DE REFORMATIE DER GEESTELIJKE
EN KERKELIJKE GOEDEREN
IN GELDERLAND,
in het bijzonder in het kwartier van nijmegen.
A. J. MA RIS.
-ocr page 2-A. qu.
192
■
r -
If
•-lî
-ocr page 5-DE REFORMATIE DER
GEESTELIJKE EN KERKELIJKE GOEDEREN
IN GELDERLAND,
in het bijzonder in het kwartier van nijmegen.
„Wy spreecken alleen van die geestlicke gueder, die
eygentlick bona ecdesiastica, dat is kerckengueder, ge-
noemt werden, daeronder gehoeren alle die gueder, die
tot cloesteren, capelten, altaren, missen und in summa
alles, wat tot vermeerderung des gadesdienst ende on-
derholt der personen, die tot denselven gedient hebben,
gegeven zijn. Die reformation des er ker-
ckengueder bestaet nyet daerin, dat eene Overicheit,
hooge ofte lege, die gueder als verbuert goet tot sich
neme und (wie men nu spreekt) confisquiere und oir
eygen profijt daermet doe, maer sie bestaet alleenlick in
dem, dat sie van den misbruycke tot oeren rechten ge-
bruyck, nemlick tot onderholt des rechten ende van Godt
ingestelden gadesdienst bekeert werden. Also hebben die
frommen godtsalige koningen Juda, Ezechias, josias dat
geit, twelck tot den godsdienst gegeven was, nyet tot
sich genamen, maer hebbent tot opbouwinge des huys
Gades aenleggen (laten), want diewiel die koningen ende
Overicheit van Godt voesterheeren der kercken genoemt
werden ende zijn sullen, so were het voorwaer geen goet
voesterheer, die dem kindt, dat hem to voeden bevolen is,
sijn voetset wilde ontrecken. Alsutcke reformation m den
kerckenguederen is doer Sonderlingen Christlichen ijjfet-
ende neersticheit heren fohans graven zu Nassow-Catzel-
lenbogen, etc., onses genedigen heeren, der tijt Stadttioi-
ders met toedoen van ettlicke geleerde ende godtsalige
mannen in anno '79 ende '80 beraemt ende aengevangen,
waerop die resolutie ende reeess des Landtdags, m anno
'81 binnen Arnhem gehalten, gevolcht isquot;.
Uit een verzoekschrift van de Geldersche synode
landdag te JV[fimeffe«]. vgt;aarschtjnlt,k van
als biilaae F van Dr. J S. van Veen, „Utt den Tvd van
OverS' in .°NederUndsch Archief voor Kerkgesehledenuquot;.
Nieuwe serie, X (101S).
lu-
3f «1:
DE REFORMATIE DER GEESTELIJKE
EN KERKELIJKE GOEDEREN
IN GELDERLAND,
IN HET BIJZONDER IN HET KWARTIER VAN NIJMEGEN.
academisch proefschrift ter verkrijging
van den graad van doctor in de letteren
en wijsbegeerte aan de rijksuniversiteit
te utrecht, op gezag van den rector mag-
nificus Dr.th.m.van leeuwen, hoogleeraar
in de faculteit der geneeskunde, volgens
besluit van den senaat der universiteit in
het openbaar te verdedigen op vrudag
30 juni 1939, des namiddags te 4 ure,
DOOR
ADRIANA JOHANNA MARIS,
GEBOREN TE ARNHEM.
's-GRAVENHAGE
N.V. DRUKKERIJ „DE RESIDENTIEquot;
1939
bibliotheek der
rijksuniversiteit
utrecht.
ÖMAJiïflBI
m
4
4
-m
M
M
1
-ocr page 9-Eerbiedig opgedragen
aan de nagedachtenis
mijner Ouders.
t
Het is mij een diepgevoelde behoefte op deze plaats dank te
zeggen aan allen, die leiding Hebben gegeven bij mijn academische
en archivistische studiën, in het bijzonder aan de Hoogleeraren in
de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte en in de faculteit der
Rechten, wier colleges ik het voorrecht had te mogen volgen, en
aan den Rijksarchivaris in Gelderland, die mij in staat stelde ge-
durende vele jaren op het Rijksarchief te Arnhem archiefwerk-
zaamheden te verrichten en het voor mijn studie benoodigde mate-
riaal te verzamelen.
U, Hooggeleerde Kernkamp, ben ik grooten dank verschuldigd,
dat Gij mij tot deze studie aangemoedigd hebt en aanvankelijk be-
reid waart als promotor op te willen treden, en U, Hooggeleerde
Rengers Hora Siccama, dat Gij mij, schoon een leek op juridisch-
historisch gebied, als leerlinge hebt willen aanvaarden en tijd noch
moeite gespaard hebt om mij bij dit werk te leiden en voor te
lichten.
Dankbaar gevoel ik mij jegens U, Zeergeleerde Martens van
Sevenhoven, die mijn manuscript in zijn eerste redactie hebt door-
gelezen en van critische opmerkingen hebt voorzien en steeds
onverzwakte belangstelling voor mijn werk hebt getoond.
U, Zeergeleerde de Jonge van Ellemeet, ben ik ten zeerste erken-
telijk voor de faciliteiten, die Gij mij in Uwe kwaliteit van Rijks-
archivaris in de Provincie Utrecht hebt verleend, waardoor de vol-
tooiing van dit werk werd bevorderd.
Tot slot meen ik niet te mogen nalaten mijn dank te betuigen
aan den Hoog Edelgestr. Heer L. F. van Gent, die den index maak-
te, alsmede aan de beheerders en ambtenaren van archieven en
bibliotheken te Arnhem, Nijmegen, Tiel, Zaltbommel, Zutphen,
Deventer en Utrecht en aan de Ned. Hervormde Kerkelijke Bestu-
ren te Nijmegen, Tiel en Zaltbommel voor de bijzondere welwillend-
heid en hulpvaardigheid, waarmede zij mij bij mijn nasporingen en
onderzoekingen ter zijde hebben gestaan.
HOOFDSTUK I.
DE INVOERING DER REFORMATIE EN DE OVER-
HEIDSMAATREGELEN VAN ALGEMEENE STREKKING
TEN OPZICHTE VAN DE GEESTELIJKE
EN KERKELIJKE GOEDEREN.
§ 1. Inleiding.
Voordat in ons Vaderland bij decreet van de Nationale Ver-
gadering van 5 Augustus 1796 het beginsel van scheiding van kerk
en staat geproclameerd werd, stelde de Regeering of Hooge Over-
heid zich niet op het standpunt van Christendom boven geloofsver-
deeldheid, zooals sedertdien, maar was zij de opvatting toegedaan,
dat de Overheid als Christelijke Overheid verplicht was, om de
ware Christelijke religie te handhaven. Welke religie de ware Chris-
telijke was, maakte de Overheid uit. De godsdienst, die door de
Overheid als de ware Christelijke erkend was, gold als de officieele,
de publieke, en werd met uitsluiting van iedere afwijkende gezind-
heid in het openbaar uitgeoefend
In de Republiek der Vereenigde Nederlanden was de Gerefor-
meerde godsdienst de publieke. De Gereformeerde opvatting
omtrent „het Ampt der Overheytquot; wordt in de Nederlandsche ge-
loofsbelijdenis van 1618/19 aldus geformuleerd: „Ende haer ampt is,
niet alleen acht te nemen ende te waken over de politie, maer cock
de hant te houden aen den heyligen Kerckendienst: om te weeren
ende uyt te roeyen alle afgoderye ende valschen Godsdienst, om
het Rijcke des Antichrist te gronde te werpen, ende het Koninok-
rijcke Jesu Christi te voorderen, 't woort des Evangeliums overal te
Vergel. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, „De Geestelijke en Ker-
kelijke Goederen onder het canonieke, het gereformeerde en het neutrale
Rechtquot;, I, tweede afd., hoofdst. I, 5 1; Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet,
„Geschiedkundig Onderzoek naar den Rechtstoestand der Zeeuwsche Gees-
telijke goederen van 1572 tot in het begin der 17e eeuwquot;, blz. 239; Mr. J. F.
van Beeck Calkoen, „Onderzoek naar den Rechtstoestand der Geestelijke
en Kerkelijke Goederen in Holland na de Reformatiequot;, hoofdst. I, $ 1; Mr. L.
J. van Apeldoorn, „De Kerkelijke Goederen in Frieslandquot;, I, blz. 270-275, en
dez., „Kerk en Staatquot; in „Tijdschrift voor Geschiedenisquot;, 34sten jrg., blz.
225 e.v.
doen prediken, op dat Godt van yegelick ge-eert ende gedient
werde, gelijck hy in sijn Woort gebiedtquot; Vóór de invoering van
den Gereformeerden godsdienst was de opvatting aangaande de
taak van de Overheid op het stuk van de religie volkomen dezelfde,
slechts met dit onderscheid, dat de Overheid R.K. was en de R.K.
godsdienst de publieke godsdienst was. In het plakaat, dat Karei
V 2 April 1550 in Gelderland uitvaardigde tegen de kettersche
dwalingen, heet het: ,,Zoo ist, dat wy, aenmerckende die oevericheyt
in desen vurseide landen (d.i. Gelderland) ende anderen durch
Götz voirsichticheyt ons gegeven, omme onse ondersaten te houden
ende regieren in rust, vrede, guede policie, eendrachticheyt, justicie
ende boven al in eenicheyt des geloofs, ende willende ons hier inne
quyten, als een Christelyck ffurst ende prince gebuert ende toestaet
te doen... enz.quot;^), en in het eveneens voor Gelderland 3 Juli 1566
uitgegeven plakaat tegen het bijwonen van verboden conventikelen:
„So eest, dat wy, 't selfde aengemerckt, ende begerende daerinne te
versien ter eeren Godts tot bewaernisse ende conservatie van onsen
ouden geloove ende Cat'holyoksche religie ende tot gemeyne wel-
varen, ruste en vrede, hebben...... enz.quot;
Er is nochtans een belangrijk punt van verschil tusschen de R.K.
Overheid en de Gereformeerde Overheid. De R.K. landsheer aan-
vaardt het leergezag van de kerk, d.w.z. van den Paus en de concilies.
Naar R.K. kerkelijke opvatting heeft de Paus, die als opvolger van
Petrus stedehouder van Christus op aarde is, de opperheerschappij
over alle menschelijke creaturen; het wereldlijke zwaard, dat den
vorsten in handen gegeven is, is ondergeschikt aan het geestelijke
zwaard, dat in handen der geestelijkheid is; de wereldlijke Overheid
moet haar macht ter beschikking stellen, om in opdracht der kerk
het ware Christelijke geloof te handhaven en in nieuw ontdekte
streken de inboorlingen daarin te onderrichten^).
De Gereformeerde Overheid erkent het pauselijke gezag niet;
het hangt van de besluiten der Overheid af, of en in hoeverre
synodale beslissingen (men denke aan de besluiten van de
Nationale Synode te Dordrecht van 1618/19) van kracht zullen
1) Artikel XXXVI van de geloofsbelijdenis der Geref. kerken in Neder-
land, 1618/19.
C. Hille Ris Lambers, „De Kerkhervorming op de Veluwequot;, bijlage I
no. 3.
3) Van Loon, „Groot Gelders Placaet boeckquot;, I, kol. .33o.
*) Vergel. de bul „Unam sanctam ecclesiamquot;, 18 November 1302 uitge-
vaardigd door paus Bonifacius VIII tijdens zijn strijd tegen Philips IV van
Frankrijk, bij Carl Mirbt, „Quellen zur Geschichte des Papsttums und des
römischen Katholizismusquot;, 3te Aufl., 1911, No. 309, en het edict „Inter caetera
divinaequot; van paus Alexander VI d.d. 4 Mei 1493 voor Ferdinand van Arragon
zijn; de wereldlijke Overheid bepaalt er zich niet toe, om de
synodale besluiten uit te helpen voeren, maar oefent leergezag door
die besluiten aan haar goedkeuring te binden^).
Met het binnendringen van de leerstellingen van Luther en
andere Hervormers, die in toenemende mate aanhang vonden, zag
de Overheid zich voor de vraag gesteld, welke religie, de R.K.
of de Evangelische, de ware Christelijke was. Die vraag
werd op verschillende wijze opgelost: de Overheid verbood de
Luthersche en andere ketterijen, zooals ten onzent keizer Karei V
«n koning Philips II; de Overheid omhelsde de denkbeelden der
Hervormers en voerde de z.g. Kerkhervorming of Reformatie in
haar territoir in; dan wel de Overheid stelde haar beslissing uit,
totdat de eenheid op godsdienstig gebied hersteld zou zijn door
een nog bijeen te roepen concilie, en bepaalde, dat er middelerwijl
een toestand van religievrede zou heerschen, waarbij zoowel aan
de R.K. als aan de aanhangers van de leerstellingen der Hervor-
mers gelegenheid tot het houden van openbare godsdienstoefenin-
gen (exercitium publicum religionis) werd gegeven. Het „ius
reformandi exercitium religionisquot;, ook wel aangeduid met den
regel ,,cuius regio eius religoquot;, werd voor de Duitsche Rijksstan-
den rijksrechtelijk erkend bij den godsdienstvrede van Augsburg
van 25 September 1555^).
en Isabella van Castilië, waarbij de Paus als stedehouder van Christus op
aarde het door Columbus ontdekte gebied en alle nog verder te ontdekken
gebieden in leen geeft aan Ferdinand en Isabella en aan een anderen Chris-
telijken vorst (den koning van Portugal), bij Mirbt, als boven, No. 333. De
bul „Unam sanctam ecclesiamquot; werd in 1516 door den Paus vernieuwd en
bevestigd bij de bul „Pastor aeternusquot; (Mirbt, No. 336).
Dr. E. Staedler, „Die Urkunde Alexanders VI. Zur Westindischen Investitur
der Krone Spanien von 1493quot; in „Archiv für Urkundenforschung und Quel-
lenkunde des Mittelaltersquot;, Neue Folge, Band I, erstes Heft, biz. 145, toont
aan, dat „die kirchliche Einmischung in die spanische Westindienangelegen-
heit keine Schenkung bezweckt hat, sondern, wesentlich abweichend, die
Errichtung eines weltlichen Klrchenlehns an dem damals neuen spanischen
Uebersee- und Kolonialgebietquot;. Het „Lehnsgutquot; waren de door Columbus ont-
dekte en voor de Spaansche kroon in bezit genomen streken, die de Spaaii-
sche kroon aan de R.K. kerk opdroeg („Auftragslehnquot;); de „Lehnspfhchtquot;
van de Spaansche kroon was de uitbreiding van het Christendom in de
nieuw ontdekte gebieden, de „Lehnsschutzquot; de bedreiging met kerkelijke
straffen.
De Dordtsche kerkenordening werd 21 Juli 1620 door de Staten van
Gelre en Zutphen geapprobeerd en geratificeerd, „uytgenomen de kleyne
veranderinge ende duydelijcke interpretatie, .Soo wy nae de constitutien van
particuliere kercken, Classen, Synoden, mede ooge genomen hebbende op de
consititutie ende regeringe van desen Furstendomb ende Graeffschap, be-
vonden hebben het sticht- ende oirbaerlykst te synquot;, totdat door de Geünieer-
de Gewesten of door de Landschap Gelre en Zutphen dienaangaande anders
zou worden beschikt (Van Loon, II, kol. 188)-
Dr. Burkhard von Bonin, „Die praktische Bedeutung des ius refor-
-ocr page 16-Volgens dezen religievrede, die naar den vorm een landvrede
tusschen de leden van het H. Roomsche Rijk was, zouden voortaan
binnen het Rijk twee confessies toegelaten zijn: de R.K. en de
Augsburgsche confessie. Andere godsdienstige richtingen waren en
bleven verboden (artikel 5). Tot de „Augsburgischen-confessions-
verwandtenquot; behoorden zoowel de Evangelisoh-Lutherschen als de
Gereformeerden, althans volgens de bepalingen van den vrede van
Westfalen van 24 October 1648, waarbij de artikelen van den
Augsburgschen religievrede bevestigd en nader verduidelijkt wer-
den i).
Het derde artikel van den Augsburgschen religievrede schreef
voor, dat de Keizer en de Rijksstanden geen der Rijksstanden
zouden mogen hinderen of lastig vallen wegens het aanhangen
van de Augsburgsche confessie ,,oder in andere wege wider sein
conscienz, gewissen und willen von dieser Augspurgischen confes-
sion, religion, glauben, kirchengebreuchen, Ordnungen und cere-
monien, so sie aufgerioht oder nodhmals aufrichten möchten in
iren fürstentumben, landen und herschaften, tringen......quot;. Hierbij
aansluitend gaf artikel 4 een soortgelijken waarborg aan de R.K.
Rijksstanden. Volgens artikel 8 zou de geestelijke jurisdictie in de
territoria der Evangelische Rijksstanden worden geschorst „bis
zur entlicher vergleichung der religionquot;. Blijkens het negende
artikel zouden de geestelijke Rijksstanden, colleges, kloosters, enz.,
hun tienden en goederen behouden, ook indien deze bezittingen
gelegen waren onder het gebied van een Evangelischen Rijksstand,
onder voorbehoud evenwel, om, evenals vroeger, uit die goederen
,,die nottürftigen ministeria der kirchenpfarren und schulen, auch
die almusen und hospitahaquot; te bekostigen, „ungeadht was religion
sie seienquot;. In de vrije Rijkssteden, waar de R.K. en ,,Augsbur-
gischen-confessionsverwandtenquot; reeds gewoon waren, om naast
elkaar openbare godsdienstoefeningen te houden, zou volgens
artikel 14 deze toestand bestendigd blijven. De bepalingen van den
godsdienstvrede zouden nagekomen moeten worden door de Rijks-
mandiquot;, verschenen als Heft I in „Kirchenrechtliche Abhandlungen, heraus-
geg. von dr. Ulrich Stutzquot;, 1902, Teil I, § 1, leidt ten onrechte het „ius
reformandiquot; af uit de advocatie van den Duitschen keizer over de kerk.
Zie Carl Mirbt, als voren, No. 430-437, artt. 5 en 7 van den vrede van
Westfalen. Dr. A. A. van .Schelven, „De Nederduitsche Vluchtelingenkerken
der XVIe eeuw in Engeland en Duitschlandquot;, 1909, blz. 218, schrijft: „Steeds
cn overal in dien tijd hebben de Calvinisten het standpunt ingenomen, dat
ze — hoewel met alle uitdrukkingen der Augsburgsche confessie niet onver-
deeld ingenomen — zich toch door deze gravamina niet lieten weerhouden
van de onderteekening van dat symbool als geheelquot;.
standen „bis zu Christlicher, freundlicher und entlicher verglei-
chung der religion und glaubenssachenquot; (art. 12)
Gedurende de onderhandelingen over den Augsiburgschen reli-
gievrede verklaarden de keurvorstenraad en de vorstenraad zieh
bereid, cm den Bourgondischen kreits, d.w.z. de onder het Bour-
gondisch-Häbsburgsche huis vereenigde Nederlandsche gewesten,
in den godsdienstvrede op te nemen, mits de kreits zich in zaken
van landvredebreuk, waartoe inbreuk op den religievrede moest
worden gerekend, wilde onderwerpen aan de rechtsmacht van het
Rijkskamergerecht (19 September 1555). Dit laatste zou een af-
wijking beteekend hebben van het z.g. Bourgondische tractaat
van 26 Juni 1548, waarbij bepaald was, dat de in dien kreits ver-
eenigde gewesten Karei V en zijn erfgenamen tot „rechter Erb-
und Oberherrquot; zouden hebben met behoud van hun vrijheden en
gerechtigheden, met dien verstande, dat de kreits niet aan de
jurisdictie van het Rijkskamergerecht onderworpen zou wezen en
niet verplicht zou zijn tot naleving van de Rijksdagsbesluiten, of-
schoon de kreits wel tot alle Rijksdagen beschreven kon worden.
Ook het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen, welke
gebieden deel uitmaakten van den Westfaalschen kreits en eerst
in 1543 onder het gezag van Karei V waren gekomen, zouden
voortaan tot den Bourgondischen kreits behooren. Alhoewel de
verklaring van 19 September 1555 nooit is ingetrokken, heeft zij
voor de Nederlanden geen gevolg gehad, omdat Karei V en zijn
opvolger Philips II zich steeds op den grondslag van het Bourgon-
dische verdrag bleven stellen'-^).
Het vorstendom Gelre en het graafschap Zutphen verkeerden in
een andere positie dan de gewesten, die Karei V door erfenis ver-
kregen had. Eenige dagen na den vrede van Venlo, waarbij
Willem, hertog van Gulik en Kleef, ten behoeve van Karei V
en zijn nakomelingen afstand deed van Gelre en Zutphen, kwam
als resultaat van onderhandelingen tusschen den nieuwen Lands-
heer en de afgevaardigden van bannerheeren en ridderschappen en
steden van de vier Geldersche Kwartieren Nijmegen, Roermond,
Zutphen en Veluwe het tractaat van Venlo tot stand, waarbij
Karei V een aantal toezeggingen deed omtrent de voorwaarden.
Von Druffel-Brandi, „Briefe und Akten zur Geschichte des sechs-
zehnten Jahrhunderts, Bd. IV. Beiträge zur Reichsgeschichte 1553-1555quot;,
1896, No. 671, text van den Augsburgschen godsdienstvrede.
Prof. dr. Gustav Turba, „Ueber das rechtliche Verhältnis der Nieder-
lande zum deutschen Reichequot; in „Drittes Jahresbericht des k.k. Staats-
Gymnasiums im XIII. Bezirke in Wienquot;, 1903, blz. 15 e.v.
waaronder hij over zijn nieuwe onderdanen zou regeeren (12
September 1543). Van dit tractaat was vooral het vierde artikel
van belang. Het voorzag in de aanstelling van een stadhouder,
die de landstaal zou kennen, n.1. René van Chalon, prins van
Oranje, en van eenige raden, die op de hoogte zouden zijn van
de „costumen, usantiën ende landtregten van den lande van Gelre
ende Zutphenquot;; terwijl verder bepaald werd: ,,Oick sali Sijn
Maje(stei)t institueren een canselrye binnen denselven lande,
dair die ondersaten alle gewoentlick bescheit verfolgen ende ver-
kryegen sullen, sonder dieselve mit eenyghe uytlansche recht-
vorderonghe te beswaren, maer sali dieselve onderhouden als
lytmathen ende ondersaeten des Roemschen Rijckx naervolgende
die beleninghe, die Sijn Maje(stei)t dair aff hefft. Ende sali als
Keyser bevestigen ende confirmieren 't previligie de non evocando,
van wylen keyser Henrick den vurs(chreven) Lantschappen
verleentquot;^). Toen de Staten van Gelderland hun goedkeuring
hechtten aan het z.g. Bourgondische verdrag van 1548, deden zij
dit onder beding, dat de Keizer zou verklaren, dat er in de ver-
houding van Gelderland en Zutphen tot het H. Roomsche Rijk
geen verandering zou komen. Inderdaad heeft Karei V verklaard,
dat op het Venlosche tractaat geen inbreuk zou worden ge-
maakt
Wanneer de heer van Keppel, Johan van Pallandt, in 1560 in
conflict komt met den Stadhouder Charles de Brimeu, omdat hij
in zijn heerlijkheid in plaats van een pastoor een predikant be-
noemd en een Gereformeerden schoolmeester aangesteld heeft en
Stadhouder en Hof dezen schoolmeester gevankelijk naar Arnhem
hebben doen vervoeren, qualificeert hij dit als „onverklaecht, on-
verburcht und sonder innyghen vuergaende rechten und stracx
Widder allen rechten, freyheitten, tractaten des furstendoms
Gellrer und graefschaps Zutphen, und den frydtstandt des H.R.
Ryx in religioens zaecken, in tween verscheyden Ryxdagen K.
und K.M. Chur- und Fürsten bewillicht, ingegaen und bestedichtquot;,
terwijl hij er de aandacht op vestigt, dat hij een binnen het
Geciteerd naar de gelijktijdige authentieke copie van de hand van
Henricus Poeyn, secretaris der stad Nijmegen (oud-archief Gemeente Arn-
hem, inv. no. 5477, reg. no. 1422). De text van het tractaat van Venlo bij
Van Loon, „Groot Gelders Placaet-boeckquot;, I, Praeliminaire Puncten, kol. 27,
is niet geheel betrouwbaar. Het privilegie de non evocando was verleend door
Hendrik VH in 1310.
Dr. A. Zijp, „Dt Strijd tusschen de Staten van Gelderland en het Hof,
1543-1566quot;, uitg. „Gelrequot;, 1913, blz. 6 en 59. Oud-archief Gemeente Arnhem,
inv. no. 5485.
Duitsche Rijk toegelaten belijdenis aanhangt en geen ketter of
wederdooper is^). De heer van Keppel geeft hier den gedachte-
gang weer, die ook de tegen het centrale gezag te Brussel, waar-
van Stadhouder, Kanselier en Raden (het Hof van Gelderland)
de vertegenwoordigers waren, oppositie voerende Staten van
Gelre en Zutphen huldigden.
Op grond van artikel 4 van het tractaat van Venlo meenden
de Geldersche Staten, dat op hen, op gelijke wijze als op de ande-
re lidmaten des H. Roomschen Rijks, de Duitsche Rijkswetten
van toepassing waren, dus ook de religievrede van Augsburg.
Eveneens op grond van artikel 4 van het genoemde tractaat was
het, dat de Geldersche Staten zich verzetten tegen de jurisdictie
van het door Karei V opgerichte Hof te Arnhem, omdat de leden
ten deele uit niet-landzaten genomen plachten te worden; de recht-
spraak van het Hof werd daarom als een vorm van uitlandsche
rechtspraak beschouwd. Ook zag men in de rechtspraak, die het
Hof uitoefende, een inbreuk op de stad- en landrechten. Om de-
zelfde redenen werd door de Staten geopponeerd tegen het voor-
nemen, om de inquisitie in te voeren In 1566 bereikte de verzet-
beweging haar hoogtepunt, om zeer spoedig daarop te verloopen.
De gebeurtenissen van het woelige jaar 1566 kan men elders
beschreven vinden®). Hier worde slechts iets gezegd over de onder
leiding van de stad Nijmegen gevoerde actie, om een religievrede
in te voeren. Den 23sten Augustus 1566 schreef de stad Nijmegen
aan de stad Arnhem o.m., dat sinds St. Laurens'dag (10 Augustus)
een predikant buiten de stad geleerd heeft onder grooten toeloop
van volk, zoowel uit Nijmegen als uit den omtrek, dat zij — de
stad Nijmegen — onlangs den Stadhouder geschreven had, „ons
tho willen benerstigen des heiligen Ricx ordonnantie ende afschei-
den gemeess tho halden ende dair by thoe verblyvenquot;, en nu
hierover het oordeel wil vernemen van de afgevaardigden der vier
Kwartieren (nl. het Nijmeegsche Kwartier, het Overkwartier van
Roermond, het Zutphensche Kwartier en het Arnhemsche Kwar-
Mr. G. van Hasselt, „Stukken voor de Vaderlandsche Historiequot;, I,
1792, Nos. 17-19. Vergel. Hille Ris Lambers, als boven, blz. 56 noot 1.
C. Hille Ris Lambers, als boven, bijlage H D. De strijd van de Gelder-
sche Staten tegen het centraal gezag is behandeld in de diss. van Dr. A.
Zijp. Over de taak van .Stadhouder en Hof, zie P. Nijhoff, „Bijdragen tot
de Geschiedenis van het voormalige Hof van Gelderlandquot; in „Nijhoff Bijdra-
genquot;, X (1856), blz. 85, en Dr. Zijp, boek I, hoofdst. H.
C. Hille Ris Lambers, hoofdstuk IV, Dr. A. Zijp, blz. 75-81 en 195-201,
en F. van Hoeck S. J., „Nijmegenquot; („Corpus Iconoclasticum, documenten over
den beeldenstorm van 1566 in de Boergondische Monarchiequot;, uitg. onder toe-
zicht van J. Kleyntjens S. J. en dr. H. F. M. Huybers).
tier), tot wie zij het verzoek richt, 1 September binnen Nijmegen te
komen, om na gezamenhjke beraadslaging een eensgezind advies
aan den Stadhouder te kunnen geven. Den Isten September liet de
Nijmeegsche magistraat een religievrede afkondigen, waarvan de
strekking was, dat de beide partijen elkander ongemolesteerd
zouden laten, de geestelijken in de kerken en kloosters rustig hun
diensten zouden voortzetten en in het genot van hun bezittingen
blijven, terwijl het een ieder vrij zou staan, om den nieuw aange-
komen predikant te hooren. Wie met woorden of werken iets tegen
andersdenkenden zou ondernemen zonder toestemming van den
magistraat, zou aan den lijve gestraft worden. De publicatie besluit
met deze zinsneden: „Irstlick, dat die gelove is een gave Götz, ende
behoirt nyemandt totten' geloeven gedrongen toe werden, dan
kompt uyt den gehoir des Gotlicken wordtz. Thenn anderen, dat
die wertlicke Overicheidtt van Gott ingestalt, umb oveldait te
straiffen ende die vromen to schutten ende beschermen, ende den
gemeynnen vrede tho vorderen ende guede politie ende ordenongh
to onderhaldenn. Ende dytt allet sali geduyren ende onderhalden
werden ter tijtt toe dat die alynghe Lantschappen, Bannerheeren,
Rittersahappen, hoeft- und deine Steden, by eynanderen geweest
ende communiciert hebben, om eyn guede bestendighe ordenongh,
dem Gottlichenn woirde und der heiliger Schriffturen gemeess, myt
voirweten ende gelieven der hoegher Overicheidtt als Co. Majesteit
tott Hispanyen etc., onsers alregenedichsten Heren ende Landt-
fursten, bevordert ende erlangt sijn sali. Dese articulen synt den
Meisteren van Sunter Claes, die tweeëndartigen ende vier Ampten
voirgelesen, om achtervolght tho werden......quot; enz.
De op 1 September te Nijmegen bijeengekomen afgevaardigden
uit de Kwartieren van Nijmegen, Roermond en Arnhem — Zutphen
wordt niet genoemd — besloten de stad Nijmegen in haar actie
te steunen en verzochten den Stadhouder het bijeenroepen van
een Statenvergadering te willen bevorderen, opdat een generale
ordonnantie zou gemaakt kunnen worden, en intusschen den
1) Van Hoeck, als voren, bijlage VIII. De meesters van St. Claes stemden
er niet mede in. Hel principe, dat niemand tot het geloof gedrongen mag
worden, het beginsel van gewetensvrijheid, werd in 1579 vastgelegd in art. 13
van de Unie van Utrecht. De plicht tot uitroeiing van den valschen godsdienst,
die volgens de Nederlandsche geloofsbelijdenis tot de taak van de Overheid
behoort, beteekent dan ook niet kettervervolging in den trant der beruchte
plakaten van Karei V, maar het onmogelijk maken van de uitoefening van
elke andere dan de publieke religie. De gewetensvrijheid werd met bepleit
op zuiver humanitaire gronden, maar op grond van de opvatting, dat het
geloof op goddelijke genade berust.
religievrede in wezen te willen laten. Noch de Stadhouder noch
de Landvoogdes te Brussel stonden het houden van een Landdag,
om het punt van de religie te regelen, toe. Aan de stad Nijmegen
schreef de Stadhouder een brief, waarin te kennen gegeven werd,
dat de door den magistraat gepubliceerde religievrede eigenlijk geen
religievrede was, omdat de predikant, die in Nijmegen preekt, een
„wairafftich Calvinist is, wellicke Calvinisten die Religionsfreede
gentzlick afsniden, verworpen ende niet lieden, und is oik id ghoene
wes U. Er. doen publicieren, denselven Ricx Religionsfreede (d.i.
den godsdienstvrede van Augsburg) in andere verscheiden punc-
ten niet gelick, woewael wy hier mit niet en verstaen, dat Coningl.
Mat. to denselven oeck gehalden off verplicht sie...... enz.quot; De
Stadhouder zegt dus, dat de Nijmeegsohe religievrede eigenlijk geen
religievrede is, omdat de Calvinisten den religievrede in het geheel
niet wenschen, maar zelfs verwerpen, en omdat het gepubliceerde
stuk afwijkingen vertoont van den Duitschen godsdienstvrede;
maar dat, ook indien de Nijmeegsche religievrede wèl met den
Duitschen godsdienstvrede in overeenstemming ware geweest, de
Koning nog geenszins hieraan gebonden zou zijn. De Stadhouder
stelt zich op den grondslag van het Bourgondische verdrag, dat de
Rijksdagsbesluiten voor den Bourgondischen kreits niet verbindend
zijn').
Reeds drie en een halve week na de afkondiging van den religie-
vrede te Nijmegen keerde het getij: de predikanten en hun felste
aanhangers moesten 25 September uit de stad vertrekken^). In
andere deelen van Gelderland was de beweging nog niet ten einde:
het langste duurde zij te Harderwijk, Elburg, Zaltbommel. VenIo
en Roermond. Merkwaardig mag het heeten, dat in deze steden,
waar een sterke strooming onder de magistraatsleden vóór de
nieuwe religie was, men niet tot een verbod van de R.K. religie
is overgegaan, ofschoon de stedelijke regeering zelve er toe mede-
werkte om predikanten in te halen. Te Harderwijk maakte de raad
in samenwerking met de gemeenslieden 24 December een religie-
vredeverdrag, waarbij aan de R.K. de Minderbroederskerk en de
overige kloosterkerken werden overgelaten en aan de Gereformeer-
Mr. G. van Hasselt, „Stukkenquot;, I, nos. 37-41. C. Hille Ris Lambers,
blz. 132, meent ten onrechte, dat de Stadhouder bedoelt, dat de Nijmeegsche
religievrede strijdt met den Augsburgschen godsdienstvrede, omdat de Calvi-
nisten van dezen godsdienstvrede uitgesloten waren.
) (Mr.) I. A. N(ijhoff), „Onuitgegeven stukken betrekkelijk de Geschie-
denis der Spaansche Heerschappij en die van den Opstand tegen Spanje, bij-
zonder in Gelderlandquot;, no. XLH in: „Nijhoff Bijdragenquot; V, 1847, blz. 226.
vergel. Hille Ris Lambers, bijlage XXV.
den de parochiekerk. Dit verdrag is nimmer door den Stadhouder
goedgekeurd en werd naderhand dan ook verloochend i). Ook te
Zaltbommel werd 23 October 1566 door schepenen, burgemeesters
en kwartiersluiden een religievrede-verdrag gemaakt met de afge-
vaardigden der schutterijen en gilden „ende dat deurende der tyt
toe by die alinge Lantschap, Bannerheeren, Ritterschappen ende
hoeft ende cleyne Steden deses furstendoms Gelre ende graefschaps
Zutphen mitten anderen gecommuniceert sullen hebben, om een
guede ende bestendige ordinge, der Godtlycken Woorde ende der
Heyliger Schrift conform ende gemes, met voerweeten ende gelief-
ven Co: Mat: als die hooge Oevericheyt bevurdert, vercregen ende
erlanght sal wesen......quot; 2). In de maanden Februari tot April 1567
slaagde de Stadhouder erin, het verzet geheel te breken. De religie-
vrede, waarnaar de Geldersche Staten nog zoo kort geleden ge-
streefd hadden, was van de baan. Eerst het optreden van graaf
Johan van Nassau als stadhouder van Gelderland in 1578 zou een
blijvenden ommekeer op politiek en godsdienstig gebied brengen.
Alvorens over te gaan tot de beschrijving van de maatregelen,
die tijdens het stadhouderlijke bewind van graaf Johan van Nassau
in Gelderland genomen werden ten aanzien van de rehgie, en de
gevolgen van die maatregelen voor de kerkelijke en geestelijke goe-
deren in Gelderland, moeten wij de vraag stellen: wat is de betee-
kenis van de Reformatie en in het bijzonder van de Geldersche Re-
formatie?
Re-formeeren, her-vormen, beteekent niet breken met het verle-
den en het maken van een nieuw begin, maar voortzetten van het
verleden in gewijzigde vormen®).
Hervormen van de religie wil op zich zelf dan ook niet zeggen:
invoeren van den Hervormden godsdienst. Hervormingen kunnen
binnen het kader van de R.K. kerk worden aangebracht, zooals bijv.
de hervormingen, die op grond van de besluiten van het concilie
van Trente werden ingevoerd . Volgens het heerschende spraak-
gebruik duidt men met de Hervorming of Reformatie een geheel
van door de Overheid aangebrachte veranderingen aan, die ten doel
hadden den openbaren eeredienst te wijzigen in Evangelischen
zin. De aanhangers van de Reformatie wilden zooveel mogelijk
terugkeeren tot de oorspronkelijke Christelijke kerk en alle inge-
Hille Ris Lambers, bijlage XXVI, nos. 10 en 22.
Mr. G. van Hasselt, „Stukkenquot;, I, no. 54.
Cf. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 198.
Van Loon, „Groot Gelders Placaet-boeckquot;, I, kol. 314 en 321, ordon-
nantiën tot invoering van de besluiten van het concilie van Trente, 1565.
slopen misbruiken atschaffen. Hun bedoeling was niet het vestigen
van een nieuwen godsdienst^).
Het reformeeren van den openbaren eeredienst in Evangelischen
zin ging gepaard met het schorsen van de geestelijke jurisdictie;
alles wat tot nog toe onder het geestelijke of canonieke recht had
geressorteerd, kwam onder het wereldlijke recht te staan. Geeste-
lijke personen en geestelijke stichtingen werden wereldlijke personen
en wereldlijke stichtingenquot;). De rechtstoestand van de talrijke
geestelijke fundatiën moest opnieuw geregeld worden door de we-
reldlijke Overheid, die in de plaats van den bisschop trad.
Het wezen en doel van de Geldersche Reformatie leeren wij ken-
nen uit een merkwaardig geschrift, dat getiteld is: „Discours von
der administration der Geistlicher guederen, waertho deselvige van
unsere vorolderen gegeven, wie sie sint erstlich gebruickt, unnd
daerna misbruickt worden, unnd nu ter eren Godtz unnd dem ge-
meinen nutz tho gude sollen unnd behoren angelacht unnd ge-
bruickt tho werden, allenn frommen unnd gotsaligen patrioten
deses Furstendums Gelder und Graffschafft Zutphen tho beden-
eken voergestelttquot; Dit „Discoursquot; werd door graaf Johan van
Nassau, stadhouder, en het Hof van Gelderland aan den Landdag
aangeboden in het voorjaar van 1580, bij wijze van memorie van
toelichting tot de maatregelen die Stadhouder en Hof op verzoek
van den Landdag zouden ontwerpen met betrekking tot de bestem-
ming en de administratie der geestelijke goederen, zooals wij in
onze derde paragraaf nader zullen uiteen zetten.
Het stuk vangt aan met te betoogen, dat onze voorouders ver-
schillende goederen geschonken hebben met de bedoeling, „den
waren Gadesdienst by haren nakomelingen tho erhalden unnd
propagierenquot;. Zij hebben zich hierbij weliswaar vaak laten over-
reden door op eigenbaat bedachte monniken en priesters, die hun
voorhielden, dat zij „die pyne des erdichten fegefuirsquot; konden
afkoopen om den hemel te verdienen. Zij hebben bovendien ge-
dwaald t.o.v. den vorm van den waren godsdienst door missen,
vigiliën, maanstonden en jaargetijden te stichten. Maar hun inten-
tie is toch altijd geweest, dat God gediend en de Christelijke religie
De benaming „nieuwe Religiequot; voor de Gereformeerde Religie is
slechts betrekkelijk juist.
Vergelijk de boven aangehaalde artt. 3 en 8 van den Augsburgschen
religievrede.
Het „Discoursquot; heeft als voorbeeld gediend voor de door Mr. J. I. van
Doorninek uitgegeven memorie van de ouderlingen en diakenen te Deventer
over de bestemming der geestelijke en kerkelijke goederen aldaar van 1581,
zie „Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijsselquot;, IH (1876), blz. 169 en 265.
bevorderd zou worden. De geschonken goederen behooren derhalve
niet „in privatos ususquot; bestemd of door de erfgenamen van de
stichters terug genomen te worden, doch „nae der stiffter intention
unnd eigentliche meiminge tott den rechten unnd waren Gades-
dienst, wie derselven in Gades Woort unns voergeschreven werdt,
unnd tho beforderung aller minschen heil unnd selicheit gebruickt
unnd angelacht werdenquot;.
Na deze korte inleiding volgen zeven paragrafen:
I.nbsp;van de eerste stichting en het gebruik der „kerckenguederenquot;:
God heeft van Abrahams en Jacobs tijden tot Mozes de tienden in-
gesteld; daarnaast had men in Mozes' tijd ook vrijwillige gaven voor
den godsdienst en voor den bouw van hutten (loofhutten). Evenzoo
had de Apostolische gemeente in het Nieuwe Testament vrijwillig ge-
schonken „kerckenguederquot;. Toen het Christendom zich uitbreidde, ver-
meerderden de „kerckenguederquot; door de giften van vorsten, enz. Het
is duidelijk, dat deze goederen niet aan de geestelijken zijn gegeven,
„dat sie haer eigen sijn soldenquot;, of dat zij er naar welgevallen over
zouden beschikken, maar om ze ten nutte der kerk aan te wenden.
„Darom sie oeck kerkengueder genaenit werden, sie nemlich nicht
einen oder etlicken, sonderen der gantzen karaken thogehorenquot; i). De
goederen zijn niet gegeven voor nietsnutten en doenieten, maar voor
hen, die een ambt in het belang van de gemeente bedienen, vandaar
de canonieke regel: „Propter officium dalur beneficiumquot;. Volgens canon
4 van het Romeinsche concilie van 337 werden de „kerckenguederenquot;
in vier deelen verdeeld; a) voor den bisschop, b) voor de priesters,
diaconi en den geheelen clerus, c) voor de instandhouding der kerk-
gebouwen, d) voor de armen, de zieken en de pelgrims. Onder bisschop-
pen dient men te verstaan predikanten en kerkendienaren; onder
clerici hen, die in scholen voor den dienst der gemeente opgeleid worden.
Uit de vier deelen behooren ook bibliotheken te worden bekostigd; in
vroeger tijden waren de Benedictijnen, de Reguliere Kanunniken van de
orde van St. Augustinus e.a. van de Augustijner orde belast met het
afschrijven van boeken. Behalve de kerk- en schooldienaren heeft men
ook veel andere godzalige mannen uit de „kerckenguederquot; onderhouden,
om hen in geval van nood te kunnen gebruiken voor den kerk- en
schooldienst, voor de medicijnen of andere burgeriijke functiën.
De kerkengoederen zijn derhalve oorspronkelijk gegeven en gebruikt
voor de instandhouding van den waren godsdienst en de rechte Chris-
telijke religie.
II.nbsp;van het misbruik der „kerckenguederquot;:
De „kerckenguederquot; vermeerderden bovenmate door tallooze schen-
kingen. Daardoor probeerden allerlei onbekwame lieden in het bezit
van beneficiën te komen, zonder in staat te zijn hun ambt waar te
nemen; „kinderen, wilden unnd woesten gesellenquot; werden met kerke-
lijke beneficiën begiftigd, zoogenaamd om daarop te studeeren en de
kerk te dienen. De bisschoppen, predikanten en leeraren hebben hun
voornaamste ambtsbezigheden overgelaten aan suffraganen, wijbis-
schoppen, kapelaans enz., waardoor de zuivere leer van het H. Evangelie
verduisterd en de sacramenten verontreinigd zijn. De „vermeindequot; bis-
schoppen voeren een vorstelijken staat van het vierde deel der „kercken-
guederquot;, dat zij behouden hebben. De overige drie vierdedeelen der
„kerkengoederenquot; hebben de kapittels, abdijen en kloosters aan zich
getrokken. Die kapittels en kloosters zijn oorspronkelijk scholen ge-
weest, evenzoo de nonnenkloosters. De kloosters waren bedoeld als
opvoedingsgestichten, niet om steeds daarin te blijven en kloostergeloften
te doen. Thans zijn zij scholen van allerlei afgoderij en ontucht. De
geestelijken hebben de huidige troebelen veroorzaakt.
III.nbsp;van de hieruit voortvloeiende schade:
Er is geen geestelijke, of hij is een afgodendienaar; hierdoor wordt de
afgoderij voortgeplant. De scholen geraken in verval, zoodat er onder
de jeugd een „scythica barbariesquot; gaat heerschen. De gemeene zaak
lijdt er onder, wanneer er geen voldoend aantal bekwame mannen meer
in de regeering komt.
IV.nbsp;van het rechte gebruik der „kerkengoederenquot;:
Heer Jezus Christus en de Apostel Paulus leeren door hun voorbeeld,
dat men iets, wat misbruikt wordt, slechts verbeteren kan door zich
te richten naar de eerste inzetting. „Also kan men den mysbruick, weicke
in der administration und Verwaltung der geistlichen guederen is durch
papen unnd monnicken ingereten, niet beter wedder tho den rechten
gebruick brengen unnd reformieren, dan dat men desetvige na der
ijrster Institution richte unnd thott haren anfang weder brengequot;^). De
kerk- en schooldienaren moeten een behoorlijk loon ontvangen. In elk
Kwartier behoort een collegium opgericht te worden voor de opleiding
van adellijke en niet adellijke jongelui voor den dienst van de kerk of
het Vaderland. Ook voor jonge dochters moeten colleges worden op-
gericht. Dit is op zichzelf niets nieuws, want veel stiften en colleges
zijn vroeger opgericht voor adellijke en onadellijke personen, die geen
bindende geloften deden en het klooster weder mochten verlaten om
in het huwelijk te treden, zooals de adellijke en vrije stiften, en voorts
de Johanniters, Hiëronymiani, Cellebroeders en Fratermonniken, die nog
„reliquaequot; zijn van de eerste monnikenorden. Verder moet er voor het
geheele gewest een universiteit zijn. Uit de „kerckenguederenquot; moeten
de kerkgebouwen, de scholen en de auditoria van de universiteiten met
alles wat daartoe behoort, alsmede de woningen voor de predikanten,
rectoren, professoren en schoolmeesters onderhouden worden.
Zijn kerken en scholen voldoende verzorgd, dan moeten de armen
worden geholpen, d.w.z. dat hospitalen, gasthuizen, wees- en melaten-
huizen en alle mogelijke verdere stichtingen aan een ernstige reformatie
dienen te worden onderworpen en onder toezicht te worden gesteld.
Tenslotte moet er in de plaats, waar de universiteit gevestigd zal
worden, een bibliotheek opgericht worden, alsmede een drukkerij. In
de vier Qeldersche hoofdsteden, (Roermond, Nijmegen, Zutphen en
Arnhem) zal een hospitium voor het huisvesten van vreemde predi-
kanten, professoren e.a. geleerde mannen moeten zijn, inzonderheid in
die stad, waar de universiteit zal komen. Ook zullen er in de hoofd-
steden doctoren, medici en chirurgijns zijn, die verplicht zullen wezen,
om zoowel tot de rijken als tot de armen te gaan. Synodale onkosten
zullen uit den „publico ecclesiae aerarioquot; genomen worden.
V.nbsp;op welke wijze het onder IV bedoelde ten uitvoer zal worden gelegd:
Alle geestelijke goederen zullen geïnventariseerd en geregistreerd wor-
den in een boek, dat ter Kanselarij te Arnhem zal worden bewaard of
door de opper-administratoren, die ook te Arnhem zullen zetelen. In
de hoofdstad van elk Kwartier zal iemand worden aangesteld, tot wien
men zich ter zake van de geestelijke goederen kan wenden en die in
overleg met de Kanselarij (d.i. het Hof van Gelderland) of met de
opper-administratoren op alles orde zal stellen. De kloosters moeten
opengesteld worden, om de kloostergoederen zoo min mogelijk met
alimentatiën te bezwaren, onder beding, dat de in de wereld terug-
keerende geestelijke personen hun nabestaanden niet in rechte zullen
aanspreken over erfenissen, totdat hierover een generale ordonnantie
zal zijn gemaakt overeenkomstig de Unie van Utrecht (ampliatie op
art. 15 der Unie). Kanunniken en wereldlijke priesters kunnen het
„corpus harer prebendenquot; levenslang behouden, mits zij ten behoeve
van den predikstoel der Gereformeerden afzien van hetgeen zij aan
andere kapelaans en mispriesters voor de missen en andere affgoedische
diensten, die doch nu affgeschafftquot; worden, plachten te geven en van
hetgeen zij zelf als presentie plachten te ontvangen. Door sterfte ver-
trek of overloopen naar den vijand openvallende beneficiën moeten
worden aangehouden en opnieuw begeven. Het zou raadzaam zijn
de ter begeving van den Landsvorst staande beneficiën tijdelijk
aan noodlijdende predikanten toe te kennen. De fundatiebrieven en het
patronaatsrecht zullen niet vervallen verklaard worden Op groote
dorpen waren er vroeger wel zes tot zeven vicarissen naast den pastoor;
er zullen nu een of twee predikanten wezen, wier pastorie-inkomen
aanpvu d zal worden uit de vicarieën ter plaatse, aangezien de inkomsten
sterk zullen verminderen door het wegvallen van de dagelijksche offer-
gelden unnd andere kremerye, weicke sie accidentalia noemenquot;. De
groote dorpen zullen nog een schoolmeester hebben voor het catechis-
mus-onderwijs; op de kleine dorpen zal de koster met dit onderricht
belast worden. Van alle inkomsten en uitgaven zal behoorlijk rekenschap
gworderd worden. Wat er in de toekomst zal overschieten, zal men tot
nieuwe zalige fundatiën aanwenden of daarvan de bestaande east- en
ziekenhuizen verbeteren.nbsp;^
VI. welke personen dit in het werk zullen stellen en administreeren:
Het is tegen de Apostolische orde, wanneer de bisschoppen en zij aan
wie de dienst des Woords is opgedragen, de administratie der kerken-
goederen (der kerckengueder) aan zich trekken. Want dit was in de
Apostolische kerk aan de diaconi opgedragen, die aan het presbyterium
rekening moesten doen, van welk lichaam de bisschop het voornaamste
lid was. Uit deze laatste omstandigheid is zooeven bedoeld misbruik
ontstaan En in zulk een geval is een Christelijke magistraat ambtshalve
verplicht, om het misbruik te corrigeeren. Volgens het ius gentium
staat aan den magistraat de „cura religionisquot; en voorts leeren de
rechtsgeleerden (ff. de usufructu legatorum 1. legatum), dat legaten,
welke aan den staat gemaakt worden voor een onzedelijk doel, niet
moeten worden afgestaan ten behoeve van de erfgenamen, maar aan
den staat zullen blijven, terwijl de regeering van den staat in overleg
met de erfgenamen zal bepalen, op welke andere wijze de nagedach-
tenis van den erflater het best geëerd kan worden. Zoo moeten ook de
aan de kerken van Christus (Christi ecclesiis) geschonken goederen
daaraan verbinven, doch zij moeten „in pios ususquot; aangewend (con-
verti) worden, ook indien zij voor goddelooze missen en andere valsche
diensten gegeven zijn. De Christelijke Overheid zal derhalve voor de
administratie der geestelijke goederen lieden aanstellen naar het voor-
beeld der diaconi in de oorspronkelijke Christelijke kerk. Het toezicht en
de administratie zullen als volgt worden geregeld: naast Kanselier en
Kaden van het Hof te Arnhem zullen er twee generale administratoren
zijn, om leiding te geven in geheel Gelderland, terwijl er voor de admi-
nistratie nog een bijzondere rekenkamer zijn zal. De generale admini-
stratoren zullen in ieder Kwartier een directeur, curator of oeconomus
onder zich hebben en er zullen nog rentmeesters met beperkt ambts-
gebied zijn in de steden of dorpen.
V\\. beantwoording van de tegenwerpingen, die tegen het bovenstaande
kunnen worden ingebracht:
Ie tegenwerping: men kan met een goed geweten aan de geestelijken
met hun goederen ontnemen.
antwoord: die goederen zijn geen eigendom van de geestelijken, maar
het zijn gemeene goederen van de kerk en bestemd voor haar die-
naren en de armen; de goederen worden dus niet aan de kerk
ontnomen, maar alleen het misbruik wordt gecorrigeerd, om God
des te beter te kunnen dienen.
2e tegenwerping: de geestelijke goederen zijn oorspronkelijk op
rechtmatige wijze gesticht ter eere van God en voor den kerk-
dienst; daarom moet men ze onveranderd laten.
antwoord: zij zijn inderdaad eerst voor den rechten godsdienst en steun
aan de armen gegeven, maar naderhand kwamen misbruiken en
allerlei afgoderij; die misbruiken moeten geremedieerd worden.
3e tegenwerping: de geestelijke fundatiën zijn in overeenstemming met
de geestelijke en keizerlijke rechten; daarom blijven zij onaantast-
baar („onstrafflichquot;).
antwoord: de geestelijke rechten (het canonieke recht) zijn zelden in
overeenstemming met Gods Woord; indien de fundatiën daarmede
in overeenstemming zijn, dan zijn zij daarom nog niet te billijken.
De keizerlijke rechten (Romeinsch recht) zijn meerendeels van
heidenen afkomstig, al zijn enkele constitutiones van Christelijke
keizers. In allen geval staat het vast, dat Gods wetten vóór alle
menschelijke inzettingen en rechten moeten gaan.
4e tegenwerping: anderen beroepen zich op langdurige possessie en
praescriptie.
antwoord: langdurige possessie kan ook volgens canoniek recht niet
plaats hebben „propter falsum pietatis titulumquot;. Bovendien zijn de
geestelijken niet meer dan „temporarii possessoresquot; en „usufruc-
tuariiquot;, die hun recht door hun schandelijk misbruik verbeurd
hebben.
5e tegenwerping: men beroept zich op strijd met de Pacificatie van
Gent.
antwoord: de Gelderschen hebben de Pacificatie nooit aanvaard onder
de verplichting, om ,,die affgodissche Romsche relligie mit den
misbruick der geestlicken guederennquot; onveranderlijk te onder-
houden; zij hebben veeleer het woordje „Roemschequot; geheel ge-
schrapt.
6e tegenwerping: men beroept er zich op, dat de Stadhouder, de Ra-
den en de ambtlieden een eed gedaan hebben, om de geestelijken
in hun rechten te handhaven.
antwoord: een eed mag geen „vinculum impietatisquot; zijn, ook volgens
canoniek recht. „Soe kennen oeck, noch moegen, seiner G. Rede
unnd amptzluide, amptes halven niet langer thosien, dat de religion
unnd geestlicke gueder (quae sunt iuris publici) dermaten van
etiicke misbruickt wordenn, eo quod iusiurandum congruit cum iure
divino ac naturaliquot;^).
Te tegenwerping: de collatores of patroni beneficiorum worden door
de voorgestelde maatregelen van collatiën en ius patronatus be-
roofd.
antwoord: „Daerin kan dese versehung geschien, dat haer deselvige
altijdt voorbeholden blyve um up behagenn dero, die aver die
geestlicke gueder tho ordineeren hebbenn (gelijck in pausdom mit
bewilligung dess bisschops geschien), die candidatos offt nominatos
idt sy tho kerckendienaren, scholen, hospitalen etc. tho presen-
tierenn, daermit wall guede ordeninge kan geholden werdennquot;^).
8e tegenwerping: de canonisten werpen ons tegen den bijbeltext I Kor.
9, v. 13, luidende: „An nescitis, quod qui sacris operantur, ex
sacrificio vivunt?quot;.
„quae sunt iuris publiciquot;: de godsdienst droeg een publiek karakter,
van m^^^ episcopalequot; gaat over op de wereldlijke Overheid. Cursiveering
antwoord: het is heiligschennend, wanneer de papistische priesters op
grond van dezen text inkomsten verlangen, terwijl zij zelf aller-
minst hun ambt waarnemen; „Dignus est operarius mercede suaquot;,
zegt de Heer (Lucas X, v. 7).
9e tegenwerping: Alleen de bisschoppen hebben het recht, om de be-
stemmmg der geestelijke goederen te wijzigen (distrahere bona
ecclesiastica) in het belang van den godsdienst of in geval van
nood; dit recht heeft de burgerlijke magistraat niet (Concil. Tole-
tsnuni, o}.
antwoord: de bisschoppen mogen dit recht alleen uitoefenen zoolang
ZIJ ptrouw zijn. De huidige bisschoppen zijn echter „impiiquot; Over-
eenkomstig het goddelijke en het volkerenrecht is aan den magis-
traat de „cura religionisquot; opgedragen; daarom kan er niets tegen
zijn, wanneer de functie (officium) van de bisschoppen op den
Christehjken magistraat overgaat, indien zij hun taak verwaar-
loozen
10e tegenwerping: zullen de geestelijke goederen onder wereldlijke
curatoren met nog veel meer misbruikt worden?
antwoord: men moet als Christen er op vertrouwen, dat God het werk
dat onder aanroeping van Zijn Naam aangevangen is, zegenen zal.
11e tegenwerping: zou het niet beter zijn een retigievrede op te richten?
antwoord: „Hett is vast unnd gewiss, dat een religionsfrede, die der-
maten tusschen godtfruchtigen undd affgadischenn wart upgericht,
dat darduch affgoderie bestediget werde, mit Gades Woort niet
bestaen rnach Wen oeck reede een religionsfrede in de beste form
voer die handt genomen unnd gemaeckt wurde, soe soldenn doch
die gotfruchtigenn unnd affgodischenn mit uprichtigen herten niett
kon^nen offt moegen accordieren unnd sonder diffidens sich verdragen
Nademaell oeck die Reformierten nyemaels voerhen van den Ca-
thohcken hebbenn moegen tott enigen religionsfrede angenomen
werden unnd datselvige oeck noch itziger tijdt by haer bedenckelick
unnd besweerhch sijn soldequot; 2).
12e tegenwerping: dit werk behoort eigenlijk ondernomen te worden
door de Hooge Overheid (d.w.z. den Koning van Spanje).
ö«/woo7-cf; Voer yrst is hier die macht, autoriteit undd dat ernstlich
bevel des Alderhoechstenn im hemmell, die nicht duldett noch ge-
stadett einige misbruicken, sonnderenn will deselvige corrigiert
hebbenn, entweder durch die Hoge Avericheit, offte daer die ver-
suymhch weeren, durch anderen, die hy daer tho verordennt er-
wecket unnd beropett; daer oeck een yeder Christ in synen beroep
schuldich IS tho dienenn unnd helpenn. Daerna is oeck dese
Ketormation rede vann etlicke Provinciën (d.w.z. Holland en Zee-
land) mit haeren voergaende exemplen approbiert unnd nu oeck
insonderheit in unsen Furstendom unnd Graeffschafft van die ge-
meine Lantschafft, rydderschafft, steden unnd officiers ingewilligett.
Wi] sijn oeck gueder hopnunge unnd twiffelen nicht, het werde oeck
van der Hoeger Overicheit meer unnd meer bestedigett werdennquot;.
Uit het hierboven weergegeven „Discoursquot; blijkt, dat de Stad-
houder, Johan van Nassau, en Kanselier en Raden van Gelder-
land, die ten deze handelden in opdracht van de Landschap Gelre
en Zutphen, de Reformatie wilden invoeren op analoge wijze, als
Zie vorige blz., noot 2.
-) Vergelijk boven, blz. 15.
door de Duitsche Landsheeren op grond van de bepalingen van
den Augsburgschen godsdienstvrede gedaan was. In Gelderland
zou volkomen hetzelfde gebeuren als in de territoria der Evange-
lische Rijksstanden. Nu dient hier te worden opgemerkt, dat die
Duitsche Landsheeren op wettige wijze in het bezit van de souve-
reiniteit waren gekomen, terwijl de Geldersche stadhouder en zijn
Raden revolutionaire functionarissen waren, die buiten den wil
van de Hooge Overheid, koning Philips II, optraden. Johan van
Nassau c.s. huldigden evenwel de fictie, dat de door hen te tref-
fen maatregelen achteraf de goedkeuring des Konings zouden ver-
werven. Dat dit niet geschied is, is bekend genoeg; in 1581 werd
de Koning door de Staten-Generaal „verlatenquot; en trokken de
Staten der opstandige Nederlandsche Provinciën de souvereini-
teit aan zich
§ 2. Het Optreden van Graaf Johan van Nassau als Stadhouder
van Gelderland en de Religievrede van 1578.
Het stadhouderschap van Gelderland werd sinds het vertrek
van Gilles de Berlayemont, heer van Hierges, die in 1577 tot bevel-
hebber van de lijfwacht van den nieuwen Landvoogd des Konings
over de Nederlandsche gewesten, don Juan van Oostenrijk, be-
noemd werd, als opengevallen beschouwd. Wij weten, hoe het
na de verrassing van het kasteel van Namen door don Juan in den
loop van het genoemde jaar tot openlijke vijandschap kwam tus-
schen den Landvoogd en de Staten-Generaal, hoe don Juan tot
vijand 's Lands verklaard en de goederen van eenige zijner aan-
hangers, onder wie Gilles de Berlayemont, in beslag genomen wer-
den. Eenige aanzienlijke Zuid-Nederlandsche beeren haalden
aartsfiertog Mathias van Oostenrijk als Landvoogd in. Een nieuwe
generale regeering werd ingesteld, welke met Januari 1578 in wer-
king trad. In dezelfde maand besloten de Geldersche Staten, om
aan den Aartshertog de aangelegenheid van het benoemen van
een nieuwen Stadhouder over te laten. Mathias stelde daarop voor,
om een Landdag te beschrijven, „om daselbst den welgeboren
onsen lieven besonderen Johan graven zu Nassouw oder iemant
anders, der Lantschap (Gelre en Zutphen) gevellich, zu nomi-
nerenquot;. De nominatie geschiedde door den Landdag te Arnhem
10 Maart 1578. Graaf Johan van Nassau legde 27 Mei den eed
Voor de vraag omtrent het bindend karakter van de door de revolu-
tionaire autoriteiten genomen besluiten, vergel. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora
Siccama, I, blz. 201.
als Stadhouder af te Antwerpen in handen van den Aartshertog
en 2 Juni d.a.v. te Nijmegen op het Valkhof voor de Landschap
Gelre en Zutphen en op het Kruys voor het huis van den schepen
Jorden van Triest (Groote Markt) voor de burgerij
De nieuwe Stadhouder werd aangenomen op de volgende arti-
kelen:
1°. de Stadhouder zal zich houden aan het tractaat van Venlo
van 12 September 1543, de pacificatie van Gent van 8 No-
vember 1576 en de artikelen, waarop aartshertog Mathias
tot Landvoogd en Kapitein-Generaal over de Nederlanden
aangenomen was;
2°. de Raden, die den Stadhouder ter zijde gesteld zullen wor-
den (het Hof of de Kanselarij) moeten geboren landzaten
zijn, evenzoo de drosten, ambtlieden en verdere hooge
ambtenaren, die aan de Landschap den eed moeten doen;
3°. behalve de Kanselier zullen er twaalf Raden zijn;
4°. de buiten voorkennis van de Landschap vastgestelde Kanse-
larij-ordonnantie van 10 October 1547 moet, als zijnde in
strijd met het tractaat van Venlo, nietig verklaard wor-
den evenals alles, wat op grond van deze ordonnantie is
geschied;
5°. Zaltbommel en het kwartier van Bommel, die zich in 1572
onder het gezag van den Prins van Oranje gesteld had-
den moeten aanstonds met Gelderland hereenigd worden.
6°. Dit artikel handelt over de kasteden en vestingen.
De Stadhouder zou evenals zijn voorgangers het genot hebben
van 3000 carolusguldens 's jaars, de gerechtigheid van de leenen
(jaarlijksche opbrengst: omstr. 900 carolusguldens) en het jager-
van Jan graaf van Nassau-Katzenellen-
M-l 'ff t inbsp;vorstendoms Gelre en graafschaps Zutphenquot; in-
„N.jhoft Bijdragenquot;, II (1838), blz. 49. J. H. Hofman, „Eed door S Jan
rnbsp;Gelderland afgelegd op Maandag 2 jïnTl578quot;
n. „Nijhoff Bijdragenquot;, Ille reeks, IV (1888), blz. 227. Ed Lenting De
Stadhouder van GeldelZdquot; in
82 Är fquot; i Historisch Genootschap XX, (1864), 4e serie, 5e dl., blz.
he^pfdp. •^«quot;'.quot;derheden bij J. A. G. C. Trosée, „Dr. Gerard Voeth, Voor-
bereider verdediger en propagandist der Unie van Utrechtquot; in „Bijdragen en
Mededee ingenquot; van „Gelrequot; XXXVII, blz. 71. De te Antwerpen gegeven
S'r ''nbsp;Nassau als sLdhouder Ifrop
Snnn?. !,nbsp;lönbsp;1581, toen de Koning van
^rZnnbsp;afgezworen („verlatenquot;) werd, vast aan de fictil dat
ae Koning de revolutionaire besluiten achteraf zou goedkeuren. De com-
OrtnhTrnbsp;Mnbsp;Geldersche Hof d.d. 26 Februari, 20
Uctober en 28 November 1579 werden dan ook op 's Konings naam gesteld.
uitquot; Gel quot;''ms'nbsp;Reductie van Bommel (1572-1602)quot;,
-ocr page 31-meestersambt van de Veluwe (jaarlijksche opbrengst: omstr. 1500
carolusguldens) en gerechtigd zijn tot „de collatiën van alle pasto-
rien ende vicarien Co. Mat. competerende iure patronatus Prin-
cipisquot;
De Nassausche raad Everhardt van Reyd, die met Johan van
Nassau als secretaris medekwam, schetste den toestand in 1578
aldus: „Den Provincialen Raet was beter ghesint totten Coninck
als totte vryheydt van 't Vaderlant; Als oock de meeste Magistra-
ten, Sonderling in die Hooft-Steden. Ende over al was noch de
Misse ende Pausdom in swanck. Graef Johan en konde sulcx niet
beteren, om dat hy gesworen hadde, nae luyt vande pacificatie
van Gendt die Religie in den tegenwoordighen staet te latenquot;.
Volgens Van Reyd schikte zich alles echter vanzelf, doordat de
leden van het Geldersche Hof, die geen landzaten waren, krach-
tens resolutie van de Staten werden afgezet en de verdachte magi-
straten allengs „tegens betere verwisseltquot; werden, terwijl tot be-
vordering van 's graven oogmerken het religievrede-ontwerp van
aartshertog Mathias diende^).
Het ontwerp van een religievrede d.d. 12 Juli 1578 (ouden
stijl) werd door den Aartshertog met een begeleidend schrijven van
H Juli aan de hoofdstad Nijmegen toegezonden en vanwege deze
stad een maand later doorgezonden naar Arnhem''). De Land-
schapsvergadering, die door den nieuwen Stadhouder persoonlijk
met voorbijgaan van het koningsgezinde Hof van Gelderland tegen
3 September te Arnhem beschreven was, wilde van een religie-
vrede niet weten. Eerst in het volgende voorjaar, 23 Maart 1579,
besloot de Landdag, die toen wederom te Arnhem bijeen was: „die
religions-vrede van den ertzhertoch Mathiae ende Generale Staten
ingestalt, die men metten irsten versueckt publiciert toe werden,
tot rust ende vreede t' onderhalden ende die overtrederen toe straf-
fen na landt- en stadtrecht, waerby tusschen den burgeren ende
sunst opten platten landen enicheyt gehalden, alle mistrouwen af-
Mr. I. A. Nijhoff als voren. Jac. Vrancken, „lus Patronatusquot; in „Lim-
burg's Jaarboekquot; XII, 1906, blz. 13-21 en 131-149, publiceert de lijst van
collatiën, competeerende aan den Landsvorst (van ± 1561). Een betere text
van deze lijst is te vinden in het archief der Geldersche Rekenkamer, Rijks-
archief Arnhem, inv. no. 102, fol. L XXXVI vso. Vergel. dr. A. Zijp, „De
Strijd tusschen de Staten van Gelderland en het Hofquot;, blz. 14, noot 4.
) „Voornaemste Gheschiedenissen inde Nederlanden ende elders, beschre-
ven by wylen Everhart van Reyd ....quot;, Arnhem 1628, Boek H, blz. 27.
) Oud-Archief Gemeente Ai-nhem, inv. no. 287, oorspr. brief der stad
Nijmegen d.d. 14 Augustus 1578. Het uit het Fransch vertaalde ex. van den
Religie-vrede is ingenaaid in den band „Boek van Landzaaken B 1quot;, oud-
archief Gemeente Arnhem, inv. no. 4732, fol. 183 e.v.
gewent ende den viant eendrechtlich wederstandt geschien
moegequot;
Het is ons niet gebleken, of het Hof van Gelderland inderdaad
tot afkondiging van den religievrede van Mathias over is gegaan.
Wèl droeg de Stadhouder aan het Gereformeerde consistorie te
Arnhem op een religievrede te concipieeren. De Gereformeerde
synode, die van 11 tot 14 November binnen Arnhem vergaderde,
oordeelde, dat de drie eerste punten van dit, ons helaas niet meer
bekende, ontwerp wat verzacht moesten worden, „damit sy dem
gewissen und fortplantzongh des H. Evangelii hiernhaemaels nicht
verhinderlich seynquot;; ieder consistorie zou zich hierover beraden
in afwachting van de volgende synodale vergadering . Van het
Arnhemsche ontwerp vernemen wij verder niets meer.
Omtrent de geestelijke goederen regelde Mathias' religievrede-
ontwerp niets. Deze goederen bleven dus in handen der geeste-
lijkheid. Het ontwerp betreft voornamelijk het „exercitium publi-
cumquot; van de R.K. en van de Gereformeerde religie. Waar hon-
derd Gereformeerde huisgezinnen er om vroegen, zou in de R.K.
gewesten de Overheid een kerk of kapel moeten openstellen voor
het houden van Gereformeerde godsdienstoefeningen. De aanhan-
gers van beiderlei religie zouden elkander met rust moeten laten,
totdat een nationaal concilie zou hebben beslist®). Dit „vriende-
lijck accordt ende religien-vriedt, exemple nemende aen Duytsch-
lant ende Vranckrijck' , is in Gelderland nimmer ingevoerd. Daar-
entegen heeft men in dit gewest wel in verschillende steden een
plaatselijken religievrede gekend.
Door middel van het leggen van garnizoenen trachtte de Stad-
el Oud-archief Arnhem, inv. uo. 4691, Landdagsrecessenboek no 10 fol
346. Het Zutphensche Kwartier beweerde in iMei 1579 nog geen Relicievrede
gezien te hebben (zie „Resolutie des Nymeschen Quartiers op des Eertzher-
togen Mathie elf articulen geresolveerl opten Lantdach t'Arnhemquot; in Boek
van Landzaaken B 2quot;, oud-archief Arnhem, inv. no. 4733 fol 24)- dequot; reso-
lutie der stad Zutphen op de 11 artt. van Mathias (gedrukt bij Van Hasselt,
...Stukken voor de Vaderlandsche Historiequot;. H. no. .34) behelst dan ook niets
omtrent den Rehgievrede. Voor Mathias' elf artikelen zie: L F van de
.Spiegel, „Bundel van Onuitgegevene Stukkenquot; II, no. IV, blz. 21 en M Ga-
chard „Actes des Etats-Généraux des Pays Basquot; II. no. 1789. De Kwartieren
vaii Roermond, Nijmegen, en Arnhem waren voor den religievrede, mits
de Gereformeerde consistoriën zich niet met politiek bemoeiden en de pre-
dikanten zich rustig hielden.
-) Dr. J. Reitsma en dr. S. D. van Veen, „Acta der Provinciale en Parti-
culiere Synodenquot; IV, blz. 3.
Mathias' ontwerp-religievrede herinnert aan den Religievrede, die in
Holland krachtens besluit van de Hollandsche Statenvergadering van 19 Juli
lö/i gegolden heeft gedurende ruim een half jaar; vergel. J. F. van Beeck
Calkoen, „Onderzoek naar den Rechtstoestand der Geestelijke en Kerkeliike
Goederen in Holland na de Reformatiequot;, blz. 78.
houder in verschillende plaatsen de Gereformeerde religie te be-
vorderen. Predikanten kwamen met de troepen mede, die in het
openbaar optraden. Na korter of langer tijd liep dit uit op het in
gebruik nemen van kerkgebouwen door de Gereformeerden, vaak
tegen den zin der magistraten, die nog overwegend R.K. waren.
Vervolgens werd dan een accoord van religievrede tot stand ge-
bracht, veelal gepaard gaande met het verzetten van de plaatse-
lijke regeeringen. Zoo ging het bijv. in het Geldersche Over-
kwartier, naar blijkt uit een doleantie over het optreden van den
Stadhouder, omstreeks het einde van 1578 ingediend bij de Staten-
Generaal door de gedeputeerden van de ridderschappen en de
steden van de Kwartieren van Roermond (met uitzondering van de
stad Roermond) en van Zutphen^).
In welke steden is een religievrede tot stand gebracht?^)
In het Kwartier van Nijmegen alleen in de hoofdstad Nijmegen.
Na langdurige oneenigheid bracht de Stadhouder hier met toedoen
van den magistraat, die sinds de omzetting op 2 Januari 1579 uit
Gereformeerde raden bestond, een verdrag tot stand tusschen de
aanhangers van beide religiën (27 Februari 1579). Dit accoord is
voor ons van belang, omdat het het eenige religievrede-verdrag uit
den tijd van Johan van Nassau's stadhouderlijk bewind is, waar-
van wij den volledigen text bezitten ®).
Hierbij werd het volgende bepaald:
1°. alles, wat gebeurd is, zal vergeten en vergeven zijn;
2°. het „exercitiumquot; van beide religiën zal vrij en openlijk toegelaten
worden; de R.K. zullen de St. Stevenskerk (de parochiekerk van
Nijmegen) gebruiken;
3°. de geestelijken zullen de opkomsten hunner prebenden vrij en on-
gehinderd genieten;
4°. de Gereformeerden zullen in de kerk van het Predikheerenklooster
godsdienstoefeningen houden en dit bovendien blijven doen in de
St. Antoniuskerk en de St. Janskerk, welke twee kerken voor het
houden van Gereformeerde godsdienstoefeningen reeds eerder bij
besluiten van burgemeesters, schepenen en raad, meesters van
Sinter Claes en gedeputeerden van de gemeente der stad Nijmegen
d.d. 9 en 17 September 1578, ingeruimd waren; het klooster der
Predikheeren zal door de Gereformeerden geheel gebruikt mogen
worden voor hun predikanten;
P. Bor Christiaensz., „Nederlantsche Oorloghen, beroerten ende bor-
gerlycke oneenicheydenquot;, .Amsterdam 1621, II, Boek XII, fol. 57 vso.-58.
Het Overkwartier, dat reeds vrij spoedig onder Spaansch gezag kwam,
laten wij verder buiten beschouwing.
Dr. J. .S. van Veen, „De Overgang op Kerkelijk Gebied te Nijmegen in
1578 en 1579quot; in: „Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenisquot;, Nieuwe
Serie XVI (1920/21), blz. 172.
dL?h'i[1n''nfbegraven op het St. Stevenskerkhof en
daarbij in de St. Stevenskerk een predicatie laten houden maar
alleen 's avonds na 9 uren, wanneer de R.K. diensten afgeYoopénln
h.lit?;,'^;)nbsp;afgeworpen beelden opnieuw oprichten of
Eömen denbsp;P.™«®®'^ ^oud^en, om tX te voor-
komen, de R.K. mogen overdag klokken luiden, maar niet bii nacht
en ontij, en alleen met de twee kleine klokken de overige Lkken
bhjven onder het gezag van den magistraat;nbsp;^
'quot;«gen elkander niet hinderen
bespotten of anderszins smadelijk bejegenen-nbsp;quot;quot;lueren,
slirhoüïtr'®nbsp;tenzij hij zich
onderholdung van allen und jeglichen puncten
bdde relSL ïn^rpl'.hnbsp;«n raad de lanhangLs van
stoorder, vfn Z '^^s'^herming nemen. Overtreders zullen als ver-
hit,^® ^nbsp;Semeenen vrede worden gestraft Tot meerdere
SS en S het kapittel van S . StTven de
?n ; ambachtsmeesters, alsmede het Gereformeerde cStorie
en de predikanten onder eede beloven de bepalingen na te leven
In de stad Tiel werd in het najaar van 1578 de Reformatie inge-
voerd en IS geen religievrede opgericht. Wèl bleef de R K eere-
dienst nog voortgang hebben in de kloosterkerken
Zaltbommel is reeds in 1572 tot de Reformatie overgegaan, toen
de stad zich onder het gezag van den Prins van Oranje begaf.
Wat het Zutphensche Kwartier betreft: alleen de hoofdstad
Zutphen en de stad Doesburg hebben een religievrede gekend. Den
4den Juni 1579 schreef de stad Arnhem aan den Zutphenschen
magistraat, dat hij gehoor moest geven aan het verlangen van het
Gereformeerde deel der burgerij en den religievrede in moest voe-
ren, want het was van het hoogste belang voor de naburige steden
en provinciën, dat de stad en het graafschap Zutphen zich niet van
hen gingen afzonderen Nadat Zutphen Staatsch garnizoen inge-
nomen had, verlieten 23 Juli vrijwel alle raadsleden, die voor de
wraak der Spanjaarden bevreesd of anti-Gereformeerd waren de
stad, en werd op het huis den Dam bij Zutphen, de havezathe der
Van der Capellens, onder leiding van den burgemeester Henrick
van der Capellen en zijn zoon, den hopman Gerlich, een accoord
betre fende de beide religiën gesloten. Hierbij werd bepaald, dat de
Gereformeerden de Groote of St. Walburgskerk en de R.K de
Nieuwe-Stadskerk en de kloosterkerken in gebruik zouden hebben.
Het verdrag was op aandrang van den Stadhouder tot stand ge-
Oud-archief Gemeente Arnhem, inv. no. 288, minuut van 4 .Juni 1579.
9°.
10°
bracht en o.a. bij de plaatselijke autoriteiten aanbevolen door den
graaf van Rennenberg. Met de uitvoering ging het weinig vlot;
eerst toen het garnizoen met voorkennis en in tegenwoordigheid
van de burgemeesters, kerkmeesters e.a. vooraanstaande burgers in
September de Groote Kerk van „afgodenquot; gezuiverd had, kregen
de Gereformeerden het gebruik van dit kerkgebouw^).
Te Doesiburg werd reeds in October 1578 de Gereformeerde
religie in het openbaar, waarschijnlijk in de Gasthuiskerk, uitge-
oefend. De magistraat bleef evenwel nog op de hand der R.K. Hij
richtte 9 Juli 1579 tot het Provinciale Hof een brief, waarin wordt
beweerd, dat de Gereformeerden zich niet hadden behoeven
te beklagen (nl. over het houden van een processie), „wan-
neer sy den Religionsfrede tho achterfolgen bedacht ind gemeint
weerenquot;
In het Kwartier van Veluwe heeft de hoofdstad Arnhem, waar
geen religievrede-accoord werd opgericht, nochtans wel een toe-
stand van religievrede gekend. Den 7den September 1578 zuiverden
de Gereformeerden de Broêrenkerk (de kerk van het Minderbroe-
dersklooster) en namen haar eigenmachtig in gebruik. De magi-
straat moest hierin berusten, omdat de Gereformeerden den moree-
len steun van den Stadhouder genoten. De R.K. bleven hun dien-
sten houden in de Groote of St. Eusebiuskerk (d.i. de parochiekerk).
Gedurende ongeveer een jaar werden beide religiën te Arnhem in
het openbaar uitgeoefend. Op 4 December 1578 lieten burgemees-
ters, schepenen en raden en gildemeesters en gemeenslieden „by
der stratenquot; publiceeren, dat het verboden was zich te ver-
grijpen aan kerken en kloosters en geestelijken in hun dienst te
storen, en dat de aanhangers van beide religiën de burgerlijke een-
dracht moesten bewaren. Den 25sten Januari (Pauli conversio) 1579
werd de koningsgezinde magistraat door den Stadhouder omgezet.
Stadhouder en Hof lieten in samenwerking met den nieuwen magi-
straat 11 Mei 1579 een publicatie afkondigen van nagenoeg den-
zelfden inhoud als de zooeven genoemde onder toevoeging van een
verbod van heimelijke bijeenkomsten en het zich op ongewone tijden
gewapend op straat bevinden. Den 20sten Juni d.a.v. werd de
Bor, 11, Boek XIV, uitg. van 1621, fol. 163 vso. en 164. Mr. R. W.
Tadama, „Geschiedenis der Stad Zutphenquot;, 1856, blz. 216-218. J. A. G. C.
Trosée, „Het Verraad van George van Lalaing, Graaf van Rennenburg. enz.quot;,
bijlage no. X. Dr. J. S. van Veen, „De Graafschap in den Tijd van Over-
gangquot; (vervolg) in „Gelrequot; XXIX, blz. 17 e.v.
2) Archief Hof van Gelderland, brieven met de Hooge Overheden, no.
3491, 9 Juli 1579. Dr. J. S. van Veen, „De Graafschap in den Tijd van Over-
gangquot; in „Gelrequot; XXVIII, blz. 97 e.v.
Groote kerk voor den R.K. eeredienst gesloten, om eerst een jaar
later m geregeld gebruik te worden genomen door de Gereformeer-
den^ Nadat in de Groote kerk en in de kerk van het kapittel van
St. Walburg 19 September 1579 de beelden waren gebroken, werd
de R.K. eeredienst eveneens gestaakt in de kapittelkerk en in de
kerk van de Commenderie van St. Jan. R.K. diensten konden alleen
nog plaats hebben in enkele kapellen, zooals die van het St Catha-
rmae gasthuis en die van het St. Agnietenklooster, alwaar de
nonnen nog bijeen bleven. De Arnhemsche magistraat verbood ten-
slotte bij publicatie van 23 April 1581 de „afgodischequot; mis en
andere papistische inzettingen geheeP).
Te Wageningen werd de magistraat door het ingrijpen van het
Provinciale Hof en van Johan Philips baron van Hohensax 1
Augustus 1579 omgezet, bij welke gelegenheid, evenals kort te
voren te Zutphen, een verdrag aangaande de beide religiën tot
stand gebracht werd^).
De magistraat te Elburg werd zeer kort na de aanvaarding van
het stadhouderschap door Johan van Nassau omgezet^); die te
Harderwijk eveneens^). De R.K. eeredienst had in beide steden
alleen nog plaats in kloosterkerken; een verdrag van religievrede
kwam niet tot stand. De Elburgsche magistraat ging zelfs verder
en sloot 28 Juli 1578 met de conventualinnen van het St. Agnieten-
klooster aldaar een overeenkomst, waarbij de zusters, onder voor-
behoud van een lijfpensie van ƒ 50 's jaars voor elk harer, de con-
ventsgoederen aan de stad overdroegen „tot Godes ehre ende stiff-
tung guider politiequot;, welke transactie door den Stadhouder goedge-
keurd werd met bepaling, dat de stad hetgeen jaarlijks boven de
tanLnbsp;' fr'o^quot;'nbsp;Evers, „Johannes Fon-
tanus , 1882, blz. 9 en 23. Dr. J. .S. van Veen, „Arnhem in den Tijd van
?a3n£ dquot;nbsp;Bijzonderheden
t Walburgskerk te Arnhemquot; in „Gelrequot; XL, blz. 19. Oud-
23 In^Tquot;,I, 4 December 1578, 11 Mei
uitleoefen J /I fnbsp;elkander publiek werden
cS of 1 rt^ OMnbsp;quot;^ynbsp;..in beide ker-
% m rnbsp;® Gereformierde kerckenquot;.
ninipn innbsp;.'Verandering van den Magislraat van Wage-
Geslwedenif wnbsp;^^nbsp;quot;Uit de kerkelijke
Geschiedenis van Wageningenquot; in „Gelrequot; XL, blz. 45, bijlagen III en V
Stadsrekening over 1578 Juli-De-
o^PtHnquot; '^'^'^erin minuten van schepenacten. De rekening begint na de
omstr begiirjuh'quot;nbsp;fquot;» geschied moet zijii vóór of
archief Harderwijk, recognitieboek over 1572-'82, fol. 263.
-ocr page 37-alimentatiën over zou schieten, mocht gebruiken voor de forti-
ficatiën'). Ook wist de magistraat den parochiepastoor en twee
van de vijf vicarissen ertoe te bewegen de pastoriegoederen der
St. Nicolaaskerk, de helft der memoriegoederen en de goederen
van Vailholdts mis aan de stad over te dragen; waarna de magi-
straat 10 Juli 1579 deze goederen overgaf aan het Gereformeerde
consistorie te Elburg ,,tho behoeff des consistorii und kerken-
dienersquot;
In de stad Hattem heeft men geen rehgievrede gekend®).
Aangaande pogingen om ten platten lande den religievrede in te
voeren, zijn ons geen nadere bijzonderheden bekend^).
De religievrede was een overgangstoestand, die geen van beide
partijen kon bevredigen, omdat hierbij de uitoefening van een
godsdienst, die naar de overtuiging van de wederpartij een valsche
godsdienst was, toegelaten werd ®). In dit opzicht dachten de Gere-
formeerden niet anders dan de R.K. Voor den Stadhouder Johan
van Nassau was de invoering van den rehgievrede hoofdzakelijk
een middel, om de Gereformeerde religie ingang te doen vinden,
terwijl de invoering der Reformatie zelf weer, politiek gesproken,
een der middelen was tot bevestiging van de Nadere Unie met het
Gereformeerde Holland en Zeeland van 23 Januari 1579.
§ 3. De Reformatie van 1580. De Kerken-rekenkamer.
De accoorden betreffende het naast elkander houden van open-
bare godsdienstoefeningen door de R.K. en door de Gereformeer-
den lieten, zooals het Nijmeegsche religievrede-verdrag van 27
Februari 1579 ons laat zien, den rechtstoestand van de geestelijke
goederen onaangetast. Zij regelden slechts het gebruik van de
kerkgebouwen.
Na het aanvaarden van het stadhouderschap had graaf Johan
van Nassau verscheiden predikanten over laten komen, voorna-
melijk uit Duitschland — de Palts bijv. —, die leiding moesten
Oud-archief Elburg, inv. no. 1438. P. Daim. van Heel, „Het St. Agnieten-
klooster der Tertiarissen te Elburgquot; in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; LXII,
blz. 73.nbsp;^
j ^'■chief Hof van Gelderland, brieven met de Hooge Overheden no.
d4oJ a, 17 Maart 1579. Oud-archief Elburs, inv. nos. 1017 (minuut-schepen-
acten) en 1470.
) F- A. Hoefer, „Aanteekeningen betreffende de Kerk van Hattemquot;, uitg.
„Oelrequot;, 1900, blz. 166-171.
gt; Ten platten lande heeft naar alle waarschijnlijkheid te Eist een religie-
vrede geheerschl.
) Vergel. het „Discours von der administration der geistlicher guederenquot;.
-ocr page 38-geven b, het organiseeren van de aanhangers der Gereformeerde
reiigie ) In belangrijke plaatsen, zooals Nijmegen, Zutphen, Arn-
ooaénÏ r'nbsp;Gereformeerde consistoriën
opgericht. De eerste provinciale Geldersche synode vergaderde te
Arnhem m den zomer van 1579^). De Stadhouder deed een merk-
waardigen stap in October van het genoemde jaar door magister
Jacobus Eldenius of Van Elden te benoemen tot superintendent
over de kerken en scholen der Gereformeerden in de hoofdstad en
de kleme steden van het graafschap Zutphen. Het was Van Eldens
taak er voor te zorgen, dat de Gereformeerde kerken van qe-
Jeerde, godzalige xnannen voorzien zouden worden overeenkomstig
de kerkenorde, die in 1574 op de synode te Dordrecht vastgesteld
was. Verder moest hij toezicht houden op de ambtsvervulling van
ouderlingen, diakenen, rectoren en ondermeesters en de admini-
gratie voeren over de goederen en inkomsten, die reeds voor den
Gereformeerden kerk- en schooldienst binnen de stad Zutphen be-
000 rrnbsp;P-clikbroedersklooster en een Lm van
1000 daalders s jaars uit de goederen van de uitgeweken kanunni-
ken van de St. Walburgskerk) of in de toekomst bestemd zouden
raad O?' quot; fnbsp;rekenschap afleggen aan den kerke-
r^d of iemand dien de Stadhouder zou aanwijzen. Tenslotte moest
J ens de kerkmeesters zorg dragen voor het onderhoud en
herstel van kerk- klooster- en schoolgebouwen. In het Zutphen-
sche Kwartier had de Stadhouder daarenboven nog twee onlan-
gers aangesteld. Roeloff Schaep en Cornelis Noeden of Neuden
over de goederen en inkomsten van het Doesburgsche Fraterhuis.'
welke onder bedmg van alimentatie voor de geestelijken, voor het
onderhoud van de Gereformeerde predikanten bestemd waren
Het superintendentschap in de Graafschap heeft bestaan tot om-
— — -n de .Lwe
'nbsp;gedeelte d.r
geestd,ke goederen een gewijzigde bestemming gegeven ten be-
hoe^^ den Gereformeerden kerk- en schooldienst met goed-
vaü ds^'joïanTsnbsp;Maandwerkquot;, I, blz. 20, omzendbrief
Mrnbsp;herdrukt bij
ticnbsp;^ -
volg)nbsp;r®' Graafschap in den Tijd van Overgangquot; {ver-
remrnêesi'er ^ Jf'nbsp;Co™elis Noeden of Neuden is tot ± 1581
tTer^weestnbsp;quot;quot; Bethlehem in het Zutphensche Kwar-
-ocr page 39-vinden van den Stadhouder. Een algemeene maatregel voor de
bestemming en het beheer der geestelijke goederen in de geheele
provincie ontbrak vooralsnog.
De Staten-Generaal, te Antwerpen bijeen, gaven 11 Januari
5580 aan de afgevaardigden, die niet voldoende gelast waren door
de Staten van hun gewest, een „Instructie by maniere van memo-
riael mede, waarin met betrekking tot de geestelijke goederen
wordt gezegd: ,.Stellende mede in consideratie, wat best gedaen
2al behoiren te wordden ten opsiene van de geestelycke ende dyer-
gelycke goeden, dewelcke alomme by particulieren onordentlyck
ende oick met moetwille worden aengetast, behouden ende bekeert
tot particulieren gebruycke ende bate, oft het nyet raedtsamer en
ware dezelve by zekere handen te doen administreren tot behoeff
van denghenen, daertoe gerechticht zijnde, off der gemeyne zake,
dan die te sien ende laten verloren gaen ende dissipierenquot;^). In
Februari-Maart 1580 stelden de gedeputeerden ter vergadering
van de Nader Geünieerde Provinciën, d.w.z. de gewesten, die de
Unie van Utrecht gesloten hadden, te Biburg een advies op naar
aanleiding van de voorstellen, die door de Staten-Generaal te Ant-
werpen beraamd waren. Dit advies luidt aangaande het punt van
de geestelijke goederen: „Ende voor sooveel aentrefft de geest-
lycke goederen, sal yedev Provinciën diens aenghaende ordre stel-
len ende disponeren, zulcx naervolghende de Naerder Unie ten
dienste van den Lande bevonden sali worden te behoorenquot;^).
De leden van de Nadere Unie van Utrecht beschouwden de
aangelegenheid der geestelijke goederen dus als een Provinciale
en niet als een Generaliteits-zaak. In Friesland werd dan ook door
de Staten 31 Maart 1580 een resolutie genomen, waarbij alle pau-
selijke ceremoniën en diensten, zoowel heimelijk als openbaar, ver-
boden werden en bepalingen werden gemaakt over het aanbrengen
en administreeren van geestelijke goederen en openvallende bene-
) M. Gachard, „Actes des Etats-Généraux des Pays Basquot; II, no. 2183,
^achard maakt geen melding van de zinsnede betr. de geestelijke goederen,
vergel. „Seconde Registre des Depesches Ordinairesquot;, fol. 155, Algemeen
«ijksarchief Den Haag. Zie ook (Mr. J. W. Mulder), „De Predikants-trakte-
menten te Zwolle. Rapport van den Gemeente-archivaris omtrent de gehou-
denheid der gemeente Zwolle tot betaling der Traktementen aan de Predi-
10«. quot; Nederd. Hervormde- en aan dien der Waalsche gemeente aldaarquot;,
1894, blz. 84.
f ^quot;•^quot;^'quot;chief Arnhem, inv. no. 4692, Landdagsrecessenboek no. 11,
'ol. 23. Vergel. P. L. Muller, „Geschiedenis der Regeering in de Nader
ueunieerde Provinciën tot aan de komst van Leicester (1579-1585)quot;, blz. 111,
aavies d.d. 23 Februari 1580. Cursiveering van mij.
ficien ). In Utrecht namen de Staten achtereenvolgens twee
ordonnantiëti aan d.d. 4 Mei en 14 Juni 1580, waarbij aan de gees-
telijken het dragen van geestelijk habijt werd verboden en bestem-
ming en beheer van de geestelijke goederen geregeld werden^).
In de provincie Gelderland werden in Mei 1580 maatregelen geno-
men betreffende de opheffing van de geestelijke jurisdictie en de
bestemming en administratie van de geestelijke goederen; maar de
uitoefening van de R.K. religie werd nog niet verboden. De pro-
vincie Overijssel volgde eerst, tengevolge van de onderhnge ver-
deeldheid in dit gewest. 13 April 1581 met een Statenresolutie
waarbij bepaald werd. dat in ieder ambt de geestelijke goederen
door den drost zouden worden geïnventariseerd en voor den God-
Semd^t'quot;''nbsp;eeredienst) worden
Het recht van iedere Provincie, ook van die welke niet in de
JNadere Unie opgenomen waren, om te disponeeren over de geeste-
hjke goederen in haar „quartierquot;, werd door de Staten-Generaal
erkend blijkens resolutie van 1 Juli 1581
Nadat in Mei 1580 Stadhouder en Hof van Gelderland door den
e Arnhem vergaderden Landdag gemachtigd waren, om een rege-
ling te maken betreffende de geestelijke goederen, dienden zij bij
de Landschapsvergadering een uitvoerig geschrift in, dat den titel
draagt: „Discours von der administration der geistlicher guederen
waertho deselvige van unsere vorolderen gegeven, wie sie sint
erstlich gebruickt unnd daerna misbruickt. unnd nu ter eeren Godtz
unnd dem gemeinen nutz tho gude sollen unnd behoren angelacht
unnd gebruickt tho werden, allenn frommen unnd gotsaligen
patrioten deses Furstendums Gelder und Graffschafft Zutphen tho
bedencken voergestelltquot;
blz'nbsp;••'^«Kerkelijke Goederen in Frieslandquot;, I,
llz. 289. Volgens Gosses-Japikse, „Handboek tot de Staatkundige Geschie-
laTd%rutS r'quot;nbsp;maatregel s in S-
3} M'quot;J^r D. G^Rengers Hora Siccama, I, blz. 287 en 280.
VicarifaoPd.V • M quot;Onderzoek naar den Aard en de Geschiedenis der
Vicaue-goederen m Nederlandquot;, 1857, blz. 77. Dez. sehr., „Rapport over de
r ToTuHe'quot;:.,quot;'quot; \ Overijsselquot;, blz. 8, alwaar de OvWlfssXhe Staten
5 W M„Mnbsp;1584 i.pLv. 1581. Zie ook: (Mr.
J.W. Mulder) De Predikants-Traktementen te Zwollequot;, blz. 84.
5nbsp;Geestelijk Kantoor van Delftquot;, 1870, blz. 14.
van ca i^sn f Gemeente Deventer, gedrukte inventaris no. 708 (afschrift
Dortefeni IP r; ftfnbsp;Gelderland, Rijksarchief Arnhem,
C hef Difnbsp;1581). Voor den inhoud
Ga 1, nf'n H quot;nbsp;Hoofdstuk I, § 1. P. C. Molhuysen, „Carolus
Gallus of De Haanquot; m „Nijhoff Bijdragenquot; VI (1848), blz. 125, onderste l
-ocr page 41-In dit stuk werd voorgesteld, om de geestelijke goederen aan het
beheer der geestelijken te onttrekken en onder het toezicht te
plaatsen van een nieuw op te richten bijzondere Rekenkamer.
Hierin werd voorzien door het plakaat, dat Stadhouder en Hof
uitgaven 31 Mei 1580. Overeenkomstig de in het „Discoursquot; ont-
wikkelde denkbeelden wordt in het plakaat verklaard, dat de
Landdag, teneinde te voorkomen, dat ,,die kercken gantz und gaer
ontbloettet, und spolijert, und der eersten Fundatoren lofflick und
Christlich intent eludiert wordenquot;, in zijn laatste, te Arnhem ge-
houden vergadering besloten had, ,,dat men henvorders beter tover-
sicht op die mehr angetoghene goeder draghen, und niet die Geeste-
lickheydt hoeres gefallens dieselvige verbrengen und verrücken
laten, sondern daer ansien solde, dat sy wederom ad pios usus undt
Godts eher angelegt, insonderheyt averst tot onderholt Godtseliger
ervarener und gelehrter Kercken-Diener, wtspandung der almis-
sen, stifftung, operbouwing und verbeterung der Schoeien, und
tho conservation der verarmten eerlichen und adelichen geslach-
ten, anghewendet und employeert werden mochtenquot;. Stadhouder,
Kanselier en Raden hebben, zoo gaat het plakaat voort, om dit
heilzame besluit ten uitvoer te kunnen leggen, een bijzondere Re-
kenkamer ingesteld, wier taak het zal zijn alle klooster- en
kerkengoederen te inventariseeren. Alle administratoren van der-
gelijke goederen moeten een gespecificeerden staat indienen bij
den tresorier en de gecomitteerden der (Kerken-)rekenkamer bin-
nen veertien dagen na afkondiging van dit plakaat. Verder wordt
aan de pachters e.a., die renten, tynsen, tienden of pachten te be-
talen hebben, bevolen zulke betalingen voortaan alleen te doen
in handen van de rentmeesters, die in ieder Kwartier aangesteld
zullen worden
dat deze gewezen R.K priester de opsteller van het „Discoursquot; is; dit
staat echter m.i. in het geheel niet vast. Gallus behoorde in 1580 tot
net Arnhemsche consistorie. Overigens is het geenszins onwaarschijnlijk, dat
mannen als dr. Gerhard Voet en Gerlich van der Capellen, die door Johan
van Nassau ondersch. 26 Februari 1579 en 13 Juni 1580 tot Raden in het Hof
van Gelderland benoemd worden, hierbij in belangrijke mate betrokken ge-
weest zijn. Zie over Voet: J. A. G. C. Trosée, „Dr. Gerard Voeth, voorbe-
reider en propagandist der Unie van Utrechtquot; in „Gelrequot; XXXVll, blz. 71;
over Gerlich van der Capellen: „Geslacht-Register van den Huize Van der
Capellenquot;, MDCCLXXXHI, blz. 63-70.
. I Oorspr. gedrukt ex. van het plakaat d.d. 1580 Mei 31, Deventer archief
inv. no. 708, uitgegeven door Mr. J. W. Mulder in: „De Predikants-trakte-
Hnbsp;Zwolle. Rapport van den Gemeente-archivaris omtrent de gehou
aenheid der gemeente Zwolle tot betaling der Traktementen aan de Predi-
anteii der Nederd. Hervormde- en aan dien der Waalsche gemeente aldaarquot;,
bo 1 quot; Tnbsp;minder goede text bij: Van Loon, „Groot Gelders Placaet-
oeck , I, kol. 7.54. De Overijsselsche synode drong er in 1581 bij de Staten
-ocr page 42-Dezelfde Landdag, die Stadhouder en Hof tot het uitvaardigen
van dit plakaat machtigde, hief eveneens de geestelijke jurisdictie
op bij een resolutie van 6 Mei, genomen op aandrang van het
Arnhemsche consistorie, waarbij bepaald werd, dat aangelegen-
heden betreffende geestelijke beneficiën ('t beneficiael) en echt-
zaken ('t matrimoniael) onder de jurisdictie van Stadhouder en
Hof zouden ressorteeren, dat testamentaire zaken aan den ordi-
naris rechter voorbehouden zouden blijven en daar, waar het van
ouds gewoonte was, terwijl de synodale aangelegenheden (syno-
dael) behandeld zouden worden op dezelfde wijze als in andere
Provinciën met aanbeveling aan het Hof, om hiervoor een regeling
te maken. Tegelijkertijd besloot de Landdag, dat geestelijke per-
sonen en goederen onderworpen zouden zijn aan stad- en land-
recht i). Waarschijnlijk is de strekking van dit laatste besluit, dat
van dit gewest op aan, om de Reformatie in te voeren en de geestelijke
goederen door een relenl:amer te lalen administreeren, om daaruit de kerk-
en schooldienaren te bezoldigen; blijkens de Overijsselsche Statenresolutie
van 13 April 1581 werd afwijzend beschikt. Cursiveering van mij.
) Oud-archief Gemeente Arnhem, inv. no. 4692, Landdagsrecessenboek
no. 11, fol. 67, 67 vso., 68, 99 en 100. Het uitvoerigst is de text van de
eerstgenoemde Landschapsresolutie (verkort gedrukt bij Van Loon L kol.
754) op fol. 68: „Op die memoriael der kerckendieneren. Is verordent, dat 't
beneficiael ende matrimoniael sal staen ter kennis van onsen gen. heren
•Sfadtholder ende heren Raeden, ende sullen oeck die vuersorch doen, damit
sy goet onderholt hebben moegeu. 't Testamentael sal blyven vuer den ordi-
naris richter ende daert van ollz gebruycklick is geweest. Synodael sal ge-
halden werden als in andere Provintiën; edoch midier tijt wordt id sine Gen.
ende die heeren Raeden heymgestalt omb daer inne toe ordonnerenquot; (6 Mei
1580). Aangaande het „beneficiaelquot; en de geestelijke goederen geeft het
Landdagsreces van 29 November 1581 duidelijker bepalingen: het Hof ver-
krijgt het toezicht op de begeving van geestelijke beneficiën en de verleening
van brieven van institutie tot pastorieën en vicarieën, terwijl verder wordt
bepaald: „Edoch, und so veele belanget die quesiien super possessoriis (van)
die geestlicke guederen, sullen deselve staen ter judicatuer des Hoeves in
Gelrelandt, die petitoria averst belangende, sullen geventileert werden onder
den gerichte, daer onder die gueder gelegenquot; (vergel. hierna § 4). Onder
„synodaelquot; wordt alles verstaan, wat de kerkenordening aangaat. Deze
eerstgenoemde resolutie van 6 Mei 1580 was een wijziging van de volgende
bepalingen van de Kanselarij-ordonnantie d.d. 10 October 1547:
„Item sullen kennisse nemen van alle questien, die rijsen sullen van
eenighe beneficien, staande tot onser (d.w.z. van den Landsvorst) presentatie
oft collatie, ende oick van alle materien possessoire, beneficien ende gees-
(elijcke goeden aengaende.
Item, alle zaecken aengaende huwelijcxsche voirwaerden ende lochte sullen
ten landrechte beslicht worden, zonder dat de geestelijcke richter hem des
sal onderwmden, ten ware daer questie viele, oft daer huwelyck geweest
ware offt neen.
Iten^, alle questien spruytende vuyt testamenen, zullen ten landrechte
beslicht worden, ten zy dat zulcke testamenten waren gemaeckt ad pias
causas, van den welcken de geestelijcke richter ende oick de weerlijcke richter
zullen mogen kennisse nemen. Ende sal de kennisse blijven bij denghenen
voir denwelcken men eerst begonst sal hebben te procederenquot; (P. Nijhoff
geestelijke personen en goederen voortaan aan het gewone wereld-
lijke gerecht (stad- en landrecht) onderworpen zouden zijn, behou-
dens hetgeen bij de eerstgenoemde resolutie bepaald was. Heel
duidelijk is de formuleering der beide resolutiën niet. Het canonieke
recht en de R.K. kerkelijke hiërarchie waren hiermede terzijde ge-
steld; de wereldlijke Overheid oefende voortaan de bisschoppelijke
bevoegdheden (het z.g. ius episcopale) uit.
Daags na de uitvaardiging van het plakaat van 31 Mei 1580
onderteekenden graaf Johan van Nassau als Stadhouder en
W. Sluysken als griffier van de Kanselarij de ,,Ordinantie und
instructie nae diewelcke die luyden van der Kercken-recken-
'^amer......quot; zich zouden hebben te gedragen De Kerken-reken-
kamer zou zijn samengesteld uit een tresorier-generaal, een reken-
meester, twee auditeurs en een secretaris. De tresorier is nooit
aangesteld; rekenmeester werd Thomas Gramaye de jonge, eerste
auditeur CaerI die Haen (alias Carolus Gallus), tweede auditeur
Jacob van Elden (alias Jacobus Eldenius) en secretaris Johan
Bastyns, een gewezen monnik uit het klooster te Monnikhuizen bij
Arnhem. Deurwaarder was Gerrit Henricksz. Gedurende het eene
jaar, dat de Kerken-rekenkamer in werking geweest is, liet zij zich
bij het onderhandelen met de kloosterlingen en bij het inventarisee-
ren der geestelijke goederen bijstaan door Alphard Brinck, lid van
een Harderwijksch regentengeslacht, die hetzelfde salaris genoot
als de auditeurs. Volgens de ,,Ordonnantie und instructiequot; zou er
een receveur- of rentmeester-generaal wezen, die maandelijks een
staat zou indienen bij den tresorier-generaal der kamer en aan het
einde van ieder jaar rekening zou afleggen van de administratiën
der „particulierequot; rentmeesters. Onder ,,particulierequot; rentmeesters
verstond men rentmeesters of administrateurs met een beperkt
ambtsgebied of rentambt, dat de goederen van een of meer geeste-
lijke stichtingen kon omvatten^). De receveur-generaal is nooit
benoemd, wèl verscheidene ,,particulierequot; rentmeesters.
^Registers op het Archief, afkomstig van het voormalig Hof des Vorstendoms
^elre en Graafschaps Zutphenquot;, 1856, „Voorberigtquot;).
Ue Landschapsresolutie: „Die geestlycke personen ende guederen sullen
quot;g^^^orpen syn Stadt- ende Landtrechtquot; is gedrukt bij Van Loon l, kol.
' I 1580). Voor possessoire en petitoire acties vergel. J. Ph. de Monté
ver Loren, „De historische Ontwikkeling van de Begrippen Bezit en Eigen-
, , ™nbsp;Landsheerlijke Rechtspraak over onroerend Goed in Hollandquot;,
quot; f- e v. Mr. J. W. Staats Evers, „Johannes Fontanusquot;, blz. 20, verzoek-
!.cnntt van het Arnhemsche consistorie aan den Stadhouder d.d. 4 Mei 1580.
^'J,\ 'i'!'lquot;3rchief Gemeente Deventer, gedrukte inv. no. 708 (afschrift van
lo81). Zie bijlage I.
Dr Tnbsp;voor de „particulierequot; rentmeesters is uitgegeven door
• J- van Veen, „De Geldersche Kerkelijke Rekenkamerquot; in „Ned.
-ocr page 44-De verrichtingen van de Kerken-rekenkamer gedurende de eerste
maand van haar bestaan, leeren wij kennen uit een bewaard ge-
bleven minuut-verslag aan den Stadhouder^). De rekenmeester en
de beide auditeurs kregen elk een lid van het Hof van Gelderland
toegevoegd, om de geestelijke goederen te inventariseeren. Thomas
Gramaye de jonge en de raad Jan van Gendt zouden dit doen in
het Nijmeegsche Kwartier, Caerl de Haen en de raad Frederick
van Marlhuls in het Zutphensche Kwartier en Jacob van Elden en
de raad Caerl van Gelder in het Veluwsche Kwartier. Toen Gra-
maye, vergezeld van Reyner Beyer, die in Juni 1580 door het
Hof gecommitteerd was tot rentmeester van de geestelijke goederen
m btad en Kwartier van Nijmegen, binnen Nijmegen kwam
moest hij onverrichter zake vertrekken, aangezien de stedelijke
magistraat zelf voor de inventarisatie en administratie der geeste-
lijke goederen wilde zorgen^). In het Nijmeegsche Kwartier heb-
ben Gramaye en Beyer ook overigens niets kunnen uitrichten. In
het Zutphensche Kwartier hebben De Haen en Marlhuls een be-
zoek gebracht aan Groenlo en Doesburg. Na Van Eldens aanstel-
ling tot tweeden auditeur der Kerken-rekenkamer, werd Bernt
Mockinck tot rentmeester over de geestelijke goederen in Stad en
Kwartier van Zutphen benoemd. Hij administreerde de goederen
van het Zutphensche kapittel en eenige kloostergoederen zelf»)
Verder waren er in de Graafschap eenige „particulierequot; rent-
meesters, die onder Mockinks toezicht werden gesteld. In het Ve-
luwsche Kwartier bezochten Van Elden en Brinck Harderwijk
Elburg, Hattem, het klooster te Oene en Wageningen. Dit Kwar-
tier kreeg geen algemeene rentmeester, maar wel een aantal par-
ticuliere ' rentmeesters. Naarmate de Kerken-rekenkamer ër in
s^^ing met het Hof in slaagde, om met sommige conven-
w^rd wor/pn rf'nbsp;• 1581 en 4 Januari 1582). Hij Let niet ver-
TrlanZwas e^innbsp;oom, die eerste rekenmeester van Gel-
(P NHhoff RP^ anbsp;Spaanschgezindheid het land moest verlaten
Ar/hipf Znbsp;op het Archief.... van het voormalig Hofquot;, blz. 17).
«et teld Onn,, 'nbsp;^aken, no. 30.3, ongedateerd (1580),
get teld „Quousque negotium deductumquot;.nbsp;^ ''
3nbsp;I-® Nijmegen zie Hoofdstuk Hl.
Bernt MocklLk'tnquot;*''quot;''^'quot; Zutphensehen Kwartiers, rekeningen van
van eeniae kW.tpnbsp;goederen van het kapittel van Zutphen en
van dT r ^flf'quot;''quot;' 1581 en 1582, overgeleverd aan Gerlich
nuan 1583^nbsp;des Vorstendoms G. en Graafschaps Z., 12 7a
ten, zooals bijv. Monnikhuizen en Mariëndaal bij Arnhem, Huls-
bergen bij Hattem en Bethlehem bij Doetinchem, af te handelen,
quot;Werden er wereldlijke rentmeesters over de goederen van de be-
trokken kloosters gecommitteerd door het Hof, terwijl de klooster-
lingen gealimenteerd werden.
Populair is de Kerken-rekenkamer gedurende haar kortstondig
bestaan nooit geweest. De tegenwerking kwam van de meest ver-
schillende kanten. Leden van den adel wilden geestelijke goederen
terugnemen op grond van het feit, dat deze door hun voorouders
gegeven en gefundeerd waren; de steden eigenden zich houtgewas
en materialen van de kloostergebouwen toe, hetzij om de stad er-
mede te versterken, hetzij om ze te verkoopen; ten platten lande
weigerden de pachters en tiend- en tynsplichtigen van geestelijke
instellingen aan de nieuwe rentmeesters betalingen te doen.
De opbrengsten bleken al spoedig te gering, om de heele organi-
satie van auditeurs, rentmeesters, enz., te salariëeren ^).
Den 26sten Juni 1581 besloot de Landdag te Zutphen tot ophef-
fing van de Kerken-rekenkamer wegens de groote kosten.
§ 4. Het Landdagsreces belangende de Ordonnantie en Admini-
stratie der Geestelijke Goederen van 29 November 1581.
De Staten van het Veluwsche Kwartier droegen in Januari 1581
aan een commissie, bestaande uit Wilhem van Bocholtz, drost van
quot;VVageningen, Jdhan Haakfort, Ghijsbert van Mekeren en Evert van
Delen van Laer uit de Veluwsche ridderschap, Jacob van Ommeren,
rekenmeester van Gelderland, Engelbertus van der Burcht, burge-
meester van Arnhem, en Rutger van Haersolte uit Harderwijk,
uit de steden, op een memorie te ontwerpen, waarin het Hof
gewezen zou worden op de „grote abuysenquot; in de administratie der
geestelijke goederen en middelen tot verbetering zouden worden
aangegeven. Het ontwerp kwam reeds spoedig gereed en behelsde
de volgende voorstellen: de Kerken-rekenkamer zou geen rekenin-
Voor de Kerken-rekenkamer zie men nog: Arcliief Hof, portef. Gees-
telijke zaken, nos. 4 (29 Juni 1580), 99 (22 September 1581), 100 (22 Septem-
ber 1581), en 305 (waarsch. begin 1581) en een ongenummerd stuk, dat aldus
begint: „So vil den eirsten articul anlangt, entschlahen die Cantzler und
Rathen den supplianten oires her angelogenen dienstes und eidts, damit
sie der Rechencammer verbundenquot; (zomer 1581). Zie voorts: Archief Hof,
brieven met de Hooge Overheid, no. 3678 („Gquot;) „Declaratie van vacatiën,
convoyen und fuhrloon by Alphardt Brynck und Jacob van Eiden gedaen
m verrichtong deses Hoves commission belangende die inventarisatie der
kercken und cloesterguederen int Quartier van Veluwenquot; (1580), en archief
Geldersche Rekenkamer, inv. nos. 7279 en 7293.
gen meer s uiten voordat eenige gecommitteerden uit het Arnhem-
che Kwartier daar inzage van genomen hadden; terwiil er ^a,
lyks aan het Kwartier een staat van rekening (begrio ina) mei
authentieke afschriften van alle commissiën en Lluct
te worden aangeboden benevens een inventaris van alle gLsX
goederen (geestliche guederen). Het geheele beheer zou In
-miger kunnen inrichten. De functiën van den nog niet benoemln
tresoner-generaal en van den eveneens nog niet benoemden Tet-
veur-generaal zouden in één persoon, n.1. den ontvanger-generaal
vere d icunnen worden. De geestelijke goederen in Lt Arnhem-
sche Kwartier zouden door twee „particulierequot; rentmeesters bediend
kunnen worden, die onder den ontvanger-generaal zouden staan
De ontvanger-generaal zou een secretaris en een bode (inplaats van
den deurwaarder der Kerken-rekenkamer) naast zich hebLn, „omb
ktner n'nbsp;^^ -^'^en, dwiel die Kercken-reken-
kamer in dese landen ongehoert ende oick seer odieusz isquot;. Alle
ziTn enirnbsp;berken-rekenkamer behoorden landzaten te
z LZ ,Tn T'Tnbsp;-nt-eesters moesten
zekerheid stel en en door de Kwartieren, waaronder de door hen te
beheeren goederen gelegen zijn, beëedigd worden. Vervreemding
en verpanding van geestelijke goederen (kerckenguederen) moch
ten alleen geschieden met voorkennis van het Hof en van het Kwar-
tier. waaronder de desbetreffende goederen behoorden. Wat het
onderhoud van de kerkgebouwen in de steden en ten platten lande
aanging, zou het wenschelijk zijn. dat de steden en dorpen hun
kerkmeesters behielden als „van oltz gewoentlichquot; en de kerken
zouden laten herstellen uit de kerkelijke goederen (van der ker-
cken guederen) „nae older gewoentequot;. mits behoorlijk rekening zou
ZZdZnbsp;inventaris dier goederen overgelegd zou
Na goedkeuring werd de ontworpen memorie aan het Hof van
*jelderiand overgegeven^).
Den 26sten Juni 1581 besloot de Landdag, die te Zutphen bijeen
was. met algemeene stemmen tot opheffing van de Kerken-reken-
20-72,rnbsp;Landdagsrecessenboek no. 12 fol.
committSn vin h fnbsp;Januari 1581, van ge-
te A^hem 14 Maar^'^ nr*?.'quot;'quot;^nbsp;^en Kwar.iersdag
de Kerken-reLnkamer n a! Harderwijk en Elburg wilden
schap wilde XeS ollmn^ Mnbsp;voortbestaan, de' ridder-
„der kerken goederenquot; Zw f ^^nbsp;„kerkengoederenquot; of
telijke jurisdicUe staandenbsp;°quot;der de gees-
goederel^ (bona labrTcae :ivf:ceTesL^^nbsp;kerkfabrfeks-
-ocr page 47-kamer; terwijl aan het Provinciale Hof opgedragen werd een
nieuwe ordonnantie te beramen. Middelerwijl zouden de rentmees-
ters de verpachtingen der geestelijke goederen e.d. doen met advies
van het Hof. De rentmeesters zouden een specificatie van de
kloostergoederen moeten overgeven aan elk Kwartier^).
In een voor-ontwerp voor de nieuwe ordonnantie van het
Provinciale Hof werd voorgesteld om de Kerken-rekenkamer op
te heffen en daarvoor in de plaats een generalen administrator of
,.verwalterquot; aan te stellen, aan wien de werkzaamheden opgedra-
gen zouden worden, die volgens de „ordinantie und instructiequot; der
Kerken-rekenkamer moesten worden verricht door den tresorier en
den receveur-generaal, d.w.z. het oppertoezicht en de algemeene
leiding van het beheer der geestelijke goederen. Men zou de vier
hoofdsteden uitnoodigen, om iemand uit hun Kwartier voor de
functie van generalen „verwalterquot; te nomineeren, die zijn stand-
plaats te Arnhem zou hebben. De rekeningen en registers betreffen-
de de geestelijke goederen zouden op de Rekenkamer der domeinen
van Gelderland kunnen worden bewaard, maar op een afzonder-
lijke kamer, waar één der leden van de Geldersche Rekenkamer op
bepaalde dagen zitting zou kunnen houden^).
Op den Landdag, die in September te Arnhem gehouden werd,
boden Kanselier en Raden het ontwerp aan van „seecker forme
opte regieringe ende administratie van de gheestelicke guederenquot;
en bevalen de vergadering aan, om toe te zien, dat de geestelijke
goederen niet verduisterd werden, aangezien zij „van grooter weer-
den zijn ende kunnen strekken voer een groot tresor der Lantschap-
pen, om guede edeiluyden-ende burger-kynderen op te brengen
ende daerneffens in tyde van noode tot wederstant van den
vyant ende anderssints groot behulp daeraff te hebbenquot;^).
Het op den 29sten September aangeboden concept werd door
gecommitteerden uit de Landschap onderzocht en na eenige
wijzigingen te hebben ondergaan een maand later door den Land-
dag aanvaard
Landdagsrecessenboek Arnhem, no. 12, fol. 179 en 203, 26-28 Juni 1581.
-) Archief Hof van Gelderland, portef. Geestelijke zaken no. 96; aan
den kant staat: „ t Hoff commilti(e)rt den rekenmeister Ommeren und
iol(le)ken umb deses to ersehen und met ersten to advisiren wat derselven
by und äff tho doen, darmit darvan in den anstaende Landtag endlich re-
solyirt muege werden. Actum den 19 Septemb. a°. 81, (w.g.) W. Sluyskenquot;.
' ^Proposition gedaen bi den beeren Cantzler den 29en September
(1^)81quot;, Landdagsrecessenboek Arnhem, no. 12, fol. 307.
) Landdagsrecessenboek Arnhem, no. 12, fol. 32.5-376 vso., reces van
den Landdag te Arnhem 7 October 1581, reces van Landschapsgedeputeerden
ad causas 23 October — 8 November 1581 en reces van den Landdag te
Arnhem 29 November 1581. Zie bijlage H.
st^atie ^ quot;T-T...... ^'quot;^''dende die ordonnantie und admini-
strate der geestheken guederenquot; van 29 November 1581 ve^a'e
Arnhemsche Kwartier en op het voorontwerp van het Hof.
De inhoud komt op het volgende neer:
'W^Mmmss
den Prins vanVanjê 21 Somber IS??.?quot;quot; ™nbsp;quot;
d/ksSrltrTe'^itee'^tquot;:'nbsp;ï-nbsp;Rekenkamer
Mr. D.nbsp;-sLamgeestelijk beneficie, Jhr.
.oon uit DoelLuï hef Arnhems^hrKtLr^'Vquot;'^
tneester, subsidiair Alphard BHnr^ l^Tnbsp;Ommeren, reken-
dat slechts verteeLw^r%„ƒnbsp;® bannerheeren en het Overkwartier,
van Geld r, verkfaarde'S Tdenbsp;quot;quot;-gemeeste;
schikken. Tenslotte werd Alnh'rH Rr f!
P Zie hierna Hoofdsl u f l en lV S 2nbsp;benoemd.
rekLinrvan'^RoMfvTn Cnbsp;Nyemegenquot;, van de eerste
Regulierenklooster fl T ï'teenw.jck, rentmeester van de goederen van het
bevindt zich op'het Rijksarchï
I Uwinsten 19d5). De rekening was onderzocht door de Gelder-
worden aangewend al naar de omstandigheden het vereischen, d.w.z
ten dienste van de Landschap. Aanstelling van meer rentmeesters wordt
vooreerst onnoodig geoordeeld.
artikel 11: „alle commendeurs vry ridderheeren wesendequot; i) zullen voort-
aan gehouden zijn, om uit de commenderie-inkomsten een predikant te
onderhouden, zooals de commendeur van de huizen van de Orde van
St. Jan te Arnhem en Nijmegen.
artikelen 12-13: deze commendeurs moeten aan hun medeleden het van
ouds gebruikelijke onderhoud geven, om daarvan te studeeren buitens-
lands of elders, teneinde des te beter overeenkomstig het doel van hun
Orde het Vaderland te kunnen dienen. Onder de medeleden worden ook
degenen begrepen, die tijdens de troebelen de Orde hebben moeten
verlaten.
artikel 14: „die andere (sc. commendeurs) ghene ridder wesendequot; zullen
gehouden zijn, om de commenderiegoederen te verlaten, onder voorbe-
houd van alimentatie, teneinde ze van wege de Landschap te laten be-
lieeren. Hetgeen er boven de alimentatiën van de commenderie-intom-
sten overschiet, moet gebruikt worden voor den „rechten kerckendien-
ste und ad vere pios usus, daer tho die gueder gefundiert und gegheven
sijn, offte sonst tho der gemeine saeckequot;.
artikel 15: de commendeurs en de leden der geestelijke ridderorden en
verder alle kloosterlingen zullen van nu af aan niet meer gebonden zijn,
maar in het huwelijk mogen treden en daarbij hun alimentatie be-
houden, indien althans het huwelijk met goedvinden van ouders of ver-
wanten of anderen, die hierin te zeggen hebben, gesloten wordt.
artikel 16: de rekeningen der geestelijke goederen en verdere op de admi-
nistratie betrekking hebbende stukken zullen op de Geldersche Reken-
kamer bewaard worden in een afzonderlijk vertrek, waartoe de rent-
meester-generaal altijd toegang zal hebben.
artikelen 18-27: aan ieder zal zijn recht van patronaatschap van geestelijke
beneficiën voorbehouden wezen met inachtneming van de volgende be-
palingen: de collatoren zullen hun zoons, naaste bloedverwanten ot
andere bekwame landzaten nomineeren en aan het Hof van Gelderland
ter confirmatie presenteeren, die kosteloos moet worden verleend be-
houdens het aan den griffier verschuldigde wegens de registratie en de
oorkonde. Stadhouder, Kanselier en Raden zullen den gepresenteerde
niet mogen weigeren, tenzij er ernstige redenen voor zijn, die zi] ver-
plicht zijn aan den patroon schriftelijk mede te deelen. De gepresen-
teerde zal niet jonger mogen zijn dan 6 jaren en van de inkomsten
mogen studeeren aan Gereformeerde scholen en universiteiten Ue ge-
beneficieerden zullen hun beneficiën „ad vitamquot; mogen behouden, mits
zij een behoorlijk leven leiden overeenkomstig hun roeping; anders zijn
de patronen gerechtigd, om hun de beneficiën te ontnemen en ze op-
nieuw te begeven.nbsp;, ,nbsp;,
De pastoors, die geen „rechten kerckendienstquot; doen, moeten door
de collatoren der pastoorsbeneficiën worden vervangen door Gerefor-
meerden, die aan het Hof ter confirmatie gepresenteerd moeten worden
en die persoonlijk den kerkdienst zullen moeten waarnemen. Abten,
abdissen, kapittels en prelaten of anderen, zoowel binnen- als buitens-
-__i52ds_gevestigd, die pastorieën te begeven hebben, zullen deze alleen
^he Rekenkamer en gerevideerd door Peter van Stepraedt en Gerardt van
Oey, heer tot Oey, burggraaf, als gecommitteerden uit de ridderschap van
net Nijmeegsche Kwartier, en burgemeester Peter van Dylsen als gedepu-
teerde der stad Nijmegen, en gesloten 19 Maart 1582.
) In het ontwerp, dat 29 September 1581 aan den Landdag werd aan-
geboden, staat bij dit artikel aan den kant geschreven: „Commendeurs sullen
eenen predicant holden, die vryheeren sijnquot;. Vryheeren, cf. Duitsch: Frei-
lierren, dus: riddermatigen (zie art. 14).
mogen confereeren op predikanten, wezende van de Gereformeerde religie
en dezen Landen aangenaam. De collatoren zijn gehouden, om aan Stad-
houder, Kanseher en Raden bewijzen van hun recht over te leggen
üe rentmeesters in ieder Kwartier zullen inventarissen maken van
^goederen van beneficiën, die aan „ius patronatusquot; onderworpen
Alle goederen van pastorieën, „sy waeren dan iuris patronatus off
met , zullen van nu af aan bestemd wordea tot noodzakelijk levens-
onderhoud van de kerk- en schooldienaren.
artikelen 28-29: indien er vervreemding van geestelijk goed heeft plaats ge-
had m strijd met de ordonnantiën van de hertogen van Gelre of niet
naar land- en stadrecht, zal die handeling gecasseerd worden 2) Het
Overkwartier en de Kwartieren van Nijmegen en Zutphen verklaren
dat dergelijke zaken ter kennisneming zullen staan „tho landt- und
stadtrechtequot;, d.w.z. van den gewonen rechter. De bannerheeren en het
Arnhemsche Kwartier verklaren daarentegen, dat het Provinciale Hof
hiervan kennis moet nemen.
artikel 30: wat aan geestelijke goederen tengevolge van het overlijden van
de bezitters of op andere wijze in de toekomst vrij zal komen, zal door
de rentmeesters worden gereduceerd en gereünieerd met het corpus,
waartoe die goederen ibehoorenS).
artikel 31: possessoire rechtsvorderingen betreffende geestelijke goederen
zullen ter kennisneming van het Provinciale Hof staan; petitoire rechts-
vorderingen ter kennisneming van het gerecht, waaronder de goederen
gelegen zijn.nbsp;^
artikel 32: de rechten van abdijen, stiften en kloosters t.a.v. hofhoorige
lieden en -goederen zullen in wezen gelaten worden. Geen vrijdom mag
verleend of eenige verandering gemaakt worden zonder uitdrukkeliike
ordonnantie van het Hof
Aan het slot van het reces belangende de administratie der
geestelijke goederen volgen eenige artikelen onder het hoofd: „Van
eraepening der doesterquot; van den volgenden inhoud:
Met aan „ius patronatusquot; onderworpen beneficiën werden bedoeld
beneficiën, die ter begeving van particuliere patronen staan, d.w.z. van par-
ticuliere personen en instellingen. Vergelijk het bepaalde in art. 10. Zie ook
hierna, blz. 52, noot 1.
Het reces van Landschapsgedeputeerden van 6-8 October 1593 (land-
dagsrecessenboek over 1592-'93 in het archief van Gedeputeerden des Nij-
meegschen Kwartiers) geeft hieromtrent een nadere verklaring: „Die woor-
den „tegens den hartoch van Gelre ofte nyet na landt- ende stadtrechenquot;
moeten verstaen worden, dat die alienatiën van geestlicke guideren behooren
te geschieden met octroy verlof van de Landschap) ende na landt- ofte
stadtrecht, in vuegen, dat woordeken „oftequot; hier soo veel sal beduyden als:
] Het woord „corpusquot; kan beleekenen Ie de stichting als geheel (het
vermogen), 2e de zetel van de stichting („principale fundatie ende residentie
der rehgieusen ende andere geestelijke personenquot;, vergel. blz. 220). Deze word!
bepaald door de kerkrechtelijke bestemming der stichting; van een klooster of
een commenderie dus de conventsgebouwen met de kerk, van een vicarie de
kerk of kapel, waar het altaar is, waarOp de vicaris den dienst verricht.
) Deze regeling vloeit voort uit de oppervoogdij van den Gelderschen
Landsvorst over alle binnen zijn territoir gelegen goederen van geestelijke
msteihngen, ook van buitenslands gevestigde geestelijke stichtingen (de abdij
van Elten bijv.), vergel. Mr. E. Heringa, „Tynsen op de Veluwequot;, 1931 blz 76
aan de conventualen wordt de vrijheid van geweten verleend
mits zij zich onthouden van het instellen van een act.e over het
recht op de nalatenschap van ouders of nabestaanden. Het recht
van successie van kloosterlingen zal nader geregeld worden i):
een conventuaal mag niet trouwen anders dan met goedvinden van
Tder^ nabestaanden of de Overheid ter plaatse, waar de kloos-
terling resideert;
Hp conventualen mogen, desverkiezende, in hun kloosters blijven
en hun habijt blijven dragen, en aldaar alimentatie genieten, of, m
het bLit van alimentatie gesteld zijnde, naar vrienden of ver-
wanten gaan;
4° voorloopig wordt voor goed aangezien, dat de conventualen nog
■ Sn blfven, totdat de alimentatiën in overeenstemming met de
opbrengst van de goederen hunner onderscheiden conventen zuUen
zHn valtgesteld: men zal bij provisie opzieners aanstellen uit den
magistraat en de burgerij, teneinde hen te beschermen;
5°. de opzieners zullen den conventualen verbieden om zonder hun
toestemming uit de stad te gaan.
De opzieners zouden klaarblijkelijk alleen over de kloosterlingen
in de steden, voor zoover zij bij elkander bleven, aangesteld worden.
Het bijeenblijven van conventualen ten platten lande was door de
troebele tijden wel haast onmogelijk geworden.
Een verbod van openbare uitoefening van de R.K. religie bevat
het Landdagsreces van 29 November 1581 nog niet. In de artikelen
voor den nieuwen stadhouder graaf Willem van den Bergh (25
November 1581) staat evenwel, dat Zijn Genade de Gereformeerde
religie, welke de steden in het vorstendom en graafschap door Gods
genade hebben, zal handhaven en ten platten lande en in de heer-
lijkheden zoodanig zal bevorderen, dat er geen andere dan de
Gereformeerde religie meer worde uitgeoefend, óók in de heerlijk-
heden van den graaf van den Bergh zelf. De graaf zal de geeste-
lijke goederen laten bedienen en tot zulke doeleinden bestemmen,
als door de Landschapsgedeputeerden geconcipieerd is (artikelen
nos. 1 en 2 van de instructie voor den Stadhouder). Bij het vast-
stellen van de artikelen, waarop Gelderland bereid was, om den
hertog van Anjou als Hertog van Gelre en Graaf van Zutphen aan
te nemen, werd bepaald, dat Zijne Hoogheid gehouden zal
wezen, de Gereformeerde religie te onderhouden en te handhaven in
de steden en ten platten lande zonder daarin iets te mogen ver-
anderen (4 November 1581) Het verbod uit naam van de
Cf. ampliatie van het 15de artikel van de Unie van Utrecht.
2) Reces van den Landdag te Arnhem, 1581 November 4 en 25, Landdags-
recessenboek Arnhem no. 12, fol. .393 vso. en 412. In de instructie voor den
graaf van Nieuwenaar en Meurs als Stadhouder van Gelderland, van 26 Juni
1584, nam men de artt. 1 en 2 ongewijzigd over uit de instructie van 25
November 1581.
3°.
^^nbsp;ae
Malta) en van de Du.sche Orde. Men
ussche, commendeurs „vry .idderheeren wesende '
4 Vnbsp;quot;'ld- -quot;-dequot; art'
person'e? rfnbsp;riddermatige
Zr , . quot; ' moeilijkheden deze bepalingen nader-
hand aank,dmg gegeven hebben, zal worden uiteengezet bii
st Ïatl^tl^ern Ï quot; ^^ ^^nbsp;-
Sinlenquot;nbsp;- kloos-
terlingen, om in het huwelijk te treden; alsmede een regelina
van het openstellen van de kloosters.nbsp;® ^
c) een regeling inzake de geestelijke beneficiën. Hierbij is van
belang de handhaving van het ius patronatus.
Omtrent de goederen der kerkfabrieken, d.w.z. de stichtingen
en'^trLrretnbsp;^^ instandhouding der paLchieTet
n n^^wfrlT ^nbsp;^^ geestelijke'junsdtie Ïn
een nieuwe regeling te onderwerpen.nbsp;De bestemming en de wijze
• ör rnbsp;bleven'dezelfde ^
r 6 Mei li,/nbsp;2 ^604, 5 April 1611
lande rtlnbsp;kerkmeesters ten platten
^e^ening nioesten doen voornbsp;de plaatselijke autorfteiten
S H'rdLtüu'm IT'' P'-aet-boeckquot;, II, kol. 12.
-ocr page 53-zooals van ouds gebruikelijk was, en dat de pastoriehuizen of
„wehmenquot; uit de inkomsten der pastoriegoederen en bij gebrek aan
middelen op kosten der kerspelen moesten worden getimmerd en
onderhouden .
De directie, administratie en dispositie over de geestelijke goe-
deren berustten sinds de maatregelen van 1580 en 1581 niet meer
bij de geestelijkheid, maar bij de Landschap Gelre en Zutphen^).
Beteekent dit, dat de geestelijke goederen in beslag genomen en
geconfisqueerd werden ten bate van den staat of de gemeenschap?
Volgens de bewoording van het plakaat van 1580 en de in het
meergemelde „Discoursquot; vervatte denkbeelden werden de geeste-
lijke goederen wederom ad pios usus bestemd overeenkomstig de
oorspronkelijke fundatie. In een door het Provinciale Hof aan de
Landschap overgegeven memorie van 1582 worden de geestelijke
goederen, die, zooals hierin gezegd wordt, voortaan, na aftrek van
de alimentatie voor de conventualen, het onderhoud van de predi-
kanten en sdhooldienaren en uitdeelingen aan de armen, ,,totte ge-
meyne zaecken geëmployeertquot; zouden worden, en de geconfisqueer-
de goederen van de uitgewekenen, die naar den vijand overgeloopen
of zich op andere wijze voor den vijand verklaard hebben, naast
elkander als afzonderlijke soorten van goederen vermeld®). Blijkens
een apostille, in September 1584 door den Landdag gesteld op een
memorie betreffende de administratie der domeinen, geestelijke,
kerke- en geconfisqueerde goederen, mocht de Geldersche Reken-
kamer in overleg met het Hof accordeeren met de pachters, rente-
en tynsplichtingen van geestelijke goederen, domeinen en gecon-
fisqueerde goederen, die tengevolge van de occupatie van een
groot gedeelte van Gelderland door den vijand van inbeslagnemin-
gen door vriend zoowel als vijand te lijden hadden, „doch wall toe-
Reces van den Landdag te Nijmegen 2 April 1604; reces van den Land-
dag ie Arnhem 5 April 1611 en reces van den Landdag te Zutphen 16 Mei
1616. Vergel. de bovengenoemde memorie inzake de Kerken-rekenkamer van
het Veluwsche Kwartier van Januari-Februari 1581. In de provincie Utrecht
behoorden de pastoriehuizen in den regel niet tot de pastorie, maar tot de
kerkfabriek; in Gelderland in den regel omgekeerd. Vergel. Jhr. Mr. Rengers
Hora Siccama, I, blz. 375 e.v. „Wehmequot;, ,,wedemquot; of „weem (-hof)''' =
domus dotalis, pastoriehuis, vergel. Mr. L. ,1. van Apeldoorn, „De Kerkelijke
Goederen in Frieslandquot;, I, blz. 9 noot.
2) Vergel. Mr. Johan Schrassert, „Codex Gelro-Zutphanicusquot;, Harderwijk
1740, blz. 195, VI: „De directie, administratie en dispositie van alle Geeste-
lycke goederen competeert den Staaten van yder Provincie daer onder
deselve goederen gelegen sijnquot;.
®) Archief Hof, portef. Geestelijke zaken no. 133, 12 April 1582. Voor de
geconfisqueerde goederen zie Van Loon, „Groot Gelders Placaet boeckquot; II
kol. 14, 10 September 1582.
siehnde dat die geestelicke und annotierde^) goederen mit des
Landtz domeynen nyet vermenget en werdenquot;'')
De geesteli^e goederen werden dus noch tot de geconfisqueerde
noch tot de domeingoederen gerekend. Dat het overschot van de
opbrengst der geestelijke goederen tot de gemeene zaak, d.w.z. in
s Lands belang zou worden besteed, bewijst geenszins, dat men de
goederen zelf als Landseigendom ging opvatten. Naar luid van de
besluiten van 1580 en 1581 ging slechts de administratie over op
vanwege de wereldlijke Overheid aangestelde administratoren en
^ng de geestelijke jurisdictie voor een belangrijk deel over op het
Hof het lichaam, dat s Lands hoogheid en gerechtigheid represen-
teerde. Van eigendomsovergang is nergens sprake. De maatregelen
waren gericht op de instandhouding en het juiste gebruik van de
verschillende vermogenscomplexen met pieuze doelstelling, d.w z
van de voormalige, tot haar oorspronkelijke bestemming (ad pios
usus) teruggebrachte geestelijke fundatiën.
Men eerbiedigde bij de Reformatie zooveel mogelijk de tradi-
tioneele vormen. Dit zal nader blijken bij de behandeling van de
verschillende bepalingen, die gemaakt werden met betrekking tot
de vicarieën.
§ 4, vervolg. De Landschapsbesluiten ten opzichte der Vicarieën.
De invoering der Reformatie bracht met zich mede, dat de tal-
rijke vicarieën. die gefundeerd waren, om voor het zieleheil van
den stichter en zijn nabestaanden missen te laten doen op een be-
paald altaar, en waaraan geen zielzorg (cura animarum) verbon-
den was, door het afschaffen van de mis deze bestemming ver-
loren. Toch het men deze fundatiën evenzeer in wezen als de bene-
ficien, waaraan zielzorg verbonden was, nl. de pastorieën, om de
patronen in het bezit te kunnen laten van hun collatierechten. In
de zesde paragraaf van het „Discours von der administration der
geistlicher guederenquot; wordt betoogd, dat de goederen, die aan de
Kerken van Christus geschonken zijn, niet aan de erfgenamen van
de stichters behoeven te worden teruggegeven, ook al zijn zij be-
stei^or het doen van afgodische missen of andere valsche
GelteSe^'Jnbsp;quot;.Onderzoek „aar den Rechtstoestand der
ueestelijke en Kerkehjke Goederen in Holland na de Reformatiequot; blz A
annoteeren niet ook confisqueeren behoeft te be
ArohiVfnbsp;T quot;P^'^hrijven, d.w.z. inventariseeren.
sen Me? Geldersche Rekenkamer, Tweede Register van Landdagsreces-
'''''nbsp;geapostille^rd door den Lanldr/ïl
diensten, maar dat die goederen een veranderde bestemming voor
pieuze doeleinden moeten ontvangen (in pios usus converti). Aan-
gaande het recht van collatie van de patronen der beneficiën wordt in
de laatste paragraaf van het „Discoursquot; voorgesteld, dat dit altijd
aan de patronen voorbehouden zal blijven, „um up behagenn dero,die
aver die geestlicke gueder tho ordineeren hebbenn (gelijck in paus-
dom mit bewilligung des bisschops geschien), die candidatos offt
nominatos idt sy tho kerckendienaren, scholen, hospitalen etc. tho
presentierennquot;.
De regeling t.a.v. de vicarieën en de pastorieën, zooals zij is
neergelegd in artikelen 18—27 van het hiervoor besproken Land-
dagsreces van 29 November 1581, beantwoordt aan de denkbeel-
den van het „Discoursquot;. De collatoren konden een candidaat tot
het beneficie presenteeren aan het Provinciale Hof, dat sedert de
opheffing van de geestelijke jurisdictie (6 Mei 1580) het ius epis-
copale uitoefende; waarna het Hof brieven van confirmatie of institu-
tie moest verleenen, hetgeen het alleen kon weigeren, indien er ernsti-
ge redenen voor waren. De gepresenteerde tot een vicarie moest
minstens zes jaar oud zijn, daarvan studeeren aan Gereformeerde
scholen en universiteiten en mocht het beneficie levenslang behou-
den. De gepresenteerde tot een pastorie moest predikant zijn,
„wesende van der Gereformierde religie und desen Landen aenge-
naemquot;. Men hield zich, ondanks de opheffing van de geestelijke
jurisdictie, aan de oude vormen, nl. collatie en presentatie door den
patroon en admissie en institutie door het Hof in plaats van den
bisschop of den aartsdiaken ').
Het Hof van Gelderland oefende voortaan toezicht uit op de
gestie van de collatoren en de gebeneficieerden. Den 3den Augus-
tus 1592 droeg dit college aan Jacob van Elden, die toentertijd
de functie van procurator der kerkenzaken vervulde, op een
register aan te leggen van „wat vur probationes, presentationes,
specificationes van den patronis beneficiorum den Have exhibiert
wordenquot; 2). Dit register is helaas niet meer in het archief van het
Hof aanwezig; wèl zijn de z.g. institutieboeken, te beginnen met
het jaar 1609, bewaard gebleven. Hierin werden niet alleen de con-
firmatiebrieven of brieven van institutie voor tot vicarieën gepre-
senteerde personen, maar aanvankelijk ook voor tot pastorieën ge-
1)nbsp;Voor de wijze van benoeming van een possessor van een seesteliik
benefice vóór de Reformatie, zie Jhr. Mr. Rengers Hora Siccama, I blz 91
2)nbsp;Archief Hof van Gelderland, Commissieboek over 1586-1601 3 Au-
Justus 1592.nbsp;'
^esenteerden geregistreerd. In den loop der zeventiende eeuw
werd het meer en meer gebruikelijk, dat de patroon dengene. dien
H als predikant wenschte. niet meer begiftigde met het beneficie
rinHn'nbsp;^^^^^ het door de
tactem/^ nnbsp;vastgestelde predikants-
KwartTeT'^ Deze ontwikkeling deed zich veelvuldig voor in de
en van iNijmegen en Zutphen, waar het beheer der nasto
riegoederen. akhans in beginsel, niet aan de predikanten, maar aan
de van Overheidswege aangestelde rentmeesters der geestelijke
goederen opgedragen werd. Het verkenen van confirmatiebrieven
voor met pastorieën begiftigde personen door het Provinciale Hof
geraakte hiermede in onbruik .
Ten aanzien van de vicarieën zijn er nä 1581 vanwege de Land-
schap^nog eenige nadere regelingen gemaakt, die wij hier laten
Bij een Plakaat d^. 3 Mei 1582. waarin vastgesteld wordt, dat
lycken alt'nbsp;^^^^^^^^^^ -^^ker gestalt die geeste-
lycken guder den patronen jure patronatus verhaft (= verbon-
tquot; ei : r'quot;quot;nbsp;conserviert
Z rZnbsp;P-tronen
hun rechten zouden komen bewijzen aan het Hof. worden de patro-
nen opgeroepen om dit binnen veertien dagen na aanzegging te
doen. terwijl bij nalatigheid het Hof bevoegd zal zijn. om de goe-
deren van de betrokken beneficiën aan te wenden voor het onder-
houd van kerken en scholen en uitdeelingen aan de armen en
eeuwigdurend onder zich te houden met uitschakeling van den
patroon. Van de patronen, die de geestelijke beneficiën voor hun
eigen „tafel gebruiken, in plaats van ze te confereeren op duch-
üge personen, die daer van, naer voergaender confirmation dieses
Haeffs stuäus sullen onderholden worden, op dat sie hier
namaels dem Vaderlant in Kerken- und politischen Officiën des
tobberderen und dienen muchtenquot;. zal restitutie der vruchten
te\ib''erge„'f^'Den''tie«nbsp;naar aanleiding van de collatie
oZll oTAifrnbsp;preZ er/n Ïn
van ^stitiSeLiS^^^^Lt^^Lfnbsp;-^-re. Vooi^eH
ëf aX^^S^bt^Mr T ^hnbsp;vicarie^Te'^lJ Jagl^iv:
Codex Gelro-Z„TpïL1cu^quot;, n40 bff ï^rtènbsp;''^»-orende to^t den
-ocr page 57-en renten, die van de goederen gebeurd zijn, geëischt worden onder
bestraffing naar gelang van de overtreding^). In dit plakaat vindt
men duidelijk uitgesproken, dat het laten studeeren van jongelui,
teneinde kerk of staat te kunnen dienen, als de tvare Christelijke
bestemming van de vicarieën beschouwd werd. Dit was geheel in
de lijn van het „Discoursquot; van 1580, waarin men de opvatting
neergelegd vindt, dat de geestelijke goederen niet alleen voor het
onderhoud van kerk- en schooldienaren moeten strekken, maar ook
om jongelieden aan scholen en universiteiten op te leiden. Oorspron-
kelijk zou een vierde deel der kerkengoederen bestemd geweest zijn
„thot onderholdinge der scholen und clerckenquot;^). Een novum was
het studeeren van een vicaris trouwens niet; in verscheiden stich-
tingsbrieven van vicarieën komt een bepaling voor, dat de gebene-
ficieerde eerst gedurende een bepaalden tijd van de vruchten van
zijn vicarie moest gaan studeeren, en zich na afloop daarvan tot
priester laten wijden, om in persoon het altaar te bedienen®).
Den 29sten Maart 1593 besloot de Landdag, die te Zutphen
vergaderde, dat een commissie van Landschapsgedeputeerden in
den zomer te Arnhem bijeen zou komen, om het reces op de geeste-
lijke goederen van 1581 en eenige andere belangrijke zaken in
behandeling te nemen. De gedeputeerden compareerden pas in het
najaar. In overleg met het Hof werden ten aanzien van de vicarieën.
Van Loon, „Groot Gelders Placaet boeckquot;,. II, kol. 13.
„Discours von der administration der geistlicher guederenquot;, §§ 1 en 2.
Over de verdeeling der kerkengoederen in vieren, nl. één deel voor den
bisschop, één deel voor de overige geestelijkheid (clerici), één voor de kerk
en één voor de armen, zie Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 549,
noot 1. Deze verdeeling had plaats in een periode, voorafgaande aan die,
waarin de geestelijke beneficiën ontstonden.
) Een voorbeeld van een vicarie-stichtingsbrief, waarin sprake is van het
studeeren van den gebenetïcieerde, is de brief van 21 Mei 1557, waarbij mr.
Jacobus Reyter, kanunnik der St. Walburgskerk te Arnhem, een vicarie
fundeerde op het altaar van St. Anna aan de zuidzijde der kerk, met be-
paling, dat de stichter het „ius patronatus seu praesentandiquot; zou hebben, na
zijn dood zijn broeder mr. Cornelius Reyter, pastoor van Reden, en na het
overlijden van deze de nakomelingen van wijlen hun zuster Gertrudis Sche-
vichaven m dier voege, dat de man vóór de vrouw zou gaan, op voorwaarde
dat de collator gehouden zou wezen „aliquem de praedicti fundatoris con-
sanguineis seu amicis.... praesentare, qui sic praesentatus, si nondum
aetatem et scientiam ad promotionem sacerdotii sufficientem habuerit
simditer astnctus erit quatuor annos post adeptam huiusmodi vicariam in
ahqua celebri schola seu universitate alicui honestae facultati diligenter
operam inpendere; quo studii tempore completo absque ulla dilatione tene-
bitur (modo aetatem legitimam habuerit) ordinem presbyterii acceptare et
eidem vicariae personaliter deservire; quodque tempore huiusmodi studii
durante dictus rector seu possessor et singulis fructibus eiusdem vicariae
absque ullo onere.... gaudere poterit, quae quidem gratia percipiendi fructus
huiusmodi vicariae tempore studii tribus saltem successive possessionibus
et non ultenus per antedictos dominos decanum et capitulum (sc ecclesiae
welke „iuris patronatus privatiquot;waren, een aantal nieuwe be-
palingen gemaakt en met eenige andere wijzigingen achter het reces
op de geestelijke goederen van 1581 gevoegd:
r. particulieren, die in het bezit zijn van het recht van presentatie
van vicarieën of beneficiën, zullen dit recht behouden Kanselier
en Raden zullen den gepresenteerde gratis confirmeeren, behoudens
een door het Hof vast te stellen gratificatie voor den griffier voor
de registratie en voor de oorkonde (= den brief van institutie);
2°. de te presenteeren personen moeten hun tiende jaar voltooid heb-
ben, aangezien men van een jonger kind nog niet weten kan of
het lust of bekwaamheid tot de studie bezit;
3°. de gebeneficieerden zullen het beneficie zeven jaren achtereen
mogen genieten, om daarvan bewijsbaar te studeeren;
4°. bij gebleken bekwaamheid mogen zij nogmaals voor zeven jaren
door de collatoren worden gepresenteerd;
5°. een student, die daartoe waardig bevonden wordt, mag het bene-
ficium genieten tot zijn 24ste jaar en in geen geval langer;
6°. ter vermijding van bedrog zal de gepresenteerde jaarlijks aan
de Kanselarij een getuigschrift moeten overleggen met opgave van
de plaats en de universiteit, waar hij studeert, en wat verder op
zijn studie betrekking heeft, op straffe van verbeurte van de vruch-
ten van de jaren, waarin hij verzuimd heeft zulks te doen, welke
vruchten Kanselier en Raden tot andere pios usus zullen aan-
wenden ;
7°. indien een collator binnen zes maanden na het vacant worden van
het benificie niemand gepresenteerd heeft, zullen, op gelijke wijze
als voren, de vruchten over dit tijdvak verbeurd zijn; indien binnen
een jaar niemand gepresenteerd is, de vruchten over dit jaar. Na
afloop van dit jaar zullen Kanselier en Raden het vacante beneficie
aan een bekwaam persoon geven, om daarvan te studeeren 2);
8°. één derdedeel van de zuivere inkomsten») van iedere vicarie waar-
van gestudeerd wordt, zal tot den kerk- en schooldienst bestemd
mogen worden.
.S. Walburgis) absque onere concessa eritquot; (gedrukt als bijlage IX tot miin
„Eenige Bijzonderheden aangaande de St. Walburgskerk te Arnhemquot; in
„Gelrequot;, XL, blz. 19). Vaak werd den gebeneficieerde één jaar tiid selaten
om het priesterschap te kunnen erlangen, bijv. in den fundatiebrief der
Luttikevicarie te Elburg van 22 Maart 1484 (gedrukt als bijlage I tot M
Schoengen, „De vicarie van den H. Apostel Jacobus of Lutteke-vicarie te
Elburg in Archief Aartsbisdom Utrechtquot;, LIV, blz. 50). Den één-jarigen
terniijn vindt men eveneens in eenige fundatiebrieven van vicarieën te
Lochern; in andere Lochemsche stichtingsbrieven wordt in het geheel geen
termijn genoemd, zie mijn „De geestelijke en kerkelijke Stichtingen in
Lochernquot; m „Gelrequot; XXXVIII, blz. 81, bijlagen III-VI.
■ ^ „Vo'gens Schrassert, „Stucken behoorende tot den Codex Gelro-Zutpha-
nicus , blz. 171, artt. XIX en XX, onderscheidde men: beneficiën (pastorieën
vicaneen) „luns patronatus publiciquot;, d.i. staande ter collatie van het Land
de steden of gemeenten (van publiekrechtelijke lichamen dus), en beneficiën
„mr%s patronatus privaiiquot;. d.i. staande ter collatie van particuliere personen
en instellingen. Vergel. hiervóór blz. 44, noot 1. „Gemeentenquot; = buurschan-
pen, marken en kerspelen.
) begiftiging met een beneficie ex iure devoluto. Dit recht werd vóór
Reformatie door den bisschop uitgeoefend-
) gewoonlijk „tertiumquot; of „derde voetquot; genoemd.
Na herhaalde besprekingen met het Hof arresteerden de Land-
schapsgedeputeerden deze bepalingen 8 October 1593. waarna ze
bevestigd werden door den Landdag te Arnhem 26 December
d.a.v.^).
In bovengenoemde bepalingen zijn twee punten nieuw, ten
eerste: de possessor zal het beneficie niet meer ad vitam mogen
behouden, maar slechts van zijn tiende tot zijn vierentwintigste
jaar, en ten tweede: één derdedeel van het zuiver inkomen van
iedere vicarie kan bestemd worden voor den kerk- en schooldienst.
Het laatste punt was nog facultatief gelaten, alhoewel de wensche-
lijkheid van het uitkeeren der tertiën reeds op de Zutphensche
Landschapsvergadering van Maart aanvaard was. Het Nijmeegsche
Kwartier vereenigde zich op een Kwartiersvergadering, welke
tijdens den Landdag te Zutphen gehouden werd, met het denkbeeld
de tertiënbetaling verplicht te stellen. Het Veluwsche Kwartier
besloot hiertoe 12 Juni 1594 en wel zoo, dat de tertiën in de eerste
plaats zouden moeten strekken voor den kerk- en schooldienst ter
plaatse, waar de vicarie gevestigd was, en dat het den patronen vrij
zou staan, om de geheele inkomsten van de te hunner collatie
staande beneficiën ten goede te laten komen aan de kerk- en school-
dienaren. Tevens besloot het Kwartier, om in de 6de en 7de bepa-
ling achter de woorden „Cantzler ende Raedenquot; te lezen: „mit
advis der Gedeputierden deses Quartiersquot;. Dat het Zutphensche
Kwartier zich met de tertiënbetaling kon vereenigen, bleek gedu-
rende den Landdag, die in Februari 1595 te Nijmegen bijeen-
kwam^). Het resultaat was het plakaat van 22 October 1595,
waarbij het uitkeeren van de tertiën ten behoeve van den kerk- en
Mr. F. C. W. Koker, „Onderzoek naar den Aard en de Geschiedenis
der Vicariegoederen in Nederlandquot;, 1857, blz. 25-27. De besluiten inzake de
vicarieën zijn door mij ontleend aan de uitvoerige weergave in den klapper
op de Landdagsrecesseii over 1576-1636 in het archief van het Hof, aan-
gezien het deel, waarin de besluiten opgeteekend stonden, niet meer aan-
wezig is. De klapper geeft het jaar foutief op, nl. 1583 i.p.v. 1593. De text van de
besluiten van 8 October 1593 is met geringe toevoegingen overgenomen in
het Veluwsche Kwartiersreces d.d. 12 Juni 1594 (gedrukt als bijlage VHI
tot Dr. A. J. van de Ven, „De St- Jacobs- of Luttike-vicarie te Elburgquot; in
„Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenisquot;, nieuwe serie, XXIII, blz. 1).
Reces van den Landdag te Zutphen, 29 Maart 1593.
Reces van Landschapsgedeputeerden voor de geestelijke goederen, 's Lands
domeinen, enz. van 6-16 October 1593; door mij slechts aangetroffen in het
Landdagsrecessenboek over 1592-quot;93 in het archief van Gedeputeerde Staten
des Nijmeegschen Kwartiers, Rijksarchief Arnhem, en in de Landdagsreces-
s.en-serie ten Gemeente-archieve van Nijmegen.
Reces van den Landdag te Arnhem, 26 December 1593.
Kwartiersresolutie Nijmegen, 20 Maart 1593.
Kwartiersresolutie Veluwe, 12 Juni 1594.
Reces van den Landdag te Nijmegen, 20 Februari 1595.
-ocr page 60-schooldienst voor de patronen en de vicarissen in de geheele Provin
oe verphcht gesteld werd. Het werd herhaald 28 April 1604 ^
RefZ' fnbsp;resideerende vicarissen vóór de
Reformatie plachten te betalen aan de priesters, die in hun plaati
Reeds in de 5de paragraaf van het meergenoemde „Discoursquot; va^a
anqnbsp;de kanunniken en wereldlüke priesters levens-
iang hun beneficaen zouden mogen behouden, „doch dat sie denn
pred^stoell der Reformierten sollen byleggen laeten alles, LtZ
voerhen anderen cappellanen unnd mispresters voer missen unnd
andere affgoedische dienstenn, die doch nu affgeschafft, plegen tho
fangen . Door de tertiën te vorderen van met vicarieën begiftigde
studenten, die, evenals de niet hun residentieplicht vervulleLe
vicarissen van voor de Reformatie, zelf geen kerkdienst konden
doen, knoopten de Geldersche Staten aan bi; een oude gewoonte quot;
gaande plakaten en ordonnantiën hernieuwd. De patronen moesten
onder overleggmg van bewijzen van hun recht en van een specifi-
de bezittingen der tot hun collatie staande vicarieën
..jonghe duchtige gesellenquot; aan het Provinciale Hof ter institutie
voordragen. De gepresenteerden waren gehouden om op de inkom-
sten te studeeren aan Gereformeerde scholen en daarvan, desver-
langd, een getuigschrift over te leggen. Verder moest het derdedeel
worde^gedragen voor den kerk- en schooldienst en wel eerst en
3 rfquot;!?^quot;quot;«nbsp;Placaet-boeck, II, kol. 48 en 97
geven- daerom daervoer T ^nbsp;® bed.enmge jaerlicx hebben moeten
taxâtquot;; vann Lïr Hove behn ^T gelegenheyt der incomp.sten tot
kerckendienst der „iSL^^^nbsp;tselve lot den
voor alles van de plaatsen, waar de vicarieën gevestigd zijn, of,
wanneer die plaatsen het niet noodig mochten hebben, ter naaster
plaatse, zooals de Heeren Gedeputeerden in de drie Kwartieren
van Gelderland zouden beschikken. Indien de bepalingen inzake de
collatie, presentatie en institutie niet behoorlijk nageleefd werden,
zou het beneficie, nadat het gedurende vier maanden had gevaceerd
of in het bezit van een ongequalificeerd persoon was geweest, door
het Hof toegekend mogen worden (krachtens het vroeger aan den
bisschop toekomende devolutierecht) aan degenen, die daarom
zouden verzoeken en bekwaam bevonden zouden worden, om ten
dienste van het Land daarop te studeeren. Werden de tertiën niet
uitgekeerd, dan zou op de overige twee derdedeelen beslag gelegd
worden, totdat de bedoelde uitkeering geschied was'). In 1635
werd het plakaat herhaaldquot;).
De tertiënbetaling heeft men in Gelderland, over het geheel ge-
nomen, weten door te voeren. Alleen binnen de stad Zaltbommel
heeft men er zich nooit aan gestoord.
Wat de studie van den possessor van een vicarie aangaat: de
student was verplicht Gereformeerde onderwijsinstellingen te
bezoeken en naderhand de kerk of het Vaderland te dienen. De
beperking tot Gereformeerde scholen en universiteiten herinnert
aan het vanwege den Koning gepubliceerde plakaat van 4 Maart
1569, waarbij verboden werd buiten de landen van 's Konings
gebied ergens anders te studeeren of zich voor koopmanschap te
bekwamen dan te Rome, uit vrees voor besmetting met ketterij®).
Ook hierin knoopte men aan bij het verleden. Volgens een Land-
dagsbesluit van 15 September 1653, dat op verzoek van de Gel-
dersche synode genomen werd, zouden de predikanten of inspec-
tores van de onderscheiden classes erop moeten letten, dat geen
vicarieën werden geconfereerd dan op jongelieden van de Gerefor-
meerde religie wezende en in de theologie op Gereformeerde scho-
len of academiën studeerende quot;). Dit besluit is evenwel nooit ten
uitvoer gelegd, noch in den vorm van een plakaat uitgegeven. Toen
de Geldersche synode in 1682 aan den Landdag o.m. verzocht
het bezit van vicarieën alleen te willen toestaan aan degenen, die
in de theologie studeerden, ging de Landschapsvergadering dit punt
ï) Van Loon, II, kol. 142. Vergel. Rengers Hora Siccama, I, blz. 595, en
Koker, „Onderzoek naar den Aard en de Geschiedenis der Vicarie-goederen
in Nederlandquot;, blz. 35.
Van Loon, H, kol. 273, 26 October 1635.
Van Loon, I, kol. 406.
Reces van den Landdag te Zutphen, 15 September 1653.
-ocr page 62-van het verzoekschrift stilzwijgend voorbij, met uitzondering van
het Nijmeegsche Kwartier, dat bij zijn vroegere resolutie, deswege
genomen wilde verblijven^). Van invoering van een algemeen
voorschrift om in de theologie te studeeren, is in geen der drie
Geldersche Kwartieren iets gekomen-).
De administratie der vicariegoederen was in de onderscheiden
deelen van Gelderland op uiteenloopende wijze geregeld. In het
Zutphensche Kwartier en in de Tieler- en Bommelerwaarden is
men er kort na 1600 in geslaagd om deze goederen geheel onder
van overheidswege aangestelde rentmeesters te brengen, die aan de
vicarissen twee derdedeelen van de zuivere inkomsten moesten
mtkeeren. Krachtens een besluit van den Landdag te Nijmegen d.d.
21 December 1609 waren de patronen als zoodanig niet gerechtigd,
om het beheer te voeren over de te hunner collatie staande benefi-
cien. Op vele plaatsen evenwel heeft men dit beheer aan de colla-
toren gelaten onder voorbehoud van één derdedeel voor den kerk-
en schooldienst®).
Ten slotte moge hier worden opgemerkt, dat het Hof 23 Sep-
tember 1600, volgens besluit van het Zutphensche Kwartier d.d.
31 Januari van dat jaar, een reglement liet publiceer en voor de
vicarieën in de Graafschap, waarbij de leeftijdsgrenzen voor den
vicaris op tenminste twaalf en ten hoogste 24 jaren werden vast-
gesteld en waarbij bepaald werd, dat de begeving der vicarieën niet
mocht geschieden buiten voorkennis van Gedeputeerden des Kwar-
tiers, terwijl aan het Kwartier de tertiën ten behoeve van de kerk-
en schooldienaren moesten worden afgedragen. Den 29sten Mei
1685 stelden de Staten van het Zutphensche Kwartier een nieuw
reglement op de vicarieën vast, dat geen principieele veranderingen
bracht^).
§ 5. De Pogingen tot Instelling van een College van Gedeputeerde
Staten van Gelderland en het in Gemeenschap
brengen der Geestelijke Goederen.
Na de opheffing der Kerken-rekenkamer heeft men er jaren lang
naar gestreefd, om opnieuw een blijvende Landelijke (d.i. provin-
«A» ^fquot;nbsp;quot;Resolutie van niet meer vicaryen als 300 gulden
op een te confererenquot;, 10 April 1682. De resolutie van het Nijmeegsche Kwar-
verwezen wordt, werd niet gevonden.
st.,HiP V« r tl'nbsp;«i® Graafschap de theologische
studie verplicht was, hetgeen wij nergens bevestigd vonden.
J Keces van den Landdag te Nijmegen, 21 December 1609.
RaoDorTovpr;,nbsp;Dezelfde,
„Rapport over de Vicariegoederen in Gelderlandquot;, blz. 29.
-ocr page 63-ciale) organisatie te scheppen voor de directie en administratie der
geestelijke goederen. Hof en Rekenkamer van Gelderland, die niet
waren ingesteld op de nieuwe tijdroovende werkzaamheden, hebben
bij herhaling op de Landdagen verzocht van deze taak, die
sinds 1581 op hen rustte, ontheven te mogen worden. Eerst om-
streeks 1600 zijn de directie en administratie der geestelijke
goederen overgegaan op de Staten der Kwartieren van Nijmegen,
Zutphen en Arnhem (of Veluwe), die de colleges van Gedeputeer-
den in hun Kwartieren met de dagelijksche leiding belastten. Dit
geschiedde bij provisie, totdat het gemeenschappelijk bestuur van
de geestelijke goederen in de Provincie zijn beslag zou hebben ge-
kregen. Het in gemeenschap brengen (de z.g. „communiequot;) der
geestelijke goederen bleek op den duur onuitvoerbaar; zoodat de
provisioneele regeling gedurende de 17de en 18de eeuw in hoofd-
zaak is blijven bestaan. De aangelegenheid van de „communiequot; der
geestelijke goederen staat in nauwe betrekking tot de bij herhaling
aangewende en ten slotte mislukte pogingen, om een college van
Gedeputeerde Staten van de Landschap Gelre en Zutphen op te
richten ter behartiging van de gemeene Landszaken, d.w.z. de
zaken, die de Geldersche Kwartieren gemeenschappelijk aangingen
(de z.g. „gemeene Landsregeeringquot;). De provincie Gelderland be-
stond uit vier Kwartieren, nl. het Kwartier van Nijmegen, het
Overkwartier (Kwartier van Roermond), het Kwartier van Zutphen
en het Kwartier van Arnhem (of Veluwe), die een groote mate van
zelfstandigheid genoten en wier eenheid voornamelijk berustte op
het gezamenlijk onderhoorig zijn aan een en denzelfden vorst^). De
Landdagen waren vereenigde vergaderingen van den stand der
bannerheeren en van de Statenvergaderingen (standenvertegen-
woordigingen van ridderschap en steden) der vier Kwartierenquot;).
Voor de Geldersclie staatsinricliting vergel. H. D. J. van Schevichaven,
„Memoriën omtrent de Heedendaegsche Regeringsform van Gelderland, in
quot;tGenerael en speciael van 't Quartier van Nijmegen. 17 11/22 24quot; in „Gelrequot;
X, blz. 275, en den „Tegenwoordige Staat van Gelderlandquot;, Amsterdam 1740
De zelfstandigheid der onderscheiden Kwartieren wordt op merkwaardige
wijze geïllustreerd door het feit, dat Karet de Stoute in Gelderland in de
hoofdsteden van de Kwartieren van Arnhem, Nijmegen en Zutphen elk een
afzonderlijk Hof van de Gouvernangie of Kamer van Justicie (ook wel
„schijvequot; genoemd) oprichtte en niet één centraal lichaam voor de geheele
Provincie (Dr. J. S. van Veen en Mr. A. P. van Schilfgaarde, „De Raden of
Hoven van Karei den Stoute in Gelderlandquot; in „Gelrequot;, XXXVI, blz 23)
2) De afzonderlijke vertegenwoordiging van den stand der bannerheeren
geraakte in onbruik na het verraad van den Stadhouder graaf Willem van
den Bergh in 1583. Bij Landschapsresolutiën van 5 Mei 1627 en 16 Februari
1629 werd den bannerheeren het recht om als bannerheeren op de Land-
dagen te compareeren ontzegd. Het Kwartier van Roermond raakte los van
Gelderland in den loop van den 80-jarigen oorlog.
Karei v'r^fr. T landsheerlijkheid in Gelderland richtte
Karei V gehjk bekend, overeenkomstig artikel 4 van het tractaat
van Venlo van 1543, de Kanselarij of het Hof van Geldeend
Stadhoud.T' TCnbsp;^^ -peering zou bijstaan.
rïfn X V quot; quot; quot; vertegenwoordigden het Lve-
Na het vertrek van den Gelderschen Stadhouder Berlayemont
waardoor een toestand van regeeringloosheid ontstond, verleed
de ^andschap, aangezien zij geen Stadhouder meer had, 24 Sep-
tember 1577 tot wederopzegging commissie aan een college van G^
deputeerde Raden der Landschap. Het college zou de Hoog-
dmtsche soldaten, die vooral in het Overkwartier veel schade be-
rokkenden moeten verdrijven en in alle voorvallende zaken commu-
béirnaquot;'nbsp;ordineeren,zooals het in sLands
belang nuttig zou oordeelen en zooals bannerheeren. ridder-
schappen en steden, „semptlick by den anderen zynde, solden kun-
v'nlonbsp;'Vu^' Gedeputeerden zouden vooreerst te
V enlo zetelen en naderhand daar, waar zij het noodig zouden
veTeend r quot;quot; Z 'nbsp;^e Landschap
verleende de commissie buiten voorkennis van de Hooge Overheid
(de vertegenwoordiger van de Hooge Overheid, de Stadhouder
was immers vertrokken) onder beroep op de Pacificatie van Geni
8 November 1576) en de daarna gevolgde Union (= de eerste
Unie van Brussel d.d^9 Januari 1577). Door deze handelwijze werd
het koningsgezinde Hof van Gelderland, voor zoover zijn politieke
werkzaamheden betreft, tijdelijk uitgeschakeld. Met het optreden
van Johan van Nassau als Stadhouder hield het Gedeputeerden-
college op te ftmgeeren, ofschoon het aanvankelijk in de bedoeling
heeft gelegen, dat de nieuwe Stadhouder tezamen met de Gedepu-
teerde Raden der Landschap zoowel in krijgshandel als in andere
Tanlt H TV' quot;quot;nbsp;^^ • koningsgezinde leden
van het Hof te Arnhem werden door graaf Johan van Nassau
vervangen door staatsgezinden; zoodat er geen onmiddellijke be-
hoefte meer gevoeld werd aan een college van Gedeputeerde
diJ'heSenbsp;'s Lands Hoog- ende Gerechtigheid, zooals
-ocr page 65-Op den Landdag van Juni/Juli 1582 te Nijmegen droegen eenige
afgevaardigden vanwege den Landraad aan deze zijde van de Maas
(beoosten Maze) eenige „Poincten ende articulenquot; voor, waarbij
o.m. op de wenschelijkheid gewezen werd, dat de vergadering niet
zou scheiden, „sonder eerst Gedeputierden in conformiteit van de
andere Provinciën (nl. Brabant, Vlaanderen, Holland, Zeeland,
Friesland, Utrecht en de Ommelanden) gecommitteert te hebbenquot;.
Den 5den Juli werd door den Landdag besloten tot het instellen
van een Gedeputeerdencollege bestaande uit negen personen, die
de Landschap Gelre en Zutphen in alle voorvallende zaken zouden
representeeren, die één jaar zouden fungeeren en uit de domeinen
hun vacatiën e.a. onkosten vergoed zouden krijgen. Het college zou
een secretaris, een deurwaarder en een bode hebben. Een afschrift
van de concept-instructie, die waarschijnlijk door het Hof ontwor-
pen is, werd 13 Juli d.a.v. aan het Arnhemsche Kwartier toegezon-
den en bevat o.a. eenige artikelen met betrekking tot de geestelijke
goederen en de religie, welke aldus luiden: „Sullen oick goedt
opsicht hebben, dat die geestelicke goederen wael geadministreert
ende aengelacht worden tot dienst van den Landequot; (artikel 7), en:
„Ende insonderheit voirtaen toe procedieren tot grondelycke refor-
matie soewael in saecken van die ware Religie als vervallene poli-
t'en......quot; (artikel 11)^). In de definitieve instructie, zooals zij
werd vastgesteld op den Landdag te Arnhem, 28 Maart van het
volgende jaar, ontbreken evenwel de hier aangehaalde artikelen.
Gerekend van Paschen 1583 heeft het nieuwe college gedurende
Spaansch gezag bevindende Roermond mei verbod aan de onderdanen, om
ergens anders recht te zoeken. Dit Spaansche Hof beschouwde zich als
de wettige voortzetting van het door Karei V te Arnhem ingestelde Hof.
Zie Mr. J. L. Geradts, „Bijdrage tot de Geschiedenis van den Souvereinen
Raad m het Overkwartier van Gelderland te Ruremonde (1580 1794)quot;, diss.
Leiden 1860, blz. 41.
Landdagsrecessenboek Arnhem, no. 13, inv. no. 4694, fol. 100-110 vso.;
de concept-mstructie is ingenaaid in denzelfden band onder fol. 36-37.
1«-; Shchtenhorst, „XIV Boeken van de Gelderse Geschiedenissenquot;,
lbo4, blz. 5o0, vermeldt onder het jaar 1580: „Omtrent desen tijd is er in
Gelderland op-gericht een nieuwe en vastbivvende Raed, bestaende vvt
neghen mannen gekoosen vvt de drie leeden der Staeten, welke den naem
zoude voeren van af-geschickte Staeten des Vorstendoms en Graeffschans
ende volle maght hebben, om, na 't scheyden der landdaghen, den handel
der Banner-heeren, Ridderen en Steeden vvt te voeren, den Stad-houder in
't oeffenen van syne bedieningh de hand te leenen, ende byzondere acht te
slaen dat doch alle overdraghten, rechten, gebruyken ende vrydommen van
t Vaderland te deegh wierden onderhoudenquot;. Slichtenhorst geeft als bron-
„e chartis Doesburgquot;. Wegens den ongeordenden toestand, Varin dit se-
meentehjk archief vooralsnog verkeert, was het onmogelijk de plaats te con-
troleeren. Het wil mij voorkomen, dat het door Slichtenhorst vermelde col-
ege dat van 1582/83 moet wezen, aangezien uit de Landdagsrecessen van
lo80 mets omtrent de oprichting van een Gedeputeerden-college blijkt.
een jaar gefungeerd. Gedeputeerden moesten blijkens de instructie
correspondentie onderhouden met de Generaliteit en de naburige
gewesten, toezicht oefenen op de krijgszaken en op de richtige
heffing der generale middelen; kortom, zij moesten vrijwel de ge-
heele politieke taak, die het Provinciale Hof tot 1583 uitgeoefend
had, overnemen Met de religie en met de geestelijke goederen
had het college, in tegenstelling tot het aanvankelijke ontwerp, niets
te maken.
De nieuwe Stadhouder, de graaf van Nieuwenaar en Meurs die
in den zomer van 1584 optrad, deed aan de Landschap eenige arti-
kelen toekomen met verzoek daarop resolutie te nemen, welke
artikelen liepen over de generale middelen en de administratie der
geconfisqueerde goederen en der geestelijke goederen en waarvan
artikel 13 het voorstel inhield om, vooral met het oog op de behar-
tiging van deze zaken, instructie te verleenen aan eenige „Depu-
tierden offte auctorisierde van der Landtschapquot;. De Landdag die
m September te Arnhem vergaderde, liet op de voorgestelde punten
aanteekenen, dat de Stadhouder zich eenige personen uit de Land-
schap of uit het Provinciale Hof kon assumeeren, die uit de geeste-
lijke en geannoteerde goederen of op andere wijze gesalariëerd
konden worden, maar dat het onnoodig was hun een instructie
te geven, behalve dan, dat zij zich zouden hebben te gedragen
overeenkomstig de privilegiën. Verder besloot de Landdag, dat
de geestelijke goederen voortaan bediend zouden worden door
„particulierequot; rentmeesters, die door de onderscheiden Kwartieren
genomineerd zouden worden, van het Hof hun commissie zouden
ontvangen en aangeschreven zouden worden, om rekening te komen
doen, zooals bij verschillende Landdagsrecessen bepaald was^).
De Landschap wenschte dus geen formeel, op een instructie fun-
geerend. Gedeputeerdencollege van Gelre-Zutphen, dat tevens met
het toezicht op de administratie op de geestelijke goederen belast
zou kunnen worden, en handhaafde voor deze goederen den
bestaanden toestand. De instructie, die desalniettemin tenslotte 10
Landdagsrecessenboek Arnhem, no. 13, fol. 28-35, „Instructie voor de
Gedeputeerden der Staten des Furstendombs Gelre und Graefscap Zutphenquot;,
Ontnh^r As,nbsp;fen van het college uitgegaan oorspr. stuk d.d. 30
Oetobns 1583 {ingenaaid m het Landdagsrecessenboek no. 13 onder fol.
hnnfinbsp;college een eigen zegel, waarop de wapens van de vier
.i^.r,nbsp;het Geldersche wapen als bartscbild en het randschrift:
„s^gilllum] Ordin[um] Ducatus Gelriae Comitatus Zutphaniaequot;.
1Q« ^ua-archief Arnhem, Boek van Landzaaken, E, inv. no 4736 fol 196-
der heer Stadholder der Landtschap bericht und
December 1585 voor een nieuw college van Gedeputeerde Staten
vastgesteld werd en die veel overeenkomst vertoont met de instruc-
tie van 1583, bevat geen bepalingen betreffende de geestelijke
goederen
Het nieuw ingestelde college van Gedeputeerde Staten is nimmer
in werking getreden; ons zijn althans daar geen bewijzen van
bekend. De „gemeene Landsregeeringquot;, die telkens weer tot mis-
lukking gedoemd werd, geraakte nu voor een aantal jaren op den
achtergrond.
Voor een blijvende regeling van het Landelijke toezicht en be-
stuur over de geestelijke goederen was het in de eerste plaats nood-
zakelijk, om een behoorlijken staat dezer goederen te verkrijgen.
Het bekende plakaat van 31 Mei 1580 verlangt, dat de geestelijke
goederen geïnventariseerd zullen worden, hetgeen door de Kerken-
rekenkamer met zeer gering resultaat beproefd is. Na de opheffing
van dit college werden de pogingen voortgezet, waarbij de ontvan-
ger-generaal der geestelijke goederen, Brinck, en de procurator der
kerkenzaken zich, eveneens met weinig succes, beijverden. Op 27
December 1593 besloot de Landdag te Arnhem, dat het Provinciale
Hof allen ambtheden, magistraten e.a. hoogen functionarissen aan
zou schrijven, om op een nader vast te stellen dag een duidelijken
staat aan de Geldersche Rekenkamer over te leveren van de in hun
ambtsgebieden gelegen geestelijke goederen, waarna de Reken-
kamer een staat van deze goederen voor de geheele provincie zou
vervaardigen. Eerst dan zou beslist worden over de wijze van
administratie. De Kwartieren van Nijmegen en van Zutphen
wenschten, dat men alvast zou resolveeren tot het in gemeenschap
brengen van de geestelijke goederen. Het Arnhemsche Kwartier
verklaarde, dat men eerst een staat moest hebben, voordat men kon
weten, op welken grondslag men de „communiequot; tot stand zou
kunnen brengen. De vergadering vond goed een belooning in
uitzicht te stellen voor degenen, die verduisterde geestelijke goede-
ren aan het hcht zouden brengen'').
Het Veluwsche Kwartier nam het maken van een staat der
1) H. L. Driessen, „De Opricliting van een college van Gedeputeerde
Staten in Gelderland in 1585quot; in „Gelrequot; XXXVI, 1933, blz. 119. De schr.
deelt mede, dat de Stadhouder in December 1585 weinig voor het instellen
van Gedeputeerden voelde; hij is dus evenals de Landschap zelf in een
jaar tijds van opinie veranderd.
Reces van den Landdag te Arnhem, 27 December 1593. Een plakaat
van 6 Juli 1593 (Van Loon, II, kol. 40), volgens hetwelk alle rentmeesters
van pastorie- en vicariegoederen binnen 2 maanden een register aan het
Hof met de fundatiebrieven moeten overleveren, heeft klaarblijkelijk weinig
opgeleverd.
geestelijke goederen ter hand door met 1 Januari 1594 eenige ge-
committeerden hiervoor te benoemen. De commissie werd bij ver-
schillende Kwartiersbesluiten gecontinueerd of aangevuld. Blijkens
de resolutie van 21 Maart 1597 kregen vanwege de steden dezelf-
de personen zitting in de commissie, die de steden vertegenwoor-
digden in het college van Gedeputeerden des Kwartiers^).
In het Kwartier van Nijmegen werd bij resolutie d.d. 17 Maart
1597 aan het Gedeputeerden-college van dit Kwartier de inven-
tarisatie der geestelijke goederen opgedragen^). Voor de Graaf-
schap kunnen wij verwijzen naar een in de volgende paragraaf
te behandelen Kwartiersresolutie van 11 November 1592.
Alhoewel de inventarisatie in de drie Kwartieren nog niet vol-
tooid was, besloot de Landdag te Nijmegen naar aanleiding van
een door het Hof ingediende memorie den 15den Maart 1598 tot
het deputeeren van eenige personen uit de Landschap voor het
maken van den staat der geestelijke goederen, waartoe het Nij-
meegsche Kwartier aanwees Reiner van Dorth, heer tot Varik, en
Jacob Both (van der Eem), raad der stad Tiel, en het Kwartier van
Arnhem Johan van Goltstein, rentmeester van Veluwe, en Arndt
Tulleken, burgemeester van Arnhem. Het Zutphensche Kwartier
zou de namen van zijn gecommitteerden later aan het Hof toezen-
den. De heeren zouden fungeeren op commissie en instructie van
het Hof en op kosten van hun eigen Kwartier. Ondertusschen zou
de bestaande wijze van administratie der geestelijke goederen
voorloopig gehandhaafd blijven«). Het Provinciale Hof stelde 11
Augustus 1598 de commissie en instructie vast, doch er kon niets
worden verricht, omdat de stad Zutphen het een bezwaar achtte
haar afgevaardigde Adam Caldenbach in Arnhem verblijf te laten
houden met het oog op den inval van den vijand en den gevaarlijken
toestand
Een klein jaar later verschenen eenige afgevaardigden uit de
Staten-Generaal op de vergadering van den Landdag te Arnhem
en brachten opnieuw de wenschelijkheid ter sprake van de instel-
ling van een bekwame „gemeene Landsregeeringquot; door uitbreiding
van de bevoegdheden en het aantal leden van het Provinciale Hof
of op andere wijze en van de gemeenschap der landspenningen, der
1595 enll^MaarriM?nbsp;^^nbsp;^^nbsp;* December
Kwartiersreces Nijmegen, 17 Maart 1597.
} Reces van den Landdag te Nijmegen, 15 Maart 1598.
en 11 Setll^^TrSSquot;quot;quot;nbsp;18 Juli, 11 Augustus
-ocr page 69-domeinen, der geestelijke goederen en der contributiën '). Weder-
om een jaar later, in Mei 1600, drong de Stadhouder er in een pro-
positie op aan, dat de Landschap de „communiequot; der geestelijke
goederen zou aanvaarden en tot de instelling van een „gemeene
Landsregeeringquot; zou overgaan. De Landdag besloot 28 Mei tot de
„communiequot; der geestelijke goederen en machtigde Stadhouder,
Hof en Rekenkamer tot het beramen van zekere „order, waerna die
voern. (geestelijke) guideren ut den naem und tot vordel van de
Landtschap...... sullen worden geadministriert und geëmployertquot;.
De Kwartieren van Nijmegen en Zutphen waren vóór de ,,gemeene
Landsregeeringquot;, het Kwartier van Veluwe achtte den toestand
nog te slecht en herinnerde o.m. eraan, dat men Kwartiersgewijs
tot de Unie van Utrecht toegetreden was -).
Ook op den Landdag, die nog in hetzelfde jaar, in November/
December, te Nijmegen bijeen was, werden de punten van de ge-
meenschap der geestelijke goederen en de ,.gemeene Landsregee-
ringquot; ter sprake gebracht. Bij deze gelegenheid verklaarde het
Nijmeegsche Kwartier, het voor noodzakelijk te houden, dat Stad-
houder, Hof en Rekenkamer tegelijk met het bijeenbrengen van
de gegevens voor den staat der geestelijke goederen een zekere
orde zouden beramen op de administratie en het gebruik daarvan,
om te verhoeden, dat de gemeenschap dier goederen op de lange
baan geschoven zou worden. Geschiedde dit niet, dan wilde het
Kwartier zèlf voorzieningen treffen t.a.v. de administratie der gees-
telijke goederen in zijn gebied. Omtrent de regeering werd door
dezen Landdag geresolveerd: „uutstaende voer alsnoch die ge-
meinschap van contributie und oversulx oick (die) gemeine regie-
rungh, bliefft 't Hof Promnciael tot administratie van Lantssaecken
geauthoriziertquot; ®).
In Maart 1602 kwam de Landschapsvergadering te Zutphen ten-
slotte zoover, dat aan het Hof opgedragen werd een concept-
instructie te maken voor een op te richten college van Landschaps-
gedeputeerden . Teneinde voorbeelden te hebben liet het Hof af-
schriften vragen van de instructiën voor de colleges van Gecommit-
teerde Raden en Gedeputeerde Staten van Holland, Utrecht en
Friesland. Omtrent de geestelijke goederen, die in gemeenschap ge-
bracht en onder het bestuur van de Landschapsgedeputeerden gesteld
zouden worden, pleegde het Hof overleg met de Geldersche Reken-
Reces van den Landdag te Arnhem, 6 April 1599.
Reces van den Landdag te Zutphen, 28 Mei 1600.
Reces van den Landdag te Nijmegen, 28 November 1600. Curs. van mij.
Reces van den Landdag te Zutphen, 24 Maart 1602.
-ocr page 70-kamer Reeds spoedig kwam het concept gereed. Het werd tege-
lijk met de nieuwe, door het Hof ontworpen, ordonnantiën voor de
Kanselarij (= het Hof) en voor de Rekenkamer door gedeputeerden
of gecommitteerden uit de Landschap ^), die krachtens Landdagsbe-
sluit 8 Februari 1603 te Arnhem compareerden, in behandeling ge-
nomen. Nadat 2ij de instructie voor het op te richten college van
Landschapsgedeputeerden gearresteerd hadden, werd het stuk aan
de hoofdsteden der drie Geldersche Kwartieren toegezonden. De
Nijmeegsche afgevaardigde, burgemeester Frans Buis, zeide gelast
te zijn tot de verklaring, dat de stad Nijmegen ,,als wesende een lit-
maet des Rijxquot; door het instellen der ,,voorsz. jurisdictiequot; (nl. van
het nieuwe Gedeputeerdencollege) niet verkort zou mogen worden
in hare rechten en privilegiën, waarbij zij wenschte te verblijven.
Ook de andere afgevaardigden, alhoewel zij niet gelast waren, ver-
klaarden zich tegen iedere inbreuk op de privilegiën®).
1)nbsp;Archief Hof, Memorie- en Resolutieboek 1600-'04, 1 Juni 1602. De
toentertijd ontworpen „Instructie voor der Lantschapsgedeputierdenquot; is te
vinden in den band „Statuuten van Aarnhem en Misselanea Equot;, blz. 149, oud-
archief Gemeente Arnhem, inv. no. 588 (ongedateerd).
2)nbsp;Op iederen Landdag werden gecommitteerden ad causas, d.i. tot het
afdoen van de besoignes der Landschap, aangewezen, en wel door ieder
Kwartier zes, half uit de ridderschap en half uit de steden (vergel. Van
Schevichaven, „Regeringsform van Gelderlandquot;, blz. 296). Dergelijke gecom-
mitteerden of gedeputeerden uit de Landschap werden ook wel aangewezen
tot het bestudeeren en behandelen van bijzondere aangelegenheden.
®) Verbaal van Landschapsgedeputeerden ad causas, 8 en 11 Februari
1603. De stad Nijmegen beroept zich op de omstandigheid, dat zij deel uit-
maakt van het Rijk, een argument, dat vóór 1578 door de Geldersche stan-
den aangevoerd werd tegen de stadhouderlijke regeering en het door Karei V
ingestelde Hof op grond van art. 4 van het tractaat van Venlo. Nijmegen
bleef zich ook, nadat de souvereiniteit in 1581 op de Staten was overgegaan
en er dus geen sprake meer was van oppositie tegen den Landsvorst, steeds
verzetten tegen de jurisdictie van het Hof op grond van haar lidmaatschap
van het Rijk. Dit particularisme tegenover de andere deelen van Gelderland
vindt zijn verklaring in de wijze, waarop Nijmegen en omgeving aan den
Gelderschen Landsheer gekomen is, nl. doordat Willem van Holland als
Roomsch Koning den burcht van Nijmegen e.a. verpandde aan Otto II graaf
van Gelre, om door hem en zijn opvolgers in leen gehouden te worden, tot-
dat de pandsom zou zijn gelost (oorkonde d.d. 8 October 1247: ,,Wilhelmus,
Dei gratia Romanorum rex.... Hinc est quod nos, .... de consilio prin-
cipum, castrum de Novimagio cum omnibus suis attinenciis ...., pro decern
mihbus marcharum argenti et pro omnibus expensis, si ue contingat fieri
in castro vel villa qualitercunque muniendis vel edificiis ibidem construendis,
.... titulo feodi infeodavimusquot;; het volgende jaar werd de pandsom ver-
hoogd bij de oorkonde van (Mei?) 1248: „Wilhelmus, Dei gratia Romanorum
rex.... Hinc est quod nos, ... de consilium principum .... castrum apud
Noviomagium cum omnibus attinentiis suis . . . ., pro sexdecim millibus
marcharum puri et legalis argenti eidem comiti et suis heredibus obliga-
vimus, et dictam pecuniam (i. pl. v. „dictam castrumquot;?) concessimus in feo-
dum a nobis et a posteris nostris habendam, donec eidem comiti vel suis
heredibus dicta pecunia integraliter fuerit persoluta .... Addicimus etiam,
quod, si antedictus comes viam universe carnis filio herede ingreditur, filie
sue seniori non solum castrum antedictum,.... in forma prenotata concedi-
De Landdag, die in Mei 1603 te Arnhem bijeen was. voelde zich
niet gedisponeerd, om de instructie te visiteeren en verschoof deze
aangelegenheid tot den volgenden Landdag i). Op de vergadering
in Maart 1604, werd door het Nijmeegsche Kwartier voorgesteld,
om, alvorens verder te handelen over de „gemeene Landsregeeringquot;,
eerst te besluiten de middelen op de consumptie mitsgaders op
de hoornbeesten en de bezaaide landen op denzelfden voet te hef-
fen. als in het Kwartier van Nijmegen geschiedde, en te verklaren,
of men bereid was tot het in communie brengen van de geestelijke
goederen. Aangaande het eerste punt kon de Landdag het niet e^s
worden. Met betrekking tot de geestelijke goederen deed het Nij-
meegsche Kwartier nog het voorstel, om uit ieder Kwartier één per-
soon te committeeren. aan wien het bewind over de genoemde goe-
deren in handen gegeven zou kunnen worden en die dan tevens
lijsten van de gemeene middelen op zou kunnen maken, teneinde tot
een eenparigen voet van heffing te geraken. Een besHssing viel hier-
over niet; slechts verklaarde het Arnhemsche Kwartier, dat het den
staat der geestelijke goederen in zijn gebied gereed had en vernomen
had, dat dit eveneens het geval was met de beide overige Kwartie-
ren. Het slot was, dat er van de instelling van het college van Land-
schapsgedeputeerden wederom niets kwam^).
Het volgende jaar drongen Kanselier en Raden er tevergeefs op
aan, dat de Landdag zou beslissen over de instructie van 1602 ).
In 1606 legde het Zutphensche Kwartier een staat der geestelijke
goederen in de Graafschap in duplo over met aanteekenmg ook
van de goederen, die verduisterd waren. De overige Kwartieren,
die eveneens een dergelijken staat opgemaakt hadden, zijn in gebreke
gebleven daarvan een exemplaar aan de Landschap of aan het Hot
over te geven
mus obtinendam, imo alia bona omnia, que antecessores sui vel P^^r enw
hactenus ab imperio quiete possiderunt, concedimus eidem quot;VCdsorquot;
possidenda titulo feodali a nobis et a nostns successoribus ^ ^^
een paar malen verhoogd en nooit gelost (Slof gt;yporkondenboek van Grfre
en Zutphenquot;, nos. 679, 680, 688, 693, 790, 792 1054). Ooknbsp;f
gen ander stadrecht dan de overige Geldersche steden; 31 fnbsp;^^SO ha^
de Duitsche Koning Hendrik VH haar toegekend het recht van de rijksstaa
Aken („Aquisgranuin ac aliae nostrae civitates et imperii ).
Reces van den Landdag te Arnhem, 23 Mei 1603.
2) Reces van den Landdag te Nijmegen, 29 Maart lbU4
Reces van den Landdag te Arnhem, 12 Februari 1605.
Reces van den Landdag te Arnhem, 19 December 160b.nbsp;. ^
Archief Gedeputeerden des Zutphenschen Kwartiers, Staat van Geestelijke
Goederen in 2 dln. 1605. Het dubbel-exemplaar is met meer aanwezig.
Archief Gedeputeerden des Veluwschen Kwartiers, Gecolhgeerde Staten van
geestelijke goederen, 2 banden (ca. 1602).
Opnieuw kwam de instructie voor de „gemeene Landsregeeringquot;
aan de orde 24 April 1609 op den Landdag te Zutphen. Het nieuwe
regeeringslichaam zou het bestuur hebben over de „financie off
bewillichde lantspenningen mit die geestelicke goederen ende wat-
ter van dependiertquot;, en met 1 Januari 1610 in werking treden, terwijl
intusschen de Kwartierlijke regeering (d.w.z. de colleges van Ge-
deputeerde Staten, die men in elk Kwartier reeds bezat) „in staetquot;
zou blijven^). Gedurende den volgenden Landdag, die in De-
cember van hetzelfde jaar bijeenkwam, bleek het evenwel, dat men
het over de eenparigheid van de heffing der gemeene middelen nog
niet eens kon worden, zoodat de nieuwe regeering niet in werking
kon treden. Wèl werden gedeputeerden (ad causas) aangewezen,
die in October 1611 de meergenoemde instructie voor een college
van Landschapsgedeputeerden onderzochten^).
De instructie, zooals zij in 1611 vastgesteld werd, is, behoudens
een aantal wijzigingen, dezelfde als die van 1602. Zij telde 50 arti-
kelen en hield het volgende in: Er zouden twaalf gequalificeerde
landzaten lid van het college van Gedeputeerden zijn, te weten uit
elk Kwartier vier, half uit de ridderschappen en half uit de steden.
Zij zouden dagelijks vergaderen, terwijl het voorzitterschap weke-
lijks zou omgaan. Na drie jaren zou de helft van het aantal leden
vernieuwd worden en verder jaarlijks. Zij zouden hun zetel te Arn-
hem hebben en bij meerderheid van stemmen beslissen, behalve in
zaken van consenten en privilegiën. Het college zou een secretaris,
een deurwaarder en eenige boden hebben. De Gedeputeerden zou-
den overal de ware Christelijke Gereformeerde religie moeten be-
vorderen en het toezicht houden op den kerk- en schooldienst.
Voorts zouden zij de brieven van institutie in geestelijke beneficiën
moeten verleenen en t.o.v. de geestelijke goederen de directie en
administratie voeren, een taak, die sinds 1581 door het Hof en de
Rekenkamer van Gelderland en laatstelijk door de colleges van Ge-
deputeerden in de drie Kwartieren werd uitgeoefend. De regeling
t.a.v. de vicarieën „iuris patronatus privatiquot;, in de instructie onder
artikelen XX-XXV opgenomen, is gelijk aan de regeling van 8 Octo-
ber 1593 met dien verstande, dat de Landschapsgedeputeerden in
de uitoefening der voormalige bisschoppelijke bevoegdheden in de
Oud-archief Gemeente Nijmegen, inv. P. Nijhoff, blz. 138, no. 23, .Staat der
Geestelijke Goederen des Nijmeegschen Kwartiers, 1ste deel (het 2de deel is
niet meer aanwezig), 1602 (vergel. hierna Hoofdst. 1, § 7).
Reces van den Landdag te Zutphen, 24 April 1609.
Reces van den Landdag te Nijmegen, 20-22 December 1609; en verbaal
van Landschapsgedeputeerden (ad causas), 7 October 1611.
plaats gesteld zijn van Kanselier en Raden. De Gedeputeerden zou-
den eens per jaar het Hof moeten verzoeken een Landdag uit
te schrijven. Zij zouden de Landdagsbesluiten inzake de geestelijke
goederen de gemeene Landspenningen, consenten en contributien
en alle verdere besluiten moeten uitvoeren. Kortom zij zouden
de geheele regeering of uitvoerende macht in de Provincie hebben,
waardoor het Hof zich voortaan tot zijn justitieele taak zou kunnen
beperken. Hun depêches zouden gesteld worden op naam en titel
van de Gedeputeerde Staten des Vorstendoms Gelre en Graaf-
schaps Zutphen, behalve de bevelen aan 't krijgsvolk, die op naam
zouden gaan van den Stadhouder ter relatie van de Gedeputeer-
quot;^^De instructie werd in 1612 in behandeling genomen op den Land-
dag te Zutphen, maar. alhoewel de drie Kwartieren zich tot de op-
richting van een Gedeputeerdencollege bereid verklaarden, gebeurde
er niets. Op de Landdagen in de beide volgende jaren werd de aan-
gelegenheid „alnoch in advisquot; gehouden ^).
De steden van het Nijmeegsche Kwartier drongen in Maart 1623
aan op het „datehek in trainquot; (metterdaad in werking) brengen van
de gemeene Landsregeeringquot;, de gemeenschap van de geestelijke
lillti'is^tl^
i£rnbsp;™ i«
Gedeputeerden aan het Hof zouden verzoeke om de L^^d^g^^yg.in^
schrijven. In 1611 stelde Arnhem voor, om '-Pj-J.nbsp;voege
overal te lezen: .administratief en ach ernbsp;^^-Sn\°de'LSng
CÏrgS ^
amendementen zijn niet overgenomen, zooals u.t de door Schra.ssert mt
gegeven instructie blijkt.nbsp;„ . . „o „..f ifti9 Rppps vcin den
Reces van den Landdag te Zutphen, 28 Maainbsp;® Xm %
Landdag te Nijmegen, 31 Mei 1613. Reces van den Landdag te Arnhem,
Mei 1614.
-ocr page 74-goederen en van de middelen. „Dese Regieringhequot;, zoo schrijft
Alexander van der Capellen in zijn „Gedenkschriftenquot;, „strekt tot
praejuditie van de Hooftsteden, dewyl sy souden geësgaleert worden
by de deine steden. Wort daeromme by geene Hooftsteden gemeint,
al is het, dat sy sich daertoe genegen toonenquot;. Op denzelfden Land-
dag te Arnhem werd het denkbeeld geopperd, om een Gedeputeer-
dencollege in te stellen van twaalf personen met veel geringere be-
voegdheden dan aan het ontworpen Gedeputeerde Staten-college
waren toegedacht, maar zonder resultaat^).
Drie jaren later, in 1626, op een te Arnhem gehouden Landdag,
werd een nieuw beraamde instructie voor een college, dat zich alleen
met de subdivisie der generale middelen zou hebben te bemoeien,
in overweging genomen, maar niet aanvaard. Het Nijmeegsche
Kwartier hield — tevergeefs — nog een pleidooi voor het in ge-
meenschap brengen der geestelijke goederen, terwijl het Veluwsche
Kwartier voorsloeg niet tot het oprichten van een nieuw college
over te gaan, maar in plaats daarvan het Provinciale Hof met
zes leden uit te breiden, „alhoewelquot;, schrijft Van der Capellen, ,,sulx
haar meninghe niet isquot;
Het zou tot 16 April 1644 duren, alvorens de Landdag er op ster-
ken aandrang van den Prins van Oranje toe overging de in
1626 ontworpen instructie eindelijk aan te nemen. Deze „Instructie
tot d'administratie van gemeine Lantspenningen des Furstendombs
Gelre ende Graeffschaps Zutphenquot; voorzag in het houden van ge-
combineerde vergaderingen van de colleges van Gedeputeerde Sta-
ten van de drie Kwartieren voor de subdivisie der generale midde-
len. Het z.g. „Gecombineerd Collegiumquot; hield zijn eerste bijeen-
komst te Arnhem 20 Juli 1644 en wekte aanvankelijk eenig misnoe-
gen, door aan zichzelf den titel van „Gedeputeerde Staten van Gel-
derlandquot; toe te kennen, welken titel het dan ook weder moest laten
vallen®). Het vergaderde bij voorkeur te Arnhem, maar ook wel
1) Reces van den Landdag te Arnhem, Maart/April 1623. Alexander van
der Capellen, „Gedenkschriftenquot;, 1777, I, blz. 164 en 174.
Reces van den Landdag te Arnhem, 26 Maart 1626. Van der Capellen,
als voren, I, blz. 395.
Reces van den Landdag te Zutphen, 16 April 1644, waarin de instructie
van het Gecombineerd Collegium geïnsereerd is. Van der Capellen, als voren,
11, blz. 74, 84 en 85. Zie de stadhouderlijke uitspraken inzake de oprichting
van dit college bij Schrassert, „Stucken.... tot den Codex Gelro-Zutphani-
cusquot;, blz. 180, Vv. 1. 2. 3. Ordonnantiën van betaling op de inkomsten en
middelen van de geheele Provincie mochten slechts door het Gecombineerd
Collegium afgegeven worden en moesten onderteekend zijn door zes leden
uit de vergadering (d.w.z. twee leden uit elk Kwartier en wel één uit de
ridderschap en één uit de steden) en door den secretaris ter plaatse van de
vergadering. In Fruin-Colenbrander, „Geschiedenis der Staatsinstellingen in
tijdens de Landdagen in de andere hoofdsteden, en is tot aan den
val der Republiek in wezen gebleven. Tot een waarlijk representatief
Provinciaal regeeringscollege heeft het zich nooit kunnen ontwikke-
len. De zelfstandigheid der drie Kwartieren bleek te sterk. Uit deze
omstandigheid moet mede verklaard worden, dat er van het in com-
munie brengen der geestelijke goederen nimmer iets gekomen is.
§ 6. De GeesteUjke Goederen onder het Bestuur van het Hof en
de Rekenkamer van Gelderland, 1581 - omstr. 1600.
Sinds het reces belangende de administratie der geestelijke goe-
deren d.d. 29 November 1581 werkten Hof en Rekenkamer van
Gelderland nauw samen. Tot o-^vanger-generaal van de geeste_
lijke goederen committeerde het Hof vóór 13 April 1582 Alphard
Brinck. nadat Jacob van Ommeren, rekenmeester van Gelderland
die aanvankelijk tot dit ambt genomineerd was, zich, naar moet
worden verondersteld, teruggetrokken had. Brincks instructie, die
hij van de Rekenkamer ontving, is niet bewaard gebleven, zoodat
wij ons geen juiste voorstelling kunnen maken van de taak vari
dezen functionaris^). Hij overleed vier jaren later en werd met
meer vervangen, omdat de geestelijke goederen niet genoeg ople-
verden voor de salariëering.
Een ander belangrijk ambtenaar was de „procurator causarum
ecclesiasticarumquot;, als hoedanig op herhaald
Geldersche synode de vroegere super-intendent in Graafschap
en tweede auditeur van de opgeheven Kerken-rekenkamer Jacob
van Elden aangesteld werd, waarschijnlijk in den loop van 1583.
Tot den procurator of sollicitator moest men zich wenden voor ver-
betering van predikantstractementen, alimentatiën uit de gee te
lijke goederen e.d. aangelegenheden. Hij nam de verzoekschriften
den val der RepubUeU- (2den
onrechte beweerd, dat Frederik Hendrik 11 J^®' ™°®quot;„elten, hetgeen
om de drie Kwartierlijke Gedepnteerdenco ^
zou zijn -islukt tengev^ge van den onde»
het stuk van de financien. Een algeneei opga^nbsp;heooad De geringe he-
in het nieuwe gecombineerd ^„fnbsp;„ a uU h dat het
teekenis van het CoUegium^nbsp;^^^ ^^^^^
LtXl^beSzl^rn^^rrifiervfn G^puteerde Staten des Nijmeeg-
puncten in aller eil te verfertigenquot; (begin 1582.').
-ocr page 76-in ontvangst en concipieerde voor het Hof de beschikkingen daar-
op. Hij hield registers bij van de pastorieën en vicarieën, die be-
geven werden, van de betalingsordonnantiën, die op de rent-
meesters der geestelijke goederen afgegeven werden, en van de
door hem geminuteerde brieven. In Van Eldens plaats committeer-
de het Hof 9 Juli 1596 Johannes Flockenius i).
De samenwerking van Hof en Rekenkamer komt tot uiting in
gemeenschappelijk genomen resolutiën met betrekking tot de gees-
telijke goederen, welke in 's Hofs Memorie- en resolutieboeken op-
geteekend staan. Den 6den October 1595 werd besloten, om
voortaan alle Maandagen 's middags om twee uren bijeen te
komen, van welke vergaderingen het deeltje „Resolutiën van
Geestliche saeckenquot; getuigenis aflegt^). In dit deeltje staan even-
eens verscheiden resolutiën, die genomen werden door de „drie
collegiënquot;, d.w.z. het Hof, de Geldersche Rekenkamer en de Ge-
deputeerde Staten van het Veluwsche Kwartier. De Staten van dit
Kwartier hebben zich van den aanvang af met de administratie der
geestelijke goederen ingelaten. Zoo benoemde het Kwartier reeds
22 Juli 1580 op verzoek van de nonnen van het St. Agnieten-
klooster te Arnhem een wereldlijken rentmeester, Johan Potouw,
die jaarlijks rekening zou moeten doen voor eenige leden van de
Veluwsche ridderschap, van het Provinciale Hof en van den Arn-
hemschen magistraat ®). Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor,
dat de instelling van een vast college van Gedeputeerde Staten
des Veluwschen Kwartiers bij Kwartiersbesluit van 5 October
1580, veel vroeger dan in de Kwartieren van Nijmegen en van
Zutphen, in samenhang staat met deze uitbreiding van de bemoei-
ingen van de Staten van het Kwartier De bepaling in het Land-
dagsreces van 29 November 1581, dat de rekeningen van de rent-
meesters der geestelijke goederen gesloten moesten worden op de
Geldersche Rekenkamer in tegenwoordigheid van eenigen uit het
Dr. J. Reitsma en dr. S. D. van Veen, „Acta der Provinciale en Par-
ticuliere Synoden, 1572-1620, IV, Gelderlandquot;, blz. 20 en 26. Vergel. portef.
Geestelijke zaken, no. 254 („exhiljita 19 Martii '94quot;), en de fragment registers
van Van Elden in portef. Geestelijke zaken, nos. 211, 214 en 248a, 1592-'94.
De commissie voor Flockenius is gedrukt in „Gelrequot;, XXV, blz. 128.
Archief Hof, Memorie- en Resolutieboeken, beginnende 1587, en het
deeltje „Resolutiën van Geestliche saeckenquot;, 6 October 1595-20 Juli 1599.
®) Archief Gedeputeerden des Zutphenschen Kwartiers, Landdagsreces-
senboek over 1577-1589, fol. 243. Dit deel is een copie, grootendeels van de
hand van P. Sluysken van 1641, naar de niet meer op het Rijksarchief aan-
wezige Landdagsrecessenboeken van het Hof A en B.
*) (Mr. J. F. Bijleveld), „Overzicht van de verschillende Besturen in Gel-
derland tusschen 1795 en 1813quot; in „Gelrequot;, IH, blz. 215. De Kwartiers-
resolutie d.d. 5 Oct. 1580 maakt geen melding van de geestelijke goederen.
Kwartier, waaronder de goederen ressorteerden, was voor de Ve-
luwe de voortzetting van een reeds gevolgde practijk. De gesloten
rekeningen plachten te worden bewaard door Gedeputeerden .
Wat de rekeningen betreft: hiervan bezitten wij enkele gegevens
uit 1582. In Juli van dit jaar werden de rentmeesters Jacob van El-
den (dezelfde als de gewezen auditeur der Kerken-rekenkamer)
van de goederen van het klooster Monnikhuizen bij Arnhem, Wes-
sel Heymeridks., van de goederen van Mariëndaal bij Arnhem,
Johan Potou(w), bovengenoemd, Henrick van Essen, rentmeester
der Harderwijksche geestelijke goederen, te weten 's Heerenloo,
St. Agnieten, het Fraterhuis en St. Catharinen, Derick van Apel-
toern van de goederen van Hulsbergen, Herman van Keppel van
de goederen van Clarewater en Henrick van Schevichaven van de
goederen van het St. Walburgskapittel te Arnhem opgeroepen, om
rekening te doen voor de „Gedeputierden op die visitatie der
geestlicher rentmeesteren rekenyngen verordentquot; Johan Bentinck,
Johan Hackfort, Evert van Delen van Laer en Cornelis van Zal-
lant. In Augustus en September werden de volgende rekeningen
gesloten:
(1)nbsp;Mariëndaal bij Arnhem over 1580:
ontvangstennbsp;3385 £ 9 st. —
uitgavennbsp;2593 £ 7 st. 9 d.
batig saldonbsp;792 £ 1 st. 3 d.
(2)nbsp;S/. i4gn(Wen te Arnhem over 1580/81:
ontvangstennbsp;2785 £ 5 st. 3 d.
uitgavennbsp;2750 £ 2 st. Tj d.
saldonbsp;20(?) £ 2 st. 7è d.
(3)nbsp;de Commenderie van St. jansdal of 's Heerenloo bij Harderwijk
over 1581/82:
ontvangsten 3426 £ 13 st. — d.
uitgavennbsp;1170 £ 4 st. 6 d.
saldonbsp;2256 £ 8 st. 6 d.
(4)nbsp;St. Asnieten te Harderwijk over 1581/82:
ontvangstennbsp;2447 £ 16 st. -
uitgavennbsp;1233 £ 1 st. lOj d.
saldonbsp;1214 £ 14 st. U d.
(5)nbsp;Fraterhuis te Harderwijk over 1581/82:
ontvangstennbsp;895 £ 11 st. —
uitgavennbsp;580 £ 4 st. 7 d.
saldonbsp;315 £ 6 st. 5 d.
n Zie bijv. de nog in het archief van Gedeputeerden des Arnhemschen
(Veluwscher Kwartiers berustende Ie rekening van Henrick Huibertsz
ienlm'rsrer der goederen van het klooster Mariëndaal b.j Arnhem, over
1584/85.
(6) St. Catharinen te Harderwijk over 1581/82-
ontvangstennbsp;1082 £ 1 st. —
uitgavennbsp;215 £ 13 st. 9 d.
saldonbsp;866 £ 7 st. 3 d.
lt;7) Hulsbergen onder Keerde over 1581/82:
ontvangstennbsp;2330 £ 7 st. —
uitgavennbsp;2895 £ 15 st. 6 d.
nadeelig slot 565 £ 8 st. 6 d.
(8)nbsp;Clarewater bij Hattem over 1581/82-
ontvangstennbsp;1154 £ 10 st. —
uitgavennbsp;827 £ 15 st. 6 d.
saldonbsp;326 £ 16 st. 9 d.
(9)nbsp;kapittel van St. Walburg te Arnhem, over 1581/82-
ontvangstennbsp;710 £ 15 st. —
quot;'tgavennbsp;........................... (niet ingevuld)
de rentmeester
blijft schuldig 634 £ 15 st. — daertegens hem verschey-
den partiën geroye(e)rtquot;'i).
De administratie der geestelijke goederen in het Veluwsche
Kwartier heeft uitsluitend kapittel-, klooster- en Commenderie-
goederen omvat. De goederen van het kapittel van St. Walburg
en van het klooster Mariëndaal behoorden naderhand, in de 18de
eeuw, onder éénzelfde rentambt. Evenzoo de goederen van de
twee Arnhemsche vrouwenkloosters St. Agnieten en Bethanië,
terwijl de goederen van het klooster te Monnikhuizen bij Arnhem
en van het klooster te Renkum van 1690 af een gemeenschappe-
lijken rentmeester hebben gehad. De Harderwijker kloostergoede-
ren, de goederen van Hulsbergen en de goederen van Clarewater
hebben steeds afzonderlijke rentmeesters behouden 2). De steden
van het Kwartier van Veluwe hebben zich met het beheer der
kloostergoederen niet bemoeid met uitzondering van de stad
Elburg, waar de magistraat het St. Agnietenconvent aldaar onder
zijn administratie had gebracht. De Elburgsche rentmeester van
de kloostergoederen heeft nimmer aan de Geldersche Rekenkamer
of aan het Kwartier rekening willen doen®).
1) „Minutebouck vuer 't Quartier van Veluwenquot;, Maart-December 1582,
ingebonden in het boek van Landzaaken C, oud-archief Gemeente Arnhem
inv. no. 4734, fol. 107-268, en de portef. Geestelijke zaken in het archief van
het Hof, no. 154a (aanteekening van de sloten van de hier vermelde reke-
nmgen).
De rekeningen van de rentambten der Veluwsche kloostergoederen be-
rusten m het archief van Gedeputeerden des Veluwschen Kwartiers.
) Oud-archief Gemeente Elburg, inv. nos- 1438-1458. Vergel. archief Hof
portef. Geestelijke zaken, no. 198d, „Memory voir de heer Cantzler und
Raeden angaende die rentmeisteren van die giestelicke end kerckenguederen,
welcker gestalt men die rekeningen van dselve rentmeisteren op den meesten
profijt end ten minsten costen sal moegen hoeren ende sluytenquot; (1584).
De pastorie- en vicariegoederen werden ten platten lande be-
heerd door de predikanten, de collatoren of de vicarissen of —
wat veel voorkwam — op dezelfde wijze als de kerkfabrieken door
schout, jonkers en kerkmeesters en geërfden in het kerspeP).
In de steden werden de pastoriegoederen, de memoriegoederen,
een deel der vicariegoederen en de ontvangst van de tertiën van
de vicarieën vanwege den magistraat geadministreerd. Een unicum
vormt hierbij Elburg, waar, zooals wij eerder mededeelden, de
raad reeds in 1579 aan het Gereformeerde consistorie de pastorie-
goederen der St. Nicolaaskerk, de helft der memoriegoederen en
de goederen van Vailholdts mis had overgedragen „tho behoeff
des consistorii und kerkendienersquot;. De Elburgsche magistraat gaf
hier de fondsen weliswaar uit handen, maar bleef toch toezicht
erop houden, omdat hij q.q. de cura religionis binnen het stadsge-
bied hadquot;).
Een verdere bespreking van de lotgevallen der Veluwsche geeste-
lijke goederen ligt buiten ons bestek.
Op 23 April 1597 stemde het Hof in met het verzoek van het
Gedeputeerdencollege, dat Hof en Rekenkamer de administratie der
Verseliike Dr J. S. van Veen, „Het Ambt Brammen onder het Bestuur
der Jonkersquot; in Gelrequot; XH, blz. 61. Volgens de noot, t.a.p blz. 113, hebben
drionkers waarrcWjnlijk eerst in de 17de eeuw invloed als „ambtsjonkers
veri^^Ïen ersteeds'uitgebreid. In de kerspelen »F'^d- zy op a s voor^^^^^^
ste geërfden. Schoutambten en kerspelen vielen in het Velu^^sche K^vart.e^
laL nYet al iid samen. In het kerspel Hall, waar kerspel en mark samen-
ieL waf het rheer der kerkeli ke en der geestelijke goederen marke-
zLaknlt Hof van Gelderland vond 21 Maart 1609 goed, dat jonkers, schou
en kerTmeesters te Twello de pastoriegoederen en eenige vicanegoedere
ouLn ï^heten, mits zij aan den pastor ƒ 350nbsp;j^eSquot;
(P. Nijhoff, „Registers op het Archief van het voormahg Hof van Gelderland ,
quot;^'r'^Df n^intfacte van transport luidt: „Burg. und raidt geven ovev
mlLf
mit den anderen van den pastor h Wilhem Nagge .^/endum recht uiTd
Arnhemquot; in: „Inventarissen van Rijks- en andere
483; Alb. Oltmans, .Het Archief van
Gemeente te Wageningen , 1928; H L Ur essen, -»J« «enbsp;j
denis van Wageningenquot; in „Gelrequot; XL blz. 4o; Dr. quot; quot;nbsp;q;,,'
oude Archieven van de Gemeente Elburg en van den Zeepoldei üostei
roïde-ritsrinv. nos. 1438-1465; F. A. Hoefer, -A'^'^teekenmgen be reffende
de Kerk van Hattemquot;, uitg. „Gelrequot;, 1900; P-..f'lij;,
J. W. van den Bosch, „Kroniek van Harderwijk 1231-1931 , passim.
-ocr page 80-geestelijke goederen zouden voortzetten, „mitz dat alle drie die
collegiën ordinarie op alle Manendach te vergadren, om gelicke-
licken de vorfallende saken aff te helpenquot;. Aldus geschiedde, tot-
dat het Kwartier 30 April 1599 het besluit nam, om het aan-
tal Gedeputeerden, dat in 1594 van drie op vier gebracht was,
met twee leden te vermeerderen, aangezien die van het Kwartier zich
genoopt zagen „op die geestlick(e) guederen by provisie sul-
cke ordre tho stellen, als se bevynden die gelegentheyt van tijt und
saecken te vereyschen, und hebben nae rype deliberatie geresolviert,
dat nu voortaen die bedienongh van die geestlicke guederen sal
staen by die Ordinaris Gedeputierden etcquot;. Hiermede eindigde de
bemoeiing van Hof en Rekenkamer met het beheer der Veluwsche
kloostergoederen. De rentmeesters dier goederen werden gecommit-
teerd door het Hof en ontvingen instructie van de Geldersche
Rekenkamer tot aan het tijdstip, waarop de geheele administratie
aan de Gedeputeerden overging^).
Een samenwerking der drie collegiën, zooals in het Arnhemsche
Kwartier, heeft men in de Kwartieren van Nijmegen en Zutphen
niet gekend. Het ontstaan der Kwartierlijke Gedeputeerdencolleges
valt hier veel later en wel waarschijnlijk door de omstandigheid, dat
de hoofdsteden Nijmegen en Zutphen geruimen tijd in Spaansche
handen geweest zijn, nl. Nijmegen van 1585—1592 en Zutphen van
1583—1591. Na de herovering moest in een belangrijk gedeelte der
beide Kwartieren de administratie der geestelijke goederen opnieuw
op gang gebracht worden. Aangezien wij van de drie Kwartieren,
die ten tijde onzer Republiek de Provincie Gelderland vormden,
het Nijmeegsche als eerste in rang meer in bijzonderheden zullen
behandelen, vermelden wij hier alleen nog een en ander omtrent het
Zutphensche Kwartier ^).
De benoeming van rentmeester Potouw 22 Juli 1580 door het Arnhem-
sche Kwartier is voor de periode 1580-'99 een unicum. Waarschijnlijk hebben
Hof en Rekenkamer de aanstelling later vernieuwd of bevestigd.
Met het Overicwartier, dat langzamerhand minder van belang werd en
in de 17de eeuw niet meer tot Gelderland gerekend kan worden, hebben
Hof en Rekenkamer zich nog geregeld bemoeid. In 1581 en volgende jaren
was Diederich Haen of Derick d'Haen rentmeester der geestelijke goederen
in de Voogdij en het Nederampt van Gelder. Op 23 Juli 1590 committeerde
het Hof Derck Anthonissen (Anthonii) tot de ontvangst en het maken van
een staat der geestelijke goederen. Uit Anthonii's commissie blijkt, dat de
pachters half aan deze zijde en half aan 's vijands zijde betaalden. Op 4 Juni
1597 werd een plakaat uitgegeven, dat de pachten van de geestelijke goederen
en domeinen aan deze zijde betaald moesten worden (Van Loon, II, kol. 59).
In 1632 na den succesrijken veldtocht van Frederik Hendrik naar het Zuiden,
waarbij bet Overkwartier vrijwel geheel heroverd werd, stond de Landdag^
(7 Dec. 1632) aan ds. Dammannus, ds. Leo en ds. Hamerus belooningen toe
wegens het opnieuw verkondigen van Gods Woord in de gereduceerde steden,
De rentmeester der geestelijke goederen in stad en Kwartier van
Zutphen, Bernt Mockinck, behoorde tot de lieden, die na den val
van Zutphen van den zoen met den Koning van Spanje uitgesloten
waren'). Korten tijd hierna is hij overleden. Den lOden November
1592 verschenen namens het Provinciale Hof de raden Gerlich van
der Capellen en dr. Gerhard Voet in de vergadering van het
Zutphensche Kwartier, om eenige moeilijkheden te bespreken, die
over de administratie der geestelijke goederen gerezen waren. Het
Hof was van oordeel, dat de administratie in overeenstemming met
het reces van November 1581 gevoerd moest worden in het belang
van het land. Het Kwartier verklaarde hierop, dat de opbrengsten
der geestelijke goederen niet toereikend waren, om de geestelijke
personen te alimenteeren en de z.g. serviesgelden ten behoeve der
garnizoenen op te brengen, en dat het daarom besloten had de
conventen of collegiën, die nog als samenlevingen van geestelijken
intact gebleven waren, in het bewind over de goederen hunner
kloosters of collegiën te laten, in dier voege, dat zij niet bevoegd
zouden zijn om goederen te vervreemden en geen verpachtingen
zouden mogen doen anders dan ten overstaan van „des Quartiers
gedeputierden ofte enighe gedeputierden van die magistraeten der
respective steden, daeronder die collegiën sullen resortieren , en dat
Roermond, Venlo en Straelen en de daarbijnbsp;^JZ
later werd blijkens een Landdagsresolutie van 16 November het volgenae
magistraat van Venlo zal de St. Joriskapel vergrooten en tot
rirefnloll'^vTni,'»nbsp;moeten geschikte huizen voor
■ scholen worden aangewezen ten behoeve van de Gereformeerden;
3' ifgemefde steden moet voor behoorlijke reparatie van de kerken
in de kerken en consistorie-kamers;
k de ^rldLnten, schoolmeesters en
kosters zullen uit de generale middelen m het Kwartier betaald wor
den, totdat de geestelijke goederen iets opleveren;nbsp;,
6». Venlo en Roermond zullen elk twee predikanten hebben op ƒ 700
tractement en vrije woning, verder een rector op ƒ 5 a 600 en een
ziekentrooster, voorzanger en koster d.e een tractement naar adve
nant zullen ontvangen. Straelen zal één predikant hebben op ƒ 500
vrquot;ie woTng en een ziekentrooster, schoolmeester, voorzanger
T kX op gewoon tractement. Ten platten lande zullen pred.-
7» L^r nTtrX'^ptraVentTen Wat^ lande zal overal één predi-
quot; kant gfsLld worden. Waar twee kerken zijn, zal een kerk voor de
Gereformeerden worden ingericht; waar maar één kerk is deze
door de Gereformeerden en R.K. '^oniuncUrn^hmr^t^^^^^
den. Dit is de laatste poging tot een gedeeltelijke Reformatie van
,,GLTacht-RTgiftrran den Huize van der Capellenquot;, MDCCLXXXIH,
blz. 66.
-ocr page 82-zij een duidelijken staat hunner goederen en inkomsten zouden over-
geven alsmede copieën van hun zegels en brieven. Waar de geeste-
lijken hun kloosters verlaten hadden, zouden zij gealimenteerd
moeten worden naar gelegenheid der conventsinkomsten, terwijl de
goederen dezer conventen geadministreerd zouden moeten worden
door een rentmeester, die door het Kwartier genomineerd zou wor-
den. Tot deze functie stelde het Zutphensche Kwartier aan het Hof
Wilhem Dunsberch Reynersz., burgemeester van Doesburg, voor.
Dunsberch zou binnen Zutphen zijn standplaats hebben en jaarlijks
in vier termijnen moeten betalen aan de predikanten van Zutphen
ƒ 800 en aan de overige kerk- en schooldienaren aldaar ƒ 600, aan
den predikant en den schooldienaar te Doesburg ƒ 500, aan de
kerkendienaren van Doetinchem en Lochern elk ƒ 400. Ieder jaar zou
de rentmeester rekening moeten doen op de Rekenkamer te Arn-
hem, welke rekening gesloten zou moeten worden in tegenwoordig-
heid en met ,.believen der gedeputierden des Quartiersquot;; de Reken-
kamer-leden zouden ter vermijding van kosten speciaal hiertoe wor-
den gemachtigd „mitt expresse conditiën, dat men verstaett, datt
die geestelicke goederen niett en sullen wesen gecomprehendiertt
ofte enighe gemeinschap hebben mitt die domeinenquot;. Het overschot,
dat in de toekomst van de geestelijke goederen verkregen zou
worden, zou ter dispositie van de geheele Landschap of van het
Kwartier moeten blijven. Deze Kwartiersresolutie zou geldig blijven,
totdat nader zou worden besloten door de Landschap of de Kwar-
tieren ^).
Volgens deze Kwartiersresolutie van 11 November 1592 zou dus
Dunsberch een opperrentmeester zijn in den trant van Mockinck.
Het Zutphensche Kwartier heeft tot 1608 een rentmeester-generaal
gehad Een commissie van het Hof voor Dunsberch in deze func-
tie is ons niet bekend. Wèl committeerde het Hof hem 10 April 1593
tot het ambt van rentmeester van de goederen en inkomsten van de
kloosters Bethlehem en Syon bij Doetinchem, Schaer bij Bredevoort
en van het Fraterhuis in Doesburg. Blijkens een bewaard gebleven
rekening over 1593/94 beheerde hij toentertijd ook de goederen van
1) Arcliief Hof van Gelderland, portef. Geestelijke zaken no. 223, 10 eu
11 November 1592.
ƒ) Het opperrentmeesterschap is opgeheven in den loop van 1608, kort
vóór of tegelijk met de instelling van het z.g. Zutphensche rentambt (1609);
Johan ten Poll komt als rentmeester-generaal voor sinds 16 Juli 1607, was
nog m functie 14 Januari 1608 en wordt daarna niet meer als zoodanig ge-
Ï^^^^tt!quot;^^ Geestelijke en Kerkelijke Stichtingen in Lochemquot; in „Gelrequot;
XXXVHI, blz. 101 e.v.).
de Commenderie van Doesburg^). Goederen van binnen de stad
Zutphen gevestigde geestehjke stichtingen heeft hij, in tegenstelhng
tot Mockinck, niet zelf geadministreerd. De goederen en inkomsten
van het kapittel van St. Walburg te Zutphen werden vrij spoedig
na de herovering der stad door het Provinciale Hof ter admimstratie
opgedragen aan den gewezen kanunnik heer Albert van Thill ).
terwijl het vicarissencollege in de St. Walburgskerk aanvankel.k
noq in het beheer der memoriegoederen gelaten werd ). Ue
Zutphensche proosdijgoederen werden bestuurd door Seyno van
Dorth, heer tot Dorth, vanwege zijn zoon Diederik als proost, zoo-
als o.a. uit een bericht van 1581 blijkt^). De overige geestelijke
stichtingen in de stad Zutphen stonden onder een aan den magi-
straat rekenplichtigen rentmeester en voor een deel nog onder het
beheer van de kloosterlingen zelf®).
HO,.nbsp;s'ri.e'f..quot; wquot;°D.S;ch
Zulpherach. Kwarlier., rek.n„,g ..n W. quot;X'/d dom ^ Geld.r.chc
Gedepoleerden d.; Zolph.n.ehen Kwarll.r,, rekoomg.o v.„ t.n«n„,k Albe.l
K^aZs in 1608. pSef Seis heeft als stedelijk
quot;carfe op de Nieuwstad, het Rondeel en enkele goederen (Papenweerd en
-ocr page 84-Het rentmeesterschap over het klooster Bethlehem bij Doetinchem
werd bij commissie van het Hof 4 October 1595 opgedragen aan
den gewezen conventuaal heer Bernardt van Dulcken, die tot kort
voor 1604 in functie is gebleven. Dat over de goederen van het
klooster Schaer werd door het Hof 26 Juni 1598 aan den gewezen
prior heer Johan van Vueren op verzoek van Gedeputeerden van het
Zutphensche Kwartier opgedragen. In hetzelfde jaar werd Herman
van Munster, raad van Doesburg, met advies der Gedeputeerden
door het Hof gecommitteerd tot rentmeester over de Commenderie
en het Fraterhuis aldaar i). De Lochemsche geestelijke goederen
stonden vóór 1609 onder plaatselijke rentmeesters, over wie Hof en
Rekenkamer feitelijk niets te zeggen hebben gehad
Bij een schrijven van 4 Mei 1598 verzocht het Provinciale Hof
aan Gedeputeerden des Zutphenschen Kwartiers, om de administra-
tie over de geestelijke goederen van Hof en Geldersche Rekenkamer
over te nemen en deze op zoodanige wijze te laten beheeren, als hun
zou goeddunken®). Eerst bij Kwartiersresolutie van 31 Januari 1600
werd aan Gedeputeerden het bewind over de geestelijke goederen
opgedragen, waartoe het college één dag later met twee leden ver-
sterkt werd«). Het tijdstip, waarop het Gedeputeerdencollege was
ingesteld, is niet bekend; misschien mogen wij uit de straks vermel-
de Kwartiersresolutie d.d. 11 November 1592 afleiden, dat er toen
reeds vaste Gedeputeerden des Kwartiers bestonden.
Een enkele maal trad het Hof nog op: bijv. in 1604 bij de appro-
batie van de benoeming door het Gedeputeerdencollege van Johan
Schutte tot rentmeester van „alle geestliche guederen in de graeff-
schappe van den Berge gelegenquot;, waarmede deze Zutphensche re-
gent de eerste rentmeester van het zoogenaamde „Berghsche rent-
ambtquot; werdquot;). Dit was een der vier regionale rentambten — nl. het
Zutphensche, het Doetinchemsche, het Berghsche en het Borculo-
sche rentambt —, die door de Staten van het Zutphensche Kwartier
gaandeweg in de plaats gesteld werden van de verschillende locale
rentmeesterschappen, die men tot kort na 1600 in de Graafschap
Valkenweerd) van de proosdij; voorts ontving Seis bijdragen voor den kerk-
en schooldienst van de kloosters Adamanshuis, H. Hendrikshuis, Isendoorn
en Spittael, welker goederen nog door of vanwege de conventualen zelf ge-
administreerd werden.
Archief Hof, Commissieboek, I, fol. 151, fol. 189 en 191 vso.
) A. J. Maris, „De Gee.stelijke en Kerkelijke Stichtingen in Lochemquot; in
„Gelrequot; XXXVIH, blz. 81.
Archief Hof, portef. Geestelijke zaken, no. 289, minuut.
) (Mr. J. F. Bijleveld), „Overzicht van de verschillende Besturen in
beJderland tusschen 1795 en 1813quot; in „Gelrequot; III, blz. 215.
quot;] Archief Hof, Commissieboek, II, 1602-1617, fol. 41, 16 October 1601.
Zutphen heeft gehad. In de 17de eeuw werden alle geestelijke goe-
deren in het Kwartier (voor zoover men ze wist te achterhalen)
onder deze vier regionale rentambten gebracht, waaronder ook de
pastorie- en vicariegoederen, zulks in tegenstelling tot de Veluwe,
waar het Kwartier alleen Kapittel- en kloostergoederen onder zijn
administratie heeft gehad. De steden Zutphen, Doesburg en Lochem
zijn evenwel een gedeelte van de goederen der binnen haar territoir
gevestigde kloosters gedurende de 17de en 18de eeuw door stede-
lijke rentmeesters blijven beheeren').
In het Nijmeegsche Kwartier nam het college van Gedeputeerde
Staten het bestuur der geestelijke goederen van Hof en Reken-
kamer over ingevolge een Kwartiersresolutie van 6 Mei 1601. Hoe-
ver de invloed van Hof en Rekenkamer zich over het beheer van
de geestelijke goederen in de steden en de ambten van dit Kwar-
tier heeft uitgestrekt, zal in de volgende hoofdstukken worden
medegedeeld.
De drie Kwartieren verkregen niet de algeheele dispositie over
de geestelijke goederen. Het Hof, „locum episcopi tenensquot;, bleef
uitsluitend bevoegd tot het verleenen van brieven van institutie of
confirmatie van door de collatoren tot pastorieën of tot vicaneen
gepresenteerde personen. Een twist over de vraag, wie bevoegd
was tot het verleenen van brieven van institutie, het Hof of het
Het z.2. Berghsche rentambt der geestelijke goederen, dat quot;iets niet
hPt huis Bereh en ziin R.K bezitters te maken had, maar zoo geheeten werd,
Ä Jre'hi sAomen Ln hel „chlef v.„ 1,., hul. B.rghJz,. fc A. R v.„
Schilfuaarde, t.Het Archief van het huis Bergh , inv. nos. 1779 i/HM.
Jequot;.nbsp;=
vicarie od de Worf, het Sacramentsgilde m de St. Walburgskerk, net t'ieaiK
beeren of Broêrenklooster met het kerkgebouw, het Adamanshms het Ron-
S en het klooster op den Olden Wand; terwijl onder stedelijk beheer stan-
den- het klooster Isendoorn, het Spittaal en heer Hendnkshu.s of Woltshuis
dfstad Zutphen moest hieruit bijdragen geven aan den -quot;tmeester van het
Kwartierlijke z-g. Zutphensche rentambt. Hier dient ^ ^Z® «Ts ten
dat de predikanten in de Graafschap Zutphen, zoowel ^^^
platten lande, betaald werden uit de kassen van de vier Kwaitierhjke j,ecs
telijke rentambten.
-ocr page 86-Zutphensche Kwartier, werd door de Landschap 27 Maart 1622
ten gunste van het Hof beslecht Ook moest steeds aan de Land-
schap of aan het Hof octrooi oftewel machtiging verzocht worden
tot het mogen vervreemden of bezwaren van geestelijke goederen.
Met het verleenen van deze octrooien traden Landschap en Hof
niet in de plaats van den bisschop; want reeds den 24sten Juli 1563
had de Koning in zijnen Rade (d.w.z. het Hof of de Kanselarij te
Arnhem) het vervreemden, bezwaren en afbreken van geestelijke
goederen en gebouwen buiten consent van de Landsregeering ver-
boden'-'). Dit verbod was een uitvloeisel van de oppervoogdij, die
in Gelderland door den Hertog uitgeoefend werd over alle binnen
zijn gebied gelegen goederen van geestelijke instellingen, ook van
buitenslands gevestigde stichtingen.
Van octrooien tot het verkoopen van geestelijke goederen of,
in plaats hiervan, approbatiën van reeds geschiede verkoopingen,
bezitten wij onderscheiden voorbeelden:
De Landdag te Arnhem approbeerde 7 Augustus 1640 den ver-
koop van eenige geestelijke goederen door het Veluwsche Kwar-
tier, die enkele jaren te voren had plaats gehad, omdat de gewone
middelen van het Kwartier tekort schoten voor het opbrengen van
de ordinaris lasten. Den 3den November 1686 verwierf het Kwar-
tier goedkeuring voor verkoopingen van onderscheiden geestelijke
goederen sedert 1675. Een soortgelijke goedkeuring verleende de
Landschap 2 December 1696 aan de Kwartieren van Veluwe en
van Zutphen.
Ook de steden en ambten (= plattelands-districten) verzochten
en verkregen octrooi tot het verkoopen van de onder hun admini-
stratie staande geestelijke goederen, bijv. de stad Zutphen 7 Maart
1676, de stad Elburg 19 Augustus 1640 tot herstel van haar
vestingwerken, die door zware zeestormen ernstig geleden hadden,
en het ambt van Overbetuwe 27 April 1700
1) Van Loon, II, kol. 199, extract uit het reces van den Landdag te
Zutphen, 27 Maart 1622.
Van Loon, I, kol. ,302. Zie ook het Landdagsreces op de geestelijke
goederen d.d. 29 November 1581 (art. 28) en het reces van Landschapsge-
committeerden van 6-8 October 1593. Vergel. Mr. J. Schrassert, „Codex Gelro-
Zutphanicusquot;, blz. 195, VI. Dat de verplichte octrooi-aanvrage tot het ver-
vreemden of bezwaren van geestelijke goederen niet het gevolg was van
het feit, dat de directie over de geestelijke goederen na de Reformatie aan
de gewestelijke Staten was gekomen, blijkt mede uit de omstandigheid, dat
de octrooi-aanvrage ook vereischt werd voor vervreemding of bezwaar van
goederen van buitenslands gevestigde geestelijke instellingen.
Reces van den Landdag te Arnhem, 7 en 19 Augustus 1640. Reces van
den Landdag te Zutphen, 7 Maart 1676. Reces van den Landdag te Arnhem,
3 November 1686. Reces van den Landdag te Zutphen, 2 December 1696.
Reces van den Landdag te Zutphen, 27 April 1700.
Voor het vervreemden van goederen van buitenslands gevestig-
de geestelijke instellingen was eveneens consent van de Landschap
noodig. Een voorbeeld hiervan is het door den Landdag te Zut-
phen op 27 April 1609 verleende verlof tot den verkoop aan Ernst
Casimir, graaf van Nassau, van alle goederen en gerechtigheden,
die de abdij te Prüm in den Eifel in Gelderland bezat, tot welke
bezittingen de leenen en de keurmedige en tynsgoederen van de
hoven te Arnhem en te Voorst, het patronaatsrecht van de kerspel-
kerken van Arnhem en Voorst, alsmede tienden en landerijen al-
daar behoorden^).
§ 7. De Colleges van Gedeputeerde Staten in de drie Kwartieren
van Gelderland als Bestuurders der Geestelijke Goederen,
in het bijzonder in het Nijmeegsche Kwartier.
De drie colleges van Gedeputeerde Staten van de Kwartieren
van Nijmegen, Zutphen en Arnhem verkregen in 1599—1601 het
bestuur, of, zooals men het gewoonlijk noemde, de „directie en
administratiequot;, over de geestelijke goederen bij provisie^). Tenge-
volge van de mislukking van de plannen, om deze goederen in ge-
meenschap te doen beheeren onder toezicht van een college van
Gedeputeerde Staten van Gelderland of een ander op te richten
Provinciaal lichaam, werd de provisioneele regeling eene van blij-
venden aard. Men kan de geschiedenis van de Geldersche geeste-
lijke goederen dus alleen Kwartiersgewijs bestudeeren. Wegens
den zeer grooten omvang der stof is beperking tot één Kwartier
geboden; wij bepalen ons tot het Nijmeegsche Kwartier, als het
eerste in rang. Alvorens tot de beschrijving van de lotgevallen der
wederom „ad pios ususquot; bestemde voormalige geestelijke goede-
ren in het Kwartier van Nijmegen over te gaan, is het noodzake-
lijk te weten, welke taak aan de drie Gedeputeerdencolleges was
opgedragen, in het bijzonder aan het Nijmeegsche. De instruc-
tiën voor Gedeputeerden voor de administratie der geestelijke goe-
deren werden vastgesteld: voor het Kwartier van Zutphen 2 Fe-
it Van Loon 11, kol- 76 en 80, 28 Mei en 29 November 1600. Verkoop
der Prümensche' goederen zie „De Leen-, Keurmedige en Tynsgoederen der
St. Salvator-abdij te Prüm in Gelderland (Leenkamer van Klarenbeek) , uitg.
„Gelrequot;, 1934, blz. XII.nbsp;..... . j- u
2) Men onderscbeide tusschen directie en admmistratie: de directie be-
rustte vóór de Reformatie bij den bisschop; de administratie bij de bezitters
van geestelijke beneficiën en de kloosterlingen. De directie omvatte mede de
dispositie, die uiteraard in hoogste instantie aan de Landschap, en bij het
Hof uit naam van de Landschap, verbleef.
bruari 1600, voor het Kwartier van Nijmegen 7 Mei 1601 en voor
het Kwartier van Veluwe 30 Maart 1602. In de desbetreffende
Kwartierverbalen vindt men de Veluwsche en de Zutphensche
instructiën in den text ingelascht. Den inhoud van de Nijmeegsche
instructie kennen wij niet
Volgens de „Instructie voer die Gedeputierden, waernaer die-
selve sich sullen regulieren in die bedieninge und administratie der
giestelicker guederen deses Quartiers (n.l. van Zutphen), allet by
provisie und ter tidt toe by die Landtschap offte het Quartier an-
ders sal wesen geresolviertquot;, moesten de Zutphensche Gedepu-
teerden in de eerste plaats zorgen voor een behoorlijken inventaris
van alle geestelijke goederen, van pastorieën, vicarieën, kloosters
e.a., zoowel binnen als buiten de steden gelegen. Vervolgens zou-
den zij daar een verkorten staat van moeten samenstellen met op-
gave, hoeveel er aan jaarlijksche opbrengsten te verwachten zou
zijn, teneinde deze opbrengsten te gebruiken voor het onderhoud
van de kerk- en schooldienaren in het Kwartier, waarbij in de
eerste plaats gedacht werd aan de inkomsten uit pastorieën, vica-
rieën en andere ,,profittenquot;, staande ter collatie van steden, dorpen
en colleges (d.w.z. kloosters en kapittels, b.v. het klooster Beth-
lehem, dat zeer veel collatiën bezat, en het Zutphensche kapittel).
Verder zouden Gedeputeerden bij het Hof de uitgifte van een
plakaat trachten te bevorderen, waarbij aan allen, die eenig recht
van patronaatschap pretendeeren, bevolen wordt hiervan de be-
wijzen ter Gedeputeerdenkamer over te komen leggen met opgave
van de tot deze beneficiën behoorende goederen en renten^). Gede-
puteerden moesten ook in bannerheerlijkheden (Bergh, Wisch.
Baer, Bronkhorst) met steun van den Stadhouder en het Hof de
Kwartiersresolutie ter zake van de geestelijke goederen ingevoerd
zien te krijgen. De conventen en colleges, waarvan nog verschillen-
de leden aanwezig waren en die nog zelf de administratie voerden
van de goederen hunner stichtingen, zou men voorloopig nog in het
beheer laten, mits zij een inventaris overleverden, de landerijen
verpachtten ten overstaan van Gedeputeerden, jaarlijks iets bij-
droegen tot het onderhoud van de predikanten en schooldienaren
en geen goederen verkochten of vervreemdden. De Gedeputeerden
zouden er tenslotte voor moeten zorgen, dat de geestelijke goederen
niet vermengd zouden worden met „des Quartiers sakenquot;.
Kwartiersreces Nijmegen, 7 Mei 1601; Kwartiersreces Zutphen, 2 Fe-
bruari 1600 en Kwartiersreces Veluwe, 30 Maart 1602.
Het plakaat op de vicarieën in de Graafschap werd uitgevaardigd 23
September 1600 (Van Loon, 11, kol. 79).
Ook de instructie voor de Gedeputeerden van het Veluwsche
Kwartier behelst in de eerste plaats de opdracht tot het voltooien
van den staat van de geestelijke goederen, waarop niet alleen de
goederen van vicarieën, van welker inkomsten het derdepart bestemd
was voor den kerk- en schooldienst, maar ook alle andere geestelijke
goederen van binnen het Kwartier gevestigde stichtingen zouden
worden vermeld. Alle verpachtingen en alle verkoopingen van het
korengewas zouden moeten geschieden in tegenwoordighied van een
commissaris uit de Gedeputeerden. De Gedeputeerden zouden de
rentmeestersrekeningen hooren en de daarin gevonden gebreken me-
dedeelen aan het Kwartier. Van de gealimenteerde personen en van
de studenten of alumni van het Kwartier zouden zij een lijst op-
maken en zij zouden geen nieuwe mogen aannemen zonder speciale
resolutie van het Kwartier. Zij zouden de studenten op gezette tijden
moeten laten examineeren, om te weten, hoever zij met hun studiën
gevorderd waren. Studenten, die zich niet goed gedroegen, zouden
Gedeputeerden schrappen. De alumni zouden verplicht zijn het
Kwartier te dienen en daarvoor voldoende zekerheid moeten stellen.
Wilden zij niet tot den dienst aan het Kwartier verplicht zijn, dan
zouden zij zekerheid moeten stellen voor de latere teruggave van
den genoten onderstand. Ingeval van moeilijkheden over de geeste-
lijke goederen zouden de Gedeputeerden een bekwamen advocaat
of procureur mogen nemen en verder executie doen volgens Stad-
en landrecht.
Wij mogen aannemen, dat de instructie voor het bestuur der gees-
telijke goederen in het Nijmeegsche Kwartier weinig verschild zal
hebben van de beide voorgaande.
De politieke indeeling van het Kwartier van Nijmegen was ten
tijde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden als volgt: drie
steden, nl. de hoofdstad Nijmegen en de kleine steden Tiel en Zalt-
bommel, en zes groote plattelandsdistricten of ambten, met namen:
het Rijk van Nijmegen, het ambt tusschen Maas en Waal, Over-
betuwe, Nederbetuwe, de Tieler- en Bommelerwaarden en het ambt
van Beesd en Renoy. Voorts waren er drie miniatuur-ambten. Hier-
van vormde het kerspel Heerewaarden of Herwerden een afzonder-
lijk ambt en had derhalve een eigen schepenbank en eigen heemra-
den, maar in den regel denzelfden ambtman als de Tieler- en Bom-
melérwaarden. Het kerspel Zandwijk maakte eveneens een afzon-
derlijk richterambt uit en had steeds denzelfden persoon tot richter
als de stad Tiel. Het richterambt de Marsch stond onder de souve-
reiniteit van Gelderland en Utrecht gezamenlijk. Op de Kwartiers-
dagen waren vertegenwoordigd de ridderschap en de steden Nijme-
gen. Tiel en Zaltbommel. De steden Gent in Overbetuwe en Baten-
burg en Maasbommel in het land van Maas en Waal hadden in den
tijd van de Repubhek geen stem op de Kwartiersdagen. Gent en
Batenburg waren hooge heerlijkheden. Ook Maasbommel was een
heerlijkheid, maar ressorteerde t.a.v. de hooge justitie onder het
ambt van Maas en Waal.
De ambten stonden onder het bestuur van den ambtman en de
jonkers van het districtDe niet-riddermatige geërfden hadden in
de 17de en 18de eeuw in het algemeen gesproken geen aandeel in
het bestuur en in Over^betuwe, Nederbetuwe en tusschen Maas en
Waal evenmin in de rechtspleging van het ambt. De ambtman in
het Rijk van Nijmegen droeg den titel van burggraaf van Nijmegen.
Zijn functie werd als de aanzienlijkste in het Kwartier beschouwd.
Het richter- en dijkgraaf ambt (ambtmannie) c.a. in het ambt tus-
schen Maas en Waal werd 15 April 1614 door het Hof van Gelder-
land uit naam van de Landschap in pand gegeven aan den magi-
straat van Nijmegen. De ambtmannieën plachten veelal in pand-
schap te worden uitgegeven en werden zoodoende doorgaans erfe-
lijk. De ambtman was de vertegenwoordiger van den Landsvorst,
nader^hand van de Staten van Gelderland, en fungeerde op een van-
wege den Hertog, naderhand vanwege de Landschap op propositie
van het Kwartier, aan hem verleende commissie en instructie. Hij
stond als richter aan het hoofd van de crimineele en civiele rechts-
pleging in zijn ambt. Voorts stond hij aan het hoofd van het bur-
gerlijk bestuur, toentertijd „policiequot; geheeten, en had hij het beheer
van de geldmiddelen. Eindelijk stond hij, behalve in de Tieler- en
Bommelerwaarden, waar men twee dijkgraven had, aan het hoofd
van het dijkbestuur, in de meeste ambten met den titel van dijk-
graaf
Het college van Gedeputeerden Staten des Nijmeegschen Kwar-
Om beschreven te worden in de ridderschap van het Kwartier, moest
men van erin beschrevenen afstammen ten tijde van de Republiek van de
Gereformeerde religie wezen, niet in militairen dienst of dienst van buiten-
landsche potentaten zijn, vast goed ter waarde van ƒ 10.000 in het Kwartier
hebben en tenminste 22 jaren oud zijn. In het Rijk van Nijmegen, het ambt
tusschen Maas en Waal en het ambt van Nederbetuwe konden ook R.K. en
militaire jonkers toegelaten worden in de ridderschap van het ambt.
„Tegenwoordige Staat van Gelderlandquot;. (Mr.) I. A. N(ijhoff), „De Ambt-
man, Rigter en Dijkgraaf van Overbetuwequot; in „Nijhoff Bijdragenquot; V, 1847,
blz. 165. J. A. Heuff Azn., „De Neder-Betuwe en haar Ridderschap. Schetsen
uit het ambts-archiefquot;, uitg. Ver. „Gelrequot; 1902. H. D. J. van Schevichaven.
„Memoriën omtrent de Heedendaegsche Regeringsform van Gelderland, in
'tGenerael en speciael van 't Quartier van Nijmegen. 17 quot;/22 24quot; in „Gelrequot;
tiers is voor de eerste maal opgericht ingevolge twee Kwartiersbe-
sluiten d.d. 18 Maart en 7 Augustus 1593, waarbij bepaald werd,
dat het beheer over de contributiën of generale middelen in het
Kwartier voortaan niet bij den Raad van State, doch bij het Kwar-
tier zelf berusten zou. Hiertoe zouden één Gedeputeerde uit de
ridderschap en één Gedeputeerde uit de steden van het Kwartier
verkozen worden, die binnen Nijmegen hun vergaderingen zouden
houden. Den 8sten Augustus werd de instructie vastgesteld^). Van
het college zijn vóór 12 April 1597 geen resolutiën bewaard geble-
ven. In Maart 1596 stelde de stad Tiel voor, om een derden Gede-
puteerde te laten benoemen uit Tiel of Nederbetuwe, welk denk-
beeld afgewezen werd, omdat de kosten te groot zouden worden,
wanneer alle ambten van het Kwartier een lid gingen toevoegen.
Op den Kwartiersdag werden daarop uit de drie steden gezamenlijk
twee leden benoemd; er waren dus nu drie Gedeputeerden: één uit
de ridderschap en twee uit de stedenquot;).
In het volgende jaar, 17 Maart 1597, besloot het Kwartier
een instructie te beramen voor de Gedeputeerden, om een staat der
geestelijke goederen in het Kwartier te maken. Ruim een week later
wees de ridderschap een tweeden vertegenwoordiger m het Gede-
puteerdencollege aan, dat dus thans uit vier leden bestond, half uit
de steden en half uit de ridderschap van het Kwartier. Men zou de
vier heeren voorloopig voor één jaar laten fungeeren en daarna uit-
maken, of men hen wilde continueeren of nieuwe Gedeputeerden
aanwijzen. De instructie werd vastgesteld 25 Maart®). Uit de reso-
lutiën blijkt, dat het voorzitterschap maandelijks omging en de hee-
ren in Nijmegen bijeenkwamen.
Gedeputeerde Staten namen de inventarisatie der geestelijke goe-
deren onmiddellijk ter hand. Zoo ontvingen zij in den loop van de
maanden Mei en Juni staten van geestelijke goederen, in hoofdzaak
van de pastorie- en vicariegoederen, in Herwen en Aerdt, Gen .
Bemmel. Angeren. Doornenburg. Haalderen. Doornik. Ressen.Lent.
Valburg, Oosterhout, Slijk-Ewijk, Herveld, Andelst, Zetten, Hete-
ren, Driel en Randwijk, en in Augustus een staat van de geestelijke
Y KI, 97ri HPt riiikbestuur bestond in de ondersclieiden ambten uit dijkgraaf
K^lKrSÏ Nrim^g», quot;nbsp;K»'quot;quot;quot;quot;««' ^^
Maart 1597.
3) Kwartiersreces Nijmegen, 17 en 2o Maart 1597.
-ocr page 92-goederen in Brakel. Voorts richtten Gedeputeerden een verzoek tot
de ambtlieden van Nederbetuwe, tusschen Maas en Waal en de
Tieler- en Bommelerwaarden, om insgelijks lijsten van de geestelijke
goederen in hun ressorten over te zenden ^).
In een vorige paragraaf zagen wij reeds, dat het Nijmeegsche
Kwartier op den Landdag, die in November/December 1600 binnen
Nijmegen bijeenkwam, verklaarde, dat het zelf voorzieningen zou
treffen t.o.v. de administratie der geestelijke goederen voor het
geval, dat het in communie brengen der geestelijke goederen in de
geheele provincie zou mislukken of op de lange baan geschoven
zou worden. De Kwartiersdag nam daarop 4 Mei 1601 de volgende
besluiten:
1°. gezien het verloop, waarin de geestelijke goederen geraakt
zijn en hoe langer hoe meer geraken zullen, wanneer daar
niet behoorlijk orde op gesteld wordt, zooals in de naburige
Kwartieren, waardoor deze „in goeden voorraet van pennin-
gen gecomenquot; zijn, wil men aan het Gedeputeerdencollege
één lid toevoegen uit de ridderschap en één uit de steden. De
Gedeputeerden moeten alom opwekken tot het toezenden van
een goeden staat der geestelijke goederen;
2°. zoodra de staat der geestelijke goederen gemaakt zal zijn,
moeten Gedeputeerden aan de conventualen, overal waar de
opibrengst der kloostergoederen het toelaat en het tot voor-
deel van het Kwartier geschieden kan, alimentatie toekennen
in tegenwoordigheid van de ambtlieden of van gecommitteer-
den uit de magistraten van de ambten of van de steden,
waar de conventen gevestigd zijn. Hiervan moet door de
Gedeputeerden, evenals omtrent den staat der geestelijke
goederen, ten spoedigste mededeeling worden gedaan aan
het Kwartier;
3°. indien de staat der geestelijke goederen géén alimentatie toe-
laat, moeten Gedeputeerden voor een behoorlijk beheer zorg
dragen en er op toezien, dat er geen goederen verduisterd of
vervreemd worden;
4°. er zal vanwege het Kwartier een instructie ontworpen worden
voor de administratie der geestelijke goederen door Gedepu-
teerde Staten;
Resolutiën Gedeputeerde Staten des Nijmeegschen Kwartiers, April-
Augustus 1597.nbsp;^
5° er zal een ontvanger-generaal der geestelijke goederen be-
noemd worden
Op 6 Mei d.a.v. werden de twee nieuwe Gedeputeerden aange-
wezen nl. Johan Millingh of Millinck uit de ridderschap en Frans
Buis uit de steden. Tevens werd een commissie benoemd voor het
ontwerpen van de instructie. De aanstelling van een ontvanger-
generaal hield men nog aan; men zou de plaatselijke („particuliere )
Ltvangers intusschen in functie laten. Zooals reeds eerder mede-
gedeeld is, kennen wij den inhoud van de instructie, welke 7 Mei
door de Kwartiersvergadering gearresteerd werd, met ).
De zes Gedeputeerden werden reeds na één jaar, 1 Mei Ibuz,
van hun bediening ontheven. Tegen het opheffen van het Gedepu-
teerdencollege teekenden de ambtman van Overbetuwe en de stad
Nijmegen verzet aan. Voor de voltooiing van den staat der gees-
telijke goederen en voor het behartigen van het bestuur over deze
poederen in het algemeen werd de zoo juist genoemde Johan Mil-
linck aangewezen op een salaris van ƒ 300. Hij kreeg naast zich
den Nijmeegschen secretaris dr. Johan Biel, die tevens secretaris
van het Kwartier was en ƒ 200 genoot®). Het resultaat van Mil-
lincks werkzaamheid is de „Staet der geestlicke goederen des
Nymechschen Quartiers. gedeyk ende gestelt in twee boecken
offte deelenquot; (Eerste deel: „Stadt ende schependom Nymegen, t
Rijck van Nijmegen ende daerinne gelegen heerlickheyden Maess
ende Wael met die heerlickheyden, Overbetuwe met die heerlick-
heyden. Nederbetuwe met die heerhckheydenquot;, en tweede dee :
Thiel ende Santwijck, Thielreweert, Beest ende Renoy, Bommel
Bomelreweertquot;). Alleen het eerste deel isnbsp;^
In de Kwartiersvergadering van Maart/April 1604 kwam de
1) Kwartiersreces Nijmegen, 4 Mei 16mnbsp;Aangaande de instructie
helermquot;. De ontv.ngersejer.al 1%?™'' 'quot;JSquot;quot;;.,,«! ,„ 20 Februari 1605,
.)nbsp;Vergel re.olulie van Oedepn-
Raadsreioliiliên .lad Nijmegen, 12 Me lOOi verje
r«;tquot;B?erarstborirrb'er;n.'i„'t 'gss.•■
-e, de beer,l,|U„ed.n,
-ocr page 94-wederoprichting van het college van Gedeputeerden ter sprake:
het zou nu vier leden tellen en tevens met het bewind over de
geestelijke goederen belast zijn. De steden Tiel en Zaltbommel ver-
klaarden niet gelast te zijn; er werd evenwel besloten een
commissie in te stellen, die een nieuwe instructie zou opstellen. Het
ontwerp kwam 3 en 4 April in behandeling, maar werd nog niet
gearresteerd. Op de volgende vergadering, die in Mei/Juni van
hetzelfde jaar gehouden werd, stelden de ridderschap en de stad
Nijmegen voor, om het aantal Gedeputeerden op zes te brengen
terwijl Tiel en Zaltbommel het getal van vier leden wilden behou-
den. Daar men ondertusschen tot de overtuiging kwam, dat nog
met tot de aanstelling van nieuwe Gedeputeerden kon worden
overgegaan, besloot men eenige personen te autoriseeren tot
het opzicht en de „bewaringquot; der geestelijke goederen, die o.a.
belast konden worden met het hooren van de rekeningen van den
administrator van de abdij St. Mariënweerd. De namen van
deze heeren worden hierbij niet vermeld; het zijn echter dezelfde
personen geweest als degenen, die in 1602 tot het voltooien van
den staat der geestelijke goederen benoemd waren»)
Door het Kwartier werd 11 Februari 1605 geresolveerd drie
leden uit de ridderschap en drie uit de steden te benoemen. In de
ten vorigen jare ontworpen instructie werden eenige wijzigingen
aangebracht o.a. in artikel 1, thans inhoudende, dat de zes Gede-
puteerden, drie jaren in functie zouden blijven en wel zoodanig
dat jaarlijks één uit de ridderschap en één uit de steden af zou-
den treden en door nieuwe leden vervangen worden, en in arti-
kel 5. thans inhoudende, dat de Gedeputeerden dagelijks zouden
bijeenkomen, behalve op Zon- en bededagen van 9 tot 12 uren
s morgens en van 3 tot 5 uren 's middags. Voorts werd met be.-
trekking tot de nominatie der leden op verzoek van Maas en Waal
en Nederbetuwe bepaald, dat deze zóó zou geschieden, dat de ver-
tegenwoordigers uit de ridderschap ieder uit twee met elkander
gecombineerde ambten genomineerd zouden worden, en om de drie
anitevSenfnbsp;gecommitteerden Millinck
Shen acM LeSfnbsp;bevonden aldaer
IfinTv!?. ^ merghen lants....quot;. Blijkens een besluit van 9 September
van het Kwlrtiernbsp;»Pdracht
-ocr page 95-jaren opnieuw gekozen of gecontinueerd zouden worden. Het Ge-
deputeerdencollege, zooals het 7 Mei voor de eerste maal verga-
derde, bestond uit de jonkers Arndt van Bronckhorst voor het Rijk
en Overbetuwe, Arnt van Weideren voor Nederbetuwe en Maas
en Waal, en Gijsbert van Beest voor de Tieler- en Bommeler-
waarden en het ambt van Beesd en Renoy, voorts uit Rijck Heuck,
burgemeester van Nijmegen, Marten van Büchel, idem van Tiel,
en Arndt de Raet, secretaris, voor de stad Zaltbommel. In den be-
ginne vergaderden de Gedeputeerden slechts driemaal per week,
omdat de meeste leden van buiten naar de Gedeputeerdenkamer te
Nijmegen moesten komen. De op 19 Februari 1605 in de Kwar-
tiersvergadering geresumeerde instructie voor Gedeputeerden is
evenmin bewaard gebleven als de instructie van 1601
De geschiedenis van de definitieve totstandkoming van het Ge-
deputeerdencollege in het Nijmeegsche Kwartier is vrij wat inge-
wikkelder dan die van de Gedeputeerdencolleges in de overige
Kwartieren. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de groote
zelfstandigheid van de onderscheiden steden en ambten. Dezelfde
oorzaak maakte ook, dat de organisatie van het bestuur over de
geestelijke goederen in het Kwartier, toen zij eindelijk ter hand ge-
nomen werd, volgens de ambten werd opgezet. Op den duur leidde
dit ertoe, dat de administratie grootendeels overging van de Gede-
puteerden des Kwartiers op den magistraat van Nijmegen en op de
ambtsbesturen.
De steden Tiel en Zaltbommel hebben nimmer de goederen der
binnen het stadsgebied gevestigde geestelijke stichtingen onder de
administratie van aan de Gedeputeerden rekenplichtige rentmees-
ters willen stellen, noch toegestaan, dat de rekeningen van het be-
heer over de geestelijke goederen ter Gedeputeerdenkamer te Nij-
megen werden gehoord. Gedeputeerde Staten hebben tenslotte al-
leen de administratie behouden over de goederen van de abdij St.
Mariënweerd en van het klooster de Holtmeer, totdat deze goederen
werden verkocht.
Bij de behandeling van de geestelijke goederen op het platteland
van het Nijmeegsche Kwartier zal het ambt van de Tieler- en Bom-
melerwaarden in stede van op de vijfde plaats voorop gesteld wor-
den, aangezien de toestanden in dit ambt aanleiding hebben gegeven
tot 'de belangrijkste maatregelen van het Kwartier, zooals die be-
treffende het instellen van rentmeesterschappen over de geestelijke
1) Kwartiersreces Nijmesen, 11-19 Februari 1605. Resolutiën van Gede-
puteerde Staten des Nijm. Kwartiers, Mei 1605.
goederen in de verschillende ambten en het bezoldigen van de predi-
kanten en schoolmeesters. Bovendien heeft de bemoeiing van Gede-
puteerden des Nijmeegschen Kwartiers met de geestelijke goederen
in dit ambt veel langer geduurd dan in de overige ambten, gelijk wij
zullen zien^).
Buiten beschouwing zullen blijven alle vóór 1795 niet tot het vor-
stendom Gelre en het graafschap Zutphen gerekende gebieden, zoo-
als het graafschap Culemborg, dat weliswaar in 1720 door het
Kwartier van Nijmegen gekocht werd van den toenmaligen graaf
Ernst Frederik van Saksen-Hildburghausen, maar een volkomen
zelfstandig gebied vormde en niet onder de Geldersche souvereini-
teit behoorde evenals het graafschap Buren, dat ook buiten bespre-
king zal blijven. Voorts vallen buiten onze taak de z.g. Kleefsche
enclaves, de Lymers en de steden Huissen en Zevenaar, die eerst
in 1816 bij Nederland gevoegd zijn.
Aan de goederen van de kloosters zal afzonderlijk aandacht ge-
wijd worden, deels omdat eenige hiervan een bijzondere bestemming
verkregen en de inkomsten niet uitsluitend gebruikt werden voor de
instandhouding van den kerk- en schooldienst (de adellijke vrouwen-
stiften bijv.), deels omdat zij, op enkele uitzonderingen na, onder
eigen rentmeesters stonden en niet gebracht werden onder de kan-
toren of rentambten der geestelijke goederen in de onderscheiden
ambten.
De volgorde der ambten is: 1. Rijk van Nijmegen, 2. Maas en Waal,
Overbeluwe, 4. Nederbetuwe, 5. Tieler- en Bommelerwaarden, 6. Beesd en
Renoy. De miniatuur-ambten Heerewaarden, de Marsch en Zandwijk telden
in het Kwartier niet mede.
DE GEESTELIJKE EN KERKELIJKE GOEDEREN TEN
PLATTEN LANDE VAN HET KWARTIER VAN
NIJMEGEN.
A. Dc Tieler- en Bommelerwaarden.
§ 1. Van de Reformatie tot het Tractaat van Reductie, 1572-1602.
Den 31 sten Juli 1572 werd de stad Zaltbommel bij verrassing
genomen door een troep van in ballingschap levende Zaltbom-
melsche burgers onder aanvoering van Dirck van Haeften, heer
van Gameren^). De stad en het geheele „kwartierquot; van Bommel,
waartoe het ambt van de Tieler- en Bommelerwaarden, het ambt
van Beesd en Renoy met inbegrip van Mariënweerd, en de baronie
van Hedel werden gerekend®), begaven zich onder het gouverne-
ment van den Prins van Oranje en werden zoodoende voorloopig
1) Dr. J. S. van Veen, „Zalt-Bommel in den zomer van het jaar 1572quot;
'^F^S-archief^GeLente Doesburg, L-d-hapsstukken Landda^^^
hem 5 October 1579, antwoord en resolutie op de door de commissarissen
d^ReizerTov^rgezonden vredesartikelen van 18 Juli 1579 (-gek voor d e
artt- P Bor „Nederlantsche Oorloghen , 11, lb21, Ude Bk., loi. iquot;»
C^rso) (post alla) „Ende soe die stadtt Zaltbommellnbsp;dorperen ^ ar
Bommel! Thielrewerdt, Biest, Rennoy, Marrienwerdt, sampt datt hues
SX onder ennig middell anstont wederkieren und bommen sullen a„
den Vorstendom Gelre unde Quartier van Nymmegen m «n^^r gestalt try
uni loes, als dieselve waren voer den ersten troublen unde van ƒ ts ge
horende totten Vorstendom und Quartier vorschreven . In het P^oefschid
van dr. D. Brouwer, „De Reductie van Bommel , uitg. ,,Gelre I9i», woia
Tergens een duidelijke omschrijving van het „kwartgt;^erquot; vannbsp;«egeven^
Den isten December 1579 bevestigde de Prins van «ranje een landrecht vo^^^^^
de Tieler- en Bommelerwaarden èn Beesd amp; Renoy (gepubl ceerd 19 Januari
1580 Van Loon, 1ste Appendix, kol. 107). De verbondenli^B.d .tusschen de
bel ambten kwam ook hierin tot uiting dat de quot;«er^chap ,n het ambt
van de Tieler- en Bommelerwaarden met die in het ambt van »eesa en
Relv als één corps beschouwd werd in dier voege, dat de nddermatigen
dfe in de TÏeler- en Bommelerwaarden geadmitteerd waren dit ook waren
Tn Beesd en Renoy, en omgekeerd (vergel H. D. J. vannbsp;,
gerinosform van Gelderland, speciael van 't Quartier van Nijmegen 17 /22
24quot; in „Gelrequot; X, blz. 346).
-ocr page 98-van Gelderland gescheiden. Een der voornaamste veranderingen
was de invoering van de Reformatie.
De Prins van Oranje, die als Gouverneur de Hooge Overheid
vertegenwoordigde, stelde een rentmeester aan over de Gelder-
sche domeinen en over de geestelijke goederen in het kwartier van
Bommel. Den 4den Februari 1577 committeerde de Prins Gerardt
van der Gaten genaamd Covelentz of Coblentz tot dit ambt. Hij
werd zoowel met de administratie der domeinen als met die der
geestelijke goederen belast. De beide administratiën werden echter
gescheiden gehouden. Of Dirck van Meurs, die vóór Covelentz
eenigen tijd rentmeester der geestelijke goederen geweest is, reeds
beide administratiën tegelijk voerde, is ons niet bekend, maar niet
onwaarschijnlijk .
In 1579 zond de Prins van Oranje jr. Philips van der Aa, dros-
saard en gouverneur van Gorinchem, Woudrichem en het land van
Arkel, en mr. Jacob Pauli, pensionaris van Dordrecht, naar Zalt-
bommel tot bijlegging van de ernstige geschillen, welke gerezen
waren tusschen den ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden
met een gedeelte der burgerij eenerzijds en ,,enige van de oude
(R.K. en Koningsgezinde) regeerders derselver stadtquot; ter andere
zijde. De heeren waren bij commissiebrief van 10 Februari geauto-
riseerd, ,,omme hemluyden volcomelick te informeren, de reecke-
ningen van de geestelicke geannoteerde goederen ende domeynen
te verhoeren, de fauten ende abusen, dachten ende defensiën te
ontfangen, deselve to aenhoren ende examineren, daerop te ordon-
neren ende disponeren, sooals zyluyden tot reconciliatie van de
partiën, endracht, ruste en vrede van de bovengenoemde staet
ende van allen den inwoenderen van dien...... souden bevinden te
behoeren met ratificatie ende approbatie van zijn Princelycke
Ex .cie van tgeene...... daerinne geadviseert, gehandelt, getrac-
Archief Geldersche Rekenkamer, inv. no. 3223, rekening der vorstelijke
domeinen in Zaltbommel, de Tieler- en Bommelervvaarden, Beesd en Renoy,
Ackoy en Dalem, over 1577/79 van Gerardt van der Gaten gen. Covelentz,
geapostilleerd maar niet gesloten. Op fol. 41 vso. wordt vermeld, dat 's Prin-
sen vertegenwoordiger dr. Johan Basius aan Dirck van Meurs 8 April 1578
IJ st. voor het schrijven, minuteeren en doubleeren van zijn rekening had
toegekend. Dirck van Meurs is waarschijnlijk de „geusquot; van dien naam, die
een belangrijk aandeel had in de godsdienstige beroering te Zaltbommel in
1566/67 (zie Dr. J. G. R. Acquoy, „Jan van Venrayquot;, blz. 51, 99, 226, 229 en
237). De Prins had in Holland aanvankelijk eveneens bepaald, dat de rent-
meesters der domeinen de vruchten der geestelijke goederen zouden ont-
vangen (23 en 25 Augustus 1572, vergel. Mr. J. F. van Beeck Calkoen, „On-
derzoek naar den Rechtstoestand der Geestelijke en Kerkelijke Goederen in
Holland na de Reformatiequot;, blz. 42, noot 1).
teert, gesloten ende geordonneert soude wordenquot;'). Het verdrag,
waarmede 5 September d.a.v. de oneenigheden beëindigd werden,
en dat vervolgens door den Prins goedgekeurd werd, bevat,
vreemd genoeg, niets omtrent de moeilijkheden, welke zich t.a.v.
de geestelijke goederen hadden voorgedaan 2). De rentmeester
Covelentz verliet de stad met medeneming van vrijwel alle beschei-
den, zoodat men zijn rekening niet kon sluiten. Na eenige maanden
committeerde de Prins Gerrit Gerritsz., geboren burger van Zalt-
bommel, tot het rentmeesterschap op de baten en profijten, zooals
die door zijn voorgangers genoten waren. Hij zou jaarlijks rekening
moeten doen, den eed afleggen en borg stellen aan den ambtman
en de „wethouderenquot; der stad, die door den Prins geautoriseerd
waren®'). De jaarlijksche afhooring heeft bij het leven van Gerrit
Gerritsz. echter nooit plaats gehad.
De Prins van Oranje oefende oppertoezicht op de administratie
van Gerrit Gerritsz. uit door zijn commissarissen. Die commissa-
rissen moesten ook de verpanding van geestelijke goederen, welke
door de stad ter bestrijding van de schulden van de geestelijke
stichtingen en ten behoeve van de overheidskas geschied was, en
de alimentatiën voor geestelijke personen e.d. goedkeuren. Onder
hun berusting was een verpachtboek van de geestelijke goederen
waarin van dergelijke zaken aanteekening gehouden werd, doch
dat thans niet meer aanwezig is. Bij commissie van 8 Juni 1581
stelde de Prins jr. Philips van der Aa, mr. Jacob Pauli en Michyel
van Beveren tot (vaste) superintendenten van de domeinen en de
geestelijke goederen in het kwartier van Bommel aan. Na 's Prin-
8ste rekenin« van de geestelijke goederen in Zaltbommel en in de
Tie er en Bommelerwaarde'n over 1586/87 van Gerrit Gerritsz toL
LXXXVI. De oneenigheden zijn dus al zeer vroeg m het jaar 1579 ontstaan
en niet eerst omstreeks Juli, zooals Acquoy. „Jan van Venray , blz. 136,
Zie ook Dr D Brouwer „De Beductie van Bommel', blz. 27.
quot;T'dquot; F S Knipscheer, „Henricus Leo, een Remonstrantsch-Gereformeerd
Predikantquot;, 1929, blz. 143, bijlage I, verdrag van ^ September 15/9
3) Een afschrift van de commissie, gedateerd 4 December 1579, is ge
hecht voorin de eerste rekening van Gernt Gerritsz^ quot;^^idSd Gerardt
archief Arnhem. Op 1 Juli 1580 beëedigde bet Hof van ^de^nd Gerarm
van der Gaten genaamd Covelentz als ^entnieester der domeinen (en der
oppstpliike goederen) in het kwartier van Bommel. De ambtman en ae
mag stSt vaf Bommel lieten reeds den lOden Juli d.a.v. pubhceeren dat
ni~r ets zou pachten of eenige betaling zou doen van of wegens de
Snen en de geestelijke goederen%an en aan Covelentz, tenzij deze l^ats^e
een commissie van den Prins van Oranje zou kunnen vertoonen, welke
ioLer was dan die van Gerrit Gerritsz. Deze poging van Gelderland, oni de
ZnmehcL domeinen en geestelijke goederen onder het gezag van Hof en
Geldersche Rekenkamer te brengen, een pogmg, waarvan volgens dr Brouwer
de Prins op de hoogte zou zijn geweest, mislukte volkomen (vergel. Dr. U.
Brouwer, „De Reductie van Bommelquot;, blz. 36).
sen dood werden Gerrit Gerritsz. den 12den April 1586 (N. St.)
en de drie superintendenten den 5den Augustus d.a.v. door den
graaf van Leicester, als Stadhouder van Bommel e.a., in hun func-
tiën gehandhaafd 1). Den 17den September 1587 stierf Gerrit Ger-
ritsz.^). Zijn weduwe leverde in het volgende jaar alle acht reke-
ningen over aan de superintendenten. De afhooring geschiedde in
Den Haag 26 December 1592 en 1 Januari 1593 (N. St.) door
jr. Van der Aa en mr. Pauli wegens den Raad van State.
Op 15 November 1587 verscheen Herman van Crommeny in de
vergadering van ambtman, schepenen en burgemeesters van Zalt-
bommel met een bezegfelde commissie van den graaf van Leicester
,,van het rentampt in den Quartier van Bommell by hem te bedie-
nen, soe den domeynen als der gheestelicke goederen aengaende,
uuytgesondert de gheestelicke goederen aldaer mit oeck totten
cloosteren binnen Boemelt gehoonch, die den van Bommell gelae-
ten werden t' haer der dispositie, om daer uyth den predicanten t'
onderhalden ende den gheestelicken luyden ahmentatie te versienquot;.
De magistraat beschikte hierop den volgenden dag, dat de nieuwe
rentmeester óf de geestelijke goederen in de stad en op het platte-
land in hun geheel, ongescheiden, zooals zijn voorgangers Cove-
lentz en wijlen Gerrit Gerritsz. zou „onderwyndenquot;, óf zijn handen
daarvan af moest trekken Het gevolg hiervan was, dat het rent-
ambt van het kwartier van Bommel in tweeën gesplitst werd op een
andere wijze dan aanvankelijk door Leicester voorgesteld was, nl.
zoodanig, dat het rentmeesterschap der Geldersche domeinen en
het rentmeesterschap der geestelijke goederen voortaan door ver-
schillende personen zouden worden bediend.
In het volgende jaar komt Gherardt Grom, een Bommelsch
burger, als rentmeester der geestelijke goederen voorquot;). Vermoe-
delijk heeft deze, evenals Herman van Crommeny, die rentmeester
1) Zie de afscliriften van de hier genoemde commissiën, gehecht voorin
de rekening van Gerrit Gerritsz. over 1579/80.
Retroacta van den Burgerlijken Stand in Gelderland, Rijksarchief,
Arnhem, inv. no. 1815, fol. 19 vso. Rechterlijk archief Zaltbommel, Rijks-
archief Arnhem, dingsignaat over 1584-'90, fol. 214 vso: Billeken, wed. van
Gerrit Gerritsz., en haar 3 zoons machtigen Jan Willemsen van Tooren, om
op te treden in alle zaken de nalatenschap van Gerrit Gerritsz. aangaande,
ook m diens kwaliteit van rentmeester, 30 Sepember 1587.
Leicester en de Raad van State bezigden den nieuwen stijl; Zaltbommel
blijkens het dingsignaat den ouden stijl.
Dingsignaat over 1584-'90, fol. 220 vso. Zie den commissiebrief voor
Herman van Crommeny d.d. 23 October 1587 voorin zijn rekening van
de domeinen over 1587/88, archief Geldersche Rekenkamer, inv. no. 3230
) Dingsignaat over 1584-'90, fol. 246, 3 Juni 1588 (voor de eerste maal
vermeld).
der domeinen bleef, zijn aanstelling nog van den graaf van Leicgs-
ter ontvangen. Croms commissie, instructie en rekeningen zijn zon-
der uitzondering verloren gegaan.
Nadat Leicester voor goed naar Engeland vertrokken was, stel-
de de Raad van State in den zomer van 1588 Prins Maurits tot
Stadhouder aan over Bommel e.a. Op deze benoeming volgden
langdurige onderhandelingen over de wijze, waarop de regeering
in overleg met de stad Zaltbommel gevoerd zou worden. Mr. Jacob
Pauli en eenige anderen werden door den Raad van State in Mei
van het volgende jaar als onderhandelaren afgevaardigd en kon-
den 1 Juni (N.St.) d.a.v. rapport uitbrengen^).
Het antwoord, dat Zaltbommel aan de heeren gegeven had, luidde:
„Aengaende den toll etc. is men van wegen der stadt Saltboemell
tevreden, die heenvoorts gants te stellen in handen der Hooger
Overicheit, behaltelijck, dat goed verseeckerheit geschien sali, dat
de predicanten ende schoolmeesters deser stadt daervan betaelt
worden ende de stadt desfals van oere geloofte ontslagen ende
verlaten worde by den predicanten ende schoolmeesters voersz.
ende de besienre Wolter van Oever dan oeck in sijn officie ver-
mogens sijn commissie continueert worde. Roerende d' andere do-
meynen, gheestelycke ende geannoteerde goederen heeft doch die
Hooge Overicheit oer rentmeesters daer over gestelt, des hem die
stadt niet bemoeyt en heeft, oft noch en bemoeyt. Belangende de
licent etc. is resolveert, dat men voeralsnoch tot laste van de stadt
te verplegen, ende, om prompte betalonge en gereede penningen
ieder tijt te hebben, die niet ontberen en kan... Item van de school-
meesters is naederhant oft int leste veriaeten ende wordt besproo-
cken van enige provisie van voerraet. Item van stuir tot fortificatie,
vide in memo(riam)quot; .
Blijkens deze resolutie stelde de stad Zaltbommel zich op het
standpunt, dat de administratie der geestelijke goederen een zaak
was van de Hooge en niet van de stedelijke Overheid, evenals dit
1) Dr. D. Brouwer „De Reductie van Bommelquot;, uitg. Vereeniging „Gelrequot;
mnaÏMat Zaltbommel 1584-'90, fol. 304 vso, „Resolutiën by de niagi-
straet quLtiersluyden ende aenwesende deeckens der schutteryen van Salt-
hoemèll op voorgeven der heren commissarissen genomen den 14 Mey 89 .
Deze resolutie was aan dr. D. Brouwer onbekend {zie „De Reductie van
Bommelquot; blz. 59). De tolbeziener Wolter van Oever was nog m functie in
160^/3 (9de rekening van Goessen Wemmersz., tollenaar-pachter van der
Landschaps tol te Bommel over 1602/3, archief Geldersche Rekenkamer,
inv. no 2561). Hetgeen dr. Brouwer, t.a.p. blz. 54, noot 1 en blz. 73 noot 4.
aangaande den Bommelschen tol mededeelt, is onduidelijk en gedeeltelijk
onjuist. Cursiveering van mij.
met het beheer der domeinen het geval was. Merkwaardig is het.
dat de stad haar predikanten en schoolmeesters bezoldigde uit de
inkomsten van den hertogelijken Bommelschen tol, die weliswaar
na de verrassing van Zaltbommel tegelijk met den hertogelijken
tol te Tiel naar Nijmegen was overgebracht, maar desondanks door
de nieuwe machthebbers in het kwartier van Bommel geheven
werd^). De rentmeester der domeinen en der geestelijke goederen,
Gerrit Gerritsz., was in Juni 1587 naar Den Haag gereisd, om bij
den Raad van State onder meer te bepleiten, dat de alimentatiën en
salarissen voor de religieuzen en voor de predikanten uit de kapit-
tel-- en kloostergoederen en niet uit de domeinen zouden worden
betaald®). Waarschijnlijk is het destijds niet tot uitvoering ge-
komen voorstel van Leicester, om de geestelijke goederen, waarvan
de corpora binnen Zaltbommel gevestigd waren, aan de stad over
te laten, hiervan een uitvloeisel geweest. In Gerrit Gerritsz.' reke-
ningen der geestelijke goederen treft men geen salarisposten ten
behoeve van den Zaltbommelschen predikant aan.
De Raad van State stemde er in den loop van 1591 in toe, om de
geestelijke goederen en de domeinen, met inbegrip van den Bom-
melschen tol, aan de Landschap Gelre en Zutphen over te geven ®)
De desbetreffende rekeningen werden eerst vijf jaren later door
den Raad van State overgedragen aan Hof en Rekenkamer van
Dr. J G. R. Acquoy, „Jan van Venrayquot;, blz. 103. Dr. D. Brouwer
als voren, blz. 18 e v. Blijkens de rekening van de domeinen in het kwartiei'
Tnvnbsp;Covelentz over 1577/79 (archief Geldersche Rekenkamer,
mv. no. 3223) werd de watertol te Zaltbommel 1 Juni 1577 op last van den
Prins van Oranje in het bijzijn van burgemeesters en schepenen van Zalt-
bommel verpacht aan Goossen Wemmerssen voor 4 jaren voor ƒ 3200 's laars
Op ordonnantie van den stedelijken magistraat deed Covelentz uit de on-
brengst der domeinen betalingen, welke blijkens de kantteekeningen on ziin
rekening eigenlijk ten laste behoorden te komen van de geestelijke goederen
zooals een alimentatie van £ 100 voor den gewezen prior der Regulieren Jan
Maes. van Hemert, van £ XII voor de gewezen conventualinnen van het
Nonnenklooster Lisken van Cuyck en Jenneken Scoenen, £ II aan Mari
Glummers gewezen zuster van het klooster te Rossem, en £ XXX aan ds
Johannes Leo (of de Leeuw), £ LXXXII aan ds. Gaspar Swerinchuysen (of
Grevmchoven) onderscheidenlijk predikant en gewezen predikant te Zalt-
bommel. Covelentz' opvolger als rentmr. der domeinen, Gerrit Gerritsz., ont-
ving wegens den tol niets, omdat de Prins goed vond, dat de opbrengst werd
gebruikt tot delging van de stadsschulden (archief Geldersche Rekenkamer,
mv. iio 3224). In Mei 1579 had de Prins aan de stad een subsidie toegestaan
van J 450 s jaars voor het onderhoud van een predikant „uuyt der Lant-
schap Gelre tollen tot Bommel en andere domeynen in den ampte van
Kornmel, lieler- en Bommelerwehrdequot;, maar tot 1589 heeft de stad de volle
tol-mkomsten getrokken.
2) Archief Geldersche Rekenkamer, inv. no. 3229. 8ste rekening van
f fnbsp;' quot;quot;entrnr- der domeinen in het kwartier van Bommel, 1.5'86/87,
lOl. AAXVIII VSO.
ƒ) Reces van den Landdag te Arnhem, 13 en 15 Augustus 1591. Resolu-
tiën xan den Raad van State, 18 en 21 September 1596, Algemeen Rijksarchief
den Haag. Zie Dr. D. Brouwer, als boven, blz. 64 en 75
Gelderland^). De rentmeesters Crommeny, van de domeinen in
het kwartier van Bommel, en Grom, van de geestelijke goederen
aldaar, werden hierdoor rekenplichtig aan de Geldersche Reken-
kamer. Van de overgifte bleven de goederen van geestelijke stich-
tingen, gevestigd binnen de stad Zaltbommel, uitgezonderd. Te
beginnen met het jaar 1597 tot aan de inlijving bij het Fransche
keizerrijk toe heeft de Zaltbommelsche magistraat deze goederen
laten beheeren door stedelijke rentmeesters, zooals wij in een vol-
gend hoofdstuk zullen zien -). De rentmeester der geestelijke goede-
ren ten platten lande van het kwartier van Bommel, Gherardt Grom
Petersz., bleef in functie tot 1601 Waarschijnlijk staat zijn aftre-
den in verband met de reductie van de stad Zaltbommel en den
Bommelerwaard bij Gelderland, welke in 1602 haar beslag kreeg.
De toestand der geestelijke goederen werd vóór de overgifte aan
Gelderland door den Raad van State beheerscht door het verdrag
van 21 September 1577. Dit was een overeenkomst, welke onder be-
middeling van jr. Philips van der Aa en Gerrit van Nispen, als ge-
committeerden van den Prins van Oranje, gesloten was tusschen
Glaes Vijgh, ambtman van Nederbetuwe, en Henrick Masschereel,
heer tot Balgoy en Opijnen, als afgevaardigden van de Staten van
Gelre en Zutphen, eenerzijds en de regeering der stad Zaltbommel
anderzijds. Ze werd door de Landschap Gelre en Zutphen gerati-
ficeerd 17 November 1577^). De Geldersche Staten bevestigden
dit accoord nader door bij artikel 3, laatste lid, van het reces be-
langende de ordonnantie en administratie der geestelijke goederen
van 29 November 1581 te bepalen: „Die van Bommell mit oeren
geassocieerden belangende diesz gantsche administratie blyven by
den verdrach mit Se. Exc. daerop geholdenquot;.
Het verdrag van 1577 stelde ten opzichte van de religie het vol-
gende vast: overeenkomstig de Pacificatie van Gent zal ten
platten lande van de Tieler- en Bommelerwaarden niemand aan
De domeinrekeningen van Covelentz, Gerrit Gerritsz. en Crommeny
over 1577/79 e.v. berusten in het archief der Geldersche Rekenkamer my.
nos 3223-3262. Voor de rekeningen der geestelijke goederen van Gernt
Gerritsz over 1579/80-1586/87 zie inventaris van het archief der Geldersche
Rekenkamer, blz. 567, G, en verslag van het Rijksarchief in Gelderland over
1935, blz. 43, VII 2.
2)nbsp;Hoofdstuk IV, B § 2.nbsp;. . , ■ »
3)nbsp;Rechterlijk archief van Zaltbommel, civiel en crimineel signaat over
1600-'5, fol. 62, alwaar Grom voor het eerst als gewezen rentmeester der
geestelijke goederen voorkomt in April 1601.
' Archief Hof van Gelderland, „Boeck van Landzaeken, ordonnantiën en
placaaten, Equot;, fol. 582, en oud-archief Zaltbommel, inv. no. 241. In extract
gedrukt bij Dr. J. G. R. Acquoy, „Jan van Venray en de wording en vestiging
der Hervormde Gemeente te Zalt-Bommelquot;, 1873, bijlage XXIV.
gevangenneming of andere gevaren mogen worden blootgesteld
„uut oirsaecke van die religiequot; indien er „uut oirsaecke van die
religiequot; geschillen rijzen, zullen deze uitsluitend berecht worden
door Zijne Excellentie (den Prins van Oranje).
Met betrekking tot de exercitie van de religie in den Tieler-
waard werd nog in het bijzonder bepaald: „dat diezelffde soewell
van d'eene als d'andere zyde gesuspendiert ende gesurciert sal
blyven, totdat volgende die Pacificatie by den Generaele Staten
daer anders op verordonniert sal wesenquot;. Dit was natuurlijk een
concessie aan de Roomschgezinde jonkers in den Tielerwaard.
Aangaande de geestelijke goederen behelsde het verdrag van
1577 de volgende bepalingen: „Noepende die questie van die
geestelicke guederen is verdraegen, dat, hoewell (deze goederen)
zonder distinctie, wien die collatie toestaet van die stifften binnen
die provintiën blyven moeten aen die gemeyne saecke, mits uut-
reyckende behoerlicke alimentatie, soe is nochtans veraccordiert,
dat zoe veel aengaet die beneficiën ende proeven in die Bommelre
ende Tielreweerden, waervan ex iure patronatus het recht van col-
latie die van adell ofte andere competiert, dat diezelffde by dieselff-
de sullenn worden geconferiert, daer het haer goetduncken zal,
ende gebruyckt muegen worden, geheelicken zonder verhinderinge
van ymant, mits die predicanten van die Gereformierde Rehgien,
in den Bommelre weert aireede gesteh, daeruuyt sullen onderhal-
den werden. Ende noepende d'andere geestelicke guederen, geen
ius patronatus zijnde, sullen d'selffde blyven tot behoeff van die
gemeyne saecken, mits uutreickende die oude besitters van dien
behoerlicke alimentatie in conformiteyt van die Pacificatie, behal-
ven, dat die twe doesters, gelegen in Tielreweert, als Marien weert
ende Sunderwaerden^), alle haere guederen, gelegen in Tielre-
weert, Bommelreweerden, vry sullen muegen gebrucken ende aen-
veerden nu Martini (11 November 1577) toecomende sonder belet
ofte tegensprecken van yemant, waervueren zy gehouden worden
te betaelen alle jaers in handen van den rentmeester van die geest-
licke guederen in der tijd zijnde, te wetene den abt ende conven-
1) Cf. artikel 5 van de Pacificatie van Gent, waarbij alle plakaten tegen
de heresie mitsgaders de crimineele ordonnantie van den hertoe van Alva
gesuspendeerd werden.
„Die provintiënquot; = volgens de terminologie van de Pacificatie van
(jent: Holland, Zeeland, Bommel en geassocieerde plaatsen. „Stifftenquot; =
tundatien, d.w.z. geestelijke stichtingen in het algemeen, niet alleen kloosters.
'nbsp;Mariënweerd lag eigenlijk in het aangrenzende, eveneens
tot de associatie van Bommel behoorende, ambt van Beesd en Renoy. Sunder-
waerden of Sundwaerdam = Zennewijnen. Over deze Praemonstratenser-
kloosters zie: Hoofdst. H, F, § la en § 2a. Cursiveering van mij.
tuaelen van Marriënweert die somme van vijffhondert rijnschgul-
den tot twinttich stuvers t'stuck ende convent van Sundwaerdam
die somme van hondert vijff ende twinttich rinsgulden, ende dat uut
heure beste en gereetste guederen, ende zoe (= zol of zal) dat
ierste jaer der betaelonge ingaen Martini ierstcommende ende ver-
schynen Martini anno 1578, Kersmisse welbetaelt, ende zoe voerts
vann jaere tot jaere, ter tijt ende wylen toe anders by de Generaele
Staeten daerop geordonniert zal zijnquot;.
Door deze bepalingen met betrekking tot de geestelijke goederen
werd artikel 21 van de Gentsche Pacificatie nader uitgewerkt en
aangevuld 1). Dat wel de conventualen van St. Mariënweerd en
van Zennewijnen, maar daarentegen niet die van St. Mariënacker
te Rossem, hersteld werden in het vrije gebruik hunner goederen,
kan verklaard worden uit de omstandigheid, dat in de beide eerst-
genoemde kloosters leden van aanzienlijke geslachten plachten te
worden opgenomen, terwijl het Rossemsche klooster een zusterhuis
des Gemeenen Levens is geweest. Tot de beneficiën en proven,
staande ter collatie van die van adel of van anderen, werden niet
alleen vicarieën, maar ook alle andere geestelijke beneficiën en
prebenden, met en zonder zielzorg, gerekend, zooals pastorieën en
canonisieën.
Hoe de overeenkomst van 1577 in de practijk werkte, kan men
nagaan aan de hand van de rekeningen der geestelijke goederen
in de Tieler- en Bommelerwaarden van den rentmeester Gerrit
Gerritsz. over 1579/87.
De tweede rekening van Gerrit Gerritsz. „van den geestelicken
geannoteerden goederen tot Boemel a°. LXXXtichquot; loopt over 1
September 1580 tot 31 Augustus 1581. De ontvangsten bestaan uit:
r. Kapittel van Zaltbommel, totaal ƒ 889 - 8 stuivers en 14 pen jen.
Hieronder zijn tevens begrepen eenige vicarieen in de St. Maartenskerk.
2°. goederen en inkomsten van het Regulierenklooster in Zaltbommel^
totaal ƒ 471 - 18 stuivers. Hiervan zijn uitgezonderd de gf dwen m
het land van Ravestein, die toentertijd nog verduisterd waren de goe-
deren in het graafschap Buren, welke op last van den Pnns van Oranje
onder de administratie van den rentmeester van Buren gesteld waren,
1) Artlï van de Pacificatie van Gent luidt: „Maer wat belanget de Re-
ligieust ende andere Geestelijcke, die binnen de voorsz. twee P«quot;quot;quot;^
(= Holland en Zeeland) ende heure Geassocieerde, gheprofessyt «fte gepre-
bendeert ende daer uyt gebleven ende vertrocken sijn, (gemerckt dat die
mesterdeer van heur goeden gealieneert zijn) den selven salmen van nu
Torts aen verstrecken redelijcke alimentatie, neffens die gheblevene, o
anders sal hun mede toeghelaten worden 't ghebruyck van haere goeden, tot
vërkiLsinghe nochtans van den Staten, alles by provisie ende tot anders op
hun voorder pretensiën, by de Generale Staten verordent sal wesen (P-
Bor Christiaensz., „Nederlantsche Oorloghenquot;, 1621, I, 9de boek, fol. 191).
Vergel. over dit artikel J. F. van Beeck Calkoen, blz. 51.
en de goederen en tynsen in Gorinchem, het land van Arkel en den
Alblasserwaard, welke onder het beheer van zekeren Handrick van
Gendt stonden.
3°. goederen en inkomsten van het Nonnenklooster in Zaltbommel,
totaal ƒ 296 - 19 stuivers en 4 penningen. Ongeveer 24 morgens land in'
den IJselmondschen waard beneden Dordrecht zijn nooit onder Gerrit
Gerritsz'. beheer geweest en blijkens de apostille in de eerste rekening
van Gernt Gerritsz. zijn „deese landen by dye van Dordrecht onder
d andere geestelycke landen daer by geleegen in pandtschappe aenge-
noemen .... geweest in de ontsettinge van Leyden ende daernae by dye
van Boemel vercocht tot betalinge van heure schulden ende alymentatiënquot;.
4°. goederen en inkomsten van het St. Agnietenconvent in Zaltbommel
totaal ƒ 226 - 8 penningen.nbsp;'
5°. geestelijke goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden, totaal
ƒ 1067 - 18 stuivers en 8 penningen. Onder dit hoofd vindt men-
a)nbsp;Kapittel van Rossem^). De goederen en inkomsten waren 30
April 1577 door den magistraat van Zaltbommel aan de kanunniken
tot ahmentatie toegestaan met voorwaarde, om „alle lasten ende
commer staende opten selven te verplegen ende den rentmeester
sijnder Exeie. m der tijt jaerlix vier gulden daer uyt te betalen etcquot;-
Rossem, joffr. Joanna van Malsen, bevond
zich bij het optreden van Gerrit Gerritsz. als rentmeester in 1579
in „possessiequot; op grond van haar recht van patronaatschap in over-
leg met de commissarissen van den Prins van Oranje. Gerrit
Gerntsz. ontving alzoo niets, ook niet de bedongen ƒ 4 's jaars.
b)nbsp;Het convent van Rossem (genaamd St. Mariënacker) De ont-
vangst bedraagt niets, aangezien de goederen 10 April 1579 aan de
conventuahnnen tot alimentatie toegestaan zijn en de Groote Koeë-
werdt onder Heerewaarden door den magistraat van Bommel en de
prinselijke commissarissen aan drie Nijmeegsche burgers vernand
18 voor ƒ 5200 2).nbsp;amp;nbsp;h
c)nbsp;Het convent (St. Anna-troon) te Driel. De „cloosterhoffquot; en nog
eenige landerijen zijn verpacht.
N.B. Dit convent ontbreekt in de bewaard gebleven 17de eeuwsche
rekeningen van de geestelijke goederen in de Tieler- en Bommeler-
waarden, waarschijnlijk, omdat de conventualinnen reeds den 27sten
februari 1572, dus vóór de invoering der Reformatie in Bommel,
met bisschoppelijke toestemming waren verhuisd naar het klooster
van dezelfde orde (die der Reguliere kanonikessen) St. Annenborch
te Rosmalen (kort voor 1574 verplaatst naar de Cluyt in Den
Bosch), terwijl de bisschop aan de Drielsche goederen 5 Mei 1572
een gewijzigde bestemming had gegeven 3).
d)nbsp;De vicarieën op het H. Kruisaltaar, het St. Petersaltaar en het
bt. 1 homsaltaar in Dnel. De inkomsten van de laatste stichting be-
houdt Jan Corstensz. als patroon.
e)nbsp;De vicarieën op het St. Petersaltaar en op het St. Thonisaltaar
in Heerewaarden. De inkomsten van het eerstgenoemde altaar zijn
1)nbsp;De St. Martinuskerk te Rossem was een in 1499 tot collegiale kerk
verheven parochiekerk, vergel. L. H. C. Schutjes, „Geschiedenis van het
Bisdom 's Hertogenboschquot;, V, blz. 608.
2)nbsp;Over het zusterhuis te Rossem zie: Hoofdst. H, F, § 3a.
Fr. G. van den Eisen, Ord. Praem., en fr. W. Hoevenaars, Ord. Praem.,
„Analecta Gijsberti Coeverincxquot;, H, blz. 264 en L. H. C. Schutjes, V, blz. 605
De dubbelkloostertheorie bij mr. S. Muller Hzn., „Het Bisdom Utrechtquot; (Ge-
schiedk. Atlas van Nederland), blz. 436, vindt o.i. haar oorzaak in het verkeerd
begrijpen van de verhuizing der nonnen van St. Annatroon naar St. Annen-
borch. St. Annenborch is bovendien verhaspeld tot St. Annabooch. Overigens
verwart Mr. Muller hel Bommelsche Driel met het Overbetuwsche dorp van
dien naam (vergel. Mr. A. P. van Schilfgaarde, „Het Archief van het Huis
Bergh , Inleiding, blz. 144).
in 1579 tot alimentatie gegeven aan Aert Jansz., predikant aldaar,
en de inkomsten van het laatstgenoemde altaar aan Peter Petersz
f)nbsp;Land op Bruchem van de vicarie in St Jobskoorken in de St.
Maartenskerk te Zaltbommel. Het land is verkocht.
g)nbsp;Vicariëen-landpachten op Gameren. Het land is meerendeels ver-
ftf.^Van alle kercken-, pastoryen-, kusteryen- en etc., -landen ende
-aoëden gelegen sijnde in geheel Bommelerwerdt, desen rentmees-
ter eenichsins vernemen kan, dat voorgaende rentmeesters in adm^
nistratie gehadt mochten hebben, etc., worden by die van adel
S te andefe titulo iuris patronatus beseten offte geconfereert, sulx
uuvt crachtevan seeckere accoorden ende verdrach m date den XXje
S6D eÄis) anno XVcLXXVII by Syne Excie, die van Gelre ende
die ^n Boemel gemackt, opgericht, daervan die principalen acten
Ssdeels onder lien commissariën Sijnder Ex-e sijn berustende,
daervan copia autentycque te verthoonen, soo sulx noodich.......
Gerrit Gerritsz. heeft alzoo hiervan mets ontvangen.
EenTrS^van' een vicarie op het St. Catharinenaltaar op Tu// is
door de commissarissen van den Prins van Oranje tot alimentatie
gegeven aan heer Huymen van Rossum, den vroegeren rector van
het altaar. Gerrit Gerritsz. heeft niets ontvangen.
/) De Pauwencamp, behoorende tot een vicarte op Haaften voorts
alle goederen, welke eertijds geëmploieerd waren tot de kerk-
fabriek van Haaften. Deze goederen zijn verachtnbsp;.
k) Pastoriegoederen en goederen van de O.L. Vrouwevicane te
Heilouw. De goederen van deze sdchtingen brengen maar weinig
op, omdat ze eerst onlangs ontdekt zijn.
l) Pastoriegoederen te Waardenburg.
m) Pastoriegoederen te Heesselt.
n) de tyns van f 125, welke volgens het hiervoor vermelde verdrag
van 21 September 1577 uitgekeerd moet worden door „die jot-
frauwen ende conventualen oder regenten van den convente tot
frOe tyn^van ƒ 500, welke volgens het verdrag van 21 September
1577 uitgekeerd moet worden door den abt en coadjutor der „ge-
wesene abdye van Marywerdtquot;.
6° Goederen van stichtingen, welke buiten het kwartier van Bommel
gevestigd zijn, totaal ƒ 313 - 9 stuivers.nbsp;d npü
^nbsp;Landpachten van de Kruisbroeders te Asperen op Rumpt, I)e
Vuren en Hellouw. Uit de pachten op Deil ontvangt de Zaltbommel-
sche schoolmeester Erasmus inkomsten boven ^'1quot;,
b) Kaentkenshuys binnen Zaltbommel in de Nieuwstraat, behooren-
de tot het O.L. Vrouweconvent in Schoonhoven.
„Van alle ander kercken-, pastoryen-, custeryen-landen ende g^den (in
den Tielerwaard), daervan eenige rentmeesters admmistratie van hebben
gehadt, die tot kennisse van desen rentmeester gecomen sijn, worden
by die van adel ofte andere aengeslagen ofte ibeseten ofte geconfereert
krachtens het verdrag van 21 September 1577.
M De goederen van het kapittel van Haaften waren door joff. Anna van
Spaenghen, vrouwe en douairière tot Haaften titulo iuns patronatus aen-
sLTaegenquot; en werden door haar onder zich gehouden of geconfereerd; Gernt
GerritL heeft uit deze goederen nimmer iets ontvangen (1ste rekening van
^ ofvSieffini'der parochiekerk van Haaften tot collegiale kerk wordt door-
gaans ge ld in 1399 (vergel. Mr. S. Muller Hzn., „Het Bisdom Utrecht
blz 419); het „Chronicon Tielensequot;, ed. Van Leeuwen, blz. 435 beucht.
Anno DÓmini millesimo quadringentesimo primo fundatum est collegium m
villa de Haeften apud Zautboemel per dominum Ottonem de Haetten, mihtem,
et eodem anno confirmata estquot;.
De totale ontvangsten van deze rekening bedragen ƒ 3266 - 2 stuivers
I duit (penning) en 5 blanken; waartegenover uitgaven staan tot een
bedrag van ƒ 3208 - 12 stuivers en 9 penningen. Het batig slot is
ƒ 57 - 9 stuivers - 4 penningen en 5 blanken.
De uitgaven betreffen onkosten, welke zijn gemaakt door den
rentmeester, alimentatiën, onderhoud van huizen e.a., dijken en
weteringen en buitengewone uitgaven. Uitgaven ten behoeve van
predikanten vindt men in de rekeningen niet^). De alimentatiën,
tot een totaal bedrag van ƒ 36. golden slechts een viertal klooster-
lingen, n.1. drie nonnen uit het St. Maria Magdalenaconvent in
Zaltbommel en Claes Aertsz., gewezen conventuaal uit het Kruis-
broedersklooster te Asperen. Het geringe bedrag vindt zijn oorzaak
daarin, dat de alimentatiën gewoonlijk verleend werden in den
vorm van landerijen of huizen, welke aan de kloosterlingen ten
gebruike werden gelaten®). Zoo ging het bijv. met de goederen
van het klooster te Rossem.
Toevalligerwijs is de oorspronkelijke acte van alimentatie d.d.
10 April 1579 voor St. Mariënacker bewaard gebleven®). Hierbij
vergunnen jr. Philips van der Aa, gouverneur der stad Gorinchem,
en mr. Jacob Pauli, pensionaris van Dordrecht, als commissarissen
van den Prins van Oranje aan „de gemeene conventualen van den
clooster genaemt Mariënacker, gelegen op Rossum, alle alsulcke
landen, thynsen, renthen ende anderen goeden en incomen, als
tot d voüsz. clooster toebehoirt hebben ende noch tegenwoordelick
in wesen sijn, so waer die gelegen mogen wesen, uuytbesondert den
grooten Koewaert met het oirtge daeraen gelegen op Herwaerden,
die blyven sal tot verpleginge ende vervallinghe der grooter schul-
den ende lasten der voirsz. stede van Bommel, omme van den in-
comen, vruchten ende pachten van de voirsz. goeden gealimenteert
ende onderhouden te worden naer den staet ende gesteltenisse der
incomen der voirsz. goeden, allen den conventualen van den
voirsz. clooster noch in levende lyve wesende, tzy waer d'selve
wonachtich sijn, sowel degene, die gehylict sijn, als die noch sul-
len mogen huwelicken. ende dit geduyrende voor eenen tyt van
vier jaren eerstcomende......quot;, waar tegen de zusters alle lasten
Blijkens de 2de rekening van Gerrit Gerritsz. was er te Rossem een
predikant, nl. Nicolaes Jourmans. Ook te Heerewaarden stond een predikant,
Aert Jansz., die een tijdlang in Zaltbommel den dienst waargenomen heeft
(dmgsignaat Zaltbommel over 1584-1590, fol. 275, 12 November 1588).
) De mogelijkheid, om in dezen vorm alimentatie toe te kennen, was
voorzien in art. 21 van de Pacificatie van Gent.
) De acte d.d. 10 April 1579 is de eenige bewaard gebleven bijlage tot
van de geestelijke goederen van Gerrit Gerritsz. over
1079/80, Rijksarchief Arnhem. Cursiveering van mij.
voor haar rekening zullen nemen en een behoorlijken staat van al
haar goederen zullen overleveren. Ingeval van nood zullen zij
„eenyghe percheelen van de voirsz. goeden in pantschappe, coope
ofte lange huyere (mogen) uuytgeven, versetten, vercoopen oft
anders alieneren, soe den noot ende gesteltenisse der saecken ver-
eysschen sullen, ende dit by voorgaende advertentie ende advys
van den voirsz. commissarissen ofte Goert Rochusz. ende Barent
Jansz., die by den voorsz. commissarissen, magistraten ende gede-
puteerden daertoe gecommitteert sijn, ende by voorgaende weeten
ende consent van den borgen ofte cautionarissen, die hem voor
d'voirsz. conventualen verobligeert ende verbonden hebben .
Volgens deze acte van alimentatie behielden de zusters ook na
haar huwelijk haar uitkeering. De alimentatie was dus niet een
tijdelijke tegemoetkoming voor conventualinnen, die na de ontbin-
ding der kloostergemeenschap zonder middelen van bestaan wa-
ren, maar een gevolg van een recht op onderhoud, waarop zij aan-
spraak hadden op grond van haar opname in het klooster i). Om
deze reden kon de alimentatie dan ook verhoogd of verlaagd wor-
den al naar gelang van de opbrengst der kloostergoederen. Uit de
acte van 10 April 1579 blijkt, dat het vermogen van St. Mariën-
acker nog in wezen was, ook al was de kloosterlijke samenleving
opgeheven.
Nadat in 1591 de landsheerlijke domeinen en de geestelijlce goe-
deren in het kwartier van Bommel weder onder het Geldersche ge-
zag teruggebracht waren, volgde in 1593 de reductie in politiek
opzicht van den Tielerwaard en in 1602 van de stad Zaltbommel
en den Bommelerwaard.
Het verdrag van „Reductie der Ridderschap und Underdanen
van Tieler-weert aen 't Furstendom Gelre ende Graefschap Zut-
phen d'Anno 1593quot; (29 Maart) veranderde t.o.v. de religie en de
geestelijke goederen aldaar niets. De bepalingen van het verdrag
van 21 September 1-577 werden vrijwel ongewijzigd overgenomen.
Op het platteland van de Tieler- en Bommelerwaarden zou nie-
mand uit oorzake van de religie aan eenig gevaar of onderzoek
mogen worden blootgesteld; wanneer eenige twist of klacht over
den godsdienst zou rijzen, zou deze door het Hof van Gelderland
berecht worden; de geestelijke beneficiën, welke iuris patronatus
waren, zouden door die van adel of diegenen, aan wien het collatie-
recht toekwam, mogen geconfereerd worden „so wel aen haer kyn-
1) Vergel. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 45, noot 1.
-ocr page 110-deren und vrunden als aen anderen, so hun dat goetduncken salquot;
Aangaande het staken van de openbare godsdienstoefeningen, zoo-
veel van R.K. als van Gereformeerde zijde, wordt in het reductie-
verdrag niets gezegd. Dat deze bepaling evenwel van kracht
bleef, leert artikel 13 van de acta der Geldersche synode, die in
Mei 1601 te Zutphen vergaderde, volgens hetwelk de synode
het raadzaam oordeelde aan het Provinciale Hof te verzoeken
maatregelen te nemen, „dewyle in Tielerwaerdt een heel barba-
risch wesen is, geen exercitie van religie wesendequot;®). Het kleine
aan den Tielerwaard grenzende ambt van Beesd en Renoy is
waarschijnlijk tegelijk met den Tielerwaard onder het Geldersche
gezag teruggekeerd, al wordt van dit ambt in het reductieverdrag
geen melding gemaakt.
Bij het accoord van reductie van 1602, waarbij de stad Zalt-
bommel met den Bommelerwaard tot Gelderland terugkeerde,
heeft men het voornemen gehad de geestelijke goederen, waar-
van de corpora binnen Zaltbommel gevestigd waren en die sinds
meer dan vier jaren vanwege de stedelijke Overheid geadmini-
streerd werden, weder met de overige geestelijke goederen in de
Tieler- en Bommelerwaarden tot één rentambt te vereenigen. Dat
men hierin nimmer is geslaagd, moet geweten worden aan het door
de Bommelaars inzake de overgifte van de geestelijke goederen
binnen het stadsgebied gemaakte voorbehoud, „dat ridderschap-
pen en steden allenthalven elck in oer ressort van gelycken doen
zullenquot; (artikel 5).
Een andere bepaling, welke hier van belang is, nl. artikel 6.
luidt: „Aengaende ius patronatus laicale sal 't selve verblyven als
by den verdrage de anno 77, mits dat die collateurs die onder-
hoerige guederen datelick (= metterdaad) confereren ende die
specificatie van dien, des gesonnen zünde, zullen overgeven ' In
het toevoegsel op het reductieverdrag van 1602 wordt medege-
deeld, dat ten aanzien van de questie van het uitkeeren van het
derdedeel van de vicarieën ten behoeve van de kerkendienaren
Van Loon, „Groot Gelders Placaet-boeckquot;, I, Prael., kol. 113 Dit ver-
1572 IfiwTvnbsp;quot;Acta der provinciale en particuliere Synoden,
1572^1620, IV, Gelderlandquot;, blz. 97, synode te Zutphen, Mei 1601, art. 13.
ZiR'nbsp;quot;De.Reductie van Bommelquot;, blz. 77, meent ten onrechte,
toeUkLdquot;' i?quot; Tielerwaard in 1593 „volkomen godsdienstvrijheidquot; werd
loegeKend. Hij bedoelde hoogstwaarschijnlijk de conscientievrijheid welke
lastt''nbsp;niemand om der wille van zijn geloof mocht worden
hd L^h fr' quot;Pg'^^'^tequot; iigt- .Volkomen godsdienstvrijheidquot; was voor dien
1 handhaaft^'nbsp;^e Overheid toentertijd niet neutraal was, mTar
ais handhaafster van de ware religie optrad.
-ocr page 111-goedgevonden was, deze zaak aan te houden tot den naasten Nij-
meegschen Kwartiersdag, waar met de belanghebbende jonkers
hierover gecommuniceerd zou worden^).
Op het tijdstip der reductie van Zaltbommel en den Bommeler-
waard was er geen rentmeester van de geestelijke goederen in de
Tieler- en Bommelerwaarden in functie. Het lag nl. in de bedoe-
ling den rentmeester der geestelijke goederen in de stad Zalt-
bommel, Andries Willemsz., tot rentmeester te benoemen, wan-
neer de geestelijke goederen in de stad en ten platten lande weder
tot één rentambt zouden zijn samengevoegd. De gewezen rent-
meester Gherardt Crom Petersz. heeft van 1598-1607 nog het rent-
meesterschap bekleed van de pastorie-, kosterie- en vicariegoede-
ren van de heerlijkheid Brakel, die een tijdlang tot een afzonder-
lijk rentambt hebben behoordquot;).
§ 2. De Geestelijke Goederen onder Kwarticrlijk Bestuur,
1607-1619. De Haaftensche Geestelijke Goederen.
Naar aanleiding van een verzoekschrift „der dienaren Godtlicken
Woorts t' Zutphenquot; (de classis Zutphen) besloot de Gelder-
sche Landdag, die te Arnhem bijeen was, den 16den Mei 1603, dat
het Hof van Gelderland tot den ambtman van Bommel en den
magistraat der stad Zaltbommel een aanschrijving zou richten, er
zorg voor te dragen, dat de „gesubtraheerde und misbruickte
goederenquot;, welke „in voertyden tot den kerckendienst aldaer utge-
geven und gedediceert, van nu voorts aen mogen worden bekeert
tot onderhalt van een nodich getal van predicanten, die d'arme
onwetende, rouwe, verwoeste onderdanen het Woort Gods und
den wech harer salicheit getrouwelick moegen leren und aenwysen,
und dit niettegenstaende enige contracten off actenquot;) ter contra-
riën, dewelcke men niet en verstaet, dat hiertegens behoren voerge-
1)nbsp;Dr. D. Brouwer, „De Reductie van Bommelquot;, blz. 90-92. De hierbe-
doelde artt. zijn in de onderscheiden Landdagsrecessenboeken ten Rijks-
archieve te Arnhem genummerd 5 en 6, en bij Brouwer 4 en 5 (vergel. Land-
dagsrecessenboek no. 17, oud-archief Arnhem, fol. 287 e.v.). Voor de bepa-
lingen inzake de geestelijke goederen in de stad Zaltbommel, zie hierna:
Hoofdstuk IV, B.nbsp;, . .
2)nbsp;De Brakelsche geestelijke goederen komen niet voor m de rekenmgen
van Gerrit Gerritsz. over 1579/87. Croms rekeningen van de Brakelsche
goederen werden gehoord ter Gedeputeerdenkamer te Nijmegen, zie: Reso-
lutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 9 Mei 1603.
3)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 16 Mei 1603. Ook de classes van
Nijmegen en Bommel hadden dergelijke verzoekschriften ingediend.
Bedoeld worden de verdragen van reductie van den Tielerwaard van
1593 en van Zaltbommel en den Bommelerwaard van 1602 en het oudere
verdrag van 21 September 1577.
bracht, veelmin tot affbreuck van Codes eer und der vi^are Religie
misbruickt te worden; und sullen tot desen ende die patronen ge-
halden sijn tho conferieren die geestelicke beneficiën aen sulcke
personen, daervan die kercke und gemeynte Gods gedient sye,
verstaende die van den Landschap mede, dat die dienars behoeren
beroepen und bestelt tho worden na der kercken-ordnungh, niet
alleen voer die thokumpstigen, maer oick respect van dieghene, die
albereyts tegen de voors. ordnungh geadmitteert und in dienst
moegen sijnquot;
In het volgende jaar dienden de jonkers, die als collatoren van
talrijke beneficiën ten nauwste bij dit Landdagsbesluit betrokken
waren, protesten in bij den Landdag te Nijmegen en bij de vergade-
ring van het Nijmeegsche Kwartier, aangezien zij het besluit van
16 Mei 1603 als gewetensdwang beschouwden en in strijd achtten
met het reductieverdrag van den Tielerwaard van 1593 en „tegen
haer preëminentiën ende privilegiën ende der Landschap voorige
resolutiequot;, terwijl zij zelfs dreigden niet meer op Land- en Kwar-
tiersdagen te verschijnen en de gevraagde consenten toe te staan^).
Het platteland bleef voorloopig nagenoeg van predikanten ontbloot.
Het behoeft geen verwondering te baren, dat de Geldersche
synode, toen zij in Juli 1607 binnen Zaltbommel vergaderde, zich
bij den ambtman van Tieler- en Bommelerwaarden en den magi-
straat der stad, aan wie het toezicht op het juiste gebruik van de
geestelijke goederen in de waarden bij het bovengemelde Landdags-
besluit van 1603 opgedragen was, meende te moeten beklagen over
„de groote verwoestinge der Christelicker kercke ende de ignoran-
tie en de ontkentenisse der warer Religie van den ingesetenen ten
platten landequot; en om aanstelling van predikanten verzocht. Het ant-
woord luidde, dat het aanstellen van kerkendienaren niet mogelijk
was, zoolang er nog geen behoorlijke staat van de geestelijke goede-
ren gemaakt was. M'en achtte het 't beste, dat het Provinciale Hof
op naam van de Landschap een plakaat zou uitvaardigen, waarbij
aan alle pachters zou worden bevolen binnen 14 dagen betaling
te komen doen van hetgeen zij wegens de geestelijke goederen ver-
schuldigd zouden zijn aan den rentmeester der geestelijke goederen
Andries Willemsz. s). Deze laatste had ondertusschen geen com-
Cursiveering van mij.
2) Reces van den Landdag te Nijmegen, 23 Maart 1604, Kwartiersreces
Nijmegen, 8 Juni 1604. Men bedenke, dat de jonkers voor een deel R.K.
gezind waren.
Reitsma en Van Veen, „Acta der provinciale en particuliere synoden
1572-1620, IV, Gelderlandquot;, blz. 161, synode te Bommel, beginnende 7 Juli
1607, art. no. 28.
missie als rentmeester van de goederen van de buiten de stad Zalt-
bommel gevestigde fundatiën, maar werd nu als zoodanig door den
ambtman en de stedelijke regeering voorgedragen.
Het Hof besloot tot het uitgeven van het bedoelde plakaat, het-
welk in overleg met Gedeputeerden van het Nijmeegsche Kwartier
ook in de overige ambten zou worden gepubhceerd, om geen jalouzie
te verwekken ^).
Nadat Gedeputeerden van het Kwartier van Nijmegen zich had-
den vereenigd met het denkbeeld, om Andries Willemsz. tot rent-
meester te benoemen, committeerde het Hof hem 19 Augustus 1607
„by advisequot; van de Gedeputeerden „tot het officie ende ampt van
rentmeester van de goederen ende incomsten, gehorende tot die
canonisiën, proostiën, personaetschappen, prebenden, pastoriën,
vicariën, custeriën, beneficiën ende officiën of andere geestlicke
goederen, voorts van thynsen, pachten, erf- ende loesrenten, gele-
gen in de voorsz. Boemelre- ende Tielreweerdenquot;. Hij zou zijn in-
structie ontvangen van het Gedeputeerdencollege en aan dit colle-
ge rekenphchtig zijn^). Gedeputeerden van het Kwartier arres-
teerden den 5den October d.a.v. zijn instructie®).
In het gebrek aan kerkendienaren ten platten lande voorzag het
Hof voorloopig door aan ds. Johannes Fontanus, den bekenden
Arnhemschen predikant, en eenige anderen op te dragen in de
vaceerende plaatsen in de Tieler- en Bommelerwaarden te gaan
preeken *).
Met betrekking tot de vicarieën gelastten Gedeputeerden van het
Kwartier 14 December 1607, dat Andries Willemsz. ook hiervan
de inkomsten zou ontvangen, totdat degenen, die hun recht van
patronaatschap wilden aanvoeren, ter Gedeputeerdenkamer bewij-
zen hiervan overgelegd zouden hebben, „sonder dat dan oock die-
genen, so daertho befuicht, die guideren voer haer eigen sullen
moegen gebruicken, maer die conferieren aen sekere jonge gesellen
umb daerop tho studieren volgende den recesz van a° '81 voersz.
(29 November 1581), nadat se sulcke jonge gesellen eerst ter
1)nbsp;Archief Hof van Gelderland, Resolutie- en memorieboek, 1605/18, 15
Juli 1607. Resolutiën van Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers (archief
Gedeput. .Staten van Nijmegen), 25 .Juli 1607. Van Loon, „Groot Gelders Pla-
caet-hoeckquot;, H, kol. 110, plakaat van 15 Juli 1607, vergel. ibidem H, kol.
103, 3 April 1605.
2)nbsp;Archief Hof van Gelderland, Commissieboek, II, 1602-1617, fol. 75vso.
») Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 5 October 1607.
De instructie is niet bewaard gebleven.
■»j Archief Hof van Gelderland, Commissieboek II, fol. 76 vso., 1 Sep-
tember 1607.
Gameren sullen gepresentiert hebben i), aen diewelcke die voorsz.
rentmeester, behaldende nietthomin d'administratie van soedanige
guideren, twe dordendeelen sal utkeren. emploierende het een dor-
dendeel tot onderhalt van kercken- und schooldienaren. Und wort
in dusdaniger voegen een ieder sijn ius patronatus na den placate
voorbehaldenquot;2). Gedeputeerden streefden er dus naar alle
beneficiën, die iuris patronatus laïcalis waren, onder het beheer van
het Kwartier te brengen, zulks in afwijking van het zesde artikel
van het tractaat van reductie, waarbij bepaald was, dat t.a. van
deze beneficiën de sinds het verdrag van 1577 bestaande toestand
gehandhaafd zou blijven.
Van Andries Willemsz.' administratie is niets meer in het ar-
chief van Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers aanwezig.
Vóór 8 Augustus 1611 zijn ter Gedeputeerdenkamer te Nijmegen
zijn eerste drie rekeningen gehoord en gesloten^). Aan den ambt-
man van de Tieler- en Bommelerwaarden en den magistraat van
Zaltbommel had de Landschap in Mei 1603 „medequot; de „directiequot;
over de geestelijke goederen in de beide waarden opgedragenquot;).
Hieronder werd verstaan het toezicht op het juiste gebruik, nl.
het gebruik ad pios usus, en op het beheer van de geestelijke goede-
ren. Ambtman en magistraat van Bommel waren vertegenwoordigd
bij het hooren en sluiten van de rentmeestersrekeningen en bij het
houden van openbare verpachtingen.
Andries Willemsz. moest volgens zijn commissiebrief en overeen-
komstig de resolutie van 23 Januari 1608 van Gedeputeerden van
het Kwartier alle geestelijke goederen in de Tieler- en Bommeler-
waarden onder zijn administratie brengen met uitzondering van de
goederen van het stift Zennewijnen in den Tielerwaard. Predikan-
) De vicarissen moesten door den patroon aan het Hof worden voor-
gedragen, door welk lichaam dan de brieven van institutie verleend werden
.\anvankelijk hebben de Nijmeegsche Gedeputeerden dit een tijdlang gedaan.
De mstitutie-boeken van het Hof vangen aan met het jaar 1609.
) Van Loon, „Groot Gelders Placaet-boeckquot;, II, kol. 48 en 97, 22 October
159o en 28 April 1604 {plakaten met betrekking tot het begeven van vicarieën
en het betalen der tertiën). Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen
Kwartiers, 14 December 1607. Opgemerkt kan worden, dat binnen Zaltbommel
nimmer tertien aan den rentmeester der geestelijke goederen zijn betaald-
zie hierna Hoofdstuk IV, B § 2. Cursiveering van mij.
) Resolutiën Gedeputeerden, 8 Augustus 1611.
) Resolutiën Gedeputeerden, 16 December 1609: „Und oversulx noch die
gedeputierden, noch die van de magistraat van Bommel, die specialick mede
tot die directie van de geestlicke guideren in Tielre- und Bommelreweert by
die Lantschap neffens den amptman van Bommel in Maio etc. 1603 gelast
sijn, beschuldicht kunnen worden anders dan die voersz. resolutiën na be-
boer gepariert .... tho hebben ....quot;.
ten en „niet wettelick tot den dienst beroepenquot; personen, zooals
vermaners, e.d., zouden geen goederen onder zich mogen houden,
de dorpssecretarissen en schoolmeesters evenmin. De schoolmees-
ters behoorden uit de geestelijke goederen ter plaatse een „redelick
tractementquot; te ontvangen, voor zoover zij met kennis van zaken
waren aangesteld. De dagelijksche heeren zouden géén bevoegd-
heid hebben om den schoolmeesters de volle inkomsten van de
geestelijke goederen ter plaatse toe te kennen^).
Enkele predikanten hebben aanvankelijk zelf de pastoralia in
handen gehad, zooals bijv. in Waardenburg en Neerijnen, en wel,
naar wij veronderstellen, dank zij den invloed van de dagelijksche
heeren in hun standplaatsen^). Aan de dagelijksche heerlijkheden
plachten, behalve de aanstelling van den schout, de heemraden, de
buurmeesters en den schutter, gewoonlijk verbonden te zijn de colla-
tie van de pastorie, van eenige vicarieën en kapelanieën, de benoe-
ming der kerk-. Heilige Geest- of Gasthuismeesters, en van den
koster. De dagelijksche heerlijkheden omvatten in den regel één
kerspel, dat meestal door één enkele buurschap gevormd werd'®).
1)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 23 Januari 1608. Met de geestelijke goederen
in het ambt van Beesd en Renoy had de rentmeester niet te maken. De
kosters waren gewoonlijk tevens schoolmeesters op hun dorp.
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 28 November 1607 en 16 Maart 1608.
In den Tielerwaard waren alle plaatsen dagelijksche heerlijkheden, met
uitzondering van Drumpt, waar de schout of scholtis en de buurmeesters
door den ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden benoemd werden,
en van de hooge heerlijkheid Dalem. Al deze plaatsen waren buurschappen
met een eigen buurschapsbestuur, bestaande uit den schout en 2 buurmees-
ters. Elke buurschap vormde een afzonderlijk kerspel. De hooge heerlijkheid
Dalem behoorde kerkelijk tot het Hollandsche, in het land van Gorcum
gelegen kerspel Spijk. In den Bommelerwaard was de toestand evenzoo. Alleen
waren Poederoyen, Nederhemert, Well amp; Ammerzoden en Hedel hooge heer-
lijkheden. De dagelijksche heerlijkheid Well amp; Ammerzoden bestond uit 2
kerspelen, waarvan het kerspel Well de buurschappen Well en Wordragen
omvatte. Monnikenland was wèl een dagelijksche heerlijkheid, maar geen
kerspel; terwijl het eerst in de 17de eeuw een buurschap werd. In de dage-
lijksche heerlijkheid Ophemert waren twee kerspelkerken; na de Reformatie
werd slechts één er van gebruikt. Het aantal buurmeesters bedroeg in den
Bommelerwaard 1 tot 3. De z.g. dagelijksche gerichten werden gehouden
door den schout met twee door den dagelijkschen heer aangewezen naburen.
Deze gerichten hadden slechts geringe bevoegdheid. Zie Jhr. Mr. A. H.
Marlens van Sevenhoven, „Marken in Gelderlandquot; (Geschiedkundige Atlas
van Nederland), 1925, blz. 171-176. In den leenbrief van Walraven van Arkel,
broeder tot Hoeckelum, heer van Waardenburg, voor Johan Schenck van
Nydeggen, als echtgenoot van joffr. Johanna van Weerdenborch Sweders-
dochter, d.d. 6 October 1534 worden de dagelijTcsche heerlißheden Ophemert
en Zennewijnen omschreven als volgt: „dat huys ende daegelicxe heerlicheyt
t' Ophemert ende Senwynen met syn collatiën in beyde kercken tot Ophemert,
met vicariën, kerckenmeysteren, Heylich-Geesthuysmeysteren, kosters t' moe-
gen geven etc. constitueeren, setten ende onsetten, voort in beyde dorperen
(Ophemert en Zennewijnen) schout, heymraedern, buyrmeystern, schut-
teren t' setten nae synen wille, voort metten rosmoelen, gemael, houre, fins.
Met enkele patronen had men moeilijkheden naar aanleiding van
de overgifte van geestelijke goederen. De Gedeputeerden van het
Kwartier besloten daarom 5 Maart 1608 aan alle collatoren en
anderen, die onwillig waren, te kennen te geven, dat zij binnen den
tijd van acht dagen hun rechten t.o.v. de pastorieën, vicarieën,
kosterieën e.d. zouden komen bewijzen op straffe daarvan ver-
stoken te zullen zijn, terwijl bij verdere weigerachtigheid tegen de
nalatigen voor het Provinciale Hof geprocedeerd zou worden
Tot de goederen, welke zich omstreeks 1609 onder het beheer
van Andries Willemsz. bevonden, behoorden ook de geestelijke
goederen in de dagelijksche heerlijkheden Haaften, Hellouw en
Herwijnen, en Rossem In het genoemde jaar richtten de heer van
Brederode, heer van Vianen, als voogd over de onmondige kinde-
ren van wijlen zijn broeder Floris, heer tot Kloetingen, en de vrouwe
van Haaften, en Wolfert Evertsz. van Wittenhorst als heer van
Rossem verzoekschriften tot den Gelderschen Landdag, om op
grond van de aan hun heerlijkheden verbonden rechten van patro-
naatschap de administratie te mogen voeren over de geestelijke
goederen en de Gasthuis- of H. Geestgoederen aldaar.
Naar aanleiding hiervan besliste de Landdag te Nijmegen 19
December 1609: „dattet geheél incommen van de voorsz. canonisiën
ende pastoriën, hebbende curam annexam, behoort aengeleydt ende
bekeert te worden tot onderhalt van den kerckendienst ende watter
van dependiert, voor eerst ter plaetse van de fundatie ende watter
mucht overschieten, dat men tselve behoore t' emploieren ter naes-
ter plaetse, daer gebreck is; overmits de voorsz. goederen niet ten
deel, maer int geheel gemortificeert zijn ende daerom tot den dienst
Godes behooren geapproprieert te blyven, voorbehoudens noch-
daegelicxe broecken finnen ende t' winnen, elcke broecke voorsz. van negen
butgens, ende voort met allent geene dat de daechelicxe heerlicheyt aencle-
ven machquot; (archief Hof van Gelderland, Institutieboek I, fol. 67 vso.). Hier
moge worden opgemerkt, dat het hms Ophemert een Geldersch en de
Jieerlijkheid Ophemert een Waardenburgsch leen was (Waardenburg was weer
een Geldersch leen). In de Tieler- en Bommelerwaarden werd in civiele zaken
rechtgesproken door de schepengerichtsbanken te Deil en Tuil, onder voor-
zitterschap van den richter in den Tielerwaard en door de schepengerichts-
banken te Driel en Zuilichem, onder voorzitterschap van den richter in den
Bommelerwaard. In crimineele zaken daarentegen werd niet door de vier
gerichtsbanken ten platten lande, maar door de schepenen der stad Zalt-
bommel onder leiding van den ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden
rechtgesproken. De beide richters in de waarden fungeerden hierbij als
substituten van den ambtman, deden „de crimineele apprehensie en aan-
klagtequot;. Zij werden uit een door de 4 banken opgemaakte nominatie van twee
door het Kwartier verkozen. (H. D. ,1. van Schevichaven, „Regeringsform
van Gelderlandquot; in „Gelrequot; X, blz. .344 e.v.).
) Resolutiën Gedeputeerden, 5 Maart 1608.
-I De heerlijkheden Haaften, Hellouw en Herwijiien waren in één hand.
-ocr page 117-tans, dat die collatoren, als die plaetse sullen commen te vaceren,
vry sal staen gequalificeerde persoonen, den classi ende gemeynte
aengenaem, tijdtlick te presenteren, om volgende d' ordre vant lant
in haeren dienst bestedicht te worden. Raeckende die vicaryen. dat
derselver guederen int openbaer ten meesten pryse ten overstaen
van de patronen oft beneficiariën by den rentmeester (die mets
desen in zyne bedieninge gecontinueert blijft) tot laste van diesel-
ve guederen sullen worden verpacht, daervan die twee deelen sullen
commen tot behoeff van den beneficiariën ende idt derdendeel tot
behoeff van den kerckendienst, gelijck dienvolgents den voorn, heer
van Brederode in der voorseyder qualiteyt toegestaen wordt in
d'aengetagen vicaryen idt recht van presentatie van eenege jon-
gen gesellen, om nae voorgaende brieven van institutie van den
Have (het Hof van Gelderland) die twee deelen van de suivere
incomsten tot subsidie van zijn studiën te genieten ende zulcx uyt
handen van den voorn, rentmeester. Aengaende die Gasthuys- off
Heylige Geestguederen tot Herwynen ende Haeften wordt ver-
staen den heer remonstrant geoorloft te zijn, dieselve door be-
quame luyden te doen administreren, om in de voorsz. dorpen aen-
geleydt te worden aen degeene, daert behooren zalquot;. Deze Land-
schapsresolutie is van groot belang, aangezien zij den 21sten De-
cember d.a.v. door den Landdag „generaelquot; gemaakt werd voor
het geheele Vorstendom en Graafschap^).
Het was nu dus uitgemaakt, dat, evenals vóór de Reformatie, de
patronen als zoodanig niet gerechtigd waren tot de administratie
der beneficiën en evenmin vrij waren t.a.v. de bestemming der in-
Jt) Reces van den Landdag te Nijmegen, 19 en 21 December 1609. Zie Mr.
A Philips „De Kapittelgoederen van Haaften, IL Nadere justificatoire be-
scheidenquot;, 1850, blz. 22 e.v. Onder gemortificeerde goederen worden ver-
staan: in de doode hand gebrachte goederen. Vóór de Reformatie werden
de ten behoeve van een nieuwe religieuze fundatie geschonken goederen ge^
mortificeerd en tot „bona ecclesiasticaquot; gemaakt, d.w.z. in de doode hand
gebracht en vergeestelijkt oftewel uit de wereldlijke rechtssfeer overge-
bracht naar de geestelijke. Beide handelingen geschiedden oorspronkelijk
door de geestelijke Overheid (den bisschop). In de latere M. E. was voor de
mortificatie toestemming van de wereldlijke Overheid noodzakelijk. Bij de Re-
formatie werd de geestelijke jurisdictie opgeheven en bleef de mortificatie
uitsluitend bestemmingsbepaling, nl. „ad pios ususquot; (in den text: „tot den
dienst Godesquot;). Zie Jhr. Mr. D. C. Rengers Hora Siccama, I, Eerste afd.,
hoofdst. II. — De pastorieën waren in tegenstelling tot de vicaneen, waar
quot;een zielzorg aan verbonden was, „niet ten deel maer int geheel gemortifi-
ceertquot; d.w.z dat zij geheel voor den kerkdienst bestemd waren, terwijl de
vicarieën slechts voor één derdedeel hiertoe moesten strekken. Dat „morti-
ficeerenquot; hier niet beteekent: opheffen (zie voor deze beteekenis Jhr. Mr.
Rengers Hora Siccama, I, blz. 684) van de fundatie of van het recht om een
benamp;icie te begeven, blijkt uit de omstandigheid, dat de pastoneen nog
geregeld door de collatoren werden begeven. Cursiveering van mij.
komsten. In de vergadering van het Nijmeegsche Kwartier had het
meerendeel van de ridderschap verklaard, dat een dergelijk besluit
niet bij overstemming door den Landdag mocht genomen worden,
zoolang de geestelijke goederen nog niet voor de geheele provincie
Gelderland in communie gebracht zouden zijn, dat voorts in over-
eenstemming met het verdrag van reductie van den Tielerwaard
van 1593 alle geestelijke beneficiën, de pastorieën en canonisieën
incluis, welke „iuris patronatusquot; waren, ter collatie zouden blijven
staan van die van adel of anderen, daartoe gerechtigd wezende,
om daarmede hun kinderen en nabestaanden of anderen naar goed-
dunken te begiftigen, „ende sijn die voorsz. ridderschap des te
meer verwondert, waerom dit Quartier meer sal herschen over die
geestelicke guderen, wesende iuris patronatus, ten platten lande
(aengesien die steden yeder int heur sijn verblyvende) als andere
benaberte geünierde provinciënquot; i).
De jonkers wilden eigenlijk de beneficiën van hun pieuze be-
stemming ontdoen en de goederen dezer stichtingen ont-mortifi-
ceeren. De Landdag en het Nijmeegsche Kwartier daarentegen
wilden het karakter der goederen als gemortificeerde goederen
handhaven, nl. in dien zin, dat de bestemming ad pios usus be-
stendigd bleef.
Anderhalf jaar later kwam de ridderschap op den Kwartiersdag
te Nijmegen met een voorstel, inhoudende, dat de gebeneficieerde
persoon de goederen van het op hem geconfereerde beneficie in
het openbaar zou mogen verpachten in tegenwoordigheid van den
rentmeester der geestelijke goederen, die. door Gedeputeerde Sta-
ten na overleg met ambtman en jonkers gesteld zou zijn. De rent-
meester zou deze goederen niet onder zijn beheer mogen nemen,
maar er alleen het derdedeel of tertium van ontvangen, om ad pios
usus aangewend te worden en wel in de eerste plaats voor den
predikant en den schoolmeester der plaats, waar de goederen gele-
gen waren. Voorts zou het den patronen vrij mogen staan, om wat
er van de collegiale goederen (kapittelprebenden of canonisieën),
waar zielzorg aan verbonden was, over zou schieten, nadat
de predikant en de schoolmeester ter plaatse verzorgd waren,
toe te kennen aan studenten^). De ridderschap wilde dus geen af-
stand doen van het beheer over de geestelijke goederen, die ter be-
geving van leeke-patronen stonden, maar gaf toe op het stuk van
de uitkeering der tertiën en de bestemming voor den kerk- en
Kwartiersreces Nijmegen, 20-23 December 1609.
Kwartiersreces Nijmegen, 18 en 19 Juni 1611.
schooldienst van de met zielzorg belaste canonisieën. Eenig besluit
werd op dit voorstel niet genomen.
De heer van Brederode, die zich bij den voorslag van de Nijmeeg-
sche ridderschap aansloot, diende in 1612 bij den Landdag, die
toen te Zutphen vergaderde, opnieuw een verzoekschrift in, waar-
bij hij als voogd over de onmondige kinderen van de vrouwe van
Haaften de a'dministratie over de Haaftensche geestelijke goederen
verzocht, evenwel onder aftrek van de tertiën. De steden in het
Nijmeegsche Kwartier wilden de aangelegenheid nogmaals aan het
oordeel van Stadhouder en Hof onderwerpen. Het Zutphensche
Kwartier wilde bij het reces van 1609 verblijven. Daarentegen
vond de Veluwsche ridderschap, dat het aan den heer van Brede-
rode vrij zou mogen staan, om zelf een rentmeester aan te stellen,
mits hij de tertiën uitkeerde. De steden in het Arnhemsche Kwar-
tier stelden zich op het Zutphensche standpunt met uitzondering
van Elburg, dat verklaarde ,,niet tho kunnen opiniren tegens
d'usantie van ius patronatus van vicaryen in hare stattquot;, en van
Harderwijk, dat zich bij het gevoelen van de Veluwsche ridder-
schap aansloot. Tot een besluit kwam het zoodoende op dezen
Landdag niet
De heer van Brederode vond steun bij de Staten-Generaal. Op
grond van een schrijven van de Staten-Generaal en een daarover
door den Stadhouder uitgebracht advies, vond de Landdag, in ver-
gadering bijeen te Nijmegen, den 29sten Mei 1613 goed, „dat men
welgedachten heere van Bredenrade ten aensien und respecte van
syne persoon und als mombarheer van de nagelatene kinderen
des heeren van Cloutingen....... als oeck omme die goede diensten
by denselven den Landen van jonghs aff mitte wapenen gedaen,
sal toestaen die regieringe und administratie van de canonisyen
van Haeften und pastoryen van Herwynen, mits dat welgedachte
heer van Bredenrade in qualiteyt als voren sal doen betaelen in
handen van den rentmeester aver die geestlicke goederen Andries
Willemssen, residirende tot Bommel, die somma van achthondert
gulden jaerlix tot onderholt van de predicanten tot Haeften und
Herwynen. Und by soe veerne het gebeurde, dat hiernaemaels die
gagiën und tractamenten van de predicanten ten platten lande by
gemeine resolutie van de Lantschap ofte 't Quartier van Nymegen
1) Reces voor den Landdag te Zutphen, 3 April 1612. Voor de vicarieën
te Elburg vergel. Dr. A. J. van de Ven, „De St. Jacobs- of Lutteke-vicarie te
Elburgquot; in „Nederlandsch archief voor Kerkgeschiedenisquot;, nieuwe serie,
xxin, blz. 1.
vermeerdert worden, dat die voorsz. tractamenten nae advenant
verhoeget end die verhoeginge van gelycken in handen van den
voorn, renthmeester gestelt sal worden...... Insgelycken, dat het
averschot van de canonisyen und pastoryen voorsz. bekeert worde
tot onderholt van studenten in de theologie; und dit alles sonder
getrocken toe worden in consequentie und blyvende hiermede der
Lantschaps gemeine resolutie (van 1609), voor desen genomen,
ongederogirtquot;
Brederode verkreeg de administratie over de Haaftensche gees-
telijke goederen, zonder dat het beginsel, dat de collator aan zijn
„ius patronatusquot; geen recht kon ontleenen om de te zijner collatie
staande beneficiale goederen te beheeren, verloochend werd, op
grond van achting voor zijn persoon®). De pieuze bestemming
werd nadrukkelijk verzekerd. T.a.v. de beneficia, waaraan geen
zielzorg verbonden was, wordt in dit Landdagsbesluit niets ge-
zegd. Blijkens een Nijmeegsche Kwartiersresolutie d.d. 30 Augustus
1615 kwamen ook deze onder de administratie van den heer van
Brederode®). De pastorie van Hellouw bleef buiten de overgifte
aan den heer, omdat zij den abt van Paderborn tot collator had,
de vicariegoederen aldaar eveneens^).
Van de geestelijke stichtingen te Haaften en te Herwijnen,
die bleven bestaan, werd door de Landschap het beheer toegestaan
Reces van den Landdag te Nijmegen, 29 Mei 1613, gedrukt: mr. A.
Philips, „De Overeenkomst betreffende de Kapittelgoederen te Haaften na-
mens den Staat gesloten en onderzochtquot;, 1850, l, blz. 9. W. van Benningen,
„Brieven over Geestelijke Goederenquot;, 1863, blz. 18. Cursiveering van mij.
In de 9de rekening van den rentmeester M. Holl van de geestelijke
goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden over 1648/9, fol. LXVI vso.,
wordt gezegd, dat de pastorie van Herwijnen namens Brederode „als colla-
torquot; werd geadministreerd. Men begon toen blijkbaar de rechte bedoeling
van het reces van 1613 uit het oog te verliezen.
Kwartiersreces Nijmegen, 30 Augustus 1615: „Verstaende voorts, dat
d'administratie van der vicarien guderen op Haeften ende Serwynen, die syn
Ex.eie by schrievens van den XII Februarii 1615 verclaert met die canonisiën
ende pastorie-guderen daerselffs te houden van een natuir, annex ende
daeronder begrepen, ende om andere redenen by den voorgemelten beere van
Cloutingen schriftelick overgeleydt, sal verblyven aen dengeenen, den de
heer van Cloutingen daer toe gestelt heeft, ende het overschott van die (die
lasten daertoe staende affgetrocken) ad pios usus bekeertquot;. Met het van
„een natuirquot; zijn werd bedoeld, dat die vicarieën evenals de canonisieën
„iuris patronatus publici of laïcalisquot; waren, d.w.z. bewijsbaar ter collatie
stonden van den heer (zie Kwartiersreces, 14 Mei 1614). De term „iuris
patronatus publiciquot; wordt in het Kwartiersreces van 14 Mei 1614 gesteld
tegenover „iuris patronatus privati of geïncorporeert____ sonder titul ende
daerop gevolchde confirmatiequot;, d.w.z. verduisterde vicarieën. Vicarieën van
deze laatste soort zou de heer van Cloutingen niet mogen administreeren.
) Resolutiën Gedeputeerden, 4 Maart 1616: „Item to schriven aen die
heer van Cloutingen, dat men tho Vreden is, dat de resumptie van Andries
Willemsens rekening over die Haefftensche gulderen geschieden zal tot Bom-
aan den heer van Haaften onder verplichting, dat de laatstge-
noemde uit de canonisiegoederen van Haaften en uit de pastorie-
goederen van Herwijnen ƒ 800 's jaars zou betalen ten behoeve van
de predikanten aldaar in dier voege, dat dit bedrag verhoogd zou
worden al naar gelang bij resolutie van de Landschap of van het
Kwartier de predikantstractementen ten platten lande in het alge-
meen verhoogd zouden worden. Voor de vicarieën in Haaften en
Herwijnen gold hetzelfde, met de verplichting, dat de heer van
Haaften de tertiën zou betalen.
De administratie is steeds aan het bezit der heerlijkheid Haaf-
ten verbonden gebleven en ging zoodoende tegelijk met de heer-
lijkheid in 1712 door verkoop over aan het geslacht Dutry, met be-
paling, dat de kooper van de heerlijkheid c.a. gehouden zou wezen,
„den Predicant en Schoolmeester, staande tot Haaften, jaarlijx te
betalen uuyt de goederen, die van outs daertoe specteerende zijnquot;.
Deze verplichtingen zijn in 1849 door den toenmaligen heer bij
overeenkomst met den Staat der Nederlanden afgekocht^).
§ 3. De Geestelijke Goederen onder het Bestuur van Ambtman
en Jonkers, 1619-1677. De „Gemeene Beursequot;.
Bij den Landdag, die in Mei en Juni 1619 te Zutphen bijeen was.
kwam een verzoek in van de ridderschap van de Tieler- en Bom-
melerwaarden om wijziging van de Landschapsresolutie d.d. 19
December 1609 in dezer voege, dat de patronen het beheer zouden
mei, present den amptman und syne jonckeren, so die generale rekening
van den voorsz. rentmeester hebben helpen hoeren und sluyten hetgeen
OD 14 Maart kon plaats hebben. Deze afrekening betrof achterstallige
fielden (zie Kwartiersreces, 30 Augustus 1615). De eerste rentmeester over de
Haaftensche geestelijke goederen was Balduin van de Velde (Kwartiers-
reces, 14 Mei 1614).nbsp;_ . . ^
1) W van Beuningen, „Rapport over de Vicariegoederen m verband met
andere geestelijke goederen in Hollandquot;, blz. 93 e.v. en blz. 98 e.v. Hiermt
blijkt dat de overeenkomst in 1849 om louter practische redenen werd ge-
sloten en niet, omdat de Staat het beweerde eigendomsrecht, dat «e heer
uit de koopacte van 1712 meende te mogen afleiden, als gefundeerd be-
schouwde. Cursiveering van mij.
Nadere bijzonderheden zie men bij Mr. A. Philips, „De Overeenkomst be-
treffende de Kapittelgoederen te Haaften namens den Staat gesloten en
onderzochtquot;, I en II. Mr. A. Philips komt tot de slotsom, dat niet de heer
van Haaften, maar de Hervormde gemeente ter plaatse het eigendomsrecht
van de Haaftensche geestelijke goederen zou hebben, omdat deze gemeente
als deel van de kerk, die in den tijd van onze Republiek de officiëele was,
uit die goederen betaling voor haar predikanten ontving. Dit is onjuist: van
eigendomsoverdracht was geen sprake, evenmin van eenig recht der Her-
vormde gemeente of van de heele Hervormde kerk.
mogen voeren over de goederen der te hunner collatie staande
beneficiën onder uitkeering van de tertiën. De Landschap nam
hieromtrent geen besluit, maar liet het aan het Nijmeegsche Kwar-
tier over nader orde te stellen op de administratie der geeste-
lijke goederen zonder afbreuk te doen aan de resolutie van 1609
De vergadering van het Nijmeegsche Kwartier besliste daarop
als volgt: „Bewogen (= overwogen) d'apostille by de Landtschap
gegeven op die remonstrantie van de ridderschap van Tielre- ende
Bommelrewerden, diewiell deselve ridderschappen verclaerden, dat
sy amplecteerden ende verblijven wilden by d'ordre opt becleeden
van de kerken ende scholen in de selve werden (— waarden)
tegenwoirdich sijnde, mits dat die dispositie van deselve guderen
aen haerluyden in conformité als in andere ampten deeses Quar-
tiers verblyve, laetent die vant Quartier daerby berusten, doch der
Landtschap resolutie deesen aengaende in cas van contreventie
ongeprejudiciert ende ongekrencktquot; (5 Juni 1619) Het Kwartier
liet niet alleen de administratie van de geestelijke goederen over
aan de jonkers in het ambt van de Tieler- en Bommelerwaarden,
maar ook de directie, d.w.z. het toezicht op de wijze, waarop de
geestelijke goederen beheerd en de inkomsten daaruit overeen-
komstig de Landdagsbesluiten besteed werden.
Blijkens een Kwartiersreces van 20 Mei van het volgende jaar,
hadden de jonkers in de Tieler- en Bommelerwaarden de admini-
stratie reeds aanvaard ='). Ambtman en jonkers, die nu directeuren
van de geestelijke goederen waren geworden, vormden, naar in een
door de Ordinaris Gedeputeerden aan de Kwartiersvergadering in
1685 overgelegd rapport medegedeeld wordt, ,,een gemeene beurse,
daeronder getrocken sijn alle de pastorye- en custerye-goederen
van alle de dorperen van den Tielre- en Bommelreweerden neffens
de capittel- en cloostergoederen tot Rossum en de tertiën van de
vicaryen, uutgenomen in den Tielreweert die van Haeften, Her-
wijnen en Dalem, mitsgaders Beest en Rhenoy, en in den Bommel-
reweert Hedel, Nederhemert, Aelst en Zuylichem. En wierden de-
selve goederen onder de directie van den tijdtlicken amptman en
vier gecommitteerden uut de ridderschap, als twee uyt den Tielre-
1) Reces van den Landdag te Zutptien, 3 Juni 1619.
-) Kwartiersreces Nijmegen, 5 Juni 1619; „in conformité als in andere
amptenquot;; dit is niet juist, aangezien op het tijdstip alleen in het ambt van
Nederbetuwe ambtman en ridderschap de directie en administratie der gees-
telijke goederen voerden. Het woord „dispositiequot; wordt hier in engere be-
teekenis, nl. in den zin van directie en administratie, gebruikt; van volledig
beschikkingsrecht was geen sprake. Cursiveering van mij.
n Kwartiersreces Nijmegen, 20 Mei 1620
-ocr page 123-en twee uyt den Bommelreweert, door eenen rentmeester be-
dient...quot;^). De Nederhemertsche canonisiegoederen zijn eerst na
1649 „in a[d]modiatiequot; (= in pacht) uitgegeven aan den rent-
meester van den heer van Nederhemert, die daaruit den predikant
moest bezoldigen. De geestelijke goederen in Hedel zijn vóór 1648,
vermoedelijk niet lang na 1619, aan de „regeerdersquot; van het
dorp overgelaten. In Aelst voerde de predikant het beheer, terwijl
de Zuilichemsche geestelijke goederen kort na Augustus 1634 aan
Constantijn Huygens, heer van Zuilichem, ter administratie werden
overgelaten, nadat aan zijn voorganger (Joost Pieck), „ten insich-
te, soo het schijnt, van syne woestachtige maniere van levenquot;,
het beheer onttrokken was geweest®).
Uit de opbrengst van de z.g. „gemeene beursequot; werden 16 pre-
dikanten ten platten lande bezoldigd alsmede de schoolmeesters.
Die predikanten werden daarom in de wandeling als de „bursale
predikanten aangeduid. Hoe de administratie van de onder de
beurs behoorende geestelijke goederen gevoerd werd, kunnen wij
zien aan de hand van enkele bewaard gebleven rekeningen^). Ter
toelichting moge hier een uittreksel volgen uit de 9de rekening van
Marten Holl over 1 September 1648—31 Augustus 1649:
(A.) „Ontfanck van de geestelycke goederen in Tielreweerdtquot;.
Gellicum: pastorie, kosterie.
De kosterie is aan den schoolmeester gelaten.
Rumpt: pastorie, kosterie, vicarie op het L. Vrouwenaltaar.
De predikant gebruikt den pastoriehof met een stuk grond;
de kosterie is aan den schoolmeester gelaten.
Enspijk: pastorie, kosterie. De kosterie is aan den schoolmeester
gelaten.
1) Kwartiersreces Nijmegen, 7 Mei 168o.
2 Voor Zuilichem zie Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen K«ar
tiers 3 Augustus 1634. Hedel was een baronie of hooge heerlijkheid. De „re-
oeerdersquot; van het dorp Hedel waren drossaard, buurmeesters,'en schepwien.
quot; Blijkens extracten uit het Dorps Resolutie Boek der Baronye en Hoge
Heerlijkheid Hedel werden 13 Maart 1699 „alle de Capittels goederen desei
Baronve toebehoorendequot;, w.o. de smaltienden, de spring-korentiend en 3 mor-
gens quot;pastoorsgeerdenquot;, publiek verkocht voor ƒ 8504. De verkoop geschied-
de mèf consent van den collator Godefroy Frederik van de P«quot;. r der
baronie, door ds. Nicolaes Bakkerus Bopp namens den kerke-ad va^ Hed^^^
en vier personen „in name van de gemeyntequot; ingevolge resolutie % an sehe
penen, hLmraden, stadhouder, buurmeesters, H. Geestmeesters, kerkmeesters
Lmmeesters en geërfden, genomen in bijwezen vaif den kerkeraad 3 Maart
lew TaXef Geldersche Rekenkamer, inv. no. 1066). Dorp, kerspel en hooge
heerlijkheid Hedel dekten elkander territoriaal.nbsp;/«o
3) 9de rekening over 1648/49 van Marten Holl; rekenmgen over 1661/62
1667/8, 1670/71, 1671/72, 1673/74-1676/77 van Willem Clodts, Rijksarchief
.\rnhem.
Deil: pastorie, Icosterie, St. Catharinenvicarie, St. Antoniusvicarie,
L. Vrouwenvicarie, St. Jansvicarie. De predikant gebruikt het
pastonehuis met den boomgaard; de kosterie en de St Anto-
niusvicarie zijn aan den schoolmeester gelaten.
Malsm: pastorie, kosterie, O.L. Vrouwenvicarie, St. Nicolaasvicarie
St. Antoniusvicarie. De predikant gebruikt een hof buiten aan
den dijk gelegen; de schoolmeester heeft de kosterie.
Waldenoyen: pastorie, kosterie, L. Vrouwenvicarie De predikant
gebruikt het pastoriehuis met een klein „hoofkenquot;; de kosterie-
goederen zijn aan den heer verpacht.
Drumpt: pastorie, kosterie. Kerkelijk gecombineerd met Wadenoven-
de kosterie is aan den koster gelaten.nbsp;'
Afeteren; pastorie, St. Catharinenvicarie. Het pastoriehuis met een
„hoofken' wordt door den predikant gebruikt.
Ophemert: de pastorie der St. Lambertuskerk, de pastorie der St
Maartenskerk, kosteriegoederen van de beide kerken, OL
Vrouwenvicarie in de St. Lambertuskerk, St. Barbaravicarie
(waarschijnlijk in dezelfde kerk), H. Kruisvicarie (waarschijn-
ijk in dezelfde kerk), O.L. Vrouwenvicarie in de St. JVlaarteiis-
kerk en St. Catharinenvicarie in deze laatste kerk. De pastorie
der St Lambertuskerk staat onder het beheer van de Staten
cfquot;r, ,directie hebbende over de goederen der
bt. Paulusabdi] te Utrecht. De predikant gebruikt den pastorie-
boomgaard van de St. iVlaartenskerk bij het kerkhof, de school-
meester de kosteriegoederen van beide kerken. De twee derde-
deelen van de O.L. Vrouwenvicarie in de St. JVlaartenskerk
worden geëmploieerd tot „onderhout der kercke voors.quot; terwijl
een derdedeel verpacht is aan den predikant i).
Varitlt;: pastorie, kosterie, vicarie van O.L. Vrouw en St. Brigitta,
St. Petersvicarie en H. Kruisvicarie.
Heesselt: pastorie, kosterie, St. Joostvicarie.
fs/; pastorie, kosterie, vicarie van St. Nicolaas en Bartholomeus
Ue kosterie is in gebruik bij den schoolmeester.
Opijnen: pastorie, kosterie, vicarie van St. Jan en Catharina St
Jansvicarie (goederen onder Driel).
K, ^nbsp;Lambertuskerk vergel. .Ihr. Mr. Rengers Hora Siccama, I,
blz. 482, noot 1. Blijkens een oorkonde d.d. 3 Februari 1028 (Sloet, „Oorkon-
denboek van Gelre en Zutphenquot;, no. 155) had de bisschop van Utrecht Ans-
fried aan het klooster Hohorst (later naar Utrecht verplaatst en bekend onder
de benaming St. Paulusabdij) o.a. geschonken de „ecclesiaquot; van Hemerthe
(= Ophemert). De pastorie der St. Lambertuskerk was derhalve geïncorpo-
reerd bij de St. Paulusabdij. Het in de rekening als pastorie aangeduide goe-
derencomplex was waarschijnlijk het restant der oorspronkelijke pastoralia,
dat als competentie of congrue portie bestemd was voor den vicarius per-
petuus curatus, die i.pl. van den vroegeren pastoor de zielzorg behartigde.
De competente portie werd soms op denzelfden voet behandeld als de oor-
spronkelijke geïncorporeerde pastorie, d.w.z. onder dezelfde administratie ge-
bracht als de abdijgoederen. De St. Lambertuskerk was de oorspronkelijlce
parochiekerk van Ophemert. De St. Maartenskerk was tot omstreeks 1328 de
Kerk van de Commenderie der Duitsche Orde, die naar Tiel overgebracht
werd, nadat in 1315 het kapittel van St. Walburg van Tiel naar Arnhem ver-
plaatst was. Tot de Reformatie werden beide kerken als kerspelkerken ge-
nruikt; na de Reformatie was alleen de St. Maartenskerk voor den Gerefor-
meerden eeredienst in gebruik. Mr. S. Muller Hzn., „Het Bisdom Utrechtquot; (Ge-
schiedkundige Atlas van Nederland), 1921, blz. 420, verwisselt de twee ker-
Hier of Waardenburg: pastorie, kosterie, St. Jansvicarie, St. Peters-
vicarie Het pastoriehuis is in gebruik bij den predikant; een
klein „hoofkenquot; aan den Pol is aan een arme vrouw gelaten;
de schoolmeester heeft de kosterie.
Neeriinen: pastorie, kosterie, St. Jansvicarie, St. Petersvicarie St.
Barbarenvicarie, O.L. Vrouwenvicarie i). De kosterie wordt ge-
bruikt door den schoolmeester.
Tuil- pastorie O L. Vrouwenvicarie, St. Catharinenvicarie, St.
Antonius-' en Catharinenvicarie, St. Jansvicarie, St. JVlariae
Magdalenaevicarie op het Allerheiligenaltaar. De predikant ge-
.bruikt het pastoriehuis met een „hoofkenquot; 2).
Haatten: kapittel- en vicarie-goederen. Zij worden uit naam van
Zijn Exc. van Brederode geadministreerd, memorie.
Hellouw: „opcoomen van goederen specterende tot de pastorye
als oock sekere vicarye in Hellouquot;, kosterie, vicarie van de
H. Maagd.
Herwijnen: pastorie, vicarieën; als Haaften, memorie. De inkom^sten
van de pastoriegoederen in Herwijnen strekken tot onderhoud
van den predikant. De rentmeester Holl ontvangt niets, ook met
van de vicarieën.
Vuren: pastorie en vicarie van de H. Maagd. Het meerendeel dezer
goederen is „staende des krijghs troblen voor die onraetspen-
ningen ...overgelevert ende veralieneertquot;. Van een gedeelte
wordt beweerd, dat het aan het huis te Vuren behoort.
(B) „Ontfanck van de geestelycke goederen in Boemelreweerdtquot;.
Hurwenen: pastorie'^). Een klein „hoofkenquot; is aan den schoolmees-
ter toegestaan.
Rossem: canonisieën in de St. Martinuskerk, kosterie, O.L. Vrouwen-
vicarie in Hurwenen (hier, evenals in Clodts' rekenmg over
1676/77 geplaatst, omdat de goederen onder Rossem lagen),
„susteren-cloosterquot; te Rossem (St. Mariënacker) De predikant
gebruikt een „hoofkenquot; van de canonisieën bij het kerkhof.
Heerewaarden^): pastorie, St. Antoniusvicarie, St. Petersvicarie,
St. Kruisvicarie, O.L. Vrouwenvicarie 2). De predikant gebruikt
het pastorie-„hoofkenquot;.
Driel*)- pastorie, St. Catharinenvicarie, St. Jansvicarie, St. Anto-
niusvicarie, St. Nicolaasvicarie, O.L. Vrouwenvicarie, vicane
van het H. Kruis, vicarie van den H. Geest, (Sti. Spiritus), bt.
lorisvicarie, St. Barbarenvicarie, St. Catharinenvicarie m de ka-
pel te Veld-Driel, „vicarye eertijts gefundeert door eenen Peter
de Ghier op synen hoff tot Drielquot;. De vicarie m de kapel te
1) Onder de pastoriegoederen van Neerijnen o.a. deze post van ontvangst,
van Peter Jansz. IJsendoorn voor een derde part in een hoofken, waervan
de resterende twee derde parten die vicarye Sti. Huberti eertijds toestendich
2 gl. 18 st. 5 penn.quot; Deze St. Hubertusvicarie wordt verder met vermeia.
^ Kosteriegoederen worden niet opgegeven.
3 Heerewaarden was een afzonderlijk ambt, dat denzelfden persoon tot
amlDtman had als het ambt van de Tieler- en Bommelerwaarden. Wegens de
quot;erinsheid van het ambt, dat slechts één kerspel omvatte, werd het met
Soodig geoordeeld, om er een afzonderlijk rentambt voor de geestelijke goe-
dL? bestaat in aardrijkskundig opzicht uit Kerk-Driel en Veld-Driel,
doch vormde slechts één buurschap (althans ten tijde der Republiek) en een
kerspel.
schoolmeester. De goederen
van^de door de Ghier gestichte vicarie zijn geheel Sufs-
^^'^ïoederin'tt hquot; ^''^^quot;•^S^^deren. „De tinsen, landeryen ende
goederen tot de voors. corpora gehoorich, sijnde in de fthans
met meer aanwezige) rekeninghe de a°. 1619 gesoecif cewt
werden uyt den naem van de regeerders des dor% Sr^fnl
streer ende het opcoomen tot onderhout van den kerck en
schooldienaer geëmployeert, dient ter memorie-' i^
'^'quot;Tplf'iquot;-'nbsp;..quot;Pcoomen van goederen toesten-
^ n^« '^l.^'^arye ,n honorem Omnipotentis Dd, Gloriosae Vir-
ginis, Sti. Georgu et ahorum plurimorum sanctorum opt huys
Ammerzoeden gefundeert, gevoeght tot die van Sti Quirini
m de kerke aldaerquot;, St. Nicolaasvicarie.
^'quot;'JnfJZ''^' quot;^'quot;fquot; toestendich de pastorye in Wel, onder weicke
de.custorye voor een derde part competerenquot;. De pas
toriehof is m gebruik bij den predikant.
Nederhemert: canonisieën (St. Servatiuskapittel) i).
Aelst: pastorie, kosterie. De pastoriegoederen en de kosteriegoede-
IZ nf °quot;derscheidenlijk tot onderhoud van den pred kant en
^''quot;'t'nZtn'quot;Weicke goederen op-
kerckendienaer afdaer worden
geemployeert, dient ter memoriequot; i).
in if r c^*- Antomusvicarie, vicarie van O.L. Vrouwe
„in de sonnequot;, St. jonsvicarie.
^quot;'^pITp'nbsp;de rekeninghe de anno 1646 (niet bewaard
gebleven) sijnde gespecificeert, sijn onder restrictiën ende
^prlflquot;quot; aldaer gemelt aen de regeerders des dorps voorsz.
gelaeten, dient ter memoriequot; 2).nbsp;^
Nieuwaal: pastorie, kosterie.
Gameren; pastorie, kosterie, O.L. Vrouwenvicarie, St. Jacobsvicarie,
on Hpramp;hquot;^quot;quot;'^- schoolmeester gebruikt i schaarweide
op den Fosthouwersweerd van de pastorie en l schaarweide
eveneens aldaar, van de kosterie, memorie. quot;
U schoolmeester gebruikt zonder
va?de kostïienbsp;^^^ daarop staande huis
Kerkwijk: pastorie, kosterie, O.L. Vrouwenvicarie.
Delwynen: „Vicarye in de eere der St. Drievuldicheyt opt huys te
Delwijnen gefundeertquot;, „vicarye van Ons L. Vrouwe opt choor
NicolaasvSrie.'quot;* Delwijnen gefundeertquot;, H. Kruisvicarie, St.
Andere gemortificeerde (d.w.z. geestelijke) goederen: goederen,
waarvan de perceelen gelegen zijn op Kerkwijk en Gameren s).
„Anderen oritfanck van penninghen, weick uut den naem van sekere
coliegien betaelt werden tot supplement van de congrue portie
dervende volgende kerckendienaerenquot;.
21 K°steriegoederen worden niet opgegeven
Rnnnl^.'quot;' ?quot;'l'Fhemsche geestelijke goederen zie Mr. F. C. W Koker
„Rapport over de Vicariegoederen in Gelderlandquot;, blz. 33 e.v.nbsp;'
stichtingquot; e beho'o'rdenquot;quot;'^nbsp;tot welke
-ocr page 127-(a)nbsp;van Goosen van Royen, rentmeester van de goederen der
St. Paulusabdij binnen Utrecht, aan welk college de collatie
van de pastorie te Ophemert (St. Lambertuskerk) competeert,
„ende sulcx tot supplement van de oongrue portie des predi-
cants aldaer over den tijt van één jaer ......quot; ƒ 125;
(b)nbsp;van den rentmeester der goederen van de abdij St. Mariën-
weerd „over t' ghene deficieert aen de congrue portie van den
predicants tractement tot Gelcum, Rumpt ende Enspick ende
dat voor één jaer ......quot; ƒ 200;
(c)nbsp;„van den heer abt van Paderborn, als wien de collatie
competeert m Hellou, is voor 'tjaer deser rekeninghe niet ont-
fanghen alsoe 't proces tegen denselven voor 't Hoff Provin-
ciael van Gelderland! aengevanghen noch niet en is gedeter-
mineert, dient ter memoriequot; i).
De geheele ontvangst van deze rekening is ƒ 16545 4 stuivers en
1 penning, waarvan in den Tielerwaard f 7041 - 11 stuivers en 15
penningen en in den Bommelerwaard (met inbegrip van de sup-
plementen van de St. Paulusabdij en de abdij St. Mariënweerd)
f 9503 - 12 stuivers en 2 penningen.
De uitgaven betreffen in de eerste plaats onkosten wegens het onder-
houd van de dijken ten laste der onderscheiden geestelijke stichtingen
en renten e.d. lasten. In de tweede plaats komen de uitgaven, gedaan
aan de predikanten en schooldienaren in de waarden;
Gellicum en Rumpt: één predikant en één schoolmeester;
Enspijk en Deil: één predikant en één schoolmeester (te Deil);
Malsen: één predikant, die ook huishuur van ƒ 36 ontvangt;
Wadenoyen en Drumpt: één predikant en één schoolmeester (te
Wadenoyen); de predikant krijgt een toeslag van ƒ 25
boven de woning;
Meteren en Est: één predikant;
Ophemert en Varik: één predikant, die tevens augmentatie van 2 x
ƒ 25 ontvangt, terwijl de rentmeester Holl aan de kerk-
meesters te Ophemert ƒ 36 moet betalen voor huishuur
voor den predikant;
Varik: schooldienaar;
Heesselt: schooldienaar;
Est: schooldienaar;
Opijnen en Heesselt: één predikant en één schooldienaar (te
Opijnen), de predikant krijgt boven zijn tractement nog
ƒ 20 wegens melioratie aan de pastoriegoederen te Opijnen,
terwijl de rentmeester ƒ 36 aan de kerkmeesters te Opijnen
betaalt wegens huishuur voor den predikant;
Hier (Waardenburg) en Neerijnen: één predikant;
Hier: één schoolmeester;
Neerijnen: één schoolmeester;
Tuil: één predikant en één schooldienaar;
Hellouw: „kerckendienaer tof Hellou by combinatiequot; (nl. met Her-
wijnen), „vacatquot;;
Hellouw: één schooldienaar;
Vuren: één schooldienaar;
Tezamen aan tractementen in Tielerwaard f 5087 - 17 st. - 8 penningen.
1) Meinwerk, bisschop van Paderborn, had in 1031 aan het door hem ge-
stichte klooster Abdinghof aldaar o.m. geschonken de „ecclesiaquot; in Tuil, met
de daaronder behoorende kapellen in Haaften, Gameren, Hellouw en Nieu-
waal (Sloet, „Oorkondenboek van Gelre en Zutphenquot;, no. 157, vergel. nos. 288
en 362). Van dit bezit heeft de abt van Paderborn naderhand alleen behouden
de pastorie der tot kerspelkerk verheven kerk in Hellouw. Haaften, Gameren
en Nieuwaal zijn naderhand eveneens zelfstandige kerspelen geworden.
Hurwenen: één schooldienaar;
Rossem: één predikant en één schoolmeester;
Heerewaarden: één predikant; deze ontvangt nog ƒ 36 wegens
huishuur;
Driel: één predikant en één schoolmeester;
Ammerzoden en Well: één predikant;
Ammerzoden: één schoolmeester;
Well: één schoolmeester;
Nederhemert: „den kerckendienaer aldaer het volle opcoomen van
capittelsgoederen tot Neerhemert voor sooveel deselve tot
directie van de Weieed. heeren directeurs sijn staende, be-
draegende over 'tjaer deser rekeningequot;: ƒ 446 - 6 st. -.
Brakel: één predikant; wegens de combinatie van Vuren wordt
nog ƒ 22 - 11 st. - betaald, blijkbaar slechts over één
kwartaal; ook wordt aan de kerkmeesters van Brakel ƒ 36
betaald wegens huishuur voor den predikant;
Brakel: één schooldienaar;
Nieuwaal: één schooldienaar 2);
Gameren: één predikant en een schoolmeester; aan de kerkmees-
ters wordt ƒ 36 betaald wegens huishuur voor den predi-
kant;
Bruchem, Kerkwijk, Delwijnen: één predikant; voorts wordt ƒ 36
betaald wegens huishuur voor den predikant;
Bruchem: één schooldienaar;
Kerkwijk: één schooldienaar;
Delwijnen: één schooldienaar;
Tezamen aan tractementèn in Bommelerwaard: f 4133 - 3 st. -»).
Daarna volgen de uitgaven „gedaen aen degenighe, soo met eenighe
vicaryen sijn gebeneficeertquot;:
Rumpt: Willem van Raetsvelt voor ^/s van de vicarie van de H.
Maagd ƒ 105 - 1 st. - 10 penningen;
Deil: Hermannus Essenius voor ^/s van de vicarie van de H.
Maagd, ƒ 80 - 10 st. - 4 penningen; Nicolaes van Beusi-
chem voor ^/s van de vicarie vau St. Jan en St Catharinen,
ƒ 153 - 2 st. -.;
Malsen: Wynant ten Daer voor ^/s van de O.L. Vrouwenvicarie,
ƒ 28 - 12 st. -.;
Joannes a Bulderen voor 2/3 van de St. Nicolaasvicarie,
ƒ 44 - 12 st. -.;
Wadenoyen: Arien Gerrits. van Diemen voor Vs van de L.
Vrouwenvicarie, ƒ 34 - 9 st. - 4 penningen;
Meteren: Johan van Cuyck van Meteren voor 2/3 van de St. Ca-
tharinenvicarie, (oningevuld);
Ophemert: Theodorus Petri wegens zijn zoon Egbertus voor ^/s
„van verscheyde vicaryen in de kercke van Ophemert ge-
fundeertquot;, ƒ 208 - 10 st. - 8 penningen;
Varik: Walraven van Dort voor 2/3 van de vicarie Beatae Mariae
en Stae. Brigittae, ƒ 33 - 9 st - 10 penningen;
Aert Schoock voor 2/3 van de H. Kruisvicarie, ƒ 63 - 18
st. - 10 penningen;
Est: Wynant Notelman voor 2/3 van de St Nicolaasvicarie, ƒ 95 -
6 st. - 10 penningen;
Opijnen: Aernt Mesteker wegens zijn zoon Leonart voor ^/s van
de vicarie van St. Jan en Catharina, ƒ 251 - 10 st. -.;
Waardenburg: jr. Hans Henrich van Bronckhorst voor ^/s van de
vicarieën van St. Jan en St. Peter, ƒ 187 - 6 st. -.;
Vuren werd met Dalem gecombineerd in 1652.
Nieuwaal werd gecombineerd met Zuilichem in 1693.
) In de uitgaven aan tractementen zijn mede begrepen de waarnemingen
bij vacaturen e.d. onkosten.
Neerijnen: jr. Caerl van Bronckhorst voor 2/3 van de vicarieën van
St. Jan en St. Peter, ƒ 205 - 8 stuivers; dezelfde voor 2/3
van de vicarieën van L. Vrouwen, St. Barbara en St. Hu-
bertus, ƒ 42 - 14 penningen;
Tuil: Johan van Cuyck van JVleteren voor V» van de vicarieën van
L. Vrouwen en St. Catharina, van St. Antonius en St. Maria
Magdelena, (oningevuld en doorgeslagen);
Steven Marchant voor 2/3 van de St. Jansvicarie, ƒ 35;
Tezamen aan de vicarissen in Tielerwaard ƒ 1569 - 15 st. - 4 penningen.
Heerewaarden: Jodocus Georgii voor Vs van de vicarie van de
H. Maagd, ƒ 104 - 2 st. - 10 penningen;
Driel: Joannes Walfardus a Bulderen voor V» van de St. Catharinen-
vicarie, ƒ 122 - 9 st. - 4 penningen;
Henrick Foyert voor Vs van de St. Jansvicarie ƒ 46 - 4 st. -;
Ammerzoden: Antonio Holl voor 2/3 van de vicarie Omnipotentis
Dei, Gloriosae Virginis, Sti. Georgii et aliorum plurimorum
sanctorum op het huis te Ammerzoden; en van de St.
Quirinusvicarie in de kerk aldaar, ƒ 183 - 19 st. - 2 pen-
ningen; dezelfde voor 2/3 van de vicarie van St. Nicolaas,
ƒ 46 - 11 st. - 4 penningen;
Brakel: Jacob van Oostrum voor 2/3 van alle vicarieën in Brakel
(oningevuld);
Gameren: David Versteegen namens Jacob Vennecool voor 2/3 van
de vicarie van de H. Maagd, (oningevuld);
Theodorus Petri namens zijn zoon voor 2/3 van de vica-
rie van St. Jacobus, ƒ 33 - 5 st. - 4 penningen;
Geerart zoon van Abraham Moringh, landbode, voor 2/3
van de St. Nicolaasvicarie, ƒ 88;
Kerkwijk en Delwijnen: Antonio Holl voor 2/3 van de L.
Vrouwenvicarie in de kerk van Kerkwijk gefundeerd „als
andere opt choor in de capel en opt huys te Delwynenquot;,
(oningevuld);
Willen Jansz. voor 2/3 van de St. Nicolaasvicarie in de
capel (Delwijnen), ƒ 132 - 13 st. - 4 penningen;
Tezamen aan de vicarissen in Bommelerwaard: f 1591 - 4 st. - 10 pen-
ningen.
Daarna volgen nog uitgaven wegens classicale en synodale verga-
deringen voor de leden der Bommelsche classis, die uit de „gemeene
beursequot; bezoldigd worden, ƒ 320. Tot slot komen uitgaafposten wegens
de onkosten, gevallen bij de verpachtingen, e.d., het hooren en sluiten
van deze rekeningen, enz. De uitgaven beloopen totaal ƒ 14907 - 10 st. -
14 penningen, „sulcx dat den rentmeester met 'tgenige die beurse
wegens het sloth van voorgaende jaers reeckeninge aencompt schuldich
blijft: sestienhondert vijf en tachentich gl. twelf st. acht penquot;.i).
Deze rekening geeft ons aanleiding tot het maken van de vol-
gende opmerkingen:
Niet slechts in Aelst, zooals in het rapport van 1685 gezegd
wordtmaar ook in Poederoyen beheerde de predikant in Holls
tijd de pastoriegoederen. De schoolmeester-koster beheerde de
kosterie in Gellicum, Rumpt, Enspijk, Deil, Geldermalsen (Mal-
De rekening werd gesloten 25 Februari 1653 en ondert. door G. v.
Bronckhorst en Wilhelm van Tuyll tol Bulckensteyn.
2) Zie biervóór, blz. 116.
sen), Drumpt, Est, Waardenburg (Hier), Neerijnen, Aelst, Game-
ren en Ophemert. De pastoriehof of eenig stuk grond van de
pastorie was bij den predikant in gebruik te Rumpt, Geldermalsen,
Deil, Wadenoyen, Meteren, Ophemert (St. Maartenskerk),
Waardenburg, Tuil en Well. In Deil en Driel beheerde en genoot
de schoolmeester een vicarie zonder het derde deel aan den rent-
meester uit te keeren, waarschijnlijk omdat dit tertium al reeds aan
den schooldienst ten goede kwam. Het meerendeel der vicarie-
goederen werd door den rentmeester Holl beheerd, die aan de
vicarissen de twee derdedeelen betaalde. Éénmaal, nl. bij de O.L.
Vrouwevicarie in de St. Maartenskerk te Ophemert, doet zich het
geval voor, dat inkomsten van een vicarie worden aangewend ten
bate van het onderhoud van de kerk (kerkfabriek).
Met het beheer der kerkfabrieksgoederen had de rentmeester der
geestelijke goederen niets te maken. Dit geschiedde door de kerk-
meesters ter plaatse onder het toezicht van den heer als opperkerk-
meester^). De „gemeene beursequot; was niets anders dan het admi-
nistratiekantoor, waaronder de goederen van de geestelijke funda-
tiën gebracht' waren en waaruit de betalingen aan de „bursalequot;
predikanten en schoolmeesters geschieddenquot;). Dat de fundatiën
intact gelaten werden, blijkt uit eenige voorbeelden, die wij ont-
kenen aan de 9de rekening van Marten Holl. Onder de ontvang-
sten van de pastorie te Hier of Waardenburg vermeldt Holl: „Van
de kerckmeesters in der tijt tot Waardenburg over eenen tins, soo
die kerck aen die pastorye jaerlicx verschuit Martini 1648.........
XXIIII g.quot;; onder de ontvangsten van de pastorie te Driel: „Van
Johan van Litth voor die smaeltiende, soo die van auts die pastorye
toestendich over 't IlIIe. Vle jaer vry geit in Oct(ober) 1648......
XXII gl.quot;; onder de ontvangsten van de vicarie „Omnipotentis
Dei, Gloriosae Virginis, Sti. Georgii et aliorum plurimorum sancto-
rum opt huys t' Ammerzoeden gefundeert, gevoeght tot die van
Sti. Quirini in de kercke aldaerquot;; „Van David van Dinter voor elff
hont lants in de meer gelegen genaempt St. Quiryns meer, vóór
desen verantwoordt onder de pastorye-goederen in Wel ende be-
Zie hierna: Hoofdstuk II, G. De heer van de dagelijksche heerlijkheid
Zuilichem bijv. was opperkerkineester, opper-Heilige Geestmeester en buiten-
dien administrateur der pastorie- en andere geestelijke goederen, zie J. H.
Fockema Andreae „Het Archief van de Heerlijkheid Zuilichemquot;, inv. nos.
73-99 („Inventarissen van Rijks- en andere archievenquot;, III, blz. 530).
) De „beursequot; is een soortgelijke instelling als het kantoor der Gebene-
ficieerde goederen in de provincie Utrecht, zie ,Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora
Siccama, I, 2de afdeeling. Hoofdstuk V, § 2, en Hoofdstuk VI, §§ 2 en 7.
vonden tot dese vicarye te behooren vermogens de fundatie-brie-
ven, over 't IIHe Vle jaer den hoop vry geit in Octob(er) 1648...
XIII gl. IUI St.quot;; onder de ontvangsten wegens de pastorie te
Gameren: „Van twalff guld. tien st. jaerlicx tot last van de goede-
ren, de kerck ende H. Geesthuys in Gameren toestendich, niet ge-
proufiteert, vermits die voorsz. corpora daertegens eenen tins op
die pastorye-goederen te eyschen hebben, 't welck by gelegentheyt
can werden vereffent, oversulcx hier alleen ter memoriequot;. Ten slotte
nog een enkele greep uit de uitgaven over 1648/9: „De H. Geest-
huysmeesters in der tijt tot Rossum over verscheyde renthen als
't H. Geesthuys sprekende heeft tot laste van de goederen 't gewe-
sene susteren clooster eertijts toestendich, vermoegens quitantie...
XIII g.quot;; en „Ses roeden ende elff voeten dijcx in den schoordijck
tot Nerijnen gelegen gehoorich tot St. Jans vicarye aldaer van Petri
1648 tot Petri 1649 over 't IlIIe Vle jaer, vermogens quitantie......
XXII g.quot;
Welke beteekenis heeft nu de zinsnede: „tot laste van de goede-
ren 't gewesene susteren clooster (nl. te Rossem) eertijds toesten-
dichquot;? Onder de ontvangsten van Marten Holls 9de rekening vindt
men eveneens: „opcoomen van goederen soo eertijts het gewesene
susteren clooster tot Rossum toestendichquot;. De beteekenis is wel
geen andere dan deze, dat de kloosterlijke samenleving opgeheven
was, maar het vermogen, dat bestemd geweest was om die kloos-
tersamenleving in stand te houden, nog in wezen gelaten was.
Aan het vermogen was een gewijzigde pieuze bestemming ge-
geven overeenkomstig het plakaat van het Hof van Gelderland
d.d. 31 Mei 1580 en het Landdagsreces van 29 November 1581.
Ook van vicarieën, waaronder vicarieën, die geregeld op studenten
geconfereerd werden, wordt wel gesproken als van gewezen vica-
rieën; hetgeen niets anders kan beduiden, dan dat de vicarieën
weliswaar stichtingen gebleven waren, maar met gewijzigde be-
stemming, te weten die van studiebeurzen onder voorbehoud van
één derdedeel der inkomsten voor den kerk- en schooldienst.
De administratie der „gemeene beursequot;, zooals zij onder toezicht
van den ambtman en eenige vertegenwoordigers uit de ridderschap
van de Tieler- en Bommelerwaarden als directeuren der geestelijke
goederen gevoerd werd, eindigde met het jaar 1677, toen zij bij
Kwartiersresolutie d.d. 10 Februari 1677 opgeheven werd. Aan-
leiding tot dit opheffingsbesluit zijn de tallooze moeilijkheden ge-
weest, welke zich voordeden met betrekking tot de salariëering
van de predikanten ten platten lande.
§ 4. De Prcdikantstractcmenten.
De collatoren van pastorieën waren volgens het Landdagsreces
d.d. 29 November 1581 gehouden de pastorieën te confereeren
op Gereformeerde predikanten, die den Lande aangenaam waren.
Zooals reeds vroeger is opgemerkt, kregen de predikanten daar-
door nog geen recht op het bezit van het pastoorsbeneficie zelf.
maar op een behoorlijk levensonderhoud^). In de Tieler- en Bom-
melerwaarden waren de meeste pastoriegoederen onder „de ge-
meene beursequot; gebracht en had slechts in enkele kerspelen, zooals
Aelst en Poederoyen, de predikant de pastoralia zelf in beheer. De
tractementen werden vastgesteld bij reces van den Landdag of van
het Kwartier^). De predikanten ontleenden hun aanspraken op een
redelijk onderhoud aan een besluit van de Overheid. Aangezien de
Gereformeerde Religie de publieke religie was, waren het de Gere-
formeerde kerkendienaren, aan wie de Overheid dit recht toekende.
Den 5den Februari 1625 werd er tusschen de classis van Bommel
en de directeuren der geestelijke goederen in de Tieler- en Bomme-
lerwaarden een overeenkomst gesloten, welke door de classicale
vergadering in September d.a.v. bevestigd werd»). De inhoud is
ons niet overgeleverd, maar uit de klachten, welke de classis over
de niet-naleving van het accoord bij den Nijmeegschen Kwartiers-
dag indiende, kan men opmaken, dat het een regeling van de pre-
dikantstractementen betrof. In het jaar 1631 verzocht de classis
Bommel aan het Kwartier, dat aan haar de „pastory- ende geeste-
licke goederen als tot haeren onderhoudt gedestineert in plaetse
van ordinaris gagie ingeruymt ende ten handen gestelt mochten
worden, (om) collegialiter ende in eene massa te laten administre-
ren onder d' inspectie van den Hove Provinciael off der heeren
Gedeputeerden deeses Quartiersquot;. Het Kwartier besloot daarop
tot vernietiging van het nog niet eens geheel ten uitvoer gelegde
accoord van 1625, maar vond het bedenkelijk, om de pastorie- en
andere geestelijke goederen in handen van de classis over te geven.
Zie Hoofdstuk I, § 4 vervolg, Cf. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama
I, blz. 482.
Reces van den Landdag te Nijmegen, 29 Mei 1613: .... „dat hiernae-
maels die gagiën und tractamenten van de predicanten ten platten lande by
gememe resolutie van de Lantschap ofte 't Quartier van Nijmegen vermeer-
dert vsforden. .. .quot;
») Oud-archief classis Nijmegen, Rijksarchief Arnhem, bij de classis inge-
komen Acta der classis Bommel, vergadering binnen Bommel 20—22 Sep-
tember 1625, art. 5. — Over de predikantstractementen zie: W. van Beunin-
gen, „Brieven over geestelijke goederenquot;, VII.
Men zou de predikanten der Bommelsche classis voortaan op ge-
lijken voet behandelen als die in het ambt van tusschen Maas en
Waal, d.w.z. dat de geestelijke goederen onder de administratie
van ambtman en jonkers als directeuren zouden blijven, die aan de
predikanten ƒ 400 's jaars zouden moeten uitbetalen, en daar, waar
een combinatie was, ƒ 50 meer, en dat precies op tijd in vier termij-
nen. Verder zouden de predikanten voor classicale onkosten ge-
nieten, wat zij tot dusverre ontvingen. De predikanten, die overeen-
komstig het accoord van 1625 14 morgens land uitgekozen en voor
het leven of voor den duur van hun ambtelijke bediening ter plaatse
„in pacht aengenomenquot; hadden, zouden in de pacht gecontinueerd
mogen worden, „mits dat dieselve daernae weder vry ende onbe-
swaert tottet corpus ende beurse van de gedachte goederen commen
ende verblyven sullenquot;^). Zoodra de geestelijke goederen meer
zouden opleveren, zou men een nieuwe regeling treffen, vooral met
het oog op degenen, die een combinatie bedienden ®).
De salarissen voor de predikanten waren nu iets verhoogd; het
gevolg was, dat de achterstand van den rentmeester der geestelijke
goederen, welke veroorzaakt was door de herstelling van ingezon-
ken schoordijken en het plaatsen van watermolens, in het volgende
jaar aangroeide tot ƒ 8000. Weliswaar hadden de directeuren op
grond van een Landschapsresolutie van 1630 tien morgens en vijf
honden lands van het convent te Rossem verkocht, maar de op-
brengst had slechts ƒ 5321 bedragen. Het Kwartier moest nu het
tekort aanvullen, maar bepaalde, dat voortaan verhooging van pre-
dikantstractementen slechts zou worden toegestaan, wanneer de
staat der geestelijke goederen zulks zou gedoogen®).
Bij resolutie van 13 December 1634 gaf het Nijmeegsche Kwar-
tier naar aanleiding van de herhaalde klachten van de ,,bursalequot;
1)nbsp;„tottet corpus ende beurse van de (geestelycke) goederen commen ende
verblyvenquot;: bet woord „corpusquot; beteekent hier niet, dat de vermogens der
geestelijke fundatiën tot één lichaam waren samengesmolten, maar duidt op
het administratieve geheel, d.w.z. het rentambt. De geschiedenis van de „ge-
meene beursequot; leert ons nl., dat, al naar gelang het Kwartier het nuttig
achtte, pastorieën, e.a. uit de beurse afgescheiden en aan predikanten of de
heeren ter administratie overgelaten konden worden, iets wat bij een ineen-
smelting der fundatiën niet mogelijk zou geweest zijn. Ook had men er be-
lang bij, om de fundatiën intact te laten, omdat de vicarieën gewoonlijk be-
geven werden. In de stad Zaltbommel, waar men ook van een corpus en
beurse der geestelijke goederen (in de stad) sprak, zijn de geestelijke goederen
tot éen geheel samengegroeid; maar daar waren geen vicarieën bij, die ge-
regeld begeven werden en kwam het afscheiden van bepaalde categorieën
van geestelijke goederen uit de beurs niet voor.
2)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 24 Juni 1631.
3)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 28 November 1632.
-ocr page 134-predikanten der Bommelsche classis een nadere aanvulling op het
reces van 24 Juni 1631. Zij komt neer op het volgende: (1°.) de
classis van Bommel mag twee predikanten uit haar midden aan-
wijzen, om de verpachtingen bij te wonen; de directie der geeste-
lijke goederen zal uitsluitend blijven bij de directeuren; (2°.) de
rentmeester der geestelijke goederen is verplicht het tractement
stipt ieder kwartaal uit te betalen in één som; (3°.) de pacht van
de 14 morgens, die de predikanten in pacht hebben, zal worden
gekort aan het salaris, ieder kwartaal voor (4°.) het totaal van
het bedrag van ƒ 300 voor vergoeding van synodale en classicale
kosten wordt verhoogd met ƒ 20, omdat het aantal predikanten
met één is toegenomen; (5°.) de predikanten zullen zonder ver-
goeding in de possessie mogen blijven van de ,,hooffkens ende
boomgartgens, die sy tot noch toe gebruyckt hebbenquot;; terwijl aan
de predikanten, die niet over een huis (pastoriehuis) beschikken,
f 36 voor huishuur 's jaars zal worden toegekend; (6°.) ds. Johan-
nes de Roy, die bij combinatie Tuil en Gameren bedient, zal ƒ 450
genieten, vermeerderd met ƒ 12 voor veergeld; (7°.) de rentmees-
ter zal een som van ƒ 200 ineens uit de ,.gemeene beursequot; betalen
ter bestrijding van de onkosten, welke gemaakt zijn voor het bij-
leggen van de geschillen tusschen de classis Bommel en ambtman
en jonkers als directeuren der geestelijke goederen^).
Op den duur werd het jaarlijksche tractement van ƒ 400 onvol-
doende geacht en bij een Kwartiersbesluit d.d. 17 September 1652
tot ƒ 600 verhoogd ,,ende sulx tot laste van degeene, die de geeste-
licke goederen ende thienden aldaer possideren ende collatie der
pastoryen hebben, houdende hare residentie buyten de provincie,
daertoe de possesseurs van die in conformité van verscheyde
sententiën by den Hove Provinciael, in gelycke saken gewesen,
gehouden ende verplicht synquot;. Dit besluit werd in 't volgende jaar
aangevuld en nauwkeuriger geformuleerd, nl. dat de tractementen
op ƒ 600 zouden worden gebracht, en wel ,,uut de incompsten van
de thienden ende geestlicke goederen in de ampten van Tielre-
ende Bommeler weert gelegen, die annexam curam animarum sijn
hebbende, soowel van de inheimse als uutheimse sonder onder-
scheyt, dewelcke tesamen sooveel contribueren ende in voorsz.
beurse brengen sullen, dat daer mede yder der gemelte predican-
ten des jaers 600 gl. uuttgericht ende betaelt connen worden. Und
heeft dienvolgens hetselve Quartier die directeurs metsgaders den
rentmeester van de geseyde beurse geauthoriseert ende gelast, om
Kwartiersreces Nijmegen, 3 en 13 December 1634.
-ocr page 135-metten alder eersten op het derdendeel van de voorsz. thienden
ende geestelicke goederen by forma van arrest off na den stijl en-
de usantie van de respective gerichten, daeronder deselve thienden
ende geestelicke goederen gehooren, totten einde ende executie toe
incluys te prosequierenquot;
Met het derdedeel wordt hier niet het tertium bedoeld, dat van
de opbrengsten van vicarieën iuris patronatus laïcalis betaald
moest worden, maar de z.g. ..portio congruaquot;, welke moest wor-
den uitgekeerd door de geestelijke gemeenschap (een kapittel of
een klooster), waarbij een pastoorsbeneficie geïncorporeerd was
„quoad temporalia et spiritualiaquot; of alleen „quoad temporaliaquot;, aan
den vicarius curatus (,,pastor actualisquot;), die de zielzorg behartigde
namens de geestelijke gemeenschap, waaraan het pastoraat ver-
bonden was (ook wel aangeduid als ,.pastor primitivusquot; of „habi-
tualisquot;). Die congrue portie was gewoonlijk één derde van de
tienden-). Wanneer de parochiegeestelijke te weinig inkomen had
of de bediening door meer personen moest geschieden, moest de
congrue portie worden vergroot.
Uit de aangehaalde Kwartiersrecessen blijkt, dat de plicht van
de kapittels, abdijen, enz., waarbij vóór de Reformatie pastorieën
geïncorporeerd waren, om bij te dragen tot het behoorlijke onder-
houd van den parochiegeestelijke, na de invoering der Hervor-
ming voortduurde t.o.v. de predikanten. Blijkens de in onze voor-
gaande paragraaf behandelde 9de rekening van Marten Holl had-
den die plicht: de St. Paulusabdij te Utrecht wegens de pastorie der
St. Lambertuskerk in Ophemert, de abdij St. Mariënweerd t.o.v.
de pastorieën van Gellicum, Rumpt en Enspijk, de abt van Pader-
born wegens de pastorie van Hellouw. Verder waren ook de
Utrechtsche kapittelen van den Dom, St. Jan en St. Marie en de
proosdij van Oud-Munster als tiendheffers in verscheiden kerspe-
len tot het uitkeeren van ten hoogste één derde van de tienden
verplicht.
Omstreeks 1623 diende Andries Willemsz. als gemachtigde van
de directeuren der geestelijke goederen in de Tieler- en Bommeler-
1)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 17 .September 1652, 10 September 1653. In
het besluit van 17 September 1652 zijn de inheemsche possesseurs van geeste-
lijke goederen bij vergissing weggelaten.
2)nbsp;L. H. C. Schutjes, .,Geschiedenis van het Bisdom 's Hertogenboschquot;, I,
blz. 184: „De eigenlijke pastoor (pastor habitualis) bezat gewoonlijk de tien-
de____ De vicarius (pastor actualis) bedienende een parochie voor een of
ander klooster, waaraan het personaat was verbonden, ontving de portio
congrua, die gewoonlijk een derde gedeelte der tiende bedroegquot;. ,Ihr. Mr. D.
G. Rengers Hora Siccama, I, 1ste afdeeling, Hoofdst. IV en V.
waarden bij het gericht van Tuil een vordering tegen Mariënweerd
in om behoorlijk onderhoud voor de predikanten van Rumpt, Gel-
licum en Enspijk „eensdeels, omdat d'abdye heeft het ius patrona-
tus van de voorsz. pastorie in de voorsz. cerspelen ende oock al-
daer in besit is van meer andere goederen, eertijts d'abdye gege-
ven, om daervoor die voorsz. kercken te versorgen, anderdeels,
omdattet Quartier in a°. 1615 die Gedeputeerden (des Nijmeeg-
schen Kwartiers als administrateurs van St. Mariënweerd) gelast
heeft uuyt d'abdye den pastoriën der voorsz. cerspelen iets toe te
leggenquot;. Het Kwartier meende echter, dat de directeuren zich niet
op het bevel van 1615 konden beroepen, aangezien de directie en
administratie der geestelijke goederen in de Tieler- en Bommeler-
waarden toentertijd nog aan Gedeputeerden en niet aan ambtman
en jonkers stonden, en dat de abdijgoederen niet boven andere goe-
deren tot meerder onderhoud mochten worden verplicht, en droeg
aan de Gedeputeerden als administratoren van St. Mariënweerd
op, zich desnoods in rechte te verzetten tegen de directeuren. De
zaak eindigde met een veroordeeling tot betaling, waarop Gede-
puteerden aan Andries Willemsz. een ordonnantie toekenden van
200 £ 's jaars ,,over 't supplement van 't geene aen de pastoryen
van Rumpt, Gellicum ende Enspijk is deficierende, daertoe d'ab-
dye by sententie is gecondemneert , te voldoen elk kwartjaar^).
Men vindt deze betalingen vermeld in de rekeningen van de gees-
telijke goederen van Marten Holl over 1648/9 en later.
De bijdragen, waartoe de St. Paulusabdij en de Utrechtsche
kapittelen verplicht waren, werden geregeld bij een accoord d.d.
10 Januari 1656, gesloten te Renen, en, omdat het steeds wisselen-
de bedrag van het derde van de tienden moeilijkheden opleverde,
den 23sten Juli 1662 vastgesteld op ƒ 1500. Het aandeel voor den
Dom was ƒ 280, voor de proosdij van Oud-Munster ƒ 304, voor
St. Jan ƒ 331, voor St. Marie ƒ 390 en voor de St. Paulusabdij
ƒ 195 2).
De in 1652 vastgestelde predikantssalarissen van ƒ 600 bleken op
den duur te hoog in verhouding tot de opbrengsten der geestelijke
goederen, niet alleen in de Tieler- en Bommelerwaarden, maar in
het geheele Nijmeegsche Kwartier. In overleg met de classes van
Nijmegen, Tiel en Bommel besloot het Kwartier daarom den Isten
) Kwartiersreces Nijmegen, 18 December 162,3. Resolutiën Gedeputeerden
des Nijmeegschen Kwartiers, 19 Maart 1629.
) Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 489-493. Het accoord van
10 .Januari 1656 is geïnsereerd in het reces van den Landdag te Zutphen van
April-Juni 1657.
Augustus 1675, dat alle predikanten in het Kwartier, daar, waar
geen combinatie bediend werd, ƒ 500 's jaars zouden genieten, uit-
gezonderd zij, die pastoriegoederen hadden, en zij die, op een
overeengekomen tractement beroepen, daarmede tevreden waren;
terwijl degenen, die een combinatie bedienden, ƒ 600 zouden krij-
gen. Mocht op de een of andere plaats een tekort zijn, dan zouden
de betrokken predikanten zich moeten wenden tot ambtman en jon-
kers in hun ambt, die gemachtigd werden, om hetgeen aan de
congrue portie, d.i. het door het Kwartier vastgestelde tractement
van ƒ 500^), mocht ontbreken aan te vullen: 1°. uit de pastorieën,
die meer opleverden dan het bedrag der congrue portie, 2°. uit de
goederen, waaraan ,,cura animarumquot; verbonden was en die ,,by
geestelycke corpora beseten wordenquot;, d.w.z. geïncorporeerd zijn,
3°. uit de vicariegoederen en voorts uit de kerkegoederen, ,,die
oock over hebbenquot;, ,,ongeprejudicieert de heeren van Weerden-
burgh en Gellicom haer gepraetendeert recht totte kerckegoederen
van hare heerlijckhedenquot; . Ieder ambt zal voor congrue portie
van de predikanten binnen het eigen gebied moeten zorgen. Tegen
deze laatste clausule werd bezwaar gemaakt door de stad Zalt-
bommel®).
De zestien ,,bursalequot; predikanten van de classis Bommel waren
nog geenszins tevreden gesteld, zoodat het Kwartier in Januari
van het volgende jaar uit zijn midden Johan van Gendt tot Wins-
sen, eersten rekenmeester van Gelderland, uit de ridderschap, en
Coenraedt Singendonck, raad van Nijmegen, uit de steden, aan-
wees, om een onderzoek in te stellen naar de gesteldheid van de
geestelijke goederen, welke onder de „gemeene beursequot; behoorden,
en na te gaan, wat er verder nog aan geestelijke goederen, kerke-
en gilde-goederen opgespoord zou kunnen worden tot aanvulling
van het tekort op de predikantssalarissen. De heeren kwamen tot
de slotsom, dat er op deze wijze niet genoeg gevonden zou kunnen
1)nbsp;Na de Reformatie werd het van Overheidswege vastgestelde predikants-
salaris als congrue portie of competentie (d.w.z. behoorlijk levensonderhoud
voor den met de zielzorg belasten kerkendienaar) aangeduid. Het verschil
tusschen de canoniek-rechtelijke congrue portie en de congrue portie na de
Reformatie is, dat de canonieke congrue portie bepaald werd op ± ^/s van de
inkomsten van het pastoorsbeneficie (zie blz. 129), terwijl de congrue portie
na de Reformatie een vast bedrag was, onafhankelijk van de plaatselijke
pastorie-inkomsten.
2)nbsp;Wij zagen boven, dat, omgekeerd, de inkomsten van een vicarie te
Ophemert werden gebruikt voor het onderhoud der parochiekerk. De in-
standhouding van den publiek en eeredienst was parochiebelang; ook na de
Reformatie bleef dit zoo. Vandaar, dat het Kwartier het overschot van de
parochiale stichting, de kerkfabriek, tot aanvulling van het predikantstrac-
tement kon be.stemmen.nbsp;•
®) Kwartiersreces Nijmegen, 1 Augustus 1675.
-ocr page 138-worden 1). Op 29 Januari 1677 vulde het Kwartier het aantal ge-
committeerden aan met Caspar Anthonis van Lynden, ambtman en
richter van Overbetuwe, Johan van Balveren en Reynier van
Haefften, heer tot Ophemert, uit de ridderschap, en Arnoldt Coer-
man, schepen van Nijmegen, dr. Jacob Cock, burgemeester van
Tiel, en Jurriaen van Bijstervelt, burgemeester van Zaltbommel,
uit de steden. De commissie verklaarde, dat er „geen ander middel
by provisie heeft connen uytgevonden worden, als de vycaryegoe-
deren..... tot onderhoudt van de selve (predikanten), voor den tijt
van twaelff jaeren te employeren, sonder dat naer expiratie van
dien tijt alsdan de patronen haer recht van collatie sali sijn beno-
menquot;
Het Kwartier nam den voorslag van de commissie over en be-
sloot verder, dat de onder de administratie van den rentmeester
der geestelijke goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden, Wil-
lem Clodts, staande vicariegoederen voor den gemelden tijd van
twaalf jaren voor de ,.bursalequot; predikanten bestemd zouden wor-
den volgens een door de gecommitteerden Johan van Gendt tot
Winssen en Singendonck opgemaakt plan van verdeeling. De door
Clodts beheerde pastoriegoederen zouden eveneens aan de predi-
kanten overgelaten worden, ,,sullende een yder predicant syne toe-
geleyde pastorye- en vicarye-goederen selfs administreren ende
verpachten ende van hetgeene de canonicken tot Utrecht ter som-
ma van 1500 gl., die van St. Paul ter somma van 195 gl. ende d'ab-
dye van Mariënweert ter somma van 200 gl. tot de beurs gecontri-
bueert, soo veel trecken, als by yders pastorye geleyt isquot;. De rent-
meester Clodts zou aan de predikanten één jaar salaris moeten uit-
keeren in baar geld, terwijl aan de Gedeputeerden van het Nij-
meegsche Kwartier werd opgedragen een voorziening te treffen,
dat de reeds voor lang toegestane ƒ 3200 zonder uitstel aan de
predikanten zouden betaald worden. De Rossemsche geestelijke
goederen zouden gesteld worden onder de directie van de Gedepu-
teerden, „uytte welcken den predicant aldaer boven het gebruyck
van 's Heerenweertgen, tegen desselfs pastoryehuys over gelegen,
sal genieten voor desselfs jaerlijcksch tractement eene somma
van 450 gl. ende de custer aldaer 80 gl. boven de custerye-
goederen, soo hem mede in handen sullen werden gegeven, ende
hetgeene alsdan nogh verder compt over te schieten aengeleyt, soo-
als sulcx by Haer Ed. Mog. sal worden goetgevondenquot; . De ge-
Kwartiersreces Nijmegen, 2 Augustus 1675, 15 Januari 1676.
-) Kwartiersreces Nijmegen, 10 Februari 1677.
committeerden Van Gendt en Singendonck zouden een orde bera-
men op de administratie van de Rossemsche goederen. De kosterie-
goederen zouden wederom in handen gestelt worden van de onder-
scheiden dorpen en heerlijkheden, teneinde daaruit de kosters en
schoolmeesters te bezoldigen, „waermede dan d' administratie van
den rentmeester Clots sal sijn opgeheven, mits doende daervan be-
hoorlijck reeckeningh en reliquaquot;
Den 24sten Januari 1679 werd de resolutie inzake het aanwenden
van de vicarieën iuris patronatus laïcalis ten behoeve van de nood-
lijdende predikanten voor een tijd van twaalf jaren op voorstel van
het Kwartier van Nijmegen op een Landdag te Arnhem tot een
Landelijke resolutie gemaakt; de beide overige Kwartieren vonden
den maatregel goed, „sonder haer daerdoor te willen praejudi-
cerenquot; Het middel kon nu niet alleen in de Tieler- en Bommeler-
waarden toegepast worden, maar in het geheele Nijmeegsche
Kwartier.
Het regende onmiddellijk protesten van de zijde der zich in hun
rechten gekrenkt achtende collatoren, o.a. van den graaf van den
Bergh en van den Arnhemschen burgemeester Arnoldt van Eek,
onderscheidenlijk als patronen van de St. Catharinenvicarie in de
kerk te Millingen, welke geconfereerd was op den zoon van Derck
Tilmans, en van de St. Jansvicarie in de kerk te Eek, welke gecon-
fereerd was op Johannes Jodoci, waarvan de inkomsten door het
Kwartier ingetrokken waren. Zij verzochten bij den Landdag om
nadere interpretatie van de resolutie d.d. 24 Januari 1679. De
Kwartieren van Zutphen en Arnhem verstonden daarop, „dat in
de voorsz. resolutie niet anders by Haer Ed. Mog. is bewillicht.
als dat dieselve geen praejuditie aen de ingesetenen van de respec-
tive Quartieren soude geven, soo eenige vicarye te vergeven
hebben, waervan die goederen in 't Quartier van Nijmegen sijn ge-
legenquot; (2 April 1683). Het Nijmeegsche Kwartier verklaarde even-
wel terecht —, „dat de voorsz. interpretatie strydigh is met het
recht ende gewoonte in dese landen geobserveert omtrent geeste-
lycke goederen, welck recht ende gewoonte soodanigh is, dat alleen
geleth wort op die plaetse van de [ondatie derselver ende niet op de
woninge van die, dewelcke daerover recht van patronaet off collatie
hebben, sulcx dat uut die hooffde alle die vicaryen, dewelcke sijn
gefondeert in eenige kercken off plaetsen gelegen in den Quartiere
1)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 10 Februari 1677.
2)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 24 Januari 1679. Vergel. Mr. F. C.
W. Koker, „Rapport over de vicariegoederen in Gelderlandquot;, blz. 27 (niet
geheel juist).
van Nymegen, 't selve Quartier moet worden gevolcht off staen
moet ter dispositie van 't selve Quartier, sedert dat yder Quartier
die geestelycke goederen in den hare gelegen tot sigh genomen ende
daervan naer welgevallen ende naer yders gelegentheyt gedispo-
neert heeftquot;
Van de vele verzoekschriften, die den Landdag naar aanleiding
hiervan bereikten, noemen wij slechts het request, waarbij Agnes
van Lochteren, weduwe van Henricus de Roy, in leven predikant
van Zijne Hoogheid den Prins van Oranje, om continuatie ver-
zocht van het bezit eener vicarie te Driel (in Overbetuwe),
waarmede haar zoon door de gravin van den Bergh begiftigd was.
De inkomsten van deze vicarie waren aan ds. Henckelius van Elden
toegekend. Het Kwartier van Nijmegen handhaafde zijn stand-
punt, terwijl de beide overige Kwartieren de zaak aan het oordeel
van het Provinciale Hof wilden onderwerpen. Het Nijmeegsche
Kwartier was van meening, dat het „een saecke (was) van haer
Quartier en van politie (d.w.z. van politiek beleid), waerover het
Hoff Provintiael noyt jurisdictie gegeven isquot;; mocht het Hof zich
echter bevoegd verklaren, dan zou het Nijmeegsche Kwartier zich
niet aan de uitspraak storen'-'). En hierbij bleef het.
De maatregel betreffende het tijdelijk aanwenden van de vica-
rieën ten behoeve van de noodlijdende predikanten werd niet alleen
in de Tieler- en Bommelerwaarden — waarvoor hij oorspronkelijk
bedoeld was —, maar in het geheele Kwartier toegepast. Bij besluit
van 24 September 1687 het het Kwartier de beschikking over deze
inkomsten voor de nog resteerende jaren over aan de onderscheiden
ambtsbesturen ®).
§ 5. De Geestelijke Goederen opnieuw onder Bestuur van het
Kwartier, 1678—±1731. De Rossemsche Geestelijke Goederen.
Naar aanleiding van klachten van de zestien predikanten in de
Tieler- en Bommelerwaarden, besloot het Nijmeegsche Kwartier 14
Mei 1678, dat de vicariegoederen, waarvan de inkomsten vóór deze
1)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 2 April 1683.
2)nbsp;Reces van den Landdag te Nijmegen, 30 April 1684. Andries de Roy
had brieven van institutie tot deze vicarie van het Hof verkregen 29 October
1669 (archief Hof van Gelderland, Institutieboek III, fol. 55 vso.). De O L
Vrouwevicarie was in 1460 gesticht door heer Willem van Egmond; het
collatierecht was verbonden aan het huis Vrienenstein bij Driel en kwam
met dit huis aan den graaf van den Bergh. De vicarie stond naderhand be-
kend als de „Berghsche vicariequot; (archief van het Huis Bergh, inv. no 5615)
Kwartiersreces Nijmegen, 24 September 1687.
-ocr page 141-resolutie aan de predikanten waren toegekend als supplement, ten-
einde de congrue portie te kunnen halen, door het Kwartier zouden
worden „naegenomen ende in handen van eenen rentmeester gege-
ven, gelijck sulcx in opsichte van de Rossemsche goederen geschiet
is, omme jaerlijcx daervan uytgekeert te werden 'n yeders {te)cort,
sooals hetselve by een yders quota gestelt isquot;. Voorts werd besloten,
om het advies van twee rechtsgeleerden in te winnen over de vraag,
,,off het Quartier niet bevoecht is de vicarye-goederen te vindiceren
en nae sigh te nemen, om tot betalinge en soulagement der voorsz.
nootlydende praedicanten geëmplojeert te werdenquot;^). Het advies
zal waarschijnlijk wel in gunstigen zin zijn uitgevallen, gezien de
houding, welke het Kwartier in deze aangelegenheid in de volgende
jaren op de vergaderingen van den Gelderschen Landdag aannam.
Het was de afgetreden rentmeester van de vroegere ,,gemeene
beursequot;, Willem Clodts, aan wien de administratie opgedragen
werd^). De rentmeester bleef onder de directie van Gedeputeerde
1)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 14 Mei 1678.
2)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 17 November 1680. Het nieuwe rentambt
werd eveneens „beursquot; genoemd. Van deze administratie zijn rekeningen
bewaard over 1681/82 en 1683/84, Rijksarchief Arnhem, archief Gedepu-
teerden des Nijmeegschen Kwartiers.
De rekening over 1 September 1681—31 Augustus 1682 omvat:
Inkomsten:
Bumpt, . . . L. Vrouwenvicarie;
Deil, . ... St. Catharinavicarie, L. Vrouwenvicarie, St. Jansvicarie;
Malsen, . . . L. Vrouwenvicarie, St. Anthoniusvicarie;
Wadenoyen, . L. Vrouwenvicarie;
Meteren, . . St. Catharinavicarie;
Ophemert, . . L. Vrouwenvicarie in St. Martenskerk, St. Catharinavicarie,
St. Pietersvicarie;
Yarih, . . . L. Vrouwen- en Brigittavicarie, H. Kruisvicarie, „Van den
predikant off kercknieesters lot Varick van een gedeelte
van eenen hooff, daer het pastorye-huys op gesett is, jaer-
lijcks primo Octobr. XII gl.quot;
Est, .... Vicarie van St. Nicolaas en Bartholomeus;
Opijnen, . . . St. Jans- en Catharinavicarie, St. Jansvicarie;
Neerijnen, . . St. Jansvicarie, St. Pietersvicarie;
Waardeniurg, St. Jansvicarie, St. Pietersvicarie, L. Vrouwenvicarie in Tuil
op Waardenburg;
Tml, . . . . St. Anthoniusvicarie, St. Jansvicarie, St. Maria Magdalena-
vicarie, vicarie op het Aller Heiligenaltaar;
Hellouw, . . pastorie en vicarie, kosterie, L. Vrouwenvicarie;
Vwren, . . ■ pastorie, „Doch de landeryen tot dese voorsz. corpora ge-
hoorigh staende de trobbelen voor d'onraetspennongh sijn
opgewonnen off overgeleevert ende veralieneert, dient ter
memoriequot;. Een tiend uit 50 morgens land behoort, naar
het zeggen van den heer, aan het huis Vuren.
Bwrwenen, . . pastorie;
Bossem, . . . kapittelgoederen, kosterie. L. Vrouwenvicarie in Hurwenen;
Bossem, . . . sustern-clooster;
Eeerewaarden, St. Anthoniusvicarie, St. Pietersvicarie, H. Kruisvicarie, L.
Vrouwenvicarie;
Staten de administratie voeren van alle pastorieën en andere geeste-
lijke goederen, voor zoover zij niet aan de predikanten of de dorps-
heeren in beheer gelaten werden. Het beheer over de Rossemsche
goederen was eveneens aan Clodts opgedragen. Bij een resolutie,
welke door het Kwartier 14 April van het volgende jaar genomen
werd op grond van een door de gecommitteerden (Van Gendt tot
Winssen en Singendonck) uitgebracht rapport werd besloten bij
provisie voor één jaar aan de predikanten ongeveer ƒ 3000 toe
te leggen uit de beurs van het Kwartier; ondertusschen zou men op
middelen zinnen, om ook de noodlijdende predikanten in de andere
ambten te helpen, terwijl de Gedeputeerden van het Kwartier ge-
machtigd werden voortgang te maken met de „vercopingequot; van
de pastoriegoederen volgens „vorigequot; Kwartiersresolutie. Aange-
zien de gecommitteerden ondanks alle door hen aangewende moei-
ten geen staat hadden kunnen verkrijgen van de kosterie- en kerke-
goederen en daardoor buiten de mogelijkheid verkeerden, om aan
te geven, hoe men den kosters ten platten lande behoorlijke betahng
Dnel, . . . St. Catharinavicarie, St. Jansvicarie, St. Nicolaasvicarte,
5gt;t. Anttioniusvicarie, L. Vrouwenvicarie, H. Kruisvicarie
vicane St. Spiritus, St. Jorisvicarie, St. Barbaravicarie, St'
Catharinavicarie „eertijds gefundeert in de capelle tot Velt-
Urijll doch alsoo de goederen tot onderhoudt van den
schoeldienaer aldaer geëmployeert weerden, memoriequot;-
vicane eertijts gefondeert door eenen Pieter de Ghier on
Awmerzodennbsp;Veldtdrijllquot;, de goederen zijn verduisterd;
B^Jnbsp;■ Qmrinusvicarie, St. Nicolaasvicarie;
a/cet, . . . L. Vrouwenvicarie „in den hoeckquot;, St. Jacobsvicarie, St An-
thoniusvicane, L. Vrouwenvicarie „in de sonquot;, St. Joris-
vicarie;
meuwaal, . . pastorie, L. Vrouwenvicarie;
Gameren . . st. Jacobsvicarie, St. Nicolaasvicarie;
KerTcwyh, . . l. Vrouwenvicarie;
Delwynen, . . L. Vrouwenvicarie „opt chor in de capelle tot Delwynenquot;
H. Kruisvicarie, St. Nicolaasvicarie-
ërSerlTquot;'quot;quot;^'quot;quot;''^'' goederenquot;, waarvan perceelen gelegen op Kerkwijk
Slot van de vorige rekening: £ 94-19-8.
Uitgaven:
verschenen mierest voor Icapitalen „staende tot lasten van de geestliicke
pedernquot;, w.o. ƒ 40 interest voor geleend geld ,.tot opbouwingh , an 't nas
quot;^»-quot;'^e t-flasTva^de
Predikantstractementen e.d.
1°. Tielerwaard:
Varik, predikantstractement;
Hellouw, id.
Vuren, id.
Malsen, id.
Wadenoyen huishuur voor predikant betaald aan kerkmeesters-
Hemert (Ophemert), id.;
Opijnen,nbsp;id.;
kon verschaffen, werd nog goed gevonden den onderscheiden kerk-
meesters te bevelen volgens het Landdagsbesluit d.d. 13 Decem-
ber 1609 rekening af te komen leggen aan de Ordinaris Gedepu-
teerden of aan eenigen uit dit college in het bijzijn van de jonkers,
aan wie de inspectie over de kerkelijke goederen toevertrouwd was,
teneinde na te kunnen gaan, of er van het overschot iets ten be-
hoeve van de kosters aangewend zou kunnen worden^).
Er kwamen klachten van de predikanten, dat zij de aan hen op
1 Augustus 1675 toegekende congrue portie van ƒ 500 niet haalden.
Dit gold niet slechts voor de Tieler- en Bommelerwaarden, maar
ook voor de overige ambten. De Staten van het Nijmeegsche Kwar-
tier bepaalden daarom den 19den Juni 1680, om „de verhoginge van
eenen stuyver op yder pachtgulden, aenvanck nemende met de ver-
pachtinge (van de generale middelen nl.) deses jaers ende eenen
halven stuyver op yder gulden van de verpondinge mede over desen
lopenden jare 1680 in de Boven- en 1679 in de Beneden-ampten te
beginnen, om in yder district van stadt en ampt te verblyven ende de
voorsz. nootlydende praedicanten daeruut gesubsidieert te werden,
by ordonnantie van de Gedeputeerden te demanueren (uit te
geven) volgens project by de voorsz. gecommitteerden (Van Gendt
tot Winssen en Singendonck) te beramen ende ten naesten Quar-
tiersvergaderinge voor te brengenquot;. Op het ingekomen rapport
werd door het Kwartier den Hden November d.a.v. beschikt, dat
er door den Burggraaf van Nijmegen in het Rijk en door de ambt-
Rossem, predikantstractement en, uit de kosterie, salaris voor
schooldienaar;
Hurwenen, salaris voor de broeders, die aldaar den dienst hebben
waargenomen;
Nieuwaal, salaris voor den predikant van Gameren wegens het
waarnemen van den dienst;
2°. Bommelerwaard:
Ammerzoden,nbsp;huishuur voor predikant;
Brakel,nbsp;id.;
Gameren,nbsp;id. betaald aan kerkmeesters;
Bruchem,nbsp;id. id.
Voorts: classicale en synodale onkosten, maken van vicariedijken, ambts-
lasten enz.
Totale mtgaven 5600 £-18 st.-12 penn., waarvan afgetrokken de inlcomsten
en het slot van de vorige rekening ad 5609 £-10 st.-4 penn., blijft een nadeelig
saldo van 51 £-8 st. -6 penn.
De rekening is gehoord en gesloten op de Gedeputeerdenkamer 19 Mei
1683.
iKwartiersreces Nijmegen, 14 April 1679.
De z.g. boven-ambten waren: het Rijk van Nijmegen, het ambt tusschen
Maas en Waal, Overbetuwe en Nederbetuwe. De beneden-ambten waren de
Tieler- en Bommelerwaarden en Beesd amp; Renoy.
lieden in de ambten tusschen Maas en Waal, Over- en Neder-
betuwe staten zouden worden aangelegd van alle geestelijke goede-
ren, die tot de bezoldiging van predikanten in ieder district
,,geaffecteertquot; waren, zoowel de goederen, welke bekend waren, als
die nog ontdekt en tot het onderhoud van de predikanten bestemd
zouden kunnen worden. Na gedaan onderzoek zou aan iederen
predikant het hem toekomende worden toegewezen, om naar keuze
zelf te beheeren of in handen van een bekwamen persoon te stel-
len, „in dier voegen, dat, daer den predicant sijn goederen comt
nae te nemen ofte daerby gelaten worden ter administratie, in alle
manieren sal werden besorcht, dat de congrue portiën mogen wer-
den bereickt, daer nu in eenige ampten d' incompsten van de goe-
deren ende den opstuyver van de pachtgulden ende den halven
stuyver van de verpondinge sigh meerder dan de tractementen
comen te bedragen, sal den overschot van dien aengeleyt worden
tot suyveringh van verpondingh en andere lasten op de pastorye-,
vicarye-, canonisye- en andere goederen verlopen, die dan gesuy-
vert sijnde sal aen een yder ampt verder het superplus uutgekeert
en gelaten werden om tot pastorye-, schoolhuysen, tractementen
van schoolmeesters geëmploieert te worden, werdende de directie
in desen den Gedeputeerdens met communicatie naer goetvinden
aenbevolen. Ende sullen by Haer Ed. de nootsaeckelicke ordonnan-
tiën ten behoeff van de steden ende de praedicanten in het particu-
hier ten platten lande werden geslagen en uutgegevenquot;
Enkele leden uit de ridderschap kwamen in verzet tegen deze re-
solutie, aangezien zij wenschten, dat de distributie van den heelen
en halven stuiver niet door de Gedeputeerden des Kwartiers, maar
door de ambtlieden en jonkers in de ambten zou geschieden naar
analogie van de drie steden. Dat de stedelijke regeeringen zelf de
beschikking over den heelen en den halven stuiver in hun ge-
bied verkregen, vonden zij onbillijk, omdat de steden reeds over
meer geestelijke goederen konden disponeeren dan tot onderhoud
hunner predikanten noodzakelijk was. Bij Kwartiersbesluit d.d. 24
September 1687 werd aan de onderscheiden ambtsbesturen toege-
staan, om de opbrengst van den heelen en halven stuiver onder de
noodlijdende predikanten in hun ambt te verdeelen^). Bij resolutie
d.d. 31 October 1691 bepaalde het Kwartier, dat de Kwartiersont-
vangers aan de predikanten prompt betaling zouden doen en het
1) Kwartiersreces Nijmegen, 14 November 1680. Dit besluit gold voor hel
geheele Kwartier. Voor de uitvoering van het besluit in de steden zie
Hoofdst. m, § 6, en Hoofdst. IV, A § 4 en B § 3. Cursiveering van mij.
-) Kwartiersreces Nijmegen, 24 September 1687.
-ocr page 145-fonds van den heelen en halven opstuiver „in een separate cassequot;
moesten houden ^). Naderhand kende men in het Nijmeegsche
Kwartier ook nog den 34 stuiver op de ordinaire verponding ten
behoeve van de vroedvrouwen. In de rekening van den oud-ont-
vanger A. H. van Eek van het voormalige Tielsche kantoor der
verponding over 1805-'07 vindt men een bedrag van ƒ 2808 - 10
dat wegens de supplementen aan de predikanten en aan de vroed-
vrouwen voldaan werd (betaald in Januari 1808)
Ofschoon de ontvangst van den rentmeester Clodts van de vica-
rieën in de Tieler- en Bommelerwaarden over 1683 „eenighsints
considerabelquot; genoemd kon worden, bleek het, dat de congrue por-
tiën nog steeds niet ten volle door de predikanten genoten werden.
Het Kwartier had in 1683 besloten over te gaan tot het doen
verkoopen van de pastorie- en kosteriegoederen, maar de Ordinaris
Gedeputeerden van het Nijmeegsche Kwartier waren met den ver-
koop niet geslaagd. Zij verklaarden in een rapport, dat zij in Mei
1685 aan de Kwartiersvergadering aanboden, dat zij niets naders
wisten voor te stellen, „ten waere de respective heeren van de plaet-
sen of schout en buermeesters in de dorpen tegens overneminge
van de pastorye-goederen in derselver districten die beter wisten
t' administreeren, gelijck men vastelick vertrouwde te connen ge-
schieden, en voor een seecker tantum voor 't jaer of altijt mochten
goetvinden aen te nemenquot;. Een ander middel was het tijdelijk ver-
lagen van de predikantstractementen, totdat zij uit de Rossemsche
of uit de Vurensche goederen weder konden worden gebracht op
de congrue portiën.
Het Kwartier sloot zich bij deze voorstellen aan®).
Kwartiersreces Nijmegen, 31 October 1691.
2) Van de Kwartiersontvangers zijn, afgezien van de rekening van A. H.
van Eek, in het archief van Gedeputeerde Staten van Nijmegen zoo goed
als geen stukken meer aanwezig. In het huis-archief van Nederhemert (Rijks-
archief in Gelderland) berust een deel, getiteld: „Ambt van Over Betuwe
over de supplementen voor de Predëkanten sinds 1724. Het Rijck van Nij-
megen sedert den lquot;. Januari 1726quot;.
Kwartiersreces Nijmegen, 7 Mei 1685. De jaarlijksche vaste som, waar-
voor de heeren of de dorpsbesturen de administratie der pastoriegoederen
aannamen, moest dienen, om de plaatselijke predikanten te salarieeren. Het-
geen de goederen meer of minder zouden opbrengen, zou ten voordeele of
ten laste van de heeren of dorpsbesturen komen. De dagelijksche heerlijkheid
Vuren behoorde toentertijd aan het Nijmeegsche Kwartier en werd in 1734
tegelijk met Mariënweerd en Dalem verkocht aan Otto Frederik Roeleman
graaf van Bylandt. Ten Rijksarchieve te Arnhem berust de 6de rekening
van den rentmeester der heerlijkheid Willem Clodts over 5 Augustus 1687—■
29 Februari 1688, afgelegd aan Gedeputeerde Staten van het Kwartier. Tot
de inkomsten behooren o.a. tienden op Vuren, tot de uitgaven huishuur voor
het schoolhuis en huishuur voor de predikantswoning. Vergel. de post Vuren
in de 9de rekening van Holl hiervoor blz. 119.
Den 19den September 1687 werden Diederik van Els tot Boelen-
ham, ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden, en Johan Holl,
burgemeester van Zaltbommel, van wege het Kwartier gecommit-
teerd, om in onderhandeling te treden met de vijftien bursale pre-
dikanten — de zestiende, de predikant van Rossem, was hier, sinds
de Rossemsche geestelijke goederen afzonderlijk geadministreerd
werden, niet meer bij — over het aannemen van de pastoriegoede-
ren tegen een vast jaarlijksch bedrag. Het Kwartier was er blijk-
baar niet in geslaagd, om alle pastoriegoederen in beheer te doen
aannemen door de heeren of de dorpsbesturen. Twee jaren later
brachten de gecommitteerden een rapport uit, naar aanleiding waar-
van het Kwartier besloot, dat de pastoriegoederen overeenkomstig
een daarvan opgemaakte lijst voor vaste bedragen zouden worden
gelaten aan de onderscheiden predikanten of heeren, schouten en
buurmeesters van de dorpen, dat de goederen van de St. Cathari-
nenvicarie te Driel gevoegd zouden worden bij de pastorie aldaar
en dat de pastoriegoederen van Rumpt en Gellicum niet „in erf-
pacht uytgedaenquot;, maar ten meesten voordeele van den predikant
verpacht of voor een redelijke som aan dezen laatste gelaten zou-
den worden. Uit de Rossemsche geestelijke goederen zou ƒ 36 voor
huishuur gegeven worden ten behoeve van de predikanten, die geen
pastoriehuis bewoonden, alsmede de classicale onkosten. Tenslotte
vond het Kwartier goed, om gedurende twaalf jaren een bedrag
van ƒ 1100 uit ,,'s Quartiers cassequot; (niet uit de geestelijke goederen,
maar uit de middelen van het Kwartier) toe te staan, om door den
ambtman in de Tieler- en Bommelerwaarden en den burgemeester
Johan Holl onder de predikanten te worden verdeeld. Na zes jaren
zouden de gecommitteerden een staat van de pastoriegoederen
moeten indienen en moeten onderzoeken of de pastoriegoederen
zoodanig konden worden geadministreerd, dat het jaarlijksche sub-
sidie van ƒ 1100 kon vervallen^).
in het Kwartiersreces van 30 Juli 1691 is ingelascht een ,,Memo-
rie der sommen, waervoor eenige praedicanten in Tielre- en Bom-
melreweerden haere pastorye-goederen voor den tijt van twaelff
aen den anderen volgende jaeren voor vrygelt aengenomen hebben
of behoorde aengeschreven te werdenquot;, welke memorie overgegeven
was door Diederik van Els en Johan Holl. Hier wordt in medege-
deeld, dat in den Tielerwaard de pastoriegoederen te Wadenoyen
en Dmmpt (1) aan den gewezen predikant overgelaten zijn voor
ƒ 150 's jaars; de pastoriegoederen te Geldermalsen (2) aan den
Kwartiersreces Nijmegen, 19 Juni 1689.
-ocr page 147-predikant voor ƒ 100 's jaars; de pastoriegoederen te Enspijk en
Deil (3) aan den heer dezer dorpen voor ƒ 120 's jaars; de pasto-
riegoederen van Rumpt en Gellicum (4) hebben geen pachter kun-
nen trekken en worden voorloopig geschat op ƒ 100 's jaars; de
pastoriegoederen van Est en Meteren (5) worden gesteld op ƒ 130
's jaars; die te Ophemert (6) zijn aangenomen door den heer,
schout en buurmeesters voor ƒ 100 's jaars; die te Opijnen voor
f 87 's jaars (aan wien, wordt niet gezegd); „tot Weerdenburgh
en Neder-Rijnen (8) behoorden die goederen het dorp aengeschre-
ven te worden voor hondert en twintigh guldensquot;; de pastoriegoe-
deren in Tuil (9) zijn aangenomen door den predikant voor ƒ 120
's jaars. In den Bommelerwaard zijn de pastoriegoederen te Heere-
waarden (10) door den predikant aangenomen voor ƒ 250 's jaars;
te Driel (11) door den schout en buurmeesters voor ƒ 200 's jaars;
te Ammerzoden en Well (12) behooren de pastoriegoederen te
worden geschat op ƒ 150 's jaars; te Brakel (13) worden de pasto-
riegoederen voorloopig getaxeerd op ƒ 100, daar men met den heer
of met den predikant nog niet tot een overeenkomst heeft kunnen
komen; de pastoriegoederen te Zuilichem (14) zijn in de dijkgave
gebracht; men zal Zuilichem moeten combineeren met Nieuwaal,
alwaar de pastorie provenu's tot ƒ 60 's jaars oplevert, de Heer van
Zuilichem heeft ƒ 50 's jaars toegezegd en de Zuilichemsche ,,ge-
nieyntequot;^) eveneens; de pastoriegoederen te Gameren (15) zijn
aan den gewezen predikant ,,uytgedaenquot; voor ƒ 135 's jaars; die te
Bruchem en Kerkwijk (16) aan den predikant voor ƒ 140 's jaars.
Hurwenen en Aelst zullen moeten worden bediend door de predi-
kanten van Brakel en van Poederoyen, die daarvoor ieder ƒ 50 zul-
len genieten. Waar geen pastoriehuizen zijn, zal ƒ 36 's jaars uit
de Rossemsche geestelijke goederen voor huishuur worden gegeven.
Ook de classicale penningen zullen uit de Rossemsche goederen
betaald moeten worden. De Kwartiersvergadering sloot zich bij de
voorstellen van Diederik van Els en Johan Holl aan en machtigde
hen o.m., om te trachten tot verpachting van pastoriegoederen van
Hurwenen, Aelst en Niewaal te geraken; mochten zij daarmede niet
slagen, dan zouden de goederen onder het beheer van Peter van
Kessel, Clodts opvolger, gesteld worden®).
■) De „gemeyntequot; = de gemeene naburen van het kerspel.
2) Kwartiersreces Nijmegen, 30 .Juli 1691. De pastoriegoederen te Wade-
noyen en Drumpt werden voor 12 jaren „uytgedaenquot; aan den toenmaligen
predikant voor ƒ 150 's jaars. Zij werden na omgang van de 12 jaren aan
.lohan de Cock van Delwijnen als heer van Wadenoyen overgelaten met in-
gang van 1714, onder voorwaarde, dat jaarlijks aan den predikant ƒ 150
zou worden uitgekeerd (Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwar-
De beide gecommitteerden hadden voorgesteld, dat de predikan-
ten daar, waar geen combinatie was, ƒ 540 zouden ontvangen, en
daar, waar een combinatie was, en wel zoo, dat er inderdaad in
twee kerken gepreekt werd, door den predikant ƒ 590 genoten zou
worden. Het Kwartier handhaafde echter de regeling van 1 Augus-
tus 1675.
In hetzelfde jaar i) stelde het Kwartier vast, dat het supplement
uit den heelen en halven stuiver aan de vijftien „bursalequot; predi-
kanten in halfjaarlijksche termijnen betaald moest worden en even-
zoo de ƒ 200, welke jaarlijks uit de goederen van de abdij St.
Mariënweerd verschuldigd waren ten behoeve van den predikant
van Rumpt en Gellicum .
Het rentambt van de geestelijke en de vicariegoederen in de Tie-
ler- en Bommelerwaarden begon dusdoende hoe langer hoe minder
te omvatten. Hiertoe werkten ook de verkoopingen mede. In 1700
werd besloten tot het verkoopen van eenige geestelijke goederen of
wel alle, om schulden af te doen«). Den 28sten Januari 1707 vond
het Kwartier op verzoek der „bursalequot; predikanten goed, dat de
tiers 14 September 1713). De pastoriegoederen van Hurwenen Icwamen onder
het beheer van P. van Kessel. Het aannemen van pastoriegoederen door den
predikant was mets nieuws; 22 November 1595 accordeerde het Provinciale
Hot met den predikant van Doetinchem als volgt: „Op huyden date onder-
schreven is mitten kerckendiender der stat Deuttinckem Matheo van Recht
geaccordiert, dat hy alle die guederen und inkompsten der pastoriën thot
Deuttinckhem vurschr. sal annemen vur hondert und vijff dalder jaerlicx
gedurende die tijt van drie jaren, daervan het ierste jaer sal wesen het jaer
van ses und tnegentich und dan voirtz volgende, walverstaende dat daer-
onder begrepen sullen sijn alsulcke vijff und twintich dalder als' 't Quartier
van Zutphen synen sohen Jonathan van Recht thot vollest synes studii
jaedix hefft toegelacht, und dat 't Hoff hem bavendien een ordinantz van
twehondert carolusgulen opten tegenwoirdigen rendtmeester der Belhemer
pederen (van het klooster Bethlehem bij Doetinchem, waarbij de parochie-
kerk van D. geïncorporeerd was) gedurende die drie jaren vurschr sal ver-
lehenen.... De predikant moest ervoor zorgen, dat de pastoriegoederen
„wal geregiert werden en moest jaarlijks „goede anteikeninghquot; van de iii-
fïquot; overleveren aan den rentmeester der Bethlehemsche goederen (ar-
chief Hot, „Resolutiën van geestlicke saeckenquot;).
Kwartiersreces Nijmegen, 17 Augustus 1691.
-) Opgemerkt moge worden, dat het Nijmeegsche Kwartier bij resolutie
d.d. 2o April 1668 het collatierecht van de pastorie van Rumpt aan Diederik
van Els en dat van de pastorieën van Gellicum en Renoy aan Alexander
lengnagel, heer tot Gellicum, verkocht had.
Archief Hof van Gelderland, Commissieboek V, 1652-'80, fol. 230 vso
acten van goedkeuring voor den verkoop van het patronaatsrecht van de
pastorie van Rumpt en voor den verkoop van dat der pastorieën van Gellicum
en Renoy, beide d.d. 30 Maart 1669.
) Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 5 Juni 1700.
Met Kwartier verleende machtiging tot het houden van de openbare ver-
kooping 16 April 1706; de verkoopsvoorwaarden d.d. 13 Juli 1706 zijn nog
aanwezig (Rijksarchief Arnhem). Verkocht werden vicariegoederen in Gelli
cum, Rumpt, Heerewaarden.
vicariegoederen verkocht zouden worden en de daarvoor te verkrij-
gen koopsom belegd zou worden „op 't Quartierquot;, om uit de rente
de classicale penningen en de huishuren te vinden. De ambtman
van de Tieler- en Bommelerwaarden werd gemachtigd, om de
noodige maatregelen te nemen. In 1707 en 1710 hadden daarop
eenige verkoopingen plaats^).
Behalve door eenige verkoopingen van vicariegoederen en door
het aan laten nemen tegen een vast jaarlijksch bedrag van de
pastoriegoederen door de predikanten of door de heeren of de
dorpsbesturen, werd het rentambt gaandeweg geliquideerd door de
nog overgebleven vicariegoederen aan de patronen ter administra-
tie over te geven. Hier dient echter opgemerkt te worden, dat deze
goederen niet aan de collatoren overgegeven werden in hun hoe-
danigheid van patronen, hetgeen een afwijking beteekend zou heb-
ben van het Landdagsbesluit van 19 en 21 December 1609,
maar op grond van bijzondere beschikkingen van het Kwar-
tier, waarbij — telkens in een speciaal geval — aan den dagelijk-
schen heer, tevens collator, de administratie over de goederen van
vicarieën in zijn heerlijkheid toegestaan werd. D.w.z. het Kwartier
droeg de administratie over aan den heer, wanneer het dit wensche-
lijk achtte, onder bepaalde waarborgen met het oog op de tertiën.
Zoo beschikten Gedeputeerde Staten van het Kwartier 12 Juni
1714 goedgunstig op een verzoek van Jacob van Beynhem tot den
Appelenburg, om zelf de administratie te mogen hebben van zekere
„ficarye onder Tuyl, waarvan hem 2/3 en den praedicant aldaar
1/3 part is competerende, alsoo met den rentmeester Van den Bergh
(die toentertijd als rentmeester van de geestelijke en vicariegoede-
ren in de Tieler- en Bommelerwaarden fungeerde) niet kan tereght
geraeckenquot;®). De heer van Tuil ma'chtigde kort daarop zijn schoon-
zoon Arnt Johan Vijgh, om ,,alle de respective ficaryen, tot de
heerlijckheyt Tuyll specterende, over te nemen, te verpagten, admi-
nistreren......quot;. Gedeputeerden van het Kwartier gaven hiertoe
verlof 18 October 1714, „mits den heere suppliant q.q. sal gehouden
blyven tot het derdepart op één (het tertium) volgens ordre van
Kwartiersreces Nijmegen, 28 Januari 1707. De verkoopsvoorwaarden
zijn van 5 Juli/23 Augustus 1707 en van 12 Maart 1710. Verkocht werden
vicariegoederen in Rumpt, Deil en Geldermalsen. In Deil en Geldermalsen ge-
schiedde de verkoop mede door den heer van Geldermalsen „voor 2/3 parten
van de vicaryen, waervan sijn welgeb. collator isquot;.
2) De collator vond het doodgewoon, dat 2/3 van de vicarie van hem was.
Dat de vicarie in de eerste plaats een fundatie met pieuze bestemming was,
werd gaandeweg uit het oog verloren. De vicarieën werden in de 18de eeuw
hoe langer hoe minder geregeld aan studeerenden begeven.
den heere amptman van Bommel, Tiel- en Bommelerweerden uyt
te reycken en van de te doene verpagtingen aan den rentmeester
Van den Bergh vooraf kennisse geve, om dieselve wegens de voors.
tertia te konnen assisterenquot;^). Gedurende de eerste 25 jaren was
de practijk t.a.v. het beheer zóó, dat de rentmeester der vicarieën
in Tuil rekening deed van de totale vicarieinkomsten, en dat aan het
slot de twee derdedeelen voor den heer worden afgetrokken. De
rekening werd door den ambtman en door den heer en zijn medege-
rechtigden als erfgenamen van Jacob van Beynhem tot den Appe-
lenburg onderteekend. De aanstelling van den rentmeester ge-
schiedde door den ambtman, voor zoover ons eenige op de adminis-
tratie betrekking hebbende stukken ten Rijksarchieve te Arnhem
doen zien. De tertiën werden niet uitsluitend voor den predikant
ter plaatse aangewend, maar dienden ook. om aan verschillende
andere predikanten van de classis Bommel de classicale penningen
te vergoeden. De beschikking hierover en het toezicht berustten bij
den ambtman van de Tieler- en Bommelerwaarden®).
Bij besluit van 7 Juni 1719 vond het Nijmeegsche Kwartier goed,
dat de vrouwe van Ammerzoden, Well en Wordragen op haar
verzoek gemachtigd werd, „om haere vicarie-goederen van St.
Quirijn en St. Nicolaes, behoorende tot de heerlickheyt van Am-
mersoden, selfs te mogen administreren, soo nogtans, dat suppliante
gehouden sal sijn daervan ad pium usum het geregte dardepart uyt
te keerenquot; »). Het beheer is aan de heerlijkheid verbonden gebleven.
De „ficaryen ofte bursale goederenquot;, met de dijken, in Hellouw
werden bij resolutie van Gedeputeerde Staten van het Kwartier
van 19 Juli 1710 overgelaten aan den heer en de geërfden aldaarquot;*).
Met de vicariegoederen in Waardenburg is het minder regel-
matig gegaan; althans klaagde ds. Craay, predikant aldaar, in een
verzoekschrift aan het Kwartier in 1718, dat hij sinds 1703 de
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 12 Juli en
18 October 1^4. Mr. F. C. W. Koker, „Rapport over de Vicariegoederen in
Gelderland , blz. 115, alwaar men de verdere geschiedenis van de Tuilsche
vicaneen aantreft.
-f) .Stukken betreffende dit beheer over 1715 — ± 1740 berusten op het
Rijksarchief te Arnhem en hebben vermoedelijk oorspronkelijk deel uitge-
maakt van het ambtsarchief.
tJ^ Kwartiersreces Nijmegen, 7 Juni 1719. Zie de verdere geschiedenis bij
VV. van Beuningen, „Rapport over de Vicariegoederen in verband met andere
geestelijke goederen in Holland, met eenige bijzonderheden hetzelfde onder-
werp betreffende in Gelderland en Overijsselquot;, blz. 109 e.v. en Mr. F. C.
VV. Koker, „Rapport over de Vicariegoederen in Gelderlandquot;, blz. 52 e.v Zie
ook de geestelijke en kerkelijke stukken in het archief van de heerlijkheid
Arnmerzoden, Rijksarchief Arnhem.
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 19 Juli 1710.
-ocr page 151-classicale penningen ten bedrage van ƒ 20 niet ontvangen had, om-
dat de vrouwe van Waardenburg de vicariegoederen had „aenge-
vangenquot;^). De vicarie- en andere geestelijke goederen in Brakel
stonden in 1720 nog onder het beheer van den meergenoemden
rentmeester Gijsbert van den Bergh
Tenslotte zijn er nog maar heel weinig goederen overgebleven.
Van de pastori^goederen zijn die van Hurwenen in of kort na 1707
overgelaten in beheer aan „den kerckenraet en gemeynte tot
Hurwenenquot;. Uit het desbetreffende verzoek van kerkeraad en ge-
meente blijkt, dat de rentmeester Van den Bergh in gebreke bleef,
om de ƒ 50 's jaars uit de pastoriegoederen te betalen aan de
predikanten, die den dienst ter plaatse kwamen waarnemen. De
requestranten beloofden, dat zij de verschuldigde ƒ 50 jaarlijks
zouden voldoen, ook al zouden de goederen niet zooveel opbrengen.
De regeling van deze aangelegenheid werd aan den ambtman in de
Tieler- en Bommelerwaarden opgedragen op dezelfde wijze, als
dit bij den voorgenomen verkoop van de vicariegoederen door het
Kwartier bepaald was®). Aan ds. Adrianus van Rijswijck van
Gameren werd in 1711 toegestaan, om, evenals eenige zijner col-
lega's, 8 hond bouwland van de vicariegoederen op de Leut
voor 6 jaren ten gebruike te hebben, met recht om prolongatie te
verzoeken, in plaats van de ƒ 20 wegens classicale kosten, die de
rentmeester (uit de tertiën) behoorde te betalenquot;). Een voorbeeld,
hoe onverkocht gebleven vicariegoederen met de pastoriegoederen
vermengd en ten slotte samengesmolten zijn.
Nog een enkel woord over de administratie van den laatsten
rentmeester der geestelijke en vicariegoederen of beursale goede-
ren in de Tieler- en Bommelerwaarden Van den Bergh. Veel kan
1)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 8 April 1718. Blijkens een resolutie d.d. 15
Februari 1700 besloegen de Waardenburgsche geestelijke goederen ruim 40
morgens.
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 29 Juli 1720.
Resolutiën Gedeputeerden, 16 Maart 1707. Over de vicarieën in Hur-
wenen zie W. van Beuningen, „Rapportquot; als voren, blz. 103 en 105 e.v. Dat
de pastoriegoederen van Hurwenen aan kerkeraad en gemeente, d.w.z. kerke-
raad en kerspellieden, in administratie gegeven werden, kan verklaard wor-
den uit de omstandigheid, dat er in deze parochie geen predikant was.
quot;) Resolutiën Gedeputeerden, 19 .Januari 1711. In het huis archief Hoe-
kelom, Rijksarchief Arnhem, berust een aanteekening, luidende: „Met den
jaere 1703 heeft den Hooghb. Hr. van Ophemert geaccordeert met den Heer
van Wadenoyen, die door ordre van de Gedeputeerden (des Nijmeegschen
Kwartiers) daertoe versocht en gelast, om met de collatoren wegen het darde
part der vicarye-goederen te accorderen, en sal den Heer van Ophemert
deswegen jaerlix uyttekeren twintigh gulden aen den predicant tot Op-
hemert wegens classicale penningen en ses en dartigh guldens aen de
schoolmeester aldaer voor de huyshuur van sijn tractementquot;.
hieromtrent niet medegedeeld worden, aangezien zijn rekeningen
geen van alle meer aanwezig zijn. Hij was 28 Augustus 1701, na
het aftreden van den rentmeester Hermannus van Dockum, aan-
gesteld. De uitgaven, welke door den rentmeester over 1702 ge-
daan mochten worden van de opbrengsten van de beursale goede-
ren, alsmede van de Rossemsche geestelijke goederen, bestonden
in de verponding over 1700, ambts- en dorpslasten zooals het op-
maken van de dijken, één jaar interest van alle kapitalen ten laste
van de geestelijke goederen, één jaar tractement aan den predikant
en den schoolmeester van Rossem, voorts één jaar andere lasten
„soo van praedicanten, classicale penningen als huyshuirenquot;. Van
den Bergh moest voor zijn bediening een waarborgsom stellen van
ƒ 3000 1). Hij deed op zeer ongeregelde tijden rekening. Aanvan-
kelijk waren de baten nog aanzienlijk: over het jaar 1706 was het
batig slot ƒ 2945 - 15 st. - 10 penningen 2). Gedeputeerde Staten
moesten den rentmeester in 1719 aanmanen om zijn rekening we-
gens de vicariegoederen „tot 1717 incluysquot; gereed te maken en
vóór November aan de Gedeputeerdenkamer over te zenden, om
afgehoord en gesloten te worden®). Daarna zijn er blijkbaar geen
rekeningen meer gehoord. Toen Gedeputeerde Staten in 1731 be-
richt ontvingen, dat Van den Bergh overleden was, besloten zij den
burgemeester van Zaltbommel Hendrik de Ruuck te machtigen, om
de papieren van den overledene over te nemen, aangezien ,,gemel-
de rentmeester in lengte van jaaren geene rekeningen aan de
Camer heeft opgegeven en dat oversulx Haar Ed. Mog. niet wel
bewust sijn, hoedanig het gelegen is met de staat der geestelyke en
ficarye-goederen voorn.quot; Wij vernemen verder slechts, dat de
rentmeester, behalve groote schulden, waaronder wegens zijn
administratie, twee oude vervallen huisjes binnen Zaltbommel na-
liet. Gedeputeerde Staten besloten om aan Aletta Judith, dochter
van Gijsbert van den Bergh, op haar verzoek, het recht, dat het
Kwartier op de nagelaten huisjes uit hoofde van de administratie
der geestelijke goederen had, voor ƒ 225 te cedeeren ®). Aldus ein-
digde de eens zoo belangrijke administratie.
Kwartiersreces Nijmegen, 5 October 1702, „concept-resolutie tot redres
van den vervallen staet der bursale goederen in de ampten van Tiel- en
Bommelreweerdenquot;.
2) Resolutiën Gedeputeerden, 24 November 1712.
Kwartiersreces Nijmegen, 7 Juni 1719. Resolutiën Gedeputeerden, 11
Juli en 21 October 1719.
Resolutiën Gedeputeerden, 15 Maart 1731. Rechterlijk archief Zalt-
bommel, dingsignaat, 1728-1731, fol. 170 vso., 29 Maart 1731.
Resolutiën Gedeputeerden, 12 Juni en 3 Augustus 1733.
-ocr page 153-De rentmeesters der geestelijke en vicariegoederen in de Tieler-
en Bommelerwaarden waren, zooals wij reeds eerder zagen, tegelijk
rentmeesters der Rossemsche geestelijke goederen. Deze goederen
waren afkomstig van het vroegere kapittel in de St. Martinuskerk
en van het voormalige zusterklooster St. Mariënacker te Rossem.
Op 10 Februari 1677 had de Kwartiersvergadering besloten om
deze goederen afzonderlijk te laten beheeren, doch eerst in 1706
is hier uitvoering aan gegeven. Het was nl. gebleken, dat de pre-
dikant, en de schoolmeester vermoedelijk ook, klachten had over
achterstallig salaris ondanks het feit, dat de geestelijke goederen in
Rossem aanzienlijke bedragen opleverden. Zij werden gébruikt om
aan te vullen, wat men elders tekort kwam voor de betaling van
tractementen van predikanten, voor classicale en synodale onkos-
ten e.d.. in den trant, waarop ook de opbrengsten van de Mariën-
weerdsche goederen plachten te worden besteed. Op een desbetref-
fend verzoekschrift van den burggraaf van Nijmegen, Jacob van
Randwijck, die tevens heer van Rossem was, besliste het Nijmeeg-
sche Kwartier 30 November 1706 als volgt: „dat aenbelangende
het eerste point by opgemelte requeste vervat, sijnde het groot ag-
terwesen van den praedicant tot Rossum. weicke volgens 's Quar-
tiers resolutie praeferabel uyt de Rossumsche goederen had moe-
ten betaelt worden door den rentmeester van de geestelycke beurs,
die tegelijck rentmeester van de Rossumsche goederen is en desel-
ve geconverteert heeft tot betaelinge van de lasten der andere
geestelycke en vicarye-goederen, het Quartier concernerende, ten-
eynde daervan behoorlycke vergoedinge mogte worden gedaen.
gemelten rentmeester...... geordonneert syne reekeninge te doen
van de nogh onverreekende jaeren tot den jaere 1705 incluys, om
hetgeene daerby overig bevonden wort te doen betaelen in minde-
ringe van 't geene den praedicant ten agteren is. ende dat 't ver-
dere rest sal worden betaelt uyt de cassa van het Quartier. Aen-
gaende de tweede periode van geseyde requeste verstaen Haer Ed.
Mog., dat de Rossumsche goederen met desen loopende jare van de
andere geestelijcke goederen sullen gesepareert worden ende inter-
dictie gedaen, dat wegens dit jaer gene penningen aen den rent-
meester werden betaelt, wordende wyders den heere borggraeff
en den heere amptman van Thiel- en Bommelreweert geauthoriseert,
om een tantamen te doen, off niet ymant deselve goederen voor een
tijt van jaeren sal willen aennemen, om daeruyt op het minste te
betaelen de jaerlyxe tractementen van den praedicant en school-
meester en soo doenlijck voor meerdere som; en by aldien op die
manier niet konnen uytgedaen worden, dat alsdan deselve sullen
gegeven worden aen handen van welgemelten heere borggraeff,
om die te doen administreeren ten meesten dienste van 't Quar-
tier'i).
De bedoeling was dus, dat de burggraaf en de ambtman zouden
beproeven de Rossemsche goederen op soortgelijke wijze, als
in 1689-1691 t.a.v. de pastoriegoederen was geschied, door iemand
aan te laten nemen voor een vast jaarlijksch bedrag. Dit is óf
nooit geprobeerd óf nooit gelukt. De administratie werd ter hand
genomen door den burggraaf zelf en is tot omstreeks het midden
van de vorige eeuw aan de heeren van Rossem verbleven. De
geestelijke goederen werden steeds afgezonderd van het heerlijk-
heidsdomein geadministreerd; ook werd de pieuze bestemming
gehandhaafd®). Evenals in al de boven behandelde gevallen van
Haaften, Zuilichem, Ammerzoden, Tuil e.d., betrof het een rege-
ling van de administratie over geestelijke goederen, niet een eigen-
domsovergang. Waar de administratie door het Kwartier aan den
heer ter plaatse werd overgelaten, werd zij, tenzij, zooals t.a.v.
Joost Pieck, heer van Zuilichem, gebeurd is, het Kwartier de
administratie weder terugvorderde, als aan de heerlijkheid verbon-
den beschouwd en verlangden de Staten of de Gedeputeerden van
het Nijmeegsche Kwartier geen verantwoording. De door de hee-
ren aangestelde rentmeesters deden dan ook aan hen rekenschap. De
heeren waren geen rentmeesters in dienst van het Kwartier, maar
voerden de administratie over de geestelijke goederen door middel
hunner rentmeesters op analoge wijze als de stedelijke magistraten
en de ambtsbesturen, die in de onderscheiden steden en ambten
over de geestelijke goederen binnen hun gebieden het bewind had-
Kwartiersreces Nijmegen, 30 November 1706. De rekeningen van Gijsb.
van den Bergh van de Rossemsche geestehjke goederen zijn niet meer in het
archief van Gedeputeerden van het Kwartier aanwezig.
Zie voor de geschiedenis der Rossemsche geestelijke goederen W. van
Beuningen, „Brieven over geestelijke goederenquot;, 1863, en dezelfde, „Rapport
over de geestelijke goederen---- in Hollandquot;, blz. 102 e.v. De schr. meent
ten onrechte, dat het Kwartier na het overlijden van den burggraaf een
nieuwen beheerder had moeten aanstellen, omdat het mandaat slechts voor
dezen persoonlijk en niet voor zijn erfgenamen bestemd zou zijn geweest,
en dat die beheerders rekening hadden behooren te doen (blz. 24, „Brievenquot;).
Er is toch ook nooit rekenschap verlangd van de heeren van Haaften en van
Zuilichem? De rekeningen van de z.g. geestelijke beurs van Rossem, aan-
vangende met de 1ste rekening over 1707 van Davit van Bijstervelt, over 1707-
1845, met acquitten e.d., berusten ten Rijksarchieve te Arnhem. De eerste
afhooringen van deze rekeningen geschiedden in 1732 e.v. voor Frans Steven
Carel van Bandwijck, die zijn vader Jacob als heer van Beek, Rossem en
Heesselt opgevolgd was. De goederen werden niet meer naar de stichtingen,
waarvan zij afkomstig waren, onderscheiden, maar zijn samengesmolten tot
één fonds met pieuze bestemming.
den, voor zoover de Hooge Overheid dit aan die besturen overliet.
Het eenige, waardoor zich de beeren onderscheidden van de stede-
lijke en ambtsregeeringen, is de omstandigheid, dat zij gewoonlijk
tevens collatoren van het meerendeel der geestelijke beneficiën in
hun heerlijkheid waren. Het beweerde recht der patronen, om q.q.
uit eigen recht als beheerders op te treden, is evenwel nooit
erkend.
B. Het Ambt tusschen Maas en Waal.
§ 1. De Reformatie. De Geestelijke Goederen onder
Kwartierlijk Bestuur (tot 1632).
Evenals in de Tieler- en Bommelerwaarden vielen in het ambt
tusschen Maas en Waal de kerspelen samen met de buur- of maal-
schappen ^).
Den 18den November 1591 stelde het Hof van Gelderland
Derck van Leuwen, een Nijmeegsch burger, aan tot rentmeester
over de geestelijke goederen, waarvan de „corporaquot; gevestigd
waren binnen de stad Nijmegen, het Rijk, de Overbetuwe en
tusschen Maas en Waal. Veel uitwerking heeft deze benoeming
voor het ambt van Maas en Waal niet gehad®). Omstreeks 1606
en 1607 ondervond men grooten overlast tengevolge van het op-
treden van Lambert Smoers, die op last van de Aartshertogen, naar
hij zeide, het bewind trachtte te verkrijgen over „de geestelicke
verlaten und gemortificierde guideren aldaer (nl. tusschen Maas
en Waal) glegenquot; en die, desnoods op gewelddadige wijze, pachten
e.d. invorderde om ze ter hand te stellen aan den bisschop en de
geestelijkheid in Den Bosch.
) Balgoy en Keent waren 2 buurschappen, die bij uitzondering samen
een kerspel vormden; in de 18de eeuw smolten zij tot één buurschap ineen
De buurschap — tevens parochie - Winssen was half in het ambt tusschen
Maas en Waal, ^alf 'n hf R,jk van Nijmegen gelegen (Winssen-Ambts en
Winssen-Rijks). De heerlijkheid Doddendaal behoorde tot de buurschap en
het kerspel Ewijk. De civiele en crimineele rechtspraak berustte bii de
gerichtsbank van het Boven-ambt tusschen Maas en Waal te Bergharen of
Haren, w.o. 8 kerspelen en Winssen-Ambts ressorteerden, en bij de ge-
richtsbank te Wamel van het Beneden-ambt, w.o. 4 kerspelen be-
hoorden. De ambtman was richter. De heerlijkheden Balgoy en Keent
Kernen, Batenburg, Horssen, Leur, en de thans tot Noord-Brabant behooren-
de heerlijkheid Dieden en Oyen hadden hun eigen gerichten met hooge en
lage jurisdictie (voor Batenburg, Horssen en Leur, zie hierna F § la) Baten-
burg had stadsrechten, evenzoo Maasbommel. Maasbommel was een heerlijk-
heid, die t.o V. de crimineele jurisdictie tot het ambt tusschen Maas en Waal
nehoorde. Verscheidene dorpen zijn oorspronkelijk dagelijksche heerlijkheden
pweest, Dreumel het langst, nl. tot 1743. Zie voor de wereldlijke en ker-
kelijke mdeehng: „Tegenwoordige staat van Gelderlandquot; 1740, H. D. J. van
Schevichaven, „Regeringsform van Gelderlandquot; in „Gelrequot; X, blz. 275, en
Jttr. Mr. A H. Martens van Sevenhoven, „Marken in Gelderlandquot; (Geschiedk.
Atlas van Nederland) 1925, blz. 177-181. In dit ambt hadden ook R.K. ridder-
matigen aandeel in bet ambtsbestuur.
) Archief Hof van Gelderland, Commissieboek, 1586-1601, fol. 86 vso 18
November 1591.nbsp;--gt;quot;,10
Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, die de directie en
administratie over de geestelijke goederen voerden, achtten dit
voortdurende optreden in strijd met een in April 1607 gesloten ver-
drag tusschen de Landschap Gelre en Zutphen en het Kwartier
van Roermond, dat 29 Mfei d.a.v. geratificeerd was door de Aarts-
hertogen en waarbij bepaald was, dat alle geestelijke goederen hun
,,corporaquot; zouden volgen, waar deze ook gelegen waren, en onder de
directie en het gezag zouden staan van de Overheid, waar de
„corporaquot; onder ressorteerden^). Gedeputeerde Staten lieten daar-
om in het ambt tusschen Maas en Waal bekend maken, dat niemand
betalingen wegens de geestelijke goederen mocht doen of
staten van die goederen mocht overgeven aan Smoers, maar
dat binnen een maand een staat moest worden ingediend ter
Gedeputeerdenkamer te Nijmegen van alle pastorieën, vicarieën,
canonisieën e.a. beneficiën en officiën, en dat er slechts betaling
mocht worden gedaan aan den door Gedeputeerden aan te
stellen rentmeester. De jonkers in het ambt beweerden, ..dat
niemants eenige (geestelijke) guideren voer sijn eigen was ge-
bruickendequot; en ,,dat het aenstellen van den rentmeester geacht
worde voer een nieuwicheit und niet dan by 't Quartier (dus niet
door Gedeputeerde Staten) daerin behoerde gedisponiert te wor-
denquot;; doch den 4 den Augustus 1608 kwam bij Gedeputeerden een
schrijven in, waarbij de ambtman in Maas en Waal Wilhem Aertss.
van Bronckhorst nomineerde tot „directeur over die geestlicke gui-
deren van die dorpen de? ampts voers.quot;. Het Gedeputeerdencollege
gaf te kennen, dat het Bronckhorst niet tot directeur, maar tot rent-
meester wilde aanstellen en van commissie en instructie zou voor-
zien. Op 29 September 1608 werd Bronckhorst als zoodanig be-
eedigd, „sullende in 't stuck van sijn officie tegens alle quaetwilli-
gen gemainteniert wordenquot; ').
Van Bronckhorst's beheer is ons niets overgeleverd. Zijn taak
omvatte in beginsel alle geestelijke stichtingen in het ambt zonder
onderscheid. Evenwel was het klooster de Holtmeer®) uitgezon-
derd. De goederen van bet kapittel in Batenburg, welke hooge heer-
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegsclien Kwartiers, 16 Juni 1606,
16 Juli, 5 en 6 Augustus 1607. Voor het verdrag met het Kwartier van Roer-
mond vergel. reces van den Landdag te Arnhem 21 April 1607, en hierna
blz. 313 (de Hannemansche goederen).
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 19 Augustus en 26 October 1607, 4 Augustus
en 29 September 1608. Bronckhorst werd geen directeur, maar rentmeester
of beheerder; de directie of opperleiding, d.w.z. bepaling van de bestemming,
beschikking en toezicht op het beheer van de geestelijke goederen, bleef aan
het Kwartier.
3)nbsp;Zie hierna blz. 230 en 232.
-ocr page 158-lijkheid geen deel uitmaakte van het ambt, vielen er eveneens
buiten.
In de streek tusschen Maas en Waal waren omstreeks 1608 nog
weinig predikanten. Op de vergaderingen van de classis Nijmegen
ontmoet men eerst in het genoemde jaar een predikant en wel dien
van Batenburg: in 1609 verschenen ter classicale bijeenkomst de
predikanten van Winssen, Batenburg, Wamel en Overasselt ^). In
Alphen en Overasselt waren predikant Thomas Zutphaniensis
en Petrus Calcarius, die oorspronkelijk R.K. pastoor waren ge-
weest, doch zich aan de classis onderworpen hadden. Op verschei-
dene dorpen waren de vroegere pastoors nog in het genot van
pastone-mkomsten. Teneinde hier verandering in te brengen liet
de nieuwe rentmeester Bronckhorst op last van het Provinciale
Hof en van den ambtman in Maas en Waal een verbod uitgaan
dat de gebruikers van geestelijke goederen op dorpen, waar geen
predikant was, aan iemand anders betalingen zouden doen dan aan
de kerkmeesters bij provisie Het gevolg was evenwel, dat niet
alleen de oude pastoors toch nog hier en daar de inkomsten bleven
beuren, maar dat de buurmeesters en kerkmeesters de geestelijke
goederen gingen aanwenden „tot bethalungh van hare kloeken off
tot reparatie van hare kerckenquot;, zooals het in een door den rent-
meester Bronckhorst ter Gedeputeerdenkamer ingediende memorie
heet. Naar aanleiding hiervan beslisten Gedeputeerde Staten 29
Januari 1610: „Also dese (geestelijke) guideren geen gemeinschap
hebben mtt die fabricque und niet dan tot den puren dienst Godes
altijt geëmploieert sijn und noch zullen und beboeren gebruickt te
worden, sijnde die kloeken und reparatie van die kercken altijt ver-
pleegt und gemackt ut d'incumpsten van die fabricquen und voorts
doer gebreck van dien by die naburen und gemeinten selffs, wie
noch op voele plaetssen geschiet, sonder dat die pastoren off die
(geestelijke) guideren iewerlt daermit beswaert sijn geweestquot;, zou
Bronckhorst alle pachten en tienden enz. over de jaren 1608 en '09
moeten invorderen, desnoods met gerechtelijken dwang»).
De werkkring van Bronckhorst omvatte, zooals gezegd, alle
geestelijke goederen, d.w.z. de goederen van de kloosters cïaren-
camp en St. Mariënhof in Wamel (sinds 1608 en 1609) en de
Acta classis Neomagensis 1608 September en 1609 Mei.
3 gesolutiën Gedeputeerden, 17 Mei en 24 October 1608.
hPtnbsp;Gedeputeerden, 29 Januari 1610. Deze resolutie treft door
fabriTlt;=»n.Hnbsp;van de principieele tegenstelling tusschen kerk-
tabrieksgoederen en geesteli ke goederen. Vergel. hierna: G. De Kerk-
fabrieken. Cursiveering van mij.nbsp;quot;e iverK
pastorie- vicariegoederen in het ambt^). Hoe het standpunt
van Gedeputeerde Staten t.a.v. de vicarieën was, blijkt uit hun reso-
lutie d.d. 5 Mei 1610 betreffende een memorie van Steven Loeffs.
over onbetaald gebleven kooppenningen, verschuldigd door den rit-
meester Stakenbroick wegens eenige stukken land in Overasselt,
w.o. vier morgens „gehoerich... tot Ons L. Vrouwen altaer t' Oever-
asseltquot;. De resolutie luidt: „Die Gedeputierden noch in memorie
hebbende, dat den voern. ritmeester gewaerschout sye, umb daerop
tho willen laeten, dat dese vier mergen by vercoeperen niet in
eigendumb, maer alleen haer recht van dien kunde vercofft worden
(nl. het ius patronatus of collationis), verclaren tselve sulx te sijn,
dat conform die resolutie meermaels by ridderschap und steden
deses Furstendumbs Gelder und Graeffschap Zutphen daerop ge-
nomen, dusdanige vicariën off guideren daertho gehoerende by
d'aengestelde rentmeesters in d'ampten, daer die glegen sijn, ten
overstaen van diegene, so die directie daervan bevolen is, daer die
patroni, indien se willen, oock by moegen commen, int apenbair
sullen verpacht und die pachten daervan by hem ontfangen worden,
so nochtans, dat die twe delen daervan utgericht und bekeert sullen
worden aen ennich jongh gesel, tsye adel of onadel, die tot onder-
hout syner studiën by den patronus derselver vicarie, mits eerst
sijn recht behoerlick hebbende doen blieken und den jonghman
deser Gameren off the Hove gepresentiert wesende, daermede ge-
beneficieert und begiffticht sal sijn, und het ander dordendeel ver-
blieven tot onderhout van de kercken- und schooldienst. Weicke
resolutie men oock in dese gemeint is t' achtervolgen und die pach-
ten der vier mergen lants in maten als voersz. te doen ontfangenquot;®).
De rentmeester moest uit de inkomsten der door hem beheerde
goederen de predikantssalarissen betalen. In 1617 beraamden
Gedeputeerden in overleg met Gijsbrecht van den Boetseler, ambt-
man, en jr. Henrick Vermoeien, wegens de ridderschap van het
ambt, „sekere ordre opte combinatie van de predicanten in Maes
Zie voor de Wamelsche kloostergoederen hierna F § 3. Voor de proos-
dij Munnikenwoerd, aanvankelijk een nonnenklooster, maar in de latere
M. E. een „curtis sive grangiaquot; (uithof) van de abdij van Berne, onder Alt-
vorst, zie Fr. W. Hoevenaars, Ord. Praem., „Eenige aanmerkingen op het-
geen de zeereerw. hooggel. heer Jos. Habets in het Ile en Ille deel van zijne
„Geschiedenis van het Bisdom Roermondquot; heeft medegedeeld omtrent de
Abdij van Mariënweerdquot; in: „Archief van het Aartsbisdom Utrechtquot;, XXI,
1894, blz. 234. Munnikenwoerd bleef als uitlandsch kloostergoed buiten het
rentambt.
Resolutiën Gedeputeerden, 5 Mei 1610. Over het presenteeren van een
vicaris aan de Kamer van Gedeputeerden te Nijmegen of aan het Hof, zie
hiervóór blz. 108 noot 1. Cursiveering van mij.
en Waelquot;, nl.: Afferden en Druten op een predikantssalaris van
ƒ 400 's jaars, Leeuwen en Puflik idem, Wamel en Dreumel op een
predikantssalaris van ƒ 400 's jaars verhoogd met ƒ 100 wegens de
groote moeite, die deze combinatie met zich bracht. Alphen en
Maasbommel ƒ 400 's jaars verhoogd met ƒ 50, Altvorst en Appel-
tern ƒ 400 's jaars, Bergharen en Hemen idem. Over- en Neerasselt
idem; Balgoy zou bij provisie nog gecombineerd blijven met Niftrik
voor het genot van „d' incumsten, die de pastorie tot Balgoy tho-
stendich sijnquot;. De schoolmeesters op ieder dorp zouden ƒ 100 's jaars
krijgen. Deze regeling zou gelden voor zooveel de staat der geeste-
lijke goederen zulks zou toelaten^).
Op voordracht van ambtman en ridderschap werd den 17den
Januari 1622 in de plaats van den overleden rentmeester Bronck-
horst door Gedeputeerde Staten Johan Blanck of Blancken aange-
steld tot „rentmeester van alle die geestlicke guideren in den
ampte van Maes ende Wael gelijck Bronckhorst zl. d'administra-
tie daervan gehat heefftquot;'-^).
Door de classis Nijmegen werd in September 1623 besloten er
bij het Hof van Gelderland op aan te dringen, dat de rentmeester
Blanck den kerkendienaren geregeld hun tractementen betalen zou.
Het daarop volgende jaar bepaalde de classicale vergadering, dat
in de eerstvolgende extra-ordinaire „conventusquot; iedere Maas en
Waalsche predikant verslag zou moeten uitbrengen omtrent de
..gelegentheit van sijn pastory, vicary etc.quot; Drie jaren later klaag-
den de predikanten wederom in de classicale vergadering over
slechte betaling, hetgeen ertoe leidde, dat bij het Nijmeegsche
Kwartier een verzoekschrift ingediend werd, waarbij de pre-
dikanten vroegen om de pastorieën aan hen over te geven
in plaats van het vaste tractement, onder aanbieding ervoor
te zullen zorgen, dat de op dien tijd nog gecombineerde plaatsen
Wamel-Dreumel, Alphen-Maasbommel, Leeuwen-Puflik elk een
bijzonderen kerkendienaar zouden kunnen beroepen, terwijl de
combinatiën Over- en Neerasselt, Niftrik-Balgoy, Haren-Hernen,
Altvorst-Appeltern, Afferden-Druten in wezen zouden blijven. Het
Nijmeegsche Kwartier stemde 11 Mei 1628 met het voorgestelde
bij provisie in, onder voorwaarde, dat de predikanten geen pasto-
P Resolutiën Gedeputeerden, 25 October 1617.
) Resolutiën Gedeputeerden, 17 Januari 1622; Blanck werd 6 Februari
162.3 tevens aangesteld tot rentmeester over de goederen van het klooster de
Holtmeer na den dood van den rentmeester Gijsbert Coets. De Holtmeersche
goederen bleven een afzonderlijke administratie vormen; er werd apart
rekening van gedaan.
riegoederen zouden mogen vervreemden of bezwaren en dat zij alle
dijklasten e.d. zouden dragen en de schoolmeesters uit de tertiën
zouden onderhouden ^).
Reeds enkele maanden later verzochten de predikanten om na-
dere preciseering van de resolutie d.d. 11 Mei 1628; zij wenschten
verschoond te blijven van de verplichting om uit de tertiën van
vicarieën de schoolmeesters te onderhouden en wilden hun salaris
blijven genieten tot aan het tijdstip, waarop de pastoriegoederen
aan hen overgegeven zouden zijn. Het Kwartier achtte het niet dien-
stig noch „stichtelickquot; voor hun persoon en beroep, wanneer de
predikanten zelf de pastoriegoederen in gebruik kregen in plaats
van het gewone tractement. De resolutie van 11 Mei werd door
het Kwartier feitelijk ter zijde geschoven, terwijl aan de Ordinaris-
Gedeputeerden opgedragen werd in overleg met ambtman en
ridderschap van het ambt tusschen Maas en Waal een nieuwe
regeling met betrekking tot de salariëering der kerkendienaren te
maken (1 Augustus 1628)®).
De regeling, die nu werd vastgesteld, was als volgt: iedere predi-
kant zou £ 400 's jaars verkrijgen en nog £ 50 daarboven, wan-
neer hij een combinatie bediende, mits er geen grooter aantal pre-
dikanten in het ambt zou beroepen worden. Daar, waar geen pasto-
riehuizen waren, zou de predikant £ 5 of £ 6 's jaars voor huishuur
ontvangen, terwijl de schoolmeesters hetzelfde zouden krijgen als
tot dusverre. Verder was bepaald, ,,dat de predicanten niet meer
sullen mogen pachten als haer tractement bedraecht off sulcx
doende daervoor borghe stellenquot;. Om te waarborgen, dat de pre-
dikanten op tijd hun bezoldiging zouden ontvangen, werd de rent-
meester gemachtigd uit zijn eigen middelen £ 1500- voor te
schieten tegen behoorlijke rentevergoeding®).
De klachten over slechte betaling der predikantstractementen
en over de zware combinatiën hielden echter aan, en^de Nijmeeg-
sche classis besloot in April 1629 hierover nader overleg te
plegen met de betrokken predikanten ^).
Ondertusschen hadden op een Kwartiersdag te Nijmegen, 9 Juli
1625, de ambtlieden en ridderschappen van de ambten van Over-
betuwe en tusschen Maas en Waal verklaard ,,sich langer niet te
Acta classis Neomagensis, 1623 September 1-3, art. 18; 1624 September
6 en 7, art. 8; 1627, 3-5 September, art. 18. Kwartiersreces genomen tijdens
een Landdag te Nijmegen, 11 Mei 1628.
2) Kwartiersreces Nijmegen, 1 Augustus 1628.
Resolutiën Gedeputeerden, 8 December 1628.
*) Acta classis Neomagensis, 1629 April 13-15, art. 23.
willen verbonden houden van weghen de geestelycke goederen aen
de (Gedeputeerden-) Cammer te doen verandttwoorden off deselve
bij de Cammer bedienen laeten als 't haer soude goetdunckenquot;.
Den 6den December 1632 liet het Kwartier de directie en de admi-
nistratie der geestelijke goederen in het ambt tusschen Maas en
Waal, met uitzondering van de goederen van de Holtmeer, aan
ambtman en ridderschap over, „mets dat deselve gehouden blyven
haere geestelicke goederen neerstelick ende met alle getrouwicheyt
t' administreren ende soo veel mogelick te beneficeren, voorts die
tractementen van de predicanten ende schoolmeesteren metten aen-
cleven van dien wel ende op haeren tijt precise te betaelen ende
allesints goede sorge ende toeversicht draegen, dat geene van die-
selve goederen achtergehouden, verdonckert off tot een ander ge-
bruyck gediverteert en werden, sulcks, dattet Quartier voer allet
geene voorschreven is geene dachten en mogen voorcomenquot; i).
Den 16den Januari 1633 werd de rekening van Jan Blanck voor
het laatst ter Gedeputeerdenkamer te Nijmegen gehoord en ge-
sloten
De goederen van het klooster de Holtmeer bij Horssen bleven
onder de directie en administratie van Gedeputeerden des Nij-
meegschen Kwartiers.
§ 2. Het Accoord van 1 Juni/3 JuÜ 1635.
Maatregelen ten behoeve van de noodlijdende Predikanten.
Ambtman en ridderschap in het ambt tusschen Maas en Waal
hebben de administratie van de pastorie- en vicariegoederen niet
lang zelf in handen gehouden. Reeds in 1635 sloten zij een accoord
met de gezamenlijke dienaren des Goddelijken Woords in het
ambt, waarvan de inhoud is als volgt:
r. „Eerstelick sullen de kerckendienaeren gevolgt werden de pastorie-
ende vicarie-goederen der kercken, daervan sy de bedieninge heb-
ben, laetende de collatie van de twee (derde-)deelen in sijn geheel.
ende daer geen collatores sijn, sullen de kerckendienaeren deselve
vicariën heel genieten ende profiteren, uuyt weicke pastoriën ende
vicanën sullen de kerckendienaeren betaelen boven de custeryen,
die de schoolmeisters gevolgt sullen werden, eicks tsestich gulden
'sjaers, uytgesondert Johannes Schouwhamer, predicant tot Over-
en Neerasselt, sal deselve schoolmeesters elcx vijftig gulden be-
taelen ende Lodovicus Toebaes, predicant tot Haeren ende Hemen,
sal de schoolmeester te Haeren 'sjaers betaelen vijftig guldens ende
tot Hemen dartich guldens, insisterende de heer van Hemen, dat
Kwartiersreces Nijmegen, 9 .luli 1625; 6 December 1632.
2) Resolutiën Gedeputeerden, 16 Januari 1633.
synen schoolmeister mede vijftig guldens behoorden te hebben,
't welck te decidieren sal staen tussen de heer ende de welgemelte
predicantquot;.
2°. De thans bestaande combinatiën zullen in wezen blijven, totdat er
uit de pastorie- en vicariegoederen genoeg middelen gevonden kun-
nen worden om elk dorp van een eigen predikant te voorzien.
3°. De pastorie- en vicariegoederen zullen den kerkendienaeren in
handen gesteld worden „liber ende vry, uytgenoemen de oude ge-
hypoteequeerde rentenquot;.
4°. Na afloop van de vier eerstvolgende pachtjaren zullen de predikanten
alle dijklasten e.d. op zich nemen onder verband van hun eigen
goederen.
5°. De kerkendienaren zullen de synodale en classicale kosten voor hun
rekening nemen, totdat de geestelijke goederen (d.w.z. de goede-
ren van de beide kloosters in Wamel), welke thans met groote
schulden bezwaard zijn, in beteren staat gebracht zijn. De predi-
kanten zeggen toe, dat zij, hetgeen zij „overquot; ontvangen over het
jaar 1635, zullen afstaan, de schoolmeesters evenzoo.
6°. Inzake de nog overblijvende schulden zullen de klagende predi-
kanten zich richten naar de verkregen ordonnantie.
7°. De reparatie van de pastoriehuizen komt ten laste van de predi-
kanten, die deze huizen bewonen. Opgaand hout zal niet mogen
worden gekapt zonder voorafgaande toestemming van ambtman
en jonkers.
8°. Van de aangekochte en nog niet betaalde „weemquot; (pastoriehof)
te Puflik, groot twee morgens, zal IJ morgen verkocht worden ter
betaling van het verschuldigde bedrag, terwijl i morgen zal blijven
„tot laste van de weemquot;.
9°. Wat te Hemen als „armgoetquot; bewezen kan worden, zal men den
armen laten volgen. Deze regel zal door het geheele ambt tusschen
Maas en Waal gevolgd worden.
10°. „Ende ingeval in de pastorye, kusterye ende vicarie als anders
eenige questie soude moegen commen te ontstaen, reserveren
amptman ende ridderschap de decisie aen heurluydenquot; i).
Dit accoord, dat den Isten Juni 1635 gesloten werd, werd door
het Hof van Gelderland bevestigd 3 Juli d.a.v., ,, weiversta ende,
dat ten opsichte van den lae(t)sten articul des voersz. verdrachs,
spreeckende van de decisie van saecken, sodaenige ter kennisse en-
de judicatuire van den Hove sullen verblyven, die tot noch toe
daer gehoort hebbenquot;
Tegelijk met deze overeenkomst is er nog een onderling accoord
1) De pastorieën, kosterieën, kerkfabrieksgoederen en armgoederen vindt
men voor ieder kerspel opgesomd in een opgave van de geestelijke en kerke-
lijke goederen en van het zielental van 1797, verlangd door de Gedecerneerde
Commissie uit de Nationale Vergadering tot afscheiding van kerk en staat,
in het oud-archief Polderdistrict Maas en Waal (Ambtsarchief). Hieruit
blijkt, dat het accoord van 1635 inderdaad ten uitvoer is gelegd.
Het verdrag is geregistreerd in het commissieboek van het Hof van
Gelderland, IV, over 1635/52, fol. 3. Het signaal des ambls Maas en Waal,
waarin het opgenomen was, is thans niet meer in het ambtsarchief (oud-
archief Polderdistrict Maas en Waal) te vinden.
tusschen de predikanten gemaakt, waarvan de inhoud echter niet
bekend is
De predikanten zijn onder het toezicht van de classis in het ge-
bruik en beheer van hun pastoriegoederen gebleven. De rentmees-
ter der geestelijke goederen in het ambt tusschen Maas en Waal
behield alleen de bezittingen der twee Wamelsche kloosters onder
zijn administratie, waarvoor hij rekenschap verschuldigd was aan
ambtman en jonkers.
Evenals in de andere ambten van het Nijmeegsche Kwartier
hadden ambtman en jonkers sinds het Kwartiersreces d.d. 24 Sep-
tember 1687 de bevoegdheid jaarlijks te mogen beschikken
over den heelen stuiver op iederen pachtgulden van de gepachte
middelen en den halven stuiver op de verponding, in hun onder-
scheiden ambten vallende, teneinde daaruit de noodlijdende predi-
kanten tevreden te stellen. Omtrent de jaarlijksche verdeelingen
onder de predikanten heeft het ambtsarchief ons vrijwel niets
overgeleverd. Uit een rekening van de pastorie te Bergharen
(Burgharen) over 1696 blijkt, dat het supplement voor den predi-
kant aldaar ƒ 150 was®). Dit bedrag was omstreeks 1730 ƒ 200
's jaars. In het midden der 18de eeuw was het supplement voor
Maasbommel en Alphen ƒ 200 (waarvan de schoolmeester ƒ 60
kreeg), voor Hemen ƒ 50 a ƒ 60, voor Oyen in de tegenwoordige
provincie Noordbrabant ƒ 40-17-, terwijl de hoogte van de supple-
menten voor de overige pastorieën in het „Leggerboek 11quot; der clas-
sis Nijmegen«), waaraan wij de hier genoemde getallen ontlee-
nen, niet precies vermeld wordt.
T.a.v. de pastorie-inkomsten met inbegrip van het supplement
van Bergharen wordt opgegeven, dat daaruit betaald werden „de
huyshuur, het onderhout van de derdepart aen S. Peters coor en
50 gulden aen den custos tot Haren boven de ordinaire en extra-
ordinaire 's landts, ampts- en dorpslastenquot;. Dat de pastorie verplicht
was bij te dragen tot het onderhoud van het kerkkoor, was tusschen
Miaas en Waal een algemeen voorkomend verschijnsel. De predi-
kant genoot het tertium van de St. Peterscampen, die onder Wins-
1) Acta classis Neomagensis, 1636 April 25-27, art. 21: „Het accoort so
tusschen den H. amptman en ridderschap van Maess en Wael en die
predicanten aldaer wegen het transport der pastorie- en vicariegoederen op-
gericht is, sal in prox. conventu extr. per D. Hagen (van Leeuwen en Puflik)
mgelevert, en het onderlinge accoort tusschen die E. broederen gemaeckt
den E. classe ingelevert zijnde, wel bewaert wordenquot;.
} Oud-archief van het Polderdistrict Maas en Waal (Ambtsarchief).
Oud-archief Ned. Herv. classis Nijmegen, Rijksarchief Arnhem, Leg-
-ocr page 165-sen gelegen waren en kennelijk vicariegoed uitmaakten ^). De pre-
dikanten in Maas en Waal ontvingen de tertiën geheel en niet, zoo-
als hier en daar in Overbetuwe, half om half met den koster. In Bal-
goy en Keent waren kapelgoederen, waarschijnlijk alle afkomstig van
deKeentsche kapel, waaronder eenige morgens uiterdijk, genaamd de
Kapelle-kamer. Hieromtrent teekende de predikant in 1754 aan:
,,Hierover heeft mijn voorzaat dom. Casp. Backer een proces ge-
had, welke ten laatsten bygelegt is, zoodat de geheele Kapelle-ka-
mer voor vicary-goed aangemerkt, waarvan de(n) predicant het
derdedeel toekomt, wordende anders door D. Backer staande ge-
houden, dat het pastory-goed was, by welk accoord het tot hiertoe
gebleven isquot;. Men krijgt uit de opgaven in het classicale „Legger-
boek 11quot; den indruk, dat men over het algemeen er naar streefde
geen vermenging van de onderscheiden fundatiën toe te laten.
Te Afferden, Alphen, Altvorst, Puflik, Leeuwen, Dreumel en
Wamel waren de pastorieën (ecclesiae) van oudsher geïncorpo-
reerd bij het kapittel van St. Victor te Xanten De kapittelheeren
bleven ook na de Reformatie in het ambt tusschen Maas en Waal
de uitkeeringen (zt een derdedeel) uit hun tienden doen ten be-
hoeve van de kerkendienaren ter plaatse. Van tijd tot tijd werd
hierover een contract gesloten met het ambt, o.a. 14 Augustus 1741
en 2 Augustus 1787 ®). In het laatstgenoemde jaar kwamen par-
tijen overeen, dat het ambt in het toekomende zou genie-
ten den heelen stuiver van de middelen van consumptie en
den halven stuiver van de verponding en daartegenover het kapit-
tel ontlasten van het onderhoud van kosters en schoolmeesters;
het kapittel zou evenwel voor de kosters en schoolmeesters ƒ 150
's jaars bijdragen en bovendien aan het ambt volgens een conven-
tie van 5 Juni j.1. een som van ƒ 700 's jaars betalen, terwijl voor
het overige het ambt en het kapittel „omtrent de betaaling der
praedikanten met den aankleeven van dien zullen draegen die las-
ten, die zy tot nog toe respective gedraagen hebbenquot;. Van de ove-
rige bepalingen is van belang, dat het kapittel vrij zou blijven van
De kerspelkerk was gewijd aan B. Maria virgo; mogelijk ontleende het
koor zijn naam aan een vicarie.
2) Sloet, „Oorkondenboek van ...... Gelre en Zutphenquot;, no. 526, 4 Decem-
ber 1229, Alphen en Altvorst ontbreken in deze oorkonde. Dr. J. S. van
Veen, „De Bisdommen Munster, Keulen en Luikquot; in: „Geschiedk. Atlas van
Nederland, De Kerkelijke Indeeling omstreeks 1550 tevens kloosterkaartquot;,
in, (1923), blz. 14 e.v.
®) Oud-archief Polderdistrict Maas en Waal, Instructieboek, fol. 11, 14
Augustus 1741, en het in originali aanwezige contract d.d. 2 Augustus 1787.
De pastorie van Niftrik in bet Rijk van Nijmegen was eveneens geïncorpo-
reerd bij het kapittel van Xanten.
de tiendmaaltijden en de tienden niet zwaarder belast zouden wor-
den met verponding e.d. lasten. Het contract werd voor vijf jaren
gesloten.
De door het kapittel van Xanten uitgekeerde tractementen voor de
predikanten te Alphen en Afferden bedroegen omstreeks 1755 on-
derscheidenlijk ƒ 300 en ƒ 600 's jaars
Als collatrix van Overasselt betaalde de vrouwe van Schoonen-
burg in het midden der 18de eeuw ƒ 300 voor het predikantstracte-
ment. Deze verplichting vond haar oorsprong in de omstandigheid,
dat de pastorie geïncorporeerd was bij het in Overasselt gevestig-
de prioraat van de Benedictijnerabdij van St. Valery-sur-la-Mer
of St. Valery-sur-Somme in Picardië®). De prior van Overasselt
was als „verus pastorquot; verplicht zelf de zielzorg uit te oefenen
of daarmede een vicaris te belasten. Blijkens eenige kondschappen,
die in 1608 aan Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers over-
gelegd werden, was het Overasseltsche prioraat gehouden tot het
„onderhalt van 't koor der kercke (van de kerspelkerk nl.), item van
de weem, und tot distributie van verscheide aelmissen, mede van
't onderhalt des predicantsquot;. De bijdrage ten behoeve van den
predikant werd door het Provinciale Hof overeenkomstig de ter
plaatse heerschende gewoonte bepaald op één derde der prioraats-
inkomsten (1615)»). Den 8sten April 1618 werd door Jorden
Corstens., als gevolgmachtigde van de abdij van St. Valery in
Picardië, t.o.v. den ambtman van Maas en Waal en „erffpachte-
renquot; aan jr. Hans Willem van Randwijck, Joest Vleming en hun
erven „in enen vasten stedigen ende onverbrekelicke erffpacht ten
ewigen daegen toe opgedragen, gecedirt ende getransportirt... allen
den gudren gelegen in den kerspel van Overasselt ende die voorsz.
abdie van S. Walerye tobehorende, namtelicken tienden, baühaven,
Oud-arcliief classis Nijmegen, Leggerboek 11.
) Voor het prioraat van Overasselt zie Schutjes V, blz. 468-470 en Dr
Eugerie Lomier, Les Biens Hollandais de PAbbaye de Saint-Valery-sur-la-
Mer, Ie prieure d'Overasseltquot;, 1935.
Rfolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 29 Augustus,
17 October en 1 December 1608, 5 Februari en 7 Maart 1616. Archief Hof
van Gelderland, Civile Sententiën, V, 15 Maart 1611, en 20 December 1615
Ue bijdrage voor den predikant was gelijk aan de congrue portie, die vóór de
Ketormatie genoten werd door den met de zielzorg belasten priester
) „erffpachterenquot; = geërfden. Vóór de instelling van schepenen ten
platten lande, werd door den ambtman of richter de bank gespannen met
geertden, die men in Maas en Waal, Rijk van Nijmegen, Overbetuwe, Herwen
daaromtrent ook vindt aangeduid als „erfpachtersquot;. De term is
wellicht afkomstig van vroeger bestaan hebbende tyns- of laathofgerechten
(meded. van Jhr. Mr. Martens van Sevenhoven, die aanneemt, dat in het
Nijmeegsche Kwartier de buur- of maatschappen veelal „villaequot; zijn geweest
waarvan een curtis, d.i. een tyns- of laathof, het middelpunt vormde„
vergel. Martens' „Marken in Gelderlandquot;, Inleiding, blz. 7 en 8)
campen, erf f pachten, hemden, tynssen, houtgewasquot;. Op de recht-
verkrijgenden en hun nazaten rustte in den vervolge de last, om tot
het onderhoud van den predikant bij te dragen ^).
Tot besluit van onze beschouwing over het land tusschen Maas
en Waal dient nog te worden vermeld, dat het Nijmeegsche Kwar-
tier 10 Maart 1683 een voorslag aanvaardde, waarbij de heer van
Batenburg aannam den predikant en den schoolmeester te sala-
rieeren, de kerk, de school en het pastoriehuis te onderhouden en
alles te doen, „daertoe het capittell van Batenborgh binnen de stadt
en schependomb van Batenborgh geobligeert is, mits daer tegens
blyvende behouden ende genieten voor hem ende syne nacome-
lingen alle de goederen van thienden en renten, onder Batenburgh
en Horssen gelegen en het voorsz. capittell toebehorende, gelijck
daervan tot nogh toe in possessie is, ende sulcx privatelijck voor de
kerck, predicant en schoolmeester van Batenburgh in 't geheell en
1) .\uthentieke copie van de acte d.d. 8 April 1618 in het familie-archief
Van Brakell tot Brakell, Rijksarchief Arnhem. In de sententie van het
Provinciale Hof van 13 October 1643 (Civile Sententiën VHI, blz. 133) wordt
de acte kennelijk bij vergissing in 1617 gesteld. De acte van 8 April 1618
luidt: „Wy Gisbert heere tot den Boetzeler, Amptman, doen condt ende be-
kennen, dat voor my ende den erffpechteren hier onder benoemt, gecom-
parirt ende ersehenen is .lorden Corstens- ende hefft wt crachte van sekere
procuratie in dato den [hier is iets uitgevallen!] des jaers sestienhondert
seventyn van den Ewerdighen Abt, prior, midtsgaders gemeyne conventuelen
vande Ahdie van S. Walery in Picardien gelegen, mij Amptman ende die
voersz. erffpechteren gebleken ende geëxebiert, in enen vasten stedigen ende
onverhreJceliclce erffpacht ten ewigen daegen toe opgedragen, gecedirt ende
getransportirt d'Edele Erentfeste Jor. Hans Willim van Randwick, Joest
Vleming ende huer beyder erven allen den guderen gelegen in den kerspel
van Oeyerasseltt ende die voersz. Abdie van S. Walerye tobehorende, namte-
licken tienden, baühaven, campen, erffpachten. hemden, tynssen, houtgewas,
geene geres[er]virl noch ulgescheyden, gelick die selve tot huyden desen
daege by de voerss. Abdie ende haere predecessuren sijn gepossedirt ende
beseften gewest ende hefft dienvolgens den voersz. .lorden Corstiens. in der
voersz. qualiteit bekent gelick hy bekent by desen in den namme van den
voersz. heere .-Vbt, prior ende conventualen mitsgaders haere nacomelingen,
van die voersz. tijnden, bouhaven, campen, erffpachten, bemden, houtgewas,
tynssen ende alle apendencien ende dependencien, geene utgesondert, gehe-
licken ontgoet ende onterfft te sijn vast, stede ende erffelicken, ende ghen
recht noch tosegghen daer meer aen en hebben noch behalden, daer op
vertyende met handt, halm ende mont in ende tot behoeff van den voersz.
Jo^. Hans Willim van Randwick, Joest Fleming ende hueren erven in
voegen, dat sy als erffpechters voorgenoemt aende voersz. goederen van nu
voortsaen geêrfft ende geguet sullen stj» ende bliven vast, stede ende erffelijck.
Vorts hefft den voersz. Jorden Corstiens. geloeft in der voor [genoemde?]
fjualiteit ende in naeme van de voersz. heere Abt, prior ende tsamtelicke con-
ventuwalen ende haer nacomelingen, allen ende igelicken, den voersz. goederen
mitsgaders allen apendencien ende dependencien als voor een vry eygen
goet ende erff te vrijen ende to weren jaer ende dach tegens alle dengenen,
die des ten rechten staen off commen willen, ende alle voorcommer daerop
Stande gehelick aff to doen na den lantrecht van Maes ende Waell, wtge-
nomen de lasten, daer met de voersz. goederen van outs sijn beswart, mits-
alleen, sonder aen het ministerie off onderhout van den predicant
te Horssen gehouden te wesenquot;. De heele en halve opstuiver, welke
over het gebied der heerlijkheid Batenburg geheven werd, zou ten
goede komen aan de andere predikanten in de streek tusschen Maas
en Waal, voor zoover noodlijdend ^).
gaders dijck ende wetering, met reclit, die tot die voersz. goederen van outs
sijn gehoerich gewest, sonder argelist. In orconde der waerheit iieb ick
Heere tot den Boetzelaer mitsgaders ick Jorden Coerstiens. in de voersz.
qualiteit onse gewontelicke segelen an desen openen brieff doen hangen,
gelijck mede gedaen hebben Herman Evers, ende Anthoni Glaudii, erffpech-
teren inden voersz. Ampte, die oever het voersz. transport ende tghene
voersz. is gestaen hebben. Datum den Villen Apprilis XVIc ende achtijn.
Gecollationirt tegens die minute deses ende be-
vonden dese van worde tot woorde daer mede to
accordiren, bij mij als lantschriver des Ampts Maes
en Waell.
n „nbsp;(w.g.) Bielquot;.
) Kwartiersreces Nijmegen, 10 Maart 1683. De pastorieën van Batenburg,
(Maas ) Bommel en Horssen waren geïncorporeerd bij het kapittel van Ba-
tenburg (Binterim und Mooren, „Die Erzdiöcese Köln bis zur Französischen
Staatsumwälzungquot;, I, 1892, blz. 178 en 630). De rekeningen van het geeste-
lijke rentambt van Batenburg over 1733-1814 berusten ten Rijksarchieve
Arnhem. Voorin de rekening over 1733 staat: „Reekeninge van ontfanck en
uytgave van het geestlyke rentampt, bestaende in de capittelsgoederen, die
eertijdts gehoort hebben aen het capittel van Batenburgh, maar nu in eygen-
dom toebehorende Haer Hoog-Graaf. Excellentie Mevrouw de Gravinne
douairière van Bentheim, Tecklenburgh, Steinfurt en Limburgh, geboorne
gravinne van en tot Hornes, baronesse tot Batenburgh, erf-burggravinne tot
Geulen, etc. etc.quot;
C. De Overbetuwe.
§ 1. De Reformatie. Het Rentambt der Geestelijke Goederen
des Ambts Overbetuwe.
De Betuwe is in 1327 door graaf Reinald II, den lateren eersten
hertog van Gelderland, in twee ambten gesplitst, te weten het
ambt van Overbetuwe en het ambt van Nederbetuwe^). Anders
dan in de Tieler- en Bommelerwaarden het geval was, waar de
buurschappen, dagelijksche heerlijkheden en kerspelen elkander in
den regel territoriaal dekten, viel in Overbetuwe de parochiale in-
deeling geenszins samen met de rechterlijke indeeling van het ambt.
Er waren vijf schout- of panderambten, nl. Eist, Valburg, Heteren,
Bemmel en Herwen amp; Aerdt, die alle meer dan één kerspel omvat-
ten®). Het panderschap Eist omvatte bijv. de kerspelen Eist en
Elden. De omvang der parochiën liep zeer uiteen. Het grootste was
het kerspel Eist, dat behalve de Elster dorpsbuurschap, waar de paro-
chiekerk staat, niet minder dan negen buur- of maalschappen om-
vatte, nl. Aam of Ambe, Merm of Meerhem, Reet, Bredelaar, Eime-
ren, Rijkerswoerd, de Laar, Lienen of Lienden, en Hollanderbroek
amp; Veluwe®). Daarentegen waren vijf van de zes tot het pander-
ambt Valburg behoorende buurschappen, nl. Valburg, Oosterhout,
Herveld, Andelst en Zetten, afzonderlijke parochiën. Dit was
eveneens het geval met de volgende buurschappen, Angeren.
Doornenburg, Doornik, Ressen en Lent, die onder het panderambt
1)nbsp;Van Loon, „Groot Gelders Placaet-boeckquot;, eerste Appendix, koL 27,
landbrief voor Over- en Nederbetuwe 1327.
2)nbsp;De schouten of panders werden door den ambtman van Overbetuwe
aangesteld en hadden slechts een ondergeschikte functie. De crimineele en
civiele rechtspraak berustte bij de vijf gerichtsbanken van Eist, Ressen amp;
Doornik (later Bemmel), Andelst (later Valburg), Lent en Herwen amp; Aerdt,
die, afgezien van die van Lent, in de 17de en 18de eeuw te Eist haar zittmgen
hielden en door den ambtman als richter voorgezeten werden.
3)nbsp;Misschien mag men in Merm of Meerhem den ouden naam Manthaime
herkennen uit de oorkonde d.d. 9 .luni 726 (Sloet, „Oorkondenboek van
Gelre en Zutphenquot;, no. 7), waarbij de majordomus Karei Martel de vdla Eist
ca. ,.in loco Marithaimequot;, die koning Childebert aan Kareis vader Pepijn
geschonken had, nadat zij tengevolge van de ontrouw van Everardus aan den
koninklijken fiscus vervallen waren, schenkt aan de basiliek van St. Salvator
(te Utrecht) „ea ratione ut domnus Willibrordus episcopus prefatas res in
ius et in dominium suum recipiat suorumque successorum in Deo nomine
ad possidendumquot;. Sloet geeft den onjuisten datum 9 Juli 726 en een onjuist
regest, vergel. Mr. S. Muller Fz., „Het Oudste Cartularium van het Sticht
Utrechtquot;, blz. 5, no. 2, en dr. N. B. Tenhaeff, „Diplomatische Studiën over
Utrechtsche Oorkondenquot;, 1913, blz. 35.
Bemmel behoorden, en met de beide buurschappen Herwen en
Aerdt. De hooge heerlijkheden, die buiten de panderschappen ston-
den en haar eigen gerichten en schouten of richters hadden, waren
maar voor een deel tevens zelfstandige parochiën i).
In een brief d.d. 1 November 1578 schreef de Stadhouder Johan
van Nassau aan de geestelijken, den schout en de gemeene ker-
spellieden te Eist, dat hij vernomen had, „hoe dat in unserem aff-
wesen die predig dess Hilligenn Evangelii glücklich tot Eilst ange-
fangenquot; Dit feit heeft voorloopig geen ander effect gesorteerd
dan dat te Eist een toestand van religievrede werd geschapen,
waaromtrent ons geen bijzonderheden bekend zijn. Na de re-
ductie van de stad Nijmegen bij Gelderland (21 October 1591)
werd het door Stadhouder en Hof „eene hoghe onverande(r)licke
noe(t)durfftquot; geacht, om een rentmeester aan te stellen over de
geestelijke goederen, waarvan de corpora gelegen waren binnen
Nijmegen, het Rijk van Nijmegen, in Overbetuwe en in het land
van Maas en Waal. Tot dit ambt committeerde het Hof 18 Novem-
ber 1591 Derck van Leuwen, die evenwel in Overbetuwe in het ge-
heel geen goederen van geestelijke stichtingen onder zijn admini-
stratie heeft kunnen brengen»). Eerst in 1595 kon er een rentambt
ingesteld worden, dat voorshands een gedeelte der canonisie- en
vicariegoederen van Eist omvattequot;).
Aan de bespreking van de ontwikkeHng van het rentambt der
I nl •nbsp;Hemmen, Pannerden, Indoornik, Homoet
Loenen en Wolferen. Meinerswijk, de stad Gent en de twee links van de
Waal gelegen heer ijkheden Millingen en Zeeland. Indoornik ^hoorde tot
het kerspel Randwijk, Loenen en Wolferen tot het kerspel Slijk-EwMk in he
panderambt Valburg en Meinerswijk tot het kerspel Elder Z^I voor de
wereldlijke en kerkel^e indeeling: „Tegenwoordige'Staat van GelderlLdquot;
X ^nbsp;Schevichaven „Regeringsform van Gelderlandquot; in „Gelrequot;
rnbsp;Leenaktenboeken. Het Kwartier van Nijmegenquot;
ri.!inbsp;^«n Sevenhoven, „mS in
Gelderlandquot; (Geschiedk. Atlas van Nederland) 1925, blz. 157-166 N^dfRe
ormatie zijn de buurschappen en kerspelen Doornik en Hessen ineLge-
'nbsp;--eeds vóór de Reformatie, de buurschappen Haal-
h..nquot; rnbsp;Het kerspel Bemmel omvatte tevens twee voormalige
^'Theren en Baal. Hetgeen Mr. S. Muller Hz., „Het Bisdom
klooster d^fi Hnbsp;Nederland), 1921, blz. 432, medededt over een
h r.« h» H L Haalderen zou gestaan hebben en het behooren van de
d^r^M i?, f'Een ander klooster
dan het klooster te Eimeren, waarover hierna Hoofdstuk 11 F S 2c is er
in^ Overbetuwe niet geweest.nbsp;' gt; 3
Arlhemquot;quot;quot;'^^quot;quot;®''quot;nbsp;Nassauquot; IV, tol. 73 vso., Rijksarchief
Nolen^be'^i'ögf''^ Gelderland, Gommissieboek, 1586-1601, fol. 86 vso, 18
rr^ti-nbsp;Hof' Gommissieboek, 1586-1601, fol. 146 vso, 20 Mei 1595, Com-
Maart °5t6nbsp;^^e afdeeling fol. 73, 28 Juni 1595, en fol. 155, 31
-ocr page 171-geestelijke goederen van het ambt Overbetuwe mogen eenige
opmerkingen met betrekking tot de kerk van Eist vooraf-
gaan. Aan de St. Werenfriduskerk te Eist waren een proosdij, vier
prebenden, die met zielzorg belast waren, en vier kanonikaten, als-
mede eenige vicarieën of kapelanieën verbonden. Het collatierecht
van de proosdij stond eertijds aan den bisschop van Utrecht en
werd, wanneer de bisschopszetel vacant was, uitgeoefend door het
Domkapittel. De proost moest volgens Hugo Wstinc, wiens Rechts-
boek van den Dom van 1342 dateert, steeds een lid van het kapit-
tel ten Dom zijn en had de collatie der prebenden, voorzoover zij
in Wstincs tijd reeds bestonden^). Tot het jaar 1462 waren er
maar vier prebenden, waarvan de bezitters werden aangeduid als
„canonici sive portionarii, rectores (of ,,curatoresquot;, „curatiquot;) eccle-
sie de Eist atque capitulum sive ecclesiam representantesquot;. Deze vier
prebenden waren een in vier deelen gesplitste pastorie en werden
veelal de vier pastorieën genoemd. Er behoorde het meerendeel der
Elster parochietienden toe. De vier pastoors waren niet verplicht,
om persoonlijk dienst te doen®). Zoolang het aantal prebenden tot
de vier genoemde beperkt bleef, kon men moeilijk van een „kapittelquot;
van Eist spreken: de gewone kapittel-functionarissen, deken, the-
saurier, scholaster, cantor, enz., ontbraken®). Naast de vier be-
staande prebenden stichtte Johannes ingen Nulant, knape, in 1462
als oomzegger en erfgenaam van wijlen Egidius ingen Nulant vier
canonisieën, waartoe de erflater en zijn vrouw Elisabeth twee jaar-
„Het Rechtsboek van den Dom van Utrecht door Mr. Hugo Wstincquot;,
uitg. Mr. S. Muller Fz., Werken der Ver. tot uitg. der bronnen van het
Oude Vaderlandsche Recht, 1ste reeks, no. 18, blz. 15 (V) 18, blz. 96 {XXI) 1,
blz. 266 (Cl) 3. Te Harderwijk was de pastorie der St. Nicolaaskerk eveneens
in vier portiën verdeeld. Door de collatoren, nl. deken en kapittel van St.
Marie te Utrecht, werd 3 Mei 1316 aan den bisschop van Utrecht verzocht,
om de St. Nicolaaskerk tot kapittelkerk te verheffen, doch zonder resultaat.
Voor de benoeming van den proost van Eist vergel. Mr. S. Muller Fz. e.a.,
„Regesten van het archief der bisschoppen van Utrechtquot;, no. 1997, 7 Januari
1417.
2)nbsp;Dr. J. S. van Veen, „Iets over de persoonlijke residentie der pastoors
van Eistquot; in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; XLVI, blz. 172. Volgens een
extract uit een rekening van Derick van Eymeren, 1602, waren de tienden
van de pastorie van Eist: het Boenackersche blok, de Muysebraek en het
Nyeslach, de Meerhemsche (= Mermsche) tiend, het Oosterveltsche blok en
het Ewijcksche veld, het Wesselinghsche blok, het Mollersche blok en de
smalle tiend te Bessen (oud-archief Gemeente Nijmegen „Staet der geestlicke
goederen des Nymechsen Quartiersquot;, 1602, katern D).
3)nbsp;Merkwaardig kan het genoemd worden, dat Wstinc, blz. 15 (V), van
de kerken van Eist en St. Odiliënberg zegt: „que prepositure appellantur
abusivequot;, waarmede hij kennelijk bedoelt, dal de proosdijen van Eist en van
St. Odiliënberg niet op één lijn gesteld konden worden met de proosdijen
van de Utrechtsche stadskapittelen en van de kapittels van Emmerik, Tiel-
Arnhem, Deventer en Oldenzaal. De kerk van St. Odiliënberg was geen
collegiale, maar een abdijkerk.
renten, elk groot ƒ 100, bestemd hadden, gaande uit het huis en
erf het Nulant (of Noulant) e.a. in de maalschap Lienen en het huis
en erf den Breler (of den Grooten Bredelaar) e.a. in de maalschap
Burchaem onder het kerspel Eist, „sub intima et desiderata spe
erigende collegiate ecclesie de iamdicta ecclesia in Elstquot;^). De
nieuwe kanunniken zouden in alles gehoorzaam en behulpzaam
moeten zijn aan de vier bovengenoemde „canonici, portionarii vel
rectores ecclesiaequot; en ter plaatse moeten resideeren. Met de ziel-
zorg hadden zij niets te maken. Zoo komt het, dat men Ingen
Nulants fundatie in de 17de eeuw wel als een vicarie opvatte, ter-
wijl de stichting zelf naderhand bekend stond onder de benaming
Putterscanonisie of -vicarie.
Dezelfde Egidius ingen Nulant had tijdens zijn leven, in 1444,
ter eere van God, de H. Maagd Maria, St. Andreas, apostel, en
St. Bernard, belijder, twee vicarieën gesticht op de altaren van
St. Tecla (St. Tekelen) vóór het koor en van St. Catharina en St.
Gertrudis aan de noordzijde der kerk®). Voorts waren er een
kapelanie op het altaar van St. Petrus, gesticht omstreeks 1400 door
Arnoldus van Lawyc«), en een vicarie of kapelanie ter eere van
St. Catharina*).
Den 20sten Mei 1595 stelde het Hof Johan Holt, koster in Eist,
aan om het derdedeel der op Martini (11 November) 1594 ver-
schenen inkomsten van de canonisieën, de helft van de inkomsten
van de pastorieën en alle inkomsten van de drie vicarieën en de helft
van de vierde vicarie, die in het bezit van heer Reyner Jordens.
was, te ontvangen. Verder moest hij overeenkomstig den wil van
den onlangs overleden proost de helft invorderen en ontvangen
van de inkomsten, die in het afgeloopen jaar van de proosdijgoede-
ren gekomen waren®). Op 28 Juni d.a.v. beval het Hof aan den
koster om 15 Juni vanwege het Hof alle vruchten en korengewas
Archief Hof van Gelderland, Register van institutiebrieven van vica-
neen, 1609-1621, fol. 16, 19 Februari 1462, stichtingsbrief der 4 canonisieën.
Hetgeen wordt medegedeeld door Van Heussen en Van Riin Kerkeliike
Historiequot;, II, Leiden 1726, blz. 438, is onjuist.
2) Archief Hof, Register van institutiebrieven, 1609-1621, fol. 70 vso, 23
Maart 1444, stichtingsbrief der 2 vicarieën. „Ende dese voorsz. vicarii sullen
verbonden wesen te choor te gaen na der gewoonten en statuyten der ker-
cken van Ste. Wervert (St. Werenfridus) ende die eerbaren canonicken ende
capittell derselver kerck van Eist eenen gewoontlycken eedt der trouwicheyt
ende gehoorsaemheyt doenquot;.
u^,quot;quot;'nbsp;Fz- e.a., „Regesten van het archief der bisschoppen van
Utrecht no. 1521 (zonder jaar, 1393 1423); de vicaris van dit altaar moest
alle Zaterdagen een mis celebreeren in het Gasthuis te Eist
J Archief Kapittel ten Dom te Utrecht, inv. no. 4228.
) Theodoricus van Wyttenhorst, proost van Eist, f 19 Februari 1595
van de vier pastorieën van Eist in het openbaar te laten verkoopen.
teneinde de opbrengst te bestemmen tot betaling van den aange-
nomen kerkendienaar, „tenwaere, dat die vier pastorieën voirn.
midlertijt by den voirn. kerckendiender qwaemen ende hem alsoe
van sijn jaerlix onderholt versekert, dat hy daermede tevrede
waerequot; De pastorieën zijn niet in handen van den predikant
van Eist gesteld. Het Hof gaf 31 Maart 1596 een vaste rentmees-
tersaanstelling aan Johan Holt, „om alle die guederen, tot die vier
pastoriën ende alle vicariën in der kercken thot Eist gehoerende, in
syne administratie te nemen und dieselve in presentie der pastoren
daerselfs apentlicken nae voorgaende publicatie then duersten te
verpachten und alle derselver inkompsten trouwelicken te innen
und t' ontfangen, als oick noch dat gerechte dardendeel van alle
die inkompsten der canonisiën trouwelicken in te boeren und daer-
van rekeningh, bewijs und reliqua nae behoeren te doen. oick geene
penning daervan sonder voergaende ordonnantie van ons op poene
van royeronghe uut te gevenquot;®). De predikanten van Eist hebben
in de 17de en 18de eeuw altijd hun tractement ontvangen uit het
rentambt der geestelijke goederen van Overbetuwe. Van de vier
door Egidius ingen Nulant gestichte canonisieën zou de rentmees-
ter volgens de commissie van 1596 alleen het derdedeel beuren.
Aangaande de proosdijgoederen zegt de commissiebrief van 1596
niets; het Utrechtsche Domkapittel had reeds 7 Maart 1595 zijn
medelid Walraven van Gendt, zoon van Johan van Gendt, heer
van Oyen, met de proosdij begiftigd op aanbeveling van prins
Maurits en van de Geldersche Staten®). Johan van Gendt voerde
het beheer namens zijn zoon.
De pastoriegoederen van Eist, die blijkens de opdracht van 28
Juni 1595 aan den koster Johan Holt bestemd waren tot onderhoud
van den predikant, zijn gedurende den eersten tijd slechts ten
deele tot dit doel aangewend. Ds. Johannes Mulhovius of Mulhoff
1)nbsp;De mogelijkheid werd opengelaten, dat de predikant met de vier pasto-
rale prebenden begiftigd zou worden en zoodoende opvolger zou worden van
de oude pastoors.nbsp;„ ■ .rr.r r ,
2)nbsp;Archief Hof, Commissieboek, 1586-1601, fol. 146 vso, 20 Mei 1595; fol.
73 Un idem 2de afd., 28 Juni 1595; fol. 155 van ld. 2de afd., 31 Maart 1596.
Of Johan Holt aan de Geldersche Rekenkamer rekenplichtig zou zijn, blijkt
uit de commissiebrieven niet. Het Hof beschikte 3 Mei 1598 naar aanleiding
van een verzoekschrift der „vier pastoren thot Eistquot;, dat de rekening van
den koster mede naar Nijmegen genomen zou worden, om aldaar gevisiteerd
te worden (Resolutiën van Geestelijke Zaken van het Hof, lo92-lo99, fol. 30).
3)nbsp;Archief Hof van Gelderland, civiele processtukken, 11 Juh 1704, bijlage
A, lijst van proosten van Eist sinds 1139, behoorende bij het door Jean van
Weede, domdeken en proost van Eist, aan het Geldersche Hof overgegeven
„intenditquot;. Zie hierna § 3.
had omstreeks 1602 het genot van drie morgens land, die door een
zekeren Dierick Fonck ten halve bebouwd werden Herstellingen
aan de predikantswoning werden betaald door den rentmeester
der geestelijke goederen in 1605. Bij resolutie van 27 Juli 1607
stonden Gedeputeerde Staten aan den predikant opnieuw het
pachtvrije gebruik toe van de stukken land; de rentmeester der gees-
telijke goederen zou de niet ontvangen pachtsommen als uitgaven
moeten boeken. Voorts werd op advies van den ambtman van
Overbetuwe het tractement van ƒ 300 op ƒ 350 gebracht boven de
twee koeweiden in de presentieweide en de drie morgens land in
Hollanderbroek, „hem by 't accort tsyner aennemungh thogelachtquot;
alles met ingang van Paschen 1608 Aan den schoolmeester Peter
Nyenhuis werd in 1605 één koeweide in de presentieweide toege-
staan, verder nog woninghuur «).
Merkwaardig is een beschikking van het Nijmeegsche Kwartier
genomen 12 Februari 1605 op een verzoekschrift van de voogden
en bloedverwanten van de kinderen van wijlen Reyner Jordens
waarin het jaar van gratie van ƒ 80 gevraagd werd uit de pastorie
te Eist. „by sijnnen vader zal. getogenquot;. Het Kwartier besloot
aan den heer van Oyen, wegens zijn zoon als proost van Eist en
als zoodanig de collatie hebbende van de opgemelde pastorie, te
schrijven, „teneyde een van de soonen, die gude hoope sijnnes op-
commens gegeven, mitte voorn, pastorye versien werde, sulcx noch-
tans, dat hy hermit in dienste des Quartiers sal verbonden sijn,
ende dat hy van deese gunste sal vervallen sijn, mgevalle hy hem
anders quaeme te dragen als nae geboer; allet mit sulcke verstande
sovern de praest het recht van de collatie deeser pastorye is compe-
terendequot;. Hier stelde dus het Kwartier aan den proost van Eist, den
collator, voor, om een beneficie, waaraan cura animarum verbon-
den was, aan een student toe te kennen. Van de begeving van een
der canonisieën of pastorieën aan den student in questie is niets
gekomen, want drie jaren later beslisten Gedeputeerden van het
Nijmeegsche Kwartier op een request van de voogden van Johan
Jordens, nagelaten zoon van mr. Reyner Jordens., verzoekende de
inkomsten van zekere canonisie. die voor wijlen zijn vader als
21 'if'quot;cke goederen des Nijmechschen Quartiersquot;, D.
Sente-^hrnbsp;^«deputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 15 Juli en 16
3 koe^n 1nbsp;^^ ^^ P^sentieweide was oorspr. het recht om
Ls^ernbsp;presentiën, die de vier pastoors en de
hoordennbsp;dagelijkschen koordienst. Tot de pastorie be-
ResoTufiëkoeweide in de presentieweide.
1605nbsp;Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 4 November
-ocr page 175-kanunnik te Eist genoten en hem door het Kwartier ten behoeve
van zijn studie toegelegd was, dat hierop het advies van den ambt-
man van Overbetuwe gevraagd zou worden en er op gelet moest
worden, of het goederen van een der pastorieën dan wel van een
der (in 1462 gestichte) canonisieën betrof, aangezien de pastorieën
gehéél voor den kerkdienst bestemd waren. In het volgende jaar
kenden Gedeputeerden aan de zoons van wijlen ds. Mulhovius en
Reyner Jordens. een subsidie toe van 50 rijksdaalders ,,tot onderhalt
harer studiënquot; uit de tertiën der (vier in 1462 gestichte) cano-
nisieën
Tegelijkertijd met den zoon van mr. Reyner Jordens. doken er
twee andere liefhebbers voor de prebenden op: de Zutphensche
burgemeester Caldenbach, wiens verzoek, om ten behoeve van de
studie van zijn zoon hersteld te worden in zeker beneficie of kano-
nikaat te Eist, door het Kwartier aan Gedeputeerde Staten ter hand
gesteld werd onder voorbehoud, „dat in alle geval, eer ende bevo-
rens op die collatie gedisponiert wordt, op idt onderhalt van den
dienaer Godlyckes Wordts tot Eist versien werde in billijckheytquot;,
en de auditeur van de Geldersche Rekenkamer, Carl van den Sande,
die aan den ambtman van Overbetuwe verzocht had om ,,restitutie
syner pastorye tot Eistquot;. Wat Gedeputeerde Staten, die beide ver-
zoeken moesten afdoen, ter zake beslist hebben, is niet bekend; de
heeren hebben waarschijnlijk niets gekregen, althans niet uit de
pastorieën
De vier door Egidius ingen Nulant gestichte kanunniksproven,
de z.g. Putterscanonisie, stonden onder het beheer van een afzon-
derlijken rentmeester, Jacob ter Maet te Arnhem, die zijn aanstel-
ling ontvangen had van Hendrick de Groeff van Ercklents op 27
Kwartiersreces Nijmegen, 12 Februari 1605; resolutiën Gedeputeerden
des Nijmeegschen Kwartiers, 25 Juli 1608, 12 Maart en 12 Augustus 1609.
2) Kwartiersreces Nijmegen, 18 Februari 1605; resolutiën Gedeputeerden
des Nijmeegschen Kwartiers, 15 Juli 1605. Aangaande het archief der pasto-
rieën besloten Gedeputeerden 10 Juni 1606: „Om te visitieren und t' inven-
tariziren die pampieren mitzgaders die segel und brieven, berustende opte
Parck und thocommende die pastorie tot Eist, sijn gecommittiert neffens den
amptman van Overbetuwen Bronckhorst und Weideren met den secretariusquot;.
De stukken zijn in het Gedeputeerden-archief niet meer te vinden. Ook de
kerkschatten trachtte men terug te krijgen; bij resolutie van Gedeputeerden
d.d. 14 Januari 1609 werden twee personen gecommitteerd, om ,,tot Huissen
tho lichten onder inventaris sekere brieven, sprekende van die geestlicke
guideren tot Eist (waarsch. vooral van het klooster Eimeren), alsoock d' or-
namenten van kelcken, miskleder und anders, so aldaer gevlucht und in be-
waer gebracht sijnquot;. Van het „misgerackquot; der kerk van Eist had de gewezen
kerkmeester Roeloff Henrickss. een copie memorie getoond aan den ambt-
man van Overbetuwe (resol. Gedeput. 9 Febr. 1609). „Gerackquot; = middel-
nederl. „gerecquot; = benoodigdheden, gereedschap (vergel. Verwijs en Verdam).
Februari 1594^). Met het betalen der tertiën aan Simon van de
Water, rentmeester der Overbetuwsche geestelijke goederen van-
wege het Kwartier, ging het uitermate traag, zoodat Gedeputeerden
er in 1607 toe over moesten gaan den pachters der canonisie-
goederen te gebieden geen betaling te doen aan Ter Maet of zijn
principalen, maar alleen aan dengene, dien Gedeputeerden daartoe
zouden machtigen. Een tijd later verneemt men, dat Ter Maet ter
Gedeputeerdenkamer rekening moet doen op dezelfde wijze, als hij
dit aan zijn principalen gedaan had. Het schijnt evenwel, dat hij
het beheer is blijven voeren tot zijn overlijden, kort vóór 1613®).
Op 26 Mei 1609 kwam ten overstaan van den ambtman van Over-
betuwe tusschen Gedeputeerde Staten en den rentmeester Ter Maet
een accoord tot stand over de betaling der achterstallige tertiën aan
den rentmeester Van de Water®).
Met de Putterscanonisie heeft zich een eigenaardige questie
voorgedaan. Den 13den April 1609 kwam ter Gedeputeerdenkamer
een verzoekschrift in behandeling van jr. Herman Pieck tot Isen-
doorn uit naam van zijn vrouw joff. Maria Clouck en eenige leden
van het geslacht Hartevelt, zich noemende erfgenamen van jr.
Johan ingen Nulant, oomzegger en erfgenaam van den stichter,
waarin te kennen gegeven werd, dat de fundator ,,die kercke tot
Eist in Overbetuwe gedotiert und begiffticht heefft mit sekere pra-
ven off canonicaten und tot onderhout derselver geconstituiert heefft
twe jaerlixe renten ieder van hondert rijnsgl., daervoor jaerlix
oppignorerende und verschrievende sekere erven und landerien in
Overbetuwen glegen und in die fundatiebrieven gespecificiert, und
also namaels mits die troublen de canonicaten umb sekere redenen
pro tempore off by provisie het vruchtgebruick sive utile dominium
in plaets van die rent (nl. ƒ 100 uit het Noulant en id. uit den Bre-
ler) sol ingeruimbt und by annotatie der geesthcke guideren niet
die jaerlixe rente, op die guideren geconstituiert, maer die guideren
selffs opgenomen, umb als andere iuris patronatus guideren tot den
derden voet in behuiff van de predicanten te gebruicken in maten,
off die guideren selffs et plenum dominium van dien (als neen) tot
die voersz. canonicaten gehoerich weren, deden sy remonstranten
den Quartier aanbieden und presentiren naer advenant het geanno-
tierde derdepart derselver landeriën het gerechte derde part van
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 25 Juli 1607.
In de resolutie van Gedeputeerden d.d. 26 Mei 1609 heet Jacob ter Maet
„rentmeester van den collator der canonisieguideren t' Eistquot;.
Resolutiën Gedepueerden, 8 October 1607, 17 September 1608.
®) Resolutiën Gedeputeerden, 26 Mei 1609.
die twehondert rijnsgl. jaerlix off so voel min off meer als by die
Lantschap sal werden geordonniert, daervoer die voern. guideren
sollen blieven geoppignoriertquot;. Den 30sten Mei 1614 werd ten
overstaan van gecommitteerden uit de ambtsjonkers van Overbe-
tuwe en den magistraat van Nijmegen over „die losse van de cano-
nisie-guderen tot Eistquot; een schikking getroffen tusschen Gedepu-
teerden van het Nijmeegsche Kwartier als directeuren van de geeste-
lijke goederen in Overbetuwe eenerzijds, en den collator Henrick
ingen Nulant van Brugge en Gijsbert van Hartevelt namens de
verschillende leden van het geslacht Hartevelt anderzijds. De
overeenkomst werd in het daarop volgende jaar door het Kwartier
goedgekeurd en eerst jaren daarna, 24 Juli 1651, door den Land-
dag te Nijmegen De inhoud van de overeenkomst is ons bekend
uit het Kwartiersreces van 30 Augustus 1615 en uit een Gedepu-
teerdenresolutie van 21 Maart 1631 Aan de erfgenamen van
den stichter werd toegestaan de na de Reformatie geannoteerde
goederen (het Noulant en den Breler) te redimeeren, terwijl be-
paald werd, dat de beide renten, die overeenkomstig de stichtings-
bepalingen op die goederen gevestigd waren ten behoeve van de
vier canonisieën, — tezamen ƒ 200 's jaars — „beyde int geheel
ende t' eenemael voortaen ende altijdt blyven ende geappliceert
worden sullen tot onderhout van den dienst der kercke tot Eistquot;,
onder voorbehoud, dat de zoons van Thonis Huyghen en Steven
Muys, die door den collator met de canonisieën begiftigd waren,
nog gedurende vijf jaren twee vierden van 2/3 van de bovenge-
noemde ƒ 200 's jaars (d.w.z. de inkomsten van twee van de vier
canonisieën verminderd met het tertium) zouden genieten zonder
iets meer te mogen pretendeeren. De collatoren hebben zich hier-
1)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 13 April 1609. Bij de inventarisatie van de
geestelijke goederen na de Reformatie had men in plaats van de jaarrenten,
die door den stichter bestemd waren voor de vier canonisieën te Eist, de
goederen, waarop die renten gevestigd waren, geannoteerd en als canonisie-
goederen te boek gesteld. De erfgenamen probeerden deze goederen weder
in handen te krijgen onder aanbieding aan het Kwartier, om het tertium
voor den kerk- en schooldienst uit te keeren van de rente van 200 rijnsgul-
dens in plaats van uit de opbrengst (de pacht) van het geannoteerde land.
Kwartiersreces Nijmegen, 30 Augustus 1615. Reces van den Landdag te Nijme-
gen, 24 Juli 1651. Bij een resolutie van Gedeputeerden des Nijmeegschen
Kwartiers d.d. 23 .September 1616 werd alsnog Willem ingen Nulant tot
Valburg, die buiten het accoord gebleven was, daarin opgenomen.
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 21 Maart 1631.
Bij de resolutie d.d. 21 Maart 1631 beslisten Gedeputeerden van het
Nijmeegsche Kwartier naar aanleiding van een request van Jan Aries, school-
meester en voorzanger te Arnhem, verzoekende voor zijn zoon Henrick tot
voortzetting zijner studiën de opkomsten van een der canonisieën of preben-
den te Eist, waarmede hij begiftigd was blijkens brieven van institutie van
aan weinig gestoord. De canonisieën werden nog begeven aan stu-
denten in 1648 en 1661
De twee door Egidius ingen Nulant gestichte vicarieën op de
altaren van de H. Tecla en van de Moeder Gods en de H.H. Catha-
rina, Gertrudis en alle heilige jonkvrouwen zijn na de Reformatie
geregeld op studenten geconfereerd Van de overige vicarieën en
kapelanieën te Eist is dienaangaande niets bekend.
Omtrent het rentambt der geestelijke goederen kan nog mede-
gedeeld worden, dat dit omstreeks 1600 bediend werd door Derick
van Eymeren Reeds spoedig werd hij opgevolgd door Simon van
de Water, die tevens met het beheer over de goederen van het
klooster te Eimeren belast werd^). Van de Water overleed vóór
December 1617 en werd opgevolgd door een naamgenoot Simon
van de Water, waarschijnlijk zijn zoon®).
De directie en administratie van de Overbetuwsche geestelijke
goederen gingen van bet Nijmeegsche Kwartier over op ambtman en
ridderschap van het ambt Overbetuwe kort nadat door de ambts-
besturen van Overbetuwe en van het ambt tusschen Maas en Waal,
alsmede door den magistraat van Nijmegen op een Kwartiersdag te
Nijmegen, 9 Juli 1625, de verklaring afgelegd was, dat zij zich niet
langer verplicht achtten van de geestelijke goederen ter Ge-
deputeerdenkamer verantwoording te doen of die goederen door
de Gedeputeerdenkamer te laten administreeren, dan het hun zelf
zou goeddunkenquot;).
Ambtman en jonkers maakten omstreeks 1627 een aanvang met
het Hof, als volgt: „soo can niet anders verstaen worden (nl. on erond van
het accoord van 30 Mei 1614), als dat de voorsz. vier canLisien ^emortifquot;
ceert sijn, ende den voorsz. Aries uut crachte van 's Hoves investiturquot; d'on-
~ 21 f^''quot;'^tenquot;. Gemortificefrd wil hl'r
n^er LgevrweXquot; quot;
blï 42^''nbsp;quot;^^PP®quot;^' «ie Vicariegoederen in Gelderlandquot;,
2) Mr. F. C. W. Koker, als voren,
uit' Nnor^nbsp;^rnbsp;aangaande reliquien van Heyligen of H. Zaken
Ütrechr vil hlf QO quot;quot;'ThT''nbsp;1582-1630quot; in „Archief Aartsbisdom
Utrecht , VII, blz 90 vermeldt een heer Theodorus Eimeren (bloedverwant
nSdnbsp;^^t getuigenis van een fami-
Iiel d, den pater Jezuïet Fndencus Eimeren, tot de R.K. behoord had, die de
zameld^h^dl^nbsp;verbrande relieken van St. Werenfridus ver-
hM^if^quot;!-'' Eymeren en Simon van de Water waren rekenphchtig aan
Gedennwnbsp;^e Water was reeds in functie in 1605 (resolutiën
Te F^^inbsp;Nijmeegschen Kwartiers, 15 Juli 1605). Voor het klooster
b7 nnbsp;van Gedeputeerden, 31 Mei en 8 November 1608
I «esolutien Gedeputeerden, 3 December 1607 en 16 Januari 1626
) Kwartiersreces Nijmegen, 9 Juli 1625.
de nieuwe administratie. Voor de pastorie-, canonisie- en vicarie-
goederen van Eist, die onder de pander- of schoutambten van Eist
en Valburg gelegen waren, en voor de goederen van het klooster
Eimeren had men steeds denzelfden persoon als rentmeester. Dit
klooster werd kort \Dor 1631 omgezet in een provenstichting ten
behoeve van adellijke dames. De Eimerensche goederen plachten af-
zonderlijk verantwoord te worden, totdat zij in den loop van de
18de eeuw met de geestelijke tienden en pastorie-, canonisie- en
vicariegoederen van Eist in éénzelfde rekening ondergebracht wer-
den, waardoor de onderscheiden stichtingen, die onder het beheer
van den rentmeester der geestelijke goederen des ambts Overbetuwe
stonden, haar onderlinge zelfstandigheid verloren^).
Ter verduidelijking geven wij hier een overzicht van een der drie
bewaard gebleven rekeningen van den schout van het schout- of
panderambt Valburg, E. H. Coeleman, ,,als provisioneel Waarnee-
mende het Rent Ambt der Geestelijke Goederen onder de Schout
Ampten van Eist en Valburg gelegenquot;, nl. die over 1768, afge-
hoord door den heer ambtman en verdere heeren directeuren (drie
leden uit de ridderschap) der geestelijke goederen in het „Ampts-
huysquot; te Eist 28 JuH 1769®).
De ontvangsten zijn verdeeld in:
1°. de geestelijke tienden, nl. het Oosterveltse block, het Wesselingse
block, het Hoendersblock, het Eymerse block, het Beenackerse
block en Nyslaegse block, die samen ƒ 1803-4-0 opbrachten, waar-
boven nog ƒ 180-6-62/5 aan opstuivers ontvangen zijn;
2°. a. „de pastorye, vicarye en canonisye landeryenquot;, d.w.z. voorna-
melijk vroegere pastoriegoederen;
b. „Sint Toeclae en Sint Catharinae vicarye landeryenquot;, d.w.z. lan-
derijen van de twee door Egidius ingen Nulant gestichte vicarieën;
er bevinden zich evenwel ook landerijen onder, die waarschijnlijk
1)nbsp;Blijkens een verbaal van 7, 8 en 12 September 1712 van het afhooren en
sluiten van de rekeningen der „tienden, pastorie, vicarie- en canonisiegoe-
deren, mitsgaders erfpachtenquot; over 1709, 1710 en 1711 en van de rekeningen
van de „pachten der clooster bouwingequot; over 1706, 1707, 1708, 1709 en 171«
van den rentmeester Henrick van Hulst werden de kloosterlanderijen toenter-
tijd nog afzonderlijk verantwoord; alleen de saldi van de beide administra-
tiën werden met elkander verrekend (oud-archief Polderdistrict Overbetuwe
[Ambtsarchief]). Blijkens twee lijstjes van circa 1675 (Ambtsarchief, als voren)
behoorde tot de pastorie-, vicarie- en canonisiegoederen van Eist een rente
van 4 st. 13 penn. ,,uyt die conventualinnen goederen tot Eymerenquot;. In de
rekeningen van Coeleman over 1768, 1769 en 1770 treft men deze rente niet
meer aan.
2)nbsp;Archief Huis Nederhemert, Rijksarchief Arnhem, afdeeling stukken be-
treffende het ambt Overbetuwe, band No. 24 getiteld „Geestelijke Goederenquot;.
Deze band heeft zonder twijfel tot het Overbetuwsche Ambtsarchief behoord.
De drie in de band opgenomen rekeningen (copieën) van Coeleman loopen
over 1768, 1769 en 1770. Voorts zijn hierin opgenomen de 5de rekening van
Mr. S. A. Haverkamp over 1775, en de rekeningen van Mr. Jan Floris van
Omphal over 1778—1781 (copieën).
vroeger tot een andere stichting hebben behoord, zooals 3 morgens
bouwland de Custerye aan de Sevenbruggen onder Eist;
c. „Landeryen, soo de Freylijns tot haare praebendes hebben ge-
had over den jaare 1768quot;, d.w.z. landerijen, afkomstig van het
klooster te Eimeren; de opbrengst van deze groep perceelen, w.o.
de Bagyneweyde te Slijk-Ewijk en de Bagynehoffstede te Homoet,
is ƒ 439-13-0. De totale opbrengst der onder a, b en c vermelde
landerijen bedraagt ƒ 850-13-0.
de „erffpagten anni 1768quot;; opbrengst ƒ 188-4-14. Hieronder vindt
men o.m.: „Eenen erfpaght uyt Nulants twee bouwhoven, onder
Lijnden gelegen, ad hondert twintig guldens 's jaarsquot;. (Het blijkt
niet, in hoeverre deze erfpacht behoorde tot de canonisieën van
Egidius ingen Nulant of Putterscanonisie).
Tegenover deze ontvangsten, in totaal ƒ 3022-8-42/5, staat aan
uitgaven ƒ 3641-17-12. Doordat het voordeelig slot van de vorige
rekening ƒ 1414-12-1 beliep, is er een voordeelig saldo van ƒ 795-
2-9^/5.
De uitgaven zijn gedaan ten behoeve van vacatiën, een vetten os
voorden heer ambtman over 1768 volgens resolutie van 11 September
1748, tractementen voor den landschrijver C. C. van Oven en den
rendant, tractement voor den predikant van Eist ds. F. A. Scheidius^)
prebenden voor de freules Johanna Maria van Voorst, Johanna Louisa
van Randwijck, Anna Theodora van Lynden van Blitterswijck Maria
Louisa van Blommendaal, Anna Theodora van Randwijck, Maria Justina
Speyart de Woerde, Seyna van Nijvenheim, Anna Carolina van Lynden
en Louisa Maria van Byland, voorts ambtslasten, verponding buur-
schapslasten, dijklasten, kosten wegens een proces, doubleeren en resu-
meeren van de rekening. Tenslotte heeft de rentmeester / 1500 aan het
ambtsbestuur ter hand gesteld, om ten laste van het ambt tegen 3%
te negotieeren 2).
Hoezeer de geestelijke stichtingen, die onder het beheer van den
rentmeester stonden, tot één fonds vergroeid zijn, kan men opmaken
uit de instructie, welke in de ambtsvergadering werd goedgekeurd
28 Juni 1771 «). „In den eerstenquot;, luidt dit stuk „sal den voorn,
rentmeester hebben den ontfang van alle het inkoomen en rende-
ment des voors. ampts geestelyke goederen, 'tsy thienden,erfpagten,
pastory-, vicary- oft canonisy-landen en andere, wie die ook souden
mogen wesen ofte eenigsints genooten worden......quot; (artikel 1).
„Uyt welken ontfang denselven behoorlijk en op sijn tijd sal hebben
Het salaris van den predikant van Eist werd, voorzoover dit door den
rentmeester der geestelijke goederen werd betaald, bij ambtsresolutie van 2.3
Juh 17o6 van ƒ 510 verlaagd tot ƒ 350; ds. .Scheidius zou nog f 510 blii-
ven ontvangen.nbsp;®
In Coelemans rekening over 1770 vindt men onder de ontvangsten de
van het ambt ontvangen rente van ƒ 55-10-0. Hieruit blijkt, dat de door den
rentmeester beheerde geestelijke goederen niet als ambtseigendommen werden
aangemerkt.
r t' ^'■'^hie'f Huis Nederhemert, afd. Overbetuwe band No. 24, get. „Geeste-
lijke Goederenquot;, waarin de „Concept-Instructie voor den rentmeester der Gees-
telijke Goederen des Ampts Overbetuwequot;, gearresteerd door ambtman en direc-
teuren der geestelijke goederen 7 Juni 1771 en geapprobeerd en gearresteerd
, .quot;Jl^,nbsp;ambtsvergadering. De ambtsvergadering benoemde 28
Juni 1771 Mr. Siegbert Abraham Haverkamp tot rentmeester op een tracte-
ment van ƒ 135 's jaars.
3°.
te betalen alle soodane praebenden, als uit voors. geestelgke goede-
ren sijn geconstitueert en jaarlijx aan de gebeneficeerdens betaalt
moeten wordenquot; (artikel 2). Men achtte het onnoodig te vermel-
den, dat de prebenden aan de freules moesten worden uitgekeerd
uit de opbrengst der Eimerensche kloostergoederen. Er werd dan
ook een grooter bedrag aan preuves uit het rentambt betaald dan de
ontvangst aan pachten van de kloosterlanderijen beliep, zooals ons
uit de rekening van Coeleman over 1768 blijkt. De rentmeester
moest jaarlijks rekening doen van zijn geheele ontvangst, mocht
slechts betalingen doen na voorafgaande ordonnantie of resolutie
van ambtman en directeuren, of ten minste één directeur, der geeste-
lijke goederen en moest een borgtocht stellen van ƒ 2000.
Er zijn eenige malen door het ambt geestelijke goederen verkocht,
o.a. in 1725 en 1758 „met consent van die Heeren Staaten deser
Provintiequot;. Hier waren verscheiden perceelen onder van het kloos-
ter te Eimeren^).
Het rentambt der geestelijke goederen van Overbetuwe is nooit
uitgegroeid tot een algemeen rentambt^). De pastorie- en vicarie-
goederen buiten Eist heeft het nimmer omvat. Ook zijn er nooit
kosteriegoederen onder gebracht»). De pastorieën kwamen in den
regel aan de predikanten zelf, de kosterieën aan de kosters-school-
meesters.
§ 2. De Pastorieën,
Maatregelen ten behoeve der noodlijdende Predikanten. De Tertiën.
Omstreeks 1602 waren er in Overbetuwe nog nergens predikan-
ten in het bezit van pastoriegoederen. Wel vindt men, dat de predi-
kant in Andelst het gebruik had van vijf morgens land in Willem
van Doornicx bouwing, doch de weem (pastoriehuis) werd niet
door den predikant, maar door Roelof Otten bewoond, terwijl de
koster één morgen pastorieland in gebruik had. In Zetten was er
één morgen pastorieland, „daervan bouwman is Cornelys van Wely
1)nbsp;Oud-arcliief Polderdistrict Overbetuwe (Ambtsarchief), losse stukken,
1725 en 1758.
2)nbsp;Bhjkens een resolutie van Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers
van 15 December 1621 werd de landschrijver Johan van Hoeckelum geautori-
seerd en gecommitteerd als rentmeester van de pastorie-, vicarie- en andere
geestelijke goederen te Haalderen. Van deze administratie is ons overigens
niets bekend.nbsp;.nbsp;, . ..
») Het zelfstandig voortbestaan der pastorieën, vicaneen en kosteneen
na de Reformatie blijkt o.m. uit de verpondingskohieren van het Nijmeeg-
sche Kwartier van 1649—1650 in het Gedeputeerdenarchief.
ten halven ende heeft voor de helft beloeft te betalen achtien gul-
den aan den predicantquot;. Van de pastoriegoederen in Aerdt wordt
medegedeeld, dat ze een tijdlang door de kerkmeesters waren ge-
bruikt tot reparatie van het kerkgebouw; de schoolmeester had de
weem met den boomgaard. De naburen van Lent hadden twee mor-
gens land van de pastorie aldaar, genaamd des Maenendaechs
kempken, van de pastorie „affgetrockenquot; en te hunnen behoeve voor
ƒ 6 verpacht aan Jan die Haes
Gedeputeerde Staten des Nijmeegschen Kwartiers streefden er-
naar de pastoriegoederen in Overbetuwe zooveel mogelijk in
handen van de predikanten te brengen. Middelerwijl besloten zij 14
December 1607, na gehoord advies van den ambtman, „dat men
d'administrateurs, tsye kerkmeesteren,buirmeesteren off anderen van
alle die kercken in Overbetuwen, daer alsnoch genen dienst gedaen
wort, sal vorderen tot rekenung, bewijs und reliqua, so van de pas-
torye- vicarye- als kerckenguideren, die by die Gedeputierden ten
overstaen van den ambtman voersz. gehoert und gesloten zullen
wordenquot;
Van het inruimen van pastorieën aan de predikanten mogen hier
enkele voorbeelden volgen:
Valburg en Homoet. Deze kerspelen hebben na de Reformatie
een combinatie gevormd. De Valburgschc pastorie stond ter collatie
van den proost van Eist De pastorie van Homoet stond ter colla-
tie van den graaf van den Bergh als heer van Homoet . Deze had
de pastoriegoederen voor een twee- of drietal jaren aan de kerk-
meesters overgelaten „tot reparatie und opbouwingh van die kerckquot;,
waarvoor over het jaar 1607 nog een ƒ 200 betaald moest worden!
Gedeputeerden vernamen in 1607, dat de moeder van graaf Herman
van den Bergh de pastorie had geconfereerd op den zoon van
Pouwel Sluysken, rentmeester in dienst van de grafelijke familie,
om daarop te studeeren. Het Gedeputeerdencollege besloot nu
1)nbsp;Oud-archief Gemeente Nijmegen, „Staet der geestlicke goederen des
Nymechsen Quartiersquot;, opgemaakt 1602, katern D. Do naburen van Lent, die
hier in hun qualiteit van kerspellieden van het kerspel Lent handelden, had-
den de twee morgens pastorieland gevoegd bij de kerkfabrieksgoederen; vol-
pns een verklaring van Gaert Vermeer, „een alt huisman tol Lentquot; (reso-
lulien Gedeputeerden des Nijm. Kwartiers, 5 December 1609), had de „kerck'
(= kerkfabriek) 2 morgens weiland, gen. die Manendaechsche kemp, die ver-
pacht waren aan .Jan Jansenszoon.
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 14 December 1607.
L. J. van der Heyden, „Parochie van den H. Jacobus de Meerdere te
Valburgquot; (1932), blz. 1. De Stadhouder had in plaats van den Landsheer
de begeving der pastorie in de pauselijke (oneven) maanden.
*) Archief van het Huis Bergh, inv. No. .5666.
-ocr page 183-„die pastorie-guideren van Homoet aen tho veerden und die tho
laten commen tot onderhalt van enen kerckendienarquot;; de kerk-
meesters zouden over het loopende jaar de vruchten nog mogen ge-
nieten, mits zij van dit jaar, evenals van de voorafgaande jaren,
rekening deden, terwijl Pouwel Sluysken zou aangezegd worden
tegen 1608 zijn handen van de pastorie af te trekken. Men zou on-
dertusschen uitzien naar „een goet eeriick manquot;, die den dienst te
Homoet en te Valburg bij combinatie zou kunnen aannemen. Eén
jaar later hernieuwden Gedeputeerden de resolutie en droegen aan
Simon van de Water op de administratie van de goederen der
pastorie van Homoet „aen tho vangenquot; en de opbrengsten der pasto-
rie „in bewaer te houdenquot;, totdat de graaf van den Bergh Pepinck-
hus'ius of een ander met de pastorie begiftigd zou hebben. „Die van
de Homoetquot; verklaarden kort daarop „neffens die van Valborchquot; te-
vreden te zijn met den persoon, die hun door de classis als „pastorquot;
voorgesteld was. Het Gedeputeerdencollege besloot aan den graaf
van den Bergh te verzoeken, dat door hem als collator „die
pastor mit die pastorie mocht begiffticht worden gelijck anderenquot;
De nieuwe predikant, ds. Wilhelmus Franck, had de pastoriegoede-
ren van Valburg nog niet dadelijk in handen, zooals blijkt uit een
beschikking van Gedeputeerde Staten van 15 Februari 1619, waarbij
dit college goed vond, „dat hem (ds. Franck) d'opcumpsten van de
pastorie-guideren tot Valburch voer 't geheel als andere predicanten
in Overbetuwen gevolgt moegen wordenquot;quot;).
Zetten en Andelst. Te Zetten werd Rutgerus a Reinen predikant
in 1607. De plaats zou gecombineerd worden met Andelst. Zoolang
a Reinen nog niet door den collator, den graaf van den Bergh,
met de pastorie van Andelst begiftigd was, werd ze be-
heerd door jr. Bernhardt van Mekeren, richter van de stad
Gent, als kerkmeester. De collatie door den graaf van den
Bergh had plaats; maar de inruiming der pastoriegoederen
stuitte op moeilijkheden. Er werd over onderhandeld in tegenwoor-
digheid van den ambtman van Overbetuwe. Gedeputeerden besloten
daarop 9 Januari 1608 „den voern. predicant neffens die pasto-
rie-guideren tot Setten tho doen inruimen und gebruicken die van
Rpsolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 16 Juli en 3
c lnbsp;Vfin? 17 Mei 25 Juni en 22 October 1608. „Diequot; van Homoet en
'dLquot; van Va?burg =nbsp;van H. en van V. in hun kwaliteit van ker-
ySieden. Vergel^cta classis Neomagensis d.d. 9/10 Mei 1609, art. 24: „De
nabuyren van Wborch versoucken, dat uyt haere vicane een schoolmeester
■quot;^fSE^edtuteerden, 15 Februari 1619
-ocr page 184-de pastorie tot Aelst, hem by Syne G. graeff Herman van den
Berch als collator geconferiert sijnde, umb die tsynen schoonsten
und welgevallen tho verpachten und d'alinge incumpsten daervan
tho trecken und te genieten, mits dat hy daertegens beide die
voersz. kercken bedienen salquot;, waarmede jr. van Mekeren instemde,
Overigens blijkt uit klachten van de Nijmeegsche classis, dat Bern-
hardt van Mekeren als kerkmeester nog in 1614 eenige pastorie-
goederen van Andelst in beheer had^).
Hemmen. In 1631 klaagde de predikant ds. Muserus van Zetten
en Hemmen, dat de ambtman van Overbetuwe als collator der pas-
torie van Hemmen de goederen van deze stichting maar ten deele
aan hem ingeruimd had. De vergadering van de classis Nijmegen
oordeelde, dat het raadzaam zou zijn, indien de predikant zich per-
soonlijk tot het Hof van Gelderland wendde, teneinde brieven van
institutie te verzoeken
Bij de behandeling van de geestelijke goederen in de Tieler- en
Bommelerwaarden maakten wij melding van het Kwartiersreces in
zake de congrue portiën der predikanten d.d. 1 Augustus 1675. In
het ambt van Overbetuwe werd de aangelegenheid der congrue
portiën ter hand genomen door Frans van Lynden, heer van Hemmen
en Blitterswijk, en Adolf van Balveren als gecommitteerden des
ambts in overleg met de classis Nijmegen. Er werden staten van de
pastoriegoederen ingezameld en informaties ingewonnen naar goede-
ren, waaraan „cura animarumquot; verbonden was en die zich in het
bezit van geestelijke corpora bevonden, terwijl besloten werd
bij provisie een derdedeel hiervan te gebruiken tot aanvulling op de
predikantsinkomsten en wel te beginnen met het jaar 1677»). De
heeren gecommitteerden kwamen in een bijeenkomst te Bemmel in
Januari 1678 tot de volgende slotsom:
Na onderzoek van de staten der pastoriegoederen bleek, dat in
Overbetuwe alleen de pastorie van Heteren en Randwijk een over-
schot vertoonde boven de z.g. congrue portie.
De pastorie van Herwen en Aerdt kwam slechts zeer weinig te-
kort op de congrue portie van ƒ 600 (de pastorie was een combina-
1)nbsp;Resolutiën Gedeputeerden, 16 Juni 1606, 9 Januari en 18 Maart 1608
Acta classis Neomagensis, 6-7 September 1614, art. 13.
2)nbsp;Acta classis Neomagensis, 18-20 April 1631, art. 27. De institutiebrief
IS niet geregistreerd in het Institutieboek van het Hof.
») Oud-archief Polderdistrict Overbetuwe (Ambtsarchief), dossier betref-
fende de uitvoering van de Kwartiersresolutie d.d. 1 Augustus 1675, waarin
o.m. het „verbaelquot; van de vergaderingen van de gecommitteerden des ambts
voor de besognes der congrue portiën voor de dienaren des H. Evangelii des-
zelven ambts, gehouden 12 April 1676, 16 en 17 Januari 1677, 16-19 Januari
1678 te Bemmel.
tie)- in goede jaren zou de pastorie eer meer dan min kunnen ople-
veren Aan de buurmeesters zou geschreven worden, dat de kerspe-
len binnen een maand of vier weken den predikant „clageloos
moesten stellen. Eenzelfde aanschrijving zou gericht worden tot den
ambtman van de heerlijkheid Pannerden, de buurmeesters van
Doornenburg en richter, burgemeesters, schepenen en raad der heer-
lijkheid Gent.
De predikant te Millingen had zich niet aangemeld bij de heeren
gecommitteerden; hij had met „die van Miüingen voor een tantum
qeaccordeert' .nbsp;,nbsp;. i- r
De buurmeesters van Angeren zou men aanschrijven in gelijken
zin als die van Herwen en Aerdt, waarbij in aanmerking genomen
moesten worden de twee aan den predikant toegelegde vicarieën
van St. Laurens en van St. Thoenis.
De predikant van Bemmel en Ressen (de predikantsplaats was
een combinatie) was op een vast tractement aangenomen en kon al-
zoo niet onder de noodlijdende predikanten gerekend worden.
Aan de kerkmeesters van Lent zou geschreven worden, dat de
predikant aldaar boven de ƒ 59, die hij jaarlijks had uit den
kerckenkoerweertquot;, tot nader orde nog ƒ 100 zou ontvangen.
De predikant van Eist was op een vast tractement aangenomen
en kon derhalve niet als noodlijdend aangemerkt worden.
Aan die van Elden en Driel zou worden geschreven in gelijken
zin als aan die van Herwen en Aerdt.
De tegenwoordige predikant vanValburg enHomoet had, doordat
de pastorie van Valburg en Homoet tengevolge van het vertrek van
zijn voorganger en de kwade jaren sterk achteruitgegaan was, in de
jaren 1675-77 niets of weinig ontvangen, terwijl de ambts- en
dorpslasten onbetaald bleven. Men besloot daarom, dat de predikant
over de gemelde drie jaren ƒ 50 s jaars, dus ƒ 150 tezamen, uit de
canonisiegoederen van Eist zou genieten, te voldoen door den rent-
meester Gerrit van der Horst, echter bij provisie en zonder in conse-
quentie getrokken te worden. Verder zouden die van Valburg en
Homoet eenzelfde aanschrijving toegezonden krijgen als die van
Herwen en Aerdt.
Aan de buurmeesters van Oosterhout en Ewijk zou een aanschrij-
ving gezonden worden, om den predikant een tractement van ƒ 500
te verschaffen (de predikant deed nl. maar op één plaats dienst).
Voor Herveld gold hetzelfde als voor Oosterhout en Ewijk.
Voor Zetten en Andelst hetzelfde; de congrue portie moest hier
wegens combinatie ƒ 600 zijn.
In de heerlijkheid Hemmen schoot de pastorie in belangrijke mate
tekort; de heer van Hemmen beloofde met de „inwoondersquot; te
spreken over de tiendmaaltijden ^) en over eventueele andere ge-
schikte middelen. Ook zou in het oog gehouden worden, dat volgens
een classicale resolutie combinatie met Zetten toegelaten was.
Tenslotte vonden de heeren gecommitteerden goed de cano-
nisiegoederen van Eist te gebruiken ter tegemoetkoming aan de
noodlijdende predikanten, verder (overeenkomstig het Kwartiers-
besluit d.d. 10 Februari 1677) de inkomsten van de vicariegoede-
ren in het ambt voor den tijd van zes jaren, waarvan het eerste
jaar verschenen was Kerstmis 1677, en eindelijk het derdepart van
de goederen, waaraan zielzorg verbonden was en welke door
geestelijke corpora bezeten werden®), en het overschot van kerk-
fabrieksinkomsten.
Evenals in de steden en in de overige ambten van het Nijmeeg-
sche Kwartier werden in Overbetuwe de supplementen op de te-
kort schietende predikantssalarissen en pastorie-inkomsten sinds
het Kwartiersbesluit d.d. 14 November 1680 gevonden uit den stui-
ver op iederen pachtgulden der verpachte middelen van consump-
tie en den halven stuiver op iederen gulden van de verponding.
De beschikbare som werd, evenals in de andere ambten, jaar-
lijks verdeeld volgens een door ambtman en jonkers opge-
maakte lijst. Voor het jaar 1726 bedroeg de som ƒ 1757-16-; hier-
van kreeg de predikant van Schenkenschans ƒ 218, van Herwen
en Aerdt ƒ 82-16-, van Pannerden en Doornenburg ƒ 47-3-, van
Angeren ƒ 71, van Bemmel ook ƒ 71, van Ressen ƒ 192-12, van
1) Zie blz. 197 noot 1.
In het dossier betreffende de uitvoering van de Kwartiersresolutie d.d.
1 Augustus 1675 ligt een lijst van „geestelicke corpora, die curam annexam
animarum hebbenquot;, waarop voorkomen: 1°. Herwen, tienden van de proosdij
van Eist, waarvan de opbrengst in 1677 was ƒ 464-10; 2°. Gent, 35 morgens
land van de Kruisbroeders in Keulen, 107 morgens en 2 bouwingen van de
abdis van Nieuwklooster of 's Gravendaal, llt;/2 morgen van het Domkapittel
te Utrecht, de abdis van Nieuwklooster geeft ƒ 350 's jaars voor den predi-
kant; 3°. Erlecom, 95 morgens van de Karthuizers te Koblenz; 4°. Doornen-
burg, 30 morgens en een tiend van de abdis van Nieuwklooster; 5°. Angeren,
40% morgens van het Domkapittel te Utrecht, 42 morgens en een tiend van
de abdis van Nieuwklooster, 431/2 morgen en een weide van 8 morgens van
het convent te Huissen; 6°. Bemmel, 60 morgens en 63 morgens van het stift
ter Hunnepe; 7°. Ressen, Elster proosdij-tiend; 8°. Lent, bouwhoven van St.
Jan te Nijmegen; 9°. Eist nihil; 10°. Elden, Heeren Gedeputeerden van het
Arnhemsche Kwartier (als beheerders van geestelijke goederen); 11°. Herveld
en Andelst, tienden van den Dom te Utrecht, de Domheeren geven ƒ 100
's jaars aan den predikant te H. en ƒ 50 's jaars aan den predikant te A.;
12 . de Regulieren te Neusz behoeven niets bij te dragen, omdat aan hun
goederen in Zetten geen zielzorg verbonden is; 13°. te Heteren, Randwijk en
Ewijk nihil; men zal onderzoeken, of er te Ewijk een tiend van de proosdij
van Eist is.
Lent f 93-12-, van Valburg ƒ 188-, van Ewijk en Oosterhout
ƒ 118-4-, van Zetten ƒ 82-, van Herveld ƒ 77-15- van Hemmen
f 187-12- van Elden en Driel ƒ 128-2-, van Randwijk ƒ 82-16-,
en van Heteren ƒ 94-, en de koster van Ewijk ƒ 23-4-, ).
Toen in 1727 het middel van den heelen en halven stuiver met
voldoende opbracht tengevolge van buitengewone uitgaven tot
Lrstel van de spijkwerken aan dé dijken welke tot de pastoneen
van Doornenburg en Andelst behoorden, besloot de ambtsvergade-
ring allen heeren en vrouwen, die collatiën in het ambt bezaten,
aan te schrijven binnen veertien dagen opgave te doen van
sodane vicarie-landen, als tot de respective pastorieën si,n ge-
hoorende, om na examinatie van dien de twe derdeparten te em-
Tweren tot vergrooting van de beursen, waaruit de respective
praedicanten jaarlijks haar supplement genieten tenwaare konde
Lrden aangetoond, dat die twee derdedeelen door de collatoren
of collatorsen geëmployeerd werden tot bevorderinge der studiën
van seeker persoon by hun daartoe genomineerd
Volgens het „Leggerboek 11quot; in het oud-archief der classis Ni,-
meqen®) had de pastorie van Heteren tegen het midden der lïSde
eeuw f 12 's jaars „vicary geldquot;, gaande uit het land van den wijn-
kooper Nuys. De pastorie van Lent moest jaarlijks een rente van
f 1-10- betalen aan de erfgenamen Moring uit St. Annae boom-
gaard, nu genaamd den grooten pastorye-hoff. Tot de pastorie van
Lmmel behoorde een derdepart in 12 morgens vicane (land) tot
de pastorie van Angeren verscheiden morgens land binnendijks^
welke als vicarieland aangeduid werden. Onder de landerijen van
de pastorie van Doornenburg vindt men „de weem en vicary .
Overbetuwe, uytgenomen van denbsp;(1726). Meer hierover is
-wlterihapsrecht in Neder-
landquot; II, in vo«: Spijk).nbsp;„Leggerboek 11quot;, waarin acten van be-
3) Oud-archie classi N„,ne e^^nbsp;^^^^^^ ^^^ ^^ inkomsten der
roepingen ^an predikanten ennbsp;^^^^^ ^^^^^^ ^^^ ^^ pastor e-inkomsten
pastoneen; voor de O^erbemnbsp;^^nbsp;(1754), Pannerden
van Heterennbsp;^ Ressen (1731), Gent en Erlecom 1746 , Her-
(1751) en Dennenburg (1751 ,nbsp;^^ ^^^^^^^nbsp;Slijk-Ewijk
vaiurg en Homoe, (1746), Elden en Dnel
(1754), Herveld (1754).
-ocr page 188-groot 100 roeden. Tot het predikantstractement van Gent en Erle-
com behoorden de pastoriegoederen van dit kerspel en een vicarie
in Erlecom, bestaande in bouwland en boomgaard van omstreeks
twee morgens. Tot de pastorie-inkomsten van Herwen en Aerdt
werden gerekend gt; in Rossumsvicarie (Herwen) en een derdepart
in 3 morgens land genaamd de Slag (Aerdt). Tot de pastorie-inkom-
sten van Zetten werden o.m. gerekend gt; van het Schouteland, Vs
van de Rietham en V^ van de Schouteham (in Hien), alles zijnde
vicarie(land); tot die van Andelst (combinatie met Zetten) V« van
de St. Antonievicarie en ^/s van een hofstedeken op de Leigraaf te
Andelst zijnde vicarieland. Aangaande de combinatie Elden-Driel
vindt men, voor wat Elden betreft, aangeteekend: „N.B. van de
vicarye-goederen, die voor deesen ook hier zijn geweest, word thans
(nl. 1754) niets getrokkenquot;, en voor wat Driel aangaat o.m.: „4
guld. uyt 'tland of de hofstede, daar thans Jan Seegers woont,
zijnde vicaryen goed, waaruyt de /cosfer ook zooveel trekt, 't welk
(het is de predikant, die schrijft) anders de predikant als een
tweede sesdepart volgens Landsresolutie mynes oordeels trekken
moestquot;, „een sesdepart uyt een vicaryen weide te Heeteren, de
Poelinxcamp geheetenquot;, „een sesdepart uyt 's Graauwen-land, ook
vicary, onder Doornik of Randwijk gelegen, van welke beide laatste
stukken de koster ook al, dog te onrechte 't andere sesdepart is
trekkendequot;; aangaande de pastorie-inkomsten van Herveld wordt
vermeld, dat wegens de vicarie, „aan 't hoog adelijk huys Loenen
ter collatie toestendigquot;, de pastorie ,,op aloude verdeelingquot; het ge-
not heeft van eenige stukken boomgaard en weiland „voor de
tertiequot;.
Het hier gegeven overzicht doet uitkomen, dat de tot de verschil-
lende pastorieën gerekende vicariegoederen voor het meerendeel
eigenlijk niets anders waren dan de tertiën van de vicarieën, die
voor kerk- en schooldienaren bestemd waren. In de Nijmeegsche
classis gold de opvatting, dat de koster (die gewoonlijk ook
schoolmeester was) gerechtigd was tot de helft van het tertium
„ex aequo et bono uit kracht van 't placaet, door den Edelen Hove
van Gelderlant gepubliceertquot; In werkelijkheid werd dit maar op
enkele plaatsen in Overbetuwe toegepast.
Voor de inning der tertiën heeft men in Overbetuwe nooit rent-
meeste^anwege het ambt gehad zooals in Nederbetuwe. Wat
Acta classis Neomagensis, 4-6 September 1660, § 16. Dat de verdeeling
-^ifto fnbsp;I®quot; behoeve van den kerk- en schooldienst tusschen den pre-
aiKant en den koster op gelijhen voet moest geschieden, wordt in geen pla-
kaat voorgeschreven (vergel. Hoofdstuk I, § 4 vervolg)
de vicariegoederen buiten Eist betreft, deze stonden m den regel
onder het beheer der collatoren, die ten behoeve van de predikan-
Tn een derdedeel, een enkele maal zelfs de helft, uitkeerden heU,
in geld. hetzij door toewijzing van een gedeelte der vicanelande-
rijen . Uit het geringe aantal vicarieën. dat men bi. Koker voor de
Overbetuwe opgegeven vindt, moet men afleiden, dat er op groote
schaal verduisteringen gepleegd zijn.
§ 3. De Proosdij van Eist.
Od aanbeveling van Prins Maurits en de Geldersche Staten werd
WaLaven van Gendt. zoon van den heer van Oyen, door
L Utrechtsche Domkapittel begiftigd met de proosdij van E^t
Na Walraven van Gendt volgden nog een tweetal leden van het
geslacht der heeren van Gendt, waarvan de admiraa Wilhelmus
?osephus de laatste was. Na diens dood (1672) confereerde het
Domkapittel de proosdij op een zijner leden, f quot;^us Lodevtcus
van Harteveld, die in 1703 overleed. Het Domkapitte besloot nu
de proosdij-inkomsten aan zich te trekken en het slot van de
x-ekening over te brengen naar de rekening van de z.g geacqui-
reerde vicarieën van het Domkapittel en begiftigde vervolgens den
D mtken Jean van Weede den 27sten October 1703 met de pre-
latuur®). Vrijwel tezelfder tijd. nl. 22 October. verklaarde de
IS^erschap van Overbetuwe. ..dat de dispositie van voors.
proobstdye tot Eist privative aan den ampte is competeerende.
Tn volgens den heer amptman Diederick van Lynden tot Resse.
hiertoe sijn persoon hebbende voorgesteld, is goedgevonden J
Hoogb. daarmeede te beneficeeren en sulx op sodane inkomsten
en emolumenten, als daartoe sijn specteerende en die syne pred -
cesseurs bevorens genooten hebbenquot; »)^ Aan ^^ P^^ ^
iets wegens de proosdij te betalen hadden, werd gelast he ver
chuWigde aan niemand anders dan aan den ambtman te voldoen.
Naar aanleiding van de door het ambt gedane collatie op Die-
derick van Lynden tot Ressen schortte het Domkapittel de uitvo -
ÏnTvan zijn'besluit. om de Elster P-^^ij-inkomsten aan z H
treLen. op en begon tegen ambtman en ridderschap van Over-
KoUer, „Rapport over ^e vic-iegocde^en
54 55, 59? 68, 79 en 120, vicaneen m Andelst, Bemmei,
quot;I)' ofr-Heeringa, „Inventaris van het archief van ,et Kapittel ten
Do!nquot;, 1929 blz. 320,lant. betreffende ^e P-osd. van^ ,esolutie-boe-
tigquot;, „Geestelijke goederenquot;, 22 October 1703.
-ocr page 190-betuwe een proces voor het Hof van Gelderland. Het diende een
klacht in wegens spolie en inbreuk op zijn recht van begeving van
de proosdij van Eist. Het belangrijkste punt, waarover het in deze
questie ging, was de vraag, of de principale fundatie van de
proosdij van Eist in de kerk van Eist en binnen Gelderland ge-
vestigd was, dan wel in den Dom te Utrecht, in welk geval zij als
een uitheemsche stichting beschouwd moest worden.
Het standpunt van het Domkapittel vindt men uiteengezet in het
„intenditquot;, dat door dit college 10 Juli 1704 bij het Hof ingediend
werd. Hierin wordt getracht te bewijzen: 1° de proosdij van
Eist is gefundeerd in den Dom te Utrecht; 2° de possessie van het
recht van collatie van de proosdij is onafgebroken in handen ge-
weest van het Domkapittel, terwijl tot de prelatuur alleen toege-
laten kunnen worden diegenen, die een prebende in het Domkapit-
tel bezitten i). Als bewijs, dat de proosdij binnen Utrecht gevestigd
IS, wordt aangevoerd, dat in den tijd, dat de Roomsche godsdienst
publiek werd uitgeoefend, de proosten van Eist steeds in deze stad
resideerden, dat de leenkamer van de proosdij van Eist altijd
binnen Utrecht gehouden werd en een der kanunniken ten Dom
als stadhouder van de leenen optrad, terwijl de secretaris van den
Dom leengriffier was. De proosdij van Eist moet bijdragen in de
gewone en buitengewone onkosten van den kerk- en schooldienst
in Utrecht; de Staten van het Nijmeegsche Kwartier hebben de
proosdij ook steeds als uitheemsch opgevat, getuige de aanslag in
den 20sten penning tot redemptie van het recht van collaterale
successie en in het familiegeld-). De achtereenvolgende proosten
en meer in het bijzonder degenen, die sedert 1595 opgetreden zijn,
hebben hun waardigheid allen verkregen na gedane collatie door
het Domkapittel en legden den eed van trouw aan dit lichaam af;
ook de resignatiën werden altijd gedaan in handen van het Dom-
kapittel. Het kapittel gaf aan de proosten instructiën, bijv. aan heer
Archief Hof van Gelderland, civiele processtukken 11 Juli 1704 Verge-
Ss^'e^ärquot;nbsp;Utrecht (Rijksarchief Utrecht), inv. nos.
17n!l fZnnbsp;der Elster proosdijgoederen was 12 Januari
1704 / 900 betaald aan den ontvanger van het Nijmeegsche Kwartier Ver-
spyck ter zake van den 20sten penning tot redemptie der collaterale successie
van de proosdijtienden in Elsterbuurt, Herwen en Resseh; ook werd van de
proosdijgoederen jaarlijks betaald het uitheemsch familiegeld ad 15 stuivers
per morgen. Over de betaling van den 20sten penning tol redemptie van de
collaterale successie van alle stabiele goederen is tusschen het Nijmeegsche
Rv^artier en de Staten van Utrecht in 1702 een conventie aangegaan voor
.'^f- gof.deren van binnen de prov. Utrecht gevestigde corpora
MiJ 1709nbsp;N'Jmegen, 20 Nov. 1702; resolutie Staten van Utrecht, 16
Aug. 1702; vergelijk archief Stad Utrecht, afd. II, no. 1938)
-ocr page 191-Willem van Gendt na resignatie door zijn voorganger Walraven.
Toen Willem Joseph van Gendt (die in 1642 proost geworden was)
verzocht de proosdij te mogen resigneeren ten behoeve van een
van zijn zoons, verzocht hij tegelijkertijd dispensatie van de gere-
cipieerde wet. om die resignatie te mogen doen op een van zijn
zoons, geen kannunik ten Dom zijnde. Dezelfde Willem Joseph
van Gendt verzocht, toen hij ten laste van de proosdij goederen een
leening wilde sluiten, hiervoor vergunning aan het kapittel. De
admiraal, die een edelman van het Nijmeegsche Kwartier was, zou,
gelijk de stellers van het „intenditquot; beweren, zeker niet aan het
Domkapittel om de collatie hebben gevraagd, noch zich voorwaar-
den door dit college hebben laten voorschrijven, indien hij niet
overtuigd geweest was van het „privative reght van hetselve
capittel tottet confereeren van dese proobsdyquot;. Na den dood van
den admiraal is de kanunnik van den Dom, heer Elbert Lodewijck
van Hertevelt (of Harteveld), door het Domkapittel met de proosdij
begiftigd op voorwaarden, door hemzelf onderteekend, en door
het kapittel beëedigd en in het feitelijk bezit gesteld van de pre-
latuur 25 November 1672. Tegen deze laatste collatie is geenerlei
verzet gerezen. „Sijnde notoir en reghtens, dat ymant in beneficia-
libus wordt geseyt te sijn in possessione iuris patronatus, die t'
reght van collatie eens en van de laatste reyse bonafide heeft ge-
excerceert, als te sien by Carpzov(ius) in Jurisp. Consist. lib. 1.
tit. 2. de fin. 20. n. 8 et 9.quot;
Het verdere beloop van de questie alsmede het standpunt t.o.v.
proosdij van Eist, gelijk dit door het ambt van Overbetuwe inge-
nomen werd, vindt men geschetst in de „Korte memorie , welke
vanwege het ambt in 1707 in druk gegeven werd^). Ambtman en
ridderschap beweren hierin, dat uit den stichtingsbrief der vier
canonisieën van 1462 blijkt, dat de proosdij en het kapittel in de
kerk van Eist gevestigd zijn en het „corpusquot; der proosdij mitsdien
in het ambt van Overbetuwe gelegen is (de proost en de proosdi)
worden in de fundatie-oorkonde niet eens genoemd!). Verder
wordt betoogd, dat na de Reformatie de administratie, directie en
dispositie over de geestelijke goederen gekomen zijn aan de politie-
ke Overheid van de plaatsen, waaronder de onderscheiden geeste-
lijke „corporaquot; behoorden, overeenkomstig den regel, dat alle
geestelijke goederen hun „corporaquot; zouden volgen (Landdags-
1) Pamflet Knuttel no. 15590, „Korte memorie, dienende tot Elucidatie
van de Quaestie, in den jare 170.S door den Heere Decan en t Capittel ten
Dom t' Utregt aen den Heere Amptman en Ridderschap van Over-Betuwe ge-
moveert over 't vergeven van de Proostdye van Eistquot;, 1707.
recessen d.d. 11 Maart 1591 en 26 Maart 1593). De aanleggers.
nl. deken en kapittel van den Dom te Utrecht, die wel inzagen, dat
dit „al te notoirquot; is, hebben gepoogd te bewijzen, dat de proosdij
van Eist van ouds tot het Domkapittel gehoord en doorgaans
door een zijner leden bezeten geweest is en dat het meergenoem-
de kapittel in een ,,im(me)moriale possessiequot; was van het recht
van collatie. Ambtman en ridderschap van Overbetuwe zeggen,
dat het onbewijsbaar is, dat de proosdij en de kerk van Eist een
dependentie van den Dom zouden zijn; de kerk van Eist was im-
mers een kerk op zichzelf met eigen proost en kapittel en de eene
proost en het eene kapittel kunnen toch moeilijk afhankelijk zijn
van den anderen proost en het andere kapittel, ,,cum par in parem
non soleat vel possit habere imperiumquot;. In geestelijk opzicht kan
de proost wel onder den bisschop van Utrecht hebben gestaan, die
misschien ook nog eenig recht van institutie of confirmatie t.o.v. de
proosdij en het kapittel van Eist kan gehad hebben. Het recht van
collatie kan door het Domkapittel niet bewezen worden uit de
naamlijst van proosten, berustende ter secretarie van den Dom,
omdat daarin slechts de namen en niets aangaande de aanstelling
wordt medegedeeld. Ambtman en ridderschap onderstellen veeleer,
dat de proost (vóór de Reformatie) door het kapittel van Eist
werd benoemd onder confirmatie of anders van den bisschop van
Utrecht. De aanstellingen van de heeren van Gendt als proost van
Eist in de jaren 1595-1642 kunnen niet als bewijs voor de possessie
van het collatierecht worden aangevoerd, omdat ze plaats gehad
hebben ten tijde van den Spaanschen oorlog, toen alles op losse
schroeven stond. Blijkens art. 43 van het tractaat van den vrede
van Munster is eerst toen definitief en universeel tusschen de strij-
dende potentaten vastgesteld, dat de onderscheiden geestelijke
goederen en beneficiën hun ,,corporaquot; zouden volgen. Na dien tijd
is het ambt van Overbetuwe dan ook werkelijk in de possessie ge-
treden van het recht, om over de proosdij evenals over alle andere
goederen van de kerk en de canonisieën van Eist te disponeeren,
zooals te zien is uit het feit, dat in 1668 ambtman en ridderschap
op verzoek van Willem Joseph van Gendt de proosdij hebben ge-
confereerd op een zijner zoons Hier doet niet aan af. dat een-
De betrokken resolutie van amblman en ridderschap d.d. 31 Augustus
1668 is te vinden in bijlage L tot pamflet Knuttel, no. 15590. Ambtman en rid-
derschap overwogen in dit besluit, „dat 't corpus van dese proobstdye is ge-
fundeert in de kerck tot Eist, en dat de goederen daer toe specterende in
desen ampte gelegen sijn, oock dat amptman en ridderschap deses ampts
mitsdien achtervolgens deses Landtschaps resolutie de dispositie daer over
privativelijck competeertquot;.
zelfde verzoek door Van Gendt aan het Domkapittel werd gedaan
omdat ambtman en ridderschap hiervan niet in kennis gesteld zijn.
Waar nog bij komt, dat het Domkapittel verklaard heeft, dat het
op dat verzoek niet kon resolveeren voor en aleer de admiraal de
voorwaarden, waarop hij als proost aangenomen was, zou vervuld
hebben en dus geen acte possessoir verricht had. Ook de collatie,
welke het Domkapittel in 1672 op Harteveld heeft gedaan, is geen
bewijs, aangezien zij geschiedde ten tijde van den Franschen inval,
terwijl het vaststaat, dat Harteveld niets van de proosdi, genoten
heeft voordat hij in 1674 of '75 opnieuw door den Erfstadhouder
met deze prelatuur begiftigd werd^). Dan is er nog een Geldersch
Landdagsbesluit van 1595. waarbij alle uitheemschen. die eenig
recht van collatie te pretendeeren hebben, dit binnen een jaar aan
het Hof moeten komen bewijzen, hetgeen t.a.v. de proosdij van
Eist nooit is gebeurd.
Ambtman en ridderschap van Overbetuwe verschenen niet voor
het Hof. Zij meenden niet voor het Hof getrokken te kunnen wor-
den, aangezien het geen questie tusschen particuliere personen,
noch over een particuliere zaak was, maar tusschen een lid van de
Landschap en een uitheemsch college en over een zaak, die meer
voor een „sake van Staet als voor een onderwerp van ordmaire
Justitie te houden wasquot;. Op 11 Juh 1704 volgde een sententie van
het Hof. waarbij de gedaagden ..contumacesquot; verklaard werden en
veroordeeld werden tot schadeloosstelling aan de aanleggers we-
gens spolie en inbreuk op het recht van collatie van de proosdi, van
Eist en in de kosten van het proces; den 4den Decemb^er
1704 volgde een sententie, waarbij het Hof de gedaagden, die
wederom niet verschenen waren, „contumacesquot; verklaarde en ver-
oordeelde. om alle schade te vergoeden, voortvloeiende uit het
weghalen van koren van de proosdij en het gevangen nemen en
houden van den pachter van de proosdij op het Ambtshuis in Eist,
en in de kosten van het proces. Ambtman en ridderschap wendden
zich tot de Landschap om revisie te verkrijgen, hetgeen in 1706 ertoe
leidde, dat de Landschap goed vond commissie te verleenen op
^P^TiTfstadhouder kreeg bij het Utrechtsche regeermgsreglement^ v^^^^
16 \pril 1674 (Utrechtsch Placaatboek, I, blz. 169) het quot;ch , om de Prepo
ituren ofte Proosdyenquot; te confereeren. De „Korte Memoriequot; deelt met mede
ot de Pr ns deze collatie deed als Utrechtsch of als Geldersch Stadhoude,.
vernweden in eerstgenoemde kwaliteit, aangezien het Geldersche regee-
ri JreTmenquot; geen dergelijke bepaling, noch eenigerlei andere bepahng be-
Xnde^eTstelijke goederen bevat („Ordre ende Reglement, waer nae de
RegSe des F^stendoms Gelre, ende Graefschaps Zu phen, het toeko-
mende Ll werden beleydtquot;, 1675, pamflet Knuttel nos. 11344 en 11535 [her-
druk van 1677]).
Jan de Cock van Delwijnen, heer tot Wadenoyen, en Adriaan
van Heerdt tot Craeyevelt, burgemeester van Nijmegen, teneinde
een schikking tusschen de partijen te treffen, terwijl inmiddels
alles in staat zou blijven.
Het ambt heeft zich tenslotte bij den toestand neergelegd; de
proosdij van Eist bleef als een uitheemsche stichting gelden, wier
„corpusquot; zich in Utrecht bevond.
D. Dc Nederbetuwe.
§ 1. De Reformatie.
Regelingen ten aanzien der GeesteUjke Goederen.
In het ambt van Nederbetuwe waren de meeste buur- of maal-
schappen tevens kerspelen. Hierop vormden uitzonderingen het
kerspel Lienden. dat behalve de hooge heerlijkheid Lienden nog de
buurschappen Aalst en Meerten en, sinds de Reformatie, tevens het
niet tot de Nederbetuwe behoorende richterambt de Marsch omvat-
te en het kerspel Avezaath, waartoe de twee buurschappen Kerk-
Avezaath en Kapel- of Olden-Avezaath gerekend werden. Verder
behoorde de hooge heerlijkheid Leede en Oudewaard, die voor de
Hervorming tot de Utrechtsche parochie Rhenen behoorde, sedert-
dien tot het Geldersche kerspel Kesteren^).
wS l 'fnnbsp;OvSSlÜÏ.nbsp;N.d..b..uwe geen v...e l„dee-
S onder de bank van Zoelen de kerspelen Zoelen en Avfaath Er waren
^ het ambt vier dagelijksche heerlijkheden, nl. Zoelen, Ommeren, Eek amp;
Wiel en MaurrwaafvaJi de drie laalstgenoemde eerst
.^ItTr hPt Hof erkend ziin De dr e hooge heerlijkheden Lienden, IJzenaoorn
erLeede amp; Oudewaardnbsp;Leede in den Oudewaard) stonden op
fchzeTf en hadden haar ei|en gerichten en -bouten. Het richterambt de
Marsch, dat in kerkelijk opzicht vóór de Reformatie onder Rhenen behoorde
Tn daarna onder het kerspel Lienden, was een op zichzelf st^nd ambt, da
half onder Utrechtsche, half onder Geldersche souveremitelt ^tond^ Als
Ut echtsch richter of schout fungeerde de schout
andere stukken van het voormalige ambtsarchief .(R'j'^^archiet Arnn^
als hooge heerlijkheidnbsp;nd~ ,Tege— e
hpprliikheid. Zie voor de wereldlijke en kerkelijke inaeeimg. quot;^.snbsp;»
Stan Gelderlandquot; 1740, H. D. J. van Schevichaven . Regeri^^^^^^^^^^^^ van
Gelderlandquot; in Gelrequot; X, blz.nbsp;v^n
Wz ?66 170 voor Lienden en de Marsch: Mr. J. J. S. baron «oet Toestand
der Domeinen, Landsheerlijke Inkomsten en Gerechtigheden m he L^nd van
Gelre in 1543quot; in „Gelrequot; XI, blz. 395, nos. 18 en 25, en de aant. bi] Mr^ mr
t^ns' inventaris van het archief der Geldersche Rekenkamer nos. 602-604).
De Reformatie in het amt van Nederbetuwe is voornamelijk het
werk geweest van Diederick Vijgh, die in 1578 zijn vader Claes als
ambtman en dijkgraaf in Nederbetuwe opgevolgd was. De ambt-
man trof eigenmachtig maatregelen. Zoo stelde hij op eigen gezag
in 1585 Dirck van Brakel, den „veendrichquot;, aan tot ontvanger van
de in het ambt gelegen geestelijke goederen. Het Hof van Gelder-
land moest hem bij schrijven van 16 October 1591 terecht wijzen
over het feit, dat hij „zichquot; de geestelijke goederen in het ambt of
derzelver inkomsten „onderneemtquot; Veel uitwerking had de brief
niet, zoodat het Hof in het volgende jaar de tusschenkomst van
den Stadhouder inriep. Prins Maurits, die zich in het leger voor
Steenwijk bevond, gaf 1 Juli 1592 ten antwoord: „zoo ist....... dat
wy, considererende, hoe weynich onse brieven ende authoriteyt by
dengenen soude plaetse grypen, die heur meerdere als d'onse in
diergelycke saecken toeschryven, te vergeeffs geacht hebben den-
selven de voorsz. usurpatie te interdiceren, maer tacite in surcean-
tie te houden tot op eenen gemeenen Lantdach ende totdat de
voorsz. saecke by den litmaeten des Forstendoms Gelderen ende
Graeffschaps Zutphen sal voor de handt genomen worden...quot;®).
Desalniettemin kwam het tot een overeenkomst, welke door den
Stadhouder en eenige gecommitteerden van het Hof was gesloten
,,up der Lantschap behagenquot; met den ambtman en den magistraat
van Tiel, waarbij laatstgenoemden de geestelijke goederen ,,ter
dispositiequot; van de Landschap en Zijn Excellentie stelden. De Land-
dag, die in Maart 1593 te Zutphen vergaderde, keurde het accoord
goed (26 Maart) Roeloff van Oemeren (Ommeren), „raedtz-
bewant der stat Tielquot;, werd door het Hof gecommitteerd tot het
ambt van rentmeester „over die goederen und inkompsten, daervan
die corpora so binnen die stat Tiel, alls in den ampte van Neder-
betuwen geleghen sijnquot; quot;), doch heeft in Nederbetuwe geen geeste-
lijke goederen onder zijn beheer kunnen verkrijgen en is binnen de
stad Tiel slechts ten deele daarin geslaagd. Zoo werd het belang-
rijke bezit van het klooster St. Mariëngaerde te Opheusden nog
) Vergel. J. Anspach, „Iets betrekkelijk de Reformatie van Overbetuwe en
de legende van jhr. Dirk Vijgh amptman van Nederbetuwequot; in „De Navor-
scherquot;, 1877, blz. 265. Archief St. Paulusabdij (kleine kapittels en kloosters).
Rijksarchief Utrecht, inv. no. 455. Archief Hof van Gelderland, brieven met
het Kwartier van Nijmegen, no. 10004, 16 October 1591, minuut.
-) Archief Hof, portefeuille Geestelijke zaken, no. 210, 1 Juli 1592.
) Reces van den Landdag te Zutphen, 22 en 26 Maart 1593.
) Archief Hof, Commissieboek, I, 1586-1601, fol. 112 vso., 5 April 1593.
„Raedtzbewantquot;, raadsverwant of raadsvriend — raadsgenoot, medelid van
den raad.
door de conventualinnen zelf bestuurd in het jaar 1595, naar uit
het octrooi blijkt, dat het Hof aan haar verleende na gehoord ad-
vies van den ambtman om 2^2 morgen land. door het klooster
aangekocht in 1566, te verkoopen voor het afdoen van schulden ).
Tegelijk met de aanstelling van den rentmeester der geestelijke
goederen werd de examinatie van de pastoors en kerkendienaren
in Nederbetuwe door bet Hof ter hand genomen. Ds. Jacobus
Lomannus te Nijmegen en ds. Johannes Vredaeus te Tiel zouden
het examen afnemen binnen Tiel op een door den ambtman Vi,gh
nader vast te stellen datum®). Het aantal kerkendienaren kan
slechts gering geweest zijn, aangezien de geestelijke goederen op
groote schaal voor alles, behalve voor kerk en school, gebruikt
werden. Zoo verklaarde ds. Adamus Billichius, predikant te Ingen,
ter vergadering van de classis Nijmegen - het geheele Nijmeeg-
sche Kwartier, afgezien van Bommel c.a., vormde toentertijd nog
één classis - den 30sten Mei 1598, dat te (Op)heusden twee
„huysmannenquot;, waarvan een te Lakemond woonachtig was, de St.
Antoniusvicarie, die jaarlijks ± ƒ 250 opleverde, „van de kercke
ontwendetquot; hadden „ende dit absque ullo specioso tituloquot;, dat de
St. Mariënvicarie te Echteld, jaarlijks doende ƒ 200, onder de
naburen was verdeeld, dat Johan van Rynen, scholtis van Ingen,
een vicarie te Echteld en een te Dodewaard in gebruik had, dat de
H. Kruisvicarie te Rijswijk door eenen Gerrit van Haeg „met sijn
complicenquot; onder voorwenden van „ius patronatusquot; genoten werd,
terwijl zekere vicarie in Ravenswaay onder de „huysliedenquot; ver-
deeld was „all over 10 ofte 11 jaer, op weicke deelinge by de voorn,
huyslieden vertroncken sijn 90 gl., die noch staen te betalenquot;. De
classis besloot in dezelfde vergadering er bij de Landschap op aan
te dringen in het gebrek aan schoolmeesters in de Betuwe te
voorzien Omtrent de opgemelde St. Antoniusvicarie in Heusden
wordt in 1602 medegedeeld, dat de erfhofmeester Wylick colla-
tor was en dat Jan van Hoemen de inkomsten ervan gebruikte
„gelijc als in eygendomquot; De pastorie te Ooi onder Echteld be-
zat een koren- en smaltiend, geheeten „op stapelquot; en gelegen te
Meel, die door Jasper Pas gebruikt werd „onder tytel van donatie
van den proost van Aude-Munsterquot;
^TT^;« Hof, Commissieboek als voren, fol. 147 vso 12 November 1595,
4 A^ch ef Hof portef. Geestelijke zaken, no. 229, 23 Me, 1593 nimuut^
3 Oud-archief classis Nijmegen, acta classis Neomagensis 30 Mei 159^
art 11-15 art. 18, Rijksarchief Arnhem. De „nabuyren te Echteld en de
, huysliedenquot; te Ravenswaay traden op als kerspelheden, kerspelbestuur.
T „Staet der geestlicke goederen des Nymechschen Quartiers , E, Ge-
meente-archief Nijmegen.
Zonderlinge berichten zijn er over de kerkelijke en geestelijke
goederen in Zoelen, waaraan de heer van Zoelen en de zijnen zich
vergrepen. Zoo had Heyne van Rossum 33 morgens land in ge-
bruik, toebehoorende aan de pastorie, een vicarie en de kosterie
van Zoelen. Adolff Vijgh, Steven Geritsz., provoost en Herman
Brauwyker, stalmeester van den heer van Zoelen i), hadden ieder
voor een deel het kerkeland in gebruik, „onder wat tytelquot; was on-
bekend. Voorts had Diederick Vijgh Ariënsz. een vicarie tot zijn
gebruik, „maer niet verclaert den naem van de vicarie, noch de
qualiteyt ende quantiteyt van t goet, oick niet onder wat titel,
dattet selve gebruyckt wortquot; (1602).
Omstreeks 1602 heet het van de goederen van de pastorie en
van de vicarieën in de heerlijkheid IJzendoorn, dat zij, „welcker
tytelen onbekent, gebruyckt worden by den heer van Isendoorn tot
onderhoudt van pastoeren, soe wanneer dieselve daer sijnquot;®). In
1606 verzochten Gedeputeerde Staten van het Nijmeegsche Kwar-
tier aan den heer van IJzendoorn (jr. Herman Pieck tot Isendoorn)
rekening van zijn administratie over de geestelijke goederen in zijn
heerlijkheid. Verder vroegen zij aan de naburen aldaar een
tweetal „voer tho slaenquot;, aan wie het beheer zou kunnen worden
toevertrouwd. Met den heer kwamen Gedeputeerden overeen,
dat de pastoriegoederen zouden worden bestemd voor den (te
beroepen) predikant en dat in de plaats van de tertiën van de
drie vicarieën ter plaatse aan den predikant de inkomsten van twee
vicarieën geheel zouden worden toegekend. Met de derde vicarie
was de zoon van Johan Blanck begiftigd. Op 27 October 1606 be-
sloten Gedeputeerden aan den heer een jongen man voor te dragen,
teneinde met de pastorie te worden gebenificieerd »).
De gegeven voorbeelden stellen duidelijk in het licht, dat om-
1) H. Brauwyker, lees; Herman van Brauwiler (vergel. raadsresolutiën
Tiel, 21 Februari 1607).
®) „Staet der geestlicke goederen des Nymechschen Quartiersquot;, E.
») Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 14 en 29 Juli,
3 Augustus en 27 October 1606. In den „Staet der geestlicke goederen des
Nymechschen Quartiersquot; vonden wij losliggend een „Memoriael, aenteycke-
ning van die incompste der guederen van die pastorie tot Isendoren onder
protestation, dattet sal sijn onvercort van mijn (nl. van den heer) gerech-
tichheytquot;, zonder jaar, waarsch. van 1606. Behalve de pastoriegoederen,
welke verpacht waren, komen hierin voor de goederen van het St. Johans-
altaar, het St. Ewoltsaltaar, het St. Matheusaltaar en de kosterie. De laatste
predikant Gellius had „met mynen consentquot; een „bongertkenquot; van het St.
Ewoltsaltaar verpacht. Tot de lasten van de pastorie werden gerekend zes
lood zilver, è 15 stuivers, aan de kerk van Echteld wegens de afscheiding
van het kerspel IJzendoorn uit het kerspel Echteld. Zulk een verplichting
van vóór de Reformatie werd dus nog erkend.
streeks 1600 de pastorie- en vicariegoederen niet altijd aan hun be-
stemming beantwoordden. Alleen wordt ons aangaande de pasto-
riegoederen van Echteld omstreeks 1602 medegedeeld, dat zij ge-
bruikt werden door mr. Jan Saes, „pastoerquot;, en aangaande die van
Ommeren, dat de baliër van St. Catharina te Utrecht collator hier-
van was „ende dat deselve by den pastoer oft prediker gebruyckt
werdenquot;^).
Een rentmeester der geestelijke goederen voor het geheele
ambt werd door Gedeputeerden van het Kwartier, op wie in
1601 het bestuur over de geestelijke goederen overgegaan was,
niet aangesteld, misschien om den invloedrijken ambtman te ont-
zien. Zoo kwam het, dat ambtman en jonkers feitelijk de directie
der geestelijke goederen voerden en ook als directeuren erkend
werden, al is daar omtrent geen nader Kwartiersbesluit genomen.
„Opdat geen oorsaecke gegeven, dat die directie van de geeste-
lycke goederen getogen werden uut handen van amptman ende
ridderschappen des amptz Nederbetuwe, soo sal van noode wesen,
dat men uut het derdendeel van de vicarie (ën) (wesende iuris cle-
ricalis ende laïcalis), gedestineert tot kercken- ende schooldienst,
gagere den predicanten in den ampte, die geene competentie en
hebben, vermogens d'ordonnantie by de Landtschap deses Fur-
stendombs daerop gemaecktquot;, heet het in een ambtsresolutie d.d. 14
Juni 1616®). Om met de minste kosten tot nauwkeurige kennis van
de vicarieën te geraken, zou een bekwame rentmeester worden
aangesteld, die binnen den tijd van een maand alle dorpen en
buurschappen moest bezoeken, om zich op de hoogte te stellen
en een register op te maken in duplo, één voor het ambt en één
voor zichzelf. De goederen, die uit de pacht waren, zouden door
den rentmeester ten overstaan van twee jonkers en met advies van
den collator of van den possessor worden verpacht voor den tijd
van zes jaar. De verpachtingen zouden zooveel mogelijk op den-
zelfden dag geschieden. „Ende sal den gebeneficeerde ontfangen
die twee deelen van syne vicarie ofte uut handen van den rent-
meester ofte uut handen van de pachteren derselver goederen tot
sijn keurequot;. De rentmeester zou „oversulcxquot; geen gage trekken dan
alleen den 20sten penning van zijn ontvangst. Ten allen tijde zou
hij desgevraagd, een staat van zijn ontvangsten en uitgaven moe-
ten overleggen en geen rekening doen dan met behoorlijke assig-
natie en quitantie. Teneinde klachten van de predikanten te voor-
1)nbsp;„Staet der geestlicke goederen des Nymechschen Quartiersquot;, E.
2)nbsp;Competentie = congrue portie, vergel. blz. 131 noot 1.
-ocr page 200-komen, zou de rentmeester zich overal, waar het noodig mocht
wezen, op de hoogte stellen van de opbrengsten van de pastorieën
en, indien hem zou blijken, dat ergens niet ten hoogste was ver-
pacht of „gemenageertquot; werd, zou hij na het verstrijken van den
pachttermijn mogen verpachten; „ende sal in sulcken voegen den
predicant uut handen des rentmeesters ontfangen syne competentie
in vier termynen, te weten alle drie maenden één vierdedeel. Ende
alsoo den rentmeester vóór Martini ende Petri in geenen ontfanck
en can commen, soo sal hy debourseren aen den predicant van
Mauryck, om denselven te geven contentement, de somme van
hondert car. guldens, die den voorsz. rentmeester met één jaer in-
teresse tegens den penning sestien sal innen aen zynen eersten
ontfanck Martini ofte Petri toecommendequot; . Jr. Johan van Eek
Cornelisz. nam het rentmeesterschap aan. Volgens zijn commissie-
brief werd hij alleen nog maar gecommitteerd ,,tot rentmeester van
het dardendeel van alle vicariegoederen (wesende iuris clericalis
ende laïcahs) gelegen in den ampte voorsz. (Neder-betuwe)quot;.
Den 4den Mei 1618 besloten ambtman en jonkers op een ge-
richtsdag te Kesteren alle pastoriegoederen ten hoogste te doen
verpachten en een rentmeester aan te stellen, ,,om de predicanten
daeruut te gageren ende t' doen hebben behoorlycke competentie,
in conformité van des Quartiers resolutie etc.quot; Dit rentmeesterschap
werd eveneens aan jr. Johan van Eek opgedragen®). Reeds in het
volgende jaar was men doende, om „alle pastoriën-goederen te
transporteeren in handen van den classi (van Tiel)quot;^). Het des-
betreffende accoord tusschen ambtman en jonkers eenerzijds en
de Tielsche classis anderzijds kwam in 1620 tot stand. De text
van de overeenkomst is ons niet overgeleverd^). De classis hield
aanvankelijk de pastorieën nog zelf in handen, doch besloot in haar
vergadering van 15 en 16 Juli 1623, ,,dat van nu voortaan een iege-
licke broeder des classis zyne eygene pastorie sal in handen hou-
den ende mogen gebruicken ende die incomsten daervan genieten,
mits condicie, dat alle 't gene, dat tot desen tijt toe is verschenen,
alsmede die twee quartalen van 't jaer 1623 sal van de broederen,
die aen den dassen schuldich zijn, werden betaelt tot ontlastinge
van de classicale oncostenquot;. Ook zou iedere predikant het pastorie-
Ambtsresolutiën, oud-arcliief Polderdictrict Nederbetuwe, Rijksarchief
Arnhem, 14 Juni 1616.
Ambtsresolutiën Nederbetuwe, 4 Mei 1618, 27 April 1619.
Ambtsresolutiën Nederbetuwe, 14 Juni 1619.
■') Oud-archief Ned. Herv. classis Tiel, Rijksarchief .\rnhem. „synopsisquot;
over 1621-'44 (voorin inv. no. 2), fol. 9 vso, capt. VIII, art. I.
huis moeten onderhouden, zonder de classis daarmede te bezwaren.
Toen de predikanten der classis bij het Nijmeegsche Kwartier in
1623 subsidie vroegen ter bestrijding van classicale onkosten,
luidde de besHssing: „Alsoo 't Quartier bericht wordt, datt hier-
over, alsmeede van haer salaris, ordre gesteh is, sulcx datt daervoo-
ren supplianten genieten d'opcomste van de pastoriën, respective
elck int sijnne, mit een portie {= de tertiën) van de vicariën, soll
't selve daerinne niett naerders connen doenquot;^). De pastoriegoe-
deren bleven evenwel krachtens het accoord van 1620 staan „ter
directie des classisquot;. Dit lichaam verlangde, dat iedere predikant,
die onder het accoord viel, een „pertinente annotitiequot;, ondertee-
kend door de kerkmeesters en de buurmeesters der plaats, zou in-
leveren. Het vorderde hiermede langzaam; in 1633 was er nog één
predikant, ds. Molitor van IJzendoorn, die geen staat overgegeven
had. Ook van de kosterieën moesten staten worden ingediend. Van
al deze lijsten is niets meer bewaard gebleven^).
Volgens een in 1632 genomen classicaal besluit moest aan de in
te dienen opgaven van de pastoriegoederen de volgende clausule
worden toegevoegd: „Ende is dese consignatie ende aenteykenon-
ghe alsoo gesteh, om tot allen tyden te dienen tot een bewijs ende
naerichtonghe, wat voor goederen ende incomen tot deser pastorie
gehooren, voor sooveel men daervan heefft connen weten, besitten,
gebruycken ende genieten by myner ende desen jegenwoordigen tijt.
maer niet om daermede in toecomende te doceeren offte te bewee-
ren, dat in voortyden ende oock tegenwoordich daertoe mochte ge-
hoort hebben ende noch behooren, welck door 't een oft 't ander
middel mochte vervreemt off verdonckert zijn. Zullen derhalven
successores, naesaten, kerck-, buyrmeesters, t' samentlycke nabuy-
ren ende alle degene, die dit aengaet, gebeden zijn, haer uuterste
beste te doen, om 't geene 't welck van dese pastorie mochte ge-
abaliëneert offte verdonckert zijn, helpen op toe souken ende uut
te boesemen, gelijck ick in desen beloove te doen, teneynde soo-
danighe goederen wederom tot de pastorie als den rechten boesem
mogen comeu ende dieselve niet vercortet, maer gebeneficieert
werdenquot; «). Uit deze clausule blijkt, dat de pastorieën nog als stich-
tingen in wezen gebleven waren. De predikanten hadden slechts
1)nbsp;Kwartiersreces Nijmegen, 28 Juli 1623. Acta classis Tilanae, en 16
Juli 1623, artt. 19 en 20.nbsp;rnbsp;m»;
2)nbsp;Acta classis Tilanae, 15-17 Februari 1630, artt.nbsp;12 en 13; 6 en 7 Mei
1633, art. 7; 9 en 10 September 1633, artt. 8 en 9.
3)nbsp;Acta classis Tilanae, 16-18 April 1632, art. 8.
-ocr page 202-het beheer en het genot, de classis sinds het accoord met ambtman
en jonkers de directie.
De predikanten behielden de pastoralia niet overal onder eigen
beheer; 200 werden de pastoriegoederen van Eek, Maurik en Lien-
den 9 October 1630 en 20 Augustus 1637 door de classis ter admi-
nistratie overgegeven aan den graaf van Culemborg, die collator
dier pastorieën was^). Omtrent de Mauriksche pastorie kan nog
vermeld worden, dat de Landdag den 19den Augustus 1640 aan
den graaf van Culemborg als patroon toestond eenige lande-
rijen, behoorende tot de pastorie, te verkoopen en de kooppennin-
gen te beleggen „opt comptoir vant Quartier van Nymegen......
ende den jaerlicxen interesse tot onderholt des predicants van Mau-
rik geëmployeert t' wordenquot;®).
§ 2. Maatregelen ten behoeve van de noodlijdende Predikanten.
De Vicarieën.
Ten behoeve van de noodlijdende predikanten, d.w.z. de predi-
kanten, wier inkomsten beneden het van Overheidswege vastge-
stelde salaris (de z.g. congrue portie) bleven, dienden in de eerste
plaats de tertiën. Van de administratie der achtereenvolgende
rentmeesters van het derdedeel der vicarieën is een onvolledige
rekeningen-reeks bewaard gebleven over 1704-1808 ''). In die reke-
ningen staat alleen het tertium van elke vicarie als ontvangen ge-
boekt. De vicarieën zijn plaatsgewijs vermeld met opgave van de
collatoren in margine. De rekeningen werden op onregelmatige
tijden gehoord; men kan evenwel niet zeggen, zooals Koker deed,
dat er op dit beheer geenerlei toezicht is gèweest^). Op den duur
waren er wederom bijzondere maatregelen noodzakelijk, om den
predikanten hun salarissen te kunnen geven®). Op den Kesteren-
schen gerichtsdag van 18 November 1675 werd door ambtman en
jonkers een „voorraem wegen d'augmentatiën der tractementen
voor de predicanten ende eenige mesnages uyt te vinden tot voor-
deel van 't ampt quot; goedgekeurd, waarvan Caerll Vijgh, heer tot
Soelen en Swanenborgh, ambtman. Wilt van Broeckhuysen, heer
tot Eek, Diederick van Els en Bernard van Weideren, raden in
Acta classis Tilanae, 9 Mei 1655, art. 4; en de „synopsisquot; (voorin inv.
no. 2), fol. 15 letter A, fol. 16 letter P.
Reces van den Landdag te Arnhem, 19 Augustus 1640.
Oud-archief Polderdistrict Nederbetuwe (Ambtsarchief).
Mr. F. C. W. Koker, „Rapport over de Vicariegoederen in Gelderlandquot;
blz. 90 e.v., geschiedenis der Nederbetuwsche vicariegoederen.
Vergelijk Kwartiersreces d.d. 1 Augustus 1675 betr. de congrue portiën
der predikanten; zie hiervóór, blz. 131.
het Provinciale Hof. en Otto van Wyhe. heer tot Echteld. de op-
stellers waren. De voorstellen waren:
r de noodlijdende predikanten zullen worden vrijgesteld van de
■nbsp;ambts- en dorpslasten mitsgaders hoofden- en kribbenpennmgen;
9° de vruchten van de gemeentenquot;, d.w.z. de gemeene of buurschaps-
■nbsp;ëronden r nu verpicht zijn of verpacht zijn geweest, zullen aan
de gemelde predikanten gelaten worden;
daar waar vicarieën zijn, welke ter collatie staan van den pastor
quot; S de kLkmeesters gezamenlijk of alleen, zul en de vicaneen
worden geconfereerd op den predikant ter plaatse en zullen er
Ken van investituur voor den predikant aan het Hof verzocht
worden;
4\ aan ieder der noodlijdende predikanten zullen de tiendmaaHijden ter
plaatse gelaten worden i);
5°. de derde voet of het tertium der vicarieën zal verdeeld equot; genoten
worden over de twee eerstvolgende jaren, aan het eind waarvan ae
pacht afloopt en er veranderingen kunnen geschieden en wel zoo
dat van de eene helft de schoolmeesters ieder ƒ 22 s jaars
krijgen en van de andere helft de classis ƒ 's jaars en de nood-
lijdende predikanten het overige „toe erkentenisse der heeren ge-
committeerdenquot;; de dorpen zullen er voor zorgen, dat de school-
meesters het aequivalent ontvangen van hetgeen zij bij deze ver-
deeling zullen komen te missen; tenslotte zal ieder dorp, waar een
noodlijdende predikant is, een tantum geld opbrengen, naar gelang
van den nood van den predikant en het vermogen van het dorp^
„Weicke penningen d'inwoonderen der soodaene dorpen over de
huysgesinnen, 'tzy deselve Gereformeert aft anders ^UnjesmJ'
niemant uytgesondert ende nae ygehcx vermogen datehek ende
voorts van jaer tot jaer zullen omslaen ende verdeylen, ende de
buirmeesteren versorgen, dat deselve penningen promptehjck, ten
allen halve jaere de helft, aen deselve predickanten uytgereyckt
mogen werden......
Ten aanzien van iederen predikant in het bijzonder overwogen
de rapporteurs als volgt:
Te Ravenswaay zal de predikant boven zijn pastoriegoederen
genieten: 1°. vrijdom van ambts- en dorpslasten mitsgaders hoof-
den- en kribbenpenningen, die van nu af aan zullen worden ..aen-
^fl^echt en Gelderland richtten de tiendheffers hij he*joldoen d
tienden tiendmaaltijden aan ten behoeve der Hendplichtigen n Gelderland
Tonden de tiendheffers i.pl.v. de tiendmaaltijden een bedrag «itkeeren aan
drtlendplichtigen, gelijkstaande met 6% van de J^arhjksche opbrengst der
üenden. Dit bedrag'zou in Nederbetuwenbsp;de fedikau ^
voor zoover noodlijdend, gelaten worden (vergel. Mr. J. Kosters, „net uuuc
^•irTr'L'e^^mslaTgeTain worden door denbsp;van het do^
er van'^den Gereformeerden eeredienst. Denbsp;^è^d'e zTeT
quot;beginsel als bedienaar van den publieken godsdienst bel^^
zorg over alle parochianen evenals de pastoor voor de Reformatie (vergel.
Jhr Mr D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 375 noot 1 en blz. 377).
geschreven ende uytgesetquot;, 2°. de inkomsten van de gemeenten,
die de buurmeesters te zijnen behoeve of de predikant zelf zullen
verpachten, 3°. de tiendmaaltijden van alle tienden ter plaatse, 4°.
ƒ 30 uit de tertiën, 5°. de twee derdedeelen van de vicarie van St.
Maria, welke ter collatie staat van den pastor loei en de kerkmees-
ters, en ten slotte een som van ƒ 55, jaarlijks om te slaan over de
„inwoonderenquot;.
Wat den predikant van Rijswijk aangaat, die zich beklaagt, dat
hij de congrue portie niet kan halen, vindt men, dat deze zich met
de pastorie-inkomsten zal moeten behelpen, omdat hij vrijwillig de
combinatie met Ravenswaay beeindigd heeft; wanneer één der pre-
dikanten, hetzij die van Ravenswaay, hetzij die van Rijswijk, komt
te vertrekken of te overlijden, zullen de beide dorpen weder ge-
combineerd worden.
De predikant van Maurik is op een vast tractement aangenomen
en geniet bovendien een bepaald bedrag krachtens een met het
kapittel van Oud-Munster gesloten accoord; hij kan niet tot de
noodlijdende predikanten worden gerekend.
Inzake den predikant te Eek kan geen beslissing worden geno-
men, aangezien er een proces hangende is tusschen den tegenwoor-
digen heer van Eek en den graaf van Waldeck (den vroegeren heer)
over het predikantssalaris, tot betaling waarvan de tegenwoordige
heer als collator beweert niet gehouden te zijn.
De predikant van Ingen. die op een bepaald tractement aange-
nomen is en door den Commendeur van Ingen betaald wordt, kan
niet tot de noodlijdende predikanten gerekend worden.
De predikant te Ommeren zal boven de pastoriegoederen genieten
vrijdom van ambts- en dorpslasten mitsgaders van hoofden- en krib-
benpennimgen, die van nu af aan uitgezet zullen worden; verder de
vruchten van de gemeente, de tiendmaaltijden, een door de inwoners
op te brengen som van ƒ 46 's jaars, „ende dit onvermindert zijn W.
sustenue op de Weselsche goederen, soo deselve hebben curam ani-
marum annexamquot;.
Te tienden is de predikant eveneens op een vast tractement aan-
genomen en niet noodlijdend.
De predikant van Kesteren zal boven zijn pastoriegoederen ge-
nieten: vrijdom van ambts- en.dorpslasten mitsgaders van hoofden-
en kribbenpenningen, de tiendmaaltijden, ƒ 10 uit de verpachte ge-
meente en de wilgen op de gemeente, jaarlijks ƒ 60 uit de tertiën, en
eindelijk ƒ 80, jaarlijks om te slaan over de inwoners.
De predikant te (Op) heusden zal boven zijn pastoriegoederen ge-
-ocr page 205-nieten vrijdom van ambts- en dorpslasten mitsgaders van hoofden-
en kribbenpenningen, de tiendmaaltijden, de pachten van de ge-
meenten, „soo daer eenigen als voorsz. zijnquot;, en een jaarlijks over
de inwoners om te slaan bedrag van ƒ113.
De predikant van Hien en Dodewaard zal boven zijn pastorie-
goederen genieten: vrijdom van ambts- en dorpslasten mitsgaders
van hoofden- en kribbenpenningen, de tiendmaaltijden, de pachten
van de gemeenten „soo daer (als voorsz.) eenigen zijnquot;, ƒ 64 uit de
tertiën en tenslotte een bedrag van ƒ 176 's jaars, om te slaan over
de inwoners.
Te Ochten is de predikant aangenomen door de inwoners op
zekere voorwaarden, die zij beloof d hebben te zullen nakomen, waar-
onder behoort de begiftiging van den predikant met de inkomsten
van twee vicarieën, staande ter collatie van den pastor loei en de
kerkmeesters; de predikant is dus niet noodlijdend.
De predikant te Echteld, die in dit slechte jaar de congrue portie
niet kan bereiken, bezit pastoriegoed, waarmede het zoodanig ge-
steld is, dat hij zich in het toekomende moet kunnen behelpen even-
als in de voorgaande jaren.
De pastoralia van Avezaath zijn niet minder dan die van Ech-
teld; de predikant is dus niet noodlijdend.
De predikant van Zoelen wordt tot zijn tevredenheid door den
heer bezoldigd en behoort niet tot de klagers.
Het bovenstaande rapport werd met eenparige stemmen in de
ambtsvergadering aangenomen ^).
Bij de behandeling van de Tieler- en Bommelerwaarden kwam
reeds het besluit van den Landdag van 24 Januari 1679 ter sprake,
waarbij een Nijmeegsche Kwartiersresolutie d.d. 10 Februari 1677
tot een Landelijke resolutie gemaakt werd, welke tot strekking had
de vicarieën tijdelijk te bestemmen ten behoeve van de nood-
lijdende predikanten. Verder maakten wij melding van een Kwar-
tiersbesluit d.d. 14 November 1680, waarbij de stuiver op iederen
pachtgulden van de verpachte middelen van consumptie en de halve
stuiver op iederen gulden van de verponding bestemd werden ten
behoeve van de noodlijdende predikanten. Het waren deze besluiten,
die aanleiding gaven tot het samenstellen van een nieuw „voorraem
met betrekking tot de congrue portiën der kerkendienaren. Het werd
^TA^resolutiën Nederbetuwe, .18 November 1675.nbsp;J- A. Heuff
Azn ,De Neder Betuwe en haar Ridderschapquot;, uitg. „Gelre 1902, hoofd-
stuk VI, blz. 56 e.v. De schr. geeft de beteekenis van den term congrue
portiequot; onjuist weer. Dat IJzendoorn niet vermeld wordt in het rapport
kan te ^t'en zijn aan de omstandigheid, dat het kerspel samenviel met de
hooge heerlijkheid en de predikant mogelijk met noodlijdend was.
opgesteld door den ambtman Vijgh, Diderick van Broeckhuysen,
heer tot Eek, en Arndt Vijgh en door de ridderschap van Neder-
betuwe goedgekeurd 12 Maart 1681 i). Blijkens dit stuk brachten
de pastoriegoederen van Ravenswaay f 75 op, waar de pacht-
penningen van de gemeente ad ƒ 75 bijgevoegd waren: het tekort
op de congrue portie (ƒ 500) bedroeg derhalve ƒ 350.
De pastoriegoederen van Rijswijk leverden ƒ 436-12-14 op; het
tekort op de congrue portie was dus ƒ 64.
De opbrengst der pastoriegoederen te Eek bedroeg slechts ƒ 270-
7-, „daerby de vicariën, die tot pastoriëngoederen zijn gemaeckt en-
de gestelt op... (ƒ) 100-0quot;, tezamen ƒ 370-0-; het tekort beliep dus
ƒ 130.
De Kesterensche pastoriegoederen hadden de laatste zes jaren
naar de opgave van den predikant gemiddeld ƒ 100 opgeleverd,
„mar gemerckt den predickant die vruchten selfs heeft aengevoert,
oock 't landt doer quade bouwluyden heeft laeten bouwen...... kan
geen pertinente staet darop gemackt wordenquot;; het tekort was ge-
middeld ƒ 400.
Te Opheusden bedroegen de inkomsten der pastorie f 390-12-;
dus was het tekort ƒ 109-8-.
De pastoriegoederen te Ommeren leverden in de laatste vijf jaren
gemiddeld ƒ 185-16- op; het tekort beliep derhalve ƒ 314-4-. „Dan
alsoo verscheyde parcelen blyven leggen, souden deselve met po-
tingen konnen verbetert worden, hebbende oock de predickant nu en
dan iets selfs gebruyckt, soodat de staet niet well geheel kan worden
geweetenquot;.
Te Hien en Dodewaard had de predikant in de laatste zeven jaren
gemiddeld getrokken ƒ 180-0; het pastorieland zou verbeterd kunnen
worden met pooten en beter bebouwen. Aangezien hier een com-
binatie was, behoorde — tenzij de twee kerken dicht bij elkander
waren - de congrue portie ƒ 600 te zijn; het tekort was dus ƒ 420.
De pastoriegoederen van Ochten leverden ƒ 232 op; het tekort
was dus ƒ 268; „Nota, dat denselven predickant geniet'twee darde-
parten van twee vicariën, staende tot zyne ende der kerckmeesteren
collatie, bedragende volgens de laetste verpachtinge jaerlijcx, afge-
togen 't ontfanckloon, ƒ 50-11-, doch meenen die van Ochten, dat
die weder behooren te komen aen de kerckquot;.
Te Echteld had de predikant, na aftrek van verponding en ordina-
ris lasten, inde laatste zeven jaren gemiddeld getrokken ƒ 341-14-;
Oud-archief Polderdistrict Nederbetuwe (Ambtsarchief), stuk dd 12
Maart 1681.
het tekort beliep derhalve ƒ 158-6-. Het pastoriegoed had in vroe-
ger tijd jaarlijks wel ƒ 1000 of meer opgebracht.
Te Avezaath ontving de predikant in de laatste zes jaren gemid-
deld ƒ 470-10-; de congrue portie behoorde wegens de combinatie
(Kerk-Avezaath en Kapel-Avezaath) ƒ 600 te zijn; het tekort be-
droeg dus ƒ 129-10-. Ook van deze pastorie had het inkomen meer-
malen ƒ 1000 's jaars bedragen.
In totaal waren de tekorten op de congrue portiën voor de nood-
lijdende predikanten ƒ 2343-4-. Volgens de opgave van den ont-
vanger Hendrik van Lidth de Jeude beliepen de stuiver op iederen
pachtgulden van de middelen van consumptie en de halve stuiver op
iederen gulden van de verponding, met uitzondering van IJzendoom,
ƒ 2088-5-. Er restte dan nog een tekort van ƒ 254-19-. Dit tekort
kon naar het oordeel der opstellers van het „voorraemquot; worden
gevonden uit den derden voet van de vicarieën. De kosters, die
daardoor benadeeld werden, zouden door de dorpen schadeloos
worden gesteld. De classis zou echter de ƒ 150, die zij jaar-
lijks uit de tertiën verkreeg, behouden. De twee derdedeelen van
de vicarieën zouden dan verblijven aan de studenten, die daarmede
begiftigd zijn of nog begiftigd konden worden; evenwel met dien
verstande, dat, wanneer de opbrengst der landerijen geringer mocht
worden en de predikanten mitsdien uit den heelen en halven op-
stuiver en uit de tertiën niet afdoende geholpen zouden kunnen
worden, iedere vicaris naar proportie, hetgeen er tekort zou schieten,
zou moeten missen, „alles tot erkentenisse der ridderschap ofte
derselver gecommitteerdenquot;.
Wat de vicarieën aangaat, die het Kwartier tijdelijk wilde be-
stemmen tot hulp van de noodlijdende predikanten, stelden de
ontwerpers van het „voorraemquot; voor, dat de heeren van het ambt
Nederbetuwe, die naar den Landdag zouden gaan, aan de Gede-
puteerden van het Kwartier te kennen zouden geven, dat de stu-
denten, „die albereets ius acquisitum hebbenquot;, in hun rechten ge-
handhaafd moesten worden, en dat met het oog op de binnen
weinig jaren te verwachten vermindering van het aantal propo-
nenten „van nu voert geene vicariën behooren geconfereert te wor-
den op eenige jongelingen, als diegeene, die tot den godsdienst
zullen worden bevordert ende het ius devolutum oft iets anders
open- ende vastgestelt, waerdoor het misbruyck derselver vicariën
magh worden voorgekomenquot;
1) Vergel. Van Loon, „Groot Gelders Placaet-Boeckquot;, II, kol. 532, 10 April
1682.
Volgens Kwartiersreces d.d. 24 September 1687 geschiedde de
verdeeling van den stuiver op den pachtgulden van de middelen
van consumptie en den halven stuiver op de verponding niet lan-
ger door de Gedeputeerden van het Kwartier, maar door de ambts-
besturen. Eenige staten en rekeningen (deze laatste sinds 1784) zijn
bewaard gebleven. In 1694 luidde de staat als volgt: de predikant
van Hien en Dodewaard zou ontvangen ƒ 420, die van Ochten
ƒ 275, die van Ravenswaay ƒ 445, die van Rijswijk ƒ 125, die van
Ommeren ƒ 350, die van Kesteren ook ƒ 350, die van Heusden
ƒ 250, terwijl de predikant van IJzendoorn ƒ 150 zou krijgen. De
voet van verdeeling bleef niet steeds gelijk. IJzendoorn kreeg in
1695 ƒ 75 toebedeeld. Ommeren ƒ 380, terwijl Avezaath erbij kwam
met ƒ 387. Ook de twaalf kosters werden bij deze verdeelingen be-
dacht. De tractementen, die zij — afgezien van de kosterieën —
genoten, nl. ƒ 50 ieder, plachten voor de helft uit de tertiën
van de vicarieën en voor de andere helft uit den heelen en halven
stuiver gevonden te worden. Schoten deze middelen tekort, dan
moesten de dorpen de kosters betalen. Sinds 1784 ziet men, dat ook
de vroedvrouwen bezoldiging ontvangen door middel van ordon-
nantiën op den Kwartiersontvanger uit een bijzonder daartoe door
het Kwartier ingesteld fonds (den 34 stuiver op de ordinaire ver-
ponding)
Al deze maatregelen misten op den duur afdoend effect. Op 31
Mei 1755 werd in de Nijmeegsche Kwartiersvergadering een ver-
zoekschrift van de classis Tiel behandeld, waarin verzocht werd,
om aan de predikanten, die hun pastoriegoederen zelf beheerden,
met name die van Kesteren, Ommeren, Rijswijk en Opheusden, toe
te staan, om in plaats van de pastoriegoederen een vast tracte-
ment te ontvangen, aangezien zij door „het geduurigh verergeren
der pastorye-goederenquot; de congrue portie niet konden bereiken, of
op andere wijze in het gebrek te laten voorzien®).
Het waren niet alleen de predikanten, die zelf de pastoralia be-
Oud-archief Polderdistrict Nederbetuwe (Ambtsarchief), staten en re-
keningen (sinds 1784) van de verdeeling van den heelen en halven stuiver
onder de noodlijdende predikanten, 1690-1789. Zie ook de ambtsresolutiën,
passim.
2) Kwartiersreces Nijmegen, 31 Mei 1755. Bij de verdeeling van den IJ
stuiver voor de noodlijdende predikanten, die 1 Juli 1755 werd vastgesteld,
kregen de predikanten van: Hien amp; Dodewaard ƒ 420, Opheusden ƒ 250,
Kesteren ƒ 350, Ochten ƒ 275 en Ravenswaay ƒ 171-1,3-0, waartoe ordonnan-
tiën afgegeven werden op den kwartiersontvanger Dijekmeester; en de pre-
dikanten van: Ravenswaay ƒ 273-7-0, Rijswijk ƒ 125 en Ommeren ƒ 250 en
de twaalf kosters ƒ 300, waartoe ordonnantiën afgegeven werden op den
ontvanger Van Lidth de Jeude. Een vast tractement kregen de predikanten
van Kesteren, Ommeren, Rijswijk en Opheusden niet.
heerden, die klaagden, maar ook anderen, zooals uit een verzoek-
schrift bleek, dat door het Nijmeegsche Kwartier in 1755 behandeld
werd en afkomstig was van Jan Gijsbert Ludolph Adriaan van
Nieukerken. genaamd Nyvenheim, nomine uxoris^) collator van
de pastorie van Eek en Wiel. Hij verzocht aan het Kwartier
de opbrengst te mogen hebben van den heelen en halven stuiver
over zijn territoir Eek en Wiel, aangezien de pastoriegoederen ter
plaatse te weinig opleverden voor het predikantstractement. Het
Kwartier vroeg hierover het oordeel van ambtman en jonkers, die
verklaarden, dat de predikanten, die hun standplaats binnen een
heerlijkheid hadden, geenszins tot de noodlijdende gerekend kon-
den worden, omdat de heeren gehouden waren tot betaling van het
tractement, waarop zij beroepen waren. Ten opzichte van den heer
van Eek en Wiel had het landgericht 21 September 1726 een von-
nis gewezen, „waar by den doenmaligen Heer als iure successionis
cooper en eygenaar zijnde van die dagelijkse heerlijkheid en inge-
volge coopsconditie van den 26 Maart 1668 aangenomen hebbende
de pastoryen-goederen aldaar, verklaard was geworden daartegens
schuldig te wesen aan desselfs praedicant die voorgen. jaerlijxe vier-
hondert en vijftig guldens vry ende onbeswaert te doen genietenquot;,
welke sententie 25 Juli 1727 door hetProvincialeHof bevestigd was.
Ambtman en jonkers adviseerden derhalve tot niet ontvankelijk
verklaring van den verzoeker, waarbij het Kwartier zich vervol-
gens aansloot®). De heer van Eek en Wiel, die vooralsnog in
gebreke bleef te betalen, werd door het Hof tot uitbetaling van het
predikantstractement veroordeeld 10 Octcber 1764quot;). De zaak is
naderhand in der minne geschikt.
§ 3. De Commenderie van Ingen.
De Commenderie van St. Jan te Ingen was een „membrumquot; van
de balye der Orde van St. Jan te Utrecht. Na de invoering der Re-
formatie in de provincie Utrecht werd de balye tengevolge van de
besluiten van de Staten van Utrecht gereformeerd en losgemaakt
uit haar verband met den hoofdzetel der Orde te Malta en haar
onderhoorigheid aan den prior-generaal of meester van Duitsch-
land. De benoeming van de Commendeurs en de conventualen
1) Seyna Margaretha van Wyhe.
Kwartiersreces Nijmegen, 31 Mei 1755.
3 Archief Hof van Gelderland, Boek van aanspraken en antwoorden
XIX, blz. 213, en XX, blz. 209. Pleidooiboek van re- en dupliek XVIII, blz. 1
en 275.
werd opnieuw geregeld door de Overheid. Bij een Utrechtsche
Staten-resolutie van 8/10 Mei 1633 werden de collatiën der onder
de balye ressorteerende Commenderieën en prebenden verdeeld
onder de drie leden van de Staten van Utrecht. De vroedschap der
stad Utrecht kreeg voor haar aandeel de Geldersche Commende-
rieën 's Heerenloo bij Harderwijk en Ingen. Tot in de 18de eeuw
toe bleef de stad de beide Commenderieën begeven, maar belastte
de Commenderie van 's Heerenloo met een uitkeering van ƒ 1500
's jaars en de Ingensche Commenderie met eene van ƒ 250 's jaars
ten bate van verschillende pieuze doeleinden in de stad Utrecht.
Aanvankelijk bleven de Commendeurs, evenals vóór de Refor-
matie, zelf het beheer'over de Commenderiegoederen voeren door
middel van eigen rentmeesters; doch sedert 1667 werden deze goe-
deren geadministreerd onder toezicht van een commissie uit de
Utrechtsche vroedschap door vanwege de stad, met goedkeuring
van de Staten van Utrecht, aangestelde rentmeesters. Het
Utrechtsche Regeeringsreglement van 1674 gaf aan den Stadhou-
der het recht van collatie der Commenderieën. Dit Reglement
werd, na gedurende den tijd van stadhouderloosheid buiten wer-
king geweest te zijn, in 1747 wederom van kracht. Na het over-
lijden van de laatste Commendeurs van 's Heerenloo en Ingen —
onderscheidenlijk in 1782 en 1784 — liet de stad Utrecht het be-
heer van de goederen der beide Commenderieën over aan het
Kantoor der annaten van den Prins van Oranje^).
Alhoewel de Staten van Utrecht zich — analoog aan de behan-
deling van de proosdij van Eist —, naar uit de door hen aan de
Staten van Gelderland, het Geldersche Hof en het ambtsbestuur
van Nederbetuwe in 1643 gezonden verzoekschriften blijkt, op het
standpunt gesteld hebben, dat het corpus van de Commenderie van
Ingen binnen Utrecht, als zetel der balye en niet in de provincie
Gelderland gevestigd was, heeft dit nooit tot ernstige moeilijkhe-
den geleid®). Door de Landschap Gelre werd de Commenderie
behandeld overeenkomstig artikel 11 van het Landdagsreces be-
langende de administratie der geestelijke goederen van 29 Novem-
1) Mr. S. Muller Fz., „Catalogus van het Archief (der stad Utrecht)quot;,
II, blz. 188, aant. bij de afd. „Gecommitteerden tot de Kommanderijen van
Ingen en 's Heerenlooquot;. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, „De Gees-
telijke en Kerkelijke Goederen enz.quot;, I, blz. 683-69.3. De stad Utrecht beheerde
de binnen de provincie Utrecht gelegen goederen van 's Heerenloo, Gedepu-
teerde Staten van Veluwe de goederen in Gelderland. T.a.v. 's Heerenloo werd
dus afgeweken van den algemeenen regel, dat geestelijke goederen hun
corpus volgen.
®) Oud-archief stad Utrecht, Ilde afd., no. 1937.
-ocr page 211-ber 1581, waarbij bepaald was, dat „van nu voertaen alle Commen-
deurs, vry ridderheeren wesende, uth hoeren incompsten gehalden
sijn the onderholden und verplegen eenen predicanten......quot;. Aan-
gezien de Commenderie van Ingen in Gereformeerde handen kwam
en men dus geen vrees ervoor behoefde te koesteren, dat zij het
middelpunt zou vormen voor geheime Roomschgezinde actie en
voor staatsvijandige politieke bedrijvigheid, kon zij in wezen blij-
ven, mits er voor den kerkdienst ter plaatse op behoorlijke wijze
zorg gedragen werd. Zoo vond de Geldersche Landdag te Zut-
phen 3 April 1612 goed, dat zekere kleine perceelen, behoorende
tot de Commenderie, die ongeveer ƒ 170 per jaar plachten te doen,
voor delging van schulden zouden worden verkocht, „mits datt
den kerckendienst aldaer (nl. te Ingen) nae beboeren versien ende
die Commenderie mit die almosen ende andere lasten daerop staen-
de geaffectiert blyvequot;^).
Den 22sten October 1599 bepaalde het Hof van Gelderland, dat
de Commendeur aan den predikant Billichius, die reeds twee jaren
te Ingen stond, ƒ 500 tractement benevens vrije woning moest ge-
ven in plaats van de ƒ 400, die hij tot dusverre moest uitkeeren,
aangezien de huislieden niet bij machte waren de door hen toe-
gezegde ƒ 100 voor den predikant op te brengen®). Het Nijmeeg-
sche Kwartier stelde 27 Mei 1600 het door den Commendeur jaar-
lijks te betalen predikantstractement op ƒ 350 onder beding, dat de
laatste zich binnen het ambt van Nederbetuwe zou vestigen. Vijf
jaren later bepaalde het Kwartier het bedrag op ƒ 450 's jaars met
vrije woning, terwijl de „gemeentequot; (d.w.z. de gemeene naburen
of kerspellieden) van Ingen voor een predikantswoning moest zor-
gen daar de Commendeur zich in de Commenderie wilde
vestigen. Een paar jaar daarna bleek het, dat de Commendeur
slechts ƒ 350 betaalde®). In 1644 werd het predikantstractement
vastgesteld op ƒ 550 's jaars; verder zou de predikant het gebruik
van twee schaarweiden hebben en gedurende zijn dienst niets meer
mogen pretendeeren 1).
Ten behoeve van de kerk (d.i. kerkfabriek) werd in 1730, na-
dat „scholtus, kerkmeesters, armmeesters en inwoonders des ker-
spels Ingenquot; de vereischte goedkeuring van den ambtman van Ne-
derbetuwe, als opperarm- en -kerkmeester in het ambt, verworven
hadden, een predikantshuis aangekocht, waartoe de kerk een lee-
ning sloot bij de „armen van Ingenquot;. Het bedrag, dat de stad
Utrecht wegens de Commenderie tot dusverre voor woninghuur
voor den predikant placht te geven, zou in den vervolge door de
kerk ontvangen worden ter betaling van de rente. Gedurende de
18de eeuw bedroeg het predikantssalaris, dat ten laste der Com-
menderie kwam, ƒ 600 's jaars
E. Het Rijk van Nijmegen en het Ambt van Beesd en Renoy.
a. Het Rijk van Nijmegen.
In het Rijk van Nijmegen vielen kerspelen en buurschappen in
den regel samen. Een uitzondering hierop vormden stad en schepen-
dom van Nijmegen. De buurschappen in het schependom Hees,
Neerbosch en Hatert hadden buurschapskapellen, waarvan de
fabrieken beheerd werden door kapelmeesters. De heerlijkheid en
buurschap Ubbergen had in de M.E. een kapel, die onder de
parochie Nijmegen behoorde^).
Volgens den commissiebrief van het Hof van Gelderland voor
Derck van Leuwen d.d. 18 November 1591 zou deze laatste onder
meer als rentmeester der geestelijke goederen in het Rijk van
Nijmegen optreden. Het is hem niet gelukt deze goederen in
handen te krijgen, uitgezonderd de Hannemansche goederen in
Winssen, die aan de Carthuizers te Roermond behoorden®).
Evenmin mochten Gedeputeerde Staten van het Kwartier, nadat
zij de directie over de geestelijke goederen van Hof en Reken-
kamer hadden overgenomen, er spoedig in slagen, om het beheer
over de in het Rijk van Nijmegen gelegen geestelijke goederen on-
der hun toezicht te brengen. In een resolutie van Gedeputeerde
Staten van het Nijmeegsche Kwartier van 15 Augustus 1607 wordt
gezegd, dat men vooralsnog geen middel weet om de reis- en
teerkosten van eenige predikanten in het Rijk en in het ambt tus-
schen Maas en Waal te vergoeden, „dewiel men noch geen be-
wynt van die geestlycke guideren in d' ampten voersz. is hebben-
dequot;^), Naar aanleiding van een missive van Gedeputeerden vond
het Hof in 1615 goed Jelis Claessen, rentmeester van Heumen,
aan te schrijven, dat hij een staat van pastorie- en andere geeste-
lijke goederen zou overleveren, teneinde den predikant ter plaatse
daaruit te kunnen onderhouden, onder bedreiging, dat bij in ge-
breke blijven tot andere maatregelen zou worden overgegaan.
Dit is dan ook gebeurd; in de resolutiën van Gedeputeerde Sta-
ten van het Nijmeegsche Kwartier over 1622 tot 1627 treft men
Willem van Drueten aan als rentmeester van de pastorie- en
geestelijke goederen van Heumen, Malden en Beek, die reken-
plichtig was aan de Gedeputeerden®). Van zijn administratie is
niets bewaard gebleven, zoodat wij den aard en omvang ervan
niet kennen. Ook weten wij niets naders aangaande zijn commis-
sie en instructie.
Deze wijze van beheer onder toezicht van Gedeputeerde Staten
is kort na of in het jaar 1627 beëindigd; het beheer werd aan den
heer van Heumen overgelaten. Op verzoek van Henricus Pisto-
rius, predikant te Beek, „dat hem vergunt werde alsulcke 700 gl.,
als van de pastoriegoederen van Hoemen en Malden ende Beeck
voort gecomen sijn ende by de Gedeputeerden aen jor. Johan van
Bronckhorst etc. ten behoeve van de voorsz. pastorye den 16 Janu-
arii 1628 op renthe gedaen sijn, te mogen gebruicken tot timme-
ringe van een pastoryen-huys voor hem ende syne nacomelingenquot;,
beschikten Gedeputeerden 17 December 1632, dat de verzoeker
zich tot den heer moest wenden. In Augustus van het volgende
jaar stonden Gedeputeerden het verzoek toe, nadat de predikant
het consent van den heer van Heumen vertoond had»).
In het Rijk van Nijmegen ontvingen eenige predikanten, evenals
in de overige ambten van het Kwartier, een supplement uit den
stuiver op iederen pachtgulden der generale middelen en den hal-
ven stuiver op iederen gulden van de verponding. Zoo kreeg om-
streeks 1754 de predikant van de combinatie Beek en Ubbergen
een supplement van ƒ 238 wegens Beek en van ƒ 150 wegens
Ubbergen; de predikant van Wychen en Leur ƒ 100; de predikant
van Heumen en Malden een ordonnantie van den stuiver op de
middelen, een ordonnantie van den halven stuiver op de verpon-
ding, ƒ 100 van „Mijn Heer den Burggraefquot; en classicaal- en visi-
tatiegeld ad ƒ 18; en de predikant van Ewijk en Beuningen ƒ 100.
Te Winssen, dat half in het Rijk en half in Maas en Waal gelegen
was, werden de verponding, ambts- en dorpslasten van de pasto-
rie betaald door „den tydelyken Heer Borggraefquot;
Volgens het „Rapportquot; van Koker®) werd de vicarie St. Mariae
te Groesbeek in 1679 op den predikant geconfereerd. Het „Leg-
gerboek 11quot; van de classis Nijmegen vermeldt (omstreeks 1750)
onder de pastorie van Groesbeek een stuk vicarieland, waarvan
de predikant nimmer iets genoten had en dat zes molders rogge en
twee molders boekweit 's jaars aan pacht opleverde. Ook noemt
het „Leggerboekquot; een rogrente uit het goed van de weduwe Singen-
donck, vrouwe van Dieden, waarvan de koster de „fertiequot;
had»). Er heeft te Groesbeek blijkbaar vermenging van pastorie-
en vicariegoederen plaats gehad.
Ook in Ooy en Persingen werd in 1679 de niet met name
aangeduide vicarie aan den predikant toegekend en zijn de goe-
deren der vicarie naderhand waarschijnlijk met de pastorie- of
met de kerkegoederen vermengdquot;). De predikant werd door den
patroon aangenomen „op die congru(e) portie van seshondert
guldenquot;, zooals het in de acte van collatie van Otto graaf van By-
landt, als collator, voor ds. Christophorus Joachimus Pels d.d. 28
Februari 1745 heet^'). De patroon had de goederen en inkomsten
in handen, waar de predikant zijn bezoldiging uit ontving. De
pastorie-, kosterie- en kerkegoederen zijn dooreengeraakt; volgens
een opgave uit het jaar 1808 werden zij tezamen beheerd namens
den collator en strekten zij tot onderhoud van den predikant, den
koster en schoolmeester en tot instandhouding van de twee ker-
ken, het pastoriehuis en het schoolmeestershuis .
Te Ewijk en Beuningen genoot de predikant de „tertiequot; van de
,,vicary onder Ewijk gelegenquot; (waarschijnlijk wordt bedoeld het
tertium van de St. Stevensvicarie genaamd Doddendaal) en het
derde deel van het vicarieland het Gorten daal . Ook in Wins-
sen had de predikant het derdedeel van de vicarie aldaar. Het ge-
not hiervan had omstreeks het midden van de 18de eeuw de kerk.
,,alsoo die eenige tijdt in een slegten staet is geweest, doch nu
(ca. 1754) wat bygekomenquot;. De pastoriegoederen waren in Wins-
sen-Rijks gelegen.
Van vóór de Reformatie stamde de gehoudenheid van de kapit-
telheeren van Cranenburg, om aan de predikanten van Wychen
en van Beek uitkeeringen te doen uit de door hen geheven kerspel-
tienden. Het kapittel van Xanten moest omstreeks 1754 ƒ 300 aan
den predikant van Niftrik per jaar betalen. Deze verplichtingen
sproten voort uit de omstandigheid, dat de „ecclesiaequot;, d.w.z. de
pastorieën, van Wychen, Beek en Niftrik van oudsher bij de
kapittelen van Cranenburg en van Xanten geïncorporeerd waren.
De geldsom vertegenwoordigde de z.g. „portio canonicaquot; of
„congruaquot; voor den geestelijke, die vanwege het kapittel de kerk
bediende ®).
b. Het Ambt van Beesd en Renoy.
In het ambt van Beesd en Renoy waren Beesd, Renoy en de polder
van Mariënweerd drie afzonderlijke buur- of maalschappen. Beesd
en Renoy waren tevens afzonderlijke kerspelen. De polder van
Mariënweerd behoorde aan de aldaar gevestigde abdij van dien
naam. De abdij was uit de parochie Beesd geëximeerd, welke exemp-
tie eindigde met de opheffing van de kloosterlijke samenleving^).
Op 13 Augustus 1608 kwam in de vergadering van Gedeputeer-
de Staten van het Nijmeegsche Kwartier de aanstelling van een
rentmeester voor de geestelijke goederen te Beesd ter sprake.
„Aldewiel d'incumpsten van de geestelicke guideren daer geringh
sijn und niet dan het derdendeel van ennige vicarie-guideren kan
gevordert worden, die de gagie van den rentmeester niet kunnen
afwerpenquot;, wilde men aan den ambtman voorstellen, om iemand
voor te dragen, die reeds een andere functie uitoefende. Rentmees-
ter werd mr. Cornelis Gijsbertsz., die o.m. substituut van den admi-
strateur van St. Mariënweerd, heer Frederik van Winssen, was.
Hij kreeg zijn commissie en instructie van Gedeputeerden van het
Nijmeegsche Kwartier; de text hiervan is ons niet overgeleverd.
Gedeputeerden schreven den ambtman aan den rentmeester in
zijn officie te „maintenirenquot; .
Buiten het beheer van Cornelis Gijsbertsz. bleven de pastorie-
goederen van Beesd en van Renoy en de goederen van de abdij
St. Mariënweerd. De predikanten hadden zelf de pastoralia in
handen®). Dit veranderde voor wat Renoy betreft, nadat Gede-
puteerden van het Nijmeegsche Kwartier het recht van patronaat-
schap van de kerken van Gellicum en Renoy bij resolutie van 25
April 1668 verkocht hadden aan den heer van Gellicum^), die
vervolgens, ,,by voorwenden van het collatorschap aldaerquot;, de
administratie der kerke- en pastoriegoederen van Renoy aan zich
trok^).
In een verbaal van verpachting door afgevaardigden van het
Kwartier van de geestelijke goederen, „daervan die corpora bin-
nen Beesdt gehoorichquot;, ten overstaan van schepenen van Beesd
geschied 30 Maart 1609, worden vijf vicarieën vermeld. De vica-
riegoederen werden alle vanwege het Kwartier verpacht, niet
slechts het derdedeel®). Op den duur trok het Kwartier zich uit
de administratie terug en liet het deze aan den ambtman over. Bij
besluit van 3 Juli 1651 vond het Kwartier goed, dat ds. Justus
Wilhelmus Mollerus te Beesd „boven d'incompsten van de pasto-
riegoederen noch hebben ende genieten sail die tertiën van de
voorn, vicariën als by de geseyde pastorie gehoorendequot;, te begin-
nen met het jaar 1651, mits de schoolmeester zou behouden het-
geen hem tot dusverre uit de tertiën was toegelegd. Dit besluit
werd op advies van den ambtman genomen, die ook de tertiën
aan den predikant moest uitbetalen»).
Een overzicht van de verschillende geestelijke stichtingen in
Beesd heeft C. van de Leemkolk gegeven aan de hand van twee
„verschotboekenquot; uit de eerste helft van de 17de eeuwquot;). Hieruit
blijkt, dat er vicariegoederen met de goederen van de kerk (-fa-
briek) van Beesd zijn vereenigd, nl. ongeveer een derde van de
bezittingen van de St. Adrianus-(Arien) vicarie. Van de Sacra-
ments- of St. Annavicarie kende het Hof van Gelderland 3 Febru-
ari 1630 aan de kerkmeesters, op hun verzoek, onder voorbehoud
van het tertium de twee derdedeelen toe voor den tijd van drie
jaren. De kerkmeesters werden telkens weder opnieuw in het bezit
van de Sacramentsvicarie door het Hof geïnstitueerd, het laatst,
voor zoover bekend, 13 October 1660®).
Evenals de overige ambten van het Nijmeegsche Kwartier had
-ocr page 219-Ket ambt van Beesd en Renoy de beschikking over den stuiver op
iederen pachtgulden der generale middelen en den halven stuiver
op iederen gulden van de verponding, waaruit de predikanten
gesuppleerd werden ^).
F. Dc Kloosters.
§ 1. De Mannenkloosters St. Mariënweerd en de Holtmeer.
a. St. Mariënweerd.
De Praemonstratenser abdij van St. Mariënweerd werd in 1129
gesticht door graaf Herman van Cuyk in het kerspel Beesd, waar-
uit de abdij naderhand geëximeerd is^).
Volgens een gerechtelijke verklaring van het jaar 1576 werd
de abt Johan van den Hove ,,in 't beginsel der troublenquot; (d.w.z.
omstreeks 1566/67) door de te Vianen verzamelde rebellen in het
klooster overvallen, gevankelijk naar Vianen gevoerd en vervol-
gens tegen een hoog losgeld vrijgelaten. De prelaat zag zich ge-
noodzaakt, om met zijn conventualen het habijt af te leggen en
binnen Utrecht de wijk te nemen. Toen de toestand verbeterde,
vestigde de abt zich met de andere kloosterlingen in het Kruis-
broedersklooster Jerusalem in Culemborg, „om de Godtsdiensten
so veel mogelick te resumerenquot; Heer Johan van den Hove sloot
hiertoe een contract met prior en convent van Jerusalem op 16
Januari 1573®). De samenwoning duurde slechts enkele jaren. In
1575 zou, volgens Hoevenaars, de abt voor korten tijd naar St.
Mariënweerd teruggekeerd zijn, maar blijkens de bovengenoemde
gerechtelijke verklaring werd het klooster in brand gestoken en
geplunderd, terwijl de materialen door de rebellen weggevoerd
werden, „alsoe dat die plaetse nu t' enemael desolaet is liggendequot;.
Niet lang na Mei van het jaar 1576 deed heer Johan van den Hove
afstand van de „regieringequot; over de abdij en haar goederen voor
de kapittelsgewijs vergaderde conventualen. Deze laatsten verkozen
nu heer Frederick van Winssen, proost, tot coadjutor. Van Wins-
sen kreeg een commissie van bijstand uit de kloosterlingen naast
zich. De afgetreden prelaat zou voortaan alimentatie of pensioen
genieten
Nadat overeenkomstig het verdrag tusschen de Geldersche Sta-
ten en de regeering van Bommel d.d. 21 September 1577 de abdij
St. Mariënweerd hersteld was in haar bezittingen in den Tieler-
waard®), zien wij prelaat, coadjutor en conventualen in verbin-
ding treden met het Hof van Gelderland teneinde tot den verkoop
van eenige bij Nijmegen gelegen goederen te kunnen geraken, om
den financieelen nood te verlichten. Op verzoek der kloosterlingen
gaf de Stadhouder van Gelderland, Johan van Nassau, den 13den
November 1578 een commissiebrief aan Peter van Winssen, dien
zij tot wereldlijken rentmeester over de goederen der abdij aange-
steld hadden®). Hiermede stelden de Mariënweerdsche heeren, die
in Culemborg verblijf hielden, zich onder de souvereiniteit van
Gelderland. Men mag er niet uit afleiden, dat de abdij tot de Re-
formatie overging; de commissie dateert immers nog van lang vóór
het plakaat op de geestelijke goederen van 31 Mei 1580, het Land-
dagsbesluit op de administratie der geestelijke goederen van 29
November 1581 en het verbod van uitoefening van een andere dan
de ware Gereformeerde Rehgie van 29 Januari 1582.
Het convent ging niet uiteen, de coadjutor bleef het bestuur
waarnemen, een alimentatieverdrag met het Hof werd niet geslo-
ten.
Doordat de abdij zich in 1578 onder het gezag der Geldersche
Staten gesteld had, werd voor haar het plakaat op de geestelijke
goederen van 31 Mei 1580 van kracht. De Kerken-rekenkamer, die
op 1 Juni d.a.v. in functie trad, strekte haar bemoeiingen dan ook
over de Mariënweerdsche goederen uit. De coadjutor zond „uuyt
den naem undt van weeghen der gemeyne conventualen van Ma-
riënweertquot; een staat, waaruit de treurige gesteldheid der abdij-
inkomsten blijkt Ook wenschte de Kerken-rekenkamer, dat
Peter van Winssen, die gedurende de jaar van zijn bediening
nog aan niemand rekening gedaan had, zijn rekening zou overleg-
gen, opdat men te weten kon komen, waaraan de sterke achteruit-
gang te wijten was. De rentmeester verontschuldigde zich, dat hij
aan dit verlangen niet kon voldoen, „mits to kennen gevende, dat
so(m)mige conventualen, by de raeden des huyses Eueren alimen-
tatie versoeckende, presentierden aen denselven huyse to transpor-
teren alle der abdyen goederen, onder die jurisdictie van Eueren
gelegen, und dat die voors. raeden die goederen aireede aenge-
veerdt und eenen rentmeester daerover gesteh hadden.quot; Zij hadden
voor alimentatie ƒ 300 jaarlijks van den Prins van Oranje, vanwege
zijn zoon den Graaf van Buren, weten te bedingen
De hierbedoelde transactie tusschen de abdij St. Mariënweerd
en het huis Buren is niet tot stand gekomen. Wèl liet de Prins 22
November 1581 op verzoek der conventualen een publicatie
uitgaan, ,,alsoe van ouden tyden onder onsen voersaten, heeren
ende graven van Eueren gestaen hebben als heuren beschermhee-
ren die van den convente van Mariënweert, ende dat oock wy
dzelve continuerende geduerende de oirloge onder de administratie
van den huyse van Bueren ende daernae onder onse regieronge
ende gouvernemente behouden hebben in de Pacificatie van Gentquot;,
waarbij hij aan alle onder zijn gezag staande personen en wel in
de eerste plaats aan drost, schout en ,,die van den gerichtequot; van
Buren, den ambtman van Zaltbommel en de Tieler- en Bommeler-
waarden, de dagelijksche heeren en de gerichtsbanken aldaar, den
ambtman van Beesd en Renoy en de gerichtsbank aldaar, gebood,
geen goederen van St. Mariënweerd ,,te copen, te beswaren, uuyt
te winnen off aen heur te houdenquot;, tenzij met zijn consent, en waar-
bij Peter van Winssen gecommitteerd werd tot de ontvangst van
de schulden, tienden, pachten e,a„ den convente aangaande. Van
Winssen zou rekening moeten doen ten overstaan van 's Prinsen
gecommitteerden .
De Prins van Oranje handelde inzake St. Mariënweerd op grond
van het door keizer Maximiliaan aan het huis van Buren toege-
kende beschermheerschap over de abdij. Dit kon er licht toe leiden,
dat de abdij zich onder de souvereiniteit van Buren ging stellen,
waardoor het gebied van Mariënweerd voor Gelderland verloren
zou gaan. De instructie, die 3 Februari 1582 opgesteld werd voor
den kanselier van Gelderland Leoninus, Reyner van Stepraedt
heer van den Doddendaal en Indoornik, Diederik van Westrum,
Joachim van Lier, Alexander Bentinck, raad en een raadsvriend
der stad Nijmegen, om namens Gelderland naar de Staten-Gene-
raal te Antwerpen te reizen, behelst als eerste punt de klacht, dat
de abdij St. Mariënweerd van het vorstendom Gelre en het Kwar-
tier van Nijmegen dreigde af te worden getrokken, alhoewel de
abt en de conventualen nog twee jaren tevoren met de Landschap
onderhandeld hadden over het aanstellen van een wereldlijken
rentmeester, de alimentatie en het afdoen van de schulden
In Augustus van het daarop volgende jaar verkochten prelaat,
coadjutor en conventualen van St. Mariënweerd aan Willem Maes
als gemachtigde van Gillis Hooftman c.s. een huis en hof in Cu-
lem'borg, 55 morgens en 2 hond land buiten deze stad geheeten den
Hont, 22 morgens in het land van Buren en in het gericht van
Beusinchem, 285 morgens in het graafschap Buren (w.o. de bou-
wingen den Haeghe, den Trest in Buurmalsen en den Asch in Asch)
48 morgens en 2 hond in Geldermalsen, twee boerderijen, samen
groot 150 morgens onder Deil en Enspijk, 34 morgens en 5 hond te
Deil, 245 morgens te Enspijk en nog 205 morgens en 5 hond in
Rumpt met een boerderij. De koopers zouden octrooi verzoeken
voor deze transactie van geestelijk goed bij de Generale Staten en
bij de Landschap van Gelre en particulier consent van de graven
van Buren en van Culemborg. De abt en de coadjutor van St.
Mariënweerd hebben getracht consent voor deze verkooping te
verwerven van den Paus®). Naar aanleiding van dezen verkoop
werden „commissarissen totte directie der Mariënweertsche guede-
renquot; gecommitteerd door de Landschap Gelre en Zutphen, om naar
Culemborg te reizen en met de kloosterlingen in onderhandeling
te treden (instructie d.d. 17 December 1583). Nadat de heeren,
onder wie zich de Geldersche kanselier Leoninus bevond, van 20
December 1583 tot 20 Januari van het volgende jaar den toestand
ter plaatse onderzocht hadden, rapporteerden zij op de Raadkamer
te Nijmegen, dat „die munimenten ende praeëminentiën derselver
fundatiënquot; (abdij) zich niet meer binnenslands bevonden, maar
dat zij wel inzage van de schuld-, rente- en pachtbrieven hadden ge-
kregen en bevonden hadden, dat de schulden in de ƒ 100.000 liepen
en de koopsom niet meer was dan ƒ 60.000, en dat zij tenslotte het
tractement van den aigt;t, den coadjutor en de overige conventualen
vastgesteld hadden
De verkoop van Augustus 1583 werd teniet gedaan en opnieuw
had de verkooping plaats, maar nu in het openbaar. De gegadig-
den waren dezelfden. Het Hof van Gelderland verleende octrooi
30 Juni 1584®).
De abt en de kloosterlingen van St. Mariënweerd bleven in ge-
breke, om de administratie over de kloostergoederen af te staan
en een duidelijken staat over te leveren, zoodat namens de Land-
schapsvergadering binnen Arnhem opnieuw een schrijven aan de
kloosterlingen gericht moest worden (2 December 1585) Nadat
eindelijk de graaf van Leicester bij een missive van 24 November
1586^) erop gewezen had, dat de „gewesen abt mit etlicke reli-
gieusenn van den closter Mariënweertquot; zich door hun crediteuren
in rechte hadden laten betrekken en condemneeren, „alsof zy noch
heeren ende meesters waeren gewestquot;, en de abdijgoederen hadden
laten „opwinnenquot; zonder de Staten van Gelderland, onder wie de
abdij „gehoerichquot; is, er in te kennen, tot „mercklickenn schade van
de gemeine sake ende in prejuditie van d'Overicheytquot;, niettegen-
staande dat langen tijd geleden „die dispositie ende administratie
der geistlicke guederen die gewezene abten, abdissen ende andere
geistlicke personen is verbaden ende afgenamen gewest ende die
tosicht, bewarnisse ende administratie van dien gestelt in han-
den van de Staten van den lande, daerinne die principale fundatie ®)
ende residentie van de religieusen ende andere geistlicke personen
gelegen zijnquot; (nl. bij resolutie der Staten-Generaal van 1 Juli 1581),
en Leicester erop aangedrongen had, dat het Hof van Gelderland
iemand uit zijn midden zou opdragen, om de „opgewonnenquot; goede-
ren van St. Mariënweerd te aanvaarden en door een rentmeester te
laten administreeren, zochten Kanseher en Raden 22 Juh 1587 Ger-
rit Gerritsz., rentmeester der domeinen en geestelijke goederen in het
Kwartier van Bommel, aan, om de bedoelde administratie op zich
te nemen Dit mislukte, doordat Gerrit Gerritsz. kwam te over-
lijden.
Een drietal jaren later committeerde het Hof van Gelderland
Gerrit Berntsz., dien het Hof tezelfder tijd tot provisioneel ambt-
man en richter in het ambt van Beesd en Renoy benoemde, als
rentmeester der Mariënweerdsche goederen. In de instructie voor
Gerrit Berntsz. van 29 Mei 1590 staat, dat de rentmeester een
onderzoek naar den toestand der abdijgoederen en -gerechtigheden
zou moeten instellen en de crediteuren, die op onrechtmatige wijze
goederen in handen gekregen hadden, daaruit zou ontzetten, „then-
einde die guederen in behoeff der conventualen und then rechten
gebruck ende ther dispositie der Landschafft angewendt werden
muegenquot;. Verder moest hij zorg dragen, dat de abt, coadjutor
en de andere conventualen uit de administratie gezet en gehouden
werden en alimentatie naar gelang van de opbrengst der abdij-
goederen zouden verzoeken. Hij zou ervoor moeten zorgen, dat er
geen steenen van het klooster meer verkocht of weggenomen zou-
den worden; hij zou de tienden en andere goederen ten duurste in
het openbaar moeten verpachten, met het Hof geregeld overleg
plegen en den coadjutor ertoe bewegen, om aan het Hof rekenschap
af te leggen®). Gerrit Berntsz. was rekenplichtig aan het Hof of
Geldersche Rekenkamer. Reeds de volgende maand verzocht de
coadjutor Frederick van Winssen om Gerrit Berntsz. als rent-
meester te ontslaan, terwijl één jaar later door het Hof een nieuwe
rentmeester aangesteld werd in den persoon van Gernt Crom, die
ook rentmeester der geestelijke goederen in het Bommelsche kwar-
tier was (31 Mei 1591)
Spoedig kwamen er klachten, en werden Goessen van Varick,
rekenmeester, en Wilhem Pieck, ambtman van Beesd en Renoy,
door de Landschap afgevaardigd om orde op de Mariënweerdsche
zaken te stellen, met de pachters en de crediteuren te onderhande-
len, met de conventualen over ihun alimentatie te handelen en den
rentmeester Crom ter verantwoording te roepen De laatste bood
vrijwillig zijn ontslag aan en 14 April 1592 werd door het Hof van
Gelderland commissie verleeöd op Frederick van Winssen, coad-
jutor van St. Mariënweerd, als administrator van alle Mariën-
weerdsche goederen en inkomsten met machtiging om een substi-
tuut of agent aan te nemen. Van Winssen zou rekenschap doen
aan de Geldersche Rekenkamer»).
Kort daarop overleed de prelaat Johan van den Hove. Frederick
van Winssen liet zich „abtquot; noemen, als hoedanig hij zelfs in offi-
cieele, van het Hof uitgaande, stukken voor komt. In 1596 besloten
Hof en Rekenkamer hem voortaan niet als „abtquot;, maar als „admini-
stratorquot; te adresseeren. Uit een gemeenschappelijke resolutie van
Hof en Rekenkamer van 12 Mei van dat jaar blijkt, dat de Land-
schap geenerlei profijt van de opbrengst der Mariënweerdsche
goederen trok en de conventualen een „seer sobere alimentatiequot;
ontvingen quot;).
Frederick van Winssen had het genot van de pastorie van Lanx-
meer, die bij de abdij St. Mariënweerd geïncorporeerd was, waar-
boven hij ƒ 350 ontving als salaris voor de door hem gevoerde
administratie en ƒ 100 als alimentatie; zijn substituut mr. Cornelis
Gijsbertsz. kreeg ƒ 100 salaris. Uit de pastoriegoederen van Lanx-
meer moest de administrator ƒ 100 uitkeeren voor een predikant te
Culemborg. In 1608 deden Gedeputeerde Staten van het Nijmeeg-
sche Kwartier, op wie inmiddels de directie en administratie der
geestelijke goederen in het Kwartier over was gegaan, aan Van
Winssen een „behuisunghquot; van de abdij in Culemborg voor onbe-
paalden tijd „in pantschapquot; uit voor 1400 keizersguldens (zij
wenschten niet, dat de administrator vrij van huur zou wonen in dit
huis) in de plaats van de Lanxmeersche pastoriewoning, die op ver-
langen van den Graaf van Culemborg aan den predikant ingeruimd
was. Bij wijze van tegemoetkoming zou de administrator ƒ 100 extra
als alimentatie ontvangen, welk bedrag overeenstemde met de ver-
plichte uitkeering uit de Lanxmeersche pastorie^).
Frederick van Winssen heeft aan de Geldersche Rekenkamer
nimmer, zooals in zijn commissie stond, rekening gedaan. Wèl
deed hij dit naderhand ter Gedeputeerdenkamer te Nijmegen. De
eenige rekening, welke bewaard gebleven is, is die over 1614®).
De ontvangsten beliepen totaal £ 10.022-, de uitgaven totaal
£ 9565-15-6; zoodat er een batig slot was van £ 453-4-10. De in-
komsten werden alleen gebeurd uit de bouwhoven in den Mariën-
weerdschen polder, de tienden over dien polder en de landpachten
en tienden te Beesd. Pro memorie worden in de ontvangsten ver-
meld de verkochte, verpande en „opgewonnenquot; goederen in de
graafschappen Culemborg en Buren, op Ravenswaay in den Tieler-
waard, in het Rijk van Nijmegen en in het land van Cuyk. De uit-
gaven bestonden in renten, reparatiën, nieuwe werken (watermo-
len, dijken, e.d.), schatting op Mariënweerd en Beesd, e.d., verder
alimentatiën voor heer Quirijn Ottens. van Ophemert, den admini-
strator, heer Baldewijn van Oudheusden, heer Laurens van der
Aertsberch en heer Aerndt van Heeckhuysen, mede-conventuaal
van St. Mariënweerd en thans predikant te Almkerk; onder de z.g.
loopende schulden vindt men ƒ 60 voor Aeltgen Petersdochter.
dochter van wijlen Peter van Suèren, abt van St. Mariënweerd.
een subsidie voor ds. Adamus Billichius te Culemborg van ƒ 125 op
ordonnantie van Gedeputeerde Staten, een studietoelage voor den
oudsten zoon van den Nijmeegschen secretaris Ameldonck Coets
van £ 50, voorts gerichts- en schrijfkosten, reiskosten, enz.
Deze rekening werd in 1617 aan de Gedeputeerdenkamer over-
gegeven door Johan van Winssen, die zijn vader Frederick inmid-
dels opgevolgd was. Johan van Winssen overleed in 1626 en werd
als rentmeester opgevolgd door dr. Everhardt Poitou.
Omtrent de verdere lotgevallen van St. Mariënweerd moet wor-
den medegedeeld, dat het Nijmeegsche Kwartier aan prins Maurits
4 Juni 1613, in zijn kwaliteit van Stadhouder en wegens zijn ver-
diensten als zoodanig, schonk „alle recht, gesach ende dispositie
soo de abdie van Mariënwerdt (waervan hett corpus in deesen
Quartier gelegen is) eenichsins heeft aen de guederen in den lande
van Cuyck onder Mill, Esscharen, op Hal ende in den lande van
Ravenstein gelegen, egene uutgesondertquot;, waarvoor de Prins alle
lasten op zich zou nemen met inbegrip van het onderhoud van
pastorieën, kerkdiensten e.d.) Den 30sten September 1617
werd op het kasteel te Buren een accoord gesloten tusschen Gede-
puteerden des Nijmeegschen Kwartiers en den Graaf van Buren
(Philips Willem van Nassau), waarbij overeengekomen werd, „dat
alle de vs. M(ariënweerd)sche g(oederen) ende die gerechticheyt
daeraff dependirende, gelegen in die vs. gr(aafschap) Bu(ren).
sullen staen, sijn ende blijven ter vrijer dispositie van hoochgemel-
ter syne F. G., sonder dat bij die van den vs. Quartiere van Nij-
megen off bij yemanden anders van hunnetwegen eenige oppositie,
beletsel off stoornisse ter contrariën sal werden gedaen of voor-
gewent...... Waertegens S.F.G. gelooft heeft ende gelooft mits
desen voor hem, synen erven ende nacomelingen, boven alsulcke
13000 gl., als haer F. Gen.princesse van Orangien, hoochloffelycker
memorien hoochgemelt, tot inlossing van 71 mergen vier hont
lants, van wegen t' Quartier van d' erffgenamen van Peter Adri-
aensen Wijckersloot doen tellen heeft, alle jaer tot een erkentenisse
ende als een erffelycke rente die somme van 250 gl. jaerlicx......
tho betalen...... uyt die vs. M(ariënweerd)sche g(oederen) aen
handen van den administrateur off rentmeester van d'abdye van
M(ariënweerd) in der tijtquot;®).
Bij besluit van 26 Juli 1623 keurde de Kwartiersvergadering van
-ocr page 231-Nijmegen een door de ordinaris Gedeputeerden van het Kwartier
ontworpen ordonnantie goed, strekkende „tott onderhaldtt van een
getal van omtrent vier ende tivintich jonge studenten uuyttet jaer-
lijcx overschott der abdie-goederen van Mariënweerdttquot;. De rege-
ling zou met Januari 1624 ingaan en wel zóó, „dat by de Ridder-
schap derselve twelff sonder onderscheidtt van conditie (daerinne
deselve haer reserveren die vryicheydtt) genomineertt sullen wer-
den, naemelijck by de Ridderschap van 't Rijck twe, van Maes ende
Wael twee, van Overbetouwe twe, van de Ridderschap van Ne-
derbetouwe gelijck getal ende van Tielre- ende Bommelreweerden,
Beest ende Renoy vier, niett onder de thien jaeren oudtt sijnde, die
ter Camere van de Ordinaris Gedeputeerden gepresenteert ende
aengegeven sullen werden, waervan pertinente notitie van den tijtt,
datt sy aengenomen, van haeren ouderdom, waer ende watt
sy studeren ende hoe langh, ende vorts allet geene daertoe ge-
requireertt is, in conformité van de ordonnantie gemaeckt ende ge-
houden sall werden; ende sall elck amptt vrystaen in plaets van de
geene, die idtt beneficie den tijtt, in gementioneerde ordonnantie
uuytgedruckt, genoten hebben off affgestorven sijn, andere te
nomineren ende te presenteren. De steden lieten sich die goede
meinongh van die Ridderschap gevallen ende sullen van gelycken
(twaalf studenten) nominerenquot;^). De resolutie is ten uitvoer ge-
legd®).
Behalve voor het toekennen van studietoelagen aan studenten
werden de Mariënweerdsche inkomsten aangewend tot ondersteu-
ning van de predikantsweduwen van de classis Nijmegen; het
onder de predikantsweduwen jaarlijks te verdeelen bedrag werd
door het Kwartier in 1622 en 1623 bepaald op ƒ 600 en in 1640
verhoogd tot ƒ 700 ®). Men kan dus zeggen, dat aan den eisch, dat
de geestelijke goederen tot pieuze doeleinden moesten strekken,
voldaan werd.
De abdijgoederen zijn steeds als een afzonderlijk vermogenscom-
plex beheerd door een eigen rentmeester, die door het Kwartier
werd benoemd. Dat de abdij vermogensrechtelijk was blijven be-
staan na de reeks van maatregelen, welke sinds 1578 te haren aan-
zien genomen waren, kan blijken uit de eerder aangehaalde reso-
lutie van 4 Juni 1613, waarin sprake is van recht, gezag en dispo-
sitie, „soo de abdie van Mariënwerdt eenichsins heeftquot;, een termi-
nologie, die moeilijk gebezigd kon zijn, wanneer het Kwartier een
eigendomsrecht aan de goederen der abdij verkregen had. In de
missive van Leicester d.d. 24 November 1586 wordt een beroep
gedaan op een resolutie der Staten-Generaal, volgens welke aan
de geestelijke personen de dispositie en administratie over de gees-
telijke goederen ontnomen was en in handen gesteld van de Sta-
ten van de gewesten, waar de principale fundatie en residentie der
religieuzen gevestigd was. Er wordt niet gerept van eigendomsover-
gang, maar van wijziging in de administratie en het beschikkings-
recht over de geestelijke goederen. In overeenstemming hiermede
is de zinsnede in de instructie voor Gerrit Berntsz. van 1590:
„theneinde die guederen in behoeff der conventualen und then
rechten gebruck (nl. ad vere pios usus) ende ther dispositie der
Landschaft angewendt werden muegenquot;.
Toen in 1613 het Kwartier eenige accoorden goedkeurde betref-
fende verpande goederen van St. Mariënweerd in den lande van
Buren, geschiedde deze goedkeuring „opt vertrouwen.......... datt
dien van 't Quartier dieselve accorden niet nadeelich und die van
de Abdie hier doer van alle vordere quellingen und processen we-
gen deese guederen gelibereert sijnquot;^). Het Kwartier wordt hier
naast de abdij gesteld. De abdijgoederen waren geen Kwartierlijke
goederen.
Teekenend voor de continuïteit in vermogensrechtelijk opzicht is
de omstandigheid, dat de lasten en rechten van de abdij voort-
duurden. Zoo oefenden de Gedeputeerden des Nijmeegschen
Kwartiers ,,als d'administratie [hebbende] van derselve abdye
goederenquot; het begevingsrecht uit van de Gasthuisvicarie in Beesd,
,,staende tot collatie van de abdye van Marriënweertquot; Reeds
eerder werd medegedeeld, dat uit de abdijgoederen de congrue
portiën voldaan moesten worden voor de predikanten te Beesd,
Rumpt, Gellicum en Enspijk»). In 1629 besloten Gedeputeerden
van het Kwartier „aen den pastor tot Beest te verlenen ordon-
nantie op den rentmeester van Mariënweert, om te continueeren in
de betalinge des voors. thyns aen voorn, pastorquot;, nl. een tyns van
£ 2 's jaars, die door de abdij placht te worden betaaldquot;).
Op 15 September 1652 verleende de Landdag te Arnhem octrooi
-ocr page 233-aan het Nijmeegsche Kwartier, om eenige Mariënweerdsche goe-
deren te verkoopen; die goederen werden dus gerekend tot de „ad
vere pios ususquot; bestemde voormalige geestelijke goederen^).
De Staten-vergadering van het Nijmeegsche Kwartier besloot in
1703 de heerlijkheid Vuren, de abdij St. Mariënweerd en alle
verdere geestelijke goederen in het openbaar te laten verkoopen.
Om den aankoop voor de gegadigden aanlokkelijk te maken, ver-
zocht het Kwartier aan de Landschap Marienweerd te ver-
heffen tot een heerlijkheid met hooge. middelbare en lage justitie.
De te Arnhem vergaderde Landdag deed dit bij haar resolutie van
29 Maart 1709. In deze Landdagsresolutie wordt voor de eerste
maal gesproken van de ,,abdye van Mariënweert, hetselve (Quar-
tier) eigendommelijck toestendichquot;®). De verkoop zou geschieden,
om den deplorabelen toestand van de Kwartierlijke finantiën te
herstellen. Op 23 October 1734 werd de hooge heerlijkheid Ma-
riënweerd, tegelijk met de heerlijkheden Vuren en Dalem, verkocht
aan Otto Frederik Roeleman graaf van Bylandt, ambtman, richter
en dijkgraaf tusschen Maas en Waal, en zijn vrouw Constantia
van Sevenaer en hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden. De drie
heerlijkheden brachten tezamen ƒ 167.500 op. De heerlijkheid
Mariënweerd omvatte blijkens de conditiën den Mariënweerd-
schen polder, groot omtrent 1000 morgens, met hooge, middel-
bare en lage jurisdictie, recht van eigen schouw over dijken,
weteringen en uitwateringen, voorts vrije en privatieve jacht, de
begeving van de bedieningen, vereischt tot de uitoefening van de
justitie en het voeren van de schouw, de tienden op Mariënweerd
en te Beesd en een rente van ƒ 250 's jaars uit de domeinen van het
graafschap Buren®).
Het voorafgaande samenvattende, kunnen wij vaststellen, dat
de abdij van St. Mariënweerd na de maatregelen, die ten opzichte
van de administratie harer goederen werden genomen in de jaren
1578-1592, welke culmineerden in de aanstelling van Frederick
van Winssen tot administrateur door het Hof van Gelderland, in
wezen gebleven was als pieuze stichting, staande onder de directie
en administratie van Hof en Rekenkamer, daarna van Gedepu-
teerde Staten van het Nijmeegsche Kwartier. In de 18de eeuw werd
het terrein van de voormalige abdij, d.w.z. de polder van Mariën-
weerd, tot hooge heerlijkheid verheven, waarmede de bestemming
„ad pios ususquot; verdween. Haar geestelijk karakter in canoniek-
rechtelijken zin had St. Mariënweerd reeds verloren tengevolge
van de opheffing van de geestelijke jurisdictie tijdens de Refor-
matie. Met de verheffing tot hooge heerlijkheid verloor zij ook
haar geestelijk karakter in post-reformatorischen zin, d.w.z. haar
karakter van pieuze fundatie^).
b. De Holtmeer.
Het klooster van Onze-Lieve-Vrouwe op de Holtmeer of O.L.
Vrouwenberg was gesticht door Dirck van Bronckhorst, heer van
Batenburg, te Horssen als een vrouwenconvent van poenitenten
van de derde orde van St. Franciscus, maar werd door Gijsbrecht
van Bronckhorst Dirckszoon in 1444 veranderd in een mannen-
klooster van Franciscaner broeders, behoorende onder het orde-
kapittel van Utrecht®).
In den loop der 16de eeuw had het klooster herhaaldelijk te
lijden van krijgsgeweld, zoodat de broeders in 1573 er gereedelijk
in toestemden, dat de Holtmeersche goederen zouden worden ge-
ïncorporeerd bij het kapittel van St. Steven te Nijmegen^). De in-
corporatie is niet tot stand gekomen, hetgeen men af kan leiden
uit de omstandigheid, dat nog jaren later sprake is van door de
broeders uitgeoefende beheersrechten. De gewezen rentmeester
Johan Henricksen verklaarde nl. in 1619 aan Gedeputeerde Staten
van het Nijmeegsche Kwartier, bij huurcedel van 11 November
1590 eenige stukken land van de Holtmeer in pacht te hebben ver-
kregen van heer Johan Claeszen, pater van het St. Paulusconvent
te Amsterdam en visitator-generaal, tot tijd en wijle het convent
van de Holtmeer of het gemeene kapittel van de derde orde van
St. Franciscus aan hem de som van ƒ 1800 zou hebben voldaan
wegens het slot van zijn laatste rekening. Gedeputeerden achtten
de huurcedel weliswaar nietig, maar lieten den gewezen rent-
meester om zijn hoogen leeftijd in het gebruik der verduisterde
stukken land®). De kloostergoederen kwamen na de reductie der
stad Nijmegen onder de administratie van Derck van Leuwen,
althans nominaal, want het is hem nimmer gelukt het beheer
feitelijk in handen te krijgen. De heer van Batenburg handelde er-
mede naar eigen goeddunken, zonder zich aan het Hof van Gel-
derland of aan Gedeputeerde Staten van het Kwartier Nijmegen
te storen«). Derck van Leuwen was dezelfde persoon als de rent-
meester. die na de reductie van Nijmegen over de geestelijke goe-
deren in de stad en het Rijk van Nijmegen, Maas en Waal en
Overbetuwe door het Hof was aangesteld (18 November 1591).
Den 8sten April 1606 besloot het Nijmeegsche Kwartier, dat in-
middels Hof en Rekenkamer in de directie en administratie der
geestelijke goederen opgevolgd was, dat de Holtmeersche goederen
„wederomme mit den andere geestelycke guderen deeses Quartiers
verheeh werden ende dat te dien fine ordre gegeven ende aen den
voorn, heeren van Batenburch (Herman Diederik van Bronck-
horst) ende den pechteren geschreven sal werden, aen niemants
handen te betaelen dan die by de Gedeputierden tot den ontfanck
van die sal sijn geauthorisiertquot; i). In de commissie, welke Gedepu-
teerde Staten 29 September 1606 aan Derck van Leuwens opvolger
Wolter van Duiren gaven, lezen wij, dat de Gedeputeerden den
laatste op advies van de stad Nijmegen aanstelden tot rentmeester
van de goederen der kloosters e.a. geestelijke stichtingen binnen
de stad „alsock van 't clooster Holtmeer tot Horssen gelegen, ge-
vende hem hiermede volcomen macht, authoriteyt ende bevel dat
voorsz. ampt tho holden und te exerceren, des voorsz. cloosters
goederen und gerechticheyt te bewaren, die renten ende andere
incumsten t'innen, op te bueren und t'ontfangen......
De houding van den heer van Batenburg wordt begrijpelijk,
wanneer men bedenkt, dat zijn heerlijkheid, waartoe de drie ker-
spelen Batenburg, Horssen en Leur behoorden, Rijksleen was. De
heer van Batenburg beschouwde zijn gebied als Rijksonmiddelbaar
en wilde zich niet aan de Geldersche souvereiniteit onderwerpen.
Tengevolge van een sententie van 11 Juli 1614 van het Hof van
Gelderland, waarbij de gerichten van Horssen en Leur en de
overige goederen uit de nalatenschap van den in 1612 overleden
Herman Diederik van Bronckhorst, waarvan kon worden aange-
toond, dat zij geen Rijksleen waren, toegewezen werden aan Elisa-
beth van Bronckhorst, weduwe van Willem van Luxemburg, heer
van Hollogne, viel het Batenburgsche gebied uiteen in drieën.
Horssen werd in 1649 een Geldersch leen, nadat de heer van Hors-
sen, Johan van Wijnbergen, het aan de Landschap Gelre cn Zut-
phen opgedragen had, om het wederom in leen terug te ontvangen.
Leur daarentegen bleef in statu quo: het was geen Rijksleen en het
werd evenmin een Geldersch leen, zoodat het een allodiale heer-
lijkheid was»). Het Hof van Gelderland kon onderdeelen van het
Rijksleen, de hooge heerlijkheid Batenburg, als allodiaal beschou-
wen, omdat de gerichten van Horssen en Leur in de onderscheiden
Batenburgsche leenbrieven van de Duitsche koningen niet afzon-
derlijk vermeld werdenquot;).
De vraag of Batenburg, Horssen en Leur al dan niet Rijksleen
■waren, is voor het Hof of voor de Staten van het Nijmeegsche
Kwartier nimmer van invloed geweest op hun opvatting, dat de
Geldersche Hooge Overheid bevoegd was, om als zoodanig zich
met de geestelijke goederen in de drie genoemde plaatsen en met de
salariëering der kerk- en schooldienaren aldaar te bemoeien, zoo-
als o.a. uit de rentmeestersaansteUingen voor Derck van Leuwen
en Wolter van Duiren blijkt. Op advies van Gedeputeerden wei-
gerden de Staten van het Kwartier aan Maximiliaen van Bronck-
horst, heer van Batenburg, in 1619 de „dispositie ende directiequot;
over de Holtmeersche kloostergoederen^). Negen jaren later be-
sliste de Landdag, gehouden te Nijmegen, „dat niet alleen d'admi-
nistratie van de goederen des cloosters Holtmeer neffens den (in
het verzoekschrift van den heer van Batenburg) gementioneerden
halven (Maasbommelschen) tiendt by den Gedeputeerden des
voorsz. Quartiers behoort te verblyven, maer dat oock die voors.
Gedeputeerden sullen hebben te letten, dat d'andere goederen
tottet capittel van Batenburch gehorende ende daervan ge-
dachte heer het bewynt alnoch is hebbende, mede onder der-
selver administratie gebrocht wordenquot;®). De Staten van Gel-
derland waren dus van oordeel, dat het gezag van den heer van
Batenburg, dat hij onmiddellijk van het Rijk hield, geringer was dan
de souvereiniteit van den Lande, die in de 17de eeuw door de Sta-
ten werd uitgeoefend, en dat het gebied van Batenburg Gel-
dersch territoir was. In overeenstemming met het Landdagsbesluit
van 1628 wees het Nijmeegsche Kwartier in 1633 een herhaald
verzoek af van Maximiliaen van Bronckhorst om „wederom aen
sich te mogen hebben d'administratie van de cloostergoederen ge-
hoorich tot die Holtmeer, in Horssen geleghen onder ende in die
heerlickheyt Batenborch, ende mede den halven tiendt van Maes-
bommel, om dieselve tot onderhoudt van de predicanten ende
schoolmeesteren van Batenborch, Horssen ende Leur ende voorts
ad pios usus t'employerenquot;
Elders deelden wij mede, dat het Nijmeegsche Kwartier bij reso-
-ocr page 238-lutie van 6 December 1632 de directie en administratie over de
geestelijke goederen in het ambt tusschen Maas en Waal overliet
aan ambtman en jonkers. Het ambtsbestuur wenschte eveneens de
administratie der Holtmeersche kloostergoederen, omdat de inkom-
sten uit de geestelijke goederen anders niet toereikend waren voor
het onderhoud van de predikanten en schoolmeesters in het ambt
Het Kwartier sloeg dit af, daarbij overwegende, „dat die clooster-
goederen van de Holtmeer geen gemeenschap en hebben met dan-
dere geestdicke goederen van Maes ende Wael ende dat dienvol-
gens d administratie van de voors. goederen behoort te blyven by
de heeren Gedeputeerden des Quartiers, om eenige lasten daeruyt
te vervallen, die andersints by 't Quartier souden moeten gedrae-
gen wordenquot;^). Het standpunt, dat het Kwartier hierbij innam,
was juist: de heerlijkheid Horssen behoorde niet tot het ambt. Aan-
gezien de rekeningen van de achtereenvolgende rentmeesters van
de Holtmeer niet meer aanwezig zijn, verkeeren wij in de onmoge-
lijkheid na te gaan, waartoe Gedeputeerde Staten de opbrengsten
uit de kloostergoederen aanwendden. Eenmaal vonden wij, dat er
classicale onkosten uit betaald moesten worden®). De Holtmeer-
sche rekeningen werden op min of meer gezette tijden ter Gede-
puteerdenkamer gesloten®).
De Holtmeer bezat bouwhoven en landerijen in Horssen, Dreu-
mel, Bergharen en Puflik en een wind- en een oliemolen te Hors-
sen*). Bij resolutie d.d. 15 Juh 1616 van Gedeputeerden van het
Kwartier werd goedgevonden, „dat hy (de rentmeester Wolter van
Duiren) tot den bou van 't huis off schuir aen die Holtmeer die
steen, die umb und in die kerck und umb 't clooster in deerde,
eerst doen opruimen und daer tho gebruicken sal, und, so hy daer-
aen te cort compt, die reste voorts doen affbreken boven van die
muir van de kerck und dat op ener hoochte rontzom gelijckquot;. De
opbrengsten verminderden gaandeweg door overstroomingen en
dijkbreuken, zoodat Gedeputeerden in 1651 een verzoek van de
gemeente der heerlijkheid Horssen om subsidie voor den school-
meester ter plaatse niet konden inwilligen®). Nog in hetzelfde jaar
werden „de bouwinge ende landeryen van den clooster de Holt-
meerquot; in het openbaar verkocht^). De Landschap verleende hier-
op haar goedkeuring in het daarop volgende jaar: „sijnde van we-
gen den Quartiere van Nymegen voorgedragen, als dat ten dienste
van 't selve Quartiere eenige geestelicke goederen van d' abdye
van Mariënweert ende het clooster de Holtmeer nootwendich heb-
ben moeten worden vercocht, is op derselver versoeck sulx by de
Landtschap geapprobeertquot; ®). De „bouwinghe genaemt het clooster
de Holtmeerquot; (de Kloosterhof) ging over in handen van jr. Die-
derik van Lynden, heer van Hemmen en Blitterswijk, ambtman in
Overbetuwe, terwijl de boerderij genaamd Melevelt onder Horssen
aan Pelgrom Helman kwam®).
Uit het medegedeelde blijkt, dat Gedeputeerde Staten van het
Kwartier het goederencomplex van de Holtmeer steeds afgezonderd
van andere geestelijke goederen hebben laten administreeren, dat
zij er naar streefden om door den rentmeester „des voorsz. cloosters
goederen und gerechticheyt te (doen) bewarenquot;, en aan de op-
brengsten een bepaalde bestemming gaven. Uit het door de Land-
schap verleende octrooi tot verkooping ziet men voorts, dat de
Holtmeersche goederen als „geestelijkequot; goederen beschouwd wer-
den, d.w.z. als voormalige geestelijke goederen, die ,,ad pios ususquot;
bestemd waren. Men kan dus zeggen, dat de Holtmeer na.de in-
voering der Reformatie is blijven voortbestaan als zelfstandig ver-
mogenscomplex met pieuze bestemming tot het tijdstip van de open-
bare verkooping der goederen toequot;).
§ 2. De Jufferenstiften te Zennewijnen, Opheusden
cn Eimerem.
a. St. Mariënschoot te Zennewijnen.
In 1216 droeg het St. Walburgskapittel te Tiel aan de abdij
van St. Mariënweerd de kapel St. Mariënschoot te Zennewijnen
(„capellam de Sinewende cum omnibus dblationibus ac eius attinen-
tiisquot;) in den Tielerwaard over. De abdij was aanvankelijk een z.g.
dubbelklooster; maar reeds in 1228 woonden de Mariënweerdsche
nonnen niet meer te St. Mariënweerd, maar bij de kapel te
Zennewijnen. Een jaar later kwamen eenige Praemonstratenser
nonnen uit het klooster Vüssenich bij Zülpich en werd de eerste
proost benoemd. De nieuwe proosdij stond onder het toezicht van
den abt van St. Mariënweerd, die ook het recht bezat, om den
proost te benoemen of den door priorin en zusters gekozen proost
te bevestigen. De vicarie van het H. Kruis in de kerk van Zenne-
wijnen werd door den bisschop van Utrecht in 1552 vereenigd
met de tafel (= het beneficie) der proosdij, om uit de inkomsten
daarvan een kapelaan te onderhouden. De proost of zijn kapelaan
waren gewoonlijk tevens pastoor van de parochie Zennewijnen.
Het aantal nonnen was blijkens een oorkonde van 1231 op ten
hoogste 24 vastgesteld^).
De goederen van het klooster St. Mariënschoot te Zennewijnen
zijn na de verrassing van de stad Zaltbommel (31 Juli 1572) in
handen van de Prinsgezinden gekomen. De naar Tiel verhuisde
nonnen verzochten in Februari 1575 aan den abt van St. Mariën-
weerd, Johan van den Hove, als proost van Zennewijnen te
willen optreden, aangezien haar proost, heer Wolter Pelgromssen,
overleden was®). Krachtens het verdrag d.d. 21 September 1577,
gesloten tusschen de Staten van Gelderland en de regeering van
Zaltbommel, werden o.m. de eigendommen van het klooster
Zennewijnen in de Tieler- en Bommelerwaarden weder vrij ge-
geven met bepaling, dat aan den rentmeester der geestelijke goede-
ren te Zaltbommel uit de Zennewijnensche goederen een som van
ƒ 125 's jaars betaald zou worden. Heer Johan van den Hove
stelde 1 September 1579 op aandrang der „semptlicke joffrauwen
des convents tot Zenwenden onder onse (van den abt) gehoor-
saemheyt staendequot; een „goede ordre in de regieringe van haere
goederenquot;. Hij bepaalde, „dat wy mit de voorsz. joffrauwen in
presentie van eenige goede vrunden den staet haerer incommen
ende lantpachten ende die uytgaende lasten doorsien ende over-
slagen hebbende, bevonden hebben, dat yegelick van voorsz. jof-
frauwen voor dese tijt jaerlicx bequamehck toegelacht mach wer-
den d' somme van hondert carolusgulden van XX brabantsche
stuv. het stuck, waeromme wy uuyt cracht van onze authoriteyt,
weicke wy over de voorsz. joffrauwen ende des voorsz. convents
goederen als huere gebuerlicke overheyt hebben, den naebenoem-
de pachters geordonnert hebben ende mits desen ordonneren, dat
zy van nu voort aen jaerlicx ende alle jaer aen joffrau Anna van
Donghen betaelen sullen (volgen de namen der pachters) tsamen
totter somme van hondert gulden bedragende....... boven weicke
voorsz. penningen de voorsz. joffr. Anna van Dongen noch heb-
ben, genieten ende profiteeren sal huere aenpart ende quote van
de thiende ende alsulcke toebaeten, als in de verpachtinge van
huere goederen bescheyden zijn, mit oock huere aenpaert van de
penn., die naedat elck van de voorsz. conventuaell joffrauwen mit
oock den pastoor tot Zenwennen hondert gulden ontfangen sullen
hebben ende alle uuytgaende renthen ende lasten afgedaen sullen
wesen, bevonden worden overentsich (= over ) te blyven, d' wei-
cke by den voorn, pastoor ontfangen ende uuytgedeylt sullen
werden vermoegens instructie, hem by ons ende den gemeenen
joffr. voorsz. daervan gegeven ende gelevert sal werden, ende
tselve allet ter tijt ende wylen toe, by ons ofte onsen successeuren
in desen nae gelegentheyt ende uuyt eysschen des tijts sal zijn
geordonneert ende wy sulcx kennelick wederroepen ende vernieu-
wen sullen, twelck wy aen ons gereserveert hebben ende reserve-
ren mits desen t' allen tyde te moegen doen, als ons sulcx goet-
duncken ende gelieven sail, sonder archquot;^).
Uit deze nieuwe regeling van den abt Johan van den Hove
blijkt, dat het convent van Zennewijnen onder den druk der tijden
het karakter van een wereldlijk canonessenstift had aangenomen:
iedere juffrouw genoot voortaan een vaste prebende 's jaars in
geld voor haar „aenpartquot; van de kloosterinkomsten. Het is niet
bekend, of deze verandering met goedkeuring van de R.K. kerke-
lijke autoriteiten is geschied. Tot de kenmerken van een saeculier
canonessenstift behooren behalve het recht op een gefixeerde jaar-
lijksche prove — een stap op den weg naar separatie — een zekere
mate van vrijheid om het convent te mogen verlaten, dus be-
perking van den plicht om ter plaatse te resideeren en de kerkelijke
diensten bij te wonen De omstandigheden leidden er uiteraard
toe, dat de nonnen, die te Tiel, waar in 1578 de Reformatie inge-
voerd werd, woonden, niet meer zoo geregeld als voorheen haar
kerkdiensten konden houden en evenmin haar residentieplicht kon-
den naleven. Spoedig na 1579 zijn verscheiden juffrouwen naar
elders vertrokken of overleden. Van twee kloosterjuffers Gisberta
van Vlieth en Anthonia Mom is ons bekend, dat zij nog jarenlang,
ieder voor de helft, een huis aan het Hoogeinde binnen Tiel be-
woond hebben -).
Bij het verdrag van reductie van den Tielerwaard d.d. 29 Maart
1593 werd o.m. bepaald: „Belangende die regerungh und nomina-
tie tot directie der cloosterguideren van Senwynen, sal desen aen-
gaende seker voet up behagen der Lantschap genomen worden by
den gedeputeerden der Lantschap up den staet der geestlicke
guideren (die volgens het Landdagsreces van 22-29 Maart 1593
in den loop van dat jaar te Arnhem bijeen zouden komen, om de
geheele aangelegenheid der geestelijke goederen aan een onder-
zoek te onderwerpen). Edoch dat midlertijt in effect blieven sal,
dat by die van Tielreweert daertho genomineerde ridderschap so
die regerung als anderssins aengaende albereidts gedaen isquot;«).
Waarin de door de ridderschap van Tielerwaard reeds genomen
maatregelen bestaan hebben, is niet bekend. Vermoedelijk hebben
de jonkers zich bepaald tot het houden van toezicht op de admini-
stratie, die omstreeks 1593 in handen van eenige klooster juffrou-
wen was. Blijkens een schepenacte van de gerichtsbank van Tuil
d.d. 13 Mei 1593 namelijk, hadden juffr. Ghijsberta (van) Vlieth,
„representerende vrauwe tot Senwendenquot;, en juffr. Everarda
Mom, „beide conventuaeljofferen tot Senwendenquot;, „uuyten naem
ende van wegen des convents voers.quot; 2 morgens land op Zenne-
wijnen, genaemd het Kempken, verkocht aan Hanrick de Jongh
Het Nijmeegsche Kwartier liet bij resolutie van 29 December
van het genoemde jaar de goederen aan de jonkers van Tieler-
waard ter administratie over, mits zij daarvan rekening zouden
doen. Indien de geestelijke goederen in de provincie Gelderland in
gemeenschap gebracht zouden worden, zouden zij de administratie
over moeten geven aan dengene, die door de Geldersche Reken-
kamer daartoe zou 'worden aangewezen. Deze regeling voldeed
blijkbaar niet, want bij Kwartiersbesluit van 25 April 1602 wer-
den de Zennewijnensche goederen op verzoek der stad ZaU-
bommel toevertrouwd aan het toezicht van jr. Johan Millinck, die
in dezelfde Kwartiersvergadering belast was met de zorg voor de
geestelijke goederen in het Nijmeegsche Kwartier in plaats van
het college van Gedeputeerden des Kwartiers, dat opgeheven
werd®). Nadat in 1605 opnieuw een Gedeputeerden-college was
opgetreden, werd de rentmeester der goederen van Zennewijnen
rekenplichtig aan de Kamer van Gedeputeerden te Nijmegen. Het
rentmeesterschap werd waargenomen door mr. Johan Dericksz.,
secretaris te Deil, aan wien Gedeputeerde Staten toestonden, om
het beheer over de Zennewijnensche goederen te blijven voeren,
ofschoon Andries Willemsz. door het Hof tot rentmeester
over alle geestelijke goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden
was gecommitteerd»). De rekening van mr. Johan Dericksz. werd
door hen gehoord in tegenwoordigheid van gecommitteerden uit
de ambtsjonkersquot;). Een der laatst overgebleven kloosterjuffrou-
wen was Everarda Mom. Omtrent haar besloten Gedeputeerde
Staten 14 Maart 1612, „dat se volgende 's Quartiers resolutie aff-
stant wil doen van 't onderwynt der guideren, tot tselve stifft ge-
hoerende, tegens 't genot van het tractement, dat haar thogelecht
is off worden salquot;. Dit tractement of wel de ahmentatie werd op
ƒ 400 vastgesteld, „weicke penningen die voersz. joffrou op soda-
nige pachters, tsy van den tient off landeriën, by den voorn, rent-
meester geassigniert sullen worden, als sy selffs begeren und ver-
kiesen sa . De juffrouw was blijkbaar „iet tevreden, zoodat haar
m het volgende jaar moest worden aangezegd, „dat sy sich die los
van sekere sess of sestenhalven mergen lants, als die heer van Op-
'
Nadat in 1619 het Nijmeegsche Kwartier de directie en admini-
waardnbsp;' 'nbsp;quot; ^^nbsp;Bommeler-
waarden aan ambtman en jonkers overgelaten had. kwam het
klooster Zennewijnen onder het toezicht en het beheer van den
ambtman en van de ridderschap van den Tielerwaard Er waren
twee directeuren, die een honorarium van ƒ 100 s jaars benevens
vacatiën ontvingen, een waarnemende of honoraire directeur, die
geen bezoldiging genoot, en een rentmeester, die 5% van de ont-
nzot:nbsp;b-cl^ten in het jaar 1692 slechts
ƒ 1708 op, in 1809 met minder dan ƒ 10.000. De ridderschap in
den Tielerwaard bestemde de stichting, om aan adellijke daLs
proven uit te keeren. In 1692 bedroegen de preuves ƒ 50. die doquot;
ZIT Tnbsp;-erden, terwijl daarenboven Geertruyt
^^nnbsp;gezamenlijk een preuve
nZ!nbsp;rnbsp;f 50 de eene helft ge-
ItlfTdo T [ rrnbsp;Scherpenzeel en de we-
Ïoot nnbsp;lnbsp;Men be-
sloot m 1725 het aantal dames te laten uitsterven tot tien. tenein-
geschieden. De hoogte der preuves is op dit bedrag gebleven De
uitkeer^gen werden in 1795 ten gevolge van de omwente ing stop
gezet, doch in 1803 weder hervat onder bijbetaling van het inge-
8^; 1nbsp;van GeldenU n
l»uy, om geen preuves meer uit te keeren
slofenÏse rnbsp;quot;dderschap van den Tielerwaard
dat de tnbsp;' -ereenkomst, waarbij bepaald werd.
dat de toekenning der preuves bij tourbeurt zou plaats hebben en
-ocr page 245-wel als volgt: „de eerste vacant komende plaets sal staen ter dis-
positie van den heere amptman en soo vervolgens na rangh, na-
mentlijck de twede aen den heere van Wadenoyen, de derde aen den
heere van Geldermalsen, de vierde aen den heere van Gellicum, de
vijffde aen den heere van Tengnagel en de sesde aen den heere de
Cock van Haefften, en dat vervolgens yder een tourbeurt gehadt
hebbende wederom van boven aff met den heere amptman sal wor-
den begonnenquot;. Nieuw geadmitteerde leden van de ridderschap in
Tielerwaard zouden ook een tourbeurt krijgen. De preuves werden
vacant door huwelijk of overlijden van de bezitsters.
Als provenstichting ten behoeve van ongehuwde dames uit
riddermatige geslachten bleef het stift Zennewijnen in wezen, tot-
dat het stichtingsvermogen krachtens het decreet van keizer Napo-
leon I d.d. 27 Februari 1811 met het Staatsdomein vereenigd werd,
evenals de goederen van andere corporatiën ,,d' origine ecclésias-
tiquequot;, welke niet gerangschikt konden worden onder de ,,biens
d'origine ecclésiastique... affectés au salaire des ministres des cultes,
è leurs dépenses ou ä 1'Instruction publiquequot;^). Het alimenteeren
van ongehuwde dames, uitsluitend uit riddermatige famihes, moge
naar de opvatting van 1811 als zuivere standsbevoorredhting gel-
den, zoodat de pieuze bestemming van het stift was komen te ver-
vallen; naar de opvatting van het Geldersche plakaat op de geeste-
lijke goederen van 1580 evenwel behoorden de geestelijke goederen
, „wederom ad pios usus undt Godts eher angelegt, insonderheyt
averst tot onderholt Godtseliger ervarener und gelehrter Kercken-
Diener. wtspandung der almissen, stifftung, operbouwing, und
verbeterung der schoeien, und tho conservation der verarmten eerli-
chen, und adelichen geslachten, anghewendet und employeertquot; te
worden. Het toekennen van preuves aan ongehuwde adellijke dames
was alzoo in overeenstemming met de bedoeling van den wetgever
van 1580. Dat dit ook de opvatting van het Hof van Gelderland
was, blijkt o.a. uit het feit, dat dit lichaam 22 November 1631 aan
de directeuren van het stift Zennewijnen octrooi verleende tot het
laten afbreken en in het openbaar verkoopen van de kapel bij het
klooster en het te gelde maken van den duifsteen, „nochtans, dat
die penningen, daervan procedierende, wederom sullen worden an-
geleyt tot meesten proffijt, nut ende oirbaer van 't bovengemelte
stift van Senwynen-i). Immers zou noch octrooi gevraagd noch
verleend zijn, indien niet het Hof en de heeren directeuren ervan
overtuigd waren, dat Zennewijnen een voormalige geestelijke
stichting met pieuze bestemming was. Het Hof stelde als eisch, dat
het stichtingsvermogen intact zou blijven en de opbrengst niet voor
aan de fundatie vreemde doeleinden zou worden besteed, m.a w het
ahmenteeren van freules had aan het stift het pieuze karakter niet
ontnomen.
b. St. Mariëngaarde te Opheusden.
Het klooster St. Mariëngaarde te Opheusden in Nederbetuwe
werd in het jaar 1482 gesticht door Gijsbert van Randwijck en zijn
vrouw Johanna Voncken in een door hen bewoond boerenhuis
(met het stamhuis van het geslacht). Volgens het reversaal d.d 5
Juni (St. Bonifacius' dag) 1482, hetwelk omstreeks 1811 nog onder
berusting was van de familie Van Randwijck, maar zich thans be-
vindt in het huisarchief van Waardenburg®), was het een convent
van reguliere kanonikessen. die den regel van St. Augustinus volg-
den en onder de visitatie van de Fraterhuizen van Deventer Zwolle
Hulsbergen en Doesburg stonden. Er behoorden steeds twee paters
aan verbonden te zijn en er moesten bijzondere gebeden e.d. wor-
den verricht voor het zieleheil van den stichter en zijn nabestaan-
den. Ingeval de stichtingsbepalingen niet nageleefd werden zouden
de goederen in vier gelijke deelen aan vier familieleden van den
fundator worden teruggegeven»).
De nonnen hadden de administratie harer goederen nog in han-
den in 1595quot;). Ruim tien jaren later kwamen de goederen onder
het toezicht van ambtman en jonkers van Nederbetuwe, waarschijn-
lijk tusschen 1616 en •19. toen zij ook orde stelden op de admini-
stratie der overige geestelijke goederen in het ambt. Uit de con-
ventsgoederen gingen zij aan dames uit adellijke families proven
toekennen. Men mag aannemen, dat toentertijd van de oorspron-
kelijke kloosterbevolking niemand of slechts een enkele nog in le-
ven was. Het Nijmeegsche Kwartier sloeg, om wille der consequen-
tie, 8 Juni 1619 een verzoek af van Wilhem van Ermelen, inhou-
dende, dat hem zou mogen worden vergund „die collatie over
XXIIII morgen landts by sijnnen voorvader Albert van Ermelen
aent convent van Mariënga(e)rde tot Hoesden op den Rijn gege-
ven onder seeckere conditie vermoge reversalquot;^). Het Kwartier
wenschte, dat het stichtingsvermogen intact zou blijven en dat de
stichting niet uiteen zou vallen in een aantal kleinere fondsen,
waarvan het beheer en het gebruik aan het toezicht van de Over-
heid onttrokken zouden zijn.
De „ordrequot;, welke door ambtman en jonkers werd vastgesteld
voor het toekennen van preuves uit de inkomsten van het klooster
te Opheusden en omstreeks 1625 van kracht was, is ons niet be-
kend®). Volgens latere ambtsresolutiën kende men een stelsel van
opkhmming: in 1641 genoten de vier eersten in rang en ouderdom
ieder ƒ 125 's jaars, de drie op haar volgenden elk ƒ 75 en de
beide jongsten elk ƒ 50. Op 9 November van laatstgenoemd jaar
werd als vereischte minstens achtjarige leeftijd gesteld. De uit-
keeringen vervielen bij huwelijk of overlijden®). In 1713 werd
door de ambtsvergadering besloten, dat de erfgenamen van een
overleden prebendaire en zij, die door huwelijk haar preuve moesten
verhezen, nog gedurende Yi jaar het genot ervan zouden behou-
den^). De opbrengsten van de kloostergoederen waren omstreeks
1792, zóó toegenomen, dat alle prebenden op dezelfde hoogte, te
weten ƒ 150 's jaars, gebracht konden worden. Drie jaren later
werden de uitkeeringen stop gezet als gevolg van de omwenteling,
doch in 1798 weder ter beschikking gelaten van het ambtsbestuur,
dat toen niet meer uitsluitend uit riddermatigen samengesteld was.
Het vermogen der stichting werd in 1811 bij decreet van keizer
Napoleon met het Staatsdomein vereenigd. De uitkeeringen van
preuves is in 1820 voor een geruimen tijd door het Rijk hervat, maar
de stichting zelve heeft men niet meer tot nieuw leven gewekt®).
Evenals bij het stift van Zennewijnen het geval was, geschiedde
-ocr page 248-het toekennen der prebenden door de leden van de ridderschap van
Nederbetuwe bii toui^beurt. De ambtsvergadering besloot dienaan-
gaande 10 November 1749. „dat de toecomende vacerende prae-
bendes naer rangh sullen begeve worde als de eerste door de heer
Vijgh, de tweede door de heer Cocq van Delwijnen, de derde door
de heer van Braekel, de vierde door de graefe J. W. van Weideren
en ve^o gens de tour by de heer amptman weederom sal beginne
en afdaelle tot het laadste lidt toe. dewelke sigh alsdan in Lese
ridderschap sullen bevindequot;^).
De directie en administratie over de Opheusdensche klooster-
goederen berustten bij dezelfde daartoe aangewezen leden uit de
ridderschap nevens den ambtman, die ook de directie voerden over
quot; Mnbsp;-as eveneens de-
'ratïnnbsp;quot;quot;nbsp;vicariegoederen. doch de twee adminis-
klnnbsp;gescheiden gehouden. Vermenging van
kamergoederen met andere geestelijke goederen heeft niet plaats
Tenslotte moet nog vermeld worden, dat omstreeks 1809 toen
evende nazaten van Rutger van Randwijck. een der vier verwan-
ten van den stichter, op wien bij het niet nakomen der stichtings-
bepahngen de tot de fundatie bestemde goederen voor een kwart
zouden overgaan getracht hebben die goederen te bekomen, om-
dat de stichtingsbepalingen, naar zij beweerden, niet behoorlijk
nageleefd werden, wanneer men. zooals na 1798 weieens het geval
was. preuves toekende aan niet-adellijke dames®). Hun poging
c. Eimeren.
stond eeiiT 'uquot;quot;nbsp;^^^^^^^ ^Ist in Overbetuwe
stond eertijds een klooster van tertiarissen onder het patronaat van
de H. Maagd Maria. De stichtingsdatum is niet bekend. Het con-
vent komt reeds voor op de lijst van tertiarissenconventen onder
het orde-kapittel van Utrecht van 1470, terwijl ons een in originali
bewaard gebleven schuldbekentenis uit het jaar 1481 bericht, dat de
Commendeur van St. Jan te Nijmegen 125 overlandsche rijnsgul-
-ocr page 249-dens had geleend van „heren Nicolaus van Delff, pater der zuste-
ren van Eymeren in Elsterkerspelquot;
Een adellijk convent was het klooster te Eimeren naar zijn aard
niet; de zusters werden veelal als „begijnenquot; aangeduid en niet als
„juffrouwenquot; .
Na de Reformatie hebben de conventualinnen nog een tijdlang
zelf het beheer over de kloostergoederen gevoerd, naar blijkt uit
een octrooi, dat door het Hof van Gelderland 3 November 1592
verleend werd tot het verpanden van 10 morgens weiland onder
Eist®). Op 21 November 1608 lieten Gedeputeerden des Nijmeeg-
schen Kwartiers verscheiden stukken land en weiland van het
klooster verpachten, w.o. „'t clooster van Eimeren mit 't huis und
daertho gehoerende landeriën, so groot und dein tselve in die Be-
tuwe glegen is und Johan Costen in pacht gehat heefftquot;, voor
ƒ 325
Rentmeester vanwege Gedeputeerden was Simon van de Water,
dezelfde, die ook de pastorie-, canonisie- en vicariegoederen van
Eist beheerde. De administratie der kloostergoederen werd even-
wel afzonderlijk gehouden®).
Het Kwartier bestemde de fundatie overeenkomstig het plakaat
van 31 Mei 1580 ad pios usus; van toekenning van preuves aan
ongehuwde dames, bij voorkeur uit middermatige geslachten was
evenwel geen sprake. Blijkens een resolutie van ^deputeerden quot;n
het N,meegsche Kwartier d.d. 5 October 1619 werden de classicale
onkosten der predikanten van de classis Nijmegen omgeslagen als
ten laste van den rentmeester Bronckhorst, die de geestelijke
goederen in het land van Maas en Waal, w.o. de beide kloosters
te Wamel, onder zijn beheer had, ƒ 28
Tn iTsSfTnbsp;^^^^^^^^^^^
ten laste van de kloostergoederen van Eimeren f 28-13 st
ro°edertri2,'quot;nbsp;Holtmee;sche
ten laste van denzelfde wegens de door hem beheerde Nijmeeg-
sche geestelijke goederen ƒ 24,nbsp;. J a
ten laste van den rentmeester'Isaac van den Bergh. die de goe-
deren^ van de drie Nijmeegsche vrouwenkloosters beheerde.
De Eimerensche goederen droegen geheel op dezelfde wijze bij
m de classicale onkosten als de Holtmeer, de kloosters te Wamei
Zotnbsp;'nbsp;Eimeren is tamelijk
strtlquot; f^-de, toen de directie en admini-
stratie der Overbetuwsche geestelijke goederen door het Kwartier
overgelaten werden (1625). In de jaren
1631-1636 ging er geen vergadering van de Nijmeegsche classis
voorbi, zonder dat er bij het Kwartier een klachl werd ingedtnd
datte opcomsten van de goederen des cloosters van Eymeren in
der Overbetuwe on ancx in seeckere portiën gedeylt ende gegeven
yn aen jonge, oock eenige van de Gereformeerde religie vreemde,
joffrouwen, tegens die natuir van sulcke gemortificeerde goederen
van een gemeyn cloosterquot;®). Geholpen heeft de telkens hLhaalde
De directie en administratie over de Eimerensche goederen waren
in handen van dezelfde leden van de Overbetuwsche ridderschap
als de pastorie-, canonisie- en vicariegoederen van Eist, nl. den
ambtman als opperdirecteur en drie mede-directeuren, die bezol-
digd werden. De directeuren bemoeiden zich niet met de toeken-
ning der prebenden; deze geschiedde in de ambtsvergadering, ge-
woonlijk in overeenstemming met de voorstellen van de directeu-
ren In de ambtsvergadering van 1 Juni 1781 stelde J. C. G. van
Lynden tot de Parck voor om, evenals in den Tielerwaard en in
Nederbetuwe, de proven bij tourbeurt te laten begeven door de
leden van de ridderschap, welke voorslag niet werd overgenomen.
Op 25 October 1641 werd het getal der preuves gesteld op acht,
elk van ƒ 200, en 30 September 1669 op twaalf. Naderhand had
men opklimmende prebenden. Men besloot 30 November 1679, dat
de portiën kwamen te vervallen, wanneer de prebendaires stierven,
trouwden of in een klooster gingen en geestelijk werden; viel een
juffrouw (..chanonessequot;) uit. dan schoof in haar plaats degene op.
die onmiddellijk in rangorde en preuve op haar volgde, enzoo-
voorts. Om voor een preuve in aanmerking te komen, behoefden
geen bewijzen van adellijke afstamming te worden overgelegd. De
twee z.g. ambtmanspreuves mocht de ambtman voor zijn eigen
dochters bestemmen. Vaak kregen deze i.pl.v. een prebende een
stuk land in eigen beheer. Wat dit te weinig opbracht, werd aan-
gevuld uit het rentambt der geestelijke goederen van Overbetuwe.
In de ambtsvergadering van 28 Juni 1771 werd bepaald, „dat er
twee prebendes sullen verblyven ter privative dispositie van de
tydehjke heeren amptluyden. sonderdat nodig sullen hebben daer-
van kennis aan de ridderschap te geven en dat die amptmansprae-
bendes in 't vervolg van tijd sullen bestaen yder in 't genot van
70 gis. jaarlijks sonder meer en sonder dat de freulens. die daarmede
gebeneficieerd worden, sullen opklimmenquot;. Tegelijkertijd werden
de overige prebenden opnieuw vastgesteld als volgt: de 1ste en
2de op ƒ 100 's jaars. de 3de-7de op ƒ 80. de 8ste op ƒ 70 en de 9de.
die toentertijd vacant was. op ƒ 50, Met het oog op den fmanciee-
len toestand der Eimerensche goederen werd 19 Juni 1772 besloten
geen nieuwe preuves meer te maken, maar de vaste prebenden te
verhoogen, naarmate de goederen meer opbrachten, tot J J«« ^oe:
men begaf evenwel nog twee vacante proven van ƒ 50 elk, ..Ver-
mits den tegenswoordig aanhoudende florisante staat van deses
ampts geestelyke goederenquot; werden 20 Juni 1788 alle prebenden
op ƒ 100 gebracht. De opbrengsten bleven zich in stijgende lijn
bewegen, zoodat er in 1790 twaalf prebendaires waren, waarvan
de vijf eersten onderscheidenlijk ƒ 150, ƒ 140, ƒ 130, ƒ 120 en ƒ 110
's jaars genoten en de zeven laatsten elk ƒ 100 s'jaars, afgezien
van de ambtmanspreuves. Vier jaren later waren er zelfs eenen-
twintig freules, van wie één land in plaats van een prove in geld
ten gebruike had, terwijl de anderen tezamen ƒ 2050 per jaar ge-
noten.
Het Eimerensche stift hield op te bestaan tengevolge van het
decreet van keizer Napoleon van 27 Februari 1811
§ 3. De (gewone) Vrouwenkloosters te Rossem, Driel
en Wamel.
a. Rossem.
Over het zusterhuis des Gemeenen Levens St. Mariënacker te
Rossem hebben wij reeds een en ander medegedeeld bij de behan-
deling van de Tieler- en Bommelerwaarden®). Het alimentatie-
verdrag, dat de commissarissen van den Prins van Oranje met de
conventualinnen 10 April 1579 voor den tijd van vier jaren geslo-
Oud-archief Polderdistrict Overbetuwe (Ambtsarchief), „Extracten uit
de Resolutie boeken des ampts Over-Betuwe, beginnende me den jaare 1600
3ef°hnf® n'^I^'hnbsp;zelf zijn niet meer te vinden. Voorts
archief huis Nederhemert, afd. stukken betr. Overbetuwe, band No 24 get
fd'lo Nove^^he'^'T«-«nbsp;betreffende het opklimmen der prèules
d^d. 30 November 6/9 wordt genoemd in een verzoekschrift van Heilwigh
van Bronckhorst, die ƒ 100 genoot en wenschte op te klimmen in de Ss
van haar overleden zuster, die ƒ 150 trok (oud-archief Polderd str^t Ovfr
betuwe, request in een verzameling „besoignUquot;, vergaderingsverTalën minu-
ten en ingekomen stukken van de directeuren der geestelijke goedS Xör
het overige: Mr. W. J. baron d'Ablaing van Giefsenbui^ ^.^T^s^ van
s Lands Adel gedurende het bestaan van het Koningrijk Hollandquot; hi De
Neder andsche Herautquot;, 1884, bijlage no. 2. De sehr, vermefdt een memorie
betreffende het stift te Eimeren van 1809, waarin de stichtTnTL oors^rke-
worden,^doch onXÄ
Tehan van O^^''quot;«ke dames door de ridder-
Tan LstthiZ'quot; overeenstemming werd geacht met de bedoeling
van de stichters, aangezien het stift oorspronkelijk een adellijk iufferenstift
zou zijn geweest. Dat de memorie van 1809 het hier nLt b^het^iechL eM
cofvent^l'oe7quot; reeds. Het bij d'Ablaing vermelde „Resolulieboek overTes
d^klnli!quot; tnbsp;Eymereii, beginnende met 5 October 1641quot;, is evenals
arrhlf nt,nbsp;Reformatie dateerende klooster-
stuk II C § T'''quot;'nbsp;«naneieele beheer hiervóór Hoofd-
ackernbsp;! Aquot;nbsp;^^ C- Kist, „Het Klooster St. Mariën-
XVI hl^ osfi^-/quot; amp; Royaards, „Archief voor kerkelijke Geschiedenisquot;,
AVI blz. 285. Blijkens Dr. M. Schoengen, „.lacobus Traiecti alias de Voecht quot;
nén I even'« r «nbsp;'llquot; /^' ^^Pquot;nbsp;^^ren de zusterhuizen des Gemee-
kZen ni? h ?nbsp;i^altbommel), Rossem, Wamel en Den Briel voortge-
in Zn BLrhnbsp;' Fraterhuis in Zwolle begonnen zusterhuis ten Orthen
-ocr page 253-ten hadden, en waarbij de laatstgenoemden vrijwel alle klooster-
inkomsten en -landerijen in gebruik kregen, is waarschijnlijk her-
haaldelijk hernieuwd. Op een verzoekschrift van de zusters aan de
Landschap om 7^ morgen uiterwaardsland „den doester aldaer
(te Rossem) thokommendequot; te mogen verkoopen „tot bethalungh
van des cloosters schulden und lastenquot; werd 25 Februari 1597 be-
schikt, dat de verzoeksters eerst een duidelijken staat van de kloos-
tergoederen met specificatie van de schulden moesten overleggen^).
In 1608 waren er nog drie zusters, die om ahmentatie verzochten.
Eén harer. Lijsken, voerde toentertijd het beheer over de in plaats
van alimentatie in gebruik gelaten kloosterbezittingen. Gedeputeer-
de Staten van het Nijmeegsche Kwartier gaven aan Andnes Wil-
lemsz., den rentmeester der geestelijke goederen in de Tieler- en
Bommelerwaarden, onder wiens administratie ook de Mariënacker-
sche goederen gesteld werden, last voor het loopende jaar aan elk
harer ƒ 25 uit te betalen®).
Het vermogenscomplex van het Rossemsche klooster had voor
het overige dezelfde lotgevallen als de andere geestelijke goederen
te Rossem, zoodat wij hier met een verwijzing kunnen volstaan®).
b. Driel.
De nonnen van het klooster van Reguliere kanonikessen St. An-
natroon in de Hoorsik onder Driel zijn met bisschoppelijke toestem-
ming in Februari 1572 verhuisd naar St. Annaborch te Rosmalen,
terwijl door den bisschop bepaald werd, dat de te Driel gelegen
goederen voor een zekeren tijd gebruikt zouden worden „totter
timmeragiën van der kercken op nochtans conditie, dat daeraff alle
jaer vry ende loss zullen betaelt worden die gereserveerde pen-
sioenen ende daerenboven voir die gemeyn kuecken, soe in gelde
als anders, hondert guldenquot;. Korten tijd daarna verplaatsten zich
de bewoonsters van St. Annaborch naar de Cluyt in den Bosch.
Wij verwijzen verder naar hetgeen bij de behandeling van de
geestelijke goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden door ons
is opgemerktquot;).
Verbaal van Landschapsgedeputeerden tot de requesten, ingediend bij
den Landdag te Nijmegen, 25 Februari 1597.
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 7 Juh en 13
December 1608.
Zie Hoofdst. II, A § 5.nbsp;,
Fr. G. van den Eisen, Ord. Praem., en fr. W. Hoevenaars OicL Pi aem.,
„Analecta Gijsberti Coeverincx,quot; II, blz. 264 e.v. Zie Hooldst. 11, A S l
c. Wamel.
Te Wamel bestond behalve het Clarissenconvent Clarencamp
o{ Clarevelt, gewoonlijk aangeduid als het „nonnenclooster te Wa-
melquot;, een zusterhuis van de zusters des Gemeenen Levens volgens
den regel van Geert Groot van Deventer, genaamd St. Mariënhof.
De nonnen van Wamel verhuisden op grond van een overeen-
komst van 1 October 1586, welke door den overste der Minder-
broeders van de Keulsche provincie bekrachtigd was, in 1587 naar
het gebouw de Eenicheyt in Nijmegen. Na de reductie dezer stad
bij Gelderland in 1591 vertrokken een aantal nonnen naar Kleeft).
Op 25 Juli 1608 leverde de licentiaat Rensen het archief van
Clarevelt, dat bij een Tielsch burger gelicht was, ter Gedeputeer-
denkamer te Nijmegen over. In een resolutie van Gedeputeerden
van het Nijmeegsche Kwartier van 9 Januari 1609 is sprake van
„landerien van 't Nonnenclooster tot Wamel, die by suster Geer-
truidt van Rantwijck, eenige conventualin, voer een seer geringen
prijs verpacht wordenquot;. Enkele weken later besloten Gedeputeer-
de Staten, door twee gecommitteerden eenige geestelijke goe-
deren in het ambt tusschen Maas en Waal in het openbaar te laten
verpachten, waaronder mede de landerijen van het Nonnenclooster
„und sulx tot profijt und onderhout van die conventualinnen (er
was er slechts één) desselven cloostersquot;. Negen jaren daarna werd
den rentmeester Bronckhorst door Gedeputeerden gelast, om aan
juffer Geertruidt van Randwijck, conventualin van het Clarissen-
klooster, prompte betaling te doen van haar alimentatie®). Hoe
lang de non nog geleefd heeft, is niet bekend.
Met het zusterhuis St. Mariënhof begonnen Gedeputeerde Sta-
ten van het Kwartier zich te bemoeien omstreeks den tijd, dat Wil-
hem Aertss. van Bronckhorst door hen tot rentmeester over de
geestelijke goederen in het ambt tuschen Maas en Waal werd aan-
gesteld. De goederen bleken voor een belangrijk gedeelte te zijn
„opgewonnenquot; en hij „anderenquot; in gebruik te zijn. Bij resolutie d.d.
21 November 1608 besloten Gedeputeerden om den betrokkenen
aan te ^schrijven, dat zij binnen 14 dagen hun recht moesten be-
wijzen^). De bezittingen van het zusterhuis kwamen, evenals die
van het Nonnenclooster, onder het beheer van den rentmeester
HoLfdstu\quot;m'§^L''''' (quot;Nijmegenquot;) en blz. 889 („Wamelquot;). Zie hierna
16M 20'l.nflfi,«'''nbsp;^nbsp;equot; 1 Februari
gaan.nbsp;overgeleverde archief van Clarevelt is verloren ge-
®) Resolutiën Gedeputeerden, 21 November 1608.
-ocr page 255-Bronckhorst. Over het alimenteeren van zusters zijn geen gegevens
bekend. Op 4 Juni 1613 beschikten Gedeputeerden op een verzoek-
schrift van Johan Robbertsz. als man en voogd van Jenneken
Otten, „gewesende professide bagyne int clooster van Mariënhoff ,
als vólgt: „In regard van de hogen ouderdumb der beide suppli-
anten und hare sobere und geringe middelen, als oock, dat Jenne-
ken Otten, so gesecht wordt, harer ouderen nalatenschap int cloo-
ster gebracht heefft, werden haer tot derselver ouderhout haar
leven lanck geaccordiert 't gebruick van sess mergen lants, gênant
•t Lijsbroick, und drie mergen, gnant den Bervoetscamp, mit noch
•t hoffsteetien, daer sy wonende sijnquot;^). Het was niet enkel uit
liefdadigheid, dat Gedeputeerde Staten aan de gehuwde zuster
levensonderhoud toekenden, maar veeleer op grond van het recht
op levensonderhoud, dat de zusters hadden, omdat zij eenig vermo-
gen in de kloostergemeenschap hadden ingebracht.
Het Nijmeegsche Kwartier liet ingevolge zijn besluit d.d. 6 De-
cember 1632 de directie en administratie over de geestelijke goede-
ren in het ambt tusschen Maas en Waal over aan ambtman en jon-
kers. De fungeerende rentmeester werd daardoor rekenphchtig aan
het ambtsbestuur. Tengevolge van het accoord van 1635 met de
predikanten moesten ambtman en ridderschap de pastorie- en
vicariegoederen uit handen geven; slechts de goederen van de twee
Wamelsche kloosters bleven onder de administratie van den rent-
meester Johan Blanck. Over de jaren 1635-'58 zijn de kloosterreke-
ningen van dezen rentmeester en zijn erfgenamen bewaard ge-
bleven ®).
In de rekeningen zijn de ontvangsten van elk klooster gescheiden
gehouden; de uitgaven werden voor de beide kloosters gezamenlijk
opgeteekend. Over 1635 beliep de ontvangst van St. Mariënhof
£ 726 en van het Nonnenclooster £ 3459-13-12. Het batig slot be-
droeg £ 368-8-8. Men vindt geen betalingen ten behoeve van kerk-
en schooldienaren. Daarentegen blijkt uit twee posten in de reke-
ning over 1641, dat de rendant 20 Juni 1629 order had gekregen
ƒ 2625 kapitaal op te nemen ten laste van de kloostergoederen
„tot betalinge van der predicanten ende der schoolmeesteren trac-
tamentenquot;, en in het begin van 1623 een kapitaal van ƒ 1200 voor
hetzelfde doel. De rekening over 1637 heeft een uitgaafpost van
£ 192 wegens classicale verteringen bij den waard van „De ver-
Resolutiën Gedeputeerden, 4 Juni 1613.nbsp;. .nbsp;,
2) Oud-archief Polderdistrict Maas en Waal (Ambtsarchief). De rekeningen
zijn gelijktijdige afschriften.
gulde Roosequot; te Nijmegen. De ontvangsten der twee kloosters be-
droegen over het jaar 1650 gezamenlijk nog £ 4342-12-7; in de
laatste rekeningen over het jaar 1658 wordt aan totale ontvangsten
opgegeven ƒ 611-10-0 en aan uitgaven ƒ 618-16-8. Een schrikba-
rende achteruitgang! Al voegde men in de rekeningen de uitgaven
der beide kloosters bijeen, in andere opzichten werden beide
kloosters echter nog wel onderscheiden; wanneer men bijv. vindt,
dat de opbrengst van het land van het Nonnenclooster in Zoelen,
dat in 1649 verkocht werd aan den zoon van den rentmeester Johan
Blancken, in de rekening over 1650 vermeld wordt onder de ont-
vangst van het Clarissenklooster. In de volgende rekeningen blijft
men het verkochte land steeds onder de ontvangsten van dit
klooster opnemen als memoriepost evenals de in „admodiatiequot; uit-
gegeven en onverpacht gebleven perceelen.
In 1644 verkregen ambtman en ridderschap van het Hof van
Gelderland toestemming, om vier perceelen van de kloostergoede-
ren te verkoopen, mits de Landschap approbatie zou verleenen. De
verkoop werd echter op het laatste oogenblik afgelast, omdat een
gedeelte van de jonkers ertegen en de ambtman afwezig was»).
Tenslotte werd het meerendeel der geestelijke goederen kort vóór
7 April 1660 verkocht aan Sweder van den Boetzelaer tot Leeu-
wen, ambtman en richter tusschen Maas en WaaP). Buiten den
verkoop bleef de ruïne van het klooster St. Mariënhof (het begij-
nenklooster), waarvan de steenen in 1704 door D. W. van Lyn-
den, toentertijd ambtman tusschen Maas en Waal, aan kerk-
meesters van het dorp Wamel gelaten werden, om er een muur
rondom het kerkhof van te maken»). De ambtman Boetzelaer had
Oud-archief Polderdistrict Maas en Waal (Ambtsarchief), „Declaratie
van oncosten ende vacatiën by dr. Blancken aengewent volgens commissie
van amptman ende ridderschap tusschen Maes en Wael ovei^t soIliS^èTen
kloostergoederen te verkoopen in den jaere 1644.quot;
Vergel. de rekenmgen van de kloostergoederen over 1644 fol 32
) Oud-archief Polderdistrict Maas en Waal; bij de kloosterrekeninoen is
gevoegd een „Extract uyt het Resolutieboeck des Ampts Maes e„ WaTraken-
de t ghene aen mijn heer (den ambtman Boetzelaer) geordonneert is te be-
fifioquot;nbsp;coopspennmgen der geestehcke goederen tot Wamelquot;, 7 April
het Pvtrt /ki-w !, '' T'nbsp;ambtsarchief te vinden. Uit
het extract bhjkt dat de ambtman zelf de geestelijke goederen gekocht had.
levoren zijn echter kleinere stukken verkocht aan andere personen.
De tyns van ƒ 3-10-0 welke uit den Begynenweerd te Wamel, toebehoorende
aan het klooster St. Mariënhof, placht te worden betaald aan den rentmeester
van het St. Agnietenconvent binnen Tiel, werd in 1678/79 voldaan door de
ZT^'' «nquot;nbsp;Van Balveren (oud archief der gemeente Tiel,
I'nbsp;rekening van de geestelijke goederen over 1678 van Louis Piper)
hJnbsp;betreffende het ambt tusschen Maas en Waal, aangetroffen in
het archief van het huis Hoekelom, Rijksarchief Arnhem; beschikking van D
W. van Lynden, ambtman tusschen Maas en Waal, inzake de steenen van een
persoonlijk „meenichvuldige dienstenquot; aan het ambt bewezen in-
zake het verzoeken van octrooi tot verkooping van de geestelijke
goederen.
Men heeft de beide Wamelsche kloosters geheel op dezelfde
wijze behandeld en zoowel het Nonnenclooster als het zusterhuis
St. Mariënhof beschouwd als geestelijke stichtingen, die overeen-
komstig het plakaat van 31 Mei 1580 „wederom ad pios ususquot; be-
stemd en vervolgens onder toezicht van de Overheid geadmini-
streerd werden. Vermoedelijk had het zusterhuis zijn oorspronkelijk
karakter van een gemeenschap van vrijwillig samenlevende vrou-
wen, die geen kloostergeloften deden en als leeken aan het wereld-
lijke gerecht onderworpen waren, niet zuiver bewaard en is de
samenleving in den overgangstijd strenger geregeld.
klooster te Wamel d.d. 20 December 1704, en de aanbesteding van het albre-
ken van de steenen van het begijnenklooster „staende aan de gemey(n)te tot
Wamelquot;, aan Elias van der Biest d.d. 11 Juni 1705. Volgens Schut es, V, blz
888, hebben de R.K. naderhand een schuurkerk gebouwd ter plaatse van St.
Mariënhof.
G. De Kerkfabrieken.
Het bekende plakaat op de geestelijke goederen d.d. 31 Mei 1580
quot;laTtt Idquot;''quot;^nbsp;kerckengoederquot;
uL alLn J ' Jquot;nbsp;kerckemeistern. provisoren
dole vTlf™ fProcuratorn der kercken und
cioster . Volgens de „Ordinantie und Instructie nae diewelcke die
Luyden van der Kercken-Reckenkamerquot; van 1 Juni d.a.v. lesten
alle rentmeesters, „als cloistermeisters, huismeisters, kerckmeisters
soe -n d, noemnbsp;^^^^nbsp;^^^^^^ ^^^ -ter.
aan de Kerken-rekenkamer te Arnhem. Of de kerkmeesters reke-
nmg moesten doen van de kerkfabrieksgoederen, blijkt uit de Ordi-
nantie met In de Ordinantie gebruikt men het woord „kercken-
lÏk dooÏ dnbsp;d-t -en meerde goederen van tijde-
o biednbsp;beheerde vacante beneficiën, vicar eën
of broederschappen e.d., op het oog heeft gehad. Ook bij het
NovelZTsir ƒnbsp;9-«telijke goederen vin 29
Zl Z Jnbsp;aangaande de kerkfabrieksgoederen
bepaald. Men achtte geen nieuwe regeling van bestemming en
a s ZZnbsp;' kerkfabrieken bleven in denzelfden toeslnd
als voor de Reformatie. Kerkleer en eeredienst werden gerefor-
meerd; de parochie bleef onveranderd
eeJ^elTfnbsp;Nijmeegsche Kwartier op het einde der 16de
eeuw en later is de gennge omvang der kerspelen, die in den reqel
s'uurTb tquot;nbsp;kerspelbe-
stuur en buurschapsbestuur samenvielen. De ,meerdere buur- of
maalschappen m zich begrijpende parochiën Eist in Overbetuwe en
Lienden m Nederbetuwe behooren tot de uitzonderingen. De ker-
haddTn? --P-nkelijk grooter geweest. Zeer vele buurschappen
hadden nl. een buurschapskapel, die vanwege de buurschap onder-
houden werd en naderhand tot zelfstandige parochiekerk verheven
werd. Voorbeelden van deze ontwikkeling zijn de kapellen van
Doornenburg en van Angeren binnen de parochie Gent in Over-
betuwe, die later kerspelkerken zijn geworden®). Hier dient te
^^^ord^gemerkt, dat de buur- of maalschappen, in de oorkonden
Zie Hoofdstuk I, § 4
en 226. Dit voorbeeld kan met vele andere worden vermeerderd.
als „villaequot; of „villagiaquot; aangeduid, geërfdengemeenschappen of
markgenootschappen waren, evenals die in de Kwartieren van
Zutphen en Veluwe^).
De zorg voor de instandhouding van het kerkgebouw of van de
kapel berustte bij de naburen of kerspellieden. Het oudste ons be-
kende voorbeeld is Angeren. Omstreeks 1160 was er een geschil
tusschen het klooster te Lorsch, dat in het bezit was van de ker-
speltienden en van de „ecclesiaquot; te Gent, met inbegrip der filialen
te Angeren en te Doornenburg en van verscheiden andere goe-
deren in de Betuwe, eenerzijds en de „civesquot; (naburen) in Ange-
ren anderzijds over de vraag, wie verplicht was tot het onderhoud
van het kerkgebouw in deze plaats. De generale synode onder lei-
ding van den bisschop van Utrecht besliste, „quod parrochmm tn
Angeren ecclesiam preter sanctuarium in tecto et in caeteris aedi-
ficiis restaurare eique luminaria iure providere debeantquot;^). Na de
Reformatie was de toestand nog gelijk; immers heet het in een Nij-
meegsche Kwartiersresolutie van 29 Januari 1610: „sijnde die kloe-
ken und reparatie van die kercken altijt verpleegt und gemaakt ut
d- incumpsten van die fabricquen und voorts doer gebreck van dien
by die naburen und gemeinten (d.w.z. door de buurschappen)
selffs, wie noch op voele plaetssen geschietquot;^).
Hoe werd een kerspel in het Nijmeegsche Kwartier bestuurd en
op welke wijze waren de parochianen gewoon bij te dragen in de
kosten?
Jhr Mr A H. Marlens van Sevenhoven. „Marken in Gelderlandquot; (Ge-
schiedk AUas van Nederland), 1925, Inleiding. Gent en Valburg in Over-
touwe heeten in een oork. van 793 of 794 (Sloet no 13) ondersch „Gann^e
marcaquot; en „villa Falburc-marcaquot;. Door het gehele Nijmeegsche Kwart^^
treft men „gemeentenquot;, „koeweidenquot;, „schaarweiden e.d. nog in den tijd
der Republiek, op sommige plaatsen tot in den jongsten t.jd aan
Sloet, „Oorkondenboek van Gelre en Zutphen' no. 309. Vergel. Dr^S.
I Korkema Andreae Uit de Overbetuwequot; m „Gelre XXXIX, blz. 1,^ Onaer
sa'n^tu^duni'' ve?:rä men in dit verband quot;-nctuanum altaris'^ (zie Duc^^^^^^^^^
in voce) Omstr. 1160 werd het „sanctuariumquot; in de Angerensche buur
schloskaoel klaarbliikelijk onderhouden door het klooster, waarbij de pas^
toä'der'^trsp^S^^^ Gent en haar filiaal te Angeren grfncorpor^
waren. In den tijd der Republiek was het tusschen Maas en Waal gebiuik,
dat uit de pastoriegoederen een vaste bijdrage 's jaars gegeven werd tot on-
derhoud van het Lr der parochiekerk. Op request van predikant en kei k-
meesters te Afferden beschikten Gedeputeerden van het Kwartier 20 Ji n
S , èie reparatie van dit (van Afferden nl.) en alle ande[re] coore„ tot
laste vkn de geestelicke goederen van Maes ende Wael staende, sal den rent-
mr. voor eenige jaeren bestaeden voor eene somme jaerl. ....
3) Zie hiervóór, blz. 152. Buurmeesters en kerspe heden en geerfden
van Overasselt verkochten 17 Maart 1411 den „Egelmorter (gemeenen
grondl aan het klooster Grafenthal te Asperden, om voor de opbrengst een
nieuwe klok voor de kerspelkerk te bekostigen (Dr. R. Scholten, „Das Cis-
tercienserinnen-Kloster Grafenthalquot;, blz. 234).
Middeleeuwsche gegevens hiervoor zijn schaarsch.
A s kerspelbestuur zien wij in Angeren 30 April 1501 optreden de
pastoor Henncus Leuwe en Derick Verborcht als kerWsLs
Herman Gariss en Wilhelm van Betuw als buurmeesters dronde;
goedkeunng van de hofheden en naburen van het kerspel erbe
hoeve hunner kerk een jaarrente verkoopen aan twee nonnL L
Den n f'nbsp;Nieuwklooster te Asperden bij Kleeft
Den 11 den September 1544 dragen „Johannes de We y rastor
vanT rT ^'quot;'nbsp;Grego^Wol e u
der St. Laurentiuskapel binnen de parochie, van welke kapelanie
het kerspel Angeren collator isnbsp;J^apeJanie
stulr'1^1722 quot; 'r/nbsp;l^-spelbe.
ITI H r?™nbsp;Kattenborch ende Her-
quot;l ifde^tmnbsp;des kerspels van Wa-
lUer d s L fSmyt, als kirck-
meyster desselven kerspels voersz. in der tijtquot;
cenhl r '^^««^t-visitatieberichten van het'bisdom 's Herto-
ITdJrnbsp;de kerkfabrieken op dezelfde wijze als
wer? T quot;nbsp;Geesttafels bijv.) bestuurd
werden. Er waren in den regel twee kerkmeesters, die soms
H. Geestmeesters waren. De parochiepastoor kon tevens kerS eÏ
?er H Ge T rr^'quot;nbsp;kerkfabriekT en
kuideïno.^to. SlTdo^fd^tnSnbsp;Grafenthalquot;, Ur-
door Reiner van Elden, provisor !n Sdek^'en'r^''nbsp;quot;^^'^^eld
van Huessen en Ott van der Horst on.1 i ' T'quot;quot; Huessen, Johan
Archief kapittel L Dom te iC'h?nbsp;heerschappenquot;,
tijdige copie. DeLflied:quot; enTabten van heTLrTpel ur'hquot;quot;«'^?'^^
loOl correspondeeren met de armiseW .il! • ^nbsp;oorkonde van
,,Haefluydenquot; of hoflieden in d'; bSenis va^® P'^^^eli'aniquot; van 1544.
jonkers, komt men ook in de Lymers ^ennbsp;• quot;ddermatigen,
arcLie^Sem'quot;^'^'quot; ' 'nbsp;'''' - huisarchief Hoekelom, Rijks-
'-Her-
tafel = .nndatie ten blh^v: van d^ri^t.rmÄrJn.
-ocr page 261-Buurschapskapcllen werden op analoge wijze als de kerkfabrieken
beheerd door twee kapelmeesters wegens de naburen
Uitvoerig ingelicht zijn wij over het kerspel Groessen in de Ly-
mers die thans tot Gelderland behoort, maar tot 1816 Kleefsch ge-
weest is®). Deze parochie, die evenals de naburige Geldersche
dorpen tot het bisdom Utrecht heeft behoord, had blijkens het
midden 16de eeuwsche „Kerckenboeckquot; drie kerkmeesters, te weten
één uit de „haefluydenquot;, „die sal die authoriteit hebbenquot;, één „van
der gemeyntenquot; en één van de priesters of anders den koster, aange-
zien er „driederley volck is in den kerspel, te weten geestelick.
edelluy ende leken ofte huysluydenquot;. De pastoor, die „altoost een
overste in den kerspel isquot;, zou „principalick elector wesen met
toeradinge sijnder medebruderen, die vicaryen. ende die aldtste
ende verstendighste huysluydenquot;. De kerkmeesters moesten ieder
jaar. of tenminste alle twee jaren, rekening van hun beheer afleg-
gen voor ..den pastor ende die gemeynden naebuyrenquot; of ..kerspels-
luydenquot;. hetgeen vooraf van den kansel bekend gemaakt zou wor-
den. ..opdat daer die gemeynde nabuyren. huysluyden. koteren,
daeghhuirders. rijck ende arme. geestelycke ende wereltlycke, haeff-
luyden etc.quot;. zouden kunnen samenkomen. De kosterie. waarmede
het schoolmeestersambt verbonden was. werd te Groessen begeven
door den pastoor met de gemeene naburen. Het kosters- en school-
huis was op kosten van het kerspel gebouwd. De koster kreeg be-
halve de inkomsten uit de kosteriegoederen en -renten schoolgeld
van de schoolkinderen. Verder moest ieder ..huysmanquot; in den bouw
of oogsttijd hem ^ vim goed zaad geven en wel in dier voege, dat
„twee hallef bouwluidquot; evenveel zouden bijdragen als „één heel
bouwmanquot;. Ook moest de koster van eiken huisman, die een volle
bouwman was. jaarlijks twee brooden, een metworst en met
Paschen een vierdel eieren ontvangen, van de halve bouwlieden
ieder half zooveel, en van de ..kaetersquot; elk één brood en een half
vierdel eieren ®).
De Groessensche parochianen droegen bij in het kosterstracte-
Vergel. het beheer van de kapel te Veld-Driel in ^e ^ßde e^^ by Mn J
J. L baron Sloet, „Kerkelijke en Burgerlijke Regelmgen m Dnel (Bommeler
waard) in drie verschillende eeuwenquot; in „Gelrenbsp;. , ,
®) De Lymers was oorspr. een deel van het graatschap Hamaland nadei
haiid KLefsS. werd in 1341 door den Graaf van Klee als bruidscliat aan
zijn dochter beloofd, die den Hertog van Gelre huwde, en door Reinald
Hl van Gelre in 1361 aan Kleef verpand, daarna ge ost en opnieuw^ verpand,
en vervolgens tot 1816 Kleefsch bezit (vergel. Van Schevichaven '.Regerings-
form van Gelderlandquot; in „Gelrequot; X, blz. 333 noot 1). Tevergeefs hebben de
Gelderschen getracht de pandschap te lossen.nbsp;,, , . i.-
3) L. J. van der Heyden, „Het Kerspel Groessen en zijn „Kerckenboeck
in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; XLVI, blz. 1.
-ocr page 262-ment volgens den aard van het door hen gebruikte land. Men
onderscheidde tusschen de bouwlieden, nl. volle en halve bou^
ders De daghuurders gaven den koster niets. In het midden der
16de eeuw was het z.g. hoevenstelsel in de Lymers nog niet uitge
noemt tnbsp;- -el .ploegenquot;
noemt, deel aan de in gemeenschap bezeten gronden wegen
TlLTb ^nbsp;klaarblijkelijk volle, door een
vollen bouwman bezeten, „hoevenquot; en halve, door een halven
bouwman bezeten, hoevenquot; gekend. In het Nijmeegsche Kwartier
s het hoevenstelsel op den achtergrond geraakt. Blijkens de ver-
schalende door de Geldersche Landsvorsten gegeven land- en dijk-
andere pubheke lasten buurschapsgewijs geheven over de morgen-
talen „morgen morgen gelijkquot;. Voor benoembaarheid tot open-
het betrokken gebied vereischt. De ambtman in ieder ambt moest
bovendien schildboortig zijn^). Wanneer hertog Karei echter in
1538 bepalmgen maakt voor een paardenmarkt in Zaltbommel
spreekt hij nog van „bouluyden in Bommelre und Tielre-weerden '
die met een geheele ploegh bouwen... ende die met een half ploegh
tieÏbif vl^Loot SorLTldrVlTc^^^^^^^^^^^^
rnm^mm
hoba intégra) W van Iters^ nt' h • t ^ Ùnbsp;légitima, hoba plena,
«en op de^Grond in de PrTvfncie UtSchr'tq^^
de ald. genoemde literatuur Vereel Mr T 'l 3 l
Goederen in Frieslandquot; T hl, gt;gt;1 t c;nbsp;Apeldoorn, „De Kerkelijke
.Héén d. pSli' V*: het boïeShïirh'fquot;quot;quot;quot;««»8 ™n Lor.el,
Ei ^siz^rSeS
en 282, d.d. 9 Januari 1329, 13 December 1331 en 21 Januarf 1433; betr'. S
-ocr page 263-De onderhoudsplicht van het kerkgebouw en verdere bezittin-
gen van de kerkfabriek berustte bij de naburen, de parochianen, in
de tweede plaats bij de elders wonende geërfden^). In belangrijke
aangelegenheden, in het bijzonder wanneer het financiëele zaken
betrof, moesten de ..meest geërfdenquot;, d.w.z. de jonkers, medewer-
king verleenen. In een besluit van den Landdag, die 13 Decem-
ber 1609 te Nijmegen gehouden werd, wordt gezegd, dat de kerk-
meesters van hun administratie rekenschap moesten afleggen „ende
sulcx voor die Ordinaris Gedeputeerden off eenige derselver, ten
overstaen van jonckheren, die d'inspectie van de kerckelicke goe-
der bevaelen isquot;^). Gedeputeerde Staten van het Nijmeegsche
Kwartier hebben het hooren van de kerkmeestersrekeningen gaan-
deweg overgelaten aan den burggraaf van Nijmegen, de ambtlie-
„mansusquot; of „hovequot; in den Ketelvoirt onder Groesbeek). De „hoevequot; kon
ook 20 morgens zijn (zie hierna, blz 266 noot 4).
Een overblijfsel van het vroegere hoeven-systeem treft men aan m de
acte dd. 30 November 1638, waarbij de Geldersche Rekenkamer namens de
sLten van Gelderland voor 32 jaren afstand doet ten behoeve der stad
ZahbLmel van het veer over de Waal voor de stad met
haver, welke jaarlijks omtrent Driekonmgen door den Landsheer placht
ontvangen te worden van „die dorpen Gellecom, Ri.mpt Ensp.ck Hier, Nery
nen, Heeften, Deyl, Malsen, Meteren, Est, Opynen, Hellou en de buyrschap
Buytenborch tot Herwynen, weicke recognitie is van dengeenen, d%e wohnen
op groote hnysen mit opgetrocken bruggen, twee molder haver, Ae op mmcler
hmjsen oock mit opgetrock-en bruggen woonen één molder, van een huysman,
die met een heel ploeoh bouten, één molder, die mit een Mlve ploech
bouwen i molder, die 11 peerden houden één schepel, van een arb ei/der 1 bras-
penningquot; (oud-archief Zaltbommel, inv. no. 563, vergel. h'erna blz^ 448)
De bev?oners van de huizen met opgetrokken hruggen (versterkte huizen)
correspondeeren met de „haefluydenquot; of edelheden in Groessen de ^is-
lieden, die onderscheidenlijk met een heelen en een halven ploeg bou^^en,
met de volle en halve bouwlieden in Groessen; de huisheden, die II paarden
houden en kennelijk niet met een ploeg bouwen, dus geen z.g^ „hoeve ge-
bruiken, met de katers; en de arbeiders met de daghuurders. Mogelijk vindt
de recognitie zijn oorsprong in den tyns, die wegens het gebruik van ge-
meenten of gemeene gronden in de Tieler- en Bommelerwaarden door de
dorpen en buurschappen aan den Landsheer placht te worden betaald (Mr.
Martens' ,.Marken in Gelderlandquot;, blz. 173; volgens E. Heringa, Tynsen op
de Veluwequot;, 1931, blz. 147 e.v., werden dergelijke tynsen, de
op de Veluwe betaald; ook de katers betaalden mede). Zie blz 262 addendum.
Archief Hof, Memorie- en resolutieboek 1596-'99 fol. 34, resolutie d^
11 Juli 1597, waarbij het Hof aan den richter van Veluwezoom beje», om
met de naburen van Brummen te spreken over de door nem nooazaKeiij».
geachte reparatie van de Bruramensche parochiekerk „und daerinne te volgen
den voet, die andere herspelen in glicken saken gevolcht hebben, nembhck,
dat by omslach daerin gehandelt werde, walverstaende, dat die parochmnen
hogher nae advenant angeslagen werden dan die geërffdenquot;. De omslag was in
Gelderland in dergelijke gevallen derhalve zoowel personeel als reeel, nl.
personeel over de kerspellieden en reëel over de grondeigenaren De omslag
geschiedde over Gereformeerden en niet-Gereformeerden; vergel. den kerspels-
gewijs geheven omslag over de huisgezinnen in de Nederbetuwsche dorpen
ter aanvulling van het predikantstractement, bedoeld in de ambtsresolutie
van 18 November 1675 (zie boven, blz. 197).
Reces van den Landdag te Nijmegen, 13 December 1609.
-ocr page 264-We'„° Dez?'':quot; T quot;quot;' 'Tquot;nbsp;- daseliiksche he.rhjk-
1677-1801) van Ew,k-Beuningen en Weurd-Winssen (1701-
801), en ,n het voormalige ambtsarchief van Overbetuwe kerk -
Sr? nquot;quot;nbsp;(1765) en van Angeren
werkrrek^rcquot;nbsp;^^^^-^-Ewiik en Valburg!
welke rekenmgen m tegenwoordigheid van den ambtman of diens
^^ -derscheiden heerl^hede.
ZTZr f'quot; quot;quot;nbsp;plaatselijke autoritei-
rn i nat^STpa^^^^^^nbsp;- --^ore
B, Kwartiersreces d.d. H Februari 1605 werd met betrekking tot
^^oni^nde dtew.l die bedienongh van pastoryën ende vicarL
va? de'L^^Ut^r:^re^elre'^^rnbsp;^^ ^
in de voormalige ambtsarchTeven ^nbsp;genoemde kerkerekeningen
man van NederbetZe S r« .nfnbsp;den ambt-
1768; in de resolutie van S Juni beeren aZtquot;*''quot; quot;quot;quot; ''nbsp;^^ Juli
ambtsbestuur dus, opperLrLieesters vl?^ quot; en jonkers, het geheele
kerkmeesterschap van den amb^nbsp;Waal blijkt het opper-
1749 in het „Secreet resolX Tt^oTs^'tquot;nbsp;f t ''
Maas en Waal). Voor Beesd en Renov „jfquot;^®^^ oud-archief Polderdistrict
m het „Resolutie-boeck to IZst
Beesd. d.w.z. het voormalig ambtsfr'chiSf Voornbsp;buitenpolder
waarden, vergel. Van Loon'cannegTetei GrLtnbsp;oT Bommeler-
kol. 218, Landdagsbesluit van 17 Maart 171 qnbsp;• quot; Placaet-boeckquot; III,
den ambtman, sprake is Voor hS khedennbsp;„officierquot;, d.i.
Andreae's inventaris van het archief der h 'nbsp;'''J^- J- Fockema
rekeningboek van den kerklesteï van TTzendnbsp;Zuilichem. Uit het
archief Arnhem) blijkt, datT aanste^L v. quot; hnbsp;? 1716-1788 (Rijks-
van denzelfden sehr.- Een naarnbsp;^ • •• ^ie eveneens
doornquot; in „Gelrequot; Vli; biquot; Tö Znbsp;aangaande de Kerk te IJzen-
doorn en te Echteldquot; n GeIr^ mquot;h.tnbsp;fil*® der Torenklokken te IJzen-
Elst over 1658 (oud-arS Po dVrnt» / ^
bewijs ende reliqua «vfrien „rpl p hnbsp;Overbetuwe): „Reeckeninghe,
Weerdt, rentmr. ^n der tiU der kp, tnbsp;7quot; «»«'«quot;dt van
Heeren Cornelis van BronckLorttnbsp;^en HoochEd.geb.
officier ende overkerckmr quot;nbsp;quot;quot; Overbetuwen, als
ren des kerspels Eist kquot;rirrs®tn Hpnbsp;^eërffde amptsjonke-
Janssen ende andere praeseX „w ^nbsp;Willem van der Horst ende Jan
naebuyren gepraese:te';^,quot;rrge%^et
ende kerckenguderen den Gedeputeerden (van het Nijmeegsche
Kwartier als bestuurders der geestelijke goederen) te moyelyck val-
len sol, wordt voor expedient voorgeslagen, teneynde oock deselve
ten vruchtbaerlijcksten geadministriert ende niet vertogen, onder-
geslagen ende t' onnutte gaen, dat in den ampten (daer sulcx son-
der iemants praejudicie sal geschieden konnen) by den officier ter
nominatie van de buyrmeesters ende gebuyren eenige gequalifi-
cierde huysluyden tot kerckmeesteren gecoren werden, die tot die-
selve bedienongh gestelt sollen werden, den officier eedt doen ende
eens in 't jaer gehouden wesen ten overstaen van den officier ende
eenige van de meest geërffden in elck kerspel oft dorp rekenongh
ende reliqua te doenquot;^). De kerkmeesters moesten dus gekozen
worden uit de naburen of huislieden, uit de parochianen, en niet
uit de elders gevestigde geërfden. Zij beheerden ook wel de vacan-
te beneficiën ter plaatse, wanneer er geen predikant in functie was.
Zoo werd door Gedeputeerden van het Kwartier t.a.v. Overbetuwe
H December 1607 incidenteel bepaald, „dat men d' administrateurs,
tsye kerkmeesteren, buirmeesteren off anderen, van alle die kercken
in Overbetuwen, daer alsnoch genen dienst gedaen wort, sal vorde-
ren tot rekenung, bewijs und reliqua, so van de pastorye-, vicarye-
als kerckenguideren, die by die Gedeputierden ten overstaen van
den amptman voersz. (van Overbetuwe) gehoert und gesloten sullen
Wordenquot;
Een nieuw reglement inzake het beheer der armen- en der ker-
kegoederen in het Kwartier kwam tot stand onder het bewind van
den Koning-Stadhouder Willem III. Volgens de „Consideratiën
ende advis van Syne Majesteyt over het concept-reglement der
Amptsettingen door het Quartier van Nymegen gedaenquot; d.d. 26
October 1691, (art. 19) werd door den Stadhouder voorgesteld,
dat „Dese volgende essentiele poincten hoorden middeler tijt (tot-
dat een door de Geldersche synode gedaan voorstel zou zijn aan-
vaard en uitgevoerd door de Landschap), om...... seer apparente
onheylen voor te comen, voor een provisioneel reglement gehouden
werden voor gearresteert, als namentlijck, datter ten eersten in alle
ampten werde geformeert een pertinente specificatie ende registra-
tie van de voorsz. arme- ende kerckegoederen ende dat deselve ter
eerster vergaderinge wort overgesonden aen het voorsz. Quartier,
omme na serieuse examinatie vervolgens tot een ieders naricht be-
Kwartiersreces Nijmegen, 14 Februari 1605.
Resolutiën Gedeputeerden des Nijmeegschen Kwartiers, 14 December
1607. Zie blz. 176.
ZZ T quot; ,nbsp;Gedepu-
teerden.- (2° dat oock geen andere arme- ende kerckmeesters wer-
den aengeste^t, als die zijn van de Gereformeerde religie, ofte dat
het gebreck derselver in eenige dorpen worde gesuppLrt uyt de
geerfdens; mitsgaders (3°) dat praecys alle jaer of tenminsten alle
twee jaeren puplycque reeckeningen van de administratie der meer
voorsz. goederen met opene deuren in de kercken (om aen een
groote
armen Mor ^S 'nbsp;^^nbsp;^^nbsp;-n de
armen. (4 ) ende opdat het doen van de voorsz. reeckeningen met
Tetnbsp;werden'geprac
vaTt vootn rT
van te vooren ende alsoo drie Sondaegen aeneen bekent worde ge-
maeckt, dat de arme- ende kerckmeesters op seeckeren te noemen
m rnbsp;voorstellen is de bepaling, dat de arm-
en de kerkmeesters Gereformeerd moesten zijn. Het Jas dufna 1
Reformatie nog mogelijk, dat er niet-Gereformeerden als kerk
meester optraden Dit komt doordat de parochiën onveranderd ge
bleven waren. Nieuw is eveneens het voorschrift, dat men wan-
del r: rquot;nbsp;kon, kerkmeesters uit de'gül
acht'ia en a quot;nbsp;^^^oeden, die elders lon-
achtig en geen parochianen waren, kon verkiezen
Artikel 19 werd niet opgenomen in het reglement der Ambtszet-
ae otticieren in de ambten van het Kwartier te laten publiceeren ®)
dere: rr^.nbsp;- die d'er aLengoi-quot;
deren in het Nijmeegsche Kwartier werden voortaan beheerscht
door de provisioneele ordonnantie van 1692nbsp;beheerscht
veJrll 'Jfnbsp;-lve betrof, deze konden slechts
ZZTZn inbsp;octrooi van de
Land^ d.w.z. van den Landdag of van het Hof van Gelder!
Kwartiersreces Nijmegen, 31 October 1691
® Kw.Jrquot;quot;quot;'nbsp;S®'''quot;quot; Placaet-boeckquot;, II, kol. 583.
) Kwartiersrecessen Nijmegen, 15 Juli 1692 en 12 Mei 1693
-ocr page 267-land. en verder met goedvinden van den ambtman als opperkerk-
meester en van den dorpsheer als opperkerkmeester in zijn heerlijk-
heid^).nbsp;^ . ,
Ook de scholen waren parochiezaak. Zoo vindt men bi,v. in de
dorpsrekening van Hedel over 1710/14 tractement voor den schoo -
meester Gijsbert Hendriksz. Hartevelt onder de uitgaven vermeld ).
Gewoonlijk waren de kosters ten platten lande, evenals vóór de Re-
formatie®), tevens schoolmeesters en genoten inkomsten uit de
macht, om aen den koper off koperen cessie en opdracht te doen, gehjck
quot;''öTeruldTä'tSp'requeste van dns. Cornelius Cray, predikand tot
quot;TnlV^LT^^rgSneert dese requeste ende daer op gehad het
berist van N colaes de Bruyn, als rentmeester en gemagtigde van Tjard
Ayw'i Ter toTNederynen, Inde van den scholt herrit van ^^
meester van Hier, en Jan Gijsbartsen, kerkmeester vannbsp;Jnen, ende getet
op het versoek daarbv gedaen, permitteerd en consenteert, dat op de kercken
gLEen vaquot; Hien en fjerijnèn'tot betaelinge der schulden -«ge penningen
mogen worden genegotieerd ende opgenomen alsmede, „f» de goederen
tot beyde de golderL (tot beide de berken behoorende? van Hien ende
Nederijnen sullen worden gesepareerd, teneynde een yder het syne te beter
regeeren ende in agt neemen mogequot;.nbsp;^nbsp;tTI kol
Zie ook: Van Loon-Cannegicter, „Groot Gelders Placaet-boeck . 111, Kol.
1699 verkocht waren, aangezien zij te weinig quot;Pb^chten, om daaruit het
predikantssalaris te voldoen (vergel. blz. 117 noot 2) In de acta
magensis d.d. 20-22 April 1612, art. 19, lezen wij: Item dat die «ntmi. der
geestlicker goederen van Maes ende Wael mochte belas ^'»^den an den
schoelmr. tot Maes-Bommel te doen hebben goede betaelmghe van M gl
hem by haer Ed. (Gedeputeerden van het Kwartier) toegheleyt_ Item m
zijn faveur te schrijven aen de »oebuj/re» aldaer, dat dieselve hem mede
willen clachtlos houden aengaende het tractement mitsgaeders de woonmghe
ende huyshuer, gelick sy hem te betaelen ende vry te leeveren belooft heb-
''s) ' Dr. Th. Goossens, „Kerk- en Kloostervisitaties in het bisdom 's-Her-
-ocr page 268-inqestddp ^n Anbsp;^ ^'vierpolderreglement van 1837
»eene gronden bemoeien').nbsp;quot;
gemeenten ter plaatse.nbsp;^ ^ Parochiekerken aan de kerkelijke
meesters werden poldermeesters.nbsp;Martens van Sevenhoven. De buur-
Addendum (sie hlz. 257 tinnf)nbsp;t
recht van hertog KarefLriSs voor^dquot; ï'nbsp;land-
Beesd en Renoy,quot; art. III, luquot;dendtnbsp;Bommelerwaarden en
geiyck Lr;rgrtLquot;en'Temquot;eSnbsp;^^^^ «quot;^-hem
waer dorgh die merckte toT B^emeT verhindZnbsp;Va^t'^n.
voertaen die peerde-merckt bynnTn omer St 1 |quot;5i™dorven wort, Sal nu
op-ten yrsten Vrydagh in der^Vastermet allenbsp;S-^halden worden
vermoegen der alder peerde-merckt V^nlH l kk Privilegien als sy nae
m Bommelre und Tielre-weerrn twee ^^^^^
de ter merckt komen sullen, tho weteirAV quot; .nbsp;dueren-
met twee peerden, ende die met een ZlT J\ f
merckt in eeren tho hr^Llquot;nbsp;^ ^nbsp;P^^rt, om die
Cursiveering van mij.
-ocr page 269-DE GEESTELIJKE EN KERKELIJKE GOEDEREN
IN DE HOOFDSTAD NIJMEGEN.
§ 1. Inleiding.
De Nijmeegsche parochiekerk stond aanvankelijk niet ver van het
Valkhof ter hoogte van het Kelfkensbosch buiten de stad en was
gewijd aan St. Gertrudis. Hoogstwaarschijnlijk is zij een Karolin-
gische stichting geweest^). Den 11 den Juni 1246 verbonden proost
en kapittel van de kerk der H. Twaalf Apostelen te Keulen de
pastorie in Nijmegen, die reeds bij het kapittel geïncorporeerd was.
aan de decanie der Apostelkerk „salvo iure archiepiscopi, archi-
diaconi et decani loei et salvo iure capituli nostri in XV marcis,
quas percipere consuevimus ad prebendas nostras de ecclesia memo-
rataquot;^). Hoe proost en kapittel der Keulsche Apostelkerk het
patronaatsrecht hebben verworven, is niet bekend.
Koenraad. aartsbisschop van Keulen en pauselijk legaat, vergun-
de in 1249 aan Otto III. graaf van Gelre, om de parochiekerk, die
te dicht bij den burcht stond en voor de verdediging ervan gevaar
kon opleveren, naar een andere geschikte plaats over te brengen
Vijf jaren later droegen de Geldersche Graaf, de richter der stad
Nijmegen, de schepenen en de overige burgers („ceterique civesquot;)
aldaar, met verlof van den Roomsch-koning Willem II van Holland
en „de expresso totius nostre communitatis assensuquot;, een binnen
de stad gelegen stuk grond, genaamd Hundisburg, over aan deken
en kapittel der Apostelkerk ten behoeve van een nieuwe kerk met
kerkhof onder beding, dat de Apostelheeren en niemand anders er
het patronaatsrecht zouden uitoefenen. Tevens beloofden de Graaf
en de Nijmeegsche regeering voor een nieuwe plebaanswoning te
quot;Tffi^r pleiten de plaats der kerk dicht bij den burcht en de naam
quot;quot;sfoernffl- duximus ordinandum, quod ecclesia in Nunmagen que
ad'nos rfm et capiiuU nostri collationem P-tinet decanatui annectatur
salvo....quot;. Blijkens Sloet no. 530 hadden de Apostelheeren het Nijmeegsche
patronaatsrecht reeds vóór Januari 1230.
Sloet, no. 707, 14 November 1249. Graaf Otto III van Gelre was sinds
1247 (Sloet no. 679) pandheer-leenman van den burcht van Nijmegen e.a.
dfLAhS'quot;nbsp;- quot; derhalve „ie. toe
s ? F -- -- quot;
éeissEtïs
vesere (sc ecdes7e s .
ecclesia!, parToch ,etnbsp;gt; quot;quot;
Hosp,,a,i;r T„„~ Tr/e Tr^^Tquot;
copallb„s.archidiaco„alib„seeaL stoeJ
NiimeeaschTn.? van de kanunniken der Apostelkerk, die uit de
deca.ie der A^i^eT^i^et 3 r'^rr''quot;
ere™ oTr d
Sloet, no. 762 ,Iuni 1254 In
edificandam et consecrandam «c S'ët'nbsp;Hundisburg.... ad
P'tulo contradidimusquot;. De zh sS Te,,nbsp;et ea-
nos obligamus, quod in recon'p3cLnem i ii.f®' Pastoriehuis luidt: „Item
n qua solebat habitare plebanus ar m^.nbsp;^os ecclesie,
turn aliam aream dabimus era^^gnabiZsnbsp;n Pquot;'
contiguam ecclesiae de novo edit3e „^ë'competentem et satis
Sloet, no. 1089, 8 Juni IM^; w » u ' ^^
schappen Hees, Neerbosch en Hatequot; I J^^^rnbsp;quot;uur-
strook langs de Waal aan de Lentsehe ziï «quot;y-S'^hependoms en een
-ocr page 271-Het kerspel Nijmegen heeft zich oorspronkelijk uitgestrekt over
het geheele gebied in het Rijk van Nijmegen, waarover de Apos-
telheeren blijkens een laat-13de eeuwsohe opgave tiendgerechtigd
waren. Dit gebied omvatte, behalve stad en schependom van Nij-
megen, Ooy-Rijks en de drie heerlijkheden Ooy, Persingen (met
Wercheren) en Ubbergen. De strook gronds langs de Waal aan
de Lentsche zijde, die tot het schependom van Nijmegen heeft be-
hoord, heeft steeds onder het kerspel Lent geressorteerd Kerspel
en schependom van Nijmegen dekten elkaar dus niet. Naderhand,
toen het kerspel door de afscheiding van Ooy en Persingen kleiner
en het schependom door toevoeging van Hatert en het Hoogeveld
(na 1468) grooter geworden was, vielen zij — afgezien van de
strook aan de overzijde van de Waal — nagenoeg samen.
Reeds in de tweede helft der 13de eeuw wordt er melding ge-
maakt van kapellen te Ooy, Persingen en {Weurd. De St. Diony-
siuskapel in Persingen zou tusschen 1322 en '33 tot een zelfstandi-
ge parochiekerk verheven zijn, de St. Hubertuskapel in de heerlijk-
heid Ooy in den loop der 15de eeuw. De heeren der beide heerlijk-
heden waren collatoren®). De filiaalverhouding tusschen de Nij-
meegsche en Ooysche kerken, waarvan bij Van Berchen sprake is.
Sloet no 1089 Wilh. de Berchen, die zijn bovenaangehaalde kroniek
ten tijde van hertog Adolf ± 1465 schreef, omschrijft bij het vermelden van
alles, wat behalve de stad Nijmegen tot het Rijk gerekend werd, de parochie
Nijmegen aldus: „soaUn-aAiis Noviinagensis oum tota eius paroohm, videhcet
Ubberghen, Persynghen, Werchen, Oy, pro parte quondam filia ecclesie
Novimagensis, Wurde, Heze, Nederbosche, ac certa alia villagia et burscapia
(uitg. Sloet blz. 16). Van Schevichaven, „Het Rijk van Nijmegen, zijn dorpen
en heerlijkhedenquot; in „Gelrequot; 111, blz. 51 en 54, en „Vraagstukken in de
geschiedenis van Nijmegen's voortijdquot; in „Gelrequot; IX, blz. 86, komt tot een
onjuiste interpretatie van deze zinsnede, aangezien hij uitgaat van de onder-
stelling, dat kerspelgrenzen en schependomsgrenzen samenvielen. Wat Uoy
betreft: de door Sloet achter „partequot; geplaatste komma behoort achter
„Oyquot;; de bijzin beteekent, dat een gedeelte van Ooy (de heerlijkheid Ooyl
uit de parochie Nijmegen gelicht en zelfstandig geworden is. Wat W eurd
aangaat, hier stond al in de tweede helft der 13de eeuw een kapel, welke
onder het kerspel Beuningen behoorde. Weurd was een afzonderlijke maat-
schap. De kapel was evenwel gesticht van Nijmegen uit; de bediening ervan
was door de Apostelheeren te Keulen opgedragen aan den rector der Nij-
meegsche parochiekerk, zooals blijkt uit het hierna te noemen verdrag van
19 October 1480. Dat Weurd binnen de parochie van Beuningen lag, valt
op te maken uit een oorkonde d.d. 26 Juni 1382 (Nijhoff, „Gedenkwaardig-
hedenquot; III, no. 90), waarbij Willem van Gulik, in erfpacht uitgeeft aan heer
Roebrecht van Apelteern, ridder, en zijn erven „dat alinghe ghemale van den
kerspel van Boninghen ende van Woerdequot;. De Apostelheeren waren in
Weurd niet tiendgerechtigd.nbsp;. ,„„„ . ..
-) Sloet, no. 726. De heerlijkheden Ooy en Persingen zijn in 1628 in een
hand gekomen.
L. H. C. Schutjes, „Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenboschquot;, V,
blz. 410 e.v. De verheffing tot zelfstandige parochiekerk van de Persingsche
kapel reeds ± 1330 lijkt te strijden met de door Van Berchen (blz. 16) ge-
kwam voor zoover ons bekend is. in de wijze van uitoefening van
het patronaatsrecht niet tot uiting
i H VT;quot; u'quot;'nbsp;^^^nbsp;bisdom Roer-
einbsp;' ^^nbsp;^^^^^ -- waarschijn-
hjkheid aan de Nijmeegsche pastoors en naderhand aan het Nii-
meegsche kapittel gestaan®).nbsp;^
Over de kapel in Weurd straks nader.
Omstreeks het midden der 15de eeuw waren er in de Nijmeegsche
parochiekerk negen en twintig vicarieën. waarvan negent en te' be!
college van presentieheeren met den pastoor aan het hoofd Zii
hadden in 1429 statuten ontvangen van den pastl Hetifu
vannbsp;- de collegiale kerken
van stad en diocees van Keulen. In 1461 verzochten de pastoor en de
vicanssen aan den Paus hun kerk te verheffen tot een cXgiaL ke^
erdetse Ke knbsp;^^
ïn be t Tnbsp;kerken in deeze lan-
den bestiert wierdt-). Teneinde de verheffing tot kapittelkerk
Znbsp;Catharina van Bourbon, herquot;
^elre, aan de Nijmeegsche geestelijkheid onder meer de novale
Waardin quot; ^ ^^ Nijmegen en in het land tusschen Maas en
Waal. den sma len tiend in dit gebied, ongeveer tien hoeven van het
^N^I^sche) Wald voor brandhout^) en het collatierecht der
rechtens, als parochiekerk werd beschonwd' Ooy bestonTuit
b:nbsp;-/ependZ'van-Nijmegen,
d^ZerlijktifO-vatte Ooy-Rijks en
Wilh. de Berchen, blz. 16
keS gewort'f'nbsp;»quot; quot;quot;nbsp;«H,l.„dig.%ar„cl,le-
-ocr page 273-kerspelkerken van Kuik, Beuningen en Ewijk Volgens Van
Schevichaven heeft de verheffing tot collegiale kerk plaats gehad
tusschen 1 Februari 1475 en 3 Februari 1476^). De pauselijke bul
is niet bewaard. De eerste deken van het nieuwe kapittel was de
toenmalige rector Johannes Vighe.
De nieuwe kapittelheeren geraakten onmiddellijk in moeilijk-
heden met proost, deken en kapittel der Apostelkerk in Keulen als
patronen en tiendheffers in de parochie der St. Stephenskerk. Den
19den October 1480 sloten beide partijen een verdrag, waarvan de
inhoud neerkomt op het volgende:
1° het Nijmeegsche kapittel erkent het sinds onheugelijke tijden be-
staande „ius patronatusquot; van de Apostelheeren en de ,,.umo of
incorporatioquot; der pastorie („ecclesiaquot;) van St. Steven bi] het ka-
pittel of bij de decanie van de kerk der H. Apostelen, en erkent
mitsdien, dat de Keulsche heeren gerechtigd zijn tot de grove,
smalle en novale tienden binnen de parochie der St. Stevenskerk
en de grenzen van het Rijk of van het schependom van Nijmegen,
nl alle tienden in Walside (Waalzijde), Polrefeldt (in de heerlijk-
heid Persingen), Hoichvelt (in Hatert), Altrait-Landt®), Gemalen
(in Hees), Bisenside (in Hees), Wertside (Weurd), Homcholt (m
Neerbosch), Lyndenholt (in Neerbosch), Pulsenbergh (Heessche-
veld), Hulse, Haltert (Hatert) en de smalle tienden in Heyse
(Hees), Oy, Persingen en Ubbergen;
2quot; proost, deken en kapittel der Apostelkerk te Keulen hechten hun
goedkeuring aan de verheffing der Nijmeegsche parochiekerk tot
collegiale kerk en wel zoodanig, dat, zoo dikwijls als het Nijmeeg-
sche kapittel een nieuwen deken zal verkiezen, het hiervan binnen
een maand aan de Apostelheeren te Keulen „pro recognitione per-
petui iuris patronatus, unionis et incorporationisquot; bericht moet
zenden en den verkozene ter bevestiging moet presenteeren. Is geen
verkiezing overeenkomstig de geldende voorschriften geschied, dan
zullen de Keulsche heeren een deken mogen aanstellen uit de Nij-
meegsche kanunniken;
3°. de Apostelheeren zullen in de Nijmeegsche kerk het „ius primae
sedis seu primi loei in choroquot; hebben, en omgekeerd de Nijmeeg-
sche kanunniken hetzelfde recht in de kerk der H. Apostelen in
Keulen, tot onderhouding van de onderlinge broederschap;
4°. de Apostelheeren doen voor altijd afstand van de gemelde tienden
in Pulsenbergh, Hulse en Hatert en de smalle tienden in Hees,
welke vroeger aan den rector of plebanus der Nijmeegsche pa-
rochiekerk waren toegelegd „pro competentia sua ad gubernandam
Nijhoff, „Gedenkwaardighedenquot;, IV, no. 477, 14 Mei 1469 Blijkens
Nijhoff, I, no. 101, 13 September 1308), waren de goederen en tienden in
Beuningen en Ewijk, „a quibus quidem bonis ius patronatus ecclesiarum in
Boningin et Ewich dinoscitur dependerequot;, een leen van den aartsbisschop
van Keulen. Van deze goederen verkreeg het Nijmeegsche kapittel het ius
patronatus in Beuningen en Ewijk en een gedeelte van den tiend; het
bezat althans nä de Hervorming 1/3 van den tiend en den vicarietiend in
Beuningen.
H. D. J. van Schevichaven, „De St. Stephenskerk te Nijmegenquot;, blz. 139.
Volgens Sloet, no. 1089, hadden omstreeks het einde der 13de eeuw
Tilmannus Werembertus' zoon de Novimagio en Rimboldus Sebars den no-
valen tiend „dictam Aide Radelant in campo Novimagensi sitamquot; in erfpacht.
dXnTn T • B-- ^^gestane tienden zullen voortaan door
Setntie'genrrwrrSeï'^quot;^^^quot;nbsp;-- --
Het kapittel van Nijmegen trad geheel in de rechten en verplich-
tingen van den vroegeren rector der parochie met inbegrip van de
bediening der St. Andreaskapel in de maalschap Weurd. Het
kapittel heeft de zielzorg in de parochie Nijmegen steeds aan een
geestelijke zijner kerk opgedragen. Tot een zelfstandig beneficie is
deze functie nooit uitgegroeid.
Afgezien van de competentie en de door wijlen Catharina van
Bourbon vermaakte tienden en inkomsten, zijn met de tafel (ver-
mogen) van het nieuwe kapittel de vermogens van een aantal vica-
neen vereenigd, die tot kanunniksprebenden waren geworden. Als
beheerder van deze categorie van inkomsten fungeerde een reddi-
tuarius of „corporarins de certis corporibus altarium ad mensam
capitulavem devolutisquot;. Hieronder vielen in het jaar 1518 de goede-
ren en inkomsten, welke oorspronkelijk bestemd waren voor het
verrichten van den dienst aan zes en twintig altaren Bij de ver-
heffing tot collegiale kerk heeft er geen volledige incorporatie der
vicarieën bij het kapittel plaats gehad, maar slechts een „incorpora-
tio quoad temporahaquot;, d.w.z. alleen naar de financieele zijde. De
collatoren bleven hun begevingsrecht behouden. Zulks wijkt af
van hetgeen geschiedde bij de verheffing der St. Joriskerk in Amers-
foort tot kapittelkerk in 1337, bij welke gelegenheid de collatoren
hun collatierechten en de vicarissen hun beneficiën afstonden waar-
na de vicarieën door den bisschop van Utrecht bij het nieuwe
Amersioortsche kapittel werden geïncorporeerd»)
Een duidelijk voorbeeld biedt het Wijnheerenaltaar. De stich-
ting eener vicarie op het altaar van het H. Sacrament door de broe-
derschap der wijnkoopers werd 11 December 1433 goedgekeurd
door den pauselijken legaat in Germanië. Julianus, die daarbij toe-
val ifocioL? USr^ov^rl^r'^H' authentiek afschrift van de oorkonde
^ T €nbsp;^aar por-
-ocr page 275-stond, dat de voor te dragen vicaris in plaats van aan den aarts-
diaken aan defi rector der parochiekerk ter institutie zou worden
gepresenteerd. In 1470 droegen de meesters der Wijnheeren m
plaats van den overleden beneficiaat aan den rector Johannes Vighe
(in de oorkonde als ..pastorquot; aangeduid) mr. Henricus Spiker
voor „ad perpetuam vicariam altaris venerabilis et vivifici Sacra-
menti in ecclesia Novimagensi sitiquot;. Nadat Spiker overleden was.
in 1493 presenteerden de provisoren van de Wijnheeren .,ad alta-
re venerabilis, salutaris et vivifici Sacramenti corporis et sangumis
Domini nostri Jhcsu Christi in ecclesia Novimagensi. nunc m cano-
nicatum, seu prebendam erectumquot;, mr. Wilhelmus Noet aan den
deken der St. Stevenskerk. die overeenkomstig de fundatie^ der
parochiekerk als„archidiaconus in hac partequot; optrad, evenals vroe-
ger de rector, en den voorgedragene admitteerde en institueerde,
waarna de reëele en corporeele inbezitstelling volgde^).
De kapittelprebenden, die ontstaan waren uit vicarieën, waarvan
de collatie eertijds aan den rector der Nijmeegsche parochiekerk
gestaan had, werden door deken en kapittel begeven. Zij waren
omstreeks negentien in getal en werden op nog geen ƒ 50 's jaars
geschat. De collatie geschiedde evenals bij andere kapittels (het
kapittel van St. Walburg te Arnhem bijv.) door deken en kapittel
alleen „in mense ordinariiquot;, d.w.z. indien de beneficiën in een even
maand waren opengevallen; waren de canonicaten in een oneven
maand opengckomen, dan stond de begeving aan den Paus. Ten
tijde van hertog Karei ging de Landsheer in de z.g. pauselijke
maanden het collatierecht uitoefenen, zoo ook te Nijmegen^).
Behalve hun prebenden genoten de resideerende kanunniken
overeenkomstig de statuten presentiën voor het dagelijks bijwonen
van den koordienst, de vicarissen en kapelaans, voor zoover
quot;V^i^hevichaven. als voren. blz. 227-232. U» fe o^standigheid^^
de'viearieën tot canonicaten ^«rden, mag men afladen dat m ^
alleen priesters kanunniken konden z,jn of zy, ^'e bmnen ^^ tyü
uit een college van rector en presentieheeren ontstaan, zooals de jongeie
Vrancken .Jus patronatusquot; in „Limburg's Jaarboekquot;, XII blz.
islv De S is opgÄ'in 1561. maar berust op gegevens we ke terug-
gaan tot dei tijd van hertog Karei. Een jolkomen
(Mr. G. van Hasselt) „Kronyk van Arnhemquot;, 1790 blz. 114-135 De msteilmg
der pauselijke maanden dateert van het Weener concordaat tusschen Paus
Nicolaas V en Keizer Frederik 111 van 17 Februan 1448 (Carl M rbt,
„Quellen zur Geschichte des Papsttums und des römischen Katholizismus ,
3e. Aufl. 1911, No. 387).
recht op de dagelijksche uitdeeling hadden eveneens M
Ken. L. dübele quot;„'Z^Ten t
=tte, van een canolSä, 7nbsp;■quot;»quot;''quot;■l'spor.ie en als be-
de proosdij „eTtwaalf a d ,
»I.e.nbsp;quot;
Volgens Binterim en Mooren had do r.u u l
ming van Alber, ' nquot; vquot;?.quot;nbsp;B'i de benoe-
door he. kaS ev/nteToquot; K
proost meer bennon,^ 7nbsp;quot;^^rd geen nieuwe
goedereTSr „r^ ' waarschijnlijk zijn de inkomsten en
9 ederen der proosdi; toen aan het kapittel vervallen.
„in den schependom der selver starlf ^.-.t,
//ee. NeäerboscH, H.Uert ^I^mT
capittel geïncorporeert. waeromme schijnt, daf m^sif noTfquot;quot;
hier inne gheen plaetse en heeft-). Met deze vT ^ ''
worden bedoeld de kapelanieën of reikten vaTd
schapskapellen in het schependom van N ^gerL de reed quot;
St. Gertrudiskapel op het O.d^ZZotZ'l'Z
2 M -u ' Schevichaven, als voren hl^ o-^n
dom 's-Hertogenboschquot; V 235 241 ^cliutjes, „Geschiedenis van het Bis-
I Spe-Ä'-nbsp;Köln. ,nbsp;esi.
woord en beeldquot;, uitg. vereeS? Hnnbsp;'^^^ependom van Nijmegen in
vichavens artt. Hees en zTn® unbsp;' H. J. D. van Sehe
kerkenquot;, „Hel ^oTp^Hater 'J^^^'L^nlrr hquot;'?quot;'quot;n'^/n
Schut es, „Geschiedenis van he^ ruwnbsp;leengoederenquot;. L. H. C
V, hh. 166.nbsp;s Hertogenboschquot; IV, blz. 56, en
-ocr page 277-vicarie gevestigd was. De bediening van verschillende kapellen m
stad en schependom van Nijmegen heeft, voor zoover men uit de
spaarzaam overgeleverde voorbeelden zal mogen opmaken, veelal
berust bij leden van het kapittel van St. Steven, die zoodoende hun
betrekkelijk geringe kanunniksproven aanvulden. De collatie van
de kapellen in Hees, Neerbosch en Hatert stond zonder twijfel bij
deken en kapittel van St. Steven. Deze drie kapellen waren typi-
sche buurschapskapellen, z.g. „oratoria publicaquot;, d.w.z. kerken
zonder parochiale rechten. Voor zoover de parochiepastoor het
goedvond, konden er bijzondere rechten aan verbonden worden,
zooals bijv. het recht van begraven in de kapel en op een daarbij
behoorend kerkhof en het recht om de dooden te overluiden, gelijk
hier het geval was^). De fabrieken der drie kapellen werden van-
wege de ingezetenen der betrokken buurschappen beheerd door
kapelmeesters. Meesters der fabriek van de St. Ewolduskapel in
Hees komen al voor in 1484, al is het gebouw waarschijnlijk ouder.
De kapellen van Neerbos^h en Hatert waren aan St. Anthonius.
abt, gewijd. Die van Neerbosch wordt al vermeld in het jaar 1410.
Die van Hatert werd volgens de „Chronykquot; van Smetius gesticht
in 1375. Misschien heeft het St. Anthoniuskapelletje, dat juist op de
grens van Hatert en Neerbosch (aan het einde van de Dennen-
straat) gestaan heeft, de positie van „oratorium publicumquot; voor
Neerbosch en Hatert ingenomen, voordat de beide buurschappen
afzonderlijke kapellen hadden. De rectoren der drie kapellen wer-
den in de wandehng „pastoorsquot; genoemd, bijv. in 1567 de pastoor
van Hees Johan van Boenynghen en evenzoo zijn opvolger mr.
Reiner van Sellar (J. van Boenynghen overl. ± 1586) De stad
Nijmegen placht jaarlijks aan de drie kapellen in het schependom
op Witten Donderdag, Paaschavond, Paschen, Pinksteren en
Kerstmis communicantenwijn te verstrekken.
Behalve de buurschapskapellen waren er in het schependom een
aantal devotiekapellen van minder belang, bijv. in het Heessche
veld de St. Quirinuskapel, in Hatert de St. Annakapel (in St. An-
na) en de kapel Mariënboomken op het Hooge veld aan den Groes-
beekschen weg. Aan deze laatste kapel was in 1537 een rector ver-
H. Mosmans C.ss.R., „Iets over liet kapehvezen in de Middeleeuwenquot; in
„Archief Aartsbisdom Utrechtquot; LIX, blz. 270.
„Pastoorquot; van Hees, zie Mr. J. G. Ch. Joost.ng, quot;Inventaris v^n he
Oud-archief der Nijmeegsche broederschappenquot;, charters no. 1056, 8 Januari
1567, en „Bewijs, regysterhoeck van erffpaechten. . . competierende totten
cappitel van S. Steevenskerck bynnen Nymegen van a . loyb tot Ibuu a . i ,
bundel U (II), oud-archief Nijmegen. Heer Johannes van Boenyngen en zijn
opvolger zijn kanunniken van St. Steven geweest.
bonden. Dichter bi; de stad buiten de Molenpoort heeft eertijds de
Kapel aan „die soeven cruicenquot; gestaan i)
Van de A:ape//en in de stad Nijmegen, waartoe wij de St. Gertru-
dSÜt' dnbsp;^-^ezien zij onmid-
delli;k buiten de stadsmuur stond, werd alleen deze kapel beheerd
Kerckhoff genoemd®). De St. Anthoniuskapel, waarvan de ree-
Idli 7 ^nbsp;werd, werd ge-
administreerd door de provisoren der H. Geest-broederschap. Het
quot; rTdnbsp;-nbsp;- Nij-
de St. Nicolaas-
kapel (- de nog aanwezige z.g. Karolingische kapel), waarin een
trsf stonTquot;quot;quot;nbsp;den Lands-
vorst stond, en een met den burcht verbonden kapel, welke in de
5de eeuw als St. Martyns capel en later als Barbarossa- of Room-
he kapel werd aangeduid. Volgens de boven aangehaalde ..De-
op herïof^'quot;^'^^quot;^nbsp;beneficiën...- moet
er op het Hof nog een tweede vicarie geweest zijn. waaromtrent
n ets naders bekend is Voorts waren er kapelleJbij de kloosters,
de gasthuizen en het melatenhuis.
Deken en kapittel van St. Steven ontvingen in hun kwaliteit van
rectoren der parochie vóór de Reformatie z.g. canonieke portiën
van^^cheiden /doosters, welke bijzondere rechten genoten of
kapel genaamd'wa.s schepenactrvan l'Squot;« a )Tolfquot; n'quot;-
patroonheiligen der HeesLhe Tapel de H H F Jnfl '
H.H. Ewoldinbsp;^«^«^^Wag van de
nl. 3 October val?nbsp;episcopus, confessor, op denzelfden dag,
reLb^r'i nJTkquot;' f'quot;'•rnbsp;Nijmeegsch stedelijk
.,Oud degens TerJ^fS;?^nbsp;Gertruydtquot;). i^an Schevichaven;
bouwenquot;,
1909, blz 138.'nbsp;^astnuizen. Stichtingen en
Openbare Ge-
Kele? Kotertnbsp;■^'^^-ichaven, „Oud-Nijmegens
Nijmegenquot;, uitg. „Gelrequot;, 1930 Bij-
-ocr page 279-uit de parochie geëximeerd waren. In 1498 waren dit de volgende
kloosters:
1°. de Minderbroeders (Observanten),
2°. het Fraterhuis,
3°. de Predikbroeders (Dominicanen),
4°. de Regulieren (reguhere kanunniken van de orde van St.
Augustinus,
5°. het klooster Mariënburg,
6°. het St. Agnietenklooster aan den Teers in Neerbosch,
7°. het nonnenklooster op den Hessenberg,
8°. het Praemonstratenser nonnenklooster te Nonnen.
In 1515 betaalden de Celliten of Celbroeders ook een canonieke
portie^).
1°. Het Minderbroederklooster lag aanvankelijk buiten de stad
in het „dal van Josaphatquot; voor de Hezelpoort Het werd in 1455
ingewijd, in 1464 losgemaakt uit de Nijmeegsche parochie en in
1488 overgebracht naar een gebouw binnen de stad aan het bene-
deneinde van de Papengas. Behalve kerk en klooster bezaten
de broeders geen onroerend goed, aangezien de regel hunner orde
zulks niet toehet®).
2°. Het St. Gregoriusfraterhuis was volgens de overlevering
uit het Fraterhuis te 's Hertogenbosch voortgekomen^). Het begin
valt omstreeks 1470, toen de priesters Nicolaus van Vyrom en Rei-
ner van Oss en de twee provisoren der Fraters aan de stadsregee-
ring beloofden de voor het stichten van het fraterhuis ingezamelde
gelden, ingeval de stichting niet tot stand zou komen, af te zullen
dragen aan de kerkfabriek (van St. Steven) en aan het armengast-
huis van St. Jacob®). In 1480 verhuurden zij het huis, waarin zij
tot dat tijdstip gewoond hadden, en vestigden zich voorgoed in de
Boddelstraat. De fraters waren saeculiere geestelijken; zij behoor-
den niet tot een kloosterorde. De levenswijze van de broeders des
Gemeenen Levens was den 30sten April 1401 door den bisschop
van Utrecht, mede in opdracht van den Paus, goedgekeurd. Of-
schoon de fraterhuizen geen kloosters waren, stonden zij toch on-
Van Sctievichaven, „De St. Steptienskerkquot;, blz. 240, noot 1.
Schutjes, als voren, V, blz. 255. Van Schevichaven „Oud-Nijmegens
Kerken, Kloosters, Gasthuizen, Stichtingen en Openbare Gebouwen blz. 282.
S) Vergel. Dr. M. Schoengen, „Het Minderbroedersklooster te Bolsward
in „De Vrije Friesquot;, XX, blz. 161 e.v.nbsp;^ ^ •nbsp;•
Schutjes, als voren, IV, blz. 403; het Bossche Fraterhuis was m 1425
ontstaan uit het Zwolsche Fraterhuis.nbsp;.
„aan de kerkfabriekquot;, „ad usus fabricequot;; Van Schevichaven, als voren,
blz. 100, meent ten onrechte, dat hiermede de kosten van het (met tot stand
gekomen) Fraterhuis bedoeld werden.
der het geestelijke recht en waren zij geestelijke fundatiën^).
Behalve het vermogen van het Fraterhuis beheerden de Fraters
te Nijmegen eenige fundatiën ten behoeve van arme klerken, die zij
in de kost hadden. Hiervan is de fundatie van dr. Burchardt van
den Berch, een Nijmegenaar, die deken van St. Walburg te Arn-
hem was omstreeks het midden van de 16de eeuw, wel het meest
bekend. Volgens de stichtingsbepalingen moesten zes arme Arn-
hemsche studenten worden opgenomen; ingeval het zestal niet
compleet was, kon een Nijmegenaar het „beneficy deelachtich wer-
den ). Een andere fundatie was gesticht in 1523 door de weduwe
Gertruydt Kreyens ten behoeve van zes arme scholieren Het
fmancieel toezicht op dit fonds berustte bij vijf provisoren, wo
twee erfgenamen van de stichtster, den prior der Regulieren en de
beidde kerkmeesters der St. Stevenskerk te Nijmegen »).
3°. De Pcedikbroeders vestigden zich te Nijmegen in 1292 al-
waar Zl] vrij spoedig in het bezit kwamen van een kapel in de stad
die door Thilman Werembertszoon, heer van Ubbergen, gebouwd
was ). In 1296 werd de vestiging door het generaal kapittel der
orde. gehouden te Straatsburg, erkend. Het klooster stond in de
Broêrstraat.
4°. De Regulieren hebben zich waarschijnlijk omstreeks 1301
in Nijmegen gevestigd®). Hun klooster met kerk en verdere gebou-
vl^ J^T^-nbsp;Schoengen, „Jacobus Traiecti alias de
Voecht Narratio de inchoatione Domus Clericorum in Zwollisquot; Hist Ge-
nootschap te Utrecht, Werken, serie III, deel XIII, 1908, blz. 321 no 44
blz. 351 no. 84. In no. 84, scheidsrechterlijke beslissing van David' van
Bourgon^e, bisschop van Utrecht, d.d. 22 Januari 1460, heet hef Daeron
broeder Henrick voer hem ende sine medebrueders gheantwoert heeft seg
gende ten lersten: dat die vergaderinge der fraters ende clerckehuvs van
Zwolle approbiert ende confirmiert sin van saligher gedachten bisscoo Fre
der.c van Blanckenhem, bisschop t'Utrecht, ende daer^e var bisschop
Rolof, onsen voervaderen, desgheliktn, ende dat in die ierste anSacie
ende confirmacie bisschop Frederix voerss. dat huys ende alle JuedenÄoe
beboerende mit den personen ende clercken daer in der vergaderinge wLen
de gheesthck ende onder der gheestlicheit der hilligher kerkel Samf Mirtijns
ende des bisscops van Utrecht, in der tijt wesende, beschirmenisse su len we-
Zwollf In^'u? ;-nbsp;quot; K ''nbsp;stedeiyke ?egeequot;rÏÏ van
Zwolle m 1419 aan den heer Dirc van Herxen, dat hij het huis dat
Cla'ls MeTsem'L^cknbsp;Tnbsp;cierckhues te Zwor'doo
Uaes Messemaecker was gelegateerd zie no. 43), zou vercoeoen end
mwerUelcen Mnt brengen met scepenbrieVen nae gewoente onser staf'
NiLprfquot; R Nijmegen, 29 Maart 1598. Mr. L. Ph. C. van den Bergh
ÄeTho'nlquot;^quot;Het Fraterhuis en de Aposl
tohsche school De oorspronkelijke fundatiebrief is niet meer aanwezig
O Jquot; M -ï' « j quot;®'Jlt;l''age tot de kennis van het Fraterhuis te Nijme-
konde d'd { if,nbsp;«quot;thentieke copie van de oor-
konde d d. 1 Jul 1523 berust thans op het Gemeente-archief.
Sta iP 1nbsp;V, blz. 251. G. A. Meyer, „Dominikanerklooster en
Sta le te Nymegenquot;, blz. 11. Van Schevichaven, als voren, blz. 76 e^
) Schutjes, als voren, V, blz. 254. Van Schevichaven, als voren,quot; blz. 327.
-ocr page 281-wen (domus B. Catharinae) stond in de Molenstraat op de plaats
van het Oud-Burgeren Gasthuis en de R.K. kerk. Het convent on-
derwierp zich in 1412 aan de proosdij van Neuss en ging in 1430
tezamen met het kapittel van Neuss over tot het kapittel van Win-
desheim.
5°. Het klooster Mariënburg (domus B. Mariae) werd be-
woond door kanonikessen van de orde van St. Augustinus. die voor
de eerste maal vermeld worden in een oorkonde van 1265 Het
kwam tengevolge van de stadsuitbreiding van 1467, evenals het
klooster op den Hessenberg, binnen de ommuring te Hggen. Aan-
vankelijk behoorde het convent onder het kapittel van Neuss, later
onder dat van Windesheim.
6°. Het St. Agnietenklooster aan den Teers in Neerbosch-)
was eveneens een convent van reguliere kanonikessen van de orde
van St. Augustinus en wordt de eerste maal genoemd in een Nij-
meegsche schepenacte van 1410. Het stond ter plaatse van de drie
boerderijen Takenhof, Klooster en Bloemberg.
7°. Het klooster op St. Petersberch of den Nessenberg'') werd
bewoond door zusters van den derden regel van St. Franciscus en
komt voor den eersten keer voor in 1442. Het convent bestond uit
ruim vijftig zusters.
8°. Het klooster te Nonnen, staande onder het patronaat van de
H Maria Magdalena, in de Nonnenstraatquot;) was oorspronkelijk
een samenleving van „sorores Sancte Marie Magdalenae ordinis
poenitentiumquot;, die den regel van St. Augustinus volgden, maar
Dr. J. G. R. Acquoy, „Het Klooster te Windesheim en zijn invloedquot;, 1881,
IH, blz 48 e.v. (Regulierenklooster te Nijmegen).
i) Schutjes, als vLen, V, blz. 258. Van Schevichaven, als -r^. bl. ƒ 8^
Sloet, „Oorkondenboekquot;, no. 878. De theorie van dr. Acquoy, ,Het K^os er te
Windesheimquot; III blz 223 e.v., dat op Mariënburg aanvankelijk de zusters
Sn de orde'van 5e H. Maria Magdalena (het latere convent te Nonnen)
hebben gewoond, mist eiken grond; het charter, vermeld »quot;f« f' ^or
kondenboekquot; no. 685, van Maart 1248 is nl. met,nbsp;zegel
gegeven tot stof vergaan, maar in gaven toestand en voorz en van het zegel
vaf den ultvlardige? op het Nijmeegsche -e^ief aanwezig en beheM m
tegenstelling tot het regest bij Sloet mets «quot;»quot;quot;»een vest ging van con
ventualen op Mariënburg, maar bepalingen omtrent het ^er eenen van a^
laten aan hL, die de bedehuizen der conventen ^a» de orde van de H.
Magdalena in het algemeen bezoeken, en over de
gevlardigden der orde, wanneer zij te Nijmegen komen te beurt moet x allen.
Het chaAer.is afkomstig mt ^et archief van het loos r te N quot;-^
^ Schutjes, als voren, blz. 167. H. U. J. \an sc leviuua ' '' ^ ,.„ ,
te Neerboschquot; in „Het Schependom van Nijmegen in Woord en Beeld , mtg.
door de Vereeniging „Dorpsbelangquot;, 1912, blz. 15 e.v.nbsp;vrj^poens
Schutjes, als voren, blz. 261. Van Schevichaven, „Oud-Nijmegens
Kerken, enz.quot;, blz. 157.nbsp;,nbsp;,,nbsp;„„
Schutjes, als voren, blz. 259. Van Schevichaven, als voren, blz. 31d e.v.
-ocr page 282-geen bindende kloostergeloften aflegden. Zij bestonden reeds te
Nijmegen omstreeks 1248. In 1344 gingen de zusters over tot de
orde van Premonstreit en werd haar gesticht een proosdij, staande
onder den abt van St. Mariënweerd. De proost woonde op het
Proosthof. Slechts adellijke dames werden opgenomen.
Be Cellieten. Celbroeders, ook wel geheeten Lollarden of Alexia-
nen ), in de Pikkegas behoorden tot een door paus Pius II in 1460
goedgekeurde congregatie, deden de drie kloostergeloften en volg-
den den regel van St. Augustinus. Behalve hun huis en kapel had-
den zij eenige landerijen. Zij leefden in hoofdzaak van de ver-
pleeggelden van bij hen ondergebrachte patiënten, meest geestes-
zieken. Men vindt de broeders voor het eerst vermeld in een sche-
penacte van 1412.
Men had in Nijmegen ook Celzusters, vaak genoemd Zwarte
zusters, die het verplegend personeel vormden van het armengast-
huis van St. Jacob. maar geen eigen klooster bezaten of eenig ver-
mogen hadden. Alle goederen en inkomsten behoorden aan het St
Jacobsgasthuis, ook de kapel. De gebouwen stonden aan de Hezel-
straat .
Onder de hier niet opgenoemde vrouwenkloosters zijn er voor
ons een drietal van belang, omdat zij tot de geestelijke stichtingen
gerekend moeten worden, te weten: Bethlehem, de Eenigheid en
Groesbeeckshof. Wat er verder van dien aard was, waren begijn-
hoven e.d. niet-kloosterlijke samenlevingen, die buiten beschouwing
kunnen blijven, omdat zij bij de Reformatie als wereldlijk werden
aangemerkt.
G. A. Meyer neemt aan, dat het convent van Bethlehem in Nij-
megen ontstaan is uit het Vier-zusterenhuis, hetwelk omstreeks 1428
stond „by Sunte Anthonys' kirchoffquot;, Onzes inziens is er meer voor
te zeggen, dat het klooster geïndentificeerd moet worden met het
Vijf-zusterenhuis, waarvan in 1433 bericht wordt, dat het onder
toezicht zou worden gesteld van den prior der Regulieren''). In
v/nnbsp;J. Habets, „Geschiedenis
van het tegenwoordige Bisdom Roermondquot;, III, 1892 blz 682 ev
) \an Schevichaven, als voren, blz. 175 e.v. G.' A. Mevèr quot; Katholiek
Ärquot; ,;/' 'nbsp;Schutjes, als voren, blz. 247, mS ten treSe
dat he „klooster ' der Celzusters bij het St. Jacobsgasthuis in 1591 „ver
wTden.nbsp;quot;quot;nbsp;NicolaLgasthuis geschonken
3) Van Schevichaven, als voren, blz. 40 e.v. en 30 e.v.; Mr. J. G Ch
Wzquot; 8r®8Snbsp;S'^P'- 1^28). G. A. Meyer, als voren,quot;
blz. 84. 88 e.V. Uit het art. van H. D. J. van Schevichaven, „Spronckshuis
en he eerste Weeshuisquot; in „Penschetsen uit Nijmegen's Vw edenquot; I
rän.nbsp;begijnenhuis Bethlehem gelegen naast'het be
gijnenhuis Spronckshuis of Sproncksberg, reeds in wezen was
-ocr page 283-ieder geval bestond de samenleving in Bethlehem reeds m 1422.
Aan Geirtrudis Verwers en haar mede-zusters werd in 1454 een
aflaat verleend i). Door schenkingen van hertogin Catharina kon
het getal der zusters op zes worden gebracht in 1463, terwijl een
tweetal jaren later hertog Adolf aan de „sess susteren woenende...
aen den Hoeschen bergh geheyten then Armen Susteren van
Bethleemquot; de mogelijkheid opende om een zevende zuster op te
nemen en haar vrijdom van schatting en diensten voor haar goe-
deren verleende. Voorts werd zuster Mechtelt van der Moeien
levenslang met eenige van 's Hertogs renten uit landerijen in Weurd
begiftigd „in vollest omb eynen priester dairmede te moighen wer-
ven die den dyenst der Heiligher myssen voir ons (= den Hertog)
in oeren huysse doende sal werdenquot; In 1469 werd aan de zus-
ters door den aartsbisschop van Keulen toegestaan, om in het door
Margaretha, weduwe van Florencius van Mekeren, geschonken
huis in gemeenschap te leven onder het toezicht van een der priors
van de Reguliere kanunniken onder het kapittel van Windesheim ).
De zusters des Gemeenen Levens van Bethlehem stonden voortaan
onder de visitatie van den prior van het Regulierenklooster in de
Gaesdonck bij Goch en van deken en kapittel van St. Steven m
Nijmegen. Bij haar opneming moesten de zusters al haar bezittin-
gen, die zij hadden of nog zouden erlangen, aan de gemeenschap
afstaan; zij kregen deze, wanneer zij het huis verheten, niet terug
Ten tijde der troebelen, in 1569, hervormde de bisschop van Roer-
mond, Lindanus, het convent naar den regel van St. Augustinus,
waardoor de instelling geheel het karakter van een besloten nonnen-
klooster verkreeg ®).
De Eenigheid wordt het eerst genoemd in 1433 en werd bewoond
door begijnen, die naderhand tot den derden regel van St. Francis-
cus zijn overgegaan. Op 1 October 1586 werd door toedoen van
1) P. Nijhoff, „Invenlaris van het Oud-aichief der Gemeente Nijmegenquot;,
^ p Niihoff Inventaris van het Oud-Archief van Nijmegenquot;, blz. 49 e.v.
3) P rnjholt- als voren, blz. 52. Vrouwe Griet van Mekeren was overleden
blz 62 (13 October 1516), blz. 68 (16 Jum lo3oK blz. 69 10 Febr lo.«)_
5) wL Heussen en Van Rijn, „Kerkelijke Historie 'J«' J
vermelden Bethlehem in een lijst van tertiarissenkloosters we ke in 1470^^^^
het orde-kapittel van Utrecht behoorden; hier heeft l^®«quot;®!«^®®quot; Jquot; ^^^
seling plaats gegrepen met het hierna te quot;oemen Groesbeeck hof, da^^
lijst ontbreekt. Deze vergissing heeft er toe geleid, dat Schutjes als voren
V, blz. 263, en Meyer, als boven, blz. 88 e.v. gemeend hebben dat de zusters
den derden regel van St. Franciscus aangenomen hebben, hetgeen met de
feiten in strijd is.
Johannes Hay, overste der Keulsche provincie, een overeenkomst
gesloten, volgens welke de laatste drie overgebleven zusters zich
zouden vereenigen met de zusters derzelfde orde in Groesbeecks-
hof, terwijl de Clarissen van het klooster Claarcamp te Wamel in
het huis de Eenigheid zouden gaan wonen Dit accoord werd in
1587 ten uitvoer gelegd. Het convent, had behalve huis en kapel
Houtsraat'^r''^quot;'quot;'
Groesbeeckshof werd zoo genoemd naar joffer Elisabeth van
Gruesbeke Tilmansdochter, die het huis tusschen 1426 en '42 aan
reeds in de stad aanwezige begijnen schonk. Den Isten Juli 1460
werden de zeven zusters opgenomen in den derden regel van St
Franciscus Het gesticht was gevestigd in de Begijnenstraat
Binnen de stad was tenslotte nog een Commenderie van de Orde
van St. Jan gevestigd op de Korenmarkt. Het huis was omstreeks
96 gesticht door Alard, burggraaf van Nijmegen, en zijn vrouw
Uda op hun eigen erf. De Commenderie stond, evenals de Com-
menderie te Arnhem, in de 16de eeuw rechtstreeks onder den Mees-
ter Dquot;itschland te Heitersheim in Breisgau en had sinds 1486
steeds denzelfden Commendeur als Arnhem, Waarschijnlijk heb-
ben de beide Commenderieën. voordat deze personeele unie regel
werd, onder de balye van Utrecht geressorteerd, zooals met de
Commenderieën van Ingen en 's Heerenloo steeds het geval is
geweest. In het Nijmeegsche huis woonden zes. later acht priester-
broeders waarvan drie voor kerkelijke diensten. De orde-leden
legden de drie geloften van zuiverheid, armoede en gehoorzaam-
neid af en volgden den regel van St. Augustinus. Drie maal 's weeks
naar het H rf^nbsp;^^ P^^^rims
naar het H. Land een gastvrij onderdak verleend werd
De Jezaieten hebben bij herhaling getracht binnen Nijmegen, de
sÏfTanrnbsp;Petms Canisius. een college te stichten. Ee^
sbef^an Canisius. Wende! van den Bergh. schonk daartoe bij
2(i? H • n •nbsp;Nijmegenquot;, I, blz. 81. Schutjes, als voren blz
mege^s VerLlÜquot; ifX^ïr^ quot;''f ^^^gbeidquot; in „PeLchetsen uH N^
?nbsp;Schevichaven, als voren, blz. 26 e v
blz^8?ëv V A TTnbsp;Schevichaven, als voren
Orde vL si'nbsp;^^ ^^en, „De Commanderieën dw
E A 1 Rnbsp;♦ quot; Gelderlandquot;, in „Gelrequot;, XIII, blz. 279 e.v. Jhr Mr Dr
^95^=1934nbsp;Johanniter-orde in Nededand ïoi
-ocr page 285-uiterste wilsbeschikking een huis met tuin in de Ridderstraat, maar
de zaak vond een voorloopig einde, toen de stedelijke regeenng
2 lanuari 1555 den in de stad aanwezigen Jezuieten liet aanzeggen,
dat zij moesten vertrekken. De Jezuieten waren nl. zonder voorken-
nis „steelsgewijzequot; ingekomen, hadden zich vermeten, om m het
geheim en in het openbaar de biecht te hooren en m enkele kerken
Lt H. Sacrament te administreeren, „oick heymelicke conventicula
toe maicken ende toe halden...... ende oick ethcke erf guederen
aen sich toe werven...... Ende men doch hier meer geestehckhe.tz
hefft dan men vueden ende onderhalden mach off can, soedat die
gemeyne burger ende ingeseten nyet myt meer geestdickheytz be-
dorven bdast toe werden, want hyer doch een grote schemdl ge-
meynt ys, meer armoitz dan rickdombsquot;. Nu mochten geestdijken,
die in het stadsgebied gevestigd waren, niet erven van hun ouders
of andere wereldlijke lieden, aangezien zij vrijwiUig de werdd ver-
laten hadden en voor de werdd dood waren, overeenkomstig een
besluit van den raad en de meesters van Sinter Claes van 9 Octo-
ber 1454. Volgens een later besluit van 4 November 1523 zouden
de Nijmeegsche schepenen geen acten van verkoop of overdracht
van onroerende goederen, renten en tynsen ten behoeve van orde-
qeestdijken of kloosters meer mogen passeeren. Het buiten verlot
in de stad komen en het verwerven van onroerend bezit waren diis
de overtredingen, waaraan de Jezuieten zich schuldig gemaakt had-
den. Nadat de magistraat in 1559 een voor Nijmeegsche schepenen
geschiede overdracht door dr. Derick Kanis van een huis en hof-
stad (erf) met toebehooren in de Begijnengas aan den „rector burse
Coronarum Coloniensis ad usus Jhesuïtarumquot; had geannulleerd en
alle vroegere t.o.v. de Jezuieten genomen besluiten bevestigd had.
zijn de paters er nochtans, vermoedelijk in 1575, in geslaagd den
eigendom te verkrijgen van het door Wendel van den Bergh gde-
gateerde huis en eenige huizen in de Muchterstraat en in de bni,-
derstraat, welke huizen in de latere rekeningen van de rentmeesters
der geestdijke goederen verschijnen. Er woonden in 1577 eenige
Jezuieten in de stad: verlof tot het vestigen van een college verwier-
ven zij evenwel niet van de steddijke regeering, ondanks een door
een gedeelte van de geestelijkheid en van de burgerij ingediend ver-
zoekschrift
■ Mr. C. C. N. Krom en Mr. M. S. Pols, quot;Stadrechten van N»^^
(Werken der Ver. tot uitgaaf der Bronnen van ^^ Oude Vaderlandscne
Recht, 1ste reeks no. 11), blz. 246 no 46, blz. 258 nanbsp;quot;a 69 en
hl7 971 nn Ql Van Schevichaven, als voren, blz. 197. ur. ineresenbsp;•
^Leonhard Kessel iferTte'Obere' der Kölner Jesuiten-Niederlassung (1544-
-ocr page 286-§ 2. De Reformatie ten opzichte der Geestelijke Goederen
in de jaren 1580—1585.
de deel van de burgerij afgezet en door Gereformeerden vervan-
ten 'Xquot; Trfnbsp;-bach.
vleldfinbsp;Den 24sten Februari d.a.v.
V schSd knbsp;beeldenstorm.
iTerfofnbsp;quot;nbsp;Smit.
d.e ve trok om der geuseriën willen ende om die dingen des
quot;n a ?nbsp;--den in bewaring geg -
ven aan den thesaurier van het kapittel van St. Victor in XanL
n aan de niater van het St. Catharinaconvent in Cranenburg. De
SsaTtpt ^nbsp;Johan va^
de St Ste I Tquot;nbsp;9-bruik van
de St^ Stevenskerk aan de Roomsch-Katholieken. De Gereformeer-
den kregen het recht hun dooden op het kerkhof van St. Steven
te begraven en bij begrafenissen een lijkrede in de Groote kerk te
Het pLd kb ° ; unbsp;^^nbsp;was.
Het Predtkbroederklooster met de kloosterkerk werd met toestem-
mmg van den prior ten gebruike gegeven aan de Gereformeerden,
die op Palmzondag het Nachtmaal vierden „ten Brueren in die
gerenovierde kerckquot;. De Predikheeren verhuisden naar het Min-
derbroederklooster. dat sinds het gedwongen vertrek der Obser-
vanten m het najaar van 1578 ledig stond. Op 17 Januari 1580
werd de eerste Gereformeerde predicatie in de St. Stevenskerk
gehouden, waarschijnlijk nadat het gebouw met geweld was inge-
nomen ). Drie maanden later verzochten „die van de consistoryequot;
aan den Nijmeegschen raad een regeling te willen maken voor
het beheer van de St. Stevenskerk en voor de aanstelling van drie
1-rkme^rs. De raad benoemde daarop Schorrenburch. mede-
XII, 1933, blz. 50. De meestersva^ Sinbsp;quot;«quot;s^che Bijdragenquot;,
en werden verkozen uU het St Sesg^lde quot;LTelknbsp;''
der onderscheiden ambachten, gitten en TrLIrtfi vertegenwoordigers
De meesters van St Claes oefenrf^ „ , quot;foeaerschappen broeders waren,
fïnancieele aangelegent^^ ff ^A ^ het stadsbestuur uit vnl. i„
eeuwenquot;, 1917, blz. 80).nbsp;'nbsp;Terpstra, „Nijmegen in de Middel-
van df; Voordtquot; in'tMrt'en^en M^dnbsp;-«teekeningen van Diederik
Van Schevichaven X st S^nt fquot;^quot;nbsp;^^ 232.
156 e.v. Over den reHgie;rede zie D^ 1 S Nijmegenquot;, blz. 53, 151,
kerkelijk gebied te Nymegen fn 1578 en 1579quot; Inquot;
geschiedenisquot;, nieuwe serie XVI 1920/21) Wz 179 ^nbsp;^wk-
^tuk I § 2. Van Schevichaven, „O^HL^, Terkei ll'^bTT'quot;''-
-ocr page 287-raad, en Eck, uit de meesters van Sinter Claes, tot kerkmeesters,
waaraan het consistorie twee personen zou toevoegen, die geza-
menlijk gedurende één jaar zouden fungeeren. Het consistorie wees
tot kerkmeesters aan Sweers en Velten Könincks, Den 9den April
benoemde de raad twee nieuwe kosters in de plaats van de afge-
zette R.K, kosters. De „kerkmeysteren der consistoriequot; verschenen
in de raadsvergadering van 27 April met het verzoek, dat aan den
deken Wilhelmus van Rijswijck zou worden geschreven, om het
kerkzilver en „mysswerckquot; terug te geven of een inventaris daar-
van te zenden, en dat den provisoren der „aelmissequot; bevolen zou
worden de uitdeelingen, welke van ouds in de Groote kerk plach-
ten te geschieden, te hervatten, hetgeen de raad toezegde^).
Voor de Roomsch-Katholieken was het na de ingebruikneming
der St. Stevenskerk door de Gereformeerden moeilijk geworden, om
van het hun bij den religievrede gelaten openbare „exercitiumquot; van
hun godsdienst te profiteeren, aangezien de Gereformeerden krach-
tens het religievrede-accoord gerechtigd waren tot het gebruik van
het Predikbroederklooster en de daarbij behoorende kerk, van de
St. Antoniuskerk en van de St. Janskerk. Slechts eenige klooster-
kerken bleven nog voor den R.K. eeredienst beschikbaar.
In beginsel werd bij den religievrede van Februari 1579 alleen
het gebruik der kerkgebouwen geregeld; de vermogens der onder-
scheiden geestelijke instellingen bleven onaangetast.
Den 19den Juni 1580 ontving de Nijmeegsche magistraat „ethche
voel missivenquot; van het Hof van Gelderland te Arnhem en „ge-
druckte placcaten, die gelesen sijn, unnd is accordiert het placcaet
(nl. het plakaat op de geestelijke goederen van 31 Mei 1580) pu-
bhciert te wordenquot;. Een week later besloot de raad naar aanleiding
van een ingekomen brief van de stad Zutphen, waarin de vraag
gesteld werd, „hoe een Erbaer Raet alhier (nl. te Nijmegen) ver-
moghens 't placaet ons van den heeren verordenten Rhaden, die
inventarizatie der geestehcke goederen belanghende, toegesant, ge-
meynt were int werck toe stellenquot;. Diederik van der Voort en
Rutger Hoymaker te belasten met de inventarisatie. Aan mr. Peter
Hartoch, gewezen rentmeester van het kapittel, werd aangezegd,
dat hij zich moest gedragen overeenkomstig het afgelezen plakaat,
geen penningen over zou zenden aan geestelijken en op zijn burger-
eed desverlangd een verklaring af zou leggen omtrent den staat
der cijnzen, tynsen en renten van de kapittelheeren, hetgeen Har-
toch beloofde®). Op 3 Juli liet de raad een publicatie uitgaan, in-
Raadsresolutiën (Guedesdaegsboeken) Nijmegen, 6, 9, 14, 27 April 1580.
Raadsresolutiën, 19 en 26 Juni, 6 Juli 1580.
-ocr page 288-houdende, dat geen burger of ingezetene van geestelijke mans- of
vrouwspersonen iets zou mogen pachten of huren, en zulks alleen
zou mogen doen van degenen, die van 's raads wege daartoe gecom-
mitteerd zouden worden^).
Zoo was de stadsregeering doende de aangelegenheid der gees-
telijke goederen zelfstandig te regelen, toen op 7 Juli de land-
rentmeester-generaal Thomas Gramaye de jonge, die door Stad-
houder, Kanselier en Raden tot rekenmeester der nieuw opgerichte
Provinciale Kerken-rekenkamer benoemd was, ten stadhuize ver-
scheen, vergezeld van Reyner Beyer, die door de Kerken-rekenka-
mer den 29sten Juni aangesteld was tot „rentmeester van den ker-
ckengoeden int Quartier van Nymmeghen ). De heeren toonden
een door stadhouder en Raden bezegelde commissie, waarbij hun
de inventarisatie van alle kerk- en kloostergoederen in het Nij-
meegsche Kwartier opgedragen was, en verzochten aan den raad
om hun twee mederaden toe te voegen nevens den richter van Nij-
megen en een plaats aan te wijzen, waar zij konden vergaderen.
De raad besloot het verzoek aan te houden tot den naasten Kwar-
tiersdag, die tegen den 11 den Juh 's avonds binnen de stad zou in
komen , om met de Ridderschappen van het Kwartier de zaak'te
bespreken. Een week later verzochten Gramaye en Beyer nadere
verklaring, waarop zij ten antwoord ontvingen, „dat men gemeint
IS by den ghenen und die) een Eerbar Raeth daertoe qestalt te
mventriseren laetten alle goederen gehoerende off sortierende on-
der den cloesteren ende conventen in deser statt ende schependomb
geleghen, derhalven begherende, dat se gedult draghen woldenn
biss ten aenstaenden Lantdach alsdan einhillich daerop te resolvie-
Zn' ^U u . l' commissariën daervann onder protes-
TZ T nquot;' tnbsp;^^^ - het raads-
n Ho dnbsp;Stadhouder
en liof, d.w.z. van de Provinciale regeering, orde stellen op de gees-
eIijke goederen binnen haar rechtsgebied. De raad wees nog in de-
zelfde vergadering den burgemeester Jan van Weideren en Diede-
1 hJnbsp;verpachten van „der papen schuirquot;
en het aanstellen van opzichters over het geestelijke korengewas
Kaadsresolutiën, 3 Juli 1.580
Juni I58aquot;quot;quot;nbsp;portefeuille geestelijke zaken no. 4, 29
^ ^^nbsp;Dit zelfstandige optreden inzake
de geestelijke goederen van de stad Nijmegen is een uitvloeisel v.J h
vroegere positie als Rijksstad. Met de reductie „ rMl veraTderd^^^^^^
verkreeg de Stadhouder overwegenden invloed. Vergel. overigens R H
Jonge van Ellemeet, „Geschiedkundig Onderzoek nLr dnecLstoeïtand
Nog voor de maand ]uli verstreken was, werd Anssom Portman
(of Paertman), een der oude R.K. kerkmeesters, aangezegd
rekening te doen en met hulp van stadswege te probeeren de weg-
gevoerde archiefstukken en kerkschatten op te sporen. Van de re-
genten van de kloosters der Predikheeren, den Hessenberg en
Mariënburg werd op straffe van de stad te moeten verlaten verlangd
hun rekenboeken en archiefstukken over te geven Op die van
Mariënburg na gaven de betrokkenen hieraan gehoor.
Den Hden September besloot de raad „een ordenongh over der
closteren goederen ende personen toe stellenquot;, waartoe een inven-
taris zou opgemaakt worden van de vier jofferenkloosters nl. te
Nonnen, Mariënburch, Hessenberg en het St. Agnietenklooster
aengen Thersquot; in Neerbosch. Aan de zusters zou bevolen worden
'genen affgodendienst in oir kercken t' administryren, het uitlo-
Zn ende weder inkommen toe vermydenquot;. Zij zouden alimentatie
krijgen, ingeval zij bij elkander bleven, terwijl men de conventen
verder zou laten uitsterven®).nbsp;,
Tegen eind September benoemde de raad de raadsvrienden Me-
keren en Mannys tot provisoren over de geestelijke goederen die,
evenals andere provisoren (van de gasthuizen bijv.), de „raadstee-
kenenquot; zouden genieten. Tegelijkertijd stelde de raad mr. Peter
Hartoch den gewezen rentmeester van het kapittel, aan tot rent-
meester over de geestelijke goederen»). Naar alle waarschijnlijk-
heid is deze aanstelling ingetrokken, want reeds den 19den October
ging de stadsregeering over tot de benoeming van Roeloü van
Steenwijck, aan wien zij commissie gaf, „omb to administre-
ren die guederen, thynsen, pachten unnd alle in- ende opkompsten
van het capittel off canonicksye alhier, van het Reguherencloester,
Broederencloster unnd van de Carthuisers bynnen Ruremunde,
unnd sal syne woonplaetz nhemen int Regulierencloester unnd ,aer-
opheffing dier hindatie verklaarden Gouverneurs en «^den z.ch vo^ko^
™ rte-ïniSa ™
Gec. Raden afhingquot;.
Raadsresolutiën, 30 en 31 Juli 1580.
Raadsresolutiën 14 September 1580.
3 Ra^tesom^^ 29 September 1580^ De raadsteekenen waren pennmge
ter waarde van een vierdel wijns, naderhand van 1» : l» „L htr^o-
1581 besloot de raad, dat Johan van Mekeren en Henrick Mannys he pro
visorschap één jaar houden bedienen en dat na afloop 2 andere piovisoren
in hun plaats gesteld zouden worden.
licx ter gagie hebben driehondert gl. H(ollandsch). des sal hy daer
van verpleghen op syne kosten synen substituit. dienar off diena-
Van Steenwijck is slechts één rekening, nl. die over 1 Januari -
31 December 1580. bewaard^). Hieruit blijkt, dat hij aan gagie ver-
Wtll'lOO^nbsp;van het
kap ttel, 100 pd. op die van de Regulieren en ƒ 50 op dk van de
Car^uizers Hij hield derhalve de drie adminisLtiën uiteen Ook
d f Pnbsp;heeft gevoerd over de goederen
der Predjkbroeders. De rekening zelf betreft alleen de goederen
de^ Reguheren. Van dit convent waren nog vier broeders aanwez,quot;
LTltrZnbsp;27sten Novem-
kll ^nbsp;quot;quot;nbsp;magistraat een alimentatie-overeen-
komst; de rentmeester zou aan eiken conventuaal 100 carolusgul-
m ddelL^T!nbsp;^nbsp;naastkomende en
quot;att twlnbsp;^^nbsp;-de die
sta t trow toe wesen ende niet oproerich gelaefft toe verblyven by
ve l es des ahmentatie ende noch toe staen tot correctie des (der
heeren . Tezelfder tijd werd aan den gewezen leekebroede ten
Observanten Willem Blenxken of Blenck. omdat hij een burgers-
zoon en mvahde was. u,t de Regulierengoederen een jaarlifksch
bedrag toegelegd van 30 carolusguldens ®)
Hoe de goederen van het kapittel van St. Steven in handen van
d n ren meester Steenwijck gekomen zijn. blijkt uit de raads esoTu-
tgt;en met. B, besluit van 30 Januari 1583 werd aan heer Jan van
Dornick. kannunnik. door de provisoren der geestelijke goedere^
voor ahmentatie een bedrag uit de ontvangst van SteeLjck tÏ^e!
legd. gehjk aan hetgeen hem een jaar tevoren. 21 Januari 58^ ^-
gekend was * . Vermoedeliik wa« U;; j •nbsp;'
kannunik.nbsp;'nbsp;aanwezige
Jangoederen der Carthuizers van het klooster Bethlehem te
schappen des Kwartifrs vn? NiZ Jnbsp;gedeputeerden van de ridder-
1582, verklaarderdfgedlputee r« Ifsrquot;nbsp;^^ ^aart
werd gehuisvest, omCThaerft tn. Stee'T'Jek in het Regulierenconvent
lenen Leveele HiugS^ttrv^t'^Llt nerenquot;quot;'^
Rijksarchief Arnhem, .Sief GedeSeërden H?nbsp;T Nyemegenquot;,
Een ander exemplaar moet hehhen h f ■ u Nijmeegschen Kwartiers.
Rekenkamer, maa'rTs^hTn^^LtmTer'^re^g
} Raadsresolutiën, 27 November 1580.
) Raadsresolutiën, 30 Januari 1583.
Roermond aangaat, deze kloosterlingen bezaten binnen Nijmegen
een huis in de Boddelstraat nabij het Fraterhuis en in Winssen de
Groote en Kleine Hanneman, Poelhof en Nieuwhof (de z.g. Han-
nemansche goederen, w.o. ook tienden behoorden). Op welken
grond juist de stad Nijmegen zich die goederen aantrok, kan met
worden uitgemaakt, misschien wel, omdat men het huis in de stad
als zetel van de administratie van de Hannemansche goederen kon
beschouwen. Toen Nijmegen in 1585 overging tot de zijde van den
koning van Spanje, stelden de Roermondsche Carthuizers Henrick
Wemmers tot rentmeester over de Hannemansche goederen aan,
die het huis in de Boddelstraat in pandschap verkreeg en er gmg
quot;^quot;steenwijck kreeg de bezittingen der Predikbroeders, die sinds
den religievrede in het klooster van de vertrokkennbsp;quot;^^roe-
ders woonden, niet in handen. Een raadsresolutie van 23 Mei 1581
bepaalde: „overmits het Observanten-clooster groot ende oirluyden
prior (soe men verstaet) in Spaengien gewest, waerdoor voel
qwade suspicie t'erachten van correspondentie metten vyant ende
verraderye toe verwachten, is resolvyert, den selven oire goederen
tot ahmentatie toe laten dan ut den clooster toe vertrecken ende
yedereen offte by den anderen toesamen een woninghe toe sullen
WYsenquot; Na hun vertrek uit het Observantenklooster zijn de Pre-
dikbroeders hun goederen zelf blijven beheeren M^schien zijn de
vier monniken, die blijkens een raadsbesluit van 11 September 1583
in het gebouw de Eenigheid woonden en zich schuldig hadden ge-
maakt aan het heimelijk toedienen der Sacramenten en het doopen
van kinderen. Dominicanen geweest^).nbsp;,
Hoeveel de geestelijke goederen opbrachten gedurende den
ambtstijd van Steenwijck, d.w.z. van October 1580 tot April 1585,
kan niet meer worden nagegaan; alleen de reeds genoemde reke-
vmden wij: Winssen-Ambts, „Herstel jk. aen unbsp;„nbsp;f 5 blokken
morgentael.... ƒ 28-5-, ditto den Kley^en ;. ƒ 27 - vooits 5 bloK
korentienden, waarvan een gedeeltenbsp;,H;rHltrict mLs en Waal
tuysers bouwhooven en thiendequot; (oud-archief Polderdistrict Maas en waai,
T^RaadreSfn'Sijmegen, 23 Mei 1581, 11 September 1583^ Een ouder
raaLbeXit vt quot; Juli' Jo, 'inhoudende, dat ^e ke^k der Domin^anen
voor den eeredienst gesloten zou worden en de monniken m e^„behuy
songhe toesamenquot; geLan en gealimenteerd zoudennbsp;^e?
klooster de hopman (Poster) gelegerd zou worden „om suspicie van ver
-ocr page 292-nmgen der Regulieren levert een enkel gegeven. Deze rekening
geeft een nadeelig slot te zien van 141 £ en 10 st.. de ontvangsten
zi,n 614 £ 16 st. en 1 d.. de uitgaven 756 £ en 6 st. Hoe zorgvuldig
de rentmeester de door hem beheerde vermogenscomplexen uiteen
hield blijkt wel daaruit, dat men eenige betalingen vindt, gedaan
door het kapittel van St. Steven aan de Regulieren, bijv. een rente
uit een huis ..in de Regulirse straettequot; van 11 st. wordt onder
de ontvangst van de Regulieren geboekt en blijkens een kantteeke-
mng ..m des capittels reeckeninge fo. XLI in uutgeven geledenquot;.
De rentmeester deed dusdoende betalingen aan zich zeiven. Wat
de bestemming betreft: drie huisjes op St. Thonyskerkhof en twee
huisjes ..achter van Ruelingens behuysingequot;. welke door de mon-
niken steeds aan arme lieden om Gods wil ter bewoning gegeven
werden, bleven deze bestemming behouden. Verder werd uit het
convent der Regulieren een brouwketel verkocht en van de op-
brengst ƒ 100 betaald aan den predikant Ceporinus (Jan van
Venray). Een deel der uitgaven moest strekken tot het alimen-
teeren der overgebleven monniken.
De tractementen der predikanten trachtte men uit de geestelijke
goederen te voldoen. Aangezien deze te weinig opleverden, be-
stemde de Stadhouder de inkomsten van de kapel (St. Alexius-
vicarie) op het Valkhof voor de kerkendienaren; later gaf de raad
950 carolusgl. uit de verpachte kapitteltienden voor de predikan-
ten. Hun salaris bedroeg ƒ 400
Ook de beide kosters werden ten laste der geestelijke goederen
gebracht en in 1583 eveneens de rector der z.g. Apostolische school
(stedelijke Latijnsche school), mr. Peter van Sevenaer. Dit laatste
was voor den rentmeester zoo bezwaarlijk, dat hij met ontslag
dreigde. Indien de opbrengst der geestelijke goederen te gering
werd, was het den rentmeester toegestaan gelden op te nemen
Wat den rekenplicht van Steenwijck betreft, het hooren en slui-
ten van zijn rekening geschiedde door gedeputeerden uit de raden
en uit de meesters van Sinter Claes na onderzoek door een com-
missie ad hoe, waartoe bijv. bij raadsresolutie van 23 Januari
159rSltt;;nbsp;uitgevoerd. 1„
msmmmm
relJii:,lf7uu75Z ''nbsp;Nijmegenquot;, blz. 159. Raads-
Raadsresolutiën, 17 Mei 1581, 25 Maart en 11 April 1582, 3 Juli 1583.
-ocr page 293-1583 de rekenmeesters der stad en de provisoren der gees-
telijke goederen werden aangewezen. Tweemaal heeft er daaren-
boven examinatie en afhooring door de Geldersche Rekenkamer
plaats gehad, gevolgd door revisie door gedeputeerden uit het
Nijmeegsche Kwartier, nl. 19 Maart 1582 en eenige dagen na
28 Februari 1584^).
Steenwijcks rentmeesterschap bleef evenwel een zuiver stedelijke
instelling; de stad regelde zelf de wijze van administratie en het
gebruik der door den rentmeester beheerde geestelijke goederen,
maar liet toe, dat er oppertoezicht uitgeoefend werd door de Gel-
dersche Rekenkamer volgens het Landdagsreces op de geestelijke
goederen van 29 November 1581 (art. 8). Een nieuwe aanstelling
heeft Steenwijck nimmer van het Hof van Gelderland ontvangen.
De kloostergebouwen, ook die der vrouwenconventen, werden
door den raad meestal aangewezen tot legering van soldaten.
Het was tevens een middel, om toezicht te houden op mogelijke ge-
heime vergaderingen van Roomsch-Katholieken; want men ver-
dacht de nog achtergebleven geestelijken van verstandhouding met
den vijand.nbsp;j i u j
De vrouwenkloosters liet men overigens ongemoeid behoudens
de ordenonghquot; van 14 September 1580. Voor vervreemding van
goederen, bijv. verkoop van hout, door de administrateurs dezer
conventen was goedkeuring van den magistraat vereischtquot;).
Geheel buiten het beheer van Steenwijck bleven verder nog het
Fraterhuis, de Commenderie van St. Jan en de Celbroeders. Ver-
moedelijk gaven t.a.v. de Fraters en de Lollarden practische rede-
nen den doorslag; de Fraters hadden nl. onbemiddelde scholieren
in den kost en leverden leeraren aan de Latijnsche school, ook al
had de nu gereformeerde school een Gereformeerden rector ge-
kregen terwijl de Celbroeders hun diensten als verzorgers van
patiënten bleven bewijzen, o.a. van de in het Observantenklooster
verblijvende zieke Fransche soldaten®).
Emmerik was geweest in strijd met de publicatie betreffende geestelijke
-ocr page 294-De Commenderie bleef onaangetast overeenkomstig het Land-
dagsreces van 29 November 1581 op de geestelijke goederen vol-
gens hetwelk de Commendeur van Arnhem en Nijmegen gehou-
den was tot het salariëeren van een predikant (art. 11). Of de
Commenderie van Nijmegen inderdaad heeft bijgedragen tot het
onderhoud van een predikant aldaar, moet worden betwijfeld Eén
keer besloot de raad den rentmeester der St. Jansgoederen te ont-
bieden, teneinde aan den predikant Joannes (Ceporinus) „van sijn
achterwesen wat contentements te gevenquot; i). De voor den eere-
dienst gesloten kerk van St. Jan werd vleeschhal
Over het beheer van de kerkfabriek van St. Steven vernemen
wij mets bijzonders, zoodat men kan aannemen, dat de kerk-
meesters de administratie op den ouden voet voortzetten. Deze
functionarissen werden bij raadsresolutie benoemd®). De twee
kerkmeesters, die het Gereformeerde consistorie in April 1580 aan
de twee door den raad aangestelde had toegevoegd, zijn na af-
loop van hun ambtsjaar niet door anderen vervangen.
§ 3. De Geestelijke Goederen tijdens het Spaansche
Bewind, 1585—1591.
Op 6 Maart 1585 vergaderde de gemeente, d.w.z. het R.K. deel
der burgerij, zette den raad af en benoemde Roomschgezinde bur-
gemeesters, raden en meesters van Sinter Claes. Er gebeurde nu
juist het tegenovergestelde van hetgeen 2 Januari 1579 had plaats
gehad. De beide predikanten werden gevangen gezet ten huize van
zekeren Thijs Janssen, maar kort daarop uitgewisseld voor twee
Nijmeegsche burgers, die bij de inneming van het huis te Winssen
in Staatsche handen gevallen waren. Drie dagen na den intocht
van Claudius van Berlaymont, heer van Haultepenne, binnen Nij-
megen legde de rentmeester Roeloff van Steenwijck voor de laatste
maal rekening af van de goederen van het kapittel en van de Re-
gulieren voor twee raden en twee meesters van Sinter Claes, als
gedeputeerden wegens de stad, en voor den deken van St. Steven
en den prior der Reguheren. De gardiaan der Minderbroeders, heer
personen en verdachte papieren op hem gevonden waren. Hij werd tien
dagen later na belofte om zich stil te houden, weder in de stad toegelaten
Voor de Celbroeders zie: raadsresolutiën 1.3 Maart 1583
Raadsresolutiën, 20 December 1581.
Raadsresolutiën, 30 Augustus 1581, 6 April en 10 October 1582
) Volgens raadsresolutie d.d. 3 April 1582 werden kerkmeesters Matthies
Gruit^er en Evert Millingh, volgens raadsresolutie van 25 Juni 1584 jTan
Wilhem, keerde terug om te prediken. In April werden in de plaats
van de Gereformeerde kerkmeesters twee Roomsch-Katholieke ge-
steld. Ook werd een nieuwe rector van de school aangenomen^).
Met den Prins van Parma werd een tractaat van reconciliatie
met den Koning van Spanje gesloten (15 April N.St.). Het tiende
artikel hield in, dat de Koning wederom in al zijn domeinen zou tre-
den, „gelijk ook wederom sullen treden in alle hare goederen alle
Prelaten, Collegiën, Capittelen, Cloosteren, Hospitalen, Gods- en
Gasthuizen, en alle andere personen gevolcht hebbende de zijde van
Zijne Majesteitquot;, terwijl bij het elfde artikel bepaald werd: „En
van gelijken sullen ook de Burgeren en Ingesetenen van Nimme-
gen, hunne weduwen of erfgenamen, mitsgaders alle Geestelijke
Personen wederom komen en treden in de possessie en 't gebruik
van alle hunne goeden, waar die gelegen souden sijnquot;. Het artikel
betreffende de religie (art. 12) bepaalde, dat de burgers gedurende
twee jaren rustig in de stad zouden mogen blijven zonder in hun
geweten onderzocht te worden, mits zij zich kalm hielden, terwijl
aan degenen, die zich niet als R. Kathoheken wilden gedragen, de
gelegenheid werd geopend te vertrekken met behoud van hun
goederen
De tijd, gedurende welken Nijmegen aan de Spaansche zijde was,
wordt op kerkelijk gebied gekenmerkt door pogingen tot reorgani-
satie. In September en October van 1586 bezocht de bisschop van
Roermond, Wilhelmus Damasi Lindanus, de stad. Op 8 September
„reconciheerdequot; hij de moederkerk (St. Stevenskerk) en gaf toe-
stemming aan de nonnen van het St. Agnietenconvent in Neer-
bosch om te gaan wonen bij de zusters van het klooster Mariën-
burg. Verder besloot hij tot het oprichten van nieuwe parochieker-
ken binnen de stad en in het schependom, aangezien de parochie te
groot was. Tot nieuwe kerspelkerken naast de St. Stevenskerk wer-
Kaadsresolutiën, 6, 10, 11, 14, 17, 20 Maart, 4 en 10 Aprd 158o Van
den koordewerker, die in het Observantenklooster ^iJquot; werk mocW ver-
richten na het vertrek der Dominicanen, besloot de raad 11 Maart een staat
te vragen. Zie over de Spaansche episode: H. J. D. van Schevichaven, ,^tval
en reductie van Nijmegen 1585-1591quot; in „Gelrequot; XIV, blz 3 e v. G A. Meyer
O.P., ..Dominikaner Klooster en .Statie te Nijmegen , blz.
J in de Betouw, „Handvesten en onuitgegevene charters, behoorende
tot de beschrijving en chronijk van Nijmegenquot;, blz. 297, tractaat van recon-
ciliatie met den koning van Spanje van 15 April 1585 n.st. Het is opmer-
kelijk, hoe gunstig Nijmegen werd behandeld in vergelijking met Zutphen.
De bepaling inzake de religie herinnert aan het „ius emigrandi van den
Augsburger godsdienstvrede. Opgemerkt moge worden, dat te Nijmegen ge-
durende de Spaansche overheersching de nieuwe of Gregoriaansche stijl werd
gebruikt, die in het Staatsche deel van Gelderland als zijnde papistisch met
gebezigd werd.
den geschikt bevonden de St. Antoniuskapel van de H. Geestbroe-
derschap en de kerk van het Reguherenklooster ^).
Wat betreft de St. Antoniuskerk, 20 October (N. St.) 1586 stem-
den burgemeester Deryck Vlemingh namens den raad en de beide
provisoren van den H. Geest als „voirsorgers der capellen van St.
Antonysquot; er in toe, dat deze kapel met haar grond en kerkhof tot
een parochiekerk zou worden bestemd met een huis voor pastoors-
woning. Zij verklaarden evenwel, dat het collatierecht van de kape-
lanie aan hen behoorde en dat zij zich dit recht ook voorbehielden
ten opzichte van de pastorie der St. Antoniuskerk, maar dat zij mr.
Johan van Hollandt, aan wien de bisschop het collatorschap gege-
ven had, daarin zouden handhaven. Van de aanstelhng van een
parochiepastoor is tengevolge van de reductie der stad Nijmegen
niets gekomen®).
De verheffing der St. Catharinakerk van het Reguherenklooster
tot parochiekerk geschiedde bij een bisschoppelijken brief d.d. 14
October 1586 (N.St.), waarin bepaald werd, dat de „parochusquot;
der St. Catharinakerk genomineerd en gepresenteerd zou worden
door deken en kanunniken der St. Stevenskerk en door den bis-
schop en zijn opvolgers geïnstitueerd zou worden; verder kende de
bisschop ter verbetering van de prebenden van deken en kapittel
van St. Steven uit kracht van het concilie van Trente en eigener
autoriteit aan het Nijmeegsche kapittel toe „saepedictum monaste-
rium atque omnia et singula reliqua bona, agros, domus, villas, cen-
sus, redditus, proventus, commoda et emolumentaquot;......salvo quod
fundationes missarum atque ecclesiasticorum officiorum, dotationes
elemosynarum ibidem distribuendarum et alia onera dicto monaste-
rio per pios fundatores imposita legitime fientquot;. De prior der Regu-
lieren Theodoricus Santfort was eenige dagen tevoren aan de pest
bezweken; de laatst overgebleven conventuaal Willem die Haes
van Tiel, die zich weder met de R.K. kerk verzoend had, had nog
ï) Van Schevichaven, „De St. Stephenskerlt te Nijmegenquot;, blz. 133 en
248 F van Hoeck, S. J., „Het Sint-Steven's Kapittel en de Regulieren in
verband met de oprichting eener tweede Parochiekerk te Nijmegen 1585-
1590quot; in „Bossche Bijdragenquot;, III, 1919/20, blz. 155. Dr. J. S. van Veen,
„Het Kapittel van St. Steven en de Reguliere kanunniken te Nijmegen in de
jaren 1587 en 1588quot; in „Bossche Bijdragenquot;, VI, 1923/24, blz. 37. De recon-
ciliatie der moederkerk, zie Van Schevichaven, als voren, blz. 47 e v De
verhuizing der nonnen van Neerbosch naar Mariënburg, zie Van Schevic-
haven, „Oud-Nijmegens Kerken, Kloosters, enz.quot;, blz. 248 e.v. en het boven-
vermelde artikel „Het klooster te Neerboschquot;.
Johan van Hollandt, kanunnik van St. Steven, was tot 1580 rector der
St. Anthoniuskapel geweest. De kapelanie werd bij de verheffing van de
kapel tot parochiekerk omgezet in een pastorie.
gedurende de laatste uren van zijn overste in den afstand der kloos-
tergoederen toegestemd „voerbehalden my myn leven lanck guede
behoirlicke noedorffticheit ende woenplaits int kloester ten Regu-
lierenquot;. De hoogste wereldlijke autoriteit, de Koning van Spanje,
hechtte 19 Januari d.a.v. als Landsvorst zijn goedkeuring aan de op-
heffing van het Reguherenconvent en de overdracht der klooster-
goederen aan het kapittel. De prior-generaal van de Windesheim-
sche congregatie. Marcellus Lentius, protesteerde evenwel en stelde
een nieuwen prior te Nijmegen aan. Deze laatste, Verbelius, ver-
dreef op gewelddadige wijze den pastoor en zijn beide vicarrissen
uit de St. Catharinakerk. Een langdurig proces volgde voor het
door het Spaansche bewind te Roermond ingestelde Hof van Gel-
derland en voor de Romeinsche curie. Zelfs toen de kapittelheeren
na de reductie van Nijmegen naar Kleefsland vertrokken waren,
bleven zij nog protesteeren tegen den prior der Regulieren^).
De pauselijke brief ter goedkeuring van de nieuwe parochiale
indeeling van Nijmegen is nimmer afgekomen. Het volledige plan
omvatte de oprichting van vier nieuwe kerspelkerken. Welke ker-
ken de bisschop van Roermond, afgezien van de St. Anthonius- en
de St. Catharinakerk, op het oog heeft gehad, is niet bekend. Eén
kerk uit het schependom, misschien wel die van Neerbosch, behoor-
de er toe. De bisschop van Roermond had 21 October 1586 (N. St.)
de Apostelheeren-tienden bestemd voor den kerkdienst in stad en
schependom.
Van het reorganisatie-plan was nog slechts een deel tot stand
gekomen, toen Nijmegen weder onder de Unie terugkeerde.
De Nijmeegsche reorganisatie biedt een goed voorbeeld van de
opheffing van een klooster, in casu het Reguherenconvent, en het
geven van een andere bestemming aan het vermogen der opgeheven
fundatie door den bisschop. Deze door den bisschop uitgeoefende
bevoegdheden (het ius episcopale) zijn bij de Reformatie van de
geestelijke Overheid overgegaan op de wereldlijke, te weten Stad-
houder en Hof van Gelderlandquot;).
Mgr. dr. Gisb. Brom (t) en Mgr. prof. dr. A. H. L. Hensen, .Romein^
sehe Bronnen voor den Kerkelijk-Staatkundigen Toestand der Nederlanden m
de 16de eeuwquot;, 1922, R. G. P., nos. 289, 294, 295, 298, 299, 302, 305, 318,
332, 333.
Zie Hoofdstuk I, § 3.
-ocr page 298-§ 4. De Geestelijke Goederen in den eersten tijd
na de Reductie der Stad.
Het Fraterhuis en het Celbroedershuis.
In het jaar 1591 gaven Deventer, Zutphen en Nijmegen zich
achtereenvolgens over aan prins Maurits. Bij de „Articulen, die van
wegen den Magistraat en Borgerije of Gemeynte der Stadt Nim-
megen versoght werdenquot; (21 October 1591), vroeg de stad in het
tweede artikel: „Dat alle Borgeren en Ingesetenen deser stad, so
geestelijk als wereltlijk, sullen alhier gemaintineert worden in 't
volkomen gebruyk van alle haare goederen, roerende ende onroe-
rende, en geheelijken gerestitueert, so in haare goederen en renten
als verlopen pachten van dien, die bij de Generale Staten, Steden,
plaatsen, en particuliere daer onder resorterende, by manier van
confiscatie of andersints, geduurende dese troublen sijn geanno-
teert of ondergehouden, sonder eenige vordere bespieringe of
molestatiënquot;. Hier teekende de Prins bij aan: „Word by syne Ex-
cellentie insgelijks geaccordeert voor so veel de wereltlijke goede-
ren nog in esse wesende aangaat: dan belangende de geannoteerde
goederen sullen ten beyden syden worden ontslagen. Maar aan-
gaande de Geestelijke goederen sal daar in worden agtervolgt het
Reces in den jaare 1581 (nl. 29 November '81), en andere by de
Landschap gemaekt, en 't gebruik daar op by die van Gelderland
gevolgtquot;. In het vierde artikel stelde de stad voor een toestand van
religievrede te scheppen, d.w.z. zij vroeg, om de openbare uitoefe-
ning van den Roomsch-Katholieken godsdienst naast den Gerefor-
meerden godsdienst toe te laten, en de zittende regeering te conti-
nueeren. De Prins stond alleen de uitoefening van den Gerefor-
meerden godsdienst toe, doch onder beding, dat niemand in zijn
geweten onderzocht of gedwongen zou worden^). Van het aan-
blijven van den magistraat kwam natuurlijk evenmin iets in; de
Prins vernieuwde voortaan zelf ieder jaar de Nijmeegsche regee-
ring. Den eersten keer deed de Stadhouder zulks op 27 Januari
J. in de Betouw, „Handvesten----, betioorende tot de____chronijk van
Nijmegenquot;, blz. 311. Ad art. 4: „geen exercitie van andere Religie als van de
Gereformeerde sal geschiedenquot;; „exercitiequot; is in den zin van den Augsburger
godsdienstvrede en van den religievrede van Aartshertog Mathias van 1,578:
„openbare uitoefening van een religiequot;. Voor den Katholiek kwam het verbod
van openbare uitoefening van zijn godsdienst practisch op hetzelfde neer
als een algeheel verbod, vooral wanneer men in aanmerking neemt het
plakaat van 29 Januari 1582 (Van Loon, Groot Gelders Placaet-boeck, II, kol.
12), waarbij de „papistische ceremoniënquot; verboden werden, ook wanneer zij
m het geheim geschiedden. Overigens was het bepaalde inzake de conscien-
tievrijheid heel wat gunstiger dan hetgeen bij art. 12 van het verdrag van
1592- hij maakte een einde aan den pohtieken invloed van de
meesters van Sinter Claes, de broederschappen en de meesters van
de ambachten en gilden, en stelde 24 nieuwe raden en 32 gemeens-
heden aan^). De afschaffing van de meesters van Sinter Claes was
beïnvloed door de omstandigheid, dat de omzetting der regeermg
op 6 Maart 1585 en de daarop gevolgde verraderlijke overgang
naar den vijand van hen was uitgegaan.
Den 2den November '91 schreef het Hof van Gelderland aan de
stedelijke (toen nog niet omgezette) regeering. dat het reces op de
geestelijke goederen van 1581 behoorde te worden nageleefd,
met verzoek een nominatie van twee bekwame personen van de
Gereformeerde religie aan het Hof aan te bieden ..om eenen daer-
van tho elegieren und met noetdurfftige commissie und instructie
versien the werdenquot;. Verder verlangde het Hof. dat de magistraat
een verbod zou publiceeren voor geestelijke personen om „sich
der geestlicker guederen inkompsten te bemoyen, dan die onder
den bewinde des kunfftigen gecommittierden administrateurs kom-
men the latenquot;®). Den 7den November berichtte het Hof aan de
Nijmeegsche regeering. dat het bij provisie Derck van Leuwen tot
rentmeester gecommitteerd en gesteld had. Hij ontving commissie
18 November d.a.v.; zijn instructie zou hij van de Geldersche Re-
kenkamer ontvangen. Hij werd gecommitteerd tot rentmeester over
..die geestlicke guederen. daervan die corpora binnen Nymeghen
als Rick van Nymeghen. in der Averbetuwe. Maes und Wael ge-
legenquot; .
Met de door het Hof gewenschte pubhcatie bleef de magistraat
aarzelen; een bezoek van ds. Johannes Fontanus namens het Hof
bleek noodig om hierop aan te dringen^). De nieuwe door den
Prins aangestelde magistraat besloot 9 April van het volgende jaar
reconciliatie met den Koning t^a.v. /'Vkwlm bii tef visS^
gesteld was.. De nieuwo^tredendenbsp;'dit'dlr^'onLbt.aam-
de charters in het .,Bloknbsp;„erdraa wèl de onderteeke-
sch.nbsp;„,., „., K„,...V v.„ Nijmegen,
no. 10010, minuut van 2 November 1591.nbsp;minuut van 7 No-
.Archief Hof van Gelderland, als voren, nonbsp;instructie is
vember 1591, en Gommissieboek van het Hot, I, lol. 86 ^so. üe mstiuctie
quot;■ï) 'iT^h^'f Hof van Gelderland, brieven met het kwartier van Nijmegen
nos' 10019, 10020 en 100^1, rapport van ds. Fontanus d.d^H Nov. 91 me
extract uit de raadsresolutiën van Nijmegen van 20 ^ov- (N St.K en minuut
brieven van het Hof aan ds. Fontanus en aan Nijmegen d.d. 12 Nov. 91.
een aanvulling af te kondigen, inhoudende, „datt diegheene soe
vann wegenn de geestlicke guederenn alhier eenige thynssenn
renten offte pachtenn schuldich zijn, dat zy deselve sonder langer
y^treck commen betalen in handen van den rentmeester voorg.
(Derck van Leuwen)quot;^).
Op den Landdag, die in Februari 1592 te Nijmegen vergaderde,
verklaarde de afgevaardigden van de stad Nijmegen: „Die van die
stat van Nymegen blyven by den recess van anno etc. '81 behelt-
licken, dat die nominatie van eenen rentmeester over die geestlicke
goederen by hunluiden voortaen staen sal, ende, also sy door die
geestlickheyt in ruïne ende bederffnisse gecomen sijn, verstaen, dat
cloosteren ende andere geestelycken gebouwen hunluiden sullen
behoren tho dienen tot nodige reparatiequot;^).
De raad van Nijmegen had nu het recht de bestemming der
geestelijke gebouwen te bepalen. Zoo verzochten Hof en Reken-
kamer aan den raad den rentmeester Leuwen „te willen accomo-
deren mit een behuisinghe in der Observantenquot;»).
Aanvankelijk gaf het optreden van den rentmeester aanleiding
tot tal van moeilijkheden; zoo klaagde de magistraat, dat de rent-
meester buiten zijn voorkennis aan Matthijs Boenen „sekere came-
ren sampt het sieckenhuys ende den hoff int clooster van de
Eenicheytquot; verhuurd had, terwijl het Hof van Gederland hem
euvel duidde, dat hij zonder medeweten van Hof en Rekenkamer
eenige geestelijke goederen verpacht en moeshoven van het klooster
te Nonnen verhuurd had. Omgekeerd meende Derck van Leuwen
er bij het Hof over te moeten klagen, dat de magistraat weiger-
achtig bleef hem „alle alzulcke registeren, boucken ende andere
gescriften, als zyluyden onder haer hebben, den staedt der geeste-
licken goeden aengaendequot;, ter hand te stellen en hem overeenkom-
stig den wensch van het Hof, twee personen toe te voegen, om
over de verpachtingen te zitten. De Nijmeegsche raad besloot 15
Maart 1592: „Verlesenn ende gevisiteert zijnde de commissie ende
instructie vann Derick van Leuwen, rentmeister van de geestelicke
guederen alhier, is geresolveertt van deselve instructie voor der
Jtadtt eene copie te behaldenn ende d'originael mit de voorss. com-
missie hem rentmeester te restitueren ende voirst hem ter handenn
te stellen copie van de registers ende memorialen, soe die geeste-
licke persoonen van de geestelicke guederen aen een Erber raedtt
V Kaadsresolutiën Nijmegen, 9 April 1591.
Landdagsreces van 19 Februari 1592. Cursiveering van mij
yj . .Kaadsresolutiën, 12 September 1592. De Minderbroeders of Observanten
üijn bij de reductie onmiddellijk vertrokkennbsp;v^uservanten
hebbenn overgelevertt, laetende die principaele in den raedthuyse
bewaerenn. Folgentz is den vurss. rentmeester aengesachtt sich
gheene penningen zijnder entremise weehrlooss te makenn sonder
adviis van den magistraet alhier; oick van gheene kercken- oft
clooster-meüble oft immeuble guederenn te disponeren, deselve
eenichss te scheuren, splytenn offt verbrengenn, voor ende aleer
mitt der vurschreven magistraett daervan te hebben gecommuni-
ceert oft densel(ven) te kennen gegevenquot; i).
Naar aanleiding van al deze klachten richtte het Hof een schrij-
ven tot den magistraat, waarin het o.m. te kennen gaf, „...... al ist
dat syne commissie generael is, nemblick om die inkompsten t ont-
fanghen und daer van op onsere ordonnantz betalunghe the doen
etc., dat het nochtans by ons geene nadere meinunghe hefft, dan
dat'die inkompsten derselver (geestlicker guederen) thot geenen
anderen gebru(y)ck sullen angewent worden dan thot onderhallt
van kerckendienderen und alimentarissen nae gelegenheit derselver
mkompstenn, glick wy oick sulx mitten geestlicken guederen der
anderer Quartieren doende sijn. So doen wy oock den vurg. rendt-
meester befehlen in syne administratie so veel die verpachtungh
off anslach derselven niet the doen buyten unssen off der Recken-
kamer weten. Und opdat alle saken desen aengaende met meerder
vorsichticheit und eenicheit int werck gesteh und uutgefuert wer-
den mueghen, so is ons gutlick gesinnen, dat U Ers, jemanden uut
derselven middell willenn committieren, an denwelcken der rendt-
meester vorg. sijn addres in den geestlicken saken sal mueghen
nemenquot;®).nbsp;,
Derck van Leuwen beheerde dezelfde vermogens als vroeger
Steenwijck. Echter werden nu ook de goederen van het Predikbroe-
derenconvent in handen van den rentmeester gesteld. Op welke
tijdstippen de goederen van het kapittel van St. Steven, van de Re-
gulieren en van de Dominicanen door hem aanvaard werden, kan
wegens het ontbreken van Derck van Leuwens rekeningen met
nauwkeurig worden nagegaan. De kapittel- en Regulierengoederen
heeft hij in elk geval al in 1592 onder zijn beheer gehad Ook blijkt
niet, dat de geestelijke heeren vrijwillig eenige overeenkomst heb-
Raadsresolutiën, 11 en 15 Maart 1592.nbsp;Hof van
brieven met het Kwartier van Nijmegen, nos 10064 en 10066, brieven
Derck van Leuwen aan het Hof d.d. 4 en 7nbsp;1592.nbsp;Niimeeen
Archief Hof van Gelderland, brieven met het K^^rUer van N^eg®^
no. 10075, minuut-brief van het Hof aan de stad Nijmegen d.d 10 April
1592, no. 10076, minuut van 10 April '92 van het Hof aan den rentmeester
D. van Leuwen.
ben aangegaan over hun ahmentatie, zooals de Regulieren in 1580
hebben gedaan. Het was de stedelijke regeering, die met de geeste-
lijken over de afgifte van staten en van kerkzilver trachtte te han-
delen. Den 30sten Januari 1592 had zij aan alle administratoren
der geestelijke instellingen te Nijmegen bevolen binnen drie da-
gen schriftelijke opgaven in te dienen van de door hen beheerde
goederen. De rentmeester van de Nonnen, de pater van het Frater-
huis, de pater van de Celbroeders en eenige zusters van Mariënburg
en van St. Agnieten aan den Teers legden 4 Februari een verklaring
af betreffende de juistheid der door hen ingediende staten. De
kapittelheeren, de Regulieren en de nonnen van den Hessenberg
moesten nog eens worden aangemaand Bovendien bleven de de-
ken van St. Steven en de nog aanwezige kanunniken weigeren den
eed van trouw, welke van alle burgers verlangd werd, af te leggen
en de kerkschatten in te leveren. Het zilver van het kapittel werd
eerst in Juli overgegeven. Ook van andere kerken kreeg men zil-
verwerk in handen. Het werd bestemd om van de opbrengst ervan
den toren der St. Stevenskerk, die in 1590 gedurende het beleg van
Lent uit afgeschoten was, te herstellen^).
In den loop van het jaar 1592 werden de deken mr. Wilhelmus
van Rijswijck en drie kanunniken uit de stad gebannen. De laatste
der kapittelheeren, die nog overgebeven was, mr. Johan van Hol-
landt moest 11 April '94 vertrekken. De laatste Regulier Joachim
van Schevichaven was al in het daaraan voorafgegaande jaar uit-
gezet ). Bernardus van Goes uit Calcar, die den in 1588 overleden
Antonianus als prior der Predikbroeders opgevolgd was, is vermoe-
delijk omstreeks dienzelfden tijd uit Nijmegen moeten gaan. Hij
1) Raadsresolutiën, 30 Januari, 1 en 4 Februari 1592. Over deze gebeur-
tenissen in het algemeen, zie: G. A. Meyer, „Katholiek NijmegenTiï § 1
ƒ) Raadsresolutien, 24 en 31 Mei, 6 Juni, 5, 7, 11 en 19 Juli 1592 Den
9den Maart 1596 (archief Hof van Gelderland, brieven met het Kwarïer
laaquot; 'gTSeTDeT''nbsp;verk;erdelijk is geplaatsf^o^he
jaar 97) schreef Derck van Leuwen aan het Hof, dat de NHmeegsche re-
geenng uit de kloosters „viel honderten van clockeA, die van bu^f bannen
dieser stadt m etlicke cloesters waeren betondenquot;, en zooveel geeS
zilverwerk had gekregen, dat zulks reeds toereikend ware geweesrom de
achterstallige predikantstractementen te voldoen
l^qinbsp;^^nbsp;Augustus 1592, 11 April 1593 en 11 April
een a™ ''^P'quot;elheeren namen verschillende voorwerpen mede, waaronder
een aim van den H. Stephanus, martelaar, die zij 1 Augustus 1593 te
Cranenburg schonken aan den maarschalk van Kleefslanrf.Berigtef aan
meH c';nbsp;van Heyligen of H. Zaken uit Noord-Nederland ontvoerdquot;
VH bTz 90)quot;^nbsp;Aartsbisdom Utrecht-;
1599 Petru ■ ^nnin®^ /nbsp;^quot;blijf in Kleefsland in
lOTO Fetrus Pollius tot nieuwen deken en bleven zich als een colleep he
schouwen, verg. Van Schevichaven, „St. Stephenskerkquot;, blz 66 en 28L
-ocr page 303-wist alle kostbaarheden in veiligheid te brengen^). Den Hden April
1595 kende het Hof van Gelderland alimentatie toe aan twee ge-
profeste leekebroeders uit het Broêrenklooster. Derck van den Bosch
en Bartholomeus Janss., van wie de laatste om zijn armoede tot
nachtwaker op de Windmolenpoort op een loon van twee stuivers
per week was aangesteld^). De aanleiding tot het uitzetten der
geestelijken was vrijwel steeds, dat zij in het geheim kinderen ge-
doopt of op andere wijze exercitie van hun godsdienst hadden ge-
daan.
Alhoewel Derck van Leuwens rekeningen alle thans ontbreken,
kan men toch een denkbeeld van zijn administratie verkrijgen uit
de volgende in het archief der Geldersche Rekenkamer berustende
staten of begrootingen:
a)nbsp;staat van de ontvangsten en uitgaven van het kapittel over 14 Juli
^ r59^13 Juli 1595, gesloten in de Rekenkamer 27 Augustus '94; de
otaVontvangsten worden geraamd op 1486 £ 13 st., de uitgaven
1098 £ 15 st, batig saldo 387 £ 18 st.; onder de uitgaafposten
468 £ 16 st. voor de twee predikanten Jacobus Lomannus en
johannes Servatii Neranus;
b)nbsp;staat van ontvangsten en uitgaven van het kapittel over 1595/96,
^ gesloten in de Rekenkamer 11 December 1595; totale ontvangsten
2153 £ 8 st. 3 d., uitgaven 2089 £ 7 st. 6 d., batig saldo 64 £ 9 d.,
aan predikantssalarissen wordt uitgegeven 1000 £;
c)nbsp;staat van ontvangsten en uitgaven van de Regulieren over 1594/95,
^ gesloten in de Rekenkamer 4 September 1594; totale ontvangsten
2044 £ 2 st. 1 d., uitgaven 2035 £ 18 st. 3 d., batig saldo 8 £
3 st. 10 d.;
dl staat van ontvangsten en uitgaven van de Regulieren over 1595/96,
^ gestote^in de Rekenkamer 17 December 1595; totale ontvangsten
1088 £ 3 ''t 1 d., uitgaven 1100 £ 10 st. 9 d., nadeehg saldo 12 £
7 st 8 d • onder ontvangsten wordt mede vermeld de vicarie op het
Valkhof, die door den Stadhouder is gegeven aan een „klerck in de
Latijnsche scholquot;;
e) staat van ontvangsten van de Predikbroeders over 1595/96 gesloten
' in de Rekenkamer 18 December ip, totale ontvangsten 193 £
10 si, uitgaven 45 £ 17 st. 8 d., batig saldo 147 £ 12 st. 4 d^ Het
klooster wordt bewoond door een der predikanten en een koste ,
in het ziekenhuis wonen de twee leekebroeders, die alimentatie
genieten, nl. een kok en een portier, de f^st van het convent ^
iebruikt voor de vergaderingen van het N-jmeegsche Kwartier en
van de Landschap. Uit den staat blijkt, dat er ook een vroegere
Itaat of begrooting is, evenals van het kapittel en van de Regulieren
(over 1594/95). Wakrschijnlijk liep de eerste rekening van de
Predikbroeders over hetzelfde tijdvaks).
Opmerkelijk is het, dat in deze staten eveneens de huizen en con-
ventsgebouwen worden genoemd, waarvan de stedelijke regeenng
' 1) G. A. Meyer, O. P., „Dominikaner Klooster en Statie te Nijmegenquot;,
^Archief Hof van Gelderland. Commissieboek I fol. 149.
») Archief Geldersche Rekenkamer, inv. nos. 7281, 7282, 728o, 728f. en /^ö/.
zich in 1592 het bestemmingsrecht had voorbehouden. Bijv. in den
staat van de Regulieren over 1594/95, fol. III, is opgeteekend: „Dat
convent van Regulieren mit derselve competierende heusser binnen
der Stadt Nymegen, dair by ende an gelegen, so in de Molestraete
als ock het heusken in de Sieckerstraet, de Appoteck genampt, sijn
alle mit denselven convent tot een Gastheus inploiert duer de magi-
straet alhiir, warvan alnu hier— Nietquot;. In de z.g. claustrale huizen
van het kapittel had de magistraat volgens de bovengenoemde sta-
ten van de kapittelgoederen schoolmeesters van de ,,groete schoeiquot;,
een koster en de ,,Franschosche metressequot; gehuisvest met vrijdom
van huur.
De geestelijke gebouwen in de stad bleven deel uitmaken van de
geestelijke vermogenscomplexen, waartoe zij van oudsher behoord
hadden. De stad regelde alleen het gebruik van de gebouwen, waar-
bij zij rekening hield met de bestemming ad pios usus. De provin-
ciale rentmeester Leuwen ontving de huren en erfpachten van de
huizen, waaraan door den magistraat geen bijzondere bestemming
gegeven was. De reparatiën van de Regulieren- en de Broêrkerken
kwamen ten laste van den rentmeester en wel op de rekening van
de geestelijke stichtingen, waartoe de beide kerken behoorden. Her-
stellingen aan de klooster- en kapittelhuizen mocht de rentmeester
in het algemeen slechts laten uitvoeren op ordonnantie van de Gel-
dersche Rekenkamer. De kloostergebouwen van de Regulieren, die
in den staat van de Regulieren over 1594/95 en nog in vele latere
rekeningen der geestelijke goederen pro memorie vermeld staan,
gingen tengevolge van hun bestemming tot Gasthuis voor het con-
ventsvermogen verloren en werden ingebracht in een nieuwe stich-
ting, nl. het Groote- of Oud-Burgeren Gasthuis, dat ontstaan was
uit de samenvoeging van de St. Jacobs- en St. Nicolaasgasthui-
) De verplaatsing van St. Jacobs- en St. Nicolaasgasthuizen naar liet
Keguherenconvent (ter plaatse is nog heden het Oud-Burgeren Gasthuis)
geschiedde volgens raadsresolutie van 17 en 24 Mei 1592. De steenen welke
voor het verbouwen van het klooster tot gasthuis noodig waren, kwamen
TrL afbraak der St. Antoniuskerk ingevolge raadsresolutie van 21 Juni
1592. De bewering van Mr. J. F. Bijleveld, „Iets over het Oud-Burgeren Gast-
huis te Nijmegenquot;, 1871, blz. 22, op welke blz. een hoogst slordige weer-
gave van de raadsresolutie van 24 Mei '92 wordt gegeven, en van Mr. J. M
van Pabst van Bingerden, „De Gasthuis-kwestie te Nijmegenquot;, 1873, blz. V,
als zou er ten Regulieren reeds een gasthuis gevestigd zijn geweest, waar-
mede de beide gasthuizen van St. Jacob en St. Nicolaas zouden zijn vereenigd,
is onjuist. Het is ons nl. gebleken, dat het conventsgebouw der Regulierenquot;
d.w.z. het klooster zelf, c a. tot gasthuis werd verbouwd. Uiteraard bezat dit
convent gelijk andere kloosters, gelegenheid tot herberging, maar er was
geen zelfstandige gasthuis-stichting. In het „Bewijs, regyster-boeck van
Voor de betaling der predikantstractementen werden in de eer-
ste plaats de inkomsten der kapitteltienden aangewend; ook de
kosters moesten hieruit bezoldigd worden. De raad bestemde 5
September 1592 hiervoor ook de Apostelheeren-tienden, voor het
geval dat de kapitteltienden te weinig opleverden, terwijl van de
Commenderie van St. Jan een jaarlijksche bijdrage zou worden ver-
langd en getracht zou worden ook van de Nonnen een bijdrage
te verkrijgen. Voorts werd met het oog op de geringe inkomsten
uit de geestelijke goederen bepaald, dat de stad .,by forme van lee-
ningequot; aan de predikanten en kosters voor het loopende jaar het
ontbrekende zou voorschieten^).
Qm in den nood der kerkendienaren te voorzien werd nog een
buitengewoon middel aangegrepen. Op den Landdag, welke in
1593 te Zutphen bijeenkwam, werd goedgevonden. ..dat het ge-
breck. dat hier in is. uuyt den ontfanck der geistlycken guderen
des Overquartiers erstadet solde werden ende dat dienvolgens den
gecommitterden onser stadt (nl. Nijmegen) een ordonnantie van
vijffhondert gulden medegedeylt wordenquot;. Inderdaad heeft het
Provinciale Hof 3 April 1595 een dergelijke ordonnantie verleend
van ƒ 450 en betaalde Derick Anthoni (Anthonissen). ontvanger
van de geestelijke goederen des Overkwartiers, blijkens zijn vijfde
rekening over 1 Augustus 1595-31 Juli 1596 op last van het Hof
ten behoeve der Nijmeegsche predikanten in Januari '96 350 £. Bij
het verleenen van de ordonnantie gaf het Hof uitdrukkelijk te ken-
nen. dat de stad de schooldienaren. gelijk tot dusver, behoorde te
bezoldigen uit de stadskas. Bij schrijven van 17 Mei 1597 berichtte
het Hof aan de Nijmeegsche regeering. dat de ambtman van Over-
betuwe en de naburen van Lent erin toegestemd hadden, dat de
inkomsten van de pastorie van Lent zouden worden aangewend ten
behoeve van de Nijmeegsche stadspredikanten op voorwaarde, dat
die predikanten in het dorp Lent of binnen de schans van Knodsen-
burg den kerkdienst zouden waarnemen. In 1597, '98 en '99 ver-
pachtte de stad Nijmegen de pastorietienden van Lent^).
êrffpachten, tynssen ende renthen eompetiemuie tot den cappiU^^^^
Steevens kerck bynnen Nymegen van a°. 1596 tot 600 « J
Niimeaen bundel U II) wordt nergens gezegd, dat de kapittelhuizen, me
SaX'opgesomd wordin, door de'stad aan zich getrokken zijn maar dat
ze „eigendomlickquot; aan het kapittel competceren (bijv. no. 22b).
1) Raadsresolutiën, 5 en 6 September lo92.nbsp;___
- Archief Hof van Gelderland, brieven met het Kwartier ^n Nijmegen
no. 10278, schrijven van de stad Nijmegen aan het Hot ^-d- 10 Sepember
1593. Lias ten Gemeente-archieve van Nijmegen bevattende. (1 .) brief d d
3 April 1595 van het Hof aan de stad Nijmegen (2°-).quot;Reckeninghe Didericks
Anthoni van den ontfanck ende uuitgeven der giesthcke gueder m den
Evenals zijn voorganger Roeloff van Steenwijck beheerde Derck
van Leuwen ook de z.g. Hannemansche goederen in Winssen. De
eenige hiervan bewaard gebleven rekening loopt over 20 November
1591 - Margarethe 1593 (27 Juli) en geeft bij alle ontvangstpos-
ten „nyetquot;; de rentmeester had dan ook geen enkele uitgave kun-
nen doen! Van eenige vroeger door Steenwijck verpachte kampen
wordt vermeld, dat niemand ze durfde pachten uit vrees voor den
vijand, „dwijl het geestlicke goederen sijnquot;. Verder berokkenden
overstroomingen groote schade^).
In het tweede hoofdstuk is medegedeeld, dat Derck van Leuwen
de administratie heeft gehad van het klooster de Holtmeer. terwijl
hij gedurende korten tijd ook de goederen van het prioraatschap
van Overasselt heeft beheerd.
Buiten de administratie van den rentmeester Leuwen bleven de
verschillende nonnenkloosters, het Fraterhuis en het Celbroeders-
convent. De nonnenkloosters kwamen pas in handen der Overheid,
nadat Derck van Leuwen afgetreden was. Hoe de stad met het Fra-
terhuis en het Celbroedersgesticht handelde na de reductie, moge
hier nog volgen.
Den 27sten December 1592 besloot de raad. dat burgemeester
Johan Kelffken en de raadsvriend Jacob Biesman met den pater
van het Fraterhuis, Fortunatus Kappers alias Delius, zouden onder-
handelen over de administratie der goederen. Op 10 Januari d.a.v.
werden de beide heeren tot provisoren aangesteld; de pater zou het
beheer blijven voeren onder hun oppertoezicht. Den pater werd op-
gedragen uit de inkomsten van het huis acht jongens „mit bed-
dinghe en slapinghequot; te verzorgen nevens de (zes) jongens die
Arnhem aldaar (volgens den fundatiebrief van dr. Burchardt van
den Berch) placht te houden en niets te doen buiten voorkennis der
provisoren. Fortunatus trad in 1595 als administrator af; zijn reke-
Averquartier Gelreiantz voor den tijtt van einen jare, ingegaen primo Augusti
anno XCV ende geexpinert den lesten Julii anno XCVIquot;, gehoord en gesloten
in de Geldersche Rekenkamer te .-Vrnhem 4 November 1596 (copie) (3°)
V-nbsp;^^^^ ^^^ aan de stad Nijmegen, (4°.) brief d.d. 29
October 1597 van het Hof aan de stad Nijmegen, (5°.) ordonnantie verleend
door het Hof op de helft van de penningen, komende van de redemptie
geestdijke goederen in het Overkwartier, nl. ƒ 250, d.d. 2 Mei 1599
1 - en 7 .) voorwaarden van openbare verpachting der pastorietienden van
Lent door den magistraat van Nijmegen in 1597 e.v. In 1616 werd .lohannes
Mulhovius predikant te Lent (Reitsma en van Veen, „Acta der Provinciale
en particuliere Synoden, 1572-1620quot;, IV, Geldedand, blz. 335).
) Archief Gedeputeerden des Nijm. Kwartiers, „Reeckeninge Derickx van
Leuwen rentmeester van dye Hanemanse goederen tot Wynssum in Maes
ende Wael ende int Rijck van Nyemegenquot;, over 1591/9.3, „voor den rent-
meysterquot;, niet afgehoord.nbsp;/ , „voui atn rent
ninq werd door de rekenmeesters der stad en de provisoren van he
huis gehoord en gesloten^). De conrector der Apostolische school
(de stadsschool), mr. Henricus Lotthemius (van Lottum), volgde
hem in het beheer op'^). Het lag in de bedoeling het F^aterhms
ten behoeve van arme scholieren te laten voortbestaan. Dit blijkt
nader uit een raadsresolutie van 23 September 1597. welke luidt
als volqt: „Op aenmaeninge van magistro Henrico Lotthemio admi-
nistrateur van 't Fraterhuys, die te kennen gaff, dat secker burger
van Arnhem hem affgevordert hadde alsulcke incomsten. als D.
Burchart van den Berch den Fraterhuis alhier verleent tot onderhalt
van ses arme studenten van Arnhem. Weicke saecke in conferentie
geleidt wesende, is gudt gevonden, dat den voorsz. Lotthemius sal
bheven in d' administratie van d' incomsten off penningen, gelijck
alle andere desselven Fraterhuis incomsten, ditselve bekherende
nae d' intentie van den voorsz. fundateur ende die fundation-bneff
daervan sijnde, ende naemelijck naer het getael van de arme studen-
ten die de voorsz. van Arnhem jegenwoerdelijck in 't Fraterhuis
sijn hebbende, het overschot van dien laetende commeh tot behoeff
van andere arme klercken deeser stadtquot; «). Een half jaar later vond
de Nijmeegsche raad goed, dat er wegens de dure tijden uit de
beurs van dr. Van den Berch slechts twee in plaats van de voorge-
schreven zes studenten zouden worden onderhouden, en autoriseer-
de tevens mr. Lotthemius, om „die renthen, daertoe gedestiniert
mitsgaders den affterstand met ernst in te manen tot behu[f des
Fraterhuys', onder bepahng, dat hij rekening zou doen aan gede-
puteerden uit den raad. Tegelijkertijd werden twee nieuwe proviso-
ren aangewezen. Lotthemius' opvolger in de administratie
Wolter van Duiren, rentmeester der geestelijke goederen^). De
magistraat besloot nog in 1612 aan eenige schamele scholieren m
het Fraterhuis onderdak te verleenen. Drie jaren daarna evenwel,
1 December 1615, werd een woning in het Fraterhuis voor tien ja-
ren verhuurd, terwijl tenslotte bij resolutie van 16 April 1617 alle
goederen en inkomsten van het huis, zoowel binnen als buiten de
^T'^^esolutiën, 27 December 1592, 10 Januari 159.3, 10 September
R^adLtl^i^'S Mei 1596. Hij werd tot meester der Latijnsche
school benoemd 26 Juli 1592.^^nbsp;„Nijmeegsche Bijzonderhedenquot;, blz^ 44,
hI Fraterhui en de Apostolische .Schoolquot;. Vergel. van Schevichaven, „Oud-
N^meSrKerl^rKlo'osters, Gastlmizen, stichtingen en Openba e Ge-
bouwenquot;, blz. 104 e.v. Raadsresolutiën Nymegen, 23 Septe^
Baadsresolutiën, 29 Maart 1598, 4 Jun. en 18 October 1611.
-ocr page 308-stad, ter administratie werden gegeven aan Derick Leydecker die
werd „gecommitteert tot d' administratie van de huyseren, depen-
dirende van de cloosters deeser stadt, als oock van de goederen den
Fraterenhuyse aldaer toestendichquot; . Sindsdien bleef het Frater-
buis onder het beheer van de rentmeesters der geestelijke goederen
en wel steeds onder vanwege de stad aangestelde rentmeesters.
Noch Hof en Geldersche Rekenkamer, noch Gedeputeerde Staten
van het Nijmeegsche Kwartier hebben zich ooit bemoeid met de
goederen en inkomsten van 't Fraterhuis. Van opneming van arme
studenten in het Fraterhuis vindt men in de rekeningen van de rent-
meesters der geestelijke goederen geen melding meer gemaakt.
Klaarblijkelijk meende men, dat de algemeene pieuze bestemming
nl. ten behoeve van kerk en school, voldoende was.
De Celbroeders, Cellieten of Lollarden werden aanvankelijk on-
gemoeid gelaten. Na het vertrek van den pater, ook wel rector of
prior genoemd, belastte de raad bij resolutie van 22 Juh 1596 den
„courmeisterquot; (bedoeld wordt de opperste courwechter of cour di
torenwachter) Gerrit Vermoeien met het toezicht op het Celbroe-
dershuis en zijn bezittingen, op voorwaarde, dat hij een staat zou
overleveren en desverlangd rekening zou doen. De provisoren der
Leprozen Johan van den Graeff en Niclaes van Aelst werden ge-
machtigd om alle goederen en meubels van het Celbroederscon-
vent te laten inventariseeren en „op d' administratie ende behou-
demsse van dieselve guder acht te nemenquot; Het huis bleef als
„Uolhuys voortbestaan. Sinds 1647 stonden het Dolhuys en de
Leprozenstichting onder beheer van eenzelfden rentmeester Dit
leidde op den duur tot samensmelting der beide fundatiën, voorna-
melijk, omdat er geen leprozen meer waren Het gesticht stond
onder eigen provisoren of regenten, totdat het bij arrêté van den
sous-préfect de V arrondissement Nimègue d.d. 8 Maart 1811 met
het Oud-Burgeren Gasthuis, het Burger-Weeshuis, het Arme-
Kinderen-Weeshuis en het gesticht de Ellendige en andere ge-
voegde Broederschappen overeenkomstig de Fransche wetgeving
onder het gemeenschappelijke bestuur van een „commission des
^^s de la ville de Nimèguequot; werd gesteld^). Bij het „Regle-
v/n Inbsp;September 1612, 16 April 1617 en de 1ste rekening
U Mef 16Ï7 'nbsp;afgeschreven zijn instructie, verleend door den raad
Kaadsresolutiën, 22 ,Iuli 1596.
I»,,* ^'k^-'nbsp;Schevichaven, „.Sprokkelingenquot;, blz. 69 „Leprozen en
kprozenhuizenquot;, en dezelfde, „Oud-Nijmegens Kerk;n, Kloostèi enz quot; blz
Hel aantal provisoren werd in 1S07 bij raadsresolutie d.d. 18/25 Maart.
-ocr page 309-ment tot inrigting der verschillende godshuizen en gestichten van
liefdadigheid binnen de stad Nijmegen provincie Gelderland op-
gemaakt volgens het organiek besluit van den Souvereinen Vorst
van 31 December 1814 no. 20, en goedgekeurd bi, Koninklijke reso-
lutie van 22 Mei 1817, litta. E. 5.. werden het Cellenbroederenhuis
en het gesticht de Ellendige en andere gevoegde broederschappen
tezamen onder een gemeenschappelijk bestuur van zes provisoren
gesteld, half uit Protestanten en half uit R. Katholieken bestaande,
met bepahng. dat de administratiën van beide instellingen afzon-
derlijk gehouden zouden worden ..en de inkomsten bepaaldelijk tot
dat einL. waartoe zij van ouds gebruikelijk waren, zullen worden
qebeziqdquot; Het Celbroedershuis heeft dus niet gedeeld in het lot
van de overige uit de middeleeuwen afkomstige Nijmeegsche gees-
telijke stichtingen. De rentmeesters der geestelijke goederen hebben
er nimmer mede te maken gehad. Het was sinds 1596 Qeheel ot
een wereldlijk gesticht geworden, dat op gelijke wijze als de iNij-
meegsche gasthuizen en instellingen van liefdadigheid onder toe-
zicht van de stedelijke Overheid door provisoren werd beheerd.
Hierdoor was het mogelijk, dat dit voormalig geestelijke gesticht
noch met de stadseigendommen werd vereenigd. noch nationaal
verklaard werd krachtens de additioneele bepalingen van de staats-
reqehng van 1798. De reden, waarom het Celbroedershuis op zoo
geheel anderen voet behandeld werd dan de overige geestelijke
rnÊmmmë
ren over arm- en godshuizen in Gelderland Braband en ^^e andnbsp;u
No 20 is opgenomen in: D'Engelhronner, „Bijvoegsel tot nci
Thet Koningrijk der Nederlandenquot;, Vijfde serie (.Aanhangsel),
cember 1814
Staatsblad van
blz. 573.
stichtingen, was gelegen in de bestaande behoefte aan een krank-
zinnigeninrichting. Overigens moge worden opgemerkt, dat het
doel der stichting „pieusquot; was, zoodat de handelwijze van den
magistraat t.o.v. het huis niet strijdig kan worden geacht met het
plakaat op de geestelijke goederen d.d. 31 Mei 1580.
In het ..Rapport van Heeren Burgemeesteren en Rekenmeesteren
van 27 December 1737quot;i) deelen de rapporteurs aangaande het
Celbroedershuis mede, „Dat dit Clooster met de weinige daartoe
gehoorende goederen en inkomsten in den jaare 1580 en naderhand
in den jaare 1592, nevens andere Geestelijke goederen, welkers
corpora binnen dese stad geleegen waaren, by Borgemeesteren.
Schepenen en Raaden aanvaart, en met het corpus van dese stadt
geconsolideert zijnde geworden. Welg(eme)lte Borgemeesteren.
Schepenen en Raaden het gebruick van dit Clooster, Capel en daar-
by gehoort hebbende goederen uit eene pure liberaliteyt hadden
gelaten en gedestineert tot inneminge en verpleginge van kranksin-
nige menschen. Dat de precisen tyd van deze institutie niet gevon-
den wierd. Doch dat te presumeren was, dat in off kort na den
jaare 1592 dit Huys tot dat gementioneerde einde gedestineert sal
syn geworden: immers dat dit Huys en Capel der Cellenbroeders in
deser stads rekeninge van den jaare 1592, Capittel van Heeren en
Dienaaren loon, voor de eerste reyse benoemt was met de naem van
Dolhuysquot;. De rapporteurs vergissen zich evenwel, wanneer zij
spreken van het consolideeren van het Celbroedershuis nevens an-
dere geestelijke goederen met het ..corpusquot; der stad in 1580 en
1592. Ook behoefde er geen nieuwe „institutiequot; plaats te hebben,
want de bestemming, de verzorging van krankzinnigen, blééf; men
bracht slechts wijziging in het beheer, omdat zulks door de om-
standigheden geboden werd na het vertrek van den pater Jan
Jansen, in 1596, zooals er ook in 1811 en in 1817 verandering in
den beheersvorm gemaakt werd onder handhaving van het doel
der stichting
„Rapport van Heeren Burgemeesteren en Rekenmeesteren van 27 De-
cember 1737 en Raadsbesluit van 14 Augustus J739 betreffende de Godshui-
zen binnen Nijmegen uitgeg. onder toezigt van Mr. .J. F. Bijleveld te Arnhemquot;,
Nijmegen 1875, blz. 44.
Van Schevichaven, „Oud-Nijmegens Keiken, enz.quot; blz. 61, schrijft de
rapporteurs van 1737 ten deele woordelijk na, ofschoon hem de resolutie van
22 Juh 1,596 bekend is. Bij raadsresolutie d.d. 24 Augustus 1614 werd naar
aanleiding van een verzoekschrift van Goerdt van Rosmolen, „erffgenaem
van Jan Jansen, pater gewest des huyses van de Lollerdenquot;, beschikt, dat de
provisoren van dit huis aan Rosmolen 2 £ groot zouden uitkeeren „in aen-
sien van syne beswerlycke gelegenheitquot;, „al ist, dat men uuyt cracht van sijn
§ 5. De Vrouwenconventen tot aan de Overgifte
van het Financieel Beheer.
Het eerste vrouwenconvent, waarmede na de reductie over ali-
menteering onderhandeld werd, was het klooster te Nonnen. De
Nijmeegsche raad wees gecommitteerden aan, die 21 November
1592 rapport uitbrachten, zonder dat wij vernemen, wat zij bereikt
hadden. Op 6 Juli 1593 sloten Carel van den Sande, secretaris van
de Geldersche Rekenkamer, en Derck van Leuwen, rentmeester der
geestelijke goederen, als gemachtigden van het Hof een overeen-
komst met de twee overgebleven nonnen, juff. Hillegonda van Gent
en juff. Francisca Vaecks (Vaeck), welke overeenkomst echter niet
door Kanselier en Raden bevestigd werd. Het Hof liet aan de zus-
ters weten, dat zij volgens de Landschapsresolutiën de administra-
tie der conventsgoederen moesten afstaan en zoodanige alimentatie
aanvaarden, „als haerluyden hierbefoerens durch den heren van
Loenen und doctor Voet, onse mede-rhaet, als daertoe gecommit-
tierden angepresentiert wordenquot;, hetgeen zonder uitwerking
bleef 1).
Toen in 1614 alleen nog juff. Vaeck over was gebleven, vond de
raad goed, dat de non in het genot van de kloosterinkomsten bleef,
mits zij een duidelijken staat overleverde. Zij moest echter de jaar-
lijksche bijdrage van 100 daalders of ƒ 150 voor de kosters, welke
haar convent reeds in 1607 opbracht, geregeld blijven voldoen^).
Op 16 April 1617 stelde de raad van Nijmegen Deryck Leyende-
cker (of Leydecker) als opvolger van den rentmeester Wolter van
Duiren aan tot rentmeester ,,van de opcomste der huyseren van de
conventen, van 't capittel ende andere den geesteheken toebehoert
hebbende ende by de stadt aengeverdt ende doen timmeren, item
van 't Fraterhuys ende van 't convent van de Nonnenquot;. Men zou
zich echter vergissen, indien men meende, dat Leydecker voor het
convent te Nonnen een stedelijk rentmeester was. Gedeputeerden
van het Nijmeegsche Kwartier stelden 12 Mei 1617 voor Leydecker
obligatie in (jegens) hem niet gehouden te handelenquot;. Dit niet erkennen van
de aanspraken van een erfgenaam van den pater sproot alleen voort uit de
omstandigheid, dat aanspraken op onderhoud uit de inkomsten der Celbroe-
ders van den pater als zoodanig eindigden bij zijn dood of vrijwillig vertrek.
1) Kaadsresolutiën Nijmegen, 21 November 1592. Archief Hof van Gelder-
land, Commissieboek I, fol. 128 vso., 29 Juni 1594.
Kaadsresolutiën 16 Maart en 15 Juni 1614. Voor de jaarlijksche bijdrage
van 100 daalders voor de kosters zie 2de rekening van Wolter van Duiren
over 1608 fol. 113 bis. Deze rekening betreft de goederen van het kapittel, de
Regulieren, de Predikbroeders, Mariënburg, St. Agnieten aan den Teers, den
Hessenberg en is gehoord op de Gedeputeerdenkamer 1 Maart 1622.
de instructie en commissie vast voor de administratie van het kloos-
ter te Nonnen, en beëedigden hem vijf dagen later. De magistraat
besloot in Augustus d.a.v., dat juff. Vaeck gedurende het loopende
jaar de kloosterinkomsten nog zou mogen behouden, en dat zij met
ingang van het nieuwe jaar een alimentatie van ƒ 600 — een onge-
woon hoog bedrag! — 's jaars zou krijgen. Gedeputeerden van het
Kwartier waren van oordeel, dat men eerst een staat moest opma-
ken en de zegels en brieven overnemen. De non was reeds den
lOden December overleden. Eenigen tijd later gelastten Gedepu-
teerde Staten Leydecker een staat van de inkomsten en schulden
van het convent over 1617 in te dienen ,,und in specie van die doot-
schulden der lest overledene nonne mit die droeffmaeltijt daerover
by d' erffgenamen gedaenquot;^).
De kloosterhngen van den Hessenberg hadden in 1596 nog zelf
het beheer van de conventsgoederen in handen. Het Hof van Gel-
derland verleende haar nl. 15 Maart van dat jaar octrooi om aan
Giesbert van Mekeren een kamp weilands en twee morgens, gehee-
ten den Paskamp in Andelst, behoorende tot den bouwhof Genne-
perstein in Herveld, in pand te geven In een raadsresolutie van
28 October 1601 wordt melding gemaakt van een klacht der zus-
ters, „dat vast syluiden seer armelijck en worden getractiert ende
dat veel gudts in de gemeine koecken (keuken) boven 't vermoegen
van 't selve convente te ongude (nutteloos) verdaen wordtquot;, wes-
halve de magistraat goed vond, dat zij van den aanwezigen voor-
raad elk een half varken toegewezen zouden krijgen, „ende dat men
vortz bedacht sal sijn om opt formelijckst eenige gude ordre den
convente ten beste mit den iersten doenlijck te beraemen ende te
stellenquot;^). Aangezien Wolter van Duiren als rentmeester der gees-
telijke goederen vanwege het Nijmeegsche Kwartier in zijn eerste
rekening over 1607 aanteekent, dat aan die van den Hessenberg.
van St. Agnieten, van het klooster te Nonnen en van Bethlehem in
dat jaar nog de administratie harer goederen gelaten is, en eerst in
zijn tweede rekening over 1608 de goederen van den Hessenberg
vermeld worden, moet men aannemen, dat in den loop van 1607
een overeenkomst met de nonnen van den Hessenberg gesloten is.
1) Raadsresolutiën 16 April, 6 Augustus, 10 en 17 December 1617. Reso-
lutiën van Gedeputeerden, archief Gedeputeerde Staten des Nijmeegschen
Kwartiers, Rijksarchief Arnhem 12 Mei, 17 Mei en 1 September 1617, 26 Fe-
bruari 1618.
Archief Hof van Gelderland, Commissieboek I, fol. 154 vso.
Raadsresolutiën, 28 October 1601. Vermoedelijk werd de keukenvoor-
raad van de zusters grootendeels verteerd door de soldaten, die bij herha-
ling in het klooster werden gelegerd.
waarbij zij het beheer afstonden. Vier zusters ontvingen ieder tot
ahmentatie ƒ 125 met inbegrip van brandhout, zes zusters ƒ 100.
een gewesene conventualinnequot;, die blijkbaar buiten de gemeen-
schap leefde of getrouwd was, eveneens ƒ 100; terwijl Evert Lam-
bertz die met een gewezen non van den Hessenberg gehuwd was.
ook f'lOO ontving^). De raad wijzigde het bedrag der alimentatiën.
telkens als het aantal zusters door sterfgeval verminderde. Den
19den December 1627 moesten volgens raadsbesluit de zusters een
staat opmaken van haar bezittingen, waarmede natuurlijk haar
particuliere goederen bedoeld werden. ..diewelcke men nogtans
geensints gemeynt is haer t' ontrucken. maer haer leven langh rus-
tehck ende vredelick genieten te latenquot;. De laatste non overleed m
1636- haar roerende have werd in het openbaar verkocht. Niet lang
daarna, in 1638/39, werd in het klooster het Arme-Kinderen-
Weeshuis gevestigd. Het conventsgebouw werd toen aan het ver-
mogen van den Hessenberg onttrokken en in deze nieuwe stichting
ingebracht op soortgelijke wijze als ruim veertig jaren vroeger het
Reguherenconventsgebouw in de stichting het Oud-Burgeren Gast-
huis®).nbsp;j
Naar aanleiding van door de zusters van St. Agnieten aan den
Teers die op Mariënburg inwoonden, gepleegde verduisteringen
had de Nijmeegsche raad bij resolutie d.d. 29 Maart 1598 Rijck
Braem en Henryck van Steenbergen aangesteld tot inspecteurs en
superintendenten van de kloostergoederen, met den last er zorg
voor te dragen, „dat niet van den clostergoederen veraliniert wer-
denquot; en „om ter noot den van den respective conventen alhier te
assisterenquot;. In de practijk assisteerden de superintendenten alleen
de nonnen van Mariënburg en St. Agnieten en bemoeiden zi, zich
niet met de overige vrouwenkloosters. Drie jaren later verlangde de
raad. dat de zusters, aangezien zij nog maar met haar tweeën over-
gebleven waren en haar goederen en inkomsten voor 10 a 12 per-
sonen plachten te strekken, eenige honderd guldens zouden afstaan
ten behoeve van den kerkdienst. Hetzelfde werd verlangd van de
nonnen van St. Agnieten aan den Teers. Voldeden de zusters met
aan den last. dan zouden zij haar legerboeken moeten overleggen.
Ode rekening van Wolter van Duiren over 1607 en over 1608,
vaï de goederen /an het kapittel, de Regulieren, enz., oud-archief gemeente
^'T^On 9 Januari 1639 benoemde de raad 4 provisoren voor het nye ge-
Van Schevichaven, „Oud-Nijmegen's Kerken enz. , blz. 162 e.v., blz. 389 e.v.
Den dag daarop wees de raad eenige zijner medeleden aan om met
de provisoren den staat van de goederen der beide conventen te
onderzoeken ^).
Toen na de opheffing van het college van Gedeputeerden van
h^ Nijmeegsche Kwartier^) aan jr. Johan Millinck wegens de
ridderschap, en dr. Johan Biel (of Bijl), den Nijmeegschen secreta-
ris en syndicus, wegens de steden, in Mei 1602 opgedragen werd de
taak van Gedeputeerde Staten t.o.v. de geestelijke goederen in het
Kwarüer over te nemen, namen zij onmiddellijk de zorg voor
Manenbnrg op zich. Een Nijmeegsche raadsresolutie d.d. 23 Sep-
tember 1603 licht ons hierover in: „Is mit joncker Johan Milinck
gespreecken van gelegenheyt der Mariënbur(g)sche guederen
insonderheyt, wat middel ende voorrhaet datter wesen mucht tot
den mcoop van eenige quantiteyt van rijss ende palen tot idt op-
maecken van cribben ende andere behufften tot beschuttinghe van
de Manenbur(g)sche werden. Ende dat die provisoren van den
selven convente gelast sijn deesen aengaende mit hem een overslach
te maecken mit wekken provisoren men verstondt, dat S.L aen-
gaende Idt bewindt derselver guderen beboerde te holden alle goe-
de ende naerder correspondentie. Verstaen meede mijn heeren dat
den twe overgeblevenen conventualen voor oere jairlijcxe alimen-
^tie sol en behoere toegelecht to werden hondert gulden iederquot;«)
Hennck Verstraten werd tot rentmeester aangesteld. Rekeningen
van zijn beheer zijn niet bewaard gebleven
Sinds 7 Mei 1605 trad wederom een college van Gedeputeerde
S aten des Nijmeegschen Kwartiers op. Gedeputeerden stelden in
den loop van 1606 een opvolger van Derick van Leuwen aan Op
r Dtiir: fnbsp;^^^^ ^^nbsp;genoemde Wolter
van Duiren tot rentmeester gecommitteerd. Henrick Verstraten
kreeg toestemming het loopende jaar uit te dienen „mit last van
syne rekenungen mitten eersten tho verveerdigen und tho presen-
tieren. dat hy oock die pampieren, so onder hem nog berusten
gen ter Gameren sal leverenquot;. Een jaar later namen Gedeputeerden
Verstratens rekening in behandeling. n:aar eerst in Maart 1610
werd zi;n laatste rekening afgehandeld en hem ƒ 275 voor zijn
vijf^a^ediening toegekend^). De Mariënburgsche goederen
zre'vroTl^'lfnh'ff-^quot;quot;''*nbsp;- 29 Januari 1601.
^ RaaZesotf.^'nnbsp;Gedeputeerden-college Hoofdstuk 1 § 7
hun oXffina rnbsp;September 1603. Het is ons niet gebleken, dat vóór
snbsp;^^^^ ^^ ^^^ -
) Resolutiën Gedeput. Staten Kwartier van Nijmegen, 28 Juni 1606, 30
-ocr page 315-komen reeds in de eerste rekening van Wolter van Duiren over
1607 voor. De rekening doet zien, dat er nog twee zusters waren,
Fyken Bongers en Beel Sonnendaechs, die ieder een alimentatie
van ƒ 100 ontvingen. De Nijmeegsche raad verhoogde de alimenta-
tiën eenige malen. De inboedel van Beel Sonnendaechs, die begin
1626 als laatste der zusters overleed, werd door de stad verkocht.
De kloosterlingen van het St. Agnietenklooster aan den Teers
woonden sinds omstreeks 1586 samen met de zusters van Mariën-
burg, aangezien haar klooster in 1584 voor een belangrijk gedeelte
afgebroken was. In 1598 kwam aan het licht, dat de nonnen van
den Teers met toestemming van den prior en voorkennis van het
Hof te Roermond, dat in de oogen der Spaanschgezinden de recht-
matige voortzetting van het Hof te Arnhem was, een huis van acht
gebinten verkocht hadden. De Nijmeegsche raad liet haar daarom
aanzeggen, dat zij zooiets in het vervolg moesten nalaten Blijkens
een aanteekening in Woher van Duirens rekening over 1607 voer-
den de nonnen in dit jaar nog zelf de administratie. In de reke-
ning over 1608 komen de goederen van St. Agnieten voor het eerst
voor. Er werd toen aan vier niet met name aangeduide zusters ali-
mentatie uitgekeerd, nl. ƒ 100 ieder. Blijkens de rekening over 1619
kregen Eva Baert, Jenneken Dedis en Armken Alerts ieder ƒ 150.
De laatste kloosterlinge ontving in 1624 verhooging van haar ah-
mentatie tot ƒ 300 wegens „hogen alderdoms und lijffswackheidquot;
In Juli van het jaar 1601 vond de raad aanvankelijk goed, dat
de „geweldighequot; de „woninghe Bethlehem gênantquot; zou mogen be-
trekken, maar enkele dagen later werd hem het patershuis van den
Hessenberg toegestaan in plaats van Bethlehem, „om deselve suster-
kens als alde bedachde persoonen te verschoenenquot; De zusters
werden voorloopig nog in het beheer van de bezittingen van het
kloostertje gelaten; in 1630 vergunde de raad haar een hypo-
theek, welke zij hadden uitstaan op Ottenhoffstadt in Persingen,
Juli en 8 Augustus 1607, 5 en 31 Maart 1610. Verstratens ambtstijd heeft
waarschijnlijk geloopen van Juni 1602-id. 1607.
Van Schevichaven, „Oud-Nijmegens Kerken, Klo^^ters enz quot;z. 2« e v
Raadsresolutiën, 29 Maart 1598. Toen de kooper Gaert van Triest ver
lof'vroeg het huis te mogen afbreken, verklaarde de raad den koop voor on^
geldig, aangezien het Hof te Arnhem hiertoe geen octrooi verleend had
(raadsresolutiën, 26 April 1598).nbsp;„ , c i,
quot;) Van Schevichaven, „Het Klooster te Neerboschquot;, m: „Het Schependom
van Nijmegen in Woord en Beeldquot;, uitgave Vereeniging Dorpsbelang , blz.
15 e.v. 3de rekening van Isaac van den Berch van de goederen van den Hes-
senberg, Mariënburg en St. Agnieten over 1619, oud-archief Nijmegen. Raads-
resolutie Nijmegen, 29 December 1624.
Raadsresolutiën, 7 en 10 Juli 1601.
-ocr page 316-und Mf ' Mnbsp;-derhoudt
van ^n R hnbsp;r'quot; • 'nbsp;^636 werd Isaac
den Hes. K XT'^tnbsp;de kloostergoederen van
den Hessenberg. Mariënburg en St. Agnieten. mede aangesteld tot
rentmeester van het klooster Bethlehem. Ruim een maant late
kreeg de rentmeester last de roerende have der overleden Les
d.e aan de stad vervallen was, te verkoopen
Aangaande de Eenigheid vindt men in de rekening van Wolter
van Duiren over 1608 aangeteekend. dat een rente'van pd
S Ste'rr?'Unbsp;-- kapittd van
lalnnbsp;,nbsp;^^ kloosterzusters ge-
aten wordt. Behalve haar klooster hebben de zusters geen onroe-
rIninr:arDnbsp;diende'blijkens de
ei van St St quot;nbsp;-n de aan het kapit-
ad en vL d Tnbsp;toebehoorende huizen binnen de
len overTfif«/?^ rquot;nbsp;^^nbsp;^^ Non-
nen over 1618/19, als woning voor den rector Verheyden. Ook in
]ater^;aren werd het huis om niet bewoond door' den rector
Derick'ferde?;nbsp;--den voor de eerste maal in de
Uenck Leydeckers rekenmg over 1618/19 vermeld. Een daartoe
strelTöi^quot;'' de Begijnengas had Wolter van Duiren m!
dert 159 ' rnbsp;^^ kloosterlingen zijn uit den tijd
sedert 1591 geen bijzonderheden bekend.
§ 6. De Rentambten der Nijmeegsche Geestelijke Goederen,
a. Onder Kwartierlijk en Stedelijk Beheer.
In de vierde paragraaf zagen wij, dat de rentmeester Derick van
de?sr Reknbsp;- ^'gT
hier hadnbsp;quot; -^--hap verschuldigd was, onder zijn be-
sfnbsp;^ ^^ --
2de^eltiSnbsp;het kapittel, enz., over 1608.
nen de stad! enz. ovVrifiiZ/Vonbsp;Hu,zen van het kapittel, enz., bin-
gezamenliikenbsp;«ekening van Isaak van den Bergh van de
van de Étgh^eTd o^nbsp;- in 1608 n% zuLÏ
van den geweldigerDroTos?\r»!i haar hu,s reeds in 1592 tot huisvesting
den muntmeester Lw H^Lsïen se^^^^^^^^ ''nbsp;^^^
school, enz. Vergel Van SrhPvquot; hnbsp;,nbsp;''«actoren der Latijnsche
ning over leisTll is de eSe ek^^^^^^nbsp;Leydeckers reke-
goederen, waarin de' Ee'nigTe'id 'wtdl^lenrm^quot;
-ocr page 317-a)nbsp;de goederen van het kapittel van St. Steven,
b)nbsp;de goederen van het Regulierenconvent,
c)nbsp;de goederen van het Predikbroederenconvent,
d de Hannemansche goederen in Rijks- en Ambts-Winssen,
toebehoorende aan het Carthuizerklooster Bethlehem m
Roermond.
De stad Nijmegen had het recht de bestemming te bepalen
van alle geestelijke gebouwen binnen stad en schependom, ook van
de huizen der vrouwenkloosters, waarvan de administratie zich nog
in handen van de zusters bevond. Voor zoover f a^^ouwen be-
hoorden tot geestelijke instellingen, die onder het beheer van Derck
van Leuwen gesteld waren, bleven ze deel uitmaken van het ver-
mogen van het betrokken kapittel of convent
Voor het dagelijksche toezicht op de handelingen van Derck van
Leuwen en om hem bij te staan bij openbare
noemde de Nijmeegsche raad provisoren, aanvankelijk raadsge-
committeerden ad hoe, doch sedert 1598 vaste ^-^sprovisoren^ B,
raadsbesluit van 5 April van dit jaar werden burgemee ter Jacob
Biesman en de raadsvriend Lambert Jansz. tot de inspectie van de
geestelijke goederen binnen de stad en het schependom staand
onder het beheer van den rentmeester Leuwen. 9-omm^ e rd^Z,
zouden tevens orde stellen op het bezoldigen van de P-^^dikanten
en anderszins^). Op de aanstelling van de twee provisoren had
qemeente (d.w.z. de gemeenslieden) geen invloed.
Tadat de directie over de geestelijke goederen in het Nijmeeg-
sche Kwartier in Mei 1601 opgedragen was aan het college van
Gedeputeerde Staten van het Kwartier, kwam ^eujens adm ni-
stratie onder het toezicht van dit college te staan op de-We w^
als te voren onder dat van Hof en Rekenkamer -n Geldedand
Bij het sluiten van de rekeningen waren, wanneer het de Nijmeeg
sche goederen betrof, de tweenbsp;^.^f^J^Mei 605
In het Gedeputeerden-looze tijdvak van 1 Mei 1602-1 Mei 1605
waren jr. Johan Millinck en dr. Johan Biel ^e directie der gees-
telijke goederen in het Kwartier belast. Te Nijmegen heeft hun
we kzaamheid zich niet verder uitgestrekt dan over de goederen
r: rriënburg. Wegens het verloren gaan van het reso u.e ^
van Millinck en Biel kan hun verhouding tot den rentmeester
Derck van Leuwen niet meer worden nagegaan )•
1) Raadsresolutiën Nijmegen 5 April 1598.
fiLdsresolutiën 9 September 1601 3 November 1603^
3) Resolutiën Gedeputeerde Staten des Nijmeegschen KwaUiers,
1606.
-ocr page 318-Uit 1605 en -06 bliikt Ïtnbsp;Gedeputeerden
daarop den 29sten September commissie en instructie aan Wolter
oeren bpoedig daarop moesten Gedeputeerde Staten het volaen
nemansche goederen heet, h.j daare„,ege„ ,„ tei.enbsp;„had
Den 21 sten April ,607 „J. ratificeerde de Landdag ,e Arnhen. ee„
eeXtf va''quot;*''''''''''' O-quot;quot;quot;-«« voorgesteld 0™-
eenkomst „van permutatie ende bevryonoh van aÏ . i ,
goederen der drie Quartieren .Jmt/.^zt ZT^^^^^^
hem) tegens die van 't Overquartierquot;, waarbi; van weerszi In de
J carÏrklost r'nbsp;parsonaatschappen.
V canen, klosteren. kercken. gasthuiser. melaeten. weesehueseL
--hen unf:k:mp:
s endombs ! rquot;nbsp;quot;nbsp;deses Fur-
«ten^und Graeffschaps die oick gelegen mogen sijn. sullen
zijn niet meer aaWequot;ignbsp;betroklcen rekeningen van D. van Leuwen
be? 18 roSber^'lSrD'tn II ''nbsp;^ Septem-
de jaren 1604-1606nbsp;rekenschap afleggen van
-ocr page 319-gebruickt und genaeten worden by die corpora off advis der aver-
heitt der steden und plaetsen, daer die tho behoren, sonder dat men
van wedersijdts d' eene den anderen ennige bespieringe sali doen
int volkommen genott, vreye gebruick und administratie derselver;
item, dat die Carthusianen van Ruremunde, dit verdrach beslaeten
und geratifi(ci)ert sijnde, sullen tott erkentenisse des heeren van
Lo{e)nen als burchgreff int Rijck van Nimmegen ende des ampt-
mans tusschen Maes und Wael, beide geassistert mett oere heim-
raeden, oere landeryen tho Winssen gelegen... also mett spijck te
leggen versorgen, dat die geërffden daerumtrent gelandet sullen
daetelick spueren oere diligentie und dienthalven weinich schaden
hebben te verwachtenquot; ^). Ondanks verzet van het Nijmeegsche
Kwartier, en wel waarschijnlijk in hoofdzaak van de stad Nijme-
gen, werd het verdrag van kracht; de Aartshertogen bekrachtig-
den het 29 Mei 1607 2).
De aanvaarding van den stelregel, dat de goederen hun corpora
zouden volgen, had tengevolge, dat de Carthuizers te Roermond de
beschikking over de Hannemansche goederen herkregen, onder
beding evenwel, dat zij de dijken ter plaatse naar behooren met
horden van rijshout zouden versterken. De stad Nijmegen verloor
uiteraard ook de gelden, die haar uit de geestelijke goederen in
het onder Staatsch gezag staande deel van het Overkwartier op
last van het Hof te Arnhem sedert eenige jaren plachten te wor-
den betaald als schadeloosstelling voor dat deel van de tienden van
het kapittel van St. Steven, dat door rentmeesters aan 's vijands
zijde geheven werd®). Aan den anderen kant kon nu de weder-
partij geen aanspraken meer laten gelden op de tienden en inkom-
sten van Nijmeegsche geestelijke goederen, voor zoover deze onder
haar bereik bleven.
Gedeputeerde Staten van het Nijmeegsche Kwartier verklaar-
den in den commissiebrief, dien zij aan Wolter van Duiren verleen-
den 29 September, „dat wy by advise van de magistraet der stadt
Nymegen......Wolter van Duren......geordineert ende gecommit-
1)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 21 April 1607. Kwartiersreces Nij-
megen 22 April 1607.
2)nbsp;Resolutiën Gedeputeerde Staten des Nijmeegschen Kwartiers 5 en 6
Augustus 1607. Blijkens resolutie van Gedeputeerden van 20 Mei 1608 waren
de Carthuizers te Roermond op dit tijdstip aan het Kwartier nog ƒ 400
schuldig wegens de overgifte der Hannemansche goederen.
De stad Nijmegen ontving in 1596, '97 en '98 ongeveer de helft van de
penningen, gekomen van de redemptie der geestelijke goederen in het Over-
kwartier, d.w.z. van de goederen van de geestelijkheid in het Geldersche
Overkwartier, die namens de Landschap Gelre (Staatsgezind Gelderland) door
Derick Anthoni geadministreerd werden (vergel. blz. 299).
teert hebben, ordineren ende committeren midts desen tot het offi-
tie ende ampt van rentmeester over de cloestergoederen und -in-
comsten, daervan die corpora binnen deser stadt und schependumb
van Nymegen gelegen zijn, alsock van 't clooster Holtmeer tot
Horssen gelegen, gevende hem hiermede volcomen macht, authori-
teyt ende bevel ,dat voorsz. ampt tho holden und te excerceren,
des voorsz. cloosters goederen und gerechticheyt te bewaren dié
renten, thienden, thiensen, pachten unde andere incumsten t' in-
^^^......quot;• Hij zou zich moeten richten naar de instructie, welke
hem tegelijkertijd door Gedeputeerden gegeven werd. Deze in-
structie gold tevens voor de administratie van de Holtmeersche
goederen. Hieraan ontleenen wij het volgende:
„In den eersten sal den rentmeester wie voorsz. d'administratie
hebben van alle geestelycke goederen, daervan die corpora binnen
deser stads (Nijmegen) gelegen zijn, egene uutgesondert. anders
dan van sodanige cloosteren, daervan d'alinge opcomsten der con-
ventualinnen noch gelaten worden, totdat men daervan, alsock
van die lasten, staet sal gemaeckt unde overcomen hare alimen-
tatie, gedispenseert (sal) hebbenquot;.
,.Ten tweden aengaende thiensgoederen behorende totte voorsz.
geestelycke goederenquot;: koop of splitsing van tynsgoederen moeten
met voorkennis van Gedeputeerde Staten geschieden, evenzoo af-
koop van tyns; verdonkerde tynsen moeten zooveel mogelijk aan
het licht worden gebracht en in de tynsboeken worden gesteld met
specificatie; in de tynsboeken zullen de namen en de omschrijvin-
gen van de tynsplichtigen en hun tynsplichtige perceelen tot den
huidigen dag bijgewerkt moeten worden; ..ingevalle enege thiens-
goederen voor den thiens bleven liggen oft voor den onbetaelden
thiens mit recht opgewonnen worden, sal den rentmeester dee selve
goeder niet weder uut mogen geven oft voor den thiens aen sich
behalden sonder voorgaende consent van de(n) Quartier off der-
selver Gedeputeerden, maer indien deselve niet uytgegeven, sal
tot het corpus van de cloostergoederen. doch yder int syne, gean-
nexiert worden......quot;.
Openbare verpachtingen van landerijen en tienden en openbare
verkoopingen van koren moeten in tegenwoordigheid van een of
twee commissarissen uit het Gedeputeerden-college en van den ge-
committeerde uit den Nijmeegschen magistraat geschieden, zooveel
mogelijk alle verpachtingen tegelijkertijd; de verpachtingsvoor-
waarden moeten ter Gedeputeerden-kamer worden onderzocht; de
pachtconditiën zal de rentmeester mede mogen laten onderteekenen
door den officier of door schepenen of gezworen gerichtslieden ter
plaatse van de verpachting, om aan het invorderen, eventueel het
executeeren, meer kracht bij te zetten. Indien landerijen uit de huur
gaan, moet de rentmeester de Gedeputeerden waarschuwen. Hij
„sal ock de goederen ende incomen van dien wel ende getrouwe-
lijck nae alle zyne vermogen verwaren ende die niet laten vermin-
deren, usurperen noch vercorten by wien dattet sye......quot;
„Den meerg. rentmeester sal schuldich sijn alle jaer zyne reke-
ninge over te brengen in de Camer van Gedeputierden tot Nyme-
gen binnen dry maenden, naedat 't jaer verschenen ende geeyn-
dicht sal wesen, ende mede van tijd tot tijt, des gesonnen sijnde,
ter Gameren leveren staet van synen ontfanck ende uutgeven vant
jaer. dat alsdan lopende sal sijn, omb daerop tho letten naer be-
horenquot;. Daarna volgen een aantal bepalingen betreffende de wijze,
waarop de rekeningen moeten worden ingericht en wat voor zaken
daarin verantwoord moeten worden en op welke wijze, en dat de
„ontfanck van elck durp, so van pastoryen, vicaryen als andere
beneficiën, wie oock van elck clooster besonderquot; in de rekening
gesteld moest worden. (Hierbij moet opgemerkt worden, dat Wol-
ter van Duiren nimmer pastorieën of vicarieën onder zijn admini-
stratie heeft gehad; deze zinsnede is vermoedelijk overgenomen uit
een andere rentmeesters-instructie).
Herstellingen aan huizen, hoofden, kribben en dijkvakken, wel-
ke ten laste der geestelijke goederen staan, zal de rentmeester
slechts mogen laten uitvoeren, wanneer zij beneden een bedrag van
6 £ van 40 grooten Vlaamsch het stuk blijven; anders moet hij
eerst ordonnantie hebben van de Gedeputeerden. Tot slot volgen
nog bepalingen met betrekking tot de vacatiën van den rent-
meester. Deze zal „syne fixe residentie houden binnen Nymegen
unde hem voorts regulieren und voor instructie observeren 't gene
hem by apostille op syne rekeninge off anders by de Gedeputeer-
den gelast und bevolen sal wordenquot;^).
De brieven van commissie en instructie zijn geheel ingesteld op
1) De commissie en de instructie voor Wolter van Duiren staan afgeschre-
ven in znre^r^te rekening over 1607 van de Nijmeegsche geestehjke goederen
17 het kapittel! de Regulieren, de Predikbroeders, Mariënburg oud-archiet
Wmetn De eenige vicarie, welke onder Duirens beheer behoorde te komen,
nWen vicarie in Afferden, in het ambt van Maas en Waal, waarvan de col-
laiir^an de Regulieren in Nijmegen toekwam en welke verschillende lande-
rüèn nl de Bouwinghquot; bij de keA, de Pallackers en den Ravensweert in het
Lege velt här wordt slechts pro memorie vermeld, omdat de naburen van
Afferden 'de landerijen aUe verpacht hadden om de opkomsten aan te wen-
den torreparatie vin hun kerk (1 ste rekening van Wolter van Duiren over
1607). Cursiveering van mij.
de instandhouding der kapittel- en kloostervermogens; de gerech-
tigheden van ieder kapittel of klooster moeten gehandhaafd worden
Ais een tynsgoed niet opnieuw kan worden uitgegeven, moet het
worden vereenigd met zijn eigen „corpusquot;, d.w.z. met het vermo-
gen van zijn eigen klooster. Van eenige toeëigening van de geeste-
lijke goederen door de Landschap of door het Kwartier, op hetwelk
de directie der geestelijke goederen was overgegaan, blijkt niets.
De eerste rekening van Wolter van Duiren over 1607 is gehoord
en gesloten door de Ordinaris Gedeputeerden des Kwartiers ten
overstaan van gecommitteerden uit den magistraat der stad Nij-
megen 23 Augustus 1617. Onder de ontvangsten volgen onder-
scheidenlijk de ontvangsten van het kapittel van St. Steven, van de
Regulieren, van de Predikbroeders en van den Mariënburg. In
totaal bedragen de inkomsten 4755 £ 2 st. 13 penningen. Daar staat
tegenover aan uitgaven voor de onderscheiden geestelijke stichtin-
gen tezamen 5167 £ 3 st. 9 penningen. De kapittel- en klooster-
huizen worden in Duirens rekeningen nog steeds vermeld. Echter
IS hier verschil met de rekeningen van zijn voorganger Derck van
Leuwen, m zooverre de laatste in zijn rekening pro memorie de ge-
bouwen opnoemde, welke de stad om niet ter bewoning had ge-
geven of voor gasthuis had bestemd, en als inkomsten de ontvan-
gen huur of tyns van de door de stad verhuurde of verkochte hui-
zen en erven boekte. Wolter van Duiren vermeldt in zijn rekening
nog wel de tot gasthuis ingerichte conventsgebouwen van de Re-
gulieren als memoriepost, maar boekt niet meer de ontvangen huren
en erfpachten. Onder de ontvangsten van elke stichting deelt hij
mede. dat de huizen zijn aanvaard door de stad.
De pieuze bestemming der geestelijke goederen komt vnl. tot
uitmg bij de uitgaven. Zoo werden alimentatiën uitgekeerd aan
nog overlevende kloosterlingen (elkeen uit de inkomsten van zijn
eigen klooster), salarissen uitbetaald aan de predikanten, den zie-
kentrooster^rector, conrector en ondermeester, aan den school-
meester te Hees en den organist te Nijmegen, vergoeding van on-
kosten wegens vergaderingen aan de predikanten gegeven, en wer-
den alumni ondersteund. Volgens de rekening over 1608 kregen de
drie predikanten tezamen ƒ 1800, ds. Coetzius wegens „syne Fran-
coyse predicatyquot; nog daarenboven ƒ 50, de ziekentrooster ƒ 300
de kosters samen ƒ 150 en nog eens ƒ 50 van het voorgaande jaar'
In de hjn van de pieuze bestemming ligt ook, dat men bijv. in de
ontvangsten van 1607 vermeld vindt, dat een door het Celbroe-
dershuis aan het kapittel verschuldigde rente van 1 £ aan dit ge-
sticht gelaten wordt ten behoeve van de arme inwonende luiden
(krankzinnigen), dat een rente van £ 2, welke de Ellendige broe-
derschap aan het kapittel placht te betalen, aan die broederschap
gelaten wordt, en dat evenzoo twee renten van 12 £ en 1 £ uit het
Fraterhuis nog aan het huis mogen blijven tot onderhoud van
„armen clerckenquot;, terwijl voorts een rente, door het Gasthuis aan
het kapittel te betalen, niet voldaan behoeft te worden. Ook worden
renten, welke de kerkfabriek van Hees en de kerkfabriek van
Hatert aan het kapittel moesten betalen, aan deze stichtingen ge-
laten.
Iets nieuws uit Wolter van Duirens ambtstijd is, dat er afzon-
derlijke rekeningen werden afgelegd van het beheer van de gees-
telijke huizen. Slechts één rekening is bewaard gebleven, nl. die
over Paschen 1614/Paschen 1615. Zij is gehoord en gesloten door
den raad der stad Nijmegen ten overstaan van gecommitteerden
uit de gemeensluiden 11 Juni 1617 en omvat:
1°. de ontvangsten van de huizen van (a) het kapittel, (b) de
Predikbroeders, (c) huizen „eertijts die Jesuiten toebehoort
hebbendequot;, (d) huizen van den Hessenberg, (e) van den
Mariënburg, (f) van St. Agnieten aan den Teers één huis
in de Regulierstraat, (g) huizen van de Observanten en (h)
renten, d.w.z. de z.g. overtynsen. welke van de eigenaren
van de verkochte huizen van het Observantenklooster
jaarlijks ingevorderd werden;
2°. uitgaven wegens reparatiën e.d. van de huizen der onder-
scheiden geestelijke instellingen^).
Door de geestelijke huizen binnen de stad afzonderlijk te ver-
antwoorden en de huizen zelf in de rekening van de kapittel- en de
conventengoederen pro memorie te vermelden, werd het mogelijk,
om in de rekening van de huizen tevens de huizen op te nemen
van niet onder het beheer van Gedeputeerde Staten staande gees-
telijke stichtingen, zooals bijv. van de vrouwenkloosters, die nog
door de zusters zelf bestuurd werden. De stedelijke magistraat het
deze huizen, tenzij hij er een bepaald bestemming aan gaf. door den
rentmeester Wolter van Duiren verhuren. Op 13 Februari 1613 bijv.
Rekenunah van de cloosterhuiseren binnen Nymegen, die doet den
rentmeester Wolter van Duiren over den jare ete. 1614quot;, „voer die stat
oud-archief Nijmegen. De Jezuietenhuizen werden, naar Duiren in z'jn 1ste
rekening van de kapittel- en kloostergoederen over 1607 mededeelt, door
Leuwen verantwoord, maar door hem, Duiren, slechts pro memorie vermeld,
aangezien zij „by ordre van de magistraetquot; verhuurd werden. Omtrent ver-
dere inkomsten, die de Jezuïeten zouden gehad hebben, waren geen beschei-
den voorhanden.
werd door den raad gemachtigd, om een huis naast het
klooster te Nonnen, en tot dit convent behoorende. aan den
meestbiedende te verhuren op voorwaarde, dat de huurder ..qeen
kloppendt handwerck en doequot;. De verhuringen geschiedden
op last van den raad en. wanneer zij in het openbaar plaats
vonden m tegenwoordigheid van gecommitteerden uit den raadM
Bi, verkoopingen placht de stad zich een jaarlijkschen ..overtynsquot;'
te bedingen. Zoo besloot de raad H October 1612. naar aanleiding
van een verzoek van Jan Victors.. ..dat tot meerder geriiff ende
cieraet deeser stadt die voorgh. begerde ledige erven van de Ob-
servanten den voorn. Jan Victors, overgelaeten sullen werden en
dat deese Stadt dieselve erven hem zal guarandieren. mits daervoo-
ren eens betalende de summa van twehondert vijfftich gulden ende
daerenboven eenen overtins van eenen schildt. den schildt tot viiff-
tien stuvers. uytter ieder ledich erff. die tien (nl. in aantal) sijn
mit expressen voorbehalt. dat hy deselve ledighe erven den naest-
commenden sommer ende binnensjaers betimmert sal hebben ofte
sal der stadt vry staen deselve erven wederom aen te verden ende
tot sich te nemen. Dies is Wolter van Duren, raetsvrundt. in eenen
weghen vergunt idt ledighe erff bysyde die gastcammer. by hem
aengecocht om sijn locht aldaer te moeghen vry behouden, idtselve
te betalen ten advenante als dandere erven, ende sal gehouden
Idtselve meede voer omgenck 's jaers te doen betimmerenquot;
Uie „overtynsenquot; werden betaald aan den rentmeester Wolter van
Duiren en kwamen dus niet in de stadskas terecht 2).
Het beheer van Wolter van Duiren was niet voordeehg- de reke-
ning over 1614/15 levert een nadeelig slot. Om de lasten, voort-
spruitende uit de reparatiën van huizen, zooveel mogelijk te vermin-
deren, besloot de raad bedoelde reparatiën en het onderhoud
van de kloosterkerken ten laste te brengen van de administratie der
kapittel- en kloostergoederen en de rekening van de huizen daar-
van te bevrijden. Naar aanleiding hiervan werd door Gedeputeerde
btaten beslist: „Also die van den magistraat van Nijmegen alnoch
verstaet, dat die rentmeesters van geestlicke guideren mede ver-
sorgen und bethalen sullen die reparatie van de kercken und die
nmser van de predicanten, van de schoolmeesters und anderen die
gratis bewoont worden, daervan 't corpus onder haer administratie
Verg. raadsresolutiën, 8 October en 18 November 1612, 13 Febr 1613
Raadsresolutien, 14 October 1612, en rekening van 'de huizen o^-er
1614/15.
-ocr page 325-staet, wordt tselve by die Gedeputierden thogestaen und den rent-
meesters belast sich daerna tho regulirenquot; .
Ondanks het feit, dat de stad de geestelijke gebouwen aanvaard
had. werden deze toch nog opgevat als te behooren tot hun „cor-
pusquot; d.w.z. als deel van de geestelijke vermogenscomplexen, die
vanwege de Gedeputeerden beheerd werden^). De magistraten van
Arnhem en Nijmegen bijv. verlangden, dat de kerken van de
in die steden gevestigde Commenderieën van St. Jan, waarvan het
gebruik door de stadsregeering bepaald werd en die voor den R.K.
eeredienst gesloten waren, door den Commendeur der beide huizen
te Arnhem en te Nijmegen werden onderhouden en hersteld uit de
inkomsten van de Commenderieën. De kerkgebouwen waren nog
eigendom van de Commenderieën. In Arnhem, waar de St. Janskerk
voor den Gereformeerden dienst gebruikt werd, ontving de Com-
menderie de graafgelden wegens de in de St. Janskerk begraven
lijken, en niet de stad of een der rentambten van de geestelijke goe-
deren of de stedelijke kerkmeesters. Te Nijmegen besloot de raad
de huur van het door de stad verhuurde koor der kerk van St.
Jan te restitueeren aan de Commenderie, teneinde den administra-
teur des te beter in staat te stellen, om het dak en anderszins van
deze kerk, die „van nu voertaen aepen ende ledich voor alle occur-
rentiën ende deurtochtenquot; zou moeten blijven, te onderhouden ■
Het beheer van de geestelijke huizen stond, daar het een zuiver
stedelijke aangelegenheid betrof, onder mede-toezicht van de ge-
meenslieden, die zich bij het hooren en sluiten van de rekening lie-
ten vertegenwoordigen en bij voorgenomen openbare verkoopingen
de voorwaarden moesten goedkeuren^).
Voor deze administratie wees de raad een drietal provisoren of
bouwmeesters aan, zoowel uit den raad als uit de gemeente (= ge-
meenslieden). In 1602 waren het de toenmalige kerkmeesters van
1) Raadsresolutiën, 23 Juli 1617. Resolutiën van Gedeputeerden des Nij-
meegschen Kwartiers, 9 October 1617. Cursiveering v^an mij^
Zie hieronder: instructie voor Gijsbert Coels d.d. 16 M« i^l^;
3 Raadsresolutiën Nijmegen, 6 Juli en 21 Decembernbsp;A^h.ef der
Commenderie van St. Jan te Arnhem, Ri ksarchiet Arnhem, Copia van den
staTvan St Johan to Nymegen. Item die pitanciën van beyde d.e huyzeren
Aernhem ende Nymegen elcx a part, by heer Henrick va.i Rechen aen
irher™n ComptLr^ulstorff...'... overgelevertquot;. Oud-archief gemeente
Arnhem raadssignaat, 4 Februari 1599. Oud-archief Arnhem, mv-^nbsp;4a85
€^4586' graven in de St. Janskerk. De Gereformeerde gemeente heeft b.j de
Reformatfrnergens een kerkgebouw in eigendom verkregen, maar slechts het
S vargodsdienstoefening'De Arnhemsche St. Janskerk b.edt hiervan een
quot;T^ofvoorwaarden voor de openbare verkooping van de woningen en
ledige erven van de Observanten werden door de gemeente goedgekeurd blij-
kens raadsresolutiën van 27 Januari 1603.
de Groote kerk. die met het oppertoezicht op ..die huisen der geest-
lycken toebehoerdt hebbendequot; belast werden
Behalve met de administratiën van de Holtmeersche goederen
van de kapittel- en kloostergoederen en van de geestelijke huizen
m de stad is Wolter van Duiren nog belast geweest met het rent-
meesterschap van het Fraterhuis. Op welk tijdstip hij mr. Henricus
tnemius in deze functie opgevolgd is, valt niet met zekerheid te
zeggen, vermoedelijk in den loop van 1611, toen Lotthemius als
leeraar aan de Latijnsche school wegens zijn ouderdom werd ver-
vangen door mr. Johannes Maius^). Ook deze administratie werd
gevoerd onder het opzicht van een tweetal provisoren, die door den
raad benoemd werden. Aangaande de wijze, waarop van het Fra-
terhujs rekenschap gedaan werd, is ons niets bekend uit den tijd
voor 1617. Zeer waarschijnlijk geschiedde dit met medewerking van
de gemeenslieden.nbsp;^
In de maand April 1617 gaf Wolter van Duiren te kennen, dat
hij zijn functie wilde neerleggen. De raad verkoos daarop drie nieu-
we rentmeesters, te weten:
a)nbsp;Gijsbert Coets als rentmeester van de goederen van het
kapittel, de Regulieren en de Predikbroeders,
b)nbsp;Isaac van den Berch als idem van den Hessenberg, den
Mariënburg en St. Agnieten aan den Teers,
c)nbsp;Deryck Leydecker als idem van de inkomsten van de hui-
zen van de conventen, van het kapittel en andere huizen
welke den geestelijken toebehoord hebben, alsmede van
de goederen van het Fraterhuis en het convent te Nonnen.
Gedeputeerden van het Kwartier arresteerden 12 Mei da v de
commissiën en instructiën voor de drie door de stad Nijmegen'ge-
nomineerde rentmeesters. Wat Leydecker betreft, deze ontving van
Gedeputeerden alleen commissie en instructie als rentmeester van
de goederen van het klooster te Nonnen. Gijsbert Coets was door
den raad van Nijmegen tevens voorgedragen voor het rentmeester-
schap van het klooster de Holtmeer, dat tot op dien tijd aan Wol-
ter van Duiren opgedragen geweest was. Gedeputeerden vonden dit
goed „tind sal hem daervan commissie a part verleent worden also
tselve clooster mit danderen, daervan die corpora binnen Nymegen
glegen sijn, geen gemeinschap heefft, weshalven hy oock daervan
Kaadsresolutiën, 3 Maart 1602.
) Kaadsresolutiën, 4 Juni en 31 October 1611.
besondere rekenungh sal doenquot;^). Ook Duiren had afzonderlijk
rekening gedaan van de Holtmeersche goederen.
Den Hden Mei bevestigde de Nijmeegsche raad de door Gede-
puteerden vastgestelde commissiën en instructiën voor de drie rent-
meesters en voorzag Leydecker tegelijkertijd van instructie voor de
„timmerongh ende reparatie van de huyserenquot; en voor de ..Fratren-
guederenquot;. Een week later wees de raad Reyner van Rensen. Pon-
tiaen Singendonck en Derryck ter Spycken (of ter Spijck) aan tot
..provisoren van de huyseren van de convente(n) ende anderen by
der stadt aengevangen. daervan die bedienungh Derryck Leyen-
decker betrouwt isquot;®). Voor het beheer van de goederen van het
convent te Nonnen, dat in den loop van 1617 aan Gedeputeerden
overging, was Leydecker alleen verantwoording schuldig aan dit
laatste college.
De instructie, die Gedeputeerden aan Gijsbert Coets gaven, hield
in: „Eerstlick sal desen rentmeester den ontfanck unnd administra-
tie hebben van alle die goederen ende incompsten, hoedanich die
sijn, die tot het capittel van St, Stevens kerck, 't clooster ten Re-
guliren ende tot het Predickbroederenclooster binnen der stat Ny-
megen voorsz. eenichsins gehoorich ende toestendich sijn, uutgeno-
men alleen van die huyseren, die d' selve cloosteren in der stat lig-
gende hebben ende voor alsnoch door ordre van den magistraet be-
dient ende d'incompsten daervan by die stat geprofiteert wor-
de(n)quot;. Het door mij gecursiveerde staat i.pl.v. „egene uut-
gesondertquot; in Wolter van Duirens instructie. Er blijkt uit, dat Ge-
deputeerde Staten de veranderde wijze van administratie van de
huizen, welke ten tijde van Woher van Duiren ingevoerd was,
goedgekeurd hadden en dat de huizen ondanks het feit, dat zij af-
zonderlijk op last van den magistraat van Nijmegen geadminis-
treerd werden, nog steeds werden opgevat als huizen, „die d' selve
cloosteren in der stat hggende hebbenquot;, dus als behoorende tot de
onderscheiden kloostervermogens.
De instructie voor Coets zegt verder: „Noch sali hy hebben den
ontfanck van de goederen gehorende 't clooster die Holtmeer, ge-
legen in die heerlickheyt van Horssen....... mits dat hy gehouden
sal sijn daervan apart ende int besonder volgents syne commissie
aen die Camer van de Gedeputierde reeckenungh, bewijs ende reli-
qua te doenquot;. Niets mag door den rentmeester verkocht worden bui-
~ 1) Raadsresolutiën Nijmegen, 9 en 16 April 1617. Resolutiën Gedeputeerde
Staten des Nijmeegschen Kwartiers, 12 Mei 1617. . ,nbsp;. „„
2) Raadsresolutiën, 14 en 21 Mei 1617. Deze 3 provisoren fungeerden nog
16 Februari 1631 .
-ocr page 328-ten voorkenn^ van de Gedeputeerden. Openbare verpachtingen
moeten door hem gehouden worden in tegenwoordigheid van een
commissaris uit het Gedeputeerden-college en gecommitteerden uit
den Nijmeegschen magistraat, behalve bij de verpachtingen van
goederen van de Holtmeer. waarbij de Gedeputeerden den officier
van de plaats, waar het klooster gelegen is. zullen mogen roepen.
De bepalingen met betrekking tot het salaris en de woonplaats van
den^rentmeester zijn gelijk aan die in Wolter van Duirens instruc-
De instructie voor Isaäc van den Berch is ons niet bekend^)
De instructie, die de Nijmeegsche raad aan Derrick Leydeier
gaf IS, afgezien van de opsomming van hetgeen de rentmeester on-
ti Z, rquot;'nbsp;quot; onderdeelen gelijk aan de instruc-
t e, welke Coets ontving van Gedeputeerde Staten met dien ver-
stande, dat overal. waar bij Coets staat: Kamer van Gedeputeerden
b Leydecker staat: raad of magistraat 3). De instructie betreffend
de goederen van het klooster te Nonnen is ons niet overgeleverd
maar zal wemig hebben afgeweken van die voor Gijsbert Coets De
rentmeester Leydecker zou volgens de hem door den Nijmeegschen
raad verleende instructie ..onder syne administratie hebben alle die
huysen. die tot die cloosteren van de Regulieren. Brueren. FraÏ
ren. Jesuiten. Hessenberch. Mariënburch. Agneten. Enichey . Non-
a hor r rnbsp;deler stadt
stenXt' Z Tnbsp;Fraterhuyse toe-
stendich ende buyten deser stadt gelegen sijn volgents f register
oft specificatie hem daervan ten handen tho stellenquot;
Leydeckers eerste rekening over 1617/18. van Paschen tot
Aan tn f ^^nbsp;quot;--quot;'^erg, den MariënLrg St.
Agneten. de Observanten, andere ontvangsten van de ObseLn-
Frat^de stad, renten, pachten e.a. van landerijen en huizen
instructie afgesSernbsp;'nbsp;Nijmegen. Voorin staat de
buiten de stad in het schependom, het Rijk, Maas en Waal en
Overbetuwe. De rekening is gehoord en gesloten op de stedelijke
rekenkamer 14 Februari 1619. De uitgaven wegens reparatiën e.a.
overtroffen de ontvangsten. De tweede rekening over 1618/19
maakt voor de eerste maal melding van het geheele vermogen van
het klooster te Nonnen alsook van de huizen, behoorende tot
Groesbeeckshof, en uitgaven wegens „reparatie ende oncosten,
aengewent aen 't huys, daer D. Verheyden, rectoor, woont, ge-
nampt de Eenicheytquot; Ook deze rekening is gehoord en gesloten
ter stedelijke rekenkamer. Of Leydecker voor de goederen van het
convent te Nonnen, zooals eigenlijk behoorde, nog afzonderlijk re-
kening heeft gedaan op de Kamer van Gedeputeerden, is met
bekend.
Aangaande de eerste rekening, die door Coets werd afgelegd van
de goederen van het kapittel, de Regulieren en de Predikbroeders
over 1617, moet worden opgemerkt, dat zich daarin eenige bladen
bevinden met de volgende aanteekening: „Ontfanck van de goede-
ren ende incompsten, gehorende tot die kercken van Hees, Hatert
unnd Neerbosch, buyten die stat in 't schependom gelegen, hier a
part gestelt, umbdat daervan in des rendants voorgaende instruc-
tie niet wort gementioniert und om de Ed. Heren te vertoenen, wat
die voorsz. kercken vur jaerlixe incompsten hebben, wekken ont-
fanck off registers derselve hier koemen, sulcx die by den rentmees-
ter Duren aen den rendant copielijck overgelevert sijn, belopende idt
uutgeven aen den predkant, schoolmeester und custer tot Hees und
Nederbosch...... ter somme van seshondert guldenquot;.
De fabrieken der drk kerken of buurschapskapellen in het sche-
pendom hebben na de reductie van Nijmegen geen eigen fabriek-
meesters meer gehad. Als kerkmeester trad de rentmeester van de
goederen van het kapittel, de Regulieren en de Predikbroeders op.
b. Onder uitsluitend Beheer van Stadswege.
Tijdens een vergadering van het Nijmeegsche Kwartier, 9 Juli
1625, verklaarden ambtman en ridderschap van Maas en Waal,
ambtman en ridderschap van Overbetuwe en de afgevaardigden
uit den magistraat van Nijmegen, dat zij zich niet langer gebonden
achtten wegens de geestelijke goederen verantwoording te laten
doen aan de Gedeputeerden-kamer, maar deze aangelegenheid aan
hun ambten en stad wilden voorbehouden.
Iste en 2de rekening van D. Leydecker, oud-arcliief Nijmegen.
-ocr page 330-In den loop van 1627 begint de raad van Nijmegen door zes ge-
committeerden in de plaats van Gedeputeerde Staten rekeningen
af te hooren en te sluiten, nl. op 16 Augustus de laatste rekening
over 1621 van den rentmeester Coets, die kort voor 24 Augustus
1622 overleden was. en op 25 Augustus '27 de eerste rekening van
diens opvolger Peter Beeckman over 1622. De derde rekening van
Isaac van den Berch. over 1619. werd door zes gecommitteerden
uit den raad gehoord en gesloten 26 Januari 1628. De rentmeester
Peter Beeckman was door Gedeputeerde Staten op nominatie van
den raad van Nijmegen aangesteld in Januari 1623, maar was
sedert 1627 rekenplichtig aan den Nijmeegschen raad^).
De rekenmeesters uit de gemeente, die gewoon waren de reke-
ning van de kapittel- en kloosterhuizen na te zien, verlangden nu
ook het hooren van de rekeningen van Peter Beeckman en Isaac
van den Berch bij te wonen. De raad beantwoordde dit verzoek
11 Maart 1631 door op te merken, „datt die directie und 't bewynt
van de voorsz. cloostergoederen eerst by die Reeckencaemer (van
Gelderland) deses Furstendoms und naer by de heeren Gedepu-
teerden des Quartiers gestaen heeft, daervan mijn heeren dieselve
voor eenighe jaeren aen sich genaemen und datt die voorsz. goe-
deren die stadt off gemeynte niet eygentlick en raeckenquot;. waarom
de raad besloot, dat de afhooring door gecommitteerden uit 's raads
midden zou geschieden, gelijk tot dusverre. Drie jaren later even-
wel stond de raad toe, dat de rekenmeesters der gemeente bij het
hooren van de rekeningen van Beeckman en van Isaac van den
Berch geroepen zouden worden Het beheer der geestelijke goe-
deren stond voortaan in zijn geheel onder het toezicht van twee
leden uit den raad als provisoren der geestelijke goederen, terwijl
de goederen zelf door rentmeesters werden geadministreerd, die
jaarlijks rekening moesten afleggen aan de burgemeesters en reken-
meesters 3).
Naast de drie bestaande rentmeesterschappen kwam in 1638 nog
De gemelde rekeningen bevinden zich in het oud-archief der semeentA
denbsp;N'J'n^.'^g^'^hen Kwartiers, Januari 1623. Na Coets' overlijden werd
JohH RT^rl'nbsp;rentmeesterschap van de Holtmeer verbroken
Johan Blancken werd rentmeester van de Holtmeer.nbsp;'
3nbsp;11 Maart 1631 en 26 Maart 16.34
vaJ ; b' . Schevichaven, „Sprokkelingenquot;, blz. 146 e.v., „Organisatie
Nijmegen, byzonder in de isde eeuwquot;. È^ waren één
a?hot?nbsp;rekenmeesters uit de gemeente. Alleen bii de
buïrLTrs vereTschquot;quot;^'^quot;nbsp;^^^ aanwezigheid der
-ocr page 331-een vierde: dat van de goederen van de Commenderie van St. Jan.
Over deze Commenderie zal in de volgende paragraaf nader ge-
handeld worden.
Men had dus sedert 1638 de volgende vier rentambten:
a.nbsp;1°. kapitttel van St.' Steven; 2°. Regulieren; 3°. Predikbroe-
ders. 4°. de kerkfabrieken van Hees, Neerbosch en Hatert
in het schependom;
b.nbsp;1°. huizen van het kapittel, de conventen en de Jezuieten
binnen de stad; 2° huizen en andere inkomsten van de Obser-
vanten; 3°. de Fratergoederen; 4°. de Eenigheid; 5°. goede-
ren van het klooster te Nonnen;
c.nbsp;1°. Hessenberg; 2°. Mariënburg; 3°. St. Agnieten aan den
Teers; 4°. Bethlehem;
d.nbsp;Commenderie van St. Jan.
Gaandeweg kwamen de vier rentmeestersfunctiën in één hand;
in 1712 was Cornelis Beeckman in het bezit van alle vier tegelijk,
al deed hij nog afzonderlijk rekening van zijn vier administratiën.
De administratiën, genoemd onder a) en d). liepen steeds over een
kalenderjaar; de administratiën, genoemd onder b) en c), aUijd
van Paschen tot Paschen.
De verschillende, onder elk rentambt behoorende, geestelijke
goederen werden in de ontvangsten geboekt volgens de kloosters,
waaronder zij van ouds behoorden. De onderscheiden vermogens-
complexen werden zorgvuldig uiteen gehouden.
In het rekeningjaar 1713/14 werden de rentmeesterschappen,
vermeld onder b) en c). vereenigd. De nog bestaande drie rent-
ambten werden samengevoegd tot één administratie in 1719^).
Van 1719 tot 1803 bleef het Nijmeegsche rentambt der geeste-
lijke goederen ongewijzigd. Toen kreeg het den naam van ^.tweede
stadsventambf', waarvan zich rekeningen over 1804 tot 1806 m het
oud-archief der gemeente bevinden. Eerst daarna had een volledige
samensmeUing met de stedelijke eigendommen plaats.
Om een indruk te geven van de administratie der Nijmeegsche
geestelijke goederen, lasschen wij hier een overzicht m van de reke-
ning van den rentmeester Isaek van den Bergh wegens zijn ont-
vangst over 1719/20®):
Zie de rekeningen over 1712, 1713/14 en 1719/20 in het oud-archief
De'indeeling van de rekening is nauwkeurig gevolgd; de letters A-D
en de Romeinsche cijfers zijn door ons ter verduidelijking geplaatst.
(A.) Ontvangsten van het kapittel, de Regulieren, de Predikbroeders
en de kerken van Hees, Neerbosch m Hatert: ^'^^'^quot;^'quot;^quot;«öers,
I. Kapittel . .
renten, tynsen en erfpachten, „soo't capittel
van St. Steevens kerk inkomende heeftquot;, nl.
in de stad, totaal................(Pf quot;•gt;
buiten de stad ............. ..................... 4S s q'
korentienden, nl.:nbsp;.....................
Heesenveltsen tiend, den halven tiend te
Hatert, des kapittels derdedeel van den tiend
te Beuningen, den vicarie-tiend te Beuningen
totaal ......................................................ggQ_ 2 __ Q
van bouw- en weiland in de Ö'oy,quot;totaaï '.;'. 307—19— 0.
II- Regulieren.
renten, tynsen, erfpachten, totaal ....... 18—17— S
van bouw- en weiland in Hees, Weurd en
Herveld, totaal ..............................................34Q—in n
van „graften en grafdaelders van dë Regü-
I.ere kerkquot;, totaal ..........................39_jo- 0.
III.nbsp;Predikbroeders.
renten, tynsen, erfpachten, totaalnbsp;26—10— n
van „graften en grafdaelders in de Broederen
kerk over den jaere 1719quot;, ..................... 21— 7— 8
IV.nbsp;Kerken van Hees, Hatert, Neerbosch.
korenrenten voor de kerk van Hees ........ \ 6—10—0.
voor de kerk van Hatert......... niets '
t 1 — 12—8.
voor de kerk van Neerbosch ... lt;
) 52 ■— O •— 0.
„kerke bossequot; (offerbussen) .........
van „graften en grafdaeldersquot; van de kerken
te Hees, Hatert en Neerbosch ontvangen van
den koster na aftrek van zijn gerechtigheid
van 2 dooden te Neerbosch ... .......... ...... i2__ 5__ q
ontvangsten van kapittel. Regulieren, Predik-
broeders en kerken in Neerbosch, Hees Hatert
........................................:... : 2099- 1 -12.
(B.) ontvangsten van St. Jans Ordeningshuys
renten, tynsen, erfpachten in de stadnbsp;37_i5_ g
rogWen,quot; ...............buiten de stad ....:: 16-14- O.'
bouw- en weiland (Vlotsenhof te HÖrssen 'de
hT l f ■nbsp;Janscamp te Valburg, een
bouwhof ,„ Qroesbeek, een bouwhof te Wel in
mecJ^n/ ' P^'^'^ee'en op het Hoogeveld bij Nij-
^ ................................................... 2240— 6— 0.
. ^nbsp;ontvangsten totaal 2393— 12— 2
(C.) Ontvangsten van het Frateren Convent over 1720
(N.B. Deze afdeeling omvat de ontvangsten we-
gens de huizen, behoorende tot het kapittel e.a.,
de inkomsten der Observanten, die van het Fra-
terhuis, de opbrengst van de Eenigheid en de
inkomsten van het convent te Nonnen).
I.nbsp;„Van huysen gehorende tot St. Steevens kerkquot;.
„één huys so by dominy Telenius (Tielenius)
is aangekogt, die de stadt daeruyt verschree-
ven heeft een rente i) van 12 gulden 2 stuy-
vers, modo Rut Hendrix„ adquot; .................. 12— 2— 0.
„Van Predikbroederen huysequot;.
8 naast elkaar gelegen huizen zijn verkocht
onder beding van een jaarlijksche rente i),
terwijl één huis om niet bewoond wordt door
ds. Pilat, totaal .................................... 158—15—0.
„Van de jesuite behuysingequot;.
2 huisjes in erfpacht uitgegeven 2) ............ 19 — 10— 0.
„Van de huysen gehorende tot 't Convent van
den Hessenberghquot;.
2 huizen verkocht onder beding van een jaar-
lijksche rente 1) .................................... 56—10 —0.
„Van de huyse gehorende tot 't Convent van
de(n) Mariënburghquot;.
totaal aan huren, w.o. van den „Doelenquot; ... 318—10— 0.
II.nbsp;Observanten.
renten en tynsen binnen de stad ............ 38— 7— 0.
III.nbsp;Frateren.
renten, tynsen en erfpachten in de stad ...... 16 — 10— 0.
rogrenten binnen de stad, ........................ 3—15— 0.
tynsen, rogrenten en erfpachten buiten de
stad, totaal .......................................... 177-13-12.
opbrengst landerijen .............................. niets.
het Frateren-wald (d.w.z. het hout) te Wyler,
groot 33 morgens, in 16 April 1716 verkocht;
renten 1) uit (in vroeger jaren verkochte)
huizen binnen de stad in de Boddelstraat ... 12 — 10— 0.
IV.nbsp;„Van een huys, genaemt Eenigheytquot;.
om niet bewoond door den rector der Latijn-
sche school .......................................... memorie.
V. Convent te Nonnen.
renten, tynsen en erfpachten in de stad, totaalnbsp;111 — 9 —nbsp;8.
rogrenten in het schependom, ....................................30—12—nbsp;8.
renten, tynsen en erfpachten buiten de stadnbsp;131 — 12—nbsp;6.
huizen, w.o. in het „cloosterquot;, ....................................73— 5—nbsp;0.
VI. „Anderen ontfanck van de rente wegens capi-
taele tot laste van 't Quartierquot;.
bedraagt ............................................. 410— O— 0.
totale ontvangsten van het Frateren-convent, enz., 1571— 2— 2.
(D.) Ontvangsten van den Hessenberg, Mariënburg,
St. Agnieten, Bethlehem.
I.nbsp;Hessenberg.
renten en tynsen binnen en buiten de stad,
totaal ................................................ 12-17-8.
II.nbsp;Mariënburg.
renten en tynsen binnen en buiten de stad,
totaal ..... ............................................ 35-17-2.
= overtyns, vergel. hiervoor blz. 318.
Deze huizen zijn niet verkocht.
des convents bouwhoven en landerijen (de
eerste en tweede bouwhof in Oosterhout)
,„nbsp;................................................... 325 - 0 - 0.
III.nbsp;St. Agnieten.
renten, tynsen en erfpachten binnen de stad
renten, tynsen en erfpachten buiten de stad
rogrenten,
totaal .................................................... 76-4-12
IV.nbsp;Bethlehem.
3 jaarrenten ....................................... 24 — 12—10
ontvangsten van den Hessenberg, Mariënburg
St. Agnieten en Bethlehem, tezamen ............' 474—ii_ g
De ontvangsten van A, B, C en D tezamen be-
dragen:
f 2099 — 1 — 12
f 2393—12— 2
f 1571— 2—2
f 474— 11 — 6.
* * *nbsp;f 6538- 7- 6.
Uitgaven.
Eerst komen de renten en tynsen, welke van de
kapittel- en van de Regulieren-goederen ver-
schuldigd zijn, tezamen ..................79_,0 ,n
kapittels-dijkgelden ............. .................. 124— 3Z14
verponding van de Regulieren-uiterwaarden
vacatiën, ...............................................' jgg_ g_
s.Ordinaris-tractementenquot; over 1720.nbsp;*
(N.B. Deze werden vnl. voldaan uit de ka-
pitteltienden e.a. van de hiervóór onder A ge-
noemde geestelijke goederen),
stads-voorzanger en schoolmeester ƒ 315—-
voorlezer .. ............................ ƒnbsp;f
weduwe van den koster te Hees ... ƒ 50.— voor i ikar-
tegenwoordige koster te Hees ... ƒ 50— ^ j ci,
laatstgenoemde als koster te Hatert ƒ 25 — quot; quot; quot;
koster van de Bróêrkerk met inbe- ' '
grip van bezemgeld ............... ƒ lOO—•
extra-ordinaris tractement voor ' '
bovengenoemden voorlezer ...... f 50._•
„St. Jans Ordenings-tractementenquot;.
Waalsche predikant ................. / 300—•
andere Waalsche predikant....... ƒ 200 — '
Waalsche voorlezer ................. ƒ 100'_'
„Tractemente van 't Fratere-conventquot; over 1719*
1720 en '21.
ds. Van den Bergh als predikant te
.nHo ^ ^.v........ f 500.—; 1 jaar, versch. 13 Febr. 1721
__predikant 1) ...... ƒ loo.-; 1 jaar, versch. 1 Mrt. mo.
w^irnp''quot;® predikant, ds. Petrus de Leeuw van Coolwijck, was belast met het
noot'in72oTen fnbsp;was tevens predikant te Weurd; hl ge-
Ta Lns)nbsp;stadsrentambt ƒ 400 (de rekening van
-ocr page 335-koster Groote kerk ...... / 150.—; 1 jaar, versch. 31 Mrt. 1721.
burger-majoor ............. ƒ 156.—; 1 jaar, versch. 1 Nov. 1720.
ds. Cruythof ............... / 150.—; 1 Oct. 1720 volg. quitantie.
aan de „sluyteryquot; te Cranenburg wegens een
uitgang uit den Wylerberg, 1720 ............ ƒ5 —15— 6;
wegens verponding Neerbosch en Hatert over
1719 ..... .............................................. ƒ4- 5- 8;
Volgen zeer veel posten wegens haardstedegeld, arbeidsloon en
leverantiën, o.a. voor de reparatie van het schoolhuis te Hatert, de
Broêrkerk,'pooten van boomen, verponding, tractement voor den op-
passer van den Wylerberg over 1717-19, een som van ƒ 25 aan ds. Pilat
en een som van ƒ 140 aan Gerlagh van Gendt wegens „houkinderenquot;
op het Armenhuis.
Ook nog volgende post: „jaerlix uyt de stadt-middele gaende een
rente aen 't convent van den Hessenbergh van vier gulde tien stuyvers
en also den rentmeester niet meer betaelt, versoeckt den rendant, dat
de dry vorige ingebragte jaere alhier in uytgaef moge geleden worde,
Margrietedagh 1714, 1715, 1716 versch(ijnt) dus ƒ 13—10—.quot;
N.B. Hierbij is bij het nazien van de rekening het volgende geapos-
tilleerd: „Rendant sal dese en volgende post niet meer in ont-
fanck nog in uitgave uittrecken dan alleen in ontfanck pro
memoriaquot;.
De uitgaven bedragen tezamen voor de geheele rekening na schrap-
ping van enkele posten ƒ 4673 — 12 — 10, maar in feite ƒ5029 —18 — 2.
Daar komt bij wegens salaris voor den rendant, doubleeren van de
rekening, e.d., vacatiën voor de „auditores deser vier reekeningenquot;
(d.w.z. een herinnering aan den ouden toestand, hier wordt voor het
eerst alles in éénzelfde rekening verantwoord), belooning voor den
stokmeester, tezamen ................................. ƒ 734— 8— 0.
Dus uitgaven totaal .................................... ƒ 5764— 6— 2.
Het batig slot bedraagt ...... ƒ 6538 — 7 — 6 verminderd met
ƒ 5764 —6 —2 = ƒ774— 1 —4.
* * *
De rekening is gehoord en gesloten 13 Augustus 1721 door burge-
meesters en rekenmeesters der stad Nijmgen en door hen onderteekend.
* * *
Uit de rekening blijkt, dat de predikanten en de leeraren der
Latijnsche school, afgezien van den predikant in het schependom,
niet meer uit de geestelijke goederen betaald werden. Op 2 Octo-
ber 1689 had de Raad nl. naar aanleiding van klachten der predi-
kanten besloten, dat voortaan tot voldoening hunner tractementen
bestemd zouden zijn: de heele en halve stuiver uit de middelen van
consumptie en de verponding, de rente van drie kapitalen, groot
ƒ 4000, ƒ 3000 en ƒ 1200, die de stad ten laste van het Nijmeegsche
Kwartier had, alsmede eenige renten, die door de stad plachten be-
taald te worden aan het Weeshuis, maar in ruil voor den Polsber-
ger tiend ingehouden werden. Voorts zou de rentmeester Beeck-
De Heesscheveldsche of Polsberger tiend behoorde tot de kapittelgoe-
deren en werd in 1687 tijdelijk aan het Weeshuis afgestaan in rud van ver-
schillende door de stad aan het Weeshuis verschuldigde renten (mededeehng
van den Heer M. P. M. Daniëls). Naderhand werd deze tiend met de kapittel-
goederen hereenigd, naar uit de rekening van Isaek van den Bergh over
1719-'29 blijkt.
man, die het beheer had van de goederen van het kapittel ieder
kwartaal aan den stadsrentmeester ƒ 200 betalen, terwijl deze laat-
ste den predikanten hun salaris zou uitbetalen, te beginnen met 31
Maart 16891).
De stuiver op iederen pachtgulden van de middelen van con-
sumptie en de halve stuiver van de verponding waren door het
Kwartier van Nijmegen in 1680 bestemd als aanvulling van de
tractementen der noodlijdende predikanten. Aan de steden werd de
beschikking over dit Kwartierlijke middel gelaten, eenige jaren
daarna ook aan de ambtsbesturen .
§ 7. De Commenderie van St. Jan.
Na de reductie van Nijmegen liet men de Commenderie van St..
Jan onaangetast. Het huis en de goederen stonden onder het be-
heer van den Orde-broeder Henrick van Rechen of Rechum, alias.
Sadelmaecker, omdat de Commendeurs-waardigheid sinds de
vlucht van Philips van Rosenbach, commendeur te Arnhem en te
Nijmegen, vacant was. Volgens het reces van den Landdag op de
geestelijke goederen van 29 November 1581 (art. 11) was de Com-
mendeur van Nijmegen verplicht tot het onderhouden van één pre-
dikant. Bij herhaling probeerde de Nijmeegsche regeering den
administrator Rechen tot betaling van een bijdrage te bewegen,
waarbij zij haar eisch en blijkens de raadsresolutie van 5 April 1598
zeer laag stelde, nl. op ƒ 150.-»). De administrator van het Nij-
meegsche huis beweerde evenwel steeds, dat hij niet bij machte was
een dergelijk bedrag op te brengen^).
Op 2 November 1631 meende de Nijmeegsche raad niet langer
De betaling van ƒ 200 per kwartaal door den rentmeester der kapittel-
goederen duurde tot 1700. Over 1689-1708 boekte de stadsrentmeester, die
tevens rentmeester der Fratergoederen was, ten onrechte de voor de predi-
kanten bestemde middelen (ook den heelen en halven stuiver, als memoriepost
nog wel) m de rekening der Fratergoederen i.pl.v. in de stadsrekening. De
heele en halve stuiver komen van 1707 af in de stadsrekening voor, aanvan-
kelijk onder bijvoeging: ter betaling van de predikanten. De stadsrentmeester
boekte de predikantssalarissen aanvankelijk onder de „diversequot; uitgaven,
sinds 1710 onder het hoofd „der Heeren en dienaren loonquot; (het hoofd, waar-
onder de salarissen enz. aan de stedelijke ambtsdragers en dienaren vermeld
staan). Sinds 1723 komt hier ook het tractement van den Waalschen predi-
kant voor, die tot dusverre uit de St. Jansgoederen betaald was (mededeeling
van den Heer Daniëls).nbsp;®
2) Kwartiersreces Nijmegen, 14 November 1680 en 24 September 1687 Zie
Hoofdstuk H, A § 4.
Te Arnhem ontving de magistraat van de Commenderie aldaar f 500
d.i. het volle salaris voor één predikant.
■•) Kaadsresolutiën Nijmegen, 5 September 1592, 28 Juli 1597, 5 April 1598
4 en 13 Juni 1600, 23 November 1602, 23 en 26 Maart 1603, 14 Maart I6O4I
toe te mogen laten, dat de toenmalige Commendeur, Bernhard van
Goltstein, de volle inkomsten beurde „und apparentelick tott na-
deel van den staet deser landen geëmployeert heeft sonder eenigen
stuyr totten kercken- off schooldienst te doen off eenige spindinge
aen de armen uuyt te richten, gelijck die fundatie medebrenghtquot;.
De raad besloot om na taxatie van de Commenderie den Commen-
deur „op geit (te) settenquot; (d.w.z. den Commendeur weliswaar in
de administratie te laten, maar een bijdrage van hem te vorderen),
of, indien zulks geschikter mocht blijken, de Commenderiegoederen
»aen (te) slaenquot; en den Commendeur daaruit „eenen seeckeren
penningh des jaers te gevenquot;. Voorts zou jr. Herman van Heumen.
die sinds 1629 het St. Janshuis van de Commenderie in huur had
en daar ongeoorloofde R.K. bijeenkomsten liet houden, zijn woning
tegen Paschen moeten verlaten ..om totte woninge van eenen pre-
dicant, wie voor desen, off tott des stadts meeste vordel gebruickt
te wordenquot;. Ondertusschen zou men informeeren, hoe te Arnhem
met de Commenderie gehandeld werd. Een drietal weken later
volgde een besluit van den raad, dat de Commendeur Goltstein
ƒ 800 's jaars moest betalen met ingang van 1 Januari 1632, waar-
tegen de jaarlijksche recognitie van ƒ 150 zou komen te vervallen.
Ook moest Goltstein wekelijks aan de diakenen geven hetgeen
de Orde „in voortydenquot; aan de armen gaf. Deze resolutie van 23
November 1631 werd gemotiveerd met een beroep op de besluiten
van de Landschap en hiermede, „datt voor de Reformatie in de
religie die van St. Johans Orden in haere kercke eenige Roomsche
priesters ten dienste van de gemeinte hebben gealimentiert und
andere lasten daervan dependierende gesupporteert. mitsgaders ter
■weecken een goede uuytrichtinghe aen den armen gedaen ver-
moegens haeres Ordens fundatiequot;. Ofschoon de resolutie onveran-
derlijk heette, werd 10 October 1633 het bedrag van f 800 met
f 200 è ƒ 300 's jaars verminderd, mits de woning, die jr. Heumen
in gebruik had gehad, ter beschikking van de stad zou komen voor
predikantswoning. Tenslotte nam de stad er genoegen mede. dat de
Commendeur gedurende zijn leven slechts ƒ 400 's jaars zou beta-
len, te rekenen sinds 1631
De Commendeur Bernhard van Goltstein overleed in Januari
1638. Nog vóór zijn verscheiden besloot de raad, „datt soo geringh
(= zoodra) dieselve (Commendeur) overleden sali wesen, die
heeren burgemeesteren in der tijtt (nl. dr. Nicolaes VerboU en
Derck Bouwens) in naeme und van weghen deser stadt die pos-
Raadsresolutiën, 2 en 23 November 1631, 10 en 22 October 1633.
-ocr page 338-sessie vant voorsz. huys und van alle andere gereede ende onge-
reede goederen, soo die voorsz. Commandeur by concessie van
haer Ersz. sijn leven langh gepossidiert und gebruickt heeft, gerich-
tehck sullen aenveerden und te dien eynde die legerboecken,
registers ende andere papieren, metsgaders die meuble goederen int
geseyde huys bevonden, saisieren ende verseeckeren, gelijck oock
die voorsz. heeren burgemeesteren ratione officii volmacht sullen
passieren op eenige persoonen, om die possessie mede te nemen
van sodaene goederen, als in den ampten van Overbetuwe ende
Maes ende Waell metsgaders in de heerlickheyt Groesbeeck ende
tott Niel in den lande van Cleeff geleghen sijnquot;. Den 17den
Januari d.a.v. konden de burgemeesters reeds rapporteeren, dat zij
de possessie van de Commenderie en alle daartoe behoorende
roerende en onroerende goederen uit naam van de stad aanvaard
hadden (11 Januari). De raad wees daarop burgemeester Verbolt
en den syndicus dr. Lambert Goris aan om over de aangelegenheid
ï?quot;inbsp;Provinciale
Hot Keltfken en Glummer, omdat men licht tegenstand zou kunnen
ontmoeten
Te Arnhem trad de magistraat op analoge wijze op; burge-
meester Everard Sluysken liet zich namens de stad in de possessie
stellen van de goederen der Commenderie in stad en schependom,
terwijl enkele dagen later de gerechtelijke inbezitneming volgde
van de daartoe behoorende goederen in Elden, Overbetuwe, en in
het richterambt Huissen, voorts op de Veluwe en in Nederbetuwe
Ook werden de archiefbescheiden „gesaiseerdquot;. Men was van
meening, dat Arnhem evenzeer als Nijmegen behoefte had aan de
goederen „tot verplegonge van kerck- en schooldienaeren, repara-
tie en onderholt van de kercke van St. Jan en andere pios ususquot;
Hierop volgde een mandement van het Hof van Gelderland d.d.
13 Januari 1638 aan de officieren in de onderscheiden ambten
waaronder de goederen van de Nijmeegsche en de Arnhemsche
Commenderie gelegen waren, om aan de gebruikers dier goederen
te verbieden andere betalingen te doen dan „by ordre ende ordon-
nantie v^de beyde collegiën van desen Raadt ende Reeckencamer
Raadsresolutiën, 6 en 17 Januari 1638
di C^^^^TT'quot;''^nbsp;^^nbsp;De Arnhem nam bezit van-
,,de Commandurye offte 't corpus van dien, bewoont by den rekenmeester
'•'•Pquot;- Smeltsinck endequot;^ corporael quot;rnder
fv H^fr drie besondere quartieren; de thien nye huysen, hier bevorens
huvS-^tTr«^.nbsp;quot;quot;quot; magistraet getimmLt; ' t erff VakTen
sTn.^'n y quot;nbsp;lants in 't Arnhemer broeck bv
zal ^n #nbsp;«I^^by gelegen, by de weed« van
zal. Jan Kreyvenger gebruyktquot;, alles in stad en schependomnbsp;'
-ocr page 339-op poene van dubbelde betalinghequot;, aangezien de beide Commen-
derieën vacant waren door het overlijden van den Commendeur van
Arnhem en van Nijmegen Goltstein^). Door dezen maatregel be-
lette het Hof heer Walraven Scheiffart van Merode, Commendeur
Van Mainz en receptor-generaal van de Orde van St. Jan in Neder-
land, die hiertoe door den grootmeester gemachtigd was, om on-
middellijk na Goltsteins overlijden bezit van de Commenderieën van
Arnhem en Nijmegen te nemen. Nauwelijks bevond Merode zich
te Nijmegen, of de magistraat beval hem de Commenderie te ver-
laten en zich naar de herberg den Wijnberch te begeven en legde
hem een boete op, omdat hij als geestelijk persoon zonder verlof
Van de stedelijke Overheid in de stad gekomen was. Den volgen-
den dag werd hem onder kwijtschelding van de boete toegestaan
uit de stad te vertrekken. Hij ging daarop naar Arnhem, waar hem
de inbezitneming evenmin gelukte^).
Onder dekking van het door het Hof uitgevaardigde mandement
lieten de magistraten van Arnhem en Nijmegen zich nu ook door
de ambtlieden van Over- en Nederbetuwe en door de scholtissen
van Brummen en Reden met autorisatie van den richter in Veluwe-
zoom in het bezit stellen van de goederen, welke buiten hun stede-
lijk rechtsgebied lagen Arnhem en Nijmegen benoemden onder-
scheidenlijk tot rentmeesters Johan Herbertsz., die reeds rent-
meester van de goederen der gemeene vicarissen in de Groote
Kerk te Arnhem, ziekentrooster en ordinaris-voorzanger was, en
Reinier Beeckman, die al rentmeester van de goederen van het
Nijmeegsche kapittel, de Regulieren en de Predikbroeders e.a. was.
Verder gingen beide stedelijke regeeringen over tot het verpach-
ten der landerijen^). Het door wijlen den Commendeur Goltstein
bewoonde kwartier werd bestemd tot predikantswoning, terwijl ds.
Abrahamus Tielenius, die al in een gedeelte van het St. Jans-Or-
denshuis woonde, er ruimte bij kreeg quot;).
Gedrulit als bijlage no. 17 tot het pamflet „Bethonicaquot;, Knuttel no.
4886.
Raadsresolutiën Nijmegen, 22 en 23 Januari 1638. Archief Commenderie
van St. Jan te Arnhem, „Verbael van het gepasseerde, doen den---- Hr.
Walramus Scheyffart van Merode____ den 22en Januarii 1638---- tot Nym-
■weghen.... gecommen isquot;, ondert. door R. Kempinck 24 Januari 1638.
Raadssignaat Arnhem, 28 Januari 1638.
Raadssignaat Arnhem, 18, 21, 28 Jan. 1638. Raadsresolutiën Nijmegen,
13 Februari en 1 Augustus 1638.
quot;'l Raadssignaat Arnhem, 30 Januari 16.38, 29 Maart 1639. Raadsresolutien
Nijmegen, 7 en 14 Februari en 1 Augustus 1638. In de resolutie van 14 Febr.
'38 staat Peter i.pl.v. Reinier; Peter Beeckman was Reiniers overleden voor-
ganger als rentmeester van het kapittel e.a.
®) Raadsresolutiën Nijmegen, 18 Mei 1638.
-ocr page 340-Tot recht verstand van de questies, welke zieh inzake de aan-
vaarding door de stedelijke Overheid van de Commenderieën van
Arnhem en Nijmegen in 1638 voordeden, mogen hier de lotgeval-
T irnbsp;huis sinds 1581 worden verhaald. Het
Landdagsreces op de geestelijke goederen d.d. 29 November 1581
bepaalde t.a.v. de Commenderieën in art. 11: „Und alsoe vast veele
Commenderyen sijn, daervan die guederen by den Commendeur
und oeren conventualen behalden und ondergetogen worden, son-
der daervan tho doen eenighe steur tott onderholdinghe der Christ-
hcken kerckendienaeren, off dieselve ad pios usus aen tho wenden
sullen van nu voertaen alle Commendeurs vry ridderheeren wesen-
de uth hoeren incompsten gehalden sijn tho onderholden und ver-
plegen eenen predicanten, gelick die Commendeur van S Johans-
heeren tho Nymegen und tho Arnhem in ider hoefftstadt beider
Uuartreren eenen predicanten sall ghebuerlick onderholdt doch
hebben en in art. 14: „Die andere ghene ridder wesende sullen
sijn gehalden oere gueder tho verlaten und die by der Landschap
daertho aengestelde rentmeesteren tho laten bedienen, mitz dat men
hun uth der incompsten derselven jaerlicks alimentatie sall doen
hebben, ider s jaers voer sijn persoen, tho weten den Commen-
deur seshondert kg. (karolusguldens), den conventualen driehon-
dert gulden, so vere het vermogen der Commendeuryen so groet
IS, employerende die reste totten rechten kerckendienste und ad
vere pios usus, daertho die gueder gefundiert und gegheven sijn
offte sonst tho der gemeine saecke. Daer averst dat vermoegen
so groet niet en is, sali den Commendeur mit synen conventualen
^imentation nae gelegenheit der guederen decretiertt werdenquot;^)
Het IS nu deze vraag, in hoeverre de Commendeur van Arnhem en
Nijmegen al dan niet tot de „vrije ridderheerenquot; gerekend moest
worden, die tot vele moeilijkheden aanleiding gegeven heeft
„Nae het verloop des heren Rosenbach (Philips van Rosenbach
was sinds 1562 Commendeur te Arnhem en te Nijmegen), doen die
goederen all waeren confisqeert ende aengeslagenquot;, in 1583, kende
het Hof van Gelderland aan broeder Henrick van Rechen, die tot
het Arnhemsche huis behoorde, uit de Commenderiegoederen van
Arnhe^en alimentatie toe van 100 daalders 's jaars Ernst
li a'® quot;»quot;^dstuk I, § 4. Cursiveering van mij.
van St ïihnbsp;van St. Jan te Arnhem, „Copia van den staet
van S Johan to Nymegen. Item die pitanciën (presentiegelden) van beyde
hef nw» rnbsp;een voorloopige maatregel, noodig geworden door
l onbsp;vertrek van den beheerder Rosenbach en géén loepasslL van
het Landdagsreces op de geestelijke goederen van 1581
-ocr page 341-loosten werd tot rentmeester aangesteld. Hij was rekenplichtig aan
de Geldersche Rekenkamer. Ingevolge bevel van het Hof d.d. 29
November 1585 werden verscheiden papieren en rekeningen der
Commenderie aan Ernst Joosten ter hand gesteld^). Met de Com-
menderiegoederen te Nijmegen heeft deze rentmeester nooit te ma-
ken gehad; de overgang van de stad Nijmegen naar 's Konings
zijde heeft zulks verhinderd. De vacature, die door de vlucht van
Rosenbach ontstaan was, bleef onbezet.
Op den Landdag te Zutphen, 29 Maart 1593, werden eenige ge-
deputeerden aangewezen om te beraadslagen over de geestelijke
goederen en een zestal andere questies, die aan de orde waren. Zij
traden met het Provinciale Hof in overleg omtrent de interpretatie
Van eenige artikelen van het reces op de geestelijke goederen van
29 November 1581, o.m. over het punt van de Commendeurs van
Arnhem en Nijmegen „vrye ridders ofte papen wesendequot;. Het Hof
beantwoordde dit punt aldus: „die Commanduriën van Nymegen
ende Arnhem solden onder vrye ridder-oorden nyet to stellen sijn,
mits bewijsselicke is, dat zy voortijts preceptor(i)ën geweest ende
by onadehcke personen bedient wordenquot; (6 October 1593). Twee
dagen later werden de met het Hof besproken punten geresumeerd
..ende een voorraem op elck punt gestelt ende achter by de arti-
culen des recesses van 't jaer 1581 gefuechtquot;®). Het „voorraemquot;
is helaas niet tot ons gekomen. Evenwel komt als bijlage no. 4 tot
de hierna te noemen ,,Verantwoordinghequot; een stuk voor, getiteld:
.,Uut die bedenckens ende voorhaem van de heeren Gedeputeer-
den van de Landtschap over d'ordre opte geestelicke goederen den
8 Octobris a°. 1583quot; van dezen inhoud: „By den 5den®) aengaen-
de die Commandeurs wort verstaen, dat geen Commanduriën voor
vrye Ridderheeren in desen Furstendumb te achten zijn als die van
Archief Commenderie van St. Jan te Arnhem, bevel v.h. Hof d.d. 29
Nov. 1585 met bijbehoorende stukken, gemerkt A —O; O bevat de twee
lastgevingen v.h. Hof, Ie d.d. 6 Aug. 1582, waarbij aan Gerrit Custer als
rentmeester der goederen van St. Jan bevolen wordt om volgens appointe-
nient van 19 Juli de staten van de huizen te Arnhem en te Nijmegen binnen
14 dagen over te leveren en voortaan namens zijn meester geenerlei alienatie,
verpanding, enz. te doen (zonder voorkennis v.h. Hof nl.), 2e d.d. 7 Mei
1584, waarbij bevolen wordt om binnen 24 uren de staten en registers over
te geven op straffe van een boete van 25 goudguldens. Een staat van Ernst
Joosten van de goederen der Arnhemsche Commenderie, „dye weicke eyndiget
den XII Julii XVc. XCVquot;, berust in het archief der Geldersche Rekenkamer,
inv. no. 7283.
, Reces van Landschapsgedeputeerden voor de geestelijke goederen,
s Lands domeinen enz. 6-16 October 1593, zie boven blz. 53 noot 1.
) „Ry den 5denquot;, d.w.z. art. 5 van het reces op de geestelijke goederen
van 1581 zooals het aanvankelijk werd voorgesteld op 24 November, cf.
artt. 11-14 in het reces van 29 November 1581.
de Duytsche Orden, te weten den Commandeur te Dieren ende te
Ihiel. Ende dat met den Johanniter behoordt geholden te worden
na luydt deses articuls, te weten, dat dieselve alimentatie na ver-
moghen der goederen sullen genieten ende d'administratie dersel-
ver verlaten. gelijck algereedts met den Commandeur in 't Loo M
geobserveert wordt, ten zy dat gedachte Johanniter oire qualiteyt
van vrye Ridders bewesenquot;^). Dit stuk is een extract uit het
„voorraem van 8 October 1593 en niet van 1583. Immers wordt in
het reces van de gedeputeerden van ridderschappen en steden van
6-16 October 1593 nergens verwezen naar of gezinspeeld op een
„voorraem van 10 jaren vroeger; bovendien wordt in de bewaard
gebleven instructie voor het College van Gedeputeerden der Sta-
en des Furstendoms Gelre en Graafschap Zutphen d.d. 28 Maart
1583 m het geheel niet gerept van de geestelijke goederen, terwijl
ten slotte de verbalen of recessen van de Landdagen binnen Zut-
phen en binnen Arnhem in Juli en in November 1583 evenmin van
een „voorraemquot; gewagen^).
Tnbsp;^^^^ benoemde de grootmeester der Orde Arnold van
Luisdorff tot Commendeur. met wien de stad Arnhem op 28 Octo-
'nbsp;de nieuwe Commendeur
zou 300 daalders per jaar betalen tot onderhoud van een predikant.
2nbsp;. ds. Hermannus Phrygius alsmede eenige schamele lieden zou-
den tot Paschen a.s. in het Orde-huis te Arnhem mogen blijven
wonen, waarna het huis aan den Commendeur moest worden inge-
ruimd 3°. degenen, die van de Geldersche Rekenkamer of van
Ernst Joosten gepacht hadden, zouden in de pacht worden gecon-
tinueerd tot het einde van den pachttermijn, 4°. de Commendeur
zou het nadeelig slot van de rekening van Ernst Joosten aanzui-
veren en reeds gesloten rekeningen goedkeuren, 5°. het huis van
de Commenderie zal als andere huizen onderworpen zijn aan alle
ongegrond afgewezen bij resolut e van 25 Febr 1597 's Heerenlnn K k j
t egenstelling tot Arnhem en Nijmegen ond'er df Llye van Utrecht'quot;quot;'''
3nbsp;Knuttel no. 4642a, bijlage no. 4.nbsp;iJirecnt.
) ^le Landdagsrecessen van het jaar 1583.
burgerlijke lasten. Dit contract week af van de interpretatie van
l^et 200 juist behandelde „voorraemquot;. Desalniettemin stonden
Landschapsgedeputeerden tot het nazien der requesten 25 Februari
1597 op verzoek van broeder Henrick van Rechen toe, dat volgens
artikel 5 (= art. 11 boven genoemd) van het reces op de geeste-
hjke goederen van 1581 „die goederen van St. Johans Orden t'Arn-
l'em und tho Nymegen sollen moegen ontslaegen und den Orden
^eder ingeruimbt warden....... mits oick dat den armen uit deselve
goederen dragelicke stuir geschiehe volgende des Ordens fundatie
und dat die Commanduir sal aennemen und betaelen die schulden,
die noch op die guideren staen moegen, enz.quot; Bij acte van 14 Maart
d.a.v. ratificeerde het Hof het reces van 25 Februari '97 en het Arn-
hemsche contract^). Zonderling genoeg werd ook de Commenderie
Van Nijmegen vrijgegeven, ofschoon deze Commenderie toentertijd
niet onder overheidsbeheer stond en de stad Nijmegen in de terug-
gave niet gekend werd. De bijdrage ten behoeve van een predikant
te Arnhem werd in 1628 gebracht op 400 daalders of ƒ600 's jaars
Keeren wij na deze uitweiding weder tot het jaar 1638 terug. In
November en December vergaderde de Landschap binnen Nijme-
gen. Walraven Scheiffart van Merode overhandigde aan de Staten
een verzoekschrift, waarbij hij verzocht tot het vrije gebruik en
de administratie van de Commenderieën van Arnhem en van Nij-
megen te worden toegelaten en wel op de volgende gronden: dat
de Ordre van St. Jan „voor seshondert jaren int gehele Christen-
rijck voor neutraell is worden erkant ende voor sulcx oock tot noch
toe gemainteneert met vollencommen ghenietonge van oere goe-
deren, gelijck hunluyden dan oock in specie by dese Landtschap
in den jare 1581 by (den) 5en articule van d'oordre, op die geeste-
lycke goederen beraemt, soodanich gebruyck van hare goederen
expressehek is voorbeholden, in conformité van wekken reces
deses Lantschaps hunluyden oock in den jare 1597 oere goederen
tot Arnhem ende tot Nymegen...... voor oer ende oere navolge-
ren sijn worden gerestitueertquot;, en dat de Orde voor zich had „'t
olde recht, loffelijck concordaet, gesterckt met lanckwylige ge-
rustige possessie ende jaren van prescriptiequot;®).
Oud-arcliief Arnhem, inv. no. 589, „Gildebrieven, stadtsrenthenboeck
en eeden der officianten en straffen in criminele saeckenquot; (z.g. Gilden- en
Officiantenboek) fol. 165. Besluiten van Landschapsgedeputeerden tot de
requesten, 25 Februari 1597. Pamflet Knuttel no. 4882 (cf. Van der Wulp
no 2593), bijlagen nos. 6, 7 en 20.
) Raadssignaat Arnhem 27 Maart 1627, 5 Februari 1628. Het bedrag
Werd blijkens een manuaal of ligger der St. Jansgoederen geregeld voldaan
(archief Commenderie van St. Jan te Arnhem).
) Oud-archief Arnhem, inv. no. 4579, „exibitum den 17 Novemb. 1638quot;;
-ocr page 344-stZlnnbsp;'nbsp;verzoekschrift, dat de magi-
straten van Arnhem en van Nijmegen binnen drie a vier maandL
over de inbezitneming der Commenderieën van ben'L quot;^d ^
dienen aan het Hof. welk lichaam dan daarover zou rap^eeÏn
stelde een „Verantwoordinghequot; op. welke door den raad der stad
Nymegen werd goedgekeurd bij resolutie van 6 Februari 1639 uTn
besloot er verscheiden afschriften van te laten maken, waarva^er
HaaoTnbsp;burgemeester Verbolt. die zich in Dequot;
Haag bevond. De magistraat van Arnhem, aan wien de minuut der
Verantwoordinghequot; in afschrift was toegestuurd met de bewijs-
ukken. ,et haar door de burgemeesters Van den Sande. BrTn -
sen en Everwijn nader onderzoeken om tot grondslag te laten
strekken voor zijn bij het Hof in te dienen „Berichtquot;. De be de ver-
toogen ve^oonen dan ook een merkwaardige overeenkomst i)
op dat'hinnbsp;Nijmeegsche magistraat voor-
op^ dat hi; uit kracht van de autorisatie, welke bij resolutie van de
leend. om te disponeeren over de geestelijke goederen in haar ge-
bied. ..in aenmerckinge van de groote schaersheydt der geestelycke
Gentri: h^ftnbsp;Commendeur Goltstein de Com!
Z kZ ::nbsp;teneinde beter in het onderhoud
van kerk- en schooldienaren te kunnen voorzien. Hij acht het ziin
.ampt ende devoirquot; de ware Christelijke Gereformeerde Ltie e
b vorderen, en betamelijker. om uit de CommenderiegoXen
predikanten en schoolmeesters te onderhouden dan ..die van de
in hTw/?nbsp;sustenteerenquot; Z volgt hier
voorbeeld van het Kwartier van Veluwe (s Hoeren.
soÖ^^^^^^^^nbsp;beforcerouge ende
Arnhem, opgesteld door R KemSek vol^^^'n^fquot;
Nijmeegsche burgemr Verbolt Z ? ® .nbsp;verklaarde de
t sSE^Ï s iSF^ »SS-te
^V!. isrs 'f; -- r - =
-ocr page 345-loo). Utrecht (St. Catharina-convent en Commenderie van Ingen)
^n Haarlem (in 1625 na het overlijden van den Commendeur An-
dreas van Souwen). Des te meer acht zich de Nijmeegsche magi-
straat tot zijn handelwijze gerechtigd, omdat hij hierdoor de goe-
lt;leren „tot het voorige gebruyck, dat is tot onderhoudinge van den
godesdienstquot;, heeft gereduceerd. Voorheen werden drie priesters,
een koster, een organist en eenige zangers onderhouden, tweemalen
's weeks aalmoezen uitgedeeld en een jaarlijksche respons aan den
'•grootmeester Duytscher tongequot; gegeven en verder uitgaven ge-
daan voor reparatie van de gebouwen. De aanhangers van de
quot;Paepsche Rehgiequot; deinzen er ook niet voor terug Ordegoederen
^an te slaan, bijv. de keurvorst van Keulen, die de Commenderie
Van Borken (in 1624) aan de Jezuieten inruimde voor een school.
In 1581 werd bepaald, dat de Commendeurs, die geen „vrije
ridderheerenquot; waren, gealimenteerd zouden worden; in 1583 en
1593 is vastgesteld, dat de Commendeurs van Arnhem en Nijme-
gen niet tot de „vrije ridderheerenquot; konden worden gerekend,
..doordien bewijslick, dat sy (de Commenderieën) voortijts praecep-
toriën gewesen ende by onadelicke persoonen bedient sijn wordenquot;.
Er is eigenlijk geen reden, waarom de Orde-leden niet op den-
zelfden voet als andere geestelijke personen overeenkomstig „de
gemeyne ordre van 't Landtquot;, zooals die bij het reces van 1581 ge-
regeld is, behandeld worden, aangezien ridders zoowel als servien-
ten geestelijken zijn. Er wordt weliswaar tegen aangevoerd,-dat de
Orde een militair karakter draagt, maar de leden leven volgens den
regel van St. Augustinus, doen de drie geloften van zuiverheid, ge-
hoorzaamheid en armoede, moeten in plaats van de canonieke ge-
tijden het gebed des Heeren uitspreken tot wel 150 malen daags
toe, mogen niet bij contract of testament beschikken over patrimo-
niale goederen zonder toestemming van den grootmeester ^), zijn
exempt van de wereldlijke justitie en staan bij uitsluiting onder de
gehoorzaamheid aan de Orde-overheid; naar luid van hun statuten
zijn zij rehgieuzen en worden zij gezegd de wereld verlaten te hebben.
De magistraat is ambtshalve verphcht de geüsurpeerde tyran-
nieke macht van de Pausen te Rome tegen te gaan. De grootmees-
ter, die bovendien kardinaal is, staat onmiddellijk onder den Paus,
aan wien hij hulde en eed moet doen. De laatste Commendeur van
Nijmegen, Goltstein, liet in de Commenderie-gebouwen het houden
Het kunnen beschikken over patrimoniale goederen is in strijd met de
gelofte van armoede. Bij adellijke jufferenstiften kwam het voor, dat de
gelofte van armoede verzacht werd of vervangen door residentieplicht. Mo-
gelijk deed zich bij de Orde van St. Jan hetzelfde voor.
van R.K conventiculen toe en herbergde een priester, die de mis
celebreerde „ongetwijffelt niet sonder toeloop ende vergaderinge
van anderen buyten synen huysquot; (deze priester was Joannes a
«gastro. Augustijner pater, die ook in de Betuwe werkte). De droe-
PaensT'quot;'quot;/quot; J'''nbsp;^ij^^^en door „eenighe
Paepsche aan den vijand overgeleverd werd. hebben geleerd dat
men zulke geheime vergaderingen tijdig moet weten te verhinderen.
Vervolgens gaat de Nijmeegsche magistraat in haar . Verant-
woordinghe' over tot wederlegging van het door Merode aange-
voerde argument, dat de Orde neutraal is. Het vormt het hoofd-
moment in Merodes verzoekschrift. Dat van neutraliteit der Orde
geen sprake kan zijn, blijkt hieruit, dat, sinds Karei V na de inne-
ming van Rhodus door de Turken in 1529 Malta aan de Orde in-
germmd heeft^ de grootmeester den Koning van Spanje als protec-
eur en overhoofd moet erkennen, hem wegens het eiland Malta
leenhulde en eed moet doen en jaarlijks een valk als recognitie
moet schenken. In zeker schrijven, dat onder de nalatenschap van
Gol stem gevonden werd. beklaagt de laatste zich, dat hij zijn resi-
dentie heeft m s vijands landen. Ook heeft de Orde geldelijken
steun verleend „tot onderstandt van de genaemde Catholicque h-
gue ende tot oppressie van de Protestanten ende Gereformeerdenquot;.
Andere orden, waarvan de generaals te Rome zetelen, zijn niet
- desniettegensLnde
blijven de kloosters dier orden ter dispositie van de regeering over-
eenkomstig de orde. welke daarop in iedere provincie is gesteld
sch^ir^tlnbsp;argument, dat de Land-
schap in 1581 aan de Orde het vrije gebruik harer goederen voor-
behouden heeft, moet vervallen, omdat de Landschap in 1583 en
1593 heeft vastgesteld, dat de Commenderieën van Arnhem en nquot;
megen met tot de vrije ridderorden gerekend kunnen worden. H^
aaaTde Ttt . K f'nbsp;^^nbsp;vooraf-
gaande wetten of besluiten verandert, tenzij zij gegrond zijn „super
rcotr.nbsp;fundamenteel ijn of
bij contract of conventie gemaakt zijn.
Wat de door Merode aangevoerde approbatie van het Hof van
Gelderland van de restitutie der Commenderieën van Arnhem en
N.megen in 1597 betreft: s Hofs bevestiging van (14 Maart)
i^y/ is gegeven in overeenstemming met het reces van 1581 het
welk door latere Landschapsbesluiten krachteloos gemaakt is' Het
verdrag met de stad Arnhem van (28 October) 1596 kan als res
mter ahos actaquot; voor de stad Nijmegen geen gevolgen hebben;
bovendien zijn de verdragsvoorwaarden door nadere resolutiën (van
den Arnhemschen magistraat) opgeheven. Zoo wordt evident, dat
hetgene de Orde op grond daarvan verkregen mocht hebben „sub-
et obreptitie geïmpetreert is, ende oversulcx nae rechten van on-
weerde ende invalid......quot;.
Het vierde en laatste motief in Merodes verzoekschrift, nl. de
langdurige possessie en daarop gegronde prescriptie wordt door
den Nijmeegschen magistraat „impertinentquot; geacht, omdat sinds
de afzwering van den Koning van Spanje en de Reformatie van de
vervallen religie volgens de practijk in de Geünieerde Provinciën
het punt van prescriptie in deze materie van geen effect gehouden
wordt; ware dit anders, dan zouden alle andere geestelijken dit
middel aangrijpen, teneinde wederom tot het gebruik hunner kloos-
ters en goederen te geraken. Om het effect van prescriptie te ge-
nieten, is het ook niet voldoende, om langdurige possessie te be-
wijzen, maar moet nog worden aangetoond, dat de prescriptie haar
grond vindt „ex legitimo et non vitioso titulo sive ex justa et habili
causa translativa possessionis et dominiiquot;, voor het geval, dat het
begin van de possessie bekend is. In dit geval is (naar Merode in
zijn verzoekschrift wil) de titel de approbatie van het Hof van
(14 Maart) 1597, welke als van onwaarde beschouwd moet wor-
den. Het blijkt uit verschillende raadsresolutiën, dat heer Henrick
van Rechen en later de Commendeur Goltstein den magistraat met
allerlei diensten tegemoet gekomen zijn om het gebruik van de
Commenderie te behouden, d.w.z. dat dit gebruik gecontinueerd
is uit „courtoisie...... ende in effecte praecarioquot;. Een dergelijke
precaire possessie is ten allen tijde voor herroeping vatbaar. De
Commendeur Goltstein heeft dan ook gemeend blijkens een ge-
vonden Italiaansche missive, dat de Commenderie zoo niet bij zijn
leven, dan bij zijn dood zou worden aangeslagen. Bij het begin van
zijn Commendeurschap in 1614/15 heeft hij de Commenderieën van
Arnhem en Nijmegen moeten „recupererenquot;. Volgens deze op-
vatting kan de prescriptie eerst een aanvang nemen met 1614/15
en waar „nae coustume alhierquot; tot „eene wetlicke prescriptiequot; onge-
stoorde possessie sinds 1/3 van honderd jaren wordt vereischt, is de
termijn te kort. Liet men meergedachte prescriptie toe, dan zou zulks
tot nadeel en algeheele vernietiging strekken van de orde, welke op
de geestelijke goederen gesteld is, en tot schade van de ware Ge-
reformeerde Religie, tot welker onderstand men de Nijmeegsche
Commenderiegoederen heeft bestemd ^).
Pamflet Knuttel no. 4642a, „Verantwoordinghe voor Burgemeisteren,
-ocr page 348-Het Arnhemsche „Berichtquot; behoeft hier niet weergegeven te
worden, aangezien het dezelfde argumenten bevat als de Nijmeeg-
sche „Verantwoordinghequot;. Hier worde alleen vermeld, dat de magi-
straat van Arnhem naar aanleiding van de approbatie van het Hof
van 14 Maart 1597 opmerkt, dat de woorden „ende desselfs na-
volgerenquot; verkeerdelijk zijn opgenomen, aangezien zij in het tus-
schen Arnhem en Arnold van Lulsdorph gesloten verdrag in het
geheel niet voorkomen, zoodat Merode ten onrechte aanvoert, dat
in 1597 de Commenderieën van Arnhem en Nijmegen aan den
toenmaligen Commendeur en zijn opvolgers zijn ingeruimd De
overeenkomst met de stad Arnhem was slechts voor den duur van
het leven van den Commendeur aangegaan^). Wij kunnen hier
onzerzijds aan toevoegen, dat in het Landschapsbesluit van 25
Februari 1597, waarbij de Commenderieën van Arnhem en Nijme-
gen werden ingeruimd, evenmin sprake is van eventueele opvolgers
van den Commendeur.
De nauwe samenwerking van Arnhem en van Nijmegen was niet
van langen duur. Bij acte van 19 Januari 1639 beschikte het Hof
in gunstigen zin op een verzoek van den Heer van Merode om op-
heffing van het mandement van 13 Januari 1638 en het mandement
aan de ambtlieden van Overbetuwe, Nederbetuwe en andere offi-
cieren^). Bij resolutie van 31 Juli en 2 Augustus 1639 besloot nu
de Arnhemsche magistraat, „geconsidereert, dat 't Hoff gereets
den toeslach der Commandeurye-goederen, in Betuewen en Velu-
wen (dus buiten de rechtsgebieden van de steden Arnhem en Nij-
megen) gelegen, opgeheven ende 't gebruyck van dien gem(elden)
van Merode toegelaten heefftquot;, met de gemachtigden van den
heer van Merode in onderhandeling te treden«). Deze onderhan-
delingen leidden in 1640 tot een accoord van den volgenden inhoud:
.Schepenen ende Raet der Stadt Nymegen, Dienende soo tnt Tn.Hf
HAenveerden der Commandurie van St^ J^n Weerde voorsz sSt lV
goederen daer toe gehoorende, als mede tot wederlegging« vLTgee^ daer
eghens soude mogen gemoveert wordenquot;, anno 1639 Vergel voor den
termijn van 33 jaren en 4 maanden Lambertus Goris, „AdSr^rZ iuris
subcisivorumquot;, Arnhem, 1635, cap. IX 12nbsp;..^uversariorum luns
Eerbar^'ra'etquot;'vnPOctober 1596: „Is een
Jierbar raet voer so voel dese saecke oehr Eers. betreffendt unri
prejudicie mit gedachten Heren Commanduir overkommen und eens^l^^^
den gdiick oXnbsp;geadmittiert und gerestitui'rwfr:
bii deTsè t, /l^p f«^quot;- d'eselve so voel in oehr is admittiren und restituiren
äependumbquot;nbsp;inkumpsten binnen dese stat und
'f hquot;« quot;fquot; Gelderland, civiele processtukken, 19 December 1646
kTn ß'ircnbsp;'nbsp;Magistraat van Nymegen) de stuk
Raadssignaal Arnhem, 31 Juli en 2 Augustus 1639.
-ocr page 349-de magistraat van Arnhem ziet van al zijn aanspraken af en zal den
heer Walraven Scheiffart van Merode, ridder, Commendeur en
Receptor-generaal van de Orde van St. Jan in Nederland, in voor-
noemde quahteit laten volgen het vrije en onbekommerde gebruik
van de Commenderie en derzelver goederen in den toestand, als
waarin ze vóór de inbeslagneming verkeerden, met exemptie even-
wel van het ..corpus van de voorsz. Commandeuryequot; van alle bur-
gerlijke tochten en wachten, waaraan hetzelve tot nog toe onder-
worpen geweest was (met uitsluiting van de nieuwgebouwde huur-
huisjes); daartegenover zal de Commendeur jaarlijks 1500 carolus-
guldens van 20 st. het stuk aan de stad Arnhem betalen, te begin-
nen met 1 Augustus 1640^).
Eén dag na het sluiten van de overeenkomst tusschen de stad
Arnhem en den heer van Merode zond de Nijmeegsche regeering
haar „Verantwoordinghequot; met begeleidende missive bij het Pro-
vinciale Hof in. De Landdag beschikte bij meerderheid, dat de par-
tijen in deze zaak haar stukken en documenten, daar toe dienende,
zouden stellen in handen van het Hof, „om met uuytsluytinge van
parthydigen ende soo noodich adjunctie van gedeputeerden uuyt
dese Landtschap, naedat de saecke allersijts volschreven sal sijn.
daerinne rechts te plegenquot;. Het Nijmeegsche Kwartier vond even-
wel. dat de verzoeker verwezen moest worden ..ten gebeurhcken
landt- ende stadtrechten, verstaende niet, dat dese saecke als in haer
district gevallen elders gerevoceert mach wordenquot;^). Het Hof
trachtte de partijen tot elkaar te brengen, hetgeen niet gelukte, of-
schoon een Nijmeegsch voorstel tot afstand van alle Commende-
riegoederen binnen en buiten het schependom, onder voorbehoud
dat de Commendeur in plaats van ƒ 400. gelijk tot 1638 het geval
was geweest, voortaan jaarlijks ƒ 800 zou geven onder aftrek van de
door de stad te betalen huur van ƒ 200 voor het residentiehuis van
de Commenderie. dat nog 9 jaren ter beschikking van de stad
zou blijven tot huisvesting van predikanten, door dr. Cornelis de
Jong en Reyner Kempinck. gemachtigden van den heer van Merode,
als grondslag voor verdere onderhandelingen aanvaard werd ).
Oud-archief Arnhem, inv. no. 4579. accoord van 7 Augustus 1640
van den Landdag te Arnhem, 29 Augustus 1640; „gerevoceertquot;,
bedoeld wordt: geëvoceerd.nbsp;, „ ^ 4gj, pe-
3) „Corte aenteykenongch vannbsp;Hoeve va^die heeren
bruarii 1641 doer interpositie van mijn begeren van den no
gecommitteerden van die magistraet van ^ymwegen geproponeert is om
vrientelycke onderhandlonge die disputen ende questien van weg
De predikanten van de Nijmeegsche classis mengden zich in de
questie en dienden een verzoekschrift in bij den Landdag en bij de
Staten des Kwartiers van Nijmegen. Het Kwartier beloofde het
verzoek, inhoudende, „dat gemelte magistraet by de possessie des
voorn, huyses ende goederen gemainteneert ende aengemaent
mochten worden, daervan niet te desisteren noch eenich accordt
dienaengaende mette rehgieuse van de Johanniters Ordre in te
gaenquot;, te recommandeeren bij de twee overige Kwartieren, „ten-
eynde die geseyde religieuse (indien se sich by dieselve mochten
aengeven) in conformité van 't geene in de provinciën van Hol-
landt. Utrecht ende anderen geschiedt is, affgewesen ende het ge-
melte huys ende goederen ter dispositie van de voorsz. magistraet
gelaten moege worden, om voortaan, wie tot noch toe geschiedt is,
tot onderhoudt van haere predicanten ende voorts ad pios usus
geëmploieert te wordenquot; i). Het is zeer waarschijnlijk, dat dit
Kwartiersreces van 13 Mei 1641 de oorzaak is geworden van het
mislukken van de pogingen, om tot een verzoening te geraken. De
stad zag in dit besluit de toestemming van de Staten van het Kwar-
tier als directeuren der geestelijke goederen om over de Commen-
deriegoederen te mogen disponeeren „ad pios ususquot;®).
De Nijmeegsche magistraat werd in zijn verdere optreden ge-
sterkt door de classis Nijmegen. Een door de classis bij den Land-
dag ingediend stuk is onder den titel „Iteratae Vindiciae Novio-
magensiumquot; in druk gegeven. Het is waarschijnlijk in hoofdzaak
het werk van den geleerden schrijver van het in 1644 verschenen
werk „Oppidum Batavorumquot;, ds. Johannes Smetius Sr. In dit
ridderl. St. Johans Oordens Gommandurie van Nymwegen t' assopieren ende
by te leggen----quot;, archief Commenderie van St. Jan te Arnhem, opgemaakt
door R. Kempinck 3/4 Februari 1641.
1) Kwartiersreces Nijmegen, 13 Mei 1641, Reces van den Landdag te
Zutphen, 8 Juni 1641.nbsp;''
Dit blijkt uit het hierna te noemen pamflet, getiteld „Anacrisisquot;, 1647,
Petit no. 2387.
3) Pamflet Knuttel no. 4786, „Iteratae Vindiciae Noviomagensium copie
van sekere missive des Eerw. Classis van Nymegen aen de Eed'. Mog.
Heeren Staten des Furstendoms Gelre ende Graefschaps Zutphen in Majo
1641 op eenen Landtdagh binnen de stadt Zutphen vergadert. 1641quot;. Bij acte
d.d. 9 Juli 1645 kenden burgemeesters, schepenen en raad van Nijmegen aan
D. Johannes Smith (Smetius senior) voor zijn kort te voren verschenen werk
,,Oppidum Batavorumquot; een bedrag van ƒ 300 ineens en een lijfpensie van
ƒ 150 gedurende zijn leven en dat zijner vrouw toe uit de goederen van de
Commenderie van St. Jan, mits hij geen beroep naar elders aannam. Iets
^ortgehjks deed de Arnhemsche magistraat, die bij raadsresolutie van 29
Maart 1639 Jan Janssen, boekverkooper van Amsterdam, wegens veertien
pleverde exx. van „de Geldersche Historie D. Pontaniquot; toekende „voor elck
boeck so vele als 't Hoff hem heefft toegeleit, namentlick 21 gl. uyt den
onttanck van Jan Herberts., als rentmr. van de Commandurye-goederen van
geschrift wordt in de eerste plaats uiteengezet, dat zoowel de rid-
ders als de servienten van de Ordre van St. Jan „georderde zijn.
die volgens hun statuten de drie geloften afleggen en doorgaans
..fratersquot; en religieuzen plegen genoemd te worden door htins ge-
lijken en in de pauselijke rechten; ook worden zij expresseli)k be-
grepen in de besluiten van het concilie van Trente en zijn zi, hoofd
voor hoofd door een eed verbonden tegenover den Pauselijken Stoel
te Rome, om de leer van het concilie van Trente te verdedigen tegen
de Gereformeerde Religie; paus Pius IV heeft hun alle voorrech-
ten. voor zoover ze met de besluiten van Trente in strijd waren,
ontnomen. En nu bestaan deze lieden het zelfs, niet om aan de
Staten het verzoek te doen om alimentatie te ontvangen of om
eenig stuk land, dat tot een buiten de provincie gelegen „corpus
behoort, terug te mogen krijgen, maar zij vragen om een „corpus
en Commenderie, in welker fundatiebrief in het geheel niet gerept
wordt van de Orde van St. Jannbsp;, , , ^r..
Onder de regeering van den koning van Spanje heeft de INi,-
meegsche magistraat „met toedoen van haere gemeente als funda-
tores ofte loei rectoresquot; bij resolutie van 29 Augustus 1566 de kerk
en het kerkhof van St. Jan gesteld ..tot oeffeninge van de waere
Gereformeerde Religiequot;^), terwijl daarna, toen ^e Gereformeerde
prediking verboden was, de nieuwe bisschop van Roermond Wil-
helmus Lindanus. „een groot Pauselick yveraer' , met goedvinden
van den magistraat, zonder eenige order af te wachten van Malta,
de administratie van de Nijmeegsche Commenderiegoederen ge-
steld heeft in handen van den secretaris der stad Johannes Havius
(van der Have) voor een tijdsduur van drie jaren ..tot gebruyck
St. Janquot;. Kist en Royaardsnbsp;j;nbsp;iJ^t SlmS'ÏÏ^hS:
van Joliannes Smetiusquot; op blz. 1^2 noot 83, Kist ziet mnbsp;„itseaeven
diclun, l,„,pl,.l, iu... continebil, m ^t^t prSlnbsp;„tlta .quot;Innlno
bonis vel personis, quas habuerit, ahquatenus gravare praesumpserit
Zie Hoofdstuk I § 1.
-ocr page 352-ende onderhoudinge des godes dienstesquot; Nu drie jaren geleden^
na het overhjden van den Commendeur Goltstein, heeft de magi-
straat de possessie aanvaard en de Commenderie bestemd tot wo-
ning voor twee predikanten en de beweegredenen tot deze handel-
wijze door den druk bekend gemaakt. Wat die van de Orde wen-
schen, strekt tot kleinachting van de Gereformeerde overheid en
gaat in tegen de fundamenteele wetten van den Staat. Ook moet
men bedenken, dat niet alleen bij de Gereformeerden, maar even-
eens onder het Pausdom eenige van hare Commenderieën ,,uyt
kracht van het concilie van Trentequot; tot een ander gebruik worden
bestemd, en dat de Orde desondanks in deze provincie een gunsti-
ger behandeling meent te zullen ondervinden. De meeste patriot-
ten zijn niet bekend met de ware „gelegentheytquot; van de Orde. De
laatst overleden Commendeur bijv. herbergde den Augustijner
monnik Joannes a Castro, die van de Commenderie uit dienst deed
op verscheiden huizen in Overbetuwe. Om al deze redenen ver-
zoekt de classis den Staten zulke voorzieningen te treffen, dat
de Commenderiegoederen tot onderstand van de ware Religie
worden geibruikt.
Het geschrift van de classis werkt met vrijwel dezelfde argumen-
ten als de „Verantwoordinghequot;, alleen met dit onderscheid, dat de
predikanten scherp de Orde onderscheiden van de Commenderie,^
m.a.w. laten uitkomen, dat de Commenderie een fundatie op zich
zelf is, waarvan het „corpusquot; niet buitenslands, maar binnen Nij-
megen gelegen is: bisschop Lindanus behoefde geen order uit Malta
af te wachten, om aan de Nijmeegsche Commenderiegoederen
(tijdelijk) een andere bestemming te geven. Dit punt wordt in de
,,Verantwoordinghequot;, welke zich in hoofdzaak bepaalt tot het
weerleggen van de door den heer van Merode aangevoerde motie-
ven, vrijwel verwaarloosd.
Als antwoord op de pamfletten de ,,Verantwoordinghequot; en
,,Iteratae Vindiciae Noviomagensiumquot; zond de tegenpartij een om-
vangrijk pamflet in het licht met den geestigen titel „Bethonica
ende Bethoningequot; De inhoud van dit lijvige geschrift — het telt
Blijkens het pamflet de „Verantwoordinghequot; berustten onder den Nij-
meegschen magistraat de authentieke rekeningen van Havius over de iaren
15^-'73.
-) Pamflet Knuttel no. 4882, „Bethonica ende Bethoninge, van saecken
aengaende het Recht 't weicke den Ridderlijcken Orden van S. Johan tot
Hierusalem int Eylandt van Malta residerende competeert tot der selver
Goederen ghelegen alomme inde Vereenighde Nederlandtsche Provinciën,
Gheconserveert door Natuere der voorsz. Goederen. Neutraliteyt des Ordens
Ridderen. Concordaten der Vereenighde Provintien. Ghestelt tot dienst van
96 bk. text met 31 bijlagen ^ komt neer op het volgende: lii de
eerste plaats zijn de ridders en servienten der Orde géén geestelijke
personen, aangezien: .,nae die canonijcque Rechten alk die wekke
Professie maken van de Militie ende Wapenen, komen van haren
Gheestehjcken staet te vervallenquot;. De huizen en goederen van de
Orde binnen deze Nederlanden behooren volgens de concordaten
eigendom van de Orde te blijven, ook al hield men ze maar eenigs-
zins voor geestelijke goederen. „Des Ordens Corpus, Stoel. Funda-
tk ende Gouvernement (is) tegenwoordigh tot Malta ...... Alle
Huysen ende Goederen, soo binnen dese Landen als elders ghele-
ghen, zijn inghelijft ende vereenicht met het voorsz. Corpus ende
Orden des Groot-Meesters tot Maltha ende staet onder het ge-
biedt ende eygendom van deselve Ordenquot;. In overeenstemming
met het 20ste artikel van de Pacificatie van Gent hebben daarom
de Staten van Holland bij resolutk van 9 Augustus 1577 de Com-
menderie van Haarlem, die als geestelijk goed geannoteerd was,
wederom ingeruimd, omdat ze „geheelycke inghelijft ende ver-
eenicht metter Ordre des Grooten Meesters van Malta en de
Oversten Meesters in Duytschlandt ende sukks staende onder t
ghebiedt ende deyghendom vande selvequot; was. De Staten-Gen -
raai hébben in hun resolutie d.d. 1 JuU 1581 waarbi, aan iedere
provincie de dispositie over de geestelijke goederen in haar kwar-
tier gelaten werd. de Orde-goederen niet f
aan de uitheemsche heeren te Malta toebehoorden. Up de ƒ '
sche Landdagen zijn verschillende opiniën aan den ^ag get-den
„onderscheyt maeckende tusschen Commandeurs, vrye Ridders en
de geen vrye Ridders wesende, sonder te willen f-^^f f J
staen dat de voorsz.
Commandeuryen alkene de weigne
Orden zijn toebehoorendequot;. In October 1593 hebben heeren ge-
committeLden van de Landschap in overleg met H°f en Gelde
sche Rekenkamer de opvatting voorgedragen, dat de Gommende
rieën van Arnhem en van Nijmegen niet te «teHen waren onde de
vrije ridders, omdat bewijsbaar was, dat ze voortijds P--P ---
geweest en door onadellijke personen bediend waren. Mede op
lond hiervan hebben de steden Arnhem - Nijmegen het vry
ghebruyck vande voorsz. Ordens Huysen ende Goederen m toe-
ÏaThThenomenquot;. zonder er acht op te slaan, ^at heer Hendek ^
ReLn zich beriep op de bevelen en de autorisatie van de Orde te
Malta, om de administratie van de beide huizen te voeren, en even
Auesse den Heer Gi-ootmeester ende de ^^^^y^XTaZ
iltu^pirtSm ^itar^t ^u^i^ htX bethonicaquot;.
min in aanmerking nemende, dat alle Commenderieën van de Orde
alleen ter dispositie staan van den heer Grootmeester, „om yemant
vande Orden met het ghebruyck van dien, als Commanderye de
grace, ofte de cabiment te beleenen ofte d'administratie vande selve
Commanderye yemant nae ghelegentheyt des tijdts te bevelenquot;. Op
het verzoek van heer Henrick van Rechen hebben acht, door de
Landschap gedeputeerde, heeren in Februari 1597 besloten de
Orde-goederen te Arnhem en te Nijmegen volgens het reces op de
geestelijke goederen van 1581 weder in te ruimen. Hiermede heb-
ben zich Kanselier en Raden van Gelderland 15 Maart 1597 ver-
eenigd. De goederen zijn inderdaad ingeruimd en wel „tot behoeff
des tijdtlijcken Commandeurs ende desselven Navolgerenquot;.
De Staten-Generaal, in aanmerking nemende, dat alle vorsten,
ook Karei V, de Orde vrij gehouden hebben van alle contributiën,
hebben (19 November) 1611 verklaard, dat de Commenderie van
Brake in het land van Breda even vrij zou zijn van alle contributiën
en lasten, als vroeger het geval was. Op 23 Juni 1612 hebben de
Staten-Generaal den Groot-Commendeur op Malta voor zijn be-
moeiingen inzake het bevrijden van tot de galeien veroordeelde
lieden vriendelijk bedankt. De Zweedsche regeering heeft op ver-
zoek van den Franschen ambassadeur twee Commenderieën in het
stift van Minden en van Osnabrück weder aan de Orde ingeruimd,
ofschoon zij reeds aan iemand begeven waren.
Eenige jaren geleden hebben de Staten-Generaal (in 1638) aan
den Franschen ambassadeur geantwoord, „dat haer Hoogh-Mogh.
niet hebben eenighe pretentie op de Goederen van de voornoemde
Ordenquot;. Dezelfde ambassadeur (markies d'Estampes de Valan^ay)
heeft 20 Augustus 1638 ter vergadering van de Staten-Generaal
uiteengezet, dat het optreden van de steden Arnhem en Nijmegen
na den dood van den Commendeur Goltstein niet alleen in strijd
was met de opvatting van de Staten-Generaal zelf. maar ook in-
ging tegen de neutraliteit en vrijheid, welke de Orde bij alle Chris-
tenvolken geniet. Ook zette de ambassadeur bij missiven d.d. 27
Augustus 1638 en 17 November d.a.v. aan het Hof en aan de Sta-
ten van Gelderland uiteen, dat de inbeslagneming der Commen-
derieën te Arnhem en te Nijmegen indruischte tegen art. 17 van de
Unie van Utrecht en dat het algemeen belang handhaving van de
Orde vereischte met het oog op den Levantijnschen handel, terwijl
in een lateren brief van 12 Januari 1639 nog gewezen werd op het
feit, dat de Grootmeester op Malta nimmer een vijandige houding
aangenomen had.
Vervolgens geeft de „Bethonicaquot; een overzicht van den ons m
den text reeds bekenden gang van zaken sedert 1638. Slechts he
volgende zij vermeld: van de zijde van de Orde meent men, dat
zoowel de ridders van St. Jan als die van de Duitsche Orde exemp
zijn van de gewone rechtspraak naar stad- en landrecht en slechts
in rechte betrokken kunnen worden voor het Provinciale Hof over-
eenkomstig het getuigenis van Fredericus a Sande in t-ct. praehm.
de consu. feud.^). Na het mislukken van 's Hofs bemiddelmgs-
poging in Februari 1641 verzocht het Hof bij een brief van 24
Maart d.a.v. aan den magistraat van Nijmegen aan zi,n afge-
vaardigden ten naastvolgenden Landdage te ^utphen last te geven
tot het resumeeren van de onderhandelingen; maar de st^ gmg
liever mede met de predikanten van de classis Nijmegen. Wat de
predikanten in hun remonstrantie hebben beweerd aangaande
zeker instrument, waarin van de Orde niet wordt gewaagd (d. de
oorkonde d.d. 20 October 1196), is niet juist; de oorkonde betreft
alleen maar de fundatie van het hospitaal of gasthuis bmnen Nij-
megen. Ook is onjuist, dat de predikanten zoo hoog opgeven van
den plicht van de stedelijke Overheid om de ware religie e bevor-
deren als grond voor de aanvaarding der goederen van St Jan.
„dese saecke kan gheen goet Fundament voor de voorsz. Sta^
gheallegeert worden zonder titul, dewelcke in desen met ghecau-
seert is by dispositie van den Groot-meester vande voornoemde
Orden; O'f by'dispositie van Hooghe Ov-icheyt de e P^
ciënquot;. Ook wordt de ware godsdienst niet Bevorderd door het aan
slaan van de Ordegoederen. De predikanten zi,n met op de hoogte
van de „natuere van de Ordens Goederen, mede b-ngende^da
yemandt teghens den Orden sich partynbsp;^^^ quot;
leerders staet) moet exiberen synen wettelijcken titul ^ He -
zoek van de predikanten is in strijd met hun ambt, de ^kon
diging van het Evangelie des Vredes, van niet te begeeren een
anders goed zonder wettelijken titel. Zij hebben, -quot;der daartc^e
eenige opdracht te hebben ontvangen, zich „uyt eygen appetijt
de nog hangende zaak ingedrongen.
Tot zoover de „Bethonicaquot;.
De hoofdpunten in het twistgeschrijf zijn:
lo Z^ de Orde-leden geestelijken? Zijn de Orde-goederen
geestelijke goederen? Of doet het mihtaire karakter der
Orde het geestelijke karakter teniet?
cap. I, 24.
-ocr page 356-2°. Is de Commenderie met inbegrip van de Commenderie-
goederen een zelfstandig vermogenscomplex of is de
Commenderie e.a. eigendom van de Orde en ingelijfd bij
het „corpusquot; der Orde, gevestigd op Malta?
3°. Is de Orde neutraal?
Naar aanleiding van het geestelijke karakter van de Nijmeegsche
Commenderie, dat door de stad Nijmegen en de predikanten der
classis Nijmegen wordt beweerd, moge worden opgemerkt, dat
eén de aandacht trekkende eigenschap van het Commenderie-
complex binnen de stad niet als bewijs daarvoor wordt aangevoerd
nl. die van vrijplaats („vryberchquot;), een recht, dat o.a. nog in het
jaar 1595 bestond i). Dit recht van vrijplaats maakte, dat het ge-
durende geruimen tijd voor den Commendeur mogelijk was den
Augustijner pater Joannes a Castro staffeloos te huisvesten. Wat
het milkaire karakter der Orde aangaat, zij vormde een „mihtia
Christi , zij voerde oorlog tegen de ongeloovigen in dienst van
God om het Christendom te verdedigen en te verbreiden. Hun
geestelijken staat verloren de Orde-leden hierdoor niet^)
Met betrekking tot de vraag, of de Commenderie een zelfstan-
dige fundatie was of niet, kan opgemerkt worden, dat er tusschen
de Orde en de Commenderie een soortgelijke betrekking bestond
als die, welke tusschen kloosters en de orde, waartoe zij behoorden
aanwezig was. Zooals ook in de „Bethonicaquot; wordt gezegd had
de Grootmeester in Duitschland het recht iemand met de Commen-
derie te beleenen. Tijdens een vacature kon het beheer aan een ad-
ministrateur worden opgedragen, die dan de opbrengsten geheel
moest storten ten bate van de doeleinden van de Orde De Com-
menderie was dus een beneficie met eigen goederen en inkomsten:
ZIJ was gevestigd ter plaatse, waar haar „corpusquot; gelegen was. Bij
de verdragen van 1596 en van 1640 met den magistraat van Arn-
hem is het de Commendeur, die op zich neemt de jaarlijksche be-
ulingen ten behoeve van een predikant te presteeren, en niet de
Orde als geheel. In het Arnhemsche verdrag van 1640 wordt het
Commenderie-gebouwencomplex in de stad Arnhem als „corpus'-
aangeduid; het werd dus als zetel van de Arnhemsche stichting be-
schouwd.nbsp;^
Wat tenslotte aangaat het derde twistpunt, of de Orde van Malta
meLte^r'^Hpnn'quot;,!quot;«quot; Nijmegen 27, 28 en 30 December 1595. De oud-munt-
) Vergel. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I, blz. 669, noot 1.
dan niet als neutraal beschouwd moet worden, de oplossing hier-
van hangt ten nauwste samen met de pohtieke opvattingen en om-
standigheden. Van belang hierbij is het R.K. karakter der Malte-
zers.
Den 31 sten October 1642 diende H. Temminck als gemachtigde
van Walraven Scheiffart van Merode bij het Hof „seeckere calum-
nieuse requestequot; in, waarin o.m. geklaagd werd over het met ge-
beld laten wegvoeren van koren door den Nijmeegschen magi-
straat op 26 September 1641 bij den pachter van de Commenderie
te Lent, Thonis Vermeer, en de kort daarop (12 Februari 1642)
door den Nijmeegschen rentmeester der Commenderiegoederen
gepleegde gewelddaad van het weghalen van beesten en paarden bij
den pachter Cornehs Schats (Schets of Schaets) te Lent. Ook had
de magistraat van Nijmegen den gemachtigde van den heer van
Merode, dr. Cornelis de Jongh, die de pachten voor hem invorderde,
na het uiteengaan van de vergadering van de Landschapsgecom-
mitteerden ad causas 28 Juh 1642 laten gijzelen en hem eerst op
belofte van betaling van ƒ 3315 vrijgelaten. Tegen deze klacht stelde
zich de Nijmeegsche magistraat te weer in een vertoog d.d. 23
November 1642, waarin hij o.a. zegt, „dat sy niet door een beson-
dere drift (als den scribent van de overgegevene requeste valsche-
lick calumnieert) die Commandurye met sijn gevolgh hebben aen-
gevangen, maer nae 't exempel van onse yverige voorouders tot
onderholt van predicanten ende schoolmeisters ende dienvolgens
ten goede van de waere Christelicke Religie deselve van het mis-
bruick der affgooderye tot het rechte gebruick van den godesdienst,
daertoe deselve van den beginne gegeven was, reducerendequot;. Het
weghalen van het koren en van de beesten, bovenbedoeld, is niet
gewelddadig geschied, maar na voorafgaande waarschuwing, zoo-
-als door den magistraat aan den ambtman van Overbetuwe is uit-
eengezet^).
Den 19den December 1646 deed het Hof van Gelderland ..mits-
gaders de heeren denselven geadjungeert uyt de Lantschap des
Furstendombs Gelre ende Graefschaps Zutphenquot; (nl. uit de ridder-
schappen: de graaf van Flodorff, jr. Van der Capellen, jr. van Arn-
liem, jr. Bentinck. en uit de steden: burgemr. Valck van Zutphen,
burgemr. Lansinck van Lochem, burgemr. Van Eek van Arnhem
en burgemr. Van Ommeren uit Elburg) uitspraak tusschen Wal-
raven Scheiffart van Merode, St, Johans Ordens ridder, Commen-
Archief Commenderie van St. Jan te Arnhem.
-ocr page 358-deur en Receptor-Generaal van de Orde in Nederland, eischer,
eenerzijds, en de heeren van den magistraat van Nijmegen, ge-
daagden, anderzijds. De sententie laat de Commenderiegoederen
binnen stad en schependom van Nijmegen buiten beschouwing. Zij
luidt: „ t Voorsz. Hoff ende heeren geadjungierden, op alles gelet,
daerop eenigsins te letten stonde....... ende doende recht in con-
tumaciam, verclaeren die heeren gedaechden die begangene in-
dracht gepleecht ten opsichte van de goederen van de Commandu-
rie van St. Johans Ordre in desen Furstendomb ende Graeffschap,
buyten de stadt ende schependom van Nymegen gelegen, nevens
restitutie van soedaenige penningen als dr. de Jongh heeft moeten
betaelen, cost- ende schadeloos te reparieren, maintenierende,
styvende ende sterckende den tijtlycken Commanduir ofte Recep-
tor by de possessie van de voorsz. goederen. Blyvende niettemin
den heeren gedaechden gereserviert, om by declaratie te moegen
begroeten ende verifieeren, wat voor een somme van penningen
perhcx uyt de gemelde goederen van St. Johans Ordre behoort ge-
heven ende gestuyrt te worden tot behulp ende verval van 't on-
derholt van den kerckendienst binnen de stadt van Nymegen
voorsz. om by den impetrant, qualitate qua daerop debath gedLn
sijnde. wyder erkent te worden wat behooren sal. Gelijck de heeren
gedaechden oock voorbeholden blijft hunne actie ^en petitoir ofte
voor desen Hove ende die voornoemde heeren geadjungierde uyt
de Lantschap ofte die Haer Bd. Moo. beheven sullen daertoe te
verordenen te vervolgen, met condemnatie van de coste van dese
Niüe ^quot;r' uitspraak gedaan over de restitutie van de
Nymeegsche Commenderie in haar geheel; de zaak werd dus niet
principteel tot beslissing gebracht. De possessoire sententie was een
bevestiging van s Hofs beschikking d.d. 19 Januari 1639 op een
verzoek van den heer van Merode, waarbij het Hof besloot tot op-
iaar al^r het mandement van 13 Januari van het voorafgaande
Arnhem f Tquot;'nbsp;^^^^^^^^ ^^ Commenderieën
^e Arnhem en te Nijmegen te bevelen, dat zij geen betalingen zou-
den doen dan na order of ordonnantie van Hof en Rekenkamer ad
usum IUS habentisquot;, welk besluit tot opheffing van het beslag alken
gold voor de goederen buiten de jurisdictiën van de steden Lhem
-^^Wn en „blyvende de resolutie van de Landtschap... !
lo^l^ Archief Hof van Gelderland, „Civiele sententiën 1644-1647quot; fol
19 December 1646. Archief Commenderie van St. Jan te Ar^em.nbsp;'
binnen Nymegen genomen den 30 November naastleden in haer
geheelquot;!).
Veel instemming heeft het Hof met zijn uitspraak van 19 Decem-
ber 1646 niet geoogst. Het Nijmeegsche Kwartier stemde ermede m.
dat de magistraat van Nijmegen aan de Staten van Gelderland om
redres zou verzoeken van de tegen haar in contumaciam gewezen
sententie^). De stad Nijmegen protesteerde in een in 1647 gedrukt
pamflet, getiteld: „Anacrisis ofte Ondersoeck van seeckere senten-
ce. by den Hove provinciael van Gelrelandt ende pretense gead-
jungeerde heeren teghen die stadt Nymegen tot merckelijcke na-
deel van des selves hebbende privilegiën ende gerechtigheyden,
vermeyntlijck in contumaciam uytgesproocken op den 19 December
1646quot;«).
De predikanten van de classis Nijmegen Heten zich ook niet on-
betuigd en deden een „Remonstrantie aen de Ed. Mog. Heeren. de
Staeten des Furstendoms Gelre ende Graefschaps Zutphen, rae-
ckende het aenveerden van de Commandurye van St. Johan tot
Nymeghen, met der selver goederen ende gevolgh van dien het
licht zien in 1647^).
De stad Nijmegen achtte zich, zooals in de „Anacrisisquot; wordt
uiteen gezet, in haar privilegiën verkort en was van oordeel, dat het
Hof niet bevoegd was, en beriep zich op haar privilegie de non
evocando naar Akensch recht. T.a.v. het gewelddadig weghalen
van het koren en van de beesten bij de Lentsche pachters werd aan-
getoond, dat deze daden steunden op de pachtcontracten, welke
ten overstaan van ambtman en gerichtslieden waren gesloten 22
Augustus 1641 Het zou te wijdloopig worden hier een overzicht
van de „Anacrisisquot; in haar geheel te geven. Voor een recht begrip
Het mandement van het Hof d.d. 13 Januari 1638 is gedrukt als bijlage
no. 17 tot de „Bethonicaquot;.nbsp;.
Kwartiersrecessen Nijmegen, 16 Januar, 1647.
Pamflet Petit no. 2387, toegeschreven aan dr. Lam^rtJi^
crisis ofte Ondersoeck van seeckere sententie, by den Hove
Gelrelandt ende pretense geadjungeerde heeren t^ghen dienbsp;^^^^^^^
tot merckelijcke nadeel vaS des selves hebbende Pquot;^'!*^«'® ^quot;''^Sher^
heyden, vermeyntlijck in contumaciam uytgesproocken op den IJ Uecemor^
1646. Waer in, neffens verhandelinge van de materien van »^«quot;»emm nge in
Lantlycke vergaderinghen, privilegiën, jurisdictie des
tumacie. spolie ende meer anderen, aenghewesen wort di.e numteyt van de
voorsz. contumaciale sententie. Doen stellen by Burgemeisteren, Schepenen
ende Raedt sampt Gemeynsluyden der voorsz. Stadt . it)4/.
Pamflet Knuttel no 5583, „Bemonstrantie aen de Ed. Mog^ Heeren
de Staeten des Furstendoms Gelre ende Graefschaps Zutphen, raeckende het
aenveerden van de Commandurye van St. Johan tot Nymeghen, met der
selver goederen ende gevolgh van dien amp;.quot; 1647.nbsp;, . , k i
Pamflet „Anacrisisquot;, Iste deel, cap. 3, ende IX. Aenmerck,nghe, § 1.
-ocr page 360-Nfeegsche regeering tot de aanvaarding
^T^' quot;Remonstrantiequot; der predikanten, in dit ge-
schnft wordt o.m gewezen op de zonderlinge figuur, gelijk men L
de sententie van het Hof vindt, van het inruimen d r Comrendquot;
negoederen buiten de stad en het schependom van Nijmegen ter
Nijmeg^rr ; h
qdatrwordt Tnbsp;beschouwing
gelaten wordt, zulks m strijd met den algemeen aanvaarden regel
quot;tnnbsp;-- -- — — - hun ..c^r:
In een wederwoord, getiteld ..Anaclisis ofte Weerschiin vand.
Crach, der Sententie by den Hove. mitsgaders dYZ eZel sÏ
ven gheadjungeert uyt de Landtschap des Furstendoms Gelre enl
t?a hnbsp;......uytgesp Len •
S nt wlnbsp;^^nbsp;^^^ Hof indeLL com.
caTnbsp;.nbsp;der Commenderie-
!f ot:: Knbsp;^^^^nbsp;getuigenissen VOO -
af om te bewijzen, dat de heeren van de Orde van St. Jan en der-
Iver goederen ..soodanige Geestelijcke persoonen ende goederen
zijn die als Laicale persoonen ende goederen vande GheLÜe
SnTnJ^r'nbsp;^^nbsp;PHnt Re u!
Detee m'^T^'nbsp;Geestelijcke ghesepareert zijnV
der zijn administratie kunnen krijgen; s Hofs sententie werd nim-
mer ten uitvoer gelegd.
lan^Lfquot; w'f quot;quot;nbsp;der Orde van St
Jan beproefd door een minnelijke overeenkomst de Commenderfe-
steunnbsp;-hervonden daarbij o.a den
d-Est Tnbsp;ambassadeur den graaf
stanTttnbsp;^^^ kwam een accoord to
stand, dat binnen een jaar door den Paus moest bekrachtigd wor-
vale'ï'S LTslLZiet Ten Honbsp;^^-quot;'^hijn
gheadjungeert uyt drLandtsrLn 1 ï'®' «'»jS^ders de Heeren den selven
Zutphk'op het'In.:„dU bewies' s hifn^en'e brs^h'quot;'''»quot;
ende van wegens de Vo machtigernbsp;« bescheyt over-ghegeven door
Merode, St. Jans Ridder ^^ / quot;nbsp;Walraven Scheiffart van
Ordens goedere^in Nederlanr?mnP^^^nbsp;de-
van de MagistrL dernbsp;«nbsp;»egens de Heeren van de Heeren
den 19.nbsp;'J^if^IZl'^'r^e^t''^-nbsp;erschenen::quot;;
-ocr page 361-den. Te Rome weigerde men, zoodat de stad Nijmegen de Com-
menderiegoederen in handen hield
De stad liet de Commenderiegoederen op dezelfde wijze behee-
ren als de overige geestelijke goederen. De rentmeester stond on-
der het toezicht van de beide raadsprovisoren tot de geestelijke
goederen. Van deze administratie zijn rekeningen bewaard geble-
ven sinds 1651. De goederen werden als een afzonderlijk complex
behandeld en niet vermengd met andere geestelijke goederen of
met inkomsten en eigendommen van de stad zelf. Ze werden m
bet bijzonder bestemd voor de instandhouding van den Waalschen
Wkdienst®).nbsp;, . c. T
Als bijzonderheid moge medegedeeld worden, dat het bt- Jan^
huis gediend heeft als zetel voor de lllustre School, die 3 Mei 165b
ingewijd werd en in 1656 bij besluit van de Staten van het Nij-
meegsche Kwartier tot Kwartierlijke Academie met ius promovendi
verheven werd. De Academie moest in hoofdzaak bestaan van door
bet Kwartier verleende subsidiën en verliep geheel tengevolge van
den oorlog in 1672®).
§ 8. Verkoopingen van Geestelijke Goederen.
Opvattingen van de Nijmeegsche Regecring aangaande den
Rechtstoestand dezer Goederen.
Wanneer de Nijmeegsche magistraat in 1642 zich verdedigt
tegen de beschuldiging van de zijde van de Orde van St Jan. dat
bij de Commenderiegoederen „aengevangenquot; heeft, verklaart hi,
..dat sy niet door een besondere drift die Commendurye met sijn
gevolgh hebben aengevangen. maer nae 't exempel van onse yve-
rige voorouders tot onderholt van predicanten ende schoolmeisters
ende dienvolgens ten goede van de waere Christelicke Religie de-
1664 aan den Franschen gezant overhandigden ter [^«^'v^^^^f ^^ S^attheus,
handelwijze t.o.v. de balye der Orde van St. Jan te utrecnii„tterliik
„Analect^-, 2de druk, V, blz. 952), verscheiden quot;|umenten nageno^^^^ »jk
overgenomen uit de in deze paragraaf medegedeelde Nijmeegsche pamtlet
ten. Vergel. Jhr. Mr. D. G. Rengers Hora Siccama, I bl^- böö-o/o.
Zie voor de geschiedenis dezer Kwartierlijke beadem e Van Schev^^^
haven, „Oud-Nijmegens Kerken, Kloosters, Gasthuizen, SJif tingen en Open
bare Gebouwenquot;, blz. 166 e.v. en D. P. M. Graswinckel quot;»e Gelder^^^^^^
Hoogeseholen, II, De Hoogeschool te Nijmegenquot; in „Leidsch Universiteits-
bladquot;, 6de jaarg. (1937) No. 10, en ald. vermelde litteratuur.
1 den a ? rnbsp;affgooderye tot het rechte gebruick
van den godesd.enst. daertoe deselve van den beginne gegeven
eXstaTa,:nbsp;niet'eenen'stliver
bSt Jef d .nbsp;gediverteert sa] wordenquot;. Hieruit
bhjkt wd^, dat de stad Nijmegen zich op dien tijd t.a.v. de geeste-
e' d Thetquot;';nbsp;—
en het r llfnbsp;Mei 1580
vL 1 o'oeHnbsp;''nbsp;«P ^^ administratie
op dfstat n 'fquot;- r quot;quot; ^^^endomsovergang van die goederen
op de Staten of op degenen, aan wie de Staten van Gelderland
deze overheten. was hierbij beoogd, maar een stellen onder de
d reetie van de Overheid, teneinde het misbruik van die goederen
N jlrnÏaVd quot;r quot;nbsp;^^ brengen.'De stad
SoL a ;nbsp;na den dood van Goltstein niet als
zeteI van'Z r quot;nbsp;^ad zich op den
Taar Iquot; ttnbsp;quot;nbsp;^ ^^ burgemeesters waren
wordennbsp;h-S^^-ster Verbolt ..Commendeurenquot; ge-
rerk'rn~hroi?t ^nbsp;tot onderhoud van
kerk en school te kunnen aanwenden en het misbruik daarvan te
nl^trnT' ; quot;quot;nbsp;Commendeu
XlTneflc?.^nbsp;quot;
defennbsp;Nijmeegsche geestdijke goe-
deren. n.e den eigendom. Dit komt o.m. tot uiting bij een vol-
IIm Femnbsp;van
der s ad nnbsp;Lambert Goris. syndicus
der stad, m hoedanigheid van leenmannen van het Vorstendom
onsquot; quot;nbsp;-f-hap Zutphen verleenden op Peter Beeckman
'ZZ vannbsp;gehorende tottet
capittel van St. S evens kerck binnen deser stadt, om ten behoeve
ell ty^rtnbsp;'rnbsp;Furstendoms
ende Graeffschaps te verheffen ende te verheergewaden seecker
goet, genant den hoff tot Groot Baerle, in den kerspel van Bemmd
LÏTa Nnbsp;volgen
den dag^ Na den dood van Peter Beeckman werd zijn opvolger
Reyner Beeckman, rentmeester der kapittelgoederen, als huider in
plaats bdeend^). Het kapittd werd bdeend. niet de stad Nij!
mltl'Yelt.'SS^^nbsp;van vc-
-ocr page 363-Boven werd medegedeeld, hoe de geestelijke vermogens uiteen ge-
houden werden, niet alleen onderling, maar ook ten aanzien van
de stedelijke eigendommen en inkomsten. De stadsrekening van
F- H. Rens over Petri 1720-Petri 1721 geeft onder uitgaven wegens
door de stad verschuldigde renten de volgende posten:
..Het convent van den Hessenberg en Agneten comt d'onderstaen-
de renten:
gl. capitt. verscheenen den 13. July, ,
30 gl. capitt. verscheenen den 8 September,--,
St. Stevens kerck off St. Jan comt d onderstaenden renten;
136 capitt. zijnde erff-rent, -,
Het convent van de Fratren comt jaerlicx eene rente van:
Het convent van de Nonnen comt jaerlicx een rente van:
gl. capitt.,-quot;.
Deze renten waren, zooals uit de achter deze posten open ge-
laten ruimten blijkt, niet betaald - dit kan men eveneens zien m
de meergemelde rekening der geestelijke goederen over 1719/20
maar de omstandigheid, dat de stadsrentmeester nog van deze ver-
schuldigde renten melding maakt, en wel kapittels- en convents-
gewijs. is reeds genoegzaam bewijs voor het bovengezegde. Uok
de bestemming „ad pios ususquot; werd door den magistraat over liet
algemeen in acht genomen. Wel maakte hij tot gewoonte, dat
batige saldi van de rekeningen der geestelijke goederen, meer m
bet bijzonder gedurende de 18de eeuw, werden gestort in de stads-
kas, maar anderzijds betaalde de stad de voor dien tijd hooge trac-
tementen aan de predikanten, de leeraren der Latijnsche school en
voor een gedeelte aan de kosters.
van beleening zelf If^t t/^'fnbsp;^^it
scheenen is Peter Beeckman, rentmeester van de goe^ren ^nbsp;burger-
S. Stevens kercke der stadt Nymegen in quali^ a vo^nbsp;^^^
meesteren, schepenen ende raedt der staüt igt;gt;mLfenbsp;^nbsp;Arnolt
onder haer ErsaLheden secreet segel -^e oercont ma^nbsp;ArnoU
Kelfken, oltbnrgermeester, ende dr. Lambert Goris smd^
gen, den 17 Junii deses loopenden maents gepasseert, enaenbsp;(g^Groot
als volmechtige rentmeester voorsz to leennbsp;^rbetw
Baerle met sijnnen toebehooren gelegen in den ampte ja
kerspel Bemmel, an den furstendomb Gelre ende
Zmphenschen rechten... leenruyrich, gehc ^^tse ve ^ oor een ge
erlediget is door doode van Arnt Borrekens, «nde hee t n quahte dae^^^^^^^
huid Lde eedt van trouwen gedaen etc. Nymegen 18 J«quot;quot; 1631 j Ar^t Bpr
rekens was als bulder voor het kapittel beleend 16 Aug^ 563^ In margme
staat in het leenboek aangeteekend: „St. Stevens kercke tot N e^
leeningequot;. Dezelfde aanteekening Is geplaa st b.j de beleemn^sacte vo
Reyner Beeckman, rentmeester van de kapittelgoederen, als bulder na doo^^
van Peter Beeckman, laatsten bulder, 17 Januar. 1640. Cursiveenng van m.j-
Verscheiden malen heeft de stad geestelijke huizen en landerijen
verkocht, aanvankelijk met eenigen schroom. Bij resolutie van 13
November 1639 besloot de raad tot verkooping van geestelijke
goederen tot een som van ƒ 8000, te beginnen met de kloosterhui-
zen die onder de administratie van den rentmeester Hendrick Ley-
decker stonden, „als waervan die costen van reparatie ende onder-
houdt meer bedragen als daer van incomptquot;, terwijl daar nog zoo-
veel landerijen aan toegevoegd zouden worden, als bij het hooren
van de rekeningen het voordeeligste bevonden zou worden, , vol-
gende daerinne het exempel van de nabuyrighe provinciën, quar-
tieren ende steden, diewelcke tott voldoeninghe van haere schul-
den ende reddinge van haeren staett die cloostergoederen alomme
opsiaen ende publiquelick vercopenquot;. Op 27 November d.a.v. wer-
den de verkoopsvoorwaarden van de kloosterhuizen goedgekeurd
en op 21 en 28 December de dag bepaald, waarop de daartoe aan-
gewezen landerijen in Overbetuwe en in de Ooy in het openbaar
verkocht zouden worden
Er is toen nog veel onverkocht gebleven. In 1648 en '49 brachten
de provisoren der geestelijke goederen bij uitbrandende kaars nog
verscheiden kapittel- en kloosterhuizen binnen de stad en perceelen
Jand van het kapittel e.a., waaronder het ..kerckenstreepken tot
Nederbosch , in veiling®).
Verder werd er veel onroerend goed verkocht in 1699 en 1710
Onder hetgeen in deze jaren verkocht werd, behoorden vrijwel
alle boerderijen, landerijen en tienden buiten stad en schepen-
dom van het kapittel, de Regulieren, den Mariënburg en den Hes-
senberg w.o. de eerder genoemde hof Groot Baerle. Om eeniq
denkbeeld van de opbrengsten te geven, moge vermeld worden, dat
Frans van der Lynden, schepen en raad van Nijmegen, het Regu-
herenweiland in Valburg kocht voor ƒ 3123-15- en den groven en
smallen tiend in Oosterhout (van den Mariënburg) voor ƒ 1890-0-
de bouwhof Gennepesteyn (van den Hessenberg) in Herveld
gmg voor ƒ 8610-0- weg aan burgemeester Justinus de Beyer- San-
derva^ndenholt, scholtis van Beuningen, kocht voor ƒ 6240-3-
den bouwhof het Rolland (van het Regulierenconvent) en nog een
anderen bouwhof aldaar voor ƒ 6814-10-, enz enz. ).
Tot slot dient medegedeeld te worden, dat de raad 23 Jum 1734
Zich aansloot bij het voorstel van burgemeesters rekenmeesters en
provisoren der stads geestelijke goederen, om de Fraterbergen te
Wyler, groot ongeveer 33 morgens, te verkoopen aan burgemees-
ter M. L Singendonck, heer van Dieden, „cederende en transpor-
terende oversulx Haar Ed. en Achtb. alle haar regt van eygendom.
soo als aen die gementioneerde Fratrenbergen sijn hebbende.......
tegens eenen jaarhxen canon off grondrente van
met authorisatie op den procurator Jan Floris van Aldenburg, om
hiervan het nodige transport tot Cranenburg na costume locaal te
doenquot;. Het was geen voordeelig bezit gefeest, want de houtver-
koopingen hadden over den tijd tusschen 1696^1726 maar ƒ 441
opgebracht 2).nbsp;, . . .
Voor deze verkoopingen heeft de Nijmeegsche magistraat in
tegenstelling tot de regeeringen van andere Geldersche steden^
nimmer octrooi van de Landschap of van het Hof van Gelderland
verzocht Men zou hierin een aanwijzing kunnen zien, dat de stad
de goederen, welke zij voor verkoop bestemde, niet meer als ad
pios usus bestemde voormalige geestelijke goederen beschouwde
Dit is o.i. een hchtvaardige gevolgtrekking; de verklaring moet
veeleer gezocht worden in de bijzondere positie, welke de stad als
vroegere Rijksstad (niet een z.g. „vrije Rijksstadquot;, want de stad
is nooit op Rijksdagen vertegenwoordigd geweest, maar een stad
welke onmiddellijk onder den Duitschen koning stond) met
Akensch recht in het gewest Gelderland innam =gt;). Zoo heeft Nij-
megen zich ook niet onderworpen aan de jurisdictie van het Hot m
48 e.v.
Juli 1734.
3) Zie blz. 64 noot 3.
de tweede reyse op den 30. Januarii 1649 ingeset ende op den {3
daeraen volgLde Ey u^tbrandender keerse^^^^^^^
van de landeryen tot het capittel ende cloosteren »nbsp;ingeseth ende
horende, die op den 22. ende 23. Decemb. 1648 ^epenb^f^
op den 10. Januarii a°. 1649 ïy uytganck der b^ndender Kee
sijnquot;, „Aenteyckenonghe van de l^^^yen tot het cap t^^^^^ en^^^ ^^^^ ^^
binnen deeser «t^dt gehorende die voor de tweed y^nbsp;^^^ ^^^
bruarii 1649 ingeSeth ende op den 21.nbsp;.nbsp;jg ianderyen ende
brandender keerse vercocht sijnquot;, quot;Aenteyckeningh van de
goederen als boven, die voor de derde reysenbsp;^V jFM^
ende op den 20. Martii daeraen volgende met uytoiaiiu
cocht sijnquot;, oud-archief Nijmegen, bundel U.nbsp;Reecken-Camerquot;, fol.
Oud-archief Nijmegen, „Resolutie-boeck van de Reecken uamer ,
''^r^Raadsresolutiën 23 Juni 1734, goedgekeurd door de gemeensluiden
7 Juli 1734.
eckzaJcen een jurisdictie welke vóór de Reformatie tot de bevoegd-
heid van het geestelijke gerecht behoordenbsp;^
In de 18de eeuw begint men zich te Nijmegen ~ en ook elders -
gaa^eweg een minder juiste voorstelling te maken van de wijze,
waarop de stad de geestelijke goederen in handen gekregen had
huquot;nbsp;het'celbroeders
huis genoemde „Rapport van Heeren Burgemeesteren en Reken-
r:i''''--^a .
tus 1739 betreffende de Godshuizen binnen Nijmegenquot;. In dit
rapport vergat men. dat de stad in 1592 in het gehL geen beschik-
king over de geestelijke goederen had gekregen maar Hof en G l
dersc e Rekenkamer de directie en administLie aanvaard hadS
-het rapport voorkomen, werd reeds eerder de aandacht git!
^^n^den Agent bij het Departement van InwendTge pohlie en
19. Decembr. 1646quot;, waarvan cap 4 van het pVr'.ip J
jurisdictie des Hoves provinciaef vL GelreUnHt InH
selve gefundeert isquot;, toegeschr. aan den svnS v.n m-'quot; ^«^cken de
Goris. J. Ph. de Monté ver Lorennbsp;f T ^'-quot;quot;egen dr. Lambert
begrippen Bezit en EigL^om'^ S,' merk bl^ 6«:
megen echtzaken en possessoire zaken Set vnnr wnbsp;dat te Nij-
den raad als extra-ordinaris ÏLhtL kwnl,nbsp;^^''epenbank, maar voor
de 17de eeuw. Dat de ^fe^rOverheTd^
de Reformatie door het wegvallen van hetnbsp;gt; quot;
voorziening noodig werd was een v geestehjke gerecht bijzondere
6 Mei 1580, waarbij matrin^oniarzakr a- '»et .Landdagsbesluit d.d.
en Hof onderworpen werdmTt H„„fH , , tnbsp;Stadhouder
steden kwam een'derg^eSe a^Ät'voo^ '''
door prins Maurits L het verbod van fnbsp;^egeering
haar reden van bestor verlorennbsp;T!nbsp;godsdienst
hoofde als „bona vacantquot;aquot; aan dquot; stad vervt.nnbsp;quot;quot; ^^'en
bekend, dat de magistraat drbroederschlnn« waren Het is genoegzaam
niet ophief, maar onder één bestuur
Ellendige en andere gevoegde Broedërsrhnnninbsp;»jenaming van „de
„Inventaris van het Oud archief der N^nbsp;k*quot;quot;
leiding).nbsp;arcniet der Nijmeegsche broederschappenquot;, In-
-ocr page 367-toezigt op den staat van dijken, wegen en wateren der Bataavsche
Republicq te s-Gravenhage inzake den voorgenomen verkoop van
eenige stadsgoederen. Het betrof hier eigenlijk voor een met on-
belangrijk deel z.g. geestelijke goederen. Tegen den verkoop waren
in het voorafgaande jaar de burgers W. Doeleman. D. F^ van
Veerssen en eenige anderen, als gecommitteerden uit de R-K. ge-
meente. in verzet gekomen, omdat zij hoopten, dat die geestelijke
goederen bij de verdeeling der kerken e.a. volgens het 6de der
Additioneele Artikelen tot de Staatsregeling van 1798 mbegrepen
Zouden worden.nbsp;, , .
De stad beweert in deze missive, dat het overvloedig bekend is.
dat zij met ,, alle heerlijke regten of regalia et quidem majora en al-
zoo meede met 't regt van naasting van alle verlaatene goederen,
of die als zoodaanig worden aangezien, gelijk de meest bevoor-
regte Rijksteden van onheugelijke tijden is begiftigd geweest en
-dat in en na den jaare 1581 tijdelijke borgemeesteren. schepenen
en raad met de borgerye of wel haare representanten, de meesteren
van St. Nicolaas gilde (want binnen Nijmegen heeft tot den jaare
1591 eene zuivere democratie plaats gehad) uit kragt van dit re-
gaal de verlaatene goederen van de geestelijke corpora binnen de
stad en onder haar regtsgebied (zijnde alle herkomstig uit den
boezem der burgeren en ingezetenen zelvs) als bona vacantia of
verlaatene vervallene en heerloose goederen hebben genaast, onder
der stads goederen en eigendommen gebragt en zedert dien tijd in
stadsschatkist ingelijfdquot;. De stad heeft sedertdien krachtens het
gemelde heerlijke recht van naasting die goederen rustig en vrede-
lijk bezeten en naar goedvinden gebruikt en zelfs veel daarvan ver-
kocht tot afbetaling van stadsschulden, o,a. in het jaar 1639, „zon-
der uit hoofde en uit kragt van voors. privilegiën 's Landschaps
consent (aan welke andersints de dispositie over alle zoogenaamde
geestelijke goederen competeerende) daartoe noodig te hebben, als
wel ten aanzien van andere steden van dit voormaalig gewest
wierd vereischtquot;^). In het tweede gedeelte van haar missive zet
de stad uiteen, dat de tractementen van de predikanten door den
rentmeester uit de „stads gemeene inkomstenquot; worden betaald en
voorts uit den stuiver op iederen pachtgulden en den halven stuiver
V^Betouw meent l^laarblijkeUiU dat het ie.
tot het mogen verkoopen van geestehjke goederen Derusi t-
de stad Ni^egen, om heerloos geworden g^^deren te naasten dat m.a^^^.
zulk een o^troo^-aanvrage niet van
deren als bona vacantia eigendom dei staa waie» g
als z.g. geestelijke goederen beschouwd konden worden.
op de verponding, welke door het gewezen Kwartier geheven wor-
den over de stad en derzelver rechtsgebied, terwijl „willekeurigquot;
door den tijdelijken raad is goedgevonden geweest, om het tracte-
ment van den predikant van Hees, Neerbosch en Hatert en van
den burger-majoor te doen betalen door den rentmeester van de
genaaste heerlooze goederen der gewezen (geestelijke) corpora,
van wiens rekening het batig slot gemeenlijk werd overgebracht in
de algemeene kas van den eersten stadsrentmeester. Ofschoon de
predikanten der voormaals heerschende kerk uit de stadskas plach-
ten te worden betaald, is de Commendeur van St. Jan belast ge-
weest om jaarlijks ƒ 800 bij te dragen tot het onderhoud van een
vierden predikant, en na het aanvaarden en naasten van de Com-
menderie en haar goederen is goed gevonden uit die goederen
den Franschen predikant te bezoldigen. De hoogleeraren van de
Nijmeegsche Academie, ook die in de theologie, werden niet uit de
geestelijke goederen, maar deels uit de stadsinkomsten en deels uit
subsidiën van het Kwartier betaald. Indien aan de stad niet toege-
staan wordt over te gaan tot het verkoopen van de gemelde
„stads-eigendommenquot;, moeten de belastingen verzwaard worden
In een schrijven d.d. 17 Juh 1799 aan den Agent van Inwendige
politie naar aanleiding van een aan het Gemeentebestuur toegezon-
den publicatie van 11 October 1798, vergezeld gaande van den last
om de predikantssalarissen uit te betalen, antwoordde de magi-
straat daartoe niet bij machte te zijn, vooral, omdat de voorgeno-
men verkoop van eenige stadsgoederen gestuit is en de inkom-
sten van de posterijen niet gebruikt mogen worden, terwijl een
eventueele leening geen succes belooft te worden, „te meerder
daar de betaalinge der tractementen van de predikanten der voor-
maals heerschende kerk alhier niet uit de geestelijke, daartoe ge-
affecteerde goederen en fondsen, in 't vierde der additioneele arti-
culen van de Staatsregeling omschreven, maar uit de gewone
stads inkomsten, uit welk alle politique tractementen worden vol-
daan, van ouds en tot heden toe geschied...... is, en daar volgens
de voors. publicatie van den 11e. October 1798 de aldus gedaane
betaalingen aan de predikanten van de voormaals heerschende
kerk worden aangemerkt als aan den Lande voorgeschotene pen-
ningen, welke zullen gerestitueerd worden uit de nationaal ver-
klaarde geestelijke goederen en fondsen......quot;2). Ook deze missive
Resolutieboek van net Gemeente Bestuur der stad Nijmegen bes 2
Januari 1799, 10 April 1799.nbsp;® '
Resolutieboek van bet Gemeente Bestuur, 17 Juli 1799
-ocr page 369-berustte op een door mr. Johan in de Betouw uitgebracht rapport.
Op een missive van Commissarissen der Finantiën des voorma-
ligen Quartiers van Nijmegen d.d. 28 April, houdende kennisge-
ving. dat op verlangen van den Agent van de Finantiën der Ba-
taaf sche Repubhek vóór 15 Mei een staat moet worden ingeleverd
van de geestelijke goederen, welke aan de stad Nijmegen gehoord
hebben In thans nationaal verklaard zijn. werd door het Gemeente-
bestuur geantwoord. ..dat de stad Nijmegen geene geestelijke goe-
deren. waaruit te vooren de tractementen of P^^^f
raaren of hoogleeraaren der voormaals heerschende k-k betaalt
worden en bij het IV. der additioneele artikulen tot de acte van
Staatsregeling (van 1798) nationaal verklaard zijn. bezit maar d^
alle de goederen en fondsen, bij de stad gepossideert wordende. zi,n
eigendommelijk stadsgoederenquot;^).nbsp;, .
De strekking van de drie hier aangehaalde missiven is. dat de
stad geen beheer had over geestelijke goederen en fondsen, welke
overeenkomstig het vierde der additioneele artikelen tot de Staats-
regeling van 1798 voor nationaal-verklaring in aanmerking kwa-
men. Hiertoe was het voor de stad noodig aan te toonen. dat de
geestelijke goederen in Nijmegen in eigendom der stad waren over-
gegaan en de inkomsten uit die goederen niet dienden tot bezold^
ging van predikanten en hoogleeraren der Ned. Hervormde kerk.
De theorie werd opgesteld, dat de geestelijke goederen in vroeger
tijd door de stadsregeering als ..bona vacantiaquot; waren aanvaard .
Als gevolg van deze aanvaarding behoefde zij die goederen met uit-
sluitend voor kerkelijke doeleinden te bezigen, maar was zij gerech-
tigd er naar goeddunken mede te handelen. De predikanten en
hoogleeraren waren dan ook niet uit de geestelijke goederen be-
aanvaarding der geestelijke goederen als h^rloos ge-
worden goederen geen sprake is geweest, behoeft, na al hetgeen m
de voorafgaande paragrafen verhaald is. geen betoog^ Dat het g_e-
stelde omtrent de bestemming en het gebruik van de geeste i^ke
goederen evenzeer onjuist is. heeft ons het voorgaande eveneens
Resolutieboek van het Gemunte Bestuur 7 Meinbsp;^^^^ ^^ ^^^^
Van het recht tot «^^^^d'^g/^^^i^/^'^Ters^^nbsp;iuris subcisi-
Nijmegen maakt melding L^mberms Skend voorbeeld van toepassing van
vorumquot;, Arnhem 1635, cap. XII, 7. I^^n beRenanbsp;Remonstrantsche
met de geestelijke goederen.
-ocr page 370-geleerd De predikantstractementen moesten oorspronkelijk uit de
geestelyke goederen worden voldaan. 15 October 1605 werd de
rentmeester Derck van Leuwen „opt serieustequot; vermaand ervoo
te zorgen dat aan de predikanten hun verschenen tractement van
een kwartaal zou worden voldaan, „immers in cas. dat daerinne
gebreck viele in. dat deselve uuyt staétsmiééelen sollen be L,
mutten worden . Den 11 den November d.a.v. beloofde de rent-
kanteTc^h H r'nbsp;^^^^ de predi-
kanten Gerhardus Livius en Henricus Cochlaeus hun verscLnen
sdanssen te betalen. Hij werd tevens aangemaand om ds. Joalnes
Coutzius te voldoen^). Wanneer de inkomsten uit de ge stelijke
dTstr 1 rnbsp;predikantssalarissen dus ui
de stadsmiddelen voldaan worden. Na 1689 werd het regel dat de
gewone tractementen der predikanten uit den heelen en halven stui-
ver en eemge door de stad ten laste van het Kwartier belegde
kapitalen betaald werden, aangezien de opbrengsten der geeste-
lijke goederen ontoereikend bleken
§ 9. De St. Josephscanonisie, de St. Alexiusvicarie op het Valkhof
de Vicarie van de H. Maagd Maria op het Oude Kerkhof
en de Gulden Camer te Malden.
had men te Nijmegen slechts één canonisie
werden H ,nbsp;^^quot;^enten geconfereerd
werden. Heel veel meer vicarieën zijn er waarschijnlijk in de 16de
eeuw kort voor de Hervorming niet geweest. Bij de verheffing de
parochiekerk tot collegiale kerk zijn de vicarieën vrijwel alle
veranderd in canonicaten. zooals in onze eerste paragraaf is uiteen
van deze kanunnikspre-
bende stond om de beurt aan de families Vijgh en van Wyhe. De
Johannes Suermont, overleed als vicaris te Goch vóór 1621
TeThcEl K rnbsp;quot;^^d jr. Lambert van
1 elhcht ten behoeve van zijn zoon Anthonis door Otto van Wyhe
heer van Echteld. met de canonisie begiftigd (1593) Le
groot de inkomsten waren, kon de rentmeester der geestelijle goe!
dere^ck van Leuwen blijkens zijn bericht van 3 September
f) zfe^Sn'frslor^«quot;''nbsp;-nbsp;'er 1605.
H. D. J. van Schevichaven. „De St. Stephenskerk te Nijmegenquot;, blz. 281.
-ocr page 371-1596 aan het Hof van Gelderland niet meer nagaan. Daar Suer-
mont voor een voornaam kanunnik doorging, meende hij, dat de
jaarlijksche opbrengsten niet onder de 100 daalders konden hebben
bedragen^). Het Hof stelde vast, dat Tellicht ƒ 100 s jaars uit de
..ahnge capittels guiderenquot; zou ontvangen, welke som bij besluit
van den Nijmeegschen raad in 1597 op ƒ 60 werd geste d voor het
loopende jaar^). Zij bedroeg nog ƒ 60 omstreeks 1610 ). In 1615
ontving Zeyno van Tellicht, na door Carel Vijgh, heer tot Zoelen
en Ubbergen, met de „canonisie off vicariequot;(!) te zijn begiftigd,
brieven van institutie van het Hof van Gelderland.
In het jaar 1631 werd de vermeende vicarie door Herman van
Wyhe, ambtman tusschen Maas en Waal, geconfereerd op Har-
men, zoon van den praeceptor aan de Latijnsche school te Nijme-
gen, Willem van de Velde of Veltius, die 12 November brieven
van institutie van het Hof verkreeg. De Nijmeegsche raad kende
hem ƒ 50 toe, omdat hij „die goederen tot dese vicary staende niet
en kent off en wist aen te wiesenquot; en tevergeefs onkosten had
gemaakt om ze op te sporen^). Men wist blijkbaar niet meer dat
het hier een canonisie betrof en meende te doen te hebben met een
Vicarie. waarvan de goederen verduisterd waren. Ondanks het feit,
dat de bezittingen onvindbaar bleven, vindt men in het Institutie-
boek van het Hof van Gelderland nog geregeld brieven van insti-
tutie geregistreerd, het laatst die van 20 November 1667 voor
twee quot;vicarissenquot; tegelijk, te weten: Matteus Brenck voor de hel
als opvolger van Rulandus Noorman, en voor de andere hel t
Johannes Hartens, als opvolger van Joost Vijgh: collator was dit-
maal Otto van Wyhe, heer tot Echteld
Hof van Gelderland, Brieven met het Kwartier van Nijmegen,
no. 10803, 3 September 1596.nbsp;,„„1^7
2) Kaadsresolutiën Nijmegen. 7 »«ceniber loy/.nbsp;j Q^jober
1 ^^-ol^^i^^S-^eS^ 1631°^iSaven, als voren,
^Lhief van . C^-r.nd,nbsp;^or^L^^^S^ quot;eS
(vergel. den institutiebrief d^d.nbsp;12 November 1631; Hl,
voor de O.L. Vr-Vicane te Me^ °Korer Rappór over de Vicariegoederen
20 November 1667. Mr. F. C. W- Koker ,,«appnbsp;^^ hebben,
in Gelderlandquot;, blz. 106, meent met een • o^Pj^^®quot; ^nbsp;van
In den institutiebrief van 12 December 161o «ordtnbsp;Pj^
zijn vader Anthonis van Tellicht geïnstitueerd in de St Jo^^^^^^^^^nbsp;^^^
vicarie, opengevallennbsp;overhjden van den ^nbsp;den institutie-
suppliant. Dit is klaarbhjkeluk ge^^^nbsp;^^^ herten
briel voor de vicarie in Meel,nbsp;^ Blijkens Wolter van Duirens
van Tellicht, tweeden zoon van jr.nbsp;1607 had Anthonis.
rekening van de goederen van het kapittel, enz.,
jr. Lamberts oudste zoon, het genot van ƒ 60.
Het IS aan de omstandigheid, dat men de St. Josephscanonisie
voor een vtcarie in plaats van voor een kanunniksprebende ver-
sleet, te danken, dat er zoolang geregeld studenten met de prove
werden begiftigd. De kapittel-inkomsten immers behoorden in de
eerste plaats te worden aangewend voor het onderhoud van de
predikanten, voor den kerkdienst, omdat aan het kapittel sinds 1480
de zielzorg opgedragen was geweest.
De vicarie op het Valkhof of des Furstendoms burcht is dezelfde
kin tnbsp;de St. Nicolaus- of z.g. Karolingische
kapel welke ter begeving stond van hertog Karei en later van
den Koning van Spanje als Landsheer. Aan den deken van Nijme-
gen stond het recht van admissie en van investituur of institutie in
plaa s van den ordinarius (d.w.z. in dit geval den aartsdiaken).
Ue laatste deken van het Nijmeegsche kapittel, heer Wilhelmus
van Rijswijck. was kapelaan van Zijne Kon. Majesteit op het Hof
geweesy). De collatierechten van den Landsvorst behoorden na-
derhand tot de emolumenten der Geldersche stadhouders. Johan
van Nassau bestemde de inkomsten van de kapel op het Hof voor
het salariëeren van de Nijmeegsche predikanten^). Den 8sten Mei
(nieuwen stijl) 1595 confereerde prins Maurits als stadhouder
..a^ulcke vicarie, als jegenwordelick is vacerende in die capelle op
t Moeff tott Nymegenquot;, op verzoek der plaatselijke predikanten op
Johan Coitz (Couts of Coets), een burgerszoon van Nijmegen, die
op de Latijnsche school ging. om zich te bekwamen voor den kerk-
dienst. rot deze vicarie behoorden vier morgens land op het Hooge
veld buiten de stad. De goederen worden één keer vermeld in den
staat van de inkomsten en uitgaven der Regulieren van den rent-
meester Derck van Leuwen over 1595/96. In latere staten of reke-
ningen van rentmeesters der Nijmeegsche geestelijke goederen
wordt de vicarie niet meer genoemd «). het eerste stadhouder-
~ze tijdvak begiftigde het Nijmeegsche Kwartier bij resolutie van
17 September 1653 een naamgenoot, eveneens Johan Coets ge-
heeten, met de vicarie^).nbsp;^
24anbsp;NMm—^^^^^^^nbsp;Stephenskerk te Nijmegenquot;, blz.
Hertogelijke Kape^nbsp;quot;
3 IrrwfNijmegen, 31 Juli 1580.
763L,t c en ?enl64l''fdquot;H ln®tnbsp;Overheid, nos.
teerd en 8 Mei 1595. Archief GelderLhe'RekTr''^'' '
n?6, feS N.quot;quot;' Gelderland, register op de Institutieboeken over 1609-
-ocr page 373-De collatie van de vicarie in honorem Omnipotentis Dei et glo-
riosissimae Virginis Mariae et AUorum Sanctorum in de St. Oer-
trudiskapel op het Oude kerkhof stond aan deken en kapittel van
Nijmegen „uti veri ecclesiae collegiatae et parochialis S. Stepham
Prothomartyris pastores^)- Na de Reformatie dook een zekere
Peter Borre of Born op. die voor het Hof van Gelderland ver-
klaarde. dat de vicarie door zijn voorouders gesticht zou z,n en dat
hij gerechtigd was om voor een gedeelte daarvan als collator op te
treden Tot de goederen van deze vicarie behoorde een huis en
hofstad in Malden, genaamd de Gulden Camer. met 15 ergens
zaailand en 4 morgens broekland. Van het overige gedeelte d^
Vicarie heette de collator onbekend te zijnquot;-). Voortaan vindt men
in de Institutieboeken van het Hof twee reeksen van institutie-
brieven, de eerste voor vicarissen, die waren voorgedragen door
Peter Borre en zijn opvolgers met het gedeelte, waartoe de GuWen
Camer gerekend werd, weshalve men ging spreken van de U.L.
Vrouwenvicarie, genaamd de Gulden Camer (!); de tweede reeks
voor vicarissen, die iure devoluto (omdat de collator oi^ekend
heette) door het Hof begiftigd waren. De laatste door het Hof ge-
registreerde institutiebrief van de eerste soort van 12 September
1794 was voor Bonaventura Petrus Christiaen Coents, collator
Alexander in de Betouw; de laatst geregistreerde institutiebrief van
de tweede soort d.d. 20 December 1690 was voor Petrus Bierman.
theologisch student te Harderwijk®).
Bij raadsresolutie werd in 1695 het tertium, dat verschuldigd was
van het gedeelte, genaamd de Gulden Camer, bestemd voor kosters-
tractement. De Waalsche koster had er het genot van tot 1726 en
nadien de predikant van Malden en Heumen
Met het beheer van de vicariegoederen hebben de rentmeesters
der Nijmeegsche geestelijke goederen zich niet ingelaten.
Van Sciievichaven. „De St. Stephenskerl^',nbsp;26.
SS «„1 quot;quot; n^'SSnrS^^^^^^^^^^^nbsp;.v„
predikant van Malden en Heumen / ^ quot; 13 st u t
er geen reparatiën gedaan waren („LeggernoeK ii
megen).
§ 10. Kerkegoederen en Kerkgebouwen. Kerkelijke Bedieningen.
Het kerkfabrieksfonds der Stevenskerk werd, ondanks het
feit dat de kerk tot collegiale kerk verheven werd. geheel op de-
zelfde w,ze beheerd als de kerkfabrieken van andere parochie-
kerken m Gelderland. Als wereldlijke stichting stond de fabriek
onder toezicht van de stedelijke Overheid, die de beide kerkmees-
ters verkoos 1). Dat het kapittel der St. Stevenskerk op eenigerlei
wijze invloed uitoefende op de administratie, is ons niet gebleken.
Daarentegen verkreeg het Gereformeerde consistorie, toen de raad
er in het voorjaar van 1580 toe overging de toenmalige R.K. kerk-
meesters te vervangen door Gereformeerde, de bevoegdheid om
twee kerkmeesters toe te voegen. Slechts gedurende één jaar heb-
ben kerkmeesters uit het consistorie naast de stedelijke kerkmees-
ters gefungeerd. In 1585 reconcilieerde Nijmegen zich met den
llZirrK I f ^^^ Gereformeerde kerkmeesters
w derom R. Katholieke gesteld. Vier raden (senatores) en twee
mt de meesters van St. Claes maakten in samenwerking met den
deken van de St. Stevenskerk een nominatie van vijf op. Laruit de
^^^ ^^ ^^^^^ ^^^^ ^e raad et!
gadering beeedigd werden Op 10 Februari 1587 besloot de raad.
tTden rlir'^rr'T^nbsp;gecommitteerden
uit den raad en dat de oudste kerkmeester boekhouder zou wezen
Lfrzer d 'nbsp;Schevichaven onderstelt, dat
een dezer drie een geestelijke was-»)
Ma'I^t'sStftTnbsp;--dsresolutie van 1
rld . Tnbsp;aangesteld Jacob Biesman, uit den
n^oy van Eek en Jan Jordens.. uit de gemeenslieden. De
■2 StSchevichaven,
dat effenwael tot oeren nm utest daf Hquot;'quot;eeckenen.
-ocr page 375-raads-kerkmeester was voortaan de functionaris, die namens den
raad het opperkerkmeesterschap uitoefende. Biesman bekleedde dit
ambt tot zijn dood in 1599^). Voor alle aangelegenheden van eenig
belang behoefden beide gewone kerkmeesters de goedkeuring van
den raads-kerkmeester, die ook de kerke-rekeningen, welke door
gecommitteerden uit den raad plachten te worden gehoord, mede
onderteekende. Gedurende de 18de eeuw geschiedde het hooren en
sluiten van de rekeningen door burgemeesters, rekenmeesters en
den raads-kerkmeester. Bij een raadsbesluit van 21 December 1785
^erd bepaald, dat dit alle twee jaren moest plaats hebben 2).
Omvangrijk waren de eigendommen der kerkfabriek, afgezien
van het kerkgebouw, niet. Volgens een oude opgave betroffen zij
•n hoofdzaak renten, erfpachten en pachten uit huizen en lande-
rijen binnen en buiten de stad''). Een aanzienlijk gedeelte van de
inkomsten werd gevormd door de lui- en graf gelden. In 1637 had
de kerk „door de leste swaere sterfftequot; zooveel geïnd, dat een kapi-
taal van ƒ 2600 kon worden belegd^). Omstreeks 1600 hebben de
kerkmeesters een tijdlang ook de grafgelden wegens de Broêrkerk
ontvangen. Naderhand vindt men deze gelden steeds in de reke-
ningen van de rentmeesters der geestelijke goederen en niet meer
in de kerke-rekeningen®).
Aangaande het onderhoud van den toren en de klokken wordt in
een aanteekening van 1586 gezegd: „den taern mit die schepenclock
unde het urwerck mit den stock (d.i. de kast, waarin het geplaatst
is) moet ons Stat decken ende onderhalden, gehck dat tot allen
tyden gebruick ys geweest, utgenommen alle die andere doeken;
unde wes daer aen te doen vdt, moet die kerck doen, utgescheiden,
dat ze ons Stad ahijt fry in den taern levert, op oeren costen ge-
gaetenquot;. Deze staat van zaken bleef in de beide volgende eeuwen
gehandhaafd. Het bekende klokkenspel van de Van den Gheyns te
Leuven werd op kosten van de stad vervaardigd (1738) en ver-
Kaadsresolutiën 1 Maart 1592. De aftredende R.K. kerkmeesters waren
de'ouJ schepeV G^^^^^^^^ Kanis, (de geestelijke?) Joachim Kymp en Johan
^quot;^'^RTadsresolutiën, 2 Februari 1603, 2 Augustus 1605, 21 December 1785.
Ve^eS de in het oud-archief der Ned. Hervormde kerkvoogdij berustende
„Legerboekquot; der Sint Stepbenskerk te Nijmegenquot;
luidingen van te Nijmegen overleden personen 1585-158/quot; in „De Nederland-
sche Leeuwquot; 1935. Kaadsresolutiën, 8 Maart 1637.
®) Oud-archief Ned. Hervormde kerkvoogdij te Nijmegen, rekening van
den kerkmeester Johan Kuypper Willemsz. over 1600/01, gesloten 22 Sep-
tember 1605.
volgens bij raadsbesluit van 8 Juni 1746 onder het toezicht gesteld
ir/T u .Tnbsp;--gistraat als opzichters van het carillon
en de luiklokken ^). De stad droeg eveneens zorg voor het onder-
/Tnbsp;borologiënquot; op den Grooten toren, het
Raadhuis, de Burchtpoort en de Windmolen- of Wymelpoort^)
Het orgel in de Groote kerk kwam aanvankelijk gedeeltelijk ten
laste van de kerk. gedeeltelijk van de stadskas. Zoo vond de raad
b,v. bl, resolutie van 2 Februari 1603 goed. dat een nieuw orgel
vervaardigd en geplaatst zou worden in dier voege, dat de stad één
derdedeel en de kerkmeesters twee derdedeelen in de kosten zou-
in 1777quot;,nbsp;-gel. dat
m 1776 geplaatst werd. sloot de stad een leening. groot ƒ 30.000 é
3/c met de door haar aangekochte heerlijkheden Malden en
Heumen als onderpand®).
t^i^ort schoten, verleende de magi-
st aat subsidie. Aan den kerkmeester Hendrik Heysen werd. naar
uit zijn rekening over 1660/62 blijkt, een ordonnantie van f 2000
verleend op den stadsontvanger en eene van ƒ 810 op den raads-
vriend Water, die de Heeren (van den magistraat) tot Tfa-
brycke van St Stevenskerck gegeven hebbenquot;. Nooit heeft er ver-
aeZ7 quot;n rnbsp;Tnbsp;- -'^«-«ten plaats
Zoo betaalde de stad bijv. over 1660/62 aan den kerkmeester-boek-
houder drie renten, onderscheidenlijk van ƒ 2-5 st ƒ 30 en f25
s jaars, in 1720 een rente van ƒ 25 van een kapitaal', groot ƒ 500.
en een kleine rente van 1 schild of 15 stuiversquot;)
verplichtingen, welke nog van
aan Van tr'quot;:nbsp;^^ -n eenige
Lnbsp;ƒ«quot;'leende voorbeelden worden aange-
omm ; quot; 'nbsp;gelegenheden den
communicantenwijn te verstrekken. In 1593 kostte de Avondmaals-
wijn voor den Gereformeerden dienst aan de stad ƒ 36. Eerst den
26sten Januari 1711 besloot de raad wegens de'hooge kLt ^
den Avondsmaalswijn. dien de stad „aen den godshuysen diaconye
en dmconen gewoon was te geven, af te schaffen. Ook in het
H. Avondmaal, dat over 1720 aan de stad ƒ 564-
S w®quot; Schevichaven, als voren, blz. 196 en 220
rekLiIgquot;ovef r7Ï0/2Tquot;'nbsp;^ ^»ö ^^nbsp;de stads-
1603. Schevichaven, als voren, blz. 102 e.v. Raadsresolutiën, 2 Februari
kerkerekening over 1660/62 en de stads-
-ocr page 377-9 st. kostte, kunnen wij een voortzetting zien van het hostiën-
brood, dat vóór de Hervorming aan de kerk werd gegeven. De stad
schonk in 1530 een glasvenster, dat aan het einde van het H.
Kruiskoor geplaatst werd. Dit glas werd o.a. in 1586 op stads-
kosten hersteld en ingevolge raadsresolutie van 11 September 1594
door een nieuw vervangen, dat eveneens op kosten van de stad
herhaaldelijk, in 1600, 1613. 1671 en 1676. gerepareerd werd. De
raad bepaalde in 1601, dat de diakenen en armverzorgers de ren-
ten e.a. inkomsten van de broederschap der Romeinen, die tenge-
volge van het overlijden van het meerendeel harer leden practisch
opgehouden had te bestaan, zouden mogen innen, doch onder be-
ding, dat zij het glas van de broederschap in de Groote kerk daar-
uit zouden laten herstellen en in stand houden. De last van 3b
kannen olie. welke omstreeks 1626 rustte op het huis de Duyve m
de Grootestraat, is ongetwijfeld vóór de Hervorming gevestigd
ten behoeve van de godslamp of van de altaarverlichting m het
algemeen^).
De organist, die gewoonlijk tevens andere betrekkingen waar-
nam. zooals die van stadsmuzikant, klokkenist of voorzanger,
werd. evenals de kosters en de voorlezers uit de stadskas en uit de
opbrengst der geestelijke goederen bezoldigd en niet uit de inkom-
sten van de kerkfabriek. Deze toestand bleef gehandhaafd, totdat
de St. Stevenskerk in eigendom overging aan de Ned. Hervormde
gemeente^).nbsp;, ,
De kosters werden door den raad aangesteld. Uit twee bewaard
gebleven kosters-eedsformulieren van 20 October 1557 en van 9
April 1580 leeren wij hun taak kennen. Vóór de Reformatie, in
1557. moest de koster beloven ..dat custerampt getroulick .... toe
bedyenen . ende alle ornamenten ende kleynodyen der ker-
cken...... waell toe bewaren ende sich voir dronckenschap toe
wachten. Ende burgemeisteren. schepen ende raith. den heren van
den capittell ende kerckmeisteren in allen behoirlicken ende rede-
licken saicken gehoirsam toe wesenquot;. Onder de Gereformeerde
bedeeling. in 1580. moest hij beloven: ..Ick gelave ende swere. dat
yck het costerampt getrouwelick...... bedienen...... sall. op die
~^a;:7chevichaven ,De StephensUe^^nbsp;^ - 265
kapel te Weurd en de kloosterkerken binnen de stad kostte m de Ibde eeuw
ifl 6 blbinSde rek:;ni„g der.geestelijke goederen en de ^
rekening over 1720/21. Vergel. Van Schevichaven, „De St. Stephenskerk ,
blz. 111.
doer, daer der Statt rechten ende privilegiën in besloten ende ver-
waert zijn (in den z.g. blok), goede achtongh holden, van droncken-
schap my wachten, ende dat die koyrs (torenwachters) op den
torn op ende affgaende goede toeversicht draeghen sullen, voirt
borgermeistere(n), schepen ende raet, den kerckmeysteren inge-
licken, in alle behoorlicke ende redelicke saecken gehorsam toe
wesenquot; Behalve deze taak, moest de koster nog de kerk schoon-
vegen en anderszins. Een belangrijke bron van inkomsten vormde
voor de kosters het stoelengeld. Aanvankelijk kwam dit hun ge-
heel ten goede. In 1661 stond de raad den kerkmeesters toe om
aan de kosters het voorstel te doen, dat zij voortaan de kaarsen
voor de avonddiensten zouden leveren tegen genot van het stoe-
lengeld. Toen de kosters hier niet op in wilden gaan, werd beslo-
ten, dat zij elk ƒ 100 's jaars zouden ontvangen, terwijl het stoelen-
geld geheel voor de kerk zou zijn. Afzonderlijk kosterievermogen
was er niet
Andere kerkgebouwen. De Gereformeerden gebruikten sinds de
reductie van Nijmegen in de eerste plaats de Groote of St. Stevens-
kerk. De raad besloot 15 Juni 1603 de Broêrkerk te laten herstel-
len, waartoe eenige geestelijke goederen zouden worden verkocht.
Op verzoek van ds. Henricus Cochlaeus besliste de raad 11 De-
cember 1611, dat wegens den grooten toeloop op de naastkomen-
de Kerstdagen des voor- en namiddags zoowel in de Groote als
in de Broêrkerk gepredikt zou worden en met Paschen a.s. ook in
de Regulierenkerk om de bewoners van de voorsteden te trekken.
Eenige weken later bepaalde de raad nader, dat het avondgebed
evenals vroeger in de SL^tStevenskerk gehouden zou worden en de
weekpredicatiën van Dinsdags en Vrijdags in de Broêrkerk. De
Broêrkerk, gewoonlijk de Kleine kerk geheeten, is gedurende een
tijd buiten geregeld gebruik geraakt, en moest volgens raadsreso-
lutie van 10 Januari 1638 weder voor den predikdienst worden
„toegesteltquot;, terwijl de gebroken klok vergoten en de deuren her-
steld zouden worden®).
De Waalsche dienst werd jarenlang in de Broêrkerk, vervolgens
1)nbsp;Mr. C. C. N. Krom en Mr. M. S. Pols, „Stadsrechten van Nijmegenquot;
(Werken der Ver. tot uitgaaf van de bronnen van het Oude Vaderl. Recht,
Ie reeks, no. 11), blz. 367 en 368.
2)nbsp;Van Schevichaven, als voren, blz. 93. Voor den staat van zaken tijdens
de Fransche bezetting, in het bijzonder in 1672 en '73, zie: J. Kleyntjens,
„Bijdragen tot de geschiedenis der St. Stepbenskerk te Nijmegenquot; in „Gelrequot;
XIV, blz. 291.
3)nbsp;Raadsresolutiën, 15 Juni 1603, 11 December 1611, 8 Januari 1612 en
10 Januari 1638.
in de zaal op St. Jan. daarna in de Regulierenkerk en eindelijk
opntuwt de Broëlkerk gehouden. Bij raadsbesluit v-9 Novem-
ber 1701 werd bepaald, dat er in de St. Janszaal. d e t„dens het
k t tondig bestaan van de Kwartierlijke Academie als aud.tonum
SS tquot;bli'tl::; quot; Ned.d.tsk G..— --
ne kerk gebruikten. De Kleine kerk en de St.nbsp;^^^^
neer er Engelsche soldaten in garnizoen lagen ü,deh,k ook voor
h houdt'van Engelsche diensten gebruikt. Voorts hebben de
Lutherschen voorbijgaand hun predicatien ^'-^f^^^^ sL Je-
Regulierenkerk. omdat er veel Duitsche soldaten m de stad gele
S wareriraadsbesluit van 14 November 1703). en nogmaals
117^6 tLn de Luthersche kerk in de Grootestraat verbouwd
^ ztllvel de Broêrkerk als de Reguherenkerk bleven deel uit ma-
ken vaTL vermogenscomplexen van het Predikbroeder^^^^^^^^^^^^
en van het Reguherenklooster. Het Gasthuis, dat mnbsp;m de
conventsgebouwen ten Regulieren gevestigd werd. i nimme
eigenaar geweest of geworden van de kloosterkerk_ Den IJden De
cember 1751 maakten de „kerkmeesteren van de Sint Stevens- off
Grt Lrk binnen de stad Nijmegen, f «^t^u'^TeTvLTe
de geestelijke goederen derselver stad als kerkmeester van de
Broedereinbsp;Reguliere-kerken aldaarquot; bekend dat alle bezit-
ters van groeven of grafsteden binnen zes maanden die groeven
of orafstLn op hun naam moesten laten overschrijven, m-
qevaTzulks nog niet geschied was®). De rentmeester van de gees-
S7ke gtdere^. die L goederen van de P-dikb^-J^,^^^^^^
Regulieren onder zijn beheer had. was als zoodanig tevens kerk
meester van de beide kloosterkerken.
hun bes.e»»'n9 voor dennbsp;'f^^toe ^
llttceln hielden' hun godsdiens.oeteningen in gehuurde of ge-
de B,o«rkerk .ie blz. 87i de Begnterenkn^^^^^nbsp;^^
„Penschetsen, Iquot;, blz. 118 „Nijmegen van .1672-1074 .
Raadsresolutiën, 17 December 1751.
-ocr page 380-kochtc gebouwen. De Overheid moest hiervoor toestemming ver-
leenen. Zoo hebben bijv. de Lutherschen 14 September 1670 van
de stad Nijmegen de voormahge gasthuiskerk in de Grootestraat,
afkomstig van het St. Nicolaasgasthuis, gekocht met het onder
stadszegel gegeven octrooi om in die kerk in het openbaar den
Lutherschen godsdienst uit te mogen oefenen naar de Augsburg-
sche confessie, zooals hij onder het gebied van de Vereenigde Ne-
derlanden uitgeoefend en geleerd werd^).
Omtrent de lotgevallen van de overige kerken en kapellen, die
na de Reformatie haar kerkelijke bestemming verloren, moge het
volgende vermelding vindenquot;).
De kerk van het Observantenklooster werd volgens raadsreso-
lutie van 4 Juli 1592 afgebroken en de afbraak gebruikt voor den
herbouw van den stukgeschoten toren der St. Stevenskerk.
De afbraak van de St. Antoniuskerk werd bij besluit van den
raad d.d. 21 Juni 1592 bestemd voor het verbouwen van het Regu-
lierenconvent tot gasthuis.
De kloosterkapel van de Eenigheid mocht krachtens raadsreso-
lutie van 25 Februari 1597 door den stadsrentmeester Willem van
Lohn afgebroken worden, „om met die materialen van dien te ver-
sien die vensteren aen 't gasthuis by die Craenpoirte (d.w.z. het
gasthuis in de Grootestraat) voor beclimmonghquot;.
De bekende kerk op Mariënburg werd o.m. bij raadsbesluit van
3 October 1742 gelaten tot 's Lands gebruik voor turfmagazijn en
27 December 1781 bestemd tot stadsmuziekzaal. Zij wisselde meer-
malen van bestemming.
Steenen uit de Nonnenkerk werden 1603 gebezigd voor den
havenmuur. Hetgeen nog van dit bouwwerk over was, werd in
1669 aan den rentmeester Heysen afgestaan.
De kerk van het klooster Hessenberg werd, na voor allerlei doel-
einden gediend te hebben, zooals passantenhuis, militair hospitaal,
enz., 2 Juli 1696 door den raad aan de provisoren van het Armen-
Kinderenhuis afgestaan ten behoeve van dit gesticht.
De St. Janskerk werd in 1650 wegens bouwvalligheid afgebro-
ken; met het puin werden laagten in den St. Annaweg opgevuld.
De St. Gertrudiskapel op het Oude Kerkhof werd bij het ver-
ainbsp;Schevichaven, „Oud-Nijmegen's Kerken, Kloosters, enz.quot;, blz 231
^a^ ^'e hiervoor Van Schevichaven, als voren, blz. 294, 3, 250 ev' 319*
65 e.v 196, 138^ Dezelfde, „Penschetsen, Iquot;, blz. 47 „D^ Eenigheidquot;, blz
76 „Sint Geertruids Bergje en Kerkquot; en blz. 236 „De Calvariënberg en de
Zeven Kruisenquot;. Raadsresolutiën, 21 Juni en 4 Juli 1593, 25 Februari 1597
3 October 1742 en 27 December 1781.nbsp;renruari 15J7,
sterken van de stadswallen in 1579 afgebroken en voor een gedeel-
nderTntal bedolven. In het ^-stgenoen^de jaar w^
^«»n tanelletie en een huis op den L^alvaneoery
«adswege eveneen en ^nbsp;deels gebruik, voo, de
F ? ÏSb Xae- - --
laasgasthuis. Eennbsp;/nbsp;Calvarieberg oostelijk van
aan „die soeven cruicen , dat Di) aen
den weg naar St. Anna gestaan hedt^nbsp;buurschapskapellen
De .er.ennbsp;f ^^^^tt^eTden na de Reformatie er twee
te Hees, Neerbosch en Hatert weraenbsp;Hatertsche kapel
schen Kwartiersnbsp;schoold.ens, «e.d je-
de kapel Mariënboomken m 1604^).
§ 10, vervolg. Naasting van Kerkgebouwen.
'°?rv.nquot;chevl.l,..e„, .Bidl.p.U» bquot;«quot; »»« «'quot;■'quot; '» quot;P«quot;^quot;«quot;quot;quot;
IIÏ, bli. 90.
-ocr page 382-Tuh ?8O7nbsp;^^^^^^^ gedateerd 25
juli 1808 no. 5 waarvan de artikelen 3-5 het volgende inhielden:
cin^miflenbsp;de trente
ment au culte religieuxnbsp;^nbsp;convenable-
touteSroprfftf'au'ï'cSrnbsp;^ appartient est cédée en
d. Rr ■nbsp;te Nijmegen kreeg toegewezen
de Broerkerk en de Regulierenkerk „avec tout ce qui y appLtienf.
Over hetgeen tot de kerken behoorde, was verschil van meening.
De moethjkhetd werd opgelost overeenkomstig het gevoelen van den
itL R rTTknbsp;bet voor-
oemêentnbsp;^^^ ^««danig. dat aan de R.K.
gemeente alle goederen werden overgedragen, die afkomstig waren
vannbsp;ï f--^^'^broeders en de Regulieren. Sanders
van Wen redeneerde blijkens zijn schrijven d.d. 29 Juli 1809 aan
den Landdrost van Gelderland aldus: ..Een wereldsche parochie-
^tijd hebben behoord en de kloosterkeA wordt onderhouden uit
nLerdquot;quot;.nbsp;^^ kloosterhngen tevens eige-
bXe D\dnbsp;alles gemeen hebben. En ofschoon het uit
N ° ƒ f bijgevoegde opgave van geestelijke goederen te
Nijmegen) duide ijk zou zijn. dat de daarin voorkotnende goederen
ot het convent der Predikbroederen zouden hebben behoord daquot;
IS om genoemde redenen de kerk der Predikbroederen eveneens
Zms h r fnbsp;de beschrijvirgTe
oudh dt' ;nbsp;de LroLde
oudheidkundige Mr J. i„ de Betouw. op blz. 49 en 50 vindt: dat
lo Jnbsp;quot;^^P^l - afgebroken en in een kerk en
e^hetznbsp;Tnbsp;gebouwen aan een
coda d tr'quot;'nbsp;^^g-dom toebehoorden.
_Ing^e dispositie van het Gemeentebestuur van Nijmegen van
kX^«iuïiSS-ni;?^ S/— Hestitu^ie der
I Woordeloos, als voren, blz. 337.
9 Slachtmaand 1809 werd zes dagen later de Regulierenkerk met
bijgelegen kerkhof, kosterswoning, enz. in het protocol van bezwaar
van Nijmegen overgeschreven op naam van „de Roomsch Catho-
licque Gemeente binnen deze Stadquot;. Hetzelfde geschiedde met het
..Broederenkloosterquot; 7 Slachtmaand 1809^).
De Hervormden zouden nog geruimen tijd geduld moeten heb-
ben. Blijkens een extract uit het verbaal der handelingen van den
Landdrost van Gelderland d.d. 9 Wintermaand 1809 toegezonden
aan den Nijmeegschen magistraat, behoorde ingevolge Koninklijk
Besluit van 2 Oogstmaand 1808 No. 26^) aan de Nederduitsch
Gereformeerde gemeente te Nijmegen met ingang van den Isten
van Louwmaand 1810 de Groote of St. Stevenskerk, waarvan deze
gemeente alsdan het gebruik en bezit was hebbende, te worden
overgelaten. De burgemeester en wethouders der stad Nijmegen
sloten daarop met gecommitteerden uit de Ned. Gereformeerde
gemeente een convenant (28 Lentemaand 1810) van den volgen-
den inhoud:
Aan de Ned. Gereformeerde gemeente zal behalve het kerkgebouw
onder voorbehoud van Koninklijke goedkeuring, van stadswege worden
afgestaan en in vollen vrijen eigendom worden overgegeven hetgeen
hierna gespecificeerd staat:
r. / 500 ten laste van de stad mitsgaders de overtynsen, grondequot;
in stad en schependom en het R.jk van Nijmegen met andere fond-
sen en ontvangsten, „zo als het een en ander door de kerkmees-
teren in der tifd aan quot;de magistraat dezer Stad pleeg verantwoord
te worden, en in derzelver laatst afgeboorde rekening van den 3e
November 1807 breder omschreven staat... , faarvan uitgezonderd
het recht tot het vorderen der zoogenoemde luydaalders, het we k
voortaan ten behoeven der Stedelijke gemeen e zal verblijven, gdijk
den eigendom voorts het onderhoud en de risico der zoogenoemde
Groote Kerktooren ten behoeven en ten specialen laste dezer Stad
is bevoorwaardquot;;
2°. de huisjes achter de Groote kerk;
Regulieren nog slechtsnbsp;G^^nbsp;binnen deze Stad
25 Juli 1808 dezelve -^quot;„d-^nder dfuitgaven^van deze rekening is een hoofd
zijn toegekend ge^^^den . Onder ae gnbsp;Roomsch Catholijke Gemeente
„Betalingen «« uitkeeringen ten behoeve v^nbsp;Handelingen van Burgemeester
binnen deze Stad gedaan '«^g^quot; f ® ^J'^^'lSOg (in het notulenboek van B. en W.
enWethouderenvanl ^^ ^
echter niet te vinden) - en wenbsp;Regulieren- en Broederenkerk zijn
revenuen over den ,are 1808 alsnbsp;k gnbsp;^^^ ^^^^^^^ ^ ^ 25 Juli
behoorende, welke b'Jnbsp;X '^cf^eente alhier zijn toegekendquot;, met in
Tijdquot;, bijlage 9.
-ocr page 384-3°. een „gedeelte van de jaarlijksche renten, thinsen en ervpachten
dfILS^ekënd'fnbsp;kapittélrenten etc. in e^buS
4°. eenige landerijen in het circul van de Ooy;
5°. de korentiend in het Heessche veld, de Pulsbergen genoemd en
van kapittels thienden zijn geheven gewordenquot;;
ïelve'^lLnquot;.nbsp;Koorn-markt, „zo als het
zelve thans door den oudsten predikant bij de Hervormde ee-
Stoörde^'hTquot;quot;'nbsp;beding dat onvedet Teverdfre
zHf overiiiHpn T?quot;'quot;®nbsp;Eerwaarde, het voors. huis, na
^emeenl inn^'h f/?®nbsp;°quot;dsten leeraar dier
gemeente voor het toekomende privative gedespicieerd blijven zalquot;.
Op denzelfden dag sloot het stadsbestuur een convenant met de
Waalsche gemeente, welk convenant in nagenoeg eenderen vorm
gegoten was, aangaande de overgifte aan deze gemeente van het
kerkgebouw gelegen aan de Koornmarkt, waarvan de Waalsche
genieente met den len van Louwmaand nu laatstleden het gebruik
en bezit was hebbende (d.i. de St. Janszaal). Ten behoeve van het
toekomstig onderhoud van het gebouw zouden aan de Waalsche
gemeente van stadswege worden afgestaan en in vollen en vrijen
eigendom overgegeven worden eenige jaarlijksche renten en over-
tynsen, gaande uit huizen binnen de stad, volgens notitie bedra-
gende ƒ 152-6- jaarlijks, onder beding, dat de Waalsche gemeente
zou moeten gedogen, dat de Ned. Hervormden des Vrijdags in het
kerkgebouw hun godsdienstoefening bleven houden, dat de vroe-
gere consistoriekamer en eenige andere vertrekken, die bij de kerk
behoorden, aan den predikant Van Wijck in gebruik gelaten wer-
den, en dat ds. Van Wijck een andere localiteit voor het houden
van vergaderingen van den Waalschen kerkeraad beschikbaar zou
stellen.
De hier bedoelde renten en tynsen vormden het gedeelte van de
St. Stevenskapittel-renten, dat niet tegelijk met de St. Stevenskerk
aan de Ned. Hervormde gemeente overeenkomstig het convenant,
bovenvermeld, zou worden overgedragen®).
In de rekening der geestelijke goederen over 1719/20 worden onder de
Ueidquot;tequot;B;iquot;quot;nbsp;nog vermeld des kapittels derdedeel van den
tiend te Beuningen en de vicarie-tiend in Beuningen. Dat deze tienden niet
waarschifmijk daarvandaan dat S
(blijkens het Leggerboek IIquot; in het oud classicaal archief van Ni megen)
althans omstreeks 1743, behoorden tot de pastorie van Beuningen ®Wh'
Tn® NüIT ■''''•-'quot;quot;eren, dat de kerk vóór de Hervorming bij het® kapiHe
van Nijmegen geïncorporeerd was (zie blz. 267)
van B en W® nvTi^'m quot;v ^^.nbsp;^^^ ^^rbaal der Handelingen
her.,«;nbsp;Van het convenant met de Ned. Hervormde gemeente
berusten in den vorm van een extract uit de handelingen van B. en W van
28 Lentemaand 1810 exemplaren in het oud-archief van Nijmegen L in hequot;
De Landdrost van Gelderland berichtte 17 April 1810 aan den
magistraat, dat Koninklijke goedkeuring niet --ischt werd a^^
gezin de overgifte een noodzakelijk gevolg was van het Kon nkhjk
decreet van 2 Lgustus 1808 No. 26. De spoedig gevolgde mh,vxng
van het gedeelte van ons land ten zuiden van de groote roteren
bij het Fransche keizerrijk en de algebeele inljv.ng daarna h^
de uitvoering van het convenant tegengehouden. Ook bleek het
stadsbeLur weinig geneigd het belangrijke bezit van het voorma-
hoe kapittel af te geven. Bij Besluit van Z.K.H. den Souvereinen
Vorst d d 4 SeptLber 1814 werd de St. Stevenskerk e.a toege-
kend aan de Ned'erduitsch Hervormde gemeente De o-rg^
de in het convenant bedoelde goederen had tenslotte plaats 30
n evolge Lninklijk Besluit van 26 Mei 1818. gegeven op het
Loo berden burgemeesters der stad Nijmegen door den gemeente-
raad geautoriseerd en gelast om de Waalschenbsp;^^^ ^^^^
volle bezit en vrije beheer te stellen van de aan haar b, het co^
venant van 1810 toegewezen kerk en verdere eigendommen. De
inbezitstelling geschiedde den 22sten Juli 1818 ).
De Ned. Hervormde gemeente had ^Id- in eigendom verkre
gen de goederen van de voormalige kerkfabriek van de St. Ste-
venskerk met uitzondering van den kerktoren en de luidaalders.
dk aan de stad verbleven, alsmede de goederen van het voormalle
kapittel der St. Stevenskerk. met uitzondering van een gedeelte der
klp^lrSten en -tynsen. dat aan de Waalsche gemeente ^
dragen werd. De Waalsche gemeente verkreeg de als kerk inge
richte vroegere zaal van de Commenderie van St. Jan met bijbe-
h^o ende woning en een gedeelte van de ren^n en tynsen -n h
vroegere kapittel van St. Steven. Andere goederen dan de St^ Jan
zaal die aan de Commenderie van St. Jan behoord hadden, ver
quot;nbsp;;tgang van 1 Januari 1810 de ke.
ken r Neerboich en Hees aan de Ned. Hervormde gem en^^^^^^
schependom ^e^ge.
^^ instandhouding der kerk-
Ned. Her. U^vo^nbsp;SS -
rr-eïtnbsp;H'erl gemeente. Zie hierachter
-ocr page 386-gebouwen, niet mede overgedragen werden door den magistraat.
Men vindt ze dan ook nog geregeld in de stadsrekeningen ver-
meld
§ 11. De Gereformeerde Gemeenten binnen de Nijmeegsche
Parochie en in Weurd.
Collatierecht en Beroeping van Predikanten.
Sinds het accoord van 19 October 1480 tusschen de kapittels van
de Apostelkerk te Keulen en van de St. Stevenskerk te Nijmegen
was de zielzorg van de Nijmeegsche parochie, alsmede de bediening
van de kapel in Weurd, opgedragen aan het laatstgenoemde col-
lege. Hieraan kwam een voorloopig einde met de Reformatie in
1580 en voorgoed ibij de reductie der stad in 1591. De kapittelhee-
ren vluchtten naar Kleefsland; het kanunnikencollege werd door de
Gereformeerde Overheid als ontbonden beschouwd.
Binnen de grenzen van het oude kerspel ontstonden drie Ned.
Gereformeerde gemeenten, nl. in de stad, in het schependom en
in de heerlijkheid Ubbergen. De predikanten in de stad werden,
nadat van den magistraat handopening verkregen was. door den
kerkeraad der Gereformeerde gemeente beroepen, waarna het uit-
gebrachte beroep door den magistraat geapprobeerd werd. De be-
roepen predikant moest aan de classis Nijmegen ƒ 30 betalen „loco
approbationisquot;^). Uit de wijze van beroeping blijkt, dat de predi-
kanten kerkelijke en niet stedelijke ambtdragers waren. Ofschoon
de predikanten uit de kapittehnkomsten bezoldiging ontvingen,
kunnen zij niet als rechtverkrijgenden van het vroegere kanunni-
kencollege beschouwd worden, aangezien zij nimmer met canoni-
caten begiftigd zijn. Collatie van kanunniksprebenden heeft na de
1) Mededeeling van den Heer Daniëls, vergel. de stadsrekening over 1830.
u. ' ^ j ;nbsp;Betouw), „Kerken en godsdienstige Gestichten te Nijmegenquot;,
blz. 46-48, beschrijft het heroepingswerk aldus: „De kerk wordt, met die der
predikbroederen of Kleine Kerk door vijf Predikanten bediend. Eene Pre-
dikantsbedieninge openvallende wordt handopening tot het doen van een
nieuw beroep van de Magistraat verzocht: Deeze bekomen, en in den tijde-
Iijken Kerkenraad ingebragt zijnde, gaat dezelve, bestaande uit de Predikan-
to, vijt Ouderlingen Leden van de Magistraat, vijf Ouderlingen uit de
burgerije, en agt Diakenen, benevens den Boekhouder, welke laatste echter
geen concluderende stem heeft, over tot de benoeming van een twaalftal,
vervolgens tot een zestal, daarna tot een drietal, op welk drietal voor de
verkiezinge, en naderhand op het dadelijk gedaane beroep, de goedkeuring
van de Magistraat verzocht en vereischt wordt. De verkooren Predikant
goedgekeurd zijnde wordt der Gemeente drie achtereenvolgende Zondagen
voorgedragen, waar na hij, indien er niets op zijn gedrag en leer te zeggen
T I' i-M quot;nbsp;bevestigd werdquot;. Het recht van approbatie door de
stedelijke magistraten is afgeschaft bij Landschapsresolutie van 14 Juli 1796
-ocr page 387-Hervorming niet meer plaats gehad, de St. Josephscanoms.e, die als
een vicarie behandeld werd. daargelaten. De salarieermg van de
Gereformeerde predikanten uit de ^aPittelgoederen was een uitvbe -
sel van het feit. dat de Gereformeerde godsdienst de pubheke rehg e
was. Anders dan de predikanten ten platten lande die meerendeels
tengevolge van de handhaving van het collatierecht opvolgers van
de vroegere pastoors zijn geworden, waren de Gereformeerde ker-
kendienaren in de stad. behoudens de zielzorg, nieuwe functiona-
quot;Oelreformeerden in het schependom van Nü-gen hadden
sedert 1607 één eigen predikant, die om den anderen Zondag
dien deed in de kerken te Neerbosch en te Hees. Hi, werd uit de
N^m egsche geestelijke goederen bezoldigd. De rectoraten der
buuTschapskapellen te Hees. Neerbosch en Hatert waren vo^ d
Reformatie geïncorporeerd bij het kapittel van St. S even teng -
volge waarvan er na de Hervorming geen pastoralia bleken te
opzichl traden ae pred^nbsp;^dr/lfenenquot;''of rLl^^n
heeren genoten voorrecht nl. ^et genot der rnbsp;,
Nijmegen besloot 1nbsp;'iff^er ced^ hebben sullen ende die andere
gelick die Heeren naenbsp;nullen tot behoyff des rads
viirdelen, »b^nbsp;^^ raadsteekenen aan de predi-
rJntn ;quot;errnfr?:ductie 1591 wed. h^nbsp;^^^^^nbsp;^^^
Dat de predikanten in de steden n^uwenbsp;lonanbsp;^^^^
in het algemeen als regelnbsp;Utrecht en Mr. Van Beeck
1, blz. 498 met betr. tot de P-^fdikanten m de s^a^nbsp;^^ ^^^^^^
Calkoen, blz. 154 met betr tot de Amsterdamscne pnbsp;^^^ ^^
land is in enkele stedennbsp;quot;quot;nbsp;Qver de Arnhemsche pastorie
pastorie na de deformatie bhjven vooitleve^nbsp;^^^ 15de
Lt volgende: denbsp;de St. Salvatorabdij
eeuw gewijd aan St. Lusebms was ge i'nbsp;abdij de zielzorg
te Prüm in den Eifel en welnbsp;dat van^nbsp;^
te Arnhem mochtnbsp;uitgeoefend door een d ^ ^^^ ^^^
genot van een congruenbsp;o'^nbsp;Het vicariaat werd op den
874, 2 April 1255, 11 Maart ^f» ^^^^ ^^nbsp;curata) met eigen goederen,
duur een zelfstandig beneficie (^vicana perp«^ ^^^ ^^ ^^^ ^^^
gewoonlijk de -P'»^»'^quot;®quot; tnbsp;den stadhouder Johan van
niseerde ds. Jo^annes Fontanus m opür cnbsp;^^^nbsp;^^^ ^jj^^tip ^at de
Nassau de Arnhemschenbsp;^ctie en de stedelijke regeering nog
pastoor, heer George van Prum nognbsp;geest bestuurden. Fon-
^eheel uit RK. bestondnbsp;s « f .ochie^m ^^ g^^^ ^^^ eollatierecht
tanus kan dus quot;'^V^^gg^XeLfend. De Lurvorst-aartsbisschop van Tner
werd voorloopig met meernbsp;j^j^gij ^an administrator der abdij van
verkocht 27 Juli 1^09 'n ^ Jquot; ho-^dan^^^^^^^nbsp;^^^ ^^^
Prüm de Geldersche bez ttinge^n gj^^nbsp;dat de Arnhemsche
van Nassau. Graaf Ernstnbsp;.^„ghe pastorie erkende en maakte
magistraat hem als collator dernbsp;Stg.
van zijn recht als zoodanig „ebru.K ^nbsp;opvolgde. Kort daarop ce-
-ocr page 388-Zijn ) Gedurende de 17de de 18de en de 19de eeuw trad de Nij-
meegsche magistraat als collator van de predikantsplaats in het
schependom op^ In de acte van presentatie voor ds. Laurens van
den Bergh van 9 November 1718 wordt gezegd, dat burgemeesters,
schepenen en raden der stad Nijmegen hem „praesenteren aan den
Eerwaarden Kerckenraadt binnen dese Stadt. om door denselven
na kerken-ordre tot het vorseyde praedicantsampt (nl. „tot Hees
en Neerbosch in deser Stadts schependomquot;) beroepen, door het
^erwaarde Classis geëxamineert, en vervolgens door Welgemelte
Kerkenraedt bevestigt te worden......quot; De gemeente in het sche-
pendom had. naar uit de wijze van beroeping van haar predikant
bh,kt, geen eigen kerkeraad en was hierdoor in sommige opzichten
ïrïTS -nbsp;S an™
ïrz ig.' cquot;r iTJSL'fnZquot;nbsp;™ S,
™a'd,rïïuquot; te', SSklSrrhquot;«nbsp;quot;quot; quot;quot; quot;ümeeg.ch,
16-9 blljkl, darin dTrae J^l J. k ' quot;quot;nbsp;2« Februari
.ehepenJoi „p dquot;..^ tij,?™,eïiquot;»'quot;« quot;«» Pquot;quot;«quot;quot;quot; bel
-ocr page 389-afhankelijk van den kerkeraad in de stad. Dat de gemeente noch-
tanrSandigheid bezat, bhjkt u. het feit. dat ingezetenen van
unbsp;rlio zich in de stad in den echt wilden laten ver
Nijmeegsche burgers, die in het schependom » het h„weh,k
wenschten tenbsp;opgemerkt, dat de buurschappen
H es.Xr= eTr« g^n ^.standige P-^en ..
bezoldiging had de stad Nijmegen te maken.nbsp;?
fabnek en de overige kerspelaangelegenheden. Slechts m een op
Ziet bleef de oude band tusschen Ubbergen met de Pa-^^
megen gehandhaafd: de helft van de «Pb-^S^t der Ubbergsche
collectegelden moest nl. worden afgedragen -n de diaconie n de
stad ^n eigen armenfonds kende het kerspel Ubbergen met. In
1763 kwam de stad Nijmegen door aankoop m het bezit -n de
heerlijkheid Ubbergen met uitzondering van het kasteel en trad
hiermede in alle aan de heerlijkheid ^-b^den rechten, zonder da
dit eenige verdere gevolgen had voor de verhoudmg tusschen de
parochie Ubbergen en de oude moederparochk Nijmegen ).
Wat de predikantsplaats betreft, was quot;bb^ ^^^^^^^^^^^^^
nee^Tnl73l toen ds. L. van den Bergh. predikant in het schepen-
dom. beroepen werd te Weurd'').
van den Bu^erl.^^^aa;. H.^^et^^
1270, contra-trouwboek van ^et s^epenüonbsp;^^^ ^^^^^^ ^^^^ Nijmeegsche
stad moesten ingezetenen van Hees I^eerD^^ ^^^ Sevenhoven, „Marken m
burgerrecht koopen, vergel. Jhi. .^r. -
Gelderlandquot;, blr. 154. .nbsp;Ubbergenquot; in „Penschetsen uit Nijmege^n s
H. D. J. van Schevichaven^ , Ubbergenbsp;Ambtsbestuur des
Veriedenquot;, III, blz. 183nbsp;mfl^s^rchief Arnhem, bevindt zich
Rijks van Nijmegen en desnbsp;J behoeve van de door koning
in de portefeuille betr opgaven gedaannbsp;ubbergen een staat, waar-
Lodew^k verlangde statistieke beschr„ving,nbsp;^^ kerke-inkomsten, be-
uit blijkt, dat U. geennbsp;collectegelden en grafgelden, werden
staande uit een rente van / ®nbsp;eerden besteed voor het onder
geadministreerd door den kerkmeester ennbsp;^^^^ ^^^nbsp;^Ig^S).
Lud van het kerkgebouw en ^^^nbsp;2-5 September 1661, art. 9;
14:\5°:n'lfA;rilS ÏSlad^t 1 2 en 3 September 1738, art. 25.
-ocr page 390-Tot slot nog een enkele opmerking over Weurd. Vóór de Re-
formatie was de kapelanie of het rectoraat der St. Andreaskapel
te Weurd onder het kerspel Beuningen geïncorporeerd bi; het N^
meegsche kapittel. In 1661 verzocht de classis Nijmegen aan den
ZT .^rr^- - den stedelijken magistraat om de
..woesthggende kerk te Weurd voor den kerkdienst open te stel-
cun rr quot; Nijmeegsche magistraat beschikten hierop
gunstig; de classis zou op ds. Johannes Smetius. die predikant te
ilnaam'tquot;quot;-, ?nbsp;^^^nbsp;^un hoogst aan-
genaam, terwijl de magistraat van Nijmegen zou overwegen, uit
welke middelen de predikant bezoldigd zou kunnen worden. De
Weurd 'tnbsp;quot; ' uT':nbsp;predikantsplaats van
Weurd UI . zooals o.a. blijkt bij het beroepen van ds. Van den
Bergh ,1738^ Bij gebrek aan een kerkeraad ter plaatse was het
hier. bij deze buiten het Nijmeegsche schependom gevestigde ge-
meente. de c assis, die krachtens de door de collatrix gedane coL-
üe den predikant beriep, en niet. zooals bij de Gereformeerde g -
me nte i„ het schependom, de kerkeraad binnen de stad Nijmegen.
Het optreden van den Nijmeegschen raad als collator der kerken fn
he schependom en in Weurd moet o.i. verklaard worden uit het
teit. dat de predikanten hun tractementen ontvingen uit de Nii-
verhoud ng. waarin de kerken of vroegere buurschapskapellen te
Hee Neerbosch. Hatert en Weurd vóór de Hervorming tot h
kapittel van St. Steven te Nijmegen gestaan hebben
Van Alphen, „Nieuw Kerkelijk Handboekquot;, 1903 biilajje II
reerd waren, werd uit de Nijmeegsche «ees^K van Nijmegen geincorpo-
18de eeuw niets betaald. De s^d N^mefequot; trad in® d
niet als collatrix op. Aangaande Weurd vfnd,nbsp;plaatsen dan ook
fondsen ƒ 100 's jaars oXaXen Pn K.h i »^n opgegeven, dat de kerke-
en besteed voor Serh£ Jnnbsp;kerkmeester
predikant, defroyement vL de visitatoen 1 ^ onkosten van den
Isiifsgippgi
-ocr page 391-DE GEESTELIJKE EN KERKELIJKE GOEDEREN
iN DE KLEINE STEDEN VAN HET KWARTIER
VAN NIJMEGEN.
A. Tiel en Zandwijk.
§ 1. De Parochiën Tiel en Zandwijk vóór de Reformatie.
De tegenwoordige gemeente Tiel omvat de vroegere stad Tiel
en het voormalige gericht Zandwijk. Tiel en Zandw.k z,n m 1339
door den Hertog van Brabant afgestaan aan den Hertog van Gelre^
De beide plaatsen waren oorspronkelijk van elkander gescheiden
door een zijarm van de Waal de Linge genoemd, en zi,n na de
afdamming van den rivierarm geleidelijk met elkander verbon-
den De Damstraat, d.i. de latere Voorstad, die midden 15de
eeuw binnen de Tielsche ommuring gebracht werd. was oorspron-
kelijk Zandwijksch territoir. Als afzonderlijk kerspel - met als
gericht - hield Zandwijk op te bestaan omstreeks 1582. toen de
aan St. Vincentius gewijde parochiekerk tengevolge van den
oorlog verwoest en niet meer herbouwd werd. De magistraat van
Zandlijk. die. evenals de regeering van Tiel. uit t-e burge-
meesters en zeven schepenen bestond en voor tw-^erden ve -
kozen placht te worden uit de Tiebche -g-nngsleden werd in
April 1798 door het Intermediair Admmistratief Bestuur van het
v^o mahq gewest Gelderland ontbonden, terwijl zi,n werkzaam-
hirtp het gebied van politie en finantie op^ed-«^
aan het nieuw ingestelde gemeentebestuur van Tiel en zi)n justi
tieele taak aan het schepencollege (welks naam gemoderniseerd
werd in ..comité voor rechtsoefening ) van Tiel ).
^nbsp;rr,. , „„ vanHwiik werd volgens het „Chronicon
1) De Dam tusschen Tiel en Zandwijk wera ë ^^^^ omstreeks
Tielensequot;. ed. Joh. Did. van Leeuwennbsp;maarden aan de
Kerstmis. Onder het gericht ^^Tid behoorden nnbsp;g^^^^K ^^^^^ ^^
Maas en Waalsche zijde ^^n de Waal Ur. J^ 5nbsp;^^^^ ^ ^ ver-
spraken van Tielnbsp;Rechtquot;, 5de
eeniging tot uitgave der Bronnen van uei wuuc
In de stad Tiel waren twee kerken, nl. de thans niet meer be-
stonde kapittelkerk van St. Walburgis en de aan St. Martinus
gew,de parochiekerk. Het Tielsche pastoraat was van oudsher
gancorporeerd bij het kapittel i).
Ernstige oneenigheid met de bevolking van het destijds nog
Brabantsche Tiel leidde er toe, dat de kapittelheeren naar Gel
dersch gebied vluchtten. Graaf Reinald I van Gelre schonk 1 Oc-
ober 1315 aan Arnoldus van Xanten, proost, en deken en kapit-
e van Tiel. het grafelijke huis te Arnhem, het recht van presen-
ta ie tot de pastorie van Dodeweerd en de reliek van het H. Kruis
uit de kerk van dit dorp. welke schenking acht dagen later door
den bisschop van Utrecht bevestigd werd^). Het kapittel vestig-
de zich onmiddellijk te Arnhem. De geschillen, die naar aanleiding
hiervan tusschen de stad Tiel en de kapittelheeren ontstonden
werden bi, scheidsrechterlijke uitspraak van 5 Januari 1317 be-
slecht als volgt:
deel, y, blz. 333, en dezelfde, „Rechtsbronnen der stad Tielquot; (Werken Ver
tot uitgave v. h. Oude Vaderl. Recht, 2de reeks no. 3), de Ynle S Ver^eïquot;
H. L. Driessen „Inventaris van het Oud-archief der Gemeentrxiêr in Ver
slagen van ^ R_ijks Oude Archievenquot;, 1927 11, blz. 113, de Me ding D^ ee
richten van Tiel en Zandwijk hadden een gem;enschappelHken dS en een
'■«g-eringsleden w«den doó den richter
naderhand door den Stadhouder van Gelderland, benoemd Beide scLDe^
Sf Se „'irsiz
door de geerfden van Zandwijk, die binnen Tiel woonden, en éé^dLT de
XXXIInbsp;Sevenhoven, „Het Hof van Gelrequot; in Gebequot;
S-n TSnse-N^M^^^^^^^^^ verplaatsing van het Tielsche kapittel'fcto-
-ocr page 393-Her Stad Tieli) zal voortaan bij uitsluiting de
1°. de quot;mvers.tas der «J^fJ^^^ispositio) hebben van de kape-
coliatie en dispf j e co^ ^^^^^^^ ^^^nbsp;p^^^ijen stond;
lanie m het Gajhmsnbsp;^^^^^ te beschikken (disponere)
2quot;. proost en kaP tW ^eb^ offergelden aldaar;
over de ^ru'^pei enbsp;scholasterie, kosterie, het
3quot;. proost en kapittel zijn gerecm'ga ^^ Walburgskerk en de be-
.nbsp;- SïS .enbsp;... « on..« va. he.
kerkgebouw van St. ^^/alburgnbsp;kapittelkerk kerk-
se. de parochianen
bezoek doen en aldaar de H. bucnarisunbsp;^nbsp;bij
6quot;. men zal alleen kerkgang doennbsp;fielzorg der
den kapittelheer van de week aan ^le ^nbsp;dictis canonicis
p,» «.pee
gesseritquot;), of zijn helper.nbsp;verlaten kapittelkerk
Verder wordt bepaald dat er in de thans vedaten kap^.^^
steeds vier kanunniken zuUen ziin vooquot;quot;nbsp;^^^^^^
komsten, terwijl in die kerknbsp;burgers; proost en kapittel
vicarieën gesticht zijnnbsp;de „uni-
mogen het getal der prebenden quot;^r geheven v gnbsp;^^ ^^^
veriitasquot; van pel zal erkennen dat de proo^.^h^
kerk gerechtigdnbsp;hetzelfde gebruikirecht van die
lefeffl^ Sr vrch^tgSr£k?iïïen van zeker land,
u • 1nbsp;Walbura op hun verzoek en mede ten verzoeKe
trStnbsp;Ht t! utrecht, waaraan zij hun goederen en
lechten in de kerspelen van Tiel, Zandwijk - drumpt verk j^
ten, van de bediening der Tielsche parochie en droeg t^g^ker^^
alle genoemde rechten en goederen aan de
van Utrecht, over. Den volgenden dag ^eves^igd n de beide pa
tijen de bisschoppelijke handeling; proost en ^^^
tig afstand onder verk.r.^^^^^^^^^^
van het duitsche ^nbsp;^aar'ontving en 1 Juni den
Tournooische ponden voianbsp;^^^ ^^
tiend, genaamd, „ghemeynte (d.w.z. tiena y
^nbsp;^.n Wn de novale tienden weder terug ).
meene gronden), en de nnbsp;Ridderlijke Duitsche
Orde, Balie van Utrecht tl, n»- ^ 'nbsp;jggs) wordt gesproken van
„oppidani Tylensesquot;. Innbsp;^ ghemeine stat van Tylequot;.nbsp;.
„boï^ghermeister, scepen, ^nde die ghemeine s
'■i) De Geer tot Oudegein, als ^quot;^«n II, no^s^^a ^ ^ ^^nbsp;^erd 18
van St. Walburg te Arnhem, mv. ^ . ijjei te Utrecht. De handeling
November 1328 go'^ff'^'^-^trfiid bekrachtrgd^^^^^ bisschop van Utrecht,
van 31 Mei '28 werd tezelfdertijd bekracnx,gu
den Hertog van Brabant en den Graaf van Gelre.
-ocr page 394-ataede tweenbsp;s.ich.en lapd.ie.n ,„nbsp;Itt
k=rk. ee verleenen „ewelicken weetlicken papen oft,e dereken
sy doen verdienen ,„, dier ,„e. da, sy priester si ? S
Dnusche Co„„enderie .e Ophe^er, werd naar T.Ï v plaa,«
SL ZT-nbsp;Colt':
t 7nbsp;ridder-broeder en viif
perpetuus was van den eigenlijken pastoor, den LandcomZ
1 spoeVquot;nbsp;St. WaTurg
«e berquot; .nbsp;Tiel genoemd. Tot de
Ss 10nbsp;pastoorswoning,
rina el R Knbsp;^et St. Catha-
^^nbsp;Calandersbroederscbap bij de
Meerten ende Walburgen binnen Tiel gefundeertquot; van omstreeks
Maar et J^z quot;quot; «--^^ietende fundatiën niet in de St.
Maartenskerk zelf, maar binnen de grenzen der parochie in het
Gasthuis en in de kapel bij de Dampoort (Jaar men dt
gehjke stichtingen had) gevestigd. Van de overgrooTmeequot;
.«^.'schilvfnl d^r'stÄ' tstnbsp;^^ E. D. Rink,
van Tee„e, .. innbsp;ïftrechr
van de Dominicaner statie te Tielnbsp;'nbsp;^et archief
-ocr page 395-derheid stond het recht van presentatie aan den Landcommendeur
'^De^Ïamsen in de beide kerken vormden reeds vroeg gezamen-
„chorisocii of „capittulaerneeren «nbsp;______ujccrhoD
negentien. Hun -uten waren
van Utrecht, den
Utrechtschennbsp;Landcommendeurnbsp;)^Denbsp;pastonbsp;^^^nbsp;^^^
, j .rr,quot; Overschreven voor „levanda ). /-oo storue
perpetuo levandorum (verscnreven vunbsp;kprciken
in 1547 een vrouw een som gelds. waardoor zi) wist te bereiken.
m 154/ een vnbsp;Mattheus ende S. Joris, dair S.
dat dienbsp;van S. Marten tot Tiel mede is
trr prtnc'ye er kercke vanTiel ende die besitter van derselver
salted deylL in der presencyen vurs.-). De vicans v-Je on
derhavige vicarie kreeg deel aan de presentien.
bleef een zelfstandig beneficie en werd met opgelost in het fonds
der pLsentiegoederen. De in het ..Handboekje opgenomen aan-
de „„O
ribus altarium »eu vicariarum de a^o vdehee.nbsp;H.er ^
den de piesen.iê» en de vicariefondsen tegenover elkaar gesteld.
--„nbsp;van Teeffelen vermeldt statuten voor
was gesticht 31 Octob^ 1448nbsp;^^ vicarissen een augmentatie
vullende statuten van 22 Jum loao inbsp;^„rden gegeven, om de toetreding
van 6 goudennbsp;beneficiaat mogelijk te maken,
van een nog niet m het collegenbsp;bestaan, voordat de parochiekerk
Te Nijmegen heeft een soortgdijke bepalingnbsp;de H. Sacra-
tot collegiale kerk verheven w«^ z^enbsp;den ? _ De St. Stephens-
ments- of Wijnheeren-vicarie bij H. U.
kerk te Nijmegenquot;, blz. 227.
-ocr page 396-hetgeen onmogelijk ware, indien de vicariegoederen waren inge-
hjfd bi, de presentiegoederen. De oorsprong der presentiegoederen
IS gelegen m de gelden, goederen en renten, welke, meest bij uiter-
ste wilsbeschikking, gegeven werden „ad usum perpetuorum vica-
norum voor het houden van zielmissen e.d. Zij werden als één
vermogenscomplex opgevat en vanwege de presentieheeren door
een rentmeester of „camerariusquot; beheerd. De dagelijksche uitdee-
hng der presentiën aan de „sodiquot;, die bij den koordienst aanwezig
waren, geschiedde door een presentie- of lootmeester
Tulf 1^04 7Tnbsp;Den 28sten
Juh H94 stond heer Nycolaus van Tyefelen, priester-broeder
der Duitsche Orde en „pastor sive perpetuus investitusquot; der Tiel-
van'nbsp;dat de reguliere kanonikessen van de orde
van St. Augustmus van het klooster van St. Cedliën, die reeds
vroeger, „absque trium votorum emissione in communi viventesquot;
(het convent was dus een zusterhuis des Gemeenen levens ge-
ZÏnbsp;Tnbsp;met goedkeuring van den Landcom-
k egen en nu onlangs tot een strengeren regel waren overgegaan,
lijilt;s 1 schild van 30 stuivers moesten geven i)
Blijkens een oorkonde van 15 November 1443 verwierven de
zusters van Agnietenklooster, „staende in der stat vanTel Ï
tr ^TAenietenstraat), dat wilneer heer Henrich van
der Grip, priester, te wesen plachquot;, het recht om op haar erf een
kapel en kerkhof te hebben, in die kapel de mis te hoorei en een
biechtvader te hebben, voor welke voorrechten zij aan Sn pa'quot;
tHrTLnbsp;betilen^) Uqens
Rmk IS de kloosterkapel in 1478 tot een kerk gemaakt d.w.z ui
t l7 : r^^'Tquot;'-nbsp;behoo ende
tot het ordekapittel van Utrecht®)
28%nZT quot;f Tnbsp;-hepenbrief van
28 Juh 465 aan broeder Bernardusnbsp;Gerarduszoon „ad usus fra-
.ioihuyshof op voorwaarde, dat aldaar vier Celbroeders zouden
wo^ overeenkomstig hun regel werken van barmhar^i^heS
3 np p^f®'quot;/»/ Oudegein, als boven II, no. 594.
sch^rijving L'l^ad xtrquot; mTVT; Ï^Tfen Bijlagen tot de Be-
van het Utrechtsche kapit elquot; in Arnhi f anbsp;Tertiarissen
«a. Cf. Van Heussen en^C^^n/ÄL^^llKi^^^
-ocr page 397-.e votagen. De burgemeestersnbsp;hequot;
1- unbsp;^n rlp broeders in bescherming nemen ). Ki) nei
de St. Alexiuskapel. een gebouw dat in
de 18de eeuw nog bestond^). De broeders waren ten tijde van de
D f 7 d W z in 1578, reeds lang uit de stad vertrokken (ver-
Reformaüe^d^ m 15 Behalve hun huis en kapel hebben zij
moedelijk kortnbsp;„^had; vermoedelijk leefden zij, evenals
ITjmtïclS^lvan de verpleeggelden der in hun
quot;E^rb'rrdTC-t stond een O.L. Vrouwenkapel, die
ont de Tarochie Tiel hoorde. In 1594 werd zij afgebroken bi,
qeleqenheid van den bouw van een nieuwe stadswaag ).
' ITpastorie der Zandwijksche parochiekerk was g-ncorpc.eerd
bij de abdij van St. Paulus te Utrecht. Niettemin was de deken van
hit ka ittl van St. Jan te Utrecht omstreeks 1244 „dictae parochie
(Zandwijk) investitus Krachtens een uitspraak van het bisschop
pehjke gerecht van 19 Juh 1247 moest de abt van St- Paulus
üpatronL ecclesiae in Santwicquot;, erkennen dat de
toraat) de Santwicquot; voor eeuwig verbonden was aan de decanie
van St Jan. Iedere nieuw optredende deken moest opnieuw door
den abt van St. Paulus aan den aartsdiaken gepresenteerd worden
om de investituur met de zielzorg te erlangen^). De deken van S •
Jan het de pastorale functie in den regel uitoefenen door een vi- s,
wiens ambt op den duur tot een vicaria perputua, een beneficie.
pensignaat van Tiel over 1457/69nbsp;«i^ 13 e.v.
quot;irV.'nbsp;'sr- quot;quot;quot;quot;quot;
stadswaag -erd in 1594 de ee ste steen „eleg ,^ ^^^^ ^^^^nbsp;,
(inv. oud-archief Tiel no. 239), '»«^quot;'quot;quot;^.^kkelifk de afbraak der kapel,
heeft onder „Wachtmeysterquot; een post betrekkei Jk ^^^^ ^ ^^^^^^^
Sloet, ,,Oorkondenboek no. 646, 1 ^
terboek des Hertogdoms Ge f ^n braai Pnbsp;p^^j. Traiectens.s
1247: „Quam sententiam üJibbasnbsp;ecclesiam de Santwic perpetuo
ratam habentes, recognovemnt ^epedictamnbsp;^^nbsp;sepenominatum de-
annexam prememorate decanie San« esentavit (de abt nl.) cura anima-
canum
ad eandem ecclesiamnbsp;^^^ B.'l'enhaett
rum eiusdem eccles.e anbsp;Oorkonden der Xe tot Xlle eeuw ,
„Diplomatische studiën over Utrechtserenbsp;^^^^^^^ ^^^^^ ^^
1911, blz. 237, meent, ^at de abt van ^ Hiertegen merkt dr. R. R. Post,
patronaatsrecht over de ^erk Je Zandwyk^nbsp;g Utrechtquot;, 1929, blz. 48
Eigenkerken en bisfhoppelijk Gezag m nenbsp;^^^ ^^^^^^^^ ^^^
nool op, dat de kerk vannbsp;bleef aan de St. Paulus-
Jan verbonden was, doch dat het pa ^^^^^ ^^ ^^^^ ^^^ ^^^ ^^^^ ^^^^^^ ^^
-n den aartsdiaken ontvangen.
-ocr page 398-rtafsL d M 'Tnbsp;P-torie.
De laatste dienstdoende pastoor. Claerbert van Triest, is in 1568
door den deken van St. Jan aan den aartsdiaken gepresenteerd '
De Zandwijksche tienden hield het convent van Westroyen ge-
rn^a^ derSt pquot;nbsp;^^^^^^^ eerfpachf van
den abt der St. Paulusabdij. Ingevolge een accoord, dat 10 Mei
76 gesloten werd tusschen deken en kapittel van St. Jan eener-
z jds. en pnonn en convent van Westroyen anderzijds, moest dit
klooster hter voor „erflick ende ewelickquot; aan den ibt 6 goudt
T.1T n : 'Tnbsp;De kerk abril van
één in het
rtf^Het rn ^^nbsp;-
2 tnoa W 1 quot;quot;nbsp;Dominicanen, aan
Z h rnbsp;in Westroyen geschon-
klooster van H ;nbsp;^^^^ het een Dominicaner nonnen-
trokten de kl TTnbsp;^^^ oorlogstoestand ver-
trokken de kloosterhngen in 1572 naar Tiel, waarna, in 1578
tr St £ , quot;nbsp;vereeniging met het convent
van St. Cecihen geregeld werd®). De volledige uitvoering van
deze regehng werd evenwel verhinderd door de ReformaUe
vaï TSfeL-- Tanbsp;P-»«- Petrus
I24I teïlehtle Vrden detr/afsf IT'*^^^
PaulusibdifovT 1592/^3 fol XXIHvfnbsp;^«n de St.
ters, Rijksarchief Kht' inv S 38^ in'
Dominicanen-statie te Tier-'^i.!nbsp;Il^ts^s^^^^^^t
-ocr page 399-§ 2. De Reformatie.
De Goederen der Presentieheeren en der Conventen.
Omstreeks het begin van September 1578 was Diederick Vijgh^
zoon van Claes Vijgh en heer van Zoelen. door toedoen van den
Stadhouder. Johan van Nassau, zijn kortehngs overleden vader
opgevolgd in de functiën van ambtman - ^.kgraaf van Ned r-
b^fuwe en richter van Tiel en Zandwijk, ^oor d. f^
voering der Gereformeerde prediking bmnennbsp;verzeker^ Vol
Kriof van ds Engelbertus Faber aan Johan van Nassau
b :r?:el in de erl'helft van October ..das reine ministe-
tstdhouder verhaaU in een persoonUjk schrijven van 2
November 1578 aan zijn raden te Dillenburg, dat men e ^el of
schoon de zittende magistraat (de magistraat werd pas denkten
Januari veranderd) nog grootendeels uit Spaansch- - RoomsA
gezinden bestond, als vreugdebetoon over de inneming van Ue
quot;oor den graaf van Rennenberg (20 November) ... k. h
eingenommen, dieselbe gesäubert und schon-, und aus dense ben
götzen und bildern ein herhch freudenfewer gemacht und so lang
mit alJn kloeken geläutet, bisz dieselbe allerdings zu aschen ver-
'Xmilllijk na de inneming der kerknbsp;^e am^man ee
overeenkomst aan met Hadewich van der Moeien mater, en Jo
hir van der Steech. conventualin van
waarbij het convent beloofde elk halfjaar ƒ ^^nbsp;^^
talen ten behoeve van den predikant terw.l ^ - aat^ e het
patershuis zou mogen bewonennbsp;November 578) . E n ge
tijd later beloofde Henrick dienbsp;'^00 te
v'ent Westroyen. aan burgemeester Wilhem dte Wyth f 00 e
zullen betalen ..toe behoeff (-^^^^en predicant ). T-ls la
dienstdoende pastoor Petrus van Teeffelen overleed kort
Ti^ O. HuUman), -^OescMed^ en sta «
tijd wanneer Philips dennbsp;oP|ehouden ^ ^^^^ „Memorial und
Nederlanden te zijnquot;, Arnhem MDCCLXX^^^^^ Pnntzenn etc., zu vermeldenquot;
Verzeichnusz, wasnbsp;ƒ quot;sLld op instigatie van Johan Nassau
(ongedateerd, blijkens den inhoud o^^ld o^p^^^ 8nbsp;en Mede-
in de week van Zonf g^
deelingenquot; van „Gelre XV, blz. dö^. ul ^^^^^ commissie van den Stad-
pand, maar
behoefden _voor ae uuuc.c... ^
houder. Groen vannbsp;Archives
lère série, t. VI, le«res DCCCXLIX^e^nbsp;schepensignaat over 1568-'85.
Rechterlijk archiefnbsp;^^feTove 570-'83. fol. 189 vso.
fol. 184 vso, en schepensignaat van uei ove
-ocr page 400-Januari 1579^), zoodat van die zijde geen tegenkanting tegen den
nieuwen staat van zaken meer te vreezen was
Blijkens een acte van 18 Januari 1579 hebben „de heren scholtz,
burgemeisteren. schepenen ende [raad] der stat Tiel...... Corne-
lis van Ebbenhorst constituiert ende tot een rentmeister gesat die
geestelicke guederen te heffen ende te boren onder geboerlicke
rekenyngh ende reliqua die magistraet tot Tiell daervan te doenquot;
Met dezen maatregel was de stad alle andere Geldersche steden
^r. Helaas is omtrent het beheer van Ebbenhorst niets bekend
Hi, overleed vóór 13 September 1589^). Mogelijk heeft hij ge-
durende korten tijd de bij den dood van Petrus van Teeffelen on-
beheerd achtergelaten Tielsche pastoraha geadministreerd. De
kloosters behielden hun eigen rentmeesters.
Ook van de Commenderie te Tiel werd een bijdrage voor den
predikant verlangd. Nadat 29 Februari 1586 reeds ƒ 25 's jaars
t^oegezegd was ten behoeve van de diaconie, werd 17 Januari van
het daarop volgende jaar alle halve jaren ƒ 50 beloofd voor het
predikantssalaris®). Bovendien genoot blijkens de stadsrekening
over 1594 de kerkendienaar Johannes Vredaeus tot verbetering
van zijn tractement ƒ 100 uit de stadskas, „so Johannes den dienst
alleen seer suaer valt ende mede by die krancken moet besoeken
en troosten so veil (= wel) s' nachs als daechsquot;^).
Men het de kloosters en de Commenderie voortbestaan onder
voorbehoud, dat zij in de kosten van den Gereformeerden eere-
dienst bij zouden dragen door het betalen van jaarlijksche contin-
genten.
In den brief van 18 April 1593, waarbij het Hof van Gelderland
den ambtman Vijgh verzocht de Nederbetuwsche predikanten
binnen Tiel te beschrijven, teneinde zich door den predikant van
iNijmegen te laten examineeren overeenkomstig de besluiten dien-
aangaande op den 1.1. Landdag te Zutphen (nl. in Maart) geno-
men, gaven Kanselier en Raden bericht van de benoeming van
isjs-'sttrlïo Äf EÏndb^'l-^'quot;'quot;^^'' vreemdgeding van Tiel over
va^TiÄTlisTLTol^'iaiquot;^quot;nbsp;- schepensignaat
OuÄchierTlrquot; '''''nbsp;en f^l-
-ocr page 401-Roeloff van Oemeren (of van Ommeren) „thot den ontfanck und
administratie der geestlicken guederen daervan d.e corpora bm
nen der stat Tiel. Sandtwick und Nederbetuwen gelegen met
het verzoek er voor te willen zorgen, dat de geestelijken bmnen
eel door den ambtman te bepalen tijd „pertinente -entana
een aoor anbsp;inventarissen moesten zi) ook alle
zoudennbsp;„veralienert. verkofft off
goederennbsp;^dd n' Weliswaar hadden de ambt-
anderssins verbracht Jadde^nbsp;^^^^^^^^^^
r„ 'n c:nf„™i« van andere benabne.de steden. ^^^ ^
Aoniten und die van Bethanien bynnen Arnhem, die van Ken
r r 1 Waaeningh die van Marriënbnrch, die van Essen-
trchToeck^ e vl Nonnen ,wie waell .eer twee int ge-
S b^nn» Nyn„,e,e„. die weleke all „och op hn.den des»
dagh haer convents guderen selflz admintstne»^..^.^^..^. - De
11 . h.AAor, zoozeer door den oorlog te h)den. dat zi) geen
rSter o erreSstigen: bovendien behoefde er geen vrees
conventen -nS^ Agnieten ^^^^^ ^^^ ^^ stadsregeering had-
zreregquot;^^^^ —^^ ^^^nbsp;^^
Hof van Gelderland, brieven met bet Kwartier van Nijmegen,
' Arcbief Ä'lan Gèld~i brieven met bet Kwartier van Nijmegen,
no. 10331, 13 November '593. , • ^et het Kwartier van Nijmegen,
haalde de Tielsche magistraat het ten vorigen jare gedane verzoek,
om de kloosterlingen van St. Agnieten en van Westroyen in het
beheer harer goederen te herstellen en Ommeren van den eed te
ontslaan^ Het Hof stemde hierin toe, totdat de Landschap nader
zou hebben beslist. De beide conventen, ofschoon geheel op zich
ze t staande, kwamen nu onder oppertoezicht van de stad. Bij reso-
lutie vanl O Juni 1594 gelastte de magistraat Roeloff van Ommeren
21,n hand van de geestelijke goederen in Tiel en Zandwijk af te
trekken en rekenschap van zijn beheer aan de stedelijke regeering
te doen, ter^^,l hem acte van indemniteit zou worden verleend „van
allen hinder hy dienthalven van 't Hoff off Rekencamer uyt cracht
zyner commissie lyden soude mogenquot;. Tevens werd bepaald- De
administrateurs van de conventen Westroyen ende Agnieten sul-
len geen goederen beswaeren off veralieneren. oock rekening aen
de heeren Magistraet doen ende geen goederen verpachten dan ten
overstaen van de gecommitteerden der Magistraetquot; M
Slechts van het St. Cecihënconvent heeft Roeloff van Ommeren
het beheer kunnen behouden. Hij had de administratie vöór
Augustus 1593 in handen en behield haar tot 17 November 160^quot;
Het merkwaardige hierbij is, dat gedurende al dezen tijd de ge-
meenschap der zusters van St. Ceciliën in wezen bleef en geen ali-
mentatieregehng voor haar werd vastgesteld. In 1601 waren er nog
ULTITnbsp;de mater Verste(e)ch overleed
kozen de zusters Hadewich van der Moeien, die deze waardigheid
al reeds vroeger bekleed had. tot opvolgster. De mater deed de
UI deehngen aan de armen, zooals van oudsher gewoonte was en
bkef het convent naar buiten vertegenwoordigen. Als bewijs hier-
InltrnTV'' ontvangsten van St. Ceciliën over 1610.
ctceS' 'ffnbsp;Tnbsp;—ts van
Cyce ien closter met toedoen Roedolff van Oemmeren als rent-
meyster hebben Johan Cornehss. voirs. dit voirs. lant (nl 10 ml
gens bouwland in Avezaath) noch twe jaer verlengt.... . • ajerde
onderhandehngen met den magistraat in 1609 is het de Jater die
de goederen van het convent aan de stad ter administratie overg'eeft.
en met de rentmeester uit naam van de Landschap.
magistraat, archief Huis Wassenaquot;nbsp;Tielschen
winsten 1891.nbsp;vvassenaer. Algemeen Rijksarchief Den Haag, aan-
1593 mS.'nbsp;Nijmegen, no. 10262, 1 Aug.
=gt;) Oud-archief Tiel, inv. no. 651 b, rekening over 1609/10.
-ocr page 403-De raadsresolutie van 10 Juli 1594 werd gevolgd door een ander
belangrijk besluit. Den 2den —
ol^W^an kerck.
In de tafel opnbsp;by 't aff-
deeld naar hetnbsp;met een saeculier
L^it .rsc.1. dat ^ ^.d. ^
een tot een portie of prove gerechtigde juffrouw ^e P^ove met we
dim werd'toegekend. maar door het convent werd uitbetaald ten
behoeve van de predikanten en schoolmeesters.
OmsUs den'zelfden tijd trok de stad eenigenbsp;van h
St. Agnietenconvent in de St. Agnietenstraat aan zich. De zusters
verzochten om restitutie. Maria Foiartz, „representerende het be-
lynd ende regironge des convents van S. Agnitenquot;. moes daarop
Tn rui voor de teruggave van de huisjes bij schepenacte beloven in
de twel v Igende jaL een contingent van ƒ 70 voor den school-
Ïe^t te beLen. zooals dan ook in de stadsrekeningen over 1595
^quot;Hfb'rrslfchls uitstel van executie: in rekeningen van den
door de stad benoemden rentmeester Mattheus van d« Steech
aalngende met het rekeningjaar 1605/6 vin^mennbsp;.an
gluwen ve^ce«, oiw.1 zij vide» niet innbsp;o,.d
Liten het stadsgebied -quot;t^sf'dlfhtT
„ende van des convents affgestorven ende vorder stervende
eerriek onder he! hcold. „Anderen ontfanck van d,e presenty
-^Tfl^op d. ,...lu.i.bo.U.n va„ d.„ Tiefchen mngi.T.a,, „chi.t Hui.
Wassenaer.nbsp;,nbsp;lööO-W, fol. 130, 5 April 1595. Oud-
ariiefïfenrr.. ivT^ïSnbsp;'
Raadsresolutiën Tiel, 7 October IbU/.
-ocr page 404-TeIt'hwaarin
voofde iVbircKrnbsp;of van kloosterzusters
voor de stad beschikbaar gekomen presentiën en portiën alsook de
-ntmgenten ten behoeve van den kerk- en schooldien ^^^^
de conventen betaald werden voorkomennbsp;weiKe door
St^ Cecihën was elk halfjaar ƒ ^a^^f Z St^^nT^^^
rekeningen over 1609 en volgende jaren vermelden eveneens d!
portien van de overleden zusters van Westroyen
rekelTaoTeTlfiof'^'^^^^en van .caneën. De
rei^ening over 1607 vermeldt de volledige ontvangsten van de (O L
met meer in de rekeningen voor. Over Ifilflnbsp;i
Sa„. Manens Wk b rerT, Vta^tr;;'
_' ^nbsp;^an de priesters verantwoordi^
Mal.her;irje1'sSeh ïv^Vnbsp;^^ -nbsp;rekeningen
Ceciliën over 1609/10 Inv Lsfi^^ der presentieheeren en van St.
presentieheeren over 16 r'1.3 Inv ts èsatqpder
Aelst van de verhuurde kloosterLizen e a ''nbsp;herrit van
Kon nadien
, . Uper Peter Gerritsz. „vanwegen hem selven
rechte optreden, bi v. neer f clci
met toedoen der andere gemeyne presentieheren bynnen T eil cum
met toeüoen qnbsp;'96) M. In 1604 begon de stedelijke re-
dlorum tutore ( ^ October 96) )nbsp;^^^^^^ ^nbsp;^^^^^^ ^^
geering zich ^^nbsp;Herberensz.. die pastoor van
v^rhirconege der presentieheeren in Tiel was.
door d n magistraat geautoriseerd tot de ontvangst van de -ko-
sten van de presentieheeren. Uit een nadere resolutie van 14 Febru-
ar da v blifkt dat mr. Rijck slechts als adjunct zou fungeeren van
totce'^sz „omme te manen, in te vorderen ende te beuren alle
1: n tm^n ënde jaerlijcksche versohinende pachten van de pre
sentieheeren, die weicke sye alle jaer sullen invorderen 'tlse v^
beuren, ende niet laeten verlopen, noch met yemandt t« caquot;-;-
die verdragen sonder laste ende voorweten van mtjn heren (d.w.z^
van den m'agistraat) ende van haeren ontfanck -^en^e^js
ende reliqua te doen, waervoer mr. Rijck voorss. hebben ende
profyteren sali jaerlijck XII gl.quot;. De stad nam de presentiegoederen
n e t beslag noch liet zij zich die goederen door de overgebleven
prTesters overdragen, maar bepaalde er zich toe den rentmeester der
Tr setnbsp;die tot nog toe alleen aan de P^^-ters rekenschap
verschuldigd was, ook harerzijds te machtigen tot de ontvangst v n
de renten, thynsen, enz. van de
verantwoording van hem te vorderen, zooals zi, dit de raajsre
solutie van 10 Juh 1594 t.a.v. de administrateurs van St. Agnieten
en Westroyen vastgesteld hadnbsp;• •
Onde, sanetie van den magistraat werd
voortgezet lot 22 Augustus 1609, toen Jacob Gerntsz. quot;I»
rekeX aflegde voor den magistraat. Hij werd opgevolgd door
MatleL van der Steech. Aanleiding tot deze ve»nd«.»9 gt;
.■^kterberensz. »-ebUv- ^nbsp;'.SoT.-
-- • t .nn Tiel over 1.590/98, fol. 139 en 163 vso, 28 Juni
1) Schepensignaat van Hel oveinbsp;/
Srnbsp;Tie,.
-ocr page 406-rekening van de presentiegoederen betalingen aan Jacob Ger-
ritsz. voor het gratiejaar van wijlen Steven Hermensz. Ook moest
hl, aan Dirricksken Goerts ƒ 106 betalen, omdat haar zoon Cor-
ndis tot een aandeel in de presentie gerechtigd was. Volgens een
bij de a hooring van Steechs eerste rekening (over 1609/10) qe-
plaatste kantteekening zou Derricksken voor haar zoon nog eenen
keer ƒ 100 ontvangen en dan van haar recht afstand doen
De adjunct, mr. Rijck Herberensz., bleef in functie voor het in-
vorderen van de renten der presentieheeren binnen de stad en
was bovendien koster in de St. Maartenskerk. Toen hij dit ambt
wegens zijn hoogen leeftijd niet meer kon waarnemen, werd hem
bij raadsresolutie van 13 Juli 1611 nog ƒ 100 's jaars extra uit de
presentiegoederen toegelegd. Hij stierf kort vóór 28 December
1621
Niet alleen t.a.v. de presentiegoederen greep de magistraat in.
Hl, besloot 7 April 1604 alle rentmeesters van de geestelijke goe-
deren op te roepen rekening te komen doen. Verder besloot hij
voortaan twee van de schepenen om de beurt nevens de burge-
meesters tot de verpachting van de geestelijke landerijen te com-
mitteeren (10 April). Slechts de rentmeester van Westroyen
Hendryck die Jongh. toonde zich bereid, terwijl Jacob Gerritsz '
de meergenoemde rentmeester van de presentieheeren. verklaar-
de dat hl, al binnen 's jaars zijn rekening afgelegd had In het
volgende jaar verlangde de magistraat van Griete Hacke en Ju-
liana van Driel, onderscheidenlijk superintendenten van St Ag-
nieten en Westroyen, over een maand „vermogens die overgiffte
van den Xen Julii 1594quot; rekening te doen over 1603/4, „omme de
Lantschaps (recessen?) daermede genoech te doen, ende by wei-
geronge, gebreck offte naelatenschap van sulcx te doen, sullen
mi,n heren veroorsaket werden hunluiden die hant te sluiten van
alle haeren ontfanck, bewyndt ende uuytgevenquot;. Een soortgelijke
aanzegging kreeg de rentmeester der presentieheeren«).
Het eerste klooster, dat naar het oordeel der stedelijke regee-
nng in aanmerking kwam de administratie zijner goederen aan
de stad over te geven, was Ceciliën. Op 9 Mei 1609 besloot
iil'nbsp;der presentieheeren werd omstr. 1610 bewaard in een kist
ten stadhuize. R.jck Herberensz. en Steech hadden er toegang toe Waneer
ShijnS'ïasTa h^t^^ffnbsp;magistraat, is nfet Veken^ waar!
den renLepLr%^nbsp;van Jacob Gerritsz. en diens vervanging door
iT^lll^bJlS:nbsp;Tiel, 13 Juli 1611 me. kantUening
Raadsresolutiën Tiel, 7 en 10 April en 27 Juni 1604.
) Raadsresolutiën Tiel, 11 Januari 1605.
de magistraat met de mater in overleg te treden over de ahmen-
tatie. waarna men de conventsgoederen in het operibaar ..uut den
naem der stadtquot; zou laten verpachten, terwijl de rentmeester
rekenschap moest afleggen^). Het accoord met de mater, dat 17
November 1609 tot stand kwam. luidt aldus:
„wy borgermeestere^^c^nbsp;v^n^'w^gell
kondt Also Sdef enïe Rhad^ deses Forstendoms Gelre ende
SrSet'^g^dirhee??nbsp;glhee. ver^b.yven ende behoor-
licken'gea\ministreert mochten wer^^^^^^^ gestaltenisse des convents van
l°n''.or^rin3?'besweer t'0^nbsp;met deselve in vrundtlicke onder-
handdinfe getreden ende deser naevolgender gestalt geaccordeert, tho
longe desselvige convents lasten end^ «ctaWe^nbsp;administreren
van den convente ten hoochsten smiennbsp;^ ^ renthen ende
Sser^oeïTnlTr «St S S'L. die d.„,o. va„ o.s
gestelt sal werden;nbsp;Hadewich van der JVluelen, matersche
vorsz^TsoteftvefwIlS ende mede tho vreden is. Sonder argehst.
ctc
Den XVllen Novembrisquot;
1_/C11 yvvii^'^ -------
Weinige dagen later ging de magistraat met Rodolph van Om-
meren, . geconstitueerde rentmeester uut den naeme der Landt-
Raadsresolutiën Tiel 9nbsp;1609.nbsp;^^^ ^^ ^^^^^ ^^^^ ^^^^^^
2) Raadsresolutien Tiel 17nbsp;^an den rentmeester tot de
r» „.oUo d.. conven« .„plid,-
tonghequot;.
-ocr page 408-schap Gelr^ etc. over den convente van Ste. Cecihën binnen
deser stadt Tyelquot;, een accoord aan tot vereffening van de weder-
zijdsche schulden tuschen den rentmeester en het convent, waarbij-
burgemeesters, schepenen en raad van Tiel beloofden, „nadyen
wy borgemeesteren, schepenen ende raedt...... voorg. tegenwoor-
dich des voorsz. convents goederen volgende donderhandelonqe
ende accordt, wy met de matersche desselvighen convents inge-
gaen, doen administrerenquot;, het met den rentmeester overeenge-
komene „in naeme ende van wegen des voorsz. convents' na te
leven
De magistraat nam als opvolger van mater en convent de admi-
nistratie van de goederen van het St. Ceciliënklooster over niet
^s opvolger van Hof en Rekenkamer. Eigenaardig is ook. dat
Ummeren formeel nimmer vanwege de Landschap ontslagen is.
Hl) gedroeg zich. ofschoon „geconstitueerde rentmeester uut den
naeme der Landtschapquot;, alsof hij in dienst van de kloosterzusters
stond.
In den considerans van het accoord met de mater staat, dat de
magistraat tot zijn maatregel overging, omdat hij van het Hof van
Gelderland de aanmaning gekregen had „op de geestelycke goe-
deren binnen deser stede gehorende goede acht ende opsicht te
nemen, dat die nyet gedistraheert, nemaer in haer geheel verblyven
ende behoorlicken geadministreert mochten werdenquot;. De bedoeling
was dus: orde stellen op het beheer der goederen en waken tegen
verduistering. Het accoord betreft dan ook alleen de overgifte
van het beheer, geen eigendomsoverdracht van de goederen van
St. Ceciliën aan de stad Tiel.
Het was Mattheus van der Steech, aan wien de magistraat ook
deze administratie toevertrouwde. Alleen de eerste rekening over
December 1609/10 is bewaard. Hij betaalde alimentatie aan de
mater (nl. ƒ 60 Holl. per kwartaal) en aan de gewezen non
Antonia die Rydder (ƒ 12 per kwartaal). Portiën van afgestor-
ven zusters werden niet meer afgedragen. Daarentegen gaf hij
tweemaal ƒ 40 Hollandsch uit voor het halfjaarlijksche contingent
ten behoeve van de predikanten^). In zijn rekeningen van de
h t'nbsp;Tiel, 22 November 1609. Voor den rechtstoestand van
Tel'tanTfrvTmretrnn^ het sluiten van de overeeXmsfmefTe'slad
iiei van 17 November 1609 is illustratief: H. L. Driessen Een bladziide
Gelï-'XXXTnbsp;vrouwenklooster van St. Cecüla biSn Tiel'Mn
^Gelre XXXI, blz. 221 (z.e: oud-archief Tiel, inv. no. 940). Cursiveering van
quot;»quot;^chien wel eerder, waren de vermogens der
conven en m z.g. „porUenquot; verdeeld. Dit was een vorm van verwerefdlHkinsquot;
de zusters ontvingen nu proven en konden zelfs desverlangdnbsp;de gf'
verhuurde huizen van St. Agnieten en St. Ceciliën over 1610 en
TerTöl , waarin de voor den kerk- en schooldienst ontvangen
contingenten alsmede de portiën van overleden kloosterhngen (be-
halve St. Ceciliën) verantwoord worden, boekte Mattheus van der
st e!h de contingenten, die hij in zijn kwaliteit van rentmeester van
hefst Sciliënconvent aan zichzelf als rentmeester vande verhuur-
de kbSeÏui en. enz. betaald had. Eerst in 1613 worden geen
Ïnfingtten van St. Cecüi.n meer^
betalen ^ —^^nbsp;_,adel.
verschillende administratiën zorgvuldig uiteen h eld. Het vermo
gen van St. Ceciliën werd niet met andere geestehjke goederen tot
één fonds samengevoegd.nbsp;r^m^li« van den
Beqin 1610 ontbood de stedelijke regeermg Cornelis van den
Gheyn rentmeester van het St. Agnietenconvent en verkbarde^
J.nbsp;Hilleken van der Poel en Margriet Hacken
aangezten de „sters H U^e ^ ^^ ^^^
I°Poquot; quot; van'nu voortaen tot behoei. der stadt tegen,
derFoels quo .nbsp;schooldlensten f ontianghen
aTen rvlr . Margriet Hacken portie van ^^ convents in-
corsten ' Na met de nonnen overleg gepleegd te hebben deed J
„te s;e^e aanbieding het bedrag, dat ^etnbsp;=
rtire vanlTkerk en scHoold.en.t
voor de portie van de in den loop van da ,aar g sto ^^^^^^^^^
Ridders bijv. was een nonnbsp;^^^nbsp;^e convents-
slechts zoolang betaald als den connbsp;^^^^ ^^^^ opengevallen „portie
goederen gelatennbsp;enz. worden afgedragen,
aan den rentmeester der verhuurde lUnbsp;^^^^^ ^^ „portiënquot; der over-
om voor kerk ennbsp;f'^^^^en en elk een „contingentquot; betalen aan den
leden zusters moesten de c^^ennbsp;^^ onkosten van den
rentmeester der verhuurdenbsp;conventualen zelf geen
kerk- en schooldienst^ V^ het ^^l^^inistvMe der conventsgoederen, wer-
zeggenschapnbsp;zusters afgedragen, maar betaa de de rent-
den geen „portien van afgestorvt ^^ ^j^^rlevende nonnen „ahmentatxenquot;.
D:\1imen:atirSe: bij het overlijden, behoudens tegemoetkoming aan
Xiel, 16 Januan 10,10.
van enige der conventualen voorsz. de stadt tot verplegongh der
kercken- ende schooldiensten desselvige affstervende conventua-
len portie van des convents incomsten sal genieten in aller gestalt.
gelijck deselve genoten sol hebben, so zy noch in den leven geble-
ven waere. sonder dat heur E. alsdan tot ennich naerder accordt
offte verdrach aengesonnen sullen werden; dan by desen verstaen
ende voor geresolveert balden, de Stadt des vordere affstervende
conventualen portie alsdan gehelicken ten eynde voorsz. te zullen
genietenquot;^).
Deze overeenkomst werd bij raadsresolutie van 14 December
1614 bevestigd, nadat wederom twee nonnen overleden waren, nl.
Lijsken van Arnhem in Januari 1613 en Ariesken van Lith' in
Augustus 1614. Tevens werd de regeling uitgebreid tot de zusters
van Westroyen, van wie er twee, Jenneken van Lith en Baetgen
Herberen Landtschryversdr., in October 1613 en December 1614
gestorven waren
Rentmeester van Westroyen was toentertijd Claerbert de Jongh.
die reeds in 1609 als zoodanig vermeld wordt. Hij was een zoon
van den vroeger genoemden rentmeester Hendryck die Jongh en zal
waarschijnlijk zijn aanstelling nog van de nonnen zelf gehad heb-
ben. Immers blijkt uit een raadsresolutie van 16 November 1609,
dat de zusters op dat tijdstip haar conventsgoederen nog zelf admi-
nistreerden maar zij moesten bij vervreemding van goederen of
bij het lossen van panden e.d. veranderingen in den staat harer
bezittingen de goedkeuring van den magistraat verzoeken, over-
eenkomstig de bekende raadsresolutie van 10 Juli 1594. De Jongh
diende in 1617 op verzoek van de stadsregeering een inventaris in
„van alsulcke renthen, thynssen ende erffpachten ende lenderye
als tot den convente van Westroyen sijn gehoorich, oock daerby
overgelevert alsulcke zeegell ende brieven als alhier in den con-
vente sijn gevonden unde in margine geteyckent staenquot;. Het aantal
gevonden eigendomsbewijzen bedroeg slechts een zestal, waarvan
enkele alleen in authentiek afschriftquot;). De voornaamste beschei-
den zijn vermoedelijk medegenomen door de priorin Juliana van
Driel, die zich tijdens het Twaalfjarig Bestand in Den Bosch ves-
tigde®).
Raadsresolutiën Tiel, 14 December 1611
Raadsresolutiën Tiel, 14 December 1614.
Raadsresolutiën Tiel, 16 November 1609
*) Oud-archief Tiel, inv. no. 922
rovennbsp;E®quot;nbsp;koorboeken van West-
royen is terecht gekomen m het Dominicaner klooster te Antwerpen ver-
A. J. J. Hoogland Ord. Praed., „Memorie-Boeksken van de goederen uut
-ocr page 411-refSfefdt loorjoede.« 'ind.gde en W
«edSke f„„c.io„a,issen werden. Voo, St. Agn.ete. .s d,. ge-
htd vóór 1616. «e. welk jaar de in het c»d-arch,el van T.el be-
gebleven — ^ ^
r Ck^ :=rdais:rerw«den
den kerk ennbsp;schooldienaren salarissen uitbetaald.
teTwiM not Wendf^^^^^^ a.^en.a.e verkregen. De alimen-
terwijl de nognbsp;Merry Ruevers ƒ 50.
vaf den Po 60, Naelleken van Beem ƒ 200 en Lijsken
Jenneken van den roi j ww.
quot;29 vë'kLg de Tielsche magistraat het quot;«Sebreide be.it
tot eeuwigen dagen in denbsp;/^^.denquot;, terwijl de
blyven aen den voirs. convent der P^^icaer o
Predikheeren zich verplichtten dennbsp;^^ J^^^^^^^td/by ant f
in alle geestelycken saecken
gelderlandt g^haeU ende in ^^s ^syn ^in^^ .on^
Bosche doir B. Peeter f quot; quot;^^f „^„^jieyt, provinciael van de predicheeren
p. Peeter Woestyn, foctor in der godhey ,nbsp;^^ ^^^^^^ ^
oorden in Nederlant a . lfgt;09nbsp;b. Michaël Ophove provinciael
successeur
zaliger, memone e quot; ^^ ■ . r ^^^^ ^^^^
a°. 1613quot; in „Archief Aartsbisdom Utreenbsp;^ ^^^nbsp;^^^
1) Oud-archief Tiel, mv nos. 6o9 670, re^ke^^J^^^^^^
als stedel^knbsp;^^^^f^^en van Claerbert de Jongh als stedelijk rentmees-
mv. nos. 761-7/U,
ter van Westroyen over 1620-1629.
-ocr page 412-Predicheeren van den Bossche voors. jaerlycx zullen overschieten
ende dat oock voortaen die rentmeester deser voirs. goederen bin-
nen s Hertogenbossche ten tyde wesende oock haere rekeningen
daervoor doen......Op deze wijze kregen de zusters bij de
Predikheeren in Noordbrabant een refugium zonder géheel van
inkomsten vestoken te zijn. De goederen werden overeenkomstig
de acte van 1574 afzonderlijk beheerd en niet vermengd met de
goederen van het Bossche klooster. De rentmeester Mathijs van
den Ancker noemt zich in zijn rekening over 1615 en 1616 ge-
mechticht totten ontfanck ende regeeringhe van de goederen (nl
bmnen en buiten 's Hertogenbosch) des jouff. convents van West-
royen, des oirden van Ste. Dominico by Thiel eertijts gelegenquot;
Als een juridische schijnhandeling, een middel, waartoe in die
woelige tijden de geestelijkheid somtijds moest overgaan, om de
geestelijke goederen niet voor haar verloren te zien gaan, kan men
de acte van 1574 niet beschouwen; de voorwaarden van de over-
eenkomst werden inderdaad ten uitvoer gelegd®).
Ten aanzien van Westroyen doet zich het verschijnsel voor, dat
het corpus' van het klooster oorspronkelijk gevestigd was op
Zandwijk buiten het rechtsgebied van Tiel. Desalniettemin trok de
magistraat van Tiel de administratie over de goederen van dit
k ooster aan zich. Blijkbaar werd tengevolge van den Tielschen in-
vloed m Zandwijk uit de omstandigheid, dat de kloosterlingen naar
Tiel verhuisd en de conventsgebouwen teniet gegaan waren af-
geleid, dat het klooster-corpus van Zandwijk naar de stad ver-
plaatst was. Met de ten opzichte van andere kloosters gevolgde
practijk was dit intusschen niet in overeenstemming^).
A J. J. Hoogland, „Hef Nonnenklooster te Westrovpn hi! Ti»iquot;
„Archiet van het Aartsbisdom Utrechtquot; VI blz 371nbsp;^'J ^lel m
SliliPpISSHS
-ocr page 413-§ 3. De Pastorieën van Tiel en Zandwijk
en de Commcnderiegebouwen.
De Undco—. aerD^eO.^^^^^^^^^^
den. opdat h, lt;i= ^'nbsp;Nü^egea bi(ee„kwam, ver-
P,ovi„da!e ^V»quot;quot;»'. f 'nbsp;^ „„,,t,aet van Th.e! wil
n' h» ^et au ho.: . da.hen i'duceeren. dat die nu
Se a -at:s niet wedeLn, aen een politicu» en in usus
rarbet ::: beneficie gold. waataan ..cura anima.nm
de svnode het geldende recht aan baat z.)de.
quot;rerSed Ik drBlois va' Tteslongh. Landc«n,mendeu, der
Drhe^ol balve van Utrecht, stond
aan ds. de Vries ^e inkomstennbsp;^nbsp;Tiel ge-
kant. Op 15 Uecemoer lunbsp;„vereen dat deze aatste de
mendeur Floris Borre van —^nnbsp;^^^^^^^^ _ ^^
j-f rde^Co^erderie verschuldigd was tot het .^kar
!er?- de stadsbolwerken, en na afloop van de d.e ,aren ƒ 500
-^^^X^eyer, ^.K-keUjk Tiel^ bl.. 335 noot ^^ provinciale en par-
^nbsp;Dr.nbsp;J.nbsp;Reitsmanbsp;ennbsp;d,nbsp;S^ D.nbsp;va^
ticuliere synoden, 15724WÜ IV .nbsp;^^^nbsp;pud-archief
TiS iTfo'^ts Zie Je'lkLin^n St. Agnieten over 1616, b.lage no. 5,
oud-archief Tiel, inv. no. 659.
's jaars. Deze overeenkomst zou gelden, zoolang Floris Borre Com-
mendeur van Tiel was
Toen de stad aan een derden predikant behoefte ging gevoelen
trachtte z, den Commendeur ertoe te bewegen tenminL ƒ 3 a ƒ 400
per jaar meer te betalen. De magistraat verlangde bovendien dat
de Commendeur de St. Walburgskerk zou herstellen en de afge-
broken brouwerij tot gerief van de burgerij weder op zou bouwen.
holr^Tmnbsp;Commendeur binnen Tiel ^n verblijf zou
Ïfr tnbsp;-- Mei 1648.
dat door het Hof van Gelderland 2 Juli d.a.v. goedgekeurd werd.
?en L°andTnbsp;Amerongen. beloofde bij
den Landcommendeur te Utrecht een resolutie uit te lokken. ..dat
de heeren magi^straet voor altijt sullen behouden de collatie van
de pastorye ende inverlijffde vicarie (= de vicarie van de H.H
Cathan^ en Barbara) mitsgaders presentatie, daertoe gehorich.
coulTnbsp;-- — dezen de
collatie den t,t van vijftich jaren toegestaen is. ende daerbene-
vens de eeuwige collatie van noch eene vicarye. ter collatie van
den heere Landtcommendeur staende. om die de voorsz. pastorye
alnoch te annexeren, weicke vicarye aen de heeren magistraet
r:nbsp;deses sal worden genomineert ende vol
gens behouden worden met de lasten, 't zy van dycken (soo daer
eenige toe staen) ende andersintsquot;. De genomineerde viLrie was
de vicarie van St. Brigitta. Voor het overige bleef de vroege!
verplicht zou zijn het dak en muurwerk van de St. Walburgskerk
„nae behooren te onderhouden. Hij achtte zich echter geenszins
verplicht de brouwerij weder op te bouwen®)
Den 13den September 1679 ging de stadsregeering een nieuwe
overeenkomst aan met den Landcommendeur. Henrick graaf van
Solms. en de gezamenlijke heeren Commendeurs der Duitsche
zÏnde St W Ik rnbsp;dat de sinds lang in onbruik
zijnde St. Walburgskerk wegens bouwvalligheid zou worden af-
gebroken en de materialen verkocht zouden worden, met dien ver-
stande. dat de opbrengst voor één derde door de Commenderie
van^^r^ voor twee derden door de stad Tiel zou worden ge-
van' 29^ W^llsfroeS aneSmTdnbsp;Landdagsreces
Raadsresolutiën Tiel, 11 November 1646 en 27 April 1647
-ocr page 415-noten dat de Orde aan de stad zou overgeven en bij dezen over-
geeft' het besit en eygendom van de erven en gronden van de
voorsz. kercke. als mede de huysingen des Commandeurs met de
hoven en verdere appendentiën en dependentiën van Jten mede
binnen de mueren en wallen der voorn, stadt staende en gelegen,
tegens of met den last in het toecomende van de verpondmge.
huysgelt of andere Heeren-schattingen....... en dat des mettegen-
staende de fundatie der gemelte Commandeurte ^-nennbsp;-
daqhte stadt van Tiel blyven en daer van den naem behouden sal
Ïs van outs. gelijck dan oock nogh de bovengemelte Gomman-
deurie sal gehouden blyven. nu en altijt te continueren m de ,aer
licxe betahnghe van hondert guldens tot onderhoudt van de stadts
wallen en -wercken, van vierhondert guldens tot onderhoudt en
Tb die der predicanten binnen Tiell en van tweehondert gul-
dens aen de provisoren der armen aldaer. maeckende te saemen
tvenLndert'guldens jaerlicxquot;. De stad zou den Commendeu
nimmer tot hoogere lasten kunnen dwingen, evenmm tot herbouw
van de kerk of het huis in de stad of tot het verbhjf houden bin-
nen TieP). Op het St. Walburgskerkhof werd bij raadsresolutie
van 28 December 1693 verboden te begraven, -^gezien men he
kerkhof geheel met boomen had laten bepoten. De Commendeurs
van Tiel bleven voortaan buiten de stad wonen
De magistraat stelde het nieuwe be^t niet onder een der ^n^-
meesters van de geestelijke goederen. Het ^-rein van de St^ Wal-
burqskerk en de Commenderiegebouwen met aanhoorigheden wa
.i mmers stadseigendom. De Commenderie bleef in h. bezi
van alle goederen, inkomsten, tienden, enz., welke zi, buiten de
quot;t™nbsp;Zandwijk werd door den deken van St^Jan te
Utrecht in 1598 geconfereerd op Adriaen van Zuylen. Nadat Van
Z yTen tengevolge van zijn ^-elijk het beneficie vedo-
werd Dirck van Maesacker ermede begiftigd en na diens over
7a Tfi15 Tacob Hackfort Wynantszoon. De gebeneficieerden
jnbsp;j Aio cure nastoraet staende absoluyt tot collatie des
.nbsp;.„ «, 3,„de,nbsp;W.h
-ocr page 416-is gewordenquot;, de pastorie nochtans „ad pium usumquot; bestemd dien-
de te blijven. Daar aan het beneficie geen zielzorg meer verbon-
den was, behandelde hij het als een vicarie en begaf hij het aan
een student i). De deken van St. Jan presenteerde Jacob Hack-
fort aan „de regeerders ofte kerckmeesters tot Sandwijckquot; ter in-
stitutie in het beneficie. Het is ons niet gebleken, of de collator
aan het Hof van Gelderland brieven van institutie verzocht heeft.
In elk geval heeft het Hof geen institutiebrieven gegeven.
Na de vernieling hunner parochiekerk in 1582 hebben de Zand-
wijksche parochianen geen nieuwe kerk gebouwd. Een Gerefor-
meerde gemeente constitueerde zich in het kerspel Zandwijk niet;
de dorpelingen gingen te Tiel ter kerke. Het behoeft ons dus niet
te verwonderen, dat de Tielsche magistraat zich tot het Provinciale
Hof wendde met het verzoek om een der stadspredikanten met de
Zandwijksche pastorie te begiftigen, aangezien de bezitter onge-
quaiificeerd was. Het Hof gaf hieraan gehoor en confereerde 21
Juni 1619 het beneficie ..ex iure devolutoquot; op ds. Bertramus a Laer
van TieP). Nicolaes van Berck. optredende als gemachtigde van
deken en kapittel van St. Jan te Utrecht, verlangde, dat de Tiel-
sche magistraat zou desisteeren van de „indrachtquot;. door hem ge-
pleegd t.o.v. de pastorie van Zandwijk. De magistraat voerde hier-
tegen aan, dat er aan de pastorie „cura animarumquot; annex was en
dat degenen, die door den deken ermede begiftigd waren geweest,
ongequalificeerd waren en geen kerkendienst deden, dat de
parochianen meerendeels binnen de stad woondenquot;) en sinds hun
kerk in den oorlog „t' eenemael was gerasiertquot; in Tiel ter kerke
gingen, en dat 's Hofs handelwijze in overeenstemming was de
Landschapsbesluiten .
De deken van St. Jan legde zich bij den staat van zaken neer.
Bij wijze van tegemoetkoming kende de Tielsche regeering aan
Nicolaes van Berck uit de vicarieën, waarvan de ..corpora binnen
nnbsp;Archief Kapittel van St. Jan, Rijks-
archief Utrecht, mv. no. 271, minuut van de acte van collatie d.d. 28 Juli
ii^^^^ioTt Wynantszoon, waarbij een lijst van de Zand-
w jksche pastoriegoederen en concept van de acte, waarbij Jacob Hackfort
7e rZer^T mquot;nbsp;^e'^eficie gepresenteerd wordt aan
de regeerders offte kerckmeesters tot Sandwijckquot;
'iq' A^r'^f hquot;!-quot;quot;®quot; ^^nbsp;kantteekening van 21 Juni
. ; » Knbsp;Gelderland, Institutieboek over 1609-'21 fol. 237 in-
drz^d^sTeïastt^'^^^'nbsp;goederen'van
hile^Anbsp;tusschen de Zandwijksche poort en de Dampoort lag
(vergel. § if'' 'quot;quot;'quot;quot;quot;quot;g'nbsp;^^as oorspronkelijk Zandwijksch terri
Raadsresolutiën Tiel, 15 Maart 1621.
-ocr page 417-deser stede voorsz. gehoorich ende gelegen s,n ' -^ttltteze
van f 70 's jaars toe ten behoeve van z,n zoon Jacob. totdat deze
den leeftijd van 25 jaren bereikt zou hebben ).
De stad Tiel aanvaardde het beheer over de goederen der Zand-
wiSche pastorie en Het ze door denzelfden rentmeester beheeren
Tl de Tielsche pastoriegoederen en de presentieheerengoederen.
ds Bertramus a Laer moest de rentmeester utt de pastone
innbsp;hoofdzaaknbsp;totnbsp;ophoud
j j-1 for. Al deze qoederen werden hoe langer hoe meer
i^L tr betc'rda. naderhand onder de benaming he.
convent Praesentie-heerenquot; bekend stond'').
Nl d n dood van ds. . Laer besloot de Tielsche regeermg op
aandrang van de stadspredikanten Udents en Glimmerus. om den
dekt van St. Jan te verzoeken het opengevallen beneficie te con-
fereeren op ds Glimmerus. De magistraat beschouwde omstreek
1656 L pastorie van Zandwijk kennelijk als nog bestaandequot;). Of
de oUatfe heeft plaats gehad, is ons nietnbsp;^^^^
de deken van St. Jan naderhand nog gebruik heeft gemaakt van
^'«Tltliuat^ der Tielsche en dat der Zandwijk-
sche pasTo ie - de Reformatie nog gehandhaafd werden, althans
gedurente een groot deel der 17de eeuw. kan men hierui nog
n et l ieden dat de Tielsche Gereformeerde predikanten als op-
votet van de vroegere pastoors van Tiel en van ^^
passing van het collatierecht was bovendien geen sprake. Na ds.
1) Raadsresolutiën Tiel. 16 Maart 1621nbsp;^^^^^^ ^^^ werkelijk; na-
•4 De predikantnbsp;A^i heA^.^^^ afzonderlijk in uitgaaf gebracht
derhand werden de ƒ 55 - 10 st met mnbsp;tractement van
1622).
:! SaSJ^iln Tiel, F^ru^nbsp;^^ ^^^ ^^
5 De kapittelresolut,en (archief Kapme^nbsp;raadsresolutiën. Uit
nos! 1-3) zwijgennbsp;,,, Tiel blijkt, dat ds. Udents
^dus :i:/uitrp=eg-de'l?n TJ«) .
-ocr page 418-de Vries heeft de Tielsche magistraat geen andere predikanten
met de Tielsche pastorie begiftigd^).
§ 4. De Geestelijke Goederen onder Stedelijk Beheer.
Hun Rechtstoestand.
Wij hebben gezien, hoe er vier geestelijke rentambten in Tiel
ontstonden, nl.:
1°. a. Presentieheeren,
b.nbsp;pastorieën van Tiel en Zandwijk (sinds 1621),
c.nbsp;verhuurde huizen van St. Agnieten en St. Ceciliën.
(samen in één rekening, maar onder afzonderlijke hoof-
den);
2°. convent van St. Ceciliën;
3°. convent van St. Agnieten;
4°. convent van Westroyen.
Volgens de raadsresolutie van 11 November 1628 moesten de
rentmeesters steeds magistraatspersonen zijn. De afhooring van
de rekeningen geschiedde door den magistraat, namens wien
de stadssecretaris onderteekende. Tijdens het bestaan van het
college van gemeensheden (i703-'49). welk hchaam zich voor-
namelijk met het toezicht op de stedelijke financiën bezighield
vond het hooren en sluiten der rekeningen plaats door gecommit-
teerden uit den magistraat en uit de gemeenslieden.
De kloosterhuizen vindt men het laatst verantwoord in 1637-
de meeste zijn gaandeweg verkocht. Het eenige, wat men daar-
van in de latere rekeningen over 1650/51-1661/62 van Gerard
Schuil, rentmeester van de presentieheeren. enz. nog aantreft is
de „huysinghequot; van St. Agnieten, d.w.z. een huis, dat als bank
van leening diende en jaarlijks voor ƒ 54 aan de tafelhoudster
werd verhuurd^).
Nadat men verscheiden kloosterlanderijen in het openbaar ver-
kocht had. o.a. in 1640. werd het vermogen van St. Ceciliën zoo
klem, dat 7 Februari 1657 werd besloten de onverkocht gebleven
landerijen, tynsen. enz., van St. Ceciliën niet meer in een afzon-
derlijke rekening te doen verantwoorden, maar onder te brengen
m de rekeningen van den rentmeester van de presentieheeren, enz.
.,om in syne reeckeninge apart gestelt wordenquot;®).
magistraat op de beroeping van
drma^urt'quot; uitoefende door het recht van ap- en improbatie evenals
de magistraten m andere steden.
) Oud-archief Tiel, inv. nos. 7.36-742.
) Raadsresolutiën Tiel, 7 Februari 1657
-ocr page 419-De drie overblijvende rentmeesterschappen kwamen m een
hand. doordat ingevolge raadsresolutie van 1 Januari 1671 burge-
meester Gerard Bouwensch. sedert 1651 rentmeester van he St
Agnietenconvent en sedert 1661 van Westroyen. ook nog met he
rentambt van de presentieheeren. enz., belastnbsp;quot;et ambt
cesseerde tijdelijk, toen Tiel tijdens den oorlog van 1672 m handen
derplscLn 'kwam, maar na de verdrijving van den v^d en
de invoering van het regeeringsreglement van 1675 m Gelderland
werd Bouwensch opnieuw beëedigd als -^meester de^^^^^^
liike aoederen en als stadsrentmeester „volgens d ordre van bi,n
ïoogheyt Willem III) ende (is) si^nbsp;toegestaenc com-
missfe te genieten als van outsquot; (20 September 1676) )•
U Bouwensch' ambtstijd van 1671-77 zijn geen rekenmgen
van de conventen meer aanwezig^). Vermoedelijk week de wt.ze,
waarop hij van de geestelijke goederen verantwoording d ed
weinig af van die, welke onder zijn opvolger Anthonis Piper of
P^er in zwang was. In Piper's rekening over 1678 vindt men de
ontvangsten der drie „conventenquot;, nl. het convent Agnieten. het
^nven Praesentie-heerenquot; en het convent Westroyen, zorgvul-
d g uTteengehouden. terwijl de uitgaven voor de drie conventen
gezamenlijk worden opgegeven. Onder de -^vangsten van he
convent Agnieten staan de van den pachter van het derdedeel
dervTcariel te Tiel ontvangen bedragen zulks in afw,k.ng van
het v66r Bouwensch heerschende gebruik om de ontvangen ter-
tiën van vicarieën op te nemen in de rekening van de present e
gLderen de pastoriegoederen, enz. Onder het „convent presen-
Tehtenquot; verLnd men in dezen tijd ^et ^nbsp;--
verkregen complex van goederen en inkomsten, afkomstig
namingen „pasiorieeii
^ Df;:»^*nbsp;van de s.ads- en de conven.en.en.mees-
-- ,nbsp;TiPl 1 Januari 1671 en 20 September 1676.
1) Raadsresolutiën Tiel, /nbsp;1 hts afgezien van zijn rekenmgen
. Van Bouwensch admims^at-^nbsp;betrekking
als stadsrentmeester TgevoJrie administratie als stadsrentmeester en als
Sm^e^tr'dHe'^co^ 01«; rCJ-^tlU als rent-
-d hij opgevolgd
-ocr page 420-n tZ quot;nbsp;quot;nbsp;^^nbsp;van de ontvangsten
en uitgaven der conventen in de ^eu^ne stadsrekening. Dit ge-
meest Tfnbsp;ïnbsp;den^stadsrent-
Tns werdnbsp;-nventsvermo-
gens werden nu m de ontvangsten niet meer zorgvuldig geschei-
reTiZÏr'^'^ de conventslanderijen achter de'stadsLnd't ,
std en. W-^quot; de conventen achter de erfpachten van de
ofti r-h^Snbsp;-tvangst of uitgaaf,
of z, uit hoofde van de stad of van de conventen geschied was.
ÏaaaT M Tnbsp;^^ stadsrekeningen
nagaan ). Men kan in de verandering van 1775 een zuiver tech-
nische aangelegenheid zien. een middel tot vereenvoudiging van
g v Dtt f-i-istratie. Vermoedelijk was dit inderlad her
reX ; . .nbsp;quot;quot; Strekkende gevolgen voor den
rechtstoestand der geestelijke goederen.
Het Intermediair Bestuur van Tiel-Zandwijk stelde zich blij-
kens zijn resolutie van 14 Mei 1800 op het standpunt, dat er bin-
nen haar gebied geen voormalige geestelijke goederen waren, die
^798nbsp;quot; quot;quot; ^^ staatsregeling van
eert' ' nd quot;quot; T quot;quot; ''nbsp;quot;^ader gedelibe-
stratie de F Vnbsp;Commissarissen tot de admini-
stratie der Finantiën deezes voormaligen Quartiers. voor agt da-
gen ingekomen, is eene missive gearresteert. waarbij gem. Com-
missarissen worden gerescribeert. dat deeze Stad. zoo verre deeze
verg(adering) is bewust, geene goederen heeft, welke tans als
Nationaale eigendommen kunnen of behoren te worden gecon-
sidereert, alzo de revenuen van de goederen komende, alle in der-
zelver kasse zonder eenige distinctie als Stadseigendommen worden
overgebracht, en alle schulden, tractementen vL stads-amZaa-
ren, bedienden, als ook van predikanten en schoolmeesters om 't
eeven. waaruit die proflueeren. daaruit worden voldaanquot;^).
.\nthonis Piper opgevolgd sindrifiTl U .^^u^ensch onmiddellijk door
de beide rentmeeXschlpénnbsp;Personeele unie tusschen
1803). 14 Mei 1800. VergêroirarchYeV tLi 'Nnbsp;d^OO-
en Gecommitteerdens u'fde Lrgernbsp;den Magistraat
September 1808: „Eindelijk, daruithooX denbsp;'nbsp;»
vaste inkomsten geheel en alleeni ? ® «ngereede goederen of
genoeszaam ic nfr^nbsp;quot; dezelve m eigendom competeren het
genoegzaam is, dat de revenuen daarvan worden verrekend met^ermeldfng
-ocr page 421-Omstreeks 1800 werden de geestelijke goederen geheel als
stadseigendom beschouwd, ofschoon er nog altijd betalingen uit
geschiedden voor predikanten en schoolmeesters, en wel op grond
hiervan, dat de inkomsten uit die goederen in de stadskas vloei-
den. Door de vereeniging met de stadseigendommen en -inkom-
sten in 1775 hadden de conventen opgehouden afzonderlijke fond-
sen, bestemd tot onderhoud van kerk- en schooldienaren en an-
dere pieuze doeleinden, te zijn. Hier moge worden vastgesteld,
dat de regeering van Tiel-Zandwijk niet. zooals die van Nijmegen,
zich beriep op eenig recht van aanvaarding van heerloos gewor-
den goederen, een regaal, waarmede de stad Nijmegen naar
Akensch recht begiftigd was.
Dat de stad Tiel in den aanvang van de 17de eeuw geen
eigendomsrecht over de geestelijke goederen verkregen heeft,
maar dat daarentegen de geestelijke stichtingen vermogensrech-
telijk waren blijven bestaan, moge hier nader worden verduide-
lijkt. De regeering der stad Tiel verzocht en verkreeg twee malen
octrooi van de Landschap tot het verkoopen van kloosterhuizen
en -erven. Op 18 Mei 1621 stond de Landdag toe, „dat de ledighe
ende vervallen plaetsen binnen Tiel, gehorende tot de geestelicke
cloosteren. int openbaer den meest biedende sullen worden ver-
cocht, maer dat de penningen, daer van procederende, weder-
omme tot verbeteringe van 't incommen der geestelicke goederen
aengeleydt ende daerenboven uyt de vercochte gronden den jaer-
lixen tyns tot vordeel als voren bedongen wordequot; Den Isten
April 1626 werd door den Landdag te Arnhem geconsenteerd en
geoctrooieerd, om eenige huizen en erven, „gehorende tot de
cloosteren St. Cecihën ende St. Agneten aldaer seer bouvelhch
zijnde te mogen vercopen off in erffpacht uyt te doen, mits daer op
ende uyt behoudende tot reparatie ende behouff derselver conven-
ten sooveel ten erffpacht van de coopspenningen van dje beleg-
gers, als deselve alle jaer te pachte uytgebrocht hebben ). Waar
zulk een octrooi-aanvrage alleen vereischt werd bij vervreemdmg
van de „ad pios ususquot; bestemde voormalige geestelijke goederen,
is het duidelijk, dat de magistraat die goederen toen nog met met
stadseigendommen vereenzelvigde. Meer in het bijzonder is het
van het pareeel, de tyns of erfpacht, zonder dat
telijke goederen, conventen of iets anders d'en aangaande wordt v^^^^
maar dat alle dusdanige bewoordingen en f
rekening zorgvuldig moet worden vermijd en nagelaten . Cursiveermg van m.j.
1)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 18 M^i 1621.
2)nbsp;Reces van den Landdag te Arnhem, 1 April lb.ib.
-ocr page 422-opmerkelijk, dat het hier de huizen en erven binnen de stad betrof,
die in of kort voor 1605, dus lang voordat de magistraat de
administratie over de goederen van de conventen overgenomen
had, onder het beheer van den vanwege de stad aangestelden
rentmeester Mattheus van der Steech geplaatst waren. De huizen
en erven werden desondanks beschouwd als behoorende tot de
conventen, ook al stonden zij onder een anderen rentmeester dan
de vermogens van die conventen, waar zij in administratief op-
zicht uit gelicht waren De huizen en erven van de kloosters
binnen de stad werden veelal vervreemd onder beding van een
„erffpachtquot;, d.w.z. een grondrente, die afkoopbaar kon zijn. en
waarbij somtijds de conditie gemaakt werd, dat de stad. indien
het noodig mocht blijken, het betrokken stuk grond of huis weer
tot zich zou mogen nemen tegen vergoeding van de „melioraPiequot;.
Ook hadden verkoopingen plaats zonder beding van ..erffpachtquot;.
De meeste verkoopingen van kloosterhuizen, -erven en ook van
-landerijen buiten de stad hadden plaats in 1640 en '41, nadat op-
nieuw octrooi van de Landschap verkregen was. Zoo werd 23
Juli 1640 een huis met erf en tuintje in de Agnietenstraat, „ge-
hoort hebbende tottet convent van Agnietenquot;, verkocht aan den
„raetsvrundtquot; Henrick van den Bergh, waarbij de magistraat zich
verplichtte, „alle voorcommer ende voorplicht daer van af te doen
vel expandabitur uyt des voorsz. convents goederenquot;. In zeer veel
verkoopacten van conventslanderijen werd een tyns bedongen ten
behoeve van het convent, bijv. in de acte, waar'bij een „gedeelte
van des convents Westroiens landt gent. de Vrijthoff voor de
Westluyense poorte gelegenquot; werd verkocht aan Hermen San-
dersz. „voor een vry eygen erff ende goedtquot; en „vry van de ongel-
den, blyvende tot laste vant convent, op de laste van vierdehalve
gl. jaerlixe tyns te lossen met 58 gl. hooftsoms, daervan t'eerste
jaer sal omcomen ten behoeve des convents den lesten Decembris
deses jaersquot; (14 April 1641)
) Dit komt overeen met hetgeen B. M. de Jonge van Ellemeet, „Ge-
schiedkundig Onderzoek naar den Rechtstoestand der Zeeuwsche Geestelijke
Goederen van 1572 tot in het begin der 17e eeuwquot;, blz. 139, constateert
t.a.v. de gebouwen der kloosters in de steden met de bijbehoorende erven in
Holland en Zeeland; vergel. echter J. F. van Beeck Calkoen, „Onderzoek
naar den Rechtstoestand der Geestelijke en Kerkelijke Goederen in Holland
na de Reformatiequot;, blz. 268 en blz. 269 noot 1, alwaar aan een eigendom
sub modo wordt gedacht overeenkomstig de opvatting van Hugo de Groot.
) Deze acten, alsmede verpachtingen en verhuringen te vinden in: oud-
archief Tiel, inv. no. 608, „Prothocol van verscheyde erffpachten ende huir-
werck(?) van huysen ende plaetsen als anders van weghen der stadt Tyet
uutgedaen ende gegeven, beginnende anno 1604quot;. (Zie volg. blz. noot)
Aan de conventen en niet aan de stad behoorden de huizen, er-
quot;^en en landerijen; de magistraat had slechts de directie. Wij wil-
len hier nog als voorbeeld noemen een acte van 6 September 1633,
Volgens welke burgemeesters, schepenen en raad der stad Tiel, „als
de directie hebbende van de geestelicke goederen, waer van de
corpora binnen deser stadt zijn gehorendequot;, aan Adriaen van
Riemsdijck, oud-burgemeester van Tiel, een „eeuwigen ende erffe-
licken uytwegh ofte uut-vaertquot; verleenen voor zijn land op Drumpt
over grond, „gehoorende tottet convent van Ste. Cecihën deser
Stadt gent. Luttelvehquot;, tegen betaling van 12 stuivers 's jaars „aent
voorsz. conventquot;.
Het was in de qualiteit van „directeurs van de goederen des con-
Voorbeelden van „erffpachtenquot; en verkoopingen van
liuizen en erven in de kloosters.
31 Januari 163,3. Burgemeesters, schepenen en raad van Tiel erkennen, dat
ïij „Cmet octroy van de Landtschap etc. om eenige erven ende ledige plaeisen
•«an 't convent off clooster van Ste. Agnieten in erffpacht te mogen uytgeven)
gt;n eenen erffpacht hebben uytgedaen ende gegeven.... aen Adriaen van
Riemsdijck, outborgermr., mede 't recht hebbende van Frans Huybertss.,
oudtschepen deser Stadt, eene ledige plaets ofte erff streckende voor van de
-quot;^gniete straet tot achter aen den wegh, gehorende tottet clooster van Ag-
nieten, van 't welcke voor desen met onse voorgaende consent ende keniusse
eenen hoff gemaeckt is, jaerlix ende alle jaer voor drie guldens ses stuivers
Hollants gefalueert, daervan 't eerste jaer erffpachten zal omcominen op
den lesten Decembris a°. XVIcXXXV ende soo voorts volgendequot;.
19 Februari 1640 verklaren burgemeesters, schepenen en raad, dat: Ue
stadssecretaris Cornelis Antoniss. Udents „aen ons ten behoeve des convents
Ceciliën (met onsen voorgaenden consente) heeft affgelost sekeren erffpacht
van ses ënde twintich st. jaerlix uvt zijn hooffken int Ceciliënclooster ende
tgeen hy van den borgermr. Leeuwen heeft aengecoftquot;, en dat zij dien volgens
-den voors. hoff daer aen d'een zijde de heere van Isendaren, raedt deses
f'orstendombs, ende aen d'ander zyde Willem van Cauwendael naest gehoort,
aen gemelten Cornelis Udents, secretaris etc., vercoft, overgegeven en opge-
dragen [hebben], als wy doen in cracht deses voor een vry eigen erff ende
goedt, om bij hem ende zynen erven erffelick behouden ende beseten te
worden; ende hebben wy daer op tot zyne erfflicke nutschap verhalmert ende
vertegen ende gelooft te vryen ende te waren voor ende tegen allen den
geenen. die des ten rechten connen ende staen willen, als erffcooprecht ende
gewoonheyt is binnen Tielquot;.nbsp;„„ . , ,
27 November 1641. „Aen Antoni van Leeuwen, rentmr., in erffpacht uyt-
gedaen seecker hooffken in Ceciliënclooster naest den hoff van jo'^. Geyert
van Eek, jaerlix voor vier ende twintich st---- met conditie, soo de stadt
namaels denselven hoff van noden hadde, die weder tot ons sullen mogen
nemen, mits betaelende de melioratie ende verbeteringe daer aen gedaen.
6 April 1643. „Wy etc., dat wy.... in eenen vasten ende eeuwigen erffpacht
hebben uytgedaen Mr. Gillis de Mare ende zynen erven eenen sekeren hot
quot;n 't Ceciliën clooster, .... rondtom streckende den gemeynen wech doch
achter aen den hoff van den borgemr. Eek, gehorende tottet clooster van
Ceciliën, jaerlix voor vier ende twintich st_____ welcken erffpacht wij voor
ons ende onse nacomelingen geloven den gemelten de Mare ende zynen erven
te vryen ende te waren erffelick ende immer meerquot;.
In October 1644 verklaren burgemeesters, schepenen en raad, „dat wy----
(met voorgaende octroy van de Landtschap om der cloosteren huysen te mogen
-ocr page 424-vents Westroyenquot;, dat de stedelijke regeering elk jaar de open-
bare verpachtingen liet doen van de Zandwijksche tienden^).
Dat de Tielsche conventen in vermogensrechtelijk opzicht in
wezen gebleven zijn, daarvan vindt men o.a. een bewijs in de ma-
nier. waarop de leenheer van Aldenhaag het convent Westroyen
beleende. 30 November 1590 werd beleend Wolter van Heess ..als
een ledigh man ende tot behoeff der joufferen des convents van
Westroyen. nu bynnen Tiell residerendequot; met ongeveer zes mor-
gens en twee hond land beneden in het Corenbroeck in Avezaath;
8 September 1616 volgde de beleening van Claerberth de Jong ..als
reyndtmeister van wegen ende tot behoeff het convendt van West-
roeyen bynnen Tyellquot; als een ..ledich manquot; (= huider of sterf-
man); 28 Mei 1629 compareerde Cornelis Anthonisz. Udents.
secretaris der stad Tiel, .,doer seekere volmacht ende autorisasie
van de E. magistraet van Tiel op sijn person gepasseert tot be-
hoeff van weghen het convente van Westroyenquot; en liet zich met
het land in Kerk-Avezaath beleenen^). Niet de stad. maar het
convent wordt beleend.
Van de conventen bleef de stadsrentmeester jaarlijks de bijdra-
gen ontvangen voor de stadskar. d.w.z. het onderhoud van de
stadsbolwerken. hoofden, kribben en werven. Die bijdragen werden
in uitgaaf gébracht door de rentmeesters der conventen. Tot het
karren op de bolwerken droegen ook de Commenderie van Tiel
en het Gasthuis bij. Dat een dergelijke verplichting op de conven-
ten. ook na de overneming van het beheer door de stad. bleef rus-
ten, en de bijdragen geheel op dezelfde wijze onder de ontvangsten
in de stadsrekeningen werden verantwoord als die van de Com-
menderie en het Gasthuis, is een aanwijzing te meer voor het voort-
bestaan der conventen in vermogensrechtelijk opzicht.
vercopen) in eenen vasten endo stedigen erffcoop vercoft ende opgedragen
hebben, als wy doen by desen, aen Mr. Gillis de Mare ende zynen erven
huys ende hoffstadt in Ceciliënclooster met het erff daer achter liggende
tot aen de bleyck toe...., aen d'een zyde de huysinge ende 't erff, daer den
conrector woont, ende aen d'ander zyde de hoff van Willem van Cauwen-
dael. . . ., voor een vry eygen erff ende goedt, dijck-, tyns-, ende pachtvry, den
gemelten coper te houden ende erffelick met recht besitten; want wij voor
ons en voor onsen nacomelingen daerop hebben verhalmert ende vertegen
ende gelooft te vryen ende te waren als erffcooprecht is....quot;.
Oud-archief Tiel, pachtboek van de Zandwijksche tienden, inv. nos.
610 en 611. De verpachtingen geschiedden tegelijk vanwege den Tieischen
magistraat q.q. voor de eene helft en vanwege deken en kapittel van St. Jan
te Utrecht voor de andere helft. In 1758 verkocht St. Jan zijn helft aan de
stad Tiel, zie oud-archief Tiel, inv. no. 622.
Leenboek Aldenhaag (Zoelen), no. 5, gemerkt A, en de grosse van den
leenbrief van 28 Mei 1629 in de lias van de leenen, gelegen op Zoelen, no.
1,3, van het archief van gemelde leenkamer, Rijksarchief Arnhem.
De bestemming der geestelijke goederen behoorde overeen-
komstig het plakaat van 31 Mei 1580 pieus te z,n. Hteraan heeft
men zich in Tiel in het algemeen wel gehouden.
Omstreeks 1601 betaalde het convent van St. Cecihen ,aarU,ks
..duerbeTel van de magistraet der stadt Tyel tot stuer ende onder-
hah der kerckendienders ende schoelmesters tach^nttch gul-
r quot;o:::nbsp;jaL 16o'o / 36 betaal voor de
porLl van de gestorven zusters^). De —al^^^^
Westroyen moesten volgens haar eigen opgave ^^l aarh^s
ƒ 200 geven ten behoeve van de kerkendienaren. Ook betaalden
Zij een'niet nader aangeduid bedrag wegens de gestorven -s
ters^). De inventaris van de goederen en inkomsten der presentie
heeren van 1601 vermeldt, zonder opgave van het bedrag^at e
nog lasten afgingen „van die kerckendiinders ende alles wat daer
^^Nfnbsp;g van de administratie door de stad bleven de
rentmeesters betahngen doen ten behoeve der P-^^kanten en
schoolmeesters. Dit verviel in 1672 tengevolge dernbsp;ove -
heersching; in 1675 werd echter weder bij -ffj
steld „dat uut de incomsten van de conventen der geestelicke goe-
deren voorerst sullen worden betaelt de predicanten. schoo mees-
teren ende dergelyke bedienden, ende t geen voorders overschi
sal comen tot behoef van de stadtquot; In meer uitvoerige bewoor-
van alle onse incom—
van het convent van S. Cifyen, nu overgekve^^^^^nbsp;„ud-archief Tiel,
ende der magistraet der stadt Tyel quot;P
inv. no. 915. Er leefden toen nog vijt zustnbsp;thobehoorende het con-
„Inventarium
van alle thynsen euu. ...... Marariet Hacken durch
vent van St. Agneten... overgelevert ^^^^^ ^^^^^ ^^^^^ ^^^ XXV^en
ernstich versoeck aen de Erbaren ranbsp;convens eygendom
Aprilis 1601, onder protestât e «^enbsp;Tiel inv. 914. Er waren nog
ende hebbende gerechticheydennbsp;de zestig liep.
tien zusters in leven, waarvan de jongsie » jg toebehoerende den con-
„Inventarium van «He thynssen ende lender^e^n ^^^^^ ^^^ ^^^^^^^ ^^^
vent van Westroyen, overgelevert durennbsp;Eerbaeren raedt der stadt
voerscreven convents ten ernstich f^'^^^^tie ende onvercort haers con-
Tyell opten XXV Aprilis 1601 onder p o^nbsp;Tiel, inv. no.
vems eygenedom ende hebbende gerechtichey ,nbsp;klooster te
916. Gedrukt naar een in «^n Belgisch kloosttr^^nbsp;^^ ^^^ ^^^ ^^^
Mechelen) bewaard dubbel in quot;Archief Aartsbisdo^nbsp;^^^^^^
„Inventarium van alsulckenbsp;competerende, overgelevert
die gemeyne Presency-heerren bynnennbsp;^nbsp;„u^-archief
aen een Berber raet der staet Tiill op aen ivA f
Tiel, inv. no. 917.nbsp;_ ^
«) Raadsresolutiën Tiel, 10 Maart 1675.
-ocr page 426-dingen werd deze resolutie herhaald 7 Januari 1679: „Geresol'
veert, dat van nu voortaen de inkomsten van de conventen hetsy
van Agnieten, Westroyen, Praesentie-heeren, pastoryen en vica-
ryen, alsmede de inkomsten van de Commandurye, behalven hon-
dert gul. tot stadtskar, sullen blyven geaffecteert tot betalinge van
de tractamenten van de praedicanten, rector ende andere school-
bedienden, ende dat oock tot dien eynde de airede verschenen en
vervallen paghten, renten en tynsen tot betaelinge van de voors.
tractementen sullen worden gehouden en aengewentquot;^^). De be-
talingen werden voortgezet ook na de opneming der conventen in
de gewone stadsrekening, en wel tot 1 Januari 1810 toe. met in-
gang van welken datum volgens Koninklijk decreet van 2 Augustus
1808 No. 26 geen betalingen voor kerkelijke functionarissen meer
gedaan mochten worden uit de openbare kassen.
Om een denkbeeld te geven van de inkomsten der conventen
en van hetgeen voor predikanten e.d. placht te worden betaald,
moge aan de rekening der conventen over het jaar 1679 van
Anthonis Piper worden ontleend, dat de totale ontvangsten be-
droegen: a) voor het convent Agnieten ƒ 1069 - 7 st. - 14 pennin-
gen, b) voor het „convent Praesentie-heerenquot; ƒ 913 - 16 st. - 8
penningen, c) voor het convent Westroyen ƒ 1835 - 19 st. - 1
penning. Hiertegen werden o.a. uitgegeven: aan ds. Glimmerus
ƒ 750, aan ds. Samuel Scherphof ƒ 750, aan den rector Aelhuysen
ƒ 500, den conrector Stock ƒ 350, aan Hendrick van Aelhuysen
(praeceptor) ƒ 200 en aan mr. Jan Taey (koster) ƒ 50, terwijl de
vroedvrouw Jenneken Keilen ƒ 50 ontving en daarenboven aan ds.
Bartholdus (= Bartholomeus) van Eek blijkens de extra-ordinaris
uitgaaf ƒ 315 werd toegekend. Het batig saldo over 1679 bedroeg
voor de drie conventen ƒ 1425 - 2 - 8®). Men ziet, dat er van
den rijkdom der kloosters ondanks de verkoopingen in de eerste
helft der zestiende eeuw nog vrij veel over gebleven was. Omtrent
de salariëering van de predikanten kunnen wij nog opmerken, dat
de stad Tiel, evenals de steden Nijmegen en Zaltbommel, tot sup-
plement op de predikantstractementen de beschikking kreeg over
den heelen stuiver op iederen pachtgulden van de generale mid-
delen over stad en schependom en den halven stuiver op de ver-
ponding krachtens Kwartiersresolutie d.d. 14 November 1680. Te
ï) Raadsresolutiën Tiel, 7 Januari 1679.
2) Oud-archief Tiel, inv. no. 806. Curiositeitshalve moge hier een uitgaaf-
post in de rekening van St. Ceciliën over 1639 (inv. no. 716) volgen: „item
betaelt voor de Gelderse cronike van Pontanus aen de boeckverkoper tot
Aernhem de somma van achtien gul., comt alhier.... 18-0-0quot;.
beginnen met het jaar 1708 ziet men in de conventsrekening achter
de ontvangsten van het convent Westroyen een nieuw kapittel
quot;Ordinaris-ontvangstquot;, waarin de van den ontvanger van het
Kwartier verkregen bijdragen wegens den heelen en halven stuiver
Vermeld staan. Vóór 1708 komen deze soort van ontvangsten in
de stadsrekeningen voor, echter vrij ongeregeld^).
Wat de bestemming van de opbrengst der verkoopingen be-
treft; deze moest in overeenstemming zijn met het verleende
octrooi. Met octrooi van de Landschap werden bouwvallige hui-
den, welke geen voordeel voor een geregelde exploitatie meer op-
leverden onder voorbehoud van een grondrente verkocht. Ook wer-
den landerijen verkocht om daarop drukkende schulden af te lossen.
Tot zoover kan men dus in die verkoopingen geen miskenning
van de pieuze bestemming der geestelijke goederen zien. Den 25sten
Juli 1640 evenwel besloot de magistraat octrooi te verzoeken
Van de Landschap tot het mogen verkoopen van 18 tot 20 mor-
gens land, „tot de respective conventen Westroyen, Agnieten
en Cecihën behorende, om de penningen tot aflossinge van soda-
nige capitalen, by de stadt gelicht in 't maken ende onderhouden
Van verscheyden fortificatie-wercken, hooffden ende werven,
mitsgaders tot meerdere nodige alnoch te maken fortificatiën te
emploierenquot;^). Het gevraagde octrooi werd verleend. Blijkens
een rekening van een volgens dit besluit gehouden openbare ver-
kooping, waarbij werden verkocht een gedeelte van het land de
Scheeringe van St. Agnieten voor ƒ 800, land op de Sellick van
Westroyen voor ƒ 593-17-0 en de Vrijthoff voor een bedrag, dat
Kwartiersreces Nijmegen, 14 November 1680. Stadsrekening over 1694/5
..Extra-ordinaris ontfanck: (post alia) Nogh op dato voorsz. (19 Febr. 1695)
van den heere secretaris Lith de Jeude becoomen eene ordonn. op den heere
ontfr. Lith de Jeude ter somma van aght hondert twee f d. seventien we-
gens den heele en halve stuyver voor de pred-^canten m dato den 3. Augusti
1694.... 802 - 17 - Oquot; (oud-archief Tiel, inv. no. 347); vergel. de stadsrekening
over 1708/9 (inv. no. 360) onder het hoofd „Extra-ordmar.s ontvangst en
de conventsrekeningen sinds het jaar 1708 (inv. nos. 834 e.v.). Het ont-
vangen van den heelen en den halven stuiver ten behoeve van de P^d'kaM^
heeft in Tiel dus niet gelijk in Nijmegen en Zaltbommel, ten gevolge gehad,
dat de posten wegens de predikantssalarissen uit de conventsrekemngen
quot;quot;fTaadsresolutiën Tiel, 25 Juli 1640. Het octrooi tot verkooping werd
verleend bij Landdagsbesluit van 18 Augustus 1640: quot;Op requeste van burge-
meesteren, schepenen ende raet der stat Tiel. Is denselven toegestaen ende
geoctroyeert, om tot onderholt ende reparatie van hare hooffden ende
rijsweerden voer ende langhs hare stat gelegen, als oock tot die fortificatiën
ende verseeckerongh van hare voersz. stat tegens des vyanU overvallen ende
surprinsen te mogen vercopen sekere achtien ofte twintich mergen lants
tot den convente van Ceciliën, Westroyen ende Agnieten behorende mits die
penningen, daer van procederende ten fine als vooren emploierende .
de kooper Johan van Eck, rentmeester van de Presentieheeren-
goederen enz., in zijn rekening als zoodanig zou verantwoorden,
ofschoon de Vrijthoff tot Westroyen gehoord had. De opbrengst
ten bedrage van ƒ 1393-17-0 werd geheel aangewend tot de stads-
fortificatiën ^). In 1640 zijn eveneens eenige huizen van St. Ag-
nieten en St. Ceciliën en van de stad zelf verkocht, waarvan de
totale opbrengst ƒ 2604- bedroeg, die vrijwel geheel besteed werd
voor afdoen van schulden van de stad. van een pandbrief ten
laste van landerijen van het convent St. Ceciliën, alsmede voor
enkele kleinere zaken, zooals onkosten bij het aannemen van een
ziekentrooster, premiën voor de school, aanschaffing van een
nieuw corpus iuris voor de stad (f 22) en twee signaten^).
Het besteden van de kooppenningen ten bate van de verster-
kingswerken beantwoordt niet aan de eigenlijke pieuze bestem-
ming der geestelijke goederen. Uit het feit, dat men voor dit doel
van de Landschap octrooi kon verkrijgen, mag men evenwel be-
sluiten, dat deze aanwending van de koopsom door de Hooge
Overheid in het algemeen belang geacht werd. Iets ongewoons
was het overigens niet; zoowel binnen als buiten Gelderland heeft
de overheid geestelijk goed te gelde gemaakt voor militaire wer-
ken. Het was een maatregel van algemeen belang ten behoeve van
de rust en veiligheid der inwoners.
§ 5. De Vicarieën.
De Tielsche vicarieën zijn voor het meerendeel ook na de Re-
formatie in wezen gebleven. In beginsel waren deze fundatiën,
evenals in het overige Gelderland, onderworpen aan de verschil-
lende plakaten op de vicarieën, en wel vooreerst het plakaat van
3 Mei 1582, waarbij de Landschap bepaalde, dat de patronen
hun recht moesten bewijzen en de inkomsten geven aan „duchtige
personen, die daer van, naer voergaender confirmation dieses
Haeffs, in studiis sullen onderholden worden, op dat sie hier na-
maels dem Vaterlant in Kerken und politischen Officiën des to beter
Oud-archief Tiel, inv. no. 910. De rekening van J. v. Eek van de
Presentieheeren over 1640 ontbreekt.
Oud-archief Tiel, inv. no. 911. Uit het „Prothocolquot;, oud-archief Tiel,
inv. no. 608, blijkt, dat er nog meer verkocht werd dan hetgeen in de beide
rekeningen vermeld staat. De tynsen uit de toentertijd verkochte huizen
van St. Agnieten en St. Ceciliën werden door den gewonen stadsrentmeester
geïnd. Opgemerkt moge worden, dat in de stadsrekeningen over 1611 en
later ontvangsten staan wegens — meest door huurders of pachters van
erven — op St. Agnietenbleekveld gezette huisjes, die niet in de rekeningen
der geestelijke goederen voorkomen.
^•acieren und dienen muchtenquot;. Ook werden in Tiel de plakaten
afgekondigd, waarbij het betalen van een derdedeel van het zui-
ver inkomen der vicarieën ten behoeve van kerk en school ver-
Phcht werd gesteld, te weten dat van 22 October 1595. herhaald
28 April 1604. nogmaals herhaald op verzoek der Geldersche
synode bij Landdagsreces van 21 December 1605 en tenslotte nog
eens 26 October 1615 1).
Op 27 November 1608 werd van het stadhuis opnieuw afkon-
diging gedaan van het plakaat op de tertiën en tot alle posses-
seurs van vicarieën, waarvan de ..corporaquot; binnen Tiel en Z-and-
wijk gelegen waren, de aanmaning gericht een pertmenten staat
van de goederen en inkomsten der vicarieën in te dienen bij Mattheus
van der Steech. aan wien eveneens de tertiën over het afgeloopen
jaar zouden moeten worden betaald en die over het volgende jaar.
Een raadsresolutie van 17 December d.a.v. voegde hieraan toe. ..dat
ghene personen gebeneficeert wesende met eenige vicarie geho-
rende alhier in de St. Martens- ofte Walborgens kercke, deselve
beneficiën nyet en sullen behooren noch moghen genieten, tenzy.
dat sy daerop studeren ofte gestudeert hebben; und wanneer also-
danige gebeneficieerden sich in echten staet begeven, dat sy als-
dan de vicariën ofte beneficiën oock nyet langer genieten sullen,
dan dat daermede wederom een andermans soon ten eynde voors,
versien werdenquot;^). De stad Tiel stelde hieAij het huwelijk als
grens naar boven voor het genieten van een vicarie; de algemeene
regel in Gelderland was. dat de vicaris niet langer dan tot zijn
24ste jaar in het genot zijner vicarie zou mogen zijn.
Het invorderen van de tertiën verliep niet naar wensch; na 1610
en '11 ontvingen Mattheus van der Steech en zijn opvolger Gerrit
van Aelst, voor zoover wij weten, in het geheel geen tertiën meer.
Den 18den October 1628 werd volgens besluit van den meistraat
de afkondiging, welke in 1608 geschied was, herhaald^). Het ont-
vangen der tertiën was in 1637 nog niet „behoorlicken geeftectu-
eertquot;. waarom de raad aan burgemeester Herman van Leeuwen
en Johan van Eek. rentmeester der presentiegoederen. enz., op-
droeg de derdedeelen in te vorderen en daarvan te respondee-
ren^). Aangezien ook dit niets opleverde, besloot de raad 6
Januari 1642, „om het incomen van den derden voet der vica-
ryenquot; voor zes jaren te „verpachtenquot; aan Antoni van Leeuwen
Zie Hoofdstuk I, § 4 vervolg.nbsp;^ ,
2) Raadsresolutiën Tiel, 23 November 1608 en 17 December 1608.
Raadsresolutiën Tiel, 17 October 1628.
Raadsresolutiën Tiel, 13 October 1637.
-ocr page 430-(zoon van den burgemeester) voor ƒ 350 's jaars, te voldoen met
Kerstmis. De pacht werd gerekend te zijn ingegaan met het jaar
1641 1). Enkele maanden later werd bepaald, dat de vicarieën,
die in de Tielsche kerken waren gefundeerd, slechts mochten
worden geconfereerd op burgerskinderen ^).
Aan Antoni van Leeuwen, „als gecommitteert tot den ontfanck
van den derden voet der vicaryenquot;, gaf de magistraat 10 Septem-
ber 1642 „ordrequot;, „dat hy den voorsz. derden voet van den respec-
tiven vicarisen off de pachteren der landeryen by toeslach ende
sequestratie der heele pachtpenningen in crachte van 's Lant-
schaps placcaeten sal uytvorderen ende innen van aenvanck des
jaers 1637 volgents vorige resolutiën ende aenmaningen, ende dat
soo haest eenichsints doenelick; dat hy daerbenevens de lande-
ryen tot de vicaryen gehorende sal opslaen ende openbaerlick
verpachten op den stadthuyse ten overstaen van welgemelte hee-
ren magistraet off derselver gecommitteerden conform d'ordre,
hem voor desen gegevenquot;^). Op 19 Augustus 1645 werd hem ver-
lenging van de pacht van het ontvangerschap der tertiën toege-
staan voor zes jaren
De openbare verpachtingen deed Antoni van Leeuwen samen
met een persoon, die door den Landcommendeur der Duitsche
Orde te Utrecht, als collator van het meerendeel der Tielsche
vicarieën. tot de ontvangst van de twee derdedeelen van de in-
komsten dier vicarieën gecommitteerd was®). De pachters van
vicarielanderijen betaalden het tertium of den derden voet aan
Antoni van Leeuwen en de twee derdedeelen aan de vicarissen of
aan den beheerder, die door den Landcommendeur was aange-
steld. Deze laatste functie werd omstreeks 1646 waargenomen
door den oud-burgemeester van Tiel, Herman van Leeuwen.
Bij acte van 16 Juni 1646 hechtte het Hof van Gelderland
onder voorbehoud van het op den 26sten October 1615 gepubli-
ceerde plakaat op de vicarieën, zijn goedkeuring aan eenige be-
palingen, welke door graaf Willem Frederik van Nassau, den
Frieschen stadhouder, als Landcommendeur met advies van het
vergaderde kapittel waren vastgesteld t.a.v. de te zijner collatie
staande vicarieën. Zij komen neer op de volgende punten:
) Raadsresolutiën Tiel, 6 Januari 1642.
) Raadsresolutiën Tiel, 30 April 1642.
) Raadsresolutiën Tiel, 10 September 1642
J Raadsresolutiën Tiel, 19 Augustus 1645
Oud-archief Tiel, inv. no. 934, pachtboek van de vicarieën 1644-72
6
-ocr page 431-Vnnrtaan zullen lt;^een vicarieën meer worden geconfereerd voor
^n/er dan 7 of 8 jaren, tenzij de vicarissen intusschen onge-
aualificiertquot; zouden worden; indien zij na afloop van den termijn
Söf gequaliffceerd zijn, zullen zij verlenging mogen aanvragen;
n.iders en andere suffisant wesendequot;, die ten behoeve hunner
•nbsp;quot;anderen om begiftiging met een vicarie verzoeken,
Ihn.iden zUn om vóór de ontvangst van de brieven van
cö laHe^een rSersalne v^nbsp;waarbij zij beloven zich te zullen
hn den fan de volgende bepalingen: a. afleggen van een verklaring
Omtrent feef^d woonplaats en school van dengene, voor wien de
omtrent 'eettijd, woonpi^ iaarlüks een verklaring overleggen, dat
S' r£ i fe'usen^^ozxjr
f Hprmarvaf Leeuwen zal voor het doen der verpachtingen en
hetquot;ontSeTva'nveXsterde vicariegoederen den 20sten penmng
krLen- f voor het reversaal moet ƒ 6 worden betaald; g. op eigen
ES van heï Hof van Gelderland de brieven van mstitutie ver-
Sofken; houdt de aanvrager zich hieraan met, dan verliest de be-
giftigde student de vicarie;
3° tot slot volgen een aantal bepalingen met betrekking tot de positie
van Herman van Leeuwen i).
Herman van Leeuwen werd als ontvanger van de twee derde-
deelen van de vicarieën vanwege den Landcommendeur opge-
volgd door Henrick van Nyendam, wiens commissie „ten op-
sichte van de vicariën binnen Tiel gefundiertquot;, welke de Land-
commendeur hem verleend had, 4 November 1650 door het Hot
van Gelderland goedgekeurd werd^). Nyendam deed de open-
bare verpachtingen der vicarielanderijen tezamen met den eerder
genoemden pachter van de tertiën Antoni van Leeuwen en vervol-
gens met Andries Revelis, pachter der tertiën gedurende de laren
1659-1662, en dr. Herman van Leeuwen, pachter der tertien m
1664 en volgende jaren. Naar alle waarschijnlijkheid is Nyen-
dams functie opgeheven tengevolge van den oorlog van IbU.
Latere ontvangers van de twee derdedeelen van de vicarieen.
staande ter begeving van den Landcommendeur, zijn niet bekend.
De som, die door de pachters van den derden voet der vicarieen
moest worden opgebracht, was zeer verschillend. Antoni van
Leeuwen betaalde ƒ 350 's jaars. Zijn opvolger Andries Revehs
behoefde maar ƒ 225 's jaars te geven, terwijl dr. Herman van
Leeuwen ƒ 200 's jaars gaf. Na het aftreden van dr Herman van
Leeuwen in December 1675 werd Aernt van Cuylenborgh pachter
op dezelfde voorwaarden. Bij raadsbesluit d.d. 22 Juli 1677 werd
de pachtsom verminderd tot ƒ 150 's jaars, omdat gebleken was.
Archief Hof van Gelderland, Commissieboek IV, fol. 165 vso.
Archief Hof van Gelderland, Commissieboek IV, tol. 247.
dat Cuylenborghs werkelijke ontvangsten slechts ƒ 189 bedroe-
gen'). Den 16den Februari 1698 werd de derde voet der vica-
rieën door den Tielschen raad uitgegeven aan den scholtis Ber-
nard Cock voor het luttele bedrag van ƒ 75 's jaars. Hij moest
zooveel doenlijk de verduisterde landerijen opzoeken, een staat
inleveren van alle landerijen met opgave van de begrenzingen
en van de pachters, om ter secretarie te worden bewaard, voorts
alle ambts- en dorpslasten voor zijn rekening nemen en geregeld
zijn „pensioenquot; voldoen^). Te beginnen met 1749, in welk jaar
Jan van Leeuwen pachter werd, bedroeg het jaarlijksche „pen-
sioenquot; ƒ 118 3).
De tertiën moesten vóór den oorlog van 1672 worden verant-
woord in de rekeningen van de presentie- en pastoriegoederen;
men zal echter tevergeefs naar ontvangen bedragen zoeken. Toen
14 Februari 1659 de magistraat na het overlijden van den burger-
kapitein Antoni van Leeuwen (f 1657) voor zes jaren aan Andries
Revelis het inkomen van den derden voet der vicarieën verpacht-
te, moest de pachter ook de achterstallen van voorgaande jaren
voor zijn rekening nemen. Blijkens raadsresolutiën van 6 Februari
en 9 Juli 1662 waren de achterstallen over 1656, '57 en '58 nog
niet ingevorderd. In 1678 kwam, voor zoover de bewaard geble-
ven rekeningen van de drie conventen ons doen zien, voor korten
tijd hierin een verandering ten goede. Blijkens een raadsresolutie
d.d. 10 Augustus 1692 daarentegen waren de tertiën sinds 1682
niet betaald en werd aan Cuylenborgh bevolen het achterstallige
binnen veertien dagen te voldoen overeenkomstig de voorwaar-
den, vermeld in de besluiten van 31 December 1675 en 22 Juli
1677^). Sindsdien werd het van den pachter der tertiën ontvan-
gen bedrag geregeld verantwoord, echter niet meer in de ont-
vangst van de presentieheeren, maar in de ontvangst van het
St. Agnietenconvent, hoewel er geen verband tusschen dit
klooster en de vicariegoederen aanwijsbaar is. Na de op-
neming der conventsgoederen en -inkomsten in de gewone
stadsrekeningen worden, te beginnen met 1775/6, de ontvangen
tertiën hierin opgenomen onder de erfpachten van St. Agnieten.
Raadsresolutiën Tiel, 14 Februari 1659, 31 December 1675, 22 Juli
1677. Vergel. de rekeningen van de drie conventen over 1678-'97, ontvangst
van het St. Agnietenconvent.
Raadsresolutiën Tiel, 16 Februari 1698.
Raadsresolutiën Tiel, 28 Mei 1749; het bedrag van ƒ 118 werd ge-
durende de geheele tweede helft van de 18de eeuw voldaan.
Raadsresolutiën Tiel, 14 Februari 1659, 6 Februari en 9 Juli 1662,
10 Augustus 1692.
Een enkele maal verleende de stad kwijtschelding van het be-
talen van het derdedeel zoo bijv. in 1671 aan Jasper van Brenck,
zoon van ds. Theodorus van Brenck, als bezitter van de Mana
Magdalenavicarie in de St. Walburgskerk, waarvan het tertmm
ƒ 14 beliep, „ende dat ten aensien van dom. Brencks camer-
^quot;quot;in 1^794 verleende het Hof van Gelderland brieven van insti-
tutie aan J. G. van Nes, op wiens de Landcommendeur der Duit-
sche Orde te Utrecht alle te zijner collatie staande vicaneen had
geconfereerd, nl de vicarieën van St. Joseph. Maria Magdalena^
Crispinus. Ursula. O.L. Vrouwe in het Choorken. St. Jan den
evangelist, het H. Kruis, St. Eloy. Antonii et Trium Regum, St,
Catharina, Nicolaus en de Ecksvicarie . De beide vicaneen van
de H H. Catharina en Barbara en van de H. Brigitta, welke bi, de
pastorie van Tiel waren geïncorporeerd, verdwenen geheel ais
zelfstandige stichtingen. In 1645 stond het Hof van Gelderland
aan de stad Tiel toe om zestien morgens land in Wadenoyen,
behoorende tot een niet met name genoemde vicarie, te verkoo-
pen, om de opbrengst te doen strekken tot tractement van den
derden predikant, dien men voornemens was te beroepen. De Hei-
sche magistraat besloot 24 September 1655 van de Landschap
verlof te vragen tot het verkoopen van de goederen van de St.
Brigittavicarie^»). Van de St. Maria Magdalenavicarie werden
de landerijen in Meteren en in Wadenoyen verkocht met toestem-
ming van het Hof in 1658, omdat de provisoren van de Armen-
tafe? in Tiel wegens een schuldvordering op de goederen hadden
geprocedeerd. Het inkomen van deze vicarie bedroeg toentertijd
slechts ƒ 24 's jaars
Van de overige vicarieën zijn ons de lotgevallen na de Refor-
matie niet bekend, de Schilmansvicarie uitgezonderd. Deze was
gesticht ter eere van O.L. Vrouwe in de St. Maartenskerk en
stond ter collatie van een hd uit het geslacht Schilman. Omstree s
1610 werd Lucas Jansz.. zoon van Johan Lucasz. en Em Schil-
ians. dLr zijn oom den raadsheer Henrick Schilman, als collator^
met de vicarie begiftigd. Bij resolutie van 20 December 1610 werd
blz. 114.nbsp;^ ,, , A r^r-imisiiehoek IV, fol. 148 vso, 15 Fe-
~nbsp;'Archief Hof van Gelderland, Commisieboek V, fol. 98 vso. 1 October
1658.
-ocr page 434-hem door den magistraat kwijtschelding van betahng van het der-
dedeel toegestaan . De vader van Lucas Jansz. wist van het Pro-
vinciale Hof te verkrijgen, dat zijn zoon door het Hof ,,ex jure
devolutoquot; werd aangenomen en brieven van institutie verkreeg,
aangezien de vicaris Jan Schilman, personaat te Macharen in Bra-
bant, geen brieven van institutie van het Hof bezat Bij acte
van 31 Mei 1662 keurde het Hof van Gelderland de overdracht
van het patronaatsrecht dezer vicarie door den collator Schiltman
Lucae aan Peter Wolboocker goed; en eenige jaren later beves-
tigde hetzelfde lichaam op verzoek van Catharina de Grand, echt-
genoote van Joost Vijgh, commendeur der Duitsche Orde te Tiel,
den afstand, voor schepenen van Zandwijk op 23 April 1668 door
Peter Wolboocker gedaan aan verzoekster „ten tyde van desselffs
separatie thori et mensaequot;®).
Op Zandwijk waren twee vicarieën, nl. de S. Petri et Pauli
vicarie in het Gasthuis van Zandwijk, staande ter collatie van die
van den gerichte van Zandwijk als Gasthuismeesters, die volgens
het Institutieboek van het Hof nog begeven werd in 1648, en de
vicarie van S. Maria et Sebastianus in de St. Vincentiuskerk,
welke nog op een student geconfereerd werd in 1744 en waarvan
omstreeks 1669 Hillebrandt van Udesheim en Evert Godefridt van
Meerten collatoren waren. Op 22 November van dat jaar vond
het Hof van Gelderland goed. dat Diderick van Els twee morgens
bouwland, welke hij tot nog toe in pacht had. gelegen bij zijn erf
en goed Wittesteyn en gehoorende tot de vicarie Stae. Mariae et
Sebastiani. met goedvinden der beide patronen voortaan in erf-
pacht zou houden .
§ 6. Kerkegoederen en Kerkgebouwen.
Kerkelijke Bedieningen.
Het beheer van de fabriek der St. Maartenskerk in Tiel berustte
in de 15de en 16de eeuw bij twee kerkmeesters®), hetgeen ook na
de Reformatie zoo bleef.
Raadsresolutiën Tiel, 20 December 1610.
Archief Hof van Gelderland, Institutieboek I, fol. 83, 12 Februari 1613.
) Archief Hof van Gelderland, Commissieboek V, fol. 144 vso en fol. 245.
) Mr. F. C. W. Koker, als voren, blz. 46. Archief Hof van Gelderland.
Commissieboek V, fol. 2,36 vso.
®) „Chronicon Tielensequot;, ed. Van Leeuwen, blz. 451: heer Walterus Punt
priester, en Rutgerus de Grippa, „magistri fabrice ecclesie Sancti Martini in
Tyelaquot;, koopen in 1409 twee gradalia en in 1412 twee matitunalia; ibid blz
538: Paulus filius Nycholai en Ghyselbertus filius Philippi. „magistri fabrice
ecclesie Sancti Martini Tylensisquot;, die den door brand mislukten torenbouw
De magistraat van Tiel was opperkerkmeester. Het opperkerk-
meesterschap werd ten tijde van de Republiek bekleed door het
magistraatslid dat, na gedurende twee jaren burgeineester te zt,n
geweest, in dat jaar als president-schepen fungeerde. Het kwam
echter voor. dat een opperkerkmeester eenige jaren achtereen als
zoodanig aanbleef. In de 18de eeuw waren er een tijdlang twee
opperkerkmeesters (oud-burgemeesters). De kerkmeesters werden
ieder jaar op 2 Januari, daags voor de magistraatsbestel mg. door
de leden der regeering gesteld of gecontinueerd op dezelfde w,ze
als de gasthuismeesters, weesmeesters en de provisoren van de
Armen-ambachtskamer .
Bij raadsresolutie van 3 Januari 1714 werd een „wet vast-
gesteld, volgens welke de kerkmeesters jaarlijks rekening zouden
komen doen op den eersten Dinsdag in Juh, de
op den tweeden Dinsdag en de provisoren op den derden Dinsdag
in Juli. Tegelijkertijd werden de advocaat Johan Bartens en de
procureur Gerard de Roever gemachtigd, om in alle voorvallende
zaken de gasthuismeesters, kerkmeesters en provisoren bi, te
staanDe „wetquot; was eigenlijk een uitbreiding van een regeling,
welke door den magistraat II Maart 1711 was vastgesteld voor
de boekhouding van de weeshuismeesters, bij welke gelegenheid
Bartens en De Roever waren geautoriseerd tot het verleenen van
bijstand aan weeshuismeesters®). Uit de door ons geraadpleegde
kerkerekeningen blijkt niet. of de resolutie van 1714 t.a.v. de kerk
meesters ooit geheel ten uitvoer is gelegd.
wTdl kerkmeestersrekeningen betreft, deze werden aanvan-
kelijk gesplitst in rekeningen van ontvangsten en rekeningen van
u tgave'n. welke beide over een jaar liepen. Tot 1651 gesch^
het hooren en sluiten door den magistraat, namens welk lichaam
d stadssecretaris onderteekende. Daarna ondertee^^^^^^^^^^
kerkmeesters meestal zelf de rekeningen. Over 1683-1701 werden
de rekeningen op zeer ongeregelde ti)dstippen ees
teekend door den opperkerkmeester en de beide kerkmeesters. Ze
door den kerkmeester weder »P^^^t^V^l^^hefgietn van
meesters Hubertus Gijsberti fquot; Gu.lielmus Haze zorg^^^ ^^^^nbsp;^^^^
negen klokken in 1552 en loo4; bl^nbsp;jers Hubertus Gijsberti
vijf personen uit de burgerij aan, om den keikmenbsp;kruiswerk,
en Joannes Röver bij te staan bij den '^»quot;quot;^„^^quot;f^netionarissen voor ieder
1)nbsp;Dit blijkt uit de lusten van de stedeUjke tunbsp;^^^
nieuw jaar in de gericbtssignaten van ^ (oud-ai^ehief gemeente Tiel)
vermeld tot 1673 en in de raadsresolutieboeKen (
sinds het jaar 1674.nbsp;. nij
2)nbsp;Raadsresolutiën Tiel, 3 Januari 1714.
3)nbsp;Raadsresolutiën Tiel, 11 Maart 1711.
-ocr page 436-bevatten dan steeds inkomsten en uitgaven in eenzelfde rekening.
Eerst de 18de eeuwsche rekeningen vertoonen een meer systema-
tische indeeling en zijn over 1740-'63 in den regel gehoord door de
twee opperkerkmeesters en den collega van den administreerenden
kerkmeester. Voor het invorderen van tynsen, renten e.d. had men
gewoonlijk een afzonderlijken ontvanger of procurator^).
De belangrijkste bron van inkomsten waren de graf- en lui-
gelden en de gelden voor de zitplaatsen. Toen de kerkeraad zich
beklaagde over „den soberen toestant van de Martenskerck, die
nauwelicx vermogen is hebbende om de behoorlicke reparatie van
't gebouw derselver te onderhoudenquot;, bracht de magistraat bij re-
solutie van 16 Februari 1657 een tariefsverhooging tot stand voor
het gebruik van doodsbaren, het begraven, enz. Ook de diaconie
verkreeg een gering aandeel hiervan. Den 23sten Augustus 1699
vond de magistraat goed, dat de materialen, komende van het ver-
vallen koor, in het openbaar zouden worden verkocht, om van de
opbrengst de kerk te laten herstellen „tot voorcominge van ge-
dreygde ruïnequot;, aangezien de gewone middelen van de kerk on-
toereikend waren. Ruim dertig jaren later stond de raad toe, dat
de materialen van het koor, dat toen geheel afgebroken werd, aan
de St. Maartenskerk ten goede zouden komen
De kerkmeester Hendrick Hack ontving over 3 September 1648-
3 September 1649 ƒ 1746-2 st.-4 penningen en gaf uit ƒ 1760-7 st.-
10 penningen. De inkomsten waren dus vrij aanzienlijk. De „sobere
toestantquot; vond vnl. zijn oorzaak in de lasten, waarmede de kerk
bezwaard was, zooals onderhoud van kerk en toren met de klok-
ken, koren en varkensvleesch op gezette tijden ten behoeve van de
armentafel, kaarsen, reparatie en schouw van den kerkedijk op
Zandwijk, tractementen voor den kerkwachter of hondenslager en
voor den orgeltreder. Blijkens de kerkerekeningen vielen ook her-
stellingen aan het orgel in de 17de eeuw onder de kerkelijke uit-
gaven, iets wat gaandeweg veranderde, zoodat het orgel in de 18de
eeuw geheel op kosten van de stad en van de conventen werd
onderhouden en op dezen grond omstreeks 1799 als stedelijk eigen-
dom werd aangemerkt.
Bij het verdrag van 5 Januari 1317, waarover in de eerste para-
graaf gehandeld is, was o.m. vastgesteld, dat de ,,universitasquot; der
) In het oud-archief der Ned. Hervormde Kerkelijke Commissie te Tiel
berusten rekeningen van de kerkmeesters over 1648-'70 en 1683-1762.
Raadsresolutiën Tiel, 16 Februari 1657, 23 Augustus 1699, 2 Januari
-ocr page 437-stad Tiel, d.i. de burgerij, gerechtigd was tot de kosterie en het
gelui (luigeld) der parochiekerk tezamen met den parochiepastoor.
Blijkens een door heer Petrus van Teeffelen opgestelde instructie
voor den koster werd deze functionaris aangesteld door pastoor
en kerkmeesters^). Na de Reformatie behield de magistraat zich de
benoeming voor. Gedurende de 17de en de 18de eeuw was de
koster volgens zijn instructie gehoorzaamheid verschuldigd aan den
magistraat, de predikanten, den kerkeraad en de kerkmeester. H,
bewoonde een aan de kerkfabriek behoorend huis op het St. Maar
tenskerkhof en ontving een vast salaris, hetwelk door den opper-
kerkmeester, zoo noodig. kon worden gewijzigd^). Kostenevermo-
qen was er niet.nbsp;. j c. n«.-;
De koster der St. Maartenskerk deed ook dienst in de St. Leci-
liën- of Kleine kerk, sinds het gebouw op last van den magistraat
voor den Gereformeerden eeredienst ingericht was ) Met dit
kerkgebouw hadden de kerkmeesters als zoodanig geen bemoeiing.
Op 22 Januari 1676 werd bij raadsresolutie het kosterssalans be-
paald op ƒ 150 's jaars. welke som in hoofdzaak zou gevonden
worden uit het stoelgeld, een heffing van 12 stuivers P- jaar v^
elke zitplaats, waarvan aan de kerk en V« aan den koster ten
goede zou komen. Blijkens de rekening van den gewezen kerk-
Lester Godefried Scheers over 1683--86 werden de volgende
Tr c ementen betaald: den voorlezer ƒ 200 en ƒ 250. den organist
Gerit Adriaensz. van Schayck ƒ 150 en ƒ 350-5-0. mr. Aa t van
Linste f 50 en nog ƒ 100, den koster ƒ 150 over het jaar 1685, ver
m^derd met ƒ 23:i0-0 van het luigeld, ƒ 15 wegens sc oonma
ken van de kerk. ƒ 7-10-0 voor het schuren van de kronen en
IZ voor maandgeld, de hondenslageres ƒnbsp;^^^
van de rekening over 1683--85 van Maria van der Marck^ weduwe
van den kerkmeester Johan van Eek, werd f-^Joven betaaW.
den voorlezer ƒ 40; Gerit Adriaensz. van Schayck ƒ 82 en 93^
mr Aar°t van dnste ƒ 63. den koster ƒ 162. de jageres 1
stuivers per week. Een magistraatsbesluit d.d. ^ ^ fquot;
lastte de kerk van het betalen van den organist, den voorlezer en
den koster. De voorlezer werd ten laste der conventen gebracht
Ï organ t van de stadsinkomsten, terwijl de koster voortaan he
JoeTgeld geheel zou genieten met nog ƒ 50 Deze resolutie is met
quot;ITirrs. van Veen, „HandboeUje van den T^elschen pastoor Petrus
vai! Teeffelenquot; in: ^.A-hif Aartsbisdom UtrecM XU^^^nbsp;^^^^
Raadsresolutiën Tiel, 10 Aprd 1624 31nbsp;September 1634,
3nbsp;Raadsresolutiën Tiel. 30 Januar. en 27 Maart ID.3.^nbsp;P
4nbsp;Raadsresolutiën Tiel, 7 October 1696.
-ocr page 438-ten volle uitgevoerd. De kerkerekeningen bleven nog geregeld
posten vermelden wegens het salaris voor den organist, nl. ƒ 200
^nbsp;'s jaars. Alleen werd gedurende een aantal jaren het tweede orga-
nisten-salaris voor Aart van Linste op de stadsrekening of op de
conventsrekeningen gebracht^). De voorlezer kreeg ƒ 150 jaarlijks
uit de geestelijke goederen.
Evenals de doodgraver ontving de koster emolumenten, sprui-
tende uit de rechten wegens het openen van groeven, gebruik van
doodsbaren e.d. Het bedrag, dat de koster wegens zijn dienst in de
Kleine kerk genoot, werd in 1793 op ƒ 12 's jaars gebracht^).
Het onderhoud van den toren der St. Maartenskerk berustte bij
de kerkmeesters, afgezien van het uurwerk, waarvan het regelen
en in orde houden op kosten van de stad geschiedde. De organist
was tegelijk klokkenist. De in de kerkmeestersrekeningen geregeld
voorkomende posten voor nieuw klokketouw, riemen e.d. wijzen
er op, evenals een 17 Juni 1684 geboekte ontvangst van ƒ 9 van
Ephraïm Moses voor de aan hem verkochte 30 £ klokspijs, dat de
torenklokken de Reformatie ten laste van de kerkfabriek kwamen
Toen ingevolge additioneel artikel 6 tot de acte van Staatsrege-
ling van 1798 de schatting en het verdeelen van de kerkgebou-
wen en pastoriehuizen onder de gezindten naar gelang van het zie-
lental aan de orde moest worden gesteld, verklaarden de burgers
J. van Leeuwen en C. Campagne, die door den magistraat met
het samenstellen van een desbetreffend rapport belast waren, op
28 Februari 1799: „Ulieder gecommitteerdens... hebben, zo ver
haar is voorgekomen, uit de retroacta's, van welken aart en na-
tuur ook, de verdere origine van het Groote kerkgebouw, nament-
lijk uit welke cassa hetzelve is betaalt geworden, niet kunnen op-
spooren, daar niets dienaangaande in 't zeekere te vinden isquot;. De
Groote kerk kon dus niet ..door aanbouw uit de afzonderlijke Kas
der Gemeentequot; als ..bijzondere en wettige eigendomquot; der Her-
vormde gemeente beschouwd worden.
Zie bijv. stadsrekeningen over 170,3/4 en 1705/6 (oud-archief Tiel inv.
nos. 355 en 357); in de stadsrekening over 1708/9 (inv. no. 360) staat ge-
apostilleerd, dat de uitgaafpost voor Aart van Linste in het toekomende „in
de conventenquot; (-rekeningen) moet worden ingebracht, hetgeen dan ook in de
conventsrekening over 1710 (inv. no. 836) te zien is.
2) Raadsresolutiën Tiel, 15 Juni 1793.
Zie de kerkmeestersrekeningen in het oud-archief der Kerkelijke Com-
missie te Tiel. Een uitgaafpost wegens den toren in 1649/50: „Noch betaelt
Wolfert den ketelboeter de some van vier gulden - 3 st. - wegens den pijn-
appel! op den tooren als anders, den ouden isser tegen affgetrocken, den
25. dito (Juni),..... (f) 4 - 3 - Oquot;. In andere steden, zooals bijv. Arnhem en
Nijmegen, werd de toren uit de stadskas onderhouden en niet uit de
kerkfabrieksinkomsten.
Augustus 1808 no. 26^) en ingevolge de nadere aanschrijving
van den Landdrost van Gelderland van 9 December 1809 door de
stad Tiel overgedragen aan het Hervormd Kerkgenootschap (d.i.
de Ned. Hervormde gemeente te Tiel) met bepaling, dat de
Lutherschen, zooals tot dusverre gebruikelijk was geweest, in de
Kleine kerk hun godsdienstoefeningen zouden blijven houden. De
toren met de klokken van de Groote kerk zou aan de stad blijven
en van stadswege onderhouden worden, waarvoor de stad de
voordeelen van het gelui (luigeld) zou genieten^). Pastoriehuizen
. Gedrukt als bijlage 9 vaa P. Noordeloos, „De Restitutie der Kerken
^X^^otleübSeboek van den magistraat (oud-arcbief Tiel,
c. C. van Lidtb de ^e, S^
Riemsdijk, als bij dispositie van den 6 dezer maand verzocht en gecommit
teerd om de Magistraat te dienen van advijs omtrent hetgeen na den Ie van
Louwmaand 1810 diende te worden geobserveerd omtrent de betalmg aer
kerkelijke beambten, en het overgeven der gebouwen en goederen aan het
Hervormd Kerkgenootschap, na aanleiding van het Konmkhjk Decreet van
den 2 van Oogstmaand 1808, en ingevolge de nadere aanschrijvmg van lt;ten
Heere Landdrost, van den 9e dezer, tenderende dat Zijl. na gehoudene con-
ferentie met Gecommitteerdens uit den Kerkenraad der Hervormde Gemeente
binnen deze stad met dezelve zijn overeengekomen omtrent de navolgenae
Pomcten:nbsp;j ct h
Vooreerst, dat de Kleine Kerk tot hiertoe als een eigendom van de btad
beschouwt en door dezelve onderhouden, zal worden overgegeven met het
daarop staande torentje, aan de Hervormde Gemeente, en ook door dezelve
onderhouden worden onder voorbehoud, dat de Lutherschen daarm zoo als
tot hier toe is gebruikelijk geweest hunne godsdienst oeffenmg zullen blijven
nitoeffenen.nbsp;^ ,
Reserverende de Magistraat alleen voor zich het gebruik der twee banken,
te voren altoos door de Leden der Regering bezeten, als mede de banken
quot;^oer de Gasthuis- en Weeshuismeesteren en de Leden van het Algemeen
Armen bestuur en eindelijk de banken voor de Schooien en Rector.
2°. Ten opzichte van de Groote of St. Maartenskerk, dat het Orgel zoude
worden overgegeven aan het Hervormd Kerkgenoodschap onder be-
paling, dat L reparatie, schoonmaken en intoneren van hetzelve
door de Gemeente zal worden bekostigd op dezelfde conditiën, als
daar van ter Stads Secretarie zijn berustende, reserverende de Ma-
gistraat ten allen tijde het vrije gebruik van het zelve orgel door den
Stads Muziekmeester, wanneer zulks nodig mogt wezen nemende
de Stad aan zich het betalen van den Stads Muziekmeester, zooals
tot hiertoe is geschied.
3°. Dat aan den Koster als Orgeltreder voor het gebruik van het zelve
boven hetgeen hem door de Gemeente zal worden toegelegd door
de Stad zal worden betaald 6 - 16 -.
4°. Dat de toorn met de klokken en al hetgeen daar verder toebehoord
zal blijven aan de Stad, en door dezelve worden onderhouden, waar
voor de Stad de voordelen van het gelui zal genieten.
5°. Dat den Koster als Klokkenluider en tevens als opzigter der Be-
graaffenissen van Stadswegen zal genieten een tractement van 50
guldens.
stadsrekeningen over 1633 e.v. bevatten dergelijke uitgaven niet.
Aanvankelijk werd de St. Ceciliënkerk onderhouden door den
rentmeester der verhuurde kloosterhuizen, later door den rent'
meester van het St. Ceciliënconvent. De kerk is dan ook tege-
lijk met en op dezelfde wijze als de overige conventsgoederen op
den duur stadseigendom geworden; zij wordt sinds 1775 in de ge-
wone stadsrekeningen vermeld. Ook het torentje kwam steeds ten
laste van de conventsgoederen en deelde in de lotgevallen van
het kerkgebouw.
Met de St. Agnietenkerk was het aanvankelijk evenzoo, alhoe-
wel dit gebouw na de Reformatie nimmer als kerk gebruikt werd.
Kerk en toren werden onderhouden op kosten van den rentmees-
ter der verhuurde huizen van St. Agnieten en van St. Ceciliën,
later door den rentmeester van het St. Agnietenconvent. Op het
torentje was een stadsuurwerk, evenals op den St. Maartenstoren
en op het Gasthuis, waarvan de zorg (bijv. gelijk zetten) ten laste
van den stadsrentmeester en niet ten laste van de onderscheiden
godshuizen kwam^). Op den zolder van de St. Agnietenkerk werd
de armenturf bewaard. Na de in gebruik neming van een gedeelte
der kerk in 1656 voor Latijnsche school, een gebruik, dat in over-
eenstemming met de pieuze bestemming der geestelijke goederen
geacht kan worden, is men dit gedeelte van het gebouw als stads-
eigendom gaan beschouwen. Het koor werd gedurende vele jaren
afzonderlijk verhuurd; de helft ervan was tot 19 Augustus 1690
verpacht aan Anthony Pronk, maar werd in 1694 door de stad
„naer sich getrockenquot;. Zoo verdween de St. Agnietenkerk geheel
uit de conventsrekeningen, al bleef men de niet meer ontvangen
pacht van het koor nog eenige jaren „pro memoriequot; vermelden^).
Het gebouw van de Latijnsche school was volgens het rapport
van Van Leeuwen en Campagne van 1799 eigendom van de stad;
het werd uit de stadskas onderhouden.
De Groote of St. Maartenskerk en de Kleine kerk werden met
ingang van 1 Januari 1810 krachtens Koninklijk Decreet d.d. 2
Raadsresolutiën Tiel, 1606 Mei 26, en de gewone stadsrekeningen
passim.
Zie de conventsrekeningen over 1678-1700 (inv. nos. 806-827). Over de
inrichting van een gedeelte (het schip) van de St. Agnietenkerk tot Latijnsche
school, zie raadsresolutiën van 16 Jan., 13 Febr., 5 Maart, 2 en 19 Juli
1656; de oude school en het huis van mr. Bastiaen op het St. Walburgs-
kerkhof werden verkocht; deze oude school was voortgekomen uit de
vroegere kapittelschool. Na de verplaatsing naar de St. Agnietenkerk werd de
rector gehuisvest in het huis van het St. Agnietenconvent, waarin wijlen
ds. Bertramus ^ Laer gewoond had.
•Augustus 1808 no. 26^) en ingevolge de nadere aanschrijving
Van den Landdrost van Gelderland van 9 December 1809 door de
stad Tiel overgedragen aan het Hervormd Kerkgenootschap (d.i.
^^ Ned. Hervormde gemeente te Tiel) met bepaling, dat de
Lutherschen, zooals tot dusverre gebruikelijk was geweest, in de
Kleine kerk hun godsdienstoefeningen zouden blijven houden. De
^oren met de klokken van de Groote kerk zou aan de stad blijven
van stadswege onderhouden worden, waarvoor de stad de
voordeelen van het gelui (luigeld) zou genieten^). Pastoriehuizen
. Gedrukt als bijlage 9 van P. Noordeloos, „De Restitutie der Kerken
'n den Franschen Tijdquot;, 1937.nbsp;. , , . u t,vi
. Resolutie- of deliberatieboek van den magistraat (oud-archief Tiel,
quot;»V. no. 1243), 20 Wintermaand 1809:
^.»Is gehoord Rapport van de Heeren C. C. van Lidth de Jeude, Schuil en
f'emsdijk, als bij dispositie van den 6 dezer maand verzocht en gecommU-
;®erd om de Magistraat te dienen van advijs omtrent hetgeen na den Ie. van
f^ouwmaand 1810 diende te worden geobserveerd omtrent de betaling der
^erkelijke beambten, en het overgeven der gebouwen en goede^n aan het
Hervormd Kerkgenootschap, na aanleiding van het Koninklijk Decreet van
ïï^n 2 van Oogstmaand 1808, en ingevolge de nadere aanschrijving van den
quot;eere Landdrost, van den 9e dezer, tenderende dat Zijl., na gehoudene con-
'«entie met Gecommitteerdens uit den Kerkenraad der Hervormde Gemeente
finnen deze stad met dezelve zijn overeengekomen omtrent de navolgenae
poincten:
l^ooreerst, dat de Kleine KerTc tot hiertoe als een eigendom van de Stad
beschouwt en door dezelve onderhouden, zal worden overgegeven niet het
quot;aarop staande torentje, aan de Hervormde Gemeente, en ook door dezelve
onderhouden worden onder voorbehoud, dat de Lutherschen daarin zoo als
'O' hier toe is gebruikelijk geweest hunne godsdienst oeffening zullen blijven
'^'toeffenen.nbsp;^ .
^ Reserverende de Magistraat alleen voor zich het gebruik der twee banKen,
f voren altoos door de Leden der Regering bezeten, als mede de banken
de Gasthuis- en Weeshuismeesteren en de Leden van het Algemeen
Armen bestuur en eindelijk de banken voor de Schooien en Rector.
2°. Ten opzichte van de Groote of St. Maartensherk, dat het Orgel zoude
worden overgegeven aan het Hervormd Kerkgenoodschap onder be-
paling, dat de reparatie, schoonmaken en intoneren van hetzelve
door de Gemeente zal worden bekostigd op dezelfde conditiën, als
daar van ter Stads Secretarie zijn berustende, reserverende de Ma-
gistraat ten allen tijde het vrije gebruik van het zelve orgel door den
Stads Muziekmeester, wanneer zulks nodig mogt wezen, nemende
de Stad aan zich het betalen van den Stads Muziekmeester, zooals
tot hiertoe is geschied.
Dat aan den Koster als Orgeltreder voor het gebruik van het zelve
boven hetgeen hem door de Gemeente zal worden toegelegd door
de Stad zal worden betaald 6 - 16 -.
Dat de toorn met de Mokken en al hetgeen daar verder toebehoord
zal blijven aan de Stad, en door dezelve worden onderhouden, waar
voor de Stad de voordelen van het gelui zal genieten.
Dat den Koster als Klokkenluider en tevens als opzigter der Be-
graaffenissen van Stadswegen zal genieten een tractement van 50
guldens.
werden niet overgegeven^). Vroegere geestelijke goederen zijn,
afgezien van de St. Ceciliënkerk, die tot het St. Ceciliënklooster
behoord had. door de stad niet afgestaan.
De kerkfabriek van Zandwijk werd vóór de verwoesting der kerk
door twee kerkmeesters beheerd. Als zoodanig vindt men in 1569
de burgemeesters Willem Broeris en Derick van Maesacker ge-
noemd^). Een gedeelte van een rekening van Derick van Maes-
acker van de kerk en het Gasthuis op Zandwijk, welke door de
heeren van den gerichte van Zandwijk 13 Februari 1572 gehoord
en gesloten werd, nl. de uitgaven en het slot, is nog bewaard ge-
bleven®). Kerk en Gasthuis vormden voor de administratie één
geheel^). Na de verwoesting van de St. Vincentiuskerk en van
het Gasthuis omstreeks 1582 werden de kerke-, kosterie- en Gast-
huisgoederen vereenigd met des gerichts eigendommen en als zoo-
6 . Dat verder ingevolge art. 6 van gemeld Koninglijk besluit na den
Ie. van Louwmaand 1810 uit Stadskasse geene betalingen meer zullen
worden gedaan aan de Kerkelijke bedienden of eenige objecten van
den Eeredienst, maar dat dezelve moeten komen ten lasten van het
Kerkelijk Genootschap, hetwelk zij dienen.
En 7°. Dat wijders de Predikstoel, Consistorie- en alle de banken, tot hier
toe door de Stad onderhouden, mede zullen worden overgegeven aan
de Kerk, wordende echter ten gebruike voor de Leden der Regeering
gereserveerd de tegenswoordige Regentenbank als mede de bank
van het voormalig Gerigt van Zandwijk, en ook des nodig bevonden
wordende de gewezen Hoofdofficiersbank achter de Regentenbank,
de tegenswoordige Burger- en Militaire Officiersbank, de banken
voor de Gasthuis- en Weeshuismeesters en Leden van het Algemeen
Armen bestuur. Vier banken voor de Latijnsche Schooien en die
voor de Rector, vier banken voor de fransche School, de Deurwaar-
dersbank, en de banken voor de weeskinderen. Kunnende omtrent
die banken, die in tijd en wijlen mogten nodig bevonden worden,
altoos nadere schikkingen met kerkmeesteren worden gemaakt.
Bij de Magistraat op voorsz. rapport gedelibereerd zijnde, heeft goed ge-
vonden zich met dezelve te confirmeren, converterende dienvolgens bij deze
het zelve Rapport in eene dispositie, met dankzegging aan voorn. Heeren
voor genomene moeiten in dezen.
De Heer Ten Bosch heeft verzocht aanteteekenen, dat zijn Ed. niet mede
heeft gecoiicurreerd tot het naasten van de bank van het voormalig Geregt
van Zandwijk, omdat dezelve voor een onbepaalden tijd tegen een jaarlijksche
huur aan onderscheidene personen, door de Kerk is afgestaanquot;.
Resolutieboek van den magistraat en gecommitteerdens uit de Burger
Gemeente 1806-1811 (oud-archief Tiel, inv. no. 1246), 1.3 Zomermaand 1810,
antwoord van den magistraat naar aanleiding van een toegezonden extract
uit het verbaal van den Landdrost van Gelderland voor de Politie en Oecono-
mie van 30 Bloeimaand 1810 no. 11, houdende communicatie van het Konink-
lijk Decreet d.d. 18 Bloeimaand no. 21.
Oud-archief Tiel, inv. no. 1785, reg. no. 138, gedrukt „Archief Aarts-
bisdom Utrechtquot;, XXXIV, blz. 154.
®) Ond-archief Tiel, inv. no. 1764. Ontvangst totaal 350 keizersguld., 47 gl.
en 7 st. en de uitgaaf totaal 400 keizersguld., 4 gl. en 16 st.
quot;•) Het Zandwijksche gasthuis is dus een parochiale fundatie geweest.
-ocr page 443-'■anig in de gewone dorpsrekeningen opgenomen'). Dit kon hier
9emakkehjk, aangezien kerspel en gericht samenvielen. Wel bleef
nog uit gewoonte spreken van „kerckenlantquot; in Zandwijk,
Meel en Zoelen, evenzoo van kosterieland, maar de opbrengst
kwam ten goede aan het gericht en niet meer aan eenig kerkelijk
of Pieus doel.
Alleen het kerkhof op Zandwijk bleef in wezen en in gebruik.
Er bevond zich een torentje bij met een luiklok. De portier moest
de luigelden verrekenen met de burgemeesters, zooals blijkt uit een
bewaard gebleven rekening van den portier Wyllem Rutgersz.
over 1642/45^). Dit kerkhof was in 1610/12 voor een gedeelte ver-
Pacht en werd eveneens als des gerichts eigendom beschouwd.
De eigendommen van het gericht van Zandwijk werden stads-
eigendom tengevolge van de vereeniging van Zandwijk met Tiel
1798.
Oud-archief Tiel, inv. nos. 1615 en 1517, rekenmgen van rentmeesters
van het gericht van Zandwijk over 1610/12 en over 1613/24. De 2 keurvim-
®en 's jaars, die de kerkfabriek van Zandwijk uit de Zandwijksche kerspel-
tienden placht te ontvangen, werden na de vernietigmg van het kerkgebouw
ontvangen door het gericht van Zandwijk (vergel. de acte van transport van
ae helft der Zandwijksche tienden door het kapittel van St. Jan te Utrecht
aan de stad Tiel van 1758, oud-archief Tiel, inv. no. 622).
) Oud-archief Tiel, inv. no. 1765.
-ocr page 444-B. Zaltbommel.
§ 1. De Parochie Zaltbommel vóór de Reformatie.
Omstreeks 1280 vindt men voor de eerste maal gewag gemaakt
van de „ecclesia de Bomlequot;, zonder dat wij iets naders verne-
men i). Uit den brief van 13 April 1303, waarbij het Domkapittel
te Utrecht de oprichting van een college van een deken en negen
kanunniken in de Bommelsche parochiekerk goedkeurt, blijkt, dat
tot op dien tijd het recht van presentatie, collatie en institutie ten
volle toekwam aan den thesaurier van den Dom^). Ook behoor-
den de Bommelsche parochietienden tot de thesaurie van den
Dom^'). De priester („sacerdosquot;), die de zielzorg uitoefende, ge-
noot een prebende. M.a.w. de Zaltbommelsche parochiekerk was
geïncorporeerd bij de Domthesaurie, terwijl de cure namens den
thesaurier waargenomen werd door een vicaris, wiens canonieke
portie tot een beneficie („prebenda presbiteralisquot;) uitgegroeid
1)nbsp;Sloet, „Oorkondenboek van Gelre en Zutphenquot;, no. 972 (1276-1281).
Over het ontstaan van de stad Zaltbommel en van den tegenwoordigen dorps-
polder Zaltbommel, die voortgekomen is uit de geërfdengemeenschap in het
Bommelsche veld, zie Jhr. Mr. Martens van Sevenhoven, „Marken in Gelder-
landquot;, blz. 174.
2)nbsp;Oprichtingsbrief van het Kapittel van Zaltbommel d.d. 13 April 1303 in
,.Het Rechtsboek van den Dom te Utrecht door mr. Hugo Wstincquot;, uitgeg.
door Mr. S. Muller Fz. (Werken der Ver. tot uitgave der bronnen van het
Oude Vaderl. Recht, Ie reeks no. 18, 1895), blz. ,39: „....dominus Gerhardus
de Nassouwen, nostre ecclesie (sc. Maioris ecclesie Traiectensis) thesaurarius,
et Bernardus de Vuren, canonicus ecclesie sancti Petri Traiectensis, conside-
rantes, quod.... et quod in ecclesia parrochiali de Bomel, .... cuius ad
thesauranum nostre ecclesie presentacio, collacio et institucio pertinet pleno
lure, constituta in loco sollempni multum habundante et affluente populo
unicus tantummodo deserviens sit sacerdos____ ordinaverunt circa dictam
ecclesiam de Bomel tantum de bonis suis... . impendere, ut in ea collegium,
habens unum decanum et novem canonicos,____ ordinetur____quot;.
®) Volgens latere gegevens (rekening van de Domthesaurie van heer Jo-
hannes Bruhesius over 1562/63: onkosten in verband met het verkoopen van
de „decimas minores thesaurariequot; en van de „decimas maioresquot; te Bommel;
pachtbrief van de grove en smalle tienden in het gerecht van Bommel voor
Jan van Leuwen, burger van Utrecht, d.d. 12 November 1550, memoriën betr.
gerechtigheden en inkomsten der Domthesaurie uit de 17de en 18de eeuw
archief Kapittel ten Dom te Utrecht, inv. nos. 2541, 2524 en 2520) behoorden
aan de thesaurie ten Dom de grove en smalle tienden te Zaltbommel. In 1303
bestemde de thesaurier met goedvinden van het Domkapittel de smalle tien-
den voor het nieuw opgerichte Bommelsche kapittel. Men vindt deze smalle
tienden vermeld in de rekeningen van den rentmr. der geestelijke goederen in
het kwartier van Bommel over 1579/87 (Rijksarchief Arnhem) onder de in-
komsten van hel Bommelsche kapittel. De Domthesaurie heeft kennelijk de
tiendgerechtjgdheid van de vruchten van nieuwgeteelde gewassen behouden.
as. De parochie van Zahbommel omvatte stad en schependom
in dien naam. Vermoedehjk hebben de kerspelgrenzen zich
^rspronkehjk verder uitgestrekt^). De kerk was gewijd aan St.
Martinus.
In het jaar 1303 deden Gerhardus van Nassouwen. thesaurier
ten Dom te Utrecht, en Bernardus van Vuren, kanunnik van St.
Pieter aldaar, eenige belangrijke giften, waardoor de verheffing
der Zaltbommelsche kerspelkerk tot collegiale kerk mogelijk
^erd. Bij de stichting werd het volgende bepaald:
onder voorbehoud van een congrue portie voor den priester, aie
met de „cura parrochialisquot; belast zal zijn;
2°. de Domthesaurier zal den smallen tiend c a die aan de , custo-
diaquot; 2) van den Dom toekomt, afstaan ten behoeve van het nieuwe
kapittel;
3°. Bernardus van Vuren zal de 100 zwartenbsp;Pf ^ J^t
hij in censu suo pleegt te ontvangen, afstaan ten behoeve van het
nieuwe kapittel;
4°. de bezitters der canonicale prebenden zuUen priesters
moeten zijn of binnen den t.]d van een jaar de Pf.'estf ^ f'quot;^
vangen; zij moeten zweren, dat z.j persoonlijk di^t zullen doen
op straffe van verlies van hun prove; binnen een Jf^Am de ore-
gehouden hebben hun functie waar te nemen, zal de collato^ pre
bende op een anderen geschikten persoon moeten confereeren,
5°. de „fundator principalisquot; Bernardus van Vuren levenslang het
recht hebben om den deken te presenteeren en alle prebenden te
begeven; na zijn dood zal de thesaurier ten Dom v^r * hiertoe
fferechtiffd ziin ( ... eciam ordinaverint, ipsum dominum Bernar
d '^Vureï f\;ndatoreni principalem dicti -l^egii presentac^
decanatus et collacionem omnium Pgt;-ebendarum quamdm v xen
thesaurarium vero quemcumque quot;ostre eccles e pro tempore prese^^
tacionem decanatus et collacionem prebendarum post mortem ipsius
perpetuo optenturum......quot;)•
Den 13den April 1303 hechtten deken en kapittel van den Dom
te Utrecht hieraan hun goedkeuring onder toevoeging van het
T^^^ogen dit afleiden uit de li,ging vannbsp;Boel^rf'
f ukken betr. de openbare verpachting van d® quot;groo e th.ende op Boe^^^^^^^
toebehoorende aan den Domthesaurier, iquot; 1568 ennbsp;waren er 8 tiend
Wokken, nl. Ie. de Burchwall, Toei.ath en Stelth. 2e. de Meetel, 3e. de Lor^e
Oeck of Oeyck met het Oenselsche sandt, des Gasthuysnbsp;Ve?rfrhden on
«•ek, 4e. de Cocxcampen, 5e. d-. Com met de Reepen en de Vernchden op
Brueckom (= Bruchem), 6e. de Spelwardt en de Tynnmgen, 7e de Koewey
^et de Sandtcamp
en de Voetacker, 8e. de Verricht ^arcniei «.di
Ter:i:r^or^ri^Yctequot;:tal?l.predicte decime minute thesaurie, ipsi collegio
ecdeslae ^ni^ et o«™
gel. Ducange). Bij het kapittel van Oudmunster te Utrecht heeft zich mt de
thesaurie de custodie afgLheiden als een zelfstandig beneficie waarvan de
bezitter priester moest zijn (charters Oudmunster d.d. 1371 en 1471, 1ste afd.
en 2de afd. 749). Bij den Dom is dit niet het geval geweest.
volgende: iederen keer, wanneer door den thes;
Dom een nieuwe deken zal gekozen zijn, zal de g
dellij k aan het Domkapittel gepresenteerd moete
hem vervolgens aan den bisschop ter confirmatie zal voordragen.
De deken van het Zaltbommelsche kapittel zal den eed van trouw
en gehoorzaamheid moeten afleggen aan het Domkapittel, alvo-
rens het bestuur over de decanie te aanvaarden. Rijst er twist
tusschen de kapittelheeren onderling, dan zullen zij zich tot het
Domkapittel moeten wenden ter beslechting van het geschil.
Deken en kapittel van Zaltbommel zullen zich gedragen naar de
statuten en gewoonten van de Domkerk te Utrecht en tot gehoor-
zaamheid en reverentie aan deken en kapittel ten Dom gehouden
zijn.
De oprichting van het Zaltbommelsche kapittel werd goedge-
keurd door den bisschop van Utrecht en 53 jaren later door den
paus
I-let vermogen van de presbyterale prebende van den met de
zielzorg belasten priester was vereenigd met de ,,mensa capitu-
larisquot;. De cure werd evenwel niet aan het nieuw opgerichte ka-
pittel opgedragen en bleef ter collatie staan van den thesaurier
van den Utrechtschen Dom. Gewoonlijk werd zij gegeven aan
een der leden van het kapittel. Uit brieven van de jaren 1564 en
1565 blijkt, dat de inkomsten van den cureit bestonden uit de
„iura stolaequot; en 14 a 15 florenen 's jaars uit een zeer klein benefi-
cie („beneficiolumquot;). dat bij de cure (cura pastoralis) geïncorpo-
reerd was. Waarschijnijk wordt met dit beneficie het aequivalent
van de congrue portie bedoeld®).
Th. Ing. Welvaarts, prior „Het Kapittel van Zaltbommel naar de archie-
ven van Postel's Abdij 1331-1594quot; in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; XIX, blz.
250. Dr. R. Post, „Supplieken aan de Pausen Clemens VI, Innocentius VI en
Urbanus V, 1342-1366quot; in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; LX, blz. 1 en 225,
no. 468 (1357 Februari 1).
Welvaarts, als voren, blz. 238 e.v. Archief van het kapittel ten Dom,
Rijksarchief Utrecht, inv. nos. 2521, 2527 en 2528. Den 22sten October 146;i
(inv. archief Domkapittel no. 2527) hechtten deken en kapittel der kerk van
Utrecht (Dom) hun goedkeuring aan een overeenkomst tusschen Milo .lohan-
neszoon, kanuhnik der parochiale en collegiale kerk van St. Martinus te Zalt-
bommel, en deken en kapittel van Zaltbommel eenerzijds, en Arnoldus Veer,
kanunnik en cureit te Zaltbommel en Walterus van Gouda, proost van St.
Pieter en thesaurier van den Dom te Utrecht, anderzijds, waarbij Milo als
syndicus en gemachtigde van het Zaltbommelsche kapittel belooft, om binnen
3 dagen, desverlangd, aan Arnoldus Veer de cure der Zaltbommelsche kerk af
te staan, terwijl Veer krachtens de op hem door den thesaurier ten Dom
gedane collatie de cure zal aanvaarden; ook wordt uitdrukkelijk vastgesteld,
dat het recht van collatie uitsluitend aan den thesaurier ten Dom staat, zon-
der dat het Zaltbommelsche kapittel zich daarmede mag inlaten; de thesau-
Een afzonderlijk beneficie vormde de decanie. Het stond onder
de administratie van den deken van Zaltbommel, die het beheer
ook wel opdroeg aan den rentmeester van het kapittel.
De deken en de kanunniken, die in volle residentie waren, ont-
vingen naar uit den aanstellingsbrief voor Peter dc Groot als
rentmeester blijkt (12 October 1566), op de dagen, welke voor-
afgaan aan de feesten van Pinksteren. St. Jacob. St. Bavo (Ba-
mis). St. Maarten. Kerstmis. St. Petrus ad cathedram en Paschen
ieder 10 carolus guldens d.w.z. 70 carolusguldens over een geheel
jaar De prebende was dus aanzienlijk hooger dan in Nijmegen ).
Van de talrijke in Zaltbommel gestichte vicarieën dateert geen
enkele voor zoover bekend, van vóór 1303. Misschien zijn alle
toen bestaande vicarieën ingelijfd bij het nieuw gestichte kapittel.
De vicarissen vormden een college van koorgezellen, dat over een
eigen fonds beschikte (presentiegoederen). Hun statuten zijn met
bekend. Zij stonden onder de gehoorzaamheid van deken en
kapittel en mochten niet buiten toestemming van de laatsten hun
bediening met een andere verwisselen of neerleggen. Een eenigs-
zins bijzondere positie had de vicaris van het altaar van de H.
Maagd in de kapel van Wedigo op het Begijnhof; hij moest zijn
koorpels (..almutiumquot;) van buiten rood dragen op de wijze der
vicarissen en van binnen bont zooals de kanunniken. Deze vica-
rie was gesticht door mr. Nicolaus Zuyrling van Gauweren (-
Gameren?), de kapel zelf in 1394 door Wedigo. zoon van Theo-
doricus Israhelszoon. burger van Zaltbommel-).
1 7t;,v7 aovpn aan een aeestelijke. die Tcanwmilc te Zalt-
baptisteria, confessionalia s°leinpmsac ..... ^^^^^ porcione congruaquot;;
muherum, testamenta sibi---- . ^ 1 „„..„„„m h^taeen vervolaens ge-
door arbiters zal de congrue port. -
schied is door Henricus van Waelw jck prioinbsp;^^^^^ ^^^^ Zaltbommel
de, dat i.pLv.nbsp;instantie zal zien te bewer-
op z,jn eigen kosten b.j de b^ken ^ iegeving staat van het kapittel
ken, dat de eerstvolgende v.car e welk^^^^^^ gnbsp;fenbsp;^ ^^ ^^^^^nbsp;^^
en een inkomen van 16nbsp;de eerst openvallende vicarie
cure geïncorporeerd zal ^^/den, of d^, mgenbsp;opbrengen-
te gering blijkt, twee vicaneen, te zanien lo j ënbsp;^^^^ ^^
«pK,d:rhenbsp;leverde ± W rljnsgnlden, «P behalquot; de
') Weha.ns, al. voren. bli. 209-229. H. Beekeruig Vinckeri, „Slicht,ng
-ocr page 448-Verscheiden vicarieën in de Zaltbommelsche kerk, ongeveer
een zevental, zijn gaandeweg bij de tafelgoederen van het kapittel
geïncorporeerd. De verplichte missen werden daarna door de
kanunniken gedaan. In 1421 bijv. werd door bisschop Frederik
van Utrecht de vicarie op het altaar van de H.H. Maagden
Maria en Barbara, gesticht door Nycholaus van Malsen, ridder,
bij het kapittel ingelijfd^).
Afzonderlijke vermelding verdient hier nog de kapelanie in de
Gasthuiskapel, die niet lang vóór 1327 gefundeerd is door Petrus
Moliart^).
In Zaltbommel waren drie kloosters, te weten: het Regulieren-
klooster, het nonnenklooster van reguliere kanonikessen van de
orde van St. Augustinus (St. Maria Magdalenaklooster) en het
zusterhuis St. Agneta.
Het Regulierenklooster op St. Pieterswiel (S. Petri palus sive
stagnum) werd omstreeks 1406 gesticht door de vrouwe van
Brakel. In 1407 vestigden zich daar eenige monniken van de con-
gregatie van Windesheim. Deken en kapittel van Zaltbommel
sloten op 12 Maart 1430 een overeenkomst met prior en convent,
waarbij eerstgenoemde partij aan de laatste toestond, dat de prior
de biecht zou hooren van de broeders en van hun tafelgenooten
en gasten en hun de Sacramenten en het Oliesel zou toedienen,
dat, onder zekere voorwaarden, overleden personen uit de St.
Martinusparochie bij de Regulieren mochten worden begraven en
dat het Regulierenconvent giften en makingen mocht aanvaarden,
waarvoor het klooster vier ponden zilver 's jaars beloofde te zul-
len betalen aan deken en kapittel. Dit verdrag werd in 1547 ver-
nieuwd®). In 1512 werden de gebouwen op last van den Zalt-
bommelschen magistraat afgebroken uit vrees, dat de Brabanders,
die een inval deden, zich daarin zouden verschansen. Hertog
Karei schonk daarom in het volgende jaar aan de kloosterlingen
van twee vicarieën op een altaar in de St. Martenskerk te Zalt-Bommel a°.
1436quot; in „Gelrequot; XXXIII, blz. 149. Dezelfde, „Rekening der stad Saltboemel
van 27 December 1543 tot 27 December 1544quot; in „Gelrequot; XXIV, blz. 129. Dr.
J. S. van Veen „Stichtingsbrief der jongste vicarie in St. Martenskerk te Zalt-
bommelquot; in „Bossche Bijdragenquot; V, blz. 119.
Mr. S. Muller Fz., „Regesten van het .\rchief der Bisschoppen van
Utrechtquot;, no. 2272.
J. de Fremery, „Cartularium der abdij Mariënweerdquot;, 1890, nos. 284
en 340. Vergel. dr. J. G. R. Acquoy, „Geschiedenis van het Gasthuis te Zalt-
Bommelquot; in „Archief voor Ned. Kerkgeschiedenisquot;, Rogge en Pijper, VII,
1899, blz. 353, alsook dr. R. Post, „Supplieken gericht aan de Pausen Clemens
VI, Innocentius VI en Urbanus Vquot; in „Archief Aartsbisdom Utrechtquot; LX, blz.
1 en 225, no. 443 (1355 Maart 4).
Welvaarts, als voren, blz. 206,
-ocr page 449-„onse Hoff ind platze mit syne toebehoire, gelegen bynnen onser
stat Saltbomell mit dat kleyne straitken dair achter by gelegen,
op weicke platze ze sich van oere aide cloister terstont transferi-
ren, oeren woinstadt begrypen ende eyne nye cloister fundieren
ende tymmeren sullenquot;. Mochten de Regulieren later grond voor
uitbreiding willen aankoopen, dan zouden zij daartoe 's Hertogs
toestemming behoeven^).
Op de kaart in Slichtenhorsts „Tooneel des Lands van Gelrequot;
ziet men aan de Kloosterstraat (of het „Closterquot;) een kerkge-
bouw aangeduid als „den Breurenquot;. Schutjes heeft gemeend, dat
dit de kerk zou zijn geweest van een Carmehetenconvent, hetwelk
zijn stichting te danken had aan de testamentaire beschikking van
Joannes van Broichuysen, ridder, heer in Geisteren en Loe. door
wien eveneens het Regulierenklooster te Oostrum in het ambt
Kessel (naderhand overgeplaatst naar Stralen) bij uiterste wils-
beschikking gefundeerd was (± 1452). Prof. Acquoy heeft duide-
lijk aangetoond, dat de Breurenkerk de kerk van het Regulieren-
klooster is geweest en veronderstelde, dat de benaming ,.Breu-
renquot; ontstaan is in tegenstelling tot de zusters en nonnen in de
stad. Ten tijde van de Reformatie waren er binnen Zaltbommel
slechts drie kloosters'). In de rekening van de geestelijke goede-
ren van de stad Zaltbommel over 1636/37 wordt gesproken van
„een huys binnen Bommel staende, twelck eertijts 't gewesene
Carmelyten(-convent) binnen Schoonhoven toestendichquot;, in de
Nieuwstraat, terwijl in de rekeningen van de geestelijke goederen
over 1579-1587 gerept wordt van „Kaentkenshuysquot; of „Caent-
ghenshuysquot; in de Nieuwstraat naast de vrouwe van Poelgeest,
dat aan de O.L. Vrouwenbroeders binnen Schoonhoven behoor-
de®). Mogelijk is dit terminaarhuis gesticht door den heer van
Geisteren en Loe.
Mr I A. Nijhoff, „Gedenkwaardighedenquot;, vn, no. 727.
2)nbsp;Schutjes V, blz. 986. N. C. Kist, „Het klooster van Reguliere kanunniken
weleer op Sint Pieters wiel buiten Zalt-Bommel gelegenquot; en het medegedeel-
de door Van Dam van Brakel in „Ned. Archief voor kerkelijke Geschiedenis ,
XVI, 1845, Kist en Royaards, blz. 242, en XVHI, Kist en Royaards, b z.
Dr J G R Acquoy, „Het Klooster te Windesheim en zijn invloed 111, 188U,
blz 62 en 174. Joannes Knippenbergh, „Historia ecclesiastica Ducatus Gel-
driaequot;, Bruxellis MDCCXIX, lib. IH, cap. VHI. - Rekeningen van de geeste-
liike goederen in Zaltbommel en de Tieler- en Bommelerwaarden over 1579-
1587 van den rentmeester Gerrit Gerritsz., Rijksarchief Arnhem. Vergel. voor
omvang en ligging der kloostergebouwen H. Beckering Vinckers, „Rekening
der stad Saltboemelquot;, als boven.
3)nbsp;Derde rekening van de geestelijke geannoteerde goederen van Adriaen
Jan Reyersen over 1636/7, oud archief Zaltbommel, inv. no. 604. P. fr. C. de
Boer „Carmelieten-kloosters in Nederland vóór de Hervorming, II, Schoon-
Het St. Maria Magdalenaklooster van reguliere kanonikessen
van de orde van St. Augustinus, aan het zuidwestelijke einde van
de Nonnenstraat is vóór Augustus 1419 gesticht. 6 Augustus 1419
droeg de bisschop van Utrecht de visitatie van het convent op
aan den prior van het Regulierenklooster Vredendaal bij
Utrecht 1). Dit geschiedde, omdat priorin en convent van St.
Maria Magdalena in Bommel gebruik gemaakt hadden van het
verlof, dat de bisschop van Utrecht aan de zusters van de derde
orde van St. Franciscus van poenitentie had verleend, om over
te gaan tot de orde der reguliere kanunniken. Het convent onder-
ging in sterke mate den invloed van het klooster Diepenveen. In
September 1571 bestond de kloostersamenleving uit Ermgardis
van Malsem, mater, de suppriorin, de procuratrix en negentien
nonnen; broeder Petrus of Cornelius Montanus uit Eemsteyn was
pater, terwijl er vijf leekezusters waren 2). Ondanks den nauwen
band met de Windesheimsche kloosters, wordt het Bommelsche
Nonnenklooster niet in de lijsten van de bij de congregatie aange-
sloten gestichten vermeld. Dat de nonnen dienst zouden hebben
gedaan in het Gasthuis, zooals Schutjes vermoedt, is ons nergens
gebleken.
Ook het derde Zaltbommelsche klooster stond onder den in-
vloed van Windesheim. Het „susterhuys opt bleeckveltquot; in den
Vogelenzang (tegenwoordig de Klomp) was een zusterhuis des
Gemeenen Levens en stond onder het patronaat van St. Agnes
Blijkens de visitatieverslagen bestond de samenleving 9 September
1571 uit de mater Anna van Hildossen, de procuratrix en negen
andere zusters, terwijl heer Johannes de Gravia pater was. Het
hovenquot; in „Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlemquot;, dl. 35
(1913), blz. 115, deelt mede, dat de Carmelieten van Schoonhoven terminaar-
huizen of hospitia bezaten in Den Bosch en Dordrecht (t.a.p. bijlage I); het
huis m Zaltbommel is den sehr, onbekend. Aan het slot van den door dr.
Van Veen medegedeelden fundatiebrief van de vicarie op het altaar van St
Loy en St. Maria Magdalena d.d. 23 Juli 1557 (Bossche Bijdragenquot; V, blz.
119) staat: „Ende is te weeten, dat dye huysinge voirs., dair dye collatie
annex wesen sal als voirs. steef, ghelegen is binnen Zaltbommel in dye Nyeu-
straet tuschen der armen man huys boven ende den terminarius van Onser
I.iever Vrouwen bruederen benedenquot;.
Mr. S. Muller Fz., „Regesten van het Archief der Bisschoppen van
Utrechtquot;, no. 2062. Zie voor dit klooster overigens Schutjes V, blz. 984, en
Dr. J. G. R. Acquoy, „Jan van Venrayquot;, blz 44 noot 1.
) Fr. G. van der Eisen, Ord. Praem., en fr. W. Hoevenaars, Ord. Praem.,
„Analecta Gysberti Coeverincxquot;, H, uitg. Prov. Genootschap voor K. en W.,
m Noord-Brabant, blz. 317. Dr. Th. Goossens, „Kerk- en Kloostervisitaties in
het Bisdom 's Hertogenbosch uit de 16de eeuwquot; in „Bossche Bijdragenquot; V,
blz. 160.
3) Schutjes, V, blz. 985. Dr. J. G. R. Acquoy, „Jan van Venrayquot;, blz. 28
noot 5. Dr. Th. Goossens. als voren, blz. 166.
huis heeft in den loop der 16de eeuw een meer besloten klooster-
lijk karakter gekregen^), zooals mag worden afgeleid uit de om-
standigheid, dat het bij de Reformatie op denzelfden voet behan-
deld werd als de beide andere Zaltbommelsche conventen, d.w.z.
dat men het als een geestelijke fundatie heeft beschouwd.
§ 2. Het Beheer der Geestelijke Goederen na de Reformatie.
De stad Zaltbommel ging 31 Juli 1572 over tot de zijde van den
Prins van Oranje en ,,men heeft gesien hoe alle Pauselijcke dien-
sten ophoudende, terstont de waren Godsdienst inde plaetse is ge-
comenquot;, zooals de uit Zaltbommel geboortige Utrechtsche predi-
kant Henricus Caesarius (de Keyser) het uitdrukte^). Er consti-
tueerde zich een Gereformeerde gemeente, die in den loop van
den winter ds. Johannes Leo als vasten predikant aan zich ver-
bond. In het algemeen trad men te Zaltbommel zeer gematigd te-
gen de vertegenwoordigers van de oude religie op, zooals o.a.
bleek, toen de gewapende burgerij een troep Waalsche soldaten,
die bij de verrassing van de stad waren binnengekomen, uitdreef,
toen zij geestelijken wilden berooven en kerken gingen plunde-
ren. Vele geestelijke personen bleven, ondanks de verandering
van de publieke rehgie, rustig in de stad wonen®).
Bij de behandeling van de Tieler- en Bommelerwaarden is het
beheer der geestelijke goederen in stad en kwartier van Bommel
na 1572 uitvoerig ter sprake gekomen. Wij zagen, dat het rent-
ambt der geestelijke goederen in 1597 gesphtst werd en een af-
zonderlijk stedelijk rentambt werd opgericht. Dit rentambt om-
vatte de goederen van het kapittel van Zaltbommel. van het Regu-
lierenklooster. van het St. Maria Magdalena- en van het St. Ag-
nesklooster en enkele vicarieën in de Bommelsche kapittelkerk.
Bij het accoord van reductie van 31 Maart 1602. waarbij Zalt-
bommel en de Bommelerwaard met Gelderland hereenigd werden,
beloofde de stad (art. 5) afstand te zullen doen van alle door
haar beheerde geestelijke goederen, mits „ridderschappen en
1)nbsp;Dit is bijv. met het onder Windesheim staande zusterhuis ten Orthen
in Den Bosch geschied. Bisschop Metsius bepaalde omstr. 1573 voor de zusters
van het Gemeene Leven ten Orthen o.m., dat zij zich niet vrij buiten het
klooster mochten begeven en dat zij geen conventsgoederen zouden mogen
vervreemden of verkoopen buiten verlof van den bisschop.
2)nbsp;Beschrijving der stad Bommel---- door een Gelders Regtsgeleerdequot;,
Arnhem 1765 en Amsterdam 1774, blz. 190. Vergel. Dr. Acquoy, „Jan van
Venrayquot;, blz. 99 e.v. Zie boven Hoofdstuk II, A § 1.
Dit blijkt uit de rekeningen der geestelijke goederen in Zaltbommel en
in de Tieler- en Bommelerwaarden van Gerrit Gerritsz. over 1579/87.
steden allenthalven eick in oer ressort van gelycken doen zullenquot;;
hetgeen een onvervulbare eisch was. De „tegenwoerdigenquot; rent-
meester (Andries Willemsz.) zou gehandhaafd worden en de in-
komsten van de geestelijke goederen zouden nergens anders toe
gebruikt worden dan tot bezoldiging van de twee stadspredikan-
ten, den ziekentrooster, den koster, den organist, den rector en
de beide ondermeesters, terwijl het bedrag, dat uit de Geldersche
domeinen ten behoeve van den eenen predikant betaald werd, ook
in het vervolg verstrekt zou worden, totdat de geestelijke goede-
ren genoeg zouden opbrengen. Voorts zouden de geestelijke huizen
en erven binnen de stad „aan de stadt verblyvenquot;. In de toevoeg-
selen tot het reductie-accoord verklaarde de Landschap, „dat die
inruyminge van geestelike huyzen tot dispositie van de magistraat
conform 't accoord geschiede, alzo men zich verzekert, dat ze ge-
bruikt zullen worden ad pios ususquot;. Geen eigendomsoverdracht
van de geestelijke huizen aan de stad derhalve, maar een ter be-
schikking stellen voor pieuze doeleinden. Verder zou de stad ver-
krijgen, wat bij zeker accoord van 27 Januari '96 met den kanse-
lier Leoninus en den rekenmeester Goossen van Varick overeen-
gekomen was, ,,soo in het opzien van de summa d'voors. stadt in
het redimeren van de Mariënweertsche guederen aldaer bespro-
ken is uyt saecke van verschot van mergencommer ende by die
van Mariënweert onbetaelde pensioenen, alsoock in regarde van
het verwin by Gerit Geritsz. opte voors. guederen voor gelycke
misbetalinge t' anderen tyden geworven; den gewesene geeste-
lycke persoonen in allen gevalle oer alimentatie onbenomenquot;').
Wat betreft het verwin, door Gerrit Gerritsz. gedaan als rent-
meester der geestelijke goederen in de Tieler- en Bommelerwaar-
den op eenige Mariënweerdsche goederen, dit was voornamelijk
geschied om betaling te krijgen van de pensie van ƒ 500 's jaars.
die uit de abdijgoederen verschuldigd was krachtens het verdrag
van 21 September 1577-). Den 21 sten Juh 1596 vaardigde het Hof
Dr. D. Brouwer, „De Reductie van Bommelquot;, blz. 90-92. Door dr. Brou-
wer is de nummering der artikelen eenigszins gewijzigd; in de onderscheiden
Landdagsrecessenboeken ten Rijksarchieve te Arnhem is het 4de art. bij
Brouwer genummerd 5.
8ste rekening van de geestelijke goederen van Gerrit Gerritsz., fol.
LXXIIvso. In de portefeuille Mariënweerd. Rijksarchief Arnhem (vroeger
archief Oud-bisschoppelijke Clerezy XVIII, no. 52) bevindt zich een extract
uit het (thans niet meer aanwezige) „signaat van Boemel de a°. '91quot;, luiden-
de: „Den XVen Novembris '91 die van de magistraet van Boemel geconsen-
teert ende geaccordeert Gerit Crom Peeterss., rentmr., alsoe by syne pre-
decessuer, syner huysvrouwen voorman z. Gerit Geritsz., in naeme als rentmr.
coop ende verwin geworven is opte Mariënweertse guederen voir enige on-
Elbertus Leoninus, den rekenmeester Goossen van Varick, die in
het bijzonder met het toezicht op de administratie der geestehjke
goederen in Gelderland belast was, en heer Frederick van Wins-
sen, coadjutor en administrator van St. Mariënweerd, als onder-
handelaren naar Zaltbommel af. Zij rapporteerden 12 Novem-
ber d.a.v., dat een „provisioneel affscheitquot; was gemaakt inzake
de ƒ 500, „als die abdie van Mariënweert den van Bommel jaer-
lix is uutrichtendequot; Het in het tractaat van reductie vermelde
accoord d.d. 27 Januari 1596 zal dus vermoedelijk pas in 1597 ge-
sloten zijn. In ieder geval blijkt hier uit, dat na de overgifte van
de domeinen en geestelijke goederen door den Raad van State
aan Gelderland in 1591 de jaarlijksche betalingen van ƒ 500 uit
de abdijgoederen niet meer aan den rentmeester der geestelijke
goederen in de Tieler- en Bommelerwaarden geschiedden, maar
aan den rentmeester der geestehjke goederen van de stad Zalt-
bommel. De verwonnen Mariënweerdsche goederen vindt men
dan ook in de Zaltbommelsche rekeningen van de geestelijke
goederen geregeld vermeld. Het verwin is nooit opgeheven.
Het stift te Zennewijnen was, evenals de abdij St. Mariënweerd,
op grond van het verdrag van 1577 jaarlijks een som van ƒ 125
verschuldigd aan den rentmeester der geestelijke goederen in de
Tieler- en Bommelerwaarden. Dit bedrag werd door Gherardt
Grom Petersz. ontvangen tot het tijdstip der reductie, daarna
door Andries Willemsz.®). Men vindt het bedrag geregeld in de
rekeningen der Zaltbommelsche geestelijke goederen. In 1677
werd het ..voor den tijd van drie jaren tot drie jarenquot; aan den
betaelde pensionen van Vc. gulden jaerlijx, d'voirsz. guederen uyt crachte
van seker accort verschuldicht sijn, ende dat voorn. Geril Geritss. daer van
in syne rekeningen ontfanck gemaect ende verantwoirdt soude hebben, mede
dat hem by slote derselver rekeningen (soe voirgegeven wordt) eene merke-
lyke somme duechdelyken aencomen soude, dat derhalve voirg. Grom metten
obtineerde verwin in den voirsz. guederen tot het voirs. duechdelijck afterwesen
toe ende vorder niet hem behelpen sal, midts dat sulke verwin nyet en sal
hynderen off obsteeren die inforderinge der toecomstich vallende pensionen
van Vc. gulden jaerl. als voirsz.....quot;. Over het accoord van 21 .September
1577 zie Hoofdstuk H, A § 1.
Archief Hof van Gelderland, Commissieboek over 1586-1601, fol. 157,
en Memorie- en resolutieboek van het Hof, 12 November 1596.
2) Civiel en crimineel signaat Zaltbommel over 1600/05, fol. 122 vso, 159
en 197, 10 Juli 1602, 13 Juli 1603 en 7 Juli 1604. In de 4de rekening van Wil-
lem Clodts van „de goedren specteerende tot den Adlycke styfte Zennewy-
nenquot;, over 1673/74, staat onder de uitgaven, cap. „Renten gaende utt des
styfts goederenquot;, de post: „Den rentm. van de geestlijck goedern der stadt
Bommel van Lith wegens tgene het styft tot redemtie van desselffs goederen
aen de voornemste stadt heeft moeten beloeven, met omcommen vant jaer
Martii 1674 verschenen by quytantie---- Ic. XXV gl.quot; (Rijksarchief Arnhem,
aanw. 1938).
-ocr page 454-predikant Samuel Wiselius in pand gegeven wegens achterstallig
salaris^).
Het bedrag van ƒ 450 's jaars ten behoeve van een der Zalt-
bommelsche predikanten uit de Geldersche domeinen in het Kwar-
tier van Bommel werd. overeenkomstig het reductie-accoord. ge-
regeld voldaan, totdat de Geldersche Rekenkamer na 1624 de be-
taling uit den tol, enz. moest staken .,om reden van voorgevallen
vernietinge der tollen en algemeynen beswaerlicken afbreuck der
domeynenquot;. Den 30sten November 1638 stond zij uit naam van
de Staten van Gelre en Zutphen aan de stad Zaltbommel voor
32 jaren af ..het vehr voor die stat, soo vern hetselve sich over
den Whaelstroom is streckende, sampt die recognitie van haver,
jaerlicx omtrent Drie Coningen te ontfangen van die dorpen Gelle-
com, Rumpt, Enspick, Hier, Nerynen, Haeften, Deyl, Malsen
Meteren, Eist. Opynen, Hellou en de buyrschap Buytenborch tot
Herwynen. weicke recognitie is van dengeenen, die wohnen op
groote huysen mit opgetrocken bruggen, twee molder haver, die
op minder huysen oock mit opgetrocken bruggen woonen één
molder, van een huysman, die met een heel ploech bouwen, één
molder, die mit een halve ploech bouwen molder, die II peerden
houden één schepel, van een arbeyder 1 braspenning, en alle ander
recht ende gerechticheyt daertoe behoorende, gelijck t' selve vehr
tot nu toe van wegen die Lantschap is gebruyct en genoten ge-
weest. mit die groote en die cleyne vehrpont. weicke tegenwoor-
dich in het voorsz, vehr sijn en tot des Lantschaps costen sijn ge-
timmert gewest......quot;. De afstand van het veer over de Waal is
herhaald 11 Mei 1670. 16 April 1702, 25 Maart 1733 en 1 Mei
1766 2). De pachtopbrengst bedroeg volgens de gewone Zaltbom-
melsche stadsrekening over het jaar 1709/10 ƒ 1100 's jaars®). De
Zaltbommelsche stadsrentmeester inde de jaarlijksche pacht, niet
.rqInbsp;Zaltbommel, rekeningen van de geestelijke goederen (sinds
1685 groote rekeningenquot;), mv. nos. 604 e.v. Minuut-acte van verpanding van
den Zennewijnenschen „erfthynsquot; van ƒ 125 door burgemeesters, schepenen
en raad van Zaltbommel aan ds. Wiselius d.d. 7 Juni 1677 (niet vermdd in
den gedrukten inventaris van het Zaltbommelsche oud-archief, los liggend in
het register van minuut-resolutiën van den magistraat over 1676-78, inv no
transport, gepasseerd voor schepenen in Tuil 3 Juli
1677 (inv. no. 1056).
■ 1 0quot;d-archief Zaltbommel, inv. no. 563, 30 November 1638. Geregistreerd
in het ,yie Boeck van allerhande actenquot;, gemerkt H, fol. 25, archief Gelder-
sche Rekenkamer mv. no. 197 (zie ook no. 995) en het aldaar, fol. 26 vso
geregistreerde reversaal van burgemeesters, schepenen en raad van Zalt-
bommel De recognitie van haver werd in de 17de eeuw niet meer voldaan.
Vergel b z. 2M noot. 1 Geldersch molder (136,54 £) = 4 schepel (34 13 £)
zie „Stanng's Lijstquot;, 3den druk.nbsp;f y , o
Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 360
-ocr page 455-de rentmeester der geestelijke goederen. De predikanten zijn nooit
uit de inkomsten van het veer betaald.
Onder het beheer van de Zaltbommelsche rentmeesters der
geestelijke goederen stonden, behalve de goederen van binnen de
stad Zaltbommel gevestigde geestelijke lichamen, eenige landerijen
op Vuren, Hellouw, Gellicum, Rumpt en Deil, afkomstig van de
Kruisbroeders te Asperen. Deze perceelen had de rentmeester
Gerrit Gerritsz. ook reeds onder zijn administratie gehad. Asperen
was een baronie, die niet onder Gelderland maar onder Holland
hoorde. Er werd dus t.o.v. de Kruisbroedersgoederen gezondigd
tegen den bekenden stelregel, dat de geestelijke goederen de
„corporaquot; zullen volgen. Aan den anderen kant deed zich een-
zelfde verschijnsel voor t.a.v. de goederen van het Bommelsche
Regulierenklooster, welke onder Tricht en Buurmalsen gelegen
waren. Blijkens een mededeeling in de eerste rekening van Gerrit
Gerritsz. waren deze landerijen op last van Zijne Excellentie door
dr. Johan Basius onder het beheer van den Burenschen rentmees-
ter gesteld. De opbrengst bedroeg blijkens de oudste bewaard ge-
bleven rekening van de geestehjke goederen in het graafschap
Buren over 1656 £ 684-9 st. Verder hebben de Zaltbommel-
sche rentmeesters der geestelijke goederen het van de Carmelieten
te Schoonhoven afkomstige Caentghenshuis binnen Bommel be-
heerd.
Omstreeks 1579/80 werden de landerijen van het Zaltbommel-
sche Regulierenklooster in den Alblasserwaard en in het land van
Arkel door een zekeren Handrick van Gendt geadministreerd,
wiens rekening door het gerecht van Gorinchem gehoord en ge-
sloten werd. Naderhand verkreeg de stad Zaltbommel deze goe-
deren in handen en werden ze met de overige goederen van het
Regulierenklooster onder de administratie van den stedelijken
rentmeester der geestelijke goederen gesteld^).
Het beheer der Zaltbommelsche geestelijke goederen heeft tot
hun definitieve vereeniging met de gewone stadsbezittingen in
1812 vrijwel geen wijziging ondergaan. De rentmeester der gees-
telijke goederen moest drie verschillende rekeningen doen: 1°.
de rekening van de geestelijke goederen, sinds 1685 genoemd de
Iste rekening van Gerrit Gerritsz. over 1579/80. „Bueren, Geestelycke
reeckeningh d'anno 1656quot; van den rentmeester Engelbrecht Ploos van Am-
stel, cap. 29 van de ontvangsten (rekeningen van het graafschap Buren, Rijks-
archief Arnhem).
Civiel en crimineel signaal Zaltbommel over 1600/05, fol. 28vso, en
30vso, 25 Juli 1600. Zie boven, blz. 100.
„groote rekeningquot;, 2°. de kapittel-(tyns-)rekening, en 3° de
kleine tynsrekening.
De rekening, bedoeld onder (1°), omvat de ..erfpachtenquot; en
Jantpachten van het kapittel in het schependom en in de Tieler-
en Bommelerwaarden, de vermogens van de Regulieren, het
Nonnenklooster en het Agnietenconvent zoowel binnen als
buiten de stad met uitzondering van de gebouwen in de stad. voorts
de ..erfpachten . ..erfthynsenquot; en ..thynsenquot; van de vicarie in St.
jobskoor, de vicarie in de kapel van O.L. Vrouw (later verkeerde-
lijk genoemd O.L.Vrouw in het kapittel), de vicarie van OL
Vrouw in het Hoogkoor, de Catharinenvicarie, de (bij verwin
verkregen) Mariënweerdsche goederen onder Rumpt en Enspijk
de pensje van ƒ 125 's jaars van het stift te Zennewijnen de erf-
pachten en ..lantpachtenquot; van de Kruisbroeders te Asperen (in
Zuidholland) op Gelhcum. Rumpt. Deil, Vuren en Hellouw en
het opcomenquot; („erffpachtquot;) van huis en erf in de Nieuwstraat van
de Carmeheten binnen Schoonhoven. De oudste in het oud-archief
van Zaltbommel aanwezige rekening is die over 1636/37 De reeks
sluit met het jaar 1811.
De rekening, bedoeld onder (2°), omvat de „tynsenquot; en ren-
ten van het „gewesene capittelquot; in en om de stad en van de „gewe-
senen decanie ^alsmede de inkomsten van eenige broederschappen
en ..canee. De broederschappen zijn die van het H. SacramLt.
van O.L. Vrouw en van St. Anna (of Hanna). De vicarieën zijn
de vicane op St. Sebastiaensaltaar, staande ter collatie van den
magistraat van Zaltbommel, de vicarie op St. Loys- (of Lovis-)
altaar, staande ter collatie van de erven jr. Joost van Giessen.
ambtman van Bommel, de vicarie op het H. Kruisaltaar. staande
ter collatie van de erven Ghijsbert en Ceris Nayen. en de vicarie
in de kapel van Wedigo. mede staande ter collatie van de erven
Ghijsbert en Ceris Nayen en de St. Mattheusvicarie. Van deze
vicarieen werden alleen de inkomsten van de eerstgenoemde vica-
rie (behoudens een rente ten laste van de stad) en van de St
Mattheusvicarie werkelijk ontvangen; de overige vicarieën staan
slechts pro memorie vermeld, aangezien de collatoren q.q. de in-
komsten „sijn ondernemendequot;. Op den duur werden deze memorie-
posten uit de rekeningen weggelaten. De geregelde, thans nog aan-
wezige reeks dezer rèkeningen loopt over 1642-1805. terwijl er nog
een oude rekening is over 1597-1602 van den rentmeester Andries
Willemsz. In de rekening van dezen rentmeester vindt men de „thyn„
sen, den gemeynen vicariën binnen Boemel competerendequot;, die pro
memorie worden vermeld, „also dselve by mijn heeren van den magi-
straet die [abricke dec kercke van Boemel tot onderhaut van de tim-
meronge derselver sijn toegeleetquot;^). De tynsen der gemeene vicaris-
sen zijn blijvend met de kerkfabriek vereenigd; men treft ze in de
latere rekeningen niet meer aan. Andries Willemsz. noemt aan het
einde van zijn rekening een ,,tyns, gehoerende totte vicarie van
St. Mathijs, staende tot laste van Aernt Schoockquot;, welke vicarie
zal moeten worden vereenzelvigd met die van St. Mattheus, welke
o.a. in 1644 en '45 in de rekening voorkomt. Van de drie broeder-
schappen, dezelfde als in de latere rekeningen, werd over 1597/1602
weinig ontvangen, omdat de inkomsten daarvan voor een deel aan
de kerkfabriek waren toegelegd, terwijl uit de tynsen van het O.L.
Vrouwengild nog alimentatie was gegeven aan heer Huychman
van Rossem ®). Aan het slot van de rekening over 1597/1602 wordt
melding gemaakt van Andries Willemsz'. 1ste rekening van de
„erffpachtenquot;, welke over 1599/1601 moet geloopen hebben. Wij
zullen haar voor een voorloopster van de z.g. „groote rekeningenquot;
mogen houden.
Retroacta van den Burgerlijken Stand in Gelderland, inv. no. 1815 (een
rekenboek van kerkmeesters der St. Maartenskerk over 1585-1612) geeft op
fol. 3-5 een gespecificeerde lijst van de tynsen, afkomstig van de gemeene
vicarissen, meest gaande uit huizen en erven binnen de stad: „Dit sijn al-
sulcke renten, eertijts de gemeyne vicaryen toegehoorich ende nu by schepe-
nen, burgemeesteren ende raet der stadt Zaltbomell die IcercTce van Bomell
tot onderhout van de timmeragie toegeleytquot;, terwijl aan het slot van de lijst
fol. 5-5vso eenige aan de kerk toegewezen tynsen volgen, afkomstig van de
broederschap van het H. Sacrament, waarna fol. 5vso medegedeeld wordt:
„Ende hiermede sal den thyns off tynsen d'stadt aen de kerck jaerl. ver-
schuldicht compenseert blyven ende de stadt dien aengaende ongevordert,
ende dit alles by provisie ende totdat de magistraet in desen sal disponeeren.
Actum den 27 Januarii 1592 st.v.; (w.g.) D'Byequot; (stadssecr.) De stad was
blijkens fol. 1 een rente van 6 g. current 's jaars aan de kerk schuldig en
van 9 g. gefalueert uit de stadsaccijnzen. De nieuwe bestemming, welke niet
in strijd met de algemeene bestemming „ad pios ususquot; geacht kan worden,
was tevens een voordeel voor de stedelijke financiën. Of de magistraat voor
deze verandering toestemming heeft gevraagd en verkregen van de Hooge
Overheid, is niet bekend.
Hieromtrent vinden wij in retroacta van den Burgerlijken Stand in
Gelderland, inv. no. 1815, fol. 5vso, onmiddellijk na de acte d.d. 27 Januari
1592 „Noch tot behoef der fabryke toegestelt eener renthe van Onser L. Vro-
wen gilt ses gulden jaerlickx slaende uuyt S. Thonis, — 6 gul.quot; „Noch van
Sunte Arme thynsen uuyt huys ende erf Willems v. Dijc in de Gamerse straet
ende Carll Daniëllsz. tot synen laste gecomen, — 3 gul.quot;, waarna nog eenige
renten volgen. Blijkens de 2de rekening van Gerrit Gerritsz. waren in 1578
13 hond lands van het O.L. Vrouwen altaar tot alimentatie gegeven aan
Jacob Gerritsz., gewezen vicaris en rector van dit altaar, terwijl het z.g.
„Lieff Vrauwen landtquot; op den Sandtcamp door den magistraat ten gebruike
was gelaten aan de schutterijen in Zaltbommel. Naar luid van een memorie-
post in de rekening van Andries Willemsz. over 1597/1602 moet er ook nog
een vicarie prime misse onder het beheer van de stad zijn gekomen, doch in
geen der latere rekeningen komt zij voor.
De rekening bedoeld onder (3°), bevat de ontvangst aan erf-
tynsen van de gebouwen van de verschillende kloosters, die in
erftyns uitgegeven of die onder voorbehoud van tyns verkocht
waren. In deze rekening wordt voorts een som van ƒ 125 's jaars
verantwoord, die door den ontvanger van de gebeneficieerde gees-
telijke goederen des Stichts van Utrecht uit de tienden over Bommel
van de „tresoryequot; van den Dom betaald werden^). De rekenin-
genserie loopt over 1642-1805.
De batige saldi van de rekeningen, genoemd onder (2°) en
(3°), werden op de z.g. „groote-rekeningquot; overgeboekt. Met de
rekening van Andries Willemsz. over 1597-1602 was dit nog niet
het geval.
Wat de positie van den rentmeester der geestelijke goederen be-
treft, van den rentmeester (tevens burgemeester) Andries Wil-
lemsz. is geen instructie of commissie bewaard gebleven, wel ech-
ter van zijn zoon Hillébrant van den Broeck, die hem nog bij zijn
leven opvolgde. Diens instructie d.d. 4 December 1626 hield het
volgende in: „Eerstelick sal met alle mogelicke vlijt ende diligentie
sonder enige conniventie bevorderen ende bearbeyden, dat alle
geestelicke goederen (so der enige verdonckert mochte weesen) in
staet en tot synen bewynt gebrocht worden, ius patronatus laïcale
aen ymanden int particulier specterende hierinne uutgesundertquot;;
ten tweede en ten derde zal hij zich in alle voorvallende zaken tot
den magistraat moeten wenden en slechts van den magistraat het
slot van zijn rekening verwachten; ten vierde zal hij alleen uitgaven
mogen doen op ordonnantie van den magistraat, behalve voor
schattingen e.d., en van elke uitgave quitantie overleggen; ten vijf-
de zal hij verpachtingen alleen ter vierschare voor ten minste twee
schepenen mogen doen met voorkennis van den magistraat; ten
zesde zal hij slechts met inwilliging van de plaatselijke gerichten
en met schriftelijke toestemming van den magistraat korting mogen
toestaan; ten zevende zal hij van zijn ontvangst in penningen ver-
antwoorden zonder in de uitgaven eenige restanten voor betaling
Vergel. rechterl. archief Zaltbommel, dingsignaat, 17 Maart 1755 de
rentmeester der geestelijke goederen „dede aanspraak op de tienden over
toestendigh, omme te becoomen eene somma van eenhon-
dert vijtt en twmtigh gulden weegens een jaar tyns, vers. Martini 17.54 uyt
gemelte tienden aan de geestelycke goederen dezer stad verschuit.. quot; De
verplichting tot betaling van ƒ 125 's jaars was een gevolg van den afstand
der smalle tienden van de thesaurie van den Dom aan het Zaltbommelsche
Kapittel in 1303. Het wisselende bedrag van de tiendopbrengamp;t was blijkbaar
vervangen door een jaarlijkschen tyns. In de rekeningen van Gerrit Gerritsz.
over 15p- 87 worden onder de ontvangsten van het Zaltbommelsche kapittel
de smalle tienden zelf nog verantwoord.
te mogen profiteeren; tenslotte zal hij hetzelfde tractement genie-
ten als zijn vader voor iedere ƒ 100 van zijn ontvangsten genoot
Uit deze instructie blijkt, dat het de bedoeling was, dat alle
geestelijke goederen onder het beheer van den rentmeester zouden
komen en in goeden staat gebracht worden. De rentmeester mocht
echter geen administratie voeren van beneficiën, die iuris patrona-
tus laïcalis waren. Men vindt dergelijke vicarieën dan ook óf in
het geheel niet óf pro memorie in de rekeningen vermeld. Ook
hebben de Zaltbommelsche rentmeesters der geestelijke goederen
nimmer de z.g. tertiën geïnd.
De rekeningen werden door den magistraat gehoord; tusschen
1709 en 1714 en tusschen 1749 en 1794 geschiedde dit in tegen-
woordigheid van kwartiersluiden^).
Van de vicarieën, welke onder stedelijk beheer kwamen, zijn geen
gevallen van begeving aan studenten bekend.
Aangaande de Zaltbommelsche vicarieën iuris patronatus laïcalis
moge tot slot worden opgemerkt, dat de uitoefening van het colla-
tierecht zoozeer een particuliere aangelegenheid der patronen was,
dat hier het verplichte aanvragen van brieven van institutie van
het Hof van Gelderland gewoonlijk achterwege bleef. Het Hof
verleende evenwel een brief van institutie in de vicarieën van St.
Barbara en Ursula in de collegiale kerk van St. Maarten aan
David. zoon van Peter Sluysken, die in Tiel school ging en door
Peter de Groot als collator daarmede begiftigd was (17 Juni
1665). In 1699 approbeerde het Provinciale Hof den verkoop door
Theodorus Ignatius de Groot aan den majoor Hendrik Has van
„het recht of patronaatschap van twee vicariën, gefundeert in de
kerk van Saltbommel in de Balverens choor, de eene op den altaar
van St. Barbara en de andere op die van St. Ursulaquot;®). Behalve
de in deze paragraaf genoemde vicarieën vindt men in de tweede
1)nbsp;Magistraatsresolutiën Zaltbommel, 4 December 1626.
2)nbsp;Volgens art. 6 van „reglement voor de Quartiersluiden der stad Zalt-
Boemelquot; van 17 December 1706 moesten dezen alle stads-, gods-, en armen-
huizenrekeningen examineeren, aanhooren en sluiten. De 18de eeuwscbe
kwartiersluiden hadden wel den naam van die uit de 16de eeuw, doch met
dezelfde taak; hun bevoegdheid stemt overeen met die der gemeenslieden in
andere Geldersche steden. Van 1795-1800 trad de commissie uit het college
van de gemeente in hun plaats.nbsp;. ,„„„
3)nbsp;Archief Hof van Gelderland, Institutieboek III, fol. 31 vso, 17 Juni 1665,
en Memorie- en Resolutieboek, 13 Maart 1699. Vergel. Mr. F. C. W. Koker,
Rapport over de Vicarie-goederen in Gelderlandquot;, blz. 40. Het Hof verleende
den institutiebrief d.d. 17 Juni 1665 in den gebruikelijken vorm met de toe-
voeging: „blyvende het dardendeel volgende der Landtschaps resolutie tot be-
hoeff van kercken- ende schooldienaren voorbeholden etc.quot;. Dat het tertium
werkelijk voldaan werd, is ons niet gebleken.
rekening van Gerrit Gerritsz. over 1580/1 nog de volgende ver-
meld, waarvan de goederen door de patronen in administratie ge-
nomen waren, nl. de St. Cornelisvicarie, „dese behalt eenen Jan
Uircksz., karsmaecker, ex iure patronatusquot;, en de St. Stevens-
ykarie, „die by den erffgenamen wylen Frederick van Deurn
(Doorn) ex iure patronatus oock worden gebruycktquot;').
§ 3. Dc Bestemming der Geestelijke Goederen.
Hun Rechtstoestand.
Burgemeesters, schepenen en raad der stad Zaltbommel klagen
m 1677, dat de stad door den langdurigen oorlog in zware schulden
IS geraakt, welke dagelijks vermeerderen, terwijl de inkomsten aan-
merkelijk verminderen „in sonderheyt van de geestelycke goederen
staende ter directie van de heeren van de magistraet, daer uut men
voor desen de predicanten, rector ende diergelycke meer andere
bedienden placht te betalen, dewelcke nu t'enemaele comt te ces-
seren, door dien de landeryen meest off onverpacht blyven liggen
off voor eenen geringhen prijs werden verpacht, dat oock d'erf-
thynsen ende andere incomtsten handt over handt affnemen......quot;.
Om uit deze verlegenheid te geraken, geeft de magistraat aan ds.
Samuel Wiselius in pand „seeckere erfrenthe off thynse van 125
gl. jaerlix, die de geestelycke beurse deser stadt is treckende uut
het stift Zenwynenquot;, aflosbaar na drie jaren met een som van twee
duizend guldens, „mits dat dan de erfthyns van Martiny 1679 tot
den dach van de redemptie weder sal comen tot voordeel van de
voorsz. beursequot;. Heeft de aflossing na drie jaren niet plaats, dan
wordt de pandschap met nog eens drie jaren verlengd, enz., tot
aan de aflossing toe. Ds. Wiselius verkreeg dit pand in mindering
van zijn „achterwesenquot;. Voor deze handeling zou de stedelijke
regeering de vereischte approbatie verzoeken aan de Landschap
Wij zagen, dat er in de rekeningen der geestelijke goederen bezittin-
nn?hnn!J derschappen voorkomen. Toch zijn niet alle broederschappen
^nH. h ? bestond m 16.34 nog de „broederscap van den Romeynenquot;,
onder het bestuur van eigen dekens {rechterl. archief Zaltbommel civiel en
crimineel signaat 1633-'38, 14 Juni 1634).
Minuut-acte van verpanding d.d. 7 Juni 1677, niet vermeld in den ge-
drukten inventaris van het oud-archief Zaltbommel, los liggend in inv no 42
Vergel. magistraatsresolutiën (minuut) 21 Mei 1677, alsmede de ac en van
i^v ïoquot;nbsp;oud-archief Zaltbommequot;
mv no. 1056 Voor de schepenbank van Tuil veiklaarde 15 Mei 1787 Gobel
Trouwnbsp;Wadenoyen, als gemachtigde van de erfgenamen van
vanZn . J^-Scbimmelpennmck van der Oye geb. van Haeften ƒ 2000 ont-
^angen te hebben van den magistraat van Bommel ter redemptie van den
Zennewijnschen erftyns „met dien effecte, dat dezelve erftyns (verschuldijd
Naar de officieele opvatting waren er dus omstreeks 1677 gees-
telijke goederen en inkomsten, die onder de directie van den magi-
straat stonden en waarvan de inkomsten bestemd waren voor de
salariëering van de predikanten, den rector en andere dergelijke
functionarissen. Die goederen waren onder „de geestelijke beurs
der stadquot; gebracht. Het woord ,,beursquot; herinnert ons aan de „ge-
meene beursequot; in de Tieler- en Bommelerwaarden, waaruit de
zestien z.g. bursale predikanten van de classis Bommel bezoldigd
werden. De „gemeene beursequot; was, zooals eerder^) uiteengezet is,
niets anders dan het administratiekantoor, waar de verschillende
geestelijke stichtingen onder gebracht waren en waar de betahn-
gen voor den kerk- en schooldienst uit gedaan werden. De afzon-
derlijke stichtingen bleven in wezen en vloeiden niet ineen tot één
fundatie. Te Zaltbommel krijgt men evenwel den indruk, dat de
gemeenschappelijke administratie van de geestelijke goederen al-
daar (de „beursquot;) ertoe geleid heeft, dat op den duur de fondsen
niet altijd zoo scherp uiteen gehouden werden. Weliswaar wer-
den de ontvangen tynsen, pachten, enz., in de rekeningen kapittels-
gewijs verantwoord volgens de onderscheiden voormalige geeste-
lijke instellingen, maar in de raadsresolutiën, voorwaarden voor
verpachtingen, verkoopingen e.a. wbrdt meestal gesproken van
landerijen, tynsen, pachten, enz., die verschuldigd zijn aan den
..rentmr. deser stads geestelycke goederenquot; of „de geestelycke
beursquot; of „geestelycke goederenquot;, d.w.z. aan het administratie-
kantoor der geestelijke goederen zonder nadere aanduiding van de
geestelijke fundatie. In de 18de eeuw raakte de term „geestelijke
beursquot; in onbruik en sprak men doorgaans van „de geestelijke
goederen deser stadquot;
door het stift te Zennewijnen) met Martini eerstkomende ten behoeven van
de geestelyke beurse binnen Boemel zal verschijnen en aan den rentmeester
van dezelve zal moeten betaald worden....quot; (Loofsignaat van de bank van
Tuil, Rijksarchief Arnhem). Cursiveering van mij.
1)nbsp;Zie Hoofdstuk H, A § 3.
2)nbsp;Raadsresolutie, 26 Maart 1677 (minuut-resolutiën, oud-archief inv. no.
42): op voorstel van Willem Jansz. van Lith als provisioneelen rentm. dezer
stads geestelijke goederen is de verpachting van „de landeryen deselve beurs
toestendig gelegen in Bommelrewaertquot; bepaald op Dinsdag 3 April a.s.
Id. 20 Febr. 1679, Ceris Schoock is „uytgedaenquot; voor een „erfthynsquot; van
20 st., jaarlijks aan den rentmr. der geestelijlce goederen te betalen, „seker erf
tot eenen hof, streckende ten noorden tegens het Torf Magasijn, oost de straet
van 't Clooster, zuyden den hof van Keppel ende west die van juff. Cocken-
gen.quot;
Id. 23 Febr. 1680, gelezen zeker request van Peter van Bree, verzoekende
remissie van „eenen thyns van 17 guld. jaerlijcx, die de geestel. iemrs te prae-
tenderen heeft uyt seker hof en huyskens in de Nonnestraet gelegen, her-
gecomen van Willem Jansz. van de Pollquot;, over de jaren 1673/79. Afslag van
den tyns wordt toegestaan over 1672, '73 en '74.
In de rekeningen der geestelijke goederen wordt tot het einde
der 18de eeuw toe vermeld, dat zij staan ^er directie van de Ed. en
AchCb. heeren burgemeesters, schepenen en raad der stad Zak-
bommel. Bij de „minute eener verpachtvoorwaerden van lant onder
Uieten ende Demenquot; wordt de openbare verkooping bij uitbran-
dende kaars aangekondigd van „zeeckere hiernae beschreven lan-
deryen, eertyts den Regulieren tot Saltbommel toebehoort heb-
fmagistraet tot Saltbom-
rnell (1621 Februari 22). In een bevelschrift aan den gemachtig-
de trans Reinersz.. tevens pachter van geestelijke goederen (van
het Reguherenkooster) in het land van Ravestein e.a., duidt de
magistraat zelf deze goederen aan als „eertijts den Regulieren der
stede Zaltboemel voersz. toestendich ende nu tot oirer E direc-
tie gecoomenquot; (1621 Februari 7) i).
Dat de stedelijke regeering de onder haar directie staande gees-
telijke goederen niet tot de eigendommen der stad rekende blijkt
o.m. uit het van de Landschap verzochte en, in 1651. verkregen
octrooi om eenige geestelijke goederen te mogen verkoopen of be-
zwaren Ook in de eerder genoemde minuut-acte van verpanding
d.d. 7 Juni 1677 verklaart de magistraat, dat de vereischte appro-
batie van de Landschap zal worden gevraagd^).
In het Zaltbommelsche oud-archief zijn een aantal acten, waar-
bij de magistraat kloostergoederen uitgeeft tegen een jaarlijkschen
erttyns. Uit de bewoordingen van die acten blijkt meestal niet, dat
rpn^h; ftnbsp;van Bree, verzoekende dat 't
Dingsignaat Zaltbommel, 1 Mei 1755: „conditie en voorwaarden na dewelke
Mr. „Arnoldus Essenius in qualiteit als geweezene rentmeester van L Meste
lijke goederen der stad Zalt Boemel uit kragte van aanvangh ten overstaen
f'^'^'^P«»«» deezer stad%oorneemens?s puWicq te ver
staende TdeTuZ J^'r'Z'nbsp;^odefridus Woetvelt herkomst^,
fnat ^tf 11nbsp;binnen deeze stad.... Het voors. huys word ver
cogt met alle zodaene lasten en servituiten.... en speciael met iLt van een
verschuit en eenen tyns van eene gulden vijff strs. jaerlijx aan het sroote
Gasthuys deezer stad moetende betaelt werden quot;nbsp;'»et groote
) Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 1049
) Loofsignaat van de bank van Tuil, 13 Juli 1622: „burgermrn binnen
Boemel m der tijt m n^em de. gengt;esenen capittels aldaer vrdirrunt CaerU
Hanricks. tyns. ses g. gulden jaerlicx eertijts den voirs. capittel toestendich
met het verwin ter cause van het verloop der voirs. ses gulden verMegêroD
i.quot; gerichte%anHierindec'alf?shoSfn .
m dato 1604 den 21 Novemb. metten aenfanxbrieff van den 13 Nevemb 1605quot;
kanitte^lXrquot;nbsp;««^n ^elfsta„dige fundaUe en de
kapittelgoederen waren geen stadseigendommen.
-ocr page 463-de magistraat de uitgifte doet in zijn hoedanigheid van directeur der
geestehjke goederen. Het heeft vaak geheel den schijn, alsof de
erftyns door de stad zelf ontvangen zal vi^orden. Dit laatste was
slechts in zooverre juist, dat een door de stad aangestelde rent-
meester, nl. die der geestelijke goederen, de tynsen ontving; de
ontvangen tynsen werden echter nimmer geboekt in de gewone
stadsrekeningen, maar door den rentmeester der geestelijke goede-
ren verantwoord in de z.g. kleine tynsrekeningen, waarvan het
saldo werd overgeschreven op de rekeningen der geestelijke goede-
ren (de ,,groote rekeningenquot;)
Gewoonlijk betreffen die uitgiften tegen erftyns de huizen en er-
ven van de drie kloosters binnen de stad, bijvoorbeeld van het
Nonnenklooster. In den tijd van Gerrit Gerritsz'. rentmeesterschap
waren de gebouwen op het terrein van het Nonnenklooster aan de
nonnen toegestaan bij wijze van alimentatie. De huizen, welke zij
zelf niet bewoonden, plachten zij ten eigen bate te verhuren. Den
2Isten Januari 1584 vond de magistraat goed. dat de burgemees-
ters jaarlijks aan de nonnen voor zeker huis. dat haar ontnomen
was en ,.nu ter tijt om besten wille verordonneert tot eenen pest-
huysquot;, de huur zouden betalen, die zij vroeger daarvan ontvin-
gen^). De magistraat oefende lang vóór de oprichting van het
stedelijke rentambt der geestelijke goederen het recht uit om de
bestemming van de geestelijke gebouwen te bepalen, zonder dat de
stad deze huizen in eigendom verkreeg. Blijkens de 8ste rekening
van Gerrit Gerritsz. over 1586/7 moesten de nonnen de convents-
gebouwen ontruimen, om er troepen in te kunnen leggen. Weer
eenige jaren later verklaarden Gerit Jansz. en Matheus Hanricksz.
als burgemeesters van Zaltbommel. dat zij „in name ende van
wegen der stadt voirsz. met will ende consent van onsen anderen
medeschepenen, voirts met toedoen van den Quartiersluyden al-
hier, (hebben) uuytgegeven aen Geritt Claesz. to hebben ende to
besitten in eenen erfthyns van ses gulden jaerlicx... het huys, ge-
nampt het pesthuys, staende in de voirsz. stadt in het gewesene
Nonnencloster...quot; Weer een ander huis, dat behoorde tot het
1)nbsp;Zie de drie reeksen van rekeningen der geestelijke goederen, oud-archief
Zaltbommel, inv. nos. 604-982, en de acten van uitgifte tegen erftyns, inv. nos.
996-1040. Vergelijk boven blz. 455 noot 2, en de „erfpachtenquot; in Tiel blz.
416 e.v.
2)nbsp;Dingsignaat Zaltbommel over 1584-'90, fol. 1 vso.
3)nbsp;Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 998, grosse van de acte d.d. 10 Oct.
1594. Het pesthuys „metten erve, den voirsz. huyse suydtwaerts naestgelegen
tot voirby het gevelt van der Nonnenkerck, soe veer als het gevelt hem strect,
sulcx, dat hetselve erff suydtwaerts beslooten wordt, aen het suyden ende van
de voirsz. gevelt liniënrecht tot opten stadtwall westwaerts duergaendequot;.
gebouwencomplex van het Nonnenklooster, diende in de 17de eeuw
tot „sieckhuysquot;. Op 4 December 1626 besloot de magistraat ten
verzoeke van de ziekhuismeesters den „erfftynsquot;, die zij over twee
jareii verschuldigd waren, in surchéance te houden. Uit de resolu-
tie blijkt, dat de erftyns aan den rentmeester der geestelijke goede-
ren betaald behoorde te worden Volgens de derde rekening van
de uitgegeven huizen en erven van de gewezen kloosters binnen
de stad ( de z.g. kleine tynsrekening) over 1644, van Ceris Schoock
werden door de ziekhuismeesters betaald ƒ 12 „erftynsquot; van een
huis met een gedeelte van de bleek van het Nonnenklooster en
; 16 wegens een huis en erf in de Nonnenstraat, terwijl nog eenige
andere huisjes aan het ziekhuis ten gebruike toegestaan waren
waarvan geen tyns werd ontvangen, maar die wel pro memorie in
de rekening vermeld worden®). Blijkens dezelfde rekening werd
het huis ten westen van de Nonnenpoort aan den provoost-gewel-
dige ter bewoning gelaten; men zal dit laatste huis met het vroegere
pesthuis mogen vereenzelvigen.
Het zou te ver voeren de lotgevallen van alle kloostergebouwen
binnen Zaltbommel stuk voor stuk na te gaan. Het is voldoende
hier vast te stellen, dat blijkens de z.g. kleine tynsrekeningen de
tynsen van in erftyns uitgegeven en van verkochte huizen en erven
tot de inkomsten van de geestelijke beurs behoorden®).
Wat de bestemming van de opbrengst der geestelijke goederen
aangaat, deze behoorde pieus te zijn en was dit over het geheel
genomen ook, zij het dan niet uitsluitend. Blijkens de tweede
rekening van de geestelijke goederen van Schoock over 1643/44
beliepen de ontvangsten ƒ 7149 - 11 st. - 9 penningen, waartegen-
over aan tractementen uitgegeven werd: aan ds. Eyckenbergh
ƒ 800 salaris over 1 jaar met ƒ 25 wegens classicale en synodale
3nbsp;uuquot; quot;ag'^ti-aat Zaltbommel, 4 December 1626.
ziinL h ^ I Zaltbommel, inv. no. 850; al de bij het ziekhuis in gebruik
zijnde huizen stonden binnen het terrein van het Nonnenklooster
) Vergel. bijv dingsignaat Zaltbommel, 20 Febr. 1777: „Conditie waer
goe'derTnSTBom'^r'';^®^^quot;'quot;^' -quot;'quot;-^ter van de stadfiekel^ke
drwel Ed en Ä M^!?nbsp;^P'^««»^ resolutie en authoilsatie 4n
ae wel. h,d. en Achtb. Magistraat der voors. stad verwinhebber en executant
Anbsp;quot;gtquot; sehout en schepenen van den WelEd
r.netanbsp;za/verkoopen de gew S
afwat Saforen'ir.«quot;/'-'''nbsp;aen gehorende met
ai wat daar op en in aard- en nagelvast is te Z. Bommel staande en gelee-
en ai ae lasten op zich nemen, als daartoe van ouds behoord hebben en
bruarraan n'^n*nbsp;-nbsp;gulden thyns jaarlijx opln 2 Fe
weTe^donr vlL quot;®nbsp;geestelijke goederen verschuldigd,
^hnlnr / o l inbsp;qualiteit zal worden gezuyvert tot den verl
schijnsdag den 2 February 1776 en van de verponding tot over 1773 ncluis -
-ocr page 465-kosten, aan ds. Arlebout hetzelfde, aan den rector Petrus Wierich
ƒ 325 salaris over 1 jaar, aan den conrector Marcus Notheus ƒ 300,
aan meester Corstiaen ƒ 286, aan den ondermeester Marcelus van
Malsen ƒ 200, aan den med. doctor Nuyssenborch ƒ 125, aan den
ziekentrooster mr. Steven Tergysels ƒ 233, aan de „custorinnequot;
Ariaentgen Dircks, weduwe van Jan Petersz., ƒ 100 voor het be-
dienen van de kosterie over 1 jaar en nog 12 stuivers voor het
schuren van de kronen in de Kleine kerk, terwijl de magistraat aan
Anthony Augustijn „ten regarde van sijn kinderenquot; 10 stuivers
per week had toegelegd. Verder zijn er uitgaven wegens uitgaande
renten, w.o. renten „staende tot laste van de goederen dewelcke
eertijts het gewesenen Reguliere-clooster binnen Boemel toesten-
dichquot;, „staende tot lasten van 't Agnieten-clooster in Boemelquot;
en „staende tot lasten van 't Nonnen-cloosterquot;. Een afzonder-
lijk kapittel vormen de uitgaven, gedaan op last van den magi-
straat, waarin men allerlei uitgaven aantreft, welke eigenlijk in de
gewone stadsrekening thuis behooren, zooals vacatiën voor magi-
straatsleden e.a. wegens diensten ten behoeve van de stad. Ten-
slotte is er een kapittel voor uitgaven wegens leverantiën en her-
stellingen aan de geestelijke huizen, aan de woningen van de pre-
dikanten en schoolmeesters, een bedrag van ƒ 40 aan de ziekhuis-
meesters „tot ophouding (van) haer sieckhuysquot;, onkosten wegens
de dijken, welke ten laste van de geestelijke goederen komen'),
korting en ongelden, eindelijk ƒ 444 voor „de heere schepen jaer-
gelt mette appendentie van dienquot;, belooning van den rentmeester,
onkosten wegens het stellen en doubleeren van de rekening. In totaal
werd uitgegeven ƒ 6498-15-10. Bij het batig saldo van ƒ 650-15-15
kwamen nog flinke sommen, welke overgeboekt werden uit de tyns-
rekeningen van het kapittel en van de in erftyns uitgegeven huizen
en erven, zoodat het saldo in totaal bedroeg ƒ 2189-13-133^
Op den duur zien wij de predikantssalarissen uit de rekeningen
der geestelijke goederen verdwijnen. In de rekening over 1678 en
'79 vindt men het gewone tractement voor de beide predikanten
vermeerderd met achterstallig tractement, in de rekening over
1680 alleen achterstallig salaris en in de rekening over 1681
in het geheel niets meer, ook niet pro memorie^). Bij resolutie d.d.
22 December 1679 vond de magistraat met uitzondering van den
schepen Johan van Stralen, die tegen was, goed, „dat in het toe-
comende de pachtgelden van 't veer sullen werden en blyven ge-
De dijken kwamen dus niet ten laste van de stad.
2) Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 605.
Oud-archief Zaltbommel, inv. nos. 630, 631 en 632.
-ocr page 466-affecteert tot betalinge der praedikanten deser stad, ende so wan-
neer den rentmeester H. van Loenen (stadsrentmeester) be-
swaert moge sijn, dat denselven sal worden gesubsidieert van tijd
tot tijd met ordonnantiën op den ontfanger de Jongh of provisio-
nelen rentmeester (der geestelijke goederen) W. van Lith''^).
Vooralsnog voelde de stadsrentmeester, die de inkomsten van het
veer inde, zich „beswaertquot;; uit het veer zijn de predikanten nim-
mer betaald.
De oorzaak van het verdwijnen van de predikantstractementen
uit de rekeningen der geestelijke goederen moet gezocht worden in
het Kwartiersbesluit d.d. 14 November 1680, waarbij de stad Zalt-
bommel, evenals de andere steden in het Nijmeegsche Kwartier, de
beschikking kreeg over den heelen stuiver op iederen pachtgulden
van de generale middelen en den halven stuiver op de verponding
binnen haar territoir. De stad placht een afzonderlijken rentmees-
ter aan te stellen, om het aandeel in de belastingen, dat zij van de
kantoren van de ontvangers van het Nijmeegsche Kwartier kreeg,
aan haar te doen verantwoorden. Het is moeilijk een juist inzicht
in deze stedelijke administratie te krijgen, aangezien slechts één
rekening, en wel de laatste over 1 Maart 1797—28 Februari 1798.
bewaard is ^).
In deze ..rekening....... die is doende A. Prillevitz aan het Ge-
meente Bestuur der stad Z. Boemel en dat wegens het achtste part
der generaale middelen en getaxeerde leden met den stuyver per
gulden over de stad en schependom van Z. Boemelquot;, ziet men on-
der de ontvangsten de volgende posten: (1°.) „ten comtoire
van den ontfanger J. de Roockquot; o.m. een ordonnantie van ƒ 62-
10 St.- wegens den kwart stuiver op de ordinaire verponding over
1795 tot betaling der vroedvrouwen en een ordonnantie van ƒ 124-
19 St.- wegens den halven stuiver op de ordinaire verponding over
1795 tot betaling „der predikanten supplement tractementquot;, (2°.)
..ten comtoire van den ontfanger D. Verweydequot; o.m. een ordon-
nantie van ƒ 595-8 st.- wegens den stuiver van iederen pachtgul-
den der generale middelen over stad en schependom, ingegaan 1
Juli 1796, tot betahng „der predikanten supplement tractementquot;,
(3°.) „ten comtoire van den ontfanger J. P. Thooftquot; o.m. een
ordonnantie van ƒ 382-10 st.- wegens den halven stuiver van
iederen pachtgulden der 70 percent voor het Kwartier uit den im-
post op de gebrande wijnen en gedistilleerde wateren des Bom-
Resolutiën magistraat Zaltbommel, 22 December 1679.
) Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 272.
-ocr page 467-melschen kantoors, ingegaan 1 Juli 1796, tot betaling „der predi-
kanten supplement tractementquot;, (4°.) „ten comtoire van den ont-
fanger A. H. van Eekquot; o.m. een ordonnantie van ƒ 165-17 st.-8
penningen wegens den halven stuiver van den impost op den tabak
des Bommelschen kantoors, ingegaan 1 Juli 1796, tot betaling „der
predikanten supplement tractementquot;').
Van de uitgaafposten van A. Prillevitz' rekening over 1797/98
mogen hier vermeld worden: (1°.) het tractement voor ds. J. G.
Kist over 1797 ten bedrage van ƒ 800, vermeerderd met ƒ 56-
10 St.- wegens classicale penningen, ƒ 60 voor het verzoeken van
de classicale goedkeuring van het op ds. W. C. van Maanen uit-
gebrachte beroep en ƒ 87-10 st.- wegens jaar huishuur; (2°.)
voor ds. C. H. van Herrewerden één halfjaar en één maand trac-
tement, vermeerderd met classicale penningen, tezamen ƒ 527-17
st.-; (3°.) voor ds. W. C. van Maanen twee maanden en één half-
jaar tractement ƒ 333-6 st.- 8 penningen en een voorschot wegens
verhuiskosten van Driel naar Zaltbommel ten bedrage van ƒ 450;
(4°.) voor den koster A. van Tright één halfjaar tractement met
één halfjaar huishuur ƒ 75; (5°.) voor den koster C. de Swart één
halfjaar tractement ƒ 50. Het blijkt, dat de predikanten hun volle
salaris uit den heelen en halven stuiver ontvingen, terwijl dit
middel in het Kwartiersbesluit van 14 November 1680 en ook nog
volgens de bewoording van de ontvangposten in de rekening
slechts bedoeld was als supplement op de predikantstractementen.
Wat de vroedvrouwen betreft, deze werden oorspronkelijk hetzij
uit de geestelijke goederen, hetzij uit de gewone stedelijke inkom-
sten betaald
Den 12den Mei 1800 werd in de vergadering van het Gemeen-
tebestuur een missive behandeld van Commissarissen tot admini-
tratie der finantiën des voormaligen Kwartiers d.d. 28 April 1.1.
met verzoek om overeenkomstig aanschrijving van den Agent van
Finantie na te gaan, of de stad Zaltbommel ook pastorie- of gees-
telijke goederen had, waarvan de revenuën in de stadskas of tot
onderhoud van de predikanten gekomen waren en die thans als
Nationale eigendommen moesten worden aangemerkt, en daarvan
een specifiatie over te geven. De vergadering besloot hierop te
antwoorden, „dat deeze stad geene goederen heeft, waarvan de
') De hier genoemde belastingen en accijnzen plachten verpacht te wor-
De rekening van A. Prillevitz is gedaan en gesloten op het raadhuis
ten overstaan van het Gemeentebestuur 10 Mei 1798. Totale ontvangsten:
ƒ 5774-9 penn., totale uitgaven ƒ 4607-13 st.-8 penningen.
revenuën tot onderhoud van de predicanten gekoomen zijn, als
zijnde dezelve reeds uit de Quartierlyke fondsen onderhouden en
betaalt; dat, wanneer daar by in aanmerking genomen word het
4e. art. van de additionele articulen tot de acte van Staats 'Rege-
ling betrekkelijk de Nationaale verklaaring der zogenaamde gees-
telyke goederen, kunnen die goederen, welke deeze stad bezit en
waar van de revenuën in stadscassa komen, na het inzien dezer
vergadering niet in de bovengemelde missive bedoelde worden
geconsidereerd, nog vallende in de termen by dezelve vervatquot; i).
Uit deze redeneering valt op te maken, dat de stad zich omstreeks
1800 als eigenares der voormalige geestelijke goederen gedroeg.
Eerst na 1810 komt deze opvatting ook tot uiting in de verander-
de wijze van administratie; het afzonderlijke beheer der vroegere
geestelijke goederen wordt dan opgeheven en de goederen worden
onder het beheer van den stadsrentmeester gesteld^).
De geestelijke goederen leverden over 1798 nog het aanzienlijke
bedrag op van ƒ 29209- 15 st.- 13 penningen met inbegrip van het
slot van de kleine tynsrekening over 1798 ad ƒ 190- 16 st.-. en het
slot van de kapittels (tyns-) rekening over hetzelfde jaar ad ƒ 203-
15 st.-13 penningen, waartegen aan uitgaven stond ƒ 13615.- 12 st.-.
Het batig saldo ten bedrage van 15594- 3 st.- 3 penningen werd
overeenkomstig het heerschende gebruik verantwoord in de reke-
ning over het volgende jaar 1799®).
Men heeft in Zaltbommel. evenals in de andere steden, enkele
malen geestelijk goed verkocht, echter naar verhouding tot Nij-
megen en Tiel betrekkelijk weinig. Den Hden Juni 1651 willigde
de te Nijmegen vergaderde Landdag het verzoek in van den magi-
straat van Zaltbommel, dat zij „tot reddonge van harer stats staet
ende schuldenquot; eenige van de geestelijke goederen zouden mogen
vervreemden of bezwaren^). Prof. Acquoy geeft als voorbeeld het
beloop van de inkomsten uit de vaste goederen en renten van het
Regulierenklooster: over 1636/37 was de bruto-opbrengst (afge-
zien van de tynsen wegens de uitgegeven en verkochte huizen
en erven) ƒ 1286- 12 st.. in 1650 ƒ 1157- 5 st.. in 1700 ƒ 1011-
2 st.; in 1743 werden 43 morgens lands van het Regulierenkloos-
ter verkocht en de opbrengst, welke ƒ 12000 groot was, opnieuw
Resolutiën magistraat (Gemeentebestuur) van Zaltbommel, 12 Mei 1800
) Evenals m andere steden (vergel. Nijmegen en Tiel) trachtte de stede-
lijke regeermg aan te toonen, dat zij geen goederen bezat, die voor nationaal-
verklaring vatbaar waren. In hoeverre zij zelve van de juistheid van het door
haar gestelde overtuigd was, mogen wij in het midden laten.
M Resolutiën magistraat Zaltbommel, 1 Februari 1800.
) Reces van den Landdag te Nijmegen, 14 Juni 1651.
-ocr page 469-belegd, terwijl het restant nog ƒ 210- 9 st. opbracht. De rente van
de belegde ƒ 12000 bleef ten goede komen aan de geestelijke goe-
deren ^).
§ 4. Kerkegoederen en Kerkgebouwen.
Kerkelijke Bedieningen.
Beheerders van de kerkfabriek in Zaltbommel komen voor in
een oorkonde van omstreeks 1385 ^). Blijkens het visitatieverslag
van den bisschop van 's Hertogenbosch van 1571 waren er vol-
gens verklaring van den toenmaligen deken van Zaltbommel drie
kerkmeesters, die allen door den stedelijken raad verkozen werden
en aan den raad alléén rekenplichtig waren ®). De kerkfabriek
van de Zaltbommelsche kerspelkerk werd dus, zooals wij ook te
Nijmegen konden vaststellen, ondanks de verheffing der kerk tot
collegiale kerk, geheel op dezelfde wijze beheerd als de fabrieken
van andere parochiekerken. De magistraat fungeerde als opper-
kerkmeester. De kerkfabriek was een wereldlijke stichting, op
welker beheer het kapittel geen invloed uitoefende. Wèl was het
gebruikelijk, dat de raad steeds één der kerkmeesters uit de kapit-
telheeren koos''). Na de Reformatie viel het geestelijke hd van
het kerkmeesterscollege uit, 22 Februari 1585 werd Willem in de
Croon (d.i. Willem van Enschede, waard in „de Croonquot;) als kerk-
meester beëedigd in de plaats van Ghijsbert van Moers, terwijl
Jacob Jansz., toentertijd schepen, gecontinueerd werd®). De twee
kerkmeesters waren in 1611 nog in functie. Ook later konden de
kerkmeesters jaren achtereen aanblijven.
Voor alle handelingen van eenig belang behoefden de kerk-
meesters de toestemming van de stedelijke regeering. Het oudste
bewaard gebleven rekenboek levert hiervan eenige voorbeelden.
Zoo vindt men onder de ontvangsten van het jaar 1589 dezen
post: „Ontfangen van Clais Paw, richter, d' somma van 55 gul-
Dr. J. G. R. Acquoy, „Het Klooster te Windesheim en zijn invloedquot;,
III, blz. 67.
Oud-archief Zaltbommel, inv. no. 573.
3) Vóór de Reformatie hebben de Quartiersluiden blijkbaar niet deelge-
nomen aan het hooren van de kerkerekeningen.
quot;) „Dicit (nl. Egidius Groots, deken van Zaltbommel) esse tres edituos, ex
quibus tertius semper est canonicus, et eliguntur omnes per senatum, et dicit
fabricam optime regi. Computus edituorum fit coram senatu solum, inter-
dum singulis annis, interdum singulis bienniis. Proventus fabrice vix ascendunt
ad centum renenses vel centum philippeos, et sunt ante muitos annos multa
bona fabrice alienata, sed pecunia est applicata ad restaurationem ecclesiequot;
(„Kerk- en Kloostervisitaties in het bisdom 's Hertogenbosch uit de 16de
eeuwquot;, door Dr. Th. Goossens in „Bossche Bijdragenquot; V, blz. 151, 1571 Sep-
tember 9).
Dingsignaat Zaltbommel over 1584-'90, fol. 58 vso, 22 Februari 1585.
-ocr page 470-den ad 20 stuivers 't stuck ende dat van 5 jaerpachten van de
lampe, die op Peter Petersz.'huys is liggende, jaerlickx 52 menge-
len olys luyt d' brieven, daervan sijnde, ende is van 5 jaer met
ons (kerkmeesters) met consent schepen ende burgemeesteren
geaccordiert, dat hy jaerlickx geven soude 9 gulden, maeckt 55
gulden, daermet betaelt is het jaer '88, dat op Paesdach versche-
nen wasquot;. De lampolie zal wel een last zijn geweest, welke uit den
tijd van vóór de Reformatie stamde. „Het tapijtkleet uuyt d' kerke
van het Aventmaelquot; werd met consent van schepenen en burge-
meesters te Utrecht verkocht voor 12 £ Vlaamsch (ƒ 72). Op 25
Maart 1607 werd door de kerkmeesters een rente van ƒ 18 's jaars
uit een stuk grond voor de Boschpoort afgelost met consent van
schepenen en burgemeesters i). Ook in de 18de eeuw vindt men
verschillende voorbeelden. Op 24 Januari 1761 vond de raadsver-
gadering goed, dat de iepen rond het kerkhof door de kerkmees-
ters in het openbaar verkocht zouden worden. Den 17den April
1772 machtigde de raad de kerkmeester om overeenkomstig de
verkoopsvoorwaarden tegen ontvangst der kooppenningen een
huis en erf in de Kerkstraat over te dragen aan den rentmeester
J. Q. de Ruuck, die het van de kerkfabriek gekocht had. Zelfs het
ontwerpen van voorwaarden van aanbesteding van belangrijke
Retroacta van den Burgerlijken Stand in Gelderland, inv. no. 1815. Dit
kerkelijke rekenboek is wegens een daarin voorkomende lijst van begraven
personen een kwart eeuw geleden door de stad Zaltbommel overgedragen aan
het Rijk. Het deel bevat:
lol. 1-2vs0, „tynsen ende goederen, als ons kercke van Saltbommell jaerlickx
incomende heeftquot;;
lol. 3-6, „renten eertijts de gemeyne vicaryen toegehoorich ende nu____ die
kercke van Bomel tot onderhout van de timmeragie toegeleytquot;, gevolgd
door aan de kerk toegelegde tynsen van het Sacramentsgild, het O.L.
Vrouwengild en de broederschap van St. Anne (1592);
fol. 6vso-7vso, tynsen en renten (van de kerk) onder Opijnen, Waardenburg,
Herwijnen, Brakel, Zuilichem, Nieuwaal, Gameren en Hurwenen;
fol. 8-11, „der kercken huysenquot; (in de Kerkstraat), opgave van de huren;
fol. 13-43VSO, lijst van hetgeen ontvangen is wegens begraven personen, 1585
1610;
fol. 49-112VSO. kerkerehening over 1585-1610, afgehoord en gerekend in de
volle vergadering van burgemeesters en schepenen 21 Februari 1611.
gevolgd door de restanten e.d. tot Maart 1612;
fol. 117-123, lijst van hetgeen betaald is door personen, die als burgers der
stad aangenomen of die in een ambachtsgilde toegelaten zijn, 1585-1610.
N.B. deze bedragen werden aan de kerk betaald. Met een „burgerboekquot;
hebben wij dus niet te doen, maar met een stukje kerkmeesters-admini-
stratie, zooals ook uit de schrijfhand blijkt.
Een gedeelte van de kerkerekening over 1585-1610 is uitgegeven door D. W.
van Dam, „Een rekening der St. Maartenskerk te Zaltbommelquot; in „Gelrequot;
XII, blz. 407. De schr. meent ten onrechte, dat de rekening niet oorspronkelijk
zou zijn; onder den dag van afhooring, 21 Februari 1611 (niet 1612), volgt nl.
de origineele ondert. van den stadssecretaris J. d'Bye.
Vergel. blz. .541 noten 1 en 2.
-ocr page 471-herstellingen geschiedde wel door magistraatsleden persoonlijk in
opdracht van de stedelijke regeering ').
Uitvloeisel van 's raads opperkerkmeesterschap was ook, dat de
magistraat de tarieven vaststelde van alles, wat met het begraven
samenhing, zoowel in de St. Maartenskerk als op het kerkhof, en
de regelingen trof betreffende zitplaatsen in de Groote en in de
Kleine of Gasthuiskerk').
Van de inkomsten en lasten van de kerk kan men zich eeniger-
mate een voorstelling vormen uit vier bewaard gebleven kerk-
meestersrekeningen nl. die over 1585-1610, 1682/1696, 1693/1703
en 1715-'18^). Die rekeningen werden gehoord en gesloten door
den vollen raad, namens welk lichaam de stadssecretaris onder-
teekende. De oudste rekening is gehouden op de wijze van een
journaal, de latere drie rekeningen zijn systematisch in kapittels
verdeeld. Voor de invordering der tynsen had men, evenals in
Tiel, een afzonderlijken ontvanger. In de 18de eeuw waren gedu-
rende de jaren, dat de kwartiersluiden invloed op de stedelijke
administratie uitoefenden, ook deze heeren bij het hooren en slui-
ten van de kerkerekeningen vertegenwoordigd.
Over het tijdvak 1585-1610 werd ontvangen 3788 gl. - 13 st. - 4
penn. en uitgegeven 4104 gl. - 7 st. - blank; over 1693-1703
werd ontvangen 6619 gl. - O st. - 8 penningen en uitgegeven 6534
gl. - 15 st. - 6 penningen. De inkomsten bestonden in: (1°.) ont-
vangsten wegens begraven, verkoop van groeven en overluiden,
(2°.) tynsen, (3°.) stoelgeld, dat door den koster placht geïnd te
worden, (4°.) bedragen, welke nieuw-aangenomen burgers van
Zaltbommel aan de kerk moesten betalen, (5°.) bedragen, welke
heden, die als gildebroeders of leerjongens in een gilde opgeno-
men werden, aan de kerk moesten geven, (6°.) opbrengst van de
kerkehuisjes in de Kerkstraat. De uitgaven betroffen het salaris
van den organist, hetwelk slechts voor een gedeelte ten laste van
de kerk kwam, de verponding van de kerkehuisjes, arbeidsloon,
allerlei leverantiën van kaarsen, olie en turf en verder herstellings-
werken e.d. Als een bijzonderheid moet worden aangemerkt, dat
de kerkerekening over 1585-1610 betalingen wegens synodale on-
kosten van ds. Johannes Leo bevat®).
Dr. E. Epkema, „Historische Bijzonderheden omtrent de St. Maartens-
kerk en toren te Zalt Bommelquot; in „Gelrequot; X, blz. 135.
2)nbsp;Oud-archief Zaltbommel, inv. nos. 1052-1054.
3)nbsp;Te weten: 25 September 1587, 16 Augustus 1590 en 5 October 1592. Op
20 Februari 1587 betaalden de kerkmeesters ƒ 3-16.-. aan ds. Johannes Cepo-
rinus voor synodale onkosten in den Haag gevallen, op last van den graaf
van Leice.ster.
De toren, de klokken en het uurwerk van de St. Maartenskerk
werden blijkens de kerkerekening over 1585-1610 toentertijd on-
derhouden uit de kerkfabriek. In de kerkmeestersrekening over
1693/1703 vindt men eveneens onder het hoofd extra-ordinaris
uitgaven, posten wegens klokketouw, nieuwe riemen voor de klok
en geleverd ijzer „aen de Groote kercktoorenquot;. In de 18de eeuw
komen de uitgaafposten ten behoeve van den toren, de klokken
en het uurwerk geregeld in de stadsrekeningen voor, een enkele
maal zelfs geleverd ijzerwerk en timmerloon aan het koor
(1705) Het bekostigen van reparatiën uit de stadskas beteekent
niet. dat de stad zich als eigenares beschouwde; het was een vorm
van subsidieering. T.a.v. het kerkorgel laat zich hetzelfde vast-
stellen als van den toren: in het tijdvak 1585-1610 kwamen de
herstellingen en het onderhoud ten laste van de kerkfabriek, in de
18de eeuw van de stadskas. Het geven van subsidie door de stad
tot het onderhoud van het kerkgebouw is, evenals het opperkerk-
meesterschap van den magistraat, een uitvloeisel van het begin-
sel. dat de Overheid te waken had voor den publieken eeredienst.
De organist werd in hoofdzaak uit de gewone stadsmiddelen
bezoldigd 2) en voor een gering gedeelte uit de kerkinkomsten.
Het stedelijke aandeel in het tractement werd in de 18de eeuw
door den rentmeester der geestelijke goederen voldaan. In 1678
verzocht de organist, om tot verhooging van het gedeelte salaris,
dat hij van de kerkmeesters ontving, voortaan te mogen worden
belast met het innen der kerketynsen, hetgeen de magistraat toe-
stond, terwijl het salaris-aandeel van de kerk werd gesteld op ƒ 60
waaronder het vroeger van de kerk genoten tractement van ƒ 39
en het smeren van de blaasbalgen begrepen waren. De aanstelling
van den organist, die tegelijk klokkenist was, geschiedde door den
magistraat. Bij de benoeming van David Woerlee, in 1782, werd
bepaald, dat deze zou genieten ƒ 460 's jaars, waarvan ƒ 60 van
de kerk en ƒ 400 ten laste van den rentmeester der geestelijke
goederen. De organist had vrije woning in het organistenhuis in
de Nieuwstraat.
De koster werd tot 1 Januari 1810 eveneens door den magi-
straat aangesteld. Zijn salaris werd betaald uit de geestelijke goe-
Voor dit en het volgende zie het bovenaangehaalde art. van dr E Ep
kema. In de stadsrekening over 1643 (oud-archief Zaltbommel, inv. no. 289)
komen zeer veel posten voor wegens dagloon voor arbeiden in de kerk. Ook
uit de geestelijke goederen werden wel eens betalingen gedaan ten behoeve
van de Groote kerk, het orgel en de klokken.
fnbsp;stadsrekening over 1643 werd aan den organist wekelijks
J 2-lU st. ot ƒ 130 over een geheel jaar door den stadsrentmeester betaald.
-ocr page 473-deren. Kosteriegoederen zijn er niet geweest. Wel had de koster
vrije woning in een der kerkehuisjes. Omstreeks 1585-1610 was
dit ,,het huysken tusschen de traelie ende schoolquot;. Het stond dus
binnen de oude immuniteit.
Stedelijk vermogen en kerkelijk vermogen zijn altijd zorgvuldig
uiteen gehouden. In October 1741 had de magistraat aan de kerk-
meesters een bedrag van ƒ 900 geleend om aan de kerk geleverde
steenen alsmede arbeidsloon te kunnen betalen, waartoe op twee
verschillende ontvangers ordonnantiën werden verleend, mits het
kapitaal zou worden gerestitueerd. Tien jaren later, toen de kerk
in beteren doen gekomen was, moest zij het door één der ontvan-
gers verstrekte, nl. ƒ 600, volgens magistraatsresolutie van 8
Februari 1753 terug betalen. Behalve door het geven van rente-
looze voorschotten kon de stadsregeering medewerking verleenen
door het toestaan van openbare inzamelingen. Toen door zware
stormwinden in 1714 en 1717 de daken, glazen en verwulfsels
ernstig geleden hadden, stond zij aan de kerkmeesters toe een
collecte door de geheele stad te houden.
Wat de kloosterkerken in Zaltbommel betreft, deze zijn na de
Reformatie als kerkgebouwen in onbruik geraakt^). De Nonnen-
kerk en de Breuren- of Regulierenkerk vindt men nog afgebeeld
op de plattegronden bij Blaeu en Slichtenhorst; maar bijzonder-
heden treft men in de rekeningen der geestelijke goederen daar-
omtrent niet aan^).
Als Kleine kerk naast de Groote kerk heeft na de Reformatie
de Gasthuiskapel gediend. Het onderhoud van het uurwerk, het
klokkenspel en de luiklok in den Gasthuistoren, kwam ten laste
van de stad. Het toezicht op het kerkgebouw berustte bij de kerk-
meesters van de Groote of St. Maartenskerk, terwijl de kosten
van onderhoud, hetzij middellijk, hetzij onmiddellijk ten laste van
de stadskas en niet meer ten laste van het Gasthuis kwamen. De
kerkmeesters van de Groote kerk werden 8 April 1736 door den
magistraat gemachtigd, om de lijst van den preekstoel in de
Groote kerk te laten vergrooten en een nieuwen preekstoel in de
In de kerkmeestersrekening over 1585-1610 vindt men eenige posten,
volgens welke balken en planken („delenquot;) uit de Regulierenkerk vervoerd
werden naar de Groote kerk. Uit de Regulieren- en de Nonnenkerken
werden bovendien eenige grafzerken gehaald, waaruit blijkt, dat ook het be-
graven in gemelde kerken niet meer plaats had. Zie het art. van D. \V. van
Dam, „Een rekening der St. Maartenskerk te Zalt-Bommelquot;.
Toen cf. de staatsregeling van 1798, add. art. 6, de kerkgebouwen ge-
taxeerd moesten worden, werden de Groote kerk en de Kleine kerk getaxeerd
(onderscheidenlijk op ƒ 20500,- en ƒ 2000,-), maar geen der drie voormalige
kloosterkerken, zie resolutiën magistraat (Gemeenlebestuur) van Zaltbommel,
6 Juli 1798.
Kleine kerk te laten maken. Een blikken lantaren voor de deur
der Kleine kerk, die in December 1705 werd aangebracht, werd
door de stad bekostigd^). De Gasthuiskerk heeft, behalve voor
den dienst der Gereformeerde gemeente, ook gediend als garni-
zoenskerk. Van 1686-1705 vergaderden er de Walen, in lateren
tijd de Lutherschen. Op 28 Maart 1768 stond de magistraat aan
de Luthersche gemeente toe om in plaats van slechts tweemalen
's jaars. gelijk tot dusverre, voortaan in de Kleine kerk te mogen
bijeenkomen op de tijdstippen, dat zij niet door de Gereformeerden
gebruikt werd. Hieraan kwam een einde, toen in de woelige jaren
1794 en '95 in het gebouw vreemde troepen gelegerd werden®).
Evenals in andere steden was het de magistraat, die de kerkge-
bouwen opende en sloot voor den openbaren eeredienst®).
De magistraat, bij wien de zorg voor de handhaving van den
pubheken godsdienst berustte, oefende overwegenden invloed uit
bij het beroepen van Gereformeerde predikanten door middel van
het recht van ap- en improbatie van het door den kerkeraad uit-
gebrachte beroep. Ook plachten de ouderlingen en diakenen der
Gereformeerde gemeente voor een deel uit het midden van den
magistraat gekozen te worden. Het recht van ap- en improbatie
werd te Zaltbommel afgeschaft bij raadsresolutie van 29 Januari
1798^). Het aan den thesaurier van den Dom te Utrecht toeko-
mende collatierecht van de „cura pastoralisquot; en van de kanun-
niksprebenden is na de Reformatie niet meer uitgeoefend. De pre-
dikanten der Gereformeerde gemeente zijn dus geen opvolgers
Zie dr. E. Epkema, als voren. Stadsrekening over 1709/10, oud-archief
Zaltbommel, inv. no. 360. De Gasthuistoren is gescheiden van de Gasthuiskapel.
Dr. J. G. R. Acquoy, „Geschiedenis van het Gasthuis te Zalt-Bommelquot;
in „Archief voor Nederlandsche Kerkgeschiedenisquot;, (Rogge en Pijper), VII,
1899, blz. 353, Merkwaardig is het, dat het Gasthuis van 1694-1700 aan den
Franschen voorzanger ƒ 30 's jaars voor salaris betaalde. Misschien een her-
innering aan den vroegeren band tusschen Gasthuis en kapel ?
®) In het bovenaangehaalde art. van dr. Epkema worden genoemd een aan
de stad vervallen huis en erf gelegen in het Klooster, eertijds de Mennisten-
kerk (raadsresolutie 23 Juni 1684) en de „Erminiaensequot; kerk in de Nonnen-
straat, welk laatste gebouw, na als zoodanig buiten gebruik geraakt te zijn,
als magazijn dienst deed en in 1734 afgebroken werd. Het was toen in han-
den van de stad. Deze twee „kerkenquot; waren geen publieke kerkgebouwen,
maar gesloten huizen.
Resolutiën magistraat Zaltbommel 29 Januari 1798: „Voorts geleesen
een missive van 't Provinciael Collegie van Politie, Finantie en Algemeen Wel-
zijn in Gelderland in dato 23 deeses, aanschrijving doende tot het observeeren
en naleeven van de Landschaps resolutie van 14e. Julij 1796 ter affschaffing
van het regt van ap- en improbatie van beroepe predicanten en andere gees-
telijke persoonen der respective gesindheden,.... nae deliberatie geresol-
veert, aan deese aanschrijving te voldoenquot;.
Vergel. Dr. Acquoy, „Jan van Venrayquot;, Hoofdst. XIII, over de beroeping
van ds. Ceporinus, en dr. Epkema's bovenaangehaalde artikel.
van den vroegeren parochiepastoor of van de vroegere kapittel-
heeren geworden.
* * *
5 Augustus 1796 proclameerde de Nationale vergadering het
beginsel van scheiding van kerk en staat, welk beginsel zijn neer-
slag vond in de Staatsregeling van 1 Mei 1798, Burgerlijke en
Staatkundige Grondregels, artt. 19-23. Het 21ste artikel luidde:
„Elk Kerkgenootschap zorgt voor het onderhoud van zijnen
Eeredienst, deszelfs Bedienaren en Gestigtenquot;. Verscheiden Ned.
Gereformeerde gemeenten gingen nu over tot het instellen van
een z.g. Kerkelijke commissie, die vnl. tot taak had fondsen bijeen
te brengen en te beheeren voor de instandhouding van den eere-
dienst en in het algemeen op te komen voor de stoffelijke be-
langen der gemeente. Ook in Zaltbommel benoemde de breede
kerkeraad een dergelijke commissie. Deze „Commissie tot waar-
neeming der belangens der Hervormde Gemeente te Zalt-Boe-
melquot; bestond uit zeven leden, waarvan drie lid van het toenmali-
ge stadsbestuur waren. In haar eerste vergadering, 27 Augustus
1798, besloot zij, om aan de kerkmeesters Mr. I. de Jongh en F.
van Werkhoven een opgave te vragen van de kerkegoederen,
alsmede van den oorsprong van die goederen. Het commissie-lid
N. Le Balleur legde 25 October d.a.v. een „opgavequot; over „van
alle de inkomsten en uytgaven der kerke gedurende de laatste
tien jarenquot;. Den 17den December ging de commissie over tot het
hooren en sluiten van de rekening van den maanmeester der ker-
ketynsen Felix. De handelingen der commissie van 6 Juni 1799
berichten ons: ,,Is afgehoort en gesloten de rekening door de
voorm. kerkmeester Fr. van Werkhoven, ook namens desselfs
absente meede-kerkmeester Mr. I. de Jongh gedaan, van zodanige
ontvang en uytgave, als zijl. gedurende administratie der kerke-
goederen van primo Janu. 1796 tot ultimo Febr. 1799 gehad en
gedaan hebben, en daaruyt gebleeken zijnde, dat door rendanten
meer ontfangen als uytgegeven is eene somma van een duyzend
vierhonderd een en zeventig guldens negentien stuyvers dertien
penningen, heeft de vergadering deselve geauthoriseerd, om boven-
gem. batig slot aan de gecommitteerdens tot de administratie der
kerkegoederen, de heeren Le Balleur en Blomhert, ter hand te stel-
len, en zijn rendanten voor derselven administratie bedanktquot;').
') Archief Ned. Hervormde Kerkvoogdij van Zaltbommel, „Handelingen
der Commissie door de Hervormde gemeente te Zalt-Bommel benoemd tot
Van dit tijdstip af was het beheer over de kerkfabriek, alsmede
over de Kleine kerk, geheel in handen van de Kerkelijke commis-
sie der Ned. Hervormde gemeente en trok het stadsbestuur zich
uit deze administratie terug. Alleen de koster bleef nog zijn aan-
stelling en instructie ontvangen van den magistraat^).
De overgifte van de Groote kerk e.a. en de Kleine of Gasthuis-
kerk door het stedelijk bestuur heeft kennelijk plaats gehad in den
vorm van overlating van het beheer aan de commissie uit de Her-
vormde Gemeente. Uit de magistraatsresolutiën over 1798 en 1799
blijkt niets naders. In Januari 1799 schreef de Zaltbommelsche
Kerkelijke commissie aan de „Commissie tot de Kerkelijke zaaken
der Ned. Geref. gemeente te Amsterdamquot; als volgt: „Waardige
meedebroeders....... Dat ons Kerkgenootschap tot nog toe is in
het bezit van twee kerken, die zeedert onheugbare tijden de Gere-
formeerde gemeente alhier gehad en gepossideert heeft. Dat dus
ten dien respecte nog niets is aangeschaft of overgenomen heeft
behoeven te worden. Dat de Grote kerk binnen deese stad is ge-
taxeerd op eene somma van ƒ 20500- en de Kleyne kerk op
ƒ 2000-......quot;2).
De Ned. Gereformeerde gemeente had dus op 1 Januari 1810
.,het bezit en gebruikquot; van de beide kerken. Het besluit van koning
Lodewijk Napoleon d.d. 2 Augustus 1808, no. 26, had in Zalt-
bommel geen ander gevolg, dan dat de Ned. Hervormde gemeen-
te voortaan zelf te zorgen had voor de salariëering van de predi-
kanten en andere kerkelijke functionarissen en de ..objecten van
waarneeming der belangens dier gemeentequot; (1798-1825), 27 Augustus, 25 Octo-
ber en 17 December 1798, 6 .Juni 1799. Cursiveering van mij.
De oudste in het Kerkvoogdij-archief aanwezige kerkerekeningen over
1785-1808 zijn in één band vereenigd. Tot Februari 179B zijn de kerknieesters-
rekenmgen gehoord en gesloten ter Raadskamer door den' stedelijken raad en
de gemeenslieden. Daarna volgt de laatste kerkmeestersrekening over 1796-'99
van Frans van Werkhoven, die in .Juni 1799 door de Kerkelijke commissie
werd gehoord en gesloten, waarna de rekeningenreeks aanvangt van N. Le
Balleur en O. Blomhert, leden der Kerkelijke commissie, „door gemelde com-
missie verzogt en geauthoriseert ter administratie der gelden en inkomsten
van de kerken binnen voornoemde stadquot;. Ook de aanbestedingen voor her-
stellingswerken e.d. geschiedden niet meer door de stad, maar door de Ker-
kelijke commissie, vergel. het deel Conditiën van aanbesteding over 1801-
1875 in het Kerkvoogdij-archief.
In Lochem, waar de R.K. eveneens sterk in de minderheid waren, is de gang
van zaken analoog geweest. Daar benoemde de breede kerkeraad 9 December
1800 een commissie „tot instandhouding van den godsdienst bij de Hervorm-
de gemeente te Lochemquot;, welke van het Lochemsche gemeentebestuur onmid-
dellijk na haar optreden het beheer over de kerkelijke goederen overnam (A
i'nbsp;Geestelijke en Kerkelijke Stichtingen in Lochemquot; in „Gelrequot;
XXXVIII, blz. 81).
2) Archief Ned. Herv. Kerkvoogdij, „Handelingenquot; der Kerkelijke commis-
sie, 3 Januari 1799. Cursiveering van mij.
den eeredienstquot;. De koster werd door de Kerkelijke commissie in
zijn bediening gecontinueerd en ontving in den loop van 1810 van
de commissie een nieuwe instructie ^),
De Kleine kerk werd in 1830 door kerkvoogden, welk college
in 1824 de beheerstaak der Kerkelijke commissie had overgeno-
..Handelingenquot; der Kerkelijke comraissie, 16 December 1809 en over
1810 pas.sim. Bij den Ned. Herv. Kerkeraad en bij de Kerkelijke commissie
kwamen gelijkluidende extracten uit de magistraatsre.solutiën d.d. 14 Winter-
maand 1809 in, die thans nog in de archieven dezer beide colleges berusten
en waarvan de inhoud is als volgt:
„Extract uit de deliberatiën van de
Magistraat der stad Zalt Boemel.
Donderdag den 14e. van Wintermaand 1809.
Ingekomen er. gelezen eene missive van den heere Landdrost van het De-
partement Gelderland van den 9e. dezer maand, ten geleide van een
extract uit deszelfs verbaal voor de Politie en Oeconomie van dien dag
N. 1, daarbij, op eene ontvangene missive van den Minister van Eere-
dienst en Binnenlandsche Zaken, de dato 5e. dezer N. 20 de officieren
ten platten lande, Burgemeesteren en Gemeente Bestuuren in dit Depar-
tement aanschrijvende en gelastende, om aan het bepaalde bij artikel 3,
6 en 8 van het Koninglijk Besluit van den 2e. van Oogstmaand 1808 N. 26
te voldoen, en mitsdien:
1°. Na den Ie van Louwmaand 1810 generhande betalingen uit plaatselijke
of andere publieke kassen meer te doen aan predikanten of andere gees-
telijke (personen?), kerkelijke bedienden of eenige objecten van den eere-
dienst;
2°. te zorgen, dat zodanige kerkgebouwen, als thans niogten zijn onder de
behering van plaatselijke bestuuren, worden overgegeven, en de admini-
stratie gelaten aan de kerkelijke gemeente, welke daarvan op den Ie. van
Louwmaand aanstaande het bezit en gebruik zullen hebben; mitsgaders
dat zoowel het onderhoud als de inkomsten dier gebouwen overgelaten
worden aan de genoemde kerkgenootschappen, behoudens nogthans na-
dere schikkingen, voor zoo verre ooder die kerkgebouwen eenige mogten
gevonden worden, waarover fans reclames aanhangig zijn, en deze recla-
mes onverhoopt op den Ie. van Louwmaand voornoemd niet mogte zijn
beslist.
Met verdere aanschrijving, om den inhoud dezer te brengen ter kennis
van de kerkenraden der Hervormde Gemeentens onder derzelver ressort,
in het algemeen, tot derzelve informatie en naricht, en in het bijzonder,
teneinde de kerken, raden en gemeentens, commissiën, dien ten gevolge
de nodige maatregelen zoude kunnen beramen, en vooral bedacht te zijn,
om overeenkomstig den aan haar bij herhaling verklaarden wil des
Konings zorge te dragen voor de bezoldiging der kerkelijke bedienden in
hunne gemeente.
En hierover gedelibereerd zijnde, heeft de Magistraat goedgevonden en
verstaan, de Kerkenraad der Hervormde gemeente en de gemeente of
Kerkelijke commissie binnen deze Stad van voorschreeve ontvangene aan-
■schrijving kennis te geven, met last, om zich dien conform te gedragen.
Ter welken einde extract dezes aan dezelve zal worden ter hand ge-
steld, om te strekken zo als het behoord.quot;
(w.g. door den stadssecretaris).
N.B. De magistraatsresolutiën over 1809 en 1810 ontbreken in het oud-
archief van Zaltbommel.
men, als manege voor het garnizoen aan de stad verhuurd en in
1845 aan het Gasthuis verkocht^).
De torens van de Groote en van de Kleine kerk bleven aan de
stad volgens de staatsregeling van 1798, additioneel art. 6.
Vroegere geestelijke goederen heeft de stad niet afgestaan; deze
goederen zijn met de stedelijke eigendommen vereenigd.
Dr. Acquoy, „Geschiedenis van het Gasthuis te Zalt-Bommelquot;, als boven
aangeh. De Evangelisch-Lutherschen hielden tot 1830 hun kerkdiensten in de
Kleine kerk, na dit tijdstip in de Groote kerk der Herv. Gemeente (Van der
Aa, „Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlandenquot;).
BESLUIT.
Het voorafgaande onderzoek had ten doel na te gaan, welke
gevolgen de reformatie van de publieke religie heeft gehad voor
den rechtstoestand der geestelijke en kerkelijke goederen in Gelder-
land. Hierbij hebben wij voornamelijk aandacht geschonken aan de
lotgevallen der geestelijke en kerkelijke goederen in het Kwartier
van Nijmegen, aangezien de omvang van de stof tot beperking
noopte. Om een juiste voorstelling te verkrijgen van hetgeen er
zich ten opzichte van de geestelijke en kerkelijke goederen wijzigde
of niet wijzigde, was het noodzakelijk terug te grijpen tot de toe-
standen vóór de Hervorming.
Het stelsel van de publieke religie, zooals wij dit hier te lande
hebben gekend vóór de aanvaarding van het beginsel van scheiding
van kerk en staat door de Nationale Vergadering in 1796, hield
in, dat de Overheid verplicht was de ware Christelijke rehgie te
handhaven en zorg te dragen, dat deze religie en geen andere
in het openbaar werd uitgeoefend. Het was de Overheid zelf, die
besliste, welke religie de ware Christelijke was. Vóór de Refor-
matie was de Overheid Roomsch Katholiek en de R.K. godsdienst
de publieke. De middeleeuwsche samenleving werd gekenmerkt
door het dualisme geestelijk - wereldlijk. Naast het wereldlijke
stond het geestelijke recht. Onder het geestelijke recht geplaatste
personen en zaken genoten emuniteit, d.w.z. dat zij aan de wereld-
lijke jurisdictie onttrokken waren. Met de Protestantsche opvatting
van het priesterschap aller geloovigen was dit dualisme onvereenig-
baar. Toen de Overheid tot de Gereformeerde rehgie overging,
cesseerde dan ook de geestelijke jurisdictie. De R.K. kerkelijke
hiërarchie viel weg, terwijl de bisschoppelijke bevoegdheden op de
wereldlijke Overheid overgingen. Geestelijke personen en zaken
werden wereldlijke personen en zaken.
In Gelderland voltrok zich de Reformatie in den tijd van Johan
van Nassau's stadhouderschap. De nieuwe regeling, die door de
terzijdestelling van de geestelijke jurisdictie noodig was geworden,
werd neergelegd in eenige Landschapsbesluiten van 6 en 31 Mei
1580 en 29 November 1581, waarvan wij in Hoofdstuk I, § 4, een
overzicht hebben gegeven. Evenals men bij de reformatie van de
religie slechts een wijziging in Evangelischen zin, een terugkeer
tot de oorspronkelijke Christelijke kerk, en niet het vestigen van
een nieuwen godsdienst beoogde, evenzoo had men bij het refor-
meeren van de geestelijke fundatiën de bedoeling slechts die ver-
anderingen aan te brengen, die noodzakelijk waren om die funda-
tiën te onttrekken aan het door de geestelijkheid er van gemaakte
„misbruikquot; en er haar ware Christelijke bestemming aan te her-
geven. De geestelijke stichtingen bleven, ontdaan van haar geeste-
lijke karakter, voortbestaan als wereldlijke stichtingen met pieuze
bestemming, d.w.z. ten behoeve van den kerk- en schooldienst en
voorts in het algemeen voor pieuze doeleinden. Aangezien de
Gereformeerde religie de officiëele was. kwamen de voormalige
geestelijke goederen uitsluitend ten bate van den Gereformeerden
kerk- en schooldienst. De bisschoppelijke bevoegdheden (ius
episcopale) werden voortaan door de Landschap of door het
Provinciale Hof uit naam van de Landschap uitgeoefend.
De van ouds wereldlijke fundatiën met pieuze bestemming, zoo-
als kerkfabrieken. H. Geest- en gasthuisgoederen, die onder toe-
zicht van de wereldlijke autoriteiten beheerd werden, ondergingen
tengevolge van de Reformatie in het algemeen geen verandering.
Slechts werd dit toezicht nader geregeld, en werd de invloed, dien
de parochie-geestelijken op het beheer plachten uit te oefenen, uit-
geschakeld. Het beheer werd, evenals vóór de Reformatie, van-
wege de kerspelen door kerk-, H. Geest- of arm- en gasthuismees-
ters gevoerd; d.w.z. de middeleeuwsche parochiën bleven ondanks
de Reformatie bestaan. Zoo kon het in de 17de eeuw voorkomen,
dat in de Gereformeerde kerspelen R.K. kerkmeesters in functie
waren. In de kerspellasten deelden Gereformeerden en niet-
Gereformeerden. De kerspelen waren ten platten lande op
dezelfde wijze georganiseerd als de marken en buurschappen, nl.
als geërfdengemeenschappen. Veelal hebben de kerspele n meerde-
re marken of buurschappen omvat; in het Nijmeegsche Kwartier
zijn ze evenwel door het zelfstandig worden van buurschapskapel-
len hoe langer hoe meer gesplitst, zoodat het hier in den tijd van de
Republiek vrijwel regel was, dat kerspel en buurschap samenvielen.
In de Tieler- en Bommelerwaarden waren de buurschappen ge-
woonlijk dagelijksche heerlijkheden, zoodat heerlijkheidsbestuur,
buurschapsbestuur en kerspelbestuur samenvielen. Ook in de steden
bleef het beheer van kerkfabrieken, gasthuizen e.d. op den ouden
voet geregeld. De magistraat was opperkerk-, opperarm- en opper-
gasthuismeester, benoemde de kerkmeesters, gasthuismeesters e.d.
functionarissen en oefende controle op de administratie uit, evenals
vóór de Reformatie. Het voortbestaan der stedelijke parochiën
treedt minder duidelijk aan den dag, doordat deze schuil gingen
achter de stad. De Tielsche parochie werd vergroot met het vroege-
re kerspel Zandwijk, dat na de verwoesting van kerk en gasthuis
tijdens den opstand tegen Spanje opgehouden had te functioneeren;
in de buurschappen van het Nijmeegsche schependom werd het
beheer over de buurschapskapellen aan de buren ontnomen en aan
den rentmeester der geestelijke goederen opgedragen; maar derge-
lijke ingrijpende veranderingen vormen een uitzondering op den
regel, dat de kerspelen in het algemeen geen wijziging ondergingen.
De kerken werden voor den publieken eeredienst, d.w.z. voor den
Gereformeerden dienst, gebruikt. In de steden bepaalde de magi-
straat de bestemming der kerkgebouwen; op het platteland ge-
schiedde dit door het Hof of door de ambtlieden, drosten of schou-
ten. De Gereformeerde gemeente werd geen eigenares, slechts ge-
bruikster, niet alleen in de stad, maar ook op het platteland.
Hier dient nog te worden opgemerkt, dat de kosterieën in de
plattelandskerspelen in wezen bleven, al werden ze niet altijd meer
door den koster zelf beheerd. Het beheer kwam bijv. hier en daar
in handen van den rentmeester der geestelijke goederen, van den
dorpsheer of van het kerspel. In de steden waren er geen kosterie-
fondsen. De pastoriehuizen behoorden zoowel in de steden als op
de dorpen niet tot de kerkfabrieken, maar tot de pastoriefondsen
en werden alleen bij gebrek aan voldoende middelen op kosten van
het kerspel getimmerd en onderhouden.
De belangrijkste fundatie in de parochie naast de kerkfabriek
was de pastorie. Deze stichting bleef in wezen, maar werd van haar
geestelijke karakter ontdaan. Het collatierecht werd gehandhaafd.
De wijze van begeving, die vroeger door het geestelijke recht ge-
regeld was, werd door den Gelderschen Landdag opnieuw vastge-
steld bij het reces belangende de geestelijke goederen van 29
November 1581. De gebenificieerde moest voortaan een predikant
zijn, wezende van de Gereformeerde religie en den Lande aange-
naam. De collator had het recht iemand, die aan de vereischten
voldeed, aan het Provinciale Hof ter institutie te presenteeren of
nomineeren. Het Hof mocht den gepresenteerde niet weigeren,
tenzij hij ongequalificeerd was of de collator zijn recht niet kon be-
wijzen. Het Hof trad hierbij op in de plaats van den bisschop en
den aartsdiaken. Niet overal kreeg de predikant de pastoralia zelf
in beheer; hij werd dan door den collator met het pastoorsambt be-
giftigd, met recht op het van Overheidswege vastgestelde tracte-
^^ment (de z.g. congrue portie), dat hem door den rentmeester der
pastoriegoederen, die7door de Landschap, het Kwartier, het ambt
of den heer der heerlijkheid, waar de pastorie gelegen was, werd
betaald. De opbrengst der pastoriegoederen bleek op den duur in
de meeste plaatsen te weinig, zoodat er verschillende middelen
aangegrepen werden om in de tekorten te voorzien. Het collatie-
recht paste slecht bij de Gereformeerde wijze van beroeping van
predikanten, aangezien de kerkeraad rekening moest houden met
den wil van den collator. De classis moest den beroepene appro-
beeren na zijn leer en levenswandel onderzocht te hebben.
In de steden Nijmegen en Zaltbommel waren de parochiekerken
lang vóór de Reformatie tot kapittelkerken verheven. De goederen
van den met de zielzorg belasten priester waren bij die gelegenheid
vereenigd met het kapittelvermogen, zoodat er geen pastoriegoede-
ren waren. De pastorale functie werd in die steden gewoonlijk door
een kapittelheer uitgeoefend. De Gereformeerde predikanten, die
na de Reformatie in die steden optraden, werden bezoldigd uit de
rentambten der geestelijke goederen, afkomstig van binnen het
stadsgebied gevestigde stichtingen. In Tiel en Zandwijk zijn de
pastorieën nog lang als afzonderlijke fundatiën blijven bestaan,
maar, aangezien de begeving aanvankelijk op studenten en nader-
hand op reeds in functie zijnde Tielsche predikanten geschiedde,
kan men de Tielsche predikanten niet, zooals hun ambtsbroeders
ten platten lande, als opvolgers van de pastoors, in casu van Tiel
en Zandwijk, beschouwen.
Ook de vicarieën bleven in wezen, ofschoon de missen niet meer
plaats konden hebben. Men handhaafde het collatierecht, maar de
collator mocht geen geestelijke met het beneficie begiftigen, doch
moest aan het Hof een student presenteeren, die verplicht was op
Gereformeerde scholen en universiteiten te gaan. Het Hof moest,
wanneer de collator aan de wettelijke bepahngen voldeed en de
begiftigde gequalificeerd was, in plaats van den bisschop of den
aartsdiaken den brief van institutie verleenen. De institutie-ver-
leeningen bleven voor de pastorieën op den duur geheel achterwege,
terwijl ze voor de vicarieën hoe langer hoe schaarscher werden.
Ondanks de verandering van de vicarieën in studiebeurzen kan niet
gezegd worden, dat het pieuze karakter van deze voormahge gees-
telijke fundatiën verloren ging, aangezien de opleiding voor het
predikambt en voor andere voor het Land nuttig geachte functiën
volgens de Landschapsbesluiten betreffende de geestelijke goederen
van 1580 en '81 als een pieus doel beschouwd werd. Ten platten
lande kwam het voor, dat ter begeving van het kerspel (pastoor en
kerkmeesters) staande vicarieën aan den predikant of den school-
meester werden toegekend of ten behoeve van de kerkfabriek be-
stemd werden. Sinds 1595 bestond de algemeene verphchting om
één derdedeel van de zuivere opbrengst (tertium) van iedere vicarie
af te dragen voor den kerk- en schooldienst.
Wat de kapittel-, abdij- en kloostergoederen betreft, hierbij kan
men onderscheiden tusschen die op het platteland en die in de ste-
den. De geestelijke goederen in de niet-stemhebbende steden van
het Nijmeegsche Kwartier, die tevens heerlijkheden waren, nl.
Gent, Batenburg en Maasbommel, werden op denzelden voet be-
handeld als die in de overige heerlijkheden. De kapittel-, abdij- en
kloostergoederen in Gelderland hebben na de Reformatie onder
het kortstondig bestuur van de Kerken-rekenkamer en vervolgens
onder dat van Hof en Rekenkamer gestaan, met welke lichamen
de Staten van het Veluwsche Kwartier, voor zoover de geestelijke
goederen in dit Kwartier aangaat, samenwerkten. Omstreeks 1600
trokken Hof en Rekenkamer zich uit de bemoeiing met de admi-
nistratie der geestelijke goederen terug en lieten deze over aan
de Staten in elk der drie Kwartieren. Ook de directie over de
geestelijke goederen ging op de Kwartieren over. al behield de
Landschap zelf de opperdirectie. Pogingen om de administratie
wederom te centraliseeren zijn mislukt. De steden hebben in Gel-
derland slechts zeer ten deele de administratie in handen gekre-
gen. Het beste slaagden hierin de stemhebbende steden in het
Nijmeegsche Kwartier en de stad Elburg in het Kwartier van
Veluwe, die na korter of langer tijd alle goederen van binnen
haar territoir gevestigde geestelijke fundatiën onder haar beheer
kregen. In deze steden zijn de stichtingen aanvankelijk als afzon-
delijke vermogenscomplexen met pieuze bestemming blijven be-
staan; gaandeweg werden zij echter hoe langer hoe minder streng
gescheiden gehouden en tenslotte, in den loop van de I8de eeuw,
met de stadseigendommen vereenigd. Te Nijmegen stelden in 1799
Mr. Johan in de Betouw en eenige andere gecommitteerden van het
Gemeentebestuur de theorie op. dat de geestelijke goederen na de
reductie der stad in 1591 als bona vacantia aan de stad vervallen
waren. Deze theorie bleek in het licht der historie onjuist, even on-
juist als de opvatting, dat de geestelijke goederen ingevolge de
Landdagsbesluiten van 1580 en '81 als heerloos geworden goederen
met de Landsvorstelij ke domeinen vereenigd of als goederen van
Koningsgezinden en uitgewekenen, die het met den vijand hielden,
geconfisqueerd zijn. Het Celbroedershuis te Nijmegen, dat als
krankzinnigeninrichting bleef voortbestaan en na de Reformatie
vanwege het stadsbestuur door provisoren beheerd werd op dezelf-
de wijze als andere gestichten van weldadigheid, werd niet onder
een der geestelijke rentambten gebracht en is niet met de stads-
eigendommen vereenigd, doch steeds een afzonderlijke stichting
gebleven. De steden hadden in het algemeen het recht om de be-
stemming van de binnen het stadsgebied gelegen geestelijke gebou-
wen te bepalen. Te Nijmegen, Tiel en Zaltbommel konden wij vast-
stellen, dat die gebouwen, ook, wanneer ze afkomstig waren van
kloosters, waarvan de goederen overigens niet onder stedelijk be-
heer stonden, van de vermogens der kloosters deel bleven uitmaken
en geen stadseigendom werden.
T.a.v. de kloosters op het platte land kan men, voor zoover het
Nijmeegsche Kwartier betreft, onderscheid maken tusschen de
kloosters, die in het algemeen ad pios usus bestemd waren en die
tot damesstiften gemaakt zijn. De tot de eerste groep gerekende
stichtingen hielden, toen de aan haar behoorende goederen om-
streeks het midden van de 17de eeuw verkocht waren, op te be-
staan, met uitzondering van het klooster te Rossem. dat. evenals
het kapittel aldaar, in 1706 onder het beheer van den heer van Ros-
sem kwam. De tot de z.g. geestelijke beurs van Rossem behoorende
kapittel- en kloostergoederen zijn tot één fonds vergroeid; de be-
stemming bleef pieus. De abdij van St. Mariënweerd verloor haar
karakter van pieuze fundatie door de verheffing tot hooge heerlijk-
heid bij Landdagsbesluit van 29 Maart 1709. De hooge heerlijkheid
werd in 1734 door het Kwartier aan een particulier verkocht. De
vrouwenkloosters, die na de Reformatie werden veranderd in
damesstiften. d.w.z. stichtingen tot het uitkeeren van proven aan
dames, meestal uit riddermatige geslachten, waaronder ook R.K.,
bleven als zoodanig in stand, totdat zij ingevolge het decreet van
Napoleon I d.d. 27 Februari 1811 met het Staatsdomein vereenigd
werden, aangezien zij niet gerekend konden worden tot de voor-
malige geestelijke goederen, waarvan de inkomsten bestemd waren
voor het salariëeren van predikanten en schooldienaren. Het ali-
menteeren van dames uit riddermatige families werd overeenkom-
stig het plakaat op de geestelijke goederen van 31 Mei 1580 pieus
geacht. Tegen de verandering van het klooster te Eimeren in een
provenstichting voor aanzienlijke dames is van de zijde van de
classis Nijmegen bij herhaling geprotesteerd, omdat de predikanten
deze bestemming niet tot de ware pieuze doeleinden rekenden, doch
tevergeefs. In de beide andere Kwartieren heeft men geen vrou-
wenkloosters in damesstiften omgezet. Ondanks verschillende ver-
koopingen van geestelijke goederen zijn de'geestelijke rentambten
in die Kwartieren blijven bestaan tot aan hun opheffing in 1808
en 1811
De Commenderie-goederen werden niet overal op gelijken voet
behandeld. Voor zoover wij de lotgevallen van enkele Commende-
rieën hebben nagegaan, blijkt in ieder geval, dat zij als stichtingen
in wezen bleven. De Commenderie van St. Jan te Nijmegen kwam
in den loop van de 17de eeuw onder de administratie van den
Nijmeegschen magistraat, die haar voor pieuze doeleinden (bijv.
den Waalschen kerkdienst) bestemde; de Commenderie te Arnhem
eveneens, maar deze werd weder aan de Orde ingeruimd. De Com-
menderie van de Duitsche Orde/Te 's-Heerenloo werd behandeld T''*'*quot;^
overeenkomstig de bepaling van het reces op de geestelijke goede-
ren van 29 November 1581, dat de Commendeurs, ,,ghene ridder
wesendequot;, de Commenderieën moesten verlaten onder voorbehoud
van alimentatie; zij werd vanwege de Landschap, naderhand door
Gedeputeerde Staten van het Veluwsche Kwartier, beheerd. De
Commenderie van de Duitoche Orde^te Ingen bleef onaangetastnbsp;Mj^^c^
en evenzoo de Commenderie van Tiel.
Onze slotsom is in het kort deze, dat, in het algemeen gesproken,
de geestelijke en kerkelijke stichtingen in Gelderland ondanks de
Reformatie bleven bestaan en de parochiën onveranderd bleven
Men bracht in den rechtstoestand der geestelijke en kerkelijke
goederen slechts die wijzigingen aan, die door het opheffen van het
dualisme geestelijk - wereldlijk noodzakelijk waren geworden.
Ook op dit terrein ontwaren wij den conservatieven trek, die zoo
kenmerkend is voor onze geschiedenis tot den val der Republiek.
Zie W. van Beuningen, „Het Geestelijk Kantoor van Delftquot;, blz. 30i
en 323.
Wij komen dus voor Gelderland in het algemeen tot dezelfde conclu-
sies, als waartoe Jhr. Mr. Rengers Hora Siccama, Jhr. Mr. de Jonge van Elle-
meet, Mr. van Beeck Calkoen en Mr. van Apeldoorn resp. voor Utrecht, Zee-
land, Holland en Friesland en laatstelijk P. Noordeloos voor Drente (P. Noor-
deloos, „De Doorvoering van de Hervorming in Drentequot; in „Historisch Tijd-
schriftquot;, 1937, blz. 5—57 en 151—186) gekomen zijn.
; . •nbsp;sfc il,' f.. Tsbîîw' kiSV .«st ïlïBïtt »ftiSlJIS^'
' îjlÇT ..bT^^^'fnbsp;Vfu-.tiij^, ib'îiîSiJ.'q.'îb'ù'J
SlÏ-iè.
■..- i -nbsp;iî j^fcipî^Yft- 'nbsp;1 «q •:■ l; /tr «S »
s«»
: V-^V;
:
^^ quot;ih^mvM W^unbsp;h , '•'finbsp;-ÏX
. ■. ...... ......
î-ijsi-
'.rif.: /»fcî. ..îVâï'siuîîS'a'âl-J
-ocr page 487-1 Juni 1580.
Ordinantie und Instructie nae diewelcke die Luyden van der
Kercken-Reckenkamer, die by myne Genedige Heer Stadtholder
und Raeden, als geauthorisiert by Bannerheren, Ridderschap
und Steden des Furstendoms Gelre und Graeffschap Zutphen,
tot regierunghe und administratie van den geestlicken goederen
intt voirss. Furstendom und Graeffschap geordinirt is [zich heb-
ben te reguleeren],
In den eersten, dat voertaen in denselven lande eenn Kercken-Reckenkamer
sijn sali, die gehouden sali worden tot Arnhem in sulcke behuisinghe, als
specialick dair tho gedestinirt sali worden, alwaer sullen sijn enen tresorier,
enen reckenmeister, twee auditeurs und enen secretarius, to weten voer tre-
soriernbsp;voer reckenmeister Thomas Gramaye die
jonge, voer eerste auditeur Caerll die Haen, voer tweede auditeur Jacob van
Elden und voer secretaris i). Diewelcke gehouden sullen
sijn dagelix te erschynen und te compareren in de vorss. camere van 's mor-
gens te acht uhren tot den elff uhren, und des nanoens van dryen totten vijff
uhren; welverstaende, dat sie elck t' 's jaers sullen moegen hebben vacan-
tiën tot 30 dagen und dieselve nemen ter discretiën van den tresorier tot een
offt mehr reysen, behoudelick, dat die niet en worden by hen allen gelicke-
licken genomen, und dat die voirss. camer altijt versiehn blyve ten minsten
van den tresorier und eynen auditeur offt mith den reckenmeister und audi-
teur offt mit den secretaris in plaetse van eene van die auditeurs.
Zo wanner die voorn, van die Kercken-Reckenkamer ontfangen und over-
genomen sullen hebben eenighe reckeninghe und aleer te verstaen tot der
examinatie van die, sullen sy voer die intitulatie stellen den dach, dat die-
selve overgegeven und gepresentiert sijn geweest und by wien, oick tosien,
dat die reckening wel gebonden und die bladeren gequotirt worden, als 't be-
hoirt, und dat gedaen om seckerlick te mogen procediren in 't horen und
examiniren van derselver reckeningen und met der minster tijtverlies; soe
sullen sie elcken officier by syne reckeninghe oick doin averleveren een bour-
dereell off sommiren staet van allen den ontfanck und uthgeven in die aver-
gegeven reekeninge begrepen, und dan voernemen die naeste voergaende
reckeninghe, die dair van sullen te bekommen sijn, mitsgaders die registeren
offte inventarisen van den kerckengoederen, die men daerentusschen sali
erlangt hebben. Und indien ennige lasten van debetten offte andere in diesel-
ve voergaende reekeninge niet gesuivert und noch ungedecidiert staen, off dat
ennige pennongen van den ontfanck achter 't slott van dien in souffrancie
gehouden waren, dieselve voer al doen purgieren aleer procedieren tot slui-
tinghe der lester overgegeven reckeninghe, tensy dat eerst die souffrancie ge-
doot und alle debetten und lasten gepurgiert sijn na behoiren, tenware om
merckelicke redenen, als om processen offte querelen noch hangende ongede-
cidirt off andere impediment, dair in die officier niet culpabell sy van quade
diligenty, versuim off andere; in welcken gevalle men alsdan alsulcken souf-
frantie, debet, quitantie und andere lasten noch sali moegen continueren tot
die andere daer naest volgende reckeninghe.
Sullen die vurss. van die Kercken-Reckenkamer gehouden sijn alle de voorss.
renthmeisters und officiers vann ontfange, als cloistermeisters, huismeisters,
kerckmeisters, soe men die noemen sali, te doen komen und compareren t'al-
In den text opengelaten; secretaris werd Johan Bastijns, gewezen
monnik van Monnikhuizen te Arnhem.
len drie maenden aen die voerss. Kerclcen-Reckenkamer und aldair doin aver-
leveren einen perfecten staet vann oeren heelen ontfanck und uytgeven,
welcken staet sy geholden sullen sijn by rede te affirmiren, und voertz té
kommen reekenen alle jair, sonder d' een jair in dat ander te laten kommen,
und dat bynnen die vier maenden nae dat het jare heurs bevi^indts uthgaende
is, um van dan voertaen heure reckeninghe successive d' een voer und
d' ander nae te moegen verhoeren. Und off die voirss. rentmeisters und offi-
ciers bmnen denselven tijt niet en compareerden off iemandt senden, hebben-
de volmacht und genoichsame instructie metten acquiten und verificatiën,
dair tho dienende, off dat bleeke van wettige onschuldt, sullen dieselve van
die Kercken-Reckenkamer den voirss. renthmeisters und officiers van ont-
fanghe und eicken van henn anderwerff ontbieden, und stellen hen einen
anderen korten dach, dair nae omme alstan te erschinen, und dat op peene
pecuniele, die tweede reise op 't dubbelt und die darde reise by suspensie
van heure officiën. Und niettemin sullen die van die Kercken-Reckenkamer
doen betalen die peene voirss., und by advise van mijn G. Her Stadtholder,
offt in syner Gen. absentie by advyse van der Cancelleriën, instituiren einen
anderen renthmeister offte officier van ontfange by provisie, und dat voer
d' eerste thokommende jair, nae dat die renthemeister offte officier in ge-
brecke bevonden sali worden, wesende niettemyn gehouden evenwall sijn
reckeninghe te doen bynnen den voirss. jaere van suspensie, op pene van ge-
privirt te blyven van sin voirss. officie.
Die voirss. van die Kercken-Reckenkamer sullen gehouden sijn terstondt
nae die presentatie van eicke reckeninghe te procediren totten verhoeren
und examinieren derselver und allen vlijth voerwenden, dat die reckeninghe
bynnen der maindt off sees wecken dair naest folgende then längsten worde
geslaten, indien dat doenlick sy.
Und sullen die vurss. renthemeysters noch die andere officiers van ontfan-
ge niet angenamen offt togelaten worden om reekenen, tensy dat die correc-
tiën der voirgaende reckeningen erst gedain und heure r'eckening gecon-
ferirt und mit die voergaende reckeninge geaccordiert wair, up dat alle ver-
suimen moegen worden verhuet.
Oick en sullen sieluyden van der Kerckenkamer in uytgeven van enige
reckeninghe passiren noch lyden andere parthiën dan het uthgeven ordinaris,
als erffthynsen, almoesen, renthen, gaigiën van officiers deser Kercken-
Reckenkamer, belohningen van predicanten, rectoren, schoelmeisters, custe-
ren und andere kerckendieneren, verordente alimentatiën der conventualen.
und andere gelicke ordinarise parthiën van uuytgeven, tensy dat ierst blycke
by schrifftlicke ordinantie van die van de voirss. Kercken-Reckenkamer ge-
verificiert by die heren van den provincialen Rhade desselffs Furstendombs
und Graiffschaps mit quitantie und gewoenlicke certificatie, und voer soe
voell angaet den acquiten van de voirss. ordinarise parthiën van uthgeven,
ten einde datter gein dachten meer en kommen, dat die renthen offte andere
schulden off assignatiën then behoirlicken tyde nieth betailt en worden, by
alsoe sie die acquiten off ennige van dien schuldich blyven, sali elck rente-
meister die geholden sijn over te brengen ter naester reckeninghe op die
peene van drie carolusgulden van eIcke parthie to betalen om geëmployert
te worden tot discretie und verclaringhe van die luyden der vurss. Kercken-
Reckenkamer, die denselven und eicken van hen affgenamen sali worden;
und sali dairenbaven belast worden und hem in den uthgeven syner recke-
ninghe affgekort worden die parthie, dair van hie in gebrecke van acquiten
bevonden sali worden, ter tytt hie dair van voldoen und behoirlicken acquit
averleveren sali.
Off enige van die voirss. rentemeisters off officiers vann ontfange wilde
achterhouden off achterhielde enige partyen van ontfange, dairaff hie schul-
dich waere te veranthworde hetsy in 't geheell off in 't deell, dat en sali
hem niet worden thogelaten. Dan sullen die vurss. van der Kercken-Recken-
kamer henluyden und eicken van hen dair van in den ontfange belasten, als
dat behoirt, tenwaer dat die van der Kercken-Reckenkamer bleecke, dat sie
die partliiën niet en hadden ontfangen, ende nochtantz heure ernstlicheit
ende vlijth daeromme gedaen hadden; in sulcken gevalle sali denselven ge-
gonnen werden souffrantie totter additiën van der naester reckeninghe, off
voer sulcken tijt, als sie nae redene und billicheit sullen bevinden beboeren-
de; soe fern dat oick bleeke, dat die officier hier inne niet dan weil und
rechtverdelick hadde gehandelt, sullen tegen den renthmeister laten proce-
diren und up hem vervolgen sulx, dat het kerckenrecht, hetsy by affdrachte
off by wege van justitie worde bewaert.
Und alsoe veele van den kerckengoederen und incomen derselver onlancx
by verscheiden maniren verdonckert und gealienirt sijn, verset, verkocht, be-
last, verpandt, op losse titulen geresigniert, segellen und brieven und andere
schijn van fundatiën ten lande uthgefuert, offt anderssins verborgen sijn
worden, als by ontrouwe abten, prioren, procuratoren, renthmeisteren und
anderen possessoren der kerckengoederen quovis titulo; also oick nu vele
canonisiën, pastoriën, vicariën und andere beneficiën vaderende sijn, soe
sullen die van de voorss. Kercken-Reckenkamer selffs ernstlick toesicht nem-
men und dair nae trachten, dat alle alsulcke veralienierde off verdon-
ckerde, verswegen und verlairen guederen wedder gebracht und geappliciert
worden totten rechten gebruick und administratie der vurss. Kercken-Recken-
kamer, und datt alle langwilige pachten offt pandtschappen, dien in fraude
geschiet sijn, nae behoir getractiert und affgedain werden; und sullen alle
renthemeisteren in alle quartieren deses Furstendombs und Qraiffschaps dair
tho halden und ernstlich belasten, datt elck int syne respectivelick mith alle
nersticheit hiernae vernheme, und omhoere und van allet, wes sie in erva-
ringhe kommen sullen, aen die van de voirss. Kercken-Reckenkamer referiren
und verwittigen om daerinne geordinirt und versiehn tho worden nae be-
horen.
Und om beter te toetrachten und te volfuren wes hierbaven verhaelt is,
unde om te kommen tot einen generaelen staet van alle kerckengoederen
deses Furstendombs und Qraiffschaps, sullen uth die vurss. Kercken-Re-
ckenkamer personen gecommittirt worden, om alle cloesteren und geeste-
licke goeden te besichtigen, eenen staet daer van the maken, und wyders
daer inne te procedieren volgens eene instructie in 't besunders daer van
gemaeckt in^)nbsp;articulen vervat, und hier achter an geschreven und
genotiert A.
Ende den generalen staeth und inventarys van allen kerckenguederen, als
renten, thinsen etc. eens gemaeckt sijnde, om het jairlicx inkommen der-
selver tho beter tho conservieren, op dat dieselvighe van nieuwes nyet
wedder verloren ende verduistert werden by gebreke, dat die namen van die
proprietarisen unde besitters nyet werden verandert unde vernieuwet, sulcx
als by doetelicken affganck, verkoop, overdracht, maechgescheidt off veran-
deringhe van eygendom behoirde gedaen tho syne, sullen die van der voorss.
Kercken-Rekenkamer, unde renthmeisters elck in 't sijn well thosien, dat voir-
tan, so duckweis, alster veranderinghe valt, alsulcke goederen in den register
und tynsboeck offte rekeninghe, daer 't van doen sall sijn, gestelt werde op
den naem van den ghenen, die den eygendomb van dien in der tijt thokumpt,
op peene als men daer in gebreck vindt, aen den rentmeister the verboeren
viervoudt so veele als alsulcke renthen, thynsen off andere goederen, voer een
jair sali bedragen, und boven dem, by also eenighe van sulcke renthen offte
parthyen van dien verloren offt gemist worden, und die renthemeisters nyet
en konnen bethonen heure behoirlicke diligentie gedaen tho hebben in 't ver-
anderen van den namen offt rechtelick dairomme gevordert tho hebben, so
veele, dattet genoch sy, dat dieselve renthemeisters off andere officiers het
bewint om dieselve verloren parthye gesät hebbende an die Kercken-Reken-
kamer dat sullen beteren und goet doen ther discretiën van die Heren van die
provinciale Raeden deses Furstendombs by advyse van den veurss. Kercken-
Rekenkamer. Und then eynde, dattet selve, wie voerss. is, wie gevoecheiick
In den text opengelaten. De bedoelde instructie werd niet gevonden.
-ocr page 490-geschieden mach, und sulcx achtervolcht worde, sullen die van der Kercken-
^ekenkamer den voirss. Reden in Gelderlandth ansoeken the expedieren
opene brieven van placathe, by die weicke gekondicht werde enen iegelicken,
dat so wanneer eenige parthye van erffthyns, erffrenthe off andere gelycke
ordmarise parthyen vann kerckengoderen, by den doetelicken affganck,
verkoop, overdracht off maechgescheit sali worden verändert!, dat dieghene,
die den eygendom van dien thokuempt, gehalden sijn sali an den renthe-
meister, onder wijns bewindt sulcke erffthyns, erffrenthe, offt andere gelycke
ordinarise parthyen gelege sijn op synen naem, bynnen sess weken nae dat
die veranderinghe sali geschiet sijn the boeke laten stellen, und dat op
peene, so wie in gebreke bevonden worde, van t' eicker reisen tho verbuiren
aen breuck van drie carolusgulden, die twe deelen daeraff tot suicken prof-
fyte, als die van der Kercken-Rekenkamer ordonnieren sullen, und d' ander
dardendeell tot profyte van den aenbrenger.
Dat oick eenige van die voerss. renthemeisters offte officiers, hebbende
last ontfangen van den Kerckengoederen achterweghe Hete, het waere by
versuymenisse, onwetenheit offt anderssins the brengen in ontfange eenige
parthyen van die voirss. kerckengoederen, seggende, die nyet tho hebben
ontfangen, het were overmitz sterffte, miswasse, armoede, verduisteringhe,
vertreck off anderssins. dat en sali henluiden by die van die voerss. Kercken-
Rekenkamer nyet worden thogelaten, tensy, dat blycke ,by voergaende infor-
matie, by die van dieselve Kercken-Rekenkamer behoerlicken gedaen, daer
by geropen und gehoert den patroen i) und andere, die daer op sullen beboe-
ren geropen tho sijn. Und dat die voerss. informatie weil sy gevisitiertt und
gedebatiert, weicke informatie sali worden geleyt tot alsulcker plaetzen, dat
men die in gevalle des noot sy, sali moge weten the vinden.
Item off enich officier van ontfange bevonden worde uth den ontfange
sijnder rekeninghe gelaten the hebben eenige parthye offt parthyen, by hem
ontfangen, 't ware ordinaris offte extra-ordinaris der kercken thokommende,
und daervan genuchsam bleeck, suicken officiers sal men lasten, und dat d'
een betere mit quadrupell offt viervout, so voell als die uthgelaten parthye
offt partiën bedragen sullen, thensy, dat hy 't zelve the kennen geven und
't zelve die rechten, ehr die van der Kercken-Rekenkamer sulche omissie
unde versuym gewaer worden.
Van alle sulcke appoinctementen, appostillen unde arrestenn, als by die
van der Kercken-Rekenkamer sullen bevonden werden gestalt the syne op
die rekeninghe van de voirss. renthemeisters offt officiers, so wall in ont-
fanghe als in uthgeven, sullen denselven renthemeister op elcke navolgende
rekeninghe daer van doen verantworden ende thensy, dat blycke van goeder
diligentie, sullen hem darmede belasten, sulcx als sy sullen bevinden the
beboeren, op dat nyet werde versuimpt off vergeten.
Off enich van die voerss. renthemeisters off officiers vermeinde the bren-
gen in uthgeven hoerer rekeninghe eenige parthyen, nyet wesende ordinaris
als boven, sonder ordinantie van der Kercken-Rekenkamer geverifiert by
die voirss. Raeden, und quitantie, off overbracht, behoiriicke ordinantie ge-
verifiert als voerss., is sonder quitantie, off quitantie sonder behoirlicke ordi-
nantie, dat en sali egensins worden gepassieret. Unde genomen, dat die
vurss. renthemeisters behoirliche ordinantie, geverifiert als boven mit quitan-
tie, und dat nyet en waere in den naem und tot behoeff van den ghenen be-
grepen in die voerss. ordinantie, off van den volmechtiger, voinkomelick
geconstitueert, so en sali dat oeck negeensins geleden noch gepassiertt
worden in rekeninghe als voren.
Opdat die renthemeisters ende andere officiers van ontfanghe hem nyet
en vervorderen the brengen in uthgeven heurer rekeninghe verscheiden
sommen van wercken sonder voergaende ordinantie, so sullen die voerss.
van der Kercken-Rekenkamer verbieden allen und enen iegelicken officieren
van ontfange, dat sy nyet en laten maeken eenighe wercken, thenwaere
= patronus of procurator causarum ecclesiasticarum, zie blz. 69.
-ocr page 491-eerst veradverteert den vurss. van der Kercken-Rekenkamer, und dat sy daer
op hadden geordiniertt nae beboeren.
Ond um the beter die voerss. wercken van reparatiën the versien, sali
die visitatoer, off een van der voerss. Kercken-Rekenkamer, mitten rentmeis-
teren particulier, elck in heuren hebbende bewindt in behoiriiche tyde, so
dyckwijls als noet is, visitieren die kercken, scholen, woningen van kercken-
und schoeldienaren, huisen, hooffden, dycken, moelens etc., und weten wat
reparatiën daeraenn vann node sijn gemaecktt te wordenn, und watt die
weil sullen behoevenn te kostenn, und daer aff rapportt doenn an die van
der voerss. Kercken-Rekenkamer, om by henluidenn daerop geordiniertt te
wordenn, so sy tenn bestenn oirboir und nut van der kercken suilen bevun-
denn the behoerenn.
Ingevaile bevondenn worde, dat van noden ware enige grote marckelicke
reparatie van importantie te maecken, en sullenn die van der voorss. Ker-
cken-Rekenkamer daerop niet ordonieren, noch ock op enige nieuwe edifi-
ciën, tensy dat sy eerst daeraff gadvertiertt hebbenn den voorss. heeren
Stadtholder und provinciale Radenn deses Furstendoms Qeire und Graff-
schap Sutphenn, om daerop te resolvierenn und ordinierenn, hoe men daer
mede te doenn sali hebbenn.
Sullenn die van der Kercken-Rekenkamer mit aller diligentie op eicker
rekeninge doen die behoirlicke correctiën, stellende uthdruckelicken, waer
und op weicke rekeningen und op wat blatt ontfanck off uthgevenn ge-
maeckt sy, und offt geviele, doende die correctiën op die rekeningen sy
bevundenn, dat by enige van de voorss. officieren in 't uthgevenn ware ge-
bracht eenige partie twemaell, alwaer 't ock so, dat sy voer onschuldt
seydenn, datt het ware by versuim und unwetens geschiet, sullen dien niet
tegenstaende dat selffde doenn beterenn, mits denselven kortende aen heure
gaigiënn sulcke somme also twemaell geheyscht offte andere sulcke somme,
als sy na redene unnd billicheidtt sullenn bevindenn te behoerenn.
By also ock bevindenn in enige rekeninge der vorss. officieren, dat aldaer
enige merckelicke summe vann pennongen gerekent wordt gegevenn te sijn
enige hetsye om die uth te gevenn aenn nieuwe groote wercken, off aen
andere dingenn, waervan menn schuldich ware te rekenenn, sullenn den-
geenen, die sulcke somme ontfangenn sali hebbenn gehouden sijn sonder
langer vertreck voer hen te ontbiedenn om daervann rekeninge und bewijs
te doen als't behoert.
Insgelijcks off iemandtt ware van de voerss. rentmeisters off officiers
eischende in uthgeven enige partiën hem in voergande rekeninge geroyertt
by gebreke vann behoerlick bewijs off andere wettige redenen, sonder daer
aff te hebbenn behoirlicke brieven, by dewelcke brievenn dieselve van sul-
cken reductiën ware gerelevertt, sullenn dieselve van der Kercken-Reken-
kamer 't selve doenn beterenn mit sulcke somme gelts als hen goetdunckenn
sal.
Die voorss. van de Kercken-Rekenkamer, wannehr sy die rentmeisters par-
ticuliers sullenn ontbiedenn om te kommen rekenen, sullen henluiden und
eickenn van hen meteen laetenn wetenn, dat sy ock metbrengenn heurenn
staet voer het tokomende jaer om, hare rekening overhoert und geschlotenn
sijnde op den voerss. harenn staet ock te mogenn besoigneerenn und dien
te schluiten ten fine dat die receveur generaell van den kerckengoederen
geadvertiert sijnde van de gelegenlheit voer den begin des toecomenden
jaers, ock mach maecken synen staet als van den ontfange generaell, ende
dat sy dien goets tijts moege averleveren aen die voerss. Kerken-Reken-
kamer.
Und sal men eicker van de voorss. rentmeisters unnd officieren van ont-
fange ontboden sijnde om heure rekeninge te doen, voer heure vacatiën van
nu voertan passieren int uuytgeven heurer rekening 's daechs twe ponden
van veertich grooten den geenen, die buitenn Arnhem resideren, und den
genigen, die binnen Arnhem resideren, halff gelt, ten waer dieselvige reside-
rende binnen Arnhem mit commissie buiten Arnhem gesonden worden.
Ock en sal men den rentmeisters off andere officiers van ontfange, die op
die presentatie und hoorenn van heure rekeningen eens vacatiën genotenn
hebbenn und niet gefurniertt sijn geweest om die vervolgens te laten sluiten,
pen vacatiën meer laetenn passieren, als sy naemaels sullen kommen om die
lestenn debetten off andere swaricheidenn te suyveren und liquidieren, ge-
merckt sy gehouden sijn alle und souffisante verificatiën uth heure rekenin-
gen over te brengenn.
Die vorss. van der Kercken-Rekenkamer worden gehouden met aller dili-
gentie te procediren totten overhoren, examinieren und sluiten van de voorss
rekenmge und die kercke te verhueden van onnodige dachgeldenn so veele
moegelick belastende hier mede derselver conscientie.
Und aengaende die vacatiën off dachgeldenn der officieren van die voorss.
Kercken-Rekenkamer, so wanner dieselve deur commissie off deputatie off
anderssins amptshalven sullen vacieren buiten Arnhem als plaetze heurder
residentie, sullen dieselve genieten, te wetenn die tresorier und rekenmeister
drie c^olusgulden tot twintich stuvers 't stuck 's daegs gelijck den Raedenn
deser Cantzelreyen tho gelacht is; die auditeurs twe derselvenn carolusgul-
dens s daegs und den secretaris der voorss. Kercken-Rekenkamer sali ge-
nietenn dertich stuver 's daegs, und vaderende binnen Arnhem sall elck ge-
nietenn halff geit van die gewonlicke vacatiën.
Süllenn die van der Kercken-Rekenkamer insonderheit goede thosicht heb-
benn, dat die rentmeisters und ander officiers, die te rekenenn hebbenn
heure commissiën und officiën genoech doen, und hem regulieren na sulckenn'
instructiën und ordonantiën, als hem so op hare rekening als anders elck
m den synen, by min Gnedige her Stadtholder und Raede deses Fursten-
dombs off by der voerss. Kercken-Rekenkamer na gelegentheit der tijtt und
eische der saecken gelevert off gegevenn sullenn worden op 't anneminge
van heure officiën und administratiën sonder des in gebreke te syne.
Und angaende die gerechticheit van personenn, der abdyën styfften off
cloesteren eigen off horich wesende in verscheidenn qualiteiten, und van den
goeden, die met gehouden moegenn worden dan by persoenen van servile
conditiën nae eysch der goeden der voerss. abdiën, styfften off cloesteren,
verplicht wesende mit verscheidenn dienstenn, peerden-, wagens- und karren-
gehalt off onthoudinge, thynsenn, erffrenten, erffpacht, so in gelde als in
panen schapenn, verekens etc., dieselve van der Kercken-Rekenkamer sul-
lenn scherpehck toesien, dat die rentmeisters aiomans sulcke gerechtichei-
denn in wesenn houdenn. Ock mede, dat geen wisselinge van servile perso-
nen van gelyckenn orde ende conditiën, die den heren vruchten ende goede
anwinnen moegen, en geschiede desgelicks, dat ock geen vrydom off enige
verandennge in die gerechticheiden voorss. geschiede sonder expresse ordo-
nantie van die van den voorss. Raede in Gelderlandt, dat ock alle versterff
und er(f)winninge te vollenn gevordert worde, und in natueren gehouden
naementhcken die gerechticheiden van den thynsen, als van 't vervall und
inwinninge, die van outs gevisitertt sijn geweest i).
Die van der Kercken-Rekenkamer, als sy enige rekening 't sy van rent-
meisters particuliers off van ander officiers van ontfange gesloten hebbenn
sullen van 't slott und uthkommen derselver rekeninge terstond doen macken
extract autentijck, onder 't handtteicken van den auditeur off secretaris der-
leveren den receveur generaell om, indien sy schul-
dich bliven, betalinge te mogen vorderen und daervan te mogen verantwor-
den in rekeninge tot der kercken behoeve, als dat behoertt, noterende up 't
slott van de rekeninge voer memorie den dach, dat die receveur generaell
Dit artikel is bijna onveranderd overgenomen in het reces van 29 No-
vember 1581, art. 32.
van de kerckengoederen alsulcken extract gelevert is, und macken ock
notule, daerby niet vergeten en wordtt denselven receveur generaell van al-
sucke summe te doen verantworden.
Sullenn die voorss. van der Kercken-Rekenkamer scherp thosicht nemen,
dat in die voorss. Rekencamer worden geregistriertt alle segell und briven,
fundatiën, charterenn, privilegiën, vryheiden, gerechticheiden, verdragenn,
nieuvercrigen, vercopingenn, verpandingenn off belastingen und commissiën
van den officieren; und sal men van die besegelde brieven van eicke abdye,
stifft off doester een besonder register maeckenn; item van alle pastoriën
und vicariën ock een register apartt mackenn; insgelickenn wat voer geeste-
licke guederenn onder ieder quartier, stadt, amptt off dorp gehoertt, sal men
elx apart registreren laeten und sulckes alles in archivo verwarenn.
Sullen ock die van de vorss. Kercken-Rekenkamer een register apart
laetenn maecken van alle brievenn off verschryvingen, die men verlehnen
sali, so tot alimentatie der conventualen, onderholt van predicanten, kercken-
dienaren und schuldenaren off van andere ordinarisen beloningen und ten
lesten een register apartt van allenn acten, die in die voorss. Kercken-Reken-
kamer dagelickx sullenn geëxpediert wordenn.
Ock sullenn sy op alle beslotene brieven vann importantiën geschreven
an dennselven van der Kercken-Rekenkamer schryven den dach und jaer,
als sie dien ontfangenn, ende by wien denselven gebracht wordtt, und off
iemandt aen deselve van de Rekenkamer worde gesonden met brieven van
credentiën van wegenn der kercken, als van synodis, consistoriis, sullenti
denselven syne credentie by geschryffte laetenn avergeven, indien hy schri-
ven kann, und kann hy niet schriven, sullen die van der Kercken-Rekenkamer
in sijn presentie schryven die voerss. syne credentie.
Offt gebeurde, dat by die Hoge Averheit offte by geestelicke offt wertlicke
collatoren, het ware by onrechtenn off quadenn bericht off importunen ver-
volge der aensprekers off anderssins, enige partyenn van de kerckenguede-
renn, beneficiën off diergelicke in 't klein offt groot wordenn gegevenn, ver-
pant, vercocht off anderssins veralienertt voer ewich und erffelick, off ock
voer een tijt lanck, diegene, die alsuckenn gifft off opdracht verkregenn sul-
lenn hebbenn, en sullen niet moegen kommen in de possessie und gebruicke-
nisse van dien, maer sullenn die van de vorss. Kercken-Rekenkamer doer
heurenn patronum sich altoes daertegens opponieren und anholdenn by min
Gen. her Stadtholder, Cantzler und Raedenn, datt alle sulcke gedaene giff-
ten, verpandingen off andere alienatiën gecassiertt und te niette gedaen
worden, als wesende vann nu aff voer alsdann verclaertt null und van on-
werden, und wes in thocommenden tyden deur versterff off verval off
anderssins der kerckenn thobehoertt, sullenn die van der Kercken-Reken-
kamer mit aller vlijtt weder reducieren und reunierenn tottet corpus der-
selver kerckengoederen nae behoerenn i).
Also notelick und behoirlick is, dat men van eicken rentmeister und offi-
cier van ontfange gelast rekeninge te doene van syne administratie cautie und
borchtocht neme, daer die kercke mede versekert sy, so sullenn die voorss.
van de Kercken-Rekenkamer ock van allen rentmeisters und officiers souf-
fisante borgenn vorderen und nemen, voer so veell als sy bevindenn sullenn
van node te wesenn, ten minstenn voer die helfft van den innecommenn off
voer een derdendeell, dat heuren ontfanck by gemeinen jarenn bedragenn sali,
mit pertinente attestie van denn wethouders, daer alsulcke cautionarisen won-
achtich sijnn inhoudende, dat sy voer heure gesette somme solvent gekent
wordenn und datt aleer denn officier tenn eede ontfangenn sali wordenn off
in sijn officie sali moegenn tredenn, al waer 't ock so, datt heure brievenn
vann commissie daer aff geenn mentie enn maecktenn. Und sullenn alsulcke
borchtochtbrievenn und attestatiën van de souffisantie der borgenn mitter
Vergelijk reces van 29 November 1581, artt. 28 en 30 Patronus, zie
blz. 484 noot 1.
commissiën transcreven worden voer die intitulatie van de eerste rekeninge
van elck derselver rentmeisterenn und officierenn und in derselver intitu-
latiën 't effect van dien verhaelt und voerts ock geregistreertt te wordenn in
den register van der Gameren daer tho gedestineertt, weicke borchtochte off
cautiën die rentmeisters off officieren van ontfange gehouden sullenn wesenn
te vernieuwen, indien sulche borgenn afflyvich off insolvent werdenn, off
met enige infame act(i)enn belast und overwonnenn wordenn.
Sullenn alle die rekeningen van den voorss. rentmeisteren und officierenn
gemaeckt worden in ponden, schillingen und pennongen vann XX st.
brabants, elck pondt den schillinck vann eenen gefaluierden stuver, denn
penning van een derdendeell van een ort derselver stuvers. Und sullenn die
rentmeisters ende officiers gehoudenn sijn te stellenn in heure rekeninge die
natuere van elcke partie, partiënn van ontfange metten conditiën daer tho be-
boerende, ock te stellen den verschijndach vann elcker partyenn so weil in
ontfange als in uthgevenn, so vern sy die bekomenn können.
Also menn in den lande van Gelre welleer geplegenn heefft in allen pach-
tingen, hueringen, coepmanschappen te doen met golde guldens off dalers
van 28 stuvers, sal men die rentmeisters und officiers sulx voertaen nu ock
bevelenn te achtervolgenn und in sulcker munten van aller der kercken in-
komens die pachtingen ende hueringen gebiedenn te doene, reducierende
nochtans alles in heure rekeninge tot pondenn XX st. als bovenn.
Die van de voerss. Kercken-Rekenkamer sullen die rentmeisters und offi-
ciers daertho houdenn, dat sy in heure rekeninge geen partyen, hetsy in
ontfange off in uthgevenn en stellenn dan onder haer behoirlick capittell, op
peene, so wie bevondenn wordt contrarie doende, van syne rekeninge te
moeten wederom vermaecken tot synenn coste. Und en sullen hem daeren-
boven geen vacatiën geledenn worden.
Und sullenn dieselve van de Kercken-Rekencamer niet gedoegenn, datter
eenige rekeningen, registers, noch ock brivenn in der Kercken-Rekencamer
overgelevertt offte aldaer geregistriertt utther voorss. Gameren sullenn wor-
denn getransportiertt, gedragen off enichsins gebracht, het waer om enige
arresten te extraheren, copiën te nemen, etc.; dan sal men den geenen, die
het behoefft und behoert, copie by iemandenn van den Gameren laetenn
maeckenn, und hunluiden die averleverenn, off sullenn den rentmeisteren off
hueren gecommitteerden moegen tho laetenn die extracten offte copiën in
presentie van eenige van der Camere selffs te schryven, te copyeren off uth
te treckenn.
Noch ock consenteren iemanden, wie hy sye, die visie off lecture van ennige
rekeningen, registers offte briven in die voerss. Kercken-Rekenkamer over-
gelevertt, anders dan den geenen die 't behoortt, als te wetenn den Stadt-
holder, Cantzeler und Raedenn van Gelre, den patroen i) in persone, den rece-
veur generaell off andere by der Cantzelryenn togelatenn, om die visie und
lecture te moegenn hebbenn, tenware by behoirlicke ordonantie in geschriff-
te, die sy bewarenn sullenn.
Niemant, wie hy sie, en sali moegenn thogelatenn worden, tho komen
binnen der voerss. Kercken-Rekenkamer, hy en sye een van de voorss. Ker-
cken-Rekencamer daer tho beëedtt off officier derselver, die aldaer heb-
benn te besoigneren, hetsy om rekening f doen off anderssins und niemandt
anders, tenware, dat men hem hadde te besigen, om ietwas tho copyeren off
schriven, dan sali die daer moegen kommen und 't selve mogen doen in pre-
sentie van enige der voorss. Kercken-Rekencamer ende dat gedaen sijnde,
sali terstondtt uuytter Gameren behoerenn tho vertreckenn.
So wanneer geboeren sali, dat enich officier vann ontfange compt te sijn
verlaetenn van sijn officie, hetsy by der doot off anderssins, sullen die
voorss. van der Kercken-Rekencamer terstontt und sonder marckelick ver-
ij Zie blz. 484 noot l.
-ocr page 495-ireck ontbiedenn beuren erffgenamen, heur successeuren off heure borgen
om te kommen doen rekening, bewijs und reliqua und hem te ontslaen van
den bewynde des afflivigen, und derselven daer tho, so het noet sy, bedwin-
genn, hetsy by thoschlach off inwinninge van heuren goederen, gelijck und
also na costume van rechte und gewonte van den lande sy sullenn bevindenn
te behoerenn.
Dat geene quitantiën, die in de voorss. Kercken-Rekenkamer sullenn wor-
den avergegeven en sullen ontfangenn wordenn, tensy dat die uthdruckelick
sijn inholdende het jaer off termin, daer sich die rentmeister off officier van
ontfange mede will behelpenn, sonder onder dexele van clausule generaell
als van allenn voerledenn termynen ietwes te moegenn passierenn. Desge-
lyckenn en sal men passierenn enige quitantiën gemaeckt op witte geteickent
pappier om alle bedroch te schouwen.
Die voorss. van der Kercken-Rekencamer en sullenn niet moegen ontfan-
gen enige gyffte off gunste, waerdoer sy veroersaeckt mochtenn werden te
doen anders dann na dese instructie und ordonantie, und sullenn ock niet
moegen annemen enige pachtinge van den kerckengoederen, noch ock daeran
mogen hebbenn enich part offte deell, op privatie van oere officiën off arbi-
trale correctie.
Indien nochtans myne ü.her Stadtholder, Cantzeler und Raedenn in toe-
commenden tyden raedsam erachtenn te verkoepenn enich holtgewas, cement,
duiffsteen, klockenspies off andere materialen, die doch dagelix vermindert
worden und verloren gaen, off ock enige ledige off verwooste plaetsen off
andere gronden van erven, den kercken tobehoerende, om die pennongen
daer van procedierende tot beteren orbor und profijtt der voorss. kercken
geëmployert te worden, sal men 'tselve niet moegen doen dan mit openbaere
voergande publicatie, den meesten daer voer biedende, daer tho admitteren-
de alle personen, van wat qualiteit off conditie dieselve wesenn moegen.
Sullenn die voorss. van der Kercken-Rekencamer by den patron^), mit
advise van den voorn. Cantzler und Raeden aldaer verordent, doen sustineren,
vervolgen und verdedigen het recht und actie van der kercken, derselver
hocheit, heeriicheit, vryheit, und competentie daer tho gevende informatie,
titulen, memoriën und allen bescheidt daer tho dienlicken, dien sy sullen
weten te troveren offte bevinden, hetsy in die voerss. Camere off als waer
elders; welverstaende nochtans, dat se van sich niet en sullen geven enige
originale stucken off uuytter voorss. Camere laetenn transportieren, dan
alleen copie authenticqué gecollationeert tegens sijn originaell, opdat die
originalen niet en worden ontfremdtt off verloren.
Und sullenn ock die voorss. van der Kercken-Rekencamer niet mogen
houden, hebben off bedienenn enige officie van ontfange resortierende onder
deser Kercken-Rekencamer, noch ock enich partt off deell hebbenn met enich
van de voorss. officieren van ontfange in eniger manieren, noch ock borge
voer hem moegenn werdenn off blyven.
Wordt ock geordiniert und verbodenn den voorss. van der Kercken-Reken-
camer in erffpachte off erffrenthe uuyth te gevenn enige partye van de
kerckengoederen, tenwaere by voirgande consent van Stadtholder, Cant-
zeller und Radenn in behoeff der kerckenn.
Sall denn visitatori und elckenn rentmeister bevolen wordenn, dat sy elck
in heuren bewinde goede toesicht hebbenn, dat niemantt hem en vordere
enige ledige erffenn off plaetzen om te slaen dan by voerwetenn und con-
sente van die van der Kercken-Rekencamer voorss., und off sy anders be-
vinden, sullenn dat schuldich sijn den voorss. van der Kercken-Rekencamer
an the brengen, ten eynde dat sy so veell doen, dat der Kercken recht und
hocheit wort bewaert.
1) Zie blz. 484 noot I.
-ocr page 496-Und sali der visitatoer offt een van der Kercilt;en-Rekenkamer mitten renthe-
meister des quartiers tweemaell t'jairs als in Meerte off April und na den
oost die stromen und rivieren t's'lantz van Gelre, als die Maeze, den Rijn,
die Wall und Ijsselle besichtigen unde visitieren offte ande weerden und
landen aen dieselve strömen und rivieren liggende, der kercken tho behoe-
rende. mitzgaders an die dycken, hooffden, kribben und wateringen, staende
tot laste der vuerss. kerckengoederen eenighe schade offt bathe geschiet
is off apparent is tho geschieden; und sali van alles geholden sijn an die
voerss. Kercken-Rekenkamer schrifftelick rapport the doen, om daer in gere-
midiert und geordiniert the worden nae behoiren.
Sullen die voerss. van der Kercken-Rekenkamer alle verpachtingen van
die kerckengoederen gehalden sijn uth the doen geven in't openbaer by
voergaende kerckensprake den meest daer voer biedende metten ophengen
ende veilen by der harnender keersen offt by den affslach und hoichst
mmende, und op sekere conditie, als by hunluiden tot meesten orbaer und
profijtt van die kercke sullen worden geadvisieret und gemaeckt, sonder the
gedogen, dattet geschiede by verdrach off appoinctement, thensy by advyse
van Cantzler und Raeden deses Furstendombs und Graeffschaps.
Wort den voerss. van die Kercken-Rekenkamer verboden eenighe pachters
van die kerckengoederen tho doen eenighe quytscheldinghe off gratie, dan
by voergaende ordinantie van die voerss. Cantzler und Raeden thenwaere
omme redelicke saken, als ther cause van sterfften, hagelslach offt andere
dergelycke tempeeste und ongeluck, off doer die oersake, dat men den
pechters hoeren pacht nyet en hefft konnen vryen off sy dieselve nyet en
hebben konnen gebruycken und genyeten naer beboeren, daer van in allen
gevalle die voerss. Cantzler und Raeden erkennen sullen.
In allen verpachtingen van der parthiën, die men op hogen sali verpachten,
sullen die van der Kercken-Rekenkamer, indien sy aldaer tegenwoerdigh sijn,
off die renthemeister, dem dat is bevalen, thosyen, dat sulcke partyen nyet
beneden die twe derdendeelen van der lester verpachtinge in't insetten en
werden angenomen, om die keerse an the steken, thenwaere by merckelicke
redenen und dattet bleeke, dat die parthyen min beboerde the gelden, und
off sy bevonden, dat by eenighe renthemeisters doen verantworden van
suicker sommen, als sy sullen bevinden tho beboeren.
Die van die voerss. Kercken-Rekenkamer sullen die renthmeisters daer
tho halden, und hun belasten die kerckengoederen in elck quartier so tho
verpachten und op soicke terminen, dat sie gelijck op eenen termi n ver-
schynen und voertan mit een verkundinghe und mit enen sitdach, elck
m sijn quartier, mitten thienden off anders van nieuwes wedder mogen
verpacht werden om tho schouwen die grote kosten, die om alsulcke ver-
pachtinghe the doen t'eicken vallen.
Die voorss. van der Kercken-Rekenkamer sullen oick thosien, dat in allen
verpachtingen worde geconditioniert, dat ghien officiers off andere nyett
gequahficiertt van selffs in persone, sulcke pacht leden the bedienen en sali
mogen eenige parthyen in pachtinghe nemen, die insetten, daer op hogen,
noch oick daer an part off deell hebben.
Sullen insgelijcx thosien, off die vurss. rentmeisters, officieren van ont-
fanghe voorn, woenhafftich sijn ende houden fixe residentie bynnen den
behoerhcken limiten van heure offitiën, oick hoere offitiën selffs in persone
bedienen und ingevall sy daer in bevinden eenighe faulte, sullen gehouden
sijn den voorss. heren Cantzler und Raeden daervan tho advertieren.
Offt geboerde, dat tusschen die van der Kercken-Rekenkamer und eenighe
renthemeister off officier doende sijn rekeninghe, eenige questie opreese und
geviele, hetwaer op die interpretatie off verstandt van eenighe pantbrieven
offt verschryvinghe offt andere materie, die nach recht sali behoeren ge-
slicht te werden, daer van sy onder sich nyet kosten verdragen offt ver-
eenigen; sulcke questie sullen die van den Kercken-Rekenkamer, den voerss.
Cantzler und Raeden in Gelderlandt verordent angeven mit heuren advyse
und goetduncken, ho sy sulx verstaen, welche Cantzler und Raeden, den
patroen daer op geropen, sullen sulcke questie stellen in deliberatie und
weten, offter materie und Stoffe sy, om die sake mit recht tot der kercken
profijth tho defendieren und so vern sy bevinden daer in gheen fundament
tho sijn, sullen die van der Kercken-Rekenkamer by advyse van den voorn.
Cantzler und Raeden, metten renthmeister off officier mogen accordieren
und die questie nedderleggen, und soe vern daer fundament schijnt tho sijn,
sullen die voerss. Cantzler und Raeden in sulcken gevalle den patroen
ordinieren in die sake der kercken recht tho bewaren und defendieren, und
sali die voerss. patroon daer van behoerlicke instructie ther materiën die-
nende, van die luiden der Kercken-Rekenkamer haelen undt versorgen.
Item als't gebeurt, dat in't hoeren van der rekeningh marckelicke swa-
richeiden vallen, daer op die van der Kercken-Rekenkamer niet dencken i)
sali tho hebben advijs und assistentie van mijn Genedighe heer Statholder
ende Raeden voerss.; so sullen sy dieselve swaricheiden by geschriffte stellen
ende communicieren den vurss. heren Cantzler und Raeden in Gelderlandt,
omme by hun luiden geslicht und geterminiert tho werden, alles nae recht
und beboeren; und offt den van den Raede noet duncke, sullen den officier,
die het angaet als voer, daer op mogen hoeren, und sullen die van der
voorss. Kercken-Rekenkamer als dan op't advijs van die voorn, heeren
Cantzler und Raeden die swaricheiden arresstieren und die rekeninghe sluyten
sonder langer vertreck.
Sullen die voorn, van der Kercken-Rekenkamer ordinieren und besorgen,
dat alle jaer int verdoen und verpachten van der kercken thenden offt andere
kerckengoederen besunder, die sijn van merckelicken bewindt, een van
heure collegie aldaer present sijn om goede thosicht the hebben, datter gheen
simulatie en geboere, und der kercken meeste profijth moge worden gedaen.
Angaende die vruchten, die van der Kercken-Rekenkamer sullen daer
van doen verantworden den rentmeisters und andere officiers van ontfanghe,
wiens ontfanck daermede belast is mitten selven granen und korn in specie,
gelijck die rentmeisters off ontfangers van die pachters ontfangen sullen,
und sulcx als nae uthwysen van pachtcedulen off renthverschryvong die
uytreickers te leveren schuldich sijn, om in elck quartier respectivelick
upgevuirt te worden, in sulcken kornhuis, als specialick dair tho geordiniert
sali worden, om namails ther ordinantie van die vurss. Kercken-Rekenkamer
ten duirsten tyde verkofft offt totter kercken meeste profijt geëmployeert te
worden.
Ordinirende voirtz den vurss. van der Kercken-Reckenkamer, dat sie alle
jair besorgen, dat die patroon in heuren handen levere by geschriffte die
verclaringen van allen den processen, roerende die kerckengoederen,
-hoecheit und -gerechicheit, hangende voir Cantzler und Raeden offt voir
andere gerichten onbeslicht, in wat staete dat die und elck van dien sijn
staende, om dair aff ein dubbelt in der Kercken-Reckenkamer te beholden,
om hen te dienen in't overhoren van de voerss. reckeningen, dair 'tselve te
passe sali moegen kommen; und sullen dairenbaven die van die vurss.
Kercken-Reckenkamer die vorderinge van die vurss. processen oick noch
vermanen, is't noet.
Und angaende den receveur generaell van den kerckenguederen sullen
die rekeningen van den vurss. receveur generaell alle jair einden und ver-
schinen den lesten Decembris, und angainde dit ierste tegenwoirdich jair
eindende ultimo Decembris anno XVc tachtentich sali die vurss. receveur
generaell gehouden worden ontfanck te maicken van alle sloetten van de
staeten, die men daerentusschen mith elcken renthemeister particulier van
die quartieren respectivelick in die voerss. Kercken-Reckenkamer maecken
niet dencken i.pl.v. noet duncken.
-ocr page 498-sall nae advenant, dat men bevinden sali, dat elck renthemeister particulier,
soe van den staende fruchten, verkoffte materialiën, holtgewas als anders-
sins, sall ontfangen hebben.
Und in die naestfolgende reckeningen sali die voirss. receveur generaell
gehouden worden vollen ontfanck te maicken van die resten van der Re-
ckeningen van alle particuliere renthemeisters und andere officiers van
ontfanghe, die in den volgenden jaere gesloten sullen worden.
Und angaende die renthemeisters particuliers und andere officiers van
ontfange sullen heure reckeningen einden und verschynen alle jair den
lesten Septembris.
Item sall der tresorier deser Kercken-Reckenkamer geholden sijn mith
mijn heren Cantzeler und Raeden te communicieren den inholt und funda-
ment van alle ordinantiën, die in der voirss. Kercken-Reckenkamer op den
receveur generaell van de geestelicken goderenn sullen gedepecheert wor-
den, und besorgen, dat alle dieselvige ordinantiën by den voirss. Rade
geaggreiert und geverifiert werden nae behoiren, aleer die vurss. receveure
generaell daer op enige betalinghe sall moegen doin.
In margine stondt: Quaeratur off van noede is, dat alle ordonantiën
van geldt uth t'geven by den tresorier oick sullen moeten underteickent
worden; wordt by den Raeden onnoedich eracht, dat die tresorier selffs
die ordonnantiën onderteickene, diewyle alle ordonantiën sullen onderteickent
worden by den greffier der Cantzelleriën.
Item sali die vurss. tresorier geholden sijn, speciale sorghe te dragen, dat
alle die voerss. ordinantiën by den secretaris und Kercken-Reckenkamer in
ein register apart geregistrirt worden, alleer men den receveur generaell off
den vervolgers die ordonantiën sali laten voigen.
Ten lesten sall die voirss. tresorier oick geholden wesen alle maenden te
vorderen van de receveur generaell enen perfecten staet van den reëlen ont-
fanck und uthgeven desselffs recevoers generaells, op dat men fallen stonden
van alle gelegentheit der kerckengoederen und voerraeth van gereeden gelde
deur den voirss. tresorier mach bericht werden.
Aldus gedain, geordinirt und geresolvirt by mijn Genadighe here
Stadtholder und , Raeden int Furstendomb Gelre und Graiffschap Zut-
phen verordent, als speciale by Bannerheren, Ridderschappen und
Steden dair tho geauthorisiert, derselver syner Gen. und tsamentlicken
Raeden reservierende authoriteyt und volle macht, om dese tegenwoir-
dighe instructie und ordinantie altoes te moegen veranderen, verbete-
ren, vermeerderen und te restringiren, sulx als men namails tot
meesten oirber der kercken gerechticheit sall bevinden te behoiren,
binnen Arnhem den eersten Junii 1580. In oirkonde der wairheit is deze
mit Syner G. handt und zegell bekrefftigt und by den greffier der
Cantzeleriën onderteickent then dage und jaere vurss. und was under-
teickent
Johan Graff zu Nassaw
Catzeneinbogen etc.
Ter ordonantie der verordente Raden
in Gelderlandt
W: Sluysken.
Naar het door drie handen geschreven ongeveer gelijktijdige afschrift in
het stadsarchief van Deventer, gedrukten inv. no. 708. Vergel. P. C. Mol-
huysen, „Carolus Gallus of De Haanquot; in „Nijhoff Bijdragenquot;, VI (1848), blz.
125, en Mr. j. I. van Doorninck, „Memorie der Ouderlingen en Diakenen te
Deventer over de bestemming der geestelijke en kerkelijke goederen, 1581quot;,
in „Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijsselquot;, 111 (1876), blz. 169 e.v. en
265 e.v. (slot). Het papier vertoont hetzelfde watermerk en is van hetzelfde
formaat als de door Van Doorninck uitgegeven memorie der Deventer ouder-
lingen
1) Zie gedrukten inv. Deventer archief, no. 716 (oorspr. stuk). Mr. F.
C. W. Koker, Rapport over de Vicarie-goederen in Overijssel, blz. 4.
Regelingen van algemeenen aard t.a.v
de Geestelijke en Kerkelijke Goederen.
A. Reces belangende de Geestelijke
Goederen.
29 November 1581.
Recess genomen by den gedeputierden des Vorstendombs
Gelre und Graefschap Zutphen, mit daer op gevolchte der Landt-
schap resolutie op den jungesten Landtdach tho Arnhem in
Novembri und Decembri anno XVc LXXXI i) gehalden, belan-
gende die Ordonnancie und Administratie der geestlicken gue-
deren (alles ordentlicke thosamen ghebrachtt)
Also die hoichwyse herrn Cantzler und Raede op den lesten ghehaldene
Landtdach gepresentiert hebbende secker schrifftelick ontwerp, dienende tot
instellinghe van eene guede, richtige und bestendighe ordonninghe op die
administratie der gheestlicken guederen, und den heeren Gedeputierden vol-
gende dem recess, jungest op den Landtdach genoemen, (belast is gewesen.
dat selve ontwerp tho visitieren und daerop naerder verclaeringhe tho doen
und oere einflicke meininghe in tho stellen op behagen und raportt aen der
Landtschap.
Hebben die heeren Gedeputierden vurss., voer eerst hoechnoedich erach-
tende eene richtige ordininghe tho beramen van den geestlicken guederen
tho laten bedienen, gudt ghefunden;
1.nbsp;In den eersten, dat in ider Quartier een offte meer ontfangers, nae dat
die incompsten der selver gueder in ider Quartier groet synt, gestaldt
worde met den bescheide, dat igilick Quartier respective macht sall heb-
ben particulier rentmeesters tho nominieren und tho stellen.
2.nbsp;Und dat neffens die particulier ontfangers gestaltt worde een generaell
rentmeester, die tot Arnhem sijn residentie hebben solde. Und daermit
nu guede gelickheitt in allen Quartieren gehalden und dat eene den ande-
ren niet voergetogen worde, sall ider Quartier eenen nominieren omb by
der gantscher Landtschap een persoen daer uth erwelet tho werden.
Und in dem die Landtschap sich daer inne niet sall konnen vergelicken,
sali den heeren Stadtholder, Cantzlaer und Raeden daer over die koer be-
voelen, omb volgents die selve persoenen, daerop die koer gevallen, ge-
auctorisiert tho worden.
3.nbsp;Und syndt demselven nae op gehaldene Landtdach die nominationes als
volcht geschien: Der Bannerheer will sich myt den anderen Quartieren
vergelicken. Die van den Nymegeschen Quartier nominieren Goessen
van Varick reckenmeester. Die van den Overquartier van wegen oeres
deinen aentaels als der Bannerheer. Die van Zutphen hebben daernae
schrifftelick Johan Gyginck des olden Johan Gygincks soen, die Arn-
hemschen Jacob van Ommeren reckenmeester offte sovere idt hem onge-
legen Alphertt Brinck. Uth den welcken den heeren Stadthoider, Cantz-
laer und Raeden, als vurss., die koer is gegeven. Die van Bommell mit
oeren geassocieerden, belangende diess gantsche administratie, blyven
by den verdrach mit Se. Exc. daerop geholden s).
4.nbsp;Und sali eenen igelicken rentmeester particulier bevoelen werden tho
leveren und over tho geven inventariss van allen geestlicken guederen.
In het door mij gebruikte Landdagsrecessenboek verbeterd uit XVc.
LXXXIL
Het tusschen haakjes geplaatste is doorgehaald.
D.w.z. het verdrag van 21 September 1577.
incompsten und lasten, die op den guederen synes ontfangs staen, het
sy beswaeringhe offte verfrembdinghe der guederen, alimentatiën, onder-
holdt der kercken und derselven dienaeren, schoelmeistern, uthspen-
dinghe der armen und der gelicken, omb daer op hem eene generale und
geprivilegieerde ordonnantie die selve lasten voer alle anderen extra-
ordinarissen kosten tho erleggen, tho betalen und tho geven und mit der
overentsicheit tho doen, gelick die gelegenheit und meeste noottrofft be-
forderen sal, dar van die Landtschap up oer ghesynnen altijdt bescheit
offte copie tho geven.
5.nbsp;Well verstaende, dat die geestlicke persoenen, die men in oere gueder
laet blyven, sullen neffens den inventaris gehalden sijn over tho leve-
ren copie auctentique van alle brieven und ziegelen op oere gueder
staende, sonder dat sy nochtans macht sullen hebben eenighe van oere
onderhebbende gueder tho verkoepen, versetten, belasten offte beswae-
ren. Und die andere geestlicke persoenen, den men alimentatie geven,
sullen oere principale und originale siegeil und brieven und wes daer aen
clefft geholden sijn over tho leeveren.
6.nbsp;Und sovoell belangt die geestlicke guederen in dessen Vorstendomb und
Qraefschap gelegen, van Hoige Overicheit offte Landtsaten der selver
gegheven, die ondergetoegen werden by andere geestlicke persoenen und
collegiën buyten dessen Vorstendomb und Graffschap woenachtich, dat
daeromb (vermits nu die geestlicke ordininghe affgestalt is) die van
den Vorstendomb Gelre und Graefschap Zutphen op alsulcke ordonnan-
tie, daer tho te steilen nae quantiteit der guederen, die selve mede sullen
ghenieten.
7.nbsp;Achtende mede die voerseide heeren gecomittierden onnoedich eenige
meer administratores tot bedieninghe der geestlicken gueder voer all-
noch aen tho stellen, gemerckt men sulcke und dergelicke ampter, die tot
groete onnoedigen kosten und beswernissen sick solden dragen, waell
soll konnen ontbeeren.
8.nbsp;Und sullen die particulier rentmeesters des jaers eens op eenen seckeren
dach, die men daer tho aenstellen sali, bynnen Arnhem werden beschre-
ven, omb die [reckeninghen] voer den van der Reckenkamer tho ver-
hoeren, visiteeren, swaricheiden daer op vallende aenteickenen, twelck
geschiet sijnde, sullen daer by verschreven und bescheiden werden twee
gedeputierden uth ider Quartier, als tho weten een uth der Ridderschap-
pen und een van wegen der Steden, in presentie van den welcken die
reckeninghen gerevideert und volgents gesloeten werden sullen, daer van
ider Quartier affschrifften sali mogen neemen, allet op kosten und uth
den opkompsten der geestlicken guederen.
■9. Belangende dat jaerlicke salaris der rentmeesteren, diewill man niet
en wett watt moyten und last den rentmeesters opedacht sali mogen
worden, en kan daer in niet eintlick disponiert werden, dan sali man
daer inne mogen accordieren nae eindigungh des eersten jaers, als die
rentmeesters oere reckeninghe sullen ghedaen hebben.
10.nbsp;Sullen oick die particulier rentmeesters alle neersticheitt aenwenden.
omb inventarisatie van allen kerckenguederen, bruederschappen, gilden,
vicaryen und anderen dergelicken guederen, weicker collatie eenigen
collegiën, gemeinten offte sonste ghenen particuliers patronis tho ge-
hoerich, tho bekomen, opdat die incompsten derselven niet vertogen, dan
die gewoentlicke aelmissen und andere noetwendicheit, gelick die ge-
fundiert sijn, daer van verplicht werden.
11.nbsp;Und alsoe vast veele Commenduryen sijn, daer van die guederen by den
Commendeur und oeren conventualen behalden und onder getogen
worden, sonder daer van tho doen eenighe steur tott onderholdinghe
der Christlicken kerckendienaeren, off die selve ad pios usus aen th»
wenden, sullen van nu voertaen alle Commendeurs, vry ridderheeren
wesende, uth hoeren incompsten gehalden sijn tho onderholden und
verplegen eenen predicanten, gelick die Commendeur van S. johans.
heeren tho Nymegen und tho Arnhem in ider hoefftstadt beider Quar-
tieren eenen predicanten sali ghebuerlick onderholdt doen hebben.
12.nbsp;Welcken Commendeuren sullen oick oeren mitgelederen nae den alden
gebruick und gelegenheit der gueder onderhaldt offte een jaerlicksche
peninck tot keur der selvigen geleder und discretiën gueder luyden
geven, omb daermit sick buyten landes offte sonst, daer het hem guet-
duncken sali, in oere jugendt tho gebruicken, omb daernae tho be-
quaemer vermoege oers ordens den Vaderlandt tho dienen.
13.nbsp;Daer onder oick die genighe begrepen sullen wesen, die by dessen
troubelen durch vrese off sonsten der religion halven oere orden hebben
moeten verlaten.
14.nbsp;Die andere, ghene ridder wesende, suilen sijn gehalden oere gueder
tho verlaten und die by der Landtschap daer tho aengestelde rent-
meesteren tho laten bedienen, mits dat men hun uth der incompsten
derselven jaerlicks alimentatie sail doen hebben ider 's jaers voer sijn
persoen, tho weten den Commendeur ses hondert kg.nbsp;karolus
guldens), den conventualen driehondert gulden, so vere het vermogen
der Commendeuryen so groet is, employerende die reste totten rechten
kerckendienste und ad vere pios usus, daer tho die gueder gefundiert
und gegheven sijn, offte sonst tho der gemeine saecke, daer averst
dat vermoegen so groet niet en is, sail den Commendeur mit synen
conventualen alimentation nae gelegenheit der guederen decretiertt
werden.
15.nbsp;Sullen oick die vurss. Commendueren mit oeren ordens gelederen, als
oick aller anderen cloesteren und conventualen, mans offte vrouwen
persoenen hier mit niet verbonden wesen, maer wordt oer hier mit tho
gelaten und vergundt syck tho hylicken und gelickewael oere alimen-
tation tho genieten und tho beholden, so vere sy sick hylicken erlick nae
oeren staet, und dat sulck geschie mit bewilligunghe oerer alderen,
frunden offt anderen, die nae rechtt und reden macht hebben daer inne
tho bewilligen.
16.nbsp;Und so veel belangtt die reckeninghe, registeren, brieven, instrumenten
und andere opteickeninghe tho bewaeren, sollen dieselve in die Recken-
kamer op eene besondere besloetene kamer mogen bewaertt werden,
waer tho die rentmeester-general ider tijdt access hebben sail, omb alle
pampieren, brieven, registers und anders tho visiteeren und tho door-
sien, die hy van doen sal hebben moghen.
17.nbsp;Gelick oick die generaell rentmeester den gantschen standt der admini-
stration der geestlicken gueder geholden sail sijn waell tho dirigeeren,
den particulieren rentmeesteren vlitich op die hande tho sien, dat sy
oer bevoelen ampt und onderhebbende guederen waell und nuttlick
bedienen und alle reckeninghe ten rechten tyden und waell inbrenghen,
derselven gantschen staet alltijdt omb daer van reden tho geven by
sick hebben, oeren mangliell und scrupulos den van der Reckenkamer
und anderen daer tho specialiter verordent, umb den selven aff tho
helpen, aen tho dienen.
18.nbsp;Diewill men bevindt, dat vast die geestlicke gueder by verscheyden
personen werden vertogen onder den decksell iuris patronatus, willende
oick aver sulcks die collatores die guederen tot der collatie gehoerich
onder sick trecken, dieselve tot oeren nutte und taeffele gebruicken und
voer hem eigen beholden, sonder die selve ad vere pios usus, daer tho
die hier voermaels van onsen voeralderen fundeert und gegheven sijn,
tho keeren. So is dat, het ghene vurss. overgemerckt und in commu-
nicatie geleytt sijnde, die heeren gedeputierden (onder correctie) niet
anders en verstaen, dan dat eenen ider sijn ius patronatus sali voer-
beholden wesen volgender gestaelt:
19.nbsp;Als dat by den collatoeren die collatie offt gyfft gepresentiert sullen
mogen worden oere soen, naesten toloetverwanten offte anderen, daer
tho nutte offte bequame landtsadten wesende, und oere confirmatie aen
dessen Gelreschen Hoeve gratis und sonder intres daer voer tho neemen
dan alleen den grieffier voer de registratie und oerkonde, daer van
by den heeren Cantzlaer und Raeden eene generale taxatie offte mode-
ratie gemackt worden, werven sullen.
20.nbsp;Und sullen walgedachte heer Stadtholder, Cantzlaer und Raede niet
macht hebben die presentierden tho weigeren, sy hedden dan erhefflicke
und bewijsselicke reden, die sy den patrono schuldich sullen wesen over
tho schryven.
21.nbsp;Item sall niemandt gepresentiert mogen werden onder sijn ses jaeren.
22.nbsp;Und wen die presentierde in vuerss. maten geconfirmiert sali wesen,
sall hy die gueder tot deselve collatie gehoerende (die last daer op
staende affgedaen sijnde) mogen genieten und daerop studieren in
schoeien und universiteiten Gereformiert wesende, waermit also die
kinder so van adelicke als onadelicke persoenen in die vrese Godts tot
alle eerbaerheytt und erfaerenheit opgetogen und gelevert mogen werden.
22^). Sullen die beneficiarii oere beneficiën ad vitam moghen behalden,
so verre sy eerlyck und wall nae oeren beroep leeven und sich regu-
lieren; anders sullen die patroni oer vryen willen hebben, die selvige
oer tho neemen als hett oer gevallen sall. Doch die brieven hertoch
Arnoldts und confirmatie hertoch Carols anno 1532 hiermit onver-
broecken^).
23.nbsp;Und in gevalle eenighe pastorhen waeren, die collatie offte gyfften
iure patronatus onder sich hedden, und die behalden wolden, sonder
daer voer den rechten kerckendienst tho doen, sall die collator alsulcken
pastoren die collatiën offte gyfften ontnemen und die selve wederomb
eenen anderen bequaemer persoenen van der Reformeerde Religie pre-
sentieren, die oick daer van confirmatie van dessen Gelreschen Hoeve,
wie vurss., sall moeten werven, und ghehalden wesen in soicken valle
den dienst selves tho betreden, sonder tho moghen imant in sijn plaetse
substitueeren.
24.nbsp;Gelick oick off eenige abbaten, abbdissen, capittelen, prelaten offte an-
dere persoenen, buyten offte bynnen dessen Landen geseeten, die in
dessen Landen geseeten, die in dessen Landen collatiën offte gyfften
hedden tho vergheven, sullen sy die aen nyemandts anders vergheven
dan aen predicanten, wesende van der Gereformierde Religie und dessen
Landen aengeneeme.
25.nbsp;Und op dat te minder bedroech in dessen sall mogen gheschien, sullen
alle collatores offte fundatores geholden wesen voer den heeren Stadt-
holder, Cantzler und Raeden tho vertoenen oer schijn und bescheydt,
segell, brieven, possessiën offte eenich ander bewijss, daerby genoch-
samb blycken sall, dat sy tott idt ius patronatus bevoecht und ge-
rechtichtt sijn.
Tweemaal geeft de gebruikte text een no. 22.
2) Misschien wordt hier bedoeld Van Loon II, 1ste Aenhangh, fol. 160-170.
26.nbsp;Oick sullen mede alle guederen, onder idt ius patronatus wie vurss.
sortierende, by den rentmeester in ider Quartier angeteickent, inventa-
risiert, und by memorie in oere reckenongh ingebracht werden, daer-
van die registeren in die kamer daer tho t' ordinieren gelacht und in
bewaer gestelt sullen worden omb ider tijdt tho mogen kennisse hebben
van gelegenheitt der selver gueder und tho weten, woe hoich de sich
sijn bedragende.
27.nbsp;Waell verstaende oick, dat alle guederen, gehoerende tott pastoryen, sy
waeren dan iuris patronatus off niet, van nu voertaen tott noettroefftich
onderholt der predicanten, kerckendienaeren und schoelmeisteren sollen
aengelacht werden.
28.nbsp;Und offte gebuerde, dat die Hoge Overicheit oder geestlicke offte werelt-
licke collatoren, het waer by onrechten offte quaeden bericht offte im-
portune vervolch der aensoeokeren offte andersyns eenige partyen van
den kerckenguederen, beneficiën offte dergelicke int klein offt groete
worden ghegeven, verpandt, verkofft offte andersins veralieniert, 't waer
ewich und erfflick off oick voer een tijdt langk, egene, die alsulcke
gyfften offte opdrachten verkregen sullen hebben, und sullen niet
mogen koemen in die possessie und gebruickenisse van dien, maer
sullen die rentmeesters, so generale als particulier, durch oeren patro-
num sick altijt daer tegen opponieren und aenholden by den heeren
Stadtholder, Cantzlaer und Raeden, dat alle alsucke gedaene gyfften,
verpandingen offte andere alienatiën gecasseert und tho niet gedaen
werden, als wesende van nu aff voer als dan verclaert nihil und van
onwerden.
29.nbsp;Und werden alle die alienationes offte verpandinge der geestlicken
guederen, die tegens der hertogen van Gelre ordinantiën offte niet nae
landt- und stadtrechte geschiet sijn, hiermit alsoe gerevociert, dat niet
noedich sy die pen(n)onghen, die daer voer gegeven syndt, tho restitu-
eeren, doch sali die erkentenisse desser saecken tho landt- und stadtrech-
te staen als die drie eerste Quartieren stemmen; die Bannerheeren und
Arnhemsche Quartier setten desse erkentenisse tho des heeren Stadt-
holders, Cantzlers und Raeden jurisdictie.
30.nbsp;Und wes in thoe koemenden tyden doer versterff, vervall offte andersins
der kercken tho behoert, sullen die vurseide rentmeesters mit allen
vlijtt weder reducieren und reünieren tot het corpus derselver kercken-
guederen nae behoeren.
31.nbsp;Edoch und so veele belanget die questiën super possessoriis van die
geestlicke guederen, sullen de selve staen ter judicatuer des Hoeves in
Gelrelandt, die petitoria averst belangende sullen geventileert werden
onder den gerichte, daer onder die gueder gelegen.
32.nbsp;Und aengaende die gerechticheit van persoenen den abdyen, styfften
offte cloesteren eigen offte gehoerich wesende, in verscheiden quali-
teiten, und van den guederen, die niet gehouden mogen worden dan by
persoenen van servile conditiën, nae eisch der guederen der vurss. ab-
dyen, styfften offte cloesteren verplicht wesende mit verscheiden diensten,
peerden-, waghens- und karren-gehalt offte ontholdinghe, van thynssen,
erffrenten, erffpacht, so in gelde als granen, schapen, vereken, sullen
die generale und particulier rentmeesters scherpelick thosien, dat die
rentmeesteren alomme alsulcke gerechticheiden in wesen houden. Oick
mede dat ghene wysselinghe van servile persoenen van gelicken con-
ditiën, die den heeren fruchten, und goeden anwinnen moegen, geschie-
den. Des gelicks dat oick gheije vrydomb off eenighe veranderinghe
in die gerechtichheiden vurss. geschieden sonder expresse ordonnantie
der Cantzler und Raeden in Gelleriandt. Dat oick alle versterff und erff-
D.w.z. de patronus of procurator causarum ecclesiasticarum.
Het woord „vanquot; is doorgeslagen.
-ocr page 505-wynninghe tho vallen gefordert werde, und in natueren gehouden; na-
mendtlick die gerechticheiden van thynss, als van idt vervall und in-
winningh, die van oldts sijn gewest.
Van eraepenung der doester.
Den conventualen sal die fryheit ceres gewettens gegeven werden mit dem
geding, datt sie ghene action praetendieren sullen op die verlatenschafft
oerer verstorvenen older und frunden; daer averst kunftiglich die Landt-
schafft einige Ordnung wurde uprichten van succession der conventualen,
derselven sullen sie alsdan tho genietten hebben, wie sulches oick by ande-
ren Provinciën caviert worden.
Item een conventual person sal sich nit in den ehestandt begeven, idt sy
dan mit vorwetten und consent oerer older, negsten frunden oder der gebur-
lichen Overigheit des orts, daer die conventual oere residentz holtt, updatt
sie nitt bedragen, verführet noch sunst durch unwethenheit tho argerniss
ursach geve.
Item den conventualen sail vurbeholden sien oeres gefallens in oeren
habit und clöster tho blyven, und aldaer nae gelegenheit oeres convents
guder einer geburlichen alimentation tho genietten, oder averst mit derselven
alimentation sich toy oere frunden und bewanten tho begheven.
Item diewijl man die geburliche alimentation na gelegenheit des clösters
guder nit alsoe in der yle verordnen kan und derhalven fur gudt angesehen
werdt, dat sich die conventualen by einander holden, biss datt sulcke alimen-
tation beradtslagt und beslaten werde, so sal men ohnen mitler tidt op ge-
burliche instruction vorstender oder upseher by provisie stellen, uth dem
magistrat und burgeren twe personen, die sie in einigheitt holden, und fur
onordnung helpen schutten und schermen.
Item die vorstender und opseher sullen den conventualen verbietten uth
der stadt tho reissen buyten oer bewilligung und consent.
Uit Landdagsrecessenboek der stad Arnhem No. 12
(oud-archief Arnhem inv. no. 4693), fol. 369-376 vso.
B, Extracten uit Landdagsbesluiten
betr. het Beheer der Kerkfabrieken.
a.nbsp;Uit het reces van den Landdag te Nijmegen, 2 April 1604.
Opten IlIIe. i) van dat die kerckmeisters te platten lande tot reecke-
ningen nae older gewoonte mochten geholden worden, fiat, ende sulx
ten overstaen ende auditie van die genen, daer die kerckmeesteren in
elcken Quartier onder gehören, daer toe se d'officieren, des noot sijnde,
sullen hebben tho constringeren.
b.nbsp;Uit het reces van den Landdag te Arnhem, 5 April 1611.
Op 't vierde 2).
Men verstaet, dat die wehemen of predicanten-behuysingen behoiren
getimmert, gerepariert und onderholden tho worden ut de inkumpsten
van de pastoryen, of by gebreck van sufficient middel tot kosten van
de kerspelen ofte dorpen by sulcke middelen, die men minst quetsende
ende practicabelst bevynden sal. Und dat die rekeningen van den
kerckengoederen behoeren gedaen tho worden by de kerckmeesteren
ter plaetsen, daer d'administratie valt.
D.w.z. punt 4 van het memoriaal der kerkendienaren alhier.
D.w.z. punt 4 van de remonstrantie van de Geldersche synode.
. c. Uit het reces van den Landdag te Zutphen, 16 Mei 1616.
Op requeste van die van der Nykerck.
Verstaen die vande Lantscliap, dat het hoeren van de reeckenongen
der kercken-, gasthuys- und dergel. goederen sal geschieden ten over-
staen van de jonckeren und geërfden van de respective plaetsen gelijck
van olts gebruickelick^).
Zie blz. 46 en 47.
Het Landdagsrecessenboek van het Nijmeegsche Kwartier heeft: „ach-
tervolgende den ouden gebruyckquot;.
Brief van institutie in de kerkelijke be-
diening of pastorale functie te Avezaath.
26 Mei 1610.
Wy Stadthoider ende Raden in name van de Staten des F. O. en G. Z.
Allen den geenen, die dese voorcommen sal, doen te weten.
Also die bedienonge van de kercke ende gemeynte van Avezaet tegenwoor-
dich is vaderende, ende daerom ons te kennen gegeven ende vertoont is, dat
Henricus Vredaeus wettelic daerselfs toe den kerckendienst beroepen ende
door den classe ende desselfs gedeputierden geëxamineert ende duchtich be-
vonden is tot den voorsz. dienst, mit versoec, dat wy nae 's Lants ordenonge
deselve beroeponge ende promotie wilden approberen, wy daerom t' geene
en ingesetenen, dat dit aengaen mach, om den voorn. Henricum Vredeum
geïnstitueert ende gestelt, institueren ende stellen by desen tot eenen wette-
licken pastoor ende dienar Godtlicken Woorts der voorsz. kercke ende ge-
meynte van Avezaet op die gagie van drie hondert vijf ende twintich gulden
te genieten jaerlix uut d'opcomsten van de personaetschap tot Avezaet, on-
vermindert de Lantschap ende de Abdisse van Thoorn haer recht. Ordon-
nieren daerom hiermede den Amptman, jonckeren, kerckmeesteren, officieren
en ingesetenen, dat dit aengaen mach, om den voorn. Henricum Vredeum
tot die bedienonge des predickampts toe te laten, hem daervoor te kennen
ende de voorsz. gagie doen ende laten genieten, doende ende bewysende hem
in desen ende wat ten dienste van den voorsz. kercke ende gemeynte soude
mogen gereiken des versocht sijnde allen faveur, hulpe ende assistentie. In
oircondt des F. G. ende O. Z. secreet segel hieronder opt spatium gedruckt.
Gegeven t' Arnhem den XXVI May XVIc. tien.
Uit Institutieboek I, fol. 12, archief Hof van Gelderland.
N.B. De pastorie was geïncorporeerd bij de abdij van Thorn. De predikant
was hier kennelijk de opvolger van den vroegeren met de zielzorg be-
lasten vicaris. De zinsnede „op die gagie etc.quot; ontbreekt, wanneer de
predikant in het pastoorsbeneficie zelf geïnstitueerd wordt. Overigens
is de bewoording volkomen gelijk aan die van andere door het Hof
gegeven brieven van institutie in een pastorie.
Brief van institutie in de vicarieën van St. Barbara
en St. Ursula in de St. Martinuskerk te Zaltbommel.
17 Juni 1665.
Wij Raden in name van de heeren Staten des F. G. ende Graeffschaps
Zutphen, allen den geenen, die dese voorcommen sal, doen te weten.
Alsoo Peter Sluysken ons heeft te kennen gegeven, dat Peter de Groot als
collator vande vicariën van St. Barbara ende Ursula in de collegiaat kercke
van St. Marten tot Zalt Bommel gefundeert, mit dieselve begifticht hadde sijns
suppliants soon David Sluysken, tot Tiel ter schooien gaende ende van goede
hopeninge sijnde, met versoeck dat wy den selven aennemen ende daervan
brieven van institutie in forma verleenen wilden, soo ist, dat wy 't geene voor
verhaelt aengemerckt den voorn. David Sluysken aengenomen, geïnstitueert
ende bestedicht hebben, nemen aen, institueren ende bestedigen mits desen
in ende tot die voorsz. vicariën mitsgaders tot die jaerlicxe incompsten,
vruchten, baten ende profyten van die selven ende sulcks voor die twee
darden deelen om die tot subsidie van syne studiën t'ontfangen uyt handen
van den ontfanger van 't Quartier, die daertoe gestelt is off noch gestelt
sal moegen worden, off by assignatie van denselven uyt handen vande
pachters van de goederen tot koere van den geïnstitueerde, blyvende het
dardendeel volgende der Landtschapsresolutie tot behoeff van kercken- ende
schooldienaren, voorbeholden etc. Ordonneren daerom etc. Dies f oorconde
etc. Gegeven t'Arnhem den 17e junij 1665.
Uit InstitutieboetóK, fol. 31 vso, archief Hof van Gelderland.
-ocr page 509-Stukken betreffende de overgifte van eenige gees-
telijke en kerkelijke goederen door de Stad Nijme-
gen aan de Ned. Hervormde en Waalsche gemeenten.
A. Convenant tusschen de Stad Nijmegen en de
Ned. Hervormde Gemeente d.d. 28 Maart 1810.
Extract uit het Verbaal der Handelingen van den Burgermees-
ter met wethouderen der Stad Nijmegen.
Woensdag den 28e van Lentemaand 1810.
De Heer Wethouder Mr. I. M. Singendonck van Dieden, by eene dispositie
dezer vergadering van den 28e van Wintermaand 1.1. verzocht en benoemd,
om met de Gecommitteerdens namens de Nederduitsche Gereformeerde ge-
meente binnen deze stad in onderhandeling te treden, nopens de onderschei-
dene sustenues betrekkelijk de goederen of inkomsten, dewelke na inhoud
van een Extract uit het verbaal der handelingen van den Heere Landdrost
van dit Departement, d.d. 9e. van Wintermaand, mede 1.1. no. 1, ten gevolge
van een voorig Koninglijk Besluit van den 2e. van Oogstmaand 1808 No. 26,
aan de voors. Gemeente met den eerste van Louwmaand dezes laars behoor-
den overgelaten te worden tot onderhoud van het Kerkgebouw bekend onder
de benaming van de groote of St. Stevens Kerk, waar van de voorsz. ge-
meente als toen het gebruik en het bezit was hebbende, gediend hebbende
van rapport en voordragt in scriptis, nopens het resultat dier onderhandelin-
gen bij herhaling in bijweezen van den Heere wethouder Dr. L. j. van der
Lisse ten Raadhuize gehouden, het welke na zijn inzien overeenkomstig de
waare intentie van dit Bestuur, op gronden van billijkheid zoude bevonden
worden gebazeerd te zijn.
Hebben Borgermeester en Wethouderen, vooraf den Heere rapporteur voor
deszelvs gehoudene directie in dezen dank gezegd, en wijders na examinatie
van de onderscheidene discussiën deswegens pro et contra ingediend, in hoe-
verre namentlijk de over te gevene goederen of inkomsten, onder de bena-
ming van Kapittels of kerkegoederen voorkomen konden, voorts herhaalde
rijpe deliberatiën, nopens dit zo belangrijk onderwerp ter bevordering van
eensgezindheid en harmonie, onderling overeengekomen en geconvenieerd,
dat (zoo ras het Zijne Majesteit den Koning zal behaagd hebben, het stem-
pel zijner hooge goedkeuring te doen drukken, voorts als Hoogst Deszelfs,
krachtens het welgem. Koninglijk Besluit, veronderstelde Souveraine wil te
verklaren den afstand, en overgifte der na te meldene goederen of inkom-
sten, en deswegens officieel zoude gebleken zijn) alsdan dadelijk en zonder
het minste verwijl aan en ten behoeven van de in hoofd dezer vermelde ge-
meente, of wel Hun Lr. Gecommitteerden, tot onderhoud van het hier voor-
genoemde Kerkgebouw, waarvan de voors. gemeente met den eersten van
Louwmaand nu laatstleden, het gebruik en bezit was hebbende, van Stads-
wege zoude worden afgestaan, en in vollen vrijen eigendom overgegeven,
de hierna gespecificeerde roerende en onroerende goederen, als:
Ie. de Capitale Somma van vijfhonderd guldens ten lasten dezer Stad,
met de interesse daar op, zints de laatste verschijndag resteerende, mits-
gaders de overthijnzen, grondrenten in Stad en Schependom, en Rijke van
Nijmegen, met andere fondsen en ontfangsten, evenveel onder welke bena-
ming, zo 'als het een en ander door de Kerkmeesteren in der tijd, aan de Ma-
gistraat dezer Stad pleeg verantwoord te worden, en in derzelver laatst afge-
boorde rekening van den 3e. November 1807 breder omschreven staat, even
als waren dezelve alhier alle woordelijk geinsereerd en genoemd, daar van
echter uitgezonderd het recht tot het vorderen der zoogenoemde Luydaal-
ders, het welk voortaan ten behoeve der Stedelijke gemeente zal verblyven,
gelijk den eigendom voorts het onderhoud en de risico der zoogenaamde
groote Kerktooren ten behoeven en ten specialen laste dezer Stad is bevoor-
waard.
Ten tweden de huisjes, gelegen agter de groote of St. Stevens Kerk, ten
proth. van bezwaar Hopmanschap groote markt Fol. 68 en 69 bekend;
Ten derden een gedeelte van de Jaarlijksche renten, Thinsen en Ervpach-
ten, onder de benaming van St. Stevens Kapittelrenten etc. in en buiten de
Stad bekend, overeenkomstig de bijleggende notitie, ende zulx met en zedert
derzelver resp. verschijndagen in dezen Jaare 1800 en tien.
Ten vierden, de navolgende Landerijen, gelegen in het circul van de Ooij,
als:
Drie morgen weijland, gelegen aldaar, onder dezer Stads Schependom, ten
prothocolle van beswaar Fol. 8 bekend.
Twee morgen weijland, gelegen als vooren, ten prothocolle Fo. 9 gere-
gistreerd.
Oe beide Rietbaanen, schietende langs beide de voors. parceelen, een ge-
deelte van hetzelve uitmakende, en dus als zodanig mede ten prothocolle
ervintelijk;
Drie morgen weijland gelegen aan de Persingsche straat aldaar, ten pro-
thocolle Fol. 9 bekend;
Voorts elv hond weijland, eensgelijks als voore aan de Persingsche Straat
gelegen, ten Prothocolle Fol. 10 genoteerd.
Ten vijvden de hier na genoemde Kooren-Thienden, als: in het Heessche
veld de Pulsbergen genoemd, en de halve Thiend onder Hatert, beiden in het
Schependom dezer Stadt, zo en als dezelve onder de benaming van kapittels
thienden zijn geheven geworden.
En laatstelijk ten sesden, het Huis en Erv, staande en gelegen na bij dezer
Stads Koorn-markt ten prothocoile van bezwaar. Hopmanschap Smitstraat
Fol. 1 bekend, zo als het zelve thans door den oudsten Predikant bij de her-
vormde gemeente, den Heere A. B. Boenen bewoond word, onder beding dat,
onverlet de verdere ongestoorde bewooning van zijn Eerwaarde, het voors.
huis, na zijn overlijden, tot eene wooning voor den oudsten Leeraar dier ge-
meente voor het toekomende privative gedespicieerd blijven zal.
Alle de Landerijen, huizen en parceelen dus hier voor onder het tweede,
vierde, vijfde en sesde respect voorkomende, en distinctelijk omschreven, als
beswaard met de Dijkgelden, verpondingen en s' Heeren schattingen en
lasten daar van overeenkomstig wetten en reglementen werkelijk geheven
wordende, ofte verder te heffen (zullende de aanzuivering der lasten en ver-
pondingen tot over den Jaare 1800 negen, van wegens dit Stedelijk Bestuur,
volledig worden gepresteerd, en wordende de opkomsten gehouden als met
en zedert den le Januarij dezes jaars 1800 tien te lopen ten behoeve van
de dukgem. Kerkgemeente) voorts onder het genot en de last van zodane
active en passive servituten, als van ouds en met recht daartoe zijn gehoo-
rende.
Zullende dientengevolge provisioneel een Extract dezer dispositie aan de
Gecommitteerdens uit de meergen. Kerk-gemeente tot derzelver informatie
worden ingezonden; voorts na bekomen Koninglijke ratificatie als voorge-
meld de afstand en overgifte zelve der hier voor gelibelleerde goederen of
inkomsten dadelijk bij actes van cessien, en acceptatie worden geperfecteerd.
Accordeert met voors. Verbaal
B. J. Brousson.
B. Convenant tusschen de Stad Nijmegen en de
Waalsche Hervormde Gemeente d.d. 28 Maart 1810.
Extract uit het Verbaal der Handelingen van den Burgemeester
met Wethouderen der Stad Nijmegen.
Woensdag den 28 van Lentemaand 1810.
Door den Heere wethouder iVlr. J. JVl. Singendonck van Dieden, bij eene
dispositie dezer vergadering van den 28e van Wintermaand 1.1. verzocht en
benoemd, om met Gecommitteerdens namens de Nederduitsche gerefor-
meerde Gemeente hier ter stede in onderhandeling te treden, nopens de on-
derscheidene sustenues, betrekkelijk de goederen of inkomsten, welke na
inhoud van een extract uit het Verbaal der handelingen van den Heere Land-
drost van dit Departement, d.d. 9e. van Wintermaand mede 1.1. No. 1, ten
gevolge van een voorig Koninglijk Besluit van den 2e van Oogstmaand des
jaars 1808 No. 26 aan de voors. Gemeente met den eersten van Louwmaand
deses Jaars behoorden overgelaten te worden tot onderhoud van het Kerk-
gebouw, onder de benaming van de groote of St. Stevens Kerk bekend,
waarvan de voors. Gemeente alstoen het gebruik en het bezit was hebbende,
van rapport en voordragt in scriptis nopens dat onderwerp gediend, voorts
gelijktijdig een voorstel gedaan hebbende, nopens het toekomstig onderhoud
van het Kerkgebouw, gelegen aan de Korenmarkt binnen deze Stad, waar
van de Waalsche Gemeente, zich alhier bevindende, met den le. van Louw-
maand nu laatstleden het gebruik en het bezit was hebbende.
Hebben Borgermeester en Wethouderen vooraf den Heere Rapporteur voor
de genomene moeyte dank gezegd, en wyders na rype deliberatiën over de
onderscheidene discussiën dien aangaande, ter bevordering van eensgezind-
heid en harmonie, onderling overeengekomen, geconvenieerd, dat (zoo ras
het Zijne IVlajesteit den Koning zal behaagd hebben het stempel zijner
goedkeuring te doen drukken, voorts als Hoogst Deszelfs kragtens het
welgem. Koninglijk Besluit veronderstelde Souveraine Wil te verklaren den
afstand en overgifte der na te meldene inkomsten, en deswegens officieel
zoude gebleken zijn) alsdan dadelijk, en zonder het minste verwijl aan en
ten behoeven van de in het hoofd dezer laatstgemelde Waalsche Gemeente,
of wel hun Lr. Gecomm., tot onderhoud van het Kerkgebouw, waar van de
voors. Waalsche Gemeente met den eersten van Louwmaand nu laatstleden
het gebruik en bezit was hebbende, van Stadswege zoude worden afgestaan,
en in vollen vrijen eigendom overgegeven, eenige Jaarlijksche renten, thinzen
en overthinzen, gaande uit huizen binnen deze Stad, volgens notitie te zamen
bedragende ƒ 152 - 6 - Jaarlijks; en zulks met en zedert derzelver respective
verschijndagen in dezen Jaare 1800 tien; alles nogtans onder dit speciaal
beding en navolgende einde, daartoe geïnviteerd wordende:
Dat de voorschreve Waalsche Kerk gemeente zal gehouden zijn te ge-
dogen.
Dat de gewoone Godsdienstoeffening door de Leeraaren der Nederduitsche
Gereformeerde gemeente aldaar des Vrijdags ongestoord bij voortduring
uitgeoeffend worde; alsmede dat de locaalen, tevoren gediend hebbende tot
een consistorie-kamer met de verdere onder en bovenvertrekken, tot hetzelve
Kerkgebouw gehorende, en tans door den Predikant van Wijck geoccupeerd,
op denzelven voet en wijze aan Zijn WelEerwaarde verblijve, ten einde alzo
deszelvs inwooning in de voors. vertrekken, geduurende zijn verblijf als
Leeraar binnen deze Stad onverlet worde gelaten, terwijl het volledig gebruik
van de Locaien voormeld eerst na vertrek of overlijden van den gem.
Leerraar ter dispositie van de dukgem. Gemeente weezen zal; onverminderd
zijn WelEerwaardes gehoudenheid, om eene bekwaame Kamer tot het houden
van de Kerkenraadsvergaderingen der Waalsche Gemeente, zoo wel des
Sondags, als op Feest en andere dagen, te verieenen.
Zullende dien ten gevolge provisioneel een Extract dezer dispositie aan
-ocr page 512-de Gecommitteerdens uit de mergem. Kerkgemeente tot derzelver informatie
worden ingezonden; voorts na bekomen Koninglijke ratificatie als voorge-
meld de afstand en overgivte zelve der hier voor gelibelleerde goederen of
inkomsten dadelijk bij actes van cessie en acceptatie worden geperfecteerd.
Accordeert met voors. Verbaal
B. j. Brousson.
Uit Staatssecretarie 26 Mei 1818-nr. 21, Algemeen
Rijksarchief Den Haag.
C.nbsp;Souv. Besluit van 14 September 1814 No. 22.
Wij Willem etc.
Gehoord het rapport van onzen Secretaris van Staat voor de Binnen-
landsche Zaken van den 10e dezer maand op het rekwest der Commissie ter
bevordering en instandhouding van den openbaren Hervormde godsdienst
te Nijmegen; en daar bij aangevoerde redenen verzoekende, het effect te
mogen genieten van een in den jare 1810 met den Stedelijken Magistraat
gesloten convenant omtrent de daar bij vermelde goederen der Groote of
St. Stevens kerck in de Stad Nijmegen;
En in aanmerking genomen:
Dat het bedoelde convenant allezins wettig gesloten is, overeenkomstig
de uitdrukkelijke bepalingen en besluiten van het voormalig Gouvernement;
En dat de volvoering van hetzelve ter dier tijd alleen is verhinderd ge-
worden, door de voorgevallene veranderingen en de inlijving dezer Landen
in Frankrijk; voor en aleer het zelve de vereischte approbatie van het Gou-
vernement had ontvangen.
Hebben goedgevonden en verstaan.
Te approberen en ratificeren gelijk geschiedt bij dezen, het Convenant
in den Jare 1810, door de regeering der Stad Nijmegen, met de Gecommit-
teerden der Nederduitsche Hervormde Gemeente aldaar aangegaan, en vervat
in de Raadsbesluiten dier Stad van den 28 Maart 1810; te dien effecte,
dat de daar bij vermelde goederen van het Kapittel of de Groote Kerk van
St. Steven als nog door het Stedelijk Bestuur van Nijmegen van de voor-
noemde Hervormde Gemeente in bezit en beheer zullen worden overgegeven;
met autorisatie op den Gouverneur van Gelderiand, om de difficulteiten, die
in de uitvoering der bijzondere bepalingen van voorsz. Convenant door het
plaats gehad hebbend tijdsverioop mogten veroorzaakt zijn, naar billijkheid
te termineren.
En zal met terugzending van voorsz. rekwest en bijlagen, een afschrift
dezer gezonden worden aan onzen Secretaris van Staat voor de Binnen-
landsche Zaken, om voor de uitvoering van dit besluit zorg te dragen.
Gegeven te Brugge 14 Sept. 1814.
Willem.
Uit Staatssecretarie 14 September 1814, nr. 22,
Algemeen Rijksarchief Den Haag.
D.nbsp;Kon. Besluit van 26 Mei 1818 No. 21.
Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden,
Prms van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz.,
enz., enz.
Op een request van Predikant en Leden uitmakende den Specialen Kercken-
raad der Hervormde Waalsche Gemeente binnen Nijmegen, om daar bij aan-
gevoerde redenen verzoekende, het effect te mogen genieten van het besluit
van den 2 Augustus 1808, en opgevolgde resolutie van Burgemeesteren, en
Wethouderen der Stad Nijmegen van den 28 Maart 1810, en mitsdien in het
bezit te worden gesteld van het aan hun daarbij toegekende Kerkgebouw en
inkomsten.
Gehoord het rapport van Onzen Directeur Generaal voor de zaken der
Hervormde Kerk en van den 22 JVlei 1819 no. 1855/1052.
In aanmerking genomen, dat de afstand van het door de requestranten be-
doelde kerkgebouw en goederen overeenkomstig de uitdrukkelijke bepalingen
en besluiten van het toenmalig Gouvernement is geschied, en dat de vol-
voering bij de daar op volgende tijdsomstandigheden is hangende gebleven,
en de bij de laatst genoemde resolutie bepaalde nadere approbatie van het
Gouvernement daar aan alleen is blijven ontbreken, terwijl de zaak zelve
geen wezenlijke verandering van gedaante heeft ondergaan, zoo dat zij nog
heden ten genoege der Stedelijke Regeering (volgens derzelver verklaring)
en der requestranten is te termineren met dezelve requestranten door een
eind besluit in het bezit te stellen van de aan hun toegekende eigendommen.
Hebben goedgevonden en verstaan.
Te approberen en te ratificeren voor zooveel noodig en van applicatie kan
zijn, ook ten behoeve van gedachte Waalsche Gemeente, het Convenant ver-
vat in de resolutie van Burgemeester en Wethouderen der Stad Nijmegen
van den 28e. van Lentemaand des Jaars 1810, genomen ten gevolge van een
besluit van den 2 Augustus 1808, no. 26, te dien effecte dat de bij genoemde
resolutie aan de Hervormde Waalsche Gemeente te Nijmegen toegekende
Kerk, gebouwen en eigendommen al nog aan dezelve zullen overgaan, en zij
in het bezit en vrije beheer derzelve door het Stedelijk Bestuur van Nijmegen
zal worden gesteld, onder voorwaarden:
1°. Dat de gewone Godsdienstoefening door de Leeraren der Hervormde
Nederduitsche Gemeente des Vrijdags morgens ongestoord, bij voortduring
uitgeoeffend en de Consistorie Kamer, als dan tot gebruik van den Leeraar
en Leden van den Kerkenraad dier Gemeente opengesteld worde.
2°. Dat alle prijsuitdeelingen zoo van de Latijnsche als andere School-
jeugd, bij Continuatie in het Kerkgebouw met gebruik van het orgel, plaats
hebbe.
3°. Dat de gemelde resolutie geene terugwerkende kracht hebbe door deze
bekrachtiging met opzigt tot de revenuen der af te stane goederen; zullende
deze niet eerder ten behoeve der Waalsche Gemeente verstrekken dan te
rekenen van den dag waar op de overgifte van de Kerk, gebouwen en in-
komsten zal plaats hebben, en de opkomsten tot dat tijdstip bij de Stad wor-
den genoten.
Wordende bij deze de Gouverneur van Gelderland geauthoriseerd om in-
gevalle, buiten verwachting, nog difficulteiten over de uitvoering van dit be-
sluit mógten ontstaan, dezelve naar billijkheid te termineren.
En zal afschrift dezes worden gezonden aan Onzen Directeur Generaal
voor de zaken der Hervormde Kerk enz. ten einde voor de uitvoering zorg te
dragen.
Loo den 26 Mey 1818.
Willem.
H. G. de JVley v. Streefkerk.
Uit Staatssecretarie 26 Mei 1818 nr. 21, Alge-
meen Rijksarchief Den Haag.
E. Verbaal der Handelingen van Heeren Bur-
gemeesteren der Stad Nijmegen. 1816, 2 April.
Op gedaane voordracht van den Heer Praesident Burgemeester.
Is goedgevonden het proces verbaal der overgifte van de goederen van
de St. Stevens Kerk, toegekent bij Besluit van Zijne Koninglijke Hoogheid den
Souvereinen Vorst, in dato den 14e September 1814, en op den 30e der
maand Maart j.1. plaats gehad hebbende, in het verbaal te doen inserreeren.
Burgemeesteren der Stad Nijmegen.
Gehoord het verzoek door de Commissie tot de kerkelijke zaken van de
Nederduitsche Hervormde Gemente gedaan, tendeerende, om te worden ge-
steld in het volle bezit en beheer der goederen, aan de St. Stevens Kerk, bij
Besluit van Zijne Majesteit d.d. 14 September 1814 toegekend — voorts om
te hebben uitkeering der Revenuen, welke gemelde goederen, na aftrek der
lasten, en ongelden, hebben opgebragt, zedert de dagtekening van opgemeld
Besluit tot ultimo December van het Jaar 1814. —
Gezien het door de gen. Commissie aangehaalde Besluit van Zijne Majes-
teit, waar bij, uit aanmerking der daarbij aangevoerde motiven, wordt geap-
probeerd, en geratificeerd, het convenant, in den Jaare 1810 door de toen-
malige Regeering der Stad Nijmegen met de Gecommitteerden der Neder-
duitsche Hervormde gemeente aangegaan, en vervat in de Raads-Besluiten
dezer Stad, van den 28e. van Lentemaand 1810 — ten dien effecten, dat de
daarbij vermelde goederen van het Kapittel of de groote Kerk van St. Steven,
alnog door het Stedelijk Bestuur van Nijmegen aan de voorn. Hervormde
Gemeente in bezit en beheer moesten worden overgegeven.
Gezien de missive van den Heere Gouverneur dezer Provincie van den
17e Mey en Ie Junij i) aan den voormaligen Burgemeester van Randwijck
geaddresseerd, waar bij Z.E.G. in ernstige bewoordingen wordt aangeschre-
ven, om zich naar opgemeld Besluit te gedragen, zonder de dispositien af
te wagten, op de door Z.E.G. daartegen gedaane representatien, en eindelijk
Gezien hebbende de missive van den Secretaris van Staat voor de Binnen-
landsche zaaken, d.d. 31 Mai 1815, houdende informatie aan den welgem.
Heer Burgemeester van Randwijck, dat Zijne Majesteit persisteerende bij
Hoogst deszelfs Besluit van den 14e September 1814, begeert, dat het zelve
zonder eenige bedenking of meerder verwijl, stiptelijk worde ten uitvoer
gebragt.
Dat Z.M. niet dan met de grootste bevreemding heeft ontwaard, dat de
Heer Burgemeester van zich heeft kunnen verkrijgen, om op grond van
zijne bijzondere denkbeelden, de uitvoering van Hoogst deszelfs Besluit
maanden lang te vertragen, eene handelwijze, welke Zijne Majesteit niet dan
eene ontijdige zorg voor de belangen der Stad meent te kunnen toeschrijven.
Overwegende, dat het Besluyt tot heden toe niet in zijn geheel is volvoerd,
en de opkomsten van gemelde goederen alleen over 1815 door de Hervormde
gemeente is genoten geworden, welke revenuen naar den letterlijken inhoud
van opgem. Koninglijk Besluit, na de dagteekening van hetzelve, niet meer
tot stijving van Stadskas konde of mogte dienstbaar gemaakt worden.
Hebben, na deliberatie goedgevonden aan de welgemelde Commissie,
bestaande uit de Heeren 1. N. A. van Wassenaar Pancras, en D. R. I. van
Lynden, welke, op daar toe voor af gedane invitatie, zich ter deze vergade-
ring hebben gesisteerd, in deze hare qualiteit in vollen eigendom over te
geven, gelijk zulks geschied kragtens deze, de goederen met de opkomsten,
voor zoo verre deze laatste al niet reeds genoten zijn, bestaande in de na-
volgende goederen, tienden, en grondrenten, als:
la. eene Obligatie, groot ƒ 500.— ten laste dezer Stad, waarvan de Inte-
ressen door den Kerkmeester J. Keer ontvangen zijn, en welke obligatie
onder dezelve berustende is.
Jaar niet ingevuld.
-ocr page 515-lb. Eene Predikantswooning, bewoond wordende door Dns. Harencarspel.
2°.nbsp;Vijf morgen aan de Kadijk in de Ooij gelegen.
3°.nbsp;Drie morgen elf hond aan de Persingsche Straat.
4°.nbsp;De Rietbaanen aan Stadszijde gelegen.
Thienden.
5°. De Heesveldschen Thiend, Pulsbergen genaamd.
6°. De halven Thiend te Hatert.
Grondrenten.
Binnen de Stad'^).
[Betaald uit huizen in de VIeeschhouwerstraat, de Strijkstraat, Snijder-
straat, Platemakerstraat, Korte Burgstraat, Lange Burgstraat, Nieuwstraat,
St. Jorisstraat, Hartogsteeg, Ziekerstraat, Molenstraat, Zwanengasch, samen
f 58-7-12].
Grondrenten.
Blüten de Stad^).
[In d'Ooij, Beuningen. Ewijk, Winssens, Eist, op 't Hoogeveld, samen
f 34-18-8 plus 15 hoenders}.
Voorts is goedgevonden aan gem. Commissie te doen uitbetaalen uit het
crediet van onvoorziene uitgaven over het dienstjaar 1800 en veertien, of bij
ongenoegzaanheid van dezen post uit zodanig ander fonds, als daar toe door
den Heere Gouverneur, op de ten dien einde te doene aanvrage, zal worden
aangewezen, de Revenuen van opgemelde goederen zedert den 14e Sep-
tember 1814 tot ult°. December daar aanvolgende, zich bedragende blijkens
de hierna volgende specificatie, na aftrek der lasten, en ongelden, eene som
van vier honderd veertig gulden, twee Stuivers tien penningen.
Staat van opbrengst. Lasten en ongelden over 1814, de Landerijen aan
de St. Stevens Kerk overgegeven, kragtens het Besluit van Zijne Majesteit
van den 14e September 1814 — houdende tevens de Liquidatie van hetgeen
gem. Kerk daar uit competeerd voor 3¥2 maand — namentlijk van den 15.
September tot en met ultimo December van gezegd Jaar.
5 Morgen aan de )
Kadijk in d'Ooij S 1814 ........................ ƒ1158-,,-,,
hebben opgebragt )
Waarvan afgetrok- i o verponding ƒ 72 - 8-6
ken de lasten en f p-f ® ' ofi-13- 6
gelden, bestaande
quot;nbsp;'nbsp;177-8-1^ ƒ 980 - 11 - 4 uit te keeren
zuiver provenu aandeel ƒ 285- 15- 12.
De Heesveldschen i
Thiend, Pulsbergen f g,4 ........................ ƒ 235-,,-,,
genaamd heeft op- L °
gebragtnbsp;1
Den halven Thiend ) .oijnbsp;/ 1540- -
te Hatertnbsp;'nbsp;........................ ^^ quot; quot; ƒ 775 - „ - „ uit te keeren
Provenunbsp;aandeel ƒ 226- „-13.
De Grondrenten
zoo binnen, als
buiten de stad, ( .g,^ ............................................. ƒ 97 . ]. 4 uit te keeren
zonder aftrek derfnbsp;aandeel ƒ 28-6- 1.
perceptie kosten, \
hebben opgebragt )
Generaal montant ........................... ƒ 1852 - 12 - 8
Waarvan drie en een halve maand uitmaakt ..............................ƒ 540- 2-10.
De uitvoerige specificatie is door mij weggelaten.
-ocr page 516-Voor onderhoud, en Lasten van het Predikants huis, bewoond
wordende door Dns. Harencarspel moet alhier gekort worden
de Somma van ............................................................... 100-,,-
440-2-10.
Zoo dat uit vorenstaande Liquidatie, waarvan de origineele lustificatore
stukken ter visie aan de Kerkelijke Commissie worden aangeboden, blijkt,
dat de zuiveren opbrengst, geduurende het Jaar achtien honderd veertien
van opgemelde goederen zicht bedraagt, één duizend acht honderd twee en
vijftig guldens, twaalf stuivers en acht penningen, van welke Som, ter paritie
aan het Koninglijke Besluit, boven gerelateerd, aan de St. Stevens Kerk
alnog uit Stadskas moet uitgekeerd worden vier honderd veertig guldens
twee Stuivers tien penningen; zijnde deeze Som, na aftrek der Lasten,
ongelden en reparatie kosten, het montant der opkomsten over drie en een
halve maand, namentlijk van den 15e September tot en met den 31e De-
cember 1800 en Veertien.
Zullende deze Resolutie, waarvan een Extract aan de welgemelde Com-
missie zal worden uitgereikt, door dezelve, met en benevens de Heeren
Burgemeesteren, en Secretaris beteekend worden, ten einde als minuut te
worden gedeponeerd bij de Archiven, tot het verbaal der Handelingen van
Heeren Burgemeesteren gehorende.
Aldus gedaan en betekend in de Vergadering van Heeren Burgemeesteren
van den dertigste Maart 1800nbsp;sestien.
Gecommitteerde Leedennbsp;onderstond Burgemeesteren voorn.
waren geteekendnbsp;waren geteekend
I. N. A. van Wassenaarnbsp;A. F. van den Steen
Pancrasnbsp;1. W. Pels
D. R. I. van Lijnden.nbsp;P. Straalman.
Uit Verbaal der Handelingen van Heeren Burge-
meesteren, Gemeente-archief Nijmegen.
F. Verbaal der Handelingen van Heeren Burge-
meesteren der stad Nijmegen, over den Jaare 1818.
Woensdag den 22e Julij 1818.
Burgemeesteren der Stad Nijmegen, bij Raadsresolutie van den 11 Junij
dezes Jaars, ten gevolge Zijner Majesteits Besluit, gegeven op het Loo den
26 Meij te voren, geautoriseerd en belast, om de geresumeerde Waalsche
gemeente op behoorlijk Relaas in het volle bezit en vrije beheer te stellen
van de aan haar toegekende hierna omschreve Kerk, gebouwen en Eigen-
dommen, vermeld bij het Convenant, gementioneerd in de Resolutie van
Burgemeesteren en wethouderen, d.d. 28 Lentemaand 1810, genomen, ten
gevolge van een Besluit van den 2 Augustus 1808 no. 6^), zijn met de
Speciale Kerkenraad van gez. gemeente overeengekomen, dat voormelde
in bezitstelling zoude kunnen plaats hebben op den 22 Julij dezes Jaars
achtienhonderdachttien, ten een uur na de middag, op het Raadhuis dezer
Stad; dien ten gevolge op dag uur en plaats, na aanmelding in Burgemees-
ters vergadering toegelaten zijnde eene Commissie uit de gez. Speciale
Kerkenraad, samengesteld uit de Heeren Jacques Henri Rayen, Leeraar,
Willem Benjamin de Salve de Bruneton, Jan Fréderik Holzhalb, ouderlingen,
— welke verklaard hebben gemagtigd te zijn, om de hierna omschreven
gebouwen en eigendommen in naame der Gereformeerde Waalsche ge-
meente over te nemen, en de daar van op te maken akte qq. te tekenen —.
I.pl. v. no. 26.
-ocr page 517-Is door de Secretaris, op invitatie van den Heer voorzitter Lectuur ge-
geven van het Koninklijic Besluit van den 26 Meij 1818 No. 21.
2°. van het daarbij gerelateerd Convenant van den 28e van Lentemaand
1810.
3°. van de Raads Resolutie van den 11 Junij JL., waar bij Burgemeesteren
met de uitvoering van Hooggedacht Besluit belast zijn.
De Lezing van bovengenoemde stukken afgeloopen zijnde, hebben Bur-
gemeesteren verklaard, met in achtneeming der bepalingen, bij dat Besluit
gemaakt, de Commissie voornoemd in het volle bezit en vrije beheer te
stellen van:
1°. het Kerkgebouw, op de St. Jansplaats kennelijk gelegen, waar van de
voors. Waalsche Gemeente tot heden het gebruik heeft gehad.
2°. De daar aan belendende wooning, laatstelijk bewoond geweest door
wijlen de Predikant van Wijk.
3°. de navolgende gespecificeerde grond Renten en thynsen, te zamen ten
bedrage Jaarlijks van ƒ 152-30').
iVlet dien verstande nogtans, dat, alzoo ingevolge art. 3 van meergemeld
Koninglijk Besluit deze revenuen niet eerder ten behoeve van de Gerefor-
meerde Waalsche Gemeente zuilen kunnen strekken, dan te rekenen van he-
den, de Commissie aanneemt, om aan de Stadskas te zullen uitkeeren, tegen
Pascha aanstaande, de Somma van ƒ 51 - 32^2/73 cents, voor hetgeen de
Stad van voors. grondrenten, amp; Thijnsen aankomt van Pascha 1818 of 23
Maart tot heden, zijnde een tijdsverloop van 123 dagen.
Deze Staat van gebouwen, zoowel als Specificatie der grondrenten en
Thijnzen door de Commissie erkend zijnde, als bedoeld en omschreven bij
het Convenant, vervat in de Resolutie van Burgemeester en Wethouderen,
d.d. 28 Lentemaand 1810, heeft dezelfde die goederen en inkomsten qq. over-
genomen; met belofte van naarkoming, niet alleen der bepalingen, bij hef
meergemeld Koninglijk Besluit van 26 Meij 1818 gemaakt, maar ook van
te zijner tijd de hier voor gementioneerde uitkering aan de Stedelijke kas
te zullen doen bevorderen.
Mij Present De President Burgemeester.
Uit Verbaal der Handelingen van Heeren Burge-
meesteren, Gemeente-archief Nijmegen.
') Volgt een door mij weggelaten specificatie van grondrenten en over-
tynsen in de stad.
h
.all
-ocr page 519-INHOUD.
HOOFDSTUK I.nbsp;Blz.
De Invoering der Reformatie en de
Overheidsmaatregelen van algemeene
strekking ten opzichte van de Geeste-
lijke en Kerkelijke Goederen .... 7— 90.
§ 1.nbsp;Inleiding...........7.
§ 3.nbsp;De Reformatie van 1580. De Kerken-reken-
§ 4, vervolg. De Landschapsbesluiten ten opzichte der
§ 5. De Pogingen tot Instelling van een College
van Gedeputeerde Staten van Gelderland en
het in Gemeenschap brengen der Geestelijke
Goederen...........56.
§ 6. De Geestelijke Goederen onder het Bestuur
van het Hof en de Rekenkamer van Gelder-
land, 1581—omstr. 1600 ...... 69.
§ 7.nbsp;De Colleges van Gedeputeerde Staten in de
drie Kwartieren van Gelderland als Bestuur-
ders der Geestelijke Goederen, in het bijzon-
der in het Nijmeegsche Kwartier . . . . 81.
HOOFDSTUK II.
De Geestelijke en Kerkelijke Goederen
ten Platten Lande van het Kwartier van
Nijmegen.............91—262.
A.nbsp;De Tieler- en Bommelerwaarden .... 91—162.
§ 1.nbsp;Van de Reformatie tot het Tractaat van
Reductie, 1572—1602 ........ 91.
§ 4.nbsp;De Predikantstractementen......126.
S 5nbsp;De Geestelijke Goederen opnieuw onder Be-
stuur van het Kwartier, 1678—± 1731. De
Rossemsche Geestelijke Goederen . . . .134.
B.nbsp;Het Ambt tusschen Maas en Waal . . . 150—162.
S 1nbsp;De Reformatie. De Geestelijke Goederen
onder Kwartierlijk Bestuur (tot 1632) . . .150.
§ 2 Het Accoord van 1 juni/3 Juli 1635. Maat-
regelen ten behoeve van de noodlijdende Pre-
dikanten ...........156.
Blz.
C.nbsp;De Overbetuwe..............jgg
§nbsp;De Reformatie. Het Rentambt der Geestelijke
Goederen des Ambts Overbetuwe ... 163
9nbsp;De Pastorieën. Maatregelen ten behoeve der
noodlijdende Predikanten. De Tertiën . . 175
9 gt;gt;■nbsp;De Proosdij van Eist........183.
D.nbsp;De Nederbetuwe..............2O6.
§ 1-nbsp;De Reformatie. Regelingen ten aanzien der
Geestelijke Goederen ....nbsp;jgg
§ 2.nbsp;Maatregelen ten behoeve van de noodlijdende
Predikanten. De Vicarieën ... 196
snbsp;De Commenderie van Ingen.....' 203
E.nbsp;Het Rijk van Nijmegen en het Ambt van
Beesd en Renoy......... 207_213
a.nbsp;Het Rijk van Nijmegen ...nbsp;207
b.nbsp;Het Ambt van Beesd en Renoy ..'..! 210.
F.nbsp;De Kloosters...........214_251
§nbsp;De Mannenkloosters St. Mariënweerd en de
a.nbsp;St. Mariënweerd ....!!.nbsp;214
b.nbsp;De Holtmeer.............228
§ 2. ^nbsp;De Jufferenstiften te Zennewijnen, Opheusden
a. St. iVtariënschoot te Zennewijnen .nbsp;' ' ' 233
0. St. Mariëngaarde te Opheusden .nbsp;240'
c.nbsp;Eimeren................242'
§ 3. De (gewone) Vrouwenkloosters tenbsp;Rossem,quot;
a.nbsp;Rossem..... •nbsp;■ . .
b.nbsp;Driel.......! ! ' 'nbsp;quot; ' 247
c.nbsp;Wamel....................248
G.nbsp;De Kerkfabrieken......... 252_262
HOOFDSTUK III.
De Geestelijke en Kerkelijke Goederen
in de Hoofdstad Nijmegen .... 263_384.
I 0nbsp;............ 263.
9nbsp;De Reformatie ten opzichte der Geestelijke
9 4.nbsp;De Geestelijke Goederen in den eersten tijd
na de Reductie der Stad. Het Fraterhuis en
het Celbroedershuis........292
§ 5.nbsp;De Vrouwenconventen tot aan de Overgifte
van het Financieel Beheer......3O6
§ 6.nbsp;De Rentambten der Nijmeegsche Geestelijke
a.nbsp;Onder Kwartierlijk en Stedelijk Beheer .' .' 310.'
b.nbsp;Onder uitsluitend Beheer van Stadswege . 323.
9nbsp;De Commenderie van St. Jan..... 330.
§ 8.nbsp;Verkoopingen van Geestelijke Goederen. Op-
vattingen van de Nijmeegsche Regeering aan-
gaande den Rechtstoestand dezer Goederen. 355.
Blz.
§ 9.nbsp;De St. Josephscanonisie, de St. Alexius-
vicarie op het Valkhof, de Vicarie van de
H. Maagd Maria op het Oude Kerkhof en de
Gulden Camer te Malden....... 364.
§ 10.nbsp;Kerkegoederen en Kerkgebouwen. Kerkelijke
§ 10, vervolg. Naasting van Kerkgebouwen..... 375.
§ tl.nbsp;De Gereformeerde Gemeenten binnen de Nij-
meegsche Parochie en in Weurd. Collatierecht
en Beroeping van Predikanten .... 380.
HOOFDSTUK IV.
De Geestelijke en Kerkelijke Goederen
in de Kleine Steden van het Kwartier
van Nijmegen......... 385—472.
A.nbsp;Tiel en Zandwijk......... 385—437.
§ 1. De Parochiën Tiel en Zandwijk vóór de Re-
formatie ............ 385.
§ 2. De Reformatie. De Goederen der Presentie-
heeren en der Conventen...... 393.
§ 3.nbsp;De Pastorieën van Tiel en Zandwijk en de
Commenderiegebouwen ...... 407.
§ 4. De Geestelijke Goederen onder Stedelijk Be-
heer. Hun Rechtstoestand......4l2.
§ 5.nbsp;De Vicarieën.......... 422.
§ 6.nbsp;Kerkegoederen en Kerkgebouwen. Kerkelijke
B.nbsp;Zaltbommel........... 438—472.
§ 1.nbsp;De Parochie Zaltbommel vóór de Reformatie. 438.
§ 2nbsp;Het Beheer der Geestelijke Goederen na de
§ 3nbsp;De Bestemming der Geestelijke Goederen.
Hun Rechtstoestand ........ 454.
§ 4.nbsp;Kerkegoederen en Kerkgebouwen. Kerkelijke
Besluit ...........473-479.
Bijlagen...........481-511.
Index............517-552.
-ocr page 522- -ocr page 523-INDEX
door L. F. VAN GENT.
Bij de vervaardiging van dezen index is rekening gehouden met de uit-
spraak. Als toelichting moge dienen:
Voor C zie ook K.
Ph = F.
Z = S.
* = noot.
g.g. = geestelijke goederen.
O.B. = Overbetuwe.
N.B. = Nederbetuwe.
T. en B.waarden = Tieler- en Bommelerwaarden.
B.W. = Bommelerwaard.
Aa (Philips van der), drossaard
en gouverneur van Gorin-
chem, ............... 92-94, 97,nbsp;102.
Aelhuysen (Hendrick), prae-
ceptor te Tiel, ....................................420.
—nbsp;rector te Tiel, ....................................420.
Aalst (N. B.) (buurschap), ...nbsp;189.
Aelst (B. W.) 116, 117, 123,nbsp;124,
—nbsp;(kosterie te), ..............................120.
—nbsp;(pastorie te).......... 120,nbsp;141.
—nbsp;(St. Catharinenvicarie te),nbsp;120.
Aelst (O.B.), zie Andelst.
Aelst (Gerrit van), rentm. der
g.g. te Tiel, 398, 398*, 413,nbsp;423.
—nbsp;(Niclaes van), provisor
der Leprozen te Nijmegen,nbsp;302.
Aeltgen, dochter van Peter van
Sueren, ....................................................223.
Aam of Ambe (buurschap), ...nbsp;163.
Aerdt (buurschap), ...... 164,nbsp;182.
—nbsp;(pastoriegoederen te), ............176.
—nbsp;(de Slag onder), ........................182.
Aert Jansz., pred. te Heere-
waarden, ................................................101.
Adelbold (bisschop van
Utrecht), .....................
Adriaen Jan Reyersen, rentm.
der g.g. te Zaltbommel..............443quot;=.
Afferden, ..................... 154,nbsp;159.
—nbsp;(predikant te), ................................160.
—nbsp;(pred. en kerkmrs. te), ...nbsp;253*.
—nbsp;(vicarie te), ....................................315*.
~ (het Lege velt onder), ...nbsp;315*.
—nbsp;(de Pallackers onder), ............315*.
—nbsp;(de Ravensweert onder), ..nbsp;315*.
Ayiva (Tjard van), heer van
Neerijnen..............................................261*.
Ackoy, ............................................................92*.
Acquoy (Prof. Dr. J. G. R.),nbsp;443,
462.
Alard, burggraaf van Nijme-
gen, .... ®................. 278,nbsp;345*.
Alblasserwaard (de) ...... 100,nbsp;449.
Aldenburg (Jan Floris van),nbsp;359.
Aldenhaag (leenheer van), ...nbsp;418.
Alexander VI (paus)..........................8*.
Alexianen, zie Cellieten.
Almkerk (predikant te), ............223.
Alphen, ............... 154, 158,nbsp;159.
—nbsp;(predikant te), ..............................160.
—nbsp;(Willem van), rentm. van
Mariënweerd, ................................227*.
Altena (Dr. François van),
stadsrentm. te Tiel, ..................414.
Alt vorst, ..................... 154,nbsp;159.
—nbsp;(Munnikenwoerd, proosdij
te), ..........................................................153*.
AIva (hertog van), ..............................98*.
Amerongen (Floris Borre van),
Commendeur der Duitsche
orde te Tiel................ 407,nbsp;408.
Ammerzoden, ............. 122,nbsp;137*.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................144*.
—nbsp;(vrouwe van), ..............................144.
—nbsp;(kosterie te), ....................................120.
—nbsp;(pastorie te), ......... 120,nbsp;141.
—nbsp;(vicarie op het huis te),
—nbsp;(vicarie van St. Georgius),nbsp;120,
—nbsp;(vicarie van St. Nicolaas),
—nbsp;(vicarie van St. Quirinus),
—nbsp;(St. Quirijnsmeer te), ............124.
-ocr page 524-Amersfoort (St. Joriskerk te),nbsp;268.
-Amsterdam (predikanten te),nbsp;381*.
—nbsp;(Ned. Geref. Gern, te), ............470.
—nbsp;(St. Paulusconvent te), ...nbsp;229.
Andelst (Aelst), 163, 177-179,nbsp;180*,
—nbsp;(gerichtsbank te), ......................163*.
—nbsp;(g.g. te), ..........................................85.
—nbsp;(pastorie te), ............ 178,nbsp;181.
—nbsp;(predikant te), ..............................175.
—nbsp;(St. Antonievicarie te), ....nbsp;182.
—nbsp;(vicarieën te), ................................183*.
—nbsp;(de Paskamp onder), ............306.
Andries Willemsz., rentm. der
g.g. in Tieler en Bommeler
Waarden en in Zaltbommel,
burgem. van Zaltbommel,
105-108, 110, 113, 114*, 129,nbsp;130,
237, 247, 446, 447, 450-452,nbsp;451*.
Angeren, ........ 163, 253, 254,nbsp;258.
—nbsp;(buurmeesters te), ... 179,nbsp;254.
—nbsp;(kerkmeesters te), ......................254.
—nbsp;(g.g. te), .................. 85,nbsp;88*.
—nbsp;(kapel te), ..........................................252.
—nbsp;(kerk te), ............... 253,nbsp;253*.
—nbsp;(pastoor te), ....................................254.
—nbsp;(pastorie te)............. 87*,nbsp;181.
—nbsp;(predikant te), ..............................180.
—nbsp;(St. Laurensvicarie te), 179,nbsp;254.
—nbsp;(St. Thoenisvacarie te), ...nbsp;179.
Anjou (hertog van), ........................45.
Ancker (Mathijs van den),
rentm. van de Fredikheeren-
goederen in Den Bosch, ...nbsp;406.
Ansfried, bisschop van Utrecht,nbsp;118*.
Antonianus, prior der Predik-
broeders te Nijmegen, ............296.
Antwerpen, ............... 24, 33,nbsp;218.
—nbsp;(Dominicanerklooster te),nbsp;404*.
Apeldoorn (Dirk van), rentm.
Appeltern, ................................................154.
Ariaentgen Dircks., vr. van Jan
Petersz., ................................................459.
Aries (Henrick), ......... 171*,nbsp;172*.
—nbsp;(Jan), ....................................................171*.
Arkel (land van), ... 92, 100,nbsp;449.
—nbsp;(Walraven van), heer van
Waardenburg, ..............................109*.
Arlebout (Ds.), pred. te Zalt-
bommel..................................................459.
Arnhem (stad), 12, 13, 19, 23,nbsp;25,
26, 28, 29, 32, 34, 35, 41, 42,nbsp;51,
58, 62, 66, 68, 76, 81, 105,nbsp;300,
.301, 312, 332, 332*, 333, 336,nbsp;338*,
340, 342, 343, 347, 348, 352,nbsp;381*,
Arnhem (burgemeester van),nbsp;62,
—nbsp;(magistraat van), 319, 332,nbsp;333,
.338, 341-343, 344*, 350,nbsp;381*.
—nbsp;(Gereformeerde of Ned.
Herv. gemeente te), 381*,nbsp;382*.
—nbsp;(pastoor te), ..............................381*.
—nbsp;(pastorie van), ..............................381*.
—nbsp;(predikant te), 337, 381*,nbsp;382*.
—nbsp;(proost te)......................................389.
—nbsp;(Broêrenkerk te), ........................29.
—nbsp;(St. Martinus-, Groote of St.
Eusebiuskerk te), 29, 30,nbsp;333,
38r*.
—nbsp;(St. Janskerk te), 30, 319,nbsp;319*,
332.
—nbsp;(St. Walburgskerk te), 30,nbsp;30*,
—nbsp;(kapittel van St. Walburg
te), ...... 71, 72, 118*, 269, 386.
—nbsp;(St. Agnietenklooster te).
—nbsp;(klooster Bethanië te), 72,nbsp;332*,
395.
—nbsp;(klooster Mariëndaal bij),nbsp;39,
—nbsp;(klooster te Monnikhuizen)
onder)............. 37, 39, 71, 72.
—nbsp;(Commenderie van St. Jan
te), ...... 30, 43, 278, 319,nbsp;330*,
331-343, 344*, 347, 348, 350,nbsp;352.
—nbsp;(St. Catharinae gasthuis te),nbsp;30.
—nbsp;(St. Anna-altaar in de St.
Walburgskerk), ..........................51*.
—nbsp;(de Beek te), ..............................286*.
—nbsp;(het erf de Cluyse onder),nbsp;332*.
—nbsp;(het erf Valckenhuysen
onder)..................................................332*.
—nbsp;(heer van), pater van de
Holtmeer, ..........................................229*.
—nbsp;(Lijsken van), non in het
St. Agnietenklooster te Tiel,nbsp;404.
Arnhemer broeck (het), ............332*.
Asch (bouwing de Asch
onder), ......................................................219,
■Asperden (abdis van Grafen-
thal onder), ....................................180*.
—nbsp;(klooster Grafenthal onder),
Asperen (baronie), ..............................449.
—nbsp;(Kruisbroedersklooster te),nbsp;101,
102, 449,nbsp;450.
Augsburg (godsdienstvrede
van), 9-11, 13, 15, 17*, 23,nbsp;289*,
292*.
Augustijn (Anthony), ........................459.
Augustinus (orde van St.), 18,nbsp;273.
—nbsp;(orde-overste van St.), ...nbsp;392.
—nbsp;(regel van St.), ... 275-278,nbsp;339.
Avezaath, ... 189, 189*, 202,nbsp;396.
Avezaath (buurschap Kapel- of
Olden-)................... 189,nbsp;201.
—nbsp;(buurschap Kerk-), ... 189,nbsp;201,
—nbsp;(predikant te), ......... 199,nbsp;201.
—nbsp;(het Corenbroeck onder),nbsp;418.
Baal (buurschap), ..............................164*.
Baer (bannerheerlijkheid), ..........82.
Backer (Ds. Casp.), pred te
Balgoy en Keent..........................159.
Bakkerus Bopp (Ds. Nicolaes),
pred. te Hedel......................................117*.
Balgoy, ....................... 154,nbsp;159.
—nbsp;(heer van), ........................................97.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................150*.
—nbsp;(Her^^ gemeente van), ....nbsp;384*.
—nbsp;(pastorie te), ....................................154.
—nbsp;(predikant te), ..............................159.
Balleur (N. le), ............ 469,nbsp;470*.
Balveren (Van)......................................250*.
—nbsp;(Adolf van)......................................178.
—nbsp;(Johan van), ....................................132.
Barent Jansz..............................................103.
Bartens (Mr. Johan), advocaat
te Tiel...................... 365,nbsp;429.
Bartholomeus Janss., leekebroe-
der in het Broêrenklooster te
Nijmegen, ..........................................297.
Basius (Dr. Johan), ...... 92*,nbsp;449.
Bastiaen (Mr.), ......................................434.
Bastyns (Johan), gewezen
monnik van JWonnikhuizen,
seer. der Kerken-rekenkamer,nbsp;37.
Batenburg, ................... 230,nbsp;231.
—nbsp;(heer van), ......... 161, 229—231.
—nbsp;(heerlijkheid), ... 84, 150*,nbsp;162,
—nbsp;(kapittel van), 151, 162*,nbsp;231,
231*.
—nbsp;(pastorie te), ..............................162*.
—nbsp;(predikant te), 152, 161,nbsp;231.
—nbsp;(schoolmeester te)....................231.
Bedburg bij Kleef (klooster),nbsp;236*.
Beek......................... 207*,nbsp;209.
—nbsp;(heer van), ....................................148*.
—nbsp;(pastorie te), ......... 208,nbsp;210.
—nbsp;(predikant te), ... 208, 210,nbsp;383.
Beeckman (Cornelis), rentm.
der g.g. te Nijmegen, ... 325,nbsp;329.
—nbsp;(Peter), rentm. der goede-
ren van het kapittel, de Re-
gulieren en Predikbroeders
te Nijmegen, 3, 24, 333*, 356,nbsp;357*.
Beeckman (Reyner), rentm.
der goederen van het ka-
pittel, de Regulieren en
Predikbroeders en van de
Commenderie van St. Jan
te Nijmegen, 333, 333*, 356,
Beem (iNaelleken van), non in
het St. Agnietenklooster te
Tiel, .............................
Beesd.......... 210, 211, 214,
—nbsp;(g.g. te), .....................
—nbsp;(kerkfabriek van), ...........
—nbsp;(pastoor van), ...............
—nbsp;(pastorie te), ............ 211,
—nbsp;(predikant te), ...... 212,
—nbsp;(St. Adrianusvicarie te), ...
—nbsp;(Gasthuisvicarie te), .........
—nbsp;(Sacraments- of St. Anna-
vicarie te), ..................
—nbsp;(vicarieën te).......... 211,
—nbsp;(tienden te), 217*, 223, 227,
—nbsp;(Gijsbert van), ..............
Beesd en Renoy (ambt van),
87, 89, 90*, 91, 92*, 98*,
109*, 137*, 210, 213, 221,
—nbsp;(ambtman van), 218, 221*,
—nbsp;(schepengericht van), 211*,
—nbsp;(predikant te), ...............
Beyer (Justinus de), burge-
meester te Nijmegen..........
—nbsp;(Reyner), rentm. der g.g. in
het Nijm. kwartier, ...... 38,
Beynhem tot den Appelenburg
(Jacob van), ............ 143,
Bemmel, 164*, 178, 180*, 258,
—nbsp;(gerichtsbank van), ......
—nbsp;(schoutambt), ......... 163,
—nbsp;(gg- in), ................
—nbsp;(pastorie te), ......... 181,
—nbsp;(predikant te), ...............
—nbsp;(vicarieën te), ................
—nbsp;(de hof Groot Baerie onder),
356, 357*,
Bentheim (gravin van), ........
Benthem (Guert van), stads-
secretaris te Tiel, ............
—nbsp;(Henrick van), ...............
—nbsp;(Johan van), ..................
—nbsp;(Johan van), ..................
—nbsp;(Christiaen van), ............
Bentinck, ............................
—nbsp;(Alexander), raad, ...........
Berch (Dr. Burcliardt van
den), deken van St. Walburg
te Arnhem, ......... 274, 300,
Berchen (Wilh. van), ... 265,
Bercheren, ........................
Bergh (bannerheerlijkheid), ...
405.
223.
212.
212.
226.
212*.
226.
212.
226.
212.
212.
228*.
89.
83,
104,
225,
258*.
223*.
218.
211*.
358.
282.
144.
356,
357*.
163*.
164.
85.
181*.
180.
183*.
358.
162*.
398.
407.
398.
407.
407.
351.
218.
71.
301,
265*.
164*.
82.
Bergh (graafschap), ....... 78,nbsp;79*.
—nbsp;(huis), ......................... 79*.
—nbsp;(graaf - gravin - van den),
—nbsp;(Aletta Judith van den), ...nbsp;146.
—nbsp;(Gijsbert van den), rentm.
der g.g. in T. en B.vi'aarden,
—nbsp;(Henrick van den), raads-
vriend te Tiel, ..............................416.
—nbsp;(Herman, graaf van den),
heer van Homoet, ...... 176,nbsp;177.
—nbsp;(Isaac van den), rentm. der
Nijmeegsche vrouwenkloos-
ters, 244-309*, 310*, 320,nbsp;322,
—nbsp;(Isaek van den), rentm. der
Nijmeegsche g.g., ..................325.
—nbsp;(Ds. L. van den), pred. te
Hees-Neerbosch en Weurd,
—nbsp;(Wendel van den), ... 278,nbsp;279.
—• (Willem, graaf van den),
stadhouder, ............. 45, 57*.
Bergharen, ............ 154, 158,nbsp;232.
—nbsp;(pastorie te), ....................................158.
—nbsp;(predikant te), ..............................156.
—nbsp;(S. Peters coor te), ..................158.
Berghsche rentambt der g.g.
(het), ........................ 78, 79*.
Berck (Nicolaas van), ..................410.
—nbsp;(Jacob van), ..............................411.
Berlayemont (Gilles de), heer
van Hierges, stadhouder, 23, 58.
—nbsp;(Claudius van), heer van
Haultepenne, ..................................288.
Bernardus Gerarduszoon
(broeder), ..........................................390.
Berne (abdij van), 153*, 228*,nbsp;234*.
Bernt Lutteken, ................... 73*.
Bersius (Peeter), ..................................405*.
Bethlehem bij Doetinchem
(klooster), 32*, 39, 76, 77*, 78,
Betouw (Alexander in de), ...nbsp;367.
Betuwe (de), 163, 253, 340,nbsp;392*.
Beuningen, ......,.. 258, 265*,nbsp;384.
—nbsp;(gerichtsbank te), ..................207*.
—nbsp;(schout te), ......................................358.
—nbsp;(kerk te), ..........................................267.
—nbsp;(pastorie te), ......... 266*,nbsp;378*.
—nbsp;(predikant te), 209, 210,nbsp;384*.
—nbsp;(Cortendaal, vicarieland
onder), ................................................210.
—nbsp;(tienden te), ... 267*, 326,nbsp;378*.
—nbsp;(bouwhof de Rolland on-
der)..........................................................359.
Beusichem (Nicolaes van), ... 122.
Be veren (iVlichyel van), ......... 93.
Biel — Bijl — (Dr. Johan), secr.
van Nijmegen, dir. der g.g.
in het Kw. van Nijmegen, 87,
87*, 308, 311, 312.
Bierman (Petrus), ............... 367.
Biesman (Jacob), burgemees-
ter van Nijmegen, enz., 300, 311,
368, 369.
Bye (J. d'), stadssecretaris van
Zaltbommel, ............ 451, 464*.
Biest (Elias van der), ......... 251.
Bijsterveld (Davit van), ....... 148*.
—nbsp;(Jurriaen van), burgemees-
ter van Zaltbommel, ......... 132.
Bylandt (Louisa JVlaria van), .. 174.
—nbsp;(Otto, graaf van), .......... 209.
—nbsp;(Otto Frederik Roeleman,
graaf van), ambtman, rich-
ter en dijkgraaf tusschen
Maas en Waal, ...... 139*, 227.
—nbsp;(Roeleman van), heer van
Oy en Persingen, ........... 268*.
.Biilichius (Ds. Adamus) pred.
te Ingen, id. te Culemborg, 191,
205, 224.
Blaeu, ............................... 467.
Blanck — Blancken — (Johan),
rentm. der g.g. tusschen
Maas en Waal en id. van
de Holtmeer, 154, 154*, 156, 192,
250 324*.
Blenxken — Blenck — (Wil-
lem), leekebroeder.......... 284.
Blitterswijk (heer van), ... 178, 233.
Blois van Treslongh (Diederick
de), Landcommendeur der
Duitsche Orde, ............... 407.
Blomhert (O.), ............ 469, 470*.
Blommendaal (Maria Louisa
van), ........................... 174.
Boen, zie Huysen.
Boenen (Matthijs), ............... 294.
Boenynghen (Johan van), pas-
toor te Hees, .................. 271.
Boetzelaer (heer van den), ... 162*.
—nbsp;(Gijsbrecht van den), ambt-
man van Maas en Waal, 153,
161*.
—nbsp;tot Leeuwen (Sweder van
den), ambtman van Maas
en Waal, ............... 250, 250*.
Bocholtz (Wilhelm van), drost
van Wageningen, ............ 39.
Bokhoven (pastoor van)....... 228*.
Bommel, zie: Zaltbommel.
Bommelerwaard (de), 85*, 87, 97,
98, 101, 103-105, 105*, 109*, 116,
117, 119, 121-123, 137*, 141,
254, 445, 455*.
Bommelerwaard (richter in
den)............................ l'O •
Bommelsche veld (het), ...... 438*.
Bongers (Fyken), zuster van
Mariënburg te Nijmegen, ... 309
Bonifacius VIII (paus), ......... »*.
Borch (Lambertus van der),
rector van de St. Lauren-
tiuskapel te Angeren, ...... 254.
—nbsp;(Wolterus van der), kerkm.
te Angeren, .................. 254.
-Borken (Commenderie van), 339.
Borculosche rentambt der g.g.
(het), ............................
Borre — Borii — (Peter), ... 367.
Borrekens (Arnt), ................ 357.
Bosch (Den), zie: 's Hertogen-
bosch.
Bosch (Ten), .................... 436=^^=.
Bosch (Derck van den), leeke-
broeder in het Broêrenkl. te
Nijmegen, ..................... 297.
Both (Jacob), raad van Tiel, ... 62.
Bourbon (Catharina van), her-
togin van Gelre, 266, 268, 270,
277.
Bourgondische kreits (de), 11, 15.
Bouwens (Derck), burgemees-
ter van Nijmegen....... 331, 338*.
Bouwensch (Gerard), burge-
meester van Tiel, stads-
rentm. en rentm. der g.g. te
Tiel, ..................... 413, 413*.
Braem (Rijck), .................. 307.
Brabant, ........................... 59.
—nbsp;(hertog van), 385, 387*, 392*.
—nbsp;Zie ook Noordbrabant.
Brake (Commenderie van), ... 348.
Brakel, ... 86, 122, 123, 137*, 464*.
—nbsp;(heer - vrouwe - van), 242, 442.
—nbsp;(heeriijkheid), ............... 105.
—nbsp;(kosterij te), .................. 120.
—nbsp;(pastorie te), ......... 120, 141.
—nbsp;(predikant te), ............... 141.
—nbsp;(g.g. te)................ 105, 105*.
—nbsp;(vicarieën te), ............... I4i).
—nbsp;(St. Anthoniusvicarie te),
120, 136*.
—nbsp;(St. Jacobsvicarie te), ...... 136*.
—nbsp;(St. jansvicarie te), ......... 120.
—nbsp;(St. Jorisvicarie te), 120, 136*.
—nbsp;(vic. van O.L. Vrouwe „in
den hoeckquot; te), ...... 120, 136*.
—nbsp;(vic. van O.L. Vrouwe „in
de sonnequot; te), ......... 120, 136*.
—nbsp;(Dirck van), ontvanger van
g.g. in Nederbetuwe ....... 190.
—nbsp;tot den Braken (Jacoba
Maria van), .................. 238.
Brantsen, burgemeester van
Arnhem, ....................... 338.
Brauwiler (Herman van), stal-
meester, ............... 192, 192*.
Bredelaar — Breler — (buur-
schap), ........................ 163.
—(goed de) of de Groote, 166, 170.
Brederode (heer van), ... 110,nbsp;111,
—nbsp;(Floris van), heer van Kloe-
tingen, ..................... 110,nbsp;113.
Bredevoort (het klooster Schaer
bij), ........................ 76, 78.
Bree (Peter van), ...... 455*, 456*.
Breler, zie Bredelaar.
Brenck (Jasper van), ............ 427.
—nbsp;(Matteus), .................... 365.
—nbsp;(Ds. Theodorus van), pred.
te Tiel, ........................ 427.
Briel (zusterhuis des Gemeenen
Levens in Den), ............. 246*.
Brimeu (Charles de), stad-
houder, ........................ 12-
Brinck (Alphard), ontvanger-
generaal van de g.g., 37, 39 ,
42*, 61, 69.
Broeck (Hillebrant van den),
rentm. der g.g. in T. en B.
waarden en in Zaltbommel, 4o2.
Broeckhuvsen (Diderick van),
heer tot Eek, .................. 200.
—nbsp;(Johannes van), heer van
Geisteren en Loe, ............ 443.
—nbsp;(Wilt van), heer van Eek, 196.
Broeris (Wülem), burgemees-
ter en kerkm. van Zand-
wijk, ........................... 436.
Bronckhorst (bannerheerlijk-
heid), ........................... 82.
—nbsp;(Arndt van), ambtman van
Overbetuwe, ............ 89,nbsp;169*.
—nbsp;(Dirck van), heer van Hors-
sen, ......................................................228.
—nbsp;(Elisabeth van), vr. van
Willem van Luxemburg, ...nbsp;230,
—nbsp;(G. van), ..........................................123*.
—nbsp;(Gijsbert Dircksz. van), ...nbsp;228.
—nbsp;(Hans Henrich van), ............122.
—nbsp;(Heilwigh van)................................246*.
—nbsp;(Herman Diederik van),
heer van Batenburg, ............230.
—nbsp;(Johan van), ....................................208.
—nbsp;(Caerl van), .................. 123.
—■ (Cornelis van), ambtman en
richter in Overbetuwe, .... 258*.
—nbsp;(Maximilaeti van), heer van
Batenburg.................... 231.
—nbsp;(Willem Aertsz. van),
rentm. van de g.g. in Maas
en Waal, 151, 151*. 152, 154,
244, 248.
Bruchem,...... 101, 122, 137*, 439*.
-ocr page 528-Bruchem (kosterie te), ..................120.
—nbsp;(pastorie te), .......... 120,nbsp;141.
Bruhesius (Johannes), thesau-
rier van den Dom te Utrecht,nbsp;438*.
Bruyn (Nicolaes de), rentm.
van den heer van Neerynen,nbsp;261*.
Brummen (naburen van), ............257*.
—nbsp;(schout van), ..................................333.
—nbsp;(parochiekerk te), ......................257*.
Brussel, .................. 13, 15,nbsp;58.
Büchel (Marten van), burge-
meester van Tiel, ........................89.
Buis (Frans), burgemeester
van Nijmegen, ............ 64, 87.
Buitenborch onder Herwijnen
(buurschap), ......... 257*nbsp;448.
Bulderen (Joannes Walfardus
ä), ........................ 122,nbsp;123.
Buren (gericht van), ........................218.
—nbsp;(graaf van), 217, 219, 219*nbsp;224,
224*.
—nbsp;(graafschap), 90, 99, 214*,nbsp;219,
223, 224, 226, 227, 228*,nbsp;449.
—nbsp;(huis), ............ 217, 218,nbsp;218*.
—nbsp;(kasteel te), ....................................224.
—nbsp;(g.g. in het graafschap), ...nbsp;449.
—nbsp;(rentmeester der g.g. te),nbsp;449*.
Burcht (Engelbertus van der),
burgemeester van Arnhem,nbsp;39.
Buerlo in Westfalen (klooster
ten Grooten), ..............................394*.
Buurmalsen ..............................................449.
—nbsp;(bouwinge De Haeghe
onder), ................................................219.
—nbsp;(bouwing de Trest onder),nbsp;219.
Caesarius — de Keyser— (Hen-
ricus), pred. te Utrecht, ... 445.
Cellieten of Celbroeders, zie
Nijmegen en Tiel.
Ceporinus — van Venray —
(Ds. Johannes), pred. te
Nijmegen en te Zaltbom-Hli')'*'
mei ........................ 286, 468*.
lt; — (Petrus), pred. te Beesd en
Renoy........................... 211*.
Chalon (René van), prins van
Oranje, stadhouder.......... 12.
Childebert (koning), ............ 163*.
Daer (Wynant ten), ........................122.
Dalem, ...... 92*, 116, 122*,nbsp;139».
—nbsp;(heerlijkheid)........ 109*,nbsp;227.
Dammanus (Ds.), predikant, ..nbsp;74*.
Dass (Albertus), proost van
Nijmegen, ..................... 270.
David van Bourgondië, bis-
schop van Utrecht ......... 274*.
Dedis (Jenneken), non van het
St. Agnietenklooster te
Neerbosch, ................... 309.
Delen van Laer (Evert van),
Deil, 101, 121, 123, 124, 216*,nbsp;217*,
—nbsp;(heer van), ........................................141.
—nbsp;(schepenrechtbank te), ...nbsp;110*..
—nbsp;(secretaris van), ........................237.
—nbsp;(kosterie te), ....................................118.
—nbsp;(pastorie te), ... 118, 136*,nbsp;141.
—nbsp;(vicariegoederen te), ............143*..
—nbsp;(St. Anthoniusvicarie te),nbsp;118.
—nbsp;(St. Jansvicarie te), 118,nbsp;122,
135*.
—nbsp;(St. Catharinavicarie te),nbsp;118,
—nbsp;(L. Vrouwenvicarie te), lls'nbsp;122,'
135*.
Delff (Nicolaus van), pater der
zusteren van Eymeren, ............243.
Delius, zie: Kappers.
Delwijnen, ................................................122.
—nbsp;(huis te), ............... 120,nbsp;123.
—nbsp;(kapel te), ...... 120, 123,nbsp;136*.
—nbsp;(vicarie van de H. Drievul-
dicheyt te)......................................120.
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), . 120,nbsp;136*.
—nbsp;(St. Nicolaasvicarie te), ...nbsp;120.
—nbsp;(Ons L. Vrouwenvicarie te),nbsp;120,
136*.
Derck Antonissen, rentm. der
g.g. in het Overkwartier,nbsp;74*,.
Derck Tilmans, ..................................133.
Deurn — Doorn — (Frede-
rick van), ..........................................454.
Deventer, ..................... 292,nbsp;393.
—nbsp;(kapittel van), ..............................165*.
—nbsp;(Fraterhuis te), ............................240.
Dieden (heer — vrouwe —
van), ..................... 209,nbsp;359.
Diemen (Arien Gerrits. van),nbsp;122.
- Diepenveen (klooster), ....................444.
Dieren (Commendeur van de
Duitsche orde te), ....................336.
Dylsen (Peter van), burge-
meester van Nijmegen, ............43*.
Dijc (Willem v.), ..................................451*.
Dijckmeester (kwartiersontvan-
ger), ......................................................202*.
Dillenburg, ................................................393.
Dinter (David van)..........................124.
Dirricksken Goerts..............................400.
Doddendaal onder Ewijk (heer
van den), ..........................................218.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................207*.
■ Dodewaard (pastorie te), 199,nbsp;386.
—nbsp;(predikant te), ... 199, 200,nbsp;202,
202*.
—nbsp;(H. Kruisreliek te)....................386.
Doeleman (W.), ..................................361.
-ocr page 529-Doesburg, 28, 29, 38, 42*, 59*,nbsp;77,
—nbsp;(burgemeester van), ............76.
—nbsp;(Fraterhuis te), 32, 76, 78,nbsp;240.
—nbsp;(Gasthuiskerk te)......................29.
—nbsp;(Commenderie van), ... 77,nbsp;78.
Doetinchem.......................
—nbsp;(klooster Bethlehem bij),
32*, 39, 76, 77*, 78, 82,nbsp;142*.
—nbsp;(klooster Syon bij), 32, 76,nbsp;77*.
—nbsp;(pastorie te), ..............................42*.
—nbsp;(predikant te), ..............................142*.
Doetinchemsch rentambt der
g.g. (het), .......................78-
Dockum (Hermannus van),
rentm. der g.g. in de T. en
B. waarden, ....................................146.
Domselaer (Judocus de), ............254.
Dongen (Anna van), klooster-
linge te Zennewijnen, ............235.
- Doornenburg, 180*, 181*, 253,nbsp;258.
—nbsp;(buurschap), ....................................163.
—nbsp;(buurmeesters te), ..................179.
—nbsp;(gg- te), ..........................................85.
—nbsp;(kapel te), ......................................252.
—nbsp;(pastorie te), ..................................181.
—nbsp;(predikant te), ..............................180.
Doornik — Indoornik —,
—nbsp;(heer van), ....................................218.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................164*.
—nbsp;(g.g. te)..................................................85-
—nbsp;Cs Graauwen-land te), ...nbsp;182.
—nbsp;(Willem van)....................................175.
Dordrecht, .................. 8, 32,nbsp;100.
—nbsp;(pensionaris van), ...... 92,nbsp;102.
—nbsp;(Carmelietenhospitium te),nbsp;444*.
Dornick (jan van), kanunnik
te Nijmegen, ....................................284.
Dorth (Diederik van), proost
te Zutphen, ............... 77,nbsp;77*.
—nbsp;(Reiner van), heer van
Varik, ......................................................62.
—nbsp;(Seyno van), heer van
Dorth..................................................77-
—nbsp;(Walraven van), ........................122.
. Dreumel...................... 154,nbsp;232.
—nbsp;(heerlijkheid), ...............
—nbsp;(pastorie te), ................................159-
Driel (B.W.), 85, 118, 119,nbsp;119*,
—nbsp;(schepengerichtsbank te),nbsp;110*.
—nbsp;(pastorie te), 119, 124, 140,
—nbsp;(St. Annatroon-klooster te),nbsp;100,
—nbsp;(St. Antoniusvicarie te), ...nbsp;100,
—nbsp;(St. Barbaravicarie te), 119,nbsp;136*.
—nbsp;(H. Qeestvicarie te), 119,nbsp;136*.
—nbsp;(St. Jansvicarie te), 119,nbsp;123,
136*.
—nbsp;(St. Jorisvicarie te), ... 119,nbsp;136*.
Driel (St. Catharinavicarie te),nbsp;119,
123, 136*,nbsp;140.
Zie ook Veld-Driel.
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), 100,nbsp;119,
136*.
—nbsp;(St. Nicolaasvicarie te),nbsp;119,
136*.
—nbsp;(St. Petersvicarie te), ............100.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;119,
136*.
—nbsp;(de Kloosterhof te), ..................100.
Driel (O.B.), ............ 181*,nbsp;182.
—nbsp;(g.g. in), ..........................................85.
—nbsp;(predikant te), ......... 179,nbsp;181.
—nbsp;(vicarieën te), ..............................183*.
—nbsp;(O.L. Vrouwe- of Bergh-
sche vicarie te)....... 134,nbsp;134*.
—nbsp;(huis Vrienenstein bij), ...nbsp;134*.
Driel (Juliana van), priorin van
Westroyen, 400, 404, 404*,nbsp;405.
Dromel (Adrianus van), pries-
ter te Tiel, ..........................................390.
Drumpt, 109*, 121, 124, 387,nbsp;4 7.
—nbsp;(kosterie te), ....................................Hquot;-
—nbsp;(pastoor te), ..............................399.
—nbsp;(pastorie te), ...... 118,140,nbsp;141*.
—nbsp;(het Luttelvelt te), ..................417.
Druten, ......................................................154
—nbsp;(H. Ewoldikerk te), ..................272*.
Drueten (Willem van), rentm.
der g.g. van Hemmen, Mal-
den en Beek, ......... 208,nbsp;208*.
Duiren (Wolter van), rentm.
der Nijmeegsche g.g. en van
klooster Holtmeer, 230-232,nbsp;230*,
301, 305*, 306, 307*, 308—310,
310*, 312, 313, 315-318,nbsp;315*,
317, 317*, 318, 320-323,nbsp;365*.
Duitsche Orde (de), 46, 118*,nbsp;336,
Dulcken (Bernardt van), kloos-
terling en rentm. van
Bethlehem bij Doetinchem,nbsp;78.
Dunsberch (Willem Reinersz.),
burg. van Doesburg, rentm.
der kloosters Bethlehem,
Syon, Schaer, het Frater-
huis en de Commenderie te
Doesburg, .............. 76,nbsp;77*.
Dutry (het geslacht), ......................115.
Ebbenhorst (Cornelis van),
rentm. der g.g. in de stad
Tiel, ........................................................394.
Eefde (huis De Dam onder),nbsp;28.
Egbertus Theodorusz., ..................122.
Egmond (Willem van), ..................134*.
Echteld.................... 191*nbsp;192*.
—nbsp;(heer van), ...... 197, 364,nbsp;365*.
—nbsp;(kerk van), ....................................192*.
—nbsp;(pastorie te), .......... 193,nbsp;199.
—nbsp;(predikant te), ......... 199, 200.
-ocr page 530-Echteld (St. Mariavicarie te), 191.
Eibergen (collatie te), ......... 50*.
Eyckenbergh (Ds.), predikant
te Zaltbommel, ............... 458.
Eimeren (buurschap), ... 163, 242.
—nbsp;(klooster te), ......... 164*, 169*,
172-175, 173*, 233, 242-246, 243*,
244*, 246*.
—nbsp;(Derick van), rentm. der
g.g. te Eist, ... 165*, 172, 172*.
—nbsp;(Fredericus)................. 172*.
—nbsp;(Theodorus)................. 172*.
—nbsp;(heer van), ...... i97, 198, 200.
—nbsp;(pastorie te), ......... 196, 200.
—nbsp;(predikant te), ............... 198.
—nbsp;(St. Jansvicarie te), ......... 133.
—nbsp;meester van St. Claes en
kerkmeester te Nijmegen, 281.
—nbsp;(Arnold van), burgemees-
ter van Arnhem, ...... 133, 351.
—nbsp;(A. H. van), kwartiersont-
vanger, ......... 139, 139*, 461.
—nbsp;(Ds. Bartholomeus van),
predikant te Tiel, ............ 420.
—nbsp;(Gevert van), rentm. van
St. Agnietenklooster en van
Westroyen, 403, 405, 405*, 417*.
—nbsp;(Johan van), kerkmeester
te Tiel en rentm. van Pre-
sentieheerengoederen enz., 422,
423, 431.
—nbsp;(Johan Cornelisz. van),
rentm. der pastorie- en vi-
cariegoederen in Nederbe-
tuwe, ........................... 194.
Eek en Wiel (heer van), ...... 203.
—nbsp;(heerlijkheid), ......... 189*, 203.
—nbsp;(pastorie van), ............. 203.
Elburg, 15, 30-33, 38, 72, 73, 80,
113, 113*.
—nbsp;(burgemeester van), ...... 351.
—nbsp;(St. Agnietenklooster te), 30,
72.
—nbsp;(St. Nicolaaskerk te), 31, 73,
73*.
—nbsp;(Vailholdtsmis te), 31, 73, 73*.
•— (vicarieën te), ............... 113*.
—nbsp;(H. Apostel Jacobus- of
Luttike-vicarie te), ......... 52*.
EIburch (Wilhelm van der),
rentm. van Bethlehem en
Syon bij Doetinchem, ...... 77*.
Elden, 163, 164*, 180*, 181*, 182,
258 332.
—nbsp;(predikant te), ... 134, 179^ 181.'
—nbsp;(Jacob van), superinten-
dent der kerkelijke en g.g.
in de Graafschap, auditeur
van de Kerken-rekenkamer,
procurator causarum eccle-
siasticarum, 32, 37, 38, 39*,nbsp;49,
54*, 69-71, 70*, 215*, 217*,nbsp;219*,
Elden (Reinier van), landdeken,'nbsp;254*.
Eldenius (Jacobus), zie: Elden.
Eldik onder Ochten (buur-
schap)..................................................189*.
Elisabet, vr. van Egidius ingen
Nulant, ..................................................165.
Els tot Boelenham (Diederik
van), ambtman in de T. en
B. waarden, 140, 141, 142*,nbsp;196,
428.
Eist, 31*, 163*, 164, 166, 169,nbsp;171,
172, 180*, 181*, 242, 243,nbsp;252,
—nbsp;(ambtshuis te), ........ 173,nbsp;187.
—nbsp;(gerichtsbank te), ....................163*.
—nbsp;(schoutambt te), ..... 163,nbsp;173.
—nbsp;(canonisieën of Puttersca-
nonisie te), 165-174, 170*,nbsp;171*,
—nbsp;(kapittel van), ..............................186.
—nbsp;(de 4 pastorieën te), ... 165—169,
—nbsp;(predikant te), 167, 174,nbsp;174*,
179.
—nbsp;(proosdij van), 165, 165*,nbsp;180*,
183-186, 183*, 184*, 186*,nbsp;187,
—nbsp;(proost van), 165, 166*,nbsp;167*,
—nbsp;(tienden te), ... 165, 165*,nbsp;173,
—nbsp;(het Oosterveltsche blok
onder), ............... 165*,nbsp;173.
—nbsp;(het Wesselingsche blok
onder), ............... 165*,nbsp;173.
—nbsp;(St. Catharinavicarie te), ..nbsp;166.
—nbsp;(St. Catharina en St. Ger-
trudisvicarie te), 166, 172,nbsp;173,
—nbsp;(St. Petrusaltaar te), ............166.
—nbsp;(Puttersvicarie onder), zie
Eist (canonisieën te).
—nbsp;(St. Teclavicarie te), 166,nbsp;172,
173.
—nbsp;(St. Werenfriduskerk te),nbsp;165,
166*, 170, 184, 185,nbsp;258*.
—nbsp;(het bouwland de Custerye
onder), ................................................174.
—nbsp;(het Nyeslach onder), 165*,nbsp;173.
—nbsp;(de Parck onder), ....................169*.
—nbsp;(de Sevenbruggen onder),nbsp;174.
Elten (abdij van), ..............................44*.
Emmerik, ....................................................287*.
—nbsp;(kapittel van), ................................165*.
Enschede (Willem van), kerk-
meester te Zaltbommel, ...nbsp;463.
Enspijk, 121, 123, 216*, 217*,nbsp;219,
—nbsp;(heer van)............. 141,nbsp;220.
-ocr page 531-Enspijk, (kosterie te), .........
—nbsp;(pastorie te), 117, 129, 130,
—nbsp;(predikant te), ......... 130,
Erasmus, schoolmeester te
Zaltbommel, ..................
Erlecom, ............ 180*, 181*,
—nbsp;(vicarie te), ..................
Ermelen (Albert van), .........
—nbsp;(Wilhem van), ...............
Ernst Joosten, rentm. van de
commenderie te Arnhem,
335*,
Esscharen, ........................
Essen (Hendrik van), rentm.
der Harderwijksche kloos-
tergoederen, ............ 71,
Essenius (Hermannus), .........
—nbsp;(Mr. Leonard), rentm. der
g.g. te Zaltbommel, .........
Est, ............ 121, 124, 257*,
—nbsp;(kosterie te), ...............
—nbsp;(pastorie te), ......... 118,
—nbsp;(St. Nicolaas en Bartholo-
meusvicarie te), H8, 122,
Estampes de Valançay (Mar-
kies d'), Fransch ambas-
sadeur, ........................
Estrades (graaf d'), Fransch
ambassadeur, ................
Everardus, ........................
Evert Lambertsz.................
Everwijn, burgemeester van
Arnhem, ........................
Ewijk (schepengerichtsbank
te), ...........................
—nbsp;(kerk te), ......................
—nbsp;(predikant te), ... 209, 210,
—nbsp;Oienden in), ..................
—nbsp;(St. Stevensvicarie gen.
Doddendaal te), ............
Faber (Ds. Engelbertus), ......
Felix, maanmeester der kerke-
tynsen te Zaltbommel, ......
Ferdinand van Arragon, ... 8*,
Philips 11, koning van Spanje,
—nbsp;IV, koning van Frankrijk,
Flodorff (graaf van), ............
Flockenius (Johannes), procu-
rator der kerkezaken), 70,
Foyert (Henrick), ...............
Fonck (Dirck), ..................
Fontanus (Ds. Johannes), pre-
dikant te Arnhem, 107, 293,
Foster, hopman te Nijmegen,
Franck (Ds. Wilhelmus, pre-
dikant te Valburg en Ho-
moet, ...........................
Frankrijk (koning van), ... 8*,
117.
141.
226.
101.
182.
182.
241.
241.
335,
336.
224.
336*.
122.
458*.
448.
118.
141.
135*.
348.
354.
163*.
307.
338.
207.
267.
384*.
267*.
210.
393.
469.
9*.
9,
11.
8*.
351.
70*.
123.
168.
293*,
381*.
285*.
177.
228*.
Frans Huybertss., oud-schepen
van Tiel, ..........................................417*.
Frederik 111 (Keizer), ........................269*.
—nbsp;Hendrik (Prins), 69*, 74*,nbsp;405.
Frederik van Blanckenheim,
bisschop van Utrecht, ............274*.
Friesland, ..................... 59,nbsp;63.
—nbsp;(Staten van), ..................................33.
—nbsp;(Stadhouder van), ..................424.
Phrygius (Ds. Hermannus),
predikant te Arnhem................336.
Gameren, 101, 120, 122, 128,nbsp;136*,
—nbsp;(heer van), ....................................91.
—nbsp;(kapel te), ....................................121*.
—nbsp;(kosterie te), ....................................120.
—nbsp;(pastorie te), ... 120, 125,nbsp;141.
—nbsp;(predikant te), ......... 137*nbsp;145.
—nbsp;(St. Jacobsvicarie te), 120,nbsp;123,
136*.
—nbsp;(St. Nicolaasvicarie te), ...nbsp;120,
—nbsp;(O.L. Vrouwen- of H.
.Maagdvicarie te), ...... 120,nbsp;123,
—nbsp;(H. Geesthuis te), ..................125.
—nbsp;de Leut onder), ........................145.
—nbsp;(Posthouwersweerd te), ...nbsp;120.
Gaten gen. Covelentz (Gerard
van der), rentm. der do-
meinen en g.g. der T. en
B. waarden, 92—94, 92*,nbsp;93*,
96*,nbsp;97*.
Geisteren en Loe (heer van),nbsp;443.
Gelder (Voogdij en Neder-
ampt van), ........................................74*.
—nbsp;(Caerl van), ..................................38.
Gelderiand (graaf van), zie
Gelre.
—nbsp;(hertog van), zie Gelre.
—nbsp;(Hof van), passim.
—nbsp;(kanselier van), 218, 219,nbsp;394,
446.
—nbsp;(Kerken-rekenkamer van),
31, 32, 35, 37—41, 46, 47*,nbsp;56,
61, 69, 71, 216, 252,nbsp;282.
—nbsp;(landdrost van), 238, 376,nbsp;377,
395.
—nbsp;(Gedeputeerde Staten van),
Geldermalsen............. 216*, 219.
Zie ook Malsen.
—nbsp;(heer van), ............ 143*, 239.
—nbsp;(paston'egoederen te), ............140.
-ocr page 532-Geldermalsen, (vicariegoederen
te)............................................................140.
Geldersche synode (de), 26, 32,nbsp;55,
69, 104, 106, 259, 345*, 407,nbsp;423.
Gellicum, 121, 123, 130; 140,nbsp;257*,
—nbsp;(heer van), 131, 142*, 211,nbsp;239.
—nbsp;(kerk te), ..........................................211.
—nbsp;(kosterie te), ....................................117.
—nbsp;(pastorie te), 117, 129, 130,nbsp;141,
—nbsp;(predikant te), ...... 142,nbsp;226.
—nbsp;(vicariegoederen te), ..............142*.
Gellius, predikant te Ijzen-
doorn, ......................................................192*.
Gelre (Vorstendom) en Graaf-
schap Zutphen, 153, 190,nbsp;218,
356nbsp;401
—nbsp;(graaf van), ......... 387*',nbsp;392*.
—nbsp;(hertog — hertogin —
van) ......, 44, 44*, 45, 163,nbsp;385.
—nbsp;(Adolf, hertog van) 265*,nbsp;277.
—nbsp;(Karei, hertog van), 256,nbsp;269,
—nbsp;(Catharina van Bourbon,
hertogin van), ... 266, 268,nbsp;270.
—nbsp;(Maria, gravin van), ................386*.
—nbsp;(Otto, graaf van), ..................392*.
—nbsp;(Otto II, graaf van), ............64*.
—nbsp;(Otto III, graaf van), 263,nbsp;263*.
—nbsp;(Reinald I, graaf van), ...nbsp;386.
—nbsp;(Reinald II, graaf van), ...nbsp;163.
—nbsp;(Reinald III, hertog van),nbsp;255*.
—nbsp;(Willem van Gulik, hertog
van), ................... 265*,nbsp;392.
—nbsp;(Willem, hertog van Gulik,
Kleef en), ..........................................II.
Gendt (Gerlagh van), ..................329.
—nbsp;(Handrick van), rentm. van
Regulierenkioostergoederen
in Alblasserwaard en Land
van Arkel, ............... 100,nbsp;449.
—nbsp;(Jan van), ........................................38.
—nbsp;(Johan van), heer van
Oyen ......................................................167.
—nbsp;(Cornelis van), ..............................238*.
—nbsp;(Walraven van), heer van
Oyen, proost van Eist, 167,nbsp;183,
185.
—nbsp;(Willem van), proost van
Eist, ......................................................185.
—nbsp;(Wilhelmus Josephus van),
admiraal, proost van Eist,
183, 185—187.
—nbsp;tot Winssen (Johan van),
rekenmeester van Gelder-
land.......... 131, 132, 136,nbsp;137.
Generaliteit (de), ..............................60.
Gent (O. B.), 180*, 181*, 182,nbsp;252,
253*.
—nbsp;(heer van)............. 183,nbsp;186.'
Gent (heerlijkheid), 84, 164*, 179,
181*.
—nbsp;(richter te), ............ 177, 178.
—nbsp;(kerk te), ..................... 253*.
—nbsp;(pastorie te), ......... 182, 253.
—nbsp;(tienden te), .................. 253.
Gent (België), 21, 24, 25, 58, 97,
99, 99*, 217*, 218, 347.
Gent (Hillegonda van), non in
het kl. te Nonnen, te Nij-
megen, ......................... 305.
Gerhardus de Nassouwen, the-
saurier van den Dom, 438*, 439.
Geriken Dircksdr., kloosterlin-
ge in het St. Agnietencon-
vent te Tiel, .................. 403.
Gerrit Berntsz. provisioneel
ambtman in Beesd en Re-
noy, rentm. van Mariën-
weerd, ...... 221, 221*, 222, 226.
Gerrit Gerritsz., rentm. der
domeinen en g.g. in de T.
en B. waarden, 93, 93*, 94, 94*,
96, 96*, 97*, 99—101, 101*, 102*,
105*, 221, 221*, 443, 445*, 446,
446*, 447*, 449, 452*, 454, 457.
—nbsp;Henricksz., deurwaarder van
de Kerken-rekenkamer, .... 37.
—nbsp;Jansz., burgemeester van
Zaltbommel, .................. 457.
—nbsp;Claesz., ........................ 457.
Geünieerde Provinciën (de),
zie: Republiek.
Gheyn (Van den), klokken-
gieters te Leuven, ............ 369.
Gheyn (Cornelis van den),
rentm. van het St. Agnieten-
convent te Tiel, ............... 403.
Ghier (Peter de), 119, 120, 136*.
Ghyselbertus Philippusz., kerk-
meester te Tiel, ............... 428*.
Giessen (Joost van), ambtman
van Bommel, ............... 450.
Gyginck (Johan Johansz.^ ... 42*.
Glaudii (Anthoni), ............. 162*.
Glimmerus, predikant te Tiel, 411,
420.
Glummer, raad in het Provin-
ciale Hof, ..................... 332.
Glummers (Mari), kloosterlin-
ge te Rossem, ............... 96*.
Goert Rochusz., .................. 103.
Goes (Bernardus van), prior
der Predikbroeders te Nij-
megen, ......................... 296.
Goessen Wemmersz., tolle-
naar-pachter van de land-
schapstol te Bommel, 95*, 96*.
Goch, ........................ 277, 364.
Goltstein (Bernhard van),
Commendeur van St. Jan te
Arnhem en Nijmegen, 331,nbsp;333,
338, 340, 341, 346, 348,nbsp;356.
Goltstein (johan van), rentm.
van Veluwe, .................. 62.
Oorinchem, ............... 100,nbsp;109*.
—nbsp;(drossaard van), ............ 92.
—nbsp;(gerecht van), ..............................449.
(gouverneur van), ... 92,nbsp;102.
Goris (Dr. Lambert), syndicus
van Nijmegen, 332, 338,nbsp;353*,
Gouda (Walterus van), proost
van St. Pieter en thesaurier
van den Dom te Utrecht, 440*.
Graafschap, zie: Zutphen.
Graeff (Johan van den), pro-
visor der Leprozen te Nij-
megen, ......................... 302.
Gramaye Jacobsz. (Thomas)
de jonge, rekenmeester der
Kerken-rekenkamer, ... 37, 38,
38*, 282.
—nbsp;(Thomas) de oude, reken-
meester van Gelderland, ... 38*.
Grand (Catharina de), vr. van
Joost Vijgh, .................. 428.
Grafenthal, zie Asperden.
Gravenhage ('s), ...... 94, 96, 465*
Gravia (Johannes de), pater
van het St. Agnesklooster te
Zaltbommel, .................. 444.
Grevinchoven, zie Swerinchuy-
sen.
Grip (Henric van der), pries-
ter te Tiel, .................. 390.
Grippa (Rutgerus de), kerk-
meester te Tiel, ............ 428*.
Groeff van Ercklents (Hen-
drick de), ..................... 169.
Groesbeek — Gruesbeke —
(heerlijkheid), ...... 207*, 332.
—nbsp;(pastorie te), ............... 209.
—nbsp;(St. Mariavicarie te), ...... 209.
—nbsp;(Ketelvoirt onder), ......... 257*.
—nbsp;(Elisabeth Tilmansdr. van), 278.
Groessen (kerspel), 255, 255*, 256,^
—nbsp;(kosterij te), .................. 255.
—nbsp;(pastoor te), .................. 255.
Groot (Egidius de), deken van
Zaltbommel), ......... 441*, 463*.
—nbsp;(Hugo de), .................. 416*.
—nbsp;(Peter de), rentm. der g.g.
te Zaltbommel, ......... 441,nbsp;453.
—nbsp;(Theodorus Ignatius de), ...nbsp;453.
Groote (Geert), ..................................248.
Gruitter (Matthies), kerk-
meester te Nijmegen, ............288^-.
-Gulik en Kleef (Willem, her-
tog van) ........................ 11-
Gulik (Willem van)............. 265*.
Haaften, 114—116, 148, 257*, 448.
—nbsp;(heer — vrouwe — van), 101*,
110, 113, 115, 115*,nbsp;148*.
—nbsp;(heerlijkheid), ......... 110,nbsp;115.
—nbsp;(kapel te), ..........................................121*.
—nbsp;(kapittel van), ..............................101*.
—nbsp;(kapittelgoederen van), ...nbsp;III*,
—nbsp;(kerkfabriek te), ..........................101.
—nbsp;(predikant te), ......... 113,nbsp;115.
—nbsp;(schoolmeester te) ....................115.
—nbsp;(vicariegoederen te), 101,nbsp;114*.
^ (Pauwencamp te), ..................101.
—nbsp;(Dirck van), heer van Ga-
meren, .......................... 91.
—nbsp;(Otto van), .................. 101*.
—nbsp;(Reinier van), heer van Op-
hemert, ........................ 132.
Haag (Den), zie 's Gravenhage.
Haeg (Gerrit van), ........................191.
Haalderen, ................................................164*.
—nbsp;(g.g. te), ............... 85,nbsp;175*.
—nbsp;(klooster te), ................ 164*.
Haen (Diederich de), rent-
meester der g.g. in de Voog-
dij en het Nederampt van
Gelder, ........................ 74*.
—nbsp;(Carolus Gallus alias Caerl
de), auditeur der Kerken-
rekenkamer, ...... 35*, 37, 38.
Haarlem (Commenderie van
St. Jan te), ..................... 347.
Haersolte (Rutger van), ....... 39.
Haes (Jan die), ............ 176, 176*.
—nbsp;(Willem die), procurator
van het Regulierenconvent
te Nijmegen, ........... 284,nbsp;290.
Hagen (Evert van), ..............................77*
—nbsp;(Herbert van), rentm. der
Bethlehemsche goederen, ...nbsp;77*
Hay (Johannes), overste der
Keulsche provincie der Ter-
tiarissen, ...................... 278.
Hack (Hendrik), kerkmeester
te Tiel, ......................... 430.
Hacken (Margriet), kloosterlin-
ge in het St. Agnietencon-
vent te Tiel, ...... 400, 403, 419*.
Hackfort (Jacob Wynants-
zoon), ............ 409, 410, 410*.
—nbsp;(Johan)................... 39, 71.
Hall (Veluwe), .................. 73*.
-- (land van Cuyck), ......... 224.
Hamaland (graafschap), ....... 255*.
Hamerus (Ds.), predikant, ... 74*.
Hannemansche goederen, zie
Winssen.
—nbsp;(Henrick), ..................... 350*.
-ocr page 534-Hanssen (Reiner), muntmees-
ter, ............................................................310*.
Harderwijk, 15, 30, 32, 38, 39,nbsp;73*,
113.
—nbsp;(Minderbroederskerk te), ..nbsp;15.
—nbsp;(St. Nicolaaskerk te), ............165*.
—nbsp;(St. Agnietenklooster te), ..nbsp;71.
—nbsp;('s Heerenloo, commenderie
bij), ..........................................................71.
—nbsp;(Fraterhuis te), ..............................71.
—nbsp;(St. Catharinen te), ... 71,nbsp;72.
Haren, zie: Bergharen.
Harteveld — Hertevelt — (ge-
slacht van), ............ 171,nbsp;171*.
—nbsp;(Elbertus Lodevicus vati),
proost van Eist, 183, 185,nbsp;187.
—nbsp;(Gijsbert van), ..............................171.
—nbsp;(Gijsbert Hendriksz.),
schoolmeester te Hedel, ...nbsp;261.
Hartoch (Mr. Peter), rentm.
van het kapittel te Nijmegennbsp;281,
283.
Has (Hendrik), majoor ................453.
Hatert, 207, 264, 264*, 265, 267,nbsp;328,
—nbsp;(St. Annakapel in St. Anna
te), ..................... 271,nbsp;375.
—nbsp;(St. Anthoniuskapel op de
grens van), ............ 271,nbsp;375.
—nbsp;(buurschapskapel of kerk
te), 271, 317, 323, 325, 326,nbsp;375,
—nbsp;(kapel Mariënboomken op
het Hooge veld in), ... 271,nbsp;375.
—nbsp;(pastorie of rectoraat van),nbsp;270,
—nbsp;(Hooge veld in), 265, 267,'nbsp;271, '
—nbsp;(Hulzen onder), ...... 264,nbsp;267.
Hattem, ........................ 31,nbsp;38.
—nbsp;(klooster Clarewater bij),nbsp;71,
72.
Haultepenne (heer van), ............288.
Haverkamp (Mr. Siegbert Abra-
ham), rentm. van de g.g. in
Overbetuwe, ......... 173*,nbsp;174*.
Haze (Guilielmus), kerkmees-
ter te Tiel, ....................................429*.
—nbsp;(Herman Gheritsoen die),
buurmeester van Wamel, ...nbsp;254.
■— (Lambert die), kerkm. van
Wamel, ................................................254.
Havius — van der Have — (Jo-
hannes), secretaris van Nij-
megen................... 345,nbsp;346*.
Hedel......................... 116,nbsp;117.
—nbsp;(baronie van), ... 91, 109*,nbsp;117*.
—nbsp;(huis te), ..............................................91*.
—nbsp;(drossaard, buurmeesters en
schepenen van), ........................117*.
—nbsp;(rentambt van), ............................261*.
Hedel, (schepenen, heemraden,
stadhouder, buurmeesters,
H. Geestmeesters, kerk-
meesters, armmeesters en
geërfden van), ..........................117*.
—nbsp;(kapittelgoederen van), ....nbsp;117*,
261*.
—nbsp;(kerkeraad van) ........................117*.
—nbsp;(pastorie en vicariegoede-
ren te), ..................................................120.
Heeckhuisen (Aerndt van),
conventuaal van St. Mariën-
weerd, predikant te Alm-
kerk, ........................................................223.
Heerenloo bij Harderwijk (Com-
menderie St. Jansdai of 's)
71, 204, 204*, 278, 336*,nbsp;338.
—nbsp;(commendeur van), ...204,nbsp;336,
336*.
Heerewaarden, ......100, 119*,nbsp;122.
—nbsp;(ambtman van), ...... 83,nbsp;90*.
—nbsp;(pastorie te), .......... 119,nbsp;141.
—nbsp;(vicarieën te), ..............................142*.
—nbsp;(St. Antoniusvicarie te),nbsp;100,
—nbsp;(St. Kruisvicarie te), 119,nbsp;135*.
—nbsp;(St. Petersvicarie te), 100,nbsp;119,
135*.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;119,
—nbsp;(de Groote Koeweerd on-
der)...................... 100,nbsp;102.
Hees, 264*, 270*, 316, 328,nbsp;383,
—nbsp;(buurschapskapel of kerk
te), 271, 272*, 317, 323, 325,nbsp;326,
—nbsp;(pastoor te), ......... 270,nbsp;271.
—nbsp;(pastorie of rectoraat te),nbsp;270,
381.
Heess (Cunera van), klooster-
linge van Westroyen, 405,nbsp;419*.
—nbsp;(Wolter van), ..............................418.
Heessche veld of Pulsbergen
bij Nijmegen (het), ... 267,nbsp;378.
—nbsp;(St. Quirinuskapel in het),nbsp;271.
Heesselt........................................................121.
—nbsp;(heer van), ........................................148*.
—nbsp;(kosterie te), ..............................118.
—nbsp;(pastorie te), ..............................118.
—nbsp;(St. Joostvicarie te), ............118.
H. Land (het), ....................................278.
Heysen, rentm., ....................................374.
—nbsp;(Henrik), kerkmeester te
Nijmegen, ........................................370.
Heitersheim in Breisgau ..................278.
Hellouw, 101, 126, 136*, 144,nbsp;257*,
-ocr page 535-Hellouw, (heerlijkheid), ................110-
—nbsp;(kapel te), ....................................2 *.
—nbsp;(kerk te), ..........................................121*-
—nbsp;(kosterie te), .......... 119,nbsp;135*.
—nbsp;(pastorie te), 114, 119, 129,nbsp;135*.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;101,
Helman (Pelgrom), ............................233.
Hemmen (heer van), 178, 180,nbsp;233.
—nbsp;(heerlijkheid)....... 164*,nbsp;180.
—nbsp;(pastorie te), ................................178.
—nbsp;(predikant te), ......... 178,nbsp;181.
Hemony (Frans), klokkengie-
ter, ............................................................375*.
Hendrik (keizer), ..............................12.
—nbsp;VI (keizer), ......................................345*.
—nbsp;Vil (keizer), ......... 12*,nbsp;65*.
—nbsp;Huibertsz, rentm. van JVla-
• riëndaal, ................................................71.
Henckelius (Ds.), pred. te El-
den, ........................................................134.
Herman Evers., ....................................162*.
Herman Gariss., buurmeester
te Angeren, ....................................254.
Hemen, ............... 154, 157,nbsp;158.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................150*.
—nbsp;(predikant te), ..........................156.
Herrewerden (Ds. C. H. van),
pred. te Zaltbommel, ............461.
Hertogenbosch ('s) (bisdom),nbsp;254.
—nbsp;(bisschop van), ........ 150,nbsp;463.
—nbsp;(stad), .....................404—406.
—nbsp;(klooster St. Annaborch op
de Cluyt te), ............ 100,nbsp;247.
—nbsp;(Carmeliefenhospitium te),nbsp;444*.
—nbsp;(Fraterhuis te), ...... 273,nbsp;273*.
—nbsp;(zusterhuis ten Orthen te),nbsp;246*,
445*.
—nbsp;(Predikheerenconvent te),nbsp;405,
Herveld, 163, 179, 180*, 181*,nbsp;182,
326.
■— (gg. in), ..........................................85.
—nbsp;(predikant te), ..............................18K
—nbsp;(vicarieën te), ..............................183 .
—nbsp;(de bouwhof Genneperstein
onder), .................. 306,nbsp;358
Herwen, ...... 164, 180*, 182,nbsp;84*.
—nbsp;(vicarieën te), ..............................'83 .
—nbsp;(Rossumsvicarie te), ..............182.
Herwen en Aerdt, ... 160, 179,nbsp;181*.
—nbsp;(gerichtsbank te), ..................163*.
—nbsp;(schoutambt), ..............................'63.
—nbsp;(g.g. te), ..........................................85.
Herwen en Aerdt, (pastorie fe)
—nbsp;(predikant te), ................
Herwijnen, ...... 114-116, 121,
—nbsp;(heerlijkheid), ...............
—nbsp;pastorie te), ... 114*, 115,
—nbsp;(predikant te), ...............
—nbsp;(Gasthuis- of H. Geestgoe-
deren te), .....................
Herxen (Dirc van), ............
Heteren, ............ 180*, 181*,
—nbsp;(schoutambt), ................
—nbsp;(g.g. te), ........................
—nbsp;(pastorie te), ......... 178,
—nbsp;(predikant te), ...............
—nbsp;(de St. Annae boomgaard
onder), ........................
—nbsp;(de Poelinxcamp onder), ...
—nbsp;(johan van), kerkmeester
te Nijmegen, ..................
Heuck (Rijck), burgemeester
van Nijmegen, ...............
Heumen — Hoemen — (heer
van), ...........................
—nbsp;(heerlijkheid), ......... 207*
—nbsp;(rentmeester van), .........
~ (pastorie en g.g. te), ......
—nbsp;(predikant te), ......... 367,
—nbsp;(Herman van), ...............
Heusden (Geld.), zie Opheus-
den.
—nbsp;(N. Br.), (St. Catharina-
convent te), ..................
Heusden en Altena (land van),
Hien (pastorie te), ............
—nbsp;(predikant te), 199, 200,
—nbsp;(de Schouteham onder), ...
Hier, zie Waardenburg.
Hildossen (Anna van), mater
van het St. Agnesklooster te
Zaltbommel, ..................
Hilleken, vr. van Gerrit Ger-
ritsz., naderhand vr. van
Gerit Crom Peeterss., 94*,
Hinsbergen (L.), organist te
Nijmegen, .....................
Hoeckelom (johan van), land-
schrijver, ......................
Hoemen, zie Heumen.
—nbsp;(Jan van) .....................
Hohensax (Johan Philips,
baron van), ............ 30,
Hohorst (klooster te), .........
Zie Utrecht (St. Paulus-
abdij).
Hoymaker (Rutger), ............
Holl (Antonius), ..................
—nbsp;(Johan), burgemeester van
Zaltbommel, ............ 140,
178,
182.
180.
464*.
110
119.
113.
111.
274*.
258.
163.
85.
181.
181.
181.
182.
288*.
89.
208.
370
208.
208.
367*.
331.
243*.
243*.
199.
202,
202*.
182.
444.
446*.
328.
175*.
191.
30*.
118*.
281.
123.
141.
M
Holl (Marten), rentm. der g.g.
in de T. en B. waarden,nbsp;114*,
117, 117*, 119, 121, 123—125,
Holland, 22, 59, 63, 98*' 99*',nbsp;115*^
344.
—nbsp;(koning van), ..............................377*.
—nbsp;(Staten van)..................................347.
—nbsp;(Willem II van), Roomsch
koning, .................. 64*,nbsp;263.
Hollandt (Mr. Johan van), ka-
nunnik te Nijmegen, 290,nbsp;290*,
296.
Hollanderbroek, ........... 163,nbsp;168.
Hollogne (heer van), ....................230.
Holt (Johan), koster te Eist,nbsp;166,
Holtmeer of O.L. Vrouwen-
berch, klooster onder Hors-
sen (de), 89, 151, 154*, 156,nbsp;214,
228—233, 229*, 233*, 244,nbsp;300,
312, 314, 320—322,nbsp;322*.
Homoet, ..................... 177,nbsp;177*.
—nbsp;(heer van), ....................................176 .
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................164*.
(pastorie te), 176, 177, 179,nbsp;181*.
—nbsp;(predikant te), ..............................179.
—nbsp;(de Bagijnehoffstede te),...nbsp;174. '
Hooftman (Qiflis), ............................219.
Hoorsik onder Driel (B. W.),
(de), ......................................................248.
Hornes (gravin van en tot),nbsp;162*.
Horssen, ............... 228, 230—232.
—nbsp;(gericht van), ..............................230.
—nbsp;(heer van) ............... 228,nbsp;230.
—nbsp;(heerlijkheid), ........ 150*,nbsp;232.
—nbsp;(Holtmeer of O.L. Vrouwen-
berch, klooster onder), 89,nbsp;151,
154*, 156, 214, 228—233*,nbsp;244,
300, 312, 314, 320—322,nbsp;322*. .
—nbsp;(schoolmeester te), ..................231.
—nbsp;(pastorie te), ................................162*.
—nbsp;(predikant te), ......... 162,nbsp;231.
—■ (tienden onder), ........................161.
—nbsp;(de Kloosterhof onder), ...nbsp;233.
—nbsp;(de boerderij Melevelt on-
der), ......................................................233.
—nbsp;(de Vlotsenhof onder), ...nbsp;326.
Horst (Gerrit van der), rent-
meester der g.g. te Etst, ...nbsp;179.
—nbsp;(Ott van der)................................254*.
—nbsp;(Willem van der), kerk-
meester te Eist, ..............................258*.
Hove (Johan van den), abt van
St. Mariënweerd, proost van
Zennewijnen, 214, 222, 234,nbsp;235.
Hubertus Gijsberti, kerkmees-
ter te Tiel, ....................................429*.
Hueckenhorst (Clemens Ja-
cobsz. van), kloosterling
van St. Mariënweerd, ............217*.
Huessen junior (Henricus de),nbsp;254,
254*.
—nbsp;senior (Henricus de)..............254.
Huygens (Constantijn), heer
van Zuilichem, ..............................117.
Huyghen (Thonis)..........................171.
Huysen alias Boen (Theodri-
cus), proost van Nijmegen,nbsp;270.
Huissen, ............... 90, 169*,nbsp;217*.
—nbsp;(richterambt), ..............................332.
—nbsp;(St. Elisabethsklooster te),
180*,nbsp;243*.
Hulsbergen onder Heerde (Fra-
terhuis te), ...... 39, 71, 72,nbsp;240.
Hulst (Henrick van), rentm.
der g.g. van Overbetuwe,nbsp;173*.
Hunnepe (stift ter), ...... 180*,nbsp;236*.
Hurwenen, ..... 122, 137*, 141,nbsp;464*.
—nbsp;(pastorie te), 119, 135*,nbsp;141,
—nbsp;(vicarieën te), ..............................145*.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;119,
135*.
Isendaren, zie: IJzendoorn.
IJselmondsche Waard (de), ...nbsp;100.
IJzendoorn, ................................................199*.
—nbsp;(heer van), ... 192, 258*,nbsp;417*.
—nbsp;(heerlijkheid), ...... 189*,nbsp;192.
—nbsp;(kerk te), ............................................258*.
—nbsp;(kerkmeester te), ..................258*.
—nbsp;(pastorie te), ......... 192,nbsp;192*.
—nbsp;(predikant te), 192, 192*,nbsp;195,
—nbsp;(St. Johansaltaar te), ............192*.
—nbsp;(St. Ewoltsaltaar te), ............192*.
—nbsp;(St. Matheusaltaar te), ...nbsp;192*.
IJsendoorn (Peter Jansz.), ....nbsp;119*.
Indoornik, zie Doornik.
Ingen, ........................ 205,nbsp;261*.
—nbsp;(schout te), ....................................191.
—nbsp;(schout, kerkmeesters, arm-
meesters te), ..............................205,
—nbsp;(kerk te), ...... 261*, 205,nbsp;206.
—nbsp;(predikant te), ... 191, 198,nbsp;205.
206.
—nbsp;(Commenderie van St. Jan
te), 203-205, 204*, 206*, 278,nbsp;339.
—nbsp;(Commendeur te), 198, 204,nbsp;205.
Isabella van Castilië, ........................9*.
—nbsp;Jacob Gerritsz., rentm. der
presentiegoederen te Tiel,nbsp;399,
—nbsp;Gerritsz., vicaris te Zalt-
bommel, ................................................451*.
—nbsp;Jansz., schepen en kerk-
meester te Zaltbommel, ...nbsp;463.
Jan — Johan — (Orde van
St.), 46, 203, 278, 331, 333,nbsp;336,
337, 339-341, 338*, 339*,nbsp;342*,
-ocr page 537-343-352, 344*, 346*, 347*,
355,
Jan (Dericksz. (Mr.), secretaris
te Deil, rentm. van Zenne-
wijnen, .................. 237,
—nbsp;Dircksz., kaarsmaker, ......
—nbsp;Gijsbertsen, kerkmeester te
Neerijnen, .....................
—nbsp;Henricksen, rentm. van de
Holtmeer, ............... 229,
—nbsp;Herbertsz., rentm. van de
Commenderie te Arnhem, ...
229.
396.
100.
243.
427.
249.
288.
318.
208.
249.
123.
404.
469.
418.
352.
460.
162*.
168.
23.
268.
—nbsp;Jansen, pater der Celbroe-
ders te Nijmegen, ... 304,
—nbsp;Janssen, boekverkooper te
Amsterdam, ..................
—nbsp;Janssen, kerkmeester te
Eist, ........................•••••
—nbsp;Jansensz., zie Haes (die).
—nbsp;Jordens., kerkmeester te Nij-
megen, ..................... • • •
—nbsp;Claeszen, pater van het St.
Paulusconvent te Amster-
dam, ...........................
—nbsp;Corneliss., .....................
—nbsp;Corstensz., ....................
—nbsp;Costen, ........................
—nbsp;Lucasz., ........................
—nbsp;Robbertsz., ...................
—nbsp;Thijs............................
—nbsp;Victors., .......................
Jansdal (Sint), zie 's Heerenloo.
Jelis Claessen, rentm. van Heu-
men, ...........................
Jenneken Otten, zuster van St.
Mariënhof te Wamel, vr.
van Johan Robbertsz., ......
odocus Georgii, ..................
ongh (Henrick de), rentm. van
Westroyen, 237, 393, 400,
—nbsp;(Mr. I. de), kerkmeester te
Zaltbommel, ..................
—nbsp;(Claerbert de), rentm. van
Westroyen, ...... 404, 405*,
—nbsp;(Dr. Cornelis de), 343, 351,
—nbsp;(de), Kwartiersontvanger,
Jorden Corstensz., 160, 161*,
Jordens (Johan), ..................
Juan van Oostenrijk (don),
landvoogd, ....................
Julianus, pauselijk legaat in
Germanië, .....................
Caldenbach (Adam), burge-
meester van Zutphen, ... 62,nbsp;169.
Calcar, ............................................................296.
Calcarius (Petrus), predikant
te Overasselt, ..............................152.
Campagne (C.), ..... ......434.
Kanis (Dr. Derick), ........................279.
354,
355*.
237*.
454.
261*.
229*.
333,
344*.
304*.
344*.
258*.
368.
Kanis (Qerardt), kerkmeester
te Nijmegen, ....................................369*.
Canisius (Petrus), ..............................278.
Kapel-Avezaath............. 189,nbsp;201.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;398.
Capellen (Van der), ..........................351.
—nbsp;(Alexander van der), ............68.
—nbsp;(Geriich van der), raad in
het Prov. Hof, 28, 35*, 38*,nbsp;75.
—nbsp;(Henrick van der), burge-
meester van Zutphen, ............28.
Karei V (keizer), 8, 9, 11-13,nbsp;14*,
—nbsp;Martel, ................................................163*.
—nbsp;de Stoute, ..........................................57*.
—nbsp;Daniëllsz., ..........................................451*.
Carpzovius, ..............................................185.
Castro (Joannes ä). Augustij-
ner pater, ......... 340, 346,.nbsp;350.
Kattenborch (Heymeric van),
buurmeester van Wamel, ...nbsp;254.
Cauwendael (Willem van), ...nbsp;417*,
418*.
Cave (Ds. Josue de la), ..................214*.
Keent, ........................ 159,nbsp;384*.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................150*.
—nbsp;(kapel te), ........................................159.
—nbsp;(Arnold), burgemeester van
Nijmegen, ............... 356,nbsp;357*.
—nbsp;(Johan), bürgern, van Nij-
megen, ..................................................3(X).
Keilen (jenneken), vroedvrouw
te Tiel, ....................................................420.
Kempinck (Reyner), ... 333*,nbsp;338*,
343.
Keppel (heer van), ......... 12,nbsp;13.
—nbsp;(Herman van), rentm. van
Clarewater, ....................................71.
Kerk-Driel, ................................................119*-
—nbsp;zie ook Driel (B.W.).
Kerkwijk, ............ 120*, 122,nbsp;136*.
—nbsp;(kosterie te), ..............................120.
—nbsp;(pastorie te), ......... 120,nbsp;141.
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;120,
123.
Kessel (Peter van), rentm. der
g.g. in de T. en B.waarden,nbsp;141,
Kesteren, ............ 189, 194,nbsp;196.
—nbsp;(bank van)......................................189*.
—nbsp;(richter te), ....................................189*.
—nbsp;(pastorie te).......... 198,nbsp;200.
—nbsp;(predikant te), 198, 200,nbsp;202,
202*.
-ocr page 538-Keulen, ............................. 266.
—nbsp;(keurvorst van), ............. 339.
—nbsp;(aartsbisschop van), 264, 267*,
277.
—nbsp;(Apostelheeren te), ... 263—265,
263*, 265*, 267.
—nbsp;(Kruisbroeders te), .......... 180*.
—nbsp;(H. Twaalf Apostelenkerk
te), ......... 263, 264, 267, 380.
—nbsp;(Koenraad, aartsbisschop
van), ............................ 263.
Kymp (Joachim), kerkmeester
te Nijmegen, .................. 369*.
Kist (Ds. J. G.), predikant te
Zaltbommel, .................. 461.
Claes Aertsz., Kruisbroeder te
Asperen, ....................... 102.
Kleef, ... 248, 255*, 291, 296* 332,
380.
—(graaf van), .................... 255*.
Clodts (Willem), rentm. der
g.g. in de T. en B.waarden,
rentm. van Zennewijnen, ... 117*,
119, 132, 133, 135, 136, 139, 139*,
228*, 238*, 447*.
Clouck (Maria), vr. van Her-
man Pieck, .................. 170.
Koblenz (Karthuizers te), ...... 180*.
Koecampen (de), ............... 217*.
Coeleman (E. H.), rentm. der
g.g. van Overbetuwe, 173, 173*,
174*, 175.
Coen — Coyanus — (Mr. Pau-
lus), provinciaal der Predik-
heeren, ......................... 405.
Coenen (Johan), rentm. der
presentiegoederen te Tiel, .. 398.
Coents (Bonaventura Petrus
Christiaen), .................. 367.
Coerman (Arnoldt), schepen
van Nijmegen, ............ 132.
Coets — Coutzius — Coitz —
(Ameldonck), secretaris van
Nijmegen, ..................... 224.
—nbsp;(Gijsbert), rentm. van de
Holtmeer, rentm. van de
goederen van het kapittel,
de Regulieren en de Predik-
broeders te Nijmegen, 154*, 244,
319*, 320-324, 322*, 324*.
—nbsp;(Johan), ...................... 366.
—nbsp;(Ds. Joannes), predikant te
Nijmegen, ... 316, 364, 366, 366*.
Cochlaeus (Henricus), predi-
kant te Nijmegen, ...... 364, 372.
Koker (Mr. F. C. W.), 183, 196, 209.
Cock (Adrien de), ............... 216*.
—nbsp;(Bernard), schout te Tiel, 426.
—nbsp;(Dr. Jacob), burgemeester
van Tiel, ...................... 132.
Cock van Delwijnen (Johan
de), heer van Wadenoyen, 141*,
188.
—- van Delwijnen (Adriaen
de), ............................. 238*.
—nbsp;van Haefften, .................. 239.
Cockengen (juff.), ............... 455*.
Collart (Henricus), pastoor te
Nijmegen, ...................... 266.
Columbus, ......................... 9*.
Cornelis, zoon van Dirricks-
ken Goerts, .................. 400.
—nbsp;Gijsbertsz. (Mr.), rentm.
der g.g. te Beesd, 211, 222, 223*.
—nbsp;Herberenss., .................. 398.
Corstiaen (meester), ........... 459.
Covelentz, zie Gaten (van der).
Craay — Cray — (Ds. Cor-
nelius), predikant te Waar-
denburg en Neerijnen, 144, 261*.
Cranenburg, ............... 329, 359.
—nbsp;(kapittel van).......... 210, 210*.
—nbsp;(St. Catharinenconvent te), 280.
—nbsp;(de Wylerberg onder), ...... 329.
Kreyens (Gertruydt), ............ 274.
Kreyvenger (Jan), .............. 332*.
Crom (Gherardt Petersz.) rent-
m. der g.g. in de T. en B.
waarden, rentm. van Ma-
riënweerd, 94, 95, 97, 97*, 105,
105*, 222, 446*, 447, 447*.
Crommeny (Herman van),
rentm. der domeinen in de
T. en B. waarden, 94, 94*, 97,
97*.
Cruythof (Ds.), predikant te
Nijmegen, ..................... 329.
Kuik — Cuyck — (land van), 223,
224.
—nbsp;(kerk te), ............... 267, 384*.
—nbsp;(Herman, graaf van), ...... 214.
—nbsp;(Lisken van), kloosterlinge
in het Nonnenklooster te
Zaltbommel, .................. 96*.
—nbsp;van Meteren (Johan van), 122,
123.
Cuyienborgh (Aernt van)
pachter van de tertiën van
vicarieën te Tiel, ...... 425, 426.
Kuypper (Johan Willemsz.),
kerkmeester te Nijmegen, 369*.
Culemborg, 215, 216*, 217*, 219,
223, 223*, 406*.
—nbsp;(graafschap), ......... 90, 223.
—nbsp;(graaf van) 196, 216*, 219, 223.
—nbsp;(Kruisbroedersklooster Je-
rusalem te), ............ 214, 214*.
—nbsp;(St. Janskerk van Lanx-
meer onder), .................. 223*.
—nbsp;(pastorie van Lanxmeer
onder, ................... 222, 223.
Culemborg, (predikant te), 222, 224.
—nbsp;(land de Hont buiten), ...... 219.
Custer (Gerrit), rentm. der
goederen van St. Jan te
Arnhem, ........................ 335*.
Laar — Laer — (de), ......... 163.
—nbsp;, zie Delen (van).
—nbsp;(Ds. Bertranus a), predi-
kant te Tiel,...... 410,411, 434*.
Lakemond, ........................ 191-
Lambert Jansz., raad te Nij-
megen, ........................ 311.
Lansinck, burgemeester van
Lochem, ........................ 351.
Lanxmeer, zie Culemborg.
Lawyc (Arnoldus van), ...... 166.
Leede en Oudewaard (heerlijk-
heid), ..................... 189, 198*.
Leemkolk (C. van de), ......... 212.
Leeuw (de), zie Leo.
Leeuw van Coolwijck (Ds. Pe-
trus), predikant te Nijme-
gen en te Weurd, ............ 328*.
Leeuwen............. 154, 158*, 159.
Zie ook Leuwen.
—nbsp;(vrouwe van), ............... 251*.
—nbsp;(Antoni van), pachter van
de tertiën van vicarieën te
Tiel, ...... 417*, 423-^25, 426.
—nbsp;(Herman van), burgemees-
ter van Tiel, ... 417*, 423—425.
—nbsp;(Dr. Herman van), pachter
van de tertiën van vicarieën
te Tiel, ........................ 425.
—nbsp;(Jan van), pachter van de
tertiën van vicarieën te Tiel,
426, 432—434.
Leicester (graaf van), 94—96,nbsp;94*,
Leydecker (Derick), rentm.,nbsp;302,
302*, 306, 310, 320, 321,nbsp;322,
—nbsp;(Hendrick), rentm. van g.g.
te Nijmegen, ....................................538.
Leiden, .................................................100.
Leigraaf in Overbetuwe (de),nbsp;182.
Lent, 85, 163, 176, 176*, 180*,nbsp;181*,
—nbsp;(gerichtsbank te), ..................163*.
—nbsp;(g.g. in), ..................... 85.
—nbsp;(pastorie te), ............ 181,nbsp;299.
—nbsp;(predikant te), ... 179, 181,nbsp;300*.
—nbsp;(tienden te), ......... 300,nbsp;366*.
—nbsp;(bouwhof de Broodkorf on-
der), ........................................................326.
—nbsp;(het IManendaechs kempken
te)........................ 176, 176*.
—nbsp;(de schans Knodsenburg
bij), ............................ 299.
Lent, (bouwhof de Lauwik on-
der), ........................... 326.
—nbsp;(bouwhof het Visvelt on-
der), ........................... 332*.
Lentius (JVlarcellus), prior-ge-
neraal van de Windesheim-
sche congregatie, ............ 291.
Leo X (paus), .................. 270*.
Leo — de Leeuw — (Ds.), ... 74*.
—nbsp;(Ds. Johannes), predikant
te Zaltbommel, 96*, 445, 465.
Leoninus (Elbertus), kanselier
van Gelderland, 218, 219, 220*.
446, 447.
Leur, ........................ 230, 231.
—nbsp;(gericht van)................ 230.
—nbsp;(heerlijkheid), ...... 150*, 230.
—nbsp;(predikant te), ......... 209, 231.
—nbsp;(schoolmeester te), ......... 231.
Leuwe (Henricus), pastoor te
Angeren, ....................... 254.
Leuwen (Derck van), rentm.
van de g.g. in het Rijk, in
iVlaas en Waal, in Overbe-
tuwe, van de Hanneman-
sche goederen, en van de
Holtmeer, 150, 164, 207, 299—231,
285*, 293—295, 296*, 297, 298,
300, 300*, 305, 308, 310—312,
312*, 316, 317*, 364, 366.
—nbsp;(Jan van), burger te
Utrecht, ........................ 438*.
Lidth de Jeude (van). Kwar-
tiersontvanger, ............... 421*.
—nbsp;(C. C. van), .................. 435*.
—nbsp;(Hendrik van). Kwartiers-
ontvanger.............. 201, 202*.
Liebert (Erasmus), landschrij-
ver van het Rijk van Nijme-
gen, ............................ 88*.
Lienden — Lienen — (O.B.), 163,
166, 174.
—nbsp;(N.B.), ............ 189, 189*, 252.
—nbsp;(heerlijkheid).......... 189, 189*.
—nbsp;(pastorie te), ............... 196.
—nbsp;(predikant te), ............... 198.
Lier (Joachim van), ............ 218.
Lymers (de), 90, 254*, 255, 255*,
256.
Lynden (Anna Carolina van), 174.
—nbsp;(Diederik van), heer van
Hemmen en Blitterswijk,
ambtman van Overbetuwe, 233.
—nbsp;(D. W. van), ambtman tus-
schen Maas en Waal, 251, 251*.
—nbsp;(Frans van), heer van
Hemmen en Blitterswijk, ... 178.
—nbsp;(Frans van der), schepen
en raad van Nijmegen, ...... 358.
-ocr page 540-Lynden, (Caspar Anthonis
van), ambtman en richter
in Overbetuwe................ 132.
—nbsp;van Blitterswijck (Anna
Theodora van)............. 174.
—nbsp;tot de Parck (J. C. G. van), 245.
—nbsp;tot Ressen (Diederick van),
ambtman, ............... 183, 220.
Lyndenholt (Sander van),
schout te Beuningen, ...... 358.
Lijsken, kloostelinge van St.
Mariënacker te Rossem, ... 247.
Lijsken Sanders, non in het St.
Agnietenklooster te Tiel, ... 405.
Limburgh en Bronchorst (Otto,
graaf van), .................. 50*.
Lindanus Wilhelmus Damasi),
bisschop van Roermond, 277,
289, 345, 346.
Linge (rivier de), ........ 227*, 385.
Linste (Mr. Aart van), organist
te Tiel, ............ 431, 432, 432*.
Lith (van), rentm. der g.g. van
de stad Bommel, ............ 447*.
Lith (Ariesken van), non in het
St. Agnietenklooster te Tiel, 404.
—nbsp;(Johan van), ................. 124.
—nbsp;Oenneken van), zuster van
Westroyen, ................... 404.
—nbsp;(Willem Jansz. van), rentm.
der g.g. te Zaltbommel,... 455*,
^ ®nbsp;460.
Livius (ds. Gerhardus), predi-
kant te Nijmegen, ..............................364.
Lochem, ...... 52*, 76, 78, 79,nbsp;470*.
—nbsp;(burgemeester van), ................351.
—nbsp;(Herv. Gemeente te), ............470*.
—nbsp;(kerkeraad te), ............... 470*.
Lochteren (Agnes van), vr. van
Ds. Henricus de Roy, ............134.
Lodewijk XIV (koning)................228*.
Loe (heer van Geisteren en),nbsp;443.
Loenen (heer van), burggraaf
van Nijmegen, ......... 305,nbsp;313.
—nbsp;(heerlijkheid)................................164*.
—nbsp;(huis te), ..........................................182.
—nbsp;(H. van), stadsrentm. van
Zaltbommel, .................. 460.
Lohn (Willem van), stadsrentm.
van Nijmegen, ............... 374.
Lollarden, zie Nijmegen en Tiel
(Celbroeders).
Lomannus (Ds. Jacobus), pre-
dikant te Nijmegen, 191, 297.
Lorsch (klooster te) ...... 253, 256*.
Lotthemius — van Lottum —
(Mr. Henricus), conrector
der Apostolische school te
Nijmegen, rentm. van het
Fraterhuis ald., ........ 301, 320.
Lucas Jansz., ...................... 427.
Luisdorff (Arnold van), Com-
mendeur van St. Jan te
Arnhem en te Nijmegen, ...nbsp;319*,
Luther, ............................................................9.
Luxemburg (Willem van), heer
van Hollogne, ..................................230.
Maanen (Ds. W. C. van), pre-
dikant te Zaltbommel, ............461.
Maas (Landraad beoosten), ...nbsp;59.
Maes (Willem), ..................................219.
Maesacker (Dirck van), ..................409.
Maas en Waal (ambt — land
— tusschen), ...... 83, 84,nbsp;84*,
87-89, 90*, 127, 137*,nbsp;138,
150-162, 160*, 164, 172,nbsp;208,
209, 232, 248, 249, 254,nbsp;258*,
—nbsp;(ambtman van), 86, 151,nbsp;152,
156, 160, 250, 313, 323,nbsp;365.
—nbsp;(Beneden-ambt tusschen),nbsp;150*.
—nbsp;(Boven-ambt tusschen), ...nbsp;150*.
—nbsp;(ridderschap van), ... 156,nbsp;225,
—nbsp;(g.g. in), 151, 154, 156, 244,'nbsp;248^
—nbsp;(predikanten in), ........................153.
—nbsp;(smalle tiend tusschen),...nbsp;266.
Maasbommel, ...... 150*, 154,nbsp;158.
—nbsp;(heerlijkheid), ......... 84,nbsp;150*.
—nbsp;(schoolmeester te), ................261*.
—nbsp;(kerk te)............................................231*.
—nbsp;(pastorie te), ..............................162*.
—nbsp;(tiend te), ..........................................231.
Maet (Jacob ter), rentm. der
Putterscanonisie te Eist,...nbsp;169,
Macharen, ................................................428.
Magnus (Albertus), ........................264.
Maius (Mr. Johannes), leeraar
aan de Latijnsche school te
Nijmegen, ..........................................320.
Malden (heerlijkheid), ... 207*,nbsp;370.
—nbsp;(pastorie te), ..............................208.
—nbsp;(predikant te), ...... 367,nbsp;367*.
—nbsp;(hofstad de Gulden Camer
te), ............... 364, 367,nbsp;367*.
Zie ook Nijmegen, O.L.
Vrouwenvicarie, genaamd
de Gulden Camer.
Malsem (Ermgardis van), ma-
ter van het St. Maria Mag-
dalenaklooster te Zaltbom-
mel, ........................................................444.
Malsen, 121, 123, 136*, 257*,nbsp;448.
—nbsp;(kosterie te), ..................................118.
—nbsp;(pastorie te), ..............................118.
-ocr page 541-Malsen, (St. Anthoniusvicarie
te), ..................... 118,nbsp;135*.
—nbsp;(St. Nicolaasvicarie te), ...nbsp;11».
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),nbsp;118,
—nbsp;(Joanna van), vrouwe van
Rossem, ................................................100-
—nbsp;(Marcelus van), ........................459.
Malta, ............ 340, 345-347,nbsp;346*.
—nbsp;(Orde van^ zie Jan (Orde
van St.).
Maltezers (de), zie Jan (Orde
van St.).
Mannys (Henrick), provisor
der g.g. te Nijmegen, 283,nbsp;283*.
Marchant (Steven), ......'...........123.
Mare (Mr. Gillis de), ... 417*,nbsp;418*.
Margaretha, vr. van Florencius
van Mekeren, ..............................277.
Maria Foiartz, zuster van het
St. Agnietenklooster te Tiel,nbsp;397.
St. Mariënacker (zusterhuis te
Rossem), ... 96*, 99, 100,nbsp;100*,
102, 103, 125, 127, 135*,nbsp;147,
246, 246*,nbsp;247.
Mariëndaal bij Arnhem (kloos-
ter), ......... 39, 71, 71*,nbsp;72.
Mariëngaarde te Opheusden
(klooster St.), 190, 240,nbsp;240*,
Mariënweerd, ... 91, 91*, 130,nbsp;139*,
210,nbsp;212*, 214, 218*, 223—225,
234.
—nbsp;(heer van), ....................................215
—nbsp;(heerlijkheid), ........ 227,nbsp;227*.
—nbsp;(polder van), 211, 216*,nbsp;218*,
—nbsp;(tienden op), ......... 227,nbsp;228*.
—nbsp;(abdij van St.), 88, 89, 98,nbsp;98*,
99, 101, 121, 129, 130, 132,nbsp;142,
211,nbsp;212, 214, 214*, 215,nbsp;217,
218,nbsp;220-224, 223*, 226,nbsp;227,
228, 228*, 233, 406*,nbsp;447.
—nbsp;(abt van St.), 214, 214*,nbsp;215*,
219,nbsp;219*, 220, 224, 228*,nbsp;234,
—nbsp;(goederen van St.), ... 147,nbsp;211,
216, 216*, 218*, 219, 221,nbsp;222
222*, 224-227, 224*,nbsp;228*.
Marithaime, ..............................................163*.
Marck (Maria van der), vr. van
Johan van Eek, ..............................431.
Marlhuls (Frederick van), ....
Marsch (richtersambt de), 83,
Martinus (St.), ....................................439.
Masschereel (Henrick), heer tot
Balgoy en Opynen, ..................97.
Matheus Hanricksz., burge-
meester van Zaltbommel,nbsp;457.
Mathias van Oostenrijk, (aarts-
hertog), ............ 23—26,nbsp;292*.
Maurik (heerlijkheid)....................189*.
—nbsp;(pastorie te), ..............................196.
—nbsp;(predikant te), ......... 194,nbsp;198.
Maurits (prins), 95, 167, 183,nbsp;190,
Maximiliaan (keizer)....................218.
Meel — Medel —, 189*, 191,nbsp;437.
—nbsp;(O.L. Vrouwevicarie te),nbsp;365*.
Meerten, ......................................................189.
—nbsp;(Evert Godefridt van), ....nbsp;428.
Mechelen (Dominicaner kloos-
ter te), ................................................419*.
Meyer (G. A.)......................................276.
Meyerij (de), ..........................................405.
Meinerswijk (heerlijkheid), ....nbsp;164*.
Meinwerk, bisschop van Pa-
derborn, ..............................................121*.
Mekeren (Bernhardt van), rich-
ter van Gent, ...... 177,nbsp;178.
—nbsp;(Florencius van), ..................277.
—nbsp;(Ghijsbert van), ......... 39,nbsp;306.
—nbsp;(Johan van), provisor der
g.g. te Nijmegen, ...... 283,nbsp;283*.
Merm — Meerhem —, ..................163.
Merode, zie Scheiffart.
Messemaecker (Claes), ..................274*.
Mesteker (Aernt), ..............................122.
—nbsp;(Leonart), ..........................................122.
Meteren, 121, 124, 257*, 427,nbsp;448.
—nbsp;(pastorie te), ......... 118,nbsp;141.
—nbsp;(St. Catharinenvicarie te),
Metsius, bisschop van 's-Her-
togenbosch, ....................................445*.
Meurs (Dirck van), rentm. der
g.g. in de T. en B. waar-
den, ........................ 92,nbsp;92*.
Middelburg (West-Monster-
kerk te)............................................283*.
Mierlo (Mathijs van), rentm.
der St. Paulusabdij te
Utrecht, ..............................................392*.
Mill, ............... 216*, 217*,nbsp;224.
Millingen (heerlijkheid), ............164*.
—nbsp;(predikant te), ..............................179.
—nbsp;(St. Catharinenvicarie te),nbsp;133.
Millingh (Evert), kerkmeester
te Nijmegen, ..................................288*.
Millinck (Johan), directeur der
g.g. in het Nijmeegsche
Kwartier, 87, 87*, 88*, 237,nbsp;308,
Milo Johanneszoon, kanunnik
te Zaltbommel, ..............................440*.
Minden (stift van), ........................348.
Misdach (Sander), korporaal,nbsp;332*.
Moeien — Muelen — (Hade-
wich van der), mater van
het CeciUënconvent te Tiel, 393,
396, 401.
Moeien (Mechtelt van der), zus-
ter van het convent Bethle-
hem te Nijmegen, ......... 277.
Moers (ühijsbert van), kerk-
meester te Zaltbommel, ... 463.
Mockink (Bernt), rentm. der
g.g. in de Graafschap, 38, 75,
77.
Moliart (Petrus), ............... 442.
Moiitor (Ds.), predikant te
Ijzendoorn.................... 195.
Mollerus (Ds. Justus Wilhel-
mus), predikant te Beesd, 212.
Mom (Anthonia), kloosterjuf-
fer te Zennewijnen, 236, 236*.
—nbsp;(Everarda), klooster juffer
te Zennewijnen, ...... 237, 238*.
Monnikenland (heerhjkheid), . 109*.
Monnikhuizen onder Arnhem,
(klooster te), ...... 37, 39, 71.
72.
Montanus (Petrus of Corne-
lius), broeder uit Eem-
steyn, pater van het St.
Maria Magdalenaklooster
te Zaltbommel, ............... 444.
Moringh (Abraham), land-
bode, ........................... 123.
—nbsp;(Geerart)..................... 123.
Moses (Ephraim), ............ 432.
Muys (Steven), .................. 171.
Mulhovius — Mulhoff — (Ds.
Johannes), predikant te
Eist, ....................... 167, 169.
—nbsp;(Ds. Johannes), predikant
te Lent, ........................ 300*.
Munnikenwoerd onder Altvorst
(proosdij), .................... 153*.
Munster, ..................... 186, 354.
—nbsp;(bisdom), ..................... 159*.
—nbsp;(Herman van), raad van
Doesburg, ..................... 78.
—nbsp;(Alexander van), rentmees-
ter der Aposteiheeren in
Keulen, ........................ 268*.
Muserus (Ds.), predikant te
Zetten en Hemmen, ......... 178.
Nagge (Wilhem), pastoor te
Elburg, ........................ 73*.
Nayen (Ceris), ....................................450.
—nbsp;(Ghijsbert), ....................................450.
Namen (kasteel van), .......... 23.
Napoleon (keizer), ... 239, 241,nbsp;246.
—nbsp;(koning Lodewijk), ... 375,nbsp;470.
Nassau (Ernst Casimir, graaf
van), ............... 81, 381*, 382*.
—nbsp;(Philips Willem, graaf van),
graaf van Buren............. 224.
424.
439.
84,
138,
197*,
258,
332.
205,
393.
242.
395.
246*.
117.
109*.
181*.
122.
266*.
154.
156.
270*,
384*.
375.
326,
384.
328.
270,
381.
289,
309*.
328,
357.
—nbsp;(boerderij Bloemberg on-
der), ........................... 275.
—nbsp;(kerckenstreepken te)....... 358.
—nbsp;(de boerderij het Klooster
onder), ........................ 275.
—nbsp;(boerderij de Takenhof
onder), ........................ 275.
.Neerijnen, 109, 121, 124, 257*, 448.
—nbsp;(heer van), .................. 261*.
—nbsp;(kerk te), ...................... 261*.
—nbsp;(kerkmeester te), ............ 261*.
—nbsp;(pastorie te), ... 119, 119*, 141.
—nbsp;(predikant te), .............. 261*.
—nbsp;(St. Barbaravicarie te), 119, 123.
—nbsp;(St. Hubertusvicarie te),... 119*,
123.
—nbsp;(St. Jansvicarie te), 119, 123,
125, 135*.
Nassau (Johan, graaf van),
stadhouder, 16, 17, 22, 23, 24*,
25, 27, 30,31, 35*, 37, 58, 164,
164*, 215, 215*, 216*, 217*, 280,
366, 381*, 393.
—nbsp;(Willem Frederik, graaf
van), Landcommendeur der
Duitsche Orde, ...............
Nassouwen (Gerhardus van),
thesaurier ten Dom, .........
Nederbetuwe (ambt van), 83,
85, 87-89, 90*, 116*, 137*,
163, 182, 189, 189*, 190,
201, 204, 205, 240, 245, 252,
—nbsp;(ambtman van), 86, 193,
240, 242, 258*, 333, 342,
—nbsp;(ridderschap van), 200, 225,
—nbsp;(g.g. in), .....................
. Nederhemert, ............ 139*,
—nbsp;(heer van), ..................
—nbsp;(heerlijkheid), ................
—nbsp;(huis te)....... 173*, 174*,
—nbsp;(kapittel), ......... 117, 120,
Neder-Rijkswald (het), ... 266,
Neerasselt, ........................
—nbsp;(predikant te)................
Neerbosch, 207, 264*, 265*,
290*, 329, 383, 383*, 384,
—nbsp;(St. Anthonius-kapel op de
grens van), ............ 271,
—nbsp;(buurschapskapel of kerk
te), 271, 291, 323, 325,
375, 379, 381,
—nbsp;(koster te), ..................
—nbsp;(pastorie of rectoraat van),
—nbsp;(St. Agnietenklooster aan
de Teers te), 273, 275, 283,
296, 305*, 306, 307, 309,
310, 317, 320, 322, 325, 327,
Neeriinen, (St. Petersvicarie
te), ............... 119, 123,
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),
Neranus (Johannes Servatii),
predikant te Nijmegen, ...
Nes (J. G. van), ...............
Neuss (kapittel van), .........
—nbsp;(proosdij van), ...............
—nbsp;(Regulieren te), ..............
Niel (Duffel), ..................
—nbsp;(bouwhof te), .............■•••
Nyendam (Henrick van), Land-
commendeur, ................
Nyenhuis (Peter), ...............
Nieukerken gen. Nyvenheim
(Jan Gijsbert Ludolph Adri-
aan van), .....................
Nieuwaal, ... 122, 122*, 137*,
—nbsp;(kapel te), ....................
—nbsp;(kosterie te), ...............
—nbsp;(pastorie te), ... 120, 136*,
—nbsp;(L. Vrouwenvicarie te), ...
Nieuwenaar en Meurs (graaf
van), stadhouder, ... 45*,
Nieuwklooster, zie Asperden.
Niftrik, ....................... 154,
—nbsp;(pastorie te), ......... 159*,
—nbsp;(predikant te), ...............
Nijmegen (Kwartier van), pas-
sim.
—nbsp;(Gedeputeerden van het
Kwartier van), passim.
—nbsp;(het Rijk van), 83, 84, 84*,
88*, 89, 90*, 137, 137*,
150, 159*, 160*, 164,
207-209, 210*, 217*, 223,
265-267, 265*, 300*, 313,
—nbsp;(burggraaf van), 89, 137,
148, 207*, 209, 257, 258*,
384,
—nbsp;(landschrijver van), .........
—nbsp;(ridderschap van), ... 225,
—nbsp;(stad), passim.
—nbsp;(burgemeester van), ...89,
258*, 290, 300, 311, 329,
345*, 356, 359, 376, 377,
135*.
119,
123.
297.
427.
275.
275.
180*.
332.
326.
425.
168.
203.
464*.
121*.
120.
141.
136*.
60.
210*.
210.
210
87,
139*,
181*,
258,
323,
384*.
147,
313,
384*.
88*.
308.
147,
331,
377*,
379.
(magistraat, raad, regee- _
ring, stadsbestuur van), 14, 27,
131, en verder passim 263—384.
(meesters van het Sinter
Claesgilde te), 14, 14*, 27, 279.
280*, 286, 288, 293, 361, 3^.
(schepenen van), 132, 279, 358,
3oü
(secretaris van), 224, 308, 345
(stadsrentmeester van), ..... 330 ,
357, 361, 364, 374.
Nijmegen, (deken van), 266,nbsp;267,
269, 270, 281, 288, 290,nbsp;296,
366—368.
346, 349, 350, 353, 380,nbsp;384.
—nbsp;(koster te), ...... 367, 371,nbsp;372.
—nbsp;iorganist te), ... 316, 328,nbsp;371.
—nbsp;(pastorie te), ... 263, 264,nbsp;267.
—nbsp;(proosdij van), ..............................270.
—nbsp;(Zwarte zusters of celzus-
ters te), ............... 276,nbsp;276*.
—nbsp;(Ellendige broederschap te),nbsp;317.
Zie ook gesticht de Ellen-
dige en andere gevoegde
broederschappen te N.
—nbsp;(H. Geestbroederschap te),
—nbsp;(broederschap der Romey-
nen te), ................................................371.
—nbsp;(St. Anthoniuskerk te), ...nbsp;• 27,
.^^81, 290, 291, 298*,nbsp;374.
—nbsp;(Barbarossa of Roomsche
kapel te), ..........................................272.
—nbsp;(Gasthuiskerk in de Groo-
testraat te), ......................................374.
—nbsp;(St. Gertrudiskapel of 01de
Kerk te), ... 264, 270-272,nbsp;374.
—nbsp;(St. Gertrudiskerk te), ............263.
—nbsp;(St. Janskerk te), 27, 281,nbsp;288,
319, 345, 357, 374.
—nbsp;(de St. Janszaal te), ... 373,nbsp;378.
—nbsp;(kapel aan „die soeven
cruicenquot; te), ......... 272,nbsp;375.
—nbsp;(St. Catharinakerk te), 290,nbsp;291.
—nbsp;(Luthersche kerk te), ............373.
—nbsp;(Mariënburgkerk te), ............374.
—nbsp;(St. Martijns capel of Bar-
barossakapel te), ........................272.
—nbsp;(St. Nicolaus- of Karolingi-
sche kapel), ............ 272,nbsp;366.
—nbsp;(Nonnenkerk te), ........................374.
—nbsp;(St. Quirinuskapel te), 271,nbsp;272*.
—nbsp;(Regulierenkerk te), 298,nbsp;326,
—nbsp;(St. Stevens of Groote Kerk
te), 27, 28, 229*, 264, 266,nbsp;267,
269, 273, 274, 280, 281, 288—290,
290*, 296, 320 327, 329,nbsp;356,
357, .357*, 368, 370-374,nbsp;371*,
—nbsp;(Thilmans kapel te), 274,nbsp;376^
—nbsp;(Engelsche gemeente te),nbsp;373*.
-ocr page 544-Nijmegen (Luthersche gemeen-
te te)...................... 373,nbsp;374.
—nbsp;(Ned. Hervormde-Qerefor-
meerde gemeente te), 372,nbsp;373,
—nbsp;(R. Katholieke gemeente
te), ..................376, 377,nbsp;377*.
—nbsp;(Waalsche gemeente te),nbsp;373,
—nbsp;(kapittel van St. Steven te)'nbsp;229,
266-268, 266*, 270-272, 277,nbsp;284,
286, 290, 295-297, 296*,nbsp;299*,
305*, 310-312, 315*, 316,nbsp;317,
320-323, 322*, 325, 326,nbsp;330*,
333, 356, 358, 366-368, 368*,nbsp;375,
378, 378*, 379, 380, 381,nbsp;381*.
—nbsp;(St. Agnietenklooster aan
den Teers onder), zie Neer-
bosch.
—nbsp;(Bethlehem, vrouwenkl. te),nbsp;276,
277, 277*, 306, 309, 310,nbsp;325,
—nbsp;(Broêren- of Predikbroe-
derskl.. Dominicanen te),nbsp;27,
273, 274, 280, 281, 283-285,nbsp;289*,
295-297, 305*, 311, 312,nbsp;315*,
316, 317, 320-323, 322*, 325—327,
333, 373, 375, 376, 377,nbsp;377*.
—nbsp;(Celbroedershuis of Dol-
huys, Cellieten, Lollarden,
te), ... 273, 276, 287, 296,nbsp;300,
302-304, 303*, 305*, 316,nbsp;360,
—nbsp;(Eenigheid, vrouwenkloos-
ter te), 276-278, 284, 285, 294,
310, 310*, 322, 323, 325, 326,
374.
—nbsp;(St. Gregorius Fraterhuis
te), 229*, 273, 274, 285, 287,
292, 296, 300, 301, 305, 310,
317, 320, 322, 322*, 325, 326,
328, 330*, 357.
—nbsp;(Groesbeeckshof, vrouwen-
klooster te), 276, 277*, 278, 310,
323.
-nbsp;(Hessenberg- of St. Peters-
berch, nonnenklooster, te),
275, 277, 283, 287*, 296,
306, 307, 309, 309*, 310,
320, 322, 325, 327-329, 357,
374,
-nbsp;(Jezuieten te), ... 278, 279,
317*, 322, 325, 327,
-nbsp;(Mariënburg, vrouwenkloos-
ter, te), 283, 289, 290*,
305*, 307-311, 309*, 315*,
317, 320, 322, 325, 327, 328,
374,
-nbsp;(Minderbroeder- of Obser-
vantenklooster te), 273, 280,
287, 288, 294, 294*, 317,
319*, 322, 325, 326,
Nijmegen (klooster te Nonnen,
vrouwenklooster, te), 273,
283, 294, 296, 299, 305, 306,
318, 320-323, 325-327, 357,
—nbsp;(Regulierenklooster te), .....
274-276, 283, 284, 286-288,
291, 295-298, 298*, 305*,
311, 312, 315*, 316, 320-323,
325, 326, 333, 358, 359, 366,
374, 375, 376,
—nbsp;(Spronckshuis, bagijnen-
huis te), .......................
—nbsp;(Vier-zusteren-huis te), ...
—nbsp;(Vijf-zusteren-huis te), .....
—nbsp;(Commenderie van St. Jan
te), 43, 46, 242, 278, 287,
299, 319, 325, 330, 330*,
333—335, 334*, 337, 337*
340—342, 342*, 344—350,
352^56, 353*, 355*, 362,
—nbsp;(St. Alexiusvicarie op het
Valkhof te), 272, 286, 297,
—nbsp;(St. Josephscanonisie te),
365*, 366,
(H. Maagd Mariavicarie in
de St. Gertrudiskapel en
O.L. Vrouwenvicarie, gen.
de Gulden Camer te), 364,
318,
374.
275*,
310.
395.
42*,
290,
307,
322*,
373,
377*.
276*.
276.
276.
288,
331,
338*,
344*,
379,
408*.
366.
364,
381.
367,
367*.
Zie ook Malden.
391. — (H. Sacramentsvicarie of
Wijnheerenaltaar te), 268,
—nbsp;(Armen-Kinderenhuis te),
—nbsp;(Arme-Kinderen-Weeshuis
of Armenhuis te), 302, 307,
—nbsp;(Burger-Weeshuis te), 302,
—• (gesticht de Ellendige en
andere gevoegde broeder-
schappen te), ......... 302,
—nbsp;(St. Jacobs armengasthuis
389*.
374.
307*,
329.
329.
303.
298*,
375.
276*,
375.
307.
302.
375.
276,
286.
279.
327.
358.
370.
24.
374.
307.
te), 273, 276, 276*, 298,
—nbsp;(St. Nicolaasgasthuis te),
273, 298, 298*, 374,
305*, — (Oud-Burgeren Gasthuis te),
317, 275, 298, 302,
358, — (Leprozenhuis te), .........
395. — (St. Annaweg bij), ... 374,
317, — (St. Anthonyskerkhof te),
339.
—nbsp;(Begijnengas te).............
296, — (Boddelstraat te), 273, 285,
316, — (Broêrstraat te), ...... 274,
358, — (Burchtpoort te)...........
395. — (Groote Markt te), .........
—nbsp;(Grootestraat te), 371, 373,
285, — (Hessenberg te), ............
Nijmegen (Hezelpoort te), ...nbsp;273.
—nbsp;(Hezelstraat te), ........................276.
—nbsp;(Houtstraat te), ........................278.
—nbsp;(Hundisburg te), ...... 263,nbsp;264*.
—nbsp;(Calvarieberg bij), ..................375.
~ (Kelfkensbosch te), ..................263.
—nbsp;(Korenmarkt te), ...... 278,nbsp;378.
—nbsp;(Kraanpoort te), ........................374.
—nbsp;(Mariënburg te), ........................374.
—nbsp;(Molenpoort te), ........................272.
—nbsp;(Molenstraat te), ...... 275,nbsp;298.
—nbsp;(Muchterstraat te), ................279.
—nbsp;(Nonnenstraat te), ..................275.
—nbsp;(Oude Kerkhof te), 264,nbsp;271,
—nbsp;(Papengas te), ..............................273.
—nbsp;(Pikkegas te), ..............................276.
—nbsp;(Regulierstraat te), 286,nbsp;317.
—nbsp;(Ridderstraat te)........................279.
—nbsp;(Snijderstraat te), ..................279.
—nbsp;(Valkhof te), 24, 263, 272,nbsp;286.
—nbsp;(Windmolen- of Wymel-
poort te), ............... 297,nbsp;370.
—nbsp;(Ziekerstraat te), ........................298.
—nbsp;(Kwartierlijke Academie te),
—nbsp;(Apostolische school te),nbsp;286,
—nbsp;(Appoteck te), ..............................298.
—nbsp;(Doelen te), ....................................327.
—nbsp;(de Duyve te), ..............................371.
—nbsp;(lllustre school te), zie
Academie.
—nbsp;(Latijnsche school te), 286,nbsp;287,
297, 301*, 320, 327, 329,nbsp;357,
—nbsp;(Proosthof te), ..............................276.
—nbsp;(raadhuis te), .................370.
—nbsp;C,De vergulde Roosequot; te),nbsp;250.
—nbsp;(„Den Wijnberchquot; te), ............333.
—nbsp;(dal van Josaphat te), ............273.
—nbsp;(Mariënburgsche weerden
onder)....................••••■•nbsp;308.
—nbsp;(Apostelheerentienden te),nbsp;29L
—nbsp;(kapitteltienden te), 286,nbsp;299,
—nbsp;(parochietienden te), ............267.
Nicolaas V (paus)..........................269 .
Nispen (Gerrit van), ..................9'-
Noeden — Neuden — (Cor-
nelis), rentm. van Syon en
Bethlehem, ....................
Noet (Mr. Wilhelmus), ka-
nunnik te Nijmegen, ........nbsp;26«.
Noordbrabant, ............ 15»,nbsp;4Ub.
Noorman (Rulandus), .............365.
Noort (W. opten), rentm. der
g.g. van de stad Zutphen,nbsp;77*.
Notelman (Wynant), ......................122.
Notheus (Marcus), conrector
te Zaltbommel, ..............................459.
Nuys, wijnkooper, ..............................18L
Nuyssenborch, med. doctor te
Zaltbommel, ....................................459.
Nulant — Noulant — (het
goed), ............ 166, 170,nbsp;171.
—nbsp;(Egidius ingen), 165—167,nbsp;169,
—nbsp;(Hendrik ingen), ........................171.
—nbsp;(Johannes ingen), .... 165,nbsp;170.
—nbsp;(Willem ingen), ........................171*.
Oey (heer van), ..................................43*.
—nbsp;(Gerard van), ..............................43*.
Oene (klooster te), ........................38.
Oever (Wolter van), tolbezie-
ner, ........................ 95,nbsp;95*.
Odiliënberg (proosdij van St.),nbsp;165*.
,Ochten, ........................................................189*.
—nbsp;(pastorie te), ................................2(X).
—nbsp;(predikant te), ... 199, 202,nbsp;202*.
Oyen (heer van), ... 167, 168,nbsp;183.
—nbsp;(heerlijkheid), ...... 150*,nbsp;158.
Oldenzaal (kapittel van), ............165*.
Ommelanden (de), ..........................59.
, Ommeren (heerlijkheid), ............189*.
—nbsp;(pastorie te), ... 193, 198,nbsp;200.
—nbsp;(predikant te), ... 198, 202,nbsp;202*.
—nbsp;(Weselsche goederen on-
der), ......................................................198.
—nbsp;(Jacob van), rekenmeester
van Gelderland, 39,41 *, 42*,nbsp;69.
—nbsp;(Roeloff van), raad van
Tiel, rentm. van de g.g. in
Tiel, Zandwijk en Neder-
betuwe, 190, 395, 396, 401,nbsp;402.
—nbsp;(Van), burgemeester van
Elburg, ................................................351.
-Ooi onder Echteld, ........................189*.
—nbsp;(pastorie te), ................................191.
Ooy — Oy — bij Nijmegen,nbsp;207*,
—nbsp;(circul van de), ........................378.
—nbsp;(heerlijkheid), 207*, 265,nbsp;265*,
266*.
—nbsp;(-Rijks), ............... 265,nbsp;266*.
—nbsp;(-schependoms), ...... 264*,nbsp;266.
—nbsp;(pastorie te), ......... 209,nbsp;210.
—nbsp;(predikant te), ..............................209.
—nbsp;(kerk te), ..........................................265.
—nbsp;(St. Hubertuskapel te), ...nbsp;265.
—nbsp;(tienden in), ............ 267,nbsp;326.
Oosterhout, ...... 163, 181*,nbsp;328.
—nbsp;(buurmeesters te), ..................179.
—nbsp;(predikant te), ..............................181.
—nbsp;(g.g. te), ..........................................85.
—nbsp;(tiend te), ..........................................358.
-ocr page 546-Oostrum, ambt Kessel (Regu-
lierenklooster te), .........
—nbsp;(Jacob van), ................
Ophemert, ...... 121, 124, 131,
—nbsp;(heer van), 132, 141, 145*,
—nbsp;(heerlijkheid), ...... 109*,
—nbsp;(huis te), .....................
—nbsp;(kerkmeesters te).............
—nbsp;(kosteriegoederen te), ....
—■ (pastorie der St. Lamber-
tuskerk te), 118, 118*, 121,
—nbsp;(pastorie der St. Maartens-
kerk te), ... 118, 118*, 124,
—nbsp;(predikant te), ......... 124,
—nbsp;(kerken te), ......... 109*,
—nbsp;(Commenderie te), ......
—nbsp;(St. Catharinavicarie te),
—nbsp;(St. Pietersvicarie te), ...
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),
124,
—nbsp;(Quirijn Ottens. van), con-
ventuaal van St. Mariën-
weerd, .........................
-Opheusden (kerk te), ..........
—nbsp;(pastorie te), ......... 198,
—nbsp;(predikant te), 198, 202,
—nbsp;(St. Antoniusvicarie te), ...
—nbsp;(St. Mariëngaarde, klooster
te), .......... 190, 240—242,
.'Opijnen, 121, 136*, 257*, 448,
—nbsp;(heer van), ...................
—nbsp;(kerkmeesters te), .........
—nbsp;(kosterie te), ................
—nbsp;(pastorie te).......... 118,
—nbsp;(St. Jansvicarie te), 118,
—nbsp;(St. Jans- en Catharinavi-
carie te), ......... 118, 122,
Oranje (Prins van), 12, 24, 28,
68, 91—93, 93*, 96*, 97-
134, 204, 217, 217*, 218,
—nbsp;(Prinses van), ...............
Ornaeus, predikant te Nijme-
gen, .............................
Oss (Reiner van), priester, ...
Osnabrück (stift van), .........
Oudheusden (heer Baldewijn
van), conventuaal van St.
Mariënweerd, ..................
Oudewaard (de), .................
Oven (C. C. van), landschrij-
ver van Overbetuwe, ......
Overasselt, ............ 154, 160,
—nbsp;(buurmeesters, kerspellie-
den en geërfden te), ......
—nbsp;(predikant te).......... 152,
—nbsp;(prioraat te), 160, 161*,
—nbsp;(O.L. Vrouwenaltaar te), ..
—nbsp;(de Egelmorter onder), ....
443.
123.
136*.
238.
110*.
110*.
121.
118.
129.
141.
141.
145*.
122.
388.
118,
135*.
135*.
118,
135*.
223.
240*.
200.
202*.
191.
243*.
464*.
97.
121.
118.
141.
135*.
135*.
42,
-102,
246,
445.
224.
345*.
273.
348.
223.
189*.
174.
161*.
253*.
156.
300.
153.
253*.
Overbetuwe (ambt), 80, 83, 84,nbsp;87,
87*, 89, 90*, 137*, 138,nbsp;139*,
150, 155, 159, 160*, 163,nbsp;165,
—nbsp;(ambtman van), 87, 132,'nbsp;163*,
168,nbsp;169, 169*, 170, 177,nbsp;178,
184-187, 243*, 245, 258*,nbsp;261*,
299, 323, 333, 342—351.
—nbsp;(ridderschap van), 185-187,nbsp;225,
—nbsp;(g.g. in het ambt), 150,nbsp;164,
165, 167, 170, 244, 245,nbsp;293.
Overijssel, ..................................................34.
—nbsp;(Staten van), ....................................35*.
—nbsp;(synode van), ..............................35*.
Overkwartier (het), 11, 13, 14,nbsp;26*,
27, 42*, 44, 57, 57*, 58, 59*,nbsp;74*,
151, 151*, 312, 313,nbsp;313*.
—nbsp;(g.g. van het), 74*, 299,nbsp;299*,
—nbsp;(domeinen in het), ..................74*.
Paderborn (abt van), 114, 121,nbsp;121*,
129.
—nbsp;(Abdinghof, klooster in),nbsp;121*.
—nbsp;(Meinwerk, bisschop van),nbsp;121*.
Pallandt (Johan van), heer van
Keppel, ......................................................12.
Palts (de), ................................................31.
Pannerden (heeriijkheid), ............164*,
179.
—nbsp;(predikant te), ..............................180.
—nbsp;(pastorie te), ..............................181*.
Papenweerd (de), ..............................77*.
Park bij Leuven (abt van), ...nbsp;219*.
—nbsp;(Praemonstratenser abdij
van), ......................................................214*.
Parma (Prins van)....... 289,nbsp;392.
Pas (Jasper), ..........................................191.
Pauli (Mr. Jacob), pensionaris
van Dordrecht, ...... 92-95,nbsp;102.
Paulus IH (paus)................................228*.
Paulus Nycholaus' zoon, kerk-
meester te Tiel, ..............................428*.
Paus (de), 8, 9*, 219, 219*,nbsp;266,
273, 339, 354,nbsp;440.
Paw (Clais), richter te Zalt-
bommel, ..............................................463.
Pels (Ds. Christophorus Joachi-
mus), predikant te Ooy en
Persingen............................................209.
Pepinckhusius, ......................................177.
Persingen, ................................................207*.
—nbsp;(heer van), ....................................268*.
—nbsp;(heerlijkheid), ... 207*, 265,nbsp;265*.
—nbsp;(pastorie te), ......... 209,nbsp;210.
—nbsp;(predikant te)..............................209.
—nbsp;(St. Dionysiuskapel te), ...nbsp;265.
-ocr page 547-Persingen (parochiekerk te),nbsp;265.
—nbsp;(de Ottenhoffstadt onder),nbsp;309.
Peter Gerritsz., presentieheer te
Tie! (heer), ....................................399.
—nbsp;Petersz., vicaris te Heere-
waarden, .....................
—nbsp;Petersz., ..............................................464.
-Pieck (Gielis), ........................................216*.
—nbsp;(Joost), heer van Zuilichem,nbsp;117,
—nbsp;(Claes), ambtman van
Beesd en Renoy, ............ 221*.
—nbsp;(Otto), ........ ............... 221*.
—nbsp;(Wilhem), ambtman van
Beesd en Renoy, ... 221*, 222.
—nbsp;tot Isendoorn (Herman), ... 170,
192.
Pilat (Ds.), predikant te Nijme-
gen, ..................... 327, 329.
Piper '(Anthonis), rentm. der
g.g. te Tiel......413, 414*, 420
—nbsp;(Louis), stadsrentm. te Tiel, 414*.
Pistorius (Henricus), predikant
te Beek, ....................... 208.
—nbsp;(Wernerus), predikant te
Wychen, ...................... 210*.
Pius 11 (paus), .................. 276.
Pius IV (paus), .................. 345.
Ploos van Amstel (Engel-
brecht), rentm. der g.g. te
Buren, .......................... 449*.
Poederoyen................ 123, 126.
—nbsp;(heerlijkheid), ............... 109*.
—nbsp;(predikant te), ...... 120, 141.
—nbsp;(pastorie- en vicariegoede-
ren te), ........................ 120
Poeyn (Henricus), secretaris
van Nijmegen, ............... 12*.
Poel (Hilleken van der), kloos-
terlinge in het St. Agnie-
tenconvent te Tiel, ......... 403.
Poelgeest (vrouwe van), ...... 443.
Poitou (Dr. Everhardt), rentm.
van Mariënweerd, ......... 224.
Pol (Jenneken van den), non
in het St. Agnietenklooster
te Tiel, ........................ 405.
Poll (Godefroy Frederik van
de), heer van Hedel, ...... 117*.
—nbsp;(Johan ten), rentm.-gene-
raal der g.g. in de Graaf-
schap, .......................... 76.
—nbsp;(Willem Jansz. van de), ... 455*.
Pollius (Petrus), deken van de
St. Stevenskerk te Nijmegen, 296*.
Pontanus, .................. 344*, 420*.
Poirtman (Johan), kerkm. te
Nijmegen, ..................... 369'.
Portman (Anssom), kerkm. te
Nijmegen, ..................... 283.
Portugal (koning van), ...... 9*-
Potouw (Johan), rentm. van
het St. Agnietenklooster te
Arnhem, ............... 70, 71,nbsp;74*
Prillevitz (A), rentm. wegens
het achtste deel der gene-
rale middelen, ... 460, 461,nbsp;461*.
Pronk (Anthony), ..............................434.
Prüm in den Eifel (abt te),nbsp;382*.
—nbsp;(St. Salvatorabdij te), 81,nbsp;381*,
382*.
—nbsp;(George heer van), pastoor
te Arnhem, ......................................381*.
Puflik, ......... 154, 158*, 159,nbsp;232.
—nbsp;(pastoriehof te), ........................157.
Punt (Walterus), kerkmeester
te Tiel, ................................................428*.
Quisthout van Vilvoorden
(Guilielmus), pastoor van
Bokhoven, abt van St. Ma-
riënweerd, ..........................................228*.
Raad van State (de), 85, 94—97,
Raet (Arndt de), secretaris
van Zaltbommel, ........................89.
Raetsvelt (Willem van), ............122.
Randwijk, ... 164*, 180*, 181*,nbsp;182.
—nbsp;(pastorie te), ..............................178.
—nbsp;(predikant te), ..............................181.
—nbsp;(g.g. te), ..........................................85.
Randwijck (familie van), ............240.
—nbsp;(Anna Theodora van), ..........174.
—nbsp;(Gijsbert van), ......... 240,nbsp;243*.
—nbsp;(Hans Willem van), 160,nbsp;161*.
—nbsp;(Jacob van), burggraaf van
Nijmegen, heer van Rossem,nbsp;147.
—nbsp;(Johanna Louisa van), ............174.
—nbsp;(Rutger van), ..............................242.
Ravenswaay, ...... 191*, 216*,nbsp;223.
—nbsp;(pastorie te), ......... 197,nbsp;200.
—nbsp;(predikant te), 197, 198,nbsp;202,
202*.
—nbsp;(St. Mariavicarie te), 191, 198.
Ravestein (land van), 99, 224,nbsp;456.
Reden (schout van)....................333.
—nbsp;(pastoor van), ..............................51*.
Reet, ................................................................163.
Rechen — Rechum — alias Sa-
delmaecker (Henrick van),
ordebroeder en administra-
tor van St. Jan te Nijme-
gen, 319*, 330, 334, 337,nbsp;341,
347,nbsp;348.
Recht (Jonathan van), ..................142*.
-ocr page 548-Recht (Matheus van), predi-
kant te Doetinchem.......... 142*.
Reyd (Everhard van), Nas-
sausch raad, .................. 25.
Reinen (Rutgerus ä), predi-
kant te Zetten en Andelst, 177.
Reyter (Mr. Jacobus), kanun-
nik te Arnhem, ............... 51*.
—nbsp;(Mr. Cornelis), pastoor van
Reden, ......................... 51*.
Renkum (klooster te), ...... 72, 395.
Rennenberg (graaf van), 29, 34*,
393.
' Renoy, zie ook Beesd en Renoy.
—nbsp;(kerk te), ..................... 211.
—nbsp;(pastoor te), ................ 211*.
—nbsp;(pastorie te), 142*, 211* 212,
212*.
—nbsp;(predikant te), ............... 211*.
Rens (F. H.), stadsrentmr. te
Nijmegen, ..................... 357.
Rensen (Reyner van), provi-
sor van de conventshuizen
te Nijmegen, ............... 321.
Republiek der Vereenigde Ne-
derlanden (de), 7, 69, 74, 83,
84, 84*, 115, 119*, 341.
Ressen, 163, 164*, 180*, 181*, 184*.
—nbsp;(g g- in), ..................... 85.
—nbsp;(predikant te), ...... 179, 180.
—nbsp;(smalle tiend te), ............ 165*.
Ressen en Doornik (gerichts-
bank te), ..................... 163*.
Revelis (Andries), pachter van
den derden voet van vica-
rieën te Tiel, ......... 425, 426.
Rhenen, ............... 130, 189, 189*.
—nbsp;(schout van), ............... 189*.
Rhodus, ........................... 340.
Ridders — de Rydder — (Anto-
nia), conventuale in het Ce-
ciliënconvent te Tiel, 401, 402,
403*.
Riemsdijk, ......................... 435*.
—nbsp;(Adriaen van), oud-burge-
meester van Tiel, ...... 417, 417*.
Rijck Herberensz. (JVtr.), pas-
toor te Drumpt, presentie-
heer te Tiel, ...... 399, 400, 400*.
Rijkerswoerd onder Eist, 163, 243*.
Rijnsburg (abdij van), ......... 236*.
Rijswijk (N.B.), (pastorie te), 200.
—nbsp;(predikant te), 198, 202, 202*.
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), ....... 191.
—nbsp;(Ds. Adrianus van), predi-
kant te Gameren............ 145.
Rijswijck (Mr. Wilhelmus van),
deken van Nijmegen, 281, 296,
366.
,.Rynen (Johan van), schout te
Ingen........................................................191.
Roeloff Henrickss., ..........................169*.
—nbsp;Otten, ......................................................175.
Roermond (kwartier van), zie
Overkwartier (het).
—nbsp;(bisdom), ..........................................266.
—nbsp;(bisschop van), 277, 289,nbsp;291,
345.
—nbsp;(stad), ......... 15, 19, 59*,nbsp;75*.
—nbsp;(Hof te), ......... 58*, 291,nbsp;309.
—nbsp;(Carthuizer klooster Beth-
lehem te), 207, 283—285,nbsp;311,
313,nbsp;313*.
Roever — Röver — (Gerard
de), procureur te Tiel, ...nbsp;429.
—nbsp;(Joannes), kerkmeester te
Tiel, ......................................................429*.
Roy (Andries de), ........................134*.
—nbsp;(Ds. Johannes de), predi-
kant te Tuil en Gameren,nbsp;128.
Royen (Goosen van), rentm.
van de St. Paulusabdij te
Utrecht, ..............................................121.
Rolof, bisschop van Utrecht,nbsp;274*.
Rome, ........................ 340,nbsp;355.
Rosenbach (Philips van), Com-
mendeur van St. Jan te
Arnhem en Nijmegen, 330,nbsp;334,
334*,nbsp;335.
Rosmalen (klooster St. An-
naborch te), ......... 100,nbsp;100*.
Zie ook 's-Hertogenbosch
(de Cluyt).
Rosmolen (Goerdt van), ............304*.
Rossem — Rossum —, 122,nbsp;137*,
148*.
—nbsp;(heer — vrouwe — van),nbsp;100,
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................110.
—nbsp;(kosterie te), ...119, 135*,nbsp;137*.
—nbsp;(geestelijke beurs van), ...nbsp;148*.
—nbsp;(kapittel en kloostergoede-
ren van), 116, 132, 133,nbsp;136,
—nbsp;(predikant te), 132, 140,nbsp;146,
147.
135*.
102,
246,
247.
119,
147.
—nbsp;(kapittel van), ... 100, 119,
—nbsp;(St. Mariënackerklooster
te), 96*, 99, 100, 100*,
103, 125, 127, 135*, 147,
246*,
—nbsp;(St. Martinuskerk te) 100*,
-ocr page 549-Rossem, (Gasthuis- of H.
Qeestgoederen te)......................l'O-
—nbsp;(H. Geesthuis te), ..................125.
—nbsp;(het 's Heerenweertje on-
der), ......................................................132.
—nbsp;(Heyne van)................................192.
—nbsp;(Huymen — Huychman
van), vicaris in Tuil, 101,nbsp;451.
Rumpt, 101, 121, 215*, 216*,nbsp;219,
—nbsp;(kosterie te), .......... 117,nbsp;123.
—nbsp;(pastorie te), 117, 124, 129,nbsp;30
—nbsp;(predikant te), - 130, 142,nbsp;226
—nbsp;(vicariegoederen te), 142*,nbsp;143*.
—nbsp;(L. Vrouwenvicarie te), 117,
135*.
Rut Hendrix, .........................327.
Ruevers (Merry), non in het
St. Agnietenklooster te Tiel,nbsp;405.
Rtmck (Hendrik de), burge-
meester van Zaltbommel,nbsp;146.
—nbsp;(J. Q. de), rentm. te Zalt-
bommel, ......................................................464.
Saes (Mr. jan), pastoor te
Echteld..................................................193-
Sadelmaecker, zie Rechen
(van).
Saksen-Hildburghausen (graat
Ernst Frederik van), graaf
van Culemborg, ..........................9y-
Zallant (Cornelis van)....................'1-
Sande (Van den), burge-
meester van Arnhem, ............338.
—nbsp;(Fredericus ä), ..............................349.
—nbsp;(Carl van den), secretaris
en auditeur van de Gelder-
sche Rekenkamer, ... 169,nbsp;305.
Sanders van Well, burgemeester
te Nijmegen, ............ 376,nbsp;377 ■.
Zandwijk, 87, 385, 386*, 387,nbsp;389,
391, 392, 392*, 397, 406,nbsp;410,
423, 428, 430, 436, 436*,nbsp;437.
Zie ook Tiel en Zandwijk.
—nbsp;(richterambt), .......... 83,nbsp;TO*.
—nbsp;(magistraat van), ..................385.
—nbsp;(schepenen van)....................428.
—nbsp;(pastorie van), 391, 391*,nbsp;407,
410, 410*, 411, 411*, 412,nbsp;413.
—nbsp;(pastoor van), ......... 392,nbsp;411.
_ (g.g. te), ............... 395,nbsp;436.
—nbsp;(presentiegoederen te), ...nbsp;3TO,
—nbsp;(kapel op Westroyen te), ..nbsp;392.
—nbsp;(parochiekerk te), 385, 391-392,
—nbsp;(kerkmeesters te), ... 410,nbsp;410*.
—nbsp;(klooster Westroyen te),nbsp;392,
392*, 395-400, 404-406, 406*,nbsp;412,
413, 416, 418-422, 419*,nbsp;421*.
Zandwijk, (S. Maria en Sebas-
tianusvicarie in St. Vincen-
tiuskerk te), .................. 428.
—nbsp;(S. Petri en Paulivicarie in
het Gasthuis te), ...... 392, 428.
—nbsp;(gasthuis te), ... 428, 436, 436*.
—nbsp;(tienden op), ... 392, 392*, 437*.
—nbsp;(goed Wittesteyn onder), 428.
Zandwijksche veld (het)....... 386*.
—nbsp;(buurmeesters op het), ..... 386*.
—nbsp;(geërfdenorganisatie op
het), ........................... 386*.
Santfort (Theodoricus), prior
der Regulieren te Nijmegen, 290.
Schaep (Roeloff), rentm. van
het Fraterhuis te Doesburg, 32.
Schaer bij Bredevoort (kloos-
ter)...................... 76, 78.
Schayck (Gerit Adriaensz.), or-
ganist te Tiel, ............... 431.
Schafs — Schets — Schaets —
(Cornelis), .................... 351.
Scheeringe (conventsland de), 421.
Scheers (Godefried), kerk-
meester te Tiel, ............... 431.
Scheidius (Ds. F. A.), predi-
kant te Eist, ......... 174, 174*.
Scheiffart van Merode (Wal-
raven), commendeur van
Mainz en receptor-gen. van
de Orde van St. jan in Ne-
deriand, ... 333, 333*, 337, 338,
338*, 340-343, 342*, 346, 351,
352, 354.
Schenck van Nydeggen (Jo-
han), ............................ 109*.
Schenkenschans (predikant
van), ........................... 180.
Scherpenhuisen (Severin van),
substituut-rentmr. der g.g.
te Nijmegen, .................. 312.
Scherpenzeel (Barbara van), .. 238.
—nbsp;(Johanna van), ............ 238.
Scherphof (Ds. Samuel), pre-
dikant te Tiel, ............... 420.
Schevichaven (van), 267, 368, 370.
—nbsp;(Gertrudis)................... 51*.
—nbsp;(Henrick van), rentm. van
St. Walburg te Arnhem), .. 71.
—nbsp;(Joachim van). Regulier te
Nijmegen, ..................... 296.
Schilman (Em), ................. 427.
—nbsp;(Henrick), raadsheer...... 427.
—nbsp;(Jan), vicaris te Tiel, per-
sonaat te Macharen in Bra-
bant, ........................... 428.
Schimmelpenninck, rekenmees-
ter te Arnhem, ............... 332*.
—nbsp;van der Oye geb. van Haef-
ten (vrouwe J. C.), ......... 454*.
Scoenen (jenneken), klooster-
linge in het Nonnenklooster
te Zaltbommel, ............................96*.
Schoock (.Aernt), ..............................451.
—nbsp;(Aert), ..................................................122.
—nbsp;(Ceris), rentm. der g.g. te
Zaltbommel, ........ 455*,nbsp;458.
Schoonenburg (vrouwe van),nbsp;160.
Schoonhoven (Carmelieten of
O.L. Vrouwenklooster te),nbsp;101,
443, 444*, 449, 450.
Schorrenburch, meester van
St. Claes, kerkmeester te
Nijmegen, ..........................................280.
Schouwhamer (Johannes), pre-
dikant te Over- en Neer-
asselt, ....................................................156.
Schuil............................................................435*.
—nbsp;(Gerard), rentm. van de
presentieheeren, enz. te Tiel,nbsp;412.
Schutte (Johan), rentm. der
g.g. in het graafschap
Bergh, ..................................................78.
Sebars (Rimboldus), ......................267*.
Seegers (Jan), ....................................182.
Zeeland (heerlijkheid), ................164*.
—nbsp;(provincie), ... 22, 59, 98*,nbsp;99*.
Sellar (Mr. Reiner van), pas-
toor te Hees, ....................................271.
Sellick bij Tiel (de), ........................421.
Seis (Peter), rentm. der g.g.
in de stad Zutphen, ... 77*,nbsp;78*.
Zaltbommel, 15, 16, 24, 28, 42,nbsp;55,
83, 84, 85*, 87, 88, 91, 92,nbsp;92*,
94—97, 98*, 99, 100, 102—108,
104*, 105*, 108*, 113, 127*,nbsp;131,
146, 2.34, 237, 257*, 420,nbsp;421*,
438—472 passim.
—nbsp;(burgemeesters van), 132,nbsp;140,
—nbsp;(gericht te), .......... 438*,nbsp;458*.
—nbsp;(kwartiersluiden te), 95*,nbsp;453,
—nbsp;(magistraat van), 93, 93*,nbsp;94,
95*, 97, 442, 446, 446*,nbsp;448*,
451*, 454*, 455, 457, 459,nbsp;460,
461, 461*, 462-468, 464*,nbsp;470,
471*.
—nbsp;(proost-geweldige te), ...nbsp;458.
—nbsp;(rector te), ...... 446, 454,nbsp;455.
—nbsp;(richter te), ....................................458*.
—nbsp;(schepenen van), 110*, 452,nbsp;457,
—nbsp;(schoolmeester te), ..................459.
—nbsp;(schout te), ....................................458*.
—nbsp;(schutterij te), ..............................451*.
—nbsp;(Stadhouder van), en ge-
associeerden, ............ 94,nbsp;95.
—nbsp;(stadsrentmeester van),nbsp;217*,
448, 455, 458, 460, 462,nbsp;466.
—nbsp;(stadssecretaris van), 89,nbsp;451*,
Zaltbommel (vroedvrouwen te), 460,
461.
—nbsp;(broederschap van St. Anna
(Hanna) te), ... 450 451*, 464*.
—nbsp;(broederschap van de Ro-
meinen te), ................... 454*.
—nbsp;(broederschap van het H.
Sacrament te), 450, 451*, 464*.
—nbsp;(broederschap van O. L.
Vrouw te), 450, 451, 451*, 464*.
—nbsp;(deken van), 440*, 441, 441*.
442, 463*.
—nbsp;(g.g. te), 221*, 234, 438, 443,
445, 445*, 446, 447, 449, 453,
455, 455*, 457, 458, 459, 460-^62,
466, 466*, 467, 472.
—nbsp;(geestelijke huizen te), 446, 452,
459.
—nbsp;(kanunnik te), 441, 441*, 463.'
—nbsp;(de prior van St. Pieters-
wiel onder), .................. 441*.
—nbsp;(classis), 105*, 123, 126—128,
126*, 130, 131, 144, 155.
—nbsp;(koster te), 446, 465, 467, 470,
471.
—nbsp;(predikant te), 96, 446, 448, 449,
455, 459, 460—462.
—nbsp;(Luthersche gemte te), 468, 472*.
—nbsp;(Ned. Geref. gem. te), 468, 470
471*, 472*.
—nbsp;(Waalsche gem. te), ....... 468.
—nbsp;(Arminiaansche kerk te), 468*.
—nbsp;(Balverenschoor in de kerk)
te), .............................. 453.
—nbsp;(Breuren- of Regulieren-
kloosterkerk te), 443, 467, 467*.
—nbsp;(Gasthuiskapel of Kleine
kerk te), 442, 459, 465, 467, 467*,
468, 468*, 470—472, 472*.
—nbsp;(St. Maartens of Groote
Kerk), 99, 101, 438, 440*, 442*,
451, 453, 464—467, 467*, 470,
472, 472*.
—nbsp;(Mennistenkerk te), ......... 468*.
—nbsp;(kerkmeesters te), 451* 463—467.
—nbsp;(Nonnenkerk te)....... 467, 467*.
—nbsp;(kapel van Wedigo te), ... 441,
450.
—nbsp;(kapittel van), 99, 438, 438*,
439—440, 440*, 441*, 445, 450,
452*, 463, 466, 469, 470
—nbsp;(Agnietenklooster te), 100, 247*,
442, 445, 450.
—nbsp;(St. Maria Magdalena-
klooster te), 96*, 100, 102, 442,
445, 450, 457—459, 458*.
—nbsp;(Regulierenklooster te), 99, 442,
443, 445, 449, 450, 459, 462.
—nbsp;(gemeene vicarissen te), 441,
450, 451, 451*.
—nbsp;(St. Barbaravicarie te), ... 453.
-ocr page 551-Zaltbommel, (vicarie in Jobs-
koorken te), ......... 101,nbsp;450.
—nbsp;(St. Cornelisvicarie te), ...nbsp;454.
—nbsp;(St. Catharinavicarie te),nbsp;450.
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), ............450.
—nbsp;(vicarie van Maria Magda-
lena te), .............. 444*,nbsp;450.
—nbsp;(H. Maagdvicarie in de ka-
pel van Wedigo te), ... 441,nbsp;450.
—nbsp;(H. Mattheusvicarie te), ..nbsp;450,
451.
—nbsp;(St. Sebastiaensvicarie te),nbsp;450.
—nbsp;(St. Stevensvicarie te), ...nbsp;454.
—nbsp;(St. Ursula-vicarie te), ...nbsp;453.
—nbsp;(vicarie van O.L. Vrouwe
in het Hoogkoor te), 450,nbsp;451*.
—nbsp;(Armenhuis te), ........................444*.
—nbsp;(gasthuis te), ......... 444,nbsp;467.
—nbsp;(gasthuistoren), ........ 467,nbsp;468*.
—nbsp;(Kaentkenshuis), terminaar-
huis te), ......... 101, 443,nbsp;449.
—nbsp;(pesthuys te), ...... 457,nbsp;458.
—nbsp;(sieckhuys te), ...... 458*,nbsp;459.
—nbsp;(Begijnhof te), ..............................441
—nbsp;(Boschpoort te), ........................464.
—nbsp;(Gamersche straat te), ...nbsp;451*.
—nbsp;(Kerkstraat te), 464, 464*,nbsp;465.
—nbsp;(Kloosterstraat te), ..................443.
—nbsp;(Nieuwstraat te), 101, 443,nbsp;444*,
—nbsp;(Nonnenstraat te), ...444,nbsp;455*,
—nbsp;(Nonnenpoort te), ........................458.
—nbsp;St. Pieterswiel te), ... 442,nbsp;443*.
—nbsp;(Vogelenzang — Klomp —
te), ............................................................444.
—nbsp;(Agnetableek te)..........................458.
—nbsp;(kerkhof te), ..............................465.
—nbsp;(Lieff Vrauwenlandt onder),nbsp;451*.
—nbsp;(Sandtcamp onder), ..................451*.
—nbsp;(tienden van), 438, 438*,nbsp;m
—nbsp;(tol te), ...... 95*, 96, 96*,nbsp;448.
—nbsp;(veer over de Waal bij),nbsp;257*,
448, 449, 459,nbsp;460.
Zennewijnen — Sunderwaerden
— Sundwaerdam —, ................109*.
—nbsp;(heerlijkheid), ..............................109*.
—nbsp;(kapel te), ......................................223.
—nbsp;(kerk te), ..........................................234.
—nbsp;(pastoor te).......... 234,nbsp;235.
—nbsp;(proost van), ..............................234.
—nbsp;(klooster St. Mariënschoot
te), 98, 98*, 99, 101, 104*,nbsp;108,
222, 233-241, 234*, 447,nbsp;447*,
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), ................234.
—nbsp;(het Kempken onder), ............237
Zetten, ... 163, 179, 180, 181*,nbsp;182.
—nbsp;(predikant te), ... 177, 178, 181.
—nbsp;(g.g. te), ..................... 85.
—nbsp;(pastoriegoederen te), 175,nbsp;177.
Zetten, (de Rietham onder), .. 182.
—nbsp;(het Schouteland onder), .. 182.
Zevenaar, ........................... 90.
Sevenaer (Constantia van), vr.
van Otto Frederik Roeleman,
graaf van Bylandt, ......... 227.
—nbsp;(Mr. Peter van), rector der
Apostolische school te Nij-
megen, ........................ 286.
Zyfflich, ............................ 210*.
Singendonck (wed.), vrouwe
van Dieden, ................... 209.
—nbsp;(Coenraed), raad van Nij-
megen..... 131, 132, 136, 137.
—nbsp;(M. L.), heer van Dieden,
burgemeester van Nijmegen, 359.
—nbsp;(Pontiaen), provisor der
conventshuizen te Nijmegen, 321.
Syon bij Doetinchem (kloos-
ter), .................. 32*, 76, 77*.
Slichtenhorst, ...... 59*, 443, 467.
Slijk-Ewijk, 164*, 180*, 181*, 258.
—nbsp;(buurmeester te), ......... 179.
—nbsp;(predikant te), ............... 181.
—nbsp;(koster te), .................... 181.
—nbsp;(g.g. te), ..................... 85.
—nbsp;(de Bagyneweyde te), ..... 174.
Sluysken (David), .............. 453.
—nbsp;(Everard), burgemeester
van Arnhem, ................ 332.
—nbsp;(Pouwel), rentm. van den
graaf van den Bergh, 70*, 176,
177
—nbsp;(Peter), ........................ 453.
—nbsp;(W.)..................... 37, 41*.
Smeltsinck, luit.-kapitein te
Arnhem, ..................... 322*.
Smetius — Smith ■— (Ds. Jo-
hannes), predikant te Nij-
megen, predikant te Ubber-
gen, ............... 344, 344*, 384.
Smit (Mr. Herman), kanunnik
te Nijmegen, .................. 280.
Smoers (Lambert)....... 150, 151.
Zoelen, ..................... 189*, 250.
—nbsp;(heer van), ... 192, 196, 365, 393.
—nbsp;(bank van), .................. 189*.
—nbsp;(heerlijkheid), ............... 189*.
—nbsp;(pastorie te), ................ 192.
—nbsp;(predikant te), ............... 199.
—nbsp;(g.g. te), ..................... 192.
Solingen (N. van), ............ 261*.
Solms (Henrick, graaf van),
Landcommendeur der Duit-
sche Orde, balye van
Utrecht, ........................ 408.
Sonnendaechs (Beel), zuster
in het Mariënburgklooster, 309.
Souwen (Andreas van), Com-
mendeur te Haarlem, ...... 339.
Spaenghen (Anna van), vrouwe
van Haaften, .................. 101*.
Spanje (Koning van), 22, 23, 24*,
75, 285, 289, 291, 340, 341, 345,
366.
Speyart van Woerden (JVlaria
Justina), ....................... 174.
Spijk (Z.-Holland), (kerspel), 109*.
Spycken — Spijck — (Derryck
ter), provisor van de con-
ventshuizen te Nijmegen, 321.
Spiker (IVir. Henricus), vicaris
te Nijmegen, .................. 269.
Stakenbroick (ritmeester), ... 153.
Steech, (Johanna van der), con-
ventualin van het St. Ceci-
liënconvent te Tiel, ......... 393.
—nbsp;(Mattheus van der), rentm.
van het St. Ceciliënconvent
te Tiel, 397, 398, 398*, 399, 400,
400*, 402, 403, 416, 423.
Steenbergen (Henryck van),
inspecteur van de klooster-
goederen te Nijmegen, ...... 307.
Steenwijk, ........................ 40.
—nbsp;(Roloff van), rentm. der g.g.
te Nijmegen, 42*, 283-288, 284*,
286*, 295, 300.
Stephanus (de H.), martelaar, 296*.
—nbsp;(Ds. Guilielmus), predikant
te Arnhem, ............ 381*, 382*.
Stepraedt (Peter van), ......... 43*.
—nbsp;(Reyner van), heer van den
Doddendaal en Indoornik, 218.
Steven Gerritss................... 192.
—nbsp;Hermenss., presentieheer te
Tiel, ..................... 399, 400.
—nbsp;Loeffss., ....................... 153.
Stock, conrector te Tiel, ...... 420.
Straelen, ........................... 75*.
Stralen (Johan van), schepen
van Zaltbommel, ............ 459.
Stuers (Theodora), zuster in
het klooster Westroyen, ... 405.
Zuyien (Adriaen van), ......... 409.
—nbsp;(J. van), buurmeester van
Winssen, ..................... 285*.
Zuilichem, 116, 117, 117*, 120, 122*,
148, 464*.
—nbsp;(heer van), 117, 124*, 141, 148,
148*.
—nbsp;(heerlijkheid), ...... 124*, 258*.
—nbsp;(schepengerichtsbank te), .. 110*.
—nbsp;(g.g. te), ..................... 120*.
—nbsp;(pastoriegoederen te), ...... 141.
—nbsp;(H. Geest te), ................ 254.
Sueren (Peter van), abt van
St. Mariënweerd, ............ 224.
Suermont (Johoannes), kanun-
nik te Nijmegen, vicaris te
Goch, ..................... 364, 365.
Sunderwaerden, zie Zenne-
wijnen.
Zutphaniensis (Thomas), pre-
dikant te Alphen, ..........................152.
Zutphensche rentambt der g.g.
(het), ............... 76*, 78,nbsp;79*
Zuyrling (Mr. Nicolaus), ............441.
Swanenborgh (heer van), ..........196.
Swart (C. de), koster te Zalt-
bommel, ................................................461.
Sweers, kerkmeester te Nijme-
gen, ........................................................281.
Swerinchuysen alias Grevincho-
ven (Ds. Caspar), predikant
te Zaltbommel, ..............................96*
Zwolle (Fraterhuis te), 240,nbsp;247*
273*,nbsp;274*
Zutphen (Kwartier van) — de
Graafschap, 11, 19, 28, 32,nbsp;62,
74—76, 78, 79, 79* 80, 253,nbsp;312.
—nbsp;(stad), 28, 30, 74—77, 79,nbsp;104,
—nbsp;(burgemeester van), ... 169,nbsp;351.
—nbsp;(classis), ..........................................105.
—nbsp;(proosdij van St. Walburg
te), ............ 77, 77*, 78*,nbsp;79*
—nbsp;(Sacramentsgilde te), 77*,nbsp;79*
—nbsp;(Groote of St. Walburgs-
kerk te), 28, 29, 32, 77, 77*,nbsp;269*
—nbsp;(St. Margarethakapel te),nbsp;79*
—nbsp;(Nieuwe Stadskerk te), 28,nbsp;79*
—nbsp;(kapittel van St. Walburg
te), ......... 77, 77*, 79, 82,nbsp;269*
—nbsp;(Adamanshuis te), ... 78*,nbsp;79*
—nbsp;(Isendoorn), ............ 78*,nbsp;79*
—nbsp;(klooster op den Olden
Wand te)..........................................79*
—nbsp;(Predikbroedersklooster
te), ........................ 32,nbsp;79*
—nbsp;(klooster Rondeel te), ...nbsp;79*
—nbsp;(Spittael te).......... 78*,nbsp;79*
—nbsp;(Wolfs- of Heer Hendriks-
huis te), ............... 78*,nbsp;79*
—nbsp;(vicarie B. Mariae te), ...nbsp;79*
—nbsp;(vicarie op de Worf te), ...nbsp;79*
—■ (vicarie Trium Regum), ...nbsp;79*
Taey (Mr. Jan), koster te Tiel,nbsp;420.
Tarée (Ds. A.), predikant te
Beek en Ubbergen, ................383.
Teeffelen (heer Petrus van),
pastoor te Tiel, 388, 389*,nbsp;393,
394, 394*nbsp;431.
Teisterbant (Waldger, graaf
in), ..........................................................386*
Tellicht (Anthonis van), 364,nbsp;365,
365*
—nbsp;(Lambert van), ..............................364.
—nbsp;(Merten van), ..............................365*
—nbsp;(Zeyno van), ........... 365,nbsp;365*
—nbsp;(Merten van), ..............................365*.
Temminck (H.), ..................................351.
-ocr page 553-Tengnagell (heer van), ................239.
—nbsp;(Alexander), heer van Gel-
licum, ......................................................142*.
—nbsp;(Angenita Maria), ..................238.
—nbsp;(Geertruyt Albertina), ............238.
Tergysels (Mr. Steven), zieken-
trooster te Zaltbommel............459.
Theodoricus Israhelszoon, bur-
ger van Zaltbommel, ............441.
Theodorus Petri.......... 122,nbsp;123,
Thill (Albert van), kanunnik,
rentm. van het kapittel van
Zutphen, ............................................77.
Thooft (j. P.), Kvi'artiersont-
vanger, ................................................460.
Tiel, 28, 83-85, 87-89, 190, 234,nbsp;236,
381*, 384-437 passim, 453,nbsp;462,
465.
—nbsp;(burgemeester van), 89,nbsp;132,
—nbsp;(raad van), ........................................62.
—nbsp;(gemeenslieden te), ... 431,nbsp;470.
—nbsp;(gericht van), 385*, 386*,nbsp;406.
—nbsp;(magistraat van), ... 190,nbsp;387*,
393-396, 398-407, 400*, 410—412,
412*, 416, 417, 417*, 418*,nbsp;419,
421*, 423, 427, 429-432,nbsp;429*,
—nbsp;(hondenslageres te), ............431.
—nbsp;(rector te), ............ 420,nbsp;436*.
—nbsp;(schoolmeester te), ..................419.
—nbsp;(schepenen te), ........................400.
—nbsp;(secretaris van), 398, 412,nbsp;417*,
429.
—nbsp;(stadsrentmeester te), 396,nbsp;413*,
—nbsp;(Calandersbroederschap te),nbsp;388.
—nbsp;(classis), ............... 130,nbsp;194.
—nbsp;(Commendeur van)................388,
407—409.
—nbsp;(koster te), 400 431, 432,nbsp;435*.
—nbsp;(kosterie te) ......... 387,nbsp;459.
—nbsp;(organist te), ......... 431,nbsp;432.
—nbsp;(pastoor te), 388-390, 411,nbsp;431,
—nbsp;(pastorie te), 386, 388, 407,nbsp;408,
411-413,420 426,427,432,nbsp;435.
—nbsp;(predikant te), ...191, 193,nbsp;194,
407, 409, 411, 419, 420,nbsp;421*,
427.
—nbsp;(presentieheeren te), 389,nbsp;389*,
390, 398-400, 398*, 411-413,nbsp;411*,
—nbsp;(proost te), ............ 387,nbsp;388.
—nbsp;(g.g. te)....... 386*, 390,nbsp;395,
400-403, 407, 411*, 413, 415,nbsp;415*,
417, 419, 421, 422, 422*,nbsp;432,
Tiel, (kloosterhuizen enz. te), 397.
398,nbsp;398*, 412, 415-417, 434,
457, 458.
—nbsp;(St. Agnietenkerk te), 433, 434,
434*.
—nbsp;(St. Alexiuskapel te), ...... 391.
—nbsp;(St. Ceciliën- of Kleine
Kerk te), ......... 431-436, 435*.
—nbsp;(Dampoortkapel te), 388, 391.
—nbsp;(H. Kruiskapel te), ......... 387.
—nbsp;(St. Maartens- of Groote
Kerk te), 386, 388, 389, 398,
399,nbsp;408, 423, 427, 428, 430-435,
435*.
—nbsp;(kerkmeesters te), ... 428—432.
—nbsp;(St. Walburgiskerk te), 386—388,
386*, 433.
—nbsp;(Luthersche gemeente te), 433,
435*.
—nbsp;(Ned. Hervormde — Geref.
gemeente te), 432, 433, 435, 435*.
—nbsp;(kapittel van St. Walburg
te), ... 165*, 233, 386—388, 386*.
—nbsp;(St. Agnietenconvent te), 251*,
390 395-^00, 403, 405, 405*.
407, 411*, 412—416, 417*, 419
—422, 421 *, 422*, 426, 426*, 434,
434*.
—nbsp;(Celbroedershuis te), 390, 391.
—nbsp;(St. Ceciliënklooster te), ... 390,
392, 396, 398, 398*, 400—403,
402*, 412—415, 417, 417*, 418*,
419—422, 420*, 421*, 422*, 433,
434, 436.
—nbsp;(Commenderie der Duit-
sche Orde te), 118*, 336, 394,
407—409, 413, 418, 420
—nbsp;(vicarieën te), 388, 398, 413,
420, 422—426.
—nbsp;(vicarie Antonii et Trium
Regum te), ................... 427.
—nbsp;H. Brigitta-vicarie te), 408, 427.
—nbsp;(Ecksvicarie te), ............. 427.
—nbsp;(St. Eloy-vicarie te), ...... 427.
—nbsp;(vicarie van St. Jan den
Evangelist te), ............... 427.
—nbsp;(St. Josephsvicarie te), ... 427.
—nbsp;(St. Catharina en Barbara-
vicarie te), ....... 388, 408, 427.
—nbsp;(Crispinusvicarie te), ...... 427.
—nbsp;(H. Kruisvicarie te), ...... 427.
—nbsp;(Maria Magdalenavicarie
te), .............................. 427.
—nbsp;(vicarie van St. Mattheus en
St. Joris in St. Loyen-
choirken te), .......... 389, 389*.
—nbsp;(Nicolausvicarie te), ...... 427.
—nbsp;(vicarie van O.L. Vrouwe in
het Choorken te), ............ 427.
—nbsp;(Schilmansvicarie te), .... 427.
—nbsp;(Ursula-vicarie te), ......... 427.
-ocr page 554-Tiel, (Armenambachtskamer
te), ........................ 429,nbsp;433.
—nbsp;(Armentafel te), ...... 427,nbsp;430.
—nbsp;(gasthuis te), 387, 388,nbsp;418,
434.
—nbsp;(gasthuismeesters te), 429,nbsp;435*,
436*.
—nbsp;(Agnieten bleekveld te),...nbsp;422*.
—nbsp;(Agnieten- of Efterstraat
te).......... 390, 397, 416,nbsp;417*.
—nbsp;(de Cell te), ....................................391*.
—nbsp;(Dampoort te), ..............................391.
—nbsp;(Damstraat te), ....... 385,nbsp;410*.
—nbsp;(Hoogeinde binnen), ............236.
—nbsp;(St. Maartenskerkhof te),nbsp;431.
—nbsp;(Tolhuyshof te), ..........................390.
—nbsp;(Voorstad te)................................385.
—nbsp;(St. Walburgskerkhof te),nbsp;387,
—nbsp;(Westluyensche poort te),nbsp;416.
—nbsp;(Zandwijksche poort te), .nbsp;410*.
—nbsp;(Fransche school te), ............436*.
—nbsp;(kerkehuisjes te), ... 465,nbsp;467.
—nbsp;(Latijnsche school te), 434,nbsp;434*,
^nbsp;436*.
—nbsp;(stadhuis te), ................................423.
—nbsp;(stadswaag te), ...... 391,nbsp;391*.
—nbsp;(tienden te), ....................................387.
—nbsp;(tol te), ................................................96.
—nbsp;de Vrijthoff bij), 416, 421,nbsp;422.
Tiel en Zandwijk.
—nbsp;(Intermediair Bestuur van),nbsp;414,
415.
—nbsp;(richter van), ......... 386*,nbsp;393.
Tielsche veld (het).....................386*.
—nbsp;(buurmeesters van het), ...nbsp;386*.
Tielenius (Ds.) Abrahamus,
predikant te Nijmegen, 327,nbsp;333.
Tielerwaard (de), 85*, 87, 91*nbsp;98,
101, 103, 104, 104*, 105*,nbsp;106,
108, 109*, 112, 116, 117,nbsp;121,
123, 136*, 140, 143, 215,nbsp;217*,
—nbsp;(dijkgraaf in den), ..................85*.
—nbsp;(richter in den), ........................110*.
—nbsp;(ridderschap van), 236, 238,nbsp;239.
Tieler- en Bommelerwaarden
ambt van), 56, 83, 85*, 89, 90*,
91, 91*, 92*, 96*, 97-100, 103—
105, 107, 108, 108*, 110*,nbsp;114*,
115, 116, 119*, 126, 128—130,
132—134, 137, 137*, 139,nbsp;140,
142, 145, 146*, 147, 150,nbsp;163,
199, 234, 246, 247, 258*, 445,nbsp;445*,
—nbsp;(ambtman van de), 86, 92,nbsp;106,
108, 109*, 110*, 125, 140, 143
—145, 147, 190, 218, 238, 395.
—nbsp;(ridderschap van de), 225,nbsp;238.
Tijssen (Ds.), predikant in het
schependom van Nijmegen, 382*.
Tilmannus Werembertus' zoon,
heer van Ubbergen, 267*,
Toebaes (Lodovicus), predi-
kant te Haren en Hemen,
Tooren (Jan Willemsen van),
Trente (concilie van), 16,
345,
Trier (keurvorst-aartsbisschop
van), ..................... 381*,
Triest (Gaert van), ............
—nbsp;(Jorden van), schepen van
Nijmegen, .....................
—nbsp;(Claerbert van), pastoor te
Zandwijk, .....................
Tricht, ..............................
Tright (A. van), koster te Zalt-
bommel, ........................
Tuil, 121, 124, 128, 143, 144,
—nbsp;(heer van), .....................
—nbsp;(heerlijkheid),
—nbsp;(gericht van), ......... 130,
—nbsp;(schepenen te), ...... 448*,
—nbsp;(schepenrechtbank te), ....
—nbsp;(pastorie te), ......... 121*,
—nbsp;(Allerheiligenvicarie te), ...
—nbsp;(St. Antoniusvicarie te), ...
123,
—nbsp;(St. Jansvicarie te), ... 119,
—nbsp;(St. Catharinenvicarie te),
119,
—nbsp;(St. Mariae Magdalenae vi-
carie te), ......... 119, 123,
—nbsp;(O.L. Vrouwenvicarie te),
123,
Tuyil tot Bulckensteijn (Wil-
helm van).....................
Tulleken, rekenmeester, ......
—nbsp;(Arndt), burgemeester van
Arnhem, ........................
Twello (jonkers, schout en
kerkmeesters te), ..........
—nbsp;(pastorie- en vicariegoede-
ren te).........................
Ubbergen, ...... 209, 267, 383,
—nbsp;(heer van), ............ 274,
—nbsp;heerlijkheid), ... 207*, 265,
380,
—nbsp;(pastorie te), ...............
—nbsp;(predikant te), 207*, 208,
—nbsp;(kapel te), ............ 266,
Uda, vr. van Alard, burggraaf
Udents, predikant te Tiel, 411,
—nbsp;(Cornelis Antoniss.), secre-
taris van Tiel, ...... 417*,
Udesheim (Hillebrandt van), ..
Utrecht (bisdom), ...............
156.
94*.
290,
346.
382*.
309*.
24.
392.
449.
461.
148.
143.
143.
236.
454*.
110*,
454*.
141.
135*.
119,
135*.
123,
135*.
101,
123.
135*.
119,
135*.
123*.
41*.
62.
73*.
73*.
383*.
365.
265*.
383.
266*.
383,
384.
266*.
345*.
411*.
418.
428.
255.
Utrecht (bisschop van), 118*,
268, 273, 274*, 386, 387,
440,
—nbsp;(provincie), 59, 83, 124*,
203-205,
—nbsp;(Staten van), 34, 118, 203,
—nbsp;(Gedeputeerde Staten van),
—nbsp;(ontvanger der gebenefici-
eerde g.g. te)................
—nbsp;(stad), 14*, 19, 19*, 24*,
34, 63, 163*, 184, 188, 204,
348,
—nbsp;(vroedschap van), .........
—nbsp;(kapittelen te), ... 130, 388,
—nbsp;(Domkerk te), 165*, 180*,
274*, 440,
—nbsp;(kapittel van den Dom te),
130, 165, 167, 180*, 183-187,
184*, 185*, 387*, 438-440,
439*, 440*,
—nbsp;(Domheeren te), ............
—nbsp;(Domdeken te), 186, 254,
440,
—nbsp;(Domthesaurier te), ■••438-
^nbsp;438*, 439*,
—nbsp;(kapittel van Oudmunster
of St. Salvator te), ... 163*,
—nbsp;(proosdij van Oudmunster
of St. Salvator te), ..... 129,
—nbsp;(proost van Oudmunster of
St. Salvator te), ..............
—nbsp;(St. Pieterskerk te).......
—nbsp;(kapittel van St. jan te),
130, 392, 392*, 410,
—nbsp;(deken van St. jan te), ...
391*, 392, 392*, 409-411,
—nbsp;(kapittel van St. Marie te),
^nbsp;130, 165*,
—nbsp;(Duitsche huis te)..........
—nbsp;(Landcommandeur der
Duitsche Orde te), 388-390,
408,
—nbsp;(Orde van St. Jan te), ...
336*, 355*, 387,
—nbsp;(St. Catharina convent te),
—nbsp;(St. Paulus-abdij te), 118,
121, 129, 130, 132, 391,
—nbsp;(abt van St. Paulus te), 391,
392,
—nbsp;(klooster Vredendaal bij),
—nbsp;(ordekapittel der tertiarissen
van), ........... 228, 390,
—nbsp;(predikanten te), ... 381*,
Vaecks (Francisca), non in het
klooster te Nonnen, ... 305,nbsp;306.
Valburg, 171*, 176*, 177, 177*,nbsp;253*,
253,
389,
444.
197*,
334.
204.
63.
452.
33,
214,
464.
204.
390,
184*,
452.
129,
183*,
438*,
468.
180*.
439,
440*.
-440,
441*.
198,
439*.
130.
191,
439.
129,
418*.
391,
418.
129,
242.
387.
407,
424.
278,
408.
193,
339.
118*,
391*,
392*.
391*,
392*.
444.
390*.
445.
Valburg (buurschap), ......... 163.
—nbsp;(gerichtsbank te), ......... 163*.
—nbsp;(schoutambt te), 163, 164*, 173.
—nbsp;(schout te), ................... 173.
—nbsp;(g.g^ te), ..................... 85.
—nbsp;(pastorie te), 176, 177, 179, 181*.
—nbsp;(predikant te), ...... 179, 181.
—nbsp;(vicarieën te), ............... 183*.
—nbsp;(de St. Janscamp onder), .. 326.
—nbsp;(het Regulierenweiland in), 358.
Valery-sur la-Mer, (Picardië)
(Benedictijnerabdij te), 160, 160*,
161*.
Valery-sur-Somme, zie Valery-
sur-la-Mer.
Valck, burgemeester van Zut-
phen, ...........................
Valkenweerd (de), ............
Valkis (Gobel), secretaris van
Wadenoyen, ..................
Varik, ............... 121, 135*,
—nbsp;(heer van), ..................
—nbsp;(kosterie te), ..................
—nbsp;(pastorie te), ......... 118,
—nbsp;(St. Kruisvicarie te), 118, '
—nbsp;(St. Petersvicarie te), ......
—nbsp;(O.L. Vrouw en St. Brigitta-
vicarie te)....... 118, 122,
—nbsp;(Goossen van), rekenmees-
ter, ............ 42, 222, 446,
Veer (Arnoldus), kanunnik te
Zaltbommel, ..................
Veerssen (D. F. van), .........
Veld-Driel, ........... 119, 119*,
Zie Driel (B.W.).
—nbsp;(kapel te)............. 136*,
—nbsp;(St. Catharinenvicarie te), ..
Velde (Balduin van de), rentm.
van de Haeftensche g.g.),
Veltius — van de Velde —
(Harmen), .....................
—nbsp;(Willem) praeceptor aan de
Latijnsche school te Nijme-
gen, .............................
Veluwe (Kwartier van), ... 11,
29, 38, 39, 47*, 53, 57, 61,
68, 70, 72, 72*, 73*, 79, 80,
83, 253,
—nbsp;(jagermeestersambt van),
—nbsp;(rentmeester van), .........
Veluwezoom (richter van), ...
Velten Könincks, kerkmeester
te Nijmegen, ..................
Venlo ..... (11-13, 24, 58, 64*,
—nbsp;(St. Joriskapel te), .........
Vennecool (Jacob).............
Venray gen. Ceporinus (Jan
van), predikant te Nijme-
gen, ..................... 286,
351.
78*.
454*.
136*.
62.
118.
135*.
122,
135*.
118.
135*.
447.
440*.
361.
136*.
255*.
119,
136*.
115*.
365.
365.
71.
63,
82,
338.
24.
62.
257*.
333.
281.
75*).
75*.
123.
Verbelius, prior der Regulieren
te Nijmegen, ..................
Verbolt (Dr. Nicolaes), burge-
meester van Nijmegen, 331,
338, 338*,
Verborcht (Derick), kerkmees-
ter te Angeren, ...............
Verheyden, rector der Latijn-
sche school te Nijmegen, ...
Vermeer (Gaert), ...............
—nbsp;(Thonis).......................
Vermoeien (Gerrit), ............
—nbsp;(Henrick), .....................
Verspyck, Kwartiersontvanger,
Verste(e)ch, mater van het
Ceciliënklooster te Tiel, ...
Versteegen (David), ...........
Verstraten (Henrick), rentm.
der iVlariënburgsche goede-
ren, ..................... 308,
Verweyde (D.), Kwartiersont-
vanger, ........................
Verwers (Geirtrudis), ...........
Vianen, ..............................
Vighe, zie Vijgh.
Vijgh (familie), ..................
—nbsp;(Adolf), .................. 192,
—nbsp;(Arndt), ......................
—nbsp;(Arndt Johan), ...............
—nbsp;(Diederick), ambtman van
Nederbetuwe, heer van Zoe-
len, ......... 190, 190*, 191,
—nbsp;(Diederick Ariensz.), ......
—nbsp;Oohannes), deken van Nij-
megen, .................. 267,
—nbsp;(Joost), commendeur der
Duitsche Orde te Tiel, 365,
—nbsp;(Caerl), heer van Zoelen
en Swanenborgh, ambtman
van Nederbetuwe,
—nbsp;(Carl), heer van Zoelen en
Ubbergen, .....................
—nbsp;(Claes), ambtman van Ne-
derbetuwe, 97, 242, 393,
Vyrom (Nicolaus van), priester,
Vlaanderen, .......................
Vlemingh (Deryck), burge-
meester van Nijmegen, ...
—nbsp;(Joest), ................. 160,
Vlieth (Gijsberta van), kloos-
terjuffer te Zennewijnen, ..
Voet (Dr. Gerhard).......... 75,
Voncken (Johanna), vr. van
Gijsbert van Randwijck, ...
Voorst..............................
—nbsp;(Johanna Maria van), ......
Voort (Diederik van der), 281,
Voss (Gerrit), vicaris te Bi-
burg, ...........................
291.
332,
356.
254.
310,
323.
176*.
351.
302.
153.
184*.
396.
123.
309*.
460.
277.
214.
364.
398.
200.
143.
393.
192.
269.
428.
196.
365.
394,
273.
59.
290,
161*.
.236,
236*.
305.
240.
81.
174.
232.
73*.
Vredaeus — van Vreden —
(Ds. Johannes), predikant te
Tiel, ............... 191, 394,nbsp;394*.
Vries (Ds. Alardus de), predi-
kant te Tiel, ......... 407,nbsp;412.
Vuren, ... 101, 121, 122, 122*,nbsp;136*,
—nbsp;(heerlijkheid), ......... 139*,nbsp;227.
—nbsp;(huis te), ............... 119,nbsp;135*.
—nbsp;(pastorie te).......... 119,nbsp;135*.
—nbsp;(H. Maagdvicarie te), ............119.
—nbsp;Oienden te), ..................................139*.
—nbsp;(Bernardus de), kanunnik
te Utrecht, ....................................438*.
—nbsp;(Johan van), prior en rentm.
Waal (de), 264, 265, 385, 385*,nbsp;448.
Waelwijck (Henricus van),
prior van St. Pieterswiel, ...nbsp;441*.
Waardenburg — Weerden-
borch — 109, 110*, 121,nbsp;124,
216*, 217*, 240, 257*, 261*,nbsp;448,
464*.
—nbsp;(heer — vrouwe — van), ..nbsp;109*,
—nbsp;(kosterie te), ....................................119.
—nbsp;(pastorie te), 101, 119, 124,nbsp;141.
—nbsp;(kerkmeester te), ..................261*.
—nbsp;(predikant te), ........ 144,nbsp;261*.
—nbsp;(vicariegoederen te), 144,nbsp;145*.
—nbsp;(St. Jansvicarie te), ...119,nbsp;122,
135*.
—nbsp;(St. Petersvicarie te), 122,nbsp;135*.
—nbsp;(de Pol onder), ........................119.
Wadenoyen, ... 121, 124, 136*,nbsp;216*,
427.
—nbsp;(heer van), 141*, 145*, 188,nbsp;239.
—nbsp;(secretaris van), ........................454*.
—nbsp;(kosterie te), ..............................118.
—nbsp;(pastorie te), ... 118, 140,nbsp;141*.
—nbsp;(L. Vrouwenvicarie te), ...nbsp;118,
122,nbsp;135*.
Waldeck (graaf van), heer van
Eek, ......................................................198.
Wageningen, ......... 30, 38,nbsp;73*.
—nbsp;(drost van), ....................................39.
Wamel, ... 154, 157-159, 158*,nbsp;244,
—nbsp;(kloosters te), ......... 244,nbsp;249.
—nbsp;(Clarencamp of Clarevelt,
(ilarissen- of Nonnenklooster
te), ............ 152, 248-251,nbsp;250*.
—nbsp;(St. Mariënhof, zusterhuis
te), ... 151, 248-251, 250*,nbsp;251*.
—nbsp;(predikant te), ..............................152.
-ocr page 557-—nbsp;(de Begynenweerd onder),
—nbsp;(de Bervoetscamp onder),
—nbsp;(het Lijsbroick onder).......
Water, raadsvriend te Nijme-
gen, ............................
—nbsp;(Simon van de), rentm.
van de g.g. in Overbetuwe,
172, 172*, 177, 243,
Weede (jean van), domdeken
te Utrecht, proost van Eist,
Weelde (Gerrit van), schout,
kerkmeester van Hier, ........
Weerdt (Johan Roelandt van),
rentm. van de kerk te Eist,
Weideren (Arnt van), .........
—nbsp;(Bernard van), ...............
—nbsp;(Jan van), burgemeester
van Nijmegen, ................
—nbsp;(J. W. graaf van), ..........
Well, .................. 109*, 122,
—nbsp;(vrouwe van), ...............
—nbsp;(kosterij te), ..................
—nbsp;(pastorie te), ... 120, 124,
—nbsp;en Ammerzoden (heerlijk-
heid), ...........................
Wely, ..............................
—nbsp;(Johannes van), pastoor
te Angeren, ..................
—nbsp;(Cornelis van), ...............
Werenfridus (St.), .............
Wercheren — Werchen — on-
der Persingen, 207*, 265,
Werkhoven, (Frans van), kerk-
meester te Zaltbommel, 469,
Wessel Heymericks., rentm.
van iVlariëndaal..............
Westfaalsche Kreits (de), .....
Westfalen (vrede van), .........
Westroyen, zie Tiel.
Westrum (Dirck van), burge-
meester van Gelder, ... 42*,
Weurd — Wurde — Woirdt —
277, 258, 326, 380,
—nbsp;(kerk te), ............... 384,
—nbsp;(pastorie te)................
—nbsp;(St. Andreaskapel te),
265*, 266, 268, 371*, 380,
—nbsp;(predikant te), 328*, 383,
Wichmond (pastorie van), ....
Wychen (pastorie te), .........
—nbsp;(predikant te), ......... 209,
—nbsp;(tiend te), .....................
—nbsp;(Herman van), procurator
der Fraters te Nijmegen, ...
Wierich (Petrus), rector te
Zaltbommel, ..................
Wyhe (familie Van), .........
—nbsp;(Herman van), amtbman
250*.
249.
249.
370.
170,
244.
167*,
183.
261*.
258*.
89.
197.
282.
242.
124.
144.
120.
141.
109*.
189*.
254.
175.
172*.
265*.
470*.
71.
11.
lO
218.
384.
384*.
266*.
265,
384.
384,
384*.
77*.
210
210
210*.
287*.
459.
364.
v. h. land tusschen Maas
en Waal, ...................... 365.
Wyhe (Otto van), heer van
Echteld, ............ 197, 364, 365.
—nbsp;(Seyna Margaretha van),
vr. van Jan Gijsbert Lu-
dolph Adriaan van Nieu-
kerken gen. Nyvenheim, ... 203*.
Wijck (Ds. Van), predikant te
Nijmegen, ...................... 378.
—nbsp;(Goossen van), ............ 258*.
Wijckersloot (Peter Adriaen-
sen), ........................... 224.
Wijnbergen (Johan van), heer
van Horssen, ................. 230.
Wijnen (Jacob), Commendeur
van 's-Heerenloo, ............ 336*.
Wijnheeren (de)................ 269.
Wickraedt (Henrick), ... 215*, 228*.
Wyler, .............................. .359.
—nbsp;(de Fraterbergen te), ...... 359.
—nbsp;(het Fraterenwald onder), 327.
Wilhelm, gardiaan der Min-
derbroeders te Nijmegen, 289.
Wilhelmus Gregorii, kerkmees-
ter te Angeren, ............ 254.
Wylick (erfhofmeester), ...... 191.
Willebrordus (bisschop), ...... 163*.
Willem 111, koning-stadhou-
der, ..................... 259, 413.
—nbsp;Jansz., ......................... 123.
—nbsp;Rutgersz., portier te Zand-
wijk, ........................... 437.
Windesheim (Congregatie te), 291,
442.
—nbsp;(kapittel van), ......... 275, 277.
—nbsp;(klooster te), ... 275*, 444, 445*.
Winssen, ............ 150*, 258, 313.
—nbsp;(huis te), ..................... 288.
—nbsp;(pastorie te), ......... 209, 210
—nbsp;(predikant te), .........152, 210
—nbsp;(g.g. te), ..................... 285*.
—nbsp;(tienden te)................... 285*.
—nbsp;(Hannemansche goederen
te), 207, 285, 285*, 286*, 300,
300*, 311—313, 313*.
—nbsp;(de Groote Hanneman on-
der), ..................... 285, 285*.
—nbsp;(de Kleine Hanneman on-
der), .................. 285, 285*.
—nbsp;(Karthuizers bouwhoeven
en tienden te)................ 285*.
—nbsp;(boerderij de Nieuwhof on-
der), ........................... 285.
—nbsp;(de St. Peterscampen on-
der), ........................... 158.
—nbsp;(boerderij de Poelhof on-
der), ........................... 285.
—nbsp;(Frederik van), proost, abt
en administrateur van Ma-
riënweerd, ...... 211, 214*, 215,
222—224, 223*, 228, 447.
Winssen, (Johan van), admini-
strateur van JVlariënweerd, 224.
— (Peter van), rentmeester
van de g.g. van St. Mariën-
weerd, 215, 215*, 216, 216*, 218,
218*.
Wisch (bannerheerlijkheid), 77*, 82.
Wiselius (Ds. Samuel), predi-
kant te Zaltbommel, 448, 448*,
454.
Wyth (Wilhem die), burge-
meester van Tiel, ............
Wittenhorst (Theodoricus
van), ...............
—■ (Wolfert Evertsz. van),
van Rossem, ...............
Woeriee (David), organist
Zaltbommel, ................... 466.
393.
166*.
110.
eer
te
Woestyn (Dr. Peeter), provin-
ciaal van de Predikheeren in
Nederland, ........................................405*.
Wolboocker (Peter), ....................428.
Wolferen (heerlijkheid), ............164*.
Wolfert, ketelboeter te Tiel, ...nbsp;432*.
Wolter Pelgromssen, proost
van Zennewijnen, ......................234.
Wordragen (buurschap), ............109*.
—nbsp;(vrouwe van), ............................144.
Woudrichem, ..................... 92.
Wstinc (Mr. Hugo), ........................165.
Xanten (aartsdiaken van), ....nbsp;270.
—nbsp;(proost te), ........................................236*.
—nbsp;(St. Victorskapittel te), ...nbsp;159,
—(Arnoldus van), proost van
Tiel, ..........................................................386.
-ocr page 559-blz. 109, noot 3 aanvullen: de buurschap en dagelijksche heerlijkheid Del-
wijnen behoorde tot het kerspel Kerkwijk, maar bezat een eigen
kapel.
blz. 246. Hier is vermeld, dat het stift te Eimeren opgehouden heeft te be-
staan tengevolge van het decreet van Napoleon d.d. 27 Februari
1811 (W. van Beuningen, „Het Geestelijk Kantoor te Delftquot;, blz.
325; Fortuyn III, blz. 283). Dr. S. j. Fockema Andreae te Zwolle,
sehr, van het art. „Overbetuwequot; in „Gelrequot; XXXIX, blz. 13, was
echter zoo vriendelijk mij mede te deelen, dat het Polderdistrict
Overbetuwe een „rentambtquot; beheert, waarvan de inkomsten „als
vanoudsquot; worden aangewend tot ondersteuning van alleenstaande
Overbetuwsche meisjes en vrouwen. Het „rentambtquot; omvat hoofd-
zakelijk van het vroegere klooster te Eimeren afkomstige goede-
ren; de pastorie-, canonisie- en vicariegoederen, die tezamen met
de Eimerensche goederen tot het rentambt der geestelijke goederen
des Ambts Overbetuwe behoord hebben, zijn overgegeven aan de
Ned. Hervormde gemeente te Eist. De zich onder berusting van het
Polderbestuur te Eist bevindende bescheiden betr. het „rentambtquot;
zijn geheim. Opgemerkt moge worden, dat het stift te Eimeren
niet, zooals met de stiften te Zennewijnen, Opheusden en Ter Hun-
nepe het geval is, met name wordt genoemd in het decreet van 27
Februari 1811.
blz. 253. Volgens R. Scholten, „Grafenthalquot;, blz. 250, oork. d.d. 30 juni 1455,
bestemde de abdij Grafenthal of Nieuwklooster te Asperden, waar-
bij de kerk van Gent in Overbetuwe geïncorporeerd was, den tiend-
maaltijd voor het nieuw te bouwen koor der Gentsche kerk.
blz. 282, reg. 10 v.b. Beyer ontving zijn benoeming tot rentmeester der
geestelijke goederen van het Hof, naar blijkt uit een bericht van de
Kerken-rekenkamer d.d. 29 Juni 1580 (vergel. blz. 38).
IÄ
îSt ft.
mji
blz.nbsp;14, reg. 9 v.o. lees: erlenget.
„nbsp;16, reg. 12 v.b. lees: sal/.
„nbsp;38, reg. 3 v.o. lees: algemeenen.
„nbsp;64, noot 3 reg. 5 v.o. lees: dictum castrum.
„ „ „ 8 v.o. lees: de consilio.
„ „ „ 12 v.o. lees: si ^ue.
„nbsp;88, noot 3) moet veranderen in
„nbsp;123, reg 18 v.o. lees: Willem Jansz.
„nbsp;136, reg 7 v.b. van de noot lees: „vicarie.
„nbsp;141, reg. 16 v.o. lees: /zeer.
„nbsp;160, reg. 2 v.o. lees: guderen.
„nbsp;161, noot 1 reg. 7 v.b. lees: Corstens.
„nbsp;162, noot 12 v.b. (w.g.) voor de naam Biel vervalt.
„nbsp;172, noot 5) lees: 16/7 i.pl.v. 1607.
„nbsp;179, reg. 18 v.b. lees: Den buurmeesters.
„nbsp;187, reg. 12 v.b. lees i.pl.v. waarbij: waarbij bepaald werd, dat.
„nbsp;190, reg. I v.b. lees: amöt.
„nbsp;197, toevoegen achter noot 2: Cursiveering van mij.
„nbsp;218, reg. 6 v.o. lees achter raad een komma.
„nbsp;241, reg. 4 v.o. lees: uitkeering.
„nbsp;273, reg. 12 v.b. lees: Cellieten.
„nbsp;274, reg. 13 v.o. het woord: den vervalt.
„nbsp;405, reg. 16 v.b. lees: Juliana.
„nbsp;431, reg. 10 v.o. lees: maangeld.
„nbsp;439, in de noten vervalt vóór: custodia en moet twee regels hooger
geplaatst worden vóór: Verderop.
„nbsp;448, reg. 15 v.b. lees: Est i.pl.v. Eist.
„nbsp;463, reg. 11 v.o. vóór 23 Februari een puntkomma.
„nbsp;464, reg. 5 v.o. lees: kerkmeesters.
„nbsp;464, noot geheel onderaan, lees: blz. 451.
„nbsp;471, noot 1 reg. 7 van art. 2°., lees: onder.
„nbsp;487, noot 1, tusschen 30 en Patronus een punt.
-ocr page 562-mm
-ocr page 563-STELLINGEN.
I.
De geestelijke fundatiën in Gelderland zijn na de reformatie van
1580 blijven bestaan als wereldlijke fundatiën met pieuze bestem-
ming; de parochiën bleven onveranderd.
II.
De opvatting van Dr. P. C. Molhuysen, „Carolus Gallus alias
de Haanquot; in „Nijhoff Bijdragenquot;, (eerste reeks) VI, blz 144
(1848), dat Carolus Gallus de auteur is van het Geldersche „Dis-
cours von der administration der geistlicher guederenquot; (Hs. De-
venter archief, Inv. no. 708), berust op zwakke basis.
III.
De „urbsquot; Deventer, bedoeld in „Oorkondenboek van het Sticht
Utrechtquot;, Nos. 119 en 121, is geen „Saksische burchtquot; in den zin
van Prof. Dr. O. Oppermann, „Untersuchungen zur Geschichte von
Stadt und Stift Utrechtquot; in „Westdeutsche Zeitschriftquot;, XXVII,
blz. 193 vlg., doch vermoedelijk een Frankisch ,,castrumquot;, waar-
binnen de St. Lebuinuskerk e.a. en eenige huizen, hutten en moge-
lijk een vroonhof gelegen waren.
IV.
Dr. Fr. Leyden, „Arnhem, Apeldoorn en de IJsselstedenquot; in
„Tijdschrift voor Economische Geographiequot;, 28ste jrg., No. 7/8
(1937), geeft blz. 165 een onjuiste voorstelling van de opkomst
van de stad Arnhem.
V.
Het z.g. dagelijksche gericht, („dat is te hebben alle die boeten,
die gevallen mogen en also duk die voorvallen tot drie schellingen
te opbeurenquot;, zie W. A. van Spaen, „Oordeelkundige Inleiding
tot de Historie van Gelderlandquot;, IV, No. XXV, 8 Augustus 1327,
graaf Reinald voor St. Mariënweerd) is een afsplitsing van het
grafelijke gericht.
Een onderzoek naar de kenmerken, herkomst en verspreiding
van het Zutphensche stadsrecht is zeer gewenscht.
De opvatting over den opstand tegen Spanje van Dr. H. A.
Enno van Gelder, laatstelijk verdedigd in „De Oorzaken der Schei-
ding van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlandenquot; in „Bijdragen
voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkundequot;, Vllde reeks
X, blz. 145, verdient de voorkeur boven de gebruikelijke.
Door de studies van Dr. M. O. Albers, „Het Ontslag van Bis-
marckquot;, diss. Utrecht 1926, en van Prof. E. Gagliardi, „Bismarcks
Entlassungquot;, Teil I, Innenpolitik, 1927, is komen vast te staan, dat
bij het ontslag van Bismarck (20 Maart 1890), psychologische
factoren den doorslag hebben gegeven; de politieke factoren vorm-
den slechts een aanleiding.
IX.
Het denkbeeld, geopperd door Dr. W. Knibbe, „De Vestiging
der Monarchiequot;, diss. Utrecht 1935, blz 114, om den Minister-
president t.o.v. de overige leden van het Kabinet in een soortge-
lijke verhouding te brengen als de Gouverneur-Generaal van Ned.
Oost Indië t.o.v. de Directeuren, kan worden verwezenlijkt door de
ministerieele verantwoordelijkheid te beperken tot den Voorzitter
van den Ministerraad (men vergelijke de positie van den Duit-
schen Rijkskanselier volgens de Reichsverfassung van 1871). Dit
stelsel is voor Nederland niet aanbevelenswaard.
X.
Het is wenschelijk een organisatie te scheppen, teneinde te
komen tot het systematisch opsporen en onder veilige hoede stellen
van de schriftelijke nalatenschap van personen, die een voor de
Nederlandsche staatkundige geschiedenis belangrijke rol gespeeld
hebben.
XL
De luchtphotograhie is een onontbeerlijk hulpmiddel voor de
archaeologie.
-nbsp;' v.- - - ■ . .
^
-ocr page 567-te;.'-
«M
1
fep
mm
mff^^msmm
-ocr page 569-Ji
tv.—, s'-'
.....:
y. ■ ,
■j