van
PREDIKANT DER WALDENSEN,
IN DE
BOFEN ALPEN.
te roxtbrdam,
bij M. WIJT amp; ZONEN,
Druilen van hst N.derUnd«oh« Z«nd«li»jg»nool«chtp,
XLvm.
-ocr page 2-» Zalig de dienstknecht, weihen Zijn Heer,
als Hij komt, vinden zal, alzoo doende tquot;
Luk. XII: 43.
k
Gecommitteerden van het Nederlandsche Zen^
delinggenooUchap, tot het opstellen, verza-
melen en uitgeven van kleine Stukjes, ter
bevordering van Evangelische kennis en god-
zaligheid, ook bij mingeoefenden; — namelijk:
r- j. vau der meuler, b. vab marken,
I- CLABissE, a. L. M. Pliil. et Tlieol. Doct.
Prof,, a. de vries, l. egelikg,
J. c. vorstman, r. adriani, Predikanten te
Amsterdam, Hoorn, Leyden en Rotterdam;
ivnbsp;voorberigt.
vvereenkomstig hun ambt en hunne bediening,
dat oogmerk gaarne willende bevorderen,
cn in uitzigt op des Heeren medewerkenden
zegen, bieden het nevensgaande Stukje hun-
nen landgenooten aan; erkennende intussehen
geene uitgave voor echt, dan welke door
eenen hunner, of door de drukkers dezes,
onderteekend is.
JFat aanleiding geeft lol dit slukje, en
welk een man hier optreedt.
Te Basel kwam in j833 een stukje uit,
afgedrukt uit eea grooter werk, (Baseier
Sammlungen ,) ten titel voerende : » Uit het
leven van felix neff, voormalig Predikant
der fValdenser-Gemeenten, in de Boven AU
pen.quot; Wij meenden, dat velen in Neder-
land , tot eigen nut of dat van anderen,
met dien man gaarne kennis zouden willen
maken, en daarom leiden wij hem bij u in,
die de kleine stukjes van het Zendelingge-
nootschap gewoon zijt te lezen. De naam
Van dien man is u, geliefde mede-christe-
nen! waarschijnlijk geheel onbekend, want
^'j is niet beroemd geworden door schitte-
rende wapenfeiten , nuttige uitvindingen ,
groote rijkdommen of uitnemende geleerd-
heid. Evenwel vertrouwen wij , dat die
naam geschreven staat in het boek des le-
vens , want de man, die denzelven droeg,
deed, hetgeen de Heiland van zijnen belij-
der vorderde, hij sloeg zijne handen aan den
ploeg en zag niet om naar hetgeen achter
is. Hij volgde zijnen Heer die zeggen kon-
de : de vossen hebben holen, de vogelen
des hemels nesten, maar de Zoon des men-
schen heeft niets, waarop Hij het hoofd
nederlegge , en hij verloochende de gerijf-
lijkheden, zelfs het noodwendige dezes le-
vens , om aan arme Alpenbewoners het
Evangelium te brengen. Hij werd arm gelijk
zij , ten einde hunne zielen met de schatten
des Christendoms te verrijken. Velen zul-
len in de eeuwigheid hem nog danken voor
de liefde , die hij hun bewees.
Kinclsche en Jongelings jaren van Nurr.
Felix neff, geboren in het jaar 1797,
tragt zijne kindsche jaren door bij zijne
moeder in een nabij Geneve liggend dorp.
Het landleven en de vroege en aanhoudende
oefening zijner krachten droegen veel bij,
om zijn ligchaam gezondheid en sterkte, en
zijn karakter vastheid, levendigheid en zelf-
standigheid te geven. Toen hij twaalf jaren
oud was, drong men eens bij hem aan, om
in den schouwburg te gaan, ten einde een
toen algemeen toegejuicht stiik t^ zien spe-
len. Meent gij, zeide men, dat het niet
regt aangenaam en vermakelijk zal zijn ?
Integendeel, hernam neff, ik geloof, dat
het maar al te aanlokkelijk en vermaaklijk
Zal zijn.
Toen hij bij dèn Predikant zijner gemeen-
te eenig onderrigt in het latijn ontvangen
W , oefende bij zichzelven in'de kruid-.
geschied- en aardrijkskunde. Daarop werd
hij hij een hoomkweeker in de leer besteld.
Hij vervaardigde in deren tijd een opstel
» over de Boomen en hunne behandeling,quot;
hetwelk zich door ordelijkheid, juistheid
en belangrijke opmerkingen onderscheidde.
Door moeijelijke omstandigheden zag hij zich
genoodzaakt in zijn zeventiende jaar dienst
te nemen. Hij werd bij de stedelijke be-
zetting van Geneve geplaatst en maakte het
wel. De militaire oefeningen maakten het
ligchaam nog meer gehard en bekwaam om
vervolgens inspanningen te verduren, die
oneindig nuttiger en roemvoller zijn.
Gedurende dezen tijd verschafte hij zich
kundigheden, die hij anders uit gebrek aan
gelegenheid en middelen niet zou verkregen
hebben. Zijn beroep bragt nu mede, dat
hij de wiskunde bestudeerde, en uit neiging
leidde hij zich toe op de natuurkundige we-
tenschappen. Zijn voortreffeijk geheugen en
zijne groote bevattelijkheid maakten hem dit
werk gemakkelijk. Hij bezat de gave, om
dat, wat hij zeggen wilde, bondig en dui-
delijk én zóó voor te stellen, dat men gaar-
ne naar hem luisterde: inzonderheid wist
hij door treffende beelden en gepaste verge-
lijkingen aan zijne rede kracbt te geven.
Maar alle kundigheden en het lesschen
Van zijn dorst naar waarheid voldeden aan
zijne behoefte niet. Hij begon den Bijbel
te lezen, en de verlossing, die daar is in
Christus Jezus, te leeren kennen. Van lief-
de en dankbaarheid doordrongen, besloot
hij, zijn leven te wijden Hem, die ons heeft
lief gehad tot in den dood. Van dezen
tijd verkondigde hij Christus in de kaser-
nen, in het hospitaal, en in de gevangenis-
sen. Ten jare 1819 verzocht hij zijn ontslag
uit de dienst, en nu wandelde hij van dorp
tot dorp in de omstreken van Geneve,
Waar hij vele aanverwanten had, en waar
hij kwam, legde hij het woord van God
lït. De eenvoudige wijze, op welke hij
optrad, en zijne bijna altijd uit de verrig-
tingen van bet landleven ontleende beelden ,
maakten hem voor ieder verstaanbaar. Zijn
Mver was groot. Zoo zag men hem de steil-
sie hoogten van het Jura-gehergte opklaute-
ren, om daar een armen herder, uit Pie-
mont herkomstig, te bezoeken , hij wien hij
onder een ruw uiterlijk eenige sprankels van
Godsdienstig leven ontdekt had.
Aldus verliepen verscheidene maanden.
Hij onderzocht met aanhoudende vlijt den
Bijbel, vergeleek de eene plaats met de an-
dere , en verwierf zich dusdoende uitgebrei-
de en verlichte kennis. Hij prentte in zijn
gelukkig geheugen veel diep in , zoodat hij
geheele bijbelboeken van buiten kende. On-
derscheidene Bijbels en N. Testamenten zijn
op de randen met aanmerkingen volgeschre-
ven en leveren de bewijzen, hoe grondig
hij den geest der H. Schrift zich trachtte
eigen te maken.
Hij begon meer en meer bekend te wor-
den en ook met geestelijken in betrekking
te komen. In 1821 doorreisde hij het
kanton Waad, Neufchatel en het Fransche
gedeelte van het kanton Bern. Gevat in
allerlei omstandigheden, wist hij zelfs de
ongunstigste dienstbaar te maken aan de
teregtbrenging van zondaren. Op zekeren
dag vond bij een landman aan het houthak-
ken. Zonder hem in zijnen arbeid te sto-
ken, begon hij met hem te spreken, in de
hoop van iets nuttigs te kunnen zeggen. Hij
Vond een man in hem, vol van eigen' ge-
regtigheid, en hij zocht hem derhalve van
zijne ellende te overtuigen. De landman
Verdedigde zich in den beginne tamelijk be-
daard ; toen hij echter hoe langer zoo meer
in de engte kwam, werd hij verdrietig,
daarop toornig, en eindelijk zoo verwoed,
dat hij den bijl ophief en neff dreigde te
Vermoorden, indien hij niet ophield. De-
ze , vol verlangen dien mensch tot zelfken-
nis te breng^ en slechts dit doel beöogen-
de, liet zich door die dreigingen niet in
het minste vervaard maken, en zeide tot
den man: wilt gij nu nog beweren, dat gij
geen groot zondaar zijt, daar gij toch voor
de verschrikkelijke zonde, om een moor-
denaar te worden, niet vreest, enkel om
een man, die u de waarheid zegt, af Ie
schepen ?
-ocr page 12-Het verblijf van Nepf te öreaoblc eji Mons.
Te Geneve teruggekeerd ontving hij een
verzoek^ om voor den predikant bonifas te
Grenoble, die een geruimen tijd van huis
moest, de dienst waar te nemen. Oogen-
blikkelijk was hij daartoe gereed; hij was
toen 24 jaren oud , maar toch reeds innig
overtuigd, dat hij zijne dagen tellen moest.
Aan zijne moeder schreef hij daarom onder
anderen: » De wereldling moet zijne dagen
even angstig tellen, als de veroordeelde,
die de laatste oogenblikken des levens, het-
welk hem weldra zal afgesneden worden,
ziet henen spoeden; de christen daarentegen
stapt met de blijdschap des bannelings, die
de vergunning ontvangen heeft, om in het
lieve vaderland terug te keeren, de eeuwig-
heid te gemoet. Bovendien helpt ons de
overweging Van den korten duur onzes le-
vens den last en de hitte des daags gemak-
kelijker dragen.quot;
Toen de Heer bonifas, na eene afwezig-
heid van zes maanden, teruggekeerd was,
Werd NEFF verzocht dezelfde dienst aan
eenen predikant te Möns te bevyijzen. Gaar-
de voldeed hij aan dit verzoek, en zulks te
hever, omdat hij daar eene gemeente vond,
Wier zeden nog eenvoudiger, en die, hoe-
feer uit gewoonte, het christelijk geloof
ïiieer toegedaan was. Geheel eenstemmig
ölet den predikant B. aldaar, ging hij met
ïjver aan het werk. Van nu aan begint
zijn dagboek, waarom wij hem vervolgens
öieestal zelf zullen laten spreken.
» £en der grootste zwarigheden (dus schreef
hij i4 Januarij i8aa) die ik h'ier te ibestrij-
den heb, is de zucht om over geloofswaar-
heden te redetwisten. Ik heb het luide
gezegd, dat ik den tijd met zulke twisten,
die het hart ledig en kond maken, niet
''verliezen wilde. Het valt mij echter zeer
®ioeijelijk, het gesprdi eene nuttige wending
geven, en dikwerf moet ik mij na een
-onderhoud beschuldigen, niet regt ge-
trouw geweest te zijn.quot; Den 20 Februarij
schreef bq . „ g^ je eerste plaats in
»ulke hülsen, waarin ik van het Evangelie
spreken kan. Men behandelt mij vriende-
lijk, ofschoon ik dikwijls tegen het roman-
lezen, het kaartspel en het dansen ijver.
Ik doe het intussehen met verstand, want
men moet nieuwen wijn in nieuwe zakken
doen. Ik wenschte wel in deze streken ge-
ruimen tijd le kunnen blijven, waar de
oogst zoo groot is, en waar de lieden, zon-
der tegen het Evangelie ingenomen te zijn,
het geloof der vaderen in eere houden. Dit
geloof zoek ik eenen vasten grond te geven,
en daarom pleeg ik de leerlingen viermalen
wekelijks om mij te verzamelen, en laat
hen spreuken uit het N, Testament vaa
builen leeren, die ik dan met. den Kate-
chismns zoek te verbinden,quot;
Met grooten ijver predikte, katechizecrde
en bezocht hij kranken in de 'zeer uitge-
strekte gemeente. Doch wij houden ons
niet op, ofn neff in zijne voorbeeldige en
zegenrijke werkzaamheden hier te beschou-
wen, daar wij verlangen hem op zijn be-
langrijk tooneel elders aan u te- vertoonan.
Dus ver had neff geen' akademlschen graad
-ocr page 15-»och kerkelijke wijding ontvangen, en kon
dus den rang van predikant niet verkrij-
gen , ofschoon hij de belangrijkste verrig-
tingen van het predikambt reeds eenigen
tijd had waargenomen. Daar hij in de
Waarneming hiervan ligt kon verhinderd wor-
den, raadden vrienden en ambtsbroeders
hem, zich te laten ordenen. In Engeland
gebeurde zulks den 19 Mei i8a3. Bij die
gelegenheid drukte hij zich In dezer voege
uit: » Ik heb mij tot het beroep van een
Evangeliedienaar gewijd, omdat de groote
Herder der zielen mij van den beginne het
hartelijk verlangen ingeboezemd heeft; aan
zondaren de blijde boodschap te brengen,
en dewijl Ik telkens, als het bij mij op-
kwam, een ander beroep te kiezen, mij
bezwaard gevoelde. Eene Inwendige stem
zegt mij: ga heen. en verkondig, dat het
koningrijk der hemelen Is nabij gekomen
Ook daarin zie ik een grond, om dit be-
'^^ep te kiezen, dewijl het den Heer behaagd
heeft op mijn arbeid zegen te gebieden, en
reeds menigeen door mijne prediking tot
kennis der waarheid gebragt is. Ook heeft
mij de Heer de deur geopend, en ik ben
sedert twee jaren meer dan eens door ge-
meenten beroepen; zoodat ik mij in Zijn
wijnberg niet indring.quot;
Toen in Frankrijk teruggekeerd , te Mons
hem als vreemdeling zwarigheden in de aan-
stelling tot predikant ontmoeteden , werden
hem verscheidene aanbieding en gedaan, on-
der anderen ook van de predikantsplaats in
de Boven Alpen, op de grenzen van Pie-
mont. Reeds dikwijls hadden zich zijne
oogen gewend naar dit oude Protestantsche
hoopje vólks. Zijn groote ijver deed hem
.eenen zoo uitgestrekten en veelzijdigen werk-
kring wenschen, als hem onder dit bei^-
volk aangeboden werd. Hij zag wat een
geestelij,ke hier voor onderwijs en zedeR
zou kunnen bewerken. Deswege kon de
opolFering van gerijflij^kheden des levens en
de strijd met onwetendheid en slechte oude
gewoonten der bergbewoners hem niet van
de aanvaarding dezes ambts afschrikken.
Nefpj Predikant in de Boven Alpen.
I
Diep in de Alpen , welke Frankrijk van
^iemont scheiden, liggen de drie valleijen
Queyras, Freyssinière en Champsor, die met
Vnne omstreken een omtrek van i5 tot i8
'iren in doorsnede heslaan. Dit was de
öieuwe werkkring van den Heer neff. In
drie kerken en twaalf kapellen moest hij
prediken. Opdat nu geen deel der gemeente
verwaarloosd wierd, besloot hij, nergens
eene vaste woning te hebben; en dat had
ten gevolge , dat hij nooit drie nachten na
elkander in hetzelfde bed sliep, maar altijd
Van berg tot berg wandelde, om zijne ge-
meente te bezoeken. Van zulk eene wande-
ling geeft hij ons de volgende belangrijke
beschrijving:
» Nadat ik zondags in Dovrmillouse ge-
predikt had, maakte ik mij 's maandags in
den vroegen morgen op den weg om de
'pits van den Orsière te beklimmen, die
Freyssinière van het dal Champsor scheidt-
k nam twee gidsen mede. Drie uren had-
den wij dooi' ouden en nieuwen sneeuw al-
tijd aan den voet der ijsbergen te klimmen,
voor wij den top bereikt hadden. Het we-
der was fraai en de koude niet te snerpend,
niettegenstaande de ontzaggelijke hoogte. Op
eenige plaatsen was de sneeuw hard, op an-
deren echter zonken wij er over de knieën
in. Men had mijne schoenen met wol om-
wonden en ons van mondbehoefte voorzien.
Sedert dat in September de sneeuw gevallen
was, hadden slechts twee mannen dit pad
betreden. Hunne voetstappen waren bene-
vens die der wolven en klipgeiten nog te
zien. Van den top moesten wij nog twee
uren in den sneeuw steil naar beneden da-
len , tot wij in het eerste gehucht van de
vallei Orsière, in de nabijheid van de bron-
nen der Drac aankwamen.quot;
De vallei Freyssinière was het, waar keff
inzonderheid begon te werken, en waar hij
de meeste vrucht mogt zien. In zijn dag-
boek schrijft hij daarover op volgende wijze'.
Januarij i834. » Nadat ik des zondags
tweemaal te Violin gepredikt had, begaven
wij ons In een huis, waar ik nog een ka-
pittel uit den Bijbel verklaarde. Ten tien
Ire gingen allen naar huis. De verst ver-
Wij derden staken fakkels aan, om den weg
door den sneeuw te vinden. Op den vol-
genden dag keerde ik naar Dourmillouse,
^et achterst- en hoogstgelegen dorp dezer
Vallei, terug. Deszelfs inwoners zijn echte
afstammelingen der oude Waldensen, die
het dal beroemd gemaakt hebben door den
langer dan 600 jaren der Roomsche kerk
geboden tegenstand. Nooit bogen zij hunne
knieën voor de beelden, zelfs in dien tijd
niet, toen alle inwoners van de vallei Quey-
ras hun geloof bedekt hielden.
» Men ziet nog de overblijfselen der mu-
ren en verschansingen, door hen opgerigt,
om zich voor de overrompelingen der vijan-
den te beveiligen. De bijna ontoegankelijke
igging van dit land, van ijsbergen en barre
rotsen ingesloten, is eene der voornaamste
redenen van hun behoud. Uit ongeveer
veertig huisgezinnen bestaat de g^eheele be-
^ol^'ing , die, «00 als ook te Fiolin en Min-
sas, alleenlijk Protestanten zijn. Het ont-
zettend verheven gezigt dezer woeste land-
streek, welke der waarheid ten schuilplaats
verstrekte, toen bijna de gansche wereld ia
duisternis begraven lag; de herinnering aan
zoo vele martelaren , die dezen grond met
hun bloed drenkten ; de diepe holen, waar
zij heimelijk te zamen kwamen, om de Hei-
lige Schrift te lezen en God in geest en
waarheid aan te hidden ; alles vereenigt zich
hier om het hart te verheffen en het met
onuitsprekelijke gevoelens te vervullen.
» Maar met hoeveel weemoed ziet dan
ons oog den tegenwoordigen toestand dezer
voormalige getuigen des Gekruissigden! Ia
zedelijkheid en beschaving achteruitgegaan,
verkondigt hun aanblik het, dat slechts
zonde en dood het onverliesbaar erfdeel van
Adams zoueu is. Reeds sedert geruimen
tijd ondekt men onder hen geen levend ge-
loof in den Heiland der wereld; evenwel
hebben de meesten nog achting voor de
H. Schrift; zoodat ik hoop, dat de Heer
nog eens met de stralen Zijner genade be-
«chijnen zal deze streken, die Hij te vorea
tot Zijn heiligdom verkozen had. Reeds
öiaakt men, sedert ik hier hen, meer wei-k
Van geestelijke dingen; onderscheidene heb-
ben hun diep bederf leeren kennen en
danken God , dat Hij mij gezonden heeft ,
om het bijna uitgedoofde vonkje hunner
godzaligheid weder aan te blazen.
» Niemand van de onderscheidene gees-
telijken, die in de laatste jaren deze vallei
tezocht hebben, heeft der jeugd Gods-
dienstig onderwijs gegeven; weshalve ik
thans een tienvoudig getal katechizanten
onderrigt mededeel. Bijna alle jonge lieden
van i5 tot 3o jaren zijn ingeschreven ; er
zijn in het geheel 102. Des zomers wordt
het smalle voetpad, dat naar de kerk leidt,
door fraaije watervallen verlevendigd. Ook
des winters is het dikwijls versierd door
ijs aan de rotsen.
» Op zekeren zondag-morgen nam ik eenige
l®öge mannen met mij, om met bijlen trap-
Pen m bet ijs op de gevaarlijkste plaatsen
kappen, opdat de kerkgangers uit de
dieper liggende dorpen zonder ongemak kon-
den opgaan. De kerk werd voormiddags tal-
rijk bezocht. Des namiddags katechizeerde
ik in een stal. Onderscheidene dalbewoners
bleven ook nog in de avond-godsdienst. Ik
bleef nog eenige dagen langer, om het on-
derwijs voort te zetten; daarop ging ik ver-
gezeld van ongeveer twaalf oudere katechi-
zanten naar het lager liggende Minsasquot;
Uit de vallei Champsor begaf zich neff
in April 1824 naar de vallei Freyssinière,
waar men reeds het vorige jaar begonnen
was met eene kerk te bouwen, waarvan hij
het opzigt op zich nam. » Gedurende mijn
verblijf in deze vallei,quot; verhaalt hij verder^
» verdubbelden de katechizanten hunnen
ijver, om de opgegeven spreuken te leeren,
en niettegenstaande hun slecht geheugen ken-
den bijna allen hunne les.' Verscheidene
besteedden den halven nacht tot leeren. Ik
gaf 's avonds onderwijs, dewijl de jongelin-
gen over dag in de steengroeven werkten
en de meisjes de schapen weidden op die
plaatsen, waar de sneeuw gesmolten i«-
Wij konden dus eerst laat beginnen en bet
Werd dikwijls elf uren 's avonds, voor ik
ben kon laten gaan. De verre wonende
Verlichtten alsdan hunnen weg door bran-
dende stroo-fakkels. Middelerwijl werd de
kerk voltooid. De inwijding eener kerk in
deze streken is geene geringe plegtigheid.
Nadat hun de uitoefening der godsdienst
Verboden was geweest, en zij geruimen tijd
slechts met levensgevaar in bosschen en
holen hadden kunnen te zamen komen, zijn
de Protestanten dezer valleijen natuurlijk
met lof en dank jegens God en hunnen
Vorst vervuld , die hun thans bescherming
schenkt. Van daar was bij de inwijding de
toevloed van menschen zelfs uit Piemoni
zoo groot, dat de kerk op verre na allen
oiet kon bevatten.
Januarij tot Maart iSaS. » De werkkring
Van eenen Evangelieprediker in de Alpen heeft
Veel gelijkheid met dien van een Zendeling
onder de wilden; want de weinige bescha-
^'''S» die er nog gevonden wordt, is bijna
me«r hinderlijk dan voordeelig. Onder all«
valleijen mijner gemeente is die van Freys-
senière in dit opzigt het meest achterlijk.
Men moet bijna alles van onderen af be-
ginnen , niet alleen in het onderwijs, maar
ook in akkerbouw en huisinrigting. Vele
huizen hebben geene schoorstenen , en bijna
geene vensters, de enge keuken is een
duister hok. Gedurende zeven wintermaan-
den huist de geheele familie in een stal,
uit welken men maar eens in het jaar de
vuiligheid wegmaakt. Het voedsel, zoo wel
als de kleeding zijn even grof en onzindelijk,
als de woning. Slechts eenmaal in het jaar
wordt er brood gebakken. Het bestaat al-
leen uit grof gemalen rogge, waaruit men
de klei niet heeft zoeken weg te maken.
quot;Wanneer tegen het einde van den zomer
dit brood opgaat, bakt men brood-koeken
in den asch, zoo als in het Oosten. Wordt
iemand ziek , dan roept men geen dokter.
Men kan vleeschsoep zoo min als garstenbrlj
koken. Ik zelf heb gezien, hoe men een
zieken in eene heete koorts, wijn en brande-
wijn ingoot. Hij mag zich gelukkig achten.
dien een kruik koud waler naast zijne le-
gerstede geplaast wordt. De vrouwen wor-
den hard behandeld, zoo als bij alle onbe-
schaafde volken. Bijna nimmer mogen zij
gaan zitten, zij knielen slechts of hurken
ter neder , ter plaatje waar zij staan. Onder
het eten zitten zij nooit aan tafel, eten ook
nimmer met de mannen ; deze reiken haar
slechts over de schouders, zonder zich om
te keeren , eenige stukken brood en andere
spijzen toe, hetgeen zij met eenen kus op de
hand en eene buiging aannemen.
» In dat gedeelte der vallei, hetwelk
la Comba heet, is de gezigteinder zoo be-
paald, dat men gedurende een half jaar de
zon niet ziet. De bewoners van dit dorpje
Waren bij mijne komst zoo verwilderd, dat
zij op het gezigt van een' vreemden, en al
quot;Was het ook slechts een boer, zich in hun-
ne hutten verborgen; inzonderheid waren
de jonge lieden niet te naderen. Niette-
Senstaande dit gebrek aan beschaving, had-
zij toch ook van het algemeen verderf
der menschelijke natuur hun deel, zoo ver
als dit in hunnen toestand mogelijk wa*
Men vond onder hen, zoo als overal , spel
en dans, vloeken en zweren op de grofste
wijze , processen en twisten enz. Maar hunne
ellendige toestand wekt des te meer onze
deelneming, dewijl dezelve len deele het
gevolg is van de trouw hunner voorvaderen ,
die door de vervolgingen in deze verschrik-
kelijke streken verdrongen werden , waar
geen enkel huis voor sneeuw lawinen en
naar heneden vallende rotsstukken veilig is.
» Oogenhlikkehjk bij mijne komst, boe-
zemde mij deze vallei bijzondere belangstel-
ling in , en ik wenschte haar een tweede
OBERLiN te worden. Ik kan mij echter aldaar
slechts eene week in elke maand ophouden,
ofschoon de uitgestrektheid dezer vallei met
hare onderscheidene dorpen, eenen man
alleen vorderden. Intusschen heeft de Heer
ook dat geringe, wat ik doen konde, ge-
zegend.
» De schoolmeesters, die ik in Freyssi-
nière aantrof, zouden in ieder land, naau-
.welijks scholieren kunnen hceten. Men b«-
taalde hun in het geheel eenen Louis dor
Voor vijf of zes maanden schoolhouden;
Want van een zomerschool weet men hier
niets. Gedurende den eersten winter moest
ik de zaak laten, zoo als zij was : evenwel
Zocht ik, zooveel mij mogelijk was , hierin
eenige verbetering te brengen, door allen ,
die er gebruik van wilden maken , te on-
derwijzen. Ik beproefde eerst, om hen re-
gelmatig te leeren zingen , dat beviel en
zij kwamen nog al trouw op, doch maakten
geene groote vorderingen. Ik stelde hun
Voor, onderwijzers uit Queyras, alwaar
meer beschaving gevonden wordt , te laten
komen. Men was er mede tevreden, ook
stemde men toe , de bezolding te verhoogen.
In de maand November kon ik een school-
onderwijzer in Dourmillouse en ook een in
»1 Combe plaats en. Ik had hun eenig onder-
Wijs in het fransch en het zingen medege-
deeld, en hoopte dat , terwijl zij anderen
menschelijke wijsheid leerden, zij voor zich
zelven de kennis van den weg der zaligheid
erlangen, en deze in hun eigen land vervol-
gens zouden aanwijzen. Met hetzelfde doel
werd een derde naar Triève gezonden. God
verhoorde mijne gebeden. In de lente gin-
gen deze drie jonge lieden naar hun vader-
land terug, vol verlangen, de blijde bood-
schap ook aan hunne landgenooten bekend
te maken.quot;
Het was reeds veel gewonnen, school-
meesters te hebben gevonden; maar nu
ontbrak er nog een schoolgebouw, vooral
te Dourmillouse, waar het getal der scho-
lieren het grootst was. Neff stelde voor,
een vertrek tot schoolhouden in eene soort
van schuur, die der gemeente toebehoorde ,
in te rigten. Zoodra deze voorslag aange-
nomen was, ging hij zelf met de verstandig-
ste boeren aan het werk. Ieder huis zondt
tot het gemeenschappelijk werk e'e'n' man ,
en een' ezel lot aanvoering der bouwstoffen,
want wagens kent men in deze streken niet
en zijn ook niet te gebruiken. In eene week
was het muur- en metselwerk van het nieu-
we schoolvertrek gereed.
De afstand der onderscheidene kerken
-ocr page 29-(Hen zie hladz. 17) waaria neff diende te
prediken, maakte het hem ondoenlijk de-
zelve veelvuldiger te bezoeken. Om dit
gebrek eenigermate te vergoeden, bewoog
hij eenige gemeenteleden zeven exemplaren
der » Predikatiën van JS/ardin.quot; uit Parijs
te ontbieden. Maar ieder exemplaar, uit
Vier deelen bestaande, koste vijftien franken,
eene in die streken belangrijke som! Zij
Werden,quot; schrijft neff, » in den beginne
tamelijk onverschillig ontvangen; maar nadat
zelf hun eenige leerredenen voorgelezen
wenschte ieder ze te hebben. Dewijl
^et geld hun ontbrak, sloeg ik voor, dat
vier huisgezinnen zich vereenigen zouden,
ter aanschaffing van de vier deelen; ook be-
loofde ik hun het geld te zullen voorschie-
ten. Op deze wijze vonden de door mij
aangeprezene boeken vele liefhebbers, zoo-
dat ik genoodzaakt was nog een tweede en
®en derde bezending te laten komen. Ia
® Conibe kocht men aanstonds twee exem-
P aren. Zekere familie wenschte twee deelen
^öor hare rekening overtenemen, maar het
ontbrak hun, ofschoon zij de gegoedste lie-
den van hel dorpje waren, aan gereed geld.
De vader des huisgezins wilde zich daarom
terug trekken. Hoe? Zeide een zijner zo-
nen, wilden wij niet een varken koopen?
Welaan, dat wij dit achterwege laten; dat
boek zal ons meer nut aanbrengen. En,
voegde een der dochters er bij, wij kunnen
immers een geitenhok mesten, dat is voor
ons even goed. Koop maar die leerredenen,
vader! Ja, ja, riepen allen uit eenen mond,
die leerredenen! Het zal ons daarom aan
soep niet mangelen. Het zij zoo, hernam de
vader; dewijl gij allen het daarin zoo eens
zijt, is het mij ook wel.
» In Bourmillouse was ik zelf getuige van
soortgelijke tooneelen. Zeker jongman, op
wien vroeger niemand veel oog had, zeide,
terwijl hij twee deelen kocht: ik wil nu in
de steenkuilen werken en zooveel verdienen,
als mij nog ontbreekt, om ze geheel te
betalen. Anderen zeiden: in de lente gaan
wij naar Provence en helpen daar de her-
ders; daarmede verdienen wij vierentwigtig
franken. Na aftrek van de relspas en het
Reisgeld houden wij nog zooveel over, om
een exemplaar der Predikatien te koopen.
Het is des te aandoenlijker te zien, hoe deze
^^me lieden met blijdschap hun penningske
*oor zulke dingen over hebben, dewijl hier
liet koper bijna gewaardeerd wordt als elders
liet goud, en vele huisgezinnen hun soep
donder zout, zelfs verscheidene zonder brood
eten.quot;
De ijver, waarmede deze arme bergbe-
woners een schoolvertrek gebouwd en zich
stichtelijke boeken aangeschaft hadden, de
^lijt waarmede zij de godsdienstoefeningen
^aarnamen; dat waren aangename teekenen,
die zelfs in den omtrek niet onopgemerkt
bieren. In de katechizatien bespeurde beff
Hog weinig vrucht.
Bedroefd over den toestand zijner jonge
leden, zocht hij hun op zekeren avond, nadat
^'J onderwezen waren, in tegenwoordigheid
vele volwassenen, regt te doen gevoelen,
wemig zij nog bereid waren, om op
o«t aanstaande Paaschfeest het H.-Avondmaal
5a
te vieren (i). » Ik gaf mijn smart-gevoel
den vrijen loop en hield hun in de sterkste
uitdrukkingen de hardheid hunner harten
en hunne ligtzinnigheid voor, en zeide hun,
hoe akelig mij de gedachte was, dat alle
mijne hemoeijingen geen ander gevolg zouden
hebben , dan hunne verantwoording te ver-
zwaren. Ik weet niet meer, wat ik al zeide ;
maar na het gebed bleven allen nog een
tijd lang op hunne knieën liggen. Daarop
ging ik zwijgend bij het vuur zitten , want
ik had er niets meer bij te voegen. De
diepste stilte heerschte in den stal, waar
wij zamengekomen waren. In een vleren-
deeluurs deed niemand den mond open, en
toen droop de een na den ander weg, zon-
der een woord te uiten. Eenige jonge lieden
kwamen nog bij mij in de keuken. Het was
de eerstemaal, dat ik hen getroffen zag.quot;
Op zijn terugweg door het dal hield neff
in alle gehuchten stichtelijke toespraken. Na
(i) Men houde liier cn op meer plaatsen in het oog,
dat in Duitschlsnd en ook elders de belijdenis zeer vroeg,
op het veertiende en vijftiende jaar, reeds afgenomen wordt.
ia Queijras een bezoek afgelegd te hebben,
keerde hij naar Freyssinière terug. » De
eerste persoon, verhaalt hij zelf, dien ik
aantrof , was vriend B., in de nabijheid van
den weg werkende. Met een opgeruimd
gelaat kwam hij bij mij, en zeide, mij de
tand reikende: » zijt welkom! Men verlangt
regt naar uwe terugkomst; nu geloof ik zult
gij met zegen kunnen arbeiden. Sedert gij
ons verlaten hebt, ben ik telken zondag in
la Comhe geweest; men omsingelt mij aan-
stonds, om mij raad te plegen, of eenige
Woorden van mij te hooren; maar helaas !
Ik ben niet in staat om hun veel mede te
deelen.quot;
Bij het binnentreden van het eerste dorpje
der Vallei, merkte hij, hoe levendig de
lieden getroffen waren en hoe verder hij
kwam des te belangrijker werdt het tooneel.
li'j werd met de hartelijkste bewijzen van
Vreugde ontvangen, ofschoon hij slechts drie
Weken afwezig was geweest. Op deze blijde
ontvangst volgden tranen van weemoed en
Vooral wenschte men zijne teregtwijzingen.
3
-ocr page 34-Ik moest, zoo schrijft hij, mij zoo lang
ophouden , dat ik drie dagen noodig had,
om te Bourmillouse te komen. Toen ik
derwaarts wilde opgaan, zag ik uit de diepte
van het dal eenige lieden, die naar beneden
klommen, ten einde mij in la Combe , waar
zij mij nog meenden te vinden , op te zoe-
ken. Ik gaf hun door teekenen te kennen ,
dat zij terug keeren zouden, maar zij kwa-
men alle beneden bij mij, zeggende: zij
konden niet altijd met mij gaan, zoo dik-
wijls zij dit gaarne zouden willen.
Op dienzelfden avond geschiedde na de
godsdienstoefening het onderzoek met de aan
te nemen ledematen ; en daarop hield hij
nog eene vergadering, die talrijk bezocht
werd. Nu zag hij zelf met hoeveel belang-
stelling jongelingen en jonge dochteren de
waarheid onderzocht hadden en welk een'
diepen indruk dezelve op hen had gemaakt.
De laatsten beweenden luide hare langdurige
onverschilligheid jegens het Evangelie. Op
deze wijze, verhaalt neff, werdt de nacht
van Groene-donderdag , di«n het Lam Gods
^001- Zijn zielelijden geheiligd heeft, dooi'-
gehragt.
Den volgenden dag ging neff vroegtijdig
öaar/a Combe, dat beneden in de vallei ligt,
otn ook daar hen die belijdenis wenschten
«fteleggen, te onderzoeken. Toen ik, schrijft
, om tien uur in dc nieuwgebouwde kerk
tiad, vond ik reeds alle de dalbewoners al-
daar vei-zameld. De katechizanten, niet min-
der dan honderd, zaten regt tegen over den
predikstoel. Ik sprak tot hen over de woor-
den I Petr. II : vs. 2, „ Als nieuw geborene
kinderen zijt zeer begeerig naar de redelijke
Oövervalschte melk, opdat gij door dezelve
moogt opwassen.quot; De toehoorders waren zeer
getroffen. Hetzelfde werd des namiddags ook
opgemerkt, en toen op den eersten Paaschdag
let Avondmaal gevierd werd, was de kerk niet
»^mder vol dan bij de inwijding. Ook des
^^onds en tot diep in den nacht zocht hij nu
deze, dan weder aan eene andere plaats
e leeren, te troosten en te vermanen, zoo-
hij betuigdé, in die acht dagen en nach-
geene dertig uren te hebben geslapen.
Over de hartelijke opgewektheid dier te vo-
ren zoo onverschillige menschen verblijdde
de evangeliedienaar zich innig. »De rotsen,''
schrijft hij, » en de gletschers, (de ijsbergen^
alles scheen te leven en mij vrolijk aan te zien.
Het woeste land werd mij lief en aangenaam,
sedert ik het van broeders in den Heer be-
woond rekende. Ik weet het wel, dat in de
lente meer bloesems, dan vruchten in den
herfst zijn, en dat er meer schijn dan we-
zen is, zoo als een steen in den gloeijende
oven ook voor een brandende kool wordt
aangezien. Evenwel deuk ik, dat het een
werk van God is; Hem zij lof en eer door
Jezus Christus in eeuwigheid, Amen.quot;
Aan de vruchten kent men den boom.
Neff maakte zich de gelegenheid ten nutte
tot oprigting van een Bijbelgenootschap-
Men telde in alle dorpen de voorhanden
zijnde Bijbels en N. Testamenten , en eenc
lijst, nopens de bestaande behoefte, werd
er opgemaakt. Vóór de oprigting van het
Bijbelgenootschap bevonden zich in de ge'
heele vallei slechts twaalf Bijbels en ee»
klein getal N. Testamenten, en deze in eenen
Zeer slechten toestand. Sedert had zich
ongeveer de helft der huishoudingen van
den Bijbel voorzien. Nu werd ook voor de
hehoefte der overigen gezorgd, en hun ter
betaling een crediet van twee tot drie jaren
geopend; want daar te lande kan men aan
Wekelijksche bijdragen niet denken; de be-
woners van die streken verdienen slechts
«enig geld, ten tijde als het vee verkocht
Wordt; overigens hebben zij dikwijls het ge-
heele jaar geen penning, over welke zij
beschikken kunnen.
Dit was het niet alleen, ook op de zeden
merkte men, dat de godsdienstige opgewekt-
heid heilzaam werkte. » Den 6 Mei, schrijft
®eff in zijn dagboek , kwam ik te St. Lau-
rent. Ook hier zag ik verbetering in gedrag.
Ofschoon slechts weinige Protestanten hier
^onen, zoo heeft toch hun voorbeeld reeds
de veel talrijker Roomschgezinden ge-
Hunne speelzucht, en hunne tot
een spreekwoord gewordene dronkenschap,
'' merkelijk verminderd; men hoort bijna
niet meer van bloedige twisten , die te voren
in deze vallei zoo dikwijls voorvielen. Zon-
dags den 10 Mei, op den dag der belijde-
nis aflegging, zag men slecbts eenen Protes-
tant in de kegelbaan. Eenige inwoners van
een nabij gelegen dorp gaven te kennen,
dat als deze menscli (zij bedoelden den Pre-
dikant) dikwijls bier kwam, dan zonden de
herbergiers weldra niets meer hebben te
verdienen.quot;
Ofschoon het herderlijk werk hem volop
bezigheid verschafte, wist hij echter nog
eenigen tijd uit te zuinigen, om zich met
hunne tijdelijke belangen bezig te houden.
In Dourmiliouse verzuimde men de sterk af-
hellende weidelanden te bevochtigen, waar-
om zij dikwijls geheel verdroogden. Reeds
in het vorige jaar had neff tot hen gezegd:
» Gij handelt daar met de beek, even als
met het water des levens. God geeft u
beide in overvloed; maar uwe harten zoowel
als uwe béemden zijn dor en versmachten.quot;
En nu bragt hij het door eigen voorgang
cn doelmatig bestuur zoo ver, dat oude ka-
Qalea opgegraven, nieuwe aangelegd en de
landen bevochtigd en vruchtbaar gemaakt
Werden. Ook in het verbouwen van aard-
appelen, het voorname voedsel der inwo.
ners te Freyssinière en Quèyras, bragt hij
door teregtwijïingen en eigen voorbeeld groo-
te verandering, zoodat men door het dieper
omgraven van den grond, door het wijder uit-
eenzetten der poot-aardappelen, en door
vlijtig wieden en schoonhouden vervolgens
veel ruimeren oogst dan te voren verzamelde.
Insgelijks bragt hij door veel er over te spre-
ken, het zoo ver, dat zij onderscheidene
voor de gezondheid bevorderlijke verande-
ringen in het bouwen der huizen bewerk-
stelligden , en de stallen, die hun gedurende
den winter tot woonvertrekken dienden»
zindelijker hielden.
Alle deze bemoeijingen hadden hem de
achting en liefde dezer bergbewoners ver-
worven. Zij leverden ook het duidelijkst
bewijs tegen het, ook in de Boven Al-
pen, algemeen gevoelen, dat men niet met
ernst zijne zaligheid bevorderen kan, tenzij,
men deswege zijn tijdelijk beroep verwaar-
looze.
Ofschoon men zich wel eens verbeeldt,
dat Godsdienstige opgewektheid en warmte
wetenschappelijke vorming en menschenken-
nis vergoeden kan, zoo geloofde neff, dat,
om met goed gevolg voor het rijk van God
te kunnen werken, bij een' christelijken zin
en godzaligen wandel ook een gezond oordeel
en een zekere graad van beschaving gevor-
derd werd ; en deze overtuiging was geduren-
de zijn verblijf onder deze van alle bescha-
ving zoo ver verwijderde menschen nog meer
versterkt.
» Eene menigte van onze jonge mannen,
dus schrijft hij den i Junij i8a6, schijnen
vervuld te zijn met de begeerte om de waar-
heid, waarmede zij bestraald waren, verder
uit te breiden. Eenigen hunner waren reeds
begonnen kleine bijeenkomsten te houden;
maar hunne onwetendheid verhinderde hun-
nen ijver of gaf aan denzelven eene verkeer-
de rigting en zoo stichteden zij met den
bésten wil slechts weinig goeds,quot;
» Bijkans niet een onder hen was er, die
het Fransch vloeijend las; noch minder een,
die deze taal (zijnde die des lands) volko-
men verstond. Ik zag wel, dat het goede
zich niet alleen niet vermeerderen , maar zelfs
niet staande zou kunnen houden, indien
ik te eeniger tijd genoodzaakt zou zijn, deze
streken te verlaten. Ik besloot derhalve,
na rijp beraad, de kundigste en vroomste
jonge lieden der verschillende gemeenten,
en wel voornamelijk hen, die zich tot het
schoolonderwijs vormen wilden of reeds daar-
toe gevormd waren , in eene school te ver-
eenigen. Dit plan deelde ik mijnen vrienden
te Genève mede, die beloofden een gedeelte
der onkosten te dragen.quot;
» Het pastoriehuis te Dourmillouse diende
lot schoolgebouw, en in November iSaS
werd met het onderwerp een begin gemaakt.
De tijd onzes te zamenzijns was zeer beperkt,
quot;Want met de lente moest ieder tot zijn werk
terug keeren. Wij verdeelden den dag in
drie deelen. Van dat de dag aanbrak tot
elf uur, van twaalf uur tot schemeravond.
en daarop nog tot tien of elf ure. Zoo
. konden wij dagelijks veertien tot vijftien
uren tot het leeren besteden. De oefenin-
gen in het lezen, schrijven en rekenen namen
den meesten tijd weg; aardrijkskunde en
vierstemmig gezang dienden tot verpozing.
De meeste volwassene inwoners van bet dorp
waren hierbij tegenwoordig. De kinderen
werden afzonderlijk door eenen meester on-
derwezen. Dewijl de jonge meisjes op deze
wijze van alle opleiding verstoken waren
geweest, zoo rigtte Ik voor haar eene avond-
school op ter plaatse, waar des daags de
kinderen school hielden.
» Daar hij steeds er op uit was om het
verstand zijner kweekelingen te ontwikkelen,
deelde hij meergevorderden nog onderwijs
mede in natuur- en landmeetkunde, welke
wetenschappen zij te voren niet eens bij
name hadden gekend. Hij moest zich van
de eenvoudigste middelen bedienen, om
verstaanbaar te worden. Eene houten met
'eene as voorziene bol, op welke bij de
noodige teekens gemaakt had, eenige aard-
appelen , liet kaarslicht eu dikwijls de hoof-
den zijner leerlingen, dienden hem, om,
hun de beweging der aarde en der hemelsche
ligchamen begrijpelijk te maken.
» Deze nieuwe kundigheden wekten hunne
geestvermogens veelzijdig op, en zij schenen
nu ook met betrekking tot het versland,
nieuwe menschen geworden te zijn. Bij het
onderrigt in de aardrijkskunde legde hij
zich er op toe, hun op de kaart, die zij
nooit gezien hadden, de landen en plaatsen
aan le toonen , maar hen ook met het uit-
wendig voorkomen, de gebruiken, de ge-
schiedenis en den godsdienstigen toesiand
van ieder volk bekend te maken. Toen konde
ik het eerst, zegt hij, verklaren, waarom
zij dus ver in het Zendelingswerk zoo weinig
belang gesteld hadden; want dewijl zij in
het geheel geen denkbeeld hadden van vreem-
de volken, zóo begrepen zij niets van hetgeen
zij daarvan hoorden verhalen. Maar na dat
zij Weten, welke de volken zijn, van wie
men spreekt, vertoont zich ook in plaats
van de vorige onversehilligheid eene even
levendige deelneming aan de Zendelingszaak,
als Lij andere Christenen.
s Onze overige levenswijs gedurende dezen
leeftijd was bijna dezelfde als die der andere
bergbewonei-s. Wij hadden insgelijks gezorgd
een voorraad van ingezouten vleesch te krij-
gen en roggenbrood, dat men naar lands
wijze in eens voor den geheelen winter bakt.
De dorpbewoners leverden ons het hout
en herbergden de kweekelingen om niet.
Ik ben God groote dankbaarheid verschul-
digd voor den zegen, waarmede Hij deze
onderneming bekroond, en voor de kracht
die Hij mij verleend heeft, om de inspan-
ningen die het mij veroorzaakte, te ver-
dragen. Moge Hij ook mijne zwakheden
dragen, of nog liever mij daarvan bevrijden,
en mij het onwaardeerbaar geluk schenken,
Hem te dienen, tot aan het einde mijns
levens.quot;
In de volgende lente verstrooiden zijne
leerlingen zich weder. Neff geeft van deze
scheiding aan eenen weldoener dezer school
het volgend verslag:
den I Junij 1826.
Met den winfer tnoest 00k onze school
ophouden; en dewijl dat saisoen in dit jaar
vroeg verdween, zoo werden mijne kwee-
kelingen reeds om Paschen tot den veldar-
beid geroepen. Hun henengaan heeft in de
harten der dorpelingen eene zigthare ledig-
heid gemaakt, want deze hadden hen als
hunne kinderen lief gekregen. Elk huisge-
zin had een van hen willen herbergen.
Op den avond voor de afreis gaven ons
de jongelieden yan het dorp een afscheids
maal van wild, hetwelk zij zelve gescholen
hadden. Ongeveer dertig jonge mannen
namen aan den maaltijd deel. Het aange-
name gevoel dér broederlijke liefde en het
smartelijke der aanslaande scheiding wissel-
den elkander af. Toen kort voor het af-
scheid een der aanwezigen de opmerking
maakte: daar is nu een aanmerkelijk aantal
jeugdige vrienden te zamen, maar het is
niet waarschijnlijk, dat wij ooit weder zoo
te zamen zullen zijn; zoo nam ik uit deze
woorden aanleiding om hun te herinneren,
dat wij eens allen te zamen in den hemel
elkander wederzien zouden, als wij in het vol-
gen van den Heere Christus getrouw waren. Ik
sprak daarop nog iets over den tijd, dien
wij met elkander doorgehragt hadden, en
dat allen dien zóó niet besteed hadden , als
wel had behoord. De tranen liepen over
de wangen, en na het gebed bleef men nog
lang in diepe stilte staan. Den volgenden
morgen vroeg trok ieder zijnés weegs naar
zijne woonplaats. Maar in Dourmiliouse
bleef de door het afscheid ontstane ledigheid
en eene aangename herinnering, die niet
schielijk uitgewischt worden quot;isal, terug.quot;
Een bezoek hij de Waldensen in Piemont.
In den zomer van 1826 bezocht neff de
naburige Waldensen van Piemont, waartoe
hij door eenen vriend, den predikant blanc,
was uitgenoodigd. Hij verhaalt daarvan het
navolgende: » Ik verliet Arvieux den 6 Julij
en beklom den bérgtop de la Croix, in de
nabijheid van den Monte Viso, welke ver
achter Milanen in het gezigt is. Ik zal den
indruk niet beschrijven , die het verhevene
gezigt, dat zich hier voor mijne oogen
opende , op mij maakte. De bajert van
rotsen en ijbergen , waarii? men zich bevindt,
de valleijen van Piemonx aan de voeten en
de in onafzienbare verte zich uitstrekkende
vlakten van ItaUe brengen eiken beklimmer
der Alpen in verbazing, en deze vermeer-
dert nog, als zich met het gezigt van de
schoonheden der natuur ook nog bij hem de
herinnering aan alle de daden en werken
des roems en der kunst paart, welke deze
fraaije landstreek hem in het geheugen terug
roept. Doch de gevoelens van den Christe.i
zijn nog van geheel anderen aard. Niet de
verhevene natuur, niet de daden vol roem,
niet de werken van zooveel kunst; eene an-
dere gedachte bezielde mij en wierp een
naren sluijer over de lagchende landouwen
van Italië ; de gedachte aan de aldaar heer-
schende magt der duisternis, aan de dubbele
slavernij des bijgeloof« en des zedelüjken
verderfs. Heer Jezus, Gij licht der wereld!
riep ik uit, zult Gij ook niet voor dit volk
opgaan? Ei gij verachte valleijen, bevoch-
tigd met het bloed zoo veler martelaren ,
zijt gij voor altijd verdord? Gedenk, o
Heer ! naar uwe barmhartigheid aan dezelve
en rigt uwen kandelaar in dezelve wederom
op; verlevendig den heiligen ijver der vade-
ren weder in de harten der kinderen , dat
zij hun verwoest erfdeel weer bezitten.
» Met haastigen tred klom ik nu op
een in graniet uitgehouwen voetpad naar
beneden langs de Felisse, die de eene wa-
terval na de andere vormt. Op dit voetpad
daalt men drie uren lang altijd naar beneden
tot Boby, waar men de eerste kastanjeboo-
men aantreft , wier vruchten zeer dikwijls
het Manna der vluchtende Waldensen waren.
Alles zegt het u, dat een onderdrukt volk
hiér woont. Geen voetgrond ligter onnut;
de stelle wanden der bergen zijn met kleine
velden bedekt, wier aarde door middel van
muurwerk er op gehouden wordt en meestal
op den rug der menschen er opgebragt is.quot;
• Liefelijk groen tooit de]landstreek, wel-
ke een schilderaclitig gezigt oplevert. Het
frissche plantenleven in deze valleijen steekt
grootendeels af bij de kale rotsen der Fran-
scbe Alpen-valleijen. De inwoners, bijna
alle Waldensen, zijn arm en eenvoudig van
zeden. De afgelegene dalen scbijnen gemaakt
tot eene schuilplaats voor ware vroomheid.
Van Boly komt men te Villard al dalende,
en \an daar in het stadje Latour , hetwelk
men als de woonplaats van het Waldensen-
land beschouwen kan. Hier heerscht reeds
meer weelde. Bij mijne aankomst te dier
stede liep mij eene vrouw te gemoet met de
vraag, of ik niet uit Frankrijk kwam ? Ik
zeide van ja. Zijt gij dan de Heer neff?
Ja die ben ik. Nu dan gelieft gij met mij
te gaan. Zij nam mij bij de hand en bragt
mij in een huis, waar ik vriend blanc met
zijne familie aantrof. Zijne moeder was het
geweest, die mij/^geroepen had. Men ontving
mij als of ik een oude bekende was.quot;
De beide vrienden bezochten nu verschei-
dene gemeenten in dit dal. Neff verhaalt
er van: » Si. Jean , het diepst liggende der
quot;Waldenser valleijen, strekt zich ten deele
uit tot in de vlakte; De luchtstreek is zeer
warm, de grond vruchtbaar; men vindt
bier reeds de Italiaansche wijze om het land
te bouwen.quot;
» Boven de korenvelden ziet men wijn-
ranken en hoven deze prijken nog moerbe-
zieboomen, zoodat de grond terzelfder tijd
drie vruchten, koorn, wijn en zijde op-
brengt. Deze overvloed echter maakt de
inwoners week , die ook veel ijdeler zijn,
dan die der andere valleijen. Te St. Jean
zijn er geene eigenlijke dorpen; ieder buis
slaat op het daarbij behoorende land.quot;
De beide Predikanten traden ia de kerk te
St. Jean op, en hunne leerrede maakte die-
pen indruk. Men had hen verzocht de na-
middag-godsdienst kort te maken, dewijl
naderhand eene danspartij gehouden en naar
de schijf geschoten zou worden. Uit hoofde
van de beide bezoekende geestelijken werd
bet bal uitgesteld en het schieten tot na de
godsdienstoefening opgehouden. Nadat zij
nog yerscheldene gemeenten en andere val-
leijen bezocht en in St. Jean eenige inrig-
tingen ter godsdienstige opleiding hadden
gemaakt, moest neff weder aan de terug-
reis naar zijne geliefde gemeente denken.
Op dezelve bezocht hij nog de Predikanten,
door wier gemeenten hem zijn weg voerde,
en verliet Piemont, bedroefd over het ver-
val in de godsdienst bij deze menschen ; of-
schoon het daar gestrooide zaad niet geheel
op rotsen of bij den weg schijnt gevallen te
zijn, want ijver, belangstelling en trouw
Vasthoudende aan de waarheid, die in
Christus is, schijnt daar sedert toegenomen
te zijn.
Jn welke betrekking stand Neff tot
Roomschgezinden ?
Zelfs op B.oomschgezinden, die in aan-
merkelijken getale in de Protestantsche val-
leijen Verstrooid wonen, zocht de ijverige
man te werken. Hij iaat zich daarover dus
uit: » De verlosten, die den troon van
God en het Lam omringen, zijn gekomen
uit alle geslachten, tongen en natiën. En
toch zijn er landstreken , die dus ver van
den rijkdom der Goddelijke genade schijnen
uitgesloten te zijn. Om nu niet van de
volken, aan welke het Evangelie nog niet
verkondigd is, te spreken, heeft hetzelve
een zeer beperkten invloed op die kerk,
welke zich met zelfbehagen de Apostolische
en Algemeene noemt. Evenwel in onze
Alpen heeft de Heer ons de vreugde doen
beleven, hier en daar gebrokene bakken,
die geen water geven, verlaten te zien, en
zich tot de zuivere bron des levenden waters
te begeven. Wij hebben wel is waar weinig
toegang in hunue huizen, en een Protestant,
inzonderheid een Geestelijke, ontmoet vele
hinderpalen, als hij hun het Evangelie ver-
kondigen wil; want behalve de vooroordee-
len, waarmede zij hem hooren, is het bijna
onmogelijk een godsdienstig gesprek met hen
te houden, dat niet in een twistgeding ont-
aardt , en zelden naar het doel leidt. Boven-
dien worden in deze bergstreken jonge, on.
verdraagzame Priesters gezonden, wie in de
scholen, waarin zij hunne opleiding hebben
ontvangen, de grondstellingen der Jesuiten
diep ingeprent zijn; terwijl deze en gene
gebeurtenissen, b. v. het onlangs gevierde
eeuwfeest der Hervorming, het hunne bijge-
dragen hebben, om deze reeds bijgeloovige
en onverdraagzame landlieden nog meer te
verbitteren.
Te Champsor, waar de Protestanten de
kleinste helft uitmaken, en te midden van
een ruw, woest en bijgeloovig volk wonen,
schroomden verscheidene van onze jonge
lieden niet voor de waarheid openlijk uit
te komen. Hun gezond versland en de H^
Schriften waren hunne wapenen. Een Room-
sche Geestelijke bezocht dikwijls eenen dezer
jonge mannen, en vroeg denzelven eens:
Waarop dan wel de Protestanten hun geloof
konden gronden, dewijl zij geen gezag daar
voor hadden? Op den Bijbel, antwoordde
het jonge mensch; want indien de Apostelen
onfeilbare opvolgers zouden hebben, dan
Ware het in het geheel niet noodig geweest,
dat zij ons iets schriftelijks nalieten enz.
En, hernam de Geestelijke, waardoor kun-
nen u de Apostelen meer geloof inboeze-
men , dan hunne opvolgers ? Zij waren ver-
vuld van den H. Geest. — Dat zijn wij ook.
Gij, geïnspireerd? Ja, dat zijn wij. Waarom
hebt gij dan zoo vele scholen en akademlen?—
Op een' anderen tijd legde die Roomsche
Priester eene geloovige vrouw uit Gueyras
.lUerlel vragen voor, haar geloof en hare
hoop betreffende; dewijl zij nu elke vraag
van hem daarmede beantwoordde, dat zij
den Vei-losser noemde, verloor de Priester
zijn geduld en zeide: altijd slechts Jezus
Christus, en wederom Jezus Christus; gelooft
gij dan, dat Jezus Christus ons alles is?
Maria, zoo heette zij, antwoordde met hai^
gewone zaclrtheld: ja, want Hij is ons ge-
worden van God tot wijsheid, tot regt^aar-
diglng, lot heiligmaking en lot verlossing;
wat is er meer noodig? — Eenige dagen
daarna zocht hij in tegenwoordigheid veler
toehoorders te bewijzen, dat niet alle zonden,
doodzonden konden zijn. Nadat hij lang
daarover gesproken cn door vele vergelij-
kingen de leer van vagevuur en den aflaat
enz. had getracht aan te bevelen, verzocht
hem. evengenoemde Maria, haar toch eens
te zeggen; of de zonde van Adam eene
doodzonde, of eene vergeeflijke geweest ware ?
Verrast door deze vraag, welker gevolgtrek-
king bij doorzag, stelde hij het antwoord
uit tot eene volgende keer.
Het benedenste gedeelte der vallei Freys-
sinière is grootendeels van Roomschgezinden
bewoond, die eene kerk en eenen Priester
hebben, die even zoo onwetend als dweep-
ziek is; intussehen zijn deze Roomschen
zelve welligt de vei'draagzaamsten uit het
geheele Departement. Reeds in de XII' en
Xlll' eeuw onderscheidden zij zich door
hunne verdraagzaamheid jegens de Walden-
sen, en werden dikwijls met dezelve veroor-
deeld , dewijl zij de ketters voorthielpen.
Zelden predik ik in het dal, zonder dat
eenigen van hen de Godsdienstoefening bij-
wonen. Als men de vallei inkomt ligt daar
de , in vele verstrooid liggend« boerderijan
Tcrdeelde, gemeente Ckampseüaz. In dezel-
ve vindt men slechts weinige Protestantsche
huisgezinnen. Een dezer familien, de aan-
zienlijkste en rijkste van allen, werd, sedert
het hoofd derzelve met den Predikant een
verschil gehad had, voor Roomsch aangezien.
Zij hadden opgehouden de Protestantsche
Godsdienstoefening hijtewonen, de oudste
zoon was met eene Roomsche vrouw in het
huwelijk getreden, en alle leden derzelve
bezochten de mis. Toen de kerk te Freys-
sinière ingewijd werd, kwam met eene me-
nigte Roomschen ook deze afvallige huisvader
met zijne heide jongere zonen de plegtigheid
bijwonen. De beide laatsten bezochten se-
dert wederom onze school te Dourmillouse;
doch de oudste zoon en zijne vrouw waren
geheel anders gezind, zij gingen altijd uit
het huis, als zij mij er zagen binnenkomen.
Ik dacht niet meer aan hen, toen in den
vorigen winter onze vriend G. van Triève
dezen, naar het Roomsche overhellenden,
verzocht, hem naar Palon te vergezellen
waar hij eene Godsdienstoefening moest hou-
den. De redevoering en gebeden van onzen
G. troffen bem zoo zeer, dat hij aanstonds
bij zijne te huiskomst aan zijne vrouw ver-
klaarde , dat zi-j beide verloren zouden zijn ,
indien zij geenen anderen weg insloegen.
Zijne vrouw bood niet veel tegenstand; en,
toen ik hen het eerst daarop bezocht, stond
ik versteld over de plaatsgevondene veran-
dering. Deze anders zoo ruwe en woeste
menschen kwamen bij mij met oogen vol
vreugde en liefde. Van dien tijd af bezocht
de man weder de openlijke, de vrouw , in
den beginne slechs, de huisselijke bijeen-
komsten bij de buren, tot dat ook zij be-
besloot de eerstgenoemde bij te wonen, en
sedert niet weder uitgebleven is, ofschoon
zij van wege den Priester en hare bloedver-
wanten veel te lijden had, die zich te voren
beroemd hadden , door haar eene Protes-
tantsche familie weder in den schoot der
kerk te hebben terug gevoerd. Ofschoon zij
een uitgestrekt goed en vier kleine kinderen
heeft te verzorgen , zoo weet zij evenwel nog
tijd te vinden, om in den Bijbel te lezen ,
geheele afdeelingen uit het N. Testament en
vele liederen van buiten te leeren, en buren
te bezoeken. Sedert dien tijd beginnen ook
anderen onze zamenkomsten en zelfs de dik-
wijls verwijderde openlijke godsdienstoefe-
ningen te bezoeken. Het voornaamste middel
dezer opgewektheid onder de Roomschen is,
behalve Maria, een ander Protestant, die
geene gelegenheid laat voorbijgaan , om voor
de waarheid getuigenis af te leggen. Door
hem zijn vele Pioomschen met N. Testamen-
ten , Bijbels en andere godsdienstige geschrif-
ten voorzien geworden.
Eenige jonge lieden van Champsellaz , die
reeds eenigen tijd den Priester verdachtig
waren voorgekomen, pleegden hunne met
gelijkluidende plaatsen voorziene N. Testa-
menten mede ter kerk te nemen , en gedu-
rende de predikatie van den Pastoor plaatsen
op te zoeken, die teregt wezen , hetgeen bij
zeide. Dikwerf werden zij uitgenoodigd,
openlijk hun gevoelen nopens het gehoorde
te zeggen. De Priester, zulks vernemende,
verzocht hen eens in de kerk hunne beden-
kingen hem in het aangezigt en niet achter
den rug voor den dag te brengen. Zij hiel-
den hem bij zijn woord. Doch deze open-
bare redekavelingen schenen hem weldra
zoo gevaarlijk, dat hij zelf er weder een
einde aan maakte; kort daarna werd hij
naar elders verplaatst. Zijn opvolger , een
ruwe en blinde ij veraar, zal den overgang
van menigeen slechts bevorderen. Eene an-
dere ómstandigheld droeg ook nog bij, deze
overhelling tot de Protestantsche Godsdienst
te vermeerderen. Eene zuster onzer Ge-
meente werd ziek. Zij was de moeder des
jongmans uit Champsellaz, die zoo veel
bijgedragen had tot de in zijne Gemeente
voortgebragte godsdienstige opgewektheid.
; Haar ziekbed werd omringd door Roomsch-
gezinden. Toen zij haar einde reeds nahlj
was, maar nog vol des levens, dat met
Christus is verborgen in God, stichte zij
door haar geloof, haar geduld en hare
christelijke blijdschap allen, die haar in ha-
re laatste lijdensuren zagen. Des avonds
voor haren dood hield ik in een naburig
huis eene zamenkomst, en 'savonds? toen
zij ontslapen was', eene tweede in het ver-
trek , waar haar lijk. op den vloer in een
doodkleed gehuld, naar landswijie, neerge-
legd was. Bij deze talrijk bezochte zamen-
komsten waren meest Roomschen aanwezig.
Des volgenden daags vond de lijkstatie
plaats. Bij het graf hield ik nog voor
Roomschen en Protestanten, die het lijk
gevolgd waren , eene redevoering. Onder-
scheidene der eersten, inzonderheid de
aanverwanten van Maria toonde hun ver-
langen , met de waarheid nader bekend ge-
maakt te worden. £en arm blind man uit
het naburig dorp laat zich in onze bijeen-
komsten brengen, en wordt niet moede.
God te danken, dat hij zijn heilig woord
hooren kan.
De laatste werkzaamheden van Neff
in de Boven Alpen.
Neff pleegde hun, die hem met geld-
middelen in de oprigting van scholen on-
derstennden , berigten over den voortgang
«jner verrigtingen mede te deelen. Wij
geven hier het afschrift van een dezer
brieven, die ons met het gezegend gevolg
zijner ondernemingen bekend maakt.
Dourmillouse den i4 Januarij 1827.
Op mijn laatste reis naar Guillestre vond
ik uwen lieven brief, voor welken, zoo als
ook voor alle uwe hemoeijingen, die gij
voor onze arme Alpen bewoners u wel wilt
getroosten, ik U mijnen hartelijken dank
betuig. Aan de grootmoedigheid van onze
vrienden hebben wij het dank te weten,
dat onze school nu voorzien is met een
houten vloer, met glasruiten, met banken
en met een' ijzeren kagchel; terwijl alle
andere scholen des lands, in donkere en
vochtige stallen gehouden worden, waar de
scholieren, in de mest wadende, gedurig
gestoord worden door het gepi-aat der men-
schen en het geblaat der dieren, en steeds
genoodzaakt zijn hunne schrijfgereedschappen
tegen de hoenders en bokken, die over de
tafels omstappen, en tegen het van het dak
afdruppend roetwater te beschermen. In
de pastorie houd ik met de kweekelingen
school. Het zijn ongeveer twintig jongelin-
gen uit verschillende gemeente. Van de
kweekelingen, die door mij in den vorigen
winter gevormd zijn, zijn reeds twaalf
werkzaam, een in la Drome, twee in Triève,
twee in Champsor, twee in Queyras, en vijf
in de vallei van Frèyssiniere. Zij bedienen
zich van een woordenboek, om die Fran-
sche woorden te verklaren, v/elke hunne
scholieren niet verstaan. Zij geven ook on-
derwijs ia taal- en aardrijkskunde, eene te
voren in deze valleijen ongehoorde zaak.
Wij zijn tegenwoordig als begraven onder
meer dan vier voet hoogen sneeuw, reeds
sedert den i'quot;quot; November. Juist nu jaagt
een stormwind den sneeuw al dwarrelende
rond. Naauwelijks kan men uit het huis
gaan. De wegen zijn door den sneeuw zoo
onbruikbaar geworden dat ik niet weet,
wanneer mijn brief op de post zal kunnen
gebragt worden.
Gedurende de menigvuldige sneeuwvallen
en de hevige winden in de twee laatste
maanden des verloopenen jaars was de ver-
bindtenis tusschen de onderscheidene val-
leijen zeer gestremd en gevaarlijk, terwijl
van alle zijden lawinen (sneeuwvallen) neer-
stortteden, inzonderheid bij de toegangen
naar Ifourmillouse. Op een Zondag avond,
toen de kweekelingen en onderscheidene
andere lieden uit Dourmillouse, Van la Combe,
waar zij ter kerk geweest waren, weder
naar huis wilden gaan, zouden zij bijna door
eene lawine overstelpt geworden zijn. De
sneeuwberg rolde aan eene gevaarlijke plaats
tusschen twee troepen van kerkgangers naar
beneden, Eenige seconden vroeger of later
zou hij de kroon onzer daar wonende jeugd
met zich in den afgrond gestort hebben.
Maar de Heer, die over de baren der zee
het gebied voert, zwaait ook den scheptcr
over de sneeuw en ijsvelden, en beschermt
zijne vrienden te midden des ge vaars. Zelfs
hebben onderscheidene dorpen gevaar gc-
loopen begraven te worden. Dikwijls heb
ik gezien, hoe onze , anders zoo geruste en
zorgelooze, Alpbewoners vol angst waren.
Er zijn ook maar weinige huizen in de drie
dorpen dezer enge klove, die niet reeds door
deze lawinen verwoest zijn geworden; en er
is eigenlijk geene enkele plaats, waar men
deswege geheel veilig kan zijn. Maar juist
dit is het, waaraan zij de voortduring van
hunne Godsdienstige vrijheid en waarschijn-
lijk ook van hun leven hebben dank te we-
ten , want indien hun land toegankelijker en
bewoonbaarder ware, dan zou men hen uit-
geroeid hebben, zoo als de andere Wal-
densen; en hun land, gelijk in Val-Louise,
den onmenschelijken dienaren der Inkwisitie
overgegeven hebben.quot;
Jong tot het werk eenes Evangelie Predi-
kers geroepen , hard geworden door den ar-
beid en niet gewend aan de gerijflijkheden
des levens, had neff de vele en groote moei-
lijkheden van zijn ambt acht jaren lang
verduurd. Het ruwe luchtsgestel der Bo-
ven Alpen, de gedurige marschen en de
ontberingen van allerlei aard schenen op
zijne gezondheid in het geheel geen invloed
te hehhen, in de drie eerste winters, die
hij bij de Waldensen doorbragt. Eerst in
den zomer van het jaar 1826 bespeurde hij
eene toenemende zwakheid van de maag,
waarschijnlijli veroorzaakt door het ongewo-
ne en grove voedsel, door zijne onregelma-
tige levenswijze , en welligt ook, zoo als hij
zelfs geloofde, door de onzuiverheid der
koperen potten en pannen, waarvan men
zich in deze streken bediende. In den be-
ginne lette hij naauwelijks op deze ongesteld-
heden, terwijl hij zich verpligt rekende op
dien post uittehouden, waar zijne tegen-
woordigheid zoo noodzakelijk scheen. In-
zonderheid was het de wensch zijnes har-
ten, gedurende den winter nog de kweek-
school der schoolonderwijzers, die hij in
het vorige jaar had ingerigt, te besturen.
Maar de ijver waarmede hij dit onderwijs
ter harte nam, vermoeide hem zeer, zoo
als ook zijne bergreizen, welke hij over zes
voet hoogen sneeuw, bij gedurige dwarrel-
winden en over door lawienen overdekte
5
-ocr page 66-wegen oadernam. Aanhoudende maagpijn
en ongeregelde spijsvertering noodzaakten
hen tot ontberingen, die niet voegden voor
iemand, die zich aan allerlei weder bloot
stelde en zoo veel werks verrigtle. Einde
lijk, het was in het laatst van Maart, nood
zaakte hem eene kwetsure aan de eene knie
om optehouden; hij had dezelve gekregen
bij gelegenheid dat hij de overblijfselen
eener ontzettende sneeuwval overklimmen
wilde. Hij moest zes dagen blijven liggen,
voor hij de terugreis van twaalf uren naar
zijne kweekelingen te Dourmiliouse konde
ondernemén. Kort daarna, in het begin van
April, scheidden zij, en neff begaf zich
van Dourmiliouse naar Queyras. Hij kon
slechts kleine dagreizen maken ; maar deze
gelegenheid maakte bij zich al weder te
nutte, om in alle dorpen bijeenkomsten te
houden en in elke kerk onderscheidene ma-
len te prediken. Eindelijk zag hij zich ge-
noodzaakt ia Arvieute blijven liggen, ten
einde de door het reizen erger geworden
knie en de maag, die geeae zachte spijzen
meel' koade verdragen , Leler te verplegen.
» Ik voelde, zeide lilj naderhand, sedert
dien tijd eeue schielijke afneming der krach-
ten ; voor het eerst ondervond ik regt, wat
afmatting was, en zag in, dat het meer dan
tijd was , geneeskundige hulp en verpleging
te zoeken, welke deze hergbewoüers met
den besten wil mij niet konden verschaffen.quot;
Op zekeren avond, dat hij zeer ongesteld
ter neêr lag, omringden zij schreljende zijn
bed en beklaagden hunne ongeschiktheid,
om hem eenige verligting te verschaffen. Hij
maakte van deze hunne geroerdheid gebruik ,
om met hen van geestelijke dingen te spre-
ken, en zijne woorden troffen hen zeer.
» O hoe gaarne, zeide hij, toen hij van
deze ontmoeting verhaalde, zou ik ziekte
boven gezondheid, ongesteldheid boven wel-,
vaart van het ligchaam stellen, indien maar
de inwendige mensch telkens zooveel daar-
door aansterkte, als ik toenmaals. Wij
roemen in de verdrukking en achten het
groote vreugde, wanneer wij in velerlei ver-
zoekingen Vallen.quot;
Het smarte hem zeer de gemeente Ar-
vieu te moeten verlaten, ofschoon hij juist
hier te voren veel tegenstand ondervonden
had. Inzonderheid viel hem de scheiding
van de familie P. . . . zwaar. » Ik zag mij
genoodzaakt, zeide hij, hen te berispen we-
gens hunne te groote gevoeligheid en ver-
kleefdheid aan zulk een broos schepsel. In-
tusschen kon ik dit te voren aan het Paus-
dom verkleefde huis, waar ik zooveel liefde
en gastvrijheid ondervonden had, niet zon-
der diepe geroerdheid verlaten.quot;
Hij reisde van Arvieu weg dén 27 April,
vergezeld van twee vrienden. » Nadat
wij, dus schrijft hij zelf, naauwelijks eea
uur hadden gegaan, troffen wij vier jonge
lieden van Dourmillouse aan, die gehoord
hadden, dat ik kranker geworden was, en
gekomen waren, oöi naar mijnen toestand
te vernemen. Zij hadden reeds een' weg
van acht uren afgelegd, evenwel vergezelden
zij ons tot Guillestre. Vóór het aanbreken
van den volgenden dag ging een van hen
vooruit naar Freyssinière, om mij een
gt;
paard te halen. Onder weg ontmoette hij
een tweede gezelschap, bestaande uit de
aanzienlijkste huisvaders, die ook van Dour-
millouse gekomen waren, om mij in Queyras
een bezoek te geven. Zij vervolgden hun-
nen weg, tot zij mij ontmoetten, en betuig-
den hunne groote vreugde , dat ik nog in
hunne vallei komen wilde, waar men mij-
nentwege zeer bekommerd was.quot;
Toen zijne krachten eenigermate hersteld
waren, maakte hij er gebruik van, om nog
de verschillende gemeenten van zijn kerspel te
bezoeken. De Roomsche Priesters in de
vallei van Queyras, die meenden, dat hij
reeds voor altijd was heengegaan, hadden
zich gehaast, het van den predikstoel hun-
nen gemeente leden aan te kondigen. In-
zonderheid had de Priester van Arvieu,
die zich beroemde, hem door zijne hemoei-
jingen bij het Bestuur, verdreven te hebben,
zijne gemeente opgewekt, om God te prij-
zen, dat hij dezen verscheurenden wolf,
satansengel enz. uit hun midden verdreven
had. Niettegenstaande deze uitroepingen ver.
lieten nog al meer leden zijne kerk.
» Eindelijk, zoo verhaalt neff kwam ik te
Triève bij Möns, (i) en vond alles in eenen
verblijdenden toestand. Een aanzienlijk getal
zielen was nog toegedaan tot de kudde van
den goeden Herder, en de ijver dezer
nieuwelingen heeft ook die der ouderen
opgewekt.quot; Het was die menschen te doen,
om het Christendom regt te leeren kennen
en fe beoefenen. Geene godgeleerde twist-
vragen stoorden aldaar den vrede; men
leefde er in eenvoudigheid des harten.
Gedurende zijn verblijf te Möns, predikte
hij iederen Zondag meer dan eens, cn
woonde dagelijks de avond-bijeenkomsten
bij. Hij ontving vele bezoeken, want ieder
wilde hem raadplegen; de inwoners van de
meer verwijderde dorp en bragten rijdpaarden
aan , ten einde hem het bezoeken van hunne
talrijke Godsdienstige zamenkomsten moge-
lijk te maken. » Nog nooit, schrijft hij,
had ik de velden zoo rijp voor den oogst
CO Hier was de vroegere werkkring van den Heer
NBfi'. (Men zie bladz. 135.
gezien, als bij mijn tegenwooidig bezoek
in Triève. Van alle zijden zocbt men mij
op. Gaarne bad ik alle de volkrijke vall( ij en
door gewandeld. O boezeer betreurde ik
nu de verlorene gezondheid! Mijn verzwakt
lichaam scheen mij eene drakkende last.quot;
Zijne vrienden, die den toestand zijner
gezondheid beter dan hij zelf beoordeelden,
vermogten eindelijk zooveel op hem, dat
hij naar Geneve vertrok, waar hij in een
treurige gesteldheid aankwam. De liefde en
•zorgvuldige verpleging, welke hem hier ten
deel viel, schenen hem met een nieuw leven
le bezielen en wij schepten (dus schrijft men
uit evengenoemde stad) nieuwe hoop op
zijne herstelling. Hij kon niet werkeloos
blijven, en zijne werkzaamheid deed ons
tot aanwezige krachten besluiten. Dikwijls
ging hij ons voor in onze biduren, of legde
bezoeken af in naburige plaatsen, waar hij
vroeger reeds met zegen gearbeid had; en
zoodra hij zijne krachten voelde aansterken,
dacht hij aan niets anders, dan om ten
eersten naar zijne geliefde bergen terug te
keeren. Maar weldra verdwenen deze hoop-
volle uitzigten in rook; zijne krachten
zonken schielijk weg, en alleen door hrieven
kon hij zijnen vrienden In de Alpen de
bewijzen zijner liefde doen toekomen.
Men moest hem het aanhoudend spreken
verbieden. Hij kon geene vaste spijzen
meer verdragen; de spijsvertering was
moeijelijk en zeer langzaam. Om dezelve te
verbeteren, werd hem llgchamelijke bewe-
ging zeer aangeraden, hij ging daarom da-
gelijks In den hof van een' vriend, en hield
zich bezig met bloem- en plantkweekerij,
waar hij reeds in zijne jeugd zich op had
toegelegd. Hij kon niet meer prediken;
maar zijn hart, vol begeerte, om het Evan-
gelie te verkondigen, liet hem niet zooveel
rust, als hij zich had behooren te gunnen.
In tusschen-uren schreef hij vele opstellen,
van welke er menige in het openbaar ver-
schenen. Een paar plaatsen uit een ^Trak-
taatje over I Kor. VU: 29—3i. 31 aar
dit zegge ik, Broeders! dat de tijd voorts
liort is enz. deelen wij hiermede.
» O hoe vele voorwerpen van hlijdschap
en droefheid, van wenschen cn genegenheid
der menschen zullen ons ijdel en klfin voor-
komen, als wij ze van de hoogte der eeuwig-
heid beschouwen. Daar is het eenig ware
standpunt, van waar wij ieder ding in zijne
wezenlijke waarde kunnen schatten en het
de plaats aanwijzen , dié hetzelve in ons ver-
sland en hart toekotot.quot;
» Het Evangelie eischt van ons geene ge-
maakte ongevoeligheid. Tranen zijn den
Christen niet verboden, als de hand des
Heeren zwaar op hem drukt, en hem met
tegenspoeden bezoekt. Er is dikwijls meer
hoogmoed dan onderwerping in de standvasquot;
tigheid verborgen, welke menigeen in den
noad aan den dag legt. De Christen, als
hij getuchtigd wordt, mag wel weenen,
maar niet als de zoodanigen, die geene
hoop hebben.quot;
» Maar niet slechts in droefenissen moet
de Christen zijne ziel in lijdzaamheid bezit-
ten en meester over zichzelven blijven. Zoo
als hij weenen moet, als weende hij niet.
even zoo dient hij ook blijde te zijn, als
verblijdde bij zich niet, en terwijl de kin-
deren dezer wereld zich om nietswaardige
dingen aan dwaze vreugde overgeven, vindt
daarentegen de Christen hier beneden niets,
hetwelk zijne wenschen vervullen en zijn hart
bevredigen kan.quot;
Laatste ziekte en dood van Neff.
Neff misleide zich nopens den toestand
zijner gezondheid niet, en koesterde zelfs
maar flaauwe hoop op herstelling, nogtans
achtte hij het pligt geneeskundigen raad op
te volgen. Na onderscheidene middelen be-
proefd te hebben, raadde hem zijn arts het
gebruik der baden te Plombières aan. In
weerwil van zijne zwakheid vertrok neff
den 19 Junij 1828 van Genève, en begaf
zich in kleine dagreizen naar de bestemde
plaats. Hij trok langzaam door de Weste-
lijke Kantons van Zwitserland, waar hij
acht jaren te voren het Evangelie verkondigd
had, en waar hij zich verheugde, zoovele
oude kennissen weder te ontmoeten, en zoo
vele anderen, die hem voor hetgeèn hij in
hunne nabijheid verrigt had, met bewijzen
van liefde overstelpten. Dewijl hem de reis,
of nog meer de levensvreugde nieuwe kracht
schonk , gevoelde hij zich sterk genoeg, om
aan alle plaatsen, waar hij zich ophield, te
prediken. Te Plombières vond hij, wat
men aan alle badplaatsen vindt, ligchamelijk
en geestelijk bederf vereenigd. Hij werd
daardoor gedrongen het woord des levens
te laten hooren, te midden van eene met
haar lijden en hare vermaken bezige schare,
onder welke niemand, zoo als hij zeide,
aan de eeuwigheid te denken scheen.
Mevrouw van C.., echtgenoot van den
Prefect des Departements der Vogesen, eene
Protestante noodigde hem uit des Zondags
eene openbare Godsdienstoefening te hou-
den , en maakte zulks aan alle aanwezige
Protestanten bekend. De bijeenkomst was
talrijk. Nooit was kefp voor zulk een aan-
zienlijk gehoor opgetreden. Maar hij sprak
tot deze even vrijmoedig als tot de bewoners
der Alpen. Op den volgenden Zondag kwam
ook een groot getal Roomsclien op. Twee
groote zalen konden de toehoorders naauw-
Hjks hergen. Hij werd van Roomschen zoo
wel als van Protestanten geacht en de ver-
keering met hem gezocht.
Terwijl hij zich te Plombières ophield
zond hij aan zijne voormalige toehoorders
en katechizanten eenen hrief, uit welken wij
het volgende mededeelen:
Plombières, 6 October 1828.
» Door eene langdurige ziekte van u ge-
heel en al gescheiden, kort ik mij dikwijls
den tijd door bezoeken, die ik in den geest
in de Boven Alpen atleg. Ik doorkruis we-
der de valleijen en heklim alle de heuvels
en alle de paden, die ik zoo menigmaal heh
bezocht, ik verplaats mij weder in de hutten
en stallen, waar ik mij met u over hemel-
sehe dingen plagt te onderhouden. Dezelfde
gevoelens, welke mij toen bezielden, klim-'
men weder in mijnen geest op, en ik ver-
hef ze biddende tot dea Vader der lichten,
van wlea alle goede gavea ea volmaakte giften
afdalen. Wel is waar kan ik die tijden en
plaatsen mij niet vertegenwoordigen, zonder
ook op menige bedroevende herinnering
te stooten, en ik kan niet nalaten te den-
ken , dat wanneer ik thans als Dienaar des
Goddelijken Woords ter zijde gezet ben; ik
het wel Verdiend heb---- O laat ons, wan-
neer wij nog gelooven te staan, toezien, dat
wij ook niet vallen; waken en bidden, op
ons zelven niet vertrouwen, en bij jezos
blijven: daar vinden wij een' veiligen toe-
vlugtsoord. Jezus zegt niet slechts: komt
tot mij, maar tevens: blijft in rnij, gelijk
de ranke aan den wijnstok blijft. Zij, die
weder tot zonden vervallen, zijn ongetwij-
feld reeds eenigen tijd te voren van hunnen
Heiland • gescheiden geweest. Hij dringt
daarop nog aan om meer nabij, onafgebro-
ken nabij God te leven.
Het voortgezette gebruik der baden scheen
eene goede uitwerking te hebben. Zijne
krachten en de eetlust keerden langzamer-
hand terug, en men meende hem, behalve
de sedert een jaar uitsluitend genotene melk,
ook een vyeinig vaste spijzen te durven ver-
oorloven. Maar deze proefnemingen kosten
hem het leven; want eenige dagen daarna
bevond hij zich kranker dan ooit, en de
beste geneeskundige hulp was vooreerst niet
in staat het toenemende kwaad te keeren.
Het ongunstige jaargetijde naderde en
zijne groote zwakheid maakte de terugreis
ondoenlijk. Maar te midden van dezen hevi-
gen toestand liet hij aan zijne vrienden
schrijven: » Ik kan God niet genoeg danken
voor het vele goede, dat Hij mij laat ge-
nieten , voor de gemoedsrust en den ziele-
vrede, dien ik ondervinde. Tot op het
tegenwoordig tijdpunt was mij het denkbeeld,
geheel en al uit de rei der Dienaren van
Christus verbannen en tot eene volstrekte
werkeloosheid veroordeeld te zijn, onver-
dragelijk geweest. Maar sedert de Heer
goedgevonden heeft, dit offer van mij te
eisschen, heeft Hij mij doen ondervinden,
dat, wat bij den mensch onmogelijk, bij
God mogelijV is. Door Zijne genade kan
ik op Zijne bestellingen ^ïimen zeggen.
Terwijl bij te Plombières aan zijne leger-
stede gebonden was, ontving hij dikwijls
een bezsoek van een Roomsch Priester dier
plaats en van eenige andere jonge Roomsche
Geestelijken. » Indien zij, zeide neff , ge-
komen vvi;ren om te redetwisten, zoo zoude
ik hen in mijne groote zwakheid niet heb-
ben kunnen ontvangen; maar zij vermeden
zorgvuldig alles, wat mij gevoelig kon ma-
ken, en hoorden gaarne naar de weinige
woorden, die ik lot hen sprak. Zij stonden
verbaasd eenen Protestant van de vernieuwing
des harten en het geestelijk leven te hooren
spreken, op eene wijze, zoo als het eenige
hunner vermaardste Leeraren doen. Ik heb,
voegde hij er bij, dikwijls gezien, dat het
beter is met zulke lieden zoo het mogelijk
is op te bouwen en te planten dan af te bre-
ken en uit te roeijen. Vele vooroordeelen
van hen spruiten daaruit voort, dat zij met
stellige waarhèden van het Protestantisme
geheel en al onbekend zijn. Zij zijn airede
half ontwapend, wanneer men, zonder over
de leer met hen te twisten, met hen spreekt
over hetgeen ons hart leven, kracht en vrede
schenkt.quot;
Nadat hij door pijnelijke maar krachtige
middelen wederom eenigzins opgeholpen
was, verliet hij Plombières, om naar Genèvc
terug te keeren. Ook nu scheen de reis
hem een nieuw leven te schenken, zoodat
zijne vrienden te Genève wederom eenige
hoop schepten; maar weldra was hij weder
zieker dan ooit. Daarop volgde een lang-
durig lijden, van hetwelk niet veel te ver-
halen valt. Zijne maag verdroeg naauwelijks
meer een weinig gewelde melk en ook dit
zachte voedsel kon hij dikwijls niet verteren.
Het lijden, dat hem daardoor veroorzaakt
werd, was zoo groot, dat hij ook deze
spijze altijd slechts na eenige uren hoViger
geleden te hehhen, nuttigde. Om de spijs-
vertering te bevorderen, verschafte men
hem, toen hij niet meer durfde uitgaan,
gelegenheid tot onderscheiden handen-werk.
Hij mogt met niemand meer spreken. Slechts
enkele vrienden werden bij hem toegelaten;
het verblijdde hem, hen voor eenige oogen-
blikken te zien; maar weldra moest hij we-
der het teeken geven om zich te verwijderen,
dewijl hij zich vermoeid gevoelde. Het was
een treurig gezigt hem bleek en mager, met
zijne groote, moed en smart uitdrukkende
oogen te zien, hoe hij zwijgende zijne won-
den verbond, honger leed, de uren telde,
eindelijk eenige spijze nam, daarop de ver-
tering daarvan met angst afwachtte, en zoo
elte dag en iedere nacht weder begon,
onder menigerlei afwisselingen en instorting.
Dewijl hij van dag tot dag zwakker werd,
en de honger hem bijna verteerde, beproefde
men telkens nieuwe middelen; maar wat hij
eens met smaak nuttigde, kon hij al schielijk
daarna niet meer verteren.
Hetgeen hem altijd voor den geest zweefde
quot;was de gedachte aan de Waldenser Alpen;
en Indien er eenige hoop en wensch op hei',
stelling in hem opi-ees, zoo was het om daar
zijn werk voort te zetten. Toen hij niet
meer schrijven konde, omdat het zijne ïe-
ö
-ocr page 82-nuwen te zeer aandeed, gaf hij eenen vriend
van tijd tot tijd een tweeden brief aan zijne
voormalige toehoorders In de pen, waaruit
het volgende medegedeeld wordt.
Gerieve, Maart 1829.
gt; Ik heb in de sedert mijn laatste schrij-
ven verloopene vijf maanden veel ondervon-
den. Oneindig zwakker dan toenmaals, zal
ik beknopt moeten zijn; maar Ik heb nog
bet eene en andere op bet hart om aan u
te zeggen. Ik gevoel mij gedrongen opnieuw
alles te bevestigen, wat ik u in den vorigen
brief geschreven, en alles, wat ik u ge-
durende mijn verblijf onder u gezegd en ge-
predikt heb , want tegenwoordig ondervind
ik aan mij zelven de waarheid van hetgeen
ik aan n geleerd heb. Meer dan ooit, ge-
voel ik de volstrekte noodzakelijkheid, om
in de daad en waarheid een Christen te
zijn, en bestendig in gemeenschap met den
Heiland te leven en in Hem te blijven. In
den tijd der beproeving kan men eerst regt
van deze dingen spreken. Een Christen^
die nog geene verzoekingen doorgestaan beeft,
is eea parade-soldaat. Maar nu ondervind
ik, dat wij door vele verdrukkingen moeten
ingaan in het Koningrijk der Hemelen. Wan-
neer Hij, die de Zoon was, nogtans gehooi--
aaamheid geleerd heeft uit hetgene Hij Ixeeft
geleden, hoeveel te meer hebben wij noo-
dig, zulks te leeren. Ja, nu gevoel ik het,
dat hét mij goed is-, in lijden gebragt te
zijn; ik had deze beproeving noodig. Mijn
toestand is intusschen zeer smartelijk. Ik,
die zooveel lust had aan een werkzaam ea
bedrijvig leven, ben nu reeds langen tijd
niet meer in staat, het geringste te doen:
terwijl ik naauwelijks meer drinken, eten,
slapen, spi-eken, hooren voorlezen of be-
zoeken van mijne broeders ontvangen kan,
en mij zeer inspannen moet, om deze wei-
nige regelen te dicteren. Bovendien wordt
ik, hetgeen aan mijne ziekte is toeteschrij-
ven, zeer ter neder gedrukt, en Öikwijis
daardoor, of door verzoekingen van buiten,
of door de zwakheid van het eigen hart
verstoken van de vertroostingen Gods ien
Van den vrede des genipeds. En nogtaps
kan ik met waarheid zeggen, dat ik dezen
staat mijner beproeving niet verruilen wilde
met dien , waarin ik voor eenige jaren, ten
tijde mijner meest onvermoeide bezigheid
voor de uitbreiding des Evangeliums mij be-
vond; want hoewel ik mijn leven in de
dienst van Christus doorbragt, en 'het in de
oogen der menschen onberispelijk mag ge-
weest zijn, zoo vind ik evenwel tegenwoor-
dig zeer veel ontrouw, zeer vele zonden,
zeer veel, wat mijn werk in de oogen van
mij en nog veel meer in die van den Heer
bevlekt. Ik heb zoo veel tijd zonder mijnen
God geleefd, dat als mij nog dertig jaren
levens vergund waren, ik honderdmaal ver-
kiezen zou, ze op mijn lijdens- en krankbed
door te brengen, dan mijne gezondheid en
krachten weder te verkrijgen, zonder een
den Christen meer waardig, meer heilig
en Gode meer gewijd leven te leiden, dan
mijn vorig leven geweest is (i). Ach hoeveel
CO Men houde onder het oog, dat nepf, zoo als hq
zelf zeide, door zijne krankheid zeer te neder gedrukt
was, en dat nederigheid, het schoonste sieraad des
Christens, klein van zichzelven denkt en veel gebrekkigs
in de meest geprezenste verrigtingen ontdekt, voorts dat
tijd verliezen wij, van hoevele zegeningen
en genade Lerooven wij ons, wanneer wij
van God verwijderd leven, in ligtzinnigheid,
verstrooijing, streven naar vergankelijke din-
gen, en toegeven aan vleeschelijke begeerten
en in eigenliefde. Thans ondervind ik het,
en gij zult het Insgelijks ondervinden ten
dage der beproeving. Koopt daarom den
tijd uit; ik kan het niet genoeg herhalen;
leeft in God door het geloof, het gebed
en ernstige gesprekken.
Nadat ik tot u van mijne zonden gespro-
ken heb , geloof ik u tevens te moeten zeggen,
dat ik nimmer levendiger gevoeld heb, welk
een geluk het voor ons is, dat de zaligheid
een geheel vrij en genadig geschenk van God
is; en ik verzeker u, dat ik zelfs het beste,
wat ik in mijn leven gedaan heb, indien het
als mijne verdienste, of grond van vertrou-
wen gelden zoude , slechts aanzien kan als
hij niet zegt: een leven op het ziekbed boven een leven,
in de dienst van God bezig, te stellen; maar dat, indien
hem nog vele jaren vergund waren, hij ze liever op het
lijdensleger zou willen doorbrengen, dan onder zoo veel
ontrouw en gebrek. De nederige man spreekt zoo van
zichzelven en wie onzer acht hem deiwege niet te hooger T
schade om de uitnemendheid der kennis
van Jezus Christus mijnen Heer. Ja in Hem
■wensch ik gevonden te wórden, niet heb-
bende mijne regtvaardigheid, die nit de wet
is, maar de regtvaardigheid, die uit God is
door het geloof. Ik kan en -wil niet anders
zalig worden, dan als de voornaamste der
zondaren; en ik zie het duidelijk, dat, sedert
het eerste goede voornemen, dat ik ooit
heb opgevat, tot het laatste woord van stich-
ting , hetwelk ik zal kunnen uitspreken, al
het goede geheel en al van God komt, die
enkel uit genade mij geroepen heeft en mij
niettegenstaande mijne armoede en onwaar-
digheid, tot een toonbeeld Zijner barmhax*-
tigheid heeft gemaakt. Hij is het ook, die
door Zijne allesvermogende kracht mij tot
op deze ure bewaard heeft en mij brengen
zal in zijn eeuwig rijk.
Nog over iets anders wilde ik tot u spre-
ken: ik verkeer namelijk in het denkbeeld,
mijne lieve Vrienden! dat het vooruitzigt
van eikanderen hier bèneden hoogstwaar-
schijnlijk niet weder te zullen zien, of-
schoon het oBs bedroeven, nogtans cn»
niet moedeloos noch slap maken mag. Gij
weet (e wel, dat noch hij die plant, noch
hij die nat maakt iets is, maar dat God al-
leen wasdom en vruchtbaarheid geeft. Ik
heb u dikwijls en mondeling en schriftelijk
verklaard, dat ik, zoo als Johannes de
Dooper van zich zeide, slechts eene stem
des roepende in de woestijn ben: maakt
den weg des Heeren regt. Of is dat niet de
roeping van den Leeraar, den zondaar op
Jezus te wijzen en tot hem te zeggen: zie,
het Lam Gods! En de zondaar, die deze
roepstem gehoord heeft, zal den Leeraar
verlaten en Jezus navolgen en bij Hem blij-
ven. En verre van daar, dat de Bode des
vredes over dezen voorrang ijverzuchtig zou-
de zijn, moet hij het met Johannes den
Dooper goedkeuren en spreken: die de
bruid heeft is de bruidegom; Hij moet was-
sen, ik echter moet minder worden. Ja
hoe meer Jezus wast in de ziel, des te meer
neemt de Dienaar af, tot deze geheel op
den achtergrond staat en alle zeggen kun-
nen, wij hebben u niet meer noodig'» want
wij zijn van den Heer geleerd, en wij ge-
looven niet meer om uwes woords wil, want
wij zeiven hebben Hem gehoord en weten ,
dat deze waarlijk is de Christus, de Zalig-
maker der wereld. Deze zijn de waai'he-
den, die ik getracht heb u op het hart te
drukken. Ook koester ik de zekere hoop,
dat gij als vrijgemaakten door den Heer, niet
der menschen knechten zult worden, en
dat, hoe groot ook de gaven eenes Dienaars
van God zijn mogen, hij onder u toch nooit
anders zal beschouwd worden, dan als uw
Broeder en Vriend : zoo als ik het ook was,
en zoo als gij mij in alle uwe brieven nog
noemt.quot;
Nadat hij hen nu nog tot broederlijke en
algemeene liefde vermaand had, gaat hij
voort: » wat mij betreft, ik heb allen re-
den te gelooven, dat mijn dagwerk volbragt
is. Ik verwacht, dat de Heer door middel
der beproevingen en bezoekingen het goede
werk in mij volbrengen zal, dat ik volstan-
dig blijve tot het einde, en Hij mij dan,
wanneer en zoo als het Hem zal behagen,
in het huis der ruste brengen zal.quot;
De deelneming, die hij in dezen en ande-
-ocr page 89-re Li-ieven voor het welzijn zijner geliefde
Alp-bewoners aan den dag legde, deed in
hen de hoop geboren worden, dat zijne
krachten zich vernieuwen en zij hem weid
weder bij zich zien zouden. In het begin
van Maart 1839 was het duidelijk te merken,
dat KEFF zijn einde met rassche schreden na-
derde ; men schreef zulks aan zijne vrienden
in de Alpen , » wij, antwoorden zij in eenen
brief aan hem , wij zijn de bewerkers van
uwe langdurige ziekte. Indien wij aan uwe
vermaningen meer het oor geleend hadden,
zoo zoudt gij niet noodig gehad hebben u
dus in de sneeuw af te matten, of u zoo
in te spannen en alle uwe krachten uit te
putten. O hoeveel moeite hebt gij u ge-
troost, om ons de waarheid aan het verstand
te brengen. Gij hebt u zelven vergeten, zoo
als de Zaligmaker, om anderen te helpen.
Geliefde Leeraar! hoe gaarne zouden wij
u voor de Irouw, die gij aan ons bewezen
hebt, insgelijks eene dienst betoonen. Wij
durven het opregt betuigen, dat, indien het
u nuttig kon zijn, wij gewillig ons bloed
voor u zouden storten; en wij zouden als
dan nïet meer doen, dan gij Toor ons ge-
gedaan hebt.
De Heei' zegene n en geve u in uwen lan-
gen beproevingstijd geduld; Hij storte zijne
zegeningen in ruimen overvloed over u uit
en beloone u voor de veelvuldige moeite,
die gij u om onzen wil getroost hebt! Uw
loon is in den hemel; daar wacht u eene
onverwelkbai'e kroon.
Wij eindigen terwijl wij ons uwer voorbe-
de aanbevelen; wij vergeten uwer ook tiiet
in onze gebeden. Alle huisgezinnen, zonder
uitzondering, groeten u, en velen ondertee-
kenen ten bewijze daarvan dit schrijven.
Wij verblijven uwe zwakke maar toegene-
gene Broeders.quot;
Eene geheele rei van huisvaders uit Dour-
miliouse en de omstreken hadden dezen een-
voudigen maar liefderijken brief ondertee-
kend, waarschijnlijk allen die schrijven
konden. De brief bevatte ook nog het aan-
bod, om twee mannen uit hun midden te,
zenden, ten einde hem nog eenmaal te zien,
of hem het geld te zenden, dat tot hunne
reis benoodigd zou zijn, indien hij zulks b«'
hoefde. Maar neff nam niets aan om hun
niet tot last te zijn. Zijne onbaatzuchtig-
heid bewees hij nog duidelijker door iels,
dat hij verborgen wilde houden, maar dat
tegen zijn wil is aan het licht gebragt. Toen
hem een mandaat ter uitbetaling van vier-
honderd franken die van zijn inkomen ver-
vallen waren, ter hand gesteld werd, zeide
hij: dit geld behoort niet aan mij, maar
aan den Zendeling in de Alpen, en zond
het mandaat aan den Predikant BtA.NC in Mons,
opdat het geld in de regie handen komen
zoude.
Zijne vrienden waakten bij hem beurte-
lings , maar in zijne laatste nachten wilde hij
niet hebben, dat wij opblijven zouden, en
trachtte te vermijden ons slechts eene enkele
keer te roepen. Daags daarentegen moest
er altijd iemand bij hem zijn, om hem op
te tillen, en hem de lippen met eene spons
die in melk en citroensap gedoopt was,
te bevochtigen. Dit was de eenige verkwik-
king , die hij nog genieten kon. Om de pijn
Van den honger eenigermate te lenigen, stelde
men wrijvingen van den buik in het werk.
Hij plagt dan wel schertsende deze liefde-
dienst te vei'zoekea met de woorden: geeft
mij mijn middagmaal! Zijne stem was reeds
zeer zwak gewoi'den, zoodat men hem van
zeer nahij slechts konde verstaan, en het
koste hem altijd inspanning en dikwijls he-
vige pijnen, als hij spreken wilde. Evenwel
liet hij zich daardoor niet terughouden, wan-
neer hij eenen goeden raad had mede te
deelen. De liefderijke verpleging, die hem
te beurt viel, had hij zoo niet verwacht,
en hij gaf zijne dankbaarheid deswege met
zijn geheele hart te kennen. » Dikwijls,
zoo schrijft een dezer vrienden, als wij hem
zulk eene liefdedienst hadden bewezen,
sloeg hij zijn' arm om onzen hals, kustte ^
dankte, en vermaande ons uit de volheid
zijnes gemoeds, ons geheel en al den Fieiland
toe te wijden.quot; » Gelooft mij, zeide hij,
ik heb het ondervonden, er is niemand, op
wien gij u veiliger verlaten kunt, niemand
die beminnenswaardiger is, dan Hij. Als
gij het Evangelie verkondigt, wacht u, dat
gij het niet doet met oogendlenst, om men-
schen te behagen. Ach hoeveel heb ik mij
in dit opzigt te beschuldigen. Van mijn
leven, dat anderen zoo wel besteed schijnt
te zijn, is naauwelijks het vierde deel zoo
nuttig besteed als het behoorde. O hoeveel
kostbare tijd heb ik vei'loren voor mijne ziele.
Toen hij veertien dagen voor zijnen dood,
in een' spiegel ziende, de ondubbelzinnigste
teekens des naderenden doods op zijn gelaat
ontdekte, gaf hij aan zijne vreugde den
vrijen loop. Ja haast, haast, riep hij uit,
zal ik van hier gaan naar mijnen God. Van
dezen oogenblik af wilde hij niet meer
ontzien worden. Hij zette zijne deur voor
ieder open, die hem bezoeken wilde, en
de avond van het leven dezes Leeraars werd
eene krachtige predikatie. Zijn vertrek was
nooit ledig. Voor elk had hij een gepast
woord, tot hij niet meer in staat was te
spreken. In het vol bezit zijner geest ver-
mogens , stonden hem de onbeduidendste om-
standigheden , ja de gesprekken, die hij ver-
scheidene jaren te voren met de hem be-
zoekende menschen gehad had, levendig
voor, en hiervan maakte hij gebruik tot de
nadrukkelijkste vermaningen. Slechts eene
lorg kou men nog bij hem ontdekken, na-
melijk voor zijne oude, zwakke moeder, die
alleen voor hem geleefd had, en toen hare
tranen niet terughouden konde. In hare te-
genwoordigheid nam hij eene houding aan,
die aan ongevoeligheid grensde, maar als zij
hem verliet, kon hij het schreijen niet na-
laten. Met teedere blikken volgde hij haar
en zeide: arme Moeder!
Bij zijnen ulttersten wil maakte bij zijne
vrienden het een en ander, en onderscheidene
menschen, die hij daardoor nog tot nut
wenschte te zijn, stichtelijke boeken, in
welke hij vele plaatsen onderstreepte, en
er bij schreef » De stervende felix neff aan
zijnen......
Weinige dagen voor zijnen dood schreef
hij den laatsten brief. Twee personen moes-
ten hem ondersteunen. Dewijl hij niet meer
zien konde, schreef bij met groote, onregel-
matige letteren, en afgebrokene regels eene
bladzijde vol. » Vaarwel schreef hij ten
laatsten, lieve vriend blanc enz. Alle broe-
ders en zusters vaartwel! Adieu, Adieu! Ik
vaar op tot mijnen Vader in vollen vrede,
Overwianing , overwinning, overwinning,
dóór Jezus Christus!quot;nbsp;felix neff.
Nadat hij den laatsten nacht veel geleden
had, verfrischte hem de morgenlucht nog
eenigzins. Door teekens gaf hij te verstaan,
dat men hem op een hooger bed mögt leg.
gen. Men deed het en rlgtte hem op, en
nu begon de doodstrijd. Zijne oogen waren
naar boven geslagen, en elke ademtogt, die
aan zijne henaauwde borst ontglipte, scheen
van een gebed vergezeld te zijn. Terwijl al-
les om hem weende en de langdurigheid
des vier uren durenden strijds beklaagde,
drukte zich op zijn gelaat de zegenrijke
kracht zijnes geloofs zoo sprekende uit, dat
ook bij de omstanders het geloof versterkt
werd. Het was als of men zijne op de
eeuwigheid wachtende ziel op zijne lippen
zag zweven. Eindelijk verstonden zijne
vrienden de gedachte, die zijne ziel vervulde
en allen riepen in den oogenblik van zijn
ontslapen : Ja, koom Heere Jezus!quot;
Twee dagen daarna beslelde men het stof-
felijk overschot ter aarde. Men las bij den
aardschen tabernakel van den zaligen beff
eenige plaatsen uit het eeuwige woord van
God; men had, en, overeenkomstig den
wensch des ontslapenen, zongen de talrijk
verzamelde vrienden eenige verzen uit een
lied, waar van het slot dus luidt:
Ons zqn de vrienden niet verloren,
Vooruitgegaan slechts zgn zg ons.
Feux neff stierf den 12 April 1829,
's morgens ten acht ure , in eenen ouderdom
van nog geene twee en dertig jaren.
Heht gij, lieve lezer! met stil genoegen
dit weinige, uit het leven van éen' trou-
wen knecht des Heeren vernomen, en
zoudt gij wel gewenscht hebben, dat zijne
loopbaan hier langer geweest ware, gij weet
het, zijn dagwerk was afgedaan; en gij, die
niet weet wanneer, maar zeker dat ook gij
vroeg of laat den weg van alle vleesch zult
gaan, waakt en bidt, opdat de Heer, als
Hij komt, u bereid vinde.
Hoe zacht zien wig den vromen
Den dood hier zonder schromen
Blgmoedig tegengaan! enz.
Evang. Gez. 187.