IN HET LEZEN
VA N DEN
TE BOTTERDAlI,
l)ij M. WIJT amp; ZONEN
Drnkk.n tu het N.d.rUndioho 2oad.liB„,a„oli.h.,
4834nbsp;quot;
No. X.
-ocr page 2-^ujrn^am
T /rrr r, -. r'r t.
gt; ? i '-i gt; ' r I ' ' '
iiasaj
T- - CI X V
t l^Ç inbsp;U . ' *
.ï-y.:
.-itic.sri'1 ï'O» SX
.. .nbsp;V nnbsp;■ •
-ocr page 3-Gecommitteerden van het Nederlandsche Zen •
delin^enooUchap, tot het opstellen, verza-
melen .en uitgeven van kleine Stukjes, ter
bevordering van Evangelische kennis en god-
zaligheid, ook bij mingeoefenden; —namelijk:
j. vah der meulen, b. vah marken
clarissb, a. i.. m. Phil. et Theol. Doct
en Prof., a, de vries, l, egeling,
j. e. vorsiman, r.'adriani, Predikanten te
Amsterdam, Hoorn, Leyden en Rotterdam;
ivnbsp;voorberi G T.
overeenkomstig hun amht en hunne bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen,
cn in uitzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
Onze Heer Jezus Christus gaf hij zekere
gelegenheid, aan de Joden deze vermaning,
« Onder zoel t de schriften, want gij meent
in dezelve het eeuwige leven te hebben ,
en die zijn het., die van mij getuigen.'''
(Joan. V: 59.) Dat woord raakt ook ons.
Het is onze ph'gt , wij moeten de H. Schrift
onderzoeken. Het is ons voorregt, dat te
mogen doen. Het is onze zaligheid, wan-
neer wg het regt doen. Zij getuigt van
' den Heer Jezus , en wijst ons den weg ten
eeuwigen leven.
Er zijn vele menschen , welke geen lust
hebben om den Bijbel te lezen. Deze zijn
beklagenswaardig. Zi] moeten opgewekt en
aangespoord worden. Dat is geschied in
de aanmerhingen over het allerbeste boek.
Nu wend ik mij, volgens beloften, tot de-
zulken, die wel den Bijbellezen, maar geeu
nut daarvan hebben.
Eenvoudige, ongeoefende, ongeletterde
lïienschen gevoelen wel eens hud belang
hebben wel eens lust tot lezen en on-
derzoeken, doch worden afgeschrikt door
de bezwaren , welke hun ontmoeten en
denken lif^telijk: « het is voor ons te
quot;oog.'.: Geen wonder! want zij lezen niel,
'quot;'00 als men lezen moet; zij weten niet,
1
-ocr page 6-hoe zij hét zulleta aanvangen en voortzetten;
dezulke hebben onderrigt noodig, en ik
vertrouw, dat het welkom zijn zal. Voor
hen is eigenlijk dit boekje.
Welaan, mijne vrienden! leest dan dit
boekje, doet uw best om het te begrijpen,
en den raad en het onderrigt, daarin voor-
komende, tot uw nut te gebruiken, ó Hoe
zoude miju hart zich verblijden, indien ik
u eens mögt hooren betuigen : » nu verstaan
wij hetgene de liefdevolle God ons zegt in
zijn woord; nu weten wij den weg, om
Hem te behagen, en tot het genot van
eeuwige zaligheid te komen!quot;
De lessen, welke ik u hier zal geven om-
trent het lezen van den Bijbel, zullen wel
voor een klein gedeelte van denzellden aard
zijn, als die, welke bij bet lezen van an-
dere boeken of schriften te pas komen;
nogtans zullen zij voor het grootste gedeelte
geheel anders moeten zijn, omdat de Bijbel
van een geheel anderen aard is, dan alle
andere boeken. Wanneer gij dat niet weet,
dan zullen vele, ja de meeste onderrigtingen
van dit boekje voor u onverstaatibaar en
nutteloos zijn. Uit dien hoofde zal het
goed zijn, dat ik u.
^oorrt/beduide , weih een soort yAn boek,
de Bijbel is.
Daarna zullen de onderrigtingen omtrent
het lezen -van den Bijbel volgen.
EERSTE HOOFDSTÜK.
Welk van soort van boek de Bijbel is.
Vele dingen heb ik u te zeggen, om u
te beduiden , welk een soort van boek de
Bijbel is. Van alles, wat ik denk, dat gg
noodig hebt daaromtrent te weten en op
te merken, en wat ik begrgp, dat u, naar
uwen stand en vatbaarheid nuttig kan zqn,
zal ik u het voornaamste kortelijk voor-
stellen. Zijn die dingen u bekend, en hebt
gg begeerte om er meer van te weten, dan
kunt gij te regt komen, in het bijbelsch
huisboek van S. van Emdre, predikant le
Wageningen, gedrukt, te Utrecht, bij G.
van den Brink, Èif 1786, en in andere
boeken, welke geleerde mannen over den
Rjjbel geschreven hebben.
Dan ter zake! leest en overdenkt met
aandacht de volgende punten.
eerste P Ulf T.
Over den aard van den Bijbel in het algemeen.
De Bijbel is eene verzameling of een bun-
del van verscheidene boeken. Wanneer men
fenige boekjes heeft, waarvan elk te klein
is om ingebonden te worden, cn nogtans
goed om te laten versHngeren, dan zet
inen die in éénen band, gelijk gq ook zoudt
gunnen doen met die kleine stukjes, welke
voor u schreven, en uitgeven. Alzoo
bestaat de Bgbel eigenlgk uit veTe boeken,
welke bij'elkander in éénen band gebonden
zgn.
Ik zal de Igst van deze boeken hier af-
schrijven,
Boeken vari het Oude Testament.
Genesis.
3.nbsp;Exodus.
5. Leviticus.
4.nbsp;Numeri,
5.nbsp;Deuteronomium.
6.nbsp;Josua.
7« Rigteren.
8. Ruth.
g. tste Boek van Samuel.
10.nbsp;ade Boek van Samuel.
11.nbsp;iste Boek der Koningen.
12.nbsp;2de Boek der Koningen.
i5. iste Boek der Chroniken.
a4. 2de Boek der Chroniken.
15.nbsp;Ezra.
16.nbsp;Nehemia.
17.nbsp;Esther.
18.nbsp;Job.
19.nbsp;De Psalmen.
20.nbsp;De Spreuken.
21.nbsp;De Prediker.
22.nbsp;Het Hooglied.
35. De Profetien van Jesaia.
24. « ' lt;( Jeremia.
a5. De klaagliederen van Jeremia.
26. |
De Protetien van |
Ezechiel, | |
27. |
« |
« |
Daniel. |
28. |
t |
« |
Hozea. |
29. |
« |
« |
Joël, |
3o. |
« |
« |
Amos. |
3i. |
« |
« |
Ohadja. |
52. |
« |
« |
Jona. |
35. |
■ « |
« |
Micha. |
54. |
lt;c |
K |
Nahum, |
55. |
« |
« |
Habakuk, |
56. |
« |
« |
Zephanja, |
57. |
« |
« |
Haggaï. |
38. |
lt;c |
« |
Zacharia. |
59. |
« |
« |
Maleachi. |
Boelen van het Nieuwe Testament.
4o, Het Euangelie van Mattheus.
« « Marcus.
«nbsp;(( Lucas.
„ . ft Joannes..
44.nbsp;Handelingen der Apostelen.
45.nbsp;Brief van Paulus aan de Romeinen.
46.nbsp;iste« « die van Korinthe,
47.nbsp;ade« «nbsp;« Korinthe.
48.nbsp;«nbsp;«nbsp;« Galalien.
49.nbsp;«nbsp;«nbsp;« Ephesen.
50.nbsp;«nbsp;«nbsp;aan de Philippensen.
«nbsp;lt;inbsp;« Kolossensen.
5a. iste «nbsp;« « Thessalonicensen.
5o. 2de «nbsp;« « Thessalonicensen.
-ocr page 10-54.nbsp;iste Brief van Paal us aan Timotheus.
55.nbsp;2de «nbsp;« Timotheus.
56.nbsp;«nbsp;« Titus.
gjr.nbsp;«nbsp;« Philemon.
58.nbsp;«nbsp;« de Hebreen.
59.nbsp;Brief van Jacobus.
60.nbsp;iste Brief van Petrus.
61.nbsp;2de «nbsp;« Petrus.
62.nbsp;iste«nbsp;« Joannes.
65. 2de «nbsp;« Joannes.
64,nbsp;5de «nbsp;« Joannes.
65.nbsp;Brief van Judas.
66 Openbaring aan Joannes.
Dus bestaat de Bijbel uit 66 boeken. Ik
heb u dezelve opgegeven in die orde, waarin
zij elkander volgen. Het is nuttig dat gij
die leest, en dat Begister vast in uw hoofd
hebt; dan kunt gij een boek, of hoofdstuk,
of vers, hetwelk gij will nazien, gemakkelijk
en spoedig vinden. Immers is het zeer
hinderlijk, en spilt veel tijd, wanneer gij,
lust hebbende om u te oefenen, lang werk
hebt om te vinden hetgeen gij zoekt; en
in de kerk staat dat vooral niet fraai,
wanneer men vele moeite heeft om den
tekst te vinden, dien de predikant heeft
opgegeven om daar over te prediken.
TWEEV E P U N T.
Namen van de schrijvers dezer boehen.
De man, welke de vi/f'eevsle boeken des
bijbels heeft geschreven, heet Moses Wie
de dertien volgende boeken geschreven
heeft, weet men niet met zekerheid . mis-
schien zijn sommige van dezelve geschreven
door JËzra en Nehemia.
Het grootste deel der psalmen isquot;) van
'David, koning van Israels volk; de spreuken,
de prediker en het hooglied zijn het werk
van zijnen zoon, Salomo; de profetien zijn
door die profeten , welker naam zij voeren ,
te boek gesteld, Jesaia, Jeremia, Eze~
chiel, enz. De vier Evangelien zijn be-
schreven door de Evangelisten, Mallheus,
Marcus, Lucas en Joannes. Van dei)
zoo evengenoemden Lucas zijn de Hande-
lingen. De Brieven, welke wij hebben,
zijn van de Apostelen, Paulus, Petrus,
Jacobus, Judas en Joannes, en deze
laatste heeft ook het laatste boek des Bij-
bels, de Openbaring, geschreven.
Hoe zeer verschilden deze menschen!
Moses, Ezra en Nehemia waren geleerde
mannen ; doch Ezra en Nehemia leelden
in beschaafder tijden. David, Salomo,
en de Profeten waren Dichters. De Evan-
gelisten en Apostelen waren meest, een-
voudige Galileeschc visschcrs, welke uil
kracht van hun beroep weinig beschaving
hadden kunnen verkrijgen. Hierdoor is ook
een groot onderscheid in den schrijftrant-
van de boeken, welke wij van die men-
schen in onzen Bijbel bebben.
DERDE PUNT.
Tpd, wanneer deze hoeken zijn geschreven.
Deze tijd kan niet naauwkeurig bepaald
verorden; efthier weten wij zeker, dat zij
op zeer vei'schillende tijden zijn geschreven.
Móses loch heeft geleefd ruim 245o jaar nadat
de wereld geschapen is; er zijn ruim 5oo
jaren verloopen na dien tijd, eer David
te voorschijn kwam , en Salomo, zijn Zoon ,
heeft na hem geschreven. 200 Jaren na
David en Salomo leefden de Profeten,
als ook Ezra en Nehemia. De wereld
had omtrent 4ooo jaar gestaan, toen de
Heer Jezus geboren werd, en ten minste
5o jaren na de geboorte van onzen Heer
hebben de Evangelisten en Apostelen de
Evangeliën en de Brieven geschreven.
Ook hieruit kent gij begrijpen, dat de
stijl, waar in die Bijbelboeken zijn geschre-
ven , zeer onderscheiden zijn moet.
VIERDE PUNT.
Inhoud van de hoehen des Bijbels afzonderlijk.
Het is zeer nuttig over het algemeen te
weten, wat er in den Bijbel staat. Waar-
over die mannen, van welke ik zoo even
sprak, geschreven hebben, daarvan wil ik
u dan ook een kort begrip trachten te
geven.
In de vijf boeken van Moses lezen wij
het verhaal van de schepping van hemel
en aarde. en inzonderheid de schepping
en zondeval der eerste menschen, benevens
de levensgeschiedenis der Aartsvaders, tot
op den tijd vau Moses en Josrr.a, welke
de Isrflëliten uit Egijpte geleid en in het
land Kanaan hebben gebragt, inzonderheid
hoe de Heer de Isi-aëlielen tot Zijn Volk
heeft aangenomen, en de wetten, welke
Hij aan hen gegeven heeft.
In het boek van Josua staat, hoe de
Israëliërs Kanaan ingenomen, en dat land
onder èlkander verdeeld hiibben.
In de boeken van de Rigters. Samuel,
Koningen en Chroniken vind-en wij , hoe
het volk van Israël is geregeerd geworden,
hoe het zich gedrngen heeft, en hoe het
dat volk gegaan is onder David en Salomo,
hoe de twaalf Stammen zich van een hebben
gescheurd , en vervolgens naar Babel zijn
weggevoerd.
In het boek van Ezra en Neliemia wordt ■
gemeld, hoe het volk van Israël uit de Ba-
bijlonische l);ilhngschap wedergekeerd is naar
Kanaan, en Jeruzalem en den Tempel heeft
herbouwd.
In de boeken van Kuth en Esther komen
-ocr page 14-ons de Geschiedenissen voox' van deze twee
merkwaardige vrouven.
In dat van Joh treffen wq een gewigtig
onderwijs aan omti-ent Gods bijzondere
Voorzienigheid , welke vrome menschen met
tegenheden bezoekt lot hun best.
In de Psalmen ontdekken wi] het inner-
lijke van de geestelijke godsdienst, bene-
vens aanwijzingen, om onder allerlei bezwa-
ren troost en sterkte in God te vinden. In
de Spreuken, den Prediker en het Hoog-
lied, vinden wij allerlei nuttige leeringen
omtrent ons gedrag jegens God en de men-
schen en ons zeiven.
De Boeken der Profeten behelzen de
aanspraken . w^elke de Profeten hebben ge-
daan aan de Israëlieten , onx hen te bestraf-
fen over hunne zonden, en te vermanen
tot btkeering; terwijl in die aanspraken of
redevoeringen verscheidene voorzeggingen
voorkomen, inzonderheid omtrent den Za-
ligmaker.
Mattheus, Marrus, Lucas en Joannes
berigten in hunne Evangeliën de geboorte,
de bedrijven, het lijden, den dood, de op-
standing en hemelvaart van den Heer Jezus.
Dat verhaal wordt vervolgd in de Hande-
lingen der jéposteien, waarin wij lezen,
hoe de Apostelen, op bevel van den Heer
Jezus, het Evangelie alom hebben gepredikt,
en hoe daardoor verscheidene christelijke
gemeenten zgn gesticht geworden.
In de brieven der Apostelen staan allerlei
vermaningen en lessen voor de genen, aan
welke die brieven zijn geschreven, doch welke
ook voor ons gepast en leerzaam zijn, niet
slechts bij gevolgtrekking of overbrenging;
maar regtstreeks, inzonderheid wat de leer
van het Evangelie en de daaruit volgende
algemeene pligten van het christendom aan-
gaat, zoodat wij het daarvoor moeten houden,
als of de Apostelen die brieven ook aan ons
geschreven hadden.
Eindelijk vinden wij in het boek der Open-
baring aan Joannes eene fraaije voorstelling
van de geheele Kerk, en eene voorzegging
omtrent hetgene tegen het einde dtr dagen
zal gebeuren.
Ziet nu eens! welk eene verscheidenheid
van zaken hebben wij in den Bijbel! Hoe
aangenaam is het dien te leezen ! En hoeveel
kunnen wij er uit leeren!
Inhoud van den Bijbel in het algemeen.
Uit het weinige, dat ik u van den inhoud
dezer boeken heb medegedeeld, kan een op-
merkzame ontdekken, dat er vele overeen-
komst is tusschen het een en het ander, en
daarom zijn zq ook te regt in éénen bundel
bij elkander; ja wij mogen en moeten het
daarvoor houden, dat zij bijéén behooren,
en dus dezelve als een geheel beschouwen.
Daarover zal ik u ook iets zeggen.
1.nbsp;Het allereenvoudigst is, dat wij ons den
geheelen Bijbel voorstellen als een geschied-
verhaal; — een geschiedverhaal omtrent
het geheele mensclidom. Het is waar, er
kpmen ook leerboeken en profetische schrif-
ten in voor; doch deze alle hebben betrek-
ding op de menschen, en zien op hetgeen
omtrent de menschen wordt verhaald.
Het is ook waar, dat in de boeken van het
Oude Testament de geschiedenis van het volk
van Israël voornamelijk wordt gemeld; doch
hel komt, gelijk wij uit de Evangeliën en
Handelingen zien, toch uit op het geheele
menschdom,
2.nbsp;Nu moeten wij evenwel nog een stap
verder gaan, en een weinig Kepaalder zien,
hoe de Bijbel eene geschiedenis van het
menschdom is. Wij ^loeten ons Hem voorstel-
len , uit Wien, door Wien, en tot Wien alle
dingen zijn. Wij moeten aan God denken.
Om ter zake te komen : de Bijbel verhaalt
ons Gods handelwijze omtrent den mensch;
en beschouwen wij den Bijbel als eene ge-
schiedenis der menschheid uit dit oogpunt,
dan loopt het geschiedverhaal op de vol-
gende wijze af. Te weten i.j Hoe God de
menschen heeft geschapen. 2.) hoe Hij door
zijne Voorzienigheid de aarde en den mensch
die daar op woont, heeft bestuurt 5.) Wat
hij gedaan heeft en doet om den mensch,
die van Hem is afgevallen, en een zondaar,
een ellendig zondaar geworden is, te her-
stellen en zalig te maken, namelijk door het
zenden van den Heer Jezas, en de prediking
van het Evangelie.
3. Eindelijk. Derhalve mogen wij den
Bijbel aanmerken als eene openbaring van
God aan den mensch, als een boek, waarin
God zich aan ons bekend maakt, zijnen
wil aan ons ondekt, en ons den weg aan-
wijst tot waar geluk en tot eeuwige zaligheid.
Ja, de Bijbel is een boek, waarin wij zien,
hoe de hooge en genadige God zijnen wil
omtrent onze verlossing en zaligheid aan
ons menschen heeft geopenbaard, eerst door
allerlei beloften, schaduwen en voorzeg-
gingen en daarna door vervulling van dat
alles in den Heer Jezus Christus.
ó Boek der boeken! wat geschrift kan
met^den Bijbel in vergelijking komen, of
in gewigt en waarde daar mede gelijk geschat
worden!
Voortreffblijkheid van de Bijbelboeken.
Ja, het is zou; geen boek is zoo veel
waard als de boeken, welke wij in den
Bqbel hebben. Wij mogen deze boeken
beschouwen als of God zelf dif. had ge-
schreven. De Heihge Geest heeft hetgene
daarin staat den schrijveren ingegeven;
dat zegt iets meer; dan de gewone leiding
van den Geest, waarvan alle menschen.
die iets göeds willen schrgven, afhankelijk
zijn. Op eene meer bijzondere wijze heeft
de Heil'ge Geest de gedachten en de pen
bestuurd van die mannen, die den Bijbel
geschreven hebben; ja vele, zeer vele din-
gen hun onmiddelijk geopenbaard. Een
ongeleerd mensch zelf kan begrijpen , dat
dit zoo zijn moet. Hoe zou Moses hebben
kunnen verhalen van de schepping der
wereld , daar geen sterveling bij tegen-
woordig was, indien God het niet had
geopenbaard? Er staan vele dingen in om-
trent God, welke geen mensch ooit zou
hebben kunnen uitvinden, had God zelf
die niet békend gemaakt Wij vinden er
voorzeggingen in van gebeurtenissen, welke
geen sterveling had kunnen voorzien, en
welke duizenden van jaren daarna eerst
hebben plaats gehad.
Met regt mag men dan ook hierom (want,
er zijn nog meer redenen voor) den Bijbel
heten de Heilige Schrift; en hoe zeer be-
betaamd het ons, den Bijbel, als een
heilig boek, hoog te achten, in waarde te
houden, lief te hebben, en te gelooven
hetgene daar in staat, alzoo in die Heilige
Schritt de woorden Gods staan, welke de
Heer zelf tot ons spreekt l
ZEVENDE P ü N T.
Bijeenzamelviff der boeken van den Bijbel.
Wanneer wij kleine stukjes laten bijeen
binden , dan scliikt ieder dat na^r zijn
welgevallen. Die eenen bundel van kleine
stukjes door u in één band gezet, van u
koopt ol erft., die zal welligt dien anders
begeeren, sommige stukjes daal' uitnemen,
andere daar voor in de plaats zetten. Ten
op^igte van den Bijbel is dit anders, en
zeer opmerkelijk; er zijn boeken, waarvan
111 den Bij bei wordt gesproken; en welke
wij tocli niet hebben in onzen Bijbel. Ook
zijn er voorhanden, welke sommige men-
schen zeggen, dat tot den Bijbel behooren
doch, welke wij, en anderen met ons *
gelooven, dat daar niet toe behooren; deze
noemt men Apocrijphe boeken, welke wij
niet gelooven dat door den Heiligen Geest
zijn ingegeven. Gij kunt daarvan lezen in
de vooiu-ede voor dezelve in de groote Bij-
bels. Dezelve te lezen heeft nogtans eene
groote nuttigheid, hoewel wij er zoo vele
Waardeniet aan hechten, als aan die, welke
Wij erkennen als echt; en deze heet men
Ka.noni.eke schril ten.
Alle die boeken, welke de schriften des
^uden lestamenfs of Verbands genoemd
worden, zijn, gelijk men algemeen gelooft,
bijeen ver ,eld door
«er Babylonische ballingschap, of liever ,
toen de Israëliërs in Kanaan waren weder-
gekeerd ; zij worden de boeken des Ouden
Testaments of Verhonds genoemd, om
dat zg geschreven zijn in dien tgd, welke
' het Oiide Verhond beet, en hetwelk plaats
had voor de komst van den Zaligmaker ;
en de Joden, zoo wel als de Christenen,
houden deze boeken voor echt, dat is
voor zulke boeken, welke door den Heiligen
Geest zijn ingegeven, en dus tot den Bgbel
behooren.
Nopens de boeken van het Nieuwe
'lestament of Verhond, (dus genoemd,
omdat zij geschreven zijn nadat Jezus in de
wereld was gekomen) denkt men , dat dezelve
bijeen verzameld zijn door de opzieners
der Christelijke Kerk, tegen het einde der
eerste lt;eeuw, welke mannen, met de bui-
tengewone gaven van den Heiligen Geest
bedeeld zijnde, weinig minder waren dan
de Apostelen zelve.
Maar hetgene hier omtrent opmerking
verdient, is: dat deze bundel gedurende zoo
vele eeuwen in die orde is gebleven , zoodat
alle de boeken . welke daartoe behoord heb-
ben, er nog in zijn, eu geene daar uit
genomen of bijgevoegd zijn geworden. Hierin
moeten wij eene bijzondere besturing der
Goddelijke Voorzienigheid erkennen; en
het moet OBzen lust en onzen ernst om
die schriften vlijtig en aandachtig tc on-
derzoekeu, aanwakkeren.
ACHTSTE PUNT.
Overzettingen dus Bijbels.
Verre, het grootste gedeelte van de boe-
ken des Ouden Testaments is geschreven
in de Hebreeuivsche taal, die van het
Nieuwe Testament zgn in de Griehsche
taal geschreven. Doch er zgn weinige talen,
waarin de Bijbel niet is overgezet. Er zgn
Chaldeeuwsche , Arabische , Persische ,
■dethiopiscke, Syrische, Griehsche ^ La-
tijnsche, Hoogduitsche, Engelsche, Fran-
sehe en andere vertalingen van de Bijbel-
boeken, en gij weet dat wij den Bgbel ook
in het Hollandsch^ onze moederspraak
hebben; maar de groote vraag is, of wd
op die overzettingen kunnen staat maken?
En waarom niet? Ik beken, de overzetting
heeft zoo veel gezag niet als het oor-
spronkehjke; de vertalers zijn niet zoo bij-
zonder door den Heiligen Geest geleid
geweest, als de schrgversj zij waren niet
onfeUbaar ; echter is er eene bgzondere
getrouwe en goedertierene voorzorg des
Heeren in op te merken. Hoe zeer de
overzettingen, welke van tgd tot tijd ge-
taaakt zijn, ook verschillen mógen (en dat
verschil is zoo groot niet als het zich
»aat aanzien) m de hoofdzaken komen zü
overeen, en drukken dezelfde meening uit
quot;oe gerust en veilig kunnen wg derhalve
«e overzetting gebruiken, even als of wij
het oorspronkelijke lazen ; en trouwens de
overzettingen zijn zoodanig, dat iemand ,
die een weinig oplettendheid gebruikt, door
het een met het ander te vergelijken, de
meeuing van de schrijvers kan ontdekken,
althans in die stukken, daar het voorna-
melgk op aankomt, en vooral in dat gene ,
dat tot znne zaligheid noodig is te weten,
zeer wel kan zien, waaraan hij zich hou-
den moet. En, hoe droevig zou het er
uitzien, indien er geene overzetting van
den Bijbel ware! Dan zoudt gg alles op
goed geloof van uwe leeraars moeten aan-
nemen , zonder het zelf te kunnen nalezen,
of gij zoudt het Hebreeuwsch en het
Grieksch moeten leeren, en hoe moeijelijk.
ja hoe ondoenlijk zou dat voor velen zijn!
Dankt God dan toch hartelijk voor Zijne
goedheid en ontferming, daar Hij aan ge-
leerde en godvruchtige mannen last gaf om
geene moeite oi kosten te ontzien, tot
het overzetten van den Bijbel, en gij de
vruchten van hunnen arbeid moogt pluk-
ken, en deze boeken in uwe eigene taal
kunt lezen , en dagelqks onderzoeken.
NEGENDE PUNT.
Oogmerk van den ßijhel.
Wij kunnen dit tweeledig beschouwen :
te weten van de zgde der Menschen ^ en
van de zijde Gods,
Laat ons dan onderscheidenlijk letten.
eerst op het oogmerk, hetwelk de men-
schen , die de Bgbelhoeken schreven, voor
zichzelve hadden.
Wat bewoog Mozes, Ezra, Nehemia,
Mattheus, Marcus, Lucas, Joannes, de
schrijvers der Historiesche boeken, om deze
boeken te schrijven ? Immers deden zij
het om aanteekening te houden van de
dingen, welke in hunnen tijd gebeurden,
en hun merkwaardig voorkwamen, ten ein-
de die in geheugenis te bewaren voor hunne
late nakomelingschap ? Waarom maakte Da-
vid, en anderen, de Psalmen, welke wij
in den Bijbel hebben? Waarom anders,
dan, deels tot hunne eigene slichting, en
deels tót gebruik bq de openbare Gods-
dienst. Zoo schreef Salomo zijne boeken
tot leering en waarschuwing van anderen,
en de Profeten stelden hunne leerredenen
en voorzeggingen te boek, om hunne on-
boetvaardige tijdgenooten aan te manen tot
bekeering, en de opregte vromen te ver-
troosten. De Apostelen hebben hunne Brie-
ven geschreven aan de gemeenten, om ver-
keerdheden , welke in dezelve plaats grepen ,
tegen te gaan, en de Christenen met on-
derrigt, troost, en raad te dienen. Welk
een eerbied voor God, v^^elk eene opmer-
zaamheid bezielde deze mannen! Welk eene
hefde tot hunnen evenmensch, welk eene
lust tot deszelfs behoudenis en wezenlijk
■2 *
-ocr page 24-heil! Deze beginsels bewogen hen, om
de gebeurtenissen van hunnen lijd op le
teekenen , om hunne eigene ondervindingen
te beschrqven, en alle die schoone lessen
en vertroostingen te boek te stellen.
Intusschen: ^lle de schrift is van God
ingegeven de Schrijvers zijn door den
Heiligen Geest geleid geworden; God heeft
het zoo bestuurd, dat wq alle die boeken
bijeen hebben; de Bijbel is het woord van
God; derhalve moeten wg, /en tweede,
wel acht geve^ op het oos:merh van God
hier mede. Waarom heeft God die Heilige
Schriften ingegeven ? Waarom heeft God
gezorgd, dat wq die boeken bqeen heb-
ben? Met één woord, tol wat einde schonk
God ons den Bijbel?
Uit hetgene ik u over den inhoud dezer
boeken in het vierde, vooral in het vijfde
punt, heb gezegd, kunt gq dit van zelve
opmaken. Leest dat eerst nog eens na,
dan zal het u klaar zqn. God gaf ons den
Bijbel, om zichzelven aan ons te openbaren,
opdat wq Hem, onzen Schepper, en den
bestuurder van ons lot, ja onzen Koning
en Regter regt zouden kennen. Hq gaf ons
den Bijbel, opdat wij zouden weten wat
Hem welbehagelqk is, en hoe wq ons moeten
gedragen in deze wereld. Hq gaf ons den
Bijbel, opdat wq zeker zouden zqn van een
leven na dit leven, en opdat wq zouden
begrijpen, dat wq niet slechts voor dit leven,
maar voor de eeuwigheid geschapen zijn;
eindelij!:, daar wij door onzen afval en
zonden voor allerlei rampen en smarten
bloot staan, ja eene eindelooze rampzalig-
heid namaals te wachten hebben, zoo gaf
God ons den Bgbel , waarvan Jezus Chris-
tus de voorname inhoud is, opdat wij zou-
den weten, hoe wg van onze ellende kun-
nen worden verlost, en wederom tot genade
komen, opdat wq, het woord van het Evan-
gelie geloovende, ons met God zouden
laten verzoenen, op Hem hopen en ver-
trouwen, en uit liefde en dankbaarheid
Zijnen wille doen, en alzoo voorbereid
worden voor eene eeuwige zaligheid.
Met één woord: God gaf ons den Bijbel,
opdat wij door regte kennis van Hem, on-
zen barmhartigen Ontfermer, regt goede en
^gt gelukkige menschen mogten worden.
Daarom is alle schrift van God ingegeven,
en is nuttig tot leering, tot wederleggiug,
tot verbetering, tot onderwijzing die in de
regtvaardigheid is, opdat de mensch Gods
volmaakt zij, tot alle goed werk volmaak-
telijk toegerust(i).
Staat hier eens een oogenblik bij stil.
Het licht der natuur is niot genoegzaam •
rede is verdorven; zonder eene na-
dere openbaring van God zouden wij Hem
nooit regt hebben kunnen kenneu, zouden
WIJ nooit tot Hem hebben kunnen weder-
lt;') ^ tim, iii: ,6, i;.
keeren, nooit regt gelukkig worden. Dat
zien wij aan de arme Heidenen, zoolang
zij van het onderwijs der Heilige Schrift
verstoken zgn; dat zien wi] zelfs aan de
wereldwgzen, welke meenen, dat eij dit
licht niet noodig hebben , en in vele op~
zigten jammerlijk dwalen. Hoe veel lof,
Hoe groote dankbaarheid zijn wij dan ver-
schuldigd aan dien God, die zich zoo zeer
over ons menschen ontfermde, en ons deze
nadere, zoo noodzakelgke, zoo onmisbare,
zoo zalige openbaring in den Bijbel schonk !
hoe gelukkig zgn die menschen, vvelke van
dit geschenk een regt gebruik maken, en
dan zeggen kunnen: wij hebben God lee-
ren kennen! en wij hebben Hem lief, om-
dat Hij ons eerst heeft lief gehad (i). Maar
hoe zullen zg ook ontvlieden, die op zoo
groot eene zaligheid geen acht geven (2)!
Hel gehrvik, dal wij van den Bijbel
moeten maliën.
Uit het gene gij nu reeds uit het 4e, 5e,
en 9e punt gelezen hebt over den inhoud,
en het oogmerk des Bijbels, kunt gij ligtc-
lijk bevitten, dat wg den Bijbel moeten ge-
bruiken overeenkomstig het oogmerk, waar-
toe dezelve ons van God gegeven is: en dat
zegt eenvoudig: wg moeten de Schriftoi
(II I Jcaiin. 1.V; jr). (2) Hek'. 11 ; 3.
onderzoeken, opdat wq mogen wijs worden
tot zaligheid. Het is echter noodig, dat ik
er meer hepaaldeUjk van spreke. Ik zal niet
melden van deze en gene verkeerdheden en
misbruiken, waaraan velen zich schuldig
maken; dit zou mg te verre van mgn oog-
merk verwijderen, en u verwarren. Die
eenigzins in kundigheden gevorderd is, kan
daarover zeer veel goeds vinden in het boek
van Swaving, over het regt en onregt ge-
bruik der Heilige Schrift. Ik wil alleen-
lijk in eene korte schets het volgende opmerken.
Het lezen en onderzoeken der Heilige
Schrift is op zich zelve niet genoeg. Wij
moeten het geen wij door dat lezen en on-
derzoeken er uit leeren en van begrijpen,
ons ten nutte maken , hg voorbeeld : om
de leer, welke wij belijden, te verstaan,
om dezelve te kunnen gelooven, en ons ten
volle te overtuigen aangaande de waarheid
van het getuigenis van het Evangelie, om
de zaligmakende waarheden te kunnen be-
wijzen, tot versterking van ons eigen ge-
loof, en lot beschaming van tegensprekers ,
en tot overtuiging van ongeloovigen, om
ons zelven dagelijks onzen pligt te herin-
neren , ons zelven op te wekken tot bidden
en danken, ens zelven tot het goede aan
te sporen en le bemoedigen , ons zelven
van het kwade af te manen en terug te hou-
den, ons te troosten in onze tegenheden,
ons op te wekken tot berusting, onder-
werping en vertïouwen, ons -te wapenen
tegen verzoekingen, ons te sterken in be-
proevingen, ons voor te bereiden voor de
eeuwigheid. Maar zullen wij een zoodanig
gebruik van den Bqbel kunnen maken, zul-
len wij dat regt doen, dan moeten wij weten
en begrijpen wat er in den Bijbel staat, en
derhalve beginnen met deze Schriften te lezen
en le onderzoeken, en daarin moeten wg
aanhouden zoo lang wij leven; en dat lezen
en onderzoeken moet ook met verstand en
op de regte wijze geschieden. Derhalve ga
ik nu voort met u, zoo veel uwe vatbaarheid
en omstandigheid toelaten, en zoo veel U
noodig is, te leeren, hoe gij den Bijbel moet
lezen, ten einde in staat te zijn, u daar naar
te rigten.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Onderrigtingen omtrent het lezen
van den Bijbel.
Datiid zegt t Uw woord is een lamp voor
mijnen voet, en een licht op mijn pad. (i)
Inderdaad, de Bijbel is van zulk eenen aard,
dat elk, die zijn verstand gebruikt en oplet,
er alles uit kan leeren , wat hij tot zgne za-
ligheid noodig heeft te weten. Daarenboven
zijn er nog hulpmiddelen , welke gij kunt
gebniiken, om hetgeen u duister is, of u
schijnt duister te zijn , gemakkelijker te ver-
(,) Ps, CXIX: io5.
staan, en nog al verder te komen in de
zalige kennis van hetgeen de Heer in zijn
woord tot u spreekt. Laat mij dan eerst
over' het Bijbellezen op zich zelve , daarna
over het gebruik der hulpmiddelen met u
handelen. Daarbij zal ik dan nog eene kleine
toegift voegen, welke ik vertrouw, dat u
niet onaangenaam zal zijn.
EERSTE AFDEE LI N G,
Over hel Bijbellezen op zich zelve
Aanmerhingen over het lezen van den Bijbel.
1.nbsp;Doorgaans lezen wij eenen brief, of
een gewoon Boek, en ook den Bijbel, stil
voor ons zeiven. Dit vermoeit het minst;
men kan zulks het langst uithouden. Ik voor
mij kan ook beter aandachtig blgven, wan-
neer ik stil voor mij zeiven , dan wanneer
ik hard op lees. Met sommige menschen is
dit anders gelegen. Ieder moet hierin zich
zeiven kennen.
2.nbsp;Somtijds is het noodig, dat men met
luider stemme leze. Wanneer twee of meer
bij elkander zijn , welke de Schriften willen
onderzoeken, dan is het voegelijk, dal één
uit het gezelschap hard op Jeze voor allen.
Er zijn ook menschen, welke niet kunnen
lezen; en heeft men zulken bij zioh, dan
vordert de liefde, dat men de moeite op
zich neme, om hun iets uit den Bijbel vdor
te lezen.
5. Er zijn er, welke aangesteld en be-
zoldigd worden, om den Bijbel voor te le-
zen : te weten de voorlezers en voorzangers,
welke bij de openbare Godsdienstoefeningen
een gedeelte der B. Sc/inft aan de gemeente
voorlezen.
4.nbsp;Wg kunnen op alle plaatsen, wanneer
de gelegenheid ons daartoe roept, inzon-
derheid in ons huis, en in onze binnenka-
mer, de H. Schrijt lezen; maar er zgn
verscheiden bijzondere plaatsen, waar de
Bijbel mag en moet gelezen worden. In de
kerk bij de openbare Godsdienstoefeningen
en in de huisgezinnen lt;ler Christenen: dit
spreekt van zelve. Behalve dit, in god-
vruchtige gezelschappen, in wees- en arm-
huizen , in werk- eu tuchthuizen; zelfs be-
hoort het te geschieden op de Schepen,
welke naar de Oost- en West-Indiën varen ;
en in tijden van oorlog, wanneer het leger
in tenten ligt, en er rust is, in het open vtdd.
5.nbsp;Waar de Bijbel voorgelezen wordt
daar zijn ook toehooi-ders. Wij moeten dan
niet alleen weten, /toe wg den Bijbel moeten
Lezen, maar ook, hoe wij den Bijbel moeten
hooren lezen. Evenwel het voornaamste ,
dat bij het Lezen moet in aanmerking geno-
men worden, komt ook bij het hooren
te pas.
6.nbsp;Waartoe dient bet lezun en hooren
lezen van den Bijbel ?
Gewisselijk niet voor eene tijdkorting!
Gelukkig is wel de mensch, en prijzens-
waai-dig, welke zooveel vermaak vindt in de
H. Schrift dat het lezen en hooren van der
zelve hem de beste uitspanning is; maar dit
boek der boeken is ons tot veel gewigtiger
en verhevener einden gegeven.
Het lezen van den Bijbel dient nog minder
om ons in het lezen, hetwelk wij op de
kinderschool hebben geleerd, vei-der te oe-
fenen, Daartoe kunnen wij wel andere boe-
ken of schriften gebruiken. Het is ook wiet
goed dat men in de kinderenscholen de Bij-
bel, of een gedeelte van denzelven, als de
historie van fjavid, de Psalmen of de Evan-
gelien gebruikt tot een spel- of leesboek.
Dit Goddelijk boek is daartoe veel te eer-
waardig; het gestamel, het gerammel, het
geruisch der scholen, en he een en ander
hetwelk bij het ondei-wijs in het spellen cn
lezen noodwendig gepaard gaat, gevoegd bij
de onvatbaarheid der kindeven, om er iets
van te begrijpen , neemt niet weinig weg
van den eerbied, dien men aan den Bijbel
verschuldigd is, en is welligt eene der grootste
oorzaken, datds menschen den Bijbel lezen,
zonder ooit iets te weten of te begrijpen
van hetgeen daarin staat.
Neen, lieve vrienden! het lezen van den
Bijbel, en hot hooren lezen van denzelven
dient, om te weten wat daar in staat, cn
omdat tc begrijpen , om te weten en te ge-
loeven al wat de Heer ons zegt quot;in zijn
Woord, en ons daarnaar te kunnen rigten,
plqk ik u reeds in het negende punt van
het eerste hoofdstuk le kennen gaf, maar
weinigen merken dit op; weinigen houden
du onder het oog; weinigen bereiken dit
emde; en velen weten niet eens, hoe zij
het zullen aanvangen om tot dit einde te
geraken.
Misschien zijt gig ook, althans gedeeltelijk
in dat geval; maar, komt, leest dajti de vol-
gende lessen en denkt er over.
Algemeene lessen.
Eer ik tot de lessen, welke ik u wilde ge-
ven, overga, moet ik u eene waarschuwing
doen.
Ik gevoel, dat gij alle lessen, welke op
de navolgende bladzijden voorkomen, voor-
uit overziende, of gelezen hebbende, moe-
deloos zult worden. « Wie kan dat alles
ih acht nemen ? Wie kan op dit alles letten?
Is er zoo veel aan vast om den Bijbel te
kunnen lezen?quot; zult gij misschien denken.
Dan weest niet te voorbarig in uw oordeel:
laat u den moed niet al te ras ontzinken.
Leest alles eerst eenvoudig en bedaard
door. Wanneer gij omtrent aan hel einde
van du noekje gekomen zijn, zult gij zien,
dat er onderscheid is tusschen het lezen
van
-ocr page 33-den BijbL'1, als eene studie of oefening be-
schouwd , en het lezen van den Bnbel, zoo
als men zulks tot zgne stichting doet. Gij
zult dan ook aldaar omtrent dat onderscheid
onderrigting vinden, en daarbij kunnen over-
tuigd worden, dat wij, ja wel den Bijbel
tot onze stichting lezende, daarbq eigenlijk
niet moeten studeeren, en dat wg zonder
eene diepe geleerdheid te bezitten, zeer wel
kunnen geslicht woiden door het gezet en
aaneengeschakeld lezen van de H. Schrift,
doch ook aan den anderen kant, dat het
bestuderen van dit Boek aller boeken zeer
noodzakelijk en zeer nuttig is ; zeer nood-
zakelijk . omdat gq, indien gij niet verstaat
hetgeen gij leest, er ook niet regt door kunt
gesticht worden, en nuttig, omdat uwe
stichting zoo veel overvloediger, gegronder,
en bestendiger zal zijn, naar mate gij meer
zuivere begrippen moogt vormen van het-
gene gij leest.
Hebt gij nu het geheele boekje eens door-
gelezen , begint dan weder van voren af, en
let alsdan vooral op de lessen, welke gg hier
vindt. Gaat al vast gerust voott met het
lezen van de H. Schrift jn uw huisgezin,
tot uwe stichting, maar zoekt tevens eeni-
gen tijd af te zonderen, om u te oefenen;
en beproeft dan, om, zoo goed gg kunt,
lessen welke u hier gegeven worden,,
te komen. Kunt gij dat zoo dadelqk
öiet doen met alle, geene zwarigheid, be-
proeft al vast die, welke u dc gemakkelijkste
voorkomen, en gaat alzoo voort van trap
tot trap. Gij zult ondervinden, dat het
zoo veel moeite niet in heeft, als het zich
in den aanvang laat aanzien , en dc minste
vordering welke gij ontdekt, zal u tot
blijdschap zijn , cn n aanmoedigen om u
zelve nog al meer te oefenen.
1. Komt dan, gij eenvoudige, goede,
welmeenende, doch ongeoefende medechris-
tenen ! u wil ik de eerste plaats trachten te
helpen. Maar neemt mij niet kwalijk, dat
ik u terstond eene groote fout onder het oog
brcnge , waardoor gij, hoeveel gij ook moogt
lezen , echter buiten staat zoudt blqven om
te weten wat gij leest.
Gij hebt welligt het lezen en spelden in
de school niet goed geleerd, of gij zijt on-
oplettend , of gij leest met te veel overhaas-
ting. Hoe het zij, wanneer gij in den Bijbel
leest, gaat het niet goed. De een slaat
woorden en letters over; de ander spreekt
de woorden anders uit dan zij er staan, een
derde hakkelt, en herhaalt'twee of driemaal
met moeite hetzelfde woord, of dezelfde
sylabe , eer hij verder voortgaat, een vier-
de let niet op kommas en punctums, en
andere zin-scheidingsteekenen , maar leest
alles achter een voort, zoolang zijn adem
het kan uithouden ! Maar, boe kunt gij
zelf, hoe kan de geen, voor wien gij leest,
iets van den zin begrijpen , indien gij de
woorden niet goed uitspreekt, of de letters
verkeerd noemt ? De gedachten van den
mensch zijn vlug, zij loopen de woorden ligte-
lijk vooruit: indien men het anders nog al zou
hegrijpen, zoo raakt men afgetrokken , men
valt met de gedachten op iets anders, wan-
neer het lezen zoo gebrekkig gaat. Derhalve :
^ Zult gij hegrijpen hetgeen gij leest , dan
moet gij glad lezen, en juist zoo als er staat.
Ziet daar de eerste les! en is een gebrekkig
genoten onderwijs in de scholen de oorzaak
van de gemelde fout, ei! oefent u toch met
andere boeken in het zuiver spellen en lezen ,
opdat gg er meerder slagen hebbelijkheid van
moogt verkrijgen. Komen u moeijelijke en
vreemde namen van menschen of plaatsen
voor, leest dezelve vooraf, drie en viermalen
over, opdat gij in staat moogt geraken, om
die vaardig uit te spreken. Wij moeten onder
het lezen denken over den zin. Maar hoe kunt
gg denken over den zin , indien gij al de in-
spanning van uw denkvermogen noodig hebt
om de letters en de woorden bijeen te voegen
en uit te spreken ?
Doch, is uw gebrek onoplettendheid?
schaamt u deswegens! Is het overhaasting ?
bedenkt toch, dat het niet zoo zeer op
het veel lezen, als op het wel lezen aan-
komt. Ja, bedenkt vooral, dat het Gods
woord is, hetwelk gij leest, een regel van
uw Jeven, een troost in druk, een onderwgs
lot zaligheid. Gij moet' het verstaaa ; gij
moet weten, wat de Heer u belooft, wat
Hij van u eischt, wat Hij u raadt, waar-
mede Hij u troost, langs welk eenen weg
gij kunl behouden worden. Leest dan met
verstand, ziel hoe gij hoort, en spaart geene
moeite om, het een en ander goed te leeren.
2, Er is nog eene fout, welke zelfs plaats
heeft bij menschen, die buiten dit glad
en vaardig kunnen lezen, en waarvoor gij
u moet wachten, en het afwennen, indien
gij zoo wilt lezen, dat gg het verstaat,
en dat anderen, voor wie gij leest,' het
begrgpen; namelgk; zoodra zulke lieden
hard op in den Bijbel lezen, veranderen
zij hunne natuurlijke stem, en nemen eenen
lijmigen, zingenden, klagenden of huilenden
toon aan. Welligt doet gij dat ook, zonder
het zelf te weten. Hoe zal ik u best
opmerkzaam maken op deze gewoonte, in-
dien dezelve ook uwe gewoonte is, en
hoe zal ik u best van de verkeerdheid en
dwaasheid daarvan overtuigen? Spiegelt u
aan anderen. Geeft aan iemand een nieuws-
papier, laat hem daaruit iets voorlezen,
geeft hem dadelgk daarop den Bijbel,
opdat hij ook daaruit iets voorleze, en
geeft dan acht, of hij niet, zoo ras hij
met den Bgbel begint, stem en toon zal
veranderen. Ik beken : de Bijbel moet met
eerbied gelezen worden; de houding yan
ons ligchaam, de uitspraak van onze lip-
pen, de toon van onze stem behooren
zoodanig te zijn , dat de eerbied voor dien
God, wiens woord wij lezen, ook daaraan
kan bespeurd worden; doch de eerbied
vordert juist niet, dat wij lezende onze
stem eveneens buigen, als of wij ziek wa-
ren, of den grootsten overlast leden. Het
z^l immers geheel anders klinken, wannéér
iemand zijnen knecht beveelt: ga heen ,
en doet dat: geheel anders wanneer hij
eenen dwalendeu waarschuwt: ga toch niet
■verder; geheel anders wanneer bij klaagt:
O wee nujl ii: verga: geheel anders, wan-
neer hij juicht: tic heb het gewonnen, nu,
ben ik ailes te boven. Dit geeft derhalve
eene tweede les.
Leest Wel eerhiediy, maar tevens mei
uive natuurlijke stem.
Want, wanneer gij alles op eenen en
denzeltden klagenden loon voorleest, dan
wordt hij, die u hoort zoodanig door de
klanlien weggevoerd, dat hij niet eens op
de woorden, veel min op de zaken let;
en gij zelf toont niet te begrijpen, niet te
gevoelen hetgeen gg leest, ja gij wordt
Zelfs meer en meer gewoon om te lezen
zonder te begrijpen, en sonder te gevoelen.
Hierbij behoort eene derde les.
Gij moei aandachtig zijn hij hei lezen.
De aandacht is betamelgk, het zij dat gg
-ocr page 38-stil leest, hel zg dat gg het overluid doet,
het zg dat gg eenen anderen hoort lezen.
Indien gg niet aandachtig, niet oplettend,
zgt, dan weet gij ook niet, wat gg leest
of hoort, en dan is het vruchteloos.
Draagt dan zorg, dat gij niet onoplettend
zgt; dat gij niet onder het lezen rondziet,
of aan andere dingen denkt; wacht u ook ,
dat gij onder het lezen u niet verbeeldt,
dat gij het reeds begrijpt, of dat gij reeds
weet wat er volgen zal-
Het een en ander zoude oorzaak zijn ,
dat gij niet zoudt weten, wat er eigenlijk
staat, en niet hooren, wat u wordt voor-
gelezen; en wat zou het u dan baten?
Onze gedachten, welke vlugger zijn dan onze
ooren en oogen, kunnen zoo ligtelijk af-
zwerven , verstrooid raken, door iets wor-
den afgetrokken, en bepaald bij het een
of ander, dat in het geheel niet behoort
bij hetgeen wij lezen. Dat komt den besten,
den kundigsten zelfs wel eens over; hij
leest eene poos; zijne aandacht wordt in-
tusschen bij iets anders bepaald, nog leest
hij gedachteloos, voort, en weet op het
laatst niet wal hij heeft gelezen ; dan moet
hg van voren af weder beginnen, en die
verstrooging van gedachten is duhbel na-
deelig voor hem, die hoort lezen; want
lezen wij stil voor ons zeiven, wij kunnen
het nog eens herhalen, en het wederom
inzien; maar de voorlezer weet niet, of
wij er bij zijn met onze gedachten, dan
niet? Hij gaat zijnen gang, en wij, af-
zwervende, missen al vast alles.
Zoekt dan toch'uwe aandacht er hg te
bepalen, uwe zinnen te verzamelen, en
bij een te houden, en alzoo met uwe ge-
dachten te volgen hetgeen gij hoort of
leest; en hebt gij een gedeelte van den
Bijbel gelezen , of hooren lezen, neemt dan
da proef. Onderzoekt u zelven, vraagt u
zelven af, of gij nu wel weet, wat gij ge-
lezen of gehoord hebt, en of gij het wel
begrijpt. En behoef ik wel te zeggen, hoe
nuttig het zoude zijn, dat ouders hunne
kinderen al vroeg gewenden om aandachtig
te zi]n, eu hunne zinnen te zetten op het-
geen zij lezen of hooren lezen, en dat
men, na dit lezen in de tegenwoordigheid
der kinderen, daaromtrent onderzoek deedt,
en hen ondervroeg over hetgeen zg gelezen
en gehoord hebben?
Nu moet ik er nog eene vierde les bg-
vdegen.
Leest en hoort met eerlied.
Toen ik u het lijmerig lezen afraadde,
heb ik het eerbiedig lezen niet afgekeurd.
Neen! dal moet ik u ten sterkste aanbevelen.
Sommige rabbelen, en haasten zich om
gedaan te krijgen. Is dat eerbiedig? Dit
^eet gij immers beter. Anderen lagchen tus-
«chenbeide, of zijn dartel en ijdel, is dat eer-
3*
-ocr page 40-biedig? Verre van daarJ Ik heb wel eens gezien
in eenige buisgezinnen , dat het aldaar onder
het lezen wonderlijk toeging. Terwijl de huis-
vader las speelden de kinderen , of zeide een
der huisgenooten iets aan een ander, hetwelk
gedaan moest worden , of schikte men , niet
zonder geraas, eenige dingen aan een zijde.
Acht gij zulks niet zeer oneerbiedig? Wanneer
een aanzienlijk mensch u iets wil zeggen , zult
gg u dan niet stil houden , en zwijgen , zoolang
hij spreekt? Zult gij dan wel onder zijn spreken
stoelen en banken verzetten, of lagchen? Nu
bedenkt dit altijd, wanneer gq in den Bijbel
leest of hoort lezen : want zoo dikwijls als gij
dat doet spreekt God, de hooge God, de
Heer van hemel en aarde , tot u.
Nog eene vijfde les.
Leest en hoort met toepassing op u zeiven.
Wat wil dat zeggen ? Dat wil zeggen, dat
gij het u moet aantrekken, als iets dat u raakt,
endaar gij belang bij hebt.
En is dat niet alzoo ? God spreekt in Zijn
woord tot menschen , tot zondaars , en zou
dat u niet raken ? Hetgeen de oneindige, wijze
en liefdevolle God u zegt in Zijn woord tot
uwe eeuwige behoudenis, zoudt gij daar geen
belang bij hebben ?
Er is een groot onderscheid tusschen het-
geen gij leest in een nieuwspapier omtrent een
ver afgelegen land, waar gij geenen sterveling
kent, en van welks bloei of ramp gij noch
voor- noch nadeel trekken kunt, en tusschen
hetgeen in den Bijbel staat omtrent de be-
loften, de pligten, de belangen, de behou-
denis, de zaligheid van al wat mensch heet.
Houdt het dan steeds onder het oog , dat
de geschiedenissen, welke in de Heilige Schrift
voorkomen, daarin geschreven zijn ook ter
uwer leeiing, vertroosting en Waarschuwing,
dat de bestraffingen, bedreigingen, en be-
loften, welke daarin staan, ook aan u ge-
daan worden. Onderzoek u zeiven bij hetgeen
gij leest, of het ook op u past, en is dat zoo ,
trekt het u dan aan; maar doet dit evenwel
met verstand cn oordeel.
Bij voorbeeld. Genesis XH: i. staat: ga uit
uw land, en uit uwe maagschap , enz. dat
zegt de Heer tot Ahraham, maar niet tot ons.
Wij moeten ons dan dit bevel niet aantrekken
als wij ons vaderland zoudep moeten verlaten;
tnaar het voorbeeld van Abrahams gehoor-
zaamheid moeten wij ons zeiven toeëic;enen,
Otn alles , wat God ons zegt, te doen.quot; Voor
het overige moeten wg alles , wat in het alge-
meen gezegd is, op ous zeiven toepassen.
Laat mij met eene zesde les besluiten :
Gij moet lezen met een geloovig en
gehoorzaam hart.
Indien uw hart tegen de bevelen, welke de
Weer u doet in Zijn woord, opdruischt, indien
i^n vooraf reeds een voornemen hebt, om er
»'et naar te doen , wat zal het u dan baten ,
datgi) die leest, ol hoon? Dan moet dat lezen
en hooren zelfs tegen u getuigen..
Indien gij een vooroordeel hebt tegen den
raad welken de Hemelsche Vader in de Heilige
Schrift u geeft, indien gij niet gelooft, dat die
raad goed is , en dat gij u daarbij wel zult be-
vinden . dan zult gij den raad van des Heeren
woord ook niet volgen , en dan zal dezelve
immers ook vruchteloos voor u zijn ? Indien
gij niet gelooft. dat de bedreigingen en be-
loften van God eenmaal waarheid zullen
worden ; dan zult gij ook door de bedrei-
gingen niet van de zonde afgeschrikt, en
door de beloften niet verblijd of getroost
worden. Denkt dan steeds aan hetgeen Paulus
omtrent den voornamen inhoud des Bijbels
aanmerkt: ,, dit is een getrouw woord en
aller aanneming waardig.'quot; Zoekt u zélven
voor te stellen , hoe veel belang gij hebt bq
dat woord, hoe noodig en heilzaam dat on-
derrigi. voor u is. Leest het met blijdschap,
met dankbaarheid , en neemt het ootmoedig
en geloovig aan als Gods woord, (i)
Bijzondere lessen.
Het meest van hetgeen dusverre is aange-
merkt, moet in acht genomen worden bij
allerlei soort van boeken, welke gij doorgaans
in handen krijgt, wanner gij wilt weten, wat
(I) 1 Tim. I: i5.
-ocr page 43-de schrijver zegt, en wanneer gij lust hebt,
om er iets uit te leeren. Maar de Bijbel is,
gelijk gij weet, zeer onderscheiden van alle
andere boeken. De Bijbel is geschreven vele
eeuwen voor onzen tijd , en onder menschen,
welke geheel andere gebruiken en gewoonten
hadden, dan wij. Ook is de Bjjbel geschreven
in de Hebreeuwsche, Chaldeeuwsche en
Grieksche talen , waarvan de spreekwijzen
aanmerkelijk verschillen van de onze, en
welke door onze getrouwe overzetters letter-
lijk zijn vertaald; daarenboven bestaat de
Bijbel uit vele bofcken, weker schrgfstql zeer
onderscheiden is.
Het een en ander maakt heï voor iemand
die ongeleerd en ongeoefend is, soms wat
moeijelijk om den Bijbel te verstaan, menig
een zegt daarom al zeer ligt: de Bqbel is
een duister boek ; velen laten zich den moed
ontnemen en leggen hetzelve ongelezen ter
zijde: anderen lezen slechts voort, zich niet
bekommerende of zij hel begrgpén, of zich
daartoe geene moeite gevende, omdat zij den-
ken wij kunnen het toch niet verstaan.
Dan, dat is verkeerd. Niettegenstaande
alle die zwarigheden , waarvan ik zoo even
sprak , is de Bijbel klaar genoeg voor elk, die
daaruit wil leeren. De onbegrijpelijk wqze
oneindig goedertierene God heeft zorg
gedragen , dat de Bijbel zoodanig is iugerigt
«at de minstkundige heeft hg slechts lust, stelt
er slechts belang in , genoeg in de Heilige
Schrift kan vinden, hetwelk duidelijk, al-
thans verstaanbaar is voor hem, en hetwelk
hem den weg aanwijst, om getroost en zalig
te leven en te sterven; en voor het overige,
kan men, met eene weinige oplettendheid,
oefening en vlijt, het nog al verre brengen
ten opzigte van die gedeelten of gezegden
der Heilige Schrift, welke in den eersten
opslag duister schijnen. Hebt gij lust, mijn
lezer! om dat bg ondervinding te kunnen
getuigen , neem er de proef van, de vol-
gende bijzondere lessen zullen u daarin
kunnen helpen.
Eerste Les. Begin met de gemakke-
lijksie Boeken.
De schrgfstijl van de boeken des N. T.
is, over het algemeen, voor ons klaarder
dan die der boeken van het O. T. omdat
de Hebreeuwsche taal, waarin de boeken
des O. T. zijn geschreven, zoo veel ouder
is dan de Grieksche, welke de schrijvers der
boeken van het W. Verbond gebruikten, en
welke meer met onze taal overeenkomt. Ook
zqn de historische boeken wel de gemakke-
lijkste om te lezen en te begrijpen, alzoo
daar gebeurtenissen in worden verhaald,
welke men ligt kan nagaan en vatten. Ver-
der zgn de Brieven der Apostelen zoo moe-
jelijk niet als de Schriften der Profeten, en
andere Poëtische Boeken; omdat de dich-
terlpe taal iets hooger is, clan de gemeen-
zaam onderwijzende schrijftrant.
Gq zult derhalve best doen , te beginnen
met de vier Evangelien en de Handelingen
der Apostelen, en na deze te hebben
doorgelezen, met de Historische Boeken
van het O. Verbond.
Heb gij u in het lezen hiervan dus ge-
oefend , dat gq , een of meerder hooiddeelen
gelezen hebbende , u kunt te binnen bren-
gen wat gij hebt gelezen, en iets daarvan
aan anderen vertellen, gaat dan voort
êerst met de Brieven der Apostelen , daai-na
met de Psalmen, de Spreuken en den Pre-
diker van Salomo; maar houdt de Pi'ofe-
tische en de overige Boeken voor het laatst.
Tweede Les. Let op den zamenhang.
Het zal u wel eens gebeurd zqn, dat gij
over eene zaak hoorende spreken , of daar
over willende denken, wel de woorden hebt
verstaan, welke gij hebt hooren spreken,
maar niet-wist, waarover het gesprek eigenlijk
Was, of waarop die woorden zagen, even zoo
zult gij bq zulk eene of diergelijke gelegen-
heid wel eens hebben moeten zeggen; « ik
hen den draad kwijt.quot; Welke mag hiervan
^e oorzaak zgn? Gij hebt misschien alles niet
^an het begin af gehoord ; of gij hebt, terwijl
de ander sprak, tusschenbeide, aan iets anders
gedacht, maar zoo doende hebt gij ook den
zamenbang gemist, en gij kunt er niels van
ïjiaken , ten minste hetgeen gij hebt gehoord
kunt gij niet regt begrijpen ; gij zijt dan ge-
noodzaakt weder van voren af te beginnen,
tot dat gij den draad weder hebt. Nu, bet-
zelfde geldt omtrent betgeen gij leest, en
daarom moet gij, bij het lezen van de H.
behrift, ahijd letten op het verband en den
zamenbang , waarin hetgeen gij leest met het
voorgaande vooral, en somwijlen ook met
het volgende staat Dit is boog noodig, om
eenen schrijver wel te begrijpen; vooral komt
het te pas bij het lezei^.van den Bijbel, daar
gij denzelven toch nooit achtereen uitleest,
im en dan wd eens een enkel Kapittel op-
slaat, en u daarbij bepaalt, en zelden mcfer
dan 3 of 4 hoofd-Jiukken achter elkander
leest. Daardoor komt u dan ligtelijk een
stuk voor, hetwelk nJet op zich zei ven staat
noch een geheel uitmaakt, maar hetwelk bij
het vorige, dat gij niet hadt voorgenomen
te lezen, behoort, en nogtans zonder
hetzelve niet kan begrepen worden; dan is
het nuodig, dat gij zulk een vorig hoofddeel
inziet en alzoo op den zamenbang acht geeft.
Laat mij u deze les , met een enkel voorbeeld
een weinig klaarder maken.
Legt dit boekje eens voor een oogenblik
uit de hand. — Slaat uwen Bflbel op en zoekt
in Exodus het XV hoofdstuk. —-quot;^Leest dit
kapittel eens door. — Verstaat gij nu hetgeen
gij gelezen hebt? - Gjj zult zeggen: niet
regt; wij hebben wel gelezen een liefl, door
Moses en de Israëliten gezongen s maar wij
begrijpen het niet volkomen. Waardoor
komt dit? — Ik zal bet u zeggen : gij weet
niet, bij welke gelegenheid dit hed gezon-
gen is; gij weet niet, waarop de gezegden
in dat lied slaan. — JNu — leest dan nu het
XIV° kapittel eens , let er op ; daar staat geen
lied, maar een verhaal van eene gebeurtenis.
Kom, nu bet XV hoofdstuk nog eens inge-
zien : dat begint met het woord toen ; dit
wijst u op de gebeurtenis, welke hoofdstuk
XIV wordt verhaald. Zoo doende weet gij nu,
bij welke gelegenheid dat gezang gezongen
is en waarop het ziet; houdt dat gedurig
in'uwe gedachten , en leest het lied nog eens
door; dan zult gij het oneindig beter ver-
staan'dan de eerstemaal. — Nog een voot-
beeld : Wannneer gij Roin. XIV leest en gij
denkt over het 2' vers, zonder op het vorige
te letten; dan zoudt gg Hgt besluiten, dat
Paulus aan menschen; die zwak van lig-
chaam zijn, het eten van moeskruiden, en
geen andere spijzen aanraadt; doch wanneer
gij het i' vers nog eens inziet, zult gij
merken, dat de Apostel van geheel iets
anders spreekt, en zegt, dat zij, die zich
alleenlijk bij moeskruiden houden, zwak
zijn in het geloof, en daarom niet veracht
of voor het hoofd gestooten moeten worden.
Dat heet letten op den zamenhang Gij
ziet hoe nuttig en noodig het zij; en het
komt zelfs te pas bij enkele verzen, waarvan
de zin uit het verband met het vorige of
volgende klaar wordt.
Derde Les. Bindt u niet te slaafsch aan
een enitel Kapittel of Vers.
De verdeeling van de Heilige boeken in
kapittels en verzen is niet door de Schrijvers
zelve , maar in veel later tijd gemaakt. Deze
verdeeling is wel vrij naauwkeurig, echter
niet alzoo, dat met dezelve de zin overal
volkomenlijk uit is, en dat de inbond van
één kapittel juist altijd tot één stuk behoort.
Dit moet ik met een enkel voorbeeld bewq-
zen, eer ik verder ga. Matthäus XXI wordt
verhaald, hoe de Heiland Zijne intrede deed
in Jeruzalem, vs. i—li. Na eenige bijzon-
derheden vs. i5—22, volgt een gesprek
tusschen Hem en de Overpriesters, waarin
de Heer Jezus hen door vei'scheidene ge-
lijkenissen beschaamde. Deze gelijkenissen
staan van het 28quot; vs. tol aan het 46° of laatste
vers van het hoofddeel, maar in het XXIP
kapittel staan van vs. t—14, nog al meer ge-
lijkenissen, welke de Zaligmaker hun op dien
zelfden tijd voorhield, en daarop volgen dan
gesprekken met de Pharizeen en Sadduceen.
Das ziet gij, dal hoofdstuk XXII vs. i-i4 aan
één behoort met het voorgaande Hoofdstuk.
Alzoo kunt gij duidelijk bemerken , dal het 59*
of laatste vers van Mattheus XV, eigenlijk hè-
hoort bij het XVIhoofddeel, hetwelk daar-
mede zoude moeten beginnen, en omgekeerd,
dat het vers van het VIII° kapittel in het
Evan{;elie van Joannes nog behoort bij het VII®
hoofddeel. Even klaar is het, dat in het eerste
Boek der Chronikeuj in het XVIII'^quot; hoofdstuk,
het laatste gedeelte van het vers behoort
bij het 11® vers. En alle gouden en zilveren
vaten, deze heiligde David oo^ enz. en in
het XIX'^quot; Ijoofddeel het tweede gedeelte van
V3. 2 bij het 5® vers: '1'oen de hnechten van
David in het land der hinderen Ammons
tot Hanun kwamen , om hern te troosten,
zoo zeiden de Vorsten enz. Dus kunt gij
ook zien , dat in het LXIIIquot; hoofdstuk
van Jezaïa, met het y''quot; vers een ander
stuk begint, dan in de zes eerste verzen is
afgehandeld.nbsp;,
Maar, behalve dit, wordt somtijds een
geval verhaald, of eenige leer voorgedragen
in twee, of iu drie, of in meer hoofdstuk-
ken. Deze moet gij dan immers bij elkan-
der lezen, of gq zoudt slechts een los stuk
hebben, zonder hoofd eu zonder besluit,
en nooit een regte bevatting verkrijgen vaa
hetgeen gij gelezen hadt? Daarom zult gij
test doen, dat gij hierbij uw oordeel ge-
bruikt, en wanneer gq een kapittel midden
Uit een boek begint, eerst oplet, of er ook
iets van het vorige bq behoort; en
Wanneer gq het kapittel ten einde zijt, dat
m dan bedenkt, of do zin geheel is, om.
in gevalle dit zoo niet mogt zijn, nog een
weinig voort te lezen.
Vierde Les. Vergelïjlit zuIJce boehen ^ ivelke
over deszelfde de zaak handelen, met
elkander.
Wanneer gij de Evangelien wilt lezen,
dan moet gij weten, dat de vier Evangelisten
eene en dezelfde geschiedenis verhalen , na-
melijk die van den Heer Jezus.
Gij kunt dan wel in het eerst elk der Evan-
gelisten afzonderlijk doorlezen ; maar zijt gij
eenigzints gevorderd , dan is het zeer nuttig
de Evangelisten zoo veel in üw vermogen «s,
met elkander te vergeligken. Hier Is wel ee-
nige moeite aan vast, maar de loon verzoet
den arbeid; en wie zou niet gaarne eenige
moeite willen doen, om, zoo veel mogelijk,
en hoe langer hoe meer, van den dierbaren
Zaligmaker te weten ? -
Er zijn namelijk bijzonderheden inde le-
vensgeschiedenis des Heilands, welke slechts
een der vier Evangelisten heeft aangeteekend;
anderen worden door twee, andere nog door
drie , nog andere eindelijk door alle vier ver-
meld ; eu wanneer zulks plaats heeft, dat
meer dan een Evangelist hetzelfde verhaalt,
dan heeft de een somtijds daar nog iets bg ,
hetwelk bij den anderen niet voorkomt; of
hg gebruikt andere woorden. Zoo slaat ./o-
annes in zijn Evangelie vele bijzonderheden
over, welke de andere Evangelisten hebben.
en misschien wel daarom, omdat bg, de
laatste van alle schrijvende, wilde aanvullen
hetgeen de andere niet, hebben, en wel
voornamelijk datgeen, waaruit bleek, dat
Jezus waarlijk de eigen Zoon van God is.
Dus leest gij Matth. IX : i. dat Jezus in
zijne stad kwam, en Marcus , welke hetzelfde
verhaalt, leert u, dat deze stad Kapernaum
heette. Hoofdstuk II : i. In dat negende
Hoofdstuk en vers zegt Mattheus, dat
eenige lieden eenen geraakten bij Jezus brag-
ten, en Marcus beduidt ons, vers 2-4, op
welke wijze dit geschied zij.
Hetzelfde moet ik aanmerken omtrent de
vier eerste Boeken van Moses , inzonderheid
het tweede , derde en vierde, welke om ge-
melde redenen moeten vergeleken worden
met het vijfde Boek, als waarin vele dingen
Van de vorige Boeken worden herhaald. En
het geldt ook omtrent de Boeken van Samuel
en van de Koningen, welke gij moet verge-
Igken met de Boeken der Chroniken , omdat
in deze vele zaken voorkomen, welke in de
Boeken van Samué'l en der Koningen staan.
Van deze vergelijking kunt gij dubbel voor-
deel trekken. Pooreersi zult gij dan zoo veel
öieer weten van de zaak, welke gq leest,
alzoo hel verhaal vollediger wordt door het
geen de eene Schrijver meer bijbrengt dan
de ander. Ten tweede, gq zult het beter
begrijpen, omdat de aanvullingen den za-
menhang duidelqker maken, en de eene
Schrij ver het stuk klaarder voorsteldt dan de
ander; zoodat gij, door dit middel. hetgeen
u in het eerst min of meer duister was , na
de vergelijking zult verstaan.
Vijfde les. Geef acht op het Oogmerk
van den Schrijver.
Deze les komt inzonderheid te pas bij het
lezen van de Brieven der Apostelen. Deze
zijn eenigzints moeijehjker te verstaan , dan
de Historie Boeken. Evenwel is er veel in,
dat gemakkelijk is, als , bij voorbeeld , de
bestrafiingen , welke de Apostelen doen over
zonden en verkeerdheden in de Gemeenten,
aan welke zij schreven, plaats hebbende;
de fraaije lessen, welke zq geven aan de
Christenen om zich als echte leerlingen en
ware vrienden van den Heer Jezus in de we-
reld te gedragen , en hetgeen zq over den
Heer Jezus zelven schrijven : dat alles , zeg
ik,is, oppervlakkig beschouwd, gemakkelijk
om le vatten. Gij moet derhalve op dat alles
letten, en bij het lezen der Brieven wel
onderscheid maken, of er ook eenig leerstuk
van het geloof, of eenige bestraffing, of
eenige vermaning staat.
Doch, vyanneer men slechts oppervlakkig
leest, gebeurt het niet zelden, dat men de
woorden niet verstaat, of die verkeerdelijk
opvat in eenen anderen zin, dan de mee-
ning des Apostels is. Daarom is het wel
van veel belang te weten, wat de Apostel
aan zulk-eene gemeente, waaraan bq schreef
wilde onder bet oog brengen, dat is, met
andere woorden, welk zijn oogmerk was.
Maar hoe zult gij dit weten?
Gq dient dan zoodanig eene gemeente
eenigzins te kennen. Gij dient dan eenig
begrip te bebben van de gesteldheid dier
gemeente; daardoor ontdekt zich dan het
een en ander, hetwelk den Apostel aanlei-
ding gaf tot zijn schrijven , en dau wordt
zijn oogmerk openbaar.
Dit nu kunt gij somwqlen uit den Brief
zeiven opmaken, cn niet zelden kunt gij het
vinden in de Handelingen der Apostelen,
waarin men het een en ander aantreft, hoe
die Gemeenten zijn geslicht, en in welke
gesteldheid zij waren.
Dus verklaart de Apostel Jwc/as duidelijk
in het derde vers van zijnen Brief, dat zijn
oogmerk is, de geloovigen op te wekken
om de zuivere leer van het Evangelie voor
te slaan en aan te kleven.'Zoo kunt gij vele
bijzonderheden vinden omtrent de Gemeen-
ten van Korinthe Hand. XVIII: 9 —1\;
omtrent die van Galatien Hand. SÏVI : 6
en XVIII •• 0 ; nopens die van Ephese Hand.
XVIII : 19 en XIX : 20; nopens die van
Thessalonica Hand. XVII.
Maar deze les komt ook te pas bij andere
leerboeken der H. S., welke in den bundel
van het Oude Testament voorkomen, en
PoetiscJie en Profetische Boeken genoemd
worden, te weten: Joh, de Psalmen, de
Spreuhen, de Prediker, het Hooglied,
alsmede de vier zoogenoemde groote, en
de twaalf kleine Profeten.
Neemt eens: wanneer gij in het Boek der
Psalmen leest, dan moet gij acht geven op
de omstandigheid. Waarin de Dichter van
het Lied, dat gij voor n hebt, verkeerde,
of het geval, waarover hij zijn Lied maakte;
en leest gij in de Boeken der Profeten, dan
behoort gij te letten op de gesteldheid van
het volk, hetwelk zij aanspraken, en op de
zonden, rampen of oordeelen, waaaroverzij
dat volk onderhouden.
Zesde les. Mevlt op den Stijl
De Stijl, of Schrijftrant is de wijze , waar-
op iemand zich uitdrukt. De een spreekt
of schrijft eenvoudig, en gemeenzaam gelijk
Historieschrqvers, welke de dingen verhalen
zoo als zg gebeurd zgn. Een ander spreekt
of schrgft meer sierlijk en verheven; deze
stijl is eigen aan de Dichters; deze schrijven
doorgaans anders dan men gewoonlijk doet,
zij gebruiken vele oneigelüke Spreekwgzen,
waarvan men de meening niet naar de letter,
maar in eenen anderen zin moet opvatten:
bij voorbeeld in Psalm CX : i staat: Zit
aan mijne regterhand; dat wordt aldaar
gezegd van God, welke deze woorden sprak
tot den Messias; en gij weet, dat dit on-
eigenlijk moet verstaan worden, alzoo God
een Geest is, en geene regterhand heeft.
Alzoo staat er ook Psalm XXXIII : 18.
ziet, het oog des Heeren is over degenen ,
die Hem vreezen ; gij begrijpt immers dat
dit van Gods trouwe voorzorg moet verstaan
worden? Het is dan zeer noodig daarop
te letten, of de woorden in de gewone be-
teekenis voorkomen, dan of zij op iets anders
zien, en iels anders beteekenen.
Ook zijn de Dichiers en inzonderheid de
Oosiersche , gelijk David en de Projeteft
Waren, veel gewooA ééne en dezelfde zaak
op twee verschillende wijzen voor te stellen ,
waarvan ik u een aantal voorbeelden zou
kunnen bijbrengen; doch twee paar zullen
genoeg zijn, om u opmerkzaam te maken ,
eu op den weg te helpen.
Job XI : 7.
a. Zult gij de onderzoeking Gods
I/inden ?
h. Zult gij tot de volmaaktheid toe
den Almasrtigen vinden?
Psalm XXII : 6.
a. 'lot U hebhen zij geroepen en zijn
uitgered.
Op U hebhen zij vertrouwd, en
^yn niet beschaamd geworden.
Spreuken XIX : 9.
Een valsche getuige zal niet on-
schuldig zijn.
t'nbsp;^^^sen blaast zal verbaan.
Jesaja XXvI : i4.
a.nbsp;Dood zijnde zullen zij niet weder
leven.
b.nbsp;Overleden zijnde zullen zij niet
Weder opstaan.
Indien gij slechts over deze vier voor-
beelden een weinig denkt, dan kunt gg
zonder vele moeite zien, d^Jt in die venen,
in die twee helften, (hier met a an b ge-
teekend, en in uwen Bijbel door twee stip-
pen (:) van een gescheiden,) eene en de-
zellde zaak, schoon met anderewoorden,
wordt gezegd: en wanneer gij u een weinig
oefent, om op dit stuk te letten, zult gij
met zelden ontwaar worden, dat gij het
eene hd wel eens uit het andere moet
aanvullen, dat wel eens, hetgeen in de eene
helft wat duister is, klaarder wordt door de
wqze van uitdrukking in de andere helft
Ja, dat somtijds in de twee leden van zulk
een vers juist niet hetzelfde, maar het tegen-
overgestelde wordt gezegd, terwijl ook dan
het eene tot verklaring van het andere
dient, en het; zal u bq de uitkomst blij-
ken , dat het de grootste nuttigheid geeft
aldus op den stgl der dichters in het al-
gemeen , inzonderheid op dit laatste , acht
te geven.
7» Eindelijk nog iets omtrent het lezen
der Profeten in het bijzonder.
Verscheidene voorzeggingen, welke bij de
Profeten voorkomen , raken het Joodsche
volk; en dewijl Jezus de voornaamste per-
soon is, welke in den Bijbel ons wordt be-
kend gemaakt, zoo zien ook de meeste
voorzeggingen in de Psalmen en Profeten
op Hem.
Een groot deel van die voorzeggingen,
zoo omtrent de Joden, als omtrent den
Heer Jezus, zijn alreeds vervuld. Wat de
Joden aangaat, kunnen wij de vervulling,
dat is de gebeurtenis welke voorzegd was,
lezen in het laatste gedeelte van het
boek der Koningen, en der Chronijlen,
alsmede in het Boek van 'Ezra cn ISehemia:
en hetgeen omtrent den Heer Jezus door
David en de Profeten is voorzegd, kun-
nen wij verhaald vinden in de boeken der
Evangelisten.
Wanneer gij nu in de Psalmen of in de
Boeken dev Profeten leest, en gij ontmoet
daar voorzeggingen aangaande het Joodsche
■Volk of den Messias; dan zal het u geen klein
genoegen veroorzaken , wanneer gij in de
genoemde historische Boeken de vervulling
Jfn die voorzeggingen moogt kunnen vinden.
ct nalezen daarvan, en de vergelijking van
-® met het ander, zal u kunnen ver-
^'erken in uw geloof aan hetgeen den Bijbel
u leert; want gg zult dan zien , dat alles
juist zoo is uitgekomen, als het te voren
voorzegd en geschreven was. Ja, door
deze vergelijking, zult gij die voorzeggin-
gen , welke anders eenigzins duister zijn,
beter verstaan en tevens de vervulling, of
de gebeurtenissen, waarop zij zien, beter
begrijpen.
Wanneer gij, bij voorbeeld Jesaia LUI leest,
zal u daarin veel voorkomen , hetwelk gq
niet regt begrijpt; maar bedenkt gij, dat al-
daar de vernedering en het lijden van den
Heiland wordt voorzegd , en leest gg dan de
verhalen der Evangelisten omtrent de ver-
achting, welke de Joden Hem aandeden,
de geesselslagen, de smarten en de smaad
der kruisiging, welke hij heeft moeten on-
dergaan, de klagt, welke Hij uitboezemde,
dat Hij van God verlaten was enz., hoe
duidelijk en nadrukkelijk zal u die voor-
zegging van Jesaia als dan zijn,
TWEEDE AFDEELING.
Over het gebruik der Hulpmiddelen.
§. i.
Noodzakelijkheid van Hidpmiddelen.
Wanneer gij de lessen, welke ik u heb
gegeven, getrouwelijk volgt, zal het u voor-
zeker ^ bij het lezen van den Bijbel, geheel
anders wezen, dan voorheen. Gij zult
weten, gq zult begrijpen, wat gij leest; gij
zult althans niet meer kunnen zeggen, dat
de Bijbel u als een verzegeld boek is. Maar
er zqn eenige lessen lu, waarmede de een
.en ander niet gemakkelijk zal kunnen te legt
komen, als onder andere omtrent het ver-
gelijken van de vier Euangelisten met el-
kander, en van de voorzeggingen met de
vervullingen.
Er schiet ook nog iets overig , waarom-
trent ik u geen lessen kon voorschrijven,
de bijzondere zeden en gewoonten van de
Oostersche volken namelijk, waarop in de
JJ. Sdirift zoo dikwijls wordt gezinspeeld,
(bij voorbeeld Gen. XXIV: 2, 5. Ps. GXVIII:
i^ó.) alsmede de bijzondere gesteldheid des
lands, en wat dies meer is, gelijk bijvoor-
beeld Ps. XLII: 7, waardoor vele gezegden
min of meer onverstaanbaar zqn voor de-
genen , welke deze gebruiken en gewoonten
niet kennen. Ja wat de lessen zelve aanbe-
langt , is de vraag, of ieder die wel zal bé-
grqpen, en, zoo gij dezelve begrijpt, of gij
wel steeds -genoeg lust , moed, geduld en
oplettendheid zult hebben, om dezelve be-
hoorlijk na te komen? Ja, hoe komt gij
aan de hebbelqkheid, om die lessen alzoo
in bet werk te stellen , dat gij den Bijbel
jeert lezen, zoo als gij dien tot uwe za-
bgheid lezen moet?
liijaldien voor deze en dergelijke bezwa-
geen raad ware, hoe zeer zouden al«
den, als des Nieuwe Verbonds, afzonderlijk.
Zelfs is boven elk Hoofdstuk de korte inhoüd
van hetzelve met kleine letters gedrukt.
2. De Randteekeningen. Anderen noe-
men dit meer naauwkeurig Kantteeheningen.
Deze zijn zoo veel als korte aanteekeningen
of aanmerkingen.
Die zijn mede gemaakt bij gelegenheid der
overzetting van den Bijbel, en op den rand,
ter zijde en van onderen, met zeer kleine
letters gedrukt. Die randteekeningen nu zijn
van tweederlei soort, gelijk gij uit de aan-
wijzingen kunt zien. De eene soort van
randteekeningen wordt in sommige uitgaven
des Bijbels aangewezen door kleine schrijf-
of drukletters, de andere door kleine cij-
ferletters. In die randteekeningen, welke
door schrijf of drukletters worden aange-
wezen , staan gelijkluidende Teksten , tnaar
in de randteekeningen, welke door cijfer-
letters aangewezen worden , staat iets dat
min of meer tot verklaring dient.
5. De dienst der Leeraars. De Predi-
kanten moeten en kunnen vele diensten
doen aan de Gemeente, waarover zij gesteld
zijn.
Hun pligt is te prediken. Wanneer zij
prediken , dan behandelen zij een gedeelte
van de Heilige Schrift, hetwelk zij uideg-
gen en toepassen. Vooral is hun pligt, de
menschen te onderwijzen in de leer des
geloofs op hunne Katechizalien; daarenbo-
ven kunnen zij, naar de gaven aan hen
geschonken, zoo veel hun openbaar werk ,
en andere hoofdpligten van hun ambt zulks
toelaten , aan degenen, die bij hen komen ,
nog vele bijzondere onderrigtingen geven.
4.nbsp;Boehen, weihe tot uerhlaiing van
den Bgbel zijn geschreven. Wat zal ik
daarvan zeggen? die zgn zeer vele, maar
helaas! weinige, welke geschikt zijn voor
ongeoefende menschen ; en deze weinige zijn
nog al kostbaar. Er zijn werken , welke over
den geheelen Bijbel gaan; andere, waarin
slechts een enkel Boek een grooter of kleiner
gedeelte wordt verklaard. Over den gehee-
len Bijbel weet ik u niet beter aan de hand
te geven dan de Engelsche Godgeleerden,
den Huisuitlegger van Doddridge, den Bg-
bel van van Hamelsveld, en die van Nuijs
van Klinkenberg voor degenen, die een
weinig meer gevorderd zijn.
5.nbsp;Het Gebed. Dit noemde ik in de
laatste plaats — niet, omdat hetzelve het
geringste; maar juist omdat het wel het
voornaamste Hulpmiddel is, zonder hetwelk
alle overige vruchteloos zijn — een hulpmid-
del, hetwelk wij altijd bij de hand hebben,
■Waarvan wij ten allen tgde kunnen gebruik
Haken, en waardoor de geringste, de arm-
ste , de onkundigste mensch zelfs zich kan
^ervoegen bij den oppersten Leeraar, om
heht en onderwijs van Hem te verkrijgen.
Heer is goed en regt, daarom zal Hij
-ocr page 62-de Zondaars onderwijzen in den weg.
De verborgenheid des Heeren is voor
degenen, die Hem vreezen (i),
§• 3.
NuUigJieid van deze Hulpmiddelen.
Oe horte inhoud van de Boeken der
Heilige Schrift dient om te weten, waar-
over die Boeken handelen ; en men kan er
gemakkelgk , het oogmerk van den Schrijver
van zulk een Boek en veelal den zamenhang
van zijn schrqven, waarop zoo noodzakelijk
dient gelet te worden, uit opmaken. Zoo
is ook de horte inhoud, welke boven ieder
Hoofdstuk staat geschikt, om, als met een
opslag van het oog te zien, wat er in zulk
een Kapittel voorkomt.
Wat de Mandteeherüngen betreft — die
met schrijf- of drukletters, wijzen op andere
Boeken , Kapittels of Verzen, waar hetzelf-
de woord, of dezelfde zaak gelezen vvordt,
en zij helpen dus om Schrift met Schrift te
vergelijken, gelijk men zegtj en hetwelk
bijj^onder nuttig is, alzoo het eene tot ver-
klaring van het andere kan dienen. Door
middel van deze Randteeheningén kunt gij
gemakkelijk de Evangelisten met elkander,
en de Boeken van Samuel en de Koninlt;^en,
met die der Chronijhen, de vier eerste Boe-
ken van Moses met het vijfde vergeleken:
(is;) Ps. XXV; 8 , 14s.
alsmede dc Yoorzeggingen met de Vervul-
ling. Gij behoeft dan daarnaar niet lang te
zoeken; want het wordt u door die Rand-
teekeningen aangewezen.
De andere Randteekeningen, die met een
cijferletter namelijk, geven somtijds de let-
terlijke beteekenis van een woord in dc
grondtaal, of eene andere overzetting, dan
in de Tekst staat — somtijds wijzen zij op
eenig oud gebruik, waarvan eene spi'eekwijs
ontleend is — somtijds brengen zij iets anders
bij tot opheldering. Hoevee! licht dezelve
kunnnen geven, zult gij best ondervinden,
wanneer gij er verstandig gebruik van maakt.
Welk een nut gij trekken kunt van uwe
Leeraars en van goede Boehen, welke over
den Bqbel geschreven zijn, behoef ik u niet
te zeggen. Al het onderwijs toch, hetwelk
de Leeraars geven zoo in hunne Predikatiën,
als in de Katechisatien, en bij andere ge-
legenheden , gaat over den Bijbel, en is
daar op gegrond, en zij, zoo wel als de
Mannen welke Boeken over de Heilige
Schrift geschreven hebben, zijn yan jongs
af daartoe opgeleid, hebben de grondtalen
geleerd, de zeden en gebruiken van den
ouden tqd onderzocht, en zijn dus, de een
Hinder, de andere meerder, ervaren in de
kennis van die dingen, welke men weten
'^oet, om de Heilige Schrift te verstaan,
e*! Welke gij, door uwen stand in de wereld,
door uwe beroepsbezigheden vei-hinderd,
»let weten kunt.
Maar, gelijk ik zeide, het Gebed is het
voornaamste van alle Hulpmiddelen, want
daardoor kunnen wij alles verkrijgen , wat ons
ontbieekt, en wat ons noodig en nuttig is.
Gelruih van deze Hulpmiddelen.
Wat baten middelen, indien men daar
geen gebruik van maakt ? En boe zult gij de
middelen, welke u aan de hand gegeven
zijn, met vrucht gebruiken, indien gij niet
weet, hoe zulks aan te vangen? Welaan!
omtrent het een en ander wil ik u nog
eenige aanwijzing doen.
1.nbsp;Gij moet den horten inhoud van het
Nieuwe Testament, en den korten inhoud
van alle de Boeken der Heilige Schrift
doorlezen met aandacht, en dat moet gij
meer dan eens herhalen , opdat de voor-
name inhoud, en het beloop van die Schrif-
ten u eigen zij.
2.nbsp;Wanneer gij het een of ander Boek
wilt lezen, of een of ander Kapittel, dan
moet gij telkens vooraf dien korten inhoud
van zulk een Boek of Kapittel inzien» ten
einde te weten, wat gij lezen zu\t, en bij
het lezen van het Kapittel zelf moet gij
trachten u dien korten inhoud voor te stel-
len, en dan opletten, of gij de zaken vindt,
welke in den korten inhoud zijn opgegeven.
5. Van het lezen dier korte inhouden
-ocr page 65-moet gi) ook nog dit gebruik maken, dat
gij opmerkt, waar een stuk begint, en waar
hetzelve eindigt; opdat gij moogt zien, hoe
ver gij dient voort te lezen, en waar gij
dient te eindigen, om een geheel te hebben,
len einde niet het eene met het andere te
verwarren, maar den zamenbang te vatten.
4. Wanneer gij aan het lezen zijt, dan
zult gij hier en daar, achter een woord,
eene kleine cijferletter, of eene kleine
schriftletter ontmoeten ; dan moet gij op-
houden, en diezelfde kleine letter zoeken
aan den rand van het blad, op zijde of
daaronder. — Is het eene cijferletter,
dan moet gij lezen hetgeen daar bij staat,
en bepeinzen, of het woord in den Tekst,
Waar de Letter bijstaat, u daardoor klaar-
der wordt — is het eene schriftletter , dan
löoet gij bet Boek, kapittel en vers , hei-
Welk daarbij aangewezen wordt, nazien,
en ook daarover denken, om is het mo-
gelijk , eenig hebt te verkrijgen,
i,.^' . I^ebt gq die Randteehenirigen, en ge-
lijkluidende plaatsen gelezen en overdacht,
dan moet gij eer gij dan verder Voortgaat,
eerst het geheele vers, hetwelk gij onder-
banden hadt, en waarbij die Randteehe-
^ingcn waren aangestipt, overlezen, om
^e beproeven, of gij het begrijpt, cn om
?en zamenbang, den draad van het ver-
» of het onderwijs niet te verliezen.
Bezit gij een of meer boeken, welke
-ocr page 66-lot verklaring van den Bijbel zijn geschre-
ven : - gij kunt, indien gij daartoe lust
en tijd hebt, die wel achter een doorlezen:
maar dat is volstrekt niet noodig, en het
zou u dikwijls bezvjaarlijk vallen. Het, zij
dan, dat gij die geheel doorleest, het zij
dat gij zulks niet doet, houdt dezelve bij
de hand; en wanueer gij, in den Bijbel
lezende, iets aantreft, dat gij in het geheel
niet of niet regt begrgpt, of waaraan gij
twijfelt, slaat dan uwe Bijheiverhlaring op,
en ziet dezelve na over die plaats, welke
u duister is. — en hebt gij daartoe op dat
tijdstip geene gelegenheid, onthoudt het
dan, of teekent het aan, opdat gij het
moogt kunnen doen zoo ras de tijd u zulks
zal toelaten.
7. Gaat gezet te kerk, luistert met aan-
dacht naar de predikatie, opdat gij den
tekst, welken de leeraar verklaart, moogt
begrijpen. Zoek tevens op te. letten, hoe
hij het oogmerk van den Schrijver, en den
zamenhang van den tekst aanwijst, en op
welke manier hij het geen duister is op-
heldert ; poogt dan ia uwe eigene oefening
dit na te volgen, en op dezelfde wijze,
zoo veel gij kunt» te werk te gaan, opdat
gij er meerdere hebbelijkheid van moogt
verkrijgen.
Hetzelfde gebruik kunt gij maken van de
Katechisatien, Hoe meer vorderingen gij
door middel van dezelve maakt in de keu-
fli's van de leer des geloofs, zoo veel te
klaarder zullen u ook zulke Teksten vïorden,
waarin die waarheden voorkomen : inzon-
derheid zal het u veel helpen om de hrie-
Ven der Apostelen tc verstaan. Wanneer
gij vooral acht geeft, op de bewijsplaatsen,
welke tot bevestiging der leer worden bij—
gebragt, en dan, te huis gekomen, die be-
wijsplaatsen in uwen Bijbel naleest, en in
derzelver zamenhang overdenkt, zal welligi
menig een Tekst, waarmede gq tot das
verre niet kondet te regt komen, u duide-
lijk zijn. Het zal u verder niet ontbreken
aan gelegenheid om uwe Leeraars te vragen
naar onderrigt in alle zulke dingen, welke
voor u te hoog zijn. Zij komen u wel
eens bezoeken; gij kunt u ook aan hun
huis vervoegen. Schrijft, indien uw geheu-
gen niet sterk genoeg is, uwe bedenkingen
en zwarigheden op een blad papier. Wan-
neer gij een bezoek ontvangt van uwen
Leeraar. vraagt hem daar over, of gaat,
wanneer hij niet bij u komt, aan zijn huis.
(ji) moogt dat vrijmoedig doen. Gij zult
Welkom zijn, mits op eenen gelegenen tijd
komende. Brave Leeraars, ofschoon hun
Weinig tijds overschiet, verblijden zich,
^anneer de lieden tot zulke einden bij hen
'^otaen, en deelen hun gaarne zoo veel
onderrigt mede, als in hun vermogen is.
Bidt vooral veel, Jezus opende het
ei'stand van de Apostelen, en toen ver-
stonden zij de schriften. Hij kan ook,
wanneer gij niet begrijpt hetgeen gij leest,
uw verstand openen. Den Heiligen Geest,
welke in alle waarheid leidt, heeft Hij ver-
worven en beloofd. Bidt dan toch veel,
en bidt niet slechts, dat uw verstand ver-
licht, maar ook, dat uw hart in de waar-
heid geheiligd worde. Laat het u niet slechts
te doen zijn, om eene uitgebreide kennis
van den zin der Heilige Schrijten, maar
vooral, om eene kennis, welke met leven-
dig gevoel en volle overtuiging gepaard
gaat, eene kennis welke het hart beweegt,
om naar den regel van Gods Woord te
wandelen.
Nog eenige aanmerhingen over deze Hulp-
middelen , en derzelver gebruik.
1. In veronderstelling,.dat gij alle deze
hulpmiddelen, waarvan reeds gemeld is, bg
de nand hebt, moet ik u eene waarschu-
wing doen; zij is deze, dat gij dezelve
met oordeel moet gebruiken, inzonderheid
de randteekeningen, en de boeken der uit-
leggers.
Ik heb u gezegd, dat de Schriften van
het Oude Verbond in het Hebreeuwsch, en
die^ van het Nieuwe Verbond in het
Grieksch, geschreven zijn, en dat deze
talen nog al verschillen. —. ook heb ik u
Iieduicl, dat de schrijftrant en de wqze van
uitdrukkuig der schrijvers zeer onderschei-
den zijn. Daarom moet gij voorzigtigheid
gebruiken, wanneer gij Schrift met Schrift
wilt vergelijken, waartoe de randteekenin-
gen helpen. Gq zoudt bij een Vers uit
eenen van de Brieven der Apostelen som-
tqds iets aangehaald vinden uit de Psalmen
of de Profeten; dat naziende: zoudt gij
daar welligt hetzelfde woord aantreffen,
terwql het intusschen aldaar in eene an-
dere beteekeftis of in een ander verband
zou kunnen voorkomen, en dan zoudt gij
uwen tekst verkeerdelijk begrijpen, indien
gg denzelven uit die aangehaalde plaats wil-^
det verklaren. Hel veiligst is, dat gij voor
het Nieuwe Testament gelijkluidende tek-
sten uit het Nieuwe, voor het Oude uit
Oft Oude, voor de Historiesche boeken
mt de Historiesche, voor de Brieven uit
ae Brieven zoekt en gebruikt. Dan nog
moet gij overwegen, of het aangehaalde
vers bq uwen tekst te pas komt, en
aen zamenhang van dat gelijkluidend vers
iöet dien van uwen tekst vergelijlcen. Voor
«et overige komt oplettendheid, en ten
^Uiver oordeel hierbij steeds te pas, en
^let minder bij het lezen van de schW-
wkiaarders ; deze toch zijn feilbare men-
eieen*^'nbsp;de schrift uit naar zijné
tiids ftnbsp;»nbsp;een sprëekc soin-
oen anderen tegen. Indien gij alles.
-ocr page 70-wat zq schrijven, blindelings wüt overnemen
dan loopt gij gevaar van te dwalen, of in
verwarring te geraken. Neen , leest wat zq
schrijven , denkt 'er over , gebruikt uw
eigen oordeel, beproeft alle dingen en be-
houdt het goede.
2. Ik ga voort in de veronderstelling,
dat gq alle deze hulpmiddelen, waarvan ik
sprak, bij de hand hebt, inzonderheid,
d^t gij eenen grooten Bqbel met volkomene
annotatien, of randteekeningen, (waarin dan
ook korte inhouden staan) benevens eenige
boeken van Schriftuitleggers bezit; maar
nu veronderstel ik daarbij, dat gij er geene
genoegzame hulp in vindt, dat u bij het
lezen van den Bijbel veel voorkomt, waar-
van gij niets weet te maken, en waar do
Schrijvers u ook verlegen laten.
En wat zal ik hieromtrent zeggen? Dit
moet ik u vooraf verzekeren: laat er veel
zijn, hetwelk gij niet begrijpt, en hetwelk
u duister blijft; dit neemt niet weg, dat
het grootste gedeelte van den Bijbel voor
u duidelijk genoeg zal zijn, en dat gij
overvloedige onderwijzingen zult vinden,
welke u tot waarschuwing, tot bestuur van
uw levensgedrag en tot uwe vertroosting
kunnen dienen. Geeft derhalve den moed
niet op, leest voort; oefent u, en gij zult
ondervinden, dat ik niet te veelgezegd heb,
Intusschen blijft de vraag: hoe te hande-
len omtrent zulke verzen, gezegden, of
kapittels, waarmede gij niet leregt kaut ko-
men? — Indien ik mag vertrouwen, dat
gij daaromtrent niet onverschillig zult zijn,
noch daarover los henen wilt stappen: (en,
mag ik dat niet vertrouwen? hebt gij waar-
lijk lust lot onderzoek, dan kunt gij niet
rusten, wanneer gij iets niets begrijpt) indien
ik dit dan mag vertrouwen, wil ik u wel
den volgenden raad geven. — Houdt u
niet lang op bij zulke stukken, slaat de-
zelve over, en leest verder voortanders
zoudt gij uwen tijd nutteloos verspillen, en
uwe herssens te vergeefs vermoeijen; mis-
schien wordt hetgeen, duister is u klaar uit
het volgende; en zoo dat al niet gebeurt,
zult gij het welligt eenige dagen daarna be
grijpen, wanneer gij het eens herleest, en
in zulke gevallen komt het onderrigt van
Vrienden, welke meer weten dan gij, voor-
al van uwe leeraars te pas; tot deze moet
gij derhalven alsdan de toevlugt nemen.
3. Maar nu moet ik de veronderstelling
eens gebeel omkeeren. Ik stel dan, dal gij
niets andei's hebt dan een klein zakbgbeltje ^
of, indien gij eenen grooten Bijbel hebt.
Waarin de randteekeningen staan, dat u an-
dere Boeken ontbreken, zult gij dan ver-
legen zgn? ó Neen! dat kan niet. De
Heer is aan geene middelen gebonden. Hij
Seeft u een redelijk verstand j dit moet,
quot;it kunt gij gebruiken, het is uw talent;
Wanneer gij dat gebruikt en vhjtig de
-ocr page 72-Schriften onderzoekt, zoo goed gg kunt,
(meer wordt niet van u gevorderd) dan
legt gij uw talent op woeker aan; en, vol-
gens de belofte van den Heiland, zal dat
niet te vergeefs zijn.
Daarenboven hebt gg toch uwe Leeraars,
welke u kunnen onderrigten; en, zoo deze
daartoe onbekwaam of ongenegen mogten
zgn , o£ geene gelegenheid hebben, de toe-
gang tot den troon der genade staat altgd
voor u open. — Ja, wat zal ik verder zeg-
gen? Troost u, onder bet gemis van boe-
ken , daarmede, dat de verstandigste mensch,
welke eene geheele kamer vol heeft met
boeken over den Bijbel, hierin met u ge-
lijk staat, dat Hij het onderwijs van den
Heiligen Geest zoo wel noodig heeft, als
gij, cn dat gij ook dien Geest kunt ver-
krijgen.
Wij allen zijn diep afhankelijke schepsels,
onze vermogens zijn door onzen afval van
God niet weinig verstompt; omtrent na-
tuurlijke dingen zelfs zijn wij veelal onvat-
baar, hoeveel meer omtrent geestelijke din-
gen ! Het Evangelie is eene verborgenheid
der zaligheid, cn Gods gebod is zeer wijd.
De geleerdste menschen, welke van jongs
af tot het onderzoeken en verklaren der
Heilige Schriften zijn opgeleid, hebben
steeds noodig, de verlichtende genade van
den Heiligen Geest biddende in te roepen;
hoeveel meer gij, die ongeoefend en onbe-
dreven zijt! Gij zult, wanneer gij u tot het
onderzoek der gewijde boeken zet, en den
daarbij voorgestelden raad poogt m acht
te nemen, u welligt nog telkens verlegen
vinden. Dan eens zullen u de handen ver-
keerd staan, zoodat het eveneens is, als
of gij den raad niet begrijpt, en met te
regt kunt komen met de hulpmiddelen,
welke u worden aangewezen. Dan weder
zult gq, hoe vele moeite gij ook aanwendt,
echter niet kunnen komen tot begrip van
hetgeen gij leest. Op een anderen tijd zul-
len u duisterheden en zwarigheden voorko-
men, welke a zullen hinderen voort te
gaan, en u den moed benemen. Daarna
zult gü misschien meer dan eens ontdekken,
dat gij u hadt verbeeld een tekst te verstaan ,
terwijl gij intusschen van achteren moet be-
kennen, dat gij er; niets van hadt begrepen,
of denzelven gansch verkeerdelijk opgevat.
Maar, welk een troost! Gij hebt een'
leermeester, die alle andere leeraars over-
treft , een' leermeester, die alles weet, door
wiens bijzonder bestuur de boeken des Bq-
bels beschreven zijn, die uwe krachten
kent, cn weet hoe hij uw verstand moet
openen, opdat gq de Schriften verstaat,
lot wien gi] ieder oogenblik kunt gaan, die
altijd leeft, om u te helpen. Die leermees-
ter is Jezus, de opperste wijsheid, de leer-
bar der geregtigheid. Hq, welke ook tot u
spreekt in zqn woord, wil immers, dat gq
2ult weten wat Hij u zegt ? En zou Hn dan
ongenegen zijn om u te helpen, wanneer
gq het niet kunt begrijpen? De kamerling
van de Koningin Candace reed op znn
wagen, en las in den Bqbel, maar hij ver-
stond het niet, hij had ook geene andere
boeken bij zich. Maar Jezus deed Philip-
pus bq hem komen, die hem onderrigtte*
en de Heiland heeft geen Philippussen
noodig. Welaan! Bidt, en gij zult ontvan-
gen; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en
zal opengedaan worden ; want een iegelnk ,
die bidt, die ontvangt, en die zoekt, die
vindt, en die klopt, dien wordt openge-
daan.nbsp;°
En gewisselqk, wanneer Jezus beide uw
verstand en uw hart opent, en uwe ziel
heiligt door zqnen Geest, dan zult gij de
waarheid verstaan, en de waarheid zal u
vrq maken. De Bqbel zal u klaar ziin
en krachtig tevens: en het zal uw lust en
leven zijn, de Schriften te onderzoeken.
DERDE AFDEELING.
Toegift.
Behelzende eenige bijzonderheden, bq het
vorige behoorende, doch geschikt voor zul-
ken, welke het onderwijs, dat in de eerste
en tweede Mdeeling gegeven is, begrqpeu.
Een opmerkzaam lezer zal onder het over-
wegen der bovenstaande voorschriften wel
Lij zichzelven hebben gedacht: « Indien wij
op zulk eene wqze den Bijbel moeten lezen,
dat wq er zoo veel over moeten denken,
en zoo veel over moeten nazien, hoe vele
jaren zulleu er dan wel noodig zijn, eer
wq tot aan het einde komen, en wat stich-
ting kunnen wij van zulk een lezen hebben?quot;
Deze aanmerking is zeer billijk, en dezelve
geeft mij aanleiding om te spreken van het
onderscheid, hetwelk men kan maken tus-
schen het onderzoek der Schriften tot oe-
fening, en het onderzoek derzelve tot
stichting. Daarover zal ik dan uog eenige
bladzijden vol schrijven, en, eer ik de pen
nederJeg , u eenige raad geven om tot het
een en ander tgd te vinden.
§1.
Hel lezen der Heilige Schrift hesctJiouwd
als eene Oefening, of als Stichting.
1. In zeker opzigt is eigenlijk alles, wat
ons doet vorderen in kennis, in geloof en
in godzaligheid, stichting. Maar in een'
meer bepaalden zin noemde ik zoo even
stichting, datgeen, het^yelk het lezen van
een godsdienstig geschrift, of het voeren
van een godsdienstig gesprek, of het zien
van een goed voorbeeld, of van eenige
godsdienstige verrigting bij ons kan uitwer-
ken, die aandoeningen, die gevoelens van
verwondering, blqdschap, troost. Godver-
heerlijking, van ernstigen lust om beter,
heiliger, volmaakter te worden, welke daar-
door bij ons worden opgewekt. Wanneer
ik dan spreek van het lezen der Heilige
Schrift tot onze stichting, in onderscheiding
het van lezen derzeive tot oefening, dan
bedoel ik zulk een lezen, hetwelk een stuk
is van de Huisgodsdienst, en waar over
straks nader.
Nu is het klaar, (de ondervinding zal u
dat misschien wel eens geleerd hebben) dat
gq van het lezen der Heilige Schrift voor
u zeiven, vooral met uw huisgezin, weinig
of geene stichting zult hebben, wanneer gig
telkens moet ophouden, om na te zien,
gelijkluidende teksten te zoeken en die te
vergelijken : hetwelk wel het verstand op-
scherpt, en de kennis bevordert, maar het
hart meestal koud laat, en het gevoel ver-
stompt. Maar even zeker is het, dat gij
niet gesticht kunt worden door iets, het-
welk gij niet begrqpt, eu dat gij derhalve
met uw huisgezin of in uw bidvertrek den
Bqbel lezende, daar onder niet kunt wor-
den opgewekt, zoo gij niet verstaat hetgeen
gij leest; en het is om deze reden, dat
ik aan elk uwer, aan huisvaders vooral,
doch tevens ook aan alle de huisgenooten,
ten sterkste aanbeveel, om buiten het
godsdienstig lezen tot stichting, een opzet-
telijk werk te maken vau het onderzoek der
Schriften; welke opzcttelqk studie eigenlqk
eene oefening of een middel is, om den
Bijbel tot meerdere stichting te kunnen
lezen.
2. VV'elaan! Laat mij u den weg om u
alzoo te oefenen eens kortelijk aanwijzen.
De reeds gegevene lessen, althans de voor-
naamste daarvan zal ik, zoo veel om u op
den weg te helpen noodig is, daar bg onder
het oog houden.
Gij neemt er uwen tijd toe, te weten elk
voox zich zelven. Gij zoekt een geschikt
uurtje daartoe te vinden. Gij zet u in
stilte neder, gij slaat uwen Bgbel op. Gij
begint te lezen. Maar vooraf ziet gq den
korten inhoud na van het geen gij lezen
wilt; eer gij voortgaat, denkt gij daar over,
om te weten, wat gij zult vinden in dat
gedeelte, dat gij voorgenomen hebt te lezen.
Waar over dat zal gaan. Daarop begint gij
met het kapittel te lezen. Gij leest één,
twee, drie verzen door, of zoo vele als
gq denkt dat eenen vollen zin uitmaken en
bij één behooren. Dan verbeeldt gij u
niet, dat gq het begrijpt, of dat gij de
randteekeningen niet noo-üg hebt; neen,
maar gij houdt op; gij vraagt u zelven af:
« Wat heb ik nu gelezen ? Wat beduidt
het? Heb ik het regt.quot; Daarop ziet gij
de randteekeningen tot verklai-ing na; gij
zoekt de daar aangewezene gelijkluidende
teksten, en leest die: dan peinst gij daar-
over , en vraagt uzelven wederom al, of
lieerlijking, van ernstigen lust om beter,
heiliger, volmaakter te worden, welke daar-
door bij ons worden opgewekt. Wanneer
ik dan spreek van het lezen der Heilige
Schrift tot onze stichting, in onderscheiding
het van lezen derzelve tot oefening, dan
bedoel ik zulk een lezen, hetwelk een stuk
is van de Huisgodsdienst, en waar over
straks nader.
Nu is het klaar, (de ondervinding zal u
dat misschien wel eens geleerd hebben) dat
gq van het lezen der Heilige Schrift voor
u zeiven, vooral met uw huisgezin, weinig
of geene stichting zult hebben, wanneer gq
telkens moet ophouden, om na te zien,
gelijkluidende teksten te zoeken eu die te
vergelijken : hetwelk wel het verstand op-
scherpt, en de kennis bevordert, maar het
hart meestal koud laat, en het gevoel ver-
stompt. Maar even zeker is het, dat gij
niet gesticht kunt worden door iets, het-
welk gij niet begrijpt, eu dat gij derhalve
met uw huisgezin of in uw bidi^ertrek den
Bijbel lezende, daar onder niet kunt wor-
den opgewekt, zoo gij niet verstaat hetgeen
gq leest; en het is om deze reden, dat
ik aan elk uwer, aan huisvaders vooral,
doch tevens ook aan alle de huisgenooten,
ten sterkste aanbeveel, om buiten het
godsdienstig lezen tot stichting, een opzet-
telijk werk te maken vau het onderzoek der
Schriften; welke opzettelijk studie eigenlqk
eene oefening oJf een middel is, om den
Bijbel tot meerdere stichting te kunnen
lezen,
2. Welaan! Laat mij u den weg om u
alzoo te oefenen eens kortelijk aanwijzen.
De reeds gegevene lessen, althans de voor-
naamste daarvan zal ik, zoo veel om u op
den weg te helpen noodig is, daar bg onder
het oog houden.
Gq neemt er uwen tijd toe, te weten elk
voox zich zeiven. Gq zoekt een geschikt
uurtje daartoe te vinden. Gij zet u in
stille neder, gij slaat uwen Bgbel op. Gij
begint te lezen. Maar vooraf ziet gij den
korten inhoud na van het geen gij lezen
wilt; eer gij voortgaat, denkt gij daar over,
om te weten, wat gij zult vinden in dat
gedeelte, dat gij voorgenomen hebt te lezen,
waar over dat zal gaan. Daarop begint gij
met het kapittel te lezen. Gij leest één,
twee, drie verzen door, of zoo vele als
gij deukt dat eénen vollen zin uitmaken en
bq één behooren. Dan verbeeldt gij u
niet, dat gq het begrijpt, of dat gij de
randteekeningen niet noo'Jig hebt; neen,
maar gij houdt op; gij vraagt u zeiven af:
« Wat heb ik nu gelezen ? Wat beduidt
het? Heb ik het regt.quot; Daarop ziet gij
de randteekeningen tol verklaring na; gij
zoekt de daar aangewezene gelijkluidende
teksten, en leest die : dan peinst gq daar-
over, en vraagt uzelven wederom ai, of
gij het nu ook beter begrijjU ? Meent gij
dan, dat gg deze verzen verstaat, dan gaat
gij verder voort met de Volgende verzen,
of met een volgend hoofddeel. Nu kan het
wel gebeuren, wanneer gij dit doet zoo
als het behoort, dat gij een enkel vers, of
eenige verzen of een gansch Hoofddeel,
twee en meermalen moet overlezen, eer gij
een volgend kunt onder handen nemen.
Zulks mag u niet verdrieten, en is het,
dat gg een of ander boek, waar in de
Heilige Schrift of een gedeelte derzelve
wordt verklaard, in uw huis hebt, dan
handelt gij daarmede eveneens als met de
randteekeiiingen, en maakt er uw gebruik
van.
In den aanvang zal deze oefening den
eenen of anderen wel vreemd zijn, en hem
eenigzins moeijelijk vallen; gij zult u welhgt
verbeelden, dat gij er niet mede te regt
kunt komen; moedeloos zult gij dan den-
ken: het helpt mij niet; ik vorder niets;
maar houdt gemoedigd aan: vlijt en geduld
komen alles te boven. Een kind wordt
niet in één oogenblik een man, een leerhng
niet in éénen dag een meester.
Door dikwijls te lezen, door menigmaal
te onderzoeken, zult gij er eene hebbelgk-
heid van verkrijgen; ongevoelig zult gij
gewoon wordeu om te denken over hetgeen
gg leest; gij zult meer en meer gewennen
aan den stijl van de Heilige Schrift, eu
het gebruik der hulpmiddelen zal u hoe
langer hoe gemakkelgker vallen: en zoudt
gq op uwe gebeden tot den Heer Jezus
om licht en opening van uw verstand in
de kennis der Schriften wel veihooring
durven wachten, indien gij niet vau uwen
kant deedt alles wat gij kunt? Uniet steldet
in dien weg, waarin gq dat licht kunt ver-
krijgen ?nbsp;.. , 1 ,
Ja, maar indien gq lust bebt en getrouw
zijt, indien gij eigen onderzoek paart bij
het gebed, en het gebed bij het eigen
onderzoek, dan zal Jezus ook het licht
van zqnen Geest schenken, uwe oogen
zullen geopend worden, en dat zal u zoo
veel blijdschap en aanmoediging veroorza-
ken dat gij met nieuwen lust en dubbelen
^ver in het onderzoek der Heilige Sehriften
zult voortgaan,
3. Gij zoudt ook nog iets kunnen doen,
waardoor gij groote vorderingen zoudt ma-
ken. Wat dan? Een klein gezelschapje
oprigten van eenige goede vrienden, welke
lust hebben tot onderzoek; dat gezelschapje
zoude om de veertien dagen, of om de
drie of vier weken kunnen bijeen komen,
naar dat uwe hnisselijke omstandigheden, eu
beroepsbezigheden zulks toelieten. Daar
zoudt gij met eikander kunnen spreken over
het geen gq in de kerk van den predikant
hebt°gehoord, of op de katechisatie geleerd ;
daar zoudt gq te zamea u kunnen oefenen
op die wijze, als ik u zoo straks heb be-
duid , daar zoudt gij elkander kunnen hel-
pen, en mededeelen hetgeen gij weet. Gü
kunt u met verbeelden hoe nuttig en aan-
genaam dat zal zgn ; de ondervinding en
lt;le uitkomst zullen het u best doen zien.
Het lezen der Heilige Schrift, beschouwd
als een stuk van de Huisselijke Godsdienst.
Over de Huisselijke Godsdienst zal ik
u thans met onderhouden. Eene schoone
verhandeling daarover van den Heer Samuel
kam, Predikant te Be,-hel, staat in de
stukken van het Haagsche Genootschap
tot verdediging van de Christelijke
Godsdienst voor den jare 1801.
Alleenlijk zeg ik, dat het niet genoeg is
God in het openbaar en plegtig te dieuen',
maar, dat elk dat ook afzonderlgk behoort
te doen m zijn buis, niet slechts hij alleeu,
maar ook gezamenlijk met zijn huisgezin,
en dat daartoe behoort, onder anderen,
het bid^den, het zingen, en het lezen van
den Bgbel. Ook moet ik er nog iets in het
algenaeen over aanmerken, te weten, dat
in die Huisgodsdienst, vooral met de huis-
genooten, het lezen zoo veel mogelijk on-
aigebroken behoort voort te gaan, dat is
te zeggen: de huisvader mag wel, wanneer
hij denkt dat zijne huisgenooten iets niet
hegrijpen, een oogenbhk ophouden, en dat
Verklaren, als hij kan; ook mogen de huis-
genooten wel eens tusschenbeide een woord
tot onderrigting vragen; maar dit moet,
naar mqn oordeel, niet al te dikwijls ge-
schieden , en dat tusscheninvallend gesprek
moet niet te lang du»:n; want daardoor
zou de aandacht en het hart worden afge-
trokken , en een groot deel van de stichting
gemist worden.
Beter is het, hetgeen stof tot gesprek en
onderzoek zou geven, aan zijne plaats te
laten, en te bewaren tot dien tijd, welke
voor de eigene oefening geschikt is, om
daar over dan verder te kunnen nadenken,
en nu liever voort te lezen, en vooral het
hart te openen voor hetgeen men begrqpt
en gevoelt.
Intusschen moogt gg bdlgk vragen: Hoe
dikwqls moeten wij, zoo voor ons zelve,
als met onze huisgenooten den Bijbel lezen?
Welke tijd van den dag is daartoe de beste?
Hoe veel moeten wq wel lezen ? Wat moe-
ten wij lezen ? Deze vier vragen zal ik ,
naar mijn beste weten, u beantwoorden.
I. Vraagt, gij ï hoe dihwyls moeten wij
in den Bijbel lezen ? Dan moet ik die vraag
terstond met eene wedervraag beantwoor-
den.
Waarvoor houdt gij den Bijbel ? Is de-
zelve niet het woord van God, die daarin
tot ons spreekt, woorden van troost en
zaligheid? Is de Bijbei niet het allerbeste
bock?
Is dezelve niet eene onuitputtelijke goud-
raijri? Wel nu? Zegt gij nu niet reeds uit
eigene beweging: wij kunnen niet te veel
in den Bijbel lezen? Nu, dan verdient
gij ook mgne bijzondere achting en liefde.
Maar, om het een weinig te bepalen, in-
dien het eenigzins mogelijk is, betaamt
het ons , alle dagen Iluisgoflsdienst te oe-
fenen, en daarbij den Bijbel te lezen: en
dan behoort het alle dagen driemaal of
tweemaal, althans op zqn minst eenmaal
te geschieden.
En is dat wel te veel? Is dat wel te
veel voor een boek, dat zoo groot, zoo
gewigtig en zoo dierbaar hl Voor een boek,
waarvan de waarschuwingen, het onder-
wqs, de raad en troost, dagelijks, van
den morgen tot den avond, te passe ko-
men , en noodig zijn ?
2. IVelle tijd van den dag is de ge-
schiktste om tot stichting in den Bijbel
te lezen P
Gewisselijk zulk een uur, waarin men
het vatbaarst is , de meeste rust heeft, en
het minst gevaar loopt van gehinderd of
afgetrokken te worden door boodschap-
pen , of andere lieden, die van buiten in-
komen.
Ieder schikke dit, naar dat zijne omstan-
-ocr page 85-«ligliedeii het medebreagen. Ik geloof,
dat zulken, die lust en tijd hebben om
er zich driemalen op eenen dag toe afzon-
deren, best zullen doen, daartoe te be-
palen eenige oogenblikken des morgens
vroeg voor het ontbijt, of eer zq aan het
werk gaan; voorts des middags even voor
of na het middagmaal; eindelijk des avonds
na het avondeten ; en die niet meer dan
tweemaal op eenen dag zich tot deze aan-
gename en nuttige bezigheid kunnen ver-
ledigen , zullen zich het gevoegelijkst daartoe
kunnen bepalen des morgens, en des avonds.
Wat hen aanbelangt, die slechts eenmaal
des daags in den Bijbel kunnen lezen, weet
ik geen bgzonder voorschrift te geven; de
een zal zeggen : « des avonds ben ik ver-
moeid, vadzig en onvatbaar.quot; De ander
zal weder gevoelen, dat hij des morgens
verstrooid is door de gedachten over zijn
werk, en door den haast om daaraan ce
komen. Ieder moet hierin zichzelven
kennen.
5. Maar , hoeveel moeten wy wel lezen ?
dit was de derde vraag.
Hierop moet ik aan tragen en onverstan-
digen van hart antwoorden: gij kunt niet te
Veel iu den Bijbel lezen; aan naarstige Bg-
bellezers moet ik zeggen: leest zoo veel,
als de omstandigheden van uw huishouden
en beroep toelaten. Ti-agen en naarstigen
öioet ik herinneren hetgeen ik nog eens
6
-ocr page 86-heb gezegd: het komt niet zoo zeer op het
veel lezen, als op het wel lezen aan. Ech-
ter wil ik n nog wel een weinig nader on-
dex-rigten. Gelijk het schande is voor een
huisgezin, wanneer de Bijbel daar niet
wordt gelezen, zoo is het kinderachtig of
bijgeloovig, of hoe zal ik het noemen?
wanneer men zich eene zekere taak voor-
schrijft, om dagelijks zoo veel te lezen,
dat men den Bijbel in een jaar rond kome.
Schikt voor uwe Huisgodsdienst iedere
keer, indien gq kunt, een half uur; kunt
gij er zoo veel niet voor afzonderen, of
zijn cr wettige verhinderingen, neemt dan
iets minder, al ware het slechts 20 of i5
minuten, en leest dan in den Bqbel, zoo
veel als gij lezen kunt in den tqd, die van
het bidden en zingen overschiet. Zouden
drie Kapittels te veel zqn, leest er dan
twee;, zijn twee te groot, bepaalt u dan
bq een ; beter een met aandacht en verstand
gelezen , dan twee of drie oneerbiedig door-
gerabbeld.
4. Eindelek was de vraag: Wat moeten
wij lezen ? Sommige zullen zeggen: « den
geheelen Bqbel van voren tot achteren,
en dan weder van voren af, en zoo ver-
volgens.quot; Zacht wat! Wij zijn nu aan het
godsdienstig lezen tot stichting. Er is veel
in den Bijbel, hetwelk gij gevoegelijk kunt
overslaan; en hetwelk een gezond oordeel
u leert overslaan, bq voorbeeld: de Ge-
slachtlijsten en tellingen van het vol^, waar
iu niets dan namen van menschen voor-
li omen, die Kapittels, waarin over de maat
en gedaante van noachs Ark, van den
Tabernakel, en den Tempel met derzelver
toebehooren wordt gehandeld, als mede de
mocijelijkste stnkken uit de Profeten , het
Hooglied van sat-omo, en een gedeelte van
lt;le Openbaring van joannes. Deze boe-
ken behooren gelezen te worden bij het
afzonderlijk onderzoek tot oefering: en gij
kunt dezelve niet tot eigenlijke stichting
lezen, zoolang gij die niet verstaat, ja of-
schoon de huisvader er al iets vaa begrijpt,
indien er slechts één onder de huisgenooten
wordt gevonden, welke er niet bij kan,
dan is het best dezelve in de huisoefening
over te slaan.
Behalve dit beu ik cv zeer voor, om het
overige, hetwelk het duidelijkste is, en het
gemakkelijkste om te verslaan, in het ver-
volg te lezen, zoo veel mogelijk is : alzoo
men anders zeer ligtelijk het een of ander
gewigtig gedeelte der Heilii^e Schrift nooit
zoude onder handen nemen, en de stich-
ting cn het nut, welke men ook daarvan
trekken kan, zoude ontberen.
Doeh dat neemt niet weg, dal gij nu en
dan, bij voorkomende gelegenheden , iiw
vervolg wel eens moogt afbreken, imiis
lt;laarna evenwel den draad weder opvat-
tende). Bijzondere tijden cn omstandiglic-
ö *
-ocr page 88-den zijtt daartoe geschikt, ja roepen u
daartoe', althans nidien gij eenige wezenlijke
en verstandige stichting voor u zeiven, of-
voor uwe huisgenooten wenscht te bevor-
deren door uw Bijbellezen.
Laat mij u hieromtrent een en ander
voorbeeld opgeven.
Indien hetgeen gij in 't vervolg leest niet
toepasselijk is op de stofTen, welke op de
feestdagen gepredikt worden, dan kunt eij
iets anders nemen, hetwelk toepasselijk i^
en waarin de geschiedenis, welke wij ori
zulk een Feestdag overdenken, wordt veri
Ma th r 'tnbsp;ëÜ lezen
Matth. I Luc. II, Joan. L Op Paasch-
dagen Matth. XXyilI. Mark. xW, Luc.
XXIV, Joan. XX en XXI. Op den He-
melvaartsdag Hand I. Op Pinksteren Hand.
tl. trcduiende de Tveken voor Pascbe,
waann het Lijden van den Heer Jezus Word
gepredikt, Matth. XXVI en XXVit M.r^^^
XIV en XV. Luc. XXII en XXHI S'
XVIII en XIX.nbsp;n AAUl, Joan.
Daar en boven kunt gij ook de Psalmen
en Liederen, welke bij die gelegenheid ge-
zongen zqn, in uwe Huisgodsdienst lezen.
Uetzeifde zij gezegd omtrent den Nieuw-
jaaisdag, de tijden van het Heilig Avond-
maal des Heeren, en bijzoudere voorvallen
uwes levens, als zware krankheid of her-
stelliug, hangen tegenspoed, of buiteufie-
woneu zegen iu uw beroep, en wat dies
meer is; wauaeer gg het u niet zult bekla-
gen , zoodanige Kapittels gezocht en gekozen
te hebben, welke op die omstandigheden
best voegen ; naardien gg als dan u in den
weg stelt, om juist dien raad, die vertroos-
ting, dat onderrigt uil den Bijbel te ver-
krijgen, welke gij dan noodig hebt.
Eer ik van deze vraag afstap, moet ik u
nog zeggen, dat gij tot uwe stichting, ook
wel behalve de Heilige Schrift het een of
ander goed boek, indien gij het hebt,
moogt lezen, mits het inderdaad goed zij,
zuiver in de leer, gezond in de beoefening
van geloof en godzaligheid en bevattelgk
geschreven; evenwel uwen Bgbel, het boek
der boeken niet te vergeten, of achteraan
te stellen I
Nu zoude ik gevoegelijk dit boekje kunnen
besluiten, doch, eene gewigtige zwarigheid
schiet er nog over, welke ik wil trachten
uit den weg te ruimen. Menig een zal
gaarne bekennen, dat het betamelijk is da-
gelijks in den Bgbel te lezen, en toestem-
men dat de voorgeschrevene onderrigtingen
goed zgn, om dat met genoegen en met
vrucht te doen: Maar (dit zal het slot van
zgne toestemming zijn) « Maar , hoe vinden
wij er tijd toe?quot; die bedenking schgnt
wel van gewigt; doch met weinige moeite
zal ik dezelve wegnemen.
Raad om tijd te vinden tot het lezen
van den Bijbel.
Laat mij eens uit uw hart spreken, gij,
mijn Lezer! die zegt; « ik heb geen tijd
om dageJgks in den Bijbel te lezen. Ik
ben arm; met mqne handen moet ik wer-
ken om mijn brood, hard werken, van
*s morgens vroeg tot 's avonds laat, wil ik
iets verdienen: en nog lijde ik half gebrek
met mijn huisgezin; er schiet geen oogen-
blik over om in den Bqbel te lezen.quot; Heb
ik het nu getroffen ? Kom, laat mq nu ook
eens spreken. Hoe maakt gij het dan des
Zondags ? Dan moogt gij toch niet werken.
Leest gq dan wel in den Bijbel? ó. Indien
er dan ook niet van komt, schaam u dan,
en spreek niet van uw tijdgebrek door dc
week. Maar ik zal stellen, dat gq des Zon-
dags leest, doch in de week niet kunt, zoo
als gij meent. Gij lijdt dan met al uw
zwoegen en slaven nog gebrek, gq komt
nog te kort. Wel nu, waarom dan in de
schoftijden ook niet doorgewerkt, in plaats
van te eten en te drinken? Waarom niet
den nacht doorgearbeid, in plaats van te
slapen? Dan zoudt gq veel meer verdienen,
'in misschien het gebrek te boven komen?
Maar neen! Laat mij ernstig spreken! Geef
toch geen gehoor aan de traagheid van het
vleesch, cn kom ten minste des Zondags
vroeg in de Kerk, opdat gij ook bij het
voorlezen van Gods woord aioogt zijn.
En, trouwens, gij zelf zult zeggen op,
mijne vraag: «alzoo doortewerken, dat
zoude ons ligchaam «iet nithoudeu, wij
zouden sterven van vermoeidheid , honger
en dorst, en wat hadden wij dan aan het
geld?quot;
Lieve menschen! arme zondaars? Hebt
gq dan niet eene onsterfelijke ziel? En is
uwe ziel niet veel meer waardig, dan uw
vergankelqk ligchaam? Ik verzeker u: uwe
ziel kan dat niet uithoudeu, wanneer gij
zoo van den eenen dag tot den anderen
voorUeeft, zonder haar dat voedsel te ge-
ven, waarbij zij alleen kan leven, en het-
welk in den Bijbel gevonden wordt. Wat
baat het eenen mensch, zoo hij de geheele
Wereld wint en lijdt schade zijner ziele? (iquot;)
God geeft u den Bijbel, opdat gij daaruit
den weg zoudt weten om in dit leven ge-
lukkig en hier namaals ecuwig zalig te wor-
den; en gij zult zeggen: « wij hebben geen
lijd onj daarvan werk te maken.quot; Er moet
tijd toe gevonden worden: en er wordt
immers zoo veel niet vereischt? Zoiidt
gij dan niet ééu kwartier uurs op den dag
kunnen uitsnipperen ? Gebeurt hel iiiet wei
eens, dat gq u een half uur of langer ver-
slaapt? Zit gij niet wel eens in een herberg
onder een nuttelóos gesnap, of in een ijdel
CO Matth. XVI: 26.
gezclscliap? Eti waarmede brengt gq de
Jange winteravonden door ? Mij duniit menig
een land en akkerman (en hoe zeldzaam
zijn de huizen, van land- en akkerlieden,
of warmoeziers en ambachtsiieden, waar dc
Heilige Schrift dageUjks gezet wordt gelezen}
menig een handwerksgezel, en arbeider,
menig land- en akkerman, vvelke zoo ligte-
lijk zegt, « Ons beroep laat het althans in
den zomer in het geheel niet toe, in den
Bijbel te lezen,quot; schaamt zich nu, en
durft niet zeggen dat hij er geen tqd toe
kan vinden. Ja het is zoo, die weinige
oogenbhkken, welke er noodig zijn om,
naar onzen stand en weg, dc Heilige Schrift
te onderzoeken, zijn ligielgk te vinden.
Laat elk zich gewennen om meer gere-
geld te leven, om zich eene vaste taak iu
zijn werk voor te schrijven, en alles op
het uur te beginnen en af te doen. Laat
elk van zqne vermaken en uitspanningen
een weinig afkorten. Laat ieder, een wei-
nig vroeger, dan hij gewoon is, heengaan
uit een gezelschap, daar hij toch niets van
belang kan leeren. Laat de vadsige zich
er op toeleggen, om des morgens een
kwartier vroeger uit het bed te rijzen. Laat
de landman en de warmoezier zich zclven
eene wet maken, om, hoe druk het ook
zij, des morgens zijne wonjng of zijn kamer
niet te verlaten, of handen aan het werk
te slaan, zonder God vooraf om zijnen
zegen te hebben gebeden, en ten minste
een vers of tien in den Bijbel te hebben
gelezen, om te weten hoe hij zijnen. God
moet eeren, Hem welbehagelijk zijn, en
zgnen zegen verkrijgen. Ach! mijne vrien-
den ! Te regt zegt Salomo: De ziele zonder
wetenschap is niet goed ! En van de Is-
raëliërs beklaagt zich God: Mijn volh is
uitgeroeid, omdat het zonder kennis is (2).
Laat de groote goedertierenheid desHeeren,
uwe vèrpligting tot dankbaarheid daarvoor,
het belang, hetwelk uwe ziel bij den Bijbel
heeft, u brengen tot een edelmoedig be-
sluit, om op deze of dergelijke wijze, als
ik u gezegd heb, tijd te zoeken. Ik ver-
zeker u, indien gij het slechts eenigen lijd
kloekmoedig doorstaat en volhoudt, gij zult
veel tijd vinden; meer tgd, dan gij denkt,
overhouden; uw werk zal er niets bij
lijden, gij zult er niets bij te kort komen $
gij zult er geen ongemak van gevoelen, gij
zult er aan gewennen 5 God zal u dubbeld
zegenen; en gij zult u beklagen, dat gij
het niet eerder hebt begonnen; en, al
werd het dan al eens wat donker, al viel
het u eens wat bang, Jezus, de liefdevolle
Jezus, die voor zondaars een vloek gewor-
den is aan het kruis, om hen van den
vloek te verlossen, en voor hen den eeu-
wigen zegen te verwerven; Jezus, die zich
iu zijn woord aan u bekend maakt, als den
CO Spr. XIX: 1. (i) Hoz, IV: 6.
eenigen, die ooh u Isan en wii zalig maken,
die Jezus heeft gezegd, inzonderheid om
derzplker wille, die, zoo als gij, bevreesd
zijn, dat zij te kort zullen komen: Zoekt
eerst het Koningrijk Gods en zyne gereg-
tigheid, en alle deze dingen zullen u toe-
geworpen worden (i),- en Hij die dat
gezegd heeft, is de Heer van alle die din-
gen : zij zijn Hem onderworpen : Hij heeft
dezelve in zijne hand: Hij zal vooi u bid-
den, voor n zorgen. Hij zal n leeren.
Hij zal u helpen.
Nog één woord, en dan geef ik mijn
geschrijf, en ook u aan zijne almagtige
en ontfermende pe;iade over; nog een
woord, het staat Spreuken XVI: 5o. Wie
op het woord verstandelijk let, zal het
goede vinden, en die op den Heere ver-
trouwt, is welgelukzalig.
O; Matth. VI: 33.
-ocr page 95-I. Hoofdstuk.
Welk een soort van boek de Bijbel is. bl. o.
1,nbsp;De aard van den Bijbel in het
gemeen. •......«-5.
2.nbsp;Namen der Schrijvers. ... - 7.
5. Tijd, wanneer deze boeken zijn
beschreven. ....... - 8.
4.nbsp;Inhoud van elk boek. ... - 8.
5.nbsp;InhoudvandenBijbelinhetgeheel.- 11.
6.nbsp;Voortreffelijkheid der Bijbelboe-
ken. . .....••• - i'T.
7.nbsp;Bijeenverzameling. . . .
8.nbsp;Overzettingen.....
9.nbsp;Oogmerk van den Bijbel.
10, Gebruik van den Bijbel.
REGISTER.
II. Hoofdstuk.
Onderrigtingen omtrent het lezen
van den Bijbel......bl. 24.
Eerste Af deeling: over het Bqbellezen
op zich zeiven.
1. Aanmerkingen over het lezen
van den Bijbel.....bl. 25.
§. 2. Algemeene lessen, .... - 28.
§. .'5. Bqzondere lessen.....- 58.
Tweede Afdeeling: over het gebruik
der hulpmiddelen.
§. 1. Noodzakelgkheid der hulpmid-
delen.........bl. 54.
§. 2. Algemeene beschouwing. . , - 57.
§. 5. Nuttigheid. 60.
4. Gebruik....... , _ 62.
§. 5. Nog eenige aanmerkingen. . - 66.
Derde Jfdeeling: Toegift. - 72.
§. X. Het lezen der H. Schrift, be-
schouwd als eene oefening of
studie. . . .......- 75.
§. 2. Als een stuk van de buisselg-
ke godsdienst. ..*..- 78.
Raad óm tijd te vinden tot het
lezen van den Bijbel. ... - 86.
•J
■
^ a-H ^« -I ^