TOT ONDERRIGT
roon
het met vermaak te doetf en er not
van te hebben.
te rotterdam,
^ M. WIJT amp; ZONEN,
U.nbsp;1834
-ocr page 2-: fO iHSH^i '-Vi -r : h üJV -'-
W O 'nbsp;- - . .
Inbsp;,nbsp;.nbsp;, 'nbsp;;
• • 'Ti quot;711' t^jquot; * ». ■• »
■ l'quot;'
■„vnbsp;.nbsp;it^
-ocr page 3-yOORBERIGT,
Q
^ ^committeerden van het Nederlandsche Zen
^^'quot;ëSenootsekap, tot het opstellen, verza-
^«en en uitgeven van kleine Stukjes, ter
or ering ^^an Evangelische kennis en god-
igheid, ook lij mingeoefenden; —namelijk:
valt der meu1.en, b. vab marken,
^^Arisse, a. l. m. Phü. et Tlieol. Doet.
Prof .
^nbsp;a. de vries, l. egeling,
vorstman, r. adriani, Predikanten te
'^«»«rdam, Hoorn, Leyden e« Rotterdam;
IVnbsp;VOOBBBRIGT.
overeenkomstig hm ambt en hunne bediening,
dal oogmerk gaarne willende bevorderen,
en in uitzigt op des Heer en medewerkenden
zegen y bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
nip^ï'^ nemen onze openbare en geza-
^ eniijke godsdienst waar, in min of meer
jme gebouwen , daartoe geschikt, welke
Tnnbsp;noemen. Het is allerbetameliikst
^^ allerzaligst in de kerk te komen, en
top? go^s'Jienst bij te wonen, wanneer
zulks doet, zoo als men het behoort
heef^^'l lï® menschen, welke christenen
S ^nnbsp;om te kerk te
iïïfssaïï
Jebben. Wij moeten het echter doen.
«n?nbsp;rnbsp;verach-
in he? ^ 1nbsp;«P aan, als wij
als %nbsp;ter kerke komen , of
ê^weTeLnbsp;»kerkgangers zijn; en ons
Pliet Is r ƒnbsp;^«t onze
WbiL Jnbsp;openbaar, als in
ons geweten
^kt hpi ^n opegt spreekt, dan beschul-
««^htlnfenTa wij in het geheel geene
Miss^-nbsp;met willen dienen.
•^»lennbsp;^^»quot;eer zij eens of meer
• lusteloosheid of uit wispelturig-
-ocr page 6-heid, eenen kergang verzuimen als dan
eenige onrust, benaauwdheid of kwelling
gevoelen. Hoe onaangenaam is dat gevoel!
Zoude het dan niet beter zijn te kerk te
gaan? Ja maar als men evenwel daar geenen
lust aan heeft, als men er geen voordeel
bij vindt ? Wie doet gaarne moeite te ver-
geefs ? Welaan dan! zullen wij dan liever
niet te k^rk gaan, en ons tegen de kwelling
van bet beschuldigend geweten verzetten ?
Maar dit kan toch niet wel uitkomen: want
dan leven wij als goddeloozen, en de god-
deloozen hebben geenen vrede, zegt God
de Heer. Jes. XLVIII: 33.
Welke mogen intusschen wel de ware
redenen zijn van zulk eene lusteloosheid?
Bij sommigen misschien de opvoeding; hun-
ne ouders gingen hun alzoo voor, zij vol-
gen hetzelfde pad van ongodsdienstigheid,
waaraan zij van hunne kindsheid af zijn
gewend geworden. Of hunne ouders heb-
ben hen in himne vroege jeugd gedwongen ,
om dikwerf tegen wil en dank in den bijbel
te lezen, en te kerk te gaan, waardoor
een zeker vooroordeel tegen de godsdienst
bij hen is geworteld, hetwelk maakt, dat
zij daarvan afkeerig zijn, zonder zelf te
weten waarom. Is een van beide uw geval,
lieve Lezers! geef u toch niet toe in zulk
eene verkeerde gewoonte, noch in zulk
een vooroordeel. Onderzoek de zaak ern-
.Laat mij u onderrigten: gij hebt uw
^'staad; gij kunt nu zelve oordeelen en
Bedenkt toch, dat God u geschapen
^ , en dat Hij van uwe jeugd af altijd
zt\l wnbsp;welgedaan, en dat gij verpligt
Hem eer te geven. Dan, de traagheid
ntstaat ook bij velen daaruit, dat zij er
.^ets aan hebben, wanneer zij te kerk gaan»
waardoor komt dit? Zij begrijpen niet
Wat toen in de kerk te doen hebbe, waar^
^iene in de kerk te zijn. Indien
J ait begrepen, zij zouden er buiten twij-
i! nut van hebben, zij zouden denkelijk,
KnlT 'nbsp;kerkgangers wordL
die r 'nbsp;.«^^^^■''«ten! laat mij dan u'
die het misschien niet regt weet eens
onderngten, wat er eigenlijk in de kS
Wanneer daar godsdienst wordt gehouden'
gschiedt, wat dit beduidt, waartoe het
^valTot'l'''^ Helpen bedenken alles,
hehoortnbsp;godsdienst in de kerk
»^en ik met u zal handelen.
l^idt innbsp;ï^o^t.
I-as hïnbsp;kortelijk, zoo
^én Jfï^®*®?^nbsp;de voorlezer
de geloofs-
^len, ook geeft hij wel eens tusschen-
-ocr page 8-béide eenen Psalm op om te zingen. Wanneer
nu de predikant komt, dan wordt er weder
gezongen, onder welk gezang hij den pre-
dikstoel opklimt, en hetzelve geëindigd zijnde
een kort voorgebed doet; of de predikant
klimt op den predikstoel onder het voorle-
zen, doet, gereed zijnde, een kort voorge-
bed, en geeft dan zelf de verzen op, welke
men zingt. Na eene korte voorafspraak
doet de leeraar een plegtig voorgebed, daar-
op zingt men de bedezang voor de predika-
tie, of ee'n of meer verzen uit de Psalmen of
Gezangen; voorts leest hij eenen tekst af,
en predikt daarover, of over eene afdeeling
van den Heidelbergschen Catechismus, ter-
wijl hij intusschen de gemeente opwekt om
iets in het armenzakje hetwelk rondgaat, te
geven, (hoewel dit in de Walsche bij het heen-
gaan geschiedt.) De predikatie geëindigd zijnde
doet elk voor zichzelven weder in stilte een
kort gebed, en de leeraar (om nu van den H,
Doop, en de Huwelijksbevestiging zoo min
als van het H. Avondmaal niet te spreken)
doet weder een uitvoerig nagebed; waarna
hij een of meer verzen opgeeft, om na te
zingen, eindelijk eenen plegtigen zegen uit-
spi-eekt, en alzoo de gemeente heen zendt.
I Het eerste dan, waarmede wij zelve
beginnen, is, dat wij kortelijk ia stilte bid-
den. Er zijn er, welke dit afkeuren, omdat
men veeltijds in de kerk komt, terwijl de
aan het lezen, of met de gemeente
y ®et zingen is, en omdat het niet wel-
c ^gelijk is dat iemand bidt, terwijl de H.
irift wordt voorgelezen, hetwelk ook voor
en waar hij na moet hooren; als-
omdat men geene aandacht kan heb-
onder dat bidden, wanneer men het
Ik^^'nbsp;een Psalm gezongen wordt.
Zal daarover niet verder met u redeneren,
alleenlijk veronderstellen , dat men op
jne plaats is, wanneer er niet gelezen en
gezongen wordt, en dan is de vraag:
ff^aartoe dient zulk een kort y?ebed ?
2°. Is het goedp
Het dient om van den Heer eenen ze-
gen at te smeeken over de godsdienst,
^laar dan moeten wij dit ook waarlijk
doen. Velen houden den hoed, of den
waaüer, cf het kerkboek, of eenen neus-
de oogen, zoo lang, tot dat zij
in d?^^'^ dat het genoeg is, en denken
ten tusschentijd, zoolang- zij alzoo zit-
.kerk allerlei dingen, of zien door de
den Fnbsp;Maar dat is geen bid-
en i, quot;et is, wanneer wij met aandacht
zulknbsp;Ijldden, wel zeer goed, dat wij
doen^^nbsp;gebed in stilte voor onszelven
Als Hquot; '' hebben God in alles noodig.
dan z'nquot;quot;® bewaart en niet zegent,
de gQjnbsp;gedachten afzwerven, en
sdienst zal voor ons van geen nut
-ocr page 10-zijn. Als Hij ons niet leert door zijnen
Geest, dan kunnen wij Hem niet regl die-
nen, al hebben wij te huis, eer wij naar
de kerk gingen, ernstig gebeden, (en dit
betaamt ons immers, om redenen, welke
ik zoo even zeide ?) Velen vergeten dat ;
maar dat is zeer slecht. Zij liegrijpen niet,
dat zij voor den God van hemel en aarde
komen, om Hem te eeren, en eenen zegen
van Hem te ontvangen; maar al hebben
wij het ernstig gedaan ; al gaande over den
weg zijn wij ligtelijk door eenig voorwerp
of eenige ontmoetingen afgetrokken, en dan
is het noodig dat wij al weder bidden.
Nu vrienden! denkt dan toch altijd, wan-
neer gij In de kerk op uwe plaats gekomen zijt
en den hoed of waaijer voor de oogen houdt,
wat gij doet, tot wien gij spreekt, en wat
gij noodig hebt van den'goeden God, wel-
ke u zoo gaarne wil zegenen, te verzoeken.
a. Verder wordt ook door den voorle-
zer in den Bijbel gelezen; en eer hij uit
den Bijbel leest, of daarna, de wet der
tien geboden, of het geloof. Dat is een
oud gebruik. Onder het Oude Verbond
of Testament, te weten bij de oude Israë-
liten, werden de schriften van Mozes en
de Profeten, op_ den Sabbath voorgelezen
aan de gemeente in den Tempel, en in de
Sijnagogen, welke de plaatsen waren, waar
zij hunne godsdienst hielden, gelijk wij
thans in onze kerken doen. Dit was nog
gebruik. toen de Heer Jezus op aarde
®rkeeide. De christenen hebben die ge-
woonte gehouden. En het is inderdaad
eene loffelijke gewoonte. De Bijbel is het
este boek der geheele wereld, een god-
delijk boek- Alles, wat tot leering , ver-
troosting, verbetering van den mensch kan
lenen staat er veel beter in dan in eenig
ander geschrift. Alle de schrift (dat is de
geheele bijbel) is van God ingegeven, en
quot; nuttig tot leering, tot wederlegging, tot
betering, tot onderwijzing, die in de regt-
vaardigheid is, opdat de mensch Gods vol-
fnaalil zij, tot alle goed werk volmaaktelijk
toegerust zegt Paulus, 2 Tim. III: 16, 17.
Dat lezen van den Bijbel komt vooral te
pas bij de openbare godsdienst. quot;Wat toch
kunnen wij dan beter doen, dan lezen,
en hooren, wat God zelf, dien wij dienen,
M ons spreekt? En het is zeer nuttig. Uit
etgeen ons voorgelezen wordt, kunnen
WIJ leeren, hoe God wil dat wij hem zul-
^en dienen. Onze aandacht wordt ook daar-
in'^T , P®®^''^ ^ii die dingen , waarover wij
^ de kerk behooren te denken. Het hart
ordt er door opgeleid, om God, die zich
woord aan ons bekend maakt, te
en te aanbidden. Het voor-
doe^ Van de wet geschiedt, om ons te
deuken aan onze pligten, en ons te
. 1 3
doen zien hoe onmagti'g wij zijn om regt
goed te doen, en hoezeer wij tegen den
Heer zondigen. Dat moet ons hegeerig ma-
ken, om te luisteren naar het Evangelie,
hetwelk door den leeraar zal verkondigd
worden tot onze vertroosting en opwek-
king. Ook is het voorlezen van de geloofs-
artikelen nuttig, opdat wij onszelve zouden
onderzoeken , of wij wel waarlijk in God,
gelijk Hij zich aan ons geopenbaard heeft,
gelooven en opdat wij aan dat alles door
ons eerbiedig aanhooren, als het ware open-
lijk onze toestemming mogen geven. Nu be-
grijpt gij immers dat dit voorlezen mede tot
de godsdienst behoort, en dat zulke menschen
zeer verkeerd handelen, welke niet in de
kerk komen eer de leeraar op den pre-
dikstoel staat, welke onder het voorlezen
van den bijbel, van de wet, of van het
geloof onaandachtig en oneerbiedig door
de kerk rondzien , of met elkander praten.
Gij moet dat nimmer doen, maar u vroeg
kleeden, en in uw huisgezin de zaken alzoo
schikken, dat gij met de uwen bij tijds in
de kerk moogt kunnen zijn, of gij mist
een groot deel van de godsdienst, hetwelk
zoo gtwigtig , zoo troostrijk en zoo nuttig
is; en , daar zijnde, moet gij luisteren, en
eerbiedig opmerken, want het is het woord
van God zeiven tot uwe zaligheid.
Hoe'nbsp;gezongen.
nie,nbsp;is dat! Laat eenige weet-
®0lnhnbsp;' de dienst van God naar en
^eet-^nbsp;dat opzigt,
taPB^f®quot;' ^^^^nbsp;is men toch
trp, 1. Vrolijk. En al heft men eens een
VOO.nbsp;liefelijkheid der klanken,
sla , e inhoud, kan wel eens het ver-
j^-'Sen hart opbeuren. En, Wat zingen wij
ziir,nbsp;der psalmen. De psalmen
jn door Gods Geest ingegeven, en gelijk
alle met dfn ^sehrift^'o'^'^r-
gen. De geheele gemeente verheft dan de
daS'nbsp;God te loven en te
Van ? quot;nbsp;voornaamste
Hoenbsp;Ziet psalm C, CL.
denbsp;Het verdrijft
Pekton:nbsp;vadsigheid. Het
verlevendigt de aandacht. Brave
of Ter, doen hun best, om zulke psalmen
denbsp;toepasselijk zijn
^«Ikenbsp;de stof,
quot;^»ethf^l'nbsp;en hoeveel kan dat
'Mer fnbsp;te ««
den! V-f Seyoelen! Hebt gij, lieve
vrien-
^elveunbsp;ondervonden? Wijt het u
' g») hebt dan naar alle gedachten
-ocr page 14-niet gelet op woorden en zaken, welke
in den psalm staan. Gij hebt dan alleenlijk
op de klanken acht gegeven, en uw verstand
en hart niet bepaald bij den inhoud en het
oogmerk van het psalmgezang. Wacht u
voortaan hier voor. Zingt niet, om uwe
fraaije stem te laten hooren, of om uwe
kunst te toonen. Denkt, dat psalmzingen
is den Heer uwen God te loven, danken en
aanbidden.
4. Maar wat doet de leeraar eigenlijk?
Ik heb het alles, opgenoemd bladz 7 en 8.
Nu zal ik ü van stuk tot stuk beduiden,
wat het zij.
a Het eerste is het korte voorgebed. Daar
méde roept de leeraar voor zichzelven, mét
en voor de geheele gemeente, den Heer
aan als den Drieënigen Güd, of als den
Schepper aller dingen, en beveelt zichzelven
met de gemeente en de geheele godsdienst-
oefening aan de zegeürijke ontferming van
dien grooten tn getrouwen God aan» —^ Nu
gebeurt het wel eens, dat sommige óngB-
schikte menschen veel geraas maken door
hoesten» als anderzins, waardoor men het
geluid van den leeraar Uafluwelijks kan
hooren, wanneer hij- dat korte voorgebed
uitspreekt; het gebeurt ook wel, dat de
predikant, doördieti hij pas begint, of door
aandoenihg, of door zekere gewoonte aeer
zacht is van stem, onder dat kort voofgc
Heer 5 t quot;nbsp;God den
wLLnbsp;en voor
^e gemeente ver-
gaderd zijt, en Hem b.dden om fijnen zegen.
predikanten doen eene kSrle
quot;^^'fpraak, eer 21, tot een plegtig voor-
gebed overgaan. Dit is eene zeer goede
Ssta f' ^««^-ders moeten op die vooï
iSnbsp;dezelve
^^P^^ld bij de voorreg-
aandacht' Anbsp;hooren, kan onze
quot;gheid, öm ti r''® betamelijke nieuwsgier
eezPBd Jiooren wat er van de zaak
l^eH O J ^nbsp;eene omstandig
is.nbsp;morden, hetwelk altijd nnüL
behang 1nbsp;welke hij
^«ten r' -..Maar als wij dat
vooraf
geschikter tót het
ea, en dan kunnen wij den leeraar in
de predikatie ook beter volgen en begrijpen,
c Komt, mijne vrienden! laat ons nu,
eer wij over de gebeden spreken, zien, wat
wij van de leerrede, of predikatie moeten
denken.
Dat prediken is voorzeker eene onwaar-
deerbare zaak, waarover leder, welke be-
grijpt wat bet zij, onbedenkelijk verblijd
moet wezen. Het is thans wel eenigzins
anders dan in de eerste tijden van het
Christendom, toen de Apostelen overal henen
gingen om te prediken; doch dit onderscheid
doet niets ter zake, en in het wezen komt
het overéén. Ik zal u eerst iets zeggen over
het prediken der Apostelen, en dan iets over
het prediken van onze leeraars.
De Apostelen predikten het Evangelie aan
alle menschen, bij welke zij konden komen;
en zij deden dat op bevel van den liefderijken
Jezus Mare. XVI: i5. — Zij deden dat op
deze wijze: aan de lieden maakten zij bekend
dat Jezus Christus in de wereld gekomen
is, om de zondaars zalig te maken — dat
wij menschen, die door onze zonden den
dood, en de eeuwige rampzaligheid verdiend
hebben, vergeving van onze zonden bij God
kunnen verkrijgen, om de verdiensten van
den Heer Jezus Christus — en dat wij tot
dat einde Hem door een opregt geloof
moeten aannemen, en ons aan Hem, als den
eenigen waren Zaligmaker overgeven. Zij
leerden de menscben, wat zij moeten doen,
om aan God te behagen, namelijk, zich
bekeeren, en deugdzaam en godzalig leven.
Zij wezen hun den weg aan, om in den
tijd gelukkig, en hiernamaals eeuwig zalig
te zijn. Wel nu, lieve lezers! wat dunkt
u? Was dat niet als koud water op eene
vermoeide ziel, wanneer een Apostel bij
zulke menschen kwam, welke nooit van die
«ingen hadden gehoord, welke misschien
dachten, dat God zich niet met hen be-
nioeide, of een hard en streng Heer was,
of, -welke zich in de dienst der afgo-
den aftobden, zonder wezenlijke rust voor
hunne ziel te vinden; wanneer zulk een
Apostel sprak van de liefde Gods, van ver-
geving hunner zonden, van ware en eeuwige
zaligheid, van den dierbaren Jezus. Een
Profeet heeft er van geschreven: Hoe
liefelijk zijn op de bergen de voeten desge-
yn die het goede boodschapt, die den vrede
'loet hooren, Jes. LIJ: 7. Én van de Joden
te Antiochie staat, Hand. XIII: i5. Na het
ezen der wet en der Profeten, zonden de
owrsfera der Synagoge- tot hen (tot de Apos-
telen) zeggende: Mannen broeders, indien
quot;ar eenig woord van vertroosting tot den
^olke in u is, zoo spreekt.
eze zelfde troostrijke woorden nu kunt
hoonbsp;ë'j
als gij slechts luistert; want de
-ocr page 18-leeraars verkondigen in hunne predikatiën
hetzelfde dat de Apostelen tot de Joden en
de Heidenen spraken. Maar de leerredenen
zijn thans evenwel nog eenigzins anders dan
toen. Gij weet wel, dat nu altijd een
tekst, (dat is een of meer verzen of een
geheel kapittel van den Bijbel) wordt afge-
lezen, en dat de predikant dan over dien
tekst gaat prediken. (Ik spreek nu niet
over de katechismus preeken, maar bepaal
mij alleen bij de leerredenen over de vrije
teksten; dat is genoeg om u de geheele
zaak aan het verstand te brengen.) Zulk
eene predikatie bestaat doorgaans uit twee
deelen. Het eerste deel heet de verklaring,
het ander noemt men de toepassing. En,
waartoe denkt gij dat de verklaring dient?
Immers om den tekst op te helderen, om
te maken, dat gij den zin der woorden
kunt begrijpen en hetgeen met die woorden
wordt geleerd? Hetwelk somtijds, na de
verklaring van den letterlijken zin, meer op-
zettelijk wordt behandeld. Hoe goed is dat!
De goedertierene God heeft wel den Bijbel
zeer duidelijk en bevattelijk doen beschrij-
ven , en elk mensch die lust heeft om te
onderzoeken, kan daarin overvloedig vinden
en begrijpen het geen hij moet weten tot
zijne zall^eld; maar er staan toch sommig'ï
dingen in, welke men alle niet ten eerste
kan vatten, omdat de spreekwijzen, en de
gewoonten toen de Bijbel geschreven werd,
anders waren, dan nu. Sommigen uwer
^'unuen het niet helpen, dat zij onvatbaar
zijn, wanneer hunne ouders hen in hunne
jeugd verwaarloosd hebben. En het is van
u allen niet te vergen, dat gij zoo zoudt
studeren, als de geleerde mannen, welke
hijna van alles weten. Wat zoude het u
ook een tijd en moeite kosten, om die boe-
ken te lezen, welke geschreven zijn, om de
spreekwijzen van den Bijbel te verklaren!
Maar nu, hoe goed is het dan, dat de teks-
ten verklaard worden; zoodoende kunt gij
het gene God ook tot u zegt, ter uwer za-
ligheid, in weinige oogenblikken, zoo goed
begrijpen, als de leeraars, welke het u
beduiden.
Maar zou de toepassing er niet wel kun-
nen afblijven? Daar over zoudt gij'u be-
klagen, indien gij er wel over dacht, gelijk
klaring dient om u wijzer te maken,
200 dient dé toepassing om u heter te doen
Worden, Gelijk de verklaring geschikt is,
n den weg aan te wijzen tot de zalig-
neid, zoo is de toepassing ingerigt, om u
op te wekken, aan te moedigen, te bewe-
gen, te dringen, dat gij dien weg zoudt
volgen. Het oogmerk der verklaring is, u
te onderrigten aangaande uwen pligt, dat
er toepassing, u voor te houden, hoe gij
pligt zaït kunnen betrachten, eu u
S20
daartoe aan te sporen. Door de vcrUaring
wordt u ontdekt, welk een troost er voor
u ligt in het woord des Heeren, en dé toe-
passing leert u dien troost gebruiken.
Lieve menschen! wat wordt er al niet
aan u gedaan, om u regt vrolijke, bemin-
nelijke en gelukkige menschen te maken.
Hoe barmhartig is onze dierbare Jezus, die
van den beginne af reeds zijne Profeten,
Apostelen, en andere knechten heeft gezon -
den om het Evangelie te verkondigen, en
die door het besmur van zijne Voorzienig-
heid heeft beschikt, dat de predikatiën
thans zulk eeöe inrigting hebben, waardoor
zij zoo veel aangenamer en nuttiger kunnen
zijn! Maar gij moet er dan op letten, en
uw best doen om den leeraar, wanneer hij
predikt, met uwe aandacht te volgen, op-
dat gij hem moogt verstaan, begrijpen wat
hij zegt, en onthouden het geen hij u ge-
leerd heeft. Let hier toch wel op. Het is
niet genoeg, dat gij zijne stem hoort, dat
gij zijne woorden verstaat; neen, gij moet
den zin begrijpen. Draagt dan toch ook
zorg, dat gij niet over andere dingen denkt,
zoo lang als de leeraar spreekt, want daar
door komt het, dat gij er immers niets aan
hebt, en dat is immers uwe eigene schuld?
Verbeeldt u, als gij eens niet wel zijt, of
eenig ongemak hebt, en iemand geeft u
eenen raad; of als gij hier of daar moet
wezen, en, den weg niet wetende of ver-
dwaald zijnde, vraagt naar het regte pad,
en iemand beduidt u dit, of, als gij, in
de dienst vau iemand zijnde, bevelen van
hem ontvangt nopens het geen gij te doen
hebt, verbeeldt u hoe gij dan luistert naar
hetgeen de zulken tot u zeggen: nu alzoo
moet gij luisteren naar hetgeen de leeraar
zegt, wanneer hij predikt.
Er zijn lieden, welke niet luisteren naar
de verklaring, maar op de toepassing alleen
letten. Ook zijn er andere, welke aan-
dachtig zijn , zoolang de verklaring duurt ,
maax-, zoo ras de toepassing begiut, door
de kerk rondzien, of in den Bijbel
bladeren, of zich tot slapen zetten. Beide
is even dwaas en verkeerd. Als wij op de
verklaring niet letten, dan hebben wij aan
de toepassing niets , omdat deze op de ver-
klaring gegrond is, en die met de toepas-
veel op hebben, toonen, dat zij in-
rukkelooze, ongodsdienstige menschen zijn,
jvelke zich niet willen bekeeren, noch la-
ten verbeteren. Gij neemt dan, hope ik,
^oor, niet alzoo onbetamelijk te doen,
^aar van het begin tot het einde der leer-
iquot;eaenen aandachtig te zijn, om er zooveel
Van mede te dragen, als gij immer kunt;
5 schoon de toepassing doorgaans aan het
tuide van de leerrede komt, zult gij, als
'enschen, die gaarne willen ïJalig worden,
alles zelfs de verllaring, met toepassing op
uw zeiven wenschen Ie hooren cn, indien
gij dat doet, dan zult gij er gewisselijk
vermaak in vinden , (hehalve het nut en de
stichting, die gij er van zult hebben). Ja
het zal u dan zoo aangenaam zijn, dat gij
niet ééne predikatie zult willen overslaan,
maar, zooveel gij kunt, zonder verwaar-
loozing van uw beroep of huisgezin, zoo
dikwijls er gepredikt wordt, in de kerk
zult willen zijn; en althans op des Heeren
dag, om geene andere reden, dan van ziekte
of andere wettige verhindering, zult willen
tehuis blijven of eene leerrede of catechis-
mus missen. En, indien het gebeurt, dat
eens een vriend u des zondags kwame be-
zoeken, en daardoor u zoude verhinderen
in uwe godsdienst, zult gij daarover zoo
onvergenoegd zijn, als of hij u Van het
grootste voorregt of vermaak beroofde. Het
heugt mij, dat ik in vorige jaren in het ge-
heel geen lust had om te kerk te gaan; ik
deed het alleenlijk, omdat ik er als toe ge-
dwongen werd door de genen, onder wel-
ker opzigt Ik stond. Ik luisterde niet naar
de preek, en wilde cr niet naar luisteren;
het verveelde mij; de oogenblikken vielen
mij langer dan uren. Maar, wat gebeurde
er ? Eens werd mijne aandacht bepaald, zoo
dat ik een gedeelte der predikatie hoorde;
dat begreep ik; en het beviel mij. Van toen
af lieb ik Legiuneu op te letten; en nu is
liet mijn grootste verinaak eene leerrede aan
te hooren. Zoo is het met een iegelijk,
die oplet.
Gij zult misschien zeggen: »Alle leerre-
denen zijn niet even goed, alle leeraars
preken niet even aangenaam, verstaanbaar
en hartelijk.quot; Doch dit doet weinig af.
Gij kunt toch altijd nog meer van hen
leeren, dan gij te voren wist; en gij kunt
niet weten, of niet een enkel woord u tot
nut zou kunnen zijn.
cl. Ik moest ook nog iets over de gebeden
zeggen. Na alles, wal op de vorige blad-
zijden staat, kunt gij reeds begrijpen, dat
de gebeden van zeer veel gewigt zijn. En
dat zijn zij inderdaad. De leeraar bidt dan,
niet zoo zeer voor zichzelven afzonderlijk ;•
dat heeft hij reeds gedaan, eer hij naar de
kerk ging; hij heeft het ook gedaan, toen
«Ij beneden aan de trappen van den pre-
;nbsp;stond; maar het voor- en het jiage-
oed bidt hij uit naam der geheele gemeente;
htj bidt met en voor haar. Dat is even
eens , als wanneer gij aan tafel zit met uw
huisgezin, of met een gezelschap; dan is
er één, bijvoorbeeld de huisvader, welke
hardop het gebed doel, hetwelk voor allen
ts; want elk zoude alzoo voor zichzelven
quot;idden (indien hij het zacht deed, of alleen
gt;vaie) om eenen zegen over de spijzen. Doch
wat bidt de leeraar met en voor de gemeen-
te? In het voorgebed looft en dankt hij
God den Heer voor zijne weldaden. En dat
zijn wij allen verpligt. Hij doet belijdenis
van zonden, en smeekt om vergeving door
den Heer Jezus. En daar toe hebben alle
menschen reden. Hij verzoekt ook hulpe
voor zich zeiven in dat prediken, en zegen
over het woord, voor zich zeiven en voor
de gemeente. En dat past iedereen. De
leeraar heeft zoo veel noodig, zijn werk is
zoo gewigtig; zoudt gij niet voor hem bid-
den? En, indien de H. Geest het woord
niet vruchtbaar maakt aan uwe harten, dan
kan het u niet tot zaligheid verstrekken.
In het nctgeled dankt hij weder God voor
het voorregt dér prediking van het Evan-
gelie , en bidt dat dezelve met des Heeren
zegen achtervolgd worden. En het betaamt
immers elk, voor het eene te danken, en
oai het andere te bidden? Hij draagt de
belangen van vaderland en kerk den Heere
voor. En dat moet elk liefhebber van zijn
vaderland, elk Christen doen. Hij bidt voor
den landbouw, den koophandel, de scheep-
vaart, de visscherijen, hooge en lage scho.
Icn, ieders nering en handtering, om gunstig
vruchtbaar weder, om genezing voor de
kranken; en wat dies meer is. , Wie zou
niet vuriglijk begeercn, dat het onzen naas-
ten v,'clga? Tlif dit alles volgt, dat de
groote zaak, waar het bij het bidden op
aankomt, is, dat gij zelve mede bidt. En
daarom: wacht u tocli, dat uwe gedachten
niet onder de gebeden vau den leeraar al-
zwerven, of dat gij daaronder niet vadzig
Vvordt of harteloos zijt. Gij zoudt dau een
oneei-biedige zijn jegens den boegen en goe-
den God. Gij zoudt daar staan of zitten
met geslotene oogen, met den hoed of den
Waaijer voor het aangezigt, en dat staau
of zitten zou een spotten met God zijn.
Het zoude ook even eens wezen, als of het
u niet kon scheien hoe het ging met hel
land, met de kerk, met uwe naasten, met
u zeiven.
e Wat eindelijk den zegcnwcnsch aanbc-
langt, waar mede de gemeente bij het slot
Van de godsdienst wordt henen gezonden —
Van hoe veel belang is die! — Gelijk de
leeraar, wanneer hij bidt, uitnaam der ge
quot;leente spjeekt, zoo spreekt hij den zegcK
nit m den naam des Drieënigen Gods. Ziet
«ens! bedenkt dit eens! Het is niet genoeg
voor den ontfermenden God u door de prer
doen onderrigten en vermanen,
vrijheid te geven, om uwe nooden en
elangen Hem voor te dragen, u daartoe
Ijeuen voorganger te beschikken, welke vele
j 'ngen , die ook voor u van zoo veel be-
de'l ' waaraan gij welligt niet zoudt
quot;''cn, Ilcin voordraagt; maar Hij zelf
«He goedertierene, die weldoende liemelsche
Vader, wil nog meer. Hij wil u niet onge-
troost, niet ongezegend laten henen gaau.
Hij laat u zoo plegtig zegenen, wanneer
gij zult wederkeeren naar uw huis. — Er
zijn menschen, welke uit de kerk gaan, eer
de zegen wordt uitgesproken, hun kerkboek
bergen, hunne handschoenen uit den zak
halen, en zich vast gereed maken, om heen
te gaan — Beklaagt gij zulke menschen niet,
ziet gij hen niet met medelijden aan, en
mag ik vragen, schaamt gij u niet over u
zeiven, indien gij ooit aldus gedaan hebt?
Maar hebt gij wel eens opgemerkt, dat de
leeraar somtijds zegt: Ontvangt met eerbied,
en al biddende des Heeren zegen, onzen
harten-wenschP Ai! let daar eens op, zoo
gij het nooit bcht gedaan. Zoekt te begrij-
pen , welk een belang, gij bij dien zegen
hebt, hoezeer het u betaamt dien zegen,
welken de Drieënige God u belooft, met een
ootmoedig geloof aan te nemen, en, dat gij
dien zegen, indien gij denzei ven alzoo ge-
loovig ontvangt, dadelijk deelachtig zijt. —
en dan vertrouw ik, zult gij altijd bedaard
in de kerk blijven, lot dat de zegen is uit-
gesproken. Gij zult eerbiedig zijn. Gij zult
ook dankbaar wezen, dat God u dus laat
zegenen-, en gij zult bidden, dat de Heer
zelf dien zegen aan u bevestige.
Nu zoude ik luer kunnen eindigen; maar
ik moet u nog een paar gevallen verhalen,
waaruit gij kunt zien, hoe goed het zij te
kerk te gaan, en aandachtig te hooren.
Zeker losbandig mensch , welke nooit de
godsdienst bijwoonde, en den zondag meest
tot eenen zondendag gebruikte, kwam eens
op eenen zondag uit de herberg, of hij
ging naar de kolfbaan (dit is nu om het
even) hij werd door een zwaren stortregen
overvallen; er was geene gelegenheid om te
schuilen, dan in de kerk — Hij ging daar
m. Het was zeer vol. En wat deed hij? —
Om toch niet te liooren hetgeen de leeraar
zeide, stak hij de vingers in zijne ooren.
Alzoo stond hij daar, — Doch, wat gebeurde
er? Iemand, welke daar zat, en, om de
vadzigheid Ie- verdrijven, opstond, sliet
hem juist tegen den elleboog, waardoor zijn
Vinger uit zijn oor geraakte. — Op ditzelfde
oogenblik hoorde hij eenige woorden van
öen predikant; deze woorden waren juist
gepast voor hem; de Heilige Geest drukte
uie op zijn gemoed. Hij werd bekeerd,
en Was blijder, dan of hij de geheele wereld
gewonnen had.
En nu nog een ander geval, hetwelk mij
verhaald Is door eenen leeraar van de
plaats, Waar het is gebeurd. Rondom de
, ®P van den predikstoel In eene der ker-
aldaar slaat geschreven: Het woord
Gods blijft ia eeuwigheid. Eealge losbollen
zeiden , terwijl er gepredikt werd tot el-
kander: » komt laat ons eens in de kerk
gaan, en dezelve bezien!quot; Zij gaan daar in.
Toen was bet, gelijk de Albeniënzers Hand.
XVll: 11. » wat wil toch deze klapper zeg-
gen-Pquot; Zoo stonden zij daar te spotten.
Eindelijk was bet: kom we bebben er ge-
noeg van, laat ons gaan.quot; Een van het
gezelschap ziet bij het henen gaan nog eens
rond; zijn oog valt juist op het woord
blijft. En door een bijzonder bestuur der
Goddelijke Voorzienigheid was het, als of
tot hem gezegd werd: blij ft. Hij blijft nog
eenige oogenbllkken; hij hoort, hij wordt
getroffen, en van eenen spotter in eenen
vriend van Jezus en van de godsdienst
veranderd, ó Hoe zalig zijn zij, welker
hart de Heer opent, gelijk Lijdia, Hand.
XVI: i4, opdat zij acht geven op hetgeen
in des Heeren naam gesproken wordt. In-
dien nu zulke menschen, op zulk eene
wijze het aangename en nuttige van de
predikdienst tot hunne zaligheid hebben
leeren kennen, hoeveel meer kunt gij dit
verwachten, indien gij met een opregt hart,
hetwelk lust heeft om God te zoeken en
zalig te worden, u daartoe naarstig in den
■weg stelt, getrouwelijk en gezet de gods-
dienstoefeningen bijwoont, en op alles ver-
standig , eerbiedig cn hcilbcgeciig acht gccill
En ofschoon gij in* het eerst onvatbaar
2'jt, er niet veel van begrijpen, er weinig
nut Van hebben moogt, gaat evenwel te
kerk, slaat geen kerkgang ovér. Denkt aan
die losbollen, van welke ik n zoo even heb
Verhaald, en aan het woord blijft. De
Heer vyil inzonderheid in het heiligdom met
Zijne genade en geest tegenwoordig zijn,
en werken. Hij kan n dit ook doen on-
dervinden. Als gij er regt met uw hart om
Indt, zal Hij het doen; en, dan zult gij
vatbaar worden, gij zult de woorden be-
grijpen, de meening verstaan, er de kracht
Van gevoelen, en eenen zegen wegdragen,
waaraan gij genoeg zult hebban voor de
eeuwigheid.
Bedenkt nu bij dit alles, hoeveel de
koning David, en de koning Salomo voor
de openbare godsdienst hebben over gehad;
hoe prachtig en kostbaar de tempel te Je-
ruzalem was, waar men de godsdienst hield,
Jnbsp;'''''' Soud en zilver blonk,
a oedenkt eens, hoevele moeite en hoeveel
geld onze kerkgebouwen hebben gekost, hoe-
ete kosten de ouders van eenen leeraar
nebben moeten maken, om hun kind tot het
predikambt te laten studeren, en hoeveel
rnbsp;zij voor het onderhoud van
erkgebouwen, koster , voorlezers en pre-
^quot;«anten.
bonden de menschen op den duur wel
-ocr page 30-zoo vele moeite en geld spillen voor iets,
dat van geen belang, van geene noodzake-
Uikbeld , of van geene nuttigheid ware ? En
zoudt gij dan in dit stuk wel traag of on-
verschillig mogen zijn?
Jamaar, mijne lieve vrienden! ik heb nog
iets, dat van meerder kracht moet zijn.
Zonder het opregt hartelijk geloof kan nie-
mand zalig worden, zonder dat geloof kan
geen bekeerd mensch leven, noch zijnen
pligt volbrengen; en, geloof kan er niet
zijn zonder kennis, en hoe meerder en zui-
verder kennis iemand heeft, zoo veel beter
en vaster zal hij in het geloof zijn. De H.
Geest wil die kennis en dat geloof werken,
vermeerderen en versterken door middel der
prediking van het heilig Evangelie. Rom. X:
—17. En gij wilt immers niet onwetend
nog ongeloovig blijven? Gij wilt immers
niet van de Zaligheid verstokea blijven, en
zulks voor uwe eigene rekening hebben ?
Nu dan, maakt getrouw en vlijtig gebruik
van die middelen der genade , welke God
u geeft, en naar welke duizenden reikhal-
zen; daar velen, die nu hun verzuim te
laat beklagen, wel alles voor zouden willen
geven, om er sle'chts voor eenige oogen-
blikken het genot van te mogen hebben.
Ik kan nog niet van u scheiden, zonder
u vooraf nog eenigen raad te geven.
i, Door uwe opvoecjing en dagelijksche
-ocr page 31-bezigheden is de prediktrant der leeraars
of meer ongewoon voor u; het valt
welhgt moeijelijk hen met uwe aandacht te
Volgen, en hunne meening te vatten. Laat
dit u niet afschrikken, veel min een voor-
wendsel zijn, waarom gij u zoudt onttrek-
ken. Neen! Leest veel in uwen dierbaren
B'JDel, oefent u vlijtig in de Waarheden
des Geloofs: dan zult gij aan die dingen
gewennen, welke de leeraar op den predik-
stoel behandelt, dezelve zullen u eigen
worden, en het hooren van eene leerrede
met alles wat tot de openbare godsdienst
behoort, zal u gemakkelijk en aangenaam
3. Meent gij dat gij niets van de leerrede
kunt wegdragen? Geeft u daarom niet toe
ju traagheid of onoplettendheid; het ont-
Jp« lnbsp;' «'quot;'^at wij er
welkenbsp;stellen. Wereldsche dingen ,
kunnon''quot;'nbsp;of verhaald worden
niei '''''nbsp;onthouden, gij behoeft ook
Sij^'na« V i®nbsp;wanneer
teUS „•■nbsp;voorbeeld
We.nbsp;vervolgens, als gij
quot;lelijk te bedenken , dat gij nu naar
-ocr page 32-üe kerk gaat, en waarom gij dat doet, en
welk een voorregt het is, dat gi) er nog
gelegenheid toe hebt. En, wanneer gij uit
de kerk komt, dan moet gij niet terstond
over allerlei wereldsche dingen denken en
praten , maar u trachten te binnen te bren-
gen hef^a'een is voorgelezen, gezongen, ge-
predikt en gebeden. Spreekt ook daar over
met uwe hnisgenooten en vrienden. Het
geen u ontschoten is, dat weet welligt een
ander. Gij zoudt niet gelooven, hoe dit
.u zal helpen.
4.nbsp;Houdt vooral onder het oog, dat de
leöraar zoo wel tot u, als lot anderen spreekt.
Let zorgvuldig op, in hoe verre het geen
hij zegt op u toepasselijk zij, en u rake.
Zoekt dat vooral in uw geheugen in te
prenten. Denkt er dagelijks aan onder uwe
bezigheden, en vraagt u zeiven geduriglljk
af, of gij nu alzoo doet, als gij in de
kerk geleerd hebt. Leest eens na het geen
hier omtrent geschrevenstaai. Jac. I: 21-25.
5.nbsp;Is er het een of ander, hetwelk bo-
ven uwe bevatting gaat, of hetwelk u eene
zwarigheid veroorzaakt, begeeft u bij kun-
dige christenen, of bij uwe leeraars, zij
zullen u gaarne onderrigten , en u te regt
helpen.
6.nbsp;Bidt vooral om den Heiligen Geest.
Jezus heeft dien verworven. üö Vader
wil denzelven om Jezus wil schenken. Doet
dit, eer gij naar de kerk gaat, in uw huis.
Neemt daar des morgens vroeg vooral uwen
tijd behoorlijk toe; verzuimt het nooit,
gelijk er, helaas! zoo velen zijn welke hie^^
geen werk van maken. Doet het, wanneer
gij weder te huis zijt, na de godsdienstoe-
fening. Bidt, dat gij lust moogt hebben,
om den Heer te zoeken; dat de Heer u
voor verstrooijing van gedachten beware,
u aandachtig en eerbiedig make, dat de
Heer uw verstand verlichte, uw hart heilige,
en de middelen der genade aan u zegene.
pat hebben wij allen zoo noodig, en God
de Heer wil het zoo gaarne doen, en het
is zoo zalig voor ons, — en hebt gij dan
eens aandachtig mogen zijn, hebt gij iets
mogen begrijpen , heeft eenig woord u ge-
troffen, merkt dat dan toch als een zegen
aan; dankt er Jezus voor, zoekt het te be-
waren, en laat het u aanmoedigen om van
em nog meerder zegen te verzoeken,
sl ''i,nbsp;voorts alle deze lessen niet
'echts voor u zeiven in acht, maar prijst
^je ook anderen aan. Vooyal indien gii
Rinderen en dienstboden hebt, scherpt huu
^ ® in- Gebruikt echter nimmer dwang,
opdat zij door geene vooroordeelen worden
tenbsp;'nbsp;verstandige redenen
^^ gebruiken, om hen te overtuigen, dat
diennbsp;en zalig is den Heere te
en het Evangelie aan te hooren.
-ocr page 34-Gewent althans de Kinderen vroeg aan de
kerk, en beduidt hun, zoo ras zij er vat-
baar voor zijn, waarom meu naar de kerk
gaat.
En zoo wensch ik met geheel mija hart
en ik zal het voor u bidden, zoo lang ik
leef, dat de Heer door zijue barmhartigheid
u geve, naar uwen stand en weg mijnen
raad te volgen. Dan zult gij Hem voor
dit kleine boekje, waartoe Hij mij opwekte
om het te schrijven, nog loven en danken
in de zalige eeuwigheid. Amen!
Btj H. WIJT amp; zoHga , Drukkers van kei NedeHanüsck
Zendeling§enooUchap, worden ook uitgegeven
de navolgende Kleine Stukjes.
«. Bvangeli.che h«rlnnerin|!«n aan Kranken.
«• Over hol nultig Kei-kjaan.
5. Over het doe» van Belijdeni».
O. Het Chriitendom be.ehaamil door Heidenen.
;?'quot;»g«liiche herinneringen aan Bedroefden.
7. ;Bv.ngeli.che herinneringen aan Vader, en Moeder».
». Ben w,»rd aan Vader, en Moeder, over den Doop.
9. Over hot allerbe.te Boek.
•O. Onderwi). over het Bijbellezen.
i.even.ge.chiedeni. van den groot.ten Man.
15' Onbsp;Avondmaal.
Opwekking tot de huia.elijke «od.dien.t,
15nbsp;„quot;•■quot;praak tm.ohen drie Vrienden overdeWedereeb.
16nbsp;n -nbsp;quot;quot; William Kellij.nbsp;®
17' m.quot; «quot;quot;chen een'Leeraar en een'Hui.m.
•8. Het „^jquot;* '»lt; vorigen welvaart her.teld..
4 Wa.r.lquot;Lr'° quot;i i« »»open der kinderen
ao I.. '«f«» lt;•« Ontncht,
. tet. voor her.telden uit krankheid.
«■ Gëa.r'vquot;/«quot;?-«»-
«3 aü ïquot;quot;! christelijke liefde voor kinderen
•i' h!^ -f Tquot;quot;' LW-nalen dor Chri.lelijke kerk.
j n ^'quot;quot;quot;'S voor de Eeuwigheid 7
5o. fivanaér i?®quot;®quot;®®®®quot;'®^ kranken.
Veraam p Herinneringen aan oude Lieden.
Opwekkii^®,quot;quot;nbsp;«»opwekkende verhalen
Kon l '»'weltevredenheid.
ï'ranL 7°°/ quot;quot; Chri.ten-ouder. over de opvoeding
ïf- SohetaVan 1
ï®- Wal'' 1quot;° l'®« gt;«vcn van Afrikaner.
II:nbsp;-p-®^®-
'9. Mennbsp;quot;'«'«rrigt en troo.t in Sterfhuiien.
V,i,„ j®• ^quot;t men kan.
W,,quot;;'''''^® »«» «waarmoedigen.
4C. tI'quot;^'®''«' Gebodnbsp;deelneming in het Maan-
quot;quot; wederwaardigheden,
•quot;cosboek voor Kranken.
è i5 |
CU |
- 10 |
1» |
- 10 |
M |
I« - 10 |
)gt; |
- ro |
» |
gt;» | |
- «0 |
11 |
- o5 | |
- 10 |
» |
- a5 |
M |
- j5 |
n |
- i5 |
gt;» |
- 20 |
gt;» |
H | |
- i5 |
' 1* |
- i5 |
)» |
- 55 |
» |
- ao |
)l |
- 5o |
)gt; |
- ao |
tl |
- 4S |
M |
- Saé |
)* |
- 25 |
» |
- to |
1» |
- iS |
t» |
- 15 |
H |
- i5 |
)gt; |
— 10 |
1gt; |
- |
H |
-quot;i |
U |
1 - «0 |
M |
- 10 |
n |
- 10 |
11 |
- i5 |
11 |
- 10 |
» |
- lü |
M |
- 80 |
» |
- »5 | |
- '7t | |
- s5 |
» |
~ »5 | |
- so |
» |
- «5 |
gt;• |
» | |
i7( |
ï» |
- 20 |
Bij de Drukkers en Bockverkoopers m. wui h zoheii
zijn med* te bekomen de volgende Kleine Stukjes.
No.
1. NuudïalLelijkheid der keanis vannbsp;Chrlatui
fi. Ilwt geluk van God tot zijnen Vriend tc hebben.
3.nbsp;Hel waar geluk , gesclietat in drie gesprekken,
4.nbsp;Vau Eijk, ieta over de Bekeering.
6. H over de Sacramenten,
g. )i 1) over de Hegtïinnijfheid.
]} ,} voorbeelden van Vroegbekeerden.
5.nbsp;» )) bij de uiLdeeling des Bijbeli.
9. Jfjfua , de ware Zondaarsvriend..
Ean boekje voor menachen , die het niet willen leien
II. De güdvruchügc Krijgamau.
la. Iets over het Vloeken.
li. Hartelijke ojiwekking en welmeenendo raad.
14.nbsp;De weg des Heils , in zestien korte voorsLelleu.
15.nbsp;De godvruchtige Zeeman.
ltgt;. £en woord tot bemoediging.
17.nbsp;lots over de Vereeniging.
18.nbsp;Jonathan de Baggerman.
J9. Franke, heilige en veilige weg.
s'ü. Overdenking over het Wedersien.
Si. Ernstige gedachten over de Eeuwigheid.
1«. Baadgcvingen. Wenken. Middelen,
«a. Leven en Sterven van een vroeg godvreezend Dochtertje
14, Onderwijs om zalig te worden.
b5. Het boerenmeisje,
xe. Jozef.
»7. Schets van Jezus leven.
18. Vrolijk uitzigt van een 96 langen (rijsMril.
Sq. Do goede Moeder.nbsp;.. .
So. Th. Hoog, over de vroege Godzaligheid.
S, _ _1 opleiding van hel Nage.lacht,.
3z. Gedachten van een oud Goilgeleerden.
53.nbsp;Hogen.lorp, ootmoed voor God.
54.nbsp;Wonderbare oogbeschouwing..
55.nbsp;Kosler, over de Gezangen...nbsp;, _
56.nbsp;Ken boekje voor menschen om den Bijbel te lel. de l5 Ex.
57.'nbsp;HonigJiojipen uil de Steenrota Jezus Chriatua.
58.nbsp;Lesacn der wijsheid voor alle Christenen..
5q.' E-n zestiental beknopte Preekjes.
5ü. Leven en beKeering van vrouw Langerveld.
41. TU. van der Groe , zaligmakend Geloof.
/.. Kort Begrip der christelijke quot;I'S'«-
43.nbsp;Bekeeringgeschiedenissen en Steri bedden.
iio Ctquot; | |
- li | |
- 15 |
u |
- 40 |
» |
— 10 |
)) |
. 45 |
)gt; |
- 40 |
)» |
- o5 |
)» |
- 10 | |
- o5 |
M |
- 10 |
» |
- o5 |
)» |
• 10 |
)» |
- 9U |
)» |
- SU |
1) |
-074 |
)1 |
- li |
» |
- 10 | |
- o5 |
» |
- iO |
)gt; |
-oA |
lgt; |
- 10 |
n |
- xo |
1» |
- o5 | |
-oat |
)» |
-oxf |
)» |
- 10 |
M |
- iS |
)gt; |
- 10 |
)gt; |
- so |
» |
- t5 |
» |
- 5o |
)) |
- 5o |
)gt; |
- 40 |
)gt; |
- i5 |
n |
- s5 |
» |
- fiO | |
- l5 |
» |
» | |
- JO | |
- 60 |
gt;» |
- 10 |
)» |
- 3o |
M |
- «5 |
)» |
• 10 |
U |
- 55 | |
- 55 |
gt;1 |
. 35 |
11 |
k 10 |
Ct |
* ao |
gt;1 |
- 10 |
11 |
» | |
- 10 |
M |
-A
o
2 H 21
44.nbsp;Spiegel der goddelijk, voorzienigheid.
,5. Leven van Mevrouw Paterso» .
47.
48.
idem ,
idem ,
A.nbsp;Black» de Schoorsteenveger.
Nimmer te Laat.
V. Nimmer te Vroeg.
V. De kracht van de Godsdienst,
B,nbsp;»« 0»dejaars-«vond,
(derde Stukje)