-ocr page 1-

EEN ONDERZOEK IN DE PRACTIJK
NAAR DE BETEEKENIS VAN DEN
VITAMIN-A^SPIEGEL VAN HET
BLOEDSERUM.

L. A. WESLY

-ocr page 2-

.....

-ocr page 3-

. •. , ... .
■ • ■ -v;: ■ . '-V

T

■ ■■■

-Xvi

-ocr page 4- -ocr page 5-

EEN ONDERZOEK IN DE PRACTIJK NAAR DE
BETEEKENIS VAN DEN VITAMIN-A-SPIEGEL
VAN HET BLOEDSERUM.

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0824 98

-ocr page 7-

/ ///iC O^

EEN ONDERZOEK IN DE PRACTIJK
NAAR DE BETEEKENIS VAN DEN
VITAMIN^A^SPIEGEL VAN HET
BLOEDSERUM.

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN
DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE
UTRECHT OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Dr. F. H. QUIX. HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER
GENEESKUNDE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT, TE VERDEDIGEN TEGEN DE BE-
DENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
OP DINSDAG 18 JUNI 1940 TE 17 UUR

DOOR

LOUIS ALFRED WESLY,

ARTS,

GEBOREN TE PONTIANAK.

KEMINK EN ZOON N.V. — DOMPLEIN 2 — UTRECHT

-ocr page 8-
-ocr page 9-

AAN MIJN VROUW.

-ocr page 10-

1

I

iff

iSL'-f^

S^SÊÙ^

-ocr page 11-

De voltooiing van dit proefschrift is voor mij een aangename
gelegenheid mijn erkentelijkheid te betuigen aan mijn Leermees-
ters, die aan mijn vorming tot geneesheer hebben medegewerkt,
aan Hoogleeraren en Docenten in de Medische en Natuurphilo-
sophische Faculteiten te Leiden en aan de Hoogleeraren en Do-
centen in de Medische Faculteit te Groningen, voor het genoten
onderricht en de welwillende tegemoetkoming, waardoor het mij
mogelijk werd gemaakt, reeds enkele maanden na het semi-arts-
examen en nog vóór het in dienst treden als res. off. v. gez.,
mijn arts-examen af te leggen.

Daar ik het echter eerst bijna 24 jaar later waag, een proef-
schrift te schrijven, behooren de meesten mijner leermeesters niet
meer tot de levenden. Van hen kan ik alleen de nagedachtenis
eeren.

Van de thans nog levenden onder mijne leermeesters dank
ik vooral U, Hooggeleerde Van der Hoeven, voor wat U
mij hebt geleerd. In eigen gezin en in mijn practijk had ik het
voorrecht, de juistheid der door U gegeven lessen steeds weder
te ervaren.

U. Hoogleeraren in de Medische Faculteit te Utrecht, ben ik
erkentelijk, dat U het mij, vreemdeling aan Uwe Universiteit,
mogelijk maakt, mijn proefschrift te verdedigen en mijn studie in
de geneeskunde, zij het laat, nog te beëindigen.

Hooggeleerde de Langen, Hooggeachte Promotor, U ben ik
er zeer dankbaar voor, dat ik dit onder Uwe leiding heb mogen
doen. Uw rijke ervaring en groote kennis waren mij bekend; het
Was voor mij een buitengewoon voorrecht, van Uwe adviezen
bij mijn onderzoek te mogen profiteeren en ik kan het niet genoeg
waardeeren, dat U, niettegenstaande Uwe vele andere werk-
zaamheden, mij steeds welwillend met raad en daad ter zijde
hebt gestaan.

Zeergeleerde van Nieuwenhuizen, moge dit proefschrift
U een bewijs zijn, dat Uw initiatief vruchten heeft afgeworpen.
U hebt door Uwe medewerking het werk mogelijk gemaakt, en

-ocr page 12-

mij ten allen tijde van advies en critiek willen dienen. Ik dank U
hartelijk voor de verleende hulp.

Zeergeleerde Engelhard, het is moeilijk uit te drukken, hoe
dankbaar ik U ben, dat Uwe belangstelling in het vitamin-vraag-
stuk het mogelijk heeft gemaakt, dat dit onderzoek heeft kunnen
plaats vinden. Regenten der Willem Arntz-Stichting dank ik hier-
bij voor de in het laboratorium genoten gastvrijheid.

De N.V. Unilever te Rotterdam ben ik erkentelijk voor de ter be-
schikking gestelde vitalever-capsules. Moge dit onderzoek een
scherpere indicatie-stelling voor de vitamin-A-therapie mogelijk
maken.

Geachte van Stee, Uw langdurige, onvermoeide en nauwkeu-
rige hulp heb ik steeds op hoogen prijs gesteld.

Tot slot nog een woord van dank aan allen, die op eenigerlei
wijze behulpzaam zijn geweest bij het tot stand komen van dit
proefschrift.

-ocr page 13-

INLEIDING.

Uitoefenen der geneeskunde gedurende 23 jaar in een voor-
namelijk door fabrieksarbeiders bewoonde voorstad, die zwaar
werk moeten verrichten voor een niet hoog loon en vaak met
werkloosheid te kampen hebben, schept vele problemen.

Deze problemen worden er niet eenvoudiger op, naar mate men
in die jaren de gezinnen beter leert kennen in de moeilijkheden,
door de oorzaken dezer problemen over hen gebracht.

De waardeering voor de wijze, waarop de bevolking zich weet
te redden en de bewondering voor wat zij nog tot stand weet te
brengen met beperkte middelen, accentueeren de noodzaak, de
nieuwere inzichten der geneeskunde aan te passen en geschikt te
maken.

Vele therapeutische maatregelen zijn niet voor toepassing ge-
schikt: een werkloos huisvader van een groot gezin kan men geen
kuur in Bad-Nauheim voorschrijven of aan zijn vrouw een ver-
blijf gedurende de wintermaanden aan de Riviera. Een sanato-
riumkuur in het hooggebergte is evenmin te verwezenlijken. Mits
tijdig herkend, is herstel in ons land, niettegenstaande het wissel-
vallig klimaat, zeer wel mogelijk, en, wat m.i. belangrijker is, meer
afdoende.

Roeien met de riemen, die men heeft, wordt, door ervaringen
als deze, van noodzaak een aansporing tot verdere zwerftochten
in het groote gebied der geneeskunde en vooral in het rijk van
de praeventieve geneeskunde.

De praenatale zorg, de zorg voor zuigelingen en kleuters moeten
Worden georganiseerd, kosten tijd en moeite en propaganda,
maar brengen weinig kosten met zich mede. De resultaten zijn
tevredenstellend, al kunnen zij niet met cijfers worden aangetoond.

-ocr page 14-

Groene Kruis Zuilen.
Praenatale zorg.

Verloskundige Polikliniek onder leiding van Prof. de S n o c.

1930

1931

1932

1933

1934

1935

1936

1937

1938

1939

Aantal ingeschreven

vrouwen1) ......

Aantal consulten ...

386
1921

472
2295

557
2721

519
2525

553
2489

555
2735

634
3190

631
3362

591
3379

728
3608

Zuigelingenzorg.

Consultatiebureau onder leiding van prof. ten Bokkel Hui-
n i n k.

1930

1931

1932

1933

1934

1935

1936

1937

1938

1939

Aantal ingeschreven

zuigelingen*)

285

349

385

565

570

621

636

642

646

757

waarvan nieuw inge-

schreven .........

193

276

227

341

346

359

366

360

383

382

Aantal consulten ...

1755

2998

2134

3821

3315

3536

4094

3967

4268

4624

Kleuterzorg.

Consultatiebureau onder leiding van mevr. Stalling-
Schwab.

1935

1936

1937

1938

1939

Aantal verstrekte consulten

222

295

233

385

434

Voor de Ie maal ingeschreven*)

155

93

68

110

92

Uit de cijfers van zuigelingensterfte onder het jaar is bo-
vendien niet te constateeren, dat de rhachitis practisch is ver-
dwenen, die vroeger zooveel ziekte en invaliditeit veroorzaakte
en disponeerde tot ziekten en gebreken in de puberteit en zoo
vaak aanleiding gaf tot moeilijkheden bij de baring.

1nbsp; Hierbij ook in Utrecht woonachtige.

-ocr page 15-

Gemeente Zuilen.

Aantal

sterfgevallen

inwoners

geboorten

totaal

ben. 1 j.

1 Jan. 1930

8632

1 Jan. 1931

10580

220

63

12

1 Jan. 1932

13231

240

42

8

1 Jan. 1933

14789

309

66

9

I Jan. 1934

15494

385

72

8

1 Jan. 1935

16126

361

74

15

1 Jan. 1936

16566

356

75

10

1 Jan. 1937

17157

369

84

7

1 Jan. 1938

I752I

420

95

7

1 Jan. 1939

17751

388

93

11

1 Jan. 1940

18247

452

107

10

In Amerika (1) was in 1789, voor de staat Massachusetts, de te
verwachten levensduur voor een in dat jaar geboren kind 34 jaar
en is voor een nu geboren kind de te verwachten levensduur
62 jaar, of 12 jaar meer, dan de ouders te verwachten hadden,
toen zij geboren werden. Als de vooruitgang op dezelfde wijze
20U doorgaan, als sedert 1900 het geval is, is in 1950 redelijker-
wijze te verwachten, dat een in dat jaar geboren kind nog weer,
(gemiddeld althans), 5 a 10 jaar langer kan blijven leven dan
een in 1939 geborene.

Deze verlenging van het menschelijk leven is te danken aan
maatregelen ter voorkoming van ziekten, aan ontdekking van
nieuWe geneesmiddelen, (salvarsan, insuline, levertherapie, sul-
anilamide, dagénan), maar bovenal aan de nieuwere inzichten
in de voeding.

In de laatste 20 jaar is een enorm groot aantal onderzoekingen
op dit gebied verricht. Deze hebben geleid tot een aantal theorieën,
aie in aanmerking komen, om in de practijk te worden getoetst,'

-ocr page 16-

vooral in een omgeving, waar de omstandigheden het niet altijd
mogelijk maken, aan de voeding veel ten koste te leggen en bo-
vendien de beschikbare middelen niet altijd doeltreffend worden
besteed.

De groote welwillendheid van regenten van de Willem Arntz
Stichting en van dr. E n g e 1 h a r d en van dr. v a n N i e u w e n-
huizen maakte het uitgebreide laboratoriumonderzoek moge-
lijk, noodig, om te onderzoeken, of, (voorloopig alleen in de voor-
ziening met vitamin-A) bij mijn patiënten verbetering noodig is.

Is er inderdaad bij een deel der bevolking een vitamin-A-tekort?
Is het gehalte aan vitamin-A in het bloed nxijner patiënten in
overeenstemming met wat dienaangaande is gepubhceerd? Heb-
ben de seizoenen invloed en gaan deze w^isselingen parallel? Is
wat men vindt bij het vitamin-A-onderzoek ook voor de practijk
van waarde? Tot welke gegevens leidt een onderzoek in gezins-
verband? Is aanvulling van een tekort aan vitamin-A in het bloed-
serum mogelijk door toedienen van vitamin-A-concentraat?

In het kort is hiermede het probleem; waarmede dit onderzoek
werd begonnen, weergegeven.

In Deel 1 zullen de vraagstukken, de voeding betreffende, in
algemeenen zin, in het kort worden geresumeerd en meer uitge-
breid, voorzoover zij op vitamin-A betrekking hebben.

In Deel 11 zullen de indicaties tot het instellen van een eigen
onderzoek worden besproken.

Naar aanleiding van de gegevens, hierbij verkregen, zal in
deel III getracht worden, de vraagstelling te beantwoorden.

-ocr page 17-

DEEL i.

ALGEMEENE beschouwingen over voeding
en vitaminen en meer speciaal over vitamin-a.

-ocr page 18-

'Mi

wmmmSSI

m

-ocr page 19-

HOOFDSTUK I.
DE VOEDING. (2)

Het chemisch onderzoek van levende organismen leert, dat deze
uit betrekkelijk weinig elementen bestaan, die, op verschillende
wijze gegroepeerd, het organisme opbouwen en voor het function-
neeren daarvan noodzakelijk zijn.

De planten vormen deze bouwsteenen met behulp van de zonne-
energie uit de elementen van bodem en lucht; mensch en dier zijn
hiertoe niet in staat, maar zijn aangewezen op de in de voeding
aanwezige bouwsteenen.

Reeds lang is bekend, dat deze bouwsteenen bestaan uit kool-
hydraten, eiwitten, en vetten, resp. lipoïden.

De voeding van den mensch bestaat in hoofdzaak uit deze drie
groepen van voedingsstoffen, miet daarbij water en verschillende
mineralen.

Verder is al lang bekend, dat voor het functionneeren der
lichaamscellen niet alleen water en mineralen, doch ook fermenten
en hormonen noodig zijn. Voor den opbouw dezer hormonen moet
het lichaam beschikken over sommige specifieke bouwsteenen, (ty-
rosm voor adrenalin en thyroxin bijv.), die als zoodanig in het
Voedsel aanwezig moeten zijn, daar zij door het organisme niet
kunnen worden gemaakt. Ontbreken of te gering aanbod van deze
specifieke bouwsteenen in het voedsel leidt tot deficientieziekten.

Bij het afbreken der in de voeding opgenomen stoffen ontstaat
arbeidsvermogen, dat deels voor arbeid gebruikt wordt, deels in
Warmte wordt omgezet. Behoud van het leven en het vermogen der
cellen fermentatieve processen te doen plaats hebben, zijn aan de
in standhouding van een bepaalde lichaamstemperatuur gebonden.
Voor deze warmtehuishouding wordt in rust of bij geringe ar-
beidsprestatie een groot gedeelte van de energie gebruikt, die bij
de stofwisseling vrijkomt. Bij stijgende arbeidsprestatie stijgt ook
de behoefte aan energie en een steeds grooter deel van de stof-
wisseling wordt dan voor het verrichten van arbeid verbruikt.

-ocr page 20-

Dit energetische standpunt van Max Rubner vormde het
uitgangspunt van de in de vorige eeuw verrichte onderzoekingen:
hoe groot is de stofwissehng in rust, hoe stijgt de stofwissehng bij
het verrichten van arbeid, met als consequentie daarvan: de be-
paling van de voedingswaarde der voedingsmiddelen, het nuttig
effect, om op deze wijze de hoeveelheid voedsel te kunnen bere-
kenen, voor de energiebehoefte benoodigd.

Bij deze onderzoekingen bleek, dat in de voeding het eiwit slechts
ten deele energieleverancier is, maar bovendien nog in ander op-
zicht van belang. Voeding zonder of met te weinig eiwit leidt na
korter of langer tijdsverloop tot ontwikkelingsstoornissen, achter-
blijven in groei, vermindering van praestatievermogen en optreden
van malaise.

Zooals uit de empirische, van generatie op generatie overge-
leverde, gegevens ook wel te verwachten was, hebben bepaalde
voedingsmiddelen behalve energetische ook functioneele waarde;
sommige kunnen vervangen worden, andere zijn onontbeerlijk voor
een in alle opzichten rationeele voeding.

De hoeveelheid eiwit, die beslist noodzakelijk is, en de princi-
pes der voor de stofwisseling noodige hoeveelheden, werden groo-
tendeels door voedingsproeven bij menschen en bij volwassen die-
ren bepaald.

Dat door een voeding, niet bestaande uit natuurlijke, gemengde
kost, maar uit een combinatie van zuivere eiwitten, vetten en
koolhydraten, water en mineralen, op den duur, misschien eerst
in volgende generaties, deficientietoestanden ontstaan, bleek eerst
uit de dierproeven van E. V. Mc Collum bij jonge dieren.

Vooropstellende, dat, zonder meer, voedingsproeven bij dieren
niet als ervaringsfeiten voor de voeding van menschen kunnen
worden overgenomen, heeft de snelle opvolging der generaties het
voordeel, dat in betrekkelijk korten tijd toch voldoende lang, n.1.
vele generaties achtereen, onder wetenschappelijk vergelijkbare
omstandigheden, met verschillende combinaties van voedingsstof-
fen kan worden geëxperimenteerd.

Uit deze proeven is gebleken, dat voedsel niet uitsluitend mag
worden beschouwd als energieleverancier, maar dat in het mengsel
van natuurlijke stoffen — plantaardige en dierlijke, — behalve de
hoofdvoedingsstoffen: eiwitten, koolhydraten en vetten of lipoïden.

-ocr page 21-

het water en de mineralen, nog een groot aantal organische stof-
fen moeten voorkomen.

Deze stoffen zijn vaak gedeelten van katalytische systemen, die
m de cellen van de — als voedsel dienende — planten en dieren de
levensverrichtingen regelen en, (na het gebruiken van deze planten
en dieren door den mensch of het dier), in de stofwisseling van het
organisme worden opgenomen om daar, evenals in de weefsels,
waaruit deze ergozymen (v. E u 1 e r) afkomstig zijn, — als vitazy-
men of hormozymen hun onmisbare functie te verrichten. (3)

Uit de proeven van Mc Collum en Nina Simmonds
bleek, dat deficientieziekten vaak pas optreden, als de aanwezige
reserves uitgeput zijn; vaak bestond de deficientie uit een vermin-
derde vruchtbaarheid; ook bleek, dat niet de proefdieren zelve,
maar hun jongen, ja zelfs latere generaties degeneratiesymptomen
vertoonden.

Is hierin een reden gelegen, om bij de praenatale zorg, de zorg
voor zuigeling en kleuter, de voeding zooveel mogelijk te laten be-
antwoorden aan de vereischten, aan een optimale voeding te stel-
len, gebleken is ook, dat een ontoereikende voeding in de kinder-
jaren gedurende het geheele leven de sporen achterlaat.

Verder is gebleken en door een publicatie van den Volkenbond
in 1936 bevestigd, dat in bijna alle landen de voeding onvolledig

en sommige belangrijke bestanddeelen niet of niet voldoende
evat. Zoowel bij „rijkequot; als bij „armequot; volken is de lichamelijke
Welstand van een groot deel, misschien zelfs wel van het grootste
eel der bevolking nog ver verwijderd van wat als norm wen-
schelijk geacht moet worden: voor elk individu volledige ontwik-
ehng met maximaal praestatievermogen en een verhoogd weer-
standsvermogen tegen ziekte.

De nieuwere inzichten der voedingsleer wijzen den weg naar
een optimale voeding ter bereiking van dezen norm.

Aan elke optimale voeding is als eisch te stellen, dat de behoefte
van het organisme aan calorieën, eiwitstoffen, mineralen, water en
Vitaminen gedekt wordt en de voeding daarbij een gevoel van
verzadiging geeft, afwisselend en smakelijk is en geen spijsver-

-ocr page 22-

teringsstoornissen veroorzaakt. De voedingsstoffen en voedings-
middelen moeten eikaars voedingswaarde aanvullen; bepaalde
eiwitten, die ieder afzonderlijk biologisch minderwaardig zijn,
kunnen elkaar tot een biologisch volwaardig mengsel aanvullen.

De conclusies, waartoe Mc Collum en Simmonds komen,
— 1. veel melk, 2. voldoende groene groenten als vitaminenbron
en ter bevordering van den stoelgang, 3. rauwe vruchten, — zijn
door de Volkenbondscommissie neergelegd in onderstaande dieet-
voorschriften. (5).

Dieetvoorschrift voor zwangeren en voor zoogende vrouwen^).

Hoeveellieid per dag, in grammen, (voor Fe in mg.. Voor ] in y).
Beschermende voeding.

eiwit

Ca

P

Fe. (mg)

1- iy)

calorieën

melk .........

1000

32

1.2

0.9

2.4

20—50

660

vleesch visch

5 0 3quot;)

of gevogelte

1202)

22

0.3

2

240

1 ei

50

6

0.1

1.5

70

kaas quot;)

30

8

0.3

0.2

0.4

125

groene

groenten.....

lOO-quot;')

1

0.1

1.2

30

aardappels..

250

6

0.2

2.0

250

peulvruchten

10«)

2

0.2

35

levertraan...

3.5

veel

30

Totaal.......

77

1.6

1.7

10.2

genoeg

1440

28

0.2

2.5

0.1

0.9

9.0

Energie-leverende voeding.

meelspijzen

blank meel..nbsp;250^)

volkoren..............250

vet............................naar behoefte

suiker....................naar behoefte

1000
1000

De cijfers in deze en volgende tabellen geven de werkelijk geassimileerde
hoeveelheid aan.

Mager vleesch.

In de onderstelling, dat de hoeveelheid Fe voor de helft geassimileerd
kan worden.

Berekend voor Chester-kaas.

Berekend voor kool, sla en spinazie, van elk ^/s gedeelte.
Berekend voor boonen.
'') Berekend voor tarwemeel.

De cijfers zijn gebaseerd op Sherman: Chemistry of Food and Nutrition,
4e druk, 1933.

-ocr page 23-

De hoeveelheid vitaminen van dit dieetvoorschrift is in internationale eenheden:

A

Bi

B2

c

D

I L. melk
120 g. vleesch»)
1 ei ............

1000-3000

gering
1000-1300
800—1000
1000-1500
gering
gering
1800—3500

50-70

gering »)

15

gering
groot
groot
groot
0

250

veel
veel
veel
groot
groot
groot
groot
0

gering
gering
0

gering
gering
groot
C
0

250-500

gering
0

25-40
gering
0
0
0

300

30 g. kaas .........

100 g. groente iquot;)
250 g. aardapp. ...

10 g. boonen......

g. levertraan...
daarbij groenten en
versche vruchten
250 g. volkoren ...

Totaal .......

meer dan
5000
I.E.

meer dan
400
I.E.

genoeg

meer dan
500
I.E.

ongeveer
300
I.E.

Dieetvoorschriften voor kinderen.
Kinderen van 1—2 jaar (840 cal.)

calorieën

Beschermende voeding.

% L. melk............................................................................................................49O

1 ei (öf 30 g. vleesch, visch of lever) ........................70

30—60 g. groene groente ..................................................................I5

30 g. aardappels of knolraap ......................................................30

3 g. levertraan ..........................................................................................30

50
150

635 30

Energie-leverende voeding.

7 g. vet, zoo mogelijk boter ...........

24
6

50 g. meelspijs, (berekend als brood)

835 37

) in a g e r vleesch, visch of gevogelte.
io\ quot;''^Qezonderd: lever, nier, varkensvleesch.
) kool, sla en spinazie, van elk ^ gedeehe.

-ocr page 24-

Kinderen van 2—3 jaar (1000 cal.).

, . .. eiwit
caloneen ^^

Beschermende voeding.

1 L. melk ......................................................................................................660nbsp;32

1 ei (óf 30 g. vlecsch, visch of lever) ..................70nbsp;6

30—60 g. groene groente ..................................................................15nbsp;—

50 g. aardappels of wortelen ......................................................50nbsp;1

3 g. levertraan ..........................................................................................^^nbsp;^

vitamin-C-bron, (groente of vruchten) ............—nbsp;—

825 39

F.nergie-leverende voeding.

10 g. vet, zoo mogelijk boter ........................... 75 —

50 g. meelspijs, (berekend als brood) ............... 150 7

1050 46

Kinderen van 3-5 jaar (1200-1300 cal.).
Beschermende voeding.

1 L. melk ......................................................................................................660nbsp;32

1 ei (óf 30 g. vleesch, visch of lever) ..................70nbsp;6

60—100 g. groene groente ............................................................20nbsp;2

100 q. aardappels of wortelen ........................... 100nbsp;^

■XQ ___

3 g. levertraan ..........................................

vitamin-C-bron ........................................................................^

11

880 42

Energie-leverende voeding.

15 g. vet, zoo mogelijk boter ........................... HO

75 g. meelspijs, (berekend als brood) ............... 225

1215 53

-ocr page 25-

Kinderen vannbsp;jaar (1400 cal.).

calorieën

Beschermende voeding.

1 L. melk ................................................... 660 32

1 ei ...................................................... 70 6

30 g. vleesch, visch, lever of kaas .................. 40 6

100 g. groene groente .................................... 30 3

150 g. aardappels of wortelen ........................ 150 3

3 g. levertraan .......................................... 30 ^

vitamin-C-bron, (rauwe vruchten of

groenten) ..............................................................................^

quot;980nbsp;^

Energie-leverende voeding.

20 g. vet, zoo mogelijk boter ........................... 150nbsp;—

100 g. meelspijs, (berekend als brood) ............... 300nbsp;14

H3Önbsp;6?

Kinderen van 12—14 jaar (meisjes: 2600 cal., jongens: 3200 cal.).
Beschermende voeding.

1 L. melk ................................................... 660nbsp;32

1 ei ...................................................... 70nbsp;6

90 g. vleesch, visch, lever of kaas .................. 120nbsp;18

250 g. groene groente .................................... 75nbsp;7

300 g. aardappels of wortelen ........................... 300nbsp;6

3 g. levertraan .......................................... 30nbsp;—

1255 69

Energieleverende voeding.

Vetten, (zoo mogelijk boter), en koolhydraten en andere ener-
gieleverende voedingsmiddelen, naar smaak en keuze, tot de ener-
gie-behoefte gedekt is, (voor meisjes: 2600 cal, jongens: 3200 cal.).

Deze dieetvoorschriften zijn niet berekend op het verrichten van
zwaren lichaamsarbeid. De hiervoor noodige verhooging van het
aantal calorieën (zie achterstaande tabellen volgens E r t e 1), vinde
men door toevoeging van vetten en koolhydraat-bevattende voe-
dingsmiddelen naar smaak en keuze.

-ocr page 26-

Energie-behoefte van kinderen, (volgens Er tel.)

Leeftijd

jongens

meisjes

Leeftijd

jongens

meisjes

in jaren

cal.

cal.

in jaren

cal.

cal.

1

800

800

9

2100

1900

2

1000

1000

10

2300

1900

3

1100

1100

11

2600

1900

4

1300

1300

12

2600

2000

5

1500

1500

13

2600

2000

6

1600

1600

14

2800

2100

7

1600

1600

15

2800

2300

8

1800

1800

16

2800

2500

Energie-behoefte van volwassenen, (volgens Ertel.)
Vrouwen.

In het algemeen een geringere grondstofwisseling en een lagere
totale stofwisseling dan bij mannen.

De energiebehoefte bedraagt, gedurende 24 uur, bij:

lichten lichamelijken arbeid ........................ 2200—2400 cal.

in beroep werkzame vrouwen, (winkeljuffrou-
wen, serveersters) .................................... 2600—2800 cal.

zwaar werk ..........................................................................................3000 cal.

Mannen.

Voor de verschillende groepen van beroepen bedraagt de ener-
giebehoefte, gedurende 24 uur, bij:
voornamelijk zittend werk, (hoofdarbeiders,

kooplieden, beambten, kantoorbedienden) ... 2200—2400 cal.
lichten lichaamsarbeid, (kleermakers, instru-
mentmakers, letterzetters, artsen), ............... 2600—2800 cal.

matigen' lichaamsarbeid, (schoenmakers, brie-
venbestellers, laboratoriumbedienden) ..................3000 cal.

zwaarder werk, (metaalbewerkers, schilders,

meubelmakers) ....................................... 3400—3600 cal.

zwaar werk, (metselaars, smeden, grondwer-
kers, boerenarbeiders, sportbeoefenaars) ...... 4000—4500 cal.

buitengewoon zwaar werk, (steenhouwers, hout-
hakkers, boerenarbeiders in oogsttijd) ......... 5000 en meer c.

-ocr page 27-

Voedselverbruik per dag

berekend door Rubner(2), Ic. blz. 23, als gemiddelde van
ongeveer 470.000.000 personen, bij een lichaamsgewicht van
49 KG.:

84 g. eiwit ........................ 344 cal.

65 g. vet ........................... 603 cal.

453 g. koolhydraten ............ I860 cal.

2807 cal.

Energie-behoefte volgens Voit („Voit sehe Kostmassquot;)

de basis der voedingsleer van energetisch standpunt: de normale
behoefte van den mensch aan energie-leverende voeding:

118 g. eiwit ........................ 483 cal.

156 g. vet ........................... 527 cal.

500 g. koolhydraten ............ 2100 cal.

3110 cal.

Eiwit-behoefte van kinderen.

(Série des Publications Société des Nations, Le problème de l'ali-
mentation, Tome 2, blz. 15)

1- 3
3- 5
5-12
12-15
15-17
17-21

in grammen per KG. hchaamsgewicht:

3.5
2.0
2.5
2.5
2.0
1.5

ouderennbsp;1.0

In de dieetvoorschriften voor zwangere en zoogende vrouwen
IS rekening gehouden met het feit, dat de behoefte aan vitaminen
zeer groot is, omdat het kind zijn deel ervan moet hebben.

Voor volwassenen kan als regel het voedsel minder vitaminen
bevatten, dan is aangegeven. Als aan het lichaam hooge eischen
gesteld worden aan arbeidsvermogen en weerstandsvermogen kan
een deficit aan vitaminen manifest worden: bij poolreizen deed
men de ervaring op, dat met een energetisch ruim voldoende en

-ocr page 28-

voor allen gelijksoortige voeding, degenen, die den zwaarsten ar-
beid verrichtten, het eerst aan scheurbuik gingen lijden.

Ook voor kinderen is de behoefte aan vitaminen groot, en wel
des te grooter, hoe sterker zij groeien, zoodat de hoeveelheid met
den leeftijd betrekkelijk weinig verandert.

Slechts in één opzicht zijn de dieetvoorschriften onvoldoende:
onze voedingsmiddelen bevatten n.1. onvoldoende vitamin-D. Bij
voldoende bestraling van de huid door de zon, wordt dit tekort
door vitamin-vorming in de huid aangevuld, maar op voldoende
zon kan lang niet altijd gerekend worden en derhalve is in alle
dieetvoorschriften een kleine hoeveelheid levertraan opgenomen.

In plaats van melk kan ook taptemelk of karnemelk worden
gebruikt: men houde er dan echter rekening mede, dat met het
vet ook de in-vet-oplosbare vitamine verloren zijn gegaan.

Door het comité voor werkloozen te Oslo (6) werden de dieet-
voorschriften als volgt uitgewerkt:

Hoeveelheid per dag

1-2 j.

Kinderen.
5-7 j.

12-15).

Ouder
dan 15 j.

Zwange-
ren.

Beschermende voeding.

volle melk ..................

600

750

1000

500

1000

ei ...........................

f

a

vleesch, lever, of bloed

9

14

60

60

visch, vet en mager ...

13

21

60

60

60

groente en wortelen ...

50

100

150

150

150

aardappelen ...............

50

200

300

350

200

sinaasappel (geheel of

(100 mg.

gedeeltelijk te vervan-

ascorbi-

gen door andere vita-

nezuur)

min-C-bevattende

vruchten) ................

i

1

1

h

volkorenbrood ............

150

350

350

300

boter ........................

10

50

30

30

60

kaas ........................

20

40

30

60

levertraan ..................

3

3

3

10

Energie-leverende voeding.

\

taptemelk ..................

--

250

500

meel, gort ..................

25

30

50

70

margarine ..................

15

45

50

f tezamen

spek ........................

10

10

) 875

erwten en boonen .........

10

10

\ calorieën

suiker .....................

5

20

30

30

cacao, koffie ...............

5

15

1

Hoeveelheid calorieën ......

846

1713

3211

3033

3300

eiwit .........

33 g.

56 g.

llOg.

105 g.

102g,

„ vet ............

36 g.

65 g.

133g.

107 g.

130g.

-ocr page 29-

hoofdstuk ii.
vitaminen, hormonen. (7)

In 1912 publiceerde Casimir Funk een verhandeling over
de aetiologie der deficientie-ziekten, waarin hij een overzicht gaf
der literatuur over beri-beri, scheurbuik en pellagra en het ver-
moeden uitsprak, dat deze ziekten alle deficientieziekten zijn, te
genezen door een anti-beri-beri-vitamine, een anti-scheurbuik-
vitamine, een anti-pellagra-vitamine, zooals ook de rhachitis door
een anti-rhachitis-vitamine zou moeten worden genezen. Funk
stelde den naam ,,vitaminequot; voor, omdat dit ,,aminequot; voor het leven
van belang zou zijn. De later gevonden vitaminen bleken geen
van alle een „aminequot;, zoodat in 1920 J. C. Drummond aan-
bevolen heeft, van vitamin te spreken.

De vitaminen zijn vrij lang beschouw'd als exogene bestand-
deelen der voeding, terwijl de hormonen als endogene factoren
Werden gekenschetst. Vitaminen worden echter niet alleen door
planten gevormd, maar ook door sommige dieren, (bijv. vitamin-C
door hond en rat) (8); stoffen, zooals Carotine, die voor den mensch
onwerkzaam zijn of hoogstens als materiaal voor aanmaak van
vitamin-A dienen, zijn voor sommige dieren een vitamin, dat de
'.black-tonguequot;-deficientie-ziekte geneest; het follikelhormoon is
m het plantenrijk sterk verbreid. Tusschen vitaminen en hormo-
nen bestaat chemisch een nauwe verwantschap. (Vitamin-D en
~E zijn evenals de geslachtshormonen Sterinen). Het typische ken-
merk der vitaminen, in de plantencel gevormd te zijn en als zoo-
danig, kant en klaar, in het dierlijk organisme opgenomen, blijkt
UI verschillende gevallen niet aanwezig te zijn:
Carotine wordt
eerst in het lichaam tot het vitamin-A; synthese van lactoflavine
tot lactoflavinphosphorzuur, vitamin-B2; omzetting van ergosterine
'11 vitamin-D. Hormonen zooals dijoodtyrosine en thyroxine kun-
nen door het lichaam niet gevormd worden, als in de voeding
geen tyrosine aanwezig is. Tusschen vitaminen en hormonen zijn
■^ele. zoowel synergistische als antagonistische wisselwerkingen,

2nbsp;17

-ocr page 30-

en de normale levensverschijnselen zijn alleen dan mogelijk als
deze wisselwerkingen ongestoord zijn. De vitaminen en de hor-
monen zijn te beschouwen als katalysatoren in samenwerking met
de enzymen. Hans von Euler heeft voorgesteld vitaminen
en hormonen tezamen als
ergonen te beschouwen, de met de
enzymen ontstane katalytische systemen,
ergozymen te noe-
men en deze biokatalysatoren te onderscheiden in
vitazymen en
hormozymen.

Op deze wijze is ook duidelijk, waarom zelfs kleine hoeveel-
heden vitamin voldoende zijn voor de vervulling van de taak in
het organisme, (alleen van vitamin-C is betrekkelijk veel, nl. 50
mg. per dag, noodig).

Als katalysatoren bewerkstelligen zij nl. het electronentransport,
door in den vorm van een reversibel redoxsysteem tusschen ge-
oxydeerd en gereduceerd heen en weer te slingeren, zonder daar-
bij zelf te veranderen.

Dit principe wordt bij de tegenwoordig aanbevolen massale
doses miskend. Jansen vond, dat V2 banaan per dag de ge-
vangenisbewoners volledig beschutte tegen keratomalacie.

Ook wordt het ontstaan van ontsporing der stofwisseling, —
de avitaminose, — begrijpelijk: door het ontbreken van een vitamin,
resp. van het voorstadium daarvan, kan het organisme bepaalde
fermenten niet vormen; als bij vitamingebrek de spijsvertering ge-
stoord is, wordt de resorptie van specifieke bouwsteenen er niet
beter op en ontstaat een circulus vitiosus.

Volgens K r a u t is een ferment geen enkelvoudige stof, maar
een
stofsysteem, bestaande uit 1. de eigenlijke katalysator, het
agon, 2. een kolloïdale overbrenger, het pheron.

In het gele ferment van Warburg, het flavinenzym, flavo-
phospho-proteine, dat in het organisme als waterstofoverbrenger
dienst doet, is het vitamine Bg, (lactoflavine), als lactoflavine-5'-
phosphorzuur, het agon, met een proteïne als pheron. Het gele
flavinenzym reageert niet met de stof zelf, maar neemt de wa-
terstof zeer waarschijnlijk over van de gereduceerde dehydrase.

In erythrocyten komt een ademhalings-coferment voor, onont-
beerlijk voor oxydatie van hexosephosphaat, een triphosphopyri-
dine-nucleotide; het cozymase van de gist is een diphospho-pyri-
dine-nucleotide. Beide cofermenten of codehydrasen dragen als

-ocr page 31-

dihydro-codehydrase de waterstof over naar het gele ferment; het
gereduceerde gele ferment draagt de waterstof dan weer over'
aan de zuurstof van de lucht. Deze dihydro-codehydrasen zijn
tamelijk stabiel en worden door de zuurstof van de lucht niet ge-
oxydeerd, wel door tusschenkomst van het gele ferment. (9). De
exogene factor van beide codehydrasen is het nicotinezuur-amide,
het anti-pellagra-vitamin, de P.P.-factor.

Het vitamin-Bi, aneurine, het anti-beri-beri-vitamin, is het agon
van het coferment cocarboxylase, dat, in verbinding, met een nog
onbekend proteïne als pheron, het pyrodruivenzuur, — (waar-
schijnlijk ook in Bi-avitaminotische hersenen), — katalytisch ont-
leedt. (10).

Het vitamin-A is als coferment noodig voor de regeneratie van
het staafjesrood; het vitamin-Bg is daarbij ook betrokken.

Vitaminen en hormonen beïnvloeden elkaar, waarbij wel bij
avitaminosen door het ontbreken der regelende vitamin-werking
endocrine dysfunctie kan optreden, maar het niet mogelijk is ge-
bleken, een avitaminose door hormoonbehandeling te beïnvloeden.
Een hormonale insufficientie schijnt mogelijkerwijs door vitamine-
behandeling te verbeteren te zijn.

De interne secretie van bijnierschors en bijniermerg is gebon-
den aan de aanwezigheid van vitamin-C en van het vitamin-B-
complex. Het parathyreoïdea-hormoon kan alleen dan tot voldoen-
de uitwerking komen, als voldoende vitamin-D aanwezig is. In-
suline is bij gebrek aan vitamin-B minder werkzaam. De vorming
Van geslachtshormonen door de hypophyse zou afhankelijk zijn
van de aanwezigheid van vitamin-E in het voedsel; hoewel dit
nog niet experimenteel bewezen is, kan toch wel aangenomen
Worden, dat er nauwe biologische betrekkingen bestaan tusschen
vitamin-E en geslachtshormonen.

De nauwe betrekkingen tusschen hormonen en vitamin blijken
ook uit het feit, dat de klieren met interne secretie voor verschil-
lende vitaminen als stapelplaats dienen.

De antiperniciosa-stof van Castle, het haemon, is het reactie-
Product van een exogeen vitamin, (extrinsic factor, haemogeen)
met een endogeen hormoon, (intrinsic factor, haemogenase).

De vitaminen beïnvloeden de stofwisseling door een versterking

-ocr page 32-

resp. vermindering van fermentatieve processen in de cellen. De
behoefte aan vitaminen gaat in het algemeen parallel met de
hoogte van de stofwisseling: een verhoogde stofwisseling, door
vermeerderden arbeid, door koorts, of door versterkte interne
secretie gaat gepaard met een verhoogd vitamin-verbruik.

Wordt de juiste verhouding van vitamin-Bj tot de hoeveelheid
koolhydraten in de voeding verstoord, dan ontstaat beri-beri, waar-
schijnlijk door ophooping van pyrodruivenzuur in de hersenen en
andere organen. Dit pyrodruivenzuur wordt in het normale orga-
nisme door de cocarboxylase, vitamin-Bj^-diphosphorzuur ontleed

Ook vitamin-C beïnvloedt de stofwisseling; het is een bestand-
deel van de lever-esterase. Het splitst met een zeer hooge redox-
potentiaal waterstof uit de koolhydraten, waarbij uit 1 molecuul
glucose 2 moleculen melkzuur ontstaan.

Zoowel bij tekort aan vitamin-C als bij tekort aan vitamin-A
vermindert het glycogeengehalte van de lever.

Het vitamin-C beïnvloedt, waarschijnlijk door remming der
oxydatie van pigmentvormende stoffen, de pigmentstofwisseling:
pathologische pigmenteeringen, die bij C-deficit en bij bijnierin-
sufficientie voorkomen, verdwijnen door ruimen toevoer van vi-
tamin-C.

Voor den samenhang van het vitamin-C met de koolhydraat-
stofwisseling pleit ook, dat bij diabetes de behoefte aan vitamin-C
grooter is.

Vitamin-A beïnvloedt de cholesterine-stofwisseling. Bij tekort
aan vitamin-A wordt het organisme gevoeliger voor insuline.

Vitamin-D beïnvloedt de calcium- en de phosphor-stofwisseling:
als een soort katalysator voor de vorming van bepaalde Ca.-P.-
complexen, die aan de epiphysengrenzen voor de beenvorming
noodzakelijk zijn. Is deze Ca.-P.-stofwisseling door een tekort aan
vitamin-D gestoord, dan ontstaat rhachitis.

Naast deze meer specifieke werking van bepaalde vitaminen, vul-
len vele vitaminen elkaar op bepaalde wijze aan, zoodat K ü h n a u
dit synergistische gedrag als groepsspecifiteit kenschetst:

A, Bl, Bg, C, D, H, verhoogen den weerstand tegen infecties;

A, Bj, B2, B4, C, regelen een juist functionneeren van het
centraal zenuwstelsel;

-ocr page 33-

A, B2, C, D, waken tegen optreden van anaemie;

A, B^, C, D, verzorgen beenderen en tanden en kiezen;
alle vitaminen behalve H zijn noodig voor den groei;

A, C, E en het Coward-vitamin zijn noodig voor het behoud
der geslachtelijke functies.

Het groepsspecifieke effect der vitaminen berust niet op een
gemeenschappelijk mechanisme. Ziekteverschijnselen berustend op
deficientie kunnen, (zie hoofdstuk III), op avitaminosen gelijken.

Volgens K o 11 a t h disponeert een tekort aan een bepaald vi-
tamin voor de, voor dat tekort specifieke, deficientieziekte: het
optreden der ziekteverschijnselen hangt af van andere stoffen.
Hoewel ratten in staat zijn vitamin-C zelf op te bouwen, ontstaat
bij de rat scheurbuik bij onthouden van alle in water oplosbare
vitaminen.

Een deficientieziekte ontstaat in het algemeen dus, als de ver-
houding der bestanddeelen van het voedsel dermate verstoord is,
dat hetzij een bepaald vitamin, of synergisten daarvan, in te
geringe mate, of andere vitaminen, resp. antagonistische bestand-
deelen van het voedsel, in te groote mate aanwezig zijn, of als de
normale verhouding der verschillende vitaminen verstoord is door
vergiftiging, bijv. met lood of thallium, waardoor een ergon zijn
physiologische werking niet meer kan geven.

Tusschen vitamin-A en vitamin-C bestaat; antagonisme, zoodat
de antiscorbut-werking van vruchtensap door gelijktijdig geven
van levertraan verminderd kan worden. Ook tusschen vitamin-A/D
eenerzijds en de vitaminen van de B-groep anderzijds, bestaat
antagonisme. Eigenaardig is, dat, terwijl ook tusschen vitamin-A
en vitamin-D antagonisme bestaat, zóó, dat hypervitaminose-A
en hypovitaminose-D op elkaar gelijkende verschijnselen vertoo-
nen, deze beide vitaminen naast elkaar in de levertraan voorko-
ken. In planten komen de antagonisten A en C ook naast elkaar
Voor: de biologische hoeveelheden blijken door de antagonistische
Werking steeds lager dan de langs chemischen weg aangetoonde
hoeveelheden. In plant (en dier) is vitamin-C tegen oxydatie be-
schut door de aanwezigheid van antioxydantia, (SH-verbindingen
quot;•a-) (9), I.e., blz. 154; ook is gebonden vitamin-C bestendiger
•^egen oxydatie dan het vrije ascorbine-zuur, (Mawson, Gosh).

-ocr page 34-

HOOFDSTUK III.
ONMISBARE STOFFEN. (11).

In de tabellen in Hoofdstuk I, blz. 10 e.v., worden de voedings-
middelen onderscheiden in ,.energie-leverendequot; en ,.beschermendequot;
voeding, de stoffen bevattende, die in 1901 door G r ij n s zoo ka-
rakteristiek als ..edelstoffenquot; zijn gekenmerkt.

De stofwisseling dient n.1. eenerzijds om de energie te leveren,
noodig voor de warmtehuishouding en het verrichten van inwen-
digen en uitwendigen arbeid, anderzijds voor den opbouw en
de instandhouding van het lichaam.

Voor dit deel der stofwisseling zijn verschillende stoffen noo-
dig, die meerendeels door het organisme niet zelf gevormd kunnen
worden, doch uit bestanddeelen van het voedsel moeten worden
opgebouwd.

Niet alleen voor den opbouw van het groeiende organisme,
ook ter vervanging van fermenteiwitstoffen^ secreta, excreta, ha-
ren, nagels, huidschilfers, is alleen reeds aan eiwit ongeveer 20 g.
per dag noodig.

Gebleken is, dat niet elke eiwitstof daarvoor te gebruiken is;
er zijn biologische verschillen in de waarde der verschillende
eiwitten voor de voeding.

Deze waarde is afhankelijk van de samenstellende amino-zuren.
Hoewel (12) de behoefte van het lichaam aan amino-zuren nog
niet volledig bekend is, is bekend, dat bij de afbraak van de
meeste eiwitten ten minste 23 aminozuren vrijkomen; Rose heeft
aangetoond, dat 9 hiervan onmisbaar zijn, (valine. leucine, iso-
leucine, lysine, arginine. methionine, threonine, tryptophan. histi-
dine). Hoe meer van deze 9 amino-zuren een proteïne bevat, des
te beter is het voor de voeding geschikt; bevat een proteïne een
of meer van deze amino-zuren niet of in onvoldoende mate, dan
kan het worden aangevuld door een ander eiwit, dat. hoewel mis-
schien ten opzichte van andere amino-zuren weer minderwaardig,
in dit tekort voorziet.

-ocr page 35-

Voorts moet de beschermende voeding voorzien in de behoefte
aan natrium, kahum, calcium, magnesium, chloor, iodium, phos-
phorus, zwavel, ijzer, koper, mangaan en zink en volgens L e h n-
artz (13) ook aluminium, silicium, fluoor, en mogelijk ook arse-
nicum en broom.

Ook twee onverzadigde vetzuren, linolzuur en linoleenzuur,
moeten in een beschermende voeding, hetzij als zoodanig, hetzij
aJs een, deze zuren bevattend, vet, zijn opgenomen.

Ook choline, een van de bestanddeelen van lecithine, kan zeer
waarschijnlijk niet door het organisme worden opgebouwd en kan
in het voedsel dus beter maar wel in kleine hoeveelheden ver-
tegenwoordigd zijn.

Daar de koolhydraten of de afbraakproducten van die kool-
hydraten, — op een nog steeds niet bekende wijze, — ingescha-
eld zijn in de verwerking der vetzuren en dus antiketogeen
2'jn, moet, wil de vetzuurverbranding niet onvolledig worden en
ketosis optreden, minstens 10 % van de voedselopname uit glu-
cose-afsplitsende koolhydraten bestaan.

De ontdekking in de laatste jaren van stoffen als glutathion ^),
(een tripeptide uit glutaminezuur, cysteine en glycocoll, dat van
bijzonder belang is voor de oxydatieprocessen in de weefsels, en
eerder in tal van fermentatieve processen remmend of activee-
rend kan optreden (14)), ergothioneine, (een S-bevattend betaïne,
at nauw verwant is aan histidine, in secale cornutum ontdekt
^erd, maar ook in het bloed voorkomt),
threonine, (a- amino-/?-
oxy-boterzuur, dat tot nu toe slechts uit fibrine en caseïne werd
Oeisoleerd, doch ook in andere proteïnen voorkomt, vooral in de
eiwitstoffen van het plasma),
glucosephosphaat en de herkenning
^an het nicotinezuur-amide als bestanddeel van het voor de oxy-
atie van glucosephosphaat noodige coferment der erythrocyten:
codehydrase, (zie blz. 19) leiden zelfs E. V. Mc. C o 11 u m tot de
conclusie, dat tot nu toe de physiologische chemie ons nog geen
volledig inzicht heeft gegeven van het substraat, waarin het levens-
Proces zich voltrekt.

VerW® synthese van vitamin-C in de lens zou volgens Fischer als volgt
tath^n O j geoxydeerd glutathion = vitamin C gereduceerd qlu-
aan
nl ,nbsp;bij den mensch zou dus kunnen ontstaan door een tekort

giutathion (of cysteine) met tegelijkertijd een tekort aan vitamin-C (101

-ocr page 36-

HOOFDSTUK IV.
AVITAMINOSEN. (15).

Al lang voor het begrip „vitaminquot; bestond, was bekend, dat
scheurbuik, beri-beri en rhachitis berustten op een ,,tekortquot; in de
voeding: Kramer (1720) (16), Takaki (1882), Cheadle
(1889) en Vincent (1904). Waarop dit tekort berustte, was
echter niet duidelijk.

In een tijd van nog onontwikkeld verkeer, toen de aardappel
nog niet was ingevoerd, waren in heel Noord-Europa in de don-
kere wintermaanden versche groenten en vruchten niet te ver-
krijgen. Scheurbuik was in dien tijd een veel voorkomende ziekte,
niet alleen bij zeelieden, soldaten en gevangenen.

Reeds tijdens kruistochten in de 13e eeuw wordt van scheur-
buik gewag gemaakt; tijdens de reis van Vasco da Gama om de
Kaap de Goede Hoop in 1497 stierven 100 van de 160 leden der
bemanning aan deze ziekte; het logboek van de Magalhaes, die
in 1520 door de naar hem vernoemde zeestraat naar de Philip-
pijnen voer en daar sneuvelde, (slechts 1 van de 5 schepen kwam,
met nog 18 man aan boord, terug), vermeldt vele doodelijke ge-
vallen (1).

Jacques Cartier rapporteerde in 1535, dat een ziekte,
blijkens het verslag in Hakluyt's ,,The principal Navigatorsquot;
scheurbuik, die onder zijn expeditie woedde, toen deze op de St.
Laurens overwinterde, genezen kon worden door een decoct van
sassafras-naalden en -bast.

De admiraal Sir Richard Hawkins vermeldt in 1593, op zijn
reis naar de Zuid-Zee, dat hem persoonlijk bekend is, dat 10.000
zeelieden aan deze ,,plague of the sea and the spoyle of marinersquot;
ten offer zijn gevallen; eens had hij een Spaansch galjoen drij-
vend op zee aangetroffen, waarvan de geheele bemanning aan
scheurbuik bezweken bleek te zijn; hij gaf zijn mannen ,,sower
oranges and lemonsquot;.

-ocr page 37-

In 1600 voeren 4 Engelsche schepen naar Oost-lndië; op 1 schip
kreeg de bemanning citrussap en bleef vrij van de scheurbuik,
waarvan de bemanning der andere 3 schepen ernstig te lijden
had. Merkwaardig is, dat deze ervaring pas in 1795 leidde tot
het invoeren van een verplicht rantsoen limoensap bij de Engel-
sche marine. Hoewel duizenden zeelieden elke maand aan scheur-
buik het leven lieten, was het vertrouwen in een dergelijk middel
niet erg groot, zooals trouwens James Lind in zijn „Treatise
on the Scurvyquot; in 1757 al vermeldt, na een ervaring van 10 jaar.
Niet dan met veel tact wist James Cook van de bemanning
gedaan te krijgen, dat zij naast het sap van citrussoorten ook
zuurkool gebruikten, ,,not only a wholesome vegetable food, but
in my judgment highly antiscorbutic.quot; Dat het versche citrussap
vervangen werd door geconserveerd sap, zal, in verband met het
hierdoor verminderd gehalte aan vitamin-C, het vertrouwen niet
ten goede zijn gekomen.

In 1884 toonde Ta kaki aan, dat, nadat op een reis van 8
maanden van een oefenschip, van een bemanning van 376 koppen,
169 aan beri-beri leden, waarvan er 25 stierven, en op een ander
oefenschip dezelfde reis gemaakt werd met een eiwitrijk dieet,
de beri-beri verdween. De wijze om beri-beri te voorkomen, was
hiermede wel gevonden, (meer vitamin-B]^ in het dieet), maar
de aard der ziekte was niet onderkend, en elders op de wereld,
waar gepolijste rijst als volksvoedsel werd gegeten, stierven de
menschen bij duizenden door beri-beri, die nog algemeen werd
gehouden voor een besmettelijke ziekte als gevolg van slechte
hygiënische omstandigheden of bedorven rijst.

In 1897 had E ij k m a n bij duiven en hoenders door voeding
met gepolijste rijst beri-beri doen ontstaan; voedsel met veel zet-
meel deed volgens zijn meening een vergif ontstaan, dat door het
zilvervlies van de rijst kon worden geneutraliseerd.

Reeds in 1881 publiceerde L u n i n, dat muizen niet bleken te
gedijen met een kunstmatig mengsel van zuiver eiwit, vet, kool-
hydraten, zouten en water: ,,in een natuurlijk voedsel, zooals melk,
moeten dus, behalve deze bekende hoofdbestanddeelen van het
voedsel, nog kleine hoeveelheden aanwezig zijn van andere, en

-ocr page 38-

onbekende stoffen, die voor het leven van belang zijn.quot; In 1891
kwam een andere leerling van B u n g e, S o c i n, tot de conclusie,
dat in eidooier en volle melk onbekende stoffen voorkomen, die
voor het leven essentieel zijn. Soortgelijke ervaringen werden ge-
publiceerd door Pekelharing in 1905, Hopkins in 1906,
Stepp in 1909.

Grijns was inmiddels in 1901 tot de overtuiging gekomen,
dat beri-beri wordt veroorzaakt door de afwezigheid van een es-
sentieel bestanddeel, een ,,edelstofquot;, in de voeding en in 1907
hadden Holst en Frölich bij cavia's experimenteel scheur-
buik doen ontstaan.

Al deze onderzoekingen leidden tot resultaten, die afweken van
de gangbare leerstellingen, en daarbij waren de proeven niet
overtuigend.

In 1912 toonde H O p k i n s toen overtuigend de behoefte aan
van ,,accessory food factorsquot;. Terzelfder tijd stelde Funk voor,
deze stoffen vitamine te noemen.

In 1913 pubhceerden Mc Collum en Davis en tegelijkertijd
Osborneen Mendel, dat aanwezigheid van bepaalde vetten
voor den groei noodzakelijk is, in 1914 opperde Mendel, dat
nog een andere factor noodzakelijk was, maar eerst in 1915 maak-
ten Mc Collum en Davis duidelijk, dat niet alleen bepaalde
vetten noodig zijn, maar ook een in water oplosbare stof.

In 1916 stelden Mc Collum en Kennedy voor, deze te on-
derscheiden in het ,,in vet oplosbare vitamin-Aquot; en ,,in water op-
losbare vitamin-Bquot;. Het anti-scheurbuik-vitamin werd het vita-
min-C.

In 1918 publiceerde May Mellanby, dat rhachitis een de-
ficientie-ziekte is, veroorzaakt door te kort aan een vitamin, dat
öf was vitamin-A öf een ander vitamin, dat in dezelfde stof voor-
komt als het vitamin-A. In 1922 bewezen Mc Collum en zijn
medewerkers, dat het anti-rhachitisch vitamin een afzonderlijk
vitamin is, dat vitamin-D wordt genoemd.

Evans en Bishop toonden in 1922 het bestaan aan van het
in vet oplosbare vitamin-E, dat tot nu toe niet herkend was en
voor de voortplanting noodzakelijk is. Een bijenlarve wordt alleen
door de voeding met vitamin-E tot bijenkoningin. (17).

-ocr page 39-

In 1926 toonden Smith en Hendrick aan, wat bevestigd
werd door Goldbergeren zijn medewerkers, dat het vitamin-B
van multipelen aard is. De factor, die tegen beri-beri en polyneu-
ritis beschut, is vitamin-B^, aneurine, in 1926 door Jansen en
Donath geïsoleerd. Een tweede factor bevordert den groei en
beschut tegen dermatitis; dezen factor noemden zij G. Het bleek
echter, dat ook dit vitamin-G uit meer componenten bestaat: fla-
vin en nicotinezuur. Bij dierproeven zijn behalve B^, flavin en ni-
cotinezuur nog 4 andere fracties aangetoond, waarvan voor de
menschelijke voeding nog weinig bekend is. Het flavin wordt nu
niet meer aangeduid met de letter G, maar als vitamin-B2, en het
nicotinezuur is de P.P.-factor, (pellagra-preventing-factor), het
anti-pellagra-vitamin. Dit nicotine-zuur is circa 75 jaar bekend.
Elvehjem publiceerde in 1937 de genezing van de ,,black
tonguequot; — bij honden door nicotinezuur. In analogie pasten
Spies, Fouts en later anderen dit nicotinezuur toe bij pellagra,
met schitterend resultaat. (18).

In het Zuiden der Vereenigde Staten van Noord-Amerika
kwamen in 1927 nog meer dan 120.000 gevallen voor met in dat
jaar 5148 sterfgevallen, (1928: 7502, 1929: 7367, 1930: 7086 sterf-
gevallen); in enkele staten is pellagra de op een of op twee na
meest voorkomende doodsoorzaak. Ook in andere maïs-etende lan-
den komt pellagra vrij veel voor, zij het in niet zoo kwaadaardigen
vorm: misschien is de maïs niet zoo uitgemalen als in Amerika,
zoodat het maïsmeel nog iets van zijn vitamin bevat, of, wat waar-
schijnlijker is, het dieel; is er niet zoo eenzijdig. (19). De nicoti-
namidebehandeling blijkt daar wel betere resultaten te geven dan
eenige andere tot nu toe toegepaste therapie, maar de brilliante
resultaten na slechts 24—48 uur konden toch niet bevestigd
worden. (20).

-ocr page 40-

HOOFDSTUK V.
AVITAMINOSE-A.

Bij voeding van dieren met een dieet, deficient in vitamin-A.
bleek xerophthalmie te ontstaan. Toen in 1915 het verschil bleek
tusschen het -in water oplosbare-vitamin-B en het -in vet oplos-
bare-vitamin-A, en niet alleen speciaal vitamin-A, maar eigenlijk
alle vitaminen en in strikten zin, alle in hoofdstuk III genoemde.
,,onmisbare stoffenquot;, voor goede gezondheid en ongestoorde ont-
wikkeling noodzakelijk zijn, is men gaan spreken van het anti-
xerophthalmie-vitamin, (A).

Bij menschen komt, althans tegenwoordig, het vrij zelden
voor (21), dat avitaminose-A leidt tot xerophthalmie.

In 12 jaar kwamen in 8 ziekenhuizen, in de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika en in Canada, op 543.035 patiënten 22 ge-
vallen van keratomalacie voor.

P i 11 a t (22), toonde uit zijn ervaringen in China aan, in 1929,
dat de, — daar zoo veel voorkomende, — xerophthalmie geen
oog-ziekte is, maar een verschijnsel van avitaminose-A, waardoor
het geheele organisme is aangetast en wel speciaal het ektoderm
en de daarvan afkomstige organen.

Daar een werkelijke a-vitaminose-A, een volkomen ontbreken
van vitamin-A dus, zeldzaam is, zijn meestal de ziekteverschijnse-
len het gevolg van een hypo-vitaminose-A. Bovendien is vita-
min-A van belang voor alle van het ektoderm afkomstige weef-
sels, en de hierin optredende pathologische verschijnselen varieeren
nog naar de intensiteit van het tekort aan vitamin-A.

Ten slotte is bij het kind, dat nog groeit en een veel grooter
behoefte aan vitamin-A heeft, het verloop der ziekteverschijnselen
anders dan bij volwassenen: de verschillende deficientie-verschijn-
selen treden sneller op en zijn veel ernstiger. Ernstige deficientie
is voor een kind doodelijk. Bij volwassenen treden deficientie-ver-
schijnselen eerst na langdurig tekort op; zij ontwikkelen zich lang-

-ocr page 41-

zaam, de verschillende stadia blijven lang bestaan en een doode-
lijk einde komt nauwelijks voor. Zoowel voor kinderen als voor
volwassenen echter geldt, dat, (voorzoover althans geen irrepa-
rabele litteekens zijn ontstaan), een prompte genezing van alle
ziekteverschijnselen verkregen Wordt door toediening van vita-
min-A, hetzij als zoodanig, hetzij in den vorm van levertraan, of
vitamin-A-bevattend voedsel.

Het vitamin-A-tekort wordt veroorzaakt door te weinig toe-
voer, (— deficiente voeding, onvoldoende resorptie uit het maag-
darmkanaal of door te hoog verbruik, (— sterke groei, ern-
stige ziekte —). (Blegvad, 1923).

De, sterk groeiende, zuigeling heeft grooter behoefte-aan vita-
min-A, dan een grooter kind of een volwassene.

Polak en Stokvis toonden in 1932 aan, dat de jongen van
ratten, die leefden op een dieet zonder vitamin-A, ..xerophthal-
musquot; kregen.

De keratomalacie bij ..Mehlnahrschadenquot; (C z e r n y-K e 11 e r)
€n bij de dystrophia alipogenetica (Bloch) wordt veroorzaakt
door de, aan den zuigeling gegeven, aan vitamin-A-deficiente,
Voeding.

In landen, waar keratomalacie ook bij volwassenen voorkomt,
zijn 2 omstandigheden de oorzaak daarvan (volgens Pil lat
(22)):

1- de in het land gebruikelijke eenzijdige voeding, waardoor
de geheele bevolking op de grens van vitamin-tekort in het
organisme leeft: in China komen in de voeding melk, boter
noch eieren voor en het lange en herhaalde koken der vetten
in de zon op straat vernietigt het laatste vitamin-A in die
voeding;

2. groote armoede van breede lagen der bevolking, waardoor
het aanschaffen van groene groente en vitamin-A-bevatten-
de vetten onmogelijk wordt. Een typisch voorbeeld wordt
gegeven door het optreden van keratomalacie (en minder
ernstige verschijnselen) in Denemarken tijdens den wereld-
oorlog, toen te veel boter werd uitgevoerd en de bevolking
aangewezen was op minderwaardige margarine, zonder vi-
tamin-A.

Volgens de Langen (93), blz. 438, betrekt de Chinees zijn

-ocr page 42-

vitamin-A uit soyaboonen. Het, — weinig eiwit, zouten en vita-
minen bevattende, voornamelijk uit rijst bestaande —, maal der
Inlanders moet met, (uit soya-boonen bereide), tempé kedelee, met
versche vruchten, (voornamelijk bananen), versche en gekookte
groenten en versche of gezouten eendeneieren worden aangevuld.
De ,,nassi-timquot;, (natte rijst met bouillon), en andere waterrijst-
papjes, zonder de toevoeging van bovenstaande aanvullingen, ver-
oorzaakt, (vooral bij zieke kinderen), nogal eens keratomalacie.

Optreden van maagdarmziekten heeft verminderde resorptie
van vitamin-A ten gevolge. Bij menschen met normaal vitamin-A-
gehalte, maar speciaal bij menschen met een geringe vitamin-A-
reserve, kan verarming in die mate optreden, dat bij dysenterie,
cholera, typhus, en bij zomerdiarrhee van kinderen in korten tijd
een klassieke avitaminose-A ontstaat.

Ook een grooter verbruik van vitamin-A bij acute en chronische
infectieziekten en bij zwangeren vermindert de
vitamin-A-voor-
raad van het organisme en verklaart het optreden van keratoma-
lacie bij tuberculose, lues, mazelen, roodvonk, wormziekten, kala
azar, vlektyphus, enz., en bij zwangeren.

Reeds vroeger was bekend, dat kinderen met keratomalacie lijden
aan diarrhee, vaak koorts hebben, bronchitis, een eigenaardige
heeschheid, anaemie, een slappe huid en ten slotte dood gaan.
Blegvad (1924) vond als doodsoorzaak: pneumonie, bronchi-
tis purulenta, enteritis, infantiele atrophic, vettige ontaarding van
de lever, stuwingslever, pyelitis, cystitis, nephrolithiasis, enz.

Deze, bij keratomalacie voorkomende, systeemziekten zijn echte
manifestaties van avitaminose-A, en wel een algemeene ziekte
van het ektoderm.

Het geheele integumentum commune: de huid met alle daarin
voorkomende organen en aanhangsels, zooals haren, nagels,
smeer- en zweetklieren, ondergaat veranderingen en wel in dien
zin, dat het epitheel meer en meer verhoornt en het klierepitheel
metaplaseert; het slijmvhes der luchtwegen, van het maag-darm-
kanaal en van het urogenitaalstelsel verandert, zoo, dat uit epitheel
met specifieke functie meer of minder gewoon dekepitheel ont-
staat; door beschadiging van de epitheelcellen der groote lichaams-
en geslachtsklieren ontstaan verstrekkende veranderingen in de
biologische functies: inwendige secretie en voortplanting; aan de

-ocr page 43-

oogen ontstaan veranderingen in alle epitheliale elementen van het
oog en de oogleden, traan- en smeerklieren.

Ook de keratomalacie, de xerose en de nachtblindheid berusten
op een beschadiging van de epitheliale elementen van cornea,
coniunctiva, retina en chorioïdea.

Door deze metaplasie van het epitheel wordt het evenwicht
tusschen de cel en de saprophyten verstoord, waardoor een on-
gewone vermeerdering van saprophyten ontstaat en door de ver-
minderde biologische resistentie der epitheelcellen ontstaat een
verhoogde vatbaarheid voor allerlei infecties: vandaar, dat het
vitamin-A ook wel het anti-infectie-vitamin werd genoemd.

Alle bij keratomalacie voorkomende systeemziekten van zoo
uiteenloopenden aard als nachtblindheid, diarrhée, ulcera corneae,
achylic, pigmenteeringen en anaemie worden met één geneesmid-
del op haast wonderbaarlijke wijze prompt en snel genezen, nl.
door vitamin-A.

Zooals reeds in hoofdstuk II werd opgemerkt, (blz. 17), kunnen
Verschillende dezer ziekteverschijnselen misschien ontstaan zijn
uit synergisme of antagonisme van vitamin-A met andere' vitami-
nen, (Pill at (22), I.e., blz. 317), en voor het tot stand komen
Van keratomalacie is het zoutgehalte der voeding van belang,
(Pilla t (22), I.e., blz. 297).

Is de keratomalacie de ernstigste uiting van vitamin-A-tekort,
leidende tot leukoma adhaerens, staphyloma corneae of zelfs atro-
phia bulbi, — in al deze gevallen tot blindheid op een of beide
oogen —, als andere ernstige uiting van vitamin-A-tekort treedt,
volwassenen, meestal in het voorjaar, op: de prae-xerose van
cornea en coniunctiva, waartoe misschien ook de keratitis super-
ficialis behoort door Stocker in 1936 beschreven bij menschen
niet een slechten algemeenen toestand, en die bij zuigelingen
tot keratomalacie en bij ouderen tot ulcera corneae aanleiding
geeft. (24).

F- P. F i s c h e r (25) kon het gemakkelijk indrogen der cornea
als eerste stadium der keratomalacie met behulp der reflexphoto-
graphie aantoonen; werd vitamin-A aan de voeding toegevoegd,
dan trad geen keratomalacie op en werd de cornea weer normaal;
door wijziging kon telkens dit verschijnsel naar w'ensch opge-
dekt en tot verdwijning gebracht worden; werd geen vitamin-A

-ocr page 44-

gegeven, dan volgde op het stadium van gemakkelijk indrogen
het ulceratieve stadium en een klinisch manifeste keratomalacie.

Ook de xerosis epithelialis corneae en de nog minder ernstige
xerosis epithelialis coniunctivae bulbi, (vlekken van Bitot), zijn
verschijnselen van vitamin-A-tekort. Zij zijn altijd vergezeld van
hemeralopie, en zijn dus te beschouwen als het tweede stadium
van vitamin-A-tekort. Als dit tekort wordt aangevuld verdwijnen
de vlekken van Bitot en de xerosis epithehalis corneae snel, volledig
en spoorloos; de hemeralopie verdwijnt pas later (N a r o g, 1928).
Wordt het tekort niet aangevuld, dan ontstaat keratomalacie.
Beide vormen van xerosis epithelialis komen meer bij volwassenen
voor: bij kleine kinderen duurt dit stadium, — in verband met
het zeer veel sneller verloop der A-avitaminose —, soms maar
enkele uren vóór keratomalacie ontstaat. De meeste gevallen komen
voor tusschen 15 en 30 jaar en voornamelijk bij mannen. Voor de
puberteit bestaat geen noemenswaard verschil in frequentie bij
jongens en meisjes.

Het vroegste symptoom van vitamin-A-tekort, dat in het oog
optreedt, is de hemeralopie.

-ocr page 45-

HOOFDSTUK VI.
HYPOVITAMINOSE-A.

I. Hemeralopie.

Elke vermindering van gezichtsscherpte in zwak hcht wordt ^
nachtbhndheid of hemeralopie genoemd.nbsp;{

Deze kan Worden veroorzaakt door verschillende oogziekten,
zooals toxische amblyopie, retinitis pigmentosa, loslating van de
retina, glaucoom, Chorioiditis en neuritis optica. Ook zonder
ophthalmoscopische afwijking komt deze afwijking voor: essen-
tieele of idiopathische hemeralopie.

Zonder verdere verschijnselen kan deze bij volwassenen jaren
lang bestaan, Jeghers (26), en bij toeval ontdekt worden, bij
verkeersongevallen tijdens invallende duisternis, Jeghers (27),
of tijdens verduisteringsoefeningen, Abderhalden (28).

Reeds in een Egyptische papyrusrol, misschien al van vóór
1500
v. C., wordt een vorm van nachtblindheid beschreven, die
door lever kan worden genezen. Tijdens den wereldoorlog deden
zich vele gevallen voor, aan alle fronten; ook bij krijgsgevange-
nen, bij negerslaven in Brazilië, bij zeelieden op lange reizen, bij
orthodoxe Russen tijdens de lange vasten; bij misoogsten, in arme
landstreken en tijdens de crisisjaren van den na-oorlogstijd; ook
bij zwangeren tegen het einde der zwangerschap in het voorjaar
of in het begin van den zomer, waarbij deze hemeralopie ver-
dween enkele dagen na de bevalling. Blegvad ontdekte, dat
nachtblindheid in 37 gevallen van xerophthalmie in Denemarken
een vroeg symptoom was.

Reeds in 1881 had Parinaud aangegeven, dat de adaptatie
voor zwak licht een functie is van het staafjesrood in de retina.

Fridericia en Holm constateerden, dat ratten met een
dieet, met een laag vitamin-A-gehalte, nachtblind waren. De rege-
neratiesnelheid van het staafjesrood was bij deze dieren ook duide-
lijk minder dan bij de controledieren (1925). In 1931 bevestigde

3nbsp;33

-ocr page 46-

T a n s 1 e y deze proeven en Yudkin, Kriss en Smith toon-
den aan, dat aetherextracten van duivenretina's met AsClg een
blauwe kleur geven, karakteristiek voor de carotindi'den, (zie
blz. 49), en een sterke vitamin-A uitwerking hebben. Zij conclu-
deerden daaruit, dat het staafjesrood vitamin-A moest bevatten.

Wald (29) toonde in 1935 aan, dat vitamin-A in de retina
zich met een proteïne, het retinine, (vroeger staafjesgeel genoemd,
en waarin het lactoflavin of vitamin Bg voorkomt), tot het staaf-
jesrood vereenigt. Bij sterke belichting gaat het staafjesrood over
in staafjesgeel en komen sporen vitamin-A vrij. Dit is een foto-
chemische reactie. Door thermische reactie wordt dit staafjesgeel
hetzij weer opgebouwd tot staafjesrood, hetzij omgezet in staaf-
jeswit, Hoe meer het staafjesgeel tot staafjeswit wordt (30), des
te meer vitamin-A komt er vrij en beschikbaar voor resynthese
van staafjesrood. Van de balans tusschen de fotochemische en de
thermische reacties hangt af, hoeveel staafjesgeel er verschijnt.
Bij belichten eener alcalische oplossing van lactoflavin gaat het
over in lumi-lactoflavin; katalytisch ontwikkelde waterstof redu-
ceert het tot een leuko-verbinding, die door de zuurstof van de
lucht al weer geoxydeerd kan worden (31).

Vitamin-A is dus het eindproduct van de fotolytische afbraak
van het staafjesrood in de retina en tevens voor de regeneratie
van het staafjesrood noodzakelijk; er is dus een kringloop, waarbij
echter een deel verbruikt wordt en dus vervangen moet worden.

Jongbloed en Noyons (29), I.e., blz. 50 hebben aange-
toond, dat voor resynthese zuurstof noodig is.

Ds physiologische uiting van de omzetting van het staafjesrood
wordt adaptatie genoemd. Voor die adaptatie is vitamin-A noo-
dig. Bij de hemeralopie door de op blz, 33 genoemde oogziekten
is er een storing in den overgang van bloed naar chorioidea, pig-
mentepitheel en retina: de locale factor.

De retina is het aan lactoflavine rijkste weefsel in het lichaam.
Theorell (94) heeft de chemische veranderingen van het re-
tina-lactoflavin bij het zien grondig bestudeerd. Blijkbaar is de
functie van het vitamin-Bg in de retina deze: bij het zien in de
schemering verandert het licht van korte golflengte in geelgroen-
fluoresceerend licht, waarvoor volgens von Euler het oog
maximaal gevoelig is.

-ocr page 47-

Bij nachtblindheid bij vee, gedurende een periode van droogte,
bleek aan Hart, MeadenGuilbert in 1933, dat het voedsel
een uiterst laag carotine-gehalte had^).

Birnbacher (22), I.e., blz. 288, heeft erop gewezen, dat de
hemeralopie in het voorjaar het meest voorkomt en geeft daarvoor
klimatisch-meteorologische oorzaken. Van belang is evenwel, dat
in het voorjaar de koeien geen groenvoer krijgen, lijnkoeken prac-
tisch geen vitamin-A bevatten, zoodat ook de melk arm aan vita-
min-A wordt

• Dat tusschen 20 en 40 jaar overwegend mannen aan hemera-
lopie lijden, verklaart B i r n b a c h e r uit de groote verliezen aan
vitamin-A met het sperma. De vrouw daarentegen spaart vita-
min-A in allerlei weefsels en houdt het zooveel mogelijk vast. Na
het 45e jaar en bij kinderen is de nachtblindheid voor beide ge-
slachten even frequent. De gevallen bij zwangeren worden ver-
klaard door verhoogde behoefte aan vitamin-A door de zwanger-
schap, of door resorptiestoornis door frequent braken.

J e a n s en zijn medewerkers (32), Snelling (33),Jeghers
(26) verrichtten onderzoekingen met den Birch-Hirschfeld photo-
meter en met een biophotometer. In deze publicaties wordt ge-
deeltelijk wèl, gedeeltelijk geen verband gevonden tusschen heme-
ralopie en een tekort aan vitamin-A.

Kentgens (25), I.e., blz. 122, komt tot de conclusie, dat er
geen direct verband bestaat tusschen de donker-adaptatie en het
vitamin-A-gehalte van het bloed, hoogstens is de kans op een
normaal vitamin-A-gehalte groot bij een normale adaptatie, terwijl
bij een lage adaptatie de kans op een laag vitamin-A-gehalte
groot is.

Ezickson en Feldman vonden bij 24 van 25 lijders aan
nier- of uretersteenen een vitamin-A-tekort in het dieet en he-
meralopie: door het geven van een vitamin-A-concentraat bereik-
ten zij geen verbetering. (35).

Corlette, Youmans en Frank (36) vonden wèl ver-
band tusschen dieet met vitamin-A-tekort^) en hemeralopie en
bereikten met halitran verbetering.

Park (37), vond bij de meerderheid van 300 patiënten naast

Over lactoflavin, vitamin-B2, wordt niet gesproken.

-ocr page 48-

hemeralopie nog andere verschijnselen van vitamin-A-deficientie.
Als met het geven van vitamin-A geen verbetering kwam, werd
deze wèl verkregen door het geven van vitamin-B in den vorm
van gist.
Ook voldoende mineralen en vitamin-D moesten soms
worden toegevoegd.

In dit verband moet erop gewezen worden, dat het dieet van
de patiënten van Jeghers (26)- met normale donker-adaptatie
zeer hooge waarden van vitamin-Ba heeft.

II. Verminderde weerstand.

De verhoogde vatbaarheid voor allerlei infecties, (blz. 31), be-
schreven door Pil lat (22) l.c. blz. 317, bij menschen, (en van
voedingsproeven bij dieren met vitamin-A-tekort al bekend), be-
rust op een verstoord evenwicht tusschen het metaplastisch ver-
anderd epitheel en ongewoon vermeerderde saprophyten, be-
gunstigd door uitdroging van slijmvliezen, en verstopping van
klieren door ophoopingen van verhoornde cellen. De verbetering,
door vitamin-A verkregen, wordt verkregen door verbeterde
functie van het epitheel, (waardoor die saprophyten als het ware
werden weggespoeld), en alle locale infecties langzamerhand ver-
dwenen. Het bleek, dat vitamin-A geen invloed heeft op immu-
nologische reacties; bij deficientie van vitamin-A gaat het ver-
mogen antistoffen te maken niet verloren.

Moore (38) bepaalde het vitamin-A-gehalte in meer dan 300
levers. Hoewel men eenerzijds aan allerlei infectie-ziekten bleek
te kunnen sterven, niettegenstaande een ruime vitamin-A-reserve,
leidden bepaalde septische toestanden tot een subnormale vita-
min-A-reserve. Was dit tekort de oorzaak of het gevolg?

Frank (39) vond bij aan avitaminose-A-lijdende ratten met
xerophthalmie, na injecties van hthium-carmijn volgens K i y o n o,
een uitgebreide degeneratie van het reticulo-endotheliale stelsel in
de lever, met de vermindering van het fibrinogeengehalte van het
bloedplasma, die ook bij kinderen met keratomalacie gevonden is.

Er ben (40) vond bij dystrophische kinderen met vogan geen
vermindering van gevoehgheid voor catarrhalische infecties, noch
verbetering van eczeem; wel constateerde hij een belangrijke toe-
name in gewicht.

Gardner (41) vond een verminderde vatbaarheid voor kou-

-ocr page 49-

vatten bij schoolkinderen door vitamin-A-rijke voeding; maar een
sterk verminderde vatbaarheid door toedienen van levertraan en
schrijft dit toe aan het gehalte van vitamin-A der levertraan. De
vraag rijst, of dit, zooals de Langen aangetoond heeft, niet aan
het groote gehalte aan linol- en linoleenzuur zou moeten worden
toegeschreven.

M a c k a y (42), komt tot de conclusie, dat huidinfecties bij zui-
gelingen soms het gevolg kunnen zijn van tekort aan vitamin-A,
(zij beschrijft dezelfde tot keratomalacie leidende ziekteverschijn-
selen als Pill at (22)), maar prophylactisch toedienen van A
voorkomt niet altijd het optreden van huidinfecties.

Wa g n e r (43) beschrijft 3 gevallen van infantiel scorbuut,
(ziekte van Möller-Barlow), die met vogan snel van hun kerato-
malacie genazen, in gewicht snel toenamen, zonder dat de gevoe-
ligheid voor infectieziekten verbeterde, immers een stierf eenigen
tijd later aan otitis media en bronchitis, een ander aan purulente
parotitis.

Tress (44) ,,gelooftquot;, dat toevoeging van vitamin-A aan het
dieet van schoolkinderen den weerstand tegen ,,kouvattenquot; gunstig
beïnvloedt. Zij beklaagt zich over onvoldoende medewerking der
ouders, toen levertraan en halitran niet meer op school werden
gegeven, maar thuis. Ook hier moet gevraagd worden, of vita-
min-A of linol- en linoleenzuur de verbetering, die, vooral in het
beg in, (schooltoediening), wel te zien is, veroorzaken.

Lambrechts (45) bevestigt de onderzoekingen van D a n n
(23), I.e., blz. 169, dat zuigelingen practisch geen reserve aan vi-
tamin-A hebben: bij inadaequate voeding, vooral als dan nog voe-
dingsstoornissen tot resorptiestoornissen leiden, zal spoedig defi-
ciëntie ontstaan. Friderichsen (46) schrijft deze resorptie-
stoornissen toe aan leverafwijkingen, met name in het reticulo-
endotheliale stelsel. Schneider en Widmann (47) vonden,
dat, bij een bepaalden graad van deficit aan vitamin-A, de lever
niet meer in staat is, uit carotine vitamin-A te maken, doch nog
therapeutisch toegediend vitamin-A door het organisme wordt
benut. Maar zij zien niet in, waarom, ^ onder normale omstandig-
heden — , het therapeutisch toedienen van vitamin den weerstand
•^egen infecties zou verhoogen en in het algemeen een gunstig
effect zou hebben.

-ocr page 50-

III. Groeistoornissen.

Groeistoornissen zijn niet uitsluitend het gevolg van tekort aan
vitamin-A, al zal bij onvoldoende toevoer aan vitamin-A, (door
deficiente voeding of door onvoldoende resorptie) (45), (46), op
een bepaald oogenblik misschien stoornis in den groei optreden.

Volgens Yudkin (48) komt bij zuigelingen vitamin-A-defi-
cientie practisch niet voor. Als moeder ondervoed is, of het kind
te weinig of heelemaal geen melk krijgt, gedurende ten minste
1 of 2 maanden, en een maagdarmstoornis, naast de verminderde
voedselopname, nog een onvolledige resorptie veroorzaakt, dan
kan gewichtsstilstand, zelfs achteruitgang optreden, met vermin-
derde activiteit van het kind, een droge, schilferige huid en de
Bitotsche vlekken, eventueel de keratomalacie. C o w g i 11 neemt
als basis het hoogste gehalte aan vitamin-A in moedermelk, dat
gevonden is, en komt dan tot 400 internationale eenheden vita-
min-A minstens voor elke 100 calorieën, die het kind noodig heeft.

Friderichsen en W i t h (49) hebben het gehalte aan vi-
tamin-A en
Carotinoiden in moedermelk nagegaan en komen tot
de volgende conclusies:

1.nbsp;er zijn belangrijke verschillen, 25 % en meer, in vitamin-A-
en carotinoïden-gehalte der melk op den eenen of op den
anderen dag;

2.nbsp;deze verschillen loopen niet parallel met het vetgehalte;

3.nbsp;bij een dieet, dat voldoende vitamin-A bevat, is er geen
verschil tusschen winter- of zomermelk in vitamin-A- en
carotinoïdengehalte, al kunnen er nu en dan, onafhankelijk
van dieet of seizoen, tamelijk groote verschillen optreden;

4.nbsp;bij perorale toediening van Carotine stijgt Wèl het carotine-
gehalte van het serum, maar er is geen verhooging van het
gehalte der melk aan vitamin-A of Carotinoiden;

5.nbsp;de vrouwen kregen in het dieet de optimale hoeveelheid vi-
tamin-A: 75 internationale eenheden per K.G. lichaamsge-
wicht;

6.nbsp;als het dieet voldoende vitamin-A bevat, is toedienen van
vitamin-A-praeparaten overbodig.

Het gehalte van koemelk aan vitamin-A en Carotinoiden wisselt
belangrijk, of het weide- dan wel stalmelk is. Voor Utrechtsche

-ocr page 51-

koeien geeft W o 1 f f (50) aan: 4—30 int. eenh. Carotine en 5—42
int. eenh. vitamin-A per 100 cc., Yudkin (48) geeft aan, dat
koemelk hoogstens Vi, vaak maar ^/lo van het gehalte aan vita-
min-A en Carotine der moedermelk heeft en adviseert het gebruik
van levertraan bij kunstmatige voeding. Indien, wat bij maag-
darmstoornissen en intestinaal infantilisme (46) het geval is, re-
sorptiestoornissen bestaan, moet moedermelk gegeven of een le-
vertraanconcentraat geïnicieerd worden, intramusculair. Voldoen-
de hoeveelheden der andere vitaminen, m.n. het B-complex, even-
tueel parenteraal, moeten worden verstrekt. Ook M a c k a y (42)
komt te Londen, — (waar volgens Sinclair 5 van 6 kinderen
onvoldoende gevoed zijn, 82 %!, en 5.7 % beslist ondervoed is:
ruim 25.000 kinderen in de binnenstad) — (51), tot dezelfde con-
clusies: levertraan.

Melkpoeder, dat, in blik verpakt, steriel bewaard kan worden,
Rice (73), bevat niet alleen evenveel N, Ca en P, maar ook,
qualitatief en quantitatief, dezelfde vitaminen als de volle melk,
waaruit het bereid is. Toch acht, blijkens een recente publicatie,
Mackay (74) het aanbevelenswaardig, levertraan bij te geven.

IV. Huidafwijkingen.

Hyperkeratose resp. parakeratose van de huid, met hypofunctie
van de smeer- en zweetklieren, is, — als vitamin-A-deficientie-
verschijnsel —, beschreven: bij keratomalacie in China; op Cey-
lon, ,,toad-skinquot;, als eerste verschijnsel der A-deficientie (23), I.e.,
blz. 166; bij de Londensche kinderen, door Mackay beschreven,
(1934) (42); bij intestinaal infantilisme door Friderichsen,
(1936), (46).

Bij toedienen van vitamin-A, (levertraan), of van een dieet,
dat méér vitamin-A bevat, geneest eerst het eczeem, — (door
Pill at dermomalacie genoemd naar analogie der keratoma-
lacie) — , dan de schilferigheid der huid, de hyperpigmentatie,
ten slotte de hyperkeratose, die op de plantaire zijde het langst
blijft bestaan (46), dus, in de, omgekeerde, volgorde van ontstaan.

Scheer en Keil (52) wijzen erop, dat de follikellaesies bijna

m.i. ware dermatomalacie etymologisch juister.

-ocr page 52-

identiek zijn aan die bij vitamin-C-deficientie, — door J e s s n e r
in 1893 beschreven —, doch waarin, bij afsnoeren, petechien ont-
staan. Eerst in 1931 werden de afwijkingen in de haarfollikels,
door vitamin-A-tekort, beschreven door Frazier en Hu.

Mackay (42) zag niet alleen verbetering optreden der huid-
laesies door levertraan. Maar bij toedienen aan alle babies uit de
armoe-buurten van Londen, om-en-om, wèl-of-niet extra-vitamin-A
bij het voedsel, kreeg de groep met extra-A nog in 30 % de een
of andere huidaandoening; de controlegroep, — zonder etra-A —,
in 50 %.

In sommige gevallen zal dus de huid door een licht A-tekort
een zekere gevoeligheid hebben voor infectie, maar dit geldt in
deze streken toch lang niet voor alle huidafwijkingen, evenmin
als de, bij kinderen gebruikelijke, infecties der ademhalingswegen
en van het maagdarmkanaal
veroorzaakt worden door vitamin-
A-tekort.

De wonderbaarlijke resultaten, in China bereikt door P i 11 a t,
bij vitamin-A-deficientie met levertraan, leidden H o r n en San-
dor (53) tot toepassing bij allerlei wonden, (1934); K u n z, paste
het toe bij tepelkloven, (1936), doch zag ook, dat het, — pro-
phylactisch toegepast —, eerder kloven in de tepels veroorzaakt,
dan geneest (54); Lustig en Wachtel (55) bereikten, pal-
liatief, met zeer hooge doses, verbetering bij applicatie op torpide
carcinomateuze ulcera; van S 1 ij p e (56) zag nog het meeste re-
sultaat van een 10 % levertraanzalf, maar zag in Afrika beter
resultaten.

Westermann (57) kwam tot dé conclusie, dat levertraan-
zalf, bestaande uit levertraan, vaseline (!) en lanoline(!), bij ver-
schillende geïnfecteerde wonden goede resultaten gaf, doch niet

het epitheel reageerde het beste, maar de van het...... mesoderm

afkomstige weefsels!

V. Afwijkingen in de ademhalingsorganen.

De Chineesche patiënten van P i 11 a t waren hem erg dankbaar,
als, — met de hemeralopie- of keratomalacie-genezing .—, bleek,
dat zij weer konden ruiken, wat zij te eten kregen: knoflook. Door
de epitheelmetaplasie komt in den neus de grens tusschen plavei-

-ocr page 53-

selepithcel en slijmvlies steeds hooger; er ontstaat een atrophie
van het slijmvlies met parakeratose: ozaena, met alle gevolgen
van dien.

Turner en Loew (58) toonden in 1933, bij keratomalaci-
sche ratten, vermindering van spontane etteringen van neus-keel-
holte, middenoor en neusbijholten aan, als, door vitamin-A toe-
dienen, de keratomalacie geneest.

Kinderen, en ook volwassenen, met keratomalacie, zijn, (door
de keratiniseerende metaplasie van het epitheel), altijd heesch en
lijden aan bronchitis. Krijgen zij, vóór zij aan een terminale bron-
chopneumonie ten gronde gaan, voldoende vitamin-A, dan gaan
de verschijnselen terug, evenals de keratomalacie, voorzoover al-
thans geen irreparabele litteekens ontstaan zijn.

Al deze ,,infectiesquot; zijn veroorzaakt door een, — door een vi-
tamin-A-deficit ontstaande —, saprophytenwoekering in het me-
taplastisch epitheel, en berusten niet op „kou vattenquot; of ,,vermin-
derd weerstandvermogenquot;: bij een adaequaat dieet, dat geen vi-
tamin-A-deficientie veroorzaakt, treden zij niet op.

VI. Blaassteenen.

Osbourne en Mendel vonden in blaas en nieren van
ratten, lijdende aan vitamin-A-deficientie veelvuldig steenen. Ook
van Leersum vond in het Nederl. Instituut voor Volksvoe-
ding calcium-phosphaat-nier- en -blaassteenen. Deze onderzoe-
kingen werden in Japan en in Nederl. Indië bevestigd, (de
Langen (93), blz. 441), waar calcium- en magnesium-phos-
phaatsteenen gevonden werden, met wat slijm en leucocyten, ana-
loog aan de blaassteenen, zoo vaak bij Inlandsche kinderen in
Ned. Indië gevonden.

-ocr page 54-

HOOFDSTUK VII.
DE CHEMIE VAN HET VITAMIN-A.

„Vitamin-A-werkingquot; vertooncn:

1.nbsp;het eigenhjke vitamin-A, dat alleen bij dieren voorkomt, in
levertraan van kabeljauw en andere visschen; kleurloos;

2.nbsp;Carotine, een gele kleurstof, die in vele planten en vruchten
voorkomt, in eidooier, en, tezamen met vitamin-A, in melk.

Steenbock wees er in 1919 op, dat de vitamin-A-werking
van bepaalde plantaardige producten, bijv. maïssoorten, parallel
scheen te loopen met de intensiteit der gele kleur.

V. Euler werd in 1928 getroffen door het verschijnsel, dat
stoffen, waarvan bekend is, dat zij veel vitamin-A bevatten, de-
zelfde
kleurreacties geven als Carotine. Bij toedienen van Carotine
aan ratten, lijdende aan vitamin-A-deficientie-ziekten, bleek, dat
Carotine vitamin-A
-werking vertoonde, v. Euler trok daaruit,
zooals
blijkt, terecht, de gevolgtrekking, dat zoowel in het caro-
tine-molecuul, als in dat van vitamin-A dezelfde
typische groep
met dubbele binding
voor moet komen.

Moore toonde aan, dat de gele Carotinoiden, (inmiddels was
gebleken, dat in verschillende planten en vruchten verschillende
gele kleurstoffen voorkomen, die allen, — in mindere of meer-
dere mate —
, vitamin-A-werking vertoonen), en het kleurlooze
vitamin-A uit de vischleveroliesoorten, (inmiddels is gebleken, dat
er een vitamin-A^ in zeevisch en een vitamin-A2 in zoetwater-
visch voorkomt), twee verschillende stoffen zijn: het dier vormt
uit de
Carotinoiden, (het provitamin-A, die het uit het voedsel op-
neemt), in het organisme het vitamin-A en stapelt dit als zoodanig
op in de lever.

De plant bouwt de Carotinoiden op; het dier is daartoe niet in
staat en krijgt het benoodigde vitamin-A door plantaardig,
Caro-
tinoiden bevattend, of door dierlijk, vitamin-A-bevattend, voed-
sel. (zié Hoofdstuk VIII).

De rijkste bron van vitamin-A, de heilbotlevertraan, is, — even-

-ocr page 55-

als de levertraan van kabeljauw en schelvisch —, uiteindelijk af-
komstig van het biologisch-actieve phytoplankton: de kleine, ca-
rotine-bevattende, algen. Deze worden gegeten door crustaceae
en copepoden, — die een, niet-voor-ratten-actief, pigment bevat-
ten, dat van Carotine is afgeleid, en dat theoretisch toch tot vita-
min-A kan worden omgezet —. (1) blz. 381. Deze crustaceae en
copepoden vormen het menu van den heilbot en van de kleine
visschen, die de reserve-vitamin-A in hun lever opstapelen, tot
zij door grooter visschen worden opgegeten, enz.

Vitamin-A is een primaire alcohol met 5 onverzadigde C-ato-
men en wordt gekenmerkt door den
ß- ionon-ring in het molecuul
(Karr er) (59). Door de zuurstof van de lucht wordt vitamin-
A geoxydeerd en door ultraviolet licht wordt het vernietigd.

De specificiteit van het vitamin-A is zeer sterk gebonden aan
het voorhanden zijn van den
ß- ionon-ring en van de, eindstandig
aanwezige, primaire alcoholgroep. Alleen als een stof het vitamin-
A-molecuul precies zóó afsplitst, heeft deze stof vitamin-A-wer-
king. Kleine verschuivingen in het molecuul, bijv. een a- ionon-
ring, zooals in a-carotine, of een OH-groep in den ring, zooals bij
kryptoxanthine, (het Carotinoide uit de maïs, waaraan de maïs-
eters hun vitamin-A ontleenen), maken die helft van het molecuul
onwerkzaam. Omgekeerd wordt de specifieke vitamin-A-werking
gebruikt, om de y8-ionon-helft in onbekende
carotine-derivaten aan
te toonen.

Er zijn 3 Carotinen; het a-carotine, het /3-carotine, het y-carotine
en voorts het reeds genoemde kryptoxanthine uit de maïs.

Het zijn alle donkerroode tot roodviolette stoffen, door de vele
geconiugeerde dubbele bindingen, die voor licht en lucht gevoelig
zijn, maar niet in die mate, als vitamin-A, zoodat de vernietiging
bij het koken niet al te groot is. Het onverzadigde karakter blijkt
uit de gemakkelijke verbinding met halogenen en katalytisch ont-
staande waterstof.

Zooals uit achterstaande formules blijkt, ontstaan uit /3-carotine
2 moleculen vitamin-A, doch uit a-carotine,
y-carotine en kryp-
toxanthine ieder slechts 1 molecuul vitamin-A.

jS-carotine behoort dus tot de polyenen, is een hoogere kool-
waterstof met 11 onverzadigde C-atomen en met 2 jß-ionon-ringen
in het molecuul. De structuurformule is opgesteld door Karr er.

-ocr page 56-

XXX

u O —u

\ „

unbsp;Ux

Ux

yx

u

u = u

u

O

X

u

X /

u = u

u

n

I

4

I

\

u
«

X

X

u

X

u

II

^ f

u —u
II

X

u

O

X

X

u

u

X

X

u

u —

u —

I

u

u-H,

X

u

II

X

ci-U

II

X

u

lt;tj
c

s

lt;
c

^ 'i

X

u

X

u

X

u

X

u

X

u

f i

u —u

X

-u

u —

u —

X
u

I

X

u

•■ II
X

u

I

X

u

II

u

I

X

u

II

X

u

X

u

II

u

I

X

0

II

1
u

X
u

X

u

X

u
II

X

u

I

u-

II

X

u

•I. i
I X...V

%%
I

B

li
5 J
8

ë S

IV

« u

X

u

X

u

u

X

u

05.

^ X
u —u

X

u

X

-u

X

■u

X
tj

II X
u —u

Uquot;

X

u

X
O

I

u

II

X

u —u

lt;
tgt;

I

u

X

u

I

^ X

u —u

u

X

-u

r

X

u

s
gt;

X

-u

X

u

X

u

I

u

X

u

X

u

X

u

X

u

X

u

II

X

u

= u

X

u

X

u

I

u

X

u

— u

y X

V

/

u

ux

u

A

I X

ux

-u

X

0

1

u

Px

u

n

X

X

-unbsp;u ü — unbsp;u u — u

^nbsp;ONquot;nbsp;quot;nbsp;quot;

Xnbsp;XXXnbsp;I I X

Ontleend aan: Wilhelm Stepp e.a., Ernährungslehre.
Uitg.: Julius Springer, Berlin 1939.

X

u-

X

-u

X

u

X X

u — u

X

u

I

-u

I

u-

X
O

üi

u

-ocr page 57-

HET GEHALTE AAN CAROTINOIDEN EN VITAMIN-A
VAN LEVENSMIDDELEN EN CONSERVEN. (60).

Als internationale eenheid. (I. E.. zie ook Hoofdstuk IX). is
aangenomen door de permanente commissie van den Volkenbond;

1 I.E. is 0.6 y j8-carotine.

Tusschen de groene kleur. — het chlorophyll-gehalte —. en
het gehalte aan vitamin-A-werkzaamheid der plantaardige voe-
dingsmiddelen, schijnt een directe parallel te bestaan. Of er. —
en zoo ja. welke —. betrekking bestaat tusschen de
aanwezigheid
van Chlorophyll en de vorming van Carotinoiden, is nog niet
duidelijk.

In elk geval is er een zeer belangrijk verschil in het gehalte
van de groene en de gebleekte bladeren van dezelfde plant; de
buitenste bladeren van groene kool bevatten méér dan de binnen-
ste; de buitenste bladeren van kropsla zelfs
30—40 maal méér dan
de binnenste.

Andere voorbeelden van groene groenten met veel vitamin-A-
werking zijn groene vruchten, zooals erwten, spercieboonen, groe-
ne pepers en groene stengels, zooals selderie. Worden deze
stengels gebleekt, (bleekselderie). dan bevatten zij weinig of
geen vitamin-A.

Een gele kleur kan ook een aanduiding zijn van Carotinoiden:
Wortelen (en ook de yams-soorten). abrikozen, gele perziken en
bananen. Er zijn ook andere kleurstoffen, die planten en vruchten
een gele kleur geven en geen Carotinoiden zijn, maar als er van
een bepaald soort een gele en een witte varieteit bestaat, bijv. bij
perziken, bevat de witte matig of weinig Carotinoiden, vergeleken
bij de gele varieteit.

Granen, noten en peulvruchten bevatten, — tenzij deze duide-

-ocr page 58-

lijk groen of geel van kleur zijn —, weinig Carotinoiden. Gele
maïs, (dus maïs met een geel endosperm), is het belangrijkste in
deze groep.

Roode pepers en roode tomaten bevatten veel Carotinoiden,
maar deze
vruchten waren sterk groen gekleurd, vóór zij rood
werden. De associatie rood-veel Carotinoiden is
waarschijnlijk
meer toevallig dan bewijzend en kan hoogstens als aanwijzing
beschouwd worden; een donkergroene kleur is misschien een aan-
wijzing voor een hooger gehalte aan
Carotinoiden dan een gele.

Eieren, volle melk en de daaruit bereide producten vormen een
belangrijke bron. Eieren hebben zeer veel vitamin-A-werking; die
van melk en melkproducten hangt af van de hoeveelheid vet, die
deze bevatten en van de voeding der koeien.

Carotinoiden en vitamin-A worden in melk en eieren aangetrof-
fen, hoewel meestal méér vitamin-A dan Carotinoiden. Het dier
kan geen vitamin-A opbouwen, kan het alleen afsplitsen uit het
in het voedsel aanwezige Carotinoide, en is daarop dus aangewe-
zen. Stalmelk bevat belangrijk veel minder vitamin-A en Caroti-
noiden dan weidemelk. Daar melk meestal in betrekkelijk groote
hoeveelheden gebruikt wordt, is het een belangrijker bron voor
vitamin-A, dan de classificatie op de basis van „I.E. per 100 gramquot;
aanduidt.

De gele kleur van eidooier is van weinig belang als maatstaf
van beoordeeling voor vitamin-A-werking. Op groen voer en gele
maïs is de dooier donkergeel en rijk aan vitamin-A, zonder eenig
groen voer of andere kleurstofbevattende voeding, maar met lever-
traan, is de dooier bleek,
hoewel rijk aan vitamin-A.

Lever zou men ook kunnen rekenen tot de aan vitamin-A-rijke
voedingsmiddelen, ware het niet, dat het aanbod van lever afhan-
kelijk is van de vraag naar vleesch en dus nooit voldoende zal
worden voor een geregeld bestanddeel van het menu.

Door de bereiding tot spijzen gaat, in vergelijking met andere
vitaminen, betrekkelijk weinig verloren: het is tamelijk bestand
tegen koken en niet noemenswaard oplosbaar in water. Door oxy-
datie wordt het echter vernietigd en langdurige verhitting veroor-
zaakt een duidelijk verlies aan vitamin-A-werking.

Conserveering in blik veroorzaakt weinig verlies, — vooral als
geen lucht in het blik aanwezig is —, zooals bijv. sardines in olie.

-ocr page 59-

Ook bij bewaren van deze blikken ontstaat, na 9—12 maanden,
nog geen groot verlies.

Bevriezen is de beste wijze van conserveeren voor het behoud
van de maximum-vitaminwaarde. Na ontdooien loopt het gehalte
echter zéér snel terug: bewaren in ontdooiden toestand is dus on-
gewenscht.

Door de oxydatie tijdens het droogproces treedt een belangrijk
verlies in vitamin-A op in gedroogde voedingsmiddelen en in dien
staat bewaard, gaat er nog meer verloren.

Voedsel in natuurlijken toestand, dat zóó bewaard kan worden,
kan 9—12 maanden bewaard blijven, met slechts weinig en daar-
bij gradueel verlies.

-ocr page 60-

DE METHODEN TER BEPALING VAN HET GEHALTE
AAN VITAMIN-A EN AAN CAROTINOIDEN. (61).

De methoden, ter bepaling van het gehalte aan vitamin-A en
aan Carotinoiden van een stof, zijn:

1. biologische methoden: bij ratten, levend op een dieet, dat geen
vitamin-A bevat, (v. Euler, Bomskov, Coward), kan
nagegaan worden: wat de kleinste hoeveelheid is, die ver-
schijnselen der avitaminose-A nog juist 'voorkomt, — (pro-
phylactische dosis) —, en wat de kleinste hoeveelheid is, die
reeds bestaande verschijnselen van avitaminose-A weer tot
genezing brengt, — (curatieve dosis) —.

De biologische methoden zijn nauwkeurig, maar kosten veel
tijd, zijn kostbaar en vergen een vrij groote hoeveelheid van
het te onderzoeken materiaal en een vrij groot aantal proef-
dieren, daar er belangrijke individueele verschillen bestaan,
en een controle met een standaard-praeparaat, bij voorkeur
zuiver ;8-carotine.

Differentieering tusschen vitamin-A en Carotinoiden is niet

mogelijk.

a.nbsp;de groei-proef bij jonge dieren.

Deze wordt in het algemeen als de beste beschouwd, hoe-
wel dubbelbepalingen van dezelfde stof bij talrijke proef-
dieren door getrainde onderzoekers als Bacharach,
Drummond, Morton
(61), I.e., blz. 16, verschillen
van 20-—100 % vertoonen.

b.nbsp;de kolpokeratose-proef.

De curatieve kolpokeratose-proef kost minder tijd dan de
groei-proeven, (doch wordt van verschillende zijden als
minder betrouwbaar beschouwd); de prophylactische kol-
pokeratose-proef is even tijdroovend en heeft daarom geen
bijzonder nut.

-ocr page 61-

c. de xerophthalmie-proef.

Als Internationale Eenheid, (I.E.), is gekozen de biologische
werking van 0,6 y /3-carotine.

2.nbsp;spectrophotometrische bepaling, berustend op de sterke ab-
sorptie van oplossingen van vitamin-A bij ongeveer 330 m/i,,
die, al naar het oplosmiddel, iets verschillend is in plaats en
intensiteit. Deze methode is voor bepalingen in bloed echter
niet bruikbaar.

3.nbsp;colorimetrische bepaling.

Een vitamin-A-bevattende stof krijgt, zooals C a r r en
Price in 1926 berichtten, met een oplossing van antimoon-
trichloride, (SbClg), in chloroform een blauwe kleur, die
echter zeer snel verbleekt.

Hierop berust de methode van M. van Eekelen en
A. E m m e r i e ter bepaling van vitamin-A in bloedse-
rum. (62).

De carotinoïden geven met een oplossing van antimoon-
trichloride in chloroform ook een blauwe kleur; daarom wordt
eerst het carotinoïden-gehahe bepaald in een aetherextract
van de onverzeepbare rest van het te onderzoeken serum. Dit
geschiedt door het aflezen van de intensiteit der gele kleur
van dit aetherextract, met behulp van den L o v i b o n d-tin-
tometer, waardoor, — met behulp van ijktabellen —, het ge-
halte aan carotinoïden in y uitgerekend wordt. De intensiteit
der blauwe kleur, met antimoontrichloride, van vitamin-A
carotine, wordt dan, in Lovibond-eenheden-blauw, afgelezen
en, — met behulp van ijkkrommen —, in y uitgerekend. Na
aftrek van het aantal y carotine, wordt het overblijvende
aantal y vitamin-A in Internationale Eenheden omgerekend
door vermenigvuldiging met 1,28. (Zie: (63), een publicatie
uit het Hygiënisch Laboratorium-Utrecht).

De colorimetrische bepaling is snel te verrichten en relatief
eenvoudig. Een groot bezwaar blijft, dat de blauwe kleur der
reactie zoo snel verbleekt. Met behulp van bijv. levertraan,
waarvan het gehalte bekend is, kunnen de resuHaten verge-
leken worden, en, ook door bepalingen bij 2, onder verschil-
lende nummers gezonden, porties van hetzelfde serum. Als

-ocr page 62-

voldoende ervaring verkregen is, bedraagt het verschil in I.E.
vitamin-A per 100 cc. serum ± 5 I.E.

De verzeeping der, de reactie van Carr en Price rem-
mende, stoffen in het serum geschiedt op de volgende wijze.

10 cc. van het, na centrifugeeren van 20 cc. door venae-
punctie afgenomen bloed, verkregen serum wordt met 1 cc.
kahloog 60 % gedurende een half uur op een kokend water-
bad verzeept. Na afkoelen voegt men 5 cc. alcohol 96 % toe,
en brengt de vloeistof over in een scheitrechter en schudt met
50 cc. peroxydvrije aether. De onderste bruinachtige fractie
vangt men op in een reageerbuis en wordt weer geschud met
25 cc. peroxydvrije aether. Het eerste aetherextract bevat
reeds ongeveer 90 % van het vitamin-A.

De, de reactie van Carr en Price remmende, alcoholen
worden nu verwijderd door wasschen en drogen op de vol-
gende wijze.

De beide, tezamen gevoegde, aetherextracten worden in den
scheitrechter tweemaal gewasschen met 10 cc. water, daarna
met 20 cc. kaliloog 3 % en dan weer tweemaal met 100 cc.
water. Als het waschwater, — ten opzichte van phenolphta-
leïne —, niet meer alcalisch reageert, wordt het aetherex-
tract, gedurende een half uur, gedroogd, met behulp van wa-
tervrij natriumsulfaat, en dan, onder vacuum en in COg-milieu,
ingedampt.

Nu kan het gehalte van het residu aan Carotinoiden wor-
den bepaald.

Als het residu is afgekoeld, wordt het in 4 cc. watervrije
en peroxydvrije aether opgenomen. De intensiteit van de gele
kleur wordt in den L o v i b o n d-tintometer afgelezen.

Eerst nu kan de reactie van Carr en Price worden
gedaan.

De 4 cc. aether met het residu worden in een cuvette inge-
dampt en 0,1 cc. alkoholvrije chloroform wordt toegevoegd
met 1 druppel ijsazijn en ten slotte 2 cc. van een verzadigde
oplossing van antimoontrichloride in watervrije chloroform,
waarmede vitamin-A een blauwe verkleuring geeft, waarvan
de intensiteit
snel in den L o v i b o n d-tintometer moet wor-
den afgelezen.

-ocr page 63-

DEEL IL

DE INDICATIES TOT HET INSTELLEN VAN EEN EIGEN

ONDERZOEK.

-ocr page 64-

« Mf quot;

Z4Z

i '

-■f»

ga««.-?

-ocr page 65-

EEN VERGELIJKING TUSSCHEN DE ONDERZOEKINGEN
VAN L. K. WOLFF EN DIE VAN T. LINDQVIST.

Volgens Har ris (16), blz. 33, verschijnen er elk jaar onge-
veer 1000 publicaties over vitaminen. Zelfs over vitamin-A wordt
elk jaar zoo veel gepubliceerd, dat een volledig overzicht der ge-
heele literatuur niet wel mogelijk schijnt. De belangrijke onder-
zoekingen van L. K. W
O 1 f f en van T. L i n d q v i s t over het
vitamin-A-gehalte van het bloedserum bevatten zóó belangrijke
gegevens, dat het mij van zeer groot belang voorkomt, deze beide
publicaties aan een bespreking te onderwerpen, alvorens de in-
dicaties tot het instellen van een eigen onderzoek uiteen te zetten.

In een in 1936 gehouden voordracht in Luzern komt L. K.
W o 1 f f (50) tot de volgende conclusies:

1.nbsp;bij gezonden met laag gehake van vitamin-A in het bloed,
wordt dit snel verhoogd door toedienen van een vitamin-A-
praeparaat;

2.nbsp;bij dieren beantwoordt het vitamin-A-gehalte van het bloed
aan dat van de lever;

3.nbsp;colostrum en vrouwenmelk bevatten veel vitamin-A en
carotine;

4.nbsp;het gehalte aan vitamin-A in het bloed is bij de armere be-
volking wat lager dan bij beter gesitueerden;

5.nbsp;eenige malen werd, bij menschen met slechte voeding, bijna
geen vitamin-A in het bloed gevonden, doch geen khnische
verschijnselen eener A-avitaminose;

6.nbsp;een gehalte aan vitamin-A in het bloed van 60—80 I.E. per
100 cc. serum is voldoende, 30—60 I.E. is nog net toerei-
kend, en minder dan 30 I.E. per 100 cc. serum is te weinig;

7.nbsp;uit, bij secties verkregen, levers blijkt, dat de Nederlandsche
bevolking niet optimaal vitamin-A krijgt: minstens 10 %
heeft te weinig vitamin-A in de lever;

-ocr page 66-

8.nbsp;in een, voor kinderen en voor volwassenen, voldoend dieet
behoort 2—3 mg. carotine voor te komen;

9.nbsp;het is zeer wel mogelijk, dat het verbruik van vitamin-A
niet onder alle omstandigheden gelijk is, (verrichten van
arbeid, ziekte);

10.nbsp;al is van dat verbruik nog niets bekend, moet het voor-
deelig zijn, in tijden van ziekte of gestoorde voedselopname,
een niet onaanzienlijken voorraad aan vitamin-A te hebben;

11.nbsp;nu en dan werden in het bloed van zieken zeer lage waar-
den gevonden;

12.nbsp;vaak verbeterde hun toestand zich nà het gebruik van vi-
tamin-A;

13.nbsp;vitamin-A-tekort kan tijdens het leven het beste vastgesteld
worden door onderzoek van het bloed; deze bepaling kan
ook voor de kliniek van belang zijn;

14.nbsp;het gehalte aan vitamin-A in het bloed stijgt en daalt over-
eenkomstig het gehalte in de lever (als depót) en is een
maatstaf voor de grootte van dien voorraad tijdens het leven.

Brengen wij de conclusie 13 en 14 over op economisch terrein,
dan kan armoede het best vastgesteld worden door onderzoek van
het, in contanten op een bepaald oogenblik beschikbare, huishoud-
geld; dit, in contanten beschikbare, huishoudgeld stijgt en daalt
overeenkomstig het banksaldo (als depót) en is een maatstaf voor
de grootte van dat banksaldo.

Evengoed als er menschen zijn, die hun geld niet, (of niet al-
leen) op de bank deponeeren, maar op de giro of in een oude
kous of elders nog een bedrag hebben staan, wordt vitamin-A,
zooals voor vrouwen vast staat, niet alleen in de lever opgesta-
peld, De retina bevat, ook bij verhongerden, nog vitamin-A.

Het, in contanten op een bepaald oogenblik beschikbare, huis-
houdgeld is naar de gewoonten van het gezin verschillend. Hoe
velen betalen huishoudelijke uitgaven niet per giro bijv., maar in
elk geval niet uit het huishoudgeld contant? Een paar groote be-
talingen, die met het huishoudgeld zijn voldaan, hoewel deze niet
tot de gewone huishoudelijke behooren, kunnen het, in contanten
op een bepaald oogenblik beschikbare, huishoudgeld tot een mi-
nimum reduceeren. Een maatstaf voor het banksaldo (als depót)

-ocr page 67-

is het dan niet, en of het gezin in armoede verkeert, is, althans
niet uit het, op dat oogenblik in contanten beschikbare, huishoud-
geld af te leiden. Toch wordt door W o 1 f f, uit onderzoekingen
bij individueele personen, een conclusie getrokken: 4. op blz. 53,
als zou het gehalte aan vitamin-A in het bloed bij de armere
be-
volking
wat lager zijn dan bij beter gesitueerden. Het gehalte
aan vitamin-A in het bloedserum is afhankelijk van aanvoer uit
de lever, — (eventueel ook uit andere depóts) — en van ver-
bruik en verlies. Bij verschillende ziekteprocessen is geconsta-
teerd, dat in urine groote hoeveelheden vitamin-A worden uitge-
scheiden en de vitamin-A-spiegel laag is, terwijl post mortem
bleek, dat de voorraad in de lever ruim voldoende was. Indien
het gehalte aan vitamin-A een gevolg zou zijn van den aanvoer
alleen, — en niet ook afhankelijk zou zijn van verbruik en ver-
lies —, dan moet m.i. allereerst niet alleen bij één persoon één
bepahng worden verricht, maar het gezin, liefst meermalen, worden
nagegaan, wil men kunnen concludeeren, dat de verzorging van
den betrokkene met vitamin-A afhankelijk is van zijn welstand
(en niet van individueel grooter verbruik en verlies of van indi-
vidueel minder aanbod).

1

In zijn, in' November 1938 verschenen, proefschrift komt
T. L i n d q
v i s t (30) tot de volgende conclusies:

1.nbsp;(blz. 25): de colorimetrische bepaling van vitamin-A in het
serum is, bevredigend nauwkeurig, mogelijk; de normen, ter
beoordeeling van de waarden, waarbij van een bevredigen-
den vitamin-A-standaard gesproken kan worden, zijn zeer
onzeker;

2.nbsp;(blz. 72): de resultaten van uitgebreide onderzoekingen naar
het gehalte aan vitamin-A in het bloed van verschillende
onderzoekers divergeeren sterk; dit kan het gevolg van wer-
kelijk bestaande verschillen zijn, het kan ook veroorzaakt
zijn door een verschil in de methodiek;

3.nbsp;(blz. 73): bij alle besproken onderzoekingen schommelden de,
bij verschillende personen gevonden, waarden sterk. Men kan
dit zoo uitleggen, dat een bepaalde, voor verschillende per-
sonen gelijke, normale waarde niet bestaat; het kan ook daar-
op berusten, dat zoo'n bepaalde waarde wel bestaat, maar

-ocr page 68-

dat de meerderheid der onderzochte personen deze stan-
daardwaarde niet bereikt; waar deze eventueele waarde zou
moeten hggen, is niet bekend;

4.nbsp;(blz. 104): bij onderzoekingen naar het gehake aan vitamin-A
en carotinoïden in het bloed, bleek, dat de gemiddelde waar-
den om 8, 10, 12, 14, 16, 18 uur practisch gelijk zijn: de
afwijkingen zijn in elk geval kleiner dan de foutengrenzen
der methode;

5.nbsp;(blz. 133): bij 70 11 I.E. vitamin-A in 100 cc. serum hgt
de grens, waaronder hemeralopie voorkomt: boven deze
grens is het min. percept. voor licht normaal, daar beneden
komen uitsluitend pathologische waarden voor;

6.nbsp;(blz. 144): ook voor het minimum distinguibile geldt waar-
schijnlijk deze grens;

7.nbsp;(blz. 146): er is een bovengrens van het gemiddelde vita-
min-A-gehalte in het serum; de variabiliteit van de vitamin-
A-waarden in het serum is ook bij personen met volkomen
bevredigenden A-standaard zeer groot; (104,5—371,5 I.E.
per 100 cc.); ieder blijft echter globaal op zijn eigen niveau;

8.nbsp;(blz. 151): er is geen noemenswaard verschil door leeftijd
of geslacht te bespeuren bij belastingsproeven met vitamin-A
in het gemiddeld gehalte van het serum aan vitamin-A;

9.nbsp;(blz. 154/155): bij een groot aantal ratten bestond geen
betrekking tusschen het gehalte aan vitamin-A van de lever
en dat van het bloed; bij pneumonie en chronische nephri-
tis komt het zeker niet overeen; uit het vitamin A-gehalte
van het serum mogen slechts zeer beperkte gevolgtrekkingen
over den vitamin-A-voorraad van het lichaam getrokken
worden; waarschijnlijk kan de mensch maar een beperkte hoe-
veelheid vitamin-A opnemen; ook al is er een bovengrens
voor die reserve, dan is er in het geheel geen aanknoopings-
punt voor, waar die grens hgt;

10.nbsp;(blz. 157): lt; 70 I.E. per 100 cc. onvoldoende

70—110 I.E. „ ,, „ niet geheel voldoende
110-200 I.E. „ „ „ voldoende
200-400 I.E. „ „ „ ruim voldoende
gt; 400 I.E. „ „ „ niet normaal

11.nbsp;(blz. 159): de bepaling, van het vitamin-A in het serum leert

-ocr page 69-

zeer nauwkeurig de verzorging der weefsels met vitamin-A
kennen; alleen bij gezonden kan men, op grond van gevonden
te lage waarden, besluiten tot een onvoldoenden toevoer van
vitamin-A naar de weefsels; bij bepaalde ziekten kunnen, niet-
tegenstaande voldoende voorraad vitamin-A aanwezig is,
in het serum tóch te lage waarden gevonden worden;

12.nbsp;(blz. 180 e.v.): niettegenstaande ruime reserve aan vitamin-A
is bij pneumonie het gehalte aan vitamin-A laag in het serum,
en wel door uitscheiding in de urine of vergroot verbruik;
zoodra de temperatuur is gedaald, stijgt het gehalte aan
vitamin-A en is na 1 week ruim voldoende, ook zonder dat
vitamin-A is toegediend; ook bij bronchopneumonie zijn de
waarden zeer laag, om na temperatuursdaling duidelijk te
stijgen; bij pleuritis en longtuberculose zijn bij koorts de
waarden laag en bij langen duur der koorts is levertraan
aan te bevelen.

13.nbsp;(blz. 196): het is niet aan te nemen, dat bij de onderzochte
gevallen van ulcus ventriculi te kort aan vitamin-A van in-
vloed zou zijn geweest; evenmin behoeft het dieet aanvul-
ling, om een bevredigenden toevoer van vitamin-A te ga-
randeeren; bij de onderzochte gevallen van achylia gastrica
bleek van een onvoldoenden standaard van vitamin-A niets;
bij enteritis zonder koorts waren geen lage waarden.

14.nbsp;(blz. 214): bij patiënten met hyperthyreoidie, met een basaal
metabolisme van minstens 25 en die niet met iodium be-
handeld waren, was het gehalte aan vitamin-A in het serum
102,8 ± 6,2 I.E., dus te laag. Een maand na de operatie,
waren de waarden in doorsnede 200,5 ± 22,4 I.E., dus ruim
voldoende. Het stijgen van den cholesterinspiegel is moge-
lijkerwijze een functie van het verhoogde gehalte aan vita-
min-A van het serum; misschien geeft de bepaling van het
vitamin-A- en van het cholesterin-gehalte van het bloed-
serum een beter inzicht in den toestand, dan het bepalen van
het basaalmetabolisme;

15.nbsp;(blz. 222): bij myxoedeem berust het hooge gehalte aan vi-
tamin-A niet op een verminderd verbruik, maar heeft een
veranderde affiniteit van het vitamin tot het serum als oor-
zaak; naar analogie zou het verlaagde gehalte bij morb. Ba-

-ocr page 70-

sedow niet, of niet alleen, door het verhoogde verbruik,
maar ook door verminderde affiniteit tot het serum veroor-
zaakt worden;

16.nbsp;(blz. 224): een kunstmatig verhoogde stofwisseling van 12
op 87 met dinitrophenol had op den vitamin-A-spiegel
van het serum niet dezelfde uitwerking als die bij de ziekte
van Basedow;

17.nbsp;(blz. 226): bij chronische nephritis kunnen zeer hooge waar-
den, (400 I.E. en meer), gevonden worden, terwijl de in de
lever voorhanden voorraad zeer klein blijkt; bij lipoïdnephrose
bleek niet, dat, — hoewel toch de lipoïdaemie in vele geval-
len zeer sterk was —, de lipoïdaemie het verhoogde vitamin-
A-gehalte van het serum veroorzaakte;

18.nbsp;(blz. 235): de uitscheiding van vitamin-A in de urine kan
niet het gevolg zijn van de overschrijding van de drempel-
waarde; waarschijnlijk is een veranderde permeabiliteit de
oorzaak; deze zou hierdoor veroorzaakt kunnen zijn, dat het
vitamin-A, gebonden aan lipoïd of misschien ook wel eiwit
uit het bloed in een in water oplosbare verbinding overgaat
en zoo ook een normale nier zou kunnen passeeren; de zure
stofwisselingsproducten bij uraemie en bij coma diabeticum
kunnen zich misschien met het vitamin-A, dat een alcohol
is, gemakkelijk verbinden.

-ocr page 71-

DE INDICATIES TOT HET INSTELLEN VAN EEN
EIGEN ONDERZOEK.

In vele landen (64) grepen de leveranciers van allerlei voe-
dingsproducten de populariteit van het woord „vitaminquot; aan, om
fortuinen te besteden, ten einde voordeel te trekken uit de goed-
geloovigheid, niet alleen van het groote publiek, maar even goed
ook van de geneeskunstbeoefenaars. Een enorme hoeveelheid val-
sche berichten werd hierdoor ruim verspreid en had alleen tot
resultaat, dat een, toch al erg verwarde, situatie nog gecompli-
ceerder werd. Uit de, door de leveranciers van sommige vitamin-A-
producten verspreide, beweringen leek het, dat er een epidemie
van xerophthalmie zou komen en alle kinderen met blindheid ge-
slagen zouden worden, als zij niet door deze producten beschermd
waren. Bovendien zou de volwassen bevolking eerlang bezwijken
aan infecties van de hoogere luchtwegen, indien zij onbeschermd
bleven. Hoestdruppels, hoeststroop, werden ,,versterktquot;-in-wer-
king door toevoeging van carotine. Vooraanstaande onderzoekers
achtten zich verplicht, den stand van zaken uiteen te zetten (65),
(66), en het laatste artikel van de hand van wijlen Hess (67)
was een antwoord op de vraag: „Heeft onze voeding aanvulling
van vitamin-A noodig?quot;

Deze vraag werd in Augustus 1933 door Hess beantwoord,
voor de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.

Wat echter te denken van een publicatie van een, zoo gezag-
hebbend, man als L. K. Wolff (50), zich baseerende op Ne-
derlandsche, zelfs Utrechtsche, cijfers? Utrechtsche koemelk, spe-
ciaal stalmelk, bevat te weinig vitamin-A; de bevolking krijgt niet
voldoende vitamin-A en zeker de minder-gesitueerden niet; aan
een standaard van 40—60
I.E. in 100 cc. serum voldoen van 80
Utrechtsche werkloozen slechts 26,2 %; 60—80 I.E., d.i. ,,voldoen-
dequot;, hebben er slechts 10 %; niemand heeft hoogere waarden en

-ocr page 72-

bijna 64 % van deze 80 Utrechtsche werkloozen heeft te lage
cijfers.
Trouwens, de ,,beter gesitueerdenquot; komen er ook niet
gunstig af, als de cijfers van W o 1 f f vergeleken worden met die
van Lindqvist (30). De opmerking van Lindqvist (30),
I.e., blz. 72, dat de sterk divergeerende resultaten het
gevolg van
werkelijk bestaande verschillen
kunnen zijn, maar ook door ver-
schillen in de methodiek veroorzaakt kunnen zijn, prikkelt tot
nader onderzoek. De reactie van Carr en Price, zooals die op
blz. 50 is beschreven, en die door Lindqvist op die wijze is
toegepast (30), I.e., blz. 79 e
.v., is uitgewerkt door Emmer ie
in het Utrechtsch Hygiënisch Laboratorium, onder W o 1 f f. Wat
is dan de oorzaak der zoo divergeerende resultaten, bereikt met
dezelfde methodiek? Welke zijn die „werkelijk bestaande ver-
schillenquot; dan?

Tis da 11 (15), I.e., blz. 8 e.v., wijst erop, dat tegenwoordig
zoo veel van ons voedsel practisch geen vitaminen bevat. Het
ver-uitgemalen meel en andere soortgelijke, sterk-gezuiverde, pro-
ducten, (rijst, macaroni, maizena), worden als brood en in allerlei
spijzen gaarne gebruikt: zij zijn goedkoop, smakelijk en goed houd-
baar, en vormen, met elkaar, vaak méér dan| 30 % van de calo-
rieën, die genuttigd worden. Een ander veel genuttigd artikel is
geraffineerde suiker, die, in alle toepassingswijzen tezamen, nog
weer eens 15 % calorieën levert. Alleen al door deze twee, die
practisch van vitaminen ontbloot zijn, wordt dus de helft van
ons voedsel gevormd. De andere helft mag dan wel extra-goed
van vitaminen voorzien zijn! Hieraan ontbreekt echter nogal wat.
De buitenste bladeren van kool, kropsla worden doorgaans weg-
geworpen; gebleekte groente, (binnenste bladeren van kool, krop-
sla en andijvie; bleekselderie, asperges, Brusselsch lof, bevatten
weinig of geen
Carotinoiden), worden liever gegeten. Met koken
gaat veel verloren van vitamin-C en Bi, en met kookwater ver-
dwijnt, wat van Bi en Bg is opgelost. Taptemelk en karnemelk
hebben, met het melkvet, ook hun
Carotinoiden en A verloren.
Voor tal van werkloozen is volle melk echter te duur, roomboter,
eieren en lever een, doorgaans onbereikbare, luxe. Margarine is
thans vermengd met roomboter, alleen de werkloozen-margarine is
100 % margarine. De Blue Band-margarine èn de werkloozenmar-
garine bevat tegenwoordig (68): ca. 3600 I.E. vitamin-A en ca.

-ocr page 73-

100 I.E. vitamin-D per 100 gram, — een belangrijke schrede
voorwaarts.

Tot nu toe zag ik in mijn practijk geen manifeste gevallen van
vitamin-A-tekort, behalve bij een zuigeling, dien, ik, ruim 20 jaar
geleden, een paar dagen vóór zijn dood, onder behandeling kreeg
met een ernstige meelvoedingstoornis en keratomalacie. Komen de
lichtere gevallen, de hypo-vitaminosen, inderdaad in mijn practijk
niet voor, of herken ik ze niet?

Verschillende deficienties-C zag ik wel; ook, tezamen met
v. N i e
u w e n h u i z e n (69), een geval van z.g. inheemsche
beri-beri. Wel is de kans op een B^- of C-deficit grooter, om de,
hierboven reeds aangehaalde, redenen.

Amper terug van een wintervacantie, voorzoover na te gaan,
volkomen gezond, althans zonder klachten, liet ik, tegelijk met
eenige andere buisjes, onder nummer, ook een buisje met mijn
eigen bloed, door het Laboratorium colorimetrisch onderzoeken.
Het gehalte van no. 15 bedroeg: carotinoïden: 180 y. 70 l.E. per
100 cc.

Volgens L i n d q v i s t, l.c. blz. 133, is dit de grens van het
pathologische, waarbij adaptatiestoornissen optreden. Hoewel ik mij
van eenige hemeralopie niets bewust was, integendeel mij steeds
gebleken was, dat ik, vergeleken bij
mede-inzittenden, bij auto-
rijden, in schemer en na verblinding door tegenliggers, niettegen-
staande mijn leeftijd, sneller adapteerde, vond ik dr. Fischer
bereid, mij te testen met den skotoptikometer: er bleek geen hemera-
lopie te bestaan. Uit de onderzoekingen van Kentgens (29)
was trouwens reeds gebleken, dat er geen direct verband bestaat
tusschen de donker-adaptatie en het
vitamin-A-gehalte van het
bloed.

Een week later voegde ik weer een buisje met mijn eigen bloed
bij de andere en nu was het gehalte per 100 cc.:

no. 48: carotinoïden: 143 y, 43 I.E.

Met een „optimaal dieetquot; en zonder klachten of verschijnselen.

Hoe moesten dan de cijfers wel luiden van mijn werklooze pa-
tiënten en van de vrouwen met veel kinderen, weinig inkomsten
en veel zorgen?

-ocr page 74-

Er was ook nog een andere reden, om een onderzoek in te stel-
len naar het vitamin-A-gehalte van een aantal mijner patiënten.

Om de een of andere reden is in den laatsten tijd, ook in mijn
practijk, het aantal thyreotoxicosen belangrijk gestegen. Zeer velen
hiervan zijn mannen, in één jaar tijds moesten zelfs 4 onder hen
geopereerd worden. Het aantal vrouwen met thyreotoxische ver-
schijnselen is min of meer verontrustend.

Uit de onderzoekingen van Schneider en Widmann (47),
blijkt, dat, althans bij ratten, tusschen vitamin-A en thyroxin een
direct antagonisme aantoonbaar is. (Een teveel aan thyroxin ver-
hoogt het verbruik van vitamin-A; een overmaat van vitamin-A
verzwakt bij het hyperthyreotische dier de thyroxinewerking.) Zij
bevestigden ook de onderzoekingen van von Fellenberg en
van
Fasold en Heidemann (70), waaruit blijkt, dat het be-
langrijke omvormingsproces van carotine in vitamin-A door de
schildklier sterk wordt beïnvloed en dat bij thyreoïdectomie het
organisme het vermogen, deze omvorming te bewerksteUigen, in-
boet. Zij toonden bovendien aan, dat bij het schildklierlooze dier
het stapelvermogen in de lever voor vitamin-A verminderd is.
Wendt, I.e., verklaart de veranderingen in den vitamin-A-spiegel
in het serum bij menschen met hyperthyreoïdie door een verhoo-
ging van het vitamin-A-verbruik door de overmatige schildklier-
werking; perorale toediening van groote doses vitamin-A be-
werkte bij Basedow-patiënten een sterke toename in gewicht en
een verlaging van de verhoogde grondstofwisseling tot normale
waarden.

Hoewel B e t h e a (71 ) aangeeft, dat er blijkbaar door een over-
maat aan vitamin-A geen vergiftigingsverschijnselen ontstaan, en
Pilla t (22), I.e., blz. 322, schrijft: „bij den mensch werd het
ziekte-beeld der hypervitaminose tot nu toe niet geconstateerdquot;,
was het m.i. toch gewenscht, mede in verband met de onderzoe-
kingen van I k e g a k i (72), een en ander na te gaan bij niet-te-
ernstige hyperthyreosen.

Het vroeger gebruikte lacto-vegetabilisch-dieet bij Basedow is m.i. in
wezen ook een dieet, rijk aan vitamin-A, hoewel 1° natuurlijk daarin geen
overmaat aanwezig is, zooals bij de kunstmatige vitamin-A-praeparaten, en
2° bij eenmaal ingetreden leverbeschadiging (47), de lever niet meer in staat is,
uit de carotinoïden vitamin-A af te splitsen, hoewel het organisme therapeu-
tisch toegediend vitamin-A nog wel benutten kan.

-ocr page 75-

Ten slotte zijn zoowel de onderzoekingen van W o 1 f f, als die
van Lindqvisten vermoedelijk ook wel die van anderen, ver-
richt bij individueele personen. Wel als groepen: bijv. werkloozen
tegenover studenten of patiënten uit een bepaalde kliniek, ook wel
een groep lijders aan een bepaalde ziekte tegenover een groep
lijders aan een andere ziekte, maar toch allen individueele perso-
nen, uit hun gewone gezinsverband gerukt. Hoe het met de an-
dere gezinsleden gesteld is, is onbekend; omtrent levenswijze, ge-
woonten is niets bekend. En toch is de wijze, waarop de huis-
moeder het huishouden bestiert, beslissend voor den welstand van
het gezin. In menig huisgezin van een ,,werkloozequot; is de voedings-
toestand, om ons daarbij slechts te bepalen, beter dan in een gezin
van een ,,beter gesitueerdequot;. De duiding van de cijfers hangt vaak
van omstandigheden af, die uit de cijfers alleen niet blijken. Moge
dit met enkele voorbeelden nader worden toegelicht.

Instructief is bijv. het verloop bij patiënte 48, een 26-jarige
vrouw, gehuwd, 1.63 lang, gewicht 51 KG. normaal 59 KG.^).

470 18-l-'40 51 KG. 76 y 19 I.E.

vanaf 25—1—'40 's morgens 1 capsule vitalever, dus 4400 I.E.

483 1—2—'40 50 KG. 69 y 70 l.E. 's morgens 4400 I.E.
494 15-2-'40 50 KG. 55 y 55 I.E. „ 4400 I.E.
518 29-2-'40 50 KG. 66 y 88 I.E.nbsp;4400 I.E.

Deze, zeer nerveuze, bewegelijke vrouw, die veel op straat is,
is wegens ziekte van haar kind, een geruimen tijd thuis moeten
blijven.

Nu het kind beter is, komt zij weer veel meer op straat, niet-
tegenstaande den strengen winter. Na een week gebruik van
4400 I.E. is de waarde voor carotine en vitamin-A gestegen, het
gewicht gedaald! Waarom doet voortgezet gebruik den spiegel
weer dalen? Nu is haar man flink ziek en patiënte is in bijna 14
dagen niet meer op straat geweest. Als haar man weer wat verbe-
tert, en zij weer op straat komt, worden de cijfers weer hooger.

met schoenen en kleeren aan.
naar de tabel op blz. 103, in Practice of Medicine, dl. IX. Tice e.a.,
uitg. W. F. Prior Coy., Hagerstown, Md.

-ocr page 76-

Niettegenstaande patiënte zich goed gevoelt, blijft het gewicht
stationnair.

45, man, 53 j., gehuwd, lang 1.75, gew. 70 KG., norm. 77 KG.

is een tegenstelling: een zeer bedachtzaam man, die wel veel werk
verzet, maar zich niet haast, veel in zijn tuin werkt, en veel fietst.
Door ziekte in huis had hij zeer weinig nachtrust gedurende de
maand, voorafgaande aan de, wegens thyreotoxicose, noodig ge-
oordeelde operatie.

De grondstofwisseling, bepaald door dr. v. N i e u w e n h u i-
z e n, bedroeg op:

23— 8—'39 33 %
49 %
15^11 ^'39 36 %

4 weken na de opname in het ziekenhuis en enkele dagen na
thuiskomst, bleek:

489, 1—2—'40, 70 KG., 75 y, 46 I.E.
530, 7^3_'40, 76 KG., 57 y, 56 I.E.

Patiënt ziet er goed uit, voelt zich goed, wil zijn werk graag
weer hervatten. Zonder eenige toediening van vitamin-A is hij
6 KG. gegroeid, zijn vitaminspiegel is niet duidelijk verhoogd, wat,
blijkens de ervaringen van Wendt (75) en van Lindqvist
(61), I
.C., blz. 217, toch eigenlijk wèl het geval geweest had
moeten zijn, te meer, omdat patiënt van 5 — 11 tot 4 —III, dus 28
dagen, doorbracht in een herstellingsoord, waar hij extra-goed
gevoed is. Hij is echter, ook geestelijk, tot rust gekomen.

16, man, 30 j., gehuwd, lang 1.63, gew. 53 KG., norm. 67 KG.

Deze man, nachtwaker, fietst den heelen nacht, groote afstan-
den, is tenger en broodmager, doch flink gespierd. Zijn heele
familie maakt zich over zijn voedingstoestand ernstig ongerust:

482, l-2-'40, 53 KG., 105 y, 81 I.E.

dus een in Februari, tijdens den koudsten winter sedert een eeuw,
hooge vitamin-A-spiegel. Hij is net beter van een stevigen griep-
aanval. Is zeer nerveus.

-ocr page 77-

Het onderzoek is verricht bij een aantal gezinnen, waarvan de
omstandigheden mij sedert jaren bekend zijn; bij een aantal pa-
tiënten, die, — naar lengte en leeftijd —, onder den (weliswaar
Amerikaanschen) norm zijn; bij een aantal gravidae, waarvan
vorige graviditeiten in abortus of met de geboorte van een dood
kind geëindigd waren; een aantal nerveuze personen, zonder dui-
delijke Basedow-verschijnselen; een aantal controle-patiënten.

Een deel der patiënten is gepuncteerd het geheele jaar rond,
van Maart tot Maart, met uitzondering van de periode tusschen
begin Juli en einde September, in de overtuiging, dat de toevoer
van vitamin-A dan wel optimaal zou zijn.

-ocr page 78- -ocr page 79-

DEEL III.

EENIGE BESCHOUWINGEN OVER DE UITKOMST VAN
546 COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN.

-ocr page 80-

m

-ocr page 81-

COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN BIJ
59 PERSONEN, BEHOORENDE TOT 13 GEZINNEN.

De conclusie van W o 1 f f, uit onderzoekingen bij individueele
personen getrokken, was:

„het gehalte aan vitamin-A in het bloed is bij de armere bevol-
„king wat lager dan bij beter gesitueerden.quot;

Daar het m.i. noodig is, dat niet alleen bij één persoon één be-
paling wordt verricht, maar het geheele gezin, liefst meermalen
wordt nagegaan, wil men kunnen concludeeren, dat de verzorging
van betrokkene met vitamin-A afhankelijk is van zijn welstand,
werd eén onderzoek ingesteld naar den
vitamin-A-spiegel in het
bloedserum bij 59 personen, behoorende tot 13 gezinnen.

A.nbsp;5 gezinnen van werkloozen of „armerequot; gezinnen;

B.nbsp;5 gezinnen van kleinen omvang, waarvan het hoofd van het

gezin vast werk heeft of in vasten dienst is;

C.nbsp;2 gezinnen van grooten omvang, waarvan het hoofd van het

gezin in vasten dienst is;

D.nbsp;1 „beter gesitueerdquot; gezin.

Onderzocht werden de tot deze gezinnen behoorende personen,
die ouder waren dan 12 jaar, en wel

22 personen, behoorende tot groep A
21 personen, behoorende tot groep B
12 personen, behoorende tot groep C
4 personen, behoorende tot groep D.

Al heel spoedig bleek, dat op één dag bij verschillende personen
uit één familie verschillende waarden voor Carotinoiden en voor
vitamin-A in het bloedserum gevonden werden. In verband hier-

-ocr page 82-

mede werden de colorimetrische bepalingen herhaald bij daarvoor
in aanmerking komende personen, nadat al of niet vitalever^),
of levertraan, was toegediend, zoo veel mogelijk met geregelde
tusschenpoozen, met uitzondering van de zomermaanden, daar
aangenomen werd, dat in dien tijd de verzorging met vitamin-A
wel optimaal kon worden geacht.

De venaepuncties zijn doorloopend genummerd:

1 tot en met 72 werden tusschen 11—3 en 28—3—'39 verricht;
73 tot en met 308 tusschen 15—4 en 4—7—'39 en 309 tot en met
546 tusschen 21—9—'39 en 7—3—'40.

Ten einde te kunnen nagaan, of toedienen van vitamin-A in
den vorm van vitalever of van levertraan, toenemen van het
lichaamsgewicht ten gevolge heeft, is, te beginnen met punctie 73,
ook het gewicht vermeld, met de lengte en het, voor deze lengte
en den leeftijd, „normalequot; gewicht, (zie de noten onder blz. 63).

De groepsgewijze indeeling dezer patiënten berust op een jaren-
lange bekendheid met de gezinnen, waartoe zij behooren.

De nummering geschiedde volgens de stamkaarten, nadat het
onderzoek beëindigd was. Een opgave van alle nummers, met de
groep, waartoe de betrokkenen behooren, bevindt zich op
blz. 128.

In totaal zijn 522 colorimetrische bepalingen verricht van het
vitamin-A-gehalte van het bloedserum verkregen door 546 venae-
puncties bij 121 personen, verdeeld als volgt:

13 gezinnen

22A

21B

12C

4D

59

7 gravidae

5B

2C

7

15 nerveuzen

2A

lOB

3D

15

11 vermagerden

2A

6B

2C

ID

11

29 contrôles

2A

16B

3C

8D

29

Tezamen

28A

58B

19C

16D

121

Naast het op blz. 49 vermelde bezwaar tegen de colorimetrische
reactie, (dat de blauwe kleur zoo snel verdwijnt), is ook, althans
bij bepalingen in de gewone huispractijk, een bezwaar, dat de
reactie 10 cc. bloedserum vereischt. Hiervoor moet ca. 20 cc.
bloed door venaepunctie uit den bovenarm worden verkregen.

Vitamin-A-concentraat, daartoe welwillend door de N.V. Unilever te
Rotterdam ter beschikking gesteld.

-ocr page 83-

Dit nu is in verschillende gevallen niet mogelijk gebleken en wel
bij de puncties: 55, 77, 84, 92, 122, 146, 149, 155, 156, 158, 159,
164, 171, 175, 182, 183, 199, 215, 236, 246, 263, 275, 326, 492.

Een hoeveelheid van 20 cc. bloed imponeert velen zóó, dat zij
collabeeren en, althans in de huispractijk zonder assistentie, de
punctie onderbroken moet worden, vóór de 20 cc. verkregen
zijn. Herhaaldelijk ook stolde, vooral bij patiënten, die melaena
hadden gehad, het bloed in de canule en stuitte inbrengen van
een nieuwe canule op bezwaren.

Bij de personen boven 12 jaar behoorende tot A, 5 gezinnen
van werkloozen of,,armerequot; gezinnen werd het volgende gevonden:

gezin IL

A. no.

9, (?,

51 j..

12, 14—3—'39,

108

y-

79

I.E.

A. no.

8, ?,

49 j..

13, 14-3-'39,

82

108

I.E.

A. no.

21 j..

4, 14-3-'39,

150

j'

82

I.E.

A. no.

6, ?,

11 j..

5, 14—3—'39,

171

y.

88

I.E.

De vader is sedert jaren werkloos. Zij leven van den steun. De
zoon, no. 7, heeft een groenten-i en fruithandel, zoodat het gezin
deze artikelen gemakkelijk kan krijgen; de moeder, no. 8, zorgt
,,allereerst voor het eten, dan pas voor het anderequot;. Een zéér
nerveus gezin.

gezin V.
A. no32, 9,

56 j., 1.55 lang, gewicht 48 KG., normaal gewicht: 62 K.G.

57 j..

KG.

y

I.E.

94, 20—

4-'39,

48

73

45

116, 27-

4-'39,

48

91

51

237, 1 —

6-'39,

48

75

77

344, 12-

10-'39,

48

60

71

466, 11 —

1—'40,

51i

54

47

517, 22-

2—'40,

48

45

42

13.200 I.E.
13.200 I.E.

-ocr page 84-

Toedienen gedurende 5 weken van 13.200 I.E. vitalever per dag
deed het gewicht practisch niet stijgen:

20-4: 48 KG.; 27-4: 48 KG.; 11-5: 48J- KG.; 25-5: 48
KG.; 1—6: 48 KG.; waarop het verstrekken van vitalever werd
gestaakt. Gewicht en vitamin-A-gehalte van het bloedserum
bleven stationnair, tot patiënte uit bakeren ging. Niettegenstaande
zij het drukker had, nam zij toe in gewicht, maar Carotinoiden en
vitamin-A worden lager. (Zij moest, door kou en sneeuw, 3 KM.
loopen vóór zij in haar bakerdiensten was). De laatste bakerdienst
liep 13—2 af; zij had het nu heel rustig, daar haar dochter, no. 31,
thuis was en het huishouden bleef doen. In verband met de glad-
heid en de kou, kwam zij nu niet veel op straat: gewicht en vita-
min-A zijn nu weer hetzelfde als 10 maanden tevoren.

A. no. 31,

20 j..

1.74 lang, gewicht 56 KG.,

normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

95, 20— 4—'39,

56

70

50

117, 27- 4-'39,

571

79

51 13.200 I.E.

177, 11— 5—'39,

58

52

73 13.200 I.E.

233, 1— 6—'39,

57

48

99

312, 21— 9—'39,

58

76

69

435, 14-12-'39,

59

122

47

463, 11— 1—'40,

61

48

28

513, 22— 2—'40,

59 .

38

92

Gedurende 4 weken is 13.200 I.E. vitalever per dag gebruikt;
het gewicht op 11—5 is iets hooger dan 58 KG., (in zomerjurk);
57-| KG. op n—4 was in dikkere winterjurk.

In hoeverre de vitamin-A-stijging op 1—6 afhankelijk is van
het zomerweer, veel wandelen en fietsen, of van de voeding, is
mij niet bekend.

In Jan. en Feb. was zij „buiten betrekkingquot;, maar had thuis de
zorg voor het huishouden.

-ocr page 85-

A. no. 29,

17 j., 1.70 lang, gewicht 49 KG., normaal gewicht: 62 KG.

18 j..

KG.

y

I.E.

96, 20—

4-'39,

49

63

33

4-

118, 27—

4—'39,

50

66

54

229, 25-

5—'39,

50

52

41

267, 8—

6-'39,

50

64

47

287, 22-

6-'39,

50

55

73

313, 21-

9-'39,

51

60

73

397, 16-

11-'39,

51

44

65

481, 18—

l-'40.

50

42

50

515, 22-

2—'40,

52

36

83

Gedurende 5 weken is 13.200 I.E. vitalever per dag gebruikt.
Van invloed op het gewicht, op het vitamin-A-gehalte van het
bloedserum is niet veel gebleken: 11 —5 was het gewicht eveneens
50 KG., 1—6 ook. Daar zij in betrekking zou gaan, is verder
toedienen gestaakt.

A. no. 30,

15 j., 1.67 lang, gewicht 44 KG., normaal gewicht: 581- KG.

KG.

y

I.E.

97,

20-

4-'39,

44

102

22

119,

27—

4-'39,

45

96

42

180,

11 —

5—'39,

45

67

54

-f

228,

25—

5—'39,

44

96

35

238,

1 —

6—'39,

45

64

87

283,

22—

6-'39,

44

84

76

343,

12—

10-'39,

47

62

87

464,

11 —

1—'40,

48

54

27

508,

22-

2-'40,

48-.Sr

58

73

8.800 I.E.

Tot 1—6 is vitalever genomen, eerst 1 week 8.800 I.E. per
dag, daarna 13.200 I.E. per dag. Daar patiënte een betrekking
kreeg, is niet na te gaan, waaraan de stijging is te danken; even-
min is duidelijk, waarop de daling van 25^—5 berust. Een ver-
blijf van 3 weken buiten is waarschijnlijk verantwoordelijk voor

-ocr page 86-

de verbeteringen in den algemeenen toestand op 12—10; 11-
buiten betrekking; 22—2: weer in dagdienst.

A. no. 28, cj,

12 j., 1.50 lang, gewicht 37 KG., normaal gewicht: 45 KG.

14 lang: 1.58;

[norm.: 62 „i KG.
56

40 30

gezin XI.
A. no. 103,

KG.

y

51 j.

, 21, 16—

3-'39.

40

A, no.

101,

48 j.

. 20, 16-

3—'39,

60

43. 21 —

3—'39

48

60

A, no.

106, c?,

21 j.

, 27. 16-

3-'39,

40

I.E.

13 j..

KG.

y

I.E.

98, 20—4—'39,

37

87

36

8.800 I.E.

120, 27—4—'39.

37

96

28

-f

13.200 I.E.

181, ii-5-'39.

37

60

54

-f

13.200 I.E.

230, 25-5-'39,

37

57

47

-F

13.200 I.E.

239. l-6-'39.

37

99

99

282, 22—6—'39.

371

37

72

.327, 28—9—'39,

39

57

56

465, 11 —1—'40,

40i

70

21

516, 22—2—'40,

43

40

42

Tot 1—6 is vitalever ingenomen, 8.800, later 13.200 I.E. per
dag. Een abonnement op de zwemschool heeft de stijging m.i. be-
werkt, die begon, toen de vitalever werd gestaakt. Eenige weken
vacantiekolonie zijn aansprakelijk voor het gewicht van 28—9;
gewicht op 16—11: 401 KG.; op 14—12: 41-} KG.

Dit gezin heeft eenige malen met werkloosheid te kampen ge-
had: omstreeks April en omstreeks December/Januari.

Van eenigen duidelijken invloed van grooten toevoer van vita-
min-A is niet gebleken, wel van vermeerderde activiteit.

De oudste is het meest bij-de-hand, de tweede is wat minder
vlug, de beide anderen zijn beslist sloom.

-ocr page 87-

A, no. 100, cJ,

19)., 1.76 lang,nbsp;normaal gewicht: 67 KG.|

KG.

y

I.E.

26,

16- 3-'39,

40

9

45,

21- 3-'39,

42

58

148,

5—39,

61

114

115

304,

7—'39,

60

70

95

340,

12-10-'39,

62

49

73

13.200 I.E.

Omstreeks half Maart kreeg deze jongen weer werk. Vanaf 4—5
kreeg hij 13.200 I.E. vitalever per dag; 16—5 was het gewicht
62 KG., 30—5 weer 61 KG.
A. no. 99,

17 j., 1.65 lang,nbsp;normaal gewicht: 584 KG.

KG.

y

I.E.

24,

16—

3—'39,

48

0

44,

21-

3—'39,

52

73

18 j., 147,

4-

5-'39,

57i

97

91

194,

16-

5-'39,

56i

120

78

303,

4—

7-'39,

56i

121

63

321,

28-

9—'39,

574-

82

68

370,

30—

10—'39,

57

83

75

423,

30—

11—'39,

58

96

44

453,

4—

1—'40,

56i

70

46

524,

29-

2-'40,

57-^

66

70

8.800 I.E.
8.800 I.E.

Dit meisje was dagmeisje in twee pensions, afwisselend 's mor-
gens en 's middags, verzette dus heel wat werk, maar kreeg 4
X
per dag eten.

Gedurende 4 weken kreeg zij 8.800 I.E. vitalever extra per dag,
na 12 dagen waren èn gewicht èn I.E. vitamin-A gedaald; op 30—5
woog zij nog maar 56 KG., waarop verder toedienen van vitalever
werd gestaakt. Omstreeks Januari veranderde zij van betrekking.

A, no. 105, (J,

y I.E.

15 j., 25, 16-3-'39,nbsp;40 39

A, no. 104,

14 j., 23, 16-3-'39,nbsp;53 46

-ocr page 88-

A, no. 102,

7 I.E.

11 )., 22. 16-3-'39,nbsp;60 26

Dit gezin is een merkwaardig voorbeeld, hoe in één gezin van
een ,,werkloozequot; bij de 8 leden van het gezin op één dag ver-
schillende waarden gevonden kunnen worden.

Aanleiding tot het onderzoek was de vader, die lijdende is aan
achylia gastrica, erg nerveus is en zéér bezorgd voor zich zelf.

Alle kinderen eten thuis, behalve no. 99, die 3 van haar 4 maal-
tijden in haar betrekkingen gebruikte.

gezin IX.
A, no. 79, c?,

ynbsp;I.E.

56 j., 39, 18-3-'39,nbsp;60nbsp;13

A, no. 78,

56 j., 40, 18—3—'39,nbsp;76nbsp;60

In dit gezin heerscht sedert jaren werkloosheid.

De man heeft een ulcus jejuni na gastroenterostomie.

Beiden, maar vooral de man, zijn zéér prikkelbaar en nerveus.

gezin VI.
A, no. 38, cJ,

53 j., 1.75 lang, gewicht 73 KG., normaal gewicht: 77| KG.

54

KG.

y

I.E.

( 31, 18- 3-'39,

73

45

70 )

( 32, 18— 3—'39,

50

65,quot;
51

82, 18— 4—'39,

73

36

129, 1— 5—'39,

74

48

74

163, 9— 5—'39,

73i

49

56

257, 6- 6-'39,

73i

57

81

299, 4— 7—'39,

73i

66

87

323, 28— 9—'39,

68i

47

81

373, 30—10—'39,

68

50

73

396, 16—11—'39,

67

57

81

450, 4- l-'40,

69i

57

47

526, 29- 2-'40,

71

59

56

-ocr page 89-

Deze man is sedert geruimen tijd werkloos. Hoewel van goeden
wil, vindt men hem „te oudquot;. Van 18—4 tot 1—5 stegen met
4.400 I.E. vitalever alle cijfers; toen hem 8.800 I.E. werden toege-
diend per dag, daalden gewicht en vitamin-A op 9—5, bij voort-
zetting van deze dosis bleven de cijfers van het lichaamsgewicht
op 23—5 en 30—5 stationnair, waarom 30—5 met vitalever ge-
staakt werd.

Hij werkte gedurende den zomer in werkverschaffing, in den
herfst moest hij, 22 KM. fietsen van huis, slooten schoonbaggeren.
Niettegenstaande de boeren, voor wie hij deze slooten schoonde, hem
extra-karnemelk lieten drinken, viel hij door dit zeer zware werk
zichtbaar in gewicht af: zijn vitamin-A-spiegel bleef op peil. Met
het invallen van de vorst was het afgeloopen en moest hij weer
thuis blijven tot midden Februari. Hij moest nu wel al heel vroeg
op, maar werd per autobus naar zijn arbeidsterrein gereden, waar
het werk lang niet zoo zwaar bleek, zoodat hij het gemakkelijk
af kon.

A, no. 39,

50 j., 1.67 lang, gewicht 75 KG., normaal gewicht: 70 KG.

KG.

Y

I.E.

29, 18-3-'39,

75

42

31

81, 18—4—'39.

75

45

27

13.200 I.E.

128, 1—5—'39,

76

48

65

13.200 I.E.

162, 9—5—'39,

75i

38

42

17.600 I.E.

210, 23—5—'39,

77i

43

72

17.600 I.E.

255, 6-6-'39,

76i

57

72

297, 4—7—'39,

76i

64

46

Patiënte is sedert jaren lijdende, kan haar huiselijke bezigheden
niet naar behooren volbrengen en komt zeer zelden, eigenlijk al-
leen met mooi weer 's zomers, buiten. 30—5 was het gewicht
gedaald tot 77 KG.; met vitalever-toediening werd daarom ge-
staakt. Voor deze patiënte is blijkbaar 72
I.E. het maximum, waar-
op zij, zelfs met overmaat vitamin-A kan worden gebracht.

-ocr page 90-

18 j.

1.75 lang, gewicht:

64 KG.,

normaal gewicht: 66

KG

KG.

y

I.E.

30, 18— 3—'39,

64

36

36

83, 18- 4-'39,

64

34

29

8.800

I.E.

108, 25— 4—'39,

30

44

8.800

I.E.

161, 9- 5-'39,

67i

37

28

8.800

I.E.

256, 6— 6—'39,

68

39

58

298, 4— 7—'39,

68i

49

41

322, 28— 9—'39,

69

44

74

372, 30—10—'39,

68i

45

56

395, 16-11-'39,

69

60

64

449, 4— 1—'40,

68i

45

49

521, 29- 2-'40,

69i

42

42

Toediening van 8.800 I.E. vitalever per dag, werd 6-6 gestaakt

Op 23—5 was het gewicht 68 KG., en op 30^_5 weer 67-1 Jn

den zomer kwam deze jongen, die padvinder was, veel buitenrook
zwom hij veel.

B, 5 gezinnen van kleinen omvang, waarvan het hoofd van het
gezin vast werk heeft of in vasten dienst is.

gezin IV.
B, no. 70, c?,

51 ]., 1.80 lang, gewicht 78} KG., normaal gewicht: 83 KG.

KG.nbsp;y I.E.

137, 2- 5-'39. 78inbsp;63 63
B, no. 69,

48 j., 1.75 lang, gewicht 61-^ KG, normaal gewicht: 75 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

134, 2- 5-'39,nbsp;61 inbsp;66 63 13.200 I.E.

195, 16- 5-'39,nbsp;82nbsp;31 levertraan.

305, 4- 7-'39,nbsp;67nbsp;171nbsp;106

328, 28- 9-'39,nbsp;664-nbsp;57nbsp;72

386, 9-11-'39,nbsp;67nbsp;112nbsp;55

(405, 27-11-'39,nbsp;66nbsp;98nbsp;85)

( 406, 27-11-'39,nbsp;88nbsp;119)

A, no. 37,

17 j..

-ocr page 91-

Daar patiënte erg asthenisch is en al jaren lang voor verschil-
lende ziekten vrijwel geregeld onder behandeling is en een sub-
normaal gewicht had, werd, zonder eerst den uitslag van het
Vita-
min-A-onderzoek af te wachten, al vast 13.200 I.E. toegediend. De
volgende week rapporteerde patiënte, dat zij de vitalever-capsules
niet kon verdragen: zij werd er misselijk van. Het toch al niet
fraaie gewicht was nog ^ KG. minder geworden; geadviseerd
werd, de vitalever-capsules te laten staan. 16—5 rapporteerde pa-
tiënte, dat zij zich beter gevoelde, maar in verband met den nu
zeer lagen A-spiegel van het bloedserum werd geadviseerd, lever-
traan te gebruiken: eiken dag 1 paplepel Patiënte is daarop 4 weken
naar een herstellingsoord geweest, waar zij met de levertraan-
therapie is doorgegaan, met het resultaat, dat zij in alle cijfers
belangrijk is vooruitgegaan.

B, no. 26,

25 j., 1.60 lang, gewicht 54 KG., normaal gewicht: 57^ KG.

21 j.

KG.

7

I.E.

136, 2- 5-'39.

54

103

50

68,

. 1.73 lang, gewicht 55 KG.,

normaal gewicht: 65 KG.

KG.

7

I.E.

135. 2— 5—'39.

55

42

36

13.200 I.E.

169, 9— 5—'39.

55

55

72

17.600 I.E.

196. 16- 5-'39,

55i

69

53

17.600 I.E.

264, 6— 6—'39.

56

58

64

306, 4— 7—'39.

56i

70

69

329. 28— 9—'39,

56i

57

72

371. 30—10—'39.

56|

61

70

4.400 I.E.

385, 9—11—'39,

57

69

54

Ook deze patiënte maakte een asthenischen indruk, en had een
subnormaal gewicht. Daarom werd alvast met 13.200 I.E. vita-
lever begonnen. In tegenstelling met no. 69, verdroeg zij deze dosis
goed. 9—5 werd daarom de dosis gebracht op 17.600 I.E. vita-
lever per dag. Daar het gewicht toenam: 23—5 57 KG., werd de
dosis voortgezet; 30—5 werd gerapporteerd, dat ook deze patiënte

-ocr page 92-

op den duur deze hooge dosis niet verdroeg: zij had overgegeven
en bleek in gewicht te zijn gedaald tot 55 KG. Verder toedienen
werd nu gestaakt. 30-10 werd opnieuw, nu een kleinere dosis:
4.400 I.E. gegeven; reeds na een week moest dit worden gestaakt,
daar patiënte blijkbaar aan de grens van haar
vitamin-A-capaci-
teit was.

gezin XIII.
B, no. 120,

54 j., 1.67 lang, gewicht 69^ KG., normaal gewicht: 71 KG.

KG.nbsp;y I.E.

101, 22— 4—'39, 69Jnbsp;99 42
B, no. 118, O

44 j., 1.80 lang, gewicht 68 KG.,nbsp;normaal gewicht: 77 KG.

45 j.,

KG.

y

I.E.

103, 22—

4-'39.

68

76

52

13.200 I.E.

124, 29—

4-'39,

68i

96

82

13.200 I.E.

154, 6-

5-.'39,

69X

96

66

13.200 I.E.

331, 2-

10-'39,

70

195

68

415, 30-

11-'39,

70

90

29

447, 4—

1—'40,

71

112

47

4.400 I.E.

476, 18—

1—'40,

72

79

69

4.400 I.E.

520, 29—

2—'40,

72

76

38

4.400 I.E.

534, 7-

3—'40,

71i

64

79

4.400 I.E.

Wegens haar groote vatbaarheid voor laryngitis komt patiënte
weinig op straat, tenzij het weder gunstig is. Tusschen 18—1—'40
en 29-2-'40 was zij niet buiten geweest. Zij doet haar werk
wel, maar kalm aan.

Wegens dalend gewicht, (13-5-'39 was het gewicht gedaald
tot 68 KG.), werd vitalever-toedienen gestaakt, en eerst 4— 1 — '40
hervat, doch nu in kleiner dosis, met objectief en subjectief beter
resultaat.

B, no. 119,

18 j., 1.70 lang, gewicht 55| KG., normaal gewicht: 62 KG.

KG. y I.E.

102, 22-4-'39, 55i 93 51 8.800 I.E.

125, 29-4-'39, 56 105 80 13.200 I.E.

-ocr page 93-

Daar, niettegenstaande 3 weken 13.200 I.E. d.d., opi 20—5 het
gewicht nog stationnair is, wordt verder toedienen gestaakt.

gezin VIIL
B, no. 64, cJ,

y

I.E.

48 j,

34,

18—3—'39,

44

56

B, no.

63,

42 j.

, 35,

18-3-'39,

125

72

B, no.

62, c?,

19 j.

., 36,

18-3-'39,

50

42

B, no.

65,

16 j

33,

18-3-'39,

80

40

B, no.

61, ?,

13 j.

46,

21-3-'39,

69

55

Een vrij slap gezin, met veel ziekte; no. 63 is zeer nerveus;
no. 64 kreeg een paar weken later een pneumonie en succombeer-
de; no. 61 werd daarop ziek, doch herstelde; no. 62 werkt dichtbij;
no. 65 moet 6 KM. fietsen vóór hij aan zijn werk is.

gezin X.

B, no. 88,nbsp;j g

45 j., 7, 11—3—'39,nbsp;79 68

B, no. 91, cJ,

42 j., 17, 16—3—'39,nbsp;50 73

B, no. 92, 9,

21 j., 1.73 lang,nbsp;normaal gewicht: 65 KG,

KG.

y

I.E.

16,

16—3—'39,

66

38

170,

55

94

67

213,

23-5-'39,

56

108

49

261,

6-6-'39,

55

127

78

22 j., 300,

4-7-'39,

54

108

64

8.800 I.E.

Patiënte was 9—5—'39 in betrekking. Toedienen van 8.800 I.E.
vitalever dd., werd niet goed verdragen en leidde tot daling van
den vitamin-spiegel. Na staken der vitamin-A-toediening veerde
het gehalte aan vitamin-A weer op.

6 81

-ocr page 94-

B, no. 89, cJ,

18 j., 1.73 lang,nbsp;normaalgewicht: 65 KG.

KG.nbsp;y I.E.

19, 16—3—'39.nbsp;24 17

178, ll-5-'39, 64nbsp;57nbsp;-72
B, no. 90,

12 j., 18, l6-3-'39,nbsp;45 55

Volledigheidshalve zij nog medegedeeld, dat no. 88 steeds vele
klachten heeft, lijdt aan
Colitis; no. 92 heeft asthma-aanvallen bij
een bepaalde windrichting; de anderen hebben geen klachten.

gezin VII,
B, no. 40,

y I.E.

47 j., 52, 21-3-'39,nbsp;70 63

B, no. 41,

44 j., 1.63 lang, gewicht 53 KG., normaal gewicht: 67 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

49, 21- 3-'39, 53nbsp;103nbsp;58 4.400 I.E.

165, 9- 5-'39, 52nbsp;106nbsp;73 8.800nbsp;I.E.

209, 23- 5-'39, 52nbsp;82nbsp;68 8.800nbsp;I.E

(375, 30-10-'39. 53nbsp;86nbsp;76)

1376, 30-10-'39,nbsp;87nbsp;76 j

Daar na 3 weken verstrekken van 8.800 I.E. vitalever dd., het
gewicht 30—5 nog stationnair was, en 23—5 de andere cijfers
eerder omlaag, dan omhoog gegaan waren, werd verdere toe-
diening gestaakt. Het gewicht bleef stationnair; was 28—9- 51i-
KG., 30-10: 53 KG.

B, no. 43,

y I.E.

16 j., 50, 21—3—'39,nbsp;69 70

Is in betrekking.

B, no. 42,

11 j., 1.34 lang, gewicht 28 KG., normaal gewicht: 37 KG.

KG. y I.E.
51. 21-3-'39. 28 57 26 8.800 I.E.

-ocr page 95-

Deze patiënte, die voor haar leeftijd nóg veel te klein en te
tenger is, leed als kleuter aan intestinaal infantilisme. Van 9—5
tot 30—5 kreeg zij per dag 8.800 I.E. vitalever; dit werd niet
goed verdragen en daarom gestaakt. 4—7 was het gewicht: 28-|-
KG.; 28—9: 28| KG.; 30—10: 30 KG. Door een misverstand werd
niet gedurende 14 dagen eiken dag 4.400 I.E. gegeven, maar een
week lang eiken dag 8.800 I.E.; het gewicht was 16—11 weer
29 KG.; met 4.400 I.E. per dag vanaf 16—11 steeg het gewicht
op 27—11 weer op 30 KG., was 4—1—'40: 30^- KG., en 1—2—'40:
31 KG.; om den dag 4.400 I.E. deed op 29—2 het gewicht weer
dalen tot 30 KG.

C. 2 gezinnen van grooten omvang, waarvan het hoofd van
het gezin in vasten dienst is. (alleen de kinderen boven 12 jaar,
voorzoover zij nog niet getrouwd zijn.)

gezin III.

C, no.

H, c?,

y

I.E.

50 j.

, 11, 14—3—'39,

79

75

C, no.

13, ?,

49 j..

1.70 lang, gewicht

54 KG.,

, normaal gewicht

: 721 KG.

KG.

y

I.E.

10, 14—3—'39,

54

98

58

85, 18—4—'39,

54

88

44

8

..800 I.E.

110, 25—4—'39,

54

88

68

S

;.800 I.E.

173, 9—5—'39,

54

93

42

?

;.800 I.E.

220, 23—5—'39,

54

76

60

S

i.800 I.E.

279, 20—6—'39,

54

70

39

Patiënte lijdt aan ulcus pepticum na gastroenterostomie. Toedie-
nen van 8.800 I.E. vitalever werd voortgezet tot 6—6.

C, no. 15,

y I.E.

19 j., 14, 14-3-'39,nbsp;88 83

Is tot 20 u. in betrekking, eet nooit thuis.

-ocr page 96-

C, no. 12,

17 j., 1.63 lang.

normaal gewicht: 56{- KG.

KG.

y

I.E.

37, 18-3-'39,

100

30

87, 18-4-'39,

56

82

45 8.800 I.E.

109, 25-4-'39,

56

70

70 8.800 I.E.

276, 20-6-'39,

551

70

78

Patiënte had 18—3, 6 uur

vóór de venaepunctie, wortelen ge-

geten. Vanaf 18—4 tot 6—6

is per dag

8.800 I.E. vitalever inge-

nomen. Vanaf 9—5 tot en met 6—6 bleef het gewicht stationnair

op 57 KG.

a no. 11,

15 j., 1.73 lang,

normaal gewicht: 62 KG.

KG.

y

I.E.

9, 14-3-'39,

86

68

86, 18—4—'39,

56

90

44 4.400 I.E.

130, 2—5—'39,

59

82

76 -F 8.800 I.E.

217, 23—5—'39,

57|

52

56 8.800 I.E.

277, 20-6-'39,

57

64

70

Patiënt gebruikte eerst gedurende 14 dagen

4.400 I.E. vitalever

per dag, daarna van 2—5 tot

6—6 8.800 I.E

.per dag.

C, no. 10, ?,

14 j., 1.63 lang.

normaal gewicht: 55 KG.

KG.

y

I.E.

38, 18—3—'39.

53

28

88. 18—4—'39,

41

73

26

111, 25—4—'39,

41

75

52 13.200 I.E.

172, 9-5-'39,

42

90

50 13.200 I.E.

221, 23-5-'39,

41

48

58 13.200 I.E.

278, 20—6—'39,

42i

57

40

Patiënte is tot 12 uur in betrekking. Niettegenstaande van 25—4
tot en met 30—5 eiken dag 13.200 I.E. vitalever werden ingeno-
men, ging de vitamin-A-spiegel niet omhoog, maar ook het ge-
wicht bleef stationnair. Patiënte had op 18—3 hutspot gegeten.

-ocr page 97-

gezin XIL

C, no. 115, c?,

KG.

y

I.E.

43 j., 66, 25-3-'39,

53

53

C, no. 114,

42 j., 67, 25-'3-'39,

82i

64

46 norm. gew.:

[68 KG.

C, no. 111,

17 j.. 68, 25-3-'39,

58

53

C, no. 116,

15 j., 71, 28—3—'39,

84

91

C, no. 113,

.13 j., 1.70 lang

normaal gewicht: 60 KG

KG.

y

I.E.

69, 25-3-'39,

100

72

74, 15—4—'39,

60i

38

58 4.400 I.E.

104, 22—4—'39,

59i-

46

65 4.400 I.E.

203, 21—5—'39,

60

66

58 8.800 I.E.

14 j., 244, 3-6-'39,

60

50

56

Deze patiënte was wegens peritonitis tuberculosa geruimen tijd
verpleegd geweest en had voortdurend levertraan gebruikt. Bij
vervanging door vitalever daalde de vitamin-A-spiegel.

C, no, 112,

12 j., 1.55 lang,nbsp;normaal gewicht: 51 { KG.

I.E.
33

42 8.800 I.E.
52 8.800
I.E.
78 8.800
I.E.
54
4- 8.800 I.E.
54

Bij gebruik van vitalever 8.800 I.E. per dag, steeg de vitamin-A-
spiegel de eerste 3 weken, om de laatste 4 weken te dalen; het
lichaamsgewicht was reeds eerder gedaald.

KG.

y

70, 25-3-'39,

48

75, i5_4^'39.

391

45

105, 22-4-'39.

39i

73

157, 6-5-'39,

38i

70

204, 21—5—'39,

38i

70

245, 3-6-'39,

37i

75

-ocr page 98-

D. De volgende waarden werden gevonden bij personen uit
een „beter gesitueerdquot; gezin.

D, no. 108,

KG. y I.E.

1 -i 'mnbsp;on tpi ^

gew.:

De hooge carotinoïden-getallen zijn afhankelijk van de voeding:
veel rauwe sla, bieten, tomaten. Hier zien wij voorts:

teruggekeerd van de wintersport, veel activiteit.

16—11—'39, weinig activiteit; niettegenstaande vermagerings-
dieet volgens Groen (76), — weinig vet,
weinig koolhydraten,
erg veel rauwe groenten —, komt de „lijnquot; in gevaar. Naast een
toename in gewicht echter een daling van het vitamin-A-gehalte.

2—'40 in verband met den oorlogstoestand, geen winter-
sport; zelfs, door ziekte van de kinderen, enkele weken huisarrest.
Het keukenmeisje is vervangen door een ander meisje, dat nog
niet voldoende koken kan: mevrouw moet nu zelf koken en eet
mee met wat de anderen eten, want het vermageringsdieet met
de vele rauwe groenten lusten de andere huisgenooten niet, of zij
kunnen het niet verdragen. Dat de carotinoïden dalen is begrij-
pelijk, ook, dat bij het verhoogde calorieëngebruik, door zelf-
koken en mee-eten, en het verlaagde calorieënverbruik, door de
sterk verminderde activiteit en het huisarrest, het lichaamsge-
wicht vrij belangrijk is gestegen. Het vitamin
-A i)-gehalte van
het bloedserum is echter vrij belangrijk gedaald. In de urine bleek
een flinke reductie van Fehling's proefvocht te bestaan.

29—2—'40, nadat patiënte 10 dagen een koolhydraatarm, vet-
arm, eiwitrijk dieet (77) van 900 calorieën had gevolgd, en eiken
dag verplicht wandelde, was zij 4 KG. afgevallen. Het vitamin-A-

Deze daling is te merkwaardiger, omdat patiënte, met de kinderen mee,
eiken dag era Nestrovit-tablet-„Rochequot; gebruikt had, waarin voorkomt 4.400 I E
vitamm-A. Het gebruik van deze Nestrovit-tabletten werd, tegelijk met de dieet-
verandering, gestaakt.

KG.

7

I.E.

j., 1,

11— 3—'39,

80

151

107

norm
[72

j.. 400,

16—11—'39,

84 i

210

82

500,

15- 2-'40,

89

120

63

528,

29- 2-'40,

85

132

69

-ocr page 99-

gehalte van het bloedserum echter steeg. Ook het carotinoïden-
gehalte van het bloedserum is gestegen, maar dat is niet te ver-
wonderen, daar het onderhavige dieet rijkelijk groene groenten
bevat.

D, no. 5,

KG.

y

I.E.

23 ).. 2,

11— 3—'39,

128

105

norm. gew.

[62 KG.

189,

13- 5-'39,

69

98

67

208,

21- 5-'39,

147

17

24 )., 332,

2-10-'39,

101

78

394,

16—11—'39,

75

52 .

De carotinoïden-cijfers van no. 5 kunnen beter met die van
no. 67 vergeleken worden dan die van no. 108; de vitamin-A-
cijfers ontloopen elkander minder. Patiënte had het denkbeeld
„te dikquot; te zijn en besloot, op eigen initiatief, tot een vérmagerings-
kuur. Deze viel samen met een periode van groote activiteit, (zie
ook no. 97 op blz. 125, zoodat zij omstreeks 21—5 collabeerde.
Omstreeks November bleef zij veel thuis.

D, no. 67,

20nbsp;j., 3, 11— 3—'39,

188, 13— 5—'39,

21nbsp;j., 333, 2—10—'39,

399, 16-ll-'39,

Het nieuwe keukenmeisje vertoont de volgende cijfers:

D, no. 71,

20 j., 527, 29—2—'40,nbsp;76 69

Hoewel no. 108 op een dieet leeft, dat slechts 900 calorieën op-
levert, — zij het ook optimaal, wat verzorging met vitaminen
e.d.m. betreft —, en no. 71 het in dit gezin gebruikelijke eten
krijgt, — dat ook optimaal is, wat verzorging met vitaminen be-
treft —, zijn de waarden voor vitamin-A gelijk.

y

I.E.

118

105

145

77

123

64

74

52

-ocr page 100-

Conclusies.

De vitamin-A-spiegel van verschillende leden van één gezin
kan op één dag zeer verschillend zijn.

Deze verschillen zijn niet afhankelijk van den voedingstoe-
stand. Bij toenemend gewicht kan de vitamina-A-spiegel dalen en
bij vermagering kan de vitamin-A-spiegel stijgen.

Bij „armerequot; gezinnen kunnen hoogere waarden voorkomen,
dan bij „beter gesitueerdenquot;, — leden van de gezinnen uit de
groepen B en D, en ook uit de groep C , de verschillen zijn
dus ook niet van den welstand van het gezin afhankelijk.

De gevonden waarden van den vitamin-A-spiegel zijn belang-
rijk lager, dan door Lindqvist aangegeven.

In de individueele waarden van den vitamin-A-spiegel van het
bloedserum zijn groote wisselingen.

Vitamin-A-toedienen-in-overmaat leidt tot achteruitgang in ge-
wicht, daling van den vitamin-A-spiegel van het bloedserum en
intolerantieverschijnselen; bij staken van het toedienen van vita-
min-A stijgt de vitamin-A-spiegel.

Vermeerderde activiteit leidt, bij voldoenden toevoer van voe-
ding, tot verhooging van den vitamin-A-spiegel.

-ocr page 101-

COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN BIJ 11
PERSONEN MET ONVOLDOENDEN
VOEDINGSTOESTAND.

Deze personen zijn alle, in meerdere of mindere mate, — naar
lichaamslengte en leeftijd —, onder den (wel is waar Amerikaan-
schen) norm^), en zijn, ter vergelijking met andere cijfers, in dit
onderzoek verkregen, ondergebracht in een der in het vorig hoofd-
stuk aangegeven groepen A, B, C of D.

A, no. 60,

18 j., lang 1.65, gewicht 45^ KG., normaal gewicht: 581 KG.

KG.

y

I.E.

123,

29^ 4 —'39,

45i

83

58

13.200 I.E.

153,

6- 5-'39,

45

61

72

13.200 I.E.

201,

21- 5-'39,

46

52

73

13.200 I.E.

243,

3^ 6-'39,

46

55

64

290,

7-'39,

46

64

55

317,

25— 9—'39,

47

93

67

360,

30—10—'39,

49

172

47

424,

30.-11—'39,

50

90

51

434,

14^12-'39,

48i

88

34

19 j., 457,

1—'40,

48i

64

32

4.400 I.E.

479,

18— 1—'40,

49i

57

7

4.400 I.E.

491,

2-'40,

48

60

15

4.400 I.E.

502,

2-'40,

48

69

38

. 4-

4.400 I.E.

542,

3-'40,

48

60

47

4.400 I.E.

Dit bedaarde

meisje, dat, steeds gewillig, als dagmeisje, veel

1) Deze door mij gebruikte norm komt voor op blz. 103 in T i c e e.a.. Prac-
tice of Medicine, dl. IX, (uitg. W. F. Prior Coy.. Hagerstown, Md.). De maten
en gewichten zijn, met schoenen en kleeren aan, berekend. Zij hebben dus alleen
waarde als vergelijking.

-ocr page 102-

werk verzet en, naar en van haar werk gaande, een grooten af-
stand heeft af te leggen, is uit het oppassende, maar arme gezin
eener weduwe. Gedurende 5 weken is per dag 13.200 I.E. vita-
lever toegediend. Het gewicht bedroeg op 13—5: 45-
l KG.

Het lichaamsgewicht bedroeg 30—11 zelfs 50 KG., doch begon,
met het invallen van de vorst, te dalen. 4—1 werd begonnen met
de toediening, 's morgens, van 4.400 I.E. vitalever per dag. De
daling van het gewicht kwam tot stilstand, 18—1 was zij zelfs
1 KG. in gewicht toegenomen. Het vitamin-A-gehalte van het
bloedserum was echter niet af te lezen. In elk geval daalde, met
de record-temperaturen, ook het vitamin-A-gehalte van het bloed-

serum.

A, no. 49,

23 j., lang 1.73, gewicht 53 KG., normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

138, 2— 5—'39,

53

75

16

13.200 I.E.

167, 9- 5-'39,

53

49

54

13.200 I.E.

218, 23- 5-'39,

53

43

50

B, no. 19,

47 j., lang 1.62,

normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

56, 23— 3—'39,

100

50

192, 16- 5-'39,

51

61

53

13.200 I.E.

270, 20- 6-'39,

50

72

86

310, 21— 9—'39,

49

105

65

368, 30—10—'39,

4%

93

74

4- 4.400 I.E.

378, 9—11—'39,

69

104

4.400 I.E.

411, 30-11-'39,

48

61

26

8.800 I.E.

471, 18— 1—'40,

50

69

55

Vitamin-A werd toegediend: 16—5 tot en

met 13—6—'39 13.200

I.E. vitalever per dag; 30—5 bedroeg het gewicht

nog 51 KG.,

— --2nbsp;V^i. iiiiocuLxiji^iiciu. i^e Lueuiening

is hierom gestaakt, en, wegens klachten over moeheid, hervat op
s morgens 4.400 I.E. vitalever. In verband met de
daling van het gewicht en van het vitamin-A-gehalte van het

-ocr page 103-

bloedserum werd van 30—11 tot 7—12—'39 's morgens 8.800 l.E.
vitalever gegeven; het gewicht bleef stationnair, was 4—1—'40:
49 KG. Van 7—12—'39 tot 18 —1—'40 werd eiken dag 4.400 l.E.
vitalever gebruikt. Het lichaamsgewicht was: 18 — 1: 50 KG.,
1-2: 48 KG.. 7-3: 47f KG.

Patiënte is een zeer bewegelijke vrouw, die, door haar slechten
lichamelijken toestand, zich zooveel mogelijk in acht moet nemen.
Zelfs als zij zg. „rust houdtquot;, kan zij niet stil zitten en breit
eindeloos. Behoorlijke voedingstoestand bestond alleen na ver-
blijf in een herstellingsoord, waar zij werd gedwongen, heelemaal
„rustquot; te houden. In 1922 werd reeds gedeeltelijke strumectomie
verricht.

lang

1.65, gewicht 53 KG.,

normaal gewicht: 65 KG.

KG.

7

I.E.

99,

22- 4-'39,

53

72

47

8.800 I.E.

197,

21- 5-'39,

54

60

71

13.200 I.E.

251,

3- 6-'39,

54

63

71

289,

1- 7-'39,

53

61

63

316,

25- 9-'39,

53

63

63

410,

30—11—'39,

51i

54

47

2.200 I.E.

460,

11- i-'40,

52

57

90

2.200 I.E.

523,

29— 2—'40,

52

40

44

Ook deze vrouw is zeer bewegelijk, den heelen dag ,,drukquot;. Zij
staat „onder toezichtquot; van het Consultatie-Bureau. Zij heeft 4 kin-
deren, die, in verband met hun wankelen gezondheidstoestand,
veel zorg vereischen en waarover zij dan ook steeds zich be-
zorgd maakt.

22—4—'39 werd begonnen met 8.800 I.E. vitalever per dag;
het hchaamsgewicht, dat toen 53 KG. was, steeg tot 54 KG. op
29—4 en tot 55 KG. op 6—5.

29—4 werd de dosis vitalever gebracht op 13.200 I.E. per dag.

Hoewel 21—5 het lichaamsgewicht was gedaald, werd de vita-
leverdosis, die ingenomen werd, niet veranderd, maar bleef 13.200
I.E. per dag.

3—6—'39 werd voorloopig de toediening gestaakt.

-ocr page 104-

30—10—'39 was het gewicht gedaald tot 52 KG.; in verband
met klachten over spoedige vermoeidheid, werd vitalever-toedie-
ning hervat.

Van 30—10 tot 30—11 werd per dag 4.400 I.E. ingenomen.
30—11—'39 was het lichaamsgewicht gedaald tot 5]| KG., ook
het vitamin-A-gehalte was gedaald. Begonnen werd nu,
alleen
op de even dagen een capsule vitalever
in te nemen. Op 14—
12—'39 was het gewicht weder gestegen tot 52 KG., en bleef zoo
tot, tijdens de intense koude-periode, op 1—2—'40 511 KG. werd
genoteerd. Op 11—1—'40 was het vitamin-A-gehalte van het
bloedserum 90
I.E. geweest, de vitamin-A-toediening werd niet
verhoogd, doch bleef tot 29—2—'40 om den anderen dag 1 cap-
sule vitalever. Het gewicht was toen weer 52 KG., het vitamin-
gehalte van het bloedserum 44
I.E.

B, no 27,

21 j., lang 1.69, gewicht 50|- KG., normaal gewicht: 63 i KG.

22 j..

KG.

y

I.E.

78, 15—4—'39,

50J-

74

38

4.400 I.E.

100, 22—4—'39,

50

63

40

8.800 I.E.

205, 21—5—'39,

52i

180

72

13.200 I.E.

241. 3-6-'39,

53

78

84

292, 1—7—'39,

55

106

81

318. 25-9-'39.

55

165

77

444. 4—1—'40,

54

93

22

levertraan,

[vanaf 11 — 1

511, 22-2-'40,

75

61

levertraan

538, 7-3-'40,

52i

69

63

2.200 I.E.

Ofschoon dit meisje deel uitmaakt van een gezin van 4 personen
uit de B-categorie, een gemakkelijk leventje kan leiden, niet als
dagdienstbode of zoo in het gezinsonderhoud moet bijdragen, in
niets te kort behoeft te komen, valt het helpen van haar moeder
in de huishouding haar al zwaar, is zij anaemisch en subnormaal
van gewicht. Zij doet steeds erg schichtig en klaagt voortdurend
over rugpijn. Somatische afwijkingen zijn niet te vinden. Verblijf
in andere omgeving werkt gunstig.

Begonnen werd met 4.400 I.E. vitalever per dag. Na een week,

-ocr page 105-

op 22—4—'39 is de dosis gebracht op 8.800 I.E.; de gewichts-
dahng kwam tot staan en het hchaamsgewicht steeg als volgt:

22-4: 50 KG., 6-5: 52 KG.. 13-5: 52^ KG., 21-5: 52^ KG.

De dosis vitalever werd nu op 13.200 I.E. gebracht, de toedie-
ning op 3—6—'39 gestaakt.

30—10 was het gewicht weer gedaald tot 54 KG.; 4—1—'40
was dit nog zoo, 11 — 1 daarentegen was het gewicht 55 KG. In
verband met het lage vitamin-A-gehalte van het bloedserum op
4—1, 22 I.E., werd 11 — 1' begonnen met toedienen van een pap-
lepel levertraan 's avonds: het lichaamsgewicht bleek op 11 — 1
echter 55 KG. te zijn. Toen de hevige koude weer was geweken,
kwam 22—2 patiënte terug, het gewicht was 53i KG. en zij be-
kende de levertraan erg slecht ingenomen te hebben. Zij beloofde
beterschap, maar daar 7—3 het gewicht nog verder gedaald was,
werd geadviseerd, op de even dagen één capsule vitalever te ge-
bruiken, dus gemiddeld eiken dag 2.200 I.E.

B, no 33, ?,

26 j., lang 1.66, gewicht 55 KG., normaal gewicht: 63 KG.

27 j.

KG.

7

I.E.

93,

20— 4—'39,

55

103

47

8.800 I.E.

121,

27— 4—'39,

55

131

46

13.200 I.E.

216,

23— 5—'39,

55

82

59

-h

13.200 I.E.

(407,

27—11—'39,

59

70

46)

4.400 I.E.

} 408,

27—11—'39,

62

47)

' 441,

57

57

40

4.400 I.E.

512,

22- 2-'40,

55

51

56

4.400 I.E.

539,

3-'40,

55

49

58

Dit „modernequot; meisje, met wat hysterie, dat sigaretten rookt,
zich verft en veel danst, reageert blijkbaar niet gunstig op de
prikkels van het stadsleven. Zij wil overal „bijquot; zijn.

Veel fietsen en kampeeren buiten in den zomer bereikten een
gewichtstoename, die tevoren ondanks alle vitalever niet verkre-
gen was, en daarna, ondanks de vitalever, weer te loor ging. De
capsules zijn echter waarschijnlijk niet altijd ook inderdaad in-
genomen.

20—4—'39 werd begonnen met 8.800 I.E. vitalever per dag,

-ocr page 106-

van 27—4 tot en met 23—5 was de dosis 13.200 I.E. per dag;
het lichaamsgewicht bleef stationnair: 55 KG. Met ingang van
23—5 werd de dosis teruggebracht tot op 8.800
I.E. vitalever per
dag; dit toedienen werd gestaakt op 6—6. Het gewicht was op
6—6: 56 KG., en bedroeg op 20—6 54 KG.

Na veel verblijf buiten woog patiënte 27—11—'39 nog 59 KG.,
4-1--40: 57 KG., 1-2: 57 KG., 22-2: 55 KG.

B, no. 46,

21 j., lang 1.70, gewicht 59 KG., normaal gewicht: 63J- KG.

KG.

7

I.E.

133, 2— 5—'39,

59

103

74

8.800 I.E.

22 j., 219, 23- 5-'39,

60i

103

81

8.800 I.E.

274, 20— 6—'39,

60

120

63

330, 28— 9—'39,

56

129

61

369, 30—10—'39,

52

95

74

426, 30—11—'39.

56i

112

73

(438, 4—12—'39,

55

123

47)
49 (
52

(439, 4—12—'39,

112

455, 4— 1—'40,

57

82

4.400 I.E.

505, 15- 2-'40,

58X

82

60

4.400 I.E.

544, 7- 3-'40,

58

111

64

4.400 I.E.

Het lichaamsgewicht bedroeg op 2 —

•5-'39: 59 KG.

, 9—5: 59-L

KG., 16-5: 60 KG., 23-5: 60i KG., 8-6: 60-f KG., waarop de
toediening van vitalever, 8.800
I.E. per dag, sedert 2—5—'39 werd
gestaakt.

Na een verblijf in de provincieplaats, waaruit zij afkomstig is,
bleek op 18—1 ditmaal het gewicht te zijn gedaald van 57 KG.
(op 4-l-'40) tot 56]- KG.

In plaats van 4.400 l.E. vitalever bleek patiënte 8.800 I.E. te
hebben gebruikt. Op 1—2 —'40 was het gewicht
51 \ KG. en werd
het toedienen van vitalever gestaakt. Op 15—2 verzocht patiënte
echter, weer vitalever te mogen innemen, daar haar eetlust er,
zonder capsules, op achteruit gegaan was. Het gewicht bleek 7—
3—'40 iets te zijn afgenomen: het bedroeg 58 KG.

Ook voor deze patiënte geldt, dat zij niet opgewassen is tegen
de prikkels van het stadsleven. Na verblijf bij haar familie komt
zij steeds dikker terug.

-ocr page 107-

B,nbsp;no. 86,

39 }., lang 1.53, gewicht 47 KG., normaal gewicht: 58 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

106, 9—5—'39, 47nbsp;60 64nbsp; 8.800nbsp;I.E.

259, 6—6—'39, 48nbsp;87nbsp;115nbsp; 4.400 I.E.

271, 20-6-'39, 48inbsp;57 72

Zeer nerveuze vrouw, die met moeite haar huishouden met 3
kinderen waarnemen kan, en veel zorg heeft door de wankele ge-
zondheid van haar jongste. Onder toedienen van 8.800 I.E. vita-
lever per dag steeg het lichaamsgewicht van 47 KG. op 9—5—'39
tot 49 KG. op 23—5; dezelfde dosis vitalever werd verder ge-
bruikt, en het gewicht daalde op 30—5 tot 48 KG., en bleef hierop
staan tot 6—6. Toen werd de dosis vitalever teruggebracht tot op
4.400 I.E. per dag en, hoewel het vitamin-A-gehalte van het bloed-
serum daalde van 115 I.E. tot 72 I.E. steeg het gewicht tot 48' KG.

C,nbsp;no. 18,

21 j., lang 1.67, gewicht 46 KG., normaal gewicht: 62 KG.

KG.

7

I.E.

140,

5—'39,

46

82

68

13.200 I.E.

222,

25- 5-'39,

47

84

68

8.800 I.E.

281,

22— 6—'39,

47

71

70

309,

21- 9-'39,

48

64

88

374,

30—10—'39,

47

60

80

4.400 I.E.

387,

9_11_'39,

48

69

63

4.400 I.E.

403,

27—11—'39,

47

64

79

456,

1—'40,

47

57

55

levertraan

[vanaf 11 — 1

477,

18— 1—'40,

49

105

65

levertraan.

503,

15_ 2—'40,

50

57

40

levertraan.

22 j., 543,

3—'40,

49

66

70

levertraan.

Van 4 tot 25

—5—'39 gebruikte

patiënte

per dag 13,200 I.E.

vitalever; van 25—5 tot 8—6 8.800 I.E.; het lichaamsgewicht be-
droeg op 4-5: 46 KG., 11-5: 46^ KG., 25-5: 47 KG., 8-6:
46i- KG., 22-6: 47 K.G.

-ocr page 108-

De verstrekking van vitalevercapsules werd 3—11—'39 hervat:
4.400
I.E. per dag, en 16—11 gestaakt: het gewicht was op dien
datum: 48 KG.

11 —1—'40 werd met levertraan begonnen. Het gewicht bedroeg
op 18-l-'40: 49 KG., op 1-2: 50 KG., op 15-2: 50 KG., op
7—3—'40 49 KG.: de voorjaarsschoonmaak is begonnen.
Patiënte is zeer nerveus en werkt vermoedelijk boven haar kracht.

C,nbsp;no. 121,

15 j., lang 1.71, gewicht 45 KG., normaal gewicht: 60KG.

KG. y I.E.
226, 25-5-'39, 45 54 33 13.200
I.E.

Patiënte is dagdienstbode in een huishouden met 10 kinderen.
Verdere venaepuncties zijn niet verricht, daar patiënte dan nog
liever naar het herstellingsoord ging.

Na het gebruiken, gedurende één week, van 13.200 I.E. vita-
lever was het gewicht van 45 op 45-t KG. gestegen.

D,nbsp;no. 77,

50 j., lang 1.67, gewicht 62-4- KG., normaal gewicht: 71 KG.

KG. y I.E.
90, 20-4-'39, 62i 70 69 4.400
I.E.
114, 27-4-'39,nbsp;108 64 8.800
I.E.

234, l-6-'39, 62 79 52
Patiënte doet erg onverschillig-kalm, is echter bedwongen-
nerveus.

Daar op 1—6—'39 hoogstens vermindering, geen verbetering
was te bespeuren, is, nadat 7 X 4.400 en 35 X 8.800, of tezamen
338.800
I.E. in 6 weken, waren verstrekt, verder toedienen ge-
staakt.

Conclusies.

Een typische invloed van het seizoen is niet merkbaar.
Toedienen-in-overmaat van vitamin-A leidt niet tot de hooge,

-ocr page 109-

door L i n d q v i s t gevonden, waarden, doch tot intolerantiever-
schijnselen.

Toedienen van een, aan de behoefte aangepaste, dosis vitamin-A
leidt in sommige gevallen tot gewichtsstijging.

Bij deze subnormale personen werden relatief hooge vitamin-
A-waarden in het bloedserum geconstateerd: lage vitamin-A-waar-
den werden ook bij „beter gesitueerdenquot; aangetroffen.

-ocr page 110-

COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN BIJ
7 ZWANGEREN,

Onderzocht werden 7 gravidae.

B 20, B 110, C 53. C 72 hadden één of meer abortus achter
den rug, of doodgeboren kinderen ter wereld gebracht, zonder
dat lichamelijke ziekten als oorzaak daarvoor aantoonbaar waren.

B 3, B 35, B 83 hadden geen dergelijke anamnese. Zij werden
ter verifieering der resultaten onderzocht.

B, no. 3,

20 j., lang 1.69, gewicht 62J- KG., normaal gewicht: 63} KG.
If md. grav., Il-gravida

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

142, 4—5—'39, 62.1nbsp;108nbsp;50

227, 25—5—'39, 62^nbsp;117nbsp;63nbsp; 8.800nbsp;I.E.

268, 8-6-'39, 62nbsp;118nbsp;55nbsp; 4.400nbsp;I.E.

288, 22-6-'39, 62nbsp;70nbsp;78

Wegens verhuizing is patiënte niet verder nagegaan kunnen
worden.

B, no. 20,

24 j., lang 1.67, gewicht 58 KG., normaal gewicht: 62 KG.

grav..

Il-gravida,

(1 abortus)

KG.

y

I.E.

131,

2—

5-'39,

58

82

53

8.800 I.E.

262,

6-

6-'39,

58x

115

79

8.800 I.E.

273,

20—

6-'39,

591-

112

64

4.400 I.E.

307,

4—

7-'39,

60

139

76

337,

12-

10-'39,

69

97

50

4.400 I.E.

349,

26—

10-'39.

704-

93

51

4.400 I.E.

381,

9-

11—'39,

72

93

67

4.400 I.E.

420,

30-

11—'39,

73

99

51

4.400 I.E.

-ocr page 111-

Patiënte beviel 12—12—'39 voorspoedig van een dochter.

Van 2—5 tot 20—6 zijn dagelijks 8.800 I.E. vitalever gebruikt,
van 20—6 tot 4—7—'39 per dag 4.400 I.E. Het gewicht nam eerst
toe: 2-5: 58 KG., 9-5: 584 KG., 16-5: 59 KG., was 23-5 ook
59 KG., nam toen af: 30—5: 58|- KG., bleef op 6—6 nog 58|-
KG. om vervolgens regelmatig te stijgen.

Vanaf 19—10 werd de verstrekking van vitalever hervat met
4.400 I.E. per dag, en 12—12 gestaakt.

B, no. 35,

31 j., lang 1.65, gewicht 75 KG., normaal gewicht: 62^ KG.

4| md. grav., Il-gravida,

KG.

y

I.E.

382,

9—11—'39,

75

66

96

4.400 I.E.

409,

30—11—'39,

76

64

55

4.400 I.E.

430,

14—12—'39,

78

81

44

4.400 I.E.

474,

18- l-'40.

81

97

50

4.400 I.E.

496,

15- 2-'40,

82

75

61

4.400 I.E.

536,

7- 3-'40,

82

72

63

4.400 I.E.

Patiënte is buitengewoon nerveus, vooral in de eerste maanden
der graviditeit, toen haar man ook in dienst moest komen met de
algemeene mobilisatie. Zij had eerst vrij veel last van zwanger-
schapsbraken.

Vitalever werd verstrekt vanaf 16—11, 4.400 I.E. per dag. Be-
vallen: 1—4—'40.

B, no. 83,

23 j., lang 1.75, gewicht 61-^ KG., normaal gewicht: 67^ KG,
2i md. grav., I-gravida

KG.

y

I.E.

336, 12—10—'39,

6U

111

41

4.400 I.E.

355, 26-10-'39.

61

112

49

4.400 I.E.

390, 16-11-'39,

62

120

70

4.400 I.E.

416, 30—11—'39,

64

93

36

4.400 I.E.

432, 14—12—'39,

65

135

37

4.400 I.E.

473, 18— I—'40,

69

75

46

4.400 I.E.

24 j., 519, 29— 2—'40,

72

93

83

4.400 I.E.

-ocr page 112-

Hoewel deze patiënte een licht struma vertoonde met een aan-
duiding van exophthalmus, bleek bij bepahng van het basaalmeta-
bolisme door dr. van Nieuwenhuizen, dat dit 3 % be-
droeg, (25—10—'39).

4—1—'40 was het gewicht 67 KG., 1—2: 70 KG. Vitalever werd
vanaf 19—10—'39 verstrekt: 4.400 I.E. per dag.

B, no. 110,

22 j., lang 1.67, gewicht 64 KG., normaal gewicht: 62 KG.

2 md. grav., Il-gravida, (1 abortus)

KG.

y

I.E.

334, 12—10—'39,

64

72

38

levertraan

348, 26—10—'39,

64i

66

26

4.400 I.E.

383, 9—11—'39,

641

74

87

4.400 I.E.

417, 30—11—'39,

65

. 70

72

4.400 I.E.

428, 14—12—'39,

65

72

30

2.200 I.E.

461, 11— 1—'40,

67

99

36

4- 2.200 I.E.

23 j., 488, 1— 2—'40,

68

94

29

4.400 I.E.

507, 22- 2-'40,

69

70

55

4- 4.400 I.E.

537, 7— 3—'40,

70

82

60

Vanaf 19—10 werd 30 g. ol. iec. asell. dd. ingenomen.

Vanaf 26—10 nam patiënte 4.400 I.E. vitalever in per dag; met
ingang van 14—12 werd dit teruggebracht tot 2.200 I.E. per dag:
op de even dagen één capsule. In verband met de koude werd,
ingaande 1—2—'40, de dosis verhoogd tot 4.400 I.E. per dag.
7—3—'40 werd de verstrekking van vitalever gestaakt.

C, no. 53,

36 j., lang 1.67, gewicht 62 KG., normaal gewicht: 66 KG.

I J md. grav., Vlll-gravida, (2 doodgeb.)

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

132, 2—5—'39, 62nbsp;93nbsp;51 8.800 I.E.

214, 23—5—'39, 65nbsp;97nbsp;50 8.800 I.E.

272, 20-6-'39, 67nbsp;67nbsp;70

308, 4-7-'39, 67i 79 84

-ocr page 113-

Paitënte is 15—12—'39 voorspoedig bevallen van een meisje; de
vorige, doodgeboren, kinderen waren jongens.

Het gewicht was 2—5: 62 KG., op 9—5: 62-!- KG., op 16—5:
64i KG., op 23—5: 65 KG., op 30—5 ook 65 KG., op 6—6: 65^-
KG. In verband hiermede werd de vanaf 2—5—'39 verstrekte dosis
vitalever van 8.800 I.E. per dag teruggebracht tot 4.400 I.E. per
dag. Het vitamin-A-gehalte van het bloedserum steeg hierop en
steeg nog meer, toen 20—6 de vitalevercapsules niet meer ge-
bruikt werden. 28—9—'39 was het gewicht 73 KG.

C, no. 72,

40 j., lang 1.72, gewicht 68 KG., normaal gewicht: 71 KG.

If md. grav., X-gravida, (2 doodgeb., 1 abortus)

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

211, 23—5—'39, 68nbsp;63nbsp;72nbsp;-h 8.800 I.E.

258, 6-6-'39, 69nbsp;75nbsp;102nbsp; 4.400 I.E.

301, 4^7—'39, 69nbsp;63nbsp;55

325, 28-9-'39, 77nbsp;82nbsp;85

Patiënte is voorspoedig 15—12—'39 bevallen van een meisje;
tevoren 2 doodgeboren jongens. 1 abortus.

Begonnen werd met 25—5 met verstrekking van 8.800 I.E. vita-
lever per dag; vanaf 6—6—'39 is dit teruggebracht tot 4.400 I.E.
per dag, en 4 — 7 geheel gestaakt. Het lichaamsgewicht, dat 6—6
69 KG. bedroeg, was 20—6 teruggeloopen tot 68 quot; KG., en 4—7
nog maar tot 69 KG. toegenomen.

Conclusies.

Met toedienen van 4.400 I.E. vitalever per dag worden, — voor-
zoover het betrekkelijk kleine aantal patiënten het vormen eener
conclusie wettigt —, de beste resultaten bereikt. Toedienen van
8.800 I.E. vitalever per dag leidt tot gewichtsstilstand, een dage-
lijksche dosis van 2.200 I.E. is vermoedelijk onvoldoende, (B,
no. 110).

-ocr page 114-

COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN BIJ
15 „NERVEUZEquot; PERSONEN.

Bij 15 personen werd nagegaan of de, hen kenmerkende, nervo-
siteit, — die bij enkelen als forme fruste van Basedow zich voor-
deed, hoewel het basaal metabolisme normaal of nauwelijks ver-
hoogd bleek —, op de een of andere wijze ook in de vitamin-A-
{ipiegel van het bloedserum tot uiting komt.

Ook deze 15 personen zijn door toevoeging van een der letters
A, B, C of D gerubriceerd: 2 vallen onder A, 10 behooren tot de
B-groep, 3 kunnen bij D worden ondergebracht.

A, no. 16,

30 j., lang 1.63, gewicht 53 KG., normaal gewicht: 67 KG.

KG. y I.E.

482, l-2-'40, 53 105 81

Deze broodmagere, doch gespierde, man is nachtwaker en fietst
den geheelen nachï door de stad. Hij was juist hersteld van een
flinken griepaanval.

A, no. 54, (J,

38 j., lang 1.75, gewicht 64|- KG., normaal gewicht: 75 KG.

KG. y I.E.

76, 15—4—'40, 641 75 70

Ook deze broodmagere, gespierde man fietst den geheelen dag
door de stad, bezeten door paranoïde waanvoorstellingen, waar-
voor hij, korten tijd daarop, geïnterneerd moest worden, (Schizo-
phrenie). Het gezin is héél arm.

-ocr page 115-

B, no. 1,

52 )., lang 1.69, gewicht 66 KG., normaal gewicht: 73 KG.

KG.

y

I.E.

212, 23—5—'39,

66

140

59

-F- 8.800 I.E.

232, 1—6—'39,

65^

135

77

266, 8—6—'39,

661

142

23

284, 22—6—'39,

66f

195

93

314, 21—9—'39,

6^

195

86

484, 1—2—'40,

67

91

34

498, 15—2—'40,

67

64

47

levertraan

531, 7—3—'40,

67

72

61

levertraan

Deze patiënte is in Januari .geopereerd wegens Basedow, gepaard
met een sterke osteoporose. Zij is echter nog steeds even druk
en opgewonden.

Van 23—5 tot 1—6'-'39 werd eiken dag 8.800 I.E. vitalever
ingenomen. Dit werd gestaakt wegens daling van het gewicht.
Patiënte schreef dit toe aan den schoonmaak, waaraan zij had
medegeholpen. Basaalmetabolisme 7—6—'39: 29 %.

15—2—-'40 werd een aanvang gemaakt met het toedienen van
8 gram ol. iec. asell. per dag.

B, no. 4, O,

24 j., lang 1.68, gewicht 56 KG., normaal gewicht: 62^^ KG.

KG. y I.E.

206, 21-5-'39, 56 70 70 13.200 I.E.

252, 3-6-'39, 55 54 64

Deze patiënte is zeer nerveus en psychisch niet geheel normaal.
De op Basedow gelijkende verschijnselen beantwoorden niet aan
een verhoogd basaalmetabolisme. (Volgens dr. van Nieuwen-
huizen bedroeg dit 16 %).

Op 13 dagen toedienen van 13.200 I.E. vitalever per dag volgde
een daling van alle cijfers.

-ocr page 116-

B, no. 2,

36 )., lang 1.63, gewicht 54 KG., normaal gewicht: 63 KG.

KG.

y

I.E.

184, 13— 5—'39,

54

78

61

4-

8.800 I.E.

200, 21— 5—'39,

541

109

81

8.800 I.E.

248, 3— 6—'39,

53

109

85

293, 1- 7-'39,

55

102

82

(351, 26-10-'39,

54

63

63)

64)
105

\ 352, 26-10-'39,

57

380, 9—11—'39,

54

85

4.400 I.E.

391, 16-ll-'39,

54

66

78

4-

4.400 I.E.

418, 30—11—'39,

55

66

88

Ook deze patiënte is zéér nerveus. Er zijn moeilijkheden in de
familie, ernstige zieken. Bovendien woont patiënte een heel eind
buiten de bebouwde kom, zoodat zij steeds fietsen moet: zij is dan
ook buitengewoon mager.

Op verstrekken van 8.800 I.E. vitalever per dag, reageerde pa-
tiënte eerst met stijging in alle cijfers. Toen op 3-6 bleek, dat
het gewicht begon te dalen, is verder verstrekken van vitalever
gestaakt; 4 weken later bleek het gewicht weer 2 KG. te zijn
toegenomen.

Toen einde October patiënte weer meer klachten kreeg en weer
vermagerd was, is vanaf 2-11-'39 4.400 I.E. vitalever toege-
diend, tot 30—11—'39.

B, no. 24, o^

30 j., lang 1.73, gewicht 57 KG., normaal gewicht: 67^ KG.

KG. y I.E.

144, 4-5-'39, 57 93 67 13.200 I.E.

225, 25-5-'39, 57 126 88

Deze patiënte had, door onoordeelkundig gebruik van Jozo-zout,
zich een thyreotoxicose op den hals gehaald. Zij is hiervoor be-
handeld, op mijn verzoek, door dr. van Nieuwenhuizen.
Voor de, welwillend afgestane, gegevens over deze en andere,
op mijn verzoek, behandelde patiënten en voor het onderzoek bij

-ocr page 117-

konijnen wordt verwezen naar de desbetreffende publicaties (85)
resp. (80).

Bij toedienen van 13.200 I.E. vitalever per dag vanaf 4—5 —'39,
steeg het lichaamsgewicht eerst tot 58 KG.; deze dosis werd daar-
om gecontinueerd, doch 25—5 gestaakt, omdat het lichaamsge-
wicht begon te dalen.

B, no. 51, 2,

22 j., lang 1.63, gewicht 51 KG., normaal gewicht: 58 KG.

KG. y I.E.

509, 22—2—'40, 51 75 77 4.400 I.E.

533, 7—3—'40, 52 112 99 4.400 I.E.

Deze patiënte is 12—2—'40 bevallen van een 6|-maands kind,
dat onmiddellijk overleden was. Vóór dien was zij reeds zeer ner-
veus; het werd er door dit ongelukkig einde der zwangerschap
niet beter op, vooral, omdat de verloskundige eerst geruimen tijd
nä de geboorte ter plaatse was en de patiënte niet dan met veel
moeite te overtuigen was, dat, ook al was de verloskundige tijdig
aanwezig geweest, het onvoldragen kind tóch niet levensvatbaar
geweest zou zijn.

B, no. 48,

26 j., lang 1.63, gewicht 51 KG., normaal gewicht: 59 KG.

KG.

y

I.E.

470,

18—1—'40,

51

76

19

4.400 I.E.

483,

1_2—'40,

50

69

70

4.400 I.E.

494,

15-2-'40,

50

55

49

4.400 I.E.

518,

29-2-'40,

50

66

88

4.400 I.E.

Deze patiënte is zoo bewegelijk en druk, dat zij zichzelf voorbij-
loopt. Door ziekte in huis kwam zij niet buiten, terwijl zij anders
heel veel op straat is. Met het toedienen van 4.400 I.E. vitalever
's morgens viel samen, dat haar kind weer beter was, zoodat zij
weer meer gelegenheid kreeg, op straat te komen, hoewel het in
die dagen juist buitengewoon koud was. Daarop werd haar man
ernstig ziek, zoodat zij weer huisarrest moest houden. Tegen het
einde der maand, kon zij, — tegelijk met de verbetering in het
weer —, ook weer meer gaan wandelen.

-ocr page 118-

B, no. 58,

y I.E.

38 8, 11—3—'39,nbsp;80 119

Buitengewoon nerveuze vrouw. Heeft chronische bronchitis en
bronchiektasie overgehouden van een, als jong meisje, geaspireer-
de speld, die, na 12 jaren, in 1924 is opgehoest.

(Op 23—8—'39 was de grondstofwissehng 23 %).

B, no. 59,

31 j., lang 1.72,nbsp;normaal gewicht: 71 KG.

KG.

y

I.E.

62.

23— 3—'39.

41

38

179,

11- 5-'39,

65

70

46

421,

30—11—'39,

65

45

42

levertraan

448,

4— 1—'40,

65

57

56

levertraan

490,

1— 2—'40,

64

57

56

Jevertraan

Patiënt gebruikt in de maanden, „waarin de letter R voorkomtquot;,
steeds levertraan. Wordt, wegens recidiveerende furunkels, vacci-
notherapeutisch behandeld. Hij maakte reeds een paar aanvallen
van nephrolithiasis door, en verheugt zich in de ,,speciale belang-
stellingquot; van den, aan het bedrijf verbonden, contröleerenden arts.
Ook op zijn werk gevoelt hij zich opgejaagd.

B, no. 85,

ynbsp;I.E.

42 j., ^ 57, 23-3-'39,nbsp;81nbsp;59 )

) 58, 23-3-'39,nbsp;83nbsp;24 i

Zeer magere, zeer nerveuze vrouw, die ook ,,zichzelf voorbij
looptquot;.

Deze dubbelbepaling is vermoedelijk hieraan te wijten, dat het reageer-
buisje, ter wille van deze dubbelbepaling, is verdeeld over twee reageerbuisjes.
Bij latere dubbelbepalingen is het bloed uit de ader direct in twee buisjes op-
gevangen. Bij snel stollend bloed worden de bloedbestanddeelen vermoedelijk niet
gelijkelijk overgeschonken.

-ocr page 119-

B, no. 87,

32 j., lang 1.70, gewicht 52| KG., normaal gewicht: 67 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

73, 15—'39, 52{-nbsp;51nbsp;73 8.800 LE.

106, 22-4-'39, 52inbsp;54nbsp;56 4.400 LE.

187, 13—5—'39, 52inbsp;54nbsp;64

Nerveus, erg gevoelig, meisje, dat weinig vreugde en heel veel
zorg in het leven heeft gehad: eerst een hulpbehoevende moeder
verpleegd tot haar overlijden, daarna steeds gezorgd voor een
zieke zuster, (A, no. 25). Maagklachten, zonder organisch sub-
straat; anaemie, asthenie. Doet desondanks méér, dan haar plicht
geacht zou kunnen worden.

Begonnen is met 8.800 I.E. vitalever per dag; na een week werd
dit teruggebracht tot 4.400 LE., in verband met het ontbreken
eener gewichtsstijging. (Het vitamin-A-gehale is gedaald in het
bloedserum). Toen op 13—5—'39 het gewicht nog niet verhoogd
was, is verder toedienen achterwege gebleven. Bij - controle op
3—6—'39 bleek het gewicht
53 KG. te zijn.

D, no. 34, Ç,

ynbsp;LE.

42 j., ( 53, 23-3-'39, 172nbsp;90 ]

I 54, 23-3-'39, 150nbsp;80 p

Patiënte leeft in voortdurenden angsttoestand over haar eenig
zoontje.

D, no. 73,

47 j., lang 1.78, gewicht 67 KG., normaal gewicht: 76^- KG.

KG.nbsp;ynbsp;LE.

393, 16-11-'39, 67nbsp;69nbsp;63

433, 14—12—'39. 67nbsp;93nbsp;29nbsp; 4.400 LE.

451, 4— 1—'40, 65nbsp;78nbsp;38nbsp; 8.800 LE.

Patiënte lijdt aan struma, zonder Basedowverschijnselen, en heeft
recidiveerende pyelocystitis. (Op 21—2—'40 was de grondstof-
wisseling: 11 %).

1) Zie noot blz. 106.

-ocr page 120-

Met het geven van 4.400 I.E. vitalever per dag is begonnen op
30—11—'39, toen het gewicht tot 66J- KG. was gedaald. Op 4—
1—'40 is de dosis gebracht op 8.800
I.E. per dag, in tweeën te
nemen. Op 1—2—'40 is patiënte, wegens daling van het lichaams-
gewicht, voor verdere behandehng der mogelijk toch aanwezige
thyreotoxicose, verwezen naar dr. van Nieuwenhuizen.

D, no. 81,

26 j., lang 1.72, gewicht 574 KG., normaal gewicht: 69| KG.

KG. y I.E.

240, l-6-'39, 57i 116 67

Energiek jongmensch, die een flinke zaak zelf heeft opgebouwd,
veel fietst en zich erg druk maakt, zóó, dat hij vergeet te eten en
al eenige malen een spontane hypoglycaemie hem overvallen heeft.

Conclusies.

Bij deze nerveuze patiënten werden over het algemeen hooge
waarden gevonden.

Deze hooge waarden zijn evenwel nog belangrijk lager dan de
door Lindqvist gevonden cijfers.

Bij verhoogde activiteit zijn de cijfers hooger.

Toedienen van overmaat-vitamin-A leidt, — zij het in mindere
mate —, tot gewichtsdaling en intolerantieverschijnselen.

Tusschen voedingstoestand en vitamin-A-spiegel is geen corre-
latie aantoonbaar.

Tusschen maatschappelijken welstand en vitamin-A-spiegel is
geen correlatie aantoonbaar.

Bij één patiënt, lijdende aan herhaalde niersteenaanvallen, furun-
kulose en nervositas, werd, — niettegenstaande geregeld lever-
traan-gebruik —, een betrekkelijk laag vitamin-A-gehalte van het
bloedserum geconstateerd.

-ocr page 121-

COLORIMETRISCHE VITAMIN-A-BEPALINGEN BIJ
29 CONTROLES.

Ter controle van de, bij de vorige groepen verkregen, cijfers
werden nog een aantal bepalingen verricht bij:

2nbsp;personen, behoorende tot de A-groep,

16 vertegenwoordigers van de B's,

3nbsp;van de C-klasse, en bij

8, die oiider D vallen.

Dit onderzoek geschiedde in de verwachting, bepaalde waarden
te zullen vinden, hetzij laag, hetzij hoog, om de juistheid van
sommige theorieën, of geneeswijzen te kunnen toetsen, en, zoo
mogelijk, richtlijnen te vinden voor de doseering.

A, no. 25,

ynbsp;I.E.

46 j., 80, 15-4-'39, 42nbsp;29nbsp; 13.200 I.E.

107, 22-4-'39, 39nbsp;16nbsp; 13.200 I.E.

190, 13-5-'39, 48nbsp;41

253, 3-6-'39, 27nbsp;29

Deze patiënte, een zuster van B, no. 87, lijdt aan asthma met
emphyseem, met daarbij andere vagotonische verschijnselen. In
haar huwelijk steeds te kampen me*- ziekte of werkloosheid van
haar man, veel zorgen en daarbij een erg
„gauw-geraaktquot; karak-
ter, zoodat moeilijkheden van velerlei aard haar deel waren.

In verband met haar deplorabelen algemeenen toestand, — sterk
vermagerd en verzwakt —, deed patiënte ten tijde van dit onder-
zoek een rustkuur te bed. Gedurende dit geheele tijdvak hield zij
volledig bedrust. In verband daarmede was het niet mogelijk, haar
gewicht te controleeren.

Patiënte heeft van 15—4 tot 13—5—'39, dus 4 weken achter-
een, eiken dag 13.200 I.E. vitalever gebruikt.

-ocr page 122-

A, no. 82, ^^

ynbsp;I.E.

28nbsp;j., ( 60, 23-3-'39,nbsp;220nbsp;70 )

/ 61, 23—3—'39,nbsp;204nbsp;190 ^ '

Patiënt lijdt aan een lipoïdnephrose. De zeer sterke oedemen
worden met zeer veel, eiwitrijk voedsel en groote doses pulv. gl.
thyr., (450 mg. ! dd) binnen redelijke grenzen gehouden. Thans
zijn de cijfers:

KG. y I.E.

29nbsp;j., 541, 7—3—'40, 71} 70 87

Na een periode van huisarrest, wegens slecht weer, bedroegen,
bij een gebruik van, 300 mg. ! dd. pulv. gl. thyr., de cijfers:

KG. y I.E.

431, 14—12—'39, 68 132 19

en daarvoor, toen het weer nog gunstig was, bij dezelfde hoeveel-
heid (300 mg. ! dd.) pulv. gl. thyr.: ,

KG. y I.E.

29 j., 339, 12-10-'39, 66 87 68

Naar analogie van L i n d q v i s t (30), blz. 58, werd 10—5 —'39
aan patiënt 's morgens toegediend 40.000 I.E. vitalever. De cijfers
bedroegen:

7

I.E.

10—5—'39, 8

u.,

313

176

12

u..

270

• 223

14

u.,

260

255

18

u.,

286

236

22

u..

305

166

Bij een, juist uit een herstellingsoord teruggekeerde, patiënte
werden de volgende cijfers gevonden:

Deze dubbelbepaling geschiedde onder dezelfde omstandigheden, als die op
blz. 106;- zie noot i) aldaar.

-ocr page 123-

B, no. 23,

17 lang 1.73, gewicht 71J- KG., normaal gewicht: 63 KG.

KG. y I.E.

Hl, 4-5-'39, 71| 75 70

Toediening, gedurende een week, van 4.400 I.E. vitalever per
dag, deed het gewicht dalen tot 70 KG.; de patiënte verhuisde
door overplaatsing van het gezin en kon niet verder gevolgd
worden.

B, no. 36,

55 j., lang 1.67, gewicht 674-KG., normaal gewicht: 71 KG.

KG.

7

I.E.

115, 27— 4—'39,

67i

100

49

8.800

I.E.

143, 4— 5—'39,

69

75

69

13.200

I.E.

224, 25- 5-'39.

70

118

79

13.200

I.E.

235, 1- 6-'39,

70

142

51

286, 22— 6—'39,

71J

135

93

315, 21- 9-'39.

72

132

105

363. 30—10—'39,

72 J-

138

77

56 j.. 443. 4- l-'40.

73

99

49

472, 18— 1—'40,

73i

100

65

497, 15— 2—'40,

73

72

70

2.200

I.E.

Deze, op lateren leeftijd getrouwde, vrouw heeft twee opgescho-
ten jongens, die haar veel zorgen veroorzaken, omdat zij ze niet
baas kan, en de lastigste van de twee, tot overmaat van ramp,
nog geruimen tijd werkloos is ook. Geestelijk kon zij de situatie
thuis dus al lang niet meer meester blijven; den laatsten tijd had
zij ook het gevoel, lichamelijk het niet meer aan te kunnen. Daar
haar moeder, enkele jaren ouder, aan levercarcinoom was over-
leden, (vóór de geboorte van den oudsten jongen, bijna 20 jaar
geleden), en die ziekte ook met vage
malaise-klachten was be-
gonnen, is begrijpelijk, dat patiënte voor een dergelijk lijden begon
te vreezen.

Op 27—4-''39 werd begonnen met 8.800 I.E. vitalever per dag.
die goed werden verdragen, en, onder invloed van een versterkten
eetlust, in één week een flinken groei ten gevolge hadden. Op 4—5
werd de dosis opgevoerd tot 13.200 I.E., en op 11-5 woog patiënte

-ocr page 124-

69| KG., en, met stijgend welbevinden, op 25—5 al 70 KG.; op
1—6 bleek de gewichtsstijging tot staan te zijn gekomen: patiënte
woog nog 70 KG. Verdere toediening werd nu overbodig ge-
oordeeld en patiënte is ter controle op gezette tijden teruggeko-
men. Zoolang het gewicht bleef stijgen, (30—11—'39 woog pa-
tiënte 73 KG.), is de vitalevertoediening niet hervat, voor op
15—2—'40 bleek, dat, (mogelijk in verband met de hevige koude),
het gewicht iets was teruggeloopen. Gebruiken van één capsule
vitalever op de even dagen, (dus gemiddeld 2.200 I.E. per dag),
kon echter niet verhinderen, dat op 7—3—'40 het gewicht tot
72 KG. teruggeloopen bleek. Patiënte gevoelde zich erg goed en
gaf de schoonmaak de schuld van den achteruitgang.

KG. y I.E. •

27nbsp;j., 28, 18-3-'39,nbsp;80 51

28nbsp;j., 506, 22—2—'40, 59 50 58

Een, wat erg gemakkelijk uitgevallen, meisje, dat veel klachten
en weinig objectieve verschijnselen heeft.

Na 14 dagen gebruik van 4.400 I.E. vitalever per dag was op
7—3—'40 het gewicht gestegen tot 59^ KG.

4.400 I.E.
4- 8.800 I.E.
8.800 I.E.

56 j., 249, 3— 6—'39, 71 66 66 4- 8.800 I.E.

B, no. 50, (J,

55 j., lang 1.70nbsp;normaal gewicht: 73^ KG.

KG.

y

I.E.

65,

25— 3—'39,

54

55

79,

15- 4-'39,

71

48

39

127,

29- 4-'39,

71

96

82

160,

6- 5-'39,

7H

86

60

249,

3— 6—'39,

71

66

66

295,

7-'39,

72

57

90

342,

12—10—'39,

72

43

73

388,

714

45

36

(40l

27-11-'39,

71

69

79

( 404,

27—11—'39,

64

79

437,

14-12-'39,

72

123

47

467,

11— 1—'40,

71

53

60

504,

15— 2—'40,

70

42

50

525,

29— 2—'40,

70

60

47

)

4.400 I.E.
4.400 I.E.
4.400 I.E.
4.400 I.E.

-ocr page 125-

Patiënt lijdt aan psoriasis. Hij neemt het leven erg philosophisch
op: het eenige, wat hem niet „zintquot;, is, dat zijn vrouw een nauwe-
lijks gecompenseerd vitium cordis heeft.

20—4—'39 werd begonnen met toedienen van 4.400 I.E. vita-
lever per dag; deze dosis werd 29—4 gebracht op 8.800 I.E.; hier-
mede werd voortgegaan tot 10—6, toen werd weer 4.400 I.E. ge-
geven. Het gewicht bedroeg 10—6: 71 I- KG., en steeg nog tot
72 KG. op 1—7—'39. Ook de vitamin-A-spiegel steeg tot 90 I.E.
en het toedienen van vitalever werd daarom gestaakt. Op 14—
12—'39 werd opnieuw, en wel per dag 4.400 I.E., vitalever toe-
gediend.

B, no. 45, cJ,

53 j., lang 1.75, gewicht 70 KG., normaal gewicht: 11 \ KG.

KG. y I.E.
489, 1—2—'40, 70 75 46
530, 7—3—'40, 76 57 56

Patiënt is, na een struma-operatie wegens thyreotoxicose, 4
weken in een herstellingsoord verpleegd geweest. Voor nadere
details zie blz. 64.

B, no. 55,

40 j., lang 1.72, gewicht 53 KG., normaal gewicht: 71KG.

41 j.

KG.

7

I.E.

89,

20—

4—'39,

53

75

31

13.200 I.E.

112,

27—

4-'39,

53

80

36

13.200 I.E.

176,

11 —

5-'39,

53

90

67

13.200 I.E.

335,

12—

10—'39,

53

69

32

8.800 I.E.

366,

30-

10-'39,

53

82

76

4.400 I.E.

414,

30—

11-'39,

53

64

26

4.400 I.E.

445,

4-

1—'40,

53

55

20

levertraan

Patiënte, een zuster van B, no. 118, (gezin XIII), heeft een
gastroenterostomie, een phthisis fibrosa, chronische laryngitis,
anaemie; kan met moeite, heel kalm aan, met behulp van haar
oude moeder, het huishouden gaande houden. Zij komt heel wei-

-ocr page 126-

nig, en dan nog alleen bij heel gunstig weer, buiten en wandelt dan
heel erg kalm, daar zij gauW kortademig is.

Vanaf 20-4-'39 is 13.200 l.E. vitalever toegediend. Het ge-
wicht bleef, ondanks de groote, toegediende hoeveelheid, station-
nair. Daarom werd, vanaf 25—5, verder levertraan verstrekt,
zonder eenige verandering ten goede in den algemeenen toestand
of in het lichaamsgewicht. Op 12-10-'39 is de levertraan weer
vervangen door 8.800 I.E. vitalever, die wèl den vitamin-A-spiegel
en het carotinoïden-gehalte van het bloedserum deden stijgen, maar
het lichaamsgewicht evenmin beïnvloedden. Van 30—10—'39 tot
4—1—'40 werd vitalever verstrekt, 4.400 I.E. dd., en daarna weer
door levertraan vervangen.

B, no. 56,

38

lang 1.70, gewicht 60 KG., normaal gewicht: 69

KG.

KG.

y

I.E.

168, 9— 5—'39,

60

133

77

13.200

I.E.

260, 6— 6—'39,

60 i

120

70

302, 4— 7—'39,

60

115

83

324, 25— 9—'39,

59

112

80

367, 30—10—'39,

59

93

67

425, 30—11—'39,

59

106

81

4.400

I.E.

436, 14—12—'39,

60

72

44

468, 11— 1—'40,

59

130

60

levertraan

514, 22— 2—'40.

60

70

55

levertraan

Van 9—5 tot 6—6—'39 is vitalever ingenomen: 13.200 I.E., dd.
Het gewicht steeg na een week tot
60-\ KG., daalde de volgende
week weer tot 60 KG., bleef hierop twee weken staan en steeg 6—6
weer tot 60} KG. De therapie werd nu gestaakt.

Vanaf 30—11—'39 tot 11 —1—'40: 4.400 I.E. vitalever.

Vanaf 11 —1—'40: levertraan. Op 1—2 was het gewicht ge-
daald tot 58|KG., mogelijk onder invloed der heerschende koude.

Patiënte heeft een lastigen tweeling, maar kan er ook nog niet
overheen, dat het daaraan voorafgaande kind, ruim een jaar vóór
de geboorte van dien tweelingf, binnen 24 uur, overleden is aan
bacillaire dysenterie. Dat kind was toen ruim vier jaar oud, de

-ocr page 127-

tweeling is nu al weer drie. Zij maakt een naar binnen gewenden
indruk. Materieel gaat het het gezin heel goed. Er is, zoo te zien,
veel reden tot dankbaarheid en weinig tot klagen, maar om de
een of andere, vooralsnog verborgen, oorzaak schijnt patiënte het
niet naar haar zin te hebben.

B, no. 57,

35 j., lang 1.68, gewicht 64 KG., normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

191,

16- 5-'39,

64

103

65

8.800 I.E.

254,

6- 6-'39,

65i

106

73

296,

4- 7-'39,

66 A

102

65

347,

26—10—'39,

66i

76

38

4.400 I.E.

377,

9—11—'39,

66i

72

69

4.400 I.E.

36 j., 412,
440,

30—11—'39,

66

87

92

4- i-'40.

68

90

28

levertraan

475,

18— 1—'40,

67

57

41

levertraan

495,

15— 2—'40,

67

56

40

levertraan

532,

7- 3-'40,

66

43

58

levertraan

Het gewicht steeg tusschen 16 en 30-5-'39, op een dagelijksche
dosis vitalever van 8.800 I.E., van 64 op 65 KG.; deze hoeveel-
heid werd daarom voortgezet; 6-6 was het gewicht 65-|- KG. en
werd het verstrekken van vitalever gestaakt. Dit werd hervat op
2—11—'39 met een dagelijksche dosis van 4.400 I.E., en voort-
gezet tot 30—11. De gewichtsstijging had opgehouden, er was
zelfs een daling opgetreden. In verband met de lage vitamin-A-
waarde van het bloedserum, op 4-1-'40 gevonden en de ge-
wichtsdaling tot 67 KG. op 11-1, werd op dien datum begonnen
met levertraan. Hoewel deze niet erg goed verdragen werd, (mis-
selijkheid) en het gewicht op l-2-'40 tot 66 KG, gedaald bleek,
steeg het vitamin-A-gehalte van het bloedserum.

Patiënte is erg aantrekkelijk en erg nerveus. Haar vader was
einde '39 geruimen tijd ziek en werd einde Dec. begraven. De
spanning en de vermoeienissen van het heen en weer reizen naar
Brabant zijn vermoedelijk wel de oorzaak van de lage cijfers.

-ocr page 128-

B, no. 66, 2,

19 }., lang 1.71, gewicht 65^X0., normaal gewicht: 621 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

151, 6- 5-'39, 65|nbsp;116nbsp;74 8.800 I.E.

242, 3- 6-'39, 65nbsp;135nbsp;77

291, 1— 7—'39, 65nbsp;127nbsp;62

319, 25— 9—'39, 63 112 51
ƒ 361, 30—10—'39. 61 147 51 /

20

68 j vitalever

^quot;/362, 30—10—'39,nbsp;138

442, 4— 1—'40, 62 93 10 levertraan

Op 6—5—'39 werd met toedienen van 8.800 I.E. vitalever per
dag begonnen.

Hoewel het, overigens reeds bovennormale, lichaamsgewicht op
13—5 gedaald bleek tot 64^ KG., werd de dagelijksche dosis vita-
min-A-toegift verhoogd tot 13.200 I.E. per dag; het gewicht her-
stelde zich op 65 KG.. — in een week —, doch bleef hierop staan:
21—5, 3—6, en 1—7: steeds 65 KG. Niettegenstaande tusschen
6—5 en 3—6 gebruikt waren 7 X 8.800 en 21 X 13.200 I.E. vita-
lever, of in totaal 338.800 I.E., was van een verhooging van
den vitamin-A-spiegel van het bloedserum toch eigenlijk niets
te bespeuren.

Op 6—11—'39 werd opnieuw begonnen met vitalevertoediening:
6—11 tot 28—11 4.400 I.E., van 28—11 tot 5—12 8.800 I.E., en
van 5—12—'39 tot 4—1—'40 4.400 I.E.; niettegenstaande op deze
wijze in bijna 60 dagen bijna 300.000 I.E. waren verstrekt, daalde
de vitamin-A-spiegel tot hefst 10 I.E.; het gewicht bereikte 4—
1—'40 62 KG. en, — met gebruik van levertraan —, 1—2 weer
63 KG.

Dit meisje is slap en bleek en daarbij buitengewoon sloom. Zij
is een bron van voortdurenden zorg voor haar moeder: deze mest
haar zoo veel als de financiën het toelaten. Zij bracht reeds eenige
malen ettelijke weken door in vacantiekolonies en herstellingsoor-
den en is in een „makkelijkenquot; dagdienst Deze vergt echter 3 KM.
loopen heen en ook 3 KM. terug, als er, — zooals iuist in dien tijd
het geval was —, niet gefietst kan worden. Zij lijdt ook aan acne
faciei en heeft dysmenorrhoe en een verhoogde bloedbezinl ings-
snelheid, die aanleiding was tusschen een controverse tusschen den

-ocr page 129-

internist, die haar voor een tuberculosepatiënte hield en den arts
van het consultatiebureau, die het voor een forme fruste van Ba-
sedow hield. Een uitzending van twee maanden naar een rusthuis
gaf weinig verbetering: het meisje bleef sloom als vroeger en
hield haar zelfde klachten: veel moe, vaak lichte bronchitis, dys-
menorrhoe en acne. De grondstofwisseling was 19 %.

B, no. 74, c?,

15 j., lang 1.80, gewicht 65 KG., normaal gewicht: 68| KG.

KG.

y

I.E.

139,

2- 5-'39,

65

93

28

4- 8.800 I.E.

193,

16- 5-'39,

66

69

70

8.800 I.E.

311,

21- 9-'39,

65

56

62

25 gram boter

341,

12—10—'39,

65

43

65

50 gram boter

356,

26—10—'39,

64J

57

49

389,

66

65

54

398,

16—11—'39,

65 i

70

70

454,

1—'40,

64f

57

55

480,

18— 1—'40,

65i

57

56

eet alles mee

493,

1- 2-'40,

67

49

58

Bij dezen patiënt, die jaren lang, wegens acetonaemisch braken,
op een zeer vetarme kost geleefd had, werd van 2—5 tot 1—6—'39
per dag een dosis vitalever van 8.800 I.E. verstrekt. Het gewicht
liep hierbij als volgt omhoog: 2—5: 65 KG., 9—5: 65|- KG., 16—5:
66 KG., om op 1—6 weer terug te loopen tot 65 KG.

21—9—'39 werd begonnen met 25 gram boter per dag, 12 — 10
met 50 gram boter per dag. Dit bleek goed te gaan, hoewel 6—'36
de tolerantie nog maar 250 cc. melk per dag bedroeg en bij 500 cc.
melk per dag aceton in de urine aantoonbaar bleek en patiënt
steeds over hoofdpijn klaagde. Langzamerhand is het menu uit-
gebreid en medio Januari '40 at hij, zonder bezwaren, alles mee
met zijn huisgenooten. Vermelding verdient ook, dat de puberteit
bij patiënt vrij laat inzette en dat hij voorjaar '39 herhaaldelijk
laboreerde aan zweetklierabscessen in de oksels en en slotte vac-
cinotherapeutisch behandeld moest worden.

Hij is een gewiUige, kalme jongen, waar niet erg veel van te

verwachten lijkt.

Op 7^3—'40 meldde hij zich nog eens op spreekuur: alles ging

-ocr page 130-

goed, het gewicht bedroeg toen: 65} KG., (op 15—2—'40 was
het nog 67 KG.).

B, no. 75,

33 j. lang 1.67, gewicht 50 KG., normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

223, 25— 5—'39,

50

63

55

13.200 I.E.

231, 1— 6—'39,

49

55

33

13.200 I.E.

265. 8- 6-'39.

50

70

72

4.400 I.E.

280, 22— 6—'39,

50

56

56

34 j., 338, 12—10—'39,

50

60

49

4.400 I.E.

350, 26—10—'39,

50

57

49

4.400 I.E.

379, 9—11—'39,

50

57

90

4.400 I.E.

419, 30—11—'39,

50

60

79

2.200 l.E.

462, 11— 1—'40,

50

64

26

levertraan

485, 1— 2—'40,

50

54

27

levertraan

510, 22— 2—'40,

51

52

47

levertraan

535, 7— 3—'40,

51

54

47

levertraan

Patiënte, die ik al sedert 1919 ken, is een asthenisch persoontje.
Zij is altijd vol goeden wil, maar kan niet dan met de grootste in-
spanning haar kleine huishouden, met één kind, (geboren 1930),
voor elkaar houden. Zij is steeds ondernormaal in gewicht ge-
weest. Een verblijf van 6 weken in een rustoord bewerkte een ge-
wichtstoename van ruim 5 K.G., maar deze waren er al weer
spoedig af. Een rustkuur thuis van eenige maanden bewerkte ook
geen verbetering. Zij lijdt aan psoriasis, had gewrichtsrheuma en
Cholecystitis.

In 1935 werden, behalve de asthenie, geen afwijkingen gevon-
den: niettegenstaande een wat vergroot struma was de grondstof-
wisseling normaal; ook de bloedbezinkingssnelheid was niet ver-
hoogd; in de longen een verkalkt khertje, overigens geen afwij-
kingen. Advies van den internist luidde: roboreerende therapie'.

Grütz (78), beschouwt de psoriasis als een gestoorde lipoïd-
stofwisseling, waarbij een teveel aan lipoïden (of een onphysiolo-
gisch samengesteld lipoïd) in de huid wordt afgezet. Volgens
Wendt (70), verhoogt vitamin-A-toevoer den lipoïd-spiegel
van het bloedserum belangrijk.

-ocr page 131-

De aanvangsdosis van 13.200 I.E. vitalever verdroeg patiënte
erg slecht:
zij werd er niet lekker op, viel af in gewicht, en ook
carotinoïden en vooral de vitamin-A-spiegel van het bloedserum
daalden. Toch heeft patiënte deze groote hoeveelheid nog een week
volgehouden, tot 8—6: alle cijfers waren toen omhooggegaan.
Daarom werd vitamin-A-toevoer nog voortgezet, zij het ook in
verminderde hoeveelheid: 4.400 I.E. vitalever per dag tot 22—6.
Aangezien het gewicht nu niet meer was gestegen, is verdere
vitamin-A-verstrekking achterwege gebleven.

Met de psoriasis ging het, althans bij deze patiënte goed. Nog in
October was de psoriasis goed, later kwamen er nieuwe plekken
bij en' flikkerden oude iets op. Vanaf 19—10 werd weer vitalever
gebruikt: 4.400 I.E. per dag, en wel tot 14—12—'39; van dien dag
af, werd op de even dagen één capsule genomen, dus gemiddeld
2.200 I.E. per dag. Vari 11 —1-'40 is de vitalever vervangen door
levertraan: op den duur met betere resultaten, misschien ook voor
de psoriasis.

B, no. 76, 9,

42 j., lang 1.61, gewicht 65 KG.,

norm

laal gewicht: 62^ KG.

KG.

y

I.E.

126, 29-4-'39,

65

71

90 8.800 I.E.

150, 6—5 —'39,

64

57

79 8 800 I.E.

186, 13—5—'39,

62 i

67

90 13.200 I.E.

198, 21—5—'39,

61

58

72 13.200 I.E.

247, 3-6-'39,

58

38

62

Deze asthenische, nerveuze patiënte, die vele en velerlei klachten
heeft, die door sommige internisten functionneel werden genoemd,
terwijl anderen een galblaaslijden als oorzaak aannamen, (bij
proeflaparotomie: g.a.,). Zij zou elders 3 maal last gehad hebben
van een ulcus ventriculi. Een gynaecoloog vond op zijn terrein
geen afwijkingen en achtte de pijnen in de appendix-salpynx-streek
een gevolg van desiderium nosocomiï, eventueel Basedow.

Op 16—5 klaagde patiënte over misselijkheid en verminderden
eetlust. De ingezette vermagering heeft zich voortgezet tot in Au-
gustus. De, door de, 4—4—'39 begonnen, hoogtezonbehandeling
(op advies van den gynaecoloog), ingezette diarrhee met tempe-

-ocr page 132-

ratuursverhooging is echter tot staan gekomen. Het hchaamsge-
wicht was 14-7: 53 KG. Het basaalmetabolisme was op 14-6-'39
4- 5 %. In verband met de ervaringen, bij patiënte B. no. 75 in 20
jaar opgedaan, is de verklaring van de voortgezette dahng te
zoeken in het feit, dat deze asthenische patiënte, door alle onder-
gane rust- en dieetkuren in een, voor haar asthenische constitutie,
overmatigen voedingstoestand is geraakt. Door de hoogtezonbe-
handehng werd de stofwisseling verhoogd, en door de daarop ge-
volgde vitalever toediening nog versneld.

B, no. 84,

18 j., lang 1.70, gewicht 58 KG., normaal gewicht: 62 KG.

KG.nbsp;ynbsp;I.E.

(345, 26-10-'39, 58nbsp;108nbsp;49 )

( 346, 26-10-'39,nbsp;93nbsp;51

392, 16-11-'39, 59nbsp;137nbsp;76

429, 14-12-'39, 58nbsp;93nbsp;29

Dit meisje heeft tot voor korten tijd aan acetonaemisch braken
geleden. Zij kan ook nu maar een vrij kleine hoeveelheid vet ver-
dragen zonder aceton in de urine en last van hoofdpijn. Tegen de
Sinterklaasdrukte pleegt zij, als extra-hulp, eenige weken in een
warenhuis te gaan werken als verkoopster. De
vitamin-A-spiegel
bij het begin, (13-11), en bij het einde, (9-12), dezer periode,
IS m.i. zeer belangwekkend, vergeleken bij de waarden, op 26-10
verkregen. Zij heeft, buiten die 4 weken, een heel erg gemakkelijk
leven bij moeder thuis.

B, no. 93, Q,

y I.E.

46 j., 59, 23-3-'39,nbsp;82 36

Een erg magere, asthenische, buitengewoon nerveuze vrouw, die
door haar man erg verwend wordt, en niet veel te doen heeft. Is
„te zenuwachtigquot; om geregeld onder behandeling te blijven. '

B, no. 94,

62 j., lang 1.66, gewicht 62 KG., normaal gewicht: 69 KG..

KG. y I.E.
459, ll-l_.-40, 62 45 57

-ocr page 133-

Eveneens magere, nerveuze vrouw. Deze is beschreven in de
mededeehng van
V a n Nieuwenhuizen en Wesly(69).

B, no. 117,

35 j., lang 1.67, gewicht 63 KG., normaal gewicht: 66 KG.

KG.

y

I.E.

152,

6- 5-'39,

63

43

58

185,

13- 5-'39.

61i

70

70

202,

21- 5-'39,

63i

57

64

250,

3- 6-'39,

63

60

87

294,

1- 7-'39,

65

69

78

320,

25- 9-'39,

65

72

69

( 364,

30—10—'39,

64

105

65

} 365,

30—10—'39,

93

67

~ 446,

4— 1—'40,

64i

93

30

36 j., 499,

15— 2—'40,

64

66

55

540,

7- 3-'40,

65

61

73

Patiënte heeft, jaren geleden, een gunstig verloopen, longlijden
van specifieken aard doorstaan en is daarom nog steeds erg bezorgd
voor zich zelf. Bij eenigszins slecht weer waagt zij zich niet buiten:
dit vindt zijn terugslag in het cijfer voor 4—1—'40 van den vita-
min-A-spiegel. Bij gunstiger weer is het cijfer weer verhoogd, niet-
tegenstaande het gewicht gedaald is.

Zij heeft het thuis erg gemakkelijk, wat het werk betreft. Haar
moeder is echter seniel-dement en vaak erg lastig. Hoewel patiënte
behoort tot de bedwongen-nerveuze menschen, wordt het haar
soms wel wat al te bar.

De vitaleververstrekking begon op 6—5—'39 met 8.800 I.E. per
dag en werd zoo tot 3—6 voortgezet. Eigener beweging gebruikte
patiënte vanaf 13—5 ook nog 1 L. room per week. In verband met
de gewichtsdaling op 3—6 werd de toediening van vitalever ge-
staakt. Op 30—9—'39 was het gewicht weer 65 KG. Op 11 — 1 —'40
was het gewicht 65 KG., en werd opnieuw vitalever gebruikt:
4.400 I.E. per dag; het gewicht was 1—2 echter weer 64 KG.,
(wegens de koude?), en, daar de koude record-laagte bereikte, is,
niettegenstaande ook op 15—2 stationnair blijven van het gewicht,
de verstrekking op dezelfde wijze voortgezet.

-ocr page 134-

C, no. 95,

. 42 j., lang 1.68, gewicht 79 KG., normaal gewicht: 68 KG.

p58, 30—10—'39,
( 359, 30—10—'39,
413, 30—11—'39,
427, 14—12—'39,
458, 11— 1—'40,
| 486. l-2-'40,
^ (487, 1- 2-'40,

Vanaf 5—12—'39 is op de even dagen één capsule vitalever ge-
bruikt, dus gemiddeld 2.200 I.E. vitamin-A per dag. 14—12 is het
gewicht nog stationnair, de vitamin-A-spiegel van het bloedserum
is echter gedaald. Tusschen 11 — 1 en 1—2—'40 zijn alle tanden
en kiezen geëxtraheerd.

Deze vrouw neemt het leven van den gemoedelijken kant op en
doet alles kalmpjes aan. Zij neemt zichzelf zeer in acht en is erg
bang voor kouvatten.

C, no. 96, (J,

KG.

y

I.E.

79

85
73

60 )
54 1

77

70

51 '

-h

2.200 I.E.

77

70

38

2.200 I.E.

78

70

38

2.200 I.E.

76

70

47)
47 i

70

2,200 I.E.

41 j., lang 1.72, gewicht 58 l KG., normaal gewicht: 73 i- KG.

KG.

y

I.E.

357, 30-10-'39,

58i

75

54

-F 4.400 I.E.

384, 9—11—'39,

60

77

86

422, 30—11—'39,

58

77

52

4.400 I.E.

452, 4— 1—'40,

58i

73

54

478, 18— 1—'40,

61

93

67

4.400 I.E.

522, 29- 2-'40,

59i

66

54'

4.400 I.E. vitalever per dag zijn toegediend van 3 tot 9—11—'39;
daarna van 30—11—'39 tot 4—1—'40 en van 18—1—'40 tot 1—2.
Het gewicht bedroeg op 1—2 —'40: 60 KG.
In het begin van den zomer van '39 was patiënt onder behande-
ling geweest, voor maagklachten met sterke vermagering, van een
internist. De behandeling der gastritis bestond in nitras argenti-
oplossing, waarmede de klachten eerst verdwenen. In begin Octo-
ber werd, toen de pijnklachten terugkwamen, aan weerszijden een

-ocr page 135-

hernia geconstateerd. Deze zijn operatief verwijderd. Na terug-
komst uit het ziekenhuis is venaepunctie verricht, (30—10). Na
enkele dagen moest patiënt, op last van den controleerenden arts,
het werk weer hervatten. Hij kreeg toen 4.400 I.E. vitalever per
dag en na 6 dagen, dus na gebruik van 26.400 I.E., werd 9— 11 —'39
andermaal venaepunctie verricht.

C,nbsp;no. 109,

48 j., lang 1.67, gewicht 67 KG., normaal gewicht: 70 KG.

KG. 7 I.E.
269, 8-6-'39, 67 90 67
285, 22-6-'39, 65 120 87

Een van tafel-en-bed-gescheiden vrouw, die erg onverschillig
doet, doch het niet gemakkelijk heeft gehad en nog met veel moei-
lijkheden te kampen heeft. Asthenisch type, dat, door veel verzor-
ging, voor haar constitutie althans, vrij pafferig, dik is geworden.

D,nbsp;no. 17, 9,

15 j., lang 1.63, gewicht 59 KG., normaal gewicht: 56 KG.

KG. y I.E.
91, 20—4—'39, 59 97 70 4.400 I.E.
113,' 27-4-'39, 59 131 61

Een, met zorg groot gebracht, meisje uit een goed gesitueerd
gezin, waar alles gedaan wordt, om het den kinderen zoo goed

mogelijk te maken.

Toediening van 7 X 4.400 I.E. vitalever bewerkte hier een

daling van den vitamin-A-spiegel.

D, no. 22, S,

I.E.
101

74nbsp;6, 14—3—'39,nbsp;8

Vitale rentenier, die den heelen dag bezig is, meestal op straat.
Daar hij zich niet kon herinneren, ooit vruchten te hebben gegeten,
maakte hij in '34 een licht scorbuut door. Door het gebruik van
sinaasappel- en citroensap en van versche groenten, genas dit scor-

-ocr page 136-

buut vrij spoedig. Indien een slecht ontwikkelde panniculus adipo-
sus met een lagen vitamin-A-spiegel samen zou gaan, zou bij dezen
mageren, ouden man ongetwijfeld een zeer lage waarde aanwezig
moeten zijn. Hiet tegendeel bleek echter waar.

D, no. 47,nbsp;^ ^^

33 j., 42, 21-3-'39, i) 63 81
een collega van D, no. 80.

D, no. 52,

62 j., lang 1.70, gewicht 71 KG., normaal gewicht: 73| KG.

KG. y I.E.
p53, 26—10—'39, 71 93 101 )
(354, 26—10—'39,nbsp;82 84 )

Deze rentenier, die veel op straat is, hoewel niet zooveel als D,
no. 6, is behept geweest met een tumor, die, op het onderste ge-
deelte van het ruggemerg drukkend, aanleiding gaf tot hardnekkige
ischias. Ik kreeg hem onder behandeling, toen hij reeds paretisch
was en zeer slecht ter been. Er bleek een lipiodol-stop te zijn en
patiënt is geopereerd. Bij de verwijdering van den tumor zijn
eenige motorische wortels gelaedeerd, zoodat patiënt, bij zijn thuis-
komst, haast niet meer bleek te kunnen loopen. Met veel geduld
en oefenen en het gebruik van veel levertraan verkreeg patiënt ten
slotte volledig herstel van functie. Toen bij hem venaepunctie ver-
richt werd, gebruikte patiënt nog steeds de 15 cc. levertraan dd.

D, no. 80,nbsp;^ „

y l.ri.

41 j., 41, 21—3—'39,nbsp;90 92

een collega van D, no. 47.

In verband met haar minder goeden lichamelijken toestand, ver-
richtte D, no. 80 niet zulk zwaar werk als D, no. 47, die veel

Bij de eerste 72 venaepuncties, — verricht tusschen 11—S—'SQ en
28—3—'39 ter oriëntatie naar den vitamin-A-spiegel bij verschillende groepen
der bevolking —, zijn lengte en gewicht niet opgenomen. Dit geschiedde eerst
na hervatting van het, met uitgebreider doelstelling ondernomen, onderzoek, dus
vanaf 15-4-'39.

-ocr page 137-

robuuster en minder nerveus is, althans haar zenuwen beter weet
te bedwingen, dan no. 80 dat kan. D, no. 47 is daarbij erg aantrek-
kelijk en ondervindt in haar werk veel moeilijkheden en teleur-
stelling. 6 uur vóór de punctie was spinazie gebruikt bij het mid-
dageten.

D, no. 97,

KG. rnbsp;I.E.

33nbsp;j., 47, 21-3-'39,nbsp;72nbsp;69

34nbsp;j., 207. 21-5-'39, 78nbsp;80nbsp;40

Deze krachtig gebouwde jongeman is de verloofde van no. 5,
(zie blz. 87). Hij werkt lichamelijk hard, heeft een goed kosthuis.
Ten tijde van de tweede bepaling van den vitamin-A-spiegel was
patiënt juist van werkkring veranderd en maakte hij lange tochten
per fiets. Zijn verloofde fietste vaak mee, doch kon dit niet vol-
houden, toen zij. op eigen houtje, een vermageringskuur begon-
nen was.

D, no. 107,

46nbsp;j.. lang 1.86, gewicht 94| KG., normaal gewicht: 91.i K.G.

15, 14-3-'39.

48. 21—3—'39,
( 63, 23—3—'39.
t 64. 23—3—'39,

72, 28—3—'39,

47nbsp;j., 401, 16—ll-'39,

469, 11 —1—'40,
501, 15—2—'40,
529, 29—2—'40.
( 545. 7-3-'40,
( 546, 7-3-'40,

Deze bepalingen zijn verricht met monsters van eigen bloed op
dagen, dat het aantal bepalingen geen veelvoud van 4 bedroeg.

1)nbsp;Zie noot 1) op blz. 124.

2)nbsp;Zie noot 1) op blz. 106.

KG.

y

I.E.

180

70

143

43

270

94 j
91

178

250

94 i

156

82

95i

130

60

92-ir

82

51

93i

117

68

94 i

111

88

64 )
60 ^

-ocr page 138-

D, no. 98,

26 j., lang 1.75, gewicht 64 KG., normaal gewicht: 68 KG.

KG. y I.E.

145, 4_5_'39, 64 103 65

Dit meisje maakte een specifiek longproces mede, waarvan zij
hersteld is.

Haar familie omringt haar met alle denkbare zorgen. Zij is tame-
lijk nerveus, doch wordt steeds tot rust en kalmte aangemaand.
Zij vegeteert zoo'n beetje.

Conclusies.

De hooge waarden, door L i n d q v i s t aangegeven, werden,
— zelfs bij een patiënt met lipoïdnephrose, (A no. 82), — niet
gevonden.

Tusschen voedingstoestand en vitamin-A-spiegel is geen corre-
latie aantoonbaar.

Tusschen maatschappelijken welstand en vitamin-A-spiegel is
geen correlatie aantoonbaar.

Verhoogde activiteit, huiselijke moeilijkheden, ,,zorgenquot;, leiden,
bij voldoend aanbod van vitamin-A, tot een verhooging van vita-
min-A in het bloedserum.

Geringe activiteit, ,,vegeteerenquot;, gaan gepaard met een laag
vitamin-A-gehalte van het bloedserum.

Bij 2 patiënten met acetonaemisch braken en bij 2 patiënten met
psoriasis, — die jaren lang op een zeer vetarme voeding hebben
geleefd, (B. no. 74, B. no. 84 en B. no. 50, B. no. 75), — werd
nagegaan, hoe de vitamin-A-spiegel zich gedroeg.

Toedienen van vitamin-A-concentraat leidt tot gewichtstoename,
doch uitsluitend in daarvoor geschikte gevallen; in niet daarvoor
geschikte gevallen ontstaan intolerantieverschijnselen: gewichts-

-ocr page 139-

stilstand of zelfs vermindering van het lichaamsgewicht, daling
van den vitamin-A-spiegel van het bloedserum, misselijkheid, over-
geven, gebrek aan eetlust. Overmaat van vitamin-A veroorzaakt
daling van den vitamin-A-spiegel, bij tolerantie gevolgd door een
stijging van den vitamin-A-spiegel. Nadat toedienen van vitamin-A
gestaakt is, blijft de vitamin-A-spiegel nog geruimen tijd hoog.

Verhoogde activiteit, huiselijke moeilijkheden, ,,zorgenquot;, met
daarbij een onvoldoend aanbod van vitamin-A leiden tot verlaging
van den vitamin-A-spiegel.

Zelfs langdurig toedienen van overmaat vitamin-A-concentraat
is niet in staat den vitamin-A-spiegel boven een bepaald bedrag
te brengen: deze bovengrens schijnt bereikt, als het lichaamsge-
wicht niet verder toeneemt, doch stil blijft staan.

-ocr page 140-

EENIGE TABELLEN.

Allereerst een lijst der 121 gepuncteerde personen, metnbsp;de
indeeling in groepen, eventueele diagnose en de bladzijde, waarop
in dit onderzoek de desbetreffende bepalingen vermeld staan.

B 1, geopereerd wegens morb. Basedow ....................................103

B 2, nervositas ......................................................................................................104

B 3, Il-gravida mens. If ..............................................................................98

B 4, nervositas ......................................................................................................103

D 5.....................................................................87

A 6 t.m. 9, gezin II ..........................................................................................71

C 10 t.m. 15, gezin III..........................................................................................83

C 13, ulcus pepticum na gastroenterostomie ..............................83

A 16, nervositas ......................................................................................................102

D 17........................................................................................................................................123

C 18, onvoldoende voedingstoestand ............................................93

B 19, onvoldoende voedingstoestand, neurasthenie ............90

B 20, ll-gravida mens. l-J ..............................................................................98

B 21, onvoldoende voedingstoestand, neurasthenie ............91

D 22, arteriosclerose ....................................................123

B 25, ......................................................................................................................................lil

B 24, thyreotoxicose ........................................................104

A 25, asthma bronchiale, asthenie, vagotonic ........................109

B 26, ...................................................................................................................................79

B 27, onvoldoende voedingstoestand, anaemie, asthenienbsp;92

A 28 t.m. 32, gezin V ..........................................................................................71

B 33, onvoldoende voedingstoestand, hysterie ........................93

D 34, cholecystitis, nervositas...........................................................107

B 35, Il-gravida mens. nervositas ................................................99

B 36........................................................................................................................................Ill

A 37 t.m. 39, gezin VI ....................................................................................76

-ocr page 141-

A 39, asthenie, tuberculosis pulmonum ................................................77

B 40 t.m. 43, gezin VII ....................................................................................82

B 42, intestinaal infantilisme ........................................................................82

B 44, psychasthenic ................................................................................................112

B 45, geopereerd wegens morb. Basedow ....................................113

B 46, onvoldoende voedingstoestand ................................................94

D 47........................................................................................................................................124

B 48, nervositas ......................................................................................................IO5

A 49, onvoldoende voedingstoestand, anaemie ........................90

B 50, psoriasis ............................................................................................................112

B 51, puerperium, nervositas ........................................................................105

D 52, geopereerd wegens tumor medullae ....................................124

C 53. Vlll-gravida mens. ........................................................................IQO

A 54, schizophrenic ................................................................................................102

Bnbsp;55, phthisis fibrosa, laryngitis, anaemie, gastroentero

stomie ............................................................................................................1 ] 3

B 56, melancholie ......................................................................................................114

B 57, nervositas ......................................................................................................115

B 58, thyreotoxicose, bronchiektasie ................................................106

Bnbsp;59, nephrolithiasis, furunculose, nervositas, asthenie ...nbsp;106

A 60, onvoldoende voedingstoestand ................................................89

B 61 t.m. 65, gezin VIII ....................................................................................81

B 66, asthenie ..........................................................................................................|16

D 67............................................:..............................................87

B 68 t.m. 70, gezin IV ....................................................................................78

B 68, asthenie, onvoldoende voedingstoestand ........................79

Bnbsp;69, asthenie, onvoldoende voedingstoestand,

pyelocystitis .................................................................................78

D 71........................................................................................................................................87

C 72, X-gravida mens. If ......................................................................101

Dnbsp;73, onvoldoende voedingstoestand, struma,

pyelocystitis, ..........................................................................................107

B 74, acetonaemisch braken ........................................................................117

Bnbsp;75, psoriasis, asthenie, rheuma, cholecystitis, onvol-
doende voedingstoestand ......................................................118

Bnbsp;76. asthenie, nervositas, onvoldoende voedingstoestaridnbsp;119
Dnbsp;77, ondernormaal lichaamsgewicht, genezen tuberculo-
sis pulmonum ..........................................................................................96

-ocr page 142-

A 78 en 79, gezin IX ............................................. 76

A 79, ulcus jejuni na gastroenterostomie ..................... 76

D 80. myodardlaesie na overmatige inspanning............. 124

D 81. nervositas, spontane hypoglycaemie .................. 108

A 82. lipoïdnephrose ............................................. 110

B 83. I gravida mens. struma .............................. 99

B 84. acetonaemisch braken ..................................... 120

B 85. nervositas, onvoldoende voedingstoestand ......... 106

B 86, nervositas, onvoldoende voedingstoestand ......... 93

B 87. asthenie, anaemie, nervositas ........................... 107

B 88 t.m. 92, gezin X ............................................. 81

B 88, onvoldoende voedingstoestand, colitis ............... 81

B 92, asthma bronchiale .......................................... 81

B 93, asthenie, nervositas, onvoldoende voedingstoestand 120
B 94. rheuma, geopereerd wegens morb. Basedow, ner-
vositas, onvoldoende voedingstoestand, B^-avi-

taminose .................. .................................. 120

C 95, recidiveerende bronchitis ................................. 122

C 96, gastritis, geopereerd wegens dubbele hernia ......... 122

D 97.................................................................... 125

D 98. genezen tuberculosis pulmonum. hypochondrie...... 126

A 99 t.m. 106, gezin XI .......................................... 74

A101, asthenie, anaemie, onvoldoende voedingstoestand 74

A 103. achylia gastrica, hypochondrie ........................ 74

D107, maagresectie volgens Billroth-II ........................ 125

D 108, adipositas, cholelithiasis, diabetes ..................... 86

C109. asthenie ...................................................... '23

BllO, Il-gravida mens. 2, asthenie, nervositas ............ 100

cm t.m. 116, gezin XII .......................................... 83

Cl 12, onvoldoende voedingstoestand........................... 85

Cl 13. peritonitis tuberculosa .................................... 83

B117, genezen tuberculosis pulmonum ........................ 121

B118 t.m. 120, gezin XIII ........................................ 80

B118 onvoldoende voedingstoestand, nervositas,

laryngitis ................................................ 80

C121. onvoldoende voedingstoestand, nervositas ......... 96.

-ocr page 143-

Een bespreking der tabellen op blz. 131 en 132 heeft m.i.
weinig zin.

Zij zijn te beschouwen als een recapitulatie der afgeronde cijfers
der vitamin-A-spiegels.-

Deze hebben zoowel betrekking op personen, die geen, als op
hen, die wèl vitamin-A-concentraat (of levertraan) gebruikten.

70
I.E.
23:14

80

90

100

I.E.

I.E.

I.E.

10 9

8

4

3il

A

CA

C

A|C

110
I.E.
2
C

40
I.E.

50
I.E.

60
I.E.
1411

120
IE.

10
I.E.
4

20
I.E.
5 -
AC

30
I.E.

151102218

121 72
A C

aIC A CIAIC A C

3nbsp;2
2!-
3: 1

4nbsp;3

12
11
15
11

2

Maart

April

Mei

luni

Juli

Augustus

September

October

November

December

Januari

Februari

Maart

1 -

: 1

— 2
1

1022

181411

CAC
60
I.E.

8!4
AiC
90
I.E.

72

C

3il
AC
100
I.E.

2
A C
110
I.E.

23

10 9
Ale
80
I.E.

15
A
40
I.E.

4;—
AC
10
I.E.

5
A
20
I.E.

Totaal

120
I.E.

30
I.E.

50
IE

70
I.E.

Voor deze tabel en die op blz. 132 zijn de eenheden boven 5 afgerond naar
het volgende tiental en die beneden 5 naar het voorafgaande tiental.

Voor elke categorie, voor A en voor C afzonderlijk, is opgegeven hoeveel
maal in elke groep een vitamin-A-spiegel van een bepaalde hoogte werd gevonden
in de aangegeven maand.

De tabel op blz. 132 is op dezelfde wijze opgezet voor de categorieën B en D.

Ten slotte is hieronder het totaal der vitamin-A-spiegels voor de categorieën
A en C in de verschillende hoogten tegenover het overeenkomstige totaal voor
de categorieën B en D geplaatst.

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

110

120

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

IE.

A C

4

5

20

25

40

25

37

19

12

4

2

_

193

B D

1

6

18

31

61

65

59

39

19

9

3

1

312

-ocr page 144-

70
I.E.

5510 50 9 33 6
B D B D B D

80
I.E.

90

100

110

120

I.E.

I.E.

I.E.

I.E.

15'4

6

3

2 1

1 1-

271

41

B D

B

D

B|D

B D

B

D

40
I.E.

28 3
B D

50
I.E.
58'3
B D

60
I.E.

10
I.E.
1

20
I.E.

30
I.E.

D

Maart

April

Mei

Juni

Juli

Augustus

September

October

November

December

Januari

Februari

Maart

— 1

3 1

-112
12

5 -
2 1

6 1
8 1

1

7
7
2
7

— 7
1

10-
6
8
2

2 — 2 — 3
2 3-1-
1 5 1 2 —
1 7 - 4-
-5-1 —

26: 13
18i 4
49] 5
28 2
n —

-3

1 I-
1 —

2 — 1 —i-

1 !--- 1

2 — 1 -
3 1-1
5 2 4 —

28 3 58
BID B
40
I.E.

50
I.E.

10.50
D B

1 1
B D
110
I.E.

41
D

271
B

6 3
BID
100
IE.

17
B D
30
I.E.

1

B D
10
I.E.

B D
120
I.E.

D

Totaal

60
I.E.

20
I.E.

70
I.E.

33 6S15 4
B D B D
80 90
I.E. I.E.

Waarden lager dan 25 I.E. kwamen voor
bij A C 9 maal,
bij B D 7 maal;

tusschen 26 en 56 I.E. per 100 cc. bloedserum
bij A C 85 maal,
bij B D 110 maal;

tusschen 56 en 76 I.E. per 100 cc. bloedserum

bij A C 62 maal,

bij B D 120 maal;

en boven 76 I.E. per 100 cc. bloedserum

bij A C 37 maal,

bij B D 71 maal.

Bij oppervlakkige beschouwing zou hieruit geconcludeerd kun-
nen worden, dat de vitamin-A-spiegel bij B D verhoudingsge-
wijze vaker wat hooger, die bij A -h C vaker wat lager bevonden
wordt.

Opgemerkt moet echter worden, dat het aantal puncties bij elk

-ocr page 145-

der 121 onderzochte personen niet gelijk is: bij verschillende per-
sonen, — doorgaans natuurlijk juist als lage waarden werden aan-
getroffen, — is getracht, door toedienen van vitalever of lever-
traan verbetering te krijgen.

Volgende puncties vertoonden dan vaak een nog lager cijfer.

Deze daling, die bij tal van personen aantoonbaar was, komt zelfs
tot uiting in de dubbele top der A C-cijfers.

Ook is de koude winter van invloed geweest op den vitamin-A-
spiegel van verschillende der onderzochte personen.

Als zij, in verband met de door sneeuw onberijdbare wegen
moesten loopen, veranderde de
vitamin-A-spiegel; als zij, wegens
ziekte van huisgenooten of omdat het weer te ongunstig was, thuis
bleven, veranderde de vitamin-A-spiegel eveneens.

128 der 193 bepahngen bij de categorieën A C vonden plaats
in de maanden Maart tot en met Juli, doch slechts 156 der 312, ver-
richt bij de categorieën B D.

Van de 42 bepahngen bij zwangeren betroffen 34 personen uit de
B-groep, daarentegen waren slechts 8 verricht bij vrouwen uit de
groep-C.

Zoowel bij deze zwangeren, als bij de later verrichte bepalingen,
(dus bij 63 der 193 A C. doch 156 der 312 B D), is gestreefd
naar een optimale vitamin-spiegel.

De eerste onderzoekingen waren meer bedoeld als orienteering.

-ocr page 146-

CONCLUSIES EN BESCHOUWINGEN NAAR
AANLEIDING VAN HET EIGEN ONDERZOEK.

I. De hooge waarden, door Lindqvist (30), aangegeven,
(I.c., blz 157) komen, althans bij mijn patiënten, niet voor; de door
mij gevonden waarden zijn van een hoogte, als door L. K. W al f f
(50), vermeld in zijn in 1936 in Luzern gehouden voordracht.

Lindqvist (30) geeft aan:

lt; 70 I.E. per 100 cc. onvoldoende,
70 — 110 I.E. „ .. ,, niet geheel voldoende.

110 — 200 I.E. „ „ „ voldoende,

200 — 400 I.E. „ „ „ ruim voldoende.

gt; 400 I.E. „ „ „ niet normaal.

Ook na toedienen van zóó groote hoeveelheden vitamin-A, dat
een eventueel tekort toch ruimschoots aangevuld moet zijn, bereikt
de vitamin-A-spiegel, — althans bij de door mij onderzochte per-
sonen, — niet de door Lindqvist als ,,voldoendequot; aangegeven
grens. (D 77, A 29. A 30, A 28, A 39, B 68. C 10, A 60, B 21,
B 4, B 66) metquot;uitzondering van de zéér nerveuze B 86 (115 I.E.).

Zelfs bij A 82. een patiënt met lipoïdnephrose, was de vitamin-A-
spiegel niet zoo hoog, als door Lindqvist voor overeenkom-
stige gevallen aangegeven.

Lindqvist (30). l.c.. blz. 72 acht het mogehjk, dat de sterk
divergeerende resultaten van zijn onderzoek, vergeleken met dat
van L. K. W O 1 f f (50), en, zooals gebleken is, ook met dit onder-
zoek, veroorzaakt kunnen zijn door een verschil in de methodiek,
of wel het gevolg van werkelijk bestaande verschillen kunnen zijn.

De reactie van Carr en Price, zooals die op blz. 50 van dit
onderzoek is beschreven en die ook door Lindqvist (30), l.c..

-ocr page 147-

blz. 79 e.V., op die wijze is toegepast, is uitgewerkt door E m m e r i e
in het Utrechtsch Hygienisch Laboratorium, onder Wolff.

Het lijkt mij niet wel aannemelijk, dat de zoo sterke divergentie
tusschen de cijfers van Wolff, — overeenkomend met de door
mij gevonden cijfers, — en die van L i n d q v i s t door verschil
in de methodiek verklaard kunnen worden.

De ervaringen van Sjollema en Donath bij kippen (81)
en van V a n E e k e 1 e n bij koeien (82) en de proeven van v a n
N i e u w e n h u i z e n bij konijnen (80), wijzen erop, dat niet alle,
in de voeding aanwezige, carotinoïden in den vorm van vitamin-A
in het bloed aanwezig zijn, resp. in eidooier of melk over gaan. Het
gehalte aan vitamin-A en carotinoïden in melk en eidooier daalt
wèl, als de, in het voer aangeboden, hoeveelheid carotinoïden be-
neden
een bepaalde waarde daaU. Wordt méér carotine gegeven,
dan voor het maximum-gehalte van melk en eidooier noodig is, dan
lukt het toch niet dat gehalte nog hooger op te voeren. In de proe-
ven van Sjollema en Donath bleek, dat kippen in hokken,
(waarin zij méér bewegingsvrijheid hebben, dan in één-kips-vakken
in z.g. batterijen,) bij gelijke voeding minder vitamin-A in de
eidooier uitscheiden of méér vitamin-A noodig hebben.

In dit onderzoek bleek, dat bij vermeerderde activiteit méér
vitamin-A noodig is, (D. 108, D 22, B 84, B 48, A 16, A 54), en
dat bij vermeerderde activiteit, doch onvoldoende aanbod van
carotinoïden en/of vitamin-A, de vitamin-A-spiegel van het bloed
daalt (A 32, D 5, B 36, B 57, B 66, B 84, D 97).

De voeding der Zweden is anders dan de onze.

Naar mij uit particuliere bron is medegedeeld, doet men zich in
Zweden, naast betrekkelijk weinig aan groenten en vruchten, gaar-
ne te goed aan melk of melkgerechten, eieren, vette visch, conserven
in olie, welke o.a. een belangrijk onderdeel vormen van de „smör-
gäsbordquot;, — hors d'oeuvres, waarbij ook veel boter wordt ge-
bruikt, — die niet alleen aan de lunch en aan het diner, maar ook

zelfs aan het ontbijt voorafgaan.

De opmerking van Agnes R o t h e r y in haar boek „Swe-
denquot;: „The great indoor sport of Sweden, indulged in by the entire
„population from three to five times a day, is eating, — a term

-ocr page 148-

„which implies far more than the mere consumption of foodquot; wordt
o.a. bevestigd door de ver- en bewonderingwekkende eetlust en
eetcapaciteit der Zweden bij de kreeft-feesten in het seizoen der
„kräftaquot;, (kleine kreeften, die in werkelijk ongelooflijke hoeveel-
heden worden geconsumeerd).

Van der Sleen vermeldt op blz. 139 van zijn boek „Zwe-
den en Laplandquot;: „Over het algemeen nemen de Zweden het er
„goed van, wat wel in verband zal staan met de koude winters.
„Zoowel arbeiders als middenstanders gebruiken per dag een ons
„vleesch, een liter melk, een half ons boter, een ons suiker en per
„drie dagen twee eieren. Nota bene zijn deze statistieken bewerkt
„in de jaren 1932 tot '33, toen zelfs Zweden 186.000 werkloozen
„had. In '34 waren er nog 100.000, in '36 22.000 en thans moet
„men ze met een kaarsje zoeken, wat wel vooral te danken is aan
„de verschillende voorzieningen, die sindsdien zijn getroffen!.....quot;

Ook van andere particuliere zijde werd mij bevestigd, dat inder-
daad de Zweden veel eten en dat vani die vele spijzen juist de aan
vitamin-A rijke bovenaan staan.

Groente wordt in het algemeen weinig gegeten, zelfs 's zomers
nog tamelijk weinig: andijvie en stoofsla bestaan er niet, meestal
eet men bloemkool, spinazie, komkommers, wat tomaten, en vooral
snijboonen. Deze snijboonen worden 's zomers ook nogal door de
bevolking op het land gegeten, gestoofd in melk, zoodat het bijna
een papje is. Stamppotten en peulvruchten, boonen en erwten wor-
den heel zelden en dan weinig gegeten. De in Zweden gebruikelijke
voeding is bij de boerenbevolking op het land:
ontbijt: haring en
aardappelen; havermout met melk;
middageten: meest gezouten
varkensvleesch, gekookt, en aardappelen;
avondeten: havermout
met melk gekookt en ook veel pannekoek met „lingenquot;, een soort
roode bessen, in den zomer gekookt tot gelei.

De arbeidersbevolking in de steden gebruikt voor 50 % varkens-
vleesch, gekookt of gebraden, maar meest gekookt, met aardap-
pelen; 25 % rundvleesch; 25 % diversen en melk.

De beter-gesitueerden nuttigen, als een kleine hors d'oeuvre,
haring, boter en brood en kaas en andere kleinigheden, veel
kalfsvleesch en schapenvleesch, (lamsvleesch). en aardappelen, bier
of spuitwater.

Land- en arbeidersbevolking drinken tamelijk veel melk.
136

-ocr page 149-

Haring wordt als hors d'oeuvre gegeten, bereid in azijn, uien en
wat suiker. De bevolking op het land, die haring als een maal ge-
bruikt, braadt de haring veelal met uien.

Bij alle maakijden, op het land en in de stad, bij de arbeiders tot
in de beste families, wordt veel ,,hard broodquot; gebruikt. Dit is
roggemeel, met water, gebakken als het Jodenpaaschbrood, maar
dan niet wit, doch grauw van kleur. Dit ,,hard broodquot; ontbreekt
bij niemand, rijk of arm, en wordt bij eiken maaltijd gebruikt.

De beter gesitueerden gebruiken zeker één maal visch per week,
meest gekookt.

Van 1 September tot 1 Mei wordt over het geheele land, door
90 % van de bevolking, ook in de restaurants, één maal per week
en wel 's Donderdags, erwtensoep met iets van het varken genut-
tigd en pannekoekjes als dessert.

Flössner (79) verklaart het ruimer voedselgebruik in Noor-
delijke landen door het klimaat. Tusschen verschillende volken be-
staan verschillen in de stofwisseling.

Bij de voeding spelen endogene en exogene factoren een rol.

De Lappen zullen in den winter aan hun voeding steeds wat
beenmerg of een stukje van de vetbult van het rendier toevoegen.
Houdt in het voorjaar deze bron van vitamin-A op, dan eten zij
vele, vette, de rivieren opzwemmende, zalmen en verzorgen zoo
hun vitamin-A-behoefte.

Op grond van al deze gegevens lijkt het mij aannemelijk, dat de
behoefte aan vitamin-A, (meer sport, koudere en langere winter)
in Zweden grooter is en de voeding zich daaraan aanpast.

In Indië is {- banaan per dag voldoende om gevangenen te be-
schermen tegen keratomalacie, in China, — waar het al kouder is,
— geneest 1 eetlepel levertraan in 8 dagen volgens P i 11 a t (22),
l.c. blz. 324, keratomalacie, ook al heeft de lijder in die week zijn
gebruikelijke, uiterst vitamin-A-arme, meelkost door gebruikt.

Teruggekeerd van de wintersport had D 108 een hoogen vitamin-
A-spiegel, ook bij zomersport bleek bij A 31, A 30, A 28 A 37 een
duidelijke verhooging van den vitamin-A-spiegel.

Op grond van de resultaten, bij mijn onderzoek gevonden, lijkt
het mij wel aannemelijk, dat
de zoo sterke divergentie tusschen de
cijfers van Lindqvist en die van W ol ff, — welke laatste met
de door mij gevondene overeenkomen —, veroorzaakt worden door

-ocr page 150-

eetn andere levenswijze in een ander klimaat met een sterk van de
onze afwijkende voeding.

II. Niet te handhaven blijken de volgende conclusies van L,. K.
W olff (50),
(zie blz. 53 van dit onderzoek).

a.nbsp;(1). bij gezonden met laag gehalte van vitamin-A in het bloed,
wordt dit snel verhoogd door toedienen van een vitamin-A-
prae paraat;

b.nbsp;(4). het gehalte aan vitamin-A in het bloed is bij de armere
bevolking wat lager dan hij beter gesitueerden;

c.nbsp;(13). vitamin-A-tekort kan tijdens het leven het beste vastge-
steld worden door onderzoek van het bloed; deze bepaling kan
ook voor de kliniek van belang zijn;

d.nbsp;(14). het gehalte aan vitamin-A in het bloed stijgt en daalt
overeenkomstig het gehalte in de lever (als depot) en is een
maatstaf voor de grootte van dien voorraad tijdens het leven.

ad a. Bij mijn onderzoek is gebleken, dat de vitamin-A-spiegel
van het bloedserum, bij toedienen van een vitamin-A-praeparaat,
op drieërlei wijze reageeren kan:

1.nbsp;de vitamin-A-spiegel daalt; (initiale daling);

2.nbsp;er is geen verandering te constateeren;

3.nbsp;de vitamin-A-spiegel stijgt; (initiale stijging);

waarbij vaak op een initiale daling een stijging volgt en op een
initiale stijging een daling, gevolgd door een stijging. (A 29, A 30,
A 28, A 99, A 38, A 39, A 37, B 68, B 118, C 11, enz.).

Toedienen-in-overmaat van vitamin-A leidt niet tot de hooge,
door L i n d q v i s t gevonden, waarden van den vitamin-A-spiegel
van het bloedserum, maar
tot hei optreden, in individueel-verschil-
lende mate, na langer of korter tijd, van meer of. minder duidelijke
intolerantie-verschijnselen.

Deze intolerantie-verschijnselen blijken op te treden, als het
lichaamsgewicht niet meer stijgt, doch stationnair blijft of daalt en
als de vitam.in-A-spiegel van het bloedserum niet meer hooger wordt,
doch stationnair blijft of daalt.

Men krijgt den indruk, dat de vitamin-A-spiegel van het bloed-
138

-ocr page 151-

serum een evenzvichtstoestand beteekent: zoo lang er evenwicht
bestaat tusschen aanvoer eenerzijds en verbruik en verlies ander-
zijds, blijft de vitamin-A-spiegel ongeveer constant en schommelt
tusschen voor dat bepaalde inidividu karakteristieke grenzen.
De bovengrens der variatiebreedte van den vitamin-A-spiegel van
het bloedserum ligt niet voor allen even hoog. De voor een bepaald
persoon typische bovengrens blijkt, ook na langdurigen toevoer van
overmaat vitamin-A, niet te overschrijden te zijn.

Dat er zoo'n bovengrens ook bij den mensch kon bestaan, was,
naar analogie der dierproeven van Sjollema en Donath
bij kippen (81) en van van Eekelen bij koeien (82), niet
onmogelijk, (zie blz. 135).

In dit onderzoek werden verschillende personen aangetroffen,
bij wie het onmogelijk bleek, boven een, voor hen blijkbaar typi-
schen, bepaalden vitamin-A-spiegel te koinen, niettegenstaande
langdurig gebruik van overmaat vitamin-A:

54 I.E. in 100 cc.,
58
69

Anbsp;49,

Cnbsp;10,

Dnbsp;77,

Anbsp;39,nbsp;72

Bnbsp;68,nbsp;72

Bnbsp;41,nbsp;76

Bnbsp;72,nbsp;78

Cnbsp;12,nbsp;78

Bnbsp;20,nbsp;79

Bnbsp;118,nbsp;82

Cnbsp;72,nbsp;102

bijnbsp;langdurig gebruik van levertraan:

Bnbsp;59,nbsp;56 I.E. in 100 cc.

Cnbsp;113,nbsp;72 „ ......

Uit de onderzoekingen van I keg aki (72) en van van
Nieuwenhuizen (80) bij konijnen en van Finucci (83)
bij ratten is gebleken, dat overmatige toevoer van vitamin-A tot
meer of minder duidelijke verschijnselen leidt. C o 11 a z z o en
Sanchez-Rodriguez (86) beschrijven verschijnselen van
hypervitaminose-A: exophthalmus, schildkliervergrooting, achter-
uitgang in gewicht, osteoporose.

-ocr page 152-

Osteoporose werd bij patiënte B 1 aangetroffen; aanduiding van
exophthalmus en schildkliervergrooting bij verschillende patiënten;
maar, daar deze gravida of nerveus of gravida èn nerveus waren,
en bovendien, ook zonder extra-vitamin-A-toedienen verschillende
mijner patiënten een vergroote schildklier (met exophthalmus) ver-
toonen, vermeld ik de aanwezigheid dezer symptomen, zonder ech-
ter vooralsnog een oorzakelijk verband aan te willen nemen.

De achteruitgang in gewicht treedt echter zóó frequent op, dat
men m.i. hierin bij den mensch een intolerantieverschijnsel mag
zien.

Bij toedienen-in-overmaat van vitamin-A ontstond daling van het
lichaamsgewicht bij A 99, (ook de vitamin-A-spiegel van het bloed)
A 38, (ook A—), A 39, B 42, B 68, (ook A—), B 118, C 112,
(ook A—), D 73, (ook A—), B 75, (ook A—), B 66, (ook A—),
B 117, en bij verschillende personen ontstonden subjectieve klach-
ten: gebrek aan eetlust, misselijkheid, braken. Deze zijn, — bij voor-
komen —, vermeld voorzoover zij bekend zijn geworden. In ver-
band met het subjectief karakter is geen navraag gedaan naar even-
tueel voorkomen dezer verschijnselen.

Wel werd toedienen van vitamin-A gestaakt, zoodra het
lichaamsgewicht niet meer toe nam. Eenige malen werd dan waar-
genomen, dat de vitamin-A-spiegel als het ware weer ,,opveerdequot;,
(B 92, B 19, B 56), terwijl het lichaamsgewicht nog even bleef
dalen.

Ook werd bij herhaling opgemerkt, dat bij staken van vitamin-
A-toediening de vitamin-A-spiegel van het bloedserum niet daalde,
doch hetzij op dezelfde hoogte ongeveer bleef gedurende eenigen
tijd, hetzij nog gedurende eenigen tijd bleef stijgen. (A 29, A 38,
B 68, C 12, B 27, B 2, B 36).

Eenige malen werd waargenomen, dat toedienen van vitamin-A-
concentraat een voldoend-hoogen vitamin-A-spiegel van het bloed-
serum deed dalen (D 17, B 35, B 92, B 69, B 4, B 87).

Bij de onderzochte zwangeren werd een grootere tolerantie
voor vitamin-A-toedienen, ook gedurende längeren tijd, aange-
troffen.

-ocr page 153-

Van Eekelen, van 't Hoog en Jansen (84) geven
aan, dat de behoefte van den volwassene aan vitamin-A
varieert van 1.400 tot 3.000 I.E. per dag, en dat, volgens de Tech-
nische Commissie voor Voeding uit den Volkenbond, het waar-
schijnlijk is, dat 2.000 à 4.000 I.E. per dag als een veilige dosis
beschouwd moeten worden. (Deze hoeveelheid wordt verkregen
door het dagelijksch gebruik van | Liter melk, 1 ei, i ons boter
en een normale portie groene bladgroente; het dagelijksch gebruik
in Zweden in '32 en '33, — zie blz. 136 — bedroeg: 1 ons vleesch,
1 Liter melk, f ei, 4 ons boter). Voor zuigehng, kleuter en school-
kind blijkt, naar verhouding, de behoefte aan vitamin-A grooter te
zijn dan voor den volwassene. Ook voor zoogende en zwangere
vrouwen dient de hoeveelheid vitamin-A ruimer berekend te wor-
den. Hoewel het niet onmogelijk is, dat in de toekomst zal blijken,
dat een nóg ruimere voorziening met vitamin-A de qualiteit van de
voeding ten goede zal komen, geven van Eekelen, van 't
Hoog
en Jansen (84), in de voorloopige schaal van normen,
voor het verrichten van matigen arbeid, voor vitamin-A aan:
3.000 LE. per dag.

In overeenstemming hiermede is gevonden, dat, voor langdurig
gebruik, de doseering der vitalever-capsules met 4.400 I.E. per cap-
sule te hoog moet worden geacht.

Zooals reeds op blz. 18 werd vermeld, moeten de vitaminen be-
schouwd worden als onderdeel van de met de enzymen gevormde
biokatalysatoren, de vitazymen, die katalytisch het electronen-
transport in het organisme bewerkstelligen. Daar voor deze kata-
lyse zelfs kleine hoeveelheden voldoende zijn, is, op principieele
overwegingen, een massale hoeveelheid overbodig te achten. Mani-
feste A-avitaminose wordt volgens Jansen in Indië door i
banaan voorkomen, volgens Pill at in China door 1 eetlepel
levertraan genezen.

Bij forme fruste van Basedow werd een verhoogde tolerantie
voor vitamin-A-concentraat gevonden: B 19, B 21, B 48, B 73,
zulks in overeenstemming met wat Wendt e.a. (70) vonden en

-ocr page 154-

met de ervaringen van van Nieuwenhuizen en Wesly
(85) bij Basedow-patiënten.

Toedienen van vitamin-A-concentraat leidt, uitsluitend in daar-
voor geschikte gevallen,
tot gewichtstoename.

Een voorbeeld van zoo'n geval vormt patiënte B 36, die tusschen
27—4 en 1—6—'39 in totaal 431.200 I.E. vitamin-A gebruikte, in 4
weken 2{- KG. in gewicht toenam, met vermeerderden eetlust en
verbeterden algemeenen toestand.

Daar tusschen 25—5 en 1—6—'39 het gewicht stationnair was
gebleven, werd verder toedienen van vitamin-A gestaakt. Het
gewicht bleef niet meer stationnair, de vitamin-A-spiegel, die in
die week ook gedaald was, veerde weer op, en het lichaamsge-
wicht steeg in 3 weken If KG., daarna in 3 maanden nog KG.

Ook zonder colorimetrische bepaling van den vitamin-A-spiegel,
vormen de stijging van het lichaamsgewicht, verhoogde eetlust en
verbeterde algemeene toestand een graadmeter voor het toedienen,
in zorgvuldig uitgezochte gevallen, van een niet te hooge dosis
vitalever of een ander vitamin-A-concentraat.

Verschillende malen werd frappante verbetering verkregen met
niet-te-lang-voortgezette vitalever-therapie, — met niet-te-hooge-
dosis —in, aan B 36 analoge, gevallen. Vooral werd succes be-
reikt bij die patiënten, die, nadat zij reeds geruimen tijd geestelijk
niet meer tegen de situatie, waarin zij verkeerden, waren opge-
wassen, ook lichamelijk ,,in de putquot; geraakt waren.

Een colorimetrische bepaling van den vitamin-A-spiegel heeft in
deze gevallen weinig zin, omdat vaak, vooral bij wat groote dosis
vitamin-A, de vitamin-A-spiegel van het bloed een initiale daling
kan vertoonen. Bij tolerantie wordt deze initiale daling gevolgd
door een stijging van den vitamin-A-spiegel. Wordt het toedienen
van vitamin-A voortgezet tot de, — individueel typische —, boven-
grens van vitamin-A-gehalte van het bloedserum is bereikt, dan
ontstaat gewichtsstilstand of zelfs achteruitgaan van het lichaams-
gewicht en, behalve intolerantieverschijnselen van subjectieven
aard, kan men een nieuwe daling van den vitamin-A-spiegel con-

-ocr page 155-

stateeren. Bij staken der vitalever-therapie veert het vitamin-A-
gehaUe van het bloedserum weer op.

ad b. Het gehake aan vitamin-A in het bloed is van velerlei om-
standigheden afhankelijk.

Een correlatie tusschen den welstand en het vitamin-A-gehalte

van het bloedserum is er niet.

In één gezin kunnen bij de verschillende gezinsleden zéér uiteen-
loopende waarden gevonden worden. (Hoofdstuk Xll).

Op verschillende tijdstippen worden bij denzelfden persoon even-
eens uiteenloopende vitamin-A-waarden van het bloedserum ge-
vonden. (gezin V, A 99, gezin X, D 108, D 5. D 67, A 60, B 1,
B 36, B 84, C 109, D 107).

Bij „armerequot; personen kunnen „hoogerequot; cijfers geconstateerd
worden, en bij „beter gesitueerdenquot; daarentegen „lagerequot;.

De cijfers zijn ook niet afhankelijk van den voedingstoestand.

Bij toenemend gewicht kan de vitamin-A-spiegel dalen, (A 38,
A 28, A 37, D 108, A 60, B 36), bij vermagering kan het vitamin-
A-gehalte van het bloedserum stijgen. (A 38, A 31. D 108. B 46.
C 109).

Bij de subnormale personen in Hoofdstuk XIll werden relatief
hooge
vitamin-A-waarden in het bloedserum gevonden, ook bij de
nerveuzen (Hoofdstuk XV).

Bij verhoogde activiteit wordt in het bloedserum een verhoogde
vitamin-A-spiegel waargenomen, (D 108, D 22, B 92, B 84, B 48.
A 54, A 38, A 31, A 16).

Bij geringe activiteit wordt in het bloedserum een verlaagde vita-
min-A-spiegel waargenomen (D 108, A 32 bepaling no. 517, A 30
bepaling no. 464, A 38. B 48, B 45, B 84).

Verhoogde activiteit, huiselijke moeilijkheden, „zorgen , met
daarbij een onvoldoend aanbod van vitamin-A,
leiden tot verlaging
van den
vitamin-A-spiegel: deze verlaagde vitamin-A-spiegel kan
door
niet-te-lang-durende en niet-te-hoog-gedoseerde vitamin-A-
therapie op een hooger peil worden gebracht. (B 117, B 57, B 36.
B 48. B 24, B 86, B 21).

-ocr page 156-

De lage vitamin-A-spiegel bij geringe activiteit en „vegeteerenquot;
is door toedienen van vitamin-A niet of nauwelijks te verbeteren.
(A 25, A 39).

Bij voldoenden aanvoer van vitamin-A bestaat er een oorzake-
lijk verband tusschen den vitamin-A-spiegel en de stofwisselingsin-
tensiteit.

Deze stofwisselingsintensiteit bestaat uit twee componenten: de
rust-stofwisseling en dat gedeelte der stofwisseling, dat boven de
rust-stofwisseling is „aangeblazenquot; door het thyroxin. (Reith
(87) noemt thyroxin het gewichtige hormoon, dat beschouwd mag
worden als „da blaasbalg, die het vuur van de stofwisseling aan-
jaagtquot;).

Zoolang de toevoer van vitamin-A voldoende blijft en er voldaan
kan worden aan de voor de rust-stofwisseling en aan de voor de
„thyroxin-stofwisselingquot; benoodigde hoeveelheden, kan men dan
bij vermagerde, magere en subnormale of nerveuze en zelfs thyreo-
toxische personen nog hooge waarden vinden.

Deze schijnbare tegenstelling tusschen onvoldoenden voedings-
toestand en hoogen vitamin-A-spiegel kan in die gevallen zoo ver-
klaard worden, dat, door, — voorloopig althans —nog voldoende
vitamin-A-aanbod, de vitamin-A-spiegel van het bloedserum nog
wèl in overeenstemming is met de intensiteit van de stofwisseling,
doch nog niet met de, door die intensiteit der levensverschijnselen
reeds veroorzaakte, vermagering.

In de gevallen, waarin magerheid gepaard gaat met een lage
rust-stofwisseling en daarbij slechts geringe activiteit, moet men
m.i. den dan gevonden lagen vitamin-A-spiegel niet op rekening der
vermagering stellen, doch der geringe totale stofwisselingsinten-
siteit.

Theoretisch is er een correlatie tusschen den vitamin-A-spiegel
van het bloedserum en de stofwisselingsintensiteit te verwachten.
Het vitamin-A werkt

1. reguleerend op het cholesterin-gehalte van het bloedserum,
(Pi 11a t (22), Ic., blz. 323);

-ocr page 157-

2.nbsp;het gaat bij hyperthyreose de verlaging van den Cholesterin-
spiegel van
het bloedserum tegen, (W e n d t (70));

3.nbsp;het verhoogt het glycogeen-gehalte van de spieren en van
de lever, (Ab el in (70)).

Het thyroxin heeft een grooten invloed op de omzetting, — door
de lever , van
Carotinoiden in vitamin-A.

Bij uitvallen van de schildklierwerkzaamheid vermindert het
stapelvermogen-voor-vitamin-A van de lever.

In Hoofdstuk VII, blz. 43, vermeldde ik reeds, dat het vitamin-
A-molecuul een onverzadigde primaire alcohol is met niet minder
dan 5 dubbele bindingen. Hierdoor ontstaan gemakkelijk verbin-
dingen met halogenen en ook met katalytisch ontwikkelde water-
stof.

In vitro gelukte het v. Euler thyroxin door vitamin-A che-
misch te binden of te veranderen, zóó, dat het thyroxin onwerk-
zaam wordt.

Vooralsnog is niet bekend, hoe de stofwisseling door thyroxin
en vitamin-A worden beïnvloed. Aangenomen wordt, dat de hypo-
physis een thyreotroop hormoon afscheidt, dat de schildklier het
thyroxin doet afleveren. Of de hypophysis dit doet bij een bepaal-
den vitamin-A-spiegel van het bloed, dan wel een overmaat thy-
roxin door het vitamin-A in het bloedserum wordt gebonden en
bijv. in de lever weer wordt ondeed, vermag ik niet te bewijzen,
doch acht ik niet onaannemelijk.

Voor de practijk is echter van belang, dat uit mijn onderzoek
is gebleken:

een laag vitamin-A-gehalte van het bloedserum kan op twee zvijzen

tot stand komen:

a.nbsp;niettegenstaande voldoenden toevoer, tengevolge van een
lage
rust-stofwisseling, slechts weinig door thyroxin ver-
hoogd;

b.nbsp;door verarming van een oorspronkelijk hoogen vitamin-A-
spiegel, tengevolge van onvoldoenden toevoer bij hooge
rust-stofwisseling, (mogelijkerwijze nog extra-verhoogd door
thyroxin);

een hoog vitamin-A-gehalte van het bloedserum is alleen mogelijk

-ocr page 158-

bij voldoenden toevoer. Deze vitamin-A-spiegel bestaat uit twee
fracties: het gedeelte, correspondeerend met de intensiteit der
rust-stofwisseling, en de daarbovenop komende fractie, overeen-
komend met de intensiteit der door thyroxin ,,aangeblazenquot; stof-
wisseling.

ad. c. Reeds tijdens de discussie over de voordracht van L. K.
Wolff te Luzern (50), merkte Gug gisberg (91) op, dat
het bloed alleen het
transportmiddel is, zoodat men toch eigenlijk
geen volkomen juist inzicht kan krijgen over vitamin-gehalte van en
vitamin-werking in het organisme, door het onderzoek van het
bloedserum: de werkzaamheid der vitaminen speelt zich af in de
weefsels en in de cellen.

Het komt mij voor, dat dit volkomen juist is.

Gebleken is, dat de colorimetrische reactie volgens C a r r en
Price, zooals die door van Eekelen en Emmerie is
uitgewerkt, bij voldoende ervaring, inzicht geeft in het gehalte
aan vitamin-A der onderzochte stof.

Misschien is men alleen gerechtigd te zeggen: de reactie volgens
Carr en Pric e/v an Eekelen en Emmerie geeft, bij
voldoende ervaring, inzicht,
hoeveel /8-ionon-ringen vrijkomen,
nadat de te onderzoeken stof gedurende een half uur met 60 %
kaliloog op een kokend waterbad is verzeept en daarna met per-
oxydvrije aether, Water, kaliloog 3 %, water, watervrij natrium-
sulfaat, indampen in C02-milieu, is behandeld,
en overgaan in
chloroform-met-ijsazijn. (Schröder (7), Ic., blz. 173, wijst er op,
dat bij chemische bepaling van het vitamin-A-gehalte van planten
de waarden veel hooger uitvallen dan bij biologische bepalings-
methoden).

De vitamin-A-spiegel van het bloedserum is dus de chemische
hoeveelheid vitamin-A, die, — op het oogenblik der venaepunctie
—, door het veneuze bloed werd medegevoerd, na het passeeren
der weefsels.

Aangezien vooralsnog onbekend is, wat er met het vitamin-A
in de weefsels al of niet gebeurt, kan deze, chemisch in het veneuze

-ocr page 159-

bloedserum aangetroffen hoeveelheid vitamin-A zoowel zijn: een
hoeveelheid, die is overgebleven, nadat vitamin-A in de weefsels
is gebruikt, of wel een hoeveelheid, die vermeerderd is door een,
in de weefsels, afsplitsen van vitamin-A bij de een of andere biolo-
gische reactie. (Cf. de biologische regeneratie van het staafjesrood
in de retina, beschreven op blz. 34 en de synthese van vitamin-C
in de lens, beschreven op blz. 23).

Een zoo ingrijpende bewerking als de reactie van C a r r en
Prie e/v an Eekelen en Emmerie kan volgens mij nooit
een juister inzicht in de biologische werking van het vitamin-A ver-
schaffen.

Onder die omstandigheden kan m.i. niet van een „vitamin-A-
tekortquot; gesproken worden.

ad. d. Het gehalte aan vitamin-A in het bloedserum is afhanke-
lijk van het aanbod, (— uit de voeding of uit de depóts — ) eener-
zijds en van het verbruik en verlies anderzijds.

Op theoretische gronden, door een vergelijking op economisch
terrein, zie blz. 54), werd mijnerzijds critiek uitgeoefend op de
conclusie van Wolff: „het gehalte aan vitamin-A in het bloed
„stijgt en daah overeenkomstig het gehalte in de lever (als depót)
„en is een maatstaf voor de grootte van dien voorraad tijdens het
„leven.quot; Ook wordt gewezen op de onderzoekingen van L i n d-
qvist (30), Ic. blz. 154 e
.V.: (blz. 56, sub 9); blz. 180 e.v.: (blz.
57, sub 12).

Bij mijn onderzoek werden bij tal van vermagerde, magere en
subnormale personen hooge waarden gevonden; bij daling van het
lichaamsgewicht ontstond verhooging van den vitamin-A-spiegel,
terwijl deze bleek gedaald te zijn bij stijging van het lichaamsge-
wicht.

Als het verbruik, bijv. bij hyperthyreose, bij verhoogde activiteit,
huiselijke moeilijkheden, „zorgenquot;, grooter is, dan het aanbod van
vitamin-A, dan zal verlaging van den vitamin-A-spiegel het ge-
volg zijn. Dit zal ook het geval zijn, als het verlies, (zooals door

-ocr page 160-

Lindqvist o.a. bij pneumonie gevonden) groot is en het aanbod
van vitamin-A daarmede geen gelijken tred houdt.

M.i. mag uit mijn onderzoek wel geconcludeerd worden, dat de
vitamin-A-spiegel van het bloedserum afhankelijk is van het aan-
bod
(— uit de voeding of uit de depóts — ) eenerzijds en van het
verbruik en het verlies
anderzijds en, zoolang er althans evenwicht
daartusschen bestaat,
ongeveer constant blijft schommelen tusschen
voor dat bepaalde individu karakteristieke grenzen.
De, typische,
bovengrens van deze variatiebreedte blijkt, ook na langdurigen toe-
voer van overmaat vitamin-A,
niet te overschrijden te zijn.

-ocr page 161-

Deel I bevat algemeene beschouwingen over voeding en vita-
minen en meer speciaal over vitamin-A.

In Deel II worden de indicaties tot het instellen van een eigen
onderzoek omschreven, nadat een overzicht is gegeven van de con-
clusies uit de onderzoekingen van L. K. W o 1 f f (50) en van T.
Lindqvist (30).

Heeft onze voeding aanvulling van vitamin-A noodig?

Bestaat er inderdaad bij een deel der bevolking een vitamin-A-
tekort; is het gehalte aan vitamin-A in het bloedserum mijner pa-
tiënten in overeenstemming met wat dienaangaande is gepubi-
ceerd?

Hebben de seizoenen invloed; gaan deze wisselingen parallel; tot
welke gegevens leidt een onderzoek in gezinsverband?

Is aanvulling van een tekort aan vitamin-A in het bloedserum
mogelijk door toedienen van vitamin-A-concentraat?

Is, wat men vindt bij het vitamin-A-onderzoek, ook voor de
practijk van waarde?

In Deel III volgen eenige beschouwingen over de uitkomst van
546 colorimetrische vitamin-A-bepalingen.

Om na te gaan, of er een correlatie bestaat tusschen het vitamin-
A-gehalte van het bloedserum en maatschappelijken welstand, werd
een onderzoek ingesteld naar den vitamin-A-spiegel in het bloed-
serum bij 59 personen in 13 gezinnen van verschillende catego-
rieën.

Bij 11, in onvoldoenden voedingstoestand verkeerende, vrouwen
werd een herhaald onderzoek ingesteld naar den vitamin-A-spiegel.
Hierbij werden lage vitamin-A-waarden, ook bij „beter gesitueer-
denquot;, aangetroffen; doch, voor subnormale personen, relatief hooge

-ocr page 162-

waarden werden ook gevonden. In sommige gevallen kon door toe-
dienen van vitalever gewichtsstijging worden verkregen, in andere
traden intolerantieverschijnselen op. Een typischen invloed der sei-
zoenen op den vitamin-A-spiegel van het bloedserum was niet aan-
toonbaar.

Voorzoover het betrekkelijk kleine aantal patiënten het vormen
eener conclusie wettigt, werd bij 7 gravidae een verhoogde tole-
rantie voor vitalever gevonden.

Bij 15 „nerveuzequot; patiënten werden relatief hooge waarden van
den vitamin-A-spiegel gevonden, en wel waren bij verhoogde acti-
viteit de cijfers hooger, doch nog belangrijk lager dan de door
L i n d
q V i s t gevondene. Een correlatie tusschen vitamin-A-
spiegel en maatschappelijken welstand of voedingstoestand was niet
aantoonbaar. Wel bestond een verhoogde tolerantie voor vita-
lever.

Ten slotte werd, zooveel mogelijk met geregelde tusschenpoozen,
met uitzondering van de zomermaanden, herhaaldelijk bij een 29-tal
controles de vitamin-A-spiegel van het bloedserum bepaald, al of
niet na gebruik van vitalever of levertraan.

In Hoofdstuk XVII is een lijst opgenomen met een opgave der
121 gepuncteerde personen met de indeeling in groepen en, even-
tueel, de diagnose.

De conclusies en beschouwingen, waartoe dit onderzoek geleid
heeft, zijn in Hoofdstuk XVIII vermeld en kunnen als volgt gere-
sumeerd worden:

De hooge zvaarden, door Lin dq vist (30) aangegeven, komen
niet voor; ook niet na toedienen van zóóveel vitamin-A, dat een even-
tueel tekort toch ruimschoots aangevuld moet zijn.

Deze divergentie is niet verklaarbaar door een verschil in de
methodiek, daar de door mij gevonden cijfers van dezelfde hoogte
zijn als die van L. K. W o 1 f f (50) en in de 3 experimenten de-

-ocr page 163-

zelfde methodiek is gevolgd, doch zou veroorzaakt kunnen worden
door een andere levenswijze in een ander klimaat met een, sterk
van de onze afwijkende, voeding.

Toedienen-in-overmaat van vitamin-A leidt niet tot de hooge,
door Lindqvist gevonden, vitamin-A-spiegels van het bloed-
serum, maar
tot het optreden, in individueel-verschillende mate, na
korter of langer tijd, van meer of minder duidelijke intolerantie-ver-
schijnselen.

Deze intolerantie-verschijnselen blijken op te treden, als het
lichaamsgewicht niet meer stijgt, doch stationnair blijft of daalt en
als de vitamin-A-spiegel van het bloedserum niet meer hooger wordt,
doch stationnair blijft of daalt.

Men krijgt den indruk, dat de vitamin-A-spiegel van het bloedse-
rum een evenwichtstoestand beteekent: zoo lang er evenwicht bestaat
tusschen aanvoer eenerzijds en verbruik en verlies anderzijds, blijft
de vitamin-A-spiegel ongeveer constant en schommelt tusschen, voor
dat bepaalde individu karakteristieke, grenzen. De bovengrens der
-variatiebreedte van den vitamin-A-spiegel van het bloedserum ligt
niet voor allen even hoog. De, voor een bepaald persoon typische,
bovengrens blijkt, ook na langdurigen toevoer van overmaat vita-
min-A, niet te overschrijden te zijn.

Bij de onderzochte zwangeren en bij forme fruste van morb.
Basedow werd een verhoogde tolerantie voor vitamin-A-concen-
traat, (vitalever), gevonden.

De doseering der vitalever-capsules met 4.400 I.E., moet, zeker
voor langdurig gebruik, te hoog geacht worden.

Toedienen van vitamin-A-concentraat leidt, uitsluitend in daar-
voor geschikte gevallen,
tot gewichtstoename met vermeerderden
eetlust en verbeterden algemeenen toestand. De niet te hooge
dosis moet niet te lang worden voortgezet en het toedienen moet
gestaakt worden, zoodra het gewicht stationnair blijft in plaats
van te stijgen.

Bij voldoenden aanvoer van vitamin-A bestaat er een oorzakelijk
verband tusschen den vitamin-A-spiegel van het bloedserum en de
stofwisselingsintensiteit.

Een hoog vitamin-A-gehalte van het bloedserum is alleen mogelijk
bij voldoenden toevoer.
Deze vitamin-A-spiegel bestaat uit twee
fracties: het gedeelte, correspondeerend met de intensiteit der rust-

-ocr page 164-

stofwisseling en de daarbovenop komende fractie, overeenkomend
met de intensiteit der, door thyroxin, „aangeblazenquot; stofwisseling.

Een laag vitamin-A-gehalte van het bloedserum kan op twee wijzen
tot stand komen:

a.nbsp;niettegenstaande voldoenden toevoer, tengevolge van een
lage rust-stofwisseling, slechts weinig door thyroxin ver-
hoogd;

b.nbsp;tengevolge van onvoldoenden toevoer, door verarming van
een oorspronkelijk hoogen vitamin-A-spiegel,
bij hooge rust-
stof-wisseling, (mogelijkerwijze nog extra-verhoogd door
thyroxin).

De vitamin-A-spiegel van het bloedserum, bepaald volgens de mo-
dificatie van van Eekelen en Bmmerie van de reactie van
C ar r en Price, geeft geen inzicht in de
biologische werking van-
het vitamin-A, doch registreert alleen de
chemische hoeveelheid
vitamin-A, die, — op het oogenblik der venaepunctie —, na het
passeeren der weefsels, door het veneuze bloed werd medegevoerd..

-ocr page 165-

ZUSAMMENFASSUNG.

Der erste Teil enthält einen Überblick über die Entwicklung
der Ernährungslehre und die Bedeutung der Vitamine für die
Ernährung. Besonders wurde Rechnung gehalten mit der Bedeu-
tung des Vitamins-A für die Gesunderhaltung und der Versuch
unternommen eine allgemeine Definition der
Vitamin-A-Mangeler-
krankungen beim Menschen zu geben.

Im zweiten Teil wurden die Ergebnisse der Untersuchungen
von L. K. Wolf f (50) und von T. Lindqvist (30) zusam-
mengefasst und die Fragestellungen dieser Untersuchung berück-
sichtigt.

Enthält unsere Nahrung genügend Vitamin-A?

Leidet ein Teil der Bevölkerung an Vitamin-A-Mangel; ent-
spricht der Blut-Vitamin-A-spiegel meiner Patienten den Ergebnis-
sen Untersuchungen Anderer? Macht sich ein Einfluss der Jahres-
zeiten merkbar; besteht ein Parallehsmus; welche Ergebnisse be-
kommt man, wenn nicht nur Einzelindividuen aber auch die übrigen
Familienmitglieder mituntersucht werden? Kann man einen nie-
drigen Blut-Vitamin-A-Spiegel mittels peroralen Zufuhr eines
Vitamin-A-Konzentrats auf einen höheren Wert bringen?

Welche ist die praktische Seite der Vitamin-A-Frage?

Im dritten Teil wird an erster Stelle eine Übersicht gegeben
über das Ergebnis der stattgefundenen 546 kolorimetrischen Vita-
min-A-Bestimmungen bei 121 Personen.

Bei 59 Mitghedern von 13 Familien sind mehrmals im Jahre,
(März 1939—März 1940), Blut-Vitamin-A-Bestimmungen ge-
macht. Es zeigte sich, dass keine Korrelation zwischen Blut-Vita-
min-A und soziale Lage besteht.

-ocr page 166-

Bei 11, abgemagerten, Frauen wurde mehrmals das Blut-Vita-
min-A bestimmt.

Niedrige Werte fanden sich vor, auch bei gut situierten; für
subnormale Personen relativ hohe Werte wurden ebenfalls ge-
funden.

Gelegentlich besserten Körpergewicht und Allgemeinbefinden
sich nach Gebrauch von Vitamin-A-Konzentrat; manchmal aber
bestand eine Intoleranz dafür. Eine Korrelation zwischen dem
Gehalt an Vitamin-A im Blut und den Jahreszeiten ist nicht, we-
nigstens nicht deutlich, merkbar: abwechselnd wurden niedrige
und hohe Werte gefunden.

Bei 7, schwangeren, Frauen zeigte sich eine erhöhte Toleranz
für Vitamin-A-Konzentrat.

Der Gehak an Vitamin-A im Blut bei 15 Nervösen war relativ
hoch, aber bedeutend niedriger als von L i n d q v i s t angegeben.

Bei erhöhter Aktivität war der Gehalt an Vitamin-A im Blut
höher.

Korrelationen zwischen dem Gehalt an Vitamin-A im Blut und
soziale Lage bzw. Körpergewicht, — gut oder schlecht ernährt —,
bestehen nicht.

Die Vitamin-A-Präparate wurden besser ertragen.

Bei 29 Kontroll-Personen wurde mehrmals im Laufe des Jahres,
(mit Ausnahme der Sommermonate), der Gehalt an Vitamin-A
im Blut bestimmt, mit oder ohne Gebrauch von Vitamin-A.

Kapitel XVII enthält eine Übersicht über Gruppeneinteilung
und Diagnose der 121 Untersuchten.

Die, im XVIII. Kapitel enthaltene, Schlüsse und Spekulationen
dieser Untersuchung, können folgendermassen zusammengefasst
werden:

Die hohen Werte des Gehaltes an Vitamin-A im Serum, von Lind-
qvist (30) angegeben, kommen hier nicht vor; auch nicht nach
Zufuhr so grosser Dosen dieses Vitamins, dass ein etwaiger Defizit
völlig ausgeglichen sein sollte.

-ocr page 167-

Diese divergierenden Resultate sind nicht bedingt durch Un-
terschiede der Methodik, sondern durch andere Lebensgewohnhei-
ten in einem anderen Khma mit stark abweichender Nahrung.

Belastung mit grossen Dosen von Vitamin-A lässt den Vitamin-A-
Spiegel des Serums nicht einmal ansteigen bis auf die, von L i n d-
q
V i s t angegebenen, hohen Werte, verursacht aber schon vorher
Intoleranz-Symptome. Diese schwanken von Individuum zu Indi-
viduum in Intensität und im Zeitpunkt des Auftretens.

Diese Intoleranz-Symptome treten auf, wenn das Körpergewicht
nicht mehr ansteigt,
sondern auf gleicher Höhe stehen bleibt, oder
sogar abzunehmen anfängt und der Vitamin-A-Spiegel des Serums
nicht mehr höher, sondern stationär, oder niedriger wird.

Man gewinnt den Eindruck, der Vitamin-A-Spiegel des Serums
habe die Bedeutung eines Gleichgewichts: ^o
lange Angebot und
Verbrauch (oder Verlust) gegeneinander aufwiegen, bleibt der Vi-
tamin-A-Spiegel des Serums fast unveränderlich innerhalb, indivi-
duell charakteristischen, Grenzen.

Die obere Grenze dieser Variationsbreite ist von Individuum zu

Individuum verschieden.

Diese, individuell typische, obere Grenze des Vitamin-A-Gehalts
des Serums wird, auch bei Zufuhr beliebig grosser Vitamin-A-
Mengen, nicht überschritten.

Bei den untersuchten schwangeren Frauen und bei forme fruste
von morb. Basedow erschien eine erhöhte Toleranz für Vitamin-A-
Konzentrat, (Vitalever).

Jedenfalls für länger dauerende Anwendung, sind, mit 4.400 I.E.
Vitamin-A, die Vitalever-Kapseln zu hoch dosiert.

Nur in, für diese Therapie geeigneten, Fällen besseren sich, nach
Zufuhr von nicht zu grossen Dosen von Vitamin-A-Konzentrat,
Appetit, Allgemeinbefund und Körpergewicht. Man soüte die
Zufuhr sofort ausstellen beim Auftreten eines Gewichtsstillstandes.

Bei genügendem Angebot von Vitamin-A besteht ein Zusammen-
hang zwischen Vitamin-A-Spiegel des Serums und Intensität des
Stoffwechsels.

Hohe Werte des Vitamin-A-Gehaltes des Serums sind nur anwesend
hei hinreichendem Angehot:
und zwar besteht dieser Gehalt des

-ocr page 168-

Serums aus zwei Bruchstücken: ein Teil, äquivalent der Intensität
des Ruhestoffwechsels und dazu noch ein Teil, äquivalent der In-
tensität des von Thyroxin „angefächeltenquot; Stoffwechsels.

Ein niedriger Vitamin-A-Standard des Serums ist die Folge:

a.nbsp;eines schwachen Stoffwechsels, nur wenig von Thyroxin er-
regt; obgleich das Angebot von Vitamin-A genügend ist;

b.nbsp;einer Verarmung, — bei ungenügendem Angebot —, eines
ursprünglich hohen Vitamin-A-Spiegels, durch intensiven
Stoffwechsel, (vielleicht dazu noch von Thyroxin angeregt).

Der Vitamin-A-Spiegel des Serums, bestimmt nach der von van
E e k el e n und E mm erie angegebenen Modifikation der Metho-
dik van Carr und Price, ermöglicht keine
biologische Er-
gebnisse,
sondern registriert lediglich die chemische Menge von
Vitamin-A, welche, — im Augenblicke det Venaepunktion —nach
Verlassen der Geweben, vom Blute in Transport begriffen ist.

-ocr page 169-

SUMMARY.

In the first part of this thesis a general view is given of nutrition
and vitamins and especially of vitamin-A.

The second part consists of a summary of the publications by
L. K. Wolff (50) and by T. Lindqvist (30) and of the
considerations guiding the present investigation:

Is our dietary wanting a supply of vitamin-A?

Is there any evidence, that the poorer part of the population is
suffering from a vitamin-A-deficiency; is the vitamin-A-standard
of the blood in my patients in accordance with the data in the
quoted papers?

Is the vitamin-A-standard of the blood influenced by the sea-
sons; is the existence of a causal nexus evinced; what results
from inquiring into the family and not limiting the research to
any given individual?

What happens when making trial of supplying a vitamin-A-defi-
ciency by giving a vitamin-A-concentrate by mouth?

What is the practical issue of vitamin-A-researchwork?

Finally in the third part 546 colorimetric vitamin-A-determina-
tions have been analyzed.

In order to find out a correlation, contingent on social position,
the vitamin-A-standard of the blood has been repeatedly ascer-
tained in 59 members of 13 famihes.

Data are given on the vitamin-A-standard of the blood in 11
women, subnormal in weight. Both poor and well-to-do exhibit
values, ranging from high to low, independent of the seasons,
indepedent also of social rank. In some cases administering
vitamin-A-concentrate was followed by a rise in weight; other
people did not tolerate it well.

With due reserve, in 7 pregnant women an increased tolerance
against vitamin-A-concentrate is stated.

-ocr page 170-

15 „nervousquot; patients showed a rather elevated vitamin-A-
standard of the blood, chiefly during periods of increased activity.
Even these high figures do not attain the level of the data
by L i n d q V i s t. On the whole these nervous patients better
tolerated administering vitamin-A-concentrate.

Not a single instance of a causal nexus between social rank,
panniculus and vitamin-A-level of the blood could be established.

In 29 controls repeatedly the vitamin-A-standard of the blood
has been ascertained, at intervals as regular as possible and with
or without consumption of vitamin-A.

The conclusions and views, issueing from this investigation,
can be summarized as follows:

The vitamin-A-standard of the blood in 121 persons turns out
to be much lower as compared with the data by Lindqvist,
even after so much vitamin-A had been given as to supply a
casual deficiency.

This disparity results from a different manner of living under
a different climate and moreover eating different food. It can
not be explained by difference in methodics.

It appeared impossible to raise the vitamin-A-standard of the blood
even to the level of the data by Lindqvist
by administering
vitamin-A-concentrate in great quantities. Instead, more or less,
sooner or later, obvious or undefined complaints are caused by
intolerance.

The symptoms of intolerance make their appearance as soon as
the increase in weight ceases.

The vitamin-A-standard of the blood apparently represents a con-
dition of balance: so long as supply and waste or loss are evenly
balanced, the vitamin-A-standard remains nearly constant, oscillating
within certain limits, probably characteristic.

The upper limit of this range of the vitamin-A-standard varies
individually.

It appeared impossible to raise the vitamin-A-standard over this
158

-ocr page 171-

limit even by giving an excess of vitamin-A-concentrate for a long
time.

The gravids examined and the patients, afflicted with forme
fruste of Graves' disease, showed an increased tolerance
against vitamin-A-concentrate.

The dose of 4.400 I.U. in the capsules, containing the vitamin-
A-concentrate named vitalever, is considered too elevated, at any
rate for continued use.

Administering low gifts of vitamin-A-concentrate in suitable
cases
effects an increase in weight, improves the appetite and the
general condition. As soon as the increase in weight ceases, the
supply of vitamin-A-concentrate should be stopped.

The vitamin-A-standard of the blood is connected zvith the intensity
of metabolism in so far as the supply of vitamin-A remains sufficient.

A high vitamin-A-standard is exclusively compatible with a suf-
ficient supply of vitamin-A.

This high standard is composed of two parts: one connected
with the intensity of the basal metabolism, the other connected
with the intensity of the metabolism animated by thyroxin.

A low vitamin-A-standard is caused by

a.nbsp;a low basal metabolism, slightly animated by thyroxin, in
spite of a sufficient supply of vitamin-A;

b.nbsp;an impoverishment of an originally high standard as a con-
sequence of an invigorated metabolism, (moreover perhaps
animated by thyroxin) whereas the supply of vitamin-A
runs short.

The vitamin-A-standard of the blood, determinated by the van
E e k e I e n and Emm eri e-modification of the C a r r and Price
reaction does not enable us to draw
biological conclusions, but is to
be considered solely as a gauge of the
chemical quantity
of vitamin-A being transported —• at the moment of the punction —
by the
venous blood.

-ocr page 172-

LITERATUUR.

L Symposion Section, International Medical Digest, 35; 374—381, (Dec.)
1939.

2.nbsp;Lehnartz, E., Nahrungsbedarf, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,),

1939, 1-42.

3.nbsp;Wendt, H., Ueber Beziehungen der Vitamine zu einigen besonders wich-

tigen Krankheitszuständen, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,),
1939, 451.

4.nbsp;Série de Publications Société des Nations A 12, 1936. II B. Le problème de

l'alimentation, 1, 17 e.V.,

5.nbsp;Série de Publications Société des Nations A 12a, 1936. II B. Le problème

de l'alimentation, 2, 22 e.v.

6.nbsp;T o v e r u d, G., Over cariesprophylaxe door verbeterde voeding. Voeding,

1,7, (15 April) 1939.

7.nbsp;Schröder, H., Physiologie u. Biologie der Vitamine, in: Ernährungs-

lehre, (W. Stepp c.a.,), 1939, 166—182.

8.nbsp;Wendt, H., Ueber Beziehungen der Vitamine zu einigen besonders wich-

tigen Krankheitszuständen, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,), 1939,
452.

9.nbsp;Rudy, H., Chemie der Vitamine, in: Ernährungslehre, (W. Stepp ca ),

1939, 150 e.V.,

10.nbsp;Rudy, H., Chemie der Vitamine, in: Ernährungslehre, (W Stepp c.a,),

1939, 136.

11.nbsp;Lehnartz, E., Bedeutung u. Aufgabe der einzelnen Nahrungsstoffe, in:

Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,), 1939, 44—107.

12.nbsp;Mc. Collum, E. V., The vitamins, in: Oxford Medicine, (H. A.

Christian c.a,,) 1, 436.

13.nbsp;Lehnartz, E., Nahrungsbedarf, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,),

1939, 9.

14.nbsp;Mc. Collum, E. V., The vitamins, in: Oxford Medicine, (H. A.

Christian c.a.,) 1, 435.

15.nbsp;Tis d all, F. F., The vitamins, avitaminoses and dietary deficiency

diseases, in: Practice of pediatrics, (J. Brennemann c.a.,) 1; 31, 1 e.V.,

16.nbsp;Harris, L. J„ Vitamins in theory and practice, 3e dr., 1938, 3 e.V.,

17.nbsp;Wolf, M., Vitamines et hormones. La Presse Médicale, 111; 1405—1409,

(9 September) 1933.

18.nbsp;Editorial, International Medical Digest, 34: 191 — 192, (Maart), 1939.

19.nbsp;Harris, L. J., Vitamins in theory and practice, 3e dr., 1938, 69 e.v.,

20.nbsp;Alport, A. C., Ghalioungui, P. en Hann a, G., Treatment of

Pellagra with Nicotinamide, Lancet, 235: 1460, (24 Dec.) 1938.

-ocr page 173-

21.nbsp;Tis d all, F. F., Vitamin A, in: Practice of pediatrics, (J. Brennemami

c.a.,) 1; 32, 1 e.v.

22.nbsp;Pillat, A., Mangel an Vitamin A, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,),

1939, 283, e.v.

23.nbsp;Harris, L. J., Vitamins in theory and practice, 3e dr., 1938, 152 e.v..

24.nbsp;Stocker, F., in: Schweizerische medizinische Wochenschrift, 66: 335

(4 April) 1936.

25.nbsp;Kentgens, S. K., Een bijdrage tot de kennis van de beteekenis van

het vitamin-A voor het gezichtsorgaan, 1938, 36.

26.nbsp;Jeghers, H., Night blindness as a criterion of vitamin A deficiency.

Annals of Internal Medicine, 10: 1304, (Maart) 1937.

27.nbsp;Jeghers, H., Night blindness due to vitamin A deficiency: a conside-

ration of its importance in traffic problems. New England Journal of
Medicine,
216: 51, (14 Jan.) 1937.

28.nbsp;Abderhalden, E., in: Schweiz, m. Wochenschr., no. 43, 1939, refe-

raat in: Ars Medici 29: 711, (Dec.) 1939.

29.nbsp;Kentgens, S. K., Een bijdrage tot de kennis van de beteekenis van het

vitamin-A voor het gezichtsorgaan, 1938, 46, e.v.

30.nbsp;Lin dq vi st, T., Studien über das Vitamin A beim Menschen, 1938,

blz. 32.

31.nbsp;Rudy, H., Chemie der Vitamine, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,),

1939, blz. 138.

32.nbsp;Jeans, P. C, en Z e n t m i r e, Z., A clinical method for determining

moderate degrees of vitamin A deficiency, Journal of the American
Medical Association,
102: 892, (24 Maart), 1934.

33.nbsp;S n e 11 i n g, C. E., The biophotometer as a test for vitamin A deficiency.

Journal of Pediatrics, 13: 506, (October), 1938.

34.nbsp;Isaacs B. L., Jung, F. T., en Ivy, A. C., Vitamin A deficiency

and dark adaptation, Journal of the American Medical Association,
111: 777, (27 Aug.), 1938.

35.nbsp;Ezickson, W. J., en Feldman, J. B., Signs of vitamin A deficiency

in the eye correlated with urinary lithiasis, Journal of the American
Medical Association,
109: 1706, (20 Nov.), 1937.

36.nbsp;Corlette, M. B., Youmans, J. B., Frank, H., en Corlette, M.

G., Photometric studies of visual adaptation in relation to mild vitamin
A deficiency in adults, American Journal of the Medical Sciences,
195: 54, (Jan.), 1938.

37.nbsp;Par k, I. O., Further observations on vitamin A deficiency as shown by

studies with the visual photometer and clinically. Journal of the
Oklahoma State Medical Association, 29: 129, (April), 1936.

38.nbsp;Moore, T., Vitamin A reserves of human liver in health and disease,

with especial reference to scope of vitamin A as antiinfective agent,
The Lancet. 2.- 669, (Sept. 24), 1932.

39.nbsp;Frank M., Med. Klin., 31: 486, (12 April), 1935.

40.nbsp;Erben, F., Deutsche med. Wochenschrift, 59: 954, 1933.

-ocr page 174-

41.nbsp;G a r d n e r, E. L., en G a r d n e r, F. W., Vitamin A and Colds, American

Journal of Diseases of Children, 47-. 1261, (Juni), 1934.

42.nbsp;Mackay, H. M. M., Vitamin A deficiency in children. Part I. Present

knowledge of the clinical effects of vitamin A deficiency, with special
reference to children. Archives of Disease in Childhood, 9; 65, (April),
1934.

43.nbsp;Wagner, R., Xerophthalmie und Skorbut, (Möller-Barlow'sche Krank-

heit), Wiener klinische Wochenschrift, 46: 241, (24 Febr.) 1933.

44.nbsp;Tress, E. M., Vitamin; A as a prophylactic against the common „Cold quot;

in groups of school children, American Journal of Digestive Disea.ses
and Nutrition,
1: 795, (Jan.), 1935.

45.nbsp;Lambrechts, A., Bruxelles med., 17: 188, (6 Dec.), 1936.

46.nbsp;Friderichsen, C., Studies of hypovitaminosis A; quantitative deter-

mination of the resorption of vitamin A in a case of intestinal infan-
tilism, Acta Paediatrica,
18: 377, (30 Juni), 1936.

47.nbsp;Schneider, E., en W i d m a n n, E., Ueber Beziehungen des Vitamin A

und seiner Vorstufen zur Leberschädigung und zur Widerstandskraft
gegenüber Infektionen, Zugleich VII. Mitteilung der fortgesetzten
Untersuchungen über die Hyperthyreosen. Klin. Wochenschrift,
13:
1497, (20 Oct.), 1934.

48.nbsp;Y u d k i n, A. M., Vitamin A research and its clinical applications in pedi-

atrics, Journal of Pediatrics, 12: 701, (Juni), 1938.

49.nbsp;Friderichsen, C., en With, T. K., The carotenoid and vitamin A

content of human milk, with special regard to its dependence upon
food, Annales paediatrici,
153: 113, (Juni), 1939.

50.nbsp;Wolff, L. K., Die chemische Bestimmung der Vitamine A und C in Blut,

Harn, Organen und Lebensmitteln, sowie ihre Bedeutung für die
Ernährungsfrage, II. Internationale medizinische Woche in der Schweiz,
31 VIII-5 IX 1936, 1937, blz. 255 e.v., blz. 260.

51.nbsp;Sinclair, R., Metropolitan Man, The future of the English, 1938,

blz. 81.

52.nbsp;Sehe er, M. en Keil, H., Arch. Dermat. 6 Syph., 30: 177, (1934).

53.nbsp;Horn, Z. en Sandor, S., Deutsche med. Wochenschrift, 60: lOlS,

(6 Juli), 1934.

54.nbsp;Kunz, A. C., Zentralblatt für Gynäkologie, 60: 106, (11 Jan.), 1936.

55.nbsp;Lustig, B. en Wachtel, H., Zeitschrift für Krebsforschung, 44: 53,

(18 Juni) 1936.

56.nbsp;van Slijpe, W., Ann. Soc. beige de med. trop., 17: 83, (31 Maart),

1937.

57.nbsp;West ermann, H. H., Zeitschrift für ärtzliche Fortbildung, 33: 189,

(1 April) 1936.

58.nbsp;Turner, R. G., en L o e w, E. R., Infection of accessory sinuses in

vitamin-A deficiency: the role of carotene in infection of the upper
respiratory tract, Journ. Inf. Dis., 52: 102, (Jan./Feb.), 1933.

-ocr page 175-

59. Rudy, H., Chemie der Vitamine, in; Ernährungslehre, {W. Stepp c.a.),

1939, blz. III.nbsp;^nbsp;.nbsp;^ ,

60 Munsell H E., Vitamin A; Methods of assay and sources mnbsp;food.

Journal of the American Medical Association, 111: 245, (16 JuH),nbsp;1938.

61. Lindqvist, T., Studien über das Vitamin A beim Menschen,nbsp;1938,

62 v Enkelen en E m m e r i e. Acta Brev. Neerl., (1935), 172.

63. v. Ee kelen, E m m e r i e, Wolff. Zeitschrift für Vitaminforschung,

(1937), 150.

64 Editorial, International Medical Digest, 24: 127, (Febr.), 1934.

65. Editorial, Journal of the American Medical Association, 101: 1394, (28 Oct.)

1933.

66nbsp;Annual meeting of the Council on Pharmacy and Chemistry, Journal of the

American Medical Association, 100: 1402^1404, (6 Mei), 1933.

67nbsp;Hess, A. F., Lewis. J. M., en Barenberg. L. H., Journal of the

American Medical Association, 101: 657-663, (26 Aug.), 1933.

68nbsp;Het vitaminiseeren van margarine, Lever Brothers 6 Unilever N.V.

69.nbsp;v. Nieuwenhuizen, C. L. C, en W e s 1 y, L. A., Zoogenaamde

inheemsche beri-beri, Ned. Tijdschrift v. Geneeskunde, 83: 996-1000,
(4 Maart), 1939.

70.nbsp;Wendt, H., Ueber die Beziehungen der Vitamine zu den endokrinen

Drüsen und ihren Störungen, in: Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.),

1939, blz. 453 e.v.

71.nbsp;Bethea, O. W., Prescribing vitamins, International Medical Digest, 34:

374, (Juni), 1939.

72nbsp;I k e g a k i, I., Die Bedeutung der Leber für die Ueberdosierung des A-vita-

mins und des Karotins. II. Mitteilung: Die Funktion der Leber bei der
Ueberdosierung des A-Vitamins, (Zeitschrift für Vitaminforschung, 9.-

1, 1. (1939).

73nbsp;R i c e F E Protein, minerals and vitamins of evaporated miLc, The Ame-

rican Journal of Public Health, 24: 194-198, (Maart), 1934.

74nbsp;M a c k a y, H. M. M., Vitamin A requirements of infants; The health of

infants fed on roller-process dried milk, with and without a supplement
of vitamin A. Archives of Disease in Childhood,
14: 245, (Sept.), 1939.

75.nbsp;Wendt, H., Klin. Wochenschrift, 14: 9, (1935).

76.nbsp;Groen, J., Handleiding voor het uitvoeren van vermageringskuren met

dieetrecepten door Martine Wittop Koning, 1938.

77.nbsp;Mosenthal, H. O., en Ashe, B. I., Diabetes Mellitus, in; Tice c.a..

Practice of Medicine, 9: 99, 100.

78.nbsp;Grütz, O., Deutsche medizinische Wochenschrift, 60: 1039-1043,

(13 Juh) 1934.

79nbsp;F 1 ö s s n e r, O., Ernährung bei den verschiedenen Völkern der Erde, in

Ernährungslehre, (W. Stepp c.a.,), 1939, blz. 560 e.v.

80nbsp;Van Nieuwenhuizen. C. L. C, wordt binnenkort gepubliceerd.
8l'. Sj ollem a, B., en Donath, W. F., Over het gehalte aan vitamine

-ocr page 176-

A, Carotine en xanthophyll in dooiers van kippeneieren, Voeding, 1: 5,
133, (15 Dec.) 1939.

82.nbsp;Van Eekelen, M., Het vitamine A in onze voeding, Voeding, 1: 4,

116, (ISOct.) 1939.

83.nbsp;Finucci, V., Arch. ital. di chir., 41: 480, 1935.

84.nbsp;van Eekelen, IW., van 't Hoog, E. G., en Jansen, B. C. P.,

Voorloopige normen voor eenige onmisbare voedingsbestanddeelen,
Voeding,
1: 4, 120, (15 Oct.) 1939.

85.nbsp;van Nieuwenhuizen, C. L. C, en W e s 1 y, L. A., wordt bin-

nenkort gepubliceerd.

86.nbsp;C o II a z z o, J. A. en S a n c h e z-R o d r i g u e z, J., Hypervitaminosis,

Klinische Wochenschrift, 12: 1732—1734, (4 Nov.), 1768—1771.
(11 Nov.), 1933.

Reith, J. F., Jodiumbehoefte en voedselkeuze. Voeding, 1: 5, 153, (15
Dec.) 1939.

88.nbsp;S z e n t-G y ö r g y i, Oxydation, Fermentation, intermediärer Stoffwechsel,

II. Internationale medizinische Woche in der Schweiz, 31 VIII—
5 IX 1936, 1937, blz. 198 e.v., (blz. 204).

89.nbsp;Holde, Kohlenwasserstoffeöle und Fette, 1933, blz. 182, 183, 222.

90.nbsp;Bernthsen, A., Kurzes Lehrbuch der Organischen Chemie, 1909,

blz. 52.

91.nbsp;Gug gisberg, H., II. Internationale medizinische Woche in der

Schweiz. 31 VIII-5 IX 1936, 1937, blz. 283.

92.nbsp;O p p e n h e i m e r, C., Phosphorzuur als een voor het leven onmisbare

stof. Voeding, 1: 5, 167, (15 Dec.) 1939.

93.nbsp;de Langen,; C. D., en L i c h t e n s t e i n, A., A clinical text-book of

tropical medicine, 1936, 436—441.
,94. Kühn au, J., Das Vitamin B, in: Ernährungslehre, (W. Stepp ca )
1939, 365.

95.nbsp;Kuhn c.a., R., Zeitschr. für Physiologische Chemie, 259: 48, (1939).

96.nbsp;Jansen, B. C. P., Het belang van aneurine (vitamine B^^) in onze voe-

ding en voor de stofwisseling. Voeding, 2: 1, 16, (15 Apr.) 1940.

97.nbsp;Minz, B., C. R. Soc. Biol., 127: 1251, (1938).

98.nbsp;M uralt, A. von, Forschungen und Fortschritte, 15: 121, 1939.

99.nbsp;Jansen, B. C. P., Ree. Trav. chim. Pays-Bas et Belg., (Amsterdam),
55: 1046, (1936).

Rudy, H., Chemie der Vitamine, in: Ernährungslehre, (W Stepo ca \

1939, 137.nbsp;■

J a n s e-S t u a r t, C., Over den invloed van vitamines op de vorming van
ouderdomsstaar, Overzichtsreferaat, 2 III, Voeding 7: (15 Mei) 1940.

87

100
101

-ocr page 177-

INHOUD.

Inleiding ............................................................... 1

DEEL L

Algemeene beschouwingen over voeding en vitaminen en
meer speciaal over vitamin-A.

HOOFDSTUK I.

De voeding ............................................................ 7

HOOFDSTUK II.

Vitaminen, hormonen ............................................. 17

HOOFDSTUK III.

Onmisbare stoffen ................................................... 22

HOOFDSTUK IV.

Avitaminosen ......................................................... 24

HOOFDSTUK V.

Avitaminose-A ...................................................... 28

HOOFDSTUK VI.

Hypovitaminose-A ................................................................................................33

I. Hemeralopie ..........................................................................................33

IL Verminderde weerstand ............................................................36

III.nbsp;Groeistoornissen ....................................... 38

IV.nbsp;Huidafwijkingen ....................................... 39

V. Afwijkingen in de ademhalingsorganen ............ 40

VI. Blaassteenen ............................................. 41

HOOFDSTUK VII.

De chemie van het vitamin-A ................................. 42

HOOFDSTUK VIII.

Het gehalte aan carotinoïden en vitamin-A van levens-
middelen en conserven ............................................. 45

-ocr page 178-

HOOFDSTUK IX.

De methoden ter bepahng van het gehahe aan vitamin-A
en aan carotinoïden ................................................ 48

DEEL IL

De indicaties tot het instellen van een eigen onderzoek,

HOOFDSTUK X.

Een vergelijking tusschen de onderzoekingen van L. K.
W
O 1 f f en die van T. Lindqvist ..................... 53

HOOFDSTUK XI.

De indicaties tot het instellen van een eigen onderzoek 59

DEEL III

Eenige beschouwingen over de uitkomst van 546 colori-
metrische vitamin-A-bepalingen.

HOOFDSTUK XII.

Colorimetrische vitamin-A-bepalingen bij 59 personen, be-

hoorende tot 13 gezinnen .......................................... 69

Conclusies ...................................................... 88

HOOFDSTUK XIII.

Colorimetrische vitamin-A-bepalingen bij 11 personen met

onvoldoenden voedingstoestand ................................. 89

Conclusies ...................................................... 96

HOOFDSTUK XIV.

Colorimetrische vitamin-A-bepalingen bij 7 zwangeren 98
Conclusies ...................................................... I0|

HOOFDSTUK XV.

Colorimetrische vitamin-A-bepalingen bij 15 „nerveuzequot;

personen ............................................................... 102

Conclusies ...................................................... 108

HOOFDSTUK XVI.

Colorimetrische vitamin-A-bepahngen bij 29 controles ... 109
Conclusies ...................................................... 126

-ocr page 179-

HOOFDSTUK XVII.

Eenige tabellen ............................................................................................................128

HOOFDSTUK XVIII.

Conclusies en beschouwingen naar aanleiding van het

eigen onderzoek ............................................................................................................134

Samenvatting ............................................................................................................149

Zusammenfassung ................................................................................................153

Summary ........................................................................................................................157

Literatuur ........................................................................................................................160

Index ....................................................................................................................................165

-ocr page 180-

km

/if'

IS

-ocr page 181-

STELLINGEN.

De vitamin-A-spiegel van het bloedserum is afhankelijk van
het aanbod uit de voeding of uit de depóts — ) eenerzijds en
van het verbruik en het verlies anderzijds en blijft, zoo lang er
althans evenwicht daartusschen bestaat, schommelen tusschen
voor dat bepaalde individu karakteristieke grenzen; de, voor een
bepaald individu typische, bovengrens van deze variatiebreedte
blijkt, ook na langdurigen toevoer van overmaat vitamin-A, niet
te overschrijden te zijn.

II.

Indien het vitamin-A, - eventueel gekoppeld aan een andere
groep, — (zooals dit voor vitamin-Bi-cocarboxylase, voor vita-
min-Ba-ademhalingsferment en voor Pellagra-Preventing-factor-
codehydrase reeds bekend is), bij de eiwit- of vetstofwisseling een
specifieke katalytische functie vervult in den zin eener versnelling
der stofwisseling, dan zal het onderzoek daarnaar ook in de weef-
sels moeten geschieden of in het bloedserum vóór het bloed de
weefsels bereikt heeft en niet uitsluitend nadat het bloed de weef-
sels gepasseerd is in het veneuze bloed.

III.

Er is reden om aan te nemen, dat voor het ontstaan eener
essentieele, idiopathische hemeralopie niet uitsluitend een tekort
aan vitamin-A, doch een tekort aan vitamin-Bg, (lactoflavine)
mede aansprakelijk geacht moet worden.

-ocr page 182-

De resultaten, verkregen door de chirurgische collapstherapie der
cavernen, wettigen de intensieve behandeling, (in een daartoe ge-
eigende omgeving), der daarmede behepte tuberculosepatiënten.

V.

De bacteriostatische werking van a-para-amino-phenyl-sulfon-
amido-pyridine (M. amp; B. 693, dagénan, sulfapyridine) maakt de
vroeger bij de pneunomie-behandeling gebruikelijke min of meer
palliatieve therapie nog niet overbodig.

VI.

Sedert de invoering van dagénan, uliron en andere .overeen-
komstige, bacteriostatische, praeparaten, is de locale behandeling
der gonorrhoe overbodig geworden.

VII.

Daar het vitamin-Bj, (aneurine, thiamine), niet alleen een be-
standdeel is van de, voor het decarboxyleeren van pyrodruivenzuur
benoodigde, cocarboxylase, maar ook een rol speelt bij de over-
dracht van den zenuwprikkel op het effectorisch orgaan, dient niet
alleen bij (poly-) neuritis en bij sommige neuralgieën, doch ook
bij syringomyelic eri bij multiple sclerose het toedienen van pulv.
saccharomyc. cerevis. sicc. beproefd te worden.

VIII.

Onmiddellijk na de geboorte moet de spontane hypoglycaemie
bij het pasgeboren kind der diabetische moeder voorkomen v/orden.

-ocr page 183-

Een bevalling behoort dusdanig geleid te worden, dat nóch de
moeder, noch het kind in meerdere mate dan onvermijdelijk is, aan
een lichamelijk dan wel psychisch trauma blootstaan.

X.

Bij accidenteele verwondingen verdient het gebruik van een
2 % oplossing in water van dibroom-oxymercuri-fluoresceïne,
(mercurochroom-220, emcerol) den voorkeur boven tinct. iodii.

XI.

Niet alleen de pharmacognosie en de pharmacologie der in een
zalf aanwezige medicamenten zijn van belang voor een medica-
menteuze zalftherapie, doch ook die van het zalf-constituens. Va-
seline is als zalfconstituens zóó ingeburgerd, dat het ook daar ge-
bruikt wordt, waar het niet geïndiceerd is en door andere con-
stituentia vervangen dient te worden.

XII.

Zoo lang roodvonk voorkomt op de lijst van ziekten der groep
B, waarvoor aangifte als ,,besmettelijke ziektequot; moet geschieden,
zou ook voor andere door streptococcen veroorzaakte ziekten, als
erysipelas, kraamvrouwenkoorts, angina en zelfs geïnfecteerde
wonden deze aangifte moeten geschieden.

-ocr page 184-
-ocr page 185- -ocr page 186-

Kl

Ht:

quot;m- ,

f' i 'f^i'

-ocr page 187-

A

f.

-ocr page 188-