-ocr page 1-

■nbsp;(P)

EEN WOORD AAN
VADERS EN MOEDERS

DIE EEN

KIND

TEN DOOP BRENGEN.

ELFDE DB UK..

TE aOXXJSaDAlt,
Lij M. WIJT amp; ZONEK,

Ïït-Ukkefs vail het Nederlandsche Zeiidelin^geuool soliajn

ia33,

No. Vin.

-ocr page 2-

Kerkelijk goedgekeurd bij de E. Classis
van
Haarlem, September iSsS.

é

-ocr page 3-

Een woord aan vaders en moeders

die een kind ten doop brengen.

Gi) zult een kind ten doop brengen,
lieve ouders! maar verstaat gij wel wat dat
in heeft, wat voordeden gi en uw kind
daarvan hebben , waartoe gij door den doop
Verbänden en verpligt wordt?
Onkunde en
ongevoeligheid op deze stukken zijn de oor-
zaken , dat velen hunnen eigen' doop, of
dien
van hunne kinderen, of te hoog of te
gering achten, dal velen denzelven zoo on-
eerbiedig bijwonen , en dat verre de meesten
den doop zoo ligtzinnig vergeten.
Zoudt gij
dan daarop niet gaarne eenige onderrigting
willen hebben ?
In het uitzigt op den zegen
van
God, en opdat gij verstaan zoudt, wat
gij bij het doopen beantwoorden moet, maar
ook wat nut gij van den doop trekken kunt^
wil ik er kortelijks iets van zeggen.

Zooveel weet gij, vertrouw ik, dat de

doop eene godsdienstige plegtigheid is, door

onzen grooten God en Zaligmaker verordend
ea ingesteld. In den Bijbel lezen wij uit-
drukkelijk, dat Jezus Christus, toen hij deze
aarde (waarop hij als mensch is komen wo-
lijden en sterven, öm, als onzen Mid-
delaar, ons vergeving van zonden te verdienen)
zou verlaten, kort nadat hij weder uit den
Qood Was opgestaan, en toen hij ten hemel

1 *

-ocr page 4-

zou varen, aan zijne Apostelen bevolen heeft,
om overnl die vergeving van zonden te pre-
diken, alle de volken tot geloof aan die
prediking te bewegen en ze daarop in den
naam des Vadets, des Zoons en des Hei-
ligen Geestes te doopen.

De doop wordt dan in de gemeente niet
bediend , om dat menschen dat hebben in-
gevoerd, ook niet om aan kinderen eenen
naam te geven. Dit geschredt wel doorgaans
bij die gelegenheid , omdat gedoopte kinde-
pen met eenen enkelen naam, ter onder-
scheiding van. anderen, op het doopboek
moeten worden aangeschreven : maar de doop
heeft veel hooger oorsprong, veel gewigtiger
bedoeling, en wel deze: om ons die pre-
diking van de vergeving der zonde
fp. héter
te verstaan te geven
en te verzegelen.

Door dat doopen met of onder het water
wordt ons
geleerd, dat wij met onze kinde-
ren door de zonden verdiend hebben , onder
de straf derzelve eeuwig om te komen, even
zoo als iemand, die onder het water ge-
dompeld werd, daar onder sterven moest,
j», even zoo als Christus, om der zonden
-wil, die Hem toegerekend waren, den dood
heeft moeten ondergaan, zoude Hij ^ de
straf van onze zonden wegnemen. Het is ii
mogehjk duidelijker, als ik zeg: er wordt
ons door geleerd, dat wij met onze kinde-
ren wegens onze erfelijke en dadelijke zon-«

-ocr page 5-

den, zoo onrein, zoo walgelgk in de oogen
van den Heiligen God zijn, dat, als wij en
zij van die zonden niet afgewassclien, niet
gereinigd worden, dat is: als wij cn zij er
niet van bekeerd worden, wij zamen in de
zonden zouden moeten steryen, derzelver
gevolgen tot eeuwige rampzaligheid dragen,
en hoe langer hoe meer bedorven worden.
God is, trouwens, wel een goedertieren,
maar ook een heilig God, die geene zonden
verdragen of ongestraft laten kan.

Er wordt ons ook mede geleerd, dat Je-
zus Christus zich zoo voor zondaars in den
dood heeft laten vernederen , om die ver-
geving der zonden en den H. Geest tot ver-
nieuwing van onze harten verdienen. Gq
weet toch, ho-pe ik, dat Jezus Christus niet
voor zijne eigene schuld, maar voor onze
schuld geleden heeft, en dat Hij daarom
op Golgotha gekruist, gestorven en voorts
hegraven is. Nu, zoo dikwijls wq iemand
niet het doopwater zien besprengen, hebben
daar eene afbeelding of schilderq in,
hoe Christus in den dood, om onzer zonden
wil is ingegaan, maar ook hoe Hij bij zijne
opstanding daaruit is opgekomen, nadat Hij
aan God ten volle had genoeg gedaan.

O ! Begreept gij en beseftet gij, welk eene
liefde van God het is, ons deze dingen zoo
te herinneren! Wq zgn op geene zaak on-
achtzamer dan op onzen zondigen stand

-ocr page 6-

voor God, en op hetgene onze liefderqke

ZaUgmaker gedaan heeft, om ons te verlos-
sen. Hooge gedachten van ons zeiven en
liefde tot de zonden zijn daar de oorzaken
van. Niemand zal ontkennen een arm zon-
daar te zgn, niemand zal dit ook van zqae
kinderen ontkennen, maar het verschilt nog
zeer veel, of wij het zoo in het algemeen
maar toestemmen, dan ol wq het waarlik
met ons hart gelooven, er gevoel van heb-
ben, ons naar die erkentenis gedragen.
Wanneer wq het met gevoel gelooven, dan
zijn wg bedroefd over onze zonden, en ver-
liezen ons, met schaamte over dezelve, big
den rgkdom van Gods genade, die aan
zulke zondaars eenen Zahgmaker heeft gege-
ven. Maar tergen wij dan ook de liefde
Gods niet, als wg dit niet gelooven? Hoe
vele menschen zgn er, die door veronacht-
zaming hiervan verloren gaan , en helaas! ook
hunne kinderen in groot gevaar brengen van
insgelqks verloren te gaan, als zij namelijk
dit hunnen kinderen niet herinneren, en,
door hen met den Verlosser niet bekend te
maken, de oorzaken zgn. dat zg dien ge-
zegenden Persoon voor zichzelven niet ken-
nen, althans niet noodig achten? Hoe veel
liefderijker handelt God dan! Hg doet,
wat wij verzuimen, voor onszelven en voor
onze kinderen. Hg ontdekt en herinnert
ons in den doop die waarheden, opdat wq

-ocr page 7-

toch onze zondigheid en den w»g der be-
noudenis niet zouden vergeten, maar opdat
Onze zonden gewillig belqden, in het
ge oof van dien Verlosser zouden gebruik
öiaken, en voorts onze kinderen daarvan
Zouden onderwijzen.

Dit is intusschen nog het eenige bewijs van
Gods liefde bij den doop niet. God laat
ons daardoor ook die belofte
verzegelen en
bevestigen, dat Hg aan ons en onze kinde-
ren die vergeving der zonden ora Christus
wil schenkt; zoodat wij, e« voor onszelven ,
e/2 voor onze kindei^, ons van die liefde
Gods zoo vast mogen verzekerd houden,
als het zeker is dat wij gedoopt worden.
Denkt dit vooral in, lieve ouders! Hoe
zoudt gij, zonder dat, goedsmoeds kunnen
zqn voor u zeiven , en hoe voor uwe kin-
deren, als gij reeds vroeg, in hen ondektet,
dat zg ook zondige en verdorvene kinderen
zqn? Hoe zoudt gij het voor een zegen
kunnen houden, kinderen te hebben? Hoe
zoudt gij mei eenige gerustheid aan het eeu-
wig lot uwer kinderen, bij hun vroegtijdig
sterven kunnen denken ? Hoe zoudt gij hen
joet eenige hope voor God en zqne dienst
kunnen opkweken, of verwachten kunnen ,
dat uwe opvoeding van nut zoude zijn, als
geen Zaligmaker was tot verkrgging van
vergiffenis, en geen geest, geen Ailmagtige
6«est, tot bekeering, en als gij geene vrij-

-ocr page 8-

heid hadt, om voor uzelven en uwe kin-
deren daarop te hopen ? Dit nu verklaart
God in den Bijbel; en om u dit te eerder
en vaster tedoen gelooven, geeft Hq er het
zigtbaar pand des doops bij- Welk eene
liefde ! Zonder zulk etn uitzigt zoudt gij met
geene hope aan de opvoeding van kmderen
denken kunnen, zoude het hebben van kin-
deren eer een vloek dan een zegen zijn —
zonder zulk een uitzigt zouden wij bij het
verlies van kinderen in de diepste droefheid
overblqven. Waarom geeft God u intusschen
dit uitzigt? Zeker niet, omdat gij nu zor-
geloos zgn zoudt, en zuimaehtig blijven in
het gebruik maken daarvan door het geloove.
Neen! maar opdat gij nu, in verwondering
en aanbidding, u zelven en uwe kinderen,
gedurig en gelbovig biddende, aan God
zoudt toevertrouwen, maar ook (gelijk van
zelve spreekt) nu uzelven en uwe kinderen
beschouwen zoudt, als die niet meer der we-
reld en der zonde, maar Gode en Christus
toebehooren, en dus hen zoowel door ver-
lüaning in de vrees aan God zoudt opkwe-
ken, als gij voor uzelven verpligt zijt voor
God in alle godzaligheid, matigheid en
regtvaardigheid, alle de dagen van uw leven,
te wandelen.

Vergeet toch vooral dit doelwit van God
Hiet, omdat het, zonder geloove en bekee-
ring, niemand voor de eeuwigheid baten
zal g»doopt te zgn. Het is immers onmo-

-ocr page 9-

gelijk, dat God ons vergeving der zonde,
en de verzegeling daarvan zoude schenken,
opdat wij maar in de zonden zouden blij-
ven leven? Neen! dat is te minder mogelijk,
omdat in de zonden ons hoogste ongeluk,
en onze rampzaligheid ligt.

Hij althans, die zich niet tot God bekeert,
al is hij gedoopt, die geeft een bewijs, dat
hij niet alleen Gods liefde in Christus, in
ongeloof, maar ook zijn eigen geluk ver-
wex'pt, en dus hel verloren gaan boven het
eeuwig leven kiest. O welk eene ondank-
baarheid jegens God, die zich door den
doop zoo vele moeite geeft om ons te doen
gelooven, dat Hij ons zaligen wil! Kan het
wel anders dan den grond leggen tot onze
regtvaai-dige veroordeeling, als wij dit niet
gelooven, dat wq Hem daardoor lief krijgen
en van de zonden afstand
doen? Uw geweten
stemt dit immers toe? Maar zoo zal het
niet onze kinderen ook zijn, als zij tot jaren
gekomen zijn, cn dan door die liefde Gods
'.ich tot God niet laten brengen. Hoe noodig
dan bij hunne opvoeding bun hiervan on-
derrigt te geven, of te doen geven, hun
den doop en deszelfs beduidenis uil te leg-
gen , en door denzei ven hun te herinneren ,
er bij hen op aan te dringen, dat zij dien
, die in Christus bij den doop hen reeds
^oor zich opeischte en heiligde, eerbie-
dig en ootmoedig leeren vreezen en lief-
hebben.

-ocr page 10-

Och! dat gij, onder een ootmoedig bidden
tot God, dit lezen en overdenken moogt'?
dat gij de drie redenen, waarom, volgens
het
doop-formulier, hetwelk ik n niet ge-
noeg ter lezing kan aanprijzen , de doop is
ingesteld , hiermede vergehjktet, en nu zelve
oordeelde!, of men u niet billgk afvordert
die vragen te beantwoorden, die daarin
gevonden worden ?

De eerste vraag ziet op het begrip, het-
welk gij hebt van den zedehjken toestand
uwer kinderen, en gg wordt verpligt te
antwoorden, of gg ze niet besciiouwt als
zondig van nature, maar ook als zulken,
waaraan God , om Jezus wil, zijne verge-
vende en bekeerende genade, al van jongs
af, wil verheerlijken , en uit dien hoofde
hen niet behoort te laten doopen? U wordt
hierbg niet gevergd te verklaren, dat het
hart van uwe kinderen reeds inwendig ver-
anderd is; neen, maar dat zg, naar de be-
loften Gods in Christus, op zijne genade
regt hebben; in dien zin worden onze
kinderen Kor. VII: Aetó'^ genoemd
en behooren zij
tot de gemeente en het
verbond van God. Maar nu, als God
uwe kinderen zaligen en u en hun die be-
lofte verzegelen wil, zult gij hun dit dan
onthouden ?

De tweede vraag is; of gij die leer, die
wij u daarvan hebben opengelegd naar Gods
woord, voor de ware cn zahgmakende leer

-ocr page 11-

houdt ? Als gij dit niet gelooft, dan gelooft
gg ook de bedoeling des doops niet.

En de derde is: of gij niet bij het op-
wassen uwer kinderen zorgen zult, dat zg
ia de leer van den H. Doop onderwezen
Worden, enz?

Dit moeten wij u herinneren:

Eerst. Dat gij die verklaring toch niet
doet dan mei
uw hart, en als in de tegen-
woordigheid van God, die weet wat en hoe
gq dit verklaart: met eerbied daarom, in
dankbare verwondering over de liefde van
God jegens uwe kinderen, en een ootmoe-
dig vertrouwelijk gebed, dat God hetzelve
aan u en uwe kinderen tot zegen deed ver-
strekken.

Ten tweede. Dat gij daarom voor en bif'
en na den doop niet alleen alles vermgdt,
■wat u tot zulk eene heilige plegtigheid on-
geschikt maken zoude, of daarmede strigdig
Zoude zijn; bg voorbeeld: het voeren van
afleidende gesprekken, het al te veel opsie-
ren van uwe kinderen, het houden van
■^erdartelende zamenkomsten , het laat in de
^erk komen bg het ten doop brengen van
^We kinderen, enz. maar ook dat gq door
^et gedurig bespreken van de liefde Gods,
^^ vaders en moeders! onderling ook met
doopgetuigen en uw geheele huisgezin ,
. plegtigheid Gode behagelqk tracht te
en
ïoo dezen doopdag tot eenen
godvruchtigen feestdag maakt.

-ocr page 12-

Inderdaad, die dag mag u een feestdag;
zijn; maar is hij dat, als men, door het
verstrooijen van gedachten en gesprekken,
den doop en de leer des doops uiet gedurig
voor de aandacht houdt? Is hij dat, als
men meer lijd geeft aan het overleggen ,
hoe men best zi]ne kinderen opsieren en
kleeden zal, dan aan het overdenken van
hetgeen God in den doop ons leert en
verzegelt? Is hij dat. als men, bij het on-
derhng eten en driuken, de regte vrolijk-
heid vergeet, die geestelijk is, en waartoe
God ons noodigt?

Vooral moet ik u herinneren dal gij, geheel
uw leven door, aan uwen doop en dien
van uwe kinderen blijft gedenken, en er
hen ook aan doet blijven gedenken, onder
die gedurige bede, waarmede ik ook deze
aanspraak besluit, dat:

« De God van alle genade u en hun geve,
zijne liefde dagelijks voor oogen te houden,
en in geloove daarvan gebruik te maken;
bq het gewaar worden van zonde en bederf
des harten , steeds met vertrouwen te vluglen
tot dien Zaligmaker, die de verzoening onzer
zonden is en wiens bloed van alle zonden
reinigt, en lot den H. Geest, die het stugste
hart kan en wil bekeeren» opdat alzoo de
vrucht en de kracht des doops, hier en in
de zalige eeuwigheid, in nadruk ondervon-
den worde!quot;

Amen !