WELKE KIET KÜNNEN
TIEHDE BEDK.
tk rotterdam,
bij M. WIJT amp; ZONEN,
Drukken t«b het Nederlindreho ZijndoIi»ggenool»chap,
N,. J^ynbsp;1834
-ocr page 2-A r; , ; j /: ' ^Vi . r
ir
'' ;T; 1
r'-/
■K
■ f!'-
.VI.'- .'Ü^ ■ i .1- ■
-ocr page 3-Oecommüteerden van het Nederlandsche Zen.
^^Unggenootschap, tot het opslellen, verza-
«e/e« e« uitgeven van kleine Stukjes, ter
evordering uan Evangelische kennis en god-
^i'gheid, ook hij mingeoe/énden; —namelijk:
VAN DER MEüLEIf, R. VAB MARKEN,
ArISSE, A. t. M. Phü. et Theol. Doct.
ea p. f
^ quot;l-, A. DB VRIES, L. EGELINO,
Vorstman, r. adriani, Predikanten te
Hoorn, Leyden en Rotterdam;
voorbbkigt.
iv
overeenkomstig hun ambt en hunne bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen,
en in uitzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
Er zign onder degenen die christenen
heeten, helaas! velen, weJke de openbare
godsdienst in het geheel niet bijwonen.
Deze worden over het algemeen van de-
genen die beschaafder of godsdienstiger
zqn, met verachting aangezien. Verschei-
denen verdienen dat; echter niet allen.
Er kunnen omstandigheden jplaats hebben,
welke het hun onmogelijk maken in de kerk
te komen.
Laat het zijn zoo het wil, zij allen ver-
dienen mededoogen, zq zijn te beklagen,
omdat zij veel missen, en het is niet lief-
derijk, het is niet christelijk, dezulken ge-
heel aan hun lot over te laten. Wij
Oioeten voor hen bidden ; wg moeten nog
nieer doen; wij moeten hen vermanen,
met ernst, maar vooral met den geest
«er zachtmoedigheid ; wij moeten hen lief-
quot;crnk troosten; wij moeten hen met goeden
»■aad trachten te dienen.
Ik vind mij opgewekt tot het een en an-
, daarom vat ik de pen op, en, gelgk
k hope, dat mijn geschrqf in handen van
quot;Ike beklagenswaardige menschen komen
200 wensche ik vuriglijk, dat de
^«Hermende God en Zaligmaker hetzelve
quot;voor hen zegene, dat zg zich d«
moeite van het gelezen te hebben niet be-
klagen, maar Hem met bligdschap danken.
Die niet ter kerh kunnen gaan zijn zeer
te beklagen.
Waarom? omdat het niet alleen beta-
melijk , maar ook zalig is , te kerk te gaan.
Het is hetamelyk. A.ls wg de openba-
re godsdienst bqwonen, dan geven wij
aan God, welke zoo waardig is van al
Zijn schepsel geëerd en gediend te wor-
den , openlijk de eer welke Hem toekomt;
dan toonen wn dat behooren tot dege-
nen, die Hem kennen en eerbiedigen, en
ons niet schamen daarvoor openlgk uit te
komen; dan vereenigen wij ons met de-
genen, die den Sabbath vieren naar het
vierde gebod , in de hope van eens in
de eeuwige ruste God volmaakt te zullen
loven en prijzen ; ook wekken wg dan an-
deren op door ons voorbeeld, en zijn
lot vreugde voor de goeden, gelijk wij
lezen Ps. GXXII: i. Ik oerblgde mij in
degenen die tot mij zeggen: wij zullen
in het Huis des Heeren gaan.
Zeker kundig en godvrnchtig man, welke
volstrekt doof was, en nogtans gezet de
openbare Godsdienst bijwoonde, gevraagd
zijnde waarom Hij dat deed, daar hij er
toCh van wege zijne doofheid niets aan
had ? antwoorde s 'gt; zoo sticht ik vast de
gemeente door mijn voorbeeld , en worde
door haar geslicht, terwgl ik in stilte mnn
hart tot God ophef.quot;nbsp;^
En, het is zaliff de openbare godsdienst
bg te wonen. Wij kunnen daar zeer veel
leeren, den besten troost ontvangen, toe-
bereid worden voor de eeuwigheid. Voor
™f°]geen is de openbare godsdienst het
middel geweest tot zijne bekeering en eeuwige
behoudenis. De Heer is daar inzonderheid
tegenwoordig met Zgnen zegen. Hii heeft
gezegd Exod. XX: 24^. « Aan alle pletsen,
daar Ih Myns naams gedachtenis stichten
zal zal U tot u komen, en u zegenen.quot;
Hoe zeer zijt gg dan te beklagen, miine
menden! die niet te kerk kunt gaanT Is
het niet ongelukkig, buiten staat te zijn
om een der betamelgkste pligten te vol-
brengen, en verstoken te wezen van een
oer grootste voorregten? Maar, wat dunkt
u, mag en moet deze omstandigheid u
met tot onderzoek van u zeiven brengen?
daaromtrent moet iemand, welke niet te kerk
kan gaan, zichzelven onderzoeken ?
Omtrent drie dingen.
daaronder gesteld
^iJt giJ er bedroefd over? Beklaagt
rUL»®''nbsp;Acht gq uw gemis groot?
^ gq de openbare godsdienst een
-ocr page 8-dierbaar voorregt? Wenscht gq, dat gg m
de gelegenheid moogt komen, om 'er ge-
bruik van te kunnen maken? Dan zult gij
hier achter iets tot uwen troost en on-
derrigt vinden. Maar, zqt gä er wel te
vrede onder? Wilt gij het wel zoo? Acht
dan heb ik nieis tot uwen troost; alleen^k
dit, dat Jezus u met mededoogen aanziet.
Maar gij hebt hier geen gevoel van. Mögt
gii het eens begrepen! intusschen, bidde Ik
u, het boekje over het ter kerh gaanems
te lezers, en dat over den eersten dag
der weel,
'lm tweede. Moet gq onderzoeken, ot
gn zelfs ook de oorzaak zijt, dat gij niet
ter kerk kunt gaan. Iemand kan zeker m
zulke omstandigheden verkeeren, dat djt
hem onmogelijk is, doch hij kan ook zeU
daarin geloopen zijn. Straks hope ik hier-
van meer te zeggen. Nu alleenlijk dit:
Is het zoo, dat gij het aan u zeiven te
wijten hebt, wacht u dan, dat gij toch
niet de schuld aan God geeft, en uw geval
gebruikt tot een dekmantel van uwe traag-
heid en ongodsdienstigheid, en haast u, om
hoe eerder hoe liever in zulke omsUn-
digheden te komen, welke u het waar-
nemen van de openbare godsdienst met
onmogelijk maken.nbsp;.
Ten derde, Moogt gij wel ernstig be-
denken, hoe gij het te voren hebt ge-
maakt, eer gij buiten de mogelijkheid waart
om ter kerk te gaan , of gij ook toen, toen
gij Kondet, niet wildet, toen gij de ge-
legenheid hadt, die moedwillig hebt ver-
zuimd, althans, niet dat gebruik hebt ge-
maakt van het Evangelie, hetwelk gij hadt
kunnen en moeten doen. Is dat uw geval?
Dan kan het tegenwoordig gemis u heil-
zaam zijn, wanneer bet u tot verootmoe-
diging brengt, en tot die droefheid naar
God , welke eene onberouwelijke bekeering
tot zaligheid werkt. 2 Kor. VII: 10.
Wm kan het iemand al onmogelijk maken
de openbare Godsdienst bij te wonen?
Ik weet niet meer dan zeven omstandig-
heden, welke hier in aanmerking kunnen
komen, namelijk:
1.nbsp;Iemands beroep.
2.nbsp;Zqne woonplaats.
3.nbsp;Zijn dienstbare stand,
4.nbsp;Zijne armoede.
5.nbsp;Een regterlijk vonnis,
6.nbsp;Zijne betrekking op anderen.
7.nbsp;Zi)ne ligchaamsgesteldheid.
Over dit alles een woord! dit woord
zal zoo kort zijn, als mogelijk is, echter
dus ingengt dat gij moogt vertrouwen:
hetgene daar bmten gaat, is eene onwettiee
Iemand* beroep. Herbergen moeten
-ocr page 10-er zijn, om ook degenen die volstrekt
niet anders, dan op den dag tot de open-
bare godsdienst-oefeningen bestemd, kun-
nen reizen, te gerieven. Wanneer nu een
herbergier aan eene plaats, waar zulks noo-
dig is, geen genoegzaam aantal van huis-
genooten heeft, met welke hij beurtelings
eene schikking kan maken, om ter kerk te
gaan, zonder dat de reiziger daarbij lij de,
dan is het hem onmogelijk de openbare
Godsdienst bij te wonen.— Van schippers
en voerlieden en dergelijken spreek ik niet,
omdat men van deze niet kan zeggen, dat
zij volstrekt altijd, buiten de mogelijkheid
zijn om te kerk te gaan.
2. Iemands woonplaats. Deze is wel-
ligt in een oord, zoo verre van eene kerk
af gelegen dat men, zelfs met wagen en
jaard, niet op zgn tijd in het Godshuis
tomen, en weder te huis zijn kan of welligt
in een gewest, waar geene openbare gods-
dienstoefening wordt gehouden, althans niet
zulk eene, als men in gemoede kan bijwonen.
3 De dienstbaarheid. Iemand zou kun-
nen zijn in de dienst van menschen , welke de
aardsgezindheid en ongodsdienstigheid zoo
verre drijven, dat zij hunne dienstboden
noch tijd, noch vrijheid geven willen om ter
kerk te gaan, terwijl hij niet dan met het
uiterste bezwaar zulk eene dienst verlaten kan.
4. Armoede. Wanneer deze tot zulk
-ocr page 11-eene hoogte stijgt, dat men, van alle hulp
verstoken, niets meer overig heeft, dan
eenige gescheurde lompen, om, naauwelijks
t^en halve, de door gebrek afzigtelgke naakt-
heid te bedekken, dan voorwaar weert de
welvoegelijkheid aan den eenen, en de bil-
lijke schaamte aan den anderen kant, voor
zulk eenen armen, den toegang tot des
Heeren Heiligdom.
5.nbsp;Een reglerlij}; vonnis. Te weten,
wanneer iemand, door schuldeischers ver-
volgd , buiten staat om hun te voldoen
geenen helper heeft, of geen mededogen
vmdt, en zij van den regter de vrijheid
verkregen hebben, om hem, zoo ras hij
zich m het openbaar vertoont, door de
dienaars van het regt te doen vatten, ten einde
hem te gijzelen, tot dat zijne schuld betaald
zij -- dan is hij ook buiten de mogelijkheid,
om de openbare godsdienst bij te wonen.
6.nbsp;De betrekking op anderen, Eene we-
duwvrouw met een eenig kind, zijnde een
zuigeling —een man of vrouw, zoon of
dochter, bloedverwant of vriend , met eenen
kranken echtgenoot, vader of moeder, maag
of vriend , welke niet alleen kunnen gelaten
worden: zijn, althans zoolang de zuigeling
niet volwassen, de kranke niet hersteld is,
buiten staat om te kerk te gaan.
7.nbsp;Onze ligchaamslt;resteld/ieid. Deze ini-
kan, door krankheid of eenig toeval,
ons op den duur aan het 'ziekbed binden t
En hij, wien dit ongeluk treft, is daardoor
verstoken van de openbare godsdienst.
GOEDE RAAD.
Zonder in bijzonderheden te treden ,
spreek ik tot u ai/en, die volstrekt niet ter
kerk kunt gaan. — De raad, welken ik geven
zal, is voor a//en goed, —Ik zal dien zoo
voordragen, dat elk er in'kan vinden, het-
geen voornamelijk op hem past.
B. Maar ik veronderstel, dat gq niet
door begeerlijkheid en hebzucht of wellus-
tigheid het beroep, de woonplaats en de
dienst, welke u verhinderen in de kerk te
komen, hebt verkozen, en nog blgtt kie-
zen : — dat gq niet in uwe armoede of an-
dere omstandigheden, mei zeker genoegen
een voorwendsel zoekt voor uwe inwendige
ongodsdienstigheid, en u heimelqk verbigdi
dat gij daardoor verhinderd zijl die open-
bare godsdienstoefeningen bij te wonen,
waaraan gij toch geenen lust hebt —dat gq
u beklaagt over hel gemis van de open-
bare godsdienst, en dat gij u gelukkig zoudt
rekenen, indien gij dezelve kondet bq-
wonen—dat dit u ernst is, en gq het met
nw hart meent — anders zoudt gq spotten
met mijnen raad, of, zoo gi) dien al wildet
volgen, er geen voordeel van hebben.
C. Welaan dan ! ik raade u, vooreerst,
dat gij u best doet, om in andere omstan-
digheden te komen: ten tweede, dat gij,
zoolang dit niet gebeurt, u zoekt te schik-
ken naar de omstandigheid, waarin gij u
bevindt.
Zeg niet, dat deze raad ijdel is. Schort
uw oordeel op, en lees geduldig en gemoe-
digd voort.
Vooreerst dan! valt het u smartelijk, dal
gij de godsdienst in het openbaar niet kunt
bijwonen, terwijl de omstandigheden waar-
in gij verkeert, u zulks onmogelijk maken ,
zoek dan een ander beroep, eene andere
woonplaats, eene andere dienst; zie uit
naar barmhartige menschenvrienden , tracht
van uwe schuldeischers ontslagen te worden,
zoek de genezing van uwe,kranken, ol uwe
eigene herstelling te bevorderen.
Sommigen zullen vragen: mogen wij dezen
raad wel volgen? Anderen zullen zeggen:
wat kunnen wij er aan doen?
Ik weet wel— Paulus schrijft i Kor, VII:
20. « een iegelijk hlijve in die beroeping,
waarin hij beroepen is.quot; Ook staat 'er
Hand. XVII: 26, dat God de bepalingen
der menschen woningen bescheiden
heeft. Doch dit moet ons alleen leeren,
berusten in de bestellingen der Voor-
Wenigheid over ons, en ons waarschuwen
®6en wispelturigheid . veranderlijkheid en
het gebruik van verkeerde middelen ; maar
voor het overige moeten wij ons houden
aan de les van den wijzen en getrouweu
Zaligmaker: » zoelt eerst hpt Loningryh
Gods en zyne geregtigheid.quot; Matth. VI:
53. en begrijpen, dat de- gezegden van
Paulus 1 Kor. VII. en Hand. XVH, ons
niet verbieden, om dan, wanneer onze
woonplaats, beroep of dienst, volstrekt stre-
den tegen onzen pligt jegens God , en
tegen de zaligheid onzer ziele, langs bil-
lijke en geoorloofde wegen naar verandering
te staan. Dat mogen, dat moeten wij doen
in zulk een geval.
Als uw beroep in het geheel niet ge-
lukte, en gij van dag tot dag verarmd et,
zoudt igij niet uit zien naar eene andere
kostwinning? Als. gij woondet op eene
plaats, waar gij niet gezond waart, of geen
brood hadt, zoudt gij niet zoeken naar eene
betere gelegenheid ? Als gi] in eene dienst
waart, waarin gij mishandeld werdt, en meer
slagen dan voedsel kreegt, zoudt gij niet
uw best doen , om in eene andere dienst
te komen ? — Nu geen woord meer. Ieder
kan toepassing op zich zeiven maken.
Maar met meerder regt moogt gij allen
vragen: f'yat hunnen wij er aan doen?
Meer dan gij misschien denkt.
1. En trouwens, hebt gij niet hier of daar
eenen vi'iend, wien gij uwen nood kunt te
kennen geven? Verzoek hem (zoo gg zelf
al geene gelegenheid hebben mögt) om voor
u uit te zien , en u te berigten, zoo ras
hij betere broodwinning, geschiktere woning,
of Voegeli)ker dienst voor u weet, en volg
dan op eene wijze , welke niet tegen de goede
trouw en eerlijkheid, niet tegen regt en
billijkheid strijdt, den weg, welke u door
het bestuur van Gods voorzienigheid wordt
geopend. Laat uw vriend , indien hij zelf
geen vermogen heeft om u krachtdadig bij
te staan, de edelmoedige hulp van rqke
en mildadige christenen voor u inroepen,
opdat gq van voegelgke kleeding moogt
voorzien worden , of opdat deze , op eeni-
gerhande wijze, uwe scliuldeischers te vrede
stelle , of hen bewege tot geduld en
barmhartigheid jegens u.
Maar, wilt gij, dat deze poging uwer
vrienden van vrucht zij, zoo moogt gij
toezien , dat geene vei-waarloozing, ver-
kwisting of luiheid tegen u getuigen,- en
de handen sluiten; dat geen bedïog of
oneerlijkheid de hulpe en het vertrouwen
Van u weren ; en dat uwe voorsprekers
er voor kunnen instaan, dat de liefderijke
hulpe aan u wel besteed is.
Voorts kunt gij de genezing u^er kran-
sen bevorderen door hen met alle liefde
en zorgvuldigheid op te passen en te be-
lenen , en uwe eigene herstelling door
rlen raad van den geneesheer gctrouwelqk
te volgen, en de geneesmiddelen stiptelijk
te gebruiken.
2, Gq kunt nog al meer doen. Gij kunt
bidden, en dat raad ik n ten sterkste aan.
Het gebed moet gq paren aan de po-
gingen, welke ik u zoo even aanprees, en
wanneer gij niets doen kunt, en alles u
begeeft, dan nog kan het gebed van vrucht
zqn. Door het gebed zoekt gij de hulp
van Hem, zonder wien geen schepsel u kan
helpen , en die meer is , dan alle menschen,
ja, dan de Engelen, Hij kan broeders voor
u in de benaauwdheid doen geboren wor-
den. Spr. XVn:i7. Hij kan u en hun den
weg wijzen. Ps. LI: 8. Spr. XVI: 9. Hq
kan alle harten neigen. Spr. XXI: i. En
laten alle middelen afgesneden , alle deuren
van hope toegesloten zijn, dan nog kan
die God, bq wien niets te groot of te
wonderbaar is, wien het om het even is, te
helpen den sterken of den magteloozen, uit-
komst geven. Hij zelf heeft gezegd : « Roept
mi] aan in den dag der benaauwdheid:
Ik zal er u uithelpen , en gij zult mij
eeren.-' Ps. L: i5.
En, laat de gelegenheid om uit te zien
naar verbetering van uwen staat, de toe-
gang tot vrienden, of van vrienden tot
u, u betwist worden, het klagen van uwen
nood aan God kan niemand u betwisten.
Gij kunt altijd , gij kunt overal bidden. Of-
schoon gq bet niet openlik in Gods huis
kunt doen, gij kunt uw hart in uw eigen
akker voor den Heer uitstorten. Ja, zoo
de drqver u geen oogenblik ruste gunt,
dan kunt gij nog op uwe legerstede, des
middernachts, of bij het krieken vau den
dageraad den Heer zoeken. Hij hoorde het
biddend zingen van Paulus en Silas in de
gevangenis. Hand. XVI: 25, 26. Hij hoorde
het gebed van Jona, in het ingewand van
den visch op den bodem der zee. Jona II,
3. Ja maar, zullen uwe pogingen en
uwe gebeden niet vruchteloos wezen , dan
moet gij nog ai meer doen.— En wat zal
dit zijn? —. Paulus schrijft 1 Tim. IV: 8.
De godzaligheid is tot alle dingen nuf.
Denkt er eens over. Zijt gq nog onbekeerd?
Ai laat de weg, waarin de Heer u leidt, u
^ne waarschuwing zijn, verootmoedigt u voor
Hem, neemt als arme zondaars de toevlugt
tot den Heer Jezus, bekeert u en gelooft
het Evangelie. Toen Manasse, een der ko-
ningen van Juda, welke met ijzeren ketenen
in eene gevangenis te Babel opgesloten was,
wch bekeerde, werd hij door God verlost
en hersteld. 2 Chron. XXXIH: 11—15.
Ja—hoe het zq,— het zq, dat gq in u
«elven en uw vorig gedrag de aanleidende
orzaak moogt vinden van uwe treurige om-
®ndigheden , het zij, dat gij u zeiven niets
bqzonders van dien aard bewust zijt, denkt
evenwel dat het God is, welke u in dezen
weg gebragt heeft, dat Hij de menschen-
kinderen niet plaagt of bedroeft van harte ;
en dat uwe zonden Hem redenen genoeg geven
om u deze smarten aan te doen : en volgt
dan het voorbeeld van David Ps. XXXH: 5.
« Ik zeide: ik zal belijdenis van mijne
overtredingen doen voor den Heer.quot; En
ziet eens, of gij niet met hem zult kunnen
zeggen bij de uitkomst vs. 7. Gij zijt mg
eene verberging. Gij behoedt mij voor be~
naauwdheid. Gij omringt mij met vro~
lijhe gezangen van bevrijding. Laat uw
geval ter uwer verbetering dienen, laat af
van kwaad doen, leert goed doen, zoekt
door geloof in den Heere Jezus uw hart te
reinigen, en u te oefenen tot godzaligheid;
er staat Ps. L: 23. » Zoo wie zijnen Weg
wel aanstelt, dien zal ik Gods heil doen
zien.'*
En trouwens de godzaligheid doet ons
gunste vinden, vooral in de oogen van
menschen die God vreezen, en welke door
hunne gebeden en pogingen eenen weg tot
redding kunnen banen. Terwql zij ons door
de vreeze Gods behoedt, en getrouw maakt
aan onzen pligt, leert zij ons eerlijkheid en
zuinigheid welke de beste middelen zijn om
onzen stand te verbeteren. Zij geeft ook
«ene goede reuk van zich, tot aanbeveling
wejKe iemand onvatbaar maakt voor den
»t hSfcf' „we kranrea'r«:
diens™««Jokt,
verbeterd of 3. ' j quot;gt;' lleroep aooit
le^ekoren heeft vtl^ quot;quot;quot; »
Jer of meerde.f
quot;ordt. Wa, /„jrquot;'nbsp;Squot;!»»quot;»«
moet uw
^nbsp;• i^ii jian u niff
pj « m wanhope toegeveT?
lot verzwaren. Neen, ^oekt „
1 n j . de omstandigheid
Zijne hand, en weest dankbaar, dat gq nog
leeft, en, ofschoon gq het niet in het open-
baar kunt doen, dat gq nogtans Hem in het
verborgene kunt zoeken.
2.nbsp;JMaakt gebruik van de gelegenheid en
middelen, die gij nog hebt; misschien den
bijbel en nuttige boeken, misschien eenen
vriend, welke u eens aanspreekt, opwekt,
of iets uit eene leerrede mededeelt, gewis-
selijk een eenzaam plekje om te bidden,
een verstand om aan God, aan Jezus, uwen
pligt en de eeuwigheid te denken, een ge-
beugen om u te herinneren, hetgeen gq
voorheen geleerd, gehoord en gelezen hebt,
een hart om te vragen naar den Heer en
Zqne geregtigheid, en mogelqk een ontwaakt
geweten, en indrukken welke u geschonken
worden.
3.nbsp;Hoe meer gq het gemis gevoelt van
het voorregt der openbare godsdienst-oefe-
ningen, zoekt zoo veel meer prijs te stellen
op de middelen en gelegenheden, welke gij
hebt, om daarvan zoo veel meerder nut
le trekken, en des te hartelijker in den
geest, den Heer te zoeken en Hem te dienen.
Ik zal niet zeggen, wat inzonderheid
armen aanbelangt, dat zij evenwel gedurende
den zomer de vroegpredikaliën, en gedu-
rende den winter de avondbeurten kunnen
waarnemen, terwijl de slechtheid hunner
kleeding, aldaar minder in het oog loopt,
en dus geene wettige verhindering voor hen
IS. Ja, op verscheidene plaatsen, zijn juist
voor zulke heden inrigtingen gemaakt, van
catechisatiën of oefeningen, opdat zij al-
daar zouden kunnen komen, en het onder-
was en de vertroostingen van de godsdienst
ontvangen.
5. Laat voorts het heilzaam onderwijs,
hetwelk de toestand waarin gij zijt, u geeft
met ongebruikt voorbijglippen. Gij kunt uk
uw treurig geval, zelfs wanneer gij daartoe
zelve eigenlgk geene aanleiding hebt gegeven.
toch zien, hoe smartelgk de gevolgen van
cle zonde zqn, inzonderheid warneer eii er
aanleiding toe gaaft, kant gij dit gevoelen •
dat moet haat en afkeer i-n 4 zoSè
kweeken. Uw gemis kan u dwaasheid
van vorig verzuim, en de dierbaarheid van de
openbare godsdienst voor oogen stellen,
en dat moet honger en dorst naar de ge-
regtigheid opwekken. De hope op verande-
ring, gepaard met het besef dat uw lot van
den Heere afhangt, kan u oefenen in stSe
onderwerping, lijdzaam wachten en onbe-
paald vertrouwen op den Heer. De wensch
om mtkomst, bestuurd door lust om mijnen
raad, ten dien einde u gegeven, in te vol-
gen, kan u leeren naauw op uzelven en
ae uitgangen van uw hart te letten, u
bedachtzaam en teeder van geweten doen
quot;'Orden, en u doen vorderen in godza-
ligheid, en voorzeker, maakt gij zulk een
gebruik van uwe omstandigheid, zoo zult gq
bg de uitkomst kunnen zeggen: welgeluh-
zalig is de man, o Heer! dien gij tuch-
tigt, en dien g^ leert uit uwe wet!
Ps. XCIV:!^.
6. Maar denkt vooral aan de liefdergke
roepstem des ontfermenden Heilands: Matth,
XI: 28. » Komt herwaarts tot my , allen
die vermoeid en belast z^ty en ik zal u
ruste gevenquot; Vlugt tot hem! Zoekt in
hem uw heil, uwen troost, uwe hulpe. Hij
kan uwe schuld bedekken, en de gevolgen
daar van afwenden. Hij kan u leeren mijnen
raad volgen. Hij kan u nog veel beter
raad toedienen door zijnen Geest. De Heer
heeft hem eene tong der geleerden gegeven,
opdat hij wete met den moeden een woord
ter regter tgd te spreken. Jes L : 4. De
Geest des Heeren is op Hem omdat de Heer
Hem gezalfd heeft, om eene bigde boodschap
te brengen den zachtmoedigen; Hg heeft Hem
gezonden om te verbinden de gebrokenen
van harten, om den gevangenen vrijheid uit
te roepen, en den gebondenen opening der
gevangenisse, om uit te roepen het jaar
van het welbehagen des Heeren Jes .LXI :i, 2.
Iets tot vertroosting,
6 Wat buigt uwe zi^l zich neder! K.omt
op«nt het hart voor den troost, welken
een' nwer broeders , die u iiit;t kent, maar
u beklaagt en liefheeft, u poogt toe te
dienen. En, och! dat de Heer zelf u
vatbaar make voor dien troost, en den-
zelven aan n heilige !
1. Kunt gij nu niet, volgens uwen pligt.
Godin het openbaar dienen? De Heer, de
regtvaardige regter, rekent u dat niet als
een verzuim, ot misdaad toe. Toen de Is-
raëliërs bij de Babijloniërs en Assijriërs in
ballingschap leelden, konden zij ook hun-
ne openbare godsdienst niet waarnemen;
wij lezen niet, dat zij daarover ooit zijn
bestraft geworden: en trouwens, God vor-
dert geene onmogelijke dingen. Als gij Hem
nu zoo veel meer in uw hart zoekt, zult
gij bevinden , dat Hij niet aanziet hetgene
voor oogen is, maar dat Hij het hart aanziet.
2. Kunt gij u niet plegtig voor Gods
aangezigt stellen, en met de gemeente Zij/ien
naam aanroepen? Er wordt toch in de ge-
meente aan u gedacht en voor n gebeden :
en de Heer is aan alle plaatsen tegenwoor-
aig. Hij ziet u, Hij kent uwen weg. Hij
weet uwe begeerten; uwen strijd en uwe
klagten zijn Hem bekend, uwe gebeden
»^ort Hij. De Heer is nabij alLen die
nem aanroepen : allen die Hem aanroepen
^n waarheid. Ps. CXLV: i8. Hij geneest
quot;f gehrolenen van harte, en Rp oer-
quot;'■^dtse in hunne smarten. Ps. CXLVII.
O. Dorst uwe ziel naar God en naar zijne
gemeenschap , hijgt zij gelijk een hert naar
het water, naar de verkwikking en rust vau
zijn heiligdom, welaan ! zendt uwe zuchten
en uw hart derwaarts, terwql uwe voeten
u er niet mogen of niet kunnen brengen.
Onder de Israëliërs kon dc openbare gods-
dienst niet anders waargenomen worden dan
te Jeruzalem in den tempel. — Maar toen
Salomo denzelven inwijdde , bad hij, dat de
Heer het gebed wilde verhooren van de Is-
raëliërs, wanneer zij, in den strijd zijnde
of in ballingschap zwervende, niet in den
tempel konden komen, maar, met het aan-
eeziet gekeerd naar de streek waar de tempel
Lnd, baden, i Kon. VIII: 44, 48.
4. Immers kan en wil de Heer aan alle
plaatsen genade en eere geven. Hij is aan
geene middelen gebonden. Den zegen wel-
ken Hij bij de middelen wil voegen, kan en
wil Hij zonder dc middelen schenken, wan-
neer wij dien begeeren, en buiten staat zijn
de middelen te gebruiken.
De Apostelen van Jezus waren meestal
visschers, Van het vischnet zijn zg geroepen
tot de zalige dienst van Jezus. Mare. I:
16—20. Mattheus uit het tolhuis. Matth.
IX: 9. De herders hoorden, terwgl zg de
nachtwacht hadden over de kudde, de blijde
boodschap van eenen Engel, dat Jezus ge-
boren was. Luc. II: 8—Cornelius de
hoofdman werd in zijn huis getroost door
eenen Enge], en door Petrus verkwikt met
woorden der zaligheid. Hand. X, De kamer-
hng van Candace ontving onder weg op den
wagen van Philippus onderrigt in het evan-
gelie. Hand. VIH: 26-,'19. De H. Geest
is ook beloofd over de dienstknechten en de
dienstmaagden. Joel II: 29. En immers heeft
in Christus Jezus geen onderscheid plaats
Uisschen dienstknecht of vrij. Gal. III: 28.
God heeft de armen dezer wereld uitver-
koren, om rijk te zijn in het geloof en
erfgenamen des konigrijks, hetwelk Hij be-
looft dengenen, die Hem liefhebben. Jac.
j jnbsp;weduwe te Zarphat
werd de profeet Elia gezonden met eenen
vollen zegen des Heeren. 1 Kon. XVII:
9—24^. Jozef ondervond in de gevangenis
in Egypte, Paulus en Silas in den kerkerte
Phdippi, dat de Heer nabij is allen, die Hem
aanroepen. Gen. XXXIX: 4o. en Hand.XVI:
25. balomo schrgft in den Prediker hoofdsl.
yil: 2. JJet is beier ie gaan in het klaag-
huis , dan in het huis des maaUijds. want
in hetzelve is het einde van alle menschen,
en de levende legt het in zijn hart. Jezus
zal eens tot degenen die de kranken bezocht
en opgepast hebben, zeggen: voorzoo -veel
i^y ait eenen van mijne minste broeders
igt;latth. XXV: 4o en eene krankheid kan
-ocr page 26-dikwerf door de genade des Heeren geze-
gender zijn, dan de heerlijkste en krachtigste
leerredenen. Als wij onder onze krankheid
mogen leeren de nietigheid en vergankelijkheid
der wereld en de dierbaarheid van Jezus, en
geoefend worden in zelfsverlochcning, eens-
willendheid met, en vertrouwen op den Heer,
dan verkrijgen wij dienzeltden zegen , welken
wij onder andere bij de openbare prediking
van het Evangelie behooren te zoeken. Ja!
welk een troost geeft het aan eenen kranken,
wanneer hij, door het geloof in Jezus, den
dood vrijmoedig onder de oogen zien mag ,
en daarbij met Paulus zeggen : hoewel onze
uitwendige mensch verdorven wordt, nog-
ians wordt de inwendige vernieuwd van
dag tot dag. 2 Kor. IV: 16. Dat geloof,
die bekeering, die onderwijzing, die he-
melsgezindheid kan en wil de Oeer immers
a ook geven, wie en waar gij zijt?
ó Zoekt Hem dan toch, loopt hem aan
als een waterstroom. Vlugt. in den naam
van den barmharligcn Hoogepriester 3ezus,
tot den troon der genade. Wentelt uwen
weg op Hem. Opent het hart voor den
troost van het Evangelie. Weest niet on-
geloovig, maar geloovig, en Zijne genade
zal u genoeg zijn. Treurt dan vrij onder
uw lot, doch niet gelijk degenen, die
geene hope hebben. Zingt vrij met David
Ps. 42 : rijmvers i.
't Hqgend hert, de jagt ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frissche waterstroomen,
Dan mqn ziel verlangt naar God.
O 'j™?'^ ziel dorst naar den Heer.
God des levensach wanneer
Zal ik nadren voor Uwe oogen,
In Uw huis Uw naam verhoogen?
Men zinge er dan ooh het derde vets hij.
ó Mijn ziel, wat buigt ge u neder?
Waartoe zgt ge fn mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder,
Zoek in 's Heeren lof uw' lusts
Want Gods goedheid zal uw druk
Eens verwiss'len in geluk.
Hoop op God, sla 'i oog naar boven:
Want ik zal Zijn' naam nog loven!
M. WIJT amp; ïoneN , Drukkers van hel Nederlandsche
ZendelinggenooUchap, worden ook uitgegeven
de navolgende Kleine Stukjes.
Bvarigeljaohe herinneringen aan Kranken.
Over het nuttig Kerkgaan.
Over het doen van Belijdenis.
Een woord voor menschen die niet ter kerk kunnen gaan.
Het Christendom beschaamd door Heidenen.
Evangelische herinneringen aan Bedroefden.
Evangelische herinneringen aan Vaders en Moeders.
Een woord aan Vaders en Moeder», over den üoop.
Over het allerbeste Boek.
Onderwijs over het Bijbellezen.
Xevensgeschiedenis van den grootsten Man,
Iets over het Avondmaal.
Opwekking tot de huisselijkc Godsdienst.
Zamenspraat tussohen drie vrienden over deWedergeb.
Het leven van William Kellij.nbsp;.
Drie zamenspraken tusschen een Iieeraar en eenHujam.
Het dorp Ecrenhoef, tol vgrigcn welvaart hersteld..
Het nadeel van het bij de straat loopen der kinderen
Waarschuwing legen de Ontucht.
Iets voor herstelden nil krankheid,
iets voor Gevangenon.
Geschenk der christelijke liefde voor kinderen
Geschenk voor Lidmaten der christelijke kerk.
Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid 7
Tweede Geschenk der christelijke liefde voor kinderen
Voor Dienstboden.
Over de Feesten.
Iels voor Armen.nbsp;-
Jezu. , do geneesraeeater van kranken.
Bvangeliache Herinneringen aan oade lieden.
Verzameling van leerz .brieven en opwekkende verhalen
Opwekking lot weltevredenheid.
Ben goed woord aan christen-ouders over de opvoeding
Franke , de kracht des Geloofs.
Schets van het leven vtn Afrikaner.
Waarschuwing tegen het Kwaadspreken.
Me'r;quot;rd\?nquot;ond,rrVgt en troost, in Sterfhuizen.
Men doet niet, wat men kan.
Vriendelijke raad aan zwaarmoedigen.
gelukkigs., menaehen 7
pligt der Christelijke liefde.
Opwekking tot 'getrouwe deelneming in het Maan- _nbsp;__
46 Stw«tttVchri,lenen,inaUew.d.rw.ardigh^nbsp;- A »
iiij
No
i |
CU |
- 10 |
))' |
- 10 |
» |
- 10 |
)) |
- 10 |
ïgt; |
- i5 |
» |
- so |
)gt; |
- o5 |
1) |
- 10 |
» |
- 35 |
j) |
- 25 |
1) |
- i5 |
» |
- i5 |
)) |
-07i |
)gt; |
- i5 |
V |
- iS |
ii |
- a5 |
1) |
- fiO |
» |
- 3o |
n |
- 20 |
» |
- 45 |
gt;i |
jgt; | |
- 85 |
)gt; |
- ao |
» |
- a5 | |
- 35 |
» |
- ac |
» |
- 10 |
igt; |
- la |
: |
- 291 |
)« |
- 20 |
/gt; |
- 90 |
)» |
- 30 |
ïgt; |
- i5 |
)» |
10 |
)gt; |
- 10 |
)gt; |
- 20 |
» |
- 35 |
)) |
- 17* » | |
- a5 |
)) |
- 35 |
igt; |
- 20 |
n |
- a5 |
)» |
- I7è quot; |
3.
4-
5.
6.
7-
8.
9-
10.
gt;1.
19.
13.
14.
15.
16.
'7-
J3.
gt;4.
95.
36.
aj.
S8.
за.
3i.
Slt;.
33.
34.
35.
зб.
38.
Sg.
40.
41.
4a.
4S.
44.
43.