-ocr page 1-

m

DE MAATREGELEN TER BEVEILIGING

VAN HET

HOOGOVENBEDRIJF TE IJMUIDEN,
SOCIAAL-HYGIËNISCH BESCHOUWD

B. M. TER BORG

SIBLIOTHEP'^ DER
R1JKSUNIVEF.,;TEIT
UTRECHT.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

mtzMMMM

V -i

X A . •. •...

* V.

uv

SM ......

-ocr page 5-

%

'r7

•( ■ ' ;
; : .'.w ,

' I

'JL

n'

... -n-

V:, .

.■•■J .-'VS.

-Cf

■ ■ if

'Is.

h-^- ir

. -ts

m.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE MAATREGELEN TER BEVEILIGING VAN HET
HOOGOVENBEDRIJF TE IJMUIDEN, SOCIAAL-
HYGIËNISCH BESCHOUWD.

-ocr page 8-

SîlTi-

Sa

ffl

Hi

a

L

m'4

l'A-

-ocr page 9-

DE MAATREGELEN TER BEVEILIGING

VAN HET

HOOGOVENBEDRIJF TE IJMUIDEN,
SOCIAAL-HYGIËNISCH BESCHOUWD

PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE
RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP
GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS,
D
R. F. H. QUIX, HOOGLEERAAR IN DE FACUL-
TEITDER GENEESKUNDE, VOLGENS BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT, TE
VERDEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
OP DINSDAG 26 SEPTEMBER 1939, DES NA-
MIDDAGS TE 4 UUR,

DOOR

BEREND MEERTEN TER BORG

GEBOREN TE STADSKANAAL (GEM. WILDERVANK)

AMSTERDAM — 1939
N.V. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERS MAATSCHAPPIJ

BIBLIOTHEFgt;lt; OER
RUKSUNIVEF iTElT
UTRECHT.

-ocr page 10-

fl. ^

t- ■■■jv''--

TO

m

irr?quot;

i '

iC

I „ , » gt;

•w

■fx

'fï-ïfr

rr

-ocr page 11-

AAN MIJN OUDERS

-ocr page 12- -ocr page 13-

Het verschijnen van dit proefschrift biedt mij de welkome
gelegenheid U, Oud-Hoogleeraren, Hoogleeraren, Lectoren en
Docenten van de Faculteiten der Geneeskunde en der Wis- en
Natuurkunde te Groningen, mijn dank te betuigen voor het van
U ontvangen onderwijs.

De tijd, dien ik in Uwe kliniek doorbracht, Hooggeleerde Rochat,
was voor mij zeer leerzaam, terwijl ook de tijd, gedurende welken ik
onder Uwe leiding heb mogen werken, Hooggeleerde
Van Gilse
te Leiden, mij steeds in aangename herinnering zal blijven.

U, Hooggeleerde Baart de la Faille, Hooggeschatte Promotor,
ben ik bovenal veel dank verschuldigd voor de leiding en den steun,
waarmee Gij mij bij het bewerken van dit proefschrift steeds terzijde
hebt gestaan. De medewerking die ik vooral gedurende de laatste
weken van U verkreeg, zal ik niet vergeten. Uwe sympathieke
persoonlijkheid zal mij steeds bijblijven.

U, Hooggeachte Directie van de Koninklijke Nederlandsche
Hoogovens en Staalfabrieken te IJmuiden, ben ik zeer erkentelijk
voor de bereidwilligheid, waarmede Gij mij vrijen toegang verleendet
tot Uwe bedrijven en de vrije beschikking gaf over alle gegevens
welke ik voor mijn proefschrift noodig had. Ook de autotypieën
voor deze dissertatie werden door Uw bedrijf welwillend afgestaan.
Dat U, Weledelgestrenge
Ingen Housz, tijdens Uwe vacantie, mijn
dissertatie hebt willen lezen, waardeer ik ten zeerste.

Groote eerbied en bewondering. Weledelgestrenge Spies, heb
ik voor Uw persoon en voor de wijze waarop Gij Uwe taak als
Veiligheidsingenieur vervult. Voor den grooten steun, welken ik van
U mocht ontvangen, dank ik U zeer.

Bijzonderen dank ben ik U verschuldigd, Hooggeachte Blaauw,
Secretaris van de Directie van het Hoogovenbedrijf. Niet alleen
werd ik door Uwe bemiddeling in staat gesteld, het door mij be-
schreven onderwerp te bestudeeren, maar bovendien komen alle
statistische gegevens van de K.N.H.S. en de MEKOG, welke ik in
mijn dissertatie mocht weergeven en bespreken, door Uw initiatief
en onder Uwe leiding tot stand. Dat Gij ondanks Uw drukken
werkkring toch nog vele uren aan mijn werk hebt besteed, stel ik
op hoogen prijs.

-ocr page 14-

Voor de bereidwilligheid waarmede Gij, Hooggeachte Prins, mij
steeds Uwe hulp aanbood, dank ik U zeer.

Voorts betuig ik mijn dank aan de Heeren Demmers, De Waal,
Dr. Büller, Van Ginniken, Rodenberg, Burghoorn en allen,
die aan liet tot stand komen van mijn proefschrift hebben meege-
werkt.

Bijzonder erkentelijk ben ik U, Zeerervaren Staverman, voor de
wijze waarop U mij de gegevens van de Mij „De Scheldequot; ver-
strekte.

De hulp, die Gij, Zeergeleerde LiPS, mij aanbood bij de techni-
sche uitvoering van mijn proefschrift en bij het corrigeeren der
drukproeven was voor mij van onschatbare waarde.

De keurige wijze waarop U, mevrouw Holberg, het manuscript
hebt getypt, werd terecht algemeen geprezen.

Door Uwe medewerking, Hooggeachte Collega Fierstra, was
het mij mogelijk, den tijd vrij te maken, welken ik voor mijn studie
noodig had. Het vele, dat ik van U, dank zij Uwe welgefundeerde
kennis en Uwe groote practische ervaring, mocht leeren, zal mij
steeds tot grooten steun zijn. Voor de hartelijkheid welke ik van U
en Uw Gezin mocht ondervinden, ben ik U ten zeerste verplicht.

-ocr page 15-

INHOUD.

Blz.

VOORWOORD .................... 1

HOOFDSTUK I. Inleiding ............... 4

HOOFDSTUK II. Factoren, die van invloed kunnen zijn op het aantal

ongevallen en hunne beteekenis.......1]

A.nbsp;Aard van het bedrijf........12

B.nbsp;Factoren van materieelen aard.....13

C.nbsp;Factoren, samenhangend met de omstandig-
heden, waaronder moet worden gewerkt . 14

D.nbsp;Oorzaken, samenhangend met de verstand-
houding, die er heerscht in een onderneming 22

E.nbsp;Mentaliteit ten opzichte van het veiligheids-
vraagstuk die er in een onderneming heerscht 23

F.nbsp;Individueele factoren bij den werknemer . 24

G.nbsp;Factoren, niet samenhangend met de fre-
quentie, maar van invloed op de gevolgen

van ongevallen..........45

H.nbsp;Factoren met betrekking tot ongevallen op
weg naar huis en omgekeerd.....47

HOOFDSTUK III. Maatregelen die kunnen leiden tot de vermindering

van het aantal en van de beteekenis der ongevallen 48

A.nbsp;Algemeene hulpmiddelen, waarvan bij het
beveiligen van een bedrijf gebruik moet
worden gemaakt .........49

B.nbsp;Maatregelen, samenhangend met de outillage

van het bedrijf..........58

C.nbsp;Maatregelen, samenhangend met de omstan-
digheden waaronder gewerkt moet wordennbsp;59

D.nbsp;Bevordering van een goede sfeer in de werk-
plaats .............61

E.nbsp;De opvoeding tot veilig werken ....nbsp;62

F.nbsp;Verbetering van individueele factoren . .nbsp;69

G.nbsp;Maatregelen, die dienen, om bij plaats heb-
bende ongevallen de gevolgen te beperkennbsp;72

-ocr page 16-

Biz.

HOOFDSTUK IV. Beschrijving van het Hoogovenbedrijf en de neven-

bedrijven ...............84

A.nbsp;Ontwikkeling...........84

B.nbsp;Fabricage-scheraa .........86

C.nbsp;De inrichting en werking der fabrieken . .nbsp;87

K.N.H.S.............87

De MEKOG...........100

De CEMIJ ...........103

HOOFDSTUK V. Beschrijving van de wijze waarop bij het Hoogoven-

bedrijf de statistieken tot stand komen.....104

HOOFDSTUK VI. Bespreking van de ongevallenstatistieken van het

Hoogovenbedrijf . ;..........116

HOOFDSTUK VII. De organisatie van den veiligheidsdienst bij de

K.N.H.S., Mekog en Cemij ........128

HOOFDSTUK VIII. De opvoeding tot veilig werken bij het Hoogoven-
bedrijf ................147

HOOFDSTUK IX. Besluit................165

SAMENVATTING ...................172

RESUME.......................175

ZUSAMMENFASSUNG .................178

SUMMARY ......................181

LITERATUUR.....................184

-ocr page 17-

voorwoord.

Een paar jaren geleden, toen ik als waarnemend arts praktijk
uitoefende te Velsen, werd ik ontboden naar de terreinen van het
Hoogovenbedrijf te IJmuiden, voor de behandeling van een patiënt,
Wien een ernstig ongeval was overkomen.

Toen ik de eerste hulp had verleend en het formulier van de
Rijks-Verzekerings-Bank had ingevuld, dacht ik, dat de zaak daar-
mede voor mij wel afgeloopen zou zijn, maar toen wachtte mij nog
de nauwkeurige beantwoording van vele vragen die mij door den
veiligheids-ingenieur werden gesteld.

Het trof mij hierbij, hoe alles in het werk werd gesteld om de
oorzaak van het ongeval op te sporen en hoe getracht werd de
toedracht van het ongeval te reconstrueeren. Voor mij, die pas was
afgestudeerd en afkomstig ben uit het Noorden des lands, waar wèl
vele middelgroote bedrijven worden gevonden, maar waar werkelijke
grootbedrijven vrijwel ontbreken, was dit alles nieuw.

Terwijl ik verder een groot bord opmerkte, waarop de reeds van
verre duidelijk leesbare woorden: „Werkt veiligquot; stonden, terwijl
voorts mijn aandacht werd getrokken door een keurig geschilderd
houten gebouw met het opschrift „Veiligheids- en Arbeidsmuseumquot;
en ik bovendien de meeste werklieden veiligheids-insignes zag
dragen, daar ontkwam ik niet aan den indruk, dat bij het Hoog-
ovenbedrijf te IJmuiden zeer veel gedaan wordt voor de bestrijding
van ongevallen.

Toen ik later dan ook voor längeren tijd te Velsen kwam wonen,
besloot ik een nadere studie te maken over de veiligheids-organisatie
aan het Hoogovenbedrijf te IJmuiden.

De Directie verleende mij hierbij vrijen toegang tot het geheele
bedrijf en gaf mij de ongevallen-statistieken en verdere bescheiden,
welke met de ongevallenbestrijding te maken hebben, ter inzage.

Op deze wijze leerde ik het bedrijf kennen, kwam op de hoogte
van den veiligheidsdienst en Veiligheidsvoorschriften en maakte
kennis met het vele andere, dat bij de Hoogovens voor de onge-
vallenbestrijding wordt gedaan.

-ocr page 18-

Nadat ik mij aldus in het onderwerp had ingewerkt, scheen het
mij van belang, om ook nader kennis te nemen van den toestand
bij andere Nederlandsche grootbedrijven.

Daartoe zond ik een circulaire met een uitgebreide vragenlijst
aan ruim 30 der grootste ondernemingen in Nederland.

Van de ingekomen 26 antwoorden waren er 6 voor mij van geen
waarde. In 15 der antwoorden kon ik evenwel waardevolle gegevens
vinden.

Bijzonder uitvoerig waren de antwoorden van de N.V. Wilton-
Feyenoord te Rotterdam, van den Heer R. C. W.
Eisses, bedrijfs-
leider bij de Centrale ,,Noordquot; te Amsterdam, van den Heer
W. H.
de Munnik, Secretaris van de Veiligheidscommissie van
Publieke Werken te Amsterdam, en vooral van Ir.
Fetter, Chef
van de Afdeeling Arbeid van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken
te Eindhoven.

Enkele goede wenken ontving ik bovendien van de Directie der
Coöperatieve Vereeniging ,,Centraal Beheerquot;, en vooral ook van
Ir.
R. A. Gorter, Directeur van het Veiligheidsmuseum te
Amsterdam.

Bovendien gaven de Directies van 5 bedrijven mij geen schrif-
telijke mededeelingen, maar noodigden mij uit, inlichtingen ter
plaatse te komen inwinnen, en nader kennis te nemen van hunne
statistieken en veiligheidsdiensten.

Zoo bracht ik een bezoek aan: N.V. Koninklijke Maatschappij
„De Scheldequot; te Vhssingen, N.V. Rotterdamsche Droogdok Maat-
schappij te Rotterdam, N.V. Stoomvaart Maatschappij ,,Nederlandquot;
te Amsterdam, N.V. Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maat-
schappij te Amsterdam en de N.V. Thomsen's Havenbedrijf te
Rotterdam.

Tenslotte introduceerde de Directie van de Holland-Amerika Lijn
mij bij Dr.
SuNiER, Chef van den Geneeskundigen Dienst van de
,,Scheepvaartvereeniging Zuidquot; te Rotterdam.

Uit de aldus door mij verzamelde gegevens hoop ik het werk, dat
gedaan kan worden ten voordeele van de veiligheid nader uiteen
te zetten.

Het spreekt vanzelf, dat de gegevens van het Hoogovenbedrijf
hierbij wel de hoofdzaak vormen.

Ik stel mij dan ook voor, in de eerste drie hoofdstukken het

-ocr page 19-

onderwerp in het algemeen te behandelen, zulks aan de hand van de
door mij bestudeerde literatuur en de aan mij door andere onder-
nemingen verstrekte gegevens.

Om het lezen van de daarop volgende hoofdstukken te vergemak-
kelijken, zal ik in het vierde hoofdstuk een beschrijving geven van
het Hoogovenbedrijf, ook beschouwd uit een oogpunt van onge-
vallen-geneeskunde.

Daarna zal ik aangeven de wijze, waarop aldaar de ongevallen in
de statistieken worden verwerkt, terwijl het volgende hoofdstuk
gewijd zal zijn aan het weergeven en beschrijven der statistieken
zelve.

In de laatste hoofdstukken behandel ik de veiligheidsorganisatie
in het Hoogovenbedrijf en datgene, wat gedaan wordt om de werk-
lieden van het Hoogovenbedrijf op te voeden tot veilige werkers.

Aldus hoop ik in eenige mate bij te kunnen dragen tot vermeer-
dering van de kennis der verschillende factoren, die bij het ontstaan
van ongevallen van invloed zijn en van de maatregelen, welker toe-
passing, al naar de locale omstandigheden, door de werkgevers
overwogen kan worden.

-ocr page 20-

HOOFDSTUK L
Inleiding.

In de jaarlijks door de Algemeene Landsdrukkerij uitgegeven
„Ongevallenstatistiekquot;, samengesteld ter voldoening aan de be-
palingen van Artikel 10 der Wet op de Rijksverzekeringsbank en
de Raden van Arbeid, vinden we gegevens welke betrekking hebben
op het aantal der in een bepaald jaar voorgekomen ongevallen,
voorzoover daarvan aangifte als bedoeld in art. 66, 2de lid der
Ongevallenwet (1921) plaats vond. Hieronder geef ik deze gegevens
weer (waarbij de ongevallen verder zijn onderscheiden naar het
gevolg van het letsel), zooals die voorkomen in de drie laatste
uitgaven:

Als ongeval werden aangegeven in

1934

1935

1936

met als gevolg:

a. Uitsluitend genees- en heelkundige

behandeling:

41.632

42.888

45.847

b. Invaliditeit van korter dan 6 weken:

94.932

88.384

87.617

c. Invaliditeit van langer dan 6 weken:

7.459

6.570

6.569

d. Dood:

267

289

273

Tezamen:

144.290

138.131

140.306

Het aantal ongevallen, waarvoor geen schadeloosstelling werd
gegeven (geen ongeval in den zin der wet) laat ik onvermeld.
Bovendien zijn nog ongevallen voorgekomen, waarvan geen aangifte
ex bovengenoemd artikel behoefde plaats te vinden. Dit zijn de
ongevallen met een korteren invaliditeitsduur dan 6 weken, voor-
gekomen in ondernemingen met een erkenden geneeskundigen
dienst, voor zoover de getroffene uitsluitend door een aan genoem-
den dienst verbonden geneeskundige werd behandeld. Het aantal
hiervan bedroeg in 1934: 7.846, in 1935: 7.767 en in 1936: 9.376.
Hieronder zijn niet begrepen de in genoemde ondernemingen voor-

-ocr page 21-

gekomen ongevallen met uitsluitend geneeskundige behandeling,
daar die niet ter kennis van de Bank werden gebracht.

Uit deze getallen blijkt, dat het aantal bedrijfsongevallen, hoewel
veel kleiner dan b.v. de verkeersongevallen, ook in Nederland nog
steeds groot is, ondanks het feit, dat ons land er in verhouding tot
andere landen zeer gunstig voor staat.

In deze cijferreeks zit iets tragisch: immers zij geeft weer het
aantal menschen, dat, terwijl zij bezig zijn in hun levensonderhoud
en dat van hun gezin te voorzien, het slachtoffer worden van een
ongeluk.

Het is duidelijk, dat hierin voorzieningen moeten worden getroffen
en ook onze Wetgever heeft dat gevoeld. Het is dan ook geen
toeval, dat aan de Ongevallenwet eerder een plaats werd gegeven
in de rij der sociale wetten dan aan Invaliditeits- en Ziektewet.

Om nu het ongevallengevaar in den ruimsten zin te bestrijden
staan de volgende voorzieningen open:

10. Het voorkómen van het ongeval. Dit is de meest zegenrijke.

Het voorkómen van het ongeval heeft een materieelen en een
geestelijken kant.

De materieele zijde behoort in hoofdzaak tot het terrein van de
ingenieurs en van het technisch onderlegd personeel.

De geestelijke kant, die minstens even belangrijk is, is het werk
van allen, die met het bedrijf te maken hebben. Gezamenlijk moet
voor de grootst mogelijke veiligheid worden gezorgd.

Wil alles kans van slagen hebben, dan is het evenwel in de aller-
eerste plaats noodzakelijk, dat juist van de hoogste leiding een
stuwende kracht uitgaat, die een gunstigen invloed uitoefent op
alle lager geplaatste instanties.

20. Het slachtoffer van een ongeval tot herstel brengen.

Dit is dus vooral het werk van den medicus.

30. Mocht herstel niet kunnen worden bereikt, dan blijven er
twee andere voorzieningen over, om de nadeelen van een ongeval
voor den getroffene te verminderen:

a.nbsp;het verleenen van een blijvende uitkeering, teneinde de ver-
loren gegane arbeidskracht te vergoeden;

b.nbsp;maatregelen te treffen, om den niet geheel validen arbeider
zoodanigen arbeid te verschaffen, dat hij tóch in staat is in zijn
onderhoud te voorzien.

-ocr page 22-

Dit laatste vooral is voor den getroffene van grooten moreelen
invloed en helpt hem, zijn gevoel van eigenwaarde terug te vinden.

In vele grootbedrijven worden dan ook maatregelen getroffen om
voor de slachtoffers van ongevallen passend werk te zoeken en
veel goeds is op dit gebied in Nederland reeds verricht door de op
31 Augustus 1927 opgerichte „Nederlandsche Vereeniging tot
Bevordering van Arbeid voor Onvolwaardige Arbeidskrachtenquot;,
meer bekend als de A.V.O.

Het is mijn bedoeling, speciaal het eerste der door mij genoemde
drie punten nader te beschouwen, alhoewel eveneens enkele op-
merkingen over punt 2 gemaakt zullen worden.

Maar eerst zal ik nog ingaan op de vraag: „Aan wien komen
de maatregelen die in het werk gesteld worden om het totale aantal
ongevallen en hun beteekenis te beperken, ten goede?quot;, want het is
een niet te ontkennen feit, dat het streven naar de grootst mogelijke
veiligheid in een fabriek geld kost, vaak veel geil Zoo loopt het
bedrag, dat de Hoogovens besteden voor de ongevallenbestrijding
in de tienduizenden en is belangrijk hooger dan het bedrag, dat als
resultaat van deze ongevallenbestrijding geacht kan worden op de
kosten der ongevallen te worden bespaard.

I. Het meeste profijt trekt ongetwijfeld de werknemer van de
veiligheidsmaatregelen, want hij heeft als eenig kapitaal zijn gezond
lichaam en dat kapitaal dreigt door een ongeval in zijn geheel te
worden vernietigd.

De getroffene is de man, die de pijn heeft te dragen van het hem
overkomen lichamelijk letsel. Hij zal, indien het ongeval aanleiding
geeft tot werkverzuim, in het algemeen gedurende de karenz-dagen
geen loon ontvangen, of, indien het staken van den arbeid langer
duurt dan drie dagen, zal hij 20 % van zijn loon derven. Duurt de
ongeschiktheid tot werken langer dan 6 weken, dan wordt dit 30 %.

Mocht de getroffene geheel invalide worden, dan is de derving
van inkomsten 30 %, waarbij komt de moreele factor: het besef een
nutteloos mensch in de maatschappij te zijn.

Blijft de getroffene voor een bepaald percentage invalide, dan
krijgt hij wel een overeenkomstig percentage van 70 % van zijn
oorspronkelijk loon als invaliditeitsuitkeering, maar het zal hem bij
de huidige economische toestanden vrijwel onmogelijk zijn, werk
te vinden; want practisch geen werkgever wil bij den overvloed

-ocr page 23-

van volwaardige arbeidskrachten thans een onvolwaardige in dienst
nemen.

Is het ongeval de oorzaak van den dood van den getroffene, dan
is het leed van de achterblijvende familie niet te schatten. Wie van
dichtbij een doodelijk ongeval heeft meegemaakt, kan daarover
oordeelen; de uit te keeren weduwen- en weezenrente is slechts
een materieele tegemoetkoming.

II. Is het bestrijden van bedrijfsongevallen dus in de eerste
plaats van belang voor den werknemer, ook de werkgever heeft
reden te over om er aan mede te werken:

A.nbsp;Uit moreele overwegingen. Een werkgever zal niet dulden,
dat de kans op zware ongevallen in zijn bedrijf groot is.

Een der meest gezaghebbende scheepsbouwers in Nederland ver-
telde mij, dat vroeger het bouwen van een schip gerekend werd drie
dooden te kosten. Dit is voor een werkgever geen prettige gedachte!

Derhalve is een werkgever moreel verplicht, voor een zoo groot
mogelijke veiligheid zorg te dragen, ook al overtreffen de door hem
op deze wijze te maken onkosten de eventueel door hem uitgespaar-
de ongevals-uitkeeringen.

B.nbsp;Uit [inancieele overwegingen. Het voorkómen van een on-
geval beteekent de besparing van zeer veel onkosten, welke we als
volgt kunnen verdeelen:

10. De bij de Ongevallenwet verplichte uitkeeringen moeten
worden gedaan, in hoofdzaak neerkomend op:

a.nbsp;Kosten der geneeskundige behandeling, ziekenhuisopneming,
autovervoer, etc.;

b.nbsp;Vergoeding van loonderving gedurende de tijdelijke invali-
diteit;

c.nbsp;Uitkeering van rente bij blijvende invaliditeit;

d.nbsp;Uitkeering van begrafeniskosten en weduwen- en weezen-
pensioen bij dood.

20. Gebeurt er een ernstig ongeval, dan is dientengevolge de
ploeg, waarin de getroffene werkt en vaak ook een veel grooter
aantal arbeiders door psychische oorzaken voorloopig minder goed
in staat tot het presteeren van den normalen arbeid. Zoo beschrijft
Hersey in „National Safety Newsquot; (Aug. 1934), hoe een arbeider
zag, dat een van zijn collega's door een boormachine bij den mouw
gepakt en bijna om de machine gewikkeld werd. De productie van

-ocr page 24-

dezen arbeider werd nagegaan en bleek dien dag nog slechts 50 %
van het normale te zijn. Den volgenden morgen had hij zich echter
volledig hersteld.

Zelf kreeg ik een paar maanden geleden een man op het spreek-
uur,
die, begrijpelijk, nog zoo sterk onder den indruk was van een
ongeval, dat een zijner kameraden den vorigen dag het leven had
gekost en dat
hij van zeer nabij had bijgewoond, dat ik hem een
sterk
Sedativum moest geven.

30. Gewoonlijk brengt een groot ongeval verlies van arbeidstijd
van personeel met zich mede. De E.H.B.O.-ers hebben hun werk te
verrichten; de oorzaak en de toedracht moeten worden nagegaan;
de groep, waarin de getroffene werkte, staakt meestal tijdelijk den
arbeid en in minder goed georganiseerde bedrijven is het verlies aan
arbeidstijd door de overigens wel verklaarbare nieuwsgierigheid der
mede-arbeiders groot.

40. Bij een ongeval bestaat steeds de mogelijkheid, dat schade
toegebracht wordt aan materiaal.

In bovenstaande 4 punten noem ik dus de directe kosten die het
gevolg van een ongeval zijn voor den werkgever.

De indirecte kosten zijn voor ongeschoolde arbeiders van minder
belang dan voor de geschoolde en stijgen met de vakbekwaamheid
van den getroffene:

10. Een vakbekwaam arbeider is vaak moeilijk te vervangen;
daardoor is er bij tijdelijke invaliditeit een groote kans op stagnatie
in een bepaald onderdeel van het bedrijf. In sterkere mate geldt
dit natuurlijk voor den arbeider, die voor een bepaald gebied is
gespecialiseerd.

Ook het samenwerken in groepsverband bij vervanging kan in
den beginne moeilijkheden opleveren.

20. Een vakarbeider vertegenwoordigt voor den werkgever een
zeker kapitaal, op grond van de scholing, die hij heeft ondergaan;
immers, er is een tijd geweest, dat de geschoolde arbeider meer
verdiende dan zijn werk waard was, omdat hij het werk moest
leeren. Dit teveel betaalde komt normaliter later wel weer terug,
want er zal een tijd komen, waarop zijn werk meer waard is dan
het geld, dat hij ervoor verdient. Maar, wat komt er van deze be-
rekening terecht als de werkman bijvoorbeeld op 35-jarigen leeftijd
door een ongeval sterft of
invalide wordt?

-ocr page 25-

C. Het besef, dat in een fabriek de veiligheidstoestand uitstekend
is,
geeft den arbeider een rustig, prettig gevoel en hierdoor zal het
hem mogelijk zijn, zijn levenstaak met meer opgewektheid en vreugde
te verrichten en de kwaliteit van den door hem geleverden arbeid
zal er gunstig door worden beïnvloed.

III. Apart wil ik noemen den zegenrijken invloed, dien arbeider
en werkgever gezamenlijk ondervinden bij het werk voor de
veiligheid.

Welke politieke opvattingen men ook moge voorstaan en welken
staatsvorm men ook als de ideale beschouwt, men zal het er steeds
over eens zijn, dat zij, die werken in eene onderneming, daarin
moeten samenwerken.

De tijden, dat werkgever en werknemer als twee antipoden tegen-
over elkaar stonden, zullen langzamerhand voorbij zijn. Behalve
de gewijzigde, maatschappelijke verhoudingen heeft daaraan mede-
gewerkt het feit, dat de leider der onderneming vroeger de eigenaar
zelf was, terwijl nu de onderneming vaak is een naamlooze vennoot-
schap, waarbij ook de leider in meerdere of mindere mate de
werknemer is. De onderneming is daardoor veel meer geworden een
,,werkgemeenschapquot;.

De arbeider geeft aan deze werkgemeenschap zijn kracht, zijn
vakkennis en zijn tijd; ook de leider geeft zijn kennis, zijn organisato-
risch talent en zijn tijd; de aandeelhouder geeft zijn geld en draagt
daarmede het risico, dit te verliezen. Maar
allen hebben even veel
belang bij het bedrijf en goede resultaten komen iederen deelnemer
aan de werkgemeenschap ten goede.

Waar men dus gezamenlijke belangen heeft, daar heeft men ook
gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het bedrijf te dragen en
daar heeft men samen te werken. Voor deze samenwerking is echter
zeker noodig een elkaar waardeeren en begrijpen, het kennen van
elkanders belangen en moeilijkheden en het respecteeren van elkan-
ders opvattingen.

Voor velen zal de gedachte van samenwerking, van gemeenschap-
pelijk gedragen verantwoordelijkheid nog wel vreemd zijn, hoogstens
een toekomstbeeld.

Maar niet vreemd is het, dat er wordt samengewerkt aan den
opbouw van een der onderdeden van het bedrijf, waarbij werkgever

-ocr page 26-

zoowel als werknemer, zooals ik heb aangetoond, beide even sterk
geïnteresseerd zijn:
het werk voor de veiligheid!

De doelsteUing van de veiligheids-organisatie is er een, waarover
al heel weinig verschil van meening kan bestaan. Het nut hiervan is
voor allen groot en de noodzakelijkheid om er in samen te werken,
is door allen aan te voelen.

Bovendien heeft het werk voor de veiligheid het voordeel, dat
ieder zijn beste krachten er aan kan geven en tot het doel mee-
werken, onverschillig of hij een ongeschoold arbeider of wel een
der voornaamste leiders is. En hierdoor is het mogelijk, dat er beter
contact wordt verkregen tusschen de verschillende partijen, hetzij
door een persoonlijk gesprek, hetzij in de veiligheidsvergadering.

Zoo wordt dus het verantwoordelijkheidsgevoel voor de veilig-
heid, gemeenschappelijk gedragen als ze wordt, de eerste stap tot
het dragen van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor
het geheele bedrijf en tevens de eerste stap tot verbetering van de
verhouding tusschen alle partijen.

Dat er dus tijd en geld besteed wordt aan de veiligheid is niet
enkel en alleen om de verzekerings-onkosten te drukken, zooals vaak
door niet-begrijpenden wordt verondersteld, maar heeft een veel
grootere waarde.

-ocr page 27-

HOOFDSTUK II.

Factoren, die van invloed kunnen zijn op het aantal ongevallen
en hunne beteckenis.

Het behandelen van bovenstaand onderwerp biedt groote moei-
lijkheden, daar verschillende studierichtingen een deel ervan tot hun
gebied kunnen rekenen.

De kennis der oorzaken heeft een materieelen, een psycholo-
gischen en een zuiver medischen kant.

Daar het een zuiver technisch gebied is, zal ik de factoren die
gerekend kunnen worden te behooren tot de materieele zijde slechts
noemen en er alleen zoo noodig enkele mededeelingen aan toe-
voegen.

Verder wil ik al direct de opmerking maken, dat de factoren
die een rol spelen bij het ontstaan van een ongeval, zich eigenlijk
niet in hokjes laten verdeelen. Men kan nu eenmaal niet zeggen:
dit ongeval gebeurde, omdat de getroffene nog maar 17 jaar oud
is, een ander, omdat de fabriek niet doelmatig verlicht was en
een derde, omdat de getroffene het slecht met zijn werkbaas kan
vinden. Wij kunnen de oorzakelijke factoren wèl ontleden, maar
wij moeten ons ervan bewust zijn, dat er bijna steeds een samen-
gaan van diverse invloeden is. Dit heeft in zooverre een prettigen
kant, dat reeds het wegnemen van slechts één der oorzaken dikwijls
een ongeval kan voorkomen. Vandaar, dat de taak, om de schade-
lijke invloeden te elimineeren, een dankbare is.

In dit hoofdstuk en in het volgende maak ik vaak gebruik van
statistieken van verschillende bedrijven. Ik moet er hierbij wel op
wijzen, dat het niet opgaat, om de getallen van die bedrijven met
elkaar te vergelijken om aldus conclusies te trekken omtrent de
meerdere of mindere mate van veihgheid, die er in zoo'n bedrijf
heerscht. Het aantal factoren waarmede rekening gehouden moet
worden is te groot, dan dat men dit zou kunnen doen.

-ocr page 28-

Het aantal en de beteekenis der ongevallen, die in een onder-
neming voorkomen zijn afhankelijk van:

A. Aard van het bedrijf.

Het is duidelijk, dat een metaalgieterij meer kans op ongevallen
biedt dan een chocoladefabriek.

Bij het Classificatie-besluit van 16 April 1925 worden de be-
drijven daarom door de Rijksverzekeringsbank ingedeeld in 93
gevarenklassen. Naarmate de kans op ongevallen in een bepaald
bedrijf grooter is, is de gevarenklasse hooger en hiermede corres-
pondeert de te betalen verzekeringspremie.

In dit verband dient te worden opgemerkt, dat verschillende
soorten van bedrijven ten opzichte van elkander, wat de gevaren
betreft die aan die bedrijven kleven, niet vergeleken mogen worden
naar de gevaren-klasse, waarin ze zijn ondergebracht; de gevaren-
klassen der R.V.B. staan slechts in verband met de financieele
uitkomsten van een bedrijfssoort over een bepaalde periode. De
gevarenklassen voor verschillende bedrijven kunnen in de eene
periode dus veel overeenkomst vertoonen, in de andere aanmerkelijk
verschillen, al naar de gevaren, inhaerent aan een bedrijf, in een
eraan voorafgegane periode al of niet tot uiting zijn gekomen.

Elke gevarenklasse bevat wederom een aantal gevarencijfers,
welke dienen om het verschil in gevaar uit te drukken, dat de
uitoefening van hetzelfde bedrijf oplevert bij verschillende werk-
gevers. Op dit laatste kom ik nog terug.

In dit opzicht is ook van veel invloed de tijd, gedurende welke
de onderneming reeds in werking is. Het is een bekend feit, dat
gedurende de eerste maanden na de inbedrijfstelling van een
onderneming het aantal ongevallen veel grooter is dan na eenige
jaren. Dit hangt ten nauwste samen met de moeilijkheden die
voort kunnen komen uit alles wat nieuw is; de bedrijfsleiders zoowel
als de werknemers hebben nog niet die ervaring, die voor elk onder-
deel noodig is. In de eerste periode heeft men te veel de aandacht
noodig voor het bedrijf-technische deel dan dat men veel tijd aan
de veiligheid kan besteden. Veelal komen de arbeiders uit ver-
schillende streken en zijn niet op elkander ingesteld; aan de samen-
werking ontbreekt dus nog veel. Ook moet er aanvankelijk vaak
met ongeoefende arbeiders worden gewerkt. Deze zijn dus ook

-ocr page 29-

onbekend met en zich onbewust van het gevaar, dat hen bedreigt.

Zeer duidelijk manifesteerde zich het verschijnsel van een groot
aantal ongelukken gedurende de eerste jaren in het Hoogoven-
bedrijf.

Een slechte reputatie in dit opzicht genoten bij de inwoners
van Velsen ook de Walsbedrijven van Van Leer gedurende het
eerste halfjaar van het bestaan dezer onderneming. Een reputatie
trouwens, die na Ij/^ jaar praktisch al is verdwenen.

B. Factoren van materieelen aard.

Deze hangen samen met:

1quot;. De vaste machines, werkplaatsen, gebouwen en andere niet
losse goederen,
of — iets ruimer ge'zegd — de inrichting en het
onderhoud van fabrieken en werkplaatsen met de outillage ervan.

20. Aard en kwaliteit der losse gereedschappen en hulpwerk-
tuigen.

Slechte toestand van gereedschappen is de bron van een groot
aantal, zij het in den regel kleinere ongevallen. Scherpe hoeken en
kanten van gereedschappen kunnen snijwonden veroorzaken; kleine,
wegspringende stukjes ijzer van bramen van hamerkoppen, beitels
en doorslagen kunnen ernstige oogletsels geven; slechte kwaliteit of
niet passende moersleutels kunnen, als ze uitschieten, leiden tot
ernstige ongevallen.

Ik noem punt 2 (hoewel ook technisch), gescheiden van punt 1,
omdat gereedschappen hierin verschillen van de machines, dat de
werkman zelf in de eerste plaats de zorg ervoor heeft te dragen,
in tegenstelling met de machines en gebouwen, op welker verzorging
de hoogere leiders vooral het toezicht hebben.

30. Kennis van werkgever en werknemer van machines, gereed-
schappen, werktuigen, enz.

In groote bedrijven laat deze kennis in het algemeen niets te
wenschen over: de arbeiders ontvangen een vakopleiding en de
bedrijfsleiders weten heusch wel, hoe een machine in elkaar zit.

Veel is hierin echter nog te verbeteren bij de werkgevers in
kleinbedrijven, die, meegaande met hun tijd, zich ook machines

-ocr page 30-

hebben aangeschaft, zonder volkomen op de hoogte te zijn van
den bouw ervan en zonder zich volkomen bewust te zijn van het
gevaar, dat die machines, vooral bij kleine defecten, kunnen
opleveren.

Ook heb ik meermalen gezien, hoe in kleinbedrijven b.v. het
negenjarig zoontje van den werkgever den electromotor mocht
inschakelen. Dit is ongelooflijk, maar waar!

Bij de Hoogovens i) is de materialenkennis natuurlijk voldoende,
terwijl ten aanzien van het bedienen der machines zulke strenge
maatregelen worden toegepast, dat iemand van de eene afdeeling
als regel de machines in een andere afdeeling niet mag gebruiken.

C, Factoren, samenhangend met de omstandigheden, waaronder
moet worden gewerkt.

1Temperatuur.

In zijn op het 7de Nationaal Veihgheidscongres te Amsterdam
gehouden rede deelde Dr.
küthe mede, dat de kennis hierover
zich nog steeds baseert op resultaten, verkregen door
osborne 6
Vernon
in een minutiefabriek.

Zij vonden het aantal ongevallen het kleinst bij een temperatuur
tusschen 65 en 69° F. Daarboven en daaronder stijgt de onge-
vallen-frequentie en wel sterker bij hoogere dan bij lagere tempe-
raturen.

Volgeri's Dr. BuRGER zouden dezelfde onderzoekers in een andere
fabriek het minimum aantal ongevallen bij een temperatuur van
70—74° F. hebben gevonden, doch dit zou liggen aan het verwar-

Het woord ,,Hoogovensquot; kan tot verwarring aanleiding geven, daar
hetzelfde woord verschillende beteekenissen kan hebben.

Soms zal ik met het woord het heele complex bedrijven (n.1. K.N.H.S.,
MEKOG en CEMIJ) aangeven. Dit is hier het geval.

Een anderen keer wordt met ,,Hoogovensquot; of met „het Hoogovenbedrijfquot; be-
doeld de K.N.H.S. in tegenstelling met MEKOG en CEMIJ.

Soms heeft het de beteekenis van de bepaalde afdeeling, n.1. dat deel van het
bedrijf waartoe de hoogovens behooren, in tegenstelling met Kooksovens,
Centrale enz.

Onder „hoogovensquot; (met kleine letter h.) versta ik de eigenlijke ovens.

Uit den tekst zal in den regel wel duidelijk blijken welke beteekenis aan het
woord gegeven moet worden.

-ocr page 31-

mingssysteem. De relatieve vochtigheid speelt hierbij ook een
groote rol.

20. Toestand van de atmosfeer, waarin gewerkt wordt.

Een gevaar vormen:

a.nbsp;explosieve gassen. Berucht is in dit opzicht het mijngas;

b.nbsp;giftige gassen. Een bekend voorbeeld is het koolmonoxyde;

c.nbsp;In een bedompte, slecht geventileerde ruimte is de mogelijkheid
voor ongevallen grooter, omdat de arbeider in zulk een omgeving
versuft en minder actief wordt, waardoor zijn waarnemingsvermogen
en reactie-snelheid verminderen, zoodat hij veel oorzaken van on-
gevallen niet meer uit den weg gaat en zich slecht kan overtuigen
van de veiligheid van de plaats, waar hij werkt.

Bij voortdurend verblijf in een slechte atmosfeer wordt de arbeider
natuurlijk lichamelijk ook minderwaardig, wat wederom een geeste-
lijke minderwaardigheid tengevolge heeft.

30. Verlichting.

Een ondoelmatige verlichting kan zijn:

a.nbsp;te zwak.

Dan kan niet vlug worden waargenomen, terwijl de oogen spoedig
vermoeid worden. Bij een voortdurend ingespannen kijken treedt
vrij snel vermoeidheid van de oogen op, met als gevolg pijn der
oogen, hoofdpijn en ten slotte vermoeidheid van het geheele lichaam,
met daardoor een hooger ongevalsrisico.

b.nbsp;te scherp.

Dan treedt een soortgelijke, tijdelijke verblinding op, als waar-
van wielrijders, die op een donkeren weg een auto met felle lichten
tegenkomen, het slachtoffer worden. Gedurende eenigen tijd nadat
een fel licht op het oog heeft ingewerkt ziet men een zwarte vlek,
en waarneming van de omgeving is hierdoor een paar seconden
onmogelijk. Deze korte tijd kan noodlottig worden. Bovendien geeft
te fel licht op den duur weer vermoeidheid, hoofdpijn, enz.

c.nbsp;ongelijkmatig.

Dit ziet men als in electrische leidingen spanningsschommelingen
optreden door ongelijkmatige belasting, in- en uitschakeling van
motoren en dergelijke.

d.nbsp;slecht gericht.

-ocr page 32-

Velen zullen wel eens een lezing hebben bijgewoond, waarbij
de lamp, door onjuisten stand, niet alleen den lessenaar van den
spreker verlichtte, maar bovendien het publiek in de oogen scheen.
In zoon geval is het heel moeilijk, de aandacht op den spreker te
bepalen. Op analoge wijze kan door slecht geplaatste verlichting de
aandacht van den arbeider van het werkvlak worden afgeleid.

Bovendien zijn nog van invloed:

e. De plaatsing der lampen. Deze kan zóó zijn, dat er sterke
schaduwbeelden optreden. Hoewel de geheele werkplaats dan be-
hoorlijk is verlicht, kunnen sommige punten tóch te donker zijn.

Het aanwezig zijn van spiegelende of glinsterende vlakken.
Ook dit kan zeer hinderlijk zijn. Dit verschijnsel is bekend bij school-
kinderen, die den onderwijzer waarschuwen, dat zij niet op het
zwarte bord kunnen zien, omdat het „glimtquot;.

g.nbsp;Het kan voorkomen, dat er verschil in sterkte is tusschen de
verlichting van de eene werkplaats en de andere. Arbeiders, die
veel van het eene vertrek naar het andere loopen, moeten dus
telkens adapteeren, wat op den duur zeer vermoeit.

h.nbsp;Op uitgestrekte fabrieksterreinen, zooals wij die b.v. bij de
Hoogovens kennen, is het mogelijk, dat bepaalde punten, o.a. ge-
deelten van wegen, niet verlicht zijn. Ook hier krijgen we dus een
verhoogde kans op ongelukken.

Dr. Küthe deelt mede, dat volgens Engelsche en Amerikaansche
onderzoekingen er in 20—25 % van de ongevallen de nauwste
samenhang tusschen verlichting en bedrijfsongevallen bestaat. Het
lijkt mij echter wel moeilijk, te beoordeelen, of de basis van zoo'n
onderzoek goed is.

Speciaal de stuwadoorsbedrijven hebben langen tijd moeilijkheden
gehad met de verlichting in de scheepsruimen. Volgens den arbeids-
inspecteur van de Maatschappij ,,Nederlandquot; heeft dit veel onge-
vallen veroorzaakt. Ook in de vergaderingen van Veiligheidscom-
missie II van het Hoogovenbedrijf, de Commissie waarin o.m. de
loswal-arbeiders zitting hebben, is dit onderwerp herhaaldelijk ter
sprake gekomen. Gelukkig worden thans vrijwel overal de ruimen
van grootere schepen vanuit het schip zelve verlicht.

40. Orde en netheid, uitgaande van den werkgever.

Als de werkgever geen opdracht geeft, dat er in de fabriek orde

-ocr page 33-

en netheid moet heerschen, dan heeft dat niet alleen op zichzelf al
een slechten invloed op het ongevallencijfer, maar ook de psychische
invloed op de werknemers is dan slecht, want ook zij gaan dan de
netheid verwaarloozen; speciaal in die bedrijven (en hoevele zijn
dat er niet!), waar tijdelijk veel grondstoffen of afvalstoffen aan-
wezig zijn, geldt dit. Hier vooral moet de werkgever zorg dragen,
dat deze materialen ordelijk op een bepaalde plaats kunnen worden
bewaard.

Een mooi voorbeeld van orde, uitgaande van den werkgever
is een maatregel, getroffen door de Maatschappij „Nederlandquot;,
waarbij bij het laden en lossen de luiken keurig op een rij, op een
afstand van 1 Meter vanaf de ruimopeningen moeten worden neer-
gelegd.

5quot;. Arbeidstempo.

De verhouding tusschen arbeidstempo en ongevallen is veelvuldig
onderzocht, zonder dat men nog tot zekere conclusies is gekomen.

Vernon vindt een toeneming van het aantal ongevallen bij een
verhoogd arbeidstempo en gaat zelfs zóó ver, dat hij aan vermoeid-
heid een gunstigen invloed toekent, omdat men dan langzamer
werkt.

Naar aanleiding van het verband tusschen tempo en vermoeid-
heid t.o.v. de ongevallenfrequentie, wil ik nader ingaan op de
getallen van twee Nederlandsche bedrijven, waarin een verdeeling
van het aantal ongevallen naar het uur van den dag wordt gegeven.

De eerste is een kromme van Philips, welke in 1936 door Dr.
Burger is besproken. Ir. Fetter was zoo welwillend, mij hierover
nog nadere inlichtingen te geven.

Bij de Philipsfabrieken is in den morgen door circa 95 % van de
arbeiders regelmatig van 8 tot 12 uur gewerkt. Uit de totaal-
cijfers over de jaren 1931 tot en met 1935 blijkt, dat het totaal
aantal ongevallen in die jaren ongeveer is als volgt:

van 7—8 uur 155 ongevallen

165
235
300
270
150

8—9

9—10
10—11
11—12
12—1

-ocr page 34-

Hieruit blijkt dus, dat het aantal ongevallen tusschen II en 12
uur lager is dan tusschen 10 en 11 uur. Gedurende het laatste uur
van den morgen zakt het arbeidstempo, hetwelk in het daarvóór
liggende uur het hoogst is.

We hebben hier dus een samenhang tusschen tempo en onqe-
vallen-frequentie, terwijl de daling tusschen 11
en 12 uur pleit
tegen een invloed van de vermoeidheid.

De ongevallen van 7 tot 8 uur en van 12 tot 1 uur zijn voor een
groot deel straatongevallen.

In de middaguren vinden we een dergelijken top in het voor-
laatste uur, maar daar de werktijden in de periode van 5 jaren

waarover deze kromme gaat, erg wisselden, is de waarde hiervan
minder groot.

De 2de graphiek gaat over I'homsen's Havenbedrijf
Bij Thomsen's Havenbedrijf te Rotterdam, waar ongeveer 800
arbeiders in dienst zijn, wordt, zooals vaak gebruikelijk is in het
havenbedrijf, gewerkt in taken; de morgentaak van 8 tot 12 uur
en de middagtaak van 1 tot uur zijn de belangrijkste. Hierbij
moet ik opmerken, dat de middagschafttijd niet precies is van 12 tot
1 uur, doch dat deze ligt tusschen 12 en 2 uur, doordat de werkers
elkaar beurtelings aflossen. Tusschen 12 en 2 uur zijn er dus onge-
veer de helft der arbeiders bezig.

Nu wordt bij Thomsen's Havenbedrijf over de drie jaren, dat hier

statistieken worden gemaakt, onderstaande kromme gevonden ten

opzichte van de relatie tusschen het aantal ongevallen en het uur
van den dag.

Wij zien dus een top om 10 uur en daarna een daling. Des mid-
dags om 2 uur wederom een top en daarna eerst een geringe dalinq
en dan een sterke tot half 6.nbsp;^nbsp;a

Na des avonds 6 uur wordt er bij deze onderneming ook gewerkt
maar met slechts zeer weinig personeel. Het geringe aantal onqe-
vahen in den avond en des nachts is hiermede in overeenstemming
De ochtendtop hangt volgens het oordeel van den veihgheids-
inspecteur waarschijnlijk samen met het tempo en de middagtop om
2 uur zou het gevolg zijn van de gevulde maag. Het is wel merk-
waardig, dat alle jaren de krommen een gelijk verloop hebben.
Evenals bij
Philips vinden we ook hier in de latere uren van den
werktijd geen stijging van het aantal ongevallen, maar daling. Deze

-ocr page 35-

uitkomsten zijn dus in overeenstemming met de boven vermelde
meening van
Vernon.

Sprekend over het tempo wil ik erop wijzen, dat, wanneer een
Werkman b.v. 25 keer per uur over een loopplank van den wal
naar een schip heen en terug loopt, hij ly^ keer zooveel kans heeft
om in het water te vallen, dan wanneer hij maar 10 keer per uur
heen en weer gaat. Met dit voorbeeld wil ik aantoonen, dat men in

ONGEV.

9 10 II 12 13 14 15 16 1718 19 2021 22 23 24 I Z 3 4 5 6 7

[UURl

80

«36 «

20

/

\

/

\

/

s

/

\

\

y

\

80

1937

20

!

\

/

s

/

\

/

\

f

\

\

80

1938

20

/

\

/

\

/

\

/

f-

\

/

\

Aantal ongevallen naar het uur van den dag bij Thomsen's Havenbedrijf.

een sneller tempo het gevaar ook vaker tegenkomt. Men kan dus
zeggen, dat het aantal ongevallen per 10.000 werkuren bij een
sneller tempo hooger moet zijn dan bij een kalm tempo, zonder dat
^et gevaar in wezen grooter is.

Wanneer iemand sneller dan zijn normale tempo moet werken,
dus wanneer hij dit tempo niet kan volhouden, zijn er zeker fac-
toren aanwezig, die hem meer kans geven op een ongeval. Ik noem:
nervositeit, gejaagdheid, té sterke concentratie op het werk zelve,
zonder op de omgeving te letten, enz.

Een verhoogd tempo kan ontstaan op de volgende wijze:
a. door stukloon;

h. doordat in bepaalde bedrijven soms in korten tijd zeer veel

-ocr page 36-

werk moet worden verricht, moet het tempo (zij het dan ook meestal
slechts tijdelijk), zeer sterk worden opgevoerd.

De Heer ElSSES van de Centrale „Noordquot; te Amsterdam deelde

mi) mede, dat dit in genoemd bedrijf bij het opheffen van storingen

vaak voorkomt en hij acht het een factor, die wel beteekenis zal
hebben.

Ook bij het Hoogovenbedrijf gebeurt het vaak, dat een geheele
afdeeling is uitgeschakeld en wacht op de reparatie van een be-
paald toestel, waaraan dan dus geweldig hard gewerkt moet wor-
den Ten aanzien van de veiligheid worden hier in zoon geval
steeds extra maatregelen getroffen.

c.nbsp;daar de arbeider vaak de dienaar is van de machine, is hij
gedwongen, onafhankelijk van zijn eigen kunnen, het tempo der
machine te volgen;

d.nbsp;door moderne arbeidsmethoden.

De in 1916 gestorven Amerikaansche ingenieur Taylor trachtte
door nauwkeurig elke overbodige beweging uit te schakelen het
nuttig effect van den werkman op te voeren en hij stelde zich
ten doel, alles uit den arbeider te halen wat er uit te halen
IS. De arbeider moet zich blindelings aanpassen aan de handleiding
die hem wordt uitgereikt, waarbij elke lichamelijke beweging heir
nauwkeurig wordt voorgeschreven.

Het Taylor-stelsel heeft in zijn radicalen vorm in ons land geen
mgang kunnen vinden. Wel worden hier andere systemen toege-
past, waarvan de voornaamste zijn:

A.nbsp;Het Bedaux-systeem. Hierbij wordt nauwkeurig bepaald
hoeveel arbeid een werkman in 1 minuut kan leveren Deze
arbeids-eenheid wordt B, genoemd. Van hem wordt verwacht dat
h.J per uur dus 60 B's arbeid verricht en hiervoor stelt men een
basis-loon vast. Alles wat aan arbeidseenheden meer wordt ver-
richt, wordt voor een zeker percentage extra uitbetaald.

B.nbsp;Het Rowan-stelsel. Hierbij wordt bepaald, hoeveel uren
men aan een zekere hoeveelheid arbeid mag besteden. Dit vormt
dan een loonbasis. Wordt het werk vlugger verricht, dan
krijgt de arbeider de bespaarde uren betaald volgens de formule:

gewerkte tijd

-nbsp;X bespaarde tijd

toegestane tijd

-ocr page 37-

Wordt dus over een hoeveelheid arbeid, waarvoor 100 uur is
uitgetrokken slechts 80 uren gewerkt, dan krijgt de arbeider extra
uitbetaald jW X 20 = 16 uur.

Dit bedrag kan natuurlijk weder worden verhoogd of verlaagd
®et een bepaald percentage. Doet hij er nu nog korter over, b.v.
50 uur, dan wordt extra uitbetaaldnbsp;X 50 uur = 25 uur, dus

relatief al veel minder. Zou de arbeider de hoeveelheid werk nóg
vlugg er verrichten, dan krijgt hij ook absoluut minder uitbetaald,
namelijk ^^ X 60 = 24 uur.

Hierdoor wordt ondervangen, dat profijt wordt getrokken van
inogelijke fouten, die in de oorspronkelijke berekening zijn gemaakt
en bovendien wordt té snel werken voorkomen.

Deze stelsels worden van de zijde der vakvereenigingen sterk
bestreden. Speciaal de arbeiders, die bij het Bedaux-systeem be-
neden het aantal B's blijven hebben het meermalen hard te verant-
woorden: óf zij werken boven hun kracht óf zij doen te weinig en
loopen zoodoende kans, dat de patroon hen zal ontslaan. Anderzijds
's de opzet van dit systeem vrij ruim genomen en de arbeider die
harder kan werken is nu eenmaal meer waard. Echter bestaat er ook
de kans, dat de normale arbeider, belust op een groot inkomen,
boven zijn kracht werkt.

Om genoemde systemen toe te passen, is het noodig, om de
hoeveelheid arbeid, die in een bepaalden tijd verricht kan worden,
nauwkeurig te bepalen. De verrichtingen van den werkman worden
dan met den stop-watch gecontroleerd en dit werkt veelal nadeelig
op ,,de zenuwenquot; der arbeiders. Althans daarover wordt veel

geklaagd.

In hoeverre deze klachten overdreven worden of juist zijn, is
lastig te beoordeelen; persoonlijk lijkt het mij een groot nadeel, dat
de goede verstandhouding tusschen leiding en arbeider er schade
door kan ondervinden.

De antipathie der vakvereenigingen tegen arbeidssystemen kwam
tot uiting in het Nationaal Veiligheidscongres 1938, waar de Heer
J- G. v. d. Brink van den R. K. Metaalbewerkersbond het Bedaux-
systeem fel aanviel.

Hiertegenover zegt Ir. Fetter, dat het Bedaux-systeem vooral
ook ten doel heeft, vast te stellen, waar de verliezen bij te weinig

-ocr page 38-

gepresteerden arbeid zitten. Het Bedaux-systeem heeft, aldus den
Heer
Fetter, bewezen, in een onzer groote bedrijven de veiligheid
niet in den weg te staan, want ondanks de invoering van het
Bedaux-systeem is het aantal ongevallen daar met de helft ver-
minderd.

Op het Congres kwam men tot de conclusie, dat een nader
onderzoek door een onpartijdig geneeskundige, aangewezen door de
Arbeids-Inspectie, gewenscht is.

D. Oorzaken, samenhangend met de verstandhouding,
die er heerscht:

1quot;. Tusschen werkgever en werknemer.
20. Tusschen leiders, werkbazen, voormannen en arbeiders.
30. Tusschen arbeiders onderling.
en hiermede aansluitend:

40. Mentaliteit van den werkman ten opzichte van het bedrijf
en het werk.nbsp;'

Deze onder D. genoemde oorzaken zouden aanleiding kunnen
zijn tot het houden van uitgebreide beschouwingen. Immers deze
factoren zijn niet in cijfers uit te drukken en niets exacts staat hierin
vast. En tóch is de invloed eener goede verstandhouding ontegen-
zeggelijk aanwezig.

Op de kwahteit van het werk en - onmiddellijk daarmee samen-
hangend — op de mate van veilig werken is het van grooten invloed
of de werkman tevreden en opgewekt zijn arbeid verricht, of dat
hij mopperend en ontevreden zijn uren probeert vol te maken.

Bij een opeenvolging van kleine ruzie's en meeningsverschillen
met het toezichthoudend personeel, zijn de gedachten afgeleid
doordat de werkman over de behandeling, die hij al dan niet on-
rechtvaardig heeft moeten ondergaan, nadenkt. Daarbij ontstaat de
neiging, om de verantwoordelijkheid dan ook maar af te schuiven
op hem, die volgens de'voorschriften deze moet dragen. Uitsluitend
het strikt noodige wordt gedaan en daarmee uit.

Waar de verhouding tusschen arbeiders onderling niet goed is
ontstaat al gauw de mentahteit van „ben ik mijns broeders hoeders-
De arbeider zal zijn collega niet wijzen op door hem gemaakte
fouten ten aanzien van de veiligheid, want hij is onverschillig ten

-ocr page 39-

opzichte van wat er met hem gebeurt en bovendien loopt hij de kans,
'ets ten antwoord te krijgen, dat met: „Wat gaat ^'ou dat aanquot; zeer
euphemistisch is uitgedrukt.

E. Mentaliteit ten opzichte van het veiligheidsvraagstuk die er
in een onderneming heerscht.

Bij den werkgever.

In groote bedrijven, waar alle werkzaamheden volgens een
bepaald, van tevoren opgesteld schema, worden uitgevoerd, waar de
werkgever of de leider, bijgestaan door een staf van deskundigen
elk bedrijfsonderdeel bestudeert, daar zal deze in het algemeen zelf
voldoende van het nut van veiligheidswerk doordrongen zijn en hij
zal in deze richting zijn orders geven.

Niet alzoo in kleinere ondernemingen.

Hier werkt de werkgever dikwijls zelf mede, of heeft zijn aandacht
noodig voor allerlei onderdeelen en vaak kost het hem groote moeite,
om zich economisch te handhaven, gezien de zware lasten die vaak
op kleinere bedrijven drukken. Hij heeft dus niet in die mate de
gelegenheid, zich op de hoogte te stellen van de noodzakelijkheid van
Veilig werken.

Als dan in zulke bedrijven het aantal ongelukken gering is (en
absoluut is dit gering, zij het relatief meestal hoog), dan kan er bij
den werkgever een onverschilligheid ontstaan, die zich uit in ver-
Waarloozing van beveiligingen der machines, het niet controleeren
Van de kwaliteit van hulpwerktuigen, als kettingen, e.d., het geen
bezwaar hebben tegen het weglaten van veiligheidsbrillen en andere
beschermingsmiddelen, omdat dat het werk maar ophoudt, enz., en
werkman die een kleine wonde wil laten behandelen of een goed
Voorstel heeft om een machinedeel te beveiligen zal een spottende
opmerking van hem te hooren krijgen. En waar de werkgever zijn
stuwende leiding niet geeft ten aanzien van het veiligheidsvraagstuk,
daar zal ook de mentaliteit dienaangaande bij den arbeider auto-
matisch dalen.

2quot;. Bij werkbazen en opzichters.

Deze groep menschen, voortgekomen uit den kring der werk-

-ocr page 40-

nemers en direct boven hen staande, is zeer belangrijk. De opzichter
krijgt de opdrachten en hij moet die, tezamen met de werklieden
uit^voeren. Dikwijls is bij hen de wensch Aanwezig om een goeder
mdruk te maken tegenover de superieuren teneinde aldus hun kans
op promotie te vergrooten. Daardoor willen zij met het werk extra
snel opschieten, een streven, hoe loffelijk ook, .dat wel eens gepaard
gaat met verwaarloozing der veiligheidsvoorschriften.

De directies van zeer vele ondernemingen zijn van oordeel dat

de veiligheid staat of valt met den geest, die er heerscht onder
de bazen.

30. Bij de werknemers.

De klacht van vele werkgevers is, dat de veiligheidsmaatregelen
die ZIJ nemen, zoo vaak een slecht resultaat hebben, omdat de werk-
heden niet meewerken. Vele ongevallen zijn enkel en alleen te wijten

komen '

Een veiligheidsbril heeft geen nut als hij niet gedragen wordt,
een veihgheidsgordel moet falen als deze niet steeds wordt inge-
haakt. Vaak veroorzaken veiligheidsmiddelen last. Dit geldt zoowel
voor de machine-beveiliging als de beveiliging van lichaamsdeelen.
De arbeider komt in de verleiding ze daarom niet te gebruiken

In groote bedrijven zijn vele en goede gereedschappen, maar wat
helpt het, als de werkman de versleten gereedschappen niet inruilt
egen nieuwe of de bramen van een beitel niet verwijdert of ver-
keerde gereedschappen gebruikt, in plaats van doelmatige te halen?

F. Individueele factoren bij den werknemer.

In zijn „Handbuch der Berufskrankheitenquot; behandelt Koelsch
ZIJ het in het kort, ook de oorzaken van ongevallen. Volgens hem
ontstaan deze voor
40 % door de schuld van den arbeider, voor 15 %
door de schuld van den werkgever, voor
40 % door hedrijfsqevaar
terwijl
5 % „der höheren Gewaltquot; is toe te schrijven

Het woord schuld, zegt Koelsch, kan men beter vervangen door
„mdividuel en Unfallsfaktorquot;, immers, van
schuld kan men pas
spreken, als er grove nalatigheid wordt gepleegd, als veiligheid-

-ocr page 41-

voorschriften worcien verwaarloosd, beveiligingen worden verwij-
derd, enz. Maar vele ongevallen komen voor, die wél door den
getroffene worden veroorzaakt, m.aar waarbij niet direct van
schuld
gesproken mag worden. Deze zijn toe te schrijven aan een aantal
factoren, die onmiddellijk samenhangen met den persoon van den
getroffene. Deze factoren zijn:

10. Lichamelijke toestand.

Vele ziekten en speciaal de sleepende ziekten hebben een na-
deeligen invloed op den algemeenen lichaamstoestand van den werk-
man. Daardoor ontbreekt het ,,zich fit voelenquot; en hierdoor wordt
ook aan den psychischen toestand schade toegebracht. De lust in
het werk ontbreekt en de aandacht ervoor verslapt. Een zich in een
dergelijken toestand bevindend werkman heeft meer kans op onge-
vallen dan een normaal, physiek volwaardig collega.

20. Psychische toestand.

Als ik spreek over psychischen toestand, denk ik niet in de eerste
plaats aan de eigenlijke psychosen, hoewel ook een beginnende
krankzinnigheid gevaarlijk kan zijn. Ik zal niet vergeten, hoe ik eens
naar de Centrale van een der groote fabrieken te Velsen werd
geroepen, omdat een lijder aan een beginnende dementia paralytica
daar bezig was allerlei handles, waarmede hij niets te maken had,
over te halen.

Meer wil ik de aandacht vestigen op de psychische invloeden bij
die personen, die in het dagelijksch leven geacht worden normaal
te zijn. Deze zijn;

a.nbsp;Overdreven opgewektheid (o.a. bij cycloïde personen).

Hier dus snel reageeren, snel denken en een gevoel van veel te

kunnen, met daarnaast minachting voor opgelegde beperkingen in
het handelen, dus minachting ook voor veiligheidsvoorschriften.

b.nbsp;Depressieve toestanden, voortkomende uit de persoonlijkheid
zelve (o.a. bij cycloïde personen), welke dus gepaard gaan met
geremdheid, traag reageeren, trager denken en minder de aandacht
hebben bij het werk. De bewegingen worden langzamer en met
minder zelfvertrouwen uitgevoerd.

c.nbsp;Depressie met een niet-inwendige oorzaak. Deze kunnen

-ocr page 42-

voortkomen door moeilijkheden met werkbazen of collega's door

hJ^'T.v^'TJquot;nbsp;(Augustus 1934)

beschr, t Rex B. Hersev hoe een arbeider stond te werken op een

tweewiehgen kar. die elk oogenblik kon wippen. Een baas wees

hem op zijn fout, maar ontdekte hoe de man een kwartier later

op een voor het doel te korten ladder stond, dien hij geplaatst had

op een rond vlak, waardoor hij ieder oogenblik weg kon glijden

Sf:rdTepl:t'quot;

Bij het Hoogovenbedrijf kwam het onlangs voor, dat een altijd
zeer voorzichtig werkend arbeider verzuimd had zich na een opge-
loopen verwonding in de verbandkamer te melden, maar direct Lar
Jiuis gmg; zijn vrouw bleek in het ziekenhuis te hggen

hetnbsp;den arbeider, zonder dat daarvoor een

veTsehtel quot; quot;nbsp;^^ ^^ ^^^

niet voTdor^'nbsp;^^dachte om veilig te werken nog

met voldoende is doorgedrongen tot de arbeiders, komt het voor

dat men zich geneert om veiligheidsmaatregelen te nemen,
de veT ^fl^'^^^ovenbedrijf eenige jaren geleden voor het eerst

die dragen, omdat het „zoo'n gek gezicht wasquot;. Pas nadat de
ngenieurs ze f het goede voorbeeld hadden gegeven, ging men er

D::rr:nbsp;^^ eewoonste'zaak ter Lrell

Dergeh;ke voorbeelden zijn bij het Hoogovenbedrijf legio.

. Quasi-kameraadschap. Als een werkman zijn kameraad han-
dehngen ziet verrichten, welke voor hem zelf en voor anderen ge-
vaarlijk kunnen zijn, heeft deze de
p/icht den ander daarop te
wi^en en anders den werkbaas of een hooger geplaatste van'h

te van kquot;'nbsp;^^ ^^^^^nbsp;^e mentali-

teit van „Ik mag mijn kameraad niet verradenquot;, zoodat onveihae

handelingen niet worden tegengegaan en daardoor blijven er tl
standen bestaan, die een groot gevaar vormen.

ff. Een psychische oorzaak, die van veel invloed kan zijn op het
blijven voortbestaan van gevaarlijke toestanden, is de angst om een
eens gemaakte fout bij den opzichter of chef te melden Daardoor

-ocr page 43-

is het mogehjk, dat misstanden, die gemakkeUjk opgeheven hadden
kunnen worden, leiden tot catastrophen. Het is daarom het streven
van de Directie van het Hoogovenbedrijf, dat alles op open wijze
wordt besproken en gemeld (zie Hoofdstuk VIII).

30. Geschiktheid voor bepaald werk.

In het bovenvermelde artikel haalt Hersey een voorbeeld aan
van een man die „wegens overcompleetquot; een andere baan kreeg.
Na twee dagen was het aan de onhandige manier, waarop hij
over een locomotief kroop te zien, dat hij daar een te groot
risico liep. De dokter, die weinig begrip had van het bedrijf,
verklaarde hem geschikt voor het werk. Natuurlijk waren de
verschillende organen in orde, maar tezamen vormden zij niet
een lichaam, dat geschikt was, om over locomotieven te klimmen.
De baas deed zijn best, hem opnieuw op te leiden, zijn maats
probeerden voor hem op te letten, maar binnen twee maanden
had hij drie ongelukken. Men ried hem toen, naar een andere
baan te solliciteeren. De man deed dit en in zijn nieuwen werk-
kring overkwam hem practisch geen enkel ongeval.

Spreekt men deskundigen, dan bevestigen deze zonder uitzon-
dering de waarheid van het feit, dat sommige menschen op een
bepaalde plaats ongevallen krijgen, terwijl dit op een andere
plaats niet het geval is.

40. Vermoeidheid.

Groot is het verschil van meening over het punt, of vermoeid-
heid een verhoogd aantal ongevallen met zich brengt.

Om dit na te gaan zijn door diverse onderzoekers statistieken
samengesteld, maar in het algemeen leveren ze volkomen ver-
schillende resultaten op.

Koelsch deelt mede, dat er statistieken bestaan, die aantoonen,
dat het aantal ongevallen stijgt bij toenemende vermoeidheid, o.a.
bij overwerken, maar dat er ook curven zijn, waarbij met toename
der vermoeidheid de ongevallen verminderen.

Twee meeningen worden verdedigd:

a. Vermoeidheid, ook al is deze lichamelijk, geeft vermindering
der geestelijke functie, waardoor waarneming, reactiesnelheid, enz.
ongunstig worden beïnvloed, zoodat de kans op ongevallen
wordt vergroot.

-ocr page 44-

doonbsp;verlangzaming van het tempo en daar-

door wordt de kans op ongevallen geringer.

Statistisch probeert men dit na te gaan, door te bepalen od
welk uur van den dag (of hever op welk uur van den w Siid)
he aanta ongevallen het grootst is en in mindere
mat! (wan

Van de door n:iJop biz. 17 en 18 besproken statistieken resp. van
Ph.l.ps en van Thomsen's Havenbedrijf, welke een indeelina
geven naar het uur van den dag, is het resultaat, dat er
wetio
van een vermoeidheidsfactor is te bespeurennbsp;^

de St?;over 1935 van
de Staatsmijnen in het 7de uur van den werktijd het aaZl

ongevallen het hoogst is, maar dat de verschillen glL; quot; :
H er IS dus wel een aanduiding van invloed door veLoeLe d
In een referaat in „National Safety Newsquot; deelt
Hersev mede
hoe een arbeider 5 ongelukken maakte in 6
maand ^ teTkens'
na 7 uur des avonds. Hij werkte namelijk van 3-11 uur dquot;
namiddags. Bij een ingesteld onderzoek merkte men, da dez
man des morgens een cursus bijwoonde en door studie niet IIH
dan 4 uur slaap kreeg, wat hem prikkelbaar en zenuwach a
maak Hij voeMe zich echter goed,
tot hij zi,n avondl t d
had genomen. Een verstandige regeling van de dagelijkscL
werkzaamheden maakte hem tot een
veilig werker
ur^ Burger geeft in zijn in 1936 gehouden rede een verdeelina

Zs zJrT T r'quot;'nbsp;quot; aanmerking genomen, dat er

des Zaterdags korter wordt gewerkt, en wordt het absoluut

^- Zaterdags omgerekend tot het aantal
verwacht mag worden als er een normaal aantal uren zo„
worden gewerkt, dan zien wij ook hier een top

Dr. Burger acht het niet gebruiken van den Zondag volgens

lanTrjnbsp;—^hijnlijke oorzaak voor'den

Maandag op (vermoeienis, alcohol). Hiervóór pleit, dat het ver-

ruletat j ^^nbsp;gehuwde Tn

-ocr page 45-

De Zaterdagtop zou veroorzaakt worden door de bijzondere
werkzaamheden op dien dag: schoonmaken van werkplaats, poetsen
van machines, enz.

Groote verschillen, die zouden kunnen wijzen op vermoeidheids-
oorzaken, komen dus niet voor.

Ir. G. Duifjes, Hoofdingenieur der Staatsmijnen, deelt mede,
dat in een statistiek over 1935 van de Staatsmijnen blijkt, dat op
Maandag het aantal ongelukken het kleinst, op Vrijdag het grootst
is. Ook hier zijn de verschillen gering. Mocht een dergelijke kromme
sprekend zijn, dan wijst zij natuurlijk wèl op vermoeidheid.

De K.N.S.M. i) gaf mij een prachtige statistiek over de indeeling
der ongevallen gedurende de laatste 9 jaren naar de dagen der
week, maar hier is absoluut geen sprake van een top op een be-
paalden dag.

50. De duur van het dienstverband.

In zijn publicatie „Hygiëne en ongevallengevaar in de Neder-
landsche Mijnenquot; geeft
Dr. Vossenaar een statistiek over het
aantal ongevallen, dat in de Staatsmijnen plaats had per 100
arbeiders gedurende de jaren 1912—1922. Deze statistiek laat
ik hieronder volgen:

Aantal ongevallen per 100 arbeiders:

Jaar

; bij de Staatsmijnen Oranje-Nassau-mijn

1912

1913

1914

1915

1916

1917

1918

1919

1920

1921

1922

23,99
23,55
29,13
33,73
30,66
26,21
27,09
26,35
19,99
21,09
21,99

36,38
37,68
36,59
41,84
36,64
31,28
29,43
29.87
24,46
19,72
17,80

Men verwarre niet K.N.S.M. {Koninklijke Nederlandsche Stoomboot
Maatschappij) met K.N.H.S. (Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staal-
fabrieken).

-ocr page 46-

Hierbij valt dus in het oog het groote aantal ongevallen van 1914

tot en met 1919. Dr. Vossenaar wijt dit aan het feit. dat gedurende

de oorlogsjaren het mijnbouwbedrijf te maken had met veel wisse-

Img van personeel. Nederland bezat in die jaren niet een voldoend

aantal geschoolde mijnwerkers, zoodat men op buitenlanders was

aangewezen en deze kwamen en gingen. (Andere factoren gedurende

den oor og waren echter ook de uitbreiding van de bedrijven in dien

tijd en het vaak niet ter beschikking zijn van vakkundig, toezicht-

houdend personeel.) In Nederland gaven die jaren de grootste wisse-

imgen en daardoor de hoogste ongevallencijfers en relatief de
meeste dooden.

De Directeur van de N.V. Rigtersbleek (v/h G. J. van Heek ö
Zonen) te Enschedé deelde mij mede, dat zij het feit, dat het
ongevallencijfer in deze fabriek zeer laag is, ook in vergelijking met
de ongevallencijfers in andere fabrieken in Twente, mede dankt aan
het germge verloop van personeel, dat daar plaats heeft Nieuw
aangesteld personeel krijgt veel gemakkelijker ongevallen dan
personeel, dat längeren tijd op dezelfde fabriek werkzaam is Vol-
gens de Directie geldt dit speciaal voor arbeiders, die niet eerder
m fabriek of werkplaats hebben gewerkt.

Dezelfde oorzaken als die waardoor de ongevallenstatistieken
ongunstig worden beïnvloed door het verloop van personeel ver-
klaren ook het verschil in het aantal ongevallen bij het vaste en
losse personeel in diverse bedrijven.

Ik laat hier een statistiek volgen van de K.N.S.M., welke het
aantal verzuim-ongevallen aangeeft van het vaste en losse personeel
per 1000 mandagen gedurende de laatste 9 jaren.

De grijze kaart-houders zijn wèl losse werklieden, maar zij zijn
toch vrijwel voortdurend in dienst bij de K.N.S.M.

In veel mindere mate is dit het geval met de groene kaart-houders
terwijl de tweede ban kaart-houders volkomen los zijn Duidelijk
treedt hier dus het grooter aantal ongevallen bij het losse personeel
naar voren (zie pag. 31).

Ook bij het Hoogovenbedrijf is het aantal ongevallen bij het
losse personeel veel hooger dan bij het vaste. De door mij weer-
gegeven statistieken zullen dit aantoonen.

Wèl moet worden opgemerkt, dat het verschijnsel, dat losse
arbeiders meer ongevallen krijgen, zooals blijkt uit de resultaten

-ocr page 47-

van bijna alle bedrijven, niet uitsluitend is te wijten aan gebrek
aan vakbekwaamheid, routine of bekendheid met locale toestanden,
maar ook aan de omstandigheid, dat losse arbeiders vaak moeilijker
^n zwaarder werk moeten verrichten dan de vaste. Ook het feit,
dat vele losse arbeiders tegenwoordig vaak langen tijd werkloos zijn
geweest en het werk dus wat ontwend zijn speelt een rol.

vast personeel

grijze
kaart-houders

groene
kaart-houders

2de ban
kaart-houders

totaal
aantal
man-

1

verzuim
onge-
vallen

totaal

aantal
man-
dagen

verzuim !
onge-
vallen

totaal
aantal
man-
dagen

verzuim
onge-
vallen

1 totaal
aantal
man-
dagen

verzuim
onge-
vallen

dagen

per 1000
i man-dg.

per 1000
man-dg.

per 1000
man-dg.

per 1000
man-dg.

1930

100453

1.78

63581

1.63

33955

3.04 1

9281

3.45

1931

96063

2.25

50052

2.03

13362

4.57

4311

4.41

1932

82119

2.18

30622

2.15

7683

2.58

1 2082

2.40

1933

89586

1.72

35015

1.71

10371

2.22

3865

2.61

1934

95760

1.42

40644

1.64

23099

2.33

7354

3.53

1935

96211

0.91

36334

1.82

18405

2.34

5555

2.16

1936

100372

1.00

35181

1.85

21169

2.69

11403

2.63

1937

103072

1.24

45070

2.40

42053

3.26

23004

4.91

1938

110156

1.07

41666

1

2.42

28672

3.77

12763

i

6.50

60. Leeftijd.

Een dikwijls opgemerkt verschijnsel is, dat het aantal ongevallen
grooter is bij jeugdige arbeiders dan bij oudere.

Als reden daarvoor geeft Koelsch op: mindere krachtsontwikke-
ling, minder tegenwoordigheid van geest, onbekendheid met het
bedrijfsgevaar, lichtzinnigheid en stoeien.

Om gedeeltelijk dezelfde redenen zou het aantal ongevallen bij
Vrouwen ook hooger zijn dan bij mannen.

Hieraan is misschien toe te voegen, dat we bij jongeren een
grootere oppervlakkigheid vinden, waardoor veiligheidspropaganda
bij hen minder diep doordringt dan bij de oudere arbeiders en verder
hebben de jongeren een kortere veiligheidspractijk, waardoor hun

-ocr page 48-

„latent veiligheidsbesefquot;, zooals de Heer G. S. K. Blaauw, Secre-
taris van de Directie van het Hoogovenbedrijf, het zoo juist uit-
drukt, geringer is dan dat der ouderen.

Uit de curve van Thomsen's Havenbedrijf over de jaren 1936
en 1937, waarbij het gemiddelde aantal ongevallen met werkverzuim
per persoon van een bepaalden leeftijd per jaar is aangegeven komt
dit tot uiting:

I8-25J.

26-35j

36-45j

46-55j

56-65j

55-72j

l'/4
1

1936 5/4

\

-

-

-«r

134

1

—■ tt

1937 34

M

\

•--

Het verschil tusschen de groep beneden 25 jaar en de ouderen
is hier wel heel groot.

Ook vinden we een stijging boven den leeftijd van 56 jaar, maar
het aantal arbeiders van dezen leeftijd is gering, zoodat het toeval
een tè groote rol gaat spelen. Hieraan is ook de eigenaardige top
van 1936 toe te schrijven.

De K.N.S.M. gaf mij haar statistiek van het aantal verzuim-
ongevallen bij het vast personeel per 1000 mandagen, verdeeld
naar den leeftijd. De cijfers hiervan laat ik hieronder volgen (zie
pag. 33):

Deze statistiek is ten deele in strijd met wat in het algemeen
wordt gevonden. In 1931, 1933, 1934 is het aantal ongevallen van
de jongste groep werklieden lager dan het gemiddelde aantal onge-
vallen per 1000 mandagen. In de andere jaren is het aantal bij hen
hooger dan het gemiddelde, maar niet zoo erg veel. Het aantal

-ocr page 49-

1931

1932

1933

1934

totaal

verzuim

totaal

verzuim i

! totaal

verzuim

totaal

verzuim

aantal
man-
dagen

onge-
vallen
per 1000
man-dg.

aantal
man-
dagen

onge-
vallen
per 1000
man-dg.

: aantal
' man-
i dagen

onge-
vallen
per 1000
man-dg.

aantal
man-
dagen

onge-
vallen
per 1000
man-dg.

jonger

dan 21 j.

8313

0.49

3400

2.65

5233

1.34

5787

1.21

21—30 j.

21892

3.20

15840

2.83

21245

1.88

21368

1.50

31—40 j.

34188

2.72

31643

2.62

27459

2.00

26895

2.03

41-50 j.

33543

1.43

35026

1.40

35683

1.57

38089

1.02

51—60 j.

6279

2,17

9363

0.85

12732

1.02

15544

1.03

61 en ouder

1248

0.00

523

0.00

909

1.10

899

0.00

gemiddeld \

alle leef- (

107463

2.17

95794

2.02

103261

1.66

108582

1.36

tijden )

1935 1

1936

1 1937 '1

1 1938

totaal

verzuim

totaal

verzuim

totaal

verzuim

totaal

verzuim

aantal
man-
dagen

onge-
. vallen
per 1000
man-dg.

aantal
man-
dagen

1

onge-
vallen
per 1000
man-dg. j

aantal
man-
dagen

onge-
vallen
per 1000
man-dg.

aantal
man-
dagen

onge-
vallen
per 1000
i man-dg.

i

jonger

i

j

dan 21 j.

14051

1.07

13102

1.98

16317

1.78

16112

1.86

21-30 j.

21446

0.98

21746

0.98

21803

1.51

24269

1.52

31—40 j.

25278

1.27

22225

1.62

19542

2.10

28153

0.89

41—50 j.

36927

0.82

37475

0.83

38321

1.25

38705

1.29

51—60 j.

14941

0.47

21911

0.59

25619

0.39

21564

0.70

61 en ouder

588

0.00

1161

0.86

1209

0.00

1474

0.00

gemiddeld \

alle leef- v .

113231

0.93

117620

1.13

122811

1.31

130277

1.21

tijden \

i

Indeeling der ongevallen bij de K.N.S.M. naar den leeftijd.

-ocr page 50-

van de jongste arbeiders is echter gedurende de laatste vier jaren
veel hooger, dan gedurende de jaren 1931, 1933 en 1934 zoodat
de getallen der laatste jaren meer waarde hebben. Overigens zal
de verklaring moeten worden gezocht in de lichtere werkzaamheden
der allerjongsten.

Vrijwel regelmatig boven het gemiddelde uit, komt de groep van

^1—30 jaar, hetgeen in overeenstemming is met wat elders werd
gevonden.

Het merkwaardigst is het hooge aantal ongevallen, dat de groep
van 31 40 jaar overkomt. In 5 van de 8 jaren is het aantal
ongevallen hier grooter dan bij de leeftijdsgroep van 21-30 jaar
en behalve gedurende het laatste jaar komt deze groep ver boven
het gemiddelde uit. Dit is in strijd met elders gevonden gegevens

De getalkn van de hoogere leeftijdsgroepen passen geheel in het
kader van de algemeen bekende verhoudingen.

Het aantal arbeiders boven de 60 jaren is gering, dus deze cijfers

hebben geen beteekenis, te meer, daar de oudste arbeiders licht
werk verrichten.

Bij de Nederlandsche Hoogovens doet zich regelmatig het ver-
schijnsel voor, dat de jongere arbeiders meer ongevallen krijgen
dan de oudere.

De cijfers betreffende het aantal ongevallen per 100 arbeiders
van elke leeftijdsgroep over de jaren 1928—'29 tot 1937—'38 qeven
dit duidelijk aan:

leeftijd
jaar

1928/29

29/30

1

30/31

(

31/32

32/33

33/34

14—20

117

94

96

123

91

168

21—29

100

92

83

87

82

129

30—39

100

90

64

79

100

137

40—49

81

65

57

90

94

127 !

50—59

49

42

40

42

87

81

60 en ouder

25

39

39

55

60

77

alle arbeiders ;

85

1

70 !

83

92

1

129 '

34/35

152 ' 169 I 181

35/36

36/37

37/38

242

165
156
146
90
159

224
196
178
163
109
53

244
200
191
179
118
57

147
257
187
157
121
39

183

Deze cijfers hebben niet alleen betrekking op de verzuim-onge-
vallen. doch ook op die waarbij geen verzuim plaats vond.

-ocr page 51-

Om het vergehjken der cijfers over de verschillende jaren te ver-
gemakkelijken door ze onafhankelijk te maken van de variaties in
de totale ongevallen-frequentie, worden door de afdeeling voor
ongevallenstatistiek de index-cijfers berekend. Hierbij werd het
aantal ongevallen per 100 arbeiders van alle leeftijdsgroepen ge-
zamenlijk op 100 gesteld. De cijfers der afzonderlijke groepen
quot;Werden nu vermenigvuldigd met den factor, die moest worden
ingevoerd om 100 te krijgen.

De index-cijfers van het aantal ongevallen per leeftijdsgroep zijn
de volgende:

leeftijd
jaar

1928/29

29/30

I

30/31

: 31/32

32/33

33/34

34/35

35/36

36/37

37/38

'4-20

123

111

137

148

99

130

159

133

135

135

21-29

105

108

119

105

89

100

109

116

110

141

30-39

105

106

91

95

109

106

103

105

106

102

40-49

85

76

81

108

102

98

96

96

99

84

50-59

52

49

57

51

95

i 63

59

64

65

66

en ouder

26

46

56

66

65

60

105

31

31

21

arbeiders

100

i

100

1

100

100

100

100

100 '

100 ■

100

100

Van de MEKOG zijn de ongevallencijfers ingedeeld naar de
leeftijdsgroepen, per 100 arbeiders van eiken leeftijd, de volgende:

leeftijd
jaar

1931/32

32/33

33/34

34/35

35/36

36/37

37/38

14—20

1 150

269

243

399

267

161

100

21—29

1 137

1

174

200

192

161

108

153

30—39

108

142

135

176

94

83

96

40—49

127

117

204

204

90

86

88

50—59

200

94

113

alle arbeiders

125

159

174

1 192

114

90

101

-ocr page 52-

En de index-cijfers van de MEKOG zijn:

leeftijd
jaar

1931/32

32/33

33/34

34/36

35/36

37/37

37/38

14—20

120

186

140

i 208

234

179 i

99

21—29

110

109

115

100

141

120

151

30—39

86

89

78

92

82

1 ''

95

40—49

102

74

117

106

79

1 96

87

50—59

1

175

i 104

1
1

112

alle arbeiders

100

100

100

1

! 100

1

100

100

100

Behalve in 1932—'33 zijn de index-cijfers van de leeftijdsgroep
van 14—20 jaar bij de Hoogovens steeds boven die voor alle
arbeiders.

Hetzelfde moet gezegd worden van de leeftijdsgroep van 21—30
jaar.

De groep 30—39 jaar komt in het algemeen even boven het
gemiddelde uit, terwijl de groep 40—49 iets lager dan het ge-
middelde is. De groepen 50—59 jaar en 60 jaren en ouder zijn
veel lager.

Hierbij moet worden opgemerkt, dat de ouderen in het algemeen
lichter werk hebben en dat het aantal arbeiders boven 60 jaar gering
is, doordat het bedrijf zelf nog jong is.

Bij de MEKOG hadden de arbeiders van 14 tot en met 29 jaar
nog hoogere cijfers dan de overeenkomstige groepen bij de Hoog-
ovens. Voor de 14 tot en met 20-jarigen maakt 1937—38 een
uitzondering.

Hier is de groep 30—39 jaar regelmatig laag. (Veel lager dan

dezelfde groep bij de Hoogovens.)

Om het verschijnsel van het hoogere aantal ongevallen der
jongeren in één reeks cijfers uit te drukken, wordt tenslotte een
eveneens door de statistische afdeeling van bovengenoemd bedrijf
uitgewerkt overzicht gegeven, waarin het absolute aantal ongevallen
van de vaste arbeiders van Hoogovens Mekog over de jaren
1928/29 tot en met 1937/38 gemiddeld per jaar per 100 arbeiders
van eiken leeftijdsgroep zijn berekend.

-ocr page 53-

Arbeiders van 14 t/m 20 j. 155 ongevallen per 100 arbeiders
21 „ 29 „ 137
30 „ 39 „ 127
40 „ 49 „ 122
50 „ 59 „ 82
60 ouder 63

In deze cijferreeks, waarin alle ongevallen (dus niet alleen de
verzuim-ongevallen), die in deze 10 jaren bij Hoogovens en Mekog
hebben plaats gehad, zijn verwerkt, en waarvan de berekening zeer
ingewikkeld is, ziet men dus duidelijk het afnemen van de onge-
vallenfrequentie met het toenemen van den leeftijd.

7quot;. Persoonlijke aanleg voor ongevallen.

In een belangwekkende voordracht voor de afdeeling Gezond-
heidstechniek van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, gehouden
op 16 Juli 1936 behandelt Dr. J.
Lubsen, Directeur van het Psycho-
technisch Laboratorium van den Gemeentelijken Geneeskundigen
en Gezondheidsdienst te Amsterdam, bovenstaand onderwerp.

Het zij mij vergund, aan deze rede eenige gegevens te ontkenen:

In 1919 brachten GreenwoOD amp; WOODS een rapport uit over
ongevallen bij vrouwelijke werkkrachten in een
munitie-industrie.
Bekend was, hoevelen O, 1,2, 3, 4, enz. ongevallen hadden gehad.
Nu bestaan er drie mogelijkheden:

10. Door zuiver toeval wordt de één vaker getroffen dan de
ander.

20. Als iemand ééns een ongeluk heeft gehad, verandert hij
zoodanig, dat hij later vaak opnieuw een ongeluk krijgt.

30. Van den aanvang af hebben sommigen een grootere trefkans
dan anderen.

Nu werd wiskundig nagegaan bij diverse groepen (elk van on-
geveer 500 arbeidsters), hoe de verdeeling van het aantal ongevallen
dan wel moest zijn bij elk der bovengenoemde oorzaken. Hierbij
bleek, dat de werkelijke cijfers het dichtst kwamen bij de uitkomsten,
die gevonden werden bij de laatste mogelijkheid; zij wezen dus op
persoonlijken aanleg.

Van Duitsche zijde werden onderzoekingen ingesteld door Marbe.
Deze verdeelde een aantal officieren, al naar het aantal ongevallen.

-ocr page 54-

dat zij in 5 jaren hadden gehad. O, 1 of meer in „Nulierquot;, „Einserquot;
en „Mehrerquot;. De daarop volgende 5 jaren hadden de „Nulierquot;
gemiddeld 0,52, de „Einserquot; 0,91 en de „Mehrerquot; 1,34 ongevallen.

Schoolkinderen, die in de eerste 20 dagen van een onderzoek
O, 1, 2, 3 en 4 tot 11 ongelukken hadden, kregen gedurende de
volgende 30 dagen respectievelijk: 3,79, 5,32, 6,24, 7,_ en 9,81.

Aan de hand van deze en nog enkele dergelijke onderzoekingen
meent Dr.
lubsen voorloopig aan te moeten nemen, dat een
ongelijke dispositie voor ongevallen vaststaat.

Hieraan wil ik het volgende toevoegen:

Dr. Burger deelt in zijn reeds genoemde rede mede, dat er bij
de N.V. Philips in 1934 voorkwamen 613 ongevallen, waarvan 57
bij 27 personen. In de voorafgaande jaren hadden 8 hunner ook 1
of 2 ongevallen. In 1935 had geen dezer 27 personen een ongeval.

In 1935 hadden 107 ongevallen plaats: 54 hiervan kwamen voor
bij 27 personen, die elk 2 ongevallen hadden; in de voorafgaande
jaren hadden 9 hunner 1 of 2 ongevallen gehad.

Hier komt dus persoonlijke aanleg voor ongevallen niet tot uiting.
Wèl zouden eenige der recidivisten meer dan eens infectie heb-
ben gehad.

In een der jaarverslagen van Centrale „Noordquot; te Amsterdam
vinden wij de statistieken van de verdeeling der ongevallen ge-
durende een periode van 8 jaren. Gedurende die 8 jaren kwamen
er in totaal 784 ongevallen voor.

Deze waren als volgt over de werklieden verdeeld:

524 personen kregen 1 ongeval
27 ..nbsp;2 ongevallen

14
17
5
3
5
2

3

4

5

6
7
9

Sterk pleiten deze getallen niet voor den persoonlijken aanleg.

De A.K.U. vindt den persoonlijken aanleg wel een zeer ge-
wichtig punt.

De Heer De Munnik, van Publieke Werken te Amsterdam,

-ocr page 55-

geeft als zijn oordeel te kennen, dat sommige arbeiders .,voorbe-
schiktquot; schijnen tot het verkrijgen van meerdere ongelukken en dan
vaak van dezelfde soort.

De Heer Van Woerden, van Thomsen's Havenbedrijf, deelt
mede, dat er ook in dit bedrijf een aantal ,.ongeluksvogelsquot; voor-
komen. Volgens hem zijn dit echter vaak juist de actieve menschen.
Zij zien b.v. een kist met breekbaren inhoud vallen, willen die nog
gauw tegenhouden en raken gewond.

De Heer Bloemers, van de Maatschappij ,,Nederlandquot;, vindt,
dat persoonlijke aanleg absoluut aanwezig is.

Bij de Maatschappij ,,De Scheldequot; krijgt elk persoon, wien een
ongeval overkomt, een kaart, waarop het verloop van de behande-
ling wordt beschreven. Krijgt dezelfde persoon wederom een
ongeval, dan wordt dit op dezelfde kaart bijgeschreven; zoo noodig
worden meerdere kaarten aan de eerste toegevoegd. Nu vindt men
arbeiders, die in den loop der jaren een heelen bundel kaarten
noodig hadden, dus met een zeer groot aantal ongevallen en daar-
naast anderen met een enkele kaart, dus met slechts weinig onge-
vallen.

De Veiligheidsdienst van de Staatsmijnen zendt maandelijks
mededeelingen betreffende haar ongevallen aan andere bedrijven.
Hierin vinden wij telkens een lijst van het aantal ongevallen, dat
dengenen, die gedurende de laatste maand door een ongeluk werden
getroffen, overkwam sinds 1926.

Een dergelijken staat van de getroffenen in de maand November
1938 laat ik hier volgen. Het betreft hier de getallen van werklieden
uit de mijnen ,,Wilhelminaquot;, ,,Emmaquot;, „Hendrikquot; en ,,Mauritsquot; bij
elkaar genomen:

0nbsp;vroegere ongevallen

1nbsp;vroeger ongeval

2nbsp;vroegere ongevallen

3

4

5

6
7

Aantal getroffenen met

53
51
45
49
44
35
32
20
28

-ocr page 56-

15

10

14

11

14

12

8

13

3

H

4

15

3

16

1

17

6

18

4

19

2

20

1

23

1

Soortgelijke uitkomsten als deze vinden wij ook in andere maand-
verslagen van de Staatsmijnen en ook in de jaarverslagen van de
Veiligheids-Commissie van Centrale „Noordquot; te Amsterdam Al
deze getallen doen vermoeden, dat er inderdaad persoonlijke aanleg
bestaat, maar erg overtuigend is het niet. Men moet ook rekening
houden met de kans-rekening èn met de vraag, of deze menschen
ook gevaarlijker werk te doen hebben.

Naar den laatsten invloed heb ik persoonlijk geïnformeerd bij de
Maatschappij „De Scheldequot;, Thomsen's Havenbedrijf en de Maat-
schappij „Nederlandquot;, doch uitdrukkelijk werd gezegd, dat deze
niet aanwezig was.

Bij de Hoogovens wordt met opzet niet al te veel aandacht be-
steed aan den persoonlijken aanleg voor ongevallen: men vindt het
„vrij voor een ongeval durven uitkomenquot; en het op tijd melden
terecht zóó belangrijk, dat men bij den werkman niet de vrees wil
opwekken, dat er voor eiken persoon een lijst wordt bijgehouden

van het aantal ongevallen dat hem overkomt gedurende een periode
van jaren.

Maar mocht gedurende een bepaalden tijd op een bepaalde af-
deeling het aantal ongevallen plotseling onrustbarend hooger
worden, dan wordt een grondig onderzoek naar den toestand van
een dergelijke afdeeling ingesteld.

Zoo vroeg het zeer hooge ongevallencijfer van de Constructie-

Aantal getroffenen met 9 vroegere ongevallen:

-ocr page 57-

werkplaats der Mekog over het boekjaar 1934/35 de speciale
aandacht:

1931/32

1932/33

1933/34

1934/35

Aantal ongevallen Constructie-werk-

plaats (absoluut).......

40 (3)

50 (7)

96 (3)

145 (13)

id. per 10.000 gewerkte uren . . .

4 (0.3)

8.8(1.1)

12.3(0.4)

18.5(1.7)

Totaal aantal ongevallen der Mekog

per 10.000 gewerkte uren . . .

4.7(1.-)

6.3(1.-)

7.6 (0.6)

8.5 (0.7)

(De tusschen haakjes geplaatste getallen zijn dc verzuimongevallen. Zij zijn in
de hoofdgetallen begrepen.)

Er viel dus van jaar tot jaar een stijging te constateeren, die ver
uitging boven de stijging, welke ook ten aanzien van het aantal
ongevallen der Mekog is waar te nemen en die, zooals elders zal
Worden betoogd, voor het allerbelangrijkste gedeelte moet worden
toegeschreven aan zeer consequente melding der ongevallen.

De gemiddelde bezetting der Mekog bedroeg in de jaren 1934/35
255 vaste arbeiders. Het totaal aantal ongevallen van de vaste
arbeiders der Mekog was 492, zoodat per arbeider rond 2 ongevallen
voorkwamen. De gemiddelde bezetting van de Constructie-Werk-
plaats was 41 vaste arbeiders; het totaal aantal ongevallen: 145,
zoodat hier per arbeider 3,5 ongevallen voorkwamen.

Nu bleek het, dat dit hooge gemiddelde cijfer voor de Constructie-
Werkplaats niet daardoor werd veroorzaakt, dat de arbeiders in
het algemeen een hoog ongevallencijfer hadden, doch daardoor,
dat er een betrekkelijk gering aantal arbeiders was met een zeer
groot aantal ongevallen, zooals blijkt uit het volgende staatje:

12 arbeiders hadden 1 ongeval

9 „nbsp;,,2 ongevallen

9nbsp;„nbsp;„3

6nbsp;„nbsp;„4

2nbsp;„nbsp;„5

3nbsp;„nbsp;„ 6

1nbsp;„nbsp;„7

2nbsp;„nbsp;„9

1 ., „ 11

Indien alle arbeiders van de Constructie-Werkplaats hetzelfde

-ocr page 58-

gemiddelde aantal ongevallen gehad zouden hebben als het alqe-
meen gemiddelde bedraagt, dan zouden er 79 ongevallen zijn voL-
gekomen tegenover 145 in werkelijkheid. Zooals volgt uit boven-
staande cijfers, is dit belangrijke exces veroorzaakt door het feit
da enkele arbeiders een zeer groot aantal ongevallen kregen '
U:t een verdeeling naar den leeftijd bleek, dat er in alle leeftiids-

WT '''''nbsp;ongevallen voor-

De ongevallen bestonden meerendeels uit het bij het werk zich
smjden steken, stooten, knellen en dergelijke, onder welke rubriek
100 (4) van de 145 (13) ongevallen vielen.

Wat de gevolgen betreft waren het vrijwel uitsluitend letsels van
lichten aard.

De arbeiders die ieder meer dan 4 ongevallen opliepen hadden
tezamen 64 ongevallen. Onder die 64 letsels waren er 52 hand- of
vinger-verwondingen, 3 been-verwondingen. 4 met een vreemd
voorwerp in het oog en 5 verwondingen van anderen aard

De conclusie was dus, dat een groot aantal ongevallen van
hchten aard, overkomen aan een kleine groep arbeiders, het onge-
vallencijfer van de Constructie-Werkplaats abnormaal
hoog had

ODOevnprHnbsp;°

opgevoerd.

Hierin werd verbetering gebracht, door bijzondere aandacht te
besteden aan die arbeiders, welke voorbestemd schenen te zijn tot
herhaaldelijk oploopen van verwondingen èn door het doen qe-
bruiken van veiligheidshandschoenen.

Het volgend jaar zien wij dan ook een sterke dahng, die zich

ook m de latere jaren weet te handhaven (men zie de betreffende
statistiek).

80. Alcoholgebruik.

De Heer J. G. van den Brink, voorzitter van den R.K. Metaal-

bewerkersbond, vertelt in zijn rede, gehouden op het Veiligheids-

congres in 1938 te Amsterdam, hoe er een dertigtal jaren geleden

toen hij voor het eerst naar de fabriek ging, daar des Maandags

„gelapt werd, dit is geld bijeengebracht voor jenever. Dan werd

er door verschillende arbeiders niet of slechts weinig gewerkt en

in den namiddag lagen vaak enkele werklieden dronken in de
werkplaats.

-ocr page 59-

Dergelijke verhalen kan men van eiken ouderen arbeider hooren.
Persoonlijk herinner ik mij, dat nog geen 20 jaar geleden bij ver-
schillende bedrijven in de Groningsche veenkoloniën, o.a. bij het
Stoomdorschbedrijf op den 2den Januari niet werd gewerkt, omdat
de arbeiders op hun verhaal moesten komen van de genoegens van
den Nieuwjaarsdag.

Dank zij den zegenrijken invloed van de Drankbestrijding be-
hooren dergelijke toestanden gelukkig tot het verleden, zóó zelfs,
dat zij den jongeren onwaarschijnlijk voorkomen.

Velen bedrijfsleiders vroeg ik, of zij nog wel eens iets bemerken
van den invloed van alcohol bij de werklieden. Zonder uitzondering
Werd dit ontkennend beantwoord, zelfs door die van havenbedrijven.

Het aantoonen van den nadeeligen invloed van dronkenschap is
dan ook niet meer noodig, althans niet meer voor de arbeiders.
Daarin zijn zij sommige andere categorieën uit de bevolking een
stap vóór.

Waar wij echter nog wèl mee te maken hebben, is:

a.nbsp;de invloed, die wordt ondervonden na het gebruik van een
kleine hoeveelheid alcohol;

b.nbsp;de invloed, waar te nemen bij den geregelden matigen
drinker.

Ten opzichte van de pharmacologische inwerking van alcohol
staan momenteel nog twee theorieën tegenover elkaar:

A.nbsp;Er zou eerst een prikkeUng plaats vinden, daarna een
depressie.

B.nbsp;Alcohol heeft uitsluitend een depressieve werking, doch eerst
van de rem-centra en daarna van de andere centra.

Deze laatste opvatting wint veld.

Hoe het ook zij, in de leerboeken der psychiatrie vinden wij, dat
ook na gebruik van kleine hoeveelheden alcohol veranderingen op-
treden, waarvan voor ons doel de voornaamste zijn:

1quot;. De inprenting van zintuigelijke prikkels wordt langzamer en
slechter;

20. het onderscheidingsvermogen voor prikkels van verschillende
sterkte neemt af;

30. het herinneringsvermogen van het waargenomene neemt af;

40. er ontstaat een verhoogde afleidbaarheid;

50. er ontstaat een bewegingsdrang;

-ocr page 60-

6quot;. de normale remmingen vallen weg;

70. psychotechnisch is gevonden, dat bij keuze-reacties herhaal-
delijk te snel en foutief wordt gekozen;

80. er ontstaat euphorie en een gevoel van meerderwaardigheid;
een gevoel van alles te kunnen en alles te durven. Men méént
beter en nauwkeuriger te werken, doch in werkelijkheid doet men
dit niet.

De nawerking van een matige dosis alcohol duurt volgens som-
mige onderzoekers 24 uur, volgens andere tot 48 uur.

Dezelfde verschijnselen, die bij de acute werking van alcohol
slechts tijdelijk voorkomen, vinden wij ook bij chronisch alcohol-
gebruik. In het begin zijn deze verschijnselen nog reversibel, later
niet meer. Een geringe wilskracht en groote vermoeibaarheid treden
bovendien aan den dag.

Bij den huidigen stand der techniek en de gecompliceerdheid der
moderne productie-installaties is het noodig, dat ieder die in een
dergelijk bedrijf werkt zich op zijn werk concentreert. Hij moet
ook in staat zijn om afwijkingen in de normale geluiden der fabriek
onmiddellijk op te merken. Ontstaat er een onverwachte situatie,
dan moet hij juist en snel kunnen overleggen en van zijn op het
juiste moment handelend optreden kan veel afhangen.

Het is van overwegend belang, dat allen de volledige beschikking
hebben over hunne zintuigen, dat juiste waarnemingen gedaan kun-
nen worden, dat men snel en juist combineert.

Gaat men nu de eischen, gesteld aan den fabrieksarbeider na,
en den invloed van alcohol op de daarvoor noodige eigenschappen,
dan is het duidelijk, dat vermindering van het alcoholgebruik, d.w.z.
ook van het z.g. matige gebruik, beter nog geheel-onthouding de
bedrijfsveiligheid vergrooten.

Laten derhalve allen, die weten, dat veiligheid in onze moderne
bedrijven een eerste vereischte is, zich afvragen of het verantwoord
is, risico te loopen terwille van een primitief genot, dat ieder zich
zonder eenig bezwaar kan ontzeggen. Allicht zal dan ook de laatste
druppel alcohol uit de bedrijven verdwijnen.

Wat geldt voor den alcohol geldt ook voor andere soorten vergif,
die gebruikt worden. De gevolgen daarvan zullen wel uitzonderingen
blijven. Vele morphinistén en cocaïnisten zullen er onder de arbei-
ders wel niet voorkomen.

-ocr page 61-

Onder de leden der bemanning van schepen van die Maatschap-
pijen, die met Chineesch personeel werken, vinden wij regelmatig
enkele opiumschuivers. Mij is echter niet bekend, of dit ooit oorzaak
is geweest van een ongeval.

90. Zin voor orde en netheid bij den werknemer.

Bij het nagaan van een statistiek over oorzaken van ongevallen
vinden wij steeds, dat een groot aantal ongevallen (weliswaar niet
het overgroote deel) wordt veroorzaakt door struikelen over in den
weg liggende voorwerpen, het grijpen of trappen in spijkers, het
omvallen van voorwerpen, e.d.

Deze groep ongevallen komen vrijwel alle voor rekening van het
ontbreken van zin voor orde en netheid bij den arbeider. Al te vaak
laat men gereedschappen slingeren en goOit men achteloos planken
met spijkers weg.

De zin voor orde en netheid hangt overigens nauw samen met
de onder E. genoemde mentaliteit ten opzichte van de veiligheid,
maar is er toch niet identiek mede.

100. De Directie van Wilton-Feyenoord maakte mij attent op
het feit, dat sommige arbeiders op den duur
te veel vertrouwd raken
met een bepaalde machine,
waardoor men het gevaar niet meer
voldoende beseft.

G. Factoren, niet samenhangend met de frequentie, maar van
invloed op de gevolgen van ongevallen.

Deze factoren hebben betrekking op een der zoo gevreesde com-
plicaties bij ongevallen: de infectie. De kans op infectie is afhankelijk
van:

10. Den aard van het materiaal, dat bewerkt wordt.

Elke arts weet, dat een wond aan de vuile hand van den metaal-
bewerker een veel geringer kans heeft geïnfecteerd te geraken, dan
die aan de tamelijk schoone hand van den landarbeider, om van
slagers maar niet te spreken. Overigens is dit een factor, afhankelijk
van den aard van het bedrijf, waar oorzakelijk al weinig aan te
doen is.

20. De meerdere of mindere reinheid van werkplaatsen, tafels,
gereedschappen, enz.

-ocr page 62-

3quot;. Den lichamelijken weerstand van den gewonde.

Latente ziekten verminderen den weerstand tegen infectie.
Lijders aan diabetes en syringomyelie hebben in dit opzicht al een
heel slechte reputatie.

40. Mogelijken invloed van den tijd van het jaar.

Ir. Fetter schreef mij, dat de ongevallenstatistieken van de
Philips-Bedrijven grooter wondinfectie-kansen in de wintermaanden
uitwezen.

Wanneer over de jaren 1931 tot en met 1938 het totaal aantal
ongevallen in het eerste kwartaal op 100 wordt gesteld, gebeurden
er in de 4 kwartalen respectievelijk: 100, 95, 91 en 108 ongevallen;
hiervan is het totaal aantal met wondinfectie respectievelijk: 21,
15,3, 15,1 en 23. Het percentage der infecties is dus 21, 16,1, 16,6
en 21,3.

De omstandigheden waaronder daar gedurende de wintermaan-
den gewerkt moet worden zijn in het algemeen niet ongunstiger dan
in de zomermaanden en de onmiddellijke wondverzorging is over
het geheele jaar daar dezelfde.

Ik heb toen onmiddellijk de cijfers van het Hoogovenbedrijf
hierop getoetst. In nevenstaande statistiek heb ik
de Cijfers naar
de 4-wekelijksche perioden, beginnende met 1 April, waarin het
boekjaar bij de Hoogovens wordt verdeeld, weergegeven.

Uit deze cijfers blijkt wel het grooter aantal ongevallen in de
wintermaanden. Van het infectie-percentage bij alle ingeschreven
ongevallen wijzen alleen de perioden 3 en 4 op een belangrijke
verlaging in den zomer en er zou heelemaal een tendens van een
lager infectie-percentage in de zomermaanden aanwezig zijn, indien
het percentage in periode 5 niet bijzonder hoog was. Het infectie-
percentage der verzuim-ongevallen (de tusschen haakjes geplaatste)
vertoont heelemaal geen regelmaat.

Wat het totaal aantal ongevallen (dus ook de niet geïnfecteerde),
verdeeld naar de maanden van het jaar, betreft, wijzen noch de
cijfers van de K.N.S.M., noch de totaalcijfers van de R.V.B. op
een bepaalde toeneming van ongevallen in de wintermaanden. Voor
de totaalcijfers der R.V.B. moet wel in aanmerking genomen wor-
den. dat er in den winter minder gewerkt wordt.

De cijfers van de Centrale ..Noordquot; geven een geringe toeneming

-ocr page 63-

HOOGOVENS. Indeeling der ongevallen naar de perioden. (Elke periode duurt 4 weken. De 1ste periode vangt aan op ongeveer 1 April).

I

II

III

IV

v

VI

VII

VIII

IX

X

XI

XII

XIII

1928-'29 ...

48

( 10)

76

( 20)

73 (

23)

69 (

18)

50 (

18)

74 (

17)

62 (

15)

68

( 11)

88 (

20)

84 (

13)

96 (

29)

132 ( 19)

94 ( 20)

1014

( 233)

1929-'30 ...

113

( 20)

108

( 17)

108 (

18)

101 (

25)

98 (

27)

78 (

16)

93 (

21)

102

( 25)

75 (

12)

73 (

21)

82 (

28)

68 ( 18)

56 ( 15)

1155

( 263)

1930-'31 ...

54

( 13)

51

( 24)

35 (

11)

48 (

15)

51 (

18)

62 (

12)

70 (

22)

63

( 17)

85 (

24)

63 (

20)

81 (

23)

47 ( 13)

61 ( 12)

771

( 224)

1931-'32 ...

94

( 13)

74

( 15)

93 (

12)

87 (

14)

70 (

12)

84 (

15)

79 (

12)

97

( 15)

91 (

11)

84 (

11)

59 (

6)

98 ( 22)

66 ( 17)

1076

( 165)

1932-'33...

84

( 15)

56

( 9)

60 (

5)

51 (

8)

47 (

11)

50 (

8)

74 (

11)

61

( 12)

87 (

10)

123 (

24)

90 (

6)

124 ( 13)

105 ( 9)

1012

( 141)

1933-'34 ...

100

( 7)

92

( 10)

80 (

8)

68 (

5)

75 (

8)

80 (

9)

107 (

11)

94

( 3)

115 (

9)

88 (

10)

132 (

14)

131 ( 11)

146 ( 14)

1308

( 119)

1934-'35 ...

97

( 3)

135

( 11)

112 (

10)

113 (

17)

96 (

12)

117 (

8)

108 (

12)

142

( 7)

148 (

11)

89 (

12)

147 (

8)

108 ( 5)

153 ( 8)

1565

( 124)

1935-'36 ...

127

( 6)

142

( 9)

126 (

4)

147 (

11)

135 (

13)

147 (

12)

137 (

7)

152

( 14)

128 (

9)

124 (

9)

117 (

8)

170 ( 12)

176 ( 12)

1828

( 126)

1936-'37 ...

164

( 13)

138

( 6)

150 (

10)

164 (

8)

107 (

6)

157 (

14)

137 (

9)

209

( 10)

162 (

6)

196 (

7)

229 (

14)

221 ( 22).

231 ( 11)

2265

( 136)

1937-'38 ...

244

( 15)

180

( 7)

200 (

14)

234 (

16)

177 (

16)

203 (

10)

231 (

17)

262

( 18)

229 (

18)

199 (

10)

156 (

10)

169 ( 12)

197 ( 14)

2681

( 177)

totaal van alle
afzonderlijke
perioden ...

1125 (115)

1052 (128)

1037 (115)

1082 (137)

906 (141)

1052 (121)

1098 (137)

1250 (132)

1208 (130)

1123 (137)

1189 (146)

1268 (147)

1285 (122)

14675

(1708)

Infecties to-
taal alle pe-
rioden af-
zonderlijk ..

25 ( 10)

19 ( 15)

10 (

5)

12 (

1)

20 (

8)

19 (

6)

29 (

9)

25 ( 8)

21 (

4)

26 (

1)

22 (

8)

28 ( 10)

24 ( 6)

280

( 91)

Percentage
van de in-
fecties op de
ongevallen..

:2,2%

(8,7%)

1,8% (11,7%)

1,-% (4,3%)

U% (0,7%)

2,2% (7,1%)

1,8% (5%)

2,7% (6,6%)

2,-%

(6%)

1,9% (3,1%)

2,4% (0,7%)

1,9% (5,5%)

2,3% (6,5%)

1,9% (5%)

1,95%

(5,4%)

-ocr page 64-

aan in de zomermaanden, maar dit komt, omdat er in dat bedrijf
gedurende de zomermaanden extra veel werk moet worden verricht.

50. Infectiegevaar door het niet tijdig verzorgen van kleine
wonden.

Hiermede hangt dus samen het belangrijke feit van onmiddellijke
of te late melding in de verbandkamer, waarover later meer.

Als bijzonderheid deelt Dr. BuRGER mede, dat bij de Philips-
Bedrijven meer infecties voorkomen na op den Zaterdag ontstane
ongevallen. Dit komt, volgens Dr.
BuRGER, waarschijnlijk door het
niet laten verbinden op Zondag van deze verwondingen en door het
werken in den tuin op Zaterdagmiddag en Zondagmorgen.

H. Factoren met betrekking tot ongevallen op weg naar huis en

omgekeerd.

Het percentage der op den weg ontstane ongevallen bedraagt
volgens
KOELSCH 5 %.

Bij de Hoogovens is dit percentage lager, maar wisselt sterk.

Het aantal ongevallen op den weg van en naar de fabriek schijnt
niets met het bedrijf uitstaande te hebben, maar geheel en al waar
is dit toch niet. De opvoedende gedachte om
in de fabriek veilig
te werken blijft ook
buiten de fabriek op den werkman haar invloed
uitoefenen. De ligging van de onderneming ten opzichte van de
woningen der werknemers is in dit opzicht van veel belang. Wij
kunnen 3 mogelijkheden onderscheiden:

I.nbsp;onderneming en woonplaats van den werknemer liggen in
hetzelfde centrum;

II.nbsp;onderneming en woonplaats van den werknemer liggen ge-
deeltelijk in verschillende centra;

III.nbsp;onderneming en woonplaats van den werknemer liggen in
verschillende centra.

De toestand bij het Hoogovenbedrijf is de onder II. genoemde.

Als eenige factoren, die ongunstig werken, noem ik:

10. het bezigen van een ongebruikelijk vervoermiddel, (b.v. het
achter op een rijdenden vrachtauto springen);

20. slechten toestand van rijwiel (breken van voorvork, slechte
remmen, etc.);

30. zondigen tegen verkeersvoorschriften.

-ocr page 65-

HOOFDSTUK III.

Maatregelen die kunnen leiden tot de vermindering van het
aantal en van de beteekenis der ongevallen.

In de historische ontwikkeling van het veiligheidswerk zien wij
in het algemeen als eerste periode de „safe-guardquot; (beveihgings)-
periode, waarin alle zorg wordt besteed aan het plaatsen van be-
veiligingen op machineriën, het aanbrengen van hekken rondom
platforms en gevaarlijke punten, het vervangen van ladders door
trappen, het gebruik van goede gereedschappen, het aanbrengen
van een goede verlichting enz.

Maar nadat beveiligde machines en installaties en behoorlijke
werktuigen zijn verkregen, moet de nadruk gelegd worden op de
opvoedings-campagne, aangezien het hebben van succes van deze
verbeteringen afhankelijk is van den geest ten opzichte van het
veiligheidsvraagstuk, die er bij de werklieden heerscht.

Veilig kan een fabriek alleen dan zijn, wanneer de gedachte
„veilig werkenquot; volkomen gemeengoed is geworden van iedereen,
die met dat bedrijf iets te maken heeft.

Welke maatregelen kunnen medewerken om een bedrijf tot een
veilig bedrijf te maken, zullen in dit hoofdstuk worden nagegaan.
De materieele kant wordt hierbij weder buiten beschouwing gelaten;
wat dat betreft zal ik mij slechts beperken tot een opsomming der
punten. De indeeling zal ik zooveel mogelijk laten correspondeeren
met die uit hoofdstuk II.

Ik wil er dadelijk den nadruk op leggen, dat er vele middelen zijn,
wier toepassing voor het eene bedrijf nuttig is, voor het andere
evenwel onzinnig. Bij de verschillende mogelijkheden moet men
wel de aandacht besteden aan het nuttig effect, dat men er van kan
verwachten. Ook moet men ervoor oppassen, dat men bij het nagaan
der diverse maatregelen vervalt in het sentimenteele, want daarmee
is het veihgheidswerk niet gediend.

Bij vele der op te sommen maatregelen, vooral die, welke voor

-ocr page 66-

zoover ik weet alleen op het Hoogovenbedrijf worden toegepast,
of die bij de speciaal aan de Hoogovens gewijde hoofdstukken nader
worden behandeld, zal ik direct naar die hoofdstukken verwijzen.

A. Algemeene hulpmiddelen, waarvan bij het beveiligen van een
bedrijf gebruik moet worden gemaakt.

10. Het opmaken van een nauwkeurige statistiek, waaruit snel
de aard, oorzaak, enz. van de plaats gehad hebbende ongevallen
kan worden bestudeerd.

Oorspronkelijk hadden statistieken betreffende de ongevallen
slechts administratieve waarde, maar al heel gauw is men gaan
inzien, dat de waarde ervan voor het voorkómen van ongevallen veel
belangrijker is. Uit de statistieken, mits de basis goed is, en die is
vaak wel zeer moeilijk te verkrijgen, kan men zien, in welke richting
men het moet zoeken bij het bestrijden der ongevallen. Men kan
eruit opmaken, welke der vele ter beschikking staande voorzieningen
het dringendste zijn en van welke verwacht mag worden, dat zij
een behoorlijk nuttig effect hebben. Men krijgt een duidelijk beeld
van de gevaarlijke punten in het bedrijf. Men ziet ook, welke af-
deelingen en bij welke werkzaamheden men het meeste risico loopt,
welke arbeiders herhaaldelijk ongevallen hebben en zelfs, welke
werkbazen het met de beveiligingsmaatregelen niet al te nauw
nemen.

Past men veihgheidsmaatregelen toe, dan kan men de resultaten
ervan na eenigen tijd vergelijken met de periode, waarin de maat-
regelen nog niet waren toegepast en zoo bemerkt men al gauw, of
men verder kan gaan of dat men van koers moet veranderen.

Bovendien: wanneer een veihgheids-ingenieur of -inspecteur in
de werkplaats komt en met bazen of opzichters over het voorkómen
van ongevallen spreekt, hebben deze de neiging om te zeggen: ,,In
onze afdeehng komen geen ongevallen voorquot;. Indien men dan den
baas of opzichter aan de hand van cijfers kan aantoonen, hoeveel
ongevallen hij de laatste 2 a 3 jaren in zijn afdeeling heeft gehad en
hoeveel die hebben gekost, dan wordt hun belangstelling gewekt.

Misschien door de oorspronkelijk uitsluitend administratieve be-
teekenis, maar vooral door de neiging om het aantal statistisch te

4

-ocr page 67-

verwerken ongevallen te beperken, vindt men in de meeste ongeval-
lenstatistieken van Nederlandsche ondernemingen slechts die
ongevallen opgenomen, die werkverzuim ten gevolge hadden, of,
indien er geen eigen geneeskundige dienst is, slechts die waarvoor
de hulp van een arts moest worden ingeroepen. Dus algemeen
gezegd: de R.V.B.-ongevallen.

Voor de administratie zijn inderdaad ook alleen die ongevallen
van belang. Maar met betrekking tot het voorkómen van ongevallen
schiet men op deze wijze hopeloos te kort en laat men veel materiaal
ongebruikt.

Een voorbeeld moge dit aantoonen:

Door een nalatigheid van een werkbaas valt een 500 K.G. wegend
constructiedeel naar beneden en treft een arbeider zóó licht, dat
een klein verbandje voldoende is om het schaafwondje aan zijn
hand te verzorgen. Maar, had de getroffene 10 c.M. meer naar
rechts gestaan, dan zou dat zijn dood hebben beteekend. Maken die
10 c.M. verschil nu van een hoogst ernstig ongeval er een, dat niets
beteekent? Natuurlijk niet, want uit een oogpunt van veiligheid is
hier de groote fout, dat het constructiedeel viel. Hiervan moet de
oorzaak worden opgespoord. Dat mag niet voor de tweede keer
gebeuren. Dat het slachtoffer er zoo goed is afgekomen, aanvaarden
we dankbaar, maar is in dit opzicht van secundaire beteekenis.

Dit is een sterk voorbeeld. Maar zóó kan ook een klein sneetje
aan den pink soms het gevolg zijn van een ernstig defect aan een
machine, dat een paar dagen later een arbeider een paar vingers
kan kosten.

Men make daarom formuheren en statistieken van alle ongevallen.
Ik ben ervan overtuigd, dat degene, die hier den geheelen dag mee
bezig is, een der meest winstgevende beambten van de fabriek is.

Nu komen er ongevallen voor, die geen letsel ten gevolge hebben
en die dus niet automatisch ter kennis van den veiligheidsdienst
komen. Het zou wenschelijk zijn, dat die óók werden onderzocht
en besproken. Soms gebeurt dat bij het Hoogovenbedrijf ook. Het
is echter moeilijk, hiervoor een bepaald systeem in te voeren, maar
hoe meer in het bedrijf de veiligheidsgedachte levendig wordt, hoe
meer ieder zal komen aandragen met dingen, die hij in zijn eigen
omgeving is tegengekomen en die van belang kunnen zijn in den
strijd tegen het ongevallengevaar.

-ocr page 68-

Evenwel; er zijn ook grenzen naar den anderen kant. Men kan
voor een druppel jódium-tinctuur op een microscopisch wondje geen
formulier van een bladzijde invullen. Dat zou de kwaliteit van de
statistieken niet ten goede komen. Voor de wijze, waarop dit bij de
Hoogovens wordt geregeld verwijs ik naar Hoofdstuk V.

Ook moet een statistiek doelmatig zijn, in zooverre, dat geen tijd
wordt besteed aan gegevens, die eigenlijk geen nut hebben. Welis-
waar kunnen uitkomsten, die niet van direct belang zijn voor de
ongevallenbestrijding tóch later nog wel op indirecte wijze bijdragen
tot het openen van belangrijke perspectieven, maar men beperke zich
in dezen. Er is al zoo veel werk te doen met de direct nuttige
gegevens.

Als ik nu verder inga op de wijze, waarop in de door mij
om inlichtingen aangeschreven bedrijven de ongevallenstatistieken
worden verwerkt, dan blijkt, dat in vele, ook groote ondernemingen,
geen statistieken worden bijgehouden. Wèl wordt in den regel van
de ernstige ongevallen aard, oorzaak, plaats, enz. onmiddellijk
onderzocht.

In sommige ondernemingen vinden wij statistieken, waarin alleen
het aantal dagen verzuim, behandeling, uitkeering, R.V.B.-aangifte,
enz. worden genoteerd, gegevens dus, zooals wij die vinden bij de
Hoogovens in de groepen IV, V en IX (zie Hoofdstuk V).

De ROTTERDAMSCHE DROOGDOK MAATSCHAPPIJ heeft een Zeer
uitgebreide en fraaie indeeling naar de oorzaken, waarbij vooral wordt
gelet op de materialen en eventueel de storingen en fouten daarvan,
die bij het ongeluk een rol speelden.

Praktisch is de wijze van het maken van statistieken bij j de
KONINKLIJKE MAATSCHAPPIJ „DE SCHELDEquot; te Vlissingen. Hier
wordt geen apart formulier gemaakt van elk ongeval, maar alle
ongevallen worden genoteerd in een groot ongevallenregister, waar-
van het model wel algemeen bekend zal zijn. In deze boeken vinden
wij naast elkander kolommen voor: doorloopende nummering van
de ongevallen, naam, woonplaats, fabrieksnummer, afdeeling en
beroep van den getroffene, tijdstip van het ongeval, tijdstip van
melding, plaats waar en wijze waarop het ongeval gebeurde, om-
schrijving van het letsel, behandeling, aangifte R.V.B., huisarts en
duur van het verzuim. Onder elkaar komen de namen van de
patiënten.

-ocr page 69-

Des avonds worden dadelijk alle ongevallen uit het ongevallen-
register in de statistieken bijgeschreven. In deze statistieken vinden
we in de horizontale lijn de diverse oorzaken, of de diverse afdee-
lingen, of de verschillende leeftijden, al naar de indeeling die men
wil maken, en in de verticale lijn, dus onder elkaar, de data.

In het oorspronkelijke ongevallenregister wordt het aantal van
elke soort ongevallen, het aantal ongevallen op elke afdeeling, het
aantal ongevallen van elke leeftijdsgroep, enz. geteld en 'deze
getallen worden dadelijk in de statistieken ingevuld.

Deze wijze van rubriceering heeft het niet te onderschatten voor-
deel, dat er van dag tot dag kan worden nagegaan, wat er gebeurt.

Een der beide Directeuren heeft de gewoonte, om eiken morgen,
na het afwerken van de post, zich te begeven naar de verbandkamer
om te gaan zien, wat er den vorigen dag heeft plaats gehad, be-
treffende het aantal ongevallen, den aard en de oorzaak daarvan of
andere bijzonderheden.

Den verbandmeester wordt daarbij gevraagd, of hij nog iets heeft
op te merken. Deelt deze dan bijvoorbeeld mede: „Gisteren kwam
er uit de electrotechnische afdeeling een man met een verstuikten
enkel, eergisteren een met een wond aan het scheenbeen en zoo juist
heb ik er een gehad, die zijn knie heeft verstuiktquot;, dan gaat de
Directeur zelf onmiddellijk naar die afdeeling om te zien, wat er
niet in den haak is, en bespreekt de zaak met den werkbaas.

Bovendien wordt het verloop van elk ongeval en de behandeling
ervan, van eiken werkman op een individueele kaart
genoteerd.
Krijgt hij later weer een ongeval, dan wordt zijn kaart opgezocht en
het verloop daarvan wederom bijgeschreven. Zoo noodig worden
meerdere kaarten aan de eerste toegevoegd. Komt er dus bijvoor-
beeld na 10 jaar nog eens een complicatie, een recidief of een
juridische kwestie, dan kan alles over de wijze van behandeling in
de verbandkamer op de kaart steeds weer worden teruggevonden;
een systeem dus, overeenkomend met de kaartsystemen in de
poliklinieken, dat in vele verbandkamers wordt aangetroffen, maar
lang niet overal.

Bij de MAATSCHAPPIJ „NEDERLANDquot; worden de oorzaken van on-
gevallen o.m. gesphtst in:

a. Schuld, roekeloosheid, onoplettendheid of onvoorzichtigheid
van den getroffene;

-ocr page 70-

b.nbsp;dito van derden;

c.nbsp;dito van getroffene èn derden;

d.nbsp;gebreken aan materialen of werktuigen;

e.nbsp;onvermijdelijk bedrijfsgevaar;

/. gevaar van den publieken weg;

g.nbsp;oorzaak onbekend;

h.nbsp;geen ongeval in den zin der Wet.

De onder a. genoemde oorzaak staat in dit bedrijf ver vooraan.

Om het doel, waarmede deze statistiek wordt gemaakt, te be-
grijpen, moeten we eenig inzicht hebben in den aard van het bedrijf,
dat niet alleen in zijn soort van werk, maar ook in wezen zoo geheel
anders is dan b.v. het Hoogovenbedrijf. Want een deel van het
personeel oefent den arbeid dan eens uit in een werkplaats en dan
weer aan boord van een schip, terwijl ook de aard van het werk
zeer wisselt.

Een ander gedeelte van het personeel (en wel dàt gedeelte, dat
het grootste risico loopt) behoort tot het stuwadoorsbedrijf. Dit
personeel wisselt zeer sterk. Een gedeelte is in vasten dienst, doch
een groot gedeelte wordt in lossen dienst betrokken van de Haven
Arbeiders Reserve te Amsterdam.

Dit losse personeel bestaat uit arbeiders, die geregeld in de havens
bij diverse maatschappijen werken, doch ook uit arbeiders die daar
zeer zelden werken, dus niet geroutineerd zijn en een vrij groot
risico meebrengen.

Hieruit volgt, dat een groote groep factoren, nl. die ten opzichte
van de mentaliteit van de veiligheid en die van individueelen aard,
practisch niet of slechts zeer weinig kunnen worden beïnvloed.

Het stuwadoorsbedrijf geeft dan ook de grootste zorgen uit veilig-
heidsoogpunt.

Daarom moet de Maatschappij „Nederlandquot; de veihgheid dienen
in hoofdzaak door sterk en veilig materiaal te gebruiken en door te
letten op orde en netheid aan dek en in de ruimen der schepen,
terwijl controle een veilige wijze' van werken zooveel mogelijk
bevordert.

Dat het de Maatschappij „Nederlandquot; ernst is met het streven
naar beveiliging van het materiaal mocht ik persoonlijk in oogen-
schouw nemen: de moderne outillage van de loodsen en kaden, de
orde op het dek der schepen bij het laden en lossen, de vele practische

-ocr page 71-

beveiligingen van whinches, het vastzetten van de merkels boven
de ruimen, waaruit gelost wordt, en de doelmatige kokers waarmede
rails, balken en staven worden verladen, zijn slechts enkele voor-
beelden van het vele fraaie, dat ik hier te zien kreeg.

Het doel van de statistiek is nu: Nagaan in hoeverre men geslaagd
is met het wegnemen der ongevallen door factor
d. veroorzaakt.

Een bezwaar van deze indeeling is evenwel, dat het moeilijk is,
om de juiste rubriceering te krijgen. Vaak zal men last hebben met
het zoeken naar de groep, waaronder het ongeval valt. Stel, dat een
werkman niet erg oplet en bij zijn werk stoot tegen een stapel
balken, die hierdoor ondersteboven valt, waardoor de man zijn been
bezeert en enkele dagen niet kan werken. Waardoor wordt dan dit
ongeval veroorzaakt? Door den werkman, die niet oplette, door een
derde, die de balken wat beter had moeten opstapelen of is het
onvermijdelijk bedrijfsgevaar?

Na een ongeval is er bij alle betrokkenen een tendens, om de
schuld van zich af te schuiven en dan wordt het al zeer moeilijk,
een objectief oordeel te vormen.

De Heer Bloemers, Arbeids-inspecteur van de Maatschappij
„Nederlandquot;, voelde dit ook als een groot bezwaar.

Een soortgelijke indeeling. met hetzelfde doel, heeft trouwens ook
de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij.

Om dezelfde redenen lijkt mij een splitsing in „eigen schuldquot;,
„schuld van anderenquot;, „onvoldoende beveiligingquot; en „toevalquot;, zooals
ik die op het ongevallenformulier van een andere onderneming vond,
ook van weinig waarde, tenzij men er een groote 5e groep: „onzekerquot;
aan toevoegt.

Dr. sunier. Leider van den Geneeskundigen Dienst van de
..Scheepvaart Vereeniging Zuidquot; te Rotterdam, wil in de rubriceering
daarom volkomen objectief blijven: hij schakelt eiken factor van
schuld en alle persoonlijke factoren uit. Hij is er zich van bewust,
dat hierdoor aan bepaalde invloeden tekort wordt gedaan, maar
deze invloeden zijn niet zuiver aan te geven en door wisseling van
personeel in deze bedrijven zijn zij ook niet te corrigeeren.

Er wordt hier daarom alleen rekening gehouden met den aard
van het bedrijf, materiaal, plaats van het ongeval en toedracht van
het ongeval.

Er zijn een viertal lijsten opgesteld, n.l:

-ocr page 72-

a.nbsp;9 bedrijven, genummerd van 1 tot 9;

b.nbsp;100 soorten werktuigen, gereedschappen, scheepsonderdeelen,
goederen (lading en overige voorwerpen), welke bij het ongeval
een rol kunnen spelen, genummerd van 00 tot 99.

c.nbsp;10 plaatsen waar het ongeval kan gebeuren, genummerd van
O tot 9;

d.nbsp;100 manieren, waarop de toedracht kan plaats vinden, ge-
nummerd van 00 tot 99.

In de ongevalsoorzaken-statistieken worden de rubrieken aan-
geduid door een getal van 6 cijfers.

Dit getal geeft in volgorde aan:

A.nbsp;den aard van het bedrijf, waarin het ongeval plaats vond
(aangeduid met 1 cijfer);

B.nbsp;de werktuigen, gereedschappen, scheepsonderdeelen of goe-
deren (lading) welke bij het ongeval een rol speelden (aangeduid
met 2 cijfers);

C.nbsp;de plaats van het ongeval binnen (of buiten) het bedrijf
(aangeduid met 1 cijfer);

D.nbsp;de toedracht van het ongeval (aangeduid met 2 cijfers).

Ter betere leesbaarheid wordt tusschen het 3e en 4e cijfer een

punt (of komma) geplaatst, zoodat als het ware 2 getallen van 3
cijfers ontstaan.

Voorbeelden: Rubriek 179.230.

Dit getal duidt aan:

1quot;. door het Ie cijfer: 1, dat het ongeval heeft plaats gehad in
het stukgoedbedrijf;

20. door het 2e en 3e cijfer: 79, dat het ongeval heeft plaats
gehad bij het verwerken van ijzeren vaten;

30. door het 4e cijfer: 2, dat het ongeval heeft plaats gehad aan
boord van een lichter, Rijnschip of dergelijke;

40. door het 5e en 6e cijfer: 30, dat de getroffene bekneld is
geraakt bij het versjouwen van genoemde ijzeren vaten.

Rubriek 200.585.

Dit getal duidt aan:

10. door het Ie cijfer: 2, dat het ongeval heeft plaats gehad in
het expeditie- en veembedrijf;

-ocr page 73-

20. door het 2e en 3e cijfer: 00, dat bij het ongeval werktuigen
gereedschap, enz. geen rol hebben gespeeld;

30. door het 4e cijfer: 5, dat het ongeval heeft plaats gehad op
de kade of in de loods;

40. door het 5e en 6e cijfer: 55, dat den getroffene een stofje
in het oog is gewaaid.

Deze wijze van nummering (registratuur volgens het decimale
stelsel) stelt in staat, bij het verzamelen der gegevens een indeeling
te maken op grondslag van elk der 4 rubriek-onderdeelen. D.w z
een statistiek naar den aard van het bedrijf; naar de werktuigen
gereedschappen, enz., die een rol hebben ge.speeld bij het ongeval;
naar de plaats en naar de toedracht van het ongeval

Ook een combinatie van deze indeelingen is mogelijk, bijvoorbeeld
getroffen worden door vallende voorwerpen in het stukgoedbedrijf
of verwonding door staaldraad-splinter in het machinaal bedrijf en
vele andere combinaties.

Deze methodiek leent er zich ook uitstekend toe, om er Holerith-
kaarten van te ponsen.

Hoewel het eigenlijk nog niet klaar is voor publicatie, kan ik naar
aanleiding hiervan mededeelen, dat momenteel een commissie waar-
in vertegenwoordigd zijn: de Havenarbeids-Inspecties te Rotterdam
en Amsterdam, de R.V.B. en eenige groote bedrijven, bezig is een

ongevalsoorzaken-statistiek-schema te bestudeeren.

Een der Rotterdamsche maatschappijen past een soortgelijk
systeem van 9 decimalen toe, maar dit is nog in studie.

In hoofdstuk V zal ik de wijze van opstelling van statistieken van
het Hoogovenbedrijf beschrijven.

20. Verstrekken van beveiligingsvoorschriften aan de arbeiders
Deze voorschriften zijn even noodzakelijk als werkvoorschriften
Zij brengen den arbeider spoedig op de hoogte van de typische be-
drijfsgevaren. Wij kunnen de voorschriften verdeelen in:

a.nbsp;voorschriften van algemeene strekking;

b.nbsp;voorschriften, betrekking hebbend op een bepaalde afdeeling-

c.nbsp;voorschriften, betrekking hebbend op een bepaalden, van den
normalen gang van zaken afwijkenden arbeid (reparaties etc )

-ocr page 74-

3quot;. Samenwerking met de Ärbeids-Inspectie.

De Arbeids-Inspectie is een tak van dienst van den Nederland-
sehen Staat, behoorend tot het Departement van Sociale Zaken.

Zij heeft tot taak de uitvoering en controle der sociale wetten:
Arbeidswet, Veihgheidswet, Steenhouwerswet en enkele andere.

De Arbeids-Inspectie is hare werkzaamheden begonnen bij het in
werking treden van de Arbeidswet (van 5 Mei 1889) op 1 Juni 1890,
met het uitvoeren van en toezicht houden op de naleving dier wet.

Toen op 1 Juni 1897 de Veihgheidswet van 20 Juni 1895 in
werking trad, werd haar taak belangrijk uitgebreid.

Doordat sedert 1 Februari 1903 alle aan arbeiders in verzekerings-
plichtige bedrijven overkomen ongevallen aan de Arbeids-Inspectie
ter kennis worden gebracht, is deze tak van dienst in de gelegen-
heid veel ervaring op te doen, door het ter plaatse onderzoeken van
ongevallen, die daarvoor in aanmerking komen. De uit deze ervaring
geputte kennis komt allen ten goede, hetzij door het stellen van
eischen of het geven van aanwijzingen, hetzij door het geven van
adviezen. Juist hiervan kunnen de werkgevers in kleine bedrijven
profiteeren. In de groote bedrijven is dat niet in die mate noodig,
want daar staat vaak een staf van deskundige leiders aan het hoofd,
die elk onderdeel volkomen beheerschen. Niet aldus in kleinere be-
drijven. Men beschouwe den vertegenwoordiger van de Arbeids-
inspectie dan ook als een welkomen medewerker en niet als een
soort politie-agent.

Evenals in de onderlinge verhoudingen worde hierbij een vol-
komen openheid betracht, en dat kan gemakkelijk, als de werkgever
van goeden wil is, om dàt voor de veiligheid te doen, wat redelijker-
wijze van hem gevraagd kan worden.

Helaas ontbreekt hieraan nog veel.

Indien de samenwerking goed is, zal de Arbeids-Inspectie bij
eventueele moeilijke justitieele zaken na zware ongevallen den werk-
gever ook tot steun zijn, door te verklaren, dat zijn bedrijf aan de
gestelde eischen voldoet.

Zooals de industrieele bedrijven staan onder toezicht van de
Arbeids-Inspectie, staan de havenbedrijven onder toezicht van de
Havenarbeids-Inspectie.

-ocr page 75-

B. Maatregelen, samenhangend met de outillage van het bedrijf.

1quot;. Beveiliging der machines.

De leer der beveihging van machines is een vak op zichzelf. Ik
zal er niet op ingaan.

Noodzakelijk is, dat reeds bij den bouw, zoowel van de machines
als van de fabriek, met de beveiliging rekening wordt gehouden.
Het is veel goedkooper en veel doeltreffender, om de beveiligingen
direct in te bouwen, dan dat zij later moeten worden aangebracht.

De beveiligingen moeten niet irriteerend zijn en men mag ze niet
gemakkelijk kunnen verwijderen. De veiligheidsconstructies moeten
zoodanig worden aangebracht, dat ze gemakkelijk geïnspecteerd
kunnen worden.

Een paar veihgheidsmaatregelen, welke, naar ik geloof, nog niet
zeer bekend zijn, wil ik noemen:

Bij WILTON-FEYENOORD worden sedert korten tijd loopkranen,
muurkranen, enz. in de werkplaatsen
rood geverfd. De bewegende
deelen vallen dan, vooral bij kunstlicht, beter op

Bij het laden en lossen van zeeschepen gebeurt het soms, dat een
omhooggaande „hijschquot; een merkel mee omhoog neemt, waarna
deze niet meer in de bevestigingsgleuven teruggaat, doch in het
ruim valt. Bij de Maatschappij „Nederlandquot; worden er daarom
gaten geboord door de uiteinden van den merkel en de platen van
de gleuf waarin ze passen. Bij het laden en lossen worden de beide
eerste, aan de ruimopening grenzende merkels, door bouten vast-
gemaakt, waardoor het uitwippen ervan onmogelijk wordt.

Hieruit blijkt, dat goede beveiligingen vaak slechts weinig tijd
en geld behoeven te kosten. Het vastzetten is een kleinigheid, maar
het vallen van een merkel in het ruim van het schip is geen
kleinigheid.

In een door hem in 1936 gehouden rede zegt Ir. N. C. WiNKEL
m.i. terecht, dat men steeds moet aandringen op „voorzichtigheidquot;
bij den arbeider en dat deze factor ook van ontzettend veel gewicht
is, maar dat men, waar dit mogelijk is, het niet op „voorzichtigheidquot;
mag laten aankomen, omdat de factor „voorzichtigheidquot; van zoovele
sterk wisselende invloeden afhankelijk is. Waar het dus mogelijk
is, moeten beveiligingen worden aangebracht. Alleen bij wijze van
uitzondering mag men bij zeer zelden gebruikte machines, waarvan

-ocr page 76-

de beveiliging uiterst kostbaar is, een beroep doen op ,,voorzichtig-
heidquot;.

2quot;. Goede verzorging der gereedschappen.

In een groote fabriek zullen slechte gereedschappen moeten
worden ingeleverd en vervangen door nieuwe. En niet alleen de
kwaliteit van het gereedschap moet goed zijn, doch ook het meest
voor een bepaald doel geschikte en het best passende gereedschap
moet gebezigd worden.

Op het gebied van de handgereedschappen, waarvan de verant-
woording bij den arbeider berust, is bij het Hoogovenbedrijf veel
nuttig werk gedaan door de veiligheidscommissies.

3quot;. Verstrekken van beveiligingsmiddelen.

Op het nut van gasmaskers, veiligheidskleeding, -brillen, -helmen,
handschoenen, -schoenen, -gordels, e.d. kom ik nog terug (blz. 140).

4quot;. Vakkundige bediening van machines, apparaten, enz.

Hiervoor kan speciale opleiding aan den werkman worden ge-
geven. Bij het Hoogovenbedrijf gebeurt dit ook voor alle te bezetten
functies; hetzij de opzichter, hetzij de voorganger onderricht den
arbeider in het werk, waarvoor hij is aangewezen.

Betreffende dit punt zegt Ingenieur WiNKEL: ,,De gunstige in-
vloed van vakbekwaamheid bij het voorkómen van ongevallen ligt
in de vermijding van onhandige bewegingen, in de rust en de zelf-
verzekerdheid welke iemand kenmerken, die boven zijn werk staat.
Echter, bekendheid met het gevaar sluit nog niet in den wil om
het te voorkomen. Vakbekwaamheid kan ook leiden tot een verzet
tegen veiligheidsmaatregelen, omdat men daarin een soort voogdij-
schap ziet, die men onnoodig en ongewenscht vindt.quot;

C. Maatregelen, samenhangend met de omstandigheden waar-
onder gewerkt moet worden.

Iquot;. Zorg voor een juiste temperatuur.

Een juiste temperatuur bestaat niet alleen uit het aantal graden,
dat de thermometer aanwijst, maar ook het verwarmingssysteem en
de vochtigheidsgraad zijn van invloed.

Heyermans geeft aan, dat bij een temperatuur van 18—20° C een

-ocr page 77-

relatieve vochtigheid van 40-60 % het meest aangewezen is. Bij
een hoogere temperatuur moet de relatieve vochtigheid lager zijn
De meest geschikte temperatuur om bij te werken is voor zittend
werk 16-18°, voor zwaar werk 10° C en lager. Zooals men ziet
IS de temperatuur, waarbij het geringste aantal ongevallen voor-
komt, hooger (± 20° C), als deze, uiteraard zeer moeilijke onder-
zoekmgen tenminste juist zijn. (Zie Hoofdstuk II.) Men zal dan
toch een iets hooger ongevallenrisico moeten nemen.

In een bedrijf als de Hoogovens is evenwel de temperatuur niet
te regelen.

20. Zorg voor luchtverversching.

Al naar den aard der verrichtingen en der in de lucht aanwezige
gassen moeten meer of minder uitgebreide
ventilatie-systemen
worden toegepast. Maatregelen moeten worden genomen om de
verspreiding van schadelijke dampen of gassen tegen te gaan.

30. Zorg voor een goede verlichting.

Als men de in het vorige hoofdstuk genoemde fouten in de ver-
lichting bestrijdt, komt men al heel ver, maar een goede verlichting
hangt mede af van verschillende speciale omstandigheden en van
den aard van het werk, dat er moet worden verricht.

Ten aanzien van de verlichting van het fabrieksterrein bij de
Hoogovens zijn vaak verbeteringen aangebracht, nadat de
veiliq-
he.dscommissie bij een nachtelijke ronde deze had geïnspecteerd.

40 Zorg voor orde en netheid, uitgaande van den werkgever
Ais de werkgever zorgt voor orde op de fabrieksterreinen zal dit
ook van invloed zijn op den arbeider. Daarom moet er voor afval
een goede plaats zijn, evenals voor andere materialen. Ruime kasten
en kleedlokalen moeten, waar dit mogelijk is, aanwezig zijn

Wehswaar leiden de omstandigheden in bepaalde bedrijven ertoe
dat er bij tijden plotseling enorm hard gewerkt moet worden waarbij
de netheid onvermijdelijk in het gedrang moet komen, doch deze
toestand mag dan slechts zeer tijdelijk bestaan.

50. Vaststellen van een voor de arbeiders zoo juist mogelijke
tijdsverdeelmg, werkwijze en arbeidstempo.

-ocr page 78-

D. Bevordering van een goede sfeer in de werkplaats.

10. Bevordering van een goede verstandhouding tusschen leiding
en werknemer.

Een der wijzen, waarop deze goede verstandhouding tot stand
kan komen, is juist het werken voor de veiligheid, zooals ik in mijne
inleiding reeds heb betoogd. Het samenkomen in veiligheidscommis-
sies en gedurende de veiligheidsdagen werkt mede om elkaar te
begrijpen. Er moet een wederzijdsch vertrouwen zijn, een weder-
zijdsch respect voor eikaars werk, een wederzijdsch aanvoelen voor
elkanders moeilijkheden. Die goede verstandhouding is eigenlijk niet
te bevorderen, zij moet groeien.

20. Bevordering van de goede verstandhouding tusschen de
arbeiders onderling.

Deze verstandhouding is in den regel wel goed; mocht dit niet
het geval zijn, dan berust het vaak slechts op incidenteele feiten, die
uit den weg geruimd kunnen worden.

Het vereenigingsleven, het gemeenschappelijk volgen van diverse
cursussen, enz. kunnen de goede verstandhouding in de hand werken
en verder zal de verstandhouding steeds beter worden bij hen, die
jaren naast elkaar werken en elkaar dus hebben leeren kennen.

Een goede samenwerking is bij de losse arbeiders dan ook
moeilijker te verkrijgen dan bij de vaste.

30. Bevordering van de animo voor het werk.

Mèt de vervanging van den handenarbeid door machines is veelal
ook de liefde voor het werk verdwenen. De werkman ziet niet meer
het door hem vervaardigde werkstuk, maar moet veelal slechts een
klein onderdeel vervaardigen, of alleen maar een bepaalden greep
uitvoeren.

Gelukkig staan hiertegenover de betere arbeidsvoorwaarden,
sociale verzekering en korteren werktijd. Maar toch, 1/3 van het
leven van den werkman wordt in de fabriek doorgebracht. Dit
gedeelte moet niet het noodzakelijke, maar onaangename deel zijn,
doch de arbeid moet juist een deel van de levensvreugde van den
werkman uitmaken.

Behalve door het streven naar prettiger verhoudingen kan de

-ocr page 79-

arbeidsvreugde ook bevorderd worden door wat de Duitsehers
„öehoniieit der Arbeitquot; noemen.

De beteekenis daarvan zal ik probeeren duidelijk te maken door
het geven van een voorbeeld uit een ander deel der geneeskunde-

Sedert een 15-tal jaren is er een wending gekomen in de ver-
pleging van geesteszieken. Een der onderdeden daarvan is het
gezehiger maken van de verblijven der patiënten. De zaaltjes worden
beschilderd met gezellige kleuren, ze worden versierd met schilde-
rijen en bloemen, enz. De tuin van de inrichting wordt door de
Patienten onderhouden en van planten en bloemen voorzien Van
deze maatregelen is een heilzame invloed uitgegaan op de psyche
der patienten en in plaats van de vroegere vernielzucht is er bij hen
een streven merkbaar, om alles wat mooi is in stand te houden
Maar, gaat er van een gezelhge omgeving ook niet een goede
mv oed uit op geestelijk gezonden? En zou men van dezen goeden
myloed ook niet gebruik kunnen maken in de fabrieken, althans in
vele fabrieken? Wellicht zijn de kale wanden van een werkplaats
aardig te beschilderen, welhcht zijn er een paar platen
aan te
brengen en laten er ook op de terreinen enkele plekjes groen wat
planten en een paar boomen zijn! Dat komt de stemming en het
verantwoordelijkhddsgevoel van den werkman ten goede. Laat men
ook hier het „doodequot; milieu maken tot een „levendquot; milieu!

E. De opvoeding tot veilig werken.

Niet alleen het opwekken tot vdlig werken is noodig, maar vooral
ook moet steeds de aandacht worden vastgehouden.

Ook al staat de veihgheid in een fabriek op een hoog peil toch
dienen allen, die er werken, steeds weer hun aanhoudende zorq
er aan te besteden. Het vdligheidswerk is nooit klaar, maar steeds
zal men weer naar nieuwe maatregelen moeten zoeken, opdat allen
van hoog tot laag, paraat blijven. Deze zijn:

a. Maatregelen, waardoor bij den werkgever
de veiligheidsgedachte wordt opgewekt en
levendig gehouden.

De ongevallenstaat van bijna elk bedrijf houdt direct verband
met de houding van den werkgever. Het is niet voldoende, dat de
werkgever alleen maar sympathiek staat tegenover de zaak der

-ocr page 80-

veiligheid. Hij moet daadwerkelijk meehelpen, om ongevallen te
voorkomen. De werkgever kan zich als volgt op de hoogte houden:

1°. door het bezoek en de adviezen van de Arbeids-Inspectie;

20. door het bijwonen van veiligheidscongressen;

30. door middel van veiligheids-literatuur, door lid te worden
van de instelling ..Het Veihgheidsmuseumquot;;

40. door uitwisseling van de gegevens over ongevallen der ver-
schillende bedrijven. Dit geschiedt o.a. door de Staatsmijnen, die
elke maand een statistiek zendt aan andere bedrijven en eene
beschrijving geeft van die ongevallen, die men had kunnen voor-
komen of waar iets uit viel te leeren.

Een maatregel, gericht tegen die werkgevers, welke onverschillig
staan tegenover het veiligheidsvraagstuk zou kunnen zijn:

De krachtens de Ongevallenwet verschuldigde premie in sterkere
mate dan tot nu toe het geval is afhankelijk te maken van de uit-
komsten in het eigen bedrijf. Immers, indien een werkgever niet
zèlf het risico draagt, doch premie betaalt, bemerkt hij er weinig
van of voor zijn bedrijf een klein of groot bedrag is uitgekeerd. De
premie wordt bepaald naar de gevarenklasse en den invloed van
zijn onderneming, als een van de vele soortgelijke ondernemingen,
die samen een bedrijf vormen, is hierop in den regel maar gering.
Het eenige wat hij kan bereiken is verlaging van het gevarencijfer,
dat aan de onderneming wordt toegekend, doch hierdoor wordt geen
aanmerkelijke vermeerdering of vermindering verkregen.

b. Maatregelen om den werknemer op te
voeden tot veilig werken.

10. Het ophangen van platen, opschriften, enz. Bij de Raden
van Arbeid, de Rijksverzekeringsbank, de Centrale Werkgevers
Risicobank, de Arbeids-Inspectie en het Veihgheidsmuseum is een
serie van naar ik meen 100 veiligheidsplaten, uitgegeven door laatst-
genoemd instituut, tegen den prijs van 30 cent per plaat verkrijgbaar.
Sedert eenige maanden zijn aan deze serie een aantal toegevoegd.

In het buitenland wordt onder meer door de National Safety
Council te Chicago een geweldige serie platen uitgegeven.

Verschillende bedrijfsleiders en arbeiders heb ik naar hun oordeel
over het nut van die platen gevraagd. De bedrijfsleiders staan er in
het algemeen nogal sceptisch tegenover. Men krijgt antwoorden als:

-ocr page 81-

„wij gebruiken ze wel, maar niemand kijkt er naarquot;, of: die hebben
wij weggedaanquot;.

Het oordeel over de Hollandsche platen is ook niet bijzonder
gunst g Ook de nieuwe worden in .'t algemeen niet bewonderd
Ve:hghe.dsplaten moeten iets opwekkends hebben en zij moeten
direct spreken tot de menschen.

Beter zijn in dit opzicht vele der Amerikaansche platen. Een be-
swaar IS natuurlijk, dat de opschriften vertaald moeten worden en
verder adernen z, soms een mentaliteit, die wij niet kennen. Ik denk

ergens in de wolken een rij menschen te woord staat bij het be-

sSSrnbsp;P^-^ heeft aJs onder-

schrift. „When it s your turn. will it be for an accident?quot; Dergelijke
platen zijn ons té radicaal.nbsp;^genjKe

Het oordeel der arbeiders - en daar gaat het om - is veel
gunstiger. Velen vinden platen en opschriften wel degelijk van groot

arbeide rri ' quot;nbsp;^^^^^«heid enthousiaste

wtf;nbsp;-

Hoe het ook zij, het lijkt mij niet verstandig, de muren met al te
veel platen en opschriften te behangen. Een zekere soberheid is
hier gewenscht! Men moet ze op denbsp;plaats aanbrenger

Fabneksingangen zijn daarvoor minder geschikt, daar de wLk-
heden gewoonlijk haast hebben bij het komen en gaan. Schaftlokalen
en waschgelegenheden zijn daarvoor betere plaatsen.

Verder moet erop gelet worden, dat na eenigen tijd, wanneer
men aan het aspect van een bepaalden wand gewend is geraakt
men zich de platen niet meer bewust wordt, zoodat
hun waarde

itrB-t H^nbsp;worden vÏ

M K ; .nbsp;- bepaald persoon daarmede belast

die platen die men in den handel kan koopen. In elk behoorlijk
edr,f heeft men teekenaars noodig en onder de employé s van el e
fabnek z,n er we eenige, die hun artistieke capaciteiten gaarne in
dienst van de veiligheid willen stellen. Daardoor is het mogelijk

helrquot; 'ITnbsp;die juist betrekking

hebben op het eigen bedrijf.nbsp;^

-ocr page 82-

20. Het geven van veiligheidscursussen.

Het hangt zeer sterk af van den aard van het bedrijf, of speciale
veiligheidscursussen doeltreffend zijn. Het is mij niet bekend, of
zulke cursussen in sommige bedrijven worden gegeven.

Bij Thomsen's Havenbedrijf wordt een cursus gegeven om jonge
bazen en opzichters op te leiden en als onderdeel daarvan worden
speciaal aan de veiligheid een paar lessen gewijd.

Bij de Maatschappij „Nederlandquot; heeft men voor het toezicht-
houdend personeel wel eens cursussen gegeven, vooral op het gebied
van materiaalsterkte. Hierdoor kregen de menschen een beter begrip
van krachten, hefvermogen der kranen, enz. Het resultaat was
uitstekend.

30. Het instellen van veiligheidscommissies.

Hiervoor verwijs ik naar hoofdstuk VIII.

40. Het organiseeren van lezingen, filmavonden, excursies, enz.

50. Het personeel het geheele bedrijf doen leeren kennen.

Door dezen maatregel krijgt de arbeider een beter overzicht en
ziet hij zijn werk beter als onderdeel van het geheel, wat zijn
arbeidsvreugde zal doen toenemen. Ook vallen bij een bezichtiging
van een andere afdeeling van het bedrijf dikwijls slechte toestanden
in het oog, welke aan de menschen, die er geregeld werken, ontgaan.
In het algemeen echter is het zóó, dat de arbeiders wèl in hoofd-
trekken het bedrijf kennen, maar het bezit van meer nauwkeurige
kennis van het geheele bedrijf zal in den regel wel een vromen
wensch blijven.

60. De inrichting van een veiligheidsmuseum, speciaal voor het
betreffende bedrijf.

Het is mij niet bekend, of er, behalve de Hoogovens (zie blz. 161)
in Nederland bedrijven zijn met een eigen veiligheidsmuseum. Wèl
ziet men veelal in verbandkamers en in gangen een aantal beveili-
gingsmiddelen tentoongesteld.

70. Het organiseeren van veiligheidsdagen.

Veiligheidsdagen hebben ten doel om gedurende een aantal dagen
het werk voor de veiligheid heelemaal op den voorgrond te plaatsen.

5

-ocr page 83-

Zulke dagen kunnen van zeer veel nut zijn, mits het niet zóó gaat

dat er alleen tijdens de veiligheidsdagen aan de veiligheid gedachi

wordt, om haar daarna zoo gauw mogelijk weer voor een Var te
vergeten.

Een der voornaamste maatregelen gedurende de veiligheidsdagen
IS, dat ook het gezin van den werkman kennis neemt van het bedrijf
en van de veiligheidsmaatregelen, die er genomen kunnen worden
Het eenige bedrijf, behalve het Hoogovenbedrijf, waarvan ik ver-
nomen heb, dat zij veiligheidsdagen organiseeren is Thomsen's
Havenbedrijf. Maar er zullen er wel meer zijn.

Bij Thomsen's Havenbedrijf zijn verleden jaar voor het eerst
veihgheidsdagen gehouden. Men is over het verloop ervan zeer
tevreden en men zal er dit jaar weer toe overgaan.
Het programma was als volgt:

Tusschen de verschillende ploegen havenarbeiders is er een wed-
strijd georganiseerd in veilig werken. Een jury, bestaande uit werk-
nemers. met aan het hoofd een veiligheids-inspecteur, heeft ge-
durende de 3 dagen de werkzaamheden der deelnemende ploegen
gadegeslagen en de fouten die daarbij t.o.v. de veiligheid werden
gemaakt beoordeeld. Op den sluitingsavond is aan de leden van
den winnenden ploeg een gouden medaille uitgereikt.

Eén avond werd besteed aan propaganda voor het zwemmen en
een middag aan sportwedstrijden.

Op den sluitingsavond werd de Rotterdamsche Havenfilm ver-
toond en is over de veiligheid gesproken door een der leden der
Directie en door een bootwerker.

80. Strafmaatregelen.

Met het toepassen van strafmaatregelen zij men voorzichtig en

men overwege terdege of het er niet zonder kan. Door het toepassen

van straffen wordt er bij den werkman een psychische spanning

opgewekt, waardoor een vijandige houding ontstaat en de goede

geest van samenwerking kan daardoor worden verstoord Met

straffen is het als met de ongevallen zelve: men probeere ze te
voorkomen!

Maar hiertegenover staat, dat men het er roerend over eens is
dat iemand, die in de gewone maatschappij met een vaart van
80 K.M. per uur door een drukke straat rijdt, bekeurd moet worden;

-ocr page 84-

waarom zal men dan dengene, die in de kleine maatschappij —
welke door een bedrijf wordt gevormd — een voortdurend gevaar
voor zichzelf en voor zijn omgeving is, geen straf opleggen? Is de
man, die onverschillig staat tegenover zijn eigen en ook een ander-
mans veiligheid iemand om sympathie of medelijden mee te hebben?

Doch men passé straf slechts toe bij hooge uitzondering en dan
alleen bij hen, die de voorschriften op verregaande wijze veronacht-
zamen.

Het feit, dat iemand dikwijls in de verbandkamer komt om zich
te laten behandelen, omdat hij herhaaldelijk een ongeluk krijgt, mag
nimmer een aanleiding zijn tot straffen. Men zou dan alleen het
aantal te late meldingen vergrooten, dus meer infecties krijgen en
bovendien is het ook niet billijk. Men late het personeel dat ook
wel weten; nooit mag de vrees ontstaan, dat men, na bijvoorbeeld
vier keer een ongeval te hebben gehad, de kans loopt, ontslagen te
worden. De weg naar de verbandkamer mag nimmer belemmerd
worden.

Alleen hij, die na herhaalde malen gewaarschuwd te zijn en nadat
zijn tekortkomingen met hem zijn besproken, toch nog de veiligheids-
regels in den wind slaat, mag en moet m.i. gestraft worden. En
met het feit, of deze nalatigheid al of niet een ongeval ten gevolge
heeft gehad, gaat het als met den ijzeren balk, die, vallend van een
hoogte van 20 Meter al of niet iemand raakt. Uit een oogpunt van
veiligheid doet dit niets ter zake.

Op welke wijze kan men de straf toepassen?

Bij de Maatschappij ,,Nederlandquot; werd wel eens iemand wegens
grove nalatigheid geschorst of ontslagen.

De Directie van de Maatschappij „De Scheldequot;, die met recht
oordeelt, dat de werkbazen de figuren zijn, waar alles in den strijd
tegen de ongevallen om draait, kan als strafmaatregel toepassen:
Inhouden van de jaarlijksche gratificatie aan de werkbazen, als na
herhaalde waarschuwingen de veiligheidstoestand in de afdeeling
van een werkbaas te wenschen overlaat; doch deze maatregel be-
hoefde slechts één keer in den loop van jaren te worden toegepast,
namelijk bij een werkbaas die, ook nadat het hem herhaaldelijk was
verboden, de werklieden met een corpus alienum in het oog niet
naar de verbandkamer stuurde, doch dan zelf het uiteinde van een

-ocr page 85-

lucifer fijnkauwde en met het aldus gevormde „penseelquot; het corpus
ahenum verwijderde.nbsp;^^ipus

denbsp;—--ongevallen

de wettelijk verphchte uitkeeringen van 80 % (en na 6 weLn ver-

zuim van 70%) aangevuld tot 90%. op voorwaarde, dat h^

ongeluk niet te wijten is aan eigen schuld of aan eigen nalatigheid.

Is dit wel het geval, dan wordt het supplement niet verstrekt

hetgeen bijvoorbeeld in 1936 bij ongeveer een vierde deel der uit-
keeringen het geval was.

straLn'H^^T'fIfnbsp;^^^e voorstander van

straffen. Hier kan de aanvulling van de wettelijk verplichte uit-
keering tot 100 %. zooals dat geschiedt uit het door on'dernem'g
en arbeiders samen in stand gehouden Wenckebach-fonds worden
mgetrokken, maar veel gebruik is hiervan
nog niet gemaakt. Verder
.s eens een lossen arbeider, die zich ondanks waarschuwing, twee

beTri;;::::e:d.'^nbsp;-erkend het

Tot «lot laat ik volgen, wat de Directeur van een Amerikaansch
Hoogovenbedrijf over strafmaatregelen schrijft in een der nummers
van „National Safety News 1932:

veili^h'f'T'quot;quot;quot;quot;'nbsp;en ongehoorzaamheid aan

ve hgheidsreglementen worden berispt en beboet; als een man door

ZhT^ 'Tnbsp;-^-quot;eheid verwond wordt, wordt

h, beboet; als een man verwond wordt doordat een mede-werkman
de veiligheid verwaarloosde, wordt deze mede-werkman beboet als
een man verwond wordt en bij het onderzoek blijkt, dat hij stieds
gewend is geweest de veiligheidsmaatregelen te verwaarloozen en
da een groep mannen, met wie hij werkt, dit geweten heeft en toch
heeft toegelaten, dat hij in hun midden bleef, wordt de geheele
groep beboet, want ieder individu is niet alleen voor
zichzel doch
ook voor ieder die met hem werkt verantwoordelijk.quot;

90. Publicatie van veiligheidsberichten in de fabrieksbladen
De vele goede en de zeer vele matige fabrieksbladen die in
Nederland door personeel en/of Directie van verschillende bedrijven

artikelen voor de veiligheid in te schrijven.

-ocr page 86-

Van deze bladen, waarin dit m.i. zeer goed en doelmatig gebeurt,
wil ik noemen:

„Ons Orgaanquot; (Van de S.H.V., N.H.B, en N.R.V. te Rotter-
dam); „T.H.B.-Nieuwsquot; (Thomsen's Havenbedrijf, Rotterdam);
„Stukkoolquot; (Mededeelingen van het toekomstig ondergrondsch
personeel van de Staatsmijnen); ,,Wilton-Feyenoord-Nieuwsquot;,
Orgaan van en voor het Personeel van Wilton—Feyenoord te
Schiedam.

De artikelen in zulke bladen moeten duidelijk, actueel en niet te
lang zijn.

Op ,,Samenquot;, het maandblad voor Directie en Personeel van
Hoogovens, Mekog en Cemij kom ik terug.

In dit verband wil ik nog wijzen op de keurig verzorgde, aan-
trekkelijke en doeltreffende brochure „Veiligheid vóór Allesquot;, die
door Philips werd uitgegeven voor zijn personeel.

F. Verbetering van individueele factoren.

1quot;. Bevordering van een goeden lichaamstoestand van den
arbeider door:

a.nbsp;Keuring bij de tewerkstelling.

Dit gebeurt vrijwel overal. Het is van belang en natuurlijk niet
in de eerste plaats voor de ongevallenbestrijding — dat deze
keuring ook werkelijk goed gebeurt. Meer aandacht, dan tot nu het
geval is, dient hierbij aan het gebit te worden geschonken.

b.nbsp;Periodieke herkeuringen.

Deze gebeuren maar weinig. Het heeft natuurlijk ook groote
bezwaren, doch het is met het oog op vroegtijdige ontdekking van
latente ziekten uiterst nuttig.

c.nbsp;Bevordering van lichamelijke opvoeding,
sport enz.

De sport kan worden beoefend in de sportvereenigingen, al of niet
in fabrieksverband.

Ten aanzien van de hchamelijke opvoeding vestig ik de aandacht
op de rede van Prof.
WOERDEMAN, eenige maanden geleden ge-
houden in de Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Deze wijst
er op, naar aanleiding van een reeks onderzoekingen, die in het
buitenland zijn gedaan, hoe door onderbreking van den arbeid door

-ocr page 87-

een pauze, bestemd voor lichaamsoefeningen, de vermoeidheidsver-
schijnselen en de lichamelijke nadeelen van den arbeid afnamen en
het gezondheidspeil der werknemers werd verhoogd. Vele bedrijven
en speciaal die, waarin arbeiders langdurig zittend of staand werk
hebben, leenen er zich uitstekend voor, dat er gedurende de pauze
Jichaamsoefeningen worden gehouden.

/actorerf^'^quot;'^^^quot;quot;^nbsp;'quot;o^e/y^, wegneming van psychische

Om niet in hernaling te vervallen, verwijs ik hier naar Hoofd-
stuk VIII.

30. Het zoeken naar ,.de juiste man op de juiste plaats'.
Hierbij speelt de vakbekwaamheid natuurlijk de voornaamste rol.
Psychotechnisch onderzoek kan in dit opzicht van groote beteekenis
zijn. Speciaal geldt dit voor de, uit een oogpunt van ongevallenbe-
strijding zoo belangrijke werkbazen.

Bij de K.N.S.M. wordt een systeem toegepast, om het werk van

een werknemer niet te laten beoordeelen door één persoon van

wiens opvatting dan alles afhankelijk zou zijn, maar door meerdere
personen.

40. Tegengaan van oververmoeidheid.

De verdeeling en de aard der werkzaamheden spelen hierbij een

groote rok Men deele het werk zoodanig in, dat ook met vermLid-

heid van het personeel rekening wordt gehouden. In het algemeen

gebeurt dit ook wel, maar in bepaalde bedrijven is het technisch
niet altijd mogelijk.

Prachtig zou het zijn, als de menschen, die zich erg vermoeid
gevoelen na het werk, zich zouden kunnen melden en dan door den
arts werden onderzocht. Menige latente aandoening zou dan zeer
vroeg kunnen worden ontdekt. Maar een practische verwezenlijking
lijkt mij met goed mogelijk.

IuJTÜ'^T'quot;^nbsp;per.oo./ylen aanleg voor ongevallen.

Lubsen komt in zijn voordracht tot de slotsom, dat het niet

Ztli quot; Wnbsp;ongevallenquot; met eenvoudige tests te

ontdekken. Want er bestaat niet één. maar er zijn veLhillende

-ocr page 88-

disposities, die personen voorbestemmen tot het krijgen van onge-
lukken. Maar wèl kan er bij een psychologisch onderzoek naar de
beroepsgeschiktheid voor de echte gevaarberoepen rekening worden
gehouden met hetgeen van den aanleg voor ongevallen bekend is.

Mochten de statistieken aantoonen, dat er op een bepaalde af-
deeling veel ongelukken plaats vinden, welke bij een ter plaatse
ingesteld onderzoek blijken te worden veroorzaakt door slechts
enkele menschen of mocht het den verbandmeester treffen, dat
een bepaalde werkman vaak met een verwonding komt, dan moet
de reden daarvan worden nagegaan. Hierbij is veel tact noodig,
want ik heb al eerder gezegd, directe melding in de verbandkamer
mag op geen enkele wijze worden tegengewerkt.

Het meest doeltreffende hjkt mij de volgende methode:

De gegevens over de wijze waarop bij een ,,ongeluksvogelquot; de
ongevallen plaats vonden, worden eerst bestudeerd. Men lette hierbij
ook op vroegere ongevallen. Dikwijls komt men dan al tot een juist
oordeel over enkele belangrijke factoren. Dan wordt op tactvolle
en vriendschappelijke wijze met den man gesproken en ook hierbij
komen herhaaldelijk psychische oorzaken aan het licht, welke alles
kunnen verklaren, zooals huiselijke moeilijkheden, verhouding tot
superieuren en mede-arbeiders, werk- en levensgewoonten. Komt
men nog niet tot een resultaat, dan moet een nauwkeurig medisch
onderzoek volgen, om eventueele lichamelijke afwijkingen te ont-
dekken.

Tenslotte kan een psychotechnisch onderzoek worden ingesteld,
waarbij wordt gelet op afleidbaarheid, verstand en oordeel, handig-
heid, psychische stabiliteit, reactiesnelheid, aandachtsverdeeling, enz.

Op deze wijze moet een diagnose gesteld worden en een doel-
matige therapie moet hierbij aansluiten.

60. Bevordering van den zin voor orde en netheid bij den
werknemer.

De zin voor orde en netheid is een eigenschap, welke een deel
van de persoonlijkheid van den werknemer uitmaakt. Dit is niet in
één keer te veranderen, doch het moet geleidelijk gaan. Veel kan
eraan gedaan worden door werkbazen en door den werkgever, die
zelf ook in zijn fabriek op orde en netheid is gesteld en voorschriften

-ocr page 89-

rulte'ltc'quot;'quot;nbsp;bere-

werknemers leeren, veilig te

t'quot;?^ ongevallen bij jeugdige werknemers groot is,
bestede men bij het opvoeden tot veilig werken speeiaal veel aan-
dacht aan de jongeren.

80. Het geven van bijzondere instructies aan de losse arbeiders

Het ,s noodig, dat de werkbaas of opzichter bij het bespreken

van het werk met de losse arbeiders, ook eenige woorden wijdt aan

de veihgheid en aan de noodzakelijkheid om ongevallen direct te
meJden.

G. Maatregelen, die dienen, om bij plaats hebbende ongevallen
de gevolgen fe beperken.

Ondanks een goede verzorging van het materiaal en ondanks den

goeden geest die er heerscht in een bedrijf, zullen er ongelukken

blijven gebeuren, waartegen men maatregelen zal moeten nemen
Ueze zijn:

10. Zorg voor een goed georganiseerden alarmeeringsdienst bii
het plaats hebben van ernstige storingen.

Bij brand, bij ernstige ongelukken, bij explosies en bij gasver-
giftigingen is het noodzakelijk, dat de Reddingsdienst zoo snel
mogelijk ter plaatse is. Noodig is het. dat op vele plaatsen in de
tabnek. naar een centraal punt. bijvoorbeeld de kamer van den
portier, een waarschuwingssein kan worden gegeven en van deze
plaats uit moet worden gealarmeerd. Hoe dit bij het Hoogoven-
bedrijf IS geregeld bespreek ik in hoofdstuk VII.

20. Zorg voor een goede brandweer.

Natuurlijk is het lang niet in elk bedrijf noodig. een eigen, ge-

De noodzakelijkheid van een fabrieksbrandweer hangt af van:
a. Het brandgevaar en de grootte van het fabriekscomplex. Hoe

-ocr page 90-

grooter en hoe gevaarhjker het bedrijf, des te meer behoefte bestaat
er aan een slagvaardige organisatie, die snel de gewenschte hulp
kan bieden en die volkomen op de voor de fabriek specifieke ge-
varen is ingesteld, zoowel door oefening als door zakenkennis en
uitrusting.

b. De landelijkheid van de omgeving.

Het spreekt vanzelf, dat een bedrijf in een groote stad beter op
de plaatselijke brandweer kan vertrouwen, dan een bedrijf, dat is
gevestigd op het platteland, waar men soms nog nauwelijks over
het stadium van de handspuiten heen is. Op het platteland zal een
bedrijf dus eerder tot de organisatie van een eigen brandweer
moeten overgaan dan in de stad. Typische voorbeelden van groote
bedrijven in een oorspronkelijk landelijke omgeving zijn de Hoog-
ovens en de Papierfabriek te Velsen.

30. Zorg voor een goede E.H.B.O.-dienst.

Deze is voor groote, gevaarlijke bedrijven onmisbaar. Juist daar,
waar men heeft te maken met gevaar voor gasvergiftiging en met
kans op groote rampen, kan de E.H.B.O.-er onschatbare diensten
bewijzen, vooral met het toepassen van kunstmatige ademhaling en
bij het vervoer, daar de mogelijkheid bestaat, dat arts en verhand-
meesters het werk niet af kunnen.

Het is noodzakelijk, dat de E.H.B.O.-er gediplomeerd is en
vervolgcursussen heeft gevolgd, regelmatig oefent en zich een groote
mate van bescheidenheid heeft eigen gemaakt. De taak van den
E.H.B.O.-er is voornamelijk van belang bij groote rampen.

Laten de E.H.B.O.-ers niet voor doktertje willen spelen, want
dan komt het tot toestanden als die, welke een veiligheids-inspecteur
met mij besprak, toen hij mij mededeelde: ,,Als er een ongeluk ge-
beurt, is mijn eerste werk, de E.H.B.O.-ers van den patiënt af te
houdenquot;.

De meeningen over het al of niet optreden in ploegverband der
E.H.B.O.-ers verschillen.

Wèl is men het er over eens, dat de E.H.B.O.-ers in hun dage-
lijksch werk over alle afdeelingen en ploegen verdeeld moeten zijn.

40. Zorg voor een goeden medischen dienst.

Het nut van het aanstellen van een fabrieksarts en het inrichten

-ocr page 91-

van een fabrieksverbandkamer is bewezen door het klassieke onder-
zoek van Prof. Dr. J. A.
KoRTEWEG bij de Maatschappij „De
Scheldequot;. Bij zijn onderzoek naar de oorzaken van schommelingen
in het ongevallenpercentage maakte Prof.
KoRTEWEG gebruik van
de methode om uit de studie van afwijkende getallenreeksen invloe-
den te leeren kennen, die wel een rol spelen in een bepaald gebied
of bij een bepaalde groep, maar die elders ontbreken.

Een splitsing van Nederland in zijn bij de R.V.B. geldende
districten, bracht aan het licht, dat het eene district andere schom-
melingen in het ongevallenpercentage vertoonde dan het andere
en dat er dus naast algemeene oorzaken ook meer plaatselijke
oorzaken invloed daarop uitoefenen. Zoo bleef de daling, die in
het jaar 1908 het sedert 1903 steeds stijgende aantal ongevallen,
aangegeven bij de R.V.B. had onderbroken en die in het jaar 1910
door een nieuwe algemeene stijging was gevolgd, in Zeeland ook
na 1910 voortduren, hoewel vóór 1908 het ongevallenpercentage
nergens zoo hoog was geweest als juist in deze provincie. Een nader
onderzoek leerde, dat het ongevallenpercentage in Zeeland geheel
beheerscht wordt door dat van de Maatschappij „De Scheldequot;,
zoodat Prof.
Korteweg deze statistieken nader onderzocht. Laat
ik de op deze jaren betrekking hebbende getallen, die destijds door
Prof.
Korteweg zijn gepubhceerd, hier weergeven.

1907

1908

1909

1910

1911

1912

Totaal aantal ongevallen per 1000
werklieden........

601

542

198

! 229

198

151

Aantal oogongevallen per 1000
werklieden ....

62

42

37

32

21

20

Aantal infecties per 1000 werklieden

41

48

37

32

21

20

Aantal zuivere wonden per 1000
werklieden . . .

89 j

97

38

36

25

23

Aantal kneuzingen per 1000 werk-
lieden ....

: ^ !
92

106

47 1

28

32

27

Aantal onzuivere wonden per 1000
werklieden (steek-, kneus-,
scheurwonden) . . .

295

237

33

77

74

47

-ocr page 92-

NV. KON: H) ■■ „DE SCHELDE VLISSINGEN.
SCHEEPSWERF en MACHINEFABRIEK.

VERZUIMDAGEN-INCLUSIEF ZONDAGEN-PER 1000 WERKLIEDEN PER JAAR
_ VÓÓR INSTELLING VAN DEN ONGEVALLENDIENST.
Inbsp;NA INSTELLING VAN DEN ONGEVALLENDIENST.

JAAR

mmiiiMiM

VCR2U1MDAGCN

vebzumdagen

veriuimoagen 1304nbsp;5900

-.-.vep.2uim0aamp;en 1938 ^ 1^07
dus. per 1000 wcrklieocn
per jaar een besparing van
«etsecn gelvh is aan hct wcrk van

seoo

5600
5400
5200
5000
4800
4600
4 00
4200
4000
3amp;00
3600
3400
3200
3000
2800
2600
2400
2200
2000
leoo
1600
1400
1200
1000
eoo

BOO
400
200
O

S8O0
5600
5^00
5200
5000

4600
4600
4400
4200
4000
3600
3600
3400
3200
3000

aeoo
2600
2400
2200
2000
leoo
1600
1400
IZOO
tODO

eoo

60 O
400
zoo

44-93 OAGCN

t 15 man BEOURCNDC ÉÉn jaar

JAAR

-ocr page 93-

Sensationeel is dus de daling van het totaal aantal ongevals-
aangiften van
1908 op 1909.

Dank zij de welwillende medewerking van den chef van den
ongevallendienst, den chirurg
A. Staverman. ben ik in staat
om met toestemming van de Directie, naast de op bldz. 74 geplaatste
ajfer van Prof.
korteweo. op bldz. 75 een grafische voorstellin
r904 r Tquot;nbsp;verzuimdagen, die in elk der jaren van

Z M, n Qnbsp;van ongevallen per 1000 werklieden bij de

Kon. Mij. ..De Scheldequot; moesten worden ingeboekt.

oo?909nbsp;de enorme daling van 1908

op 1909, gevolgd door een regelmatige dahng tot 1918, waarna via

een geringe stijging de cijfers een vrij constant verloop hebben

In de graphieken van bladzijde 77 worden de cijfers der verzuim-

^^^nbsp;verzuimdagen

per 1000 werklieden daalt na 1908 in zeer sterke mate. Wat is
hiervan de oorzaak?

In 1908 gebeurde het volgende:

10. Sedert 1 Januari 1908 werd het risico zèlf gedragen
20. Eind 1908 werd een fabrieksarts aangesteld.
30. Eind 1908 werd een eigen verbandkamer ingericht en werd
een verbandmeester aangesteld.

Het gevolg van deze drie maatregelen was:

I.nbsp;Uit den aard der zaak werd bij het aanvaarden van eigen
risico nog eens extra veel aandacht aan de veiligheid geschonken
Uit verklaart reeds de daling van de totaalcijfers van 1907 op
1908 en vooral de daling van het aantal ongevallen met oogletsels
van 1907 op 1908. want juist aan de veiligheidsbrillen wordt veel
zorg besteed bij ..De Scheldequot;.

II.nbsp;Vele lichte wonden en kneuzingen werden vroeger door den
huisarts behandeld en dus opgegeven bij de R.V.B. Deze konden
nu door den verbandmeester worden verbonden.

III.nbsp;De patiënten met meer ernstige letsels werden vroeger ook
door den huisarts behandeld en dan hing het vaak van den patiënt
zelf af. of hij het werk verzuimde of niet.

Bij de instelling van een fabrieksarts kreeg hij in de verband-
kamer een moreelen steun en werd hem in daartoe geschikte ge-

-ocr page 94-

N.V.KON:MA.DE SCHELDEquot;-SCHEEPSWERF en MACHINEFABRIEK-VLISSINGEN

na instelling van den ongevallendienst

verzuimdagen-inclusief zondagen-per 1000 werklieden per jaar

//

voor instelling van den 0ngevallendien5t c

NIET GEINFECT.
VERWONDINGEN

GEÏNFECTEERDE
VERWONDINGEN

(ZWEREN ENZl

VERZUIM
DAGEN

VEBZUIM
DAGEN

00GLET5EL5

BRANDWONDEN

BREUKEN VAN
BEENDEREN

VERZWIKKINGEN
KNEUZINGENENZ

DIVERSE ANDERE
LETSELS

2300^
2200-
2100^
2000-
1900-
1800-
1700-
1600-
1500-
1400 -
1300 -
1200-
1100-
1000
900 -
800 -
700 -
600-
500 -
400 -
300 -
200 ^

-nbsp;2300

-nbsp;2200
-2100
- 2000

-nbsp;1900
^ 1800

-nbsp;1700
^ 1600

-nbsp;1500

-nbsp;1400

-nbsp;1300

-nbsp;1200

-nbsp;I 100

-nbsp;1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100

O

l

kt

m

Ml

j:

-ocr page 95-

vallen door den arts, dien hij ten volle vertrouwde, opgedraqen
het werken voort te zetten, ook omdat dit zou bijdragen tot een
snellere genezing.

IV.nbsp;De ernstige verzuimongevallen werden ook van korteren
duur. doordat de Directie bij terugkeer in de fabriek, ook bij qe-
deeltelijke invaliditeit, de volle 100 % loon uitkeert, mits de patiënt
het wettelijk uitgekeerde bedrag restitueert aan de Directie. Op deze
wijze werden de pogingen om het normale werk te verrichten
gestimuleerd door de Directie, terwijl de fabrieksarts deze poqinqen
controleerde, aanmoedigde of zoo noodig remde.

V.nbsp;Het aantal infecties daalde eveneens, maar minder snel. Een
infectie toch is veelal het gevolg van een te late melding van het
ongeval m de verbandkamer en voordat alle werklieden volkomen
eraan gewend waren geraakt, dat ze zich na elk wondje onmiddellijk
moeten melden, verliepen er een paar jaren.

VI.nbsp;Op bladzijde 79 worden enkele uitkomsten der oogverzor-
ging weergegeven over de jaren 1904 tot 1938.

Interessant zijn deze getallen, omdat ze de invloed weergeven
die uitging van:

10. Het gebruik van veiligheidsbrillen.

20. Het instellen van den ongevallendienst.

30. De aanstelling van een oogarts.

Deze getallen geven aanleiding tot de volgende opmerkingen:

10. Het aantal keeren, dat een vreemd lichaam uit een oog werd
verwijderd, vertoont een geweldige vermeerdering. Dit is een gevolg
van een betere melding in de verbandkamer van de kleine ooq-
ongevallen (corpora aliena libera) die de werklieden voorheen zelf
of bij elkaar verwijderden, dikwijls met noodlottige gevolgen en
aan de stijging van het aantal werklieden.

20. Dank zij het gebruik van veiligheidsbrillen en dank zij de
goede behandeling in de verbandkamer daalt het aantal belangrijke
oog etsels na 1908, terwijl ook de ernst der gevolgen vermindert
Voor de instelling van den ongevallendienst was het aantal
oogletsels met werkverzuim per 1000 werklieden per jaar 55 en

sle7tlnbsp;''''nbsp;aanstelling van een oogarts)

^^'^^quot;''quot;dagen door oogletsels zijn deze getallen

3öy en 129.5.

-ocr page 96-

N.V. KON. MIJ. ..DE SCHELDEquot;, SCHEEPSBOUW EN WERKTUIGENFABRIEK

EENIGE UITKOMSTEN DER OOGVERZORGING
In het jaar 1909 werd de ongevallendienst ingesteld
In het jaar 1921 werd een oogarts aangesteld

Gemiddeld
Jaar i aantal
'werklieden

Oogletsels I Verzuimd,
maakten | tengevolge
, ivan ooglet-
werkverz. I^els (inclusief
noodig ; Zondagen)

Aantal oogen

Som der
blijvende
invalidi-
teits per-
centages

Vreemd
lichaam
uit het
oog ver-
wijderd

geheel
verloren

gedeeltel.
verloren

Aantal
uitgereikte
veiligheids-
brillen

1904

1257

372

1905

1419

350

1906

1600

364

1907

1564

397

1908

1559

288

Gemiddeld per
1000 arbeiders

1556
1349
1598
1679
1727
1757
1710
1841
1641
1421
1581
2062

901

4

752

2

1013

3

1082

2

610

2

589

319

2

322

-

327

1

177

1

400

1

229

_

160

_

207

3

53

_

64

_

70

_

252

1

129.5

86
68
86
97
70

55.-

36
47
38
28
28
22
26
20
8
3
3
20

239.3

1063
1711
1965
1701
1717
1804
1507
1803
1170
674
1141
1795

1909

1910

1911

1912

1913

1914

1915

1916

1917

1918

1919

1920

1345
509
1074
918
866
870
764
922
814
542
762
1030

100

45

1190
503
745
930
1270
1450
1519
783
1238
1317
1057
605
839
1055
942
1356
1272
1069

Gemiddeld per
1000 arbeiders

906.1

14.—

1921

2165

1627

8

57

1922

2037

1288

11

130

1923

1938

1541

6

108

1924

1927

1352

4

36

1925

1904

1509

6

7

1926

1842

1820

12

67

1927

1973

2096

2

19

1928

1494

1318

2

5

1929

2300

2088

3

15

1930

2431

2625

6

26

1931

1889

1923

5

18S

1932

1307

1331

2

42

1933

1027

IHl

_

1934

1236

1793

1

19

1935

1224

1882

1

6

1936

1771

3360

2

31

1937

2177

4283

3

56

1938

2610

5771

7

102

Gemiddeld per
1000 arbeiders

1165.6

2.4

27.5

-ocr page 97-

Ook het aantal oogen dat geheel of gedeeltelijk verloren ging
daalt na 1908 zeer sterk.

30. De reeds gunstige resultaten na 1909 worden door het
aanstellen van een oogarts nog weer in zeer sterke mate verbeterd,
zooals de cijfers, die weergeven het gemiddeld aantal verzuim-
ongevallen en verzuimdagen per 1000 arbeiders per jaar aantoonen.
Het aantal oogen dat geheel verloren gaat daalt zeer sterk, terwijl
ook de dahng van de som der blijvende invaliditeitspercentages
duidelijk is.

Soortgelijke resultaten kon Prof. KORTEWEG constateeren bij
„Feyenoordquot;, die het systeem van den eigen fabrieksarts spoedig
van „De Scheldequot; had overgenomen. Door plaatselijke omstandig-
heden waren de resultaten hier echter minder sprekend.

Mogen de boven beschreven resultaten reeds het nut van den
fabrieksarts volkomen bevestigen, zijn taak is nog veel uitgebreider
en bestaat ook in het bestudeeren en oplossen van alle medische
problemen, die zich in een bedrijf voordoen:

a.nbsp;Bevorderen van de algemeene bedrijfshygiëne;

b.nbsp;Bestudeering van de beroepsziekten in het onder zijn ver-
zorging staand bedrijf;

c.nbsp;Bestudeering van de vermoeidheidsverschijnselen;

d.nbsp;Bestudeering van de juiste arbeidsverhouding;

e.nbsp;Te werk stellen van reconvalescenten op voor hen geschikte
plaatsen;

/. Beoordeeling van en zoeken naar werkgelegenheid voor per-
sonen met beperkte arbeidsgeschiktheid;

g.nbsp;Medewerking door keuringen en eventueel door psychotech-
nisch onderzoek, dat de juiste man op de juiste plaats komt;

h.nbsp;Geregeld medisch onderzoek der arbeiders vóór de tewerk-
stelling en zoo mogelijk ook later.

De fabrieksarts moet steeds in contact staan met de Directie en
met den veiligheids-ingenieur. Hij moet geheel bekend zijn met de
inrichting en werking van het bedrijf. Hij moet de bedrijfsmoeilijk-
heden kennen en ook op de hoogte zijn van den financiëelen toe-
stand van de onderneming. Een uitgebreide studie moet gemaakt
worden van de in het bedrijf mogelijke ongevallen en beroepsziekten.
Kortom, hij moet zich volkomen gespeciahseerd hebben.

Pas dan kan de arts, eenerzijds volkomen op de hoogte van de

-ocr page 98-

gevaren die den arbeider bedreigen en de daartegen te overwegen
maatregelen, doch anderzijds zich ook ten volle bewust van de
kosten en technische moeilijkheden, die zijn adviezen meebrengen,
de Directie den juisten raad geven.

De speciaal aangestelde fabrieksarts heeft natuurlijk meer ge-
legenheid zich in te stellen op het bedrijf, dan de arts, die naast
zijn huispraktijk ook nog in één of meer kleinere fabrieken komt.
Maar toch is er ook voor den laatste wel veel te bereiken, daar
deze fabrieken toch in den regel ook veel eenvoudiger zijn. De
eigenaar streve er naar, dat in zijn fabriek steeds zooveel mogelijk
dezelfde huisarts komt, maar deze heeft op zijn beurt de plicht,
het bedrijf te leeren kennen.

50. Zorg voor een doelmatige inrichting van een of meer ver-
bandkamers.

De inrichting van de verbandkamer hangt natuurlijk ten nauwste
samen met de plaatselijke omstandigheden, met de grootte van het
bedrijf en met den aard der ongevallen, die voor kunnen komen.

Eenige opmerkingen wil ik hierover maken naar aanleiding van
het bezichtigen van verschillende verbandkamers:

Er moeten steeds steriele instrumenten ter beschikking zijn. Het
is een kleine moeite, de instrumenten na gebruik uit te koken en
ze steriel te bewaren, hetzij droog, hetzij in een bakje met instru-
mentenvloeistof. Laat het toch niet noodig zijn, dat er bij de komst
van den arts, terwijl de getroffene moet worden behandeld, eerst
nog een kwartier verloren gaat met het uitkoken der pincetten,
scharen, etc. In vele verbandkamers is het laatste, helaas, het geval.

Een bijzonder mooie inrichting van de verbandkamer vond ik bij
de Maatschappij ,,De Scheldequot;.

Hier is men spoedig overgegaan tot de aanschaffing van een
eigen Röntgentoestel. Dit is natuurlijk niets bijzonders, maar hier-
door wordt voorkomen, dat een patiënt een paar dagen rondloopt
met een onbekende diagnose of dat hij voor een fractuur wordt
behandeld en geen fractuur heeft en omgekeerd. Vóór het nemen
van de photo wordt naam, nummer en lichaamshelft van den patiënt
met ijzerpoeder op het omhulsel van de plaat geschreven en een
ijzeren pijl, die erop wordt gelegd, geeft aan, waar het trauma

6

-ocr page 99-

en koHit het voor dat men na jaren de photo wil zien, dan weet
men direet, waar het om gaat en heeft men dus niet te letten op
b.v. een eorpus ahenum, dat vroeger eens in de hand is binnen-
gedrongen, en daar is blijven zitten, maar nooit last gaf

Daar in dit bedrijf relatief veel intra-oculaire eorpora ahena kun-
nen voorkomen, werd overgegaan tot de aanschaffing van een eiqen
reuzenmagneet waarmee herhaaldelijk oogen zijn gered. (Naast den

'' quot;T eenvoudige Zanderinrichting aan de verbandkamer
verbonden en de verbandmeesters hebben een diploma voor massage.

Met oefenen en masseeren kan dus worden begonnen, zoodra dit
noodig wordt geoordeeld.

B(j de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij is naast de ver-
bandkamer een kamer met een paar bedden, welke voor gewonde
of ziek geworden arbeiders tijdelijk kunnen worden gebruikt
Een Eerste Hulp-wagen, die achter de daar in grooten getale
njdende vrachtauto's kan worden gekoppeld, is z66 ingerichldat
hl, gemakkelijk door een kraan kan worden opgenomen en in het
ruim van een schip gezet.

In de verbandkamer speelt de verbandmeester de belangrijke rol
bij het voorkómen van ernstige gevolgen van een ongeval. De
verbandmeester moet niet alleen een voldoende ervaring in het ver-
leenen van de Eerste Hulp hebben, maar bovendien zal hem een
groote mate van zelfbeperking eigen moeten zijn. opdat hij de
daarvoor in aanmerking komende gevallen bijtijds naar den genees-
heer verwijst Ook van de wijze, waarop hij de arbeiders. L een
verwonding hebben gekregen, ontvangt, is veel invloed op het direct
melden te verwachten. Het nut van de verbandkamer is
evenredig
aan de mate van tact en inzicht van den verbandmeester en veel
hangt af van zijn geaardheid, van zijn opleiding en van de instruc-
ties, waaronder hij werkt.

Niet alle fabrieken kunnen een eigen verbandkamer inrichten.
Daarom bepleit
Veraart een regeling, waarbij arbeiders van kleine
fabrieken kunnen worden verbonden in de verbandkamer van een
grooter bedrijf.
Penris steunt Veraart bij dit voorstel

-ocr page 100-

60. Zorg voor onmiddellijke melding in de verbandkamer.

In alle bedrijven is men wel doordrongen van de noodzakelijkheid,
om alle, ook de meest onbelangrijke, wondjes onmiddellijk te laten
verzorgen. In vrijwel alle antwoorden werd op dezen factor bijzonder
de nadruk gelegd.

Het verband tusschen het aantal te late meldingen en het aantal
infecties wordt zeer duidelijk aangegeven in de Hoogoven-statistie-
ken (blz. 122 en 169).

-ocr page 101-

HOOFDSTUK IV.

Beschrijving van het Hoogovenbedrijf en de nevenbedrij

A. Ontwikkeling.

Tijdens den industrieelen opbloei in West-Europa in de jaren
vóór den wereldoorlog, waarbij ook onze ijzer- en staalbedrijven
groote uitbreiding ondergingen, rees de gedachte, dat ook in ons
land plaats zou zijn voor een ijzer en staal produceerende industrie

Door onze metaalnijverheid was een eigen grondstof-industrie in
Nederland gerechtvaardigd. Bovendien worden de twee voornaam-
ste grondstoffen, noodig voor de bereiding van ruwijzer t w kolen
en ijzererts zeer zelden meer tezamen gevonden. Een van de twee
moet dan toch worden aangevoerd, dikwijls naar een ongunstig
gelegen plaats, terwijl ook de afvoer der producten vaak lastig is
Het IS dan ook geen bezwaar, een dergelijke industrie te vestigen
op een plaats, waar wèl alle grondstoffen moeten worden aange-
voerd. maar die gemakkelijk is te bereiken.

Deze gedachte leidde in 1917 tot de vorming van een Comité van
voorbereiding onder leiding van den Heer H. J. E.
Wenckebach
en in 1918 werd de N.V. Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en
Staalfabrieken opgericht. Als plaats van vestiging der onderneming
werd IJmuiden. ten Noorden van het Noordzeekanaal, gekozen
JdTarquot;quot;quot; gunstige ligging, deels om de vaste bodemgesteldheid

Een periode van hard werken en van groote moeilijkheden volgde-

o.m had men te kampen met groote prijsstijging van bouwmaterialen
na den oorlog.

Maar na 3 jaren van bouw beschikte men in 1923 over één
completen hoogoven en één kooks-batterij. terwijl een tweede hoog-
oven ,n een vergevorderd stadium van aanbouw was en zoo kon
op
24 Januari 1924 Mevrouw Wenckebach den brand in den
eersten oven steken. De Heer
Wenckebach heeft de door zijn
mitiatief en energie tot stand gekomen onderneming niet in bedrijf

ven.

-ocr page 102-

(Foto KLM.)

-ocr page 103-

mogen zien. Bij de plechtigheid kon hij wegens ziekte niet aanwezig
zijn en een maand later stierf hij.

Nu volgden 6 jaren van groote ontwikkeling. In 1927 werd een
tweede kooksbatterij in gebruik genomen en in Maart 1929 werd
begonnen aan den bouw van een derden hoogoven die binnen een
jaar werd voltooid.

Een verbeterde haven-outillage kwam tot stand.

In dit tijdperk werd het bedrijf bovendien innerlijk versterkt door
de bijproducten productief te maken.

Begonnen werd met de levering van gas aan de omliggende
gemeenten.

In 1929quot; kwam een contract met de Provinciale Electriciteits
Bedrijven in Noord-Holland tot stand, waarbij bepaald werd, dat
de nieuwe centrale zou worden gebouwd op het terrein van het
Hoogovenbedrijf. De Hoogovens zouden gas leveren aan de P.E.N.
en omgekeerd zouden de Hoogovens energie van de P.E.N.
betrekken.

In 1928 werd de MEKOG (Maatschappij tot Exploitatie van
Kooksovengassen) opgericht als dochtermaatschappij van de N.V.
Bataafsche Petroleum Maatschappij en de Koninklijke Nederland-
sche Hoogovens en Staalfabrieken.

In September 1929 begon de MEKOG met de ammoniak-
synthese en de bereiding van zwavelzure ammoniak, later gevolgd
door fabricage van salpeterzuur, kalksalpeter en enkele andere
chemische producten. Het grootste deel der kooksovengassen wordt
op deze wijze productief gemaakt.

Om hoogovenslakken, die voor het bedrijf vrijv/el waardeloos
waren, te kunnen benutten werd in samenwerking met de E.N.C.I.
(Eerste Nederlandsche Cement Industrie) te Maastricht overgegaan
tot de oprichting van de CEMIJ (Cement-Maatschappij-IJmuiden)
en in het voorjaar 1931 werd het eerste hoogovencement afgeleverd.

In 1930 evenwel deed de crisis zich gevoelen. Groote moeilijk-
heden ontstonden. Zoo liep de prijs van het ruwijzer van 1929
tot 1933 met ruim de helft terug. Desniettemin heeft het bedrijf
zich staande kunnen houden. Te danken was dit onder meer hieraan,
dat zoowel door het benutten der bijproducten als door de gunstige
ligging de kostprijs van het ruwijzer laag kon zijn.

Echter in den loop der crisisjaren maakte de zich over de geheele

-ocr page 104-

wereld uitbreidende economische politiek van afsluiting der eigen
grenzen, den afzet van het ijzer steeds moeilijker. Door contingen-
teeringen, betalingsmoeilijkheden, enz. kromp de afzetmogelijkheid
steeds meer in. Zoo bleef er dan bij geringer wordenden uitvoer
maar één middel over om de productie van ruwijzer op hetzelfde
peil te kunnen houden, n.1. het tot stand brengen van grooteren
afzet van het ijzer in eigen land door verwerking ervan tot
producten, die het eigen land kan gebruiken.

En na het produceeren van ruw ijzer, na het verwerken der
bijproducten, ging het bedrijf zijn derde phase van ontwikkeling in,
n.1. de verwerking van ruwijzer tot andere producten.

Allereerst kwam daarvoor in aanmerking de vervaardiging van
gegoten ijzeren buizen. In 1934 werd in een proeffabriek begonnen
met de fabricage daarvan te bestudeeren en een eigen systeem van
buizengieten te ontwikkelen. Toen men met deze proeven slaagde,
kon aan den bouw van een buizengieterij worden begonnen, welke
in November 1936 in bedrijf werd gesteld.

In 1917 ving de bouw van een staalfabriek aan, welke met één
Siemens Martin-oven in Maart 1939 begon te werken.

Op het programma staat thans uitbreiding van de staalfabriek
met meerdere ovens en de bouw van eigen walsbedrijven.

Naast ruwijzer werd vanaf 1936 door de Hoogovens ook
ferromangaan geproduceerd.

Inmiddels is in het voorjaar van dit jaar een derde kooksbatterij
gereed gekomen.

B. Fabricage-schema.

De gang van het bedrijf is, tot zijn eenvoudigste beginselen terug-
gebracht, de volgende:

a. Hoogovens: ijzerertsen kooks kalksteen geven: ruw-
ijzer slakken hoogovengas.

De ijzerertsen komen in hoofdzaak uit Zweden, Frankrijk,
Marokko en Spanje; totaal ± 540.000 ton per jaar.

De kalksteen komt uit België; ± 110.000 ton per jaar.

De kooks zelf wordt bereid in de kooksfabriek (± 260.000 ton
per jaar).

Het ruwijzer gaat naar het buitenland, naar binnenlandsche

-ocr page 105-

ijzer-gieterijen en naar de staalfabriek en de buizengieterij van het
bedrijf zelf.

De slakken worden verwerkt tot cement in de Cemij. tot drijf-
steen en tot materiaal voor wegenverharding.

Het hoogovengas dient als brandstof voor de kooksovens. de
windverhitters, eigen ketelhuis voor stoomopwekking. ketelhuis van
de P.E.N.-centrale. Van Leer's Walsbedrijven. Cemij. Buizengieterij
en Staalfabriek.

b. Kooksovens: In de kooksbatterijen worden per jaar uit
± 360.000 ton steenkolen (afkomstig uit Limburg, Engeland en
Duitschland) door destillatie gewonnen 260.000 ton kooks, bestemd
voor de hoogovens en 120.000.000 kubieke meter gas, bestemd voor
omhggende gemeenten (16.000.000 kub. M.), voor de Mekog
(70.000.000 kub. M.) en de rest voor eigen gebruik, voor stookdoel-
einden. maar niet, dan nadat er per jaar wordt uitgehaald 10.000 ton
teer, ammoniak, dat wordt verwerkt tot ammoniumsulfaat (4.000 ton
per jaar) en 3.000 ton benzol.

C. De inrichting en werking der fabrieken i).
K.N.H.S.

Kooksfabriek.

De kooksfabriek bestaat thans uit een drietal batterijen van resp.
30. 37 en 25 kookskamers. Elke kamer is ongeveer 0.4 M. breed,
3.25 M. hoog en 11,3 M. lang. Tusschen elke twee kookskamers
is een verbrandingsruimte, de stookkamer, waarin gas met de
noodige lucht wordt toegevoerd, om te worden verbrand; op deze
wijze worden de kookskamers verhit.

De benoodigde kolen, die, voor ze gebruikt kunnen worden,
moeten worden gesorteerd en tot de gewenschte grootte gemalen,
worden in een „bunkertorenquot; gebracht, welke in het midden der
batterijen is gebouwd. Uit deze bunkertoren worden de kolen gelost

Om het lezen van de volgende hoofdstukken te vergemakkelijken, wordt
een korte schets gegeven van de inrichting en de werking der bedrijven. Behalve
de eigen inzichten, verkregen door veelvuldig bezoek, en uit de in de literatuur-
lijst aangegeven artikelen werden vele technische gegevens en getallen verkregen
uit het boekje: ..De Nederlandsche Hoogovens te IJmuidenquot;. door A.
van der
Linden.

-ocr page 106-

in de vulwagen. Deze bestaat als 't ware uit een viertal groote
trechters, welke van onderen kunnen worden afgesloten. De vul-
wagen kan over de geheele batterij rijden, tot boven de kamer, die
gevuld moet worden. De mondingen van de trechters bevinden zich
dan precies boven de 4 vulopeningen van de kamer. Nadat de
vuldeksels van de kamer verwijderd zijn, worden de bodemkleppen
van de trechters opengeschoven en de kolen vallen in de kamer.

De kamer wordt dan gasdicht afgesloten en het destillatieproces
kan beginnen.

In de kookskamers worden de steenkolen gedurende een tijd van
1tot 163^ uren (al naar het systeem) verhit op een temperatuur,
die over de geheele kamer gelijkmatig op ± 1050° C. wordt gehou-
den. Hierbij komen de kooksovengassen vrij, welke met teernevel,
benzol en ammoniak verzadigd zijn.

Door condensatie wordt het teer uit het gas verwijderd en in
groote tanks opgevangen.

Om de ammoniak uit het gas vrij te maken, wordt het gas door
een groot vat, gevuld met zwavelzuur, geleid. De ammoniak ver-
bindt zich dan met het zwavelzuur tot ammoniumsulfaat.

De benzolproducten worden daarna uit het gas verwijderd, door
het in tegenstroom met „wascholiequot; in aanraking te brengen. De
benzol lost in de wascholie op. In groote stoomdestillatie-apparaten
wordt de benzol in dampvorm weer vrij gemaakt. Door condensatie
ontstaat de ruwe benzol. Deze wordt gezuiverd en door gefraction-
neerde destillatie in de verschillende producten gesplitst (handels-
benzol, motorbenzol, toluol, solvent, enz.).

Om voor verder gebruik geschikt te zijn, moet het gas nog
worden gezuiverd; dit gebeurt in de zuiverkisten, welke ijzeraarde
bevatten. Hier wordt het gas hoofdzakelijk bevrijd van de zeer
schadelijke zwavelwaterstof, dat zich met het ijzer verbindt tot
zwavelijzer.

Het gas gaat dan naar een gashouder, welke een inhoud heeft
van 50.000 M3. en van hieruit wordt het verder gedistribueerd.

Als de kolen afgedistilleerd zijn en de kooks gereed is. of, zooals
de vakman zegt. als de „gaartijdquot; is verstreken, wordt de aansluiting
van den oven met de afvoerleiding van het gas verbroken. Door
machines worden de deuren aan weerszijden van de kamer verwijderd
en door een grooten stempel wordt de gloeiende kooksmassa uit de

-ocr page 107-

kamer gestooten. De kooks komt terecht in een „bluschwagenquot;, die
voor de kamer is gereden, en hiermede wordt de kooks onder den
bluschtoren gebracht, waar blussching met zoet water plaats vindt.

Door middel van een transportband wordt de kooks dan vervoerd
naar de breek- en zeefinrichting. De te groote stukken worden hier
gebroken en de te kleine stukken en het gruis worden er uit gezeefd.
De kooks is dan geschikt voor de hoogovens.

Bij de kooksfabriek ziet men dikwijls corpora aliena in de oogen,
zoowel van de arbeiders van de kooksfabriek zelf, als van hen, die
de kooksovens passeeren.

Door uitslaande vlammen komen soms brandwonden in het gelaat
voor.

Gasvergiftigingen door koolmonoxyde kunnen voorkomen, maar
zijn hier dank zij de tegenmaatregelen toch zeldzaam.

In de benzolfabriek heeft eens een doodelijk ongeval van benzol-
vergiftiging plaats gevonden.

De kooksfabriek is, wat de ongevallen betreft, een rustige afdee-
ling. De ongevallen, voorkomend in elk bedrijf vindt men hier
natuurlijk ook (verwondingen, verstuikingen, enz.).

Hoogovens.

Het bedrijf beschikt, zooals reeds blijkt uit de inleiding, over drie
hoogovens, waarvan er tegenwoordig twee in werking zijn (Hoog-
oven I en III). Hoogoven II is gereed om weer in bedrijf te worden
genomen, zoodra een der andere moet worden gerepareerd of indien
de productie zou moeten worden opgevoerd. Elke oven is inwendig
ongeveer 25 M. hoog, terwijl de grootste middellijn 4,8 M. is. Het
bovenste deel is de schacht en deze bestaat uit een stalen mantel,
welke ongeveer 13 M. hoog is. De stalen mantel rust op een aantal
gietijzeren kolommen, en is van binnen bemetseld met vuurvaste
steenen tot een dikte van ongeveer 1 M.

In de bemetseling hggen overal koelstukken; dit zijn platte, recht-
hoekige ijzeren of koperen kasten. De koelstukken zijn over en
weer met elkaar verbonden door een systeem van buizen, waardoor-
heen zeewater stroomt. Hierdoor wordt bereikt, dat de hitte zich
niet al te ver in de bemetseling voortplant, waardoor de levensduur
van de bemetseling wordt verlengd. Mocht de temperatuur van den

-ocr page 108-

stalen mantel te hoog worden, dan is het mogelijk, om door een
tweede stel buizen langs den buitenwand van den hoogoven een
„watergordijnquot; aan te brengen.

De bemetseling moet soms vernieuwd worden. De levensduur
van een bemetseling hangt af van zeer vele omstandigheden. Hoog-
oven I is in 1929 met zijn derde bemetsehng in gebruik genomen,
doch werkt daarmee nu nog steeds onafgebroken door. Hoogoven III
is in bedrijf sinds 13 Juli 1930 en heeft nog steeds zijn eerste
bemetsehng. Het aanbrengen van een nieuwe bemetseling kost
eenige maanden.

Met behulp van groote onderlossers voor de kooks en van weeg-
wagens voor de verschillende soorten erts en toeslag worden de
bunkers, dat zijn groote, in een rij staande betonnen bakken met
hellenden bodem en van onderen afgesloten door kleppen, gevuld
met het materiaal, dat voor de hoogovens bestemd is. Uit de ver-
schillende bunkers worden de grondstoffen in de gewenschte ver-
houding gestort in de weegwagens, welke onder de bunkers door
kunnen rijden. Vanuit de bunkerwagens gaat het materiaal in de
vulwagens, die een inhoud hebben van ± 3 M^. en over rails over
een z.g. hellende Hft loopen van den bunkervloer naar den top van
den oven. Aan dubbele staaldraden worden de geladen vulwagens
naar boven getrokken en hier storten zij hun inhoud uit in den
trechter in den top van den oven. Door middel van een systeem
van sluitklokken, die zich in den top van den oven bevinden en
die kunnen draaien, wordt de oven zoodanig gevuld, dat de grovere
en fijnere deelen van de lading regelmatig over de geheele ruimte
worden verdeeld, hetgeen noodig is voor den goeden gang van het
smeltproces.

In den hoogoven worden dus gebracht:

1.nbsp;Verschillende soorten ertsen, waarvan de verhouding zeer
veel zorg vereischt en onder meer afhankelijk is van de soort ruw-
ijzer, welke men wil produceeren.

2.nbsp;Kooks, afkomstig van de kooksfabriek.

3.nbsp;Verschillende soorten toeslag, waarvan kalksteen wel de
voornaamste is, doch waartoe bovendien behooren: dolomiet, grint
en phosphaatkalk.

De ertsen bestaan uit ijzer gebonden aan zuurstof en veront-

-ocr page 109- -ocr page 110-

reinigingen. In den hoogoven wordt de zuurstof van het ijzer
losgemaakt en gebonden aan de koolstof van de kooks.

Door den toeslag van kalksteen enz. worden de andere in het
erts voorkomende stoffen gemakkelijk vloeibaar gemaakt, waardoor
ze in den vorm van slakken op het vloeibaar geworden ruwijzer
drijven.

De kalksteen dient tevens om de voor het ijzer zoo schadelijke
zwavel te binden, terwijl het toevoegen van phosphaatkalk o.a. ten
doel heeft, het phosphorgehalte van het ijzer te verhoogen, waar
dat noodig is.

Om het proces in den oven mogelijk te maken, wordt verbran-
dingslucht toegevoerd. Deze verbrandingslucht moet worden verhit,
hetgeen gebeurt in de „windverhittersquot;. Bij hoogoven I en II zijn
samen zeven windverhitters gebouwd, terwijl hoogoven III er
drie heeft. Een windverhitter is een stalen cylinder, welke een
hoogte heeft van ongeveer 30 M. en een middellijn van 7 M.
De stalen cylinder is van binnen bijna geheel gevuld met vuur-
vaste steen, waardoor talrijke kanalen loopen. Door een gasbrander,
waarvan de vlam door de kanalen gaat, worden de steenen tot
gloeihitte verwarmd. Deze verhitting duurt ongeveer 80 minuten.
Dan wordt de gastoevoerleiding afgesloten en de windverhitter
wordt aangesloten met de koude-windleiding van de centrale. Door
de luchtcompressoren van de centrale wordt de koude lucht door
de kanaaltjes tusschen de steenen van de windverhitter geleid en
dan, gekomen op een temperatuur van ongeveer 900° C. met een
overdruk van ongeveer 0,8 atmospheer door een 8- of 10-tal blaas-
pijpen in den hoogoven geblazen. Nadat gedurende een uur de
lucht is verwarmd, is de windverhitter zoover afgekoeld, dat de
lucht te koud zou worden. Dan moet er een andere windverhitter
worden gebruikt, die inmiddels verwarmd is.

De met het erts en den toeslag in den oven gebrachte kooks zakt,
door het steeds wegsmelten van de vulling, onder in den oven naar
beneden, waar boven het bad van vloeibaar ijzer met daarop drij-
vende vloeibare slakken, de lucht ingeblazen wordt. Wanneer de
oven eenmaal is aangestoken, onderhoudt de kooks, daar deze
verbrandt met de ingeblazen heete lucht, een smeltzone met een
temperatuur tot 2000° C. De temperatuur neemt naar boven in den
oven steeds af en bedraagt aan den top nog 2 a 300 graden C.

-ocr page 111-

Bij het hoogovenproces komt gas vrij, dat door de z.g. standpijpen
ontwijkt. Door de daaraan verbonden buizen wordt het gas geleid
naar de verschillende reinigingsinstallaties. Allereerst wordt het
zwaarste stof er uitgehaald, dat onder toevoeging van een bind-
middel tot briketten wordt geperst. Deze briketten, die voor 40 %
ijzer bevatten, worden later weer met de ertsen in den oven gebracht.
Nadat het gas nog verder is gereinigd, komt het in de leiding naar
de vuren, waarin het verbrand moet worden (windverhitters, kooks-
batterij, ketelhuis van de centrale, P.E.N. centrale, enz.) of wordt
voorloopig verzameld in den gashouder van 40.000 M3. inhoud.

Het vloeibare ruwijzer, dat in den oven ontstaat, verzamelt zich
onder in den oven (den haard) en hierop drijven de vloeibare
slakken. Deze gesmolten massa mag de uitmonding van de blaas-
pijpen niet bereiken, daar dit tot zeer ernstige ongelukken aan-
leiding zou kunnen geven, aangezien de blaaspijpen uitmonden in
door water gekoelde koperen blaasvormen. Deze zouden doorsmel-
ten, waarbij het water in het vloeibaar ijzer zou stroomen. Een
knalgas-explosie zou het gevolg zijn.

Om den tijd gelegen tusschen twee opeenvolgende aftappen te
vergrooten, is er ongeveer een halve meter onder de uitmonding van
de blaaspijpen een opening in den oven om de slak, die drijft op
het ruwijzer, te laten wegvloeien. Het openen en sluiten van dit
gat, waarvan de doorsnede enkele centimeters is, gebeurt door het
uittrekken en weer instooten van een ijzeren stang, die aan het
einde verdikt is tot een prop. Ongeveer 23/2 ^ur na het aftappen,
als de vloeibare massa weer een bepaalde hoogte heeft bereikt,
wordt het gat open gemaakt. Daardoor is het mogelijk, dat de tijd
tusschen twee opeenvolgende aftappen van ijzer vier uren bedraagt.

De slak werd vroeger in een ,,slakkenpanquot; opgevangen en op
den ,,slakkenbergquot; gestort. Deze slakkenberg, die in den loop der
jaren geweldige afmetingen had aangenomen, wordt thans door de
firma Pelt amp; Hooikaas, te Rotterdam, geëxploiteerd. Het materiaal
dient voor den wegenbouw. Sinds de in bedrijfstelhng van de
CEMIJ worden de slakken gegranuleerd, d.w.z. in vloeibaren
toestand worden ze plotseling afgekoeld met water. Geschiedt deze
afkoeling met veel water, dan ontstaat het ,,nat granulaatquot;, dit is
een fijnkorrelig product, dat dient als grondstof voor de cement-
fabricage. Geschiedt de afkoeling met weinig water, dan wordt de

-ocr page 112-

slak, door het verdampen van water opgeblazen tot een schuimige
massa, die, met samengeperste lucht uiteengeblazen, een poreus
product geeft, het z.g. „droog granulaatquot;, dat dient voor drijfsteen-
fabricage en isolatiemateriaal in den woningbouw.

Voordat het aftappen van het ruwijzer begint, heeft men de
gelegenheid gehad, de „giethalquot;, dit is eigenlijk een groote zandbak,
met een oppervlakte van ruim 200 M2., voor het opnemen van het
ijzer in gereedheid te brengen. In den vorm van naast elkaar ge-
legen kammen worden n.1. goten gemaakt van ongeveer 15 c.M.
diepte en 15 c.M. breedte. Deze vormen staan door een goot in
verbinding met het „aftapgatquot; van den oven, hetwelk zich ter hoogte
van den bodem van den hoogoven bevindt.

Als alles gereed is, wordt het aftapgat geopend en het vloeibare
ijzer stroomt via de aftapgoot naar de vormen in de giethal. Om
het vloeibare ijzer te ontdoen van de slakken, wordt nog eens
gebruik gemaakt van het verschil in soortelijk gewicht. Over de
goot wordt namelijk een soort dam gemaakt, waar het ijzer onder-
door loopt, terwijl de slakken er voor blijven stagneeren en over een
walletje in een andere goot loopen.

Het aftappen van het ijzer duurt ongeveer een half uur. In dien
tijd vloeit er 80 ä 90.000 K.G. ijzer uit den hoogoven. Gedurende
de laatste minuten komt er voornamelijk slak te voorschijn, die men
laat afloopen langs de slakkengoot en dan wordt het gat weer
gesloten. Dit geschiedt door, met behulp van een „stopmachinequot;,
proppen klei in het gat te schieten.

Het ijzer ligt dan in den vorm van groote kammen, die elk onge-
veer 2500 K.G. wegen, in de giethal om af te koelen. Na afgekoeld
te zijn, worden de kammen door een over de hal rijdende kraan
uit hun bed gelicht en naar een breekmachine gebracht, waar ze
worden gebroken. De stukken worden dan gewogen en op spoor-
wagens naar de ijzeropslagplaats gebracht.

De giethal wordt weer in gereedheid gebracht voor den volgen-
den aftap.

Het groote gevaar bij de hoogovens is de gasbedwelming, die
kan voorkomen bij werkzaamheden aan de gasleidingen, als het
inzetten van flenzen, het schoonmaken van buizen, het uitvoeren
van werkzaamheden in den top van den oven, enz. Het aantal

-ocr page 113-

gasleidingen is hier groot. Ook de windverhitters worden door aas

Het aantal bedwelmmgsgevallen is nu, dank zij het gebruik van
gasmaskers, zeer sterk afgenomen.

Verder ziet men bij den afsteek en in de giethallen vrij vaak
brandwonden, vooral aan de voeten

Bij storingen bestaat steeds de kans op groote ongevallen.
IJzeropslagplaats.

Het verladen van de stukken ijzer in de opslagplaats gaat met
behulp van electromagneten. Aan den arm van de kraan hangt Tn
groo^ ronde doos, waarin spoelen zijn ingebouwd. Door de spoe en
onder stroom te zetten, wordt de weekijzeren bodem van de doos

en verplaatst Als het ajzer moet worden losgelaten schakelt men
den stroom uU. Hoewel deze wijze van verladen bij de ijzeroLrag!
p aats uitstekend dienst doet, is ze niet te gebruiken bi he laden
van het i;zer m schepen, daar de kompassen van het schip niet tegen
de sterke magnetische kracht bestand zijn, terwijl bovendien S
bodem van het schip te veel gevaar zou loopen iLien de stroom
van de electromagneet onverhoopt mocht worden verbroken, waar-
door het
Ijzer van groote hoogte naar beneden zou vallen. Hier moet
de verlading dus plaats vinden met gewone kranen, met grijper
__^Hierbij komen veel voet- en handongevallen voor, door glijdend

Buizengieterij.

Nadat gedurende eenige jaren in een proefbuizengieterij proeven
ZZTHT ''' —-^digen van gegoten ijzeren'buizen,
Jesteidnbsp;''quot;^-quot;9-terij in bedrijf

a JT! vervaardigen van gegoten ijzeren buizen worden de
grondstoffen, bestaande uit ruwijzer, schrot enz. door kranen Ï
bunkers o^^^^nbsp;en in de juiste verhouding met weegwag^::

de Zr^rt'' ''nbsp;gesmolten. Uit

1 IWnbsp;'nbsp;temperatuur van

wordt h . ^ ^^nbsp;deze pan

wordt het Ijzer overgegoten in een andere pan, die opgehangen is

-ocr page 114-

aan een kraan, en hiermede wordt het gebracht in de gietpan bij
de machine. Van hieruit wordt het in de juiste hoeveelheid in snel
horizontaal draaiende vormen gegoten.

Deze vormen zijn naadlooze stalen buizen, die aan de uiteinden
verdikt zijn, om in de machine te worden vastgehouden, terwijl ze
bovendien voorzien zijn van opgelaschte ringen, waardoor ze over
rails kunnen rollen.

Om te worden gebruikt, moeten de binnenwanden der vormen
met een laag zand worden bekleed. Om deze zandbekleeding aan
te brengen worden de vormen bij twee stuks tegelijk verticaal ge-
plaatst. Van boven af wordt een gladde, ronde stalen kern zuiver
centraal in de buis gebracht. In de ruimte tusschen kern en vorm
wordt van bovenaf zand gebracht, hetwelk door de schokkende
bewegingen, die buis en kern op hun voetstuk maken, wordt vast-
gestampt. Dan wordt de kern uit den vorm gehaald en op den
binnenwand van de zandbekleeding wordt een dunne laag graphiet-
pap gespoten, om te voorkomen dat het ijzer later aan de zand-
bekleeding vastkleeft.

De vorm wordt weer omgezwaaid in een horizontalen stand en
kan worden vastgemaakt in de machine. In deze machine wordt
de vorm in een draaiende beweging gebracht tot een toerental van
800 ä 1200 per minuut. Heeft de machine haar toerental bereikt,
dan wordt het vloeibare ijzer in den vorm gegoten en door de
middelpuntvliedende kracht verspreidt het ijzer zich volkomen regel-
matig over de geheele binnenvlakte van den draaienden vorm, zoo-
dat de te maken buis overal dezelfde dikte krijgt. De machine blijft
draaien totdat het ijzer is gestold. Dan wordt de machine stilgezet;
door een kraan wordt de vorm met de nog gloeiende buis opge-
nomen en naar de koelrails gebracht om af te koelen.

In een afgesloten kast, om de verspreiding van stof tegen te
gaan, wordt dan het zand in den vorm losgemaakt en de buis
uit den vorm geschoven. De vorm gaat dan terug, om opnieuw te
worden gebruikt, terwijl de buis verder wordt afgewerkt.

Allereerst wordt de buis, vooral aan den binnenkant door slijp-
machines glad gemaakt. Dan wordt de buis met water gevuld en
geperst op een druk van 40 atmospheer. Indien te groote inwendige
materiaalspanningen of lekken aanwezig zijn, scheurt de buis
en wordt afgekeurd. Dan wordt de buis, na eerst voorverwarmd

-ocr page 115-

te z,n. gedompeld in een teerpek of asphaltbad, en wordt daarna
gedraaid, om de nog heete asphaltlaag gelijkmatig over de geheele
bmnen. en buitenoppervlakte te verdeelen. Nadat nog enkele kleine
bewerkingen hebben plaats gevonden, wordt de buis gewogen
óp
nieuw gecontroleerd en is dan gereed. De buizen woLen naar de
opslagplaats gebracht, om vandaar te worden vervoerd naar d

door' vfnbsp;de mogelijkheid van brandwonden

do^ vloeibaar metaal, maar dit valt in de practijk erg mee.

Wel zag men aanvankelijk veel brandwonden door de heete teer

cornLÏvtrnbsp;^^^

! uquot;quot; ^^nbsp;verspreidt zich veel

stof. Met het gevaar voor het ontstaan van silicosis pulmonum moe

dus rekening worden gehouden. Om echter het inaLmen vi l

te voorkomen, heeft het losboren van het vormzand en het uitstooten

van de buis plaats in een afgesloten kast, waarop een afzuiginrichting

IS aangebracht; door twee stofdichte sluizen wordt de kastruimte

aan weerskanten van de buitenlucht gescheiden.

Staalfabriek.

één%' ''nbsp;'''' quot;quot; staalfabriek in bedrijf genomen met

een Siemens-Martin oven. Spoedig zal de fabriek worden uitgebreid
met meerdere ovens.

Hoewel de fabriek gedurende den tijd, waarover de door mij
weergegeven statistieken handelen, nog niet werkte, is het toch een
zoo belangrijk onderdeel van het bedrijf, dat ik ook hiervan een
korte beschrijving zal geven.

4 frïnbsp;quot;-l- van 3.5 tot

4.5 %. Het IS daardoor bros en hard en niet smeedbaar. Om het nu

taai, smeedbaar en walsbaar te maken, moet het koolstofgehalte

worden verlaagd Hoe lager het C-gehalte is, des te zachter is het

Ijzer. Momenteel maakt men in de staalfabriek het zeer zachte

™d'rr ' quot;quot;nbsp;^^ - dat dient als

grondstof voor het walsen van platen, draad, profielijzer enz

Om Ijzer met een laag koolstofgehalte te verkrijgen smelt men een

-ocr page 116-

hoeveelheid ruwijzer samen met een hoeveelheid schrot. Schrot is
oud en roestig staal. Roest is een verbinding van ijzer met zuurstof,
evenals dit het geval is met de ertssoorten. Het beginsel van het
proces, dat er in een Siemens-Martin oven plaats vindt, is, dat
de overmatige hoeveelheid koolstof van het ruwijzer zich ver-
bindt met de zuurstof van de roestbestanddeelen van het schrot.
In den vorm van CO verdwijnt de koolstof dus, en men houdt ijzer
met een laag koolstofgehalte, d.w.z. staal, over. De verontreinigingen
gaan in de slak, welke ontstaat door kalktoevoegingen.

Een Siemens-Martin oven is eigenlijk een met vuurvaste steen
bemetselde groote pot, welke van boven afgedekt is door een deksel,
bij den staaloven „gewelfquot; genaamd. De verhitting gebeurt door
gasvlammen over den inhoud te geleiden.

De vulhng van den oven geschiedt met een laadmachine. Dit is
een groot toestel met een langen arm. Het voetstuk van de machine
kan zich in twee richtingen voortbewegen, op analoge wijze als de
kruistafel bij een microscoop. Bovendien kan de machine draaien
om een verticale as. De arm. die een lengte heeft van verscheidene
meters, kan zich in een verticaal vlak op en neer bewegen en tevens
kan de arm draaien om zijn eigen as.

Het materiaal is van te voren in de gewenschte hoeveelheid,
geladen in bakken, welke gemiddeld 500 K.G. kunnen bevatten.
De arm neemt een bak op, brengt dezen in den oven. en stort, door
om zijn eigen as 180° te draaien, den inhoud in den oven. Het
laden van den oven mag niet te snel gebeuren. Het duurt 3 a 4 uren.
Er is dan 75.000 K.G. materiaal, hetwelk bestaat uit schrot, ruw
ijzer en wat kalk. in den oven gebracht. Tijdens het laden smelt
het ijzer al grootendeels.

Dan volgt de 2de periode: het eigenlijke smelten en gereed maken.
Het ijzermengsel moet op een temperatuur van 1600° C worden
gebracht, en hiervoor is het noodig, dat de temperatuur van de vlam
1700° is. Om deze temperatuur te bereiken, is het noodig, dat het
gas en de verbrandingslucht worden voorverwarmd. Daarvoor be-
vinden er zich, aan weerszijden van den oven groote kamers, gevuld
met een roosterwerk van tegen hitte bestand zijnde steenen. Door-
dat de uit den oven ontwijkende gassen door een dezer kamers
worden geleid, worden de steenen verhit. Hebben de steenen in de
eene kamer een hooge temperatuur bereikt, dan wordt het gas met

7

-ocr page 117-

de verbrandingslucht door deze kamer aangevoerd en hierdoor ver-
warmd. In den oven vindt de verbranding plaats en de ontwijkende
gassen ontsnappen nu door de andere kamer en verwarmen deze.
De eerste kamer koelt nu langzaam af en de tweede kamer wordt
verhit. Na eenigen tijd (ongeveer een half uur) wordt de richting
van de vlam in den oven weer omgekeerd en de openingen, die
eerst dienen om de afgewerkte gassen af te voeren, doen nu dienst
als gasbrander. Door dit wisselsysteem is het mogelijk, de hooge
temperatuur van 1700° C te verkrijgen.

Het eigenlijke smelten duurt ongeveer 3 uren. Door de ontwikke-
lende CO-gassen ziet men de vloeistof door de kijkgaten zich heftig
bewegen. Eindelijk komt het moment, dat het mengsel zoo dun
vloeibaar is, dat het in de vormen kan worden gegoten. Op dit
moment moet het dus de juiste samenstelhng hebben. Om dit na te
gaan worden monsters uit den oven genomen. Het staal wordt
onderzocht in het laboratorium. Bovendien wordt een gedeelte van
een monster tot een staaf gesmeed en gebroken. De deskundige
smeltmeesters kunnen uit de taaiheid van het staal en den aard van
het breukvlak een goeden indruk krijgen van de kwaliteit. Mocht
het staal nog niet de goede samenstelling hebben, dan kan men aan
het bad nog koolstof, mangaanverbindingen of kalk toevoegen, of
de vlam veranderen. Later in de gietpan kan men zoo noodig nog
aluminium toevoegen.

Is alles gereed, dan wordt met den aftap begonnen. Het met
dolomiet afgesloten aftapgat onder in den oven wordt openge-
stooten, of indien dit niet gelukt, met zuurstof opengebrand. Het
staal vloeit dan in een enorme gietpan, die den geheelen inhoud
van den oven kan bevatten. Aan een zware kraan wordt de gietpan
boven de vormplaten gebracht. Voor de opening, die zich onder in
de pan bevindt, wordt de stop weggetrokken en via een trechter
worden een 16-tal vormen tegelijk gevuld. Het staal wordt in lang-
werpige blokken gegoten. Na eenigen tijd, als het ijzer gestold is,
worden de blokken gestroopt, d.w.z. de vormen worden om de
blokken weggenomen.

Het staal is nu na afkoeling voor verzending gereed.

Nadat de oven is nagekeken en zoo noodig de slechte plekken
zijn gerepareerd door er dolomiet op te gooien en dit bij hooge
temperatuur te laten inbranden, kan deze opnieuw gevuld worden.

-ocr page 118-

Centrale.

Het ketelhuis van de centrale bevat een zevental ketels van het
Babcock-Wilcox type. Onder deze ketels wordt gas of ohe gestookt.

De geproduceerde stoom werd vroeger gebruikt voor het drijven
van de turbines van de generatoren voor het opwekken van
electrischen stroom, maar sinds door het contract met de Provinciale
Electriciteitsmaatschappij Noord-Holland, de stroom voor de be-
drijven van de P.E.N.-centrale wordt betrokken, wordt door het
bedrijf zelf geen stroom meer opgewekt. Wel wordt de stoom
gebruikt voor het drijven van de luchtcompressoren die den blaas-
wind voor de hoogovens leveren en verder wordt de stoom vanuit
de centrale geleid naar alle plaatsen in de fabriek waar men dit
noodig heeft.

Havens, Loswal, Opslagruimten enz.

Bij de fabriek is een eigen zeehaven, die buiten de sluizen van
het Noordzeekanaal om, in directe verbinding staat met de zee. Dit
is de buitenhaven.

Een tweede haven, de binnenhaven, komt bij de Velser spoorbrug
uit in het Noordzeekanaal en vormt de verbinding met het binnen-
vaarwater.

Bovendien is er thans een kanaal, dat eveneens met het
Noordzeekanaal in verbinding staat, langs de Buizengieterij, de
Mekog en Van Leers Walsbedrijven tot de nieuwe Staalfabriek
gegraven.

Voor de aansluiting op het spoorwegennet zorgt een aparte
spoorwegverbinding met het Station Beverwijk.

Op de kade van de zeehaven zijn drie loskranen geplaatst. Zij
zijn over de geheele lengte van de kade verrijdbaar, zoodat zij zoo
noodig alle drie één schip kunnen lossen.

Deze kranen storten hun inhoud in electrisch voortbewogen weeg-
wagens en deze lossen het weer in een trog en uit dezen trog wordt
het materiaal door de groote opslagkraan naar de opslagplaats
gebracht om vandaar later naar de bunkers te worden vervoerd.

Bij het verladen van ijzer en ander materiaal van den loswal ziet
men veel hand- en voetverwondingen, omdat, terwijl men één stuk
ijzer wegneemt, dikwijls andere stukken verglijden.

-ocr page 119-

Overigens kunnen bij den hoogoven-loswal dezelfde ongelukken
gebeuren als in andere havenbedrijven (vallen in het ruim, bekneld
raken, enz.).

Constructiewerkplaats.

De constructievv^erkplaats is toegerust met alle moderne metaal-
bewerkingsmachines, als draaibanken, boormachines, fraisbanken
enz. Ook vindt men er een inrichting voor electrisch lasschen en
een reparatiekuil voor het verrichten van reparaties aan locomo-
tieven en kranen.

De ongevallen in de constructiewerkplaats zijn relatief vrij talrijk,
maar de verwondingen zijn in den regel niet ernstig.

Verder zijn er aan de bedrijven verbonden een electrische werk-
plaats, een eigen magazijn, laboratoria, schilderswerkplaatsen, lood-
gieterswerkplaatsen enz.

Voor de werklieden zijn er bij elke afdeeling moderne, hygiënische
kleed- en waschlokalen met douches ingericht, terwijl er bovendien
voor arbeiders en beambten en de leden van hun gezin een centraal
badhuis is gebouwd.

De MEKOG.

De Maatschappij tot Exploitatie van Kooksovengassen, hoewel
een op zichzelf staande Maatschappij, krijgt het kooksovengas en
de benoodigde energie van de Hoogovens.

De dagelijksche leiding berust bij de Directie van het Hoog-
ovenbedrijf.

De Mekog deelt met de Hoogovens den electro-technischen
dienst, den instrumentendienst, de sociale afdeeling, de economische
afdeeling en den veiligheidsdienst.

Hieruit volgt dus, dat de organisatie van de ongevallenbestrijding
in den ruimsten zin des woords gelijk is aan die der Koninklijke
Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken.

Het grootste gedeelte van het kooksovengas wordt door de
Mekog gebruikt. Het bestaat n.1. voor ongeveer 60 % uit waterstof,
en dit wordt gebruikt als grondstof voor de bereiding van ammoniak.
Om de waterstof uit het kooksovengas te kunnen halen, moet dit

-ocr page 120-

gas eerst worden gezuiverd, o.a. van koolzuur, hetgeen in de
„waschtorensquot; gebeurt. Om de waterstof van de overige gassen te
scheiden, wordt het gas afgekoeld tot een zeer lage temperatuur in
de z.g. Linde-apparaten, waarbij het eerst wordt samengeperst,
daarna afgekoeld en ten slotte ontspannen. Door het verschil in
temperatuur, waarbij de verschillende gassen vloeibaar worden, is
het mogelijk, de waterstof af te zonderen.

De voor de ammoniakfabricage benoodigde stikstof wordt ge-
haald uit de lucht; om de lucht zoo zuiver mogelijk te krijgen wordt
deze door een lange pijpleiding aangezogen.

Ook de lucht wordt afgekoeld en daardoor gesplitst in stikstof
en zuurstof. De zuurstof wordt geperst in stalen cylinders en in
den handel gebracht.

Deze processen geschieden in gebouw 1.

Gebouw II en III.

Om uit waterstof en stikstof de ammoniak te bereiden, worden
de gassen in de verhouding van 3 : 1 samengebracht en dit meng-
gas wordt door compressoren samengeperst tot een druk van
100 a 150 atmospheer.

Het menggas wordt, nadat het dus al op den vereischten druk
is gebracht, nog gezuiverd in kleine ovens, de ,,nikkelovensquot;, waarin
de laatste koolmonoxyderesten worden gebonden.

In groote ovens, welke eigenlijk dikwandige buizen zijn van
circa 8 M. lengte en 1.20 M. inwendige doorsnede, vindt bij een
temperatuur van 400° C de reactie: 3 Hg Na -gt; 2 NHg plaats.

Op deze wijze wordt de vloeibare ammoniak verkregen. Ten deele
wordt deze voor tal van industrieele doeleinden verkocht, maar
voor het grootste deel dient de ammoniak als grondstof voor de
bereiding van ammoniumsulfaat en salpeterzuur.

Sulfaatfabriek.

De zwavelzure ammoniak wordt bereid in groote ketels, de
„saturateursquot; of verzadigingsketels. Het ammoniakgas verbindt zich
met zwavelzuur tot zwavelzure ammoniak volgens de formule:
2 NHg H2SO4(NH4)2S04. Dit zout is voorloopig nog in
oplossing, maar langzamerhand gaat het uitkristalliseeren. Is er

-ocr page 121-

voldoende zout gevormd, dan wordt de brijige massa in een
centrifuge gebracht, en hier wordt er zooveel mogelijk vocht uitge-
slingerd. Dan gaat het zout via transportbanden naar droog-
trommels, waar het vocht er tot Vio % wordt uitgedampt. Daarna
wordt het zout naar de opslagloods getransporteerd, om vandaar
te worden afgeleverd.

Salpeter zuur fabriek.

Om uit ammoniak salpeterzuur te bereiden, moet de ammoniak
geoxydeerd worden volgens: 2 NHg 5 O2 4 NO 6 H20-
Deze reactie komt tot stand door ammoniak en lucht tezamen over
gloeiende platinanetten te leiden bij een temperatuur van 750° C.
Het platina werkt hierbij als katalysator.

In granieten torens van ongeveer 20 M. hoogte wordt het NO
verder geoxydeerd tot NOo en vervolgens opgelost in water tot
salpeterzuur, onder groote warmteontwikkeling.

Het verkregen salpeterzuur wordt voor een deel als zoodanig
verkocht, maar het grootste deel dient voor de bereiding van kalk-
salpeter.

K alksalpeter fabriek.

In groote tanks laat men het salpeterzuur inwerken op kalksteen
en hierbij wordt het kalksalpeter gevormd volgens de formule:
2 H NO3 CaCOs Ca(N03)2 HgO COo. Aan deze op-
lossing wordt een weinig ammoniumnitraat toegevoegd, om een
goed kristalliseerbaar product te verkrijgen. Daarna wordt de
oplossing gefiltreerd en dan in verdampers ingedikt tot een dik
vloeibare brij.

De heete brij loopt vervolgens op een draaiende ijzeren trommel,
waarop het ongeveer 2 m.M. dikke laagje kalksalpeter stolt, waarna
het er wordt afgeschraapt.

De kalksalpeter wordt dan nog op de gewenschte grootte ge-
broken en vervolgens gezeefd, om het stofvrij te krijgen. Tenslotte
komt het in de opslagplaats terecht, om te worden afgeleverd in
zakken van 50 K.G., welke bestaan uit 4 lagen papier, waarvan
er eenige lagen waterdicht zijn.

-ocr page 122-

Door het kooksovengas, dat naar de Mekog wordt geleid, moet
men steeds rekening houden met de kans op koolmonoxydever-
giftiging. Door het inademen van ammoniak bestaat er kans op
ammoniakvergiftiging, doch omdat men dit gas onmiddellijk merkt,
wordt dit alleen bij storingen gevaarlijk. Ook door de nitreuze-
dampen kunnen vergiftigingsverschijnselen optreden. Bij de Mekog
moeten daarom steeds gasmaskers ter beschikking staan. (Men
zie later.)

Doordat zwavelzuur en salpeterzuur wordt verwerkt, kunnen
hierdoor verbrandingen voorkomen.

Voorts bestaat het explosiegevaar van de hoogedrukapparaten,
evenals brandgevaar van gas bij eventueele lekken in de hoogedruk-
apparaten.

De CEMIJ.

De Cemij (Cement-Maatschappij-IJmuiden) is evenals de Mekog
een nevenbedrijf van de Hoogovens.

Om cement te bereiden, worden de bij de beschrijving van het
hoogovenproces besproken natgegranuleerde hoogovenslakken eerst
in lange stalen trommels gedroogd, dan gereinigd van ijzerdeelen
en daarna gemengd met andere grondstoffen (t.w. Portland-
cement, klinker en gips in diverse verhoudingen, al naar voor een
bepaalde kwaliteit cement noodig is). Dit mengsel wordt gemalen
in een kogelmolen tot de vereischte fijnheid.

Daarna wordt het Hoogoven-cement in silo's gebracht en later
in (als regel: papieren) zakken verpakt. De productie bedraagt
120.000 ton per jaar.

Van de ongevallen bij de Cemij worden geen statistieken gemaakt,
omdat het aantal werklieden en het aantal ongevallen gering is.

De later te bespreken ongevals-formulieren worden bij de Cemij
op dezelfde wijze ingevuld.

-ocr page 123-

HOOFDSTUK V.

Beschrijving van de wijze waarop bij het Hoogovenbedrijf de
statistieken tot stand komen.

Vóórdat ik in het volgende hoofdstuk de uitkomsten der onge-
vallen-statistieken van het Hoogovenbedrijf weergeef en aan een
nadere beschouwing onderwerp, is het noodig, dat ik mededeel, op
welke wijze die statistieken tot stand komen.

De meeste ongevallen zijn gelukkig van lichten aard.

Gebeurt zulk een ongeval, dan meldt de getroffene zich eerst bij
zijn werkbaas of opzichter, die hem naar de verbandkamer zendt.
In
de verbandkamer wordt de patiënt door den verbandmeester volgens
de regelen der kunst behandeld.

Mocht het letsel zoodanig zijn, dat nader toezicht door een arts
noodig blijkt, dan kan de getroffene zich verder laten behandelen
door den bedrijfsarts, of, als hij dit verkiest, door zijn huisarts. Al
naar den ernst van het letsel kan de medische behandeling wachten
tot het spreekuur, of moet onmiddellijk geschieden; zoo noodig
wordt natuurlijk de bedrijfsarts of diens vervanger direct naar het
bedrijf ontboden.

Daarna wordt het ongeval van den getroffene ingeschreven. Dit
gebeurt als volgt:

A.nbsp;In beginsel wordt voor alle ongevallen een formulier, zooals
naast deze bladzijde is weergegeven, ingevuld. De op een formuher
ingevulde ongevallen worden bovendien geregistreerd in een daar-
voor bestemd boek.

B.nbsp;Mocht het letsel zoo belangrijk zijn. dat een R.V.B.-
formulier wordt ingevuld, dan worden deze ongevallen bovendien
ingeschreven in een afzonderlijk boek. waarin op elke bladzijde
plaats is voor één geval. De in te vullen vragen zijn gelijkluidend
aan die op het formulier der R.V.B.

C.nbsp;Er zijn gevallen, die zoo onbelangrijk zijn. met een zóó
onbeduidende oorzaak en met een zóó onbeteekenend gevolg, dat

-ocr page 124-

HOOGOVENSnbsp;-nbsp;MEKOG^ -nbsp;CEMIJ

ONGEVAL.1-EN EIGEN ARBEIDERSnbsp;Ongeval No.

Anbsp;B.nbsp;■nbsp;lüi

I.nbsp;N.™, voor,,, getroffenenbsp;Ongeval opnbsp;dgt;Enbsp;1«

tenbsp;ufc.

2.nbsp;Datum en uur van aanmelding aan de verband-
kamernbsp;_

3.nbsp;Heeft KdroffeiK' zich na het ongeval voorloopig
laten verbinden?

3 in lossen, l!}ifvli}klt;,'n. vask-n diensl ')nbsp;4. Ana^famp;evew aan R.V.B. op

aM.nbsp;No.nbsp;5. I'laals

4- Ocboortfdalum
5. Bürufrl.-taat

tgt;. CkJroffcn«.' hedl het werk a.üiKevanj^eisnbsp;dtaKcn

7. Heeft tK't wt-rk |.^eMaakt «p
S. Heeft lu't wcfk lu-rvat op
g. h. iomk-r hei werk fe liïbben
ïktxM, overleden
op

10. AanUl da^cn verruimd

II.nbsp;tkh;HHk-Id door Dr.

)2. EcrM bebaiulfUt doof Dr.nbsp;1- Aard van liet kfscl

daartia door tgt;r,
!3. Vervoerd naar

14 Ver voet msdilelnbsp;8-nbsp;den verleenden eersten Imtp

15. Later iii ziekenhui'^ ti-
op'^ciionien op

9. Octuiyen van het ongeval

Opmerkiü^cn naar aanleiding van de bt-sprekinR
van hef ooHtva) in het bedrijf

10. Oeiroffent' droeg: 'gt;

a.nbsp;Veüigh- h.wdsclioenen

b.nbsp;„ helm

c.nbsp;„ schoenen

d.nbsp;„ bril

e.nbsp;„ Rordei

f.nbsp;Andere bescbermingsmiddeien en welke?

n. Indkn h»i «ceo beseh.mtddclen droeg, wat waren
de redenen?

OFMERKJNCJEN.

!et voor tien betrokken atacenngiH^HVi ..t..».«.quot;^nbsp;.............

cjcmplaar vjo JÜ f.gt;fin«lier mott, »Jlt;Jol hel I»nbsp;, |

b.dri,f !iio dl.n»! trrfl gtJ«.™. »quot;» J« ï««- AM-

l.r opferaino in h.! dlt;»«i«r «an in deirofcoenbsp;•

„orden mijMonJen.nbsp;'nbsp;IJMUIDEN,nbsp;IS3 ;

■) Dooib^len nifi «olt;p.«v.eii|k i

N.fl. Het v»gt;or ücn bcirokkfn afdeeling se hef ^bestemde

' ij

2. Wooiipi.i.its

6. t)orzaak en \vi}«e waarop het zicfi heeft toesc-

.. - 5. . 100 .. - -37nbsp;ArOEELING VE.ÏBANDKAMER.

Het bij de Hoogovens in gebruik zijnde ongevallenformulier.

-ocr page 125-

men niet kan vergen, dat er voor een dergelijke kleinigheid een
formulier wordt ingevuld. Dat zou een averechtsch gevolg hebben,
daar dan de mogelijkheid bestaat, dat men om de allerkleinste won-
den niet meer bij den verbandmeester komt, omdat het te veel
schrijfwerk geeft èn omdat het invullen van een formulier dan
monnikenwerk wordt, zoodat dit minder nauwkeurig en met minder
animo zou geschieden; dit zou dan op de betrouwbaarheid van de
formulieren, dus later op die der statistieken, een zeer ongunstigen
invloed uitoefenen.

Het vaststellen van de scheiding tusschen het al of niet inschrijven
van ongevallen is uit den aard der zaak lastig en hangt in betrekke-
lijk groote mate af van de persoonlijke inzichten van den verband-
meester.

In den regel stelt men als norm, dat men van het ongeval geen
formulier invult, indien er geen verband noodig is en indien verder
noch oorzaak, noch toedracht van eenig belang zijn.

Mocht er later een lichte infectie zijn ontstaan, of mocht de ver-
wonding ernstiger zijn, dan deze zich oorspronkelijk liet aanzien,
dan kan er alsnog een formulier worden ingevuld en wordt de
patiënt alsnog in het formulieren-register ingeschreven.

Deze allerkleinste verwondingen worden wèl ingeschreven in een
z.g. „verbandboekquot;. In deze verbandboeken, die worden uitgegeven
door de Centrale Werkgevers Risico Bank, moeten worden inge-
vuld: het volgnummer van het ongeval, naam en leeftijd van den
patiënt, fabrieksnummer, datum en uur van aanmelding, datum en
uur van het ongeval, omschrijving, plaats en toedracht van het
ongeval, soort verband, terwijl verder opmerkingen kunnen worden
gemaakt.

Deze zeer lichte ongevallen komen in de statistieken te staan
onder den titel „niet ingeschreven ongevallenquot;, maar worden, be-
halve bij de totaalcijfers, niet verder in de verschillende rubrieken
verwerkt.

D.nbsp;Op dezelfde wijze als de ,,zeer lichte ongevallenquot; worden
ook de lichte oogletsels allen in een verbandboek ingeschreven. Die
„lichte oogongevallenquot; zijn slechts die loszittende vuiltjes in het
oog, die door den verbandmeester zonder eenige moeite verwijderd
kunnen worden.

E.nbsp;In ernstige gevallen wordt, behalve het ongevallen-formulier.

-ocr page 126-

door den veiligheids-ingenieur, eventueel bijgestaan door den be-
trokken afdeelingschef, een speciaal rapport opgemaakt.

De ongevallen-formulieren worden in triplo ingevuld. Het eerste
exemplaar gaat naar den veiligheids-ingenieur, die, voorzoover
daartoe aanleiding bestaat, het van zijne aanteekeningen voorziet.
Daarna gaat het formulier naar de Statistische Afdeeling. Deze
zendt nu de formulieren, waarop een aanteekening van den veilig-
heids-ingenieur voorkomt, aan den betreffenden afdeelingschef, die
de formulieren met toelichting, via den veiligheids-ingenieur, aan de
Statistische Afdeeling terugzendt. Aan de hand van de eventueel
aldus van aanteekeningen voorziene formulieren, stelt de Statistische
Afdeeling de ongevallenstatistieken, waaruit de noodige gevolg-
trekkingen gemaakt moeten worden, samen.

Het tweede exemplaar is uiteindelijk bestemd voor het personeel-
dossier van den getroffene, zooals dit door de Personeelsafdeeling
wordt bijgehouden. Dit formulier wordt door den verbandmeester
gezonden aan dengene, die in de afdeeling, waartoe de getroffene
behoort, belast is met de behandeling ervan, n.1. de afdeelings-
chef. Deze bespreekt het formulier met den betrokken baas of
opzichter en bewaart het voor de eerstvolgende veiligheidsvergade-
ring van zijn afdeeling.

De behandeling met den getroffen persoon geschiedt door den
opzichter of baas, bij wien ieder, die naar den verbandmeester gaat,
zich van tevoren moet melden, mede omdat deze baas of opzichter
van zijn afwezigheid kennis moet dragen. De baas of opzichter
neemt den toestand direct op en gaat na, of het ongeval tot een of
andere opmerking aanleiding geeft.

In de veiligheidsvergadering worden de formulieren besproken
om leering te trekken uit het ongeval en maatregelen te beramen ter
vermijding van een dergelijk gebeuren in de toekomst. Na de behan-
deling in de veiligheidsvergaderingen worden de formulieren naar
de Personeelsafdeeling doorgezonden.

Het derde exemplaar wordt rechtstreeks naar de Statistische
Afdeeling gestuurd en de op deze wijze aan haar ingezonden formu-
lieren worden, chronologisch gerangschikt, geborgen in een map en
dienen ter controle.

Bij het verwerken der ongevallen-formulieren in statistieken wordt

-ocr page 127-

allereerst nauwkeurig nagegaan, of ie gegevens volledig en juist
zijn. Bij mogelijke fouten worden bij bedrijfschef, veiligheids-
ingenieur, verbandmeester of betrokkene — al naar dit noodig blijkt
-— inlichtingen ingewonnen. Op deze wijze wordt er naar gestreefd,
de basis der statistieken zoo goed mogelijk te maken.

In de statistieken geven de gewone cijfers het totaal aantal onge-
vallen weer. Tusschen haakjes worden geplaatst de cijfers, die
betrekking hebben op ongevallen, welke staking van het werk
ten gevolge hebben gehad. Deze verzuim-ongevallen zijn in het
totaal aantal inbegrepen.

De ongevallencijfers van de K.N.H.S. en de Mekog worden nu
als volgt gerubriceerd:

I. Aantal ongevallen.

1.a.nbsp;Het aantal „ingeschrevenquot; ongevallen der vaste losse arbeiders, ingedeeld
naar de afdeelingen.

b.nbsp;Het totaal aantal ingeschr. ongevallen overkomen aan de vaste arbeiders.

c.nbsp;Het totaal aantal ingeschr. ongevallen overkomen aan de losse arbeiders.

d.nbsp;Het totaal aantal ingeschr. ongevallen overkomen aan vreemde arbeiders.

Opmerking: Onder ..ingeschrevenquot; ongevallen worden dus
verstaan, die ongevallen, waarvan een formulier is opge-
maakt.

..Vreemdequot; arbeiders zijn de arbeiders, in dienst van
ondernemers, die op het terrein van de Hoogovens werk-
zaamheden uitvoeren. Omdat de verbandkamer van de
Hoogovens dan het dichtst bij is, laten zij zich uit den
aard der zaak daar behandelen, maar zij hebben met het
bedrijf in direct verband niets uit te staan. Het is echter
wel goed te weten, hoevelen er op deze wijze behandeld
worden en bovendien is er veel voor te zeggen, dat men
weet. welke en hoevele ongevallen vreemde arbeiders op
de Hoogoven-terreinen krijgen. Maar verder worden deze
cijfers niet in de statistieken verwerkt.

2.nbsp;a. Het totaal aantal „niet-ingeschrevenquot; ongevallen der vaste arbeiders.

b.nbsp;Het totaal aantal „niet-ingeschrevenquot; ongevallen der losse arbeiders.

c.nbsp;Het totaal aantal „niet-ingeschrevenquot; ongevallen der vreemde arbeiders.

d.nbsp;Het totaal aantal ongevallen der vaste arbeiders (ingeschreven niet-
ingeschreven) .

-ocr page 128-

e. Het totaal aantal ongevallen der losse arbeiders (ingeschreven niet-
ingeschreven ongevallen).

[. Het totaal aantal ongevallen der vreemde arbeiders (ingeschreven niet-
ingeschreven ongevallen).

'Het totaal aantal ongevallen (ingeschreven niet-ingeschreven ongevallen)
overkomen aan vaste losse vreemde arbeiders.

h. Ongevallen, waarvan de letsels slechts éénmaal behandeld behoefden te
worden.

Het aantal ongevallen dat slechts éénmaal behandeld behoefde te worden
m % van het totaal.

Opmerking: De „niet-ingeschrevenquot; ongevallen zijn alleen

die ongevallen, waarvan het letsel zoo gering is en die van

zoo weinig belang zijn, dat er geen formulier van wordt
gemaakt.

Kleine „oogongevallenquot; van vaste, losse en vreemde arbeiders tezamen.

Aantal ongevallen der vaste arbeiders, per 100 arbeiders (alle ongevallen
dus ook de lichte).

Aantal ingeschreven ongevallen vaste arbeiders per 10.000 gewerkte uren
(naar de afdeelingen).

Opmerking: Het zal duidelijk zijn, dat de berekening per
10.000 gewerkte uren een veel betere basis van vergelijking
vormt, dan die per 100 arbeiders. Eventueele verschillen in
de werktijden worden n.1. bij de eerste methode wel uitge-
schakeld, terwijl dit bij de tweede methode niet het geval
is. Verschil in werktijd kan niet alleen ontstaan door het
verschil van het aantal werkuren per dag, maar ook door
vacantie en door verzuim wegens ziekte of ten gevolge van
een ongeval. Voor losse arbeiders kan om technische
redenen geen cijfer per 100 arbeiders worden berekend.

Aantal ingeschreven ongevallen der losse arbeiders per 10.000 gewerkte uren.
Totaal aantal ongevallen (inbegrepen de lichte) per 10.000 gewerkte uren:

a.nbsp;van de vaste arbeiders

b.nbsp;van de losse arbeiders.
Aantal ongevallen met staking van den arbeid in %

van het totaal (alle ongevallen): a. van de vaste arbeiders

b.nbsp;van de losse arbeiders

c.nbsp;van de vaste losse arbeiders.

3.

4.

5.

6.
7.

-ocr page 129-

II. Aantal ingeschreven ongevallen der vaste losse
arbeiders, verdeeld naar het tijdstip.

1.nbsp;Aantal ongevallen, welke over dag plaats vonden.

2.nbsp;Aantal ongevallen, welke des nachts plaats vonden.

3.nbsp;De ongevallen met staking van het werk in % van het totaal;

a.nbsp;overdag

b.nbsp;'s nachts.

Opmerking: Onder ,,over dagquot; wordt verstaan de tijd, die
ligt tusschen een half uur voor zonsopgang en een half uur
na zonsondergang.

III. Aanmelding aan de verbandkamer van de
ingeschreven ongevallen.

(Vaste -(- losse arbeiders.)

1.nbsp;Aantal ongevallen op tijd gemeld:nbsp;a. absoluut

b. per 100 ongevallen
hiervan losse arbeiders
nbsp;a. absoluut

b. per 100 ongevallen v. d. lossen.

2.nbsp;Te laat gemeld aantal ongevallen (absoluut).

3.nbsp;Aanmelding naar de afdeelingen.

Van elke afdeeling;nbsp;a. absoluut aantal ongevallen

b.nbsp;hiervan te laat gemeld

c.nbsp;per 100.

Opmerking: Uit de statistieken van de aanmeldingen naar
de afdeelingen kan men onmiddellijk zien, in welke afdee-
lingen vele te late meldingen geweest zijn gedurende een
bepaalde periode.

Dit levert direct de mogelijkheid, hierover met den afdee-
lingschef te spreken en onder anderen geschiedt dit ook in
de veiligheidsvergaderingen. Bovendien ontstaat hierdoor
veelal de sportieve wedstrijd bij de arbeiders, om het aantal
onmiddellijke aanmeldingen op hunne afdeeling op 100 %
te krijgen en sommigen afdeelingen gelukt dit vaak vele
perioden achter elkaar.

-ocr page 130-

IV. Aangifte aan de Rijksverzekeringsbank.

1.nbsp;Aantal ongevallen, gevolgd door werkstaking:

a.nbsp;van de vaste arbeiders.

b.nbsp;van de losse arbeiders.

2.nbsp;Hiervan aangegeven aan de R.V.B.:

a.nbsp;van de vaste arbeiders.

O t 1 ,nbsp;arbeiders.

lotaal aantal ongevallen met werkstaking overkomen aan vreemde arbeiders.

4.nbsp;Hiervan aangegeven aan de R.V.B.

5.nbsp;Aantal ongevallen zonder staking aangegeven aan de R.V.B. (verdeeld naar
de vaste, losse en vreemde arbeiders).

Opmerking: Bij de ongevallen, die staking van het werk
ten gevolge hebben zijn er soms, die slechts een verzuim
van een paar uur met zich medebrengen. Enkele van deze
letsels zijn van zoo weinig beteekenis. dat aangifte bij de
Kijks Verzekerings Bank niet noodig wordt geoordeeld.
Ook gebeurt het soms. dat een getroffene een paar uren
naar huis gaat. om van den schrik te bekomen. Het aantal
van deze zeer onbeduidende verzuim-ongevallen wordt uit-
gedrukt door het verschil tusschen de cijfers onder 1 en die
onder 2. Het is uit den aard der zaak vrijwel nihil.

V. Geneeskundige behandeling.

1. Aantal letsels behandeld door den fabrieksarts: a. der vaste arbeiders.

-nbsp;der losse arbeiders.

i!. i-iiervan aangegeven aan de R.V.B.

3.nbsp;Aantal letsels, eerst behandeld door fabrieksarts,
later door een anderen geneesheer:

b. der losse arbeiders.

4.nbsp;Hiervan aangegeven aan de R.V.B.

5.nbsp;Aantal letsels, behandeld door een vreemden ge-
neesheer:

a. der vaste arbeiders.

,nbsp;b. der losse arbeiders.

t). Hiervan aangegeven aan de R.V.B.

Totaal door een geneesheer behandelde ongevallen.
Hiervan aangegeven aan de R.V.B.

7.nbsp;Vreemde arbeiders, behandeld door den fabrieksarts.

8.nbsp;Hiervan aangegeven aan de R.V.B.

-ocr page 131-

Opmerking: De statistieken IV en V bevatten hoofdzake-
lijk administratieve gegevens. Rubriek V geeft echter ook
weer, de animo, die er bij de employé's bestaat, om van de
diensten van den fabrieksarts gebruik te maken. De cijfers
hebben voor mijn doel weinig waarde en ik zal in het
volgende hoofdstuk ook niet nader op deze rubrieken
ingaan.

VI. De leeftijd der getroffenen.

Aantal ingeschreven ongevallen der vaste arbeiders naar den leeftijd per 100
van elke leeftijdsgroep.
14 t/m 20 jaar
21 t/m 29 jaar .
30 t/m 39 jaar
40 t/m 49 jaar
50 t/m 59 jaar
60 jaar en ouder.

i 14 t/m 29 jaar
Totaal: ' 30 jaar en ouder
/ alle arbeiders.

VII. Ingeschreven ongevallen naar de oorzaak.
(Vaste losse arbeiders).

a.nbsp;handgereedschap (snijden, steken, etc.);

b.nbsp;machinaal gereedschap;

c.nbsp;bij het werk zich stooten, knellen, etc.;

d.nbsp;verplaatsen van lasten;

e.nbsp;krachtwerktuigen en drijfwerk;

f.nbsp;voertuigen;

g.nbsp;door het in aanraking komen met:

A.nbsp;heete, brandende of gloeiende voorwerpen en stoffen,

B.nbsp;zuren en andere bijtende substanties;

h.nbsp;electrische stroom;

i.nbsp;inademen van gas;

ƒ.nbsp;vallen, uitglijden, misstappen;

k.nbsp;struikelen over vaste voorwerpen;

1.nbsp;struikelen over in den weg liggende voorwerpen;

m.nbsp;trappen of grijpen in planken met spijkers;

n.nbsp;bezwijken van machines, werktuigen, enz.

O.nbsp;bezwijken van stellingen;

-ocr page 132-

p. vallende, omvallende, afhangende voorwerpen:
q- uitglijden van ladders;
r. wegspringende splinters, stukken ijzer, etc.
s. vreemd voorwerp in de oogen;
i. toebrengen van letsel door mede-arbeider;
u. stoeien;

i'. duizeligheid, storing in de functionneering der zintuigen;
w. diversen en aanleiding onbekend;
op weg naar en van de fabriek.

Vin. Ingeschreven ongevallen naar de gevolgen.

(Vaste losse arbeiders).

a.nbsp;verwondingen en kneuzingen
waarvan: hoofd en gelaat

arm

hand en vingers
been

voet en teenen;

b.nbsp;oogverwondingen;

c.nbsp;kwetsing van gewrichten;

d.nbsp;verstuiking en spierverrekking;

e.nbsp;brandwonden;
i- vergiftiging;

g.nbsp;vergiftiging door gas;

h.nbsp;infectie;

i.nbsp;breuk van beenderen
waarvan: schedel

sleutelbeen
ribben
arm
hand
been
. voet
vingers
teenen;

j. verwondingen inwendige organen;
k. verlamming;
1. hersenschudding;
m. bewusteloosheid;
n. verlies van ledematen;
O. diversen.

De cijfers, betrekking hebbende op ongevallen op weg van of naar de
fabnek worden in de statistiek met rood aangegeven. Zij zijn niet in de
hoofdgetallen begrepen.

-ocr page 133-

A.nbsp;Vaste arbeiders.

1.nbsp;Aantal ongevallen met een verzuim van:

a.nbsp;minder dan 1 dag;

b.nbsp;1 t/m 2 dagen;

c.nbsp;3 t/m 7 dagen;

d.nbsp;meer dan 1 week t/m 3 weken;
c.nbsp;meer dan 3 t/m 13 weken;

/. meer dan 13 weken.

Duur onbekend (verzuim duurde aan het eind der laatste periode nog
voort).

2.nbsp;Aantal getroffenen, welke zijn overleden.

3.nbsp;a. Aantal verzuimdagen van de ongevallen, voorgekomen in de periode of

het boekjaar.

a^. Aantal verzuimdagen per ongeval ( ).
b. Aantal verzuimdagen van de ongevallen, voorgekomen in de periode of
het boekjaar met weglating van de ongevallen met een verzuim van meer
dan 42 dagen.

b^. Aantal verzuimdagen per verzuimongeval.

4.nbsp;Totaal aantal verzuimdagen wegens ongeval;

a.nbsp;het werkelijke cijfer;

b.nbsp;het aantal verzuimdagen, met weglating van de verzuimdagen, die zich bij
een bepaald ongeval voordoen, nadat dit reeds 6 maanden verzuim heeft
medegebracht;

c.nbsp;per 100 arbeiders.

( ) Van de ongevallen, waarvan de staking van het werk nog voort-
duurt worden de verzuimdagen geteld t/m de laatst bijgewerkte
periode.

B.nbsp;Losse arbeiders.

De statistiek betreffende het verzuim van de losse arbeiders wordt op dezelfde
wijze ingedeeld als die voor de vaste.

Het rubriceeren van ongevallen geschiedt volgens perioden. Het
boekjaar der Hoogovens loopt n.1. van 1 April tot 31 Maart en is
ingedeeld in 13 perioden van 4 weken. Alleen de eerste en de 13de
periode kunnen langer of korter zijn dan 4 weken, al naar den dag
waarop 1 April valt.

-ocr page 134-

Dit laatste staat in verband met het feit, dat de perioden zooveel
mogelijk moeten samenvallen met de loonweken, die eiken Donder-
dagmorgen om zes uur aanvangen. Bovendien heeft het boekjaar
altijd nog een of twee dagen meer dan voor de dertien perioden van
vier weken worden vereischt.

Op deze wijze verkrijgt men dus een overzicht over den korten
tijd van 4 weken en men is dan ook vrij spoedig in staat, de gevolg-
trekking over een bepaalde periode te maken.

Bovendien worden de cijfers van elke periode opgeteld bij de
som der cijfers van de vorige perioden.

Op deze wijze kan men b.v. in September direct zien, hoe de
resultaten van de eerste 6 perioden van het loopende boekjaar zijn
geweest en een nader onderzoek instellen indien daartoe aan-
leiding is.

Beschouwen wij deze wijze van opstellen van een statistiek
nog even nader, dan valt allereerst in het oog, dat in deze
statistieken ook de niet bij de R.V.B. opgegeven ongevallen worden
verwerkt. Dit treffen we in weinig andere statistieken aan. En toch
is dit m.i. een belangrijk voordeel, want hoewel de R.V.B.-onge-
vallen zuiver administratief inderdaad veel belangrijker zijn, zijn
alle ongevallen van belang, indien het ons er om te doen is, uit de
statistieken te leeren. In een vorig hoofdstuk is dat trouwens al
besproken.

Velen vinden alleen inschrijving in een boek voldoende en vullen
geen formulieren in. Toch lijkt mij het laatste noodzakelijk, want
op deze wijze kan men elk ongeval volkomen nagaan. Bij uitsluitend
inschrijven in boeken is men steeds aan bepaalde kolommen gebon-
den en daaronder lijdt de nauwkeurige weergave. Bovendien, als
men nagaat, wat er met al de formulieren gebeurt, zal het duidelijk
zijn, dat het nut hiervan groot is. Het invullen kost inderdaad veel
tijd, maar de verbandmeester, die ze tikt, moet toch aanwezig zijn.
Dus uitsluitend voor dit doel gebruikt wordt de tijd ook al weer
niet.

Ook het samenstellen der statistieken kost veel tijd, o.a. omdat
bij de Hoogovens allerlei gegevens op het ongevalsformulier, zooals
de naam, het fabrieksnummer, de afdeeling waaronder de getrof-
fene ressorteert, de geboortedatum enz. aan de hand van de per-
soneelkaarten der Sociale Afdeeling dienen te worden gecontro-

-ocr page 135-

leerd. Vandaar, dat men zich zooveel mogelijk tot het practische
heeft bepaald. Er wordt naar gestreefd, een statistiek samen te
stellen, waarvan elk cijfer zijn nut heeft. In den loop der jaren zijn
er enkele reeksen cijfers aan de statistieken toegevoegd, terwijl
andere er uit zijn verdwenen. Zoo werd b.v. vroeger bepaald, op
welk tijdstip van den dag de meeste ongevallen voorkomen en ook
op welken dag van de week dit het geval was. Daar deze getallen
echter geen belangrijke gegevens opleverden, werd het aanhouden
van statistieken hierover gestaakt.

-ocr page 136-

HOOFSTUK VI.
Bespreking van de ongevallenstatistieken van het Hoogovenbedrijf.

Voordat ik deze statistieken bespreek, moet ik enkele opmerkingen
maken over de ontwikkeling van het veiligheidswerk bij de Hoog-
ovens:

Bij het beginjaar van deze, door mij weergegeven statistieken, had
het bedrijf al eenigen tijd gewerkt, zoodat de eerste moeilijke jaren
voorbij waren. Gedurende deze eerste jaren was het aantal ernstige
ongevallen bijzonder groot.

Met het eerste werk Voor de veiligheid was men echter vóór
1928 reeds bezig. Zoo waren b.v. de veiligheidscommissies in 1927
hun werk begonnen.

Maar de veiligheidsgedachte was in de eerste jaren van deze
statistiek nog niet ten volle bij het personeel doorgedrongen. Dit
blijkt o.a. uit het groote aantal te late meldingen en het groote aantal
infecties, die men dan nog ziet, vergeleken met later.

Dan komt de periode, dat de veiligheidsgedachte meer en meer
ingang vindt bij den arbeider. Deze periode van groei duurt tot
heden voort, maar gedurende de laatste jaren is het al heel moeilijk,
elk jaar het aantal verzuim-ongevallen even laag te houden als het
vorige jaar.

In dit verband is ook van belang de grootere activiteit, die ge-
durende de laatste 4 jaren weer in het bedrijf valt waar te nemen:
Nadat de proef-buizengieterij een succes was geworden, werd be-
gonnen met den bouw van de Buizengieterij. Een derde kooksbatterij
werd gebouwd; belangrijke reparaties werden verricht aan de Hoog-
ovens II en III; begonnen werd met den bouw van de Staalfabriek.
Deze drukkere periode, die op de, door de crisis, zoo rustige periode
van 1930 tot 1935 volgde, beïnvloedt de ongevallenstatistiek in on-
gunstigen zin.

Een moeilijkheid geeft de gecompliceerdheid van het bedrijf
met zijn vele, tegengesteld werkende invloeden en veranderingen.
Daarom zal ik in het laatste hoofdstuk de ongevallencijfers van

-ocr page 137-

de gedurende de jaren van haar bestaan weinig veranderde Mekog
bespreken. Deze geven n.1. een duidelijker beeld van het effect van
het veiligheidswerk, omdat hier slechts deze invloed een rol speelde,
in tegenstelling met de Hoogovens, waar vele factoren elkaar op-
heffen. Ik moet er ook nog op wijzen, dat het. Hoogovenbedrijf
vrij spoedig is begonnen met een fabrieksarts aan te stellen en een
verbandkamer in te richten, zoodat de daling van het aantal onge-
vallen door de factoren, die in de statistiek van de jaren 1907—1910
van de Maatschappij ,,De Scheldequot; zoo duidelijk hun invloed deden
gelden, hier nimmer een rol speelden.

Ik laat nu de bespreking van de verschillende statistieken volgen.
In alle statistieken wijzen de eerste cijfers op alle ongevallen, de
tusschen haakjes geplaatste cijfers op het aantal verzuim-ongevallen.

Statistiek I van het Hoogovenbedrijf.

Bij het zien van het totaalcijfer van alle ongevallen (dus van de
vaste, losse en vreemde arbeiders en daarvan de ingeschreven en
de niet ingeschreven ongevallen) zou men bij een oppervlakkige
beschouwing zeggen, dat het Hoogovenbedrijf wel een zeer on-
gunstige statistiek heeft. Immers het absolute aantal ,,ongevallenquot;
blijkt te zijn gestegen van 1014 in 1928—'29 tot 2681 in 1937—'38.
vervangen wij evenwel het woord ,,ongevalquot; door ,,eerste meldingquot;
dan wordt hierdoor de toestand al verklaard.

Want deze geweldige toeneming van het aantal ongevallen is
een gevolg van de betere melding van alle mogelijke kleine wonden
in de verbandkamer.

Dit blijkt hieruit:

10. Ondanks de toeneming van het aantal ongevallen is het
aantal verzuim- (dus ernstige) ongevallen gedaald van 233 in
1928—'29 en 255 in 1929—'30 tot een veel lager aantal in de laatste
jaren (te weten 126, 136 en 177).

20. Het aantal zeer lichte ongevallen, waarvan slechts éénmaal
behandeling noodig is, steeg van 174 in 1928—'29 tot 1379 in 1937
—'38 of wel van 17.2 tot 52.6 %.

Later zal ik op nog een paar feiten wijzen, waaruit de betere
melding blijkt.

Het totale aantal eerste meldingen heeft betrekking op vaste,
losse en vreemde arbeiders.

-ocr page 138-

Zooals men ziet, wisselt het aantal ongevallen bij de vreemde
arbeiders zeer sterk, wat natuurlijk komt door de wisseUng in het
aantal vreemde werklieden, dat op het terrein van het bedrijf werkt.
De getallen zijn overigens zoo klein, dat ze op de totalen geen
merkbaren invloed uitoefenen, uitgezonderd misschien de jaren
'29—'30 en '30—'31. In de andere cijferreeksen worden de vreemde
werklieden trouwens weggelaten, behalve in de rubrieken, die hoofd-
zakelijk een administratieve beteekenis hebben. (Zie hoofdstuk V).

Bij het totaal aantal ongevallen der vaste arbeiders blijkt een
geleidelijke toeneming der eerste meldingen en een geleidelijke
afneming van het aantal verzuim-ongevallen te bestaan (behalve in
1937—'38). Gaan wij dit na bij het aantal losse arbeiders, dan
vinden we ook een stijging van het totaal aantal en een daling van
het aantal verzuim-ongevallen, doch hier wordt in 1934 een minimum
bereikt en verder is het verloop hier veel onregelmatiger.

Dit is ten deele het gevolg van het feit, dat de losse arbeiders
minder staan onder invloed van den strijd voor veilig werken.
Weliswaar worden de losse arbeiders ook zooveel mogelijk in het
veiligheidswerk betrokken, maar zij zijn niet zoo goed te bereiken.
Ook komt het voor, dat de losse arbeiders van de goede lessen,
bij de Hoogovens opgedaan, gaan profiteeren in een andere onder-
neming, doordat zij vaak elders werk krijgen. Verder zijn natuurlijk
alle andere factoren, die ik bij de bespreking van het verschil in
het aantal ongevallen tusschen los en vast personeel heb genoemd
in Hoofdstuk II, hier van invloed. Wel wordt er naar gestreefd,
zooveel mogelijk dezelfde losse arbeiders te nemen.

Maar meer nog speelt natuurlijk in de absolute cijfers de wisseling
in de bezetting met los te werk gestelden een groote rol. Dit zien
we duidelijk in de laatste jaren, waarin door toeneming van de drukte
meer losse arbeiders te werk werden gesteld en daardoor komen
meer ongevallen voor (zoowel hchte-, als verzuim-ongevallen).

Uit de relatief kleine aantallen ,,niet ingeschrevenquot; ongevallen
blijkt, dat het aantal verwondingen, waarvoor geen formulier wordt
gemaakt, terecht zeer klein is.

Bij het nagaan van de absolute getallen wil ik nog op de (even-
eens niet ingeschreven) kleine oogletsels wijzen.. Dit zijn zonder
uitzondering losse corpora ahena; wij zien ook hier een stijging,
die samenhangt met de betere melding in de verbandkamer.

-ocr page 139-

Bij de relatieve cijfers is de factor van wisseling in het aantal
werklieden geëlimineerd.

Dit is ten deele het geval met reeks 4, die het aantal ongevallen
per 100 vaste arbeiders per periode aangeeft. (Om het aantal onge-
vallen per 100 werklieden per jaar te berekenen, zouden wij elk
cijfer dus nog moeten vermenigvuldigen met 13). Ook hier zien
we weer een lager getal voor de verzuim-ongevallen en een hooger
cijfer voor het totaal aantal. De zeer lichte ongevallen zijn hier
niet meegerekend.

Beter nog dan per 100 arbeiders kunnen wij het verloop nagaan
per 10.000 gewerkte uren, daar dan ook de invloed van het verschil
in werktijd, van vacantie, ziekte en dergelijke, wordt weggenomen.

Vergelijken wij de cijfers van het totaal aantal ingeschreven
ongevallen per 10.000 gewerkte uren van vaste en losse arbeiders
(5 en 6) dan treft direct het hoogere getal voor de verzuim-onge-
vallen bij de laatste. Bijna zonder uitzondering is dit getal elk jaar
minstens twee keer zoo groot. Ook het totaal aantal per 10.000
werkuren is regelmatig veel grooter. Dit is geen gevolg van een
betere melding, want daarvoor is geen enkele reden. Het is een
gevolg van een grooter aantal ongevallen. Op deze wijze gerubri-
ceerd is het verloop van de cijfers bij de losse arbeiders regelmatiger
dan dat van de absolute getallen, daar er dan rekening gehouden is
met de verschillen in de bezetting met losse arbeiders.

De rubriceering 7 spreekt voor zichzelf, terwijl bij reeks 8 dezelfde
waarheid nog eens op een andere wijze is aangegeven.

Beschouwen we nu nog even de absolute en relatieve cijfers van
de afdeelingen, dan zien wij, dat sommige afdeelingen de algemeene
tendenz volgen (Centrale, Hoogovens en IJzerpark).

Zooals blijkt uit het relatieve cijfer over 1937—'38, is de Buizen-
gieterij ten opzichte van de ongevallenstatistieken geen aanwinst.
In de toekomst zullen hier de cijfers echter wel dalen i).

De cijfers van de Kooksovens vertoonen geen mooi verloop, als
men de beginjaren met de latere vergelijkt. Maar men kan niet
ontkomen aan de gedachte, dat de afdeeling Kooksovens bij het

Inderdaad waren over het boekjaar 1938—'39 de cijfers reeds aanzienlijk

lager.

-ocr page 140-

begin al op een laag niveau was. Voor den top in 1937—'38 heb
ik geen verklaring.

De afdeeling van den Loswal vertoont in de jaren van 1931—'32
tot 1936—'37, vergeleken met de andere afdeeHngen, al geen fraai
beeld in het verloop van haar absolute cijfers. Dit komt ten deele
door het grootere gevaar, dat een havenbedrijf oplevert. Ook de
relatieve cijfers zijn wel wat hoog, maar niet zoo sprekend, omdat
deze alleen betrekking hebben op de vaste arbeiders. Waren van
den Loswal cijfers per 10.000 werkuren van vaste en losse arbeiders
bekend, dan zouden deze veel slechter zijn. Toen in 1937—'38 zich
een aanzienlijke stijging in het aantal ongevallen vertoonde, een
stijging die zich in de eerste perioden van 1938—'39 voortzette, was
dit een reden, om een grondig onderzoek in te stellen. De oorzaak
bleek hoofdzakelijk te schuilen in de sterke bezetting met los perso-
neel van een der havens. Door de groote drukte aan de havens was
het namelijk noodzakelijk vele nieuwe losse arbeiders te werk te
stellen, die door hun onbekendheid met het los- en laadwerk meer
en ernstiger letsels opliepen dan de geschoolde vaste arbeiders en
de losse arbeiders, die regelmatig aan de havens werkten.

Resumeerende, komen we ten opzichte van Rubriek I tot de
volgende conclusies:

10. Het aantal meldingen in de verbandkamer vertoont een
enorme stijging, doordat vrijwel alle kleine wonden nu worden be-
handeld.

20. Het aantal verzuim-ongevallen neemt, zoowel absoluut als
per 10.000 werkuren, af.

30. Het aantal verzuim-ongevallen der losse arbeiders is veel
grooter dan dat der vaste.

40. Het aantal lichte ongevallen, waarvan geen formulier wordt
geschreven is uiterst klein.

50. Door de (toenemende) splitsing naar de afdeelingen kan
men onmiddellijk nagaan, in welke afdeeling men een algemeene
ongunstige afwijking in de cijfers moet zoeken.

11. Aantal ingeschreven ongevallen naar het tijdstip.

Wanneer de ongevallen van de vaste losse arbeiders gesplitst
worden in die, welke overdag en die welke 's nachts voorkomen
(onder ,,nachtquot; wordt verstaan het tijdvak van een half uur na

-ocr page 141-

zonsondergang tot een half uur vóór zonsopgang) zooals dit door
de Afdeeling „Ongevallenstatistiekquot; geschiedt, dan ziet men, dat
het grootste aantal ongevallen overdag plaats vindt, zooals in ver-
band met de grootere bezetting van de fabriek overdag voor de
hand ligt.

Ongevallen met staking
van het werk in quot;/o van
het totaal

1

overdag

2

's nachts

1

overdag

2

's nachts

1928-

-■29

749

(152)

265 (81)

20.3

30.6

1929-

-•30

923

(181)

232 (82)

19.6

35.3

1930-

-'31

518

(138)

186 (69)

26.6

37.1

1931-

-'32

582

(97)

163 (57)

16.7

35.-

1932-

-'33

538

(76)

174 (60)

14.1

34.5

1933-

-'34

851

(79)

175 (39)

9.3

22.3

1934-

-'35

1043

(81)

180 (36)

7.8

20.—

1935-

-■36

1231

(87)

247 (31)

7.1

12.6

1936-

-■37

1526

(81)

360 (46)

5.3

12.8

1937-

-'38

1749

(120)

356 (49)

6.9

13.8

Uit de getallen, welke het aantal verzuim-ongevallen in procenten
van het totaal aantal weergeven, komt steeds het merkwaardige feit
tot uiting, dat het percentage verzuim-ongevallen 's nachts aan-
zienlijk hooger is dan overdag. De Heer
G. S. K. Blaauw, Secretaris
van de Directie van het Hoogovenbedrijf, die de ongevallenstatis-
tiek bij de Hoogovens heeft opgesteld, geeft als zijn oordeel te
kennen, dat de factoren, die hierin een rol van beteekenis vervullen,
de volgende zijn:

10. In de afdeelingen met veel kleine ongevallen, doch een laag
percentage verzuim-ongevallen, (zooals Constructiewerkplaats,
Kernploeg, Bouwafdeeling) die dus veel bijdragen in de hoogte
van het totaalcijfer, wordt niet, of slechts bij uitzondering 's nachts
gewerkt.

2quot;. In de afdeelingen met een hoog percentage verzuim-onge-
vallen, te weten Hoogovens -f IJzerpark, Loswal en Vervoer wordt

Totaal aantal
ongevallen

-ocr page 142-

ook des nachts regelmatig gewerkt. Deze oefenen dus ook een
ongunstigen invloed uit op de grootte van het aantal nachtelijke
verzuim-ongevallen.

3quot;. Het is waarschijnlijk, dat er van de lichte ongevallen, die
overdag gebeuren, een relatief hooger aantal ter kennis van den
ongevallendienst komt, dan van die, welke 's nachts plaats vinden.

III. Aanmelding in de verbandkamer van de ingeschreven

ongevallen:

In onderstaande cijferkolommen wordt aangegeven het aantal op
tijd- en het aantal te laat gemelde ongevallen (het absolute getal
en het percentage), benevens het aantal infecties, dat optrad:

Hiervan door de
losse arbeiders

1. Op tijd
gemeld

2. Te Iaat
gemeld

3. Infecties

b.

per 100
onge-
vallen

b.

per 100
onge-
vallen

per 100
onge-
vallen

per 100
onge-
vallen

a. abso-
luut

a. abso-
luut

totaal

totaal

623 (121)
744 (151)
400 (111)
400 (71)
435 (79)
787 (79)
1115 (95)
1403 (103)

37nbsp;I 1808 (111)

38nbsp;, 2035 (153)
391 (112)
411 (112)
304 (96)
345 (83)
277 (57)
239 (39)
108 (22)
75 (15)
78 (16)
70 (16)

1928-

1929-

1930-

1931-

1932-

1933-

1934-

1935-

1936-

1937-

■29
■ '30
'31
'32
•33
.'34
'35
'36

39 (48)
36 (43)
43 (46)
46 (54)
39 (42)
23 (33)
9 (19)
5 (13)
4 (13)
3 (9)

50 (19)
62 (20)

43nbsp;(11)

44nbsp;(14)

29nbsp;(11)

30nbsp;(9)

1(8.6)
5(7.8)
8(5.1)
8(8.9)
1(8-)
9(7.7)
1 (4.3)
3(5.9)
8(4 5)
7(2.9)

61 (52)
64 (57)
57 (54)
54 (46)
61 (58)
77 (67)
91 (81)

95nbsp;(87)

96nbsp;(87)

97nbsp;(91)

134 (27)
195 (45)
73 (23)
54 (20)
76 (26)
147 (16)
162 (14)
297 (21)
610 (39)
657 (48)

58 (45)
69 (58)

66nbsp;(51)
61 (50)

67nbsp;(60)
81 (73)
94 (88)
94 (81)
96 (89)
96 (89)

(5)
(7)

(6)
(5)

14

19

15
14

Men ziet hier onmiddellijk, dat de propaganda voor onmiddellijke
melding een groot succes heeft gehad. Naar aanleiding hiervan wil
ik het volgende opmerken:

Het feit, dat het aantal te late meldingen zoo is gedaald, is

a.

een bewijs te meer, dat de stijging van het totaal aantal ongevallen
bij het Hoogovenbedrijf berust op een vermeerdering van de behan-
deling van het aantal weinig beteekenende ongevallen.

-ocr page 143-

De melding in de verbandkamer verloopt n.l. als volgt:

10. De ernstige ongevallen worden natuurlijk vanzelf wel in de

verbandkamer gemeld.

20. Van de patiënten met geringe verwondingen is een deel
verstandig en meldt zich onmiddellijk. Een verbandje is voldoende
en na 1 of 2 behandelingen is de patiënt in den regel genezen.

30. Een deel der patiënten meldt zich niet, maar heeft na eenigen
tijd toch nog pijn, kan toch slecht werken of de wonde geraakt
geïnfecteerd en noodgedwongen komt hij later toch nog in de ver-
bandkamer.

40. Een deel van de patiënten met zeer lichte verwondingen
meldt zich niet en de wond geneest. Van hen wordt dus niets
gemerkt.

In de eerste jaren kwamen groep 1 en 2 in de verbandkamer en

(te laat!) groep 3.

In de laatste jaren meldden zich groep 1 en 2 natuurlijk ook.
maar zij, die behoorden tot de groepen 3 en 4, kwamen ook in veel
grooteren getale en resorteerden nu onder groep 2. Door de goede
behandeling van de voormalige groep 3 nam ook het aantal infecties
af. Groep 4, die vroeger niet kwam, wordt in 1937—'38 ook behan-
deld en is de oorzaak van de grootere stijging van het totaal aantal
ongevallen.

b.nbsp;Wij mogen wel zeggen, dat de grootte van het aantal te laat
gemelde ongevallen omgekeerd evenredig is aan de mate van ver-
antwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid in een bedrijf,
want het op tijd melden komt, omdat de werkbaas den arbeider naar
de verbandkamer stuurt of omdat de
getroffene zelf zoo verstandig is.

In dit opzicht zien we dus een prettig aandoenden vooruitgang in
de mentaliteit bij de employé's der Hoogovens.

c.nbsp;Uit het bovenstaande zouden wij mogen verwachten, dat het
aantal directe meldingen percentsgewijs bij de losse arbeiders lager
moest zijn dan bij de vaste. Immers de laatste worden veel meer
beïnvloed door den geest van verantwoordelijkheidsgevoel dan de
eerste. In het algemeen toonen echter de getallen aan, dat de losse
arbeiders zich in dit opzicht slechts weinig minder goed gedragen,
dan de vaste arbeiders.

Dit nu moet hierdoor worden verklaard, dat er bij de losse
arbeiders, voordat deze het werk beginnen, in den regel door de

-ocr page 144-

bazen de nadruk op wordt gelegd, zich na eventueele ongevallen
onmiddellijk naar de verbandkamer te begeven, terwijl dit bij de
vaste uit den aard der zaak niet gebeurt. Verder is een factor, dat
de losse arbeider, die zich niet meldt, maar toch nog bezwaren heeft,
dikwijls toch niet in de verbandkamer terecht komt, omdat hij dan
niet meer in het bedrijf werkt. Het aantal te late meldingen wordt
daardoor bij de losse arbeiders gedrukt.

d. Opvallend is de evenredigheid tusschen
het totaal aantal te late meldingen en het
aantal infecties. Het nut van directe melding wordt hier
wel zeer duidelijk aangetoond.

In de statistieken wordt er ook een indeeling gemaakt naar het
percentage der te late meldingen volgens de afdeeling. Dit is een
groot voordeel, want gaat dit percentage in den loop der 4-weke-
lijksche perioden grooter worden, dan kan men onmiddellijk een
onderzoek ter plaatse instellen. Bovendien is er daardoor een
streven in elke afdeeling, om het percentage op tijd gemelde onge-
vallen van hun groep op 100 te krijgen.

Statistiek IV.

In deze statistiek worden cijfers medegedeeld over de behande-
ling o.a. door fabrieksarts, oogarts of huisarts, zooals reeds in
Hoofdstuk V werd medegedeeld. Voor mijn doel zijn deze statistieken
van minder beteekenis, zoodat ik ze niet zal weergeven.

Statistiek V.

Deze bevat cijfers over de aangifte bij de R.V.B. Ook deze rubriek
heeft vooral administratieve waarde.

Statistiek VI.

Hier wordt een indeeling gemaakt naar de leeftijdsgroepen. Ik
heb deze cijfers uitvoerig behandeld in Hoofdstuk II.

Statistiek VII.

In de verdeeling naar de oorzaken hebben we bij het Hoogoven-
bedrijf ook weer te veel hinder van elkaar opheffende factoren, om
uit het verloop der cijfers al te veel conclusies te kunnen trekken.
Door snellere melding in de verbandkamer steeg het aantal onge-
vallen, althans het aantal ,,eerste meldingenquot;. Het aantal arbeiders

-ocr page 145-

nam gedurende de laatste jaren iets toe en verder werd er veel
gebouwd gedurende de laatste jaren.

In het algemeen kunnen wij bij een beoordeeling van de verande-
ringen het best letten op de verzuim-ongevallen, maar deze getallen
worden voor elke onderrubriek dan wel wat klein, zoodat het toeval

een rol gaat spelen.

Wij zien, dat de stijging van het aantal ongevallen door hand-
gereedschap en door stooten en knellen (A en C) niet gepaard gaat
met een stijging van het aantal verzuimongevallen. Dat juist de
ongevallen, door deze oorzaken ontstaan, toenemen in aantal, is
een bewijs te meer voor de betere melding, want in het algemeen
zijn wonden ontstaan door gereedschap, of door knellen en stooten,

van lichten aard.

Ongevallen door machinaal gereedschap beteekenen, wat hun
aantal betreft, niet veel en toonen weinig verandering: Weer een

iets betere melding.

Bij het verplaatsen van lasten is het aantal verzuimongevallen

percentsgewijs hoog. Dit ligt voor de hand.

Merkwaardig is het geringe aantal ongevallen door electrischen
stroom. Het is een bewijs, dat de voorzorgsmaatregelen in acht

worden genomen.

Dank zij de gasmaskers is het aantal ongevallen door het in-
ademen van gas heel klein, ondanks de geweldige hoeveelheid gas
die er wordt geproduceerd en verwerkt.

De ongevallen, veroorzaakt door de groepen:
K. Struikelen over vaste voorwerpen;
L. Struikelen over in den weg liggende voorwerpen;
M. Trappen of grijpen in planken met spijkers;
P. Vallende, omvallende, afhangende voorwerpen;
Q. Uitglijden van ladders,
wijzen dikwijls op onachtzaamheid (niet uitkijken, waar men loopt),
roekeloosheid (ladders), gebrek aan orde en netheid bij den werk-
man (planken met spijkers weggooien, gereedschappen enz. laten
slingeren) en onverschilligheid, kortom op een slechte mentaliteit
ten opzichte van de veiligheid bij den werkman.

Nemen wij nogmaals in aanmerking de toenemende tendenz om
de ongevallen eerder te melden, dan zien wij in het algemeen een
verrassende daling van deze cijfers, zoodat ze thans zeer laag zijn.

-ocr page 146-

m.i. een der beste bewijzen, dat de veiligheidsgedachte lééft onder
het personeel der Hoogovens.

Het bezwijken van stellingen en machines is een zeer onaange-
name oorzaak van ongevallen. Gelukkig, dat de cijfers hiervoor
bijzonder laag zijn.

Stoeien blijkt geen belangrijke factor te zijn.

Het aantal verzuim-ongevallen op weg van en naar de fabriek
neemt af. Wellicht laat de veihgheidsgedachte den arbeider ook
buiten de fabriek niet los. In de veiligheidscommissies wordt
trouwens ook veel aandacht besteed aan verkeersongevallen. Waar-
schijnlijk hebben ook de versterkingen in de voorvorken der rijwielen,
die bij het Bedrijf tegen inkoopsprijs verkrijgbaar worden gesteld,
een goeden invloed.

Statistiek VIII.

Ook in deze statistiek komt weer het grootere aantal meldingen
tot uiting, door de toeneming van de lichte verwondingen en
kneuzingen, vooral van die der handen en die der vingers, terwijl
het aantal verzuim-ongevallen in deze rubriek, afgezien van het
laatste jaar, juist een daling vertoont. Oorspronkelijk werd de
indeeling gemaakt in hoofd gelaat, arm hand, vingers en
been voet teenen. Met het oog op het in gebruik nemen van
veiligheidshandschoenen en veiligheidsschoenen werd in de laatste
jaren een splitsing gemaakt in hoofd gelaat, arm, hand vingers,
been, voet teenen.

Opvallend is het hoog percentage verzuim-ongevallen bij voet-
verwondingen, hetgeen overigens wel verklaarbaar is.

Veel propaganda is er gemaakt voor handschoenen en veiligheids-
schoenen en deze hebben ook goede resultaten opgeleverd (zie
Hoofdstuk VII), maar in de statistiek komt dat nog niet tot uiting.

Het aantal verzuim-ongevallen bij oogverwondingen (vroeger in
verhouding bijzonder hoog) is de laatste jaren afgenomen; de goede
brillen toonen hier hun nut.

De buizengieterij is voor de oogletsels een slecht risico. De stijging
van het totaal aantal oogongevallen gedurende de laatste 4 jaren is
hieraan te wijten.

Het percentage verzuim is bij de verstuikings-ongevallen uit den
aard der zaak hoog.

-ocr page 147-

Het aantal vergiftigingen door gas wordt de laatste jaren nog
steeds lager, zooals ik bij de vorige rubriek al heb geschreven.

Het verblijdend verschijnsel van de afneming der infecties heb
ik besproken bij het tijdstip van melding in de verbandkamer.

Het aantal fracturen vertoonde in 1927—'28 een buitengewoon
hoog cijfer. Het volgend jaar was het plotseling gedaald en sinds-
dien is het op één hoogte gebleven.

Statistiek IX.

Doordat het aantal verzuim-ongevallen absoluut zoowel als
relatief in den loop der jaren is gedaald, is het aantal verzuim-
dagen sterk verminderd. Het gemiddeld aantal verzuimdagen per
ongeval is vrijwel gelijk gebleven. Daar ik met de getallen over de
verzuimdagen dus in een anderen vorm eigenlijk hetzelfde zou
zeggen als wat reeds herhaaldelijk is betoogd, laat ik ze achterwege.

-ocr page 148-

HOOFDSTUK VII.

De organisatie van den veiligheidsdienst bij de K. N. H. S.,

Mekog en Cemij.

De veihgheidsdienst van de K.N.H.S,, Mekog en Cemij, die
onder de directe leiding staat van den veihgheidsingenieur, heeft
tot taak verschillende onderdeelen te verzorgen, welke in hoofdzaak
gegroepeerd kunnen worden als volgt:

A.nbsp;Het voorkómen van ongevallen;

B.nbsp;Het ingrijpen bij ongevallen;

C.nbsp;Het maken van gevolgtrekkingen uit ongevallen, die hebben
plaats gevonden.

De veiligheids-ingenieur heeft de leiding van de veiligheids-
organisatie der bedrijven. Het directe toezicht op de veihge uit-
voering van alle werkzaamheden berust bij de afdeelingschefs. Het
onderlinge verband en de eenheid van de maatregelen, die in het
belang der veihgheid genomen moeten worden, worden door het
werk van den veiligheids-ingenieur gewaarborgd.

De veihgheids-ingenieur heeft de opperste leiding van de brand-
weer, den Eerste Hulp-dienst en den gasbeschermingsdienst en
werkt nauw samen met den verbandkamer-dienst. Bovendien staat
de terreinpolitie voor opdrachten op het gebied van veiligheid en
brandweer ter zijner beschikking.

De veihgheids-ingenieur is verantwoordelijk voor alle uitgaven
voor brandweer, gasmaskerdienst en veiligheid. Daarom hebben alle
maatregelen, die uitgaven noodig maken, zijn goedkeuring noodig
en hij moet alle werk-, bestel- en materiaalbonnen, met betrekking
tot het bovenstaande, mede onderteekenen.

Hij wordt in deze functies geholpen door den assistent-veiligheids-
ingenieur, door de Sociale Afdeeling en door verschillende andere
functionarissen. In zijn werk wordt hij bijgestaan door de Veilig-
heidscommissies en verder heeft hij den steun noodig van allen,
die met het bedrijf te maken hebben.

-ocr page 149-

Organisatie van den Verbandkamerdienst.

De verbandkamerdienst staat onder toezicht van den fabrieks-
arts. Deze houdt eiken namiddag van half twee tot half drie zitting
in de verbandkamer voor het behandelen van ernstige letsels, voor
het verrichten van keuringen, enz.

Verder is hij — of, bij zijn afwezigheid, zijn plaatsvervanger —
steeds bereikbaar en kan binnen vijf minuten aanwezig zijn.

Bij de verbandkamer zijn vier verbandmeesters aangesteld, die
tevens de f^oogoven-ongevallen-formulieren invullen en de verdere
administratie-werkzaamheden verrichten. De dienstregeling is zoo-
danig, dat er overdag gewoonlijk twee verbandmeesters aanwezig
zijn. Speciaal bij de wisseling der ploegen is dit het geval.

Des nachts is een der verbandmeesters steeds telefonisch te be-
reiken; mocht het noodig zijn, dan kunnen alle verbandmeesters
worden opgebeld.

Aan een der verbandmeesters is het beheer over de hulpverband-
kamers, de verbandkasten en de Eerste Hulp-koffers over het
geheele terrein opgedragen, terwijl een ander de gasmasker-centrale
verzorgt.

Daar, waar een lichtgewonde zijn werk niet kan verlaten, omdat
hierdoor andere arbeiders hun werk niet verder zouden kunnen
verrichten, zooals dat bijvoorbeeld bij kraandrijvers het geval is,
kan de verbandmeester ontboden worden. Dit is zeer belangrijk,
want bij een te late melding kan daardoor bij den werkman nimmer
als excuus gelden het feit, dat hij niet weg kon.

De inrichting van de centrale verbandkamer is eenvoudig. Er is
b.v. geen eigen Röntgentoestel, noch een reuzenmagneet, zooals men

die bij „De Scheldequot; vindt.

De aanschaffing van een Röntgentoestel zou men kunnen over-
wegen, maar daar de fabrieksarts, Dr.
BÜLLER, de chirurg is van
het Roode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk, waar men over een
modern toestel beschikt, is men er niet toe overgegaan.

De aanschaffing van een reuzenmagneet heeft hier geen zin. Bij
de Maatschappij „De Scheldequot; was de toestand geheel anders. Niet
alleen zag men daar veel vaker intra-oculaire corpora aliena, maar
bovendien was Breda de dichtstbijzijnde plaats, waar men over een
magneet beschikte, en deze plaats was niet snel te bereiken.
Patiënten van de Hoogovens kunnen daarvoor geholpen worden in

9

-ocr page 150-

Haarlem en in Amsterdam, waarmee de treinverbindingen zeer snel

en frequent zijn.

Ook de aanschaffing van een eigen ziekenauto is wel ter sprake
gekomen, maar ook dat is niet noodig. In Beverwijk zijn uitstekende
ziekenauto's. Deze kunnen binnen 10 minuten ter plaatse zijn.

Daar de uitgaven voor de veihgheids-organisatie hoog zijn, moet
men steeds nagaan, of elke uitgave evenredig is aan het voordeel,
dat er door wordt verkregen.

Behalve de centrale verbandkamer zijn er drie hulpverband-
kamers, waar snelle Eerste Hulp kan worden verleend. In elk dezer
hulpverbandkamers zijn aanwezig een draagbaar, een zuurstof-
apparaat, spalken, verband, desinfectantia, enz.

Deze hulpverbandkamers worden alleen bij groote ongevallen,
waar snelle hulp noodig is, gebruikt. Zij bevinden zich in de
fabrieken, die ver van de centrale verbandkamer verwijderd zijn.
te weten: de Buizengieterij, de Cemij en de Staalfabriek. Er zijn
plannen, er ook een in te richten bij de Mekog.

Ook in den schuilkelder, welke onder de derde Kooksbatterij is
aangebracht, bevindt zich een hulpverbandkamer.

Voorts zijn er op het terrein een 8-tal groote kasten, welke een
draagbaar met twee dekens, spalken, verbandmateriaal en een ver-
bandtrommel bevatten, te weten bij de Binnenhaven, bij de Buiten-
haven, in de nieuwe Silicafabriek, bij Hoogoven I en III, bij den
Slakkenberg, in de Staalfabriek en in de Mekog.

Zuurstofapparaten (gevuld met 95 % zuurstof en 5 % koolzuur)
zijn, behalve in de verbandkamers, bij de Kooksovens en bij Hoog-
oven I en III geplaatst.

Verder beschikken vele opzichters, smeltmeesters en werkbazen
over een verbandtrommel.

Alle verbandkasten en -trommels zijn verzegeld. Mocht een
sluiting verbroken zijn. dan wordt de met de verzorging belaste
verbandmeester gewaarschuwd, die het materiaal aanvult en de
kast of trommel weer sluit. Door dit systeem komt den verband-
meester alles ter oore, wat er is gebeurd en blijft het materiaal
keurig verzorgd.

Organisatie van den gasbeschermingsdienst-

Zooals ik in Hoofdstuk IV heb gezegd, speelt het gas een voor-

-ocr page 151-

name rol bij de processen die plaats vinden in de Kooksovens, de
Hoogovens en de Mekog.

Voorts wordt het gas gebruikt als stookmateriaal in de Buizen-
gieterij, de Centrale en de Staalfabriek.

Een goede gasbeschermingsdienst is dus noodig. Deze is als volgt
geregeld:

De bedrijven bezitten een groot aantal gasmaskers, alle z.g.
volmaskers, waarbij dus ook de oogen worden afgesloten en het
beslaan der glazen wordt tegengegaan door ,,klaarschijvenquot;.

Op de maskers kunnen, al naar behoefte, worden geschroefd:

a.nbsp;verschelucht-slangen;

b.nbsp;filters (of „patronenquot;);

c.nbsp;CO-filterbussen.

Het materiaal is als volgt verdeeld:

10. Maskers, die in blijvend gebruik zijn afgestaan aan bepaalde
personen, namelijk bedrijfsleiders en werklieden, die regelmatig
werken op plaatsen, waar gasvergiftiging dreigt, b.v. de werkheden
bij de gasleidingen der Hoogovens en de arbeiders van bepaalde
afdeelingen van de Mekog. Eens per drie weken moeten deze gas-
maskers ter controle in de gasmaskercentrale worden ingeleverd.

20. Maskers, voor algemeen gebruik.

Voor de K.N.H.S. en de Cemij worden deze bewaard in de
gasmasker-centrale.

Voor de Mekog in het laboratorium van de Mekog.

Deze kunnen worden afgehaald tegen inlevering van een door
den directen bedrijfschef geteekenden bon.

Alle personen, die een gasmasker mogen dragen, moeten eerst
speciaal daarvoor goedgekeurd zijn door den fabrieksarts.

30. Noodmaskers met verschelucht-slangen of filters, opgeborgen
in verzegelde kasten op verschillende plaatsen in de bedrijven. Deze
mogen alleen in geval van nood worden gebruikt.

Op de brandweerauto zijn aanwezig: maskers, filters, CO-filter-
bussen en zuurstofapparaten (z.g. levensredders).

De toepassing van het materiaal is als volgt:

10. Verscheluchtmaskers.

Dit zijn maskers, waarop een 25 meter lange slang is geschroefd,
aan welks uiteinde zich een stoffilter bevindt. Zij worden gebruikt
bij werkzaamheden in apparaten, tanks en ketels, bij werkzaam-

-ocr page 152-

heden aan gasleidingen en voorts op plaatsen, waar kans bestaat op
gasgevaar en waar het uiteinde der aanzuigslang zóó gelegd kan
worden, dat inademen van zuivere lucht gewaarborgd is. De arbeider
moet zijn werkzaamheden natuurlijk gedurende langen tijd op een
zelfde plaats hebben, daar anders het meesleepen van een slang
lastig wordt.

Het is eens voorgekomen, dat, ondanks het gebruik van een
verschelucht-slang een werkman tóch is bedwelmd, daar ook de
lucht bij de zuigopening nog gas bevatte. In zoo'n geval kan men
wel een langere buis nemen, maar dan is de ademhaling te zwaar,
vooral omdat er bij gewerkt moet worden. Om nu het gebruik van
een buis van b.v. 100 meter mogelijk te maken, is een „injectorquot;
aangeschaft.

2lt;'. Maskers met filters.

Deze zijn bestemd voor gebruik in open ruimte of gebouwen,
bezwangerd met schadelijke dampen of gassen in betrekkelijk

geringe hoeveelheid.

Bij de Mekog worden gebruikt: groen gekleurde patronen tegen
ammoniak, grijs gekleurde patronen tegen salpeterzuur en chloor-
dampen en gele patronen tegen zwavelzuur en zoutzuur.

Tegen rookgassen zijn de rood gekleurde universeelfilters in
gebruik.

De uitputting van deze filters bemerkt men aan een lichte door-
strooming van het gas, dat een geringe prikkeling veroorzaakt. Men
moet dan onmiddellijk de gashoudende ruimte verlaten en de
patroon tegen een nieuwe verwisselen.

30. Maskers met CO-filterbussen.

Deze CO-filterbussen wegen ± 2 K.G. en worden dus op den
rug gedragen, terwijl ze door een tusschenslang met het masker zijn
verbonden.

De uitademingslucht verdwijnt, evenals bij de verschelucht-
maskers, door een apart ventiel. De bussen bevatten boven en
beneden een laag Ca CI2 om den waterdamp te resorbeeren, terwijl
het CO door middel van een katalysator (een mengsel van CuO en
MnOa) wordt geoxydeerd tot CO2. dat wordt gebonden aan KOH.
Deze bussen zijn uitgeput, zoodra haar vochtigheidsgehalte een be-
paalden graad heeft bereikt. Om dit te bemerken is er ongeveer in
het centrum van de bus carbid aangebracht. Wordt dit carbid

-ocr page 153-

vochtig, dan ontwikkelen zich acetyleendampen, die men onmid-
dellijk ruikt.

De CO-filterbussen beschermen tegen een CO-concentratie tot
6 %. Bij de Hoogovens worden ze gebruikt tot een concentratie
van 3 %.

Het gebruik van maskers met CO-filterbussen is alleen toege-
staan aan:

a.nbsp;bankwerkers en pijpfitters, bij werkzaamheden aan de
schachten der hoogovens.

b.nbsp;controleurs van de 40.000 en 50.000 M3 gashouders en van
de expansiestukken der gasleiding naar de P.E.N.-Centrale;

c.nbsp;den veihgheidsman bij het smeeren der hoogoventoppen;

d.nbsp;personeel der fijngasreinigingen voor het schoonmaken der
sproeiers;

e.nbsp;machinisten en eventueele helpers van Gebouw I der Mekog
bij lekkages.

Aan alle andere personen en voor andere werkzaamheden mogen
ze alleen worden afgegeven tegen een bon, geteekend door een der
bedrijfs-ingenieurs.

Bepaalde, daarvoor aangewezen, personen zijn belast met de
controle, het schoonmaken en het desinfecteeren der maskers.

Het desinfecteeren der maskers gebeurt voor alle drie bedrijven
.centraal in de desinfectiekast der gasmaskerkamers. Het ging
vroeger door middel van een vrij ingewikkeld doorblaassysteem.
Thans worden alle gasmaskers en tusschenslangen gedesinfecteerd,
door ze ± 12 uur met formalinedampen in aanraking te brengen:
Op wat peroxydum baryticum wordt een scheut formaline gegoten
en de zich ontwikkelende dampen (die droog zijn) desinfecteeren de
maskers voldoende. De formalinedampen worden geneutraliseerd
met ammoniak. De ammoniak verdampt, doordat men de maskers
een kwartier buiten hangt. Deze methode voldoet uitstekend.

In een bedrijvencomplex als de K.N.H.S., de Mekog en de Cemij,
met zijn brandgevaar (ik noem als voorbeeld slechts de vele gas-
leidingen en de benzolfabriek) en zijn explosiegevaar (ik wil alleen
maar wijzen op de verschillende apparaten van de Mekog) is het
noodzakelijk, dat groote aandacht wordt besteed aan een goede
brandweer en een uitstekende reddingsorganisatie.

-ocr page 154-

Hoewel het niet doenlijk is en het ook geen zin heeft, deze
organisatie in bijzonderheden na te gaan, zal ik in groote trekken
achtereenvolgens iets mededeelen over het materiaal, over de
reddingsbrigade en over het alarmeeringssysteem.

Het brandblusch' en reddingsmateriaal.

In de brandweerkazerne, die zich ongeveer in het centrum der
terreinen, dicht bij de kamer van den portier, bevindt, zijn onder-
gebracht:

10. Brandweer-auto met toebehooren.

Deze auto werd in 1934 door de employé's in hun vrijen tijd ge-
bouwd, nadat de Directie het chassis en het noodige materiaal ter
beschikking had gesteld. De auto diende aanvankelijk zoowel voor
brandweer- als voor reddings-auto.

Toen echter de auto. door uitbreiding van materiaal overbelast
dreigde te worden, werd zij in 1938 alleen gebruikt als drager van
de motorbrandspuit met toebehooren.

20. E.H.B.O.-wagen.

Deze werd, eveneens door vrijwilhgen arbeid van het personeel
in 1938 geconstrueerd. De wagen, die gebouwd is op een Ford
V. 8-chassis, biedt vóórin plaats voor minstens 7 menschen. Onder
de 2de rij zitplaatsen staat een groote verbandkist, die gemakkelijk
uit de auto genomen kan worden en niet alleen het gebruikelijk
verband- en spalkmateriaal bevat, maar ook benoodigdheden voor
den arts, o.m. verschillende injecties.

De eigenlijke wagenruimte wordt aan drie kanten afgesloten door
jalouzieën, die gemakkelijk kunnen worden geopend. In de berg-
ruimte heeft alles zijn vaste plaats, zoodat men onmiddellijk alle
benoodigdheden kan vinden.

De wagen bevat onder meer:

Draagbaren, houten spalken, zuurstofapparaten en -flesschen,
maskers met filters en CO-filterbussen; een compleet autogeen-
snijapparaat om getroffenen, die ergens bekneld zitten, te kunnen
bevrijden; diverse hulpwerktuigen als dommekrachten, takels, hou-
weelen, metaalbewerkersgereedschappen, schoppen, bijlen, lampen,
megaphoons; verschillende hulpmiddelen voor het blusschen van
brand, o.a. schuimbluschapparaten, slangen en aanzetstukken.

30. Metz-brandladder met toebehooren.

-ocr page 155-

4quot;. Kleine motorspuit met toebehooren.

5quot;. Groote slangenwagen.

60. Schuimbluschtoestel met toebehooren.

Over het terrein vindt men: een 15-tal brandspuithuisjes, waarin
slangenwagens; een 15-tal slangenkasten; enkele brandladders.

In de verschillende gebouwen bevinden zich enkele honderden
schuimbluschapparaten.

Voor elk onderdeel is een bepaald persoon aangewezen, die de
verantwoordelijkheid draagt en voor de controle zorgt.

De Reddingsbrigade.

De taak van de Reddingsbrigade is tweeërlei, n.l:

a.nbsp;Het verrichten der blusschingswerkzaamheden bij brand door
de hiervoor opgeleide leden van den brandweerdienst.

b.nbsp;Het verleenen van den Eersten Hulp aan slachtoffers van
een ongeval, onder leiding van den fabrieksarts en de verband-
meesters, door de hiervoor opgeleide leden van den Eersten Hulp-
dienst.

De leden van de Reddingsbrigade zijn vrijwiHigers, die werkzaam
zijn bij de bedrijven en die zich belangeloos beschikbaar hebben
gesteld. Zij worden door den
veihgheids-ingenieur, in overleg met
den betrokken afdeelingschef benoemd. Bij de benoeming wordt
met het volgende rekening gehouden:

10. Het betrokken hd mag door de vervulling van zijn taak niet
te veel stagnatie in het bedrijf veroorzaken. Hij moet dus tijdelijk

gemist kunnen worden.

20. De te benoemen leden moeten zooveel mogelijk over het ge-
heele bedrijf over de verschillende diensten verdeeld zijn.

30. Zij moeten niet bij eventueele mobilisatie onmiddellijk onder
de wapenen behoeven te komen. Dit is een zeer voornaam punt.
want vooral bij mobilisatie moet de reddingsbrigade paraat zijn. De
organisatie mag dan niet in de war loopen.

De Reddingsbrigade, die onder de directe leiding staat van den
veiligheids-ingenieur, bestaat uit twee groepen:

a. De fabrieksbrandweer, bestaande uit een hoofdbrandmeester,
4 brandmeesters, leden en reserve-leden.

Door geregelde oefeningen in den vrijen tijd is de fabrieksbrand-
weer met de apparatuur vertrouwd geraakt. Vooral wordt er ook

-ocr page 156-

voor gezorgd, dat de leden van de brandweer gasmaskers en zuur-
stofapparaten leeren gebruiken.

Soms vinden gemeenschappelijke oefeningen plaats met de ge-
meentebrandweer van Velsen. Door de beroepsbrandweer van
Amsterdam werden voor de leden van de fabrieksbrandweer lezingen
gehouden. Eenige excursies werden naar Amsterdam gemaakt, om
daar de kazernes te bezichtigen en oefeningen bij te wonen.

De fabrieksbrandweer is voorzien van een uniform, bestaande uit
leeren jas, helm, koppel met bijl, enz. De meeste der brandweer-
lieden zijn tevens gediplomeerde E.H.B.O.-ers.

b. De Eerste Hulpdienst, bestaande uit den fabrieksarts, de 4
verbandmeesters, leden en aspirantleden.

Het gevaar van de koolmonoxyde-vergiftiging, waarbij onmid-
dellijk kunstmatige ademhaling moet worden toegepast, maakt het
alleen al noodzakelijk, dat men over goede E.H.B.O.-ers beschikt.
Geregeld zijn daarvoor dan ook cursussen gegeven. Steeds gaven
de menschen zich vol enthousiasme op, om ze te volgen, zóó zelfs,
dat de veiligheids-ingenieur dikwijls menschen moest afwijzen. Ook
het aantal deelnemers, dat na eenige lessen wegbleef, was altijd
zeer gering. De deelnemers, die door hun dienst verhinderd zouden
zijn een les te bezoeken, werden in de gelegenheid gesteld, toch
aanwezig te zijn. De fabrieksarts geeft de theoretische lessen, terwijl
een der verbandmeesters in den vrijen tijd laat oefenen. De opleiding
voldoet aan de eischen van het Veiligheidsbesluit en aan die van het
Oranje Kruis. Behalve het gewone oefenen in vereenigingsverband
werd er ook aan wedstrijden deelgenomen. De Hoogoven-E.H.B.O.-
dienst is lid van de Nederlandsche Vereeniging voor E.H.B.O.

Uit den aard der zaak houden de E.H.B.O.-ers en de fabrieks-
brandweer ook gemeenschappelijke oefeningen en demonstraties, o.a.
tijdens de Veihgheidsdagen. De fabrieksbrandweer en de E.H.B.O.
hebben een gemeenschappelijke vereeniging opgericht, welke ééns
per jaar een feestavond organiseert, iets wat de animo bevordert.

Indien een der leden van den reddingsploeg bij de uitoefening
van zijn taak een ongeval mocht overkomen op het terrein van het
Bedrijf, dan zal de Rijksverzekeringsbank de wettige schadeloos-
stelling verleenen.

Nu zou het kunnen voorkomen, dat de fabrieksbrandweer of de
E.H.B.O. nuttig werk zou kunnen doen buiten de fabriek, en dan

-ocr page 157-

zou de mogelijkheid bestaan, dat na een ongeval de R.V.B. geen
schadeloosstelling zou geven. Dan zou zich de onrechtvaardigheid
voordoen, dat de leden de dupe werden bij de uitvoering van hun
nuttig en belangeloos te verrichten werk.

Begin 1937 werd daarom, in samenwerking met enkele andere
bedrijven, een regeling getroffen, waarbij de brandweer en de
E.H.B.O. een uitkeering wordt gegarandeerd,indien de leden door een
ongeval worden getroffen bij de uitoefening van hun functie, hetzij in,
hetzij buiten de fabriek, ook al zou het Bestuur der R.V.B. in een
dergelijk ongeval geen wettige reden vinden tot schadeloosstelling.
Mocht het nu noodig zijn, dat de brandweer geroepen wordt bij een
ernstigen brand in de plaats Velsen of mocht de hulp van den
E.H.B.O.-dienst bijvoorbeeld noodig zijn bij een spoorwegongeluk,
dan behoeft het niet gedekt zijn voor ongevallenrisico de leden van
dezen dienst niet te weerhouden, aan den oproep gevolg te geven,
wanneer dit tenminste geschiedt door de bedrijfsleiding.

De leden van de Reddingsbrigade moeten in dc nabijheid van
de fabrieken wonen en mogen niet verhuizen dan na verkregen
toestemming van den veiligheids-ingenieur.

Behalve de Reddingsbrigade bestaan er nog afdeehngsbrand-
ploegen. Elke afdeeling heeft n.1. een brandploeg, bestaande uit één
of meer onderbrandmeesters en een aantal leden. De afdeelings-
brandploeg beschikt over bluschmiddelen, zooals droge brandblusch-
apparaten, kleine slangenwagens en eenig gereedschap, zandkisten,
zandemmers, enz. Zij bestrijdt den brand op het oogenblik van zijn
ontstaan, maar alarmeert onmiddellijk de fabrieksbrandweer. Na
aankomst van de fabrieksbrandweer stelt de afdeehngsbrandweer
zich onder haar leiding.

Alarmcering.

Bij een bedrijf als Hoogovens en Mekog, met zooveel brandbaar
of explosief materiaal en met zooveel gevaarlijke toestellen, is
oogenbhkkelijke hulp bij storing, brand of ernstige ongevallen vaak
noodig. Boven alles staat daarom de eisch van snelle alarmeering
van den hulpdienst. Bij de employé's wordt er steeds de nadruk
op gelegd, dat aarzelen in dit opzicht als ernstig verzuim moet
worden opgevat. Men kan den reddingsdienst beter honderd keeren
voor onbelangrijke dingen oproepen dan één keer te laat. Wanneer

-ocr page 158-

in het bedrijf iets gebeurt, is het meestal onmogelijk, direct vast te
stellen, of het gebeurde belangrijk of onbelangrijk is. Bij begin van
brand, bij gasbedwelming. bij ongevallen op ontoegankelijke plaatsen
en wat dies meer zij, is het eerste gebod: alarmeeren. Dit geschiedt
door den portier van Hoogovens op te bellen.

Wanneer de portier van het uitbreken van brand of van een
ernstig ongeval telefonisch in kennis wordt gesteld, of wanneer het
noodsignaal van de benzolfabriek gaat, alarmeert hij de fabrieks-
brandweer en de E.H.B.O. door middel van het brandalarm. Dit
wordt gegeven met:

a.nbsp;De motorsirene op den watertoren van de Kooksovens.

b.nbsp;De motorsirene op het dak van de staalfabriek.

c.nbsp;De stoomfluit der Centrale.

d.nbsp;De sirene in de Centrale.

e.nbsp;De sirene in de Constructiewerkplaats.

f.nbsp;De alarmhoorns in de gebouwen van de Mekog.

g.nbsp;De alarmbellen in de woningen der leden van den reddings-
dienst en verbandmeesters.

Daarna worden door den portier achtereenvolgens opgebeld:

I.nbsp;Bij een ernstig ongeval (niet bij brand):

a.nbsp;De fabrieksarts, of, bij diens afwezigheid, een der genees-
heeren in volgorde van de in de portiersloge opgehangen lijst.

b.nbsp;De verbandmeester.

II.nbsp;De veihgheids-ingenieur.

III.nbsp;De afdeehngsleider van de betrokken afdeehng.

IV.nbsp;De Sociale Afdeeling.

Is een tweede persoon in de portiersloge aanwezig, dan neemt deze
de sleutels van de Brandweerkazerne en de kleedingbergruimten
en opent alle deuren van de kazerne. Daarna schrijft hij op een bord
aan de middendeur van de kazerne de plaats van den brand of
het ongeval.

Indien de portier alleen aanwezig is, mag hij zich niet uit de
portiersloge verwijderen. Het openen van de kazerne en het be-
schrijven van het bord geschiedt dan door een terreinopzichter of
door den eerst aangekomen brandweerman.

Weerklinkt het alarmsignaal, dan gebeurt het volgende:

Storingsmonteurs begeven zich onmiddellijk naar hun centrale

-ocr page 159-

post, om te wachten op nadere instructies voor het eventueel uit-
schakelen van installaties.

De terreinpolitie begeeft zich naar de brandweerkazerne, neemt
maatregelen, dat deze wordt geopend, als dit nog noodig mocht zijn
en stelt zich ter beschikking van de brandweer.

De machinist van het zoetwaterpompstation brengt de zoetwater-
pompen op volle capaciteit.

De leden der Brandweer en E.H.B.O. rukken in uniform met
brandweerauto en reddingsauto uit.

Bij het verkeer op het terrein moet door ieder aan de brandweer
de voorrang worden gegeven. Door iedereen, in het bijzonder door
locodrijvers en rangeerders, moet worden opgelet, of brandweer-
materiaal of brandweerlieden in aantocht zijn.

Bij het hooren van de brandsirenes is het verboden, bepaalde
telefoonnummers voor andere gesprekken, dan de storing betreffen-
de, te gebruiken.

Eens in de week, op een bepaald uur, worden de alarminstallaties

beproefd.

Veiligheidsreglement.

Tegen het eind van 1932 verscheen een door de Redactie van
het maandblad
„SAMENquot; verzorgd officieel veiligheidsnummer van
dit blad, dat aan het geheele personeel werd toegezonden. Het
nummer was getiteld „Iedere dag zij veihge dagquot; en bevatte alle
veihgheidsreglementen, veihgheidsvoorschriften, en veihgheidsdien-
sten, benevens de samenstelling van veihgheidscommissies en
-ploegen, terwijl bovendien tal van nuttige wenken waren op-
genomen. Hieruit heeft zich het „Veihgheidsreglement voor het
personeel van Hoogovens, Mekog en Cemijquot; in zijn tegenwoordigen
vorm ontwikkeld. Dit reglement wordt uitgereikt aan ieder beambte
of arbeider van een der bedrijven. Het is ieders plicht, het boek,
als dienstboek, zorgvuldig te bewaren. Het boek is samengesteld uit
een groot aantal losse bladen, die door klemmetjes bij elkaar worden
gehouden. Op gezette tijden wordt het door de Sociale Afdeeling
opgevraagd, opdat die door het uitnemen van oude en het inleggen
van nieuwe bladen de noodige wijzigingen en aanvullingen kan
aanbrengen. Verlies moet onmiddellijk aan de Sociale Afdeeling

-ocr page 160-

worden medegedeeld, waarna deze voor spoedige vervanging zorg
draagt.

Het reglement bevat algemeene voorschriften en voorschriften, die
speciaal voor een bepaalde afdeeling gelden. Elke arbeider krijgt
in zijn reglement de algemeene voorschriften en van de afdeeling,
waar hij werkt de speciale voorschriften. Hij krijgt dus niet de
speciale voorschriften van die afdeelingen, waar hij niet werkt en
behoeft deze dus ook niet te kennen. Mocht hij er evenwel belang
in stellen, dan worden ook die andere voorschriften aan hem
verstrekt.

In het algemeene deel vindt men mededeelingen over de organi-
satie van den veiligheidsdienst (gasbescherming, verbandkamer,
alarmeering, brandweer, E.H.B.O.), de samenstelhng van de veilig-
heidscommissies, brandweer, afdeelingsbrandploegen en E.H.B.O.,
lijsten, die aangeven hoe het materiaal (gasmaskers, brandblusch-
materiaal en geneeskunig materiaal) over het terrein is verdeeld en
voorschriften betreffende het gebruik van dit materiaal.

Ook vindt men in het algemeene gedeelte nog voorschriften be-
treffende rookverbod, het verkeer op het terrein, excursies, bouwen
en onderhoud van steigers, afgifte en gebruik van benzol, benzine
en celluloid en voorschriften voor controle van verschillende alge-
meen gebruikte toestellen en apparaten.

Behalve de algemeene voorschriften en de afdeelingsvoorschriften.
wordt er voor elke reparatie, voor elk nieuwbouwwerk en voor
elke afwijking van den normalen gang van zaken een afzonderlijk
werkprogram opgesteld, waarbij ook uitgebreide veiligheidsvoor-
schriften worden gegeven. Dit laatste is zeer belangrijk, want bij de
niet gewone werkzaamheden moet men extra op zijn hoede zijn,
omdat juist hierbij de mogelijkheid van ernstige ongevallen
grooter is.

Uitrusting der arbeiders.

Steeds wordt er bij den arbeider op aangedrongen, de door de
fabriek verstrekte beveiligingsmiddelen te gebruiken, de haren kort
te dragen en met toestemming van vrouw of verloofde geen ring
te dragen.

De ter beschikking staande beveiligingsmiddelen zijn de volgende;

1quot;. Kleeding. Ondoelmatige kleeding heeft al heel wat onge-

-ocr page 161-

lukken veroorzaakt. Voor hen, die bij machines werken, wordt de
gewone veihgheidskleeding beschikbaar gesteld.

Het personeel, werkzaam aan den ,,afsteekquot; bij de hoogovens,
staalfabriek en buizengieterij, draagt brandvrije kleeding, asbest
voorschoten en beenwindsels van brandvrij (geïmpregneerd) jute-
doek of asbest beenbeschermers.

In verschillende afdeehngen van de Mekog, te weten de sulfaat-
fabriek en de salpeterzuurfabriek moet kleeding worden gedragen,
die tegen zuren bestand is.

Bij de hoogovens en de kooksovens worden tegen de hitte hand-
beschermers gebruikt, met of zonder duim, en bestaande uit jute.
asbest, leer of combinaties daarvan.

Om het gelaat tegen de hitte en ook tegen opspattende vonken te
beschermen, draagt men bij de hoogovens en de staalfabriek ge-
zichtsmaskers van uiterst fijn gaas.

20. Veiligheidshandschoenen. Het feit, dat een zeer groot
percentage der ongevallen uit hand- en vingerverwondingen bestaat
(men zie de statistiek), was voor de Directie aanleiding, om in 1935
proeven te nemen met het gebruiken van veiligheidshandschoenen;
later werden deze op groote schaal aangeschaft. Vele schrammen
en kleine wondjes worden door het dragen van handschoenen voor-
komen. De meeste dezer ongevallen, waarvan de gevolgen uitbleven,
worden natuurlijk niet aan den veiligheidsdienst bekend. Toch
werden die gevallen, waarvan het zeker is, dat handschoenen erger
letsel hebben voorkomen, genoteerd. Het aantal daarvan bedroeg
in 1936—37: 38; in 1937—'38: 73 en in 1938—39: 127.

De handschoenen hebben evenwel ook hun nadeelen:

Het is eens gebeurd, dat een handschoen door een draaiend
machinedeel werd gegrepen. Het ongeval hep betrekkelijk goed af,
maar het had zeer ernstig kunnen worden. Men drage ze daarom
niet bij bewegende machines.

Bij bepaalde werkzaamheden, bijvoorbeeld het hanteeren van zeer
fijne gereedschappen, kan men ze niet gebruiken.

Een derde bezwaar is, dat ze gauw slijten, o.a. bij het verwerken
van de gietehngen in het ijzerpark. Een belangrijke verbetering is.
dat de handschoenen zóó worden gemaakt, dat de naden zich aan
de rugzij bevinden. Ook zijn ze gecombineerd met de handlappen,
de z.g. koetjes, te gebruiken.

-ocr page 162-

Uit de verschillende soorten kan men, al naar den aard van het
werk, een keuze doen. De handschoenen worden ter beschikking
gesteld tegen een gereduceerden prijs. Als er snelle slijtage is, kan
de prijs tóch een bezwaar zijn.

3quot;. Veiligheidsbrillen. Deze worden natuurlijk veel gedragen.
Het aantal oogongevallen, dat hierdoor wordt voorkomen is ge-
weldig groot, maar getallen worden hierover niet bekend.

Soms gebeurt het, dat een gloeiend stukje ijzer langs de randen
van den bril het oog toch nog bereikt. Hoe beter de bril past, hoe
zeldzamer het evenwel gebeurt.

Voor menschen, die wegens myopie, hypermetropie of astigma-
tisme een bril moeten dragen, is het zeer goed mogelijk, de glazen
ook in den veiligheidsbril te zetten. Wèl moet er aan een dergelijken
bril even extra zorg worden besteed. Maar het voldoet veel beter
dan het dragen van twee brillen over elkaar. Bij ,,De Scheldequot; wordt
het systeem met succes toegepast. Ook bij Hoogovens hebben enkele
employé's een veihgheidsbril met lichtbrekende glazen. De prikkel
om den bril te gebruiken is in dit geval ook bijzonder groot, want men
moet den veiligheidsbril wel dragen, daar men anders onvoldoen-
de ziet.

4quot;. Veiligheidshelmen. Sinds 1935 moeten bij alle werkzaam-
heden, waar boven elkaar gewerkt wordt, of waar kans op onge-
vallen door vallende stukken bestaat, veiligheidshelmen worden
gedragen.

Omdat het nut der valhelmen nog niet zoo sterk is doorgedrongen,
niet zoo zeer bij hen die deel uitmaken van de K.N.H.S., als wel
bij hen die er buiten staan, heb ik de formuheren van die ongevallen
der drie laatste jaren, waarbij de helmen hun nut hebben bewezen,
nagegaan. Doordat op de Statistische afdeeling dergelijke ongevallen
steeds worden genoteerd en doordat de Heer
Prins, Beambte van
de Statistische afdeeling ook nu weer zijn vrijen tijd voor mijn
belangen opofferde, was dit voor mij gemakkelijk. Hieronder laat ik
de korte verslagen van die ongevallen volgen:

8 April 1936. Een arbeider van de Hollandsche Constructie-Werkplaats is bezig
met het opruimen van kettingen bij Hoogoven I. Hierbij krijgt
hij een vallend stuk hout van 5 K.G. op het hoofd. Getroffene
draagt een helm.

-ocr page 163-

Gevolg: kneuswond behaarde hoofd; voor controle naar den dokter
gestuurd.

Behandeling: verbonden.
Verzuim: eenige uren.

10 April 1936. Bouwarbeider krijgt tijdens werkzaamheden bij Hoogoven III een
hoeveelheid „vulmassaquot; op het hoofd.
Gevolg: lichte hoofdpijn. Geen verzuim.
De helm voorkwam een ernstig letsel.

13 Mei 1937. Een los werkman van den Loswal krijgt bij werkzaamheden op
het dek van een schip een uit den grijper vallend stuk erts op
het hoofd.

Patiënt heeft hoofdpijn. Verzuim 10 dagen.

Het dragen van een helm heeft een ernstig letsel voorkomen.

26nbsp;Mei 1937. Bij het bemetselen van een windverhitter reikt een werkman zijn

maat steenen aan. Deze laat een steen vallen, waardoor de werk-
man de steen van een hoogte van 2 Meter op het hoofd krijgt.
Patiënt heeft lichte hoofdpijn. Hij rust eenigen tijd, maar behoeft
zijn werk niet te verzuimen.
De man droeg een helm.

5 Nov. 1937. Een merkel (dwarsspant) van een kolenlichter valt naar beneden
en treft een havenarbeider van de Buitenhaven op het hoofd.
Gevolg: Patiënt heeft een weinig hoofdpijn, maar behoeft het
werk niet te verzuimen.

De veihgheidshelm voorkwam een zeer ernstig letsel.

5 Juli 1938. Bij het optillen van een blaaspijp door een los arbeider van de
Hoogovens breekt een steen van het muurtje af. De man struikelt
en komt met de blaaspijp, waarvan het gewicht ongeveer
120 K.G. is, te vallen.

Aard van het letsel: Schaafwondjes aan bovenlip, neus en linker-
wang.

Behandeling: Desinfectie, aseptisch verband.

Geen verzuim. De deuk in den helm bewijst, dat patiënt voor een
zware hoofdwond is bewaard gebleven.

27nbsp;Juli 1938. Bij het lossen van een kolenlichter treft de grijper een lamp, die

aan een merkel is bevestigd. De merkel kantelt, valt in het ruim
en treft een arbeider op het hoofd.

Gevolg: getroffene is wat duizelig en heeft braakneiging. Hij
heeft een buil op het hoofd.
Verzuim: eenige dagen.

-ocr page 164-

7 October 1938. Een arbeider moet aan een touw een aantal ertsschoppen in een
ruim laten zakken. Doordat het touw in de war zit, probeert hij
het te ontwarren, doch hierdoor glijdt het touw uit zijn hand,
met het gevolg, dat alles in het ruim valt en een der Buitenhaven-
arbeiders wordt getroffen.

Gevolg: patiënt heeft hoofdpijn en is duizelig. Hij heeft een lichte
hersenschudding.
Verzuim: 24 dagen.

Had getroffene geen helm gedragen, dan zou dit een zeer ernstig
ongeval geweest zijn.

Ik geloof, dat deze verslagen voldoende doen uitkomen, hoe
nuttig het is, dat er helmen worden gedragen.

50. Veiligheidsschoenen. Evenals veiligheidshelmen- en -hand-
schoenen zijn in 1935 ook veiUgheidsschoenen met stalen neuzen
in gebruik genomen.

Proeven, genomen in het laboratorium van Wilton-Feyenoord,
hebben aangetoond, dat de stalen neus bij een rustige belasting van
ongeveer 2000 kg. indeukt, terwijl een vallend gewicht van 15 kg.
van een valhoogte van 2 M. een kleine indeuking gaf. Hieruit volgt
dus, dat de dragers van deze schoenen een zeer goeden waarborg
hebben tegen eventueele voetongevallen.

Dat dit in de praktijk het geval is, blijkt uit de ongevals-formulie-
ren, die mij op de Statistische Afdeeling werden getoond, en die
betrekking hebben op de ongevallen, waarbij de veihgheidsschoenen
een ernstig voetletsel hebben voorkomen. Van het ingevulde op het
eerste formulier geef ik een résumé:

16 Maart 1936. Een koperen koelplaat van 103 kg. die rechtop tegen een muur
stond, valt omver en treft een der bazen op den linkervoet. Het
leer op de stalen neus was weggedrukt en de neus vertoont een
diepe kras, maar heeft zijn oorspronkelijken vorm behouden.

Het heeft geen zin, alle soortgelijke gevallen, die zich hebben
voorgedaan, te vermelden; het zijn in het boekjaar 1936—'37: 6; in
1937_-38: 5 en in 1938—39: 13.

De schoenen worden door het bedrijf tegen verminderden prijs
ter beschikking gesteld; in dit geval is de prijs geen bezwaar, want
de schoenen kunnen minstens even lang mee als gewone schoenen.
Met het loopen zijn ze iets zwaarder, maar veel klachten geeft
dit niet.

-ocr page 165-

1931-

-1932

1932-

-1933

1933—1934

m4r

-1935

1935—1936

1936—1937

1937-

-1938

absoluut:

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut:

per 100 :

A.

48 ( 4)

10,7 ( 4,-)

74 ( 4)

14,1 ( 4,4)

81 ( 1)

16 (2,1)

73 ( 2)

14.4 ( 4.9)

30 ( 1)

9,6 ( 5.-)

30

12.3

23

9.9

B.

Machinaal gereedschap ..................................

3 ( 2)

0,7 ( 2,-)

5 ( 2)

1,- ( 2,2)

1 ( 1)

0,2 ( 2,1)

1

0,2

5

2.1

6 ( 1)

2.6 ( 7.1)

C.

Bij het werk zich stooten, enz. ..........................

128 ( 19)

28,3 (18,8)

184 (16)

35,- (17,8)

233 ( 7)

46,1 (15,2)

262 (11)

51.7 (26,8)

132 ( 6)

42.4 (30.-)

95

39.1

95 ( 2)

40.8 (14.3)

D.

44 ( 8)

9,8 ( 7,9)

58 ( 7)

11,- ( 7,8)

43 ( 3)

8,5 (6,5)

46 ( 2)

9,1 ( 4,9)

63 ( 4)

20.3 (20,-)

48 ( 2)

19.8 (16.7)

48 ( 5)

20.6 (35.7)

E.

Kracht- en drijfwerktuigen ..............................

10 ( 4)

2,2 ( 4,-)

5 ( 1)

l- ( 1,1)

1 ( 1)

0,2 ( 2,1)

1 ( 1)

0.2 ( 2.4)

1

0.3

I

0.4

F.

1

0.2

G.

Door het in aanraking komen met:

1. heete, brandende of gloeiende voorwerpen of stoffen ....

31 ( 6)

6,9 ( 5,9)

29 ( 5)

5,5 ( 5,6)

30 ( 4)

5,9 ( 8,7)

21 ( 4)

4,1 ( 9,8)

17 ( 1)

5.5 ( 5.-)

4

1.6

6 ( 1)

2.6 ( 7.1)

2. zuren en bijtende substanties ..........................

43 ( 8)

9,6 ( 7,9)

41 ( 9)

7,8 (10.-)

17 ( 1)

3,4 ( 2J)

18 ( 3)

3,6 ( 7.3)

13

4.2

6 ( 1)

2.5 ( 8.3)

10 ( 3)

4.3 (21,4)

H.

1 ( 1)

0,2 ( 1,-)

1

0,2

I.

Inademen van gas ......................................

4 ( 3)

0,9 ( 3,-)

7 ( 6)

1,3 ( 6,7)

2

0,4

1 ( 1)

0.2 ( 2.4)

2

0.9

J-

Vallen, uitglijden, misstappen ............................

39 ( 13)

8,7 (12,9)

41 ( 9)

7,8 (10,-)

29 (10)

5,7 (21,7)

25 ( 5)

4,9 (12.2)

19 ( 1)

6,1 ( 5.-)

21 ( 3)

8.6 (25.-)

12 ( 1)

5,2 ( 7,1)

K.

Struikelen over vaste voorwerpen ........................

3

0,7

3 ( 2)

0,6 ( 2,2)

1

0,2

1 ( 1)

■ 0.2 ( 2.4)

L.

Struikelen over in den weg liggende voorwerpen ..........

11 ( 6)

2,4 ( 6,9)

6 ( 3)

1,1 ( 3,3)

2 ( 2)

0,4 ( 4,3)

1 ( 1)

0.2 ( 2.4)

2

0.6

2

0.8

1

0.4

M.

Trappen of grijpen in planken met spijkers ...............

14 ( 1)

3,1 ( 1,-)

6

1,1

8 ( 2)

1,6 ( 4,3)

6(1)

1,2 ( 2.4)

3

1.-

3

1,2

1

0.4

N.

4 ( 2)

0,9 ( 2,-)

3 ( 3)

0,6 ( 3,3)

1

0.2

2

0.9

O.

Bezwijken van stellingen ................................

3 ( 3)

0,7 ( 3,-)

1 ( 1)

0,2 ( 2,1)

1

0.4

P.

Vallende, omvallende, afhangende voorwerpen .............

17 ( 6)

3,8 ( 6,-)

16 ( 8)

3,- ( 8,9)

14 ( 4)

2,8 ( 8,7)

8 ( 1)

1.6 ( 2.4)

7 ( 3)

2.3 (15.-)

7 ( 3)

2,9 (25.-)

5

2.1

Q.

Uitglijden van ladders ..................................

3 ( 1)

0,7 ( 1,-)

2 ( 1)

0,4 ( 1,1)

1 ( 1)

0.2 ( 2,1)

--

R.

Wegspringende splinters, stukken ijzer, enz. ...............

10 ( 1)

2,2 ( 1,-)

7

1,3

12 ( 1)

2,4 ( 2.1)

7

1,4

8

2.6

4 ( 1)

( 8.3)

1

0.4

S.

Vreemd voorwerp in de oogen...........................

6 { 1)

1,3 ( 1,-)

9 ( 4)

1,7 ( 4,4)

6

1,2

13 ( 3)

2.6 ( 7.3)

3

1,-

6

2.7

5

2.1

T.

Toebrengen van letsel door mede-arbeiders ................

11 ( 5)

2,4 ( 6,-)

12 ( 2)

2,3 ( 2,2)

6 ( 1)

( 2.1)

4 ( 1)

0.8 ( 2.4)

_

U.

2 ( 1)

0,4 ( 1,1)

V.

Duizeligheid, storing in het functioneeren der zintuigen ...

i
i

w.

Diversen en aanleiding onbekend ........................

5 ( 2)

1,1 ( 2,-)

6 ( 4)

1,1 ( 4,4)

6 ( 2)

1,2 ( 4.3)

9 ( 3)

1,8 ( 7.3)

6 ( 1)

1,9 ( 5,-)

2

0.8

6 ( 1)

2.6 ( 7.1)

X.

Op weg van en naar de fabriek..........................

11 ( 5)

2,4 ( 5,-)

10 ( 3)

1,9 ( 3,3)

10 ( 4)

2,- ( 8.7)

8 ( 1)

1,6 ( 2.4)

7 ( 3)

2,3 (15.-)

9 ( 2)

3.7 (16,7)

7

3,-

Totaal: ....................................

449 (101)

100,- (100,-)

526 (90)

100,- (100,-)

505 (46)

100.- (100.-)

507 (41)

100,- (100.-)

311 (20)

100,- (100,-)

243 (12)

100.- (100.-)

233 (14)

; 100,-(100.-)

-ocr page 166-

Ongevallen naar de gevolgen

(Zonder de ongevallen op weg naar en van de fabriek)

1933—1934

1931—1932

1932—1933

1934—1935

1935—1936

1936—1937

1937—1938

absoluut :

absoluut : per 100

absoluut :

per 100 :

per 100 :

absoluut :

per 100 :

per 100 :

absoluut :

absoluut :

per 100 :

absoluut:

per 100 :

A.nbsp;Verwondingen en kneuzingen...................

waarvan : 1. hoofd en gelaat ...................

2.nbsp;arm......................

3.nbsp;hand............................ƒ

4.nbsp;vingers ...........................

5.nbsp;been ............................quot;1

6.nbsp;voet en teenen ................. .J

B.nbsp;Oogverwondingen .............................

C.nbsp;Kwetsing van gewrichten ......................

D.nbsp;Verstuiking en spierverrekking ..................

E.nbsp;Brandwonden .................................

F.nbsp;Vergiftiging ...................................

G.nbsp;Vergiftiging door gas..........................

H.nbsp;Infectie ......................................

I.nbsp;Breuk van beenderen ..........................

ƒ. Verwonding inwendige organen.................

K.nbsp;Verlamming ..................................

L.nbsp;Hersenschudding..............................

M.nbsp;Bewttóteloosheid ...............................

N.nbsp;Verlies van ledematen .........................

O.nbsp;Diversen......................................

Totaal...............................

399 (25)
17 ( 1)
62 ( 4)

275nbsp;( 4)

31nbsp;( 9)

14 ( 1)

7nbsp;( 2)

42nbsp;( 6)

2

23nbsp;( 6)

1nbsp;{ 1)

80,6nbsp;(59,5)

3,4nbsp;( 2,4)

12.5nbsp;( 9,5)

55.6nbsp;( 9,5)

6.3nbsp;(21,4)
2,8 ( 2,4)

1.4nbsp;( 4,8)

8.5nbsp;(14,3)

0,4

4.6nbsp;(14,3)
ö,2 ( 2,4)

282 (51)

21nbsp;( 2)
50 (11)

153nbsp;(21)

44nbsp;(11)

17nbsp;( 6)

18nbsp;(11)
71nbsp;(12)

3nbsp;( 2)

30nbsp;( 7)

1nbsp;( 1)

64,4 (52,6)

4.8nbsp;( 2,1)
11,4 (11,3)
34,9 (21,6)

10- (11,3)

3.9nbsp;( 6,2)

4,1 (11,3),
16,2 (12,4)

0,7 ( 2,1)
6,8 ( 7,2)
0,2 ( 1,-)

357 (34)
26 ( 1)
62 ( 8)

225nbsp;( 8)

35nbsp;(11)

14nbsp;( 7)

12nbsp;( 4)

70nbsp;(13)

1nbsp;( 1)

6nbsp;( 5)

33nbsp;( 1)

3nbsp;( 3)

69,2 (39,1)
5,- ( 1,1)
12,- ( 9,2)
43,6 ( 9,2)

6,8 (12,6)

2,7 ( 8,-)

2.3nbsp;( 4,6)
13,6 (14,9)

0,2 ( U)
1,2 ( 5,7)

6.4nbsp;( 1,1)
0,6 ( 3,4)

81,2 (42,5)
4,4 ( 2,5)
11,- ( 5,-)
57,9 (20,-)

7,4 (12,5)

4,6 (12,5)
0,2 ( 2,5)
1,2 ( 5,-)
7,- (12,5)

0,2 ( 2,5)
2,2 ( 2,5)

83,9 (64,7)
4,3 (11,8)
14,1 (11,8)
54,6 (23,5)

8,9 (11,8)

3,- ( 5,9)
0,3 ( 5,9)
1,6 (11,8)
8,6

405nbsp;(17)

22nbsp;( 1)

55nbsp;( 2)

289nbsp;( 8)

37nbsp;( 5)

23nbsp;( 5)

1nbsp;( 1)

6nbsp;( 2)

35nbsp;( 5)

1nbsp;( 1)

11nbsp;( 1)

255nbsp;(11)
13 ( 2)

43nbsp;( 2)
166 ( 4)

27nbsp;( 2)

9nbsp;( 1)

1nbsp;( 1)

5nbsp;( 2)
26

87,6 (60,-)
6,-

1.7

67,5 (10,-)

6.8

4,7 (4a,-)

4.7nbsp;(20,-)
0,4 (10,-)
2,1 (10,-)

3.8

205 ( 6)
14

arm 4
hand en vingers 158 ( 1)

{been 16
voeten teenen 11 ( 4)
11 ( 2)
1 ( 1)
5 ( 1)
9

192 ( 6)
18

arm 5 ( 1)
hand en vingers 144 ( 3)
been 19 ( 2)
voet en teenen 2

9 ( 2)

4 ( 1)
14 ( 2)

2

3 ( 2)

85,- (42,9)
8,-

2,2 ( 7,1)
63,7 (21,4)
8,4 (14,3)
0,9

4,- (14,3)

1,8 ( 7,1)

6.2nbsp;(14,3)

0,9

1.3nbsp;(14,3)

1,- ( 5,9)

3 ( 1)

0,9

0,2 ( 1,-)

3,4 ( 6,2)
100,-(100,-)

1 ( 1)

15 ( 6)
438 (97)

3,9 (10,3)
100,- (100,-)

7 ( 1)
495 (42)

1,4 ( 2,4)
100,-(100,-)

20 ( 9)
516 (87)

1,6 ( 5^9)
100,-(100,-)

17 ( 8)
499 (40)

3,4 (20,-)
100,-(100,-)

5 ( 1)
304 (17)

0,9 ( 7,1)
100,-(100,-)

0,4

2 ( 1)
226 (14)

100,-(100,-)

234 (10)

-ocr page 167-

Bij de hoogovens en de staalfabrieken, waar de kans op spatten
ijzer groot is en waar men veel op een heeten bodem moet loopen,
draagt men liever klompen.

6. Veiligheidsgordels. In den strijd voor de veiligheid zijn de
veiligheidsgordels een belangrijk hulpmiddel gebleken.

Bij de Hoogovens zijn 2 modellen in gebruik.

Het eerste model dient, om den werkman op te vangen, als hij
van een hoogte mocht vallen. Dit model bestaat uit een breeden
gordel, die om het lichaam kan worden gegespt, waaraan een touw
van ±1.75 M. Aan het uiteinde van het touw bevindt zich een
musketon. Het touw wordt zóó bevestigd, dat het uiteinde een lus
om b.v. een balk vormt en de musketon weer aan het touw wordt
gehaakt. De musketon mag dus niet direct worden ingehaakt aan
een zich b.v. in den muur bevindenden ring of haak.

Bij het Hoogovenbedrijf hebben zich twee gevallen voorgedaan,
waarbij een gordel een menschenleven heeft gered:

Op 4 Januari 1935 moest 30 M. boven den beganen grond een steiger worden
verwijderd. Een werkman, die hiermede bezig was, droeg een
gordel, maar had de haak niet „aangeslagenquot;. Een bedrijfs-
opzichter ziet dit, maakt den arbeider op zijn fout attent en
gaat niet eerder weg, vóór het touw is vastgemaakt. Eenige
minuten later breekt ploseling een plank en de arbeider zakt
naar beneden. Maar de veiligheidsgordel redt zijn leven.

Op 30 Maart 1936 was een monteur bezig bij de buizengieterij met de montage
van zand- en kleibunkers op een hoogte van ± 20 Meter.
Om deze bunkers aan het constructiewerk te monteeren was
het noodig, dat met een stalen pen een paar boutgaten bij
elkaar werden gebracht. Terwijl de man hiermede bezig was,
brak de pen doormidden; de monteur verloor zijn evenwicht,
maar bleef in den veiligheidsgordel zweven. Zonder hulp
van anderen kreeg de man even later weer de vloer onder
zijn voeten en kon zijn werk hervatten.

De Heer Bloejwers van de Maatschappij „Nederlandquot; vertelde
mij, dat ook enkele levens daar door een gordel behouden waren
gebleven.

Bij het dragen van de gordels moet het touw zoo kort mogelijk
zijn. Twee meter is het maximum. Anders is de valsnelheid al te
groot, waardoor men kans heeft, dat de gordel breekt, of dat de
man een ernstige kneuzing oploopt (eventueel van de ruggegraat).

-ocr page 168-

Het materiaal moet hier wel in bijzonder goede conditie zijn.
Wekelijks moeten de gordels worden ingeleverd voor controle. Bij
de Mekog geven de zuren, die er op inwerken, moeilijkheden. Hier
moeten dus extra maatregelen worden getroffen.

Het belangrijkste is evenwel, dat de gordel wordt ingehaakt.

Een tragische bijzonderheid is, dat een paar jaar geleden een
arbeider wel een gordel gebruikte en die ook had vastgemaakt. De
man had het ongeluk te vallen, en daarbij maakte het touw een
zoodanigen slag, dat de musketon open ging en de werkman naar
beneden viel, wat hem het leven kostte. Deze ervaring had ten
gevolge, dat men sinds dien tijd een dergelijk ongeval onmogelijk
maakt, doordat men alle musketons van een schroef voorziet, waar-
door de musketon vastgedraaid kan worden. Bij deze veiligheids-
musketon is opengaan onmogelijk.

De tweede soort veiligheidsgordels zijn de z.g. tankgordels.
Deze gordel bestaat ook uit een band, die om het lichaam wordt
gegespt, maar loodrecht op dezen band, telkens 120° van elkaar
verwijderd, zijn drie banden van ± 75 c.M. lengte aangebracht, die
aan het andere einde samenkomen en daar door een ring aan elkaar
zijn verbonden. Aan dezen ring is een lang touw vastgemaakt. Deze
veiligheidsgordels worden gebruikt bij het betreden van tanks, gas-
leidingen en riolen. Hierbij moet bovendien een verschelucht-masker
worden gedragen. Zou men den anderen gordel dragen, zij het dan
ook met een lang touw, dan zou, bij een gasvergiftiging, het slacht-
offer heel moeilijk naar buiten te halen zijn, daar zijn lichaam dan
„dubbelgevouwenquot; zou worden. Daarom wordt dit model gebruikt.

Het is helaas noodig geweest, dat de veiligheidsorganisatie er
gedurende de laatste jaren een grooten tak van dienst bij kreeg, n.1.
den luchtbeschermingsdienst. Op dit gebied zijn reeds vele belang-
rijke maatregelen genomen. Schuilkelders werden gebouwd of ont-
worpen; ondanks de technische moeilijkheden nam men met succes
deel aan verduisteringsproeven, enz. De verschillende genomen en
bij oorlog te nemen maatregelen zijn vastgelegd in een
Luchtbescher-
mingsregîement,
dat op dezelfde wijze is samengesteld als het
veiligheidsreglement, en dat eveneens aan eiken arbeider zal worden
uitgereikt. Verdere bespreking van dezen dienst valt echter buiten
den opzet van mijn onderwerp.

-ocr page 169-

HOOFDSTUK VUL
De opvoeding tot veilig werken bij het Hoogovenbedrijf.

Zij. die in 1924 bij het Hoogovenbedrijf in dienst kwamen,
vórmden wel een zeer heterogeen gezelschap. Vele buitenlanders,
voornamelijk Duitschers, met groote bedrijfservaring, werden ge-
plaatst naast Nederlanders, uit alle provincies, van alle mogelijke
politieke en godsdienstige opvattingen, ten deele afkomstig uit
metaalbewerkerskringen, doch voor een groot deel geheel onbekend
met wat er in een hoogovenbedrijf omgaat. Dit alles had ten gevolge,
dat zoowel de onderlinge verstandhouding der arbeiders, als de ver-
standhouding tusschen het personeel en de Directie in de eerste
jaren veel te wenschen overliet, wat zich b.v. uitte in wilde stakingen.
En een verder gevolg was. dat er talrijke ongevallen, waaronder
zeer vele ernstige, plaats vonden. Het werd reeds na een jaar duide-
lijk, dat hierin verandering moest komen en dat het een. zoowel als
het ander, krachtig moest worden aangepakt.

De wensch. om elkaar beter te leeren kennen, de behoefte aan
onderling contact en de gelegenheid met de leiding te spreken over
allerlei onderwerpen, speciaal betrekking hebbende op de arbeids-
voorwaarden. deden zich voor.

Zoo ontstond de vertegenwoordiging der arbeiders; aanvankelijk
werd deze behartigd door een fabrieksvereeniging. maar al spoedig
werd contact verkregen met de vakorganisaties en zoo werd de
.,kernquot; gevormd, de groep menschen, die samen de vertegenwoor-
digende vergadering der arbeiders uitmaken. In den eersten tijd
werden de vertegenwoordigers nog door de Directie aangewezen,
doch later werden zij door de arbeiders zelf gekozen, via de vak-
bonden. Deze vertegenwoordigende Vergadering, in het algemeen
bestaande uit evenwichtige, bezadigde mannen, heeft ondanks de
tegenstellingen, die er nu eenmaal bestaan, veel goed en nuttig werk
verricht.

Naast de vertegenwoordiging, speelde de Sociale Afdeeling een
groote rol als samenbindend element. Behalve haar eigenlijke werk-

-ocr page 170-

zaamheden, te weten de verzorging van de materieele belangen van
het personeel, vindt zij haar taak in het geven van voorlichting op
allerlei gebied, ook al ligt dit buiten de eigenlijke werkzaamheden
van het bedrijf.

Een belangrijke factor in de organisatie wordt gevormd door het
Wenckebach-fonds, gesticht ter gelegenheid van het in bedrijf stellen
van Hoogoven II in Februari 1926. Het aanvangskapitaal van dit
fonds werd gevormd door een donatie van de Maatschappij en van
Mevrouw
Wenckebach. Het fonds werd in twee afdeelingen
gesplitst, één voor de arbeiders en één voor de beambten. Uit den
kring der arbeiders zelf kwam de wensch op, om aan het fonds te
contribueeren. Het was naar aanleiding hiervan, dat de instelling
van de vaste bijdragen aan het fonds, zoowel van de maatschappij
als van het personeel, tot stand kwam. Het fonds stelt zich ten doel,
m allerlei bijzondere nooden en behoeften te voorzien: de wettelijk
verplichte uitkeeringen bij ongevallen en ziekte worden aangevuld
Ult het Wenckebach-fonds tot het normale loon, terwijl ook de
karenzdagen thans worden uitbetaald; uitkeeringen worden gedaan
bij ontslag door invaliditeit en bij ontslag op 65-jarigen leeftijd; aan
hen, die tijdelijk in geldnood zitten worden voorschotten verleend.

Naast het Wenckebach-fonds kwam op 1 April 1938 het Pen-
sioenfonds tot stand.

Ook het vereenigingsleven heeft zich in den loop der jaren ont-
wikkeld. De beambten zijn lid van „De Gietelingquot;, een vereeniging
die behalve avonden, waarin de gezelligheid hoogtij viert, lezingen'
filmvertooningen, excursies e.d. organiseert en een aantal vakstudie-
clubs in stand houdt.

Daarnaast werd „Hoogoven-Statenquot; opgericht, een vereeniging
die zoowel beambten als arbeiders onder hare leden telt. Ze heeft
vele sub-vereenigingen, die zich op verschillend gebied bewegen-
gymnastiek, voetbal, korfbal, schaken, tooneel, enz. Speciaal moet
worden genoemd de ontwikkelingsclub „Animoquot;, die door lezingen
excursies, enz. zich bezig houdt met bestudeering van allerlei pro-
blemen en wetenschappelijke vraagstukken.

Dat in den loop der jaren de gemeenschapszin grooter werd be-
wijst de opening, op 22 September 1934, van „Watervlietquot;, een
sportveld, tot stand gekomen door den vrijwilligen arbeid van de
gezamenlijke leden van het personeel.

-ocr page 171-

Ongevallen naar de oorzaak

A.nbsp;Handgereedschap...............................

B.nbsp;Machinaal gereedschap..............................

C.nbsp;Bij het werk zich stooten, knellen, etc................

D.nbsp;Verplaatsen van lasten ..............................

E.nbsp;Kracht- en drijfwerktuigen .........................

F.nbsp;Voertuigen......... ...............................

G.nbsp;Door het in aanraking komen met:

1.nbsp;heete, brandende of gloeiende voorwerpen of stoffen

2.nbsp;zuren en bijtende substanties.....................

H.nbsp;Electrische stroom............ • .....................

I- Inademen van gas ................................

J. Vallen, uitglijden, misstappen.......................

K. Struikelen over vaste voorwerpen ..................

L. Struikelen over in den weg liggende voorwerpen

M. Trappen of grijpen in planken met spijkers ........

N. Bezwijken van machines, etc......................

O. Bezwijken van stellingen .........................

P. Vallende, omvallende, afhangende voorwerpen .....

Q. Uitglijden van ladders .........................^

R. Wegspringende splinters, stukken ijzer, etc.......

S. Vreemd voorwerp in de oogen.................

T. Toebrengen van letsel door mede-arbeiders .....

U. Stoeien ................ • ......................

V. Duizeligheid, storing in de functionneering der

W. Diversen en aanleiding onbekend.............

1928-1929

1929—1930

per 100:

( 5.2)
( 1,7)
20 (10,7)
21.2 (20,2)
lr6 { 4.3)
( 1,7)

( y,7)

absoluut:

absoluut:

per 100 ;

absoluut:

130 ( 12)
11 ( 4)
250 ( 25)
215 ( 47)
16 ( 10)
4 ( 4)

89 ( 18)

112 ( 9)
14 ( 2)
299 ( 37)
231 ( 56)
7 ( 4)
4 ( 3)

129 ( 36)

1 ( 1)
7 ( 3)
106 ( 39)
7 ( 1)
17 ( 7)
34 ( 5)

9,7 ( S,4)
1,2 ( 0,8)
25,9 (14,1)
20,~ (21,3)
0,6 ( 1.5)
0.3 ( 1,1)

11.2 (13,7)

0.1 ( 0,4)
0.6 ( 1,1)
9,2 (14,S)
0,6 ( 04)
1.5 ( 2,7)
2.9 ( 1,9)

0.3nbsp;( 0,8)
S.- ( 8,7)
0,2

1.1nbsp;( 2,3)

1.-nbsp;( 3.-)
2,4 ( 3,4)
0.1 ( 0.4)

0.9 ( 1.5)

2.2nbsp;( 2,7)

100,-(100,-)

70 ( 6)
8 ( 1)
182 ( 23)
159 ( 53)
4 ( 2)
2 ( 2)

69nbsp;( 16)
1

1 ( 1)
12 ( 4)

70nbsp;( 35)
4 ( 3)
27 ( 13)

20nbsp;( 5)
2

52 ( 24)
2 ( 2)
11

26 ( 13)

21nbsp;( 10)

3 ( 2)

0,3 ( 0,9j

7 ( 6)

0.7 ( 2,6)

86 ( 26)

8.5 (11.2)

7 ( 4)

0.7 ( 1.7)

19 ( 13)

1.9 ( 5,6)

17 ( 2)

1.7 ( 0,9)

2 ( 1)

0.2 ( 0,4)

62 ( 26)

6.1 (11,2)

1

0,1

14 ( 2)

( 0,9)

15 ( 13)

1,5 ( 6.0)

21 ( 2)

2,1 ( 0.9)

2

0,2

1

0.1

15 ( 4)

1.5 ( 1,7)

27 ( 12)

2,7 ( 5.2)

1014 (233)

100.'(100,.^)

4 (nbsp;2)

92 (nbsp;23)
2

13 (nbsp;6)

12 (nbsp;8)

28 (nbsp;9)

1 (nbsp;1)

10 ( 4)
25 ( 7)

1155 (263)

Zintuigen

X. Op weg van en naar de fabriek............

4 ( 1)
24 ( 10)

771 (224)

Totaal.

1932—1933

per 100 !

12,7 ( 6,4)
1,~
29,9 (12,8)
19,3 (34,-)
0,7 ( 0,7)

0.3

8,3 ( 7,1)
0,1
0.1

1.-nbsp;( 2.1)
6,2 (11,3)

0.4

2,8 ( 5,-)

1,-

0.6 ( 1,4)

1930—1931

1931—1932

1933—1934

1934—1935

1935—1936

1936—1937

1937—1938

per 100 :

absoluut:

per 100 ;

absoluut :

absoluut :

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut :

per 100 ;

absoluut: per 100

absoluut:

per 100 :

9,1 ( 2,7)
1.- ( 0,4)
23,6 (10,3)
20,6 (23,7)
0,5 ( 0,9)
0,3 ( 0,9)

8,9 ( 7,1)
0,1

0,1 ( 0,4)
1.6 ( 1,8)
9.1 (15,6)
0,5 ( 1.3)

3.5nbsp;( 5,8)

2.6nbsp;( 2,2)
0,3

6.7 (10.7)
0.3 ( 0,9)
1.4

3.4 ( 5.8)
2,7 ( 4,5)

87 ( 6)
10 ( 1)
184 ( 20)
177 ( 55)
6 ( 4)

11,2 ( 3,6)
1.3 ( 0,6)

23.8nbsp;(12,1)

22.9nbsp;(23,3)
0,8 ( 2,4)

92 ( 9)
7

217 ( 18)-
140 ( 48)
5 ( 1)
2

60 (10)
1
1

7 ( 3)
45 ( 16)

3

20 ( 7)
7

4nbsp;( 2)

109 ( 2)
5 ( 1)
440 ( 24)
180 ( 26)

7nbsp;( 3)
5 ( 1)

79 ( 8)
3

3 ( 1)

50 (nbsp;19)

8nbsp;(nbsp;2)
9 (nbsp;4)
8

10.5 ( 1,7)
0,5 ( 0,8)
42.4 (20.2)
17.4 (21,8)
0,7 ( 2,5)
0,5 ( 0,8)

7,6 ( 6,7)
0.3

0.3 ( 0,8)

4.8 (16,-)
0,8 ( 1,7)
0,9 ( 3,4)
0,8

133 ( 7)
10 ( 3)
515 ( 19)
240 ( 31)

4nbsp;( 1)
2

87 ( 10)
1
2

3 ( 1)
51 ( 10)

5

13 ( 2)
7

10,7 ( 5,6)
0,8 ( 2,4)
41.3 (15,3)
19,2 (25,-)
0,3 ( 0,8)
0,2

7.- ( 8,1)
0.1
0.2
0.2 ( 0.8)
4.1 ( 8,1)

0.4

1.-nbsp;( 1.6)
0,6

159 ( 5)
17 ( 4)
623 ( 16)
314 ( 34)

6 ( 3)

108 (nbsp;9)
5

2 (nbsp;2)

5nbsp;(nbsp;3)
60 (nbsp;11)

6nbsp;(nbsp;3)
20 (nbsp;8)

9 (nbsp;2)

10,5 ( 4,-)

1.1nbsp;( 3.2)
41,3 (12,7)
20,8 (27,-)

0,4 ( 2,4)

7.2nbsp;( 7,1)
0.3

0.1 ( 1,6)
0,3 ( 2,4)

4.3nbsp;( 8,7)
0,4 ( 2.4)
1.3 ( 6,3)
0,6 ( 1,6)

0,1

1.7 ( 2,4)

2,5 ( 5,6)
2.2 ( 0,8)
1.3 ( 4,8)

176 ( 9)
21 ( 3)
676 ( 12)
448( 28)
10 ( 4)
7 ( 3)

225 ( 16)

4nbsp;( 1)
2

5nbsp;( 1)
55 ( 12)
12 ( 1)
19 ( 4)
10 ( 1)
7

40 ( 12)

59 (nbsp;6)

43 (nbsp;6)

38 (nbsp;7)
1

27 (nbsp;6)

32 (nbsp;4)

1917 (136)

9.2 ( 6,6)
1.1 ( 2,2)

35.3nbsp;( 8,8)

23.4nbsp;(20.6)
0.5 ( 2,9)
0,4 ( 2,2)

11,7 (11.8)
0,2 ( 0.7)
0,1

0,3 ( 0,7)
2.9 ( 8,8)

0.6nbsp;( 0,7)

1.-nbsp;( 2f))
0.5 ( 0.7)
0.4

2.1 ( 8.8)

3.1nbsp;( 4,4)

2.2nbsp;( 4,4)
2,- ( 5.1)
0,1

1.4 ( 4,4)
1.7 ( 2.9)

100.-(100,-)

212 ( 12)
21 ( 2)
756 ( 19)
505 ( 46)
12 ( 7)
9 ( 5)

237 (nbsp;24)
4
1

1 (nbsp;1)

67 (nbsp;11)

7 (nbsp;4)
12

15 (nbsp;1)

13 (nbsp;2)

61 ( 11)

61nbsp;( 3)

62nbsp;( 5)
51 ( 14)

9,8 ( 6.8)
1.- ( 1.1)

34.8nbsp;(10,7)
23.2 (26,-)

0,6 ( 4,-)
0.4 ( 2.8)

10.9nbsp;(13.6)
0,2

- (0,6)
3,1 ( 6,2)
0,3 ( 2,3)
0,6

0,7 ( 0,6)
0,6 ( 1,1)

2.8 ( 6.2)

2.8nbsp;( 1,7)

2.9nbsp;( 2,8)
2,3 ( 7.9)

63 (nbsp;3)
3

3 (nbsp;2)

12 (nbsp;5)

40 (nbsp;14)

6 (nbsp;2)

25 (nbsp;5)

8 (nbsp;1)

8,1 ( 1,8)
0,4

0.4nbsp;( 1.2)
1,6 ( 3.-)
5.2 ( 8,5)
0,8 ( 1,2)
3,2 ( 3,-)

1,-nbsp;( 0,6)

52 ( 12)

23 (nbsp;1)

32 (nbsp;7)

21 (nbsp;3)

4,2 ( 9,7)

1.8 ( 0,8)

2.6nbsp;( 5.6)

1.7nbsp;( 2,4)

26 ( 3)

38 (nbsp;7)

33 (nbsp;1)

20 (nbsp;6)

1,5 ( 8,1)
2,2 ( 5,6)

100,-(100,-)

29 ( 2)
27 ( 7)

1508 (126)

1.9 ( 1,6)
1,8 ( 5.6)

100,- (100.-)

40 ( 8)
27 ( 2)

2174 (177)

1,8 ( 4.5)
1,2 ( 1.1)

100,-(100.-)

0.5 ( 0,4)
3,1 ( 4,5)

100,- (100.-)

_

_

51 ( 16)

6,6 ( 9,7)

33 ( 8)

4,6 ( 5.7)

38 ( 11)

3,7 ( 9.2)

3

0.4

1 ( 1)

0,1 ( 0.7)

3 { 1)

0.3 ( 0,8)

20 ( 2)

2.6 ( 1.2)

11 ( 2)

1,5 ( 1.4)

21 ( 4)

2.- ( 3.4)

24 ( 4)

3,1 ( 2.4)

29 ( 3)

( 2.1)

25 ( 2)

2.4 ( 1,7)

31 ( 14)

4,- ( 8.5)

20 ( 7)

2.8 ( 5.-)

13 { 3)

1,3 ( 2,5)

6 ( 4)

0.8 ( 2,4)

9 ( 2)

1.2 ( 1.4)

19 ( 5)

1,8 ( 4.2)

15 ( 7)

1,9 ( 4,2)

11 ( 4)

1.5 ( 2,8)

12 ( 2)

1.2 ( 1.7)

774 (165)

100,- (100,-)

725 (141)

100,- (100,-)

1037 (119)

100,-(100.-)

19 ( 10)
28 ( 7)

1248 (124)

-ocr page 172-

Ongevallen naar de gevolgen

(Zonder de ongevallen op weg naar en van de
fabriek)

absoluut:

absoluut :

per 100 :

745 (127)

55 ( 1)
104 ( 22)
426( 42)

123 ( 46)
17 ( 15)

M I)
31 ( 18)
93 ( 20)

7 ( 6)

50 ( 19)
3( 3)

822 (140)

83 ( 9)
138 ( 21'
378 ( 2®

190 ( 71)

19 ( 1»
2( quot;
34 ( 1«

126 ( 33)

6( 3)
62 ( 20)
6(6)

(37,S)

3.6nbsp;( 0,5)
10,5 (10,-)

(19,-)

(20,8)

1.7nbsp;( 6,8)
0,1 ( 0,5)

( 8,1)
9,4 ( 9,-)

0,7 ( 2,7)
5,1 ( 8,6)
0,3 ( 1,4)

A. Verwondingen en kneuzingen

waarvan : 1. hoofd en gelaat .

2.nbsp;arm ...........

3.nbsp;hand ...........

4.nbsp;vingers

1( quot;
1( 1)
1( 1)
1( 1)
1( 1)
1( 1)

2 ( 2)
M 1)

0.2 ( 0,9)
0,1 ( 0,5)

1 ( 1)

1( 1)
51 ( 22)
1130 (256)

2 ( 2)
38 ( 10)
987 (221)

0,2 ( 0,9)
3,9 ( 4,5)
^00,-(100,-)

5.nbsp;been ................. • •

6.nbsp;voet en teenen ....... • • •

B.nbsp;Oogverwondingen ....................

C.nbsp;Kwetsing van gewrichten . • ...........

D.nbsp;Verstuiking en spierverrekking . ........

E.nbsp;Brandwonden .............. • ........

F.nbsp;Vergiftiging .........................

G.nbsp;Vergiftiging door gas .................

H.nbsp;Infectie ...................... .......

I.nbsp;Breuk van beenderen .................

waarvan : 1. schedel..................

2.nbsp;sleutelbeen ...............

3.nbsp;ribben ...................

4.nbsp;arm .....................

5.nbsp;been ........••♦..........

6.nbsp;voet .....................

7.nbsp;vingers...................

8.nbsp;teenen ...................

9.nbsp;verschillende lichaamsdeelen

J. Verwonding inwendige organen .........

K. Verlamming ..........................

L. Hersenschudding......................

M. Bewusteloosheid .......................

N. Verlies van ledematen ..................

O. Diversen..............................

Totaal........................

1928-1929

1929..

■1930

1930

—1931

1931

—1932

1932

—1933

1933—1934

1934

—1935

1935

—1936

1936—1937

1937—1938

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut :

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut:

per 100 :

absoluut:

per 100 :

^2,7 (54,7)
( 3,5)
12,2 ( 8,2)
33,5 (10,9)

16,8 (27,7)

508 (121)
39 ( 5)
90 ( 15)
253 ( 43)

106 ( 47)

68,- (56,5)
5,2 ( 2,3)
12,- ( 7,-)
33,9 (20,1)

14,2 (23,-)

524 ( 96)
31 ( 2)
82 ( 13)
296 ( 34)

103 ( 39)

69,- (60,8)
4,1 ( 1,3)
10,8 ( 8,2)
49,8 (21,5)

13,6 (24,7)

509 ( 80)
38 ( 4)
88( 10)
285 ( 26)

74 ( 27)

71,3 (58,4)
5,3 ( 2,9)

12.3nbsp;( 7,3)
39,9 (19,-)

10.4nbsp;(19,7)

798 ( 70)
36 ( 3)
135 ( 15)
536 ( 27)

77 ( 19)

77,9 (59,8)
3,5 ( 2,6)

13.2nbsp;(12,8)

52.3nbsp;(23,1)

7Ji (16,2)

1013 ( 74)
54 ( 3)
154 ( 9)
687 ( 32)

106 ( 24)

83,- (63,2)
4,4 ( 2,6)
12,4 ( 7,7)
56,3 (27,4)

8,7 (20,5)

1226 ( 74)
61 ( 3)
191 ( 8)
824 ( 25)

124 ( 27)

82,8 (62,2)
4,1 ( 2,5)
12,9 ( 6,7)
55,6 (21,-)

8,4 (22,7)

1511 ( 78)
95 ( 4)
arm 81 ( 5)
hand en vingers 1176 ( 41)
ƒ been 79 ( 9)
1 voet en teenen 59 ( 15)
60 ( 12)

80,2 (59,1)
5,- ( 3,-)
4,3 ( 3,8)
62,4 (31,1)
4,2 ( 6,8)

1745 (114)
109 ( 5)
arm 97 ( 8)
hand en vingers 1287 ( 43)
been 131 ( 8)

81,3 (65,1)
5.- ( 2,9)
4,5 ( 4,6)
59,9 (24,6)
6,1 ( 4,6)

1,7 ( 4,3)
0,2 ( 0,4)

32 ( 16)

4,3 ( 7,5)

29 ( 6)
1 ( 1)

3,8 ( 3,8)
0,1 ( 0,6)

33 ( 4)

4,6 ( 2,9)

39 ( 6)

3,8 ( 5,1)

43 ( 8)

3,5 ( 6,8)

54 ( 8)
1

29 ( 9)
110 ( .9)

3,6 ( 6,7)

3.1nbsp;(11,4)

3.2nbsp;( 9,1)

voet en teenen 80 ( 35)
76 ( 7)

3,7 (20,-)
3,5 ( 4,-)

3.~ ( 7,-)
11,2 (12,9)

33 ( 17)
70 ( 15)

4,4 ( 7,9)
9.4 ( 7,-)

21 ( 9)
78 ( 6)

2,8 ( 5,7)
10,3 ( 3,8)

22 ( 8)
66 ( 11)

3.1nbsp;( 5,8)

8.2nbsp;( 8,-)

29 ( 11)
84 ( 8)

2,8 ( 9,4)
8,2 ( 6,8)

11 ( 3)
86 ( 9)

0,9 ( 2,6)
7,- ( 7,7)

0,1

2,- ( 7,5)
7,4 ( 7,5)

1 ( 1)
33 ( 9)
227 ( 14)

0,1 ( 0,8)
1,8 ( 6,8)
12,- (10,6)

42 ( 11)
241 ( 25)

2,- ( 6,3)
11,2 (14,3)

0,5 ( 1,2)
5,5 ( 7,8)
0,5 ( 2,3)

12 ( 4)
43 ( 11)
4 ( 4)
1 { 1)

1,6 ( 1,9)
' 5,8 ( 5,1)
0,5 ( 1,9)
0.1 ( 0,5)

12 ( 5)
44 ( 14)
4 ( 4)

1,6 ( 3,2)
5,8 ( 8,9)
0,5 ( 2,5)

7 ( 3)
29 ( 11)
5 ( 5)

1,- ( 2,2)
4,1 ( 8,-)
0,7 ( 3,6)

30 ( 9)
2 ( 2)

2,9 ( 7,7)
0.2 ( 1,7)

3nbsp;( 1)
14 ( 5)

4nbsp;( 4)
1 ( 1)

0,2 ( 0,9)
1,1 ( 4,3)
0,3 ( 3,4)
0,1 ( 0,9)

5 ( 3)
19 ( 7)
5 ( 5)
1 ( 1)

0,3 ( 2,5)
1,3 ( 5,9)
0,3 ( 4,2)
0,1 ( 0,8)

5 ( 1)
15 ( 6)
2 ( 2)

0,3 ( 0,8)
0,8 ( 4,5)
0,1 ( 1,5)

1 ( 1)
14 ( 5)
5 ( 5)

( 0,6)
0,7 ( 2,9)
0,2 ( 2,9)

0,1 ( 0,4)
0,1 ( 0,4)
0,1 ( 0,4)
0,1 ( 0,4)
0,1 ( 0,4)

2 ( 2)

0,3 ( 0,9)

1 ( 1)
2 ( 2)
1 ( 1)

0,1 ( 0,6)
0,3 ( 1,3)
0,1 ( 0,6)

1 ( 1)
1 ( 1)
2 ( 2)
1 ( 1)

0,1 ( 0,7)
0,1 ( 0,7)
0,3 ( 1,5)
0,1 ( 0,7)

1 ( 1)
1 ( 1)

0.1 ( 0,9)
0.1 ( 0,9)

1 ( 1)
1 ( 1)

1 ( 1)

0,1 ( 0,9)
0,1 ( 0,9)

0,1 ( 0,9)

2 ( 2)
2 ( 2)

0,1 ( 1,7)
0,1 ( 1,7)

1 ( 1)
1 ( 1)

0,1 ( 0,8)
0,1 ( 0,8)

1 ( 1)
3 ( 3)

( 0,6)
0,1 ( 1,7)

0,1 ( 0,4)

1 ( 1)

0,1 ( 0,5)

_

_

-

1 ( 1)

( 0,6)

_

-

1 ( 1)

0,1 ( 0,9)

1 ( 1)

0,1 ( 0,8)

I

0,1 ( 0,4)
0,1 ( 0,4)

1 ( 1)
1 ( 1)

0,1 ( 0,5)
0,1 ( 0,5)

-

2 ( 2)

0,3 ( 1,5)

1 ( 1)

0,1 ( 0,9)

2 ( 2)

0,2 ( 1,7)

1 ( 1)

0,1 ( 0,8)

5(5)

0,3 ( 3,8)

4 ( 4)

0,2 ( 2,3)

4,5 ( 8,6)
00,~ (100,-)

43 ( 24)
747 (214)

5,8 (11,2)
100,-(100,-)

46 ( 17)
759 (158)

6,1 (10,8)
100,- (100,-)

41 ( 13)
714 (137)

5,7 ( 9,5)
100,- (100,-)

41 ( 9)
1025 (117)

4,- ( 7,7)
100,-(100,-)

44 ( 11)
1220 (117)

3,6 ( 9,4)
100,- (100,-)

31 ( 3)
1481 (119)

2,1 ( 2,5)
100,- (100,-)

1 ( 1)
24 ( 2)
1885 (132)

0,1 ( 0,8)
1,3 ( 1,5)
100,-(100,-)

19 ( 3)
2147 (175)

0,9 ( 1,7)
100,- (100,-)

-ocr page 173-

L AANTAL ONGEVALLEN

1933-'34

1934-

1931-'32

1932-'33

'35

1935-'36

1936-'37

1937-'38

1. Aantal ingeschreven ongevallen

a. Vaste losse arbeiders.

I.nbsp;Kernploeg Diversen

N.A.nbsp;Gebouw I ............

N.B.nbsp;Gebouw II en III ....

N.C.nbsp;Sulfaatgebouw---------

F.nbsp;Kalksalpeterfabriek .....

Z.nbsp;Salpeterzuurfabriek -----

R.nbsp;Constructiewerkplaats ..

M.M. Magazijn ..............

3(1)

474 (41)
28 (f
3 ( 1)

102
7

1

205 (12)
37
1

50
9

Vasten ...
Lossen ...
Vreemden

492 (40)
( 1)

269 (17)
38 ( 3)
4

54
11

178 (10)
55 ( 4)

Vasten ...
Lossen ...
Vreemden

94

3

45
3

b. Vreemde arbeiders .

Totaal aantal inge-
schreven ongevallen

2. Totaal aantal niet in-
geschreven ongevallen.
(Zeer lichte)

148 (15
24(2
28 ( g
49 ( 5
132 (15

96 ( 3)

112 ( 7)
25 ( 1)
15 ( 1)
27

46 ( 4)
14 ( 1)
66 ( 6)
2

93 (nbsp;4)

29 (nbsp;2)
4

13 (nbsp;1)

42nbsp;(nbsp;1)
18 (nbsp;1)

43nbsp;(nbsp;3)

84 ( 7)
18
8
13

51 ( 1)
26 ( 3)
30 ( 3)

34(2)
3!

S

79 ( 19)*
26 ( 6)
12 ( 5)
23 ( 2)
252 ( 65)
11

40 ( 3)

3( 1)

141 (19)
21 ( 4)
12 ( 5)

16nbsp;( 4)
262 (46)

17nbsp;( 4)
50 ( 7)

4 ( 1)

3

3

425 ( 95)
21 ( 6)
3

458 (76)
65 (14)
3

203
10

167
22

Vasten ...
Lossen ,..
Vreemden

586 (40)
18 (1)

576 (4
35 (4

3 ( 1)

628 ( 95)
31 ( 6)
6

625 (76)
87 (14)
3

323 (17)
49 ( 3)
4

255 (12)
46
1

Totaal aantal ongevallen

223 (10)
58 ( 4)

614 (46) I 604 (41)

Tezamen

665 (101)

715 (90)

376 (20)

302 (12)

281 (14)

Hiervan slechts éénmaal behandeld in de verband-
kamer .....................................

In % van het totaal aantal ••••..........'.'.'quot;,'^

3.nbsp;Kleine oog-ongevallen (a -(- b) .................

4.nbsp;Aantal ongevallen vaste arbeiders per 100 arbeiders
{Alle ongevallen, dus ook de lichte) ...........

5.nbsp;Aantal ingeschreven ongevallen vaste arbeiders per
10.000 gewerkte uren.

L Kernploeg..................

N.A. Gebouw I ............... ............

N.B. Gebouw II en III ...................

N.C. Sulfaatgebouw .............'.'.'.'.'.'quot;quot;quot;quot;quot;

F- Kalksalpeterfabrieknbsp;.......... quot; '

Z. Salpeterzuurfabriek .........^ ^ ^...........

Constructiewerkplaats ........'.'.■.'.'.■........

213
35,3

117

255
41,5

96
16,3 (1,2)

292
44

186

285
39,8

156

135
35,9

95

171
56,6

83

139
49,5

93

17,7 (1,2)

14,1nbsp;(0,7)
2,8 (0,2)

6,3nbsp;(0,5)
7,6 (0,9)

S'5nbsp;(0,7)

11'5nbsp;(0,8)

16,7 (2,-)

14,3 (2,-)

10,5 (0,6)

8,6 (0,4)

7,7 (0,3)

14,3 (1lt;4)
2 (0,2)
4,5 (0,3)
7 (0,7
7,8 (0,8
4,3 (0,8)
12,3 (0,4)

9.5

7.6nbsp;(0,7)

11,4 (1,4)

1,7nbsp;(0,3)

1,9nbsp;(0,8)

2,9nbsp;(0,7)

8nbsp;(1,4)

3.7nbsp;(0,7)

8.8nbsp;(1,1)
4nbsp;(1,3)

6,3 (1,-)

6.3nbsp;(1,4)
2 (0,5)

1.6nbsp;(0,7)
3,2 (0,3)

6.4nbsp;(1,7)

2.5

4 (0,3)
2,5 (0,8)

4.7nbsp;(1,-)
9,7 (2,8)

9.7nbsp;(0,5)
2,2 (0,1)
2,4 (0,3)

5.4

4.8nbsp;(0,4)
3,6 (0,3)

9.5nbsp;(0,9)
2,2

5,3 (0,3)

9,5
2,4
0,9
2,7
4

3,9
6

(0,6)
(0,2)

(0,2)
(0,1)
(0,3)
(0,5)

8 (0,6)
1,2
1,6
3

4.6nbsp;(0,1)

3.7nbsp;(0,5)

3.8
2,5

3,5 (0,2)

M.M. Magazijn ............... ..............

4,2 (0,2)

10,2 (2,2) 10,2 (1,5)

10,1 (0,8) 10,5

10,9 (0,8)

Totaal

SS g^erteTrlf quot;

Vaste arbeiders
Losse arbeiders

9,2 (0,7)
12,8 (1,5)

}0'1 (0,7)
13,8 (0,8)

6,9 (1,-)
14,4 (2,8)

8,6 (1.-)
13,6 (2,2)

6,4 (0,3)
13 (0,8)

5,2 (0,2)
13

4,4 (0,2)
11,5 (0,8)

den arbeid in

van het totaal (alle ongevallen).

a.nbsp;Vaste arbeiders.............. ^

b.nbsp;Losse arbeiders........ '. '. '. '. '. '........... quot;

c.nbsp;Vreemde arbeiders...............

15,1
19,4

12,2
16,1

7,1
11,4
33,3

6,8
5,6

5,3
6,1

4,7

4,5
6,9

Totaal

15,2

12,6

7,5

6,8

5,3

De tusschen haakjes geplaatste cijfers hebben betrekking op de ongevallen, welke st.f

(Ze zijn m de hoofdgetallen begrepen).nbsp;van het

werk ten gevolge hebben.

-ocr page 174-

Veiligheidsschoenen met stalen neuzen.

Gasmasker.

Veiligheidshelm.

Veiligheidsbril.

Beenkappen uit asbest vervaardigd.

Veiligheidshandschoen.

Veiligheidsgordel.

Veiligheidsgordel voor tanks.

Jas uit asbest vervaardigd.

Haak voor gordels (veihgheidsmusketon!)

Laschbril.

Stofmasker.

Gelaatsbeschermer van kopergaas en dun
leder tegen gloeiende spatten ijzer.

Veiligheidsmasker (in sommige gevallen
te gebruiken bij het stukslaan van giet-
ijzeren voorwerpen).

Stofmasker (sponsrubber).

Veiligheidshandschoen.

Kiel en masker voor zandstralen.

-ocr page 175-

Kwam men op deze wijze tot meer eenheid, tot een beter elkaar
begrijpen en tot prettiger verhoudingen, ook het ongevallengevaar
moest worden bestreden. Dit gebeurde door de volgende beginselen
ingang te doen vinden:

De veiligheid der machines en al wat verder behoort tot de
materieele zijde van het veiligheidsvraagstuk is wèl zeer belangrijk
en alle zorg moet eraan worden besteed, maar tóch staat in belang-
rijkheid verre daarboven de opvoeding van den arbeider tot een
veilig werker.

De zorg van een veilige werkplaats en voor een goede mentaliteit
ten opzichte van de veiligheid is niet het werk van één persoon, die
uitsluitend met de veiligheidsorganisatie is belast, noch alleen van
de bedrijfsleiders, maar van allen, die bij het bedrijf betrokken zijn,
hoe dan ook.

Alleen doordat allen samenwerken, kan men het doel, dat voor
allen van even groot belang is, bereiken. En voor deze samenwer-
king is het noodig, dat er een kameraadschappelijke geest heerscht,
dat er zoo weinig mogelijk tegenstellingen zijn en dat ieders werk
en ieders meening wordt gerespecteerd. Om deze goede sfeer te
scheppen, is het noodzakelijk, dat alles op openhartige wijze met
elkaar wordt besproken.

De werknemer moet de zekerheid hebben, dat, wanneer hij een
fout openlijk bekent, hem geen strafmaatregelen of nadeelige ge-
volgen wachten, doch dat dit laatste wèl het geval zal zijn, wanneer
hij fouten verzwijgt of om de feiten probeert heen te draaien. Het
besef moet doordringen, dat men het iemand, die geregeld goed
werk aflevert niet kwalijk neemt, dat hij een enkelen keer een fout
maakt, mits hij er dan ook rond voor uitkomt.

Zoo wordt er op aangedrongen, dat, wanneer iemand maatschap-
pelijke moeilijkheden heeft, of moeilijkheden met superieuren, hij er
met de daarvoor in aanmerking komende personen over spreekt,
want slechts daardoor is het mogelijk, dat misstanden worden
opgeheven.

Ook het verzwijgen van verkeerde toestanden uit overwegingen
van slecht begrepen kameraadschap, wordt op deze wijze tegen-
gegaan. Ziet iemand een collega de veiligheidsvoorschriften over-
treden, dan moet hij hem op de fout wijzen en heeft dit geen succes,
dan moet ieder weten dat het zijn
plicht is, de overtreding bij een

-ocr page 176-

der superieuren te melden, opdat deze op kameraadschappelijke,
eerlijke en faire wijze het vraagstuk bespreekt en oplost. Want
goede kennis van de oorzaken van ongevallen is noodig, om ze
doelmatig te kunnen bestrijden.

De valsche schaamte die velen er toe brengt, roekeloos met de
veiligheid om te springen, of geen gebruik te maken van de ter
beschikking gestelde beveiligingsmiddelen, moet dan ook geleidelijk,
langs den weg van onderling vertrouwen en begrijpen worden over-
wonnen en de superieuren moeten in dit opzicht voorgaan.

Het besef, dat men niets riskeert door met open kaart te spelen
ten opzichte van de veiligheid, een vraagstuk, waarbij de belangen
van beide partijen gelijk zijn, leidt ertoe, dat leiders en werknemers
elkaar beter leeren kennen en begrijpen en dat zij openhartiger en
eerlijker tegenover elkaar komen te staan, ook bij de vraagstukken,
waarvan de belangen niet zoozeer voor beide partijen dezelfde zijn,'
b.v. de regeling der vacanties, of zelfs tegengesteld, b.v. die welke
het loon betreffen.

Op welke wijze is het nu mogelijk bovenstaande beginselen
ingang te doen vinden bij alle deelnemers aan de arbeidsgemeen-
schap en ze tot gemeengoed van allen te maken?

Dit kan gebeuren op twee wijzen, die elkaar niet uitsluiten, maar
elkaar aanvullen en versterken, n.1.:

10. Bij het dagelijksch werk moet steeds de veiligheidsgedachte
levendig worden gehouden.

20. Door speciale, voor dat doel bestemde middelen, n.1. door
het in het leven roepen van veiligheidscommissies, het organiseeren
van veiligheidsdagen, het inrichten van een veiligheidsmuseum, het
laten dragen van veiligheids-insignes en het plaatsen van vêilig-
heidsartikelen in het fabrieksorgaan, moet propaganda worden ge-
maakt voor het veiligheidswerk.

Van deze wegen, die leiden naar een betere mentaliteit inzake
het veiligheidsvraagstuk staat de eerste in belangrijkheid verre
bovenaan.

Juist tijdens het werk, vaak op de meest onverwachte oogen-
blikken, komt de gelegenheid, om op fouten te wijzen en om mis-
standen met elkaar te bespreken. De gelegenheid om dat te doen
moet men dus vinden; zij moet niet gezocht worden. Men moet niet
een werkman, die juist met volle aandacht bezig is, een werkstuk

-ocr page 177-

uit te voeren, aanklampen en hem van zijn werk afhouden om nu
eens 5 minuten met hem te praten over de veiligheid, want dan
krijgt hij het land, het gesprek verveelt hem en de veiligheid krijgt
een onaangenamen bijsmaak. Men moet juist gebruik maken van
bepaalde, toevallige situaties en deze moeten als de gelegenheid
gunstig is, het uitgangspunt vormen van een langer of korter ge-
sprek. Op deze wijze wordt de veiligheidsgedachte niet iets kunst-
matigs, dat den arbeider wordt opgedrongen, maar iets natuurlijks,
geheel liggend in de lijn der andere werkzaamheden.

Daarom moeten personen, aan wie speciaal is opgedragen voor
de veiligheid te zorgen, zich ook niet uitsluitend daarmede bezig
houden. Zij moeten een aandeel hebben in de gewone technische
werkzaamheden van het bedrijf en daarin liefst een leidende positie
vervullen. Het is dan ook daarom al juist, dat de Hoofdingenieur
van het Hoogovenbedrijf, Ir.
Spies, tevens de Veiligheidsingenieur is.

Het werk voor de veiligheid moet dan ook niet worden beschouwd
als iets, dat apart staat; het moet niet los staan van de gewone
werkzaamheden en organisatorische maatregelen, die er in het
bedrijf zijn, maar het moet juist een onverbrekelijk onderdeel daar-
van vormen. Even noodzakelijk als het is, dat er bij het opmaken
van een werkprogram teekeningen worden gemaakt, kosten worden
berekend en technische moeilijkheden onder het oog worden gezien,
is het, dat er ook met de zorg voor de veiligheid rekening wordt
gehouden. En de uitvoering van een werkstuk is dan ook niet alleen
geslaagd, als het werk technisch in orde is en als de kostprijs
beneden de begrooting is gebleven, maar er mogen ook geen onge-
vallen bij hebben plaats gevonden.

Wordt het steeds levendig houden van de veiligheids-gedachte
als onderdeel van alle werkzaamheden bij de Hoogovens als het
belangrijkst beschouwd, ook van de speciale hulpmiddelen wordt
een dankbaar gebruik gemaakt.

Deze hulpmiddelen zijn:

De Veiligheidscommissies.

Alvorens de organisatie en het werk der Veiligheidscommissies
bij de K.N.H.S., Mekog en Cemij te bespreken, wil ik enkele opmer-
kingen maken over veiligheidscommissies in het algemeen.

Toen in het begin dezer eeuw, mede onder den invloed van de

-ocr page 178-

wetgeving, het voorkómen van ongevallen krachtiger ter hand werd
genomen, zag men in het benoemen van werknemers in commissies
die op geregelde tijden zouden vergaderen, om de veiligheid te
behandelen, een belangrijk hulpmiddel.

Speciaal in Amerika en ook in Duitschland en Engeland werden
veiligheidscommissies benoemd.

Over de wijze, waarop deze moeten worden verkozen en georga-
niseerd, en over de vraag of aan deze commissies een bepaalde
macht moest worden toegekend, of dat ze slechts als adviseerend
lichaam zouden optreden, bestond geen eenstemmigheid. Ook ver-
schilde men van meening, of men de Directies van bedrijven al dan

met wettelijk moest verplichten, veiligheidscommissies in het leven
te roepen.

In Duitschland heeft men het instellen van veiligheidscommissies
verplichtend gesteld, doch de resultaten waren verre van schitterend
In Engeland is het wetsontwerp om tot dwangmaatregelen over te
gaan met tot wet geworden.

In een door hem op 10 Februari 1930 gehouden rede wijst
Ir.
Gorter er op, dat men er voorloopig niet toe moet overgaan
verplichte veiligheidscommissies in te stellen, maar wèl moet aan-
sporen tot het vrijwillig instellen ervan, echter alleen in die bedrijven
welke er voor gereed zijn en waar dus personen zijn, die dit belang-
rijke werk kunnen verrichten. Men moet in Nederland niet in de
fout vervallen, dat men den werkgevers commissies opdringt, zoo-
lang er nog verscheidene werkgevers zijn, die van het groote nut,
dat veiligheidscommissies kunnen stichten, niet voldoende overtuigd
zijn Want daardoor zouden de eerste proefnemingen kunnen mis-
lukken, en dat zou slechts den tegenstanders genoegen kunnen doen
Op dit standpunt heeft zich ook de Wetgever gesteld, want in
de nieuwe Veiligheidswet van 2 Juli 1934, welke met ingang van
1 anuari van dit jaar in werking is getreden, is de volgende be-
paling opgenomen:

„Er kunnen worden ingesteld of erkend veiligheidscommissies,
die een adviseerende taak hebben, bestaande in de bevordering van
de veiligheid en het voorkomen van schade aan de gezondheid bij
en door den arbeid in eene onderneming of in een groep van onder-
nemingen.quot;

In zeer vele Nederlandsche ondernemingen zijn veiligheidscom-

-ocr page 179-

missies ingesteld. Van sommige hebben de leden permanent zitting,
van andere treden ze elk jaar of elke twee jaar af en worden be-
noemd door de Directie of verkozen door de leden van het personeel,
al of niet via de vakvereenigingen. In sommige commissies hebben
slechts weinig personen zitting, in andere zeer vele.

Bij het Hoogovenbedrijf werden in 1927 de veiligheidscommissies
benoemd. In het begin waren er commissies voor vrijwel alle
afdeelingen; het aantal is echter, nadat de aanvangswerkzaamheden
voltooid waren, geleidelijk ingekrompen, doordat men eerst de com-
missies van een paar afdeelingen tezamen liet vergaderen en wan-
neer dit goed voldeed ging men ze samenvoegen.

Momenteel heeft men bij de drie bedrijven een zestal veiligheids-
commissies, te weten:

Commissie I voor: Hoogovens, Kooksovens, Meetafdeeling, Labo-
ratorium, Instrumentmakerij, Stamperij, Constructie-Werkplaats
en Buitendienst van de Mechanische Afdeeling;

Commissie II voor: Binnen- en Buitenhaven, Bouwafdeeling, Ver-
voer, Kernploeg en Diversen;

Commissie III voor: de Centrale;

Commissie IV voor: de Electrotechnische Afdeeling;

Commissie V voor: de Mekog;

Commissie VI voor: de Cemij.

De Commissies III en IV hielden ook meermalen gecombineerde
vergaderingen.

De eerste leden der Commissies hadden zitting genomen in 1927.
In 1935, tijdens de Veiligheidsdagen, werd aan de helft der leden
ontslag aangeboden en deze werden vervangen door andere. Hier-
door wilde men nog meer personen met het intieme en directe veilig-
heidswerk in aanraking brengen, om zoo den kring dergenen, die
zich bijzonder verantwoordelijk voelen, uit te breiden. Zoo treedt
sinds 1935 elk jaar de helft der leden af. Door deze wisseling wordt
er naar gestreefd, dat een ieder op den duur een tijd in een der
commissies zitting zal kunnen nemen. Het is echter niet de bedoeling,
dat de gewezen leden der commissies op hun lauweren rusten.
Integendeel: men streeft ernaar, dat men van hun onmisbare verdere
medewerking verzekerd is en zij dienen hun ontslag te beschouwen
als een bevordering tot dragers van het hoogste veiligheidsbesef. Zij
moeten ervoor waken, dat alles, wat door hun medewerking tot

-ocr page 180-

stand kwam, niet verloren gaat, doch dat dit verder kan groeien.
De nieuw te benoemen leden worden voorgesteld door de afdeelings-
chefs, terwijl de benoeming geschiedt door den veiligheids-ingenieur.

In 1927 werden uitsluitend diegenen tot leden der veiligheids-
commissies benoemd, voor wie de veiligheidsgedachte leefde. In
latere jaren werden ook nog wel de allerbesten benoemd, maar daar-
naast menschen, die onverschillig of zelfs afwijzend er tegenover
stonden. Door de scholing, die zij in de commissies krijgen wordt
er op deze wijze naar gestreefd, negatieve krachten tot positieve
te maken.

Mede door de wisseling houdt men het leven erin en men voor-
komt, dat de commissies na verloop van tijd insluimeren en slechts
op papier blijven bestaan.

Het aantal leden der commissies is groot. Zoo telt Commissie I
(de grootste) ongeveer 45 leden, terwijl de kleinste er toch nog 12
telt. Elke commissie is zóó samengesteld, dat iedere afdeeling is
vertegenwoordigd. Voor zoover mogelijk geldt dat ook voor de
beroepen. Zoowel dc beambten, als de arbeiders hebben zitting. De
verhouding is ongeveer 1 : 3. De voorzitter van de commissie is de
betrokken afdeelingsleider.

De vergaderingen worden gehouden in het Veiligheidsmuseum en
vinden in den regel ééns in de drie maanden plaats. De leden hebben
het recht, niet-leden te introduceeren. Ook zonder introductie heb-
ben leden van het toezichthoudend personeel en arbeiders het recht,
vergaderingen bij te wonen; de laatste echter niet dan na verkregen
toestemming van den afdeelingschef. Vooral wordt er naar gestreefd,
aan de jongere arbeiders de gelegenheid te geven bij vergaderingen
aanwezig te zijn.

Het verloop van een vergadering is als volgt: Het voorlezen der
notulen geeft vaak aanleiding tot uitgebreide besprekingen. Voor-
stellen tot verbetering van bepaalde toestanden of tot beveiliging
van machines in de vorige vergadering gedaan, zijn in de periode,
die ligt tusschen de beide vergaderingen, alle onderzocht. De resul-
taten van het onderzoek worden medegedeeld. Dikwijls zijn de
gewenschte verbeteringen al aangebracht. Een enkelen keer blijken
de voorstellen niet voor uitvoering vatbaar te zijn; indien dit het
geval is, wordt het besproken en wel zoodanig, dat ook de voor-
steller er zich mee kan vereenigen.

-ocr page 181-

Dan volgt een bespreking van de daarvoor in aanmerking
komende ongevallen, die gedurende het afgeloopen tijdperk hebben
plaats gehad. Er wordt gewezen op de fouten, die zijn gemaakt en
de leering die er uit te trekken is. Hoofdzakelijk wordt gesproken
over de ongevallen in eigen afdeeling, maar soms ook over die
in andere afdeelingen. Om aan te toonen, hoe een dergelijke
bespreking is, doe ik een willekeurigen greep uit een der lijsten
(zie pag. 156).

Over elk der aldus ter tafel gebrachte ongevallen wordt een
kortere of langere discussie gehouden. Bij ernstige of bijzondere
gevallen is de bespreking gewoonlijk zeer uitvoerig.

Een volgend punt van het programma is meestal een bespreking
van de statistiek over de laatste periode. Er wordt gelet op een
stijging van het aantal ongevallen in een bepaalde afdeeling, op het
aantal te late meldingen, het aantal infecties, enz.

Gewoonlijk heeft de voorzitter dan nog wel mededeelingen te
doen. Eventueel worden hierbij ongevallen of veiligheidsvoor-
zieningen van andere bedrijven besproken.

Tenslotte volgt de rondvraag: hierbij wordt door de leden ge-
wezen op fouten en op mogelijke verbeteringen, vragen worden
gesteld, enz. Vele misverstanden worden hierdoor ook opgehelderd.

Steeds wordt er evenwel de nadruk op gevestigd, dat men met
het doen van voorstellen of met het melden van iets, dat de veilig-
heid bedreigt, niet mag wachten tot de volgende vergadering, maar
dat men zich dan direct in verbinding moet stellen met den veilig-
heids-ingenieur.

In den loop der jaren zijn vele dingen door middel van de veilig-
heidscommissies tot stand gekomen: beveiligingen werden aange-
bracht; vaak kwam de zorg voor de handgereedschappen ter sprake;
aangedrongen werd op het dragen van veiligheidsmiddelen; ver-
keersongevallen op den weg van en naar de fabriek werden be-
sproken; ook de zeer zelden toegepaste strafmaatregelen werden
steeds medegedeeld.

Op deze wijze tracht men in de veiligheids-vergaderingen voor-
deelen te halen uit gedane voorstellen, verkrijgt men contact en
streeft men ernaar, elk lid te maken tot iemand die, van de bijeen-
komst teruggekeerd naar zijn afdeeling, de veiligheidsgedachte
uitdraagt naar zijn mede-arbeiders.

-ocr page 182-

Duur werk- | Leering, die uit het ongeval getrokken

staking |nbsp;kan worden

Omschrijving
van het ongeval

Aard van het
letsel

Plaats

H.O. 1.

H.O. III.

Schilders-
werkplaats.

Windverhitter 3.

Constructie-

Werkplaats.

Bij het schoonmaken van een
blaaspijp heeft getroffene een
wegvliegend stukje slak tegen
linker oog gekregen.

Brandwonde
oogleden.

15 dagen.

Geen letsel.

Snijwonde lin-
ker ringvinger.

Geen letsel,
iets hoofdpijn.

Ontvelling

rechter

wijsvinger.

Tijdens het openslaan van
afsteekgat kreeg een smelter
een slag met hamer tegen knie.

Bij het opnemen van gereed-
schappen linker ringvinger ge-
wond aan een stukje op de
bank hggend glas.

Een handlanger, die op een
ladder stond, krijgt een van
± 2 Meter hoogte vallende
steen van 8 K.G. op het hoofd.

Een bankwerker wondde zijn
hand door stooten bij het uit-
schieten van een sleutel.

Door dragen van een veiligheidsbril had dit
ongeval niet behoeven plaats te vinden. De
naast getroffene werkende medearbeiders droe-
gen een bril. Dergelijke ongevallen moeten
beslist voorkomen worden.

Ofschoon de pijn snel verminderde, raad-
pleegde de getroffene zijn smeltmeester, die
hem naar de verbandkamer stuurde.
Zoo moet
het zijn!

Noodzakelijk is het, het afvalglas direct in het
daarvoor bestemde vat te deponeeren.

Zonder veiligheidshelm zou dit ongeval veel
ernstiger gevolgen gehad hebben. Afgezien
van een meer of minder ernstige hoofdwonde,
zou de betreffende arbeider met vrij groote
zekerheid van den ladder gevallen en op den
betonvloer terecht gekomen zijn.

De sleutel paste niet goed. Zulke ongevallen
zijn beslist uit te schakelen door goed passende
sleutels te gebruiken.

-ocr page 183-

Veiligheidsdagen.

Hoewel het belangrijkste van de ongevallenbestrijding bestaat in
het geregeld bij den arbeid den nadruk leggen op veilig werken, is
het wel gewenscht, dat er zoo nu eii dan enkele dagen geheel in het
teeken van de veiligheid staan. Want men is dan in de gelegenheid,
weer op andere wijze propaganda te maken en hierdoor is het vaak
mogelijk, weer een andere groep menschen te bereiken, een groep,
die anders wellicht nog wat afzijdig zou blijven staan.

Zoo besloot de Directie in 1933 tot het organiseeren van Veilig-
heidsdagen onder de leuze: „De Veiligheidsdienst vraagt mede-
werkersquot;. Het verloop was als volgt:

Nadat de noodige propaganda was gemaakt, onder meer door
het laten verschijnen van een speciaal veiligheidsnummer van het
fabrieksblad „Samenquot;, werd op Vrijdagnamiddag, 27 October door
den Veiligheids-ingenieur een veiligheidstentoonstelling geopend.
Het tentoongestelde was samengesteld uit de reizende collectie van
het Veiligheidsmuseum te Amsterdam, en een kleine verzameling
van de fabrieken zelf. Des avonds werden een tweetal lezingen
gehouden en eenige films vertoond.

Des Zaterdagnamiddags werd een excursie gehouden naar het
Veiligheidsmuseum te Amsterdam i).

Des Zondags werd men in de gelegenheid gesteld, de tentoon-
stelling te bezoeken. De Heer
G. S. K. Blaauw. Secretaris der
Directie, hield een uiteenzetting over: ..De statistiek als hulpmiddel
voor den Veiligheidsdienstquot; en een film werd vertoond.

Des Maandagavonds hield de Heer Staal, hoofdinspecteur van
politie, afdeeling Verkeerswezen, een rede over: ..Verkeer en Ver-
keersveiligheidquot;.

In de sluitingsbijeenkomst spraken de Directeur. Ir. A. H. Ingen
Housz en de veiligheids-ingenieur. Ir. F. W. E. Spies over het
onderwerp: ..Door Samenwerking tot Veiligheidquot;. Een discussie,
getuigend van groote eensgezindheid, besloot den avond.

Aangemoedigd door het succes van de eerste reeks Veiligheids-

ij Het aantal personen, dat zich voor deze excursie had aangemeld, overtrof
hierbij verre het aantal, dat door Ir.
GORTER als maximum was toegestaan, zoodat
later nog tweemaal een groep naar de hoofdstad trok.

-ocr page 184-

dagen, werd in 1935 overgegaan tot een herhaling. Nu was de leuze:
„Werkt veilig — Allen samenquot;.

Ook nu weer werden de dagen voorafgegaan door opwekkende
artikelen in ..Samenquot;, van de hand van Ir.
Spies en den Heer
Blaauw. Bovendien werd door de Redactie een wedstrijd in het
bedenken van veiligheidsleuzen uitgeschreven.

En zoo vormde dan de opening van het eigen Veiligheidsmuseum
(waarover later) op Vrijdag 15 Maart 1935 het begin van de
tweede reeks dagen, geheel gewijd aan den strijd tegen de
ongevallen.

Des avonds werd er een massale bijeenkomst gehouden in de
Constructie-Werkplaats, die voor dit doel geschikt was gemaakt.
Ir.
Ingen Housz opende de vergadering, waarna Ir. G. A. Kessler
de nieuwe leden van de veiligheidscommissie installeerde. Ver-
volgens hield Ir.
sples een korte toespraak, waarin hij de taak van
de pas afgetreden veiligheidscommissies uiteenzette. Een verkeers-
film besloot dezen avond.

Voor den Zaterdagmiddag stonden demonstraties van Brand-
weer en E.H.B.O. op het programma en gedurende den Zondag
was er gelegenheid om het Veiligheidsmuseum te bezichtigen.

Maandagmiddag werd bezoek ontvangen van het Bestuur van
de stichting „Het Veihgheidsmuseumquot; te Amsterdam en de leden
van de Arbeids-Inspectie te Haarlem, die waren gekomen om de
veiligheidsorganisatie te inspecteeren en het veiligheidsmuseum te
zien. Bij deze gelegenheid werd Ir.
Ingen Housz de Gouden
Medaille van de stichting „Het Veiligheidsmuseumquot; aangeboden.
Dezen middag werden groote demonstraties gegeven door de
Fabrieksbrandweer en de E.H.B.O. De brandweer van Velsen-
Noord en de ziekenauto's van Beverwijk verschenen hierbij ook op
het terrein. Een intieme bijeenkomst besloot deze Veiligheidsdagen.

De Veiligheidsdagen, gehouden in 1936, gaan niet zoozeer uit
van den actieven veiligheidsdienst, maar zijn meer bedoeld voor
diegenen, die buiten den meer directen strijd tegen het ongevallen-
gevaar staan.

De programmapunten voor 1937 worden erin naar voren gebracht,
met name:

10. Scherper optreden bij vergrijpen tegen de voorschriften, die
in het belang der veiligheid gegeven zijn. Men zal zich meer bewust

-ocr page 185-

tegen den invloed van diegenen verzetten, die het werk door gebrek
aan verantwoordelijkheidsgevoel, dus door onwil, onverschilligheid,
domheid of sleur in gevaar brengen.

20. Oproepen van de hulp van het gezin, vooral van de vrouw,
als waardevolle medestrijdster voor het veiligheidswerk. Het nut
van het betrekken van de vrouw in het veiligheidswerk, is, naar ik
meen, door de Hoogovens het eerst naar voren gebracht. En terecht
is dit gedaan: Immers, welk een groote moreele steun kan er niet
van het gezin uitgaan in dit opzicht. Als de vrouw zich maar eerst
volkomen bewust is van het nut van veilig werken (en dat is niet
zoo moeilijk!), dan zal ze den man steeds aansporen, de veiligheid
in acht te nemen. Zij zal erop letten, dat haar man zijn helm ge-
regeld draagt, zij zal er niet tegen opzien, dat ze een gering bedrag
van haar huishoudgeld zal moeten missen, omdat de veiligheids-
handschoenen gekocht moeten worden en zij zal haar man mede
opvoeden tot verantwoordelijkheid voor zich en zijn gezin. Prachtig
was het, hoe, bij een bezoek aan het Veiligheidsmuseum, een der
mannen tegenover zijn vrouw verantwoording moest afleggen over
het feit, dat hij geen veiligheidsschoenen droeg.

30. Algeheele toepassing van de beveiligingsmaatregelen.

40. Meer bewuste naleving van de hygiënische eischen, die het
leven in de fabriek aan allen stelt.

In 1936 vinden we geen indrukwekkende demonstraties en geen
uitnoodigingen aan „Vreemdenquot; maar de Veiligheidsdagen dragen
een bescheidener karakter en zijn van en voor het personeel zelf,
met slechts als genoodigden: de echtgenooten of de verloofden.

Dit jaar werden de Veiligheidsdagen geopend op Zaterdag 27
Juni met het hijschen van den nieuwen veiligheidsvlag, die door het
„Vlagcomitéquot; juist was aangeboden en die door Ir.
Spies werd
aanvaard met den wensch, dat het ongevallengevaar nimmer de
overhand zal krijgen en dat de vlag dus nimmer halfstok geheschen
zal moeten worden. Daarna volgde de opening van het Arbeids-
museum, dat thans gereed was gekomen. Des avonds kwam men
weer bij elkaar voor de „massabijeenkomstquot; in de tot schouwburg
en concertzaal ingerichte kalksalpeterloods. Als sprekers traden op
de Directeur, Ir.
Ingen Housz en daarna de Veiligheids-ingenieur,
die de boven door mij genoemde programmapunten voor 1937 be-
handelde. Het slot van den avond werd gevormd door de opvoering

-ocr page 186-

van een tooneelstuk, hetvi^eik verband hield met de veiligheid, door
het hoogoventooneelgezelschap H.O.T.

De Zondag bood weer de gelegenheid tot het bezichtigen van
Veiligheids- en Arbeidsmuseum en van het bedrijf, speciaal voor de
leden van het gezin.

In 1938 werd de aandacht bijzonder gericht op de jeugdige en
op de losse arbeiders, omdat de statistieken hadden aangetoond,
dat bij hen het aantal ongevallen het hoogst is. En verder werd een
geheel nieuw onderwerp aan de orde gesteld, namelijk dat der lucht-
bescherming. Droegen de Veiligheidsdagen 1936 een meer intiem
karakter, in 1938 werd de buitenwereld er ook weer in betrokken.

Nadat de verschillende officieele personen welkom waren ge-
heeten, volgde op Zaterdagnamiddag om 3 uur de officieele opening
door het hijschen van de Veiligheidsvlag. De schuilkelder werd
bezichtigd, de brandweerauto en de reddingsauto gedemonstreerd
en het geheel vernieuwde Veiligheids- en Arbeidsmuseum heropend.
In de groote kalksalpeterloods van de Mekog werd daarna een
E.H.B.O.-wedstrijd gehouden, terwijl eenige demonstraties van de
fabrieksbrandweer het laatste programmapunt van den namiddag
vormden.

In een avondbijeenkomst voerden Ir. Ingen Housz en de Heer
De Roever, de op dit gebied zeer deskundige leider van den Lucht-
beschermingsdienst van de Stoomvaartmaatschappij „Nederlandquot;
het woord over het onderwerp ,,Luchtbeschermingquot;.

Des Zondags was er, evenals andere jaren, weer de gelegenheid
om het museum en de bedrijven te bezichtigen.

De beide volgende dagen reed er een luidspreker-auto langs de
verschillende afdeelingen en op deze wijze werden door korte
speeches de oudere arbeiders erop gewezen, de jongere collega's te
helpen in het werk der veiligheid.

Het slot vormde de Woensdagavond, waar de bekende film
„Kameradschaftquot; van
Pabst werd vertoond en een discussie werd
gehouden over het onderwerp „Onze veiligheidstaak tegenover de
jeugdige collega's en de arbeiders in lossen dienstquot;.

En hiermee was de jongste reeks Veiligheidsdagen geëindigd.
Ook in de toekomst zullen er bij de Hoogovens dergelijke dagen
worden gehouden, want het succes was tè groot, dan dat men niet
tot herhaling zou overgaan. Ik hoop niet, dat verslaggevers van

-ocr page 187- -ocr page 188-

provinciale nieuwsbladen mij van concurrentie zullen beschuldigen,
maar ik meende goed te doen met het geven van een systematisch
verslag, teneinde aan te toonen, welke mogelijkheden er zijn bij het
organiseeren van Veiligheidsdagen, te meer, omdat deze telken jare
een verschillend karakter droegen.

Het Veiligheids- en Arbeidsmuseum.

Nadat gedurende vele weken een aantal leden van het personeel
in hun vrijen tijd vrijwillig eraan hadden gewerkt, om een ex-teeken-
kamer en een stoffige archiefruimte om te tooveren in een eigen
Veiligheidsmuseum, kon dit op de eerste der Veiligheidsdagen 1935
door den voorzitter van de commissie van voorbereiding worden
overgedragen aan den veiligheids-ingenieur. In 1936 werd aan het
Veiligheidsmuseum een Arbeidsmuseum toegevoegd en in 1938 kon
alles belangrijk worden uitgebreid.

Het eigen Veiligheidsmuseum is niet bedoeld als een met het
Veiligheidsmuseum te Amsterdam concurreerend instituut, en is
daarvoor ook heelemaal niet geschikt, maar het heeft naast het
groote Veiligheidsmuseum voor de employé's van de K.N.H.S. en
Cemij een eigen taak te vervullen. Het staat midden op het
fabrieksterrein en het stelt juist datgene ten toon, wat betrekking
heeft op de eigen bedrijven.

Bij een bezichtiging van het museum wordt naar drie zijden de
aandacht gericht, namelijk op:

10. De sociale maatregelen der drie bedrijven.
20. De bedrijven zelf, met het doel, inzicht in den bedrijfsgang
en den ouderlingen samenhang te geven.
30. Het veiligheidswerk.

Bij den ingang van de bovenverdieping, welke voor de beide
eerste onderwerpen is ingericht, vinden we een origineel schematisch
overzicht van de verschillende sociale voorzieningen die in het
bedrijf worden getroffen. Men kan eruit leeren, op welke wijze
men toetreedt tot de werkgemeenschap, hoe men deze weer kan
verlaten, welke rechten en welke verplichtingen men heeft, enz.

In de beide kamers, ter weerszijden van den ingang zijn over-
zichtelijke modellen en schema's van de verschillende bedrijven
ten toon gesteld en door monsters van diverse producten worden
dezen nader geïllustreerd. Bovendien is er een maquette geplaatst

1!

-ocr page 189-

die van de onderlinge ligging der verschillende afdeelingen een
duidelijk beeld geeft. Het Arbeidsmuseum wil zoo het inzicht ver-
diepen in den bedrijfsgang en allen voor het geheel interesseeren;
het wil den blik verruimen en den band van den enkeling aan de
gemeenschap versterken, door zijn kennis van die gemeenschap en
haar doeleinden te verhoogen, want een versterking van dezen band
beteekent verhooging van de arbeidsvreugde.

De benedenverdieping is ingericht als Veiligheidsmuseum.

Het is een zaaltje, waar in het midden ongeveer 200 stoelen staan.
De veihgheids- en verschillende andere vergaderingen, worden hier
namelijk gehouden. Langs de wanden staan rijen tafels, waarop de
veiligheidsmiddelen en gereedschappen zijn tentoongesteld.

Men kan slechte kettingen, draden, haken van kranen, moer-
sleutels en andere gereedschappen zien, met ernaast soortgelijke
voorwerpen, maar dan zooals ze
behooren te zijn. We zien een
gebroken voorvork van een rijwiel, welke de oorzaak is geweest,
dat de berijder vier weken moest worden opgenomen in een zieken-
huis. Daarnaast een voorvork, met een versterking, zooals die door
het Bedrijf worden verstrekt.

Bij de afdeeling voor electrotechniek ziet men slechte en goede
afsluiters, fittings, lampen en kabels.

Bij de afdeeling der Beschermingsmiddelen vindt men brand- en
zuurvrije kleeding, handbeschermers, een groot aantal modellen
veiligheidshandschoenen, veiligheidsschoenen en veiligheidsbrillen
ten toon gesteld.

Men ziet een veiligheidsgordel, en daarbij een artikel uit „Samenquot;,
waaruit blijkt, dat deze gordel iemand het leven redde. Een veilig-
heidshelm met een deuk en daarbij een houten balk houdt de
herinnering levendig aan het nut, dat de helm eens bewees. De
verschillende soorten gasmaskers zijn aanwezig en in een hoek staat
een miniatuur model-steiger.

Op een der tafels staat een telefoontoestel. Als men op dit toestel
het nummer draait, dat dienst doet om te alarmeeren, ziet men op
een verlicht tableau in de normale volgorde alles verschijnen, wat
door een alarmsignaal tot activiteit wordt gewekt.

Interessant is nog een houten bord, waarvoor een aantal uit
blokken gemaakte zuilen zijn geplaatst. Elke zuil bestaat uit een
stapel roode blokken onder en een aantal gele blokken daar bovenop.

-ocr page 190-

De roode blokken geven aan, hoeveel ongevallen er gedurende het
laatste tijdvak van dertien perioden van vier weken per 10.000
gewerkte uren in een bepaalde afdeeling hebben plaats gehad. De
roode en gele gezamenlijk toonen, hoe groot het maximum aantal
ongevallen is geweest per 10.000 gewerkte uren, dat ooit in die
bepaalde afdeeling gedurende een boekjaar is ingeschreven. Het
onderschrift: „Breekt de torens afquot; heeft ten doel, den bezoeker uit
te noodigen, om ertoe mede te werken, dat het aantal roode blokken,
dat kan worden vervangen door gele, zoo groot mogelijk is.

Aan den wand vindt men natuurlijk allerlei platen en opschriften,
voor het grootste deel door menschen van het bedrijf zelf ver-
vaardigd.

Het bezichtigen van het museum is vrij voor elk employé. Er
wordt naar gestreefd, dat nieuw personeel, vóórdat het zijn werk in
fabriek of kantoren aanvangt, onder leiding het Museum bezoekt,
teneinde daar de eerste kennismaking met het bedrijf en zijn orga-
nisatie te doen plaats vinden.

Veiligheids-insignes.

In 1934 werd een veiligheids-insigne ontworpen, dat later aan alle
leden van het personeel, die er om vroegen, werd verstrekt en ook
thans nog steeds door velen wordt gedragen.

In 't algemeen vind ik insignes afschuwelijk, maar zoo ooit, dan
hebben deze reden van bestaan. Want een veiligheids-insigne is
niet het zichtbare teeken van verdeeldheid, maar van samenwerking,
omdat op dit punt geen verschil van meening bestaat en hierin allen
één zijn. Maar van meer belang is, dat het insigne steeds weer den
drager eraan herinnert, dat hij zich niet onnoodig aan gevaren moet
bloot stellen. Indien iemand op het punt staat om een overtreding
der veiligheidsvoorschriften te begaan, dan zal een blik op het
insigne hopelijk voldoende zijn, hem er van te weerhouden.

Het maandblad „Samenquot;,

In September 1928 werd een fabrieksblad, bestemd voor de leden
van het personeel opgericht, oorspronkelijk vooral dienst doend
als orgaan der verschillende toen bestaande vereenigingen. Hoewel
de titel van het blad oorspronkelijk anders luidde, kreeg het al
spoedig den naam ,,Samenquot; en hiermede wordt het begrip weer-

-ocr page 191-

gegeven, dat men bij de bedrijven ingang probeert te doen vinden.

Het blad heeft gedurende de elf jaren van zijn bestaan bewezen,
een uitstekend hulpmiddel te zijn in den strijd tegen het ongevallen-
gevaar.

Geregeld verschijnen er korte artikelen over onderwerpen, die
op een of andere manier samenhangen met de veiligheid.

Vele malen werd er een wedstrijd uitgeschreven in het bedenken
van veihgheidsleuzen, die al of niet vergezeld moesten gaan van
pakkende teekeningen.

Bij het organiseeren van veiligheidsdagen zorgde ook „Samenquot;
steeds voor een goede propaganda.

-ocr page 192-

HOOFDSTUK IX.
Besluit.

Aan het eind gekomen van de beschrijving van de veihgheids-
maatregelen, zooals die worden toegepast bij het Hoogovenbedrijf,
zoowel wat den materieelen als den geestelijken kant betreft, zal
men willen weten, of de resultaten nu inderdaad in overeenstemming
zijn met de vele maatregelen, die worden toegepast.

Terecht zullen bedrijfsleiders zich afvragen: Is de veiligheids-
toestand bij het Hoogovenbeddrijf en zijn nevenbedrijven nu ook
zoodanig verbeterd, dat bijvoorbeeld de hooge kosten, verbonden
aan de aanschaffing der beschermingsmiddelen gewettigd zijn en
heeft de ..opvoeding tot veihg werkenquot; de veiligheidsgedachte en het
verantwoordelijkheidsgevoel zoodanig vergroot, dat de vele uren,
doorgebracht met het houden van veihgheidsvergaderingen en met
het organiseeren van veiligheidsdagen, niet als verloren moeten
worden beschouwd?

Op grond van eigen waarnemingen, op grond van de ervaringen
van den hoofdingenieur, den Heer
F. W. E. Spies, èn uit het beeld
der statistieken meen ik deze vraag onvoorwaardelijk bevestigend te
kunnen beantwoorden.

Als arts te Velsen kom ik uit den aard der zaak in zeer vele
gezinnen van hen. die bij het Hoogovenbedrijf zijn betrokken. In
den laatsten tijd bracht ik het gesprek dan dikwijls op de ongevallen-
bestrijding. Hierbij trof het mij. dat de mannen zoowel als de
vrouwen zeer gaarne over dit onderwerp spreken, dat zij weten mee
te praten van de ongevals-formulieren. die worden ingevuld en dat
zij op de hoogte zijn van de meeste veihgheidsmaatregelen, die
worden genomen.

De besten onder de arbeiders zijn er volkomen van overtuigd, dat
het veiligheidswerk voor hen van het grootste belang is. Zij geven
met genoegen hun geld uit voor veiligheidsschoenen en veiligheids-
handschoenen en zij zijn vol lof over het werk van den veiligheids-
ingenieur.

-ocr page 193-

Vol enthousiasme vertelde een der menschen mij, dat in hun
afdeeling het aantal directe meldingen gedurende drie maanden
100% was geweest en dat het aantal verzuim-ongevallen in hun
afdeeling gedurende de laatste jaren zoo prachtig was gedaald. Een
ander vertelde mij van de premie, die hij had ontvangen, omdat hij
een beveiliging had geconstrueerd, en zoo zou ik vele voorbeelden
kunnen noemen.

Speciaal zij, die lid zijn van de Reddingsbrigade oefenen met veel
animo in hun vrijen tijd, om in staat te zijn te helpen, waar dat
noodig mocht blijken. Uit de wijze, waarop niet alleen de hoogere
beambten maar ook de lager geplaatsten mij bepaalde onderdeelen
van het bedrijf uiteenzetten en mij alles lieten zien, wat met het
bedrijf of met de veiligheidsorganisatie samenhangt, en uit de wijze,
waarop ik geholpen werd met de bewerking van mijn onderwerp, is
mij voldoende gebleken, dat de meesten hun arbeid niet beschouwen
als een „noodzakelijk kwaadquot; maar dat zij wel degelijk plezier
hebben in het bedrijf en datgene, wat ermede samenhangt.

Het zou getuigen van gebrek aan werkelijkheidszin, als ik zou
verzwijgen, dat er ook menschen zijn, die weinig belangstelling
toonen en uit wier domme opmerkingen blijkt, dat zij van de onge-
vallenbestrijding nog maar heel weinig begrip hebben. Maar zulke
menschen zullen in elk bedrijf wel voorkomen en ik ben ervan
overtuigd, dat zij verre de minderheid vormen, althans onder het
vaste personeel.

Overigens is het ook goed, te weten, dat er nog veel werk te doen
valt. Was dit niet het geval, dan zou men spoedig gaan verslappen
en dan zou dat, bij den goeden stand, die thans verkregen is, zeer
snel een grooten achteruitgang ten gevolge hebben.

Was dit mijn persoonlijke ervaring, méér waarde hebben voor mij
de mededeelingen van iemand als Ingenieur
Spies. hoofd-ingenieur
der K
.N.H.S. en tevens de veihgheids-ingenieur. die van eenzelfde
zienswijze getuigen.

Vele treffende verhalen, waaruit de medewerking en het enthou-
siasme van het personeel blijkt, weet hij te vertellen.

En ook kon Ingenieur Spies, een terugblik werpend over het tot
stand komen van een moeilijk werk in zijn in het fabrieksblad ge-
plaatst artikel: „Wij repareeren Hoogoven Nr. III — Allen samenquot;
het volgende schrijven:

-ocr page 194-

„Alles is zooveel eenvoudiger en vanzelfsprekender geworden dan
vroeger. Oefening en ervaring hebben van tuinders, polderjongens
en allerhande andere beroepen geroutineerde hoogovenvakarbeiders
gemaakt. En niet alleen dat — zij zijn veilig arbeidende menschen
geworden. Er zijn haast geen opmerkingen op de wijze van werken
noodig geweest. Een ieder droeg zijn veihgheidshelm, zijn gordel,
gasmasker, bril, veiligheidsschoenen en alle andere beschermings-
middelen, zonder dat er hiervoor speciaal opdracht moest worden
gegeven. Het is dan ook zoo prachtig, te kunnen vaststellen, dat dit
werk — afgezien van enkele onbeduidende schrammetjes — zonder
ongeval is verloopen. En dat bij een werkploeg van driehonderd
arbeiders onder volkomen van het normale bedrijf afwijkende om-
standigheden.quot;

Zijn dit alle meer subjectieve meeningen, zuiver objectieve ge-
gevens kan men vinden in de statistieken.

Reeds bij de bespreking van de statistieken van de K.N.H.S.
heb ik gewezen op verschillende verbeteringen die vielen te con-
stateeren:

10. Daling van het aantal verzuim — (dus ernstige!) ongevallen,
zoowel absoluut als relatief.

2quot;. Zeer belangrijke daling van het aantal te late meldingen en
daardoor van het aantal infecties.

3quot;. Daling tot bijna volkomen afwezig zijn van het aantal on-
gevallen door het inademen van giftige gassen.

4quot;. Daling van het aantal ongevallen, veroorzaakt door onacht-
zaamheid, roekeloosheid, gebrek aan gevoel voor orde en netheid
en door onverschilligheid, dus veroorzaakt door een slechte menta-
liteit ten opzichte van de veiligheid.

Ik moet er nogmaals de aandacht op vestigen, dat gedurende de
eerste jaren van de statistieken de veiligheidspropaganda haar werk
reeds was begonnen. Voordat de statistieken werden bijgehouden,
was de toestand veel ongunstiger, maar de cijfers ontbreken.

Ik heb er al op gewezen, dat het werk voor de veiligheid niet de
eenige factor is, die invloed uitoefent op de statistiek van het
Hoogovenbedrijf. De gecompliceerdheid van het bedrijf maakt, dat
vele invloeden in tegengestelde richting werken.

Immers het bouwen, de grootere drukte, de vele reparaties, en de
inbedrijfstelling van de Buizengieterij hebben uit den aard der zaak

-ocr page 195-

een ongunstigen invloed op de cijfers der statistieken, waardoor het
avans, verkregen door de veiligheidspropaganda, ten deele weer
verloren gaat.

Om een juister beeld te krijgen van wat er door veiligheidsmaat-
regelen kan worden bereikt, is het noodig, dat men de statistieken
nagaat van een bedrijf, dat in den loop der jaren op vrijwel dezelfde
wijze heeft gewerkt, waar het aantal leden van het personeel
ongeveer gelijk is gebleven en waar geen bijzondere afwijkingen
van het normale verloop in eenig jaar hebben plaats gevonden.

Zulk een bedrijf is een der maatschappijen die de bijproducten
van het Hoogovenbedrijf verwerkt, n.1.: de Mekog. Aangezien de
Mekog met de Hoogovens de veihgheids-organisatie deelt, is het
werk voor de veiligheid bij
de Mekog hetzelfde als bij de K.N.H.S.
Afgezien van enkele minder belangrijke wijzigingen en verbou-
wingen, is het bedrijf sedert het in werking werd gesteld, ongeveer
gelijk gebleven.

Daar ik de statistieken van de K.N.H.S. uitvoerig heb besproken,
zal ik van de Mekog alleen datgene vermelden, wat van belang is
voor het verloop van het aantal ongevallen in de jaren, dat er
statistieken zijn samengesteld.

Letten wij in Statistiek I van de Mekog op het aantal eerste
meldingen, dan blijkt dat te zijn in 1931—'32: 665, met een aantal
verzuim-ongevallen van 101.

Het volgend jaar (1932—'33) is het aantal eerste meldingen
hooger geworden, n.1. 715, doch het aantal verzuimongevallen lager.
Hierbij hebben wij dus te maken met een betere melding van de
lichte ongevallen, hetzelfde verschijnsel dat wij zoo duidelijk zagen
bij de Hoogovens.

De volgende jaren echter vinden wij eerst een langzame en
daarna een snelle daling van het aantal eerste meldingen. Dat de
oorzaak daarvan niet moet worden gezocht in een minder consequent
bezoek aan de verbandkamer, bewijst wel de nóg sterkere daling
van het aantal verzuim-ongevallen.

Wij mogen dus aannemen, dat het aantal eerste meldingen in
1937—38 niet alleen veel geringer is dan dat in 1931—'32, maar
dat de ongevallen gemiddeld in 1937—'38 bovendien veel minder
ernstig waren. Een bewijs hiervoor is het hooger percentage on-

-ocr page 196-

gevallen, waarvan slechts éénmaal behandeling noodig is geweest
in de verbandkamer gedurende de laatste jaren.

Evenals bij het Hoogovenbedrijf vertoonen de cijfers voor de
vaste arbeiders een veel regelmatiger verloop dan die van de losse,
doch opgemerkt dient te worden, dat het
aantal losse arbeiders bij
de Mekog zeer gering is, zoodat het toeval hier een groote rol speelt.

De relatieve cijfers, te weten het aantal ongevallen der vaste
arbeiders per 100 arbeiders en het aantal ongevallen van de vaste
arbeiders per 10.000 gewerkte uren, verloopen op soortgelijke wijze,
maar aangezien het aantal arbeiders in de jaren 1933—'35 is afge-
nomen, vertoonen de
relatieve cijfers het meest ideale verloop, dat
wij kunnen wenschen, n.l: eerst een stijging van het totale aantal
ongevallen (dus: betere melding), doch daling van het aantal
verzuim-ongevallen en later eveneens daling van het totaal aantal,
met nóg sterkere vermindering van het aantal verzuim-ongevallen.

Onderstaande cijfers, welke de getallen van Statistiek III van
de Mekog zijn, geven een overzicht omtrent de aanmelding
aan de verbandkamer van de ingeschreven ongevallen:

Hiervan losse

b. Per
100

2. Te iaat gemeld

Infecties

Totaal

Per 100

Totaal

Per 100

154 (32)

35 (32)

30 (7)

6.8 ( 7.2)

149 (32)

28 (36)

33 (1)

6.4 ( 1.1)

123 (20)

20 (44)

23 (6)

4.6 (14.3)

48 ( 3)

8 ( 7)

11 (1)

2.2 ( 2.5)

17 ( 5)

6 (25)

3 (1)

!•-( 5.9)

15 ( 2)

6 (17)

2

0.9

6 (-)

3 ( 0)

3 (2)

1.3 (14.3)

1. Op tijd gemeld

a. Ab-
soluut

b. Per
100

a. Ab-
soluut

Boekjaar

1931-'32

1932-'33

1933-'34

1934-'35

1935-'36

1936-'37

1937-'38

292(69)
374(58)
379(25)
459(38)
290(15)
227(10)
227(14)

65 ( 68)
72 ( 64)
80 ( 56)
92 ( 93)
94 ( 75)
94 ( 83)
97(100)

17( 5)
46(12)
74( 3)
12( 1)
35 ( 2)
34(-)
53 ( 4)

81 ( 83)
71 ( 86)
86 ( 75)
80(100)
92 ( 67)
92 ( -)
96(100)

Wij zien hieruit, evenals dat bij de Hoogovens het geval is, weer
een enorme daling van het percentage te laat gemelde ongevallen en
als gevolg daarvan daling van het percentage der geïnfecteerde
wonden. De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven weer het
aantal verzuim-ongevallen aan.

In rubriek VII vindt men een overzicht van het aantal ongevallen
naar de oorzaak. Hier zien wij' een stijging van het percentage

-ocr page 197-

ongevallen door „stootenquot;. Dit wijst er op, dat de melding beter
geweest is, want de letsels, veroorzaakt door zich te stooten zijn in
het algemeen licht.

De daling van het aantal ongevallen door zuren en andere
bijtende substanties, welke in een bedrijf als de Mekog in zoo
groote hoeveelheid aanwezig zijn, wijzen op een betere beveiliging
en op veihger werken.

Ook hier is het aantal ongevallen, veroorzaakt door het inademen
van giftige gassen, gedurende de laatste jaren zeer gering.

De daling van het aantal ongevallen in de rubrieken ƒ, (vallen,
uitglijden, misstappen),
K, (struikelen over vaste voorwerpen), L
(struikelen over in den weg hggende voorwerpen), M, trappen of
grijpen in planken met spijkers),
P, (vallende, omvallende of af-
hangende voorwerpen), Q, (uitglijden van ladders), wijst op
grootere oplettendheid, grootere voorzichtigheid en grootere netheid
bij de arbeiders.

Ook hier is het aantal ongevallen, veroorzaakt door het be-
zwijken van machines, werktuigen en stellingen
{N en O) ge-
durende de laatste jaren zeer gering, hetgeen wijst op een goeden
toestand van de outillage der fabriek.

Slechts één keer is een ongeval voorgekomen door stoeien.

Ook het aantal ongevallen op weg van en naar de fabriek vertoont
een tendenz tot daling.

Bij bespreking van Statistiek VIII zien wij het aantal verwondin-
gen en kneuzingen eerst toenemen en later dalen, doch het laatste
in minder sterke m.ate dan de andere letsels, wat weer in verband
staat met de betere melding.

Sinds 1935 zijn veihgheidshandschoenen ingevoerd bij de Mekog
en in tegenstelling met wat de cijfers van het Hoogovenbedrijf
vertoonen, zien wij hier wèl een afneming van het aantal ongevallen
met letsels aan handen en vingers.

Was bijvoorbeeld het totaal aantal ongevallen met letsels van arm
en hand en vingers in 1933—'34: 337 en in 1934_'35: 344, in

1935—'36,nbsp;het jaar, waarin de eerste proeven met veiligheidshand-
schoenen werden genomen, daalde dit aantal reeds tot 209, in

1936—'37nbsp;is het 162 en in 1937—38: 149. Ook het aantal verzuim-
ongevallen, ten gevolge van verwondingen aan vingers en hand
daalde merkbaar, zij het uit den aard der zaak minder sterk.

-ocr page 198-

Het aantal verwondingen aan voet en teenen zien wij van
1936—'37 op 1937—'38 enorm dalen (pas in 1937 begon men
hier namelijk meer algemeen veiligheidsschoenen te dragen).

Het aantal brandwonden zien wij duidelijk afnemen; ook dit is
mede te danken aan de invoering van veiligheidshandschoenen.

Het aantal fracturen, hoewel in de eerste drie jaren al zeer laag,
is in de laatste jaren nihil.

Tot slot geef ik enkele cijferreeksen weer uit Statistiek IX van
de Mekog, welke betrekking hebben op het aantal verzuimdagen.
Daar het aantal tewerkgestelde losse arbeiders bij de Mekog gering
is, plaats ik alleen de cijfers van de vaste arbeiders. De prachtige
daling van het totaal aantal verzuimdagen, zoowel absoluut als
relatief spreekt voor zichzelf:

Aantal verzuimdagen bij de Mekog:

Totaal aantal

Aantal verzuim
dagen per 100
arbeiders per periode

Aantal dagen ver-
zuim per verzuim
ongeval

1931-'32

1.348

30.6

14.4

1932-'33

1.119

29.2

1 14.4

1933-'34

775

21.7

18.1

1934-'35

422

12.7

10.8

1935-'36

278

9.0

16.8

1936-'37

172

5.8

13.7

1937-'38

90

3.1

j 10.9

In het algemeen kunnen wij dus vaststellen, dat het verloop der
ongevallenstatistieken bij de Mekog bijzonder fraai is.

Ook bij de Hoogovens geeft de loop der cijfers reden tot groote
tevredenheid, doch, zooals ik reeds heb gezegd, dit zou in nog veel
sterkere mate het geval zijn geweest, indien er statistieken aanwezig
geweest zouden zijn over de eerste jaren, dat het bedrijf in werking
was.

Met dit al meen ik echter ten volle te hebben kunnen aantoonen,
dat men met de organisatie van de ongevallenbestrijding bij de
K.N.H.S., Mekog en Cemij op den goeden weg is.

-ocr page 199-

SAMENVATTING.

Dit proefschrift beoogt een bijdrage te leveren tot de kennis van
de maatregelen, welke door werkgevers en werknemers genomen
kunnen worden, om het aantal ongevallen en den ernst der gevolgen
van ongevallen in de bedrijven te doen verminderen.

De statistieken en de veiligheidsmaatregelen van het Hoogoven-
bedrijf te IJmuiden vormden hiervoor het belangrijkste studiemate-
riaal, doch daarnaast werden vele gegevens benut, welke door
verschillende Nederlandsche grootbedrijven werden verstrekt.

Het verbeteren van den veihgheidstoestand komt niet alleen op
directe wijze aan den werknemer en den werkgever ten goede
maar bovendien helpt het mede aan de bevordering van een goede
verstandhouding tusschen werknemer en werkgever.

In het eerste, algemeene gedeelte wordt een samenvattend over-
zicht gegeven, van de factoren welke van invloed zijn op het
aantal ongevallen en hunne beteekenis, terwijl in aansluiting
hieraan de maatregelen worden nagegaan, welke deze factoren in
gunstigen zin kunnen beïnvloeden.

De aard van het bedrijf, de beveiliging der machines, de kwali-
teit der gereedschappen, de vakbekwaamheid der arbeiders en de
hygiënische toestand van de werkplaats, waartoe behooren de
temperatuur, de ventilatie en de verlichting, zijn in dit opzicht van
groote beteekenis.

De invloeden van het arbeidstempo en de vermoeidheid van den
arbeider zijn nog onzeker.

Het aantal ongevallen hangt ten nauwste samen met de onder-
linge verstandhouding, die er heerscht tusschen hen, die bij een
onderneming betrokken zijn, en met de mentaliteit die er heerscht
ten aanzien van het veiligheidsvraagstuk. De maatregelen, welke
kunnen leiden tot verbetering van de laatste, worden behandeld

Na de exogene factoren worden de individueele factoren nage-
gaan. De lichamelijke en psychische toestand en de leeftijd van den
werknemer zijn van grooten invloed, evenals de duur van het
dienstverband.

-ocr page 200-

Persoonlijke aanleg voor ongevallen komt voor; uit een voor-
dracht van Dr.
Lubsen blijkt echter, dat deze aanleg niet door
eenvoudige tests is vast te stellen.

De maatregelen, om den ernst van de gevolgen van ongevallen,
die hebben plaats gehad, te beperken, worden besproken.

Door de gegevens van de Kon. Mij. „De Scheldequot; te Vlissingen
wordt het groote nut van het inrichten van een doelmatige
fabrieksverbandkamer en van het aanstellen van een fabrieks-
arts in dit proefschrift bewezen.

Op het nut van het bijhouden van ongevallenstatistieken wordt
de nadruk gelegd. Gewezen wordt op het belang, pm ook die
ongevallen, waarvan de gevolgen van weinig beteekenis zijn, in de
statistieken op te nemen. Van enkele bedrijven wordt de wijze,
waarop daar statistieken worden samengesteld, behandeld.

Het tweede gedeelte van de dissertatie handelt vrijwel uitsluitend
over de Hoogovens en haar nevenbedrijven. Om den inhoud van
dit gedeelte te verduidelijken wordt een korte beschrijving gegeven
van de ontwikkeling, de inrichting en de werking van deze bedrijven.
Gewezen wordt op de gevaren, waarmede in elke afdeeling rekening
moet worden gehouden.

De wijze, waarop bij het Hoogovenbedrijf de statistieken, die
destijds door den Heer
G. S. K. Blaauw zijn ontworpen, onder zijn
leiding tot stand komen, wordt beschreven.

De cijfers van de ongevallenstatistieken der laatste tien jaren van
het Hoogovenbedrijf, welke zijn weergegeven, leiden onder meer
tot de volgende conclusies:

Het aantal ingeschreven ongevallen is in den loop der jaren toe-
genomen, doordat thans ook de zeer lichte letsels in de verband-
kamer worden behandeld.

Het aantal verzuim-, dus ernstige ongevallen is daarentegen
belangrijk afgenomen, dank zij de veihgheidsmaatregelen.

Dank zij de propaganda om ongevallen direct te melden is het
aantal te late meldingen zeer sterk verminderd.

Het aantal infecties is recht evenredig met het aantal te late
meldingen.

Het aantal ongevallen als gevolg van een slechte mentaliteit ten
opzichte van de veiligheid is zeer sterk gedaald.

Het aantal ongevallen per 10.000 gewerkte uren is bij de

-ocr page 201-

losse arbeiders ongeveer het dubbele van dat der vaste arbeiders.

Het aantal ongevallen per 10.000 werkuren neemt af met den
leeftijd.

De organisatie van den veihgheidsdienst, waartoe behooren:
de verbandkamers, de gasbeschermingsdienst, de brandweer, de
reddingsbrigade en de alarmeeringsdienst, wordt beschreven.

De gebruikte beveiligingsmiddelen hebben hun nut bewezen. Zoo
kon onder meer worden vastgesteld, dat veiligheidshelmen gedurende
de 3 laatste jaren in 7 gevallen een zeer ernstig letsel hebben voor-
komen, terwijl door een veiligheidsgordel tweemaal een menschen-
leven werd gered.

Naast de materieele zijde heeft het werk voor de veiligheid een
geestelijke zijde, welke van minstens evenveel belang wordt geacht.
De veiligheidsgedachte moet steeds levendig worden gehouden en
dit moet juist tijdens het werk gebeuren. Het werk voor de veihgheid
staat niet naast het andere werk, maar vormt er een onverbrekelijk
onderdeel van.

Bovendien kan bij de opvoeding tot veihg werken gebruik worden
gemaakt van speciaal daarvoor dienende maatregelen. Sinds 1927
zijn er bij de Hoogovens Veiligheidscommissies ingesteld, waarvan
het werk prachtige resultaten heeft opgeleverd. Uitvoerig wordt de
werkwijze dezer commissies besproken. Door in de commissies vele
leden te benoemen, die na twee jaren moeten aftreden, wordt
getracht zoo veel mogelijk personen met het actieve veiligheidswerk
in aanraking te brengen. Vier malen werden veiligheidsdagen ge-
organiseerd. Om te toonen welke mogelijkheden bij het samenstellen
van een programma hiervoor open staan, wordt een kort verslag
gegeven. Het bedrijf beschikt over een eigen Veiligheidsmuseum;
de inrichting daarvan wordt beschreven.

Om na te gaan, of deze vele maatregelen succes hebben gehad,
worden onder meer de statistieken van het nevenbedrijf, de
MEKOG weergegeven. De inrichting, de werkzaamheden en het
aantal werklieden zijn in dit bedrijf, in groote tegenstelling met het
Hoogovenbedrijf, in den loop der jaren vrijwel gelijk gebleven. De
cijfers van deze statistieken hebben een bijzonder gunstig verloop.
Als voorbeeld moge dienen, dat het aantal verzuimdagen ten gevolge
van ongevallen van 1348 in 1931—'32 is gedaald tot 90 in
1937—38.

-ocr page 202-

RESUME.

Cette thèse a pour objet de fournir une contribution aux con-
naissances des mesures, qui peuvent être prises par les patrons et
les ouvriers pour réduire le nombre des accidents et les suites
déplorables des accidents de métier.

Les statistiques et les mesures de sûreté des Hauts Fourneaux
(Hoogovenbedrijf) à IJmuiden donnaient pour cela les principaux
matériaux, tandis que plusieurs industries néerlandaises fournirent
beaucoup d'informations.

Le perfectionnement de la sûreté ne protège non seulement
directement l'ouvrier et le patron, mais est aussi favorable à une
bonne collaboration entre patron et ouvrier.

La première partie générale donne un précis des faits qui in-
fluencent les accidents et leur importance et puis des mesures qui
peuvent avoir une influence favorable à ces faits.

La nature du métier, la protection des machines, la qualité
des outils, l'fhabilité de métier des ouvriers et la situation hygiéni-
que de l'usine, c'est-à-dire la température, la ventilation et
l'éclairage sont de grande importance.

Le nombre des accidents tient de près à l'intelhgence de ceux
qui appartiennent à une entreprise, et à la mentalité qui domine
en rapport au problème de la sûreté. Les mesures qui peuvent
favoriser cette mentalité sont stipulées.

Après les faits exogènes les faits individuels sont stipulés. L'état
physique et mental et l'âge de l'ouvrier sont très importants, ainsi
que la durée du service.

Disposition personnelle pour les accidents existe; cependant, il
paraît d'un exposé de Dr.
LuBSEN' que cette disposition ne peut
pas être posée par des simples tests.

Les mesures sont traitées, qui diminuent les suites des accidents.

Les informations données par la Société Royale (Kon. Mij.)
De Schelde, à Flessingue rendent preuve de la grande utilité de
l'installation d'une chambre à panser convenable et la nomination
d'un médecin de fabrique.

-ocr page 203-

La deuxième partie de l'essai parle presque exclusivement des
Hauts Fourneaux et ses dépendances. Pour expliquer cette partie
une description courte est donnée du développement, l'installation
et l'action de ces usines. Les dangers sont démontrés, avec lesquels
on doit compter.

La manière, à laquelle les statistiques du Hoogovenbedrijf,
projetées par Mr.
G. S. K. Blaauw. sont formées sous sa direc-
tion, est aussi décrite.

Les chiffres des statistiques d'accidents des derniers dix ans
du Hoogovenbedrijf. mènent entre autres aux conclusions sui-
vantes:

Le nombre des accidents est agrandi dans le cours des années,
parce que aujourd'hui aussi les blessures très légères sont trac-
tées dans la chambre à panser.

Le nombre des accidents graves a diminué fort, grace aux
mesures de sûreté.

Par la propagande pour annoncer les accidents immédiatement,
le nombre des annonciations trop tardées a diminué beaucoup.

Le nombre des infections est proportionné droit au nombre
des annonciations tardées.

Le nombre des accidents comme résultat d'une mentalité mau-
vaise à l'égard de la sûreté a diminué beaucoup.

Le nombre des accidents par 10.000 heures de travail forme
chez les ouvriers libres à peu près le double de celui des ouvriers
liés.

Le nombre des accidents par 10.000 heures de travail diminue
selon l'âge.

L'organisation du service de sûreté, c'est-à-dire les chambres
à panser, le service de protection contre le gaz. le corps des pom-
piers. le brigade de sauvetage et le service d'alarme est traité
aussi.

Les instruments de sûreté ont prouvé leur utilité. On pouvait
démontrer entre autres que les casques de sûreté dans trois années
en sept cas ont prévenu des blessures dangereuses, tandis qu'une
ceinture de sûreté deux fois sauva la vie d'un homme.

Outre le côté matériel le travail pour la sûreté a aussi un
côté spirituel qui est au moins d'autant d'importance. L'idée

-ocr page 204-

de la sûreté doit être ranimée toujours et le plus en^ travaillant.
Le travail pour la sûreté n'existe pas à côté de l'autre travail, mais
en forme une partie inséparable.

En outre il y a des mesures qui y servent spécialement. Depuis
1927 on a installé aux Hoogovens des Comités de Sûreté, qui
ont eu des résultats magnifiques. La manière d'outillage de ces
comités est traitée amplement. Les comités ont plusieurs membres
qui doivent se démettre après deux ans, on veut par cela faire
connaissance tant de personnes que possible avec le travail de
sûreté. On a organisé quatre fois des jours de sûreté. Pour mon-
trer quelles possibilités existent en formant un programme, on
donne un résumé bref.nbsp;'

L'usine a un musée de sûreté, dont on décrit la disposition.
Pour s'informer si toutes ces mesures ont eu du succès, on
donne entre autres les statistiques de la dépendance le MEKOG.
La disposition, le travail et le nombre des ouvriers sont restés
égaux, en grande contraste avec le Hoogovenbedrijf. Les chiffres
de ces statistiques s'écoulent très favorablement, par exemple le
nombre des jours perdus à cause d'accidents de 1348 en 1931—'32
a diminué jusqu'à 90 en 1937—'38.

-ocr page 205-

ZUSAMMENFASSUNG.

Diese Dissertation will einen Beitrag liefern zur Kenntnis der
Masznahmen, welche von Arbeitnehmern und Arbeitgebern ge-
nommen werden können, um die Zahl der Unfälle und deren Folgen
zu vermindern.

Die Statistiken und die Sicherheitsmasznahmen des Hochofen-
betriebes zu IJmuiden (Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en
Staalfabrieken) bildeten hierzu das wichtigste Studienmaterial;
jedoch wurden auch die Angaben mehrerer anderer Grossbetriebe
benutzt.

Die Verbesserung des Sicherheitszustandes kommt nicht nur
direkt Arbeitnehmern und Arbeitgebern zugute, aber ausserdem
befördert sie das gute Einverständnis zwischen beiden.

In dem ersten, allgemeinen Teil wird eine kurzgefasste Übersicht
gegeben von den Faktoren, welche Einflusz ausüben auf die Zahl
der Unfälle und deren Wichtigkeit. Im Anschluss hieran werden
die Masznahmen besprochen, welche die Faktoren günstig be-
einflussen.

Die Art des Betriebes, die Sicherung der Maschinen, die
Quahtät der Werkzeuge, die Fachkunde der Arbeiter und die
hygienische Einrichtung der Werkstätten, wozu gehören die
Temperatur, die Belüftung und die Beleuchtung sind zu diesem
Zweck von grosser Wichtigkeit.

Die Einflüsse des Arbeitstempos und der Ermattung des Arbeiters
sind noch ungewiss.

Die Zahl der Unfälle hängt stark ab von der Zusammenarbeit
aller, die in einem Betrieb beschäftigt sind und der allgemeinen
Auffassung bezüglich der Unfallverhütungsfrage. Die Masznahmen
welche derselben führen können zur Verbesserung werden be-
sprochen.

Nach den exogenen Faktoren werden die individuellen untersucht.
Die körperlichen und psychischen Verhältnisse und das Alter des
Arbeiters sind von grosser Wichtigkeit, ebenso wie die Dauer des
Dienstverbandes.

-ocr page 206-

Persönliche Anlage für Unfälle kommt vor; aus einer Verhand-
lung von Dr.
LuBSEN ergibt sich aber, dass diese Anlage nicht durch
einfache Prüfungsexperimente ist festzustellen.

Die Masznahmen um die nachteiligen Folgen der Unfälle zu ver-
mindern werden beschrieben.

Die Informationen der Koninklijke Maatschappij De Scheide in
Vlissingen werden benutzt, um die Wichtigkeit eines in der Fabrik
gelegenen Verbandraumes und die Anstellung eines Fabrikarztes
zu beweisen.

Auf den Nutzen der Unfallsstatistiken wird Nachdruck gelegt.
Auch wird hingewiesen auf die Notwendigkeit, um die leichten
Unfälle in die Statistiken aufzunehmen.nbsp;'

Von einigen Betrieben wird der Aufbau der Statistiken erläutert.

Der zweite Teil der Dissertation behandelt beinahe ausschliesslich
das Hochofenwerk und dessen Nebenbetriebe.

Um den Inhalt dieses Teiles zu verdeutlichen, wird eine kurze
Beschreibung der Entwicklung, der Einrichtung und der Arbeits-
weise dieses Betriebes gegeben. Gewiesen wird auf die Gefahren,
welche in den verschiedenen Abteilungen drohen.

Es wird beschrieben wie die Statistiken des Hochofenwerkes
entstanden und unter der Leitung des Herrn
G. S. K. Blaauw
weiter entwickelt wurden.

Die Ziffer der Unfallstatistiken der letzten zehn Jahren des
Hochofenbetriebes, führen u.a. zu den folgenden Schlussfolge-
rungen:

Die Zahl der eingeschriebenen Unfälle ist im Lauf der Jahre
zugenommen, weil jetzt auch sehr leichte Verwundungen im Ver-
bandzimmer behandelt werden.

Die Zahl der Unfälle mit Arbeitsunfähigkeit ist dagegen infolge
der Sicherheitsmasznahmen stark abgenommen.

Infolge des steten Hinweises auf die Wichtigkeit der Behandlung
scheinbar geringer Verletzungen ist die Zahl der zu späten An-
meldungen beim Werksverbandzimmer und damit die Zahl der
Infektionen stark zurückgegangen.

Die Zahl der Unfälle infolge verkehrter geistiger Einstellung
gegenüber den Fragen der Unfallverhütung ist vermindert.

Die Zahl der Unfälle pro 10.000 Arbeitsstunden ist bei
Gelegenheitsarbeitern (z.B. Hafenreserve) ungefähr das Doppelte

-ocr page 207-

von der Zahl der in dauerndem Dienstverband angestellten
Personen.

Die Zahl der Unfälle pro 10.000 Arbeitsstunden nimmt mit
zunehmendem Alter ab.

Die Organisation des aktiven Sicherheitsdienstes, also des
Gasschutzes, der Feuerwehr, der Rettungsbrigade, des Verband-
raumes usw. wird beschrieben.

Die vorgeschriebenen Sicherheitsmittel haben ihren Nutzen be-
wiesen. So konnte festgestellt werden, dass Sicherheitshelme
während der letzten drei Jahre in sieben Fällen sehr gefährhche
Verwundungen verhütet haben, während durch Sicherheitsgurte
zweimal ein Menschenleben gerettet wurde.

Neben der materiellen Seite hat die Arbeit für Sicherheit auch
eine moralische Seite, welche mindestens ebenso wichtig ist. Der
Sicherheitsgedanke musz stets lebendig gehalten werden, und dies
musz besonders bei der Arbeit geschehen. Die Arbeit für die Unfall-
verhütung musz nicht neben den technischen Aufgaben des Tages
stehen, sondern mit diesen ein untrennbares Ganze bilden.

Auszerdem können bei der Erziehung des Arbeiters besonders
dazu dienende Masznahmen verwendet werden. Seit 1927 sind beim
Hochofenwerk Sicherheitskommissionen ernannt, deren Arbeit
ausgezeichnete Erfolge gehabt hat.

Ausführlich wird die Arbeitsweise dieser Kommissionen be-
handelt. Durch geeigneten Wechsel der Mitglieder, die zwei Jahre
lang Sitzung haben, werden im Laufe der Zeit alle Belegschafts-
angehörige mit der Arbeit für die Unfallverhütung vertraut
gemacht.

Jährlich werden besondere Werkstagungen abgehalten, welche
sich ausschliesslich mit Fragen der Sicherheit verfassen. Um zu
zeigen, welche Möglichkeiten beim Entwurf eines Programmes zu
verwenden sind, wird eine kurze Zusammenfassung gegeben. Der
Betrieb verfügt über ein Sicherheitsmuseum. Die Einrichtung
hiervon wird beschrieben.

Am Schlusz der Abhandlung wird der Verlauf der durch
Sicherheitsmasznahmen erzielten Ergebnisse an einem Beispiel
erläutert.

Zu diesem Zweck ist ein Nebenbetrieb des Hochofenbetriebes,
die Stickstoffabrik — MEKOG — gewählt worden. Die Ein-

-ocr page 208-

richtung, die Arbeitsweise und die Zahl der Arbeiter sind in diesem
Betrieb, im Gegensatz zum Hochofenbetrieb, im Lauf der Jahre
nahezu unverändert gebheben.

Die Ergebnisse dieser Statistiken haben einen besonders günstigen
Verlauf. Zum Beispiel is die Zahl der Feierschichten infolge von
Unfällen von 1348 in
1931—'32 vermindert auf 90 in 1937_'38.

-ocr page 209-

SUMMARY.

This dissertation aims at contributing to the knowledge of the
measures, which can be taken by employers and labourers to
diminish the number of accidents and the serious consequences of
accidents.

The statistics and the safety-measures of the Hoogovenbedrijf at
IJmuiden formed the principal material for study, but many inform-
ations are used, produced by several Dutch trades.

The improvement of the safety is favourable not only for
employers and labourers, but also it is profitable for the good
understanding between employers and labourers.

In the first, general part a concise story is given about the means
that influence the number of accidents and its importance, while in
connection herewith the measures are studied, which can favourise
these means.

The nature of the trade, the safeguarding of the engines, the
quality of the instruments, the fitness of the labourers and the
hygienic state of the workship, a.o. the temperature, the ventilation
and the illumination are of great importance.

The influence of the workingtempo and the fatigue of the
labourers are yet uncertain.

The number of accidents is particularly connected with the
understanding that exists between those, who are related to the
enterprise, and with the meaning about the safety-problem. The
measures which can improve the ideas are treated.

After the judgement about the exogene means, the individual
factors are treated. The physical and psychical state and the age
of the labourer are of great influence, as much as the time spent
in service.

Personal disposition for accidents exists; after a lecture of
Dr.
Lubsen it seems however, that this disposition not is to be
established by means of simple tests.

The measures to diminish the dangerous results of the accidents,
are also treated.

-ocr page 210-

The informations of the Koninklijke Maatschappij De Schelde at
Flessingue, prove the utility of a convenable bandageroom and a
physician.

The necessity of statistics of accidents is emphasized, and also
it is of importance to inserate in the statistics those accidents, of
which the consequences are but shght.

Of some enterprises the manner is pubhshed in which the
statistics are composed there.

The second part of the dissertation treats almost exclusively the
Hoogovens and their fihal-enterprises. To explain the contents of
this part a short description is given of the development, the
disposition and the working of these enterprises. The ^langers are
treated, which occur in each section.

The manner is described, how the statistics of the Hoogoven-
bedrijf, projected by Mr.
G. S. K. Blaauw, are composed under
his direction.

The figures of the statistics for accidents of the latest ten years
of the Hoogovenbedrijf, which are produced here, lead a.o. to the
conclusions:

The number of enhsted accidents had increased in the course of
the years, because the shght injuries are also treated in the
bandageroom.

The number of serious accidents has much decreased owing to
the safety-measures.

Owing to the propaganda for immediately giving notice of
accidents the number of late notices has much decreased.

The number of infections is direct proportional to the number of
late notices.

The number of accidents owing to a bad understanding of the
safety has very much diminished.

The number of accidents per 10.000 working hours is almost the
double with the occasionals to that of the engaged labourers.

The number of accidents decreases after the age of the persons.

The organisation of the safety-service, a.o. the bandagerooms,
the service for protection against gas, the firebrigade, the salvation-
brigade and the alarm-service are treated.

The used safety-means have proved there profit. So for instance
the safety-helmets have prevented during the last three years in

-ocr page 211-

seven cases very dangerous consequences, while by means of a
safety-belt two persons were saved from death.

Besides the material side the work in behalf of the safety has
also a spiritual influence, which is of no less importance. The idea
of safety must always be enlivened and this must be favorised
during the work of the hands. The advancement of safety is not
placed beside the other work, but it is an unseparable part of it.

Besides there is the possibility of profiting the special measures.
Since 1927 there are safety-boards at the Hoogovenbedrijf, which
have produced excellent results. The disposition of them is treated
in details. By appointing in these boards several members, who
must leave after two years, it is possible that many persons make
acquaintance with the active safety-service. Safety-days were
arranged four times. To demonstrate which possibilities there may
be in composing a programme a short account is given. The plant
disposes of an own safety-museum, the disposition of which is
described.

To make researches after the results of these many measures the
statistics of the filial-enterprise the MEKOG are mentioned. The
disposition, the labour and the number of hands in this enterprise
have not changed in the course of years, in sharp contrast with the
Hoogovenbedrijf.

The figures of these statistics have an exceedingly favourable
progress. For instance, the number of days on which the work was
omitted according to accidents has diminished from 1348 in
1931—32, to 90 in 1937—'38.

-ocr page 212-

LITERATUUR.

Th. AxenfelDT, Lehrbuch und Atlas der Augenheilkunde.

J. G. BantJES, Mr. C. A. A. BloEMARTS en anderen, Leerboek van de Sociale
Hygiëne en van de Sociale Wetgeving.

G. S. K. Blaauw, De economische positie van het Hoogovenbedrijf. (Samen
1929—'30 bldz. 141 en 190.)

--,. Onze strijd tegen het ongevallengevaar. (Samen 1933 bldz. 182.)

--, Veiligheidsdagen 1933. (Samen 1933 bldz. 266.)

--, Leeft de veiligheidsgedachte onder ons? (Samen 1934 bldz. 135.)

--, Verkeersongevallen in 1933. (Samen 1935 bldz. 30.)

-, Veiligheidsdagen 1935. (Samen 1935 bldz. 43.)

---, Dekking van het Ongevallenrisico voor leden van de Brandweer

en de E.H.B.O. (Samen 1937 bldz. 43.)

---, Een uiteenzetting betreffende de voor de arbeiders in te voeren

pensioenregeling. (Samen 1938 bldz. 4.)

J. G. van den Brink, Voordracht gehouden voor het Vilde Nationaal Veiüg-
heids-Congres 1938 te Amsterdam.

Dr. G. C. E. Burger, De fabrieksarts en de bestrijding der ongevallen en hun
gevolgen.
(Voordracht gehouden voor de Afdeeling voor Gezond-
heidstechniek van het Kon, Instituut van Ingenieurs op 10 Juli 1936
te Amsterdam. — ,,De Ingenieurquot; 1936 No. 50.)

Prof. Dr. E. A. D. E. Carp, Psychosen op exogene grondslag en geestelijke
defect'toestanden.

Ir. P. van Delden, De Cementfabriek. (Samen 1932 bldz. 222, Samen 1933
bldz. 1.)

A. DemjweRS, Eerste Hulp bij ongevallen. (Samen 1937 bldz. 88.)

-, Onze Vinkebaanschool. (Samen 1938 bldz. 27.)

De toeneming van het aantal ongevallen. (Artikel in ,,De Risico-bankquot;, Orgaan
der Centrale Werkgevers Risico-Bank te Amsterdam, 1939, bldz. 49.)

DixON, Manual of pharmacologic.

Ir. G. DuVEJES, Mededeelingen gedaan voor de Afdeeling voor Gezondheids-
techniek van het Kon. Instituut van Ingenieurs op 10 Juli 1936 te
Amsterdam — „De Ingenieurquot; 1936 No. 50.)

GarrÉ und Borghard, Lehrbuch der Chirurgie.

Ir. A. B. GARRITSEN, Op naar de 100%. (Samen 1937 bldz. 4.)

-, Ongevallen zijn leerzaam. (Samen 1937 bldz. 81.)

Ir. R. A. Gorter, Veiligheidscommissies. (Verslag Radio-voordrachten 22
December 1929 en 16 Febr. 1930, Samen 1929—'30 bldz. 147 en
193.)

-ocr page 213-

C. DEN HARTOG, Over de beoordeeling van arbeidsgeschikfheid. (Acad. Proef-
schrift Utrecht 1939.)

Rex. B. Hersey, Referaat National Safety News, Aug. 1934.

L. HeyeRMANS, Handeling tot de kennis der beroepsziekten.

R. Höber, Lehrbuch der Physiologie.

Dr. H. VAN DER HOEVEN, Psychiatrie, een handleiding voor juristen en maat-
schappelijke werkers.

Ir. A. H. INGEN Housz, De Stikstofiabriek. (Samen 1929—'30 bidz. 44.)

----, De Cementtabriek. (Samen 1931 bldz. 50.)

--, De plaats van onze fabriek in de huidige crisis. (Samen 1931

bldz. 149.)

--, Onze nieuwe bedrijfsafdeeling De Buizengieferij. (Samen 1935

bldz. 86.)

-, De Ontwikkeling vid K.N.H.S. en de stichting van de Buizen'

gieterij. — (Rede gehouden op 28 Mei 1937 — Verslag „De Inge-
nieurquot; jaarg. 1937.)

---, Luchtbescherming. (Samen 1938 bldz. 69.)

-, Wat kunnen werkgevers en werknemers doen ter bevordering der

veiligheid in hun onderneming? (Voordracht gehouden ter gelegen-
heid van het Vilde Nat. Veiligheids Congres 1938 te Amsterdam.)

Invaliditeitswet 1913. (Bewerkt door Dr. L. LeydeSDGRE.)

Jaarverslag van den Hoofdingenieur der mijnen over het jaar 1937.

Jaarverslagen 1929—1938 van HoogovenStaten.

Jaarverslagen 1927—1938 van het Wenckebachfonds.

Jaarverslagen 1930—1938 der Veiligheids-Commissie voor de mechanische in-
richtingen der Centralen Noord en Oost.

P. C. van der ]agt, Veilig werken. (Wilton-Feyenoord Nieuws Januari 1938.)

-, Veiligheidsschoenen. (Wilton-Feyenoord Nieuws Juni 1938.)

-, Veilig werken. (Wilton-Feyenoord Nieuws Januari 1939.)

Ir. G. A. Kessler, De economische crisis en de invloed daarvan op de Hoog-
ovens en de nevenbedrijven.
(Stenograf. Verslag Rede 28 Jan. 1932
— Samen 1932 bldz. 7.)

-, Sociale en economische kanten van het industrieele grootbedrijf.

(Verslag Rede. Samen 1936 bldz. 15, 27, 39, 56.)

-, Lichtflitsen over verleden en toekomst. (Samen 1936 bldz. 137.)

--, Terugblik 1937. (Samen 1937 bldz. 135.)

-, 1938 (Samen 1938 bldz. 139.)

Franz Koelsch, Handbuch der Berufskrankheiten. Fischer-Jena.

Prof. Dr. J. A. KoRTEWEG, Algemeene Heelkunde (1917).

-, Ongevallen-geneeskunde (1932).

-, Het ongevallen-percentage en de fabrieksdokter. (Ned. Tijdschr.

voor Geneesk. Jaarg. 1917 bldz. 597.)

Dr. C. H. J. Küthe, Voordracht gehouden voor het Vllde Nationaal Veiligheids-
congres 1938 te Amsterdam.

A. van der Linde, De Nederlandsche Hoogovens te IJmuiden.

-ocr page 214-

Dr. J. LubSEN, Aanleg voor ongevallen. (Voordracht, gehouden voor de Af-
deeling voor Gezondheidstechniek van het Kon. Instituut voor
Ingenieurs op 10 Juli 1936 te Amsterdam — „De Ingenieurquot; 1936
No. 50.)

Luchtbeschermingsdienst Hoogovens-Mekog-Cemij.

Maandelijksche Mededeelingen van den Veiligheidsdienst betreïlende Onder-
grondsche ongevallen bij de Staatsmijnen.

M. J. Maas. Alkohol en Bedrijfsveiligheid. (Samen 1934 bldz. 141.)

Dr. Charles H. May en Dr. G. J. SCHOUTE, Beknopt leerboek der Oogziekten.

Ir. A. D. Mesritz en R. C. van Ree, Bedrijfshygiëne en Veiligheidstechniek.

Meyer und Gottlieb, Experimentelle Pharmakologie.

P. de Mink, Onze droge brandbluschapparaten. (Samen 1936 bldz. 6.)

Verslag der werkzaamheden van het Vlle Nationaal Veiligheids-Congres 1938.

Notulen der Vergadering van de Veiligheidscommissies van de K.N.H.S.,
MEKOG en CEMIJ.

Notulen van de 36ste, 37ste en 38ste Vergadering van de Veilig'heidscommissie
van de K.N.S.M.

Het Nut van Veiligheidscommissies. (De Risicobank — Orgaan der Centrale
Werkgeversrisico-bank Jaarg. 1939 bldz. 17.)

Ongevallenstatistiek betreffende het kalenderjaar 1934, samengesteld ter vol-
doening aan de bepaling van artikel 10 der wet op de Rijksver-
zekeringsbank en de Raden van Arbeid.

- betreffende het kalenderjaar 1935.

- betreffende het kalenderjaar 1936.

Ongevallenwet 1921. (Bewerkt door Dr. L. leydesdorf.)

Onze Sociale Instellingen — Zorg voor de veiligheid in onze [abrieken. (Artikel
Februarinummer 1939. In en om de Philipsfabrieken.)

Ir. L, F. Otto, Het buiten-bedrijfstellen van de Proefbuizengieterij. (Samen 1936
bldz. 139.)

__, Wat is staal? (Samen 1939 bldz. 63.)

Dr. Eugene B. PattON, Prevention through Statistics. (The industrial Bulletin
April 1939.)

Dr. P. W. L. PeNRIS, Ingezonden. (Geneesk. Tijdschr. der Rijksverzekerings-
bank 1939 pag. 141.)

W. Prins, Hoe staat het bij ons met de ongevallen? (Samen 1938 bldz. 83.)

Ir. R. ReitSEMA, Hoe maken we staal? (Samen 1939 bldz. 66.)

Ir. A. H. van rood, De Buizengieterij. (Samen 1935 bldz. 131.)

Prof. Dr. G. F. ROCHAT, Oogheelkunde voor den algemeenen arts.

Samen. (Maandblad voor Directie en Personeel van Hoogovens, Mekog en

Cemij.) Jaargang 1—11.

Prof. Dr. W. M. VAN DER SCHEER, Nieuwere inzichten in de behandeling van

geesteszieken.

Ir. F. W. E. Spies, Erts. Kalksteen. Kooks en Ruwijzer. (Samen 1931 bldz. 53
en 100.)

-ocr page 215-

Ir. F. W. E. Spies, Brandweer. (Verslag lezing 5 Sept. '33. Samen 1933 bldz
188.)

■nbsp;, Reparatie — Nieuwbouw — Veiligheid. (Samen 1934 bldz. 224.)

-■-, De strijd fegen het vuur. (Samen 1934 bldz. 290.)

Inleiding Veiligheidsdagen 1935. (Samen 1935 bldz. 27.)
, Wie helpt ons aan ideeën voor het programma voor de „Veilig-
heidsdagen 1936quot;?
(Samen 1935 bldz. 146.)nbsp;^

•-, Werkt veilig — Allen samen. (Samen 1936 bldz. 42.)

-, Veiligheidsdagen 1936. (Samen 1936 bldz. 63.)

-, Ferromangaan. (Samen 1936 bldz. 66.)

---, Halfstok. (Samen 1936 bldz. 127.)

--, Veiligheid vóór alles. (Samen 1937 bldz. 3.)

, Wij repareeren Hoogoven No. UI — Allen samen. (Samen 1937
bldz. 51.)

Ir. W. van der Veqte, De Mekog. (Samen 1933 bldz. 224 en 264. Samen
1934 bldz. 9.)

-, De Banden tusschen onze bedrijven. (Samen 1937 bldz. 27.)

Veiligheidsreglement voor het personeel van Hoogovens, Mekog en Cemij.

Veiligheidswet van 2 Juli 1934.

Veiligheid voor alles. (Uitgave van de N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te
Eindhoven.)

Dr. B. A. G. Veraart, Hoe krijgen we in ons land een betere wondverzorging?
(Geneesk. Tijdschrift der Rijksverzekeringsbank 1939 No. 2.)

P. Verhoog, Veiligheidsdagen 1936. Een terugblik. (Samen 1936 bldz. 75.)

-, Veiligheidsdagen 1938. (Samen 1938 bldz. 111.)

H. M. Vernon, Accidents and their Prevention. (University Press Cambridae
1936.)

Verslag omtrent den Staat der Rijksverzekeringsbank en hare werkzaamheden
in het jaar 1936.

A. H. Vossenaar, Eerste Hulpverleening bij Ongevallen.

-, Hygiëne en Ongevalsgevaar in de Nederlandsche mijnen en haa

medische Dienst.

-, Wenken ten aanzien eener meer doelmatige ongevalsverzorging.

(Voordracht gehouden op het XlXe Natuur- en Geneeskundige
Congres te Maastricht op 6 April 1923.)

G. M. van der Waarden, De Constructiewerkplaats. (Samen 1931 bldz. 283.)

Dr. O. WeHRHEIM, ^/g-emeene beschouwingen over het Hoogovenbedrijf. (Samen
1929—30 bldz. 235. Samen 1931 bldz. 8.)

-, Hoe hef ijzer vloeit. (Samen 1934 bldz. 92.)

-, Hef verschil tusschen hoogoven- en staalovenproces. (Samen 1939

bldz. 64.)

Ir. N. C. Winkel, Beginselen voor de beveiliging bij den arbeid in fabrieken.

(Voordracht gehouden voor de Afdeeling voor Gezondheids-
techniek van het Kon. Instituut van Ingenieurs op 10 Juli 1936 te
Amsterdam — „De Ingenieurquot; 1936 No. 50.)

-ocr page 216-

STELLINGEN.

I.

De veelvuldig verkondigde meening, dat in de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika de veiligheid in de industrieele bedrijven
op een bijzonder hoog peil staat, is onjuist.

II.

De knieschijf speelt geen rol bij de werking van het strekapparaat
van het kniegewricht; indien een fractuur van de patella is ontstaan,
welke operatief ingrijpen noodzakelijk maakt, is de beste therapie
haar te verwijderen.

III.

De bepaling van de bezinkingssnelheid der roode bloedlichaampjes
volgens de micromethode van
BuRGER verdient in de huispraktijk
bijzondere aanbeveling.

IV.

Het folhkelhormoon kan de oorzaak zijn van hypersecretie der
cervix en van erosies der portio uteri.

(Americ. Journ. of Obstetr. and Gynec. — June 1939).

V.

Sondage van het cervicaalkanaal is een waardevol hulpmiddel bij
de behandeling van de vrouwelijke steriliteit.

-ocr page 217-

life

mm

-ocr page 218-
-ocr page 219-

■ S-

/-ii

.■■'ifeV;

■'quot;'■Vî'

-jX

; ■-rTi- 'r-, - ■ - ■/i-.v inbsp;■ ^ ^ /i-i v-i ';.»/;-^..

-ocr page 220-

f
A

Si®®'»'

e f

w

îT-

»» t

i