-ocr page 1-

3*

HET LEVEN

VAN

WIL LI AM KELLY.

UIT HET ENGELSCH. (vijfde druk.)

TE BOTTERDAM,

Lfj M. WIJT amp; ZONEN,

Drukkers van hel Nederïandsche Zendelinggenootschap.

1833.

N*. XV.

i)

-ocr page 2-

2iM

I!

-ocr page 3-

rOORBERIGT.

Gecommitteerden van het Ncderlandsche Zendelinggenootschap, tot het opstellen , verzamelen en uitgeven van kleine Stukjes, ter bevordering van Evangelische kennis en Godzaligheid, ook bij mingeoefcnden ; — namelijk: r. j. van der meulen, b. van marken, j. clarisse, a. l. m. Phil. en Theol. Doet. en Prof., a. de vries,

l. egel ing, j. c. vorstman, r. adriani ,

Predikanten te Amsterdam, Hoorn, Leyden

-ocr page 4-

VOORÏERIOT.

IV

en Rotterdam; overeenkomstig hun Ambt en Bediening, dat oogmerk gaarne willende bevorderen , en in uitzigt op des Heeren medewerkenden zegen, bieden het nevensgaande Stukje hunnen Landgenoolen aan; erkennende intusschen geene Uitgave voor echt, dan welke door eenen hunner , of door de Drukkers dezes, onderteekend is.

-ocr page 5-

William Keilij was in het jaar i?5i geboren te Douglas, op het eiland Man, uit arme, doch brave ouders, welke in het kerspel van Kirk Braddan, aan de zuidzijde van het eiland woonden.

In de school van het kerspel had hij zoo veel onderwijs in het lezen ontvangen , dat hij de Heilige Schrift onderzoeken kon. Zijue moeder besteedde ook eenige moeite, om hem met de godsdienst vroeg bekend te maken; haren arbeid was ook niet geheel vruchteloos, en hij vond, in dien tijd , groot behagen in de openbare eerdienst; vervolgens werd hij besteld bij eenen kleermaker, en, na het afloopen van zijn leerjaren reisde hij door sommige deelen van Engeland, om vorderingen te maken in zijn handwerk.

Na zijne terugkomst in zijne geboorte-

!)laats, gaf hij sterke blijken van toenemende igtzinnigheid en verwaandheid in zijne kleeding en gedrag. Hij verkeerde hu steeds in het gezelschap van ijdele en losbandige;

-ocr page 6-

jonge lieden, nam gretig derzelver ondeugden over , en volgde ijverig hunne zeden. En, daar hij van zijn ambacht de kost niet kon halen, zocht Inj het bij de visscherij. Hier maakte hij zich bijzonder kenbaar door zijnen ijver en vlijt aan boord van liet haringschip , maar nog meer door zijn roepen en schreeuwen in de herberg; zijne onmatigheid in het drinken wies ook steeds aan, en hij werd ras een eigenlijke zuiper. Eer hij nogtans lot deze hoogte van losbandigheid kwam, moest hij dikwijls met zich zeiven kampen , en hij gevoelde verschrikkelijke aanklagten van zijn geweten, en schaamte over eene levenswijs, die hem zoo onteerde. Hij sprak ook nooit, na zijne bekeering van dit gedeelte zijnes levens , zonder zeifsverwijt, en de levendigste erkentenis van Gods goedheid , die hem niet afgesneden had, toen hij in zulk een gedrag voortholde. Hij vat-tede ook naderhand wel voornemens op, om zich te verbeteren en van zijn drinken af te zien, en herhaalde dezelve menigmaal., zonder vrucht. Hij bleef een slaaf van zijnen lust, en kon zich van zijn slecht gezelschap niet ontdoen. Zijne buitensporigheden klommen eindelijk tot zulk eene hoogte , dat zijn krediet geheel ophield. Op eenen zekeren dag dat hij zijne vertering in eene herberg niet kon voldoen, hield hem de vrouw vast, om haar eene verzekering te

-ocr page 7-

geven van betaling zijner schuld , en hij moest zich losscheuren, om bloots hoofds naar huis te loopen, bedrukt, beschaamd, en innerlijk getroffen. Dit geval had eene krachtige uitwerking op hem; hij begon ernstehjk na te denken over zijne zondige handelingen tegen God, en kwam nu, gelijk de verloren zoon , tot zichzelven met zelfs-verfoeijing over zijn snood bestaan en liar-. telijke begeerte tot afstand van hetzelve.

Maar, (laat hij reeds, bij ondervinding, de krachteloosheid kende van zijne vroegere voornemens, genomen in eigene kracht, en nu volkomen overtuigd was, dat alle goede begeerten, voornemens en werken, God tot hunnen oorsprong moesten hebhen, wierp hij zich neder voor den troon der genade en zocht hulp van boven , met een verbroken en verslagen hart. Hij wende zich naar Jezus; den Zaligmaker van zondaren, en vatte een ernstig voornemen op, Om, met eene welberadene keus , afstand van zijne zonden te doen, en een nieuw leven te leiden, met een innerlijk vertrouwen op Zijne verdiensten, en in volstrekte afhankelijkheid van de genade en magt van den mededoogenden Verlosser.

Hij werd ook in staat gesteld, om dit voornemen, in de kracht van God, door den gezegenden invloed van zijnen Geest, die hetzelve in hum verwekte, ongeschon

-ocr page 8-

den vast te houden , zoodat hij van dezen tijd af, zijnde hij omtrent 5o jaren oud tot het einde van zijn leven, gedurende 4o volgende jaren, geen ale of eenigen sterken drank immer gebruikte.

Terstond na zijne bekeering, deed hij ook^ afstand van zijn voorgaand zondi^ gezelschap. Ofschoon hij gedurig werd aangezocht, en als met geweld gedrongen om weder met hem te verkeeren, en aan hunne losband.gheid op nieuw deel te nemen, kon hij nooit Weder bewogen worden om zijn, nu eens genomen , besluit tè schenden. Hij ]egde zich iiu met allen ijver op zijn ambacht toe, en werd dus in staat gesteld , zijne opgelegde schulden te betalen. Dikwijls gewaagde hij van het beslag en ontslaquot; van zijnen hoed, en zijne dankerkentenis aan de vrouw, die, in den weg der Voorzienigheid, het werktuig zijner bekeering geweest was.

De verandering, door Goddelijke genade gewrocht in zijne inzigten en gevoelens veroorzaakte gevolgelijk eene verandering in zijn levenswijze en gedrag. Hij wercj nieuw mensch; zijne manieren , zijn gedrag zijne vermaken, en zijne bezigheden , alles onderging verandering; de uren , die hij te voren doorbragt in de herberg, werden nu besteed in afzondering. Gedurig en ernstig hield fuj zich nu bezig in verbor

-ocr page 9-

gene gebeden; dikwijls zag hem de opgaande zon op zijne knieën , en dikwijls werd de stilte van den nacbt afgebroken door zijne vurige smeekingen; en, waren zijne handen al de uren van den dag bezig in zijn werk, zijn hart klom ten hemel, onder hetzelve, op in bidden en loven; menig uur bragt hij door met zingen van psalmen, lofliederen en geestelijke gezangen.

Hij bepaalde zich ook , met standvastigen ernst, tot het lezen der Heilige Schrift; dit was zijn begunstigd bedrijf en vermaak; geheele stukken uit dezelve, bijzonder prak-tikale, en die hem voorschriften gaven, kende hij van buiten. en daar over dacht hij gedurig na; deze waren ingeschreven in de tafelen van zijn geheugen, en vormden inwendig de gestalte zijner ziel; deze waren voor zijn gezigt in alie tijden en plaatsen, als een bescherm-engel die hem gedurig inluisterde: « Dit is de weg, wandel in denzeh'en, quot; Jes. XXX vs. 21.

Insgelijks vond hij veel smaak in boeken te lezen over de praktijk vau de godsdienst, welke hij leende van alle zijne godsdienst-lievende kennissen , die dezelve bezaten. Als eene vergoeding voor het gebruik van het boek, en een bewijs zijner achting voor deszclfs inhoud, herstelde hij ieder blad of band, waar dit noodig was. Door zijnen omgang met sommige onzer beste godge

-ocr page 10-

leerden , verkreeg hij regtmatige en gepaste ïnzigten in godsdienstige onderwerpen. Harneck en Berevidgp. waren zijne bijzonder begunstigde schrijvers. Met de schriften van den laatstgemelden, bijzonder met zijne Oplossingen , was hij zoodanig bekend dat, wanneer men hem de woorden van dezen uitman lenden schrijver hoorde aanhalen, men zich zoude verbeelden, dat hij lang met den Bisschop , in eene naauwe verkeering, had omgegaan, of verscheidene jaren in zijn huis gewoond had.

Met bijzondere vlijt legde hij zich toe op de taal der Mans , en zijne vorderingen daarin waren zoo groot, dat sommigen die met dezelve begeerden bekend te worden , hem ten onderwijzer daarin Verkozen. De Engelsche schrijver 'van dit opstel geraakte ook, bij zulk eene gelegenheid, eerst met hem in kennis , en erkent met dank menige in de Heilige Schrift gegronde les, die hij van hem'ontving, en menig vermakelijk en nuttig uur, dat hij in zijn gezelschap cloor-bragt, en den levendigen indruk , welken het voorbeeld van dezen eerwaardigen man op zijnen geest naliet, van de goddelijke

kracht, om eenen ongeleerden , wijs'_

eenen overgegevenen losbol godvruchtig — en eenen armen gelukkig te maken. Verscheidene geestelijken van het eiland hadden gelijke verpligtingen aan hem, en zijne

-ocr page 11-

gedachtenis bleef bij velen in hoogachting ; zijne redenen waren zoo beschaafd, zijne verkeering zoo aangenaam , en zijn gedrag zoo zachtzinnig en beleefd, dat zijn gezelschap hoogst behagelijk moest zijn, voor ieder die eenigen smaak voor god vrucht had ; en diegenen zelfs, wier geestgesteldheid met de zijne streed, waren gedrongen te erkennen , dat zijn gedrag toonde, hoe ernstig hij betrachtte al wat braaf en loffelijk was.

In zijne laatste levensjaren was hij onderworpen aan aanvallen van zinking-pijnen, en een ongemak in den rug, hetwelk hem veeltijds belette in het werk zijns beroeps bezig te zijn.

De geringe winsten van zijne vorige dagen, van welke hij nu moest afnemen, verschaften hem een sober bestaan, maar-bi] zijn niet noemenswaardig tafelgeregt, leefde hij nogtans te vrede, dankbaar en blijmoedig. Hij was zoo verre van morren en onvergenoegdheid , dat hij in tegendeel God steeds loofde en dankte voor zijne ongehoudene gunsten. Hij beschouwde alles steeds van de gunstigste zijde. Wanneer een ander zich beklaagde over slechte tijden , of het weder , of den oogst, zocht hij altijd naar eenige aanleiding van dankbetuiging in deze voorwerpen van beklag , en merkte aan met zijne gewone uitdruk

-ocr page 12-

king; }alles it van Hem, le welen van God, de bron van alle goed. Eene dankbare blijgeestigheid maakte het gewone gestel van zijnen ziele uit, en het schriftuurlijk gezegde — (laaiende liod voor alles t -n alle tijde — had eenen aanhoudenden invloed op hem, om hem te vormen tot een waarlijk gelukzalig christen.

Aan eenen boezem-vriend gaf hij eens hel volgend berigt zijner huishouding en dagelijksche uitgaven. Zijn gewoon onderhoud was brood en water; bij enkele gelegenheden kocht hij voor een stuiver melk, en dat beschouwde hij als eene groote overdaad, en somtijds verlustigde lnj zich eens met eenen haring, welken zijne huiswaardin voor hem toemaakte , maar zelden of nooit gebruikte hij iets uit een slagtershuis. Voor den bovenzolder, waarop hij woonde, betaalde hij 's jaarlijks vijf schellingen. Het was eene vaste wet bij hem, nooit iets te koopen zonder betaling, volgens het schriftuurlijk gezegde — wees niemand iels schuldig, dan elkander lief te liehben. Op deze wijs leefde hij verscheidene jaren, en men kan volkomen verzekeren, dat zijne uitgaven in het jaar, nooit vijf pond, of55 guldens Hollandsch , te boveif gingen.

Hoe nader hg aan zijn einde kwam, hoe meer hij stil, en vol van peinzing omging aan den oever van de eeuwigheid, en meer

-ocr page 13-

en meer hemelsch wierd in zijne verkeering

Maar, omtrent twee jaren voor zijnen dood, toen zijne kleine opgelegde schat verteerd was, en hij dezelve niet meer koude vergoeden, behaagde het de goede Voorzienigheid , die nooit ben, die op Haar vertrouwen, verlegen laat, eene deure van ontzet voor haren getrouwen dienaar te openen.

De voorbeeldige godvrucht van dezen zaligen christen bragt hem in kennis met eene aanzienlijke vrouw, die lang bezet geweest was met eene pijnelijke ongesteldheid, welke tot haren dood voortduurde.

In dezen onaangenamen stand vond zij een bijzonder genoegen in de bezoeken van dezen uitnemenden christen , en sprak altijd van het groot nut, dat zij verkreeg uit zijne schriften en stichtelijk onderhoud. Hare vriendschap bezorgde hem ook weder vele tijdehjken voorregten, welke hij altijd beschouwde als dadelijk van God afkomstig, en die hem deden overvloeijen in dankbetuiging. Omtrent dezen tijd ook, toen zijne behoefte hem waarschijnlijk zeer drukte, ofschoon men hem nooit hoorde klagen, verkreeg een jong vriend, die lang veel achting voor hem had opgevat, voor hem eene maandelijksche inschrijving van zestien schellingen Engelsch (dat is acht guldens zestien stuivers Hol-landsch.) Maar toen deze bij den ouden

-ocr page 14-

man onderzoek wilde doen, of dat voor zijn bestaan toereikend was ? antwoordde hij met eene bijzondere dankbare erkentenis , die hem uit zijne oogen uitstraalde, dat hij niet wist, wat hij met zoo veel geld zoude doen. De uitkomst leerde ook, dat die som veel te groot was voor zijne kleine uitgaven voor zich zeiven, daar hij nog veel, gelijk zijn vriend naderhand ontdekte , hiervan voor drie andere huisgezinnen had dienstbaar gemaakt.

En in zijne bezoeken bij zieke en behoeftige vrienden was hij gereed aan deze zoo vele ondersteuning in geld te geven, als ongeloofelijk kon schijnen, uit hoofde van zijne omstandigheden.

Zijne kleine boekerij maakte zijn voornaam eigendom uit. Deze bestond in een Bijbel iu het Manks en in het Engelsch, wilsons verklaring van den Catechismus, de Christelijke Vermaner, de Raad van eenen Leeraar aan zijn Kerspel, evans gedachten, en ortons Leerredenen over de Eeuwigheid, welk laatste een zijner begunstigde boeken was. Te voren was hij ook in het bezit geweest van Bisschop Kidders Raad aan Jonamp;e Lieden, maar dit was hem ontstolen, en over geen verlies beklaagde hij zich meer dan over het verlies van dit boek.

Deze weinige boeken had hij gelezen en

-ocr page 15-

herlezen, maar voornamelijk de Heilige Schriften , welke zijn bestendig voedsel waren, en zijn gedurige troost in allerlei ongelegenheden. Deze waren zijn aanhoudend onderwerp van bepeinzing, zijn geliefkoosd stuk van behandeling in de verkeering, in gezelschap, in de _ eenzaamheid, en zijnen raadgever in alie bezwaren. Zijne kundigheid in den Bijbel was ook buitengewoon. — Met de geschiedkundige gedeelten van het Oud en Nieuw Verbond beide was hij zoo bekend, dat hij zelden, in het veihalen van het een of ander geval, uit dezelve eenige omstandigheid voorbijging , en gemeenlijk alles voorstelde in de schriftuurlijke uitdrukking zelve.

De Psalmen waren ook zijn bijzonder vermaak. Menig een van dezelve kende hij van buiten, en hij was steeds in staat ge-heele onderscheidene gedeelten van dezelve, die hij met een bewonderingswaardig oordeel had uitgepikt, of aan te halen, of te zingen. Deze en de gezangen van Doctor fVats en Bisschop Kans Morgen- en Avond-Liederen gaven hem eene ruime stof, om zich in het zingen te oefenen , waartoe hij een bijzonderen aanleg had. Zijne kundigheden in de schrif ten des Nieuwen Verbonds Waren vooral niet minder. De gelijkenissengt; opwekkingen en vermaningen van onzen gezegenden Heiland en de praktikale gedeel

-ocr page 16-

ten der Brieven van de Apostelen, waarin zij eiken christen zijne pligten voordragen , waren als een schat bij hem weggelegd, en hij wist dezelve bij zijne vrienden, met groote naauwkeurigheid, en in derzelver waar verband en bedoeling voor te dragen. Waar men ook over sprak, hij wist er altijd eenig gezegde uit de heilige Schrift, of eenige gelijkenis of gebeurtenis, of' eenig gebod, bij aan te lialen.

Ook bad hij eenen schat van Godsdienstige anekdoten opgelegd, en zelden hield men zich eenigen tijd bij hem op, of hij bragt eenige nuttige gezegden bij van die groote schrijvers, (zoo als hij ze gewoon was te noemen) die hij gelezen had.

Het zal nuttig zijn hier eenige proeven bij te voegen van zijne belangrijke gezegden in gezelschap van andere Godsdienstige vrienden.

j. Eens werd er in een gezelschap, waar hij aanwezig was, gesproken van sommige gebreken vaneenen alwezenden nabuur , maar onze christen , na eenigen tijd niet onduidelijke teekenen van zijn ongenoegen vertoond te hebben, brak eindelijk uit in dit gezegde: «Komt, komt, mijne vrienden! « kunnen wij van den man niets goeds zeg-« gen, laat ons dan van hem geheel zwijgen. Ik zal u zeggen wat Bisschop Beveridge eens zeide: « ik wil nooit van iemands deugden « in zijne tegenwoordigheid, noch van zij-

-ocr page 17-

« ne gebreken in zijn afwezen spreken — en wat zegt de Apostel? Wat onderscheidt u van anderen ? 1 Kor. IV: vs. 7.

2, Sprekende van, hetgeen sommige noemen, kleine zonden , zeide hij: « Een klein « pennemes kan even zoo wel iemand dooft den, als een groot zwaard.quot;

5. Eens zeide hij: « Gesteld, iemand wilde mij verrijken met groote bezittingen ; misschien was ik reeds gestorven, eer ik dezelve rond gewandeld, en het getal dei-velden opgenomen had, en wat nut zoude het mij dan doen? Ik wil mij dus maar bevlijtigen, om mijne onverderfelijke en on-bevlekkelijke , en onverwelkelijke erfenis te Verzekeren, die mij niet ontgaan zal.quot;

4. Dikwijls bleef hij ook staan bij deze uitdrukking van den heiligen dichter: Jk zal mijne Wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijne ton ge, Psalm XXXIX: vs. 2. en voegde er menigmslen bij, de gezegden van den Apostel Jacobus, hooftstuk III. die tot het bestuur der tonge betrekkelijk zijn, en versterkte deze vermaningen door het verhaal van eenen man, die zijnen knecht naar de markt zond, om het beste, dat hij vinden kon , te koopen ; waarop de knecht terug kwam met eene tong, en weder gezonden zijnde, om het slechtste, dat hij vinden kon te koopen, weder eene tong te huis bragt.

-ocr page 18-

5.nbsp;Wanneer lnj een kind naar zich zag toeloopen, zeide hij: '« Mijn Zaligmaker heeft gezegd : gij moet worden als dit kind , vrij van haat, boosheid, hoogmoed , kwaadaardigheid,, ol gij kunt in het Gods rijk niet ingaan.quot;

6.nbsp;Met veel aandoening en ernst vermaande hij jonge vrienden, en gebruikte daartoe dikwerf het gezegde van den dichter, Psalm CX1X: vs. 9. Waarmede zal de jongeling zijn pad zuiver houden ? Als hij het houdt naar uw woord.

7.nbsp;Met bijzonderen ernst was hij ook gewoon te spreken van de verschrikkelijke gevolgen der dronkenschap, en de onzedelijkheid en laagheid van zulk een gedrag , dat ons beneden de beesten vernedert s « liet paard (zeide hij), als gij hetzelve water brengt, drinkt tot verzadiging toe, maar nadat zijn dorst geleschtis, is geen mensch in staat het eenen droppel meer op te dringen terwijl zijn berijder drinkt, en weder drinkt, nadat eiju dorst voldaan is, tot dat hij zinneloozer wordt dan de beesten, die verloren gaan. ó! Wat zal ik den Vader aller barmhartigheid, en den teederlieven-den Vriend onzer zielen vergelden, die mij spaarde en mij door zijne genade leidde om mijne afdwalingen in te zien!quot;

8.nbsp;Om de noodzakelijkheid van eene inwendige verandering des harten aan te

-ocr page 19-

dringen, haalde hij wel eens het gezegde van den Heer Taylor aan: « Als er een barst is in de blok, kan dezelve niet hersteld worden, die moet op nieuw gegoten worden.quot;

9.nbsp;Een ander gezegde van Taylor haalde hij ook dikwijls aan met bijzondere blijken van goedkeuring : « Bijaldien ik eenige zonden zoo geheim konde begaan, dat geen sterveling er ooit iets van vernam, en ik wist dat God 'er mij niet over straffen wilde, zoude ikzenogtans niet willen bedrijven, wegens de mij onteer ende schandelijkheid , die er in de zonde plaats heeft, en die niet dan onaangename zelfsverwijtingen kan nalaten.quot;

10.nbsp;Menigmaal was hij ook gewoon te zeggen, dat de schuld bij de toehoordei's lag, dat de leerredenen niet .meer nut doen. « Nooit van mijn leven (zeide hij) heb ik eene kwade predikatie gehoord ; alle predikers, die ik immer gehoord heb, vermaanden mij de zonden te ontvlieden, en waren alle toehoorders gewoon, bij het ingaan in de kerk, tot zich zeiven te zeggen, zie, hoe gij hoort, zij zouden van alle leerredenen, die zij hoorden, nut trekkken,quot;

XX. Ook was hij gewoon te zeggen, lt;1 Wij moeten de gansche wapenrusting van God geheel aandoen, zullen wij overwin

-ocr page 20-

naars worden. Wij lezen van koning Achab, dat een pijl hem trof tusschen de gespen en het pantsier. quot;

Gedurig zeide hij ook; « Zielewerh is het gewigtigste van alle werk, en moet nooit zonder zorgvuldige oplettenheid ver-rigt worden. Laat mij, ten allen tijden, gedachtig zijn aan de geschiedenis van den armen man, die het grootste deel van zijn leven doorbragt met heilig lezen, peinzen en bidden, en die, van zijne vrienden gevraagd , waarom hij op deze wijze zooveel tijd te zoek bragt? zijne oogen en handen ten hemel verhief en uitriep, voor eeuwig ! voor eeuwig! voor eeuwig! quot;

Het zoude gemakkelijk zijn, menige dergelijke uitdrukkingen nog bij te brengen, die van de lippen van dezen uitnemenden man afdropen; dan deze zijn voldoende om ons bekend te maken met de verhevene wijsheid, waarmede hij door de goddelijke genade bedeeld was.

Niets was echter in het gansche leven van dezen christen meer merkwaardig, dan ;sijne vergenoegdheid met zijn deel. Daar hij vrouw noch kinderen had om voor te zorgen, en zijne eigene behoefte zoo gering was en zoo ligt voorzien werd , was zijne ziel vervuld met gedachten over geestelijke en eeuwige onderwerpen. Hij leefde door het geloof, en had in eenen

-ocr page 21-

eigenlijken zin zijne verkeering in den hemel. In stilte zag men hem treden dooide straten en stegen der stad , gelijk een inwoner van eene andere wereld ; het geraas en gestommel rondom hem deden hem in het minste niet aan; zij ne gedachten en genegendheden waren gehecht aan de dingen, die boven zijn. Hij had maar eeri groot belang , een groot doel iu het oog , namelijk God le verheerlijken , die hem geroepen had tot zijne eeuwige heerlijkheid in Christus Jezus , (1 Petr. V: vs. io.quot;l

Eenen persoon, die zeide, dat de kolen bijzonder duur geworden waren , antwoordde hij:« de kolen zijn voor mij thans even zoo goedkoop als voor veertig jaren.quot; Dit was ook opregte waarheid; want zijn klein vertrek was nooit verwarmd door eenig vuur, noch rooster noch schoorsteen was aldaar te vinden . en nogtans sprak hij van dit zijn vertrek met eene zekere schijnbare verrukking ; hij had in hezelve gevonden eene verscheidenheid van aanlokkelijkheden, welke geen oog aldaar konde opmerken dan het zijne.

Met bijzonder vermaak sprak hij van een bijzonder klein hemellicht in zijne kamer , dat de eerste stralen der opgaande zon aldaar overbragt, en van de liefelijke

-ocr page 22-

stralen der maan , welke hij gewoon was te beschrijven als verguldende zijn beddeken, en versierende ieder voorwerp rondom zich. Indien de wanden van deze vliering konden spreken, welk een berigt zouden zij ons geven van zijne godvruchtige oefeningen, en de ernstige gebeden, en de heilige verzuchtingen van deszelfs eenzamen bewoner ?

Het was zijne gewoonte het volk van het huis, waarin hij woonde, des avonds , eer dat zij naar bed gingen, tot zich te roepen, om zamen God te loven en te bidden. De opsteller van dit levensberigt genoot eens het bijzonder genoegen, daarbij te mogen tegenwoordig zijn , en mogt geen klein vermaak scheppen in de manier waarop hij deze Huis-Godsdienst-Oefening behandelde.

Eenige naburen hadden zich bij deze vergadering gevoegd. Met groote kracht van geest begon de oude man eenige praktikale schriftuur teksten op te halen waarop hij korte en nadrukkelijke vermaningen en opwekkingen bouwde. Toen hief hij een' Psalm aan, waarin zich de geheele kleine vergadering met hem ver-eenigde , en toen eindigde hij met l4/ilson's Huis- gebed.

De hartelijke en ernstige manier waarop hij deze Huis-Godsdienst verrigte, was

-ocr page 23-

zeer treffende, en teekende klaar den godvruchten toestand zijner ziele. Dezelfde geest van eerbied blonk door in hem, wanneer hij zich tot de openbare eerdienst in de kerk begaf, welken hq op zijn tijd getrouw bijwoonde. Het genoegen dat hij smaakte in dezelve, was opmerkenswaardig. De kerkdienst was voor hem altijd nieuw, m altijd belangrijk; hij vereenigde zich met iedere bede met een niet afnemend vuur, en zijnen hartelijke» ijver in het zingen van lofzangen tot eer van God, had eene krachtige uitwerking op de gansche vergadering.

Deze vertoonde zich allerbijzonderst m de eerdienst der Manks, welke 111 het Jaar i794 te Douglas begonnen was, ten dienste cler armen ; en bij welke hij zicii aanbood als voorganger zonder eenige bezolding.

De eerbiedige en levendige manier, op welke hij deze dienst verrigtte , zal lang in geheugen blijven bij hen . die met aandacht deze oefening bijwoonden. De kerkdeuren waren zelden of ooit open dan op 's Heeren dag, of op zulk eenen dag m de week, wanneer hij de vergadering zamen riep. Altijd dankte hij God , dat hij, gedurende omtrent twintig jaren van zijn leven, nooit op eenen rustdag veibincieiu was geweest, naar 's Heeren huis op tc

-ocr page 24-

gaan ; dil beschouwde bij als een onwaardeerbaar voorregt. Hij was geheel vrij van bijgeloof en eenen geest van partijdigheid; hij beminde en eerbiedigde het goddelijke beeld , waar hij bet aan aantrof, en eene van zijne gelielkoosde stellingen was dat ware christenen, waar zij zich ook bevonden , door éénen geest en eenerlei gesteldheid verbonden waren.

Weinige weken voor zijnen dood, deed hem een vriend eenige verhandelingen, uitgegeven door het Genootschap quot;van Godsdienstige Stukjes, present, en deze beschouwde hij als eenen rijken schat, en spoede zich in aller ijl, om dezelve tot kennis te brengen van zijne bekenden.

Eene korte beschrijving van het het karakter van dezen onwaardeerbaren man vond men, voor eenige tijd , in den IV nor schuwer der Mans, welke niet ongepast zal zijn hier bij te voegen. Zij is van den volgenden inhoud: » het is zeer te betreuren , dat voorbeelden van ware christelijke godvrucht zoo zelden te vinden zijn; nogtans zijn zij meer in getal dan onnaauwkeurige opmerkers zich verbeelden. Meest brengen zij hun leven onbekend en onopgemerkt door in de stille toonelen van het huisselijk leven, in armoede, in ziekte en verdrukking. Een klein aantal

-ocr page 25-

van uitgelezene vrienden kent, bewondert en bemint deze deelgenooten der Goddelijke natuur ; maar bij eene bezige , woelige, en schreeuwende wereld zijn zij onbekend. De schrijver van dit blad had het geluk met eenen dezer gedenkwaardige Godzaligen van nabij bekend te zijn. Het lot van dezen christen van den eersten rang, was onder het geringste deel der maatschappij. Zijn gebrek is menigvuldig, en zijne tijdelijke genoegens zijn weinige ; zijne beperkte spijzen voeden hem dagelijks , eene bron in zijne buurt levert hem zijnen standvastigen drank, en zijn klein vertrek bevat niet meer dan de profeten-kamer, een tafel, een bed, een stoel, en een kandelaar. Nogtans is hij altijd blijmoedig, dankbaar en gelukkig; hij beschouwt alles aan de beste zijde, en merkt de goedheid van den Schepper overal in op, werwaarts hij zijne oogen wendt. Zijne godsvrucht maakt zijn gezelschap belangrijk, en zijne groote gemeenzaamheid met de gewijde schriften vervult zijne ziel met de verhevenste gevoelens, naar welke Socrates zoude geluisterd hebben met stille bewondering, en welke Plato zoude aangehoord hebben met verrukking en vreugde. Steeds gaat hij om met de Profeten, Apostelen en Martelaars, die hem geleerd hebben wel te denhen, wel te spreken en wel te

-ocr page 26-

doen. Met alle regt mag hij een echt-prak-ttkaal christen genoemd worden , wiens lezen, peinzen en bidden eenen onmid-delrjken en regtstreekschen invloed heeft op zijn leven en gedrag. Hij ziet de schaduwen van, den avond aankomen met eene volle hope op onsterfelijkheid, en zijne witte haarlokken herririneren hem, om zijne nog overige dagen, als een pelgrim zich te gedragen, met zijnen staf in de hand, altijd gereed om te vertrekken. Voor verscheidene jaren , (om zijne eigene taal te gebruiken) had hij zichzelven niet voorgesteld , om tot morgen meer te leven , maar sloot des nachts zijne oogen, onbekommerd, of hij ze weder opende in deze of in de andere wereld. Onder het slecht gewaad , en de geringe vertooning van dezen nederigen christen merkt de opmerkzame ziel den aanstaanden engel op, en dooiden , hem omringenden nevel van behoefte en zwakheid, ziet men eene straal van de Godheid doorschijnen. De tijd is niet meer veraf, dat prinsen en keizers dezen godvruchtigen bewoner der vliering zullen benijden,quot;

Geen wonder, dat het einde van zulk een godzalig Jeven, afkomstig uit het geloof in Jezus Christus, vrede en rust zal bevonden worden, Weinigen tijd voor zijnen dood bezocht hem de schrijver van dit

-ocr page 27-

berigt nog eens \oor het laatst, en bevond hem wachtende op zijn vertrek. Toen deze , bij het afscheid , zijne hope uitdrukte van, indien men elkander niet meer mogt ontmoeten in dit leven, elkander weder te zien in een beter, zeide hij met een volkomen vertrouwen van iemand , die weet in wien hij gelooft: Ach ja, wij zullen elkander ontmoeten in den hemel.

In deze bedaarde en gelukkige zielsgesteldheid leefde hij voort tot den tijd zijner ontbinding. Op vrijdag den 2fa Mei 1808 ging hij over in de rust, in het 78^ jaar zijnes levens. Menschen van allerlei stand volgden zijn lijk in groote menigte. Bq het graf zag men eene arme vrouw bitter sehrei-jen; gevraagd naar de reden, zeide zij, dat zij nu eenigen tijd geleden, van den ver-storvenen ontvangen had eene wekelijksche gift, en dat zij, bij zijnen dood, eenen van hare beste vriendea verloren had.

De edelman en de bedelaar, de vreemdeling en de inboorling schenen als om strijd te ijveren, om den laatsten tol van eerbied en achting aan dezen waren christen te betoonen. Eene aanspraak geschiede er aan deze talrijke vergadering uit Openb. X vs. 5 — 6. in welke men de volgende beschrijving van den overledenen vindt:

lt; Een zeer gemeenzame omgang met den overledenen stelt mij in staat, om met veel

-ocr page 28-

■vertrouwen te spreken van zijn godsdienstig bestaan. Een bestendiger voorbeeld van standvastige en gelijkvormige godsvrucht treft gij niet ligt aan. Zijne godzaligheid , vloeijende uit een hart, door de Goddelijke genade vernieuwd, was levendig en hartelijk, niet bepaald tot zijn vertrek of tot de kerk, maar besturende alle zijne gedachten, woorden en werken, alle uren van den dag, zoodat men ten volste van hem mogt zeggen : « hij leefde alle zijne dagen in de vrees van God.quot;

« Lang voor dat lieden van vermaak en bezigheid ontwaakten uit hunne rust, was deze werkzame dienaar van zijnen Heer reeds in zijne eenzaamheid werkzaam in bidd en en loven. Zijne ernst en eerbied, die hij betoonde in onze openbare vergaderingen, bezielden inderdaad en stichte-den allen, die hem omringden, en bewezen dat hij vurig van geest was, dienende den Heere. Zijne godsvrucht vertoonde zich niet alleen in het bedehuis, maar ook overal en bij alle gelegenheden. Zweeg hij, dan spraken zijne gelaatstrekken van zijne heilige overdenkingen, en sprak hij, dan gaf zijne tong bewijs, hoe zijn hart kleefde aan heLgeen boven was. Zijnen omgang was altijd vrolijk en stichtelijk. Zoo rijkelijk woonde het woord van Christus in hem, dat hij zelden eene andere taal bezig

-ocr page 29-

de dan die der heilige schrift. Met hem om te gaan was, als of men zich tot het onderzoek der Heilige Schrift bepaalde. Het een of ander gezegde uit dezelve was het gedurig onderwerp van zijn ^spreken, MJ-zonder zulke gezegden, welke gewaagden -van de Goddelijke genade en goedheid, en de liefde Gods geopenbaard in onze verlossing. Geen de minste schijn van gemaakte vroomheid vertoonde zich ook in zijn gedrag, maar hart, tong en leven stemden overeen, en zqn gedrag jegens vrienden en naburen, kwam volkomen overeen met dat van zijne gebeden en gezangen. Dezelfde godsdienstige beginselen oefenden eenen invloed op zijn geheele leven en verkeer , en maakten hem overvloedig in betrachtingen van liefde en weldadigheid tot het uiterste van zijn vermogen. Ofschoon hij maar wei-r iiig had te geven, gaf hij nogtans blijmoedig van dat weinige, wat hij konde, en besteede daartoe letterlijk zijnen laatsten penning. De vrucht van deze, zich zelve altijd gelijkvormige, godsvrucht was bondige vrede en vreugde in zijn gemoed. De kracht van de godsdienst deelde hem eene gelukzaligheid mede, welke de wereld noch geven, noch wegnemen kan. Met weinige levensgerijven bezat hij eenen schat, die hem rijker maakte dan de koningen der aarde. De beschrijving , welke de Apostel geeit van

-ocr page 30-

de eerste volgers van onzen Heer, paste volkomen op hem - als onbekenden en LJ-tans bekend als droevig zijnde doch altijd bly de als armen, doch velen rnk makende, als mets hebbende, en nog/ans alles bezittende , 2 Kor. VI: vs. n* To

ft Aog onlangs hoorde men hem verkeren-velen zijner mede-christenen mogten zoo gelukkig zijn als mj hij geloofde nogtans dat niemand gelukkiger was, dan hij zelf. Zijne gelukzaligheid was gebouwd op den rotsteen der eeuwen en op de beloften van dien getrouwen getuige, die heden, en gisteren en tot in alle eeuwigheid dezelfde is. Ixeheel hing hq af van de weergalooze verdiensten van den Verlosser: niets buiten Christus, niets buiten Christus, was de taal van zijn hart. Hebbende den goeden strijd gestreden, en den loop voleindigd en de trouw bewaard, zag hij voorwaarts naar zqne ontbinding, vervuld met hope der eeuwigheid. Van overlang had hij den dood .beschouwd als de bigde bode, die hem geleiden zoude naar zijne betere woning, en dikwijls met vermaak aangewezen de kleine plek, waar hij wenschte, dat zijn sterfelijk overschot rusten zoude. Daar ruste hij nu tot den morgenstond der opstanding, wanneer deze zoo uitstekende volger van Christus, Gods engelen gelgk geworden, zal blinken als eene star der eerste grootte aan s hemels transen. quot;

-ocr page 31-

AAKMEKRI N Cx E N.

Uit dit voorgaande berigt mag de Lezer vele nuttige en belangrijke lessen afleiden.

I. Hoe onnaspeurlijk zijn de rijkdommen der Goddelijke genade, en hoe ongehouden en vrij de betonning der Goddelijke gunst! Wie, die Kellij gezien had in zijnen onbekeerden stand, wentelende in het slijk der zonde, zoude ooit gedacht hebben, dac dezen man een uitstekend voorbeeld van godzaligheid zoude worden, en den naam van den gelukzaligen christen verwerven? Behoort de lezer dus onder het getal der zorgelooze zondaren, die waggelen op den rand. des verderfs, hunne gezondheid, hunnen tijdelijken welstand, en dien hunner huisgezinnen, en zich zeiven voor het eeuwig verderf' voorbereiden, door toe te geven aan het beestachtig genoegen der dronkenschap , of van andere zonden? Dat hij hier dan een oogenblik stil sta bij dezen man, die, in zijn aldwalen, ook den dood te gemoet snelde, maar naderhand door de Goddelijke genade ontwaakt, bekeerd en vernieuwd in den geest zijnes gemoeds, vervuld was met vreugde en vrede des gemoeds, door het geloof; dat bij uit dit voorbeeld leere, niet te wanhopen aan de overwinning over zijne zondige lusten, maar ook geen uur uitstelle van dezelfde middelen, welke

-ocr page 32-

deze aanwende, gebruik te maken ; dat hg in aller ijl zijne toevlugt neme tot verborgene en vurige gebeden om vergeving zijner zonden, door de verdienste en bemiddeling van Jezus Christus; dat hij zich begeve tot heilige overdenking en eerbiedig lezen der Heilige Schrift, en een vlijtig aanwenden van allerlei gepaste genademiddelen; dat hij ook geenzins beruste in eene halve bekeering , maar , gelijk dezen man , bij God aandringe om zijnen Heiligen Geest tot vernieuwing van het hart , en tot overmeestering van alle zonden, waarin hij geleeft heeft ; dan zal hij ook worden afgewas-schen, geheiligd, geregtvaardigd, in den naam van Jezus onzen Heer , en door den Geest onzes Gods.

Maar is de lezer bewaard om tot zulke openbare uitwendige zonden te vervallen, hij danke dan God voor deze gunst, en smeeke hem, dat zijn Goddelijk vermogen, ook zijn hart vernieuwe. Immers, hoe beschaafd en bezadigd ook uw uitwendig gedrag moge zgn , in uw hart wonen dezelfde bedorvene neigingen, als in dat van Keilij voor zijne bekeering; want uit het hart komen voort booze bedenkingen, doodsla -gen, overspel, hoererij , diefstal, valsche getuigenissen, godslasteringen. Matth. XV S vs. 19. En het is alleen de vernieuwing van het hart, welke de zondaar tot

-ocr page 33-

eenen waren afstand van de zoude bewerkt, eu Welke daarom in de Heilige Schrift eene wedergeboorte heet, zonder welke niemand in het rijk Gods kan ingaan. Joan. III: 3.

II. Het leven van dezen gelukkigen christen ontdekte klaar de kracht van de ware Godsdienst , om bestendigen vrede en rust in de ziel te veroorzaken onder allerlei uitwendige omstandigheden , hoe ongunstig zij Ook schijnen mogen. 'Wie zoude verwacht hebben den gelukkigsten , en bestendig vrolijken man aan te treffen op eene koude en sombere vliering, met een sehaarsch genot der gerijven dezes levens? Den man, meestal verstoken van het gemeenschappelijk verkeer en huiselijke genoegens, 0f eenige veraangenamingen, die de wereld aanbiedt, aan te treffen op een vertrek, dat den meesten meer eene gevangenis zoude voorgekomen zijn , dan eene plaats der zaligste vergenoeging? En nog-tans was deze afgezonderde huisboek, dooide kracht van zijne Godsdienst en zijns geloofs, hem een zetel van vrede, en eene Poort des hemels. Hier ging hij gemeenzaam met God om, en verheugde zich in tlem met eene onuitsprekelijke en heerlijke vreugde. De bijbel was de bron, waaruit hij den zuivers ten troost schepte :

ar in lag zijn schat. Hij had , gelijk

-ocr page 34-

de schaapherder van Salisbury , altijd weinig te eten, maar de Heilige Schrift was zijne spijze, drank en medgezel. Wil de lezer in zijn geluk deelen . hij zoeke het in denzelfden weg! Bezit hij eenen bijbel, hij leze dezelve steeds biddende, gelijk deze gelukkige christen deed! Dus zal hij wijs worden tot zaligheid door het geloof in Jezus Christus en volmaakt toegerust tot alle goede werk.

nL Ook leert ons het voorbeeld van Kelly, hoe weinig wij hier op aarde noodig hebben tot vervulling van ons tijdelijk gebrek, en hoe onajhankelijh de Godsdienst ons maakt van de wereld, en al wat daar in is. Terwijl de bezige menigte zich steeds afmat in moeijelijken arbeid, ter vermeerdering harer bezittingen om huis aan huis, en akker aan akker te trekken, en zich berooft van het genot des levens voor heden , om te zorgen voor jaren, die men misschien nooit beleeft; daar slijt de te vrede christen , die niet meer noodig heeft dan eten en drinken, en eenig gewaad om aan te trekken, zijn leven blijde en dankbaar, en geniet veel ruimer maat van gelukzaligheden hier, en ziende, ter gelijkertijd, door het geloof in Jezus op eene zaligheid hier namaals , die nimmer vergaan zal. Het goddelijk albestuur is voor hem eene onuitputtelijke voorraadschuur, en hij is

-ocr page 35-

quot;verzekerd , dat alles, wat hem wedervaart, hem zal medewerken ten goede.

IV. Eindelijk. Weinige menschen kunnen duizenden weldoen ; elk lezer nogtans kan wel eenigen weldoen, indien hij maar wel gesteld is. Hoe gering en armoedig zijn stand hier moge zijn , en hoe weinig bekend bij anderen, hij kan niet ligt in dezen , onzen Kelly te boven gaan , die nogtans, door het vermogen van de Godsdienst, zoo veel nut deed in de wereld. De lezer trede dus, van dit uur af, dit voorbeeld, in afhanging van God, na; zij zijn navolger, gelijk Kelly Christus .volgde en voege zich in ware Godsvreeze bij de verloste menigte, die door geloof en lijdzaamheid het eeuwig heerlijk hemelrijk en deszelfs schatten beërven !

-ocr page 36-

1 ^cgt; c?i

Hij M. WIJT amp; zonen , Drukkers van het Nederlandsehe Zendelinggenootschap, worden ook uitgegeven de navolgende Kleine Stukjes.

Nb.

1.nbsp;Evangelisch eherhi neringen aan Kranken.nbsp;i l5nbsp;Ct.

2.nbsp;Over het nuttig Kerkgaan.

3.nbsp;Over het doen van Belijdenis.nbsp;quot; 10nbsp;quot;

4.nbsp;Ecn^-oordvoormcnschendienietterkerkkunnengaan. I Jonbsp;I!

5.nbsp;Het Christendom beschaamd door Heidenen. bnbsp;- ,onbsp;gt;

6.nbsp;Evangelische herinneringen aan Bedroefden.nbsp;_ ,5

7.nbsp;Evangelische herinneringen aan Vaders en Moeders.nbsp;- 20nbsp;,gt;

8.nbsp;Een woord aan Vaders en Moeders, over den Doop.nbsp;- 05nbsp;»

9.nbsp;Over het allerbeste Boek. 1nbsp;_ 10nbsp;„ io. Onderwijs over het Bijbellezen.nbsp;_ 35nbsp;„ M. Levensgeschiedenis van den grootsten Man.nbsp;- 25nbsp;» ia. Iets over het Avondmaal.nbsp;_ jgnbsp;M »3. Opwekking tot de huisselijke Godsdienst.nbsp;I ,5nbsp;„

14.nbsp;Zamenspraak tusschen drie vrienden over deWedergeb.nbsp;- 07*nbsp;»gt;

15.nbsp;Het leven van WiJliam Kellij.nbsp;8nbsp;,5nbsp;„

16.nbsp;Drie zamenspraken tusschen een'Leeraar en eenlluism.nbsp;- ,5nbsp;i,

17.nbsp;Het dorp Eerenhoef tot vorigen welvaart hersteld..nbsp;- a5nbsp;»

' Sr n*i ™ , lll de straat Weneer kinderennbsp;- aonbsp;»

19. Waarschuwing tegen de Ontucht.nbsp;_ *nnbsp;„

o r\nbsp;_____1____. „1,j„„ ..:. . _ , ,nbsp;- 00nbsp;»

ao. Iets voor herstelden uit krankheid.nbsp;_ so

Si. Iets voor Gevangenen.nbsp;_ ^

2a. Geschenk dor christelijke liefde voor kinderennbsp;- 32J

a3. Geschenk voor Lidmaten der christelijke kerk.nbsp;- 35

34. Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid ?nbsp;- ao

25.nbsp;Tweede Geschenk der christelijke liefde voor kinderennbsp;- a5

26.nbsp;Voor Dienstboden.nbsp;_ 35/

27.nbsp;Over de Feesten.nbsp;_ 2C-*8. Iets voor Armen.nbsp;_ J0 29. Jezus , de geneesmeester van kranken.nbsp;- l3| 5o. Evangelische Herinneringen aan oude lieden.nbsp;-3». Verzameling van leerz.brieven en opwekkende verhalennbsp;- 20

5«. Opwekking tot weltevredenheid.nbsp;_ 20

33.nbsp;Een goed woord aan christen-ouders over de opvoedingnbsp;- 20

34.nbsp;Franke , de kracht de^ Geloofs.nbsp;*nbsp;- i5

35.nbsp;Schels van het leven van Afrikaner.nbsp;. 10

36.nbsp;Waarschuwing tegen het Kwaadspreken.nbsp;_ l(J

37.nbsp;Iets over de Zelfkennis..nbsp;_ 2lt;J 38» Een woord van onderrigt en troosl , in Sterfhuizen.nbsp;- s5 3g. Men doet niet, wal men lean.nbsp;_

40.nbsp;Vriendelijke raad aan z waarmocdigen.nbsp;_

41.nbsp;Waarom word ik niet betèr ?nbsp;- a5

42.nbsp;Wie zijn , hier op aarde , de gelukkigste menschen ?nbsp;— 20

43.nbsp;Gedenk te Sterven.nbsp;_ 25

44.nbsp;Het Voorbidden, een pligt der Christelijke liefde.nbsp;- j 7i

45.nbsp;Opwekking lot getrouwe deel neming in het Mon-delijksche Gebed.nbsp;_

46 Troostwoord voor Christenen, in alle wederwaardigheden.nbsp;_ £