VAN
TEN GEBRUIKE
IN
TWEEDE DRTJK.
TE ROTTEBDAM,
Ij ij M. WIJT amp; ZONEN,
vau hat N'otlerUndsche Zendelinggenootscliip.
-ocr page 2-• ; f.- «^jyw^-f
-ocr page 3-fgt;
^^committeerden van het Nederlandsche
^''^'^'ilinggQnootschap, tot het opstellen, ver-
zamelen cn uitgeven van kleine Stukjes, ter
lt;^vordering van Evangelische kennis cn God-
ook hij mingeocfenden, —namelijk:
van der meulen, b. van marken,
quot;^^aris^e^ a. l. m. PhiL et TheoL Doet.
en Pj^, p
a^ be vries, l. egeling,
■ 'HORSTMAN en r. adriani, Predikanten
-ocr page 4-VO OBBERIot.
IT
te Amsterdam, Hoorn, Leyden en Rotter-
dam; overeenkomstig hun Amlt en Bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen, en
iu uitzigt op des Heeren medewerkenden ze-
gen, lieden het nevensgaande Stukje hunnen
Landgenooten aan; erkennende intusschen
geene Uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de Drukkers dezes,
onderteekend is.
Va» dit
GESCHRIFT.
Ik was meermalen in sterfhuizen; en uit
hetgeen ik aldaar opmerkte en vernam, ont-
stond hij mij de wenseh: mogt er eens een
ooekje geschreven worden bepaaldelijk voor
, waarin overeenkomstig de om-
standiglieden, en naar het woord Gods, de
achterblijvende en bedroefde naastbestaanden
e^nig onderrigt, bestuur en vertroosting kon-
en vinden! Er is wel veel goeds, ja voor-
^effelijks, hiertoe dienstbaar, in onderschei-
^ene geschriften voorhanden; maar dat is
^ler en daar verspreid; ieder weet dat niet
door dnbsp;vinden. Er wordt wel
delquot; nemende Christelijke vrienden, mon-
d®®quot;quot; brieven , ia zulke gevallen
g T' ie^® gepast en nuttigs gezegd en
f^®ehreven: maar ook wel eens iets, hetwelk
at bepaalde geval minder geschikt, soms
yerkeerd, ja voor de overblijvenden
den^ ^ i®' terwij^ er niet weinigen gevon-
vang^^^den, welke niet veel bezoek ont-
van rV ' genoegzaam geheel verstoken zijn
'e Godsdienstige toespraak, opwekking
en vertroosting, welke dan zoo zeer noodig
is, en met wijsheid en liefde medegedeeld,
onder den zegen van God zoo veel nut doen
kan, en dikwijls doet. Het is dan toch een
geschikte ti)d om de menschen iets te zeg-
gen , _ hetwelk anders zoo gevoegelijk niet
geschieden kan; en wanneer men een doode
m zijn huis heeft, en aan het ziek- en sterf-
bed gestaan heeft, is men ook gewilliger en
vatbaarder, om het woord der vermaning
en waarschuwing te hooren, dan op andere
tijden: de droefheid maakt den grond als
het ware week en geopend , om het goede
zaad des woords te ontvangen. Maar hoe
velen beweenen hunne afgestorvenen zonder
dat zij zelve of anderen van die gelegenheid
gebruik maken, om met dit sterfgeval Gods-
dienstig en christelijk werkzaam te zijn; hoe
velen die zichzelven met ijdele en valsche
troostgronden behelpen , of de stem van God
in die oogenblikken niet verstaan en opmer-
ken Om alle deze redenen kwam mij de
noodzakelijkheid van een boekje voor sterf-
huizen, waarin kort en hoofdzakelijk het
voornaamste, dat in zulke omstandigheden
behoort bedacht en behartii^d te worden,
hetzij tot leering of bestuur , hetzij tot waar-
schuwing en vertroosting, bijeen gevonden
werd, zoo dringend voor, dat ik, onder
opzien tot den Heer, mi^ opgewekt gevoelde
om te beproeven, of ik dit gebrek eenigzins
zou kuunen verhelpen.
Het Is dus voor u, In wier woning zich
een' doode bevindt, of die pas Iemand ver-
loren hebt tot welken gij als de naaste
bloedverwanten of vrienden In naauwe be-
trekking staat, dat dit boekje voornamelijk
geschreven is, en dat u dienen moet als eene
handleiding om u tot nadenken, opbeuring
en raad te dienen, ten einde gij ter eere
Gods en tot uw wezenlijk nut moogt ver-
heeren, en niet zoudt treuren als zulken die
geen' hope hebben.
Het zijn wel geëue nieuwe en vreemde din-
gen, die ik u te zeggen heb; dan zoudt gij
ïeden hebben om den Schrijver te wantrou-
wden, en het boekje ongelezen te laten; maar
oude waarheden, lessen en vertroostingen ,
die van het eerste oogenblik af dat de zonde
en de dood In de wereld gekomen zijn, tot
Op dezen dag beproefd bevonden werden ;
en voor welke wij den Bijbel en de ervaring,
benevens uw geweten tot getuigen mogen op-
roepen, dat ze gegrond en goed, en uwer
behartiging overwaardig zijn. Op dit laatste,
ne behartiging van hetgene gij hier vinden
'^nlt, komt het nu vooral aan; want zalig
Jezus: zijn zij die het woord Gods
''^oren, en bewaren (i).
^at inen in dit boekje vindt en hoe men
het gebruiken moet.
gij dit geschrift doorbladert, dan zult
(•) Luc. Xï: 28.
gij zien, dat het eerste deel voor alle sterf-
huizen geschikt is, als behelzende zulke her-
inneringen , vermaningen en opwekkingen,
welke overal te pas komen, en ieder die
een zijner dierbare betrekkingen verloren
heeft, als tot hem gezegd, en voor hem
der overweging waardig, zich mag en moet
aantrekken.
Het tweede gedeelte van dit boekje is meer
voor bijzondere gevallen, in welke deze óf
gene zich soms zou kunnen bevinden, ten
einde gij in die bepaalde omstandigheid, ook
dat ouderwijs , bestuur of vertroosting zoudt
kunnen vinden, hetwelk voor u , oj door de
wijze van afsterven des overledenen, o/door
den toestand in welken gij aclifer blijft, meer
bijzonder noodig en gepast is.
Terwijl ik cirulelljh er nog iets hebt bijge-
voegd, heigeen na de volbragle begrafenis,
voor het vervolg wel mag bedacht en ter
harte genomen worden. Ik heb , ten einde
ieder zijn geval en zijue plaats le beter zou
kunnen vmdeti, overal een opschrift geplaatst,
van heigeen of in het algemeen of voor een
of ander bijzonder geval meer bepaald ge-
schreven is. Het eerste moeten allen lezen,
het laatste gij vooral Avie dit bijzonder raakt,
niet alleen lezen, maar herlezen, nadenken,
ne tot uw nut zoeken te gebruiken.
Nu nog een woord over het gebruik van
dit boekje. Indien hetgene tot uwe onder-
Wijzmg en vertioosting gezegd is, bij de eerste
lezing u niet voldoende voorkomt, of niet
in alles op uw geval toepasselijk scliljnt,
leg dan dit boekje voor dat oogenblik weg,
maar vat het vervolgens eens weder op , lees
het voor de tweede en derde maal, het zal
u misschien beier bevallen, gij zult welligt
in eene betere stemming zijn, om te verstaan
en op te merken ; en, schoon het niet wel
mogelijk was, om die vele en tallooze zeer
onderscheidene en ulteenloopende omstan-
digheden, en de gemoedsgesteldheid In welke
de gestorvene is henen gegaan , of de betrek-
kingen achter blijven, alle aan Ie wijzen,
zoo zou ik mi) zeer bedriegen, indien er
iemand gevo^en werd, welke, hoedanig
ook zijn gev^ is, hier niet eenig nuttig
en gepast onderwijs ter zijner leering zou
aantreffen.
Wanneer gij hier of daar iets leest, waar-
bij uw gevoel zegt: dat is mijn geval, of
quot;^vaarvan uw geweten u Influistert: die man
ben ik , die waarschuwing , die vermaning ,
die •Waarheid geldt mij ; lees en herlees dan
quot;at met alle opmerkzaamheid, denk er ern-
®tig_ op na, en bid God, dat Hij het u
Hooit doe vergeten, en n bekwaam make,
om naar dien raad te hooren, den aange-
'^»■ezenen weg te volgen en het lot u nut aan
■wenden. Leest er elkandcren van tijd
tijd iets uit voor; de een make den an-
.e^'en opmerkzaam op die plaatsen, welke
op u^g gemeenschappelijke omstandighe-
den of op de gesteldheid en behoefte van
deze of gene uwer huisgenooten, bijzonder
toepasselijK. oordeelt.
En wie gij ook zijn nxoogt, die dit boek-
je leert kennen: mdien gjj ^^^^
gepast ymdt, geeft het dan ter leen of ten
geschenke bij uwe gebureu, bekenden of
vrienden aan wier huizen gij moogt komen
om uwe deelneming in hun verlies te betui-
gen. Leest er hun iets uit voor, wanneer
zi] zeiven niet lezen kunnen. Wijst hun dat-
gene aan, hetwelk gij voor hen bijzonder
geschikt oordeelt; langs dezen weg kunt gij
hun datgene onder het oog brengen, het-
welk onder den zegen des Heeren hun tot
blijdschap en vertroosting kan dienen.
De God en vader van alle genade en van
alle vertroosting brenge dan dit geschrift in
de huizen, handen en in de harten van die-
genen, welke bij het dierbaar overschot hunner
atgestor venen treuren, raad behoeven en troost
verlangen. Het zij Hem aanbevolen, die het
eenvoudigste woord kan krachtig makendoor
den alks vermogenden en genadigen invloed
van Zi]neu geest; en het werke, door Hem
die alles m allen werkt, dat alles wat voor
Hem welbehagelijk is door Jezus Christus,
heide mi en in den dag der openbaring
van alle dingen.nbsp;^
ALGEMEENE HERINNERINGEN
Welke in ali.e sTERFiiuizEisr uoodig ek
nuttig- ziin.
Wat er gebeurd is, heeft God gedaan.
De Heer doodt en maakt levend Welke
ook de aanleiding en de zamenloop der om-
standiglieden mogen geweest zijn, die den
dood uwes dierbaren veroorzaakt bebben:
of het een onverwacht toeval, eene slepende
ziekte, verval van krachten, een verzuim,
een ongeluk, of wat ook geweest is, dit
staat vast: God heeft het gedaan. Hij is de
Heer en Beschikker van ons lot , van ons
leven en van onzen dood. In Zijne hand
en in de Zijne alleen is de adem van al wat
leeft. Hij heeft het gewild of toegelaten,
dat deze ontslapene nu, op die wijze, op
die plaats den dood zou ondergaan. Job
zeide reeds: dat des menschen dagen bestemd
zijn , het getal zijner maanden bij God is,
^ïij Zijne bepalingen gemaakt heeft, die de
quot;lensch niet overgaan zal (a). Is er eenige
onbedachtzaamheid gepleegd, heeft er eenig
y^'^'zulm, iets dat niet goed was plaats ge-
hetzij aan de zijde des gestorvenen,
'' u of bij anderen, hetwelk den dood
(') I Sam. II : 6.nbsp;{quot;) Job XIV ; 5.
-ocr page 12-1 2
veroorzaakte, of de gedachten opwekt, in-
dxen dat met was gebeurd, en men vroe-
ger bedacht ge^veest was op de gevolgen,
of andere m.ddelen gebrnlkt^had , het kven
welhg zon behouden geweest zijn; dit mag
n spijt verwekken, en voor zoover gTl
zelven niet kunt beschuldigen met onze^
xets verzuimd te hebben, ef dus in onC-
tenheid zoo gehandeld te hebben, mag het
u bedroeven: maar toch behooren wij te
bedenken, dat middelen en einde zamen-
Joopen , met in de tweede oorzaken blijven
hangen, maar hooger opzien tot Hem , die
alle dmgen regeert, zonder wiens wil geen
muschje sterft en geen haar van ons hLfd
God heeft het gedaan met een gewigtig doel,
ook voor de levenden.
Niets gebeurt er in het menschelijke leven
zonder doel; vooral niet wanneer er zulke
dingen voorvallen, welke, al betrelTen zij
anderen, op ons lot en leven eenen aanmer-
kelijken invloed hebben, en daarin soms
eene groote verandering maken. Zoo is het
inzonderheid, wanneer een onzer dierbare
vrienden, hnisgenooten of naastbestaanden
aoor den dood ons ontnomen wordt. Dan
iijaen WIJ een verlies, dat wij gevoelen moe-
ten dan zien wij den dood in onze nabij-
iieid, dan hooren wij de stem der Voorzie-
ïiigheid in onze eigene woning met meerdaji
gewone kracht tot ons spreken; dan heeft
de Heer iels bijzonders en gewigtigs aan
oös te zeggen, en roept Hij ons tot naden-
ken, opmerken en beoefening van dingen
quot;le wij nei-gens anders zoo vei'staan, leei-en
en in beoefening brengen kunnen, als op
dien tijd. Wij zijn redelijke menschen,
die in onderscheiding van het redelooze dier,
betgeen over de onheilen die het ondervindt
niet kan nadenken , kunnen en moeten acht
geven op den stem van onzen Maker, die
tot ons spreekt. Wij zijn zedelijke schep-
selen, die tot pligten geroepen worden, wel-
•^e naar de bijzondere omstandigheden in
^elke wij verkeeren, onderscheiden zijn ; die
behooren te kennen, en in gehoorzaam-
heid aan God te betrachten. Een sterfhuis
eene leer- en oefenschool, In welke
God ons beproeven en oefenen wil, ten
aanzien van onze onderwerping, lijdzaam-
e^d en geloof, van onzen eerbied voor- en
athankelijkheid van Hem, van onze gehoor-
zaamheid aan- , van onze liefde tot-, en van
ons vertrouwen op Hem; Hij wil ons doen
'^»en wat en hoeveel ons ontbreekt, ons ver-
ootmoedigen , ons afleeren en aanleeren, het-
zen voor ons hart en om waarlijk wijs te
Orden noodig is. Wij hebben daarenbo-
het Hemelsche onderwijs van het dier-
tro*^ évangelie , hetwelk ons licht, raad en
ost overvloedig mededeelt, zoo dat wij
niet behoeven verlegen te zijn; eu wanneer
wij op dat woord verstandig letten, op on-
ze omstandigheden nadenken, ons geweten
raadplegen, en bij dat alles het ootmoedig
en aanhoudend gebed voegen , om den zoo
noodigen en op het gebed beloofden invloed
van den Heiligen Geest, dan zullen wij God
in Zijnen weg leeren kennen, en Zijne hoo-
ge en weldadige oogmerken in ons bereikt
worden. Wilt gij dan hooren naar het on-
derwijs hetwelk God u thans geeft? wel aan!
Ik wil u als een deelnemende vriend in uw
treurig ongeval daartoe zoeken behulpzaam
te zijn.
§ 3.
IVij mogen en moeten onze afgestorvenen beweenen.
Ik zie gaarne gevoelige menschen, cn be-
hoor niet onder diegenen, die het bitter-
lijk schreijen, en het nu en dan uitbarsten
in tranen veroordeelen: neen! ik roep u
zelfs toe, schreit vrij uit, beweent uwe af-
gestorvenen ! want God gaf ons menschen,
m onderscheiding van de dieren, het ver-
mogen , om tranen te kunnen storten; en
waar, wanneer, kunnen wij ze waardiger
plragen, dan bij het lijk onzer geliefden?
Schaamt u dan niet hetgene onze Heer en
Heiland Zich niet geschaamd heeft bij het
paf van Zijnen vriend Lazarus, gelijk wij
lezen: Jezus weende, (i).
In de eerste oogenbllkken; wanneer de
®lag ons treft, kan de droefheid zoodanig
overstelpen dat men voor alles onvatbaar is.
ye aandoeningen klimmen wel eens zoo hoog
dat men geheel onbedaard, ja buitensporig
werk gaat. In sommige gestellen en bij
bet eerste gevoel is dit toetegeven, schoon
het altijd geen bewijs is, dat de zoodanige
dieper hun verlies gevoelen; doch wanneer
men zich zoo aan de droefheid overgeeft,
dat rnen in opstand tegen God komt, als
of Hij hard en onbillijk handelde, en wij
alle vertroosting afwijzen, dan onteeren wij
yod , en benadeelen ons zelven grootelijks ,
Ja stellen ons buiten staat om te doen en
leeren, waartoe wij dan geroepen yvov-
öen. Het treuren gelijk de heidenen, die
Seen hoop hebben, betaamt geen' Christen
die aan een' almagtig' God, aan eene al-
^fge'^ende Voorzienigheid, aan een leven
dit leven, en aan een Evangelie gelooft,
^nbsp;verzachting en troost
aanbiedt en zijne grootste smarten lenigen
^an.^ Niet alzoo, mijne bedroefde vrien-
den ! hoe groot ook uw verlies zij, hoe on-
Jj^^'^'^omelijk het u thans toeschijne, God
ja ^^^ ondersteunen, eu doorhelpen ,
at meer is, indien gij bij flera uwe toe-
(0 Joh. XI: 35.
-ocr page 16-vlugt en sterkte zoekt, en van hem leeren
wilt hetgene Hij u thans leeren wil, tot eeu-
wigen zegen maken.
Nooit zegt gij, kan ik mijnen dierbare
vergeten. Dat behoeft ook niet, dat wil
de Heere ook niet, maar wanneer gij nu
voor alle toespraak van menschen, voor al
het onderwijs des Bijbels, voor alle ver-
troostingen Gods u ongeschikt maakt, dan
zijt gij gelijk iemand die. eene pijnlijke ea
gevaarlijke wond heeft, maar den verzach-
tenden balsem en den weldadigen Heelmees-
ter afwijst, en door het openrijten der wond
zijne smarten verzwaart, de genezing ver-
ü-aagt en zijn eigen leven in gevaar brengt.
Denk met, dat gij door zoo te handelen,
uwen afgestorvenen vereert: neen! indien
dezelve wist hoe gij u gedraagt, en tot u
spreken kon, de afgescheidene geest zou u
toeroepen: bezondig u niet tegen God, be-
derf u zelven niet, en geef u niet over aan
eene droefheid, die mij geen nut doet, en
u naar ziel en ligchaam meer schade zal aan-
brengen, dan mijn dood u immer doen kan.
blaat het oog, bedroefden van geest! op
hetgene in dit uw verlies nog tot verzach-
ting uwer smart dienen kan: er zijn toch
Wel deze en gene dingen welke het nog
hadden kunnen verzwaren, die afgewend
zijn. Gij vind deelneming en hulp meer
aan gij te voren ooit had durven denken;
er zijn inmengselen van goedertierenheid,
bewijzen van ondersteuning, aandenken en
^'ouwe Gods, die gij niet moet voorbij zien.
Kunt gij hiermede u voor als nog niet op-
beuren, slaat er toch het oog op, sluit het
ooi- niet voor hetgene tot uwe vertroosting
gezegd wordt, en denkt dat die God
^elke den Hemel en de aarde geschapen
beeft, wel magt en wijsheid genoeg heeft
Om er u door te helpen, en dat Hij , Die
Zijnen Zoon heeft overgegeven om ons van
den dood en het verderf te verlossen, niet
verdient dat wij Hem de oneer aan doen,
ojn harde gedachten van Hem te koesteren,
en Zijne vertroostingen te versmaden.
Het doode ligchaam.
Indien gij u niet bestand gevoelt, om het
afgelegde doode ligchaam des afgestorvenen
te aanschouwen, of de verandering en mis-
vorming van hetzelve het onraadzaam ma-
^en, dan moet gij het ook niet willen zien;
Want dan zou het u niet nuttig, maar scha-
delijk zijn. Doch kunt gij het met bedaard-
eid en zonder nadeel aanschouwen, zie
«an het kleed, hetwelk de gestorvene op
aarde gedragen heeft, dat nu versleten ach-
Jquot; gelaten is, en aan de aarde waaruit het
? nomen was, zal overgegeven worden. Het
vei-rrnbsp;de persoon zelve: slechts de
■tatene woning. De geest is wedergekeerd
-ocr page 18-tot God, die ze hem gegeven heeft. Dat
■wat gij in den gestorvenen eigenlijk lief ge-
had hebt, is niet gestorven, maar leeft. Wij
noemen het overlijden, en het is van alle
gestorvenen waar, dat zij over het aardsche
lijden-, en van hen die zalig gestorven zijn,
dat zij over alle lijden zijn heen gekomen.
Wij hebben nog betrekking op dat over-
schot, omdat het eenmaal toebehoorde aan
onzen dierbare; wij schijnen zoo lang het
lijk nog in huis is, de persoon zelve als
het ware nog bij ons te hebben; en wij
zouden het wel altijd willen behouden, in-
dien de wijsheid Gods niet door de sporen
der verderving, die zich weldra openbaren,
ons in noodzakelijkheid bragt om het van
ons te verwijderen. — Het is wel aangenaam
wanneer de doode daar zonder eenige mis-
vorming van het gelaat, als in eenen zach-
ten, rustigen slaap , genoegelijk schijnt nit
te rusten; maar daar uit nu te besluiten tot
de vreedzame gesteldheid en het gelukkig
afsterven van den mensch, is even zoo on-
gegrond, alsof men uit de wanvormigheid
en het afzigtelijke van het gelaat, tot het te-
genovergestelde zou willen redeneren.— Het
is het ligchaam, het verbrokene werktuig)
dat gij nu slechts ziet, dat thans van alle
gevoel beroofd en voor alle werkzaamheden
ongeschikt is. Het is het scheepje dat aan
het strand verbrijzeld is, waarin uw vriend
of vriendin de aardsche reis gedaan heeft,
jBaar waaruit hij of zij vertrokken is, naar
het eeuwige vaderland.
§ 5.
Het rouwhellag.
Aan het sterfhuis komen, bij den eenen
•neer, bij den andei-en minder , van de naaste
bloedverwanten, geburen, vrienden en be-
kenden , om te beklagen en te vertroosten.
Dit toch is het oogmerk van deze aloude
gewoonte: de vrienden van Job kwamen
om'hem in zijn opgeluk te troosten (i);
quot;ij den dood van Lazarus kwamen vele Jo-
den uit Jeruzalem, om de beide zusters,
quot;lartha en Maria, wegens den dood van ha-
ren Broeder te beklagen (a), en het is ook
een pligt der liefde welke ons het Evange-
be oplegt, om te weeneti met de weenen-
^l] (3), en de bedroefden te troosten (4).
'-'4 moet u echter niet verwonderen, wan-
neer er onder degenen die u dan bezoeken,
niet Weinigen zijn , die wel deelneming be-
tuigen, maar geen deelneming gevoelen of
«etoonen; als gij veel familie en vele beken-
den hebt, dan zult gij veel bezoek ontvan-
Seti: men komt dan bij meer aanzienlijke
^eden uit beleefdheid, bij geringere stan-
, en uit gewoonte, buurschap en famille-
etrekking _ en dan gaat het dikwijls ge-
^JHoI^-II:,, (2) Johan. XI.- iq.
Rota. XII : ,5. ^4) I Thess. V:
-ocr page 20-lijk bij de zusters van Lazarus, dat er men-
schen komen, die dewijl zij Jezus niet ken-
nen , ook niet veel ter vertroosting weten
te zeggen; of gelijk bij Job, dat zij daar
stom neerzitten zonder iets ter verligting
van onze smart aan te voeren, of wel eens
door hunne verkeerde beschouwingen en
harde woorden onze droefheid en jammer
vergrooten; — men ontmoet dan ook wel
menschen, die ijdele en verkeerde troost-
gronden aanvoeren , of op een' zekeren luch-
tigen- althans ongevoeligen toon over ster-
ven en verliezen kunnen spreken, als iets
dat zoo 's werelds loop is, niet anders kan
en waaraan men zich zoo goed mogelijk
onderwerpen moet. Zulke bezoeken zijn niet
aangenaam, zeker niet nuttig — wij kunnen
wel niet verwachten, dat een ander even
zoo gevoelen zal gelijk wij, dit kan niet:
men heeft die betrekkiiig niet op den over-
ledenen ; men is welligt nimmer in dat geval
geweest; wij moeten dus van hen niet vor-
deren, hetgeen wij zelve in een ander ge-
val niet betoonen kunnen. — Komen er,
aan wien gij bemerkt dat zij waarlijk deel-
nemen in uw verlies, dit zij u tot verkwik-
king ; en zijn er die u een gepast en Chris-
telijk woord van vertroosting toespreken,
o ! onthoud dat, herinopr het u van tijd tot
tgt;jd, of schrijf het op; een enkel krachtig
woord, een verhaal van soortgelijke of nog
zwaardere verliezen; eene inededeeling van
'lulp en ondersteuning daarLij ondervonden,
of van de wijsheid en goedheid, die men
naderhand in dat geval heeft mogen in-
dien , dit kan onder den zegen des Heeren
Van onbedenkelijk nut voor ü zijn; en als
quot;eï antwoord der tonge van den Heere is,
gelijk Salomo zegt (i), dan is zulk een als een
iïngel in menschelijke gedaante aau te mer-
ken, die door God u toegezonden is. —Maar
misschien leeft gij onbekend en komt er bijna
niemand bij u, om u te beklagen of te ver-
troosten ; hebt gij eenen Bijbel in huis, dan
hebt gij den besten Vertrooster bij u ; put
nit deze bron; en wanneer gij dit boekje
moogt in handen krijgen , denk dan dat er
nog een onbekende deelnemende nxenschen-
vriend was, die aan u dacht en voor u
schreef.
Noodzakelijke beschikkingen.
In een sterfhuis zijn doorgaans vele saken
te beschikken, zoo omtrent de ter aarde
bestellmg des overledenen, dé bekendmaking
2i)ns doods, als omtrent de rouwkleeding der
achtergeblevene naaste betrekkingen, en wat
^^ meer_ dan besproken en bezorgd moet
forden--Deze bemoeijlngen zijn niet aan-
Senaam, maar toch noodzakelijk. quot;Wij wor-
en door de omstandigheden, schoon tegen
(') Spreuk. XVI : i.
-ocr page 22-onzen wil, daartoe geroepen, en mogen ons
aan dezelve niet onttrekken. Zij zijn zelfs,
hoe smartelijk voor het gevoel, geschikt om
onze, door het peinzen op ons geleden ver
lies en tegenwoordig gemis, afgematte en ge-
schokte ziel, eene zekere weldadige afleiding,
bezigheid en verpoozing te verschalfen, en
daardoor voor die uitputting van kracht te
bewaren, welke In de gevolgen ons dikwijls
zeer schadelijk zijn zou. — Het is, ja, wel
een treurige pligt die wij dan volbrengen
moeten, maar die ons toch in den weg der
Voorzienigheid gegeven wordt, om te doen.
Er is echter ee'ne zaak, voor welke wij ons
daarbij te wachten hebhen: dat de ijdelheld
en trotschheid ons in die beschikkingen en
bezorgingen niet besmetten, door boven on-
zen stand en vermogen te doen, wat ons op
dien tijd allerminst, en naar den stand in
welken wij in de maatschappij door God
geplaatst zijn, niet voegen zou. Daardoor
zou men dikwijls zlchzelve en zijn huisgezin
bezwaren, en altijd een blijk geven , dat de
Sronkzucht zoodanig het gemoed vervult,
at die zelfs door het aanschouwen van het
ij dele dezer wereld In de nabijheid van dood
en graf, niet kon overwonnen worden. — Ze-
digheid en welvoegelijkheld naar ieders stand;
zuinigheid en spaarzaamheid waar de bekrom-
penheid der omstandigheden dit vorderen,
dat geval het rigtsnoer van uwe be-
schikkmgen.
Is het dat de talrijkheid van uw gezin, of
de armoedige omstandigheden in wellte gij
verkeert, u de uitgaven welke dan vereischt
borden, zeer bezwaarlijk maken; doe Avat
gij kunt. Met overleg en met de hulp van
anderen, die u daarin wel zullen te gemoet
tomen, kan het volstrekt noodzakelijke ook
in uwen kring bekomen worden. Is het dan
niet zoo fraai en duur, niet zoo deftig en
aanzienlijk als bij anderen, denk dan, dat
de ware droefheid in het hart, en niet in
de kleederen moet gezocht en gevonden
Worden, en dat de beste eer die men zij-
nen dierbaren afgestorvenen bewijzen kan,
en betoonen moet voor de menschen, niet
'n uiterlijke vertooning gelegen is, maar als
men zijne goede woorden en werken in het
bart bewaart, en zoekt na te volgen.
§ 7-
■De waarheden, die ons in het sterfhuis met
nadruk herinnerd en bevestigd worden.
Het hart des wijzen, zegt de Prediker, is
in het klaaghuis; en de levenden leggen het
in hun hart (i). Er is in een sterfhuis'veel
^e leeren, want wij hooren daar de stem der
quot;quot;baarheid duidelijker en krachtiger dan elders;
zijn dan verwijderd van het gedvuisch
de afleiding der wereld, buiten de bezig-
heden van ons beroep, in de stille, geslotene
2, 4.
(O Pred. VII;
-ocr page 24-woning; wij hebben dan gelegenheid om op
te merken en na te denken over gewiglige
dingen, welke voor ons van het hoogste aan-
belang zijn en die ons welligt nimmer met
dien nadruk herinnerd worden,_ Ik wil ze
u kortelijk te binnen brengen,quot; en bid God
dat Hl] ze u op het hart drukke, en onver-
getelijk make.
Hier wordt u toegeroepen: alles is ijdelheid!
wat is de mensch, zijne gezondheid, zijne
kracht? de sterkste, hoe vast hij staat, is enkel
ijdelheid! ziet dat doode ligchaam, wat baat
nu rijkdom, eer en vermaak? de gestorvene
heeft niets aan alles wat op aarde begeerlijk
kan gerekend worden; hij kan niet hooren,
niet zien, niet smaken, niet genieten, — het I
js alles voor hem voorbij. Zoeht dan toch
uw deel niet in de voorbijgaande dingen de-
zes levens, die geen nut doen ten dage des
doods, en die wij allen eens moeten achter-
laten ; jaagt ze zoo driftig niet na, geeft er
uw hart niet aan, stelt er toch uw vertrou-
wen niet op; want de wereld en alle hare
begeerlijkheid verdwijnt, als eene schaduw
voor onze oogen; zij is ons kostelijk hart
niet waardig.
Deze gestorvene predikt u: dit zal ook
net u gebeuren: zoo zult gij ook eens op
uw doodbed liggen, en men zal van u zeg-
gen , hij of zij is er geweest. Gij kunt u
dit thans wel niet verbeelden, maar de
zaak IS toch zeker. Daarom bereidt u, want
liet sterven is zulk eene gewlgtige en beslis-
sende zaak; wij treden dan de nimnier ein-
digende eeuwigheid in, verschijnen voor God ,
dea alwetenden Getuige en regtvaardigen Ver-
gelder onzer daden, en wij maaijen dan
quot;aar mate wij hier gezaaid hebben. Hoe
ontzettend is het niet, onbekeerd en onbe-
reid te sterven, voor de aarde geleefd, de
genade Gods verwaarloosd te hebben., en
buiten de vereeniging des harten in geloof,
en liefde met den Heere Jezus Christus ge-
storven te zijn! Denk aan de oude spreuk
die zoo veel waarheid bevat: geld verloren ,
Veel verloren; eer verloren, meer verloren:
^aar ziel verloren, alles verloren! alles P
ja I alles voor de aarde en alles voor de
eeuwigheid! Heden dan, daar gij de stem
Van God nog hoort, bedenkt wat tot uwen
Vrede dient.
Het sterfhuis zegt u niet alleen: gij zult
niede sterven , maar herinnert u tevens, dat
de tijd onzeker is; gij weet niet, wanneer
de koude hand des doods u zal aangrijpen,
ter nedervellen , en uit het midden der leven-
den w^egnemen. Er is geen wapen in dezen
strijd: ontvlugten, terugkeeren, herstellen
■*vat dan verzuimd is, is dan niet mogelijk,
neemt dan geen uitstel in hetgene hier op
aarde moet afgedaan worden, maar volgt
® vvij ze raad van Salomo (i): Jlwat uwe
ï^red. IX: y, lo.
-ocr page 26-hand vind om te doen, doet dat met al uwe
magt; want er is geen werk, noch verzin-
ning ; noch wetenschap, noch wijsheid in het
graf, werwaartsgij henen gaat! wat verzuimd
is, blijft verzuimd. Het uitstel van noodlge
beschikkingen te maken, door de gedachte
dat men nog wel tijds genoeg zal hebben,
heeft menigmalen de angsten des doods bij
de stervenden verzwaard, en de achterblij-
venden in groote ongelegenheid gebragt. Mog-
ten wij ons steeds beschouwen als reizigers ,
die morgen kunnen opontboden worden
om te vertrekken , en daarom haasten met
hunne zaken af te doen en in. orde te bren-
gen ; hetgeen heden kan geschieden, niet
tot morgen uitstellen , en vooral het groote
werk onzer bekcering tot God geen oogen-
blik verschuiven, maar den Heere zoeken
terwijl Hij nog te vinden is, en Hem aan-
roepen , terwijl Hij nabij is: het zou spoe-
dig te laat, voor u eeuwig te laat zijn
kunnen.
In het sterfhuis kan men leeren wat de
zonde deed cn doet: hier ziet gij de gevol-
gen derzelve in de verhaasting van den dood,
daar in de vcrwljtlngen van het geweten,
ginds in de ongevoeligheid en verharding
van het hart. O.' dat naberouw, die angst
en vreeze, dat beklag over verwaarloosden
tijd, over moedwillig verzuim, over ver-
borgene of bekende misdrijven, of die doo-
delijke gerustheid, stompheid van ziel, lus-
teloosteld , en onvatbaarheid voor de gees-
telijke en eeuwige dingen, of ook de ge-
hechtheid aan de aarde, en de zondige lus-
ten des vleesches, die de geheele ziel ver-
hult en ontreinigt; dit alles predikt u: haat
^och de zonden. Voor een' tijd moge bare
§enieting bekoren en wegslepen, hare ge-
Volgen zijn vreesselijk en bitter, en hare
paden houden de hel en den dood vast.
Wacht u voor hare strikken, en tracht
door de kracht des Geestes, welke God in
Zijn woord op het ootmoedig gebed beeft
toegezegd, tegen dezelve te strijden, ze
m u te dooden, en vrijgemaakt te worden
Van hare heerschappij en besmetting.
Maar ook in het sterfhuis kan men de
'^«■ardij van het Evangelie , en het hooge
aanbelang eener welgegronde kennis en
Vast geloof aan deszelfs heerlijken Inhoud,
leeren kennen. Het leven en onverderfe-
bjkheld is aan het licht gebragt door het
■évangelie. Christenen behoeven niet te treu-
ren als dezulke, die geene hoop hebben. Ik
beklaag uit den grond mijns harten den
mensch, die, onbekend met dezen koste-
bjken schat, daar moedeloos staat te schrei-
Jen, niet wetende waarmede hij zich troos-
ten, waaraan hij zich vasthouden zal; wat
^al den bitterlijk bedroefden van geest op-
euren en sterken? wat anders dan die dler-
^i'e waarheden en krachtige vertroostin-
gen , Welke ons het Goddelijke woord zoo
overvloedig mededeelt. Ik zou bijna den gan-
schen Bijbel moeten afschrijven, indien ik
u alles wat tot uwe leering en vertroosting
in denzelven gevonden wordt, wilde aanwij-
zen. Zoekt daarin uw heÜ en troost: het
IS eene goede hope en vertroosting in de
genade die ons daar gegeven wordt: wat
ontvalt en bezwijkt, het woord onzes Gods
Wijft in eeuwigheid; God leeft! De Mid-
delaar leeft, het gebed des bedrukten wil
Hij hooren. Flet woord van God blijft eeu-
wig waar. Zalig die 't gelooven: troost,
hun nooit te ontrooven is daar, daar alleen
te vinden.
Het nadenken over hetgeen de gestorvene voor
ons geweest is, en wij voor hem.
Wie was hij in zijn leven? wat is Lij voor
ons geweest? en hoe hebben wij omtrent
hem verkeerd ? Op deze vragen mogen en
moeten wij nadenken. Het antwoord op de-
zelve zal onderscheiden zijn, naarmate gij
veel goeds van hem genoten, veel aan hem
te danken hebt, en gij dat met wederliefde
beantwoord hebt, hem genoegen of verdriet
aangedaan, en in hetgeen gij aan den over-
ledenen verschuldigd waart, te zeggen, te doen
en te betoonen, met meer of minder ge-
^•ouwheid hebt gepoogd u te gedragen. —■
Hebt gij veel liefde, zorg en trouw van hem
ondervonden, vele goede vermaningen en
liulp van hem ontvangen , — herinner u dat
dankzegging aan God, Die u zulk een
^i'iend, leidsman en verzorger op den weg
J^s levens gaf. — Maar hoe hebt gl) dit
«antwoord? vraag dit aan uw geweten. Be-
Cuuldigt u dit? gevoelt gij smartelijke ver-
^jtingen, vooral daar over dat gij het niet
Voor hem belijden, noch voor hem weder-
goedmaken kunt ? o! erken het met
Schaamte opregt voor dien God, teg-en wien
ë!) gezondigd hebt, en bid Hem om verge-
ving; en zoek zoo ver dit mogelijk is de
nagedachtenis van den gestorvenen meer te
Vereeren , dan gij bij zijn leven gedaan hebt,
Oor die verkeerdheid, dat wangedrag, het-
geen uwen afgestorvenen tot droefheid was,
Van nu voortaan te bestrijden en af te leg-
gen ) en naar zijnen goeden raad en verma-
^'ngen, te voren in den wind geslagen, thans
^ te gedragen, want die zijne overtredingen
^«enï en laat, zal barmhartigheid vinden (i).
Misschien was de gestorvene, als vader of
moeder, als echtgenoot, kind of bloedver-
want, niet dat voor u, hetgeen dezelve had
oehooren te zijn: hij of zij betoonde u niet
le liefde en trouw, welke gij gaarne wensch-
e, of bedroefden door verkeerdheid en wan-
?.®drag. Zull^ ggjjg herinnering is smarte-
tev 'nbsp;^'j moet u niet verhinderen om
tochquot;^ te denken op het goede, dat gij
Ook van en door hem genoten hebt, en
Spreuk. XXVIII: 14.
vooral niet afgescheiden zijn van het onder-
zoek, of gij ook wel behoorlijk n omtrent
hem gedragen hebt, — ^^at er van uwe zij-
de verzuimd, met genoeg gedaan, of wel
geheel verkeerd geschied is. Welligt is voor
u nog al het een en ander na te denken,
dat u tot verootmoediging strekken moet,
zoo Wel als tot waarschuwing dienen kan
voor de toekomst, en omtrent uwe nog in
leven zijnde betrekkingen niet dat te verzui-
men , wat aan den gestorvenen niet betoond
is geworden.
§ 9-
Het nadenken over het ziek- en sterfbed des
ontslapenen.
Gij_ waart getuige en aanschouwer van het-
gene In de laatste dagen met uwen afgestor-
vene heeft plaats gehad. Wat heeft hij
gesproken, tot u of van u gezegd of begeerd?
Welke blijken van berouw en boetvaardigheid,
van geloof en hope, van lijdzaamheid en on-
derwerping beeft hij betoond? Welke les-
sen, vermaningen, waarschuwingen gaf hij u?
Wat hebt gij hem beloofd? Dit een en ander
moet gij u thans herinneren, en als de dier-
baarste nalatenschap van uwe ouders, naast-
bestaanden en vrienden hoog waarderen,
zorgvuldig en heilig bewaren. Het is goed
wanneer gij, om het niet te vergeten, het in
geschrift uanteekent om het van tijd tot tijd
na te lezen. Het hebbe voor u eene dubbele
baarde , door den persoon welke het sprak,
door het oogenblik, waarop hij het sprak :
de nabijheid des doods. Ik veronderstel
•^at hij u niets gezegd heeft, dat niet waar
niet goed was; niets u bevolen of van u
J'erzocht heeft, dat onbetamelijk of onuitvoer-
l'jk is. O! wat ik u bidden mag, volg dan
^en i-aad en de lessen die u met stervende
dippen, met zoo veel liefde en nadruk zijn
gegeven. Volbreng de beloften, die gij opu
hebt genomen met gemoedelijke getrouwheid,
en toon in dit alles, dat gij de nagedachtenis
Van den gestorvenen wilt eeren.
Het nadenlen over den afgescheiden geest.
Het is natuurlijk, dat wij , die het weten
en gelooven dat de ziel onsterfelijk is, en
lt;lat de geest wederkeert tot God die hem ge-
Seven heeft (i) , over den staat, de plaats,
en den toestand in welke zich de ziel des
gestorvenen thans bevindt^ nadenken, en hier
van gaarne iets weten wilden. — Veel echter
is ons van dien staat der afgescheidenheid
niet geopenbaard, en buiten de Goddelijke
Openbaring, kunnen wij van dezelve niets raet
zekerheid weten , want wij kennen hem niet
ervaring, en niemand is uit de geesten-
wereld ooit terug gekomen , om bet ons te
neggen. Hetgeen de Bijbel ons hiervan me-
7-
(') Pfed. XII:
-ocr page 32-dedeelt, is het volgende: dat de zielen, zoo
wel der vromen als der goddeloozen, In een'
staat van bewustheid verkeeren, zoo wel ten
aanzien van hetgeen op aarde met hen ge-
beurd, door hen gedaan en achtergelaten
IS als omtrent hunnen te^enwoordigen ge-
lukkigen of ongelukkige» toestand; dat leert
ons de gelijkenis van den rijken man en
Lazarus (i); dat de zielen der Godvruchtigën
allen Go Je leven (2); dat zij vertroost wor-
den (3); met Christus zijn (4); in het paradijs
zijn (5); dat de dooden, die in den Heere
sterven, zalig zijn, rusten van hunnen arbeid,
en de werken (die zij in leven gedaan heb-
ben) hen volgen (6). Van de zielen der god-
deloozen wordt ons gezegd: dat zij geschei-
den of verwijderd van de zaligen, zich in de
helle bevinden, en het voor hen onmoge-
lijk is om immer in de plaats der gelukza-
ligen over te gaan; dat zij smarte lijden,
i^rgeldiijg ontvangen voor de onbarmhartig-
heid en kwade werken hier op aarde be-
dreven; hunne onbekeerlijkheid en ongeloof
vruchteloos beklagen, en niets hebben of be-
komen, hetgeen hunne smarten verzachten
kan. Dit alles leert ons Jezus in de ge-,
lijkenis van den rijken man.
Verder kunnen wij er weinig van zeggen,
en moeten ons ook niet al te diep met on-
'9-3i (2) Luc. XX: vs. 38.
tquot;'- ^V-nbsp;(4) Fhil. I: 23.
(5) Luc. XXIII: vs. 43. (6) Opeub. XIV : ts.
-ocr page 33-gedachten hierin hegeven: wat wij niet
gunnen weten, hebben wij ook niet noodig
e Weten. £fe verborgene dingen zijn^ voor
e« Heere, maar de geopenbaarde zijn voor
(i). -yyij n^oeten niet wijs willen zijn
oven hetgene geschreven is, maar liever ons
Verblijden, te weten dat zij die in Christus
§elooven niet sterven tot in eeuwigheid,
^an alle smarten verlost, zalig zijn, aan ons
olijven denken; en wanneer wij hun geloof
en godzaligheid navolgen, wij eens wederom
met hen zullen vereenigd worden.
§
De Begrafenis.
Aandoenlijk is de dag en het uur, op wel-
e wij onzen dierbare afgestorvenen ter aar-
moeten bestellen — het is de laatste lief-
oepligt^ welke wij hun kunnen bewijzen,
yaar zien wij het stof wederom tot de aar-
e terug keeren, waaruit het genomen is.
tnbsp;^^^ voorregt wanneer wij onze be-
trelilsingen met eere in het graf zien dalen;
nog grooter wanneer wij door het geloof in
net Evangelie het graf mogen beschouwen
ais eenen akker Gods, waarin het tarwe-
graan gezaaid wordt, en eerst sterven moet,
naderhand in den dag der opstanding
eerlijk te verrijzen, en rijp te worden voor
Deut. XXIX ys 29.
-ocr page 34-de inzameling; het is de rustplaats voor de
vermo'üden, de eindpaal des lijdens en des
strljdens, de bewaarplaats voor den tijd
des oogstes, het eeuwig huls werwaarts gij
ook henen gaat, en dai n ook verwacht.
Hier houdt alle onderscheid van rang en
stand op; de knecht ligt hier naast zijnen
heer, de grijsaard naast het kind, de regt-
vaardige naast den onregtvaardlgen 5 hier is
alles gelijk, even als het kind van den bede-
laar bij de inti-ede in de wereld, niet on-
derscheiden is van den zoon des Kouings;
zoo is het ook bij den uitgang: zij gaan
allen naar het graf; naakt komt men in de
wereld, en naakt gaat men dezelve uit; maar
het graf zal verslonden worden tot overwin-
ning , want de ure komt, dat alle die in de
graven, zijn, de stem des Zoons Gods zullen
hooren, en zullen uitgaan, die het goede ge-
daan hebben tot de opstanding des levens, en
die het kwade gedaan hebhen tot de opstan-
ding der verdoemenis (i).
Bij de begrafenis-plegtigheid zijn door-
gaans van de naaste bloedverwanten, vrien-
den of geburen tegenwoordig. Men verza-
melt zich aan het sterfhuis, en nadat men
het lijk ten grave vergezeld heeft, keert
men terug en blijft korter of langer tijd bij
eikanderen. Nu, zou men denken, zal het
(i) Jgh. V: 28, 39.
-ocr page 35-gesprek over geene andere dingen gaan, dan
^ie betrekking hebben tot den nu in het
graf gelegden: of zoo hiervan reeds gesproken
tot hetgene den levenden door dezen
dood herinnerd wordt, en zij thans te beden-
ken hebben. Doch door de langdurigheid
•les tijds die men bijeen blijft, door het
'Opzien dat men voor dezen of genen heeft,
ooor de mindere gemeenzaamheid met som-
migen die genoodigd waren, en vooral door
Ongeschiktheid om iets nuttigs te zeggen, en
een goed gesprek gaande te houden 5 wordt
er q/ eene sombere stilzwijgendheid in acht
genomen, die verveling aanbrengt, of fluis-
tert men met eikanderen, of neemt het
gesprek eene rigting over allerlei dagelijks
''Voorvallende zaken, zoo het al niet overslaat
tot kwade zamensprekingen , die alle gevoel
mdruk van het gebeurde verdooven, en
ï^eer in het huis der maaltijden, dan in het
klaaghuis voegen.
Dit boekje is mede geschreven, om wan-
neer men zoo niets heeft om te spreken, en
toch iets voor die gelegenheid gepast gaarne
2ou Willen hooren en doen hooren, op den
^ag der begrafenis als eene handleiding te
strekken, uit hetwelk men datgene kiest,
etgeen men in die omstandigheden voor de
^^nwezenden meest geschikt vindt. Men
dat te voren op, men brenge het met
in het sterfhuis, zoo bet aldaar niet
3 «
-ocr page 36-voorhanden zija mogt; men leze eenige kleine
gedeelten van hetzelve, dit geeft welligt aan-
leiding tot gesprek. Men vatte het wederom
op wanneer er behoorlijke stilte is, om met
aandacht te luisteren, of wanneer de gesprek-
ken eene verkeerde rigting beginnen te nemen.
Zóó zoude de indruk van dat gewigtig oogen-
blik bewaard en versterkt kunnen worden,
en bij deze en gene der aanwezigen iets goeds
gesticht worden.
Het is op sommige plaatsen de gewoonte,
terwijl het lijk naar het graf gebragt wordt,
uit den Bijbel iets voor te lezen. De keuze
daarvan is niet altijd even gepast. Men leest
soms ook te veel achter een, daardoor wordt
de aandacht te zeer vermoeid; en het nut,
hetwelk men door een kort woord dat ligter
te onthouden is, kon hebben, gaat verloren.
ïer handleiding van hetgene men uit den
Bijbel zou kunnen gebruiken op den dag
der begrafenis, strekke het volgende: Psalm
XXXIX: 3—8. Psalm XC, CHI. Matth.
XXV. I Cor. XV. Philipp. I: 20—23. i Thess.
IV: i3—18. Hebr. XH: i—ii. Openb.
XX: II —15. Openb. XXI: 1-7.
Uit de Evangelische Gezangen zijn bij die
gelegenheid gepast, die op den dood, de op-
standing, en het toekomend leven, Gezang
GLXXXI—CXCII, bij welke men echter niet
vergete, dat alle dez e gezangen veronderstel-
len , dat de gestorvene zalig is ontslapen, eo
die dezelve zingen, ware Cbrislenen zijn,
pe door het geloof in den Heer Jezus Chris-
iis, eene goede hope en vertroosting in de
piiade hebben, en den weg naar den hemel
'efhebben en bewandelen. Zij zijn dus
ijzonder geschikt, om die hope te versler-
en , en Wanneer men voor zichzelve, dezelve
JlOg mist, begeerlijk te maken, en uit Ie
'okken om dienzelfden weg des geloofs en
der Godzaligheid te kiezen en in te slaan, op
Welke men die blijde en zalige hope
smaken kan.
Er zijn ook nog vele andere kleinere of
grootere gedeelten van gezangen, die kunnen
gelezen of gezongen worden naar de bijzon-
^^^ omstandigheden, bij voorbeeld:
Als men bitter bedroefd is over het geleden
erhes, en de toekomst donker inziet, Psalm
^^LV: 6. Ps. CXLVI: 3, 4. Gez. XVH:
6. Gez. XIX: i—3, 6—9. Gez XX,
^AlV, XXVH, XXVm, en GLX: 2, 4, 5, 6.
Waar ^^ verlies zelve, of in de wijze
jnbsp;de gestorvene is weggenomen, veel
aadselachtigs, en de slag voor de achterblij-
enden bijzonder treffend is, Psalm CXXXf.
Gezang XXI, en LXVHl.
Uver het gewigt van ons aardsche leven In
2 ^nd met de eeuwigheid, Psalm CXLIV:
quot; gezang XXXI: i—5. Gez. CLXl.
Bed
■e, voor ieder noodig, Gezang LXXXlI:
-ocr page 38-Troost bij bet ontvallen van bet zienlijke,
en des menschen sterfelijkheid, Gez. VI: 5—8.
Gedachten bij het graf, Gezang CLXVI: 4-
Wilt gij eenige korte en gev(rigtlge Bijbelsche
gezegden u herinneren:
Wat voordeel heeft de mensch van al zijn'
arheid, dien Mj arbeidt onder de zon P Pred. 1:3-,
Daar is een tijd om te sterven. Pred. III: a.
Ik weet den das mijns doods niet. Gen-
XXVII: 2.
fVij zijn vreemdelingen en bijwoners voor
Uw aangezicht, gelijk alle onze vaders. Onze
dagen op aarde zijn als eene schaduw, en daar
is geen verwachting. i Chron. XXIX: i5.
De mensch, van eene vrouw geboren, is
kort van dagen en zat van onrust. Hij komt
voort als eene bloem, en wordt afgesneden;
ook vlagt hij als eene schaduw en bestaat
niet. Job XIV: 1,2.
Men zet ze als schapen in het graf, ds
dood zal ze afweiden, en de opregten zullen
over hen heerschen in dien morgenstond-
Psalm XLIX: i5.
De wereld gaai voorbij en al hare begeer'
lijkheid; maar die den wil van God doet,
blijft in eeuwigheid. i Joh. II: 17.
De Regter staat voor de deur. Jac. V: 9-
Is iemand onder u in lijden, dat hij bidde-
Jac. V: i3.
^ijn doen is majesteit en heerlijkheid-
Psalm CXI: 3.
-ocr page 39-fk zal u onderwijzen en u leeren van den
dien gij gaan zult. Ik zal raad geven,
^ijn oog-zal op u zijn. Psalm XXXII: 8.
f^ertrouw op Hem t' aller tijd, o gij Volk!
^ort ulieder hart uit voor Zijn aangezigt.
^od is ons eene Toevlugt. Psalm LXII: 9.
-öe Heer is nalij allen, die Hem aanroe-
pen. Psalm CXLV: 18.
Ik zal u niet hegeven noch verlaten. Hebr.
fVentel uwen weg op den Heer, en vertrouw
op Hem; Hij zal het maken. Ps. XXXVH: 5.
Let op den vrome, en ziet naar den opregte:
'^vant het einde van dien man zal vrede zijn.
I'salm XXXVII: 37.
Aan velen die medegaan om het lijk te
begraven, zou het wel noodig zijn te herin-
neren, hetgene vader luyken schrijft:
Zij gaan, om achter 't Iqk te treden,
En hehben velerhande reden,
Behalve van den dood en 't graf;
Zoo trekt het wereldsche beminnen ,
Gedurig de verstrooide zinnen,
Van 't voorgestelde doelwit af.
Al ziet men 't duidlqk voor zijne oogen,
Nof; doet de spiegel geen vermogen,
Op 't doove, blinde en stomme hert,
Waardoor 't behoorde te overwegen ,
Hoe 't met de ziel mogt zgn gelegen,
Als 't ligchaam zoo begraven werd.
Hij denkt wel bg de doode Igven
Niet mede in dien kuil te blgven,
Daar hg 't gedragen Iqk geleidt;
Maar haast wel wederom te keeren
Om voorts te leven naar begeeren,
In gdele onachtzaamheid •
Maar denkt niet (door de wijze rede)
Hoe dat hl, echter elke trede
Vast nadert tot zgn eigen graf,
Op t spoor dat niemand waet te mnden,
Up and're wegen van terzgden,
Schoon iemand al de wereld gaf.
O Mensch! hoe kan het mooglgk wezen,
Dat uw verstand niet wordt genezen,
Door alles wat gij hoort en ziet,
Om van de dwaasheid af te wgken,
En uit uw zielenoog te kgken.
Van wegens 't eeuwige verdriet!
die niet voor alle , maar slechts voor
sommige , sterfhuizen geschikt zijn.
Hetgeen tol dus ver geschreven is, was
voor allen geschikt; maar het onderscheidis
groot, zoo wel aan de zijde dergenen die
door den dood van ons worden weggenomen,
als aan de zijde yan hen die ze heweenen en
achterblij ven; het boekje zou veel te groot
en te kostbaar worden, indien ik op alle de
veelvuldige onderscheidene gevallen en om-
standigbeden wilde acht geven; het zou ook
niet doenlijk zijn, alle mogelijke en dadelijke
Voorvallen zieh te vertegenwoordigen, maar
ik zal eenige der merkwaardigste mij voor-
stellen , en dezelve onder opschriften en
soorten brengen, waar door gij gemakkelijk
iets, dat op uw verlies toepasselijk is, zult
«unnen vinden.
De dood van een jong Kind.
Daar ligt nu dat lieve aanvallige kind!
i)ne Vreugd en mijne hoop, mijn schat en
mijne lust! als een bloeijend rozenknopje
ontijdig afgeplukt, en voor altijd aan mij
ontrukt! zoo klaagt de diep bedroefde Moe-
der , bij het lijk van haren engel. Zij is
ontroostbaar; wie is in staat haar optebeuren,
en in het gewonde hart, verzachtende olie te
storten? Treurenden! zijt gij vatbaar om te
hooren, sluit dan uw oor toch niet voor
datgene hetwelk uw verlies wel niet vergoe-
den, maar toch meer dragelijk maken kan.
Heeft Hij, die u dit kind gaf, geen regt om
dat geschenk terug te nemen? was het niet
Zijn eigendom. Zijn schepsel? zoudt gij met
den Almagtigen durven twisten? — of zou Hij
geene redenen hebben, waarom Hij dit lieve
kind zoo vroeg van de aarde wegnam, of u
zonder oorzaak bedroeven? weet Hij, die het
moederhart geschap en heeft, niet wat gij
lijdt, en wat gij mist? moeten er dan geene
gewigtige redenen zijn, waarom Hij juist dit
kind, uw kind, en dat nu, heeft tot zich
genomen? al weet gij ze niet, zij zijn er toch
h\\Hem, den alleen Wijzen en den Algoeden
God! kunt gij u^ys kinds opvoeding niet
voortzetten en voltooijen, gij behoeft daarom
voor de gelukkige opkweeking niet bezorgd
te zijn; het is op eene betere school, en in
betere handen gekomen, dan het bij u of er-
gens op aarde ooit kon komen. Uw taak
en Werk met dat kind is nu afgedaan: de
groote Kindervriend wilde hetzelve opkwee-
^^en, en handelde gelijk de tuinman, die zulke
bloemen en planten, van welke hij bijzonder
quot;»verk maakt, zorgvuldig gadeslaat, en m den
leesten grond overplant. Uwe vreugde is
Verdwenen; het bevallig kind, van het welk
gij zoo veel hooptet, zal u op aarde geene
blijdschap meer geven; maar gij zult er ook
geene droefheid van beieven, het kan nu uwe
bope op deszelfs wezenlijk geluk niet teleur-
stellen; het is In Christus aangenomen, ont-
trokken aan
het bederf der wereld, gebor-
gen voor de eeuwigheid, zalig bij God. Dit
mogen wij verwachten van de wijsheid en de
genade Gods, van de algenoegzaamheid van
Jezus verdiensten, van de vrijwillige beloften
die God aan de kinderen, ook aan uw kind
m Zijn Woord verspreekt, en In den doop
bevestigd, en welke zij niet moedwillig ver-
smaad hebben. Gij beschouwt en beoor-
deelt dat verlies thans naar het gevoel der
«mart die het u veroorzaakt; gij denkt thans
alleen aan hetgeen gij mist, en niet aan
betgeen het kind gewonnen heeft — en wie
weet, welke winst gij voor uwe ziel en voor
de eeuwigheid daaruit vervolgens nog trekken
kunt, wanneer het u nader tot God mag
brengen, en in den Schepper doen zoeken,
Wat gij in het schepsel verloren hebt, en gij
bet hart, dat misschien al te zeer aan het
Wste verbonden was, Hem schenkt Die het
toch boven al wat op aarde dierbaar Is,
moet vervullen en bezitten, en ook alleen
voldoen kan.
GeloovJge ouders moeten
Zoo treurig niet begroeten
Het sterven van hun kroost;
t Is waar, van 's Vaders zegen
Üen pandje hier verkregen,
Verstrekt een kind tot troost.
Maar dacht gij: 't Is bet mijne.
Gij faaldet: 't was het Zijne,
Het was aan Hem gewijd.
Hij heeft het, pas geboren
Het zaligst lot beschoren.
En kroonde 't voor den strijd.
Dit kindje sloot zijne oogen ,
En ligt in 't stof gebogen,
Schoon 't pas op aarde trad j
't Was wars van haar gewemel,
't Verlangde maar den Hemel,
Wijl 't daar zgn Vader had.
Mijn kindje steeg naar boven,
Om eeuwig Hem te loven.
Om eeuwig — o ! ik huk !
Moest ik een schepsel telen.
Om 't eeuwig te zien deelen
In eindeloos geluk?
o God! wat eer geschiedt me?
Geen moeite of angst verdriet me
In dezen rampwoestijn,
Mijn kind mag in 't verblijden-.
Maar Ik moet in het strgden-
Eene eer van Christus zijn.
Geloovigen ! wij vinden ,
Waar we immer komeu , vrinden
Van 't Hemelsche geslacht.
Geen doodsvallei zal 't hindren :
Wij worden van de kindren
In 's Vaders huis gewacht.
Van Alphen en van de Kasteele,
Stichtelijke Mengelpoëzij.
§
Igt;e dood van een volwassen Zoon of Dochter.
Met het innigste medelijden moet men aan-
gedaan zijn, wanneer een Vader of Moeder
eenen veelbelovende Zoon, of eene bemin-
i^elijke Dochter, ia den bloei des levens, op
het oogenblik, wanneer zij weldra alle hnn-
wenschen en de vergelding van alle hun-
ne zorgen meenden vervuld te zien, door
den dood moeten verliezen. — Die jongeling
^as misschien de steun en hoop uws le-
mens, die jonge dochter de wellust des va-
ders, de hulp en gezellin der moeder — gij
nad de schoonste verwachtingen, en nu is
alle uwe hoop vernietigd , en de vreugde
schijnt nu voor altijd uit uw leven verban-
den. Gij zegt gelijk Jacob: ïk zal rouwe
^'agen over mijnen zoon tot dat ik sterf (i).
^Waar is uw verlies, en allerzwaarst wan-
neer het is het eenige of het beste kind dat
hadt. Het was het grootste offer dat
Gen. XXXYII vs. 35.
-ocr page 46-van Abraham gevraagd werd, toen de Heer
zi]nen eenigen, dien hij liefhad, Izaäk. (i)
van hem opelschte. Het was een zoon van
welken Abraham nog grootere verwachtin-
gen mogt koesteren, la wien alle de belof-
ten Gods waren vastgemaakt; en toch vor-
derde God dat-Abraham hem zou afstaan.
Was het omdat de Heer Abraham niet lief
had? Neen! deze was Zijnen bijzonderen
vriend en lieveling; het was om zijn geloof,
liefde en gehoorzaamheid te beproeven. Job
verloor al zijne kinderen op eenmaal; en
toch zeide hij: de Heere heeft gegeven, de
Heere heeft genomen, de naam des Heeren
zij verheerlijkt (3). Gij kunt nu eerst gevoe-
len, meer dan iemand, hoe moeijelijk het
was dat Job alzoo sprak , en Abraham alzoo
kon overgeven; maar gij ziet toch ook ia
hun voorbeeld, dat het mogelijk Is, en dat
dit het groote en heerlijke oogmerk Gods
is, met zulke zware beproevingen. Het kind
van Jerobeam werd vroeg weggenomen, om-
dat in hetzelve wat goeds was voor den Heer,
en de voortreffelijke Jonathan werd in den
bloei zijns levens afgesneden, omdat de
Heer voor hem eene hoogere eer en geluk
in den Hemel had weggelegd, dau hij im-
mer op aarde als Koningszoon had kunnen
verkrijgen. Gij kunt door overmatige droef-
(') Gen. XXII V8. I.nbsp;(■,) Job I vs. 31.
-ocr page 47-heid, de wijsheid en goedheid Gods in uw
^erlies thans niet beseffen, maar niogt gij
net gelooven, schoon gij het niet zien noch
^eredeneren kunt, omdat Hij die het ge-
daan heeft. God Is, en zich zelven niet kan
Verloochenen. — Is er voor u veel noodig
dit te dragen, en niet te bezwijken; Hij
■d'e u dezen slag deed ondervinden, weet wat
gij behoeft, en is nabij om u te ondersteu-
nen. Kan Hij, die Zijn eigen eeniggeboren
Zoon niet gespaard heeft, maar voor onze
behoudenis in den dood des kruises heeft
overgegeven, iets te veel van ons vragen?
Past het ons niet den Heere te zwijgen?
Plaagt of bedroeft Hij ooit een menschenkind
Van harte ? En Is de taal van den Apostel Ja.
eobus ook niet tot u gerlgt: (i) wij houderi
gelukkig die verdragen. Gij hebt' de ver-
^fiagzaamheid Jobs gehoord, en gij hebt het
einde des Heeren gezien, en wat is dat einde?
^at de Heer zeer barmhartig is en een Ont-
fermer.
Het plotselijke en onverwachte sterfgeval.
Onverwacht, als in een enkel oogenblik,
overvalt iemand eene beroerte een toeval
een ongeluk te midden van zijn werk, bij
den weg of in huis, hetgeen hij, noch ie-
(■) Jac. V VS. II.
-ocr page 48-mand voorzien had, of voorzien kon, en
hij is als in een ondeelbaar oogenblik dood.
Zulke sterfgevallen treffen door het onge-
dachte en plotselijke , ieder die ze hoort of
ziet, meer dan zulke , welke wij te gemoet
zagen. Maar zij schokken de naaste betrek-
kingen bijzonder, vooral omdat men daar-
door van de gelegenheid beroofd werd, om
nog iets van hem te hooren , met hem te
spreken , of hem eenige bewijzen van trouW
en liefde te betoonen. Wij vragen en pein-
zen dan , waarom God alzoo gedaan heeft ?
Wij wenschen dat het anders geweest ware.
Dan ook bier had de Heer wijze redenen,
waarom hij dus gehandeld heeft. De ge-
storvene is bewaard voor een langdurig lij-
den; wij zijn niet verzekerd, indien hij een
ziekbed had mogen hebben, dat onze wen-
schen zouden vervuld geworden zijn. Er
moeten soms zulke plotselijke sterfgevallen
gebeuren, om de levenden diep in te pren-
ten, hunne oogenblikkelijke afhankelijkheid,
dat zij op geene minuut des levens rekenen
kunnen; dat noch jeugd noch gezondheid,
noch kracht ons beveiligen, maar de sterk-
ste , hoe vast hij staat, enkel ijdelheid is.
Het roept ons toe: waakt! want gij weet
den dag en de ure niet, in welke de Heer
l'omen zal. Heden daar gij de stem van God
hoort, verhardt uw hart niet!
En als gij of anderen dit hieruit mogten
-ocr page 49-leeren, dan is juist dit onverwacht sterven
*oor u of hen, in de gevolgen weldadig, en
God daarvoor hier en namaals gedankt
Verheerlijkt worden.
Het bewustelooze afsterven.
Ook dit gebeurd meermalen; de ziekte,
net toeval heeft den mensch zoodanig getrof-
fen, dat hij daar zonder eenige redelijke
Zelfbewustheid, en bulten het gehruik zijner
edele zielsvermogens ter neder ligt, en sterft;
dat is aandoenlijk en smartelijk voor de
betrekkingen, welke hij naauwelijks kent,
nie niet tot hem kunnen spreken over zij-
ne eeuwige belangen, en dus ook niets ver-
nemen kunnen, hoe het met zijnen inwen-
^'gen zielstoestand, en zijne uitzigten in
ne eeuwigheid gelegen is. Ook hier kun-
nen wij zelden de reden vinden, waarom
ne Heer het alzoo beschikta. Misschien
beeft de overledene in zijn leven, genoeg
blijken gegeven van het geloof en de hope,
die in hem was; misschien was hij de
Vreeze des doods niet geheel te boven, en
^ou hij niet bestand geweest zijn om met
newustheld een langdurig lijden te ver-
nragen; misschien werd hij hierdoor be-
^aard voor folteringen en strijd, die hem
3^.®terven zouden bezwaard hebben. Mis-
len — maar wij zouden veel kunnen gis-
n» en evenwel de ware oorzaak nog niet
getroffen hebben; wij moeten dit dus over-
geven en in de uitvoering van Gods hoogeu
raad berusten. Hij is de Heer die doen kan
wat Hem behaagt; wij zijn nietig stof, schep-
selen van gisteren , die niets weten. Eene
gewigtige les wordt u door dit bewustelooze
afstei'ven nadrukkelijk herinnert: rekent niet
op een ziekbed, en stelt uwe bekeering toch
niet uit tot dat tijdstip; want ook u zou
dit kunnen overkomen.
Jïet ontzettend afsterven.
Er gebeuren nu en dan ontzettende sterf-
gevallen , welke niet alleen de naastbestaan-
den bedroeven, maar door de wijze waar-
op zij voorvallen, door de omstandigheden,
die ze vergezelden of door den toestand der
ziel op dat oogenblik, ieder die het hoort
met schrik en ontzetting vervullen. Zoodanig
was de dood van Nadab eu Abihu, de twee
zonen van Aaron, welke door het vuur des
Heeren, misschien wel in dronkenschap,
hun op een oogenblik overkwam (i). Zoo
stierven ook de beide zonen van Eli in het
ongenoegen Gods. Onder de ontzettende
sterfgevallen mogen wij mede tellen den
dood van Saul en van Judas, die uit wan-
Iipop zich zeiven ombragten — van Absaloro,
die onverzoend met zijnen vader te mid-
den zijner zonden, door Joab gedood werd—
(I) Lev. X.
Van Herodes, die bij zijn leven reeds door
Wormen verteerd werd — van eenen Agag,
Weelderig en ligtzinnig den dood te ge-
'noet ging—van den eenen moordenaar, die
gelijktijdig met Jezus gekruisigd, in de
diepste verharding des gemoeds, lasterende
spottende stierf. Soortgelijke vreesse-
hjke sterfgevallen hebben nog wel eens
plaats, welke maar al te zeer reden van
Vrees geven, dat de zoodanigen onbe-
reid , te midden van hunne zonden, de eeu-
wigheid zijn ingetreden. Zij zijn voor de
levenden, wat de overblijfselen van een ver-
brijzeld schip voor de zeevarenden zijn,
er Waarschuwing om klip en bank te ver-
^'jden. Het zijn aandoenlijke voorbeelden,
Waartoe de zonde den mensch brengen kan,
e® dat hare bezolding de dood is; het zijn
ue spiegels in welke wij zien kunnen, hoe
ongelukkig de mensch is, die bij de ontwa-
ing van het geweten geen' toevlugt in God
eelt, of aan het oordeel der verblinding
en verharding wordt overgegeven. — In zoo-
danig geval kan men dien troost niet smaken,
quot;^elke het verlies en gemis wel niet ver-
andert, maar toch de smart over hetzelve
eeuigtj Wanneer men eene goede hope op
e zalige verwisseling van den gestorvenen
Voeden. Men wordt dan geroepen om
^et Aaron, Gode te zwijgen. Hij verloor
op een oogenblik beide zijne zonen, en
«^t door een bijzonder oordeel Gods. Hij
was vader en gevoelde dus diep — hij vfas
een godvruchtig vader, en moest ook wel
hij het nadenken over hun eeuwig lot, ge-
lijk David bij den dood van Absalom, zeg-
gen : och! dat ik voor u gestorven ware!
maar het staat er met zoo veel nadruk tot
zijne eer: Ääron zweeg stil. Hij lion niet
spreken, door verbaasdheid getroffen, en
door droefheid overstelpt. Hij durfde niet
spreken, uit eerbied voor God, Die niet
antwoord van Zijne daden. Hij wilde niet
spreken, omdat hij God in den weg Zijner
gerigten billijkte, en geregtigbeid toekende.
Zulk een bestaan is hoogstbetamelijk , en dat
verheerlijkt God even zoo, ja meer, dan de
Engelen in den Hemel met hunne lofzan-
gen doen kunnen. — Het is wel niet gemak-
kelijk, maar toch niet onmogelijk, tot zulk
eene diepte van onderwerping te geraken ,
waardoor men geheel onder God bukt, en
in Zijnen wil berust; het is eene zware be-
proeving, maar wanneer het geloof, de
lijdzaamheid en zelfverloochening daarin
mogen gelouterd en geoefend worden , zal
het tot lof, eer en heerlijkheid zijn, beide
hier en in den dag der openbaring van
Christus. — Hij die u hier toeroept, is mag-
tig en getrouw om het u te leeren; bid om
ondersteuning, versterkt u in het geloof aan
de heiligheid en onberispelijkheid van alle
Gods wegen; denkt dat de eerste bede wel-
ige Jezus Zijnen discipelen in den mond leg-
de , als de voornaamste voor Hemel en aar-
de moet beschouwd worden: Uw naam wor-
de geheiligd. Er is in deze donkerheid mis-
schien nog wel hier en daar eene straal van
licht te bespeuren, welke gi) moogt opmer-
ken, en die u ten bewijze kunnen strekken,
dat de Heere nog voor gi-ooter smart u be-
■Waarde , en dat de omstandigheden nog ver-
ZWarender hadden kunnen zijn. Boven al
Vergeet niet dat wij hier op aarde de we-
gen en daden des Heeren gebrekkig en
stukswijze beschouwen, in de toekomende
wereld zullen zij meer in verband en zamen-
hang gekend worden, en dan zal van alle
ook de donkerste, moeten getuigd worden:
C'Ue Zijne wegen zijn regt; God is waarheid!
^jjn doen is majesteit en heerlijkheid! Die
bier in dit geloove, ook zonder het te zien.
Wandelt , zal eenmaal tot het aanschouwen
Worden verwaardigd. Zwijgt dan den Heere,
eö verbeidt hem , en eens zullen ook deze
tranen worden afgewasschen.
De onzekerheid omtrent het lot van den
ontslapenen.
Menschen, die hunnen Bijbel gelooven,
weten, dat er om zalig te worden, wat
nieer noodig is, dan een burgerlijk goed
gedrag, en dat zonder een opregt geloof in
den Heere Jezus Christus, en de daarmede
gepaard gaande vernieuwing van hart en legt;
yen door den Heiligen Geest, niemand teu
leven zal mgaan zullen niet op die iidele
gronden, waarmede men buiten den Bi bel,
en soms geheel tegen de leer van Gods
woord, meermalen zich zeiven en anderen
troost, de goede verwisseling der gestorve-
nen vaststellen. Zij wenschen zoo gaarne
gegronde hope in dezen te kunnen hebben,
maar zij vinden geene genoegzame bewijzen,
noch m het leven, noch gedurende de krank-
heid van den afgestorvenen, welke hun ge-
rusts ellen. Zij vreezen, zij twijfelen, zij
kwellen zich deswegens, eu naar mate zi
den ontslapenen meer lief hadden, en voor
Zt quot;I I S^wigt der eeuwi'ge dingen
meer beseffen, m die zelve mate valt deze
onzekerheid hun pijnlijker. Is iemand uwer,
die dit boekje leest, in dat geval, denk dan
aan balomo's gezegde : Het is Gods eer eene
zaah te verbergen (i). Waar God een gor-
d.jn schuift, mogen wij het niet opligten-
Hl) alleen weet wat in den mensch is ; er
kan meermalen iets goeds in het hart ge-
werkt zi.n dat wij niet weten, zich voor
ons oog met openbaarde, en dat in den dag
der openbarmg van alle dingen, als eene
goede vrucht voor de inzameling zal be-
vonden worden. Wij moeten het oordeel
an den Heer overlaten, en mogen het ge-
(i) Spreuk. XXV: V., j.
-ocr page 55-»■ust Hem toevertrouwen. Die geen plant
door Hem geplant, al hadden wij haar hier
daar voor niet aangezien, en al was zij op
aarde slechts in de kiem gebleven, zal voor-
tij zien. — Even zeer gelijk wij ons wach-
ten moeten, voor het llgtvaardlg zalig spre-
''en, waardoor men de levenden meermalen
benadeelt, en versterkt in de zorgeloosheid,
even zoo, en niet minder, moeten wij ons
lioeden, voor het oordeelen en uitspraak
doen over het lot van de zoodanigen, van
welke wij niet die bewijzen aanschouwden,
Welke wij verlangden. quot;Wie zijn wij , dat
wij ons op den regterstoel zouden plaatsen!
dat komt alleen Hem toe, die de Geesten
Weegt, en aan Wiens barmhartigheid ten
eeuwigen leven, wij het mogen aanbetrou-
wen , die de verborgene begeerte des harten,
om het kleinste mostaardzaadje dat wij niet
zien konden, niet vergeet noch veracht,
öiaar ook ten dezen aanzien overvloedig doen
zal, boven al wat wij bidden of denkeu.—
Juist dat niet volkomen zeker zijn van den
zaligen uitgang onzer geliefden , is eene op-
Wekking voor ons, om zulke leesbare brie-
Ven van Christus te worden, die voor ons
Zelven en voor anderen de bewijzen ople-
yeren, dat zij niet geschreven _ zijn door
inkt of pen, maar door deu Heiligen Geest,
en ons te benaarstigen, om onze roeping
en verkiezing vast te maken; want dan zal
ons rijkelijk toegevoegd worden, de ingang
in het eeuwig koningrijk van onzen Heer
Jesus Christus (i).
§ 7-
De mor zijnen dood zivaar beproefde
afgestorvene.
Vele en zwaar zijn soms de smarten en
benaauwdheden welke den dood voorafgaan.
Zij klimmen wei eens hoog, en duren Xang.
De lijder heeft bijna geen' rust, wordt
naar ziel en ligchaam afgefolterd; het is
als 't ware . stervende te sterven, zoo dat
de vriendschap en liefde haast zou wenschen:
och! dat God een einde maakte aan zulk
een langdurig en zwaar lijden ! Ten laatste
komt de dood, en verbreekt de aardsche
woning. — Waartoe die zware strijd.? voor
hem die het ondervond , en voor u die het
aanschouwde vond de Hemelsche wijsheid
dit noodig; want wij mogen ons volkomen
verzekerd houden, dat de Algoede geen
oogenblik pijn en smart ons doet overko-
men, die niet volstrekt noodig zijn zou.—
Er Is bij
sommige menschen de verkeerde
gedachte, als of het lijden en de smart,
welke voor den dood geleden wordt, tot
afkorting en vermindering van het lijden
na den dood zou strekken, zoo Iets leert
ons de Bijbel nergens; het Is geheel onge-
grond, want het overkomt zoo wel deo
V». 10, II
(l) 2 Petii II
-ocr page 57-^egtvaardigen als den onregtvaardlgen, en soms
flau den uitstekendsten Godzaligen. Neen,
bet Was ter beproeving en oefening van hun
geloof, onderwerping en lijdzaamheid, of
ter hunner loutering en meerdere toeberei-
ding, of om hen door dat langdurig en
sinai'telijk lijden meer tot het gebed en tot
God uittedrljven, dan welligt anders zou
gebeurd zijn; het is de laatste arbeid der
Goddelijke langmoedlgheid en ontferming,
aan den nog onbekeerden , om hem onder
deze krachtige hand Gods tot vernedering
te brengen; het is de laatste beproeving
Voorden opregten, om hem, zoo hij mogt
■Verachterd en ingeslapen zijn, te ontnuch-
teren en te louteren; of zoó hij In zijn
teven, van rampen en beproevingen door-
gaans verschoond gebleven was, in de gele-
genheid te stellen, om de opregtheid van
^ijn geloof te openbaren, en In het lijden
God te verheerlijken, en in alle gevallen
Voor anderen een opwekkend en aanmoedi-
gend voorbeeld te zijn, wat het geloof vermag,
dat de genade Gods genoeg Is, en Zijne
kracht In zwakheid volbragt wordt. Hebt gij
dat gezien In uwen afgestorvenen, hebt gij
lijdzaamheid, zijn vertrouwen te mid-
den van de grootste smarten aanschouwd? dan
p nt gij ijgtnbsp;langer ontkennen, dat de
godzaligheid een groot gewin is, dat de
tiristen een troost en sterkte heeft, die
proef houdt en niet beschaamt, dat het
goed en zalig is, God tot zijne Toevlugt en
Jezus Christus tot zijnen Heer en Heiland te
hebben; gij hebt dan de uitkomst hunner
virandeling gezien: o volgt dan him geloove
na! dient den Heere met dezelfde opregtheid
en volkomenheid gelijk de gestorvene deed.
Die God zij uv? God, en Hij zal u geleiden
tot den dood, ja moed en kracht geven
tegen en onder de smarten en angsten
lt;ies doods.
De zacht en zalig ontslapene.
Dubbel voorregt! zacht en daarbij zalig
te sterven; wie dit van zijnen afgestorvenen
mag aanschouwen en kan getuigen, heeft
groote stof om den Heere te danken; eenmaal
toch moeten wij elkander missen en dit land
der vreemdelingschap verlaten; dit valt altijd
smartelijk, en voor de betrekking der liefde
komt het oogenblik der scheiding altijd nog
te vroeg. Maar wanneer wij onze vrienden
cn bloedverwanten verschoond zien van
langdurig en zwaar lijden, wanneer zij stil
en zacht ontbonden worden van het ligchaam
der zonde en des doods, zij sprekende en
zegenende henen gaan, en even gelijk zij i»
^un leven waren, zoo ook in hun sterven , iu
geloove en hope aan God en het Woord
Zijner genade vasthouden, dankbaar aan God
en menschen, met gemoedigdheid de vallei
des doods aan de hand van den oversten
leidsman intreden — dan hebben zij en vyij
een voorregt, dat niet genoeg kan gevfaar-
deerd worden, en moeten beide uitroepen:
de Heer heeft alles wèl gemaakt! Het is
een hooge troost onze afgestorvenen zoo te
^ogen naöogen , dat zij bij den Heere zijn,
de zaligheid der ziel verkregen hebben, nu
alle moeite, zorg, zonde en strijd te boven
zijn, en betere vrienden wedervonden, dan
zij in ons verloren hebben. Maar het is
slechts een halve troost, wanneer wij geen
goede grond hebben, om eens met ben
vereenigd te worden, en mede te komen
daar waar zij zich bevinden; en hoe kan
bemand dit verwachten, die nog wandelt op
Oen weg die ten verderve leidt, en buiten de
gemeenschap met den Heere Jezus Christus,
zonder Wien niemand bij God komt, onbe-
zorgd voortleeft, of met een verdeeld hart.
God en de wereld beide dienen wil. Zulk
een' kan zich niet troosten met het weder-
zien en wederontmoeten van zijne zalig
afgestorvene ouders, echtgenoot, broeder
of vriend ; en alzoo blijvende komt hij niet
oij hen. Hij mag ze nog eens aanschouwen
m den dag des oordeels, maar het is dan ook
eeuwig van hen gescheiden te blijven.
Aandoenlijke, ontzettende gedachte! Wie
an ze verdragen? maar wat zou dan de
^aak zelve zijn? en die moet en zal toch
ge euren, wanneer gij u niet veranderd.
6o
Het getuigenis des Heeren is gewis: waar
Ik ben zal ook Mijn dienaar zijn. De scha-
pen die Zijne stem gehoord hebben, worden
van de boKkcn, die ze weerstreefden, ge-
scheiden. De goddeloozen gaan naar dc
eeuwige pijn, maar de regtvaardigcn naar
het eeuwige leven. Naar deze en zoo vele
andere uitspraken van het Evangelie zal de
Heére Christus oordeelen. Of het onkruid
al naast het goede zaad stond op den akker;
of de vrouw God diende, en de man het
weigerde; de ouders den weg naar den He-
mel bewandelden, en de kinderen eene ande-
re betraden: de betrekking des bloeds kan
dan niet baten; Ieder staat op zich zelven
en wordt geoordeeld naar hetgeen hij gei
daan heeft In het ligchaam, het zij goed,
het zij kwaad; ja het zal den ongehoorza-
nien en onbekeerlljken tot meerder bescha-
ming en veroordeeling strekken, wanneer
hij het opwekkend voorbeeld der Godzaligen
zoo nabij zich gehad heeft , en alle de ver-
maningen der liefde, en getrouwe waarschu-
wingen , die Gods genade door denzelven
hem deed toekomen, versmaad en verwaar-
loosd heeft. — Niet alzoo , geliefde, schoon
onbekende, lezer! uw vrome vader of moe-
der, man of vrouw, broeder ol zuster,
quot;vriend of vriendin , roept u als het ware
uit den Hemel toe: kies het leven, opdat
gij leeft! verlaat de slechtigheden, en ü-eed
op den weg des verstands. En wat nog
zegt, Jezus zelf, Die doen kan wat
de gestorvene niet vermag, u in den Hemel
orengen en voor den Hemel alleen berel-
dea kan, roept u door Zijn Woord en dooi-
den dood van den ontslapenen toe: er is nog
plaats. Kom dan! niet gezuimd, en van nu
het tot Hem gewend, door Wien alleen
kunt behouden worden.
§ 9-
De eenzaam overblijvende.
Nimmer zal men zijn gemis meer gevoe-
len , dan wanneer men daar als een eenzame
verlatene achterblijft. Hoe somber en
treurig
is dan niet de toestand , in welken
'nen zich verplaatst ziet; het is of de we-
^eld voor zulk eenen is uitgestorven ; hij
^ist de toespraak , de hulp, het verkeer van
den eenigen, die hem boven alles dierbaar
Was. vvfe zal die ledigheid aanvullen, hoe
dat door te komen ? dat schijnt in de eerste
^ogenblikken u onmogelijk, en het zal u
^eker zwaar vallen; maar gij zijt toch niet
alleen: des Heeren oog is op u geslagen
^ Zijne ondersteuning is nabij allen, die
fteni aanroepen. Hij kan en wil u door-
quot;etpen, en zal u wel den eenen of ande-
'■en menschelljken vriend en raadsman toe-
voegen, vrelke voor u wel niet het gemis
Vergoeden kan, maar bij uw gemis met u
overleggen, wat u in uwe tegenwoordige
omstandlglieden het beste is. De verande-
ring in uwe gewone wijze van leven, waar-
toe gij zult moeten besluiten, zal u wel
hoogst onaangenaam zijn, maar wordt wei-
ligt door de noodzakelijkheid gevorderd;
zij behoort tot het levensplan en den weg,
Jen gij wel niet zoudt gekozen hebben,
doch dien de Heer voor u bestemd heeft.
Besluit Intusschen niet te haastig, niet zon-
der biddend opzien tot God: Ken den Heere
in alle uwe wegen, en Hij zal uwe paden
regt maken (i). Hebt gij lang met elkander
geleefd, vergeet dan niet het voorregt dat
gij zoo vele jaren bij ëén mogt blijven; denk
hoe grooter uw verlies zou geweest zijn,
indien het u vroeger ware overkomen. Zijt
gij nu reeds oud en in jaren gevorderd,
dan zal de eenzaamheid toch niet lang du-
ren; en valt ze u door de jaren en vermeer-
derde hulp die gij noodig hebt, nu moeije-
lijker, zie dan terug op den weg, dien u
de Heere tot dus ver geleid heeft, en Hij,
Die de Leidsman uwer jeugd was, zal u
met begeven , als de ouderdom en de grij-
zigheid daar is. Het oog naar Boven, den
weg op den Heere gewenteld: Hij is de Al-
genoegzame , Die nooit van verre is, als wij
Hem nabij ons begeeren, en dan het meeste
nahij, wanneer wij dit het meeste noodig
hebbpn
hebben.
(i) Spreuk. iii : ^s. 6.
-ocr page 63-De donkere toekomst.
. Ja, ■vvel donkere toekomst, enkel nacht
l^^het voor mij, zegt gij, die daar met een
V gezin overblijft, aan hetwelk de vader,
^e Voor hetzelve het brood moest winnen ,
^^ de moeder, die de nog kleine kinderen
'^oo getrouw verzorgde en opkweekte, ont-
rukt is. — Donkere toekomst zegt gij, die,
door het geleden verlies in zorg en kommer
gedompeld, niet weet waarvan gij nu u en
de uwen onderhouden zult, hoe gij het be-
ginnen en doorworstelen moet. Met het
innigste medelijden moet ik u beklagen,
jvien zulk eene zware en schijnbaar onovei--
^oiUelijke slag getroffen heeft. Als er geen
.od ia den Hemel was, Die helpen kan waar
^ïemand raad of uitkomst weet; als de on-
dervinding het niet in soortgelijke gevallen
^po menigmalen zigtbaar en heerlijk beves-
'gde , dat Hij het gebed der nooddruftigen,
en Van hen die geen' helper hebben, hoort;
als ik geen' Bijbel kende welke mij overal
en door alle tijden eenen God predikt, Die
?^niagtig en getrouw, barmhartig en genadig
Die groot van raad en magtig van daad
s» voor Wien niets te wonderlijk is, Die
j.^^fen en redden kan, en dengenen die Hem.
^let hebben alle dingen wil doen medewerken
en goede, — ik zon „ wel kunnen beklagen,
^ar niets ter uwer opbeuring en vertroos-
ting weten te zeggen. Dan nu mag en moet
ik u op Hem wijzen, Die den Hemel en de
aarde geschapen heeft, en trouwe houdt tot
in eeuwigheid. Die uwe tranen telt, uwe
bekommernissen kent, en u toeroept: werpt
ze op Mij , want Ik wil voor u zorgen, —-
donker is de toekomst voor u, maar niet voor
Hem, Die uw lot in Zijne hand heeft; die ge-
storven is was schepsel, maar Die leeft is God;
hetgeen het schepsel voor u was, dat was het
alleen door God, maar Hij heeft het niet noo-
dig om aan u te toonen, dat Hij de Almagtige
en Algenoegzame is. Zeg dan niet: het is
buiten hope; maar roep Hem. aan in den dag
uwer benaauwdheid, Die de raven hoort,
als hunne jongen tot Hem roepen. Verdiep
u niet in de toekomst, maar vat het bij de»
dag op, zoo als de omstandigheden eiken
dag het van u vorderen, en zoek u, zoo veel
mogelijk is, te weerhouden van angstig voor-
uitloopen. Pleeg met goede vrienden, die
uwe omstandigheden kennen en hartelijk
daarin deelnemen, raad, wat te doen, en hoe
het aanteleggen; maar, boven alles bidt
God toch om wijsheid, kracht en moed, om
te doen waartoe Hij u roept, te volgen waar
Hij u leidt. Zijnen wil te kennen, en, io
Hem gesterkt, de taak die u nu op de hand
gezet wordt, te volbrengen. Is het, dat g'J
u moet vernederen, dat gij met meerder
bezwaar nu uwen weg moet bewandelen,'
de Heere kan dat voor u en de uwen nuttig
blaken en ten zegen doen strekken, dan
Vooral wanneer gij met den Dichter nader-
hand moogt zeggen: Eer ik verdrukt werd,
'l^aalde ik, maar nu onderhoud ik Uw-
Het onverhoord gebed.
Gij hadt met zoo veel ernst en aanhou-
denheid om het leven van uwen dierbaren
afgestorvenen; gij wenschtet niet alleen, maar
booptet, dat God u zou verhooren: en nu
jegen al uw bidden en verwachten, is uwe
begeerte niet vervuld. Die gedachte : mijn
sebed is afgeslagen, kwelt u; gij meent
«aarin een bewijs te zien, dat God tegen
n is, of gij zijt heimelijk ontevreden dat
op uw dringend en aanhoudend gebed
?net gedaan heeft, wat gij zoo vurig begeerd
beht; weet gij dan niet, hoe David om het
even van zijn kind, met vasten en bidden
«es Heeren aangezigt ernstig zocht, en het
Werd toch door den dood hem ontnomen ?
^ebt gij niet gelezen dat Martha en Maria ,
toen Lazarus krank was, een'boodschap aan
«en Heiland zonden, om hem te zeg-
dien Gij lief helt is krank (2), en de
^eer in plaats van terstond te komen, en
fijnen vriend van den dood te bevrijden,
leef eenige dagen weg en liet hem sterven;
(') Psalm CXIX: ts. 67. (2) Joh. XI : ys. 3.
5
-ocr page 66-het ongeloof zeide: kon Hij, Die de oogequot;'
des Minden geopend heeft, niet maken, dat
deze niet gestorven was (i)? Was het da»
omdat Jezus deze menschen niet lief had?
integendeel: Hij had Martha, hare zuster en
Lazarus lief (2), zelfs boven duizend ande-
ren: zij waren Zijne bijzondere vrienden)
maar waarom dan hunne bede niet ingewil'
ligd ? omdat juist die dood noodig was 01»
de heerlijkheid Gods te openbaren; zij za-
gen dat eerst bij zijne opwekking in, e»
moesten toen erkennen, dat Gods gedachten
en wegen beter dan de hunne geweest vva'
ren. ■— Indien gij gelooft, zult gij ook de
heerlijkheid Gods zien; maar zoo gij klaagt,
twist, en Gods weg bedilt, zal het u hoe
langer hoe meer donker worden, en u on-
vatbaar maken, om de heerlijkheid Gods
te aanschouwen. Weet gij de reden waar-
om de Heere uwe begeerte niet inwilligde?
hebt gij de onderzoekingen Gods gevonden?
is bij u dan de wijsheid en het verstand)
waar na zich de Allerhoogste in Zijn v?e'
reldbestuur zou moeten schikken?
Konden wij de reden ramen, waarom dus de Hemel ioos,
Ach! hoe zouden wij ons schamen, onze zin bleek zinneloos-
Weet gij nu nog niet waarom de Heer al-
dus handelde, gij zult het na dezen wel ver-
staan; misschien klaart het op aarde in het
Vervolg reeds voor u op; en zoo niet, daj^
zult gij, indien gij gelooft, wanneei' Hij
I
1
(1) Joh. XI : VS. 37.nbsp;(2) vs. 5.
-ocr page 67-^ie de opstanding en het leven is, ook uwe
afgestorvenen opwekt, de heerlijkheid Gods
j^ien. Zwijg den Heere en verbeid Hem;
met onderwerping bidden: »Uw Vfil j o
Vader! geschiede,quot; en uwe kortzigtige wen-
schen te onderschikken aan dien wil, die
quot;■^leen, maar ook altijd, wijs en goed is.
Een mord aan weduwen.
Gij hebt in uwen Echtgenoot uw steun en
toevlugt, uw verzorger en beschermer, en
quot;^Vat niet al, verloren. Eenzaam en schijn-
baar verlaten zijt gij nu als aan u zelve over-
gelaten. en moet nu alles alleen dragen en
beschikken. Gij zijt afhankelijk geworden
anderen, en blootgesteld aan veronge-
lijkingen, misleiding en verdrukking van
Vreemden, die van uwe hulpeloosheid mis-
bruik maken kunnen. Wie zal nu voor mij
Jorgen? wie raden, wie ondersteunen en
beschermen ? ach eene weduwe wordt spoedig
Vergeten! Zoo denkt, zoo klaagt gij. Maar
^eet gij wel, wat gij nu ook gewonnen hebt?
beloften en verklaringen Gods, die gij te
Voren u niet kondt aantrekken, en die
alleen voor u zijn. Hoe veel staat er in den
quot;ijbel, dat tot uwe vertroosting dienen kan!
God wordt genoemd een Rigter der wedu-
^ß« (i), dat is een Handhaver en Beschermer
(O Psalm tXVIII: vs 6.
-ocr page 68-van derzelver zaak, tegen verongelijklngen.
Mozes getuigde het reeds, dat God het was,
die de weduwen en de weezen regt doet (i),
Hij zorgde onder Israël bijzonder voor de
weduwen — hi, verbood het regt der wedu-
wen en weezen te huigen, en er werd eene
MzonAeve vloek uitgesproken over hem, die .
dit zoude doen (2). Men mogt het kleed van
weduwen niet ten pand nemen (3). Goi
zorgde ook voor het onderhoud der arme
weduwen: hetgeen men bij de inzameling
van den oogst op den akker mogt vergeten
hebben, gelijk ook een gedeelte des olijf-
booms en der wijngaarden was voor defl
vreemdelmg, de weduwe en den wees (4).
Hl, IS het die de weduwen en weezen staande
houdt (5); en door Jeremia liet God openlijk
aankondigen: dat uwe weduwen op Mij ver-
trouwen. En plegen wij de gesehiedenis
raad: het boek van Ruth leert ons twee we-
duwen kennen, Naomi en Ruth, beide i»
bekrompene omstandigheden, beide Godvree-
zende; de eerste meer bejaard en door
velerlei wederwaardigheden vervallen, de
andere nog jong en zich niet schamende oö»
met voorbeeldige naarstigheid van den vroe-
gen morgen tot den laten avond voor zich
en hare moeder te arbeiden; maar ook beide
hijzonder door God gezegend, en daarna io
(O Deut. X: vs. i8. (2) Deut. XXVII: vs, 19.
(3 Deut. XXIV: VS. i7. lt;4) Deut. XXIV: vs. 19-21-
(5) P6almCXLVI:v«.9.
-ocr page 69-^limer omstandigheden gebragt. — Wij lezen
eene weduwvrouw te Zarphath, tot
^elke Elia gezonden werd, en in velerlei
°p2igten door God begunstigd (i).— Jezus zelf
ti'ad ongevraagd ter hulpe voor de weduwe
Naïn, en wekte haren eenigen zoon uit
den dood op (2). Uit dit alles kunt gij
^ien, hoe de Heer bijzonder Zijn oog op
quot;et lot der weduwen vestigt; en wie u ook
nioge vergeten, Hij zal u niet vergeten.
Vestig dan uw vertrouwen op Hem, Die u
Wil doorhelpen, staande houden, en door
Ongeziene wegen voor u zorgen. — Dat de
Ondervinding getuige! vraag het maar aan
d»e weduwen, wier toestand bij het overlij-
en van hare Echtgenooten onherstelbaar
®eheen, en zij zullen u uit éénen mond moe-
ien getuigen: boven bidden en denken heeft
de Heer ons geholpen. Ja het is zoo: Bij-
bel en ondervinding bevestigen het: God is
Man der weduwen.
God de Vader der weezen.
Die eernaam wordt aan den hoogen God
gegeven (3), en is bewaarheid tot op dezen
ag- Is de aardsche Vader u ontvallen, de
®t®agtige Hemelsche Vader blijft u over,
n leeft tot in eeuwigheid. Hij kan voor
morgen beter dan de beste aardsche vader
O) «Kon. XVII: V5. 8—24. (2) luc. VII: ys . i2_i5.
(•5) Psalm LXVIH: vs. 6.
in staat was, om te doen. Immers zal een
wees hij Hem ontferming vinden (i), Zijt
dan niet moedeloos, maar slaat uwe ooge»
naar boven, en ziet wie al deze dingei»
geschapen heeft; en zou er dan iets voor
den Heere onmogelijk zijn? Weezen! aan-
schouwt de vogelen des hemels, zij zaaijet
noch maaijen, noch verzamelen in de schuren,
en uw Hemelscke Fader voedt ze nogtans {i)gt;
en gaat gij dezelve niet veel te boven? Mis'
gij de zorg, den raad, de toespraak en het
voorbeeld van een teedere en Godvruchtig^
vader of moeder; bewaart dan zoo veel te
meer hunne lessen en vermaningen in dei»
^n der gedachten van uw hart, en lent dequot;
God uws vaders, of uwer moeder, en. dieM
hem met een volkomen hart, en eene gewilUf
ziel: indien gij Hem zoekt, Hij zal van
gevonden^ worden, maar indien gij Hem ver
laat, Hij zal u eeuwiglijk verstooten (3). Ggt;j
komt nu onder ander opzigt, men zal ^
weUigt minder nagaan; ziet toe, dat gij de
asch uwer ouders niet ontè'ert, en het goede
werk uwer opvoeding, hetwelk zij door deP
dood verhinderd werden te voltooijen, met
eigene handen niet verbreekt. —Op u vooral)
oudsten der nagelatene weezen, die tot rijpe'quot;
jaren reeds gekomen zijt, rust eene dubbele
verpligting, om uwe jongere broeders o'
zusters, met een goed voorbeeld voor t®
(sS^nbsp;Matth. VI: VS. 26.
(•»J I Chron. XXVin: vs. 9.
-ocr page 71-, voor dezelve, naar uw vermogen, als
plaatsbekleeder vau uwe ouders, met
quot;efde en trouw te zorgen. Kinderkens! hebt
^iJiander lief, verdraagt elkander, vergeeft
elkander, gelijk God in Christus ons vergeven
beeft; een iegelijk zie niet op het zijne,
niaar ook op hetgeen des anderen is; bidt
Voor elkander; wentelt uwen weg op den
Öeer, en vertrouwt op Hem: Hij zal het
öiaken, en gij zult ondervinden, hetgeen
David reeds in zijnen lijd kon getuigen:
Ih ben jong geweest, ook ben ik oud gewor-
den; maar ik heb niet gezien den regtvaar-
digen verlaten , noch zijn zaad, al zocht
^'et brood (i).
Het herhaald verlies.
De eene slag volgt soms spoedig op den an-
deren : nu wordt het eene, dan het andere
«ind, nu deze , dan gene der huisgenooten,
door den dood weggenomen; de hand des
Heeren, zegt gij, rust zwaar op mij, en de
taal van Naomi is de uwe: De Älmagtige
heeft mij bitterheid aangedaan (2). Waarom
overkomt mij boven anderen zoo veel leeds ?
Waarom moet ik juist zoo veel smart onder-
Vmden, en van alles beroofd worden? dat
zulke vragen bij u opkomen, is natuurlijk;
^t gij er op nadenkt en u zelven onder-
zoekt, is betamelijk; maai- wanneer gij des-
lt;') Psalm XXXVII: ys. 20. (a) Ruth I: vs: 20.
-ocr page 72-wegens verdrietig wox^dt onder de kastijding,
dit IS gansch verkeerd , zondig voor God en
schadehjk voor u zelven. Ook hier kunnen
er oorzaken zi,n, zoo wel ten aanzien der
Sr'Shnbsp;^^^ ^ die over-
Ml,ft. Herhaalde verliezen zijn wel her-
dltVod -fSeen hikken
da God xets tegen ons heeft ; zoo dachten
Jobs vrienden, en spraken daarom niet regt
van God, en veroordeelden hunnen vriend,
LZrl r r.quot;nbsp;verliezen
achter elkander bejegenden; en toch was
hl, een man opregt in zijne vroomheid, cTd-
vreezend en wijkende van het kwaad (3) Fr
zim xn de hooge Godsregering soms idenen
en die pheim bh,ven moeten voor ons. J
rZ inbsp;™den maakte
Sïke 'zi fvromen man,
welke zich door overmaat van lijden ver-
voerd, nu en dan onbedachtzaam had uitge-
laten antwoordde God uit een onwÄ
en stelde hem eenige vragen voor Zr de
geheimen xn de natuur om te beaXoor^
den, opdat hl , Gods grootheid en zijne nt
tighexd gevoelende, zou erkennen, dat er
Snbsp;quot; ^^^ ^^^ Goddelljfver-
HerL/nbsp;onnaspoorlijk zijn.
diep velol^ jxe uitwerking,^dat hij zich
P veiootmoedigde, en uitriep: ik ben
gering! wat zou ik U antwoorden P ik leg
^ijne hand op mijnen mond. Eenmaal heb
gesproken, maar zal niet antwoorden; of
^^eemaal, maar zal niet voortvaren (i). Er
kunnen echter redenen zijn, waarom God
alzoo met u handelt; die door nadenken op
n zeiven of uwe omstandigheden wel kun-
nen geweten worden; en wanneer gij ze
Uoodig hebt te kennen, wilt weten, door
bet gebed en zelf-onderzoek u zullen bekend
Worden.—Mogelijk wil de Heere u iets aflee-
ren, dat gij door vorige verliezen niet hebt
afgeleerd; mogelijk wil Hij u meer oefenen
in onderwerping en lijdzaamheid, in geloof
en hemelsgezindheid, dan anderen, en alzoo
meer aan het beeld van Zijnen Zoon gelijk-
vormig maken; dan heeft Hij wat groots met
n Voor, en dan zou Jacobus u zeggen:
quot;c^f het voor groote vreugde, wanneer gij
velerlei verzoekingen valt, wetende, dat
beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt;
doch de lijdzaamheid hebbe een volmaakt
werk, opdat gij moogt volmaakt zijn, en
geheel opregt, in geen ding gebrekkelijk, (2) —
en Petrus roept u dan toe: nu een weinig
tijd (merkt dat op : het is een haast voorbij-
gaand lijden, een' proef van weinig dagen,)
dat zoo het noodig is (en anders niet)
bedroefd zijnde door menigerlei verzoekivgen,
^dat (zie daar het heerlijke doel van den
»ader in de Hemelen) de beproeving uws
(') Joh XXXIX : VS. 37 , 38. (2) Jac. I; vs. 2-4.
-ocr page 74-geloofs; die veel hostelijker is dan des gouds
hetwelk vergaat, en in het vuur beproefd wordt,
(opdat het gezuiverd worde en met des te
heerlijker glans te voorschijn kome) bevon-
den worde te zijn, tot lof en eer en heerlijk-
heid in de openbaring van Jezus Christus (i).
Als dit oogmerk in u mag bereikt worden,
dan zult gij nog eens met den Dichter zeg-
gen : Ik weet, Heere! dat Gii mij uit ge-
trouwigheid verdrukt hebt (2) en den man
aie de beproeving verdraagt, (dat is: ze uit-
houdt, met bezwijkt in zijn geloof) noemt
Jacobusnbsp;en zegt, dat als hij zal be-
proefd zijn, hl] de kroon des levens zal ont-
vangen welke de Heer beloofd heeft dense-
tijdelijk verhes eeuwige winst veroorzaken,
en hetgeen u thans doet klagen, eens eeu-
wige blijdschap geven.
r-im cxix: vs. 75.
-ocr page 75-EENIGE HERINNERINGEN.
na pen dag der begrafenis.
Het wederheeren tot het gewoon dagelijks werk.
De das der begrafenis is voorbij; er is
aan den overledenen volbragt, wat er moest
geschieden; het geslotene huis wordt ge-
opend, en de overpblevenen vatten weder-
om het werk in huis of bulten hetzelve op,
hetgeen voor een poos gestaakt was, en waar-
toe zij in hunnen kring en in de Maatschap-
pij geroepen zijn. Dit geschied in het eerst
Wel niet met dien lust en vreugde gelijk
te voren, en dit kan uit den aard der zaak
ook niet: de gedachten zijn op den overle-
denen , op het verlies en gemis bepaald; wij
gevoelen ons niet gestemd voor den arbeid ,
die wij te verrigten hebben, en soms wijd
versthillend Is van hetgeen, waarop wij nu
gaarne peinzen. Wij komen onder men-
schen , wier gesprekken ons vervelen, wier
vrolijkheid ons hindert. Wij zouden ons,
indien wij konden, wel wlUen onttrekken
aan de wereld en aan ons werk , omdat wij
er ons niet In vinden kunnen; doch aan
dezen onlust ons toe te geven , zou verkeerd
zijn. God roept ons om te doen, wat Hij
ons in den weg Zijner Voorzienigheid geeft
om te doen, en wil dat wij werken zullen,
terwijl het dag is, eer de nacht ooh voor
ons Aomt, waarin wij niet meer zullen kun-
nen werken.-Doch, het is onze pligt niet
alleen, maar ook nuttig voor ons: eene
sombere droefgeestigheid, welke ons slechts
doet peinzen , en werkeloos maakt, is voor
ziel en hgchaam schadelijk , voor niets nut-
' 'quot;^•IS^ndeel, het weder opvatten van
dagelijks werk zal ons eene weldadige
afleiding bezorgen, en indien wij uit het
geleden verlies iets geleerd hebben, zullen
Wi] hetzelve beter en getrouwer volbren-
gen, dan te voren. —De gedachte des doods
die ons dan meer gemeenzaam geworden
IS, kan en moet ons opwekken, om ijverig
te zijn, mets te verzuimen en onafgedaan
te laten, om het met die eerlijkheid en ge-
moedelijke trouw te verrigten, welke ons
geweten niet bezwaart in het uur van ster-
ven; om niet alleen en voornamelijk te
werken om de spijze die vergaat, maar on-
der den arbeid te blijven gedenken aan de
onzienlijke en eeuwige dingen. Wanneer
wi] zoo het werk mogten beginnen en voort-
zetten, dan zouden wij meer onze dagen
teilen, bedachtzaamheid leeren, een wijs
bart bekomen, nuttiger zijn in de maat-
scbappjj, God meer behagen, en meer van
quot;en zm en het gevoelen, dat er in Christus
was, bekomen, Die zeide, en het ook al-
quot;Jd toonde, te willen werken de werken
^esgenen Die Hem gezonden had (i), Zijn'
te volbrengen , en daarin den Vader te
Vei'heerlijken.
Het blijvend gemis.
Gij kunt het niet vergeten, wrat gij ver-
loren hebt: uw gemis is zoo groot, gij ge-
voelt het dagelijks, meer nog dan ia de
eerste oogenblikken. Wat de gestorvene
Voor u was, voor het huisgezin geweest is,
dat ziet gij na het verscheiden nu eerst regt
in. Het is een verlies, dat geen mensch
wie het zij, zoo kan beseffen en waarde-
'^'en gelijk ik, en dat ik nooit zal overko-
ken, zoo spreekt gij, zoo klaagt gij.
quot;et zal u bevreemden, wanneer ik zeg,
öiij te verblijden, menschen aan te treffen,
die alzoo spreken en hun gemis blijven ge-
voelen en betreuren:—het is mij een be-
^vijs, dat zij den overledenen hartelijk lief
iiadden : dat zij over het goede hetgeen zij
door hem genoten, nadenken, en Ik heb dan
eene stille hoop, dat na zijn' dood, zijne
lessen , vermaningen en voorbeeld nog meer
üut zullen stichten, dan wanneer hij niet
gestorven was. Ja wat gij mist kan niemand
n vergoeden, dan God alleen. Wel niet
door de teruggave op aarde van hetgeen gij
verloren hebt, maar door Zijne ouderwij-
(0 Jol,. IX : vs. 4.
-ocr page 78-zende, heiligende en troostende nabijheid
aan uwe harten. Er zijn wonden, die een'
geruimen tijd moeten opengehouden wor-
den, om daardoor den welstand des lig-
chaams te bevorderen, en het leven te be-
houden ; zoo zijn er ook smarten der ziel,
die moeten voortduren, om het weldadig
oogmerk vaa den Geneesmeester onzer zie-
len te bereiken; daardoor toch verliest de
wereld met hare bekoorlijkheden hare aan-
trekkingskracht voor u; daardoor wordt gij
meer gestemd voor ernst en nadenken, en
wil de Heer uw hart openen eu vatbaar
maken voor de vertroosting van Zijn woord
en u leeren bedenken en zoeken de dingen
die Boven zijn, waar Christus is aan de reg-
terhand Gods. — Er is eene droefheid der
wereld, die uit de wereld is, en wederom
tot de wereld en hare verstrooijing henen
leidt, deze werkt den dood, maar er is ook
eene droefheid naar God, die uit God is,
en naar God henen drijft, deze werkt eene
onberouwelijke bekeering tot zaligheid (i).
Deze laatste zij of worde de uwe, zij leide
u tot God en den Zaligmaker, zij brenge
u tot die opregte en onverdeelde bekeering,
welke nooit berouwt, zelfs niet in het sterf-
uur, en uitloopt op de zahgheid. — Ziet,
«an zal uwe droefheid in blijdschap veran-
aerd worden, en niemand zal uwe Uiidschap
van u wegnemen (a).
(t) ï Cor. VII: V,. ,0. (2) Joh. XVI: Vs. 22.
-ocr page 79-Het verzetten van de droefheid.
Wat uwe droefheid kan lenigen, mati-
gen, besturen, en u door dezelve vertroos-
ten , is zeker hoogst begeerlijk: want onze
aanleg, zoo als ons die natuurlijk eigen is,
IS Voor de blijdschap en niet voor de droef-
beid gestemd, — deze is iets onaangenaams ,
Wij wenschen van dezelve bevrijd te worden.
Maar hier komt het op de middelen aan,
die wij gebruiken, of zij betamelijk dan
misdadig, genoegzaam of ongenoegzaam
^ijn, de wond heelen of ons nog- erger
eu onherstelbare wonden veroorzaken. —
de kennis en het geloof van het Evange-
tie, in de onderwerping aan God, in de
Vriendschap en gemeenschap met Jezus Chris-
tus is de eenige ware troost te vinden. Maar
er zijn ook andere wegen, die men na gele-
den verliezen deze en gene ziet inslaan, welke
Uiet goed zijn, en wel de droefheid verdrij-
ven, maar tevens al het nut doen verliezen,
en tot des menschen schade, ja soms tot
^jn tijdelijk en eeuwig verderf strekken.
Men wil het verzetten, de een door zich te
egeven in de verstrooijende vermaken dezer
^ei^eld, de ander door plaatsen en gezel-
schappen te bezoeken, die niet alleen aflei-
en, maar verleiden; een derde door zijne
j^evlngt te nemen tot spel en drank. Qnge-
nsKig de zoodanigen, die zich zoo dwaas.
zoo onwaardig, zoo misdadig aanstellen. Of
is het niet dwaas, wanneer iemand om eene
wond te genezen, een slaapdrank inneemt,
en vergif gebruikt, ten einde de pijn niette
gevoelen? zoo handelt hij die zijn verstand
en gevoel beide zoekt te bedwelmen en te
verdooven, door hetgeen hem naar de ziel
geen voordeel, maar wel groote schade moet
aanbrengen. Is het niet onwaardig voor de
nagedachtenis van den overledenen, middelen
aantewenden om hem spoedig te vergeten?
Is het niet misdadig, wanneer God zoo
krachtig tot ons sprak, zich tegen die stem
te verharden, en daar Hij ons zulke bronnen
van vertroosting ter verkwikking onzer zie-
len in Zijn Woord geopend heeft, die te
versmaden, zich daarvan af te keeren, en
den dood te drinken aan den giftbeker, dien
ons de wereld aanbiedt? Zoudt gij zulks
kunnen verantwoorden voor u zeiven, voor
uw gezin, voor God en uwen afgestorvenen?
wat zou er van u moeten worden, indien gij
ongelukkig genoeg waart om het oor te lee-
nen aan de zoodanigen die u tot zulke dingen
poogden te verleiden? gij zoudt uwe ziel
geweld aandoen, en uw verderf in den mond
loopen : verre , verre zij van u zulk een
schandelijk misdrijf! heb er een afkeer van;
Wacht u voor de eerste beginselen die u
daartoe zouden kunnen vervoeren, beschouw
hem, die u dit aanraadt of daartoe verlok-
ken wil, als eenen verleider, en sla de ver-
Zoeking terstond met verachting af. Keer u
liever tot God en den Bijbel, tot die plaat-
sen en die menschen, welke u tot andere
en betere dingen opleiden, en eene goede
bope en vertroosting kimnen leeren kermen,
Waarschuwing aan jonge lieden.
Men ziet wel eens, dat de kinderen,
«la den dood van hunne ouders, ot van
eenen derzelve , welke door gezag en voor-
beeld hunne kinderen in den goeden weg
Zochten te leiden, en door hunnen goeden
raad en wijs beleid, voor de verleiding en
besmetting der wereld poogden terug te
bouden, van tijd tot tijd zich ganscb anders
beginnen te openbaren, dan te voren. —
ßij het leven der ouders waren zij zedig en
nederig, overeenkomstig hunnen stand ge-
ldleed, maar nu beginnen zij op te steken
zich te verhelfen. — Toen namen zij
gezet de Godsdienst waar, lazen In den Bij-
bel, onthielden zich van de verkeering met
'^oodanlgen, die hun tot verleiding zouden
®trekken; thans echter wordt bet eerste meer
Verzuimd, bet andere opgezocht. — In plaats
^an zich stil-huisselijk, zedig en ingetogen
gedragen, beginnen zij los, wulpsch, en
;iitspattend te worden. In de eerste oogen-
bllkken komen de lessen en waarschuwin-
Sen van den gestorvenen vader en vrome
6
-ocr page 82-moeder nog wel eens in de gedachten; maar
de begeerlijkheid der oogen en des vleesches,
de onbedachtzaamheid der jeugdige jaren,
en de lokkende stem der verleiding, verdrin-
gen dezelve spoedig , zoo dat ze weldra ge-
heel vergeten en uitgewischt worden. Zou
dat nu de beantwoording zijn van de zorg,
de lietde, de tranen en gebeden van uwe
ouders? zoudt gij zulk eenen braven vader
ot teedere moeder na hunnen dood alzoo
ontëeren? hun naam en gedachtenis alzoo
schandvlekken? roepen zij u als uit hunne
graven niet toe: »0 mijn kind! vrees God
»en boud Zijne geboden; zoek en dien Hem
»vroeg; hoor naar den vader die u gewon-
»nen heeft, en veracht de leer uwer moe-
»der metquot; ? Hun oog ziet u wel niet, maar
des Heeren oopn zijn op ieders wegen. —-
Zij hadden u immers lief; zij hadden het
wel met u voor; wenschten u gelukkig te
zien, en zoudt gij dan niet dien raad, dat
voorbeeld volgen? kenden zij u, de wereld
en de gevaren die in dezelve zijn, niet be-
ter dan gij ? hebt gij hun niet in vrede zien
sterven? o! gedenkt aan hetgeen gij hu»
toen beloofd hebt, herinnert u dat gedurig,
vraagt u zeiven veel af: »als mijn vader of
»moeder nog leefden, zouden die dat goed-
»keuren? zou het hun genoegen of verdriet
quot;gevenquot;? zoekt zoo te handelen als of zij
nog bij u waren, en bidt God om kracht
en moed, ten einde in de verzoekingen be-.
^aai'd le blijven , en de nagedacbtenis uwer
Ouders niet te ontëeren.
§ 5.
Een, woord aan broeders en zusters.
, Na den dood der ouders is vooral noodig
Uat de band der liefde en des vredes onder
broeders en zusters bewaard blijve, en men
'^org drage, dat er geene verkoeling, geen
^Wist, geene verwijdering kome. Het is droe-
vig wanneer men kinderen, die onder ée'n
bart gedragen zijn, die vooral dan elkande-
quot;■en tot raad, hulp en troost moesten we-
^en en tot liiertoe een gezin uitmaakten,
^et eikanderen ziet krakeelen, de een den
anderen niets wil inschikken, leder wil rege-
'^en» of, zonder naar elkander te hooren,
zijn' eigen weg gaat. — Het is dan, als
jvanneer in het menschelijk ligchaam het oog
de hand zeide: ik heb u niet meer
noodig, of de voet tegen het oor zeide: ik
^d mij naar u niet meer schikken; terwijl
net eene lid het andere niet missen kan.
^n een groot gezin is het natuurlijk dat de
Pnderen de jongeren besturen, noodig dat
jeder het zijne toebrenge , om elkander te
elpen en van dienst te zijn, dat er orde
overeenstemming plaats hebbe. Zal dat
geschieden, dan moet men zich wachten
j^oor de eerste beginselen van twist en ge-
1 gt; niet eigenzinnig zijn, niei meesterach-
6 ^
-ocr page 84-tig doordrijven, of zich hoven anderen de
heerschappij willen aanmatigen, noch zich
door stugheid verzetten tegen den goede»
raad van den anderen, maar eikanderen
verdragen, te gemoet komen, hier en daar
wat overgeven, niet alle'e'n zien op het zijne,
maar ook op hetgeen des anderen is, ge-
trouwelijk eikanderen helpen, en bijstaan?
dat is nu uw aller pligt, dat vordert uw ge-
zamenlijk belang, dat is de wil van uwe
gestorvene ouders, dat is de wil van God,
en gij zult er u wel bij bevinden: waar
liefde woont, gebiedt de Heer den zegen;
langs dien weg zult gij het geleden verlies
eikanderen meer dragelijk doen worden,
en verzachten. — Is er door het een of an-
der eenige twist ontstaan, legt het spoedig
bij, vergeeft elkander; de zon ga niet on-
der over uwe toornigheid, want gij zijt
broeders en zusters. Kweekt niet alleen
den vrede, maar vooral de liefde, de bron
waaruit alles moet voortkomen, aan, want
de liefde is langmoedig, niet afgunstig,
niet opgeblazen; zij handelt niet ongeschild'
telijk, zij zocht zich zeiven niet; zij wordt
niet verbitterd, denkt geen kwaad; zij bedekt
alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt
en verdraagt alle dingen (i).
(O I Corr. XlII : VS. 4—T.
-ocr page 85-Middel om het aandenken aan afgestorvene
vrienden en betrekkingen te bewaren.
De tijd, de bezigheden die wij te verrigquot;
ten hebben, en de dagelijks afwisselende
nieuwe voorwerpen , welke zich aan onzen
geest voorstellen, doen het gevoel over het
geleden verlies slijten , en het aandenken aan
afgestorvenen verminderen; ja men loopt
Wel eens gevaar door den tijd hen te verge-
ten. Om dit echter voor te komen, moet
lien van tijd tot tijd hunne gedachtenis ver-
nieuwen. Bijzonder is daartoe geschikt, dat
^en op den verjaardag, den sterfdag, en
dien der begrafenis van onze dierbare af-
gestorvenen , tot die herinnering jaarlijks
eenige oogenbllkken opzettelijk afzondert,
dan zoekt te binnen te brengen hun
teven, hun sterven, hunne vermaningen,
en onze beloften; dat men ten aanzien van
net laatste zich zelve afvrage, hoe hieraan
beantwoord is ? Het zou goed zijn, wan-
neer kinderen op zulke aandoenlijke dagen ,
niet elkanderen over hetgeen vader of moe -
^er voor of bij den dood hun gezegd en
aanbevolen hebben , spreken ; indien zij iets
J^aarvanaangeteekend hebben, dat dan zamen
nerlazen, elkanderen opwekten, om toch
getrouw die vermaningen op te volgen, en
^at voorbeeld voor oogen te houden; zich
®P nieuw en plegtig in liefde aan elkander
verbonden, en gezamenlijk God dankten voor
de goedheid en trouw, met welke Hij se-
dert den dood der ouders voor hen gezorgd
had, en zich te zamen en ieder voor zich
zelve biddend den Heer aanbeval, opdat Hij
verder hen bewaren, zegenen en leiden mogt
op den regten weg. Zoo zou het aanden-
ken aan hen verlevendigd, en onder den
Goddelijken zegen tot veel nut aangewend
worden.
Benige spreuken en lessen , die men niet
te veel kan hehartigen.
De tijd is ons gegeven, om er winst mede
te doen voor de Eeuwigheid; en de Eeuwig-
heid zal niet te lang zijn, o?n het verlies van
den tijd te beweenen, zoo wij dien mis-
bruikt hebben.
De dood zal voor niemand treurstof op'
leveren, dan voor degenen, die aan hem
niet gedacht hebben, en zich op zijne komst
niet voorbereid hebben.
Laat ons aan deze zijde van het graf
■willen zien, hetgeen wij aan gene zijde een-
maal moeten zien.
Gelijk men geen kind naar de schole zendt
om te spelen maar om te leeren., zoo zend»
God den mensch niet op aarde om zich te
Vermaken, maar om die wijsheid te leeren
Welke van Boven is, en naar Boven leidt.
De ziel laat bij den dood alles achter, be-
Wve hetgeen zij door Gods genade geworden
is, of door de zonde in zich zelve bedor-
ven heeft.
Bij het sterven onzer vrienden, moet de
onsterfelijke Hemelsche Vriend ons hoe lan-
ger hoe dierbaarder worden.
De eerste bede met welke wij reeds vroeg
l^eginnen moeten, is dezelfde, met welke de
l^este zijn leven op aarde zal willen en moe-
ten besluiten: »o God zijt mij zondaar ge-
nadig.quot;
Wij moeten van de aarde nooit verwach-
ten, wat de Hemel alleen geven kan, en
minder ons beklagen over hare onvolmaakt-
heid , dan wel over onze dwaasheid, dat
wij er te veel in zoeken.
Vraagt bij hetgeen gij doet en geniet, u
zeiven veel af: hoe zal ik het beschouwen
op mijn sterfbed?
Die met Christus overwinnen zal, moet
hier onder Christus leeren strijden.
De dood scheidt de beste vrienden van
elkander, verbreekt en verstoort veel; maar
den Christen te scheiden van de liefde Gods
in Christus Jezus, het leven des geestes in
hem te verbreken, en den vrede der ziel
door het geloot, in hem te verstoren — dat
kan de dood niet.
BLADWIJZER.
Aanleiding en oogmerk van dit ge-
sclirift..........pag-
Wat men in dit boekje vindt en boe
men bet gebruiken moet. . . - — 7-
algemeene herinneringen.
Water gebeurd is, heeft God gedaan. — 11.
God heeft het met een gevv^igtig doel
gedaan , ook voor de levenden. .
Wij mogen en moeten onze afgestorve-
nen beweenen.......
Het doode ligchaam......
Het rouwbeklag.......
Noodzakelijke beschikkingen . . .
De waarheden, die ons met nadruk
in het sterfhuis herinnerd en be-
vestigd worden.........
Het nadenken over hetgeen de afge-
storvene voor ons geweest is, en
wij voor hem.......
Het nadenken over het ziek- en sterf-
bed des ontslapenen. . . . .
Het nadenken over den afgescheiden
geest....... . . . — 3i.
BIJZONDERE HERINNERINGEN.
De dood van een jong kind. . » ■ —
D? dood van een' volwassen Zoon of
Het plotselijke en onverwachte sterf-
geval..........— 47-
Het bewustelooze afsterven. . . . — 49-
i 2.
14.
17-
19-
21.
— 28.
— 3o.
B L A D W IJ Z E H.
Het ontzettend afsterven. . . .nbsp;pag. 5o.
De onzekerheid omtrent het lot van
De voor zijnen dood zwaar beproefde
afgestorvene...............
De zacht en zalig ontslapene. . .nbsp;_ 58.
De eenzaam overblijvende, . . !nbsp;_ 61.'
Het onverhoord gebed.....— 65.
Een woord aan weduwen. . . .nbsp;_ 67.
God, de Vader der weezen. . .nbsp;— 69.
Het herhaald verlies......— 71.
HEitINNERINGEN NA OEN nAG
DER BEGRAFENIS.
Het wederkeereu tot het gewoon dage-
lijks werk.........
Het blijvend gemis......
Het verzetten van de droefheid. .
Waarschuwing aan jonge lieden.
Een woord aan broeders en zusters.
Middel om het aandenken aan afge-
storvene vrienden en betrekkingen
te bewaren.......
Eenige spreuken en lessen. . . .
75
77
79
81
83
85.
86.
M. vriJi amp; zoNEK , Drukkers i'an het Nederlandsche
Zendelinggenootschap, worden ook uitgegeven
de navolgende Kleine Stukjes.
Evangelisch!! heriuneringea aan Kranten.............
Over het nuttig Kerkgaan..............................
•nbsp;Over het doen van Belijdenis..........................
önbsp;^voord voor menschen die niet ter kerk kunnen gaan.
•nbsp;Het Christendom beschaamd door Heidenen...........
Evangelische herinneringen aan Bedroefden...........
^^®Mgelische herinneringen aan Vaders en Moeders..
■nbsp;^n -woord aan Vaders cn Moeders, over den Doop.
Uvor het allerbeste Boek...............................
Ouderwijs over het Bijbellezen........................
Levensgeschiedenis van den grootsten Man............
Iets over het Avondmaal..........................
Opwekking tot de huisselijke GodsdiènsV..'..'.quot;.'.'.'..'.'.'.'.
15 Samenspraak tusschen drie vrienden over dc Wedergeh.
IJ- Het leven van Wijliam Keilij..........................
17* Squot;» ƒ •'»'inspraken tusschen een Leeraar en een Huism.
ib' m' P Eerenhoef, tot vorigen welvaart hersteld..
,„■ ff®' nadeel van hel bij de straat loopen der kindcron
aonbsp;legen de Ontucht......................
•nbsp;leis voor herstelden uit krankheid....................
Iels voor Gevangenen......................
Geschenk der christelijke liefde voor kinderen. ....
Geschenk voor Lidmaten der christelijke kerk.......
Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid ?........
Tweede Geschenk der christelijke liefde voor tinderen
Voor Dienstboden........................
Over de Feesten.........................
Iets voor Armen.........................
Jezus , de geneesmeester va.i kranken...........
5lnbsp;Herinneringen aan oude lieden.......
•nbsp;^erzamehng van leerz. brieven en opwekkehde verhalen
SSnbsp;-«'eltevredenheid. ..............
Si' i;quot;quot; quot;quot; »ii-^ten-ouders over de ouvoeding
Ssquot; F?quot;'quot;' ' '''nbsp;d»' Geloofs.............. -.........
■nbsp;Schets van het leven van Afrikaner..................
j • Waarschuwing tegen het Kwaadspreken..........
38nbsp;Zelfkennis.
il' .^'quot;quot;«lelijke raad aan zwaarmoedigen..................
4s w?quot;quot;?'nbsp;'k niet heler .................
43' r ^'iquot;. iier op aarde, de gelukkigste menschen?
44nbsp;Sterven........!...............
quot;quot; voorbidden, een pligt der Christelijke liefde....
k |
i5 |
Ct. |
— |
10 |
» |
- |
10 | |
— |
ÏO |
1) |
- |
io |
» |
- |
i5 |
)) |
- |
ao | |
- |
o5 |
» |
- |
10 |
igt; |
- |
25 |
)gt; |
- |
25 |
ï) |
- |
lU |
)) |
_ |
i5 |
» |
- |
ojl |
)) |
— |
i5 |
gt;» |
i5 |
)) | |
- |
25 | |
- |
30 |
)gt; |
- |
3o |
1gt; |
ao |
)) | |
- |
45 |
» |
34 |
)) | |
- |
25 |
)gt; |
- |
20 |
» |
- |
25 |
n |
- |
25 |
)) |
- |
20 |
» |
- |
10 |
M |
- |
12i | |
22j |
)gt; | |
- |
20 |
lgt; |
- |
20 |
» |
30 | ||
- |
i5 |
)gt; |
- |
10 |
ï) |
- |
10 |
» |
_ |
so |
» |
- |
25 | |
- |
)) | |
- |
s5 |
)) |
- |
25 |
)gt; |
- |
20 |
1) |
- |
25 |
}gt; |
- |
i7l |
» |
ue ^jeii Kennis.. ...................
' ^en woord van onderrigt en troost, in Sterfhuizen.
' quot;Jen doet niet, wat men kan.................
Vrgt; — J
Bij de Drukkers en Boekvcrkoopers m. wijt amp;nbsp;zonkït
zijn ook te bekomm de ^»olgende Kleine Stukjes.
■No, ''
j. Noodzakelijkheid ^er kennis van Jezna Christus ...nbsp;i lO Ct.
2.nbsp;Het geluk van God tot zijnen Vriend té hebben . , . ,nbsp;- i5 quot;
3.nbsp;Het -waar geluk, geschetst in drie gesprekken........nbsp;- i5 quot;
4.nbsp;Van Eijk , iets orer de Bekeering..........................................« 40 quot;
j, jgt; over de Sacramenten..............................- lo
6* „ jgt; over de Regtzinnigheid........................................gt;45 ))
n. » » voorbeelden van Vroegbekeerden......................-40
8. 5» » bij de uitdeeling des Bijbels..............................- o5
g. Jezu5 , de ware Zondaarsvriend................................................_ ,0 M
10.nbsp;Een boekje voor menschen , die het niet quot;willen lezennbsp;- o5
11.nbsp;De godvruchtige Krijgsman.................................._ »
la. Iets over het Vloeken..............................._ q5 j»
13.nbsp;Hartelijke opwekking en welmeenende raad.............- ^o '»
14.nbsp;Be weg des Heil», in zestien korto voorstellen»...........— 20
15.nbsp;De godvruchtige Zeeman................................................................- 20 )gt;
16.nbsp;Een woord tot bemoediging..............................- o;^ quot;
17.nbsp;Iets over de Vereeniging................... ,nbsp;- i5 »
18.nbsp;Jonathan de Baggerman ......................nbsp;- 10 »
19.nbsp;Franke, heilige en veilige weg................................- o5 »
ab. Overdenking over het Wederzien..............................- xo '»
ai. Ernstige gedachten over de Eeuwigheid...............- 07^ )'
32.nbsp;Raadgevingen. Wenken. Middelen............................10
23.nbsp;Leven en Sterven van een vroeg godvreezend Dochtertjenbsp;- ao »
24,nbsp;Onderwij« om zalig te worden.....................— o5
35. Het boercnmeiaje.. . . '.................... ,nbsp;_ oa* )gt;
s6. Jozef................................ ,nbsp;- oai Jgt;
37. Schets van Jezua leven....... .............................^ )gt;
Vrolijk nitzigt van een 96 jarigen grijsaard...... ,nbsp;- j5 )i
3g. De goede Moeder........ » , , ....................~ 30 )gt;
3o. Th. Hoog, over de vroeg© Godzaligheid...........- ao quot;
5i. — —— opleiding van hot Nageslacht....................- aS gt;'
Sa, Gedachten van een oud Godgeleerden........................- 3o ^^
33.nbsp;Hogendorp, ootmoed voor God............ . . . .nbsp;- 50 »
34.nbsp;Wonderbare oogbeschouwing....................................- 40 quot;
35.nbsp;Resler, over de Gezangen.................................~ i5 gt;'
36.nbsp;Een boekje voor menschen om den Bijbel te lez. de s5 Ex.nbsp;- a5
37.nbsp;Honigdroppen uit de Steenrots Jezus Christus............- ao quot;
38.nbsp;Lessen der wijdheid voor alle Christenen..................- a5
39.nbsp;Een zestiental beknopte Preekjes..............................- laf ''
40.nbsp;Leven en bekeering van vrouw Lanj^erveld................- 10
41.nbsp;Th. van der Groe , zaligmakend Geloof..........- 60 quot;
4a. K.ort Begrip der christelijke religie..........................- lO
43.nbsp;Bekeeringgeschiedenissen en Sterfbedden. ........ 3o
44.nbsp;Spiegel der goddelijke voorzienigheid. ...........nbsp;- aS
45.nbsp;Leven van Mevrouw Paterson. ....... .................- 10
46.nbsp;Gesprekken en Overdenkingen over des Heilandslijdennbsp;- 35 **
Black , de Schoorsteenveger....................Ii ic ^^
•fi. Nimmer te Laat....................................................- »0 ^
Nimmer te Vroeg. ........................
De kracht van den Godsdienst.................- »0 quot;
D® Oudejaars-avond..............................................- »0