AAN
achtste druk.
la ROTTERDAM,
bij NICOLAAS COKNEL,
tiker vaahetNederlandsche Zendelinggenootschap.
1831.
Kerkelijk goedgekeurd bij de E.
Classis van Haarlem, Januarij
i8o5.
Gecommitteerden '^van het Nederlandsche
Zendeling-Genootschap y tot het opstellen ^
verzamelen en uitgeven van Meine Stuhjea^
ter bevordering van Evangelischs hennia
amp;n Godzaligheid, ook by wingeoefendeni
namelyh: P» J. vak der Meülew»
B. van Marken, J. CiiArisse,
A. L. M. Phil. en Theol. Doct. en Prof.,
A. db Vries, L. E geling, J.
Vorstman en r. Adriani, Predik
honten ta Amsterdam, te Floorn, /e.Leijden
en te Rotterdam; overeenkomstig hun
'Ambt en Beroeping y dat oogmerk gaarne
willende bevorderen, en in uitzigt op des
Heeren meidewerienden zegen ^ bieden het
nevensgaande Stukje hunnen Landgenooten
aan} erJtenmnde intusschen geerut JUitgave
voor echt, dan welke door eenen hunner,
of door den Drukker dezea, onderteehend is'
EUANGELISCHÈ
ERJNNERING MN
aan
Bedroefden! wie g^ zijt — zod de Droef-
heid u niet ongevoelig maakt voor eenige
aanspraak — zult gij wel eenige oogenblikken
hooren willen naar hétgene het Euangelie
Toor U, ja roor U, tot vertroosting heeft.
Ik kan, ik mag niet zeggen: weest niet
bedroefd; het Euangelie zegt dat niet; het
wil alleen uwe Droefheid heiligen — het wil
die besturen — het wil U zoo ieeren bedroefd
zijn, dat gij den grooten, den wijzen, den
liefderjjlcen Besteller van uw lot er niet door
lgt;edroeft — dat gij er, geene schade, maar
quot;foordeel van hebt. Ik wil met U weenen,
gij ook zijt — gij, die over dierbare
afgestorvenen Aveent — over verlies van eenig
aardsch genoegen, van een of ander voor u
Wenschelijk uitzigt, eenig tijdelijk goed, of
Änbsp;ceti
een meer of min belangrijk gedeelte van uwe
welvaart in dit leven. Ik wil met U be-
droefd zijn — mij in uw geval plaatsen, en
weenen met den weenende. Maar nog lie-
ver — ik wil U op eenen beteren Vriend wij-
zen, aan wien gij meer hebt dan aan eenig
medelijdend mensch, die, hoe vele verplig-
ting het schijnt te geven, dat hij in onze
smarten deelt, onze \wgt;nden toch niet hee-
len kan. — Ik mag en wil U op Hem wij-
zen, die weende, toen Hjj anderen in droef-
heid zag, en die nu, hoe veel zaliger en
heerlijker Hy het in den Hemel heeft, ech-
ter nog medelijden heeft met onze zwakheden
cn gevoelig is voor onze ellenden. Jezut
weende bij het graf van zijnen Vriend Laza-
rus, (a) en de tranen,*die Hij stortte, leeren
ons kennehjk:
Men mag vei bedroefd zijn.
De Heiland wist zeer wel, dat er niets
gebeurde zonder de wijze bestelling of toe-
lating van zijnen Hemelschen Vader. _ Hij
wist zeer wel, dat al wat er gebeurde of
ge-
(a) Joan, If: 35.
-ocr page 7-gebeurd waS, de Dbod ran zijnen Vriend,
zoo wel als het gedrag cn de denkwijze der
Joden, die bij het graf waren., in het einde
medewerken zou tot verheerlijking van Gods
naam — en echter weende Hij. Hij gaf toe
aan de gevoeligheid zijner menschheid. Het
trof Hem, wat Hij hier zag. Het mag dan
ook ons treffen, als. wij lijden zien of zelve
lijden.
Ja; ook als wij zhfve lijden. Toen Jezus
leed, was. Hij ook gevoelig, ook toen was
Hi/ droevig (a). Zijne natuur had van het
lijden als lijden een afschrik, ofschoon in
zyn hart aan God, die Hem tot Igden riep,
de onderwerping zelve was.
Door ongevoeligheid althans geven wij on-
der smartelijke ontmoetingen , of bij treffende
verliezen, veeleer een bewijs van ohaantrek-
kelijkheid omtrent de lessen, die de hoogste
quot;Wijsheid er ons door geven wil, én van on-
dankbaarheid voor het goede, hetwelk wij eer
''^'ij tot lijden geroepen wierden, mogten ge-
»iieten, dan van eenswillenheid mét God. On-
verschilligheid en gebogenheid onder Hem
verschillen aanmerkelijk.
A2nbsp;Al«
(f) Matth. 26; 37.
-ocr page 8-Als dc ellenden, waarin gi) komt, kastij-
dingen zijn tot bepaling van uwe aandacht
bij het een of ander kwaad, waarvan Gods
hand U af wil brengen, dan is het ongevoe-
lig zijn onder die tuchtigende hand zelf mis-
dadig, en een bewijs van verharding des
harte. Als de kastijding daar is, is zij gee-
ne zaak van vreugde, maar van droejkeid (a).
God zelf heeft reden zich te beklagen, als wij
'geslagen worden en geene pijn gevoelen {b).
Het toegeven aan het gevoel en de aandoe-
ningen, aan het weenen en storten van tra-
nen , is voor sommige gestellen, tot voorko-
ming van ongesteldheid des ligchaams, eer-
der aan tc raden dan tegen te gaan, — Maar
lieve Lijders!
Onze droefheid kan te verre gaan.
Zij kan te quot;buitensporig zijn; zij kan tot
die uitersten klimmen, dat wij naderhand re-
denen vinden, om ons over dat btdroefd
zijn zelf te bedroeven. Gij zoudt het zeker
Biecht vinden van eenen uwer Kinderen gt;
als het boos op U wierd, omdat gij het ielS
ont-
(«) Hebr. 12: 11. (i) Jer. 5; 5.
-ocr page 9-ontnaamt, dat aan hetzelve schadelijk zou
wezen, of, omdat gij het op eene of andere
school zond, waar het moeijelijke lessen te
leeren had, of, omdat gij ,er schikkingen
voor maaktet, die tot zijne opvoeding be-
teugeling en vorming van zijn toekomstig
leven , no,odig waren. Als gij , in alle die of
soortgelijke gevallen, uw Kind bedroefd ch
ontevreden zaagt, niet zoo 2;eer over zijne
eigene dwaasheid , onleerzaamheid of buiten-
sporigheid , waardoor het zulke schikkingen
van u noodzakelijk maakte — ó! het daar-
over bedroefd te zien, zonde uav Ouderlijk
hart meer genoegen dan smart geven, — maar
als gij het bedroeft en ontevrede zaagt over
nwe beschikkingen zelve, als gij merkte,
dat het klaagde over harde behandeling , als
hoorde, dat het uwe liefde verdacht,
^ïit het opstoof tegen uw gezag — zoudt gij _
'»et al de mogelijkheid , die cr toch is van
•Iwaling aan uwe zijde — niet billijk zeggen:
»Heb ik dat bij mijn Kind verdiend? moet
*nbsp;2gt;jne wijsheid en kenze : of moet de
» het ringsnoer van zijn gedrag zijn? zal een
*nbsp;Kind zijn Vader verdenkenr' ó' gy gevoelt
A 3nbsp;al-
-ocr page 10-alreeds, dat wij ook te bedroefd voor God
knnnen zijn bij ons Lijden, _ Ik wil dat
voor U wat ontwikkelen. - Ziet hier dan
eenige
Er itme ringen tot regeling uwer Ti roef heid
en matiging van dezeljde
Die ik wensche dat, onder de medewer-
king des Heiligen Geestes, dienen mogen tot
bedaring of leniging uwer smarten , waar o-
ver die dan ook bij U gevoelt of gedragen
worden, het zij in meer bekenden of ook in
meer verborgene gevallen, het zij alleen
voor (J zelven of ook met andere«,
is geen Lijden dan onder hel hoog
Bestuur van God.
God regeert \ God, dio de hoogste volmaakt-
heid, die de liefde zelve is. Er is geen
schepsel, dat zich zonder zijnen wil bewegen
kan. In Hem leven tcij, bewegen wij ons en
zijn wij, («) Alles loopt af naar zijnen raad.
Welken oorzaken er ook zijn, die ons doen
Jij-
If.i !Iaii;I. 17; 2S.
-ocr page 11-lijden, zelfs de vijandigste bewerkers van
ons ongeluk, zij konden en kunnen ons nog
mets doen, zonder zijne hooge toelating.
Elk deel onzer lotgevallen, zelfs tot kleinig-
heden toe, is afhankelijk van zijnen wil.
De Heer regeert (a)
Hoe belangrijk is die waarheid! Met al het
bedillen, waaraan wij ons tegen God te dik-
werf bezondigen, met al de vrees, die wij
soms gevoelen voor eenen vijand, die ons
kwaad doet, zullen wij niet kunnen looche.
nen dat ons lot allerongelukkigst zoude zijn^
als het in onze eigene handen was, of in
die van ■ eenig schepsel, en niet in die va n
den hoogen God. Dit geeft ons althans rust
voor het gemoed, dat wij mogen vaststellen:
bij geval, maar van Gods Vaderlijke
hand komt mij alles toe; God, die my kent,
®veril nabij is, die nimmer sterft, die God
^e^eerl,.
A 4
(«) P» 93 ; I.
-ocr page 12-II.
God is wijTRGgtig ooh in dc hesielHng j
mn ons Lijden
Het is de onafhankelijke. Hij' doet al zijn
welbehagen en zijn raad zal bestaan [«]. Hij
is hooger dan al wat hoog is. Hij^ behoeft
niemand iets te vragen. Niemand mag Hem
op de hand slaan, of zeggen : mat doet gij {b).
Hij is onze Schepper, die ons formeerde»
gelijk Hij allés formeerde, gewisselijk fot
zijne eere, maar die dan ook regt op ons
heeft, ja, het volkomenste regt oin ons te
gebrniken, waar, hoe, en tot wat einde Hij
wil. Maar zal nu het maafisei tol deèzeljs
formeerder zeggen: waarom hebt gij mij alzoo
gemaakt, [c] Zal een worm gaan twisten
met zijnen Maker? Wat zou het, in lijden,
onze klagten en bedillingen tot zwijgen
brengen, als Avij dit levendig voor onze
£»andacht hadden? Zoo bragt de liooge (ïod
den vromen Job tot stilstand. Hij werd zwaar
bezocht en verloor alles. Zijne Vrienden
dach-
M Jes. 46: 10.nbsp;Dan. 4: 45'.'
[c| H(im. 9 20.
-ocr page 13-daehten , iiat hij zi«h ècHige zonden had
Schuldig, gelttaakt, waar over God hêril tuch-^
tlgdê. ' Jéh iiócht zich hiervan vrij te pikVch :
maar hóé kWam God in het einde tusschen
beide? Uit de laatste Hoofdstukken van zijn
Boek zien wij, dat God dit deed door Job
të bepalen bij de verhevenheid, hoogheid
en sonvereiniteit zijns Makers. _ Eh nu
raakt Job tot stilte ziet zegt hij - [«] ik hen
Ie gering-, wat zoude ik U antwoordenlik leg
mijne hand op mijne mond, en verderr met
het gehoor der oore heit ik U gehoord, maar
nu ziet ü mijn oog. Daarom verfoei ik mij ik
heb berouw in stof en assche [J]. »
ui
DéSouvereine God beschikt alles met de
hoogste Wijsheid.
Ik wil niet zeggen, dat wij altijd Gods
•doeleinden doorgronden, neen! die zijn dik-
werf YQOj. Qjjg Qjjg verborgen. Det is de
A 5nbsp;eeré
■ r«l Job. 39.-37. [ij JoB. 42: 5 cn 6.
-ocr page 14-eere Gods eene tmk te verbergen, zegt Salo-
mo, [a] dat is: God handelt in zijne be-
schikkingen veelal zoo, dat wij den loop en
het einde derzelve niet kunnen nagaan, op-
dat het zoo veel te meer blijken zou, dat
Hij hooger is dan de menschen, wier plan-
nen meestal uit te vorsehen zijn. In den
Hemel zal van Gods doeleinde, en dus van
de Wijsheid, waarmpde Hij alles bestuurt,
veel meer gezien worden dan hier op Aar-
de. Zoo lang een Tapijtwerker bezig is
met zijn stuk te bewerken, en men hier
en daar een gedèèlte buiten zijn verband
beziet, zou men ligt vragen: hoe wordt
daar iets goeds van? maar als alles afge.
werkt is, en van de regte; zijde bezien
vrordt, dan eerst bemerkt men de schoon-
heid van het geheel. Zoo is het ook in
de beschikkinger van ons lot, door de God.
debjke Voorzienigheid. Somtijds geeft God
er ons wat van te zien. Somtijds zoo veel,
dat wij beginnen te erkennen: » Wat is het
» goed dat ik in dit geval mijn zin niet kreeg!
»Nu dank ik voor hetgene mij te voren
» weenen deed! quot; En mogen wij uit zulke
proe-
llt;z] Spreuk. 25; 2.
-ocr page 15-proeven en bewijzoii niet vast stellen, dat
diezelfde wijsheid van God, bij het afloo-
pen van onzen weg, ten opzigte van alle
zijne bestellingen, even duidelijk blijken
zal? maar moeten wij dan ook zulks niet
hier reeds, al zien wij het nog niet, bij
Voorraad in het Geloof erkennen, en uit
dat Geloof bij al wat wij lijden onze bedil-
lingen , onze ontet^redenheid over Gods be-
schikkingen, trachten tegen te gaan en tot
zwijgen te brengen, door de gedachte: God
weet beter wat mij nuttig is dan ik; Hij
weet welke school, welke les, welke smar-
telijke wonden, ik ter mijner opvoeding, op-
leiding, genezing en znivering noodig heb.
Het kan niet dan de hoogste wijsheid zijn _
beschikt.
iv.
Alle handelingen Gods zyn UlUjk en
rechtvaardig.
Zoo veele wijsheid er bij God is, zoo
vele Geregtigheid is er ook bij Hem. Dat
■^alt ons dikwijls wel niet in het oog, om-
het hier zoo zeer de huishouding der
Vergelding niet is, maar zou de Regter der
gan-
-ocr page 16-ffftmcU aarde g^een tegt ^oeaT [a] Is het
mogelyk, dat Hij, die zoo,heilig als regt-
vaardig is,, in zijne bedoelingen en beschik-
kingen, iets doen ^zon: dat onbillijk was?
Hij heeft zijne Oèregtigheid, door zijnen
Zoon Jezus Christus , ter verzoening on-
zer zonden, te doen lij:den, verheerlijkten
opgeluisterd, om ons, ja, van zijne Gena-
de te vergewissen maar te gelijk ook van
dé iregtmatigheid van zijn zedelijk bestuur.
Het 'is, als wij in lijden of in smarten ko-
men, wel niet altijd een bewijs, dat God
eene bijzondere zonden in ons te huis zoekt.
Het onderwijs in het üoek van Job leert
het integendeel. Ook de Vervolgingen, vvaar
aan het Christendom, zelfs in deszelfs zui-
verste tijden, zich vond blootgesteld , leeren
het. Wij vinden , meer dan éénmaal in den
Bijbel van Beproevinge7i en Verzoekingen, zelfs
het op de proef stellen van iemand, opdat
het openbaar worde Avat kracht zijn Geloof
eh Liefde hebbe, of — laat mij het liever
uitdrukken; - wat de Goddelijke Genade
vermag op het Geloof en de Liefde zijnfer
gunst
[ffj Gen. 18: 25.
-ocr page 17-gnnstgenooten , om hen ^ in' eenig bijzonder
geval, Toor God verloochening te doen 'oe-
fenen, of aan Hem getrouw te doen blijven.
In eenen kwaden zin anders, om iemand
tot zondigfen te brengen neen — zoo ver-
zoekt God géén mensch. Zoo is (ik her-
hale het) eenig Lijden niet altijd een bewijs
Van eene bijzondere zoridetl. Met dat al, zal
niemand, die in eenig Lijden komt, hetwelk
hem bedroeft, al is het zelfs dat hjj, wat
de menschen betreft, onschuldig beledigd
of mishandeld wordt, zich voor -God, in al-
le opzigten onschuldig kunnen noemen. Wie
zal zich niet zoo veel gebrek aan liefde,
dankbaarheid en gehoórzaamheid jegens God
crinneren kunnen, dat hij van al het onge-
luk of leed, dat hem wedervaart, zal moe-
ten zeggen; dit had ik verdiend? Inderdaad
®lk onzer misdrijven is zoo onteerend voor
^od, en het getal dier misdrijven zoo groot,
^lat wij, bij de vrijmoedigheid, die wij in
^liristus hebben, om Gods vergevende Lief-
Voor ons zelvcn te omhelzen, ons toch
''Iken avond meer zullen móeten verwonde-
ren over iedei? uur, dat wy vrij gebleven
zijn
-ocr page 18-2ijn van de ondervinding van Gods heiligen
afkeer van de zonde, dan dat wij door het
ondergaan van iets smartelijks ontwaar wier-
, den, hoe God de zonde niet verdragen kan,
en Hij ons gevoelig wilde leeren, dat het-
waarlijk onze zonde is, die ons onzalig
maakt, en verhoedde het zijne Genade niet,
ons voor eeuwig zoude bederven en ongeluk-
kig maken. /
In alle Bezoekingen en Tuchtigingen handelt
God met Liefde,
Inderdaad, Hij plaagt of bedroeft mehtchen-
kinderen niet van harte (a) Hij heeft geenen
lust in den dood des Zondaars, (b)
Zoo verre is het er van af, dat wij in een
tijd van smart of lijden, harde gedachten
van God zouden mogen voeden. Neen! zijne
bedoeling is liefderijk. Hij wil ons door ver-
nedering groot maken en door tuchtiging ge-
nezen. Dan vooral klopt de ijeer aan ons
hart, als een die tot ons wil komen. Al-
moe-
fff] Klaagl. 3: 35.
1ÄJ Ezech. 33: 11.
-ocr page 19-moeten wij, in een of ander bedroevend
geval, het schadelijke of schandelijke onzer
zonde, of eenig smartelijk gevolg daarvan
ondervinden, wij zullen uit de magtiging, uit
de inmengselen van verzachting en uit Gods
ondersteuning, toch altijd het liefderijke kun-
nen bemerken van de hand, die ons tuchtigt.
Dat wij. Christen Lijders! wy, die het Eu-
angelie hebben, ter zeiver tijd, dat wij in
Lijden gebragt worden, de ontdekkingen van
Gods genade in den Verlosser hebben, 'éh
door dat Euau2;elie ver gewist worden van de
uitgebreidheid der Goddelijke vergeving, ook
öa de grootste schuld, is dat niet het grootste
bewijs 'van Gods Liefde? Zouden wij niet
m Lijden komen kannen en die ontdekkin-
gen, die zulk eene bron van vertroosting ope-
nen, missen kunnen? Hoe heeft God, in
^ie eigene ontdekkingen van het Euangelie,
quot;let gezorgd tegen de verdenking van zijne
^iefde onder het Lijden, als Hij ons [a] er-
innert; Vergeet niet de vermaning, die tot u
Zonen spreekt-. Mijn Zoon! acht niet klein
de hustijding des Heeren en bezwijkt niet, als
iÜ van Hem bestraft word. Want dien de Heer
lief
l»! Hebr. 12: 5-8.
-ocr page 20-lief heef l, hasUjd Hy , en Hij geeselt eenen
iegelijkcn Zoon, dien hij aanneemt. Indien gij
de kastijding verdraagt, zoo draagt God zich
jegens ÏJals Zonen. {Want wat Zoon is er, dien
de Vader niet kast-ijd'i) Maar, indien gij zonder
kastijding zijt, welker allen deelachtig zijn
geworden, zoo zijt gij dan bastaarden en niet
Zonen,
Om U de kracht van dit alles te doen ver-
staan en tevens
de Niittigheden mn het Lijden
te doen vatten, wil ik U eenen Brief mede-
deelen, van eene Weduwe geschreven, die
onder het hoog bestel van Gods Voorzienig-
heid in grooten druk was gebragt; eerst door
vrij wat vermindering van inkomsten voor
baar Huisgezin, door verachtering van haar
Mans beroep en Kostwinning, voorst door
het verlies van een lief beminnelijk Kind en
eindelijk door het smartelijk overlijden van
haren Man. Wij leeren de kracht eener waar-
beid best door do Ondervinding. Ziet hier
dan dennbsp;Brief
Brief der uedutee JV. aan harg
Vriendin.
Dierbaarste Vriendin !
Ja! de zware slag is daar, de zwaarste,
die ik immer geroelen kan* God nam mijnen
lieven Man van mijne zijde! — Aandoenlijk-
heid van zijn gestel deed hem, in zijne droe-
fenis over al wat ons bejegende, eindelijk
bezwijk en. Gij kent en weet van nabij den
■Weg, waarin de hooge God ons oefenen
wilde. Wat zal ik zeggen, mijne Waardstef
Ik ben gevoeligst getrolfen _ maar mijn Ont-
fermer begeeft mij niet, en nooit heeft Hij
mij reden gegeven om te verwachten, dat
Hij het immer doen zal.
Ik gevoel wel, dat ik bij elke nieuwe les,
^ie Hij mij geven wil, dezelfde onleerzame
buigzame in mijn zelve bhjft, en telkens
opwekkingen en voorkomingen zijner
Genade behoeven, maar ik ondervinde ook,
^at mijne groote Leermeester dit weet, en
y 200 wel een leerzaam hart als nieuwe
^sen geeft. jVooit vergeet ik den nadruk dier
aarheden, die Hij mij gevoelen deed, toen
•ï'' kort na den schok, die ray trof, mij in
Bnbsp;het
het eenzame voor Hem op mijn aangezicht
ter nederwierp, en met een woedend oog
en bloedend hart daar uit stamelde: Vader!
uwo Weduwe. — Ach nu blijft Gij mij al-
leen over. ó ! ontferm U ! — Nooit vergeet
ik de levendigheid, waarmede mij errinerd
werd : Alle kastijding, als die tegenwoordig is
schijnt geene zaak van vreugde maar van
droefheid te zijn: doch daarna geeft zij van haar
eene vreedzame vrucht der geregtigheid denge-
nen die door dezelve geoefend zijn. (a) Het tro^
mij gevoelig, dat mijn Henielsche Vader mij
zelfs onder handen nemen en oefenen wilde —
mij, die door zoo vele proefwegen en daar
bij z^gtbare proeven van dragende liefde,
reeds veel fneer vorderingen had moeten
maken en het veel verder moest gebragt
hebben ia mijne toebereiding voor den
Hemel. Wilde God dit doen, nu kon het
niet anders dan Liefde zijn: dat Hij mij ook
in deze smarten bragt. üit bragt mij ook tot
kinderlijke gedweeheid. De Liefde Gods
drong iiiij als van zelf die zucht nf: Vader !
dat ik dan maar geoefend worden ! Ik hield
i\
nu
(a) He5)r. 12; II.
mlJ verzekerd, dat mijn Verlosser ook dit
voor mijn bad. En de Goddelijke Genade
doet mij dit ook gedurig- ondervinden. Allo
de leidingen Gods cn zijne handelingen met
mij worden mij telkens voor de aandacht
gebragt, zelfs van mijne jeugd af. Al wat
God aan mij deed, was oneindig meer dan
ik, zondige bederfster en ondankbare, ooit
had kunnen wachten. — Zijne wegen, al
Waren zij vernederende voor mij — want gij
We«t, het heeft mij al vroeg aan geene be^
proevingen ontbroken, — waren daarom
juist de beste, de nuttigste.' Zij maakten»
dat ik God niet missen kon, wien anders
^e trotschheid van mijn hart mij soms deed
inbeelden dat ik wel kon missen. In het'
^egin van ons Huwelijk scheen alles, uitwen-
dig» in onze omstandigheden gunstig. Ook
quot;iitbrak het niet aan proeven van Gods- ze-
gen over het beroep van mijnen Man. Wij
Zamelden vrij wat op. Ik begon' al wat te
'■ekenen, maar helaas / meer op hetgee» wij
quot;Wonnen, dan op Hom, die het ons te winnen
gaf __ Jiijn geloof werdt hoe langer hoe
onzuiverder, tét dat ik, door hét achteruit-
E 2nbsp;gaau
gaan onare kostwinning leeren moest, (en
ik dank mijnen Ontfermer, dat Hij het mij
leerde) dat men, ja, in den weg der midde-
len wel ijverig arbeiden, bij verkregen zegen
wel dankbaar zijn moest, maar dat, om
ware zielrust te hebben, God alleen en
zijne beloften in Christus, de eenige grond
van ons vertrouwen zijn moet. Ach! lieve
Vriendin! hoe veel meerder grondt zich soms
onze hoope voor den volgenden dag op pen-
ningen , inkomsten en beloften van Men-
schen, dan op het woord onzes Hemelschen
Leidsmans: IA zal gewisselijk bij U weldoen, (a)
Jk zal U niet begeven oj verlaten [b). Dikwerf
werd ik hier beschaamd over, bijzonder sints
ik uit Paulus onderviijs (c) leeren mögt, dat
men bij al de bezorgdheid, die het Huw-
Ijjksleven opleverde, en de moeijelijkheid,
die er zich opdoet om met het tegenwoor-
dige vergenoegd te zijn, van die Godsbelofte
in den huisselijken stand vooral gebruik mag
maken. Menagen avond zaten wij zamen
bijéén, met een bang vooruitzigt op het
toe-
(a) Gen. 33: 12. {i)JosuaIt5.
(c) Hebr. Ï3: 5.
-ocr page 25-toekomstigen, maar ook meermalen grepen
wij moed nit de gelijkheid, die er tnsschen
ons geval was, en dat van Israël in de
Woestijne, zoo als dat Volk ook nu wel
tot hunne verootmoediging, naar Mozes
Verklaring, (a) verpligt wwd om bij den
dag, op Gods belofte, nopens het manna,
te leven. Ik bemerk, dat ik aan het uit-
weiden raak, maar mijn hart heeft ook nu
die erinneringen noodig. Ja! mijn Hemel-
sche Vader wil, dat ik ook nu, nu ik naast
Hem alles misse, op zijne toezeggingen leven
zal, opdat ik vrijmoedig zegge: de Heer is
mij een helper. (6) ó! Al verlies ik mijn dier-
baren Man, Hij, mijn Hemelsche Vader ^
mijn Man en 31aker sterft nimmermeer! En
^vat kan, wat wil, wat zal Hij niet! Hij',
ons zijnen eigenen Zoon gaf, zal H^' ons
quot;^et Hem niet alle dingen schenkeitl (c) Al wat
ben, ben ik voor'Hem, om Zijnen raad
dienen, niet om mijn genoegen te ge-
•^i^len, dan voor zoo ver ik het zalig vinde
p om
(hs H-jbr. 12: fi.
(«) lieut. 8; 5.
Rom. 8; 32,
B 3
-ocr page 26-ora te willen wat God wil. Daarin zal eens
het heil des Hemels bestaan — en zal ik dan
klagen als Hij Avegen met mij inslaat om
mij hier bij voorraad iets van dat heil te
doen smaken? Neen — niet mijne, maar
zijne wil geschiede! Al wat ik hier op Aarde
bezit; is maar terleen gegeven. Hij geeft
het alleen te genieten. Als wij er te veel
van afwachten, als het onze genegenheden
afleidt van Hem, den Gever, als het langer
bezit ons schaden zouden, dan neemt Hij het
\ *
ons af, maar — ó! dit weet ik bij ervaring,
toen mijn dierbaar kind mijn afstierf — maar
om ons door het verlevendigen onzer ge-
meenschaps oefening met Hem in Christus ,
en door Zijnen Geest, in den weg des Ge-
loofs, zooveel te meer te doen ondervinden,
wat wij aan God hebben. Ja! soms komt
wel de vraag eens op: moest gij dit dan nog
gevoeliger leeren? gij daarom uw grootsten
schat, uw steun op Aarde, uwen Man , nu
nog missen! Gisteren avond greep mij dit
zelfde ontrustend aan, maar ik mogt gevoe-
len , dat ik te dwaas was om Gods oogmer-
ken te doorgronden quot; dat er geene trotsch-
heid
É
heid onverschoonlijker was, dan die van
een nietig mensch, om zich' boven Gods
wijsheid en vrijmagt te verheffen — dat het
niijn ter meerdere eere zijn moest, naar mate
God zelf mij, mij onwaardige, te meerder
ook boven anderen, wilde bearbeiden, en
van mijn werk maken — dat, als het dan
van God, bij de openbaring van mijnen Ver-
losser, zich ontwikkelen zou, het dan zich
ook oplossen zou , waarom ik zoo behandeld
wierd; en ik houde mij verzekerd dat wij
dan iewonderen zullen die leiding van God,
waar over wij hier op Aarde weenen. Neen,
neen, Gods bevel is niet hart over mij. Al
's mijn verlies zwaar, Hij maakt het goed,,
met dat Hjj het wil; niet slechts met veele
inmengselen van zijnen goedheid en de voor
komingen van zijne bemoedigenden Geest,
maar met dat Hij het zoo wil; Hij van wien
ik zeker weet, dat Hij mijn best wil. _ ó!
help mij dien Ontfermer danken voor zijne
bemoediging, help mij Hem bidden, dat Hij,
mij eiken dag een oplettend hart geven op
zijne goedortierendiieid, Ja Zijne goetertie-
renheden; want, in eiken vriendelijken op-
B 4nbsp;slag
slag van het oog dat mij zijne menschen ge-
ven , in elk troostwoord, dat zij mij, on-
waardige, die van allen kon verlaten zijn
toespreken , in elke zelfs de kleinste hulp,
die zij mij toebrengen — in dat alles lees ik
Zyne Liefde. Hij beschikte mij dit, en deed
mij dat verdienen door mijnen Zaligmaker
die in het midden zijns lijdens van God zoo
wel als van Menschen verlaten was. Help
mij bidden, dat ik hier meer als vreemdelin-
ge doorreizen, die de bekommernissen dezes
levens, ook de drukkendste ontmoetingen te
ligler zal doorworstelen, naar mate ik te
meer geloove: het is hier het land der ruste
niet — het is hier maar herberg. Wat zullen
wij in den Ifemel elkander, bij het zalig uit-
rusten van alle moeite, mededeelen kunnen
van al het vergoedende , dat er in God is !
ó. Zeg het vast aan allen, die den Heer
kennen , dat men nimmer meerder leert van
hetgeene men aan Hem heeft, dan in wegen
van beproeving. En, vergelen, — ó, dit
zal Hij mij nooit _ Hij zal dragen en red-
den («). Dat onze ruste maar door Christus
op
(a) Jes. 46: 4.
-ocr page 29-op Hem zij! mijn hart is vol — en ik moet^
eindigen. . .
Wat dunkt u, mijne lieve Lijders? als wij
Wegen van bezwaar in dat licht mogen be-
zien, en wij een leerzaam en gebogen hart
ontvangen, om op zulk eene wijze er on-
der te verkeeren , is het dan hard dat God
ons in Lijden brengt? of zal men dan niet
gereedelijk erkennen, dat niet alleen Lijden
blijkbare nuttigheden heeft, maar dat zelfs
de voortduring, ja verzwaring van dat Lijden,
in verband staat met onze teregtbrenging en
onze zielsgenezing — dat het gelijk staat met
^et leeren eener moeijelijke les voor een Kind
eene School, waarin het gevormd moet
borden — met het ploegen van eenen Ak-
het besnoeijen van eenen Wijnstok, ter
bevordering van vruchtbaarheid — met het
quot;quot;aken van insnijdingen in het vleesch, waar
tvvaad is, om het te beter te zuiveren ?
l^e door druk en moeijelijkheden zoo lang
beproefde UiussES va» Salis vraagt daarom
B 5nbsp;in
in zf)n Boek genaamd: BeeldengalUriJ voor
Heimwee-Kranken. £a]
Is een Akker te beklagen.,
Dien de Landman dieper ploegt'i
Hij zal heter vruchten dragen.
Is de Planter niet bevoegd.
Zijn geboomte te besnoeijen ,
Om het schooner te doen bloeijen*
Zoudt gij voor uw wijnstok duchten.
Al ontroofd men hem zijn blad'*.
Eerlang plukt gij schooner vruchten,
Voller dan gij immer had.
Daar die wonden groei en leven.
Aan uw vruehtb're loten geven.
Maar wij willen, om nuttigheden van druk-
wegen te meer i;i het oog te doen vallen, er
wat opzettelijker bij stil staan.
Nuttigheden voor Onbekeerden
zijn te blijkbaar om die niet allereerst te
ontvouwen. De geschiedents der Menschen
is vol van Manassa's [i] en andere verharde
Zon-
[«] Deel bladz. 40nbsp;[Aj 2 Chron. 33; 12'
-ocr page 31-Zondaars, die eerst door den weg yan druk
en banden tot stilstand gekomen zijn, zoodat
er» ten ^ien opzigt van duizenden in de«
Hemel een eeuwig gejuich zal opgaan, alles
gestemd in dien danktoon: Eer ü verdrukt
wierd, dwaalde ik. (a)
Mogelijk komt ook (en ik wensch dit zelfs)
dit Boekje in handen van menschen, die ook
in Lijden zijn, maar nog nooit leerden na-
denken over zichzelven , over hunne betrek-
king op God , hunne onbekeerlijkheid cn
hunne eeuwige belangen. Deerniswaardi-
gequot;» zyt gij öquot;g te beroepen? ó Ik hope niet,
dat gij door toevlugt te nemen tot ongeoor-
loofde middelen, bij voorbeeld: van spel, van
drank of diergelijke, om maar uwe ontevre-
denheid te verzetten ~ ik hope niet, dat gij
hier door moeite doet om U nog verder van
God te verwijderen, en die hand te ontvlugten
die U nog Wil staande houden, en door 'wen-
ken U toeroept: Zondig mensch! waar zijt gy'i
^og eenmaal zijt gij nog te Iberoepen!
Ik mag, ik wil my te minder aan ü ont-
trek-
/
(quot;) Psalm 119; 67.
-ocr page 32-trekken, omdat God, door U Lijden toe te
zenden, zoo duidelijk toont zich uwer aan
te trekken. Ja! lieve Lijder!
1. God wil ü door dezen weg leeren dat
gij Hem niet missen kunt.
Hooggevoeligheid, een zekere waan van
onafhankelijkheid, is eene der in het oog
loopende trekken van ons oorspronkelijk be-
derf. Zoo lang, of zoo dikwerf, bij herha-
ling zelfs, de liefde tot de zonden en de
dingen buiten God ons bedwelmen, verge-
ten wij zijner. Het ligt niet in de natuur
der voorregten en weldadigheden, die wij
zoo veele, zoo onverdiend, genieten , maar
in de hoogmoedige stemming van ons hart,
dat beweldadigingen aan die bedwelming,
aan dien eigen waan voedsel en kracht geven
en zoo door leven, als of men God wel mis,-
«en kon, al te veel doen voortduren. Maar
wat zou dan het gevolg zijn , als d» Aller-
hoogste, door niet eens stremming in uwe
genoegens te geven, ü niet tot stilstaan
riep.^ Zoudt gij niet ongevoelig voortren-
nen naar uw verderf ? Maar is dat strem-
,ming geven, dat bedroeven, dat in Lijden
bren-
-ocr page 33-brengen, dan geene lAefde, die ten doel heeft
U wakker te maken?
2. God wil U door dezen weg leeren de
onwisheid van alle aardsche genoegens en ge-
niettingen.
Het is om het even, door wat wegen van
bezwaar God ü leidt - hetzy door verliezen
van iets dierbaars, hetzij door teleurstellin-
gen - alles wat ü maar verdrietelijkheid
baart in dit leven, roept U duidelijk toe, dat
hij wel dwaas is, die zijn heil in dit leven
zoekt, die niet naar goederen en genoegens
uitziet, welke ook buiten de grenzen van
dit leven loopen, die zijne arme ziel ver-
waarloost. Dit nu wil God U proefondervin-
delijk leeren , ja, alles wat gij zoo ernstig
najaagt op aarde, waar gij welligt tot hiertoe
op steundet of heil van verwachtet, is ontoe-
reikende om U gelukkig te maken. Edel-
laoedigcr ware het, die te erkennen, ook
buiten een weg vj^n bezwaren; maar God
keeft mededoogen met ö. Voor hetgene gij
Verliest, heeft Hij een beter schat, U ten
goede, en Hij neemt U onder handen , om U
te leeren wijs worden ter zaligheid.
É
-ocr page 34-3. Niets is zoo geschikt dan L^den, om
ons de waardij van dié Genade te doen er-
kennen , die de dierbare Zaligmaker verwierf
door zijn Lijden.
Door zelf te ondervinden, wat wrange
vruchten de zonde baart, proeft men iets, al
is het maar weinig, van hetgene , zonder de
tusschenkomst van dien Middelaar, ons eeu-
wig lot zou hebben moeten zijn , als dat aan
het groene hout geschied is, wat had dan aan
het dorre moeten geschieden ? (a) Gewisselijk
van God af te wijken, zich aan liem te ont-
trekken , het hart aan dingen buiten Hem,
meer. dan aan Hem te gc?en, is geen spel
geene beuzeling in de oogen Gods. — Neen! —
Hij toonde in het Lijden van Zijnen Zoon,
dat Hij een hater is, ook-van de geringste
zonde. En dat gevoelt gij niet, schoon U
dat lijden voor de oogen afgeschilderd word —
schoon U door dat Lijden Genade wordt ver-
kondigd! Is het dan hard, of is het ter uwer
genezing, als de Hrer, in wegen van ver-
nedering of smart, ü eens doet zien , doet
gc-
(rt) Luc. 22: 33.
-ocr page 35-gevocleh, al is het pljnl:gk gevoelen j hoe
gij zijne bezoekende hand niet ontgaan kunt,
hoe gij , in geval gij weigerachtig blijft U te
bekeeren, ondervinden zult, dat het bitter
is tegen den Almagtigen te zondigen_hoe
in zulk een geval U alles begeven zal, wat
Ü nog bedvi'elmt — en dus hoe noodig het
zij , het te wenden tot de verdiensten van
dien Zaligmaker, in wien wij allen voor God
moeten geborgen zijn, en wiens bloed van
alle zonden reinigt? Zou het dan niet meer
dan tijd zijn, acht te geven op den eisch,
dien God op U heeft al van uwe geboorfe
if, door U te doen geboren worden in een
Land, waar lt;3iat Euangelium des Lijdens van
Christus ü verkondigd wordt, waar gij ge-
doopt zijt, en waar de opzoekingen der God-
delijke Liefde U zoo gedurig moesten drin-
gt; om door alles , ook door drukwege, tot
^od in Christus terug te keeren, en getroost,
^'^hter 'dien Heiland, uit liefde tot Hem, uw
kruis te leeren opnemen? Ja de Geest van
Christus is genegen om ook dit in U tc wer-
ken. Hij is beloofd, ook om steenen harten
fe verlr ij zelen. («).
' (e) Ezecli. XC: 2G.
É
-ocr page 36-Gij gevoelt mogelijk, er is meerdere ge-
dweeheid hij U, nu gij vernederd wordt, om
te erkennen, wat gij anders niet hooren
niet erkennen wildet. Och, neem dan den
tijd uwer bezoeking in acht en werp U ter
géheele vernedering voor de voeten van dien
Verlosser, die tegenspoed zoo wel als voor-
spoed in zijne hand heeft, om zelfs in de vij-
andigste harten het werk des Heeren voor-
spoediglijk te doen voortgaan! (a)
In overeenkomst met hetgene wij reeds in
den hier voren medegedeelde Brief eener
Weduwe over
het nut mn Lijden, ook voor i\oege-
bragte Christenen,
bijbragten, en om alles meer uit één te zet-
ten, zullen de navolgende waarnemingen o.ns
duidelijk doen zien, dat ook voor de zulken,
die reeds in den Geloofsweg tot God in
Chris-
(a) Men vergelijke met dit alles, hetgene wij oret
het nut der bezoekingen, in onze EuangeliscJie Er-
rinneringen voor Kranken breeder ontvouwd hcbberi'
Christus zijn teregt gebragt, wegen van be-
proeving in een naauw verband staan met
hunne zaligheid en hunne toebereiding voor
den Hemel.
Althans
1. De overblijfselen van het zondig vlecsch
«ouden het niet dan hoogst gevaarlijk maken,
dat alles, naar den uitwendige stand der
Christenen, zonder bezwaar afliep, alles even
genoeghjk, even aangenaam bleef. De erva-
ring leert, helaas! te dikvi^erf, dat het zwerf-
ziek hart zich zeer ras verhecht aan genie-
tingen van Aardsch genoegen, in het goede
laat vertragen. Hoe weinig is er noodig,
'»Is ons alies aanlacht naar het vleesch; om
^oor de kracht del- zinnelijke dingen te wor-
afgeleid van die gezetheid in den dage-
^'Jkschen omgang met God en den Verlosser,
^ie het geestelijk leven steeds meerdere vas-
^^gheid geeft. Hoe weinig is er noodig om
Wereld gelijkvormig te worden!
Gehjk wegen van beproeving, ook voor
Christen, het zoeken van rust cn vera-
Cnbsp;/ de
deining bij God, dagelijks te noodiger maken
zoo stellen zij hem ook , meer dan wegen
van voorspoed , in de gelegenheid om proef-
ondervindelijk te leeren, wat er voor hem in
God en den Verlosser is. Ook dat getuigt de
ondervinding, dat naar mate onze behoeften
zijn, ook naar die mate de Algenoegzaamheid,
van de Magt en Liefde, die er in God is,
en de kracht van den vertroostenden invloed
die in Christus is, te meerder genoten en
gevoeld wordt.
3. Niet zelden dienen wegen van bezwaar
en smart ook voor den Christen, om hem
uit zekere verttrooijing terug te roepen, othij
eenige verdorvenheid te bepalen, v^aaraan hij
zich had toegegeven , en waarvan Gods ont-
ferming hem wil afbrengen. Er is reeds van
ons opgemerkt, dat Lijden niet altijd een
bewijs is van de t' huiszoeking eener bijzon-
dere zonde of afwijking in ons; dan — dik-
werf is dit zoo — dikwerf vindt onze ontfer'
mende Leidsman het noodig, bijzoniier alS
er zekere vertraging is in de onderhouding
van de gemeenschap met God, of als meü
zich te veel verhecht aan het een of andef
voor-
-ocr page 39-voorwerp, hetwelk ons in onze Liefde jegens
quot;God verachterèn doet en waarmede wij meer
^an met Hem zijn ingenomen, dat wij door
®«n opkomend hezwaar tot inkeer worden
geroepen, tot getrouwer zelfsonderzoek en ,
^00 anders teederheid des gemoeds niet
geheel aan het wijken is, tot beproeving,
of het oog onzes Hemelsehen Vaders ook
ïets in ons ontwaar wordt, dat Hem onge»
Hoegen geeft, opdat wij, dóór die gevoeli.
ge opwekking, zouden wakker worden. Za-
lig die hier oplettend zijn mag, en in de-
zen weg leert oprigten trage handen en slap-
Pe kniën. [«]
4. Het Lijden dezes tegenwoordigen tijds
heeft ook dit voordeel, dat het ons verlaii-
9en naar den Hemel te meerder zal opwekken.
^'ßt alleen smaakt de rust te zaliger, naar
'Wate men meerder gearbeid heeft maar oek
^oet Vermeerdering van moeite ons naar de
quot;quot;•^st te meerder uitzien Ondervinding althans ,
het hier het Land der rust niet is, zal
het uitstappen uit alle de genietingen
de.?-
C.2 . ■ .. .
IflJ Hebr. 12: 12.
-ocr page 40-der Aarde minder moeijelijk maken, gelijk
de Egijptische verdrukking Israel oudtijd« hun
Gosen te gereeder deed verlaten.
5.nbsp;Wij voegen hier bij, dat wögen van
strijd en beproeving, door de gelegenheid,
die zij geven om ons in zulke Deugdsbelrach-
tingen te oejenen, die in den Hemel en buiten
een weg van Lijden niet kunnen geoefend
worden, zeer geschikt zijn om onze Heiliging
te vorderen en ons daardoor te meerder
eene eer voor de Genade, tot opwekking
cn ten zegen voor anderen, te doen zijn.
Alleen in een weg van Lijden komt maar te
pas de Oefening van Onderwerping, Lijd-
zaamheid en verloochening, die, naar mate
de Christen in zijne gedragingen dezelve
betrachten leert, hem voor anderen te meet
versieren zullen, de kracht der Goddelyke
Genade op zijn hart te meerder openbaren
zullen, en zoo te duidelijker te doen zien, daf
een andere geest dan die der Wereld in beiH
woont. Hoe menig Christen Was, door zijn®
blijmoedigheid en kloekheid, te midden vai»
bezwaren, anderen tot opleiding!
6.nbsp;Maar ook;, ten zesde, geven wege»
vaquot;
-ocr page 41-van smart aan alle de ledengt;vm. het Godde-
lijk Huisgezin eene onderlinge verbintenis
die tot volmaking van het geheel niet weinig
medewerkt. Lijden maakt ons gevoeliger
■^'oor elkander — werkt medelijden — roept,
quot;ns te nadrukkelijker tot het dragen van el.
kanders lasten, eii volmaakt zoo de oefening
Van de onderlinge Liefde.
Zoo T-ele Nutfigheden, mijn Christen Lij-
der ! heeft voor U ook den weg van beproe-
ving, waarift God ü brengen wil. Zoo veel
te duidelijker is het, dat, als wij bedroefd
Worden, wij niet hard over God moeten den-
ken. Neen! God wil niet, dat wij bedroefd
zullen zijn, als die geene moeite hebben, («)
Welk eenen Aveg van bezoeking wij ons
l^evinden. Integendeel het Euangelie, dat zel-
Euangelie, hetwelk ons in zulke bezoe-
kingen opleidt tot het hoog llestuur van d'en
^'quot;Ü'»agtigen , Alwijzen en Liefderijken God,
openbaart ons veelvuldige Waarheden ter op-
^euring en geruststelling van ons hart, die
als zoo vele.
C 3nbsp;Troost-
C«) I Xheüs, 4: 13.
-ocr page 42-( 3« )
Troostgronden in Lijden
mogen erkennen, ten einde ons Geloof in
ootmoedigheid zich daaraan Terhechte, en
die wij ü nu veider openleggen willen, om
daarop nog eenige aanwijzing Ie doen nopens
de lyij^e om hiervan gebruik te maken.
E K ß S T E TROOSTGROND.
Gods Älgenoegzaamheid in Christus
Deze is; de eerste, waarbjj avjj U bepalen
willeii, ter geinosdigde opneming van den
weg, gt;yaarin Hij U brengen wil, en die in-
derdaad zoo moeijehjk, zoo bezwaarlijk niet
zijn kan, of ,ee is troost, opbeuring ondersteu-
ning en hulp in overvloed bij God te vinden.
Daar van heeft Hij ons , dcor de belofte van
het Euangelie zoo veel geopenbaard, dat wy,
indien wij deze slechts gelooven, hoe het ook
met ons gesteld zij , aan Hem genoeg hebben.
A. De Hoofdbelofte van het Verbond Gods,
zoo als dat in den weg der Verzoening tot
ons gebragt word, is deze: Ik zal u tot een
Qód zijn. («) hetwelk niet minder zegt, dan
dat
(«) Jel-. 31:
-ocr page 43-dat Hij; die in Christus ons als Zondaars we-
der opzoekt en aanneemt, alle de Volkomen-
heden, die Hij als God bezit, ten waarborge
steld van onze gelukzaligheid, ons vrijheid
geeft om daarvan tot onze geruststelling, even
als waren wij onze eigene Volkomenheden,
gebruik te maken, en te verwachten, dat wij
^an Hem, ten allen tijde, vinden zullen zulk
een bezorger onzer belangeiï|quot;als wij niet maar
^an eenen Vriend, niet maar van eenen Be-
schermer, niet maar van eenen Vader, maar
van eenen, die oneindig volmaakt, van eenen
die Gon is, kunnen te gemoet zien. Alle
die Volkomenheden trouwens , hoe zeer door
ons ontluisterd en geschonden, zoo dat wij
buiten Christus niet dan met schrik daaraan
konden denken, zijn nu in dien Middelaar
verheerlijkt, en worden hierdoor voor allen,
^ie langs dezen weg, in Geloof tot Hem de
toevIugt nemen, even zoo vele bronnen van
''ist. Laat mij dit met eenige
Voorbeelden ophelderen.
Wat rust geeft het aan eenen bedroefden
''^ot, te mogen vaststellen; God is de Alwe-
icnde'i AI wist geen mensch dat ik er was,
C 4nbsp;God
(ïod weet dat ik er ben, boe ik het heb. Hij
kent mijne verborgene kwellingen; wat er in
het donkere tegen mij gesmeed of gewoeld
wordt, bet is voor Hem openbaar. Hij kent
mijne krachten, mijn belang.
Wat bron Van verkwikking, en welk een
grondslag van gerustheid is niet Gods Onver-
anderlijkheid en Irouwl IVu is het onmoge-
lijk, dat eene zijner toezeggingen zon feilen —
onmogelijk, dat Hij berouw kan hebben van
zijnen toeleg om mij te zaligen, wie zich
daar ook tegen kant - ja - al beantwoorde
ik niet zoo gelronw als ik moest, aan'nujne
roeping, Iljj gqf ons Zijn woord in Christus.
W'at vastigheid geeft het aan de hope, dat
wij gelooven mogen; ook de J/wff^o-jf ^aakt
voor mij! Het komt er nu op aan. dat
ik te vrede ben, zoo als mijn Ontfermer alles
voor mij doet afloopen. - Belennneringen ,
ophoudenden tegenstand vindt God nimmer,
om mij gelukkig te maken. Hjj zal volbren-
gen, dat Hij gezegd heeft, al zoude Hij .ook
nu nog wonderen doen. Eer zal Hemel en
Aarde omkeeren, eer er iets haperen zal aan
het volbrengen van bet plan onzer Verlossing,
ji'
-ocr page 45-ja _ kleinigheden zoo wel als groote dingen -
de hoogste en laagste rangen van Menschen—
Duivelen zoo wel als Engelen zullen—ja —
als het noodig is, zal de geheele Schepping'
daaraan dienstbaar zijn.
TWEEDE TROOSTGROND,
De Teederheid, waarmede God zich als een
toevlugt voor Lijdenden eri Bedroefden ontdekt
opent eene tweede Troostbron.
Reeds dit, dat Hij zich als zulk een toe-
vlugt openbaart, is Teederheid, die het hart
tot gedweeheid en tevredenheid moet uitlok-
ken; maar hoe klimt die Teederheid niet, als
Wij opmerken;
1. Welk eene meenigte van Beloften Qt is,
■Waarin de hoogste Liefde ons vertrouwen op
hare deelneming uitlokt. Laat ons er eenige
opzamelen.
l^s, 9: 10. De Heer zal een hoog vertrek
^yn voor den verdrukten, een hoo^ vertrek
^^ tijden van benaauwdheid.nbsp;^
Ps- 9: 13. Ui/ vergeet het geroep der el'
Wendigen, niet.
Ps- 25: 10. Alle paden des Heeren zijn
^quot;^dertierenheid en waarheid.
C 5nbsp;Ps-
-ocr page 46-Ps. 27: 14. Wacht op den Heer, zijt sterk
en Hij zal u hart versterken: ja wacht op
den Heer.
Ps. 32: 10. Die op den Heer vertrouwt,
dtcn zal d» goedertierenheid omringen.
Ps. 33: 18, 19. Des Heeren oog is over de
geenen, die hem vreezen, ojp de geenen die op
zijn Goedertierenheid hopen. Om hunnè zie-
len van den dood ie redden en vm hen hij
het leven te behouden in den honger.
Ps. 34: 8. De Engel des Heeren legert zich
^rondom de geenen, die hem vreezen en rukt
ze uit:
Ps. 34: 10. Die hem vreezen hebben geen
gebrek.
Ps. 34: 11. Die den Heer zoeken, hebben
geen gebrek van eeni^ goed: ,
Ps. 34: 19. De Heer is fiahij de gehroke-
nen van harten, en hij behoudt de verslage-
nen van geest.
Ps'. 37: 5. Wentelt uwen weg op den Heer
vertrouwt op hem, hij zal het maken.
Ps. 37: 29. Het heil der regtvaardigen is
van den Heer, hunne sterkte ten tijde van
bcnuauwdheid.
Ps.
-ocr page 47-Ps. 62: 9. Vertrouw op JSem ten alle tij-
de, O gy Volk! stort ulieder hart uit voor
zijn aangezigt; God is een toevlugt.
Ps. 68: 6. Hy is een Vader der Weezen en
een Rigter der Weduwen.
Ps. 72: 12. Uij zal den nooddrujtigen red-
den, die daar roept, mitsgaders aan, ellen-
digen en die geenen helper heeft.
I's. 81: II. Doet uwen mond wyd open, en
Ih zal hem vervullen.
91: 15. In de benaauwdJieid zal bij
hem zij71.
I's. 97.' II. Het licht is voor den regtvaar-
digen gezaaid, en vrolijkheid voor den opreg-
ten van harte,
Ps. III: 3. Zyn doen is Majesteit en
heerlijkheid.
I's- 126: 5. Die met tranen zaaijen, zullen
^et gejuich maaijen.
Ps. 145: 14. De jjg^^ ondersteunt allen
vallen en Hij rigt op alle gehogene.
Ps. 146: 7. Die aan verdrukten regt doet,,
den hongerigen brood geejt de Heer maakt
Sevangene los.
Ps. 146; 8. De Heer opent de oogen der
bi in-
-ocr page 48-den: de Heer rigt de gebogenen op.
Ps. 146: .9. De Heer bewaart de Vreemde'
lingen, Htj houdt de Weezen en de Weduwen
staande.
Spreuk. 3. 5, 6. Yertrouwt op den Heer mei
uw gansche hart, en steunt op uw verstand
niet. Kent Hem in alle uwe wegen, en Hij
zal uwe paden regt maken.
Jes. 40: 26.27, 29. Heft uwe oogen op om
hooge, en ziet wie deze dingen geschapen heeft,
die in getal haar^ heir voorbre ngt; die ze
allen bij namen roept van wege de grootheid
zijner kracht, en omdat hij sterk van vermo.
gen is, daar word er niet een gemist.
Waarom zegt gij dan, o Jacob en ^.spreekt
0 Israeli mijn weg is voor den Heere verhor-
gen en, mijn regt gaat voor mijnen God voorbij^
Hy geeft den moeden kracht en Hij verme-
nigvuldigd de sterkte dien die gene kracht heeft
Jes. 42: .16. Ik zal den blinden leiden door
den teeg, dien zy niet geweten hebben; Ik
zal ze doen treden door paden, die zij niet
geweten hebben.
Jk zal de duisternis voor hen licht maken,
en het kromme tot regt. Deze dingen zal ik
kun doen en Ik zal ze niet verlaten,
Jes.
-ocr page 49-Jes. 54: 10. Bergen zullen wijken en heu-
velen zullen wankelen, maar mijne Goedertie-
renheid tal ^van TJ niet wijken, en het Ver-
bond mijns Vredes zal niet wankelen, zegt
de Heer uwe Ontfermer,
Dan — wij kunnen hier nief verder in tre-
den. De menigte der Goddelijke Beloften is
zoo groot, dat wij ons over de Liefde Gods
in'.derzelver mededeeling niet genoeg kunnen
verwonderen, maar die gedurig aanbidden
moeten, te levendiger en te dankbaarder —
omdat er geen geval is, waar tegen hét ge-
bruik van den Bijbel ons niet leeren zal, dat
daarin nadrukkelijke opbeuringen voor handen
zijn — omdat God niet ééne Belofte aan ons
Verpligt was — onidat. Hij ze alle uit Genade
doet — en omdat , zoo vele Beloften Gods er
^yn, die in Christus Jezus («) Ja en Amen
^yn, Gode tot Heerlijkheid.
2. Ik wil den Bedroefden intusschen niet
®Ween doen opmerken, welk eene menigte
quot;quot;an Beloften er zijn ter hunner bemoediging,
^'l^ar ook hoe nederbuigende, hoe liefderijk,
en
t«] 2 Kor. 1: 20.
-ocr page 50-en hoe vertederend, zelf met woorden die van
menschelijk gevoel ontleend zifn, de hoogste
Liefde zich in hare Algenoegzaamheid oiitdekf,
ten einde onze gulheid, vertrouwelijkheid en
gerustheid te meer zouden worden uitgelokt.
In den hoogen God is zeker die verander-
lijkheid van gestel en hart^togten niet, die in
Menschen is, en jniet te min spreekt Hij, ter
onzer geruststelling, zoo van zich zeiven, als
of Hij, Vooral wanneer wij in Lijden zijn,
dezelfde bewegingen gevoelde. Of moet het
ons niet treffen als wij lezen: fa) Gelijk zich
een Vader ontfermt over de kinderen, ontfermt
zich de Heer over degeenen ', die hem vreezen.
Want Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig
zijnde dat wij stof zyn? Wat kan teeferder
zijn dan die verklaaring: (i) Kan ook eene vrouw
kaars zuigelings vergeten, dat zij zich niet ont-
ferme over den Zoon haars buiks'i Ofschoon de-
ze vergate, zoo zal ik toch uwer niet vergetend
Wat lezen wij dikwerf van een gedenken aan
ons, (c) ten aanzien van ons gekerm, {d) ten
aan-
l«3 Ps. 103: 13. 14.nbsp;[«] Jes; 49, 15.
M Gen. 8: 1.nbsp;[(fj Kxod. 2: 24.
-ocr page 51-aanzien van onze benaauwdheid, als hij ona
geschrei hoort \a) Wjj moeten hier vooral
dien teederen naam van Vader niet vergeten,
onder welken zich de Heer in den Verzoe-
öingsweg aan ons ontdekt, opdat wjj van
Hem, als wjj in bezwaar zijn, alles zouden
Verwachten, wat een bezwaard kind van de
tederheid zijns Vaders verwachten mag; al-
thans dit gebruik maakt er de Heiland van
als Hij (b) zegt: Wat Mensch is er onder U
zoo zijn Zoon hem zoude bidden om Brood, die
hem een Steen zal gevent Indien dan gij, die
boos zijt weet uwen kinderen goede gaven te
geven, hoe veel te meer zal uwe Vader, die in
de Hemelen is, goede gaven geven den geenen
^ie ze van Hem bidden? En heeft diezelve
Verlosser niet de eigene bedoeling gehad, te
■^veten het dagelijks uitlokken van ons kin-
derlijk vertrouwen, toen Hij ons bidden leerde.
^nze Vader, die in de Hemelen zijt,
3 Laat mij ten bewijze van de teederheid,
daarmede de hooge God zich in zijne Alge-
noeg-
Ps. 106: 44.
i^'l Matth. 7: 9. H.
genoregzaamheid tot opbeuring van Bedroefden
ontdekt, hier nog iets bijvoegen, te weten,
dat Hij ons niet alleen die waarheid ontdekt,
maar ook den Bijbel heeft laten vervullen met
allerlei Geschiedkundige proeven van de kracht
dier waarheid op de harten. Als wij tegen
eene ziekte van een geneesmiddel hooren, uit
den mond van iemand, die ons vertrouwen ver-
dient, zullen wij het gebruiken; maar wat zal
het niet toebrengen om dat vertrouwen te ster-
ken, als men proeven en gevallen daarbij ver-
nemen mag van menschen, die het gebruikt
hebben? Op zulk eene wijze nu is de Bijbel
beschreven. Dat is Gods doel, en er zoo
vele Geschiedenissen in te voegen. Wie ken
bij voorbeeld van Jakob («) lezen, dat bij
zich in den Heer tegen den haat van Ezau
gerust stelde door de errinnering; Gij hebt
imaiersgezegd: Jk zalgewislijk bij u weldoenl —
W^ie kan den moed van Moses, toen Hij met
Israël voor de Roode Zee stond (b) en hun
toeriep; Ziet het heil des Heeren — wie het
stilzwijgen van Aaron bij het verliezen van
zijne kinderen (c) — Wie kan de kloekheid
vaii
[«] Gen. 32: 12. [JJ Exod. 14; 13.
[c] Ler. 10: 3,
-ocr page 53-van Josua, toen God hem gezegd ^d; (a)
Beh ik het V niet bevolen! Wee»»terk enhab
goeden moed.-Wifs kan de rustige gelatenheid
van David {b) lezen, toen hij, bij het verlies
van Vrouwen en Kinderen , bij de wtede zij-
Ier Mannen, die al steenen raapten om hem
te steenigen , zich sterkte in den Heere zijnen
dat is, zich daarmede bemoedigde dat
God de Heer zijn God was - Wie kan de
onderwerping van Job, (c) de bemoedigingen
Van Jeremia,;[fi(| de rustigheid van Daniël
zelfs in den Leenwcnkuïl, [e] de opgebeurd-
heid van Habakuk, [ƒ] lezen — zonder te er-
kennen, dat men in alle gevallen aan God
genoeg heeft, dat Hij in geen bezwaar ons
verlegen Iaat, en dat hij welgelukzalig it, die
aan den Heer vertrouwt'? [§■]
Moeten wij ons zelfs, bij deze öpmerking,
»nbsp;niet
Jog. I! O en 6.
I Sam. 30: 6.
Job. 1: 22.
r*^! Klaagl. 3; 31 en Tefy.
Jquot;! Dan. 6. 23. ^ f/J H.fctk, 8. 1, 17.
W Ps. 81. 13.
niet met dankzegging verblljiden orer de Goed-
heid Gods, die ons in den Bijbel zoo vele
Lofzangen en Liederen , die ons vooral de
Psalmen van David gaf, in welke alle juist
dnt gevoel, wat men in eenen tijd van Te-
genspoed aan God heeft, zoo levendig door-
straalt? Men leze slechts de 4, 18, 23, 34
42 , 56 , 62 , 73 , 84 , 91 , 103, 121, 138,145
m 146 i'salmen, die daarvan sprekende be-
wijzen zjjn.
DERDE TROOSTGROND.
Al wat ons in het Euangelie van Jezus
'i ■ ' gt; Christus ontdekt wordt.
' opent eene niet minder rijke bron : van
vertroosting tegen al het ontmoedigende, dat
er in Tégenheden is. Laat mij U ten dien
einde errinneren.:nbsp;i
1. Dat Hij Zaligmaker is, en dat van Gods i
wege, bestemd dus en genegen om ons ge- ^
lukkig te maken. Het hoofddoel zijner aan- lt;
stelling is j wel om ons van de Zonde te gt;
verlossen, maar dit sluit ook te gelijk in ver- I
lossing van de gevolgen der Zonde, en daar- i
om ook van aUe die rampen, die aan onze o
wezenlijke teregthrenging schadelijk zouden 'gt;
«yn,
é
-ocr page 55-s^n, zoodat w^ de geloovige crkeriteïii's
Van Hem, als onzen Behouder, er ons vóor-
loopig op kunnen geruststellen, dat niet alleen
eenmaal al het kwade, dat de Zonde ons be-
rokkende, voor Ziel en Ligchaam zal ophou-
den , maar dat er ons geen kwaad hier op Aar-
^e wedervaren zal, of Hjj weet, dat het zoo
verband staat met ons wezenlijk belang en
teregthrenging, dat wij zonder dit te onder:
gaan niet zalig zouden worden. Het luidt,
Ja, in den eersten opslag vreemd, dat tijde-
lijke rampen en onheilen móde tot ons za-
iigmuheh behooren; 'maar bij een weinig na-
denken zal ons dat zoo riiet bevreemden. On-
zaligheid bestaat in de gemeenschap met
^od. Die Zaligheid moet trouwens van zulk
^en aard zijn dat zij aan ons hart in leven en
sterven, ja voor eeuwig, %'oldoening ge-
kan; maar dan kan zij niet in lijdelijke
_ zmnehjke genietingen gelegèn zijn, althans
® verder dan voor zoa veel wij or God irt
®inen en genieten. Neen de Zaligheid ligt
hoogere goederen. Of is niet dikwerf eenö
aardsche bezitting stremmende in
8:lt;'not van waarachtig geluk? als zij , bij
i) 2nbsp;voor-
yeerb«e)d onzen omgang met God stoort,
oni Tan Hem verwgdert — als zij ons met
onze begeerlijkheden meer aan de Aarde dan
aan den Hemel verhecht — als zij ons voor
God en Menschen hoogmoedig maakt __ als
zij ons lot de eene of andere zonde verleidt,
enz,? Maar zou Jezus dan Zaligmaker\\ezen,
wanneer Hij, om ons onzen zin te geven, ons
ongestoort in het genot liet van zulke scha-
delijke dingen? Neen, dan hield JjTy op, Za-
ligmaker te zijn. Ook ons te spenen aan dc
Aarde, ons onze Afgoden te ontnemen , ons
hier als vreemdelingen te doen leven, al moe-
ten wij dit leeren door verloochening, doof
gemis, door smarten ~ ook dit is zaligmakeit
ofschoon wij uit dezen toeleg van Jezus ook
mogen vaststellen, dat, als wy die lessen ge-
léerd hebben, die wij ter onzer opvoeding
voor den Hemel noodig hebben . en dus oollt;
het oogwit onzer beproeving bereikt is. Hij
ook alle bezwaren zal doen ophouden, efl
ons daar brengen, waar [o] alle tranen val'
da «ogen zullen zijn afgtvischt waar de DoJ
t«l Opealj. 2!. 5.
-ocr page 57-niet iMer zal z^n, nocA rompit fioói aeeife.'
2. Dat Hij ter onzer Zaligheid geleden heeft
«n ter onzer Verzoening met God, gestorven
is, is niet minder troostrjjk in onze drbefe-
nissen.
Wij zijn daardoor, vooreerst, zeker dat HiQ
juist dat gedragen en weggenomen heeft, daC
in bezwaren en in smarten wel het allermeest
grieven kan en moet, namehjk bet gevoel van
Gods strafoefenende geregtigheid, en het gemi«
zijner vriendschap en Vaderliefde. Wij gifn
met God verzoend door den Dood zyn» Zoont,
zegt Paulus (a) en leidt daaruit af, niet al-
leen , dat wij door lijdzaamheid hope hebben in
bezwaren, maar daarbij zelfs in God moge*
doemen, (i) als die vrede met God hebben. Hij
heeft voor ons den toorn van (jod gedragen-
^e straj, dia ons de vrede aanbrengt, was op
■Öe»i. (c) Dat deed Hem zoo bedroefd en be-
'^ngstigd {d) Daarom moest Hij klagen»
God! Mijn God! waarom hebt gij mij ver..
D 3nbsp;/«-
(«) Rom. 5- 10. (J) Rom. 5. 8 , 3, li.
(O Jm. 53. 5.'nbsp;(rf) MattSi. 35. 17.
-ocr page 58-laten* (a),Dit was het,bitterste ran den Drink-
beker , dien HiJ yoor ons moest drinken;
maar dan is ook de bitterheid nu voor ons
uit dien Lijdensbeker, dien wij nog moeten
drinken ; geene regterlijke, maar een vader-
lijke hand schenkt dieu ons in. Wij houden,
ook zelfs bij ervaring van eenig smartelijk ge-
volg der zonde, in Christus genoegdoening,
onze vrijmoedigheid tot onzen Hemelschen
Vader, en behoeven nooit over verlating van
Hem te klagen; het smartelijkste uit de smar-
ten is weg, en voor hem, die in Christus
sterft, is zelfs de bitterheid des doods gewe-
ken, o 1 Wat zegt dit niet veel ten dage
des tegenstands! .
Dat onze Verlosser al zijn Lijden met het
grootste Geduld en de volkomenste onderwer-
ping droeg » moet ons niet minder bemoedi-
gen- , Dit verzekert ons te meer van de vol-
komenheid zijner genoegdoening en het vol-
maakte van zijne opoffering in onze plaats,
maar geeft ons ook bij de ontdekking van
on-
lt;! MaMii. 27. 4ö.
-ocr page 59-onze ongebogenheid, onder wegen van druk,
eene volkoraene verschuiling in Hem, die zoo
voorbeeldig zijn Kruis droeg en ons beschaamt
door Zijne gehoorzaamheid, die Hem zeggen
deed, zelfs in zijne zware folteringen: Vader
niet mijne, maar uwe wil geschiede ! (a) en
ook deed vragen; den drinkbeker, dien mij de
Vader gegeven heeft, zal ik dien niet drinken
(5) Ook door deze zyne gehoorzaamheid wor-
den velen tot regtvaardigen gesteld, (c) en d©
vrucht des Gelpofs hier aan kan bij ons niet
anders zijn dan 'vernedering, bukken voor God
en een dankbaar volgen van Hem, die ons
voorging. Of zullen wij — wij, die bij de
Verhevenheid van dien Zoon des Vaders niets
zijn — Avij, die eindelijk de schuldigen waren
Waarvoor Hij zoo veel leed — wij , wier smar-
ten nooit de zijne zullen evenaren — zullen w^
dan van Hem geene onderwerping leeren.'
3. Dat Hij op zijn lijden, verhoogt is en
ftu ter Regterhand van God Zit, levert de na-
drukkehjkste opbeuring op.
(«) Lu«. 22. 42.nbsp;(Ä) Joan. 1«. tl.
(f) Hom. 5. 19.
-ocr page 60-Wg zien hieruit, dat na hjden rerblgden
komt--dat op wettig strijden eens bekroo»
ning' Tolgt, en dit niet alleen voor den door
Lijden volmaakten Verlosser, maar ook voor
allen, die in Hem gelooven. Zijne Opwek-
king zijne Opneming ten Hemel, zijne zitting
aan Gods Regterhand geeft Pauluis [a] ons als
het onderpand op, dat ook zijne volgelingen
«»7 den dooi herleven en in den Hemel plaats
«uilen vinden. Wij zijn reeds met Bern opge-
ttekt en mede gezet in den Hemel waar Hij is*
zal ook Zijn Dienaar zijn, [Ä] en die met Hem lij~
den, zullen ooh met Hem. verheerlijkt worden [c]
Maar wij weten ook uit Zijne Verhooging ^
dat al ons lot en de bestelling van alle onze
zaken in handen is van onzen besten Vriend'
Met dien naam mag men immers Hem wel
benoemen, die zich voor ons in den Dood
gaf? Maar is diezelfde Vriend nu van God
^erhoogd om als Koning te regeren, ten on-
zen goede, is Hem alle magt gegeven in den
Hemel en op da Aarde, {d) om, wat het kostte
ai-
la] Hom. 2. ö. [i] Joan. t2. 36.
l«j EpV. 8. 17. [rfj Matt. 2$, 18.
(87)
al moest Hemel en Aarde, ja, al moest d»
Hel medewerken, om ons heil volkomen-
lijk daar te stellen, zoo wel naar den uitwen-
digen, als naar den inwendigen Mensch, dan
inogen wij immers vaststellen, dat onder Zijn
bestuur en leiding, alles ons ten goede mede-
Werken zal, dat de zwaarste beproevingen
ons zullen gelukkig maken —dat Hij ons groot
zal maken, al is het door verootmoediging —
dat Hij het zoo, voor ons, zal doen uitloo-
pen, dat wij in den Hemel althans zullen
zeggen: Hij heeft alles welgedaan?
4 Wat doet het bij dit alles niet onbegrij-
pelijk veel af, dat onze Verlosser God is
Met al de liefde, die Hij jegens ons heeft
aan den dag gelegd in Zijn Lgden en Sterven,
n»et al db beloften, die Hij ons achterliet, zou
do het Hem aan wijsheid in donkere geval-
aan vermogen tot redding ontbreken
kunnen, indien Hij niet tevens de oneindi-
ge in Wetenschap en Magt, zoo wel als in
^iefde, indien Hij niet tevens de waarach-
''g® God wss. — Maar nu kunnen wij on»
geen geval voorstellen, waarin Hij gee-
hulp, geene redding kan geven; geen
1) {nbsp;be
bezwaar, waaruit Hij niet magtig is te rerlos-
sen, namelijk op zijne tijd en wijze, zoo als
de hoogste wijsheid zulks het beste keurt^ Wij
hebben wel geene eigenlijke wonderen meer
te verwachten, maar zeker zal Hij volbren-
gen, dat Hij ons beloofd heeft. Zijne Godde-
lijke Alvvetenbeid geeft ons die uitlokkende
gerustelling, dat wij in geene verlegenheid bij
hem vergeten worden; zijne Alomtegenwoor-
digheid doed ons overal, ook in de verborgen-
ste plaatsen, ook in de donkerste aan Hem
eenen trouwen deelnemsr hebben.
5 Intussshen mogen wij ons hierbij ver-
troosten met die gevoeligheid, die Hij als
mensch ook nog in den Hemel heeft.
Dit leert ons Paulus, (a) als hij zegt: Wij
hebhengeenenHoogenpriester, die niet kun me-
delijden hebhn met onze zwakheden, maar
Ztilk eenen, die in alle dingen, gelijk als
wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.
Zijn medelijden is wel niet het medelijden
van iemand, die soms uit zwakheid ons be-
derven zou — by voorbeeld van eene Moe-
der
(a) Hebr. 4. 15,
-ocr page 63-der, dia aft weekheid haar Kind, dat prer
eene moeijeiijke les klaagt, daarvan zou ver-
schoonen, of van eenen Heelmeester, die
om zijnen lijderen geen pijn te doen, eene
wonde niet durft aantasten ter zuivering —
neen. zoo 'zwak is Jezus medelijden niet —
Wet. dat alles heeft Hij gevoel van het moei-
jeiijke eener les , die Hij ons wil leeren, ook
vau iets smartelijks, dat Hij ons ter zuive-
ring moet doen ondergaan _ een gevoel, dat
Hem vertrouwelijk van zijne volheid' aan
ons zoo vele Genade zal doen schenken,
als Hij weet dat wij noodig hebben. In
dat gevoelig deelnemen aan onze nooden
liestaat zelfs zijne voorbidding bij den troon,
^er Regterhand Gods, (a) en het gedurig
^ezig zyn in de dingen, die voor om te doen
zy «. {b)
VIERDE TROOSTGROND,
Igt;e Vertroosting van den Heiligen Geest.
Is ook eene rijke bron van bemoediging
droefenissen, als die dan juist tb passé
en ook daartegen beloofd is.
Het
• Ro.-a. 8. Ii
IIe!)r. 2. 17, 18.
-ocr page 64-Het weriê fan den H. Geest als TrootUr,
dat is, als eenen helper, wiens bijstand w^
in een tijd van verlegenheid niet vergeefs
zullen inroepen, behoorde ja wel naar do
belofte (a) allereerst bij dc Apostelen, maar
is ook een goed der geheele Gemeente. \p]
En welk een zegen kunnen wij ook in da-
gen van smarten niet van Hem verwachten l
Door Zijne kracht worden wij vervuld met
blijdschap en vrede in het geloof, opdat wij in
de hope overvloedig zijn. [cj Door Hem verwach-
ten toij de hope der regtvaardigheid. {d) Hij
komt onze zwakheden te hulpe, [e\ zoo dat Hij
zelfs in ons lid. als wij niet bidden kunnen.
HtJ geeft (/) ooh in verdrukkingen hlijdsshap,
zoodat wij niet alleen op zijne verborgene
opbeuringen en errinneringen mogen hopen,
maar ook op zijnen invloed om ons betamelijk
ondet de beproevingen te doen verkeeren.
Ziet
(«) Joh. 14. 10.nbsp;[i] Hand. 9. 31
[ej Rom. 13. 13. (f?) Gat. 5. 5.
f«J Rom. 8. 25, 27. . (ƒ) 1 The». 1. 6.
Ziet daar, Bedroefden! verscheidène Waar-
heden U errinnerd, die in dagen van smar'*
ten het harte niet zelden boven den rouw ver-
heffen en tot stilheid brengen kunnen! Errin-
ïieringen genoeg , zegt gij mogelijk hadden
Wij maar
Aanwijzing om van die Troostgronden gebruik
te maken! Wij willen U hierin ook gaarne
tot bestuur zijn.
1. Het spreekt van zelf, dat het hier voor-
namelijk aankomst op de Oefening det Geioojt,
dat is : eene hebbelijkheid of vaardigheid om
alle de Beloften, welke God ons geeft, ons
Keiven alzoo aan te trekken , en die onszelven
met zulk een vertrouwen toe te eigenen,
als onze verpligting tot dankbaarheid voop
derzelver mededeeling en ons belang in dezelve
vorderen.
Als zulk eene belangstelling in, en vrijmoe,
dlgheid op
het toceigenen van beloften .voor
ons zelven plaats heeft, dan eerst kunnen wij
gezegd worden te gelooven, in wat geval wij
zgn; ECO dan eKgt;k hier , cn het is te dul-
de-
delijker, dat dit in een geval Tan droefenis
zbo is, omdat, zoo lang als wij ons Gods
bemoedigende ontdekkingen niet aantrekken
en ze voor ons niet omhelzen, wij nooit d^
kracht er van ondervinden zullen , maar inte-
gendeel leven blijven, als of er geen God was
die zulke ontdekkingen gegeven had. Een
voorbeeld uit het gewone leven der. menschen
zal dit opi.-^lderen. Als er iemand is , wiens
zaken en geldmiddelen verachterd zijn , zoo
dat Hij in schulden is, zonder kuns om zich
te redden, en bij ontvangt in die verle-
gönheid de aanbieding van eenen rijken en
liefderijken Vriend, dat Hij alle zijne ver-
warde zaken in orde brengen, alles vóor hem
betalen en voorts voor hem zorgen zal; wan-
neer toch, en in wat mate zal zulk een on-
gelukkige en geruststellende dier aanbieding
gevoelen, lust en verademing krijgen ? zeker
dan eerst, als, cn naar mate, hij die aanbie-
ding voor zich beschouwt, als het eenjg mid-
del tot zijne redding, cn vertrouwen oefent
omtrent zijnrh vriend en deszelfs geirouw-
heid, dan schcpthij adem terwijl hij zich aan alle
onniat blooigesteld vindt en blijft vinden, zoo
lang
-ocr page 67-lang hg gehoor geeft of aan zekere hoogge-
voelendheid van zijn hart , die hem een weer-nbsp;|
zin hebben doet in het geholpen worden door
een ander, of aan zekere twijfeling, of zijn
vriend wel in staat zou zij n, wel gawillig-
zou blijven om zijn woord te houden. In
zulk een geva^ blijft Iiij een ongelukkige en
een slagtoffer 'van zijnen hoogmoed of van zijn
Wantrouwen.
Zeker zijn en blijven wij ook dit voor GoJ
in bedroefde tjjden, wanneer door aantrek-
kelijkheid of ongeloof de vertroostingen Gods
ons te klein zijn. Alleen gehoorgeving aan
/ de verklaringen van een zorgend en vergoe.-
dend God, aan de zaligmakende liefde van
eenen deelnemenden Verlosser, aan de ver-
troostingen van den H. Geest, en eene een-
voudige omhelzing van dat alles, zal bet hart
tot lijdzame rust brengen in stilheid en ver-
trouwen onze sterkte zijn, («) en wij dan ge-
^•■0081 onzes weegs gaan, als wij het geloof
Van eenen Jakob oefenen, die zijnen Ontfer-
»ler vertrouwelijk afvroeg: G^ heht immers
Sezegd: U zal gewisselijk hij U weldoen? (5)
Hier
(lt;•) J«S. SO: 13.nbsp;(i.) Gen. 32: 12.
-ocr page 68-Hier vervracht ik, dat een of ander mij
antwoorden zal: » Ja had ik zulke Beloften
» als Jakob, zulk eene vrijmoedigheid als hij,
» kon ik zoo ligt berekenen, dat er voor mij
gt;nbsp;redding was als hij! maar ik heb die be-
•nbsp;paalde toezeggingen nietquot;quot; ik vinde mij zoo
*nbsp;diep schuldig voor God, zoo onwaardig,
0 dat ik mij de Beloften des Euangeliums
gt;nbsp;niet durft toeeigenen — en alles is daareft-
» boven zoo donker, dat ik vooruit niet be-
» rekenen kan, wie m!j het goede zal doen
gt;nbsp;zict^quot; Het is niet vreemd, dat zulke over-
leggingen bij iemand opkomen. i)e reden
is: Er is te veel onkunde, 1 omtrent den
aard der Goddelijke Beloften. 2. omtrent de
vrijheid, die wij hebben om ze ons toe te ei-
genen. En 3. omtrent de mjte, waarop God
zijne BeloJten vervult.
Wat I, den aard en natuur der Goddelijke
Beloften betreft, die zijn zeker tegen onze
uitwendige droefenissen niet zoo bepaald als
wel sonunige Heiligen uit de Bijbelgeschiede-
nissen om bijzondere redenen ontvingen. Mij
wordt bijvoorbeeld, als ik in krankheid ben,
niet zoo bepaald beloofd, als aan Hiskia, (a)
dat
(ff) Jes. 38. 5.
-ocr page 69-dat God nog jaren tot m^nen leeftijd zal toé-
voegen. Zoo wist David uit zijne zalving,
dat hij onder alle vervolgingen vaii Saul niet
sterven zou, dewijl hij eerst Koning moest
worden. — Zoo hadden anderen Heiligen ook
bepaalde toezeggingen, waarvan wij wel dat
gebruik mogen maken, dat wij er, ter onzer
bemoediging ih ons geval, uit mogen beslui-
ten , wat God zou kunnen doen, maar niet,
dat God juist zoo iets bepaalds aan ons zal
doen. Intusschen zijn de Bèloften, daar wij
nu in een tijd van bezwaar gebruik van mo-
gen maken, toch van dien aard, dat wij er
eulk eene besturing en beschikking van onze
omstandigheden en van ons lot uit mogen
''eerwachten, als met onze wezenlijke behou-
denis in verband staat- Hoe onze weg zal af-
loopen , langs welke middelen de Heer redden ,
voor ons zorgen zal, hoe kort of hoe lang
ois Lijden duren zal, of wij vóór of eerst
door den dood onze verlossing zullen zien--
alles moeten wij aan Gods wijsheid, vrij-
en liefde gerustelijfc overlaten, maar dat
y ïorgen, dragen en redden en zoo ge-
^»««cl(jk bij on« wel zal doen, dit is uit allé
Enbsp;k^j--
aijne Beloften gewis, die wQ das in eenvon-
digheid te omhelzen' hebben. Zalig is toch
een iegelijk, die gelooft.
Maar 2. Heeft nu een diep schuldig en on-
waardig zondaar ootk vrijheid om, daarvan voor
zich gebruik te maken ? Hij heeft die gewisse-
lijk en zoo volkomen, als hij ook vrijheid
heeft om den van God bekendgemaakten Za-
ligmaker vertrouwelijk, op Gods Beloften ,
voor zich te omhelzen. Ik weet.wel, rtm-
trent die vrijheid van C^looj op God te mogen
oefenen, heerschen verscheidene donkerheden
en bedenkelijkheden , voornamelijk deze: oi
men, eer mén vrijmoedigheid tot gelooven
heeft, niet eerst eenig gevtiel van schuld,
eenige verootmoediging moet kennen? ofmen
vooral als God ons om eenige zonde bezoekt,
niet zekere mate van gedweeheid bij zich-
zelven gevoelen moet? of men niet eerst tot
onderwerping moet zijn gekomen in beproe- I
vingen , of onder den weg van smarten, waar-
in God ons brengt? Ik zal hierop nog een
weinig antwoorden: Vooreerst, dat men ze-
ker dwaalt, als men denkt; God bedoelt door
zij-
-ocr page 71-aljne Beloften alleenlijk mijne gernstateliing f
Zonder tevens daarmede te bedoelen mijns
teregthrenging en de verbetering mijns harten,
als of men op die Beloften in vleeschehjke
gerustheid daar mogt voortleven, zonder zich
door Gods tuchtigingen te laten oefenen
Neen! die gedachten maakt God tot eenen
dienaar der Zonde. Gods Liefde heeft in Zij-
»ie Beloften, zoo wel als in de beproevingen ,
die Hij ons zendt, zeer zeker ten doel onze
Verbetering en verteedering, vooral wanneer
®ijne bezoekingen ons overkomen, ter te
liuiszoeking van, of verootmoediging over
eenige verkeerdheid. Omtrent die vernedering
onverschillig te zijn, zou met dat genadig
doelwit van Gods Liefde strijden. Wij kun,
•^en daarom ook bij deze gelegenheid ijiet te
*tèrk bij U aandringen op getrouwheid, in u
delven te onderzoeken, of er ook welligt
^^nig kwaad bij U heerscht, of toegevënheid
eenige verdorvenheid, waaraan de Heer
^ontdekken, en waarvan Hij u afbrengen wil.
® ondervinding leerde te dikwerf, dat be-
®^gt;ngen en beproevingen niet ophielden,
dat men daarover , even als Davxd, in
E 2nbsp;den
den 32en Psalm, tot erkentenis en belijdenis
kwam. Algemeene regelen kan men wel niet
geven j of iemand met zulk een bijzonder j
doel ter tuchtiging in Lijden komt; het is in-I
tusschen duidelijk genoeg., zoodra wij ons
zeiven voor God beproeven; althans wie zich
in Lijden Gode welbehagelijk wenscht te ge.
dragen, zal uit zucht dat toch zijn hart hem
niet veroordeele, bij die beproeving opreg-
telijk trachten te handelen — die beproeving
njet ter loops, maar gezet en voor den Heere
doen _ vooral om des Heeren ontdekkend
licht vragen, hetwelk als behoorende tot die
Wijsheid, waarvan Jacobus spreekt H. 1 , hein
niet zal onthouden worden, als hij het be-
geert zonder twijfeling, zonder dubbelhartig-
heid. Maar even zeker is het, ten tweedei
dat God ons tot die verootmoediging brengen
■wil door het Geloof aan Zijne Beloften, en
dat zij zonder het Geloof ook nooit bij on»
zal gevonden worden. Er mag zonder da'j
ver^agenheid komen onder Gods handelingen» !
eene erkentenis dat men tegen Gods han^
niet vermag, dat men God niet missen kan--
•eaa eikentania, die soms tot meer gevoe'
lig»
é
-ocr page 73-lige vernedering dienstbaar wordt gemaakt —
maar dat kinderlijk bukken Yoor God, het-
welk ons geheel onder God doet staan — het-
welk ons zoo geheel gedwee voor Hem en
Zijne onderwijzingen maakt — hetwelk ons ge-
Willig maakt om ons door tuchtiging te laten
oefenen, hetwelk ons dan in het bijzonder als
Wij op onze verzuchtingen om onderwijs in
®en of ander kwaad, waaraan God ons ont-
dekken wil, bij zekere zonden bepaald wor-
den, die wij in ons lieten heerschen, kinder-
lijk weenen doet ovér het ongenoegen, dat
Wy Gode gaven nog meer dan over de smart-
ten die ons treffen _ dat bukken voor God,
•lat alleen Hem welbehagelijk is, en door
®en' Paulus (a) eene droefheid naar God genoemd
Wordt, is alleen eene vrucht des Geloofs aan
tiods Beloften, en zijne Vaderlijke Liefde
't» Christus. Zoodanig dat Geloof gemist
^'^rdt, blijft er zekere verharding des ge-
quot;»oeds, althans harde gedachten over God,
'''O het onmogelijk maken, voor God te
l'ukken. Laat mij hier nog ten derde bijvoe-
S®® gt; dat n(vjit onze vrijmoedigheid,
E 3nbsp;li*»
(«) 2 Kor. 7. 10.
-ocr page 74-het mogen gelooven, afhanj^elfjk gemaakt
wordt van eenig gemoedsbestaan in ons
zelven, maar dat alle grond van vrijheid, te
dien opzigte, in Gods Genade ligt, die in
Christus ons tot een God wil zijn. God is
in alles de eerste. Wij hebben Hem lief om,
dat hij ons eerst heeft lief gehad, (a) Hij is voor
ons , wat Hij voor eene vlugtende Hagar was ,
een God des aanziens, {b) een opzoekend
God, Hij brengt daarenboven alle de Beloften
van zijn Verbond te gelijker tijd tot ons. Het
is ee^ dwaalbegrip, als men meent in bet
Geloof eenigermate te moeten gevorderd zijn,
«er men Gods verdere toezeggingen raag om''
heizen. In Christus schenkt God ons alle;
toezeggingen zamen, volkomene bevrijding
van dc 'zonde en bare gevolgen, wijsheid, regt'
vaardiging, heiliging, volkomene verlossing, (c)
Ons Geloof moet hieraan zich vasthouden cU)
blijven vasthouden; dagelijks werkzaam iflj
een vertrouwelijk vlugten tot Hem, in wief
onze vrijmaking is. Zonder dat Geloof, zoO',
der gedurige hervatting van dat Geloof, sm^.
kcfl';
(«) 1 .l«as. 4, 19.nbsp;(») Gen- 16. 13,
(ï) 1 Kor. 1. 10.
-ocr page 75-ken wij niet zuiver den troost van het Eu-
angelie. quot;Wat de vrijheid om te mogen ge-
looven, ook in beproevingen te gelooven,
en aan de vertroostingen der Goddelijke Ge-
nade zich te verhechten, wat die vrijheid be-
treft, deze schenkt ons God vrijwilliglijk—ja
het is zijn Gebod zelfs, dat wij gelooven ia
den naam zijns Zoons, [a]
quot;Wat volgt nu uit al dit aangemerkte? Dit,
dat, als wij in ons gemoedsbestaan nog dat
bukken voor God en zijne bestellingen missen
(waarop wij niet te zeer gezet kunnen zijn,
omdat het Gods bedoeling Js in ons te tuch-
tigen,) wij er wel met schaamte , en tot schuld-
belijdenis, uit besluiten mogen, dat het ons
»quot;g te veel aan gelooven mangelt; maar dat
het ons niet onvrijmoedig maken mag om met
alle bezwaren in vertrouwen tot God te gaan —
in tegendeel dat Avij op de liefderijke uitlok-
'^ing Gods, ook te,r verkrijging van dien oot-
moed onder Gods hand, te eerder tot zijne
Genade moeten vlugten, ei/ met een dank-
haar uitzigt op dien Hoogenpriester, die bij
E 4nbsp;den
f«'l 1 Joan. 3) 23
-ocr page 76-den troon i» , aan Gods ontfermingen ons
Tertrouwelijk aanbevelen.
En hoe, 3. zal God dan zijne Beloften ver.,
vullen ? Zou hy op zulk eenen tjjd, op zulk
eene wijze, als onze wijsheid en verkiezing
dit Jietst had, ons redden , uitkomst geven ?
Neen —maar dan eerst en zoo alleen, als Hij
voor ons het nuttigst keurt — dus ook niet
dan, als wij het berekenen kunnen. Soms
doet de Heer dit op het ongedaehtste, soms
door in ons oog tegenstrijdige middelen—al-
les , opdat het meerder blijke, dat God het
doet. Dreigen en redden zal Hij zeker, maar
dragen door zijne bemoedigingen in den weg
des Geloofs , redden, dan, als het zijn tijd is —
is het niet hier op Aarde, het zal in den He-
mel zijn, waar alle handelingen Gods eerst
zuiver beoordeeld zullen kunnen worden en
de uitkomst toonen zal, dat al zijn doen was
Majesteit en Heerlijkheid, — dat somtijds on-
zen zin ons niet te geven, ons zalig was —
dat onthouden somtijds geven was , en —dat,
hoe donker ook onzen weg hier op Aarde was,
alles heeft moeten medewerken tot onze toe-
bereiding voor de ICeu vighcid, tot onze te
frgtbrenging.
II. Komt het dus ter opbeurende ervaring
van de kracht der Goddelijke vertroostingen
allermeest op de oefening des Geloofs aan,
laat het dan ook uwe gedurige betrachting
zijn in dat Geloof te leven, en daarin meer
toe te nemen.
^. Eene dagelijksche gebruikmaking van het
Qehed zij ten dien einde uwe liefste bezig-
heid, vooral, wanneer uwe omstandigheden
dit niet volstrekt verbieden , in het stille en
eenzame afzonderen voor God. Oraslagtig
behoeven wij voor God niet te bidden. Hij
kent onze nooden beter, dan wij die llem
kunnen bloot leggen. Hij verstaat ons, al
kunnen wij geene geregelde voordragt van
woorden doen. Wij behoeven Hem niet te
bewegen, want Hij heeft ons het bidden
belast, niet omdat Hij het noodig heeft,
«laar opdat wij, ter onzer geruststelling,
«iie Waarheden van zijne Magt en Liefde,
die Hij wil dat wij biddende erkennen zul-
voor onze aandacht zouden hebben en
zoo Hem daarin vereeren. Die zich ook hier-
toe afzondert tracht naar w%t hegeerl^kt. («)
Enbsp;On-
(«) Spreuk. 18: I.
-ocr page 78-Onze hoofdverzuchting moet intusschen
Tooral zijn, om den Geest des .Geloofs , die
ons voor de Goddelijke ontdekkingen en
vertroostingen vatbaar maken en alle zijne
■wegen heiligen kan aan onze harten.
2. Bij de onderhouding des Gebeds , intus-
schen is het van zeer veel belang, naar zuive-
re begrippen te staan en van de Beloften Gods,
en van de gronden van vrijmoedigheid, die wij
hebben ter^ gebruikmaking van dezelve door
het gestadig onderzoek des Bijbels en door
het zoeken van zulk eenen omgang met an-
deren , die ons hierin tot opleiding kunnen zijn
De Bijbel moet uw Handboek zijn. Daarin
spreekt God tot U, en dit moet de eenige
grond van uw Geloof wezen. Kundige vrien-
den zullen U wel bet een of ander Boek aan-
wijzen , waarin de onderrigtingen des Bijbels
zuiver en beknopt bijeen gevonden worden;
die kunnen ook ü nuttig zijn , zoo wel als
de verkeering met zulken, die in drukwegen
geoefend zijn en U uit ervaring van hetgene
fnen dan aan den Heere heeft, kunnen bemoe-
di-
-ocr page 79-digen: de B^bel bl^ve echter, bij alle errin-
neringen, die U gegeven worden, de grond-
slag uwer zielruste !
3.nbsp;Laat U door zulke verstrooijingen.niet
afleiden, die aan de oefening van een gezet-
ten omgang met God èn van het Geloof aan
Hem hinderlijk zijn. Ons gestel heeft uitspan-
ningen noodig. Gunt God ons daar^legert-
heid toe, bijzonder na eenen weg van smar-
ten , dat wij die waarnemen met dankzegging
maar vooral dat die verademing ons te meer
aan God verhechte en ons te meerder daar-
naar staan doe, om toch der tuchtiging niet
te vergeten, maar met de ontvangene lessen
te gezetter nut te doen.
4.nbsp;Vooral zij en blijve uwe hoofdgedachte
in en na beproevingen, dat wij hier op reis'
zijn naar de Eeuwigheid, en wij dus tot on-
ze hoofdtaalc hebben, in onze toebereiding
voor dezelve altijd bezig te zijn. Behalve dat
de gedachte wij zijn hier maar op reis , ons
alle de onaangenaamheden des levens te ligter
maken zal, zal zij ook nog dit voordeel heb-
ben, (naar mate wij er ons door laten be-
hecrschcn) dat wij ia het beproeven van ons
zelf.
-ocr page 80-zelf, Tan onze vordering in gelijkvormigheid
aan God en den Heer Jezus Christus, en
van onze toeneming in het geoefend worden
door al Gods handelingen, steeds te ijveriger
zullen zijn, geen vreemdelingen van ons zei-
ven worden, maar ons meer aan den Heer
zullen gewennen om alzoo de zaligheden te
smaken van hen, dien de Heer bij zijne toe-
komst zal vinden alzoo doende.
Dit geve ons de Vader der Barmhartigheid,
om Zijns Zoons wil, door Zijnen Heiligen
Geest. Amen!
Men mag wel bedroefd zijn. - . bladz.
Onze Droefheid kan te yerre gaan. —
Errinneringen tot regeling en mati-
ging der droefenis. ... . . —
1.nbsp;Er is geen Lijden, dan onder het
hoog bestuur van God - i . . ~
2.nbsp;God is vrijmagtig, ook in de
bestelling van ons Lijden . .
3.nbsp;De souvereine God beschikt al-
les met de hoogste wijsheid .
4.nbsp;Alle handelingen Gods zijn
billijk en regtvaardig. . • •
5.nbsp;In alle bezoekingen handeld
God met Liefde.....
Nuttigheden van het Lijden . .
ürief eener Weduwe.....
Nuttigheden van het Lijden voor
Onbekeerden en toegebragte Chrii-
tenen.......... •
2
4
6
- 8
_ 26
Trooit-
Troostgronden in Lijden . . bladz
1.nbsp;Gods Algenoegzaamheid in-
Ghiristus ....... ~
2.nbsp;De Teederheid waarmede God
zich als een toevlugt voor Lij -
denden ontdekt in Zijne Be-
loften ...«.*••
3.nbsp;Al wat ons in het Euangelie van
Jesus Christus ontdekt wordt.
4.nbsp;De vertroosting van den Hei-
ligen Geest ......
Aanwijzing, nopens de wijze om
van die Troostgronden gebruik
te makennbsp;61
38
41
- 50
59
Bij N. CORNEL, Drukker vm het Nederlandsch.
Zendeling-Genootschap, te botterdam, zijn ge»
drukt en worden uitgegeven de navolgende
KLEINE STUKJES.
1.nbsp;Euangeliscbe Errinneringen aankranken.è 3nbsp;St
2.nbsp;Over het nuttig Kerkgaan........—
3.nbsp;Over het doen van Belijdenis ... - 2nbsp;_
4.nbsp;Een woord voor Menschen, die niet ter
Kerke kunnen gaan . .,..., - 2nbsp;—
5.nbsp;Het Christendom beschaamd door Heidene- 2nbsp;—
6.nbsp;Euangellsche Erinneringen aan bedroefden- 3nbsp;—
7' Euangeliscbe Erinneringen aan Vaders en
Moeders. . . . . . ■......4nbsp;—
8.nbsp;Een woord aan Vaders en Moeders, welke
een Kind ten Doop brengen . . . . - inbsp;—
9.nbsp;Over het allerbeste Boek . . . . . - 2nbsp;_
10.nbsp;Onderwijs over het Bijbellezen ... - 5nbsp;—
11.nbsp;Levensgeschiedenis van den grootsten Man- 5nbsp;—
12.nbsp;Iet3 over het Avortdmaal......3nbsp;—
13-nbsp;Opwekkingtotdenhuisselijken Godsdienst-3nbsp;_
14-Samenspraaknbsp;tusschen drieViienden over
de wedergeboorte .....,.- ijnbsp;_
IJ. Het Leven van William Kellij ... - 3nbsp;_
I9. Drie zamenspraken, lusschen eenen Leer-
aar en eenen Huisman.......3nbsp;—
Het Dorp Eerenhoef, uit het diepst ver-
val tot vorige welvaart hersteld ... - 5nbsp;—
'8. Het Nadeel van het bij de straat loopen
16. Waarschuwing tegen de Ontacht . . - 0nbsp;__
Iets voor Herstelden uit Krankheid . . - 4nbsp;_
Iets voor Gevangenen......- 7nbsp;—
Geschenk der Christelijke Liefde aan
Geschenk voor degene, die tot Lidmaten
der Christelijke Kerk zijn aangenomen. - 5nbsp;—
-ocr page 84-Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid. 4,
25.nbsp;Tweede Geschenk der Christelijke Liefde
voor Kinderen. . . .......S
26.nbsp;Voor Dieiistboden........5
27.nbsp;Over de Feenen .........4
28.nbsp;Iets voor Armen . ....... - 2
29- Jezus de Geneesmeester van Kranken . - 2*
30.nbsp;Evangelische Erinneringen aan oude lieden- 4*
31.nbsp;Verzameling van Leerzame Brieven en Op.
wekkende Verhalen...... . • 4.
32.nbsp;Opscekking tot Weltevredenheid . . - 4
33.nbsp;Een goed woord aan Christenouders over
de Opvoeding hunner Kinderen ... - 4
34.nbsp;De kiacht des G-loifs, der Liefdeen des
Gebeds, of de Geschiedenis van August
Herman Franke.........3 .
35.nbsp;Schets van het leven van Afrikaner, een Op-
perhoofd bij de Namarqiias in Zuid-Afrika-2 .
36.nbsp;Wa.irschuwini? tegen het Kwaadspreken. - 2 ,
37.nbsp;Iets over de Zelfkennis. . . , , . -4 •
38.nbsp;Een woord van Onderrigting Troost ten
^gebruike in Sterfhuizen.......4J •
39.nbsp;Men doet niet, wat men kan . . . - 3I •
40.nbsp;Iets over wanhoop . ......- 5 •
41.nbsp;Waarom word ik niet beter.....5
42.nbsp;Wie zijn de gelukkigste Menschen hier