VAN HET
B II ZONDER VOOR
TB ROTTERDAM,
bij M. WUX amp; ZONEN,
DcnUtn T«n hst Nod«rl«ndioh« Z«ndeIiMgg«oootich»n.
1835
N«. XII.
-ocr page 2-'■f.'iÄi '
Ä quot;OY ■ H fi -, CS II a ,
. M 'â il Wà. ''i ^ V- H Vi-1 SI
»
.»AassTTos rr
^^ti'Aùli sS Tn-^; M ifi
■»ifftHiirhrtn.M «4 «»r s-
/.irfjïE^;.::-
-ocr page 3-Gecommitteerden van het Nederlandsche Zen-
delinggenootschap, tot het opstellen, verza-
melen en uitgeven van kleine Stuitjes, ter
bevordering van Evangelische kennis en god-
zaligheid, ooJs hij mingeoefenden; —namelijk:
r. var der meulkh, b. va» marken,
j. clarisse, a. l. M. Pbü. et Theol. Doet.
ea Prof., a. de vries , l. egeling,
j. c. vorstman, r. adriani, Predikanten te
Amsterdam, Hoorn, Leyden en Rotterdam;
ivnbsp;v o o r b b r i g t:
overeenkomstig hun ambt en hunne bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen,
en in uitzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
Mqne vrienden! Ik vind mij opgewekt,
om eens met u te handelen over het heilig
Avondmaal en deszelfs gebruik. Het is toch
eene zoo aandoenelijke, gewigtige, voor den
christen zalige plegtigheid — eene plegtigheid,
welke ons zoo veel van 's Heilands liefde
doet kennen, zoo leerzaam, geloofsverster-
kend, en tevens zoo eenvoudig is. Dan,
helaas! eene plegtigheid, die door de meeste
christenbelijders zoo weinig begrepen en
overeenkomstig het oogmerk behandeld wordt;
waaromtrent de misvattingen zoo veelvuldig,
de dwalingen zoo schadelgk, de veroordee-
len zoo hardnekkig, de zorgeloosheid en
onverschilligheid zoo groot bevonden wor-
den, ook in onzen tijd, onder allerlei stan-
den van menschen, maar ook bijzonder bq
mingeoefende lieden, dat iets ter onderrig-
ting en bestuur in dezen, mij niet overbo-
dig, maar zeer gepast voorkomt.
Ei laat dan mijne eenvoudige, maar met
een deelnemend hart geschrevene woorden
door u aandachtiglijk gelezen en ernsliglijk
overwogen worden.
Oordeelt zelve, of ik geene reden hebquot; om
zoo te spreken ? In sommige plaatsen gaat
bijkans elk ten Avondmaal, maar zoo ligt-
zinnig, met zoo weinig eerbiet!, indruk en
uitwerking, dat Heidenen! wanneer zij er
bq tegenwoordig waren, zich er over zou-
den ergeren. Aan andere oorden vervalt
men tot het tegenovergestelde uiterste. De
tafel des Heeren blqft bqna ledig, en het
verjaard vooroordeel der vroegere eeuwen,
hetwelk in oude tigden allen die het
Nachtmaal niet konden gebruiken, van de
bqwoning dezer plegtigheid verwijderde,
houdt dermate stand, dat men, voor het
aangaan van dezelve, de openbare Gods-
dienst verlaat: ja, zoo algemeen en met zulk
een gedruis, dat de weinige overgeblevene
hunne aandacht verliezen en het de gedaante
heeft, als of men aan Jezus geen deel wil-
de hebben, Hoe velen, die slechts uit ge-
woonte ten Avondmaal gaan, of uit ge~
ïpoo/zte zulks nalaten, omdat vader en groot-
vader gezien hebben, zonder te onderzoeken,
wat in deze hun pligt zij! Hoe velen, die aan
's Heeren tafel komen, om daarmede hunne
zonden genoeg te doen en dan te vrijer
voort te zondigen, om zich van zonden,
met welke zij beschuldigd worden, te zui-
veren voor het oog det menschen, of om
den Leeraar te behagen, of eene vertooning
van vroomheid te ma^n! Hoe vele an-
deren, die slechts eenmaal , na het afleg-
gen van hupne J^elijdetiis, ten Nachtmaal
komen, als of dit voor hun gansche leven
genoeg ware, of die deze plegligheid ver-
onachtzamen, omdat zq geen nachtmaalskleed
hebben, te jong in jaren zijn, of omdat
anderen te hoog van hen zouden denken S
Doch verre de meesten, omdat zij geenen
lust hebben om tot eer van Christus te leven,
die liever de wereld en de zonde dienen,
en bang zijn, dat hun geweten door het
Avondmaal te veel ontrust ZOU worden !
Zqn er niet, die woor het Avondmaal
hunne weken of dagen van afzondering hou-
den , in welke zij zich verpqnigen met het
lezen van ernstige boeken , het staken van
vloeken, zweren, spelen enz., en zoodra
bet Avondmaal voorbq is, op nieuws gaan
tot hunne oude levenswijs? Ontbreekt het
zelfs aan gemoedelqke godvreezende men-
schen, die, uit gevoel van hunne zonden,
omdat zij zich van hun geloof en bekeering
„iet kunnen verzekeren en meenen, dat zq
zonder die verzekering niet ten Avondmaal
mogen gaan, zich van die plegtigheid ont-
houden en anderen , die zij voor onbekeerden
houden, daarvan aftrekken, of die zoo
bekommerd en wanhopig derwaarts naderen,
als of zijnbsp;Horeb moesten beklim-
men? O Hoe velen, die aan de tafel slechts
aan ie wijze hunner bekeering, aan hunne
afwisselende gemoedsaandoeningen, maar met
aan Christus denken, op buitengewone
ontdekkingen van Gods Geest wachten, en
wanneer zij mets daarvan ondervonden heb-
ben, achterna klagen, zich een oordeel te
hebben gegeten en gedronken!
Gg ziet dus, hoe noodig het zij, dat
wg eens opzettelijk over dit gewigtig stuk
nadenken. Welaan laat mij u, met de hulpe
Gods, daartoe aanleiding geven. Ik wil.
I.nbsp;In de eerste plaats u uit des Heeren
Woord herinneren, wat de aard en het
oogmerh des Avondmaals zg, opdat gij
daar door het ongegronde en verkeerde van
diergelijke begrippen, als ik boven heb op-
genoemd, van zelf moogt bemerken.
II.nbsp;Ik zal, ten tweede^ u trachten aan
te toonen, wie al ve^pligt zijn ten Avond-
maal te gaan, en hoe dit, niet slechts een
pligt, maar zelfs ook een groot voorregt
zg, waardoor vele voorwendselen zullen
wegvallen.
III.nbsp;Ik zal ten derde, u onder het oog
brengen, hoe men ten Avondmaal moet
gaan ^a]nbsp;^^^^nbsp;^^^ ^^
zaligheid gebruiken, en tevens u daartoe
den weg aanwijzen.
IV.nbsp;Om eindelijk, ten vierde, nog eeni.
ge pmoedskwellingen weg te nemen en be-
denkingen op te lossen, die bg deten en
genen nog mogten overgebleven zijn.
I. Onze Heer Jezus Christus zat met zijne
Apostelen aan den maahijd, in den laatsten
avond zijnes levens, in het huis van eenen
zgner vrienden te Jeruzalem. Die maaltqd
was de Joodsche Paaschmaaltgd, door God
oudtijds ingesteld tot eene jaarlijksche ge-
dachtenis van de wonderdadige verlossing
der Israëlieten uit de slavernij van Eggpte.
Dat feest viel juist toen in, terwql de Heer
Jezus zich aan hetzelve niet konde onttrek-
ken, dewijl Hij een Jood was, en de scha-
duwachtige instellingen van Mozes nog niet
waren opgeheven. Hij wist door zijne alwe-
tendheid, dat het uur van zijn lijden en
sterven aanstaande was, voorzeide dit aan
zqne leerlingen, vertroostte en bemoedigde
hen daartegen, ja Hij was zoo kloekmoedig,
dat Hij naar het gebruik van het Pascha, nog
zingen konde. (i) Toen Hij nu, met zijne
jongeren matiglijk van het Paaschlam gege-
ten en van den wijn gedronken had, stelde
Hij eene plegtigheid in, welke het ^fond-
maal of Nachtmaal genoemA. wordt, omdat
het de gedaante van een maaltijd had, en
de Heer Jezus het in den avond of nacht
verordende. Hij nam namelijk van het Paasch-
brood, hetwelk voor handen was, zegende
hetzelve, denkelqk door.een kort gebed of
dankzegging tot God, ter afzondering dezer
CO Matth. XXVI! Jo.
spqze, vervolgons brak Hg dit brood in zoo
vele stukken, als er gasten waren, gaf elk
eene bete zeggendei neemt, eet, dat is
myn ligchaam, hetwell Poor u gegeven
en gebroken wordt, doe dit tot mijne ge-
dac/items. Desgel^s nam Hg vervolgens den
beker, met wijn gevuld, dankte God met
een kort gebed en zeide: deze wijn is liet
bloed des Nieuwen Verhonds, het bloed,
dat voor u vergoten wordt en voor velen,
ter vergeving der zonden, doet dat, zoo
dikwT/ls ah gij dien zult drinken, tot mijne
gedachtenis fi^nbsp;'
Ziedaar, beminde lezer! hoe eenvoudig,
maar te gelgk aandoenlijk en verheven de
instelhng en het onderrigt van onzen Heer
omtrent het Avondmaal is. Wij zien er
dmdelijk mt, zoo wel wat deze plegtigheid
beteekent, als tot welk einde dezelve is
verordend. Vergun mij uwe aandacht, zoo
zal ik het u nader uitleggen.
De teelenen van het Avondmaal zijn
^ood en «.p en die zi^n (gelgk onzen
Heer zegt) zinnebeelden van zijn ligchaam
dat voor zondige menschen aan Let kruis
verbroken, door God daartoe overgegeven
IS, en van zgn bloed tot hetzelfde oogmerk
gestort, waardoor het Nieuwe Verbond werd
,nbsp;XXVI: 26, 27, 18. Mare. XIV: aa, 23,
Luc. XXII: J9, 20. 1 Kor. IX: aj, 24.nbsp;' ^
-ocr page 11-ingewgd en Ae beaeeling des Ouden Verbonds
afgeschaft. Dat brood moest juist gebrokm
worden en de wijn ingeschonlen zijn,
omdat deze handeling eene afbeelding is van
de verbreking van Christus ligchaam en de
vergieting zijnes bloeds,met één woord, van
zijn bitter lijden en sterven 5 en zoude dan
ook het overgeven van het brood en den
wijn aan de gasten geene beteekenis hebben?
Zoude dat nipt aanduiden, dat Christus het
heil door zijn lijden en sterven zoo waarlijk
aan zondaren voorstelt en geefr, als hun
het brood en de wijn worden medegedeeld I
Zouden bet cmnnerrien, eten ^n drinken
van brood en. wqn door de dischgenooten
niet eene zinnrfgt;eeldige verklaring zqn, dat
zij den gekruisten Christus aannemen door
het geloof tot hunne regtvaardiging voor
God? 't Is zoo, de Ziiligmaker zegt het met
uitdrukkelijk, maar wij kunnen het echter
uit hetgeen Hij van het brood en den wqn
zect afleiden; en. het komt zoo zeer met
den aarid der Evangplie-prediking overeep,
dat men niet dwalen zal, wanneer men zich
de zaak in diervoege voorstelt.
Vraagt gij nu: tot welk em einde deze
plegtigheid moet dierien? ik antwoord:
Ofschoon wq er zeer ver af zijn, om die
alleenlqk voor eene leuze des Christendoms,
en voor niets meer te houden, moeten wij
echter, indien wij naar den Bghel onze ge-
dachten willen regelen, het hoofddoel des
Avondmaals stellen in de gedachtenisvie-
ring van Jezus Iqden en sterven, terwijl al
het andere, hetwelk men met grond daar-
omtrent gelooft, uit deze bron alleen moet
worden afgeleid- De gedachtenis aan Chris-
tus dood is dan geene bqzaak, maar de
hoofdinhoud des Avondmaals; vandaar, dat
onze Heer die plegtigheid oogenblikkelgk
liet volgen op het laatste gebruik van het
Joodsche Pascha, om daardoor, zoo het
schqnt, te kennen te geven, dat men even
plegtiglijk onder het Nieuw Verbond, zich
zqn Iqden en sterven zou vertegenwoor-
digen , als de Jood , onder het Oude Verbond,
zich de omstandigheden van Israels uittogt
uit de Egyptische slavernij moest herinne-
ren ; ja, dat de Christen nog veel meer
reden had, om God te danken voor de
geestelijke verlossing, uit de dienstbaarheid
der zonden en des duivels, dan Isrröl,
voor de verlossing onder Mozes, aan des-
zelfs voorouders geschonken. Ja, dat alles
hier afdoet is, dat Christus zoo uitdruk-
kelijk zegt: doet dat tot mijne gedachtenis !
en Paulus: verlondigt, belijdt den dood
des Heeren (i), zondei- een ander oogmerk
op te geven. En nu spreekt het immers
CO ï Kor. XIj 24, 2(5.
van zelve, dat zij, die tot een ander oog-
merk ten Avondmaal komen, of daar wat
anders doen, dan aan Christus dood te
gedenken, kwalqk handelen en geene vrucUt
van het Avondmaal kunnen hebben; gelgk
ook die, welke daar komen om van de
menschen gezien te worden, zich van hunne
misdaden te zuiveren, of, om aan hunne
gemoedsgestalte, godsdienstige werkzaamhe-
den en bevindingen te denken; iets, het-
welk ten minste daar niet te pas komt, en
niet zelden vele vrome menschen van het
nut des Avondmaals berooft! Dit is dan het
oogmerk des Avondmaals, dat men gedach-
tenis boude van Christus dood; maar wan-
neer wg nu verder nagaan, op welke wqze
Christus wilde, dat men aan zgnen dood
gedenken zoude, zullen wg zien, welke
Ldere oogmerken des Avondmaals, men
uit deze bron kan afleiden.
Het is toch klaar, dat de Heer Jezus met
de woorden.- doet dit tot mijne gedachtenis
niet slechts zgn lijden en sterven bedoelde,
maar ook de beweegredenen en oogmerken
van dat lijden en sterven- Hij zeide toch ;
dit brood is mijn ligchaam, coor u gegeven
en verbroled. De wijn is mgn bloed, voor
u en voor vele vergoten, tot vergeving der
zonden! gedenkt daaraan! Wg dan moe-
ten aan Heoi gedenken, met alleen als aan
een braaf ea goed man, die ongelukkiglqk
aan zijn einde kwam, omdat men zqne
braafheid miskende en zich door ngd en
boosheid aan Hem vergreep, niet alleen als
aan eenen manelaar der waarheid en deugd,
die zqne leer en getrouwe prediking met
zqnen dood moest bekoopen, en ons in
leven en in sterven het beste voorbeeld van
navolging gaf J maar als aan den Zoon van
God, die de menschelqke natuur aannam, om
in die menschheid de straf onzer zonden te
dragen en Gods geregtigheid voor ons te
vervullen, die het geweldigste lijden, vrij-
willig, voor ons onderging, uit zuivere
liefde tot ons en ons geslacht, dewijl wq an-
ders tqdelqk en eeuwiglijk het Goddelqk on-
genoegen moesten ondervinden. Wq moeten
aan Hem gedenken als aan het Zoenoffer in
onze plaats, op wien de Heer alle onze on-
geregtigheden deed aanloopen, als die door
zqnen dood volkomenlqk voo? ons heeft ge-
noeg gedaan, door wiens striemen wq ge-
pezen zijn, die door zijnen dood ons met
Giad Verzoeiid eö ih de gunst des Hemel-
?chen Vaders hersteld, den dood voor ons
verwonnen en alles voor ons verworven
heeft, hetwelk wq, zondaren, noodig had-
den om zalig te worden.
Ziet! tot zulk eene gedachtenis zqnes Iq-
dens en stervens heeft Christus het Avond-
maal verordend, waaruit nu duidelijk blqkt,
dat Hij door hetzelve onze aandacht op zgne
genoegdoening en heilverdiensten voor ons
wilde vestigen, ons geloof in Hem verster-
ken, onze liefde tot Hem aanvuren, ons
naauw aan Zijne dienst verbinden, en tot
liefde jegens elkander opwekken. Ziedaar ee-
nige oogmerken, die in het hoofddoel, doet
dit tot mijne gedachtenis, begrepen zqn.
Hg wil onze aandacht door het Avond-
maal vestigen op de genoegdoening door
Hem te wege gebragt. Wg zagen toch,
dat het niet zgn Iqden en sterven in het af-
getrokkene was, hetgeen hg tèr overdenking
aanbeval, maar zgn verzoenend Igden en ster-
ven, zgn bloed vergoten tot vergeving der
zonden ; o hoe trefiènd en aandoenlgk wordt
dit ons door het Avondmaal afgebeeld! wij
eten Christus verbroken ligchaam eli drin-
ken zgn voor ons vergoten bloed, en be-
tuigen daarmede, dat onze iiel zonder dat
vleesch en bloed zoo weinig kan leven en
Vfelvaren, als ons ligchdam zonder spgs en
drank. Wg nemen brood eü wijn aan als
onderpanden, dat wg door Christus tüs-
schenkomst, met God verzoend zijn en zalig
worden; verklaren dus, van alles buiten
Christus zoendood af te zien, om alleen
in zgnen dood ons leven te zoeken. Dit
ïs het oogmerk des Avondmaals; en hoe-
zeer dwaalt hg dan van het regte spoor,
die niet als een onwaardig zondaar, maar
ingenomen met zgne deugden, ten Avond-
maal nadert, en daar zijne eigene geregtig-
heid voor God zoekt op te rigten, of die
ligtzinnig, gedachteloos, en zonder indruk
van het belang, hetwelk hg bg Jezus zoen-
dood heeft, zich onder de dischgeuooten
voegt!
'Ik zeide, ten tweede, dat Christus door
het Avondmaal ons geloof wilde versterken.
Trouwens, hoezeer is de gedachtenis-oefe-
ning zgnes lijdens daartoe geschikt! Als wij
aan het Avondmaal denken, hetwelk door
alle eeuwen heen, tot op onzen tijd heeft
stand gehouden, ondanks alle menschelijke
vonden en veranderingen, dan wordt de*
minste aanleiding, om aan de waarheid en
Goddelgkheid van Jezus leer te twijfelen,
weggenomen, hoeveel te meer dan, als de
verbeelding het verstand te hulp komt, en
wg in gebroken brood en ingeschonken wijn
den Verlosser aan het kruis zien hangen.
Dit niet alleen, maar, gelgk de Zaligmaker
zich en zgne Apostelen, in den laatsten
nacht zgnes levens, tegen de aanstaande
beproeving, in welke zg kom'Cn zouden,
versterkte en bemoedigde, door het gebruik
des Avondmaals, zoo wordt de christen,
nog heden ten dage, bevestigd in zgn
gtloofs vertrouwen op Christus, in zgn geloof
aan de vergeving der zonden en eeuwige za-
ligheid, door zgnen Heer voor hem verworven,
wanneer hij de onderpanden van dit heilgoed
in brood en wijn zich ziet toedienen, met
de betuiging , M^n ligchaam voor u ver~
hrohen; Mijn bloed voor u vergoten. Hoe
nuttig dan voor des christens vertroosting,
wanneer hij dikwijls ten Avondmaal nadert,
zijne aandacht op de teekenen vestigt en
zich wacht voor alle verstroogingen des
geestes, die hem van het hoofddoel des
Avondmaals afleiden 1 Hoe verkeerdelijk han-
delt hij zelfs dan, wanneer hij zich toegeeft
in anders nuttige bespiegelingen , doch die
bij het Avondmaal minder te pas komen,
of zijne versterking des geloofs van buiten-
gewone inspraken des Geestes verwacht,
daar Gods Geest hem mildelql door de
teekenen des Avondmaals wil opleiden en
versterken.
En, (opdat ik het overige kortelqk te
zamen trekke) hoe duidelijk zien wg in die
gewijde plegtigheid het oogmerk om onze
liefde tot Christus aan te vuren, ons
naauw aan zijne dienst te verbinden en
ons tot liefde jegens elkander op te leiden !
Wat kan toch onze liefde tot Christus meer
ontsteken, dan wanneer wij ons aan het
Avondmaal vertegenwoordigen, de liefde,
waarmede Christus qns heeft liefgehad, toen
Hq zich voor ons ten slagtoffer over gaf?
Wat ons meer aap. zgne dienst verbinden
dan de overweging van den duren prqs,
tot welken hij ons tot zgne dienstknechten
wjlde koopen ? Wat ons in den strgd meer
bemoedigen dan zgn worstelwerk vol be-
naauwdheid en angst, in hetwelk Hg voor
ons en ons ten voordeele de volkomenste
overwinning behaalde? Wat onze hemelsge-
zindheid meer opwekken, dan Hem, om de
vreugd, hem voorgesteld, het kruis te zien
verdragen en de schande verachten? Wat
ons tot vergevingsgezindheid en liefde des
Baasten meer dringen, dan het voorstel van
de liefde, welke hij jegens zgne vijanden,
ons, onwaardige zondaren, betoonde? Hpe
ijskoud van hart moet hg niet zgn, die bg
het Avondmaal niets daarvan gevoelt, en
aan deze plegtigheid deel neemt zonder be-
rouw over zgne zonden, zonder verbindte-
nis van zichzelven aan Christus dienst, zon-
der lust om voor Hem te leven, of met
een onverzoenelgk hart jegens zgne mede-
christenen P
Velen uwer zullen dit toestemmen, maar
vervallen tot een ander uiterste, komen bgna
nooit ten Avondmaal en denken dat zg
nu weldoen. Dan ook gg, die nooit komt,
of u ouder alle voorwendselen aan Christus
instelling onttrekt, gg bezóndigt u zwaar-
li}k. Dat zal u van zelve blaken bij het
tweede deel mgner verhandeling, waartoe
ik thans overga.
II. Om u namelgk aan te toonen: wie al
verpligt zgn ten Avondmaal te gaan^ en
hoe dit niet alleen een pligt maar ook
een groot voorregt zy.
Wie zgn al verpligt ten Avondmaal te
gaan ? Ik zal a wedervragen wie zgn al ver-
pligt andere bevelen van den Zaligmaker te
volbrengen, zgn woord te hooren. Hem te
aanbidden en op Hem te vertrouwen? Gg
antwoord: wel! elk christen, aan wien het
Evangelie verkondigd wordt en die zalig
zgn of worden wil. En nu weet gg ook,
wie er ten Avondmaal behoort te gaan, elk
christenbelgder, die daartoe in de gelegen-
heid is, en zoo dikwijls God hem daartoe
in de gelegenheid stelt. Ongedoopten, en
die geene belgdenis gedaan hebben, kunnen
nog daarvan geen gebruik maken. Dit ver-
biedt de christelgke verordening, omdat men
niet alleen gedoopt moet zijn, maar ook in
de christelgke leer onderwezen en de verbind-
tenis van zgnen doop door belgdenis, zelf
vrgwillig moet hebben bevestigd, zal men
hem voor een lidmaat der christelgke ge-
meente kunnen erkennen, Menschen, die
aan openbare ergerlgke zonden schuldig staan,
en door hunne woorden en levenswijze an-
deren ontstichten, moeten zich eerst hekee-
ren, voor dat zij ten Avondmaal mogen
gaan, of door de opzienders der gemeente
mogen worden toegelaten, opdat Gods ver-
bond niet ontheiligd, en de toorn Gods over
de gansche gemeenteniet ontstoken worde (i)
Maar anders mag niemand zich van het
Avondmaal des Heeren onttrekken. Ja zelfs
dezulken, die zoo even zijn opgenoemd en
door hunne onkunde of ergelqke zonden
van het Nachtmaal geweerd worden, zgn ten
duurste verpligt, die beletselen door het
doen van belgdenis en verbeteren van hun
leven weg te nemen om vervolgens ten Avond-
maal te kunnen gaan. De Apostel Paulus
zegt: de mensch dat is zooveel als, elk
christenbelgder, heproeve zichzelven, en
ete alzoo van het brood, en drinke van
den drinlbeher (2), ten bewgze, dat elk
hiertoe ten duurste verpligt is; Ja Christus
heeft gezegd: doet dit tot myne gedach-
tenis (5). En, zal dan een christenbelgder
eenig voorwendsel kunnen vinden dat hem
grond kan geven, om, met een goed gewe-
ten, zich aan Christus instelling te onttrek-
ken? Maakt een verwaarloozer van dien
pligt zich niet schuldig aan de grootste on-
O) Heid. Katechismus vrage 8a.
C») 1 Kor. II: eö. (3) Luc. XXII'; 19.
-ocr page 21-gchoorzaauiheid , wat zeg ik, aän de afscuu-
weJijksie ondankbaarheid? Verklaart hg niet,
bij zqn terugblqven: « Ik heb geenen lust.
Heer Jezus! otn van uwen dood gedachtenis
te vieren, ik heb u niet lief, ik stel geen
belang in uw kruislijden en sterven, ik schaam
mq, door die plegtigheid te vertoonen, dat
ik mqne zaligheid bij u zoeke, ik wil geen
deel aan u hebben.quot; En is dat niet, met
andere woorden, een verloochenen van den
eenigen Zaligmaker Jezus Christus, waardoor
men zich op den hals haalt, dat men het
leven niet zien zal en de toorn Gods op ons
blijjtP of hetgeen de Zaligmaker eens zeggen
zal: deze mijne vijanden, die niet gewild
hebben, dat ik over hen Koning zoude
zijn, brengt ze hier en slaat ze dood (i).
En evenwel zqn er nog zoo vele men-
schen, gelqk ik in het begin mijaer verhan-
deling zeide, die niet alleen het heilig
Avondmaal gedurig verzuimen, maar zelfs zoo
spreken, als of zq groot gelijk hadden. En
wat zeggen zq? Zij zeggen: » Het Avondmaal
is alleen ingesteld voor diegenen, welke van
hun geloof en bekeering verzekerd zijn.
Men mag het brood der kinderen niet
nemen, om het den hondekens voor te
werpen. Tot den goddeloozen zegt God:
wat hebt gij mijne inzettingen te vertellen
Cj) ]oh. III! 3Ä. Luc. XIX; 27.
en naemt mijn Verbond in uwen monde P
die onwaardiglyk eet en drinkt, die eet
en drinkt zichzelven het oordeel De Sacia-
menten dienen om het geloof te versterken,
niet om het hetzelve te werken.quot; Dit heeft
in den eersten opslag eenigen schgn, of-
schoon men zich verwonderen en bedroeven
moet over de verharding van zoo vele naam-
christenen , die, zonder eenig gevoel of
leedwezen, durven belijden, dat zij nog
ongeloovig en onbekeerd zign, ja de ver-
schrikkelijkste bedreigingen van Gods woord
op zichzelven en hunnen toestand kunnen
toepassen , als of zq tot het ontvlieden van
de helsche verdoemenis niet meer te doen
hadden, dan van bet Avondmaal weg te
blijven. Maar men behelpt zich dan met:
«I ik kan mqzelven toch het geloof en de
bekeering niet geven, mqne verdoemenis
zal toch zoo zwaar niet zqn, als wanneer
ik onbekeerd ten Avondmaal kwame.quot; En
dus vevkrqgt God eindelijk van alles de schuld ,
als of men een levenloos beeld, geen redeliik
schepsel ware, als of een onherroepelqk
noodlot den mensch tot de eeuwige ver-
doemenis bestemd had. Welk eene godde-
loosheid! welk een onverstand! welke eene
verharding! op uw sterfbed zal u geweten
u overtuigen j dat gij niet wildet, dat gq
boosaardig Gods raad tegen uzelven ver-
worpen hebt, en u de eeuwige verdoemenis
door moedwillig ongeloof hebt op den hals
gehaald. Dan, ik wend mg tot u, gemoe-
delgk christen! die niet zoozeer een voor-
wendsel opzoekt om u van het Avondmaal
te onttrekken, als wel derwaarts niet durft
naderen, omdat gij laag van uw geloof en
uwe bekeering denkt. Overweeg eens aan-»
dachtiglijk, water zq van uwe bedenkingen,
of dezelve wel in Gods Woord gegrond zqn!
of zq niet veeleer op verkeerde opvattingen
steunen? Ja, of gij niet dikwerf zelf zwa-
righeden opzoekt om uw heimelqk ongeloof
in de hand te werken ? met één woord, of
uw geheel gemoedsbestaan niet veel van
eigenwaan en eigendunkelqke godsdienst moet
gereinigd worden, zal hetzelve overeenstem-
men met den eisch van het eenvoudig Evan-
gelie ? Ei! laat u beter onderrigten! de zaak
is immers van het grootste gewigt? Gij be-
roept u op de oude boeken en godvruch-
tige leeraars, maar stelt daartegen die god-
vreezende leeraars sn boeken, die u anders
onderwijzen. Aan welke zult gij nu u hou-
den? Aan die alleen, welke overeenkomen
met de leer van Gods heilig Woord. Alle
menschen zijn toch feilbaar en leugenachtig
op God alleen kan men staat maken (i).
AHesaia VHI: ao. Hand XVlI: n. Rom, IV: 7.
Gal 1: 8.
-ocr page 24-Gij beroept u mogelijk op den Heidelberg-
schen Katechismus en het Avondmaais-Formu-
lier, maar, om niet te zeggen, dat ook
deze al hun verbindend gezag van Gods
Woord ontleenen, geligk de Nederlandsche
Geloofs-ßelgdenis zelve erkent (i^, zoo
passende uitdrukkingen, daarin voorkomen-
de, en welke u terug houden, niet op uw
geval», dewijl zg opgesteld zgn in eenen
tgd, in welken over het stuk, dat u be-
zwaart, nog geen geschil was (2). Wg moe-
ten ons dan aan het Evangelie houden, en
dat sluit immers geene zondaren uit, maar noo-
digt en roept dezelve, om van Christus en
deszelfs volheid gebruik te maken? Het is on-
hlt;;tamelijh (zegt gij) « Het brood der kin-
deren ie nemen en het den hondehens voor
te vxerpen, quot; doch dat zeide Jezus niet tot
^s Avondmaalpangers, maar alleen ter be-
proeving van het geloof eener heidenscbe
(i) Artikel 7.
f2) De Heidelbergsche Godgeleerden leeren, ^„tw, 6s
niet meer dan , dat de Sacramenten het geloof versterken
Z13 ontkennen daarmede niet, dat zg ook het geloof kan-
nen werken; want in hetzelfde Antwoord zeggen zij , dat
de H. Geest door de verkondiging van het Evangelie het
gern ■werkt, zonder dat iemand daaruit besloten heeft
dat, volgens den Katechismus, de prediking des Woords
het geloof niet zou versterken—-en, wat het Avondmaals-
Formulier aangaat, in hetzelve worden verstaan door de
geloovtgen, voor welke alleen Christus zijne spijze verordend
heeft, onberispelijke chrisrenbelijders in tegenstelling van
die ergelijke lieden, welke te voren worden opgenoemd.
vrouw, en toch sloeg Hij hare bede niet
af, maar prees haar.geloof, toen zg zeide:
d Heer! de hondehens eten ooi van de
brohshens, die van de tafel vallen (ï)
De plaats: tot den Goddehozen zegt Godi
wat hebt gij mijne inzettingen te vertellen^
en neemt myn Verbond in uwen mond?
ziet op die, welke dat uit geveinsdheid en
tot de onheiligste oogmerken doen, maar
niet op dezulken, die over hunne zonden
verslagen zijn, en er zich van willen bekee-
ren; want in den zelfden Psalm wordt zon-
der uitzondering gezegd: Roept Mij aan
in den dag der benaauwdheid; Ih zal er
u uithelpen en gij zult Mij eeren (2). Het
is zooj de woorden quot;an Paulus, die on-
waardiglijh eet en drinht, die eet en drinkt
zichzelven een oordeel, hebben betrekking
op het Avondmaal; maar evwordtimsners door
kundige uitleggers gedurig aangewezen, dat
die uitspraak verklaard moet worden uit de
God-ontëerende wijze, op welke de Korin-
thiërs het Avondmaal vierden ? Zij gebruikten
eerst aan deliefde-maaltgd denspgsen drank,
en dat zoo onmatiglgk, dat zij beschonken
ten Avondmaal kwamen (ö'. Is dat geen ge-
heel ander geval: dan slechts van zijn geloof
(I-) Matth. XV: ai-ïf!. i Mare. VII: 114.30.
1'salm L: 15-
CO Ter opheldering dient, dat men, in de eerste
christentijden, voor het gebruik des Avondmaals, gewone
en bekeering niet verzekerd te zijn ? Gg wilt
immers niet dronken, zonder eenige eerbied
of indruk, ten Avondmaal komen? Eilieve
mede-christenen] laat u dan niet langer slin-
geren door redenen en schriftuurplaatsen,
die op uw Avondmaal houden niet toepasse-
igk zgn.
Ik zal nog meer zeggen. Het Avondmaal
beteekent en verzegelt niet, dat de Avond-
maalgebrniker een waar geloovige is. Dat
moet hg zelfs weten en uit andere gronden
opmaken, maar het beteekent en verzegelt
alleen, dat Christus zgn leven voor zondaren
heeft overgegeven, en dat elk, die in hem
gelooft, behouden wordt. Dat blijkt uit
hetgene wij straks van den aard des Avond-
maals gezegd hebben. EiJ zoekt dat on-
derscheid wel te vatteflj het Avondmaal
immers is eene bevestiging van het Evangelie
en het Evangelie verzekert niemand van zgn
geloof en bekeering, maar stelt hem alleen
voor, hoe hg gelooven en zich bekeeren
moet om zalig te worden. Hoe kwalijk doen
dan de menschen, die aan het Avondmaal
buitengewone dingen, en verzekering van
hun geloof en bekeering wachten, dewijl het
inaaltyden me: elkander hield, welke liefdemaaltijden
noemd werden, omdat het oogmerk was met Èlkander
gemeenzaam te verkeeren, en in de liefde tot elkander
vei-sterkt te worden. Men leest van die maaltijden in
den brief van Jndas, vs. is.nbsp;^
Avondmaal nooit daartoe verordend is ! Hoe
onverstandig handelen zq die eerst willen
weten, of zq ware geloovigen zqn, eer zq
ten Avondmaal komen, daar zij als zonda-
ren , die midden in den dood liggen, moeten
naderen, om hq aanvang, of bij vernieuwing
geloovig aan te nemen, dat Christus voor
hen gestorven is tot bekeering en heiligheid!
Hoort wat Jezus zegt: die tot Mij Icomt
zal Ih geenszins uitwerpen (i).
Dan ik zeide straks, bij vele mensehen is
het maar e^en voorwendsel, waarmede zq
®ich behelpen om hun geweien te bevre-
digen , wanneer zq zeggen : ik moet eerst
van mqn geloof en bekeering verzekerd zqn.
God die hunne harten doorgrondt, weet
dat zij geheel andere redenen hebben,
waarom zq het Avondmaal verzuimen. Som-
mige gevoelen hunnen pligt en hebben er
evenwel geene lust in. Het zal uit dien
hoofde niet nutteloos zqn, wanneer ik nog
een enkel woord bestede, om aan te toonen,
hoe groot het voorregt zij om aan het
Jvondmaal Christus dood te overdenken.
Wij moeten toch ten Avondmaal gaan, niet
alleen, omdat Christus het beveelt, maar
ook omdat het voor ons heikaam is. De
eerste Christenen stelden er te regt zoo veel
prqs op , dat zij, ten tgde der vervolging,
CO Joan- VI: 37-
-ocr page 28-het met gevaar hunnes levens, hg nachten
m spelonken vierden; en zullen wij dat
voorregt niet waarderen, omdat wfa het
in rust en veiligheid mogen genieten ? Gewis,
dan maakten wij ons waardig, dat God we-
der tgden van vervolging deed ontslaan, öf
anderzins ons door ziekte huiten de gelegen-
heid, stelde om het doodmaal Zijnes Zoons
1« vieren. Ei, Christenen! verzuimt dan
deze instelhng niet, stelt haar niet uit tot
eene volgende gelegenheid. Gg weet niet,
ot gg dan nog leven zult, en h?t zult kun-
nen waarnemen. Gij beseft niet, welk heil
gg versmaadt. Christus verbroken hgchaam
en vergoten bloed iu teekenen van brood
en wqn te zien. ó Hoe geschikt, onder den
Goddelgken zegen, om de ongevoeligste
iiarlcn te treffen en op te leiden tot bekee^
ring en zahgheid! Hem als zelvcn te hooren
spreken: dit is Mijn ligchaam voor u ge-
broken, Mijn bloed voor u Verstoten i n
Hoe versterkende voor het geloof! hoe diens-
t^ig, om zoowel de wanhoop en ongevoelig-
heid van zorgelooze zondaren, als de motü
benemende bedenkingen van neergedrukte
en over hunne zonden verslagene christenen
te overwinnen.
Jezus en zijnes Vaders zonclaarsroin te
zien en te smaken. — o Hoe opwekkend om
die hefdc mot wederliefde, dank en gehoor-
zaamheld le beantwoorden! Aan ééne tafel
te eten en le drinken, gedenkende aan Hem,
die geduldig leed, niet schold of dreigde,
maar voor zijne vijanden bad! o Hoe ge-
schikt, om alle haat en wrevel, met geduld
onder de bezwaren, met vergeten en ver-
geven van des naasten beleedigingen te ver-
wisselen! zich door het gebruik des Avond-
maals zoo plegtiglijk en voor het oog der
wereld aan Christus te verbinden, hoe veel
goeds moet dit nalaten, zelfs hg den afge-
dwaalden zondaar, welke dien indruk niet
zoo ras kan verliezen, en door losbandige
ongodsdienstige menschen niet wordt aan-
gezocht, wanneer zij dat merken! Eindelijk,
hoe wordt de hope op een eeuwig zalig
leven door dit alles opgewekt, de vrees
voor den dood verminderd en mét een
blij onderworpen verlangen naar de eeu-
wigheid, verwisseld! Kunt gq het dan nog
van u verkr%en, eene zoodanige instelling
te verzuimen, zulk een heil te verwerpen?
Wilt gg dan liever in uwe zonden blgven,
en eeuwiglijk verloren gaan? Zult gg nu nog
zeggen: h ik ben er te jong, te ongeschikt
loe ? Ik kan immers aan dat alles denken,
zonder ten Avondmaal te gaan? Even als
den goddeloozen koning Achaz, die heldoor
God hem aangeboden teeken,ier versterking
zgnes geloofs versmade (i). Zult gg den
(i) JesiOas VII: 18.
raad Gods tegen u zeiven verwerperi, even
als de Parizeen, die zich door Johannes niet
wdden laten doopen (i)? Zult gij nu nog
door deze redenen u niet laten overtuigen
zoo zullen zij ter uwer verantwoording strek-
ken ten dage des oordeels, en gij zult door
uw wegblqven van 's Heeren Avondmaal u
een oordeel op den hals halen. Dan ik hope
betere dingen van u.
III. Gevoelt gij, hoezeer gq tot het Avond-
maal verpligt zqt? Kom laat mg dan in de
derde plaats u onder het oog trachten te
brengen, hoe men ten Avondmaal moet
gaan, zal men het tot Gods eer en zgne
zaligheid gebruiken en tevens u den weg
daartoe aanwijzen.
Bepalen wg ons tot de voorbereiding voor
het Avondmaal, het gebruik van hetzelve,
en de Nabetrachting.
1. Men moet vooreerst zich tot het Avond-
maal voorbereiden. Al leven wg altgd op
de godvruchtigste wgze en onberispelgk,
zoude dat echter noodig zijn, opdat het
gemoed gestemd wierde tot het meer pleg-
tig gedachtenis vieren van Jezus dood, hoe
veel te meer, daar wij zulke zondige men-
schen zgn, die door de zorgen en verstrooijin-
gen dezer wereld zoo ligtelgk ingenomen en
van Christus afgetrokken worden? De Apos-
tel zegt daaïom, de mensch beproeve zioh-
CO I'UC. VlI: so.
zei ven — of, gelgk men het ook kan ver-
klaren, stelle zich beproefd, dat is met
andere woorden: bedenke wat hij doen zal,
bereide zich behoorlijk, en ete alzoo van
het brood en drinke van den drinkbeker!
En waarin is nu deze voorbereiding gelegen P
Als ik spreek van voorbereiding, zullen
sommige mogelijk denken, dat ik het oog
heb op het bijwonen van de leerrede, die
voor het Avondmaal ter voorbereiding ge-
houden wordt. Dit bedoel ik echter hier
niet zoo zeer, ik spreek van de werkzaam-
heid des christens in het algemeen. Onder-
tusschen moet ik ten aanzien van het bgwo-
nen der voorbereidingspreek aanmerken, dat
sommige haar te hoog verhefTen, andere
haar te weinig waarderen. Zij, die haar
te hoog verhefTen, durven niet ten Avond-
maal gaan, wanneer zq die leerrede ter
voorbereiding niet hebben bqgewoondi Dit
is zeer dwaas en bqgeloovig; want de voor-
bereiding eenes christens bestaat niet in het
aanhooren eener leerrede, maar in de ver-
heffing zijner ziele tot God, niet in eene
uityvendige openbare godsdienstige hande-;.
ling, door menschelijk gebruik, met een
goed oogmerk iqgevoerd, welke inen (Jaar-
enboven nog zeer pnaandachtig, en zonder
vrucht kan waarnenien, maar i^ de afzonde-
ring van zichzelven lot de viering van
Christus «lood. Dan aan den anderen kant
zijn er zulken, die deze leerrede en de
openbare godsdienst, bq die gelegenheid le
weinig waarderen en ligtvaardig verzuimen.
Ofschoon toch het bqvvonen van dezelve
geen volstrekt noodzakelijk werk voor het
Avondmaal zij, is het echter eeue zeer nut-
tige en opleidende aaak, dewijl de leeraar
ons, bq die gelegenheid, onderrigt geeft,
hoe wq ons moeten voorbereiden en de ge-
heele godsdienst ten dien tijde, ons daartoe
stemmen en opwekken kan. Ik zoude dan
aanraden dezelve, zoo veel mogelqk, slipte-
Iqk en met alle aandacht waar te nemen en
zoo men in dezen wettiglijk verhinderd wordt,
de eene of aiidere goede leerrede te lezen
zonder echter bqgeloovig daaromtrent te ver-
keeren (i). Maar de eigenlqke voorbereiding
bestaat vooreerst daarin, dat men zich van
uitwendige zonden, bij voorbeeld, van on-
gehoorzaamheid aan zgne ouders, van on-
matigheid enz. bekeert, ook geschillen en
twisten bijlegt, al is het ook datquot;men daartoe
(O Ik zeg goeie leerreden, omdat vele geschriften le-
zen, die op eenen wettischen, niet Evangelischen, toon
gestemd zijn, en daardoor hen meer benadeelen, dan reet
werkzaam maken. Daarover moeten minkundigen met
verstandige godvruchtige leeraars raadplegen, eer zij iets
lezen. Bijzonder durf ik aanprijzen Hinlopens leerredenen
bladz, 340 enz., en Broes , peinzenden christen 4de stukje,
bladz. 38 enz. Onder de ouden vindt men veel schoons
in Sluiters gezangen.
de minste moet zijn, schoon men meent het
regt aan zijne zijde te hebben, want Chris-
tus zegt: Zalig zijn de Vredemahers, want
zi] zullen Gods kinderen zijn. En, zoo gij
uwe gave op het altaar zult offeren, en
gij wordt indachtig, dat uhgt; broeder iets
tegen u heeft, ga henen verzoen u eerst
met uwen broeder en kom dan, en offer
uwe gave (i). Dit evenwel moet mon daar-
bij in het oog houden, dat men tegelijk het
voornemen moet hebben, om in de kracht
van God, zich vervolgens van die uitwendige
zouden te onthouden. Dit is het gebrek der
zoodanigen, die voor het Avondmaal hunne
dagen of weken van afzondering houden,
dat zij, zoo ras het Avondmaal voorbij is,
veelal des te geruster hunne vorige levenswijze
hervatten, en daardoor toonen, dat het hun
geen regte ernst was, zich te bekeeren.
Ten tweede neme men eenigen tqd, om
over zichzelven na te denken over zqne
oorspronkelijke verdorvenheid, over zijne
bijzondere zondige neigingen en driften,
welke hem var anderen onderscheiden, over
zijne dagelqksche verkeerdheden -r- men be-
proeve zich, als voor het oog van 4en al-
wetenden God, of men daarvan gevoel en
indruk heeft» daarover smart en berouw ge-
voelt, hoe ver men het gebragt heeft in de
gedurige opmerkzaamheid op de uitgaogeu
Cl) Matth. V : SS, S4.
4,
■f] ■ I
* i
.i'l
zqnes harten, in het waken, bidden en slrg-
den tegen de eerste aanritseling der zonden,
in het beheerschen en verloochenen van
zichzelven, in het ontwqken der verzoekin-
gen, in het spoedig wederkeeren tot zqnen
pligt na verstrooijing en afwijken, en in
eenen hemelschgezinden wandel? — Ja,
welke vorderingen men sedert het laatste
Avondmaal heeft gemaakt, of men meer
vooruit, — dan achteruit is gegaan? — Men
vernedere zich voor God over zgne zonden,
die men op deze wijze zich herinnert, drage
zich aan zqne genade in Christus op, pleite
op deszelfs heilverdiensten, en ruste niet,
voor dat het beschuldigend geweten vertroost
is geworden door het vernieuwd geloof aan
het Evangelie, dat ook deze zonden, hoe
zwaar en vele ook, om Jezus wil, vergeven
zijn , om vervolgens dat in het Avondmaal
bevestigd te zien. Men bidde om heiligheid,
om kracht tegen de zonde, om bewaring
in de verzoeking, en verbinde zich om ver-
volgens meer tot eer van Christus te leven,
met een ernstig voornemen, om de trage
handen en slappe iniën op te rigten.
Ziet zulke gemoedswerkzaamheden, gelqk
zq altqd betamelijk en voordeelig zqn, ko-
men meer bijzonder te pas, wanneer wij ons
zullen begeven tot 's Heeren Avondmaal,
hetwelk ons roept tot godvruchtige overden-
king van 'sHeilands dood, vernedering we-
pens onze zonden, geloofsoefening omtrentnbsp;. ,
den Heer Jezus en verbindtenis van ons ge-nbsp;|
heele hart aan zijne dienst. Eik nadenkendenbsp;j
gevoelt dit, zonder dat ik meer woorden
gebruike.nbsp;. , . j n
Ondertusschen wachte men zichin dat alles
voor eigendunkelijke pdsdienst, beuzelarij
en Tgt;06iquot;§nbsp;eigene geregtigheid op
te rigten. Kan men het zonder benadeeling
van zijn beroep schikken, dat men voor het
Avondmaal, verstrooijende aardsche bezighe-
den uitstelle, om in het werk der voorberei-
ding niet gehinderd te worden, men zal er
zich niet kwahjk bij bevinden ; evenwel is er
nergens bevel van. Derhalve behoort de broe-
der of zusier, welker omstandigheden dit niet
toelaten, zich daarover niet te hekommeren.
Hier geldt het gezegde van Paulus in een
ander opzigt: iemand is bij God aangenaam
naar dat hij heeft, indien slechts de volvaar-
digheid des gemoeds daar (t), en men niet
moedwillig de gelegenheid verzuimt. Ik
zoude zelfs niet aanraden , geheele dagen en
nog minder weken, alleen aan godsdienstige
overdenkingen te wijden , wijdloopige boeken
te lezen, en lange gebeden te doen. Onze
aardsche betrekkingen en pligten gedoge^i
zulk niet: onze zinnelqkheid kan zoo lang
en achter elkander dal niet uithouden, men
verkrijgt daardoor een wettische gBest. Er
(_!} 4 Kor. vrn: 12.nbsp;^
komt dan zoo ligtelijk eene doode vlieg van
zelfzoeking en fijne hoogmoed, die de gt;tos-
telijhe zalf'van onze godzaligheid doet stin-
ken. Telkens aan God en onze bestemming
te gedenken, gedurig, maar kort te bidden,
onze aardsche bezigheden en onzondige ge-
noegens geduriglijk met ernstige betrachtin-
gen te verwisselen, komt mq voor niet alleen
altijd, m^r zelfs ook in de week voor het
Avondmaal, meer nuttig voor onze geestelqke
belangen te zijn en minder opzien bij andere
te verwekken, dan zich langer achter elkan-
der te willen afzonderen.
Met één woord, men wachte zich daar-
voor, dat men op zijne gebeden en gemoeds-
werkzaamheden eenige prijs stelle, als of men
beter en waardiger ware dan andere, tevens
voor eigendunkelijke godsdienst, waardoor
men zich tqd, die onthouding, die pligten
voorschrijft, om op eene angstvallige en slaaf-
sche wijze dezelve na te komen, voor het ver-
oordeelen van anderen, die meerdere vrijheid
nemen, voor het zoeken van menschen lof
over zijne naauwgezetheid en het toonen van
onvergenoegdheid en gemelijkheid, wanneer
men door onschuldige bezoeken en gesprek-
ken , of door noodige bezigheden in zijne voor-
genomene afzondering grhinderd wordt.
II. Wat nu het gebruiken van het Avond-
maal betreft, men moet daar komen, niet,
omdat men zich daartoe, als een geloovige
en beleerde hoven anderen geregtigd acht.
Teel minder, omdat men zich door zijne
voorbereiding dat heeft waardig gemaakt, of
beter is dan anderen. Die. rijh in hunne
oogen zijn worden daar ledig weggezonden
en God wederstaat den hovaardigen , maar
den nederigen , geeft li^ genade. imaar men
nadere als een arm en onwaardig zondaar, die
door Christus daartoe geroepen, en met Petrnsnbsp;i j
moet zeggen : Heer! tot wien zoude ik henennbsp;j;
gaan behalve tot U ? Qij hebt de woorden
des eeuwigen levens ( 2). En als wij regt
vernederd en verslagen zijn over onze eigene
zonden, beminde lezer! dan zullen wij aan
de tafel niet op anderen zien of zeggen:
« komt die en die ongevoelige wereldiing
« ook al ten Avondmaal?quot; maar ons zeiven
voor een der voornaamste zondaars houden.
Het spreekt van zelf, dat wij bij het gebruik
des Avondmaals, zedig en ernstig moeten
zijn, maar alle gemaaktheid, slorderigheid en
luide zuchting en rieken naar geveinsdheid,
en doen denken, dat men zich zeiven zoekt
te behagen, zijn dus een gruwel voor God,
en ergelijk voor zijne gemeente. Het hoofd-
(Zoe/des Avondmaals (zagen voij) is bet jg-erfe«-
ken aan Christus dood. Wij moeten ons
daartoe verledigen, ons te binnen brengen,
hoe Jezus het Avondmaal instelde op den
laatstcn avond zqns levens. Hoe bitter Hij
(i) i Pctr. V: 5. (2) Joh. VI; 68.
leed in den hof, hoe Hij door Judas ver-
raden, door Petrus verloochend, door alle
zijne discipelen verlaten, van de eene vier-
schaar naar de andere gesleept, valsch be-
schuldigd, bespot, gegeeseld, met doornen
gekroond, door het volk verwenscht, door
den regter veroordeeld, zijn kruis droeg en
bigna onder hetzelve bezweek, hoe Hij ver-
volgens aan het moordhout genageld, naakt,
behoeftig, hulpdoos, wegkrimpende van
smarten, hing en gelasterd werd door de
omstanders, tot dat Hq eindelijk zijnen
geest in quot;s Vaders handen gaf, hoe Hij daar-
mede, in onze plaats, Gods geregtigheid
vervulde en leed ter verzoening onzer zon-
den, hoe Hij dit vrijwillig, uit liefde tot
ons onwaardigen, wilde lijden , om ons tot
God te brengen (i). Wij moeten onze oogen
eerbiedigiqk op het brood en deszelfs bre-
king, en op den beker des wijns vestigen,
als op de afbeelding van Jezus dood, welke
ons denzelven zinnelijk voorstelt en herin-
nert, en, zonder angstvallige redekavelin-
gen met ons zeiven, zoeken t? gelooven,
wanneer de dienaar, in Jezus naam, zegt:
cZai is mijn ligchaam voor u verbroken,
mgn bloed voor u vergoten , zoeken aan te
nemen , in eenvoudigheid onzer harten (2)
(1) Men leze, behalve het Avondmaals Formulier,
van alphen's Mengclpoezij, bladz. agS.
Ca) Hand. 11: 40,
-ocr page 39-dat het niet alleen voor andeien, maar ook
voor ons is, om God met dankbare blijdschap
daaro ver te verheerJijken. Ons vorig zondig
leven, onze diepe onwaardigheid, het onbe-
grijpelqke, dat God op ons in ontferming
zoude nederzien, moeten ons niet blind maken
voor de zigtbare en tastbare bewqïen zqnqr
zondaarsliefde j welke ons het Avondmaal op-
levert. Als, iemand de sleutels van het ge-
bouw en het geregtelijk bewqs in handen
krijgt, behoeft hij niet langer te twgfelen of
hij eigenaar van het huis geworden is, zoo
ook niet, dat hq deel hebbe aan Christus,
wanneer de Heer zelf hem daarvan de onder-
panden geeft. Men zegge dan bij zich zei-
ven: « zoo waarlqk als ik dit brood en dezen
wijn aanneem en gebruik, zoo waarlqk ge-
loof ik, Heer Jezus! dat Gij uw leven voor
inq ontwaardigen hebt overgegeve, zoo
waarlqk neem ik U thans aan, om op U te
vertrouwen , in den weg van behoudenis ge-
noegen te nemen en voortaan voor U te
leven. Ik wil U liefhebben ó Heer! mijne
Sterkte! ik verbind mij aan uwe dienst;
maak Gij mq slechts getrouw, om de wereld
te verzaken en aan mqne verbindtenis te
beantwoorden.quot;
IH. Ziet, zoo gebruikt men het Avondmaal
naar 's Heeren instelling, ter zijner vertroos-
ting. Maar welke moet daarna onze nahe-
tracJitingviya.^ Deze bestaat niet slechts daar-
ii :i
in , dal men de prediking des Leeraars na
het Avondmaal hoort, om straks weder alles
te vergeten , — niet daarin, dat men meent ge-
noeg gedaan te hebben met het gebruiken
des Avondmaals en weder als te voren de
zondeen de wereld dient. Neen, hetgene wij
voor en by het Avondmaal gehoord, gezien
en betuigd hebben, moet ons in gedachten
blijven. Dagelijks moeten wij onze keus en
verbind tenis vernieuwen en door de herinne-
ring van het gebroken brood ons geloof laten
versterken. Komen wij in ongelegenheid en
rampen, dan is het tijd zich door Godj ge-
nade in Christus en deszelfs Godverheeilq-
kend geduld onder zijn lijden , tot vertrouwen
op den Hemelschen Vader en nederige on-
derwerping te laten bewegen. Worden onze
wraakgierige, nijdige driften aangezet, wq
moeten onzen toorn matigen en onzen naas-
ten vergeven, omdat God in Christus ons
zoo veel vergeven heeft. K-ometi er onreine
eerzuchtige, geldgierige, aardsche begeerlijk-
heden bij ons op, wij moeten dezelven genen
tqd geven , om zich in ons gemoed te ves-
tigen, maar, gedenkende aan onze dure ver-
bindtenis, zeggen: gij boozen! wijkt, op-
dat ik het gebod van mijnen Heer naauw-
keurigmoge bewaren. Moeten wij ons weder
in de versirooijingen der wereld begeven, het
gevierde Nachtmaal moet bq ons dien indruk
nalaten, dat wq niet mtjedwUlig zondigen,
tegen de minste zonde waken, alle verzoe-
kingen daartoe zorgvuldig vermijden (i).
En, worden wij door hei kwade zoo ligtelijk
verrast, zondigen wij uit zwakheid en over-
gling, dan moeten wij, zoo ras mogelijk, in
Öe schuld vallen, ons weder lot God bekeeren,
geloovi.; aan de vergeving der zonden, die
ons in het A.vondmaal is verzekert. Komen
er bedenkingen des ongeloofs, angstvallige
zorgen voor de toekomst, of doodvrees bij
ons op, wij moeten, door het gevierde Avond»
maal gewapend, daartegen dapper strijden,
om in het geloof le volharden, ons hart näbq
Christus houden de minste verkoeling van
liefde, de minste'ijverloosheid en nalatigheid
in bidden , danken en waken schroomen , toe-
zien dat wij der wereld niet gelijkvormig
worden,,/waar vergetende hetgene achter
is, ons uitstrekken naar hetgene voor is en
naar de volmaaktheid jagen (^2).
Niemand zegge: (« welke moeijelijke püg-
ten ! zoo kau ik nooit ten Avondmaal gaan!
Wie is tot deze dingen bekwaam? het is
dan beter, dat ik mij van het Nachtmaal
onlhoude. ó Neen ! De, u voorgeschrevene
(i) Tot het vermijden van verzoekingen behoort, bij-
voorbeeld, dat een liefhebber van den sterken drank
niet noodeloos in of voor een wijnhuis gaat, een toor-
nige zich niet mengt in den twist, een gierige niet ge-
meenzaam omgaat met gierigaards, een wellusteling alle
aanlokselen vermijdt. En zoo vervolgens.
(o Philip. III: I», 14-
-ocr page 42-pliglsbetrachting is tevens uwe zaligheid, en
gij zijt er toe verbonden, ook buiten opziet
tot het A-vondmaal. Het Avondmaal dringt
er u alleen des te sterker toe, en madkt n
de oefening te gemakkelqker. Als gij immer
wilt zalig worden , dan moet het daartoe bij
u komen, dat gij als een arm zondaar in
den Heer Jezus wilt gelooven en aan zijne
dienst u verbindt. Zoudt eij dan van het
Nachtmaal afblijven, om daarvan ontslagen te
wezen? Wilt gij dan den Heer Jezus en des-
zelfs heil versmaden, ongetroost leven, ramp-
Zalig sterven? Wel, ik hope betere dingen
van ul ó! Beseft toch, hoe genoegdijk uwe
levensdagen in deze wereld, en, zelfs onder
rampspoeden, zouden henenrollen, hoe gerust
uw geweten, hoe blqmoedig uw sterven zou
wezen, wanneer gij, niet slechts den naam
eens Christens droegt, maar ook Jezus beeld
vertoondet! Ht tgeen ik u herinnerd heb, heb
ik u voorgesteld, niet, opdat gij in eigene
kracht zulks zoudt nakomen, maar in dekracht
vam Hem, die u daartoe zijnen Geest belooft.
Zoelt en gij zult vinden. Hopt en u zal
worden open gedaan, bidt en gg zult ont-
vangen, wederstaat den duivel en hij zal
van u vlieden (i). Laat u door dit alles niet
van het Avondmaal terug houden, maar be-
schouwt die instelling van Christus als ge-
schikt, om u daartoe op te leidenen daarin
(O Matth. VII; 7, 8. Jac. IV: 7.
te versterken. Nadert op zqn bevel en met
het oog op zijne genade, zoo zult gij hem
welkom zijn, en boven bidden en denken
ontvangen.
IV. Komt, mijne vrienden! laat mij, ten
besluite mijner verhandeling, u nog de op-
lossing van eenige overgeblevene gemoeds-
bezwaren mededeelen, en dan mijn geschrijf
aan God die het alleen aan uwe harten hei-
ligen moet, aanbevelen. Ik heb in het voor-
gaande, daar, waar ik het gevoegelqk oor-
deelde , reeds veel ter uwer opwekking en
ter oplossing uwer bedenkingen pzegd,
hetwelk ik niet zal herhalen. Er blijft ech-
ter nog het een en ander over, hetwelk ik,
om mijne verhandeling volledig te maken,
zal aanroeren.
1, Er zijn mensehen die van hel Avond-
maal wegblijven, omdat zij geen Nachtmaals-
kleed bezitten, omdat zij een afleidend be-
roep hebben, bq voorbeeld, dat van een
soldaat of herbergier, omdat zij in treurige
omstandigheden verkeeren , omdat zij binnen
kort zullen huwelijken, of omdat zij geenen
tijd hebben om uit hun huisgezin te gaan om
de openbare godsdienst en hel Avondmaal
waar te nemen. Maar, ei lieve, welke nie-
tige redenen! als men knap en zindelijk ig
in de kleederen, en daar zulks ontbreekt,
heerscht niet alleen armoede, maar ook lui-
heid en verwaarloozing van de pligten des
christendoms, welke verscheurde lompen doet
dragen (i), als men maar zindelijk en rein
is, heeft men geen ander gewaad noodig.
Kijken en armen zijn leden van dezelfde
gemeente, hebben dezelfde betrekking op
Christus, die arm geworden is om arme
zondaren ri,k te maken (2), Hij, die aan
s Heeren tafel laag op den armen nederzag,
zou zich daar schrikkelijk bezondigen. VVn
komen niet ten Avondmaal, om daar met
onze kleederen te pronken ; dit zoude zelfs
een gruwel voor God zqn. Gaan vele lie-
den, op sommige plaatsen, naar oud gebruik
van deftige menschen, in het zwart ten
Avondmaal, dit is echter geene Goddelijke
instelling, maar hangt geheel af van elks
eigene verkiezing en omstandigheden. We-
reldsche pracht en onreinheid is alleen aan
's Heeren tafel aanstootelijk. Een afleidend
beroep, wanneer het maar onzondig en
geoorloofd is, of een druk huisgezin kan
iemand niet doen terugblijven, die in zqn
beroep zoekt God te vreezen en over zijne
gebreken in hetzelve bedroefd en verslagen
is. Tqd heeft ieder, die maar den tijd
zoekt, en er zijne zaken naar wil schikken ;
zelfs deteederhartige moeder kan welligt aan
haren man, of eenen vertrouwden persoon,
haar kroost overgeven, zoo lang zij tioodig
heeft om eens in de week de godsdienst,
CO Spreuk. XXIII: aj, 24. (i) » Kor- VIII;nbsp;'
en op den bestemden tijd het Avondmaal
waar te nemen. En zoo min blijdschap als
droefheid kan den christen verhiuderen,
gebruik te maken van eene plegtigheid , die
geschikt is, om het hart aan God te verbiti-
den, van zorgen te ondasten, vau dartelheid
te spenen en in droefheid te vertroosten.
Ei! blijf dan, om zulke nietige redenen, niet
af van 's Heeren Avondmaal, maar gehoor-
zaamt zijne stem. Uv\e redenen zijn immers
dikwerf maar uitvlugten, om daarmede uw
geweten eeniger mate gerust te stellen en u
tegen anderen te verdedigen? Zq zijn niet
veel beter dan die voorwendselen: ') ii; heb
een akker gekocht, ik heb een wijf ge-
trouwdquot; waarmede de genoodigden tot het
gastmaal, van hetwelk de Heiland spreekt (i),
hun terugblijven zochten te verschoonen.
Maar wat deed de gastheer? Hq noodigde
anderen en vertoornde zich over de onge-
hoorzamen.
Ei! spiegelt u aan dezen en wordt wijs!
Of, hebt gij in uwe armoede en beslomme-
ringen, in uwe gewigtigsie omstandigheden
van vreugde en droefheid, den Heer Jezus
niet noodig? Zult gq , daar Jezus u roept in
die beroeping en levensstand, in welke gij u
bevindt, (2) ^ijne roepstem versmaden? Zult
gij uw huwelijk niet met God beginnen, hoe
(i) Zie Luc. XIV: lö, 24.
(a) I Kor. Vil: so verg. met Hand. X; i, 7.
-ocr page 46-kunt gij dan daarover zegen hebben? Zult gij
in uwe treurigheid uwe vertroosting niet bg
den Heer zoeken, hoe zult gg dan vertroos-
ting vinden? Ei, laat u dan door niets van
zulken aard wederbouden van uwen pligt.
2. Anderen zijn er, die niet dan met be-
schroomdheid ten Avondmaal gaan, omdat zij
vreezen het oordeel van menschen dat anderen
zeggen zullen! « gaat deze en die ook al ten
Avondmaal? Die jonge mensch, dien ik zoo
en zoo gekend heb? Is die ook al vroom en
fajn geworden? Wg zullen eens zien,hoe.hg
zich houden zal?quot; Dikwerf is dat eene ver-
keerde opvatting, van grond ontbloot, waar-
door men zich voor het Avondmaal laat
slingeren. Men meent, dat men elks oplet-
tendheid naar zich zal trekken, en ziet! de
spotters zijn veelal niet in de kerk, of wor-
den gedrongen tot hoogachting voor de be-
trachters van hunnen pligt, en tot schaamte
over hun eigen verzuim. Maar gesteld, het
wierd eens gezegd, wat dan? Zegt de Heer
Jezus niet: een iegelijk, die mij zal belij-
den voor de menschen, dien zal Ik ook
belijden voor mijnen Vader, die in de He-
melen is ; maar, zoo wie mij verloochend
en zich mijnes geschaamd zal hebben voor
de mf tischen, dien zal ik ook verloochenen
voor Mijnen Vader die in de Hemelen is .1).
En zullen wij dan de goedkeuring Gods en
(I) Matth. X : 31, js. Luc. IX : a«.
van Chrislas nielhooger achten dan die der
mensehen? Hoe zullen wij , in tijden van ver-
volging ons goed en bloed voor de chnstelqke
godsdienst opofferen, wanneer wij dien ge-
ringen smaad van ligtzinnige kwaadsprekende
lieden niet om zijnen wil verdragen ? Moet
het ons niet eene eer en voorregt zijn, ge qk-
vormig te worden aan Christus, die telkens
gelasterd werd, als hij goed deed? Ons dus
met de Apostelen verblijdende, wanneer wq
waardig geacht worden, om zijnen wil
smaadkeid te lyden(,i)1 Het zedelqk bederf
neemt dagelqks zoo toe, dat men reeds be-
spot wordt, wanneer men m de kerk komt,
voor en na den maaltqd bidt, en het vloe-
ken en het zweeren niel kan hooren. Zult
gij dan, om sommige spotachtige lieden, die
er zich eene eer in stellen ongodsdienstig te
zqn, om die te behagen, al dat goede ver-
zuimen, tegen u geweten handelen, ja uwe
eeuwige zaligheid er voor opofferen? « Neen,
(zegt gij,1 maar als ik ten Avondmaal kom,
zullen de mensehen denken, dat ik vroom
ben, en beter dan zij, terwijl dat toch nie^
waar is, en ik mij zelve daarvoor niet houde.'*
Dan, wij komen niel ten Avondmaal, gelijk
gezien is, om daarmede te betuigen, dat wq
vroom en bekeerd zijn? neen, wij belijden,
door het waarnemen dezer plegtigheid , zonda-
ren te wezen, die den Heer Jezus noodig heb -
(O Hand. V; 41-
ben en gaarne door hem zalig willen worden.
Nu, dat kunnen de mensclien alleen met
grond uit uwen gang ten Avondmaal van u
besluiten, cn daarvoor wilt gij immors wel
bekend staan? Zorg maar daarvoor, dat gij
u wachi voor ergerlijke zonden en als gq
daaraan vast zijt, dat gij u dan van dezelve
bekeert, opdat niemalt;nd naar waarheid kunne
zeggen: «hij gaat te» Avondmaal, en bij
blqft echter een vloeker , «e» misbruiker van
Godsnaam en dag, een wederspannig kind,
een ontaard vader, een twistgierig, wraak-
zuchtig, onverzoenlijk mensch, een verwaar-
loozer van zijn huis. een dief, kwaadspreker,
dronkaard. quot; Zoo kunt gij gerustelijk ten
Avondmaal gaan en ware vrome menschen
zullen u liefhebben en hoogachten.
5. « Ja maarquot; zegt mogelijk een ander
A als ik ten Avondmaal kome, dan moet ik
mij tot een heilig leven verbinden; en als
ik dat niet nakome, is het voor mij erger,
dan wanneer ik nooit ten Avondmaal was
geweest; mijne verdoemenis zou zwaarder
zijn , en de menschen zouden billijk mij voor
eenen geveinsden houden, en hoe ligteliik kan
ik door de zonde verleid worden!quot; Onge-
lukkigeredenering! met evenveel grond zoudt
gij kunnen zeggen : « laat mij maar alle
oefening in de Godsdienst, de openbare
prediking en het bqbellezen nalaten , dan zal
mqne verdoemenis zeker zoo zwaar niet zgn;
want de dienstknecht, die den wil des Hee-
ren geweten en echter niet gedaan heeft.
zal met dubbele slagen geslagen worden. quot;
Gevoelt gij zelve niet, dat deze redenering
u eindelijk tot losbandigheid zou brengen?
Zg is ook van allen grond ontbloot; want,
wanneer men moedwillig Gode ongehoor-
zaam is , en die middelen versmaadt, welke
God heeft verordend, om ons, als redelgke
menschen , tot zijne dienst te brengen, zon-
digt men tegen betere overtuiging aan, en
niet gelgk dè heidenen, die den wil des
Heeren niet gekend hebben, en hoe zwaar
zal dan niet het oordeel zijn ? Eene moed-
willige onwetenheid verschoont niemand
in een menschelgk gerigt, hoeveel minder
dan voor Hem. die harten en nieren be-
proeft? Nooit moet men zich voorstellen
verdoemd te zullen worden, dit brengt wan-
hoop en verharding te weeg. God heeft
geenen lust in onzen dood, maar wel in
ons leven en bekeering (i). Dit bevestigt
het A-Vondmaal. Derhalve moet het besluit
van den redelijken Christen zgn: «t ik zal
mg aan des Heeren dienst verbinden, in
hope, dat ik deze verbindtenis zarhouden,
opdat ik de eeuwige verdoemenis ontvliede
en zalig worde;quot; Zich ergens plegtig toe
te verbinden is een aandrang te meer, om
CO Ezech. XXXIII: ii. Joan. Hl: lö, 17.
die verbindtenis te houden. Nog eens, wg
hebben ten tgde, wanneer wg ten Avond-
maal komen, ons niet daarover te bekom-
meren, hoe wg onze verbindtenis zullen
nakomen. God vordert dan slechts van ons,
dat wg ons met een opregt hart aan Hem,
bg aanvang of voortgang, verbinden. Daar-
aan te beantwoorden is eerst het werk der
nabetrachting: dit moet tei'stond na het
gebruik des Avondmaals onze zorg en toeleg
zgn; anders zouden de beste christenen niet
ten Nachtmaal kunnen gaan , dewijl niemand,
hoe heilig ook, voor zichzelven kan instaan
dat hij daarna niet, met David en Petrus,
in groote zonden zal vallen. Wij verbinden
ons, niet in eigene, maar in des Heeren
kracht, en, wanneer wg nederig van ons-
zei ven denken, waken, bidden en strijden
tegen het kwaad, ons niet moedwillig op
plaatsen en in gezelschappen van verzoeking
begeven, en Gods genade ter vergeving en
heiliging inroepen, dan is God magtig
en getrouw, ons voor struikelen te bewa-
ren en onstraffelijk te stellen voor zgne
heerlijkheid en vreugde. Hg is geen harde
Heer, die maait, waar hg niet gezaaid heeft,
maar, gel^k zich een vader ontfermt over
zgne kinderen, ontfermt zich de Heere
over diCf welke Hem vreezen; want Hg
weet wat maaksel zg zgn. Hg is ge-
(Jachtig dat zij stof zijn, en volbrengt
zijn werl: tot op zifnen dag. (i) Niemand
worde dan door deze schqnbare bedenking
gehinderd om aan het Avondmaal Jezus
dood te verkondigen.
4. Eindelqk zal ik nog opnoemen de be-
denking van sommige godvruchtigen, lt;, dat
zij sedert het vorige Avondmaal niet beter
geworden zyn, dat zij, zonder het Nacht-
maal te gebruiken, troostrijke uitlatingen
vctn Gods liefde hebben, dat zij veelal aan
het Avondrhaal niet genieten hetgene z^'
wenschten, dat zp zoo doodsch, gevoelloos
van de tafel des Heeren opstaan, als zp er
aankomen, en daardoor vrijheid hebben,
om het van tgd tot tijdeens over te slaan.quot;
Vrqheid, om het Avondmaal des Heeren van
tijd tot tijd te verzuimen kan geen regtgeaard
christen, die volgens het Evangelie Werk-
zaam is hebben, daar Christus gezegd heeft:
doet dit tot mijne gedachtenis, en het hem
het grootste voorregt behoort te zgn, zichin
de gelegenheid te bevinden, om die gedach-
tenis door het Avondmaal te vieren. Dat
men piet beter geworden is sedert het vorige
Nachtmaal, wordt soms ten onregte gedacht,
uit gebrek van bedachtzaam onderzoek, als
mede door vordering in kennis der zonden,
waardoor men, omdat men zich erger keurt
dan te voren, ook zich erger waant te wezen,
Cl) Jud. V5. 24. Pi. CIIl; i|, 14. philipp. I,«.
ofschoon men indertlaad in heïh'gheid gevor-
derd is. Dikwgis echter is het eene treurige
waarheid, die den christen vernederen en
bedroeven moet; maar niet kan afhouden
van eene plegtigheid , die hem Christus ver-
gevende genade en het ootmoedig zondaars-
geloof in Hem, ter behoudenis predikt, de-
wijl die juist voor zijne behoeften is berekend,
en hq, door Christus ongehoorzaam te zqn,
althans niet heiliger zal worden. Neen, in
zoodanig geval behooren wq ten Avondmaal
te gaan, gedenkende, waarvan wij uitge-
vallen zyn^ ons bekeerende om de eerste
werken te doen (i). Troostenjke uitlatingen
van Gods liefde te hebben, wanneer men
tegen het uitdrukkelqk bevel van het Evan-
gelie, met beter weten handelt, schijnt iets
te zqn, hetwelk men zichzelven opdringt
en waarmede men zich bedriegt. Ik zoude
hierop toepassen het gezegde van Paulus:
ziet! de satan verandert zich in een* engel
des lichts (2). Dit althans is zeker, dat
God geen blqk van goedkeuring geven zal
op versmading zijner bevelen en op eigen-
dunkelqke Godsdienst. Dat men aan het
Avondmaal niet geniet hetgene men hoopt,
komt dikwqls, omdat men aan het Nach-
maal iets vreemds en ongewoons zoekt. Ver-
standige christenen, die aan het Avondmaal
zich bepalen tot Christus verzoenend Iqden
Cl) Openb. s. CO a Kor. XI.- 14.
en sterven, die, middelijk daarvan, ver-
sterking des geloofs en gewaarwordingen van
liefde tot hunnen Zaligmaker wachten, ko-
men zelden Ongezegend terug, tenware zq
door hunne omzwervende gedachten zich
van dit hoofdoogmerk des Avondmaals la-
ten aftrekken, waarover zq zich naderhand
voor God vernederen.
Ziedaar, beminde lezer! hetgene ik u om-
trent het Avondmaal des Heeren wilde herin-
ren. Mag dit, onder den Goddelijken zegen,
aan u nuttig zqn, ter uwer opwekking en
besturing, omtrent die eerwaardige plegtig-
heid, zoo wel als ter bestrqding van wange-
voelens en misbruiken daaromtrent, ik zal
mq zeer verblqden. Lees en herlees het daartoe
met aandacht. Onderzoekt zelf, of hetgene
ik u schrijf niet des Heeren geboden zqn!
Bid vuriglijk , dat God het aan uw hart zege-
ne! Zie daar mqn wensch en bede! God
schenke u daartoe zqnen Heiligen Geest, en
doe u eens aanzitten aan het Avondmaal van
de bruiloft des Lams hierboven! — Het zg zoo!
ßtj M. wur amp; ZONBR, Dmkker, van het Nederiandsche
Zendelinggenoouchap, worden ook mtgegeven
de navolgende Kleine Stukjes.
ETJngeliiclie hcrlnnering«n aan Eranken.
gt;. Over het nuttig Kcrlgaln.
8. Over het doen van Belijden!«.
M?.^quot;quot;'?™]quot; ■quot;«quot;quot;'''«n.die niet terlerk kunnenc.an
6. Het Chri.tendom he.chaamd door Heidenen.
e. Kvangeh.che herinneringen aan Bedioefdeu.
l' ilnquot;®«^quot;^'' quot;'quot;quot;»»'quot;'■g»'' Vader, en Moeder..
10.nbsp;Onderwij. over het Bijbellesen.
11.nbsp;I-even.Be.chiedeni. van den groot.ten Man.
gt;«. Iet. over het Avondmaal.
I5. Opwekking tot de hui..elijke God.dien.t.
«4. Zamen.praak tu..chen drie Vrienden overd.Wedereeb.
15.nbsp;Het leven van William Kellij.nbsp;»'rgco.
16.nbsp;Drie zamen.praken tua.chen een'Leeraar en een'Hni.m.
l' S J 7nbsp;tot vorigen welvaart her.teld..
18.nbsp;Het nad^cel van het hij de .traat loopen der kinderen
19.nbsp;Waar.chnwing legen de Ontncht.
»0. Icti voor her.telden uit krankheid.
ki. let. voor Gevangenen.
at. 6e.chenk der Chri.telijke liefde voor kinderen
«3. Ge.ehenk voor Lidmaten der Chri.telijke kerk.
»4. Heb Ik wel genoeg voor de Beuwigheid ?
15. Twee^ Ge.chenk der Chri.telijke liefde voor hinderen
«6. Voor Dien.tboden.
»7. Over de Fee.len.
aS. Iet« voor Armen.
ag. Jezu« , de genee«m«e«ter van kranken.
50.nbsp;Kvangeh.che Herinneringen aan oude Lieden.
51.nbsp;Verzameling van leerz. brieven en opwekkende verhalen
gt. Opwekking tot weltevredenheid.
S5. Een goed woord aan Chri.ten-ouder. over do opvoedinr
54.nbsp;Franke, de quot;kracht de. Geloof«.nbsp;'
55.nbsp;Schet. ▼an het leven vtn Afrikaner.
56.nbsp;Waar.ohuw.-BB tegen het Kwaadinrelen.
17.nbsp;Iet. over de Zeljkenni..
58.nbsp;Ben woord van onderrigt en troo.t in Sterfhuizen,
59.nbsp;Men doet niet, wat men kan.
40.nbsp;Vriendelijke raad aan zwaarraoedigen.
41.nbsp;Waarom word ik niet boter ?
4t. Wie «ijn, hier op aarde, do gelnkkig.le men.ehen 7
45. Gedenk te Sterven.
44. Het Voorbidden , een pligt der Chriitelijke liefde.
4«. Opwekking tot getrouwe deelneming in het Maan-
delijk.ehe Gebed.
4fi. Trooatwoord voor Chri.tenen, in alle wederwaardigheden
4t. Bl(bel«ch Leeaboek voor Kranken.
i i5 |
Ct, |
- 10 | |
- jo |
» |
- JO |
)» |
- ro |
m |
ï» | |
- ao |
)gt; |
- oS |
)) |
- 90 |
» |
- l5 |
» |
- f5 |
)» |
- 25 |
)gt; |
- ao |
U |
-07I |
m |
- »5 |
» |
- i5 |
3gt; |
- B5 | |
- ao |
11 |
- 5o | |
- ao |
» |
- 45 |
H |
u | |
- a5 |
li |
- ao |
}t |
- a5 |
ïgt; |
- gt;5 |
gt;1 |
- »5 |
)gt; |
- 10 |
M |
y» | |
n | |
- 10 |
n |
- »0 |
» |
- 90 |
M |
. »5 |
)) |
- 10 |
)» |
- lO |
)» |
- to |
f) |
- s5 |
1» |
ïgt; | |
- s5 |
» |
^ s5 |
1» |
- to |
)» |
.. i5 |
)» |
M | |
- »7» |
n |
- |
u |
- so |
1» |
- |
)) |
Bij de Drukkers en Boekverkooperi m. wijt amp; zokr»
^ zijn mede te bekomen de volgende Kleine Stukjes-'
Noodz»lelijkheid der k.nni. vn J.«„, Chri.lu,nbsp;1 ,„ r,
.. Het gelak van God tot «.jtten Vriend te hebben.'nbsp;. ,5 .
S, Het wa.r geluk , geschetst gt;n drie gesprekken.nbsp;- ,5 ï
4.nbsp;Van Bijk, iet» over de Bekeering.nbsp;- 14 »
5.nbsp;» 1gt; over de Sacramenten.nbsp;~ io »
6.nbsp;» 1) over de ReglJinnigheid.nbsp;quot; 'ï quot;
7.nbsp;» „ voorbeelden van Vroegbekeerden.nbsp;quot; /„ quot;
8.nbsp;)gt; n bij de uildeeling de» Bijbel,nbsp;»
9.nbsp;Jela, , do ware Zondaaravriend.. 'nbsp;quot; 03 )gt;
»0. Een boekje voor menschen , die het niet iviilennbsp;~ 11? quot;
ij. De godvruchlige Krijgsman. ot WMIen leien - o5 ,,
la. Iets over het Vloeken.nbsp;quot; »
13. IlarJeüjke opwekking en Tvelmeenendo raadnbsp;quot; O» »
'4. De weg des Heils, in lestion korto voorstellennbsp;quot; quot;
15.nbsp;De godvruchtige Zeeman. *nbsp;- ao )i
16.nbsp;Een woord tot bemoedigii^,nbsp;quot; »
17.nbsp;Iels over de Vereeniging.nbsp;quot; 075 ji
18.nbsp;Jonathan de Saggerman.nbsp;--l5- gt;1
gt;9. Franke, heilige en veilige weg.nbsp;~ gt;»
»0. Overdenking over het Wederaien.nbsp;~ »
• i. Ernstige gedachten over de Eeuwigheid.nbsp;~ quot;
15. Raadgevingen. Wenken. Middelen.nbsp;quot; gt;'
»3. Leven en Sterven van een vroeg godvreejsendnbsp;~ quot;
•4. Onderwijs om ..lig te worden, quot;tertj» - so „
«5. Het boerenmeisje.nbsp;- »5 ,)
S6. Joaef.nbsp;- »
»7. Sehet, van Jeaus leven.nbsp;- quot;quot;l )gt;
fi8. Vrolijk uitzigt van een 96 jarigen grijsaard.nbsp;~ quot;
«q. JJo goede Aioeder. 'nbsp;- l5 »
50.nbsp;Th. Hoog, over do vroege Godaaligheid.nbsp;- so n
51.nbsp;— - opleiding van het Nageslacht..nbsp;quot; quot;
32. Gedachten van een oud Godgeleerden.nbsp;quot; ®
55. Hogendorp, ootmoed voor God. *nbsp;~ 3o »
54.nbsp;Wonderbare oogbeschouwing..nbsp;~ »
85. Rcsler, over de Geaangen...nbsp;»
55.nbsp;Ben boelje voormcnschen omdenBijbel teleinbsp;~ 'r quot;
37. Konigdroppen «i, de Steenrot, CTrisJüsnbsp;quot; »
S8. Lessen der wij.heid voor alle Christenen..nbsp;quot; quot;
39. Een zestiental beknopte Preekjcs,nbsp;~ , quot;
4ü' Xieven en b-Xeering van vrouw Langerveld.nbsp;~ quot;
41. Th. van der Groe , laligmakend Geloof.nbsp;quot; quot;
41. Kort Begrip der christelijke religie.nbsp;~ quot;O „
43.nbsp;Bekeeringgeschiedenissen en Sterfbedden.nbsp;quot; quot;
44.nbsp;Spiegel der goddelijke vooraienigheid.nbsp;quot;
45.nbsp;liCven van Mevrouw Paterso«,.nbsp;~ quot;
46.nbsp;Gesprekken eu Overdenkingen over des Heilandsliiden ~ i? quot;
47-nbsp;y«quot;.nbsp;(«'■'eede Stukje) : quot;
48. idem, .dem, (derde Stukje)nbsp;„ quot;
- 40
(vierde Stukje)
Blaek, da Schoorsteenveger,nbsp;. _
Ä. Nimmer t« Laat.nbsp;* 10 Ct
C. Nimmer te Vroeg.nbsp;quot; »
a De kracht van de Godjdientt.nbsp;quot; quot;
Dt OndeiMr«-«Tond.nbsp;quot; quot;
- 10 UI
-ocr page 56-A
Gedrukt en te bekomen bij M. WIJT amp; ZONEN,
ä lt;0 cents, bij wie mede wordt uitgegeven;
1. Iievemgeschiedeni» van Pefor Lohlecl , tw«edij druk,
naar het HoQgduitscli ,nbsp;j5 (i^
1. De Welbestede Stuiver, of de Bijbeli der arme Neger« ,
tweede druk; naar het Engelach.nbsp;,0 »
S. De Wever uit Wclsh, tweede druk; tiaar het Bngelach. Ort j,
4.nbsp;De kleine bewoner van het Auvergniache getiergle ; naar
hetBngel.oh.nbsp;o 8 . ^^ ^^
5.nbsp;Arme Sara ; of de Indiaanache Vrouw , tWeedo druk
naar het Kngelsch.nbsp;o-i ,,
6.nbsp;Do Jonge Hutbewoonater, derde druk (naar het Engel.eh. aai )gt;
7.nbsp;Buitengewone Opwekking onder de kinderen in Elber-
feld, tweede druk.nbsp;o5 )i
8.nbsp;De Icrsche Boer, nssr hot Sngslscli«nbsp;xo )gt;
9.nbsp;Elizabeth Cunningham; eene ware Geschiedonw, tweede
druk.nbsp;ao »
10.nbsp;amp;8sc}iiedenia vaa Jolin Robins, de Afatroo«*nbsp;lo )gt;
11.nbsp;Uitbreiding van de Parabel der vijf wijze en vijf dwaze
Maagden.nbsp;lo ]gt;
at. Het leven van Kolonel Jacob Gardiner.nbsp;i»
13.nbsp;De Stroopera Dochter*nbsp;10nbsp;»
14.nbsp;De Bode met goede tijding.nbsp;i5nbsp;»
i5« lanafe Allan.nbsp;i5
a6. Zonderlinge tusschenkomst der Voorzienigheid.nbsp;07nbsp;»
17.nbsp;XiBvenaberigt van Amelia Gale.nbsp;ionbsp;1»
18.nbsp;Sara Hill , Je leerling van de Zondagschool«nbsp;i5nbsp;)t
gt;9* De Geschiedenis van Marj Smith.nbsp;))
tót De Dorpt-Fredikant.nbsp;1,0nbsp;»
SI. De Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie.nbsp;10nbsp;i)
t3. Kracht dei Geloof«» bif treffende beproeving.nbsp;10nbsp;y)
l3gt; Herman de Houthakker«nbsp;ts^
•4. De laatate uren van John Cowper*nbsp;lOnbsp;gt;»
s5. Het einde van den tijd.nbsp;10nbsp;gt;»
16. Wat God bewaart, ia wel bewaard.nbsp;i5nbsp;»
«7, Wie si|t gij ? W«t hebt gij te doen ? W«t behoort gij
te worden?nbsp;10nbsp;»
fi8. De Weérhaan van het Kasteel.nbsp;M:
»Q. Eben-Haëzer, in Latakko.nbsp;10nbsp;»
S'o» Eenige berigten van Indiaansche Bekeerlingen.nbsp;jonbsp;»
5». De Christen-Feesten , een ouderwij» ter vervulling vau
's mensahen voornaamst« behoeften.nbsp;o5nbsp;»
3»é Varhaal van twee reizende Fredik«r«.nbsp;07I »
55* De Tijd en de Eeuwigheid.nbsp;^nbsp;10nbsp;M ;
54.nbsp;Kort en heilzaam berigt, aan allen , die begeerte hebben
om zalig te worden'nbsp;,nbsp;10 gt;»
55.nbsp;Levensloop van Johan Coenraad Ter Linden.nbsp;07* »gt;
56.nbsp;Een Beroep op het Hart.nbsp;lal n ;
57.nbsp;Trekken uit het leven eens Landmaus in den Elsaiz, uit
het Hoogduitsch.nbsp;10 n
tl
w
! ..
liquot;
m
■
■M
ÉÜÜ
r
i
-ocr page 60-