RAPPORT.
|
|||
RAPPORT DER KOMMISSIE,
|
||||||||||
-IN DATO 20 MKI 1851
|
||||||||||
DOOR DEN KONING BENOEMD ,
|
||||||||||
TUK KËKAMING EN
|
||||||||||
OPGAVE DER MIDDELEN TOT HERSTEL
|
||||||||||
NATIONAAL TOONEEL.
|
||||||||||
AMSTERDAM .
J. NOORDENDORP
1851. |
||||||||||
GKDKUKT BIJ DE ERVEN H. VAN MÜNSXKE & ZOON.
|
|||
V O O E B E EI C H T.
|
|||||
De Kommissie, in dato 20 Mei l.l. door den Koning benoemd,
ter beraming en opgave der middelen tot hersiel van het Natio- naal Tooneel, biedt het publiek , na bekomen vergunning van haren Lastgever, het door haar uitgebracht rapport ter kennis- neming aan, benevens het belangrijk andwoord daarop ontvangen. Zij kan niet nalaten hier openlijk te betuigen, dat die vergunning
haar hoogst aangenaam was. Vooreerst, om de reden aan 't slot van het rapport, bij 't verzoek daartoe, uitgedrukt. Ten andere, omdat zij voor de zaak van het Nationaal Tooneel zoo gaarne algemeene belangstelling wenscht op te wekken, en onder de vele middelen, die zij daartoe op 't oog heeft, openbaarheid harer handelingen in de eerste plaats rangschikt. Een even oprechte betuiging van leedwezen mag zij tevens niet
terughouden. Het is deze, dat vorm noch bestek van haar rap- port, vooral gewijd aan beschouwing van zaken, uitweiding over personen gedoogde; daardoor mocht de Kommissie, alleen in 't voorbijgaan, 'net den vinger, lichtpunten aanwijzen, waar zij zoo gaarne . had stilgestaan, om uitvoerig deze en gene schitte- rende ster te beschouwen, bemoedigend stralende in de duistere |
|||||
sfeer, waarheen zij den blik richten moest. Ontbrak haar echter
nu de geschikte gelegenheid om uit te weiden waar zij gewenscht had dit te mogen doen, zij hoopt in hare verdere handelingen gelegenheid te vinden om te bewijzen, dat zij weet te huldigen wat hulde verdient, en dit niet alleen genoegen maar plicht rekent. De Kommissie maakt verder van deze gelegenheid gebmik,
om een beroep te doen op allen, die in de haar toevertrouwde onderneming belang stellen , en in staat zijn die te bevor- deren, door zaaklijke opgaven of meédeelingen te richten aan haren Sekretaris. Even ongaarne als zij zich belemmerd zou zien door aan de hoofdzaak vreemde bemoeiingen of aanmerkingen, even gaarne stelt zij zich van nu aan in rechtstreeksche betrekking met alle goedgezinden, opdat er niets verzuimd worde wat zou kunnen dienen tot eene getrouwe volvoering van den Wil des Koninklijken Lastgevers. En hiermee den lezer heil !
Namens de Kommissie,
A. J. v K BULL,
Sekretarit. |
||||
RAPPORT der Kommissie, in dato 20 Mei 1851,
door den Koning benoemd, ter beraming en opgave der middelen tot herstel van het NA- TIONAAL TOONEEL. |
|||||||
SIRE!
|
|||||||
Met innig leedwezen zagen wij, en velen met ons, het
Nationaal Tooneel verkwijnen, door gemis van vele nood- zaaklijke hulpmiddelen ; verbasteren, door gebrek aan goe- den smaak; afwijken van 't oorspronklijk doel der instel- ling, door 't najagen van daarmee vaak strijdige bijoog- merken ; en een gevaarlijke strekking erlangen, door het voortplanten van den verderfelijken geest, die de buiten- landsche schouwtooneelen tot leerscholen van slechte ze- den , en der maatschappelijke orde vijandige begrippen maakt. Verschillende pogingen tot verbetering, zijdelings of
rechtstreeks door Kunstlievende Landgenoten van tijd tot tijd aangewend, bleven zonder uitwerking ; daardoor maakte zich een zekere moedeloosheid meester van de harten die warm klopten voor 't Ware, Schoone en Goede, dat zij onherroepelijk verbannen achtten dââr, waar 't voor de |
|||||||
8
oogen des volks moest schitteren ; en meer en meer ves-
tigde zich de overtuiging, dat, zonder buitengewone tus- schenkomst, alle hoop om in Nederland een waardig Nationaal Tooneel gevestigd te zien, moest worden op- gegeven. Krachtig, Sire! is op eens, door den belangstellenden
blik, waarmede Uwe Majesteit de onderwerpelijke zaak heeft vereerd, de verflaauwde hoop weder opgewekt. Na- dat Uwe vorstelijke hand, even onvermoeid als onbekrom- pen, sints lang aanzienlijke offers had gebracht, om, door het schragen der uitgeputte krachten, den kwijnenden toe- stand dragelijk te maken, strekt zij zich thands uit om de oorzaken van 't kwaad te leeren kennen, op te heffen wat gezonken is, en te herstellen wat verviel. Een aandeel in dat gewichtige werk vertrouwde zij toe aan ons. On- verwijld , maar niet zonder schroom, hebben wij die hoogst vereerende taak aanvaard. Onverwijld — omdat Uwe hand , Sire ! ons wenkte, en onze belangstelling levendig was ; met eenigen schroom — omdat bezwaren en moei- lijkheden van allerlei aart ons oog troffen, zoodra wij 't vestigden op het terrein, dat ons ter verkenning werd aan- gewezen. Wij moesten trachten het verleden en het he- den te overzien, om daaruit gevolgtrekkingen voor de toe- komst te maken; oorzaken op te sporen en uitwerkselen gade te slaan, om kennis te erlangen van de diepe en ver- ouderde wonden, die wij te peilen hadden, — vóórdat wij nog konden denken aan de beraming en opgave van middelen, die zouden kunnen worden beproefd tot herstel van liet Nationaal Tooneel in Nederland — de gewich- tige roeping, Sire! die wij te vervullen hebben op Uwen last. Bij 't besef van de zwakheid onzer krachten, waaraan
wij zullen trachten te gemoet te komen door goeden wil en onvermoeiden ijver, strekt het ons tot eene wezenlijke bemoediging, dat het geëerbiedigd Hoc^fd van den Staat, door Zijne tusschenkomst, de zaak van het Tooneel reeds |
||||
9
|
||||||
in de oogen des Volks verheft, en dat Uwe Majesteit ons
dus reeds eene belangrijke schrede op den weg, dien Zij ons te bewandelen wees, is voorgegaan. Die tusschen- komst,Sire! leverteen onschatbaar bewijs, dat het Schouw - tooneel in Uw ooo; een zaak is van het hoogste belang in een beschaafd land, de vorstelijke opmerkzaamheid ten volle waardig. Innig verheugt en streelt het ons, Sire! dat wij door Uwe handeling ónze overtuiging zien beves- tigd. Wij achten de stem die van het Schouwtooneel tot het volk spreekt, niet minder machtig dan die, welke van den Kansel in den boezem der Maatschappij doordringt ; en de invloed der eerste is mogelijk nog machtiger dan die der laatste, omdat zij het woord richt tot alle rangen en standen, zonder onderscheid van godsdienstige begrippen ; omdat zij krachtige hulpmiddelen bezit om op de me- nigte te werken, daar zij hoofd en hart, oog en oor, ziel en zinnen te gelijk treft; omdat zij gedachten in handelin- gen uitspreekt; omdat hare woorden daden zijn. Maar hoe uitgebreider en machtiger haar invloed, hoe
meer .het-behoefte, ja plicht is, te zorgen, dat die invloed ten goede, niet ten verderve worde aangewend. De geschiedenis levert schoone proeven wat een konink-
lijke hand vermag, als zij zich aan de richtige leiding van dien invloed laat gelegen liggen. Het Tooneel in Frank- rijk onder de bescherming van den machtigen lodewijk, zal ten allen tijde de aandacht der beschaafde waereld blijven trekken. Niet alleen 't Fransche volk bewonderde op dat terrein de verhevene gedachten der uitnemendste geesten, uitgesproken door hunner waardige, en onover- troffen tolken; maar de oogen van geheel Europa waren aan dat tooneel geboeid, en richten zich nog met belang- stelling , ja, met geestdrift derwaarts. De Muze der His- torie werd àoûï Frankrijks geniën vertroost over de aan- teekening van menige voorbijgaande nederlaag van Frank- rijks helden in Tt oorlogsveld, door op dezelfde bladzijde |
||||||
/
|
||||||
lü
|
||||||
schitterende zegepralen, van blijvende waarde, niet de
wapenen des geestes op het veld der kunst behaald, te mogen boekstaven. Vele krijgslaurieren , die Frankrijk zich met bebloede hand om de slapen wond, zijn betwist en verdord; maar de lauweren der kunst, in dat tijdvak behaald, versieren het nog heden ten dage! Meer dan in eenig land, trok in Frankrijk het Tooneel
herhaalde malen de persoonlijke opmerkzaamheid der grootste mannen die 't beheerschten tot zich. Ook Keizer napoleon besefte levendig het hoog gewicht, den onberekenbaren in- vloed van het Tooneel. Van nabij kende hij de dagen, waarin die invloed zich door ontzettende proeven had ge- openbaard , toen de partijen zich van die machtige stem hadden meester gemaakt, toen de straten de beddingen werden der bloedrivieren, wier bronnen op de Schouwtoo- neelen ontsprongen. En nadat wij lodewijk XIV hebben aanschouwd, terwijl hij zich te midden der heerlijkheden van Versailles met de belangen van het Tooneel bezig- houdt, ontmoet ons oog, den loop der geschiedenis vol- gende , een merkwaardig tegenbeeld, als het den Franschen waerelddwinger napoleon, te midden van den oorlogs- donder die de Eussische velden daveren deed, te Moskou een dekreet ontwerpen en uitvaardigen ziet, dat nog den grondslag der inrichting van het Théâtre Français uit- maakt. Op nieuw heeft het Tooneel in Frankrijk en Duitsch-
land thands weder de opmerkzaamheid der Regeeringen tot zich getrokken. Sints de laatste jaren door staatkundige veranderingen, door het langzamerhand uitslijten der gren- zen die 't zich zag aangewezen, of door min strenge hand- having van verouderde bepalingen, meer en meer aan zichzelf overgelaten, en gedaald tot een bloote geldspe- kulatie in handen van partikuliere ondernemers, zijn de buitenlandsche Tooneelen de stookplaatsen geworden van oproervuur en burgerkrijg; leerscholen »van slechte zeden |
||||||
"
|
||||||
11
|
|||||
en der maatschappelijke orde vijandige begrippen. Wij
stipten 't reeds aan met een enkel woord, dat de verder- felijke geest, dien de buitenlandsche Dramatische Letter- kunde ademt, ook tot ons overwoei, 't Zou niet moeilijk zijn aan te toonen, welk heilloos zaad er verborgen ligt in het meeren deel der stukken, in de laatste jaren hier te lande vertoond. De bitterheid waarmee al wat rijk, wat aanzienlijk, wat eerbiedwaardig is, in de meeste voort- brengselen der buitenlandsche Dramatiek wordt verguisd of bespottelijk gemaakt ; de eenzijdigheid waarmee al wat op de lagere sporten van den maatschappelijken ladder is ge- plaatst, wordt opgehemeld; het gedurig putten van onder- werpen uit de troebelste bronnen der laagste hartstochten, om aanschouwelijk voor te stellen wat de zedelijkheid zelfs verbiedt te bespreken, dat alles geeft ons grond om de strekking, die ons Tooneel door buitenlandschen invloed erlangd heeft, eene hoogst gevaarlijke te noemen. Het schoone is verdrongen door 't wanstaltige, het edele door 't lage, en ook op ons répertoire komen stukken voor, tot de mededeeling van wier blooten inhoud wij onze pen niet zouden durven gebruiken. Innig verheugt het ons, Sire ! dat door Uwe belang-
stelling juist thands, ook Nederland zich beroemen mag, dat zijn Tooneel van den Troon wordt gadegeslagen , terwijl de buitenlandsche Eegeeringen er ten hunnent den blik op vestigen. Maar niet alleen, omdat het voor ons nationaal gevoel streelend is, dat gewichtige belangen hier niet min dan elders de hooge opmerkzaamheid wekken, verheugen wij ons, Sire! neen, vooral om den aart Uwer bemoeiing. 't Betreft hier met de invoering eener strenge censuur; het aanleggen van drukkende ketenen; Uwe hand wil scheppen, Sire ! wil ons begiftigen met eene inrichting, die onzer Letterkunde een nieuw en heerlijk veld ter bearbeiding opene, die verborgen of onderdrukten aanleg op liet gebied der Dramatische Kunst ter ontwikkeling roepen, die de |
|||||
Y>
|
|||||
talenten welke wij daar bezitten aanvuren en veredelen, die
aan Uw volk een heerlijk en heilzaam vermaak schenken zal. Uwe Majesteit wil in Haar Rijk een goed Nationaal Tooneel gegrondvest zien, en door Hare persoonlijke belangstelling daarin, het onmogelijke mogelijk maken. Deze uitdrukking is niet te sterk. Onzes inziens wordt
er, tot verwezenlijking van het voorgestelde doel, zooveel vereischt, dat het bij den tegenwoordigen toestand van zaken, zonder hulp van buitengewone krachten, niet te bereiken zou zijn. Immers, om het Tooneel dat standpunt te verzekeren, waarop het bij een beschaafd volk behoort te staan, en het tot die hoogte op te voeren, dienen er, naar onze bescheiden meening, vier krachtige hefboomen, wier steunpunt hooge bescherming moet zijn, te gelijk in werking gebracht te worden. Wij durven hopen, Sire ! dat het opgenoemde steunpunt
voortaan in Nederland niet ontbreken zal, en, gelijk wij reeds te kennen gaven, dit is het plechtanker onzer hoop voor de toekomst van het Nationaal Tooneel. Hooge be- scherming moet de zon zijn, wier invloed dier schepping groei- en bloeikracht geeft, haar weldadig verlicht, de schoone kleuren te schooner doet uitkomen, en knoppen tot bloemen ontwikkelt; hooge bescherming moet de zaak wijden in de oogen des volks, het kunstvak adelen, voor- oordeelen vernietigen , en den slagboom opheffen, die zoo menig talent weerhield de kunstenaars-loopbaan te betreden. Wat Lodewijk XIV voor Molière was, is 't beeld van hetgeen hooge bescherming ook nog in onze dagen voor Letterkunde en Tooneelspeelkunst moet zijn. Dit punt sterker aan te dringen of te verduidelijken,
zou miskenning worden, Sire ! Uwer edele bedoelingen, zoo duidelijk geopenbaard in de opdracht zelve der taak, waarmede wij ons vonden vereerd. Wij haasten ons die taak te vervolgen met de opgave van 't geen wij verstaan, onder de vier machtige hefboomen, oin^nog eens die beeld- |
|||||
13
|
||||||
spraak te gebruiken, wier gelijktijdige werking wij hier-
boven onmisbaar noodzaaklijk noemden. Onwillekeurig ontsnappen zij als in eenen adem aan onze lippen, zoo levendig is bij ons de overtuiging van hun onderling naauw verband, van hunne wederzijdsche betrekking. Zij zijn : goede stukken, goede akteurs, een kundig en ijverig be- stuur, een deelnemend publiek. Zonder de eerste geen hoop op wezenlijke verbetering ,
geen heil voor de toekomst. De Letterkunde, door een samenloop van omstandigheden , tot wier vermelding Vij in dit rapport ruimschoots gelegenheid zullen hebben, tot den aftocht van ons Tooneel genoodzaakt, moet de grondstoffen leveren , door de akteurs aan te wenden onder de leiding van goede bouwmeesters, om een waardigen Nationalen Kunsttempel op te bouwen en in wezen te houden, waar- in men verwachten mag, dat alle rangen en standen zullen samenvloeien. Goede stukken zijn eerste vereisen ten. Daaronder ver-
staan wij die dramatische voortbrengselen, waaruit een edele geest spreekt, waarin gezonde denkbeelden en begrip- pen heersenen, juiste voorstellingen van natuurlijke toestan- den gevonden worden , en waarin zuiver gevoel in zuivere taal is uitgedrukt, waarin, met een woord, de karakters en toestanden waar , de vormen schoon zijn , en waarvan de strekking GOED is. Zonder zulke stukken geen goede Tooneelspelers. De
beste aanleg gaat verloren of wordt bedorven door hem te misbruiken. Een Tooneelspeler, aanhoudend veroordeeld tot het voorstellen van overdreven hartstochten , gruwelen of lage neigingen, van onware toestanden, onnatuurlijke, mis- teekende karakters, moet den doodelijken invloed daarvan op zijn talent ondervinden. De edele gaven, die de Natuur hem schonk, waarmee haar hand hem tot kunstenaar adelde, verliest hij ; zijn fijn gevoel zal verstompt, zijn zuivere smaak bedorven , zijn zenuwgestel geschokt, zijn fyziek |
||||||
>
|
||||||
14
|
|||||
verwoest worden. Maar mag hij zijne talenten wijden aan
Zijner waardige onderwerpen, heerlijk zullen zijne gaven zich ontwikkelen; zijn talent zal zich veredelen, de uitoe- fening van zijn kunstvak hem een genot, zijn arbeid en inspanning eene studie zijn, waaraan hij zijne beste krachten met geestdrift toewijdt. Van hoe groot belang een kundig, ijverig bestuur is, komt hier zonneklaar uit. Im- mers in de handen daarvan berust de taak der samenstelling van 't répertoire, als ook de verdeeling der stukken die 't uitmaken, en daardoor het lot van tooneeldichter en too- neelspeler niet alleen, maar van de Dramatische Kunst-zelve. Een goed bestuur 'moet al de goede eigenschappen in zich vereenigen, die de leden van het lichaam behooren te versieren aan 't hoofd waarvan het geplaatst is ; bovendien levendig besef hebben van de hooge roeping, welke het Tooneel te vervullen heeft, en geen ander doel behoeven na te jagen, dan om het te doen zijn wat het wezen moet : een zedelijke kracht in de maatschappij. Een bestuur, niet aan deze vereischten voldoende, brengt het Schouwtooneel ten val; door slechte keuze van stukken werpt het een dam op tusschen de Letterkunde en het Tooneel, en de nadee- lige invloed van die slechte keuze op de ontwikkeling der akteurs hebben wij reeds aangetoond ; verbastering van den smaak bij 't publiek wordt het gevolg, en, eens op den verkeerden weg, daalt alles met ongelooflijke snelheid. Dan wordt de dampkring des Tooneels een zoodanig ver- peste , dat de talenten, die er zich op wagen, als verstikt worden , de schoonste bloemen der Letterkunde er onmid- delijk verwelken, en alleen de gifplanten er in tieren kun- nen. Maar werken de drie reeds genoemde en omschre- ven hoofdvereischten, goede stukken, goede akteurs, en een kundig, ijverig bestuur samen, uit den aart der zaak elkander steunend, sterkend en ontwikkelend, het vierde hoofdvereischte, een deelnemend publiek, een levensbe- bestanddeel voor de straks genoemden,1 zal niet achter- |
|||||
15
|
|||||
blijven. Onze Bchouwtooneelen missen het thands, omdat
de beschaafde standen zich onmogelijk op den duur met belangstelling daar vertoonen kunnen, waar bescha- ving ontbreekt. Alleen de lagere klassen bezoeken het meer geregeld, en soms zelfs laat de heffe des volks er zich 't meest gelden. Van daar wankeling bij de bestu- ren ; beproeven zij iets goeds , 't wordt niet meer opge- merkt , omdat het deelnemend publiek ontbreekt ; en de ongunstige uitslag der proefneming geeft aanleiding tot nieuwe misgrepen, omdat men van 't goede tot het kwaade overslaat, waardoor de zaak nog dieper bedorven wordt. Uit het thands bestaand gemis van een deelnemend, be- schaafd publiek ontstaat, bij menige andere oorzaak, lus- teloosheid , wrevel, onwil bij den tooneelspeler. Hij wordt gedwongen te arbeiden voor hen, aan wie hij kennis, smaak en gevoel ontzegt; hij moet, om zich staande te houden, de gebreken aannemen welke de heffe als sieraden beschouwt. Maar zoodra men algemeen tot de overtuiging zal geko- men zijn, dat door het aanwenden van gepaste middelen, te eeniger tijd, de Schouwburg zal ontsloten worden, om, onder leiding eener kundige, ijverige direktie, goede stuk- ken door goede akteurs te doen opvoeren, wij stipten 't reeds aan hierboven, een deelnemend publiek zal zich onmiddellijk vormen, en de gunstige invloed daarvan zich onmiddellijk doen gevoelen. De Nederlandsche auteurs, in wier werken wij in de
laatste jaren met levendige belangstelling het dramatiesch element onder verschillende vormen duidelijk zagen door- stralen, zullen zich opgewekt gevoelen hunne kracht ook op dat terrein te beproeven , waar dan eene schoone taak te vervullen, eere en voordeel te oogsten valt ; in den too- neelspeler zal een nieuw leven ontwaken, als hij geroepen wordt op te treden voor een nieuw en deelnemend, be- schaafd publiek, waarin het bestuur steun, leiddraad , en belooning voor kunde en ijver vinden zal. |
|||||
1Ü
|
|||||
De Geschiedenis van het Schouwtooneel in de Hoofd-
stad levert het bewijs op voor onze bewering, dat er zon- der deze vier genoemde , naauw verwantschapte elementen, geen goed Tooneel denkbaar is ; dat bij gebrek van één de andere krachteloos worden; dat de open plaats een bres wordt, waardoor terstond een heirleger oorzaken van ver- val en vernietiging binnenrukt. Daar was een tijd, waarin de Amsterdamsche Schouw-
burg een vereenigingspunt van uitstekende tooneelspelers mocht heeten. Een zeldzaam gelukkige samenloop van omstandigheden bracht daar talenten bijeen, die met de beroemdste buitenlandsche konden wedijveren, 't Zij door de natuur rijk begaafde, 't zij door opleiding en oefening gevormde, of door eene gelukkige vereeniging daarvan volmaakte tooneelspelers, schitterden er in alle rollen, en de Hollandsche Schouwburg trotseerde roemrijk de meê- dinging van Fransche, Hoogduitsche en Italiaansche Thea- ters. Een belangstellend publiek sloeg iedere schrede gade, en loonde iedere inspanning. Het voorbeeld van hen, die met vaste stappen het tooneel betraden, werkte gunstig op de ontwikkeling van jeugdige talenten ; en wie de met recht beroemde namen van corver en ward bingley uitspreekt, denkt te gelijk aan hen, die door hun voorbeeld en invloed sieraden werden van het tooneel. Door AMD-RIES snoek werden in dat opzicht gewichtige diensten aan de uitvoering van het treurspel, door rombach aan die van 't blijspel bewezen. De hoog gevierde wattier ziezenis , een leerling van den straks genoemden corver, en de mede te recht bewonderde tooneelspeelsters grevelink en kamphuyzen , bevorderden insgelijks door leer en voorbeeld den bloei van het tooneel, dat nog enkele vruchten harer bemoeiingen kan aanwijzen. En de verdienstelijke jelger- BTJIS, niet minder uitstekend in de praktijk dan de theorie, liet een belangrijk werk achter van soortgelijke strekking, in de lessen die hij gaf aan de kweekeliilgen van het Fonds |
|||||
17
|
|||||
ter opleiding, in den jare 1821 door het Schouwburgbe-
stuur opgericht. Maar niet al de vereischten waren aanwezig, om den
wezenlijken bloei, om de toekomst van het Tooneel te ver- zekeren. De stukken lieten veel te wenschen over; de geschriften van dien tijd getuigen er luide en onweerspre- kelijk van, en, gelijk wij reeds zeiden, een zeldzaam ge- lukkige samenloop van omstandigheden was oorzaak van den schitterenden , maar, helaas ! voorbijgaanden luister des Schouwburgs in het bedoelde tijdvak, 't Waren meeren- deels buitenlandsche werken, zoowel de meesterstukken als do onbeduidendste voortbrengsels onzer naburen, somtijds, ja, in goede poëzij , doch voor 't grootste deel in erbarmelijk proza overgebracht, die ten tooneele werden gevoerd ; maar zoo vele dier stukken uit het oogpunt der kunst onbeduidend of zelfs berispelijk waren, zij hadden intusschen over 't ge- heel niet die ergerlijke, zedenbedervende strekking, welke stukken van een later tijdvak opleverden. — Verschoonde men een tijd lang het opvoeren van min goede werken om de groote gaven der tooneelspelers, de nadeelige in- vloed eener slechte keuze van stukken deed zich dubbel gevoelen, toen de dood die steunpilaren aan den Schouw- burg begon te ontrukken. Met hen verdwenen leer en voorbeeld, met hen de eigenlijke kunst, jade traditie van treurspelspelen en van 't echte blijspel evenzeer; 't publiek begon onverschillig te worden, sints het tooneel, met de groote kunstenaren, al zijn aantrekkingskracht verloor. De slechte samenstelling van 't répertoire bedierf de tooneelspe- lers en 't publiek dat nog den Schouwburg bezocht, tege- lijkertijd. De gedrochtelijke melodramaas, die in't Buiten- land , gedeeltelijk door dezelfde oorzaken, aan de orde van den dag kwamen , werden ook hier beproefd om het lusteloos en af keerig geworden publiek te prikkelen. Der tooneelspeel- kunst werden daardoor doodelijke wonden toegebracht, en de hoofdgebreken, welke wij haar thands zien aankleven, dag- |
|||||
18
|
||||||
teekenen reeds van dien tijd, even als de ziekelijke neiging,
welke wij nu en dan bij 't publiek waarnemen, zich open- barende in zucht voor 't onnatuurlijke en overdrevene. Meer en meer raakte alles het spoor bijster. De loffelijke pogingen van het „ Genootschap voor Uiterlijke Welspre- kendheid" tot aankweeking van tooneelisten aangewend, werden verijdeld, daar op het tooneel vaak verwoest werd wat in dien kring was ontkiemd. De geschiedenis van den Schouwburg wordt een chaos voor 't oog van den beschouwer ; een veld vol distels en doornen , waarin enkele schoone graanhalmen medelijden wekken. De Direktion wendden de onoordeelkundigste, de slechtst gekozen mid- delen aan, om zich ■ staande te houden. De inwerking van het Stadsbestuur, die, zoo zij nimmer bij machte was iets o-oeds te stichten, althands nu en dan A'eel kwaads pekeerd had, had midlerwijl opgehouden ; en de Stad steunde voortaan minder dan ten halve : want zij steunde alleen met geld. De Letterkunde, die zich in de laatste jaren in Ne- derland schoon begon te ontwikkelen, en zich in verschil- lende vormen gelukkig uitte, durfde de hand niet reiken aan het Tooneel, daar zij dan alleen kon hopen te worden aangevat, als zij met bloed bemorst was, een oproertoorts zwaaide, of het heilige verguizen en het eerbiedwaardige aanranden durfde, 't Verval van het Nationaal Tooneel werkte de oprichting van kleinere schouwburgen in de hand, waarin 't verstrooide, verwende publiek zich om verschillende hoofd- en bijzaken „thuis" gevoelde. De hoofdtooneelen dongen elkaêr naar 't leven; en iedere weêrzijdsche slag was een doodsteek aan de algemeene zaak van het Nationaal Tooneel; want wat het eene aan het andere ontnam in bekwame tooneelisten, was noch groot verlies aan de eene, noch groote winst ter andere zijde, omdat alleen een goed geheel waarde heeft, en men elkaêr weerzijds in de onmogelijkheid bracht tot de sa- menvoeging daarvan te geraken. En thands kunnen wij |
||||||
« . . II.:.
|
||||||
19
aan deze schets van 't verval des Nationalen Schouwtoo-
neels de laatste trek toevoegen; wij zullen haar aan het Tooneel in de Hoofdstad ontkenen, daar dit de sterkspre- kendste oplevert. Het Nationaal Tooneel in Nederland zonk met een woord zóó diep, dat wij op den Holland- schen Schouwburg in de Hoofdstad, nadat de Danskunst de Tooneelspeelkunst half verdrongen had, Engelsche bok- sers , koorddansers, springers en gochelaars van ginds en her, en om van niet meer te gewagen, een Duitsche operatroep elkaêr zagen afwisselen !.. En thands, Sire ! staan wij gereed de laatste hand aan
de ons opgedragen taak te leggen. Hoe donker het tafe- reel, dat wij van den tegenwoordigen toestand des tooneels ophingen, ook zij, toch lieten wij hier en daar enkele hoopgevende lichtpunten in dit rapport doorschemeren. De schets, welke wij daarin leverden, diende alleen om op historischen grond aan te toonen, dat, als de vier door ons genoemde hoofdbestanddeelen niet gelijktijdig gevonden werden en samenwerkten, er geen goed Tooneel bestaan kon. Wij gelooven , dat die vereischten 'te vinden , die hef- boomen in werking te brengen zijn. Wij stipten reeds aan, dat in de voortbrengselen der Nederlandsche Letter- kunde van de laatste jaren het dramatiesch element krach- tig te voorschijn treedt; dat er op de verschillende too- neelen nog talenten worden opgemerkt, waarmede gewoe- kerd worden kan voor de goede zaak. Met een woord, om hier in geene verdere herhalingen te vervallen, nadat wij naauwkeurig hebben rondgeblikt, en ons ernstig met de overweging en opsporing der gronden hebben bezig- gehouden , staat de overtuiging bij ons vast, dat de ele- menten voor een goed Nationaal Tooneel in Nederland voor- handen zijn , en dat herstel naar onze bescheiden meening mogelijk is, Sire ! door de middelen, die wij thands kor- telijk zullen opgeven. |
||||
20
|
|||||
Wij bepalen ons 't eerst tot de opgave van die, welke
dadelijk te beproeven zijn : Eene vereeniging der verstrooide krachten.
Een direktie, die van het Tooneel niet uitsluitend een
geldzaak behoeft te maken, en beandwoordt aan de ver- eischten in den loop van dit rapport opgegeven. De aanstelling van kundige, gestrenge Regisseurs.
Het invoeren van vaste emplooien.
Een goede keus van stukken : zooveel mogelijk Nationaal,
of niet met onze Nationaliteit strijdig althands. En, om tot de samenstelling van een répertoire in dien zin te ge- raken : Aanmoediging der bekwame Nederlandsche schrijvers.
Eindelijk : — verbetering der lokalen.
Als een middel, dat wel dadelijk dient in 't werk ge-
steld te worden, maar waarvan de vruchten eerst later te verwachten zijn, geven wij op : De stichting eener opleidingsschool, overeenkomstig de
behoefte van onzen tijd; waarin geen slaafsche navolging geleerd, maar zoodanig onderwijs gegeven wordt in de noodzaaklijke vakken, dat de kweekelingen zich geheel vrij, zelfstandig ontwikkelen. Wij bieden Uwe Majesteit ten slotte de breede omtrek-
ken aan van een plan, dat onzes inziens, gevolgd zou kunnen worden, ten einde die middelen met vrucht te beproeven : I. Er zal ebne inrichting worden tot stand gebracht, met het doel om
in Noord- en Zuid-Holland het Nationaal Tooneel waardiglijk te vestigen. II. Aan het hoofd der Inrichting plaatst zich de Koning als Beschermheer. |
|||||
21
|
|||||
Hij stelt het Hoofdbestuur in handen van onbezoldigde Kommissa-
rissen, gekozen uit de steden waar gespeeld wordt; de plaatselijke uitgebreidheid dier steden zal hun getal bepalen. Bij vakature dra- gen zij een nieuwen ambtgenoot ter benoeming aan den Koning voor. Op voordracht van Kommissarissen benoemt de Koning een Direk- tem-, waarbij als regel geldt, dat geen akteur benoembaar is. Hij zal een vaste jaarlijkscho bezoldiging en een aandeel in de winst gemeten. Zijn werkzaamheden zullen bestaan in : a. 't opsporen van geschikte sujetten ;
b. het sluiten van engagementen ;
c. het regelen van 't repertoire,
dat door Kommissarissen in overleg met hem ontworpen en vastge-
steld wordt. Zij bepalen zijn verdere werkzaamheden in eeue in- struktie, en hunne goedkeuring wordt bij 't sluiten der engagementen volstrekt vereischt. Naast den Direktem- wordt op dezelfde wijs een Kontroleur benoemd ,
die vaste jaarlijksche bezoldiging en een aandeel in de winst geniet. Hij is belast met de dagelijksche Administratie. Zijne overige bezig- heden worden door Kommissarissen in eene instruktie bepaald. Om te voorzien in verschillende dadelijke behoeften der inrichting, zal zij terstond aan haar doel kunnen beandwoorden, wordt eene negotiatie gesloten van/100,000 bij aandeelen van ƒ100 ,—jaar- lijks 40 aandeelen af te lossen. De aandeelhouders zullen, naar gelang hunner inschrijving , persoonlijk vrijen toegang in de schouw- burgen iot den werkkring der inrichting behoorende, genieten. Kommissarissen zullen zich wenden aan de provinciale en stadsau- toriteiten tot het verkrijgen van subsidiën, welke autoriteiten het recht hebben, daarover toezichthouders te benoemen, alsmede over de Lokalen door haar afgestaan. Binnen 3/m na het sluiten van ieder speelseizoen zal de balans
worden opgemaakt. De gelden, na aflossing der negotiatie en na uitbetaling van een dividend van 5 pCt. restende, zullen als zuivere winst aangemerkt, en verdeeld worden in : 1/5 voor de aandeelhouders.
1/5 » den Direkteur.
1/5 ' den Kontroleur.
1/5 » het ïonds tot aankweeking van Tooneelisten.
1/5 « een kas tot ondersteuning van oude en hulpbehoe-
vende leden van het personeel. Alle wijzigingen in de vast te stellen Hoofdbepalingen van de Wet voor het Nationaal Tooneel zullen aan de goedkeuring en bekrachti- ging des Konings onderworpen worden. |
|||||
ïi
|
|||||
Wij zouden hier de pen kunnen ncderleggen, Sire!
ware 't niet, dat wij ons nog verplicht rekenden, Uwe Ma- jesteit twee wenschen mede te deelen, wier vervulling in naauw verband staat met het belang der zaak, die wij naar ons beste vermogen wenschen te behartigen. Geheel overtuigd, dat Uwe Majesteit met het doel de
middelen wil, én zonder de minste bedoeling om de ver- dere bewijzen Uwer belangstelling vooruit te loopen, ver- oorloven wij ons in de eerste plaats Uwe Majesteit eer- biedig onze hoop te kennen te geven, dat liet Haar beha- gen moge zich te plaatsen aan het Hoofd der inschrijvers bij de hierboven geopperde negotiatie. Niet zoo zeer om de waarde van het goud uit de koninklijke hand gevloeid, maar omdat Nederland te allen tijde volgde, waar zijn Koning voorging. Onze tweede wensch is 't uitvloeisel van het besef der
feilbaarheid onzer inzichten. Eene openbare zaak van zoo algemeen belang als de onderwerpelijke, achten wij wen- schelijk , dat openbaar behandeld worde, opdat het publiek van onze inzichten kennis nemen, en wie zich daartoe ge- roepen voelt daarover de stem moge laten hooren , tot onze terechtwijzing of tot versterking onzer meening. Daarom zou 't ons hoogst aangenaam zijn, Sire! dat Uwe Majesteit de vergunning der uitgave van dit rapport toestond aan de stellers, die zich met eerbied en verknochtheid noemen Hare getrouwe onderdanen J. VAN LENNEP,
J. H. BUKLAGE, H. J. SCHIMMEL, A. J. DE BULL, van Amsterdam.
J. W. HOLTROP,
van 'sGrcwenhage.
\
|
|||||
23
|
|||||
De Kommissie mocht zich met de ontvangst van het
volgende andwoord verblijd zien. KOPIJ. HET LOO den 27 Junij 1851.
Aan de Heeren :
Mr. J. van Lbnnjïp ,
» J. H. Büklage , H. J. Schimmel , A. J. de Bull, te Amsterdam.
J. W. Holtrop , te '* Gravenhage.
De Koning heeft mij opgedragen U te schrijven, dat Hoogstdezelve
met zeer veel belangstelling gelezen heeft Uw rapport, ter beraming en opgave der middelen tot herstel van het Nationaal Tooneel. Zijne Majesteit kan zich met de algemeene strekking daarvan goed ver-
eenigen , en verklaart niet ongenegen te wezen om den titel van Beschermheer aan te nemen. Gaarne zou de Koning zien, dat men, bij het daarstellen , of liever, het weder in leven roepen van een waar Nationaal Tooneel, Amsterdam beschouwde als den hoofdzetel van de Instelling, waar de Hoofd- direktie moet gevestigd zijn, en' van waar naar elders de Tooneelspelers gezonden zouden kunnen worden, om volgens vast te stellen regels in andere plaatsen te spelen. Alsdan zoude de Koning, in de verwachting dat de nu toegestane Provinciale en Stedelijke toelagen aan het Tooneel verzekerd bleven, eene aanzienlijke subsidie jaarlijks geven, en tevens deel nemen in de door U voorgestelde negotiatie, ter verbetering en verfraaijing van het Schouwburg- lokaal te Amsterdam, enz. |
|||||
Misschien zoude het au concours brengen van een door de Tweede Klasse van
het Koninklijk Nederlandsen Instituut uitgeschreven scenario, en liet met een gouden medaille bckrooneu van het best geschreven tooneelstuk, dat dien ten gevolge ten toonecle zal moeten worden ongevoerd, nog meer veerkracht ont- wikkelen , en de letterkundigen aanmoedigen, vooral wanneer men konde verkrijgen, dat een zeker droit d'auteur gegeven werd, aan hen die voo r het tooneol schrijven. De Koning magtigt U , naar Uw beste oordeel, de noodigc publiciteit aan
het behandelde te geven. Ik heb do eer mij hiermede van 's Konings bevelen te kwijten.
De Kamerheer, particulier Secretaris des Konings.
(w. g.) DE KOCK. |
||||