.....
^ E Squot; \
OM HEN TE BEVEILISEN TEGEN
2e ROTtERDAM^
bij NICOLAAS CORNEL,
^fukher yanNeêrlandschZendeling-Genootschap»
Gecommitteerden bg het Neder-
landsph Zendeling-Genootschap, tot
het opstellen y verzamelen en uitgeven
van kleine Stukjes, ter bevordering
Van Evangelische kennis en Godzalig-
heidyook bij mingeoefenden; namelijk
Pi. J. VAN DER MEULEN, B. VAN
Marken, J. Clarisse, A. L. M. Phil.
en Theol. Doet. en Prof., A. de Vries,
L. Egeling , J. C. Vorstman en
*nbsp;R.
R. Adruni , Predikanten te Am-
sterdam, te Hoorn, te Leiden ev
te Rotterdam, overeenkomstig hun
Ambt en Beroeping, dat oogmerk
gaarne willende bevorderen, en in
uitzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stuk-
je hunnen handgenooten aan; er-
kennende intusschen geene Uitgave
voor echtf dan welke door eenen
hunner, of door den Drukker de-
zes, onderteekend is.
AAN
. om hen te beveiligen tegen
Treffend is de teekening, welke een Italiaan-
scte Dichter van het verblgf der rampzaligen
gegeven heeft, in deze weinige nadrukkelgke
woorden: »Boven deszelfs ingang staat geschreven:
J) /FZe hier binnen treedt, laat de hoop daar
» buiten achter /quot; Er is voorwaar geen toestand on-
gelukkiger , daa, waar men zonder hoop is. Al-
gemeen wordt dit door de menschen erkend, en
Van daar de zoo dikwerf gebezigde spreekwoor-
den : Hoop is lodens troost. Zoo lang er le-
is , ia er hoop!
Maar is dit zoo, hoe ongelukkig is dan de toe-
stand van hem , die in dit leven reeds van hoop
l»eroofd is.. Zgne treurige gesteldheid heeft waar-
quot; Anbsp;lijk
' (-)
lijk iets van de rampzaligen in d'e hel. En
echter, men vindt menschen, die zich zoo on-
gelukkig wanen-, die voorgeven, dat zij geheel
zonder hoop zijn. Ik zeg met opzet wanen en ^
voorgevan: want dat zij wezenlgk zoo ongeluk-
kig zijn, als zij zich verbeelden, durf ik ge-
•wisselgk tegenspreken, en zal u bij het lezen
van dit boekje van het Nederlandsche Zendeling-
Genootschap , zoo ik hoop, overtuigend blijken.
Het bevat raad en troost tegen de Wanhoop.
Gg denkt of zegt welligt: «tegen de Wanhoop !
j) waartoe dit ? Hóe weinigen zullen er zgn onquot;
».der de gewone lezers van deze kleine stukjes,
}) die daartoe overhellen of vervallen zijn.'* Des té
beter, mgne vrienden. Maar zoude hnn getal
•wel zöo klein zijn, als gg vermoedt ? Wie weet
of in dé bèhandeling van dit onderwerp, ook
niet wel iets zal voorkomen, dat meer of min
%op u toepasselijk is.
En al ware dit zoo niet: gg Èult toch de
quot;waarkhuwing üwêr medèmenschen niet afkeu-
Ten. Bovendien, zij, die tot Wanhoop vervallen
«gh, waren menschen van geligke bewegingen
als alle andere, en wie waarborgt n en mg gt;
dat wij daartoe niet zoaden kunnen venaquot;®quot;'
Wij wenscheii, wij hopen, wg blddea,
God ons yoor diea ongelukkigea toestand bewa-
fe ea sterke door zijne genade. Maar terwgl
Wg daarop biddende ons verlrouwea vestigen,
Hiogen wg ons nimmer van het gebruik der g^
paste HÜddelen oiUsIagea achten. En liggen wg
bloot voor eenig kwaad, i$ het dan niet raad-
zaam , dat wij :het trachten te kennen opdat wg
daartegen op onze hoede kunnen zgn, en ous
.sterken met de wapenen van rede en godsdienst?
Ik wil u dan met de Wanhoop, althans eenigecr
mate, bekend maken; en gij leest en ontvangt he^t
öiet een zachtmoedig en Jiiddead harte.
Ook gg, nu nog zoo schgabaar ppgeruimdie
menschen, die in de kracht uwer jaren onver-
moeid werkzaam zgtj en misschien regt vrolijke
Ghristenen kunt genoemd worden; ook gg kunt
somber en mistroostig worden als uw buur-
man, vrifffld of bloedverwant, over wien gg lui
den schouder ophaalt. Ook u mag ik dus wel
Verzoeken, leest, bepeinst en beoefent den raad
^e u hier .ter voorkoming van die treurige ziek-
te der riele wor4t medegedeeld.
Verwacht echter niet, in dit eenvöudig l^fc
i® alles te jsuUea leaen, wat oyer dit diep zc-
A anbsp;de-
ficküHdignbsp;hetwelk fiiet de geheime»
en raadselachtige ploogen van het zondelievend
cn arglistig menschelijk hart in zulk een naauW
•verband staat, met vrucht en naar waatheid
kon gezegd worden. Gg zult hier eenvoudig
vinden aangewezen, wat de Wanhoop is: — hoe
BÏj verschillend werkt; waaruit zg kan ontstaan;
en wat ons, onder den zegen van God, daartegen
hel best kan beveiligen. Ik hoop, dat gg ook daarom
dit onderwerp van te meer gewigt zult achten,
omdat de tegenwoordige dagen, en de heerschen-
de of meer en meer doorbrekende levenswgze,
helaas! al te zeer aanleiding geven tot deze diep
■ongelukkige en gevaarlgke gesteldheid der ziel.
Wat is Wanhoop?
Gelijk het ligchaam door vele kwalen kan
'-worden aangetast, zoo zgn er ook ziekten der
ziel, nog gevaarlgker dan die des ligchaams. Niet
ssoo ligt worden deze kwalen opgemerkt, en ech-
■ ter zijn ze niet minder algemeen. Ja er is niet
- één van Adams nakomelingen, die van dezelv®
'hevrgd is. Uit de natuurlijke verdorvenheid de^
-ineflschen, waaruit, als uit eene-onreine bron,
al-
-ocr page 9-allerlei, kwaad opwelt, komt öok de ti-eurige
zielsgesteldheid voort, waarvan wij hier spreken.
De hoop behoort tot onze menschelijke natuur.
Zij is eene gemoeds - aandoening, welke door de
. zekere of althans waarschijnlijke verwachting van
eenig gewenscht en heugelgk goed geboren wordt.
De hoop veronderstelt gemis en gevoel van ge-
mis. Zg begeert voldoening van dat gemis, de
ontheffing van eenige smart of kwalen, die ons
drukken, of het verkrggen v;an eenig meerder
geluk, waarnaar het verlangen uitgaat. Is dit
hegeerde en verlangde goed slechts mogelijk:
dun noemt men het wenschen; maar is er eeni-
ge waarschijnlijkheid, hebben wg gronden om
te gelooven dat het ons zal ten deele vallen,
dan wordt het hopen genoemdOns leven is
eene gediïrige oefening van hoop. Er is geen
toestand, en zelden gaat er een groot tgdperk
Van het menschelijk leven voorbg , waarin men
niet iets te hopen heeft. Nu eens is het de
ontheffing van eenig ongemak, de herstelling
Van onze gezondheid, dan weder de verbetering
van onzen toestand, de afwending van eenig
gevreesd onheil, of het verkrggen van nog hoo-
S'ïr' trap van geluk, waarop wg hopen. Ja
A 3nbsp;hef,
Iifil sch^at; dal de hoojp onmisBaar ié voor de
sraré lévensvreugde. Zg, die alle hunne ^Ten'
sehen verzadigd, alle hunne begeerten vervuld
«en, scheppen zich of weer nieuwe, nog hoo-
gere voorwerpen van hoop, of gevoelen zich
door overvoldaanheid misihoedig en ongelukkig.
Zoo is dan de hoop, de getrouwe levensgezel-
lin en troosteres der menschen op de levensreis
bier heneden. Men kan echter niet allgd aan
haar vasthouden. Haar anker kan doOTslippen
en onze hoop tè leur gesteld worden. Ik spreek
in het algemeen, van de hoop op tijdelgke din-
gen. Het gehoopte en zoo gewaardeerde goed
■wordt menigmaal onze oi^en geheel onttrokken.
De waarschgnlgkheid om het immer te bekomen
vervalt, en wg geven dan wel eens de hoop ge-
heel verloren. Zg verliest al haren grond, al
haar voedsel. Dfeïe getaoedsgesteldheid verwet
eetoe aandoening cii smart, die het genot des
yens doet kwijnen, èn somtvijlen den mensch ii»
«en' afgrond van verderf en ellende ter nederstorf-
Men Boenft dit Wanhoop. Het heet droefheid gt;
tvanneér men eenig gemis J teleurstelling of ver-
lies ondervindt, waardoor de ziel met treurig®
gewtó^rdingeft yeririild wordt. is de droefh«ilt;l
hoog-
-ocr page 11-hooggaande ea langdurig, dan wordt zrj zv(xxt{
moedigheid, droefgeestigheid, moedeloosheid g«^
heefen. Wanhoop is de hoogste graad van eene
zwaarmoedige zielsgesteldheid. Zij is heviger dan
de droefheid, zq is eene geweldige aandoening,
en heeft dit met all» sterke hartstogten ge neen ;
dat zij de ziel ongeschikt maakt voor eenig genot,
en het oog bijkans uitsluitend vestigt op voorwer-
pen , die haar voedsel verleenen en versterken.
De wanhopige denkt en peinst steeds op hetgeen
hem ontrast en verschrikt. Hg luistert niet
naar hetgeen hem bemoedigen en opbeuren kan, en
is gewoon alles uit een donker oogpunt en van
de zwartste zgde te beschouwen. Geen enkele
straal van licht en vreugde , van troost en hoop
kan doordringen in zgne benevelde ziel. Alles is
voor hem donker en als met een rouwfloers ogt; er-
togen. Hij gaat daar heen in gedurigen angst en
vertwgfeling. Zijn leven is geen leven meer!
gt; Hoewel de quot;Wanhoop in de ziel haren zetel
heeft, zoo werkt toch ook de gesteldheid des
ligchaams daartoe mede. Eene gekrenkte gezond-
heid , door overspanning van krachten in arbeid,
verstrooijingen of uitspatting In zinnelijk genot,
gaat dikwerf met haar gepaard, of doet ze te
A 4
ewdet gdwren worden. De ontstelde verbeel-
ding, door de bedorvene vochten en sappen des
ligchaams aangedaan, houdt zich énkel met som-
bere akelige beelden bezig, en verspreidt eenen
donkeren nevel over de aangename tooneelen,
welke de hoop in de toekomst doet ontdekken.
Dit verdooft de krachten, kluistert den moed, en
houdt de ziel van die ongelukkigen gebonden
aan ketenen, die hunne sombere verbeelding
schept. Zgn het tgdelgke aangelegenheden, die
den wanhopigen het meest bezig houden; hg
denkt altgd het ergste, en wat zgn toestand het '
meest verzwaart. Zgn het eeuwige dingen, is
het de behoudenis zgner onsterfelgke ziel, het
zalig worden der zijnen, dat hem bekommert;
het Euangelie verschgnt hem nimmer in deszelfs
aanminnige gedaante, als eene bl^de boodschap
voor zondaren, als troostbron voor ongelukkigen,
als balsemend en verzachtend geneesmiddel te-
gen zgne kwalen. De beloften en bemoedigen-
de verklaringen des Allerhoogsten hebben geen
vat op zgne ziel. Hij kan zich God naauwe-
Igks anders voorstellen , dan als een verterend
vuur , en een wreier zeer grimmig, die den
toorn behoudt tegen zijne weérpart^ders.
Ziel-
-ocr page 13-Zietdaar in eenige trekken, wat de Wantotq) js.
Gg ziet daaruit: datzg eene grievende, hooggaande
droefheid, of, wil men liever, hopeloosheid is, ovet
eenig waar of ingebeeld, tegenwoordig of toekomend
iwaad, welke den mensch berooft van alle uitzigt
op redding en ten eenemale werkeloos maakt.
Onderscheidene soorten van Wanhoop.
Uit het gezegde blgkt het, dat de Wanhoop
Verschillend van aard is en gewgzigd wordt,
niet slechts naar den aanleg, gesteldheid en op-
Voeding der menschen, bij welke mén die aan-
treft ; maar ook vooral naar de meerdere of min-
dere hevigheid. Veel hangt hier weder af van
het gestel en van de voorwerpen waaromtrent
'zg verkeert. Bg den eenen openbaart zg zich
in luidruchtig gebaar, in tranen en klagten. Bg
den anderen werkt zg meer in de stille, in
heimelijk morren en wrevele inismoedigheid, zoo
zelfs, dat men verbitterd wordt op dengenen,
die eenigen raad of troo^ wil toedienen. Waar
zg zich op deze, wijze vertoont, daar is zg
doorgaans langduriger, heviger en ten hoogste
gevaarlgk. Nog kan men ze onderscheiden in
eene
A 5
-ocr page 14-feene dragslijke en ondragelqhe of stelende
Wanhoop. De eerste is die, welke wel gevoelig
treft, als men wordt te leur gesteld in zgne
hoop en het gewenschte uitzigt moet opgeven ,
doch daarbij afleiding, verstrooijing zoekt, en zich
poogt tevreden te stellen met de gedachte : » het
)) is niet anders! quot; De tweede staat hier tegen
lijnregt over: is hooggaande, verwekt eene hevige
stekende smart, en heeft daar plaats , waar men
gich door de teleurgestelde hoop gekrenkt en ramp-
zalig gevoelt. Behalve deze uitersten van schgn-
bare regelmatigheid of hevige uitsporigheid, waar
vele andere wgzigingen tusschen beiden en in het
midden liggen, kan men de Wanhoop ook on-
derscheiden naar de voorwerpen , waaromtrent zg
verkeert; deze laatste onderscheiding willen wg
hier verkiezen, omdat zg het eenvoudigst is en
het gereedst de gelegenheid verschaft, om hg de
behandeling van dit onderwerp in het algemeen,
naar de bgzondere behoefte der Lezers, die wg
ons voorstellen, alles zoo veel mogelgk in te
rigten. Wij onderscheiden dan. Wanhoop met
opzigt tot dit leven, en Wanhoop of wilt ge
liever Moedeloosheid ten aanzien der uitzisten
O
in het toehómend leven. Beide wiljen wg af-
zon-
zouderlijk na elkander beschouwen. Ook daarbg
zullen wij 'gelegenheid hebben om op te merken,
dat zg in beide opziglen verschillend werkt,
naar de geaardheid en omstandigheden der men-
schen.
De Wanhoop beschouwd met opzigt tot
dit leven.
De Wanhoop ten aanzien van tgdelgke din-
gen werkt niet overal en altijd eveneens. Som-
migen worden daardoor in een' staat van onver-
schilligheid ter neêrgedompeld; anderen tot eene
Onrust en gejaagdheid gedreven, die zoo ver
gaat, dat men een grooter kwaad kiest, om een
kleiner te ontgaan. Naar deze twee hoofdsoorten,
wilkn wij de Wanhoop met opzigt tot dit
leven beschoawenk
Menschen, die door Wanhoop de handen
slap laten hangen.
Bij dit soort van menschen \Verkt de Wan-
hoop even als eett slaapdrank. Zg verlamt alle
tracJht«^ vaa ligchaam en geest,ea stort de rai-
gelukkigen, die door haar worden aangetast, fa
een' staat van onverschilligheid of vadsige wer-
keloosheid ter neêr. Alsöf er geen raad, hulp
of uitzigt meer is, zijgt men schier ademloos bg
^e pakken neder en laat de handen slap hangen.
»Men kan geen ijzer met handen breken. Men
»moet zich naar de omstandigheden schikken.
»Wij kunnen den loop der dingen niet verande-
»ren. Wie kan alles naar zijn zin schikken.
M Het moet zoo maar bij het oude blijven; er is
«toch niets aan te doen. Het moet gaan zoo
» als het best kan.quot;
Zoo spreekt men, met eene mengeling van
ware en valsche, gepaste en ongepaste redene-
ring. Hiermede zoekt men zich zelven en ande-
ren te paaijen, terwgl men echter daarhg hei-
melgk ontevreden, doch tevens te traag en te
gem'akkel^'k is, om de handen aan het werk te
slaan en eenige ernstige pogingen ter verbetering
van zijn lot te beproeven. Verguiit mg eenige
voorbeelden te bezigen. Ziét daar een Jongeling!
voorspoed en eere lagchen hem toe op de bane
des levens. Hij gedraagt zich gverig, zedig en
ingetogen. Hij vleit zich met een'post naar zgn'
stand ^ of beeft hoop in eene betrekking te ge-
ra-
-ocr page 17-taken, die hem overvloed en geluk belooff. Maar
ziet, eene ongedachte gebeurtenis verijdelt zgne
hoop. Een ander wordt hem voorgetrokken en
de gewensclile verbindtenis komt niet tot stand.
In plaats van nu de wisseling van zijn lot met
kloeken moed te dragen en op God zijne hope
en vertrouwen te vestigen: in plaats van zijnen
qver te verdubbelen, ontzinkt hem nu den
moed en laat hg de handen slap hangen. Daar
is een huisgezin, dat lang dobbert en worstelt,
om het ho)fd boven te houden; doch eindelgk
alle pogingen en opolFeringen moede, zich door
den stroom des verderfs laat wegslepen. Ginds
zgn een paar Ouders, die zich bedroeven over
het wangedrag van één hunner Kinderen. Men
vermaant, waarschuwt, dreigt — niets kan baten;
de ongelukkige verloopt zich in ongeregeldheid
en schande, en wordt hoe langer hoe erger.
De Vader en Moeder zien het aan met deernis; —
doch zwijgen stil. Zij denken, het is verloren,
niets kan meer baten...... Wat zegt gg ? Gij
beklaagt dien Jongeling, dat huisgezin^, die
Ouders met dat Kind !.. Ziet dan toe voor u
zelven , zoo gg ooit in soortgelgke omstandighe-
den geraakt; ziet toe, dat gij met de afkeuring
van
-ocr page 18-van liet verkeerd gedrag van een van dezen, uw
eigen vonnis niet hebt uitgesproken.
Op zulk eene wijze werkt de Wanhoop bij
menschen , die met tegenspoed worstelen, wier.
tijdelijke omstandigheden gaande weg verergeren.'
Welhaast verliezen zg den moed geheel, en
storten zich door onverschilliglieid en ver waar-
looziHg ntóedwillig in het ongeluk. Is het gele-
den verlies niet door eigen schuld, maar door
in het oog loopende onverwachte gebeurtenissen
veroorzaakt, dan zal men niet zoo ügt tot deze
verkeerdheid vervoerd worden, vooral, wanneer
bet daarbij gebeuren mag, gepast bestuur te
e^ntvangen. En het ontbreekt — dank zij Gods
liefderde bewaring! — in ons midden niet aan
de zeodanigen, die hierdoor lot nadenken m
stilstaan op hunne vregen geleid zgn. Doch on-
gelukkiger en beklagenswaardiger zgn zij, die
bunnen achteruitgang en verliezen zich zelven ,te
wgten hebben. Is het door ligtzinnigheid, Avan-
orde en verwaarloozing van zaken, door ver-
kwisting en eene levenswijze bovaa vermogen?
door zucht naar uitspanning en gezelschappen,
door het spel of de loterg veroorzaakt: ach!
dan loopt men zoo g^eedelijk geyaar, «n in
moer
-ocr page 19-öioedelooze onvcrschUligheid weg te zinken cn ïè
zeggen: het is buiten hope! Een zeker iemand
zeide « toen ik weinig schulden had, was ik als
»een gejaagde , ongerust, hoe ik het redden zou.
»Nu mgne schuld vele malen verdubbeld en mgn
»toestand verergerd is, geef ik den moed op «n
»bekreun ei: mij niet meer over. Word ik aftn-
»gemaand, ik zoek mgne schuldeischers tevreden
ïte stellen en vlei ze met gdele beloften,quot; Gg
gevoelt, dat is eene valsche gerustheid, van on-
verschilligheid niet onderscheiden, en even ge-
vaarlijk als de gerustheid van een' zeeman, wel-
ke zijn oog wil sluiten voor de klippen en bran-
ding , die zgne kiel met vernieling bedreigen.
Hier moet ik^in het voorhggaan waarschuwen
tegen eene handelwgze, zoo als ik daar getee-
kend heb, vraarvan de oorspronkelgken, helaasi
onder de lieden van onzen tijd wel te vinden
zijn. Wie zijn' naasten iets ontvreemdt, wordt
®ls een dief geschuwd. Maar hg , die sehnlden
maakt, welke hg nooit kan of %vil betalen, ig
niet beter dan een dief. Voor een roover kan
men zich wachten , doch niet voor hem , die,
onder het voorkomen van een eerlgk man, het
Vertrouwen schendt en misbruikt. Het maakt
in
-ocr page 20-in de zaak weinig verschil, of dit door op-
zettelijk bedrog, of dobr weeld^, traagheid en
pligtverzuim veroorzaakt is. Onze naaste wordt
daardoor misleid, en van zijn regtmatig eigen-
dom beroofd.. Men.krenkt zijn' eigen goeden naam,
en, wat nog erger is, men krenkt zijn geweten.
Ett is het zoo, dat de regtvaardige Regter
des heelals in een toekomend leven beloont en
straft, nadat wg hier gedaan hebben; zoo moet
dan hg, die onregtvaardig verkregen goed niet
heeft teruggegeven, maar met wroeging deswege
beladen, van hier naar de eeuwigheid verhuist,
daar de 'zwaarste straffen duchten!
Men zegt: «er is geene hope; ik zie geen kans,
»om mijn lot en toestand te verbeteren.quot; Maar
hebt gij het al beproefd? Hebt gg al handen aan
het werk geslagen ? Gij bloost, en stamelt:
imeen.quot; Hoe kunt gij dan zeggen: «er is geen
«kans, het is buiten hoop?quot; ' Weet gij dan wal
gij kunt? En al ware het zelfs, dat gij het niet
kondet; uw geweten zegt u, dat gij op dien
Vt'eg der zorgeloosheid en onverschilligheid niet
moogt voortgaan, dat gij langs denzelyen u al
dieper en dieper in het ongeluk stort. Het zegt
u, dat gij trachten moet, het te verbeteren'
Slijit
-ocr page 21-Sluit mve oogen niet voor u zelven. Schroomt
gt;llet de diepte der wonde te peilen. Weiligt
ziet gg hfiiverend tegen dat onderzoek op, en
gij bang om den waren toestand uwer za-
fcen op te nemen en met dezelve van nabg be-
ï^end te worden. Dat onderzoek is echter nood-
zakelgk. Zoo lang de ziekte niet bekend is, is
er geene herstelling te hopen; de hennis der
krankheid is de eerste stap tot hare genezing.
Hier denk ik aan eene vrij taïrgke klasse^'der
Maatschappij, die, in armoede geboren en opge-
voed, niét beter weet, of het mopt maar zoo
^et hen blgven, als het was; doch-die .bok
«ikwerf te traag zgn, om een' hand uitjte ste-
ken of een voet te verzetten ter verbetering van
hun lot. Ook tot hen is dit woord gerigt. Gij
denkt weiligt: »Wg zoeken ons zoo goed moge-
quot; Iqk in onze omstandigheden te schikken.quot; Maar
vrees, dat velen van u zich reeds aan vad-
onverschilligheid hebben overgegeven, zoo
zg hun' toestand niet eens zouden willen
Veranderd hebben, indien dit mei eenige opoffe-
en inspanning van krachten moest gepaard
ï^veneens is het gesteld met yelen van Iien,
Bnbsp;die
Öle nii amelcaäsen en in gestichten tan WeJd^
äigheid onderhouden worden. In den beginne
verlangen zij slechts cpnige ondersteuning, al-
leen gedurende den winter, of in ziekte en
drukkenden nood. Zoo lang mogelijk, inzonder-
heid zoo zg eergevoel hebben, trachten zij
zich staande te houden; dan, allengskens begint
hen de moed en hoop méér te ontzinken. Eens
aan die hulp en ondersteuning gewend, verlan-
gen zg aanhoudende en ruimere bedeeling, ter-
■wgl zij zich nog in de verte vlegen met uitzigt
«p betere tijden. Doch weinigen hebben lust en
moed, om zich daartoe te be-gveren. Welhaast
geven zg het op, en bekommeren zich niet lan-
ger , om door spaarzaamheid, orde en vlijt we-
der hun eigen brood te verdienen. Ik erken:
men vindt er, die zich uit dien staat der af-
hankelijkheid weer weten op te beuren. Doch
waarom is het getal dier lofwaardigen niet groo-
ter? Wanhoop aan eenen goeden uitslag hunner
pogingen maakt velen werkeloos, en dooft den
lust zoowel als den moed uit.
Ik bidde u, lieve medemenschen, zoo gij hier
aw' toestand geteekend yindt: zgt tegen dien
on-
É
onlust ca moedeloosheid op uwe ^hoede. Gaaïiia
gunnen wij hetj onderhoud, door de Cfiristelijke
weldadigheid en liefde bgeenverzameld, aan u
die , door ouderdom , krankheid of ongelukken ,
daarop aanspraak hebt. Maar g^', die nog in de
kracht der jaren zgt, be-ijvert u, om door een
nuttig en eerlgk bedrijf, zoo veel gij kunt, in
uw eigen onderhoud te voorzien, en de stads-of
gemeente-kassen te ontheffen van een onderhond
dat eigenlgk niet voor u hestemd Isj en misschien
door uwe «chuld aan hoogbejaarden en ellendi-
gen onttrokken, of althans dezen met bekrompen-
heid moet worden toegedeeld. Gij zegt misschien:
j) dat is alles wèl: maar de invloed der mode ;
fl veranderde omstandigheden , en onderkruiping
»van anderen hebben gemaakt, dat mijn hand-
awerk niet meer de winsten oplevert van vo-
»rige jaren.quot; Wel nu, wees dan niet te traag
of te eigenzinnig, om nog Iets anders te leeren.
Niet spoedig is de mensch daartoe te oud. Het
ïs geene schande nog iets te leeren ; maar het
is schande dit niet te willen en nutteloos zgne
plaats Op aarde te beslaan. Tracht met een
oog op God en in vertrouwen op Hem, uw'
toestand te yerhetcren. Wat u ook ontzinke,
^nbsp;B 2nbsp;de
de hoop op God moet u Hooit begeven, liij
die het veld met gras bekleedt en de jonge ra-
ven hoort, als zij tot Hem roepen, zal zich
aan n niet onbetuigd laten, indien gij Hem
maar kent op uwe wegen,, en u be-gvert, om in
«tilheld werkende, uw eigen brood te eten. _
Bij het gezegde moet ik deze opmerking voe-
gen. Is de Wanhoop omtrent het tijdelyke, wel-
ke tot onverschilligheid en werkeloosheid leidt,
reeds daarom zoo noodlottig; zrj wordt nog veel
verderfelgker, omdat zij niet zelden met Wan-
hoop omtrent het eeuwige gepaard gaat. Straks
zullen wij over deze opzettelijk handekn. Hier
zij deze herinnering genoeg. De onverschilligheid
Van het eene slaat gereedelijk tot het andere over.
Wie zich niet bekommert over dè dingen die
men ziet: hoe zou hij het doen omtrent de din-
gen die men niet ziet ? Men wordt ongezind, om
eenige gezette ernstige bezigheid op te vatten.
Hoe komt men dan tot het aangelegen werk
van de behoudenis der ziel, waartoe zoo veel
nadenken en inspanning, zoo veel zelfverlooche-
ning en strgd gevorderd vvordt! Men ziet huive-
rend op, om daaraan te beginnen. Zoo eens het
■geweten zijne stem yerheft, men tracht het in
slaap
-ocr page 25-slaap te wiegen en te verdooven, en stort 200
in onnadenkendheid en geraarlgke zorgeloosheid
ter neder. i?e droefheid der wereld n^erkt den
dood!^'— C).
Menschen , die door moedeloosheid en-
Wanhoop verdriet in hun
leven hehhen.
Nog moet ik van een akelig gevolg der Wan-
hoop spreken, t« wetea verdriet en tegenzin in
het leven. Ook dit is eene doodelijke vrucht
van het diep bederf der zonde. Zóó ver kan da
Wanhoop den mensch vervoeren, dat hij zijn.
eigen dierbaar leven haat en zelfs aantast, als
of het mogelijk ware daardoor die folterende ge-
waarwordingen ep felle smart der ziele te ont-
gaan. Wijze en heilige mannen zelfs, lieten
Zich wel eens door verdriet en ongeduld vervoe-
*'en, om het leven te verwenschen en den dood,
t^e hegeeren, hoewel ze door de vreeze Gods ,
Weerhouden werden, om tot zulk een' misdaad
C) ï. Cor. VII: lo''.
B 3
-ocr page 26-te vervallen; waartoe anderen Migelukkig ge-
komen zqn. Qg kent de klagte van den anders
zoo geduldigen Igder der oudheid: jnyne ziel ia
verdrietig over m^n leven (*) ^ en waar hg
den dag zgner geboorte vervloekt en vragen
durfde: waarom hen ik niet gestorven van de
laarmoeder aan ? (-f-) Bekend i^ hel gebed
van den godvruchtigen boetgezant Elias, toen hg,
door Achabs booze echtgenoot Jezabel vervolgd,
in de woestijn de wgk genomen had en daar
bad, dat zijne ziele sterven mogt, zeggende: Het
is genoeg ; neem , Heere! mijne ziele: want ik
ben niet heter dan mijne vaderen (§). Bekend
rs mede het zeggen van den Profeet Jona, toen
de zon op zijn hoofd stak en h^ gemelijk en
verdrietig werd, dat zgne profetie over Ninevé
niet vervuld werd: JVu dan, Heere! neem mgr-
ne ziele weg: want het is mij beter te sterven,
dan te leven (1}. Hebben zulke mannen ia
een zivak oogenblik van mismoedigheid daartoe
kun-
-ocr page 27-kunnen vervallen: het is dan gewis niet vrcémd,
dal eene folterende smart, en diepe droefheid,
wanneer de mensch die halten God draagt, en
dus niets heeft, hetwelk zijn hoofd omhoog
kan heffen, tot razernij en zelfmoord vervoerd-
heeft. De Romeinsche Historie-schrgver ïitus
Livius deelt daarvan een ontzettend voorbeeld
mede, in een overheids-persoon van de stad
Capua, Vibius Virim gehceten, die uil Wan-
hoop wegens de overgave der stad, met 27 zij*
ner mede-raadsleden aan tafel zittende, vergif
inzwolg, waardoor zg allen jammerlijk omkwa-
men, eer nog de poorten hunner stad voor den,
vijand geopend werden. De Bijbel spreekt van
Saul, die uil Wanhoop over de nederlaag zich
doorstak : van Achitofel, die, ziende dat Absa-
loms zaak reddeloos was , uit Wanhoop de han-
den aan zich zelven sloeg : en van den verrader
des Heeren, Judas Iscarioth, die, door gewetens-
angst lot Wanhoop gedreven, 'een redmiddel
zocht erger dan de kwaal, ea zich zelvea ver-
W'oi^de. Hoe dierbaar ook het leven is: hoe
diep de zucht tol deszelfs behoud den mensch
O'jk is ingelegd: zóó akelig is de Wanhoop; zóó
Ver kaa zij deu mensch vervoeren, dat hg eea
B 4nbsp;moor?
moordenaaif wordt van zich zelvëli; Ook de Ia-
tere geschiedenis, en, helaas! de jongst verloopene
jaren leveren daarvan hg toeneming meerdere
aandoenlijke proeven op. Men vindt onder die
quot;quot;^ongelukkigen ook sommigen die uit ijlhoofdigheid
en krankzinnigheid hiertoe gekomen zijn. Van
de zoodanigen spreken wij niet. En hoewel wg
niemand willen veroordeelen, en gaarne de feilen
der zwakke struikelende menschheid van de gun-
stigste zijde met de meeste verschooning beschou-
wen , wij kunnen het niet verzwggen, dat moe-
deloosheid en Wanhoop menigeen vervoerd heeft,
om de handen aan zich zeiven te slaan. Het
zijn niet alleen gevangenen op den dood, die
uit wTevel of donr valsche eerzucht vervoerd,
tot dit wanhopig middel de toevlugt genomen
hebben , om aldus de schavot-straf te ontgaan,
even alsof alleen de straf en niet de misdaad
schandelijk ware. Maar men vindt ook niet
weinigen, die door Wanhoop over hunne verr
warde geldmiddelen, over verliezeti in den han-
del , het spel of de loterg : door hevige harts-
togten, zoo als gekrenkte eer, onverzadelijke
geldgierigheid, of wanhopige liefde, zich zoo ver
hebben laten vei voeren, dat zij door den gru-
we-
-ocr page 29-Helijken zelfmoord een einde aan hun leven
öiaakten, Somvrglen blijft de oorzaak van den
zelfmoord een geheim, misschien was zij dan
Avel gelegen in wanhopige folteringen van een
knagend geweten, gepaard met onkunde en on-
geloof aan het Euangelie. Altijd is de zelfmoofd
een heilloos rampzalig middel, eene opzettelijke
zvvare zonde; en dewijl de Wanhoop zoo ligt
daartoe vervoeren kan, dewijl de voorbeelden
Van zulke ongelukkigen in onze dagen gaande
weg talrijker worden, zal het niet overtollig
zijn, daartegen eene opzettelijke waarschuwing
te doen volgen.
Dat de Zelfmoord, hoe en onder welke om|
standigheden ook bedreven, naar de leer van
iet Euangelie eene zware zonde is, volgt reeds
daaruit dat zij voortvloeit uit vuile en zondige
lironnen. Daarjg handelt de Zelfmoordenaar
lijnregt aan, tegen vele deugden, die yan een'
■Christen gevorderd worden, zoo als de oefening
^an lijdzaamlieid, zelfverloochening en onder-
^'erping aan God, het stille berusten in Gods
^vil, gepaard met dankbaarheid, vertrouwen en
'•efde. Men wil zijn lot verbeteren, en hel wordt
' quot;^oar een moedwillig vergrijp tsgen Gods opper-
ß ^nbsp;magt,
ijiÈ^t, dat nooit Weör te vergoeden is, dützraidmaal
verergerd. Indien de dood eene vernietiging vaa
ons bestaan ware, dan mogt het misschien, in
sommige gevallen, wijsheid heeten, zich van
den last des levens te ontdoen. Maar er is een
ander leven aanstaande, en zoo wel rede als
Openbaring verzekeren ons, dat er een naaiiw
verband bestaat tusschen dit en het toekomende
leven. Wat de opvoeding is in betrekking tot
de volgende jaren: wat de zaaitgd is, ten aan-
zien van den oogst, dat is dit leven in betrek-
king tot de eeuwigheid. Niet dan, als wij het
willen, maar eerst dan als Gods vaderlijke wil
en tucht, waaraan wg onderworpen zgn, ons
rijp keurt, mogen ea moeten wij deze oefen-
school verlaten. Wie het eerder doet, berooft
zich van de kostelijke gelegenheid ter voorberei-
ding voor de eeuwigheid, en stort zich moed-
willig in een' posl van jammeren ter neêr.
Wij huiveren den moordenaar van zichzelven
te volgen in eene andere wereld, bij hét ont-
vettend wakker worden van zijn geweten. Zon-
der berouw over het jongst gepleegde kwaad,
waartoe hem de gelegenheid ontbrak, gaat h^
derwaarts..... ea verschijnt ongeroepen vooreen'
Regler tegen wien is opgestaan. Hg Verschijnt
Voor Hem, om-in verdubbeling en met grievend
Zelfverwijt, door dezelfde kwalen gefolterd ta
Worden, welke hij hier langs een' verkeerde«
Weg zocht te ontvlieden. Hij verlaat dit leveny
in een' diep ongelukkigen toestand, om een
nieuw bestaan te beginnen, waar geene ver-
strooijing of afleiding meer gevonden wordt;
öiaar de herinneringen aan zijn' laatsten oogenblik,
hem met oneindig verzwaard gewigt drukken.
Wie uit Wanhoop over iets, dat hem hier on-.
«Iragelrjk viel, de handen aan zich zelven slaat,
^ie zal deze kwellingen medenemen in eene an-»
^ere wereld , en daar,. waar zij eeuwig onver-
vuld moeten blijven, door haar . zonder ophou-
den gefolterd worden.
Dit is de zelfmoord, eene onzalige vrucht
der Wanhoop! ó beven wij voor denzelven 1
Vermijden wij alles, vyat ons daartoe vervoeren
^an. Wachten wij ons ook voor die versma-
''•''g des levens, waarover de straks genoemde
'bannen der oudheid, Job , Elias en Jona, hoe-
pel bij God in bgzondere gunst staande, op he^
slrengst berispt werden. Van inzonderheid, als
cns gestel tot zwaarmoedigheid neigt, als onze
om-
-ocr page 32-omstandigtieden bezwarend, onze uitzaten donkef
zijn, bebben wq dringend noodig op onze hoede
te zijn en ons te beveiligen met alle wapenen
van rede en godsdienst. Er is hier op aarde
. geene ellende zonder geneesmiddel of leniging.
Er is geen toestand zoo ongelukkig of zg kart
verbeterd worden.
Wie zegt het n , ongelukkige lijdende mede-
menschen ! of n in de toekortist niet eene guns^
tige lotverwisseling beschoren is, die gij geduldig
moet verbeiden en waartoe uwe beproeving den
weg moet banen. Maar al ware dit zoo niet,
waarom zoudt gg een leven , dat gij kent, quot;onbe-
zonnen verwisselen met een' toestand, die geheel on-
bekend is, en welke, op zgn best genomen, nog ligt
veel akeliger zijn kan, dan de ellendigste toe'
stand hier op aarde. O! er is voor alles raad
cn troost j zoo lang er leven is, is er hi)op gt;
maar voor ^hem , die in zijne zonden sterft, be-
vat de gansche Bgbel niet eene enkele vertroos-
ting.
I)e
-ocr page 33-De Jfjinkoop qf Moedeïoosheifi leir 'aatièiM
der uitzigten in het toehornend lemn.
Ook ten aanzien van het toekomend leven;
en het verkrijgen van de zaligheden des hemels,
heerscht er -bloedeloosheid , ja zelfs Wanhoop bij
Vele menschen, misschien nog veel sterker, dan
liet opzigt tot het tijdelijke. Men vindt er al-
tkans overal, die treuren en klagen, terwijl zg
stof hadden om te danken. Men vindt er die
door zwaarmoedige wanhopige denkbeelden be-
lemmerd worden in het uitwerken hunner zalig-
heid , en verre zijn van dat blgmoedig opge-
ruimd leven, hetwelk het geloof aan het Euan-
gelie werkt en door sommigen wérkelijk gesmaakt
Wordt. Ten dienste van deze treurigen en moe-
deloozen , wil ik hier de voornaamste bedenkin-
gen , die tot Moedeloosheid en Wanhoop plegen
leiden, en onder ons heerschende zijn, opge-
, en trachten te ontzenuwen. Mogt het
dienea om neêrgeslagenen op te beuren, en ■ ze te
eiden tot die levende en onbedriegelgke hope
^elke Hooit beschaamt, omdat de liefde Gods in
hart is uitgestort door den Heiligen Geest!
^ de Wanhoop, ten aanzien van hel aardsche
en
-ocr page 34-en tgdelqke teeds zoo schadelgk én ieilloos,
als wg gezien hebben : de Wanhoop ten aan-
zien van het eeuwige, is nog zoo veel meef
verderfelijk, als het schade Igden der ziele het
verlies van wereldsche dingen te boven gaat.
wie zon dan niet wenschen, deze vgande«
van de rust der ziele te kennen, en daartegen
gewaarschuwd te worden! Leest dit dan, be-
zwaarden van geest ! met een biddend hart-
Toetst u zelven aan hetgeen ik zeggen zal, ea
neemt het ter harte !
5) Er is quot;quot;'oot mij geene hope, om vergeving va«
}) zonden te verkregen en zalig te worden. Jf'
üben een te'groot zondaar.quot; Ziet daar eer^
'eerste bedenking. Zoo denkt en spreekt memS
éen bij zichzelven, en zit daardoor moedeloo^
ter taeder, of is althans bercrofd van alle vreH^
de, troost en hoop , die het Euangelie der ve*quot;^ |
lossing den zondigen mensch aanbiedt en
schenken.
Zgt gg van de zoodanigen, ei waarop steut» j
dat zeggen er is voor mjr geene hopé?
zect: »Ik heb te veel zonden! Zou zulk
snoo-
-ocr page 35-asnoöde ^n de zonde ttijgemaakt kunnen wor?;
» den ? Zou zulk een overtreder van Gods gebo-
»den, in den reinen hemel kunnen gedoogd
»worden?quot; Zoudt gij hierom wanhopen? Neen! al
had® gij nog zoo zwaar, zoo langdurig en tegen
zulke herhaalde kloppingen vari het geweten
Voortgezondigd: al zijt gij nog zoo verre afge-
weken op de doolpaden der zonde; er is geene
reden van wanhoop of vertwijfeling. Of is Chris-
tus niet yooT goddeloozen gestorven ? Heeft Hij
hiet voor den grootsen der zondaren verzoening
hg God gevonden ?
Dat dan alle bekommering wgke, met alle be-
krompenheid , ontsproten uit het gevoel der
grootte en zwaarte uwer misdaden: Het Uoed
van Jezus Christus , Gods Zoon, reinigt van
alle zonde (1). Er is geene zonde te groot,
geen zondaar te weêrstrevig, voor Gods genade.
Geene verkeerdheid is er, die ooit in eenig on-
rein hart opwelde, geen vuile laster ooit door
misdadige lippen ge-uit, geene schromelijke ver-
woesting door heiligschendende handen aangerigt,
■Waarvan de vergeving twgfelachtig of onmogelgk
is. quot;Al waren uwe zonden afs scharlaken 7
aij zullen wit worden als sneeuw; al warert
zij rood als karmoz^n, zy zullen worden als
witte wolle (*). Dat is des Heeren eigene ver-
klaring aan liet weerbarstig volk van Israël,
wiens boosheid en gruwelen zoo algemeen en
hooggaande waren, dat ze met die van Sodom
en Gomorrha vergeleken worden (f). Dat is
zgn woord aan Ieder, die lust heeft om tot
God te komen , en te doen wat van het diep
gezonken Israël geeischt werd (5). Wilt gg meer?
De tollenaars, de zondaressen, welke de Zoon
van God in liefde opnam, en duizenden na hen,
in alle eeuwen , zgn de proeven van Gods on-
beperkte vergevensgezindheid. En al kunt gij
het niet doorzien , al schijnt het u onmogelgk,
hoe zulk een snoode vrij kan worden van dc
zonde: wal hij den mensch on:T;ogelgk Is, dat
heeft God mogelijk gemaakt door de kracht zij-
ner genadé. Meel toch de tnagt^en liefde des
Oneindigen niet af naar uwe bekrompenheid!
Wat
(*) Jcs. I: i8.
(fj Zie Ti. to.
Wat gij niet kunt doorzien, is voor iija oog
niet verborgen. Wat gg niet kunt dóórdenken ^
is niet onbereikbaar voor Gods verstand. Geen
ding is Hem ^te wonderlgk, en zijne liefde is
aan zgne magt evenredig.
Of kan dit algemeene u niet voldoen 1 Ver-
gunt mij dan nog dit er bij te voegeii. Gg zijt
gedoopt, en hebt in dien Doop een zegel en
ongetwijfeld getuigenis, dat gg een eeuwig ver-
bond der genade met God hebt; zoo moet gij
dan aan Gods genade niet vertwijfelen, noch
in de [zonden blijven liggen. (1) Wie met ootmoed
en zondenrouw komt, zich in opregtheid tot God
in Christus wendt en aan de leiding des Geestes
overgeeft, wordt nooit afgewezen. —
»Er is voor mij geene hope; het is te laatf*
'-egt een ander, en ziet daar eene tweede beden-
king. ))Ik_^heb te lang gewacht,'te dikwerf
quot; mgn hart verhard, te dikwerf tegen licht ea
» over-
1nbsp; Woorden uit het Formulier des Doops, bij dc Hcr-
Vorniden in gcbiuit.nbsp;,
C — . - ^
-ocr page 38-s »tWftHiging de stem van m^'n geweten gesihoord,
Seu mij weer op nieuw bezonSgd.quot; Maar de
ëeur der genade Is immers nog niet gesloten.
Gg leeft nog. Gg leeft onder de blijmare des
Euangeliums, in den welaangenamen dag derza-
Kgbeid, en door woord en dienaren laat de Hee-
re u toeroepen: »Nog is daar plaatse.quot; (*)
Geeft acht op dat woord. Er is nog plaats,
en gelegenheid om lot Jezus te komen , om on-
der het aangrgpen van zgne geregtlgheld en
sterkte, door Hem geregtvaardigd, geheiligd en
zalig te worden. Voor allen staat de toegang
tot den troon der genade, 'jtot het vaderlijk hui«
en hart, open. Niemand, niemand wordt hier
uitgesloten. Twgfelt toch niet aan Gods vergfr*
vende en heiligende genade, ook ten uwen aan-
zien. Het is nooit te laat, om het kwade n»
te laten en aan het goede te beginnen. Hoe vef
ook afgedwaald, hoe diep in schuld en zond®
begraven, zoo lang g^ leeft, is er hope, i'
meer dan hope, is er zeherheld van behoudenis
voor ieder, die boetvaardig komt en gelooft i**
^en naam des eeniggeboren Zoons van God.
quot;nbsp;Er
-ocr page 39-»Ec is roor mij geene hope. /amp; b?n rite) uies,
verkorenquot; Ziet daar eene derde bedenking.
Sommige menschen misbruiken dit gezegde,
ais een' uitvlugt, tot een' dekmantel hunner zor-
geloosheid , terwijl zij geen' lust hebben, hun-
nen levenstrein te veranderen. Anderen wor-
den daardoor vervuld met eene heimelgke Wan-
hoop , waardoor zg met trage handen en slappe
knieen nederzitten, ed alle pogingen om zalig
te worden opgeven. Tot lieden van deze laatste
soort is hier het woord. Ik wil vertroüwen,
lieve menschen! dat deze bedenking bij u ge^n
voorwendsel, maar waarlgk ernst is. Mag ik
u dan vragen: Oordeelt gg ook zoo ten aanzien
uwer t^delyhe belangen ? Gg twgfelt immers
niet, of ook hier in hangt gij van God even-
zeer af. Zij staan mede onder zgne alles om-
vattende beschikking, en hij heeft deswege bamp;r
palingen ontworpen, die gg niet overschrgden
2ult. Als gg eenige verbetering van uwen aard*
schen welstand wenscht of kunt bekomen, als
Sg eene betere woning, eenig genoegen of voor-
deel voor u geopend ziel, denkt gg dan ook:
^Is God het niet besloten heeft, kan het toch
baten. Zoo gij eens een' akker zaagt, die
C anbsp;niet
nïët beploegd^ bemest esi' bezäaid was, en men
verhaalde u: de eigenaar die dezen akker in
gebruik heeft, is gewoon te zeggen : indien God
besloten heelt, dat mijn stuk land dit jaar
vruchten dragen zal, zal Hij ook wel zorgen,
dat het gebeurt, en zoo Hg hef tegendeel be-
paald heeft, wat zou al mijn arbeid baten ?
Zoudt gij, dit hoorende, dien man niet als
een' dwaas uitkrijten? En nu, bedenkt eens, of
gg ,zoo sprekende, u zelven niet reeds gevonnisd
hebt. In den verborgen raad des Heeren zijn
middelen en uitkomsten zamen verbonden. Zon-
der het gebruik der middelen zullen wij het ein-
de nooit hereiken. Wie zalig wil worden, moet
geloof en heiligmaking oefenen. Zonder deze zal
niemand den Heere zien, maar blijft de toorn
van God op ons rusten. Dit weten wij zeker
uit den geopenbaarden raad van God, tot heil
van ons geslacht. Daar wordt het verklaard en
met eedzwering getuigd: dat God geen lust heeft
in den dood des zondaars; maar daarin, dat
hg zich bekeere en leve. Dat heeft de onver-
anderlijke God in zgn woord getuigd. Dat 7.egt
Hg ook tot u. Peinst hier over na. Houdt u
« daa^an en laaf de yerborgeue dingen oyer voof
den
-ocr page 41-den Heere. Zegt niet langer: misscWen ben ik
niet uitverkoren. Gij weet immers niet, wat
God bepaald heeft. Met even veel regt kan
men zeggen: misschien zijt gij het wel. Op
zijn minst, is het eene even mogelijk als het
andere.
Gij twijfelt, of God u wel ter zaligheid heeft
uitverkoren. Maar denkt eens na: Hij gaf n den
dierbaren Bijbel. Hij laat week op week zijne
heiligdommen voor u openzetten. De verzekering
zijner oneindige liefde in Christus klonk menig-
maal in uwe, ooren. De stem van zijnen Geest
sprak menigmaal tot uwe harten. En zou Hij ,
die dit alles gaf, dan van u afkeerig zijn en
niet uw heil voor de eeuwigheid bedoelen? —
Dit durft gij toch niet ontkennend beantwoorden.
En wie is het, die u, in onderscheiding van
zoo vele duizenden, als rondom u zorgeloos heen
leven, tot nadenken bragt? Wie is het, die in
uw binnenste de begeerte heeft doen ontwaken'
om behouden te worden? Immers, het is God,
quot;die wil, dat alle menschen zalig worden en tot
i^ennis der waarheid homen. (*) Indien gij
________yol-
C) I II:/■,.
C 3
-ocr page 42-voTgens des Heeren woord gelooft, dat de Satan
op den mensch werkt, dan is het zeker, om u
door wanhoop van Christus terug te houden en
het woord van den Waarachtigen voor leugen te
verklaren, die gezegd heeft: Die tot mij hom,t,
sal ih geenszins uitwerpen. Zoudt gg dan den
vgand uwer zielen meer geloof geven, dan God
en den Zaligmaker? Zoudt gij zoo den Duivel
plaats geven ? Of denkt gg, dat de gewone mid-
delen der genade voor u met toereikende zgn, en
meent gg dat God met n eenen anderen weg
zou moeien houden?
Neen, zoo hebben de Apostelen des Heeren
nimmer van Gods beshjit gesproken.
Het was bg hen, om aanvangers op den weg
der Godzaligheid te bemoedigen en aan te spo-
ren, dat zg gewaagden van het voornemen des-
genen, die alle dingen werkt naar den raad zgns
willens, en schreven:»Gorf is ^efrow»«', door
welken gy geroepen zgt tot de gemeenschap
zgns Zoons Jezus Christus onzen Heer. (*)
Vóór dat men gelooft, kan men van zgne ver-
kie-
-ocr page 43-kiezing bij God mftt geene mogelgkbeid iets we*
ten.
Het geloof met deszelfs Ynichten zgn de on-
bedriegelgke kenmerken onzer aanneming bij den
regtvaardigen Regter des heelals, Als wg door
het geloof den weg der geregtigheid bewandelen,
dan hebben wij het bewijs in ons dat God ons
tot zaligheid bestemd heeft en uitverkoren. Eer-
der behoeven, eerder kunnen wg, dat niet we-
ten. Het zg en blgve dan maar uw toeleg, om, hg
schroomvallige bezorgdheid en teedere naauwge-
zetheid des gewetens, een getrouw gebruik van
alle verordende middelen der genade te paren,
zoo zal het bg de uitkomst blijken, dat God,,
die den geheelen rgkdom zijner goedertierenheid
aan u openbaarde, u, in Christus zgnen Zoon,,
tot zaligheid heeft geroepen en uitverkoren.
Maar misschien doet het klein getal van hen,,
die zalig zullen worden, u bekommerd vragen ?
zou ik wel onder die weinigen behooren ? Ver-
geet dan niet, dat dit getal, hoewel klein in
vergelgking met hen die verloren gaan, echter
toch eene schare is, die niemand tellen kan..
Zoo za^ Johannes degenen, die uit de groote-
Verdrukking komen, staande yoor den troon en
C 4nbsp;het
het Lam. Zoo schreefhg, om onze bekrompene
begrippen te keer te gaan. (*) En al ware on^
dit niet geopenbaard: al ware het getal van
hen, die zalig zullen worden nog kleiner dan gij
vermoedt, dit zou toch de onbedriegelijke zeker-
heid niet wegnemen van het Euangelie-woord :
die in den Zoon gelóóft • lieeft het eeuwige le-
ven, en wordt niet veroordeeld! (-j-j Vraag dan niet:
wie zal zalig worden ? quot; Str^d om in te gaan
door de enge poorte. (§) Dat gaf de Heer ten
antwoord aan nieuwsgierige vragers. Dat zegt
Hij ook tot u. Vraag dan niet langer naar za-
ken, die u niet aangaan. Doe gij maar het
uwe! Wilt gg zalig worden? sla dan den weg
in die u daartoe leiden kan, en span alle krach-
ten in tot overwinning der hinderpalen, eer het
te laat, voor eeuwig te laat is! —
j) God hoort de zondaars niet, dat maakt mg
«wanhopig.quot; — Zoo spreken sommigen, en ziet ,
daar eene vierde- bedenking. Bij eenigen is dit
enkel voorwendsel, om daarmede de verpligting
tot het oefenen en gebruiken van de zalige ver-
dunning des gebeds te ontduiken en te weêrspre-
ken. Doch anderen, — en deze zijn het, die
ik hier op het oog heb,— worden door deze beden-
king wanhopend' gepgnigd, en, zoo al niet van
het bidden weerhouden, daarin toch gestremd
. en belemmerd, om het vrgmoedig, met volle
verzekerdheid des geloofs te doen.
Gij, die door dit bezwair gedrukt wordt, hebt
^ het oog op de bekende scliriftplaats Johanix IX:
3i. waar wg lezen: TV^ weten , dat God damp;
zondaars niet hoort: maar zoo iemand god^
vruchtig is en zynen wil doet, dien hoort Hij,
Maar weet gij wel, wiens woorden dit zgn :
wie het was, die aldus sprak ? Het was niet
Jezus of'een zijner jongeren; maar een feilbaar
niensch; toen hij dit zeide nog niet eens ge-
looyende in Jezus.
Wij mogen op de uitspraken der gewijde
Sï;hrift ons gerustelgk verlaten, en gelooven, dal
zg door den Geest van God is ingegeven. Maar
wij behooren toch toe te zien, dat wg de woor-
•Icn niet uit hun verhand rukken; veelniin daar-
C 5nbsp;uit
tu stertingen afleiden, die strgdig zqa tegen
uitdrukkelijke verklaringen of den algemeenen
inhoud van Gods viroord. Zoo handelt men, als
men, naar den klank der woorden af, uit deze
plaats van Johannes beweert, dat God het ge-
bed der zondaars niet hoort. Gunt mg, dit door
een eenvoudig voorbeeld op te helderen. In den
XlV^n en Lillen der Psalmen lezen wij: de
dwaas zegt in zgn harte : daar is geen God^
Wat mensch, die gezond verstand bezit, zal
het nu ooit in gedachten komen, om daaruit te
beweren: er is geen God. En echter het staat
er toch letterlijk geschreven: maar als de ui^
spraak eens dwazen. Eveneens is het gelegen
met sommige gezegden van Jobs vrienden, ja zelf»
met vele gezegden van Bijbelheiligen, wanneer
wg die uit den kring der bedoelde tgden, plaat-
sen en omstandigheden rukken. Om die reden is
het, dat bg het aanhalen of overnemen, ten
minste bij het opzettelijk behandelen van soort-
gelgke teksten, zulks- door de leeraars doorgaans
wordt aangewezen. Wie dit voorbg ziet, en
slechts op den klank der woorden aangaat, zou
de ongerijmdste stellingen met uitspraken des Bij-
bel» kunnen verdedigen, gelijk de Sataa eens da
WOOEs
-ocr page 47-woorden der Schrift tegen den Heiland misbruik^»
te, door verkeerde aanhaling en eigendunkelijke
gevolgtrekking.
Ziet nu, met deze opmerking voor den geest,
nog eens de bedoelde plaats in, of liever leest
het geheele negende hoofddeel van Johannes eens
bedaard en onbevooroordeeld na, alsöf gij nim-
mer die bedenking gehoord had : dan zal het u
wel duidelijk worden dat het woorden zijn van
een bloot mensch, sprekende naar zijne inzigten,
met betrekking tot de wondervolle genezing, hem
te beurt gevallen. De bedoeling van zijn gezeg-
de is eenvoudig deze: h Zegt gij Farizeërs, dat
» deze mensch een zondaar is (vs. ) hoe kan
«hij dan mijne oogen openen? God hoort de
» zondaars niet. God zal aan een' goddelooze, aan
aeenen verleider, op zijne begeerte, geenemag£
» verleenen, zoo als deze heeft ten toon gespreid.quot;
In dier voege werd dit gezegde door de Jood-
sche grooten opgevat, die hierdoor verbitterd
V(^erden en den man uit de Synagoge wierpen,
^at is; van hunne gemeenschap uitsloten (vs. 34}.
Het zg zoo — denkt gij , dat uit deze plaat»
onregte beweerd wordt, dat God de zon-
^aars niet hoort. De zaak kan echter waac
zgn , en op, \ Goda woord gegrond. Ik wil ba^'
proeven u deswege te regt te helpen en uwe
moedbeneraende bedenkingen op te-lossen. Er
Äijn in den Bijbel eenige plaatsen, waar in ge-
tuigd wordt, dat uitwendige Godsdienst-verrig-
tingen, zonder opregten toeleg tér verbetering,
niets baten , ja zelfs een gruwel zijn in Gods
«ogen. Hiertoe behooren Spr. XV: 8. XXI: 27.
Jesaia I: i5. Hoe zou'de zondaar, die het oor
afwendt van des Heeren wet, en in moedwillige
onbekeerlijkheid volhardt, immer op gebeds-ver-
hooring durven of kunnen hoj^n! Wanneer ie-^
mand- u iets vraagt, en gij bemerkt duidelijk,
dat het den vrager geen ernst is, zult gg dan
het verzochte wel inwilligen? En zou de Alwe-
tende , heilige God anders handelen ? Eveneens
moeten die uitspraken des Bijbels verstaan wor-
den, waariiv getuigd wordt, dat een zondaar,
of ook wel een geheel volk , hetwelk, ondanks
alle vermaningen en bedreigingen, in het kwade
voortgaat, ten. laatste vruchteloos roepen e»
geene verhooring vindeh zal. Hiertoe brenge»
wij de nadrukkelijke betuiging, door Salomo, bij
persoonsverbeelding, de wijsheid in den mond
gelegd. Spr. I; ao.—
Me»
-ocr page 49-(
Meo kän ook bidden met eene verkeerde be^
doeling; en wat dunkt u, zou God zulke gebe-
den hooren? Voorzeker neen! Evenmin, als een
aardsche vader, wanneer zijne kinderen op die
wijze iets van hem vragen. Hierom schreef dan
ook de Apostel Jacohus [IV: '3] Gr/ bidt en g^
ontvangt niet , omdat gg hwal^h bidt, opdat
gij het in uwe wellusten doorbrengen zoudt.
Wie biddende iets begeert, dat schadelgk is,
wordt niet verhoord, niet, omdat de bidder een
zondaar is, maar omdat de zaak ^-^welke hij be-
geert , strgdig is met de heilige bedoelingen van
den alwetenden Kenner der harten en der behoef-
ten des harten. Anders toch , hadquot; de Apostel in
het onmiddellijk voorgaande vers niet gezegd:
y^gij begeert en hebt niet — omdat gij niet
» bidt.quot;
Zoo ziet gg dus, dat^het gebed op zich zel-
ven nergens den zondaar verboden wordt, en
dat er ook geene reden is, om aan verhoging
te wanhopen.
Het bevel van den Zaligmaker is algemeen :
^i-dt , en u zal gegeven worden 1quot;), en uit
-ocr page 50-liefgeen de Heer daarop in étnen adem volgen
laat: [^indien dan gp die boosnbsp;kunnei»
wgäizien, welke menschen het waren, wien de
Heer'het gebed aanbeval.
Te beweren dat een zondaar niet bidden mag,
zou hetzelfde zgn, als te verbieden, om niet te
mogen begeeren dat men gelukkig werd.
Gg ziet het dus: alles komt hier op de gezind-
heid aan. Zoo gij met verkeerde bedoeiïngen,
met een onbuigzaam hart, tot God nadert; zoo
gij wel vergiffenis van zonden vraagt, maar het
doet, opdat gg uw geweten als 't ware ontlast
hebbende, weer van nieuws aan zoudt zondigen,
dan is uw gebed gdel en den Heere een gruwel.
Maar zoo iets mag ik van u niet vermoeden. Het
is eene verlegene bedenking van het heilbegeerig.
gemoed , die u terug houdt, zwakke mismoedige
broeder of zuster! Nu dan, sla niet langer
van verre; nader zelfs niet beschroomd en be-
vende tot God. Ziet op Jezus, den Herder en
Opziener der zielen, onzen barmhartigen en mé-
delgdenden Hoogepriester. Hg heeft ons den toe-
gang tot God gebaand , geopend en ingewijd door
zijn bloed. In Hem mogen wg, op eenen ver-
sehen en levenden weg, met vrijmoedigheid toe-
gaan.
gaan tot den troon der genade. Is het uwe op-
regte begeerte , die gg biddende aan den Kenner
der harten voordraagt en openlegt ? Is het uw
toeleg , om wijzer, gelooviger, reiner en heili-
ger te worden ? Bedien u dan van den pligt: of
Iaat ik bever zeggen van het zalige voorregt des
gebeds, dat wij op grond van Jezus'offer hebben.
Wat gij ook biddende begeeren mogt, het zal u ■
gegeven worden, 'indien het naar Gods wil en
met uw waar geluk niet strijdig is. Een Apos-
tel , die dit menigwerf beproefd had, heeft het
getuigd : Indien ons hart ons niet veroordeeld,
Boo hebben wij vr^'moedigheid tot God. En
zoo wat w^ bidden, ontvangen wy van Hem,
dewyi wg zijne geboden bewaren, en doen, het-
geen welbehagelp'k is voor Hem (1).
Blindheid en onhtiTide omtrent de leer der
Verzoening is ook bg sommige menschen eene
oorzaak, waardoor zij moedeloos nederzitten en
wanhopen aan hunne behoudenis. Deze bron
der Wanhoop om zalig te worden , mag wel als
een vyfd» bedenking hier plaats vinden. Men
vormt zich van God harde schrikverwek-
kende denkbeelden : stelt zich Hem alleen voor
in zijne straföefénende geregtigheid, en vergeet
dat Hij ook groot is iu goedertierenheid, en het
geluk zijner schepselen bedoelt. Door onkunde
tot ongeloof geleid , [want meestal vloeit deze
verkeerdheid uit de andere voort], sluit men het
oog digt voor het Euangelie, of hecht alleen op~
de bedreigingen, terwijl men de vriendelijke toe-
zeggingen voorbij ziet. Hierdoor verzinkt men in
twijfelmoedigheid en geeft gehoor aan de taal
der wanhoop: «er is voor mij geene zaligheid.
»Christus heeft voor rnij niet voldaan.quot; Gelief-
den, die onder dit bezwaar gebukt gaat! wilt
gij rust hebben voor uwe zielen: zoekt dan voor
alle dingen tot juiste en heldere begrippen van
het aangelegen leerstuk der verzoening te gera-
ken. Laat Gods woord uw gids zijn. Geeft
acht op hetgeen daar geschreven staal. Hoort
wat Jezus zelf quot; verklaarde bij de instelling des
Avondmaals: m^n lïgcltaam wordt voor u ver^
brohen, m^n bloed voor u vergoten, wat zgne
Apostelen predikten en met nooit gehoorde teeke-
ften bevcstigdea : de zaligheid is in geenen atv-
de-
-ocr page 53-eieren. (*) Jezus QJiristus is oyergelepèrd óni
onze zonden en opgewekt tot onze regtpaardi-
ging. (t) Hij ÏS eene verzoening nóor onzs
zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook
voor de zonden der geheele wereld.nbsp;Is
dat u niet genoeg 1... Vergunt mij dan uit ve-
len, eene enkele plaats te kiezen.
Leest eens vrat Paulus schrgft: a Cor. V: ai.
Dien die geene zonde gekend heeft, heeft God
zonde voor ons gemaakt. God heeft zijn' eigen*
Zoon, Hem, die rein was van hart en vrg van
de minste smet der zonde, als een' zondaar be-
handeld en gestraft. - Dit gebeurde niet slechts
door de toelating van eene altgd wgze en hei-
lige Voorzienigheid; maar door uitdrukkelqk be-
paalden raad en voorkeiinis van God. Dit bang
en bitter'lijden, zoo als nooit iemand verduur-
de, liet God geheugen opdat w^ zouden wor-
den regtfaardigheid Go^ in Äe/re, opdat wij
zouden worden beschouwd en behandeld als
hadden, wg nooit zonde gekend, noch gedaan,
ja als hadden wg alle gehoorzaamheid yolbragt,
die
-ocr page 54-'die Ghtifitas voor ons volbragt Eèeft. Hoe diep
schuldig cn strafwaardig dan ook in ons zeiyen:
in Christus is er bevrgdlng van de treurige
straffen der zonde. Al hadden wij het leven
verbeurd, in Hem worden wg erfgenamen van
eene eindelooze heerlijkheid. Dat verklaart het
Euangelie, zonder uitzondering of bewimpeling,
niet aan deze of die: maar aan allen die het
begeeren, die behouden willen worden ten leven.
Vraagt gg: »hoe kan dat zijn?'' Maar gij ge-
voelt, dat is geenes menschen Euangelie, dat
kon niet opkomen in het hart van stervelingen.
Van 't wonder zamenstel der zon
Kon ik , verstomd, nooit reden geven ;
Maar 'k zag haar schijnsel, en ik kon
Bg hare warmte leven i
Zoo kan mgn geest Gods hoogen raad
In Jezus -oöer niet doorgronden ;
Maar 't hart heeft van die liefdedaad
Het godlgke ondervonden, i
Als ik dien troost des levens mis :
Als Jezus niet voor mij wou sterven,
Niet God, niet mqn Verlosser is,
'k Moet dan iu wanhoop sterven. (*)
Zegt
C) Gez. 42; 3, 4, 5,
-ocr page 55-Zegt gg'; nhoe kan dat wezen; dat een alw®«
stend en heilig God zondige menschen voor regt-
j)vaardig houdt en als zoodanig behandelt?quot;
Paulus zegt duidelgk, £/» hem, in Christus, wor^
den wg zoo aangemerkt. Omdat Christus, die
volmaakt heilig was, van God als een zondaac
werd aangemerkt en behandeld ^ daarom worde«
wij, die zondaars zgn, vau God als regtvaardi-
gen beschouwd en beloond. Moet
er dan niet
eene betrekking zgn tusschen Christus en ons,
zullen onze zonden de zijne en zgne geregtig-
heid de onze worden ? Gewis! ja, die betrek-
king moet er zgn, en wel door toerekening va«
Gods zgde. De Apostel drukt dit vs. 19 duide-,
Igk uit en vermaant op dien grondslag, vs. 20,'
)) Zóó zgn wg danquot; enz.
Dit woord des vredes en der verzoening wordf
u verklaard in het Euangelie, en verzegeld door
Doop en Avondmaal: waarom zoudt gg dan
wanhopen? Ziet toe, dat gg door ongeloof de
aangebodene genade niet versmaadt, of den
Heer, die u gekocht heeft, verloochent. Óf meent
gg dat op die wgze het Euangejie te ruim, te
uitgebreid verkondigd wordt, zoo wijze ik u op
de eigene uitspraak van Jezus: n Alzoo lief h^^Ji
D •,)God
i) God de wereld gehad, dat Jtij zijneh JSenigS.
y\gehören! gegeven heeft, opdat een iegelijk die
sin Hem gelooft, niet verderve, maar het eeu-
})wige leven hebbe.quot; (1) Eveneens als Paulus
onbepaald getuigt, dat God in Christus de we-
reld met zich zelven verzoend heeft, wordt ook
hier zonder eenige uitzondering verklaard, dat
God zijn' Zoon aan de wereld gegeven heeft.
Niemand, volstrekt niemand behoeft dan te-
rug te blijven, of wanhopend van verre te
staan. ttDit is een getrouw woord, en aller
» aanneming waardig, dat Christus Jezus in de
j) wereld gekomen is, om zondaren zalig te
ytmaken.quot; (f) Wien de last der zonde drukt,
én heilbegeerig naar verlossing uitziet, die kome
tot Hem, geloove in zijn' naam en houde zich
verzekerd, dat aan het kruis, waarop de schuld
der zonde gedragen werd, en de Regtvaardig«
stierf voor onregt vaardigen, ook zyn misdrijf is
geboet. —
»nbsp;»Ja,quot;
1nbsp; Job. III: i6.
lt;t) 1 Tim. l ; 1.5;
»Ja,quot; zegt, of denkt hier welligt jemandi
3)daar. schuilt het bij mij niet. Ik ken en er-
j) ken Jezus als den eenigen algenoegzamen Zalige,
«maker; ik weiger ook niet, als een armenhui-
»peloos zondaar tot Hem de toevlugt te nemen,
n Naar Hem strekt zich het verlangen mijner ziele
»uit. Niets wensch ik vuriger, dan in zgne ge^
j) meenschap te leven en door Hem vergewist te
»worden van mijne eeuwige zaligheid. Maar,
» ach ik ongelukkige! Tot hier toe was al myr,
)) zoeken te vergeefs! Anderen zie ik vorderen op
»den weg ten leven; anderen hoor ik met een
» verruimd hart spreken van het licht en de vreug-
»de die zij genieten. En ih blijf, die ik was.
»Het is, alsijf de hemel voor mij gesloten ea-
» het -Euangelie bedekt is. Ziet daar de oorzaak
B mijner wanhoop; dit doet mij zuchten en kla-
»gen: het is bulten hope! quot;
Zoo luidt de sesde bedenking. En ook voor
u, dié zoodanig gesteld zijt, heb ik hier eea
woord.
Voor alle dingen moet ik u vragen: is het
wel 200 zeker, dat gij te vergeefs zoekt? Mis-,
kent gij ook iets, dat gij reeds ontvangen hebt?
Het kleine worde door u niet voorbggerien! AI-
D 3nbsp;les,.
les, ook het geringste, is genade. Èn dat ver-
langen naar den Heere en zgne gemeenschap:
van wien Hebt gij dat? Is dat uit u, of is het
een bewijs, dat de Heer äan u denkt? Maar
gesteld eens, dat uw' klagt gegrond is, gg zoekt
te vergeefs. Wat zou daarvan de oorzaak zgn ?
Tracht dit eens bij u zelven nategaan. Die
oorzaken liggen ongetwgfeld in u; niet in God.
Zgn woörd verklaart: Zoekt den Heere, te'r~
tvgl H^ Je vinden is; roept Hem aan terwgl
nabij is. (*) Die zoekt, die vindt, en die
Hopt, dien zal open gedaan worden, (f) Die
tot mjr homt, zal ik geenszins uitwerpen. (§)
Maar, mag ik u eens vragen, verlangt gg ook
iets, dat noch gij, noch eenig zondaar behoeft,
noch zal geschonken worden?
Eene plotselinge verruiming van hart en zin,
eene hemelsche openbaring, of hoorbare stem uit
den hemel: zoon of dochter, wees wel gemoed!
uwe zonden zyn u vergeven. Is het dit, dat
gij zoekt, en noemt gij het gemis daarvan ver-
geefs
-ocr page 59-gnefs zoeken? Of bedroeft het u, dat nog zonden-
in u strijd yoerea en heersch'gn? Voorwaar, dat
js eene billijke reden van droefheid! Doch wan-
hoopt daarom niet. Pleegt met Gods woord
raad, en ziet, hoe de hemelsche genade werkt.
Wacht u voor te hooge denkbeelden van de ge-
steldheid der opregte Christenen. Niet op eens,—
dit zou strgden met onzen aanleg en natuur;_
niet op eens, maat door aanhoudend geloqvig bid-
' den, waken en strijden wordt de zonde over^
wonnen en iu ons gedood! De grootste der Aposv
telea zelfs moest klagen: nih zie eene andere wet
Ti in mijne leden, welke strgd voert tegen de
Dwet mij nes gemoeds. Ik ellendig mensch! wie
Jizal my verloss'en van het ügohaam dez»s
•üdoods? C) En jaren na zijne bekeering schreef
ïhij.quot; niet) dat ik het aireede gehregen heb,
}gt; of aireede volmaakt hen; maar ik jage er
sna of ik het grijpen mogt.quot; (-jr)
^ Mogelgk vloeit uwe droefgeestigheid uit andere
oorzaken voort. Er zija menschea, die wel het
Ett-
-ocr page 60-\
ï 56 )
Euangelie eerbiedig gelooven, maar niet zoo als
het daar ligt: die aannemen wat met hunne
neigingen strookt, maar voorbgzien, wat daarme-
de strgdt. Behoort gij ook onder dezen? wilt
dan die eigendunkelgke wgze van zien laten va-
ren, opent uwe oogen voor het licht, uwe har-
ten voor den vrede en de vreugde van het Euange-
lie, en laat de blijdschap des Heeren uwe sterk-
te zgn.
Of is het werken in eigen kracht, verkleefd-
heid aan eigen zin en wil, het aanhouden van
eenige verkeerdheid, waardoorquot; gq u zelven be-
rooft van den troost des Euangeliums? Beproeft
u zelven eens, of het ook iets van het daar
genoemde is, waaraan het hg u hapert, dat u
van Jezus terug houdt en u vruchteloos doet
zoeken? — Om tot Jezus te komen, moet
men niet eerst zich zelven willen helpen; maar
komen gelgk men is, vol vati schulden en van
zonden. Jezus is een volkomen Geneesmeester
van alle kwalen onzer kranke ziel. Hij verlost-
ïoo wel van de heerschappg en dienstbaarheid,
als van de schuld en straf der zonde. H^ is
ons geworden van Godd^ tot wisheid en regt-*
vaar-
-ocr page 61-'vaardigheid en heiligmaUng en verlossing (})
Zijne genade is tot alles genoeg , zijne kracht
wordt in onze zwakheid volbragt. Men zoeke
dan niet eigene verbetering , die toch niet an-
ders dan ingebeeld en ijdel is. Men dringe zich
niet op : zoo of zoo moet ik wezen, om tot Je-
zus te komen. Men legge zgne gesteldheid of
stemming der ziel niet tot een' grond van vrg-
moedigheid in het bidden , of naderen tot God.
Wie .dit doet, blijft vruchteloos wachten, en
loopt gevaar om wanhopig den moed op te' ge-
ven. Hg mist de ware sterkte, en van daar,
dat hij dikwerf bezwijkt. Gg zult het toch wel
*eens zijn, met hetgeen wg in een der Euange-
lische Gezangen, .[in overeenstemming met Gods
woord beluigen:
IJdel was , O ja! ons pogen,
Steunden wg op eigen kracht 5
Maar uw eind'loos alveriiiogeu
Ondersteunt het flaauwe pogen.
Helpt en sterkt de zwakke kracht
Van de ziel die ü verwacht, (f)
O ' Cor. I: 3o.
(t) Gez. 104; 8.
D S
-ocr page 62-Ik noemde mede verkleefdlieid aan eigen zin
en wil, als eene oorzaak yan het schijabaar te
vergeefs zoeken. Men kent iemand , van wiens
vroomheid, men ^en' hoogen dunk heeft, en wiens
karakter men van het zijne niet ver onderschei-
den acht. Deze is langs zulk een' weg toege-
bragt : op dien tijd en in dier voege door de
hemelsche genade krachtig geroepen tot de dienst
(des Heeren. Nu wil men dat voetspoor volgen;
men wil langs denzelfden weg geleid worden.
Dat gebeurt niet: men ondervindt niet alles, wat
de andere oadeFvonden heeft. Nu vervalt men
tot Wanhoop en vertwgfeling, en breekt uit in
de moedelooze klagte: j) het is buiten hope! al
»mijn zoeken is te vergeefs!quot; Anderen hebben
zich zelven een plan van zaligworden uitgedacht,
en houden dat, zoo niet voor het eenige, ten
minste voor het beste en verkieslijkste. Naar
dat plan wil men toegebragt worden, langs dien
weg van hooggaande benaauwdheid en angst,
lot plotselinge verruiming en blijdschap in Gód
geraken. Gebeurt dit niet, dan vervalt men
tot zwaarmoedige klagten. Men moest liever over
zich zelven klagen. Gods wegen en leidinge.i bij
verschillende personen loopen dikwerf yerre uit
een.
-ocr page 63-een. Zgne leiding is altgd de beste; en het ia
OiHze wijsheid, om met verzaking van eigen zin
en wil, ootmoedig, kinderlijk te volgen.
Nog sprak ik van het vasthouden 'aan eénige
verkeerdheid of heimelgke zonde, als eene tren
rige bron van het vruchteloos zoeken. Indien
het hart nog niet opregt en volkomen is voor
den Heere, hoe zou men dan Hem kunnen vin-
dep , die lust heeft aaii waarheid in het binnen-
ste , en geheiligd wil worden in degenen, die tot
Hem naderen. De dienst van God en de dienst
der wereld zijn onverëenigbaar. Wie op het heil
des Heeren hoopt, moet ook zijne geboden doen.
Geen boos opzet, geene moedwillige zonde, geen
bedrog of onregt mag bij ons huisvesten. Deze
benemen de vrijmoedigheid in het gelooven, hou-
den ons van God verwijderd, ja maken eene
gcheiding tusschen Hem en ons! Van hier, dat
sommige menschen doof schijnen voor de stem
der vertroosting, omdat de stem des gewetens te
onmiskenbaar spreekt, en de zelfbewustheid hen
pijnigt , dat zij waarlgk niet beter wiHen wor-
den; ja wel zouden willen zalig worden, mitar —
geenszins afstand doen van deze of die boezem-
zonde, welke men yoelt, dat met het jsaligwor-
den
den m den weg, door het Euangelie aangewezen,
onbestaanbaar is. Men moge tot hen spreken
van Gods liefde én vergevensgezindheid, van de
kracht der zaligmakende verdiensten des Verlos-
sers , zg zullen het toestemmen: ook toestem-
men , dat die genade tot hen gebragt wordt en
dat zij die mogen en moeten aannémen; maar,
dit blijft over en is niet te loochenen , zoo lang
de liefde tot de zonde, (al wordt die beperkt
en gefnuikt door vrees voor straf) blijft heer-
schen, is er aan geene verzoening met God, door
geloof in den Zaligmaker, noch aan opregte
bekeering te denken.
Wie ■ dan zelf geene aanleiding geven wil
tot moedelooze Wanhoop: wie op vrede der
ziele prgs stelt: hg wachte zich voor iedere
verkeerdheid, die het geweten kwetst, en haaste
zich het gepleegde onregt weder goed te maken,
het bedreven kwaad, zoo veel doenlijk is, te
herstellen. Dit is een eisch, die het Euangelie
aan allen doet; dat is een proefsteen van echte
vroomheid. Gg dus, die wel bg u zelven over-
tuigd zijt, iihet moet anders met mg worden,quot;
ii;aar geen lust hebt tot verandering van hart
en zin: uw eigen geweten zegt het u, zoo
lang die verkleefdheid ^an het kwade voortduurt,
kunt
-ocr page 65-kunt gg niet zalig worden, en het EuartgeKe
stemt daarmede in: dan alleen als wg in het
licht trachten te wandelen, gelijk God in het
hcht is, reinigt het bloed zgns Zoons van alle
zonden, en kunnende Euangelieprediking en Gods
beloften tot vertroosting ingang vinden in het
gemoed. Het licht van jiw geweten, het licht
van Gods woord volgende, zult gg voor menige
struikeling beveUigd blgven, dagel^s vorderen
in heiligmaking, voorspoedig rijpen voor den
Hemel en dien eens binnengaan.
Nog is er eene bedenking, die wel eens in
sommige zwaarmoedige gestellen post vat en ze
vervoert tot Wanhoop en moedeloosheid, althans
terug houdt van het eenvoudig aannemen de»
Euangeliums. Het is de vrees van gezondigd
te hebhen tegen den Heiligen Geest. Dit is
eene zevende of laatste bedenking, waarmede
wg ons zullen bezig houden.
Men zegt: het is voor mij te vergeefs op
schuldvergiffenis en de zaligheid des eeuwigen
levens te hopen. Ik weet, de liefde en gena-
de van God is oneindig. Maar ik heb dezelve
verbeuzeld en verdarteW. Ik heb zoo yele ma-
fca
-ocr page 66-len mijn hart verhard en de ernstigste indruk-
ken verzóndigd. Ik heb wel eens met het hei-
ligste gespot, den Geest van God en zijne wer-
kingen gelasterd. Dat slaat mg ter neder.
Neen, er is voor mg ongelukkige, geen straal
van hope!
Gij , bezwaarde vriend of vriendin die zoo
spreekt: leest en overweegt het volgende eens,
met biddenden ernst en eenvoudig waarheids-ge-
voel. Het k billijk, dat gg overtuiging en be-
sef hebt van uwe zware schuld en verkeerdheid;
want het lasteren en spotten met het heilige,
het bedroeven, uitblusschen én tegenstaan van
den Heiligen Geest, zijn boosheden van de erg-
ste soort; te verfoegelgker en gevaarlgker, naar
mate zg verder gaan en meer herhaald worden.
Het is noodzakelijk, dat gij deze boosheden ver-
foeit en voor God belijdt, ja zoo het gevorderd
wordt ter waarschuwing van anderen, en het met
verstand en stichting geschieden kan, ook be-
lijdt voor de menschen. Gij moet echter niet
wanhopen : ook voor deze uwe zonde is verge-
ving in het bloed van Christus. Denk eens aan
Petrus, die in den nacht van Jezus Igden, den
Heer, mei wien hg beloofd had te willen ster-
ven.
ven, tot driemalen toe verloochendeHij werd
niet afgewezen; maar vond genade, toen hii
met tranen wederkeerde. Zie op de J^en, die
roekeloos de felle bloedkreet hadden aangeheven-
»«'«^o. met dezen! ^^n Moed home l,er ons
nen onze kinderen.quot; Ook aan dezen werd
daarna, door de Apostelen, in des Heeren naam
kwijtschelding aangeboden; en wie telt ze allen '
over wie- dat bloed gekomen is tot schuldverge^
ving en reiniging! Zie Saulus, den godslaste-
raar en hittigen vervolger van de Gemeente des
Heeren. Ook hem is barmhartigheid geschied ^
en hoor wat hij zelf daarvan getuigt: „
»0/7^ w mg barmhartigheid geschied, opdat'
yyJezus Christus in mg, die de voornaamste
^gt;(der zondaren) ben , alle zyne laugmoedig.
»hevd zoude hetoonen, tot een voorbeeld der
regenen, die in hem gelooven zullen ten
ygt;eeuu^gen leven. (*)
Deze allen en zoo vele anderen, die eens
of bij herhaling, tegen licht en overtuiging aan'
m het kwade zich verhaird, maar daarna zich
verootmoedigd hebben, roepen u moedgevend toe.-
, » wan-
-ocr page 68-»wanhoop niel: ook gg kunt vergiffenis erlangen
en zalig worden.
Het zeggen van Jezus Matth. XH: 3i en 32
beangstigt u, en gg vraagt met twijfelmoedige
bekommering: ))wat is dan toqh die onvergeef-
lijke zonde tegen den Heiligen Geest ? Ik tracht
het u eenvoudig te zeggen. Sla vooraf de ge-
noemde plaats eens in uwen Bijbel op; en zie
bg welke felegenheid Jezus dat zeide,,en wat
door de Farizeërs, tot wie hg deze woorden
rigtte, bedreven was. Er werd een bezetene tot
Jezus gebragt, die blind en stom was, niet
van zijne geboorte af; maar door ziekte, door
den invloed van eenen boozen geest.
Jezus geneest dezen ongelukkige, zoodat hg
tevens sprak en zag. Dat dubbel wonder ver-
vulde de schare met ontzetting, zoodat zij uit-
riepen : nis deze niet de zoon van David, de
beloofde Messias?quot; De Farizeërs zien en hooren
dat met spgt ep verbittering. Zij vreezen den
toenemeuden opgang van den geh aten Nazare-
ner; maar kunnen het wonder niet loochenen.
Daar geeft hunne heische boosheid hen een
middel aan de hand, om den indruk van dat
wonder en van andere groote daden der Heeren
krach ■
-ocr page 69-kracJitelaos te maken. Deze werpt de duivê'
len niet uit dan door Beëlzehid, den oversten
der duivelen, zeggen of mompelen zij onder el-
kander. Leze booze laster, hoe ongerijmd zij
ons ook in de ooren klinkt, was onder een bij-
geloovig volk, hetwelk veel meer aan den in-
vloed en de werking van booze geesten toeschreef
dan men thans gewoon is te doen, de gevaar-
lijkste aanval op Jezus goddelpe zending. En
vond deze lastertaal ingang, gelijk zij, onder
menschen van dien tijd, ligtelijk kon vinden,
dan verloren de wonderwerken van Jezus hun-
ne kracht, dan was zijn gezag welhaast ver-
nietigd ! Er lag in die beschuldiging de zwaar-
ste verdenking tegen Jezus! Zij deed Hem voor-
komen als een snoode bedrieger, die, om on-
noozelen te v§rleiden, van iGod sprak, doch han-
delde als een werktuig des Duivels, aan wien
hij met Igf en ziele verpand was! Geen won-
der dan, dat de Heiland dezen uitval der Fa-
rizeërs zoo hoog opneemt, en dezelve breedvoeri-
ger wederlegt, dan Hij anders gewoon was d?
lasteringen zijner vijanden te doen. Hij doet
hen het ongerijmde opmerken van die lastertaal, ■
daar een koningrijk, dat tegen -zich zeiyen ver-
Enbsp;deeld
deeld is, eïimogelgk bestaan tan en das ook
het rijk des Satans niet, zoo dat tegen zich
zelven verdeeld is. Hij beroept zich op hunne
eigene leerlingen, die ook voorwendden de
kunst te bezitten, om booze geesten door 'be-
zweringen uit te drijven, en yan wien zij ~toch
niet zouden zeggen, dat het door Beëlzebul was.
En nu vervolgt Hij met nadrukkelijken ernst:
Indien ik door den Geest [Lukas heeft, door
den vingerquot;] Gods , duivelen uitwerp, zoo i»
dan hei, Koningrijk van God tot u gèhomen ;
ZOO zijn de dagen van den Messias daar! Ik zou
geene booze geesten kunnen uitwerpen , had ik
niet het rijk van Beëlzebul verstoord en ware
ik dus niet magtiger dan hij. Daarom, dewijl
het zoo duidelijk is, dat uwe beschuldiging en-
kel laster is, die niét uit onkunde , maar uit
ygandige boosheid opwelt, daarom zeg ih u,
alle zonde en lastering zal den mensch verge-.
ven worden; (Jezus onderscheidt hier zonde en
lastering in het gemeen, van zonde en lastering
tegen den Heiligen Geest. Van de eerste ver-
klaart hij: zij kan den mensch vergeven wor-
den) maar de lastering tegen den Heiligen
Gttst zal den mensch niet vérgeven wórden.
En
-ocr page 71-En zoo «'i« «enig^ woord gesproken zaf, kebbeA
tegeri^ den Zoon des menschen, — wie iu hem
den Messias miskend zal hebben uit ergernis over
zijn' geringen stand, het zal, het kan hém ver-
geven worden, omdat opvoeding en ondprw^
hem met vooröordeèl vervuld hebben; _ maar
zoo wie tegen den Heiligen Geest gesproken
zal hebhen, het zal hem niet vergeven wor-
den , noch in deze eeuwe, noch in de toeko-
mende.
Het gedrag van deze menschen is onverbeter-
lijk, zij zijn ten verderve bestemd. Dit wäs
de zonde der Farizeërs, die tegen hunne over-
tuiging , uit nijd en boosheid, de wonderen van
Jezus, die zg niet konden loochenen, aan den
Duivel toeschreven, om daardoor het bewgs
zijner goddelgke zending krachteloos te maken.
Ik heb met opzet deze plaats iets breeder
behandeld, omdat daardoor de bedenking der
zwaarmoedigen terstond vervalt. Immers hier-
uit volgt van zelf, dat die zonde thans eigen-
lijk niet meer kan bedreven worden. Niet om-
dat de mensch nu beter en daartoe te goed is;
maar omdat hem hiertoe de gelegenheid ont-
breekt. Jezus wandelt niet meer goeddoende on-
E 2 •nbsp;der
(kl «s Wij aien niet meer die'wonderen
zgner sterke eri weldadige hand. Wg kunnen
ons niet meer moedwillig daartegen verzetten en
ze voor werken des Duivels verklaren. Men kan
dus in onze dagen niet meer in een' eigenlijken
zin deze zonde bedrijven. Gesteld eens -, dat de
Heer nog gezanten zond, met de buitengewone
gaven des Geestes toegerust, om door wonder-
werken hunne prediking te bekrachtigen, en men
verwierp deze, ondanks de klopping van het
geweten, met bitterheid' en wrevel, dan ware
onze zonde, die lastering tegen den Heiligen
Geest, welke de Heiland onvergeeflijk noemde.
Gij dus, die onder dit bezwaar gebukt gaat,
ziet het bier, dat gij dsswege ten onregte u be-
kommert en wanhoopt aan uwe behoudenis. Ja
uwe bekommering op dit stuk, is zelfs een be-
wgs, dat gij aan die zonde niet scliuldig zijt.
Het is de zonde tegen den Heiligen Gsest uit
haren aard eigen, dat zij den mensch voor de
behoudenis zijner ziele ongevoelig maakt, en alle
goede indrukken uit het hart verbant. Dat is
immers uw toestand niet. Uwe ongerustheid en
angst getuigen het tegendeel. En'nu, is dat
geene stem van God in u ? Wanhoopt dan niet
lan-
-ocr page 73-langer. Sluit uwe oogen niet Yoar het licht,,
dat u bestraalt. Laten geene ongegronde^ beden-
, kingen u weerhouden van het uitwerken uwer
zaligheid. Geeft acht op de werken des Heeren .-
gelooft zijn woord: n Ik delge uwe overtredin-
gen uit, als eene wolk (*), Dat staat ook tot
uwe vertroosting geschreven !--
Middelen ter genezing van moedeloosheid,
en voorkoming vqn Wanhoop.
4
Behalve de wenken en herinneringen, reeds
hier en daar bij de verschillende bezwaren
medegedeeld , wil ik nog eenige algemeene mid-
delen opgeven , van welker gepaste aanwending
men zich,^onder Gods zegen, eene heilzame uit-
werking beloven mag. Zijn eenvoudige korte
voorschriften doorgaans het verkieslgkst: ik wil
dan slechts eenvoudig opgeven, waarvoor gij
u wachten moet)'-en wat gij te betrachten hebt,
opdat gij te ligter dezen raad u eigen maken
en dien opvolgen moogt.
f) Jes. XLW; J2.
E 5
-ocr page 74-3Éjgn öe gtueesmiddelen rmchillende, naar den
aard der ziekte en het gestel der lijders; dit is
ook hier het geval. Daar de Wanhoop en moe-
deloosheid , zoo als wg gezien hebben, uit ver-
schillende oorzaken ontstaat, moeten wij _ om
tegen haar beveiligd te wezen, of vaA overhelling
tot haar genezen te worden —• de bronnen, waar-
uit zij opwelt stoppen, hare oorzaken tegengaan.
Is het wanhoop en moedeloosheid met opzigt
tot het tijdelgke, uit vermindering van inkom-
sten, uit achter-uitgang of verliezen ontstaande :
men verberg« zijn oog niet voor dat kwaad, en zij
niet bang voor onaangename ontdekkingen. Hét
naauwkeurig onderzoek van de gesteldheid onzer
zaken, eene juiste berekening van inkomstpn en
uitgaven, is een eerste stap tot herstelling, en
noodzakelijk, om eenen volslagenen ondergang
voor te komen. Zoo dringend wij tegen de wan-
hoop en moedeloosheid waarschuwen, even zeer
moeten wij u vermanen, om tegen ongevoeligheid
en ligtzinnigheid op uwe hoede te zijn. Men
vindt menschen, die nooit aan zwaarmoedige
bekommeringen onderhevig zij^n, omdat zg hun'
toestand niet opmerken , en groo^p verliezen als
niets rekenen. Dat is de ware wijsheid niet;
dat
-ocr page 75-dat betaamt geene redelijke wezens! Door be-
dachtzaamheid in' al zijn wandel kan men yeel
voorkomen, waar over men zich te laat vmch:
teloos beklagen zou.
Wie God eerbiedigt in den weg van vernede-
ring en vermindering, die Hij met hem houdt,
die zal zich ook geroepen gevoelen tot deugden,
aan dien stand voegende. Met het noodige te-
vreden, zal men zich het minder noodige, gaar-
ne , gewillig en in des Heeren naam ontzeggen.
Men zoeke door vlgt, spaarzaamheid, goede or-
de , en de verstandige inrigting van huishouding
en bedrgf, zoo mogelijk de geleden e verliezen
te herstellen, althans verderen achter-uitgang
voor te komen. Men oefene zich in zelfverloo-
chening : legge zich toe op bezuinigingen : ver-
mindere de uitgaven: regele die geheel en al
naar, — en ZOO mogelijk, heneden de inkomsten,
en zoeke aldus, op eene verstandige en Christe-
lijke wijze, het gulden spreekwoord in beoefe-
ning te brengen : zet uwe tering naar uwe
nering !
Is het wanhoop en moedeloosheid uit zorg
voor de toekomst, uit donkere vooruitzigten ont-
staande: men onderzoeke alles met bedaardheid i :
E 4 *nbsp;ga
-ocr page 76-ga zga' toestand na: zie toe den moed niet te
terliezen, en bediene zich yan rèdelgke midde-
len, voor de bijzondere omstandigheden waarin
wij verkeeren, passende. Zijt op uwe hoede te-
gen ifdele schrikbeelden en eene droefheid zon-
der oorzaak. Vraag u zelven af, van waar het
is dat gg neerslagtig, mismoedig en droefgeestig
zijt? Is het eene aanleiding, waarmede gg niet
tot God ter genezing durft komen, schaamt' u
dan diep en b«reurt uwe dwaasheid maar beeft
ook voor derzelver gevolgen. Die droefheid is
heilloos, is verderfelijk en doodelgk. Het is een
vergif, dat uw bloed verpest, uwe levensvreug-
de vergalt. Zijt daar tegen op uwe hoede en
waakt. Tracht u die gelukkige gesteldheid ei-
gen te maken, waardoor het oog der ziel ge-
vestigd is op de gronden van hoop en blgd-
schap, welke er overblijven, zelfs in de treu-
rigste lotgevallen. Zie op Abraham, den vader
der geloovigen en gewen u om even Jlls hg te
gelooven tegen liope op hope. (*)
In God gesterkt en aan zijn' wil onderworpen,
kan men gelaten afwachten, wat oyer ons
he.
' '■quot;' ■quot; 11«
. (quot;) Hoin, 111: ,8.
bescboren is, en de donkerste toekomst tegentre-
den, vervuld met moed en hope.
't Geloof aan God verhoogt den inoed;
Het troost ons hart in tegenspoed,-
En leent in noodquot; en dood ons krachten.
Och ! dat w' ootmoedig , needrig, kleen ,
Met dit geloof ons pad betreen ,
Van dit geloove troost verwachten (*)•
Is het uit zwakheid, uit eene ziekelijke ge-
steldheid , dat uwe zwaarmoedigheid ontspruit:
raadpleeg met eenen verständigen menschkun-
digen geneesheer en volg zijne voorschriften
op.
De band tusschen ziel en ligchaam is te
naauw, dan dat niet de ongesteldheid van het
eene deel van ons wezen, nadeelig op het an-
dere werken zou. Inzonderheid is dit bg de
zwaarmoedigen en wanhopige« het geval. Voor
een aanmerkelijk deel werkt de sombere indruk,
die de treurige omstandigheden op het ligchaams-
ge-
o Gez, 88:8.
E 5
-ocr page 78-gestel gemaakt hebben, tot hunne jammerlijke
kwaal medé. Men zoeke dan ook deze bron der
vertwijfeling te stoppen, en die ligchaams-ongesteld-
heid, door het gebruik van gepaste geneesmid-
delen, weg te nemen. Men wachte zich voor
overdaad in spijs, en drank, en slaap, en houde of
gewenne zich aan arbeidzaamheid en véel bewe-
ging-
Niet zelden loopen er bij zwaarmoedige hope-
looze menschen vele oorzaken te zamen, waar-
van de eene meer, de andere minder nadeelig
is. Men zoeke die, door oplettendheid op zich zel-
ven , in zoo verre te kennen , dat men gepaste
hulpmiddelen kan aanwenden ter genezing. Of
men plege raad met opregte, getrouwe en wel-
meenende vrienden, die ons van nabij kennen,
en verzoeke hen dat zij ons naauwkeurig mo-
gen gadeslaan en onbewimpeld huii oordeel me-
dedeelen. Als de oorzaak of oorzaken onzeker
of verborgen zijn, is de genezing moegelijk.
Het is daarom van zeer veel belang, die zoo
veel mogelgk te kennen.
Vlied de eenzaamheid. De zwaarmoedige en
wanhopige is even als de diep bedroefde, daar-
toe doorgaans geneigd, om in stilte te mijme-
ren',
fcn, om in zich zeiven gekeerd te peinzen op
zijn lot en ongeval, en alles op te zoeken wat
de toestand- des Igdens, he^t zg dan waar of
ingebeeld, nog meer verzwaren kan. Die een-
zaamheid is schadelgk en kan gevaarlijk wor-
den. Vlied dan, inzonderheid wanneer uw geest
tot zwaarmoedigheid gestemd is, vlied de-
zelve. Zoek door goed, verstandig gezelschap,
door een vertrouwelijk gesprek met een' vriend
of vriendin, echtgenoot of aanverwant, uwe
sombere naargeestigheid te verdrgven. Hoe meer
men zich daarin toegeeft, des te meer zal onze
natuur daartoe overhellen; doch tegengegaan en
bestreden, zal zij minder gevaariijk worden.
Soms mengt zich een eigenzinnige afkeer van
menschen, althans van sommigen, onder onze
zwaarmoedigheid; en zonderling is het, dat
deze menschenvrees of afkeer wel eens zoo gril-
lig werkt, dat men diegenen het meest ontwijkt,
aan wie men vroeger genegenheid en voorkeur
gaf en toedroeg. Men wachte zich voor die
menschenvrees: geve zich in zulke luimen niet
toe, en bestrijde ze met alle kracht.
Ook moet ik u de natuur-beschouwing aanpre-
zen. Eene wandeling in de ruime lucht , onder
den vrijen, open' hemel is beide voor h'gchaam '
en
-ocr page 80-en geest heilzaam, en zeer geschikt om de ziel
met groote-, verhevene gevoelens te doordringen,
om de helderheid j^an den geest te bevorderen,
en alle wanhopige onrust te verdrijven uit ons
gemoed.
Neemt uwe zwaarmoedigheid voor het grootste
deel; of geheel en al, uit bekommering over uwe
eeuwige belangen haren oorsprong; toets u
zelven aan de opgegevene bedenkingen. Ga
eens bedaard na, wat bezwaar of welke be-
zwaren u drukken. Vraag u zelven af, of gij
wel met reden bekommerd zgt. De meest ge-
wone heerschende bedenkingen, welke menschen,
die lust hebben God te zoeken, belemmeren
in het uitwerken hunner zaligheld, althans ver-
wijderd houden van het Koningrijk der Heme-
len , heb ik genoemd en ligtelijk zult gij u
zelven vinden onder' het een of ander van het
opgenoemde. Open dan oor en hart voor de
medegedeelde oplossing uwer bedenkingen en
volg dezelve op. Zie vooral toe, dat niet
he'melijk zondenlust, of zelfs maar verkleefdheid
aan eenige geliefkoosde verkeerdheid, zich on-
der^ uwe bezwaren menge. Gg kent hetgeen
er geschreven staat [Sj)r. XXVUI: 13.] 2?ie s^ne
»fer-
-ocr page 81-Ci
• wtredUgen bedekt, zal niet voorspoedig,
zijn; maar die ze bekent en laat, zal barm-
hartigheid ontvangen; en het is de eigen taal
van Jezus : Indien uw regter oog u ergert, ruk
het uit en werp het van u! Want het is u
nuttiger, dat één uwer leden verga, en niet
uw geheel ligchaam in de hel geworpen worde.
En indien uwe regterhand u trgert, houwt ze
af en werpt ze van u! Want het is u nut-
tiger, dat éen uwer leden verga, en niet uw*
geheel ligchaam in de hel geworpen worde.
Ach ! het hart is zoo bedriegelijk, en met de
wanhopige taal: a Er is voor mij geene behoudenis!quot;
vereenigt zich zoo ligt de gedachte: ik kan, ik
wil dat genot niet • opgeven noch A-erzaken ! ik
heb daartoe lust noch kracht! Doordringt u
diep met beseffen van het leelijke, verfoeijelijke
en strafwaardige der zonde, met levendig ge-
voel van Gods hoogheid en majesteit, en van
het noodzakelijke eener geheele vernieuwing van
hart en zin, om ten leven in te gaan. Onge-
voelighefd en verharding in het kwade verhinde-
ren de hekeering, en kunnen eindelijk niets an-
ders.
O Malth, Y: 29, 3o.
-ocr page 82-k
(ders, dan een Knagend geweten , vruclifeloos
naberouw en zelfs wanhoop ten gevolge hebben.
De goddelooze heeft vele smarten-, maar die
op den Heere vertrouwt, dien zat'de goeder-
tierenheid omringen (*). Kweekt het geloof aan
den hoofd-inhoud van het Euangelie zorgvuldig
bg u aan; laat het in deszelfs wereld-overwin-
nende kracht invloed oefenen op uw gemoed, en
tracht God te verheerlijken door vertrouwen en
hoop!
Herdenk en peins dikwerf op de beweegre-
denen die ons van den staat der vertwijfeling
wêerhouden moeten. Als uwe hoop begint te
verflaauwen en uw moed dreigt te bezwijken,
stel u dan God voor in zgn onbeperkt vermogen.
Hij, die den hemel en de aarde geschapen heeft,
behoefde het slechts te willen, en oogenhlikke-
lijk ware de toestand waarin gg u bevindt
veranderd. En daar Hg het kan , zoude het dan
gebrek aan liefde zgn , dat Hij het niet doet ?
Dat zult gij niet denken van Hem , die zijn' ei-
gen' Zoon niet gespaard: maar voor ons allen
heeft overgegeven en met Hem alle dingen wil
schen-
O Psalhi XXXII: lo.
-ocr page 83-schenken? Kan wh eene vrouw Jmren zuige-^
ling vergeten , dat z^ zich niet ontferme over
den zoon hares luiks ? Ofschaon zg deze ver-
gete , zoo zal ik toch uwer nist vsrgetejp (*).
Zoo teeder heeft God Israël, dat zoo dikwerf
Hem verliet, ea van Hem verlaten scheen, van
zijne liefde en zorg verzekerd. Zgt vergenoegd
met het tegenwoordige; ^^ant Hg [de Heere)
heeft gezegd : Ih zal u niet hegeven. Ik zal
U niet verlaten (f). Met dU woord bemoedig-
de een heilig schrijver zijne medebelijders in
een' tijd van druk en vervolging. Zulke toezeg-
gingen, gedaan door den God der waarheid, kun-
nen het kwijnend geloof opbeuren en schragen.
Herdenk die dikwerf. En is het, dat de Heerö
verre schgat: gij weet het immers, dat de hoog-
ste liefde door de hoogste wijsheid geleid wordt.
Alle zijne wegen zijn goedertierenheid en waar-
heid voor hen, die zijn verbond en getuigenis-
sen bewaren. Beschouw de Godsdienst als eene'
bron van ware ziels-verlustiging en ^Teugde.
Geef acht op de veelvuldige opwekkingen tot
hlgd-
C) Jcs. XLIX: i5.
(t) Iltbi'. xiri. S.
blijdschap en hoop , die wij in den Bijbel aan-
treffen Dient den Heere rnet blijdschap: komt
voor zijn aangezigfi met vrplgh gezang (*).
Verblfjdt u in den Heere alle tijd, wederom
zeg ih verbiedt u (-{-). Verbiedt u in de ho-
pe (§). Geloofd zij de God en Vader van
onzen Heer Jezus Christus, die, naar zijne groo-
te barmhartigheid, ons heeft wedergeboren tot
eene levende hope, door de opstanding van Je-
zus Cl*istus uit de dooden (1). Die gij door
Hem gelooft in God^ weihe Hem opgewehtlheeft
uit de dooden, en hem heerlyhheid gegeven
heeft , opdat uw geloof en hoop op God zou-
den zyn (-!-]quot;)• Jezus Christus die onze hope
is (§§). Christus de hope der heerlyhheid
Zie het, wat vreugde de dienst van God schen-
ken kan, aan David en zoo velen als na hem
getuigd hebben : Gy hebt vreugde in myn'hart
gegeven, meer dan ter tijde, als hoorn en
•most vermenigvuldigd wordennbsp;Tracht zulk
eene stemming 'der ziele bij n aan te kweeken
en
1nbsp;(tt) TS. 21.nbsp;(§§) I Tim. I: ib
fquot;) CoU. I: ü7igt;nbsp;(-l-|-f) Psalm IV; 8.
-ocr page 85-ea levendig te houden, door het lezen van een
Lied of Psalm. In onzen gewgden bundel is daar-
toe een schat voor handen, en ik behoefzeuwel
niet op te noemen, anders zou ik u onder meer
anderen wgzen op den aSstcn, 33, 46^ en
der Psalmen, en op het 12de, 19, 20, 21, 23,
29, 37, 39, 42gt; 53, 56, 82, 83 en 84ste der
Euangelische Gezangen. Het 27ste worde vooral
dikwerf door u overwogen en beoefend, als les-
sen fan den dag, zoo als de vrome dichter
van Alphen het Ook betiteld heeft.
Onder - dit alles zg uw gemoed ontsloten voor
den invloed van Gods Geest. Waar die niet
medewerkt, daar zal al ons pogen niels baten.
Menschel^e wijsheid kan geen hart hervormen.
Uit ons zelven kunnen wij zoo min willen, als
volbrengen, zoo min hopen als b^ de hand ne-
men. Waren wg aan ons zelven overgelaten,
dan mogten wij zeggen: nhet is buiten hope! »'
Maar nu zeggen wij: geen nood! Wat ons onl-
hreekt, is rijkelgk in God te vinden, en wg
hebben de zalige belofte: meer dan aardsche va-
ders hunne kinderen goede gaven schenken,
zal de Hemelsche Vader, den Heiligen Geest ge-
ven , dengenen, die er Hem om bidden. Zoo
Fnbsp;laat
lasl ofts dan veel biddende tot Hem nadereni
Het gebed, dat groote beproefde middel tegen
alle kwaad, zg u bg en boven alles aangepre-
zen. Dit is een krachtig wapen en veelvermo-
gend middel, om het hart van zorgen te onthef-
fen. Wanneer wij het hart biddende voor God
uitstorten, dan gedenken wg aan zgne wijsheid
raagt en liefde-: wij gevoelen onze diepe afhan-
kelgkheid en onze dure verpligting; en onze onrust,
zorg en angst wordt verwisseld in zaligen vrede
der ziel, die alle verstand te boven gaat. Zoek
dan, zoo dikwerf zwaarmoedige gedachten ih u
oprgzen, en de beangste ziel zich toegeeft in
onophoudelijke bekommeringen: zoek dan bg
God uw toevlugt. Bid Hem, die alles in Jigne
hand heeft, dat Hg uwe aandoeningen matige,
uwe hartstogten beteugele en heilige, en u hel-
pe de verkeerde uitlating uwer neigingen te be-
dwingen. Stort voor Hem uw geheele hart
uit; dan zal de smart van het Igden niet zoo
diep doordringen; ontevredenheid, angst en
wanhoop zullen uit uw gemoed wijken, en door'
geduld, kloekmoedigheid en helderheid yan geest
vervangen worden.
Hm
-ocr page 87-Hoe men zich jegens zwaarmoedigen en
hopeloozen te gedragen hebbe,.
Valt dit boekje ook ifi handen van menschen
wier huisgenooten, vrienden of betrekkingen'
zwaarmoedig gestemd, ofwel tot wanhoop ver-
Tallen zijn; ten hunnen behoeve zij ten slottq
nog een woord hier bij gevoegd. ^
Gg gevoelt, welk een jammerlgke kwaal de
wanhoop is, en hoe zeer zg die daardoor gefol-
^terd worden aanspraak hebben op medelqdeu
en toegevende, verschoonende liefde. Tracht dit
gevoel hg u aan te kweeken en levendig te hou-
den, en ziet toe om die Igders nimmer te be-.
droeven, te grieven, te krenken, te verbitteren, of
te ergeren. Doet hun gevoelen, dat hunne el-
lende u ter harte gaat. Het is een groote troost
voor ongelukkigen, deelneming te ondervinden
en op te merken, dat men geneigd is tot hulp!
Behandelt hen altijd met verschoonende goedwil-'
hgheid. Be^vaakt hen zorgvuldig; tracht hen
ongemerkt gepaste en geoorloofde verstrooijinlt;^
uitspanning en. beweging te verschaffen. Be-gVert
u, om de oorzaken hunner zwaarmoedigheid te
kennen en weg te nemen. Zoekt vooral hun
.«edelyke gronden van troost toè té dienenï.
^ 2 ,nbsp;Spreekt
-ocr page 88-Spreekt tot heo
over de liefde en trouw van
God; wgst ben op de onuitputtelijke bron zijner
algenoegzaamheid, op de oneindige verdiensten
des Verlossers, en op de zaligheid des hemels.
Doet hen gevoelen, dat dit tegenwoordig leven
hoewel niet zoo donker en treurig als zij het
zich voorstellen, echter geen verblijf van loutere
vreugde, maar een staal van menige beproeving
en teleurstelling is, welke ter hoogere vorming
dienstig
zijn. Zoekt aan den loop hunner denk-
beelden eene andere rigting, eene hemelsche,
hartverhelfende vlugt te geven. En boven alles,
bidt met en voor hen. Draagt hen gedurig bid-
dende voor bij den troon der genade. Al schij-
nen uwe bemoeijingen niets te baten; al zijt
gij van hen verwijderd, al kunt gij niets an-
ders; dit kunt gij altgd en overal, en niets ver-
mag meer dan dit. Misschien kunnen of durven
zij niel bidden, weest gij dan le ernstiger en
vuriger hunne voorbidders bg God.
' Smeekt Hem, dal Hg de geneesmiddelen ze-
gene, hun karakter en neigingen vorme naar
zijnen wil, en hun schenke den vrede en de vreug-
de des gemoeds; en wanhoopt alzoo doende zel-
ve niet^ of jGods-genade uwe aanhoudende po-
gingen , om Christus wil, door zijnen Geest zal
vruchtbaar maken. —
Bij N. CORNEL, Druller van het Nederlandsch
Zendeling-Genootschap te Rotterdam, zijn ge-
drukt en worden uitgegeven de navolgends
KLEINE STUKJES
I. Euangelische Herinneringen aan
Kranlien......ä 3 St.
II. Over het nuttig Kerkgaan. . - 2 —
Iii. Over het doen van BeJtjdenis. . » 3 —
IV. Een Woord voor Menschen, die
niet ter Kerke kunnen gaan. - 3 —«
V. Hel Christendom beschaamd door
Heidenen. . . . . . - 2
VI.nbsp;Euangelische Herinneringen aan
Bedroefden. . .
VII.nbsp;Euangelische Herinneringen aan
Vaders en Moeders. .
VIII. Een Woord aan Vaders en Moe-
ders, welke een Kind ten Doop
brengen......
. IX. Over het allerbeste Boek. .
X.nbsp;Onderwgs over het Biibellezen.
XI,nbsp;Levensgeschiedenis van den Groot-
sten Man. ....
Xll. Iets over het Avondmaal. .
XIII.nbsp;Opwekking tot 'de Huiselqke
r.odsdienst. . , . ,
XIV.nbsp;Zamensjiraak tusschen drie Vrien-
den ovei- de Wedergeboorte,
XV. Het Leven van Wiliian. Keilij-.
XVI. Drie Samenspraken tusschen
eenen Leeraar en eenen Huisman.
XVII. Het Dorp Eerenhoef, uit het diepst
verval tot vorige welvaart hersteld.
XVIII. Het Nadeel van het bij de Straat
loopen der Kinderen, , , - 4
XIX.nbsp;Waarschuwing tegen de Ontucht. - 5
XX.nbsp;Iets voor Her.stelden uit Krankheid. - 4
XXI.nbsp;Iets voor Gevangenen,. ... 7
-nbsp;3 —
-nbsp;4 —
XXII. Geschenk der Christelijke Liefde
aan Kinderen. « ,
xxm. Geschenk voor degenen, die tot
Lidmaten der Cliristelgke Kerk
zijn aangenomen.
XXIV. Heb ik wel genoeg voor de Eeii-
wigheid ?.....
XXy. Tweede Geschenk der Ghristelgke
Liefde aan Kinderen.
XXVI. Voor Dienstboden. .
XXVII. Over de Feesten. .
XXVIII. Iets voor Armen. . '
XXIX.nbsp;Jezus, de Geneesmeester van Kran-
ken. . . . ^ . ^
XXX.nbsp;Evangeh'sche Herinneringen aa'h
oude Lieden. • . . ,
XXXI.nbsp;Verzameling van Leerzame Brieven
en opwekkende Verhalen.
XXXIL Opwekking tot Weltevredenheid.
XXXIII.nbsp;Een goed Woord aan Christen-
ouders over de Opvoeding hun-
ner Kinderen.....
XXXIV.nbsp;De Kracht des Geloofs-, der Liefde
en des Gebeds, ofde Geschiede-
vvv^r o'?nbsp;Herman Franke.
AX.ÄV. bchets van het Leven van Afrika-
ner, een Opperhoofd bij de Na-
•syyvr w''quot;'^'f ^quot;i'-Afkika. .
ÄX.ÄV1. Waarschuwing tegen het Kwaad-
spreken.....
^^ ^Zelfskennis. quot; !
AAAVlIi. Een woord van OnderrigtenTroost,
YYVTY S®*'™'quot;'®Sterfhuizen, . . '
-nbsp;6i St.-
t
a
4
4i
3i
AAXlA, Men doet niet wat men kan,
XL. Vriendelijke Baad aan Ilopeloozen
te
en Zwaarmoedigen , om hen
beveiligen tegen Wanhoop .
Noodzakelijkheid der kennis van
Jesus Christus. . . . , a
Het geluk van God lot zqnen
Vriend te hebben. . .. . _
Het waar geluk, geschetst in drie
gesprekken tusschen een Dorps-
Leeraar en een Landman, . -
Van Eqk , Iets over de Bekeëring! -
--over de Sacramenten. -
---over de Regtzinnigheid. -
-nbsp;voorbeelden van Vroeg-
bekeerden. .
- bi) de uitdeeling des Bn-
bels. . . .
Jezus, de ware Zondaarsvriend.
Een Boekje voor menschen, die
het niet willen lezen.
De Godvruchtige Krijgsman.
Iets over het Vloeken. . . .
Hartelijke Opwekking en welmee-
nende Raad. . . ^
De weg des Heils, in zestien korte
Voorstellen.....
De Godvruchtige Zeeman. . •
Een Woord tot bemoedigine . •
Iets over de Vereeniging. .
Jonathan de Baggerman. . . .
Franke, heilige en veilige Weg.' ■
Overdenking overliet Wederzien.
Ernstige gedachten over de Eeu-
wigheid • . . . .
Raadgevingen. - Wonken. - Midde-
len , tot bevordering van Gods-
dienstigheid hij ons zelven en bg
andc) en. . . .
I.
II.
III.
a Su
3 —
IV.
V.
VI.
VII.
VIII.
XI.
X.
XI.
XII.
XIII.
XIV.
XV.
XVI.
XVII.
XVIII.
XIX.
XX.
XXI.
Bg gemelJen N. CORNEL zgn ooJgt; gedruht en te
lehomen de volgende Kleine Stukjes.
ol'-^
J
XXIII.nbsp;Leven en Sterven van een vroeg
Godvreezend Dochtertje. . .
XXIV.nbsp;Onderwijs om zalig te worden.
XXV. Het boerenmeisje.
XXVI. Jozef. . .
XXVII. Vrolijk uitzigt van een 96 jarigen
Grijsaard. . . • ,
XXVni.De Goede Moeder.
XXIX.nbsp;Schets van Jezus leven.
XXX.nbsp;Th. Hoog: over de vroege Gódamp;
ligheid.....
XXXI.nbsp;Hogendorp: Ootmoed voor Ged.
XXXII.nbsp;Wonderbare oogbeschouwing,
XXXllI Leven en Bekeeting van Vrouw
Langerfeld. . . . . -
XXXIV.nbsp;[ionigdroppen nit de Steenrots
Jezvs Christus. , . , -
XXXV.nbsp;rVedachteu van een oud Godgeleerde -
XXXVI Th. V. d. Groe: Zaligmakend Geloof -
XXXVlI.Kort Begrip der Christelgke Re-
ligie. . ■ .
XXXVlIL Een Boekje voor alle Menschen
om den Bgbel te lezen. 4 .
A
4
1
i
St.
5
3
4
6
6
4 —
6 —
ii —
Ct.
ui. Black, de Schoorsteenveger. , ,nbsp;anbsp;anbsp;St.
JB. Nimiper te Laat........2nbsp;_
C. Nimmer te Vroeg.......3 _
E.nbsp;De Kracht van de Godsdienst. . ,nbsp;_nbsp;3nbsp;—
/gt;, De Oudejaars-Avond. . . .nbsp;^nbsp;anbsp;—
F.nbsp;Lessen der wijsheid vooralle Christenen.nbsp;5nbsp;—
G.nbsp;Een zestiental beknopte Preekjes. .nbsp;-nbsp;af _
H.nbsp;Spiegel der Goddelijke Voorzienigheid.nbsp;-nbsp;.5 _
J. Scharp: over de vriendschap (a*; druk,)nbsp;.nbsp;15nbsp;__