/ f
O
De Geboorte van de S.D.A. F.
■t
1
D. J. WANSINK
-ocr page 2-w:
'Ab ' ^
■ -.ï^v'.'
u | |
i«^ -i- «H » |
4 ••• |
r ^ ^ 4 | |
Tl quot; Itoi |
f ^ 'J'nbsp;quot; -
HET SOCIALISME OP DE TWEESPRONG
-ocr page 6-• W'
■ . .i- 'v •
A . • .
-ocr page 7-ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING
VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN
EN WIJSBEGEERTE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE
UTRECHT, OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNI-
FICUS DR. TH. M. VAN LEEUWEN, HOOGLERAAR
IN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE, VOLGENS
BESLUIT VAN DE SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER
LETTEREN EN WIJSBEGEERTE TE VERDEDIGEN
OP VRIJDAG 7 JULI 1939, DES NAMIDDAGS TE j UUR
DOOR
GEBOREN TE AALTEN
1939
H. D. TJEENK WILLINK amp; ZOON N.V. _ HAARLEM
BIBLIOTHEGK OER
RlJKSUNIVERSlTEiT
UTRECHT.
^V W- f ».
• f.
^an Dr. W. ''Banning
-ocr page 10- -ocr page 11-Met vreugde grijp ik de gelegenheid aan om bij het vol-
tooien van dit proefschrift mijn dank uit te sprekenjegens U,
hoogleraren van de faculteit der letteren en wijsbegeerte, voor
Uw leiding bij mijn wetenschappelijke vorming en voor Uw
welwillendheid, die mij, ondanks ongewone omstandigheden,
de academische studie heeft mogelijk gemaakt.
Hooggeleerde Geyl, hooggeachte promotor, zeer erkentelijk
ben ik U voor de wijze, waarop gij U onmiddellijk bereid
verklaard hebt de leiding bij de bewerking van dit proefschrift
op U te nemen. Uw belangstelling in mijn arbeid en Uw mede-
werking ondanks eigen drukke werkzaamheden, heb ik zeer
op prijs gesteld.
De dank uit te spreken, die ik jegens U gevoel, hooggeleerde
Kernkamp, hooggewaardeerde leermeester, is mij niet wel
mogelijk. Die dank toch geldt niet alleen Uw boeiende en ver-
helderende colleges, maar ook en vooral Uw medeleven en Uw
steun, die zich veel verder uitstrekten, dan ik redelijkerwijze
mocht verwachten. Zonder U zou de academische studie voor
mij onmogelijk zijn geweest.
Hooggeleerde Bolkestein, aan Uw frisse colleges met de
geheel oorspronkelijke wijze van behandelen der Oude Ge-
schiedenis, bewaar ik de prettigste herinnering. Dat ik ook U
méér dank dan alleen nieuw inzicht in historische problemen,
wil ik hier gaarne openlijk verklaren.
Ook Uw colleges, hooggeleerde Oppermann en De Vooys,
zal ik steeds met dankbare herinnering gedenken.
Zeer velen hebben mij bij het totstandkomen van dit
proefschrift aan zich verplicht. Allereerst moge ik noemen de
kortgeleden ontslapen F. van der Goes, die mij zijn rijk,
geordend archief op de vriendelijkste wijze ter beschikking
stelde. Ook de heren Ds. D. Bakker, Dr. H. B. Wiardi Beek-
man, Prof. Mr. N. W. Posthumus, F. J. Schaper en Dr. G. A.
Wumkes ben ik er, evenals het partijbestuur van de S.D.A.P.,
zeer erkentelijk voor, dat zij mij inzage hebben vergund van
de archieven, in hun bezit of onder hun beheer. Aan allen,
die mij mondeling of schriftelijk inlichtingen verstrekten, of
mij op andere wijze diensten bewezen, zeg ik hier hartelijk
dank. Daarbij denk ik ook aan de ambtenaren van bibliothe-
ken, archieven en instituten, die mij op even snelle als prettige
wijze alle mogelijke medewerking verleenden. In het bijzonder
betuig ik mijn erkentelijkheid aan Mevrouw A. Adama van
Scheltema-Kleefstra, bibliothecaresse van het Internationaal
Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam, voor haar
vriendelijke hulpvaardigheid, terwijl ik niet gaarne Dr.
A. J. C. Rüter ongenoemd zou laten, die mij op vele wijzen
ten zeerste aan zich heeft verplicht.
Tot Dr. J. Hemelrijk en Dr. E. Slijper, die mij de weg naar
de Universiteit hielpen effenen, richt ik gaarne een woord van
dark, evenals tot de directeur der R.H.B.S. te Velsen,
Ir. J. A. Spruyt, die mij bij de regeling der lessen de grootste
welwillendheid heeft betoond.
In dankbaarheid wil ik hier ook mijn Ouders noemen, die
mij, ondanks moeilijke omstandigheden, de mogelijkheid tot
ontwikkeling gaven en mij vreugde leerden scheppen in den
arbeid.
Tenslotte moge ik uitspreken hoe zeer ik mij boven talloos
velen bevoorrecht gevoel, dat ik in de gelegenheid ben geweest
op deze wijze mijn studie te voltooien.
Voorwoord....................................i
EERSTE HOOFDSTUK
DE OUDE BEWEGING.............i
1.nbsp;Inleiding. De algemene situatie..........i
2.nbsp;De Sociaal-Demokratische Bond ..........6
a.nbsp;De Oprichting...............6
b.nbsp;Recht voor Allen..............g
c.nbsp;Het karakter van de S.D.B...........n
d.nbsp;De betekenis van Domela Nieuwenhuis.......19
3.nbsp;Het anarchisme, Domela Nieuwenhuis en de oude beweging
(tot ± 1891)................24
TWEEDE HOOFDSTUK
DE STRIJD IN EN OM DE S.D.B.........41
1.nbsp;Het eerste verzet...............41
a.nbsp;Van Raay.................41
b.nbsp;Croll..................44
2.nbsp;Gevaarlijke oppositie..............47
a.nbsp;Van der Goes...............47
b.nbsp;Oude plannen voor een nieuwe partij........58
c.nbsp;Troelstra.................65
3.nbsp;De Friese Volkspartij.............71
a.nbsp;De verhouding tot de S.D.B...........71
b.nbsp;Troelstra en de Friese Volkspartij........77
DERDE HOOFDSTUK
DE TAKTIEKKWESTIE.............84
I. Verscherpte tegenstellingen (1891).........84
a.nbsp;De Verkiezingen..............84
b.nbsp;Verdwijnend contact.............86
c.nbsp;Het Amsterdamse congres..........-93
-ocr page 14-3. Toenaderingspogingen (1892)...........97
3. Het beslissende jaar (1893)...........106
a.nbsp;Hernieuwde strijd..............106
b.nbsp;Het voorstel-Hoogezand-Sappemeer........119
VIERDE HOOFDSTUK
SCHEURING EN OPBOUW...........126
1.nbsp;Na Groningen................126
a.nbsp;Het referendum...............126
b.nbsp;Wat nul.................133
2.nbsp;Voorboden.................136
3.nbsp;Nieuwe vrienden en oude moeilijkheden.......150
VIJFDE HOOFDSTUK
DE NIEUWE PARTIJ..............166
1.nbsp;De geboorte van de S.D.A.P...........166
a.nbsp;De besprekingen in Utrecht...........166
b.nbsp;26 Augustus i8g4..............174
e. Aan den arbeid...............177
2.nbsp;De S.D.A.P. in de niet-sociahstische pers......188
a.nbsp;De liberale en radicale pers...........188
b.nbsp;De clericale pers ..............192
3.nbsp;Hechtere fundering..............196
a.nbsp;Het partijprogram..............196
b.nbsp;De verhouding tot de vakbeweging........199
c.nbsp;Internationale betrekkingen...........202
4.nbsp;In de politieke strijd..............3o6
a.nbsp;Het tweede congres..............206
b.nbsp;De eerste verkiezingen.............208
5.nbsp;Slotwoord.................216
LITERATUUR.................
A.nbsp;Boeken, brochures, artikelen e.d.........221
B.nbsp;Couranten en periodieken...........228
C.nbsp;Archieven.................229
Personenregister................230
-ocr page 15-VOORWOORD
Ofschoon over de oude socialistische beweging in ons land
en het ontstaan van de S.D.A.P. reeds vrij veel literatuur
verschenen is, leek het mij toch geoorloofd de geboorte van
een der grote politieke partijen in Nederland tot onderwerp
te nemen voor een wetenschappelijke studie. Ik kon bij mijn
onderzoek enkele niet, of slechts ten dele gebruikte archieven
raadplegen. De bedoeling van dit werk is voornamelijk, aan
de hand van het beschikbare materiaal een verantwoord over-
zicht te geven van de strijd in de kringen der Nederlandse
socialisten, die tot de stichting van een nieuwe partij voerde.
Waar deze nieuwe partij speciaal sl\s parlementair socialistische
organisatie tegenover de oude beweging werd opgericht, achtte
ik het gewenst ook van haar eerste levensjaren een kort over-
zicht te geven tot aan het moment, waarop zij haar intrede in
het parlement deed.
'Hquot;. | ||
lt;• - | ||
'-a |
■v!!*»- | |
•■ quot;Jf' ' quot;quot;
.. O«-:' -
EERSTE HOOFDSTUK
DE OUDE BEWEGINGi
I. INLEIDING. DE ALGEMENE SITUATIE
Later dan in tal van andere landen komt in Nederland de
arbeidersbeweging op. Dat staat in nauw verband met de
economische ontwikkeling van ons land. Van een arbeiders-
beweging is immers geen sprake vóór het ontstaan van de
kapitalistische maatschappij. De ontwikkeling in kapitalis-
tische richting begint in ons land niet voor het derde kwartaal
van de 19e eeuw. De periode van 1850 tot 1870 vormt de
overgang naar de moderne tijd: de welvaart neemt toe, onder
invloed der veldwinnende liberale denkbeelden worden tal
van economische belemmeringen opgeheven, met de toepas-
sing van de stoomkracht begint het industriële grootbedrijf
hier betekenis te krijgen. Eerst omstreeks 1870 echter komt
hier de krachtige opbloei van het moderne kapitalisme, vooral
bevorderd door het openstellen van Indië voor het particu-
liere kapitaal en door de geweldige groei der Duitse groot-
industrie. In dezelfde tijd nu valt in ons land het begin van
de arbeidersbeweging.
Was er vóór 1870 van een arbeidersbeweging hier te lande
geen sprake, een arbeidersklasse was er wel. En wel een, die
in buitengewoon ellendige omstandigheden verkeerde. De
1 Voor het eerste hoofdstuk zijn allereerst geraadpleegd: I. J. Brugmans,
De arbeidende klasse in Nederland in de ige eeuw. B. Bymholt, Geschiedenis der
arheidershezoeging in Nederland. F. Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot
Anarchist. A. J. C. Rüter, De Spoorwegstakingen. Idem, Hoofdtrekken der
Nederlandsche arbeidersbeweging. W. H. Vliegen, De Dageraad der volksbevrij-
ding. Verder o.a.: Na tien jaar. J. P. Kruyt, De onkerkelikheid in Nederland.
Idem, Het Nederlandse Volkskarakter en het socialisme. H. Roland Holst,
Kapitaal en Arbeid in Nederland. J. H. Schaper, Een halve eeuw van strijd.
arbeiders leefden in een toestand van pauperisme, gevolg
van chronische werkloosheid. Het beeld, dat ons van de
arbeider uit de tijd vóór 1870 wordt getekend, is weinig ver-
heffend. „Een slechte verstandelijke ontwikkeling en een ont-
stellend hoog percentage van analphabeten, een slechte vak-
bekwaamheid, een gering gevoel van eigenwaarde, een dofïe
berusting in alle ellende — zo is ongeveer het beeld van onze
arbeiders tot in het begin van de 2de helft der vorige eeuwquot;,
schrijft Kruyt En Brugmans noemt eveneens luiheid, zwakke
lichaamskracht en gebrek aan vakkennis de kenmerken van de
Hollandse arbeider in deze periode ^ Bij talrijke schrijvers
vindt men daarnaast voorbeelden van de armoede, van het
mensonwaardig bestaan van duizenden in ons land, zowel
van de vele werklozen als van hen, die het dikwijls twijfel-
achtige voorrecht hadden te mogen werken onder schandelijke
omstandigheden, tegen onbegrijpelijk lage lonen en gedurende
een schier onbegrensde arbeidstijd. De mededelingen over
arbeidsdagen van 16, 18, zelfs van 20 uren, over lonen, die
per week soms niet meer dan ƒ 4.—, ƒ 3.—, ja, in sommige
beroepen nauwelijks ƒ i.— bedroegen, laten geen ruimte over
voor de minste illusie. Ook vrouwen- en kinderarbeid waren
hier niet onbekend; de arbeidstijden waren voor deze groepen
gewoonlijk weinig korter dan voor de mannelijke arbeiders,
de lonen meestal nog aanzienlijk lager. Geen wonder, dat de
officiële enquêtes uit 1841 en 1860 betreffende de kinderarbeid
„hemeltergende feitenquot; aan het licht brachten®.
Zo was er dus wel een arbeidersklasse in ons land vóór 1870,
in ellendige omstandigheden verkerende. Maar deze had geen
revolutionnair karakter ^ en zelfs primitieve uitingen van in-
dividueel verzet ontbraken. Er heerste een geest van braaf-
heid, van onderdanige, berustende lijdzaamheid. Wel beston-
den er ook in deze overgangsperiode klassentegenstellingen,
1nbsp;J. P. Kruyt, Sociale tegenstellingen en democratisch socialisme. In de bundel
Volkseenheid, p. 95.
2nbsp;I. J. Brugmans, De arbeidende klasse, p. 85.
® Jos. Veltman, Gedenkboek, p. 9-
^ D. Hudig Jr., De vakbeweging in Nederland, p. i.
-ocr page 19-maar er was nog geen klassebewustzijn, nog minder dachten
de arbeiders aan klassenstrijd.
Omstreeks 1870 zet de economische ontwikkeling in ons land
tot moderne verhoudingen krachtig door. De handel gaat
voorop, maar weldra komt ook het Nederlandse bedrijfsleven
in volle kapitalistische ontwikkeling met de daarbij behorende
concentratie tot grote bedrijvend Aanvankelijk heeft de op-
komende grootindustrie de toestanden in de arbeiderswereld
nog slechter gemaakt, de levensstandaard nog doen dalen.
Henriëtte Roland Holst verklaart dit o.a. uit de buitengewoon
ongunstige positie, waarin de arbeiders hier te lande verkeer-
den: overvloed van arbeidskrachten, aan ellende gewoon,
daardoor volslagen gemis aan energie tot verzet tegen de
strekkingen van het opkomend kapitalisme. Het is geen won-
der, dat van deze arbeiders voorlopig nog weinig initiatief
uitgaat, dat de drang tot organisatie en actie bij hen heel ge-
ring is. „De kapitalistische ontwikkeling was te zwakquot;, meent
Henriëtte Roland Holst, „en het proletariaat daarbij te gede-
moraliseerd, om uit zich zelve tot georganiseerd verzet te
komenquot; Een stoot van buiten bleek nodig. Wel waren hier,
na de gezelligheidsverenigingen e.d. uit vroeger dagen, om-
streeks 1865 vakverenigingen opgericht, maar deze ontston-
den allereerst onder de handwerkslieden, niet onder de in-
dustriearbeiders; bovendien waren zij wel zeer gematigd, be-
dachtzaam en nederig, en beperkten zij zich tot de enge krmg
van vakgenoten. Van een algemene arbeidersorganisatie was
hierbij nog geen sprake. Maat dan komt er, onder invloed van
buiten, iets van een ruimere beweging. De Eerste Internatio-
nale vindt ook in ons land haar aanhangers, ontrolt ook hier
haar banier
De eerste sectie van deze Internationale wordt 30 Augustus
1869 te Amsterdam opgericht op initiatief van enkele figuren
uit de vakbeweging, o.a. de smid Ansing en met medewerking
1 Vgl. Vliegen, Het kapitalisme in Nederland, p. 62 vlgg.
^ H. Roland Holst, a.w., p. 219.
® J. Veltman, a.w., p. II.
-ocr page 20-van enkele leden van de Vrijdenkersvereniging De Dageraad,
onder wie H. Gerhard. Naast de Amsterdamse sectie werden
andere opgericht te Den Haag en Utrecht, die zich in 1871
verenigden tot het Nederlandsch Werklieden Verbond, af-
deling der Internationale Arbeidersvereniging. Ondanks zijn
gematigd karakter verwierf dit verbond weinig aanhang onder
de Nederlandse arbeiders. Mede onder invloed van de Parijse
Commune van 1871 en van de scheuring op het Haagse
Congres in 1872 ging ook deze geringe aanhang nog verloren.
In 1874 blijkt het Nederlandsch Werklieden Verbond ter
ziele te zijn^. Ook al had deze Nederlandse sectie slechts een
korte levensduur en al deed ze geen blijvende organisatie
ontstaan, toch is ze van belang, doordat door haar de Inter-
nationale vat kreeg op enkele personen en enige „onverschrok-
ken, revolutionaire naturen (wekte) tot het begrip van den
Klassenstrijd der arbeidersquot; Een nieuw element is er door
de Internationale in de Nederlandse arbeidersbeweging ge-
komen, „een element met meer zelfbewustzijn, meer durf,
grooter idealen, verder gaande verlangensquot;®.Enkelen althans
in de arbeiderswereld zien wijder perspectieven, groter mo-
gelijkheden. Overigens heeft Rüter gelijk, als hij zegt, dat
„deze beweging over Nederland ging als een vlaag, wat ru-
moer en beroering veroorzaakte, maar weinig sporen naliet.quot; ^
Het is inderdaad zo, dat de Internationale hier „meer een re-
actie dan een actiequot; verwekte Ze veroorzaakte schrik onder
de liberale kopstukken van die tijd en gaf de stoot tot nieuwe
activiteit in de slome, bedachtzame, onderdanige Nederlandse
arbeiderswereld De door haar veroorzaakte reactie was één
van de oorzaken van de oprichting van het Algemeen Neder-
landsch Werkliedenverbond (A.N.W.V.), in October 1871 te
^ Hudig, a.w., p. 181.
^ H. Roland Holst, a.w., p. 219.
' Hudig, a.w., p. 37.
^ Rüter, Spoorwegstakingen, p. 2.
ä Rüter, Hoofdtrekken, p. 108.
® Men denke o.a. aan het Nederlandsche Werklieden Congres, dat met
Pinksteren 1871 te Amsterdam bijeenkwam en door ongeveer 1000 personen
bezocht werd. Vgl. Bymholt, a. w., p. 80 vlgg.
Utrecht, onder leiding van de meubelmaker B. H. Heidti.
Het karakter van het A.N.W.V. was in veel opzichten duidelijk:
het was uitgesproken nationaal gericht, afkerig van socialisme,
revolutie of gewelddadigheden, zeer gematigd en vol bereid-
heid tot samenwerking met de patroons
De poging om tegenover de min of meer socialistisch ge-
oriënteerde Internationale een algemene, Nederlandse, niet-
socialistische organisatie te vormen, had aanvankelijk succes.
Het A.N.W.V. vertoont in de eerste jaren een redelijke groei.
Nog geen jaar na de oprichting, in Augustus 1872, waren 16
afdelingen aangesloten met ruim 3600 leden. Vier jaren later
is het aantal afdelingen gestegen tot het ledental tot onge-
veer 5500. De oorspronkelijk bedoelde neutraliteit en alge-
meenheid gingen weldra verloren of liever, hebben nooit
werkelijk bestaan. Vrijzinnig op kerkelijk en liberaal op politiek
gebied, hebben de leiders van het A.N.W.V. zelfs de schijn
van neutraliteit niet bewaard, schrijft Rüter®. Dit bleek o.a.
duidelijk bij de houding van het verbond tegenover de school-
strijd. Het partijkiezen voor de neutrale staatsschool (1875)
maakte de breuk met de kerkelijke arbeiders onvermijdelijk.
Vooral de orthodox-prctestantse arbeiders voelden zich steeds
minder thuis in dit gezelschap. ,,De meeste ernstige leden
verlieten het (Verbond),quot; schrijft de Christelijke Werkmans-
vriend'^. De protestants-christelijke arbeiders richtten in 1877
hun eigen vereniging, Patrimonium, op. Het A.N.W.V. zag
mede hierdoor zijn aanhang slinken: in 1882 was het ledental
teruggelopen tot 3500, verdeeld over 39 afdelingen; het aantal
afdelingen bedroeg in 1885 nog maar 32.
Evenmin als de neutraliteit op kerkelijk gebied, bleek de
algemeenheid in politieke zin houdbaar. Dit behoeft niet te
verwonderen. Het Verbond was immers opgericht mede uit
afkeer van het socialisme. Bovendien was de leider, Heidt,
^ Zie over de oprichting van het A.N.W.V.: B. H. Heidt, Algemeen Neder-
landsch Werkliedenverbond 1871—1896.
Rüter, Spoorzvegstakingen, p. 3. Brugmans, a. w., p. 278.
^ Rüter, a. w., p. 8.
'' De Werkmansvriend, i5-ii-'78
-ocr page 22-„steeds zeer bewust anti-socialistquot;, en stak zijn mening in deze
nooit onder stoelen of banken ^. Als dan ook een socialistisch ge-
oriënteerde Gemengde Vereniging toelatingtothet A.N.W.V.
verzoekt, wordt dit, vooral door toedoen van Heidt, gewei-
gerd. Zo werkte Heidt, zijns ondanks, mede tot het totstand-
komen van een zelfstandige socialistische organisatie. Immers
de Gemengde Vereeniging veranderde nu haar naam in
Sociaal Demokratische Vereeniging. Zij was de eerste organi-
satie in ons land, die zich uitdrukkelijk sociaal-democratisch
noemde. Hiermede was een belangrijke stap gedaan op de
weg naar de organisatie van de socialistische beweging in
ons land.
2. DE SOCIAAL-DEMOKRATISCHE BOND
a. De oprichting
De Nederlandse afdeling van de Internationale was na
een bestaan van slechts enkele jaren verdwenen. Maar onder
de leidende figuren in de latere socialistische beweging treffen
we herhaaldelijk personen aan, die de Internationale „in het
doodsche Nederland der jaren zeventig had gewekt.quot; ^ Zo is
het een der leden van de Amsterdamse sectie, W. Ansing,
die een belangrijk aandeel heeft gehad in de oprichting van
de eerste sociaal-democratische vereniging in ons land. Ansing
was afgevaardigde van de Amsterdamse Smedenvereniging
De Volharding op de algemene vergadering van het A.N.W.V.,
25 en 26 December 1877 in de hoofdstad gehouden. Daar
verdedigde hij het voorstel om de oprichting van z.g. gemengde
verenigingen mogelijk te maken. Men bedoelde daarmee
verenigingen, waarbij niet alleen handwerkslieden, maar ook
tekenaars, onderwijzers enz. aangesloten konden zijn. Hoewel
het Centraal Bestuur (C.B.) van het A.N.W.V. weinig voor
1nbsp;W. H. Vliegen, De Dageraad, I, p. lo.
2nbsp;H. Roland Holst, a. w., p. 219.
-ocr page 23-het plan gevoelde, omdat het, naar Heidt zeide, vreesde dat
de werklieden door de andere standen overvleugeld zouden
worden, werd toch een motie aangenomen, waarbij het C.B.
en de afdelingsbesturen gemachtigd werden tot het organise-
ren van dergelijke verenigingen werkzaam te zijn. Van het
C. B. was in deze echter weinig initiatief te verwachten; het
legde voorlopig de motie naast zich neer. De Smedenvereni-
ging had inmiddels zelf de zaak al aangepakt. Op 26 Mei
1876 had zij n.1. een Gemengde Vereniging opgericht in een
vergadering, die vrij druk bezocht was, vooral door leden van
de vroegere Internationale Het aantal leden van de nieuwe
vereniging bedroeg aanvankelijk 20. Zij verzocht nu als af-
deling toegelaten te worden tot het A.N.W.V. Dit werd
echter geweigerd. Het C.B. was n.1. van mening, „dat de
belangen der vakafdelingen zouden worden benadeeld, wan-
neer niet in de statuten de bepaling werd opgenomen, dat
ieder, die lid wilde worden in de gemengde vereniging, tevens
lid moest zijn van zijn vakvereniging, zoo die althans be-
stondquot; De gemengde vereniging weigerde aan deze voor-
waarde te voldoen. Aangezien toetreding tot het A.N.W.V.
nu onmogelijk bleek, besloot men op de vergadering van 7 Juli
1878 voortaan als zelfstandige organisatie op te treden onder
de naam van Sociaal-Democratische Vereeniging. Het pro-
gram, dat vastgesteld werd, stemde in hoofdzaak overeen met
het program van Gotha der Duitse socialisten®.
Zo had Nederland zijn eerste socialistische organisatie. Het
was echter wel een schuchter, aarzelend en onzeker begin.
Van een klaar socialistisch inzicht was bij de meeste leden
geen sprake \ Men voelde, dat het A.N.W.V. in zijn toen-
malige vorm en onder leiding van Heidt, niet de arbeiders-
organisatie was, waaraan men behoefte had en die de heer-
sende misstanden krachtig zou bestrijden. Daarvoor was ze te
1nbsp;Bymholt, Een halve eeuw geleden, p. 10. Vgl. H. Roland Holst, a. w., p. 221.
2nbsp;Bymholt, Geschiedenis der Arbeidersbeweging, p. 235.
® Program afgedrukt bij Bymholt, a. w., p. 235 vlgg.
* De voornaamste leden waren Ansing, Gerhard, Penning, Ris en Schröder.
Zie Vliegen, De Dageraad I, p. 7.
nuchter, te gematigd en te duldzaam^.Vandaar ook de poging,
door Ansing op het Pinkstercongres in 1878 namens De Vol-
harding gedaan, om aan het A.N.W.V. een nieuw program
te geven in de geest van het genoemde Gothase program.
Succes had de poging niet, al werd het Duitse program punt
voor punt behandeld; dit was ongetwijfeld mede een gevolg
van het gebrekkige inzicht van de voorstellers zelf. „Het moet
gezegd worden,quot; schrijft Heldt, „dat de sociaal-democratische
afgevaardigden het hard te verantwoorden hadden, vooral
ook, omdat zij van het geheele program weinig anders wisten,
dan dat het uit het Duitsch was vertaald en blijkbaar begrepen
zij er ook niets van, want zij konden geen enkelen aanval er
tegen behoorlijk verdedigen.quot; Naar aanleiding van de bespre-
king van het programpunt: Uitbreiding van politieke rechten
en vrijheden, heet het: „De voorstellers begrepen niet wat
dit beteekende en de vergadering ook niet, waarom werd
overgegaan tot punt 8.quot;^
Dit oordeel — van een tegenstander — blijkt niet te scherp,
als men leest wat Vliegen over de socialisten der jonge Am-
sterdamse vereniging schrijft: „Noch uit het program, dat
zij zich gaven, noch uit hunne andere uitingen, blijkt eenige
theoretische kennis van het socialisme. Hun program is een
echo van het Duitsche, niets meer, en in 't algemeen stak men
nog geheel in 't utopisme. Van eenige kennis der Marxistische
ontwikkelingsleer blijkt uit dat program of uit de geschriften
van dien tijd niets.quot;® Dat deze eerste socialisten wel getracht
hebben hun licht bij anderen op te steken, blijkt uit een mede-
deling van Domela Nieuwenhuis, dat Ansing hem, de socialis-
tische baanbreker, in een brief „advies vroeg over verschillen-
de punten van het program.quot; ^Dit advies zal echter niet vol-
doende zijn geweest om het tekort aan kennis en inzicht da-
delijk aan te vullen.
1 Rüter, Hoofdtrekken, p. 112.
^ Heldt, a. w., p. 28 vlg.
® Vliegen, a. w., I, p. 9.
* Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 46.
-ocr page 25-Naast de Amsterdamse sociaal-democratische vereniging
kwamen ook in enkele andere plaatsen gelijkgezinde organi-
saties tot stand. In 1879 kreeg Den Haag zijn socialistische
vereniging,, weldra volgde Haarlem met zijn Socialistische
Vriendenkring, kort daarna omgezet in de sociaal-democra-
tische vereniging Recht voor Allen. Na een rede van Domela
Nieuwenhuis kwam het in de afdeling Rotterdam van het
A.N.W.V. tot onderlinge strijd, die tenslotte ook daar leidde
tot de oprichting van een sociaal-democratische vereniging
Nog vóór de stichting der Rotterdamse vereniging hadden de
drie andere socialistische organisaties zich aaneengesloten tot
de Sociaal-Democratische Bond in Nederland (1881). Van
een landelijke organisatie met een oprichtingscongres, een
gemeenschappelijk program e.d. was echter geen sprake.
Hoofdzaak was dat er een Centraal Bestuur was, gekozen
door de Amsterdamse vereniging. Eerste Bondsvoorzitter
werd H. Gerhard.
Zo hadden wij dus in 1881 drie arbeidersorganisaties in ons
land, die ondanks enkele gemeenschappelijke kenmerken toch
duidelijk drie stromingen vertegenwoordigden: het gematigde, -
liberale A.N.W.V., het rechtzinnig-protestantse Patrimonium
en de socialistische S.D.B.
b. Recht voor Allen
Als men weet hoe gering de ontwikkeling en hoe gebrekkig
het maatschappelijk inzicht van de eerste socialisten in het
algemeen was, kan men begrijpen welk een geweldige invloed
het optreden van Domela Nieuwenhuis in deze kringen moet
hebben gehad. Er waren wel enkele andere sprekers en schrij-
vers van betekenis. Ik denk allereerst aan H. Gehard, „de man,
die in het tijdvak van 1870—1880 onder de woordvoerders der
Nederlandsche arbeiders vrijwel de eenige was,wiendesocia-
1 Vliegen, De Dageraad, I, p. 32 vlg.Vgl. 'Bymholt, a.w., p. 293. De datum
van opricliting wordt verschillend gegeven. Vliegen geeft 6 Aug., Bymholt
24 Juli-
® Rüter, Hoofdtrekken, p. 107 vlgg.
-ocr page 26-listische denkbeelden duidelijker voor den geest stonden en
die vaardig en ontwikkeld genoeg was, ze met woord en pen te
verdedigen.quot;! Daarnaast is misschien te noemen de geheel
anders georiënteerde Krythe, de boeren-wijsgeer uit Koe-
vorden^ Maar verreweg de belangrijkste en invloedrijkste
in de opkomende socialistische beweging was ongetwijfeld
Domela Nieuwenhuis. Zijn breuk met de kerk en zijn toenade-
ring tot de arbeidersbeweging vallen juist in de geboortetijd
van de S.D.B. In De Werkmansbode, het orgaan van het
A.N.W.V., begon hij 8 Juli 1878 zijn serie Sociale Brie-
ven, waarin al een socialistische gedachtengang zit». Eigenlijk
waren deze artikelen weinig op hun plaats in het blad van
Heldt, „omdat zij soms gansch niet op hetzelfde aanbeeld
kloppen als de redactie.quot; ^ Het wasvoor iedereen wel duidelijk,
schrijft Domela Nieuwenhuis later, „dat de redactie en de
schrijver dier brieven alles behalve op hetzelfde standpunt
stonden. Soms vloekte het hoofdartikel met den Socialen
Brief.quot; ^ Geen wonder dat het op den duur tot een breuk
kwam, of beter: dat Domela Nieuwenhuis behoefte gevoelde
aan een eigen, onafhankelijk orgaan. Zo verscheen dan op
I Maart 1879 het eerste nummer van Recht voor Alhn, aan-
vankelijk een weekblad. Voor de socialistische beweging in
ons land was dit ongetwijfeld een belangrijke gebeurtenis.
Zij had nu haar wekelijkse propagandist en spreektrompet.
Wel wordt in het begin alleen maar gesproken over „een
1nbsp;Vliegen, a. w., I, p. ii. Vgl. een soortgelijke uiting bij Rüter, die hem
de enige arbeider der oude garde in Nederland noemt, die zich zo rekenschap
gaf van zijn visie op het socialisme, dat hij haar ook vermocht te omschrijven.
Rüter, Hoofdtrekken, p. 125 ■nbsp;»
2nbsp;Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 29 vlgg. Merkwaardig is de zeer omvang-
rijke hoeveelheid brieven van Krythe aan Domela Nieuwenhuis in het D. N.
archief. Sinds 1880 werkte Krythe mee aan het blad Recht voor Allen, zie
Bymholt, Ontwikkelingen Stromingen, in Vragen van den Dag, 1904. P- 430-
Vgl. over Krythe ook: Lindeboom, Geschiedenis van het Vrijzinnig Protestan-
tisme, III, p. 34.
3nbsp;Een kort overzicht der, totaal 42, brieven bij Bymholt, a. w., p. 248 vlgg.
^ De Werkmansvriend, is-ii-'yS.
5 Domela Nieuwenhuis, a. ïü., p. 47- Merkwaardig is, dat deze tegen-
stelling aan de redactie „nooit eenige op- of aanmerkingen ontlokte.quot; De
Werkmansvriend, i5-ii-'78.
demokratische partij,quot; terwijl het woord socialisme zelfs niet
werd genoemd, maar reeds in het achtste nummer blijkt er ver-
band te bestaan met de Amsterdamse Sociaal-Democratische
Vereniging, o.a. uit de aankondiging van huishoudelijke en
cursusvergaderingen. Ook de naam sociaal-democratisch
wordt weldra niet meer geschuwd en zeer snel wordt het blad
nu, door toon en inhoud der artikelen, door de medewerkers,
waaronder de Gentse socialist Van Beveren, een duidelijk
socialistisch blad. Overigens was ook het optreden van Do-
mela Nieuwenhuis voor de Amsterdamse Sociaaldemocra-
tische Vereniging, 7 September 1879, met het onderwerp
„Wat is Socialisme ?quot; een welsprekend bewijs voor het con-
tact tussen Recht voor Allen en de socialistische beweging.
Aanvankelijk was Recht voor Allen particulier eigendom van
Domela Nieuwenhuis d In 1884 droeg deze het orgaan echter
kosteloos over aan de S.D.B. Het eerste nummer van de zesde
jaargang verscheen dan ook onder de titel: Recht voor Allen,
Orgaan van de Sociaal-Demokratische Partij in Nederland^.
c. Het karakter van de S.D.B.
Het is bekend hoe de moderne socialistische beweging
lange tijd sterk georiënteerd geweest is op Duitsland. Met de
oude beweging was dat minder het geval. Wellicht is het socia-
lisme in zijn eerste periode meer met het Franse verwant
geweest, zoals Kruyt verondersteh ^ Niet onwaarschijnlijk
lijkt het mij echter, dat de buitenlandse invloeden op het
Nederlandse socialisme van de S.D.B, vrij gering moeten
worden geacht; althans in de beginperiode.
Slechts schijnbaar is hiermee in strijd, dat de S.D.B.,
wanneer zij een program gaat opstellen, toch terecht komt bij
1nbsp;Het eerste jaar werd de uitgave bekostigd door een combinatie van zeven
personen. Na een half jaar bleef Domela Nieuwenhuis echter alleen over.
Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 47.nbsp;. .
2nbsp;Recht voor Allen, i Maart 1884, Vgl. Bymholt, a. ïü., p. 32^ Het is eipn.
aardig hoe de socialistische organisatie in ons land soms officieel Sociaal-
Democratische Bond, dan weer Sociaal-Democratische Partij wordt genoemd.
3nbsp;Kruyt, Het Nederlandse volkskarakter en het socialisme, p. 63. Vgl. Nieu-
wenhuis, Autoritair en Libertair Socialisme, p. 4-
Duitsland. Op het eerste congres van de S.D.B., 12 Februari
1882 te Amsterdam gehouden, werd het program vastgesteld.
Eigenlijk was het zo, dat het program der Amsterdamse
S.D.V., dat tot nu toe officieus als hèt program was gebruikt,
nu ook officieel als zodanig werd aangenomen, na enkele
kleine wijzigingen ^ De wijzigingen betroffen in het algemeen
slechts onderdelen; in hoofdzaak was ook dit program gelijk
aan het eerder genoemde Duitse program van Gotha ^ Niet
zonder betekenis was het weglaten van de eis, dat godsdienst
privaatzaak is® en het schrappen van de eis betreffende de
oprichting van productieve associaties, die in het Amsterdamse
program van 1879 nog wel voorkwam. Door deze laatste eis
te laten vallen, concentreerde men de aandacht geheel op de
politieke actie.
Marxistisch was het program van de S.D.B. zeker niet.
Vliegen noemt juist als het voornaamste kenmerk, ,,dat het
totaal onmarxistisch is.quot; ^ Ook Rüter meent, dat het program
zeker niet historisch-materialistisch mag heten Te verwon-
deren is dit volstrekt niet. Niet enkel, omdat het Duitse voor-
beeld zelf niet marxistisch was: het is bekend, dat Marx het
program van Gotha op tal van punten afkeurde Maar ook,
omdat het voorbeeld welbeschouwd voornamelijk uiterlijke
betekenis had. Theoretisch inzicht was niet de sterkste zijde
van de jonge socialistische beweging in ons land. „Van de
economische theorieën van Karl Marx wist men bitter weinig,quot;
schrijft Schaper ^ Het historisch materialisme kende men niet.
De socialistische strijd was hier, evenmin als trouwens elders,
gevolg van wetenschappelijke studie. Zij was geboren uit
protest tegen een maatschappij vol onrecht en uit een besef
dat de onderdanige organisatie van Heldt niet de redding
^ Het program is afgedrukt bij Vliegen, a. w., I, p. 37 vlg.
^ Vgl. voor dit Duitse program Quack, De Socialisten, V, p. 47.'; vlgg.
' Vliegen, a w., I, p. 39. Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 54- Hierover nader,
beneden p. 18 vlg.
4nbsp;Vliegen, a. w., I, p. 39-nbsp;.
5nbsp;Rüter, De Spoorwegstakingen, p. 20. Vgl. nog Kruyt, m Volkseenheid, p. 97.
« Quack, De Socialisten, V, p. 476 vlgg.
' Schaper, Een halve eeuw van strijd, I, p. I4S-
-ocr page 29-brengen zou. Onder deze omstandigheden kon men hier nog
moeilijk zelf komen tot een eigen theoretische formulering;
vandaar dat men de oudere, Duitse beweging tot voorbeeld
nam. Van meer invloed dan de woorden en gedachten van dit
program is echter de opvatting geweest van de man, die weldra
de leider wordt van de socialistische beweging in ons land,
Domela Nieuwenhuis.
Deze heeft zich ongetwijfeld aanvankelijk sterk aangetrok-
ken gevoeld tot de denkbeelden van Marx, als wiens leerling
hij zich beschouwde. Nauwelijks in de socialistische beweging
gaf hij, begin 1881, een verkorte Nederlandse bewerking uit
van het eerste deel van Das Kapital van Marx. Hij droeg dit
werkje, onder de titel Kapitaal en Arbeid, „als blijk van eer-
biedige huldequot; op aan Marx, „den onversaagden denker, den
edelen strijder voor de rechteii van het proletariaat,quot; ^ Toch
mag met reden worden betwijfeld, of Domela Nieuwenhuis
wel ooit geheel „zuiver in de (Marxistische) leerquot; is geweest.
Zelf noemt hij, naast de Duitse leiders, wier invloed hij onder-
ging, de utopisten Fourier en Owen als zijn voorgangers.
„Grooten invloed op mij oefende vooral Fourier----Nog
meer boeide mij de edele figuur van Robert Owen, die als
maatschappelijk hervormer hoe langer hoe grooter wordt,
naarmate men hem beter leert kennen.quot; ^
Waar het zo met de leiding gesteld is, kan men nauwelijks
verwachten, dat er bij de volgelingen veel van het Marxisme
te vinden zal zijn. „Inderdaad vertoont de geestelijke inhoud
der beweging____weinig invloed van de theorie der maat-
schappelijke ontwikkeling van Marx,quot; schrijft Rüter. „De
veranderingen in de economische structuur boeiden de leden
van den S.D.B, aanmerkelijk minder dan het toekomstbeeld
1nbsp;Karl Marx, Kapitaal en Arbeid, bewerkt door F. Domela Nieuwenhuis,
's-Gravenhage 1881. Vgl. ook Van Christen tot Anarchist, p. 54 vig. Zie over
de vraag, ol Kapitaal en Arbeid inderdaad een bewerking van Domela Nieuwen-
huis zeifis. De Nieuwe Tijd, Ie jrg., 1896/97, p. 332-
2nbsp;Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 43- Ruter geeft ver-
der enkele frappante voorbeelden van onmarxistische denkbeelden van
Nieuwenhuis en van de daarop volgende terechtwijzingen van Marx. (Rüter,
a. w., p. 28 vlgg.).
van een nieuwe, voor alles rechtvaardige en moreel voor-
treffelijke maatschappij, die geen persoonlijk bezit, geen be-
langenstrijd en geen nijd of afgunsten meer kennen zoud
Op dat doel, die toekomstige maatschappij, is alle aandacht
gericht. Voor de marxistische gedachte van een natuurnood-
wendige ontwikkelingsgang, die door de kapitalistische maat-
schappij zal voeren tot een socialistische samenleving, was in
de kringen van de S.D.B, weinig begrip. Voor de arbeiders
uit deze jaren „bleef het verband tussen weg en doel abstract
en onreëel.quot;^ Vandaar ook, dat bij de propaganda de nadruk
steeds meer valt op het einddoel, de afschaffing van het
privaatbezit, veel minder op de weg, waarlangs men uit de
heersende ellende moet geraken. Dit utopisch karakter, dat
iedere arbeidersbeweging in haar eerste stadium vertoont,
was hier wel bijzonder sterk, wat wellicht samenhangt met de
toch altijd nog wat achterlijke economische ontwikkeling van
ons land.
Naast deze eerste karaktertrek, het onmarxistische, het
utopische, en er nauw bij aansluitende, staat een tweede: het
overheersen van de primitieve heilsverwachting. Sterk leefde
in de kringen van de S.D.B. — trouwens daar niet alleen! —
de overtuiging, dat de dag der revolutie niet ver meer was en
dat de negentiende eeuw niet zou voorbijgaan, zonder dat er
grote veranderingen zouden plaats vinden®. In alle toonaarden
wordt dat gezongen, in alle geschriften klinkt dat door. „De
dag der zegepraal, de dag der wrake is niet ver meer,quot; lezen
wij in Recht voor Allen in 1884 De grote dag werd algemeen
aanstaande geacht, het uur der vrijheid zou weldra slaan!
Door deze sterk eschatologische karaktertrek onderscheidt
de S.D.B, zich wel zeer van het A.N.W.V. van Heidt. De
organisatie van Heidt sloot ongetwijfeld nauwer aan bij
1nbsp;Rüter, a. w., p. 21.
2nbsp;H. Roland Holst, a. w., p. 232, vlg.
3nbsp;Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 67. Vgl. ook de mededelmg van Vhegen
over de minister van Justitie, Modderman, die eveneens vóór het emde der
eeuw een sociale revolutie verwachtte. Vliegen, a. w., I, p. 120 vlg.
' Troelstra in Na tien jaar, p. 90 vlg.
-ocr page 31-het nuchtere in de Nederlandse volksaard, maar zij miste
de geestdrift, de strijdlust, die het geloof in de mogelijkheid
van een plotselinge ommekeer van de maatschappij in socia-
listische kringen opwekte i. Deze heilsverwachting, dit geloof
aan een komende verlossing, dat voor velen tot een religie
wordt 2, heeft eigenaardige consequenties. Het voert enerzijds
tot een zich afwenden van de politieke vragen van de dag,
tot een minachten van sociale wetgeving, vakorganisatie,
coöperatie e.d. Anderzijds brengt het mede, dat de gedachte
aan revolutie in de zin van gewelddadige ommekeer sterk
leeft. In de kringen van de S.D.B. werd deze gedachte voort-
durend levend gehouden. Telkens weer werden daartoe in de
socialistische pers de revolutionnaire gebeurtenissen van de
Franse revolutie en uit de proletarische strijd herdacht®. Dit
bevorderde het ontstaan van een revolutie-romantiek, die zich
o.a. uitte in het houden van schietoefeningen Al is dit alles
wellicht vrij naïef en ongevaarlijk geweest, tekenend voor de
mentaliteit is het zeker wel. En het is mede deze primitieve
revolutie-opvatting geweest, die op den duur belemmerend
heeft gewerkt voor het doordringen en doorwerken van de
diepere zin der revolutie-idee.
De socialistische heilsverwachting moge echter religieus
getint zijn geweest en zich in religieuze vormen hebben ge-
openbaard, religieus was de socialistische beweging zelf m
de dagen van de S.D.B. zeker niet. Integendeel! In zijn studie
over De Onkerkelikheid in Nederland wijst Kruyt er op, dat
de eerste socialistische beweging in ons land de kerk, die de
oude maatschappij verdedigde, als haar tegenstander zag en
daarom anti-kerks en anti-godsdienstig was. En zij was dit
in veel sterkere mate dan het latere. Marxistisch georiënteerde
1 Kruyt, Het Nederlandse Volkskarakter, p. 68. Vgl. Rüter, Hoofdtrekken,
^'^^Kmyt, De onkerkelikheid in Nederland, p. 189 vlg. Vgl. ook Rüter, De
Spoorwegstakingen, p. 23.
3 De Bastillestorm, de Parijse Commune, de martelaren van Chicago e.a.
Rüter, De Spoorwegstakingen, p. 25.
^ Vgl. Na tien jaar, p. 71. Soortgelijke mondelinge mededelmgen van L. M.
Hermans, te Arnhem.
-ocr page 32-socialisme, omdat zij in belangrijke mate door het gevoel werd
geleid^.
Deze houding tegenover kerk en godsdienst is overigens
het gevolg van velerlei oorzaken. Kruyt wijst allereerst op het,
ook hiervóór al vermelde, feit, dat de eerste socialisten voor
een belangrijk deel zijn voortgekomen uit de Vrijdenkers-
beweging Daarnaast zijn ongetwijfeld ook tal van socialisten
uit kerkelijke kringen afkomstig. Hun overgang naar het socia-
lisme hing dan echter juist vaak samen met teleurstellende
ervaringen en betekende dikwijls een breuk met hun oor-
spronkelijk godsdienstig milieu. In geen geval kan dit feit
rechtvaardigen, dat men de anti-godsdienstige strekking van
dit oude Nederlandse socialisme zonder meer een sprookje
noemt Van grote betekenis is het ongetwijfeld geweest, dat
Domela Nieuwenhuis, de vereerde leider, van predikant
vrijdenker werd en dat zijn socialistische propaganda heel vaak
doortrokken was van anti-kerkse vrijdenkersgedachten. Zijn
voorbeeld, dat op velerlei gebied tot navolging prikkelde, heeft
zeker ook in dit opzicht een sterke invloed uitgeoefend.
Dat ook de lectuur veel heeft bijgedragen tot de ontkerke-
lijking van de arbeiders, ligt voor de hand. Er zijn hier veel
geschriften en schrijvers te noemen De grootste invloed is
wel uitgegaan van Multatuli. Vrijwel in alle geschriften van
de eerste socialisten wordt hij^ genoemd als de schrijver, die
op het godsdienstig leven sterk heeft ingewerkt. Een schrijver,
^ Kruyt, De Onkerkelikheid in Nederland, p. 176.
^ Kruyt, a. w., p. 177 vlgg. Vgl. naast de bij Kruyt genoemde bronnen ook:
Joan A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw onder socialisten, p. 16 vlg. A. H. Gerhard,
De Vereeniging de Dageraad, in het Gedenkboek De Dageraad, p. 20 vlgg.
® Joan A. Nieuwenhuis, Uit den tijd der voortrekkers, p. 29. Vermakelijk
is het van deze schrijver op die plaats te lezen, ,,dat de meeste ijverige socia-
listen, van den beginne af zijn gekomen uit godsdienstige kringen,quot; en elders:
,,Die oude Dageraad — daar is heel wat van uitgegaan! De meeste oudstrijders
uit de socialistische partij hebben daar hun leerschool gevondenquot; {Een halve
eeuw, p. 16 vlg.). Mogelijk is het zo, dat velen uit godsdienstige kringen via
de Dageraad de weg naar het socialisme hebben gevonden. Vgl. Schaper,
a. w., p. 91 vlgg.
^ Kruyt, a. w., p. 180. Vgl. verder o.a. Joan A. Nieuwenhuis, Voortrekkers,
p. 85 vlgg. Schaper, Een halve eeuw van strijd, p. 91 vlgg.
die men eveneens bij zeer veel socialisten vermeld vindt, is
Büchner, wiens Kracht en Stof grote belangstelling genoot
Terecht wijst Kruyt er op, dat al deze atheïstische propa-
ganda slechts succes heeft kunnen hebben, doordat het
Modernisme de bevolking in vele streken er rijp voor had
gemaakt. Het geloof in menig dogma was daardoor onder-
mijnd, het geloven op gezag voor menigeen onaanvaardbaar
geworden.
Belangrijker dan al het voorgaande is daarnaast misschien
wel geweest: de houding die de kerk in de praktijk heeft aan-
genomen tegenover de grote sociale nood en de ellende van de
proletarische massa. Het is niet toevallig, dat het socialisme
vooral daar als een nieuw verlossend geloof werd aanvaard,
waar de kerk te midden van grote stoffelijke nood en^maat-
schappelijk onrecht geen oplossing kon of wilde brengen.
Professor Lindeboom overdrijft, als hij beweert, dat „de lei-
dende figuren (van de vrijzinnig-godsdienstige richting) al
spoedig oog hebben gehad voor de sociale verhoudingenquot;
Het is inderdaad waar, dat er enkele moderne predikanten
waren, die in woord en daad blijk gaven van hun sympathie
voor de arbeidersklasse en van hun verontrusting over de
sociale nood. Ik denk hier o.a. aan Ds. J. F.Tenthoff^. Aan-
vankelijk voelde deze zich vooral aangetrokken tot het
A.N.W.V. Hij betreurt het op een vergadering van moderne
theologen te Amsterdam, in 1885, dat „op de meetings der
sociaaldemocraten zo dikwijls de waarde van de godsdienst
en de zedelijkheid door het slijk worden gesleurdquot;^. Een jaar
later acht hij het een plicht van de moderne predikant mede
te werken „aan alles wat voor de stoffelijke, maatschappelijke
en zedelijke zelfstandigheid der lagere klassen bevorderlijk
1 Zie behalve Kruyt, t.a.p., o.a. Troelstra, die aan Büchners werk grote aan-
dacht schenkt. Wording, p. 150 vlgg. Eveneens Schaper, a. w., p. 16 vlg.
® Lindeboom, Geschiedenis van het Vrijzinnig Protestantisme, III, p. 33 vlgg.
' Verder o. m. Ds. W. Bax en Ds. Van den Bergh van Eysinga Sr. Zie
Lindeboom, a.w., p. 36 en 39.
* Referaat op 14—15 April 1885, over het onderwerp „Welke houding voegt
ons ten opzichte der arbeidersbeweging hier te lande ?quot; Verslag in De Her-
vorming, 30-5-'8s, p. ss vlgg.
En in 1890 heeft hij op een Nutslezing te Edam zo over
het socialisme gesproken, dat het „als propaganda voor
sociaaldemocratisme of communismequot; wordt gequalificeerd 2.
Het regent ingezonden stukken en protesten. Op verzoek van
het Hoofdbestuur van het Nut zal ds. Tenthoff deze lezing
voorlopig niet meer houden!
Ds. Tenthoff heeft echter ongetwijfeld, met weinig anderen,
behoord tot de „enkele loffelijke uitzonderingenquot;, waarvan
Kruyt spreekt Al te groot is het aantal bewijzen voor de
geringe werkzaamheid van de kerk tegenover de sociale
ellende. De geest van de kerk, de praktijk van het Christendom
waren in het algemeen weinig geschikt om strijders voor een
sociaal betere samenleving vertrouwen in te boezemen. Dat
verklaart veel van de felle haat in de opkomende socialistische
beweging tegen de kerk en tegen de godsdienst. Men bestreed
niet alleen kroeg en kapitaal, maar ook: de kerk! Men beperkte
zich niet tot een houding van neutraliteit of onverschilligheid
ten aanzien van de godsdienst. Herhaaldelijk maakte de gods-
dienst een onderwerp van bespreking uit in de bijeenkomsten
^-an de S.D.B. Juist het feit, dat onder de socialisten veel
Dageraadsmannen waren, terwijl de arbeiders in het algemeen
van huis uit godsdienstig waren, maakte, dat ,,meer waarde
werd gebiecht aan de anti-godsdienstige propaganda dan thans
het geval is.quot;^ Men bedenke, dat Vliegen dit schrijft in 1902
Is dit wellicht de reden geweest, dat men bij het overnemen
van het program der Duitse socialisten de eis, dat godsdienst
^ Referaat op de vergadering van Moderne Tiieologen te Leeuwarden,
9 Juli 1886, over iiet onderwerp: „De zedelijke grondtrek der sociale bewe-
gingen van onzen tijd, een wegvs^ijzer voor de werkzaamheid van den mo-
dernen predikant in deze.quot; Verslag in De Hervorming, 3i-7-'86.
^ Motie van de afdeling Edam van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.
De lezing zelf is als brochure verschenen. De verschillende gegevens heb ik
geput uit het archief van Ds. Tpnthoff. In dit archief is o.m. ook een merk-
waardige brief van Troelstra van October 1887, handelende over het geloof.
Troelstra schrijft daarin, „dat het een steeds onderdrukte illusiequot; van hem is
geweest, om predikant te worden, niaar dat hij deze illusie met zovele andere
heeft moeten laten varen.
Kruyt, a. w., p. 185.
^ Vliegen, a. w., I, p. 118.
-ocr page 35-tot privaatzaak moest worden verklaard, heeft weggelaten?
Dus niet uit taktische overwegingen, om nl. in het kerkelijk
Nederland de religie maar buiten bespreking te laten, maar
quot; integendeel omdat men een positief atói-godsdienstig op-
treden noodzakelijk achtte ? Zowel de toon op socialistische
meetings en vergaderingen als de inhoud van Jieckt voor Allen
maakt deze opvatting, dunkt mij, aannemelijki.
d. De betekenis van Domela Nieuwenhuis
Het socialisme is in de eerste vijftien jaren van zijn op-
komst hier te lande zo nauw verbonden met de figuur van
Domela Nieuwenhuis, „dat men ze onmogelijk van elkaar kan
scheiden.quot; 2 Terecht zegt Vliegen dan ook, dat wie de geschie-
denis van de Nederlandse socialistische beweging tot 1894
schrijft, meteen de geschiedenis van het openbare leven van
Domela Nieuwenhuis schrijft en omgekeerd 't Is wel een
van de merkwaardigste trekken van de S.D.B. en typerend voor
de achterlijkheid van de toenmalig Nederlandse arbeiders-
klasse, dat Domela Nieuwenhuis in de S.D.B. zo volkomen
de leiding had en zo onbegrensde verering genoot Hij was niet
maar één van de voormannen, niet een leider, zelfs niet dè
leider, Domela Nieuwenhuis was voor de oude beweging de
apostel, de messias. Voor deze buitengewone verering waren
ongetwijfeld velerlei redenen. Allereerst was het van grote
betekenis, dat Domela Nieuwenhuis predikant was geweest.
Predikantenvergoding is de enige heldenverering, die het
Hollandse volk zich permitteert, zegt Kruyt, en hij ziet in de
verheerlijking van Domela Nieuwenhuis daarvan iets terug.
Ook Van der Goes meent, dat het allereerst het predikants-
ambt is geweest, dat Domela Nieuwenhuis in staat gesteld
1nbsp;Vgl. nog de opmerking van Rüter over de strijd van de S.D.B. tegen
troon, beurs en altaar, Rüter, Hoofdtrekken, p. is3i.
2nbsp;Domela Nieuvs^enhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 319. Op p. 355 her-
haalt de schrijver dit nog eens. Vgl. ook Joan A. Nieuvsrenhuis, Voortrekkers
P- SS-
' Vliegen, a. w., I, p. 39.
^ Vgl. Kruyt, Het Nederlandse volkskarakter, p. 44.
-ocr page 36-heeft om te doen, wat hij deed. En hij wijst erop, dat zowel
Domela Nieuwenhuis als A. Kuyper door de lagere klassen
in ons land bij voorkeur als ex-dominee vereerd werden^.
Diepe indruk heeft het op de socialistische arbeiders ge-
maakt, dat Domela Nieuwenhuis, als eerste, het proletariaat
tot verzet opriep en daarvoor zijn positie opgaf, met zijn klasse
en met de kerk brak en ondanks spot en hoon trouw bleef
aan het socialisme en aan de socialistische massa. Speciaal in
hèm hebben zijn volgelingen het offer gewaardeerd, dat hij
bracht voor hen, voor hun bevrijding, voor het socialisme.
Zeker staat hij in het brengen van grote offers ter wille van het
socialisme niet alleen. Tallozen offerden hun bestaan op voor
hun ideaal: denk aan Croll, Van der Goes en aan de vele
eenvoudige strijders! Maar alleen Domela Nieuwenhuis heeft
daaraan een aureool kunnen ontlenen ^ Er was in de S.D.B.
langzamerhand een ware Domela Nieuwenhuis-cultus ont-
staan. Tot op zekere hoogte is dat begrijpelijk. Domela Nieu-
wenhuis stak door afkomst, economische positie, geestelijke
ontwikkeling ver uit boven de grote massa der proletariërs
en bleef zich toch met inzet van zijn gehele persoonlijkheid
geven aan hun bevrijdingsstrijd. Het is overigens opvallend,
hoe men wel tal van uitingen vindt van verering en verafgo-
ding van Domela Nieuwenhuis, maar zelden of nooit voor-
beelden van inniger persoonlijke verhouding, van eenvoudige
genegenheid, van warme vriendschap. Domela Nieuwenhuis
werd nooit deel van de massa, hij bleef er altijd boven staan.
Hij bleef altijd „mijnheerquot; Nieuwenhuis!»
Ondanks de ontkenningen in de gedenkschriften van Dome-
la Nieuwenhuis krijgt men, zoowel uit de geschriften over hem
als uit die van hem zelf, sterk de indruk, dat hij de persoons-
verheerlijking weinig of niet heeft tegengegaan, ja zelfs dik-
wijls in de hand heeft gewerkt. Tal van artikelen in Recht voor
1 De Nieuwe Tijd, 2e jaargang (1896/97), p. 306.
® Rüter, a. w., p. 23. Zie ook Oudegeest, a. tv., I, p. 38.
' Rüter, Hoofdtrekken, p. 167 vlg. Vgl. de brochure Licht, uitgegeven door
de Centrale Raad van de S.D.B., waarin voortdurend gesproken wordt over
„burger Crollquot; en „de heer D. N.quot;
Allen, de vele overgenomen, prijzende bericliten over Domela
Nieuwenhuis, het uitvoerig vermelden van vrijwel alle spreek-
beurten, de vergelijkingen met de Christusfiguur, de por-
tretten op de vergaderingen \ het is alles te veel, het lijkt te
opzettelijk, om veel waarde te kunnen hechten aan de in later
jaren neergeschreven tegenspraak. Het hoogtepunt bereikte
de verering in de tijd van Nieuwenhuis' veroordeling, gevan-
genschap en vrijlating. Zeker hebben de omstandigheden wel
sterk bijgedragen tot deze, zo onhollandse, persoonscultus.
Men kan Domela Nieuwenhuis toegeven, dat velen ook
zonder zijn toedoen zo dwaas waren zich er schuldig aan te
makenquot;. En als Gerhard aan Domela Nieuwenhuis schrijft,
dat hij van den beginne af de groeiende, soms waanzinnige
aanbidding heeft gadegeslagen van de proletariërs voor hun
nieuwe Messias en dat hij met bittere weemoed heeft waar-
genomen, hoe diep het proletariërsinstinct nog geworteld
was in hun hoog opzien tegen de rijke leider, dan voegt hij
er de verzuchting aan toe: „maar vaders lessen deden mij met
smart erkennen, dat er bovenmenschelijke eigenschappen
vereischt schijnen in een Messias om aan de groote moreele
gevaren zijner positie te ontsnappen.quot; ^ Het is wel gebleken,
dat ook Domela Nieuwenhuis deze eigenschappen niet bezat.
Overigens bezat hij tal van geestelijke en fysieke kwaliteiten,
die medehielpen om een onweerstaanbare indruk op de massa
te maken. Zijn rijzige gestalte, die alles miste wat alledaags
was, zijn apostelkop met de dwepersogen, zijn zelfbeheersing
en zijn uithoudingsvermogen, alles werkte samen om de in-
druk bij zijn volgelingen te vergroten Daarbij had hij ook als
spreker bijzondere kwaliteiten, al overheerste in zijn redevoe-
ringen gewoonlijk het negatieve, het kritische, het agitato-
^ Vgl. hiervoor o.a. Rüter, Lie Spoorwegstakingen, p. 23 vlgg.; Vliegen
a. w., I, p. 62 vlg.; Croll, Ter toelichting van mijn uittreden, p. 29 vlgg.
' Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 173.
^ A. H. Gerhard aan Domela Nieuwenhuis, 17-4-1899. Arch. D. N.
* Vgl. hiervoor de beschrijving bij Vliegen, a. w., I, p. 50 vlgg. Oudegeest
meent dat de zelfbeheersing meer gevoelloosheid kan worden genoemd
Oudegeest, a. w., p. 39.nbsp;. '
rische'^. Te boeien wist hij zijn hoorders wel. „De geniale
opruier,quot; schrijft Professor Brugmans, ,.uiterlijk een apostel,
innerlijk van felle en onmeedoogende haat vervuld tegen de
bestaande maatschappij, was juist de man om door zijn soms
plechtige, dan weer populaire, maar altijd zeer meeslepende
en hoogst suggestieve welsprekendheid de volksmassa te im-
poneeren en te boeien.quot;^
Naast al het voorgaande is het zonder twijfel van grote be-
tekenis geweest, dat er onder de socialisten aanvankelijk zo
weinig waren, die behalve goede wil en socialistische gezind-
heid ook ontwikkeling en leidersgaven bezaten. Dit toch had
ten gevolge, dat de enkelen, die uit het burgerlijk kamp
kwamen, een onevenredig grote invloed kregen. En van dezen
was Domela Nieuwenhuis zo verreweg de belangrijkste en de
meerdere, dat alle anderen bij hem in het niet zonken. Dat
heeft bewerkt, dat er geen harmonisch geheel groeide van ar-
beiders en „overgekomenenquot;. „De partij werd door de bur-
gerlijke leden niet geleid,quot; oordeelt Van der Goes, „maar
autocratisch bestuurd, en dit niet omdat zij te veel, maar om-
dat zij te weinig van die soort telde.quot;®
Het buitensporige overwicht van Domela Nieuwenhuis in
de oude beweging zal niet in de laatste plaats toegeschreven
moeten worden aan de onmondigheid, de achterlijkheid van
die beweging in haar eerste periode. De afstand in ontwikke-
ling, cultuur en óók bezit tussen Domela Nieuwenhuis
enerzijds en de socialisten anderzijds was te groot, Domela
Nieuwenhuis bleef te zeer de merkwaardige eenling uit het
andere kamp, dan dat van een werkelijke eenheid sprake kon
.zijn. Door het grote verschil in ontwikkeling is er aan de kant
van de arbeiders een sterk besef van afhankelijkheid van deze
^ Vliegen, a. w., I, p. 54. Zie verder o.a. de critische bespreking van Nieu-
wenhuis' optreden in volksvergaderingen in Frans Netscher, In en Om de
Tweede Kamer, p. 27 vlgg. Netscher noemt zijn redevoeringen ,,een raar meng-
sel van een vervelende preektoon, een bijtend sarkasme, een ophitsend revolu-
tionnairisme, een afbrekend cynisme en een lang gesleep van platte paradoxen.quot;
{t.a.p., p. 28).
2 Brugmans, De geschiedenis van Amsterdam, VIII, p. 491-
® Van der Goes in Na tien jaar, p. 51.
éne opofferende vriend hunner klasse. Nieuwenhuis' popu-
lariteit „verscheen als het geloof dat hij, in zijn stand, een
enorme uitzondering was. Iemand die zoveel voor dè arbei-
ders voelde, en zoveel voor hen gedaan had (ook geleden voor
hen), moest wel een heilige zijn. En een heilige was hij van
maatschappelijke afkomst, die gewoonlijk niets dan vijanden
voortbracht. Die klasse, door hun een D. N. te schenken,
had al hare arbeidersvriendschap uitgeput. Zulk een man staat
er, in de bourgeoisie, slechts één op in de honderd jaar. Wie
er, na hem, volgde, kon wel niet anders dan een bedrieger
zijn.quot;i
Inderdaad lijkt het mij juist, wat Van der Goes hier en elders
beweert, nl. dat het onbeperkte vertrouwen in en de grote
eerbied voor Domela Nieuwenhuis, één uit de kringen der
bourgeoisie, het wantrouwen tegen en de verachting voor
andere personen uit diezelfde groepen heeft bevorderd. Ook
Domela Nieuwenhuis zelf wekt vaak de indruk, ondanks zijn
ontkenning, dat hij wantrouwend stond tegenover ieder, die
uit andere dan arbeiderskringen tot de socialistische beweging
toetrad. Wellicht vreesde hij concurrentie, bedreiging van zijn
leiderschap ? Het is begrijpelijk dat zijn volgelingen, door de
grote leider voor de keuze gesteld: mij of een ander, vooral in
de eerste jaren nauwelijks aarzelden: Domela Nieuwenhuis'
onmisbaarheid was immers zonneklaar! Voor hen was de
S.D.B. zonder Domela Nieuwenhuis eenvoudig ondenkbaar..
Zijn overwicht was zo groot, zijn woord zo machtig, dat zijn
aanhangers voor het merendeel hem trouw bleven ook toen
hij van de sociaal-democratie vervreemdde. Voor Nieuwenhuis
gold ten aanzien van de S.D.B.: 1'état c' est moi! Of, zoals Van
der Goes het uitdrukt: „Domela Nieuwenhuis vertegenwoor-
digde en bestuurde de oude socialistische beweging niet
slechts, hij verpersoonlijkte haar. Hij, Nieuwenhuis, was de
beweging.quot; 2 Hier hebben wij een van de eigenaardigste ken-
merken van de S.D.B., tevens zijn zwakke zijde. De merk- ~
I Idem, p. 52.
^ Idem, p. 55.
-ocr page 40-waardige positie van Domela Nieuwenhuis maakt, dat de oude
socialistische beweging wel geleid werd, maar niet werd op-
gevoed tot zelfstandigheid. Ook al schrijft Nieuwenhuis, dat
hij er naar streefde van de S.D.B. een partij van zelfbewuste
en zelfstandige strijders te maken en dat het zijn doel was
zich als leider overbodig te maken hij is in deze als sociaal
opvoeder te kort geschoten; hij heeft zich juist niét overbodig
gemaakt. Integendeel! En dit gebrek aan zelfstandigheid,
aan eigen inzicht, aan innerlijke kracht en overtuiging, werd
tenslotte mede oorzaak van de ondergang van de eerste
socialistische organisatie.
3. HET ANARCHISME, DOMELA NIEUWENHUIS
EN DE OUDE BEWEGING (tot ± 1891)
Van een tegenstelling tussen anarchisme en sociaaldemo-
cratie is in de eerste periode van de socialistische strijd in ons
land niet of nauwelijks sprake. In de primitieve tijd van het
socialisme in Nederland waren ze praktisch vrijwel één,
meent Schaper Ook van anarchistische kant oordeelt men,
dat in het begin, toen het socialisme pas begon wortel te schie-
ten in de massa, allen het eens waren over de kern van dat
socialisme®. Dit is trouwens niet iets speciaal Nederlands;
wij zien het overal in de opkomende arbeidersbeweging. Het
is ook volkomen begrijpelijk. In zo'n beginperiode is de strijd
allereerst krachtig protest, onberedeneerd verzet tegen de
schreeuwende misstanden, tegen de onmenswaardige toestan-
den. 't Is vaak een ruwe uitbarsting van woede en haat, van
wanhoop en wraak. De actie beoogt aanvankelijk vooral het
wekken van de maatschappelijk ontrechten en economische
slaven tot besef van hun menselijke waarde, tot enig inzicht in
hun vernederende positie. Dat geeft aan de eerste socialis-
1 Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 261 vlg.
^ Schaper, a. w., p. 156.
' De Anarchist, Nov. '93.
-ocr page 41-tische beweging haar primitief, revolutionnair karakter. „Aan
details, aan onderdelen werd nog weinig door het volk daar-
buiten gedacht,quot; schrijft De Anarchist in 1893 in een be-
schouwing over de oudste tijd. „Voorlopig waren het nog
punten van de studeerkamer. Er was dus weinig of geen grond
voor geschilpunten en vandaar die eensgezindheid en eenheid,
die veel hadden van de onschuld van het paradijs, voortko-
mende uit onwetendheid. Die eensgezindheid was bijgevolg
van zeer negatieve aard,quot;^
Van praktische resultaten, binnen afzienbare tijd te berei-
ken, is in die beginperiode hoegenaamd geen sprake; hoofd-
zaak is eerst kritiek en actie. En daardoor blijven de tegen-
stellingen tussen voorstanders van een toekomstig krachtig
gezag en de aanhangers van onbeperkte vrijheid, tussen
collectivisme en anarchisme, voorlopig verborgen. Zodra ech-
ter de socialistische beweging van betekenis gaat worden,
invloed gaat krijgen op de politieke verhoudingen, zodra
vragen van praktische politiek moeten worden beantwoord,
kan het niet uitblijven, of de twee aangeduide stromingen
tekenen zich af en komen tegenover elkaar te staan. In vrijwel
alle landen, waar van socialisme sprake is, kunnen wij dit
constateren. De koers, die de socialistische beweging op den
duur gaat volgen „blijft in elk land een tweeledige: in de rich-
ting van het collectivisme van Marx of in die van het anar-
chisme.quot;quot; In de internationale beweging leidt dit tot de felle
botsing tussen de aanhangers van Marx en die van Bakounine,
.die een voorlopig einde vindt op het Haags Congres van 1872.
Het anarchisme lijdt de nederlaag en wordt uitgesloten, maar
de Eerste Internationale gaat praktisch te gronde
Hoewel de grote strijd op Nederlands grondgebied werd uit-
gevochten, was de Nederlandse beweging zelf aan het pro-
bleem nog niet toe. En zelfs tien jaar later, als de S.D.B, is
opgericht, is het anarchisme hier nog geen probleem. Nogmaals
^ Als voren.
Quack, De Socialisten, VI, p. 405.
® Idem, VI, p. 143 vlgg.
tien jaar later eerst zou het hier tot een bittere strijd komen.
Misschien is het goed bij het spreken over anarchisme
tweeërlei te onderscheiden. Allereerst heeft men de, boven al
aangeduide, primitieve, ongedisciplineerde manier van op-
treden, het spontane verzet tegen het treurig lot, tegen de
onderdrukkers, tegen alle overheid, gezag en macht. Deze
wijze van optreden, vaak sterk individualistisch, met weinig
begrip voor organisatie, duidt men, eigenlijk ten onrechte,
wel aan als anarchistisch. Hierop doelt Brugmans, als hij zegt,
,,dat het Nederlandse volk in zijn karakter een sterke anar-
chistische inslag heeft.quot;^ Hij wijst daarbij op het veelvuldig
verzet tegen de politie in ons land, de relletjes en allerhande
oproeren. Dit alles hangt wellicht ook samen met de algemeen
erkende sterke Nederlandse vrijheidszin en het niet geringe
individualisme hier te lande
Wanneer echter Brugmans, sprekende over het karakter der
socialistische beweging hier, niet wil laten vergeten, „dat
onder de oudere socialisten heel wat leiders voorkwamen,
die eigenlijk beter als anarchisten kunnen worden gequalifi-
ceerd en die zich later dan ook zoo hebben genoemdquot; dan
denkt hij nu toch aan een ander anarchisme, ook al is er ver-
band met het vorige. Ditmaal gaat het over het wezenlijke
anarchisme. D.w.z. over het anarchisme als leer, als levens-
beschouwing. Dit anarchisrne betekent een bewust zich keren
tegen alle dwang en alle gezag; het op de voorgrond schuiven
Van het persoonlijke, van de individuele vrijheid, het princi-
piëel verwerpen van elke autoriteit, van alle macht van de een
over de ander, het zich keren daarom tegen kiesrecht en tegen
parlementarisme
1 Brugmans, a. w., VIII, p. 471.
^ Kruyt, Het Nederlandse volkskarakter, p. 44.
® Brugmans, a. w., VIII, p. 488.
^ Vgl. Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 307, waar hij zegt: „Ik was anarchist
en kwam dus op tegen alle tirannie in welke vorm ook, tegen elk gezag van
buiten af, om voortaan geheel den nadruk te leggen op het persoonlijke, het
individueele.quot; Elders geeft Domela Nieuwenhuis deze omschrijving: ,,Anar-
chisme beteekent (dus) afwezigheid van elke verhouding van heerschappij,
hetzij zij is aristocratisch dan wel democratisch. De anarchist Verwerpt elke
Van dit anarchisme nu is in de oude socialistische beweging
aanvankelijk noch bij de leiders noch bij de volgelingen iets
van betekenis te vinden. Zowel de S.D.B. als Domela Nieu-
wenhuis heeft zelfs in de eerste jaren deze leer positief afge-
wezen.
Wel was de laatste wellicht door aanleg en karakter tot het
anarchisme voorbestemd ^. Wanneer men het leven van Domela
Nieuwenhuis overziet^, kan men daarin een ontwikkeling con-
stateren van gebondenheid tot steeds grotere vrijheid. Achter-
eenvolgens maakt hij zrch los uit het kerkelijk verband, ver-
breekt dan, in zijn theorieën, de banden met de staat, om ten-
slotte ook de banden met de partij los te scheuren, zelfs al
was die partij voor een belangrijk deel zijn eigen stichting.
Reeds in zijn studententijd vervreemdde hij enigszins van
de opvattingen en dogma's, waarmee hij thuis was opgegroeid.
Niet zonder moeite verkreeg hij in 1869 toegang tot de kerk^
en deed een jaar later zijn intrede als predikant in Harlingen.
In zijn volgende standplaats Beverwijk (1871), zowel als in
Den Haag (1875) keert de jonge predikant zich tegen tal van
kerkelijke instellingen, o.a. de dienst op Hemelvaartsdag en
tegen de in de kerk heersende geest. Het duurde niet lang, of
hij trok de konsekwenties uit zijn gewijzigde denkbeelden ten
opzichte van de godsdienst en trad uit de kerk (1879).
„Steeds duidelijker zag ik in,quot; schrijft hij in zijn gedenkschrif-
ten, „dat, wat men christelijken godsdienst noemde, niets
bijzonders is, want het schoone, het goede, het algemeen men-
schelijke daarin vond men in de zoogenaamde „heiligequot;
boeken van alle volken en ook bij de wijsgeren terug----Mijn
staatsdwang, de staat in eiken vorm en dus ook elke staatswet. Hij streeft naar
een maatschappelijke orde zonder staat en zonder wetten — de ,,vrije maat-
schappijquot;, zooals Johan Most en anderen haar hebben genoemd.quot; Ongedateerd
manuscript in het archief D. N.
I ,,Niet ieder kan anarchist zijn, al wil hij het ook. Men moet er een natuur
voor hebben.quot; Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 267.
Vgl. ook de noot op die bladzijde.
^ Men zie hiervoor ook het opstel van W. Havers en Sam W. Coltof in het
Gedenkboek F. Domela Nieuwenhuis, p. 154 vlgg.
® Vnl. door de geest van zijn proefpreken, Nieuwenhuis, a. w., p. 18 vlgg.
-ocr page 44-standpunt was heelemaal humanistisch. Ik voelde mij steeds
minder thuis in de kerk.quot; i En in zijn bedankbrief aan de kerke-
raad betoogt hij,- dat het bestaan van kerkgenootschappen
hinderlijk.in de weg staat aan het humanisme, dat naar zijn
heilige overtuiging het hoogste is. „Voor mij is niet het Chris-
ten-zijn, maar het mensch-zijn hoofdzaak____Zoo is de kerk
te eng, te bekrompen. Zoo staat de kerk in beginsel tegenover
de humaniteit.quot; Zijn illusie, „dat de kerk vervuld kon wor-
den met nieuw leven, dat zij wederom de Maatschappij, de
samenleving kon bezielen,quot; is vervlogen. En zo stond Domela
Nieuwenhuis, de opstandige, de zoeker naar waarheid en
gerechtigheid, de man met zijn zucht naar het absolute en
zijn afkeer van alle lapwerk 2, „buiten de werkkring die (hij)
zelf gewenscht en bemind had.quot;®
Merkwaardig is het, dat bij dit afscheid van de kerk met geen
enkel woord gerept wordt van de socialistische denkbeelden,
die Domela Nieuwenhuis toen toch al in meerdere of min-
dere mate aanhing Wel stelt hij tegenover de kerk, die „het
standpunt huldigt niet van deze wereld te zijn,quot; zijn huma-
nisme, „dat niet alleen wel van deze wereld is, maar haar be-
schouwt als de eenige, waarmede wij te maken hebben en als
gevolg daarvan zijn wij verplicht deze wereld te vervormen
tot een verblijfplaats, waarop allen een gezond en goed leven
kunnen leiden.quot;® Van socialisme of socialistische beginselen
geen woord. Tekenend was intussen wel, dat bij de afscheids-
preek „uit Amsterdam een heele wagon menschen was over-
gekomen, onder wie de mannen der Internationale, die ge-
broken hadden met allen godsdienst.quot;quot;Het is zeer wel moge-
lijk, dat het allereerst het atheïsme is geweest, dat hier bin-
^ Idem, p. 32 vlg.
^ Typisch is in dit verband de tekst van zijn afscheidspreek, Mattheus 9 : 17.
Idem, p. 34. Voor de gehele preek zie men Nieuwenhuis' Mijn afscheid van de
kerk.
ä Domela Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 34.
^ 't Is immers hetzelfde jaar, waarin Recht voor Allen verschijnt. Vgl.
Vliegen, a. w., I, p. 49.
® Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 33 vlg.
® Idem, p. 34.
-ocr page 45-dend werkte. Maar Domela Nieuwenhuis wijst er toch ook
op, hoe er na afloop van de preek een samenkomst plaats had
in het Werkliedengebouw, „waar wij met elkander bespraken,
hoe wij den veldtocht tegen het kapitalisme het beste zouden
voeren.quot;ï
Weldra wordt Domela Nieuwenhuis nu geheel in de jonge
arbeidersbeweging getrokken; hij stond er middenin, voor hij
het zelf wist. Als redacteur van Recht vooy Allen staat hij
voortaan voortdurend op de bres voor de verdrukten en ver-
kondigt hij zijn politieke en sociale denkbeelden. Anarchist
was hij in de eerste jaren zeker niet. Met een zekere trots zegt
hij later, dat hij alles zelf heeft doorgemaakt en de verschil-
lende standpunten dus kent, ,,want ik stond nu eens op dit
dan op dat, naar gelang van de fase van evolutie, waarin ik
mij bevond.quot;2 Herhaaldelijk heeft hij op tal van plaatsen het
anarchisme scherp bestreden en de grote waarde van het kies-
recht en het parlementarisme verkondigd. Met de hem eigen
energie werpt hij zich in de strijd voor het algemeen kiesrecht
en hij is een dergenen, die de kiesrechtactie weten op te voe-
ren tot een grootse, nationale beweging. De grote waarde,
die hij aan het algemeen kiesrecht toekent, blijkt o.a. uit de
brochures, die hij eraan heeft gewijd. ,,Van alle hervormingen
moet deze de eerste zijn,quot; meent hij in 1879; „zij is het a.b.c.
van alle verbetering, zij is het begin van elke vooruitgang.quot;®
Hij ziet de strijd voor algemeen kiesrecht aanvankelijk als een
belangrijk onderdeel van de politieke actie. Terwijl zijn be-
langstelling voor coöperatie en vakbeweging, als te zeer ge-
richt op het direct belang, in het algemeen maar matig is,
hecht hij met zijn revolutionnair temperament, met zijn liefde
voor vrijheid, gelijkheid en broederschap, aan de politieke
actie grote waarde. Het bezit van algemeen kiesrecht acht hij
niet alleen belangrijk als een erkenning van de volwaardigheid
van de massa, ook verwacht hij, dat men na de verovering
^ t.a.p.
' Nieuwenhuis a. w., p. 305.
® Domela Nieuwenhuis, Algemeen stemrecht, p. 16.
-ocr page 46-van dit recht, gemakkeHjk de regeringsmacht zal kunnen ver-
werven. Hij verwacht „óf invoering van algemeen kiesrecht
óf de aanvang der sociaal-politieke revolutie op korten ter-
mijn.quot; ^ In beide gevallen zou de komst der socialistische
maatschappij weldra volgen. Domela Nieuwenhuis vraagt in
deze tijd aan Marx, welke maatregelen hij dan in het belang
der lijdende massa zou nemen. En hij betoogt dan verder te-
genover Marx, dat het al van belang zou zijn, „indien men
door samenwerking een internationale arbeidswetgeving kon
afdwingen.quot;^ In deze jaren acht hij dus blijkbaar arbeids-
wetgeving, dat wil dus ook zeggen parlementaire arbeid, van
belang. Geen wonder dan ook, dat hij zich bij verschillende
verkiezingen candidaat liet stellen, ook al was succes voorlopig
uitgesloten.
Met deze kiesrechtactie gaat gedurende vele jaren zelfs een
dikwijls felle bestrijding van het anarchisme gepaard. Uit-
drukkelijk zet Domela Nieuwenhuis in een hoofdartikel in
Recht voor Allen uiteen, dat socialisme en anarchisme niet
hetzelfde zijn, zoals oppervlakkige lieden zeggen, maar dat
beide iets geheel anders omvatten In een ander nummer
worden alle socialisten over de gehele wereld opgeroepen
„elkaar de hand te reiken tot gemeenschappelijke bestrijding
van het anarchisme.quot; Het moet van de daken verkondigd wor-
den, dat de anarchisten „onze tegenstanders zijn en zooveel
mogelijk uit onze beweging moeten worden geweerd.quot; ^
Samenwerking tussen anarchisten en socialisten is onmogelijk,
betoogt Recht voor Allen twee jaar later. ,,De anarchisten
achten de socialistische stellingen in haar verwerkelijking
éven drukkend, ja nog drukkender dan de tegenwoordige
^ Rüter, Hoofdtrekken, p. 170.
^ Rüter, De Spoorwegstakingen, p. 28 vlg.
® Recht voor Allen, i6-2-'85. Een grote moeilijkheid is, dat vaak niet is
mt te maken, of een ongetekend artilcel wel van Domela Nieuwenhuis is.
Wanneer er geen bijschrift of nabeschouwing van de redactie op volgt, mag
men aannemen, dat deze met de hoofdstrekking accoord gaat. Vgl. Nieuwen-
huis, a w., p. 268.
^ Recht voor Allen, 2-i2-'8s. Het artikel is ondertekend A-M. Er is geen bij-
schrift van de redactie.
maatschappelijke dwang, maar zij schijnen zich daarvan zoo
weinig bewust, dat zij in de partij blijven, tenzij ze zulks om
andere redenen doen.quot;i Ook in 1888 zet Recht voor Allen de
strijd tegen 't anarchisme voort en zet met nadruk uiteen, dat
het verschil tussen anarchisme en socialisme niet is gelegen
,,in een meerder vèr gaan, maar in een gaan in een andere
richting.quot; 2
Het staat dus wel vast, dat Domela Nieuwenhuis de eerste
jaren heeft behoord tot de bestrijders van het opkomend
anarchisme. Nog in 1888 beschouwt hij het anarchisme als
een gevaar voor de arbeidersbeweging. Immers hij schrijft
dan aan Engels: „Der Anarchismus hat hier auch angefan-
gen Adepten zu machen, aber ich glaube dass wir von dieser
Seite nicht viel zu fürchten haben.quot;® Toch voltrekt zich in
deze tijd al wel een verandering in Nieuwenhuis' denkbeel-
den. Juist nu schijnt hij toegankelijker te worden voor de
anarchistische opvattingen, in dezelfde tijd, dat hij — als
eerste socialist — zijn intrede doet in het parlement. Dat
geeft aan zijn optreden in de komende periode iets onzekers,
iets verwarrends, men krijgt de indruk van aarzeling en tegen-
strijdigheid. Zo toont Domela Nieuwenhuis zich in 1888 bij
de candidaatstelling voor de Tweede Kamer al weinig enthou-
siast. Een verzoek uit Weststellingwerf om een candidatuur
te aanvaarden, wijst hij af. Als dan ook enkele anderen be-
danken, veroorzaakt dit onder de aanhangers in het Noorden
teleurstelling en verwarring. En men kan de opmerking van
een Friese afgevaardigde begrijpen, dat het nu toch al te gek
wordt om zich warm te maken voor algemeen kiesrecht.
„Eerst hebben onze voormannen als Domela Nieuwenhuis
al hun best gedaan om ons de zaak met geestdrift te doen
aanpakken en ons in de verkiezingen te werpen, nu laat gij-
lieden ons in den steek. Zoo gaat bij ons de liefhebberij er
ook af.quot;^ Domela Nieuwenhuis is tenslotte blijkbaar voor de
^ Recht voor Allen, i4-i2-'87.
^ Idem, no. 14 van de loe jrg. (1888).
^ Aangehaald bij Rüter, De Spoorwegstakingen, p. 34.
^ Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 179.
-ocr page 48-aandrang gezwicht en aanvaardt in verschillende plaatsen,
o.a. in Schoterland, een candidatuur, ook al voelde hij zich
dan weinig tot het parlementaire stelsel aangetrokken. Hoewel
hij tijdens de verkiezingsvergaderingen telkens nadrukkelijk
verklaarde, dat hij socialist was en als zodanig gekozen wenste
te worden, liep het tenslotte toch zo, dat hij, bij herstemming
tegenover Heldt, gekozen werd, dank zij een 400-tal anti-
revolutionnaire stemmen. En die waren niet socialistisch,
alleen maar anti-liberaal bedoeld. Dit maakte het Kamer-
lidmaatschap ongetwijfeld nog minder aantrekkelijk voor
Domela Nieuwenhuis.
Hoewel hij zelf sceptisch stond tegenover de te bereiken
resultaten, — zijn positie als eenling was wel buitengewoon
moeilijk — is het Kamerlidmaatschap toch nog een teleur-
stelling voor hem geworden. Wel deed hij mede aan de parle-
mentaire arbeidt Hij hield een interpellatie over de werksta-
king in de venen 2. Met dit eerste optreden in het parlement was
hij niet onfortuinlijk. Het was in elk geval oorzaak dat de
Tweede Kamer zich gedurende enige tijd met de sociale
misstanden in het Noorden bezighield. De interpellatie leid-
de er toe, dat Domela Nieuwenhuis kort daarna een initiatief-
ontwerp indiende tegen de gedwongen winkelnering. Bij enkele
wetsontwerpen maakte hij gebruik van het recht van amende-
ment, hij hield algemene beschouwingen en mengde zich bij
verschillende gelegenheden in het debat. Gaandeweg echter
wordt, voornamelijk door de onaangename, teleurstellende
ervaringen, zijn activiteit als Kamerlid geringer. Hij bezocht
geen afdelingsvergaderingen®, diende geen amendementen of
wetsontwerpen meer in en beperkte zich steeds meer tot het
leveren van kritiek. Zijn waardering van de Kamerarbeid
daalde, en wel zeer snel. Reeds op het internationaal congres
te Parijs spreekt hij zijn scherpe veroordeling uit over het
^ Zie over Nieuvs^enhuis' optreden in de Kamer, Frans Netsciier, a. w.,
P- 32 vlgg.
' Domela Nieuvirenhuis, a. w., p. 153 vlgg. Uitvoeriger Vliegen, a. vi., II
p. 40 ylgg.
' Zie voor de motivering Domela Nieuwenhuis, a. ro., p. 161.
-ocr page 49-parlementarisme, waarvan hij niets verwacht, juist omdat
hij lid is van een parlement, omdat hij de hele comedie gezien
heeft 1. Bij deze gelegenheid haalt hij, blijkbaar met instem-
ming, de woorden aan van een ,,geestig schrijverquot;, die er op
wijst, hoe het woord parlement is samengesteld uit twee delen,
parle en ment, respectievelijk afgeleid van parler en mentir!
Erg overtuigend is deze geestigheid niet, hoe dikwijls Domela
Nieuwenhuis haar later ook herhaald heeft. Een onverdachte
uiting van Nieuwenhuis' geringe waardering van het parle-
mentarisme vinden we in een particuliere brief, eveneens uit
het jaar 1889. „Het parlementaire leven blijft mij erg tegen-
staan,quot; heet het in deze brief, „en vergis ik mij niet, dan
heeft het parlementarisme zijn langste tijd gehad____Alleen
te staan is overigens een doodend werk en dagelijks gevoel ik
het onvruchtbare meer.....Hij zou het zelf zeker niet al
te zeer betreuren, als hij zijn Kamerarbeid kon beëindigen.
Aan het Kerstcongres van de S.D.B. in 1889 legt hij de vraag
voor, of hij lid van de Tweede Kamer zal blijven of niet. Het
congres antwoordt bevestigend. In het volgend jaar betoogt
Domela Nieuwenhuis bij herhaling in Recht voor Allsn,
dat het niet raadzaam is voor sociaal-democraten wetsvoor-
stellen in te dienen: dat is meewerken om nieuwe lappen te
zetten op het oude kleed, lappen die noodzakelijk moeten af-
scheuren. Het parlementarisme mag nooit anders dienst doen,
dan als agitatiemiddel®.
Het zou volkomen begrijpelijk zijn geweest, als Domela
Nieuwenhuis zich in 1891 niet herkiesbaar had gesteld. Hij
voelde zelf het Kamerwerk als onvruchtbaar, had weinig
directe resultaten bereikt en in de pers geringe waardering
gevonden. Zijn persoonlijke aanleg maakte hem bovendien
wellicht niet de geschikte persoon voor het moeizame, droge
Idem, p. 188. Vgl. Na twintig jaar, p. 38 vlg. Zie over de veranderingen in
de opvattingen ^ an Nieuwenhuis ook Troelstra's artikel in De Baanbreker,
29-i2-'94.
^ Domela Nieuwenhuis aan zijn broer Adriaan, 27-3-'89. Archief D. N.
^ Recht voor Allen, zb-g-'go. Vgl. ook 26/27-io-'9o. Vgl.eveneens Ritter,
Een halve eeuw, I, p. 409 vlg.
Kamerwerk, hij was veel meer de agitator, de wekker, de volks-
leider. Het is zeker verwonderlijk, dat hij, ondanks dit alles,
in 1891 toch opnieuw een candidatuur, o.a. voor Schoterland,
accepteert. Bovendien heeft hij het blijkbaar de moeite waard
gevonden in Recht voor Allen telkens aandacht te vragen voor
de verkiezingen; hij verzorgt een nieuwe druk van een bro-
chure: Hoe ons land geregeerd wordt op papier en in werhelijk-
heid^. Hierin ijvert hij voor een regering door en voor het volk
en voor de verovering van de machtsmiddelen, die nooit weer
uit handen moeten worden gegeven. „Want zij hebben geen
recht, die geen macht bezitten om dit recht te verdedigen.quot;
Onder de toegevoegde citaten lezen we o.a. „Tot de onver-
vreemdbare rechten nu van ieder zelfstandig, eenigszins aan
de kinderschoenen ontwassen volk behoort het recht om zich
zijn eigene regenten te kiezen.quot; Hij schrijft een speciale
brochure voor de middenstand ^ en geeft tenslotte in een extra
geschrift een overzicht van zijn arbeid als Kamerlid®. Het is
een krachtig pleidooi voor algemeen kiesrecht. Het volk mist
de kenmerken der volkssouvereiniteit, die bestaan in het
stembiljet dat besluit, in het wapen dat verdedigt en in
de bodem die voedt. „Als wij het stembiljet hebben ver-
overd, dan zullen we daardoor komen tot het wapen en den
bodem.quot;
Het resultaat van de verkiezingen van 1891 was al heel pover.
Domela Nieuwenhuis bracht het tot een herstemming met
Treub, maar werd niet gekozen. Dat de teleurstelling in socia-
listische kringen groot was, blijkt o.a. uit het bittere artikel in
Recht voor Allen, waarin vooral het „advokaatje uit Amster-
damquot; (Treub) scherp wordt gekritiseerde Dat Domela
Nieuwenhuis naderhand, ondanks de aandrang en de nieuwe
actie van de Friese Volkspartij, weigerde een Kamerzetel te
1nbsp;4e druk, 's-Gravenhage, 1891.
2nbsp;Wat is de toekomst onzer middenklasse} 's-Gravenhage, 1891.
' Vier jaren klasse-regering of wat men met algemeen kiesrecht had kunnen
gedaan krijgen, 's-Gravenhage, 1891. Vgl. Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 165
vlgg. De brochure werd in meer dan honderdduizend exemplaren uitgegeven.
Vliegen, a.w.,U,p. 268. Vgl. ook GedenkboekF. Domela Nieuwenhuis, p. 178 vlgg.
* Recht voor Allen, 25-6-'9i. Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 273 vlg.
-ocr page 51-aanvaarden bij de gratie van diezelfde Treub,is begrijpelijki.
Erg spijtig is hij over zijn niet-herkiezing ongetwijfeld niet
geweest. Persoonlijk heeft hij het wellicht als een bevrijding
gevoeld, niet meer „als een melaatsche te zitten in dat college
van honderd.quot; Zowel deze niet-herkiezing als de parlementaire
ervaring hebben ertoe bijgedragen om ^ijn anti-parlementaire
gezindheid te versterken. En dit feit is niet alleen voor Domela
Nieuwenhuis zelf, maar ook voor de ontwikkeling van de
socialistische beweging in ons land in het algemeen en voor
de S.D.B. in het bijzonder, van de grootste betekenis geweest.
In de S.D.B. was in de eerste jaren geen sprake van werke-
lijk anarchistische opvattingen, ondanks het primitieve, ruwe
karakter. En ook ondanks het feit, dat het contact van veel
socialisten met de staat dikwijls van onaangename aard was
Weldra zien wij de S.D.B. een belangrijke plaats innemen
in de beweging voor algemeen kiesrecht. Voor de socialis-
tische arbeiders, evenzeer als voor de leden van het A.N.W.V.
en van Patrimonium, was de invoering van algemeen kiesrecht
een kwestie van recht®. De arbeiders van alle richtingen zagen
in het bezit van kiesrecht een erkenning van hun maatschappe-
lijke volwaardigheid. De socialisten vooral hechtten in de
eerste tijd aan het algemeen kiesrecht zeer grote waarde, niet
zozeer als doel, maar als middel. Zij begeerden het vóór alles
als wapen in de sociale strijd en hadden grote verwachtingen
van het gebruik van dit machtig instrument. Niet voor niets
stond het als eerste eis op het program van de S.D.B. Steeds
meer namen de socialisten de leiding in de verschillende kies-
rechtacties. Zij waren enige jaren lang de drijfkracht van de be-
weging en gaven haar „vaart en elan.quot; Dit hangt samen met
het feit, dat veel socialisten de verovering van het algemeen
kiesrecht op korte tijd verwachtten. Recht voor Allen spoorde
f
^ Zie over de merliwaardige naverkiezing in Schoterland en het conflict
tussen Domela Nieuwenhuis en de Friese Volkspartij, Domela Nieuwenhuis,
a. w., p. 175 vlgg.
' Vgl. Rienzi, Socialisme en Vrijheid, p. 143.
quot; Zie voor de kiesrechtstrijd Rüter, Hoofdtrekken, p. 132 vlgg. Vgl. ook zijn
Spoorwegstakingen, p. 28 vlgg.
dikwijls op zeer felle toon tot krachtige strijd voor algemeen
kiesrecht aan; alle krachten moesten daarop worden gecon-
centreerd.
Waar zo de stemming in de socialistische beweging was, ligt
het voor de hand, dat het anarchisme daar voorlopig weinig
kans had. Wanneer dan ook op het Kerstcongres van de S.D.B.
in 1882 de vraag wordt gesteld, langs welke weg het mogelijk
is de geschillen tussen anarchisten en andere socialisten bij
te leggen, wordt deze vraag niet behandeld, „omdat men in
Nederland nog geen anarchisten had.quot; Overigens meende
men, „dat het anarchisme het omgekeerde is van socialisme,
daar dit laatste organisatie bedoelt van alle arbeiders, terwijl
het anarchisme dit niet wenscht.quot;i Toch duurde het niet lang
of het anarchisme begon hief enige betekenis te krijgen.
In het laatst van 1881 verscheen in België een anarchistisch
blad De Opstand, dat vooral in ons land veel gelezen werd en
door zijn heftige toon nauw aansloot bij de wijze van discus-
siëren in arbeiderskringen. Enige jaren later kreeg Nederland
zelf een anarchistisch blaadje, nl. De Vrije Pers^, dat slechts
korte tijd bestond. In 1888 vonden de anarchisten een tribune
in De Anarchist, orgaan van goddeloozen, havehozen en re-
geeringloozen. Het blad verscheen zonder redactie, zonder
program en werd aan de lezers verstrekt zonder verplichte
abonnementsprijs! ®
Tal van oorzaken hebben samengewerkt om de anti-parle-
mentaire gezindheid in de S.D.B. te versterken en de belang-
stelling voor de anarchistische denkbeelden te verhogen.
De revolutionnaire verwachtingen waren omstreeks 1885
hoog gespannen. Men geloofde immers, dat er op korte ter-
mijn een revolutionnaire situatie zou ontstaan en dat de
sociale omwenteling dan de redding zou brengen uit de ellen-
de. De revolutionnaire woelingen echter uit deze jaren, ge-
1 Vliegen, a.w., I, p. 71.
^ Bymholt, a. w., p. 410. De Vrije Pers verscheen in 1886 en 1887.
' In Juli 1892 werd een abonnementsprijs vastgesteld en kort daarna werd
ook een redacteur vermeld, nl. J. Methöfer. Vgl. De Anarchist, se jrg, no. 33.
volg o.a. van de grote nood door de werkloosheid en van ver-
bittering over het regeringsbeleid, werden al te spoedig ge-
volgd door felle reactie, die vooral in de Oranjefurie van het
jaar 1887 ernstige afmetingen aannam. Bittere ontgoocheling
en ernstige teleurstelling in socialistische kringen waren het
gevolg.
Ook de kiesrechtactie was op mislukking en teleurstelling
uitgelopen. De beweging voor algemeen kiesrecht had haar
hoogtepunt bereikt in 1885. Door het aannemen van de drei-
gende motie op de grote Haagse betoging van dat jaar, waarbij
een herhaling van deze beweging beledigend voor de eigen-
waarde van het Nederlandse volk werd verklaard, sneed men
zichzelf de weg voor verdere kiesrechtactie praktisch af. Ver-
loop van de beweging voor algemeen kiesrecht was dan ook
het gevolg, terwijl bovendien juist in die tijd een scherpe re-
actie van de zijde der regering intrad Ook de verdere ge-
beurtenissen op politiek gebied waren weinig geschikt om bij
de socialistische arbeiders nieuw enthousiasme te wekken.
De grondwetsherziening van 1887 bracht niet het zozeer be-
geerde algemeen kiesrecht; het „kaoetsjoek-artikelquot; onthield
nog voor lange tijd aan de meeste arbeiders het kiesrecht.
Zo was er dus teleurstelling naar twee kanten. Dit heeft
bewerkt, dat de S.D.B. een periode van aarzeling doormaakt:
moest men de revolutionnair-eschatologische traditie hand-
haven, of moest men zich geheel op de politieke actie werpen ?
Deze periode van aarzeling duurt enige jaren, jaren alweer van
grote ellende, van werkloosheid, stakingen en vervolgingen.
En juist in deze jaren wenden vele teleurgestelden zich naar het
anarchisme. „Toen de S.D.B. aan eigen verwachtingen twij-
felde, kon het anarchisme in invloed stijgen; het vertoont
dezelfde utopistische en eschatologische trekken als de oude
beweging, en velen moest de vernietiging van de staat aan-
trekken, nu hij als middel tot het doel niet te hanteren bleek.quot;®
^ Men leze de sterke staaltjes, die Vliegen hiervan geeft. Vliegen, a. w.,
I, p. 194 vlgg.
Rüter, a. w., p. 33 vlg.
-ocr page 54-Eveneens stegen de kansen voor het anarchisme, toen de
S.D.B. zijn activiteit op allerhande gebied inperkte. De vak-
actie gaat zich, na 1887, geleidelijk meer buiten de partij-
organisatie ontwikkelen; ook de politieke actie laat de S.D.B.
in 1887 aan andere organisaties, als Volkspartij en Bond voor
Algemeen Kies- en Stemrecht overd In 1888 verwerpt de
S.D.B. bovendien, voornamelijk op aandrang van Croll, de
coöperatie als strijdmiddel. Door deze besluiten gingen eigen-
lijk drie belangrijke mogelijkheden voor actie voor de S.D.B.
verloren; dit heeft het gevoel van onzekerheid en machteloos-
heid onder de leden versterkt, wat hen toegankelijker maakte
voor de anarchistische theorieën.
Vooral in Den Haag waren de anarchisten nogal actief. Daar
werden cursusvergaderingen gehouden over het anarchisme,
met praktische toepassing der theorie: geen voorzitter, geen
agenda, geen orde! Dat van een behoorlijke gedachtenwisse-
ling zo geen sprake kon zijn, ligt voor de hand. Het bestuur
van de S.D.B.-afdeling in Den Haag heeft de uitwerking van
deze bijeenkomsten toch blijkbaar niet vertrouwd en het nodig
geoordeeld ook van sociaal-democratische zijde vergaderingen
over het anarchisme te organiseren^. In deze dagen was Domela
Nieuwenhuis, naast Vliegen, nog een van de krachtigste be-
strijders. Dit is misschien een van de oorzaken, dat de anar-
chistische actie en invloed toenamen tijdens Nieuwenhuis'
gevangenschap in 1887.
Een besluit op het Congres van de S.D.B. in 1887 wekt ten
onrechte de'indruk, alsof daar de anarchistische, anti-parle-
mentaire gezindheid dan al de overhand heeft gekregen. De
S.D.B. besloot nl. als zodanig niet deel te nemen aan de ver-
kiezingen. De leden-kiezers bleven geheel vrij in hun handel-
wijze. Hoewel dit besluit doet denken aan de bekende motie-
Hoogezand-Sappemeer op het Groningse congres van 1893®,
^ Zie iiiervoor 't besluit van liet congres in 1887.
^ Ook in andere plaatsen organiseerde de S.D.B. dergelijke vergaderingen,
o.a. in Beverwijk, Delft, Haarlem. Vliegen, a. w., II, p. 60.
® Zie hierna p. 121.
s
was de strekking toch een geheel andere. De bedoeling was
alleen om in samenwerking met anderen, als Volkspartij aan
de verkiezingen deel te kunnen nemen. Dat dit besluit vol-
strekt geen anarchistische strekking had, blijkt overigens
zonneklaar uit het feit, dat tal van vooraanstaande figuren uit
de S.D.B. in 1888 candidaat waren voor de Tweede Kamer,
terwijl Domela Nieuwenhuis zelf immers gekozen werd. Ook
het besluit van het volgende congres van de S.D.B. (1888)
om bij de Tweede Kamer-verkiezingen met eigen candidaten '
uit te komen, wijst er in elk geval op, dat de S.D.B. toen niet
anarchistisch was.
De Kamerperiode van Domela Nieuwenhuis heeft ten
aanzien van de waardering van het parlement een tweezijdige
uitwerking gehad. Enerzijds gaf ze aan de parlementair gezinden
in menig opzicht bevrediging. Nieuwenhuis' optreden in de
Kamer was in hun ogen een voortdurende propaganda voor
de socialistische denkbeelden. Herhaaldelijk werden zijn rede-
voeringen als afzonderlijke brochures uitgegeven en leverden
geschikt propagandamateriaal Nieuwenhuis dwong de Kamer
telkens aandacht te schenken aan de noden van het volk en
legde bij tal van gelegenheden de gebreken in staat en samen-
leving blootIn arbeiderskringen, speciaal in Friesland,
vond de parlementaire arbeid van Domela Nieuwenhuis wel
waardering, wat o.a. bleek uit de energieke pogingen om hem
in 1891 weer in de Kamer te brengen®.
^ Vgl. Gedenkboek F. Domela Nieuwenhuis, p. 170.
^ Zie de lijst van behandelde onderwerpen bij Domela Nieuwenhuis, a. w.,
p. 166 vlg. Vgl. ook zijn brochure Vier jaren Klasse-regering.
^ Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 175 vlgg. Vgl. ook Vliegen, a. w., I, p. 59.
De waardering van Nieuwenhuis als Kamerlid was in de burgerpers, zoals te
verwachten was, zeer gering. Een uitzondering maakt het Dagblad voor Neder-
land, dat van oordeel is, dat Domela Nieuwenhuis „als volksvertegenwoordiger
in de Staten-Generaal beter dan iemand anders zijn plicht heeft gedaan. . . .
Hij heeft op zijn eenzaam standpunt moed en volharding getoond, die waar-
dering verdienen en een gematigdheid betracht, groot genoeg om radicaal-
gezinden liberalen in de Kamer de uitvlucht te ontnemen, dat zij niet met hem
zouden hebben kunnen, samenwerken. Wij zouden het betreuren indien de
socialisten in de Kamer een, en in 't bijzonder zoo zij dezen vertegenwoordiger
moesten missen.quot; (Dagblad voor Nederland, 2i-5-'9i).
Anderzijds was maar al te pijnlijk gebleken, hoe Domela
Nieuwenhuis, als eenling, feitelijk machteloos stond. De prak-
tische resultaten van zijn werk als Kamerlid waren zeer ge-
ring. Dit versterkte zowel bij hemzelf als bij een deel van zijn
aanhang, de anti-parlementaire gezindheid, die verder nog
bevorderd werd door zijn niet-herkiezing. Zo heeft dus de
parlementaire werkzaamheid van Domela Nieuwenhuis in
deze kwestie geen oplossing gebracht, vooral omdat hij zelf
sterk blijft weifelen tussen afkeuren van en toenaderen tot het
anarchisme. Zijn afkeer van de doctrinaire houding, vooral
van de Duitse socialisten, van strenge partijorganisatie en
meerderheidsbesluiten, wordt gaandeweg sterker. En terzelf-
der tijd wordt zijn waardering voor het anarchisme groter.
Reeds op het internationale congres van 1891 te Brussel zegt
Domela Nieuwenhuis, naar aanleiding van de aanvallen van
Liebknecht op het anarchisme: „Wij zijn bovendien niet
bang voor de naam anarchisten.quot; En van het parlementarisme
heet het, dat dit dikwijls een bederf is geweest, terwijl de
parlementaire atmosfeer ongezond wordt genoemd
De veranderde inzichten, bij Domela Nieuwenhuis zowel
als bij tal van leden van de S.D.B., vinden hun uitdrukking
in het congresbesluit van 1891, dat de revolutionnaire taktiek
gehandhaafd zal blijven. Een weinigzeggend, vaag besluit,
maar toch wel met een anti-parlementaire strekking. Maar als
dit besluit genomen wordt, is de strijd om de leiding van en de
richting in de S.D.B. al in volle gang.
1 Radicaal Weekblad, 18-10-'91.
-ocr page 57-TWEEDE HOOFDSTUK
DE STRIJD IN EN OM DE S.D.B.^
I. HET EERSTE VERZET
Ongeveer tien jaar lang is Domela Nieuwenhuis de onbe-
twiste leider geweest van de socialistische beweging in ons
land. Hij was in zijn uitzonderlijke positie voorlopig onaan-
tastbaar, trouwens ook onbedreigd. Dit geweldig overwicht,
deze verafgoding sloten echter gevaren in zich zowel voor
Domela Nieuwenhuis zelf als voor de beweging. Bij Nieuwen-
huis ontstaat langzamerhand een gevoel van onmisbaarheid;
de overmatige verering, die hij geniet, leidt tot zelfoverschat-
ting. Steeds minder kan hij kritiek verdragen; verzet tegen
zijn leiding voelt hij als een aanval op het socialisme en
omgekeerdquot;.
In de eerste jaren van de S.D.B. is er zelden sprake van
verzet tegen Domela Nieuwenhuis of van ernstige conflicten.
Natuurlijk zijn er wel eens moeilijkheden geweest; ook heb-
ben wel personen, uit teleurstelling of uit protest, de S.D.B.
verlaten. Maar een enkele maal slechts ging dit gepaard met
een openlijke aanval op Domela Nieuwenhuis en veroorzaakte
het enig rumoer naar buiten.
a. Van Raay
Dit was o.a. het geval met C. J. van Raay®. Deze, naar het
^ Naast de bij het eerste hoofdstuk vermelde werken, is voor het tweede
hoofdstuk vooral gebruikt: P. J. Troelstra, Gedenkschriften: le deel. Wording-,
2e deel. Groei.
' Iedere leider loopt dit gevaar. Vgl. de opmerking van Rüter over Troel-
stra's gevoeligheid voor de critiek der Marxisten, Rüter, a. w., p. 66 vlg.
' Zie voor Van Raay, Vliegen, a. w., I, p. 463 vlgg.; Bymholt, a. w., p. 348
en 394; Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 85 vlg.
schijnt een niet al te vakkundig timmerman, was in 1883 in
de beweging gekomen. Ondanks het geheel onvoldoende
onderwijs, dat hij genoten had, ontwikkelde hij zich spoedig
tot een verdienstelijk propagandist. Weldra kwam hij als ex-
pediteur op de drukkerij van Recht voor Allen. Het duurde
niet lang of er kwam wrijving tussen Van Raay en de leidende
figuren in de S.D.B., speciaal Domela Nieuwenhuis. Dit was
wellicht voor een deel het gevolg van persoonlijke eigen-
schappen van Van Raay. Het is niet onmogelijk, dat hij door
zijn snel succes als spreker en als schrijver wat over het paard
getild was en mede daardoor wat arrogant werd. Vliegen, die
hem overigens prijst om zijn agitatorische gaven en zijn helder
inzicht, noemt hem eigenwijs, eerzuchtig en vooral koppig.
Hij had een vrij hoge dunk van zichzelf en onderschatte de
betekenis van iemand als Domela Nieuwenhuis. Daardoor
heeft Van Raay zich, wellicht eerder dan anderen, geërgerd
aan het overwicht van Domela Nieuwenhuis en over het feit,
dat deze in de proletarische S.D.B. toch altijd de „mijnheerquot;
bleef. Van Raay was een onafhankelijke natuur. Hoewel hij
door zijn betrekking ondergeschikte van Domela Nieuwen-
huis was geworden, was hij er niet de man naar, om nu eigen
opvattingen te onderdrukken en de onderdanige, volgzame
dienaar te spelen. Hij zag er geen bezwaar in, een andere me-
ning te verkondigen dan Domela Nieuwenhuis. Zo op het
congres van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht,,
waar hij een volksparlement verdedigde tegenover Domela
Nieuwenhuis; zo ook bij een conflict tussen de Haagse af-
deling van de S.D.B. en de Centrale Raad over het meevoeren
van een vlag^.
De strijd tussen Van Raay en Domela Nieuwenhuis kreeg
een vrij plotseling einde, doordat de eerste op een buitenge-
woon congres van de S.D.B. in 1886 als lid werd geroyeerd,
naar aanleiding van een vrij onbelangrijke kwestie, die tot een
„verraadzaakquot; werd opgeblazen. Het gehele verloop van dé
1 Zie iiiervoor Van Raay, Mijn Afscheid van den Sociaal-Democratischen
Bond, p. II.
historie wekt wel de indruk, dat Domela Nieuwenhuis dit ge-
val heeft aangegrepen om zich van een lastige medewerker
te ontdoen. Het ging bij deze moeilijkheden in hoofdzaak om
persoonlijke eigenaardigheden en tegenstellingen. Men hoort
in Van Raay's brochure, na zijn royement geschreven, dezelf-
de klanken en klachten over de positie en de houding van Do-
mela Nieuwenhuis, als in de kritiek van latere opposanteni.
Wel zit er in het conflict ook iets van een tegenstelling tussen
de arbeider en de man uit gegoede kringen. Van Raay blijft in
Nieuwenhuis, ondanks alles, de kapitalist zien en hij beschouwd
hem als een gevaar voor de socialistische beweging. In de
S.D.B., geleid door iemand als Domela Nieuwenhuis, kan hij
geen vertrouwen meer hebben. Hij is van oordeel, dat de ar-
beiders zich moeten organiseren met het oog op de revolutie
die hij aanstaande acht. Vandaar zijn oproep, aan het slot
van zijn brochure, tot het vormen van een nieuwe partij. „Er
moet dus zijn een partij van arbeiders en arbeiders alleen,
om de groote vraagstukken van den dag door vereenigde wer-
king tot oplossing te brengen.... Wij moeten er van over-
tuigd zijn, dat een kapitalist blijft een kapitalist, al verbergt hij
zijn wolfshuid onder een schapevacht. Daarom werklieden,
sluit u aaneen! Niet om personen voorop te stellen, maar om
eene vereeniging te vormen, die, demokratisch bestuurd, de
zaak alleen zal behartigen.
Van een eigen program, principieel afwijkend van dat van
de S.D.B., is geen sprake. Toch krijgt Van Raay nog een
vijftigtal leden van de Haagse afdeling van de S.D.B. mede,
die met hem een nieuwe sociaaldemocratische vereniging vor-
men. Van enige betekenis is deze organisatie nooit geworden,
weldra spatte ze uiteen, zonder enig spoor achter te laten®.
1 Van Raay, a. w., p. 7 vlgg. Van Raay klaagt over de afgodische verering
van Nieuwenhuis, over het breed uitmeten in Recht voor Allen van alles wat
hij deed, over zijn gèvoel van onmisbaarheid, over het feit, dat hij geen tegen-
spraak kon verdragen en niemand naast zich kon dulden.
^ Idem, p. 14 vlg.
' Vliegen, a. w., I, p. 465 vlg. Ook Vliegen is enige tijd lid geweest van deze
vereniging. Nieuwenhuis, a. w., p. 86.
b. Croll
Was er van een politieke tegenstelling tussen Van Raay en
Domela Nieuwenhuis geen sprake geweest, dit bleek wel het
geval in het conflict met C. Crolli. Deze kwam, anders dan
Van Raay, uit de gegoede burgerstand. Hij ontving een behoor-
lijke opleiding en werd ambtenaar op het Departement van
Binnenlandse Zaken. Mede onder invloed van Domela Nieu-
wenhuis kwam hij in de socialistische beweging en werd wel-
dra een van de leidende figuren. Dit leidde op den duur tot
een botsing met minister Heemskerk, die in het begin van 1886
Croll de eis stelde: óf ontslag nemen als lid van de Centrale
Raad van de S.D.B. óf ontslag vragen als ambtenaar aan het
ministerie. Croll weigerde het een zowel als het ander en kreeg,
ondanks zijn uitvoerig en gedocumenteerd adres aan de Tweer
de Kamer, op i April 1886 ongevraagd ontslag Hij wierp
zich nu geheel in de socialistische strijd en bleek een zeer be-
kwaam propagandist. Hij was een uitstekend spreker en be-
schikte over een welversneden, scherpe pen. Gedurende
bijna vier jaren was Croll naast Domela Nieuwenhuis de voor-
naamste leider van de S.D.B. en mederedacteur van Recht
voor Allen. Eerder dan Nieuwenhuis ontwikkelde Croll zich
echter in anarchistische richting en hij kon zich steeds minder
met de leiding en de opvattingen van de S.D.B. verenigen.
Geheel onverwacht deelde hij op 't congres in 1889 mede,
dat hij niet meer voor een benoeming als redacteur van Recht
voor Allen in aanmerking wilde komen. Als motief gaf hij op,
dat hij het verkeerd achtte, dat twee personen samen een blad
redigeerden®, maar het duurde niet lang, of de ware redenen
van zijn terugtreden kwamen aan het licht. In de zomer van
1890 verliet Croll de S.D.B.; dit was voor de bond ongetwij-
feld een ernstig en pijnlijk verlies*.
1 Zie voor Croll, Vliegen, 0. vj., I, p, 382 vlgg.; Bymholt, a. w.y p. 610 vlgg.
^ Het adres bij Vliegen, a. w., I, p. 385 vlgg. Zie verder Croll's brochure
Afgedrongen van de bodem des rechts, 's-Gravenhage 1886.
' Bymholt, a. w., p. 536 vlg. Vliegen, a .w., II, p. 136 vlg.
* Bymholt, a. w., p. 611. „We hebben zoo voor en na verschillende per-
sonen zien heengaan uit de S.D. partij, maar nog nooit iemand wiens heen-
gaan zoo pijnlijk is,quot; aldus Bymholt.
In een uitvoerige brochure gaf Croll een overzicht van zijn
motieven en denkbeelden^. Hieruit bleek, dat zijn uittreden
zowel een gevolg was van persoonlijke moeilijkheden met
Domela Nieuwenhuis als van verschil in politieke opvattingen.
Scherp keert Croll zich tegen de neiging van Nieuwenhuis
om „in zijn aartsvaderlijke partijgemeenschap de rol van
hoogepriester te vervullen.quot; Hij verwijt hem, dat het koninkje
spelen hem tot een tweede natuur is geworden en hekelt
Nieuwenhuis' zelfverheerlijking in Recht voor Allen en zijn
volkomen eigenmachtig optreden in de S.D.B. Verder be-
schuldigt hij Domela Nieuwenhuis ervan misbruik van zijn
financiële macht te maken. En pijnlijk voelt hij zich getroffen
door Nieuwenhuis' vraag, wat hij — Croll — toch eigenlijk
wel geofferd had, op 't moment dat hij ,,op 32-jarigen leeftijd
voor de derde maal moet gaan zoeken, wat den heer Domela
Nieuwenhuis reeds in zijn wieg dubbel en dwars was ver-
zekerd, n.1. een positie om te kunnen leven!quot; In het eerste
deel van zijn brochure geeft Croll een overzicht van zijn
politieke ideeën en het is eigenaardig om te zien hoe hij hierin
voortdurend Domela Nieuwenhuis aanvalt met soortgelijke
anarchistische argumenten als deze zelf enige jaren later bij
herhaling zal gebruikenquot;.
De aanval op Domela Nieuwenhuis wordt voortgezet in
een anoniem verschenen brochure van het jaar 1891 met de
veel belovende titel: Domela Nieuwenhuis ontmaskerOok
hierin richt de critiek zich op Nieuwenhuis' redacteurschap,
op zijn inconsequentie wat zijn houding in en buiten de Twee-
de Kamer betreft en op het misbruik, dat hij van zijn financiële
positie maakt. De schrijver meent verder, dat de revolution-
1 C. Croll, Ter toelichting van mijn uittreden uit de Sociaal-Democratische
Partij. {Een vraag van Staatsrecht mede), 's-Gravenhage 1890.
^ Zo over individuele vrijheid, het recht van de meerderheid, het verder-
felijke van het parlementarisme, enz. Croll, a. w., p. 10 vlgg.
^ Domela Nieuwenhuis ontmaskerdl Een woord van waarschuwing tot Partij-
genootenen Niet-Partijgenooten, door een ingewijde. Heerenveen 1891. De onder-
titel luidt: Een bijdrage tot den strijd tusschen Domelakraten en Democraten of
volkspartij. Volgens aantekeningen van Van der Goes is deze brochure stellig
van Croll.
naire houding, die Domela Nieuwenhuis in de laatste
tijd inneemt, beschouwd moet worden als een poging
om zijn wankele positie in de socialistische beweging te
redden.
Op de eerste brochure van Croll had de Centrale Raad van
de S.D.B. gereageerd met een geschriftje^ dat als inleiding
een theoretische toelichting bevatte van de hand van Vliegen.
Zowel in de inleiding als in het geschrift zelf valt sterk de
nadruk op Croll's burgerlijke afkomst. Bitter schrijft Vliegen
over de „vervloekte verdeeldheidquot;, die de arbeiders al zo on-
eindig veel heeft doen lijden. En hij toornt tegen de bourgeois
die „onze beweging met veel lawaai binnenkomen om o zoo
gauw weer op te doeken.quot; En daarbij wordt dan om de eer te
redden wat rumoer gemaakt, dat alweer nieuwe verdeeldheid
tengevolge heeft.
Ook de Centrale Raad wijst op het gevaarlijke van de hulp
van „herenquot; en oordeelt, dat het maar beter is de heren voort-
aan op een afstand te laten 2.
Het is bevreemdend, dat Croll, die o.a. om zijn anarchis-
tische opvattingen uit S.D.B. trad, weldra redacteur wordt
van het radicale dagblad De Amsterdammer en ook mede-
werker aan Troelstra's blad De Nieuwe Tijd^. Tot nadere
aansluiting bij Van der Goes en Troelstra is het echter nooit
gekomen. Hoewel hij volgens zijn eigen verklaringen de eco-
nomische waarheden van het socialisme bleef erkennen S
raakte hij toch van de socialistische beweging steeds meer
verwijderd. Als een enigszins vereenzaamd pessimist is hij
in 1895 gestorven.
1 Licht, naar aanleiding van de brochure van den heer C. Croll, 's-Gravenhage
1890.
^ Idem, p. 25. Op 't gebruik van de aanduiding „burgerquot; Croll tegenover
„de heerquot; Nieuwenhuis is reeds gewezen, hiervóór p. 20.
^ In Januari 1893 schrijft hij aan Van der Goes, dat hij gaarne aan De Nieuwe
Tijd wil blijven medewerken. „Mocht later het verschil tusschen U en mij te
groot blijken, dan kunnen wij als goede vrienden scheiden, nietwaar ?quot; Groll
aan Van der Goes, 5-i-'93. Arch. G. Zie overigens voor De Nieuwe Tiid
hierna p. 107 vlgg.
* Vliegen, a. w., I, p. 293.
-ocr page 63-2. GEVAARLIJKE OPPOSITIE
Zowel Van Raay als Croll zijn na hun breuk met de S.D.B.
voor de socialistische strijd praktisch verloren. Kort na het
uittreden van Croll komen echter een paar personen in de
socialistische beweging, die eveneens spoedig met Domela
Nieuwenhuis in conflict komen, maar niet van plan blijken
zich terug te trekken.
3. Van der Goes
De eerste was Frank van der Goes. Reeds op twee en twintig
jarige leeftijd stond hij, in i88i, aan het hoofd van een assu-
rantiebedrijf, waarin hij in de eerste jaren een behoorlijk be-
staan kon vinden. Zijn belangstelling ging echter weldra veel
minder uit naar het zakenleven dan naar het gebied van
kunst en politiek. Spoedig nam hij zijn plaats in onder de
Tachtigers en werd een van de oprichters van De Nieuwe Gids
in 1885; het prospectus voor dit nieuwe tijdschrift was door
hem opgesteld
In dezelfde tijd begon zijn politieke activiteit. Terwijl hij
in De Nieuwe Gids zijn aanvankelijk radicale artikelen schreef,
trad hij op in de Amsterdamse politiek gematigde organisatie
De Unie en werkte in 1888 mede aan de oprichting van de
radicale kiesvereniging Amsterdam. Hij was in de hoofdstad
in die dagen een figuur van betekenis. Van aanleg een ,,ver-
fijnd aristokraatquot;, met een sterk intellectualistische inslag,
had hij bovendien een'natuurlijke zin'voor sociale gerechtig-
heid Hij aarzelde dan ook niet de strijd aan te binden tegen
onrecht in staat en maatschappij. Zijn critiek was vaak zeer
scherp en wekt soms de indruk van hooghartigheid. In 1886
schreef hij zijn geruchtmakende brochure Majesteitsschennis,
waarin hij het opnam voor de veroordeelde Domela Nieuwen-
^ Zie voor Van der Goes en De Nieuwe Gids o.a. Stuiveling, De Nieuwe
Gids als geestelijk brandpunt. Tiezélfde, Een tachtiger tachtig in Tijd en
Taak, i8-2-'39.
^ H. Roland Holst in het Voorwoord van de bloemlezing Uit het werk
van Frank van der Goes, p. 5.
huis. De felle reactie van het Handelsblad op deze brochure
was aanleiding, dat „de assuradeurquot; Van der Goes van de
beurs gedrongen werd.
Steeds meer geraakte hij op de duur in socialistisch vaar-
water. In de vele en dikwijls omvangrijke bijdragen, die hij
voor De Nieuwe Gids schreef, hetzij onder zijn eigen naam,
hetzij onder het pseudoniem Ph. Hack van Outheusden, viel
het accent steeds sterker op het arbeidersvraagstuk. Weldra
kan men in deze artikelen socialistische klanken beluisteren;
zo o.a. in een vinnige aanval, die Van der Goes deed op het
Sociaal Weekblad van Mr. A. Kerdijk^.
In 1889 al wordt hij, na een rede in Middelburg^ door
Recht voor Allen met ere genoemd. Het blad verheugt er zich
over, dat Van der Goes zich op de goede weg bevindt, en ver-
trouwt, dat hij zich steeds meer in socialistische richting zal
ontwikkelen®. Inderdaad noemt Van der Goes zich zelf reeds
in Juni 1890, in een rede te Haarlem, openlijk socialist en
verdedigt hij de revolutionnaire opvatting van het gezag.
Hoewel het nog ruim een jaar duurde voor hij zich bij de
S.D.B. aansloot*, begroet Domela Nieuwenhuis hem toch al,
na de Haarlemse lezing, met de woorden: „Waarde Partij-
genoot. Zoo mag ik u immers noemen na uw verklaring te
Haarlem en als zoodanig hoop ik u een plaats te zien innemen
in de gelederen van het strijdende proletariaat. Bevreemden
doet het mij niet, want logisch moest ge daar komen. Het ver-
'heugt mij, dat gij den Rubicon zijt overgetrokken.quot;®
Onvriendelijk was deze ontvangst door de leider der socia-
listische beweging zeker niet. Het zou echter niet lang duren,
of de onderlinge toon werd minder welwillend. Van der Goes
kwam nl. al spoedig in verzet tegen opvattingen en verhou-
dingen in de Nederlandse socialistische beweging, die hij, op
^ Zie hiervoor Vliegen, a. w., II, p. 155 vlgg.
^ Verslag in de Middelburgsche Courant, ig-ii-'Sg.
® Recht voor Allen, za-li-'Sg.
^21 Juli 1891 werd Van der Goes lid van de afdeling Amsterdam. Diploma
in Arch. G.
® Nieuwenhuis aan Van der Goes, i4-6-'90. Arch. G.
-ocr page 65-grond van zijn studie van het socialisme, onjuist achtte. En nu
bhjkt duidelijk dat hij, die zelf uit een welgestelde kring kwam
en veel gestudeerd had, geheel anders stond tegenover Domela
Nieuwenhuis dan de meeste leden van de S.D.B. Hij keek
volstrekt niet tegen Nieuwenhuis op, zag hem zeer scherp en
stelde al spoedig tal van gebreken vast. En waar hij fouten
meende te zien, hetzy bij Domela Nieuwenhuis, hetzij bij
anderen, kwam hij met zijn critiek, omdat hij dat in het belang
achtte van de socialistische beweging. Zo had hij in 't voorjaar
van 1891 een ernstig meningsverschil met de voorzitter van de
afdeling Amsterdam van de S.D.B., A. Rot. In een openbare
vergadering te Amsterdam zette hij zijn opvatting uiteen
over de afschaffing van het privaat bezit en sprak daarbij een
scherp oordeel uit over de denkbeelden van Rot en de Centrale
Raad van de S.D.B. in deze kwestie. In krant en brochures
werd de strijd voortgezet, niet altijd op welwillende toon^
Men moet Vliegen toegeven, dat Van der Goes, zelfs als hij
het gelijk aan zijn zijde heeft, door de manier van optreden en
de wijze van schrijven vaak velen van zich afstootte. Dit zal
een van de oorzaken zijn, waardoor hij met zoveel terughou-
ding door de meeste socialisten in hun kring werd ontvangenquot;.
Al in het begin van de discussies over het privaat bezit
schreef Domela Nieuwenhuis, dat hij deze strijd betreurde,
, ,niet om de zaak, want als zodanig zou de discussie wenschelijk
zijn ter verduidelijking, maar om de toon, waardoor verdere
discussie schier onmogelijk wordt.quot;® Men krijgt uit de brie-
ven van Domela Nieuwenhuis weldra de indruk, dat hij niet
zo heel erg gesteld is op de activiteit van Van der Goes*,
1nbsp;Vgl. Recht voor Allen. Verder Van der Goes: Klasse-Vooroordeel (Ant-
woord aan Clemens), 1891. Clemens, Het Socialisme van dm heer Van der Goes
1891.
2nbsp;Men vergelijke Vliegens beschouwing over het optreden van Van der
Goes, Vliegen, a. w., II, p. 159 vlgg.
® Domela Nieuwenhuis aan Van der Goes, 3i-6-'9i. Arch. G.
^ Die activiteit was niet gering; het aantal spreekbeurten, dat Van der Goes
m allerhande plaatsen vervulde, was in deze tijd heel groot. Een merkwaardig
staaltje van zijn lust tot strijd en tot daden vindt men in een uitvoerige brief
oie hij als meuw lid aan het bestuur van de afd. Amsterdam van de S D b'
die zich al telkens socialist noemde, nog voor hij bij de partij
aangesloten was. 't Is of Nieuwenhuis probeert de strijdlus-
tige geestverwant wat achteraf te houden. „Ik vind het heel
vriendelijk van u, dat gij een handje helpen wilt,quot; schrijft hij
als antwoord op een aanbod van Van der Goes om bij de ver-
kiezingsstrijd in het Noorden mede te werken, „maar voor-
loopig weet ik niet of het noodig is,quot; Hij wijst er dan op, dat
Van der Zwaag wel disponibel is. En naar aanleiding van een
brochure, die Van der Goes blijkbaar wilde schrijven, heet het
dan: „....ik moet u opmerkzaam maken, dat iets dergelijks
reeds sints jaren bestaat. Ten eerste in de voortreffelijke
brochure van Liebknecht Ten Aanval en Verdediging, en ten
tweede in de propaganda-brochure van Bracke, in deze tijd
ook bij de verkiezingen gebruikt: Weg met de sociaaldemocraten.
Er bestaat dus geen behoefte aan.quot;i
Stak Van der Goes zijn afwijkende meningen en zijn critiek
niet onder stoelen of banken, tegenover de tegenstanders van
het socialisme verklaart hij zich voorlopig nog solidair met de
S.D.B. Als het Rotterdamsch Dagblad^, naar aanleiding van de
brochure van Van der Goes: Wat de Socialisten niet willen,
en de beschouwingen hierover in Recht voor Allen door Von
Barnekow®, probeert Van der Goes als de fatsoenlijke sociaal-
democraat te stellen tegenover de revolutionnaire Von Barne-
kow en Domela Nieuwenhuis, dan komt Van der Goes on-
middellijk hier tegen op. Hij zet uiteen, dat het verschil tussen
Domela Nieuwenhuis en hem inzake de revolutie maar zeer
gering is. Wel erkent hij, dat de taktiek van Recht voor Allen
zond. Daarin ontvouwt hij een geheel plan van actie voor de eerstvolgende
niaanden, o.a. om te ageren tegeii de regeringspolitiek en de gang van zaken
bij de mmistercrisis, adhaesie te betuigen bij de gemeenteraad aan een voorstel
inzake mimmum-lonen bij openbare werken, te ageren voor buitengewone
nnaatregelen tegen de winternood. Hij vraagt voor een en ander een huishoude-
lijke vergadering aan en stelt zichzelf beschikbaar voor eventuele spreek-
beurten. „Ik meen,quot; eindigt hij zijn brief, „dat op deze wijze een gedeelte
van onzen tijd nuttig besteed kan worden.quot; (Brief d.d. s-io-'pi. Arch. G.).
^ Domela Nieuwenhuis aan Van der Goes, i4-6-'9i, Arch. G.
^ Rott. Dagblad
® Recht voor Allen, i7-7-'9i.
-ocr page 67-hem dikwijls verkeerd voorkomt. Maar, schrijft hij, „dat is
een vraag van temperament, van levenshouding, van karakter;
ik betreur het en wenschte, dat het anders ware. Daarentegen
heeft Recht voor Alhn de historische verdienste, veel licht,
kracht en kennis onder de arbeiders te hebben verspreid!
Als nu de taktiek ook nog overeenkomstig mijn gevoelens was,
zou ik geheel tevreden zijn. Maar dat is een geheel persoonlijke
meening over de courant, ik kan alleen hopen, dat de verdere
ontwildeling van de partij het orgaan zal verbeteren; niet van
scheuring, maar van gemeenschappelijk optreden tegen de
elementen welke die ontwikkeling benadeelen, verwacht ik
beterschap en vooruitgang.
Van der Goes moge zich hier, tegenover niet-socialisten in
hoofdzaak naast Nieuwenhuis stellen en spreken van „voor-
gewende oneenigheden in onze partij,quot;^ het bleek weldra ook
voor buitenstaanders maar al te duidelijk, dat er ernstige
verschillen bestonden. Toonde het Rotterdamsch Dagblad zich
met overtuigd door het antwoord van Van der Goes®, De
Controleur schreef zelfs een hoofdartikel onder de veelzeg-
gende titel Tweeërlei Strooming«. Het blad betoogt daarin
dat zich onder de Nederlandsche socialisten steeds meer
geprononceerd twee stromingen openbaren, „waarvan de
eene sneller, heftiger, hartstochtelijker van beweging, daardoor
tevens zuiverder revolutionnair getint is dan de tweede, meer
flegmatisch van aard, rustiger in haar vaart naar het einddoel,
kortom meer geleidelijk hervormingsgezind.quot; Tot de eerste
stroming behoren volgens het blad o.m. Domela Nieuwenhuis,
die, „vooral sedert hij in Schoterland viel, meer revolutionnair
in spreken en schrijven (is) dan ooit.quot; Ook Von Barnekow,
Fortuyn en dergelijke „materialistenquot;. En verder arbeiders'
„die zich reeds halve overwinnaars in het sociale strijdperk
gevoelen, wanneer zij de bourgeoisie eens een paar dozijn
^ Rott. Dagblad, ly-S-'gi.
» t.a.p.nbsp;'
® Idem, 2i-8-'9i.
* De Controleur, is-S-'qi,
-ocr page 68-schimpwoorden naar het hoofd hebben geslingerd.quot; Tegen-
over dit „klasse-socialismequot; staat dan volgens De Controleur
het wetenschappelijk socialisme van de andere, bezadigde,
maar daarom niet minder geestdriftige socialisten als Van der
Goes c.s.
Het duurde niet lang, of ook Van der Goes zelf is overtuigd,
dat krachtiger optreden tegen Nieuwenhuis' leiding en speci-
aal tegen de redactie van Recht voor Allen, nodig is. Het moet
gezegd worden: hij doet zijn aanval op de man af. Nadat hij
op 30 Augustus 1891 in een vergadering in Constantia te
Amsterdam critiek heeft geuit aan het adres van de Neder-
landse afgevaardigden op het Internationaal Congres te Brus-
sel en op Recht voor Allen, schrijft hij de volgende dag een
uitvoerige brief aan Domela Nieuwenhuis om zijn grote aan-
val aan te kondigen
„Ik acht het mijn plicht,quot; aldus deze brief, „u het volgende
te schrijven. Langzamerhand hebben bij mij onbestemde en
verspreide indrukken vasteren vorm gekregen, indrukken en
gevoelens over taktiek, die door Recht voor Allen, door u als
redacteur, wordt gevolgd. Als socialistisch lid van den Bond
is het mijn plicht aan het partijcongres een motie van afkeuring
over de redactie voor te stellen.quot; Hij vertelt dan, dat hij bezig
is een memorie van zijn verschillende bezwaren samen te
stellen, waarbij hij zich bepaalt tot enige hoofdzaken van de
laatste jaren. Als zodanig noemt hij o.a.: het optreden tegen
■Treub in de Schoterlandse kwestie, de strijd tegen de Duitse
( leiders, de houding tegen sommige geestverwanten als Mans-
^holt en de landnationalisatie. Hij eindigt met de mededeling,
dat hij nog meer grieven heeft tegen de leiding en Recht voor
Allen, maar de aard van zijn algemene opmerkingen nu genoeg
aan Domela Nieuwenhuis heeft bekend gemaakt.
Per kerende post® antwoordt Nieuwenhuis, dat de brief
van Van der Goes hem niet bevreemdt, omdat hij zoiets wel
^ Van der Goes aan Nieuwenhuis, 3i-8-'9i. Arch. D. N. 't Is een brief van
8 kanten klein schrift!
2 Nieuwenhuis aan Van der Goes, i-g-'gi. Arch. G.
-ocr page 69-verwacht had. Hij vreest overigens de aanval niet, want hij
heeft materiaal genoeg om zich te verdedigen. En als men het
beter mocht vinden zijn plaats aan een ander te geven, „ach,
meen dan niet dat ik zoo stoelvast ben om tegen eiken prijs
te willen blijven, waar ik ben. Gij kunt voor mijn part mijn
plaats gerust krijgen.quot; Scherp voegt hij er aan toe: „Ik zal
werken voor het beginsel, zooals ik meen het te moeten doen,
evenals ik hoop dat 't beginsel bij u de eenige drijfveer tot
handelen is.quot;
Het bestuur van de afdeling Amsterdam wil in een huis-
houdelijke vergadering de door Van der Goes in Constantia
uitgesproken beschuldigingen nader bespreken. Het nodigt
zowel Domela Nieuwenhuis ^ als Van der Goesquot; voor deze
vergadering uit. De eerste is onmiddellijk bereid en bedankt
het bestuur „voor de geboden gelegenheid om de leugens van
Van der Goes te weerleggen.quot;®
Of de vergadering voortgang heeft gehad is niet duidelijk ^
Van der Goes gaat intussen door met zijn critiek, o.a. in een
artikel in De Amsterdcunmet, waarin hij de leden van de Cen-
trale Raad „onwaardigen en verraders van de volkszaakquot;
noemt. Ondanks het feit dat hij nog slechts kort lid was van
de S.D.B., was hij buitengewoon fel in zijn aanvallen en gaf
die dikwijls op plaatsen, die uit partij oogpunt daarvoor weinig
in aanmerking kwamen®. Een en ander is aanleiding, dat een
afdelingsvergadering belegd wordt, waarin het voorstel tot
royement van Van der Goes zal worden behandeld, „naar
aanleiding van U (sic!) schrijven 'm De Amsterdammer ten op-
zichte der (sic!) Centrale Raad,quot; zoals het in de brief heet,
^ Brief van z-g-'gi, Arcii. D. N.
2 Brief van s-g-'gi, 'Arcli. G.
® Brief van 3-g-'gi. Arcli. G.
^ Van der Goes was eveneens bereid om te komen, maar was op de opge-
geven data verhinderd (Brief van Van der Goes aan het afdelingsbestuur
d.d. 3-9-'9i. Arch. G.).
' „Dat moet men toegeven,quot; schrijft Loopuit: ,,Van der Goes had dingen
gedaan, die met een goede discipline en partijtucht niet overeen te brengen
waren.quot; JVa tien jaar, p. 72.
waann de schuldige voor de vergadering wordt uitgenodigd^
Hij was present en beet vinnig van zich af. Uit zijn eigen aan-'
tekeningen voe t men nog de min of meer hooghart^e toon
van zijn verdediging. Hij eindigt met op zijn beurt de afdeling
te beschuldigen, omdat ze zonder een woord van protest
in RecktvoorAllen zoved erger dingen heeft getolereerd dan
^J g^chreven heeft^ In de felheid van de discussie heeft Van
r ^^-g^dering zijn ontslag als partijlid gevraagd.
Naderhand komt hij hierop terug. „De onbillijke behandeling
rmj ten deel gevallen,quot; schrijft hij aan het afdelingsbestuur
„kan ik zeer goed vergeten voor het partijbelang, dat mijns
mziens meer gediend wordt door mijn lid blijven.quot;® De af-
de mg gaat er mee accoord, dat hij lid blijft. Men wil hem in de
gelegenheid stellen op het congres van de S.D.B. zijn beschul-
digingen te bewijzen en zijn grieven ter sprake te brengen
Het congres moet dan maar beslissen. Beide partijen rekenen
er nu blijkbaar op, dat op het komend congres de kwestie
zal worden uitgevochten. Van verschillende kanten krijgt Van
der Goes ,n deze dagen sympathiebetuigingen en adviezen
o.a van Van Eek, Wibaut en Mansholt' De laatste, zelfTn
heftige stnjd met Domela Nieuwenhuis gewikkeld, raakt
naar hij schrijft, steeds meer overtuigd, dat Nieuwenhuis'
hoe eer hoe beter van het toneel moet verdwijnen. Hij acht
hem met alleen een groot struikelblok voor de ontwikkeline
der democratie in ons land, maar „hij is tevens onze schande!
^ d.d. 2i-io-'9i. Arch. G.
gedaan dan de meesfe ^mH^rZ^ li- ,nbsp;quot; Jnbsp;socialisme
» Van der Goes aan het afdelingsbestuur, d.d. 33-1 i-'gi, Arch. G.
-ocr page 71-Wij moeten ons tegenover het buitenland schamen, dat wij
jarenlang ons lieten leiden en bij den neus nemen door zulk
een voorganger.quot;^ Overigens raadt hij Van der Goes af om
Domela Nieuwenhuis op het congres aan te vallen. Hij voor-
ziet „in de leeuwenkuilquot; een stellige nederlaag. Hij verwacht,
dat Nieuwenhuis zich zelf steeds meer onmogelijk zal maken
en Recht voor Allen zal verlopen.
Terwijl Van der Goes nu arbeidt aan de opstelling van zijn
lijvig cahier des doléances et des voeux, heeft de afdeling
Amsterdam een voorstel voor het congres ingediend om een
uitspraak over deze kwestie uit te lokken2. Met het oog hier-
op wordt Van der Goes, hoewel geen afgevaardigde, toch uit-
genodigd het congres bij te wonen. Domela Nieuwenhuis,
die zich blijkbaar sterk voelt en bevreesd is, dat Van der Goes
niet komen zal, schrijft hem op de avond vóór het congres
nog een briefje, waarin hij zegt „dat het een bewijs van eer-
loosheid zoude zijn,quot; als Van der Goes nu niet met zijn
grieven en klachten komen zou®. Deze aansporing was onge-
twijfeld overbodig; daarvoor had Van der Goes zich te serieus
voorbereid*. Inderdaad verschijnt hij nu op het congres, ge-
wapend met een dossier van maar liefst 26 bladzijden folio,
klein geschreven, met een groot aantal verwijzingen naar ar-
tikelen in Recht voor Allen. Heeft hij zich werkelijk voorge-
steld, dat hij dit alles zou kunnen behandelen op een congres,
dat ook nog wel wat anders op de agenda had staan ? Zijn op-
treden was in hoge mate irriterend®. Aan de hand van citaten
^ D. R. Mansholt aan Van der Goes, d.d. ly-ii-'gi, Arch. G.
2 Het voorstel luidde: Het Kongres, na gehoord te hebben de grieven en
beschuldigingen van F. v. d. Goes ten opzichte der Redactie van R. v. A.,
de delegatie Brussel, de leiding van den C. R., alsmede het verschil omtrent
het doel der Soc. Democratie tusschen v. d. G. en den voorzitter van den C. R.
en na te hebben gehoord de lichamen en personen hierbij betrokken, doet
uitspraak over de bestaande geschillen. {Beschrijvingsbrief v. h. Congres
Arch. S.D.A.P.).nbsp;^ '
^ Nieuvsrenhuis aan Van der Goes, 34-i3.'9i. Arch. G. Deze briefis ook af-
gedrukt bij Nieuwenhuis, a. zv., p. 262.
^ Zeer onwaarschijnlijk is ook, dat Van der Goes „haast met geweld gedwon-
gen (is) geworden om te verschijnen,quot; zoals Nieuwenhuis schrijft. Domela
Nieuwenhuis, a. zc., p. 263.
® Vgl. wat H. Polak hierover zegt, Na tien jaar, p. 15 vlgg.
-ocr page 72-uit Recht voor Alhn trachtte hij aan te tonen, dat de redacteur
van dit blad „alJe eigenschappen van hoofd en hartquot; miste
om zijn taak naar behoren te vervullen. Fel hekelde hij de
inhoud van de socialistische krant, die velen weerhield zich
bij de sociaal-democraten aan te sluiten. Hij achtte de „on-
besuisdheid, dubbelhartigheid, oppervlakkigheid en in'con-
sekwentiequot; van Domela Nieuwenhuis een schande voor de
socialistische partij en noemde de socialistische leider een
„phraseur en mondsocialist, die bluft met woorden, maar
nooit tot daden komt.quot; Hij stelde zijn eigen, bedreigde maat-
schappelijk bestaan tegenover de veilige positie van de kapita-
list Nieuwenhuis en was van oordeel, dat hij met zijn brochure
Majesteitsschennis meer voor de val van het koningschap ge-
daan had, dan Domela Nieuwenhuis ooit zou bereikend
Als Van der Goes na een half uur beweert „nog lang niet
klaar te zijn,quot; wordt het de vergadering te machtig. Zelfs zijn
naaste geestverwanten achtten de beschuldigingen nu vol-
doende toegelicht Van der Goes weigerde echter zich te be-
korten, maar legde er zich ten slotte bij neer, dat zijn dossier
door een commissie zou worden onderzocht. Bij het verdedi-
gen van het beleid der redactie doet Domela Nieuwenhuis
^ijn tegenaanval en verklaart o.m. dat hij van betrouwbare
zijde weet, dat Van der Goes een werktuig is in handen der
Duitse socialisten, die Nieuwenhuis uit de partij willen ver-
wijderen. De ongunstige stemming van het congres ten op-
zichte van Van der Goes blijkt uit het feit, dat reeds op de
eerste dag, dus nog vóór de commissie met haar werk klaar
was, twee moties van afkeuring tegen hem werden ingediend
en met vrijwel algemene stemmen werden aangenomen®. Ook
1nbsp;Verslag N.R.Ct., zs-iz-'gi.
2nbsp;Zo schrijft Van Zinderen Bakker, die zelf vol critiek op de redactie van
Recht voor Allen was, aan Van der Goes, dat het hem erg speet dat hij zich zo
aan overdnjvmg schuldig had gemaakt. „Daardoor werd veel, zeer veel! van
het ware en nuttige van uw betoog verzwakt naar het mij voorkwam.quot; Van
Zinderen Bakker aan Van der Goes 4-i-'92, Arch. G. Dat Van der Goes
- mderdaad al heel wat clrtiek had laten horen, blijkt duidelijk uit het verslai?
^M^ in de N. R. Ct. (as-ia-fgi).
= In een motie-Den Haag spreekt het congres „zijn verontwaardiging uit
-ocr page 73-het rapport, dat de commissie^ de volgende dag uitbracht,
was ongunstig voor Van der Goes. De motie, door de meerder-
heid der commissie voorgesteld, werd zonder discussie aange-
nomen. Er werd in uitgedrukt, dat de beschuldigingen van
Van der Goes op één lijn stonden met een beoordeling van
het Handelsblad en dergelijke reactionnaire bladen en „dat
zijn houding niet is zoals een partijgenoot betaamt.quot; Zelfs de
' door Van der Goes zelf aangewezen leden der commissie
konden geen aanleiding vinden zijn houding goed te keurenquot;.
Van der Goes had wel een volledige nederlaag geleden®. De
heftige strijd tussen Domela Nieuwenhuis en Van der Goes
. „endigte mit einem vollständigen Sieg des Ersteren,quot; schrijft
het Berliner Tageblatt^, dat verder spreekt van een „Kampf
zwischen dem verbitterten Volksführer und den Idealnach-
jagenden Jünglinge, ... .zwischen den Alten und Jungen in
der Sozialdemokratie.quot; P. L. Tak spreekt over „de berichten
van het slagveldquot; en meent dat de uitslag wel niet anders kon
zijn. ,,De heele partij is nog embryonisch, zelfs niet aan 't
zuigen toe,quot; merkt hij spottend op®.
De Amsterdamse afdeling van de S.D.B. trok zo snel mo-
gelijk de consequenties uit het gebeurde op het Kerstcongres.
Reeds op 7 Januari 1892 werd Van der Goes als lid geroyeerd«.
over de verregaande aanmatigingquot; van Van der Goes. (Verslag Amsterdamsche
Courant, zs-iz-'qi). Een motie-Amsterdam ziet in de pseudo-beschuldigingen
van Van der Goes tegen de redactie van Recht voor Allen liet volste bewijs, dat
de belangen der arbeiderslclasse in dit orgaan behartigd zijn. (Verslag N. R.
Ct., 25-i2-'9i).
1nbsp;De commissie bestond uit H. Polak en J. W. Gerhard, aangewezen door
Van der Goes; Van Emmenes en Coltof, aangewezen door Domela Nieuwen-
huis. Deze vier kozen Joh. Visser als voorzitter. Vgl. Na tien jaar, p. 17.
2nbsp;De minderheidsmotie luidde volgens Domela Nieuwenhuis: „De commissie,
van oordeel dat de beschuldigingen van V. d. Goes berusten deels op 'n
dwaling zijnerzijds en voor het overige gedeelte op gezochte veronderstellin-
gen, is van meening dat zijn houding in deze niet is, zooals die aan een partij-
genoot betaamt.quot; Nieuwenhuis, a. w., p. 263.
® Hij had in totaal vier moties van afkeuring te incasseren! Zie nog Bymholt,
a. w., p. 678.
^ Berliner Tageblatt, zg-iz-'gi.
® Tak aan Van der Goes, ongedateerd. Arch. G.
' Met 57—49 stemmen. Brieven van de afdeling Amsterdam aan Van der
Goes, d.d. 30-i2-'9i en 'j-i-gz. Arch. G.
Onder de tegenstemmers behoorden, volgens de couranten-
berichten, Fortuyn en Coltof, terwijl Vliegen meedeelt, dat
ook Domela Nieuwenhuis niet gunstig over het royement
oordeelde^.
Zo was ook deze tegenstander van Domela Nieuwenhuis
uitgeworpen, maar hij bleef zich volbloed socialist voelen.
Door zijn relatie met de Sociaal-Democratische Studenten
Vereeniging te Amsterdam houdt hij contact met de arbei-
derswereld 2; herhaaldelijk treedt hij voor het socialisme in
het krijt, wordt er opnieuw om van de beurs gedrongen, ver-
liest er zijn betrekking door en verdiept onder de hand zijn
socialistisch inzicht. Van der Goes is door zijn uitstoten niet
onschadelijk gemaakt, hij is juist door zijn royement een ge-
vaarlijke tegenstander voor Domela Nieuwenhuis en zijn
aanhangers geworden. Dat zou weldra blijken!
b. Oude plannen voor een nieuwe partij
In dezelfde tijd, waarin Van der Goes de strijd aanbond
tegen de leiding van de S.D.B., zijn allerhande plannen ge-
opperd en wensen geuit betreffende een nieuwe socialistische
organisatie, naast of tegenover de S.D.B. Ook al heeft dit alles
nooit tot enig blijvend resultaat geleid, het is toch wel van
betekenis voor de stemming en de verhoudingen in de
socialistische beweging.
In De Maasbode van October 1891 stond een berichtje
van de Amsterdamse correspondent, dat Van der Goes,
Gerhard en De Clercq bijeengekomen waren met het doel
zich van de revolutionnaire elementen in de socialistische partij,
zoals Domela Nieuwenhuis en Fortuyn, af te scheiden en tot
de formering van een eigen partij over te gaan. Onmiddellijk
volgde een krachtige ontkenning, zowel van Van der Goes
als van Gerhard. De laatste meende, dat het berichtje voor ieder,
die enigszins met mensen en partijen bekend was, al heel
onwaarschijnlijk moest zijn. Om echter misbruik van dit
1 Vliegen, a. w., II, p. 165.
^ J. Saks, Socialistische opstellen, II, p. 11 vlgg.
-ocr page 75-nieuwtje te voorkomen, acht hij zich toch verphcht „ten dui-
delijkste te verklaren, dat hij er nooit aan gedacht heeft en
naar menschelijke berekening er nooit aan denken zal eene nieu-
we partij te helpen stichten, noch zelfs van revolutionnaire
elementen zich af te scheiden.Wel wil hij zich keren tegen
de taktiek der „sla-der-maar-op-revolutionnairenquot;, maar
„nooit kän het goed wezen nieuwe scheuringen tot stand
te brengen.quot; Dit klinkt positief genoeg, misschien zelfs wat
al te positief, als men bedenkt, dat Gerhards naam toch te
vinden is onder die der „twaalf apostelenquot; van 18942.
Van der Goes is al weinig minder beslist, als hij schrijft,
dat van geen der heeren, in het Maasbode-htrichX. genoemd,
ooit een poging zal uitgaan om scheiding te brengen in de
arbeiderspartij. „Dat er in die partij dingen gebeuren die mij
verkeerd toeschijnen,quot; heet het verder, „kan mij alleen een
aansporing wezen om die dingen te helpen voorkomen. Een-
dracht bij de arbeiders is het streven van mijne vrienden en
het mijne.quot;®
Dat Van der Goes werkelijk zo ver afstond van de gedachte
een nieuwe politieke organisatie te stichten, lijkt mij zeer
twijfelachtig. Zo is hij in deze tijd bezig geweest met de op-
richting van een „sociologisch-socialistisch genootschapquot;, in
de geest van de Engelse Fabian Society. Het zijn zeer waar-
schijnlijk deze plannen, die aanleiding werden tot het bericht
m De Maasbode. Uit tal van feiten blijkt intussen wel, dat het
de uitdrukkelijke bedoeling was, dat het nieuwe genootschap
niet tegenover de S.D.B. zou staan. Vandaar dat in een ont-
werp-circulaire vermeld wordt, dat alleen leden van de
S.D.B. zich bij het genootschap kunnen aansluitend Naast de
namen van Van der Goes, Gerhard en De Clercq, stond ook
die van S. W. Coltof. Deze naam is echter doorgeschrapt,
^ Gerhard in het Radicaal Weekblad, ii-io-'gi.
^ Ook al duurde het dan tot 1897 voor hij zelf lid werd van de S.D.A.P.
quot; Van der Goes in De Amsterdammer-, ii Oct. '91.
* Ontwerp circulaire, handschrift Van der Goes. Een ander ontwerp is
van D. de Clercq. Arch. G.
blijkbaar als gevolg van een briefje van Coltof, die schrijft, dat
de Centrale Raad het met hem eens is, dat hij deze oproeping
niet mede mag ondertekenend De Clercq raadt nu aan hele-
maal geen namen onder de circulaire te zetten. Want, schrijft
hij, „als wij onderteekenen zonder Domela er in gekend te
hebben, kan het niet anders, of hij ziet er een vijandige
demonstratie in en komt niet, zoodat er van samenwerken
dan toch geen sprake is.quot;quot;
Veel enthousiasme ontmoet Van der Goes niet voor zijn
plan. Oudens, een stationschef uit Arnemuiden, een nogal
onevenwichtige figuur, naar zijn brieven te oordelen, ziet niet
veel heil in een permanent genootschap. Als voorlopige com-
missie „ter voorbereiding der zuivere sociaal-democratische be-
ginselen in de partij zonder geschreeuw of bedreigingen met
wraak,quot; is het misschien geschikt. Maar hij vreest, dat Recht
voor Allen dadelijk zal gaan spreken van „een onder onsje
der heeren, die in socialisme gaan liefhebberen.quot;® Tak oor-
deelt, „dat wij voor naar buiten optredende Fabians nog niet
genoeg „stuffquot; voor handen hebben en dat verbetering der
taktiek eerst komen zal, als de partij door hanteering van het
stemrecht een en ander zal hebben geleerd.quot;* Wibaut wil niet
tot de oprichters toetreden, omdat hij vanuit Middelburg be-
zwaarlijk behoorlijk zou kunnen medewerken. Wel wil hij
mettertijd eventueel een Zeeuwse afdeling oprichten®.
Een aansporing tot activiteit in de richting van een nieuwe
partij ontving Van der Goes nog vóór het congres van de
1nbsp;Coltof aan Van der Goes, i4-9-'9i. Arch. G.
2nbsp;De Clercq aan Van der Goes, ongedateerd, Arch. G. Onder het ontwerp-
De Clercq werden als oprichters genoemd, naast de eerder vermelden, o.a.
P. L. Tak, Vitus Bruinsma, Domela Nieuwenhuis, O. Stelhngwerf, Mansholt,
P. van der Meulen, Van der Zwaag.
' Oudens aan Van der Goes, ongedateerd, Arch. G.
^ Tak aan Van der Goes, zy-S-'gi. Arch. G.
® Wibaut aan Van der Goes, y-g-'gi. Arch. G. Dat Wibaut sympathiek
stond tegenover plannen in de richting van het Fabian Socialisme, blijkt
wel uit de vertaling die hij, in overleg met Van der Goes, in 1891 verzorgde
van de Fabian essays in socialism. De vertaling verscheen, in twee delen, onder
de titel Socialisme.
S.D.B. van de bovengenoemde Oudens^. Deze verwacht voor
het socialisme geen heil van de Bond voor Landnationalisatie
of die voor Algemeen Kies- en Stemrecht. Die zullen geen
blijvende aantrekking uitoefenen op de Nederlandse arbeiders,
die „verwend zijn door gekruide taal en het vérstrekkende
programma der sociaaldemocratische partij.quot; Hij verwacht
van alle kanten steun voor een „Nederlandsche arbeiders-
partij, die met een volledig sociaaldemocratisch program voor
den dag komt.quot; Hij geeft zelfs al nadere aanwijzingen over de
organisatie van deze partij en de samenstelling van een lande-
lijke raad! Wel wil hij eerst nog, met Van der Goes, proberen
de S.D.B. te hervormen, ,,alvorens tot een nieuwe partij over
te gaan.quot; Hiertoe acht hij een commissie of genootschap nodig,
dat een verbinding vormt tussen alle gematigden in de partij.
Hij geeft tot in details aan, hoe hij zich dit genootschap denkt
en wil intussen in brieven en kranten propaganda maken voor
de gematigde beweging. Het wordt nu tijd om de knoop door
te hakken, meent hij. Blijkt op het Kerstcongres van de S.D.B.
(1891) dat de gematigde richting de overhand heeft, „dan
blijven we in de partij, zoo niet dan gaan we onverwijld over
tot oprichting van een Nederlandsche arbeiderspartij.quot; Hij
wil de actie voorbereiden in de partij organen, „die 't op willen
nemen: daardoor krijgen we een zuivere strooming en worden
de partijgenooten (er) zachtjes aan op voorbereid dat er iets
moet gebeuren!quot; Op een afzonderlijk briefje vermeldt hij
nog, dat hij De Clercq, Van Eek, Gerhard en P. J. Troelstra
,,in het geheim ingewijdquot; heeft en hun heeft verzocht andere
vertrouwden op de hoogte te stellen. Welke waarde Van der
Goes aan deze, nogal wonderlijke, denkbeelden van Oudens
heeft gehecht, blijkt niet. Maar dat er in ernst over een nieuwe
partij gedacht werd, is wel duidelijk, ook al blijft de daad
voorlopig uit.
Tot de soms wat zonderlinge plannenmakers uit deze tijd
moet ook de Groninger hereboer D. R. Mansholt uit West-
polder worden gerekend. Hij trad enige tijd actief op in de
^ In de hiervóór, p. 60 noot 3, genoemde ongedateerde brief, Arch. G.
-ocr page 78-sTerde In ^nbsp;^ ^^^ Noorden
seerae. in de zomer van 1801 verkeerde h»nbsp;•
dat de „geleidelijke weg» hem begin.ve™le„ Ä
HaaTbfÏe Kf-*nbsp;''™®stmie „aar Den
Haag bij de Kamer-openmg in 1892. Zo nodig zorgt de Sdoot
we^eremg,ng wel voor de algemene wering
.Iffr^f'quot;nbsp;^We taren voor een
goed deel verdwenen. De verhouding tot Domela .. '
rJIITw lli T'''^ ^^^ ^^^ schrijven in ietquot;
V^ITnbsp;onder de titel Sociaal-democratie o1
Volksparty, dat nogal wat stof deed opwaaien® Mansholt
meent, dat de democratie door het dwa..^«.!.!quot;
-ige socialistische heethoofden
Vorens hem is „de Volkspartij in ofs land op def g ^
m' ; sociaal-democratische partij in Duitschland S
Hy verwacht dus nu nog alle heil van de Volkspar irEnL
maanden ater echter reiken zijn plannen verd'ir. Ook g-
Domela Nieuwenhuis. „Wij m^oe^tLns^^^^^^^^^^^
intellectueel gedeelte der natie (waartoe ook een Tr^t deJ
da DomerN^^^^^^
dat Domela Nieuwenhuis met zijn aanhang, nu zij met de
andere democratische groepen niets te maken willen hTbbet
^ Mansholt aan Van der Goes, iS-ó-'pi Arch. G
Vgl. Zijn brief aan Van der Goes 1-7 tt '^t • u- .4.t
3 » j- 7 Trr ,,, ,nbsp;gt;Joes, 17-11- 9j 21e hiervóór, p. r-
Radtcaal Weekblad, ó-g-'gi.nbsp;^
^ Mansholt aan Van der Goes, is-i-'g^. Arch. G.
-ocr page 79-voor de arbeidersbeweging van geen nut meer kunnen zijn,
dat zij zich met hun revolutionnaire standpuntje lijnrecht
tegenover de internationale organisatie geplaatst hebben.quot;
Wat Mansholt zelf wilde, zou echter evenmin in overeen-
stemming met de internationale sociaal-democratie zijn. Hij
hoopte op medewerking van alle democratische verenigingen,
waarbij hij denkt aan alle afdelingen van de S.D.B., van de
Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, van het Werk-
liedenverbond, van de Spoorwegvereeniging en van Patri-
monium. Verder verwacht hij steun van tal van particulieren,
zoals Van Houten, Treub en andere Amsterdamse radicalen.
Dat uit zo'n bont gezelschap een socialistische organisatie zou
kunnen groeien, is wel zeer onwaarschijnlijk.
Meer positief socialistisch was de oproep, die Spartacus in
September 1891 in het Radicaal Weekblad plzatste^. Zij sluit
nauw aan bij de ideeën van Van der Goes en Oudens, is mo-
gelijk door een van deze twee beïnvloed. Tegenover de be-
schuldiging van verwatering van de socialistische denkbeel-
den bij de democratische socialisten, hier zowel als in Duits-
land en België, meent Spartacus dat het de socialistische lei-
ders in ons land zijn, die „ontrouw werden aan hun beginsel!
Er zijn in de sociaal-democratische partij onderscheiden
anarchisten, die in de partij blijven, omdat zij er een goed
stuk brood aan verdienen, of omdat zij invloed in de partij ^
trachten te krijgen om haar daarna in anarchistische bedding
te drijven.quot; Ook Spartacus vindt, dat er iets gebeuren moet.
Hij wil geen verdeeldheid zaaien, maar meent, dat door ruw
en onverstandig optreden velen onnodig van de socialistische
beweging vervreemd worden. Daarom roept hij nu allen op „die
zich niet langer vereenigen kunnen met de wijze van strij dvoer en
van Recht voor Allen, alle sociaal-democraten van goeden wil,
alle gematigden in de arbeidersbeweging van welke sekte of
stand ook, om kleingeestige overwegingen en alle persoons-
vereering ter zijde te stellen en in deze doortastende maat-
^ Radicaal Weekblad, ó-g-'gi. Wie achter de naam Spartacus schuil ging,
heb ik niet kunnen ontdekken.
vraagt daarnaast aan hen, „die als gevolg deTru^^
holpen uxtvallenquot; in Recht .oor Allen bui n dTbreit
LT' rr ^.^r ^^^nbsp;brengen van een
landsche Arbeiderspartij op sociaal-democratische gr^^^^^^^
ev? Inbsp;-«gelijk is.quot; Ook deze pog^ W
evenals de andere, zonder resultaatquot;nbsp;^ ^ '
De houding die Van der Goes tegenover de S D B Jnn
congres van de S n Rnbsp;besluiten op het Amsterdamse
party zal komen, acht hij natuurlijk. „Maar die moet groeien
1 MI ----
* NI. van Erfurt, 1891.
^ Bymholt, a. to., p. 702.
' Vitus Bruinsma aan Van der Goes, 6-2-'92. Arch. G.
-ocr page 81-6S
En als ieder daarvoor zijn denkbeelden in woord en geschrift
verkondigt, dan groeit ze stadig aan, tot we b.v. over 233 jaar,
tegen de tijd van de volgende verkiezingen aan 't formeeren
kunnen gaan.quot; Hier gaat het dus wel degelijk om een nieuwe
partij. De tijden waren daarvoor echter nog niet rijp. De
plannen voor een nieuwe socialistische partij zouden voor-
lopig nog niet verwezenlijkt worden.
c. Troelstra
Als de tegenstelling tussen Domela Nieuwenhuis en Van
der Goes al heeft geleid tot ernstige botsingen, en verschil-
lende personen al plannen opperen voor een nieuwe partij,
staat Troelstra pas aan het begin van zijn politieke loopbaan.
Weldra zou hij echter voor Nieuwenhuis een nieuwe en nog
gevaarlijker tegenstander blijken dan Van der Goes. Wel was
hij in theoretische kennis van het socialisme voorlopig de
mindere van deze laatste, maar dat werd ruimschoots goed-
gemaakt door zijn welsprekendheid en zijn agitatorische
kwaliteiten, door zijn mensenkennis en zijn diplomatieke
handigheid.
Niet onmiddellijk voelde Troelstra zich aangetrokken tot
de politiek; hij stond er wat aarzelend tegenover. Wel kwam
hij reeds vóór zijn studententijd, omstreeks 1880, in aanraking
met O. Stellingwerf en door deze met de Friese arbeiders-
beweging, maar het ging de jonge Piet er Jelles toen meer om
de Friese dan om de socialistische beweging Toch werd
deze liefde voor de Friese cultuur ongemerkt de brug, die
voeren zou naar de opkomende Friese democratische en sociale
volksbeweging van die dagen, zoals Troelstra zelf erkent^.
Het zou echter nog enige jaren duren voor er van een bewust
partij kiezen sprake was. De Groningse student stelde voor-
lopig nog weinig belang in Marx' Kapital en in de strijd van
^ Bymholt, a. w., p. 744 vlgg.; Vliegen, a. to., II, p. 428 vlgg.; Troelstra,
Wording, p. 177 vlgg.
' Troelstra, a.tv., p. 194.
-ocr page 82-Joan Nieuwenhuis en diens Groninger Weekblad^ en was vóór
alles student. In 1885 echter, na zijn candidaatsexamen, ge-
raakte hij al spoedig in de politieke strijd. In de verkiezings-
dagen voerde hij nl. in het Fries een pennestrijd met de anti-
revolutionnaire ds. Wagenaar, welke er toe leidde, dat de jonge
student zich voor het algemeen kiesrecht verklaarde. Hoewel
hij ook toen nog niets van het socialisme moest hebben, was
een van de consequenties van de gevoerde polemiek toch,
dat hij zich weldra, Pinksteren 1885, aansloot bij de Friese
Volkspartij. Het was na afloop van een vergadering, waarin
Troelstra's vader de beide sprekers van de Volkspartij, Vitus
Bruinsma en Frowein, niet zachtzinnig te lijf was gegaan,
dat hij zich als lid opgaf. Dit is tekenend voor de onderlinge
verhouding tussen de jonge Troelstra en zijn vader: er was
een voortdurende spanning tussen de sterke wil van de vader
en de niet minder sterke, vaak tegengestelde wil van de zoon.
Socialist is de laatste ook in de eerstvolgende jaren nog niet.
Dat blijkt o.a. uit het feit, dat hij zich nog in April 1887 tegen-
over het bestuur van de Liberale Unie beieid verklaarde „zoo
nu en dan opstellen te zenden ter plaatsing in eenige locale
bladen van liberale richting.Na de voltooiing van zijn aca-
demische studie vestigt Troelstra zich in 1888 als advocaat te
Leeuwarden. Zowel de zorgen voor zijn praktijk, als het geluk
dat hij vond in zijn jonge gezin, werkten samen om hem
„verre te houden van actieve deelneming aan het toenmaals
zoo heftige en riskante politieke leven.quot;® Toch was dit niet
de reden, waarom hij in 1889 het verzoek van de Liberale
Partij in Friesland, om als bezoldigd propagandist op te tre-
den, ,,zonder verwijl en zonder nadere motiveeringquot; afwees*.
De ware reden lag hierin, dat Troelstra zich bewust geworden
was, dat hij niet tot de liberalen behoorde. Wat hij dan wel
^ Joan A. Nieuwenhuis, Een halve eeuw, p. 95. Vgl. ook Augur, Van het
Haagsche Binnenhof, p. 43 vlg.
^ Hij krijgt hiervoor, in een uitvoerige brief van het bestuur, tal van adviezen
voor de te schrijven artikelen. Stukken in Arch. T.
^ Troelstra, a. w., p. 255.
^ t.a.p.
-ocr page 83-was ? Nog geen socialist. En zeker stond hij als zodanig niet
bekend; anders zou de commissaris van politie hem niet
hebben verzocht een propaganda-avond van de S.D.B. te
gaan bezoeken en daar met de spreker te gaan debatteren.^
Het zou echter niet lang meer duren, of de jonge advocaat
kwam voor zich zelf tot klaarheid en toonde openlijk zijn
sympathie voor de arbeidersbeweging. Op het eerste Meifeest
nl., dat in Friesland met grote geestdrift werd gevierd, kwam
Troelstra zo onder de indruk van de prachtig geslaagde
meeting, dat hij behoefte had zich tegenover zijn vader uit te
spreken. 2 De spanning, die reeds lang tussen hen bestond,
bereikte nu een hoogtepunt. Het heftig gesprek tussen vader
en zoon, dat een ogenblik zelfs tot handtastelijkheden dreigde
te leiden, werd door de laatste besloten met de mededeling,
dat hij de zijde der arbeiders had gekozen. „Denk niet,quot; roept
hij zijn vader toe, „dat ik die zaak ooit ontrouw zal worden.
Ik moet; het is mijn roéping.quot;
Na deze overgang tot het socialisme komt Troelstra weldra
in nauwer contact met de arbeidersbeweging. De grote mee-
ting voor algemeen kiesrecht in Augustus 1890 te Heerenveen,
is volgens zijn eigen verklaring voor zijn verdere politieke ont-
wikkeling van groot belang geweest. De apathie, die hem oor-
spronkelijk ten opzichte van de arbeidersbeweging had be-
vangen, was door de overweldigende indruk van die meeting
totaal verdwenen.
Van een geheel andere kant leerde Troelstra de arbeiders-
wereld en de arbeidersstrijd kennen door de vele processen,
waarin hij als verdediger van vervolgde socialisten optrad.
Hij geraakte diep onder de indruk van de felle klassenstrijd,
zoals die in Friesland gevoerd werd. Door de aanraking met
tal van eenvoudige strijders kreeg hij, naar zijn eigen getuige-
nis, voor het eerst een onwankelbaar vertrouwen in de ar-
beider en het geloof, dat deze voor zijn grote, historische
^ Vgl. zijn opmerkingen, id., /p. 256.
^ Zie voor dit onderhoud. Troelstra, a. w., p. 257 vlgg.
taak in de strijd voor het socialisme berekend zal zijn.^
Hoewel Troelstra door zijn beroepsarbeid „in de leerschool
des levensquot; nu in korte tijd zijn kennis omtrent de maat-
schappelijke verhoudingen belangrijk verdiepte en uitbreidde,
achtte hij zich toch in 1891 nog niet voldoende voorbereid
om „met het noodige zelfvertrouwen (zijn) plaats onder de
leidersquot; van de Friese Volkspartij in te nemen.® Als dan ook
in het district Leeuwarden, bij het opmaken van de groslijst
van de candidaten voor de Tweede Kamer, de afdelingen van
de Volkspartij op hem de meeste stemmen uitbrengen, ver-
zoekt hij om hem niet definitief candidaat te stellen. Hij voelt
zich nog niet in staat de sociaal-democratie in de Kamer vol-
doende te vertegenwoordigen. Het ontvangen blijk van ver-
trouwen zal hem echter, naar hij schrijft, „de spoorslag zijn
om, met opoffering als het moet, van veel, wat het leven rustig
en aangenaam maakt, (zijn) geringe krachten al meer en meer
te ontwikkelen en te besteden ten dienste van wat (hem)
voorkomt te zijn een plicht van menschelijkheid en gerech-
tigheid.quot;® Dit antwoord, gepubliceerd in het Friesch Volks-
blad, was Troelstra's eerste openbare politieke getuigenis.
Hij had zijn keuze voor het leven gedaan.
Veel tijd om zich te verdiepen in de grote vraagstukken van
zijn tijd en zich door studie van het socialisme nader voor te
bereiden op een mogelijke leidende functie in de arbeiders-
beweging, heeft Troelstra niet gehad. In het begin van 1892
al wordt hij gedwongen zich geheel in de socialistische strijd
te werpen en hij komt dan bovendien onmiddellijk scherp
tegenover de leider van de S.D.B. te staan. Het voorspel is
gelegen in de mislukte poging uit het najaar van 1890 om „zijn
burgerlijke carrière te verwisselen met een plaats in de redac-
tie van het Partijorgaan.quot;* Troelstra wilde zich geheel in
dienst stellen van het socialisme en vroeg nu aan Domela
1nbsp;Troelstra in Na tien jaar, p. lOO.
2nbsp;Troelstra, Wording, p. 269.
'' De brief is geheel afgedrukt in Wording, p. 269 vlg.
^ Na tien jaar, p. 102.
Nieuwenhuis, of deze hem hierbij niet kon helpen, „bijv.
door een betrekking bij R. v. A..quot;^ De eisen, die de Friese
advocaat hierbij stelde waren niet bepaald bescheiden.®
Nieuwenhuis' antwoord is voor Troelstra zeer teleurstellend
en hij blijft voorlopig in het Noorden, waar zijn advocaten-
praktijk zich behoorlijk ontwikkelt. Met stijgende belangstel-
ling volgt hij intussen de politieke gebeurtenissen en speciaal
de ontwikkeling van de socialistische beweging hier te lande.
De besluiten van het congres van de S.D.B. in 1891 tot hand-
having van de revolutionnaire taktiek en tot het verbreken van
het contact met de Friese Volkspartij acht Troelstra als socia-
list en als democraat onjuist. Hij ziet in deze beide besluiten
een ontwikkeling van de S.D.B. in de richting van het anar-
chisme en vreest dat de bond op deze wijze niet meer het or-
gaan van de arbeidersbeweging kan blijven.
Hij tracht nu zowel de grote organisatie van de Friese Volks-
partij voor het socialisme als het socialisme voor de Friese
Volkspartij te bewaren.® Daartoe poogt hij in Februari 1892
aan de Volkspartij een uitgesproken socialistisch program te
geven.* De poging mislukt, door verzet van burgerlijke en
revolutionnaire zijde beide. Wanneer Domela Nieuwenhuis
nu, onmiddellijk na deze mislukking, de reorganisatie-plan-
nen in een openbare vergadering te Leeuwarden bespottelijk
maakt, komt Troelstra in debat. Dit verloopt niet geheel naar
genoegen van Domela Nieuwenhuis.® Hij schrijft Troelstra
een brief, waarin hij deze verwijt, dat hij „op een alles behalve
faire manierquot; tegen hem is opgetreden en hij dreigt hem bij
1nbsp;De brief is grotendeels afgedrukt bij Domela Nieuwenhuis, a. w., p.
258 vlg. Vgl. ook Troelstra, Groei, p. 13 vlgg.
2nbsp;Zie Domela Nieuwenhuis, t.a.p. Vgl. hierna p. 151.
' Zie voor de Friese Volkspartij, hierna p. 71 vlgg.
* Zie voor dit optreden van Troelstra, hierna p. 78 vlgg.
® Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 200; Troelstra, Groei, p. 12. Het is moeilijk
uit te maken of de voorstelling, die Troelstra van deze vergadering en de
volgende te Franeker geeft, de juiste is, dan wel die van Nieuwenhuis. Dat
de laatste over de Leeuwarder bijeenkomst weinig te spreken was, blijkt in
elk geval wel uit zijn brief aan Troelstra.
verdere tegenstand „in zijn ware hoedanigheid aan het pu-
bliek te doen kennen.
Nieuwenhuis doelt hier op Troelstra's verzoek van 1890
om aan de redactie van Recht voor Allen te worden verbonden.
De voorstelling, als zou Troelstra, indien hem toen maar een
behoorlijke som aangeboden was, nu, in 1892, de revolution-
naire weg hebben aanbevolen inplaats van de parlementaire,
is toch niet houdbaar. Ook al heeft men misschien weinig
bewondering voor de eisen, die Troelstra in 1890 stelde, men
moet toch erkennen, dat in de houding van de S.D.B. tussen
1890 en begin 1892, juist ten opzichte van de waardering van
het parlement en de verhouding tot de Friese Volkspartij,
een belangrijke wijziging gekomen was.^ Ook indien Troel-
stra aan de redactie van Recht voor Allen verbonden was ge-
weest, is het moeilijk aan te nemen dat hij, met zijn aard, de
ontwikkeling van Domela Nieuwenhuis en de S.D.B. in
anarchistische richting zou hebben meegemaakt.
Troelstra heeft zich intussen door Nieuwenhuis' bedreiging
niet laten intimideren. Hij heeft het gevoel, dat hij de strijd
nu niet mag ontwijken. „Naar die vergadering moet ik heen,quot;
zei hij tot zijn vrouw,® doelende op de bijeenkomst in Frane-
ker, waar Domela Nieuwenhuis, een week na de gebeurtenis-
sen in Leeuwarden, zou spreken. Hij brengt nu zelf in Frane-
ker zowel Nieuwenhuis' brief als zijn eigen verzoek van 1890
ter sprake. Het schijnt, dat dit optreden van Troelstra, althans
op velen, een goede indruk heeft gemaakt.* Dat echter van
dit ogenblik af de verhouding tussen de beide socialistische
strijders grondig bedorven was, staat wel buiten twijfel. In
de pers werd de strijd voortgezet.® Nieuwenhuis' opzet was
^ De brief is afgedrukt in Groei, p. 13 vlg.
^ Men bedenke bijv., dat Domela Nieuwenhuis in 1890 zelf nog lid van de
Tweede Kariïer was. Een toetreden van Troelstra tot lid van de redactie van
Recht voor Allen, hield toen zeker niet in een zich uitspreken voor de anti-
parlementaire richting.
^ Troelstra, Groei, p. 14.
* Troelstra, Groei, p. 16 vlg. Nieuwenhuis, a. w., p. 260. Vliegen, a. w.,
II, P. 435 vlg.
5 Zie o.a. Recht voor Allen, 2,s-2-'gz, i-3-'92. 3-3-'93. io-3-'92, i7-3-'92.
-ocr page 87-hierbij duidelijk: hij wilde Troelstra voorstellen als iemand,
die voor een behoorlijke som gelds zijn overtuiging veil had
en bereid was op korte termijn van revolutionnair parlemen-
tair te worden. Troelstra's verzoek van October 1890, vijftien
maanden tevoren dus, wordt dan ook in de discussie al gauw
tot een verzoek, „voor nog geen jaarquot; gedaan, dan een poging
„vóór een half jaarquot;, tenslotte zelfs een aanbod, dat „korte-
lingsquot; had plaats gehad. ^ Bovendien keert Domela Nieuwen-
huis zich in deze dagen nog eens in het bijzonder tegen de
heren in de Arbeiderspartij, waarbij het vertrouwen in de
geleidelijke weg blijkbaar speciaal tot de herenideeën wordt
gerekend.
Troelstra, die zich door dit conflict tot een meer leidende
rol voelt gedrongen, wil de strijd voor het socialisme voort-
zetten op de manier, die hij als de juiste beschouwt. Dat be-
tekent, dat hij strijden zal vóór het democratisch socialisme
en tegen Domela Nieuwenhuis. Onder deze omstandigheden
grijpt hij graag de gelegenheid aan, die de uitgever Poutsma
hem aanbiedt: hij aanvaardt het redacteurschap van De
Sneeker Courant.'^ Hierdoor krijgt hij de beschikking over een
eigen orgaan, waarin hij de propaganda voor het socialisme
geheel naar eigen inzichten kan voeren. Het duurde nu niet
lang, of Van der Goes, dè Marxist in die tijd,® werd aan De
Sneeker Courant verbonden.* De beide ernstigste tegenstan-
ders van Domela Nieuwenhuis hadden elkaar gevonden.
3. DE FRIESE VOLKSPARTIJ.5
a. De verhouding tot de S.D.B.
De Friese Volkspartij was een politieke organisatie, die in
deze periode in nauw contact stond met de socialistische be-
1 Vgl. Troelstra, Groei, p. 18. Verder Recht voor Allen, t.a.p.
^ 14 Maart 1892 verschijnt het eerste nummer onder redactie van Troelstra.
' Troelstra, Groei, p. 19.
^ 5 Mei 1892.
® Zie voor de Friese Volkspartij: De Almanak voor de Volkspartij in Fries-
land, Jaargang 1892, p. 3 vlgg.
weging in ons land. De eigenlijke naam was „Friesch Comité
van de Volkspartijquot;. Ze was in 1890 ontstaan uit het sinds
enige jaren in Friesland bestaand „Friesche Comité voor Al-
gemeen Kies- en Stemrechtquot;. In 1886 deden de Friese afge-
vaardigden op de jaarvergadering van de Bond voor Algemeen
Kies- en Stemrecht een poging, deze te reorganiseren. Ze
wilden voor de kiesrechtactie gewestelijke organisaties in-
stellen en uit de gewestelijke besturen zou dan het Hoofd-
bestuur van de landelijke vereniging worden samengesteld.
Deze poging der Friezen mislukte, vooral tengevolge van het
verzet der Hollandse afgevaardigden, Domela Nieuwenhuis
en Croll. De Friezen voerden nu hun plan alleen door voor
zover het hun eigen gewest betrof en richtten in 1887 het bo-
vengenoemd Friesch Comité voor Algemeen Kies- en Stem-
recht op. Dit Comité leidde bij verschillende gelegenheden
de politieke acties in het Noorden; zo bij de verkiezingen van
1888, bij de meetings te Leeuwarden en Heerenveen in 1890.
Ook nam het in 1889 het initiatief tot het instellen van een
onderzoek naar de toestand van de arbeiders in Friesland,
waarvan het resultaat in 1890 werd gepubliceerd.^ Bij deze
arbeid werkte het comité samen met tal van democratische
verenigingen in Friesland, o.a. met afdelingen van de S.D.B.
en het A.N.W.V. Dit deed de wens opkomen een duurzaam
verbond te vormen, dat bij voorkomende gelegenheden de
samenwerking zou vergemakkelijken. Men wilde op die manier
krijgen: tijdelijke samenwerking met een blijvende organisatie.
Zo kwam, op 2 November 1890, het Friesch Comité van de
Volkspartij tot stand, op een vergadering, waarin 44 af-
delingen van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, 15
van de S.D.B., 3 van het A.N.W.V. en 7 zelfstandige werk-
liedenorganisaties vertegenwoordigd waren. Het was onge-
twijfeld een gezelschap van een vrij wonderlijke samenstelling.
De leden kwamen voor een groot deel uit de arbeidersklasse,
voornamelijk van het platteland, waar de ellendige toestanden
^ Er verschenen twee rapporten: no. i. Vrouwen- en Kinderarbeid tn no. 2:
Werktijden en werkloonen. Vgl. De Almanak, p. 8.
velen toegankelijk hadden gemaakt voor socialistische en radi-
cale denkbeelden. Daarnaast waren er ook tal van vooraanstaan-
de figuren uit de radicale burgerij. Het Comité vond zijn werk-
kring uit.den aard der zaak in het bijzonder in de provincie
Friesland. Van een speciaal Fries-nationaal streven is echter
hoegenaamd niets te bespeuren. Het Comité ontwikkelde
zich echter weldra in een gematigde, democratisch-socialis-
tische richting. Reeds in 1891 is de Friese Volkspartij uitge-
groeid tot een organisatie van 102 afdelingen, met meer dan
5000 leden.
Het duurde niet lang, of het kwam tot ernstige conflicten
tussen de Friese Volkspartij en Domela Nieuwenhuis met zijn
Hollandse geestverwanten. De eerste moeilijkheid was een
gevolg van de verkiezingsactie in Schoterland in 1891. Inge-
volge een vóór de verkiezing afgelegde belofte, bedankte
Treub, na zijn overwinning op Nieuwenhuis, voor zijn Kamer-
zetel, omdat er in Winschoten ook een radicaal gekozen was.
De baan kwam nu opnieuw vrij voor een candidatuur van Do-
mela Nieuwenhuis. Zoals vroeger reeds is vermeld, weigerde
deze onder zulke omstandigheden. ^ Ook tal van leden van de
S.D.B. achtten een „verkiezing bij de gratie van Treubquot;
onaanvaardbaar. Vliegen was van oordeel, dat „Domela
Nieuwenhuis zedelijk dood ware,quot; als hij nu nog voor Scho-
terland gekozen werd. Alleen van ,,een parlementair knoeier
in hart en nierenquot; zou een dergelijke eerloosheid verwacht
kunnen worden, meende Vliegen. ^ Het Kiescomité-Schoter-
land van de Volkspartij legt zich eveneens bij het besluit van
Domela Nieuwenhuis neer. Het Friese Comité echter meende
de schone kans om Nieuwenhuis weer in de Kamer te brengen,
niet voorbij te mogen laten gaan, vooral nu hij tegenover een
weinig gevaarlijke liberale candidaat kwam te staan. Het no-
digde hem uit, zich opnieuw beschikbaar te stellen. Ondanks
het weigerend antwoord, stelde het Comité Domela Nieuwen-
^ Vgl. hiervóór p. 34.
quot; Vliegen in Recht voor Allen, aangehaald bij Domela Nieuwenhuis, a. w.,
P- 175-
huis tóch candidaat en schreef een warm manifest ter aanbeve-
ling. De „candidaat tegen wil en dankquot; kreeg nog 215 stem-
men. Deze onverkwikkelijke geschiedenis heeft de verhouding
tussen de Friese Volkspartij en Domela Nieuwenhuis zeker
slechter gemaakt.
Toch was er ook daarvóór al een zekere spanning. Men voelt
hiervan nog iets in Nieuwenhuis' gedenkschriften, als hij
schrijft over de naijver van de Friese leiders op de sociaal-
democraten uit Holland, over de minachting van Stellingwerf
voor de jonge Hollandse propagandisten („de warmemaal-
loopersquot;), over de „verbeten spijtquot;, waarmede Stellingwerf
de verering van Nieuwenhuis in het Noorden gadeslaat.
Is er wellicht ook een zekere naijver van de kant van de Hol-
landse socialistische leiders op de snelle groei en omvang der
Friese Volkspartij, die alleen in Friesland meer leden telt dan
de S.D.B. in het gehele land ? Hoe dit zij, Domela Nieuwen-
huis beschouwt in toenemende mate de Volkspartij als een
rem voor de socialistische ontwikkeling in het Noorden. Dit
bleek opnieuw duidelijk bij de meeting die de Volkspartij
op 16 Augustus 1891 in Drachten belegde voor landnationali-
satie.^ Op deze meeting voor ,,opheffing van het privaat
bezit van den grond langs wettelijken wegquot; zouden als sprekers
naast socialisten als G. L. v. d. Zwaag en A. H. Gerhard,
landnationalisatoren optreden als D. de Clercq en J. Stoffel.^
Domela Nieuwenhuis, die uitgenodigd was, bedankte. Reeds
vóór de meeting werd in Recht voor Allen een felle polemiek
gevoerd,® waarin ook Nieuwenhuis zich mengde. Hij zag in
de betoging een poging van de Bond voor Landnationalisatie
om door middel van de Friese Volkspartij de socialisten te
vangen. Zo zouden de socialisten dus gebruikt worden voor de
beweging van landnationalisatie. Maar, schrijft Nieuwenhuis,
„wij sociaal-democraten, de m8chtigste arbeiderspartij, zijn
niet van plan ons te laten gebruiken, door wie het ook zij.quot;*
1 Recht voor Allen, ij-y-'gi.
' Verder Mej. Stellingwerf en D. A. van Eek.
® Recht voor Allen, 23-7-'9i.
* Vliegen, a. w., II, p. 279. Vgl. Recht voor Allen, 23-7-'9i.
-ocr page 91-Men voelt hier weer iets van een machtsstrijd tussen de
S.D.B. en de Friese beweging. Bovendien keert Nieuwenhuis
zich tegen het Friese provincialisme én verwijt hij de organi-
satoren van de meeting halfheid. Het is onmogelijk dit ene
programpunt van de socialisten los te maken van de rest.
Hij ziet verder, o.a. in de keuze van de sprekers, een streven
om de sociaal-democraten er zo'n beetje buiten te houden.^
Onder die omstandigheden wil hij niet mee doen. „Wij zijn
en blijven sociaal-demokraten,quot; schrijft hij vinnig, „en hoe
anderen er over denken, in verband met provinciale(!) toe-
standen of andere omstandigheden, wij meenen, dat de sociaal-
demokratie zelve haar zaken best kan doen en niet nodig heeft
onder andere vlag te varen.quot; Terecht concludeert Vliegen
naar aanleiding van dit „nogal venijnige stukje,quot; dat de Friese
Volkspartij blijkbaar door Domela Nieuwenhuis veroordeeld
was. Ook Vliegen zelf is overigens van.oordeel, zelfs als hij
jaren later de geschiedenis van deze tijd schrijft, dat de Friese
Volkspartij toch eigenlijk geen reden van bestaan had. Of ze
was sociaal-democratisch, zegt hij, en dan was ze niet nodig;
er was immers een landelijke sociaal-democratische partij,
waartoe ook de Friese afdelingen behoorden; óf ze was niet
sociaal-democratisch en dan was ze gevaarlijk en kon licht
uitgroeien tot een anti-sociaaldemocratische organisatie. Waar
Friesland in die tijd het belangrijkste deel der socialistische
beweging vormde, was er voor de S.D.B. alle reden om dubbel
op te passen. 2
Na de meeting te Drachten werd de strijd in Recht voor
Allen voortgezet, o.a. door Bymholt en Geveke, die zich bei-
den keren tegen het heren-element in de Volkspartij. Ook
Domela Nieuwenhuis schreef opnieuw een fel artikel Langs
wettigen weg, tegen de Friese beweging. Daarentegen ver-
dedigde de landnationalisator Mansholt de Friese organisatie
1nbsp;,,Geen onzer bekende socialisten was uitgenoodigd,quot; schrijft Nieuwen-
huis. Van der Zwaag en Gerhard rekende hij daartoe blijkbaar niet. Recht
voor Allen 23-7-'9i.
2nbsp;Vliegen, a. w., II, p. 280.
-ocr page 92-in een uitvoerig artikel in het Radicaal Weekblad, onder de
titel Volkspartij en Sociaal-democratie.^ De Centrale
Raad van de S.D.B. besloot weldra de kwestie tot een oplos-
sing te brengen. Hij belegde op 13 September 1891 een gehei-
me vergadering met enkele vooraanstaande partijgenoten,quot;
om o.a. de houding tegenover de Friese Volkspartij te bepalen.
Tevens werd de vraag onder ogen gezien, of het bestaan van
de Volkspartij in Friesland, naast de S.D.B. wenselijk moest
worden geacht. Het resultaat was, dat, met de stemmen van
Van der Zwaag en Van Zinderen Bakker tegen, een motie
Coltof werd aangenomen. Daarin werd uitgesproken, dat het
voortdurend samenwerken met andere verenigingen moest
leiden tot verwatering van het socialistisch beginsel en dat in
isolement de kracht van de S.D.B. lag. Verder nam men het
besluit, dat de Centrale Raad een vergadering zou beleggen
met de Friese afdelingen van de S.D.B., waarvan enkele advies
gevraagd hadden omtrent hun houding tegenover de Volks-
partij. Deze vergadering, 11 October 1891 te Heerenveen
gehouden, was eveneens geheim. Toch werd weldra naar
buiten bekend, dat op deze bijeenkomst de wenselijkheid was
uitgesproken, dat de afdelingen van de S.D.B. zich van de
Friese Volkspartij zouden afscheiden.® Inderdaad gaven tal
van S.D.B.-afdelingen aan deze wens gehoor.
De eigenlijke beslissing in deze aangelegenheid valt op het
Kerstcongres van de S.D.B. in 1891. Hoewel daar enkele
stenunen opgingen om de samenwerking met de Volkspartij
1nbsp;Radicaal Weekblad, g-S-'gi. Het artikel is geheel afgedrukt in Mansholts
brochure Mijne Zelfverdediging, p. 6 vlgg.
2nbsp;Aanwezig waren o.a. A. Rot, S. W. Coltof, Nieuwenhuis, Fortuyn, Van
Zinderen Bakker, Luitjes, Schaper, Nanninga, V. d. Zwaag, Helsdingen,
Vliegen. Vgl. Vliegen, a. w. H, p. 285 vlg. Zie ook Bymholt, a. ro.,p. 675 vlg.
' Vliegen bericht, dat dit besluit werd genomen met tien tegen twee en
één stem blanco, a. w., p. 293. Evenzo, Bymholt, a. w., p. 678. Eigenaardig is,
dat zowel de Biltsche Courant (is-io-'qi) als het Friesch Volksblad (i4-io-'9i)
berichten, dat met 11 van de 13 stemmen besloten werd zich niet af te scheiden.
De Biltsche Courant knoopt hieraan zelfs uitvoerige beschouwingen vast. Ze
verheugt zich, dat de Friese Volkspartij één blijft en meent, dat de C. R. van
de S.D.B. een gevoelige les heeft gekregen. „Het woord van Karl Marx:
Proletariërs aller landen vereenigt U! blijft dus voor het kleine stukje grond,
dat wij Friesland noemen, gehandhaafd,quot; juicht de Biltsche Courant.
¥
en de beweging voor landnationalisatie niet te verbreken/
werd die samenwerking toch over het algemeen sterk be-
streden. Na uitvoerige discussie werd ten slotte met 35 tegen
14 stemmen een voorstel-Den Haag aangenomen, dat geen
afdeling van de S.D.B. als zodanig aangesloten kon zijn bij
een of andere combinatie, hetzij van politieke, hetzij van
sociale aard, die zich ten doel stelde enig onderdeel van het
sociaal-democratisch program te verwezenlijken. ^ Hiermede
was het lot van de Friese Volkspartij vrijwel bezegeld. Domela
Nieuwenhuis had in dit opzicht gezegevierd. Vliegen is van
oordeel, dat de gevallen beslissing „geen kwaad, eer goed was.
De Soc. Dem. Bond had nu de baan volkomen vrij voor zich.
Hadde hij nu maar geweten, wat hij wilde.quot;® Het valt te be-
twijfelen, of de afloop inderdaad gunstig voor de S.D.B. moet
worden geacht. Velen waren door de Friese Volkspartij in
aanraking gekomen met de socialistische strijd en langs deze
weg voor het socialisme gewonnen. Deze weg was nu afge-
sloten. Bovendien was er geen sprake van, dat men in de S.D.B.
„wist, wat men wildequot;. Er volgde noch een krachtig sturen
in de richting van het democratisch socialisme, noch een be-
wust, duidelijk partij kiezen voor het anarchisme.
b. Troelstra en de Friese Volkspartij
Ook de Friese Volkspartij was echter in deze tijd allerminst
tot klaarheid gekomen omtrent eigen grondslag en doel. Wel
was zij vrij groot, maar zij miste innerlijke kracht, omdat zij,
zoals Troelstra schrijft, slechts een allegaartje was van zeer
uiteenlopende stromingen. Ondanks de soms zeer revolution-
naire uitingen bleef zij een burgerlijke partij.
Zou het mogelijk zijn deze organisatie te hervormen tot de
nieuwe sociaal-democratische partij, die velen in deze tijd
verwachtten of verlangden ? Op de jaarvergadering, i4Febru-
1 O.a. van de afgevaardigde van de afd. Wolvega; Vliegen, a. w., II, p. 336.
® Bymholt, a. w., p. 68i.
3 Vliegen, a. w., II, p. 337-
-ocr page 94-ari 1892 te Leeuwarden, heeft Troelstra een ernstige poging
gedaan, om de Friese Volkspartij tot een positieve houding
en een scherp omschreven program te brengen. De discussie
op de vergadering was voorbereid door een uitvoerig artikel
van Troelstra in het Friesch Volksblad.^ Hoewel Troelstra in
het begin van 1891 bedankt had voor een candidatuur van de
Friese Volkspartij voor de Tweede Kamer, had hij zich
m zijn brief hierover en in zijn optreden daarna, een krachtig
voorstander getoond van de Volkspartij, zowel als van het
democratisch socialisme. ^ De besluiten op het congres van
de S.D.B. in 1891 omtrent het verbreken van de band met de
Friese Volkspartij en betreffende de revolutionnaire taktiek,
zijn voor Troelstra aanleiding in het artikel van 24 Januari
1892 de positie van de Volkspartij tegenover de S.D.B. èn
tegenover het democratisch socialisme in het algemeen, te
onderzoeken. Hij zet uiteen, dat de Friese Volkspartij in schijn,
naar zijn program, niet socialistisch is, in werkelijkheid echter
wèl. Eerste plicht acht hij het, aan dit verschil tussen schijn
en werkelijkheid een eind te maken. De Volkspartij zal zich
duidelijk moeten uitspreken niet alleen voor de democratie,
maar ook voor het socialisme. Zuiver politieke democratie
„kan wèl voeren tot, maar is nog geen feitelijke democratie.
Alleen sociaal-democratie is in staat een volk vrij te maken.quot;
De vraag of een sociaal-democratische Volkspartij zich dan
niet behoort aan te sluiten bij de S.D.B. beantwoordt Troel-
stra ontkennend. De S.D.B. wil de revolutie, kan dus eigenlijk
niet meer mee doen aan de actie voor algemeen kiesrecht, aan
verkiezingen en dergelijke. Hij kan alleen maar mee doen aan
het ondermijnen van de grondslagen van het oude staats-
gebouw. De Friese Volkspartij, die, naar zij steeds heeft ge-
toond, langs de weg der overreding, door te werken bij ver-
kiezingen, door „alle wettelijke middelen,quot; haar beginselen
wil zien te verwezenlijken, kan zich niet onder zulke revolu-
^ tionnaire leiding stellen. Ook al wacht ons, schrijft Troelstra,
1nbsp;Friesch Volksblad, 2^-1-92.
2nbsp;Na tien jaar, p. 102 vlg. Vgl. hiervóór p. 68.
-ocr page 95-een grote sociale revolutie, „daar behoren wij toch het onze
te doen om door geleidelijke hervormingen te bevorderen, de
schok zoo licht mogelijk te maken. Op de regeerende klasse,
op onze tegenstanders, moge dan eenmaal het Kaïnsteeken
gegrift staan.quot; Het formuleren van de taktiek tegenover de
S.D.B. acht Troelstra zeer wel mogelijk. Moeilijker zal het ______
zijn een bevredigende formulering te vinden ;Cafrhet sociale / WO/'
standpunt, vooral tegenover de „zuivere stemrechtluiquot;, de
landnationalisatoren e.d. Zij, „die de vrije concurrentie willen
behouden, van opheffing van het loonstelsel niet willen weten,
't kapitaal willen laten in particuliere handen, zij zullen dan
niet in onze gelederen kunnen strijden.quot; De Friese Volkspartij
dient, op straflquot;e van ontbinding, een vast aaneengesloten partij
te worden, ook al zal ze daardoor enkele conservatieve leden
verliezen. Duidelijkheid is nodig, herhaalt Troelstra en hij be-
sluit: „welaan, laten we met onze beginselen voor den dag
komen en toonen wat we zijn: sociaal-democraten.In een
volgend nummer van het Friesch Volksblad ondersteunt P.
van der Meulen Troelstra's betoog. Hij meent ook, dat het
gewenst is, dat de Volkspartij zich afvraagt: wat zullen wij
doen, indien ons politiek doel, algemeen kiesrecht, bereikt is,
om ons democratisch beginsel in toepassing te brengén. „Een
programma in den geest van dat, onlangs aangenomen door
de Duitsche soc. dem. partij, lacht mij daarbij het meest toe.quot;^
Op de vergadering van de Volkspartij te Leeuwarden®
waren nu een drietal voorstellen over deze kwestie ingediend.
Terwijl de Propagandaclub uit Drachten een duidelijke uit-
spraak wilde inzake de afschaffing van het privaatbezit, stelde
de afdeling Leeuwarden van de Bond van Algemeen Kies-
en Stemrecht voor, de Volkspartij een sociaal program te
geven en bij het opstellen daarvan te letten op het-nieuwe door
de S.D.B. te maken program. Uitvoeriger en positiever was
^ Friesch Volksblad, 24-1-'93. Vgl. Groei p. 11.
^ Friesch Volksblad, 3i-i-'92.
® i4-2-'92. Zie hiervoor: Notulen van de Friese Volkspartij in het archief
dezer partij, te Leeuwarden (Provinciale Bibliotheek). Vgl. verder het verslag
in De Klok, 20-2-'92 en het Friesch Volksblad, i7-2-'92.
het voorstel van de afdeling Midlum van de Bond van Alge-
meen Kies- en Stemrecht. Het wil, dat de Volkspartij ver-
klaart op de grondslag der sociaal-democratie te staan. Zij
,,erkent in het privaatbezit van grond en arbeidsmiddelen de
oorzaak der maatschappelijke wanverhoudingen, waarom zij
als einddoel dan ook nastreeft: de opheffing van het privaat-
bezit. Zij is zich het internationaal karakter der sociaal-
democratie bewust en strijdende tegen het vaderlandisme en
militarisme, wil zij den algemeenen wereldvrede verbreiden
en de broederschap van alle natiën helpen stichten.quot; Verder
wordt de noodzakelijkheid erkend van een krachtige organi-
satie, terwijl van gewelddadig optreden niets goeds wordt
verwacht. Tenslotte wordt een uitvoerige lijst van eisen en
propagandamiddelen voorgesteld.
Troelstra zette als afgevaardigde van Leeuwarden uiteen,
dat veel leden van de Volkspartij sociaal-democraten zijn en
de meeste sprekers op sociaal-democratisch standpunt staan.
Waar de krachtigste werkzaamheid zich niet op politiek, maar
op sociaal terrein openbaart, acht hij het gewenst een meer
gedetailleerd program aan te nemen en zich uit te spreken
over de werkzaamheden op sociaal gebied. Met de taktiek der
revolutionnaire sociaal-democraten kan hij niet meegaan;
daarom zou hij willen beproeven een sociaal-democratische
hervormingspartij te formeren. Hij acht het het beste dat de
vergadering in deze de richting aangeeft en een commissie
daarna een program op sociaal-democratische grondslag ont-
werpt.
Een deel van de vergadering wil van dergelijke plannen niets
weten. Van der Zwaag vreest, dat er verwatering zal ontstaan,
als men een „fatsoenlijkequot; en een „onfatsoenlijkequot; socialis-
tische partij krijgt. Wanneer men het gehele program van de
S.D.B. kan onderschrijven, waarom sluit men zich dan niet
bij die bond aan ? Hij waarschuwt zeer tegen de oprichting
van een nieuwe sociaal-democratische partij.
Troelstra betoogt hiertegenover, dat van aansluiten bij de
S.D.B. geen sprake kan zijn. De revolutionnaire taktiek is
voor de Friese arbeiders ongeschikt. Wie op haat werkt, heeft
geen vat op het Friese volk. Overigens wijst hij er op, hoe
ook in andere landen twee stromingen zijn onder de socia-
listen.
Anderen zetten uiteen, dat men wel sociaal-democraat kan
zijn zonder in de S.D.B. thuis te horen. Deze mening werd
o.a. verkondigd door de voorzitter, Dr. Vitus Bruinsma,
wiens denkbeelden wij al enigszins leerden kennen in zijn brief
aan Van der Goes.^ Hij werd gesteund door een pionier der
socialistische beweging in Friesland, R. van Zinderen Bakker,
die door zijn verkiezing in Opsterland in 1893 het eerste
socialistisch gemeenteraadslid in ons land zou worden. Vitus
Bruinsma noemt als zijn voornaamste bezwaren tegen de
S.D.B., dat deze niet wil samenwerken met anderen, die slechts
een deel van het socialistisch program willen verwezenlijken,
dat hij geen heil ziet in gedeeltelijke hervormingen op sociaal
gebied en dat de centralisatie in de Bond te groot is. Hij
vreest, dat men, door de Volkspartij een sociaal-democratisch
program te geven, velea zal verliezen, zonder de afdelingen
van de S.D.B. te behouden. Hij meent ten slotte, dat naast een
nieuw op te richten sociaal-democratische partij, „die, als men
let op de teekenen des tijds, zeker komen zalquot;, de Volkspartij
moet blijven bestaan als een soort „kweekschool voor socia-
listenquot;, Ook in een door de afdeling Gorredijk van de Bond
voor Algemeen Kies- en Stemrecht aangenomen motie was
de wens uitgedrukt, dat „het Friesch Comité der Volkspartij
op denzelfden voet moet blijven bestaan,quot; doch daarnaast de
wenselijkheid uitgesproken, ,,dat een nieuwe sociaal-demo-
cratische bond in Nederland tot stand kome,quot; Men krijgt uit
de notulen zowel als uit de verslagen in de couranten de in-
druk, dat de motie-Gorredijk wel de gedachten van de meer-
derheid der vergadering weergaf. Troelstra was echter blijkbaar
van mening, dat de revolutionnair en in de bijeenkomst de sterk-
ste groep vormden.quot; Hij zag zich gedwongen, schrijft hij
^ Hiervóór p. 64.
® Troelstra, Groei, p. n.
-ocr page 98-in zijn gedenkschriften, zijn poging voorlopig op te geven.
Het resultaat van de besprekingen is nog al zonderling en
vsreinig in overeenstemming met wat Troelstra aanvankelijk
bedoelde. Van een zich uitspreken van de Volkspartij ten
opzichte van de sociaal-democratie komt niets. Men drukt
alleen de wenselijkheid uit van een voortbestaan van de Friese
Volkspartij, zoals zij is. De vraag van een nieuwe sociaal-
democratische partij wordt, op voorstel van Troelstra zelf,
verder buiten beschouwing gelaten. Met 46 tegen 27 stemmen
en 3 blanco verklaarde de vergadering zich accoord met deze
opvattingen, zoals ze in een motie-Troelstra waren neergelegd.^
Door deze motie, schrijft Troelstra, werd de vorming van een
sociaal-democratische partij tot een betere gelegenheid uit-
gesteld. ^ Inderdaad. Maar dat betekende ook, dat de poging
van Troelstra om via de Friese Volkspartij iets te bereiken
voor het democratisch socialisme, was mislukt.
De Volkspartij zelf ging, ondanks de uitgesproken wens tot
instandhouding, in betekenis en invloed achteruit. Ze werd
niet ontbonden, ,,maar 't bloed werd haar afgetapt,quot; zoals
Vliegen het uitdrukt.® De strijd tussen parlementaire en re-
volutionnaire socialisten werd buiten de Volkspartij voortge-
zet. Dr. Vitus Bruinsma en Troelstra kwamen weldra scherp
te staan tegenover Domela Nieuwenhuis. Het hiervóór ver-
melde debat in Franeker bedierf de persoonlijke verhouding
tussen de jonge Friese leider en Nieuwenhuis voorgoed.*
Overigens constateert De Sneeker Courant, juist naar aan-
leiding van deze debatten, „dat er een nieuwe sociaal-demo-
kratische partij in wording is, die rekening houdende met de
^ De motie luidde: ,,De vergadering, gehoord de discussiën, kennis genomen
hebbende van het voorstel der afdeeling Gorredijk, dat strekt tot instandhou-
ding der tegenvi^oordige organisatie en tevens tot oprichting eener nieuwe
sociaal-democratische partij, zich vereenigende met het eerste en van oordeel
dat het laatste deel dier motie niet op deze vergadering behoort te worden
behandeld, gaat over tot de orde van den dag.quot; Vgl. Troelstra, Groei, p. n vlg.
^ t.a.p., p. 12.
^ Vliegen, a. w., II, p. 295.
* Vgl. hiervóór p. 70.
-ocr page 99-organisatorische ontwikkehng der maatschappij, de verwezen-
lijking der sociahstische beginselen beoogt, en kans heeft
een grooten aanhang in den lande te verkrijgen.quot;^ Zowel de
nieuwe partij als de grote aanhang zou nog wel even op zich
laten wachten. „Twee ä drie jaar Iquot;®
^ De Sneeker Courant, 3-3-'93. Veertien dagen later heeft Troelstra de lei-
ding van dit blad. Vgl. Na tien jaar, p. 99.
^ Vitus Bruinsma aan Van der Goes. Zie hiervóór p. 65.
-ocr page 100-DERDE HOOFDSTUK
DE TAKTIEKKWESTIEi ^
I. VERSCHERPTE TEGENSTELLINGEN (1891)
Het jaar 1891 is voor de socialistische beweging in ons land
van grote betekenis geweest. In dat jaar toch wordt de taktiek-
kwestie, de vraag naar de betekenis van de parlementaire actie
voor de socialistische strijd, eigenlijk voor het eerst tot een
grote twistvraag binnen de S.D.B., om er niet weer uit te
verdwijnen. In dit jaar groeien de verschillende opvattingen
uit tot scherpe tegenstellingen en raken enkele van de voor-
naamste opposanten in de socialistische rijen in een fel en
openlijk conflict met Domela Nieuwenhuis en de leiding van
de S.D.B. En terwijl de S.D.B. in 1891 een grote activiteit
ontwikkelde, werden er belangrijke beslissingen genomen,
die voor de socialistische beweging in ons land vérstrekkende
gevolgen zouden hebben.
a. De verkiezingen.
Hoewel de S.D.B. als zodanig niet aan de verkiezingen deel-
nam en zelf geen candidaten had gesteld, wierp hij zich toch
over het geheel met opgewektheid in de verkiezingsstrijd. In
Recht voor Allen werd voortdurend op de verkiezingen ge-
wezen, ^ niet alleen in artikelen, maar ook door met grote
letters gedrukte opwekkingen. „Vergeet ook het algemeen
kiesrecht niet,quot; leest men in de April-nummers van het partij-
orgaan telkens. In het begin van de verkiezingsactie was men
^ Behalve de eerder opgegeven literatuur moet hier nog worden genoemd:
Quack, ,De Socialisten, V en VI.
2 Zie Recht voor Allen, o.a. 25-3, 2-4, 6-5, 8-5, 2-6-'9i.
-ocr page 101-bovendien vol optimisme.^ Van een neiging om de politieke
actie met de propaganda voor algemeen kiesrecht over boord
te werpen, was in de eerste helft van 1891 vrijwel geen spoor
te bekennen. Een enkele stem slechts deed in deze tijd een
ander geluid horen. Zo vroeg Clemens (pseudoniem van
Cornelissen) zich voor de verkiezingen af, of deelneming
onder sommige omstandigheden niet schade kon berokkenen
aan de socialistische propaganda, die zelf zulke zware offers
vroeg. Hij betwijfelde eveneens, of de geldelijke offers voor
de verkiezingen wel altijd in evenredigheid waren met de ver-
kregen resultaten. Zijn conclusie was, dat men zich moest
beperken tot enkele districten waar verkiezing van een socia-
listische candidaat werkelijk mogelijk was, terwijl de sociaal-
democratische propaganda er nooit onder mocht lijden. ^
Luitjes schreef, dat hij wel voor algemeen kiesrecht was, maar
eigenlijk keurde hij toch de gehele kiesrechtactie af.® Bymholt,
die in deze dagen volgens Vliegen „ook al een slag van de
molen beetquot; had, keerde zich in een heftig artikel* tegen de
gezamenlijke actie van de sociaal-democraten en de Volks-
partij. Dat leidt volgens hem tot een strijd enkel voor het al-
gemeen kiesrecht, „dat langzamerhand beschouwd wordt als
het middel dat alle kwalen zal heelen.quot; Als socialist is hij „na-
tuurlijk voorstander van algemeen kiesrecht,quot; maar hij wil het
meer beschouwd zien als een propagandamiddel. Het is geen
middel, dat direct brood voor allen brengen zal. „En de brood- i
quaestie, dat is de hoofdzaak.quot;
Deze en dergelijke klanken, in de verkiezingsdrukte geheel
overstemd door de propaganda, vinden er na meer gehoor.
Ondanks alle activiteit en strijd stond de socialistische bewe-
ging nu, van parlementair standpunt beschouwd, met ledige
handen. Zelfs de enige zetel, die men de vorige maal veroverd
had, was verloren gegaan. De teleurstelling over deze ongun-
stige uitslag heeft ongetwijfeld de anti-parlementaire stro-
^ Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 267 vlg.
^ Recht voor Allen, 2,1-2-91.
® Idem, 6-5 en 8-5-'91.
* Idem, 28/29-3-'9i.
-ocr page 102-ming versterkt. Reeds na de eerste ronde der verkiezingen
wees Recht voor Allen op de geringe veranderingen, die er ge-
komen waren en vervolgde: „Hoe lang moet dit spelletje nu
nog duren ten koste van de behartiging van 's lands belang ?
' Langs die weg komt geen verbetering! Langs welken dan?
De uitkomst zal het leeren, En in het felle en bittere artikel
na Nieuwenhuis' val, leest men in Recht voor Allen o,m.: „We
weten, dat onze kracht niet ligt in de kiezers, die bij de gratie
van wat meer geld een stem mogen uitbrengen, maar in de niet-
kiezers. Wij weten, dat zulk een ellendig kiesstelsel ons nooit
grote zegepralen zal bezorgen.quot;quot;
De vraag naar de waarde van het kiesrecht, de betekenis
van het parlementarisme voor de socialistische strijd, de kwes-
tie van de taktiek, was door de verkiezingen in een nieuwe fase
gekomen. Het komende congres van de S.D.B, zou hierover
belangrijke besluiten nemen.
b. Verdwijnend contact
Naar verschillende kanten heeft de S.D.B. in 1891 het con-
tact met andere groepen en bewegingen verbroken of losser
gemaakt en daardoor zijn terrein van werkzaamheid en de
mogelijkheid van actie beperkt. De Bond raakte daardoor min
of meer in een positie van isolement. En het bleek geen splen-
did isolation!
De Friese Volkspartij. — De relatie met de Friese Volks-
partij, die korte tijd nog al hecht scheen, werd door het con-
gresbesluit van de S.D.B. in 1891 verbroken. Dat betekende
het verlies van het contact met belangrijke groepen van de
Friese bevolking, waaruit tot nog toe velen via de Volkspartij
voor de socialistische strijd waren gewonnen.
De Vakbeweging. — Ook op het gebied van de vakbewe-
ging verliest de S.D.B. in deze tijd aan invloed en komt
enigszins in een geïsoleerde positie te staan. Juist in de jaren,
waarin de arbeidersbeweging, georganiseerd in A.N,W,V, en
^ Recht voor Allen, ii-ó-'qi.
® Idem, 3S-6-'9i.nbsp;^
S.D.B., een periode van aarzeling en inzinking doormaakt,
neemt de vakactie in betekenis toe.^ Sinds 1884 had de S.D.B.
in enige plaatsen vakverenigingen opgericht, die naast de plaat-
selijke afdelingen van de Bond stonden en rechtstreeks aan-
gesloten waren bij de Centrale Raad. Deze vakverenigingen
zonden hun afgevaardigden naar het congres van de S.D.B.
en namen geleidelijk aan invloed toe, speciaal in de grote
steden. ® Op het congres van 1887 was het aantal vertegenwoor-
digde vakverenigingen zelfs groter dan dat der afdelingen
van de S.D.B..® Op aandrang van de Amsterdamse vakorgani-
saties werd op dit congres besloten de vakvereniging tot basis
van de partijorganisatie te maken. Artikel i van de statuten
bepaalde nu, dat de S.D.B. bestond uit afdelingen en versprei-
de leden. De afdelingen bestaan uit vak-, gemengde en
vrouwenverenigingen, die uit hun midden het plaatselijk
bestuur kiezen. De gemengde verenigingen waren bestemd
voor hen, die geen lid konden zijn van een vakvereniging.
Veel verandering bracht deze statutenwijziging in het eerst
niet; eigenlijk alleen in de grote steden. En ook daar waren
weldra de gemengde verenigingen, feitelijk niet veel anders
dan de vroegere afdelingen van de S.D.B., de kern van de
nieuw georganiseerde afdelingen.
Na enige tijd neemt de vakactie echter zeer toe. In 1888 en
1889 zijn er tal van grotere en kleinere stakingen, meestal
spontane acties van de arbeiders, waarbij de invloed van de
vakverenigingen voorlopig nog heel gering is. De bestaande
vakverenigingen, die deel uitmaakten van de S.D.B., waren in
het algemeen niet groot; het socialisme schrikte velen af. Van
enige vakactie van betekenis was bij deze kleine groepen dan
ook nauwelijks sprake. Ze waren weinig meer dan ,,socialis-
tische propagandaclubsquot;. Door de belangrijke gebeurtenissen
op het gebied van de vakstrijd zijn de algemene arbeiders-
^ Rüter, a. w., p. 49.
^ In Amsterdam had men in i886 naast één afdeling van de S.D.B. tien
aangesloten vakverenigingen. Vgl. Oudegeest, De Vakbeweging, I, p. 87 vlg.
' 18 vakverenigingen tegenover 17 afdelingen van de S.D.B. Vliegen, a. w.,
I' P. 451. Oudegeest, a. vi., I, p. 92.
verenigingen Patrimonium, A.N.W.V. en S.D.B. wel ver-
plicht, zich nader met het probleem van de vakbeweging bezig
te houden. Deze nadere belangstelling bleek in Christelijke
kringen o.a. door de inleidingen en besluiten op het Christelijk
Sociaal Congres van 1891 waar, onder zekere beperkingen, zelfs
het recht van werkstaking werd erkend. ^ Patrimonium' ver-
klaarde zich nu weldra eveneens accoord met de aanvaarding
van de werkstaking als laatste strijdmiddel, al was het dan
ook met veel aarzeling en bezwaren. ^ Het A.N.W.V. verloor
in deze tijd, ondanks de pogingen van Heldt, vrijwel geheel zijn
invloed op de vakbeweging. Ook in socialistische kringen werd
de kwestie der vakbeweging een bron van moeilijkheden. Het
onmiddellijk belang, de directe verbeteringen, drongen zich
steeds meer op de voorgrond en vroegen groter aandacht,
terwijl voor velen de socialistische actie op de achtergrond
geraakte. De strijd voor het heden werd krachtiger ten koste
van die voor de toekomst. Bij vele socialisten begon nu de
gedachte veld te winnen, dat het voor de ontwikkeling van de
vakvereniging wenselijk was, dat ze los kwam te staan van de
politieke organisatie. Men wilde vakverenigingen, die politiek
en godsdienstig neutraal waren. Dan zou men de vakgenoten
van alle richtingen kunnen verenigen en daardoor in de actie
voor directe lotsverbetering aanmerkelijk sterker staan. „De
economische strijd der arbeiders, vak voor vak, zal meer
uitwerken dan de partij,quot; meent een inzender in Recht voor
Allen.^ Herhaaldelijk vindt men in dit blad in de eerste helft
van 1891 de noodzakelijkheid van een zelfstandige, neutrale
vakbeweging bepleit, ook al noemt Domela Nieuwenhuis dat
dan treurig.* „Wij dachten den tijd van kleurlooze vereeni-
gmgen te boven te zijn,quot; klaagt hij in Recht voor Allen, „en
nu komt iemand nog met allen ernst daarop aandringen.quot;s
nl Rüter, aw p. 48 vlgg. Vgl. Dr. A. Kuyper, Het sociale vraagstuk ende
Christelijk religie.
^ Hagoort, Het beginsel behouden, p. 11 vlgg.
' De timmerman H. Ikking, in Recht voor Allen, 2i-s-'9i. Vgl. Rüter
a. w., p. 51.nbsp;'
^ Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 312 vlgg.
® Recht voor Allen, 6-4-gi.
Ondanks Nieuwenhuis' bezwaren zet de beweging voor schei-
ding van politieke partij en vakbeweging door. Het doorbre-
ken van deze gedachte, dit bewust worden van een eigen taak
der vakbeweging naast de politieke organisatie en geheel los
daarvan, is, zoals Oudegeest zegt, „de reactie op de periode
1883—1891, waarin het vanzelf sprak, dat de vakver een igingen
socialistisch moesten zijn.quot;^ Steeds meer drong het besef
door, dat de vakverenigingen in de strijd der arbeiders een
afzonderlijke plaats en taak hadden, naast de S.D.B., ook al
was er nog geen duidelijk begrip voor de onderlinge ver-
houding.
De moeilijkheden en tegenstellingen tussen partij en vak-
beweging, die in deze tijd in ons land bleken te bestaan, trof
men ook elders aan, bijvoorbeeld in Duitsland.^ Het is dan
ook zeker niet toevallig, dat op het internationale congres van
1891 te Brussel® juist over deze aangelegenheid een resolutie
werd aangenomen. Daarin worden werkstakingen en boycots
onmisbare wapenen voor de arbeidersklasse genoemd, die
echter slechts na zorgvuldige overweging van de omstandig-
heden gebruikt mogen worden. Daarom wordt het als een
dringende noodzakelijkheid beschouwd, dat de arbeiders-
klasse zich voor deze strijd organiseren zal in vakverenigingen,
om zowel door de macht van het aantal als door hun geldelijke
middelen het beoogde doel te bereiken. Het congres beveelt
in elk land, waar het mogelijk is, de oprichting van een Natio-
naal Arbeids-Secretariaat aan, opdat in geval van een conflict
tussen kapitaal en arbeid, de arbeiders der verschillende natio-
naliteiten er van op de hoogte kunnen worden gesteld en hun
maatregelen kunnen nemen.*
De S.D.B. heeft geen haast gemaakt met de uitvoering van
dit besluit. Hij stichtte geen Nationaal Arbeids-Secretariaat,
maar benoemde, op het congres in 1891, slechts een arbeids-
secretaris, waarvoor Chr. Cornelissen werd aangewezen. Deze
^ Oudegeest, a. zü., I, p. 153.
^ Idem, p. 118.
^ 16 tot 22 Augustus 1891.
^ De gehele resolutie bij Oudegeest, a. w., I, p. 142 vlg.
-ocr page 106-was leraar aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers te
Middelburg. Onder het pseudoniem Clemens had hij reeds
meegewerkt aan Recht voor Allen en ook enkele brochures
geschreven. In Januari 1892 werd hij mede-redacteur van
Recht voor Allen. Zijn benoeming tot arbeidssecretaris zal min-
der geschied zijn, omdat men de vakbeweging nog niet rijp
achtte voor een centrale organisatie, dan wel, omdat het stre-
ven naar zelfstandigheid er slechts door bevorderd zou
worden. 1 Toch is hiermede de eerste stap op de weg naar
gehele zelfstandigheid van de vakbeweging gezet. In het vol-
gendjaar werd de actie daarvoor voortgezet, zowel in vergade-
ringenquot; als in Recht voor Allen, waarin Cornelissen, als mede-
redacteur, zijn opvattingen kon uiteenzetten. Naast Vliegen
en Troelstra, die het in deze bijna onmiddellijk met Corne-
lissen eens waren, bleek ook Domela Nieuwenhuis in het eind
van 1892 vrijwel geheel voor diens standpunt gewonnen.®
De ervaringen met een arbeidssecretaris waren niet erg
bevredigend; de behoefte aan een krachtige centrale organi-
satie werd sterker. Wel mislukte een poging in die richting,
in 1892 door de sigarenmakers- en tabaksbewerkersbond
pdaan, maar in 1893 had men meer succes. Cornelissen legde
in de loop van 1892 zijn nieuwe ambt neer en nu nam de Cen-
trale Raad van de S.D.B. het initiatief tot de oprichting van
een Nationaal Arbeids-Secretariaat in de geest van de Brussel-
se resolutie. Op een eerste bijeenkomst, in Juli 1893, werd een
reglementscommissie benoemd. Reeds in Augustus was deze
met haar werkzaamheden gereed en kon het reglement van
. het N.A.S. definitief worden vastgesteld.* Ondanks het verzet
van de Timmerliedenbond, die aaneensluiting enkel van vak-
organisaties wilde, werd ook de S.D.B. toegelaten. Wel waren
de verhoudingen in korte tijd totaal veranderd: de socialis-
' Rüter, a. w., p. 52.
' O.a. te Amsterdam en te Groningen. Vgl. Vliegen, a. w.y II, p. 357 vlgg
Zie over Cornelissen en zijn opvattingen over de positie der vaitverenigingen
ook Rüter, a. w., p. 51 vlgg.
' Vliegen, a. w., II, p. 359.
* 27 Juli 1893. Zie voor deze kwestie. Oudegeest, a. w., I, p. 148 vlgg
waar ook het gehele reglement is afgedrukt.
tische vakverenigingen waren niet meer aangesloten bij de
S.D.B., maar de S.D.B. was, als gelijkwaardige van de vak-
verenigingen, lid van het N.A.S. Deze ontwikkelingsgang,
die een voortdurend afnemende invloed van de S.D.B. in
vakverenigingskringen betekende, was voor een niet gering
deel een gevolg van de besluiten en gebeurtenissen van het
jaar 1891.
De Socialistische Internationale. — Nog een derde
band werd in het jaar 1891 losser, nl. die met de internationale
arbeidersbeweging. Van het begin af aan had de S.D.B. grote
belangstelling getoond voor het herstel van het internationaal
contact in de arbeiderswereld. Een negental Nederlandse af-
gevaardigden^ waren present op het voorcongres in Londen
in 1888, waar tot de oprichting van een nieuwe Internationale
Arbeidersvereniging werd besloten.^ Zowel aan de Haagse
Marxistisch georiënteerde bijeenkomst, ten huize van Domela
Nieuwenhuis,® waar men tevergeefs probeerde de onderlinge
moeilijkheden tussen de socialisten op te lossen, als aan de
beide congressen in Parijs in 1889 namen de Hollandse ver-
tegenwoordigers deel.* Nieuwenhuis stond bij de voorberei-
ding vrijwel geheel aan de kant van de Duitsers en stelde in
de Centrale Raad van de S.D.B. zelfs voor om alleen maar aan
het congres der Guesdisten deel te nemen.® Toch dateert
van dit Parijse congres de verwijdering tussen Nieuwenhuis
^ O.a. Croll. Zie voor de afgevaardigden, Vliegen, a. zv., I, p. 71.
® Vgl. Domela Nieuwenhuis, a. w., p. 183 vlgg. Quack, De Socialisten, V,
p. 407 vlgg.
' Nieuwenhuis, a. tv., p. 184. Vliegen, a. zv., II, p. 122.
* Door verschillende oorzaken, o.a. door de verdeeldheid onder de Franse
socialisten, werden er twee internat, soc. congressen gehouden in Parijs,
nl. een door de Marxistisch gezinde Guesdisten en een door de z.g. Possibi-
listen. (Quack, a. zv., VI, p. 408 vlgg.. Vliegen, a. zv., I, p. 121 vlgg., Nieuwen-
huis, a. zv., p. 183 vlgg.). Voor het Marx, congres vergelijke men verder
het officiële Protokoll des Internationalen Arbeiter-Congresses zu Paris
(Nürnberg, 1890).
' Vliegen, a. zu., II, p. 124. Besloten werd, dat Helsdingen en Nieuwenhuis
het Marxistisch congres zouden bezoeken, Fortuyn en Vliegen dat der Possi-
bilisten. Na de mislukte pogingen om tot eenheid te komen, verlieten de beide
laatsten, op aandringen van Nieuwenhuis, het Possibilistencongres en voegden
zich bij de andere Ned. afgevaardigden. (Vliegen t.a.p.).
en de Duitse socialisten, speciaal Liebknecht. Nieuwenhuis
zette daar uiteen, dat hij van het parlementarisme niets ver-
wachtte voor de arbeidersklasse, waarop hij onmiddellijk door
Liebknecht werd aangevallen. ^ Scherper nog werd de tegen-
stelling door het verslag in Recht voor Allen, waarin op de
leiders, o.a. ook op Liebknecht, ernstige critiek werd geoefend
Hoewel het artikel van Croll was, verklaarde Nieuwenhuis
er zich mede accoord^ en dit was voor Liebknecht aanleiding
zich in een redevoering te Beriijn toornig uit te laten over de
.spreekgrage predikantquot; en minachtend te spreken over diens
„ellenlange redevoeringenquot; in het pariement.® Door Nieu-
wenhuis' reacties hierop leidde dit alles tot wederzijdse ver-
betering. Op het Brusselse congres in 1891« kwam het nu tot
nieuwe tegenstellingen tussen de Hollandse en de Duitse
delegatie, voornamelijk naar aanleiding van de discussie over
de houding en de plichten der arbeidersklasse ten opzichte
van het militarisme. Tegenover een resolutie, voorgesteld
door de Duitse en Franse rapporteurs, kwam Nieuwenhuis,
namens de Hollandse delegatie, met een andere, waarin werd
voorgesteld een mogelijke oorlogsverklaring te „beantwoor-
' den met een beroep op het volk, ten einde de algemeene werk-
staking te proclameeren.quot;® Zeer fel kwamen vooral Liebknecht
en Domela Nieuwenhuis bij de discussie tegenover elkaar te
staan en beschuldigden elkaar wederkerig van fraseologie.«
1 Nieuwenhuis a. p. 187 vlgg. Vgl. Quack, ß. VI, p. 411
^ Ondanks het feit, dat hij zelf enige dagen te voren een artikel in geheel
« de Duitsers het artikel aan Nieuwenhuis toeschreven, zoals Rüter
W;e^kkar1feVmenbsp;^^^ overigens,'daTNie^wen-'
hu s verklaarde er mee m te stemmen. Zie hiervoor Nieuwenhuis, a. p. 191
huis en Vlietennbsp;behoorden o.a. Fortuyn, Van der Goes, Ni'ewen-
huis en Vliegen Z e voor dit congres: Verhandlungen und Beschlüsse des
Int^nauonalen ArheUer-Kongresses .u Brüssel (x6-aa^Augustnbsp;Bert
6nbsp;geheel afgedrukt bij Nieuwenhuis, a. z«., p. 196 vlg.
eind?-quot;quot;^®quot; 'nbsp;Duits-Franse resolutie „van het begin tot het
frase .r^nbsp;Liebknecht de algemene werkstaking een
Sbknectts .quot;--de. Nieuwenhuis, a. p. ,98. Ook Quack schr|ft daquot;
l^iebknecits repliek, na Nieuwenhuis' grote redevoering, luidde- F^razen
jammerlijke frazen.quot; Quack, a. ïü., VI, p. 412.nbsp;quot;«e. „j,razen, ,
-ocr page 109-Het voorstel-Nieuwenhuis werd met 13 tegen 3 stemmen
verworpen. „Het was duidelijk,quot; schrijft Quack, „dat de twee-
spalt, reeds op het Marxistische congres van Parijs ontstaan,
zich verwijdde.quot; En Nieuwenhuis zelf zegt in zijn gedenk-
schriften: „Zietdaar het groote conflict uitgebroken, dat later
aanleiding heeft gegeven tot zooveel hatelijkheden.quot; Hij had
in Liebknechts ogen de grootst mogelijke misdaad begaan,
spot hij verder, „een crimen laesae majestatis der alleenzalig-
makende Duitsche sociaal-demokratische partij en alle zonden
zullen den menschen vergeven worden, behalve die tegen
deze partij.quot;1
Ook bij andere besprekingen op het Brussels congres ston-
den de Duitsers en de Nederlanders gewoonlijk tegenover
elkaar. Terwijl de Duitsers de rechterzijde innamen, voerde
de Nederlandse delegatie een uiterste linkervleugel aan, die
sympathieën had met enkele stellingen der anarchisten, oor-
deelt Quack. 2 Na het congres werd de strijd tussen Nieuwen-
huis en Liebknecht in de pers nog voortgezet. Steeds duide-
lijker bleek, dat het tafellaken tussen hen feitelijk was doorge-
sneden. Dit betekende tevens min of meer de breuk tussen
de Nederlandse beweging en de internationale sociaaldemo-
cratie. En deze breuk heeft op haar beurt de ontwikkeling van
- de S.D.B. in anarchistische richting bevorderd.
c. Het Amsterdamse Congres
Het jaar 1891, vol activiteit, onrust en spanning voor de
Nederlandse socialistische beweging, werd afgesloten door het
bewogen en gewichtig congres, op de Kerstdagen te Amster-
dam gehauden. Het waren wel zeer belangrijke strijdvragen,
die daar werden behandeld en het waren verstrekkende be-
sluiten, die daar werden genomen! Op dit congres kwam het
tot de vroeger vermelde openlijke botsing tussen Domela
Nieuwenhuis en één der toekomstige leiders van het democra-
^ Nieuwenhuis, a. w., p. 199.
^ Quack, t.a.p.
-ocr page 110-tisch socialisme m ons land,i en al eindigde zij, zoals wij
weten, m een nederlaag van Van der Goes, toch was zij als
symptoom van de veranderde verhoudingen wel zeer belang
njk. Van der Goes' aanval trof de positie van Domela Niet
wenhuis en Recht voor Allen toch dieper dan uit de afloop of
uit de weinige steun op het congres af te leiden was. De cri-
tiek van Van der Goes, ontdaan van alle „persoonlijkhedenquot;
zoals men toen placht te zeggen, bleek bij nadere beschouwing
tal van elementen te bevatten, die op den duur door velen
juist werden geacht.
Het was op het Amsterdamse congres, dat het besluit werd
genomen betreffende het verbod van samenwerking van de
S.D.B. met andere organisaties.quot; Dit besluit betekende, zoals
hiervoor is uiteengezet, de definitieve breuk van de S D B
met de Friese Volkspartij en leidde op korte termijn tot ern-
stige achteruitgang van de laatste. En hier in Amsterdam be-
sloot de S.D.B., zij het schoorvoetend, tot het instellen van
een arbeidssecretaris en zette zo een belangrijke stap op de
weg, die voeren zou naar de volledige zelfstandige vakbewe-
ging.® Op dit congres tenslotte werd, voor het eerst felle
strijd gevoerd over de taktiek van de S.D.B., om te eindigen
met de aanneming van de motie-Beverwijk, volgens welke
de revolutionnaire taktiek gehandhaafd bleef.
Al deze conflicten en besluiten liggen eigenlijk op hetzelfde
plan. Ze hangen met elkaar samen en vloeien voort uit een
gevoel van onbehaaglijkheid en ongerustheid bij vele socia-
listen over de bestaande verhoudingen in de S.D B over de
positie van deze bond in de gehele socialistische beweging
over de manier, waarop de strijd voor het socialisme hier
gevoerd werd en over de onzekerheid betreffende de te volgen
weg. Zowel de critiek van Van der Goes, als die van de zijde
der vakbewegmg, zowel de breuk met de Friese Volkspartij
als die met de internationale beweging, hebben — althans
' Hiervóór p. 55 vlgg.
® Hiervóór p. 77.
' Hiervóór p. 89.
voor een deel — betrekking op de vraag, welke taktiek de
juiste moet worden geacht.
Er heerste op dit gebied een grote verwarring. Velen vrees-
den, dat door de verkiezingsactie, door het samenwerken
met radicale en andere burgerlijke groepen en door het op-
dringen van de vakbeweging, het revolutionnaire element in
de socialistische beweging zou verzwakken. Vandaar het stre-
ven om de revolutionnaire taktiek naar voren te schuiven. Wat
daarmede nu echter precies bedoeld werd, was gewoonlijk,
ook voor de voorstanders, minder duidelijk. De inhoud van het
begrip revolutionnaire taktiek was voor tal van socialisten
totaal verschillend, wat de discussie over dit onderwerp niet
gemakkelijker maakte en het wederzijds begrijpen niet be-
paald bevorderde.
De taktiek was ook als zodanig uitvoerig op het Amster-
damse congres ter sprake gekomen. Op de agenda stonden een
aantal voorstellen, die er betrekking op hadden. ^ Ten slotte
was het voorstel-Beverwijk aangenomen, dat meer kort dan
duidelijk, luidde: „De revolutionnaire taktiek blijve gehand-
haafd.quot; Dit was „het eerste spruitje van de sinds lang gezaaide
kiem der ontbinding,quot; oordeelt H. Polak later. ^ De ver-
dediging door de afgevaardigde van Beverwijk van dit voor-
stel had „hoogstens vijf en veertig secondenquot; geduurd. Dat
was zeker geheel onvoldoende om duidelijk te kunnen maken,
wat onder revolutionnaire taktiek moest worden verstaan, en
bovendien nog aan te tonen, dat deze taktiek tot nu toe be-
staan had en nu dreigde op de achtergrond te geraken. Ook
andere sprekers, die vrij wat meer tijd gebruikten dan de Be-
verwijkse afgevaardigde, brachten niet de gewenste helder-
heid, evenmin als dat het geval was geweest met de vooraf-
gaande artikelen in Recht voor Allen.
De aangenomen motie was eigenlijk niet meer dan een slag
in de lucht. Hoe weinig zeggend zij was, blijkt o.a. uit het feit,
^ Zie Beschrijvingsbrief van het congres. Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 334.
quot; Na tien jaar, p. 15.
-ocr page 112-dat Domela Nieuwenhuis en Vliegen er beiden voor waren
hoewd de eerste géén, de tweede wèl positieve parlementaire
arbeid wenste. Nieuwenhuis was van mening, dat revolution-
naire taktiek het meedoen aan verkiezingen niet uitsloot Hii
zou het betreuren, als de S.D.B. „zulk een uitstekend middel
van propaganda ter zijdequot; liet.^ Iets anders was echter het
meedoen aan de parlementaire arbeid. Door het indienen van
wetsontwerpen verliet men de revolutionnaire weg, volgens
hem. Hij erkende, dat hij zich aan dergelijke niet-revolution-
naire handelingen had schuldig gemaakt, door het voorstellen
van amendementen en zelfs van een wetsontwerp. Terecht
merkt Troelstra later, naar aanleiding van deze erkenning, op
dat Nieuwenhuis in de jaren vóór 1891 dus niet de revolution^-'
naire taktiek heeft toegepast, en dat het dus onjuist is om nu
te spreken over „handhavenquot; van deze taktiek 2
Vliegen die ook in die tijd het parlementaire werk van
grote betekenis achtte, was voorstander van de motie-Bever-
wijk, juist omdat hij de revolutionnaire taktiek, zoals die tot
nu toe begrepen was, wilde handhaven. Hij bedoelde daarmee
uitdrukkelijk: een taktiek, waarbij men ook ijvert voor alge-
meen kiesrecht en er naar streeft socialistische afgevaardig-
den in het parlement te brengen.®
Een geheel andere mening verkondigde een Twentse af-
gevaardigde,* die van mening was, dat men tot nu toe geen
revolutionnaire taktiek had gevolgd. Van revolutionnair
standpunt bezien, achtte hij het meedoen aan verkiezingen
onder alle omstandigheden verkeerd.
Gezien deze wel zeer uiteenlopende opvattingen omtrent
het begrip revolutionnaire taktiek, betekende het aannemen
van het voorstel-Beverwijk natuurlijk niet veel, al werd het,
vooral door de manier waarop Domela Nieuwenhuis het wel-
dra ging interpreteren, toch wel enigszins een uitdrukking
^ Bymholt, a. w., p. 680.
^ Na tien jaar, p. 91.
' Bymholt, a. ro., p. 679. Vliegen, a. w., II, p. 33,;.
quot; Benmnk uit Hengelo.nbsp;'
van anti-parlementaire gezindheid: men beoogde bij de ver-
kiezingen en bij de Kamerarbeid: agitatie, geen hervor-
mingen. ^
Nog was met deze motie de taktiek-kwestie op het congres
niet afgedaan. Er stonden nog een aantal voorstellen op de
agenda betreffende de houding van de S.D.B. bij verkiezin-
gen, o.a. van de afdelingen Delft en Herenveen. Op voorstel
van de afdeling Maastricht werd besloten, zich bij verkiezin-
gen te onthouden en die voorstellen daarom van de agenda
af te voeren. Ook hier kwam men dus eigenlijk tot een vrij
negatief besluit, geheel in overeenstemming met de onzeker-
heid, die er in de leidende kringen van de S.D.B. ten aanzien
van deze kwestie bestond.
Belangrijk was nog dat het congres, na verdediging van een
desbetreffend voorstel door Domela Nieuwenhuis, besloot
een commissie te benoemen, om het program te herzien en zo
nodig een nieuw te ontwerpen. Dit opende de mogelijkheid
van nieuwe oriëntering en daardoor van betere samenwerking
en nieuwe activiteit.
2. TOENADERINGSPOGINGEN (1892)
Betere samenwerking onder de leiders en voormannen der
socialistische beweging volgde niettemin niet onmiddellijk
na het Amsterdamse congres. Het begin van 1892 kenmerkte
zich integendeel door de toenemende tegenstelling tussen
Domela Nieuwenhuis en zijn voornaamste tegenstanders.
Nieuwenhuis sloeg weldra een bijzonder revolutionnaire toon
aan. Zo verkondigde hij, in de befaamde vergadering in Fra-
neker op 22 Februari, dat de revolutionnaire weg de enige
was; „de revolutie is het middel om tot het doel te geraken,
en hoe eerder deze georganiseerd is, hoe minder bloed. Aan
hen, die den parlementairen weg bewandelen, de schuld,
als de revolutie zoo bloedig wordt.quot;quot; Als redacteur van De
^ Rüter, a. w., p. 40.
^ Oudegeest, a. w., I, p. 121.
-ocr page 114-Sneeker Courant kreeg Troelstra nu echter een eigen orgaan,
waarin hij zijn denkbeelden over het socialisme en de socialis-
tische strijd kon uiteenzetten. Na de toetreding van Van der
Goes tot de redactie wordt De Sneeker Courant een socialis-
tisch blad, dat tegenover Recht voor Allen en Nieuwenhuis.
op klare wijze het standpunt der parlementaire socialisten
verdedigt. 1 Dat Domela Nieuwenhuis dit nieuwe socialis-
tische orgaan niet met onverdeeld genoegen zag verschijnen,
ligt voor de hand. Hij beschouwde De Sneeker Courant meer
als concurrent dan als medestrijder en zag Troelstra's optre-
den aan dit blad als een „oorlogsverklaringquot;. Troelstra van
zijn kant bewaarde in den beginne een gematigde toon. Hij
was, naar hij schreef, niet op onderlinge strijd gesteld, hij wil-
de slechts één oorlog, nl. die tegen het kapitalisme. ^
Domela Nieuwenhuis gaf aan Troelstra's gematigdheid een
andere uitleg. Hij zag daarin een poging, om nu, na de mis-
lukte actie inzake de Friese Volkspartij, in de partij door te
dringen en daarbinnen te doen, wat daarbuiten niet mogelijk
was gebleken.
Er was overigens wel alle reden om de onderlinge persoon-
lijke strijd te staken. De sociale verhoudingen en conflicten
maakten 1892 tot een zeer bewogen jaar. De ernstige crisis,
vooral op het platteland, maakte dat het overal sterk gistte!
Dit gaf nieuwe mogelijkheden voor actie van de S.D.B., die
ongetwijfeld een goede propagandistische tijd doormakte.
Vliegen spreekt dan ook over deze periode als van „de laatste
mooie episode.quot;® In dit ene jaar won de S.D.B. niet minder
dan 41 nieuwe afdelingen in alle hoeken van het land en steeg
het aantal leden met ongeveer duizend. Troelstra kreeg wel
volop gelegenheid met de maatschappelijke ellende kennis te
maken. Zo stelde hij op verzoek van de bakkersgezellen in
Leeuwarden een onderzoek in naar de toestanden in hun be-
^ De parlementaire gebeurtenissen werden behandeld door Croll in ziin
Brieven uit de Hofstad. Vgl. hiervóór p. 46.
® Troelstra, Groei, p. 19.
quot; Vliegen, a. w., II, p. 348 vlg.
-ocr page 115-drijf. Wat hij daarbij aantrof, deed hem de haren te berge rij-
zen, naar hij later schrijft. Zó erg had hij zich het leven van de
arbeiders niet voorgesteld.^ Bovendien werd hij door tal van
processen, waarin hij als verdediger van de beklaagden op-
trad, maar al te zeer op de hoogte gebracht van het treurige
lot van heel veel arbeiders en van ergerlijke sociale misstan-
den. ^ Zowel bij zijn verdedigingen in de rechtszaal als in zijn
politieke redevoeringen op vergaderingen legde Troelstra
deze misstanden op duidelijke wijze bloot en oefende felle
critiek op de sociale en politieke verhoudingen. Daarbij deins-
de hij steeds minder voor de persoonlijke konsekwenties van
zijn socialistische propaganda terug. Het feit, dat hij inspec-
teur was bij de brandverzekeringsmaatschappij Neerlandia
weerhield hem niet, een paar liberale commissarissen dier
maatschappij, die candidaat waren voor de Provinciale Sta-
ten, in zijn blad te bestrijden. Zijn steeds krachtiger socialis-
tische propaganda had weldra ten gevolge, dat hij zijn functie
bij de maatschappij Neerlandia verloor. Ook de kans, dat hij
eenmaal zijn vader als directeur bij deze maatschappij zou
opvolgen, was hiermee vrijwel verkeken. Anders dan toen
hij zich in 1890 tot Nieuwenhuis wendde om een goed ver-
zekerde positie bij Recht voor Allen, achtte Troelstra nu de
financiële moeilijkheden geen argument meer om zijn poli-
tieke actie te matigen.® Speciaal de gebeurtenissen bij het
bezoek van de beide koninginnen aan Leeuwarden, in Juni
1892, toen Troelstra persoonlijk hielp de sigarenwinkel van
de socialist Waalkes te beschermen tegen de dreigende, oranje-
gezinde betogers, hadden voor zijn advocatenpraktijk cata-
strofale gevolgen.* Deze grote activiteit en deze openlijke
strijd voor de socialistische denkbeelden hadden anderzijds
1 Troelstra, Groei, p. 20 vlg. Ook Van der Goes heeft zich in deze tijd met
de barbaarse toestanden in het bakkersbedrijf serieus bezig gehouden. Dat
blijkt o.a. uit een uitvoerige rede over dit onderwerp, in manuscript aanwezig
in Arch. G.
^ Zie de vele voorbeelden in Groei, p. 21 vlgg.
® Troelstra, Groei, p. 29 vlgg.
' Troelstra, Groei, p. 38 vlgg.
-ocr page 116-lOO
intussen tot resultaat, dat Troelstra in de arbeiderswereld meer
gmg stellen. Dat maakte het voor Domela Nieuwenh,,,«
moeihjk, om in zijn vijandige houding tegenove^rTp^^^^^^^
advocaat te volharden. De parlementair-gezinde redato
van ^ Sneek^ Courant bleek meer en me'er een z er a' S
lend f r --^-tionnair socialist. B^Z^
lende gelegenheden gaf het Friese blad krachtige
' htir:St:kt terdquot;-'- ^^^ -
Zo groeide er i^n de tweede helft van het jaar 1892 toch een
geest van toenadering en wederzijdse waardering, die
goeds beloofde voor de toekomst. Tekenend is in d t verbad
een onderschrift, dat de redactie van Recht voor AZllaatste
onder een artikel Verzoening, waarin A. S. de LeSt
St onlrnbsp;aanspoorde.^ In
dat onderschrift wees de redactie op de wenselijkheid om alle
ociahsten m de S.D.B. te verenigen. Ze wil daartoTzeTs Üt
fZThlTrnbsp;-i »persoonlijk steeteen
fout (heeft) gevonden,quot; opheffen. Wel meent de redactie dat
er naast persoonlijke veten ook van beginselverschrsn^^^^^^^^
IS f weest, ,maar nu de anderen weer zoover zijn g ko^en
dat ze ons hebben ingehaald,quot; is er van de zijde der redS
geen bezwaar tot samenwerken in één organisatie
f'nbsp;bereidheid tot samenwerking
Met het oog hierop nam hij in de loop van 1892 in zijn bTad
een gedeeltelijke vertaling op van een brochure o^er Lï nluwe
doTnbsp;te Erfurt vastgesteld quot;Zi nb^
doeh kerbywasdegrondslagteleggenvoorLsociaaW^^^^^
cratische opvatting van de arbeidersbeweging en tevens te trlch
Ts iTnVrrf quot;nbsp;Le riSgtt
ZromtTh ? Ïnbsp;fnbsp;Dit was vooral
daarom van betekenis, omdat de S.D.B. op het komende con-
gres een nieuw program zou vaststellen. Toen de program-
- p- 355.
-ocr page 117-commissie,1 die hiervoor was benoemd, haar ontwerpen
gereed had, wijdde Troelstra ook hieraan een serie artikelen. ^
Hij beoogde hiermede opbouwend en verenigend werk te doen
en hoopte er toe bij te dragen, dat ,,op de puinhopen van oude
veeten en misverstandenquot; één krachtige vereniging van alle
sociaal-democraten in Nederland zou verrijzen, „die binnen
het verband van de vereniging, volgens de door allen beleden
ekonomische beginselen, genoeg vrijheid van beweging zal
laten, om de verschillende temperamenten, waardoor de men-
schen zich nu eenmaal onderscheiden, te bevatten.quot;® De
toon van de artikelen was zeer tegemoetkomend en wel-
willend, zonder dat echter de tegenstellingen verdoezeld
werden. „Het zal thans worden beslist,quot; schreef Troelstra,
„of in ons kleine Nederland twee sociaal-demokratische par-
tijen naast elkaar zullen staan, of dat één krachtige bond de
verschillende sociaal-demokratische groepen zal kunnen om-
vatten.quot; Men voelt langzamerhand, „dat het een dwaasheid
is tegenover elkaar te stellen een revolutionnaire en een parle-
mentaire taktiek, alsof de eerste in 't geheel niets met het
parlement zou willen te maken hebben en de laatste uitsluitend
en alleen door wetgeving zou willen werken; alsof de eerste
geen andere dan onwettige, revolutionnaire middelen zou
willen gebruiken en de laatste zou terugdeinzen voor al wat
naar revolutie zweemt.quot;* Uitvoerige beschouwingen wijdde
Troelstra aan het begrip revolutie en toonde met tal van aan-
halingen uit Recht voor Allen aan, hoe gering het verschil in
opvattingen tussen Recht voor Allen en De Sneeker Courant
in deze feitelijk was.® Hij was het eens met Recht voor Allen,
' Deze bestond uit Cornelissen, Van Emmenes, Fortuyn, Nieuwenhuis
en Vliegen.
^ Drie leden der commissie hadden ieder een ontwerp-program opgesteld;
geen dezer drie verwierf in de commissie een meerderheid; er werd nu een
vierde ontwerp opgesteld, dat als hèt ontwerp der commissie gold. (Nieuwen-
huis, a. w., p. 273 vlgg.). De ontwerpen zijn afgedrukt in het bijvoegsel van
Recht voor Allen, 5/6-11-'93.
^ Troelstra, Groei, p. 43 vlg. De Sneeker Courant, ii-ii-'gï.
De Sneeker Courant, ii-ii-'gi.
^ Idem, i8-ii-'9i.
-ocr page 118-dat de socialisten zover moeten „meedoen aan de parlemen-
taire werkzaamheden (wetten maken), dat we onze krachten
inspannen om wat wij buiten het parlement noodig achten,
bezegeld te krijgen door de wetten.quot; En hij gaf aan dit blad
toe, ,,dat wij — al zal er altijd afwijking in persoonlijke op-
vattingen bestaan — het inzake de taktiek in hoofdzaak met
elkaar eens zijn.quot; Hij had er alleen bezwaar tegen, deze taktiek
nu speciaal revolutionnair te noemen, omdat dit aanleiding
gaf tot allerlei misverstand. Ook bij andere gelegenheden
bleek de onderlinge verstandhouding aanmerkelijk verbeterd.
Wanneer Troelstra, de i8e October 1892, in Den Haag
spreekt, is Domela Nieuwenhuis onder zijn gehoor. „Zijn
houding jegens mij, na afloop van die vergadering,quot; schrijft
Troelstra later, „was die van een partijgenoot en niet die van
een tegenstander.
Zo naderde onder vrij gunstige voortekenen het Zwolse
congres van 1892. Ook daar was over het algemeen de geest
uitstekend, zo zelfs, dat Troelstra zich kort daarna opgaf als
lid van de S.D.B., wat Vitus Bruinsma vlak vóór het congres
al gedaan had.® „Er heerschte een toon van groote welwillend-
heid van de congresleden jegens elkander en ook jegens de
socialisten buiten den bond,quot; schreef Troelstra in De Nieuwe
Tijd. ,,Er was groote oprechtheid in de debatten te bespeuren;
mannelijk en sober kwam elk voor zijne meening uit. Er waai-
de een milde geest van verzoeningsgezindheid; er was een
streven om de deuren van den Bond wijd open te zetten, aan
twee kanten, zoowel voor de z.g. gematigden als voor hen die
aan de grens van het anarchisme staan.quot;®
Opnieuw werd te Zwolle uitvoerig gesproken over de hou-
ding van de S.D.B. ten opzichte van de verkiezingen en over
de taktiek in het algemeen. De besluiten hierover op het vorig
^ Na tien jaar, p. 105.
^ t.a.p. Vgl. Nieuwenhuis, a. w., p. 275.
^ De Nieuwe Tijd, i-i-'93- In zijn Gedenkschriften toont Troelstra zich veel
minder enthousiast over het congres. „Van alle plannen kwam op het congres
zelf weinig terecht,quot; schrijft hij; „men stelde zich met een vage formule te-
vreden.quot; {Groei, p. 46).
congres hadden geen oplossing gebracht. Het gehele jaar door
was in Recht voor Allen de strijd over de taktiek voortgezet.
Tal van voorstellen drongen nu aan op meerdere klaarheid in
deze; men wilde een duidelijke uitspraak, wat nu eigenlijk
onder revolutionnaire taktiek moest worden verstaan.^ Wat
de verkiezingen betreft, nam men ten slotte een motie-
Amsterdam aan om alle voorstellen, die hierop betrekking
hadden, tot nader order uit te stellen „als wanneer zekerheid
is verkregen ten opzichte der invoering der kieswet.quot; Door dit
besluit voorkwam men de „verdere overbodig en gevaarlijk
geachte behandelingquot; van dit punt, schrijft Vliegen.^ Mogelijk
heeft hij daarbij gedacht aan het voorstel-Beverwijk, dat een
uitspraak wenste om ,,in het geheel geen deel te nemen (aan
het parlementaire werk) of zitting te nemen, zelfs niet eens,
al was het door arbeiders.quot;®
Inzake de taktiek werd allereerst een voorstel Hoogezand-
Sappemeer aangenomen, waarin werd gezegd, dat de sociaal-
democratische partij in de eerste plaats wenste te zijn een eco-
nomische partij. In de toelichting hierbij was al iets te vinden
van de gezindheid, die een jaar later te Groningen zou voeren
tot de beslissende motie om nooit mee te doen aan de verkie-
zingen. Er werd uitdrukkelijk in gezegd, dat de eerste en
onvoorwaardelijke leuze van de partij was: opheffiing van het
privaat-bezit. Het scharrelen in de politiek, heette het verder,
levert gevaar op in zoverre, dat „goede en strijdvaardige
mannen opgaan in de politiek en tevens dat hierdoor verkeer-
de begrippen onder het volk ontstaan.quot;*
Het resultaat van de verdere beraadslaging was, dat een
motie-Domela Nieuwenhuis aangenomen werd, die nogal
revolutionnair klonk. Daarin werd gezegd, dat de sociaal-
democratische partij een revolutionnaire partij is, omdat zij
zich plaatst op het standpunt, dat alleen afschaffing van het
1nbsp;Zie de beschrijvingsbrief voor het congres (in het Bijvoegsel
van Recht voor Allen, i en 2 Dec. '92), p. 3 vlgg.
2nbsp;Vliegen, a. w., II, p. 372.
® Beschrijvingsbrief, p. 4.
* Beschrijvingsbrief, p. 5.
-ocr page 120-privaat-bezit een einde kan maken aan de wanverhoudingen.
Evenzeer, omdat ze niet gelooft aan het geleidelijk ingroeien
der bestaande maatschappij in een socialistische, maar de
omverwerping der huidige maatschappelijke orde beoogt met
alle haar ten dienste staande wettelijke of onwettelijke, vrede-
lievende of gewelddadige middelen. ^ Vooral het amendement-
Schaper, om nl. de woorden „wettelijke of onwettelijke,
vredelievende of gewelddadigequot; in te voegen, gaf aan de gehele
motie nog al een uitdagend karakter. Juist deze toevoeging
werd weldra aanleiding tot een vervolging tegen de S.D.B.,
die in 1894 tot verboden vereniging werd verklaard. De
motie werd op het congres aangenomen met algemene stemmen,
ook dus met die van de parlementairen als Van Kol en Vlie-
gen. 2 Dit is achteraf toch wel zeer bevreemdend. Hoe is het
mogelijk, dat de parlementairen zich met deze motie accoord
hebben verklaardZijn zij meegesleept door de eensgezinde
geest van het congres, wilden ze geen spelbrekers zijn} Heb-
ben zij wellicht gehoopt door hun groeiende invloed de S.D.B.
op den duur wel in de door hen gewenste richting te stuwen
en nu de revolutionnaire luidruchtige manier van optreden
maar geaccepteerd} Dat zij de draagkracht van de woorden
niet hebben begrepen, kan men bij deze politieke leiders toch
moeilijk aannemen. Schaper schrijft in zijn gedenkschriften,
dat hij bij deze toevoeging vooral het oog had op de onder-
linge verstandhouding. „Ik wilde slechts eerlijke middelen zien
gebezigd ter bereiking van het doel,quot; schrijft hij, „en het
kongres nam de woorden op.quot;® Ook bij zijn verdediging op
het congres zeide hij, dat hij met de voorgestelde woorden
niet bedoelt: óók gemene of oneerlijke middelen; hij verstaat
1 Vliegen, a. w., II, p. 373 vlg. Schaper, a. w., I, p. 172 en p. 177 vlgg. In
de referendumbrief over de congresbesluiten {Bijvoegsel van Recht
voor Allen, igjzo-i-g^) staat abusievelijk wettige of onwettige, inplaats van
wettelijke of onwettelijke. (Vgl. Schaper, a. w., I, p. 179).
^ Schaper vermeldt ten onrechte, dat Troelstra voorstemde (Schaper,
t.a.p.). Troelstra was nog geen lid en niet als afgevaardigde, maar als verslag-
gever aanwezig.
^ Schaper, a. zv., I, p. 172.
-ocr page 121-er onder: óók gewelddadige middelen.^ Deze verklaring voor
het opnemen van dergelijke dreigende woorden is toch weinig
aannemelijk. Ook Troelstra's argumenten zijn niet bevredi-
gend. In zijn bespreking van het congres in De Nieuwe Tijd
meent hij, dat in de ingevoegde woorden „dit juiste begripquot;
ligt opgesloten: „wij maken niet zelve onze taktiek, maar zij
wordt gemaakt door de omstandigheden. Heden wettelijk
arbeiden, door of in het parlement; morgen door het verwek-
ken van een opstand. Nu door vakverenigingen den strijd ge-
voerd, later misschien op de barricaden gevochten. Wat er
gebeuren zal en moet, zal de tijd leeren.
Dit klinkt misschien vrij ongevaarlijk, maar is toch een ge-
heel onvoldoende motivering voor de dreigende formulering
van de motie. Het is bovendien weinig in overeenstemming
met de denkbeelden, die Troelstra in het begin van 1892 bij
zijn hervormingspogingen van de Friese Volkspartij had uit-
eengezet. De regering moest het wel ontoelaatbaar achten,
dat een organisatie uitdrukkelijk verklaarde eventueel onwette-
lijke en gewelddadige middelen te zullen gebruiken tot het
bereiken van haar doel. Bedenkt men hierbij dat op ditzelfde
congres een voorstel behandeld werd om de partij aan te spo-
ren „zooveel mogelijk gelden tot wapening der partijquot; te be-
sparen,® dan is het volkomen begrijpelijk, dat na dit congres
een vervolging tegen de S.D.B. werd ingesteld, met het hier-
vóór* vermelde resultaat.
Het verlangen van het congres naar eensgezindheid kwam
nogmaals tot uiting, toen het beginselprogram werd behan-
deld. Het vierde ontwerp der commissie werd tot grondslag
der besprekingen genomen. Er werden enkele wijzigingen in
aangebracht, o.a. werd op voorstel van Van Kol, in overeen-
1 De Nieuwe Tijd, i-i-'93.
^ t.a.p. Vgl. de eveneens onvoldoende verklaring in Na tien jaar, p. ic8.
Meer kritiek spreekt er uit een artilcel van Vitus Bruinsma in De Sociale Gids
(1893, p. 441), die verder ook waarschuwt tegen het gebruik van geweld en
het aannemen van moties betreffende de strijdwijze.
^ Beschrijvingsbrief, p. 19. Deze kwestie werd „overgelaten aan het par-
tikulier initiatiefquot; (Referendumbrief, p. 6).
* p. 104.
-ocr page 122-stemming met de bezwaren, die Troelstra in De Sneeher
Courant had geopperd, in de aanhef het woord revolutionnair-
socialist geschrapt. ^ Het gewijzigde ontwerp werd nu met al-
gemene stemmen aangenomen. ^ De vraag, of er ook een strijd-
program moest worden vastgesteld — de commissie had er
wel een ontworpen — werd niet beantwoord. De behandeling
daarvan werd, op voorstel van Nieuwenhuis, die zelf voor zo'n
strijdprogram weinig voelde, uitgesteld tot het volgend jaar.»
Alles met elkaar geeft het Zwolse congres, ondanks de soms
heftige debatten, de indruk van een krachtiger eenheid in de
Nederlandse socialistische beweging. Het scheen een ogenblik
ofde S.D.B. ook voor de toekomst de socialistische organisatie
voor ons land zou zijn. Het nieuwe jaar zou echter spoedig de
oude tegenstellingen met vernieuwde kracht aan het licht zien
treden.
3. HET BESLISSENDE JAAR (1893)
a. Hernieuwde strijd
Wel was eensgezindheid in de arbeidersklasse dringend
geboden, want de positie van veel arbeiders was onrustbarend,
de sociale toestanden werden nog voortdurend slechter. Op-
nieuw kwam het in vele plaatsen tot uitingen van ontevre-
denheid en wanhoop; er werden heftige redevoeringen ge-
houden en dreigende woorden gesproken door mensen, die in
de diepste armoede verkeerden. De overheid antwoordde
hierop met een reeks processen, waarin zeer zware straffen
werden opgelegd.* Het werd zó erg, dat zich een comité uit
^ De Nieuwe Tijd, i-i-'g^.
2 Het program afgedrukt o.a. bij Vliegen, a. w., II, p. 373 vlg.
quot; Nieuwenhuis, a. w., p. 374. Nieuwenhuis hoopte, naar hij hier schrijft,
dat de ontwikkeling der partij gedurende dit jaar ten gevolge zou hebben,
dat het strijdprogram voor goed van de baan was.
^ Zie de reeks voorbeelden bij Vliegen, a. w., II, p. 392 vlgg. Vgl. Troelstra,
Groei, p. 23 vlgg. Zie voor een en ander ook het Rapport over de Soc. Dem!
Arb. beweging in Holland van 1891 tot 1893, p. i vlgg. Vgl. eveneens
Wibaut, Levensbouw, p, 84 vlgg.
de burgerij vormde, dat een inzameling organiseerde voor de
gezinnen der slachtoffers.^ Zelfs de minister van Justitie werd
het blijkbaar te bar: de procureurs-generaal bij de gerechts-
hoven kregen een aansporing tot matiging. ^ Ook nu weer ging
dit alles gepaard met grote activiteit van de S.D.B., die tal
van nieuwe afdelingen oprichtte, terwijl verscheidene nieuwe
propaganda-bladen werden uitgegeven.®
Toch heeft deze felle strijd naar buiten niet kunnen voor-
komen, dat de tegenstellingen tussen Domela Nieuwenhuis
en Troelstra weldra weer sterker aan het licht kwamen. Op
het Zwolse congres was besloten, dat Recht voor Allen van Den
Haag naar Amsterdam zou worden verplaatst. Het was te
voorzien, dat de strijd tussen parlementairen en revolution-
nairen nu weldra voor een groot deel in de hoofdstad zou
worden uitgevochten, te meer omdat Troelstra ook plannen
had met zijn eigen orgaan naar de boorden van het Y te trek-
ken. In het laatste nummer van De Sneeker Courant^ was aan-
gekondigd, dat het orgaan met i Januari 1893 als De Nieuwe
Tijd naar Amsterdam zou worden verplaatst. Dit bericht
had in de kringen van Recht voor Allen grote consternatie en
verontwaardiging gewekt. Men zag hierin een poging tot
concurrentie van de ergste soort en wendde onmiddellijk
pogingen aan, deze overplaatsing te voorkomen. „De zaak is
nog niet zover, dat ze nog niet geschikt zou kunnen worden.quot;
schreef Cornelissen aan Troelstra, zodra hij van de plannen
vernam.® Op vertrouwelijke toon vertelde hij van het mis-
noegen dat speciaal in Amsterdam tegen Troelstra bestond.
Hij wees er op dat Amsterdamse insiders „vrij onbarmhartig
en scherpquot; hadden gezegd, dat De Sneeker Courant in de
hoofdstad in een paar maanden over de kop zou zijn. Zelf
achtte Cornelissen de houding van De Sneeker Courant niet
1nbsp;In dit comité zaten o.a. Z. v. d. Bergh, Van Marken, Prof. Pekelharing,
Treub en Wibaut. Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 397. Zie het Rapport, p. 5 vlg.
2nbsp;Vliegen, a. w. II, p. 396 vlg. Vgl. het Rapport, p. 6.
3nbsp;Vliegen, a. w. II, p. 411 vlg. Vgl. het Rapport, p. 2 vlg. en p. 9 vlgg.
* De Sneeker Courant, 24-12-92.
® Cornelissen aan Troelstra, ongedateerd. Arch. T.
-ocr page 124-kameraadschappelijk. Tenslotte wees hij Troelstra op de
goede kansen, die er voor een locaal blad in Rotterdam zou-
den liggen. „Het terrein is daar voor u gunstiger dan te Am-
sterdam. Ge zit daar te midden van 5 sterke afdeelingen: Den
Haag, Delft, Dordt, Gouda, Rotterdam.quot; Het resultaat was,
dat het oorspronkelijke plan „om geheel persoonlijke redenenquot;
niet kon worden uitgevoerd en De Nieuwe Tijd voorlopig
te Leeuwarden zou verschijnen. ^ Uitdrukkelijk deelde de
redactie in het eerste nummer nog eens mede, dat De Nieuwe
TyW gericht was tegen de niet-socialistische pers en niet tegen
een ander partijblad. De Nieuwe TyWmeende naast, niet tegen-
over de partijpers te kunnen staan. Wel zou het blad, zo nodig,
theoretische en taktische verschilpunten met Recht voor Allen
bespreken. Verzwijgen zou geen middel tot verbetering zijn.
De redactie wilde vrij blijven om, als 't nodig was, ook geest-
verwanten te critiseren. Het doel was echter geenszins geest-
verwanten te bestrijden.
De verhuizing van De Nieuwe Tijd bleek intussen n^et af-,
alleen maar uitgesteld. De 15e Mei 1893 verhuisde Troelstra
toch naar Amsterdam en daar verscheen het blad voor het eerst
op 3 Juni. De „Damrakkersquot;® beschouwden dit als een vijan-
dige daad en de onderlinge toon tussen Recht voor Allen en
De Nieuwe Tijd werd met de dag scherper. „Wij vinden de
houding van Troelstra afkeurenswaardig,quot; schreef het eerste
blad® en het was van oordeel, dat Troelstra's orgaan een andere
richting zou moeten vertegenwoordigen om zich in Amster-
dam een plaats te veroveren. „De Nieuwe Tijd zal oppositie-
blad moeten zijn, of hij zal niet zijn,quot; meende Recht voor Allen.
Het maakte er Troelstra vooral een verwijt van, dat hij een
nieuw blad had opgezet, zonder dat men hem geroepen had.
„Zij die voor de partij nuttig willen wezen, behooren te wach-
ten tot zij noodig zijn,quot; aldus het blad.*
I De komst van Troelstra met zijn blad in de hoofdstad is
^ Bericht in De Nieuwe Tijd, i-i-'g^.
' Het Kantoor van Recht voor Allen was Damrak loo,
® Recht voor Allen, 3o/3i-5-'92.
^ Recht voor Allen, 6/7-6-'92. Vgl. Troelstra, Groei, p. 57 vlg.
-ocr page 125-voor de verdere ontwikkeling van de socialistische verhoud
dingen van groot belang geworden. Saks reke;nt het dan ook
in zijn herdenkings-artikel Uit Vroeger Dagen, ramp;èt het
royement van Van der Goes en de aanneming van de motie-
Hoogezand te Groningen, tot de drie markante feiten in de
gang der gebeurtenissen, die de stichting van een nieuwe
partij tot resultaat hebben. ^ De onderlinge strijd in de Am-
sterdamse afdeling liet niet lang op zich wachten. Troelstra
werd weldra in de huishoudelijke vergaderingen als het ware
voor het partijgerecht gedaagd. Ondanks het felle debat kwam
het echter, mede door toedoen van Domela Nieuwenhuis,
niet tot een royement.
De tegenstelling tussen parlementairen en revolutionnairen,
tussen De Nieuwe Tijd en Recht voor Allen werd in de loop
van het jaar 1893 gedemonstreerd aan en versterkt door de
houding tegenover de buitenlandse gebeurtenissen. In België
vs^erd de strijd voor het algemeen kiesrecht met grote heftig-
heid gevoerd. De eerste aanval liep uit op een volledige mis-
lukking: een voorstel tot invoering van het algemeen kies-
recht op 2i-jarige leeftijd, werd met grote meerderheid door
de Belgische Kamer verworpen. Ook gematigde voorstellen
tot uitbreiding van het kiesrecht konden geen meerderheid
vinden. Een geweldige beroering ontstond in de arbeiders-
wereld en de Algemene Raad van de Werkliedenvereniging
kondigde de algemene staking af. Voor een belangrijk deel
werd het beoogde doel hiermede bereikt: regering en Kamer
gaven toe en op korte termijn werd het algemeen kiesrecht
ingevoerd, zij het bezwaard met meervoudig'stemrecht. Ook
al werd door dit laatste de uitwerking van de hervorming
aanmerkelijk getemperd,quot; de socialisten verschenen toch bij
de eerstvolgende verkiezingen met 28 afgevaardigden in het
Belgische parlement.
Opmerkelijk was nu de reactie van Recht voor Allen op deze
felle strijd, waarbij het door Nieuwenhuis dikwijls aangepre-
^ Saks, Socialistische Opstellen, II, p. 21.
^ Brugmans-Kernkamp, Algemeene Geschiedenis, IV, p. 434.
-ocr page 126-zen middel der algemene werkstaking toch niet zonder succes
was toegepast. Van waardering is vrijwel geen sprake; m een
artikeltje Gebluft steekt Recht voor Allen de draak met de
Belgische socialisten, die zich, na zo'n grootse artie, met zo n
wonderlijk kiesrecht hebben laten afschepen.^ Wanneer men
met een algemene werkstaking het algemeen kiesrecht kan
veroveren, is het volgens het blad „dwaas, bespottelijk en
dom om niets meer te vragen dan zoo'n onnoozel hervor-
mingetje. Immers, dan kan men evengoed alles vragen wat
men verlangt.quot;^nbsp;.
Ook het verkiezingssucces der Duitse socialisten in 1893
wordt op weinig opbouwende wijze in Recht voor Allen ge-
critiseerd. Nieuwenhuis' houding tegenover geheel de inter-
nationale socialistische beweging houdt verband met zijn kijk
op de Duitse partij en met zijn geïrriteerdheid ten opzicMe
van enkele Duitse leiders in het bijzonder.® De tegenstelling
die op het Brusselse congres aan het licht getreden was,
was sedertdien nog verscherpt. Domela Nieuwenhuis heeft
ziin opvattingen over de Duitse beweging uiteengezet in een
brochure, oorspronkelijk in het Frans verschenen, door Auer-
bach in het Duits vertaald.* Duidelijk blijkt daf uit ^^n-
huis' sympathie voor de Duitse „jongeren Wildberger,
Landauer e.a.) en hij keert zich tegen de denkbeelden en meer
nog tegen de manier van optreden van Bebel en Liebknecht.
Scherp reageert hij op Liebknechts opmerkingen, dat men
zich anarchist zou moeten noemen, als men zich geheel op
het standpunt van Wildberger stelde.« Dat is de lieflijke
methode van Liebknecht, protesteert Nieuwenhuis dan, om
iedere tegenstander voor anarchist uit te maken. Vinnig gaat
hij dan verder: „Nous n'avons pas besoin de detendre les
1nbsp;Vliegen, a.w., II, p. 413-nbsp;,
2nbsp;Vgl Rüter, a. w., p. 142. Recht voor AUen, 4-5- 93-
: sä sx^riJn-ri .»^/i.,.
allemande, Bruxelles 1892. , . , .nbsp;. ,nbsp;TT q o^i vlgg.
6 Vgl Nieuwenhuis, De geschiedenis van het Socialisme, 11, p. 251 vigg.
8 Domela Nieuwenhuis, Les divers courants, p. iS-
-ocr page 127-anarchistes, mais nous protestons contre une telle façon
d'agir et nous déclarons considérer le mot anarchiste comme
rien moins qu'une injure dont on aurait à rougir. Les noms
des martyrs de Chicago, d'Elisée Reclus, de Kropotkine et
de tant d'autres devraient suffire pour être un peu moins
généreux de pareilles malveillantes insinuations.
De Duitse jongeren verwijten aan de beweging, dat deze
vervlakt tot een kleinburgerlijke partij en de democratische
gedachte en de revolutionnaire geest verstikt. Nieuwenhuis
is het met dit verwijt blijkbaar geheel eens. De Duitsers, ook
de socialisten onder hen, lijden aan een overmaat van disci-
pline; hun ontbreekt de nodige vrijheidszin. Bovendien wor-
den ze door Bebel in chauvinistische richting gedreven.
Wie 't met Bebel eens is, voedt chauvinistische ideeën en is
ver van de internationale socialistische gedachte verwijderd,
meent Nieuwenhuis. ^
Met grote duidelijkheid zou de tegenstelling tussen Domela
Nieuwenhuis en de Duitse socialistische leiders blijken op het
internationaal congres te Zürich,® dat bovendien niet weinig
zou bijdragen tot verscherping van de strijd in de Hollandse
partij. Om moeilijkheden, zoals men die op de beide vorige
congressen met de anarchistisch gezinde stromingen had on-
dervonden, te voorkomen, was er een vóór-congres in Brussel
belegd om de formule van toelating voor het eigenlijke con-
gres vast te stellen. De daar bepaalde voorwaarde van toela-
ting, nl. dat men „de noodzakelijkheid moest erkennen van de
arbeidersorganisatie en de politieke actiequot; bleek echter te
Zürich toch weer voor verschillende uitleggingen vatbaar.
De Duitse jongeren en de anarchistisch georiënteerden wil-
den onder politieke actie ook gerekend zien de anarchistische
daden, zoals de moordaanslag op czaar Alexander H. Op voor-
stel van Bebel gaf men echter een interpretatie van de toe-
^ t.a.p.
^ t.a.p., p. 24.
' Zie het officiële Protokoll des Internationalen Sozialistischen Arbeiter-
kongresses in der Tonhalle Zürich vom 6 bis 12 August 1893 (Zürich 1894).
Vgl. ook verschillende artikelen in De Sociale Gids van 1893 en 1894.
latingsformule, die weinig speling overliet. Onder politieke
actie had men te verstaan, „dat de arbeiderspartijen van de
politieke rechten en van geheel het werktuig der wetgeving
gebruik maken of deze zoeken te veroveren ter bevordermg
van de belangen van het proletariaat en ter m-bezit-neming
van de staatsmacht.Voor anarchisten was hier nu geen plaats
meer en ze werden onder veel tumult met kracht uit de verga-
dering verwijderd. Domela Nieuwenhuis, die krachtig voor
de belangen en rechten der anarchistische minderheid was
opgekomen, bleef het congres wel bijwonen en nam er zelfs
zeer actief aan deel. Tevens echter was hij een van de woord-
voerders op het tegencongres, dat terzelfder tijd voornamelijk
door de uitgeslotenen werd georganiseerd en waar hij zich
zeer sterk in anti-parlementaire geest uitliet. Op het officiele
congres kwam de Hollandse delegatie ook nu weer met een
resolutie om een eventuele oorlogsverklaring te beantwoorden
met de algemene werkstaking. Opnieuw werd dit voorstel
afgewezen en het besluit van Brussel in deze bevestigd.
Voor de interne Nederlandse verhoudingen was het van
groot belang, wat er ten opzichte van de taktiek besloten werd.
De Hollandse delegatie had oorspronkelijk een resolutie voor-
gesteld waarin werd uitgedrukt, dat de klassenstrijd met kan
worden uitgevochten door parlementaire actie; daarom wer-
den de arbeiderspartijen van alle landen opgeroepen, om zich
van de verkiezingen alleen als agitatiemiddel te bedienen en
de afgevaardigden in de parlementen alleen te laten pro-
testeren tegen de kapitalistische maatschappelijke orde, maar
hun niet toe te staan, aan de werkelijke parlementaire arbeid
deel te nemen. De resolutie vroeg verder een uitspraak ten
opzichte van het staatssocialisme en verzocht een onderzoek
naar de mogelijkheid van overeenstemming tussen revolution-
SeXi's.'ïa«nbsp;tot Anarchist, p. ao3 vlgg. Vier nationaliteiten
stemdr^óS de'Hollandse resolutie, nl. Frankrijk, Noo^en^^^^^^
Holland. De Hollandse delegatie, waartoe o.a. hoorden Nieuwenhuis CorM
Ussen Vliegen, Van Kol en J. W. Gerhard, was in deze met eensgezind. De
ussen. Vliegen, vlt;unbsp;jnbsp;Troelstra woonde het congres bij
laatste twee stemden tegen, (t.a./)., p. 205 j. irocist
als verslaggever van de Amsterdammer. {Na tien jaar, p. 112).
-ocr page 129-naire socialisten en communistische anarchisten. In deze
resolutie waren de denkbeelden, die Domela Nieuwenhuis
de laatste jaren had verkondigd, belichaamd. Kort voor het
congres deelde Recht voor Allen plotseling mede, dat het Hol-
landse voorstel gewijzigd was.^ Deze wijziging betekende, vol-
gens het blad, enkel een verduidelijking, maar was in wezen
een belangrijke concessie aan de meer parlementair gezinden.
In deze gewijzigde resolutie toch werd verklaard, dat de ver-
kiezingen hoofdzakelijk als een middel tot agitatie moesten
worden aangewend en dat de eventuele afgevaardigden zich
hoofdzakelijk moesten bepalen tot de taak, te werken tegen de
kapitalistische orde der maatschappij en slechts moesten deel
nemen aan die parlementaire arbeid, die door hun kiezers
uitdrukkelijk was goedgekeurd.® Dat het Hollandse voorstel
niettemin op het Züricher congres weinig kans had, ligt voor
de hand. Tegenover dit voorstel en een ander van Duitse zijde,
waarin uitdrukkelijk werd vastgesteld, dat de strijd tegen de
klasseheerschappij en uitzuigerij een politieke moest zijn en
de verovering van de politieke macht ten doel moest hebben,
kwam een congrescommissie, onder leiding van Van der Velde,
met een bemiddelingsvoorstel. Daarin werd de politieke actie
nodig geoordeeld, zowel om de agitatie als om dringend no-
dige hervormingen te verkrijgen. Men beval de arbeiders van
alle landen de verovering en de uitoefening der politieke rech-
ten aan en spoorde hen aan, zich meester te maken van de
politieke machtsmiddelen om die als werktuigen in de bevrij-
dingsstrijd van het proletariaat te gebruiken. Daarnaast werd
echter verklaard, dat het revolutionnaire doel der socialis-
tische beweging — d.i. de algehele economische, politieke en
morele vervorming der tegenwoordige maatschappij — op
de voorgrond moest blijven staan. De Nederlandse delegatie,
die haar eigen resolutie ten behoeve van het voorstel der com-
missie had ingetrokken, kon met het laatste toch niet geheel
^ Na tien jaar, p. ii3-
2 Bevreemdend is liet, dat Nieuwenhuis in zijn gedenkschriften alleen
spreekt over de oorspronkelijke resolutie; van de wijziging wordt niet gerept.
Nieuwenhuis, a. w., p. 206. Vgl. Na tien jaar, p. 113.
8
meegaan, zoals zij bij monde van Vliegen verklaarde Het
compromis-voorstel werd nu aangenomen met algemene
stemmen, terwijl de Nederlandse vertegenwoordiging zich
van stemming onthield. „Door deze besluiten,quot; constateert
Quack, „kreeg het parlementaire socialisme zijn sanctie.
De anarchisten werden in geen enkel opzicht meer tot het
sociahsme gerekend.quot;i
Voor de parlementair gezinde socialisten in ons land was
de uitslag van het congres te Zürich begrijpelijkerwijs zeer
moedgevend. De parlementaire minderheid van de Nederland-
se delegatie, Van Kol en J. W. Gerhard, keerde ongetwijfeld
met verhoogd vertrouwen naar de lage landen bij de zee terug
En Vliegen, hoewel in Zürich nog behorende tot de revolu-
tionnairen, erkent later „dat hij zich juist däar voor het eerst
het verschil bewust werd tussen zijn opvattingen en die van
Nieuwenhuis.
Ook Troelstra voelde zich gesterkt door het internationale
congres en hoopte nu in eigen land de strijd om de richting
op energieke, maar zakelijke wijze voort te zetten. Hij wilde
daartoe trachten alle persoonlijke kwesties ter zijde te laten en
publiceerde in De Nüuwe Tijd een mededeling in deze zin ®
Weldra deden zich echter rondom De Nieuwe Tijd moeilijk-
heden voor, die tot belangrijke konsekwenties hebben gevoerd
Met de uitgever Poutsma, die op de 30e Augustus gratie kreeg
en nu de gevangenis kon verlaten, waarin hij sedert het begin
van het jaar wegens opruiing opgesloten was geweest,* kreeg
Troelstra weldra ernstige conflicten. In de boezem van De
, Nieuwe Tijd-reózctit, waartoe sinds korte tijd ook H. Polak
behoorde, heerste bovendien over tal van kwesties ernstig
verschil van mening. Terwijl Troelstra nog steeds binnen het
verband van de S.D.B. zijn politieke bedoelingen hoopte te
verwezenlijken, wilde Van der Goes, na het internationale
1 Quack, a. w VI, p. 416. Men vergelijke Nieuwenhuis' beschouwing over
de houding der Nederlandse delegatie in Socialism in danger, p. 3 ^
Na tien jaar, p. 148 vlgg.nbsp;s - i' J
^ De Nieuwe Tijd, Q-g-'gs.
' Zie over Poutsma's proces de brochure Moderne Ketters.
-ocr page 131-congres, een organisatie vormen van voorstanders der Züricher
richting. Dit bracht een verschil in houding mede tegenover
de S.D.B. en tegenover de onverkwikkelijke Panama-kwestie,
die zoveel stof deed opwaaien.^ Inmiddels was het Troelstra
duidelijk geworden, dat van de advocatenpraktijk, naast in-
tensieve propagandistische arbeid, weinig terecht kwam. De
associatie, die hij hiervoor in 1892 met een jong socialistisch
advocaat, mr. Bleckman, gesloten had, bleek op den duur on-
houdbaar. ® Troelstra's financiële positie was door een en ander
alles behalve rooskleurig geworden. Bovendien maakte de
onwelwillende stemming in de Amsterdamse afdeling van de
S.D.B. ten opzichte van Troelstra, diens verblijf in de hoofd-
^ stad steeds meer tot een bron van ergernis en strijd. Dit alles
deed hem besluiten, Amsterdam te verlaten en zijn tenten
elders op te slaan. De keuze viel op Utrecht, waar hij al enig
contact had met een ontwikkelingsclub van spoorweg-
ambtenaren, terwijl er ook enkele lezers van De Nieuwe Tijd
woonden. Het was min of meer een sprong in het duister,
toen Troelstra zich, in November 1893, met een paar getrou-
wen in de bisschopsstad vestigde. Het is te begrijpen, dat
Nieuwenhuis dit als een succes voelt en Troelstra's vertrek
als een soort vlucht beschouwt.® Op 2 December 1893 ver-
scheen het eerste nummer van Troelstra's nieuwe orgaan. De
Baanbreker waarin de redacteur zijn opvattingen over de
revolutionnaire strijd en de parlementaire actie uiteen zette.
Aan de hand van plaatselijke voorvallen en verhoudingen
trachtte De Baanbreker de arbeiders op een eenvoudige wijze
inzicht in de strijdmethoden der parlementaire socialisten bij
te brengen. Dat hierbij onmiddellijk de tegenstelling met Recht
voor Allen aan de dag trad, ligt voor de hand.
De laatste maanden voor het congres van 1893 kenmerkten
^ Zie hiervoor beneden p. 122.
2 Troelstra, Groei, p. 43 vlg. en 63 vlgg.
' ,,Als een voortvluchtige verliet hij toch Amsterdam,quot; zei Nieuv^enhuis
op het congres te Groningen over Troelstra. Verslag in het Sociaal Weekblady
3o-i2-'93, p. 444-
zich door een bijzonder felle strijd in de socialistische bladen
over de richting en de taktiek. Als men nu deze stukken leest,
kan men soms nauwelijks geloven, dat het partijgenoten wa-
ren, die elkaar zoveel verwijten en hatelijkheden naar het hoofd
shngerden. In De Voorwaarts toornt Van Emmenes fel tegen
Troelstra, aan wie hij verwijt, dat hij allen aanvalt, „die hem
m den weg staan om zijn onbegrensde eerzucht te bevredigen.quot;
Troelstra behoort tot „de kliek, die het werk van jarenlange
moeitevolle propaganda trachten af te breken.quot; Van Emmenes
spreekt van „de eerzucht-duikelaars,quot; die op de schouders
van het volk klimmen om een plaats in het parlement te ver-
overen. En een ook telkens terugkerend verwijt is, dat Troel-
stra en zijn vrienden tweedracht zaaien in de socialistische
beweging. 1
Groot is het aantal artikelen en ingezonden stukken in
Recht voor AlUn, waarin de leiders der beide stromingen in de
S.D.B. elkaar aanvallen. Begrijpelijk is dan ook de klacht van
een inzender, dat het steeds de „herenquot; zijn, die met elkaar
over hoop liggen, en door hun gekibbel de beweging als het
ware in tweeën splitsen. ^ Van een krachtige leiding van de
redactie van Recht voor Allen ten opzichte van de strijdvragen
is geen sprake. In een nabetrachting van het Meifeest verwijt
het blad de anarchisten, dat zij de socialisten bestrijden en
maar al te vaak het kapitalisme met rust laten. Het blad meent
overigens, „dat tussen revolutionnaire socialisten en kommu-
nistische anarchisten te veel punten van overeenkomst zijn,
dan dat wij niet menigmaal kunnen samenwerken.quot;® Kort
daarna verklaart de redactie, dat de anarchisten, zoals ze thans
werken, voor de bezittende klasse geen gevaar opleveren.
Door hun werken tegen de organisatie en hun eeuwig wroeten
in en tegen de arbeiderspartij, verbakken ze de arbeiders-
beweging.« Een half jaar later wordt in een hoofdartikel be-
1nbsp;^tikel uit De Voorwaarts overgenomen in Recht voor Allen, iv-S-'oi
2nbsp;Recht voor Allen, 30-s-'93.nbsp;/ quot; VJ-
' Recht voor Allen, i3-5-'93.
* Recht voor Allen, 27-6-'93.
-ocr page 133-toogd, dat de geleidelijke weg in de strijd tegen het kapitalis-
me geen succes heeft. Daarvoor is nodig: het gebruik van
geweld.^
Een van de vurige verdedigers van de parlementaire rich-
ting was in deze periode H. H. van Kol.quot; Al vroeg voelde
Van Kol, die „het leven en de mensheid hartstochtelijk
lief had,quot;® zich tot het socialisme aangetrokken. Als jong
student sloot hij zich in 1871 aan bij de Nederlandse sectie
der Internationale en deed een mislukte tocht naar Parijs om
de Communards te helpen, hoewel hij van het eigenlijke stre-
ven der Internationale maar bitter weinig afwist en ,,meer
rebel dan revolutionnair was.quot; Als ingenieur in Indië kreeg
hij enige jaren later contact zowel met de Belgische als met de
Nederlandse socialistische beweging. Hij werkte o.a. mede
aan de in het Zuiden uitgegeven Volksalmanak Vooruit en
aan Recht voor Allen. Ook in tal van vrij uitvoerige geschriften
zette hij zijn socialistische denkbeelden uiteen. Hij was vooral
gevoelssocialist. Hoewel hij steeds veel cijfers en statistische
gegevens verwerkte, had hij toch een meeslepende wijze van
schrijven, waardoor zijn geschriften veel aftrek vonden. Groot
was zijn eerbied voor de leider der Nederlandse socialisten,
Nieuwenhuis, met wie hij weldra door banden van hartelijke
vriendschap verbonden werd. Na zijn definitieve terugkeer
uit Indië in 1892, wierp Van Kol zich onmiddellijk midden in
de socialistische beweging en koos weldra de zijde der parle-
mentairen. Daardoor kwam hij tegenover zijn oude vriend te
staan. Vinnig viel hij Nieuwenhuis aan, toen deze de Duitsers
z.i. onbehoorlijk behandelde, en de Belgische kiesrechtstrijd
kleineerde. Van Kol werd in de binnenlandse strijd de on-
stuimige, soms wat onbesuisde kampioen van het parlemen-
taire socialisme. Menige kolom van Recht voor Allen vulde hij
in de laatste maanden van 1893 om de revolutionnaire
^ Zie De vlieg en de spin, door De Arbeider, in Recht voor Allen,
2i-ii-'93-
2 Zie voor Van Kol o.a. J. E. Stokvis. Levensbericht van H. H. van Kol,
Leiden, 1932.
^ t.a.p., p. 4.
-ocr page 134-„frases'' te bestrijden en te wijzen op het gevaar van een ge-
welddadige revolutie. „In de tegenwoordige omstandigheden quot;
schrijft hij in November 1893, „is voor Nederiand de padê-
mentaire taktiek de meest revolutionnaire. quot;1
Eerder had hij al uiteengezet, dat de klassenstrijd een kamp
was tussen bourgeoisie en proletariaat op economisch en poli-
tiek gebied. Konden wij de bourgeoisie „de heerschappij op
politiek gebied ontnemen,quot; oordeelde hij in het nummer van
begin December, „dan ware de revolutie weldra voltooid, daar
de economische onteigening spoedig volgen zal.quot;2
Vlak voor het congres te Groningen schreef hij in een inge-
zonden Antwoord op een reeks aanvallen, dat de be-
ginselen van Nieuwenhuis en hemzelf wel ver uiteenliepen.
„Meer en meer is nu gebleken, dat men daarbij dan ook niet
moet spreken van revolutionnaire en pariementaire, van klein-
burgerlijke en proletarische beweging, doch dat datgene wat
ons werkelijk scheidt, is het verschil tusschen de sociaal-
democraten en het anarchisme.quot; Het lijdt dan ook geen twijfel,
meende hij „of Nieuwenhuis nadert — wellicht sneller dan hij
nu nog zelf weet en inziet — voortdurend meer de anarchis-
tische theorie.quot;»
Zo naderde men „door bergen van twistgeschrijfquot; het con-
gres te Groningen, waar feitelijk de beslissing zou vallen.
Daar 2ou men de huid gaan verdelen nog voor de beer gescho-
ten was: men vocht over het al of niet gebruiken van het kies-
recht,. . . dat men nog niet bezat! En terwijl de socialisten
elkaar daarover fel bestookten in de pers en op vergaderingen,
werd in het parlement de strijd voor kiesrechtuitbreiding
gestreden door voor- en tegenstanders van het ontwerp-Tak
van Poortvliet. Volgens dit ontwerp, zou het kiesrecht belang-
rijk worden uitgebreid.quot; De kieswet moest, volgens de grond-
wet van 1887, de kentekenen van geschiktheid en maatschap-
^ Recht voor Allen, zj-ii-'g^.
^ Idem, s-i2-'93.
® Idem, 19-12-'93.
v/ p'^srvtequot;quot;^ volgende, De Bruyne en Japikse, Staatkundige Geschiedenis,
-ocr page 135-pelijke welstand vaststellen, waaraan de kiezer moest voldoen.
Tak van Poortvliet stelde nu voor, dat de geschiktheid zou
moeten blijken uit een eigenhandig geschreven aanvraag om
op de kiezerslijst te worden geplaatst. Het kenteken van maat-
schappelijke welstand zou hierin bestaan, dat men in zijn
eigen onderhoud kon voorzien. Aan deze eis zou zijn voldaan,
als men gedurende het laatste jaar geen onderstand had ge-
noten van een instelling van liefdadigheid of van een gemeente-
bestuur. In de Tweede Kamer kwam tegen dit voorstel, dat
het aantal kiezers zou uitbreiden van ongeveer 300.000 tot
bijna een millioen, hevig verzet. De socialisten, kort geleden
nog geestdriftige betogers voor algemeen kiesrecht, ver-
zuimden in deze dagen krachtige taal te doen horen en door
een stevige actie de voorstanders van deze aanzienlijke uit-
breiding van het kiesrecht steun te verlenen. Nu behaalden
weldra de conservatieve elementen de overwinning: de wet-
Tak werd getorpedeerd door het amendement-De Meyier,
dat aan de kentekenen van maatschappelijke welstand toe-
voegde: het bewonen van een huis van minstens twee kamers.
De Kamerontbinding, die volgde, leidde tot een nederlaag
voor het ministerie Tak van Poortvliet. De kieswet-Van
Houten, van het nieuwe ministerie, waardoor het aantal kie-
zèrs nog beneden de 600.000 bleef, was wel een bittere te-
leurstelling voor de vele voorstanders van algemeen kiesrecht.
Oók voor de parlementaire socialisten, die door de interne strijd
van de S.D.B. machteloos stonden. Vele jaren later nog noemt
Vliegen het beschamend voor de socialistische arbeiders-
beweging, dat deze hele strijd over het belangrijkste poli-
tieke recht van de arbeidersklasse, geheel en al buiten haar
omging en „dat zij zelfs geen poging deed, geen poging kon
doen, om haar invloed in de schaal te werpen.quot;^
b. Het voorstel Hoogezand-Sappemeer
Na de felle strijd in de pers was het te verwachten, dat op
1 Vliegen, De Socialistische Beweging, p. 203.
-ocr page 136-het Groningse congres de taktiekkwestie in het centrum van
de belangstelling zou staan. Herhaaldelijk botsten daar inder-
daad de meningen fel tegen elkaar en hoog laaide de onder-
linge strijd op. Het subjectieve jaarverslag van de secretaris
Coltof gaf al dadelijk aanleiding tot heftige critiek van de kant
der parlementairen, zoals Vitus Bruinsma, Van Kol en
Troelstra. Coltofs bev^^ering, dat de laatste twee gekomen wa-
ren „om te twistenquot; en zijn poging, om deze bewering met
mededelingen uit intieme brieven van Van Kol te staven, zijn
tekenend voor de stemming, die er reeds bij het begin van het
congres heerste. Zeer scherp kwam men tegenover elkaar te
staan naar aanleiding van een Zwols voorstel, dat de partij
beslissen zou, of ze al of niet gehouden was aan de besluiten,
genomen op de internationale congressen. ^ Van Kol was van
oordeel, dat de S.D.B., als ze zich daaraan niet hield, geen
democratische, maar een anarchistische partij was geworden.
Ongetwijfeld zou volgens hem „aanneming van dit voorstel
de scheiding in de bond verhaasten.quot; Coltof achtte het wen-
selijk, dat deze scheuring dan ook maar hoe eer hoe liever
kwam, om een einde te maken aan die onnatuurlijke combi-
natie van tegenstrijdige krachten.^ Al werd er tenslotte over
deze kwestie geen besluit genomen, de tegenstellingen waren
door de discussies alweer verscherpt. De beslissende bespre-
kingen werden gevoerd naar aanleiding van de speciale taktiek-
voorstellen. De beschrijvingsbrief vermeldt niet minder dan
zeven voorstellen, die op de taktiek en in het bijzonder op de
houding ten opzichte van de verkiezingen betrekking hebben.®
De meeste voorstellen gingen in anti-parlementaire richting.*
Amsterdam wilde een buitengewoon congres bijeenroepen,
wanneer de kieswet aangenomen werd. Het achtte het, naar
het in de toelichting zeide, van genoeg belang, om, wanneer de
arbeiders het kiesrecht kregen, te beraadslagen, welke de hou-
^ Beschrijvingsbrief, p. 7-
2nbsp;Sociaal Weekblad, 30-i2-'93.
3nbsp;Beschrijvingsbrief, p. lo vlg. Vgl. Vliegen, a. w., II, p. 41? vlg.
* Nl. die van Haarlem, Nijmegen, Leeuwarden, Hoogezand-Sappemeer.
-ocr page 137-ding van de S.D.B, onder die gewijzigde omstandigheden zou
zijn. Bevreemdend is het, dat de Amsterdamse afgevaardigde
de opdracht kreeg om voor het voorstel-Hoogezand te stem-
men, indien het Amsterdamse voorstel niet werd aangenomen. ^
De twee voorstellen, die de beide tegenover elkaar staande
opvattingen het duidelijkst weergaven, waren die van Maas-
tricht en Hoogezand-Sappemeer. Maastricht wilde uitdrukke-
lijk vaststellen, dat de socialistische partij voorlopig ook op
politiek terrein de klassenstrijd moest voeren en door het
veroveren van een deel der staatsmacht de socialistische re-
volutie bevorderen.quot;
De afdeling Hoogezand-Sappemeer stelde daartegenover
voor, radicaal te besluiten „onder geen voorwaarde hoege-
naamd, ook niet als agitatiemiddel, mee te doen aan verkie-
zingen.quot; Smits deelt in zijn werk over de Nederlandse ar-
beidersbeweging in de 19e eeuw mede, dat over dit voorstel
in de Centrale Raad geen eenstemmigheid bestaan had. De
meerderheid, waaronder Nieuwenhuis, stemde er mee in,
de minderheid, o.a. Hermans, was er tegen.® Toen deze motie
bij de Centrale Raad inkwam, was nog niet bepaald, waar het
congres zou worden gehouden, en „daarvan hing de beslis-
sing van het congres over de motie voor een groot deel af,quot;
meent Smits. Hij wijst er op, dat in het Noorden tal van
kleine afdelingen waren, die alle min of meer anti-parlemen-
tair waren. Werd het congres nu in Amsterdam gehouden,
zoals de minderheid wilde, dan zouden verscheidene dezer
^ Vgl. Loopuit, Na tien jaar, p. 75-
2 Zie voor het volledige voorstel: Beschrijvingsbrief, p. lo. Cf. Vliegen, a. w.,
II, p. 417. Tekenend voor Vliegens houding in deze dagen is een brief, die
hij kort voor het congres aan Nieuwenhuis schrijft. Nadrukkelijk deelt hij
daarin mede, dat het Maastrichtse voorstel niet van hem afkomstig is, maar
van Van Kol. „Ik heb het bestreden, doch het werd met een paar stemmen
meerderheid aangenomen. Later bleek mij, dat velen er spijt van hebben,
naar alle gedachten trekken wij het voorstel in. In alle deelen onwaar is het
dusquot;, voegt hij er aan toe, „dat het geld daarop eenige invloed zou hebbenquot;.
Wat zijn verhouding tot Van Kol aangaat, zegt hij: „Ik ben een partijman,
het belang der partij, dat is mijn richtsnoer en ik geloof wel machtig genoeg
te zijn om te kunnen zeggen, dat Van Kol dat niet veranderen zal.quot; (Vliegen
aan Nieuwenhuis, 2i-ii-'93. Arch. D.N.). Vgl. Na tien jaar, p. 150.
® Smits, De Nederlandsche Arbeidersbeweging in de 19e eeuw, p. 119.
-ocr page 138-afdelingen geen afgevaardigde zenden. Werd het in het Noor-
den gehouden, dan konden alle afdelingen van daar present
zijn, waardoor de kans op aanneming van het voorstel-
Hoogezand zeer zou stijgen. De voorstanders in de Centrale
Raad bewerkten daarom, dat het congres in Groningen werd
gehouden. 1 De kleine kansen die de voorstellen der parle-
mentairen in Groningen hadden, werden nog geringer door
de ongelukkige wijze, waarop de Panama-kwestie daar werd
behandeld. Troelstra had in het voorjaar van 1893 een artikel
gewijd aan de misstanden, die hij in de S.D.B. had opgemerkt.«
Hij had gewezen op de onjuiste manier, waarop de propa-
ganda dikwijls werd gevoerd en op het bedrog, dat door
vooraanstaande partijleden aan de arbeiderszaak was gepleegd.
Naar aanleiding van deze en andere ongewenste toestanden
had Troelstra geconcludeerd, dat er „ook Panama in (onze)
eigen partijquot; was. Hij meende, dat het beste middel om de
partij hiervan te zuiveren, gelegen was in grote openbaarheid.
Deze beschouwingen hadden heel wat beroering in de S.D.B.
veroorzaakt en de onderlinge tegenstellingen verscherpt. In
de loop van het jaar was deze onaangename geschiedenis'wat
op de achtergrond geraakt. In De Nieuwe TyJvan 16 Decem-
ber 1893 echter,® dus vlak vóór het congres, had Van der
Goes in een fel artikel de onverkwikkelijke kwestie weer naar
voren gehaald. Hij sprak de hoop uit, dat ,,de betere elementen
in den Bond, misschien slechts weinig bekend met de ver-
keerdheden in het hoofdkwartier, slechts deze aansporing
behoeven om door dezen augias- of zwijnenstal de reinigende
wateren van hunnen toorn te spoelen.quot;* Dit artikel had de
vijandige stemming tegenover de parlementairen tot een on-
gekende hoogte opgevoerd. Een rustige gedachtewisseling
1nbsp;Smits, a. w., p. 120 vlgg. Smits geeft geen bewijzen voor deze bewering,
die overigens wel aannemelijk lijkt. Ook Van Kol wijst er in de Revue Socialiste
op, dat de anarchistische meerderheid vooral uit het Oostelijk deel der pro-
vincie Groningen kwam. {Revue Socialiste, Maart 1894).
2nbsp;De Nieuwe Tijd, 8-4-'93. Vgl. Troelstra, Groei, p. 69.
' Dat was dus na Troelstra's vertrek naar Utrecht.
^ Vgl. Na tien jaar, p. 120.
-ocr page 139-zowel over de onderhavige kwestie als over andere principiële
vraagstukken, was nauwelijks meer mogelijk tussen de twee
partijen. Toen bovendien bleek, dat de aanklagers geen
behoorlijke bewijzen konden aanvoeren en De Levita, na zijn
fiasco, per brief aan het congres zijn excuses moest aanbieden,
steeg de woede nog hoger. De verontwaardiging tegen Van
der Goes c.s. was nu zo groot, schrijft Troelstra, dat het
taktiek-debat wel met een zege van de anarchistische ele-
menten moest eindigen. 1
Toch was deze zege maar zeer matig. Het voorstel Hooge-
zand-Sappemeer werd tot grondslag van de besprekingen
over de taktiek genomen. Tot de verdedigers behoorden, naast
de voorsteller Luitjes, o.a. de secretaris Coltof, en Van
Emmenes uit Arnhem. Volgens Luitjes verfoeien de arbeiders
de politieke actie, „zij willen vrijheid en kunnen deze uit-
sluitend door opheffing van het privaatbezit verkrijgen. De
revolutie zal dat brengen, de gewelddadige ommekeer.quot;® Ook
de andere voorstanders hadden geen goed woord voor het
„versleten parlementaire stelsel,quot; dat nog nimmer enig
resultaat gaf. „Als de arbeiders hun belangen inzien,quot; meende
van Emmenes, „zullen zij niet meer luisteren naar parlemen-
taire kletserij; de arbeiders zijn revolutionnair.quot;®
Domela Nieuwenhuis was zeker niet enthousiast over het
voorstel-Hoogezand. Had hij de taktiek-kwestie op deze
principiële en radicale wijze willen oplossen, dan had hij wel
gezorgd, dat de afdeling Amsterdam met zo'n voorstel kwam.
Nu hij echter voor de keuze gesteld werd, kon hij moeilijk
anders doen dan meegaan met het voorstel, dat toch eigenlijk
de konsekwentie was van de door hem zelf de laatste tijd ver-
kondigde denkbeelden.
De tegenstanders verwachtten geen van allen van de
1nbsp;Troelstra, Groei, p. 114. Schaper is op het congres nog zo vertoornd op
Van der Goes, dat hij spreekt van het goed recht van de redactie van Recht
voor Allen „om zich te verdedigen tegen vuilakJjen als Van der Goes.quot; (Na
tien jaar, p. 121).
2nbsp;Sociaal Weekblad, 30-i2-'93.nbsp;'
» t.a.p.
parlementaire arbeid alleen de oplossing van de maatschappe-
lijke vraagstukken. Troelstra wees op de algemene strekking
in de internationale socialistische beweging tot het meedoen
aan de politieke strijd. Wil men de arbeiders niet aan andere
partijen verliezen, oordeelde hij, dan zal men, in overeen-
stemming met de besluiten van Zürich, de politieke actie
moeten aanpakken. Vitus Bruinsma waarschuwde wel voor te
grote verwachtingen van parlementaire arbeid. Anderzijds
meende hij echter, dat er reeds bij geringe uitbreiding van het
kiesrecht veel nuttig werk voor de socialisten viel te ver-
richten, waarbij hij speciaal het oog had op zijn eigen gemeente
Opsterland. Schaper zou de afdelingen vrij willen laten in hun
handelingen; hij was tegen het voorstel Hoogezand, „op ge-
vaar af half genoemd te worden.quot;^ Van Kol, die „met onge-
veinsde oprechtheid de parlementaire tactiekquot; bepleitte, ^
achtte het gevaarlijk een sterk wapen tot propageren, als het
kiesrecht is, weg te werpen. Hij geloofde niet, dat men door
hervorming in het parlement het socialistisch einddoel zal
bereiken; dat kan alleen langs de bloedige revolutionnaire
weg geschieden. Maar hij wilde „de arbeiders niet laten
verhongeren op hun tocht naar het beloofde landquot; en achtte
ook daarvoor parlementaire arbeid nodig.
Aan het einde van de vaak bewogen discussie, gaf Luitjes
als zijn mening weer, dat de twee groepen, die blijkbaar
tegenover elkaar stonden, ten slotte uit elkaar zouden gaan.
„We zullen ons eenmaal scheiden in parlementairen en anti-
parlementairen. Welnu, doen wij het dan, hoe eer hoe beter,quot;
was zijn conclusie.
Bij de besprekingen was al gebleken, dat de beide richtingen
ongeveer tegen elkaar opwogen. Dit kwam ook bij de stemming
tot uiting. Tegenover 47 voorstemmers stonden 40 tegen-
stemmers, terwijl 14 afdelingen buiten stemming waren ge-
bleven. Zo was er dus eigenlijk geen meerderheid van de
afgevaardigden voor dit belangrijke voorstel. Wel hadden de
1 Vliegen, a. w., II, p. 421.
= Sociaal Weekblad, so-iz-'gs-
-ocr page 141-anti-parlementairen de overwinning behaald, maar het zou
weldra blijken een Pyrrhus-overwinning te zijn. Nog een ander
succes behaalden de revolutionnairen te Groningen. Door hun
verzet, onder leiding van Nieuwenhuis, werd besloten geen
strijdprogram aan te hemen.^
In zijn sluitingswoord constateerde de voorzitter, A. Rot,
dat na aanneming van de congresbesluiten bij referendum de
scheiding wel onvermijdelijk zou zijn. Hij hoopte, dat zij
zuivering van de partij zou geven en deze er glansrijk uit te
voorschijn mocht komen. Het zou spoedig blijken dat deze
hoop ijdel was.
1 Sociaal Weekblad, t.a.p.
-ocr page 142-VIERDE HOOFDSTUK
SCHEURING EN OPBOUW
I. NA GRONINGEN
a. Het referendum
De aanneming van het voorstel Hoogezand-Sappemeer
wordt algemeen als de belangrijkste van alle te Groningen
genomen beslissingen beschouwd. Recht voor Allen is van
oordeel, dat dit besluit „zeer zeker de gewichtigste van al de
behandelde punten betrof.quot;^ Van der Zwaag meent dat het
„wel in de gevolgen de gewichtigste beslissing zal blijken te
zijn voor het onderlinge partijleven.quot;quot; Soortgelijke uitingen
vindt men in de persorganen van allerhande richting. En
vele jaren later zal Nieuwenhuis naar aanleiding van het
in Groningen gevallen besluit schrijven: „Alea iacta est.quot;®
Werkelijk was met dit besluit de beslissing gevallen. Wat
velen verwacht, gehoopt of gevreesd hadden, zou inderdaad
gebeuren: het Groninger besluit betekende het begin van de
scheuring. Geheel in de geest van het aangehaalde slotwoord
van de congresvoorzitter meende ook J. de GrU5rter in een
particulier schrijven aan H. Polak, dat het congres te Gro-
ningen „niet (kon) missen veel tot zuivering van de toestand
aan te brengen. Als men nu maar inziet,quot; voegde hij er aan toe,
„dat er niet het minste heil kan liggen in het samenwerken
van elementen, wier arbeid elkaar grootendeels opheft, dan
is men, dunkt mij, weder een stap verder. Kleiner maar rei-
1nbsp;Recht voor Allen, 4-1-'94.
2nbsp;De Klok, 3o-i2-'93.
' Nieuwenhuis, a. w., p. 379.
-ocr page 143-ner — en dat geldt zowel voor de anarchisten als voor de
soc. dem. sectie van den Bond.quot;^
Toch was de situatie niet zo duidelijk, als men uit deze en
dergelijke uitlatingen zou afleiden. Voorlopig werd de ver-
warring zelfs nog groter dan ze voor het congres al geweest
was. Allereerst was de stemverhouding ten aanzien van het
verkiezingsvoorstel zó, dat nauwelijks van een overwinning
van een der richtingen sprake kon zijn. Men kon de S.D.B.
allerminst op grond van de gevallen beslissing anti-parlemen-
tair of anarchistisch noemen.® Dat een referendum nog tot
verwerping van het besluit zou leiden was bovendien volstrekt
niet uitgesloten.
Men kan ten aanzien van de vraag, of bekrachtiging bij
referendum al of niet gewenst was, vier stromingen onder-
scheiden.
Bij de parlementairen was een kleine groep, die hoopte op
een positief resultaat van het referendum. Want alleen dan
zou de scheuring in de socialistische beweging komen, die
noodzakelijk was om tot zuivering te geraken. Vruchtbare
actie van parlementaire socialisten achtte zij in de S.D.B.
onmogelijk. Alleen scheuring zou redding kunnen brengen.
Het behoeft, nauwelijks vermeld, dat allereerst Van der Goes
deze mening was toegedaan. Tot deze groep behoorde verder
o.a. H. Polak, die in De Nieuwe Tijd als zijn verwachting uit-
sprak, dat van Hoogezand-Sappemeer de victorie zou be-
ginnen.®
De meeste parlementair gezinden echter hoopten op een
verwerping van het veelomstreden voorstel. Het waren vooral
de arbeiders-propagandisten als Cohen, Helsdingen, Schaper
en VHegen, die in hun locale bladen, of in Recht voor Allen,
1nbsp;J. de Gruyter aan H. Polak, 8-i-'94. Arch. P.
2nbsp;De onzuiverheid in de uitslag, doordat enkele afgevaardigden door bin-
dend mandaat verplicht waren vóór te stemmen, hoewel zij zelf tegenstanders
waren en door het feit, dat enkelen, die zelf tegen alle verkiezingen waren,
tegenstemden, omdat ze niemand wilden binden, kunnen we gevoeglijk
buiten beschouwing laten.
® Vgl. Nieuwenhuis' opmerking over de „brutale rrioed van Polak, Van
Christen tot Anarchist, p. 279.
-ocr page 144-waarschuwden tegen de noodlottige gevolgen van eventuele
aanneming. Wel waren zij in meerdere of mindere mate voor-
standers van parlementaire actie, ^ maar ze hechtten grote
waarde aan eenheid in de met zoveel moeite opgebouwde
socialistische organisatie. Bij bekrachtiging van het Groningse
besluit zou verbrokkeling der partij niet kunnen uitblijven,
vreesden zij.
Schaper vreesde, dat bij aanneming van het besluit, het
gevaar vergroot zou worden, dat de arbeiders door de „parle-
mentairenquot; waarmee hij waarschijnlijk in het bijzonder
Van der Goes, Troelstra en enkele vrienden bedoelde —
zouden worden „ingepalmdquot;. Vooral voor Vliegen had het
denkbeeld van een scheuring iets afschrikwekkends, het was
voor hem „een ware nachtmerriequot;. ,,Geen scheuring,quot; riep
hij daarom in Recht voor Allen uit.^ Hij wees er op, hoe vooral
in het Zuiden de parlementaire actie een middel van grote
waarde was en spoorde aan, het voorstel te verwerpen en de
afdelingen vrij te laten, al of niet aan de verkiezingen deel
te nemen. „Hierbij werd uitgegaan,quot; schrijft hij later in zijn
Dageraad, „van deze hoop: als eenmaal de arbeiders het kies-
recht hebben, gaan ze toch stemmen en wijl de kieswet-Tak
aanhangig was, was dat geen speculatie op een zeer verre
toekomst.quot;®
Tot degenen, die ijverden voor het behoud van de eenheid,
behoorde ook Van der Zwaag. Hij nam ten opzichte van
organisatorische vragen een nogal zonderlinge houding aan
en hield zich in het algemeen buiten deze richtingsstrijd. Hij
spoorde de partijgenoten, ,,die elk op eigen wijze strijden tegen
^ Schaper schrijft in een artikel over Taktiek, naar aanleiding van het
congres nog, dat hij ,,allerminst heil (verwacht) van den parlementairen weg.quot;
Toch stemt hij niet in met het genomen besluit betreffende de verkiezingen.
Hij is niet tegen het meedoen aan verkiezingen, ,,ofschoon we ons ook niet
scharen aan den kant der eigenlijke parlementairen.quot; Hij wil, in overeen-
stemming met het program alle middelen gebruiken, dus óók het parlemen-
taire. Hij hoopt, dat het voorstel bij referendtim zal worden verworpen. {De
Wachter, 6-i-'94).
^ Recht voor Allen, ii-i-'94.
® Vliegen, a. w., II, p. 479.
-ocr page 145-de geldzak,quot; tot wat meer onderlinge waardering aan, ook
voor het geval, dat ze niet meer in één verband konden
blijven, maar in twee rijen zouden opmarcheren naar hetzelfde
doel.i
Troelstra, hoewel van oordeel, dat het „funeste voorstelquot;
van Hoogezand-Sappemeer de „onvermijdelijke konsekwentie
was van de taktiek, die de leiding van de Bond de laatste jaren
had gevolgd,quot; probeerde toch de verwerping er van te be-
vorderen. Veel hoop, dat het referendum de gewenste uitslag
zou brengen, zal hij niet gehad hebben. Anders dan Van der
Goes en Polak verwachtte hij echter, zelfs bij bekrachtiging
van het congresbesluit, geen heil van een onmiddellijke
scheuring. Hij vreesde, naar hij later schreef, dat „vele socia-
listen, die het met ons eens waren, wegens de gehechtheid
aan de organisatie, waarmede zij waren opgegroeid, ons alleen
zouden laten trekken, waardoor wij als groepje machtelooze
eenlingen voortaan buiten de beweging zouden staan.quot;®
Troelstra wilde dus bijeenhouden, ondanks tegenstellingen.
„Als er werkelijke vijandschap moet komen tusschen de voor-
standers van meedoen aan verkiezingen en de tegenstanders
daarvan,quot; schreef hij in De Baanbreker, „dan moge die
vijandschap van de laatsten uitgaan, niet van ons.quot;® Het spreekt
overigens van zelf, dat hij de eenheid niet wilde handhaven
ten koste van de verkiezingsactie. Vandaar zijn pogingen,
onmiddellijk na het Groningse congres, om sociaal-democra-
tische kiesverenigingen op te richten. Hij achtte de mogelijk-
heid aanwezig, om niet tegenover, maar naast de S.D.B. een
sociaal-democratische organisatie te stichten, die zich speciaal
met de verkiezingen zou bezighouden. Deze ideeën, in De
Baanbreker vluchtig aangeduid,* werkte Troelstra nader uit in
zijn brochure Het kiesrecht en de sociaal-democratie. Tegenover
Luitjes, die op het congres beweerde, dat de wegen der
1nbsp;De Klok, 30-i2-'93. Vgl. voor Van der Zwaag, behalve zijn eigen orgaan
De Klok, ook Vliegen, a. w., II, p. 303 vlgg.
2nbsp;Troelstra, Groei, p. iiS-
3nbsp;Aangehaald in Troelstra, Groei, p. iiS-
* O.a. in De Baanbreker, 30-i3-'93.
-ocr page 146-parlementairen en anti-parlementairen uiteengingen, meende
Troelstra, dat ze wel niet evenwijdig liepen, „maar beiden
naar één punt: de socialistische gemeenschap. Tenminste,quot;
voegde hij eraan toe, ,,zoolang èn parlementairen èn anti-
parlementairen. ... socialisten blijven.Met klem betoogde
hij, dat het voor de socialistische beweging noodzakelijk was,
om aan de verkiezingen en het parlementaire werk deel te
nemen, ook al wist hij, dat het parlementarisme gevaren heeft.
De gevolgen van het congresbesluit waren volgens Troelstra,
,,dat de soc. dem. partij niet alleen niet aan de verkiezingen
zal meedoen, maar óók niet meer kan ageren voor algemeen
kiesrecht en voor de wettelijke 8-urendag.quot; Naar zijn mening
had de S.D.B. door het bewuste besluit de leiding der ar-
beidersbeweging uit handen gegeven. Welnu, heet het dan
,,het socialisme in Nederland is grooter dan de Bond, en in
de Bond zijn velen, die het gevallen besluit noodlottig achten
— een politieke organisatie naast den Bond kan dus de leiding,
wat de politieke actie betreft, overnemen.quot; Voor deze actie
achtte Troelstra een flinke organisatie nodig, op zuiver socia-
listische grondslag. Ook al mocht het voorstel Hoogezand-
Sappemeer bij referendum verworpen worden, dan meende
hij van de S.D.B. in deze toch geen leiding, geen kracht te
kunnen verwachten. Beter dan uit de Bond te treden en een
nieuwe politieke organisatie te stichten, achtte hij het , om in
de Bond te blijven terwille van wat deze wel deed en zich
daarnaast te organiseren voor hetgeen hij niet wilde doen.
Daartoe wilde hij dan de sociaal-democratische kiesvereni-
gingen oprichten. Deze kiesrechtorganisatie behoeft noch mag
tegenover de S.D.B. staan, betoogde Troelstra. De beide
organisaties moeten zijn: de twee armen, waarmede het
bewuste proletariaat in Nederland zich wil bevrijden. Troel-
stra's conclusie was zelfs, dat op deze wijze het genomen
congresbesluit een zegen voor de partij kon worden.quot;
^ Troelstra, Het kiesrecht en de sociaal-democratie, p. lo.
^ Idem, p. 59. Troelstra's idee vond bij de andere parlementairen geen alge-
mene instemming. Naast de scherpe critiek van Van der Goes (hierna p. 157
vlg.), staat o.a. een veroordeling van Schaper, die meent, dat men beter
Het spreekt vanzelf, dat er bij de anti-parlementairen velen
waren, die een gunstige uitwerking van de in Groningen ge-
vallen'beslissing verwachtten en dus op bekrachtiging bij
referendum hoopten. Behalve Luitjes zelf, behoorde hiertoe
Cornelissen, hoewel hij op het congres meer een midden-
standpunt innam. 1 In een beschouwing, die hij in het Engelse
partijblad Justice over het congres gaf, schreef hij o.a., dat
het de bedoeling was, „to force the petty bourgeois socialists
out of the party, and when the referendum accepts this
resolution the probability is, that a small number of sections
(some two or three or perhaps more) will separate themselves
from the Socialist Party, and they will be replaced by others
in the same commune.quot;® Ten opzichte van de bladen die het
voorstel-Hoogezand bestreden, zette Cornelissen in Recht
voor Allen als zijn oordeel uiteen, dat bij aanneming van het
voorstel De Vrijheid, De Volkstribuun, De Toekomst, De
Wachter, enz. zich (zullen) schikken naar de wil der meerder-
heid en kch niet (zullen) afwenden. Zij zullen toonen bij wie
zij thuis behooren en mocht Troelstra met zijn „socialistische
verkiezingsorganisatiequot; willen aftrekken, dan gaan hij en de
zijnen alleen, al zou,quot; voegt hij er spottend aan toe, „de
brochure Het Kiesrecht en de sociaal-democratie
ook nog zoo mooi geschreven zijn.quot; Duidelijk blijkt hieruit,
dat Cornelissen hoopte op een uittreden van een klem groepje
„herenquot;. Naar aanleiding van een tot hem gericht verwijt,
Ltwoordde hij, dat hij het volstrekt niet gewenst achtte, dat
de parlementairen er door de revolutionnairen werden „uit-
alle verkiezingen de rug toe kan keren dan zich in deze maalstroom te begeven.
Hij is tegen de oprichting van de nieuwe kiesrechtbond naast de ö.u.ü.
(De Wachter, 3-2-'94)-
1nbsp;Domela Nieuwenhuis,nbsp;p. 277: „Cornelissen was weer de tusschen-
man die een tweeslachtig standpunt innam.quot; Cornelissen had zich op t con-
gres uitgesproken voor het voorstel-Amsterdam, en wilde anders de zaak laten
Lals ze was, wat naar zijn mening de strekking van het voorstel-Hoogezand
was. (Vliegen, a. w., H, p. 420).
2nbsp;Justice, 8-i-'94-
-ocr page 148-geknikkerdquot;. Wel zou hij het gewenst vinden als de parlemen-
tairen uit zich zelf heengingen. ^
Een vierde groep werd gevormd door de anti-parlemen-
tairen, die, ter wille van de eenheid, op verwerping van het ,
Groningse besluit hoopten. Tot dit standpunt kwam ook
Domela Nieuwenhuis ten slotte. Zijn houding in deze is niet
steeds duidelijk en zijn leiding was weinig vast. Terwijl hij
op het congres aanneming van het voorstel eigenlijk als de
enig juiste konsekwentie aanbeval, werd in Recht voor Allen
kort daarna een geheel andere toon aangeslagen. In het begin
van Januari schreef Domela Nieuwenhuis, ^ dat hij de zaak
liever helemaal niet op het congres behandeld had gezien.
Na het vallen der beslissing zal echter niet meer ontkend wor-
den, „dat onder de afdelingen een weinig parlementaire ge-
zindheid werd gevonden,quot; meende hij en hij vertrouwde, dat
degenen, die nu aan de verkiezingen wilden meedoen, door
ervaring spoedig zouden leren, dat de verovering der politieke
macht niet de hoofdzaak is of mag worden. Wat het referen-
dum betreft, interesseerde hem „het meest het aantal stemmen
waarmede de besluiten worden aangenomen of verworpen,
om daaruit af te leiden, of het congres inderdaad een trouwe
afspiegeling van de partij in haar geheel is. „Uitdrukkelijk
werd in dit artikel betoogd, dat „hier geen persoonlijk ge-
kibbel, maar een beginselverschilquot; voorzat. In een volgend
nummer beweerde de redactie van Recht voor Allen zelfs,»
dat het al of niet aannemen van het voorstel haar „volkomen
onverschilligquot; liet. „Ons is 't genoeg te weten, dat tal van
afdelingen verklaard hebben geen parlementaire actie te ver-
langen.quot;
Scherper was de toon in een bijschrift onder Vliegens
artikel Geen Scheuring. „Men moet weten,quot; oordeelde
de redactie daarin, „wat, maar ook hoe wij willen, en dus men
moet niet trachten de scheuring, die dreigt, te voorkomen door
1nbsp;Recht voor Allen, 25/zó-1-'94-
2nbsp;Idem, 4-1-'94.
* Idem, 18/19-1-'94.
-ocr page 149-tegen Hoogezand-Sappemeer te stemmen.quot;^ Onder een ander
(ingezonden) stuk vroeg de redactie, wat er terecht moest
komen van een partijverband, als over de hoofdvraag het ene
gedeelte rechts en het andere links ging. „Wat ons verenigt,
dat is een beginsel, maar waar de wegen tegenover elkaar gaan,
daar gaat elk zijn eigen weg.quot; Nog voor het einde van de
maand Januari was Recht voor Allen tot een volkomen
ander standpunt bekeerd. Vliegens vermoeden, dat de hou-
ding van tal van locale partijorganen tegen het Groningse
besluit hierbij van invloed is geweest, lijkt zeer aannemelijk.quot;
Men was er blijkbaar toch minder zeker van, dat bekrachtiging
van het voorstel-Hoogezand alleen maar het verlies tenge-
volge zou hebben van enkele „half- en kwartslagsocialisten als
Van der Goes, Troelstra, het „individuquot; Polakquot; e.d. Recht
voor Allen schreef nu ten minste, dat verwerping van het
voorstel „in de gegeven omstandigheden beter zal zijn dan
aanneming.quot; In naam der vrijheid hoopte het blad, dat het
voorstel verworpen zou worden.®
Dit was wel een geheel andere toon: de onverschilligheid
was verdwenen, de noodzakelijkheid van het uiteengaan der
wegen gold blijkbaar niet meer. Hoopte Domela Nieuwenhuis
toch nog alle socialisten bijeen te houden ? Vreesde hij wel-
licht, dat scheuring te ernstige gevolgen zou hebben voor de
S.D.B. en voor de socialistische beweging ? Intussen, de waar-
schuwing was vergeefs. Met grote meerderheid werd het
voorstel Hoogezand-Sappemeer bij het referendum bekrach-
tigd, ondanks het feit, dat de afdeling Amsterdam tegenstcxv;-
de. Ook nu weer gaven de Groningse afdelingen blijkbaar
de doorslag.*
b. Wat nu}
Zo was dus de beslissing definitief geworden. Zou nu inder-
1 Idem, 9/io-i-'94.
quot; Vliegen, a. lo., II, p. 480.
» Recht voor Allen, 23-i-'94-
* Vliegen, a. tü., II, p. 467.
-ocr page 150-daad de gevreesde of gewenste scheuring komen, of zou men,
ondanks alles de eenheid weten te handhaven ?
Recht voor Allen heeft blijkbaar het laatste beproefd. Het
schrijft,! (iat het voorstel-Hoogezand-Sappemeer „onduidelijk
en voor verschillende uitleggingen vatbaarquot; is. Er is „eigenlijk
door de motie niets veranderd.quot; De grote meerderheid wil
en mag, volgens het blad, de parlementairen met binden of
dwingen de partij te verlaten. „Een volgend congres zal de
zaak weer ter sprake moeten brengen en waarschijnlijk zal
menigeen konsekwent genoeg zijn om in te zien, dat het beter
ware geen bindende besluiten te nemen op een congres.quot; Is
dit enerzijds een poging om uiteenvallen van de S.D.B. te
voorkomen, andersJijds zit in deze beschouwing iets van een
anarchistische inslag. Een socialistische, democratische orga-
nisatie zal het moeilijk zonder bindende besluiten kunnen
stellen. Niet verwonderlijk is het dan ook, dat Recht voor Allen
enige tijd later schrijft: „Al gaan wij nu nog niet mee met de
strijdwijze (der anarchisten), als belagers van het privaat-
bezit is het ons niet geoorloofd, de anarchisten te ver-
volgen.quot;quot;
Het bleek intussen steeds duidelijker, dat de parlementairen
zich bij de bestaande verhoudingen in de S.D.B. niet meer
konden neerleggen. Ondanks onderlinge tegenstellingen wordt
de wil tot samenwerking steeds groter, dat wil dus zeggen, dat
de mogelijkheid voor het stichten van een nieuwe organisatie
stijgt. Recht voor Allen wijst er nu op, dat zij, die een nieuwe
bond willen stichten, de scheurmakers zijn. „Een nieuwe bond
moet scheuring zijn,quot; heet het, „en wie zich organiseeren en
vereenigen doen dat tegen de S.D.B.quot; Wel zegt het blad te
hopen, „dat allen die niet wachten kunnen maar dadelijk
aan den gang gaan met hun verkiezingsvereenigingen,quot; maar
het spreekt daarnaast de verwachting uit, dat „de arbeiders
1nbsp;Recht voor Allen is/i6-2-'94. Het is weer niet uit te maken, of de artilcelen
over deze kwestie van Domela Nieuwenhuis of van Cornehssen zijn. Men
kan echter bezwaarlijk aannemen, dat Nieuwenhuis in belangrijke mate afweek
van de in Recht voor Allen uiteengezette opvattingen.
2nbsp;Recht voor Allen, 3-3-'94-
-ocr page 151-zoo verstandig (zullen) zijn om hen alleen te laten wroeten.quot;
Om dat wroeten nog eens goed duidelijk te maken, geeft
Recht voor Allen een overzicht van de mislukte pogmgen der
parlementair gezinden. Eerst wilden ze de Friese Volks-
partij tegenover de S.D.B. gebruiken. „Intijds wisten wij
daar een stokje voor te steken en de bom spatte verkeerd uit-
Toen trachtte men een hervormingsgezinde sociaal-
een.quot;
ccli. iutllnbsp;----.nbsp;^^
democratische partij op te richten, maar ook dat vliegertje
ging niet op.' „Wat men eerst buiten de partij trachtte te doen,
dat wilde men daarna in de partij doen,quot; schrijft het blad en
het wijst dan op het inderdaad vreemde feit, dat de meeste
van die personen in de S.D.B. zijn getreden „nä aanneming
der revolutionnaire motie van Zwolle. Nu willen zij in de
partij blijven, maar daarnaast verkiezingsvereenigingen op-
richten, ziet daar arbeiders, het drijven.quot; Overigens wil
Recht voor Allen iedereen zoveel mogelijk vrij laten, om geen
martelaren te maken. „Juist als wij de vrijheid laten, zullen
wij zien, dat al dat gescharrel en dat gewroet op niets uitlopen.
IJver is goed, maar te groote ijver, die tot vervolging over-
slaat, schaadt.Daarnaast laat Nieuwenhuis telkens de aan-
sporing horen om met beslissende stappen te wachten tot
het volgend congres. „Wees toch niet heetgebakerd, partij-
genooten!quot; roept Recht voor Allen naar aanleiding van de felle
onderlinge strijd in de socialistische pers.® Het blad wijst er
dan op, dat „de fatsoenlijke menschen, die sedert jaren nu
eens om dan in onze partij hebben heen en weer gefladderd,
nooit beter kans hebben gehad „het verband in onze gelederen
te verbreken.quot; Spijtig heet het dan: „Ze hebben waarachtig
menigeen onzer helderdenkende partijgenooten het hoofd op
hol gebracht.quot; Dit doelt vooral op Vliegen en Schaper. Aan
de eerste en aan „velen met hemquot; wordt verweten, dat zij
zich niet weten te houden aan de uitslag van het congres van
Groningen en van het referendum. En Schaper, die in de
S.D.B. twee groepen meent te kunnen onderscheiden, nl.
1 Recht voor Allen, 6/7-2-'94-
^ Idem, 3-7-'94.
-ocr page 152-een die wel aan de verkiezingen wil deel nemen en een die
daarvan afkerig is,i krijgt te horen, dat hij de grootste gro^
vergeet. Dat is degroep van „partijgenooten, welke persoonlijk
wenschen vrij te blijven, of ze zullen ter stembus gaan voor
elk bizonder geval, ja dan neen, maar die in geen geval wen-
schen, dat het geld uit de partijkas (ook niet het geld van de
afdeelingen) gebruikt zal worden voor verkiezingsreclame.quot;
De pogingen van Domela Nieuwenhuis en Recht voor Allen
hebben intussen niet kunnen beletten, dat de parlementairen
elkaar steeds meer vonden en ondanks vele onderlinge moei-
lijkheden, tot nadere samenwerking kwamen. Zo wist Troel-
stra, zoals we later zullen zien, reeds in Mei 1894 tal van
parlementaire socialisten samen te brengen in een sociaal-
democratisch comité, dat in Deventer een protestmeeting
organiseerde tegen de conservatieve overwinning in de kies-
rechtstrijd.quot; En nog vóór het einde van de zomer zouden de
parlementaire socialisten geheel tot overeenstemming komen
op de nader te bespreken Zwolse vergadering van 26 Augustus
1894.®
2. VOORBODEN
Tal van democratische socialisten, die in de parlementaire
werkzaamheid een waardevol deel zagen van de socialistische
strijd, voelden zich, na Groningen, eigenlijk in de S.D.B.
niet meer op hun plaats. Zij waren van oordeel, dat de S.D.B.
niet meer het terrein van hun werkzaamheid kon zijn. Op
verscheidene plaatsen heeft men nu uit de genomen beslissing
de konsekwentie getrokken: men richtte een zelfstandige
sociaal-democratische organisatie op, of organiseerde een
sociaal-democratische kiesvereniging, min of meer op de wijze
als Troelstra in zijn reeds genoemde brochure had aange-
geven.*
1 Sociale Gids, 1894, p- 279-
quot; Zie hierna p. 146 vlgg.
® Zie hierna p. 174 vlgg.nbsp;.
* Troelstra, Het kiesrecht en de sociaal-democratte, hiervóór p. 129.
-ocr page 153-In dezelfde maand, waarin Troelstra's brochure verscheen
Januari 1894, zette de Rotterdamse afdehng van de Bond
voor Algemeen Kies- en Stemrecht zich om in een op zich
zelf staande organisatie, de Volkskiesvereemging de Unie.
Weldra 2 kwam Troelstra in een openbare vergadering van
deze Unie een socialistisch beginsel- en strijdprogram be-
handelen, dat daarna met enkele wijzigingen door de Rotter-
damse vereniging werd aangenomen.® Dat betekende dus in
feite, al bleek het niet uit de naam, dat de eerste sociaal-
democratische kiesvereniging in Troelstra's geest was opge-
quot; Omstreeks dezelfde tijd besprak Troelstra zijn brochure
voor de afdeling Zwolle van de Bond van Algemeen Kies- en
Stemrecht Hoewel deze afdeling voorlopig deel bleef uitmaken
^ van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, was ze
het toch blijkbaar vrijwel geheel eens met Troelstra en
we vinden haar vertegenwoordigers dan ook terug m het
sociaal-democratisch comité voor de Deventerse protest-
meeting van Mei 1894.nbsp;.• , 1 u
Dat Troelstra in zijn eigen woonplaats zijn denkbeelden
spoedig zou doorvoeren, ligt voor de hand. In Maart 1894
werd hier een sociaal-democratische kiesverenigmg opgericht.
In dezelfde maand kwam het nog in twee andere plaatsen tot
de vorming van soortgelijke organisaties, namelijk m 1-raneker
en in Arnhem. In het begin van Maart trad Troelstra voor de
afdeling Franeker van de Bond voor Algemeen Kies- en
Stemrecht op met het onderwerp: Het kiesrecht als wapen m
de klassenstrijd. Nu de S.D.B. besloten had dit wapen met
meer te gebruiken, was volgens Troelstra de oprichting van
een nieuwe organisatie noodzakelijk. Dit werd uitgedrukt m
een met grote meerderheid aangenomen motie,« waarin de
1 De Baanbreker, 20-i-'94-
^ 12 Februari '94-nbsp;,
=gt; Troelstra, Groei, p. 126. De Baanbreker 24-2- 94; i7-3' 94-
* 4-2-'94. Vgl. De Baanbreker, i7-3-'94 en 31-3- 94-
' De Baanbreker 17 en 24-3-'94-
« Zie o.a. Recht voor Allen, 2o/2i-3-'94-
wenselijkheid werd uitgesproken, dat in het district Franeker
de arbeidersverenigingen een sociaal-democratisch program
zouden aannemen en als een afzonderlijke partij met eigen
candidaten alle burgerlijke partijen bij de verkiezingen zouden
bestrijden. 1 Het resultaat was, dat in Franeker inderdaad
spoedig een sociaal-democratische kiesvereniging tot stand
kwam. Recht voor Allen schreef nu een ironisch artikel
Van Franeker begint de victorie van Mr. Troelstra.quot;
*' Het vroeg, waar de veldheer Troelstra toch zijn soldaten dacht
te vinden voor zijn sociaal-democratische arbeiderspartij.
Overigens verweet het blad hem zijn onbetrouwbaarheid,
omdat hij zijn actie voor de sociaal-democratische kiesvereni-
gingen voerde, terwijl hij nog lid was van de S.D.B. Dit ver-
vrijt was echter in zoverre onjuist, dat het geheel in de gedachte
van Troelstra paste, zoals hij die in zijn brochure had uitge-
werkt: de kiesverenigingen zouden immers niet tegenover,
maar naast de S.D.B. staan!
In Arnhem is de oprichting van een Onafhankelijke Sociaal-
Democratische Kiesvereeniging misschien meer nog dan el-
ders vergezeld gegaan van felle persoonlijke strijd.® In de
afdeling van de S.D.B., in 1890 opnieuw opgericht, was Van
Emmenes een invloedrijk persoon en succesvol propagandist.
Hij was redacteur van het Arnhemse partijorgaan Voorwaarts.
De komst van de anarchist Luitjes, in 1893, schijnt op de
onderlinge verhoudingen niet zonder invloed te zijn geweest.
Ook in de Arnhemse afdeling werden nu weldra „symptomen
merkbaar, die wezen in de richting van een scheuring in de
eerste Socialistische partij in ons land.quot; Van Emmenes was
spoedig de leider der anarchistisch-gezinden. Het kwam tot
„herrievergaderingenquot;, tot heftige strijd om het bezit van de
locale courant en de persen. Men bestreed elkaar in onsmake-
lijke brochures* en het gevolg van deze onverkwikkelijke
1 Recht voor Allen, 8-4-94. Zie: Na tien jaar, p.123.
^ Recht voor Allen, 29/3o-3-'94.
' Zie iiiervoor: Kruiderink-Luremans, Het eerste verzet.
* P. Mulder, Onthullingen omtrent den Persoon A. van Emmenes. A. van
Emmenes, Het Antwoord op de brochure Onthullingen.
strijd was, dat het eigen gebouw Voorwaarts moest worden
opgeheven. Tenslotte werd de toestand in de Arnhemse
afdeling van de S.D.B. zo onhoudbaar, „dat een aantal
parlementaire socialisten, nog vóór de Nederlandsche
S.D.A.P. werd gesticht, de hoofden bijeenstak en besloot uit
de oude partij te treden.quot; De leiders van de nieuwe richting
waren enkele eenvoudige socialisten, de huisschilder G.
Israël, de meubelmaker J. H. te Niet en de slager H.G.
Snijders. Een circulaire, door hen ondertekend, ging in Maart
1894 de wereld in als oproep tot de stichting van een Onaf-
hankelijke Sociaal-Democratische Vereeniging. Deze kwam
in een vergadering van de 14e Maart inderdaad tot stand:
met veertien tegen drie stemmen werd tot de oprichting
besloten.^
Veel activiteit naar buiten heeft deze Arnhemse vereniging
niet kunnen ontwikkelen; daarvoor was men in velerlei op-
zicht te zwak. Dat men financiëel niet veel bij te zetten had,
blijkt o.a. uit een uitnodiging aan Van Kol om in Musis
Sacrum te komen spreken en tevens zelf de kosten van die
vergadering te betalen. Men trachtte op cursusvergaderingen
en in openbare bijeenkomsten het inzicht in de politieke
en sociale verhoudingen te verdiepen. Dat daarbij anarchisme
en parlementarisme in het centrum van de belangstelling
stonden, ligt voor de hand. Op cursus-vergaderingen behan-
delde men o.m. de vragen: Is de anarchistische theorie be-
staanbaar ? en Kan een afgevaardigde voor ons in het Parle-
ment iets doen ? In een debatvergadering traden Luitjes en
Troelstra tegen elkaar op, terwijl Fortuyn in een openbare
vergadering „Twee soorten socialismequot; besprak, d.w.z.
anarchisme en socialisme. ^ Zo deed men, wat men kon. Voor
1nbsp;K. Geertsma, De eerste opbouw, III. (Serie artikelen in het Arnhemsche
Volksblad; het eerste artikel verscheen in het begin van Mei I93S)- Een der
aanwezigen vond het, volgens de notulen der bijeenkomst, niet de moeite
waard, „om over zo'n klein verschil van tactiek een aparte vereniging te
stichten.quot; (Geertsma, id. IV).
2nbsp;Zie o.a. De Baanbreker, i2-5-'94; De Arnhemsche Courant, 8-5-'94.
-ocr page 156-een meedoen aan de verkiezingsactie van het jaar 1894 ont-
braken wellicht de krachten. In elk geval gaf men een weige-
rend antwoord op de uitnodiging van een plaatselijk comité,
om mede te werken voor de candidatuur-Rink, een mede-
stander van Tak van Poortvliet.
De plannen van het kleine groepje Arnhemse parlementaire
socialisten reikten intussen verder dan alleen het oprichten
van een locale organisatie. Er werd contact gezocht met
gelijkgezinden elders en het is geen wonder, dat we in het
comité voor de Deventerse meeting ook de naam G. Israël
aantreffen, als vertegenwoordiger der Arnhemse sociaal-
democratische vereniging. Deze Israël werd zelfs secretaris
van het sociaal-democratisch komité, dat na Deventer
het contact tussen de parlementaire socialisten bedoelde te
verzekeren en te versterken. 1 Het schijnt zelfs, dat de Arn-
hemse vereniging het initiatief heeft willen nemen tot het op-
richten van een sociaal-democratische organisatie voor het
gehele land. Volgens het verslag van het Handelsblad over de
Zwolse vergadering van 26 Augustus 1894, deelde Israël
uit Arnhem nl. mede, „dat te dier stede besloten was een
landelijke organisatie op het getouw te zetten, die naast het
verbeteren van economische toestanden zou streven naar
parlementaire actie.quot;® Het optreden der „twaalf apostelenquot;
maakte het Arnhemse initiatief overbodig, maar het lag voor
de hand, dat de Arnhemse organisatie in Zwolle present was
en medewerkte aan de stichting der S.D.A.P. Israël werd een
der eerste bestuursleden. Het spreekt van zelf, dat de Arn-
hemse Sociaal-Democratische Vereniging na 26 Augustus
spoedig werd ingeschakeld in de nationale organisatie. Op
5 September besloot ze zich voortaan te noemen: Afdeling
Arnhem van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in
Nederland.®
Dat in Amsterdam de tegenstelling tussen parlementaire
^ Zie hierna, p. 150.
quot; Aangehaald bij Vliegen, Onze Kracht, I, p. 28.
® Geertsma, De eerste opbouw, V.
-ocr page 157-en revolutionnaire socialisten na Groningen de gemoederen
opnieuw in beweging bracht, zal niemand verwonderen. Vele
vergaderingen werden er aan gewijd. Van deze vergaderingen
vond men, ook in de niet-socialistische pers, in het algemeen
vrij uitvoerige verslagen. Gewoonlijk onthield men zich
echter in deze bladen van het geven van commentaar. Wel
vindt men de verwachting uitgesproken, dat de twee socialis-
tische stromingen op den duur uiteen zullen gaan. ^ Een merk-
waardige serie lezingen werd in de maanden Mei en Juni
van het jaar 1894 door de Kiesvereniging De Unie, onder
voorzitterschap van A. H. Gerhard, georganiseerd over de
vraag „Parlementair of Revolutionnair.quot; Naast enkele radi-
calen waren hier de „Coryphaeën der socialistische partijquot;
aanwezig, zoals het Handelsblad hen noemde, o.a.: Cornelissen,
Fortuyn, Van der Goes en Nieuwenhuis, die aan de bijeen-
komsten hetzij als inleider, hetzij als debater deelnamen.
Uitvoerig werden in deze vergaderingen de opvattingen van
de parlementaire en de revolutionnaire richting uiteengezet
en bestreden.2 Daarbij lieten de Amsterdamse parlementaire
socialisten het echter niet. Niemand zal zich er over verbazen,
dat Van der Goes een dergenen was, die het initiatief namen
tot het oprichten van een nieuwe socialistische organisatie in
de hoofdstad. Samen met Loopuit, Polak en De Levita, wilde
hij komen tot een héle, niet tot een halve daad. Niet dus een
sociaal-democratische kiesvereniging, zoals Troelstra die ver-
dedigde, maar een organisatie van sociaal-democraten op de
grondslag der Züricher resolutie, dat was de bedoeling van
de oproep, die zij in het voorjaar van 1894 in Amsterdam
deden klinken.® Een vergadering, de 2e Mei onder leiding
van Loopuit gehouden, besloot in principe tot de oprichting
van een Sociaal-Democratische Vereniging. Naast Loopuit
werd o.a. De Levita in het voorlopige bestuur gekozen, terwijl
een programcommissie werd gevormd door Van der Goes,
1 Zie voor de pers overigens hierna, p. i88 vlgg.
® Vgl. het verslag in het Handelsblad, i2-S-'94; 9 en 23-6-'94.
® Hoogland, Vijfentwintig jaren soc.-democratie in de hoofdstad, p. 17.
-ocr page 158-H. Polak, Loopuit, Nooter en Rijnberk. De definitieve stich-
ting van de nieuwe vereniging vond plaats in een vergadering
op 25 Mei 1894, gepresideerd door Loopuit. Van der Goes
lichtte een motie toe, waarin werd verklaard, dat het wenselijk
was de Nederlandse aanhangers van de besluiten van het
congres te Zürich, betreffende het veroveren van de staats-
macht door de arbeiders, te organiseren.^ In zijn toelichting
wees Van der Goes er op, dat men wel eens ten onrechte
meent, dat de parlementairen geen andere dan parlementaire
middelen zouden willen gebruiken. Zij willen de politieke
macht veroveren; van geweld gebruiken is vooralsnog geen
sprake, ,,maar dat zegt nog niet, dat men daarom onder geen
enkele omstandigheid geweld zou willen plegen.quot;quot; Van der
Goes eindigde zijn rede, die, naar het schijnt, vooral moest
laten uitkomen, dat ook de parlementairen toch wel echte
,,revolutionnairenquot; waren, met de woorden: „Men wil aan
de parlementaire actie het revolutionnaire karakter verbinden;
het doel is en blijft eene revolutie, geen hervorming.quot;® Een
der aanwezigen meende, dat de S.D.B. toch eigenlijk een bond
van sociaal-democraten was en de anarchisten daaruit ge-
weerd dienden te worden. Hij vroeg, wat de nieuwe vereniging
zou doen, als de motie-Hoogezand-Sappemeer door de S.D.B.
werd ingetrokken.* Loopuit liet in zijn antwoord uitkomen,
dat men zich inderdaad weer bij de S.D.B. zou aansluiten,
als de parlementairen daarin de meerderheid mochten ver-
^ De motie luidde: „De vergadering van sociaal-democratische voorstanders
der parlementaire taktiek, bijeengekomen op Vrijdag 35 Mei in het Café
Schlüsser te Amsterdam; Overwegende, dat op het Internationaal Kongres
in Augustus 1893 te Zürich gehouden, een besluit is genomen betreffende de
taktiek, volgens welk besluit het veroveren van de staatsmacht door de arbei-
ders moet worden ondernomen, dat bedoeld besluit is vastgesteld met de
stemmen van alle vertegenwoordigde nationaliteiten, uitgezonderd Neder-
land, dat zich van stemmen onthield, dat evenwel hier te lande vele aanhangers
van deze taktiek worden gevonden, dat het wenschelijk is deze voorstanders te
organiseeren, besluit zich te konstitueeren tot een Vereeniging en draagt aan
het door haar te benoemen bestuur op, een Program van beginselen en van
aktie zoo spoedig mogelijk te ontwerpen.quot; (Vgl. Hoogland, a. w., p. 17 vlg.).
2 Verslag Handelsblad, 36-s-'94.
ä t.a.p.
^ Verslag Recht voor Allen, 36/37-S-'94.
-ocr page 159-werven. De bestuursmotie werd ten slotte naet vier stemmen
tegen aangenomen, „waarop de voorzitter verklaarde, dat de
vereeniging geconstitueerd was.quot;^ Een veertigtal personen
traden als lid toe.^
Zo had dus Amsterdam zijn sociaal-democratische vereni-
ging. In Juni werd het program vastgesteld, blijkbaar» door
Van der Goes geredigeerd en ook nu weer door hem toegelicht.
In het eerste, principiële deel wordt betoogd, dat de overgang
naar een productie op de grondslag van gemeenschappelijk
bezit der productiemiddelen wordt belemmerd door de
bourgeoisie, die de productiemiddelen bezit en „bovendien
beschikt over den Staat, welks inrichtingen ten doel hebben
het bestaande economische stelsel te handhaven.quot; De arbei-
ders worden daarom zowel aangespoord „den strijd tegen de
klasse der bourgeoisie te voeren, ten einde haar de staatsmacht
te ontnemenquot; als om zich te organiseren in vakverenigingen
in de strijd tegen de ondernemers. „Aangezien het den prole-
tariërs thans nog niet mogelijk is de machtsmiddelen in den
staat in handen te nemen, moeten de arbeiders de politieke
rechten veroveren en deze gebruiken om invloed te krijgen op
de wetgeving, zoowel voor onmiddellijke hervorming, als om
de revolutie van het economische stelsel te bespoedigen.quot;
Na deze „verklaring van onmacht,quot; zoals Recht voor Allen^
de inleiding kwalificeerde, volgde dan een reeks politieke en
sociale eisen, die volgens hetzelfde blad, „volkomen onder-
schreven worden door elke radicaal.quot;®
In Juni was de Amsterdamse vereniging geheel strijdvaar- •
dig, maar ook hier waren de krachten niet voldoende voor veel
actie naar buiten. Eén maal slechts werd een openbare ver-
1nbsp;Handelsblad, 26-s-'94.
2nbsp;Het Handelsblad vermeldt afzonderlijk, dat Gerhard niet aanwezig was.
^ Aantekening van Van der Goes op het program. Arch. G.
Recht voor Allen, i2-6-'94.
® Dit oordeel is wellicht erg ,.radicaalquot;, als men bedenkt, dat naast alge-
meen, direct, geheim kiesrecht voor alle meerderjarige mannen en vrouwen,
o.a. gevraagd werd: afschaffing van de Eerste Kamer en van het Koningschap,
leerplicht tot 14 jaar, en vaststelling van de 8-urige werkdag {Handels-
blad, 26-s-'94).
gadering belegd, waarin Schaper als spreker optrad. De ver-
gadering was slecht bezocht en er viel niet veel bijzonders
voor, naar Loopuit later uitdrukkelijk vermeldt.^
De gehele opzet van de Amsterdamse organisatie wijst er
op, dat men ook hier meer bedoelde dan alleen plaatselijk
optreden. In Mei was er al dadelijk namens de voorlopige
commissie iemand aangewezen om in het sociaal-democratisch
comité voor de meeting te Deventer zitting te nemen.® Het
ligt voor de hand, dat ook op de Zwolse vergadering van 26
Augustus 1894 de Amsterdamse vereniging haar vertegen-
woordiger had.
Ook in Amersfoort, Warga en Baarderadeel blijken zich in
het eerste halfjaar van 1894 sociaal-democratische organisaties
te hebben gevormd.®^Daarnaast was er één afdeling van de
S.D.B., die zich in haar geheel afscheidde, om direct mede te
werken aan de totstandkoming van een nieuwe landelijke
sociaal-democratische organisatie. Dat was de afdeling Maas-
tricht, waarin Van Kol, Pieters en Vliegen op de voorgrond
traden. Dat deze afdeling op parlementair standpunt stond,
was gebleken uit het Maastrichtse voorstel op het congres te
Groningen ten gunste van het deelnemen aan de verkiezingen.
De aanneming van het voorstel-Hoogezand-Sappemeer viel
Vliegen „eenigszins koud op het lijf;quot;* hij hoopte nog steeds
een scheuring te kunnen voorkomen. Als dan echter het be-
sluit bij referendum bekrachtigd is, duurt het niet lang, of
ook Vliegen begint de toestand onhoudbaar te achten. Weldra
1 Na tien jaar, p. 78. Erg rustig was de vergadering toch niet. DeN.R. Ct.
noemde ze zelfs „zeer woeligquot; en schreef, dat de spreker herhaalde malen,
als hij de richting Domela Nieuwenhuis als onjuist verwierp, in de rede werd
gevallen en lawaai en gefluit hem dan beletten voort te gaan. {N. R. Ct.,
14-8-'94). De eerste openbare vergadering van de S.D.A.P. in Amsterdam
zou echter nog veel minder rustig verlopen. Zie hierna, p. 184.
^ Na tien jaar, p. 131. Overigens liet de samenwerking tussen deze ver-
tegenwoordiger, H. Polak, en de rest van het comité te Deventer te wensen
over. De Baanbreker vermeldt tenminste, dat de motie in Deventer werd aan-
genomen, nadat de afgevaardigde der internationale sociaal-democratische
vereniging te Amsterdam zich uit het comité had teruggetrokken. {De Baan-
breker, i9-s-'94).
' De Baanbreker, 3i-3-'94. Vliegen, Onze Kracht, I, p. 27.
* Na tien jaar, p. 151.
-ocr page 161-neemt hij een actief aandeel in de voorbereidende werkzaam-
heden voor het oprichten van een nieuwe partij. Waarschijnlijk
vooral onder zijn invloed verklaarde de afdeling Maastricht
van de S.D.B. te staan en te willen blijven staan op het stand- '
punt der internationale sociaaldemocratie. Daar zij de door de
S.D.B. gevolgde taktiek verderfelijk achtte, oordeelde zij het
niet langer verantwoord, met deze bond samen te werken en
besloot zich af te scheiden en mede te werken tot de oprich-
ting van een nieuwe sociaal-democratische partij. Een afge-
vaardigde werd daartoe gezonden naar de constituerende ver-
gadering te Zwolle op 26 Augustus.^ Zo had dus ook Maas-
tricht zijn uitgesproken parlementaire, sociaal-democratische
organisatie, nog voor de S.D.A.P. tot stand was gekomen.^
Van een enkele plaats weten we, dat er mislukte pogingen zijn
gedaan om na het Groningse congres een onafhankelijke
sociaal-democratische partij op te richten. In de huishoude-
lijke vergadering van de afdeling Gorredijk van de S.D.B. op
I Juli 1894 worden de konsekwenties van de motie-Hooge-
zand-Sappemeer uitvoerig besproken. Men betreurt in het
algemeen het gevallen besluit. Dr. Vitus Bruinsma wijst er
op, dat de afdeling tegen heeft gestemd en wel aan verkiezin-
gen mededoet. Van Zinderen Bakker concludeert daaruit, dat
de afdeling Gorredijk dus niet voldoet aan de congresbesluiten
en daarom beter doet, zich af te scheidden. Hij wil van de af-
deling een vrije vereniging maken. Men besluit over deze
kwestie een afzonderlijke huishoudelijke vergadering te be-
leggen, die enige weken later plaats vindt. Opnieuw betogen
Vitus Bruinsma en Van Zinderen Bakker de wenselijkheid van
het stichten ener onafhankelijke vereniging. De laatste meent,
dat men als lid van de gemeenteraad toch eigenlijk niet langer
lid van de S.D.B. kan blijven. Hoewel de meeste andere leden
evenzeer tegen de motie-Hoogezand-Sappemeer zijn, menen
^ Idem, p. 153 vlg. Vgl. Recht voor Allen, 2s/26-8-'94.
^ Eén afdeling van de S.D.B., n.1. St. Anna Parochie, scheidde zich af uit
anarchistischenbsp;Recht voor allen, 6/7-3-'94. Vgl. voor de anar-
chistische gezindheid van dit deel van Friesland, E. van Hinte, Geografie van
Harlingen.
zij toch, dat men moet wachten, tot deze kwestie op het vol-
gend congres opnieuw behandeld is. Als het voorstel, om zich
af te scheiden, ten slotte in stemming wordt gebracht, wordt
het met 12 tegen 4 stemmen verworpen. Voor drie van de
vier voorstemmers, nl. Vitus Bruinsma, Van Zinderen Bakker
en Mejuffrouw Van Uildriks, is dit aanleiding onmiddellijk voor
het lidmaatschap van de S.D.B. te bedanken.^ Tot een zelf-
standige sociaal-democratische organisatie komt het hier echter
niet. Ook in de afdeling Groningen schijnt er een stroming
te zijn geweest om zich van de S.D.B. af te scheiden. Een in-
zender in Recht voor Allen spoort de leden aan te wachten
tot het volgend congres, bij welk advies de redactie zich aan-
sluit. ^ Van een afscheiding is niets gekomen. De gezindheid
van de Groningse afdeling blijkt uit een besluit, dat ze „met
geringe meerderheidquot; nam, om Troelstra, Van Kol en andere
parlementaire sociaal-democraten niet meer als spreker uit
te nodigen. Dit besluit was voor Schaper aanleiding om als
voorzitter der afdeling te bedanken.®
Een ernstige poging om de parlementaire socialisten uit
verschillende plaatsen door een gemeenschappelijke actie tot
landelijke samenwerking te brengen, ging allereerst uit van
Troelstra. Wel had hij overleg gepleegd met Van Kol, om in
de loop van 1894 „een meeting inzake het kiesrecht te beleg-
gen en deze dienstbaar te maken aan de vorming eener
nieuwe partij.quot;* De gehele voorbereiding en organisatie ech-
ter werd ondernomen door Troelstra en zijn intiemere mede-
werkers, Dirk Troelstra, Van der Wallen en Kenther. Terwijl
Troelstra in De Sociaal-Demokraat van 18 April de mogelijk-
heid varteen landelijke demonstratie, uitgaande van de sociaal-
democratische kiesverenigingen, uiteenzette, bezocht zijn
broer Dirk hiertoe tal van geestverwanten in het land. Het
resultaat was allereerst de publicatie van een groot manifest
1nbsp;Notulen afdeling Gorredijk van de S.D.B. (Internationaal Instituut voor
Sociale Geschiedenis, Amsterdam).
2nbsp;Recht voor Allen, ig/zo-^-'g^.
® De Arnhemsche Courant, 2i-8-'94.
^ Na tien jaar, p. 129.
-ocr page 163-in De Baanbreker en tal van andere bladen op 5 Mei 1894.^
Het richtte zich tot hen, die het kiesrecht „als een noodig en
nuttig wapen in den klassenstrijd beschouwen.quot; Namens de
sociaal-democratische verenigingen te Utrecht, Franeker en
Arnhem, de Rotterdamse Kiesvereniging De Unie, de Zwolse
afdeling van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht en
enkele particulieren werden sympathiserenden opgeroepen
naar de „Groote Nationale Protestmeeting te Deventer.quot;
Het protest moest gericht zijn tegen het conservatisme, dat
aanneming van het kieswet-ontwerp-Tak van Poortvliet on-
mogelijk had gemaakt. Men wilde de meeting niaken „tot
een grootsche betooging der verdrukten, tot een waarschu-
wing voor de verdrukkers, tot eene opwekking voor de strij-
ders in de gelederen van het proletariaat.quot;
De gehele gang van zaken schijnt de andere parlementairen
wat geprikkeld te hebben. Dat bleek al enigszins uit een on-
middellijk voor de meeting gepubliceerd berichtje in De
Baanbreker, dat J. A. Fortuyn niet had medegewerkt aan de
samenstelling van het manifest en dat zijn naam per abuis
en zonder zijn voorkennis daaronder was geplaatst.quot; Zelfs ^
Van Kol, die met het plan overigens wel accoord gaat, is van
oordeel, dat Troelstra, „wat de meeting Deventer betreft, de
boel geforceerd en daardoor een deel bedorvenquot; heeft. „Wij
gingen goed vooruit,quot; schrijft hij aan Troelstra, „en hebt gij
(sic!) door uw doordrijven weer enkelen afgestooten, b.v.
Vliegen en wellicht Schaper.quot;® Indien enigszins mogelijk,
wil hij de bijeenkomst uitstellen. Het is beter, meent hij, „later
een goed geslaagde en ernstig voorbereide, dan nu eene mis-
lukte en kunstmatige meeting!quot; Later „zal wellicht Bond
Kiesr. enz. medewerken, evenals de Volkspartij. Als Schaper
óók niet komt, zou doorzetten kortweg belachelijk worden.
Wil dit alles tijdig overwegen en vooraf beraden,quot; vermaant hij
van Brussel uit. Uitstel was echter na de publicatie van het
^ De Baanbreker, 5-5-'94. Het manifest is geheel afgedrukt in Na tien jaar,
p. 129 vlgg.
' De Baanbreker, i2-5-'94.
* Van Kol aan Troelstra, 7-s-'94. Arch- T.
-ocr page 164-manifest en minder dan een week voor de aangekondigde dag
wel zeer bezwaarlijk. De meeting ging dan ook door, ondanks
de waarschuwing van Van Kol en ondanks Recht voor Allen,
dat het een verblijdend verschijnsel achtte, dat geen afdelingen
van de S.D.B. aan deze betoging medewerkten; het blad
meende „dat socialisten zich door niets moeten laten af-
leiden in den strijd tegen het eigendom.quot;^ De meeting ging
door, ook ondanks de „tegenwerkingquot; van Vliegen, Schaper
e.a. Noch Van Kol, noch Schaper traden als spreker op, hoe-
wel ze aanvankelijk de uitnodiging wel hadden aangenomen.
Van Kol „had met Vliegen gesproken en die had hem overge-
haald zich afzijdig te houden,quot; schrijft Troelstra later.®
Het niet optreden van Schaper verklaarde Troelstra in De
Baanbreker zo, dat Schaper zich bereid had verklaard, in de
verwachting, dat de meeting op Maandag zou zijn; „nu zij
Zondag plaats heeft, is hij door zeer wettige redenen verhin-
derd te komen.quot;® AlsTroelstra later schrijft, dat de bezwaren
tegen hem „bij Vliegen en Schaper nog niet geheel verdwenen
(waren) en zij op dat oogenblik nog niet bereid (waren) tot
een daad, die rechtstreeks tegen den ouden Bond was gericht,quot;*
is hij waarschijnlijk dichter bij de waarheid. Men krijgt de
indruk, dat juist de „arbeiderspropagandistenquot; het niet aan-
genaam vonden, dat deze nationale meeting uitging van iemand
als Troelstra. Sterk was bij hen het bewustzijn, dat zij zèlf
de zaak eigenlijk wel in orde konden brengen.
Aan de vooravond van de meeting zette Troelstra in zijn
blad nog eens uiteen, waarom de Bond van Algemeen Kies-
en Stemrecht en de Friese Volkspartij geen zitting hadden in
het Deventerse Comité. De bedoeling was de demonstratie te
doen uitgaan van sociaal-democraten. Troelstra verwacht nog
geen algemene deelneming; daarvoor ontbreekt de organi-
satie, „noodig om overal personen en lichamen te hebben, die
1nbsp;Recht voor Allen, s/6-5-'94-
2nbsp;Troelstra, Groei, p. 119 vlg.
' De Baanbreker, i3-S-'94-
^ Troelstra, Groei, p. 120.
-ocr page 165-de arbeiders uit hun omgeving van het nut dezer meeting
doordringen.quot; Velen, die er in den geest bij horen, zullen zich,
volgens Troelstra, door allerlei persoonlijke redenen, o.a.
vrees voor critiek van Recht voor Allen en van de S.D.B.,
van de daad laten weerhouden. Bovendien heeft de taktiek
van Recht voor Allen en van de S.D.B. velen zo afkerig ge-
maakt van al wat zich sociaal-democraat noemt, dat een op-
roep van sociaal-democraten bij hen geen ingang vindt.
Alleen een flink georganiseerd optreden van sociaal-demo-
craten, die met deze sleur wensen te breken, kan redding
brengen, schrijft Troelstra.^
De meeting zelf, op 13 Mei, slaagde behoorlijk. Bijna
veertig verenigingen uit ongeveer twintig plaatsen waren met
vaandels present. Tal van andere verenigingen hadden zich
laten vertegenwoordigen en meer dan dertig organisaties had-
den een brief of telegram van instemming gezonden. In totaal
luisterden ruim drie duizend bezoekers naar de redevoeringen
van Helsdingen, Loopuit, Spiekman en Troelstra. Met genoe-
gen constateerde De Baanbreker, dat de oproep van het sociaal-
democratisch comité in Friesland algemene, in Groningen,
Overijsel en Gelderland grote instemming had ondervonden.
Amsterdam had echter zo goed als niet aan de meeting deel-
genomen.quot; Aan het slot van de betoging werd een motie aan-
genomen, waarbij de arbeiders van Nederland werden opge-
roepen zich krachtig te organiseren, om het kiesrecht te ver-
overen en het dan in hun eigen voordeel te gebruiken.
Van Kol was over de afloop niet ontevreden. „Meeting
Deventer goed geslaagd,quot; schrijft hij aan Troelstra, „dat moet
de eerste stap zijn op den nieuwen weg.quot;® Vliegen is, ook vele
jaren later, nog weinig enthousiast over de betoging te Deventer.
Het doel was, schrijft hij dan, de mannen bijeen te brengen,
die de aangewezen personen waren om het initiatief te nemen
tot het oprichten van een nieuwe partij. „Dit mislukte, want
^ De Baanbreker, i2-5-'94.
^ De Baanbreker, i9-5-'94.
' Van Kol aan Troelstra, i6-5-'94. Arch. T.
-ocr page 166-de meeste van die mannen ontbraken en wel juist de arbeiders-
propagandisten, doch ook Van Kol.''^
Ondanks de uiteenlopende waardering kan men consta-
teren, dat er, met het oog op het stichten van een nieuwe
sociaal-democratische partij, toch wel iets bereikt was. Het
was de eerste maal dat de parlementairen tot een landelijke
demonstratie waren gekomen; het was hun „eerste daad,quot;
zoals Recht voor Allen opmerkte. ^ Om een vaste band tussen
de comité-leden te leggen werd verder een correspondentie-
adres gekozen, waartoe ieder zich kon wenden, die wilde mede-
werken aan de totstandkoming ener nieuwe sociaal-democra-
tische organisatie.® De kans op blijvend contact en nauwer
samenwerking tussen de parlementairen werd hierdoor in
elk geval groter.
3. NIEUWE VRIENDEN EN OUDE MOEILIJKHEDEN
Ondanks de groeiende samenwerking tussen de parlemen-
taire socialisten, waren er in de eerste helft van 1894 toch
nog heel wat onderlinge tegenstellingen en gevoeligheden.
Allereerst was er de spanning tussen „arbeidersquot; en „herenquot;,
door Recht voor Allen vaak krachtig aangewakkerd. Het is
volkomen begrijpelijk, dat de arbeiders en de uit hun midden
voortgekomen propagandisten als Schaper en Vliegen rfiet
een zeker wantrouwen stonden tegenover de enkelingen, die
uit het burgerlijke kamp overkwamen en in de arbeiders-
beweging op korte termijn een leidende functie of een bestaan
trachtten te verwerven. Ook zonder de invloed van Recht
voor Allen en Domela Nieuwenhuis zou men in arbeiders-
kringen wel op zijn hoede, geweest zijn tegenover deze „he-
renquot;. Men komt uit zo'n geheel ander milieu, met soms zulke
totaal andere gedachten en eisen, dat het vaak moeilijk is
^ Vliegen, Dageraad, II, p. 484-
' Vgl. Troelstra, Groei, p. 120.
® Correspondent werd de reeds genoemde Israël uit Amhem; vgl. hier-
vóór p. 140.
elkaar en eikaars motieven te begrijpen. De poging van Dome-
la Nieuwenhuis, om Troelstra in de arbeiderswereld onmoge-
lijk te maken door hem „in zijn ware gedaante aan 't publiek
te doen kennenquot;, had weinig succes.^ Toch is het optreden
van Troelstra, dat Domela Nieuwenhuis hierbij op het oog
had, nl. om zich „geheel in dienst te stellen van het socia-
lismequot; als hij „zich een bestaan -)- jaarlijks nog ƒ looo.— voor
rente, aflossing en levensverzekeringspremie gewaarborgd
ziet,quot; 2 ongetwijfeld door heel veel arbeiders niet begrepen
en zeker weinig gewaardeerd. Zelfs klinkt bij Vliegen de ver-
ontwaardiging nog enigszins na, als hij in 1902 in zijn Dageraad
de figuur van Troelstra behandelt. Hoewel hij de manier van
aanpakken van Domela Nieuwenhuis onjuist acht, vindt hij,
dat er in Troelstra's optreden toch ook wel wat verkeerds zat.
Het kwaad zat hierin, schrijft hij dan, „dat een jong bourgeois,
pas sociaaldemokraat, dadelijk de pretentie had in de partij
op een dergelijke officiersplaats te worden gezet en dat hij
eigenlijk als een voorwaarde tot zijn openlijke verklaring ten
gunste der sociaaldemokratie, aanspraak meende te mogen
maken op bestaansmiddelen. Stelt men zich daarbij voor, hoe
arbeiderspropagandisten jarenlang worstelen moesten, voor-
dat ze bekwaam genoeg werden geacht om een blaadje te
redigeeren of een rede te houden, en hoe absoluut niemand er
zich om bekommerde of die propagandisten middelen van
bestaan hadden of niet, dan springt het in 't oog hoe verschil-
lend de pretenties waren die zo'n jong bourgeois meende te
mogen hebben in vergelijking met die van een arbeider.quot;®
Dit nam, volgens Vliegen, velen van die arbeiderspropagan-
disten tegen Troelstra in. Dat dit bij hem zelf ook het geval
was, valt niet te betwijfelen. Hij stond in die tijd — eind 1891,
begin 1892 — ook nog geheel aan de kant van Domela Nieu-
wenhuis. Langzamerhand werd het hem echter duidelijk, dat
hij het toch eigenlijk met Domela Nieuwenhuis en de door
^ Vgl. hiervóór p. 70.
2 Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist, p. 259.
» Vliegen, a. w., II, p. 435 vlg.
-ocr page 168-deze verdedigde taktiek, niét eens was en dat de parlemen-
taire weg, door Troelstra aanbevolen, ook de zijne was. Maar
zich van Nieuwenhuis afwenden en bij Troelstra aansluiten,
scheen hem lange tijd onjuist en onmogelijk. Eerst op het
congres te Zürich voelde hij, dat het tussen Domela Nieuwen-
huis en hem mis zou kunnen lopen, ondanks het feit, dat de
persoonlijke verhouding tussen hen beiden toen „juist op haar
allerbeste wasquot; en hij met Nieuwenhuis tegenover de meerder-
heid stond. Hij ergerde zich aan Nieuwenhuis' houding op
het anarchistische tegen-congres en voelde, dat hij zelf daar
niet thuis hoorde. Terwijl Nieuwenhuis en Cornelissen dit
anarchistisch congres trouw bijwoonden, bleef Vliegen na de
eerste zitting weg. Daar werd het hem klaar bewust: aan ver-
werping der politieke actie zal hij niet meedoen! Hij gaf aan
Cornelissen toe, dat hij „toch eigenlijk een parlementair was,
in elk geval het meer met Van Kol eens was dan met Nieuwen-
huis.quot; En al wilde hij nog niet naast Van Kol staan, omdat
die naar zijn mening verdeeldheid in de partij bracht, hij zag
nu toch de klove, die er gaapte tussen de inzichten van Domela
Nieuwenhuis en van hemzelf. Als dan, na Groningen, de
scheuring zich steeds duidelijker doorzet, kost de toenadering
tot het clubje „herenquot; hem toch nog veel moeite. We zagen
al, dat hij afwijzend stond tegenover de Deventerse meeting
en dat „onder het klubje voorgangers der sociaal-demokratie
nog niet alles in 't reine was.quot;^
Dat de waardering voor Troelstra en zijn naaste vrienden
bij de arbeiderspropagandisten nog in de zomer van 1894
niet overmatig groot is, blijkt o.m. uit een brief van Fortuyn
aan Schaper, waarin hij zegt, dat Troelstra en Van Kol hem
ongeschikt voorkomen. ,,Ik zal hun dat ook zeggen,quot; schrijft
hij; „zij zijn beide „rarequot; kerels, T. is 'n onbegrijpelijk wezen;
bovendien geloof ik, dat i 'n Czaar is; en v. Kol is 'n grieven-
verzamelaar en met zich zelf in tegenspraak; 'n goede agitator,
'n slechte organisator. Wij moeten met „onbesprokenquot; lui'
^ Vliegen, Dageraad II, p. 484.
-ocr page 169-voor den dag komen, zooveel mogelijk althans.Tot die
„onbesprokenquot; lui rekent hij blijkbaar Troelstra en Van Kol
niet. Toch heeft hij zijn bezwaren tegen deze „rare kerelsquot;
weldra niet al te zwaar laten wegen, terwille van een com-
promis. En als Schaper bezwaren maakt tegen samenwerken
met Poutsma, geeft hij hem de wijze raad ,,bij deze overeen-
komst de strijdbijltjes te begraven, dat doet men bij elk
compromis.quot;quot;
Ook De Levita is, nog in Juni 1894, weinig enthousiast
over Van Kol en Troelstra, speciaal naar aanleiding van hun
houding in de Panama-kwestie. Terwijl hij echter van Van
Kol aanneemt, dat deze het met het socialisme eerlijk meent,
kwalificeert hij Troelstra als een opzettelijk leugenaar, wiens
drijfveer „niet óók, maar alléén persoonlijke eerzuchtquot; is.®
Typerend voor de onderlinge verhouding tussen arbeiders
en heren is een brief van Schaper aan Van derjGoes, geschre-
ven nog geen maand vóór de oprichting der S.D.A.P.* Het
is echt Schaper, die openlijk en scherp zijn mening zegt. Hij
wijst er op, hoe niets hem meer kwalijk genomen wordt, dan
dat hij gemene zaak maakt met Van der Goes en Polak.
Het kost hem offers, om in gezelschap van al de „Panamistenquot;®
samen te werken in De Sociaal-Demokraat, het blad, dat in
April 1894 onder redactie van Van Kol verscheen en een band
bedoelde te zijn tussen alle parlementairen. Veel vriend-
schapsbanden heeft hij moeten verbreken. Dan waarschuwt
hij Van der Goes, dat hij lang niet in alle opzichten zijn geest-
verwant is. „Bovendien,quot; schrijft hij, „bezit ge mijns inziens
allures die ik niet delen kan.quot; En dan komt de oude tegen-
stelling: „Ook onderscheidt zich, vind ik, ons streven in dat
van een arbeider en dat van een „heerquot;. Het mag kleingeestig
1 Fortuyn aan Schaper, aangehaald bij Schaper, a. to., I, p. i8i.
i» t.a.p.
' De Nieuwe Tijd, io-6-'94.
^ Schaper aan Van der Goes, 22-7-'94. Arch. G.
® Men denke aan de vroeger vermelde opmerking van Schaper op het
Groningse congres, waar hij sprak over ,,vuilakken als Van der Goes,quot; waar-
tegen een redacteur zich moest kunnen verdedigen. Zie hiervóór p. 123.
schijnen, maar ik vind het.quot; Als van der Goes soms mocht
menen, dat Schaper eerst nog meer veranderen moet, „dan
moet de kombinatie nog wat wachten. De tijd voor fusie is
dan zeker nog niet rijp.quot; Nog duidelijker spreekt zijn gevoel
van zelfbewust-arbeider, als hij even verder schrijft: „Wij
(Vliegen, Helsdingen, Fortuyn e.a.) zouden best een zelf-
standige S.D. partij kunnen oprichten. Door u nog meer in
den hoek te drukken, zouden wij veel opgang kunnen maken.quot;
Hij voelt er niets voor, dat Van der Goes de leiding zal krijgen
van De Sociaal-Demokraat. „Er in toestemmen dat ge weer de
hoofdredaktie krijgt, dat zal ik niet,quot; zegt hij rondweg. Als
Van Kol, als oudste lid der partij, het niet wil, „dan geloof ik,
dat Vliegen de aangewezen persoon zou zijn.quot; Typisch volgt
er dan: „Het blad behoeft er overigens niet knapper uit te
zien, dan een knap, ontwikkeld werkman als Vliegen is. We
zijn een arbeiderspartij.quot;^
Zo zien wij Schaper, Vliegen en enkelen met hen geleidelijk
naderen tot de andere parlementairen als Van der Goes en
Troelstra. De breuk met de S.D.B. is voor de arbeiders-
propagandisten moeilijker dan voor de anderen. De S.D.B.
was immers jarenlang hun bond, mede door hun arbeid
groot geworden. Zou bovendien een socialistische organisatie
zonder Nieuwenhuis mogelijk zijn? Wanneer dan de nood-
zakelijkheid van een scheuring steeds duidelijker wordt, heb-
ben zij er werkelijk een ogenblik over gedacht zèlf, dat wil
zeggen, zonder medewerking van de „herenquot;, een nieuwe
partij te stichten. Dat blijkt o.a. uit een brief van Helsdingen
aan Schaper,^ waarin hij o.m. zegt, dat Vliegen ook van plan is
uit de S.D.B. te treden, „zodra de gelegenheid zich biedt.
Hij vraagt of wij met Fortuyn en v.d. Veer ons niet aan het
hoofd eener meer vrijzinnige partij moeten plaatsen. Schrijf
mij je gedachten eens.quot; Van dit plan is niets gekomen. Nood-
1nbsp;Iets van een dergelijke stetruning vindt men ook later in Schapers gedenk-
schriften nog terug, als hij enigszins schamper spreekt over de Universiteits-
lezingen der pas opgerichte S.D.A.P. (Schaper, a. w., II, p. 32 vlg.).
2nbsp;Helsdingen aan Schaper, i7-4-'94- Afgedrukt bij Schaper, a. w., I, p. 180.
-ocr page 171-gedwongen, vol aarzeling en wantrouwen, versterkt door per-
soonlijke eigenschappen en gevoeligheden aan beide zijden,
komen de twee groepen van parlementairen tot aaneensluiting.
Heel wat innerlijke tegenzin moest nog overwonnen worden
voor hier van een hartelijke samenwerking sprake kon zijn.'^
Van geheel andere aard, maar vaak niet minder scherp,
waren de tegenstellingen tussen de „herenquot; onderling. Soms
waren ze het gevolg van verschil in inzicht, heel dikwijls
waren persoonlijke kwesties of karakterverschillen ook hier
oorzaak der moeilijkheden. Maar al te vaak vlogen de parle-
mentairen elkaar in de haren „op een manier, die wel wat al
te duidelijk (hun) herkomst uit „de oude bewegingquot; aan-
toonde,quot; zoals Troelstra later schreef. ^ Als men hun corres-
pondentie uit de jaren 1893-1894 leest, moet men erkennen,
dat ze elkaar wel zeer openhartig de waarheid hebben gezegd.
Enerzijds waren er de moeilijkheden tussen Troelstra en Van
der Goes, anderzijds die tussen Troelstra en Poutsma. Van
Kol stond in beide gevallen voornamelijk aan de kant van
Troelstra.
In Mei 1892 had Troelstra de medewerking van Van der
Goes verkregen voor De Sneeher Courant. Troelstra achtte
dit van groot belang. Van der Goes, die in 1891 een Nederland-
se vertaling verzorgde van het eerste deel van Marx' Das
Kapital, gold, ook in Troelstra's ogen, als dè Marxist uit die
dagen. Na de verandering der Sneeker Courant in De Nieuwe
Tijd, begin 1893, vormen Troelstra en Van der Goes samen
de redactie, waaraan in September van hetzelfde jaar H. Polak
als derde lid wordt toegevoegd. Weldra komt het tussen de
redacteuren tot onenigheid over tal van kwesties. Was Troel-
stra de man van de praktische politiek, de „organischequot;
^ ,,Er v/as bij onze soort lui eenige tegenzin tegen de „heren,quot; schrijft
Vliegen 10 jaar later; „liefst hadden we het oprichten eener nieuwe partij
zonder hen gedaan.quot; (Na tien jaar, p. 153). En in 1919 spreekt hij opnieuw van
het wantrouwen, dat bij Helsdingen, Schaper en hemzelf tegenover de
„herenquot; bestond, die toch „ook naar ons oordeel voor een groot deel de schuld
waren van de onder de arbeiders heerschende verdeeldheid.quot; {Gedenkboek
S.D.A.P., p. 72).
^ Na tien jaar, p. 121.
-ocr page 172-taktiek, zoals hij het zelf uitdrukt. Van der Goes was veel meer
de theoreticus, die, volgens Troelstra, ,,de leer boven de wer-
kelijkheid steldequot; en vooral een dogmatische taktiek verde-
digde.^ Daarnaast was het ook van betekenis, dat Troelstra,
lid van de S.D.B., zelfs nog na het Groningse congres hoopt
op handhaving van de eenheid in de S.D.B., terwijl Van der
Goes, de geroyeerde, met de Bond niets meer te maken heeft.
„Wat gaat.... ons-geneigden, en in 't algemeen het grote
socialistisch-gezinde publiek het Bondscongres aan, een onder-
onsje van een bepaalde club ?quot; vraagt hij in December 1893
aan Troelstra.®
De onderlinge samenwerking tussen de redacteuren laat
wel wat te wensen over. Troelstra voelt zich nog steeds de
eigenlijke leider van De Nieuwe Tijd en het hindert hem
buitengewoon, dat in zijn krant een andere toon gaat over-
heersen dan hij goed acht. Hij matigt zich het recht aan, in de
copie van zijn mederedacteuren wijzigingen aan te brengen.
„Uit een groote nonchalancequot; heeft Van der Goes dat af en
toe toegelaten. Maar als dan bij Troelstra's afwezigheid de
administrateur Kenther zich met de artikelen van Van der
Goes gaat bemoeien en over de wenselijkheid van plaatsing
met Troelstra gaat telegraferen, wordt het Van der Goes te
bar. Hij meent wel zoveel in en voor het socialisme te hebben
gewerkt, schrijft hij, dat hij het recht heeft, zonder bemoeiing
van anderen zijn mening te zeggen in getekende artikelen,
waarvoor hij alleen de verantwoordelijkheid draagt. Hij dreigt
zelfs met aftreden, indien het stuk in kwestie niet onmiddellijk
geplaatst wordt.®
Telkens blijkt ook, dat de wederkerige waardering in het
laatst van 1893 nog niet bijster groot is. Troelstra's aankondi-
ging, dat hij niet meer met Recht voor Allen over de taktiek
wil polemiseren, acht Van der Goes ,,hoogst tactloosquot;. En
als deze er naar streeft, de gehele leiding van De Nieuwe Tijd
^ Troelstra, Groei, p. 117.
^ Van der Goes aan Troelstra, 2-i2-'g3. Arch. T.
' Van der Goes aan Troelstra, 30-i0-'93. Arch. T.
-ocr page 173-aan zich te trekken, oordeelt Troelstra heel vriendelijk: „Dat
is iets, waarvoor je volgens het oordeel van alle menschen,
die ik er nog over hoorde, volgens al je mij bekende vrienden,
totaal ongeschikt bent.''^ Och, reageert Van der Goes on-
middellijk, „wat anderen over mijn geschiktheid denken om
de taktiek van de N. T. te leiden, doet weinig ter zake. Hier
is het van belang wat wijquot; denken van jouw geschiktheid. Wij
achten die niet in die mate aanwezig, dat we de N. T. met ge-
rustheid aan je taktische inzichten toevertrouwen.quot;® En
minzaam vervolgt hij dan: „Je zult wel niet verlangen, dat ik
hier een verhandeling schrijf over den mensch en den politicus
Troelstra, om deze opinie te verdedigen.quot; Hij verwijt Troel-
stra dan demagogische zwakheden en een coquetteren met
Domela Nieuwenhuis. „De taktische leiding vordert althans
eenige vastheid en continuïteit van denkbeelden en gedra-
gingen,quot; vervolgt hij met lichte spot. Hij vindt het belachelijk,
dat iemand met nog zoveel wilde haren, redacteur van een
ander blad, en uit een andere plaats,* de hoofdredactie van
De Nieuwe Tijd in handen wil nemen. Men kan van twee
dingen één doen, meent Van der Goes: „of trachten te schrij-
ven voor onontwikkelde,quot;nog ongeorganiseerde arbeiders,
leven brengen in een doode plaats en streek — of bevmst en
precies partij kiezen in de twee socialistische richtingen. Hoe
komt men er bij dit allebei te willen doen.?quot; vraagt hij dan.
„Dat kan een burger-journalist, maar geen vernuftig sociaal-
demokraat willen,quot; spot hij verder. „Niet graag zou ik publiek
mijn meening over een dergelijk plan bekend maken.quot;
We zagen hiervóór reeds, hoe Troelstra en Van der Goes
ook geheel verschillend dachten over de konsekwenties van
de in Groningen gevallen beslissing. De denkbeelden door de
eerste in zijn brochure uiteengezet, worden door de laatste
volstrekt afgewezen. Zowel in De Nieuwe Tijd als in zijn brie-
ven aan Troelstra keert Van der Goes zich scherp tegen
^ Troelstra aan Van der Goes, 28-n-'93. Arch. G.
2 Bedoeld zijn Van der Goes en Polak.
' Van der Goes aan Troelstra, z-iz-'gs- Arch. T.
^ Troelstra is inmiddels naar Utrecht verhuisd.
-ocr page 174-Troelstra's plannen, die hij zelfs onoprecht noemt en als
zwaar geleuterquot; kwalificeert.^
Nog in Mei en Juni van het jaar 1894 is de Panama-kwestie
aanleiding, dat de parlementaire woordvoerders op met al te
vriendschappelijke wijze met elkaar polemiseren. Evenals Ue
Levita, toornt Van der Goes tegen Van Kol en Troelstra over
de weinig fiere houding, die zij zijns inziens zowel te Gronin-
gen als daarna in de pers ten opzichte van deze kwestie hebben
ingenomen. Wel is hij overtuigd, dat ze „geen direct slechte
beweegredenen hebben gehad, maar het heeft hun m dit ge-
val aan zedelijke moed ontbroken.® En als Troelstra dan m
een volgend nummer zijn houding tracht te rechtvaardigen
en daarbij vooral het „kwajongensachtig optreden van De
Levita critiseert, „wiens verwaandheid de aanleiding tot dit
gekkenwerk was,quot;® concludeert Van der Goes, dat Troelstra
helaas „zijn dubbelzinnige politiekquot; voortzet.* Eensgezmd-
heid en wederzijdse waardering lieten nog steeds te wensen
over.
Een kwestie, die ongunstige invloed op de onderlinge samen-
werking der parlementairen uitoefende, houdt verband met
de tragische ontwikkeling van de verhouding tussen Troelstra
en Poutsma. Zij waren in 1892 zeer goede vrienden geworden.
De vergadering te Franeker, in Februari van dat jaar, maakte
Poutsma tot vereerder van Troelstra. Door De Smeker
Courant kwamen ze in voortdurend contact met elkaar. Een
zéér groot aantal brieven uit de jaren 1892 en 1893 van Pouts-
ma aan Troelstra getuigt van de vriendschap, de bewondermg
en het vertrouwen van de Sneker uitgever tegenover de jonge
advocaat.® De brieven, vooral die in de gevangenis geschreven,
ziin gewoonlijk uitvoerig en nog al opgeschroefd. Troelstra
zelf schrijft later, dat Poutsma hem had „overstelpt met over-
X Troelstra, Groei, p. ii6. Vgl. Nieuwenhuis, Van Christen tot Anarchist,
p. 281.
2 De Nieuwe Tijd, ig-Squot; 94.
® Idem, 2-6-'94.
' De brieven in Arch. T. Vgl. Troelstra, Groei, p. 67.
-ocr page 175-dreven uitingen van vriendschap en bewondering, die gansch
niet bij het Friesche karakter pasten.quot;^ Van zijn kant behar-
tigde hij Poutsma's belangen tijdens diens gevangenschap,
verdedigde hem voor de rechtbank, schreef een brochure over
hem, 2 organiseerde protestvergaderingen, ijverde voor gratie
en trachtte onder de hand het aantal abonnees op De Nieuwe
Tijd uit te breiden. Zijn illusie was daarbij, naar hij aan Van der
Goes schreef, Poutsma, als hij uit de gevangenis kwam, een blad
met veel abonnees in handen te kunnen geven.® Nu bleek later,
dat de zakelijke leiding van De Nieuwe Tï/W tijdens Poutsma's
gevangenschap veel te wensen had overgelaten. Troelstra
erkent tegenover Van der Goes in deze zijn onkunde en ge-
deeltelijk zijn schuld. Daar komt bij, dat Poutsma, door een
niet betaalde premie, zijn rechten op een levensverzekering
verloren zag gaan en dit, waarschijnlijk geheel ten onrechte,
aan Troelstra weet. Een en ander leidde er toe, dat hij, na het
verkrijgen van gratie en na zijn terugkeer in de maatschappij,
weldra een koele, wantrouwende houding tegenover Troelstra
aannam. Het kwam al spoedig tot een uiterst gespannen ver-
houding tussen de beide vroegere vrienden en samenwerking
bleek welhaast niet meer mogelijk. „De toestand tusschen den
uitgever van De Nieuwe Tijd en mij is onhoudbaar,quot; schrijft
Troelstra aan Van der Goes en hij beklaagt zich over de laster,
die Poutsma over hem rondstrooit.* Hij kan ,,een dergelijke
gewetenlooze manier van doenquot; niet langer dulden; elk con-
tact, elke relatie met deze man is hem een gruwel. „Ik ben in
dit opzicht tegenover Poutsma overgevoelig,quot; bekent hij een
paar dagen later aan Van der Goes.® Hij kan daarom niet
langer in enige betrekking staan tot De Nieuwe Tijd, hij zou er
zelfs geen correspondent van kunnen zijn; „het blad is nu
een der donkere punten in mijn leven,quot; klinkt het somber.
1 Troelstra, Groei, t.a.p.
^ Moderne ketters.
® Troelstra aan Van der Goes, 24-ii-'93. Arch. T.
* Troelstra aan Van der Goes, 4-11-'93. Arch. T.
® Troelstra aan Van der Goes, 8-ii-'93. Arch. T.
En enige weken later roept hij wanhopig uit: „Stel je voor,
dat ik nu met P. in één vertrek zou zitten. Dat feit alleen ware
voldoende, me totaal ongeschikt te maken voor intellectueele
arbeid.quot;! Poutsma van zijn kant heeft geen goed woord meer
voor zijn vriend van weleer, die hij nu als „een schurkquot; ^
beschouwt, als „een eerzuchtige, die niets ontziet om zijn doel
te bereiken, die het te doen is____om te leven als een rijkaard
van de gelden bijeengebracht door onze broeders en zusters.quot;®
Deze pijnlijke verhouding tussen Poutsma en Troelstra is
oorzaak dat de laatste zich inderdaad geheel uit De Nieuwe
terugtrekt. Daar komt bij, dat de beide mederedacteuren
Troelstra in deze niet gesteund hebben op de wijze, die hij
meende te mogen verwachten. Bedenkt men echter, dat de
redacteuren juist in deze maanden toch al over tal van kwesties
wrijving hadden, dan wordt het begrijpelijk, dat Van der Goes
en Polak niet veel lust gevoelden zich bijzonder in te spannen
om Troelstra voor De Nieuwe Tijd te behouden.
Eigenaardig is de plaats, die Van Kol bij al deze geschillen in-
neemt. Hoewel door positie en vermogen nu niet bepaald tot de
arbeiders behorende, weet hij toch het vertrouwen van Schaper
en Vliegen te winnen. * Dit maakt het hem mogelijk als bemidde-
laar op te treden bij hun moeilijkheden met de „herenquot;. En ook
bij de conflicten, die dezen onderling hebben, is Van Kol
vaak degene, die tot eenheid en samenwerking aanspoort.
Zijn verhouding tot Troelstra is in het algemeen goed, al
aarzelt hij niet hem zo nodig scherp zijn mening te zeggen.
„Gij zijt niet democratisch genoeg,quot; verwijt hij hem in 't
begin van 1894® en hij waarschuwt hem toch niet te veel
„haantje vóór te spelen.quot; Zijn critiek op Van der Goes was
1nbsp;Troelstra aan Van der Goes, 24-11-'93- Arch. T.
2nbsp;Vgl. de opmerkingen van Joh. Harttorff, geciteerd bij Nieuwenhuis, a.w.,
p. 276 vlgg. (noot).
3nbsp;Poutsma aan Van der Goes, i9-2-'94. Arch. G. Vgl. Troelstra, Groet,
p. 68 vlg.nbsp;j. j
* Van Kol behoorde „tot de soort socialistische kapitalisten, die door hun
partijgenooten niet gewantrouwd worden om hun beteren pecuniairen toe-
stand,quot; schreef Augur enige jaren later in zijn Parlementaire Schetsen. (Van
het Haagsche Binnenhof, p. 50).
5 Van Kol aan Troelstra, i9-i-'94. Arch. T. Vgl. ook hiervóór p. 147.
-ocr page 177-ook dikwijls niet mals. Nog in Juni 1894, als hij over de samen-
werking der parlementairen aan Troelstra schrijft, heet het:
„Wij winnen dus overal, maar v. d. G. bedierf veel.''^ En in
Juli nog jammert hij: „Het is een ramp, dat gij v. d. G. er
bij hebt gehaald, door zijn onhandigheden loopt alles in de
war.quot;quot; Van Kol was in het algemeen zeer teleurgesteld over
de onderlinge strubbelingen, eerst tussen de revolutionnairen
en de parlementairen, daarna tussen de laatsten onderling.'
Voortdurend wordt men in zijn brieven getroffen door
jammerklachten en uitingen van teleurstelling. „Al dat gezanik
staat mij zoo tegen, dat ik meermalen een „laat mij verder
met rustquot; uitte,quot; schrijft hij aan Troelstra. Telkens komt het
verlangen naar Indië, ver van de kleingeestige kibbelarij, bij
hem boven. ,,....de ervaring in het partijleven vervult
mij met zooveel walging, dat ik nu alleen denk over terugkeer
naar Java,quot; klaagt hij tot Van der Goes, in Mei 1894. Zeer
pijnlijk zijn de financiële ondervindingen, die Van Kol opdoet,
speciaal met Poutsma. Men krijgt de indruk, dat Van Kol
in het algemeen niet zuinig is geweest met financiële steun,
wanneer hij meende, dat het in het belang van de socialistische
beweging was. Bij Poutsma heeft hij op den duur echter het
gevoel, onbehoorlijk behandeld te zijn. Telkens leest men in
zijn correspondentie* over Poutsma's „onzakelijkheidquot;; ten-
slotte spreekt hij zelfs van „oplichterijquot; en van het geld, dat
Poutsma van hem „gestolenquot; heeft. Dat alles brengt bij Van
Kol een zekere moedeloosheid ten opzichte van het partij-
leven teweeg. Zijn vertrouwen is geschokt, zijn enthousiasme
gezakt. Zelfs een paar dagen voor de eerste bijeenkomst der
parlementairen te Utrecht, schrijft hij nog op pessimistische
toon aan Van der Goes: „Ja, al dat gehaspel moet een einde
' Van Kol aan Troelstra, 39-6-'94. Arch. T.
' Van Kol aan Troelstra, 35-7-'94. Arch. T.
® Zie hiervoor ook zijn brochure Mijn afscheid van den Soc. Dem. Bond,
p. 13 vlgg.
* O.a. in zijn brieven aan Polak, 20-2-'94; aan Polak en Poutsma, 23-2-'94,
aan Troelstra, i8-6-'94; alle Arch. T. In een brief aan Van der Goes, i6-5-'94.
Arch. G.
ri
-ocr page 178-nemen, gaarne wil ik daartoe medewerken — maar — de
lust is er niet.quot; Ook nu weer denkt hij er over zich uit het partij-
leven terug te trekken, omdat ,,al dat gescharrel (hem) walgt.quot;
Indien echter anderen, b.v. Vliegen, een of andere combinatie
willen uitdenken, dan zal hij dat volgaarne steunen, maar
„'t initiatief neem ik niet,quot; schrijft hij uitdrukkelijk, ,,daartoe
is mij de lust vergaan na al die vergeefsche pogingen om de
N. T. op zijn pooten te krijgen.
Zo was er dus wrijving en onderlinge strijd genoeg. Toch
werd het besef onder de parlementaire socialisten steeds leven-
diger, dat samenwerking geboden was, wilde men voor het
democratisch socialisme iets bereiken. Juist het feit, dat zij
gemeenschappelijk door Recht voor Allen werden aangevallen
en verdacht gemaakt, bracht hen tot elkaar en drong de weder-
zijdsche grieven en bezwaren op de achtergrond. De arbeiders-
propagandisten werden steeds meer overtuigd van de nood-
zakelijkheid van een breuk met Domela Nieuwenhuis en een
samengaan met hen, die het over de methode van werken eens
waren. Niet zonder invloed is het ongetwijfeld geweest, dat
Nieuwenhuis nu ook deze arbeiderspropagandisten op weinig
fraaie wijze trachtte verdacht te maken. Schaper heette om-
gekocht door Van Kol met ƒ loo.^— voor De Wachter. Ook
Vliegen was zogenaamd door Van Kol's geld bewerkt, terwijl
Helsdingen eveneens als slachtoffer van financiële knoeierijen
werd beschouwd. 2
We stonden ten slotte nu voor de vraag, schrijft Vliegen
later, wat te doen ? „Blijven scharrelen en kibbelen en debat-
teeren-zonder-end in den Bond, die ons verplichtte naar
buiten geen gebruik te maken van de naar ons oordeel beste
propagandamiddelen ? Of er royaal uit te gaan en ons een
nieuw onderdak te bereiden in een nieuwe partij ? De laatste
^ Van Kol aan Van der Goes, 3-7-'94. Arch. G.
® Ook in zijn gedenkschriften handhaaft Nieuwenhuis deze en dergelijke
beschuldigingen. Alleen voor Vliegen maakt hij daar een uitzondering, Van
Christen tot Anarchist, p. 269 vlg.
weg, de royaalste, werd tenslotte door allen aanvaard.
Ook Schaper kiest openlijk partij als hij in April 1894 in
De Sociaal-Demokraat zijn artikel Meedoen schrijft.® Kort
tevoren had hij in een uitvoerige beschouwing® in De Sociale
Gids onder de titel Verzoening of Scheiding.? de twee
stromingen in de socialistische beweging tegenover elkaar
gesteld en als zijn mening te kennen gegeven, dat het op den
duur tot splitsing moest komen. Dan schrijft hij echter nog,
dat hij voor zich, niet te spoedig zal „overgaan tot het tot stand
helpen brengen eener nieuwe organisatie over heel het land.quot;
Weldra echter is zijn toon veranderd en „met wellustquot; schrijft
hij in De Sociaal-Demokraat, het orgaan van Van Kol, zijn
artikeltje en dat des te liever „omdat daarvoor hoe langer
hoe meer moed begint te behooren.quot; Hij begint er „een eer
in te stellen, ook een weinig op te vangen van het slijk, dat
over het hoofd van u en de uwen* wordt uitgestort.quot;
Zij die, om welke reden dan ook, aan de verkiezingen willen
meedoen, worden in de S.D.B. slechts geduld, schrijft Scha-
per. Ze worden beschouwd als vreemden, als achterblijvers
en staan bloot aan hatelijke insinuaties. „Welnu,quot; roept hij
tot de redacteur, „waar men ons zóó de handschoen toewerpt
en waar men met zulke oneerlijke middelen andersdenkende
socialisten bestrijdt, daar kan het iemand goed doen, de ge-
legenheid te hebben — zoals ik hier — u openlijk de hand te
reiken.quot; Ook nu volgt de verklaring, dat hij het niet in alle
opzichten met Van Kol eens is en zich wellicht meer dan eens
tegenover hem zal moeten stellen. Maar uit het gehele stuk
spreekt duidelijk de wil tot samenwerking. Aan het slot wordt
nog eens uitdrukkelijk gezegd: „Wanneer er een volkomen
scheiding komt tusschen voor- en tegenstanders van politieke
actie (en die zal moeten komen----) dan zal ik mij scharen
aan de zijde van hen die meedoen.quot;
^ Vliegen, De Dageraad, II, p. 484.
® De Sociaal-Demokraat, 18-4-'94.
quot; De Sociale Gids, 1894, p. 274 vlgg. (Jeheel afgedrukt Schaper, a. w., I,
p. 171 vlgg.
* Bedoeld zijn Van Kol en de zijnen.
-ocr page 180-Vliegen liet zich enige tijd later in dezelfde geest uit, toen
hij in De Sociaal-Demokraat openlijk verklaarde dat hij be-
hoorde „tot de socialisten, die niet schromen te zeggen, dat
wij arbeiders, willen we in den strijd tegen de bourgeoisie
geen half werk doen, moeten streven naar de verovering der
staatsmacht.quot;!
Krachtig komt hij voortaan voor deze denkbeelden op,
waardoor hij scherp tegenover Domela Nieuwenhuis komt te
staan en naast Troelstra en de zijnen. Niet zonder invloed was
hierbij de onhebbelijke behandeling, die hij in Juli 1894 op
een meeting te Sappemeer ondervond, waar hij met anarchis-
tisch gezinden als Nieuwenhuis, Luitjes en Methöfer optrad.
Wel vraagt men zich verwonderd af, hoe het mogelijk is, dat
Vliegen zich bereid verklaard heeft in dit anarchistisch gezel-
schap op te treden.« Vooral als men bedenkt, dat hij in dezelfde
tijd drukke correspondentie voert met de andere parlemen-
tairen, om tot een gemeenschappelijke conferentie t^ komen.»
Hoe dit zij, na de meeting had hij een onderhoud met Schaper
en het resultaat was, dat Vliegen nu bereid bleek „tot door-
tasten met de oprichting van een nieuwe partij.quot;*
Ook Troelstra en Van der Goes kwamen intussen dichter
tot elkaar. Hèt was Troelstra in de eerste maanden van 1894
spoedig duidelijk geworden, dat van een parlementaire rich-
ting naast de S.D.B., zoals hij in zijn brochure had uiteengezet,
-Weinig terecht kwam. De Bond gunde de parlementairen zelfs
niet het werken op het door hem zelf verlaten terrein. Zonder
nu geheel toe te geven, dat de opvatting van Van der Goes
^ De Sociaal-Demokraat, i8-6-'94.
' Begrijpelijk is het, dat zowel Schaper in De Wachter als Troelstra in De
Baanbreker hun verwondering uitspreken over dit optreden, waarbij Vliegen
zich ,,als lokvogel voor de anarchistenquot; laat gebruiken. {De Baanbreker, 19-
S-'94). Later noemt Vliegen zelf de meeting „een gewoon anarchistisch
stelletje.quot; Na tien jaar, p. 152). Weinig minder bevreemdend is het echter,
dat een advertentie in De Baanbreker van 11 Augustus 1894 een grote meeting
ter verbreiding van het socialisme aankondigt (te Amersfoort op 19 Augustus),
met als sprekers: Cohen, Troelstra en... . Luitjes!
' Vgl. o.a. de brief van Schaper aan Troelstra, onmiddellijk na de Sappe-
meerse meeting geschreven. Schaper aan Troelstra, 7-7-'94. Arch. T.
* Na tien jaar, p. 152.
-ocr page 181-in deze de juiste was, begreep Troelstra steeds duidelijker,
dat het kleine troepje parlementaire socialisten de onderlinge
twisten moest laten rusten. Hij deed dan ook, half Mei, een
beroep op Van der Goes om elkaar niet meer te bestrijden.
„Politiek eischt onderwerping van de geheele persoonlijkheid
aan de organisatie,quot; schreef hij. „Laat ons eerst die organisatie
tot stand brengen en daarin elk van zijn standpunt propa-
ganda maken.quot;! beroep op de organisatorische zin van
Van der Goes bleef niet zonder resultaat. Dat Van Kol naar
vermogen medewerkte om de parlementairen te verenigen,
behoeft geen betoog.
Zo werden, zij het dan met veel moeite, de belemmeringen
voor een eendrachtig optreden uit de weg geruimd. Het was
nu inderdaad nog maar een kwestie van initiatief, zoals
Vliegen later schreef. De stichting van een nieuwe, parle-
mentair-socialistische organisatie zou weldra een feit worden.
^ Aangehaald in Troelstra, Groei, p. 117.
-ocr page 182-VIJFDE HOOFDSTUK
DE NIEUWE PART IJl
i. DE GEBOORTE VAN DE S.D.A.P.
a. De besprekingen in Utrecht
De parlementaire socialisten begrepen, dat ze tot een daad
moesten komen. De bereidheid tot samenwerken werd voort-
durend groter en algemeen oordeelde men, dat een bijeen-
komst gewenst was, om tot eenheid te geraken. Door het
groeiend contact verdween ook de moedeloosheid, die zich
van sommigen had meester gemaakt. W. P. G. Helsdingen,
een der eerste arbeiderspropagandisten die uit de S.D.B.
traden, omdat het partijleven sinds Groningen „vergaldquot;
was,2 voelde zijn lust tot nieuwe activiteit, tot meedoen aan de
nieuwe beweging, opleven, door tal van brieven die hij van
gelijkgezinden ontving. „Indien er voor mij gelegenheid komt
om mede te strijden, dan ben ik weer op het appèl,quot; schrijft
hij aan Schaper.» Eerst was hij van plan geweest de strijd
„geheel op te geven,quot; maar de brieven van Schaper, Vliegen
e.a. deden hem van besluit veranderen.
Bij het schriftelijk overleg, dat in het midden van 1894
plaats vindt tussen de parlementairen, blijft Van Kol zijn
bemiddelaarsrol vervullen en houdt hij de verschillende per-
sonen van eikaars plannen en bedoelingen op de hoogte. Eind
Juni hoort hij van Vliegen, dat er spoedig een buitengewoon
congres van de S.D.B. bijeen zal komen. Hij schrijft dan aan
^ Tot de algemene literatuur voor dit hoofdstuk behoort nog: Vliegen,
Onze Kracht, I.
^ Zie De Vrijheid, i4-4-'94. Vgl. Vliegen, De Dageraad, II, p. 482.
quot; i7-4-'94- Schaper, a. w., I, p. 180.
-ocr page 183-Troelstra: „Wij moeten dan een vast plan hebben en dus
bijeenkomen. Wie, waar, wanneer, daarover zullen Vliegen en
Schaper corresponderen; mij dunkt enkele dagen voor 't con-
gres ware 't beste.Feitelijk hebben dus Van Kol, Schaper
en Vliegen de bijeenkomst doorgezet, al zal inderdaad, zoals
Vliegen schrijft, de ontvangst van de uitnodiging voor deze
voorbereidende vergadering te Utrecht voor Troelstra, Van
der Goes en Polak „geen groote verrassing geweest zijn.quot;®
Fortuyn gaat ten volle met het plan accoord. Hij vond het ook
al lang nodig, eens samen te komen, schrijft hij aan Schaper,
en hij „zou er ook wel tot uitgenoodigd hebben, ware het niet
dat (hij) tegen de kosten opzag.quot;® Hij zou er nog graag Van
der Zwaag bij hebben en raadt Schaper aan, hem alsnog uit
te nodigen. Dat was op zich zelf een van de moeilijke punten:
Wie moesten er worden uitgenodigd ? Schaper geeft aan Troel-
stra een lijstje van de personen met wie Vliegen en hij bereid
zijn te confereren.* Zij hebben bezwaar tegen Stellingwerf
en Louwes, omdat ze dan vervallen in „een kategorie, welke
het noodig maakt ook bijv. Cohen, v. d. Goes, Nanninga,j
V. d. Zwaag e.a. uit te noodigen.quot; Voor de laatste was nu wel
wat te zeggen, voegt hij er aan toe, maar hij vindt het zo vol-
doende. Toch heeft hij naderhand blijkbaar goedgevonden
dat Van der Goes en Polak alsnog werden uitgenodigd. Op de
vergadering, die in de eerste helft van Juli 1894® te Utrecht
plaats vond, waren deze twee naast de door Schaper genoem-
den aanwezig; alleen Van Zinderen Bakker ontbrak. De oude
tegenstellingen deden zich ook nu nog gelden. ,,Tusschen de
1nbsp;Van Kol aan Troelstra, 29-6-'94. Arch. T.
2nbsp;Vliegen, Na tien jaar, p. 152.
' Schaper, a. w., I, p. i8i.
* Schaper aan Troelstra, 7-7-'94. Hij noemt: Troelstra, Van Zinderen
Bakker, W. P. G. Helsdingen, Van Kol, Vliegen, Fortuyn en Schaper. Arch. T.
® Als datum voor deze vergadering wordt in de geraadpleegde werken steeds
opgegeven 4 Juli 1894. Er is reden aan de juistheid van deze datum te twijfelen.
Schaper schrijft namelijk op 7 Juli 1894 over deze bijeenkomst een brief aan
Troelstra en zegt daarin uitdrukkelijk, dat hij en Vliegen zo vrij zijn geweest
de conferentie, „na raadpleging van uw brief aan VI. en uw kaart aan mij,
vast te stellen op Zaterdag Juli.quot; (Schaper aan Troelstra, 7-7-'94. Arch. T.).
De vergadering is dus wellicht op 14 Juli 1894 gehouden.
groep Troelstra-Van der Goes-Polak aan de eene en Hels-
dingen-Schaper-Fortuyn-Vliegen aan de andere zijde heersch-
te nog een zeker vreemd-aan-elkaar zijn,quot; schreef Vliegen
later.! Van Kol genoot ook hier het vertrouwen van beide par-
tijen.
Twee kwesties werden op deze bijeenkomstquot; behandeld,
nl. de uitgave van één centraal blad en de stichting van een
nieuwe partij. Wat het eerste betreft: Van Kol had, zoals hier-
vóór reeds vermeld is, sinds enige maanden een nieuw blad
De Sociaal-Demokraat uitgegeven, dat als algemeen parle-
mentair-socialistisch orgaan bedoeld was. De oprichting van
dit blad was, volgens een circulaire van Van Kol, slechts een
voorlopige stap. „De tegenwoordige redactie en administratie®
acht haar taak geëindigd,quot; — volgens deze circulaire — „zoo-
dra er een organisatie der voorstanders van het meedoen aan
verkiezingen is tot stand gekomen, die dan verder over het
lot van dit blad kan beslissen.quot; Van dit blad, dat uitdrukkelijk
beoogde een band te leggen tussen hen, die met het Groningse
besluit niet meegingen, waren een zeven-tal nummers ver-
schenen. Een succes was het niet geworden. Troelstra's
Baanbreker vertoonde eveneens neiging tot een algemeen socia-
listisch blad uit te groeien. Heette het aanvankelijk Socialis-
tisch Volksblad voor de provincie Utrecht, in de loop van 1894
werd het herdoopt in Socialistisch Volksblad, en werd ook de
colportage buiten dit gewest ter hand genomen, o.a. in
Arnhem, Gouda, Den Haag.1 Daarnaast bestond De Nieuwe
Tijd nog steeds, zonder echter veel levensvatbaarheid te tonen.
Het resultaat van de Utrechtse besprekingen was nu, dat men
besloot De Nieuwe Tijd en De Sociaal-Demokraat te verenigen
^ Na tien jaar, p. 153.
® Van deze bijeenkomst is geen mededeling aan de pers gedaan. Er zijn ook
geen notulen van bewaard. Men moet dus voornamelijk afgaan op wat enkele
bezoekers er in hun verschillende geschriften over hebben medegedeeld.
In particuliere brieven wordt over deze bijeenkomst hoegenaamd niets
vermeld.
® Redacteur was Van Kol, administrateur Vliegen. Het eerste nummer
verscheen 4 April '94.
1nbsp; Troelstra, Groei, p. 80 vlg. Vgl. Recht voor Allen, ze/zj-G-'g^.
-ocr page 185-tot één orgaan, waaraan de meeste bekende parlementaire
socialisten zouden medewerken. ^ Troelstra deelt in De Baan-
breker dit „heuchelijk nieuwsquot; aan zijn lezers mede en wijst
er op, dat men hierbij „voor het eerst de soc. dem. strijders
gezamenlijk front (ziet) maken èn tegen de bezittende klasse
èn tegen het anarchisme.quot; Hij begroet dit feit „met innige
vreugdequot; als een teken van nieuw leven in de socialistische
beweging en als de noodzakelijke voorbereiding voor een
krachtige sociaal-democratische organisatie. ^ Voorlopig werd
het beoogde doel echter nog niet bereikt. Wel hielden De Soci-
aal-Demokraat en De Nieuwe Tijd^ op te verschijnen, maar het
nieuwe orgaan kwam nog niet.
Ten aanzien van de oprichting ener nieuwe partij waren er
te Utrecht twee stromingen. De minderheid, waartoe o.a.
Troelstra behoorde, wilde onmiddellijk tot de stichting van
een nieuwe organisatie overgaan, In De Baanbreker van 7 Juli
1894 heeft Troelstra, wellicht met het oog op de komende
besprekingen, zijn standpunt uiteengezet. Hij acht het ge-
wenst, dat er vóór het congres van de S.D.B. een parlementair-
socialistische organisatie tot stand komt. Dat zal naar zijn me-
ning de verhouding en de stemmingen op dat congres zuiverder
maken. De meerderheid op de Utrechtse bijeenkomst, Vliegen
en Schaper vooraan, wilde juist eerst het resultaat van het
S.D.B.-congres afwachten. Zij hoopte o.a., dat het congres
besluiten zou de naam sociaal-democraat te laten vallen.
Daardoor zou er „niet alleen in feite, maar ook formeel, geen
sociaaldemokratische partij meer bestaan en de oprichting
eener nieuwe sociaaldemokratische partij voor menigeen beter
gemotiveerd zijn.quot;* Men besloot dus de ontwikkeling der
gebeurtenissen nog even af te wachten, maar heeft toch aan
1nbsp;O a Van Zinderen Baliker, Mr. Bleckman, Vitus Bruinsma, Van der Goes,
Helsdingen, Van Kol, Polak, Schaper, Spiekman, Troelstra en Vliegen.
{De Baanbreker, 2i-7-'94)-
2nbsp;De Baanbreker, 2i-7-'94-
® Laatste nummers respectievelijk van ii en 21 Juli 1894.
^ Vliegen, Onze kracht, I, p. 10. Vgl. Schaper, a. w., I, p. 176.
-ocr page 186-Vliegen alvast opdracht gegeven, een manifest op te stellen
om daarmede straks naar buiten op te kunnen treden. ^
Het is enigszins bevreemdend, dat Troelstra, na de bespre-
kingen van 14 Juli, min of meer op eigen gelegenheid, de stich-
ting van een nieuwe partij op 12 Augustus 1894 wilde door-
zetten. Want het zal ongetwijfeld zijn werk zijn geweest, dat
de Sociaal-Demokratische Kiesvereniging te Utrecht 25'juli
besloot op genoemde datum het Sociaal-Demokratisch Comi-
té samen te roepen. De bedoeling was dan, dat dit comité zich
zou constitueren „onder den naam Sociaal Demokratische
Partij als landelijke organisatie van allen, die, om welke
reden dan ook, het Kiesrecht willen veroveren en het na zijne
verovering als een wapen in den klassenstrijd willen ge-
bruiken. Dit plan sloot geheel aan bij de denkbeelden, die
Troelstra in De Baanbreker van 7 Juli 1894 had ontwikkeld en
waaraan hij dus, ongeacht de inmiddels gevoerde besprekin-
gen, vasthield. Hij wilde de stichting van een nieuwe sociaal-
democratische organisatie graag zien als een vervolg op en
een gevolg van de Deventerse meeting. Waarschijnlijk ook wilde
hij de gang van zaken bespoedigen door de anderen voor een
voldongen feit te stellen. „Zij moesten gedwongen worden over
de brug te komen,quot; schrijft hij later ter rechtvaardiging van
deze manier van optreden.® Het is echter te begrijpen, dat de
andere bezoekers van de Utrechtse bijeenkomst van 14 Juli
deze gang van zaken weinig bewonderden. Speciaal de arbei-
derspropagandisten hebben blijkbaar niet nagelaten, dit
Troelstra aan zijn verstand te brengen. Het resultaat was, dat
deze in De Baanbreker mededeelde, dat „het Sociaaldemo-
cratisch Comité, op verzoek van eenige bekende propagan-
disten, niet op 12 Aug., maar op 26 Aug. bijeengeroepen (is)
en wel te Zwolle, waar op dien datum toch verscheidene pro-
1 Vliegen schrijft tenminste aan Troelstra, dat hij, „als lasthebber van de
propagandavergadering te Utrecht om een manifest op te stellenquot; een tweede
vergadenng noodzakelijk acht. Vliegen aan Troelstra, 8-8-'94. Arch. T.
' Na tien jaar, p. 132.
® Troelstra, Groei, p. 121.
-ocr page 187-pagandisten, organisaties en comitéleden op de groote meeting
tegenwoordig willen zijn.''^
„Ik geloof,quot; schrijft Vliegen in deze dagen aan Troelstra,
„dat wij ons kunnen feliciteeren met den afloop van mijn be-
moeiingen, want als deze vergadering op 12 Augustus was
doorgegaan, was de boel weer in de war geschopt.quot; Hij wijst
er op, dat Troelstra's plan niet in overeenstemming is met de
te Utrecht vastgestelde gedragslijn. Het manifest, dat zal
worden uitgevaardigd, kan op 26 Augustus zijn uitwerking
gehad hebben, meent Vliegen. „Ik kreeg, ronduit gezegd, den
indruk,quot; gaat hij dan verder, „dat gij ons voor een feit wilde
stellen. De vergadering is op 12 Aug. Nu heet het: óf deel-
nemen óf de boel in de war schoppen. En om het laatste met
te doen had men dan allicht tot het eerste besloten, hoewel
contrecoeur. Niemand denkt er, geloof ik, aan iemands be-
doelingen verdacht te maken, doch goed bedoelen en goed
doen is twee.quot; Hij hoopt nu overigens, dat door flinke samen-
werking voor 26 Augustus alles goed van stapel zal lopen.®
Het geheime congres van de S.D.B., op 5 Augustus 1894
te Almelo, bracht geen verrassingen. Wel liet men de naam
sociaal-democraat vallen en noemde zich voortaan Socialisten-
bond, maar de verwachting van enkele parlementairen, dat
deze bond zich „vierkant op anarchistisch standpunt zou
stellen,quot; bleek ijdel. Voor de parlementair gezinden was er
nu echter geen reden meer nog langer te wachten. Vliegen
achtte, met het oog op het vaststellen van het manifest, een
tweede voorbereidende vergadering noodzakelijk® en zo kwam
men, een week na het Almelose congres, opnieuw te Utrecht bij-
een. In deze bijeenkomst van de 12e Augustus 1894* besloot
1nbsp;De Baanbreker, 4-8-'94. De „grote meetingquot; was de meeting voor de op-
heffing van het privaatbezit, door de afd. Zwolle van de S.D.B. belegd. Vgl.
Na tien jaar, p. 132.
2nbsp;Vliegen aan Troelstra, 3-8-'94. Arch. T.
3nbsp;Brief van Vliegen aan Troelstra, 8-8-'94. Arch. T.
4nbsp;In het overzicht dat Schaper te Zwolle van de voorbereiding gaf, wordt
gesproken van de ue Augustus (Vliegen, a. ï«., I, P- 28). Het is eigenaardig,
men door te tasten en een openbare vergadering bijeen te
roepen tot stichting van een nieuwe sociaal-democratische
partij. Het manifest, door Vliegen ontworpen, werd door de
anderen goedgekeurd. De afwezige Gerhard verklaarde zich
er enige dagen later telegrafisch mee accoord.^
Ondertekend door twaalf namen werd het manifest gepubli-
ceerd. De meeste der „twaalf apostelenquot;, zoals de onder-
tekenaars spottend werden genoemd, waren op 12 Augustus
in Utrecht aanwezigquot; en kwamen reeds eerder ter sprake.
Het waren de Zwolse kleinhandelaar L. Cohen en zijn plaats-
genoot, de onderwijzer H. J. van der Vegt; de procureursklerk
J. A. Fortuyn, die later een boekhandel dreef en vele jaren
een invloedrijk volksleider in Amsterdam was. Naast twee
andere Amsterdammers, het „rode schoolhoofdquot; A. H.
Gerhard en de ons bekende F. van der Goes, stond de Rotter-
damse arbeider W. P. G. Helsdingen, die lange tijd als tapijt-
wever zijn brood verdiende. De Indische ingenieur Van Kol
en de Friese advocaat Troelstra behoorden met de diamant-
bewerker H. Polak en de schildersknecht J. H. Schaper tot het
twaalftal. De beide typografen H. Spiekman uit Sappemeer
en W. H. Vliegen® uit Maastricht maakten het dozijn vol.
In het tot een historisch document geworden ,,manifest der
twaalf apostelenquot;* wordt gewezen op de ellendige toestand,
waarin de arbeidende klasse verkeert. De regering doet niets
ter verbetering van die toestanden, doordat er in Nederland
geen orgaan is, machtig genoeg, om de eisen van het volk tot
hun recht te doen komen. Het manifest wijst verder op de
dat ook tal van couranten mededelen, dat de vergadering der parlementairen
plaats had op Zaterdag ii Augustus 1894. (De Maasbode, De N. R. Ct.
De Telegraaf).
^ Een afschrift van het telegram (van i6-8-'q4) is aanwezig in het Partii-
archief van de S.D.A.P.
^ Schaper vermeldt uitdrukkelijk,, dat Troelstra op de Utrechtse bijeen-
komst ontbrak (Vliegen, a. w., I, p. 28), terwijl Troelstra zelf in Groei mee-
deelt, dat alle twaalf apostelen present waren, behalve Gerhard. Hij noemt
dan nog eens alle aanwezigen, ook zich zelf, met name op {Groei, p. 120).
^ Men zie W. H. Vliegen, Mijn herinneringen als typograaf.
*■ Het manifest is o.a. geheel afgedrukt iirVliegen, Onze Kracht, I, p. n vlgg.
verwarring, die er in socialistische kringen heerst, vooral door
de ontwikkeling van de S.D.B. in anarchistische richting. Het
roept nu de geestverwanten op, om mede te werken tot de
oprichting van een nieuwe sociaal-democratische bond, die
zich stellen zal op het standpunt van de internationale sociaal-
democratie.
Waar het de bedoeling was, om tot de stichting van een
nieuwe partij te komen, spreekt het vanzelf, dat men op de
vergadering alleen vrijwel gelijkgezinden bijeen wilde brengen.
Vandaar dat volgens de toelatingsformule in de oproepings-
brief, die op het manifest volgde, alleen diegenen aan de ver-
gadering konden deelnemen, „die zoowel op politiek als op
economisch gebied het gemeenschappelijk bezit der productie-
middelen nastreven en die dus ook het kiesrecht willen ver-
overen en gebruiken als wapen in den klassenstrijd.quot;
Eigenaardig is het, dat van de zijde van het Deventers
Sociaal-Democratisch Comité ook nu weer enigszins de in-
druk wordt gewekt, alsof de bijeenkomst in Zwolle eigenlijk
van dit comité uitgaat. Zo vindt men in De Klok^ een adver-
tentie van de secretaris van het comité, waarin de sociaal-
democraten „namens het Soc. Dem. Comitéquot; worden opge-
roepen tot een bijeenkomst te Zwolle, om te geraken tot een
landelijke organisatie.nbsp;•, i ^
Iets daarvan klinkt ook door in het hoofdartikel, dat
Troelstra in De Baanbreker'' op de vooravond van de Zwolse
bijeenkomst wijdt aan de nieuwe partij. Hij schrijft daarm
dat de oproeping uitgaat „van het soc. dem. Comité,quot; dat m
Deventer tot stand kwam en van verschillende propagandisten,
die met de taktiek van de S.D.B. gebroken hebben, „nu deze
den bodem van het revolutionnaire handelen heeft verlaten,
om heil te zoeken in het schijn-revolutionnaire der dikke
woorden en der onvruchtbare bespiegelingen.quot; Troelstra
wijst er verder op, hoe naast zakelijke verschillen, allerlei
persoonlijke kwesties „de strijd voor meer dan een der onzen
1nbsp;De Klok, iS-8-'94-
2nbsp;De Baanbreker, 2S-8-'94-
-ocr page 190-bijna ondragelijk maakten.quot; Hij erkent zelf ook wel eens bitter
en onrechtvaardig te zijn geweest. „Maar,quot; zegt hij dan, „velen
die nu naast ons staan, kunnen dit nu begrijpen nu ook zij
bemorst worden met enkele spatten van het slijk, dat vroeger
slechts voor een paar uitverkorenen bestemd was.quot; Het is
begrijpelijk, dat Troelstra verheugd is, dat ,,medestrijders,
ervarener en meer beproefdquot; dan hij, „één gelid geformeerd
hebbenquot;; dat ze de handen ineen hebben gelegd, ook al is mis-
schien alles tussen hen nog niet geheel opgehelderd. Verheugd
en strijdlustig brengt hij de oprichters van de nieuwe sociaal-
democratische partij zijn groet en wenst hen geluk „met deze
eerste overwinning na jaren van vaak vergeefsche strijd. Wij
weten,quot; schrijft hij, „dat deze dag in de geschiedenis van het
strijdend proletariaat in Nederland met gulden letteren zal
geboekt staan.quot;
b. 26 Augustus 1894
Na de bijeenkomst van 12 Augustus vroegen de parlemen-
taire socialisten aandacht voor hun plannen. De pers gaf een
kort berichtje over de gehouden besprekingen^ en weldra
werd het manifest, geheel of gedeeltelijk, in tal van kranten
gepubliceerd en gewoonlijk van een commentaar voorzien. ^
Ook op de Zwolse vergadering zelf was de pers aanwezig,
terwijl er bovendien een vrij groot aantal belangstellenden
waren, die de toelatingsformule niet getekend hadden.® Hoe-
wel de notulen van deze bijeenkomst ontbreken, is het verloop
ervan toch voldoende bekend door de verslagen in de kranten
en door de geschriften van enkele aanwezigen. Het aantal
personen, dat de formule van toelating ondertekende en daar-
mee te kennen gaf tot de op te richten partij te willen toetreden,
1 Zie b.v. Het Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad, i3-8-'94.
^ Voor de reacties in de pers zie men hierna, p. i88 vlgg.
® Het Nieuws van den Dag schat dit aantal op ongeveer 75 (28-8-'94).
De Nieuwe Rotterdamsche Courant spreekt over „ruim 100 aanwezigen quot;
waarvan er 64 de presentielijst met de formule hebben getekend (AT. R. Ct
bedroeg ongeveer 60.1 Naast particuliere personen, waren er
ook vertegenwoordigers van de sociaal-democratische vereni-
gingen, die in verschillende plaatsen waren opgericht.® De
leiding van de vergadering werd opgedragen aan Vliegen,
die er op wees, hoe alleen droeve noodzaak hem en anderen
had doen breken met de partij, waarin ze jarenlang hadden ge-
werkt. Duidelijk bleek uit zijn openingswoord, hoe moeilijk
hem die breuk gevallen was.
Principiële debatten waren in deze vergadering overbodig:
het ondertekenen der toelatingsformule was immers een waar-
borg voor de gelijke gezindheid. Zelfs hier werkten de oude
tegenstellingen nog na, al was de stemming uitstekend. Het
was zeker niet toevallig, dat de arbeiderspropagandisten bij de
bestuursverkiezing meer stemmen haalden dan de „heren
Terwille van de propaganda werd het bestuur zo samen-
gesteld, dat de leden uit verschillende delen van het land kwa-
men. Zo vertegenwoordigde Schaper het Noorden, Vliegen
het Zuiden, Cohen Overijssel, Israël Gelderland, Troelstra
Utrecht, Helsdingen Rotterdam en Fortuyn Amsterdam.
De nieuwe organisatie legde onmiddellijk het accent op
haar verband met de internationale beweging. Dat was al
gebleken uit het manifest; het zou op de eerste bestuurs-
vergadering, op dezelfde 26e Augustus gehouden, blijken
door de benoeming van Vliegen tot buitenlands correspon-
dent. Het bleek eveneens bij het vaststellen van de naam der
jonge partij. Het was vooral Troelstra, die er op wees, hoe de
nieuwe partij gezien moest worden als de Nederlandse organi-
satie van de internationale sociaal-democratie.* Ook in de
naam moest dit uitkomen. Op Troelstra's voorstel werd aan
de naam Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, zoals Fortuyn
1nbsp;Vliegen {Onze Kracht, I, p. 27) geeft het getal 64, evenals enkele kranten.
2nbsp;Er waren afgevaardigden van de sociaal-democratische veremgmgen uit
Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Franeker, Utrecht, Warga en van de afd.
Maastricht van de S.D.B., die zich juist had afgescheiden.
3nbsp;Helsdingen kreeg er 58, Vliegen S7 en Schaper 53, terwijl Troelstra het
maar tot 48 bracht.
* Vgl. Troelstra, Na tien jaar, p. 134.
-ocr page 192-de nieuwe vereniging wilde dopen, toegevoegd in Nederland.
Terwijl Van der Goes voor het kleine groepje de naam partij
wat te weids vond en daarom wilde spreken van Sociaal-
democratische vereniging — waarmede het woord arbeider
uit de naam zou zijn vervallen! — wilde Troelstra niet alleen
de aanduiding partij handhaven, maar stelde hij haar boven-
dien onmiddellijk in ruimer, internationaal verband.
Het was zaak voor de nieuwe partij, haar beginselen zo
scherp mogelijk te formuleren en duidelijk haar positie te
bepalen tegenover geestverwanten en tegenstanders, in het
bijzonder tegenover de S.D.B. en Recht voor Allen. Dat ge-
beurde allereerst door de aanneming, met algemene stemmen,
van een motie-Schaper. ^ Ook daarin wordt weer gezegd, dat
de pas opgerichte partij op de grondslag der internationale
socialistische beweging staat. De motie wijst er dan op, dat
de werkelijke sociaal-democraten eigenlijk gedwongen zijn
de oude Bond te verlaten door het „officieel verketteren van
al wat als sociaal-democratisch op den voorgrond treedt.quot;
Uitdrukkelijk wordt dan zowel de trouw van de S.D.A.P.
aan het socialistisch vaandel als haar revolutionnair karakter
vastgesteld, terwijl er ten slotte op gewezen wordt, dat zij
alle middelen, politieke en economische, in de strijd tegen het
kapitalisme wil gebruiken.
Feitelijk was dit een eerste nadere uitwerking van de
toelatingsformule. Een uitvoerige uiteenzetting van de grond-
slagen der nieuwe partij werd opgedragen aan een program-
commissie,quot; die tot taak kreeg een program op te stellen,
„dat de toets der critiek van de zijde der pers, ook in het
buitenland, zou kunnen doorstaan.quot;
In de derde plaats wilde men een grote meeting organiseren,
waarmee de partij voor het eerst naar buiten zou optreden.
Dit idee door Troelstra geopperd, vond algemene bijval, maar
over de plaats waar de meeting gehouden zou worden, heerste
minder eenstemmigheid. Tegenover Van der Wallen en Troel-
^ Geheel afgedrukt bij Vliegen, Onze Kracht, I, p. 31 vlg.
' Leden waren: Van der Goes, Helsdingen, Van Kol, Troelstra en Vliegen.
-ocr page 193-stra, die vreesden, dat er in Amsterdam door ordeverstoring
en herrie van een uiteenzetting der bedoehngen weinig terecht
zou komen, verdedigden Fortuyn, Helsdingen en Loopuit
juist de hoofdstad als de aangewezen plaats voor de eerste
openbare bijeenkomst. „Men moet niet vreezen,quot; meende
Fortuyn, „zich te vertoonen in het hol van den leeuw.quot;
Mochten de Socialistenbonders de bijeenkomst in de war
sturen, dan zou dat, volgens hem, de grootste propaganda
voor de nieuwe partij zijn. Het resultaat was, dat inderdaad
Amsterdam gekozen werd.
Zo was dan de oprichting van de S.D.A.P. een feit ge-
worden. 26 Augustus was zowel een eind- als een beginpunt.
Volgens Troelstra was in Zwolle het werk voleindigd, dat hij
in Deventer begonnen was. Zeker mondde de actie van het
Deventerse comité in Zwolle uit. Maar zonder de medewerking,
zonder de arbeid van vele anderen, als Van der Goes en Van
Kol, Schaper en Vliegen, is het zeer de vraag, of het Zwolse
resultaat al in 1894 bereikt zou zijn! Het waren verschillende
parlementair-socialistische stroompjes, die in Zwolle samen-
vloeiden tot de S.D.A.P. Eén van deze nam in Deventer zijn
oorsprong. De oprichting van de S.D.A.P. was het eindpunt
van de eerste fase in de strijd van het Nederlandse proletariaat,
de afsluiting van de periode van een utopisch getint, anarchis-
tisch georiënteerd socialisme. Ze was het begin van een meer
realistisch, parlementair, democratisch socialisme.
c. Aan den arbeid
Het bestuur van de jonge partij toog onmiddellijk aan het
werk. Nog op de stichtingsdag zelf werd de eerste bestuurs-
vergadering gehouden, „op het drassige meetingsterrein te
Zwolle,quot; zoals het jaarverslag van de secretaris in 1895 ver-
meldt. Hier werden allereerst de bestuursfuncties verdeeld.
Troelstra werkte er bewust aan mede, dat de hoofdleiding
in de organisatie kwam aan „arbeidersfiguren, die zich in de
12
beweging hadden ontwikkeld.Helsdingen werd voorzitter,
Israël secretaris en Fortuyn penningmeester. ^ In de eerste
plaats werd de financiële situatie onder het oog gezien, die
weinig rooskleurig was. Want het was wel een enthousiast
maar financiëel een zwak groepje, dat daar in Zwolle bijeen
was. „Eigenlijk was er geenéén bij, die te eten had,quot; zegt
Vliegen van de eerste partijbestuurders.»
Het bestuur besloot zich in een circulaire tot de geest-
verwanten in binnen- en buitenland te wenden. Deze circu-
laire, opgesteld door Vliegen en gedateerd op 26 Augustus
1894, bevatte o.a. de mededeling dat het eindelijk gelukt was
„een nieuwe beslist Sociaal-Democratische partijquot; op te rich-
ten en was verder een oproep om financiële steun voor de
strijd „tegen de bourgeoisie en het anarchisme.quot;*
De jonge partij probeerde onmiddellijk aanhang in het land
te. verwerven en wilde propaganda voeren onder de grote
massa des volks, die voornamelijk door de „taktiek van den
ouden Soc. Dem. Bond aan het Socialisme onverschillig of
zelfs vijandig is gebleven.quot;® Ze had hiertoe de beschikking
over een vijftal locale bladen, die op parlementair standpunt
stonden.® 't Behoeft nauwelijks betoog, dat in deze bladen
de oprichting der S.D.A.P. zeer werd toegejuicht. Met ver-
nieuwde energie zetten zij hun strijd voor het democratisch
socialisme voort. Vermeldenswaard is een zeer persoonlijk
getint artikel Afscheid, waarmee Vliegen in September
Troelstra, Groei, p. 123.
^ Tengevolge van plaatselijke moeilijkheden te Amsterdam trad Fortuyn
weldra terug; Schaper werd nu secretaris en Israël peimingmeester. (Vliegen,
a. w., I, p. 78).
® Na tien jaar, p. i6i.
* Circulaire d.d. 26-8-'94 in Arch. T. Vgl. Vhegen, Onse Kracht, I, p. 56.
In de tweede bestuursvergadering werd de circulaire pas definitief vastgesteld.
= Circulaire d.d. 26-8-'94, Arch. T.
® De Volkstribuun (Vliegen) voor Brabant en Limburg; De Baanbreker
(Troelstra) voor het centrum van het land; De Wachter (Schaper) voor het
Noorden; De Volksvriend (Cohen) voor Zwolle e.o. en De Vrijheid (Helsdin-
gen) voor Rotterdam e.o.
1894 jaargang van De Volkstribuun^ afsluit. Niemand had,
volgens hem, kunnen voorzien, dat zó spoedig een scheiding
zou komen tussen de leden van de S.D.B. Hoe pijnlijk Vlie-
gen de scheuring ook vindt, hij acht het beter vriendschaps-
banden te breken dan zijn beginsel ontrouw te worden. Het
verwijt, dat de afgescheidenen het vaandel van de sociaal-
democratie in de steek hebben gelaten, wijst hij af. „De
vrijheidsvaan was aan de bond ontvallen. Haar op te heffen
was ons doel,quot; schrijft hij. En met het oog op de verschillende
interpretaties van de congresbesluiten van de S.D.B. formu-
leert hij nog eens duidelijk zijn standpunt. Zelfs al verklaarde
de Bond zich niet tegen kiesrechtuitbreiding, sociale wetgeving
e.d., dan zou hij dat nog onvoldoende achten. „Wij willen
niet een bond, die niet bepaald tegen politieke actie is,quot; be-
toogt hij, „wij willen er een die er met hart en ziel voor is.quot;
Naast de genoemde parlementair-socialistische organen
waren er enkele socialistisch gezinde bladen, die de oprichting
van de S.D.A.P. niet van groot belang achtten en er vrij onver-
schillig tegenover stonden. Zo geeft Van der Zwaag in DeKlok^
over de Zwolse vergadering slechts een berichtje van vijf
regels. Geen verslag, geen commentaar, geen woord van goed-
of afkeuring! Dit hangt samen met de eigenaardige houding,
die Van der Zwaag steeds tegenover de onderlinge twisten
in de socialistische rijen heeft ingenomen. Hij heeft zich nooit
met de strijd tussen parlementair en anti-parlementair be-
moeid, schrijft hij wat later,® en hij wil dat ook niet doen. Hij
wil ieder zijn gang laten gaan, als elk dan maar strijd voert
tegen „de geldbuidelquot; en voor „broodpolitiek.quot; Hij hoopt,
dat uit al de herrie nog eens de ware „broodtaktiekquot; zal
voortkomen. Het Friesche Volksblad^ van O. Stellingwerf
schenkt wel meer aandacht aan de nieuwe partij, maar is,
als voorstander van de Volkspartij, niet enthousiast. Ook dit
^ De Volkstribuun, 2g-9-'g4.
» De Klok, 1-9-'94-
° Idem, 20-i0-'94.
« Het Friesche Volksblad, 3-9-'94-
blad gaat niet op de eigenlijke strijdvraag in. Het schrijft ^
niet te begrijpen, dat de kwestie parlementair of anti-parle-
mentair „aanleiding moet geven tot zooveel bitterheid als er
blijkbaar in sommiger gemoed gevonden wordt,quot;
Veel scherper is de toon in het orgaan van Domela Nieuwen-
huis en in de anarchistische pers. Had Recht voor Allen lange
tijd getracht, de actie der parlementairen als het werk van een
klein groepje „herenquot; voor te stellen, na de publicatie van het
„manifest der twaalfquot; achtte het blad het toch tijd, om „elkaar
in de oogen te zien,quot;quot; Uitvoerig wordt de houding der onder-
tekenaars besproken en het manifest op tal van punten be-
streden, Recht voor Allen verwijt de parlementairgezinden,
dat zij niet gewacht hebben tot een nadere uitspraak van een
volgend congres, maar zich hebben laten opstoken door man-
nen als Van der Goes en Troelstra. Wel betreurt het blad
het verlies van vroegere partijgenoten, maar het troost zich
met de gedachte, dat het beter is ze nü te verliezen, dan op het
kritieke moment van een gewelddadige revolutie. Overigens
is Nieuwenhuis' blad vol goede moed over de gevolgen. „De
partij zal haar gewone gang gaan, alsof er niets geschied ware,quot;
meent het en het verwacht, dat de Socialistenbond ,,na dezen
treurigen tijd weer (zal) kunnen toenemen in kracht en
sterkte.quot;
Na de Zwolse vergadering doet Recht voor Allen mededeling
over de oprichting der S.D.A.P., afgaande op de berichten in
burgerlijke bladen.® Een eigen verslaggever is blijkbaar niet
aanwezig geweest. Het blad meent, dat, tegenover het congres
van de S.D.B. van 1892, dit congres „niet anders dan (als)
een grap beschouwd kan worden.quot; Als hoofdschuldigen van
de scheuring worden ook nu genoemd „de ruziemakers
Troelstra en Van Kol, benevens Van der Goes en Polak,quot;
aan wie het gelukt is „verdeeldheid te brengen onder oude
kameraden, die jarenlang met en naast elkaar streden.quot;
1nbsp;Idem, 29-i2-'94,
2nbsp;Het gehele artikel is afgedrukt bij Vliegen, a. w., I, p. 17 vlgg.
' Recht voor Allen, 28/29-8-'94.
-ocr page 197-Overigens bevat dit nummer speciale hatelijke beschouwingen
over Troelstra en Vliegen, welke aan het congresverslag
voorafgaan.
Ook De Arbeider'^ van Luitjes geeft, bij het bespreken van
het manifest, allerhande onaangenaamheden aan het adres
der ondertekenaars en beweert nog eens, dat enkelen van hen
met geld bewerkt zijn. Luitjes verwacht overigens niet veel
succes voor 'de twaalf heren en kondigt aan dat zijn blad,
dat „niet bezweken is voor de lage kuiperijen,quot; hun werk zal
afbreken, door een beroep te doen op het gezond verstand
der arbeiders. Ook na de oprichtingsvergadering blijft Luitjes
vol goed vertrouwen in de toekomst van de socialisten en ver-
wacht, dat de S.D.A.P. als leden enkel de radicale burger-
lijke elementen zal krijgen. „Vooralsnog toonen de arbeiders
weinig neiging om met hen mee te gaan,quot; schrijft hij^ en hij
komt tot de conclusie, dat men zich over de gang van zaken
eigenlijk verheugen moet. „Nu de gevolgen van het gemeene
intrigeeren door ons geleden zijn, gevoelen wij ons sterker
dan ooit.quot;
Typerend voor de gezindheid onder een deel van de socia-
listenbonders is een spotvers, dat naar aanleiding van de op-
richting der S.D.A.P. verscheen onder de sprekende titel:
Heeren en Arbeiders of de geschiedenis van Pieter Jelles en
Co.® Troelstra en zijn aanhangers zijn hierin de scheurmakers,
belust op eigen voordeel: een zetel in het parlement. De
moraal is dan ook, dat men zich nimmer aan heren moet
wagen, want
,,Zij praten heel mooi, maar zij sparen hun bast,
Willen wel in de kamer, maar jij in de kast.quot;
Zelfs in enkele buitenlandse socialistische bladen zetten de
Nederlandse socialisten hun onderlinge strijd voort. Zo vindt
men in de door Liebknecht geredigeerde Vorwärts een uit
Nederland afkomstig hoofdartikel*, waaruit grote waardering
1nbsp;De Arbeider, i8-8-'94.
2nbsp;Idem, 29-8-'94.
® Het gedicht is aanwezig in het Arch. P.
* Aangehaald in het Utrechtsch Sted. en Prov. Dagblad, 26-8-'94.
-ocr page 198-spreekt voor het „manifest der twaalf.quot; Met instemming wordt
hierin vermeld, dat de Nederlandse sociaal-democraten „het
moede zijn geworden nog langer deel uit te maken eener or-
ganisatie, welke ofschoon haar meerderheid anarchistisch
gezind is, toch onder de valsche vlag der sociaal-democratie
vaart.quot; De schrijver is van oordeel, dat de parlementairen
geduld genoeg gehad hebben, maar dat de scheiding onver-
mijdelijk was. Naar aanleiding van een beschouwing van een
Hollandse briefschrijver in Der Sozial-Demokrat over de
nieuwe partij, schrijft Cornelissen een uitvoerig en scherp
artikel over de partijverhoudingen hier. De Socialistenbond
met zijn 130 afdelingen heeft, naar zijn mening, niets te vrezen
van de nieuwe partij, gevormd door enige „doode lichamenquot;,
nl. een vier of vijf sociaal-democratische verenigingen. Hij
wijst er verder op, dat de parlementairen bij de socialisten geen
vertrouwen genieten; de parlementaire leiders zijn óf geen
socialisten, óf lieden, „die zich onmogelijk gemaakt hebben,quot;
wegens verraad of oneerlijke handelingen. In het Engelse
weekblad Jwsftce'^ reageert Cornelissen op een stuk van Polak
over de twaalf apostelen, met de mededeling, dat de beweging
hier geen behoefte heeft aan apostelen en dat er met hun
optreden zeker geen nieuw tijdperk wordt ingeluid. Nieuwen-
huis mengt zich later in de discussie en waarschuwt er voor
niet te veel waarde te hechten aan de Zwolse vergadering.®
Hij wijst er o.a. op, dat er in Zwolle slechts een zevental
personen namens verschillende clubs tegenwoordig waren.
Dit waren geen socialisten, voegt hij er dan bij, maar „radi-
calenquot;. De overige 57 personen kwamen niet als afgevaardig-
den, zij kwamen voor niemand dan voor hun eigen persoon.
Ook hier spreekt Nieuwenhuis het vertrouwen uit, dat de
eenheid in de Socialistenbond gehandhaafd zal blijven. Hij
voegt er nog aan toe, dat de grote meerderheid van zijn partij-
genoten „geen anarchisten, maar anti-parlementairen, d.wjz.
revolutionnaire socialistenquot; zijn.
^ Overgenomen in Recht voor Allen, 25-8-'94.
^ Nieuwenhuis' opmerkingen werden overgenomen door Recht voor Allen,
2O/2I-9-'94-
Zo werd de strijd tussen de parlementairen en de aanhangers
van Domela Nieuwenhuis in binnen- en buitenlandse pers op
scherpe wijze gevoerd. Zo fel was deze, dat het bestuur van de
S.D.A.P. het zelfs nodig vond de leden aan te sporen niet te
veel aandacht aan de bestrijding van de Socialistenbond te
besteden. 1 De positie van de parlementaire bladen werd doot
deze strijd weldra ongunstig en baarde de jonge partij veel
zorg. Tal van abonnees gingen verloren. Schaper vertelt, hoe
hij opzeggingen op De Wachter ontving „op briefkaarten, die
hij gefrankeerd aan de correspondenten had verstrekt voor
berichtgeving.quot;® Om intensieve propaganda en colportage
mogelijk te maken, besloot het bestuur der S.D.A.P. voor vier
colporteurs (waarvan er drie tevens redacteur waren!) een
spoorwegabonnement te betalen. Weldra moest men tot enige
centralisatie komen. De Volksvriend kon zich moeilijk staande
houden en werd in het begin van 1895 met De Wachter ver-
enigd. In Juli van hetzelfde jaar smolt De Vrijheid grotamp;ndeds,
samen met De Baanbreker.^ Dit alles ging met grote moei-
lijkheden en ook gevoeligheden gepaard. Het zou nog tot i
Januari 1896 duren voor De Sociaal-Democraat als het alge-
mene officiële orgaan van de S.D.A.P. verscheen.
Het bestuur van de S.D.A.P. probeerde in September 1894
zo spoedig mogelijk de plaatselijke sociaal-democratische ver-
enigingen tot aansluiting te bewegen.* Dat was het doel van de
tweede circulaire, die op de 13e September van dat jaar werd
uitgegeven. Als enige voorwaarde voor toelating werd slechts
de eis gesteld, dat men door het ondertekenen van een formule
erkende, zowel op politiek als op economisch gebied het ge-
meenschappelijk bezit der productiemiddelen na te streven en
1nbsp;Circulaire van het P. B. der S.D.A.P., ongedateerd, later bijgeschreven:
1895. Arch. P.
2nbsp;Schaper, a. zv., II, p. 34-nbsp;r ,, • j • u j
3nbsp;Tekenend voor de bijzondere positie van Vliegens Volksvriend is tiet, dat
dit orgaan ook na deze datum bleef bestaan voor de speciale propaganda in het
Katholieke Zuiden.
« De Arnhemse en de Amsterdamse vereniging hadden zich, respectieve-
lijk op s en 7 September, reeds als afdeling bij de S.D.A.P. aangesloten.
(Hoogland, Vijf en twintig jaren, p. ao.)
dus het kiesrecht te willen veroveren en gebruiken als wapen
in de klassenstrijd.^
Naast de schriftelijke actie begon de nieuwe partij ook zo
spoedig mogelijk met de mondelinge propaganda. Een
drietal openbare vergaderingen werd al spoedig belegd:
de eerste in Leeuwarden, de tweede en meest beruchte in
Amsterdain, de derde in Groningen. Alle drie kenmerkten
zij zich door veel lawaai, „dierlijk gebrulquot; en handtastelijk-
heden. Nergens echter was het zó erg als in Amsterdam, in
het hol van de leeuw. De beschrijvingen van verslaggevers
en van ooggetuigen laten geentwijfel over: de eerste entree der
S.D.A.P. in de hoofdstad was een fiasco. De nieuwe partij
was niet met argumenten bestreden, maar haar optreden was
door tumult en geweld onmogelijk gemaakt!
De persoonlijke verdachtmakingen door Recht voor Allen
geuit, de beschuldigingen van eerzucht en eigenbelang tegen-
over de parlementairen hadden hun uitwerking op de volge-
lingen van Domela Nieuwenhuis niet gemist. Het verloop der
Amsterdamse vergadering was er voor een belangrijk deel het
resultaat van. Het is te begrijpen, dat de parlementaire socia-
listen „diep terneergeslagenquot; waren en voorlopig voor het
democratisch socialisme in de hoofdstad weinig succes ver-
wachtten.
Waren het in Amsterdam vooral de aanhangers van Domela
Nieuwenhuis, die hun haat tegenover de parlementairen
.luchtten, in het Noorden kwam het verzet bovendien van de
'kant der Friese Volkspartij. Ook naar die zijde moest de
S.D.A.P. onmiddellijk haar houding bepalen. Na de mislukte
reorganisatiepoging van Troelstra in het begin van 1892,
was de Volkspartij, hoewel verzwakt, blijven bestaan. Op het
eind van 1894 was het aantal afdelingen teruggelopen tot 44
met een ledental van ruim 2000. ^ Was Troelstra vroeger voor-
^ De formule luidde: ,,Vereeniging van alle democratische socialisten,
d.w.z. van diegenen, die zoowel op politiek als op economisch gebied het
gemeenschappelijk bezit der productiemiddelen nastreven en die dus ook het
kiesrecht willen veroveren en gebruiken als wapen in dien klassenstrijd.quot;
Circulaire d.d. i3-g-'g4 in Arch. T.
2 De Friese Volkspartij. Statuten, p. ro.
-ocr page 201-stander geweest van de uitbouw der Friese Volkspartij tot
een algemene organisatie op sociaal-democratische grondslag,
nu de S.D.A.P. tot stand gekomen was, beschouwde hij derge-
lijke pogingen met een geheel ander oog. Nu zag hij in de
beweging voor een Nederlandsche Volkspartij een bedreiging
voor de jonge S.D.A.P. Dat was al gebleken op een buiten-
gewoon congres van de Bond voor Algemeen Kies- en Stem-
recht, enige dagen voor de oprichting van de S.D.A.P. ge-
houden. Bij het bespreken van de reorganisatieplannen van
deze bond, kwam Troelstra, volgens het verslag van De
Friesche Courant, „heftig op tegen Dr. Vitus Bruinsma, die
van den Bond een Ned. Volkspartij wilde maken in den trant
der Friesche Volkspartij.Troelstra wilde wel samenwerking
van alle democraten, om té ijveren voor kiesrechtuitbreiding.
Door verschil van inzicht en doel zou nauwere samenwerking
naar zijn mening echter onmogelijk blijken. Deze gedachten
zette hij ook uiteen op de vergadering, die in het begin van
1895 te Amsterdam bijeenkwam op initiatief van de Bond
van Algemeen Kies- en Stemrecht, om de vorming van een
Nederlandse Volkspartij nader te bespreken.quot; Naast afge-
vaardigden van tal van democratische organisaties,® waren
Troelstra en Helsdingen aanwezig namens de S.D.A.P.
Troelstra's poging om te komen tot de oprichting van een
„Algemeen Nederlandsch Arbeiders Comité ter bevordering
eener snelle en ruime Kiesrechtuitbreiding,quot; mislukte. Men
besloot — met drie tegen twee stemmen en zeven onthou-
dingen — de actie voor een Algemene Nederlandse Volkspartij
voort te zetten. De voorstemmers waren de radicaal Mr.
Z. V. d. Bergh en de socialisten Vitus Bruinsma en A. H.
Gerhard.
De S.D.A.P. liet intussen het denkbeeld van een kiesrecht-
comité niet varen. Ongeveer veertien dagen na de Amster-
1nbsp;De Friesche Courant, 23-8-'94-
2nbsp;Verslag in De Baanbreker, z-z-'gs-
3nbsp;Er waren afgevaardigden van de Bond van A. K. en S., de Radicale Bond,
de Bond van Landnationalisatie, het A.N.W.V., enkele vakbonden en de
S.D.A.P. (Vliegen, Onze Kracht, I, p. 66).
damse vergadering gaf zij een manifest uit/ waarin „geheel
democratisch Nederlandquot; werd opgeroepen om mede te wer-
ken tot de oprichting van een Algemeen Democratisch en
Arbeidscomitee voor de uitbreiding van het Kiesrecht. Het
comité kwam inderdaad tot stand; naast een lid van de
S.D.A.P. zat er o.a. een vertegenwoordiger in van de Radi-
calen, van het A.N.W.V. en van de Bond voor Algemeen
Kies- en Stemrecht. Eigenaardig is het weer, dat de Amster-
damse Kiesvereniging De Unie, die onder leiding stond van
A. H. Gerhard, haar medewerking weigerde.
De beslissing omtrent de houding van de S.D.A.P tegen-
over de Volkspartij, viel op het eerste congres der S.D.A.P.
In het begin van April was de Nederlandsche Volkspartij
definitief opgericht. ^ Hoewel de leiders voor een deel socia-
listen waren (o.a. Vitus Bruinsma en Van Zinderen Bakker),
is deze partij er niet in geslaagd, de socialistische arbeiders
voor zich te winnen. Van grote invloed was ongetwijfeld de
tegenwerking van de S.D.A.P., die op haar eerste congres
„elke duurzame verbintenis met eenige andere politieke
partijquot; verwierp en aan de afdelingen verbood samen te wer-
ken met andere politieke organisaties als het daardoor onmoge-
lijk werd „bij de verkiezingen onder de naam en met het
program der S.D.A.P. deel te nemen.quot;® Ook latere pogingen,
in 1896, om te komen tot een algemene arbeiderspartij, in de
geest van de Engelse Labour Party, hadden geen succes.
Tegenover een zekere vaagheid bij dergelijke politieke partijen
ten opzichte van tal van politieke vraagstukken, stelde de
S.D.A.P. zich van het begin af positief op het standpunt van
den klassenstrijd. Die strijd was er allereerst een tégen het
heersende productiestelsel en vóór de slachtoffers van de
kapitalistische maatschappij. Die slachtoffers behoorden toen
nog voornamelijk tot de arbeidersklasse. De S.D.A.P. ver-
wachtte in haar strijd weinig van de hulp van andere groepen;
^ Geheel afgedrukt bij Vliegen, a. w., I, p. 67 vlgg.
® Op 3 April 1895. Vgl. o.a. De Friesche Courant, a5-4-'9S.
' Vliegen, a. w., I, p. 89.
-ocr page 203-de klasse der verdrukten moest het zèlf doen! Bovendien
moest de jonge partij eerst ten aanzien van tal van vragen tot
grotere klaarheid en meer innerlijke sterkte komen, zij moest
eerst meer zich zelf worden, voor zij samenwerking met an-
deren kon verdragen.
Van een snelle groei der nieuwe partij was voorlopig geen
sprake. Het aantal aangesloten verenigingen, dat in het begin
van September 1894 elf bedroeg, steeg in de eerstvolgende
maanden tot ruim twintig. Op het eerste congres, te Deventer
in 1895, was dit aantal 26. De spottende opmerkmg dat de
S.D.A.P. een „staf zonder legerquot; was, bevatte wel enige
waarheid. Daarbij is het vooral opmerkelijk, dat zo weinig leden
van de S.D.B. de overgang naar de nieuwe partij meemaakten.
Dit treft des te meer, omdat de S.D.A.P. in tal van opzichten
in een gunstige positie stond tegenover de Oude Beweging.
Geen geweifel als in de S.D.B. tussen anarchisme en socialis-
me; een bewust, positief aanvaarden van alle wapens in de
klassenstrijd; naast de economische actie een krachtige strijd
voor het algemeen kiesrecht. Ondanks dit alles echter en on-
danks het feit, dat de S.D.A.P. in menig opzicht de voort-
zetting van de vroegere S.D.B. was, bleven de meeste leden m
de Socialistenbond. De liefde voor de oude organisatie, maar
vooral de verering voor Domela Nieuwenhuis was bij velen
blijkbaar te groot. Het zou weldra blijken, dat zelfs een groot
aantal parlementairgezinden de oude Bond trouw was ge-
bleven. Daarmede behield men daarbinnen echter ook de
oude strijd over de taktiek. Eerst na enige jaren van inwendige
strijd en nadat Domela Nieuwenhuis zijn oude organisatie
verlaten had, kwam de Socialistenbond, zoals we nog nader
zullen zien, tot aansluiting bij de S.D.A.P.^ Velen echter die
in de Oude Beweging een actief aandeel in de strijd hadden
penomen hebben zich na de onverkwikkelijke broedertwisten
'en de scheuring teleurgesteld teruggetrokken en waren voor de
socialistische beweging verloren. Slechts weinigen vonden de
1 Zie hierna, p. 218. Vgl. verder Vliegen, De Dageraad, II, p. 507 vlgg.
en Onze Kracht, I, p. 221 vlgg.
weg naar de S.D.A.P^ die inderdaad, naar het woord van
Vliegen, „een nieuwe beweging met nieuwe menschenquot; werd.
2. DE S.D.A.P. IN DE NIET-SOCIALISTISCHE PERS
Hoe reageerde men in ons land op de stichting van de aan-
vankelijk wel zeer kleine S.D.A.P. ? Voorlopig waren de Socia-
listenbond en de Friese Volkspartij nog heel wat groter dan
de nieuw opgerichte partij. Werd desondanks aandacht ge-
schonken aan de organisatie der parlementaire socialisten,
achtte men hun optreden van belang } Het spreekt van zelf,
dat aandacht en waardering bij de verschillende bevolkings-
groepen nogal uiteen lopen; duidelijk komt dit in de pers tot
uiting. Onverwacht komt de scheuring vrijwel voor niemand.
a. De liberale en radicale pers
In de liberale en radicale bladen werd de nieuwe partij in
het algemeen met gemengde gevoelens ontvangen. Men kan
hier een drietal groepen onderscheiden. De eerste groep,
waartoe een groot aantal couranten behoorde,^ publiceerde
het Manifest en gaf een min of meer uitvoerig verslag van de
oprichtingsvergadering, zonder commentaar van betekenis en
zonder een eigen oordeel uit te spreken. Belangrijker is de
tweede groep, die manifest en oprichting bespreekt en eigen
ongunstig oordeel geeft. Zo wijdt de Bolswarder Courant''
^een hoofdartikel aan de scheuring onder de socialisten. Het
artikel dringt niet tot de diepere motieven door; het vergelijkt
de parlementairen met toneelspelers,quot;die niet tevreden zijn
met hun rol. Het blad vindt de scheuring van niet meer poli-
^ Men zie b.v. De Leeuwarder Courant, 25 en 28-8-'94; Het Nieuws van den
Dag, 18 en 28-8-'94; Het Utrechtsch Prov. en Sted. Dagblad, De Nieuwe
Rotterdamsche Courant en De Telegraaf, alle, van 27-8-'94; De Utrechtsche
Courant, Het Nieuwe Dagblad van Utrecht en de Provincie, De Arnhemsche
Courant en de Amsterdamsche Courant, alle van 2878-'94.
^ Bolswarder Courant, 20-9-'94.
-ocr page 205-tiek belang dan het uiteenspatten van een toneelgezelschap
en ziet als hoofdreden: de begeerte om meer succes te hebben.
De derde groep acht het optreden van de parlementaire
socialisten een gebeurtenis, die alleszins de aandacht verdient
en voor ons land van groot belang moet worden geacht. Het
Handelsblad^, onder hoofdredactie van Ch. Boissevain en
Mr. A. Polak, vindt het van grote betekenis, dat socialisten
als Gerhard, Van der Goes, Helsdingen, Van Kol, Troelstra
en Vliegen als parlementaire partij de bestaande maatschappij
met haar eigen wapenen willen bestoken. Het verwacht van
hun optreden in de Kamer „een drijfkracht ten goede.quot;
Vliegen reageerde op dit artikel door in zijn sluitingswoord
te Zwolle te zeggen, dat men het Handelsblad wel zal genezen
van de waan „dat het in de leden van deze partij vrienden heeft
gevonden.quot;quot; Het Amsterdamse blad zette na de Zwolse ver-
gadering zijn standpunt weldra scherper uiteen.® Het verheug-
de zich in de nieuwe ontwikkelingsfase van het Nederlandse
socialisme, omdat het nu andere strijdmiddelen verwachtte
dan straatrumoer e.d. Het blad is er zich overigens van bewust,
dat „de strijd nu eerst recht begintquot; en dat deze strijd tegen
de nieuwe partij zeker niet gemakkelijker is geworden. Ook
Het Utrechtsch Nieuwsblad^ verwacht, dat „het socialisme een
nieuwe tijd tegemoet gaat.quot; Als de S.D.A.P. zich werkelijk
ontdaan heeft van haar verderfelijke revolutionnaire en anar-
chistische elementen, „dan kan deze scheuring allicht een goe-
de zijde hebben.quot; De Friesche Courant^ hoopt ook wel, dat
men na het verlaten der oude leiders, werkelijk andere strijd-
middelen zal gaan gebruiken, maar is er niet geheel gerust op. f)
Het conservatirf^lib^ale Bti^éM van Zuid-Holland en 's-Gra-
venhage^ acht de nieuwe partij gevaarlijker dan de oude; het
verwacht, dat het proletariaat door parlementaire hervormin-
1nbsp;Handelsblad, 24-8-'94.
2nbsp;Vliegen, a. w., I, p. 34-
' Handelsblad, 28-8-'94-
Het Utrechtsch Nieuwsblad, 27 en 28-8-'94-
® De Friesche Courant, 30-8-'94.
8 Dagblad van Z.-Holland en 's-Gravenhage, 30-8- 94-
-ocr page 206-IQOnbsp;N
gen sterker zal worden in de klassenstrijd. Zeer welwillend is
de toon van de Amsterdammer, het radicale dagblad van J.
de Koo.^ Dit wijdt een belangwekkend hoofdartikel aan de pas
opgerichte partij, en zegt bij herhaling, dat de radicalen de
stichting er van niet alleen gehoopt, maar ook verwacht heb-
ben. Het blad vertrouwt, dat de parlementaire socialisten hun
revolutionnaire afkomst op den duur zullen vergeten en tot
nauwe samenwerking met de radicalen komen. Het brengt de
heren Van der Goes c.s. hulde voor hun pogen, om de arbei-
ders ,,te organiseren tot een bruikbaar leger in den maatschap-
pelijken strijd.quot; Tekenend voor de houding van De Amster-
dammer is het, dat Van der Goes gelegenheid krijgt in een
tweetal artikelen de positie van de S.D.A.P., ook tegenover
de radicalen, nader uiteen te zetten.®
In een tweetal liberaal georiënteerde weekbladen wordt de
S.D.A.P. besproken. De Amsterdammer^, onder redactie van
J. de Koo en Justus van Maurik Jr., is van oordeel, dat Domela
Nieuwenhuis steeds meer aan het koketteren raakte met de
anarchisten en ziet hem niet meer als leider van een staatkun-
dige partij, maar als „hoofd van een troep verbitterde onte-
vredenen, die geen andere overtuiging hebben dan dat de
maatschappij moet worden omvergeworpen en het gezag
moet worden vernietigd.quot; Het blad noemt daartegenover het
optreden van de nieuwe partij „een gelukkig verschijnsel.quot;
Het acht het een zegen, een groep te zien opstaan, die ondanks
groot verschil in einddoel, ,.toch bereid is met anderen samen
te werken om voor de arbeiders al vast te verkrijgen wat
bereikbaar is.quot; In ditzelfde nummer wijdt Braakensiek een
grote plaat aan „Een leider die in zijn hemd bleef staan.quot;
De sympathie van De Amsterdammer ging blijkbaar niet in de
richting van Nieuwenhuis!
In het Sociaal Weekblad^ acht Mr. B. H. Pekelharing par-
^ De Amsterdammer, 30-8-'94. Voor een groot deel aangehaald bij Vliegen,
a. w., p. 37 vlg. Zie ook het nununer van 28-8-'94.
2 De Amsterdammer, i en 2-io-'94.
' De Amsterdammer (Weekblad) 3-9-'94. i
^ Sociaal Weekblad, i-9-'94.
lementaire onthouding voor de sociaal-democratie zelfmoord.
Hij wijst er op, dat ook in andere landen de sociaal-demo-
craten uit zijn op de verovering en het gebruik van het kies-
recht. Hij acht de daad der parlementaire socialisten van groot
belang en vermoedt, dat de 26e Augustus 1894 „een ernstige
dagteekening (zal) blijken te zijn in onze vaderlandsche
sociaal-politieke geschiedenis.quot;
In tijdschriften als De Gids, Elseviers Maandschrift en Twee-
maandelijksch Tijdschrift is over de oprichting van de
S D.A.P., althans in de eerste jaren na de stichtmg, vrij-
wel niets te vinden. Zelfs De Nieuwe Gids, waarin Van der
Goes, Tak e.a. enige jaren te voren toch dikwijls uitvoerige
beschouwingen over de socialistische beweging hadden ge-
geven, schenkt geen aandacht aan de nieuwe partij. De liberale
intellectuelen dier dagen achtten blijkbaar de geboorte van de
S.D.A.P. niet belangrijk genoeg om er in de grote periodieken
ruimte voor te vragen. Ook in de romanliteratuur uit het
laatst der negentiende eeuw zal men in het algemeen tevergeefs
zoeken naar werken, die de bevrijdingsstrijd der arbeiders-
klasse en de socialistische problemen tot thema hebben. Slechts
één roman uit deze periode behandelt wel zeer opzettelijk de
onderlinge tegenstellingen en moeilijkheden in de Nederlandse
socialistische beweging omstreeks 1890. In Barthold Meryan
schildert Cornélie Huygens, een parlementair sociahste van
adellijken huize, de indruk, die het opkomend socialisme in
de kringen van de liberale burgerij maakte. Van inzicht m en
waardering voor de socialistische idealen was daar al heel
weinig sprake; nog minder begreep men gewoonlijk de onder-
linge conflicten tussen de socialisten., Vol minachting en afkeer
veroordeelde men alle socialistische onruststokers en oproer-
l5.r3.3.icrs!
De tekening van verschillende figuren in Barthold Meryan
was wel heel duidelijk. Zonder veel moeite herkent men in de
hoofdpersonen de leiders uit de socialistische beweging hier
te lande, als Domela Nieuwenhuis, Van der Goes en Troel-
stra Gedurende enige jaren trok dit boek van Cornélie
Huygens als dè socialistische roman grote belangstelling en
beleefde snel achtereen enkele herdrukken. Toch zal men deze
strekkingsroman moeilijk tot de grote letterkundige werken
kunnen rekenen; daarvoor zijn de literaire kwaliteiten te ge-
rmg. 1 Cornélie Huygens' boek blijft een uitzondering in onze
literatuur: het socialisme valt voorlopig buiten de belangstel-
ling van de Nederlandse romanschrijvers. Dat geldt niet voor
de schrijver van het grote werk De Socialisten, Mr. H. P. G.
Quack. Zeer wonderlijk is het echter wel, dat Quack noch in
De Socialisten, noch in zijn Herinneringen of in enig ander
boek de geschiedenis van de moderne socialistische beweging
in ons eigen land behandelt. Een bespreking van figuren als
Domela Nieuwenhuis, Van der Goes, Troelstra, Vliegen'of
welke Nederlandse socialist ook, zal men in Quacks werken niet
vinden. En dat, terwijl deze schrijver toch met veel succes
naar volledigheid heeft gestreefd en, naar de scherpe opmer-
king van Saks, „liever een dozijn fantastische, half burgerlijke
malkontenten of occasioneel-rose poëten te veel dan een socia-
list te weinigquot; gaf.^ Zoals Quack zich in zijn particuliere
leven afzijdig hield van het socialisme in ons land, zo heeft
hij het ook in de historie genegeerd.»
b. De Clericale-pers
I. De Protestants-Christelijke pers. De Protestants-
Christelijke pers stond in het algemeen afwijzend tegenover
alle socialisme. Dit werd in een hoofdartikel van De Stand-
aard^ in het begin van Augustus 1894 nog eens uiteengezet,
naar aanleiding van „verdachte klankenquot; in eigen kring. Zowel'
1 Zie over Barthold Meryan o.a. de gunstige beoordeling van Ch. M. van
Deventer in de Java Bode, 14-1 i-'gS en de bespreking in Evolutie (ly-n-'gy),
een veertiendaags vrouwenblad onder redactie van W. Drucker en Th. P. b!
Schook-Haver. Vgl. voor de betekenis van Cornélie Huygens en haar werk
A. H. M. Romein-Verschoor, Vrouwenspiegel, p. 86 vlgg.
® J. Saks, Socialistische Opstellen, p. 137.
' Idem, p. 147. In het D. N. archief zijn wel enkele brieven van Quack
aanwezig, deze zijn echter uit de tijd na 1900.
^ Socialisme en Waarheid, öenbsp;i3-8-'94.
-ocr page 209-op grond van ervaring als van ernstig onderzoek, concludeert
de schrijver, dat Christenen evenmin socialisten kunnen zijn
als socialisten Christenen. De Standaard geeft wel een uit-
voerig verslag van de Zwolse stichtingsvergadering, ^ maar
heeft blijkbaar geen behoefte op de eigenlijke tegenstelling
tussen de socialisten onderling in te gaan. Wel vraagt het later,
naar aanleiding van de Constantia-vergadering, of de parle-
mentairen nu wellicht eens tot nadenken zullen komen, „nu
zij de vruchten zien, die mee hun „volksopvoedingquot; heeft
gekweekt.quot; Eenzelfde geest spreekt uit de beschouwingen
van De Vaderlander,^ een weekblad „voor het welzijn en de
vrijheid onzes volks,quot; onder leiding van A.W. Bronsveld. Dit
blad wil overigens eerst de daden der parlementairen afwach-
ten, voor het over de betekenis van de nieuwe partij oordeelt.
Het verwacht echter, dat de parlementaire socialisten, óf
hun sociaal-democratische beginselen zullen wijzigen, óf af-
zakken naar het zuivere anarchisme. Na het eerste partij-
congres in 1895 toont De Vaderlander waardering voor het
élan en voor de systematische arbeid van de jonge partij, om
dan te concluderen, dat het socialistisch gevaar van de kant der
S.D.A.P. groter is dan van de zijde van de bond van Domela
Nieuwenhuis met zijn rumoer.® De Nederlander geeft wel
korte berichten over de vergaderingen der parlementairen,*
maar acht blijkbaar de kwestie niet belangrijk genoeg om er
uitvoerige principiële beschouwingen aan vast te knopen.
II. De Katholieke pers. Verschillende Katholieke kran-
ten zijn van oordeel, dat de beschuldiging van anarchisme
aan het adres van dè Oude Bond juist is. In een merkwaardig
artikeltje over De anarchist Domela Nieuwenhuis
schrijft De Tijd, dat Nieuwenhuis „door de prediking van het
anarchisme den Bond meer schade (heeft) doen lijden, meer
verlies van invloed en verlies van leden, dan eenige tegen-
1nbsp;Idem, 28-8-'94.
2nbsp;De Vaderlafider, i-9-'94- Ook 6-io-'94.
quot; Idem, 27-4-'9S.
* De Nederlander, 6-9-'94; 3-io-'94.
-ocr page 210-stander.quot;! Toch hecht men in deze kringen niet veel waarde
aan de nieuwe partij. De Maasbode^ geeft wel een berichtje
over de Utrechtse bijeenkomst van ii Augustus en een verslag
van de Zwolse vergaderingen van de 26e, maar een eigen oor-
deel blijft achterwege. Het Centrum^ acht het onmogelijk op-
bouwend te werken, wanneer men de sociaal-democratische
leer belijdt, „een leer van vernietiging aan de eene, van illusie
en onbereikbare droombeelden aan de andere zijde.quot; Het ver-
moedt dan ook, dat de S.D.A.P. evenals Nieuwenhuis in
anarchistisch vaarwater zal terechtkomen, tenzij zij spoedig
haar sociaal-democratische beginselen wijzigt. Het blad acht
het niét onmogelijk, dat „de afscheiding der twaalfquot; metter-
tijd het voorspel van zo'n beginselwijziging zal blijken. De
Tijd^ wijst er op, dat onder de twaalf initiatiefnemers der
S.D.A.P. slechts twee werklieden zijn; verder zijn het socia-
listische „herenquot;, schrijft het blad; een advocaat, een beurs-
man, een Indisch ambtenaar, een boekhandelaar, een onder-
wijzer e.d. In wezen ziet het overigens weinig verschil tussen
de oude en de nieuwe richting onder de socialisten; 't is een
kwestie van namen, van personen. „Wat vroeger in één bond
getwist werd, zal nu in twee vereenigingen bekibbeld worden.
Ziedaar het verschil,quot; aldus het Katholieke orgaan. Toch
concludeert het ten slotte, dat de nieuwe organisatie gevaar-
lijker is dan de oude, omdat „deze Mefisto verschijnt in het
pak van een ridder.quot;
In tegenstelling met de beknoptheid en geringschatting
van de dagbladen opent echter het Katholiekenijdschrift
Studie op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied
zijn jaargang in 1895 met een belangwekkend, uitvoerig artikel
over het socialisme in 1894 en over de scheiding in het bij-
zonder. De schrijver, P. B. Bruin,® acht de uittreding der
^ De Tijd, ii-8-'94.
quot; De Maasbode, i4-8-'94 en 28-8-'94.nbsp;^
^ Het Centrum, 18-%-'gj,.
^ De Tijd, 3-9-'94.
^ P. B. Bruin, Een stulc socialistische historie van het jaar 1804
In: Studie op godsd., enz. gebied, 1895, p. 1-50.
parlementaire socialisten uit de S.D.B. voor de socialistische
beweging in ons land „niet van belang ontbloot.quot; In menig
opzicht scheert hij parlementaire en anarchistisch georiën-
teerde socialisten over één kam. Beiden zijn revolutionnair,
hun doel is de omverwerping der maatschappij. Ze zijn alle
twee socialist, omdat ze het privaat bezit der productie-
middelen willen afschaffen. Beide richtingen acht hij demo-
cratisch, omdat ze een zuivere volksregering voorstaan. Bruin
ziet het verschil tussen beide richtingen voornamelijk als een
kwestie van taktiek. Dat is geen kwestie van ondergeschikt
belang, schrijft hij, ,,maar een levensvraag voor het socia-
lisme.quot; De nieuwe partij sluit in deze, naar Bruins mening,
geheel aan bij het internationaal socialisme, dat „beslist
parlementairquot; is, terwijl Domela Nieuwenhuis en zijn aan-
hangers volgens hem anarchisten zijn en die naam openlijk
behoorden aan te nemen. De vaak verkondigde mening, dat
de parlementaire socialisten zullen terugzinken tot het radi-
calisme, deelt de schrijver niet. Eerder meent hij bij de radi-
calen een ,,gestadige toenadering tot het socialismequot; op te
merken. Hoewel hij van oordeel is, dat de ontevreden, opge-
hitste arbeiders zich vooral door de revolutiegedachte aan-
getrokken voelen en de kalmer denkenden meer door het voor-
beeld der socialistische volksvertegenwoordigers in het bui-
tenland, ziet hij de strijd van 1894 toch vooral als een geschil
„tusschen de leiders, in het bijzonder tusschen hen, die niet
uit den arbeidersstand waren voortgekomen.quot; In zijn conclu-
sie zegt hij ten slotte, dat beide groepen zware rampen aan de
maatschappij kunnen berokkenen: ,,de revolutionnair en ge-
weldige en bloedige, de parlementairen minder schrikwekken-
de voor het oogenblik, maar moeilijker te herstellen op den
langen duur.quot;
Samenvattend kan men concluderen, dat tal van niet-
socialistische organen de oprichting van de S.D.A.P. als een
gebeurtenis van betekenis beschouwden en van de nieuwe partij
groter gevaren voor de bestaande maatschappij duchtten dan
van de oude S.D.B.
3. HECHTERE FUNDERING EN EERSTE GROEI
De organisatie van de S.D.A.P. droeg, na Zwolle, een sterk
provisorisch karakter. Er was geen program en er waren geen
statuten. Eigenlijk waren er alleen maar een bestuur en leden
die het eens waren over de principiële grondslag der partij,
uitgedrukt in de toelatingsformule voor de Zwolse vergadering
en in de circulaire van het bestuur van 13 September 1894.
Het was de taak van het eerste congres van de S.D.A.P.^
om de grondslagen en beginselen der partij aan te geven en
een officiëel program vast te stellen. De reeds in Zwolle be-
noemde commissie gebruikte het program der Amsterdamse
Sociaal-Democratische Vereniging tot leidraad bij de be-
sprekingen. Er bleek aanvankelijk nog al wat verschil van me-
[ ning te bestaan tussen Van Kol en Vliegen enerzijds en Van
der Goes en Troelstra anderzijds. Toch werd ten slotte een
ontwerp, door Van der Goes en Van Kol opgesteld, met slechts
kleine veranderingen door de commissie eenstemmig aan-
vaard. Op het Deventers congres bleek er tussen bestuurders
en afgevaardigden eveneens grote eenstemmigheid. Na een
korte discussie werd het ontwerp ook hier, na enkele onbelang-
rijke wijzigingen, met algemene stemmen aangenomen.
Dit program is bij herhaling en terecht orthodox-marxis-
tisch genoemd.® Het sluit nauw aan bij het Erfurter Program
en evenals dit bij het Communistisch Manifest en het eerste
deel van Marx' Kapital.
Het program geeft allereerst aan, hoe de ontwikkeling der
maatschappij heeft geleid tot de kapitalistische productie-
wijze, waarbij de tegenstelling tussen de bezittende klasse en
het groeiend aantal der niet-bezitters voortdurend scherper
wordt. De theorie van de „Verelendungquot; wordt geheel aan-
vaard, ondanks het feit, dat in Duitsland juist in die tijd ern-
1nbsp;Zie voor dit congres van 14 en 15 April 1895 het Officieel Verslag.
2nbsp;Vliegen, a. tv., I, p. 103. Troelstra, Groei, p. 335. Rüter, a. w., p. 55 vlg.
R. Kuyper, Marxistische Beschomoingen, I, p. 219 vlgg.
stige critiek op dit punt werd gehoord.^ Ook Troelstra maakte
bij zijn verdediging van het program op het congres in dit
opzicht geen enkele reserve, al erkende hij in later^aren, dat
deze leer ten onzent door de feiten niet bevestigd werd.
. Terwijl het program verder uiteenzet, hoe de bestaande
maatschappelijke orde in toenemende ellende haar ondergang
tegemoet gaat, wijst het er op hoe de concentratie van alle
productiemiddelen in handen van een steeds kleiner aantal
personen en de voortgaande trustvorming noodzakelijk zullen
voeren tot de socialistische maatschappij. Voor het proletariaat
ligt hier de taak de totstandkoming der socialistische pro-
ductiewijze te bevorderen. Dit voert tot de klassenstrijd, die
internationaal gestreden wordt. De partij wil daarbij zowel
I politieke als economische actie, die beide bedoelen betere
j levensvoorwaarden voor de arbeiders te verwerven, zodat hun
f klassebewustzijn wordt opgewekt en hun macht tegenover
de bezittende klasse wordt versterkt. De verovering en het
gebruik van alle politieke rechten wordt bepleit, zowel om
i onmiddellijke verbeteringen in de toestand der arbeiders-
\ klasse te kunnen verwerven als om de economische revolutie
te bespoedigen.
Troelstra, die op het congres het program' onverwacht
moest toelichten, doordat de inleider Van der Goes afwezig
was, hield „een breed-opgezette rede met een vuur en een
kleur alsof hij voor honderden sprak.quot;^ Deze „duidelijke en
zakelijke improvisatiequot;® vond algemene instemming.* Ze
werd later uitvoeriger weergegeven in Troelstra's brochure:
De S.D.A.P., haar ontstaan, doelen streven.
Zo had de S.D.A.P. haar eerste officiële beginselprogram.
1nbsp;Vliegen, a. w., I, p. 105. Troelstra, Groei, p. 235. Branding, p. 97.
2nbsp;Vliegen, a. w., I, p. 84.
' Officieel Verslag.
* Slechts op één punt wilden enkelen, w.o. Schaper, Troelstra's woorden
losmaken van het program en als diens persoonlijke mening beschouwd zien,
nl. voor zover hij gesproken had over geweld. Troelstra had uiteengezet, dat
de socialisten geen geweld zullen gebruiken. Wanneer zij een meerderheid
in het parlement zouden hebben veroverd, zal waarschijnlijk een geweld-
dadige strijd gevoerd moeten worden, omdat de bourgeoisie dan nog een
Het was zeker verre van feilloos. ^ Op den duur zou bovendien
blijken, dat dit marxistisch program op zeer verschillende
manieren kon worden geïnterpreteerd en de grondslag kon
zijn voor uiteenlopende opvattingen omtrent theorie en tak-
tiek.quot; Na de moeilijke beginjaren van de nieuwe partij zou
jdit leiden tot onderlinge strijd en scherpe tegenstellingen.
Voorlopig bood het program echter een zeer geschikte moge-
lijkheid om de verschillende stromingen onder de parlemen-
taire socialisten te verenigen.
Het is wél opmerkelijk, dat het verschil tussen dit eerste
program van de S.D.A.P. en het laatste van de S.D.B. (van
1892) toch eigenlijk niet heel groot was. Dit is begrijpelijk;
ook het Zwolse program van 1892 stond sterk onder invloed
van het Erfurter program.^ Terecht wijst Vliegen er op, dat
de strijd tussen de beide partijen liep over de strijdmiddelen;
hun ,,kijk op de maatschappelijke ontwikkeling en de positie
der arbeidersklasse daarin was dezelfde.quot;« In het S.D.B.-
program werd eveneens de nadruk gelegd op de zich toe-
spitsende klassentegenstellingen en op de noodzakelijkheid
van de klassenstrijd. Het onderscheid ligt voornamelijk in een
verschillende waardering van de economische en van de
politieke strijd. Terwijl de S.D.B. uitdrukkelijk verklaart,
dat de klassenstrijd allereerst een economische strijd is,
waaraan die om politieke rechten ondergeschikt behoort te
zijn, legt de S.D.A.P. in de klassenstrijd het accent vooral
op de politieke actie.® Het verschil in waardering van de poli-
tieke strijd blijkt ook duidelijk uit de houding van beide
laatste poging zal wagen om de overwinning der democratie te niet te doen.
Dan zullen het de bourgeois zijn, die de wettige weg verlaten, niet de socia-
listen, volgens Troelstra. {Officieel Verslag).
^ Vgl. R. Kuyper, Marx. Beschouwingen, I, p. 219 vlgg.
' Vgl. Rüter, a. w., p. 56 vlg.
® Schreef Vliegen niet, dat het oude program herzien moest worden, door-
dien de Duitse partij het vorig jaar het hare had herzien! (Vliegen, De Dageraad.
II, P. 368).
^ Vliegen, Onze Kracht, I, p. 104.
® Vgl. het program bij Vliegen, Onze Kracht, I, p. 100 vlg.
-ocr page 215-partijen tegenover een strijdprogram. De S.D.B. besloot in
Zwolle de behandeling van het strijdprogram uit te stellen,
in de hoop dat dit tot afstel zou leiden, zoals ook inderdaad het
geval was. De S.D.A.P. daarentegen nam op haar eerste con-
gres, na een toelichting van Vliegen, een vrij uitvoerig strijd-
program aan.! Duidelijk spreekt daaruit de wens, om door
politieke arbeid mede te werken aan de democratisering van
onze staat en door sociale hervormingen directe lotsverbete-
ring van de arbeiders te verwerven.
b. De Verhouding tot de Vakbeweging
De' S.D.A.P., ontstaan als reactie tegen de verwaarlozing
van het politieke element in de socialistische strijd, schonk
voorlopig bijzondere aandacht aan de politieke actie. Daar-
door raakte in de praktijk de vakbeweging enigszins op de
achtergrond, ook al erkende de partij, dat een gezonde vak-
beweging van grote betekenis was. Er kwam bij, dat de parle-
mentairen huiverig stonden tegenover de bestaande vak-
organisatie. Het in 1893 opgerichte N.A.S., dat de leiding van
de vakbeweging had, was in 1895 uitgegroeid tot een vrij grote
organisatie van 22 bonden met ruim 15000 leden. Er heerste
veel actie en bedrijvigheid en er waren talrijke stakingen. Dit
droeg ertoe bij, om de belangstelling der arbeiders meer naar
de vakbeweging dan naar die van de parlementaire socialisten
te richten. In het N.A.S. berustte de leiding voor een belang-
. riik deel bij leden van de Socialistenbond. Dat maakte, dat
dè S.D.A.P. in de kringen van het N.A.S. geen erg wel-
willende stemming ontmoette.
De mogelijkheid, in de statuten van/de S.D.A.P. gescha-
pen, dat ook vakverenigingen zich bij de partij konden aan-
sluiten, heeft geen effect gehad. 2 Uit het verslag van het
1nbsp;Geheel afgedrukt bij Vliegen, a. w., I, p. loi vlgg.
2nbsp;De statuten spreken van „afdelingen en aangesloten verenigingen.quot;
Vliegen verdedigde op het Deventers congres deze mogelijkheid, waarbij hij
aan een organisatievorm dacht als die van de Belgische Werkliedenpartij.
De S D A P. heeft zich echter, ondanks de opgenomen bepaling, in een geheel
andere richting ontwikkeld. (Vgl. Officieel congresverslag. Cf. Vliegen, a. iï;., I,
p. 86 vlg.).
tweede congres der S.D.A.P. in 1896 blijkt, dat zich 3 af-
zonderlijke verenigingen hebben aangesloten, waarbij echter
geen enkele vakvereniging was.i Toch wilde de S.D.A.P.
zoveel mogelijk contact zoeken met de arbeiders. Op voorstel
van de afdelingen Groningen en Maastricht werd daarom in
Deventer besloten, dat de partij tot het N.A.S. zou toetreden.
De bedoeling was, zoals Loopuit het uitdrukte, de vakbewe-
ging „weg te halen onder de knuisten der partij, waaronder
ze bedorven wordt.quot;® Men wilde een kracht zijn tegen de
invloed, die de Socialistenbond in het N.A.S. uitoefende.
Bovendien was de omstandigheid, dat het N.A.S. opgericht
was als gevolg van een besluit van het internationaal congres
te Brussel, voor de S.D.A.P. ook een motief, om zich daarbij
aan te sluiten. Het gevolg van deze aansluiting was, dat de
strijd tussen de parlementaire en de meer anarchistisch gezinde
socialisten nu in het N.A.S. werd voortgezet. De schaduwen
van Domela Nieuwenhuis en van Troelstra waarden in de ver-
gaderingen en congressen van het N.A.S. rond, schrijft
Oudegeest. En de heilloze vraag over het al of niet meedoen
aan de wetgeving, bedierf zelfs de beste ogenblikken.® De
ervaringen, die de S.D.A.P. in het eerste jaar van haar lid-
maatschap opdeed, waren niet bijzonder aangenaam. Zij voelde
zich door de besluiten en het optreden van het N.A.S. soms
in haar vrijheid belemmerd.* Reeds in Februari 1896 stelde
Troelstra daarom in het partijbestuur voor zich uit het N.A.S.
terug te trekken. Aanvankelijk kreeg hij onvoldoende steun,
maar enige maanden later besloot het bestuur toch een voor-
stel in Troelstra's geest aan het tweede congres voor te
leggen.® Het werd daar verdedigd door Loopuit, die verklaar-
^ Officieel Verslag van het Utrechts congres, p. 4.
2 Officiëel Verslag van het Deventers congres.
^ Oudegeest, Vakbeweging, I, p. 237.
^ Zo o.a. bij het i-Meifeest. Vgl. Oudegeest, a. w., ï, p. 239.
° Deze gevi^ijzigde houding is voornamelijk een gevolg van het besluit van
het N.A.S., dat de gehele Nederlandse delegatie zich uit het internationaal
congres te Londen zal terugtrekken, als de Socialistenbond geweerd mocht
worden. De S.D.A.P. achtte dit onaannemelijk. Reeds vóór het congres der
_ S.D.A.P. was het N.A.S. op dit besluit teruggekomen, waarmee dit motief
voor het uittreden uit het N.A.S. was vervallen.
de in een jaar geheel „zijn illusies verloren te hebben.quot; Het
N.A.S. was volgens hem „een bijwagen van de Socialisten-
bond geworden.quot; Hij vertrouwde, dat men de vakbeweging
ook buiten het N.A.S. wel voor de politieke actie zou kunnen
winnen en wilde daartoe eigen vakverenigingen oprichten.^
Vliegen verzette zich tegen afscheiding. Zoals het N.A.S. nu
een machtsmiddel in handen der revolutionnairen was, kon
het dat, naar zijn mening, ook worden in handen der parle-
mentairen. Het resultaat van de besprekingen was, dat de
S.D.A.P. met twintig tegen tien stemmen besloot bij het
N.A.S. te blijven.
In het N.A.S. zelf groeide intussen verzet tegen het lid-
maatschap der politieke partijen; men werd wellicht de voort-
durende onderlinge strijd tussen Socialistenbond en S.D.A.P.
moe. Een poging, door enkele vakbonden in het najaar van
1896 ondernomen, om de politieke partijen van het lidmaat-
schap uit te sluiten, mislukte. Niettemin werden de banden
tussen de S.D.A.P. en het N.A.S. kort daarna doorgesneden.
In De Sociaal-Demokraat, het officiële orgaan van de S.D.A.P.,
was een verslag geplaatst van een vergadering van het N.A.S.,
hoewel in die vergadering geen besluit tot toelating van de
pers genomen was. Op grond van dit feit besloot het N.A.S.,
met veertien stemmen voor en tien onthoudingen, de S.D.A.P
_ te schorsen. Dit besluit werd, op enigszins wonderlijke wijze,
bij referendum bevestigd. ^ Bij referendum werd eveneens
vastgesteld, dat voortaan alleen vakverenigingen aangesloten
konden zijn.® Zo was de breuk tussen het N.A.S. en de
S.D.A.P. definitief. Toch probeerde de laatste ook nu nog het
contact met de vakbeweging zoveel mogelijk te behouden.
Het partijbestuur gaf, na de schorsing, een manifest uit,
waarin met nadruk werd betoogd dat de S.D.A.P. niet tegen
vakverenigingen was, zoals haar tegenstanders beweerden. Zij
1nbsp;Officieel Verslag van het Utrechts congres, p. 17 vlg.
2nbsp;Voor een uitvoerige behandeling zie men Oudegeest, a. w., I, p. 249 vlgg.
Vgl. Rüter, a. w., p. 88 vlgg.nbsp;.nbsp;. ^
» De SociaUstenbond had zich reeds voor het referendum uit het N.A.S.
teruggetrokken.
-ocr page 218-beschouwde integendeel, in overeenstemming met de be-
sluiten van de internationale congressen van Zürich en Lon-
den, de „organisatie der werklieden als een dringende eisch
in den strijd tot vrijmaking der arbeidersklasse.quot; Op het partij-
congres van 1898 verklaarde de partij zich dan ook voor krach-
tige steun aan de vakbeweging, ,,mits niet principiëel tegen
staatsbemoeiing gekant.quot; Het zou echter nog enige jaren
duren voor een bevredigende verhouding tussen de politieke
partij en de vakbeweging gevonden was.
c. Internationale betrekkingen
Sterker dan de S.D.B. is de S.D.A.P. in zijn eerste ont-
wikkeling georiënteerd geweest op Duitsland. Wij „stonden
geheel onder Duitschen invloed,quot; erkent Troelstra later.^
Niet alleen ontleende de S.D.A.P. haar eerste beginselpro-
gram voor een belangrijk deel aan dat van de Duitse zuster-
partij, ook de lectuur, die men in de eerste jaren hier bestu-
deerde, was in hoofdzaak Duits. De theoreticus der nieuwe
partij, Van der Goes, vertaalde, zoals we zagen, het eerste deel
van Das Kapital en stond voortdurend in nauwe relaties met
tal van vooraanstaande figuren uit de Duitse partij. Ook
financiëel was er contact met de Oostelijke buren. Troelstra
vertelt van de steun die hij voor De Baanbreker kreeg van de
enigszins wonderlijke Bahlmann, een in Duitsland wonende
Hollander.quot; Uit de notulen van de eerste vergaderingen van
het partijbestuur weten we verder, dat de jonge partij in de
eerste moeilijke dagen eenmaal een bedrag van 1500 Mark
uit Berlijn ontving.® Tegenover deze Duitse invloeden hebben
^ Troelstra, Groei, p. 235.
® Troelstra, Groei, p. 72 vlg. Het beeld, dat Troelstra van Bahlmann geeft,
komt overeen met de indruk, die men van deze krijgt uit zijn uitvoerige
brieven aan Van der Goes. (Arch. G.).
' Medegedeeld bij Vliegen, a. w., I, p. 56. Vanwege de financiële steun uit
Duitsland, spreekt Nieuwenhuis spottend over „de succursaal van de Duitse
bewegingquot;, als hij de S.D.A.P. bedoelt. (Nieuwenhuis, Van Christen tot
Anarchist, p. 212).
de Belgische en Franse relaties van Vliegen en de Engelse van
Polak op de geest van de S.D.A.P., althans in de eerste jaren,
weinig uitwerking gehad.
De S.D.A.P. heeft onmiddellijk getracht, haar plaats in de
internationale beweging in te nemen. Zij hechtte er daarom
grote waarde aan om op het eerste internationale congres,
dat na haar oprichting gehouden werd, in Augustus 1896
te Londen,! vertegenwoordigd te zijn.
Opnieuw en nu voor de laatste maal werd op dit inter-
nationale congres een felle strijd gevoerd over de toelating
van anarchisten. Men had gehoopt van de strijd met de
anarchisten af te zijn, door in de oproep tot het congres als
voorwaarde van toelating op te nemen de formule, zoals die
te Zürich was vastgesteld. Daarin wordt gezegd, dat alle vak-
verenigingen en socialistische partijen worden toegelaten,
,,die de noodzakelijkheid der arbeidersorganisatie en der po-
litieke actie erkennen.quot; Er wordt dan aan toegevoegd, dat
onder politieke actie wordt verstaan, „dat de arbeiderspartijen
de politieke rechten en wetgevende lichamen naar vermogen
trachten te veroveren en te gebruiken tot bevordering der be-
langen van het proletariaat en tot verovering der politieke
macht.quot; Ondanks deze toelatingsformule trachtte een groot
aantal anarchisten aan het congres deel te nemen.^ De Socia-
listenbond in ons land protesteerde eerst tegen de toelatings-
formule en deelde mede, dat hij evenmin als de Nederlandse
Vakbeweging aan het congres zou kunnen deelnemen. Toen
dit protest echter geen uitwerking had, besloten Bond en Vak-
beweging toch wel mede te doen. Maar het N.A.S. nam nu
1nbsp;Zie voor dit congres: Verhandlungen und Beschlüsse des Internationalen
Sozialistischen Arbeiter- und Gewerkschafts-Kongresses zu London vom 27
Tuli bis I August 1896. Berlin 1896. Vgl. verder Nieuwenhuis, a. w., p. 209
vlgg. Vliegen, a. w., I, p. 243 vlgg. Quack, a. VI, p. 41? vlgg. In Vragen
des Tijds wijdde Mr. B. H. Pekelharing een uitvoerig artikel aan de internatio-
nale congressen (Naar aanleiding van het londensch congres. Vragen
des Tijds, 1896, p. 321 vlgg.).nbsp;.
2nbsp;Volgens Quack kenmerkte het Londens congres zich juist door een
„stormloop der anarchisten en hun bondgenooten tegen dat besluit van het
Zwitsersche congres.quot; (Quack, De Socialisten, VI, p. 417)-
met twintig tegen een en een stem blanco, een motie aan,
waarin werd gezegd, dat de Hollandse arbeiders als één man
het congres zouden verlaten, „wanneer er ook maar een fractie
van georganiseerde arbeidersquot; werd uitgesloten.
De Nederlandse delegatie op het Londense congres bestond
uit afgevaardigden van een groot aantal vakbonden en ver-
tegenwoordigers van de Socialistenbond en de S.D.A.P.i De
vakbonds-afgevaardigden waren het steeds eens met Domela
Nieuwenhuis en de zijnen, zodat de S.D.A.P. tegenover hen
voortdurend in de minderheid was. Aanvankelijk wilde de
S.D.A.P. zich niet verzetten tegen toelating van de Socia-
listenbond tot het congres, uit vrees daardoor te veel tegen-
stand in de kringen der vakbeweging te verwekken. Men
motiveerde deze houding zo, dat de Socialistenbond op zijn
congressen van 1894 en 1895 het meedoen aan de verkiezin-
gen niet absoluut had verboden. De felle antiparlementaire
toon in Recht voor Allen kort voor het congres en de scherpe
aanvallen van dit blad tegen de congresleiding,quot; deden de
S.D.A.P. ten slotte toch besluiten tegen de toelating van
Nieuwenhuis c.s. te stemmen.
Na drie dagen van bittere strijd besloot het Londense con-
gres met zestien tegen twee stemmen de anarchisten niet toe
te laten. De twee tegenstemmende landen waren Frankrijk
en Nederland.® Het internationale congres stelde zich dus op
positief parlementair standpunt en noemde in een aangeno-
men resolutie „de verovering van de politieke macht voor de
arbeiders het beste middel om te komen tot hun ontvoogding,
tot de bevrijding van den mensch en den burger, waardoor zij
de socialistische republiek zouden kunnen stichten.quot;
Onmiddellijk na de uitsluiting der anarchisten verklaarde
Domela Nieuwenhuis namens 20 van de 21 Hollandse dele-
^ Voor de Socialistenbond waren Nieuwenhuis, Cornelissen en Methöfer
aanwezig, voor de S.D.A.P. Van Kol, Loopuit, Polak, Troelstra en Vliegen.
2 Zie o.a. Recht voor Allen, z2/24-6-'g6. Vgl. Vhegen Ottze Kracht, I, p. 247
vlgg.
' In de Franse delegatie was met 57 tegen 56 stemmen besloten te stemmen
vóór toelating der anarchisten. Quack, De Socialisten, VI, p. 419.
gaties, dat de Hollandse arbeidersbeweging ,,niet meer deel
zou nemen aan den onverdraagzamen, sectarischen arbeid van
het kongres.quot; Vliegen deelde daarop mede, dat de S.D.A.P.
bleef en niet zou rusten voor ook in Holland de internationale
sociaal-democratie over een sterke partij zou beschikken.
De afloop van het Londense congres was voor de S.D.A.P.
van grote betekenis. Zij was nu opgenomen in de internatio-
nale sociaal-democratie en was voortaan de enige vertegen-
woordigster daarvan in ons land.
Het versterkte zelfvertrouwen der parlementaire socialisten
in ons land komt ook in hun pers tot uiting. Dat de toon in
Recht voor Allen vol bitterheid was, ligt voor de hand. Een
weinig verheffend naspel had het Londense congres hier te
lande nog in een openbare vergadering te Amsterdam, waar
Polak, Troelstra en Vliegen, in Plancius, het congres zouden
bespreken.1 De leden van de Socialistenbond, aangespoord
door Recht voor Allen waren „op hun postquot; en ook Nieuwen-
huis zelf was aanwezig. Het werd min of meer een herhaling
van de beruchte Constantia-bijeenkomst van 1894; met dit
verschil echter, dat nu de beide partijen ongeveer even sterk
waren. Na Vliegens rede kon noch Domela Nieuwenhuis
noch H. Polak zich verstaanbaar maken! Ook nu moest de
politie de zaal ontruimen.
De vergadering was een droevige mislukking geworden. De
„hoofdzaak gelukte niet hun, maar ons,quot; schrijft Domela
Nieuwenhuis later triomfantelijk. Toch waren de parlemen-
tairen niet geheel ontevreden over de afloop. Vergeleken bij
Constantia viel er naar hun mening grote vooruitgang van
hun invloed te constateren. Polak spreekt in Na tien jaar zelfs
van een ,,keerpunt in de historie onzer partij te Amsterdam.quot;
Ook in de geschriften van Vliegen en Troelstra kan men soort-
gelijke klanken beluisteren. Nog op de avond van de vergade-
ring in Plancius hadden de sociaal-democraten „met wel
honderd manquot; een genoeglijke bijeenkomst in een andere
* 25 Augustus 1896. Nieuwenhuis, a. w., p. 294 vlg. Vliegen, Onze Kracht,
I, p. 256 vlg. Na tien jaar, p. 14.
lokaliteit, waar o.a. Polak en Troelstra gelegenheid kregen het
woord te voeren. Zij waren allen overtuigd, schrijft Loopuit,
„dat het grootste leed geleden wasquot; en vertrouwden dat zij
„het anarchistisch schrikbewindquot; in de hoofdstad zouden
kunnen breken.^
4. IN DE POLITIEKE STRIJD
a. Het tweede congres
Ook na het Deventers congres bleef de S.D.A.P. een kleine
partij. Wantrouwen en haat in de kringen van de Socialisten-
bond en het N.A.S. hebben wellicht vele parlementair-
gezinde socialisten van aansluiting teruggehouden. Daarnaast
heeft het bestaan van de Nederlandse Volkspartij voorlopig
de werfkracht van de S.D.A.P. verminderd. Nog in het begin
van 1896 is de Volkspartij belangrijk groter dan de S.D.A.P.®
Op het tweede congres der S.D.A.P. bleek, dat haar ledental
gestegen was van ongeveer 600 tot ± 1000 en het aantal af-
quot; delingen slechts van 24 tot 27. Het congres dat te Utrecht
^ gehouden werd op 5 en 6 April iJjQ^ maakte toch een enigs-
zins fleuriger indruk dan de bijeenkomst in Deventer. Men
vergaderde nu in een eigen gebouw der Utrechtse arbeiders-
beweging en het aantal afgevaardigden zowel als dat der be-
langstellenden was aanmerkelijk groter dan de vorige maal.
In zijn openingswoord wees Troelstra er op, hoe de revo-
lutie, die de socialisten nastreefden, niet in een ogenblik
door een Gideonsbende kan worden voltrokken, maar bestaat
in „een keten van economische revoluties. Zij moet internatio-
naal voltooid worden, door een strijd om de politieke macht,
welk bolwerk der bourgeoisie moet worden overwonnen, om
de economische revolutie haar beslag te geven.quot; Scherp
keerde hij zich tegen de hele en halve anarchisten, die zich
^ Na tien jaar, p. 8i.
2 Officiëel verslag van het Utrechts congres, p. i. Vgl. voor dit congres ook:
Vliegen, Onze Kracht, I, p. 117, p. 123 vlgg.
A
sociaaldemocraten noemen, maar door „hun nonsens de zaak
der arbeiders door het slijkquot; sleuren.
De S.D.A.P. gebruikte het tweede congres om haar stand-
punt ten opzichte van tal van belangrijke kwesties te bepalen. ^
Karakteristiek voor de politieke opvattingen van de partij
in de eerste jaren was de rede, die Vliegen hield over de
sociale wetgeving. Daarin werd, zoals Vliegen later schrijft,
het reformistisch standpunt als hèt standpunt der partij
verdedigd, zonder één woord van tegenspraak van de zijde
van het congres. Vliegen gaf als zijn oordeel, „dat de sociaal-
demokratie het best zal slagen in haar taak, als de verhoudingen
zich vreedzaam, rustig kunnen ontwikkelen.quot; De door hem
voorgestelde motie werd met algemene stemmen aangenomen.
Daarin werd uitgedrukt, dat de S.D.A.P. tegenover de sociale
arbeid van de regering geen vast principiëel standpunt kan
innemen, maar elk voorstel dier regering op zich zelf zal
beoordelen.
Hieruit sprak wel een geheel andere geest, dan uit de dis-
cussies op de laatste congressen van de Socialistenbond. Dat
verschil in houding kwam duidelijk uit tegenover de Centrale
Commissie voor de Statistiek. Evenals in 1887 tegenover de
enquêtecommissie, weigerde men ook nu in revolutionnaire
kringen aan de Centrale Commissie voor de Statistiek alle
inlichtingen.quot; Op het congres der S.D.A.P. daarentegen was
men vrijwel algemeen® van de wenselijkheid en het nut van
de statistiek overtuigd en het congres verklaarde zich dan ook
geheel accoord met het welwillend antwoord, dat het bestuur
aan de Commissie had gegeven.
De omstandigheid, dat de propaganda van de S.D.A.P. in
het begin op het platteland in de Noordelijke provinciën het
meeste succes had,* droeg ertoe bij, dat aan de agrarische
^ Zie het lijstje bij Vliegen, a. w., I, p. 124.
2 Men zie bijv. de motie der afd. Amsterdam van de Timmerliedenbond,
Vliegen, a. w., I, p. 120 vlg.
' Slechts enkelen, o.a. Fortuyn en de afgevaardigde van Leeuwarden, voel-
den er wel wat voor de medewerking te weigeren. (Off. Verslag, p. 9).
^ Vgl. de opmerkingen van Troelstra, Groei, p. 246 vlg. en Vhegen a w ï
p. 130.nbsp;quot; '
kwestie op het Utrechtse congres grote aandacht werd besteed.
De uitvoerige besprekingen werden ingeleid door Troelstra.
Aan het eind van zijn rede stelde hij een motie voor, waarin
boeren en landarbeiders werden opgeroepen „niet meer tegen,
maar met elkander den strijd te voeren,quot; zowel ter verovering
van het kiesrecht, als om hervormingen in hun gemeenschap-
pelijk belang te bewerken.
Wel werd Troelstra's rede „lang toegejuichtquot; volgens het
verslag, maar bij het debat bleek men voor de motie weinig
te voelen. Samenwerking tussen boeren en landarbeiders,
zoals Troelstra die bedoelde, achtte men vrijwel algemeeri
uitgesloten. Het resultaat van de discussie was, dat een com-
missie werd benoemd, die op het volgend congres het resultaat
van haar onderzoekingen zou mededelen.
Tal van kwesties van meer en minder belang, zoals de ver-
houding tot het N.A.S. en het standpunt tegenover het re-
geringsvoorstel tot het instellen van Kamers van Arbeid,
werden nog behandeld.
Uit de opmerkingen in de pers blijkt, dat het tweede congres
van de S.D.A.P. naar buiten nogal een krachtige indruk had
gemaakt. Dat Recht voor Allen er slecht over te spreken is,
valt niet te verwonderen. Het kreeg, volgens Vliegen, „een
vlaag van woede,quot; en vatte, na veel onvriendelijkheden te heb-
ben uitgesproken, zijn oordeel over de parlementaire socia-
listen in deze weinig vleiende karakteristiek samen: „Dubbel-
hartigheid waar het de beginselen betreft, vuilaardigheid in
de taktiek.
De S.D.A.P. zette intussen vol vertrouwen en strijdlust
haar arbeid voort.
b. De eerste verkiezingen
Het is begrijpelijk, dat de S.D.A.P., die immers naast eco-
nomische actie ook parlementaire arbeid wilde, verlangde naar
het ogenblik, waarop zij zich in de verkiezingsstrijd voor de
^ Geciteerd bij Vliegen, a. w., I, p. 137.
-ocr page 225-Tweede Kamer zou kunnen werpen. Zij „hunkerde naar de
verkiezingsaktie,quot; volgens Vliegen. Dat verklaart mede de
houding, die zij aannam tegenover het wetsontwerp van minis-
ter Van Houten betreffende de uitbreiding van het kiesrecht.
Er was in het land in de kringen van de Volkspartij, van
, radicalen en liberalen, fel verzet tegen de regeringsvoorstellen.
Men achtte ze geheel onvoldoende en ageerde voor ver-
werping. De S.D.A.P. was krachtig voorstandster van algemeen
kiesrecht en had zeker niet minder kritiek op het ingediende
wetsontwerp dan de andere groepen. In tegenstelling echter
met de anderen weigerde de S.D.A.P. het „onaannemelijkquot;
uit te spreken. Zij ging uit van het standpunt, dat er bij ver-
werping van het voorstel-Van Houten niet de minste kans was
op een beter ontwerp. Daarom wilde zij Van Houtens kieswet
„op afbetaling aanvaarden,quot; zoals Schaper schreef.^ Wel
steldfe zij bij tal van gelegenheden de gebreken van het ont-
werp in het licht en gaf aan, welke veranderingen zij wenselijk
achtte, maar de conclusie was steeds: in elk geval aannemen
Iedere kiesrechtuitbreiding naar de kant der arbeiders, hoe
onvoldoende ook, zou de politieke belangstelling in de ar-
beidersklasse bevorderen en de S.D.A.P. gelegenheid geven
voor nieuwe aktie.
Vandaar, dat, na aanneming van het ontwerp-Van Houten,
de vreugde in de kringen der S.D.A.P, groter was dan naar
buiten bleek. Wel was de partij „noch dankbaar noch voldaan
over deze wet,quot; zoals De Sociaal-Demokraat schreef, maar zij
aanvaardde haar, als het enige wat onder de bestaande om-
standigheden kon worden verwacht, en als middel om een
betere wet te veroveren. De S.D.A.P. beschouwde het be-
reikte resultaat als de inleiding tot „een nieuwe periode in
den strijd voor het algemeen kiesrecht voor mannen en
vrouwen.quot;®
^ Schaper, Een halve eeuw, II, p. 45 vlg.
^ Vgl. Troelstra's artikel in De Baanbreker, zS-g-'ps. Eveneens diens motie
op de Kiesrechtmeeting te Zwolle, Kerstmis 1895. Troelstra, Groei, p. 137.
Cf. Vliegen, Onze Kracht, I, p. 113 vlgg.
' De Sociaal-Demokraat, 3i-6-'96.
-ocr page 226-Al was de vermeerdering van het aantal kiezers niet onbe-
langrijk — het steeg van ongeveer 300 000 tot ruim 577 000 ^
— het aantal arbeiders-kiezers bleef heel gering, wellicht een
150 000 a 200 000 2 en deze kwamen bovendien alleen uit de
kringen der „gezeten werklieden.quot; Met dit gebrekkige kies-
recht, met slechts enkele tientallen afdelingen en nauwelijks •
1200 leden, met een vrijwel ledige kas en een zeer beperkte
lezerskring voor haar pers — De Sociaal-Demokraat telde on-
geveer 1500 abonné's! — ging de S.D.A.P. haar eerste ver-
kiezingscampagne in. Bedenkt men daarbij, hoe fel de bestrij-
ding was van de kant van Domela Nieuwenhuis en de Socia-
listenbond, dan is het duidelijk, dat de partij der parlementaire
socialisten voor geen eenvoudige taak stond. Het is begrijpe-
lijk, dat zij haar invloedssfeer trachtte te vergroten en daartoe
uitkeek naar mogelijke samenwerking. Onmiddellijk na aan-
neming van de wet-Van Houten in De Tweede Kamer
opperde Troelstra in De Sociaal-Demokraat^ het enigszins
wonderlijke plan de verschillende arbeidersverenigingen, van
A.N.W.V. tot Socialistenbond,* te doen samenwerken bij
de verkiezingen. Zowel door onwil bij de bedoelde organisaties
als door verzet in de S.D.A.P. zelf, o.a. van Schaper, kwam van
dit plan niets terecht. In October 1896 besloot het P. B. bij
de verkiezingen onder geen voorwaarde met andere partijen
samen te werken. Betekende dit, dat de S.D.A.P. in haar
eerste verkiezingsstrijd geheel zelfstandig zou optreden ?
Propagandistisch was dit zonder twijfel het beste. Zo zou
de verkiezingscampagne tevens kunnen dienen „om de so-
ciaal-demokratie te propageren en de partij te versterken.quot;®
Zo ook zou de taak om ,,in dezen verkiezingsstrijd het klasse-
bewustzijn van de arbeiders te ontwikkelen,quot; het beste ver-
^ De Bruyne-Japikse, Staatk. Geschiedenis, VI, p. 78.
^ Vliegen, a. w., I, p. 163.
3 De Sociaal-Demokraat,
* Troelstra noemde: de neutrale vakbonden, het A.N.W.V., de Ned. en de
Friese Volkspartij, de Socialistenbond en de S.D.A.P.
® Schaper in De Sociaal-Demokraat, s-io-'gó. Geciteerd bij Vliegen, a. w.,
I, p. 166.
vuld kunnen worden. De grote moeilijkheid was echter, dat
de S.D.A.P. wel erg klein en zwak was om alleen op eigen
krachten te bouwen. Vandaar dat zij steun zocht bij die arbei-
dersorganisaties, die bereid waren met haar op grondslag van
een sociaal-demokratisch program in zee te gaan. Toch kreeg
men op deze wijze wel een zonderlinge situatie. In tal van
plaatsen werden nu, onder leiding van „enkele bewuste
sociaal-demokraten,quot; arbeiderskiesverenigingen opgericht,
soms naast een bestaande partijafdeling. ^ Door lage contri-
butie werd het velen gemakkelijk gemaakt de S.D.A.P. bij
de verkiezingen te steunen, zonder zich dadelijk socialist te
noemen. Zo kreeg de partij enig contact met grotere groepen
arbeiders, die nog niet bereid waren, zich openlijk bij haar aan
te sluiten. Het aantal leden dezer arbeiderskiesverenigingen
was dikwijls aanzienlijk groter dan dat der partijafdelingen.
Gevaarlijk werd de toestand voor de S.D.A.P. in een enkele
plaats, waar de aanhangers van de Volkspartij probeerden in
zo'n arbeiderskiesvereniging een der hunnen candidaat te
laten stellen, 't Is wel evident, dat de S.D.A.P. de gehele
samenwerking met deze kiesverenigingen als een noodmaat-
regel beschouwde. Troelstra spreekt dan ook van „een voorbij-
gaand verschijnsel van opportunistischen aard.quot;®
Ondanks organisatorische en financiële moeilijkheden werd
de verkiezingsstrijd van de kant der S.D.A.P. met veel vuur
en groot enthousiasme gevoerd. Een opmerkelijk verschijnsel
is het, dat de welwillende houding, die de radicalen aanvanke-
lijk tegenover de parlementaire socialisten hadden aangeno-
men, in deze strijd al spoedig verdween. Beide groepen ston-
den weldra scherp tegenover elkaar. De radicalen verzetten
zich o.a. tegen enkele eisen van het socialistische verkiezings-
program, die voor de socialisten zeer belangrijk waren, name-
lijk de eis van grondwetsherziening, om te komen tot algemeen
kiesrecht en die van staatspensioen of arbeiderspensionnering,
1nbsp;Zo bijv. in Rotterdam (Vliegen, a. w., I, p. lyO en in Utreciit (Troelstra,
Groei, p. 143). Zonderling is het, dat een viertal arbeiderskiesverenigingen
aangesloten waren bij de S.D.A.P.! Vliegen, a. w., I, p. 181.
2nbsp;Troelstra, Groei, p. 143.
-ocr page 228-zoals men toen meestal zei. Bovendien werden de onderlinge
tegenstellingen nog verscherpt, doordat radicalen en sociaal-
democraten uit den aard der zaak hun hoop dikwijls op de-
zelfde districten bouwden.
Het congres door de S.D.A.P. met Pasen 1897 te Arnhem
georganiseerd, bestond feitelijk uit twee delen. Op de eerste
dag werd het gewone partijcongres gehouden. De groei van
de partij was ook in dit tweede jaar héél gering: het aantal
afdelingen was constant gebleven,^ het ledental niet belangrijk
gestegen.quot; Niettegenstaande deze omstandigheid echter en
ondanks het feit, dat men „geen schitterend succes bij de
verkiezingen verwachtte,quot; was dit congres naar de stemming
„een der meest optimistische uit de geschiedenis der partij,quot;
volgens Vliegen. De toetreding van Herman Gorter en Hen-
riëtte Roland Holst verhoogde niet weinig het enthousiasme
der vergadering. Vermeldenswaard is van dit congres de in-
leiding, die Van der Goes hield over de verhouding tussen
socialisme en godsdienst.® Deze rede was eigenlijk een uit-
werking van de bekende passage uit het partijprogram:
godsdienst is privaatzaak. Minder dan vroeger in de S.D.B.,
waar men gewoonlijk geen andere geluiden vernam dan in de
kringen der vrijdenkers, richtte Van der Goes zijn aanvallen
in de eerste plaats op het geloof zelf. Als goed Marxist ziet
hij kerk en godsdienst als uitvloeisels van de burgerlijke maat-
schappij; tegen die maatschappij moet zich de strijd der socia-
listen richten. Hoewel hij van mening is, dat voor idealisme
geen plaats is tussen socialisme en geloof, en dat men ,,het een
of het ander moet omhelzen, als men althans fef^ wil zijn,quot;
wil hij toch niet de oude soort idealisme ruw verstoten. Hij
meent, dat het socialisme, ,,een nieuw geloof,quot; op den duur alle
godsdienst overbodig zal maken. In een motie wordt daarna
o.a. vastgesteld, dat het kerkgeloof „geen reden van politiek
1 nl. 24; daarnaast waren dan de 4 genoemde arbeiderskiesverenigingen
afzonderlijk bij de S.D.A.P. aangesloten.
^ Van dz 1000 tot ongeveer ± 1225.
quot; Zie voor deze rede, Vliegen, a. w., I, p. 182 vlgg.
-ocr page 229-verschil behoeft te zijn, omdat alle arbeiders dezelfde ekono-
mische belangen hebben.quot; Het socialisme, dat de vrijmaking
van de proletariërs uit politieke en ekonomische onderworpen-
heid beoogt, kan daarom volgens de motie alle arbeiders
zonder verschil van geloof omvatten. Als taak van de partij
wordt genoemd ,,de politieke en ekonomische macht der kerk
te breken, zonder binnen of buiten haar kring de godsdienstige
meening van iemand te willen kwetsen.quot;
Men krijgt uit het congresverslag niet de indruk, dat dit
onderwerp grote belangstelling had. Voorlopig zou religie in
de partij worden geduld, maar er moest vooral niet veel over
gesproken worden: het socialisme als zodanig had, naar de
heersende opvatting, met religie niets te maken. Men nam de
motie-Van der Goes aan, schrijft Vliegen ,,meer omdat men
maar van de zaak af wilde zijn, dan omdat haar inhoud zoo
bevredigde.quot; Uit het optreden van socialistische predikanten
en de uitgave van het religieus-socialistische blad De Blijde
Wereld,^ zou weldra blijken, dat er toch ook wel een andere
verhouding tussen socialisme en religie mogelijk was.
Bij de organisatie van het verkiezingscongres op de tweede
Paasdag, dat op voorstel van Troelstra gehouden werd, zaten
soortgelijke bedoelingen voor als bij de oprichting der ar-
beiderskiesverenigingen: men wilde grotere groepen voor de
verkiezingen mobiel maken dan door de S.D.A.P. bereikt
werden. Naast de partijafdelingen waren op dit congres
ongeveer een gelijk aantal andere organisaties vertegenwoor-
digd, voornamelijk volks- of arbeiderskiesverenigingen. ^
Evenals bij deze laatste berustte ook de leiding van het congres
geheel bij de S.D.A.P.. Vliegen werd voorzitter, terwijl Troel-
stra namens het Partijbestuur een inleiding hield over het
verkiezingsprogram, dat de S.D.A.P. voor dit congres ont-
worpen had. Uitdrukkelijk stelde de inleider hierbij de sociaal-
democratische opvatting voorop. Hij zeide niet te geloven, „dat
1 Het eerste nummer verscheen 31 Oct. 1902.
^ In totaal waren er 63 afgevaardigden van 46 verenigingen met ongeveer
4000 leden. Vliegen, a. w., I, p. 186,
door een program van hervormingen duurzame verbetering
mogeUjk is, voordat grond en arbeidsmiddelen in handen der
gemeenschap zijn gebracht.quot; Het voorgestelde program werd
met enkele onbelangrijke wijzigingen aangenomen.^ Voorop
stond de eis tot grondwetsherziening ,,om te komen tot alge-
meen enkelvoudig kiesrecht voor mannen en vrouwen.quot; Een
lange lijst van eisen volgde, waarvan er verscheidene ontleend
waren aan het strijdprogram, dat op het eerste congres der
S.D.A.P. te Deventer was vastgesteld. Het lijkt achteraf wel
wat zonderling, dat op deze manier het sociaal-democratisch
verkiezingsprogram werd vastgesteld op een congres, dat voor
ongeveer de helft bestond uit organisaties, die niet bij de
S.D.A.P. waren aangesloten. Ook dit zal men wel moeten
beschouwen als „een voorbijgaand verschijnsel van opportu-
nistischen aard.quot;
Hoe zwak de S.D.A.P. nog was, blijkt o.a. uit het feit, dat
zij er nauwelijks in slaagde, in 29 van de 100 kiesdistricten
een candidaat te stellen. En in verscheidene van deze 29 was
het praktisch haast niet mogelijk werkelijke verkiezingsactie
te voeren door het ontbreken van een behoorlijke organisatie,
door gebrek aan geld en mensen. Aan geestdrift ontbrak het
overigens niet. Dat de enthousiaste verkiezingsstrijd der soci-
aal-democraten zijn invloed deed gelden op vele leden van de
Socialistenbond, ligt voor de hand. Daaronder immers waren
er nog velen, die toch niet geheel afwijzend stonden tegenover
de f)arlementaire arbeid. De poging der leiders van de Socia-
listenbond, om in debatvergaderingen de politieke actie der
S.D.A.P. te critiseren, had niet het gewenste effect. De poli-
tieke werkeloosheid, waartoe zij in deze verkiezingsdagen ge-
dwongen waren, werd veel Socialistenbonders te machtig.
Spijtig schrijft Domela Nieuwenhuis later in zijn gedenk-
schriften, dat verschillende leden van de Socialistenbond,
„gebruik makend van de hun verleende vrijheid om indivi-
dueel al dan niet mee te doen, zich er warm voor maakten.quot;
En hij wijst dan op het inderdaad zonderlinge schouwspel,
1 Het program is geheel afgedrukt bij Vliegen, t.a.p.
-ocr page 231-dat Van der Zwaag, een der bekende propagandisten van de
anti-parlementaire Socialistenbond, een candidatuur voor de
Tweede Kamer aannam en zelfs gekozen werd!
Ondanks de bescheiden verwachtingen, die men in de
S.D.A.P. omtrent de verkiezingen koesterde, viel de uitslag
van de eerste stemming toch nog tegen. In totaal behaalden
de sociaaldemocratische candidaten ruim lo.ooo stemmen.^
Het gunstigst was de uitslag nog op het platteland, waar het
aantal kiezers door de wet-Van Houten het sterkst was uitge-
breid. Troelstra bracht het in drie districten tot een her-
stemming en werd, door een samenloop van omstandigheden
èn door een intensieve verkiezingsactie in alle drie gekozen:
Leeuwarden, Tietjerksteradeel en Winschoten. Het was een
moeilijke beslissing uit te maken welk van deze drie districten
Troelstra zou aannemen. Het partijbestuur besloot, dat
Troelstra voor het zwakste district, Tietjerksteradeel, zou
opteren, tot grote teleurstelling van de beide andere, die bij de
naverkiezingen allebei verloren gingen. ® Hier stond tegenover,
dat bij de naverkiezing, die in Enschede noodzakelijk was.
Van Kol nu gekozen werd, dank zij o.a. de steun der liberalen,
die uit vrees voor de clericale partijen aan Van Kol de voorkeur
gaven boven de R.K. tegencandidaat.®
Het eindresultaat was voor de S.D.A.P. niet geweldig: een
„fractiequot; van twee leden zou bij de nieuwe zitting haar plaats
in het parlement innemen, om nog voor het eind der zittings-
periode uit te groeien tot een drietal, door de verkiezing van
Schaper in het district Veendam (1899). Tevergeefs heeft
Troelstra geprobeerd de eenling Van der Zwaag, die als on-
afhankelijk socialistisch candidaat in Schoterland gekozen
^ Bovendien verwierf Van der Zwaag in twee districten samen ruim 2000
stemmen. Vliegen, a. w., I, p. 193.
2 Vliegen wijst op fiet zonderlinge feit, dat bij de naverkiezing in Winschoten
tal van leden van de SociaUstenbond krachtig werkten voor de candidatuur-
Van Kol. Vliegen, a. w., I, p. 202.
' Vhegen, a. w., I, p. 203 vlg. Smalend schreef Nieuwenhuis in zijn gedenk-
schriften, dat Troelstra juist in dat deel van Friesland gekozen werd, „waar
feitelijk heelemaal geen socialisten waren,quot; terwijl Van Kol „met de hulp der
fabrikantenquot; in de Kamer kwam {Van Christen tot Anarchist, p. 297).
was, te bewegen, zich bij de socialistische fractie aan te
sluiten. Troelstra's uitvoerige brief van twintig kantjes bleef
onbeantwoord!
Het is intussen begrijpelijk, dat er toch vreugde was in het
kamp der parlementaire socialisten. De mogelijkheid was nu
gegeven voor vruchtbare politieke arbeid; de S.D.A.P. kon
zich nu ontwikkelen tot de partij der arbeiders in Nederland.
De teleurstellingen bij de naverkiezingen maakten, dat er geen
sprake was van overmoedigheid of hooggespannen verwach-
tingen. Wel was er een sterk besef, dat men stond aan het be-
gin van een belangrijke periode in de ontwikkeling der
socialistische arbeidersbeweging in Nederland.
5- SLOTWOORD
Het socialisme in Nederland was een nieuwe fase ingetre-
den. De S.D.B., eenmaal een organisatie, die óók en dikwijls
met veel enthousiasme de strijd voor algemeen kiesrecht had
medegestreden, was zijn leider in anarchistische richting ge-
volgd en mede daardoor in menig opzicht tot werkeloosheid
en machteloosheid gedoemd. Andere socialisten daarentegen
hadden geweigerd in deze richting te gaan. Staande aan de
tweesprong besloten de parlementaire socialisten, voor zover
ze ten minste niet al te zeer onder invloed van Domela Nieu-
wenhuis stonden, een andere weg te gaan. De stichters van
de S.D.A.P. aanvaardden welbewust de strijd om de poli-
tieke macht, zonder nochtans de economische strijd te ver-
waarlozen. Op den duur bleek, dat deze keuze door de Neder-
landse socialisten in het algemeen werd aanvaard. Wat
Domela Nieuwenhuis reeds te Groningen ^ als zijn verwachting
uitsprak, bleek juist: de naaste toekomst was aan de parle-
mentaire socialisten. En terwijl de aanhang van de S.D.A.P.
langzaajp groeide, ging de Socialistenbond vrij snel in beteke-
1 Vliegen, Dageraad, II, p. 422. Vgl. Nieuwenhuis, Autoritair en Libertair
Socialisme, p. 63.
nis achteruit. De hoop, dat de scheuring ook in de laatste
organisatie de gewenste zuivering zou brengen, was ijdel ge-
bleken.
Ondanks het radicale besluit van 1893, keerde de taktiek-
vraag op de congressen van de Socialistenbond telkens weer
terug. Op het Haagse congres van 1894 had men in een door
Nieuwenhuis opgestelde motie een wat soepeler houding aan-
genomen tegenover de verkiezingskwestie. In deze motie werd
het meedoen aan verkiezingen tot een nuttigheidsvraag ver-
klaard. Wel zou de partij als zodanig niet aan de verkiezingen
deelnemen, maar de mogelijkheid werd opengelaten, dat de
leden in uitzonderingsgevallen wel eens mee konden doen.
Niet ter wille van de parlementaire arbeid, maar om op die
wijze mede te werken aan verzet tegen en ondermijning van
het gezag. De motie bedoelde volgens Nieuwenhuis, dat men
anti-parlementair was, maar dat men, terwille van de vrijheid,
geen bindende besluiten wilde nemen. Een volgend congres,
in 1895 te Leeuwarden gehouden, trachtte tevergeefs klaarheid
te brengen ten opzichte van het begrip „nuttigheidquot; met be-
trekking tot de verkiezingen. De situatie bleef onduidelijk en
verward. Nieuwenhuis' spotternij over ,,parlementaire revo-
lutionairen en revolutionaire parlementairenquot; was niet geheel
zonder grond. Telkens weer bleek opnieuw, dat er ook in de
Socialistenbond velen waren, die „nog lang niet los waren van
het parlementarisme.quot;
De verkiezingen van 1897, waaraan naar wij zagen ten
gevolge van de kieswet-Van Houten ook arbeiders zouden
deelnemen, maakte het voor de Socialistenbond noodzakelijk
zich op zijn Amsterdamse congres van 1896 opnieuw met de
oude kwestie bezig te houden. Wel bevestigde men met alge-
mene stemmen, dat de Bond niet aan de verkiezingen zou
deelnemen en verbood men het met meerderheid van stemmen ^
aan de afdelingen, maar met overweldigende meerderheid^
stelde men daartegenover vast, dat de leden indivic'vieel vrij
1 43 tegen 33 stemmen, Vliegen, Dageraad, II, p. 515.
quot; 61 tegen 4 stemmen en 3 blanco, t.a.p.
bleven. Deze zonderlinge, halfslachtige houding werd in
Rotterdam in 1897, nadat de verkiezingen dus gehouden wa-
ren en zelfs een der leden van de Socialistenbond, namelijk
de genoemde Van der Zwaag, tot lid van de Tweede Kamer
gekozen was, nogmaals bekrachtigd. Dezelfde vragen werden
daar gesteld en op dezelfde wijze beantwoord.^ Het grote
verschil tussen dit laatste congres en de vorige was, dat
Domela Nieuwenhuis zich ditmaal met kracht verzette tegen
de tweeslachtigheid van de Bond. Hij wilde daaraan nu een
eind maken en hij sprak de hoop uit, dat zij, die niet bij elkaar
hoorden, vrijwillig uit elkaar zouden gaan. Zelf voelde Nieu-
wenhuis zich steeds minder thuis in het slinkende gezelschap,
waarin de parlementaire neigingen blijkbaar onuitroeibaar
waren. Hij legde het redacteurschap van Recht voor Allen neer,
ondanks de slaafse houding van het congres, dat wanhopige
pogingen deed de oude leider te behouden. Nieuwenhuis'
besluit stond vast, hij trok zich geheel uit de Socialistenbond
terug. Op 26 Maart 1898 schreef hij zijn Afscheidsartikel in
Recht voor Allen. En daarna stond hij alleen; opnieuw had hij
banden losgescheurd, die knellend voor hem waren geworden.
Eindelijk was hij, waar hij wel uitkomen moest, naar zijn eigen
getuigenis. Als redacteur van De Vrije Socialist zette hij de
strijd voor zijn idealen voort.
De Socialistenbond maakte nog een paar jaren van innerlijke
strijd en aarzeling door. Wat er nog over was van de eenmaal
krachtige Oude Beweging verklaarde zich in December 1899
bereid tot samensmelting met de S.D.A.P.^ Op 24 Juni 1900
werd de fusie tussen de Socialistenbond en de S.D.A.P. op
een speciaal daarvoor belegd congres, een feit.
De strijd tussen anarchisme en parlementair socialisme, die
^ Met 45 tegen 9 stemmen en 3 blanco besliste men, dat de afdelingen niet
zouden deelnemen aan de verkiezingen. Met 32 tegen 20 stemmen en 5 ont-
houdingen liet men de leden vrij. Vliegen, a. w., p. 519. Cf. D. Nieuwenhuis,
a. w., p. 229.
2 Zie hiervoor o.a. De Nieuwe Tijd, 1899, waarin artikelen van F. van der
Goes, Joh. Harttorff en H. Heyermans Jr. over de samensmelting. Verder:
J. A. Bergmeijer, De fusie van S.D.A.P. en Socialistenbond in het
Gedenkboek der S.D.A.P.
in vele landen van Europa de arbeidersklasse had verdeeld
en verzwakt, had in Nederland nu praktisch een einde geno-
men. Wel traden ook hier nog anarchisten op, en onder hen
waren belangrijke figuren, maar als politieke macht is het
anarchisme hier te lande nooit van betekenis geworden. De
parlementair socialistische beweging daarentegen ontwikkelde
zich langzamerhand tot een der grootste politieke partijen van
ons land. Na de jaren van felle botsingen en onderlinge con-
flicten in de socialistische gelederen, waarbij de tegenstanders
zich niet altijd van hun beste kant hadden laten zien, brak nu
weldra een periode aan van opbouwende arbeid. De Neder-
landse arbeidersklasse, door Domela Nieuwenhuis tot leven
en actie gewekt, volgde op den duur de parlementaire weg.
Georganiseerd in de S.D.A.P. zou zij een belangrijk aandeel
nemen in de strijd voor sociale en culturele hervormingen
en voor de politieke vrijmaking van het Nederlandse volk.
J
■LrC.. quot; M-*
iS!
A. BOEKEN, BROCHURES, ARTIKELEN E.D.
Antonio, Mr., Nieuwe Schetsen uit de Tweede Kamer onder het
Ministerie Kuyper 1901/1905, Rotterdam 1905.
Augur, Van het Haagsche Binnenhof, Parlementaire Schetsen, Am-
sterdam 1901.
Bakker, R. van Zinderen, Wenken en Wenschen ter bevordering
der propaganda voor de arbeidersbeweging, Wolvega 1893.
Beschrijvingsbrieven voor de congressen van de S.D.B.
Beschrijvingsbrieven voor de congressen van de S.D.A.P.
Bonger, Mr. W. A., Geschiedschrijving der Arbeidersbeweging. In:
De Socialistische Gids 1928.
Brugmans, Dr. H., De geschiedenis van Amsterdam, VIII, Amster-
dam 1933.
Brugmans, Dr.H. en Dr. G. W. Kernkamp, Algemeene Geschiedenis,
IV, 2e dr., Leiden z.j.
Brugmans, I. J., De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw,
's-Gravenhage 1925.
Bruin, P. B., Een stuk socialistische historie van het jaar '94. In:
Studiën op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied,
Utrecht 1895.
Bruinsma, Dr. Vitus, De Zwolsche motie en de vraag of de S.D.B.
een ,,verbodenquot; vereeniging is. In: De Sociale Gids 1893.
Bruyne, J. A. de en Dr. N. Japikse, Staatkundige geschiedenis van
Nederland in onzen tijd, VI, Leiden 1918.
Bymholt, B., Geschiedenis der arbeidersbeweging in Nederland,
Amsterdam 1894.
-, Ontwikkehng en stroomingen der socialistische beweging en
der socialistische partijen in Nederland. (Overdruk uit Vragen van
den dag 1904).
-, Een halve eeuw geleden. (Overdruk uit De Socialistische Gids
1928).
Over de Nederlandsche vakbeweging. (Overdruk uit Vragen
van den dag 1931)-
Clemens (Chr. Cornelissen), Het sociahsme van den heer Van der
Goes. (Overdruk uit Recht voor Allen, 1891).
Cornelissen, Chr., Het Revolutionaire Kommunisme, zijn beginselen
en zijn taktiek. Ontwerp voor een overeenkomst en voor het samen-
gaan van revolutionaire socialisten en kommunistische anarchisten,
Amsterdam 1897. (Eerst verschenen in De Sociale Gids 1896).
-, Privaat Bezit, Amsterdam 1893.
-, Een gevaar. In: De Sociale Gids 1894.
-, Over den toestand in de internationale arbeidersbeweging.
In: De Sociale Gids 1893.
-, Over het Internationaal Arbeiderskongres te Zürich. In: De
Sociale Gids 1893.
CoRSTiAAN, Peer, De Twistappel. In: De Sociale Gids 1894.
Croll, C., Ter toelichting van mijn uittreden uit de Sociaal-Demo-
cratische Partij. (Een vraag van staatsrecht mede), 's-Gravenhage
1890.
Domela Nieuwenhuis ontmaskerd! Een woord van waarschuwing
tot Partijgenooten en Niet-Partijgenooten, door een ingewijde.
Heerenveen, z.j.
(N.B. Volgens aantekeningen van Van der Goes is deze brochure
stellig van Croll, uit het jaar 1891).
Domela Nieuwenhuis, F., Zie Nieuwenhuis.
Emmenes, A. van. Het Antwoord op de brochure Onthullingen, z.j.
Gedenkboek, ter gelegenheid van den yosten verjaardag van F. Domela
Nieuwenhuis 31 December 1916, Amsterdam 1916.
Gedenkboek, uitgegeven door het Nationaal Arbeids-Secretariaat ter
gelegenheid van zijn 25-jarig bestaan, Amsterdam 1918.
Gedenkboek ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan van
de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland, 2e druk,
Amsterdam 1919.
Geertsma, K., De eerste opbouw. Serie artikelen in Het Arnhemsche
Volksblad 1935.
Gerhard, A. H., Is het algemeen stemrecht eene noodzakelijkheid?
Voordracht, Groningen 1884.
-, De Vereeniging ,,De Dageraadquot; 1856—1906. In: De Dageraad.
Geschiedenis, Herinneringen en Beschouwingen, Amsterdam 1906.
Goes, F. van der, Mijn overgang tot de Sociaal-Democratie, Am-
sterdam 1891.
-, Wat de socialisten niet willen, Amsterdam 1891.
-, Majesteitsschennis, Amsterdam 1886.
-, Klassevooroordeel. (Antwoord aan Clemens) z.j.
-, Aan onze Kameraden van den Socialistenbond. (Overdruk uit
De Nieuwe Tijd 1899).
Gorter, H., Sociaal-Democratie en Anarchisme, Amsterdam z.j.
-ocr page 239-Goudsmit, G., Gedenkboek ter gelegenheid van het 25rjarig bestaan
van den Algemeenen Nederlandschen Bond van Arbeiders(sters) in
het Bakkers-, Chocolade- en Suikerbewerkingsbedrijf, i Augustus
1894— i Augustus 1919, 1919-
-, Uit het duister naar het licht. Gedenkboek van den Algemeenen
Nederlandschen Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers-, Choco-
lade en Suikerbewerkingsbedrijf 1894—1934. 1934.
Hagoort, R., Het beginsel behouden. Gedenkboek van het Neder-
landsch Werkliedenverbond Patrimonium over de jaren 1871—1927,
1934-
Hans, D., Parlementsfilm, Scheveningen z.j.
Heertje, Dr. H., De diamantbewerkers van Amsterdam, Amsterdam
1938.
Heldt, B. H., Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond i8yi—
1896, Leeuwarden 1896.
Hinte, E. van, Sociale en economische geografie van Harlingen, 1936.
Hoogland, P., Vijf en twintig jaren Sociaal-demokratie in de hoofd-
stad, Amsterdam 1928.
Hudig, Jr., D., De vakbeweging in Nederland 1866—1878, Amster-
dam 1904.
Huygens, Cornélie, Barthold Meryan, Amsterdam z.j.
Jaarboeken van tal van vakbonden uit de jaren 1893—1896.
Klanken van Strijd. Artikelen en Schetsen bijeen gegaard uit de ge-
schriften van W. H. Vhegen. (9 Sept. 1883—9 Sept. 1908). Ter
herinnering aan zijn 25-jarige deelname aan de socialistische be-
weging, Amsterdam 1908.
Kropotkin, Peter, De verovering van het brood. La conquête du
pain. Uit het Fransch van Peter Kropotkin door Germanus, Nij-
megen 1894. (N.B. Germanus was het pseudoniem voor F. Domela
Nieuwenhuis).
Kruiderink, W. H., Het eerste verzet. Geschiedenis der Arnhemsche
Arbeidersbeweging voor 1894. Verteld door C. H. Luremans.
Bewerkt en aangevuld door W. H. Kruiderink, Arnhem z.j. (1933)
Kruyt, J. P., De onkerkelikheid in Nederland. Haar verbreiding en
oorzaken. Proeve eener sociografische verklaring, Groningen—
Batavia 1933.
-, Het Nederlandse Volkskarakter en het socialisme, Arnhem 1934.^
-, Sociale tegenstellingen en democratisch socialisme. In de bundel
Volkseenheid, Amsterdam—Mechelen 1935.
Kuiper, C. J., Uit het rijk van den arbeid. Ontstaan, groei en werk
van de Roomsch-Katholieke vakbeweging, le deel. Utrecht 1924.
Kuyper, Dr. A., Het sociale vraagstuk en de Christelijke religie.
-ocr page 240-Rede bij de opening van het sociaal congres, op 9 November 1891
gehouden, Amsterdam 1891.
Kuyper, R., Marxistische Beschouwingen, I—IV, Amsterdam 1920—
1922.
Licht naar aanleiding van de brochure van den heer Croll Tot toe-
lichting van mijn uittreden uit de Soc. Dem. Partijquot; door den Cen-
tralen Raad dier partij, voorafgegaan van Een theoretische toelich-
ting door W. H. Vliegen, 's-Gravenhage 1890.
Lindeboom, Prof. Dr. J., Geschiedenis van het Vrijzinnig Protestan-
tisme, III, Assen 1935.
Loopuit, Jos., De „Moderne Staatquot; en De Sociaal-Democratie,
Amsterdam z.j.
-, Het anarchisme in de Arbeidersbeweging, Amsterdam 1904.
Mansholt, D. R., Mijne Zelfverdediging, een antwoord op de aan-
vallen van de redactie van „Recht voor Allenquot;, St. Anna-Parochie,
1892.
Marx, Karl, Kapitaal en arbeid, bewerkt door F. Domela Nieuwen-
huis, 's-Gravenhage 1881.
Mulder, P., Onthullingen omtrent den Persoon A. van Emmenes,
in zijn qualiteit als Sociaal-Democraat, Arnhem z.j.
Na tien jaar. Gedenkschrift bij het tienjarig bestaan der Sociaal-
Democratische Arbeiders Partij 1894—1904, Amsterdam 1904.
Na twintig jaar. Overzicht van de strijdwijze en taktiek der Socialisten,
zoals die door ,,Recht voor Allenquot; is voorgestaan en verdedigd ge-
durende haar twintigjarig bestaan, Amsterdam 1899.
Netscher, Frans, In en Om de Tweede Kamer, Parlementaire Por-
tretten en Schetsen, 2e druk, Amsterdam 1889.
Nieuwenhuis, Joan A., Uit den tijd der Voortrekkers, Amsterdam
1927.
-, Een halve eeuw onder socialisten. Bijdrage tot de geschiedenis
van het socialisme in Nederland, Zeist 1933.
Nieuwenhuis, F. Domela, Mijn afscheid van de kerk. Twee toespra-
ken, Haarlem 1879.
-, Algemeen Stemrecht, Haarlem 1879.
-, Algemeen stemrecht in beginsel en toepassing, Haarlem 1880.
-, Vrijheid-Blijheid, Haarlem z.j.
-, Hoe ons land geregeerd wordt op papier en in werkelijkheid,
's-Gravenhage 1891.
-, Vier jaren klasse-regeering, of wat men met algemeen kiesrecht
had kunnen gedaan krijgen, 's-Gravenhage 1891.
-, Wat is de toekomst onzer middenklasse, 's-Gravenhage 1891.
-, Les divers courants de la démocratie sociahste allemande.
-ocr page 241-Bruxelles 1892. De Duitse vertaling van A. Auerbach verscheen
onder de titel: Die verschiedenen Strömungen in der deutschen
Sozialdemokratie, Berlin 1892.
-. Eenige oordeelvellingen over het Züricher Congres. In: De
Sociale Gids 1893.
-, Het Socialisme in gevaar. In: De Sociale Gids 1894. Als bro-
chure later in het Frans en Engels versehenen, respectievelijk onder
de titel: Le socialisme en danger, Paris 1897. Sociahsm in danger,
Londen z.j.
-, Tot aanvulling en kompleteering. In: De Sociale Gids 1894.
-, Autoritair en Libertair socialisme, Amsterdam 1897. (Eerst
verschenen in De Sociale Gids 1896).
-, Het internationaal kongres te Londen in 1896. (Overdruk uit
Van Nu en Straks iSgbl'^j).
Een vergeten hoofdstuk. Blanke slaven. Supplement op het
historisch gedenkboek „Een halve eeuwquot;, premie van „Het Nieuws
quot;'^o'^/xT^^S'' ^^^ teekeningen van Jan de Waardt, Amsterdam
r89^(N.B. Het boekje verscheen anoniem. Eerst later werd bekend,
dat Domela Nieuwenhuis de schrijver was).
-, De geschiedenis van het sociahsme, Amsterdam 1901/1902.
-, Het parlementarisme in zijn wezen en toepassing, Amsterdam z.j.
Van Christen tot Anarchist. Gedenkschriften. 4e druk, Amster-
dam T914.
-, Kaphaal en Arbeid. Zie Karl Marx.
Oudegeest, J., De geschiedenis der zelfstandige vakbeweging in Neder-
land, deel J, Amsterdam 1926.
Passtoors, W. C. J., De Nederlandsche R.K. Volksbond. lo: Het
Katholiek Nederland 1813—1913, Nijmegen z.j.
Pekelharing, Mr. B. H., Naar aanleiding van het londensch congres.
In: Vragen des Tijds, Haarlem 1896.
Polak, H., Het onmogelijke van het anarchisme. (Vertaling van een
lezing van G. B. Shaw), Amsterdam 1894.
Protokoll des Internationalen Arbeiter-Congresses zu Paris, Nürnberg
1890.
Protokoll des Internationalen Arbeiterkongresses in der Tonhalle
Zürich vom 6 bis 12 August 1893, Zürich 1894.
Quack, Mr. H. P. G., De Sociahsten. Personen en Stelsels. V en VI,
Amsterdam, 1911/1912.
Raay, C. J. van. Mijn afscheid van den Sociaal-Demokratischen Bond,
Den Haag 1886.
Rapport over de Sociaal-Demokratische Arbeidersbeweging in Hol-
15
-ocr page 242-land, van het internationaal kongres te Brussel (1891) tot het inter-
nationaal kongres te Zürich (1893), z.j.
Rapport der Commissie tot onderzoek der grieven van H. van Kol en
F. Domela Nieuwenhuis, 1898.
Rienzi (H. H. van Kol), Socialisme en Vrijheid, Amsterdam 1893.
-, Het Internationaal Socialistisch Arheiderskongres te Zürich.
In: De Sociale Gids 1893.
-, Mijn afscheid van den Soc. Dem. Bond, Wolvega z.j. (1894).
-, Onze politieke strijd. In: De Sociale Gids 1894.
•, Onbillijke Kritiek. In: De Sociale Gids 1894.
Ritter, Dr. P. H., Een halve eeuw 1848—1898. Historisch gedenkboek
uitgegeven door Het Nieuws van den Dag bij de inhuldiging van
Koningin Wilhelmina, 2 din., Amsterdam 1898.
Roland Holst-Van der Schalk, H., Kapitaal en arbeid in Neder-
land, 4e druk, Rotterdam 1932.
Romein-Verschoor, A. H. M., Vrouwenspiegel. Een literair-socio-
logische studie over de Nederlandce romanschrijfster, Amsterdam
1936.
Rüter, Dr. A. J. C., De spoorwegstakingen van 1903. Een spiegel der
arbeidersbeweging in Nederland, Leiden 1935.
-, Hoofdtrekken der Nederlandsche arbeidersbeweging in de jaren
1876 tot 1886. In: International Review for Social History, deel III,
Amsterdam 1938.
Saks, J., Sociahstische Opstellen, 2 din, Rotterdam 1918.
Schaper, J. H. Een halve eeuw van strijd, 2 din., Groningen—Den
Haag—Batavia 1933—1935.
-, Verzoening of Scheiding? In: De Sociale Gids 1894.
-, De Soc. Dem. Arb. Partij in Nederland. In: De Sociale Gids 1894.
Secutus. In of buiten de Kamer? In: De Sociale Gids 1894.
Smits, H., De Ncdcrlandschc arbeidersbeweging in de negentiende
eeuw, Rotterdam 1902.
Stokvis, J. E., Levensbericht van H. H. van Kol, Leiden 1932.
Stuiveling, Dr. G., De Nieuwe Gids als geestelijk brandpunt,
Amsterdam 1935.
-, Een tachtiger tachtig. In: Tijd en Taak, i8-2-'39.
Troelstra, Mr. P. J., Almanak voor de Volkspartij in Friesland.
Jaargang 1892. Sneek z.j.
-, Moderne ketters en hoe zij worden vervolgd. Zaak Poutsma,
zijn misdaad, arrestatie, gevangenschap en vonnis en het honger-
proces van Appelscha, Leeuwarden z.j. (N.B. De brochure verscheen
anoniem, maar was van Troelstra, zoals deze in zijn gedenkschriften
mededeelt).
-, De S.D.A.P. Haar ontstaan, doel en streven geschetst, Am-
sterdam 1896.
-, Het Kiesrecht en de Sociaal-Demokratie, Utrecht 1894.
-, Wat willen de Sociaaldemokraten ? Antwoord op vijf vragen
van pastoor Arriëns, Amsterdam 1896.
-, Van leed en strijd. Verspreide Stukken. (1892—1898), Am-
sterdam 1898.
-, Gedenkschriften, Ie deel Wording, 2e deel Groei, 3e deel
Branding, Amsterdam 1927—1929.
Uit het werk van Frank van der Goes, Amsterdam 1939.
Velde, C. A. van der, De A.N.D.B. Een overzicht van zijn ontstaan,
ontwikkeling en beteekenis, Amsterdam 1925.
Veltman, Jos., Gedenkboek. Ontstaan en dertigjarige werkzaamheid
van den Diocesen bond van R.K. Werklieden-Vereenigingen in
het Aartsbisdom Utrecht, 1893—1923. Utrecht 1923
Verhandlungen und Beschlüsse des Internationalen Arbeiter-Kon-
gresses zu Brüssel (16-22 August 1891), Berlin 1893.
Verslagen van de congressen van de S.D.B.
Verslagen van de congressen van de S.D.A.P.
Vliegen, W. H., Het anarchisme in de Nederlandsche Arbeiders-
beweging. In: Sociaal Weekblad 1896.
-, Het kapitalisme in Nederland, Amsterdam 1896.
-, Hoe de bezitters den Staat exploiteeren, Amsterdam 1897.
-, De Dageraad der Volksbevrijding. Schetsen en tafereelen uit
de socialistische arbeidersbeweging in Nederland. 2 dln., 2e druk,
Amsterdam 1921.
-, Die Onze Kracht Ontwaken Deed. 2 dln., Amsterdam 1924.
, Over oorsprong, geschiedenis en hedendaagsche stand der
socialistische beweging, Amsterdam 1931.
-, Mijn herinneringen als typograaf, Amsterdam 1936.
Volkspartij, De Friesche. Statuten van het Friesch Comité van de
Volkspartij, met de noodige inlichtingen voor allen, die er bij aange-
sloten zijn of zich er bij willen aansluiten, St. Anna-Parochie 1895.
Wal, F. van der, De oudste vakbond van ons land, Nijmegen z.j.
Wibaut, F. M., Socialisme. (Fabian Essays in socialism.). 2 dln.,
Amsterdam z.j.
Wibaut, Dr. F. M., Levensbouw. Memoires. Amsterdam 1936.
Wumkes, Dr. G. A., Stads- en dorpskroniek van Friesland. II (1800—
1900), Leeuwarden 1934.
zwalf, M., De Socialistische Arbeidersbeweging in Nederland. In:
Max Beer, Algemeene Geschiedenis van het Socialisme. (Vertaling
van C. F. v. d. Horst), Amsterdam 1927.
B. COURANTEN EN PERIODIEKEN
De Amsterdammer (Dagblad).
De Amsterdammer (Weekblad
voor Nederland).
Amsterdamsche Courant.
De Anarchist.
De Arbeider.
De Arnhemsche Courant.
Het Arnhemsche Volksblad.
De Baanbreker.
Berliner Tageblatt.
De Beweging.
Biltsche Courant.
Bolswarder Courant.
Het Centrum.
De Controleur.
Dagblad voor Nederland.
Het Nieuwe Dagblad van^ Utrecht
en de Provincie.
Dagblad van Zuid-Holland en
's-Gravenhage.
Elsevier's Geïllustr. Maandschr.
Evolutie.
De Friesche Courant.
Friesch Volksblad.
De Gids.
De Nieuwe Gids.
De Sociale Gids.
Groninger Weekblad.
Den Gulden Winckel.
Het Algemeen Handelsblad.
De Hervorming.
Javabode.
Justice.
De Klok.
De Kroniek.
De Leeuwarder Courant.
De Maasbode.
Middelburgsche Courant.
De Nederlander.
Het Nieuws van den Dag.
De Opstand.
Socialistische Opstellen.
De Vrije Pers.
Het Radicaal Weekblad.
Recht voor Allen.
Revue Socialiste.
Rotterdamsch Dagblad.
Nieuwe Rotterdamsche Courant.
De Sneeker Courant.
De Sociaal-Democraat.
Sociaal Weekblad.
De Vrije Socialist.
Der Sozial-Demokrat.
De Standaard.
Studiën op godsdienstig, weten-
schappelijk en letterkundig
gebied.
De Telegraaf.
De Toekomst.
Tweemaandelijksch Tijdschrift.
De Tijd.
De Nieuwe Tijd.
Tijd en Taak (Vroeger: De
Blijde Wereld).
De Utrechtsche Courant.
Het Utrechtsch Nieuwsblad.
Het Utrechtsch Prov. en Sted.
Dagblad.
De Vaderlander.
De Volkstribuun.
De Volksvriend.
De Voorwaarts.
Vragen van den Dag.
Vragen des Tijds.
De Vrijheid.
De Wachter.
De Werkmansbode.
De Werkmansvriend.
C. ARCHIEVEN
Verzameling van archivalia betreffende de Nederlandse sociale ge-
schiedenis van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschie-
denis (LI.S.G.) te Amsterdam. Hierin bevinden zich o.a. de parti-
culiere verzamelingen van Chr. Cornelissen, J. A. Fortuyn, A. H
Gerhard, H. Polak en Tj. Luitjes.
ArchiefvanF. vanderGoes. Inhetl.I.S.G. (Aangeduid als Arch. G.)
Archief van F. Domela Nieuwenhuis. In het I.I.S.G. (Aangeduid als
Arch. D. N.).
Archief van J. H. Schaper. Onder berusting van den heer F. J. Schaper
te Groningen.
Archief van de S.D.A.P. (Aangeduid als Arch. P.).
Archief van Ds. J. F. Tenthoff. Onder berusting van Ds. D. Bakker
te Drachten.
Archief van Mr. P. J. Troelstra. In het I.I.S.G. (Aangeduid als
Aren. 1. K
Archief van de Friese Volkspartij. In de Provinciale Bibliotheek van
l^riesland te Leeuwarden.
Archief van Dr. F. M. Wibaut. In het I.I.S.G.
De geraadpleegde archieven hebben geen grote vondsten opge-
leverd. Het rijkst voorzien was het archief van F. van der Goes, dat
zeer veel brieven uit de behandelde periode bevatte, benevens tal van
merkwaardige documenten. Ook in de archieven van P. J. Troelstra en
van de S.D.A.P. waren vrij veel particuhere brieven uit de tijd om-
streeks 1894. In het laatstgenoemde archief bevonden zich bovendien
belangrijke notulen. Het archief van Domela Nieuwenhuis, hoewel
rijk aan belangwekkende brieven, documenten en particuliere aanteke-
ningen van Nieuwenhuis zelf, heeft voor ons onderwerp niet zoveel
opgeleverd als ik verwacht had. Hetzelfde geldt voor de archieven van
Schaper en Wibaut. De archieven van Van der Goes en Troelstra, tot
voor kort in particulier bezit, zijn nu ondergebracht in het 1.1. S. G.
te Amsterdam.
Alexander II, Czaar, 111.
Ansing, W., 3, 6—8.
Auerbach, A., iio.
Augur (pseudoniem), 160.
Bahlmann, I. B. M., 203.
Bakker, R. van Zinderen, 56, 76, 81,
14s, 146, 167, 169, 186.
Bakounine, Michael, 25.
Barnekow, Von, 50, 51.
Bax, Ds. W., 17.
Bebel, August, iio, in.
Bennink, G., 96.
Bergh, Mr. Z. van den, 107, 185.
Bergh van Eysinga Sr., Ds. van den, 17.
Beveren, Edm. van, 11.
Bleckmann, Mr., 115, 169.
Boissevain, Gh., 189.
Braakensiek, Joh., 190quot;
Bracke, W., 50.
Bronsveld, A. W., 193.
Brugmans, Dr. H., 22, 26.
Brugmans, I. J., 2.
Bruin, P. B., 194, 195.
Bruinsma, Dr. Vitus, 60, 64, 66, 81—
83, 102, JOS, I20, 124, 145. 146,
169, 185, 186.
Büchner, Ludw., 17.
Bymhoh, B., 9, 75. 85.
Clemens (pseudoniem van Cornelissen)
49, 85, 90.
Clercq, D. de, 58—61, 74.
Cohen, L., 127, 164, 167, 172, I75, 178.
Cohof, Sam. W., 27, 57—60, 76, 120,
123.
Cornelissen, Chr., 85, 89, 90, loi, 107,
112, 131, 134, 141, 152, 182, 204.
Croll, C., 20, 38, 44—47, 72, 91, 92, 98.
Deventer, Ch. M. van, 192.
Domela Nieuwenhuis, A., 33.
Domela Nieuwenhuis, F., 8—11, 13,
16, 19—24, 26—25, 38—58, 60, 62,
64, 6s, 68—77, 82, 84, 86, 88—94,
96—103, 106, 107, 109—118, 121,
123, 125, 126, 132—136, 141, 144,
150—153, 154, 157, 162, 164, 180,
182—184, 187, 190—19s, 200, 202,
304, 305, 310, 214—219.
Drucker, W., 192.
Eck, D. A. van, 54, 61, 74.
Emmenes, A. van, 57, loi, 116, 123,
138, 139-
Engels, Fr., 31.
Fortuyn, J. A., 51, 58, 76, 91, 92, loi,
139, 141, 147, 152, IS4, 167, 168,
172,nbsp;175, 177, 178, 207.
Fourier, Ch., 13.
Frowein, P. C. F., 66.
Gerhard, A. H. 21, 58, 59, 61, 74, 75,
141, 143, 173, 185, 186, 189.
Gerhard, H., 4, 7, 9.
Gerhard, J. W., 57, ii3, 114.
Geveke, 75.
Goes, F. van der, 19, 20, 22, 23, 45—
65, 71, 81, 83, 92, 94, 98—100, 109,
114, 123, 123, 137—130, 133, 141—
143, 153—161, 164, 165, 167—169,
173,nbsp;176, 177, 180, 189—193, 196,
197, 303, 212, 313, 3I8.
Gorter, Herman, 212.
Gruyter, J. de, 126, 127.
Hack van Outheusden, Ph. (pseudo-
niem van F. van der Goes), 48.
Harttorff, Joh., 160, 318.
Hävers, W., 37.
Heemskerk, Mr. J. Az., 44.
Heidt, B. H., 5—8, 10, 12, 14, 32, 88.
Helsdingen, W. P. G., 76, 91, 127, 149,
154, 155, 162, 166—169, 172, 175—
178, 185, 189.
Hermans, L. M., 15, 121.
Heyermans, Jr. Herman, 218.
Houten, Van, Mr. S., 63, 119, 209,
210, 315, 217. _
Huygens, Cornélie, 191, 192.
Ikking, H., 88.
Israël, G., 139, 140, 150, i7S, 178.
Kenther, H., 146, 156.
Kerdijk, Mr. A., 48.
Kol, H. H. van, 104, 105, 112, 114,
117, I30—132, 134, 139, 144, 146—
150, 152—155, 158, 160—163, 165—
169, 173, 176, 177, 180, 189, 196,
204, 215.
Koo, J. de, 190.
Kropotkine, Peter, in.
Kruyt, J. P., 2, II, 15—19-
Krythe, H. C. J., 10.
Kuyper, Dr. A., 20.
Landauer, Gustav, iio.
Levita, A. S. de, 100, 123, 141, iS3, is8.
Liebknecht, Wilhelm, 50, 92, 93, ixo,
181.
Lindeboom, Dr. J. 17.
Loopuit, Jos., 53, 141, 143, 144, 149,
177, 300, 304, 306.
Louwes, H. J., 167.
Luitjes, Tj., 76, 85, 123, 124, 129, 131,
, 138, 139, 164, 181.
Mansholt, D. R. 52, 54, 55, 60—63,
A 76.
Marleen, J. C. van, 107.
Marx, Karl, 12, 13, 25, 30. 65, 76,
ISS, 196.
Maurik Jr., Justus van, 190.
Methöfer, J., 36, 164, 204.
Meulen, P. van der, 60, 79.
Meyier, W. de, 119.
Modderman, Mr. A. E. J., 14.
Most, Johan, 27.
Multatuli, 16.
Nanninga, G., 76, 167.
Netscher, Frans, 32.
Niet, J. H. te, 139.
Nieuvs^enhuis, Joan A., 66.
Nooter, L., 142.
Oudegeest, J., 21, 89, 200.
Pieters, G. H.! 144
Polak, Mr. A., 189.'
Polak H., 56, 57, 95,nbsp;127,
129, 133, 141, 142, 144, 153, lec,
160, 161 167-169 180 lil'
203—206.
^TsS^^i'óiquot;-nbsp;quot;4, IS3, ISS,
Quack, Mr. H. P. G., 92, 93, 114,
192, 203.
Raay, C. J. van, 41—44, 47.
Réclus, Elisée, III. ^ ^^
Rink, Mr. P. 140.
Ris, K., 7.
Roland Holst-Van der Schalk, H. 3
^ 47, 213.
Romein-Verschoor, A. H. M., 193.
Rot, A., 49, 76, 125.
Rüter, Dr. A. J. C., 4, 5, 10, 12, 13,
Rijnberk, 143.
Saks, J. (ps. van P. Wiedijk), 109, 193.
Schaper, J. H., .12, 34, 76, 104, 133,
134, 137, 138, 130, 135, 144, 146—
148, 150, 153—155, 160, 163—164,
166—169, 171. 172, 175—178, 183,
197, 309, 3IO, 315.
Schook-Haver, Th. P. B., 193.
Schröder, P. H. A., 7.
Smits, H., 131, 133.
Snijders, N. G., 139.
Spartacus (pseudoniem), 63.
Spiekman, H., 149, 169, 173.
Stellingwerf -Jentinck, G. C., 74.
Stellingwerf O., 60, 65, 74, 167, 179.
Stoffel, J., 74.
Tak, P. L., 57, 60, 191.
Tak van Poortvliet, Mr. J. P. R., ii8,
119, 128, 140, 147.
Tenthoff, Ds. J. F., 17, 18.
Treub, Mr. M. W. F., 34, 35, 52, 63,
^73, 107.
Troelstra, Dirk, 146.
Troelstra, P. J., 17, 18, 33, 46, 61,
05—71, 77—83, 90, 96, 98—102,
104-109, 112, 114-116, 130, 133-
134, 138—131, 133, 136—139, 141,
146-149, 151^-161, 164, 165, 167-
178, 180, 181, 184, 185, 189, 191,
193, 196-198, 300, 303, 304-306,
308, 210, 311, 313, 315, 316.
Uildriks, F. J. van, 146.
Veer, J. K. van der, 154.
Vegt, H. J. van der, 173.
Velde, E. van der, 113.
Visser, Joh., 57.
Vliegen, W. H., 8, 9, 12, 18, 19, 37,
38, 42, 43, 46, 49, 58, 73, 75—77,
82, 85, 90—92, 96, 98, 101, 103, 104,
112, 114, 119, 121, 127, 128, 132,
133, 135, 144, 145, 147—152, 154,
155, 160, 162, 164—172, 175—179,
181, 183, 188, 189, 192, 196, 198,
199, 201, 203—205, 207—209, 212,
213, 215.
Waalkes, Van Borssum, 99.
Wagenaar, Ds. L., 66.
Wallen, Van der, 146, 176.
Wibaut, Dr. F. M., 54, 60, 107.
Wildberger, 11 o.
Zwaag, G. L. van der, 50, 60, 74—76,
80, 126, 128, 129, 167, 179, 215, 218.
STELLINGEN
I
Het verzet in de S.D.B, tegen Domela Nieuwenhuis was even-
zeer een gevolg van Nieuwenhuis' persoonlijke eigenschappen
als van zijn toenemende sympathie voor het anarchisme.
H
De houding van de parlementaire socialisten ten aanzien van
de revolutionnaire Zwolse motie van 1892 wordt ook in de latere
geschriften van Schaper en Troelstra niet op voldoende wijze
aannemelijk gemaakt.
III
Ten onrechte beweert prof. Brugmans, dat Marx ,,het naïeve
geloof (had), dat men de maatschappij naar willekeur kan in-
richten en hervormen naar als juist erkende beginselen, die door
het abstracte denken zijn gevormdquot;. (Schets eener beschavings-
geschiedenis van Nederland, p. 208).
IV
Ten onrechte neemt Rosenberg (Geschichte der römischen
Republik) aan, dat Gajus Gracchus onder de invloed heeft
gestaan van socialistische leerstellingen.
Ten onrechte wordt door De Jonge de wreedheid, op last van
Coen in 1621 tegen de Bandanezen bedreven, verontschuldigd
met een beroep op de tijdgeest. (Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, De
opkomst van het Ned. gezag in Oost-Indië).
Bij de beoordeling der gebeurtenissen van 1650 in onze
Republiek wordt gewoonlijk (zie bijv. het Handboek van Gosses
en Japikse) te veel aandacht geschonken aan het geschil over de
afdanking van het krijgsvolk.
VII
Het in 1674 aan Utrecht opgelegde regeringsreglement was
door Willem Hl in overleg met de raadpensionaris Fagel be-
raamd.
VIII
De invoering van het Utrechtse regeringsreglement van 1674
is te beschouwen als een eerste stap op de weg, waarvan de
souvereiniteit het einddoel was.
IX
De mening van Delbrück over Bismarcks staatsgreepplannen
in verband met zijn houding ten opzichte van de uitzonderings-
wet tegen de socialisten in 1890 moet in hoofdzaak als onjuist
worden beschouwd. (Preusz. Jahrbücher 1906, 1908, 1912).
X
De betekenis van Frank van der Goes voor De Nieuwe Gids
komt niet voldoende tot haar recht, wanneer men de Nieuwe
Gids-beweging enkel van literair standpunt beschouwt.
XI
Terecht schrijft G. Bolkestein, dat geen enkel onderwijs in
vakken, die het geestelijk leven aangaan, neutraal kan zijn. (De
concentratiegedachte in het Middelbaar Onderwijs, p. 21). Bij
het geschiedenisonderwijs streve men dan ook niet naar neutra-
liteit, maar naar objectiviteit.
Het is onjuist te menen, dat internationalisme en nationale
gezmdheid tegenstellingen moeten zijn.
XIII
Voor anti-semitisme zijn in ons land geen rationele motieven
aan te voeren, terwijl het bovendien strijdig is met de Neder-
landse traditie.
landse traditie.
XIV
Het verdient geen aanbeveling de staatsinrichting op de
H.B.S.-B als deel der geschiedenis te behandelen.
XV
Het is gewenst, dat voor het geschiedenisonderwijs op de
H.B.S. een vaklokaal beschikbaar is.
XVI
Op bijeenkomsten, georganiseerd door of voor leerlingen van
middelbare scholen, behoren, mede uit paedagogische over-
wegmgen, geen alcoholhoudende dranken te worden geschonken
. j »
-'SÄ;. •
.1 .
' 'i- .
. r
V -
• r -
\ »
- v
y •
■t
' v. • gt; ,
■T. .'V
r ;
-ocr page 253- -ocr page 254-:
^ / * ff v.
: |
•'.L •. • v' ■ • . | ||
T A |
'iV..
r-
iîj^:-«..-
« ^
-
'•Viir
liijJtsasyis voor Psychopctftwr
t© Avereest,
WM