-ocr page 1-

tweede DaOK.

TE ROTTERDAM,
i-ij M. WIJT amp; ZONEN,

N»- XXXVII.

4834.

-ocr page 2-

•iiî;nbsp;.igt;vi -îJ

.sin/,x

-ocr page 3-

^OORBERIGT.

Geconunitteerden van het Nederlandsche Zen
delinggenoouchap, tot het opsteUen,

rnbsp;^^«»e Stukjes, ter

7f ^^ Evangelische kennis en W.
^aUgheid, ook hij mingeoefenden;

VAN BEH MEUI.EN, B. VA« „^HKEN,

A. I.. M. PhU. et TheoL Doet.
p Prof., a. DE VRIES, X. egelinö,
'•«•voksxma«, R.ADRIAM, Predikanten tc
Amaterdam. Hoorn, Leyden e« Rotterdam;

-ocr page 4-

VOORUKRIGT.

IV

overeenkomstig hun ambt en hunne bedieninglt;
dal oogmerk gaarne willende bevorderen,
cn in uitzigt op des Heeren medewerkenden
tegen, bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan welke doof
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.

-ocr page 5-

EEN WOOBD TER INLEIDIISG.

Ke tl u zeiven:quot; Deze les, zegt men, stondt
weleer voor eenen heidenschen Tempel:
mogt die ook gescHreven staan in ons aller
hart!nbsp;^

Het Is er nog verre af; hoe vele onder
ons geslacht weten, oppervlakkig ten minste,
veel, hetwelk of zelden te pas komt, of
wemig nut doet; ja ook, hetwelk W wel
eens met onschadelijk is; terwijl velen, ook
die
m zeer nuttige kunsten en in de belan-.
rijkste wetenschappen niet onbedreven ziin
somwi]len al te weinig bekend zijn met het-
geen hun onmisbaar, om regt gelukkig te

I k Isnbsp;onontbLr-

Wên TJnbsp;men Immers ook

^rengen, een zekere mate van ZclfskennisP

Maar zou men nu ook ons niet wel, in eenen
aeer
algemeenen zin, te gemoet kunnen voe-
jen, hetgeen onze aanbiddingswaardige Ver-
ZTquot;quot;nbsp;hij zonder geval, en m

^eme. (.Luc.IX: 55.) » Gij weet niet van

-ocr page 6-

hoedanigen geest gij zijt!quot; en gelijken wij ook
zelve niet, in meer dan een opzigt
, naar
dien man, die zijn aangeboren aangezigt be-
merkt in eenen spiegel, maar weggegaan zijn-
de, terstondvergeten heeft, hoedanig hij waspquot;
(Jac. I: 33, 34.) Ja, lieve vrienden, de
zelfskennis is de minst verkregene — want
zij is de minst gezochte kennis, het zij dan,
om dat men haar of te moeijelijk om die te
verkrijgen, of niet zoo belangrijk acht, als
door iedereen eene levende en leven opwek-
kende, het hart en den wil aandoende, den
inwendigen mensch in beweging brengende
kennis — kennis, die de vrucht is van de
verlichting door den Heiligen Geest, en die
in onafscheidelijk verband staat met ons eeu-
wig heil, — behoorde gewaardeerd te worden.

Ik wil dan beproeven , of ik door deze
weinige bladen bij u, die dezelve lezen mogl,
iets tot bevordering van
eenige zelfskennis
zou kunnen toebrengen.

Opgave van de drie Hoofdstukken.

Ik zal daartoe de drie volgende vragen
trachten te beantwoorden:

I.nbsp;Wat is het te zeggen: zichzelven te
kennen ?

II.nbsp;Is dat zoo belangrijk?

III. Hoe komt men daartoe, en hoe vordert
men daarin P

-ocr page 7-

opheldeving van den waren
aard der ielfskennis.

g.,?® f^/'ste vraag is: . Wat is 'het te zeg-
I quot;''quot;^^e^ere fe kennenPquot; En wat dunkt u
• p ^ ''M»: te weten, dat wij
menschen
Uat wij bestaan uit ziel en ligchaam?
vV CT.»'litgee'S^ ziedenzoo-
dat wij, gekjk de dieven, een werktulgeliifc
iigchaam met alleen en een levensbeginsel
maar ook eenen redelijken
geest hebben, door
welken wi, aan de engelen als vermaag-
schapt, ,a ook
Gods geslachte zijnP (Hand.
OT 39«.) Neen: denkt gij, die dat weet,
Kent daarom nog
zich zelven niet! Wat dan ?

de .odü V ?nbsp;^Je door

des toorns is geliik Jl

«atuur bedorfen e^ t ^^^

een sW unbsp;SeliJ^ alle men-

God ? En Air A...^

is voor

genadiglijk beeft Knbsp;^od

Heilands geho^! 'f®'!'^

' «in kin/ ' wederom in gunst, en tot
k ren ItT-'^-'^T®'»' ^^nbsp;verze-

Wen^nbsp;van God ge-

Zijnen rT^' leven hebben .al \

besta«»nbsp;dat die ken-

^estaat daar, waar de zelfskennis nog

-ocr page 8-

ontbreekt; ondertusschen is , in zekere hoe-
Teelheid
die kennis, en zelfs de erkentCHi»
van dat een en ander, noodzakelijk, om'
zich zeiven te
hunnen kennen.

Maar om niet lang om te dolen; de ware
zelfskennis is gelegen, in de onderscheiden-
lijke bewustheid van den bijzonderen aanleg
van ons ligchaam en van onze ziel, en van
derzelver krachten en vermogens, zoo als
-dezelve ons door onzen Schepper zijn ver-
leend: zichzelven te kennen is te weten
ook wat er is van onze bloedsmenging of
temperament, wat daar van werd door onze
geboorte, door de verbastering onzer na-
tuur; ook , wat er is van onze geestgesteld-
heid ; en wat, door onze opvoeding , en
door het onderwijs, hetwelk wij in onze
kindschheid en onze jeugd ontvangen heb-
ben, ook daarvan geworden is: als mede,
welken invloed daarop gehad hebben goede
en kwade voorbeelden, die ons omringden;
voorspoedige of rampspoedige lotgevallen en
beschikkingen der Voorzienigheid, die ons
bejegenden; zoo dat men bevroeden kan,
waardoor men doorgaans in zijne overleg-
gingen .beraadslagingen, plannen, ontwerpen,
voornemens, ondernemingen en handelingen
opgswekt, geleid, en bestuurd of
vertraagd
en wederhouden wordt; en wanneer, waar,
hoe, en door wien, en waarom wij tot doett
of niet doen geraken; als mede, wat

-ocr page 9-

valnbsp;S®^®®^nbsp;onafhankelijk

ons 7nbsp;op ons zei ven staande, of aan

zoud overgelaten, doen of niet doen

schi,.ri' Vnbsp;spoedig verblijdt, wat ons

uieiijk bedroeft, wat ons ras vertoornt, eh
^at van dien aard meer is. flij, die zou
gunnen gezegd worden zichzelven te kennen,

stand of krmgen werk m de maatschappij
hl, mmder of meerder geschikt zou z^n
met welke bijzondere vermogens, en kracht
ten de Voorzienigheid hem daartoe mögt be-
gunstigd hebben, of
met welke de Godde-
rennbsp;g^lij'^
in bet kS/ ^voorregtte hebben:
zoo t. l' is om

Lnbsp;/nbsp;binnen

te zien, zoo als men waarlijk is.

Zelfskennis is mogelijk.

voo't^UemeSerS^quot;quot;!
inmiddels brielnd b

schijnen; mair ra??,nbsp;Irinnen

verkrijeèn is i! .nbsp;te

bïït 5! . ' ,nbsp;deel daarvan

toch fnnbsp;wensch^, dat wij allen

nooV t v-?nbsp;leenden, aU

gt; —»^^Vit een re^t

kunStld.^quot;^ quot;quot; quot;quot;nbsp;^even te

nnen leiden en om eenmaal zalig te kun-

-ocr page 10-

nen sterven. Ook geloof ik, dat wij reeds in
eene zeer aanmerkelijke mate zouden :kun-
nen gezegd worden
ons zehen te kennen^
indiea wij met onze betrekking op, en met
onae verpligting aan God en met onze eigen-
dommelijke zwakheden ea gebreken, op de
regte wijze bekend waren; en daar ik nu ia
dit stukje niet geven wilde eene volledige,
en alles wat tot de
zelfskennis behoort om-
vattende, verhandeling, maar
iets over de
zelfskennis,
zal ik mij verblijden, indiea ik
door hetzelve, ia dit belangrijk
gedeelte, of
ten aanzien van dezen
tak der zelfskennis,
eenige dienst zal kunnen bewijzen.

Nadere aanwijzing van de Kier bedoelde
zetfshemds.

Vraagt gij dan nu misschien nader, wat
ik dan daardoor meer bepaaldelijk bedoel:
ik antwoord zonder omweg,
zich zeiven alzoo
te kennen,
is: te weten wat er is van ons
heerschend
gemoedsbestaan ten aanzien van
God en onze veelvuldige verpligtingen, on-
der welke Hij ons heeft pbragt. Hij, b. v.
die kan gezegd worden zich zeiven alzoo te
kennen, die behoort wel te weten, hoe hij
gezind is omtrent God, als zijnen Schepper,
en Wetgever en Regter, en verzorgenden
Onderhouder en weldoenden Vader ia Chris^
tus Jezus on?en Heer; hij behoort te weten,
of hij waarlijk in God gelooft, en Hem bo-

-ocr page 11-

ven alles van harte lief heeft, en of hij op
den Zoon van God als op zijnen Zaligmaker
en Heer waarlijk zijn vertrouwen stelt; of
«'} voor Hem, indien het daarop mogt aan-
komen, veel liever alle schepselen zou willen
Varen laten, dan het allerminste tegen Zijnen
■wil doen. Hij behoort le weten, of hij de
gemeenschap des Heiligen Geestes, tot welke
hij gedoopt is, en die hem geduriglijk wordt
toegebedeu in de openbare godsdienst, wel
onderhoudt, zoo als het betaamt. Wijders,
die kan gezegd worden
alzoo zich zeiven te
kennen, die behoort ook te weten, hoe hij
gezind is omtrent het andere hoofdgebod,
hetwelk toch, naar Jezus onfeilbare uitspraak,
aan dat eerste gebod, nopens de liefde tot
God,
gelijk is. Wij behooren dei-halve ook
te weten of wij orize medemenschen liefheb-
ben als ons zeiven; of wij omtrent dezelve,
in hunne verschillende betrekkingen , als va-
der, moeder, zoon of dochter, als heer of
vrouw of dienstbode, in of buiten den echt,
en tevens in allerlei omstandigheden, in voor-
en tegenspoed, in waarheid, opregtelijk, dat
alles
willen doen, wat door onzen Heer van
ons gevorderd wordt. Wij behooren te we-
ten oI wij jegens allen goedertierèn, lank-
n»oedig, verdräagzaam, gaarne vergevend, niet
Partijdig oordeelend; of wij medelijdend,
^armhartig, goeddadig, hulpvaardig zijn ;
ook geneigd tot verzoening met onze

-ocr page 12-

beleedigers, en gereed om onze vijanden,
indien het in ons vermogen zijn mogt, hun
kwaad met goed, op eene christelijke wijze,
te vergelden. Ja, daar is tot dit deel der
zelfskennis nog al meer noodig: wij behoo-
ren ook te weten, hoe wij gezind zijn
om-
tienlde aardsche goederen,
omtrent de begeer-
lijkheden en wellusten, en de grootschheid
dezes levens, tegen welker overmatige en
zondige liefde de Apostel Johannes ons zoo na-
drukkelijk vermaant (i Joh. II: iS-iy); wij
behooren te weten of wij geldgierig, tot vol-
doening van zinnelijke lusten en redelooze
driften weinig of veel geneigd, of wij eer-
gierig zijn of niet, en dat wel zóó, dat wij,
althans nagenoeg, bij ons zeiven zouden kun-
nen zeggen, niet maar, wat wij in een of
ander geval gedaan of niet gedaan
heihen,
maar ook wat wij in oncstandigheden, waar-
in wij nog niet geweest zijn, doch waarin
wij, zoo wel als andere, ieder oogenblik
zouden
hunnen komen, vermoedelijk al of
met
zouden doen, althans geneigd schijnen
om te doen of te laten.

Zullen wij gezegd kunnen worden ons
zeiven alzoo te kennen, gelijk straks nader
is bepaald, dan behooren wij dat alles
met
die onderscheiding te weten, dat wij wel
doorzien, welke de drijfveer of de
oorzaak
van het een of ander hij ons schijnt ^ en inder-
daad en In waarheid , de geheime drijfveer iV-

-ocr page 13-

^^ beoefening van wel-
^ëheid kunnen opgewekt worden door
overtuiging: » God is in Jezus Chris-
® ^ijn God en mijn Vader, aan wiea
alles verschuldigd ben, en vraagt Hij in
'IQ bestuur, mij een offer voor armen en
ongelukkigen, dan ben ik Hem dat duizend-
maal verpligt.quot; Dankbare wederliefde zou
ons daarin kunnen en behooren te besturen •
zuivere beginselen van welwillendheid en
medelijden omtrent onze lijdende
broeders
en zusters behoorden ons daarin werkzaam,
en overvloedig te maken, en
dat alles, naar
onze bedoeling, strekken ter verheerlijking
van den Vader in den hemel 1 Maar
wordt
sommiger liefde-gift niet wel eens gewijzigd
door eene zich verbergende eergierigheid?

ook door de hope, om hier bij menschen
en hier namaals bij den Regter, voor
quot;quot;jelken wij verschijnen moeien, eenigzins
^quot;hans de schuld te bedekken, die zij ge-
voelen onregtvaardigheid, door onder-
rukking en door woeker misschien, vgt;an tijd
ot tijd, gemaakt te hebben? Jammerlijke
Waling, niet waar? Maar wie weet, hoe
elen daardoor worden weggesleept, zonder
zij zelve dit eenigzins bemerken, terwijl
^nnne geef-graagte, en mildheid, hoe heil-
^^quot;^^^ook voor de maatschappij, hoe lof-
Van ook bij menschen, de goedkeuring
«en Vader in den hemel alzoo niet ver-

-ocr page 14-

werven kan. Zoo gaat het ook in andere
gevallen; men kan zich zeiven
sckiinen te zijn,
wat men met h. y... gjj ^„.^t misschien
L.) heleedjgingen, over welke anderen in
toorn ontbranden, schijnbaar
niet drifti
maar waarom n.et? Is het ook eerzuch , £

Itt On\T-- ^''ï -Ifsbeheer.

schmg ? Ofhebt g,, ook reden om te vree-
zen, dat deze of die, deze uwe gesteldheid
opmerkende, u hier of daar in zou kunnen
benadee en, of althans, dat gij zijne of hare
aanbeveling tot deze of gene verbindtenis,
of dezen of genen post, zoudt moeten mis'
sen? spreekt, (en niet zonder grond
misschien,) van uwen medemensch, die in
eene zware zonde en in eene diepe schande
door eigen schuld is neêrgestort : misschien
meen g., te mogen zeggen, dat gij tot dat
kwaad met zoudt vervallen, dien smaad en
schande met op u en op de uwen zoudt la-
den; maar welligfc zijt gij daar tegen door
een koeler temperament, door meerder jaren,
door meerdere ondervinding, en wie weet
waardoor nog boren dat alles, meer bevei-
ligd of met m dat gevaar om in zulk
eene
sterke verzoeking ie geraken!

Ik heb, ofschoon er reeds veel gezegd
was , om het denkbeeld van
zelfskennis voor
u te ontwikkeien ; deze aanmerkingen daarbij
moeten voegen, dewijl het van belang is, ie
weten; met alleen, dat wij diép bedorven,

-ocr page 15-

krachteloos en zonder hoo-
rnet 5 onverbeterlijk zijn, en dat wij dit
ons
nbsp;gemeen hebben; maar ook wat

1 v^n anderen onderscheidt, en ons eigen-
JOöimelijk bestaan is. Gij zult toch wel heb-
en opgemerkt, dat elk zoo iets
bijzonders
^eeft, zoo wel in de gesteldheid van zijn'
S^^st, als in zijn uiterlijk voorkomen en het
Samenstel van zijn
ligchaam. Dat bijzondere
toch, dat onderscheidende, zoowel in het
ligchaam, als in den geest, doet den een'
meer overhellen en vatbaar zijn voor zonden,
quot;Waartoe een ander die aänprikkeling zoo
gevoelt; dat
eigendommelijke Aoet zelfs
Sommigen met Gods hulpe, gemakkelijker
feigen en komen
tot- «n voortvaren i» de
^oefening van zekere pligten ^ die aan an-
?^ren sterke inspanning, moeijelijke Ver-
^'^chening, zwaren strijd zouden kosten.

Öet verzuim van deze waaimeming heëft
^^igeen in het beoordeelen van zichzelven
anderen, schromelijk doen dwalen;
g ' *^pdat hetgeen ik bedoel, u duidelijker
ji ^®Vens gewigtiger worden mögt, vet-zoek
^^^ te willen lezen, het 9quot;'quot; vers van het
j. Evangelische gezang: »
Gij zijt regtvaar-
ooTt bescheiden Pquot; enz.
Voeg daarbij het
! Vers:
rgt; De tijd kan ookquot; enz.^ Ja het
u niet berouwen, dunkt mij, indien gij
tusschen beide dat geheele ySquot;, ook het
Gezang eens mét ■ oplettendheid leest;

-ocr page 16-

het kan ten mmste. (dit zij, als bij voor-
raad, in antwoord op de straks volgende
derde YT^ag gezegd,) zeer toebrengen, oi»
u bekend te maken met hetgeen ons bestaaö
van dat van anderen onderscheidt, en met
de verzoekingen, die voor ons gevaarlijker
zijn, dan voor anderen, en met onze ge-
voeligste, teederste, raakbaarste of prikkel-
baarste zi,de, waarvan, ook zonder dat wi)
dezelve kennen , of, al hebben wij ook de-
zelve leeren kennen, zonder dat wij het
opmerken, in allerlei voorvallen, indien
met alles zeer veel althans, afhangt om
het kwaad, of goed,
ie doenover-

II. Belangrijkheid der zelfskennis.

En nu zult gij, vortrouw ik, reeds ver-
langen naar het antwoord op de tweede
vraag, te weten:
Is die zelfskennis zoo
belangrijk P

Gij zult mij eer ik die vraag beant-
woord, wel willen toegeven, dat alles
wat
regtstreeks m verband staat met ons eigen
wezenlijk geluk, en met het genoegen eo
het nut van onze naaste betrekkingen ei»
van alle onze medemenschen, en met de
eer van God, hoogst belangrijk is.

Zy is belangrijk voor ons zeiven.
Daar ik beginnen wilde met de aanwijzing

-ocr page 17-

on^ quot;ongelegenheid der zelfskennis tot
het Wezenlijk geluk, hoop ik, dat gij
hnbsp;houdt, dat ons wezenlijk

reed«nbsp;» daarin, dat wij, die hier

ferm-nbsp;hlijken van Goddelijke ont-

Waa.lquot;? genieten mogen, hier regt goede,
tent 'J.. «ieugzame menschen, echte Chris-
enen zi,n, en dat wij het uitzigt hebben ,

T.l ^ 'nbsp;«vergaan

naar den Hemel, m de onmiddelijke nabij-
heid van God en onzen Heer en Zaligmaker
Jezus Christus.nbsp;®

Oe zelfshmis doet ons middelen ter
verbetering gehruiJten.

on^^ff onderstelling dan merk ik vooreerst
zal' hpbh ^nbsp;heilzaamsten invloed

middelen IfPnbsp;gebruikmaking van de

ons waar gduk^^ verbetering, en alzoo tot

^at gelooft ' wij behooren te zijn:
S^looft.nbsp;Ik hoop. dat gij het

dan als hand.ll?'' «ardschen stand , het zij
«»^n,nbsp;of koop-

ons listpl;^!, unbsp;Tïiogen, ontbreekt

«aawenS.nbsp;^'»^er , hetwelk door

«egennbsp;tijd en vlijt, onder Gods

^ien hU ••nbsp;verbeterd worden. Wii

ons ^r'' gevoelen het, somtijds althans,
ofdan!^^' betreuren het misschien
^an. maar doet dat u dan niet omzien

-ocr page 18-

tiaar gelegenheid, naar raad , naar middelen,
om het te verheipen — om het te verbeteren ?
En wanneer u dan, door eigene oplettend-
heid en nadenken, door vriendenraad, in
het bestuur der Voorzienigheid, die middelen
zijn voorgekomen, drijft u dan die kennis,
en dat besef van uwen minder gelukkigen
toestand, en van de oorzaken van denzelven,
gepaard met de betamelijke zelfsliefde, niet
om te beproeven, wat gij tot verbetering
nog zoudt kunnen doen?
Gij kent immers
daarentegen menigeen, die onbekend is met
zijn gebrek, en die in den waan verkeert,
dat hij het zoo ver als iemand, misschien
ook, dat hij het verder dan alle anderen, in
zijn vak gebragt heeft; en die ondertusschen,
juist daardoor, den eenen misslag na den
anderen begaat, en alzoo zijne zaken kwa-
lijk ziet uitvallen, en de schuld daarvan op
zijne medemenschen, indien
al niet op de
Voorzienigheid , durft werpen ? Hadden som-
migeu hun natuurlijk karakter, hun aanleg en
hunne vermogens, of liever hun gebrek aan —
of de mindere mate van — dezelve gekend, zij
zouden weiligt dat werk niet hebben aan-
vaard, of van hetzelve hebben afgezien, of
ten minste de gepaste hulpmiddelen, om
voor
hunne roeping geschikt té worden, met in-
spanning gezocht en ijveriger gebruikt hebben.

-ocr page 19-

^^hnnis leidt ons tol ware leJieering.

^oornbsp;opzigle van de dingen

hängennbsp;' quot;^'j hebben hoogere be-

gehorp!,nbsp;immers waarlijk weder-

keerd ' T®nbsp;immers waarlijk he-

der heTlnbsp;^^^ ^^^ Koningrijk

at Gods goedheid en genade ons door het
Seloof in Christus, en door zijnen Heiligen
Geest tot die bekeering bren^ wif. ^

lezen

over fodquot;quot;''quot; Tnbsp;nadenken

d^t geloof geraken en daarin
oxderen kunnen? Maar indien wij nu niet
ten, ^vat er is van ons geloof, of indien
ongelukkiglijk van begrip zijn, dat wij
^Ünnbsp;menschen en ware Christenen

ged ' 0®dat wij in het Christendom geboren
opgevoed en onderwezen zijn, eti
fvan belijdenis hebben gedaan, ten Avond-
Mjnbsp;en aalmoezen, en ieder, gelijk

daanbsp;^emj; zullen wij

totnbsp;naauwgezet op die middelen

]ploof en bekeering en godzaligheid zijn?

t^onbsp;gemoedelijke

- , met die bestendigheid en met dien
ïch^^'nbsp;betaamt, den Bijbel le-

^j. cn de predikatiën hooren? Hoe, indien
' ons zeiven niet leerden kennen als zon-

-ocr page 20-

dig en bedorven, als arm, blind ellendig)
jammerlijk en naakt, hoe zullen wij dan ge'
bruik maken van de ons voorgestelde en ge'
schonkene genade?
Ik houde mij verzekerd»
(de voorbeelden zijn menigvuldig,) dat, in'
dien men zich van die zijde geheel niet kent,
men allengskens met verveling hooren e»
lezen zal, en men loopt groot gevaar oni
vadzig en slaperig te worden, zelfs bij de
nadrukkelijkste voorstellingen van
Gods on-
vergelijkelijke meEschenliefdc ; men zal ook
zeer gemakkelijk, om niets beduidende re-
denen, zich van de openbare Godsdienst
durven, ontslagen rekenen; het lezen verzui-
men, en vertragen en verflaauwen in het ge-
bed; of indien men al bidden blijft, dan zal
men ondoelmatig bidden, bidden met de lip'
pen, en niet met het hart; en zoo zal men,
indien men al niet bevonden wierd ondef
degenen, van welke
genomen werd wat zij
nog hadden,
ten minste niet behooren ondef
degenen, van welke de Heer gezegd heeft'
»Zgt;/e
heeft dien zal gegeven wordenquot; (Matth-
XIII: 12.) Gij herinnert u waarschijnlijl'
hierbij als van zelve, hoe dringend
somw»)'
len de toon was van eenen armen bedelaaf
die in het gevoel van zijnen nood u om eeU
aalmoes badt: en gij hebt ook zelve wel eeU^
eene hartelijke zielezucht tot God opgezo»'
den , toen gij in drukkende bezwaren u maê'

-ocr page 21-

teloos kendet en gevoeldet, om zelve In deze
uwe behoeften te voorzien.

zelfsJiennis is helangrijk voor ons in
onze heirekking tot anderen.

Kunt gij nu met deze herinneringen,
ooideelkundig toegepast, niet uw voordeel
doen ? Uit deze enkele proeven niet opma-
ken , hoe belangrijk
voor uzelven, in allen
geval, die regie kennis wezen zou; laat ons
dan nu bedenken, hoe aangelegen die
zelfs-
kennis
is ook voor ons, ten aanzien van
onze naaste betrekkingen en van alle onze
medemenschen.

^zelfskennis maakt inschikkelijk, ootmoedig,
bescheiden en eenparig van gedrag.

Een hoovaardig mensch, dat ondervindt
gi) immers wel eens? is doorgaans een on-
aangenaam mensch; en hij verhindert veel-
Bds zeer aanmerkelijk het nut, hetwelk
öi) zou hebben kunnen stichten? Is het
e ïoo? In alja l^u^ig vordert hij van
hi° d^ kinderen, en dienstboden, zoo
»1 aie heeft, doorgaans veel meer, dan zij
«^unnen ten uitvoer brengen, zelfs bij kleine
l^isslagen en vergrijpen is hij ligtelijk ver-
oornd; en menigmalen berispt, bestraft en
gtotijds kastijdt hij heftiglijk! Niet gewoon
M ïxch zeiven te vragen, wat hij , in hun-
toestand en omstandigheden, wel aou

-ocr page 22-

gedaan of niet gedaan hebben , is hij mild
en overvloedig in de voordragt van hetgene
zij hadden kunnen en moeten doen, maai'
hoe veel hij daarbij ook zegt, hetwelk
waar
en goed is, zijn hooge toon bederft hel
een en het ander, hij verbittert niet zelden
den huisselijken kring; zonder dat hij e'e'n
lid van denzelven verbetert.

De ootmoedige daarentegen, handhaaft
met bescheidenheid en zachtmoedigheid zijn
gezag; hij bestraft wat niet goed is, hij wijst
de hem bekende oorzaken van de begane
feilen, met gematigdheid aan, en tevens den
weg en de middelen, die ter verbetering
leiden, en daarin helpen kunnen; verheelt
daarbij zijne eigene gebreken ulel; hij
belijdt, zoo veel zulks raadzaam en nood-
zakelijk is, zijne eigene te kortkomingen,
met opregtheid en met berouw; hij streeft
zelf allen vooruit, naar het voorgestelde
doel: verbetering, orde en genoegen in het
gezin , door onderlingen vrede; en hij ziet
dan ook zijnen ootmoedigen ernst, en stand'
vastigen ijver, op zijn gemeenschappelijk
gebed met en voor de zijnen, niet zelde»
met kennelijkën zegen beloond en bekroond.
Maar van waar komt nu die hoogmoed bij den
eenen? Die ootmoed bij den anderen?.,. De
trotschaard kent zichzelven niet, maar de
ootmoedige weet, ten minste eenigzins, wi®
en wat hij is, en wat hij behoorde te zij*»

-ocr page 23-

ze/fiinbsp;kunnen zijo : gebrek aftli

ondraÏÏquot;,nbsp;boogbartigen lastig,

ïoo ' nutteloos; terwijl de oot-
weuige door besef van onvolkomenheid ,
u ^.^i^'^kkelijk, zoo toegeeflijk, zoo ge-
gehjk, zoo rust-bevorderend, en tot
jriJeteimg van anderen met voorspoed
Werkzaam is.nbsp;^

WUt gij, welaan beschouwt deu man,
die zich zeiven niet kent, in uitgebreider
kring.

Op alles wat onder zijne oogen valt,
heeit hij iets aan te merken: iu honderd en
«luuend gevallen hoort gij heiu zeggen:
zou IK niet doen!quot; Hij heeft op alles
Plannen van verbetering, en dringt zich niet
. eiden in kringen, waarin hij niet geroepen
^ en niet behoort; en indien men hem
lil ^^llen gelooven, dan zou hij de eer-
de ^ «lienstbode , de gehooriaamste zoon ,
quot;ïaafste man, de getrouwste echtgenoot,
dikan?®^^quot;'^'^®^® vader, de volmaakste pre-
jyj ' ea de allervoorU-effelijkste i-egent zijn.

indinbsp;' quot; 'nbsp;'

stenf'inbsp;'nbsp;kwaad zijne

ftenAnbsp;hooren; men kan door stilzwij-

scb 1zich aan sommige zonden mede
isnbsp;maken; maar die zich zelven kent

bej^? .nbsp;wanneer hij berispen mopt,

van^^^^^'nbsp;ontdoet eerst zichzelveK

balh, die in zijn eigen oog, is, -eer

-ocr page 24-

hij zich onderwindt, om het splintertje uit
het oog van zijn broeder te ligten!
(Mattb-
VII:
3 , 4 ) En zou dan de maatschappij over
het geheel niet gelukkiger zijn, indien iedef
lid van dezelve eene genoegzame mate va»
gezuiverde, Christelijke
zelfshennis bezat?
Ja, lieve vrienden! gelooft dat vrij; want,
met Goddelijken bijstand, is ook tot bevof
dering van een
eenparig gedrag, onder aller-
lei groote of kleine lotverwisselingen, om'
wentelingen en voorvallen in Kerk en Staat,
niets zoo bevorderlijk dan die kennis van
ons zeiven; en welk eene waarde die men-
schen bezitten, die gij onder alles, zonder
onverschillig, zonder gevoelloos te zijn»
altijd, doorgaans althans, gelijkmoedig e»
bezadigd vindt, en ziet heerschen over d^
driften , begeerlijkheden en bewegingen vai»
vleesch en geest, en vasthouden aan goed*^
en dikwijls beproefde beginselen , dat be-
wijst gij zelve eenigzins te beseffen, zoO
dikwijls gij van zulk een zeldzaam mensch
de lofspraak bezigt:
*Hij is altijd dezelfde-quot;

Zelfskennis maakt ons nuttig voor
ongelukkigen.

Gij twijfelt ook niet zoo ik vertrouw,
die menschen veel nut doen op de wereld»
die voor
ongelukkigen hun hart niet sluitef-
Ongelukkige menschen, — kent gij er ni®^
velen , die door
zedeloosheid ongelukkig zij»'

-ocr page 25-

quot;Voord '^^nne uitwendige omstandigheden
man p en gelukkig schijnen ? Zal nu de
Seluknbsp;zeiven kent, hun schijnbaar

teren onbsp;, en hunne handelwijze las-

beh ^nbsp;' hen van het verderf te

ten • ' middelen verzuimen ? Dat deed
lia^ Minste Paulus niet, toen hij zichzelven
«aa leeren kennen , en hq aan Titus schreef,
quot;an luus die ook dat voorregt had verkre-
gen : (Tit. III: 1, 5 enz.)
Vermaant hen ...
^ant ook wij waren eertijds dwalende,
rnenigerlei begeerlijkheden en wellusten
dienende,
enz. O, die Apostel, (namen
vvi) allen een voorbeeld aan hem!) hoe drong
nem die kennis van zichzelven tot ootmoe-
«igen arbeid om allen te behouden ! Plaatst
Uwe gedachten ook Petrus aan zijne zijde :
weet het wel, hoe deze discipel des
, door gebrek aan
zelfskennis,
^quen Heer en Meester tegensprak, toen
hem zijnen diepen val voorspelde;
ook hoe hij ontdekt aan zichzelven,
gonbsp;zwakheid, alles poogde te ver-

hii . n wat hij bedorven had; hoe nederig
alleen vermaande tot geloof en be-
jg/^ng, en om toch met
ootmoedigheid

denbsp;een voorbeeld en een zegen voor

gemeente des Heeren geworden is.
die ^^^ ondertusschen ook nog anderen ,
ej^
^Js beklag verdienen : arme menschen
'^''■oeßige broeders en zusters; misschien

-ocr page 26-

^hoort wel iemand uwer, die dit leest, tot
^zen stand! en hoe worden deze somtijds
heschouwd ? Denkt menig een niet maar al
te dikwijls, dat de armen arm en behoeftig
zga door hiin eigen schuld? Het is voor-
zeker met te ontkennen, dat vele armen,
hunne ellende grootendeels zichzelven te
wqten hebben: hadden zq zichzelven ge-
j ' ^'^j^o'jden menigen stap niet hebben
gedaan, die hen tot armoede bragt! Maar
wat is het gevolg, wanneer men altijd die
dubbel ongelukkigen, uit dat zelfde
oor-
punt, beschouwt? valt men hen dan niet
bard r ^n geeft men , wanneer men al iets
geelt, hun dan toch niet dikwerf met een on-
gunstig oog, en met een wrevelig hart, en met
eene karige hand, veeltijds eene zeer ver-
Bederende, ondoelmatige en ontoereikende
gilt / Maar hoe is het dan, wanneer men
door kennis van zichzelven , in de levendige
overtuiging verkeert, dat, indfen men in
de omstandigheden van die armen zich had
bevonden mp waarschgnlijk niet anders
zou gehandeld hebben
• De godzalige H. vAi»
ALPHEN heeft in zijne aUernuttigste ge-
dichtjes voor kmderen(i), een kind vaw
welgegoede ouders zoo sprekend
ingevoerd*
dat ik met .twqfel, of gij zult er hem nog
voor zegenen, en wei wenschen, dat de

,, n^Ii'ïquot;nbsp;Gedichtjes, gedroJft

-ocr page 27-

ontwikkeld, bq alle onze
heerschende waren; het luidt

En*^nbsp;bijkans nakend zit,

Is e'unnbsp;' O™ een duitje bidt,

Miinbsp;Gods wijsheid gaf alleen

Een Vnbsp;ik dan beter? neen.

iknbsp;mensch draagt dikwijls slechte klecren;

WU dan ook de deugd in arme menschen eeren;
Die met verachting op hem ziet
Doet naar 't bevel van Jezus niet!

Ik hoop niet, dat ik iemand uwer, dié
dit boekje leest, gekwetst zal hebben , door
de mededeeling van dit
Kinderversje....
Kent u zehen, beproeft ii zelven
, of gij
»n den
ootmoed zijt,

ZelfsJiennis maaJtl verzoenlijk.

Uit dat zelfde beginsel van oqtmoed, ge-
o^nn uit zelfskennis, aan het hart gebei-
vloeit ook de
verzoenlijkheid voort ^
«n oordeelt, bij die herinnering dan al ver-
rrik'nbsp;^e^'zelfhennis hoogst belang-

We h?'nbsp;of ii^ cöue

reld ak deze, is voor ons, bedorvene
«nschen, veel aanleiding tot verschil cn
opeenigheid, tot twist en tweedragt-
Ik zal
ophalen van de gruwelen 4er vervol'
door verschillende partijen 'in de kerk
j^j Ji den staat; ik wijs u alleenlijk op den
kr'^i'^^ kring, in wdken gij ai bevindt:
men er niet van tgd tot tijd?
O'ï't het van woorden niet wel eens tot

-ocr page 28-

daden? Hoe lang zqn misschien deze of
die, ook van uwe bloedverwanten , op «3«
hatelqkste w^ze, op eikanderen gebeten
gevyeest? — Of was er misschien no? niets
onderling te verdeden, van vaders d
moeders goed ? Hoe het zq , waar onee'
Bigheid en verwqdering was, en is, wie
zal
daar den eersten stap tot verzoening doen?
De hooggevoelende? die geen schuld
ziet,
en door eigenwaan zqne schuld niet zien
kan?.... dat verwacht ggniet; of onedelquot;
iaatzucht mogt er hem toe dwingen, en
liq, gelijk zoo dikwgls bedriegelqk geschiedt,
zich komen
verwonderen over de personell
om des voordeels wil,
(Jud. vs. 16).

Is het niet geheel anders met den belee'
digden, die gewoon is een oog in zqn hart
te slaan, en bij elke gelegenheid inkeert
tot zichzelven ? Is hij niet buigzaam, oin
zqn aandeel aan de schuld, aan de oorzaak
van het misverstand en de hatelqke ver--
deeldheid, te erkennen ? Stemt hij het
niet
gereedelijk toe, dat hij niet zichzelven , maaf
dat hem de Goddelijke goedheid, bewaar^i
heelt van hetgene waartoe zijne partij verviel»

wil hij niet alle verwqten ^moïen, - de

minste zijn, gelqk men het noemt, en het
eerst de hand van verbroedering
geven!
Zgn u zoodanige menschen onbekend ? Dat
Kan ik niet denken; maar
wel, dat
u met de zoodanige verscheidene voordee-
len te binnen brengt, die zij in hunne»

-ocr page 29-

«quot;qnbsp;weeg gebragt, en die, ihans

Ven donbsp;verlevendigd, u bij uzel-

kleiner Renschen, voor het belang van
gerj^i grooter kringen, voor de bur-
öieemfnbsp;, ja ook voor de ge-

schp. • ^ Heeren : « Och dat alle men-
quot;•^len zichzelven kenden!quot;

Onze regte zelfskennis bevordert de
eere Gods.

Is dat waar, 6! hoeveel kan er dan niet
pwonnen worden voor
de eere Gods. Het
gt;s wei jammer, en misdadig tevens, dat die
ere t^ods zoo weinig menschen regt ter
«arte gaat; en dat de hemelsche Vader,

lic^ ''nbsp;Evangelie, ver-

Vel gedeelte des menschdoms, nog zoo
^ reden heeft om te vragen: «
Ben Ik
^en Vader, waar is mijne eer?quot;
J^'laleach. 1: 6.) Onze dierbare Verlosser
ons toch allereerst bidden: «
Onze
li^ß^^he Vader! Uw naam, worde gehei-
(Matth. VI: 9) en aan Zqne dicipe-
^^ ïeide Hij; (en dat staat immer ook voor
10 den Bijbel?) «gt;
Hierin wordt Mijn
te r ''verheerIgkt, wanneer gij vsle vruvk-
^ ^ draagt
(Joh. XV : 8.) en moeten wij
^ Ook ons
licht niet laten schijnen voor
Renschen, opdat zij onze goede

werken

he^^'^ Sie«, en zij den Vader, die in de
^^tenis, verheerlijken souden P''
(Matth.

-ocr page 30-

V : 16.1 O, dat zou, veel meer althans dan
nu, gebeuren, wanneer wij ootmoedig'den
aangewezen weg volgden, tot onze volma-
king voor onzen stand in dit leven, en tot
onze verbetering en oefening voor het toe-
komende leven ! Dat zou gebeuren , wanneer
wi]. in nedrigheid, het geluk van anderen,
gelijk van ons zelvcn, door ondergeschiktheid,
gezegplgkheid, hnlpvaardigheid en verzoen-
lijkheid , poogden te bevorderen, maar dan
ook , (en dat zult gq mij gaarne toestemmen:)
wanneer wij, indien dan niet met ons lot,
dan toch met God voldaan, in onderwer-
ping aan Zijn bestuur, onder alJes, wat
Zijne vrgmafige wijsheid over ons mogt be-
scheiden hebben , alles poogden te doen wat
I-Iem behaagt. Het goed, dat Zijne genade
ons op aarde verleent, weegt het kwade ge-
makkelgk op hetwelk Hij over ons komen
Iaat; die zich zeiven kent, zal dat goede,
dien voorspoed. niet aan zich zeiven toe-
schrijven ; eii indien hij, b. v. tot wederleg-
ging van snooden laster, en betamelijke
zelfsverdediging , of om welke reden ook ,
nu en dan eens spreken moet van hetgene
hij mogt gedaan hebben meer dan andere,
dan zal hij eindigen in den lof der genade,
die hem daartoe dc wijsheid, ón de huipe,
en den moed verleend heeft. Hij zai dan
ook, wanneer zgn vermogen mogt aanwas-
sen , bewust van zijne onwaardigheid , met
Jacob betuigen, in opregtheid des harten:

-ocr page 31-

weldadlg-

XXXT''^ ^'quot;ouw oa/z mz/ bewezen.^ (Gen.
gjj ' 10quot;.) Hij zal wanneer hij in kennis
Rev fT^^' ^^ ■^''ijsbeid en heiligmaking mogt
ba k ^nbsp;te meer nitdank-

arüeid zoeken voort te gaan op dat heil-
^^K- spoor, zich altijd houdende
aan den
grondregel van den Apostel, die zich dan
«teri; achtte , wanneer hg zich
zwal- gevoel-
de , en levendig overtuigd was, dat hij de
hulp en de kracht van zijnen Heer behoefde •
en die (opdat ik er dit bgvoege,) ons wel ten
bewqs verstrekken kan, dat hij, die in de
l^hristelqke leerschool de grootste vorderin-
gen heeft gemaakt, daarom de ootmoedigste
zal omdat hq zichzelven zoo veel te
oeter heeft leeren kennen; cn omdat hij
tevens meer m staat is, door zijn verhelderd
oog, het een en ander, ook in zijns naastens

f^er^te too-rdTS?^-^^-^ ^^ ' -
intnbsp;f

hf^^r.^ ^ ■ 'nbsp;vvqsheid hem moer

tijdelqke goederenTin

Znbsp;^ 2jne Wisgen^oten

door derzelver hgchamelijke krankheid en af-
sterven; of, hetgeen voor hem veel smarte-
n u IS door derzelver afwijking en zede-

van ■ 'nbsp;licht

vennbsp;, waardoor hij zichzel-

TP« 1 onwaardig voor God mogt 1p„,
erkennen, trachten stille te zijn: op de

-ocr page 32-

inmengselen van zijne goedertierenheden ge-
durig opmerkzaam wezen , en voor elk blijk
van
te gemoetkoming, en voor de bevinding
van zijne vertroostende nabijheid, den he-
melschen Vader danken. En al ziet hij dan
zelf ook nog niet in
waarom de Allerhoog-
ste met hem dien weg verkiest te houden,
hij zal zich dan zoo veel te meer zoeken op
te bouwen en te versterken in het geloof,
dat de Vaderlijke wijsheid die beschikking
tot zgne vorming noodig keurt, en dat dat
oog, hetwelk harten en nieren beproeft, ook
zijn hart volkomen doorschouwt, voorzeker
in hem verkeerdheden, zwakheden en ge-
breken waarneemt, voor welke hij zelf nog
blind gebleven was, en van welke de ont-
fermende liefde hem van lieverlede volko-
menlgk genezen wil. Zoo, gelijk wij reeds
te voren hebben opgemerkt, zoo is het
toch: die zichzelven kent, is vatbaar voor
den invloed van allerlei middelen 'tot verbe-
tering; hg wordt ook gaande weg, somwijlen
ongemerkt voor hemzelven, beter; en die
wijzer en beter wordt, in den zin van het
Evangelie, die wordt gewisselgk ook ge-quot;
lukkiger en nuttiger; die wordt ongetwq-
feld meer en meer eene eere van Christus,
de blgdschap des Heiligen Geestes, en over-
vloediger werkzaam tot heerlijkheid va»
God.

-ocr page 33-

Millen om tot zelfskennis te ge-
faken en daarin te vorderen.

Vo^wf^'quot;nbsp;tweede gedeelte van mijne

se/f^-nbsp;de belangrijkheid der

^s^e/zßjs eenigzins overtuigd, dan zult

ein«nbsp;ook alreeds be-

fnJf^, rnen daar-
'oe. en « Äoe Tjordert men daarin?quot;

a. Hoe men tot zelfskennis komt.
Welaan, leest dan betgeen ik ter beant-

TÄrnbsp;UelteTan Xe

Xntr,tnbsp;aanstonds wil laten

jo pn; aljeeniqk verzoek ik u, dat gn ge-

te wte^'^; T''nbsp;om

SBisfsr^;

van bruikbar«.nbsp;•nbsp;aanwenden

onder inwaeli-

^elve tot de ^p/^f • ^^^ Geestes, ook
«ie
zelfskennis te geraken.

«oee er;te„„e„. dat men Mven
^off niet kent.

^oot aSdin^''quot;' lieve vrienden I dat hier-
Wnten;nbsp;eene opregte

Oögeve;!. J ï^ennen; en daarbij eene

^«Coi^'nbsp;val bet

' on» met ons zeiven regt bekend te

-ocr page 34-

worden: Deze twee bijzonderheden trefFe»
wg niet dikwijls aan , men zegt het wel eens:
« il ken mijzelven niet,quot; maar de tong
zegt wel eens meer, hetgeen het hart niet
meent, en dat is, ook in dit geval, ten.
uiterste nadeelig. Oordeelt zelf, met zulk
eene meening blijft men immers van zich-
zelven af, en naar alles rond zien; men
zal in zulk eenen toestand met genoegen
eene lofspraak op de
zelfskennis, en eene
aanprijzing van dezelve hooren, lezen en
herlezen, men zal misschien op dezelve eene
tamelijke goede lofrede vervaardigen; maar
bij dat alles met zichzelven niet bekend
worden. Van hetgeen ik zeg gevoelt gq
immers de waarheid? Die meent, dat hg
gezond is, en geene verborgene kwalen on-
der de leden heeft, xal wel over de heillt;*
rgkheid en de kracht van een of ander ge-
neesmiddel kunnen spreken, maar hq zal,
al ziet iedereen dat hem iets deert, het eea
of ander zijne welvaart ondermijnt, daarva»
voor zichzelven geen greintje gebruiken 1
Zou het dan niet veilig zqn, indien wij ons
zelven willen leeren kennen, dat wij eerst
bq ons zelven vast stellen:
ih ken mij zel-
ven nog niet;
en dat zoo veel te meer, als
wq, door ons diep bederf, ieder oogenblik
in gevaar zqn, om zelfs nopens de dingen»
die het naaste bij , en die
in ons zijn t
schromelijk te dwalen.

-ocr page 35-

^^en Mjoej ^^^ zichzelven lekend willen zijn.
Maar

inet zi U^^^nbsp;willen bekend zqn

veelalnbsp;Daar is bij deu mensch

^ßkere vrees voor de regte zel/s-
daart * , ®nbsp;quot;ie middelen, die

eenp • 1nbsp;^^^^^ toch doorgaans

bii^iT,*quot; meerdere inaie van besef
q zichzelven, dat men anders, beter, deugd-
zamer zou
kunnen en behooren te zijn.
voor zichzelven beschaamd te worden, ver-
wekt een onaangenaam gevoel; men ont-

welkenbsp;^^ gelegenheid, bij

welke men voorziet anderen; maar ook

^hzelveu, te zullen uit de hand vallen.

Waar dit nog het geval is , daar is de zelfa-

tuS'nbsp;van de over-

tuiging, dat zi, voor ons hoogstbelangrnk

fnïfrdaad^tlan«';nbsp;' gq

nen; «n IZ inbsp;te leeren ken-

net'Pal,,nbsp;gq ^aii ook

zelven^eprl?: ^-^^ruk op u

lgt;eniheer,Lnbsp;T ' zondaren

-te'i TTnbsp;7« de voornaam-

eu d«nbsp;toch van de waarneming

Wennbsp;zelven, u niet zult

'^ersstr^nbsp;ik

^oï'e« ! aanraden, om eerst uw oog naar

en dan »nbsp;woordmn God,

uw oog naar binnen te rigten.

-ocr page 36-

Men moet hidden om zelfskennis,

Gg verslaat mq immers wel, wanneer il'
spreek van het oog naar hoven te slaan-
Gq begrijpt, dat ik niets minder bedoel
dan het ernstig gebed tot God, den Vadeï
der lichten, van wien alle goede gaven e»
volmaakte giften tot ons nederdalen. (Jac. I'
17.) Dat gebed behoort men te doen, i»
den naam van onzen Heer Jezus Christus»
en met het oog op Zqne belofte, dat de Hequot;
melsche Vader ons, die boos zqn, en on'
zen kinderen niet te min eenige goede gaquot;
ven geven, veel meer den Heiligen Geest
en deszelfs goede gaven dengenen, die Heoi
bidden, geven zal. (Luc. XI: x5.) O! die
goede Vader kent ons zoo, als
niemand
zichzelven kent; Hij weet volkomenlijk w»'
maaksel wq zqn; onze neigingen, ons ei'
gendomlijk karakter, onze trefbaai-ste, onze
ligt geraakte zijde, ligt, gelqk alle dingen,
naakt en geheel open voor Hem; en Hi)
kan ook ons zoo bestralen met zijn God'
delijk licht, dat zelfs de diepste schuilhoek
van ons hart, ook voor ons aanschouwelq^
wordt.

iMen moet daartoe den Bijhei lezen, met
ingekeerdheid lol zichzelven.

Dat Hq dat doen wil, daarvan is de Bij'
bel ons een bewijs en een onderpand. D'®
geheele bundel heilige boeken is ons gege'

-ocr page 37-

schelifk^J'nbsp;mensch, de men-

zoo vpnbsp;onze natuur, ons zelven

diea BriK i'^oselijk, te leeren kennen. In
onze n . vinden wg, behalve zoo vele,
meenenbsp;ontvouwende, alge-

onden-, j '^^^ondere geschiedenissen van
engenden, en welgezinden, van vijanden
^uus, en van menschen. diVnbsp;v

vnenden en liefhebberden n v'ollrs hSt
smaakt; ook Gods dutdelqk gerpelTaaÏreÏ
WÜ, aangaande hetgeen Hg wil, dat wij doen

loo inbsp;Vinden^'daar n;

Zt lx dat noemt, « de volmaakte
«^er, die der vri-jheid isquot; fJac. I- af ^ /rbV

zelvennbsp;^P'^S^l voor ons

ons zelven biddend Iw^ h ^

ettatTv-

^oeh wel elnlrs fSlIfquot;nbsp;»

dan wel, Snee,nbsp;' te^i minste

hoorders ^f ïS v? ^^T ^«^getelqke
en geduri.i rj^ / • ^««rd z^n,

quot;-« zien Ja Tnbsp;'''

dagelijks bad' ,nbsp;wanneer iemand

O rquot;!?;nbsp;mif, en ken

^^kendnbsp;mij aan mij zelven

en hä ^ quot; (Psalm CXXXIX: 2^.)
onzes met aandacht de bergpredekatïe

ogen hieid, en hg geduriglgk acht

-ocr page 38-

nam op de uitgangen van zijn hart, dat hij
nis dan niet blind voor zgne gebreken, d»
voor zijne schadelijksle en schandelijkste
begeerlijkheden, neigingen en beweginge»
blijven zou.

itfen moet daartoe hestendïy op zijn hart
acht geven.

Ondertusscben daar het niet mogelijk is,
om der» geheelen dag door,
akoo aan die
zelfsbeproeving bezig te zijn, en sommige
door inwikkeling in veelvuldige belemmerin-
gen, zich naauwelijks tp en rust gunnen»
of door velerlei van buiten aankomende
omstandigheden afgetrokken en gehinderd
worden, om dit gezettelijk alle dagen oP
een bepaald morgen- of avonduur te doen.
en het hart ook niet altijd even gemakkelijl»
zich daartoe schikt, of schikken wil, kaJ»
u toch niet te dringend worden aanbevolen f
om daartoe den tijd uit te koopen; en oP»
u toch te gewennen, altijd, zoo veel mo-
gelgk ,
hij uw hart ie blijven; dat is, o»'
onder allerlei voorvallen telkens op uw ge-
moedsbestaan te letten, om wel te
weten»
welken indruk zg op uw maakten, en blij-
ven maken. Dit moet men doen niet maaf
bij gewone en berekenbare, maar ook
oDgewone eü onberekenbare voorvallen*
lotbeschikkingen en lotverwisselingen,
eenzaamheid en in gezelschappen, tot stich-
ting zoowel als tot uitspanning. Hoe dikquot;

-ocr page 39-

vlwacï^ Sebeurt het niet, dat eene on-
20Qnbsp;eene, in haren aard anders niet

strik d ^ * verzoeking, ons of in den
fiejj ^^ geldgierigheid, of der eergierig-
' ook der zinnelqkheid en der wel-
aadnbsp;gallen; terwgl ons op eenen

zn^.t^'^'^ ' voorgeziene en sterkere ver-
oeungen niet deden be^wgken. Gq komt
van zelve hierbq op de geschiedenis van
jJavid en van Petrus terug? en indien gii
«et oogmerk der Voorzienigheid bevroedt
Viaartoe ook die verhalen ons in den Bijbel!
200 uitvoerig en zoo onbewimpeld, vermeld

^ waarschuwende,
SevTnbsp;hemoedi:

gende vaderliefde danken, en wakende en bid-
^enüe daarmede uw voordeel trachten te doen.

Mennwet üch met brave menschen vergelykeju

oof aSel?^ '''nbsp;kan hierbij dan

van' on^enbsp;' ^^ yergjqkeu

nemender lllT^ «Renschen. die wij ui,»
Jl u cnbsp;zeken. Dat ver-

5ch 1nbsp;Men meet

^ohzelven met zichzelven, of m^t zcdUa

«e^tai, van welke het openbaar is , dat zij

ziinnbsp;althans niet uitmuntend

hk'iu- • «laarvan het gevolg? Zelfsver-

it hoo^Tn'^r'^ lt;Jij deidcthierhq, ^^^

quot;Op, aan die gelqkenis, {Luc. XVIII-

-ocr page 40-

9—14.) waarin, door onzen Heer, die Fa'
rizeer\s
voorgesteld, die dankte, dat hij
niet was gelijk de andere menschen, roo'
■vers , onregtvaardige, overspelers, of ook
gelijk de tollenaar, die
ter zelfde uur met
hem opging in den tempel om te bidden-
Zou die ongelukkige, die bij zichzelven
vertrouwde, dat hij deugdzaam was,
niet
anders hebben geoordeeld , indien hij zich-
zelven had vergeleken met menschen, bekend
als van een onberispelijk gedrag, en «vao
eene beproefde deugdzaamheid? Nu wa«
en bJeef zgne ware gesteldheid verborge»
voor zgne oogen
I terwgl hg den hem onbe-
kenden boeteling, die tot God om genade
riep, onregtvaardiglijk veroordeelde.

Ik weet het wel, lieve vrienden, wij ko-
men niet gemakkelgk' tot eene wel ingerigte
vergelgking van onszei ven met menschen»
die lof hebben en lofwaardig zgn; on«®
verkeerde eigenliefde vervoert ons ligtelijk»
om, op de eene of andere wgze, van hun-
nen roem iets af te dingen; en dan blijft
het daarbij! Maar gg kent toch, vertrouv^
ik, wel menschen, ook dezulken Cen dat i«
van veel belang,) die met u van
denzelfde»
stand, van hetzelfde beroep, en van den-
zelfden leeftgd zijn, over welker kennis van
God en Goddelijke zaken, over wier
geloof»
hoop, liefde, naarstigheid, spaarzaamheid»
Igdzaamheid en moed, over wier
weldadig'
héid, hulpvaardigheid en andere bigken vaquot;

-ocr page 41-

w^ndeïr^^^'' ^e®^®®« ' ëfl n dikwerf ver-
zen in jnbsp;lïebt zeker wel gele-
^aderl j Bijbel, misschien ook wel in de
Ji)ke 1 geschiedenis, of in afzonder-
die igten, van zulke menschen ,
ieeplT J aanspraak mogen maken, op een
ëcigksongekrenkte hoogachting, wat dunkt
herlezen, en herdenken, en
'fi^gelijken van onszelven met de levensbe-
quot;gten der zoodanigen, ons niet kunnen die-
nen tot ontdekking van hetgeen wij niet
W]n, en wij toch zouden kunnen wezen?
beproeft dan eens; nog onlangs schreef
een achtingwaardig medebroeder: «De
esc louwing van uitmuntende Evangeliedie-
scS van hunne levensge-
Swecsu» ' '' quot;^^quot;'Smaal mij tot beschamfng

Ik twqfel ook niet,nbsp;of een ieeeliik die

de geschiedenis van Anbsp;H p! »^geigK aie

de krarbt ^ ,nbsp;' ^»^anke, waaruit

der liefde, en

onlafi if'nbsp;«»quot;kjes u

tot Znbsp;en

bei-leren TJ f i^nbsp;daartoe zal

ken ^nbsp;voordeel trek-

vquot;'nbsp;^^^«ek aan het

onder dennbsp;christen,

gebS d^^ling over ongeduld, en over

J'^nnnen hebben™''quot;'

-ocr page 42-

l. Hoe men in cfe zelfskennis vorderen kan-

Eet zou niet ïnoeijelqk vaJ.'en Lij de««
weinige middelen meer te voegen; maar il*
geloof, dat het voor eerstbeginnenden, di«
zichzelven willen leeren kennen, wel genoeS
zal zijn; maar terwijl het toch zeker isgt;
dat wij in onze
zeljslennis gedurig moe'
ten
toenemen, wil ik het tweede gedeeU®
van mgne
derde vraag, die ik mijzelveJ'
heb voorgesteld, ook trachten te beant'
woorden, en aau uw verlangen pogen t«
voldoen, om tevens te weien,
hoe mequot;
daarin vorderen kan.

Men moet blijven erkennen, dat men zichzehe^
nog niet regt kent, en bidden.

Het spreekt van zelve, dat ook hierbg iquot;
ons de overtuiging zijn moet, dat wij o»^
zelven, hoe veel wq ook van ons innerüj''
wezen kennen mogten,
toch nog niet groß'
dig
genoeg, toch nog niet vau alle zgaeH
kennen; en tevens, dat wg stellig moeteP
blijven hegeeren, om in die allerbelangrijl''
«te
zelfslennis waarlgk toe te nemen,
dan begrgpt gij toch ook wel, dat het geb'i'^
waarvan ik sprak, het gebed om meerd«*^
licht, en om de hulp van Gods goedequot;
geest, nimmermeer mag Verzuimd wordeH'
Ja, ik moet u verzekeren, dat zonder diequot;
geduurzamen omgang met God, het overigquot;

-ocr page 43-

S'SJ^®^®quot;nbsp;»«iquot;®

quot;•oost on??®'^?nbsp;geleiden; en gij

«isbru't quot;lerbij met verstand, en zonder
'flooshp-traagheid , vadsigheid en lus-
gt;ormd b ' toepassen, hetgeen de Her-
Pej'annbsp;♦nbsp;slot van het 107'

gtWH 'nbsp;«Icn mond

trachten naar volmaking

quot;•erff. Ln daarom, wiltgij vorderen? Houdt
am in het gebed , met dankzegging voor
onderwijs, erinLi iu
u^v haxt. Houdt sterk aan in het lezen van

^agehjbehe zeisbeproeving en aan eene;

on 1nbsp;onafgebrokene oplettenheid

op uw eigen hart.nbsp;^

Men moetmigaan, hoe men over
anderen oordeelt.

VoSen^enquot;nbsp;gij dan nog

oordeelins v«n overzigt over uwe be-
het al dikwiiknbsp;Of men

^«n piedSenbsp;Bijbel leest, en van

Q/irf^/lnbsp;« Oordeelt niet,

mnbsp;^quot;quot;quot;^'deeld wordt, Matth.

sdJ;;, ♦ ^''^^lijfttoeh, helaas!

in de men-
vau i ' maatschappij, en onder de belijde
wl,nbsp;zijn'gang maar gaan!..

' «at diezelfde zwakheden cn gebreken

ers

-ocr page 44-

diezeifde verkeerdheden cn zonden, vaix
welke wg OOK onszelven nïet knnnen vrij
^ L'J l melden nog wel eerst in ande-
ren door ons worden opgemerkt, beoor-

Dafons'or.T? quot;'^^«k veroordeeld ?
Sdl r .bedorven, dat ons hart par-
tqdig IS, dat kunnen wq ten minste bij LzJ
marnemmg opmerken; maar terwgl d^
kwaad dan nu zoo bij ons in zwang is , doet
er uw
(^oordeel mede : neemt eens de moeiis
om met die menschen, die gij zelve , h
een ander onzigt, veroordeeld hebt, uzel-
' f'b ' quot;««»^^t^^^S en onpartijdig

eyenmensch lastige bemoeizucht, eene gedu-
rige poging om in alles, altijd, het Lrst,
en he hoogste woord te hebben; ziet gq
m een anderen qverloosheid en traagheid,
losheid of nalatigheid, als de oorzaak va»
zqn teruggang in zijn werk of beroep:
Hoort gq m eenen anderen oneerbiedigheid
omtrent Gods grooten en heiligen naam,
en het schandelqk misbruik van denzelven;
of wat het ook moge zi,n; en hebt gij dit.
met te onregt dikwgls in de stilte in hem
veroordeeld , misschien ook nu of dan uw'
afkeer daarvan aan hem betuigd, staat daO
eens bq uzelven stil; ziet dan eens, met
een, door het gebed, welgewapend oog,
op en m uzelven: onderzoekt uzelven juist
op
dat punt het allernaauwste, of gij ook
zelve met met
dien lust, bevangen, e«

-ocr page 45-

b^e^nbsp;verkeerdheid ook zelve niet

jjjj.nbsp;zijt: gaat verder en onderzoekt,

dnbsp;^^nbsp;anderen veroor-

deelde, kwaad meent vrij te kennen, wat
toeh daar van wel terug houdt; of het
1 Waarlijk deugd, christelijke deugd,
godzaligheid is, die gij in dat opzigt
eoelent; of gij
naar de les van onzen
eer en van zignen Apostel, u niet met
^ens anders doen bemoeit; of dat het bij
l-i^oorkomt uit eenige vrees voor moeije-
of ? door inwikkeling in die dingen:
beroep, en uw werk u beter
d ^''.j vlqiig en dankbaar gebruik van
J middelen, die God u geeft; of dat gij
quot;»et Hem ter eere, maar om den lof van
menschen te behalen, u zoo met inspanning
yn alle krachten beijvert. O lieve vrien-
den, de behaagzucht, (om niet te zeggen
verdoemelijke hoogmoed) mengt zich im-
mers zoo ligt bij ons in onze heiligste
bedrqven. Ja, er is voor een gedeKe
grooten prijs te stellen op den invlfedvan

mnpt!.nbsp;menschen: wij

moeten ook daardoor de achting voor ons

jelven aankweeken; maar wat beteekent

ei, en hoe moeten wig dit beoordeelen,

wq door die drijfveer alleen dat-

Vf doen, hetwelk wij anderen zien ver-

^ï^loozen, en wij in hen berispen?

overzigt dan over uwe oor-

veUingen van anderen, gepaard met

-ocr page 46-

zelfsvergeliiking, kan u tot bevordering
van zelfskennis voordeelig zijn; vooral dan
wanneer gij u daarbij kunt verplaatsen in
de omstandigheden van uwen veroordeelde;
of wanneer u dezelfde verzoekingen en be-
proevingen , als hem wedervaren , dan, (ik
vrees het, indien gij niet op uwe hoede
zijt,) dan zal het welligt tot uwe diepe ver-
ootmoediging , en moeijelijk geleerde zelfs-
kennis blijken moeten, dat bet zaad van
dezelfde verkeerdheid, hetwelk ook ia ons
hart is, door de levenwekkende kracht van
een plotseling voorval, ongelukkiglijk ont-
kiemen moest....

Men moet tot hevorderhuj van zelfskennis
zijne droomen herdenken.

Indien gq, wijders, in de zelfskennis voi—
deren wilt, dan moogt gij ook wel eens
op uwe
droomen letten. Spreekt de zee-
man van storm en moegelijke togteu, de
bouwman van zijn ploegen, zaaijen , maai-
jen, en de koopman van den handel: ligt
het hart de meeste menschen, zelfs onder
onbekenden en vreemden, veeltijds als op
de tong; in den slaap heeft de mensche-
Iqke geest wel niet geheel vrij spel; even-
wel dan worden wij, door dc uitwendig®
omstandigheden, in ons willen en begeereu
zoo niet geleid, als wanneer wij waken , e»
onder menschen zijn. Zullen nu niet eenige

-ocr page 47-

drooöien van den geldzuchtige,door een gesla-
Sen CQ vergeleken, zijne begeerte om rijk te
worden ofte blijven, verraden? Geld in
rderen, geld uitzetten is
somwijlen ook
schijnbaar bedrijf van zulk een' droo-
er j dieven en bankroeten zuilen hem,
^ eenen anderen tgd, bezig houden:
althans dan dien man, die, met zijn
quot;agelgksch brood weltevreden, van
geld
pen hoofdzaak en geen afgod maakt. De
lefhebber van spijsgenot en die verhit is
op den wijn en op den sterken drank,
immers in zijnen droom wel eens
eer te gast, of iu het wijnhuis, dan zulk
d; f^\eidzaam man, die het eerlgk ver-
ende brood matig en dankbaar geniet eu
niet leeft om maar le eten en te drinken ;
ttaar eet en drinkt, opdat hij Gode lot
eer, dca naasten ea zichzelven ten nutte
leven en werken moge.

De eerzuchtige verheelt zich, in ziiaÉn
droom, wel eens tot eenen hoogerraT .«

hemluTquot;'nbsp;verbeelding Sent

moèd^dotnbsp;van ge-

moed door deze lasuge aanvallen voor het

tomst met zoo dikwijls in zqnen droom zal
ecKweld worden.

a3 ^^nbsp;^iet treden in bijzon-

üiaa.nbsp;^e'^en meer kieschen aard-

darnbsp;^^eiligt ook wel eens aemerkt'

menschen, die'te voren iu nadS sla-

-ocr page 48-

ven of slavinnen waren van den wellust en
leefden in onknischheid, bg verder gevor-
derde jaren, ook na de wezenlijke verbete-
ring van bun bestaan, niet zelden' ook noff
te strgden hadden met de lusten eener on-
reine verbeelding, die
hen tot in den
slaap, en ni hunne droomen als vervolgden ;
hieruit kan men ten aanzien van zichzelven
onderwijs en leerling trekken. Evenwel
moet ik u doen opmerken, dat deze dingen
niet altyd plaats hebben, zoodal dan ie-
mand, die, in den gezegden zin, en van
dat een en ander,
niet of zeer zelden
droomt, daarom zichzelven niet wel zou
kunnen houden, als rein van deze zonde •
hoe menigeen droomt ook wel, zonder dat
hgbg zijn ontwaken weet,
dat hg gedroomd
heeft, of indien hij dit weet, dan toch niet
weet
wat hij gedroomd heeft.

Man moet opmerken wat onze vijanden
van ons zeggen.

Een algemeen bruikbaarder en zekerder
middel om tot de zelfskennis te geraken,
IS oplettendheid op het oordeel, hetwelk
uwe
vijanden over u vellen. Ieder heeft
de zijne: verdiend of onverdiend; met of
zonder eigen toedoen, dat is hier ook on-
verschdhg; en schoon wij wel alles niet hoo-
ren wat men van ons zegt, wij
vernemen
toch doorgaans daarvan het een of ander;

-ocr page 49-

zull^''^^^^^ meer daiv ons lief is, maar wij
^^ niet ligt daarvan iets vernemen, of
Ij ®?^'noedige christen kan, om in zelfs-
vonbsp;vorderen, daarmede toch eenig

luU' ^ doen. Acht maar dien man ge-
» die een' spiegel voor zich heeft ,
«iie niet vleit. Zulk
een spiegel is de na-
spraak onzer v^anden. Wij kunnen althans
Üezelve daartoe dienstbaar maken : denkt
(ian ten minste, wanneer gij wilt toenemen
in zelfskennis:
n AL malen zij mij uit,
gelgk men spreekt, vooral weit leelijh is,
en voor ik weet niet welk, een ondeugeni
schepsel; ' en al schilderden zij uw karakter
at zoo hatelijk, als n dat van den
Satan is,
^enkt dan, zeg ik, toch ten minste, en
m de stilte der, door gebed geheiligde,
eenzaamheid: « Zou er dan ook eenigen
grond voor die beoordeeling zgn? Zou ik
«an toch ook in eenig geval, en in mijn ge-
«r^fiietwelk zij spreken, niet
eenige
Sengt;quot;nbsp;een oordeel gegeven

Zinnie V. . ,nbsp;niet wel wat dubbel-

zins h^n^ j' onkiesch, niet eenig-
van een' otquot; ^erpligting en waardigheid
thlr Vnbsp;gedragen? Moet hun al-

JaH^Knbsp;bunnen kant op mij zien.

■JU oestaan uit mgne handelingen niet alzoo
dan voorkomen?quot; Eu al ware het
had 'j S^an hetgeen men u te laste
door n ' ®nbsp;sering ook,

u in u zeiven mogt worden ontdekt

-ocr page 50-

•Tan zoudt gij immers reden hebben om het
bestuur der Voorzienigheid te danken, die
u ook in de onaangename ondervinding van
belasterd te worden, tot uw voordeel, had
laten deelen ? En, mag ik het hier niet
bijdoen? Indien de vitachtige bespieding
vau uwe
Wangunstige bedillers u eens , in
Gods hand, een spoorslag wierd, om hoe
langer hoe naauwkeuriger op u zelven te let-
ten, en toe te zien dat gq geen ergernisse
mogt geven in een eenig ding, en om te
waken en te bidden tegen u bekende en
onbekende aanleiding en gevaar van le strui-
kelen, dan zoudt gij , immers in het be-
stuur van uwen lieldergken en wijzen Heer,
eene reden te meer vinden, om waar de ge-
legenheid zich mogt aanbieden u met uwe
beleedigers op eene christelijke wqze te ver-
zoenen ; altans om hun het u veroox'zaakt
leed nimmermeer, uit bittere wraakzucht,
of heimelijk of in het openbaar te vergelden?

Opregte vriendschap ïcan ons daarin helpen.

Maar gij dacht misschien bij dit alles:
« kan men tot bevordering van zelfskennis
niet veel partij trekken van de vriendschap ?quot;
Vriendschap, lieve medemenschen! Wat is
vriendschap? Alles, wat dien edelen
naam
draagt, verdient toch dezen eernaam niet!
Hoe gelukkiger men in de wereld is, of
althans uitwendig schijnt, hoe minder vrien-

-ocr page 51-

men' j^®^® vrienden, en hoe meer vleijers
laatstnbsp;rondom zich ziet: en deze

■veelafnbsp;menschensoort verblindt

l)ü 'l ' ^quot;'^eds door dwaze eigenliefde,
zo^n Knbsp;zoogenoemde fortuin,

ef.»nbsp;dermate, dat het niet

gemakkelijk kau genezen worden I Maar hebt
m
vrienden of liever hebt gij e'e'nen waren
^'iristehjlen -vriend.,
of zijt gij met eene
n hartelijk liefhebbende echtgenoot of
eenen i-egtschapen, bloedverwant, op eenen
goeden
vertrouwelijlen voet, zoudt gij zijne
of hare bestraffing kunnen verdragen? Ja
dan raad ik u ten sterste aan, verzoek den
ïoodanigen hij uwe natuurlgke ofverkregene
etrekking, bij uwe vriendschap, bij uwe
«aderhnge yereeniging in Christus, (die de
ëiond en de band en hel voedsel van de
ware vriendschap zijn moet,) en bij de
«ere van God, en bij de liefde van Chris-
us, dat zij u van tijd tot tgd,
onbewim-

nierb^nbsp;quot;

een wel'^A'^',nbsp;:svvakheid , of als

blijvend !nbsp;gebleven, en nog bij-

komt quot;nbsp;bet te pas

bej?.-'nbsp;daad zelfs, die naar hun

niake^*nbsp;quot;nbsp;getuigen, oplettend,

der quot; • indien dan de truuwhartigheitl
hebblquot;®quot;^®*^^®?nbsp;P'iët vervuld
mogt

en hot' b^'n'gt dan opregtelijk uwen dank

^'Oont uwe erkentenis door in de een-

-ocr page 52-

zaaniheid liet een cn ander na te denken,
tot nzelven in te keeren, en zoo getrouW
met uzelven te handelen, als uw vriend,

of broeder, of echtgenoot, of zuster, eo
de Voorzienigheid door dezelve, met u
gehandeld heeft. En wanneer het mogt
gebeuren (en hier aan kan ik niet twijfelen,
indien men in ernst
wil vorderen in ken-
nis van zichzelven) dat die stille afzonde-
ring u tot nieuwe, meerdere en vastere
overtuiging van uwe dwaling en verkeerd-
heid mogt gebragt hebben, en van uwe
ongelijkvormigheid aan hetgeen gq waarlijk
reeds lang had moeten zijn, o zeg het dan
aan hem of haar, die u tot meerdere ken-
nis van uw bestaan de aanleiding gaf, op-
dat het tevens tot opwekking moge dienen,
om bij nieuwe afwijkingen, en nieuwe
waarneming van onvolkomenheden in uW
karakter, de vriendschappelijke aanwijzing
voort te zetten. Deelt zelfs op eenen an-
deren tijd aan uwen vertrouweling, de
gedachten van uw hart, uwe overleggingen,
uwe plans, voor zoo veel die voor mede-
deeling mogten vatbaar zijn, met uwe be-
ginselen, roerselen en oogmerken, die gij
hebben mogt, ter toetsing en beproeving
mede: dat zal het vertrouwen der
vriend-
schap bevorderen; dat zal ongetwijfeld nieu-
we aanleiding, nieuwe gelegenheid geven om
uzelven van nader bij te leeren kennen,
en uw hart
van lieverlede te ontleeren zich
voor uzelven te verbergen.

-ocr page 53-

Men moet in de oefening van selfsltennis
volharden.

eg^'^^'^wer/eJe- ja dat mag ik nog wel
bed f neggen ; want door het bijblijvend
1gt;nbsp;^^ door de arglistig-

im en de bedriegelijkheid der eigenliefde,
JqU er doorgaans deze of
gene partij van
letzelve als in de schaduw liggen; en ik
iwqfel niet of men zal in vergevorderde ja-
ren, en na veeljarige oplettendheid op zich-
zelven op de vraag:
Kent gij u zelvenr .
met wel anders durven betuigen, dan dat
men nog
in de school is, om zichzelven te
jeeren keanen: en het is daarom, dat ik bij
Jet oog naar boven, of he! gebed, en bij
«et aanhoudend lezen, hooren, overdenken
«Q bepemzen van des Heeren wet, en bü
naauwkeurigste vergelqking van u zelven
quot;et alle derzelver eischen, en bg de ove-
vord ^'^IPfiddelen , die gg om
te kunnen
aanbS opgegeven vondt, u dringend
ven ofnbsp;van uzel-

te Ljinbsp;oefening van de zelfskennis

^v^fT'^Tr- ^«^Snbsp;waarom komt

liium 1nbsp;school tegen twee, drie uit-

hall ^ bekwame discipelen, een hoop
heeft ifdrevene ^^napen ? De onderwgzer
eu Ynbsp;verzuimd; hunne krachten

dienbsp;waren niet zeer ongelijk aan

zelfde®^' ^el'waamste; hun leertgd was de-
gt; hunne ouders spoorden hen nog

4

-ocr page 54-

meer, dan die der andere tot leeren, en
tot zelfsoefening aan; maar de ijver, die bij
den aanvang der lessen hen scheen te ont-
vlammen , was spoedig bekoeld en verflaanwd;
wispelturigheid en speelziekte, ook de
zucht
om igt;an alles iets te willen leeren, heeft he»
bedorven; de schooltijd is voorbij, en zq
weten niet wat zq weten konden en weteo
moesten. Zoo gaat het ook met velen in de
christelgke school, of wilt gij liever in dit
gedeelte van de christelijke loopbaan; meu
loopt niet wel, men houdt niet vol, e»
hier is het toch ook waar, «
die volhardt
tot den einde toe, die zal de
kroon eer-

Raad van eenen beroemden zelfsheschouwef-

Ik kan niet afzijn , wat mij onlangs iemand
mededeelde hier nog ten slotte bq te voegen *•
« Om den toestand van zijn hart te
leereo
kennen, teekene men slechts,quot; (zegt ee»
beroemd zelfsbeschouwer,) « een zeker ge-
tal van namen op, als goudrang, roem»
wetenschap, kunst, beroep, mensch, die-
ren, liefhebberijen, vrienden, vriendinnen»
wellust, s^ijs, drank, kleederen, vermakenf
vrome vrienden, Bgbel, Christus,
gebed»
hemel, toekomst. God, onzigtbare wereld»
opstanding, eeuwig leven; en schrijve zeve»
01 acht dagen na elkander onder eiken
dezef
namen, hoe veel men zich met het een o'

-ocr page 55-

Wden*^ ^^^^ gedachten heeft bezig ge-
kennbsp;. ®nbsp;ieder ontdek-

hnnl.*quot;®' eigenlijk zijn schat, dat is, zgn

e goed en zgn God is.''
Van -L f,quot;quot; dergelijke hulpmiddelen, waar-
acWnbsp;nog maar noemen wil, het

Ja pven op- en aanteekenen van zijne
geaachten op
-verjaardagen, zoo van o/2s
welven, als van onze dierbaarste panden-
als ook op christelijke feestdagen, inzon-
derheid ook
voor en na het houden van
he. heihg
Avondmnal, en het vergelijken
van hetgeen men daartoe betrekkelgk voor-
heen geschreven had, en nu naar waarheid
zou kunnen en moeten schrijven, prgzen
Zt ' i^et groote doel, immers fls\an
zelve aan? En ofschoon ik wel overtuigd
oen, dat, om dezelve daartoe wel aante-
jvenden ,ets meer van noode is, dan men
bg alledaagsche, en met
veel werh overla-

fk ev^nT?^''''nbsp;^^^ t« t^effe«; durf

tot de hnl 'nbsp;men, onder opzien

?eest nS- r^quot;,^®^®nbsp;en heiligen

£nbsp;^«Senheid doelmatig poogt,

met volstandigheid beproeft, niet Jn-

^Zvlnbsp;ven, ei dat óok in deze

jviis^nbsp;oefening der godzaligheid, men

Wovjnbsp;gedurige oefening volmaakter

quot;en zal.

-ocr page 56-

Een ivoovd tol besluit.

Met dezen wensch over u, die dit kleine
hoekje dus ver ten einde lezen mogt, leg
ik de pen, onder opzien tot den hemel-
sehen Vader neder; want waartoe zoude ik
meer schrqveu? Indien van het opgegevene
«^s baat, wanneer men het, in afhanke'
iijkheid van den Geest aller genade, wel
gebruikt, dan zullen vermenigvuldigde voor-
schrtften het groote oogmerk ook niet doe»
bereiken. Ik beveel dan aan dien goede»
Geest, mgne wel zwakke, (en wat
wacht
gq anders van eenen sterveling en medezon-
daar?) maar toch welgemeende poging,
ootmoedig en eerbiedig aan; maar ik ver-
zoek ook u, om dit boekje, of het u
Mans van eenige dienst mogt geweest zijn
ot met,
naderhand nog eens te lezen eo
te herlezen; en indien het u bruikbaar mogt
zqn voorgekomen, hetzelve dan ook te
doen bekend worden aan menschen, die
gg mogt oordeelen hetzelve tot zelfskennis
ot vordering in dezelve meerder of
minder
te behoeven. Geeft het dan met de bede
tot Irod, dat die het hun ten zegen stelle;
dan zult gg misschien eene wezenlijke dienst
doen aan uwe medemenschen; dan zult gij
een medewerker zijn van het genootschap,
hetwelk voornamelijk poogt tc arbeiden om
Ueidenen te brengen tot de kennis onzcs
tteercn, maar ook op onzen vaderlandscheu

-ocr page 57-

bloei en^^^nbsp;Wasdom en den

tendom vruchtbaarheid van het chris-
daarinnbsp;bevorderen, helpt ons

«uit ep«nbsp;velen gn worden

iu de^tfnbsp;van eeuwige blijdschap

^^u da,.^'®'^' ^«S^e»^ ook malkande-

ons bekerXTr'lnbsp;dat ook?

dan ».. K I • «'^H^l'ende lezer! Neem
«an tot besluit, ook nog Jet-p «C.,. i i•

ter harte: tracht toch vL nn a^^al^'^'en^

Wer nitstel uzelven te leeren kennenquot;

werda;

immers . « Morgen, morgenquot; zegt de traee
n zoo gaat Ie kostel^ke tW^ verSn'

lifde\tem'der genade ,'

harrU T S^^^^n raad hoort, ver-
UwTr, Tnbsp;in dezen

diZ. ,nbsp;quot;«-e« eeuwigen vrede

^'nt! (Psalm XCV: 7, 8. Luc. XIX: 42.)
Voo ^'^bzelven niet leert kennen als zondaar

nine » ^^^nbsp;der verzoe-

vluf.' den geest der bekeering de toe-
Sq Vaï'^^inbsp;en ^vat dan? ... Spreekt

taak t quot;^oeiielißheden die aan deze
èe^ Verbonden zgn? Ik sprak van de
^^^^S'njlheid der zaak; legt spoedig het
Cft j^eSen het ander in eene effene schaal,
gejj dan het zwaarste het zwaarste we-
il^ ' Wanhoopt niet aan Gods genade:
ten opzigte van uwe zelfskennis
niej n nu nog vergeven: wanhoopt ook
aan den bijstand, dien gij behoeft;

-ocr page 58-

twijfelzucht ook hieromtrent zou Godontee-
rend, en u verderfelijk zqn. Komt tot
God, waarlijk Hq is een belooner der-
genen , die Hem zoeken. (Hehr. XI: 6gt;
Ik beken gaarne, dat, hoe ouder men ge-
worden IS zonder zichzelven te kennen,
de arbeid daartoe, vooral bij den aanvang,
des te moeijelijker wezen zalj Maar heigeen
bq de menschen onmogelijk ïs, dat is mo-
ge qk bij God: (Maith. XIX: 26.) aldoende
zal men leeren. Dat zal in nadruk de on-
dervinding zijn van de leergrage discipelen
van den besten meester. Herdenkt dikwijls,
wat Hq voor zqne discipelen, toen Hij hier
op aarde Was, en met hen verkeerde, ook
bq al hun gebrek, bestendig was: wat was
hq niet voor de zonen van Zebedeus,
wat
voor Petrus, ja voor elk in het bqzon-
der, naar hun onderscheiden karakter; wat
voor de Maria's, voor de Martha's , wat
voor de hooggevoelenden, en wat voor de
kleinen: heeft Hij niet als de goede herder
zqne hand gedurig tot hen gewend, en
zich omtrent allen liefderijk geschikt naar
den gang van het werk? En zou Hij dat
ook nu niet willen? Niet kunnen?
Zijne
liefde ging met zqn sterfuur niet verloien;
zqn heengaan was geen verlaten, en
zijne
almagt behoudt immers den. toegang tot
ieder hart, hetwelk Hq als Schepper vormde?
Waarlijk! Hq verdient in alle
opzigte»
ons aller onbepaald vertrouwen. Hq is de

-ocr page 59-

SidTr^quot;'®'' onzer ziele. De keus der
aanw^nbsp;de tijd en de vpgze van de

dekfe^^ van dezelve, tot uwe zelfsont-
^nbsp;tot uwe zelfskennis, en tot uwe

'nbsp;dezelve, moeten wij ook maar

^an Hem biddend overlaten: bg den een'
'öch zal meer
dit, en bij een' ander' we-
derom een
ander middel meer te stade
Komen: ook hier zullen wq wel eens bn
ons zeiven en in ons eigen lot
duisterheden
aantreffen j maar ook daarover zal, uit het
heiligdom, wanneer wij daarin gedurig,
gelqk Azaf (Psalm LXXHI) trachten in te
gaan,
licht genoeg aanstralen : en wanneer
ons maar mag gebeuren, dat wij, al is
net dan ook door diepe en donkere dalen,

bergen, geraken tot
die wfnbsp;en wij van

van% erL^' i^^l^aamste gevolgen bij aan-

ontboez:Ln : 7 ' • ^r

is de krachU -'? ^e wqsheid en
weff vo^.k . , en wq zullen langs dien

ZS; ol-nbsp;hooger lof in

gne onmuldelijke nabijheid; want die hier

ïien f'. '^'^j^^elven zal hebben leeren ken-
iHç 'nbsp;de eeuwigheid het diepst gevoel

genad'*^ oy®rbrengen van den rijkdom der
noeta«'nbsp;als zondaar ksnnende,

ook ïnbsp;verheerlijken, om

«em te doen deelen in alle de zegen-

-ocr page 60-

rijke vruchten van zqn kruis! Of wie z-quot;»!
meer liefhebben, dan die zichzelven liet
meest bewust is, dat hem boven
duizendett
veel vergeven is ? (Luk. VII: 47.)

Gg, die uzelven bij aanvang kent, en da-
geiqks in die kennis vorderingen poogt te
maken, kent gij niet reeds iets van die on-
uitsprekelijke en heerlgke vreugd? Leert gij
daardoor uwen Verlosser, in wien gij ge-
looft, die u dierbaar is, hoewel gij Hem
niet hebt gezien, niet bartelijker beminnen
en volvaardiger gehoorzaam zgn en dienen
en gewilliger volgen? Zoo moet het zgn.
Benaarstigt u dan daartoe zoo veel te meeï
in den, van nieuws ook u aanbevolen, pligt;
immers naar ds mate van ons toenemen,
ook in zelfskennis, en van ons opwassen in
de kennis en in de genade van onzen Heer
Jezus Christus zal onze kracht ten goede,
onze vertroosting in leven en sterven en
onze zaligheid in den hemel zgn!