CfESCHENK
VOOR DEGENEN DIE TOT
zijn aangenomen.
ZESDK BBBK.
TK ROTTBBDAM,
Wj M. WIJT amp; ZONEN,
TW l„t N.4.rltud.lt;.h. Z..d.lii.g,.noot»«l..p.
N.. XXlii,
-ocr page 2-vr 'n O ^ ^ A.
..ï s T :r ï C -.i^ 5f f. 5tï R o 4» gt;
''s....... ■/ .
- .. -a f- ifJ. U i
■ i^lia '-^hlXiVj ; C'tfrTîp' îîôîfî
-.J|U»gt; .»«' »r, «Tsi. J.C
- - ■ ' .. ..
miK M-
-
î-rr
m '
^^lt;^onvnittecrdm van het Nederlandsche Zen^
^^^^nggenootsckap, tot het opstellen, verza-
^den en uitgeven van kleine Stukjes, ter
^^vordering fgt;an Evangelische kennis en god-
^quot;^ligheid, ook hij mingeoefenden; —namelijk:
ViH DER MEULKR, B. VAB MARKER,
CLARISSE, A. L. M. Plul. ct Theol. Doet.
en Prnf
A. DE VRIES, L. EGELIWC,
J. c. vorstman, r. adriani, Predikanten te
Amsterdam, Hoorn, Leyden en Rotterdam;
\
IVnbsp;VOORBSRIfiT,
overeenkomstig hun ambt en hunne bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen,
en in mtzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stuitje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
^'ete broeders em zusters, die met ons
»enzelfden heer belijdt !
TV'
OTep hnbsp;1800 een stukje mt
^^enbsp;'nbsp;echter ook iets in van
hehL
vooraf iets daarvan
dit vèrdnbsp;nu uitgeven, breidt
J'erinr.erZJ''*' T quot;
cer^ehelangrijkeop^^ekking
-ocr page 6-VOORBERIGT.
voor degenen, die de geloofsbelijdenis hebben
afgelegd. Men kan heide stukjes als één geheel
beschouwen.
Niemand late zich afschrikken door de voor-
beelden , welke hem in dit boekje zullen voor-
komen , alsof hij die hoogte niet zoude kunnen
bereiken; ieder trachte zoo nabij te komen
als hij kan /
Onze. arbeid zij u aangenaam, en de Heer
schenken door denzelven eengenoegen., hetwelk
eeuwig biiblij
De blijdschap over de aanneming
tot lidmaten.
{Een gesprek onder het naar huis gaan)
Dirk, Jakob, Elizaheth, Sara
Vannbsp;vraren tot lidmaten der gemeente
NaarT^*^ Heer Jezus Christus aangenomen,
navol gaande hadden zij onder vreg het
Jnbsp;gesprek met elkander:
eennbsp;^aii voor
S'igen^^^ uren, toen wij naar den Dominé
klo fnbsp;minder. Mijn hart
® vreeze, dat ik er niet door zou
«omen.
fiiiifquot;^^®'quot;'nbsp;Wist
tevo dnbsp;'Geinig/ dat gij n niet in staat
op de vragen, welke u zouden
^eken*^ .borden , te antwoorden , en alzoo
ilfnbsp;t®. geven van de hope die in u is.
dit zonbsp;zeggen. Indien
fiecpvB« ^®^eest ware, ik zoude mij niet aan-
amp; geven hebben, of ik zou den Dominé ver-
zocht hebben, mij nog een jaar uitstel te
gunnen. Ik weet ook niet beter, of ik heb
zooveel Ik kon, mij vlijtig geoefend, om de
waarbeden, waarvan ik belijdenis wenscbte
te doen, te kennen en te verstaan. Maar dit
neemt niet weg, dat ik mijne zwakheid en
onkunde gevoelde, en dat Ik dacht, hoe ligt
mijn geheugen mij zoude hebben kunnen
begeven, of de ontsteltenis en verlege^^nheid
mij in verwarring had kunnen brengen.
Dirk. Dat deed er mij ook tegen op-
zien, en daarom ben ik mede verblijd lt;Lit
ik er door ben.
Elizaheth. Ik geloof, dat wij ons over
zulk eene vreeze niet behoeven te schamen.
Het is toch beter, dat wij kleine gedach-
ten hebben van ons zeiven, en van onze
kennis, dan dat wij hooggevoelend zljn.
D. Ook is het beter dat wij onze af-
hankelijkheid van den Heer erkennen, en
ons zeiven wantrouwen, dan dat wij stout
en roekeloos zljn.
A. Behalve dit geloof ik, dat wij ons
mogen verheugen om andere redenen. Het
Is altijd eene stofFe van blijdschap wanneer
men eenen weg gelukkig heeft afgelegd,
wanneer men eene taak naar wensch vol-
bragt, en zijn oogmerk bereikt beeft. Dit
is nu immers ook ons geval ?
M. Dat stem ik gaarne toe; evenwel,
schoon mijn hart in dit opzigt nu zeer
erligt Is, gevoel ik mij noglans nu vrij meer
ezwaard, dan eer ik mijne belijdenis] deed.
quot;l- Hoe kan dit zijn?
Te voren had ik virel eenig begrip,
nadenken over het gewigt van het doen
belijdenis, en de verpligting, waaronder
^t ons brengt; maar nu zie Ik dat veel klaar-
er m dan voorheen. Nu drukt dat mij veel
®lcer op het hart, nadat de stap gedaan is,
ik mij door mijne belijdenis aan Jezus en
i)ne dienst verbonden heb. Nu gevoel ik
eerst regt, wat er aan vast is om aan mijne
^quot;idenis te beantwoorden, en waardiglijk het
evangelie ^ dat ik beleden heb , te wandelen.
1 • Onze lieve Zaligmaker geve ons allen dit
^ 5 en doe ons daarover ernstig nadenken 1
jiT . Dat wensch ik ook van harte. Maar,
J^^ia! zijt gij dan evenwel in het geheel
ons verblijdt?
/ ^ zoude ik niet verblijd zijn? Ik
«t het mij een der grootste voorregten,
i*^ bet verbond met God, waarin ik buiten
ijn Weten, bij mijnen doop ben opgeno-
eiquot;» nu door mijne belijdenis vrijwillig heb
jj^^Sen bevestigen van mijne zijde. Ik reken
^ Wij eene bijzondere eere, dat Ik nu in
^.eerder kracht en nadruk mag behooren tot
Ik j^'^'^ee^te, waarvan Jezus het hoofd is.
Seluk^nbsp;het als een onwaardeerbaar
j ' dat ik nu ook, met de belijders van
® ^aam , die heilige maaltijd zal mogen
bijwonen, waar men onder het gebruik van
brood en wijn, gedachtenis viert van Zijn
lijden en sterven voor zondaars.
En wat zal ik verder zeggen ? Hoe zeer
mijn hart beeft, wanneer ik denk aan de
dure verpligting, welke ik op mij heb ge-
nomen, ik verblijde mij te gelijk daarover,
dat ik nu aan banden ligge, welke, hoe
vaster zij zijn, des te meer mijne ijdelheid
en ligtzinnigheid kunnen beteugelen, en mij
zooveel gezetter en getrouwer maken in het
dienen van God.
ƒ. Dat behoort bij ons allen de grootste
oorzaak van onze blijdschap te zijn. En,
wanneer dat gevoelen bij ons is, dan zullen
wij ook die hulpe van den H. Geest, welke
wij Hooclig hebben om getrouw te zijn aan
onze belijdenis, ontvangen, gelijk de Leeraar
ons dezelve zoo hartelijk heeft toegewenscht.
Na soortgelijke gesprekken, waarin zij
allen overeenstemden, zeiden zij elkander
vaarwel, en ging elk naar zijn buis.
Men hoort wel eens jongelieden, welk tot
lidmaten zijn aangenomen, zich beroemen
dat zij er zoo gelukkig zijn doorgekomen
om reden, dat zij nu van die lastige taak
om de lessen en schriftuurteksten te leeren
en de catechisatie gezet bij te wonen, ont
slagen zijn. Het is in bun oog , als of zij van
eenen naauwen band, die hen knelde, zijn
bevrijd. Men hoort hen in het geheel niet
eeL 'nbsp;verpligting, waaronder zi)
ov ^^^^nbsp;Hunne gesprekken gaan meest
Welknbsp;genen van hunne medgezellen,
^^ Ke bij het afleggen der belijdenis weinig
niets konden spreken. of verkeerde ant-
woorden gaven — en wat niet al ?
een 1 niets van dit alles kwam bij onze
genoemde vrienden ter baue. O! mogten alle
ngelingen en jonge dochters zoo denken en
gevoelen als deze !
' Regtvaardig volk zal zich verblijden ,
:Petrouwend op den Heer alieen ,
De opregten zullen weltevreên,
■•■^rwgl zij Hem Lun harten wgden,
Zigu' naam belqden,
Ps. 64 : 10.
II. De geluliwensching.
{Een gespreh.)
do^^^ ^e ouders van Elizabeth waren hare
„^PSetuigen en andere vrienden bij een
Lg , terwijl zij aan het huis van den
lenbsp;hare geloofsbelijdenis af te
Deze goede menschen vereenigen
datnbsp;de ouders in het gebed tot God,
Vaa dVi'^^-^^'^ dochter noodige vatbaarheid,
ggj^^i'o'^eid en vrijmoedigheid mogt onlvan-
dat - afleggen der geloofsbelijdenis, en
Voorts, terwijl zij op de terugkomst van
Elizaheth wachteden, spraken zij met elkan-
der over het gewigt der zake, over het groote
voorregt van onder de geregelde bediening
van het Evangelie, in eene gevestigde gemeen-
te , te leven, over het verband, dater Istusschen
de Hgchamelijke en de zedelijke opvoeding
der kinderen, en het gewigt der Godsdien-
stige opvoeding inzonderheid. Zij herinner-
den tevens elkander huune eigene, eenmaal
afgelegde, geloofsbelijdenis, toelating tot de
gemeenschap der kerk, met opwekking en
aanmoedigingen om daaraan te beantwoorden.
Intusschen kwam Elizaheth te huis. — Aller
oogen waren op haar gevestigd__Ieder zocht
uit haar gelaat te ontdekken, hoe het afge-
loopen was. En haar gelaat gaf hieromtrent,
eer zij nog een woord gesproken had, de
gunstigste verwachting.
Na wederzijdsche groete, vatte haar peet-
oom , welke bij haren doop als Getuige vtas
tegenwoordig geweest, het woord op, en
wenscbte haar geluk, daar zij nu door hare
belijdenis bad ingestemd in het verbond van
haren doop, en. onder de leden der Christe-
lijke gemeente was aangenomen ; hij bad haar
tevens alle die genade van den Heer toe,
welke zij in deze hare nieuwe betrekking
noodig had; hij wenscbte ook hare ouders
geluk met dit dierbaar oogenblik, hetwelk
hun de verhooring van hunne gebeden, en
^^e aanvankelijke vrucht van de zorg en trouw
«ansZuwel'''quot;nbsp;aangewend, deed
OD^f;nbsp;vrlendea vereenigden zich, elk
de ^'J'^e'.met de gelukwenschingen aan
sprak.?quot; T, derzelver dochter. De ouders
4nkt!nbsp;hartelijk aan, en he-
deeln • vrienden voor hunne Christelijke
eene 'nbsp;^e jonge dochter, met
i« bet oog, en den
beantw^nbsp;op het gelaat, dit alles
bedankt °nbsp;inzonderheid hare ouders
iaarnbsp;hetgene zij tot dus verre aan
•^oe^ badden.
^li^betknbsp;kindlief! hoe is het gegaan?
der! In hgt «quot;O/en verwachting, lieve moe-
vreesde datnbsp;ontroerd; ik
kunngj^ s Irnbsp;woord zou hebben
Dominé p^f ^nbsp;bet gebed van den
daren; de H «terkte, en bragt mij tot be-
eu hra' tnbsp;alle ontroering van mij,
»^^^vrilCii^«
dan onT' verblijdt mij. Zoo heeft God
^eTltf -7-boord, mijnkind!
^•^ede en IJl dat geeft hope, dat die
lieve M;nbsp;P««quot;^ ^^^^ beloften aan
volbrengen,
'^^ai'denbsp;Tnbsp;alzoo voor,
l^et hartnbsp;«« quot;em onder
' toen de leeraar , nadat wij onze
-ocr page 14-belijdenis gedaan hadden , ons aansprak en
vermaande. — ó! Hij deed het zoo hartelijk,
zoo nadrukkelijk. Hij bragt ons onze ver-
pligtingen zoo klaar onder het oog. Hij
waarschuwde ons zoo ernstig tegen de ver-
leidingen der jonkheid. Hij verzekerde ons
zoo weltóteenend en getrouw, dat de Joden
en Heidenen tegen ons zouden opstaan 'in
het gerigt van God, indien wij niet getrouw
waren aan het verbond van onzen doop en
belijdenis, maar bij voegde er ook niet min-
der hartelijk daarbij, dat wij alles, wat wij
noodig hebben, om aan onzen pligt te be-
antwoorden, door den Heiligen Geest, om
de verdiensten van den Heere Jezus kunnen
verkrijgen, wanneer wij daarom bidden.
Vader. Nu, Bet je gij moogl dat alles wel
onthouden, en daar geduriglijk aan denken.
Elizaheth. Dat hope ik, lieve vader! mijn
wensch is, dal de Heer bet door Zijne ge-
nade in mijn geheugen en in mijn hart doe
blijven.
Peet oom. Hij beware en sterke u in die
gezindheid!
Moeder. O! Welk een dag van vreugd«
is deze dag voor ons! wat al stof van dank-
baarheid hebben wij! Ons kind werd, als
een zuigeling, reeds aan den volzaligen Godj
Vader, Zoon en H. Geest, opgedragen. Onze
zorgèn voor hetzelve werden gezegend, en
het kind werd door Hem bewaard. Het
J
-ocr page 15-op onder ons oog. Het was
eincoi^®nbsp;leei-en van de eerste be-
din? •nbsp;beveiligd tegen de verlei-
vervnlnbsp;gezelschap. fJet ontving
^rvolgens onderwijs in de leer der zaligheid.
met j'nbsp;de gemeente, en mag
Heer ^nbsp;voorregten, welke de
f^aT^ gemeente schenkt!
UWK ♦nbsp;^ieve dochter! Indien
gerein- Waarlijk door het bloed van Jezus
ren is 1'nbsp;den H. Geest wedergebo-
eea .rU-nbsp;^^^ ^^^ zijn! Dan zult gij
lid der Kerke
onze bliid'^ï.nbsp;eeuwig blijven: en
m den hemel ^ ^^^^
weg'zijnefv^^' Vader! wat God in den
mijnbsp;^oorzienigheid al aan en voor
brengen wnbsp;dusverre te
Öij mii ir,nbsp;l'o^en alles, dat
Zi\Lnbsp;™nbsp;a^n Jezus
fieefnr. f eeuwig verbinde.
•«en oJrnbsp;' quot;quot; verblijden wij ons te za-
kwenk^r-nbsp;quot;P^^J^ing van onze vriendin
^^•Kerk.nbsp;uiterlijke gemeenschap
femelen 'nbsp;ïquot; quot;quot; naam ook in de
dennbsp;If even , dan zal. de blijdschap
over haarnbsp;' ^^ Engelen en Zaligen
Wezen'^ïan^^^ grooter zijn, dan de
Het bezoek werd besloten met hel zingeö
Van het tweede lied der Evangelische Gezan-
gen. Maar höe gezegend zijn ouders, welke
zulke kinderen hebben, als Elizabeth ! Hoe
gelukkig die kinderen, welke zulke ouders
hebben als zij ! Gelukkige familiën , waar,
onder anderen, de naaste bloedverwanten
aldus aan hare roeping, als doopgetuigen,
beantwoorden. Welzalig zulke huisgezinnen
en bijeenkomsten , waar reine Godsvrucht
heerscht en alles bezielt.
Waar
Daar
III. Zelfsbeproeving en goed voornemen.
[Eene alleenspraak.)
Hetgene men zelden bij jongelieden be-
speurt , had onder anderen plaats bij Jakob,
van wien wij hebben vernomen, dat hij,
toen de vrienden vertrokken waren, zich
stil heeft afgezonderd, om in zijne eenzaam-
heid ernstig na te denken over de geloofs-
belijdenis , welke hij had afgelegd; zijne ge-
dachten volgden aldus op elkander, naar
hetgene hij daarvan aan zijne ouders heef*
medegedeeld:
Het is mij meer dan eens onder het oog
gebragt, dat het afleggen der geloolsbelij'
denis geheel iets anders is dan het ondeJquot;'
J
-ocr page 17-Va? 1.nbsp;™en ia de Kalechisatie ont-
hanbsp;waardoor men tot die godsdienstige
^ ndehng wordt voorbereid. Ik heb daarvan
e iets begrepen, maar het nimmer zoo
ee?quot;quot; .'quot;gezien, als thans. Nu gevoel ik
^^ gedaan heb. Ieder ant-
den 1'nbsp;gaf op de vragen van
leeraar, ieder antwoord, dat ik van
inst ^ ^®dgezellen hoorde, en waarmede ik
ringnbsp;gerekend als eene verkla-
oaxt' ^^ deed aangaande mijn gevoelen
als ee*^*nbsp;leerstuk, en niet alleen
die w*^^ ^eiijdenis van mijn geloof omtrent
verbinXnbsp;plegtige
tomstignbsp;zeiven, om overeen-
Maar w ^ 'gaarheid mij te gedragen,
ziidp ? M^t •r®'^ inderdaad alzoo van mijne
ooe i ^et een en ander onder het
of^ h 7'nbsp;lgt;elijdenis deed,
aan ij. ..nbsp;eene uiterlijke vorm waar-
znllcnbsp;^'^derwierp, omdat het gebruik
daarvo i- ~ «oude ik het ten minste nu
maar heb opgezegd
ledS t tnbsp;dat ik be-
de leenbsp;^^ geloof omtrent
Van »nbsp;Godsdienst, en den weg van
beb ^^^'S^eid? Begrijp ik nu, dat ik mij
en miinbsp;de dienst van Jezus ,
te IpJ ^®™onden heb om als een Christen
even? _ Qch! dat de Heer het op
mijn liart drukke, en mij liclit en kracht
schenke om getrouw te zijn.
Ja. maar versta ïk die waarheden, welke
ik beleden heb, wel regt? Ben ik er van
overtuigd, dat zij waarlijk zoo zijn? Heb ik
goede gronden, waarop ik dezelve geloof?
Of neem ik die leerstukken slechts blindelings
over, zonder te weten wat ik zeg, en zonder
van de waarheid overreed te zijn? — Gewis
de kundigste jongeling of jongedochter,
welke zich met de meeste naarstigheid heeft
geoefend, en ia kennis van de Godsdienst-
leer buitengemeen gevorderd is, weet nog
weinig in vergelijking van hetgene hij moet
weten, en heeft nog op verre na geen
genoegzaam doorzigt in alle de gronden,
vraarop de waarheden steunen. — Ik wil
derhalve vooitgaan met mij te oefenen en
te onderzoeken, opdat ik meer en meer
de zaligmakende leer versta, en meer en
meer versterkt vforde in mijn geloof.
En, is nu waarlijk mijn voornemen, om
mij van nu af aan te gedragen, gelijk
iemand betaamt, die een lidmaat der Kerk
is geworden , en die Jezus erkent als zijne»
Heer en Verlosser? Is het waarlijk mij»
voornemen, om aan de ij delheden en ligtzin'
nigheden der jonkheid vaarwel te zeggen, e»
mij te voegen n,aar den wil van Jezus, en te
onderhouden alles wat Hii mij geboden heeft'
J
-ocr page 19-ali?^ oogenblik zegt mijn hart wel ja op
VPrllnbsp;gelijk mijn mond dat heeft
Maa;nbsp;l^eloofd, toen ik belijdenis deed.
daartnbsp;^^^ volbrengen ? Is de lust
sterk ^^arlijk in mijn binnenste? Ben ik
omnbsp;aanlokselen der zonde ,
Omnbsp;der jeugd te wederstaan?
spattln gelegenheden tot afwijking en uit-
trouw f ^t.yei'mijden, en standvastig en ge-
Ach! • ^V'^®» tot den einde toe ?
overbu' j Jezus mijn hart niet neigt en
S^ene
Waart, ao 1nbsp;i^^dien Hij mij niet be-
vooinemrn ^nbsp;komen van mijne beste
®ïet zoo veinbsp;^^^
genomen alf*^'nbsp;lidmaten zijn aan-
s'echt 7,VU 1 Vergeten, en zoo los, zoo
waarheid S^dragen: alsof zij de leer der
leden ifaddr'^ gekend, en Jezus nooit be-
»quot;'ioe ^aak mij aan den
l'eledennbsp;Seüjk ü Hem
^l'^oo rnjf u ,nbsp;Zaligmaker te zijn,
en vLnbsp;zaligheid em-
bij Hem te zoeken,
leernbsp;™dien allen, die belijde nis der
afgelegd alzoo Vïadachten, als
als hij » zulke goede voornemens hadden,
ren! Ja^daaromtrent alzoo werkzaam wa-
houden zij eer hebben van hunne
belijdenis, eu Jezus zou zich over hen ver-
blijden. Aller bede zij:
Doorgrond mgn hart, en ken me, ó Heer!
Is 't geen ik denk'niet tot uwe eer?
Beproef me , en zie of mijn gemoed
Iels kwaads, iels onbehoorigks voedt,
Eu doe mij toch met vaste schreden,
Den weg ter zaligheid betreden.
Ps. 139: 14.
IV. De pleglige aanneming of hevesliging-
(Een gesprek.)
Op den eerstkomenden dag van de open-
bare godsdienst, nadat onze jongelieden hun-
ne geloofsbelijdenis hadden afgelegd, werden
zij, volgens het gebruik, in tegenwoordig-
heid der gemeente, openlijk aangenomen. —'
Na het einde van die godsdienstoefening
kwamen zij allen bijeen in het huis van
Maria , welke, met goedvinden Van hare
ouders , hen op een kopje koffij had genoo-
digd, liet gesprek was gelijk als volgt.
Abraham. Nu de stap is gedaan! nu i«
de band vastgelegd; wij hebben nu openlijk
beloofd, dat wij overeenkomstig die leer»
ons naar de bevelen van Jezus zullen gedra'
gen.
Maria. En de leeraar heeft, uit naai»
van de opzieners der gemeente, ja uit naaJ»
van de gansche gemeente , ons openlijk al®
A
-ocr page 21-Inmaten erkend, en als zoodanigen ons aan
he^y-lu -'nbsp;quot;quot;^ij dan nu in andere
Sem'nbsp;• en in naanwere
gemeenschap met den Heer Jezns, dan wij
eed »» unbsp;? wij zijn gekomen in den
Jezusnbsp;—Wij hebben ons aan
onzev ^^nbsp;overgegeven. Wee nu
en T^' 'quot;quot;^len wij aan de wereld, welke God
Worden n®* ' Selij''vormig blijven of
ïijnnbsp;. verbreken wij ons woord, dan
gt; d^n onze afgeleg-
^vvarin' ®nbsp;getuigen, en tot ver-
^irknbsp;oordeel dienen,
vragen j jnbsp;Leeraar ons de gewone
eene hul • d® ' ^^ daarop met
aan betnbsp;hadden geantwoord, dacht ik
(r Xijjj Paulus schreef aan Timotheus.
nis belèd ' ®nbsp;de goede belijde-
^^^ getuigen.quot; Zoo veel de
over „nbsp;toeliet, zag ik de gemeente
(^achtnbsp;ontroerde mij. » Deze allen
dat iknbsp;getuigen van het verbond,
hoorennbsp;™aak. Zij zien, zij
^quot;»artop quot;l!®* lY verklaar, wat ik beloof,
S^^igtie! H verbind.quot; Hoe plegtig! hoe
•i'gheid j Plegtig dat dit in tegenwoor-
wigtig ^^ gemeente is geschied! Hoe ge-
gezien' en ' vele getuigen het hebben
houd g^hooï^d! Zij zullen het oog op
«en. Eq zullen zij wel van ons
zeggen , indien wij trouweloos zijn , en ons
slecht gedragen ?
Sara. Ja, het is zoo! dat treft ook mijn
hart, en vervult het met ontroering. Nog-
tans vind ik er te gelijk iets in, dat ons kan
troosten en opbeuren. De Leeraar heeft
ons, uit naam van alle die getuigen , de
genade van den Heer Jezus toegewenscht,
en uit naam van de gansche gemeente heeft
hij voor ons gebeden, dat de Heer ons
wilde bewaren en heiligen. Behalve onze
brave ouders en vrienden, zullen er in de ge-
meente nog wel meer vromen zijn, welke
zich met het gebed van den leeraar hartelijk
hebben vereenigd, en welke niet zullen na-
laten gedurig voor ons te blijven bidden,
en ons aan de ontferming van onzen Heer
te bevelen. Dat geeft toch moed.
Jakoh. O ja! En vooral, wanneer wij
nog daarbij bedenken, dat onder die vele
getuigen , voor welke wij de goede belijde-
nis hebben afgelegd, Jezus zelf is. Jezus,
die wel, als de alwetende hartenkenner, al
onze gangen naspoort, en dan zelfs, wanneer
wij voor het oog der menschen onberispelijk
zijn, alles wat wij in het verborgene doen,
gadeslaat, en een iegelijk zal vergelden naaï
zijn werk; maar die bok onze zwakheid
ientj en weet wat wij noodig hebben, e»
dat wij zonder de hulp van Zijnen Geest
niets vermogen, terwijl Hij een barmhartig
zal ^nbsp;Hoogepriester is, en ons niet
liphï»^^nbsp;laten, wanneer wij waarlijk lust
ziin 'nbsp;wereld te
aanroep^'^nbsp;daartoe Hem om Zijne genade
en^nbsp;voorzigtig
jjj 1 j^dachtzaam zijn! Laat ons waken en
gt; opdat wij niet afwijken van den
j^l ® weg! Laat leder lidmaat onzer ge-
hetwelk wij ontmoeten, ons eene
zijn van onze verpligting! Laat
onsnbsp;Jezus, onzen Heer, aan wien wij
Keil ^^''^onden hebben, en die onzen eed
hou'rl^^ heeft, in het oog en in het hart
uit 'nbsp;^un gesprek , eer zij
p ''ander gingen, met het zingen van
: 37.
Ai!nbsp;heeft mij gemaakt en toebereid;
Zo ^^ quot;''j verstandig in Uw wetten!
Al Tn'nbsp;üw' geboèn en heilighaid.
Y ^ vreest, zal op mijn heilstaat letten ,
Niet'^nbsp;'nbsp;Ü'^®® GecSt geleid,
quot;Ucht'loos op Uwwoord mijn hoop mogt zetten.
jongelieden zijn er, welke, zoo-
aan ^^ belijdenis hebben afgelegd, alles
ht;t plaats laten , niet bedenkende , dat
tl^ ^°ornaamste nog aankomt, maar zich
verbeeldende , dat met het afloo-
floev^*! plegtigheid ook alles afgedaan is?
lukkie . verstandiger, voortreftelijker en ge-
Hoe 1 deze., zijn onze jongelieden 1
eel meer goeds is er van hen te wachten'
V. Verman in ff en.
(Een Mef.)
Abraham had nog eenen grootvader en
eene grootmoeder in leven, beide reeds hoog
bejaard. Deze woonden ten minste w)'ƒ uren
ver van hem af. Zij hadden zich echter
altijd zeer aan hem laten gelegen liggen , en
over zijne vorderingen in kennis en over zijn
goed gedrag , waarvan zij van tijd tot tijd
berigt kregen, zich verheugd. Zij waren
ook gewoon op den nieuwej aarsdag, en op
hunne geboortedagen , eenen gelukwenschings-
Lrief van hem te ontvangen, en bij die ge-
legenheden hem eea geschenk , vergezeld van
een vriendelijk en nuttig wederschrijven van
hunne hand , le zenden.
De tijd , waarop hij tot lidmaat zoude
aangenomen worden, was hun ook bekend
geweest, en nu had hij hun geschreven, dat
hij tot lidmaat aangenomen was. Daarop
ontving hij van zijnen grootvader den vol-
genden brief:
» Zeer waarde kleinzoon!
» Gelijk gij mij steeds tot blijdschap zijt
geweest, zoo hebt gij nu inzonderheid mijne»
ouderdom verkwikt door uwen lieven brief,
waarin gij mij uwe aanneming tot lidmaat
der gemeente meldt. Ik dank den Heer, die
u, van uwe vroege kindschheld af , bewaard,
geleid, en zoo verre gebragt heeft. En il'
bid Hem, dat Hij u geve, naar den rijkdoD»
A
-ocr page 25-eer V --nbsp;ijcvunaen woraen, tot
hamaaknbsp;^P ^^^^ aarde, en hier
liikhJ-j • ^^ deelgenoot zijn van zijne heer-
! linbsp;Hemel,
dernbsp;dat uw leeraar en uw va-
Wilei! r^t ^«^«g^n^eid, uwe verpligtingen
hart ^^?
Uiet e , » en dat gij die vermaningen
hebbennbsp;gemoed zult aangenomen
den vannbsp;^^ederhou-
quot;«voordnbsp;daarbij te voegen. Een
Seï^eugeïïnbsp;nog al in het
grijsaardnbsp;en het getuigenis van eenen
dragen'hleT ïf ^
^ttnnen b fnbsp;zegen, u
ü eeil»« ^vestigen in uw voornemen, om de
Bijbel, het
^^atïi „1nbsp;del^^nd. Alles
öijbeYinbsp;'»ebt, is uit den
^«tuigeSnbsp;n ' Goddelijk
^^rbon^nbsp;tet boek vau het
banger'nbsp;met den Heer hebt
lelnbsp;1 ® quot; het voorschrift van
üJ®quot; 'nbsp;^ieht op uw pad , de bron
quot;We tli.ïnbsp;^elfs in de ure des doods,
^^ ^iskaart naar den hemel.
liet onderzoek van de waarheden
-ocr page 26-nu niet varen. Gij hebt slechts de eerste
beginsels geleerd; gij moet meer welen. Gaat
gij voort met dit onderzoek, dan zal het
blijken, dat gij uwe belijdenis niet als een
sleurwerk hebt gedaan, maar dat gij als een
nieuwgeboren kind begeerig zijt naar de
redelijke en onvervalschte melk, ten einde
daardoor te mogen opwassen (i).
» Betoon u vooral een ijverig, gezet, aan-
dachtig en eerbiedig bijwoner van de open-
bare godsdienst. Laat u door geene traagheid,
door geene gewoonte van onze dagen, of an-
dere niets beduidende oorzaken daarvan af-
trekken. In dit opzigt getrouw en onbewegelijk
te zijn voegt menschen, die God in Christus
als hunnen Schepper en Vader erkennen.quot;
igt; Verzuim nooit, zonder wettige redenen,
het heilig Avondmaal, bij hetwelk de belij-
ders van Jezus gedenken aan Zijnen dood,
dien Hij voor zondaars heeft ondergaan.
Wacht u voor alles, wat u tot het bijwo-
nen van die plegtigheid ongeschikt zou kun-
nen maken. Zoo menigmaal gij deze pleg-
tigheid viert, bevestigt Jezus aan u Zijn
verbond.
» Houdt vooral den zondag heilig. Vier
denzelven, gelijk het menschen voegt, die
God als Schepper, en Jezus als Verlosser eeren,
en die belijden, dat zij hier op aarde vreem-
delingen en bijwoners zijn, en een beterva-
(Ó 1 retv. II : a.
derland, het land der ruste, zoeken (t).
Misbruik dien dag nimmer tot onnoodige
aardsche bezigheden, welke men door de
^eek kan verrigten. De regte viering van den
Zondag is de grondslag en de steun van alle
Godsdienst.
» Voorts, mijn kind! vlied de ijdelheden
jonkheid; onthoud u van zondige en
dartele vermaken, vermijd slecht gezelschap;
^acht u niet alleen voor grove zonden, waar-
«oor gjj openlijk ergernis zoudt geven, maar
Voor alles, wat tegen de leer van het
vangelle^ en tegen Gods geboden strijdt,
daarentegen alles, wat waarachtig, wat
, wat regtvaardig, wat rein, wat lieffe-
T wat wel luidt, en zoo er eenige deugd,
eenige lof is, te bedenken en te betrach-
te« (2)?
quot; God zij het voornaamste voorwerp van
We vreeze , van uwe liefde, van uwen eer-
'ed, Van uw vertrouwen. Ken Hem in alle
We Wegen, zoo zal Hij uwe paden regt
»ïïaken (3). Eer Hem, zoo zal Hij u eeren quot; (4).
Handel met uwe naasten, zoo als gij
lliVnbsp;omtrent u handele; zijt eer-
Saa' 'e^vaardig, behulpzaam, vriendelijk, en
vergevende, wanneer iemand u mögt
,]]p®digd hebben, uwe bescheidenheidzij
je «aenschen bekend (5).
yj Hsbr. XI: ,3-,6. phii. IV: S, .(3) Spr.III: 6.
I Sam. II: 30. Cs) Phil, IV =5.
-ocr page 28-»Wees met de ootmoedigheid bekleed (i),
gedraag u nederig en zachtmoedig, matig,
kuisch, en naarstig om te doen al wat uwe
hand vindt om te doen; uwe spijze zij te doen
den wil des Vaders, en Zijn werk te vol-
brengen (2).
» Wanneer gij dit alles behoorlijk in acht
neemt, dan zult gij, als een regt belijder
van Jezus, in zijne voetstappen treden, en als
zoodanig kenbaar zijn, kenbaar als dragende
zijn beeld, terwijl anderen, die in hunne
eigene wegen wandelen, Hem met de daad
verloochenen.
» Maar gij hebt meer beleden dan eene
natuurlijke Godsdienst. Gij hebt belijdenis
gedaan van de leer der Goddelijke openbaring,
van de leer van de Christelijke godsdienst,
en dat legt u niet minder gewigtige pligten op.
» Hebt gij beleden, dat wij afgevallene
zondaars zijn, schuldig voor God, en diep
bedorven van hart; dan moet gij u ook als
zoodanig voor God, verootmoedigen. Is er
al eenige voortreffelijkheid in u boven ande-
ren — moogt gij eenige pligten volbrengen,
■welke rede en godsdienst van u vorderen ,
doet gij eenige goede daden— verhef u daar-
op niet, als of gij daarmede volmaakt waart,
en voor God zoudt kunnen bestaan. Stel
dat goede niet tot eenen grond van vertrou-
wen of gerustheid; zeg liever met den dich-
CO I Petr. V: 5. (O Joan. IV: 34,
^iet in het gerigte met uwen
kleed (2)nbsp;wegwerpelijk
eeniS®^^ gij beleden, dat Jezus Christus de
dg ^ naam is onder den hemel, die onder
tennbsp;gegeven is, door wien wij moe-
des hl®nbsp;(3), en dat het opregt geloof
om j , eenige middel is van onze zijde,
Hii h^^fnbsp;aan de verlossing, welke
tot d^nbsp;gehragt, o stel dan Hem ook
verwa^nbsp;grond van uw vertrouwen,
uwe v^; vergeving van uwe zonden, en
ODnbsp;in den dag des oordeels, alleen
vooral ^ ^an Zijne kruisverdiensten, sta
mcpnenU ^^^nbsp;dat gij in waarheid ge-
meenschap met Hem moogt hebben, zoek
all^nquot;^® S®quot;eel uw hart, vertrouw op Hem
alles bl-°lFnbsp;volkomenlijk, en laat aan
hebt ■ ^^ j ' dat gij benevens Hem niets
^^i't i^a r tnbsp;'
lietr^?*^ gij beleden, dat de pligten, die wij
geerfJ^ ' deugden, die wij uitoefenen,
nit t ;*®^enlijke waarde hebben, zoo zij niet
ï^omTanbsp;van zuivere liefde voort-
^Unne , ^ ^ij zonder dat beginsel niet
daniep'^ volmaakt zijn, en dat zonder zoo-
(O P *®imaaktheid geene zaligheid is? Hebt
«• CXLIR: s, Jes.LXIVsö. C3) Hand. V; la.
gij beleden, dat wij van nature dit beginsel
missen, en dat dit beginsel niet in ons kan
opgewekt worden, dan door die krachtige
werking van den Heiligen Geest, welke de
Heilige Schrift wedergeboorte noemt ? Wacht
u dan toch, dat gij aan den eenen kant
hiervan geen misbruik maakt, om, onder
voorwendsel van uw onvermogen tot eenig
virezenlijk goed, in uwe zonden te blijven
J'ggen, of aan uwe traagheid tot het goede, en
uwe geneigdheid tot het kwade bot te vieren,
onderzoek veeleer u zeiven aan den anderen
iant, of die groote inwendige verandering,
lt;de ware wedergeboorte) alreeds bij u plaats
Leeft. En zoo neen, rust dan toch niet voor
dat gij die genade verkregen hebt; en hebt gij
dezelve ontvangen, open dan steeds uw hart
voor de invloeden van dien Geest, opdat gij
xnoogt Standvastig blijven in het goede en
opwassen in geloof en deugd en Godzaligheid.
» Hebt gij beleden, dat gij eenmaal moet
sterven en daarna geopenbaard worden voor
den regterstoel van Christus? Ai! zoek dan
toch •uw deel niet in de wereld. W^erk niet
zoo zeer om de spijze die vergaat, als wel
om die, welke blijft in eeuwigheid (i). Waak,
opdat de dag des doods u niet overvalle.
Bereid u dagelijks voor den dood en voof
de eeuwigheid, en tracht alzoo te leven, al«
gij wenscht te sterven.
lt;ï) Joan. VI: S7.
iieht Z^T'nbsp;^^«l^e« niet. Gij
l^'ngt eÄnbsp;i«^ vaa God afl
in allLnbsp;' quot;len Zaligmaker.
Hoort Ss'gebet'is^'^^'^^ ^^^
nogmaalsnbsp;Verzuim dan, zeg
l^id gednit-'nbsp;» ? ^^^ dagelljkst
lichtfi^^kraobtnbsp;ïf' u^
»^--r'het llibfnbsp;bewaring en zegen
die kW. dL -oekt die vindt.
den (i). P 'nbsp;zal open gedaan wor-
vern^ninquot;''« ^al^getlm Tn^^T
doordringe in u7w en^'dnbsp;quot;^'«P
Uw liefhebbende Grootvader.
•'^^iloTJquot;nbsp;-- «i-
Waren aa^^''''nbsp;tot lidma-
ffmetnbsp;wenschten hem
Waarden /quot;^'^..eenen grootvader. Zij ver-
lt;0 Matth' vunbsp;W beschouwden.
-ocr page 32-als ook aan hen geschreven. Zij verzochten
er een afschrift van, ten einde dien van tijd
tot tijd tot hunne opwekking en aansporing
te kunnen lezen. En, waarlijk! alle ,dege-
nen, die tot leden der gemeeute zijn aange-
nomen , mogen dat voorbeeld wel volgen en
die lessen betrachten.
Zoo velen als er naar dezen regel zullen
wandelen, over dezelve zal zijn vrede en
barmhartigheid.
Wil ü ter eer
Steeds meer en meer
't Geloof in ons versterken.
Dan zullen wij
Gereed en big.
Uit liefde, 't goede werken.
Evang. Gez. 83 vs 6,
VI. Het eerste Avondmaal.
(Een gesprek.)
Eenige dagen voor de bediening van het
Heilig Avondmaal des Heeren, onderhield
Sara's moeder hare dochter over deze ge-
wigtige Godsdienstoefening, welke zij nu voor
de eerste maal zoude bijwonen als lidmaat»
en welke uit dien hoofde voor haar dubbel
plegtig was.
Sara beschouwde het als eene bijzonder®
eere en een groot voorregt, dat zij
mede zoude mogen aanzitten aan die helU'
ge tafel, waar men den dood des Heerei*
verkondigt, en Zijne groote liefde tot dequot;
gezamenlijk roemt, zij
tevens^l-nbsp;oogenblik, doch zag er
niet weinig tegen op.nbsp;^
geruit ontstond dit gesprek:
tind^lTt
opziet vfnbsp;®«°staandeplegtigheid
Het ,nbsp;is het mij aangeLam.
de e^st. L de ongewoonheid, daar het
tafel aatS-lTVquot;^quot;/^'nbsp;Heeren
Plegtig^enbsp;hnitengewone
^«•ees, dat de v 1 ^^^^^^^^^efe^^ïag; de
^»der' oSstaanbsp;'én en
LÏenenT^quot;'^''?nbsp;^'^^itten'
-au eeniïib V-quot; P^^ë^S^^id reed« jaren
felen r ••nbsp;Men mag t wij-
siln'j,nbsp;hebben vanl t
'^Slr ffnbsp;dezer Godsdienst-
eJS 'jlnbsp;' hij het gemis
d^t ziu fnbsp;' ^^^»^»P verhkn,
»lenscUr hetzelfde regt hebben als andere
telt met l'nbsp;ijdelheid zich kit-
nu o^k , ' denkbeeld van die
eere, dat zii
200 verre zijn. Maar een roekeloos
3
-ocr page 34-en onbedachtzaam naderen tol het gebruik
van het Heilig Avondmaal past zelfs bejaarde
lidmaten niet, hoe veel minder hun, die
voor de eerste maal dat voorregt genieten.
Die zichzelven verhoogt zal vernederd wor-
den, maar die zichzelven vernedert, zal ver-
hoogd worden (i); en welgelukzalig is de
mensch, die gedurig vreest (2).
Sara. Uwe aanspraak, lieve moeder!
beurt mij eenigzins op. Maar mijne grootste
bekommering is, dat de verlegenheid en de
aandoeningen mij zullen onvatbaar maken
voor die gedachten en gevoelens, welke bij
deze gelegenheid betamen, en dat ik daar-
door bel Heilig Avondmaal niet zal kunnen
gebruiken zoo als het behoort, om Jezus
regt te verheerlijken over Zijne liefde, en
voor mijzelve nut le hebben van dit middel
der genade.
Moeder. Mijne beste »Sara / Het verblijdt
mij, dat gij aldus over de zaak denkt. Dit
is de regte bron, waaruit de verlegenheid
moet ontstaan. Eene verlegenheid, welke
uit zulk een beginsel sprull, is den Heere
aangenaam cn doet geen nadeel. De Heer
houdt de zachtmoedigen staande, Hij rlgt
de gebogenen op en den nederigen geeft Hij
genade (3). Hij wil hen sterken en opbeuren
(I) Luc. XIV' II.
CO Spr. XXVIII: 14.
(3) Ps. CXLVII: 6, CXLVI: 8. Jac. IV : 6.
Ä
-ocr page 35-herzefr.®''nbsp;eveneens als of Hij tot
I ^^ het (I
ïiik het zii \nbsp;betame-
4legd ïi'bnbsp;belijdenis, welke ik
gebrufk vafh'pt amp;nbsp;^^et
»»iet eenen Ïp Avondmaal; indien ik
hergoten 'nbsp;heeft
hewaarS' tnbsp;^^quot;«^^^hheid heeft
genoten 'onder®nbsp;^^^ ik door het
leerde tei?'nbsp;évangelie
heeft toeS'ennbsp;tot Zijne gemeente
eer te bewi ^ennbsp;quot;Penlijk dank en
-ine instd in^'.'ifchet ^ijwone^ van deze
ten, om dit A^Ó^Laalt tt^^vi'^l-
en te wachten tot een voW M
ik niet en ik wil ook nä eÏ^H
heslnit , om mii t dnbsp;het
■Woeie^n ' ^t? te stellen,
^•^dlen Snbsp;kwalijk doen, Saartie.'
tot nl! bereiken. En waarlijk, het
S^er genaTpnquot;'''quot;quot;'^'Sing dienen, dat de
S rnbsp;ï^dien gij n be-
Uke inbsp;en vooraf die stuk-
co Matth 1! ^^ formulier van het Heilig
•XIV; 27. C^XPs. UXXIV:
3
Avondmaal worden opgegeven, ernstig over-
peinst , en bidt om de leiding van den Hei-
igen Geest, dan zal de vreeze ook van u
wijken, ten minste zij zal u minder hinde-
ren ; gij zult dan met bedaardheid uwe aan-
dacht kunnen bepalen bij den Heere Jezus en
Zijne groote liefde, waardoor Hij voor ons
in den dood ging, gij zult dan ook vatbaar
zijn voor het onderwijs, en die vertroostin-
gen , welke Hij door middel van het Avond-
maal wil schenken dengenen, die dezelve
begeeren-
Sara. Ik wensch uwen raad te volgen,
beste moeder!
Moeder. Bedenk voorts, wat dit eerste
Avondmaal voor u zal zijn. Jezus heeft u
lief gehad, eer gij Hem kondet liefhebben.
Hij heeft u door het onderwijs bekend ge-
maakt met de leer der verlossing in zljo
Woed. Hij heeft u door dat onderwijs doe»
weten, dat ook voor u vergeving en verlossing
is. Gij hebt door uwe belijdenis hierop
amen gezegd; gij hebt als het ware betuigd5
»Ja, Heer! Gij hebt ook voor mij vergeving
van mijne zonden verworven. Ik geloof»
Heer! kom mijne ongeloovigheid te hulpe!quot;
Dit was de ziel van uwe belijdenis, en wat
zal nu het eerste Avondmaal voor u zij»^
Een weerslag als het ware op uwe belijdenis»
een antwoord van Jezus op uwe verklaring»
A
-ocr page 37-'en Snd * dnbsp;^^^ quot;W geloof, ja!
gevinïï' ''inbsp;i» Hem, voor u ver-
geloofnbsp;«^quot;«gt weten, dat uw
^oudt ver J'^'^nbsp;gij volkomelijk
en i aïn ZH quot; ^°nbsp;«eer,
Wil IlTd''nbsp;verbonden hebt, akoó
-ne vi'rzlri^t^^^^^^^ ^ P-^
Zijne dienst ^ ^ ' , * Hij u gaarne in
Ve^osïr L wiT^V«^quot;'nbsp;Heer en
on» TL ^eW'nbsp;gewillig en bereid
l^nnnen ^eneT d'nbsp;Hem regt moogt
Wil in Jat quot;^IWquot;??/nbsp;-eri
wat gij tot bet
noodig hebt (2).nbsp;Godzaligheid
Sara. Hoé gelukkig zalnbsp;ik i-
fiJf^^B
dat ik £nbsp;vervolgens iedere keer
len vaAquot;quot;! Plegtigheid bijwoon, iels gevoe'
,, 'Sr Pnbsp;voo'rgestefr
^P^'le'. zal zich niet ver-
CO a ruf li'- ''^quot;^«''»g of jongedoch-
17. (5) a Pet. I; 3.
-ocr page 38-ter, zal niet wenschen zoo te denken en te
gevoelen als SaraP
Welzalig, die naar Jezus reine Leer,
InHeni hun heil, hun hoogst geluk beschouwen!
iJie bions Vorst erkennen voor hun Heer!
Welzalig zg, die vast op Hem betrouwen!
Ps. 2: 7.
VII. Na het eerste Avondmaal.
{Een brief.)
Dirk had in den zomer van het verleden
jaar, tot zijne uitspanning, eenige dagen
doorgebragt bij zekeren neef, eenen man
reeds op zijne jaren, en braaf van karakter,
welke hem bijzondere genegenheid toedroeg.
Hij had toen onder anderen ook met zijnen
neef gesproken over zijn uitzigt, om tegen
het eerstkomende Paaschfeest tot lidmaat
aangenomen te worden. Deze had bij die
gelegenheid hem het gewigt der zaak voor-
gesteld, en verscheidene nuttige vermanin-
pn gedaan, welke Dirk zoo veel hij kon,
in Zljn hart bewaard had.
Eenige dagen na het Avondmaal, hetwelk
Dirk voor de eerste maal had bijgewoond,
ontving hij eenen brief van dezen neef,
zijnde van den volgenden inhoud :
» Hartelijk geliefde Neef!
» Mijn voornemen was, u met uwe aan-
neming tot lid der gemeente geluk te wen-
schen , zoodra ik konde berekenen, dat gij»
iJ
-ocr page 39-jaar, uwe
ia tot 'nbsp;ïk ben daar-
VerSp «ogenblik verhinderd, en ik
Van d/L ' ^^nbsp;«we belijdenis
dienst v.nquot;'' quot;quot; vquot;® verbindtenis aan de
irachitlKK^* H. Avondmaal, zult be-
sche ll^f ^^^ 'nbsp;hope en wen-
Avondmaalsvr-nbsp;lgt;fjdenis%n eerste
Heer, tinf^^^'u^quot;'''quot; genade van onzen
geloofnbsp;' vmehten
schoten,nbsp;inge-
heden voorstelde. ^nbsp;omstandig-
geliik^f K-quot;quot; Vnbsp;^ ion ver
Sorvatrrquot;'^' d« of oefen-
of h' ee^''^^?^'' ^«wereld intreedt;
flenst ge^om!^!nbsp;gt;^elke pas heef
«^en eerstenT ^^ 'nbsp;' welken
• Gi? rr. ■ begeerte voert.
verre tïnbsp;^on, verlaten , voor
fundigU;, geoordeeld zijt genoegzame
J^en, o^'l^«^ de leere des geloof« te° heb-
dij hebtnbsp;belijdenis te kunnen doen.
die belijdenis afgelegd; gij zijt tot
-ocr page 40-lidmaat aangenomen , en daardoor de Chris-
tenwereld ingetreden. Wanneer iemand als
leerling het onderwijs in de wetenschappen
op de hoogeschool, of onderrigt in eenige
kunst of handwerk heeft ontvangen, dan
treedt hij de wereld in en wordt geroepen,
om hetgeen hij geleerd heeft te beoefenen,
om dat handwerk of dien handel, waartoe
hij is opgeleid, te aanvaarden, dat ambt of
die bediening, welke hem wordt toever-
trouwd , waar te nemen. En ongelukkig hij,
die zijne leerjaren heeft verwaarloosd, en
onkundig, onbedreven de wereld intreedt!
Alzoo wordt gij nu geroepen, om volgens
de leer, welke u is voorgedragen, te leven
en werkzaam te zijn , en die pligten van het
Christendom, welke u geleerd zijn , te ver-
vullen. Maar, gelijk de trouwe ambachtsman,
de brave kunstenaar, de edeldenkende amb-
tenaar, terwijl hij zijne verkregene kundig-
heden in beoefening brengt, al doende leert,
en er zich op toelegt, om in wijsheid en
bekwaamheid toe te nemen, zoo moet gij
ook, hoezeer de oefen- en leerschool verla-
tende , u niet verbeelden wijs genoeg te zijn.
Neen ! gij gaat voort met u te oefenen in de
kennis van Gods Woord en van de leer van
Christus, opdat gij hoe langer hoe beter
moogt weten, hoe men zich in het huis
Gods, In de gemeente van Christus behoort
te gedragen, en opdat gij meer en meer
^oogt toenemen in het Christendom en in
Godzaligheid tot de volmaaktheid toe.
quot; Wanneer iemand als soldaat heeft dienst
genomen, dan wordt hij voorafin de beginselen
van de krijgsdienst onderwezen, en daarna in
eene geregelde bende ingestoken. Dan moet
hij ook alle de diensten vervullen, welke van
den soldaat geeischt worden. Maar hoe zal
net gaan, indien hij de orders niet begrijpt,
indien hij de bewegingen en wendingen niet
kent, indien hij met het geweer niet weet
om te gaan? En, zoo hij het al weet, hoe
«al het gaan, indien bij niet alzoo doet ? Als
bij zijne wachten niet waarneemt, als bij
ongehoorzaam of wederspannig is, als hii
zijnen post verlaat, als hij in den slag de
vlugt neemt, tot den vijand overloopt, of
zijnen koning verraadt?
» Gij hebt door het afleggen van uwe be-
lijdenis, vrijwillig dienst genomen onder den
koning der koningen, dea gekruisten en ver-
heerlijkten Jezus. Het rijk der duisternis
en der zonde, waarmede de wereld die in
bet booze ligt zamenspant, is in eenen ge-
durigen strijd tegen Jezus onzen koning,
Gij hebt u afgescheiden van de wereld, u aan
Jezus overgegeven, u aan Hem verbonden; gij
Weet Wat Jezus van u vordert; gij zijt daar-
omtrent onderwezen; indien gij dan deze din-
gen weet, zalig zijt gij zoo gij dezelve doet (i).
CO Joan. XllI: 17.
-ocr page 42-» Maar er schiet nog zoo Teel over om te
leeren. Eene gestadige oefening, om in het
volbrengen van uwen pHgt meer te vorderen,
wordt hier vereischt. Gij behoort steeds op
de wacht te staan, opdat gij van het kwade
niet overvallen wordt. En wat hebt gij te
wachten, indien gij trouweloos den Heer
Jezns verlaat, en u aan de wereld en de zonde
overgeeft? Ook wordt niemand gekroond,
zoo hij niet wettiglijk gestreden heeft (i).
Waak en bid, opdat gij niet In verzoeking
valt (2). Wees getrouw tot den dood, en
gij zult de kroon des levens ontvangen (3).
» Wanneer een reiziger den eersten voet-
stap zet op den weg, die naar de plaats zij-
ner bestemming voert, zal hij zich daar
mede vergenoegen? Zal hij daar In berusten?
Of hij zich al beroemt, dat hij op den weg
is, wat zal dit baten? Hij moet gaan, hij
moet voortgaan , of hij komt er niet. Wij
reizen naar het hemelsche vaderland; de weg
naar het verderf is breed, de weg'naar den
hemel is smal (4). Elk die belijdenis doet,
verklaart daardoor, dat hij den smallen weg
naar den hemel kiest. Indien hij niets van
de leer der waarheid verstaat, of niet het
minste voornemen heeft, om den weg der
waarheid te bewandelen; dan kan men be-
zwaarlijk denken, dat hij den eersten stap
(O a Tim. II IS. CO Matth. XXVI: 41.
(3quot;) Openb. 11: 10, (4) Matth. VII: 13, 14.
op den weg des levens heeft gedaan. Van u
evenwel vertrouw ik, dat gij waarlijk dezen
®iap hebt gedaan. Maar zult gij nu daar in
■oerusten? Of u beroemen, als of gij reeds
aan het einde waart? Neen! zoo dwaas zult
eij niet zijn.
» Het gewigtigste tijdperk van uw leven
«ler op aarde begint nu eerst. Nu, indien
ggt;J waarlijk op den weg zijt, moet gij den
Weg bewandelen; gij moet voortgaan. En
wat IS dat anders, dan u verder toeleggen
m Tquot;quot;'® het Evangelie — u oefenen
Snnbsp;aan Jezus uwen Heer,
m waar geloof des harten en in Godzalig-
voetstappen drukken van uwen
pooten en goeden Leidsman, en Zijn voor-
beeld navolgen? Zoo doende, en niet an-
ders, zult gij verkrijgen het einde uwes
geloofs, de zaligheid uwer ziele.
» Door uwe eerste Avondmaalsviering hebt
gl) reeds begonnen, hetgene gij geleerd hebt
in beoefenmg te brengen, en eene der ta-
«en van het Christendom volbragt, aan Jezus
gehoorzaamheid betoond, en eenen stap ge-
Jaan op den weg des geloofs. Maar te gelij-
u» 1nbsp;h'j die gelegenheid van Jezus,
de ['e^derijken en ontfermenden Heer, bij
teekenen van brood en wijn, de plegtige
erzekering ontvangen, dat Hij u wil sterken
e ïn staat stellen, om u als een Christen te
gearagen, aan Hem gehoorzaam en getrouw
te zijn, en te volharden lot den einde toe.
Bedenk dan steeds wat gij al voor uwe reke-
ning hebt, en hoe onverantwoordelijk gij
zijn zult, indien gij tot den einde toe on-
trouw bevonden wordt, en hoe billijk gij
dan, als de onnutte dienstknechten, zult
buitengeworpen worden (i). Maar bedenk
ook tevens, wat gij van den Heiland moogt
verwachten, indien gij waarlijk lust hebt om
Hem te dienen, en uwe zaligheid te bevorderen.
•gt; Ik wensch van harte, dat de Heer u alle
noodige genade schenke, en dat dit mijn
eenvoudig geschrijf, als een bewijs van mijne
liefde jegens u, gunstig door u worde opge-
nomen, en u tot den uitgebreidsten zegen
verstrekke.quot;
Met alle toegenegenheid noem ik mij
Uwen liefhebbenden Neef, enz.
En wie vereenigt zich niet met dezen
wensch, ten opzigte van allen, waarop hij
betrekking heeft ? Wie zal niet zich gelukkig
achten , wanneer deze wensch aan hem ver-
vuld word? Bij allen, die er cenigzins het
gewigt en de waarde van kennen, moet zij
gewisselijk de bede van den vromen Dichter
opwekken:
Leer mij naar Uw wil te hand'Ien,
'k Zal dan in Uw waarheid wand'Ion,
Neig mijn hart, en voeg het zaani
Tot de vrees ^an uwen niiatn.
Cl M.Uth. XXV: 30.
Heer! mijn God! ik zal ü loven,
Vnbsp;l^art naar boven,
k Zal Uw Naam cn Maiesteit
Eeren tot in eeuwigheid '
Ps. LXXXVI: 6.
VIII. TFaarschuwiny.
{Eene Onerdenhing over a Petr. II: 3/.)
Onze Jakob had in zijne bijbelsche oefe-
mng de brieven van Petrus doorgelezen,
^ijne aandacht was inzonderheid gevallen op
in zif'nbsp;Apostel,
hoofdstuk II:
jant het ware hun heter, dat zij den wes
zi], dien gehend hebbende, weder af heeren
Dat zweefde hem gedurig vfofln g^s !
Hi, vond zich als gedrongen, om er opzet-
tj)k over te pemzen. Hij zonderde^ op
daartoe af?quot;quot;nbsp;oogeublikkeï
Zie hier zijne overdenking.
Deze ontzettende uitspraak van den Anos-
openbare goddeloozen van
door ïl'l' waarin Petrus leefde, en welke
schp 1 schoonschijnende redenen van val-
en zoonbsp;laten innemen ,
namel-tnbsp;^unne gevoelens, voor-
leer door hunnen wandel en gedrag, de
haddir ^^ Christendom , welke zij beleden
«aaden, op de verfoeijelijkste wijze verloo-
chenden en verzaakten. Maar deze uitspraak
zal ook toepasselijk zijn op mij, en op allen,
die met mij belijdenis van de Evangelieleer
hebben gedaan , wanneer wij door een slecht
en zondig gedrag Jezus onzen Heer ver-
loochenen.
Wij hebben den weg der geregtigheid
leeren kennen, want wij zijn daarin onder-
wezen. Wij hebben belijdenis gedaan van
dezen weg, als den goeden weg, dat ligt
voor onze rekening. Toen wij de lessen
bijwoonden met oogmerk om eenmaal als
leden der gemeente te worden aangenomen,
begrepen wij reeds zoo veel, dat een los-
bandig en ongeschikt leven niet voegt bij
de belijdenis van het Christendom. Wij
bedwongen daarom toen reeds onszei ve, en
werden eenigzins bedaarder en ingetogener
in onzen dagelijkschen omgang; ook gezet-
ter , aandachtiger en eerbiediger bij de open-
bare Godsdienstoefeningen, dan wij te voren
waren. Toen wij belijdenis deden gevoel-
den wij nog meer van dezen indruk. Wij
verbonden ons, om niet meer naar de be-
geerlijkheden der wereld, maar naar den
wille Gods te leven; en het maakte vrij
sterke indrukken op ons. Zoodat wij waar-
lijk, ten minste naar het uitwendige, op
den weg der geregtigheid begonnen te gaan.
Maar hoe vele voorbeelden zijn er , he-
laas! van jongelieden, welke die ingetogen-
hebben afgelegd, zoodra zij er door
nomnbsp;weinige weken, nadat zij aange-
ziinnbsp;'nbsp;tot vorige losheid
jn vervallen; ja zelfs aan allerlei zonden,
aan ^'^^ef^sgezindheid niet alleen, maar ook
he.-^^P®quot; ^ ongodsdienstigheid, losbandig-
overnbsp;slechtigheden zich hebben
Eennbsp;' zoodat men van hen moet zeg-
talfJ •nbsp;overgegeven was. ja hi^
Mef 1 ffnbsp;. dan hm eerste /
tel d»t i! hoogste regt verklaart de Apos-
dat z^defnbsp;heter zonde zijn ,
hadd L^^Ern^dtn^'Tquot;!?quot;'^ SekeU'
niet weet^^namp;,trl-n?rvt'zi,t
bestemmmg en van zijnen pligt is vomi«
er grotelijks te
^^aTn^zTnlnbsp;en hoedanig moet
^effwef i®nbsp;^«e den
hegonlen r 'ff T' bewandeld heeft; die
e« daal^r^'nbsp;^eg te gaan,
^edÏÏ quot;knbsp;r^,^erlaat, en de wereld
Wetennbsp;tegeri licht en beter
''l'hbele straf. Kwaad is
den hebnbsp;wanneer ik mij verbon-
goedenbsp;' ^quot;quot;^dc te laten en het
ik keer fonbsp;kom dat niet na, of
^ïjn WOfS^quot;®nbsp;^^^de . dan breek ik
'nbsp;, mijnen eed.
-ocr page 48-Mijne slecbte levenswijze is dus eene onvet'
schoonelijke achteloosheid, zoo al niet een
opzettelijk verlaten van de dienst van God, een
opzettelijk overtreden van mijnen pligt. En
welk een vreeslijk oordeel staat mij dan te
wachten! De dienstknecht, die den wil zijns
Heeren geweten en niet gedaan zal hebben,
die zal met dubbele slagen geslagen worden.
Die, toen hij tot lidmaat werd aangeno-
men, de belofte om naar de leer te leven,
deed als een louter formulier, terwijl het
in bet geheel ziju voornemen niet was, zich
daaraan te houden; die, bij zoodanige gele-
genheid, eene zekere houding aannam als
of hij ingetoogen ware, en indrukken van
het gewigt der zaak had, terwijl bij het in
zijn hart niet meende, die heeft zich aan-
gesteld als een veinsaard, en na de belijde-
nis zijne vorige losse en ongodsdienstige
levenswijze weder aannemende, openbaart
hij zelf zijne schande , en hij toont aan de
wereld, dat hij met zijne belijdenis spot.
Maar welk eene zware straf verdient zulk
eene veinzerij en onbeschaamdheid!
Heeft iemand waarlijk eenige indrukken ge-
had, en was het op dat oogenblik toen bij
zijne belijdenis deecl, inderdaad zijn voorne-
men , om van nu af aan, een ander leven tc
leiden, dan is bet uitgemaakt, dat zulk een,
zoo hij weder afwijkt van dezen goeden weg,
of zijn voornemen niet poogt te volbrengen,
^erbSr'^^ ^^^nbsp;heeft,
^oordv unbsp;trouweloosheid en
opJnornbsp;^^ menschen hoog
d e het Vnbsp;^e^ondigt hij zich;
^.^^he verbond van God schendt, deix eed
ea trnn ? gezworen heeft, verbreekt,
Heerel?' quot;quot;quot;
l^ehoorlijk is onderwe-
daarvan en If^ïïnbsp;afleggen
de eerste k^e^nbsp;''
hoe bezwaar!,,k ,s het, zulk eenen te vIA
vatbaar te zf
geS IkTr^'quot; en vermaningen, spit
dan zlinp!nbsp;er-
quot;quot;quot;^^icht Zll/nbsp;degenen, die eens
X^r fquot;' S^^maalt hebben het
''lt;^'nenZnbsp;^^ krachten der toe-
iknbsp;afvallig worden, deze,
quot;^Is wpli 'quot;^ffoni te vernieuwen tot beheerins
ze/^e«nbsp;Gods we'
derom kruisigen, en openlijk te schande maken.
O! welk een denkbeeld! den Zoone Gods
andermaal te kruisigen ! Dien dierbaren Jezus,
die ons zoo uitnemend beeft lief gehad, die,
om ons te verlossen, den kruisdood heeft
geleden, die, om vergeving en genade voor
ons te verwerven, de diepste versmadingen
en bitterste smarten beeft verdragen, die al-
les, die zijn eigen leven over bad en overgaf,
om ons van het eeuwig verderf te redden,
en ons voor eeuwig zalig te maken, dien lie-
ven en trouwen Jezus wederom kruisigen ! —■•
ons even ondankbaar, even wreed, even boos-
aardig te gedragen omtrent Hem, als de Joden.
Hem niet minder schande, smart en bitter-
heid aandoen, dan de Joden, toen zij Heni
kruisigden!
O! met hoe veel regt mag Petrus zeggen:
het zoude voor hen beter zijn, indien zij den
weg der geregtigheld niet gekend hadden.
Zoi^de ik niet in hetzelfde ongeluk kunneö
vallen, als deze? Mijn hart beeft, wanneer
ik vooruit zie op de loopbaan , welke Ik be»
ingetreden. In wat gevaar ben ik? Zoo Ik
mij niet bedrieg, heb ik de belofte welmee-
nend gedaan, en mij aan de dienst des Hee-
ren verbonden. Maar het hart der jeugd i®
zwak, de baan is glibberig. Allerlei verzoe-
kingen staan mij te voren. Achteloosheid»
verkeerde drift, tijdelijk belang, menscheo'
eer, aardsch voordeel of vermaak, gunst o»
ee?mensehen, de gewoonte dezer
der fnbsp;' wel als an-
WanT.1 ^l^l'en van mijnen pligt, mij doen
wankelen, ja vallen. Ik wil mij derhalve ge-
mi;nbsp;overgeven, en bidden dat Hij
« ednbsp;en mij kracht verleene, om aan
tr.i fï'^t getrouw le zijn, en te volharden
den euide toe.
Mogten alle jongelieden deze overdenking
narte nemen, en veel tot Jezus bidden:
IIc voel niijn zwakheid, ja nmu God'
Hoe hgt verJeidt gevaar cn spa,
Verslrooqa,s driften, trolsche waan
feTlil'r'''^^''''nbsp;varbes'taan,
ten 1 jn gevoel voor weeldgt; of smart
Hoe hgt verleiden zij het hart! '
Wie kan mij helpen ? Gij alleen!
Gq zijt miju hoop en anders geen
Och! dat mgn zwakheid imtaer mii
Aen inijneu null' voor ooqen zij.
Och! dat ik op ü bouwiu nood,
■^n U getrouw lot in den dood !
Evan. Gez. ji vs. 6, 7.
IX.
De KerheHjke Tucht.
{Een Gesprek.)
■4h 1
J'^««'« eu Dlrh, te zameti eene wande-
eeiste quot; '
j,- V na het afleggen van hunne belijd
quot;'.net heilig Avondmaal gebruikt hadden,
bepaalde hun gesprek zich inzonderheid bij
eenen van hunne bekenden, een jaar vroeger
tot lidmaat aangenomen, welke zij aan des
Heeren Tafel niet gezien hadden, omdat het
gebruik van het heilig Bondzegel hem wegens
wangedrag, door den Kerkeraad ontzegd
was. Zij deelden hunne gedachte elkander,
ten naasten bij, op de volgende wijze mede:
Airaham. Hoe zeer is iemand te bekla-
gen, welke van het heilig Avondmaal moet
geweerd worden! Hij mist het voorregt van
te deelen in eene der gewigtigste plegtigheden
van onze Godsdienst. Hij is verstoken van
een der krachtigste middelen, welke de Hei-
land heeft verordend tot versterking van het
geloof, tot bevordering van troost en tot ver-
meerdering van ware Godzaligheid. En welk
eene schande, geweerd te worden van een
voorregt, waartoe men anders uit kracht van
aiijne belijdenis geregtlgd Is! Ja van zulkeB
wordt het openbaar aan allen , dat zij zicb
on waardiglijk het Evangelie hebben gedragen ,
dat zij hunne belijdenis hebben onteerd, e»
nog daarenboven, dat zij halstarrig zijn ge-
weest, en niet hebben willen hooren naaf
de vermaningen, welke hun vooraf gedaan ziju-
Dirk. Ja wel zijn zulke menschen te be-
klagen, en nog meer, wanneer zij onder deze
kerkelijke straf ongevoelig zijn, en zich ver-
harden. Ik heb mijne ouders wel eens met
innig medelijden hooren spreken over som'
B5
Ïèfrquot; ' gecensureerd zijnde, nooit
^eest Srnbsp;Avondmaal ge-
èrïiifk^nbsp;in hun goddeloos
^eder Snbsp;en uit dien hoofde niet
«en L,»- ° toegelaten worden. _ Dit is
«ïe'en S T T'^^eterlijkheid. _ Bij an-
•iie groTe zoL'nbsp;' «^^^^hoon zij
Avondmaal verK^Ij'nbsp;^^«t heilig
lietennbsp;®eer na-
betuigingvaX^^^^ ^^ te melden, en met
-nbsp;gedrag,
leven te beteren w ' ^oo^taan hun
weder toegelaï:^te'::o;d;r'^^nbsp;-
^^--fSe fllTadT^'V'nbsp;eene
Crvan L P^« nevelig te zijn over
^^»jsheidnbsp;oorzaak is ? Is het
^e hoovaardig is,
te gelilk r^quot;®'» Kerkeraad te vernederen
Secensnreer^'^®''nbsp;schande, als eenen
D«n ve'^^engt eu verzwaart?
^arb,] tornt nog dit, dat het oog-
merk van deze kerkelijke lucht hij zulke
menschen niet wordt bereikt. Dat oogmerk
toch is, gelijk wij geleerd hebben, opdat
wij van het kwade zonden worden afge-
bragt — opdat wij, wanneer vermaningen voor
ODS krachteloos zijn, door het gevoel van
schande zouden behouden worden. Maar bij
zulke menschen heeft dit middel eene strij-
dige werking, zij worden nog erger.
A. En hoe zwaar bezondigen zij zich te-
gen God den Heer! De man, die dikwijls
bestraft zijnde den nek verhardt, zal schie-
lijk verbroken worden, zoodat er geene ge-
nezing aan zij, zegt de Schrift (i).
JD. Ik hope, dat wij zullen bewaard wor-
den van cioit in znlke zonden te vallen,
waardoor de kerkelijke lucht voor ons noo-
dig zoude zijn.
A. Wij willenden Heere geduriglijk bid-
den om de genade van rien Heiligen Geest,
opdat wij bewaard worden voor afval, en,
zoo het mögt gebeuren, dat wij in zulke
zonden vielen , welke ons tot voorwerpen
maakten van de kerkelijke siraf, dan wen-
schen wij, dat ons hart gebogen worde, om
ous daaraan te onderwerpen, gelijk wij zulk«
beloofd hebben.
D. .Ta, het zal ons voorregt zijn indiei*
wij als dan niet door ontkenning of bedek-
king van onze schuld, noch door uitvlugt®quot;
CO Spr- I.
-ocr page 55-sllnksche streken, aan de Opzieners der
b^meente moeite veroorzaken, maar veel eer
ns vernederen en vooral ons benaarstigen,
on,nbsp;; de Heer beware
• jn zoodanig geval voor stugheid en
aistarrigbeid, en neige ons gemoed, om,
loe eerder hoe liever, ons met betooning
Kerkeraad aan te melden
Sebruik van des Heeren
'tlnbsp;toegelaten worden,
mii 1» volkomen met u in. Maar
quot;en beï 'nbsp;monden kun-
anJere?nbsp;^«Ivcn en voor
-ö- quot;Wat zou dit zijn?
Dat wij, bij elke afwijking of fout
elkander over en weder waarschuwden en
SSä^l ''''' scherpheid en mees-
terachtighe.d maar met nederigheid en in
d^^ geest der liefrle en der zachlLedigheidquot;
Uen Apostel geeft ons die les: .. Neem! acht
lan! airtV en vermaant elkander, zoo-
ènbsp;genaamd wordtquot; (i).
aan Lnbsp;»^^'jd iquot; Hefde en dank
mij dnbsp;Ook wensch ik, zoo de Heer
heid e^e gepaste wijsheid en vrijmoedig-
en ati.l 'nbsp;dezen pligt omtrent u,
nemennbsp;kwijfen. Ook is het mijn voor-
, ' om het woord van vermaning of be-
quot;ehr. J4. Hebr. 3: ;3. Kol. 5:1«.
stvaffing, wanneer een Leeraar of Opziener
der gemeente, mij daar door wil te regt bren-
gen, zachtmoedig aan te hooren, en in mijn
hart te leggen.
A. Er zijn er, welke zich, hieromtrent
geheel anders gedragen. Wanneer zij on-
der vier oogen, zacht en broederlijk, on-
derhouden worden over iets, dat in hun
gedrag verkeerd is, dan worden zij terstond
gramstorig. Zij vragen, even eens als of
zij in een regterlijk verhoor waren, wie hen
heeft beschuldigd, of aangebragt? of zij
zetten den Leeraar of Opziener af met uit-
vlugten, of schampere antwoorden.
I). Ik herinner mij, dat onze Leeraar,
bij het leerstuk van de kerkelijke tucht,
daarover heeft gesproken, maar te gelijk ons
de dwaasheid , de verkeerdheid van zoodanige
handelwijze heeft aangetoond.
A. Het is zoo. Hij beduidde ons onder
anderen, hoe zulke mensehen zelve de oor-
zaak zijn , dat het zwaarste van de kerkelijke
tucht aan hen moet uitgeoefend worden,
alzoo zij zich verzetten tegen het gene men
beproeft, om hen daarvoor te behoeden, ja
zij dopii gelijk dwaze kranken, die bet
eenige geneesmiddel, dat hen redden kan,
verwerpen.
Zgt;. In allen gevalle ; zoo wij door Gods
genade bewaard worden voor grove uitspat-
tingen , en openbare schande, laat bet ons
dan toch niet genoeg zijn, dat de Opzieners
der gemeente ons voor waardige dlschgenoo-
ten houden, of dat zij geen vat op ons heb-
l'en, ora ons te vermanen, of ons van het
heilig Avondmaal te weren.
Wij moeten zoo zuiver van hart, en zoo
godzalig van wandel zijn, dat de Heer, die
naar waai-heid in het binnenste ziet, en har-
ten en nieren proeft, ons kunne goedkeuren,
en ona, als waardige leden der gemeente van
Jezus met welgevallen kunne aanschouwen.
A. Wij zullen regt gelukkig zijn, wan-
neer de Heer ons daartoe genade schenkt.
Allen, die op belijdenis tot leden der
gemeente zijn aangenomen , behooren alzoo
te denken over de kerkelijke tucht. Voor-
waar In eene gemeente, waar dat plaats
vindt, zijn geene strenge middelen tot be-
teugeling of wering van ongeregelden noodig.
Komt wandelaars op 't zelfde spoor ,
Wij reizeu met eikand'ren,
Wii helpen de een den and'ren.
Eén Vriend, één Leidsman gaat ons voor,
In Hem en door zijn kracht.
Maakt eendragt meerder magt.
Evang, Gez. 69 : is, S.
-ocr page 58-A' Middelen, om r/elvouw ie zijn aan
de belijdenis.
{Een Gesprek.)
Nadat Sara haar eerste Avondmaal na
hare belijdenis gevierd had, was zij zeer
stil en nadenkende. Hare rdoeder gaf hierop
acbl, en sprak met haar over het een en
ander, hetwelk wel waardig is aan allen,
die belijdenis hebben gedaan, medegedeeld
te worden. Zie hier het gesprek:
Moeder. Hoe heeft u het bijwonen van
het heilig Avondmaal bevallen, Saartje.?
Sara, Zeer wel, Moeder! De Heer nam
de verlegenheid weldra van mij af. Hij be-
waarde mij voor verslrooijing van gedachten,
en schonk mij het voorregt, dat ik over den
dood van den Heer Jezus kon denken, en
iets van de kracht daar van voor mij zelve
mogt gevoelen.
Moeder. Hoe meent gij dat, Saartje?
Sara. Het lijden en slsrven van den Hei-
land kwam mij gewigtiger voor , dan wel-
eer, moeder! Mij dacht: ik begreep nu
beter, dan te voren, dat Jezus door zijn
lijden en sterven de verzoening van onze
zonden heeft te wege gebragt, en dat buiten
dezen weg geen zondaar ooit genade bij
God zou hebben kunnen vinden. Ik zag
in dat lijden cn dien dood dc groote liefde
van den Zaiigmalcer, die ais de getrouwe Her-
der , zijn leven voor zijne schapen heelt ge-
steld : en dat deze liefde ook mij bedoelde;
dat Jezus ook voor mij in den dood is ge-
pan, en al dien smaad en smart heeft wil-
den dragen; dat Hij voor mij, onwaardige! ook
Vergeving van alle mijne zonden, en eeuwi-
ge zaligheid verworven heeft, en dat trof mij.
Moeder. Ik dank God, mijn kind! die
u zulk een voorregt heeft verleend. Ik ver-
■ohjd mij te hooren, dat gij aldus uwe be-
lijdenis hebt bevestigd, en dat de Heer aldus
ten uwen opzigte het zegel heeft gedrukt op
de belofte van het Evangelie. Maar mij
dunky. gij moest dan nu vrolijker en opge-
ruimder zijn. Ik zie met verwondering, dat
gij zoo peinzend, en zoo. in uzelve inge-
trokken daar henen gaat.
Sara. Ik kan niet zepen. Moeder lief!
dat ik nedergeslngen of droefgeestig ben;
neen! mijn h.irt is verruimd, en mijn geest
IS waarlijk verheugd. Maar hoe meer ik
bet geluk, dat mij te heurte viel, beschouw,
hoe meer ik de liefde van den Heere Jezus
esef, en mij over het een en ander verblij-
e, zoo veel te zwaarder weegt mij op het
lie^ groote verpligting, welke op mij
5 gt; om aan die genade te beantwoorden,
an komen mij voor den geest zoo véle
voorbeelden van menschen, die ontrouw
geworden aan hunne belijdenis. Da»
drukt mij het denkbeeld van mijne zwak-
heid, en van de ^erleidlngen der wereld.
Ik zie, hoe ligt mijnen ijver zou kunnen
verflaauwen, mijne liefde verkoelen, mijne
dankbaarheid bezwijken. En de gedachte
hoe ik dit zal voorkomen, houdt mij on-
ophoudelijk bezig.
Moeder. Het is zeer goed, mijne Sara!
dat gij dit gevoelt, en bier over ernstig
denkt; maar gij moet u wachten voor
twijfelmoedigheid en angstvallige vrees. Ook
moet gij niet in dat peinzen berusten; maar
ook alle gepaste middelen, welke gij van
uwen kant kunt aanwenden, met moed in
het werk te stellen.
Sara. Kunt gij mij ook eenige zulke
middelen aan de.hand geven?
Moeder. Zeer gaarne:
Blijf aanhouden in het onderzoek van de
Heilige Schrift, en. van de Leer waarin gij
onderwezen zijt, en waarvan gij belijdenis
hebt gedaan.
Die Heilige Schrift, dat Evangelie, die '
Leer der waarheid is het voedsel voor het
Geloof, de Hope en de Liefde. Hoe meer
gij daarin bedreven wordt, hoe meer die
waarheden u eigen zijn, zoo veel te beter zult
gij er uw gebruik van kunnen maken, en
gesterkt worden In de goede gezindheden
des harten, om waardiglijk bet Evangelie
te wandelen.
, Sara. Dat begrijp ik. Moeder! en het
IS mijn lust hier bezig te zijn.
Moeder. Een tweede middel, hetwelk dit
eerste nog vruchtbaarder en krachtiger kan
maken , is:
Dat gij zoo dikwerf de tijd van het Avond-
maal weder daar is, u schikt, om hetzelve
te wonen, en nooit de Belijdenis- en
^oorhereidingS'predikatien verzuimt.
Velen verzuimen vooral de belijdenis-
predikatie, » wat hebben wij daarmede
noodig? wij weten dat alles,quot; zeggen zij;
sommigen zeggen zelfs met verachting: Het
IS de behjdenispreek maar, en onder zulke
voorwendsels blijven zij te huis, wanneer de
belijdenis gepredikt wordt. Zij redeneren
verkeerd; voorheen waren die predikatiën
wel eens drooge voordragten van de waarhe-
den met eenen grooten omslag van bewij-
zen , tegenwerpingen, en wederleggingen ,
Welke iemand, die eenigzins geoefend is,
Vervelen, en waaraan mingeoefenden weinig
«ebben, terwijl beider hart er koud onder
^hjft, doch daarin wordt aanmerkelijke ver-
betering gemaakt, en die leerredenen wor-
den thans meer onderhoudend, en meer
gemoedelijk. Alzoo ingerigt zijnde geven
Zl) eene aangename herinnering van de gron-
en, Waarop ons geloof rust, en een krach-
tig voedsel aan den lust, om uit dankbaar-
neut en wederliefde den Heere te dienen;
terwijl zij ons opleiden tot zelfsbeproeving,
of wij wel in de waarheid wandelen.
Sara. Ik heb het oogmerk, eu de nut-
tigheid van deze gewooute nooit zoo klaar
begrepen. Ik beschouw nu alle deze leer-
redenen, zoo wel de belijdenis- als de voor-
bereidings- en nabetraclitings-predikatien als
een geheel, waarvan de drie gedeellen te
zamen moeten werken, om ons te doen blij-
ven in dat spoor, waarin de waarheid, zoo
als zij in Christus Jezus is, ons leidt.
Moeder. Het lust mij eenen derden raad
hier bij te voegen. Het han bijzonder nut-
tig zijn, dat gij den dag, waarop gij tot lid-
maat der gemeente zijt aangenomen, aaniee-
hent, en u zelve eene wet maakt, om jaar-
lijks op dien dag u eenige oogenblikken af
te zonderen, ten einde over uwe belijdenis
en uwe beantwoording aan dezelve, ernstig
na te denken.
Het is goed ons gedurig te herinneren , dat
W^ij belijdenis hebben gedaan van de leer
van het Evangelie, en dat wij daardoor ons
aan de dienst van den Heer Jezus hebben
verbonden; alsmede , wat er bij die gelegen-
heid in ons hart is omgegaan. Deze herinne-
ring kan ons, onder des Heeren zegen, doen
zien, in l^o® ^erre wij getrouw gebleven, of
afgeweken zijn; en of wij in de kennis en
liefde van den Heer Jezus zijn gevorderd of
verachterd. Het kan ook een middel zijn,
om ons te tvaarschuwen , of te regt le bren-
gen, indien wij mogten vertraagd zijn, of ons
testerken in het goede, en nog meer daar-
toe aan te sporen. Maar, wanneer men er
eenen gezetten dag voor afzondert, en het
meer ernstig en plegtig doet, dan zal het
niet ligt vergeten worden, en welligt oot
meerder indruk op ons maken, en meer
aan het heikaam oogmerk beantwoorden.
Sara. Dat geloof ik met u , lieve Moeder!
en ik hope ook dezen uwen raad te volgen
Moeder. Maar wat gij ook moogt beproe-
ven, en in het werk stellen van uwe zijde
om met afgetrokken te worden van het restê
pad, verlies uwe zwakheid, en afhankelijk-
heid nimmer uit bet oog, laat sestadige ber-
innering hiervan u oplettend maken op uw
hart, en bedachtzaam in uw gedrag__Wacht
u voor de eerste beginselen van verflaauwing
in het betrachten van uwen pligt, en waak
tegen de gelijkvormigheid aan de wereld
Bespeurt gij iets van dien aard bij uzelve'
geef er u niet in toe. Zoek bij uwen Heiland
vergeving en huipe ter verbetering. Bid Hem
rteeds om de bewaring en leiding van Zijnen
Geest,nbsp;'
geve u, naar den rijkdom Zijner Heer-
lijkheid, dat gij met kracht moogt versterkt
worden, door Zijnen Geest, in den in wen.
digen mensch, opdat Christus door het ge-
loof ia uw hart wone, ea gij in de liefde
geworteld, en gegrond zijt (i).
Lieve lezer! wie gij zijn moogt, voorzoo
verre gij evenwel, als Ledematen, in betrek-
king tot de gemeente staat, overweeg den raad,
dien Sara van hare Moeder ontving, en maak
er nw gebrnik van. Het zal u niet beronwen.
gunstsenooten.
Den Heer, die vromen hoedt ,
lin straft het trolsch gemoed.
Zgt sterk! Hq zal u niet verstoeten
Hun geeft Hq moed en krachten
Die hopend op Hem wachten. '
Ps 3i: ,g.
XI. Herinneringen.
(Eene Overdenking.)
Maria had sommige schriftuurplaatsen,
welke onder het lezen van den Bi bel haar
bijzonder getroffen hadden, in haar zak-
boekje aangeteekend , met oogmerk om daar-
over bij gepaste gelegenheid le peinzen. Zii
schreet hare overdenkingen op iu een ander
boekje, en las dezelve aan hare vrienden en
vriendinnen voor, wanneer zij eens bij el-
kander waren, inzonderheid ook, om die
aan zichzelve van tijd tot tijd te herinneren.
Wij deelen dezelve den lezer gaarne mede.'
C«) Eph. 3: i6. 17.
-ocr page 65-I. 1 Kot. IV: 20.
Ifei Koningrijk Gods is niet gelegen in
woorden maar in kracht.
Hoe gewigtig is dat woord! Welk een
stof tot ernstig nadenken levert hetzelve op!
Ik wil er mij toe zetten, om er hedaardelijk
over te peinzen.
Het koningrijk Gods is niet gelegen in
woorden maar in kracht; het Christendom
is geene hloote leus maar iets wezenlijks.
De belijdenis der lippen maakt iemand ei-
genlijk niet tot eenen Christen, maar wel het
geloof des harten: en zelfs dat geloof geeft
geen' gemeenschap aan Jezus, indien het
hart niet gereinigd is van booze werken,
om den levenden God te dienen.
Menigmaal en op velerlei wijze wordt dit
in de Heilige Schrift ons onder het oog ge-
hragt. Die is niet een Jood, die in het open-
baar is, noch die is de besnijdenis, die het
in het openbaar in het vleesch is, maar die
is een Jood, die het in het verborgen is,
en de besnijdenis des harten, inden geest,
niet in de letter, is de besnijdenis, welker
^f niet is uit de menschen maar uit God (i).
Niet de hoorders der wet, maar de daders
zullen geregtvaardigd worden (2). Gelijk het
ligchaam zonder geest dood is, alzoo is ook
het geloof zonder de werken dood (3). Het
Cl) Rora.II: 28,29. (2)Rom. II; 13. CS) Jac. Il.-aö.
5
-ocr page 66-is derhalve niet genoeg, dat ik belijdenis
heb gedaan en dat de mensehen mij hou-
den voor een deelgenoot van het i-ijk van
Christus.nbsp;■
Heb ik niet meer dan de belijdenis en de
naam van eenen Christen; beantwoordt mijn
hart en mijn wandel daar niet aan, dan ben
ik Inderdaad geen Christen. Jezus kan mij
niet beschouwen als een die Hem is toege-
voegd , en ik kan niet deelen in de zegenin-
gen Van Zijn rijk.
II. Matth. VII: 21.
Niet een iegelijk, die zegt: Heer 1 Heer ! maar die i
doet den wil mijnes Vaders die in de hemelen
is, zal ingaan in het Koningrijk Gods.
Ook dat woord is gewiglig. Het is waar-
schuwend, het werkt op ons eigen belang,
het betreft ons lot bier namaals in de eeuwig-
heid. Een Jood, welke de leer van Jezus ^
aanneemt, een Heiden, welke tot het Chris-
teudom overgaat, en een iegelijk christen-
kind, dat door belijdenis der leere bet ver-
bond van zijnen doop vrijwillig op zich
neemt, kunnen beschouwd worden, als in
hetzelfde geval te zijn, als zeggende tot Je-
zus : Heer! Heer! — als den verkeerden weg
verlatende, en zich aan God en Christus
overgevende, als de wereld en hare begeer-
lijkheden verzakende, en zich verbindende
om Jezus te dienen, als uit den dood over.
gegaan in bet leven.
Maar wat zegt het toch de waarheid te
belijden, wanneer men dezelve niet betracht?
Wat zegt het Jezus te erkennen als onzen
«eer, indien wij niet op Heni vertrouwen,
en niet aan Hem gehoorzaam zijn ? De woor-
den der belijdenis, de plegtigheid der aan-
neming, ^t bijwonen van de openbare
Godsdienst, en van bet H. Avondmaal, ziju
deze op zichzelve zoo veel als toeiatings-
brieven, op welker vertooning wij na onzen
dood m het Koningrijk Go'ds, in de bemel-
sche zabgheid zullen kunnen ingaan? Hef
IS er verre van af. Alle deze dingen op
zichzelve beduiden in dat opzigt niets, wan-
neer wij er niet meer bij hebben. In den
ïleniel zal niets inkomen, dat zondig of on-
is. Een iegelijk, die den naam van
^hristus noemt, moet afstaan van ongereg-
tigheld (i). Zonder heiligmaking zal nie-
niand den Heer zien (2). Jezus heeft zich-
zelven voor ons overgegeven, bpdat Hij ons
^ude verlossen van alle ongeregtigheid (3).
deze leer belijdt, die moet ook van
, ^e ongeregtigheid verlost worden, of hij
•^o^t niet in het Koningrijk Gods.
vonbsp;ali^^lig is het vooruitzigt
^ or auiij^g menschen! Hier op aarde den
quot;^ni, en de uiterlijke gedaante van leden
2 Tim. II: ,p. (25 Hebr. : XII 14. C3) Tit. II; 14.
-ocr page 68-vaa Gods Koningrijk gehad hebbende, en
in de toekomende eeuwe voor altijd daarvan
uitgesloten te blijven! Velen, die het nu
verwaarloozen, het niet achten en zich met
het uiterlijke gerust stellen, zullen daa zoe-
ken in te gaan, maar zullen niet kunnen.
Och dat ik mij dan nimmer met het uit-
■wendige voorregt, of met de uitwendige
plegtigheld vergenoege; maar dan alleen
gerust zij , Avaaneer ik het wezen der zaak
deelachtig ben;'opdat het niet bij de uit-
komst blijke, dat mijne werken niet vol
gevonden worden bïj God!
in. Phil. I: 27.
TVaudelt waardiglijk het Evangelie,
Deze les kan Ik mij niet te veel herinne-
ren. Ik kan er niet te veel over denken.
Gewis het is geene geringe taak, waardig-
lijk het Evangelie te wandelen.
Het Evangelie, de zaligmakende genade
Gods leert ons, dat wij de goddeloosheid
en de wereldsche begeerlijkheden zullen
verzaken , en matiglijk, regtvaardiglijk en
godzaliglijk zullen leven in deze tegenwoor-
dige wereld, verwachtende de zalige hope , en
verschijning der heerlijkheid van onzen groo-
ten Goden onzes Zaligmakers Jezus Christus (i )•
Wanneer Ik de goddeloosheid, en de
(O Tit- II: n—IS.
wcreldsche begeerlijkheden niet verzaak,
maar aan dezelve mij overgeef, dan wandel
Ik niet waardiglijk het Evangelie. Mijn
gedrag strijdt dan daar tegen. Maar het
moet aan het Evangelie beantwoorden. Ik
^oet, zoo veel in mij is, alle die pligten
Vervullen omtrent God, mij zelve, en mijne
naasten, welke de Bijbel en de rede mij
voorschrijven. Ik moet het ééne niet van
het andere scheiden. Ik moet niet meenen
dat bet genoeg is, wanneer ik voor mij
zelve de matigheid en de kuischheid In acht
n?em doch niet vraag naar God, of mij
met bekommer over mijnen evenmensch.
Ik moet met meenen, dat ik volstaan kan
met mij eerlijk en regtvaardig omtrent mijn
evenmensch te gedragen, ofschoon ik mii
ïelve, mijn ligchaam en mijne ziel ver-
'vprloos. Ik moet mij niet verbeelden, dat
alles wel is, wanneer ik de pligten omtrent
m'jne naasten, en mij zelve volbreng maar
niet aan God denk, of Hem niet boven alles
s^el. Ik moet alle die pligten, inzonderheid
van eerbied voor God, van liefde en dank-
baarheid jegens Hem, volbrengen in allerlei
netrekkingen, omstandigheden, en ten allen
t'lde. Dat komt overeen met den eisch van
f^et Evangelie; dat beantwoordt aan deze
^^ivr'nbsp;belijdenis daarvan.
Men moet aan eenen belijder van het
évangelie, waar men hem ook beschouwe,
bet zij in de eenzaamheid, het zij onder
de menschen; in den huweiijken staat of
buiten denzelven; in zijne Godsdienstoefe-
ningen, of in zijn beroep, in zijne verkee-
ring, of bij geoorloofde vermaken en uit-
spanningen, kunnen zien, dat hij de leer
van het Evangelie verstaat, dat hij er de
tracht van gevoelt, dat het vroord der
genade indruk maakt op zijn hart, dat het
geloof aan de vergevende liefde Gods in
Christus hém tot wederliefde noopt.
Daarnaar moet ik staan, daarop moet ik
mij toeleggen; tegen de verkeerdheden, die
in mij zijn, strijden, tegen de verzoekingen
waken, en met mijne zwakheid en onver-
mogen biddend de tofivlugt nemen tot mij-
nen Heer.
Ben ik omtrent het een of ander nalatig
dan wandel ik niet waardiglijk het Evangelie.
Dan onteer ik hetzelve; dan geef ik aan de
wereld slof tot laster; dan stijve ik anderen
in hun ongeloof en onbekeerlijkheid; dan
beroof ik mij zelve van dien troost van het
Evans elie , en de leer , de waarheid van het
Evangelie, welke ik beleden heb, zal een-
maal tegen mij getuigen.
IV. Joan. HI: 5.
Zoo iemand tuet wedergehoren wordt uit
Water eil Geest, hij kan in het
Koning/yh Gods niet ingaan.
Mijne Belijdenis en mijn Doop staan in
een naauw verband. Zij zijn te zamen gelijk
aan eene Wedergeboorte.
Ik was in bet natuurlijke geboren uit mijne
ouders, maar in eenen anderen zin ben ik
nog eens gebqren, te weten in het Chris-
tendom. In het Christendom ben ik we-
derom geboren door den Doop en de Be-
lijdenis,nbsp;1
Mijn doop is de Wedergeboorte uit water.
Maar is mijne Belijdenis nu ook de Weder^
geboorte uit den Geest van God?
Belangrijke vraag! Ben ik door den Geest
Gods wedergeboren, dan ben ik een geluk-
kig mensch. Maar ben ik niet wedergeboren
Qoor den Heiligen Geest, dan ben ik onge-
jukkig, en kan in bet Koningrijk Gods niet
ingaan, Jezus zegt dat duidelijk. En het is
^»et genoeg uit water, men moet ook uit den
^eest wedergeboren zijn.
Ja! ik stem het toe. Ik begrijp het. Ik
gvoel het. -- Er moet door den Heiligen
eest een nieuw beginsel in mij verwekt
Mijn verstand moet door dien Geest
oriicht, mijn hart door Hem geheiligd zijn.
Een beginsel van zedelijke regtbeid, van ze-
delijk leven, hetwelk wij van nature missen,
moet in mij hersteld worden. Ware liefde
tot God moet in mijn binnenste geboren wor-
den. Zonder dat beginsel kan ik niet waar-
diglijk het Evangelie wandelen, kan ik niet
de pligten volbrengen, waartoe ik geroepen
worde. Indien ik dezelve al eenigzins nako-
me, ik zal er niet bestendig in kunnen zijn,
maar door de minste aftrekking, drift, of
verzoeking verflaauwen, of strijdig handelen.
Ja, indien ik al voor het oog der menschen
onberispelijk, zelfs voorbeeldig mij gedrage,
het zal, zoo het niet uit dat beginsel spruit,
niet zoo zijn, als het zijn moet, om de God-
delijke goedkeuring te kunnen verkrijgen.
En, indien God mij niet goedkeurt, hoe zal
ik dan in het Koningrijk Gods ingaan.
Velen zeggen , dat het juk van Jezus hard,
en zijn last zwaar is — of dat men de dingen
zoo naauw niet moet nemen, of zij zien
moedeloos op tegen de Godzaligheld, zeg-
gende: » wie is tot deze dingen bekwaam?quot;
Van waar die moedeloosheid? Van waar die
klagt of beschuldiging?--De oorzaak is ligt
te ontdekken — Het beginsel, waaruit het
goede moet voorkomen, ontbreekt hen.
Daardoor is hun oog als verduisterd, zoo
dat zij niet onderscheiden inzien, wat eigen-
lijk Godzaligheid zij, en hun hart ligt als ge-
bonden door eenen geest van dienstbaarheid,
waardoor alles bij ben gedwongen gaat.
Maar, die uit den Geest Gods wedergebo-
i'en is, die heeft dat beginsel. Hij bekent
de liefde van Christus, Het is zijn lust den
Heere van ganscher harte te dienen. Het-
gene van Hem gevorderd wordt is zijne ei-
gene keuze, en wensch; het is het leven
zijner ziel, en hij ondervindt, dat Gods ge-
boden niet zwaar zijn.
ó I Dat alle belijdei's van het Christendom
alzoo dachten, als onze Maria ! Lieve vrien-
den! leest, en herleest deze bare overden-
kingen ! de Heer drukke den inhoud daarvan
op uw gemoed! dan zult gij eene eere van
Christus in de wereld zijn. Die zijne wet
beminnen hebben grooten vrede, en lijden
geen aanstoot (i). De Goditaligheid heeft de
beloften van het tegenwoordige, en toeko-
mende leven (2). Geeft nimmer plaats aan
de gedachte, dat het voor u te hoog, dat
het voor u niet te verkrijgen zoude zijn.
Alles, wat tot de volbrenging van uwen
pligt behoort—alles, wat tot bevordering
Van uwe zaligheid noodig is, kunt gij, wan-
neer gij het begeert, verkrijgen van God,
door den Heiligen Geest, om de 'verdienste
van Christus, op een ernstig, ootmoedig,
en aanhoudend gebed.
Cl) Ps. C.XIX : lós.nbsp;Ca) Tim. IV: 8.
-ocr page 74-Denkt veel aan de belofte van Dayid,
Ps. 25: 6.
Wie heeft lust den Heer te vreezen ,
't Allerhoogste, en eeuwig goed ?
God zü] zeKs zijn leidsman wezen,
Leeren hoe hij wandlen moet.
't Goed, dat niramermeer vergaat.
Zal hg ongestoord verwerven,
En zgn Godgeheiligd zaad ,
Zal 't gezegend aardrgk erven.
Neemt in dat vertrouwen zijn gebed over
Ps. 119: 3.
Och schonkt Gg mij de hulp van uwen Geest,
Mogt die mg op mgn paên ten leidsman strekken !
'k Hield dan uw wet, dan leefde ik onbevreesd :
Dan zou geen schaamt' mijn aangezicht bedekken.
Wanneer ik steeds opmerkzaam waar geweest,
Hoe uw geboón mg tot uw liefde wekken.
Voegt er bij het Evang: Gezang: 5i : 6.
Dat mijn Ziel met woord en daden, .
Op miin paden ,
Zich dan gansch aan Hem gewen.
Laat vooral intjn laatste dagen
Blijken dragen ,
Dat ik Jezus eigen ben!
Do blijdschap over de aaar.oming
tot lidmaat, (Een gesprek onder het
naar huis gaan.)
De gelukwensching. (Een gesprek.)
ZelfsbeproeviEg, en goed voorns-
men. (Eene alleenspraak.)
De plegtige aanneming of bevestiging.
(Een gesprek.)
Vermaningen. Een brief,
ïlet eerste Avondmaal, een gesprek
Na het eerste Avondmaal. (Een brief.)
Waarschuwing. (Eene overdenking
over 2 Petr. II: 21.
De kerkelijke tucht. (Een gesprek.)
Middelen om getrouw te zgn aan de
geloofs-belijdenis. (Een gesprek.)
Herinneringen. (Eene overdenking.)
1.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
U.
ISvsngelMcho horlnneringsn un Krinkon.
Over Lot nuttig Kerkgaan.
Over het doen van Belijdenis.
Een woord voor menschen,die niet ter kerk kunnen gaan.
Het Christendom beschaamd door Heidenen.
Bvangelische herinneringen aan Bedroefden.
Evangelische herinneringen aan Vaders en Moeders.
Ben -Woord aan Vaders en Moeders over den Doop.
Over het allerhelle Boek.
Onderwijs ov.;r het Bijbtrlleüeu.
l^evensgeschiedeuis v^iQ den gruolsten Man*
Iets over het Avoadmasl.
Opwekkinj» t^t de buiiseliike Guclsdienst.
Zamcnspraak tusschen drie Vriendea over (leWederamp;eb*
Het leven van William Krilij.
Driezamcnaprakentusschen een'Leeraar en een'Haism.
Het dcfrp Eerenhoef, tot vorigen -welvaart heriteld.«
Het nadeel van het bij dï straat loopen der kinderen
Waarachuwing tegen de Ontucht,
Iets voor herstelden uit krankheid.
Iets voor Gevangenen.
(reichenk der Christelijke liefde voor kinderen
Geschenk voor Lidmaten der Christelijke kerk.
Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid 7
Tweede Geschenk der Christelijk« liefdo voor kinderen
Voor Dienstboden*
Over de Feesten»
Iets voor Armen.
Jrzus , d« geneesmeester van kranken«
Evangelische Herinneringen aan oude Lieden*
Verzameling van leerz. brieven en opwekkende verhalen
Opwekking tot weltevredenheid.
Ben goed woord aan Christen^ouderi over de opvoeding
Franke * de kracht des Gelooft.
Schets van het het leven van Afrikaner.
Waarichuwing tegen het Kwaadspreken.
Ista over de Zeli kennis.
Ben woord van onderrigt en troost in Sterfhuxaen.
Men doet niet, wat men kan.
Vriendelijke raad aan awaarmoedigen.
Waarom word ik niet beter ?
Wie «ijn, hier op aarde, de gelukkigste menichen 7
Gedenk te Sterven.
Het Voorbidden , een pÜgt der Christelijke liefde.
Opwekking tot getrouwe deelneming in het Maan-
delijksche Gebed.
Troostwoord voor Christenen, in alle wederwaardigheden
Biibelsch Leesboek voor Kranken.
Iet» uit het ieren van Felix Neff, Pred. derWaldensen.
k i5 |
Ct, |
- 10 |
)) |
- 10 |
n |
- 10 |
u |
- ro |
n |
1» | |
- ®o |
)) |
- o5 |
» |
- «0 |
gt;» |
- i5 |
li |
- 95 |
» |
- ,5 |
)» |
- 20 |
igt; |
- 07I |
M |
- J5 |
r |
- i5 |
gt;1 |
- s5 |
)) |
- ao |
)» |
- 5o |
)) |
- BO |
u |
- 45 |
n |
-3.J |
gt;f |
- lt;5 |
II |
- *o |
)* |
- 95 |
gt;» |
- »5 |
gt;» |
- i5 |
1gt; |
- 10 |
» |
-quot;t | |
- so |
it |
- so |
n |
- so |
gt;1 |
- i5 | |
- 10 |
M |
- 10 |
» |
- so |
n |
- S3 |
t) |
-'7i |
gt;1 |
- s5 |
n |
- sS |
n |
- so |
» |
- s5 |
1» |
w | |
- 17« |
M |
n | |
. SO |
gt;» |
- »5 |
13.
14.
lt;5.
16.
gt;7-
.8.
10.
gt;1.
Igt;.
t3.
14.
«5.
gt;6.
«7-
gt;8.
50.
51.
5t.
53.
54.
35.
56.
57.
58.
59.
40.
41.
49.
45.
44.
45.
46.
47.
48.
M. WUT' amp; zoHES , Drukkers van het NedeHandsche
Zendelinggenootschap, worden ook uitgegeven
de navolgende! Kleine Stukjes.