TEGEN HET
jjnbsp;bij KICOLAAS CORNEL,
»■»kker van Nederlandsch Zeadeling-Genoofscliapj
1826.
No. XXXTI,
-ocr page 2-^ ■ gt; ' : gt; /
■ : r.
' 'quot;SB ï
V -y.
ï' «i,
Gecommitteerden bg het Neder-
landsch Zendeling Genootschap, tot
het opstellen, verzamelen en uitgeven
van kleine Stukjes, ter bevordering
van Evangelische kennis en Godzalige
heid,oök bij mingeoefendens namelijk
j. VAN DER MeULEN, B. van
Marken, J. Clarisse, A. L. M. Phi|..
en Theol. Doet. en Prof. A. de Vries
L. Egeling en J. C. Vorstman'
*nbsp;Pre-
-ocr page 4-voorber-igt.
IV
Predikanten te Amsterdam, te HoornV
te Leigden en te Rotterdam , over-
eenkomstig hun Amht en Beroeping,
dat oogmerk gaarne willende bevorde-
ren, en in uitzigt op des Heeren mede-
werkenden zegen, lieden het nevens-
gaande Stukje hunnen Landgenooten
aan, erkennende intusschen geene Uit-
gave voor echt, dan welke door ee-
nen hunner, of door den Drukker
dezes, onderteekend is.
tegen het
p
heerschen ih de zamenleving vele
ondeugden en verkeerdheden, weike onder
Chnstenen niet behoorden plaats te hebben
en ten eenemaal tegen de Liefde, de hoofdl
jet des Christendoms, strijden. - Onder
deze beslaat eene voorname plaats het
van zijn medemensch. Beluisterde
g sprekken van buren, die met elkander een
praatje houden; kom m de gezelschappen,en
hoe dikw.j!s loopt niet het gesprek over an-
deren over hunne wezenlijke ofverzonncne
Ke fnbsp;l^waad. dat veel onheil
t^cht, veel twist en verwijdering voortbrengt
en onzen evenmensch menigmaal benalt;!eelt,
h«' cllt; „Niemand dan. die dit Boekje
quot; quot; l^^^nden krijgt, legge het ongelezen weg.
-en denke : dat gaat mi] niet aan, ik bén
quot;geen Kwaadspreker; want ik verzekér u ,
gU het met ernsr en aandacht zultgele-
Anbsp;„zen
N.
„zenihebben, zuk gij anders oordcelen,
„gave God , dat velen van dit zedelijk g'^'
„brek door dit eenvoudig geschrift genezequot;
„wierden! dan zal de Schrijver van hetzetquot;
„zijn arbeid, daaraan besteed, rijkelijk
„loond zien.quot;
Om u tegen het Kwaadspreken te wp^
schuwen rooet ik u met den aartien de Natu^^
van deze Ondeugd vooraf bekendmaken, op'
dat gij weten moogt, waar zij in bestasquot;^'
wat er al toe kan gebragt worden;terwijl'quot;
u ook over de bronnen, waaruit zij voof''
komt, over de algemeenheid van dit Kwa^'''
en de middelen daartegen vervolgens zal o^'
derhouden.
Ti^at al Kwaadspreken is.
Menigeen, die dit Boekje in handen kriJ^''
kent weiligt deze Ondeugd niet in alle
uitgestrektheid; ik oordeel het daarom
dig u al aanstonds met dezelve grondig ^^
kend te maken, opdat een ieder het quot;CSiOi^
inzien en bekennen, dat hij er niet g'^'^'quot;''
vrij en zuiver van is.
Kwaadspreken is in het algemeen; ^^^
jlC^'
-ocr page 7-Kcblró?nbsp;of berigten vaii de
deugde quot;nbsp;Medemenschen of van on-
hebbennbsp;vergrepen
grond V.nbsp;genoegzamen
VOO
sch.n r 'nbsp;quot;^quot;'^der uwer Medemen-
Cnee; T '' Kwaadspreken.
anderen ?nbsp;^e gebreken, die
C wa^r^'nbsp;getuigenisg'eefc;
ken 00 rnbsp;die gebro-
^^n 'annbsp;^^ vergrooten; Zelfs
« Kwaad
quot;^quot;'oosh^iT? .quot;'^^^^^'^'^^-^atiheid en lief.
lnbsp;gebreken
'quot;«i^el vermnbsp;ondeugden toe op
^'««oeden of hooren zeggen; hij tijgt
-ocr page 8-hun soms gebreken aan. welke zij in he«
geheel niet hebben; hij stele die ten minste
veel grooter voor, dan zij zijn; of hij ver-
telt het Kwaad van zijnen Evenmensch zon'
der grond/ met oogmerk om hem te bena'
dealen.
De Kwaadsprekenheid kan men onderschei'
den in grovere e»nbsp;Kwaad'
sprekenheid verspreidt zonder eenige beschei-
denheid nadeelige berigten van een ander,
de fijnere Kwaadsprekenheid daarentegen ver-
toont zich dikwijls enkel door gebaarden et»
door een bedenkelijk stilzwijgen, als he^
goede van een ander verhaald wordt —soro^
ook door het voorkomen aan te nemen, a''
of men veel meer wist dan men kon en wil'
de zeggen, waardoor men allerlei soort vaquot; ^
schadelijke verdenkingen omtrent dengenei''
van wien men spreekt, doet geboren wof'^
den. — De meeste Kwaadsprekers in het da'
gelijkscha leven behooren tot de eerste soort»
de laatste echter, de fijnere, zijn de Ustig
ste, hatelijkste cn verachtelijkste.nbsp;^ ^
De Kwaadsprekenheid heeft ook verscb»'
lende trappen. — De laagste is: éc^emoequot;*^^''^
ge Praatzucht of de gewoonte, om zich
öe onbeduidendste berigten , welke het dage-
'Ijks gerucht verspreidt aangaande onze Me-
demcnschen, bezig te houden, en dezelve
lt;^oor ontrouwe navertellingen nog meer te
vervalschen. — Gevaarlijker en op een hoo-
ier trap in dat Kwaad zijn die Kwaadspre-
kers, die men gewonelijk Oorblazers noemt,
en zich daarin van de anderen onderschei-
•Jen,nbsp;en,zoo zij het noemen,
in vertrouwen nadeelige berigten of geruct-
ten aangaande hun Evcaimensch, zelfs wel van
een Vriend of Vriendin, aaa anderen mede-
öeelcn, waardoor niet zelden veel verwar-
^»ng en oneenigheid gesticht wordt. — Dc
hootjste trap van Kwaadsprekenheid is het
eigenlijk lasteren, en bestaat in de gewoon-
te, om aan anderen geheel verdichte gebra-
den of ondeugden aan te tijgen met het
boosaardig oogmerk, om hen daardoor tè
benadeclen.
Waaruit dtzc Ondeugd al voortkomt,
Ku weet gij, wat Kwaadspreken is; het
IS noodig, om deze Ondeugd regt te kennen,
wij ook de bronnen opsporen, waar uit
A 3nbsp;de-!
dezelve voortvloeit. — Deze zijn zeer on-
derscheiden ; de eene veel vuiler en stinken-
der, dan de andere—Meestal komt het Kwaad-
spreken voort uit Praatzucht; en dit is de
minst vuile bron van deze Ondeugd. In ge-
zelschappen , waar het aan stof ontbreekt tot
nuttig onderhoud (en dit heeft in de meeste
gewone gezelschappen plaats) wordt het ge-
sprek gaande gehouden door verhalen van
hetgeen men gehoord heeft; en zoo gaat de-
ze en gene van bekende of stadgcnooten over
de tong. De enkele begecrta om wat mede
te praten, om aan den een of ander van het
gezelschap te behagen, ja zelfs om het ge-
sprek niet te doen verflaauwen , maakt van
menig oen een verbreider van het kwaad ge-
rucht zijnes Naasten. Op plaatsen, waar
Ledigloopers zamenscholen, of op de straten
en aan de kuizen, waar men met elkander
een buurpraatje houdt, is Achterklap en Las-
ter een bijna onontbeerlijk middel, om Icdigc
uren te vervullen, of om elkander te onder-
houden.
Nu en dan komt het Kwaakspreken voort
uit verborgen thogmoad en Eigenliefde. AIS
wij van anderen iets kwaads hooren en dat
7sr-
-ocr page 11-verbreiden en wijd uitmeten, smaakt onzs
Eigenliefde het zoet van eene kleine zege-
praal en heimelijk verheffen wij ons boven
wiens gebreken of misslagen wij ver-
reiden; menig een meent daardoor zijne
•eigene gebreken en misslagen te verhelen
te bemantelen;en men gevoelt nietzelden
eene zekere zelfsvoldoening, wanneer wij
de gebreken van anderen wijd kunnen uit-
meten.—Deze bron is vuiler dan de andere,
dewijl zoo de goede naam van onzen Mede'
nicr.sch aan verderfelijke Eigenliefde wordt
opgeofferd en de Liefde des Naasten met de
daad vsrloochend wordt.
en Afgunst is ook niet zelden de bron
^an laster en achterklap.-Hoe dikwijlsdoec
e voorspoed of de opgang van onzen Mc-
^emensch de Kwaadsprekende tong ontbrar-
men kan dien voorspoed nie* met goe-
^ oogen aanzien, dien opgang niet verdra-
m wat doet men? men verbreidt zijn
^ Waad gerucht, of men verzint een of ander,
rncn hein aantijgt, om hem bij anderen
Soeden naam te benemen en dienvoor-
ttn**quot;^ opgang» ware het mogelijk, te stui-
fact was die vuile bron, welke op den
A 4nbsp;hei-
hciligsten en dcugdzaamsten der Mensclien,
onzen gezegenden en heerlijken Verlosser
Jesus Christus , zoo veel laster deed uu-
braken; en hoe menig een is vóór en na
Hem hiervan niet het slagtoffer geworden
in onderscheidene kringen der Maatschappij?
Nijd en .Afgunst hecfc ten allen tijde menig
een de kroon van het hoofd gestooten,, me-
nig eens goeden naam bezwalkt en zijn op'
gang gestuit. — En zal ik spreken van het
schandelijk Etgenbeiangx o! hoe menigmaal
baart dat ook Kwaadsprekenheid! Als men
zijn eigen voordeel of bevordering zoekt, is
niets gewoner, dan zijnen mededinger ifl
een ongunstig licht te plaatsen en anderen
tegen hem in te nemen; en wat is daartoe gC'
reeder middel, dan Kwaadspreken en Lasteren?
Als men iemands genegenheid uitsluiten^
wenscht te bezitten, tracht men anderen»
zoo veel mogelijk, uic zijn hart te vcrdrifi'
gen; en welk is daartoe een gereeder mi'''
del, dan hen in een ongunstig licht te plaa-'
sen en hun goeden naam te bekladden?
men anderen in iemands vriendschap cii''
plaats ziet innemen, die wij gaarne zelve W-'
#en bekleedcE, verlangen v/ij, dat zij ine«:''
kvv-^-'
-ocr page 13-kwaad blaadje bij hem komen, en degelegen-
eid, om daarjoe mede te wersen is dan
iKwijis welkom en leidt tot hec verbreiden
l^et kwaad gerucht van onzen Naasten.
Er IS nog eene bron der Kwaadspreken-
neid,van welke ik moet gewagen en die niet
ae minst vuile van alle is. - ik bedoel de
Wraakzucht, en Verbit,,ring, - Er zijn er
maar al te velen van zulk eene boosaardige
gemoedsgesteldheid, dat zij, om hunne bitter-
heid te koelen, of vermeende beleedigingen
te wreken, hun Evenmensch door Kwaad-
spreken van hunne eer en goeden naam tracht
ten te berooven, en die zich verblijden, als
ZIJ dit oogmers bereiken mogen en anderen
Hornbsp;opgezet en ingenomen.-
desV™*^quot;^^nbsp;Wraakzucht eene prooi
braaf ^Tl^ ^^worden! Is niet wel eens een
een Lnbsp;quot;it die vuile bron voor
gg andverrader-eene eerlijke Vrouw voor
jj ^^ eerloze - een zedig Meisje voor eene
gtekooi — een eerlijk Man voor een Schurk
uitgemaakt? Dat de Geschiedenis spreke!
^^ u kent gij, die dit-Boekje lezen zult,de
jonnen, waar uit het Kwaadspreken, waar
®Sen ik u wilde waarschuwen, doorgaans
^ Snbsp;voort-
voortlcomt, en ach! ware het eene Ondeugd,
die zelden in de zamenlevlng plaats had!
Algemeenheid van dit Kwaad.
Maar is er eene Ondeugd, die algemeen in
zwang is, het is deze. Velerlei zijn de
grove Ondeugden, die wij onder ons aantref-
fen; wij zien Dronkaards, Onkuisehen, Bras-
sers en Zwelgers, Gierigaards, Oneerlijken
en Dieven onder de Christenen; maar niets
is zoo in zwang, ais het Kwaadspreken; het
is tot alte standen en kringen der Zamenle-
ving doo'gedrongen; onder het beschaafde en
min beschaafde deel onzes Volks heerscht
deze Ondeugd; zij is maar van weinige Ge-
zelschappen geheel uitgesloten en maakt niet
zelden de levendigheid derzeive uit; en hoe
zeer alle Mer.schen zich vereenigen, om de
Kwaadsprekenhcid als iets hatelijks te brand-
merken, er zal echter bezwaarlijk iemand
gevonden worden, die zich aan dezelve in
eene mindere of meerdere mate nimmer schul-
dig maakt. — Gaat alle kringen door, en gij
vindt eene menigte Kwaadsprekers; en koe
Is het in den kring van u!icdcn,dieditBoek-
j'-
-ocr page 15-je in handen krijgt en leesr. Gij hebt uw
^oogcnaamd kransje, of komt op een kopje
elk! /nbsp;'nbsp;^quot;leent
uw ï ;
quot;Uis; komt het gesprek niet al spoedig
op dezen of genen? is het niec doorgaans:
quot;ebt gij dat of dat al gehoord van dien of de-
zsn, welke genoemd worden? en wordt niet
op deze wijze het kwaad gerucht van onzen Me-
demensch al spoedig verbreid? • en is dat kwaad
zelfs met doorgedrongen bij anders brave eu
Godsdienstige Menschen? kan men wel zeg-
gen dat afkeer van Laster en Kwaadspre-
J^nbeid hun kenmerk is, gelijk het behoor-
te zijn, waardoor zij zich van anderen
onderscheiden? of ontmoet men niet bij ve-
en derzulken nog eene neiging, om hec
^^ aadvan hunnen Evenmensch, van anderen,
^ oorcn of zelve te verbreiden? kan men
ecnko^'nbsp;in de bij-
Znbsp;^doorgedrongen en
^kZ .nbsp;dikwijls meer br-
ten ? quot;quot;quot;nbsp;zijnen Naas-
bete'rin quot;p T
deze Ond ^^^nbsp;algemeener vertoont zich
^quot;gd nog, ais wij in aanmcrkinff
nemén, dat zij zoo wel lijdelijk als dadelijk
kan gepleegd worden; dat men ook zwijgen-
de kan Kwaadspreken; komt u dit vreemd
voor, denkt dan, dat hij, die het kwaad
van een ander met genoegen hoort verhalen,
terstond de medepligtige wordt van hem,
die het verbreidt.
Moge een ieder, die dit leest, nu ook tot
zich zeiven inkeeren en bij zich zeiven on-
derzoeken , of hij ook niet wel aan Kwaad-
sprekenheid in een of ander opzigt schuldig
staat, of hij zijne tong wel altoos bewaard
heeft en bewaart voor deze Ondeugd? ach!
wie, die zijne hand in zijnen boezem steekt,
zal er die niet melaatsch uithalen ? Dat nie-
mand zijne «chuld ten aanzien van deze On-
deugd verbloeme of ontkenne! wat voordeel
zal u dit geven,dan dat gij u gerust steldet, daar
gij u behoordet te ontrusten, en de waarschu-
•wing tegen dat Kwaad niet ter harte naamt,
daar zij voor u zoo hoogst gewigtig is?Komc
lieve Medemenschen en Mede Christenen!ik
•wilde u zoo gaarne van deze Ondeugd af-
brengen en ook daardoor aan de behoudenis
pwer Zielen arbeiden — Het is toch een kwaad,
dat gij niet als ligc cn verschoonelijk moet
bf
-ocr page 17-beschouwen, gelijk veelal geschiedt, maa?
dat met uwe rust en uw geluk meer of min
in verband staat; merkt op en behartigt toch
hetgene ik u nu wil voorho«den, om u te-
gen dit kwaad te waarschuwen en daarvan
af te wennen-, en God, bidd-ïik,makemijne
poging daartoe vruchtbaar, om eene zeer
schadelijke Ondeugd onder ons te vermin-
deren !
Rtdentn, dit ons van het Kwaadspreken,
moeten afschrikktn.
Wacht U van het Kwaadspreken; want de
Christelijke Leer, waarin Jesus Christus en
Zijne Apostelen ons leert, wat goed is, ver-
biedt het uitdrukkelijk. Broeders l zoo lezen
■Wij ]ac. 4: VS. II., spreekt niet kwalijk van
alkander; die van zijnen Broeder kwalijk
spreekt, en hem veroordeelt, die spreekt kwa-
''jk van en veroordeelt de Wet. Eik toch, die
zijnen Broeder kwaad spreekt, spreekt
Wet der Liefde tegen en veroordeelt de.
als niet goed. Hoezeer ijvert ook
B^ri^ef^'^'^'^® Apostel, Hoofdstuk i: van zijnen
' tegen alle misbruik der ton^\ hetwelk
voor-
-ocr page 18-Vooral ook plaats Icch in hci Kwaadsproken»
•wij hooren hem daar verklaren; Jndieti tc
mand onder V denkt, zich verbeeldt en voor'
geeft, dat hij Godsdienstig is, en zijne tonigt;
niet in toom houdt, disns Godsdienst is ijdel.
Wat hij zich ooK moge verbeelden en van
zichzelven denken, zijne Godsdienst verdient
den naam van Godsdienst niet; dezelve is
enkel schijn zonder wezen, en beteekent
niets. En niets is duidelijker dan dit; het
niet in toom houden van de tong, en o;«
dezelve tot Kwaadspreken te misbruiken, is
met het denkbeeld van Godsdienst in het
algemeen, en in het bijzonder met het ge-
loof aan het Euangelie, en met deLiefJedeS
Naasten, onbestaanbaar.
Vooreerst: Met het denkbeeld van Gods-
dienst in het a'gemeeni — Wat is Gods-
dienst? Daarvan hebben de meeste Men-
schen geene duidelijke begrippen. Gij meent
mogelijk dat gij Godsdienstig zijt, als gij
dagelijks uw Gebed doet, en des Zondags
ter Kerk gaat. Maar gij bedriegt u; dit een
cn ander behoort wel tot een Godsdienstig
leven, en is hulpmiddel om de Godsdienst
des harten te bevorderen, niaamp;r het maakt
het
-ocr page 19-he: wezen van de Godsdienst niet üit.
Godsdienst bevat in zich vereering van
dad ' ^^^
^ en, overeenkomstig Zijnen geopenbaar-
_ n wil, welke aan ons is bekend gewer-
en, Maar hij nu, die van ^ijn Erenmensch
KWaad spreekt, tegen de bevelen van God
vereert die God mee zijnen mond, of ont'
eert hij Hem? Van daar ook, dat i^Zl
Psalm onder de hoedanigheden van equot;
opregc en waarlijk Godsdienstig Israëliet
ook de,e genoemd wordt, dat hij ..
«e tong met achterklapt.nbsp;'
1 „ Geloof a,„ het E.angdie.
S Lrrnbsp;»quot;-quot;'n
1 quot;rnbsp;-i« houdt VOO
S^oond.dati,
wo,.7 °n :nbsp;verboden
-ocr page 20-het opregt Geloof aan het Euangelie niet bc-*
Staan.
Evenmin is het bestaanbaar met de Liefde
des Naasten, het Hoofdgebod van het Euan-
gelie. Oordeelt eelve; als gij het kwaad ge-
rucht van uwen Evenmensch verbreidt, en
kwaad vafi hem spreekt, verraadtzulks geene
liefdeloosheid? Of wat verklaart Paulus, i
Kor. 13, in die schoone beschrijving van de
Liefde, welke gij daar vindt, en welke iK
u aanrade om dikwijls te lezen; gij vindt
daar, onder andere gezegdens aangaande de
Liefdes zij denkt geen kwaad, veelmin dat zij
kwaad zou spreken; en verder: zij bedekt
alle éngen, veel min dan , dat zij het
kwaad gcrucht van den Naasten, verbreiden
of uitmeten zoude.
Wacht u van het Kwaadspreken, want gij
vertreedt daardoor dien regel van algemeen^
billijkheid, welke ons door Jesus is inge'
scherpt, en welke gegrond is in eene bèta'
melijke Zelfsliefde; gij leest die Matth. T'
vs. 12.nbsp;-wat gij wilt dat u de Menschel*
tullen doen, doet qij hun ook alzoo. Een re'
gel, welke in zich sluit: alles wat gij
uw oordeel over regt en billijkheid, en bc
stuurd
-ocr page 21-stuurd door eene betamende zelfsliefde aaji-
«erkt als eene misdaad, van welke gij wensciit,
at men zich ten uwen aanzien onthoude, ver-
oorloof u zulks ook niet omtrent iemand uwer
edemenschen.Maak nu hiervan de toepassing
®P de Ondeugd, tegen welke ik u waarschuw,
van welke ik u zoo gaarne wilde terug
^quot;■•-ngen. Hoe neemt gij het op? hoe staat
het u aan, als gij het voorwerp van dea
laster en der Kwaadsprekenhcid zijt bij uwe
Medemenschen? als men u in gezelschappen
over ide tong laat rijden? dat quot;behaagt u
immers niet? dat is u immers onaangenaam?
a's het u ter ooren komt zijt gij gemelijk,
fö neemt het dikwijls zeer euvel op. Maar,
ïndien gij dan niet wilt, dat anderen u las-
teren en kwaad van u spreken, dan moet
6'J het ook niet doen van uwe Naasten; de
^quot;Spraak der zelfsliefde vordert van u, uwe
tong van dit kwaad te bewaren en dezelve
«daartegen te bedwingen,
^^^acht u van het Kwaadspreken, daar het
^^^^'^^adelijkst is. Ik wil u de heillooze ge^
Sen er van voorhouden , en let toch wel
oni van hetzelve een afkeer te krijgen.
^ een verdriet en schade doet men door
Bnbsp;Kwaad-
( fS ;
Kwaadspreken zijnen evenaienscb aan» EIK
Hwer stelt immers prijs op de achting; van,
en op een goeden naam bij anderen? het bezit
daarvan is ons een wezenlijk genot; het ge
mis er van eene zeer wezenlijke kwelling,
die men wel ontveinzen. maar waarvan men
zich bezwaarlijk ontslaan foan, en die kwel'
ling wordt door den Kwaadspreker veroof
zaakt; ook den onschuldigsten ontrooft hij
wel eens zijn goeden naam, en doet hem
verdriet aan. Aan de achting en een goeden
naam bij de Menschen zijn ook wezenlijke
voordeden verbonden. Een goede naam,
zegt Salomo, is beter dan olie, die in het
Oosten zeer heilzaam en voordeelig is, oin
het heilzame cn voordeelige gT van aan ts
duiden. Maar hoe menig een zag zich doo'
eene kwaadsprekende tong verstoken van
voordeden, bedeelingen en giften, waarop
hij billijke aanspraak mogt maken! rgt;e beet
eenes Adders is inderdaad niet vergiftiger,
dan de vuile zwadder der Kwaadspreken'
beid.
Wilt gij, dat ik het gezegde door voor-
beelden uit dc gewijde Geschiedenis bevcS'
tige; denic dan aan den braven Jofef, di®
doof
-ocr page 23-door de lasterende tong van FöW/;7f'j Vr©üw,
van de genoegens en voordeelen. welke hij
het Huis van zijn Heer genoot, b^roof^
quot; en in den kerker kwam; - aan David^
J'cn.door het Kwaadspreken en lasteren zij-
vijanden, aan het hof van Saul zoovqel
verdriet werd berokkend, en die-daardoor
quot; groote ongelegenheid geraakte,; — en
vooral aan onzen Heer Jesus Christus , wiens
eer door de tong zijner Vijanden zoo schani
delijk bezwalkt werd, wien de vurigste pij-
des lasters troffen, en die daardoor zoo
zeer werd tegengewerkt, in het bereiken van
et oogmerk zijner komst op Aarde, deyer-
gt;ehting en teregtbrenging zijner tijdgenoo-
|eiT, ia zelfs onschuldig aan veel smaad, en
^oon, en eindelijk aan den dood ten prooiwerd.
^ En welk een nadeel , veroorzaakt de Kwaaa-^
Prekenheid in de Maatschappij! welk een
wantrouwen wordt er niet door dezelve ver-
ekt omtrent hen. die het voorwerp der
J^aadsprekenden tong zijn , en 4aardoor
weikquot;quot;quot;'^® invloed dikwijls verhinderd,
eene^^T^'^ badden? Gij hoort bij voorbeeld
wienLnbsp;ggt;j hoogacIittet,,van
aienst gij met nut gebruik, ma^lctet,
B 2nbsp;door
door de kwaadsprekende tong een of anJcf
ten laste leggen, dat met allen schijn, dat
feet waarheid is, a gezegd wordt, verwekt
zulks niet maar al te dikwijls een kwaad vef
moeden, hetwelk u hindert als gij hem hoort,
en dat u berooft van de stichting, welke gij
te voren van zijnen dienst hadt? Gij hoort
van een Overheidspersoon een kwaad ge-
rucht verbreiden, hindert u dat niet in het
vertrouwen, in den eerbied, welke gij hem
schuldig zijt? Hoe menigmaal is niet d^
vriendschap gekrenkt en verbroken, de ruS^
van Familien gestoord door dit kwaad J HoC'
veel verwarring en tweedragt is er nietdoo^
verwekt in de zamenleving! Hoe dikwiji^
heeft de laster brave Vorsten getroffen'
waardoor onrust onder de Volken isgesticii^'
welke in de gevolgen heilloos was I De
schiedenis van ons Vaderland, ook in ^^
laatste vijftig Jaren, levert daarvan de
wijzen op. Gij denkt hier welligt aan d^i^
braven Stadhouder IVillem den Vijfden, 1
den ong^lukkigen invloed, welken de lastC'
op dien Vorst geworpen had, en aan de twe^'
dragt onder ons Volk, die zulke heilloo-^''
gevolgen gehad beefc.
. ( Si )
m-icht B van het Kwaadspreken, omdat gij
«zeiven daardoor in dit leven schade cn na-
deel toebrengt. Het is immers natuurlijk,dat
de Kwaadspreker bij weldenkende Menschen
bij hem, van wicn hij kwaad spreekt,
quot;Wanneer het dezen ter ooren komt, zijne
achting verliest; dat hij zich den haat enhcc
Mistrouwen van dezen op den hals haalt? —
wie is er, die eenigzins wel denkt, of
quot;Wiens goede naam schandelljlr wordt aan-
Berand, die niet den Kwaadspreker, wanneer
hem bekend ■wordt,veracht en wantrouwt?
en hoe dikwijls is zulks nadeellg voor zijn
lijdelijk belang, en berooft hij zich vanjvooi»
eelen, welke hij welligt anders zou geno-
den hebben! Hoe menigmaal brengt ook dc-
Kwaadspreker zichzelven in verlegenheid en
jn een strik, waaruit hij zicii niet dan door
^^gen cn bedrog weet te redden! Hebt gij
^et niet wel eens gezien, of zelve onder-
bonden ? het kwam uwen Evenmensch ter
gij dit of dat van hem gezega
• gij werd! geroepen, om dat waar te
ven^'^ en uw gezegde met bewijzen fï sts-
. ' o! hoe verlegen stondt gij toen!moest
feJ 0 niet met allerlei uitvlugten en uitwijken
B snbsp;be
behelpen, leugen op leugen stapelen, om u
te' redden; en niec wel eens de toevlugt tot
laagheden nemen, om u te verontschuldigen?
Te rcgc zegt den Dichter vatl deri 3460 Psalm,
vs. 13 en 14. Wte is de Man, die litsi heejS
ten leven, die dagen lief heeft om hét goede ti
zssn? Bewaar mvs' tori'r vaH het kwads, en
uwe lippen van bedrog te spréken.
IVacht u van hec Kwaadspreken, want als
gij daarin voortgaat, zoude gij u buiten den
Hemel sluiten; en zoude dat niet eenegroo*
te schade, een grooC verlies zijrt, daar gij
immers bij uw sterven gaarne in den Hemel
zoudt komen? Denkt niec, dat ik te veel
zég, te sterk spreek; of schrijft niét eeO
Apostel van Jesus Chbistits , i Kor, 6: vs.
at. Geen Lasteraars zullen het Koninp-ijh
Gods beërven? dat zege zoo veel, als niet
deeicn in de zaligheid des Hemels; en gü
gelooft immers de uitspraken van die heilijiö
Mannen, die in naam van God cn vanjEsüS
«preken, en wiens uitspraken dus even gel-
dig zijn, als of gij ze uit den Hemel gehoor^l
hadt? En hoe zou ook de Kwaadspreker dee-
leh kunneii in de gunst van God, cn b£'
staan kunnen in de toekörosc des Hee-
ren?
r:n? GoJ iremers is dc hoogste billijkheid?
Hij is Liefde; en zou Hij dan den Kwaad-
fi-preker in Zijne Gemeenschap kunnen toe-
laten, die onbillijk en liefdeloos handelt?
Jesus Christus is de MenschlievendeRcgter,
maar zou dan een Vertreder van de Wet der
Liefde, gelijk de Kwaadspreker in nadruk is.
Vrijmoedigheid hebben in zijne toekomst ?
hoe zou de Kwaadspreker daar passen, waar
de Liefde des Naasten zuiver beoefend wordt,
en dus hopen kunnen, dat hem door Jesus,
in Zijne Toekomst, de Hemel zal worden
toegewezen? Gewis, die in het Kwaadspre-
ken voortgaat, verliest alle hope in den Dag
Van ]Esys Christus, wanneer wij zoowel
'^'t onze woorden, als uit onze daden zullen
Seoprdeeld worden.
Wat dunkt u, Lezer! van die redenen
^elke u tegen het Kwaadspreken waarschu-
^en en daarvan afmanen? zijn ze niet ge-
^'Stig en op uwe eigenliefde werkende?
en herlees dezelve, om de kracht en het
^^'^'igt derzeive te gevoelen. God biddende.
Hij zö (Joe werken op uw hart en keuze;
cn zoude gij dan nu nog in het Kwaadspre-
ken kunnen voortgaan ? niet van nu af aan
ß 4nbsp;het
het voornemen opvatten, omuvanditKwaad
te wachten en daartegen te waken?dathop^
ik en bid ik van God; en tot dat einde
schreef ik ook dit Boekje voor u. — Maar^
kunt gij denken —wat baat het een kranken»
dat hij gaarne van zijne kwaal wil verlost
worden, als hij geene geneesmiddelen daar
tegen kent en weet? en wat baat het duS
mij, als mij geen middelen aan de hand ge-
geven worden, om van die Ondeugd geneer
zen te worden en er mij van te wachten*
Gij hebt gelijk, en ik wil dus dit Boekjlt;J
niet besluiten, zonder u daarin ook goede
en beproefde middelen tegen dezelve te heb'
ben aangewezen.
Middden tegen de. Kwaadsprekenheid. i
I
Er zijn onderscheidene en zeer gepastC
middelen voorhanden, om van dit Kwaad g«-'
nezen en er tegen bewaard te worden, het
een al beter en krachtiger werkende, daU
hec ander. — Ik wil u eenige van de bestquot;
middelen opgeven; beproef die, om van de'
zelve de genezende cn bewarende kracht
cn tegen deze kwaal te ondervinden.
Eei'
-ocr page 29-Een eerste zeer krachtig: werkend middel
tegen de Kwaadsprekenheld is: een hartelijk
Gä/oo/aan den hoofdinhoud van hec Euangc-
^'e, waardoor wij voor ons zelven ons ver-
zekerd houden, dat God ons in Christus
lief heefc en ons om Zijnent wil de Zonden
Vergeeft en in Genade aanneemt. — Het is
dat Geloof, hetwelk in ons levendig zijnde
ons zelfzoe\tend hart verteedert en Lufde
•wekt-, hoe levendiger dat Geloof in de Ziel
is, hoe minder wij voor het Kwaadspreken
bloot liggen, want de Liefde, die het wekt
en zich in Menscbenmin openbaart, is een
breidel tegen deze Ondeugd. — Als dat Ge-
loof meer hartelijk en levendig was onder
^e belijders van het Euangelie, het Kwaad-
spreken zou minder algemeen zijn. ZojIc
^an biddende en u oefeaeade in de kennis
Van ozelven en van den hoofdinhoud van
het Euangelie dat Geloof; wek het in u op
tracht het dagelijks te beoefenen.
Een tweede middel iS: levendige besef-
van Gods tegenwoordigheid en afkeer van
^^ie liefdeloosheid. — De meeste Menschen
denken weinig aan God, hebben Hem niet
^oor oogen, en van daar, dat zij zoo ios
zijn, ook fn woorden. — Als die gedachte
in ons levendig was, als het ware in onS
hart ingedrukt: God is overal bij mij, fiij
hoort alle mijne woorden. Hij heeft een a('
keer van alle Liefdeloosheid en Kwaadspie'
ken, en kan den zoodanigen, die zteh daar-
aan schuldig maakt, niet verdragen; hoe zoU
dezelve onze tong breidelen en ons voor-
zigcig doen zijn in ons Spreken! danzoudeo
wij, eer wij iets ten nadeele van onze NaaS'
ten zeiden, of verbreiden, bedenken: is het
wel waar? is er wel noodzaak, om het te
verbreiden? zou God, die mij hoort, hec
ook af kenren ? En dat zou een krachtig be-
hoedtniddel zijn, om ons tegen het Kwaad-
spreken te bewaren of er ons van te ge'
nezen.
Een derde middel ter beteugeling dezer
Ondeugd is ï dat wij bij ons de brofit^sti
trachten te stoppen, waaruit dezelve door-
gaans voortkomt, en welke ik u te voren heb
aangewezen. — Komt het bij u voort uit ijdele
Praatzucht? bedwing toch die zucht, en ge-
wen u asn het zwijgen; vat ten dien einde,
onder opzien tot, en biddende om Gods hulp
ter volbrenging, dagelijks het voorneiBCquot;
op:
-ocr page 31-op: ik zal heden avond bij mijnen buarman
of buurvrouw of in dit of dat Gezelschap
zijnde, op mijn tong passen en weinig spre-
ken vooral zal ik mtj in gesprekken ten
nadeele van mijn Naasten niet inlaten. Stil-
Z'wijgendheid is beter, dan de zucbt om veel te
Pi'aten, daar deze de bron is van Overtreding. —
Komt het bij u voort uit verborgen Hoog-
nioed en Eigenliefde? strijd tegen dezelve.
Uwe Heer heeft zoo sterk op Nederigheid aan-
gedrongen en in Zijn Voorbeeld u geleerd
Kiet alleen op uzelven te ven, maar ook op
ket geen des anderen —en een zijner Apos-
telen de Christelijke Liefde beschrijvende,
zegt van dezelve , gelijk ik u ook reeds
ten deele herrlnnerd heb, dat zij ziek niet
verblijdt in de Ongeregtigheid, maar dat zij zich
•verblijdt in ae Waarheid._ Dat zij zichzelvo
zoekt, — Dat zij alle dingen bedekt en ver-
Is het Onbedachtzaamheid, die u nu
dan doet K waadspreken? oefen u er dan
Om nimmer iets te zeggen of over te
brengen zonder dat gij u wel bedacht hebt,
CJ I Kor. 13.
-ocr page 32-of het ook tegen de Liefde strijdt. — Eorat
deze Ondeugd tij u voort uit bronnen, die
nog vuiler zijn,uit NijdfVraakzucht? waak
en bid toch tegen die booze driften; laten
zij in u geen post vatten, maar staat ze te-
gen , zoo ras zij in u opwellen en oefen
er u toch in, om de Liefde, dien band der
Volmaaktheid, aan te doen, dat zal in u die
vuile bronnen stoppen en verhinderen, dat
zij het slijk der Kwaadsprekenheid uitwerpen
cn doen opwellen.
Een vierde middel om tegen Kwaadspre-
ken bewaard te worden, is: dat gij er u op
toelegt om wat goeds te spreken; althans
over dingen, waardoor gij den goeden Naam
nwes Naasten niet aantast, noch de Liefde-
Wet overtreedt. - Ais gij met uwe buren
een praatje houdt aan uwe deur, of in Gezel-
schap zijt, wordt het gebrek aan nuttig on-
derhoud en gesprek veelal vervuld door al-
lerlei Achterklap, Laster en beoordeelen van
anderen; en waar van komt dit? meestal daar
van, dat men geene stof heeft, om wat goeds
en nuttigs te spreken; hier moet gij u dan
op toeleggen en aan gewennen , om een nut-
tig geeprek te hóuden. — Dat h niet zoo
moeiy
-ocr page 33-moeijelijk, daartoe behoeft gij geen geleer-
te wezen; of kunt gij niet met elkander
een nuttig onderhoud hebben over uw werk?
over de Goedheid Gods in de Natuur en in
het Weder, waartoe de onderscheidene Jaar-
getijden telkens stof opleveren ? — kunt gij
niet, als gij ter Kerk zijt geweest met el-
kander spreken over de Preek, welke gij
gehoord hebt? geefc dat geen nattig onder-
houl? of als gij in uwen Bijbel gelezen hebt,
(dat doet gij immers welquot;) of eenig ander
Boek, elkander daarvan iets mededeelen, tot
onderlinge leering en opscherping ? zou dat
niet veel nuttiger zijn, dan al dat vertellen
aan elkander, wat gij al Van die en deze
gehoord hebt en dat breed uit te meten ?
Een vijfde middel, om van die Ondeugd,
tegen welke ik u gewaarschuwd heb, gene-
den en er voor behoed te worden, is : dat
gij de al te groote zucht tot gezelligheid ma-
en bedwingt. — In gezelschappen, waar-
in nien elkander dikwijls, en uren lang ziet*,
^aar het gesprek niet verflaauwenmag, zor-
der dat men voor verveling begint te vree-
zen bij de dagelijksche Buurpraatjes, die
dii^wij's ten kosté van Huishouding en het
be-
-ocr page 34-belang der Kinderen, door de Vrmwsnvoot'
al, maar al te lang gerekt worden, is er
slechts ééne onuitpatbare bron van onder-
houd , waartoe men doorgaans de toevlugt
neemt; en deze is de beoordeeling van af-
wezigen, vooral van zoodanige hunner da-
den , waardoor zij wezenlijk of in schijn, of
raar onze bijzondere denkwijze aanleiding
gegeven hebben tot afkeuring en berisping.—
Zoo lang dit derhalve instand blijft, dat men
al te dikwijls in hetzelfde gezelschap komt,
tot geen bijzonder doel ingerigt,of zich toe-
geeft in de zucht, om dagelijks een gerui-
men tijd met elkander te praten, is men in
groot gevaar, om in Kwaadsprekenhcid te
vervailc-n; of wilt gij daar van bewaard wor-
den, verlaat dan elkander en breekt uW
burengcsprek af, zoo ras er aanleiding komt
om arderer gebreken op te halen, en voert
de gewoonte in, om zoo ras in een gezel'
schap het gesprek begint te loopen over de
. gebreken en het kwaad gerucht van afwezi-
gen, elkander eenige minuten stilzwijgen
op te leggen; dat zal dit gesprek afbreken,
en dikwijls tot een ander en beter aanleiding
geven.
Cn
-ocr page 35-En zal ik vergeten, om u bij alle deze
middelen nog aan te prijzen, als een krachtig
behoedmiddel tegen de Kwaadsprekenheid ,
^at gij dagelijks in uw Mn-gengsbei, waar-
. mede gij den dag begint, (gij zult toch wel
gelijk de beesten zonder uw hart toe
God te verheffen een dag beginnen?) u ver-
eenigt met de bede van den Dichter van
den X4ien Psalm, en dezelve de uwe maakt:
zet. Heer! eene wacht voor mij nen mond-.behoed
de deuren mijner Uppen, of met die, welke
gij vindt, Gezang 61-. 12.
Bewaar mijn tong voor logensprelten!
Gij, dia de God der waarheid ïijt.
Zult vroeg of laat de valschheid wreken j
Opregten rijst het licht altgd.
Dat ik nooit twist of tweedragt zaaije ,
Mijns naasten woord noch è.ad verdraaije,
Nooit anders spreke , dan ik denk !
Moet ik een prooi des lasters wezen,
O God! die in mijn hart kunt lezen.
Dat mg uw gunst vertroosting schenk'!
dat zal niet onvruchtbaar wezen, wan-
•^er deze beden met uw hart tot God wor-
opgezonden. - Ik moet er nu nog alleen
bij-
-ocr page 36-( )
bijvoegen, lt;Jat het veel Ho\x toebrengen, of
lt;le Kwaadsprekenheid te verminderen eö
Kwaadsprekers den mond te stoppen, waü'
neer een ieder toonde er niet mede gedien'^
te zijn; zijne ooren, zoo niet zijne deur»
voor kwaadsprekers en oorblazers sloot»
zijn ongenoegen asn hen betoonde, en hofl
altoos naar bewijzen van hunne berigten teH
nadeel van anderen vroeg, en dezelve zondcf
dat niet aannam. Gewen u daaraan in uW^
verkecring, en gij zult veel kwaad stuiteH
cn voorkomen. Er is eene fraaier Oostersch^
Spreuk, welke zeer geschikt is, om ons daaf
toe te bewegen, en ons voor den Kwaa^l'
spreker en zijn omgang vrees moet inboezC'
men; zij luidt aldus: Hi;, die de gebreken va^
anderen u komt openbaren, wees verzekerif
dat hij even gereed is, om ook uwe gebreke^
aan anderen over te brengen.
Ik heb u dan. Lieve Medechristenen! '''
dit eenvoudig Stukje gewaarschuwd tegC
eene Ondeugd, die maar al te dikwijls
gering beschouwd wordt, en echter ond^^
die grove Ondeugden behoort, welke ond«'
de Christenen niet behoorden plaats te heb'
ben; ik heb u de middelen opgegeven, o^
er
-ocr page 37-er voor bewaard en van terug gebragt tfe
worden, en zoo getracht iets bij te dragen gt;
om ze onder ons te verminderen.
Dit Boekje kome in veler handen, worde
met belangstelling gelezen en behartigd, en
stichte onder Gods zegen veel goeds! Mogt
het mij gelukt zijn, menigeen te overtuigca
van het schandelijke, onchristelijke en scha-
delijke der Kwaadsprekenhcid, en hen van.
denzelve een afkeer in te boezemen, gewis
dan zou mijn oogmerk in het schrijven van
dit Stukje bereikt zijn, en de Liefde onder
ons bevorderd worden, en welke heilzame
vruchten zou zulks niet opleveren J Immers
VVaar Liefde ■woont gebiedt de Heer den zegen ;
Mr woont Hq zelf, daar Wördt zqn heil verkregen ,
En 't leven tot in eeuwigheid.
Bij N. CORNlßL, DruMier van. het NeJerlandsch
Zendeling-Genootschap te Rottsroax , zijn ge-
drukt en, worden uitgègevtn de navolgende
KLEINE STUKJES.
-^S-.-
ft.
I, Euangelifche Erinneringen aan
Kranken. . . . ä 3
II. Over het nuttig Kerkgaan. ä a
III.nbsp;Over het doen van Belijdenis, ä 3
IV.nbsp;Een Woord voor Menfchen,
die niet terKerke kunnen gaan. ä a
V, Het Christendom befchaamd
door Heidenen. , . ia
VI. Euangelifche Eiinneringen aan
Bedroefden. • . . ä 3
VII,nbsp;Euangelifche Erinneringen aan
Vaders en Moeders' . i 4
VIII.nbsp;Een Woord aan Vaders en
Moeders, welke een Kind ten
Doop brengen. . . è i
IX. Over het allerbeste Boek. è a
X. Onderwijs in het Bijbellezen, i 5
XI.nbsp;Levensgefchiedenis van dan
Grootften Man. . . is
XII.nbsp;Iets over het Avondmaal. i 3
XIII.nbsp;Opwekking tot den Huisfelij-
ken Godsdienst. . . è 3
XIV.nbsp;Zamenfpraak tusfche« drie
Viitii'
-ocr page 39-Vrienden over de Wederge-
boorte. . . . . ijift.
AV. HeiLevenvanWilliamKellIj.a 3 —
aVI. Drie Zamenfpraken, tusfchen
eenen Leeraar en eenen Huis-
maa. . . . . • i 3
XVII.nbsp;Het Dorp Eerenhoef, uat het
diepst verval tot vorige wel-
vaart herfteld. . . g ^^
XVIII.nbsp;HetNadeelvan het bij de Straat
loopen der Kinderen. . è 4 —,
AlX Waarfchuwing tegen de On-
tucht. . . , . . i ö
XX, Iets voor Herftelden uit Krank-
XXTnbsp;......
-«'J.- Iets voor Gevangenen. . a 9 —-
XXll. Gefchenk der Chritelijke Li e
aan Kinderen. . , a 7
■XXIll. Gefchenk voor de genen, die
tot Lidmaten der Christelijke
JCerk zijn aangenomen.. è 5 -__
XXIV. Heb ik wel genoeg voor de
Eeuwigheid? . . . a 4
XXV.nbsp;Tweede Gefchenk der Christe»
lijke Liefde voor Kinderen, ii 5 __
XXVI.nbsp;Voor Dienstboden. . . è 5 __
XXVIL Over de Feesten. . . »4 —
XXVIII.
-ocr page 40-xxvril. Iets voor Armen. . , i a
XXIX.nbsp;Jesus, de Geneesmeester van
Kranken, , . » i sé
XXX.nbsp;EvangelifcheErinnerhigcnaan
oude Lieden. , , è 4i
XX XI, Verzameling van Leerzame
Blieven en. opwekkendeYer-
Jialen» . . . . è 4
XXXlf. Opwekking tot WeltevTedco-
bald. . . . 3 i 4 ^
XXXIII.nbsp;Een go^d Woord aan Chiis-
Mnf-Oudeia over de Opvoe-
ding hunner Kinderen.^^ . 34*^
XXXIV.nbsp;De Kracht des Geloofs, der
Liefde en des Gebeds , o£ de
Gefchiedenis vaa August Her-
man Fraake. . , » i 3 —^
XXXV. Schets van het Leven van A-
fxikaaer, een Opperhoofd b^ de
Namaqua's inZuiD-Afrika, i i
XXXVl«WaarsGhuwing tegen het
Kwaadspreken. . . è a
I