0)icnbsp;rg
DER
KINDEREN
BIJ ZONDER OP DEN
-ZONDAG,
EN VAN DFJiZELVER VERKEER MET,
Vierde Druk.
te ROTTERDAM■ bij NICOLAAS COItNEL, bruiker vanNeêrlandsehZendeling-GenoolscJiap
1830.
N°. XVIII.
-ocr page 2-• HV -r:./
-ocr page 3-Gecommitteerden lij het Neder-landsch Zendeling- Genootschap, tot het opstellen, verzamelen en uitgeven van kleine Stukjes, ter bevordering van Evangelische kennis en Godzaligheid,ook bij mingeoefenden ; namelijk R. J. van der. Meulen, JB. van Harken, J. Clarisse, A. L. M. Phil. en Theol. Doet. en Prof., A. de Vries* L. Egeling , J. C. Vorstman en *nbsp;E.
-ocr page 4-R. Adkiani , Predikanten te Amsterdam, te Hoorn, te Leiden en te Rotterdam, overeenkomstig hun Ambt en Beroeping, dat oogmerk gaarne willende bevorderen, en in uitzigt op des Heeren medewerkenden zegen, bieden het nevensgaande Stukje hunnen Landgenooten aan; erkennende intusschen geene Uitgave voor echt, dan welke door eenen hunner, of door den Drukker dezes, ondertekend is.
-ocr page 5-Kinderen maken een belangrijk gedeelte uit van het Menschlijk geslacht; die met dezalve niet begunstigd is mag, even zoo weinig als zij, die het voorregt hebben, Vader of Moeder te zijn, omtrent het Lot van Kinderen onverschillig wezen j integendeel ieder, die maar kan, moet medewerken, om het geluk der Kinderente helpen bevorderen. Ik vertrouw, dat allen, die dit Stukje in handen krijgen, het daarin Anbsp;met
ft
-ocr page 6-met mij eens zullen zijn, en uit dien hoofde wel eenige oogenblikken zullen willen besteden, om iets te lezen, hetwelk (onder Gods zegen) zou kunnen strekken, om aan Kinderen de allerwezenlijkste dienst te bewijzen; en, mogt het iets toebrengen om Ulieden allen, Ja! al ware het dan ook maar om den een of anderen, tot medewerking te bewegen, wat zouden wij ons daar over verblijden; en hoe hartelijk zouden wij God daar voor danken moeten!
Gij wilt mogelijk, om gemakkelijk te kunnen bevatten, en daarna te kunnen herdenken wat gij in deze Bladen vindt, vooraf het eigenlijk Onderwerp wel bepaald zien, het plan weten, volgens welk in dit Stukren over dat Onderwerp gehandeld wordt? komaan!—ik zal het u zeggen. Het Stukje moet dienen tegen het bij de Straat loopen van de Kinderen, bi/zender op Zondag, en tegen derzelver verkeer met slechte Kinderen ; en daarover wilde ik zoo handelen, dat wij
eerst
-ocr page 7-éérst het te zamcn eens mogten worden over het Kwaad zelf, hetwelk hier wordt tegengegaan, over deszelfs Oorzaken, en over het Nadeel, hetwelk het te weeg brengt\en dan wilde ik beproeven, of ik ook een of ander Middelzon kunnen aanwijzen, om dat Kwaad in het vervolg voor te komen, of althans eenigzins te verminderen en te stuiten; en dan zal ik er nog eene en andere bijzondere Aanspraak hij doen.
Als ik dan nu tot U spreek over het bij de Straat loopenvan de Kinderen,bij zonder op Zondag, en der zeiver verkeer met slechte Kinderen, dan begrijpt gij wel, dat wij daardoor niet verstaan liet onvermijdelijk noodzakelijk gaan over de Straat, om in de Week naar School, of naar het Werk, en om op Zondag in de Kerk te kunnen komen, hij welke gelegenheden dikwijls toevallige ontmoeting van, en aanspraak door ondeugende Jongens, die zichzelven dan aan uwe Kinderen, tegen hunnen zin en wil, A 2nbsp;kui:-
-ocr page 8-kunnen opdringen, of om hen te plagen, of om met hen te spelen, en van hunnen pligt af te trekken, bijna onvermijdelijk, is: — Neen! ook niet, en vooral niet, dat gaan over de Straat om, als zij groot genoeg zijn, om alleen en zonder geleide te wezen, of anders onder uw opzigt, eens te wandelen, ter bevordering van hunne Gezondheid, en belooning hunner Naarstigheid: — o Neen ! dat komt den Kinderen toe! Ja, ik wenschte wel, dat alle Kinderen geschikte gelegenheid hadden om, hier of daar, in het open veld, niet gevaarlijke, gezonde, ligchaam en ziel te gelijk voordeel aanbrengende uitspanningen te genieten. Het is mij alleen te doen om tegen te gaan het bij de Straat loopen, in dien zin, als men die uitdrukking doorgaans opneemt, dat is in eenen kwaden zin,_
dat altijd opStraat loopen en op Straat spelen, vroeg en laat, vooral ook op den Dag des Heeren, hetwelk ieder braaf mensch ergert en verdict; dat, dat alleen heb ik op het oog.
Wil
-ocr page 9-Wil ik mij nog wat nader verklaren? Wel nu dan: mag ik u dan eens vragen ? hebt gij het nooit opgemerkt, dat bijna overal , waar men komt, op onze Dorpen, en in de Steden, in onze Vlekken, en zelfs in kleinere Buurten en Gehuchten, hier of daar grootere of kleinere Troepjes van Kinderen op de Straat bij elkander zijn — die zich , of, naar gelegenheid van het Jaargetijde, met Vogels, of Zweepen, of met Tollen, of met Hoepels, of met Knikkers, of met Koo-ten of, naar gelang van de Plaatselijke gelë1-genheid, met kleine Scheepjes, met een of ander Kinder Speeltuig bezig houden, (hetgeen, wanneer het maar niet op Straat, en niet in den Leertijd geschiedt, en de Dag des Heeren ook hierin van de overige Dagen, naar behooren, onderscheiden wordt, wel kan gedoogd worden,) of die zonder eenig bedrijf, zonder eenig doel, daar bij elkander staan, heen en weder dwalen tot dat het een of ander voorwerp hen herwaarts of derwaarts A 3nbsp;lokt?
-ocr page 10-lokt? — hebt gij dat nimmer opgemerkt, dat dit al dikwijls op Zondag het geval is, indien al niet onder de Openbare Godsdienst, en in den omtrek van de Kerken, dan toch tn de tusschen Uren, en na de Middag Godsdienst? Mij dunkt: gij hebt dat zeker wel opgemerkt; Ja, ook wel, dat zelfs Knapen, die zich niet gaarne Kinderen zouden laten noemen, deze ijdelheid aan de hand houden, en zoo al straatslijpende, en lanterfantende, den dierbaren Tijd vermoorden, en den kos-telijken Rustdag schandelijk ontheiligen ? Doorgaans evenwel loopen die Zamenkomsten uit op een of ander Spel, waar in het verlies somtijds op één, twee, of drie en meer Stuivers te staan komt.
Ik wil nu juist niet zeggen, dat alle Kinderen , die gewoon zijn dat te doen, dat alle de Knapen, die bij de Straat, om zóó te spreken, opgroeijen, slechte Kinderen, en slechte Knapen zijn : — integendeel, ik heb er wel gezien, die althans het voorkomen
lwd-
-ocr page 11-hadden van ordentelijkheid, en zedigWd, en beleefdheid, en hulpvaardigheid; maar het spreekt van zelve, dat het hoopje wel zeer gemengd zal wezen, en ik vrees, dat helaas! die Straatloopers meestendeels Knapen zijn, niet van de beste soort; te meer, omdat wel Jongens, die met bedelen hunnen duiten ophalen, en niets doen dan bedelen en spelen, zich daar onder mengen, zoo dat wij veilig kunnen aannemen , mby de Straat loopen op Zondag, kan, ronder verkeering met slechte Kinderen, bijna geene plaats hebben /quot;
Maar hoe komt het toch, dat er zoo vele Kinderen overal bij de Straat loopen, vooral op Zondag, en daardoor zoo vele verkeering met slechte Kinderen hebben ?
Lieve Vrienden! die Oorzaken zijn vele en velerlei. Ik zal er zoo maar eenigë opnoemen, en ik denk, dat gij mij wel zult willen toestaan, dat ik over het geheel geen ongelijk heb.
Ieder mensch heeft een trek tot Gezellig-A 4nbsp;beid. —
-ocr page 12-hcid, — Het is dus niet vreemd, ën, op 21'ch-zelve alweer, ook niet kwaad, dat Kinderen tot elkanderj neigen, en dat zij, vooral wanneer zij, of alleen 't huis zijn, of als de Jaren van de Kinderen in één Huis, van Broeders en Zusters, wat uit één loopen, of als zij, Jongens en Meisjes onder elkander zijnde, ieder hunne soort opzoeken, — en deze zich bij elkander voegen. — Soort zoekt soort zegt het Spreekwood; het is zoo veel te minder te verwonderen, dat zij, die in één Huis behooren, naar ander Gezelschap haken, wanneer zij, of niet in humeur overeenkomen , en in keus en smaak van stil, of luidruchtig te spelen, verschillen, of ook al, door dagelijkschen omgang in huis, van elkander te over voldaan zijn. Zulke soort van Oor • zaken drijft Menschen van meer jaren ook al eens, en maar al te veel, de deur uit.
De zucht tot Uitspanning is den Mensch ook zoo eigen, als de Uitspanning op zich zelve, wanneer zij maar redelijk is, den Mensch kan
Se-
-ocr page 13-geacht worden geoorloofd te zijn, na het volbrengen van werk en pligt. Die zucht is, vooral in de Jaren, waarin de Rede nog niet heeft leeren denken over de waarde van den Tijd, heerschend, en dikwijls zoo bedwelmend dat er moeite vereisclit wordt om dezelve wel te besturen.
In Huis, onder het oog der Ouders, kunnen doorgaans de Kinderen aan die zucht niet wel voldoen; gezet werk heeft men nog niet; zoo beginnen de Kinderen zich dan al ligt te vervelen; buiten het Huis heeft men, verwijderd van het oog der Ouders, meerdere vrijheid; geen wonder dan alwoer, dat het Kinderhart naar buiten trekt.
Bij eenige ondekt zich ook al Geldzucht, daar zij, al is het om één of twee Duiten spelende, door eene . gedurige herhaling de hebbelijkheid verkrijgen, om anderen hun Zakgeld af te winnen.
Maar de Oorzaak kan ook zijn, dat de Ouders geene gelegenheid hebben , om de A 5nbsp;Kin-
-ocr page 14-Kinderen aan Huis, in eene Kinderkamer, of op eene Plaats, of in een Tuin, of op een Erf, de Lucht te laten genieten. De bekrompenheid der Woning is zelve wel eens oorzaak, dat de Ouders met het uitloopen van de Kinderen, die geen uitwijk hebben, anders dan op de Straat, gediend zijn.
Ook gebeurt het wel, dat de Ouders zelve, door, of zich nooit met de Kinderen tot derzelver Onderwijs of Uitspanning te be-moeijen, of ook door altijd te begeeren, dat zij stil zullen zijn, door bij de minste beweging aanstonds ontijdig, en al te veel te knorren, den Kinderen een goed heen komen doen zoeken:—en waarheen (als alle de bovengenoemde omstandigheden, of ook maar deze en gene te zamen loopen) waarheen zullen de Kmderen gaan, dan op de Straat?
Maar waarom zou dit bij de Straat loopen van de Kinderen bijzonder ook op Zon~ dag, plaats hebben ? dat is ook niet moeije-
lijk te gissen. Dan behoeven zij immers niet
naar
-ocr page 15-naar School, niet naar Werk te gaan; de Ouders, die in de Week hun Winkel en Beroep en huishoudelijke bezigheden waarnemen, en daarvan desZondags rusten, zijn dan juist dikwijls met hunne Kinderen nog meer verlegen, dan in de Week; velen gaan niet, te Kerk, zenden hunne Kinderen, of niet, of zonder opzigj, derwaarts, en zoo stellen die Ouders hunne Kinderen alweer meer in de gelegenheid, om naar de Straat te loopen, en daar te blijven dwalen. Bij anderen zijn de Kinderen in den weg, omdar de Ouders, in de Week in de Dienst van anderen zijnde, op Zondag zoo wat Huiswerk knutselen en in orde brengen, waarbij de tegenwoordigheid der Kinderen hinderlijk zou kunnen zijn; ter-Wijl anderen op dien Dag eens van Huis gaan, om tevisschen, of om goede Vrienden en Bekenden op andere Piatsen te bezoeken, waarheen de Kinderen nog niet kunnen mede gaan, terwijl zij dan hunne Kinderen — Ja! somtijds wel aanbevelen aan de Buren, maar
al-
-ocr page 16-alzoo dikwijls toch dezelve slechts aan zich zelve en hun goeddunken overgeven.
Daar is hij andere Kinderen misschien nog eene andere Oorzaak, die hen, vooral op Zondag, zoo op de Straat doen zwieren; die ligt mogelijk in de zoogenoemde Zondags-kleeding. Het is toch tot hier toe, (cn ik vind het niet kwaad) hij elk een bijna, die het maar eenigzins kan bijbrengen, eene gewoonte, om op Zondag zoo helder en knap voor den dag te komen, als mogelijk is, en de Kinderen ook, ten minsten een eenigzins versteld en gewasschen Pak jen aan te doen.
Het is bijna ongelooflijk , hoe somtijds op een Plunje van weinige beteekenis, deKnaap en het Meisje zich boven zijne minder opgeknapte Kameraden kan verhoovaardigen: — een paar Nieuwe Schoenen, ja, ook een Lintje, is immers genoeg om zich met zijne Makkers te gaan monsterenf terwijl verzoeken, envermaningen, beloften en bedreigingen vah Ouders en Meesters, ja ook min
gun-
-ocr page 17-gunstige Luch tsgesteld heden alsdan schijnen niet te kunnen uitwerken, dat zij zich van de Straat-partij onthouden.
Pronkzucht derhalve; henevens andere Oorzaken, trekken de Kinderen naar buiten.
Dunkt het U intusschen, ileve Vrienden! niet zeer nadeelig, — vooral, dat dit op den Zondag geschiedt P Laat ons da} eens wat nader bedenken.
Ik wil niet tegenspreken, dat het over het geheel voor den Ligchamelijken welstand der Kinderen zeer voordeehg is, dat zij veel loopen, dikwijls inde Lucht zijn, en dat zelfs, ofschoon met verstandige matiging, in allerlei Weer en Wind; het is misschien wel noodig, dat de Speeltijd van Kinderen op zekere Jaren, {al dien Tijd bijééngerekend zijndé,) langer dure, dan de Tijd om te leeren, en de Tijd om te loopen langer, dan om te zitten; mieschien is het wel waar, dat de Kinderen, die op die wijze den Tijd doorbrengen , en dus niet vroeg cn jong worden
in-
É
-ocr page 18-ingespannen, om die reden doorgaans 200 veel vaster van Ligchaam zijn, dan die Kinderen , die, den meesten Tijd, of aan Moeders Schoot, of op Vaders Kamer, en dikwijls zeer onbevoegde Diebstboden , Prentjes kijken, Knippen, of Kaarten Huisjes moeten maken, of al vroeg en jong, (gelijk Vrucht-boomen in Trekkassen,) worden behandeld, zoo dat men door veel en allerlei in het hoofd te prenten, hen boven anderen in Ziels ontwikkeling wil doen uitmunten.....maar hoe
dit zij — ik beweer, dat het by de Straat loopen van de Kinderen, vooral op Zondag en het verkeer met allerlei slag van Kinderen, en bijzonder van slechte Kinderen, zeer nadeelig is.
Het loopen bij de Straat is zeer nadeelig. Wat zien de Kinderen er doorgaans ? Ja 1 zoo al van alles wat! — zegt gij. Regt zoo; en ik had er bijna bij gjdaan „en over het geheel niet met al: althans niet veel goeds !quot; Maar laat mij maar bij uw antwoord blijven:—
-ocr page 19-Yen:—van alles wat: — maar wat werkt dat doorgaans uit, wanneer men zoo van alles wat ziet ? mij dunk eene verbazende wanorde, en verwildering; men zegt wel eens van een Kind, van een Knaap, die nog niet veel bewijs van nadenken geeft: zijne herssens zijn nog niet gesloten l maar als de Kinderen zoo bij de Straat loopen, dan is er niet van te wachten, dat zft door zoo yan alles wat te zien, van het een of ander behoorlijke kennis zullen opdoen; maar mag ik nu, op mijne buert, de vraag: wat zien de Kinderen zoo al op de Straat ? ook eens beantwoorden ? Mij dunkt, dat ofschoon dit juist overal zoo niet te pas zal komen, ik toch, voor die genen, hier of elders, die er, zoo wel als ik, last van lijden, wel eens mag denken aan die zoogenoemde Ronsebonsen, of draagbare Jan Klaassens Spellen, die in de meeste Steden van ons Vaderland, en ook al op sommige Dorpen, rondgevoerd, niet zeer heilzaam zijn voor de Zedelijkheid en
Deugd;
-ocr page 20-Deugd; als een zwerm bijen snellen immers de Kinderen daar heen, zoodra die Zotternijen zich vertoonen, en wat hooren zij dan daar? —Om nu van het onvoegelijke zotte-looze Gesnap, en belagchelijke Gelol niet te spreken, kan ik mij niet onthouden, om openlijk te verklaren, dat mij niet zelden de onbeschaamdste uitdrukkingen en de strafwaardigste woordspelingen, in het voorbijgaan, gehinderd hebben; en niet miuder, dat ik mij somtijds wel zoo geërgerd heb aan hun misbruiken van Gods heiligen Naamf dat ik bijna zou gewenscht hebben de magt te bezitten, om deze snaken als Volksbedervers de Stad te verbieden.
Ik kan niet nalaten, hier bij le voegen de opmerking, dat, helaas! het schandelijk Floeken, onder de Jongens, bij de Straat, dermate toeneemt, dat men zulke Knapen naauwelijks kan ontmoeten, zonder daar van Oorgetuige te zijn; zoo dat Ouders, die deze strafbare gewoonte niet hebben, als zij toch
hun»
-ocr page 21-hunnê Kinderen maar loopen laten, niet behoeven te vragen, waar deze dat. tergend kwaad, dat Vloeken, van tijd tot tijd, hebben aangeleerd.
Maar, laat er nu van al die straks genoemde Vodderij eens niets op de Straat te zien of te hooren zijn; wat doen de Kinderen op de Straat ? a!s zij met elkander geen bepaald Spel hadden, dan heb ik dikwijls• gezien, dat zij, of aan de Voorbijgangers, het zij te Voet, of te Paard, of in Rijtuigen, allerhande zoogenoemde Kattenkwaad pleegden; sommige spotten met de Menschen, smijten met Stof, met Steentjes, met Slijk, of jagen het Paard door het klappen met de hand, of slaan met een Zweep; en zijn daardoor somtijds oorzaak van aanmerkelijke ongelukken, en schade; het is immers wel gebeurd, dat kwade Jongens, die, zoo men zegt, met hunnen ledigen Tijd geen raad wisten, van het Wiel van een stilstaand Rijtuig de Luns aftrokken, hetzij dan uit Speelzucht, en zonder doel, of Bnbsp;uit
-ocr page 22-uit Baldadigheid, ea met hoos Opzet, en dat zij alzoo aan brave Lieden, die hun nimmer kwaad gedaan, hun zelfs .nimmer aanleiding daartoe gegeven , en hen zelfs nimmer gezien hadden, een ongeluk berokkenden, van hetwelk hun levenslang de treurige gevolgen zijn bijgebleven?
Maar als zij nu te zamen een bepaald Spel hadden; wat deden zij dan ? Ik heb wel eens gezien, dat .sommigen, als zij een Boodschap doen, een Brief brengen, of een Pakjen bezorgen , of als zij op een bepaalden Tijd in School, of op hun Winkel zijn moesten, ten cenemaal hun Pligt vergaten; — uit speelzucht gaven zij zelfs op Brief, Boek, of Pakjen geen acht, een ander nam dan, om zijnen Kameraad een trek te spelen, het heimelijk weg: — wie weet, hoe veel er op die wijze wel verloren is, waarvan een ander dan de schuld heeft moeten dragen, omdat zij met een onbeschaamd aangezigt leugenachtig de goede bezorging durfden beweren? Zoo komt het ééne Kwaad uit het ander, zoo komt van
hei
-ocr page 23-het schijnbaar Kleine zelfs het Grootste!__
Ja, om daarvan nog iets te zeggen; ik heli wel eens opgemerkt, dat om een Duit, om een Koot, om een Knikker, of niet om dc Knikkers, maar, zoo zij zeiden, om het Regt van het Spel, eerst Scheldwoorden, dan Vloek-ken, dan Klappen en Vechtpartijen elkander zijn opgevolgd, en dat de Speelpartij, met luidruchtig Gejuich aangevangen, met Neusbloeding en uitpuilende Oogen geëindigd wierd. — Dat Kinderen, die nog niet Dag op Dag zoo bij de Straat loopen, en aan dat Straat spelen nog zoo als anderen niet gewoon zijn, bij zulke gelegenheden dc lijdende Partij doorgaans uitmaken , hehoef ik niet te zeggen; maar mogelijk is het van belang, daarbij te doen opmerken, dat hierdoor niet zelden in het Ilart Driften worden opgewekt Van Nijd, Bitterheid en Wraakgierigheid, zoo hevig, dat de Vlam niet wordt geb!uscht,voor dat men het zijne Partij door eenen grooteren °f sterkeren Knaap eens heeft betaald gezet, B 2nbsp;ter«
-ocr page 24-terwijl men de Ouders, met de opgave der Oorzaak van Buil en Wond op allerlei wijze misleidt, en Kwaad doen met Liegen, en alzoo met nieuw en meer Kwaaddoen poogt te bedekken.
Ik vraag nu onpartijdig, na deze eenvoudige herinnering van bijzonderheden, die op Daadzaken rusten: TFat kan — wat moet dat toch alles voor Gevolgen hebben?
Ik wil nu niet eens zeggen, hoe ligt het zou kunnen gebeuren, dat Ouders zulke Kinderen, die zoo op de Straat loopen, en daar zóó handelen, te Huis kregen, of half lam geslagen door eenen gesarden Voorbijganger, of deerlijk mishandeld door eenen moedwilligen Kameraad; misschien komt dit Stukje wel in handen van zulken, die dit bij Ondervinding weten; maar denkt toch eens daarbij, hoe moet zulk een Leven op de Straat, Dag op Dag , de Kinderen verwilderen; al ware het dan ook. dat zij van die straks bedoelde On-•dervindingen mogten vrijgaan. Verbeeldt U
eens,
-ocr page 25-eens, dat zij zoo loopen straatslijpen en spelen , eer zij naar School, eer zij naar lmn .Werk gaan; denkt gij dan, dat zij regt geschikt zullen zijn voor hun Werk ? Ik niet; en als zij van daar komen, en zij al aanstonds. weer op Straat blijren zwieren, denkt gij dat er dan yeel van het gehoorde en geleerde zal blijven hangen ? Ik niet. Ja ik ben overtuigd, dat zulke Kinderen niet dan met de alleruiterste moeite op School nuttig kunnen bezig gehouden worden, die gewoon zijn bijna altijd op de Straat bandeloos te spelen — zij worden zoo gèheel verwend — en wat is er dan het gevolg van? de Ouders zien niet, dat het Kind op School vordert — zij onderhouden er den Meester over —■ en somtijds wordt het Kind, zonder dat zij met den Onderwijzer gesproken hebben, maar te Huis gehouden, of naar een ander verzonden, terwijl de ijverige Kindervriend nog wel gelasterd wordt, als of hij geen werk van de Kinderen maakte! — een onaangenaam lot, hetwelk den Predikan-B 3nbsp;ten
-ocr page 26-ten ook niet zelden bejegent, daar Ouders wel zouden willen, dat ééne Catechisatie en ééne vermaning bij die gelegenheid al het Kwaad, al die Woestheid, en Onbescheidenheid, die de Kinderen op Straat aanleeren, en den Ouderen wel tot last zijn, voorkwam of wegnam zonder dat de Ouders zelve somtijds zich ee-nige moeite gaven, om liunnc Kinderen te onderhouden, overeenkomstig deplegtige Doops-Belofte, om hen te doen, en te helpen onderwijzen.
Ongelukkige Kinderen,die zoo opgroeijën! de Wasdom van het Ligchaam moge dan al onbelemmerd zijn, de Ziel blijft ledig, wordt Dartel, Weeldrig, Wulpsch, IJdel, Onzedelijk— Ja, bijna zeide ikHeidensch! Worden zij wat Ouder, en begint het denkbeeld van Belang te prikkelen en tot eenig Bedrijf gevoeliger aan te sporen —dan geraakt men ligt verlegen - men heeft geene Gronden gelegd; Loeren of Werken is lastig,— e n men over-wint maar zelden de neiging, die zoo inge-
wor-
-ocr page 27-worteld is, om zich met Gezelschap op do Straat le verstrooijën en liederlijk rond te zwalken, tot dat men eindelijk, somtijds wel als een gevangen Straatschender, en Boosdoener, zich tegen wil en dank hier m beperkt ziet.
Ik zöu hier kunnen voortgaan, om het On-heil te schetsen, hetwelk zulke Kinderen zicli zeiven, en zulke Ouders hunnen Kinderen be~ rokkenen, die dit loopen bij de Straat niet uit dat Oogpunt, maar met een onverschillig Oog beschouwen ; ik zou gemakkelijk kunnen aanwijzen, dat Van zulk een opkomend Geslacht niet dan onzedelijke Menschen, ongelukkige Huisgezinnen, nog al ontaarder kinderen, en zoo, van tijd tot tijd, eene meer en meer bedorvene Maatschappij noodwendig te verwachten is; en ik geloof' niet, dat er iemand, die nog eenig gevoel -oor Godsdienst en Deugd over heeft, zal gevonden worden, die niel met mij kan schrikken bij de gedachte aan het eeuwig Lot van zulke Kinderen, die B .4nbsp;zoo-.
-ocr page 28-zoo meestal op de Straat zijn opgegroeid, en somtijds ook vandaar plotseling worden over gebragt voor den Regterstoel van onzen Heer Jesus Christus.
Maar hetgeen doorgaans voor de Kinderen nadeelig is (te weten dal loopen bij de Straat) dat is het vooral op Zondag. Het is waar: op Zondag zal men niet ligt zulke Vertooningen zien, als waarvan ik Bladz. 16 gesproken lieb -— of bedrieg ik mij ? worden zij ook mogelijk op dien heiligen Rustdag, oogluikende, hier en daar, na Kerktijd toegelaten? Ik'onderstel neeny en geef dus gaarne toe, dat er op Zondag eene Gelegenheid minder op Straat is, om afgetrokken en verwilderd te worden; maar hier is iets anders, dat men wel m het oog moet houden. Als er achting voor den Dag des Heeren is, dan is er nog een bewijs van Godsdienstigheid, — als er nog een zweem van Godsdienstigheid is, dan is er nog een teugel en breidel van de Ver-doi venheid, en die kan men nooit genoeg achten gt;
-ocr page 29-ten, als een Voorregt voor de Burgerlijke Maatschappij! maar laat nu de Kinderen even zoo, als op de Weekdagen, ook op Zondag maar spelen woelen en tieren op de Straat, de onderscheiding van den Rustdag zal weldra verloren gaan, en met het verkwijnen van den Eerbied voor denzelven, de Godsdien-stigheid, en met dezelve de Zedelijkheid en Deugd, maar dan ook het Geluk van de Natie.
Ik hope niet, dat iemand zal meenen, dat dit te ver getrokken is. Staat mij dan toe, dat ik hem wijze op de Goddelijke inrigting onder de Menschen; immers is op zich zelve de eene Dag niet heiliger dan de ander? maar God heiligde den SabbaLhdag; en waarom? Om dat God noodig had, op zulk eenen Dag meer plegtig gediend te worden? — Verrezij van ons die waan — God is een Geest, en, die Hem dienen, moeten Hem dienen alle Dagen, in geest en waarheid.
Neen! God wist wel — dat was behoefte B 5nbsp;voor
-ocr page 30-voor de Memchen; zulk een Rustdag onderhield het Aandenken aan God, en dat aandenken was bevordelijk aan Deugd, en Deugd aan Geluk ; en zoo is het nog. Of zouden wij nu zoo veel verlichter zijn? lieve Menschen! gelooft het niet; en hebben het ons onze Dagen niet geleerd? minachting van den Zondag werkt Ongodsdienstigheid, Ongodsdienstigheid Onzedelijkheid, Onzedelijkheid allerlei Vierderf en Ondergang! . . . Neen ik kan niet anders dan beweren, dat het laten loopen van de Kinderen op de Straat, des Zondags vooral ten uitersten nadeelig is. De Minachting omtrent Gods Dag, vroeg in het hart verwekt, zal naderhand moeijclijk geweerd, cn door Achting voor denzei ven bezwaarlijk vervangen worden. Maar het zal mogelijk U niet onaangenaam zijn, het geen ik tot hiertoe gezegd heb, door een en ander Voorbeeld bevestigd te zien, en te gelijk daar in een bewijs le kunnen vinden, hoe schadelijk het verkeer met slechte Kinderen is.
Dirk***
-ocr page 31-Dirk*** was op zijn vijfde Jaar reeds vele Kinderen van zijne en meerder Jaren in liet kunstmatig lezen vooruit — de Versjes van onzen van Alphen kon hij, meest alle, van huiten en aardig opzeggen; de Schoolonderwijzer prees hem. Hij maakte in het vervolg in alles, wat hij leeren moest, goede Vorderingen, en zekere bejaarde Nicht, die nog een goed Stuivertje bespaard had, was van oordeel, dat hij Predikant moest worden. Zou men niet gezegd hebben — die Jongen zal door alle die aanmoediging (vooral omdat hij nog al eens met Vader en Moeder uit, en bij Nicht om te spelen ging) geen gevaar loopen om een Straatjongen te worden? maar het geën menig Kind tot nadeel wordt, Avas het ook voor Dirk.
Hij was vlug, zoodat een ander in geen vier Uren konde leeren, dat hij in één Uur van huiten kon : — als hij dan met zijn werk gedaan had, liep hij doorgaans achter het Huis
m een kleinen Tuin, die met een Poort uitkwam
-ocr page 32-kwam aan een groot Erf, en daar over kwam men aan de Wallen van de Stad. Dirk zag dan van verre daar wel eens Jongens spelen — als de poort open stond, ging hij al eens wat nader — maar hun slordig voorkomen hun Vloeken schrikte hem dan ook weer terug; .anders had hij dikwijls grooten trek, om eens een spelletje mede te spelen.
Op zekeren tijd ivhij was toen omtrent acht 'Jaar) kwam hij eens, juist toen er maar twee of drie bijeen op de Vest waren; zij zagen er minder haveloos uit, omdat het Zondag was, en hadden, om hun Partijtje te beginnen, een vierden Makker noodig; onwillekeurig werpt een van hun een Bal, die juist tusschen de Voeten van onzen Dirk rolde; hij vond geene zwarigheid, Ja! hij vond het regt plaisierig, dien te kunnen terug werpen; cn de vraag: doet gij mee? die er oogenbiikkelijk op volgde, was beantwoord met Ja, eer hij het wist. Nu sloeg hem toch eerst wel het Hart, ook zag hij wel eens om, of er ook op dat Erf en inden Tuin,
geen
*
geen onraad was — maar, daar hij vervolgens , van tijd tot tijd al eens meer mededeed, was hij weldra minder bezorgd en verlegen. — Zijne Ouders hadden ook wel eens gemerkt, dat hij daar speelde; en er was een ordentelijk Kind uit de Buurt bijgekomen, en nog een Jonge Knaap, een Zoon van deftige Ouders, en hierom, en omdat de Ouders hoorden, dat men de Kinderen niet al te streng moet houden, ontrieden zij het hem wel, maar verboden het hem niet volstrekt.
Nu kwam zijn tijd om naar de Latijnscfre School te gaan; het Werk werd meer en het gevoel voor Eer niet minder — het leed dus eenigen tijd, dat men Dirk niet op de Vest vernam; de Winter kwam tusschen beiden, maar ook hierdoor de gelegenheid om schaatsen te rijden. Dirk had het al zoo veel geleerd, dat hij met andere Knapen kon mede doen — het IJs was goed j ieder reed, en Dirk kreeg ook verlof in Gezelschap van dien grootea Buurjongen, om zich daarmede uit te spannen: -4
-ocr page 34-Ucn: — het was Zondag, na Kerktijd, eer hij vrijheid had; onder de Kameraads, die hij daar vond, waren ook zijne Speelgenooten van de Vest; deze Knapen vroegen hem eerst, waar hij zoo lang gezeten had ? toen —- of hij nu grootsch wierd, nu hij Latijn leerde? vervolgens of hij eerst naar de Kerk had moeten gaan? en of hij een Dominé moest worden? dat zij dat gehoord hadden; en onder dat alles stietten zij allerhande slechte Woorden, en Vloeken uit, zoodat Dirk er wel mede verlegen was; maar, omdat hij zich, zoo als de Wereld dat noemt, goed houden wilde, gaf hij hun op soortgelijke wijze bescheid.
Deze nieuwe Kennismaking, en bijzonder ook die met de minst zedelijke Soort, die op de Latijnsche School was, was voor den armen Jongen ten uiterste schadelijk. Er werden afspraken gemaakt tot Bijeenkomsten hier en daar op de Straat; en deze liepen uit op het plegen van Baldadigheid, bij welke onze Dirk aan niemand zijner Kameraden iets vooruit-
-ocr page 35-uitgaf. Dat liep zoo hoog, dat er aan zijne OuJ ders over geklaagd wierd. Nu werd hij enger heperkt ; niet dan onder toezigt kwam hij op Straat, en als hij daar zijn moest; maar, gelijk doorgaans, die naauwgezetheid der Ouders, verslapte; en Dirk werd wat ouder, en helaas! wat doortrapter om Meid, en Nicht, en Ouders te bedriegen, zoodat hij, als de laatsten uit waren, weieens door het Vengster op de Straat, en bij zijne Karnuiten kwam.
Zoo alvast grooter wordende, voegde hij, ook in Navolging van nog ouder Knapen, zich bij zulke Meisjes, die, ook door de Ouders verwaarloosd, liefhebsters zijn van het loopen l7j de Straat: het een en ander koste Tijd en Geld, vooral toen men het eens geworden Was, om des Zondags, in plaats van naar de Middagkerk te gaan, de Kerk rond te loopen, en achteraan zich eenige oogenblikken op te houden, om, of den Leeraar te bespotten of om Meisjes te wenken, en vervolgens met de-
zel-
-ocr page 36-zelve tc gaan wandelen, en in ecn Herberg zich te vermaken.
Door zulk Straatloopen en zwieren; vooral op Zondag werd Dirk meer en meer een losse Knaap, en achteloos omtrent zijn Werk; zijn Karakter werd gemeen, zijne Taal ruw, zijne Zeden ergerlijk, zoodat zijne Ouders zich dikwijls over hem schamen en bedroeven moesten,
Intusschen hij ging naar de Academie, maar het Straatwandelen was meer zijne liefhebberij dan het Kamerzitten. — De Zondag was bijzonder de Dag van uitrusten, na zoo vele Dagen Collegie houden-van rondzwieren in de Kerk en op de Straat, en voorts van Kolven en Kaartspelen, zoodat men er zich over verwonderen moet, dat Dirk nog zoo veel Roem bad van een knap Student te zijn. — Maar lieve Menschen! wat — ö ik kan er bijna niet aan denken.. .wat is er van hem geworden ? — het is waar, dat ik u zeg; een Ligïmis op den hoogsten trap, een Speler,
cen
-ocr page 37-een Dronkaard, een Vrouwenverleider — en eindelijk een Soldaat, een Deserteur, een gevangen Man, een Uitbreker, een Bedelaar, en een Spitsboef. Terwijl ik nu geene gelegenheid heb gehad, om sedert eeuigen tijd van hem te hooren, weet ik niet of hij levend of dood is ... maar als hij dood is, en onbekeerd gestorven is — ach! wat zal dan zijn Lot zijn? Ik ben verzekerd, dat hij dan, behalve andere Verkeerdheden, zal vervloeken dat ijdel Straatloopen en het Misbruiken daartoe van den kostelijken Zondag.
De Geschiedenis van Bat je *** mag ik hier wel bij doen. Zij is ook, gelijk de voorgaande, waarlijk gebeurd. Als Meisje van Tien, en Twaalf Jaren was zij een veel belovend Kind; hare Ouders woonden op een toen welvarend Dorp, haar Vaders Beroep, daar bij een Chirurgijn was, verhief haar in Klee-dij een weinig boven de andere Meisjes van de Plaats, de goede Man maakte veel werk van haar, en, als hij om Patiënten van Huis Cnbsp;was,
-ocr page 38-was, kwam de Moeder zijn raad, om Batje toch van de Straat te houden, getrouwelijk na; zij gaf haar daartoe vele bezigheid in Huis; zelden zag men haar, als er gebeld werd, de Deur open doen, of zij had de Breikous in de hand. Ondertusschen moest zij, van tijd tot tijd, toch ook eenige Boodschappen doen; doorgaans kwam zij, op gezag der Ouders, ten eerste weder naar Huis; somtijds evenwel werd zij door Schoolkameraden wel eens opgehouden, en toen zij op het Naaijën begon te gaan, werd het wel eens wat iater, als het worden moest. Des Zondags was alle huiswerk verboden, Naaijën en Breijen geheel niet in gebruik; een goed boek moest, als zij uit de Kerk kwam, haar bezig houden; maar de Zomer Middagen en Avonden waren toch, om altijd te lezen, wat al tc lang; haar Vader had dan no« wat Buiten Praktijk, en de Moeder
u
moest al veeltijds met andere kleine Kinderen zich bezig houden. Op zulk een tijd
-ocr page 39-kwam zij eens aan de Deur ehop de Stoep, en zag, op eenen kleinen afstand, eenige van hare Kennissen onder eenen schoonen Lin-denboom lustig in het Touwtje springen — zij ging een stap of wat verder, tot eindelijk hare Moeder haar terug riep; zij kwam wel aanstonds, maar vol van hetgeen zij gezien had, sprak zij er over met Kinderlijke vervoering.
De Moeder sprak haar van het Gevaar, hetwelk er in is, en Batje werd er van overtuigd, zoo het scheen; den volgenden Dag moest zij ongelukkig den Schimp hoo-ren van hare Kennissen, dat zij niet mede doen rnogt, en op dit berigt aan hare Moeder, beloofde deze haar eene goede beioo-ning op volstandige Gehoorzaamheid. Op den volgenden Zondag moesten hare Ouders tezamen van Huis zijn; de vrolijke Straat-party bleef niet achter, en Bat ja, die nu , met de andere Kinderen, aan dé zorg van eene Buurvrouw gelaten was, vergat de Be-C 2nbsp;lof-
É
ldfte, en haren Pligt. Ongelukkig vernieuwde zich eerst de Bespotting, cn daartegen over Batjes Gevoeligheid; vervolgens werd hare zucht, om eens mede te doen, aan den gang geholpen, en door het wel slagen, en de bewondering van Speelgenooten geprikkeld.
Of dit tot kennis van hare Ouders gekomen is, is mij niet bekend, maar ongelukkig werd haar Vader door den Dood, in den Nazomer, haar ontrukt — en de Moeder, in eene zware Ziekte en droefgeestige Kwijning vervallende, buiten staat om het behoorlijk Opzigt te houden. — Batje, ook eerst bedroefd, maar, als een Kind, onnadenkend over haar Verlies, kwam meer op cle Straat, en vooral was zij dit op Zondag maar al te gewoon geworden, dan dat de Moeder, toen deze weêr begon te herstellen , dit te eenemaal kon keeren. Zoo kwam zij dan, hoe langer hoe meer in kennis en verkeering met andere Meisjes, en onder dezelve bijzonder met eene van eene
ge-
è
-ocr page 41-geheel verwaarloosde Opvoeding, die zelden in de Kerk kwam, en van niets bijna te vertellen wist, dan van Opschik en Plaisier. Uren achter een kon zij met die ondeugende Meid op de bank zitten snappen en gin' negappen. Er was Zondags doorgaans vele Passagie uit de Stad — en het is dikwijls gebeurd, dat de Menschen er met bevreemding naar stonden te kijken, en, verontwaardigd over hare verregaande Assurantie, er zich aan ergerden. — Zoo opgegroeid , en niet misgedeeld van natuurlijke Aantrekkelijkheden, wisselde zij al vroeg hare Vriendinnen met Gezelschap van jongens uit de Buurt, die even Zedeloos a!s zij, haar dikwijls des avonds, met weinige moeite, aan de Zorg en Waakzaamheid van hare zwakke en treurende Moeder onttrokken.
Ik zoude eene menigte van hare kwade Praktijken U kunnen verhalen, als ik U haren verderen Levensloop wilde mededee-Icn in de bijzonderheden ; maar bet is genoeg C 3nbsp;U,
-ocr page 42-U, in het kort, te zeggen, dat zij, zoo al spelende en dartelende, vervallen is tot Luiheid, Liederlijkheid, en Slordigheid, tot Onkuischheid en volstrekte verharding van het Hart, dat zij zelfs met de Godsdienst, den Zondag, en den Predikant den gek stak; maar ook, dat ik haar gekend heb als eene Slet en eene Bedelaarster, na den dood van hare Moeder, die haar dikwijls had terugquot;gehaald , maar het eindelijk heeft moeten opgeven : — en als ik wel onderrigt hen, is zij als eene Landloopster en Dief in de Gevangenis gestorven, onder de verschrikkelijkste wroegingen, en in het bijzonder onder luid beklag, dat zij, zoo tegen den wil van hare Ouders op de Straat geloopen, de Zondags-partijtjes bijgewoond, en zich daardoor in slecht Gezelschap gewikkeld had.
Ik hen verzekerd, dat vele, die deze Gevallen lezen, in staat zijn, om soortgelijke uit echte bescheiden, hier bij te voegen, en dat, ofschoon het Straatloopen niet als da
eeni-
-ocr page 43-eenige Oorzaak kan worden aangemerkt, met dat al, die ongelukkige en misdadige gewoonte blijkbaar zal bevonden worden, maar al te veel te hebben toegebragt tot het verderf van velen, die er in gewikkeld zijn, en dezelve vervolgens hebben aan de hand gehouden, zoodat het, ook in dit opzigt, wel waar is , dat kwade Zamensprekingen goede Zeden bederven.
Ik zou hier bij tegenstelling, gemakkelijk een of twee Voorbeelden kunnen bijvoegen van Kinderen uit den kleinen Burgerstand, die, van de Straat gehouden, zich van hunne Buurkinderen, die men op Straat liet loopen} zeer gelukkig hebben onderscheiden; en van zulken, die, te voren ook verwaarloosd,, op Straat rondzwierven, maar door brave Menschen aan het Werk geholpen, ordentelijke Burgers zijn geworden.
Maar gij vraagt reeds, hoe zouden wij toch het kwaad, tegen hetwelk gij waar-schouwt, het gelukkigst bestrijden kunnen?
-ocr page 44-Ik wil die Voorbeelden dan inaar voorbij gaan, en op uwe vraag eenig antwoord trachten te geven; maar ... de opgave van gepaste Middelen, ter wegneming en voorkoming van eenig kwaad, is doorgaans het allermoeijelijkst; ik sta hier ook zeer verlegen, ja ik zou bijna, in dezen Tijd, vooral, den moed opgeven, omdat het Kwaad al zoo ver rondom zich getast heeft, en hetzelve zoo diep is ingeworteld; maar ik geloof, dat, door Gods Genade, en met de hulp van Je-sus onzen Heer, dien Vriend van Kinderen, toch nog wel iels te beproeven is, en dat wij, als het ons ernst is, van de medewerking des Heiligen Geestes, aan wien de Kinderen ook in den Doop reeds zijn opgedragen , nog wel iets verwachten mogen.
Ondertusschen vrees ik, dat sommige Ouders op dit Stuk bijna onverschillig zijn; en dit is een mij ontmoedigend denkbeeld: maar in de hope, dat sommige toch van eenen beteren zin zijn, wil ik het volgende in bedenking geven.
Voor-
-ocr page 45-Vooreerst zal het noodig zijn, dat ieder een overtuigd zij van de Schadelijkheid van het op Straat loopen van de Kinderen, vooral op den Dag des Heeren: en dit, dunkt mij, is zoo moeijelijk niet, als men er van overtuigd wil zijn. Laat ieder hetgeen te voren gezegd is van de Schadelijkheid nog eens bedenken — laat ieder maar eens nagaan, hoe veel kostelijken Tijd hij ook zelf, in zijne jeugd, daardoor verloren heeft — hoe verstrooijend, zelfs voor meer zedelijke en ordentelijke Kinderen, Dagen zijn, op welke, gelijk op de Dorpen somtijds, maar eens kan gepredikt worden, als zij die voorts op de Straat al spelende doorbrengen, en hoe met de Jaren, waarin men den Zondag zoo doorbrengt, de Onverschilligheid omtrent de Openbare Godsdienst, en met dezelve verval in Zedelijkheid toeneemt.
Maar tot deze overtuiging is dan ook weer noodig een verlevendigd besef van de waardij en het belang van den Dag des lieer en;
CSnbsp;en
-ocr page 46-en dit is immers niet ten eenemaal onverkrijgbaar? Trouwens, al was het niet waar, dat, door eene bijzondere verordening van God, deze Dag geheilj£d is, om met daarlating van al wat kan verstrooijen en aftrekken, God openlijk, plegtig en gemeenschappelijk te verheerlijken, dan nog zou het waarnemen van denzelven ons allen betamen, omdat Godsdienstige Verlichting, Onderwijzing, Vermaning , Bestiering en Vertroosting op eenen vastgestelden Dag voor Menschen, die op alle Werkdagen zoo vele afleiding hebben, eene volstrekte behoefte is. Ondertussclien, waar dat besef en die overtuiging zich bij allen, die over Kinderen te zeggen hebben, verécnigen, zal al veel gewonnen zijn; zal men, ter liefde tot Gods Eer en het belang van de Kinderen, naar Middelen helpen omzien , er naar wenschen, en om dezelve bidden.
Dunkt U dat ook niet, lieve Vrienden? Ja, zult gij zeggen; maar het zal noodig zijn,
ten
-ocr page 47-ten tweede, dat men den Kinderen bestendig nuttig Bedrijf geve — Bedrijf, hetwelk hen in de Week, en vooral op Zondag van de. Straat zal kunnen houden; men zal dit met voegzame Uitspanning moeten afwisselen, en men zal, ten aanzièn van sommigen op eene goede Verblijfplaats, tot het een en ander , moeten bedacht zijn.
Ik wil op alles trachten te antwoorden. Ik hen het met U eens, dat,.als wij die bijzonderheden konden daarstellen, wij zeer vele goede veranderingen op dit stuk zouden kunnen maken.
Wat het Bedrijf, nuttig Bedrijf, betreft, ik zou zeggen - al ware het op zich zelve zoo nuttig niet, als het maar niet schadelijk, » niet Zedebedervend was — en is er van dien aard, dan niet altijd iets te vinden? vooral voor Kinderen , welke men reeds op Straat e« overal heen durft laten loopen? kunnen Z1j al lezen ? kennen zij de Letters al ? en Is hierop, vooral in onzen Tijd, niet veel bedacht ,
-ocr page 48-daclit, om die al spelende te Ieéren ? en zijn niet, voor geringen prijs, en voor armen, bij eenigzins gegoede heden, om niet te verkrijgen opgeplakte Letters, en Figuren, en Karakters en Prenten , waardoor men de Kinderen, zoo als gezegd is, al spelende, vele voorwerpen, zonder moeite, eenigzins leeren kan? Is het niet mogelijk Uwen Kinderen, vooral op Zondag, wat Liefhebberij in te boezemen voor Zingen, en om dat kunstmatig en tevens uit bet hoofd of van builen te leeren? zijn er geene Zedelijke Verhalen voor Kinderen voorhanden? en kan men in den Bijbel niet met vermaak, en tot uitspanning, allerhande belangrijke Voorvallen en Geschiedenissen lezen, en doen doorloopen ? Is er dan weder geen Papier met een Schaar of Potlood hij de hand, om Knippen en Tea-henen af te wisselen, al is dit juist in het eerst zoo fraai en zoo kunstig niet? zijn er ook geene voegzame Uitspanningen, die niet veel gedruisch, en niet veel omslag maken?
kan
-ocr page 49-kan men dan geen ordentelijk Buurkind, mei overleg der Ouders, of vragen, of daar gevraagd zijnde, aangenaam onderhoud helpen verschaffen, mits de Ouders beurten houden, elkander zoo te gemoet komen, en zij het onderling in de groote hoofdzaak ééns zijn? vooral in den Winter, wanneer het wandelen, of het spelen buiten in een Tuin, onder behoorlijk opzigt, zoo niet mogelijk is? Kunt gij U zeiven niet nu en dan daartoe met Uwe eigene Kinderen wat bezig houden? Ik weet het wel: alle zwarigheden kunnen niet volkomen opgeruimd worden ; het gaat gemakkelijker, om, als men daar zoo stil, niet met Kinderen bezwaard, kan nederzitten, over het een en ander wat te praten, en daar over zoo het een en ander op te schrijven, en plannen op het Papier te maken, dan om in een Huisgezin, vol Kinderen van allerhande Jaren, die goede orde vol te houden, en door de Week, en op den Zondag die knapen behoorlijk te beperken, zonder
-ocr page 50-gestreng te zijn, en hun Vrijheid te geven zonder gevaar van Misbruik.
Ik heb eene brave vrome Vrouwgekend , die vele Kinderen had, en niet ongelukkig in derzelver opvoeding is geslaagd, die, wanneer men haar, of uit gesprekken, of uit geschriften nopens de Opvoeding van Kinderen, deze of gene aanmerkingen mededeelde, gewoon was te vragen, of de Man, die deze lessen gegeven had, ook zelf Kinderen had ? Evenwel, als het alle Ouders op het stuk, waarvan wij nu spreken, op het voorkomen en weren van het op Straat loopen der Kinderen, vooral op den Dag des Heeren regt ernst was; dan zou liet immers toch veel beter gaan dan nu? omdat men niet alles kan doen, moest men immers niet alles, althans zoo veel niet ver-waarloozen ? Het zal voorzeker ook op den eenen tijd beter gaan dan op den anderen, beter in dagen van mindere drukte dan bij volhandigheid, in gezondheid beter dan bij
ziek-
-ocr page 51-ziekte, bij ruimer bestaan beter dan bij een sober inkomen; Ja! zegt gij vooral, indien ik maar wat ruimere Woning had! ik beken gaarne, lieve Vrienden! dit bezwaar is zeer aanmerkelijk; ik verzoek U intus-schen hierbij ook wel te denken, dat niets bij geval is, zoo als gij in den Heidelberg-schen Cathechismus, in den tienden Zondag, leest — maar alles van de Vaderlijke hand van God, die de plaats heeft bestemd van ieders Woning.
Den kring, waarin hij werken moet, De maat bepaald dier zegeningen , Die wij in onzen stand ontvingen , En al wat Hij bepaald is goed. (*)
Ik mag hierbij immers wel voegen — De gezonde Dagen zijn veel meer in getal, dan de Uren van Krankheid — Gij zoudt met verlangen minder drukte te hebben, dan 8lj hebt; en als gij minder drukte hebt, dan gy doorgaans hebt, bij voorbeeld op Zondag
(en
O Euang. Gcz, 19 vs.
-ocr page 52-(en daarop komt het toch ook hier vooral aan,) bemoeit gij U dan wel zoo veel met Uwe Kinderen, als gij zoudt hunnen doen? houdt gij hen dan door aangename en nuttige verhalen, door geoorloofde Uitspanningen, door wandelen voor, tusschen of na den Kerktijd, door veel of weing, naar uw vermogen , over het oogmerk van den Rustdag, het Kerkgaan, het . lezen en uitleggen van Gods Woord, het Doopen, het Avondmaal houden, of waartoe ook bijzondere Tijdsge-legenheden dienen, die maar wel wil, aanleiding geven, zoo bezig, dat Uwe Kinderen niet hunkeren naar de Straat? Zoude een ruimer inkomen U daartoe wèl voordeeliger zijn? Zou hetzelve bij Uwe Kinderen niet kunnen gaande maken eenen geest van Traagheid , Hoogmoed, Zelfsverbeelding ? Zoudt gij dan niet alligt door Uw tijdelijk Vermogen meer afgetrokken worden tot zinnelijk Genot voor U zelvcn, en Uwe Kinderen niet aan eene gehuurde Oppassing toevertrouwen?
-ocr page 53-En, om nog eens op Uwe bekrompene //V nirtg terug te komen; ik kan mij verbeelden, dat gij al eens blijde kunt zijn, als er eens wat ruimte is, als Uwe Kinderen eens van de Kamer, en van de Hand zijn, als er moet gewerkt, als er moet opgeruimd worden; maar kan dat onder Schooltijd niet geschieden ? of als zij op hun Werk zijn ? Woont gij ook nog wel het allerbekrompenst ? Zijn er geen Menschen, die nog meer Kinderen hebben, daar het doorgaans ordentelijk toegaat , zoodat de Kinderen, noch door de haveloosheid van het Vertrek, noch door altijddurend Huiswerk en Wasschen en Plassen, schrikken ora onder het Dak te komen? Zoudt gij ook, als gij ruimer woondet; niet alweer meer omslag hebben? ieder Kamertje, hoe klem, moet toch zijne meubels hebben , !eder meubel zijne behandeling. Waarlijk! men mag zeggen wat men wil, die hier meer wdgt; kan meer — en de Omstandigheden zullen zich nooit naar ons, maar wij dienen ons naar de omstandigheden te schikken,
Dnbsp;On-
-ocr page 54-Ondertusschen zou ik wenschen, dat er ten aanzien van den Zondag eene Inrigting kon worden gemaakt ter voorkoming van het Kwaad, en dat zonder aanmerkelijk bezwaar voor iemand, en niet tot last of verveling van de Kinderen; Ik zou, namelijk, wel willen, dat ook des Zondags een soort van School kon worden gehouden, niet om daar te Lezen, Rekenen en Schrijven, niet om de Kinderen zware en moeijelijke Lessen te laten opzeggen, maar bijzonder ingerigt am Kinderen van Straat, te houden, en om den Ouderen gemak en stilte te bezorgen; men zou daar de Kinderen uit de Bijbelsche, de Vadcrlandsche,deAIgemeene of uit de bijzondere Geschiedenis van voorname Mannen en Vrouwen, uitgezochte, opmerkelijke, en leerzame Bijzonderheden kunnen verhalen, of voorlezen, daar bij gepaste, korte Aanmerkingen kunnen maken — hen kunnen
O
oefenen in Zingen — hun kunnen vertoonen Figuren van inlandsche, of uitlandsche Beesten, Planten, Werktuigen,, al waren die ook
maar
-ocr page 55-maar in Hout gesneden, en zoo tle Kinderen kunnen inboezemen Eerbied voor den Schepper, Achting voor verdienstelijke Mannen, zucht tot navolging in het goede enz. Ik weet wel, dat daarop alweer Onkosten zouden loopen, en dat bekwame Mannefl zouden vereischt worden, om dit alles naarbehooren te doen — ook weet ik , dat de beste Inrig-tingen aan Misbruik onderhevig, en voor bederf vatbaar zijn; maar ik geloof toch ook, dat 'die Onkosten alweer zouden gevonden Worden, als Ouderen, die zich des Zondags met hunne Kinderen niet wel kunnen bemoei-jen, voor ieder Kind eene kleinigheid waardig was - als Ouders, die dat wel kunnen en verkiezen te doen, een offer van Dankbaarheid daarvoor gaven — als zij, die gehuwd of ongehuwd , Weduwnaar of Weduwe zijnde, uit liefde tot het opkomend Geslacht, °°k iets bijdroegen — ais er onder gegoeden Cene In5chrijving wierd geopend, dan zou een verhoogd Traktement aan de School- Onder-wijzers kunnen geven worden, dan zou men D 2nbsp;hun
-ocr page 56-hun Assistenten kunnen toevoegen, die, door den tijd, uit die Scholieren zelve, gelukkig zouden kunnen aangekweekt worden; dan zou men wel Vuur en Licht kunnen hebben; dan zou er mogelijk nog wel wat overschieten om wel oppassende Kinderen te beloonen; en ik geloof, dat er overal, hier en daar althans, nog wel brave Menschen, uit alle Standen, zouden gevonden worden, dié elkander (daar het, met-de Feestdagen, maar zestig maal in een geheel Jaar zou noodig zijn) wel zouden willen afwisselen, om nu en dan eens naar die Kinderen te gaan zien, en mede te helpen, om die Kinderen wat goeds te zeggen of te laten zien; en ik verbeelde mij, dat de Predikanten, als derzelver Jaren, of bijzondere drukten het niét heiemmerden, zich niet zouden ontrekken, en dat men althans uit Leden van het Zendeling en Bijbel-Genootschap weldra overal op Broeders voor de Jongens, op Zusters voor de Meisjes, daartoe zou kunnen rekenen; ook denk ik, als men maar niet opzag te-
* *
gen beginnen, en zich door zwarigheden, cl ie men zeker zon ontmoeten, en die wij nu zeker nog zoo niet zien, in de drie, vier eerste Jaren maar niet het afschrikken; als men maar een Fonds en een goed Bestuur had; als men maar eenvoudig, gemoedelijk en biddend daarin, werkzaam was, dat dan binnen den tijd van weinige Jaren, bijzonder als Jesus Christus , en zijn Euangelie , en zijne Eer het Middelpunt van alles was, wij wel iets goeds zouden zien tot stand komen; vooral, wanneer maar eenparigheid in de voorname Hoofdzaak de harten van vele ware Christenen beheerschen mogt.
Ik zou hier nog meer kunnen bijvoegen; maar het Stukje is al lang genoeg voor Ulieden, die niet veel tijd overig hebt. Ik Wil dus met bijzondere Aanspraken besluiten, 10 lk ll0Pegt; dat, voor sommigen althans, eenige tot nadenken zullen kunnen opleveren: Hoort gijlieden, lieve Kinderen! dan eerst CenS naar mij. Gij weet wel, dat er eens eCtl Profect geweest is, die door de Straat-D 3nbsp;jon-
-ocr page 58-jongens werd uitgejouwd..., maar bedenkt gij wel, wat is er van geworden van die Kinderen? God beschikte Beeren, die alle die slechte Jongens op eene verschrikkelijke Wijze hebben verscheurd. (*)
Ik wil U met dat Voorval niet henaauwd maken, maar door hetzelve afschrikken van alle kwaad, vooral van op Straat loopen op den Zondag; waarvan gij de gevolgen in dit Stukje gelezen hebfr, en hetwelk zoo ligt tot Spotten met de Godsdienst en met hare Bedienaars vervoert. Bedenkt daartoe, dat er maar één God was, is, en zijn zal, en dat Hij ook alle die ondeugende Straatjongens eens zal straffen. Maar denkt ook eens dat gij gedoopt zijt.. Gij. hebt immers wel eens zien doopen? wel nu, wat zaagt gij dan? men bragt het kleine Kind op den arm tot den Predikant in de Kerk — nietwaar? nu, dat opdragen van dat Kind was dan zoo goed als vragen aan God: wilt Gij dat Kind aannemen , heiligen en zaligmaken ? en het doopen
{*) Zie 2 Kon : 2 ys. 23 , 2'|.
-ocr page 59-pen was zoo goed, als of God hoorbaar zei-de; «Ik neem het Kind voor mijne rekening, «dat is mijn Kind!quot; Uwe Ouders zullen U dat wel gezegd hebben — althans zij hebben beloofd U te doen en te helpen onderwijzen: maar hoe dit zij, gijlieden zijt, afs gedoopte Kinderen, Gods Kinderen; maar die mogen niet, op Zondag vooral niet, op de Straat loopen, daar mén op allerhande wijze wordt afgetrokken, en van het spoor der Deugd wordt afgeleid, omdat God geboden heeft: « Gedenk des Sabbathdags enz.quot;
Maar nog een woord— Jbsus , die Vriend van Kinderen zonder wederga, die voor ons geboren is, en zich voor ons, om ook U zalig te maken, heeft laten kruisigen, was ook eens, gelijk gij een Kind; maar wat deed Hij ? daar staat zoo uitdrukkelijk , dat ,lct 'Z[jnen Ouderen gehoorzaam was; en wij lezen Van Hem dat Hij op zijn twaalfde jaar JC,J('S zoo aandachtig in den Tempel zat en tooide, en vroeg, dat iedereen er over ver-ö- 4nbsp;won-
-ocr page 60-wonderd was, (1) Gij kunt wel begrijpen: dat zou onmogelijk geweest zijn, als Hij zijn Kindschen Leeftijd en Leertijd op Straat had doorgebragt: en ó! die lieve Heiland zou het zoo gaarne zien, Ja het zou zijn grootste genoegen zijn, als Hij het zag, dat gij uit Liefde en dankbaarheid zijn Voorbeeld wildet volgen. Hij laat U de beste belooning daarop beloven, en om geene andere reden, dan om verwerping van zijnen Raad, kunt gij op deze Wereld Ongelukkig, en eeuwig Rampzalig zijn! O wat ik U dan bidden mag; Kinderen! zoo lief als Jesus ü heeft, zoo ernstig dringt Hij er op aan; vermijdt Kwaad Gezelschap, houdt ü nooit langer, dan noodig is, op bij de Straat; laat de Zondag U heiligen gewigtig zijn, om dien, wel vrolijk , maar zoo als het CuRisTEN-Kinderen past, door te brengen; verkiest gned Gezelschap, vooral dat van uwe Ouders; zij kunnen U zoo spoedig ontvallen; helpt hen, zoo veel gij kuntdemoeijelijkheden van hunnen
-ocr page 61-nen last verminderen; leest hun, als het gelegen komt, vooral op Zondag, gaarne wat voor. Gij Oudsten! geeft aan de Kleinen een goed Voorbeeld—hebt ze hef en bemint
elkander — Iaat uw Spelen met hun Leeren,
i
en uw Leeren spelen zijn — dan zal de Tijd IT ontschieten, eer gij hst weet-, gij zult in-tusschen vorderingen maken, eens gelukkige Menschen op Aarde, en om Jesus wil zalig in den Hemel kunnen zijn.
Maar lieve Vrienden, die Kinderen hebt 1 vergunt ons dat wij U vragen : mWilb gij Uwe Kinderen niet gaarne, gelukkig zien ?quot; Ik weet, dat uw Ouderhart dit. begeert.; maar zal U dat dan niet wel eenige moeite en opoffering waardig zijn? ik weet, dat gij er uwe eer instelt, dat men van Uwe Kinderen, m een of ander opzigt, een goed getuigenis gij denkt: ais men mijne Kinderen Prijst, dan prijst men mij; maar zoudt gij llu n,et gaarne zien, dat zij in alle opzigten konden geprezen worden? zou een goede Op-voeding daartoe niet het beste Middel zijn?
D 5nbsp;kun-
-ocr page 62-kunnen zij die op de Straat verkrijgen? wordt daar niet afgebroken, wat gij poogt op te bouwen? behoort niet tot eene Godsdienstige Opvoeding, dat men den Kinderen verstandiglijk Eerbied inscherpt voor den Dag des Heeren? Is de Hemelsche Vader in de Opvoeding zijner Menschenkinderen daarin den Ouderen niet voorgegaan? O gij zelve hebt daarbij zoo veel belang; of zult gij gerust kunnen zijn, als gij op Uw Doodbed ligt, (en hoe spoedig kunt gij daar liggen?) bij de gedachte — ik heb mijne Kinderen op Straat, zoo dikwijls maar op Straat, ook op Zondag maar op Straat laten loopen, het Onkruid daar in hun hart maar laten zaaijen en opwassen? wat zou het ondragelijk zijn, als gij, in Ziekte en Doodsgevaar hunne hulp behoevende, vergeefs om hun Gezelschap en hulp zoudt vragen, wanneer zij door Speelzucht en Losbandigheid voor Uwe Smart en Klagt gevoelloos henen liepen, waarvan de Tijden, die wij beleven, ook Voorbeelden hebben opgeleverd, niet veel verschillende
van
-ocr page 63-van Heidensche Ongevoeligheid, die er ligt toekomt om zich van Ouden en Zwakken te ontdoen. Zoudt gij hen, ais zij eer dan Gij, en zoo in hunne Zonden stierven, durven ontmoeten voor Jesus Regterstoel ? Het is immers zoo bekoorlijk, U te kunnen voorsteilen, Kinderen tot eene Eer voor Uw, Geslacht, tol een Zegen voor de Maatschappij, tot Sieraad van het Christendom, tot blijdschap van den Heiligen Geest, tot Eer van Jesus Gristus, hunnen Verlosser, en tot Heerlijkheid des Vaders opgekweekt te hebben? en daar is, als zij U in den Dood voor-uitgaan, geen troost zoo begeerlijk, dan dien men, (wanneer het ten aanzien van hun lot twijfelachtig mogt zijn) voor zich zeiven ontkenen kan uit de gedachte; (fik heb gedaan, ccwat ih ton!quot; Als gij 'dit denkbeeld eens ^at breeder ontwikkeld wilt lezen, vraagt ('an eens om de Leerrede van den zaligen Predikant van der Roest, gehouden te IIaar-LEJf i8!3, over Gen. XVIII. vs. 19. en ge-drukt aldaar bij. den Boekhandelaar J. L. ^ugustini. 'nbsp;Het
-ocr page 64-Het zal niet nooclig zijn, hierbij iets te voegen: (want gij weet dit immers wel ?) wilt gij in het een en ander wel slagen, bidt dan om hulp en om den Heiligen Geest van God, dagelijks en aanhoudend in het Geloof aan de Belofte Luc. XI. vs. i3. Indien enz.
En Hij, die U die Kinderen gaf, zal U tot hunne Opvoeding, en hun tevens, op Uw Gebed, dien Geest, tot wiens gemeenschap zij ook gedoopt zijn, wel schenken.
En, moeten Uwe Kinderen somtijds, ja dagelijks, of om naar School, of om naar hun Werk, of om naar de Kerk te kunnen k jtnen, over de Straat gaan, waarschuwt hen toch tegen misbruik van den Tijd, tegen het schadelijk Straat loopen en tegen Straatjongens. — Doet dat met verstand, met gematigdheid, met vertrouwen op God; vergezelt hen met hwe Wenschen, volgt hen met Uwe Gebeden; en ik durf U verzekeren, dat de Hemelsche Vader U helpen, de ontmoetingen van kwaad Gezelschap voor hen, of minder verleidend zal doen worden, of
fnbsp;ook
-ocr page 65-ook die bestieren zal, om den, door U op-gewekten, afkeer van kwaad Gezelschap sterker en krachtiger en werkzamer te doen worden, en alzoo Uwe Kinderen voor zich-zelven, voor U, voor de Maatschappij en voor den Hemel te behouden.
Vergunt mij Gijlieden, eindelijk, die geene Kinderen hebt, dat ik hierbij nog een woord tot Ulieden rigte! Gij hebt toch Neefjes en Nichtjes; ook zijn er wel Kinderen van Vrienden, op welke gij eenige betrekking hebt, of in Uwe Buurt, mogelijk wel onder hetzelfde Dak, in denzelfden Gang, of op denzelfden Trap, (gelijk het in Volkrijke Plaatsen het geval is) Kinderen of van Christenen , of van Onchristenen, aan welke gij , eerst door een vriendelijk woord, en dan door hen eens bij U te vragen, hun eenig •genoegen te verschaffen, hen aan U te verhinden enz. iets zoudt hunnen doen — en zoudt gij dat niet willen? 6 dan zoudt gij daarin althans den Heiland geheel niet ge-hjkvormig zijn, en Hem niet behagen.-—
-ocr page 66-Mogelijk hebt gij daarom in liet bestuur van de Voorzienigheid geene eigenè Kinderen, opdat gij U de belangen van eens andera Kinderen zoudt aantrekken, om een of' twee van die kleinen, bijzonder ook op Zondag van de Straat te helpen houden, en zoo veel in U is, op te leiden ; gij kunt, door dat te doen, onberekenbaar veel nut stichten. Ik ken iemand, die, zoo om niet, een paar Jongelieden voor zijne rekening nam, en hen onder de verpligting bragt, om, wanneer zij zouden in stand gekomen zijn, ieder aan twee anderen hetzelfde te doen. Breidt dat ééns uit in uwe gedachten; welk een voordeel voor de Maatschappij! wat hij deed in het groot , kan toch iedereen, die geene Kindexen heeft, in het klein althans, wel doen door, of zelf iets aan een Kind van tijd tot tijd in Persoon te doen, of door te helpen, bijdragen. Althans is er iemand; die zou kunnen medewerken, om een of ander Kind op den Zondag van de Straat te helpen houden, dan, dunkt mij, zoudt gij het zijn.
Mo-
-ocr page 67-Mogelijk zoudt gij gaarne Wel een Kind Willen hebben; de Goddelijke Wijsheid oordeelde beter, dat gij het niet hadt; maar ik bepaal U daarbij, opdat gij de bedenking niet maken zoudt over de Onkosten, die de Aanneming van een of ander Kind, naar zich slepen zou; want zoudt gij er geen drie vier kunnen hebben ? en hoe zoudt gij het dan met derzelver Onderhoud maken? denkt gij cc bij eigene Kinderen zou God ook zor-«gen, dat ik er Brood voor had.quot; met evenveel vertrouwen durf ik U verzekeren: «Uw Liefdewerk aan een ander mans Kind «zou niet ongezegend blijven.quot; En als men denken zou: Ja!, er komt dikwijls zoo wei-n.g van te regt; men voedt somtijds een ondankbaar wezen op? dat is van eigene Kinderen ook dikwijls het geval; en, als men daarop hechten blijft, dan moet men noolt zaaijen, poten of planten; want hoe u^wij|s wordt men bedroefd door Misgewas; alles Saa* immers niet verloren? hoe ve-a™gtmomenc Kinderen zijn er, die in,
/ -nbsp;;gt;gt;* ■ - 'nbsp;'M
der-
-ocr page 68-£ 2H l(9o MM
derdaad loffelijk aan hunne bestemming beantwoord hebben !
Komt1 lieve Vrienden! Iaat ons maar zonder gedruisch, ieder in onzen kring, al-lengskens doen, wat onze. hand vindt om te doen, en zoo voortgaande, volhouden met alle onze magt! wij zullen het ons niet beklagen: ö neen! laat ons maar beginnen, en denkt, tot Uwe verdere aanmoediging, nu en gedurig.
Eens roegt ( ö! mogt ons God dit geven !)
Een Kind , daar boven, ook tot rag :
« Wees -welkom, Gij hebt mg het leven , .
«De ziele mij behouden , Gij!quot;
O God !, wat zaligheid , hoe groot !
Eoü' Ziel te redden van den dood. (*)