tusschen
over de
0P van hart en wandelgt;
Gevolgd naar het Engelsch.
V»FDE DaUK.
TE ROTTERDAM,
XIV.nbsp;iS
■l
fïamp;c
'f I ' l
s? cir .
.1 . ;-a 1.nbsp;., * f %nbsp;^.
■
gt; V/. 'W-.n- ■
-
. ...
■ - ...y. - - ... I J
s? 'Sii-Vii
.1IX J
quot; : ■
■t quot;- quot;gt; -i.viwi ,1 f.D-gt;'
-ocr page 3-rOORBERlGT.
Zizzï
en ProfISSB' L- * et Theol. Doet.
A. DE V R I u c
^•vo„STHA„ b ries' l- egeling' a^rdan1 tt ' quot; adrian,gt; Predikanten te ' H°°rn' Leyden e, Rotterdam;
-ocr page 4-voorbekigt.
iv
overeenkomstig hun ambt en hunne bediening, dal oogmerk gaarne willende bevorderen, cn in uitzigt op des Heer en medewerkenden zegen, bieden het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten aan; erkennende intusschen geene uitgave voor echt, dan welke door eenen hunner, of door de drukkers dezes, onderteekend is.
t/fA/sUy?^'
-ocr page 5-u tflnL ^aardT1 VrieQd! ik *** verblijd
dooV^T1?- k resd?dat ziek
gewoon waren aan te 'treffen' quot;V!^6/ u daarin belet?nbsp;™en, Wat heeft
Hendrik. Ik hor. r i ■■ . . Welvarende 1 '. , Z1' dank! 2eei'
verLl , heb mlJ van mijne overLglnTvaakael Sj-l onthouden, 'uit dat ik yaQ de edelheid en het gevaar, mijnen mlTIk Vvensch thans'
Hoe ? ikh besteden, gij een dween^ \ p6 1™merS met' dat
-Öe 7 , P Z1)t geworden. ^ ik U NT V,rlend! 8een dweeper en Zijne d CrS leeren denken over God mij nunbsp;gt; e,n llet Ééne noodige gaat
Karei 1 hart*' .. noodise p i j b®°°8t g1) met dat ee/ze
S j'ti T*,d« geldwinning? Redelijke ^ H0,®1, de zorS voor mijne
Ung 4n de bn t eh)ke Ziel' iQ tegenstelquot; chaam Tt ÖUlte.nsPonge zorg VOor het lig-
gt; dit^ridTnr6 iDnige SChaamte'
de 'idelhpi^ g , aan mijne voorgaan-
Karel r- \ zTgeloosheid-
Gii Waart attid ?kt ^ ? laag over -elven.
altijd een goed christen. Ik weet:
-ocr page 6-gij gingt nu en dan ter Kerk, en ook, zoo ik mij niet bedrieg, wel eens aan bet Avondmaal. Ook ben ik menigmaal getuige geweest van uwe liefdadigheid. Ik geloof: gij had een zoo goed hart, als maar weinigen in de wereld.
Hendrik. Ik had inderdaad de gedaante der godzaligheid; maar hare kracht verloochende ik. Thans ben ik ten volle verzekerd , dat ware christelijke godsdienstigheid gansch iels anders is, dan ik te voren dacht.
Karei. Welk is nu uw denkbeeld van godsdienstigheid P
Hendrik. Ik denk dat deze eerst een begint neemt in de wedergeboorte of nieuwe geboorte.
Karei. (Zijn hoofd schuddende). Mijn waarde vriend! ik ben over u bezorgd. Gij hebt zeker met geestdrijvers omgegaan, en ik vrees, dat uw hoofd getroffen is.
Hendrik. Ja, en, gelijk ik hope, ook mijn hart. Verandering van het hart is hetgeen ik door wedergeboorte versta.
Karei. Ik bid u, Hendrik! laat ons deze onverstandige praat afbreken, en ik raad u, scheid u van stonden aan van die temende fijmelaars af, die uwe hersenen op hol brengen, en keer tot uwe vorige redelijke godsdienst en het blijde genot der onschuldige levensvermaken terug.
-ocr page 7-vrannbsp;Laat mii toe» 11 V001'af eene
aag voor te Stellen. Gelooft gij den Bijbel?
Snr t m' Waarom dit mij voorgesteld?
prak ik dit ooit tegen? Ik erken: liet lezen aan S,°^mi8e spotschriften bragt mij wel eens van l, VI-nke]JeH' maar de wederleggingen vrede UennIo-tnbsp;\\dd™ -ij wederge
^BHbeTwh^ V°lkomen «verreed, dat
van zedelijk-
■Hendrik. Tt „„ i .. ,. mogen hoor. .v,erheug mij dit van u te
twiffeLl Ik rrd ook ^ eeDS een
ik e vore'WvaTer jk SOmmi§equot; . waarmede Wijze deze of6 if N T^ «^quot;de Bijbel homvlnbsp;bedenkln8™ tegen den
komen d -m1breDgen : dan ik be!ï vol-Cr^l denbsp;van God is.
weg? 'nbsp;üoeli nam uwe bezwaren
vafdet'BijM6 w«d hHid en..§oddelgt;jkheld
8 zoo krichtig beveS
8er twiifelpn quot;evestigd, dat ik niet lau-m den S l ?e beschrijving die ik hart, en v ?antrofgt; het mensclielijk Van allf» , strafwaardige verkleefdheid latuur Lp?tenSchen' 200 ^ zij Uians van Ve'-makèn \ aan z;nnelijke dingen en ?chargt; t ' Cn hutlne ingekankerde vijand-ke« rn °rKfWare.?WOl]sdi-s^heid, vergele-de be1lk ia mi' -Iven bevond , bewustheid van de billijkheid en nood
-ocr page 8-zakelijkheid eener geheele verandering, in den Bijbel beweerd, strekten mij ten volledig betoog, dat de Bijbel van God afkomstig was, die alleen de harten en nieren der menschen doorgrondt. Mijn geloof aan den Bijbel is dus, van dag tot dag, versterkt door alles wat ik hoorde, zag en gevoelde. Zelfs de tegenstand van zondaren tegen den Bijbel bekrachtigt dit mijn geloof. En ik hen meer dan ooit verzekerd van de noodwendigheid eener nieuwe geboorte.
Karei. Ik wenschte wel eens te weten , op welk een bijzonder gezag dit uw vreemd gevoelen rust.
Hendrik. Op het hoogste gezag in de wereld, op een gezag, dat mijn vrieiid niet ligt zal durven tegenspreken; ik bedoel het gezag van onzen eerbiedwaardigen Zaligmaker Jezus Christus. Gij herinnert u, buiten twijfel, wel Zijne zamenspraak met Nicode-mus , eenen JoodsC|hen Oversten, Joan. III.
Karei. Ik herinner mij eens gehoord te hebben eene predikatie over die woorden , die ik niet begrijpen kon, en daar ik hoorde dat de spreker een geestdrijver was, dacht ik er ook niet verder over na. Naderhand hoorde ik iemand in een gezelschap zeggen, dat de wedergeboorte niets anders was , dan de christelijke waterdoop. Toen liet ik vervolgens het doopboek op mijne geboorteplaats opslaan , en toen ik daaruit
-ocr page 9-vernam, dat ik gedoopt was, stelde ik mij ook gerust omtrent mijne wedergeboorte, ter tijd en plaats in de doopregisters aangetee-kend.
Hendrik. Neen! niet alleen onze doop, maar vooral de verandering van ons hart de wedergeboorte daar bedoeld, en ik vertrouw, wildet gij mij met geduld hooren, ik zoude u hiervan ligt overtuigen.
Karei. Ik ben een vijand van twisten over godsdienstige onderwerpen; maar het geen gij beweert is van zulk eenen ernstigen aard, dat het eene bezadigde aandacht vordert; alleen moet ik u onder het oog brengen, dat ik mijn woord gegeven heb om van dezen avond een nieuw spel bij te wonen, en (zijn liorologie uittrekkende) maar een half uur lijd over heb.
Hendrik. Ik zal u niet langer dan een kwartier ophouden; maar mogt ik u in het gewigt van het onderwerp doen inzien, en u de noodzakelijkheid dezer verandering doen opmerken, zoo durfde ik het ook wagen te verzekeren, dat men u in de comedie niet meer zal zien.
Karei. Gij moet niet denken mij te zullen bekeeren, want, gij weet wel, ik ben een vijand van alle dweeperij. Ga liever met mij, en laat uwe predikatie staan.
Hendrik. Vergeef mij, ik zal voortgaan. Val ik echter u te lastig, dan wil ik ophonden.
-ocr page 10-kortheid' ^ V°°rt' maai Lellar,iS de
Hendrik. Het geen Jezus wedergeboorte of geboorte van boven, en Joannes i Br III- q een e geboorte uit God noemt, is hetzelfde dat elders genoemd wordt een overgang uit de duisternis in het licht, eene vernieuwing in den geest des gemoeds. Geven deze uitdrukkingen niet iets meer te kennen, dan eemge uitwendige zedigheid, of eenige har-telooze betrachtingen van de uitwendige eeredienst.
Karei. Misschien ja, wanneer zij toegepast worden op Joden en Heidenen, die overgingen tot het christendom; dan gij weet wel, dat wij alle christenen zijn.
Hendrik. In naam en belijdenis zijn wij het; maar hebt gij wel opgemerkt, dat Jezus zegt geboren te worden uit water en Geest P Dit laatste toont ons, dat het eene inwendige verandering is, en deze is even zoo noodzakelijk voor eenen naam-christen als voor eenen Turk. De Heilige Schrift, weet gij, spreekt van Joden, die het in het openbaar' of uiterlijk en in naam, en naar hunne belijdenis zijn , en van Joden , die het in het verborgen, of in den grond van hun hart en innerlijk zijn, Rom. II; 28, en ditzelfde mag ook van ons Christenen gezegd worden. In de godsdienst ziet God alleen op het hart. Zijne Wet beveelt ons, Hem lief te
-ocr page 11-hebben met geheel ons hart; en Zijn Evangelie dringt aan op een gelooven met ons gansche hart. En de groote belofte van het Nieuwe Verbond is een nieuw hart en een nieuwe geest. Geene uitwendige verandering in beschaving of belijdenis is hier genoeg. Ik weet het uit mijne voorgaande ondervinding , hoe dat men sommige ondeugden kan vermijden en sommige pligten betrachten , zonder eene korrel van ware godsdienstigheid te bezitten.
Karei. Hoe kan dat mogelijk zijn P
Hendrik. Ik zal het u verklaren. De begeerte, om onze gezondheid of om onze achting in de wereld te bewaren, vermag hier veel; en eene slaafsche vrees voor het eeuwig verderf vermag nog meer. Iemand zal ligt verscheidene godsdienstpligten waarnemen, hoe lastig zij hem ook vallen, in de hope van de straf der hel, door dezen weg, te zullen ontkomen, die hem ondragelijk voorkomt. — Maar ik wil nu bij mijne beschrijving der wedergeboorte nog bijvoegen , dat zij ook eene geheele verandering is. Sommige mcnschen hebben op zekere tijden, wel eens ernstige gedachten, en vatten goede vooi-nemens op, en misschien werkt dit ook eene gedeeltelijke verandering in hun gedrag, die hunne vrees voor de straf lenigt. Bij anderen is de verandering, die men bij hen opmerkt, een louter uitwerksel var»
-ocr page 12-hunne toenemende levensjaren, van verandering in hunne ligchaamsgesteldheid en hunne betrekkingen en levensomstandigheden. Ook worden sommige pligten van de godsdienst en zedelijkheid door hen dikwerf uitgeoefend , om, als het ware, eene schavergoeding te zijn voor eenige ondeugden, waaraan men steeds verkleefd blijft. Zoo zal men, ouder wordende , meer bezadigd zijn , en de ontuchtige zijne vorige zonden niet meer bedrijven kunnen. Zoo gaat men wel eens ter kerk, ten Avondmaal, geeft men aalmoezen , leest men in den Bijbel, om daardoor goed te maken, hetgeen men misdreven heeft.
Karet. Maar ik bid u, welk is toch het oogmerk dezer krachtige verandering?
Hendrik. Zij bedoelt het verloren beeld van God in de ziel te herstellen, en daardoor den mensch tot de hoogste gelukzaligheid op te leiden. — Alles was in den beginne gewrocht, om Gods eer te verbreiden ; maar de mensch , zooals hij thans van natuur bestaat, beoogt dit niet: hij leeft naar zijn eigen goeddunken, zoo wel ten aanzien van zijne bezigheden en vermaken, ais ten aanzien van de godsdienst, en de pligten , welke hij zijnen naasten schuldig is; hij doet van dat alles zoo veel; en op die wijze, zoo als het hem behaagt, zonder naar den wil van God te vragen, en zijne eer te bedoelen. Godsdienst is voor hem
-ocr page 13-geen lust of voedsel, maar eene onsmakelijke artsenij , die hij nu en dan inneemt, om de pijnelijke steken van zijn geweten te ver-ligten. Maar de vernieuwde mensch stelt de gunst van God boven alle vermaak, vindt zijn grootste genoegen in het dienen van God, zoekt alles wat hij doet, naar den wil van God te rigten, en langs dien weg op te wassen in de liefde tot God boven alles, en tot den naasten als zichzelven.
Karei. Wel! uw berigt dat gij mij geeft van de wedergeboorte, komt mij beter voor, dan ik verwacht had, en verondersteld, dat het gegrond is, zoo bid ik u, zeg mij, hoe dezelve in ons wordt voortgebragt.
Hendrik. Misschien zal ik u te lang ophouden. Gij moest naar de comedie gaan. Laat mij alleen deze vraag u doen: of, welke genoegens dit spel u ook naar uwe verbeelding verschaffen mag, of het eenig-zins gerigt is om de gesteldheid, die ik u aangeprezen heb, te hevorderen, en of hetzelve niet veel eer strekt om alle indrukse-len van dit zoo belangrijk onderwerp uit te wroeten P
Karei. Om openhartig te zijn — ik moet dit laatste toestemmen, en, daar ik mij geneigd gevoel, om over dit onderwerp waarover wij handelen, met meer bedaardheid na te denken, zoo wil ik mijn voorgestelde vermaak varen laten , en verzoek u om voort te gaan.
-ocr page 14-Hendrik Ik bedank u. Ik vertrouw ■ gii zult het verl.es van uw begunstigd genoegen u niet beklagen. Wilde de Almagtige mijne pogingen tot bevordering van Uw heil be gunstigen, zoo zoudet gij en uw vriend te zamen stof hebben, om ons eeuwig daar over te verblijden. Ik zal daarom u nu ver-der onder het oog brengen, dat in die verandering van 's menschen hart en wandel ook eene overtuiging van iemands zonde en' gevaar plaats heeft.-- Hij leert God in Zijne hoogheid, heiligheid en beminnenswaardig-
nnbsp;-hJ) §evoeItgt; boe hij, als een
afhankelijk en beweldadigd schepsel ' en vooral als een gedoopt christen-belijder ten duurste was verbonden om voor God en den Verlosser te leven; en nu op zijn gedrag voor God en menschen, vooral op de booze gesteldheid van zijn hart nadenkende, ge-voelt hi, zich diep schuldig, ondankbaar, trouweloos en verdoemeniswaardig voor God te zijn— hij is deswegens bedroefd, dat hij tegen zulk een heerlijk en liefdevol God tegen zulk eenen dierbaren Zaligmaker bezondigd en van dezelve zich afgekeerd heeft-hij beschouwt en erkent zich dus als een schuldig schepsel, als een verloren zondaar Karei. Zoudt gij denken , dat zulke in-zigten voor alle menschen noodzakelijk zijn zoo wel voor deugdzamen en beschaafden ' als voor ondeugender! en gocldeloozen ? '
-ocr page 15-Hendrik. Ja voor allen, zonder eenige uitzondering. Dat alle mond gestopt worde en de gansche wereld voor God verdoemelijk is. Rom. III: 19.
Karei. Maar ik zoude vreezen, zulke sombere denkbeelden bij mij te laten huisvesten; leiden zij den mensch niet tot wanhoop en uitzinnigheid?
Hendrik. Geenszins. Zï] zijn juist geschikt, om ons voor te bereiden tot den ontvangst van het Evangelie der zaligheid, en tot het genot van de onuitsprekelijke rust en vrede der ziele, die bet geloof in Jezus Christus ons aanbrengt.
Karei. Zulke Godsdienstige gevoelens zijn mij ten eenemaal vreemd; maar ik ben een voorstander van zedelijkheid, en ik zoude gaarne willen weten, in welk een verband deze uwe geestelijke denkbeelden staan met een goed leven, hetwelk boven alles het voornaamste is naar mijne gedachten, daar het eindelijk geheel op aankomt.
Hendrik. Wanneer hun hart zal veranderd zijn, zal de verandering van het leven van zelve volgen, en heiligheid, welke de zedelijke beschaving in zich sluit, maar verre te boven gaat, zal haar eigenaardig gevolg zijn. De waarheid der zaak komt in liet kort hier op uit. Wie uit God geboren wordt, die openbaart zijne verandering door een nieuw levensgedrag. Deze nieuwe leer, zoo als gij
-ocr page 16-ze noemt, leert ons, om, met verzaking van alle godeloosneid, en wereldschc begeerlijkheden matig, regtvaardig en godzalig te leven, m deze tegenwoordige booze wereld, Tit. 11: I2.
Karei. Maar hoe kannen uwe denkbeelden zulk eenen magtigen invloed uitoefenen op uw gedrag?
Hendrik. Voor zoo ver de neiging van ons hart de beschouwing van het verstand volgt, zal ook iemands gedrag beantwoorden aan zijne begrippen. Daar ik nu de wereld beschouw als voorbijgaande, zoo kan ik 'er onmogelijk bet hart meer aan geven daar ik God aanmerk als het hoogste goed moet ik Hem boven alles zoeken, daar ik mij zelven heb leeren kennen als in gevaar word ik aangespoord om te werken en te bidden, en zoo gaat het met al wie uit God geboren is, hij beschouwt God, zachzelven de wereld, Jezus Christus en zijne voorschriften anders, dan de menschen gewoonlijk doen, en daarom is hij ook gansch anders werkzaam.
Karei. Ik gevoel, dat, als uwe beschrijving van een nieuw schepsel gegrond is ik geheel verkeerd gesteld ben.
Hendrik. De ontdekking, dat uwe gesteldheid verkeerd is, is de eerste weg om regt gesteld te worden. Laat dit u dus niet ontmoedigen, de verandering, welke bij den wedergeborenen plaats heeft, strekt zich uit
-ocr page 17-over zijn geheel karakter. bestaan en gedrag. Liefde tot God en dankbaarheid aan Hem is in zijn hart geworteld, en wordt het groot beginsel van alle bedrijven.
Het is niet enkel erkentenis van vele onverdiende weldaden aan zijnen goedertiere-nen Weldoener, in het dagelijksche leven, maar boven al een innig gevoel van zijne verregaande en onoverzienelijke verpligting aan den Zaligmaker, die hem vrijwillig lief had, en met zijn eigen bloed wiesch van alle zijne zonden. Dit sluit ook duidelijk in, en zal voorzeker voortbrengen eene op-regte en vurige liefde tot zijne mede-natuur-genooten. Zijn het onbekeerde zondaars, de liefde tot God, welke hem vervult met smart en leed over zijne eigene zonden, vervult hem ook met eene blakende begeerte tot dezer ontdekking en behoudenis. Zijn het brave menschen, deze zijn met hem ver-eenigd door de sterkste liefdebanden, en zij beminnen de een den anderen met een zuiver en teeder hart.
Karei. Als dit waarheid is, moet uwe Godsdienst veel beter geaard zijn dan ik verwachtte.
Hendrik. Dit mijn vriend! is een beknopt overzigt van dit allerbelangrijkst onderwerp, waaromtrent elk en een ieder met de grootste deelneming verkeeren moest. Laat mij maar alleen deze waarheid nog eens herhalen,
-ocr page 18-en wilde God almagtig door zijnen Heiligen Oeest dezelve op uw hart drukken' ten zij iemand wedergeboren worde, hij kan in het Godsrijk met ingaan. Bij God is geene aan-neming des persoons, of iemand hoog of laag geboren, rijk of arm, geleerd of onge-leerd is, een christen of iets anders heet soo hij niet hernieuwd is door de werking van den Heiligen Geest, hij is een kind des toorns, en, sterft hij in dien stand, hij gaat in het eeuwig verderf.
Karei. Mijn waarde vriend! ik twijfel met aan uwe opregtheid in den ijver, dien gij betoond hebt, om mij van de gegrond-heid en het belangrijke van uwe denkwijze te overtuigen. De leer, door u voorgesteld doet zich nogtans zoo nieuw aan mij voor' dat ik er mij niet zoo van stonde aan mede vereenigen kan. Dit evenwel moet ik belij-den: zij verdient alle mijne aandacht.
Hendrik Ik bedank u voor uwe opregtheid, en ik wil gaarne mij verder ter eeniger tijd met u inlaten. Alleen dit verzoek ik: beschouw dit onderwerp met betrekking tot ii zeiven, en overweegt ernstig, of gij eenige eigene kennis hebt van zulk eene verandering in uw eigen hart en bestaan. Bedenk ernstig, mijn waarde Karei! wij naderen van dag tot dag het graf, en dan is onze stand bepaald, zonder uitzigt op eenige verandering. Het is dus de onredelijkste zaak ter
-ocr page 19-wereld, in onzekerheid daaromtrent Je wil. len voortleven, of wij op den weg zijn naaiden hemel, of het verderf, en of wij eeuwig verkeeren zullen met de heilige Engelen in den staat der gelukzaligheid, of met de Duivelen in eenen stand van de naarste wanhoop en rampzaligheid. Geen ding daarom kan meer onze aandacht waardig zijn, dan onbevooroordeeld onderzoek te doen naar ons tegenwoordig bestaan. Hebben wij reden te besluiten op goede gronden, dat wij met God bevredigd zijn, welk eene uitnemende bron van vreugde en troost ! Dan , zoo niet, er behoort geen tijd verspild te worden om dit verderf, aan welks uitersten rand wij duizelen, met alle haast te ontvlieden.
Karei. Wat raad j;oudt gij hem geven , die tot nog toe alle reden heeft om te denken, dat zijn stand nog hoogst gevaarlijk is? Kunt gij hem ook nog eenig uitzigt op zijne redding aan de hand geven?
Hendrik. God zij gedankt! Zijn Evangelie is vol van allerlei moedgevende redenen voor wederkeerende zondaars, en voor berouwhebbende snooden. Ik beveel u in het bijzonder aan, God veel in Jezus naam in het eenzame te bidden, en daarin als met onbeschaamdheid, aan te houden. Zoekt den Heer, terwijl hij (nog) te vinden is, roept Hem aan , terwijl Hij nabij is. De goddeloze man verlate zijnen weg, en de onregt-
-ocr page 20-A smu^tfu
vaardige zijne gedachten eu hekeere zich tot den Heere, zoo zal Hij zich zijner ontfermen en tot onzen God, want Hij vergeeft menig-vuldiglijk. Jes. LV : 6,7. Jezus Christus kan volkomen zalig maken allen, die door Hem tot God gaan. Hebr. VII: 25. Vlied tot Hem, en gij zult zalig worden. Er bestaat geene zonde zoo snood, of het bloed van Jezus Christus kan dezelve uitwisschen. Er is geen slaaf des Satans zoo zwaar geketend, of de Heiland kan hem vrijmaken. Lees veel uwen Bijbel, met een eerbiedig en biddend hart, bijzonder'die plaatsen, waarin Jezus Christus in alle Zijne voortreffelijkheid en beminnelijkheid Wordt voorgesteld, en ik houde mij verzekerd, dat de tijd komen zal, waarin gij zeggen zul,t: Al het oude is voor-hij gegaan, en alles is nieuw geworden.