AAN
vierde Druk.
Te RÓTTE RD AM
bij NICOLAA.S COHNEL,
^i'uhherifanN«êrlandschZendeling-Genoot$chap,
1829.
Kerkelijk goedgekeurd bg deE. Clas-
sis van Haarlem , September i8o5.
Gecommitteerden èp het Neder-
landsch Zendeling-Genootschap, tot
het opstellen, verzamelen en uitgeven
^an kleine Stukjes, ter bevordering
Evangelische kennis en Godzalig-
heid,ook bij mingeoefenden i namelijk
j. VAN DER MeuLEN , ß. y^^j^
Marken, J. Clarisse, A. L. M. Phil.
«n Theol. Doet. en Prof. A. de Vries,'
L. Egeling en J. C. Vorstman'
*nbsp;Pre-
-ocr page 4-VOORBERIGT.
IV
Predikanten te Amsterdam, te Hoorn,
ie Leijden en te Rotterdam, over-
eenkomstig hun Ambt en Beroeping,
dat oogmerk gaarne willende bevorde-
ren, en in uitzigt op des Heerenmede-
werkenden zegen, bieden het nevens-
gaande Stukje hunnen Landgenooten
aan; erkennende intusschen geene Uit-
gave voor echt, dan welke door ee-
Tien hunner, of door den Drukker
dezes, onderteekend is.
AAN
Er JS geen slreelender Naam, waar onder
ik Ü, Ouders! kan aanspreken, dan die
Tan Vaders en Moeders, Het teedeie, het-
welk een Vader gewaar wordt, als hij het
eerst uit de Huisvrouw zijner jeugd zijn
huis gebouwd ziet, en van haar een Pand
harer echtelijke Liefde ontvangt, — het-
welk eene Moeder gewaar woVdt, als zij
hare banden ontsloten en door Gods verlos-
sende Goedheid, na meer of minder smar-
ten , hare vrucht aanschouwen mag — dat
teedere, dat zoéte is onnadenkelijk groot,
en moet gevoeld worden, om gekend te
worden. In den Bijbel, dat Boek voor al-
lerlei levensstanden, ook voor Vaders en
Anbsp;Moe-
Moeders, worden Kinderen {a) een erfdeel
des tieeren gedoemd en dea buiks vrucht
eene belooning. Het is
Genade Kinderen te gewinnen
Hèt is wel geen bewijs van Goddelijk on-
genoegen, als wij ze niet gewinnen. Ook
in het geven van Kinderen bestuurt God de
Wereld met Vrijmagt en Wijsheid. De Ge-
schiedenissen van Rachel [b) en Ilanna (c)
errinneren ons dit nadrukkelijk, terwijl Ijet
uiteinde der eerste, haar sterven bij liet ter
■wereld brengen van haar tweede Kind, el-
ken ontevredenen over de bedeeling Gods
in dezen de treurige, maar ook gewigtige
les geeft, dat men ook te vurig verlangen
kan naar i^ts, waarvan men bij de uitkomst
•weinig of geen genot heeft. Al heeft men
'er intusschen genot van, hoe vele voorbeel-
den zijn er niet, die door het missen van
gewenschte vruchten op de opvoeding hun-
ner Kinderen, het zij dan door zwakheid van
hun eigen geest of ligchaam, het zij dan
door
(a) Ps. 127 : 3.
(i) Gen. 3o : 1, 9,
(e) I Sam. i ; 5.
door de stugheid dier Kinderen, anderen, die
te veel verlangen hebben, diezelve lesge-
ven, althans toeroepen, dat zelfs het w^n-
scheüjkste genot zoo vermengd kao zijn met
bezwaren en smarten, dat men bij de uit-
komst zich zijner wenschen schamen moet
Gelukkig hij, die ook in dezen God naar
zijne Wijsheid laat regeren, en, ook ten
dezen opzigte, afwachten leert dien tgd,
waarm Gods doel in alle zijne handelingen
openbaar, en het dus ook blijkbaar worden
mI, dat onthouden en te leur stellen dikwerf
heilzamer dan geven was.
Dit alles neemt niet weg, dat het gewint
nen van Kinderen, o^ zich zelf beschouwd
^ne dierbare gave van God is, en dat, zoo
berispelijk het kl^igen is over het kinderloos
Wijven, niet min berispelijk de klagte van
Vaders of Moeders is, wanneer God Ln al.
of zelfs vele. Kinderen verleent, over Gods
doen m dezen. Bij zulk eene klagte vergeet
men Gods Sonvereiniteit te erkennen, en^die
gewigtige waarheid: wij zijn en leven niet
^r ons zeiven, voor onzen zin of smaak of
gemak, maar voor God, om naar zijnen wil
«ö door Hera ons te laten gebruiken tot die
einden, waartoe Hij ons ookop^eze Wereld
A 2nbsp;ge.
geplaatst heeft. Dit is althans zeker, al komt
die klagt uit bekrompenheid, uit zorg voor de
menigerlei Lehceften van een Kind, of uit
vfantrouwen nopens het gewigtig stuk der
opvoeding , dat de oneindige Algenoegzaam-
heid toereikende bronpen van bestaan voor
schepselen weet daar te stellen — dat God
zijne hulp het eerst en meest verleenen
wil, waar die het meest noodig is —
dat men, ook in verband met de bezwaren
des Huwelijks, de les des Apostels (a) te lee-
ren heeft: uwe wandel zij zonder geldgierige
heid én zyt vergenoegd met het tegenwoordi-
ge , want Hy heeft gezegd: Ik zal U niet
begeven noch verlaten. Wat weten wij , of
niet, en door welk Kind, de Heer bij het
vervolg van onzen weg ons nadrukkelijk ze-
^nen, in bezwaren bijstaan, of ook in
zwakheid, en in den ouderdom ondersteunen
■wil ? Maar daar en boven — aan Kinderen
te arbeiden, is te arbeiden aan Schepselen
Gods — niet aan redelooze, tot wier op-'
kweeking Hij ons ook zou hebben kunnen
roepen, maar aan redelijke, die, wat hun-
nen geest betreft, voor de Eeuwigheid ge-
schapen zijn, Is hel nu niet de grootste
eer
(«) Hebr. i3 : 4 , 5.
-ocr page 9-eer voor zondige menschen, voor de Ee«-
wigheid te werken, en zal het niet een al-
lerzahgst genoegen zijn, eens met het Zaad,
dat God ons schonk, in den Hemel aan te
landen? Zal het dan niet de hoogste dank-
stof 7ijn, zich te errinneren, dat men bij de
opkweeking van Kinderen voor den Hemel
heeft mogen arbeiden en zoo hel Godsrijk
helpen opbouwen? Gewis, hoe gevoeliger
men dit 'indenkt, en hoe meer men, Onder
al de moeijelijkheclen der Opvoeding, die ho-
pe voor zijne aandacht beeft, in' zoo veel
te belangrijker bcht zal men ook zijne Kin-
deren , uit zoo veel te gewigtiger oogpunt
zal men ook zijnen Ouderlijken Plfgt be-
schouweii leeren, en althans, bij het denken
aan onze onwaardigheid, gereedelijk vaii
onze Kinderen met Jakob (a) erkennen: het
zijn Kinderen, die God zijnen Knecht
ner dienstmaagd genadiglijh verleend heeft.
Uaai jatusschen mijn bepaalde toeleg is
om u heden, Vaders en Moeders, die God^
^et dezen zegen verwaardigd heeft! uit het
tuangeliete ernnneren, e/? do verplfgt.ngen,
^eike ten aanzien van uwe Kinderen op ü
^ 3nbsp;ritó.-
(quot;) Gen, 33 ; 5.
-ocr page 10-rusten, m de bemoedigingen, waar «ledö
gij U in en tot het volbrengen van uwen
Piigt moogt laten aanvuren, zal ik bij de
llagt dier ontevredenen niet langer stil staan,
jnaar UIieden, in wier hart ilc vertrouw •
zoo gij anders den naam van F'aders en
Moeders verdient te dragen, dat zelfs eene
natuurlijke Liefde tot uwe Kinderen woont,
meer regelregt bepalen.
I. Bij het gewigtig doel, waartoe wz/,
naar het Euangelie, Kinderen gewinnen
en met de ppkweeking van dezelve ver-
waardigd worden.
II. Bij de pligten^ die daaruit voort-
vloeijen en
UI. Bij het bemoedigende f dat daarin ligt
opgesloten.
Bet doel, waartoe wij Kinderen gewinnen,
en met de opkweeking van dezelve
verwaardigd worden
Ican inderdaad door niemand anders Le-
scliouwd worden, dan aJs zeer
Gewigtig,
Daar is geen Schepsel van God, hoe ge*
ring ook in ons oog, hoe kleine plaats het
ook besla, wat lagen rang het ook Leklee-
de, of het moet, overeenkomstig den wil
van deszelfs Formeerder, tot zekere, en wel
tot Gode betamende, einden dienen. In de-
schakel der Wezens, die God gemaakt
heeft, beslaat niets te vergeefs zijne plaats
maar moet alles zoodanig medewerken tot
zijne Eer en Heerlijkheid, dat, bij hét gemis
Gok van het kleinste, de hooge God dat
doel zon missen. Ondertusschen zal hefc
spoedig blijken, dat in
de Formering van Menschen
tïat doel van God vooral gewigtig en Le-
A 4nbsp;Jang-
langrljk moet zijn. Daarin trouwens munt
de Mensch, als een Schepsel van God,
toven de meeste Schepselen ten minste uit,
dat hij 1. met redelijke Vermogens begaafd
is, en 2. een bestaan ontvangt voor de Eeu-
wigheid. .
Boven alle Schepselen, althans die de-
zen Aardbol bewonen, munt de, Mensch
daarin uit, dat hij, behalve een bezin-
tuigd Ligchaamy waarmede hij leeft, en
■wel gevoelig leeft, dat is: waarmede hij
lioort, ziet, riekt, smaakten voelt — dat
hij, zeg ik, behalve dit Ligchaam ook nog
eene Ziel, eenen redelijken Geest, heeft, waar-
toe zijn Verstand behoort, om te denken
en te oordeelen , ook met bewustheid over
het zedelijk goede of kwade zijner daden,
zijn Wil om te kiezen of te verwerpen, en
lijne Magt, om te werken en uit te voe-
ren , wat hij met zijn Verstand goed oor-
deelde , en met zijnen Wil verkoren of be-
Ï)aald heeft. Dien Geest, zulk eene Ziel
leeft onder de Bewoners der Aarde, (want
van zulke spreek ik nu maar ( de Mensch
alleen. Wat ook levende Schepselen Loven
levenlooze hebben, wat ook de Dieren ver-
mogen, dit komt bij dien Geest, die Ziel, dat
re-
-ocr page 13-redelijk vermogen van den mensch niet.
Maar \fat uitmuntendheid geeft dit aan dien
Mensch! en hoe #?wigtig moet dan niet het
doel zijner formenng zijn! De nadrukke-
lijke beraadslaging van den hoogen God,
Lij de Scheppmg van den eersten Mensch:
(a) Laat ons Menschen malen naar onzen
Beeide, naar onze Gehjkenis! stelt dat reeds
buiten twijfel — Dan, ook als wij don raad
en hoogen aanleg van de menschelijke ziel-
vermogens indenken, blijkt dit van zelf,
Hoe veel meerdere vatbaarheid om zich zèl-
ven dingen, die buiten hem zijn, ook zij-
nen Maker te kennen en tot onzigtbare din^
gen zich te verheffen, heeft de Mensch
niet hierdoor! wat vermogen om in zijne
verkiezingen redelijk te handelen! wat in-
vloed heeft het Geweten niet op de zedelij-
ke Besturing van al zijne daden, hetwelk
geen ander Schepsel op Aarde heeft! Het
een en ander stelt den Mensch in staat, om,
ïn athankelijkheid van God, naar zijnen
stand m de Maatschappij, van veel nut te
zijn, maar bijzonderst, om door het eerbiè-
tl'gen en dienen van zijnen Maker en VVel-
(a) Gen. I , 26.
A 5
-ocr page 14-doener zich boveh de Aarde te verhellèngt;
cn zicli een rein en eindeloos genoegen te
verschaffen, hetwelk zinifcJijke genietingen
nimmer' geven kunnen. Gij gevoelt reeds
liier bij. Vaders en Moeders! welk éen schat,
welk een belangrijk pand de Heer U toe-
vertrouwt, als Hij U een Kind geeft. —
een pand, hetwelk, ü niet alleen tot blijdschap,
maar ook der Maatschappij tot zegen ea
Gode tot eere kan zijn.
Maar nog iets — de Mensch, als hij ge-
boren wordt, wordt geboren om eeuwig tamp;
hesiaan. De Dood mag iiém een wijle tijds
in het graf besluiten j zijn redelijke Geest
blijft over om nooit te sterven. Ook eens
herleeft 'zijn Ligchaam. Hij zal dus eeuwig
bestaan in zijn lot. Treffende gedachte!
gedachte, die ons te weinig beheerscht! ge-
dachte , die echter allergegrondst is, en niet
weinig toebrengt om de bestemming van den-
Mensch, van elk Kind ook, dat gebore»
wordt, in een verheven licht te plaatsen!
Andere gaven en schatten kunnen verlo-
ren worden, zij houden eens op te bestaan ,
althans zoo als wij ze ontvangen, maar
de Mensch blijft eeuwig Mensch, hij houdt
nimmer op. Zou Gods doel in het forme-
rea
-ocr page 15-reo yan zulk een Schepsel dan niet allerge-
wigtigst zijn?
Maar welk is nu dit Goddelijk doel ? Dit
moet worden ongemaakt uit hetgene de
Goddelijke Openbaring, en in het bijzonder
het Euangelie, ons leert aangaande
Z)e Instelling van het Huwelyh en
deszelfs bedoeling.
Al, wat ons de Goddelijke Openharing
daarvan ontdekt, overtuigt ons van bet
heilige dier Instelling, zoodat die verorde-
ning van God gemaakt, en, ook na de zon-
de der eerste Menschen, in stand gehouden
is, niet zoo zeer, om, op eene dierlijke wij-
ze , den Mensch zijn geslacht te doen voort-
planten, dan wel om hierdoor de dienst
van den Alregeerder op Aarde te doen in
stand blijven.
Wij lezen van de hooge Godsbedoeling
in het Huwelijk, met zoo veel nadruk.(a)
Hy zocht een zaad Gods. En wat zegt dit
anders, dan dat, gelijk liet zijn geheele toe-
leg bij de Schepping yan den Mensch was,
zich
(n) Mal. 2 ; i5.
-ocr page 16-zich een geslacht te formeren, waardoor
de erkentenis en vereering van Hem on
dezen Aardhc^I onderhouden worden zon
onder hetweJk Hij als in een heihgen
leinpel, wonen, imlde ontvangen, en
zich met blijdscliap verheerlijken zou,_
■
200 ook door ieder Huwelijk dat doel voort
te zetten, elk nieuw op fe rigten Huisge-
zin tot eene nieuw Godsgemeente te ma
ken, waarin de Man Ws het Hoofd, maar
ook nevens denzelven de Vrouw, zonden
zamenwerken, ook bij het verwekken van
Zaad, om Kinderen voor God te gewinnen
en zoo de grondslagen te leggen, ook voor
nieuwe Gemeenten, die alle éénmaal, met
die reeds te voren gesticht waren, tot ééne
Gemeente zouden verzameld worden daar
•waar God in nadruk zou zijn alles in allen'
Maar miste nu de Insteller des Huweh'jks'
door de komst der zonde in de Wereld, de-
zen zijnen gewigtigen toeleg niet? Verviel
het uitzigt op de oprigting van zulk eenen
Geestelijken Tempel niet, door het wegvaF-
len van den eerstgelegden Hoeksteen, door
den afval namelijk van hem, die het Hoofd
des Menschelijken G«s!achts was, Adam^ fn
derdaad, zoo God hier niet nadrukkelijk
was tusschen beiden gekomen en geen
nieu-
-ocr page 17-nieuw^ Grondsteen in den Persoon des
Middelaars gelegd had, was hier alle vrees
voor. Gij gevoelt ten minste, dat elk Va-
der en Moeder, indien het al mogelijk ge-
weest ware, dat zij nog een Zaad voor God
zochten, bij het indenken, hoe elk hunner
Kmderen, van deszelf» geboorte af, onreirf
m schuld en bedorven was, zonder ontdek-
kmg van eenen Verlosser van de zonde,
over lym Zaad, zoo wel ais over zich zelve,
geheel wanhoop zo'iden moeten zijn, en
no^it hadden kunnen of mogen verwachten,
dat hun Zaad den Heere dienen, in zijne
gemeenschap deelen; of voor den Hemel op-
wassen zon Dank zij dan de Goddelijke
Genade, die in het beloven van zulk
eenen Verlosser, ook van dé eerste .zon-
de des Menschen af, hiervoor gezorgd —
bet geloof van Vadt;rs en Moeders, voor
iiun Zaad zoo wel, als voor zich zeiven,
aan zijne vergevende, heiligende en zaligen-
de hefde heeft willen uitlokken door de
vertrouwelijke verwachting van dien Ver-
losser zeiven (a) dat het 'Zaad Hem dienen
xou, e^ den Heere worden aangeschreven in
Re-
-ocr page 18-geslachtent zulks nader bevestigd, en bij-
zonder door de dadelijke aanstelling van
jEsus Christus tot een Hoofd van elk Huis-
gezin , zoo wel als, van de geheele Gods-
Gemeente , in vollen nadruk gestaafd heeft!
Zonder zulk een Godsontdekking zou
liet van geen belang zijn, dat ons (a) Eva's
naam gemeld wordt, als de Moeder aller
levenden, kort op de belofte , die zoo wei
haar zaad als haar betrof. Zonder zulk
eene ontdekking zouden wij noch in Noach's
geval, (b) noch in dat van Abraham(c^
bij de oprigting van een Verbond met hen,
van hun Zaad kunnen lezen, veel min van
den laatsten gemeld vinden, (d) dat hij van
God gekend was, om zijnen Kinderen en zij-
nen Huize na hem te bevelen. Ook voor zij-
ne Kinderen ontving die Godsvriend het
teeken der Besnijdenis als een Z?.gel der regt-
vaardigheid des Geloofs, (e) een zegel, vpaar
op de hope der Vaders en Moeders reeds
(a)nbsp;Gen. 3; 20. vrrv. v. l5.
(b)nbsp;Gen. 9 9.
(c)nbsp;Gen. 17. 7.
(d)nbsp;Gen. i8. 19.
(t) Gon. rquot;. 10. Roni. 4- ' •
-ocr page 19-van vroeger dagen zich vestigen mögt, bij
het opdragen en toevertrouwen van hunna
Kinderen (a) aan hunnen Verbonds-God,
inaar hetwelk ook nadruk gaf aan die Ver-
klarmg van den hoogen God, waarbij hij
luinne Kinderen zijne Kinderen wilde noe-
men, zelfs hij dat geducht verwijt: Cé I ^^
hebi uwe Zonen en uwe Dochteren, die su
mij gehaard hebt, genomen en hebt ze den
heelden geofferd'om te verteren. Is het wat
kleins van uwe hoererijen, dat gij mijne
Kinderen geslagt hebt? liet is daarom, dat
ook toen reeds Kinderen in de beloften zoo
dikwerf uitdrukkelijk genoemd worden. De
naam van den Verlosser zou van Kind tot
Kind worden voortgeplant ,{c) en zij zulhn
in Hem gezegend worden. Mijn Geest, le-
zen wij elders, (d) die op ü is, en mijne
woorden, die ik in uwen mondgelegtJhebhe,
zullen van uwen mond niet wijken noch van
den mande uwes Zaads, noch van den monde
des
(a) Ps. 7j. 5. 6. vcrv. Ps. aa. ic
(1gt;) Eiecli. i6. 20 , sr.
lt;0 Ps. 72. i7.
(J) Jes. 59. 21,
des Zaads uwes Zaads. Bij het sterven van
Vaders gaf de Heer hun vrijheid: (a) Laat
uwe TVeezen achter, en Ik zal ze in het
leven behouden.
Maar Jaat mij U vooral errinneren, hetgeen
ik U van de betrekking van Jesüs Christus ,
na zijne komst in de Wereld, op Kinderen
en op Christelijke Huisgezinnen, reeds met
een woord gezegd heb. Het kan U niet
onbekend zijn, hoe teeder pij omtrent Kin-
deren dacht en handelde, toen men ze tot
Hem bragt, opdat Hij se zegende{b) Meer dan
éénmaal ^.leert ons Paulus, dat Christus het
Hoofd des Mcms in het Huisgezin is (c) En
waar toe dit ? gewisselijk om ons te leeren, dat
Hij elk Christelijk Huisgezin, waarin men
echtelijk zamenkomt om den naam des Hee-
xen en zijne dienst voort te planten, onder
zijn opzigt beeft eh door zijnen Heiligen
Geest daartoe bekwamen wil. Van hier
dat de Kinderen heilig zy«, maar de verkla-
ring van dienzelven Apostel,(cQdat is, Hem
(a)nbsp;Jcr. 49. II.
(b)nbsp;Mattli. 19. i3 — i5
(c)nbsp;i Kor. ii. 3. Eph 5. ü3,
(.1) I Kor. 7. 14.
toebehoorende, maar]ook ypor zijne reke*
ning staande, zoodat bij de opvoeding, het
oog der Ouderen, ter hunner bemoediging j
op Hem mag zien, als die ook hun ten
Verlosser, ten Leidsman hunner Jeugd , ten
Verzorger, Heiliger en Opkweeker voor de
Eeuwigheid zijn wil. In oen Heiligen Doop ,
die de plaats der Besnijdenis vervangt, wordt
nu niet minder duidelijk dan voormaals den
Ouderen toegezegd: Ih zal u tot eenen God
zyn en uwen zode na V. (a) ü komt de
Behfte toe en uwen Kinderen{b)lls. kanlX
niet genoeg aanprijzen de gedurige lezing
en herleziiig van hetgene in ons Doops-For-
inulier, tot opheldering van het doopen in
den naam des Kaders des Zoons en des H»
Geestes, voorgedragen wordt nopens de be-
trekking, die elk der Goddelijke Personen op
de Kinderen, die gedoopt worden, aanneemt
als waardoor gij het uitzigt der Ouders
voor hunne Kinderen, hetwelk wij opgaven,
zuil vinden opgehelderd.
(®) CcB, i7 : 7.nbsp;{b) Hand. ï : Sg.
B
-ocr page 22-Het besluit zal nu niet mqeijelijk op te
maken zijn nopens de bedoeling, die men
bij het. aangaan van een echt Christelijk
Huwelijk, een Huwelijk dat in den Heere
begonnen wordt, (a) hebben mag en moet,
als die voornamelijk zijn moet om, onder
opzigt van Jesus Christus, eene kleine nieuwe
Gods-Gemeente te stichten, Gode een zaad te
jgewinnen en zoo mede te werken tol bewa-
rmg van de ware Godsdienst onder dip
menschen. Hier mede strijdt niet, dat men
óok daarbij bedoelen mag, zich de aange-
naamheden van eene genoeglijke zamen wo-
ning cn de genoegens van wederiijdsche'
hulpvaardigheid en liefde te verschaffen j het
straks opgegeven doel zal echter in eenen
Ghistelijken Echt de hoofdzaak blijven en
door beide Echtgenooten en andere Huis-
genooten, b. v. Bedienden, bereikt kunnen
worden v al gewint men geene Kinderen. Geeft
iritusschen de hooge Insteller des Huwelijks
dien zegen, dat men Kinderen gewint en
behouden mag, dan is er kennelijk zijn toe-
leg in, om ons die dierbare panden voor
Hem
(o) i Kar 7: Jj.
-ocr page 23-Hem en zijne dienst te «joen ppijrengen,
ons alla zorgen të doen aanwenden, dat zl|
naar ligchaam en zjel vaardig en hekwaanr
worden, om in en naar hnnni^ toekomstig«
roeping, voor den Heere te leyep, vooral,
om hun door onze onderwijzing in de ^eere
des Heeren, tot geloove daaraan en to£
liefde jegens Hem, üit dat geloove, gedurig
en afhankelijk van de genade, te doen op«,
leiden, ten einde zij eens eeuwig met en
voor Hem zalig leven.'
Zoo ongemerkt komen v^rij van zelf toten»
Tgt;é Pligteh, die uit het
voortvloeijen.
Als de bedoeling, die God heeft met 0
Kmderen te doen gewinnen en ze door U
doen opvoedea, zoo gewigtig is, Vader«
Moeders! dan gevoelt gij aanstonds, dat
ook de verpligtingen gewigtig en helangra^
^l.n» die 'er op ü rusten, zoo lang uw?
Kinderen tj worden toevertrouwd. Denken
Wy
B 2nbsp;Het
-ocr page 24-Het gewigt dier verpUgiingm
te aainen na, en ik verlronwe, dat gij hier
van spoedig overtuigd zult zijn.
©aar heX vooreent God is, die V Kinde^
^n geeft, zal U dit reeds doen gevoelen, dat
het met om het even is, hoe gij met uwe
Kinderen handelt, Als ü iets ter bewaring
wierd toevertrouwd, jjf iets ter afwerking
Wierd aanbesteed, zoudt gij immers, van welk
eene hand dit ook kwame, zoo gij anders ge-
trouw wddet beantwoorden aan uwen p igt
of aan de eer, die men u Vergunde, wel toe-
zien, dal zulk een pand niet verwaarloosd,
zulk een werk niet verzuimd wierd j maar gij
zoudt U vooral tot zulk eene getrouwheid
opgewekt vinden, als hij, die het U gege-
ven had, een persoon was, aan wien gij de
grootste vèrpligting hadt, - die op Unaau-
we betrekking had , - die in het gene Hij
U gaf, groot belang stelde en — aan wiens
gunst en 'welgevallen ü veel gelegen was.
Maar nu,, heve Ouders! wie is het die U
Kinderen gaf en toebetrouwde ? het is de
hoqge God zelve, — voor wien gij i. uit
Boofd^ zijnw onmetelijk« goedheden, ook
aan ü, reeds toen gij Kinderen waart,
be-
-ocr page 25-bewezen, alles zijn moest ~ voor wien gij
alles zijn moest, ook ora het deelen in dien
zegen, dat Hij U Kinderen gaf. Of hebt
gij aan iemand meerder verpli{;ting? is Hij
2, daarenboven niet nw Maker ■ en Onden-
bonder de God ■ uwes levens ? is Hij het
niet, die alle de schatten zijner vergeven-
de, zaligende en heiligende liefde voor -ü',
maar ook voor uwe Kmderen j ten beste
heeft? is Hij het niet, die 3. aanspraak op
uwe Kinderen behoudt^ eri, daar Hij ook
door uwe Echt een zaad voor zich zocht ,
door het geven daarvan aan IJ j, 'er geeja
afstand van deed, maar het U ter leen gafj
het voor een wijle tijds U toevertrouwde,
om het te bewaren, groot te btengen-, en
eens, voor Hem opgekweékt^ aan; Hem te
rug te geven? het is en blijft dus méér het
Zijne dan het Uwe'.' ^ Die verwijtende vraag
van' God aan Israël (a) welke ik U
reeds erinnerde: Zult gij my.ne ^Kinderen
overgeven? overtuigt ons van het be-
lang, hetwelk de Hemelsche Vader, ook
(«) Exech. l6. 20| 21,
-ocr page 26-ttó uwe Kinderen, in dezdt^ stelt ea itt
bahne opkweekhg. 4. 'Er is geen tijd Tan
«w leten i geene plaats Van uw Tèrblijf, of
jeijn oog is met naaüwkeurigheid op U om
na te gaan, wM zorg gij Toor üwe Kinde-
Tch draagt. Eenmaal kotót de tijd ddapeö-
loTen ^ dat Hij Tan U van dit toevertrouwd tv-
leht ook rekening zal aftordéren — éen tijd ,
waarop zoo vele Ouders, als hunne Kinde-
ren aan God eij zijne dienst onthouden,
inet zijne dienst niet bekend gemaakt, voor
de Wereld en de Zonden meer dan voor zijne
geqieenSchap opgebragt hebben, zich op de
ge^chtsta wgze over hun schandelijk ver*,
zaim beklagen zidlen. Vaders en Moeders !
de Heer beware Ü voor dat onzalig, dat
efeuw% pijnigend gevoel! Hij geve U Teel*
eet dut venrrölijköid genoegén, hetwelk in
dien dag zal ondervonden worden dooi-
öudèrs, die htin zaad den Heere toev^ijden j
maat ook dan inet vrijmoedigheid zullen
mogen zeggen: Zig Heer! ih en de
Minderen t dia Gy wy iSregevm hèhtl fa}
(a) Jeti 8 ; i 8.
-ocr page 27-God vertrouwde V, ten ade niet Wéinig,
wet iets gerings, toen Hp U Kinderen gafi
Zij zijn toch redelijke, en voor de Eeuwig-
heid geschapene wezens. Hunne redelijkheid
is oorjaak, dat *er,, onder den zegen yan God
en den invloed van Jesus Christus, inder-
daad iets groots , iets edels vah te maken iis ?
Al zijn zij verdorven, zoo dierbaar zijn de
Beloften, die ons geschonken zi/n\ waarop
wij ook voor onze Kinderen mogen liojjeh i
dat zelfs de onheiligsfé eens der Gödlyker
natuur kunnen deêlachtig worden, (a) —
Die verdorvenheid van hunne natuur, al yan
hunne Kindsheid, maakt de zorgviildigheid
en de omzigtighèid te groOter, welke van
U gevorderd wordt in de opkweeking. En
zijn uwe Kinderen voor de Eeuwigheid ge-
schapen, van hoe verre uitzigteh is dan niet
het gevolg, dat uwe opvoeding hehhen
kan? —-of V zullen zij ü niet eeuwig naast
God danken, als gij hen voor den Hemel
groothragt? Maar ook welk een onher-
roepelijk verwijt, welk een eeuwige grieve
ïullen Onders, die zulks verwaarloosden *
ook
B 4
-ocr page 28-ook van hunne Kinderen hebben! Ja uwe
Kinderen zijn naar het hgchaam sterfelijk. De
jjooge God, die Heer van hun leven is,
houdt vrijmagtfg de bestelling aan zich, over
den tijd, dien zij op aarde leven zullen, En
we zal den hoogen God dat regt over zijn
maaksel betwisten ? Hoe zekerder intusschen
hunne sterfelijkheid, maar ook hoe onwisser
de tijd is, waarop de groote Eigenaar ze
zal terug eischen, hoe noodiger het dan ook
ïs, zonder tijdverzuim, zonder vertraging
het er ook op toe te leggen, dat zij in de
kennisse des Heeren onderrigt, tot de eer-
biediging van zijne Genade uitgelokt en voor
de gemeenschap met God en den Hemel
opgeleid worden.
Ik wil ü hier, ten 3de, nog bij doen op-
merken , watgevo/gengi) op \x\yQgetrouwheid
in eene Godvruchtige Opvoeding uwer Kin-
deren moogt verwachten. Zij staat althans in
een zeer naauw verband — i.met de volma-
king uwer blijdschap — a.met het belang uwer
Kinderen — 3.met het voordeel der Maatschap-
pij , 4. met de bevordering van den loon onze»
Verlossers en 5, met dé eer des hoogen Gods.
Uw
-ocr page 29-Uw Vaderlijk en Moederlijk hart p^rW^'cfó
amp;kh te regt, met gevoehgheid, over de
Genade Gods, die U Kinderen gaf. Maar
zal die blijdschap alleen eene dierlijke blijd-
schap zijn, of van eenen aard, overeenkom-
stig de redelijkheid van uwe Natuur? Zeker
dit verwacht men van U. — Maar kaa het
U dan genoeg zijn, dat gij U vermaakt in
bet denkbeeld, dat gij Kinderen hebt, in
het zien van eenige uwer trekken in hun
gelaat, in de fraaiheid van hunne gestalte,
in het aangename van het eerste lagchje, in
het begin van hun stamelen? of zal uwe
blijdschajl eerst volkomen worden, naar mate
hij hen naar ligchaam eta geest ziet opwassen,
en hunne vo making t)quot;apsgewijs ontwaar
moogt worden in alles, wal hen' voor hunnen
stand in de Zamenleving, en éénmaal voor
den Hemel zal doen leven ? Er is geen ver-
driet, hetwelk evenaren kan aan het ver-
driet, dat Ouders hebben, als hunne Kin-
deren van hunne bestemming ontaarden;
maar zoo haalt ook geene blijdschap bij de
«lijdschap, welke het Onderlijk hart vervult,
als •• •nbsp;• • - •
mogen, dat
B 5
Zi) zien
hunne' Kinderen
Obad^
Ohadja'» zijn, die {a) den Heete vreezen
van hunne jeUgd af, en door vroege aan-
iieming der tucht voor hunne hooge bestem-
ining opgroeijen. Schoon het nu waaf is, dat
niet altijd de pogingen van regtgeaarde Ou-
ders op hunne Kinderen van vrucht zijn, en
men nog wel eens ziel, dat regtvaardige
Noach^s\d)hoore Cham^s, dat vrome Bis-,
kia's zondige Manasse's (c) tot Zonen heb-
ben , zal het hart der Ouders van hunne
Kinderen toch nooit iets goeds verwachten
kunnen, als zij derzelver opvoeding en vol-
making verwaarloozen, en daarom bij verzuim
van getrouwheid daarin, op de toeneming
van hunne blijdschap geen uitzigt kunnea
hebben,
Gij moogt in dat geval daar op te minder
uitzigt hebben, omdat het belang uwer
Kinderen met uwen ijver in de opvoeding
ook in een naauw verhand staat. Waarin
beslaat toch het belang, de Zaligheid uwer
Kinderen? In bevalligheid, in veinultigheid,
in
(a) I Kon. i8 13.
(h) Gen. 9 2J.
(«) a Kon. i-
fe i-gkdom, in eere, iii goede manieren? IJfc
SM)u hier veel fcuntaen opnoemen, waarop
Ouders niet onverschillig mogen zijn, en
waarvoor zij met reden dankbaar zijn, als
*ij er hunne Kinderen in zien'deelen. Maar
als zij, hij dit alles, de vreeze des Heeren
faiissen, als zij geéne gemeenschap aan Jesus
verlossing ^ géén uitzigt op den Hemel heb-
ben, zult gij hen dan gelukkig zien? AI
Waren de genoemde bijzonderheden toerei-
kende om hun geluk op Aarde te bevestigen,
(schoon zij dit niét zijn, om de • wisselval-
ligheid aller dingen,) zij zouden immers niet
toereikende zijn, om hen i op hun Sterfbed,
vah eene toekdfnstige Zaligheid te vergewis-
sen, of er uw bloedend hart mede te ver-
troosten, als gij ze verliest door den dood?
Hoe kiint gij verwachten, dat uwe Kin-
deren tot wezenlijk nut én voordeel der Za^
ihenleving zulleii opgroeijen y en éénmaal
»nedeWerken , wanneer zij van der Jeugd af,
niet zulke beginselen öpdoen, die hnnne
■«vijze van denken en handelen behoorlijk
ï^geleq — wanneer zij niet opgeleid Worden
tót die vreeze des Heeren, die het beginsel
▼an alle wijsheid is, en alleen getrouw maakt
ter
-ocr page 32-ter Tervülling ook van de pligten, die mea
aan de Maatschappij verschuldigd is? Hoe
vele rampzalige voorbeelden zijn er niet, dat
Kinderen, die niet voor een Godvruchtig
leven opgebragt zijn, ook verloren zijn voor
de Zamenleving ?
Is elk Onderdaan vanJesus Koningrijk, een
loon op zijnen Middelaarsarbeid, dan onthoucU
men ook dien Verlosser Zijnen loon, als men
zuimachtig is, in het grootbrengen van onze
Kinderen voor Hem. Maar, bedroeft men
daardoor dien Zaligmaker niet? Ontrooft
men hem daardoor niet een pand, hetwelk
Hij verklaarde dat Hem Heihg was en toe-
behoorde, en hetwelk gij in den Doop aan
Hem zelfs plegtig weggeschonken hebt?
Eindelijk, om meer bepaald te blijven bij
de hoofdbedoeling Gods in het geven van
Kinderen, ook de eere van den Hoogen God
wordt veronachtzaamdhii het veronachtzamen
der zedelijke Opvoeding naar het Euangelie.
Een Kind, waaraan dit verzuimd wordt,
groeit niet voor God en zijne eer op. Of,
loe zal het Hera kunnen eerbiedigen en lief-
lebben, als men het met Hem, met zijne Ge-
nade en de daaruit voortvloeijende verplig-
tingcTj jegens Hem, niet hekend maakt, in
vertrouwelijke afhankelijkheid van des Heeren
bekeerende Genade, niet gezet en ijverig alles
aanwendt, om hen ter. beantwoording aan
hunne gewigtige roeping in dezen op te leiden,
en als Kinderen van God, als een Zaad hetwelk
Hem toebehoort, en als Leden eener Hem
geheiligde Gemeente te doen leven ? Wat is
er van een akker te wachten, die niet bear-
beid , niet bezaaid wordt ? Immers niets dan
doornen en distelen ?
Maar het wordt tijd, dat ik ü nader
inleide in
De natuur der pligten van Ouders omtrent
en jegens hunne Kinderen,
\ *
Verwacht intusschen niet, dat ik U den
geheelen omvang der OpvoedingspbVten zal
openleggen. Ik wil ü hieromtrent eenige Eu-
angelische Errinneringen mededeelen, ofwel,
«it hetgene wij in het eerste Hoofdstuk, no-
pens de gewigtige bedoeling van God in het
«even van Kmderen, naar de Goddelijke Open-
hebben medegedeeld, 2ulke gevolgen
af-
-ocr page 34-afleiden aU U in het stuk der Opvoeding
bést te stade zullen komen.
De Inrigting van een Christeli/h Huisgezin
moet zich noodwendig schikken naar dien
regel: elk Lid van hetzelve moet er zich,
200 voor zichzelven, als voor de overige Leden,
op toeleggen, om de ware Godsdienst
aldaar 'te doen heerschen, en in onderdanig-
heid aan Christus, als Hoofd, de kennis en
eerbiediging van den waren God en zijne heilsr
ontdekkingen te onderhouden, en voort te
planten.
Geen Lid eens Christelijken Huisgezin«
zal zich naar zijne roeping, als een die van
der Jeugd af in Christus geheiligd en door
de zaligste ontdekking van Gods Genade tot
de dienst van God geroepen is, gedragen,
wanneer het niet gezet en opregt zijn toeleg
is, zich langs hoe meer met God en den
Verlosser met die heilsontdekkingen bekend
Ie maken, vertrouwelijk daarvan gebruik te
maken in geloove en uit dat geloove der
Genade waardiglijk te leven. Hij, die den Heere
toebehoort, zal dit openbaar moeten maken,
door alle zijne overdenkingen, genegenhe-
den
den en vermogens den Heere foete wijden_
aan Hem het meest en hefst te denken--
■pan Hem het meest en hefst te spreken, en
geen grooter genoegen te kennen dan te doen
■wat Hem welbehageJijk is. Langs dien weg
alleen is men een eere van God en Christus.
Gelukkig Huisgezin, waar de quot;Vader en Moe-^
der, waar elk Kind, waar ieder Dienstbode,
het afliankelijke van den invloed van Christus
op zulke betrachtingen toelegt! Daar woont
God — daar is een Tempel des Heeren.
Ondertusschen, gelijk ieder Lid des Chri-
Stelijken Huisgezins het hier voor zichzelven
op toeleggen moet, is ook elk, en vooral
zij, die er de Voorgangers in zijn, de Vaders
en nevens hen de Moeders, bijzonderst ver-
pligt, den overigen Huisgenooten zulke be-
trachtingen aan te prijzen, en lot zulk eenen
Wandel op te leiden — maar dan gevoelt gij
ook, lieve Ouders! dat uwe Kinderen op
zuiJc eene opleiding de eerste aanspraak heb-
ben uwe Kinderen, waar op gij zulk
eene teedere betrekking hebt ^ die God ü
gaf, maar om ze Hem terug te geven_
nwe Kinderen, die ter Wereld komen in een
sta.it vanzedeüjke blindheid en bedorvenheid^
'e dus uAve bearbeiding, uw onderrigt, en
opwekkingen niet missen kunnen — aan
wien
-ocr page 36-«tien gij bi^ hunnen Doop plegtig, voor God
en de Gemeente beloofd hebt, dat onder-
wijs , die opleiding te zullen te koste leggen_
uwe Kinderen, aan wier behoudenis voor
den Tijd en de Eeuwigheid gij langs dien
weg alleen kunt medewerken, gelijk zij ook
nooit als leden eener Gods-Gemeente zich
openbaar maken zullen, zoolang zij niet
voor God en den Verlosser leven leeren.
Laat ons daarom, ten einde met uwe
verpligtingen, als Ouders, wat nader bekend te
worden, uit het onderwijs des Bijbels het
één en ander opzamelen, en* die pligten,
welke volgens dat onderwijs op U rusten,
tot eenige hoofdzaken brengen.
Over
De Ligchamelyhe Opvoeding ^
Dat is, de bezorging van hun Ligchaam
en hunnen • Ligchamelijken welstand, zal
ik niet uitvoerig zijn. Uwe Kinderen zijn
U toch dierbaar; maar daarom zal ook, wat
hun leven, hunne welvaart, hunne ligclia-
melijke vermogensï beveiligen, bevestigen,
en
-ocr page 37-ü van zelfs dierbaar
S' r- ^'^f^'^'^^Vneigenvleeschgefuiat?
veiklanngen dat zich een Kader ontfeLt
o^er zijne Kinderen (6) dat Krouie ha.
res ^uigelmgs niet vergeten zal en zich wel
quot;quot;ffirjnen zal over de vrucht hares buiks,(c^
dat /-a.?^. schoon zij boos zijn van nature,
fiunnen Kinderen goede Gaven geven zullen,
geen steen voor brood, geene slang voor een
vcscfi , geen schorpioen voor een eij. (t/ ) Wil
Worden hier niet alleen bij den Bijbel bei
fi 'f.Tnbsp;rnbsp;aan hunnen
phgt te doen gedenken, maar vooral, om-
dat alle d.e betrad.lingen zoo natuurlijk nit de
Onderlyke betrekkmg voortvloeijen, datmen
zonder zoo te handelen ophoudt Vaders en
Moeders te zijn, en even daarom ook de
fZtZ ^^nbsp;»'-de!
eeltfkennbsp;'^«^elve wil vei-
hl ^nbsp;''Cf'» J^ij verzorgen ,
K'n'J^ren, die teederheid, die men vfor
'^'lt;««elven van den hoogen God
:. II
c
49: ,5. (.I)Luc.n:„,,5.
-ocr page 38-ne Zorge ondervindt, niet genoeg ten voor-
beelde stellen, om , door die iefde gedrongen,
ook hunne Kinderen met teederheid lief Ie
hebhen. Zoo leidt ook Paulus uit de onder-
houding , die Christus aan de Gemeente on-
dervinden doet, den pligt van aderssuïyoor
hunne Huisgezinnén (a) Men kan ja, in het
bezorgen van den ligchamelijken welstand
der Kinderen, zich aan buitensporigheden,
zwakheden, hardheid en slapheid schuldig
maken, b, v. als men zich aan gedurige
moedelooslieid overgeeft, hoe men hun het
noodige levensonderhoud verschaffen zal^—als
men uit bangheid, om hun eenige smart te
veroorzaken noodige en tijdige kastijdingen
verzuimt — als men hen te weelderig op-
voedt enz. Met dat alles zullen regtgeaarde
Ouders uit het Euangeliseh bevel om hunne
Kinderen lief te hebben {b) en hunne Huis-
genoottn te verzorgen, (c gt; zich gaarne er op
toeleggen, om door het verschaffen van ge-
zond en genoegzaam voedsel, en eene, naar
bunnen stand passende,, kleeding, op hunne
voeding en dekking bedacht te zijn —maar
ook, om door oefening van hunneligchaams-
krachten en vermogens, door reiniging, door
on-
(a)Eph. 5.2^. (b) Tit. 2:4.
(c) I Tim. 5:8,
ondersteuning in zwakheid, door afwering
van hetgeen aan hunnen welstand of veiiig-.
heid schadelijk zou kunnen zijn, en voorts
aoor het hijijrengen van alles, wat hen naar
uen uitwendigen mensch vaardig maken kan
voor hunne roeping, er op uit te zijn, dat
zij ook ten dien opzigte aan hunne bestem-
ming kunnen nuttig zijn.
Hoe wordt op dit alles in den Bijbel niet
aangedrongen—door de teederheid van Hagar,
die, (a) bet jongsken, liaren Ismaël, van dorst
niet kon zien sterven - door Jakobs zorg voor
de teederheid zijner Kinderen b^, en door
zijne gevoeligheid voor de veiligheid van
zijnen Josef en zijnen Benjamin[C] — AQOx
eene niet mindere bezorgdheid van Moses
Moeder voor haar Kind\d)— door Salomo'a
les (cj Tuchtig uwen Zoon, als er nog hope
w, maar verhef uwe ziel niet om hem tè
f^oden, en door soortgelijke lesseh of voor-
beelden, maar in welker opgave ik niet
hreeder behoeve te zijn.
Het belangrijkste trouwens, waarop ik doop
ttiijne Errinneringen bij CJ wil aandringen, is
De
(a) Gen. 81 : 6. (b) Gen. 33: i3.
Gen. 37: 35 etgt; 42: 36. '
('l)Exod. ï: 3-. (lt;■) Spr. 19 : (8.
C 2
-ocr page 40-Dg Geestelijke, of wel Godsdietstige
Opvoeding.
dat is: de opleiding uwer Kinderen, om
naar hunnen' aanleg en bestemming, als met
eenen redelijken geest begaafde wezens. God
te leeren dienen, en voor eene volgende
Huishouding te leeren leven.
De vorming van den geest, van de ver-
standelijke vermogens der Ziel uwer Kin-
deren, van hare neigingen en krachten, is
nog meer van belang trouwens, dan de be-
zorging hunner Ligchamen, De vorming der
Ziel maakt hen tot menschen, ontwikkelt
hunne redelijkheid, en verheft hunnen geest
tot het opdoen van kundigheden in Weten-
schappen, die hen tot nuttige Burgers van
de Maatschappij maken. Het spreekt dus van
zelve, dat de Ouderlijke pligt zich vooral op
die vorming van de Verstands-vermogens be-
palen moet,'en men niet te vroeg, bij de
ontwikkeling dier vermogens, zorgen kan
voor het verschaffen van gepast onderwijs
in alle die kundigheden , die hun het meest te
stade komen, en voor het regelen hunner
neigingen, door vermaningen en opwekkingen,
tot beantwoording aan die verpligtingen,
welke op hen als redelijke Schepselen rusten.
Maar in welke wetenschap, in wat kundighe-
den ,
den, ïouden zij dan eerder en meerder behoo-
rp te Worden opgeleid, dan mA\efFijskeid,
die, naar Salomo's zeggen, bijzonder voor den
Jongeling het voornaamste is \a) ? Voor wien
wiöeten hunne neigingen en genegenheden,
boven allen, ingenomen en gewonnen worden ?
Is het niet voor Hem, wiens Schepselen,
wiens beweldadigden, wiens Kinderen zij
zijn ? — voor God en den Verlosser ?
Het Bijbelsch onderrigt nopens de
Godsdienstige Opvoeding
is zeer nadrukkelijk, en tot ons oogwit
te dienstig, om daarop niet stil Ic slaan. Het i
is het eenig middel, de eenige regel, waar
naar de Jongeling zyn pad zuiper houden zal
maar dus ook de zuiverste bron , waaruit wij
lessen voor zijne Opvoeding ontleenen kunnen.
Het sloot (om van do vroegste Godsont-
«ekkingpn te beginnen) wel iets bijzonders
■van Abraham in, dat God hem geleend hady.
(c) opdat hij zijnen Kinder en en zijnen huize
hem, zoude bevelen, en zij den weg des Hee-
pen houden zouden., om te doen geregtigheid eu
(•1) Spr 4 : 7. (b) Pa, 119:9:
Gci, 18 ; 19.
C 5
-ocr page 42-gerigte, in zoo Ver wij hier het doelwit van God
zien m de afzondering van zijn persoon tot het
hoofd der Godskerk, en van zijn geslacht tol
de bewaarders van de zuivere Godsdienst_
In het werk ondertusschen, waar toe hij naar
dezen Tekst, bij en door zijne afzondering,
verpligt werd, moeten alle Voorgangers der
Huisgezinnen hem ten voorbeeld nemen, als
die daardoor alleen, ook nu nog, in stand
houden kunnen dat belangrijk doei, hetwelk
■ God in Abrahams afzondering had, Voor vol-
gende geslachten. — Wij zien zulks althans uit
de lessen, die Moses aan Vaders en Moeders on-
der Israël gaf, niet alleen om bij plegtige
^ Feesten Kinderen van derzelver bedoe-
ling te onderrigten {a)-, maar ook nopens
alle de woorden en inzettingen van de Gods-
dienst , die hij hun gebood, belastte hij hen
uitdrukkelijk i»).- Gij zult ze uwen Kinderen
inscherpen en daarvan spreken als gy in uwen
huize zit, en als gij op den weg geuit, en ah
gy neder ligt, en als gij opstaat. Gij zult ze
het elders (c) uwen Kinderen en uwen
Kindskinderen bekend maken. Hoe scherp be-
strafte de Heer den Priester Eli, die het ver-
manen zijner Zonen verwaarloosde! (t/j Hoe
veel
(a) Exod. 12: a6 , j7. (b) Deut. 6. 7. cn 11:
(c) Dcut. 4.' g.nbsp;(d) I Sara. 3 iX
veel edeler» hoe veel voorbeeldiger handel-
de David omtrent zijnen Zoon Salomo, die er
ons zelf van berigt («)•• Hij leerde mij, en zeide:
Verhrijg wijsheid, verhrijg verstand — ïk doe
V treden in de regte sporen — en kom niet
op het pad der Goddeloozen enz— eene handel-
wijze, niet alleen door Salomo omtrent zijnen
Zoon nagevolgd, zoo als het geheele Ä/JA-ez^l--
hoek en in het bijzonder dat des/»/'0c//X'e/-squot; ons
leert {b), maar uit ervaring van het heilzame
ook anderen aangeprezen, bijzonder als hij
leertDie zijne roede inhoudt, hdät zijnen
Zoon, maar die hem liefheeft, zoekt hem vroeg
met tuchting [c! Leert den jongen de eerste
beginselen naar deri eisch zijnes wegs ; als hij
ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan
niet afwijken.{cl]lleii errinnere zich hierbij
hoe verblijd Azaf was {e) over het be-
waren en vertellenvan Gods goedertierenheden
onder de Kinderen — hoe zich Hiskia
verheugde, dat de Vaders den Kinderen dé
waarheid zouden bekend maken. Hoe teeder
wekte Jeremia zyne Volksgenooten op, om
hunne
(a) Sprs. 4. 4 cn vcrv. (b) PiKitl n. 9. en 12. i en vcir.
(c) Spi'. i3. 24. cn 9. 18 cn 23. i3. i4 cn s;). i7.
(,t) Spr-22 6.nbsp;(e)Ps. 78 4 — 8.
(O Jes 38. .9.
C 4
-ocr page 44-hunne handen tot den Heere op te heffen Poor
de zielen hunner Kinderkens'! (a) -
In de Schriften van het Nieuwe Verbond
worden dezelfde opwekkingen voortgezel. Hoe
minzaam handelde de Heiland met die Ouders,
A\e hunne Kinder kens tot Uem bragten, opdat
Hy ze de handen opleggen en zegenen zou!
0) Hij voldeed gereedelijk aan hunne wen-
schen , met bestraffing zelfs van zijne Discipe-
len , die dezé Ouders wilden afwijzen. Laat,
zeide Hij, de Kinderkens tot my komen en
verhindert ze niet: want derzulken is het Ko~
ningri/k der Hemelen.. Hoe trof het Hem , dat
de Kinderen (c) bij zijne Intrede te Jernsa-
Jem, iri zijne vereering deelnamen, in spijt
der hier over'ontevredene O verpriesters! Hoe
veelbeduidend is de vermaning van Paulu«, (d)
Gij Kaders! verwekt uwe Kinderen niet tot
toorn, maar voedtze op indeleeringe en ver-
maning des Heeren, en elders, (e) Gy F'aders !
tergt uwe Kinderen niet, opdat zij niet moede-
loos worden. De Kinderen te vermanen en te
vertroosten, beschouwde hij als de eigenaardige
en natuurlijke handelwijs van Vaders fy. Het
mag
(a) Klaagl. s ijj.
(c) Matth. «I. i5,
(c) Col 3. ii
(b) Matth, ig.
('1) Eph 6. 4.
(O I Thcss. s.
iG.
10. i4.
mag bijzonderst den Opzieneren raken en de
Opzieneressen, dat hij ze vermaant, om toch
nun eigen huis wel te regeren, hunne Kinde-
ren in onderdanigheid houdende, met alle
^temniigheid,{a)en aan haar eigen huis God-
zaligheid te oefenen, tot vergelding der J^oor-
ouderen, if}^ _ uit de blijdschap, waarmede
ni] zich de onderwijzing van Timotheus van
jongs af in de H. Schriften door zijne brave
moeder en Grootmoeder errinnert, (c) isgenoeff
te zien, dat bii z,ch even hartelijk verheugde,
wanneer een Huisgezin zoo ingerW was dat
de Vaders of Moeders alles ^elLgten 1
hunne Kinderen in de waarheid le dom wan-
delen, als zich Joannes verheugde, dat hii
dit van het Huisgezin d:iet uitverkorene Troui.
^e mogt zeggen, aan welke hij zijnen tweedon
•onet schreef {e.
Verlangt gij nu
dat Bijbelsch onderrigt tot eenige
hoofdlessen gebragt
dee£'!'nbsp;^ volgende mede-
1. liet
Tin,.5. 4.,
^ gt; » ïgt;m. ,. 5. en. 3. .3. (d) s Joa„. 5. 4.,
C 5
1. Het bidden voor Kinderen,
' Gelijk ten allen tijde, en zoo lang U God
in het werk der Opvoeding bezig laat, zoo
moet reeds van het eerste oogenblik, dat gij
Kinderen hebt, en zij nog geene vatbaarheid
hebben, uw gedurig werk zijn, hen biddendé
aan uwen en hunnen Hemelsehen Vader aan
te hevelen en toe te betrouwen, dat Hij hen
teware, tot een zaad voor Hem doe op-
groeijen, en hen in Christus, door zijnen
H. Geest, vroeg en dadelijk heilige.
2. Hen Onderwyzen,
Naar mate hunne vermogens zich ontwik-
kelen, en zij, voor eenig' onderrigt vatbaar
worden, moet het uwe voornaamste en ge-
noegelijkste bezigheid zijn, hen met God en
den Verlosser bekend te maken. Zij vatten
■ niet aanstonds de verhevenste Waarheden van
den Bijbel, gij moet U dus hierin naar hun-
ne vatbaarheid eenigzjns schikken naar den
eisch hunnes wegs, zegt Salomo (a) doch de
eerste beginselen moeten hun daarom niet ont-
houden worden. De ervaring getuigt genoeg
van het nut, hetwelk vel,e bejaarden nog trek-
ken uit betgene hun in hunne Jeugd, zelfs
eer zij hef verstonden, in het geheugen ge-
prent
prent is, daf men zich dóór de angstvalhg-
iieid van sommigen op dit stnk niet hehceve
te laten weerhouden. En hoe veel is 'er niet
opleidmg van de kennis van God in
alles, watU en hen omringt, waarhij gij hen
bepalen kunt, hoe veel is 'er met in de Bij-
belgeschiedenis, vooral in de geschiedenissen
van het Euangelie, waaruit gij hen steeds
bekend maken kunt met de liefde van God
en den Verlosser, ook jegens Kinderen, ten
einde zij Hem ook leeren liefhebben?
3. Opwekken tot Godvrucht.
Hun de vreeze des Heeren, uit dankbaar-
heid jegens Hem, gedurig aan te prijzen, zij
niet minder uwe hooofdbezigheid. — door het
God onteerende der zonde en het beminne-
lijke van eenen omzigtigen wandel met hen
te bespreken, en uit goede en kwade Voor-
beelden aan te toonen, — door, zoo veel in U
, hén op de stem van hun Geweten te doen
acht geven, en, wanneer vermaningen niet
belpen, ook geene kastijdingen te sparen,
•Baar hierbij ook, en in alle gevallen, hen
te doen zien, dat geen drift, maar liefde U
quot;estunrt en gij hen niet moedeloos maken,
onder den Goddelijken zegen verbe-
teren wilt door tuchtiging.
4. Bestuur van hun geheel Leven:
Hoe vatbaarder zLj worden, hoe noodiger,
dat hunne leer- en leeslust door onderrigt
wat kundigheden voor hen het belangrijkst
en wat Boeken voor hen het nuttigst zijn,
geleid, ^— dat hun smaak voor deze en gene
oefeningen — dat hunne keuze in spelen,
uilspanningen, in beroeping, maar niet minder
in zich gezelschap te verkiezen, behoorlijk
bestuurd en geregeld worden, vooral ook,
dat zij aan het lezen vatf Gods Woord gehou-
den, aan de oefening van Godsdienstpligten,
en bijzondere en openbare, gewoon gemaakt—
in hunne begeerlijkheden en driften beteugeld
en — in hunne woorden en gesprekken ern-
stig van alles, wat naar oneerbiedigheid je-
gens God , of naar valschheid en minachting
jegens hunne meerderen of minderen gelijkt,
afgemaand worden,
'Wij zouden dit alles uitvoeriger kunnen
ontwikkelen. maar wij deelen U slechts er-
rinneringen mede. Er zijn ook vele hulptnid;-
delen oni ,U hierin tot raad te zijn, b, v.
Voorbeelden van bekende Godvruchtigen,
en Boeken of Geschriften, die overdeO^Voe-
ding handelen, onder welke laatste wij ü
aanprijzen de Predikatien van P. Doddridge
over de Opvoeding, en voooral de drie sclioune
Brie-
-ocr page 49-Brieven van den Godvrucht/gen Leeraar in
Gods kerk to Utrecht, den voor weinig tijds
iquot;. den Heer ontslapen Hinlopen, a) die
quot;it drie, der, van ons reeds hijgebragte,
^JJßelplaatsen, (Zgt;) den pligt van Ouders
omtrent hunne Kinderen zoo eigenaardig
voordraagt — Brieven, die ge niet genoeg
lezen en herlezen kunt, en in welker derden
gij vooral bijzondere onderrigtingen vinden
kunt nopens hetgene gij uwen Kinderen,
nit en naar aanleiding van ^/e JVet, de twaalf
Geloofsartikelenea het volmaakste Gebed, om-
trent God, den Heer Jesus, hun zelve, hunnen
phgten hunne bestemming onderwijzen kunt.'
Drie dingen zijn er nog, waaromtrent gij
errinnering noodig hebt, als van welker ge-
trouwe inachtnening, Vaders en Moeders!
het gezegend opvoeden uwer Kinderen voor-
al alhangt, te weten:
Het waarnemen van de Huiselijke Gods^
dienst,
^^t omzigtig zyn op de Personen, aan
^elke gy uwe Kinderen toevertrouwt
exx Uw eigen Foorbeeld, -
ïn het vervolg zyner ovcrdenHngén bl. 3l _68,
Nam. Ephes. 6. 4. 2 Joan. vs. 4. Spr. 22. 6.
-ocr page 50-( 46 )
1. Wat het eerste,
Het waarnemen van de Huisdi/he
Godsdienst,
Letreft — ik versta daardoor het gezet on-
derhouden van het daglijks lezen in des
Heeren Woord, het bidden en (zooveel uwe
omstandigheden toelaten,) ook het zingen met
uwe Hmsgenooten. Ik behoef zulks maar
te noemen, en gij zult mij aanstonds toe-
staan. — Vraagt het' anders aan Vaders en
Moeders, die zulks gezettelijk waarnemen,
die het U zeggen zullen, wat zegen 'er
op zulk eene inrigting te wachten zij — hoe
gesciiikt zulk eenp gelegenheid zij om in de
harten, ook van uwe Kinderen, een zaad,te
doen vallen, hetwelk , al bemerkt gij niet spoe-
dig dat het opgroeit, echter onder den God-
delijken invloed (dien gij er vrijmoedig bij
moogt inroepen) wortefen schieten en in het
vervolg nog heilzame vruchten dragen kan.
En immers ligt 'er op elk Huisgezin de
duursJe verpligting, om de weldaden, die
men zamen geniet, ook gezamenlijk te
ei kennen en tegen de behoeften .of bezwaren ,
die
-ocr page 51-dié men zamen heeft, ook gezamenlijk
des Heeren hulp en algenoegzaamheid in te
roepen, gelijk eik Persoon dit verpligt is voor
zichzelven?
2. Het tweede, waarop ik Ü oplettend
maken moet, is
1
Omzigtigheid op de Personen , aan welks
gij uwe Kinderen toevertrouwt.
Losheid omtrent Meesters, Meesteressen,
maar ook omtrent Dienstboden, die eenig aan-
deel hebben in de Opvoeding der Kinderen
is in Ouders alleronverschoonelijkst, als wier
eerste pligt het is zelve hunne Kinderen voor
den Heere op te kweeken; maar die dan, ten
minste,, als zij zelve, of door onbekwaam-
neid , of door andere bezigheden , verhinderd
■forden zulks te doen, en dus de hulp van ande-
ren moeten gebruiken, wel hebben toe te zien,
quot;at de zulken, aan welke zij hunne Kinderen toe-
'^®rlrouwen ,dit vertrouwen verdienen, geene
^^fzaken worden, dat het goede zaad, hetwelk
»gt;en in Kinderen heeft trachten te leggen,
door
-ocr page 52-door verkeerde grondbeginsekn of een sledit
voorbeeld verjitikt of uitgeroeid worde. Wat
hee/t de ervaring hiervan ten allen tijde niet
treunge bewijzen opgeleverd! Enó! waren
nog in onzen tijd alle Huisbedienden E/eé-
zers, die de Ouderlijke zucht onzer
hams om hunne Kinderen voor afleidin«'
van de dienst des waren Gods te bewaren
(«} getrouwelijk ondersteunden!
3. Het laatste, dat ik U nog errinneren
moet, is
De Noodzakelijhheid, om met een goed
F oorbeeld voor te gaan.
Het is niet uit te drukken , wat vermogen een
roorbeeld heeft, vooral ten kwade, en aller-
meest, als men dit dagelijksquot; voor óogen heeft
m zulken, die onsbesturen. Gij gevodtdit.
Ouders! Gij gevodt het althans, hoe ved klem
uwe vermaningen verliezen, als gij uwe Kinde-
ren b. V. van Vloeken, Kwaadspreken, Verdar-
tdingen, Ongodsdienstigheid of eenig ander
Kwaad
(«) Gen. 24, j. cn vcrv.
-ocr page 53-kwaad wilt afmanen, en gij intusschen zel-
ve U voor hun oog of oor daaraan schul-
quot;'S maakt. Goede voorbeelden, ook in
Ouders, worden wel door de Kinderen niet al-
tijd nagevolgd; maar zij zullen altijd iets
nalaten. In dezen zuimachtig te zijn ge-
feest, zal ten minste nobit dan de grie -
Vendste verwijting in het Ouderlijk hart
Veroorzaken, waarvoor de Heer ü gena-
diglijk beware!
Op alles intusschen, wat wij van den belang-
lijken pligt der Ouderen nopens de Opvoe-
ding der Kinderen gezegd hebben, zal het
'niet vreemd zijn, als menig Vaderlijk of
Moederlijk hart zuchtende uitroept: «Wie
«is tot dit alles bekwaam? hoe gering zijn
mijne vermogens 1 hoe ontoereikende zijn
^ öüjne krachten! hoe gewigtiger mijne roe-
is, hoe meer ik mijne behoeften ge-
«voel; en al worde ik getrouw bevonden,
«Wat zij,, ej. yeie Ouders, die, of door het
«yoeg verliezen van hunne Kinderen, of
^door de stugheid hunner Kinderen, alle
^^ Vrucht van hunne zorg en, moeite verloren
« nebben!quot;— Om aan zulke' bedenkingen te
S^'^öpöt te komen) willen wij in ons.
Dnbsp;III.
-ocr page 54-• III. HOOFDSTUK.
De Bemoedigingen, die er op het stul
der Opvoeding voor Ouders zyjj,^
nog wat nader opgeven, bijzonderst de
ïulke, dre uit dé gewigtige bedoeling van
God in het ^ven van K raderen, zoo' als
die in het Ilt;=. Hoofdstuk ontvouwd 2ijngt; van
zelve voortvloeijen.-
Ik begin met U toe te geven, dat, als gij
het werk der Opvoeding' alleen voor uwe
rekening hadt, en op de hulpe en hijstand
van God geen uitzigt hebben mogt, gif
met alle reden in moedeloosheid en vertwij-
feling U zoudt mogen tot^even.
Zelfs de.Li^chamelijfce verzorging onzer
Kinderen vordert eene almagtige en on-
iïigtbare hand, en is verre boven ons be-
reik in vde gevallen. Béiialve dat de ge-
zondste spijzen, de beste kleeding, die wij
onzen Kinderen verschaffen, zonder den ze
gen van den hoogen God, hen niet voe-
den of verwarmen zullen — hoe ontoereikend
is de veiligheid, dié wij hun des daags en
des nachts kunnen toebrengen? Kan niet
eene kleine struikeling hun een gevaarlijken
val,
-ocr page 55-val, het in handen neinen van eea schiwle«i
lijk ding hun niet eene zware wonde toe»*
brengen, ook onder ons oog en opzigt?
Wat kunnen wij doen ter afwering van
ongesteldheid en ongelukken voor onze Kia^.
deren, daar wij ons zelven er niet yoae
hewaren kunnen ?
Nog meerdere reden hebben wij y om mei
hetrekking tot de Geestelijke Opvoeding on-
ze vermogens, zelfs onze welgemeendstö
Cn gezetste pogingen voor ontoereikënde
te houden. Harten te veranderen en to ver-
nieuwen is alleen Gods werk. Daar wij. ons
telven ©rkeanen-, zondig van aard te riji»^
zoo dat het gedichtsel van ons hart 't alien
dage van der Jeugd af, boos is, (a) en
^et bedenken van- om vleesch vy andschap, te
^en Godnbsp;kunnen wij van onze Kin-
dereu niets beter verwafchten; wat uit vleesch
geboren is , is vleeseh; (lt;;) ft^aar dan hebben
ook diezelve almagtige werking, ter
verhctlrtjgg en, bekeering Ittinner liaften ,,4ie-
^elve geregtigheid voor God nopdig,;, te»
. «itfi
(quot;) Gen. 8.
8.
W Joan, 3. (J.
Da
21.
7.
ultdelging hunner schuld, hunner Erf- en Da-
delijke schuld i die wij noodig hebben. Ge-
wis , als wij voor hen ook niet hopen moch-
ten op de Liefde des Hemelschen F aders,^p
de Genade van- den Heer Jesus Christus en op
de Gemeenschap des H. Geestes, zouden wij het
gewinnen van Kmderen eer voor een vloek.,
tan voor een zegen moeten houden. — Dan,
eeuwig dank hebhe de ontfermende Liefde
des hoogen Gods, die ons in dezen niet
zonder hope wil doen arbeiden ! Laat mij
U naar de ontdekkingen yan het Euangelie,
èerst (/(? gronden dier hope oi^gQs en, om dan
eenige bedenkingen, die er bij JJ verblijven
moglen, op te lossen.
De grondslagen dier hope zyn:
i.,GoD is het, die V Kinderen geeft
i en ter Opvoeding toevertrouwt.
■ Heb ik het u niet bevolen? zeide God eens
tot Josua, -q) ter zijner bemoediging. En
böe moest hem dit niet bemoedigen, daar
hij nu gewisselijk rekening maken kon op
de
(«) Jos. I. %
-ocr page 57-de Wijsheid, Goedheid en Magt van den
lioogen God, om hem tot zijn werk in
staat te stellen, — Maar nu, zegt God dit
tenzelve einde ook niet tot tl? En kunt
gij dan tegen de grootste, zoo wel als klein-
ste zwarigheden, die U in het stuk der Op-
voeding beknellen, niet op zijnen algenoeg-
zamen bijstand hopen? Wat bezwaar uwe
bekrompenheid en levensonderhoud, en mid-
delen van bestaan, ook voor uwe Kinderen,
opleveren, zoo wel als voor ü zei ven j als,
bij afhankelijke arbeidzaamheid naar uwe
roeping, uw vertrouwen op Hem is, die
over het Heelal het bewind voert, wiens
de Aarde is met hare volheid, (a; zult gij
immers door diat bezwaar U niet^ laten ont-
rusten? Even weinig zal het ontoereikende
van uwe vermogens, om het hart uwer Kin?-
deren te vormen, U bezwaren, als gij in
een dagelijks geloof leeft aan de oneindige
Magt van Hem, die meer isdanïiunne har- .
ten, en die zoo veel Genade als Magt heeft.
D.3
-ocr page 58-2 Kinderen zyn het , die 'God Ü geeft.
Hoe dierbaarder de panden zijn, die God
U toevertrouwt, boe meer gij ook op zij-
nen invloed en hulpe staat maken kunt —
maar kunnen U dierbaarder Panden gegeven
worden, dan Kinderen — redelijke en voor
de Eeuwigheid geschapene Wezens ? Te vo-
lën zagen wij, even dat maakte uwe ver-
pligting ter getrouwe opkweeking te groo-
ter, maar zoo veel te minder moogt gij ver-
wachten , dat God Ü hierin alleen zal laten.
Gij zijt toch in zijn Werk bezig. Gij voedt
ze niet voor ü, maar voor Hem op. Üwe
Kinderen zijn zijne Schepselen ; eenige waar-
de hebben zij voor God niet — Ie minder,
daar zij, van hunne Geboorte af, schuldigen
onrein zijn, — maar Jesus woorden, waar-
door hij de hope van ons hart in behoeften
op God m zijne zorg bepaalt (a) Gij gaat
toch vele Muschkens te boven, vervrijmoedigen
ons om Vast testellen, dat, daar Hij het
Fee
(t) Luc. IJ. 7. Tcig Matth. 6. id.
-ocr page 59-Fee zijn Foeder geeft, en de Jonge Raven
f^ort, als zij roepen, {a) Hij nog veel meer
m de behoeften van Kinderen, en dus ook
Uwe behoeften voor hen, voorzien wil.
^oude Ik de groote Stad Ninive niet verschao-
^n daar meer dan honderd en twintig duizend.
^Jenschen in zijn, die geen onderscheidwe~
^^n tusschen hunne regter hand en hunne slin-
^er hand? zoo^ vroeg eens de Heer aan fo-
»»a, (6) maar zou Hij dan Kinderen verge-
ten en ü niet weldoen, niet voorzien om
hunnent wille ?
i
5. De betrekking ,dte God als F ader
op uwe Kinderen heeft,
naar zijne ontdekkingen en beloften in het
Euangelie, levert een nieuwen grondslag
Van bemoediging op.
Wij zagen reeds in het iste Hoofdstuk ^
quot;oe de Heer uwamp; Kinderen zijne Kinderen
fioemt en zijne Genade in Christus aan hen
^oot maken wil, hoe Hij dit oudtijds door
^ Besnijdenis bezegelde en zulks nu nog
yoor den Doop doet. Gronden genoeg om
(-») Ps. ,47 , 9.nbsp;I.
m Jooa 4. 11.
D 4
-ocr page 60-de waarlieid te erkennen van hetgene wij in
ons Doops Formnher lezen, dat, als Kinde-
ren gedoopt worden in den Naam des Laders,
BiJ ook daarmede aan hen betuigt, dat
Hij met hen een eeuwig Verbond der Genade
oprigt, ons en hem tot zijne Kinderen en Erf-
genamen aanneemt, en daarom van alle Goud
vetzorgen en alle Kwaad van ons weren of
ten onzen beste keeren wil. Al zyn zy zon-
der hun weten der verdoemenis deelachtig, zij
worden ook Zonder hun weten in ^Jhristus tot
genade aangenomen ia) De toezegging,
dat Hij onsen onzen Zade ten God wil zijn,
zoo als die door de Zegelen bevestigd wordt,
sluit kennelijk vergeving van zonden en we-
deraanneming in. Maar dan hebben wij
immers vrijheid, om dat Zaad aan Hem in
Geloof te betrouwen, voor hen als zijne
Kinderen vertrouwel^'k het goede le zoe-
ken en tegen al het uit en ^nwendig be-
zwarende der Opvoeding zijne Algenoegzaam-
heid vrijmoedig in te wachten?
4 tgt;e
(n) Vei§. Rem. 5, i8. en i Kor. i5, ji.
-ocr page 61-4, De erkentenis van Jesus Chri-
stus als Hoofd des Huisgezins
en Vriend der Kinderen
2al aan die vrijmoe4igheid niet weinig kracht
tijzetten. Wij voegen heide die bijzonder-
heden van den Persoon des Verlossers za-
tnen, omdat de eene de erkentenis der an-
dere te vruclitbarer en troostrijker maakt.
De beschouwing van Hem, als Hoofd des
Huisgezins lokt het hart uit, om al de be-
langen van het Huisgezin, bijzonder des-
zelfs afzondering en heiliging tot een Tem-
pel dés Heeren, aan zijn o])zigt en mede-
Werkenden invloed te vertrouwen. Reeds
hierin ligt het gewigtig stuk van de Op-
kweeking der Kinderen opgesloten — alleen_
men zou kunnen vragen: » Wil die Verlos-
« ser zich ook met die, in zich zelve geringe
«en onwaardige, Kweekelingen bemoeijen?
«Is het niet te gering voor Hem op Kin-
aderen te zien en hen te regenen?quot; IVJaar
Welk een oplossing dier vrage ligt 'er nu
niet in die ontdekking van het Euangelie,
dat Hij aan het K ruis, onder andere verkwik-
liende vooruitzigten, ook dit had: Het zaad
D 5nbsp;zal
zcü. God dienen^} ( öt) en dat Hij in persoon
de belangstelling van Ouders in zijnen ze-
gen voor bunnen Kindwen zoo minzaam be-
antwoorden wilde: Laat de Kinderkens tot
mij komen / Hunner is het Koningrijk der
Hemelen? {b^ En wat sluit die zegen des
Verlossers in ? Niet minder gewis, dan al het
Heil en de vrachten der door Hem aange-
hfagte Verzoening. Als wij gedoopt worden
in den Naam des Zoons, verzegelt ons de
Zoon, dat Hij ons wascht in Zyn Bloed van
alle onze Zonden, ons in de gemeenschap zijnes
Doods en Wederopstanding inlijvende ; alzoo
dat wij van alle onze Zondenbevrijden regt-,
vaardig voor God gerekend worden. Zoo
spreekt ons Doops-Formulier. VV^at Bron van
rustige tevredenheid en gelatenheid ligt erin dit
alles niet tegen de beknellende gedachte: Hoe
kan ik, en bij het sterven, en bij het in het leve»
blijven van mijne, voor God ook scliuldige,
Kinderen, voor hen op Zaligheid en Ze^e»
(a) Pi, 22, 3i.
(tgt;) Matlh, 19. li.
hopen? W»t gomoedigdheid zoö wel aisijvér
hij het opk weeken die-vertegenwoordiging
niet geven: Jesus is de Hoofd Opziener, de
^^iendmi/ner Kinderen —In Hem h'gt hunne
■quot;Vfidertoebrenging tot God ? Of zal het aan-
denken aan de onreinheid en hooze natuur
der Kinderen nog stremming en hezwaar in
dezen geven ? Neen
5. Hunne Gemeenschap aan den
H. Geest
^Ost ook die bedenking op. Niet alleen zijn
de Beloften van het Euangelie (a) voor de
Zekerheid van die hope waarborgen , maar
Ook verscheidene Voorbeelden van Kinderen,
■^'e van der Jeugd af des H. Geestes deelachtig
borden, {h) Althans volgens ons Doops For-
mulier worden wij bij het gedoopt wordenin
^n Naam desH, Geestes verzekerd, dat Hij
°if' ons wonen, en ons tot Lidmaten van Chri-
^^^ heiligen wil, ons toeeigenendehetgene wyin
Christus hebben — let wel, hebben - volgens de
gifte
Wnbsp;Sn SJ. HatKT: 5. .Ig.
-ocr page 64-gifte Gods in zijne Beloften, nameh/h deap.
wassching onzer zonden, en de dagelyhsche
vernieuwing onzes levens, tot dat wi/einde-
lijk onder de Gemeente der Uitverkorenen
in het eeuwig Leven onbevlekt zullen gesteld
worden. Maar op welk eenen vermögenden
mvloed ter Bekeering en ter verandering ook
van de stugste Kinderharten mag het Ouderhart
dan met hopen ? Wat dunkt ü, leedorlievende
• Ouders? hebt gij niet in alle deze ontdekkin-
gen van het Euangelie eenen genoegzame»
grond^ om met blijdschap het belangrijk-werk.
van de Opvoeding uwer Kinderen te begin-
nen, en voort te zetien — om eiken dag, weiken
God U tot dat werk vergunt, met eengemoe-
digd oog op zijne Genade aan te vangen, en
onder beproevingen zelfs, daaraan vast te
houden ? — Of hadt gij,nog gaarne nader oeniW
van uwe
Bedenkingen opgelost
cn beantwoord? welaan! Iaat ons-die be-
proeven !
Bet is niet vreemd, dat '
1. Een of ander zich t\oov zi]ne Onbekwaan-
heid en Onkunde voor het gewigtig werk der
Opvoeding niet berekend acht, en zich de.s-
' gt;y.e-
' f'
}
wegens in moedeloosheid toegeeft. Maar zou
dan moedeloosheid een geschikt middel zijn,
om uwe bezwaren te doen ophouden? of
■verpligt het gevoel van onbekwaamheid ü
oiet zoo veel te ngt;eer, om uw hart in ver-
zuchtingen te verheffen tot Hem, wiens Ge-
nade wij zagen, dat ook voor IJ in dezen
post gereed was, en die U ook, als V wijsheid
ontbreekt, vrijheid geeft om ze van Hem te
hegeeren, met toezegging , dat Hij mildehjk
geeft en niet verwijt — alJeen dat gij ze in
geloof begeert niet twijfelende {a ?. Onder
noodige behoedzaamheid, kunt gij U ook
van anderen bedienen, die U.bijstaan, ook
~ U met hunne gebeden ondersteunen, opdat
gij zamen met Abrahams Huisverzorger, toen
hij voor Isaaks Godsdienstige belangen mede
zorgde^ eens {h) God loven moogt, die Uop
den regten weg geleid heeft.
2 Over het ontoereikende van Middelen
van bestaan, ook in het uitwendige en don-
kere uitzigten, om voor het grootbrengen
uwer
(») Jac. 1.5 6.
Gen. »4 : 4$.
uwer Kinderen te aorgen, f hetwelk ook bij
veien bedenkelijkheid'cn bezwaar geeft, 3
spralcen wij reeds met een woord. Ik herlwlc
dit, om den zulken te voj^zaraer te errin-
neren, hoe Jesus m die treffende Leerrede, die
Hij op dén Berg hield, zijne hoorders van
het angstig vragen: wat zullen wij eten? en
waarmede zullen wij ons kleeden? (a) afbrengt
en ons, niet te vergeefs wijst op de Al-
wetendheid onzes Hemelschen Vaders, op zijne
zorge voor de Vogelen, op liet hehleeden van
de Lelien des Velds. Legde de Heer niet veel^
wialeneen zegen in het kleine', dat men heeft?
Is Hij niet nog dezelve God, als hij voor
Israël was \n \ie\. bezorgen van Marma{b ,al
wil hij ü nog als \\m verootmoedigen, door
U dagelijks uit zywehand te doen leven? Zou ie-
mand, die zijne kasten volGeld heeft,daaropvas- ,
ter rekening maken kunnen dan hij, wiens ver-
trouwen op de Algenoegzaamheid van den God
des Hemels en der Aarde is, ondereen gepast
.3i
(a) M.iilh. 6. a5 ■
(a) Deut. 8 . 3.
gebruik van die middelen, en liet aanwen-
den van zulk eene arbeidzaamheid, als God
^ aan de band geeft? Zijn niet Etia,{a)de
te Zarpheah,{b)cn Anderen de spve-
^endste bewijze», dat, hoe grooter onzte bé-
^oeften zijn , hoe meer zich de Almagtige ver-
«eeclijien wil in het openbaar maken van
«ijofin Rijkdom?
3. Ja zegt hier welligt een ander: wie
^eet of niet alle mijne «loeite ie vergeefs is,
daae ifc zoo ligt mijn Kind of Kinderen door
den Dood verliezen kan ? Hoe weinig is ér
ftoódig om mij van mijn Ouderlijk genoe-
gen te beroofven? Maar, is het geene Ondank-
öeid, uwe tegenwoordige genoegens eh
■Voorregten, door bekommering over het
toekomstige, te verbitteren? Hoe onwisser
quot;et behouden van Kinderen is, hoe noodi-
ten minste, dat gij er al, wat in uw
eruiogen is, aan toebrengt, om ze voor dén
«eere en den Hemel op te brengen. —En
oehalve dat —zoudt gij iets te zeggen heb-
— zou God U onregt doen, als Hij,
dè
' Kon. i7. 9.
' Kon, ,7. .6.
de Eigenaar van al het uwe, ook van uw
Zaad, hen opeischte, en gelijk yan Abraham
zelfs een Isaak van U afvorderde? Zou
zijne Genade niet toereikende zijn, om U
ook dan te troosten, en met Aaron stille
te doen zwijgen? (a) Zou God niet wijzer
zijn dan gij öm te bepalen, of uwe Kmde-
ren al dan niel voor den Hemel rijp zijn ?
Uwe vrijmoedigheid om uw Zaad den Heer^
toe te betrouwen, ook in den Dood, mistim-
mers geene gronden ? Gods beloften, 6ok
voor uw Zaad, zijn onfeilbaar — en immers
zoo lang zij niet dadelijk, door Ongeloof,
Gods Genade versmaden, moogt gij bij hun
sterven U bemoedigen met de gedachte: Hoe
vroeg zijn zij den strijd te boven! Hoe veel
zaliger hebben zij het dan wij! Jesus zeide
toch niet vergeefs, dat hunnex het Koningrijk
der Hemelen was. ijb)
4. Er zullen ook Vaders en Moeders
zijn,
(ij Lev. 10. 5.
(li) Matth. ig : i^,
^'ji ) vreeze ik , die. in een ander opzigt liuun^
pognjgep zonder vrucht zien, als hebbende
Kind of Kinderen wel niet verlorendoor
Dood, maar op hunnen arbeid aan hen
^en PoorJere/vindende. — Vaders of Moeders ,
Q'e integendeel alles, wat zij aanwenden, om
Zaad voor den Hemel op te kweeken , he».
3nt\voord zien door stugheid, afkeerigheid
en ongehoorzaamheid, en daarom in moe-
deloosheid hunne dagen slijten. Mijn hart weent
U, weenende Ouders 1 Uwe smart is
Snevende; al is het zelfs, dat gij door toe-
Röfelijkheid in hunne eerste jeugd, of door
Verzuim van uwe zijde, U zeiven niet hui-
schuld van die wederstrevigheid uwer Kin-
Jleren houden kunt, zal elk, die eenig gevoel
leeft, U beklagen, Ondertusschen kunt gij U
®ver den hoogen God niet beklagen. Zon -
zijne toelating draagt gij deze smart niet.
n 200 ver gij U zeiven beschuldigen moet,
slapheid of onoplettendheid, eenige aan-
^eifJing gegeven te hebben tot het kwaad ge-
^Jag uwer Kinderen, is Gods handelwijs nog
^^^ï^^'r^^ér berispelijk, en vordert zijne Gereg-
lijV^'^'nbsp;anderen ten nutte, met
U aan Gods kastijding onderwerpt,
beeld' 'hallengevalle loert ons het voof-
van vei-sclieidene Bijbelheiligen', die
Enbsp;eek
oök ontaarde Kinderen hadden, dat wij Godp
hooge Vrijnaagt altijd in het alpf niet verpe»
men van vruchten op onze Opvpsding teer-
dennen hebben, en dat vreeze Gqds geen
ertgoed is; doch het leert ons ook. dal God '
Uwe najarstigheid en uw geloove wel een^
een tijd lang beproeven wil. De tjjd, waar
op gij vrucht wilt zien op uwen arbeid
en verhooring op uwe gebeden , is juist niet al-
tijd des Heeren tijd. Hiskiaoioe^lde boosheid
van zijnen Zoon tot aan zijnen Dood heweenen.
Eerst na zijnen Dood werd Manasse lot in-
keer gebragt. ia) Die blijdschap bewaart de '
Heer welligt ter vermeerdering vap pwe Za-
ligheid in den Hemel. Dan , Gods licht is ook
soms het meest nabij, als de donkerheid het
grootst is. Zelfs de ondervindingen van de
gcvolgep der Zonde warep soms gezegende
roeden , in de hand dps regtvaardigen, maar
ook ontfermenden Gods, pm Stugge harten
tot zich zeiveen tot inkeer tp brengen Blijft
daarom annhouden in het Gebed, zoo wel als gt;
in het vermanen, zpo veel dit nog in uw ver--
mogen is. Vooral dat uwe Liefde blijve — ook
tot verbreding en verbrijzeling van het ge-
moed. dj^t nu neg stug is. Ligt wordt dit gt^
bruikt, oni hen te spoediger te dpen zeggequot;
ra?' ,
■{«) 2 CHrflf!. 33. I2-.
d
-ocr page 71-den verlortenen Zoon: Ik zal öpstäcm
«n tot thijnen F ader gaan.
5 Of-^ is uwe hopé reeds afgesneden ? Be-
leent mogelijk een of ander Ouderlijk liait
^nen afgestorvenen Zoon of Dochter, die tot
aan hun Dood geene andere blijken gaven dan
quot;»»n blijvende stugheid en verharding ? — Ge-
voelige Ouders! w»tgij ook hier van Vreesfj
net is niet onmogelijk, dat het Zaad der On-
derwijzingen j in hunue liatlen geworpen, rn
de jongste ievensoogenblikken nóg eenige
vrucht droeg, door de Almagtige hand Van
Hem, die eenen Moordenaar aan hot Kruis
tot inkeer bragt, — die, ook bij de Bekeermg
Van menschen , maar spreekt eh het is^er —
en die om Jesus wil den schuldigsten in den
Weg des boet vaardigen Geloofs wil aann'^men.—
Maar — al blijft dit ü donker, gelijk het
^oor ^äro« blééf, (Ä) toen hij , door een Oor-
deel Gods, twee ongehoorzame Zonéii verloor
het dan U nog niet passen, met dien ge-
troffenen Vader atd te ztvi/gen ? Hebbon wij
^oor ons zeiven, voor ons Zaad, eenig regt
eischen? Zal het bij de ontvvikkeiirig van
geheele Godspian, ook van de bedroé-
^dste bestellingen, niet zigtbaaf worden',
quot; het onberispelijk,' dat iik \Vijshei^, dét
, héfè
w lac. ,5. ,8.nbsp;10. 3.
E ï
-ocr page 72-fiel Majósfeit en Heerlijkheid was ? In dien
Haad Gods te berusten, zal uwe Zahgheid
ziin. — En, wat moet in allen gevalle uw
hoogste goed—in wien alleen uw heil zijn.
Moet gij flit in God, of in uwe Kinderen
vinden? Neen! Hij, deAlgenoegzame,moet
en kan alleen uw e schatkaineren vervullen,
zoo vervullen, dat al wat gij dierbaarst op
Aarde hebt of verliest in uwe schatting daarbij
wegvalt. Hoe hard daarom de weg Gods
schijnt, dien hij metU houdt, wat grievende
wonden, die Hij U toebrengt, als maar die weg
dienstbaar zijn mag aan uwe toebereiding
voor de Eeuwigheid —als die wonde dienen
mag ter uwer zuivering — zult gij dan Gods
Liefde verdenken, of die te eerder erkennen ?
Die Genade bidden wij voer U van Hem, die wel
slaat, maar wiens handen ook heelen, die
met zich zelven vergoeden kan, wat gij in
het schepsel verliest.
Zoo zij de groote Ontfermer uwer in Liefde
gedachtig I zoo verheerlijke Hij zijne Algenoeg-
zaamheid aan alle Vaders en Moeders, tot ster-
king van hen in den post der Opvoeding, dien
wij zagen dat zoo belangrijk wis! Zoobetoone
Hij zich aan elk Ouderhart In het toereikende
van zijn vermogen om daar te stellen, wat
zij met kunnen! Zoo vervulle Hij de ver-
waditing ran den stervenden Verlosscr.f«)
Het Zaad zal Hem dienen. Het zal den Heere
aangeschreven worden in geslachten, om zi/ne
geregtigheid te verkondigen den Volke, dat
geboren wordt ^omdat Hij'het gedaan heeft l
AMEN.
E 3
m-
(«) ti. ja; 3i, 5a.
-ocr page 74-Het is Genade Kinderen te gewinnen, bl. 2.
Het doel, waartoe wij ze gewinnen
en met de Opkweeking vart dezeke
verwaardigd worden , gewigtig. — 7.
De Formering van Menschen. . . — 7.
De Instelling van het Huwelijk en
Waardij van den Doop.....— 17.
De Pligten, die uit het opgegevene
Het gewigt dier verpügtingen, daar het
God is, die ons Kinderen geeft. . — ao.
Daar God ons niet iels gerings geeft,
als Hij ons Kinderen geeft. . . — i5.
Daar de gevolgen der Opvoeding zoo
gewigtig zijn. .nbsp;. . . , — 24.
-ocr page 75-DenatuHrd^r OaderpJigten. . r . bi. 29.
De Inrigting yan een Chisitelijk
Huisgezin. ........ — 3o.
De Ligchamelijke Opvoeding. , . — 32.
De Geeslelijke of Godsdienstige Op-
voeding. . . . . .... 36.
Bijbelseh onderrigt daaromtrent. . — 57.
Tot hoofdlessea gebragt.....— 4i.
Bidden voor Kinderen. . . . ^ ii.
Onderwijzing...... . — 42.
Opwekken tot Godsvruch». . . —, 43.
Bestuur van hun geheele Leven. — 43.
Daarbij in acht nemen.....— 45.
Het waarnemen van de Huiselij-
ke Godsdienst......— 46.
Omzigtigheid op personen, aan
welke men ze toevertrouwt. , — 47,
Voorgaan met een goed Voorbeeld. — 48»
Bemoedigingen op het stuk der Op-
voeding.........— 5a,
God is het, die onsKinderengeeft. — 62i
Kinderen zijn het, die Hij geeft, — Si;
God heeft 'cr betrekking op; . —- 5S„
Ook Jesus Christus, als Hoofd
der Huisgezinnen en Vriend
van Kinderen. . .... —5;.
Hunne gemeenschap aan den H.
Geest......... — 5g.
Bedenkingen opgelost, geboren uit
Onbekwaamheid tot de Opvoeding — 60.
Geene middelen van bestaan. . . — 61.
Cevaar van vroeg sterven. . . , — 63.
Onbekeerlijkheid der Kinderen. . — 64.
Reeds afgesnedene hope. . . . — 67,