DE AFWIJKINGEf^ VAN HET KOMPAS,
VOÜRIGEBBAGT DOOK DE
AANTREKKING VAN HET SCHEEPS-ÏJZER.
U-
HECHTS
^ERSITEITS
JSEUM
UTRECHTS
UNIVERSITEITS
MUSEUM
No. ///,
III
À 'nbsp;-'s
rK
t*
I ■ '
' ■ ft
-
♦ -1
C
«
'ii-:
ÄiÜ,
Samp;àm
ÉÊâStà
-ocr page 3-DE AFWIJKINGEN VAN HET KOMPAS,
VOOKTGEBRAGI DOOR BE
AANTREKKING VAN HET SGHEEPS-ÏJZËR.
Uitgegeven door de Koninidijice Akademie van Welcnscliappen.
AMSTERDAM,
C. G, YAN DER POST.
1856.
) -s
STl^'.iT'iNG
uwfVERCfi:;!:;
-ocr page 4- -ocr page 5-DE AFWIJKINGEN VAN HET KOMPAS.
VOOKTGEBEAGT DOOR DE
AANTREKKING VAN HET SCHEEPS-IJZER
liet ijzer, zooals het aan boord van schepen voorkomt, hetzij dat het een
lt;leel van de zamenstelHng en uitrusting van het schip uitmaakt, dat het tot
de lading behoort^ of dat het geheele schip van ijzer vervaardigd is, ^kaïi
noch beschouwd worden alsof het geheel geen blijvend magnetismus be-
vatte, zoo als geheel week ijzer, noch als hard ijzer of staal,, dat in eene
bepaalde rigting of rigtingen gemagnetiseerd is. Een tusschentoestand is hier
veel meer aanwezig, in dien zin, dat het ijzer gedeeltelijk op de kompasnaald
werkt alsof het geheel alleen door den invloed van het aard-magnetismus
magnetisch was geworden, telkens in andere rigtingen, naar gelang van de
bewegingen van het schip; gedeeltelijk alsof het blijvend magnetismus be-
vat in bepaalde rigtingen met betrekking tot het schip. Het is bekend, dat
dit blijvend magnetismus, voor zoover week en meer of minder hard ijzer
betreft, niet zoo standvastig is als het magnetismus in staal-magneten; dat
het door buigen^ slaan, stooten enz. verandert, en ook daardoor, dat het ijzer
langdm-ig in eenen zelfden stand aan de inductie van het aard-magnetismus
wordt blootgesteld. Met betrekking tot het magnetismus in ijzer hebben wij
20
WIS- EN NATUüRK. VERH. DER KO.MNKL. AKADEMIE. DEEL iii.
-ocr page 6-alzoo eene opklimmende reeks van toestanden: te beginnen met dien toestand,,
waarbij de magnetische kracht alleen bepaald wordt door de inductie van het
oogenblik van het aard-magnelismus, terstond veranderende met elke draaijende
beweging der ijzermassa; vervolgens den toestand, waarbij de magnetische
kracht minder of meerder blijvend is; tot eindelijk de standvastige magne-
tische kracht, zooals in goede staal-magneten^ die wij ons geheel onafhan-
kelijk van tijd en stelling (des staals) kunnen voorstellen. Wij zullen, kort-
heidshalve, den geheel beweeglijken toestand dien van week ijzer, de meer
standvastige kracht die van hard ijzer noemen: beide toestanden komen in
het algemeen gelijktijdig in elk stuk ijzer voor.
De voorstellingeener onvolkomene beweeglijkheid van het magnetismus brengt
medC;, dat als een schip langen tijd in rust blijft, het meer en meer nadert
tot eenen toestand, waarbij een maximum van standvastig magnetismus plaats
vindt, afhangende van de plaats op de aarde waar het schip zich bevindt,
en van de stelling die het heeft ten opzigte van de rigting eener in haar
zwaartepunt vrij opgehangen magneetnaald. Wanneer een schip zich in eenen
met betrekking tot de aarde kleinen omtrek beweegt, zal de verhouding van
liet vaste en beweeglijke magnetismus eene andere kunnen zijn. Hierbij
echter blijft in het schip ééne rigting, met betrekking tot de rigting der incline-
rende naald, bijna standvastig, te weten de vertikale rigting. Ontbindt men
de werking van het aard-magnetismus in drie rigtingen, naar het Noorden,
Oosten en vertikaal nederwaarts, en beschouwt men de geheele werking als
voortgebragt door de werkingen in de drie rigtingen afzonderlijk, dan zal de
werking in de vertikale rigting aan het schip de eigenschap van eenen bijna
standvastigen magneet mededeelen. Wanneer het schip zich op eene verre
reis over de oppervlakte verplaatst en in streken komt, waar de rigting der
inclinerende naald merkelijk anders is, dan zal op den togt derwaarts, gaande
weg, spoediger of langzamer, de magnetische toestand van het schip gewijzigd
kunnen worden, in dier voege, dat bij de aankomst op eenig ver van de
plaats van het vertrek verwijderd punt, de magnetische toestand, — en meer
bepaald, zoo het schijnt de meer blijvende toestand van het schip, — nog
niet geworden is, wat hij na eenigen tijd van verblijf aldaar worden moet.
Hierbij echter blijft op elk oogenblik de voorstelling van het scheeps-ijzer
als gedeeltelijk week, en gedeeltelijk hard steeds bestaan; maar de verhou-
ding van beide gedeelten tot elkander kan veranderen, in het algemeen zeker
slechts binnen enge grenzen, soms, in buitengewone omstandigheden, is het
welligt tot meerdere uitgestrektheid mogelijk. De vraag is hierbij, of bij
eene verandering in den tijdelijk blijvenden magnetischen toestand, de oogen-
blikkelijk geinduceerde magneetkracht dezelfde blijft als vroeger? Of de mag-
netische werking van een stuk ijzer zuiver alleen de som is van de uiting
der magneetkracht, die er toevallig in aanwezig is, en van de geïnduceerde
kracht, die er op het oogenblik zelf in wordt opgewekt, en of alzoo deze
laatste kracht onafhankelijk van de eerste is?
In de Resultate mis den Beobachtungen des Magnetischen Vereins, von
Gaus und Weber, van het jaar 1841, pag. 85, komen hieromtrent eenige
proeven voor met staven week ijzer, genomen door Weber. Het opstel luidt:
Magnetisirung des Eisens durch die Erde, en toont aan, dat als week ijzer door
inductie, hetzij van het aard-magnetismus, hetzij door magneetstaven voortge-
bragt, gemagnetiseerd wordt, er eene zekere soort van tegenstand, die met
den tegenstand der wrijving vergeleken kan worden, plaats heeft. — Het komt
mij voor, dat eene vergelijking van den bedoelden tegenstand met dien eener
wrijving niet geheel passende is; liever zoude ik tot beeld kiezen de kleeving
eener vloeistof, omdat de minst aangewende kracht blijkt uitwerking te heb-
ben, hetgeen bij tegenstand van wrijving het geval niet is.
Om zooveel mogelijk tot de beantwoording onzer vraag te komen, zoo
kunnen hiervoor alleen de vier eerste proeven van Weber dienen. Uit
de eerste en tweede proef, genomen met twee staven van gelijke afmetin-
gen, maar die zeer verschillende blijvende magneetkrachten bezaten, blijkt
dat evenwel het beweeglijke magnetismus, hetgeen even snel bij de omleg-
ging der staaf verandert, voor beide staven zoo nabij eene zelfde waarde had,
dat Weber een midden uit de twee bepalingen van het beweeglijke magne-
tismus konde nemen. Uit de derde proef, met eene derde staaf genomen,
volgt alleen, dat bij regelmatige omleggingen, met tusschentijden van 3 ä 4
minuten, ook telkens in dezelfde standen dezelfde afwijkingen voortgebragt
werden.
De vierde proef werd met eene grootere staaf, lang 121G, breed 77,6 en
dik 14,7 mm. genomen. De staaf was eerst een tijdlang regtop (vertikaal) neder-
gezet, met het geteekende einde A naar beneden. Daarop onderzocht men
de afwijkingen, die zij in zekere stelling, N en Z gerigt, voortbragt, zoowel
met het einde A naar het Noorden, als, na omlegging, met A naar het Zuiden.
Daarop werd de staaf een tijdlang weder vertikaal neergezet, maar met het
einde A naar boven, en vervolgens dezelfde proeven, in dezelfde stelling der
20*
-ocr page 8-4nbsp;over de afwijkingen van het kompas.
Staaf met het omleggen herhaald. Het bleek, dat het blijvende magnetismus
der staaf nu veranderd was — het was verminderd — maar, dat het veran-
derlijke zeer nabij dezelfde waarde behouden had. Zoo wij het blijvende
door 6, het veranderlijke door v voorstellen, dan was:
( b evenredig aan het getal 163,52.
bij de eerste proef | ^ „ „ „ ,gt; 705,30.
C b evenredig aan het getal 87,66.
bij de tweede proef | ^ „ „ „ „ 702,23.
Weber vermeldt niet hoe lang de staaf regtop gestaan heeft, hetgeen voor
ons onderwerp niet onbelangrijk geweest zoude zijn om te weten.
Ten einde meerdere ervaring te erlangen heb ik zelf, zoover mijne hulp-
middelen strekten, eenige proeven ingesteld met zes verschillende staven: eene
tijdelijk in mijne kamer opgehangen magneetnaald met een. spiegeltje, diende
daarbij om de afwijkingen waar te nemen. De staven werden gelegd beur-
telings met de middens, ten ZO. en ten ZW. van de magneetnaald, op eenen
afstand van 353j mm., te weten 250 mm. Zuidelijker en 250 mm. Oostelij-
ker of Westelijker, waarbij zij steeds Noord en Zuid gerigt waren. In deze
stelling is de afwijking die zij voort kunnen brengen een maximum, met
betrekking tot de streek, waarin de staven ten aanzien van de naald liggen.
De proeven zijn voorts op de volgende wijze genomen: 1°. Eene opteekening
van den stand der naald op eene verwijderde schaal, zonder de staaf. 2°. De
staaf ten ZO., met het eene einde A naar het Noorden, en dan omgekeerd met
het einde A naar het Zuiden. 3°. Dezelfde dubbele waarneming met de staaf
in het ZW. 4quot;. Nogmaals eene dubbele waarneming met de staaf in het ZO;
en eindelijk 5®. Eene opteekening zonder de staaf. Tusschen twee waarne-
mingen verliepen ongeveer 4' tijds. Een enkel voorbeeld zal voldoende zijn
dit nader op te helderen, zoowel als om de wijze van berekening aan te
wijzen.
over de afwijkingen van het kompas.
Den 6den Junij 1855 's avonds. Nquot;. 5. Ronde staaf.
AFLEZING | ||
TIJD. |
OP DE | |
SCHAAL. | ||
mm. | ||
Zonder Staaf. .... |
6u 18' |
1167,0 |
Staaf ZO. A Noord. |
6u 23' |
1223,0 ) |
» A Zuid. . |
6u 281' |
1171,3 J |
Staaf ZW. A Noord. |
6u 3H' |
Hi4,0 \ |
» A Zuid.. |
6u 35' |
1164,0 J |
Staaf ZO. A Zuid.. |
{j^ 38i' |
1172,0 ] |
» A Noord. |
6u 42' |
1222,2 1 |
Zonder Staaf..... |
6quot; 45' |
1167,8 |
i som.
1139,00
H97/1
I VEESCniL.
25,85
25,00
25,10
Wij hebben alzoo gemiddeld in het ZO.......1197,12
in het ZW.......1159,00
gemiddelde stand der naald......som.....1168,06
Afwijking door het beweeglijke mag-
netismus voortgebragt. ........ f verschil. . .nbsp;29,06
Afwijking door het blijvende magne-
tismus voortgebragt....................... Gem. 25,24
De gemiddelde stand der naald, opgemaakt uit de beide opteekeningen zonder
de staaf, is 1167,40, alzoo iets verschillend van den gemiddelden stand vol-
gens de waarnemingen met de staaf regts en links; hetgeen hetzij aan de
fouten der waarnemingen of ook aan eene onregelmatige beweging der naald
te wijten is. Ten einde het blijvende magnetismus te veranderen, heb ik
de staven tweemalen laten vallen van eene hoogte == 500 mm. en nog een-
maal van 1000 mm. hoogte, zoowel met het einde A als daarna ook met het
andere einde B, op eenen planken vloer. Na elke valling zijn de afwijkingen
waargenomen. Op eene enkele uitzondering na — waarbij mogelijk eene ver-
gissing heeft plaats gehad, of hoe het ook gekomen is — zijn steeds de
onderste einden na de valling toegenomen gevonden in Zuidelijk magnetismus,
of afgenomen in Noordelijk, gelijk te voorzien was.
De op deze wijze verkregen uitkomsten zijn vervat in de hierbij gevoegde
25,47
25,00
ïabel I. De eerste kolom wijst den datum der waarneming aan; de tweede
den toestand der staaf; de derde den gemiddelden stand van de magneetnaald,
volgens de twee waarnemingen zonder staaf gedaan; de vierde kolom geeft
denzelfden stand volgens het gemiddelde van de 6 opteekeningen met de
staaf ZO. en ZW. In de vijfde kolom vindt men de hoegrootheid der afwij-
king door het blijvende magnetismus voortgebragt indien het einde A
Zuidelijk magnetismus bevat, — indien de polen omgekeerd zijn. In de zesde
eindelijk de afwijking door het beweeglijke magnetismus veroorzaakt, beide
in deelen van de schaal, waarvan ieder deel met of 0',97608 = 58quot;,565
overeenstemt.
Men ziet uit deze tabel, dat niettegenstaande het blijvende magnetismus
bij elk der slaven aanmerkelijke veranderingen ondergaan heeft door het
stooten op de einden, het beweeglijke magnetismus echter zeer nabij dezelfde
waarde behouden heeft. Kleine veranderingen komen zekerlijk in deze kolom
voor, maar eensdeels zijn hieronder zekerlijk de fouten der waarnemingen be-
grepen, anderdeels de onregelmatige afwijkingen die de naald gedurende eene
reeks waarnemingen kan gemaakt hebben, waaraan alleen, of grootendeels de
verschillen tusschen de getallen in de S^e en kolom schijnen toegeschre-
ven te moeten worden. Opmerkelijk is het echter, dat over het geheel het
beweeglijke magnetismus iets schijnt toe te nemen, zoowel wanneer hel blij-
vende grooter is geworden, als ook na hel plaats hebben van eenen val,
dierwijze, dat hel beweeglijke magnetismus iets grooter schijnt te worden,
als door den val het blijvende magnetismusnbsp;is, en men de waarneming
kort na den val — bijv. binnen 1 uur daarna — bewerkstelligt. De vijf
eerste staven, waarvan het beweeglijke magnetismus bij de eerste proeven
iets was toegenomen, vertoonen alle weder eene vermindering in dit magne-
tismus, nadat zij twee of meer dagen in rust in de rigting O—W. gelegen
hadden, terwijl het blijvende magnetismus door die rust betrekkelijk veel
niinder veranderd was. De zesde staaf is nadat zij rustig gelegen had niet
waargenomen.
Wij mogen uit deze proeven, naar het mij voorkomt, met betrekking tot
ijzeren schepen dit besluit opmaken, dat indien de werking op het kompas
mogt veranderen, zonder dat het schip aanmerkelijk van plaats verandert, of
indien die werking veranderd mogt zijn na het volbrengen eener reis en
de terugkomst op dezelfde plaats, dit alleen aan eene verandering in het
blijvende magnetismus toegeschreven kan worden, En voorts dat, indien ge-
durende eene reis, de veranderingen in de afwijkingen van het kompas, die
noodwendig ten gevolge van de verandering in de inclinatie der naald en in
de intensiteit van het aard-magnetismus moeten plaats hebben, niet volkomen
volgens de formulen van Poissoiy mogten plaats grijpen, dit evenzoo aan
langzame of, soms toevallig, aan meer plotselinge veranderingen van het
blijvende magnetismus geweten moet worden. Wij zullen in het vervolg
zien, dat deze veranderingen in het algemeen klein zijn en langzaam voort-
gaan. Men kan dus, zoo men wil, drie verschillende toestanden van het mag-
netismus in een ijzeren schip onderscheiden: eerstelijk het beweeglijke deel,
dat bij elke beweging van het schip verandert, volgens wetten, die door de
formulen van Poisson voorgesteld — althans zeker zeer nabij voorgesteld —
worden; — ten tweede een magnetismus, dat met met de bewegmgen van het
schip terstond verandert, maar slechts aan langzame, met den tijd voortgaande
kleine veranderingen onderworpen is, in de eene of andere rigting, of ook
afwisselend in verschillende rigtingen, en dat soms, in buitengewone omstan-
digheden, tot eenig meerder bedrag, althans kan veranderen, — zooals door
eenen hevigen schok, gelijk onze vallende staven; — ten derde een magnetis-
mus, dat zoo blijvend is als in staal-magneten. De onderscheiding is niet we-
zenlijk, maar slechts als eene wijze van voorstelling bijgebragt. De beide
laatste soorten kunnen op elk oogenblik, door het behoorlijk aanbrengen van
magneetstaven, geneutraliseerd worden, en de eerste soort in het algemeen
voor het grootste gedeelte insgelijks.
Over de veranderingen in de magnetische,werking van ijzeren schepen op
het kompas, is in het laatst des voorgaanden jaars eene levendige discussie
gevoerd tusschen Di\ Scoresbt en den Kon. Sterrekundige Airy. Dr. Sco-
RESBY bragt het onderwerp ter sprake bij gelegenheid van de 24ste bijeen-
komst of Meeting der Britsche Associatie (October 1854). Airy, toen niet
tegenwoordig geweest zijnde, antwoordde een weinig later, en Dr. Scoresby
kwam op het onderwerp ook terug, om zijne denkbeelden meer uiteen te
zetten en te staven. Men vindt de verschillende stukken, zoo van Scoresby
en Airy als van enkele andere medestrijders, in het Engelsche Tijdsclnift
The Athenaeum, 1406, 1408, 1409, 1411, 1415 en 1416, of 7,21 en
28 October, 11 November, 9 en 16 December des voorgaanden jaars. De
aanleiding, welke Dr. Scoresby tot zijne eerste voordragt had, was het onge-
lukkig stranden en vergaan van het ijzeren schip The Taileur, in Januarij
1854, op eene rots in het lersche Kanaal, slechts twee dagen na het vertrek
van het schip uit Liverpool, waarbij 290 menschenlevens verloren gingen.
Volgens ScoRESBY zoude het ongeluk te wijten zijn aan eene plotselinge
verandering der magnetische werking van het ijzer, voortgebragt door het
stooten van het schip tegen de baren, terwijl het met stormweder in eene
Zuidehjke rigting stevende, eene rigting die toevallig bijna tegengesteld was
van de rigting waarin het schip op stapel gestaan had en gebouwd was. Van
twee kompassen, het stuurkompas bij het roer, en een ander nabij de bezaans-
mast, welke beide vooraf door middel van magneetstaven verbeterd en gelijk-
wijzend gemaakt waren, zouden de aanwijzingen, op den morgen van het
ongeluk, bijna twee streken verschil hebben opgeleverd. Airt, in zijn ant-
woord, spreekt de Rapporten, die na het ongeluk opgemaakt zijn, niet regtstreeks
tegen, maar zegt: wel overtuigd te zijn, dat eene zoo groote verandering in
zulk eenen korten tijd alleronwaarschijnlijkst is, en dat, volgens onze tegen-
woordige kennis, in de gegeven omstandigheden niets geregtigt om eene ver-
andering tot dat bedrag aan te nemen. Natuurlijk worden door Airy de
])ekende feiten toegestemd, dat ijzer door slaan, stooten, buigen enz. magne-
tisch wordt, of, om met Scoresby te spreken, eene retentieve magneetkracht
erlangt; maar hij gelooft niet, dat de werking der baren op een schip hiertoe
lot zulk een beduidend bedrag in een kort tijdsbestek in staat is. Daarentegen
maakt Airy opmerkzaam op de wijze van h§l leggen van magneetstaven nabij
het kompas, dat, gelijk bekend is, op twee verschillende manieren geschieden
kan: zoo namelijk, dat eene lijn, uit het midden van het kompas naar het
midden eener staaf getrokken, loodregt op het midden der staaf staat; of zoo,
dat de verlengde rigting der staven door het projectie-punt van het midden
van het kompas op het dek gaat, waarbij dus een der polen van elk der
slaven naar dit projeclie-punt wijst. Deze laatste manier, bij onze naburen
The End-one genaamd, wordt door Airy afgekeurd, omdat daarbij tevens
eene kracht op het kompas ontstaat, die loodregt op het dek gerigt is, het-
geen bij de eerste wijze van het aanbrengen der staven niet plaats heeft.
Deze opmerking is inderdaad van gewigt; want, vooreerst kan men bij het
leggen der magneetstaven met de einden naar het kompas toe, naar willekeur
of de Noord- of de Zuidpool naar bet kompas rigten, zoo men slechts de slaaf
aan deze of gene zijde van het kompas legt. Eene staaf aan stuurboordzijde,
met de Noordpool naar het kompas gerigt, doet dezelfde werking evenwijdig
aan het dek, als eene slaaf aan bakboordzijde met de Zuidpool naar het kom-
pas. De vertikale kracht werkt echter in het eerste geval opwaarts, en in
liel tweede geval nederwaarts op de noordpool der kompasnaald. — Het kan
dus gebeuren, dat de verlikale kracht van de magneetstaaf met de verstorende
vertikale kracht van het scheeps-ijzer zamenwerkt, of deze terugstreeft. In
het eerste geval is het zeker, dat bij eene overhelling van het schip aan-
merkelijkequot; afwijkingen van het kompas ontstaan moeten. Ten andere merken
wij op, dat de afwijkingen wegens de overhellingen het sterkste zijn bij zui-
delijke en noordelijke koersen (gelijk dit uit de formule en uit de proeven
blijkt), en dat het ongeluk met the Taileur bij eene zuidelijke koers ge-
beurd is.
Het is moeijelijk bij eene discussie, die van weerskanten, naar het schijnt,
niet met genoegzame kalmte gevoerd is, een gegrond oordeel te vellen. Dat
het ijzer door slaan, buigen enz. magnetisch wordt, en dat de wijze hoe, ook
van de stelling afhangt, die het op het oogenblik van den schok of buiging
heeft, is wel bewezen, en dat dit ook in het groot bij een ijzeren schjp
tot eenig bedrag moet plaats hebben, wanneer het schip op zee in beweging
zijnde, soms tegen eene baar schokt, of door de kracht op de masten een
weinig gebogen wordt, moet, dunj^t mij, aan Dr. Scoresby toegegeven wor-
den; maar of eene verandering, waardoor twee kompassen in weinig tijds 2
streken zouden verschillen, werkelijk op de Taileur heeft plaats gehad, is uit
liet medegedeelde in the Atheneum niet te beslissen; daartoe ontbreken alle
noodige opgaven, en het is zeus te betwijfelen of die wel aanwezig zijn.—
De bewijzen, die Dr. Scoresby in zijn laatste artikel (Atheneum 1527)
voor eene verandering in het magnetismus van ijzeren schepen reeds dade^
lijk of kort na het afloopen opgeeft, zijn allesbehalve afdoende.—Airy zijner-
zijds gewaagt van de mogelijkheid, dat magneetstaven meermalen van kracht
zouden verliezen, en meent reden te hebben, om, in de meeste gevallen wan-
neer de verbetering door de staven aangebragt, na eenigen tijd onvoldoende
bleek, dit te moeten toeschrijven aan eene verandering in de kracht der sta-
ven en niet in de werking van het schip. — Ook dit kan, geloof ik, zonder
speciaal bewijs voor elk geval, niet aangenomen worden, ten minste als het
goede en goed gemagnetiseerde staven geldt.
Zonder bij deze discussie langer stil te staan, omdat ik niet geloof, dat
zij meerder licht over de zaak verspreiden kan, zullen wij eerstelijk op eene
beknopte wijze de formulen ontwikkelen, waardoor de afwijkingen van het
kompas voorgesteld kunnen worden, wanneer een schip verschillende standen
aanneemt en over de oppervlakte der aarde zich verplaatst, naar aanleiding
WIS- EN NATUÜRK. VERH. DER KONIKKL. AKADEMIE. DEEL iii.
-ocr page 14-tier theorie van Poissow, te vinden in de Mémoires de VAcademie Royale
des Sciences de VInstitut de France voor het jaar 1838; verder de formulen
toepassen op meerdere reeksen van waargenomen afwijkingen, bijeen verza-
meld in een belangrijk werk: Practical Illustrations of the necessity for as-
sentaining the Deviations of the Compass etc. by Captain Edward J. John-
son. R.N. F. Pi. S. superintendent of the Compass Departement of the Royal
Navy, tweede druk^ Londen 1852. — Hieruit zal blijken, dat in het algemeen
de meermalen genoemde veranderingen in den magnetischen toestand van
schepen niet aanmerkelijk zijn en ook langzaam voortgaan. Amy beroept zich
op het werk van Johnson, en dit is mogelijk het beste door hem bijgebragte
argument, dat niet tegengesproken is.
De aangehaalde Memoire van den benoemden Poisson handelt over de Af-
wijkingen van het kompas, voortgebragt door het ijzer der schepen, en grondt
zich op de uitkomsten van twee vroegere verhandelingen in de Mémoires de
VInstitut, van 1821—1822. Poisson ontwikkelt de gevolgen, die uit de
onderstelling, dat het scheepsijzer geheel alleen uit week ijzer bestaat, voort-
vloeijen, dat is, wanneer het geen spoor van blijvend magnetismus bezit. De
noodzakelijke onderstelling, dat ook standvastige magnetische krachten aan-
wezig zijn, die aan Airy toekomt, is er gemakkelijk aan toe te voegen, en
gelijk uit de Philosophical Transactions wel bekend is, door Mr. Archibald
Smith in zijne formulen voor de afwijkingen''öer kompassen opgenomen.
Met aan deze belangrijke stukken te herinneren zij tevens gezegd, dat ik
er weinig heb kunnen bijvoegen: alleenlijk heb ik ook de termen ontwik-
keld, die van eene overhelling naar stuur- of bakboord afhangen, en die, welke
ontstaan wanneer de voor- of achtersteven opgeligt wordt, welke dus de af-
wijkingen van het kompas voorstellen bij een hellend en ook bij een stam-
pend schip.
Volgens hel door Poisson voor eenen bol en eene ellipsoïde bewezene, en
voor eene onregelmatige ijzermassa aangenomene, zijn de drie zamenstellende
krachten, die op een' magnetisch deeltje van de kompasnaald werken, linéaire
functiën van de drie zamenstellende krachten der aard-magnetische kracht.
Dit is strict genomen de eenigste hypothese, die echter veroorloofd is, hetzij
dat men ze met Poisson aanneemt als bij een zeker soort van inductie, daar
zij voor den bol en de ellipsoïde met de waarnemingen overeenkomstige resul-
taten geeft; hetzij dat men opmerkt, dat noodwendig de drie krachten, die
op een magnetisch deeltje der naald werken, functiën zijn moeten van de drie
ontbondenen der aardmagnetische kracht, en van standvastige grootheden, die
van de figuur en de gesteldheid der ijzermassa afhankelijk zijn; en dat als
men deze functiën in reeksen ontwikkelt, volgens de ontbondenen der aard-
magnetische kracht gerangschikt, dat dan lineaire uitdrukkingen de eerste ter-
men dezer reeksen zijn zullen, die, in het algemeen genomen, zeker voor
het hier beoogde, genoegzaam naauwkeurige waarden bezitten.
• Laat dan X', Y', Z' de drie ontbondenen zijn der kracht, die op de noord-
pool der magneetnaald werkt; X' in de rigting naar den voorsteven, evenwij-
dig aan de kiel van het schip; Y' naar stuurboordzijde, evenwijdig aan het
dek; Z' nederwaarts, regthoekig aan het dek, of evenwijdig aan den mast,
(als deze regthoekig op de kiel staat); «', /3', 7' de drie ontbondenen der aard-
magnetische kracht, in dezelfde rigtingen; en, A, B, C enz. standvastige
grootheden, van den vorm der ijzerniassa's, hunne gesteldheid ten opzigte van
het magnetismus, en de plaatsing van het kompas afhankelijk; eindelijk P,
Q, R drie standvastig werkende magnetische krachten, dan zal men hebben:
X' = (1 A) «' B C 7' F
T' = D «' (1 E) /?' P. 7' Q ......(1)
Wij schrijven (1-1-A) , fl E) en (1 K) om daardoor de magnetische
werking van het aardmagn^^mus, mede in de formulen te begrijpen: A, B, C
enz., zijn in het algemeen kleine grootheden, en kunnen het, door eene ge-
schikte plaatsing van het kompas, zooveel mogelijk buiten de onmiddellijke
nabijheid van ijzer, altijd zijn.
PoissoN neemt in zijne Memorie van 1838, de rigting der zamenstellende
krachten eenigzins anders, te weten X en Y horizontaal en Z ventikaal; hier-
door verliest hij het voordeel om de overhellingen van het schip en het stam-
pen mede in zijne formulen te begrijpen.
Laat in de hierbij gevoegde figuur, N, O en V drie punten aan den hemel
voorstellen, N het magnetische noorden, O het oosten, V het voetpunt; n het
punt waar de verlengde rigting der inclinerende naald den liemel treft; voorts
S het punt waarnaar het schip zich rigt; V de doorsnijding van de normaal
op het dek, met den hemel, en B het doorsnijdingspunt der as Y'.
Trekken wij den boog VSA, dan is A de streek van den horizon waar-
naar het schip stevent; A S is de hoegrootheid van de inzinking, van den
voorsteven, en de hoek VSV' kunnen wij voor de overhelling van het schip
21*
-ocr page 16-naar stuurboordzijde houden. Eigenhjk moet de overheihng om de hjn die
naar A loopt gerekend worden: daar wij echter de bogen AS en de over-
hellingen niet grooter zullen nemen, dan dat het veroorloofd blijft om de
tweede magten der Sinussen le verwaarloozen, en dus de Cosinussen = I te
stellen, zoo is het onverschillig of de helling om de lijn naar S of om die
naar A gerekend wordt. Daarbij is xiS een zeer jeranderlijke boog, die spoe-
dig van teeken verandert. Zij dus
Het miswijzende azimuth van het schip............A N = a ,
de indomping van den Voorsteven.......AS = 6,
de overhelling naar stuurboordzijde......VSV =/t,
de inclinatie der naald....................N n = cJ .
Trekken wij de drie bogen nS, nB, nV', dan vindt men ligt:
Cos. n S — Cos. 5 Cos. a Cos. h -f 'Sin. H Sin. b,
Cos. w B = — Cos. ö Sin. a Cos. h Sin. 5 Cos. h Sin. h — Cos. ö Cos. a Sin. b Sin. h , . (2j
Cos.nY'— Cos.d Sin.a Sin. h-\~ Sin. d Cos. b Cos. h — Cos. 8 Cos. a Sin. b Cos. h. ^
I de intensiteit van het aardmagnetismus voorstellende, heeft men dan
a' = I. Cos. ns , /S' = I Cös. n B , y' = I Cos. n Y'
waardoor de krachten X', Y', Z' in functie der hoeken a, b en h kunnen
worden uitgedrukt.
Herleiden wij dit stelsel tot een ander X, Y en Z, gerigt horizontaal naar
het punt A, dat in het kompas voorligt, naar het punt B', aan stum'hoord-
zijde in de kim, en vertikaal nederwaarts. Hiertoe is
Cos. A S = Cos. amp; , Cos. A B = — Sin. h Sin. b, Cos. A V' = — Cos. h Sin. b
X = X' Cos. b — Y' Sin. h Sin. b — Z' Cos. h. Sin. b .
Cos. B'S = O , Cos. B' B == Cos. h , Cos. B' V' = — Sin. h ,
Y = Y' Cos. h~Z' Sin. h .
Cos.YS = Sin.b,Cos.YB = Sin.hCos.b,CosNY'=-Cos.hCos.b ,
Z = X' Sin. 5 -f Y' Cos. b Sin. h -}- Z' Cos. h Cos. b .nbsp;/
Wanneer men in deze uitdrukkingen die van X', Y' en Z' uit (1) over-
brengt, en voor «', fi' en .7' waarden volgens (2) substitueert, maar daarbij
de tweede magten van Sin. h en Sin. h, en de producten dezer grootheden
verwaarloost, en Cos. b en Cos. h =z l neemt, komt :
X=I ((l A)Cos.3Cos.a —BCos.ÖSï'n.a-f-C5m.3| Pnbsp;\
-f I [ B Sin. 8 C Cos. S Sin. a j Sin. h
I I (A — K) Sin. 3 — (G Cos. 8 Cos. a II Cos. S Sin. a} Sin. ö — R Sin. bf
Y = 1 (D Cos. 8 Cos.a — (1 -(- E) Cos. 8 Sin. a P Sin. ö} Q
-(- I I (E — K) Sin. 8 — G Cos. 8 Cos. a (li P] Cos. 8 Sin. a | Sin. h — U Sin. h
I {D Sin. 3 — r Cos. 8 Cos. a] Sin. b.nbsp;j
En als men 6 en A = 0 onderstelt:
Z„ [GCoi.^Cof.a —HCo^.a5m.a-t-(l K)Sm.3| R.
Nog heeft men, als men voor 6 en /i = 0, X en Y door Xo en voor-
stelt :
X = Xo — (Zo — I Sin. 8) Sin. amp; I {A Sin. 5 — C Cos. 8 Cos. a} Sin. b ^
I (B Sin. Ö C Cos. 8 Sin. a] Sin. h
Y = Y0 — (Zo — T Sot. Sin. A I {E Sin. 3 E Cos. 8 Sin. a} Sin. h
I (D Sin. 8 — E Cos. 8 Cos. a] Sin. b-
waaruit blijkt, dat de voornaamste veranderingen die X en Y ondergaan door
eene overhelling en een stampen van het schip afhangen van het verschil
dus
Verder
dus
Eindelijk .
alzoo
(3)
Zg_I Sin. dat is van de wijziging der vertikale magnetische liracht door
de aantrekking van het scheepsijzer; want de overige termen met Sin. b en
Sin. h vermenigvuldigd;, die in (5) voorkomen zijn doorgaande kleiner.
De horizontale krachten X en Y aldus bepaald zijnde^ is het hgt de af-
wijking van het kompas als ook de kracht R te vinden waardoor de kompas-
naald gerigt wordt. Hiertoe heeft men, als a het azimuth volgens het afwij-
kende kompas voorstelt, zoodat a' — a = lt;f de afwijking is, de volgende uit-
(6)
(7)
drukkingen :
0 = Xamp;k a' Y Co.f.a'-i
R = XCo^.a' —Yamp;ka'J
Zoo men de uitdrukkingen X en Y uit (4) in (6) overbrengt komt, na
rangschikking
O = {(IC Sin. J P) -I- I B Sin. 8 Sin. h (I (A — K) Sin. ö — R) Sin. b} Sin. a'^
((I r Sin. (5 4- Q) 1 ü Sin. 8 Sin. h -}- (I (E — K) Sin. (ï — R) Sin. h | Cos. a'
{(1 A) — (G -1- C) Sin.b] 1 Cos. S. Cos. a Sin. a'
—nbsp;(B — C Sin. h — ll Sin. b} I Cos. 8. Sin. a Sin. a'
|D — G Sin. A — E Sin. I Cos. S. Cos. a Cos. a'
—nbsp;{(1 4- E) — (H E) Sin. h ^ I Cos. S . Sin. a Sin. a' .
En wanneer men in deze uitdrukking a' in 90^ a' verandert bekomt men,
blijkens (6), de uitdrukking voor R.
De afwijking ^ == a' — a is positief als a' gt; a is, dat is dus wanneer de
kompasnaald naar het westen afwijkt; eene positieve afwijking lt;f, geeft alzoo
eene grootere noordwestering van het kompas te kennen. — Door a' te eli-
mineren komt:
O = 1 { 2 A E — (H E) A — (G C) Sin. 6} 1 Cos. lt;? Sin. lt;p
{(CI Sin. lt;? P) 4- BI Sin. ^ Sin. h ((A — K) I Sin. J — R) Sm. Sin. (a 9)
4- {(E I Sin. (J Q) DI Sin. 3 Sin.b{(E — K) I Sin. lt;J — R) Sin. li) Cos. (a 4- q)
4_ — B 4- (C — G) Sin.h 4- (H 4- F) Sin.b} I Cos. lt;? Cos. lt;f
4- ^D B — (C 4- G) Sin. A — (H 4- E) Sin. b} I Cos. S Cos. (2 « «f)
—E Hl-\-'E)Sin.h—(C Q) Sin. b]l Cos. 3 Sin. (%a lt;f)
-ocr page 19-Als men qp in 90' lt;p verandert, bekomt men weder R. Schrijvende nu
ter bekorting :
I Cos. S = i
N = ^ (2 A E — (H P) A — (C G) amp;) = No N, ASm. 7i -f Nj Sin. b ,
D__ B (C — G) —
■ ''o nbsp;^ Sin. b.
■2 A E —(H D^in.A —(C G)5m.6
CTang.5-ir-: 'BTang.SSinJi^ {k.—'K)Tang.S—r Sin.b
i i
gt;(8)
-—mQ-\-m, Sin.b-if-m.^ Sin.b,
a A E— (H E) Sin. /i (C G) Sin. b
5] Sin.h B Tg.SSin. b
2 A E — (H E) Sin. A _ (C G) Si7i. b
A _ E (H E) Sin. A _ (G G) Sin. b
quot;2 .^A E —(H E)ASm.A —(G G)5m.6
D -I- B - (C G) gt;Sm. h - (H E) Sin, b
. -^^—--- = o„ (71 Sm. h 4- o„ bin. b. I
2 A E —(H E)/SM2.7i —(C G)amp;«.amp;nbsp;j
Dan heeft men de eenvoudiger uitdrukkingen:
0 = — Sin. qp r Cos. cf -{-m Sin. [a-{- g) 4- n Cos. {a -f- cp) -j-pSin. (2 a -f (p) -}- j Cos. (2 a -j-qp)
E,: M == Cos. (p r Sin. cf:—m Cos. (a f) w Sin. [a -J- qp) —p Cos. (2 a4- gi) -\-qSin. (2 a -j-lt;p),
of:
O = — Cl — Cos. a-\-n Sin. a — p Cos. q Sin. 2 a) Sin. qs
-\-{r m Sin. a-{-n Cos. a -\-p Sin. 2, a-\-q Cos. 2 a) Cos. (p
E,
-; = (1 — m Cos. a-\- n Sin. a — p Cos. 1 a q Sin. 2 a) Cos. qp
N .1
[r -\-m Sin. a-\-n Cos.« F 2 a 9 ^
(10)
r -}- m Sin. a -f- n Cos. ap Sin. q Cos. 2 a
Tang. qi ^ ^— ^^ ^^^ a-\- n Sin. a — p Cos. 2 a -j- 5 Sin. 2 a
______
N. z
-—n^-^niSin.h n^Sin.b,
Po Sin.h-\-p^ Sin.b,
(9)
Men kan de afwijking ook in de functie van a' of de streek volgens het
afwijkende kompas zelf, uitdrukken, hetgeen in vele gevallen verkieselijker is.
Hiertoe dient vooreerst, volgens (9)
Sin. fp = r Cos. f m. Sin. a' n Cos. d /) Sin. {2 a' ■— g) q Cos. (2 a' — t^],
in welke formule men in het tweede lid, wanneer de afwijking niet aanmer-
kelijk is, f' kan venvaarloozen, en in het eerste lid lt;p voor Sin. lt;p schrijven;
aldus komt
(p=r-{-mSin.a'-i-nCos.a'-i-pSin.2a'-\-qCos.2a' .... (11)
Onder dezen vorm stemt zij overeen met de formule van Mr. Archib. Smith
in de Phil. Transactions van 1846, pag. 549; waar echter nog Sin. cp in
het eerste lid staat. De uitdrukking (11) of die van Smith is echter, zoo
als men ziet, niet naauwkeurig; maar zij is in de meeste gevallen voldoende,
en geeft dan eene gemakkelijke wijze ora uit waargenomene afwijkingen do
standvastige grootheden r, m, n, p en ^ te bepalen: stellen wij echter
r p Sin. 2 a' q Cos. 2 a'
1 p Cos. 2 a' ~q Sin. 2 a''
\
Tang. a =
(12)
dan
IS
m Sin. a' n Cos. a
- X Cos. «.
Sin. ((p -«) = Y-^Jc^ZqSi^:^
Deze naauwkeurige uitdrukkingen zijn merkwaardig, want vooreerst is « een
hoek, die voor twee tegenovergestelde schijnbare streken a'en a' 180% vol-
komen dezelfde warde bezit; en ten andere is « een hoek welke voor die
zelfde tegengestelde streken, gelijk van grootte maar tegengesteld van tee-
ken is. Laat lt;! en twee afwijkingen zijn voor de kompasstreken a en
a' -h 180% en zij
f — a = ^
dan is
q.' - a = —
dus
en
lt;f
De hoek « hangt voorts alleen van de standvastige grootheden r, p, q af
-ocr page 21-die, volgens (8), noch de horizontale intensiteit i, noch de inclinatie 8, maar
alleen standvastige grootheden bevatten welke betrekking hebben op het be-
w^eeglijke magnetismus dat het ijzer bij inductie ontvangt, en op de plaatsing
van het kompas. — r, p, q en dus ook zijn alzoo grootheden die overal
waar het schip zich bevindt, zoo lang niets in de plaatsing van het week-
ijzer veranderd wordt, dezelfde blijven. Ook het aanbrengen von magneet-
staven brengt geene verandering voort op p, q, r of «', want hierdoor wor-
den alleen de grootheden m en n gewijzigd; en, in zoo verre het beweeg-
lijke magnetismns onafhankelijk is van het blijvende magnetismus, gelijk wij
althans zeer nabij door de proeven met de ijzeren staven gevonden hebben,
is ook «' onafhankelijk van het blijvende magnetismus, [retentive, volgens
ScoRESBY, sub-permanent magnetismus, volgens Airy) op hoedanige wijze
dit magnetismus ook verkregen of veranderd wordt. — De halve (algebrai-
sche) som der afwijkingen q» en qo' in twee tegenovergestelde schijnbare stre-
ken a en a' 180, is dus bij een regtop liggend schip, of wanneer het
dezelfde helling heelt, overal en altijd, ten minste zeer nabij, standvas-
tig. — Wij zullen dit door de waarnemingen in het boek van Johnson me-
degedeeld beproeven.
De hoeken of de halve verschillen der afwijkingen bij twee tegenover-
gestelde schijnbare streken, veranderen daarentegen met de grootheden m en
n, en dus met de inclina-.'e en met de betrekking tusschen het blijvende
en standvastige magnetismus, voorgesteld door P, O, P, tot de horizontale
intensiteit i van het aard-magnetismus.
De uitdrukking voor R in (10) doet zien, dat er in het algemeen twee
bijna tegenovergestelde streken zijn, waar in R een maximum en een mini-
mum wordt, maar dat er ook twee maxima en twee minima zijn kunnen.
Men kan schrijven:
— 2 (p~r q)Cos.2a-fZ{q rp) Süi72~a} ... (14)
In het algemeen nu zijn p cn q klein in vergelijking van m en n, dus
is er dan maar één maximum en minimum van R. liet maximum van H
vindt men dan ongeveer bij
^ n (1 -(- p) -I- m (r — a)
a = 180^ Boog. Tang, -^r. \ --^-,
WIS- EN NATUUnii. VEIilI. DF.R KOMNKr,. AKADEMIE. DEEL iii.
-ocr page 22-en het minimum bij
a = 360° — Boog. Tang.
Het is ligt te zien dat voor beide waarden, lt;p slechts klein is. Men zal dus
bij groote waarden van m en w, wanneer het kompas groote afwijkingen
verkrijgt, eene koers-streek aantreffen, met eene kleine afwijking «p, maar
waarin de rigtende kracht U der kompasnaald zeer gering is, en dus het
kompas onbruikbaar kan worden. Is v'm'-^ n^ omstreeks = 1, dan kan R
zelfs = O of negatief worden, en de afwijking f = 90quot; of daarboven.
Voor de gemiddelde waarde van R^ heeft men nog
Gemidd. E^ = N\P {1 m^
= {H-A E-l-iA^ ^E^ ^B^ iD^}
I)
^Tang. ^ ^^
\
(15)
(I
j GTang. ö 4--
Unbsp;^
'i
Indien de termen m en n, hetzij toevallig of door het leggen van mag-
neetstaven nul worden, dan blijft er voor R slechts eene geringe verande-
ring overig, met twee maxima en twee minima, met eene gemiddelde waarde
die weinig van i verschilt, maar doorgaands kleiner is, omdat (A E) ge-
woonlijk negatief gevonden wordt.
In het aangehaalde werk van Kapitein Johnson zijn, zoo als gezegd is,
eene menigte lijsten van waargenomene afwijkingen medegedeeld: zij allen zijn
gerangschiÜ naar de kompas-koersen of volgens a', en bevatten de 32 afwij-
kingen voor elk der o2 streken. Ten einde het overzigt gemakkelijker te
maken, ben ik begonnen uit die lijsten 8 gemiddelden te berekenen voor de
4 hoofd- en de 4 tusschen-streken, en biertoe is uit de formule (H) eene
interpolatie-formule opgemaakt; op deze wijze:
Indien men in (11) a' met eenigen hoek ß verandert, en daarna de for-
mule in functie van het verschil « = a' — ß ontwikkelt, bekomt men eene
formule van dezelfde gedaante, te weten
(p = A BÄ.« C Cos.« D Sin. 2 « E Cos. 2 «.
Waarbij de oorsprong der hoeken op eenigen streek ß ligt. Laat nu de af-
wijkingennbsp;(J)1,nbsp;1,nbsp;(fgt;2
overeenstemmen met « = O, 1 str., — 1 str., 2 str. en — 2 str.
n [i-{■ p) m (r — g)
m (1 —p) — n(r -j- q)
met « = w streken.
en in het algemeen
lt;fn
dan is
lt;Po = A C E
qPi = A B5m.a-f C(?os.« Dlt;Sm.3«-f-E (7os.2«
= A — Bamp;'w. « C Cos. « — D Sin. 2 « E Cos. 2 «
dus
= A CCos.'x-{-I]Cos.2clt; = — 2CSin.'-la — ZESm.^a
= A-{-CCos.2a-j- ECos.éa = qgnbsp;« —
en even zoo
(fi
2
Waaruit
ç^o 2/' l.-L^--^ = - éC (l 2 Cos.'U) Sin.'u
4E (l 2 Cos.' a) Sin.' «
en
fo (lt;Pi T-l) 2 ((jPj -I- qp—2)
fo =
— 0,029.C O.lIl.E . . . (16)
als men namelijk voor '^^-^neemt 1 streek = ITIS'. Ten einde G en E te
bepalen, vindt men gemakkelijk uit dezelfde formule
qPo lt;?1G —Cfa 'P24)
(Pg — »PiG
C =
E ==
C moet viermalen, en E slechts tweemalen berekend worden, voor het her-
leiden van 32 afwijkingen tot acht gemiddelden.
In de hierbij gevoegde tweede Tabel zijn de uitkomsten van de toepassing
der form. (16) op de waargenomene afwijkingen van het kompas, aan boord
van 10 verschillende schepen, opgenomen. Deze Tabel II behoeft geene
verdere opheldering: alleen zij opgemerkt, dat het eerste schip de Erebus
niet is opgenomen om de grootte der daarop waargenomene afwijkingen, maar
om dat zij op vijf verschillende punten der aarde bepaald zijn, en ook om
de naauwkeurigheid die aan deze waarnemingen toekomt. Dit is ook de re-
den van het bij behouden van de 10'^® deelen van minuten in de gemiddel-
den, hetgeen zekerlijk anders overbodig is, en ook hier niet aanwijst dat de
22*
-ocr page 24-gemiddelden binnen de minuut naauwkeurig zouden zijn.— De drie volgende
schepen zijn ijzeren stoomschepen; deze hebben de grootste afwijkingen.
Dan volgen de afwijkingen waargenomen op vijf stoomschepen, hetgeen waar-
schijnlijk houten schepen zijn; en ten laatste een schip, the Resolute, waar-
van niet vermeld wordt, dat het een stoomschip is. Al deze afwijkingen
zijn waargenomen met het zoogenaamde stanclaard-Jwmpas, waardoor verstaan
wordt een kompas van naauwkeurige zamenstelling, dat ergens op eenen stan-
daard, hoog boven het dek geplaatst is, zoo ver als geschiktelijk geschieden
kan van alle ijzer verwijderd is, en waar men tevens zoo veel mogelijk, de
kleinste afwijkingen, vinden kan. Dit kompas dient om het stuurkompas er
mede te vergelijken.
Het is gemakkelijk in Tabel H voor elk schip na te gaan of, volgens de
formulen (12) en (15) de halve sommen der afwijkingen voor twee tegen-
overgestelde kompas-streken, voor de verschillende plaatsen, waar die sche-
pen tijdens de waarnemingeci geweest zijn, standvastige getallen opleveren.
Behoudens kleine afwijkingen, zal men het werkelijk zoo bevinden. Even zoo
kan men ligt nagaan, dat de halve verschillen der tegenovergestelde afwij-
kingen, of de waarden van l (form. lo) blijkbaar, voor elke plaats zeer na-
bij door eene formule van den vorm A Sin. {a /?) kan voorgesteld wor-
den. Ten einde dit onderzoek verder voort te zetten zijn, voor elk schip
en elke plaats afzonderlijk, dc waarden der getallen, »r, p, q, m, n van de
formulen (10), (11) of (12) berekend, en de uitkomsten in de derde hierbij
gevoegde Tabel, bijeen verzameld.
De eerste kolom van Tabel Hl bevat weder de aanwijzing van het schip,
de tweede die van de plaats waar- en den tijd wanneer de waarneming ge-
schied is; in de derde en vierde kolom vindt men de helling der incli-
natie-naald, en de horizontale intensiteit van het aard-magnetismus aangewe-
zen; over'welke grootheden straks nader. De vijf volgende kolommen bevat-
ten de waarden der getallen r, p, q, m en n, benevens de verschillen dezer
grootheden voor elk schip, bij verandering van plaats. — Een eerste blik doet
zien dat voor ieder schip, de getallen r, p, q slechts kleine verschillen heb-
ben, maar de m' en de n^ daarentegen aanmerkelijk veranderen, voor ver-
schillende plaatsen van waarneming. Bepalen wij ons vooreerst bij de ge-
tallen r, p, q. — Volgens de theorie van Poissoiv, zouden deze geheel stand-
vastig moeten zijn: wij zien inderdaad dat de verschillen a r, A p en A q
klein zijn. De vraag is alzoo of deze verschillen, waartoe natuurlijk ook
de fouten der waarnemingen hebben bijgedragen, alleen aan deze fouten kun-
nen toegeschreven worden, of dat zij werkelijk kleine veranderingen in het
geinduceerde magnetismus — of mogelijk ook een klein gebrek in de formule
van PoissoN — aanwijzen.
Het gemiddeld bedrag van de fouten der waarnemingen, laat zich uit de
berekening naar de manier der kleinste vierkanten, van de 5 getallen r, p,
q, m, n, uit de 8 vergelijkingen, voor de 4 hoofd- en 4 tusschen-streken,
opmaken. Op deze wijze is gevonden dat de gemiddelde fout van het gemid-
delde uit vier waarnemingen, dat is de gemiddelde fout der getallen van
Tabel H bedraagt, als volgt:
Voor de Erebus.................0',i.
Voor de schepen Jacal, Bloodhound en Trident, door een genomen. ± 25',7.
» » » Centour, Geijzer, Sphynx, Acheron, Comorant
en Resolute.................± 19',1.
Of wanneer men het raidden neemt van alle schepen, met uitzon-
dering van den Erebus, dan is de gem. fout, van het gemiddelde
uit vier peilingen met bet kompas..........± 20',7.
Hieruit zoude volgen, dat eene enkele peiling, met een goed kompas, eene
onzekerheid overlaat van gemiddeld ± 41' of genoegzaam l graad: iets dat
zeer wel aanneembaar Ik mag echter niet nalaten op te merken, dat als
men de gemiddelde fouten opmaakt uit de vergelijking van de gemiddelden
uit vier waarnemingen, zoo als die in Tabel H opgegeven zijn, met de wer-
kelijk waargenomene afwijkingen in de streken N, NO, Q enz. men een klei-
ner bedrag van de gemiddelde waarnemings-fouten bekomt; hetgeen zoude
kunnen aanwijzen dat er meer overeenstemming bestaat tusschen naastbij
gelegene waarnemingen, dan tusschen meer verwijderde; of wat ook de oor-
zaak hiervan zij, wa'arbij wij nu niet langer zullen stilstaan. — Opmerkelijk
is ook nog, dat voor de meeste schepen, de waarnemings-fouten der peilin-
gen in Engeland iets, soms aanmerkelijk geringer zijn gevonden, dan op de
overige'plaatsen; de Erebus maakt hierop uitzondering.
V^^anneer wij de bovenstaande gemiddelde fouten van de getallen in Tabel
II aannemen, dan volgt daaruit, dat men zeer nabij zal hebben, naar aan-
leiding van formule (H).
Gemiddelde fout op eene bepaling van r, voor den Erebus . . ± 2',2.
en voor de 9 overige schepen............± 7',4.
Gemiddelde fout op p, q, m, n voor de Erebus ......±
Voor de 9 overige schepen.............10',3.
De grootheid r heeft de kleinste gemiddelde fout, omdat zij in elke verge-
lijking met eenen coëfficiënt Cos. cp, die weinig kleiner dan 1 is, voorkomt.
Hierbij moet men echter opmerken, dat r ook nog aan eene standvastige
fout onderworpen is, voortspruitende uit de bepaling van de rigting der mag-
netische meridiaan, met behulp van een ander kompas dat niet aan boord
van het schip, noch in de onmiddelijke nabijheid er van geplaatst is. De
hoegrootheid dezer fout is niet op te maken, maar het is duidelijk, dat zij
ligt eenige minuten bedragen kan.
Wanneer wij nu de getallen r, p, q als voor elk schip werkelijk stand-
vastig aanzien, en de verschillende waarden in Tabel Hl als benaderde waar-
den beschouwen, dan kunnen ook hieruit de gemiddelde fouten van r, p en
q gevonden worden. Langs dezen weg vindt men :
\oor den Erebus, gem. fout op r = ± 0,0054 of ± 18'ï
op p - ± 0,0050 of ± 17'^;
op = ± 0,0026'of ± 9,0]
De meeste afwijking van de overige bepalingen heeft plaats te St. Helena.
Wilde men de r en q aldaar gevonden uitsluiten, dan zouden de gemiddelde
fouten veel geringer zijn gevonden. Er is echter geeiiè reden voor deze uit-
sluiting, te minder omdat de waarnemingen te St. Helena onderling zeer goed
overeenstemmen; — daar gelaten de standvastige fout, die op r aanwezig
zijn kan. —
Voor de 9 overige schepen vindt op' dezelfde wijze uit Tabel Hl, voor de
gemiddelde fout eener enkele bepaling van r, p of q.
Gemidd, fout op r = ± 0,0070 of 24'
op = ± 0,0090 of 31')
op q = ± 0,0046 of 16']
Men ziet dat de fouten opgemaakt uit Tabel Hl in de onderstelling van
eene volkomene standvastigheid van.r, p, q, grooter zijn, dan de fouten die
als waarnemings-fouten aan die grootheden moeten of kunnen toegekend wor-
den, en wel nagenoeg 2 malen grooter. Op zich zeiven zijn de afwijkingen
der getallen r, p en q, van eene gemiddelde waarde slechts gering, maar
eene kleine veranderlijkheid schijnt toch aangenomen te moeten worden. Dit
dooreen ± 14'.
dooreen ± 24'|.
Stemt overeen met de kleine veranderlijkheid in het beweeglijke magnetis-
mus door de proeven met de ijzeren staven aangewezen, althans het schijnt
wel, dat de kleine veranderingen in r, p en q, van dezelfde natuur zijn.
Beschouwen wij thans de kolommen der Tabel III, waarin de waarden der
grootheden m en n voor de verschillende schepen en plaatsen aangewezen
zijn. Volgens de uitdrukkingen (8) is:
23
r Tang. § ^
i
1 i (A Ë)
G Tang. 5 -
_ __i
quot;quot; ~ ~ 1 i{A ~E)
n =
Waarvoor wij, kortheidshalve, kunnen schrijven
n = x' Tang. i ;
dat is m en n zijn afhankelijk van de inclinatie S en de horizontale inten-
siteit i van het aarJ-magnetismus, Deze grootheden S en i zijn in Tabel III
opgegeven, vooreerst wat den Erebus betreft, volgens de opgaven van Kapi-
tein Ross zeiven, waarbij alleen de horizontale intensiteit i te Londen als één-
heid door mij gekozen is, en afgeleid uit de getallen in Tabel II sub l^
voorkomende. De overige*waarden van 8 en i voor de andere schepen, zijn
niet zoo naauwkeurig. ■^t .-heb die grootheden voor de andere plaatsen niet
dan benaderend kunnen vinden, uit verschillende opgaven in de Philos. Trans-
actions en uit de Resiillale aus den Beobachtungen des Magnetischen Vereins
van Gauss en Weber, Jaargang 1838. De Tafelen in dit werk voorkomende
hebben mij gediend om 8 en i in eene naburige plaats waargenomen, te her-
leiden tot de plaats waarvoor deze grootheden verlangd werden. Nadere bij-
zonderheden betrekkelijk dit onderzoek naar 8 en i hier op te geven schijnt
achterwege gelaten te kunnen worden, omdat het doel van het onderzoek
niet is eene bepaling dezer grootheden, maar slechts om te weten of m en
n de wetten volgen, die door de bovenstaande formulen zijn aangewezen.
Wanneer men de kolom m nagaat en daarbij het oog vestigt op de waar-
den van A w, dan is het opvallend dat alle waarden van m in Engeland,
negatief zijn, en dat alle verschillen A m positief zijn bij eene vermindering
van 8, terwijl in het eenige geval, bij de Resolute, van eene vermeerdering
van 8 een negatief teeken voor a w staat. Dit is juist de gang .eener uit-
drukking als X Tang. ^ -f- c. De kolom w en a w is niet zoo sprekend,
= X Tang. 5 H—
• 'j
! i „t
omdat de waaiden van n kleiner zijn, en de fouten der waarnemingen te
veel invloed hebben. De hoofdvraag welke te onderzoeken is, is deze: of m
en n voorgesteld moeten en kunnen worden door eene formule van den vorm
xTang.S dat is afhankelijk zijn van het beweeglijke of geinduceerde
magnetismus, voorgesteld door x, en daarbij van een standvastig magnetis-
mus, aangewezen door y; en ten laatste of deze y zelve veranderlijk moet
aangenomen worden? — Voor den Erebus, waarop vijf bepalingen van w en
n gevonden zijn, kan ligt nagegaan worden, of de bovenstaande formule vol-
doet; hetgeen werkelijk het geval is binnen dè grenzen van de waarnemings-
fouten, en der kleine veranderingen, die even als aan r, p, q ook aan x en
y zullen toekomen. Men vindt toch, voor den Erebus
X = — 0,0248 gem. fout ± 0,00^5 ]
y = — 0,0049 » ,, ± 0,00331
= Onbsp;I
y' = - 0,0420 » ,gt; ± 0,00431 ''''''' '''
De gemiddelde fouten zijn binnen de aangewezen grenzen.
De overblijvende fouten op m zijn;
Engeland. Porto-Praija.
Ber. — Waarn. — 0,0008 0,0058
ofnbsp;—3' 13' —8' -1-32'J
De overblijvende fouten op n zijn:
Ber. — Waarn. 0,0014 0,0026
5'nbsp; 9'
—nbsp;0,0045
—nbsp;16'
0,0005
2'
0,0006
2'
J
of
Met betrekking tot de overige schepen is het onderzoek niet zoo ligt te
voeren, want voor den Jackal en den Bloodhound zijn m en n wel op drie ver-
schillende plaatsen waargenomen of bepaald, maar de en de i' verschillen
te weinig voor deze plaatsen om zelfs eenigermate de gem. fouten van x en
y te kunnen bepalen: en voor de overige schepen, zijn telkens slechts twee
waarden van m en w gegeven. Wij hebben dus twee onderstellingen gedaan,
om te zien welke van beide aan het geheel der waarnemingen zoude kunnen
Yoldoen, indien mennietdefovmu\em=x Tang. 8 zoude willen aannemen;
weten of o; = O, en x = O, dan moeten mi en ni oï y en y' stand-
St. Helena. Kaap deG. H. KerguelensU.
— 0,0023 0,0094 — 0,0026
— 9'
vastige getallen zijn, of y = O, en y = O, en dan moeten m Cot. § en
n Cot. 3 of a; en x' standvastig gevonden worden; altijd binnen de vroeger
gevondene grenzen van naanwkeurigheid.
De waarden van m i, n i, m Cot. lt;% n Cot. S voor de verschillende schepen,
vindt men bijeengebragt in de vierde hierbij gevoegde Tabel.
Gaat men in deze Tabel IV de kolommen na onder de bovenschriften mi
en ni, dan blijkt, dat in alle gevallen waarin de verandering van 8 niet
groot, in eenen afnemenden zin is, en waarbij 8 dus niet van teeken veran-
dert, de onderstelling mi en ni standvastig vrij wel aangenomen kan wor-
den, dat is, dat men dan x = O kan nemen, en dus de afwijkingen voor-
stellen als of zij (behalve van r, p en q) alleen door standvastige magneti-
sche krachten y en y' werden voortgebragt. Dit is het waarop Airt doelt
in zijn antwoord aan Dr. Scoresby, in the Athenaeum van 28 October 1854,
pag. 1304, waar hij de afwijkingen aan boord der schepen Trident, Blood-
hound en Jackal tot voorbeeld neemt, om aan te wijzen, dat zij zeer nabij
omgekeerd evenredig aan i zijn. Het besluit dat Airy hieruit opmaakt, te
weten, dat door het leggen van magneetstaven bij het kompas van the Tri-
dent, de afwijkingen gedurende de geheele reis bijna tot O zouden gebragt
zijn, dat is geene verandering van omtrent T zouden ondergaan hebben, dit
besluit kan ik niet als noodzakelijk aannemen. Uit de omstandigheid dat mi
7iabij, binnen de grf* zen der fouten van waarneming, of mogelijk iets daar
over, standvastig iDli.ft, volgt niet noodzakelijk dat x in de uitdrukking mi
= xi Tang. 8 y nul of zeer klein zijn moet, indien de verandering van i Tang. 8
gedurende de reis gering blijft. En de verbetering der kompassen door het leggen
van magneetstaven in onveranderde stellingen kan alleen lin voor alle plaatsen
der aarde voldoende zijn, wanneer a; = O is. Zeker zouden magneetstaven
de afwijkingen van de kompassen aan boord der schepen Jackal, Bloodhound
en Trident veel hebben kunnen verminderen, maar of eene verandering van
bijna T in maximum, door die staven zouden belet zijn, is niet bewezen,
alleen vermoedelijk. Wanneer wij toch de kolommen mi en ni onzer Tabel
IV verder inzien voor de gevallen, waarin 8 zeer klein geworden, of van tee-
ken veranderd is, dan treffen wij ook telkens eene zeer aanmerkelijke veran-
dering of teeken-wisseling bij mi en ni aan, zoo als bij den Erebus, Cen-
tour, Geyzer, Sphynx, Acheron en Comorant. Dus kan zeker niet algemeen,
zelfs niet als eene benadering x = O oi = zeer klein genomen worden.
De tweede onderstelling y emj' = O, waardoor m Cot. ö en n Cot. ^ standvastig
WIS- EN NATUÜKK. VF.RH. DER KONINKL. AKADEMIE. DEEL iii.
-ocr page 30-zouden worden, kan men nagaan in de kolommen van Tabel IV onder deze
zelfde bovenschriften. Over het geheel genomen is deze onderstelling meer
bevredigend dan de voorgaande, zij is houdbaar bij groote waarden, zoo wel
positieve als negatieve van 8 of Tang. maar zij faalt vooral als 8 klein is,
zoo als in het geval van den Cenfowr te Fernando-Po en den Comomjïf te Bahia.
Het is dus door deze voorbeelden wel bewezen dat men m het algemeen
X en ^ als waarde hebbende moet aannemen, en dat dan de verschillende
waarden van m en n voor de 10 schepen van Tabel IV, voldoende zijn voor-
gesteld. Dit blijkt verder uit de bijgevoegde berekende waarden van x, y,
x' en y' in de twee laatste kolommen dier Tabel, onder welke waarden
geene enkele voorkomt, die door te groot te worden, onwaarschijnlijk is.
Hieruit volgt verder, dat het niet noodzakelijk is om tot verklaring der ver-
anderingen van m of n tot de onderstelling eener merkelijke verandering van
X of van y toevlugt te nemen en zelfs dat eenige beduidende verandering in
X of y voor elk der 10 schepen van onze Tabellen, zeer onwaarschijnlijk is.
Zonder alzoo tegen Dr. Scoresby te beweiden, dal aanmerkelijke verande-
ringen in de grootheid die wij door y voorgesteld hebben, en dus in het blij-
vende, retentive of sub-permanente magnetismus, tot onmogelijkheden behoo-
ren, geloof ik geregtigd te zijn tot de stelling dat zij uitzonderingen zijn.
In het geheele boek van Kapitein Johnson althans is er geen een voorbeeld
van aan te wijzen.
Wij hebben tot zoo ver de grond-formule van Poisson beproefd bij regt-
op liggende schepen, hetgeen voor elk schip de gemiddelde stand en dus het
voornaamste geval is: het zal niet ondienstig zijn die zelfde formule ook te
beproeven voor overhellende schepen. Een paar voorbeelden, een uit het
werk van Kapitein Johnson, een ander uit het werkje van William Walker:
The Magnetism of Ships and the Marivers Compass, London 1853, kunnen
wij hiervan aanvoeren. In eerstgenoemd werk vindt men op bladz. 118 me-
degedeeld de afwijkingen van het standaard-kompas van hetzelfde schip den
Bloodhound, in drie verschillende stellingen van het schip, als vooreerst bij
eene overhelling van 8' over bakboord, dan bij eenen regten stand en ten
derde bij eene overhelling van 8quot; over stuurboord. De grootste verandering
die hierdoor in de afwijking van het kompas voortgebragt wordt, beloopt 4
a 5° over beide zijden. De afwijkingen zijn gegeven in eiken stand voor elk
der 32 streken, dus in het geheel 96 afwijkingen. Er is bij opgemerkt, dat
deze afwijkingen niet volkomen kunnen overeenstemmen, met die andere,
waarvan de gemiddelden door ons in Tabel II zijn opgenomen, om dat er
veranderingen in de stellingen van ijzer-massaas hadden plaats gehad.
Wanneer de boven aangewezen berekeningen ook op dit geval worden
toegepast, voor elk der drie stellingen van het schip in het bijzonder, dan
vindt men :
over bakboord r= —0,0013 = —0,2098 «= 0,0815 p = —0,0578 g = —0,0012,
Regtstandignbsp;r = —0,0082 m = —0,2102 n=-|-0,0316 —0,0559 —0,0062,
over stuurboordnbsp;0,0041 m= —0,2041 n = —0,0246 p = —0,0467 0,0079.
De gemiddelde fouten in elk dezer standen zijn zeer nabij gelijk,- en beloo-
pen voor ééne enkele waarneming van de 96, nagenoeg =t 19'. De gemid-
delde fout op r is dus ± 3',3 = ± 0,0011, op de overige grootheden
± 4'ß = ± 0,0014.
Volgens de formulen (8) (waarin echter h^ verwaarloosd is) moeten de
drie waarden van elk der bovenstaande getallen r, m enz., binnen de grens
der fouten, in eene rekenkundige reeks zijn. Hieraan voldoen de waarden
van w, 1% en p. De kleine grootheden r en q maken eene uitzondering,
welke, wat r betreft aan eene mogelijke standvastige fout toegeschreven zou-
den kunnen wordeig^ aan de fout in de bepaling van den magnetischen meri-
diaan; maar wat treft, minder te verklaren is. Alleen merk ik op, dat
als de afwijkingen gevonden zijn door wederkeerige peilingen met twee kom-
passen,— het kompas aan boord en een ander aan wal, — dit tweede kompas
niet ver genoeg van het schip verwijderd zoude kunnen geweest zijn. Doch
wat hiervan zij, de meeste bevestiging van onze formulen is hierin gelegen,
dat de grootste verandering door de overhelling voortgebragt, blijkt plaats te
hebben in de grootheden n; volgens ^(8) toch heeft men zeer nabij
A r — r^ Sin. h = —
— Sicn. h ,
2N
O- 7 E Tang. 8
A m = OTj Sin. h ---Sin.li ,
(17j
5
i
K Tang.
E Tang. 8
----------- Sin. h.
A n = n^ Sin. A =
N
H -j-F
A P — Pi Sin. A = — —^^^^— Sin. h ,
C 4- G
A ? = ?! Sin. 7j = -j- —~— Sin.h .
gt;
j
Van al deze waarden is a n in het algemeen de grootste, omdat daarin
E.
de gemiddelde waarde van de vertikale aantrekking K Tang. 5 - voorkomt.
i
Wanneer wij van de drie waarden voor r, m, n, p m q in de drie stan-
den van het schip gevonden, de gemiddelden nemen, voor de regtstandige
stelling van het schip, en de hellingen in graden uitdrukken, positief over
stuurboordzijde, negatief over bakboord, dan kunnen wij schrijven
h
r = — 0,0018 0,0027 X - ,
8
■ ' ■ (17)
2,0295 ~ 0,0530 X - ,
8
p = — 0,0535 0,0055 X - ,
8
q = — 0,0001 0,0045 X - •
8
Zoo dat de afwijkingen van het kompas, naar aanleiding van form. (9) nu
in het geheel voorgesteld worden door de uitdrukking:
Sin.(p = — 0,0018 Cos.(f)—0,2080 /Sin.a' 0,0395Co5.a'—0,0535 Sm.(2a'—lt;p)—0,0001 Cos.(2a'—q,)
{0,0027Cos.9 0,0028Sika'--0,0530(7os.a' 0,0055amp;n.(2a'—;p) 0,0045(7o5.(2a'—(p))X-
8
Stelt men hierin ^==0; berekent men de gemiddelde waarde der afwijkingen
voor het regtstandige schip, van streek tot streek, en vergelijkt men daarmede
de waargenomene afwijkingen in eiken der drie standen, dan bekomt men het
volgende overzigt: 1° van de veranderingen der afwijkingen door de hellingen
voortgebragt, en 2' van de verschillen of fouten (Berekening — Waarneming) bij
het regtstandige schip. De streken zijn aangewezen door de getallen O, i,
2 enz. tot 31, gaande van het N door het O, Z enz.
HELLING |
HELLING |
QptTTp |
HELLING |
HELLING | |||||||||||
STREEK. |
OVER |
OVER |
STREEK, |
OVER |
OVER |
suuir | |||||||||
BAKBOORD. |
STÜURBOOED. |
EEGT OP. i |
BAKBOORD. 1 |
STUURBOORD. 1 |
REGT 0?. | ||||||||||
Verandering |
Verandering |
Fouten. |
Verandering |
Verandering |
Fouten. | ||||||||||
0 |
|
2° |
50' |
— |
2= |
' 5' |
40' |
16 |
— |
3' |
|
4u4' |
|
66 | |
1 |
|
3 |
6 |
— |
1 |
36 |
36 |
17 |
— |
3 |
2 |
|
4 0 |
|
80 |
2 |
|
2 |
50 |
— |
2 |
3 |
45 |
18 |
— |
3 |
12 |
|
3 45 |
|
30 |
3 |
|
2 |
18 |
— |
1 |
32 |
52 |
19 |
— |
2 |
36 |
|
3 26 |
|
35 |
4 |
|
1 |
52 |
— |
1 |
23 |
— 12 |
20 |
— |
2 |
13 |
|
2 32 |
2 | |
5 |
|
1 |
35 |
— |
1 |
30 |
15 |
21 |
— |
1 |
31 |
|
2 27 |
|
13 |
6 |
|
0 |
52 |
— |
0 |
43 |
30 |
22 |
— |
i |
23 |
|
1 15 |
7 | |
7 |
|
0 |
28 |
— |
0 |
37 |
— 28 |
23 |
— |
ü |
29 |
|
0 4 |
_ |
1 |
8 |
-1- |
0 |
28 |
|
0 |
43 |
14 |
24 |
|
0 |
2 |
0 3 |
_ |
1 | |
9 |
— |
0 |
30 |
|
0 |
20 |
2 |
25 |
|
0 |
25 |
— |
0 50 |
2 | |
10 |
— |
0 |
54 |
|
1 |
16 |
8 |
26 |
|
] |
16 |
— |
1 24 |
|
24 |
11 |
— |
1 |
33 |
|
1 |
42 |
23 |
27 |
|
2 |
25 |
—. |
2 5 |
|
10 |
12 |
— |
2 |
15 |
|
1 |
52 |
38 |
28 |
|
2 |
37 |
— |
2 3 |
7 | |
13 |
— |
2 |
27 |
|
3 |
23 |
62 |
29 |
|
3 |
5 |
— |
1 17 |
— |
28 |
14 |
— |
2 |
56 |
|
2 |
47 |
4- 66 |
30 |
|
3 |
35 |
— |
2 22 |
|
12 |
15 |
— |
3 |
4 |
|
3 |
51 |
36 |
31 |
|
2 |
21 |
— |
2 49 |
|
42 |
De verschillen [Bereken. — Waarn.) bij het regtstandige schip zijn een weinig
grooter, dan wannier wij de getallen r, m enz. genomen hadden, die voor
deze stelhng werkelijk gevonden zijn; en zij volgen blijkbaar eene zekere
wet. Desniettemin blijft de gevondene formule voor de gewone behoefte der
zeevaart geheel voldoende.
In het aangehaalde werk van den Heer W. Walker, pag. 137, vindt men
eene Tafel der afwijkingen van het kompas van het schip the Recruit, mede
in drie stellingen en met overhellingen van 8' waargenomen. De streken
waarvoor de bepalingen geschied zijn, zijn hier niet die van het afwijkende
kompas, of a', maar de Wezenlijk miswijzende streken a. Tot berekening
dezer waarnemingen hebben wij dus de formule (10) moeten gebruiken, die
een weinig omslagtiger is dan de uitdrukkingen (12).
De afwijkingen van het kompas van the Recruit zijn grooter dan de af-
wijkingen aan boord van the Bloodhound, en de invloed der overhellingen is
ook aanmerkelijker, gaande tot ruim ± 8quot;^ voor 8^ over helling. Voor eiken
der drie standen van het schip hebben wij naar de manier der kleinste kwa-
/
draten (gemakshalve slechts een weinig gewijzigd) de getallen r, m, n, p
en q berekend; de uitkomst was als volgt:
80 over bakboord r — -
Regtstandignbsp;r = -
8' over stuurboord r = -
-0,0400 m =
-0,0326 m =
-0.0012 m =
Recruit
—nbsp;0,2167 n =
—nbsp;0,2139 n-.
—nbsp;0,2352 n-.
= — 0,0256 jo = —0,0311 0,0059
= — 0,1250 = —0,0467 g = 0,0057
= — 0,2404 p = —0,0426 ^= 0,0057
De gemiddelde fout dezer waarnemingen is grooter ^dan op the Bloodhound,
beloopende voor elke enkele peiling nagenoeg =i= 72' of omtrent ± 1quot;!.
Men ziet hier weder dat voor het regtstandige schip de gevondene waar-
de van n tusschen de waarden inligt, verkregen bij de beide hellingen, en
wel vrij nabij in het midden. De waarden van r wijken het meest af van
eene rekenkundige reeks. Hieromtrent zij echter herinnerd hetgeen vroeger
gezegd is, dat in r ook nog eene standvastige fout kan vermoed worden.
Merkt men echter op, dat de veranderingen der getallen r, m, n, iets groo-
ter zijn bij de overhelling over stuur- dan bij die over bakboord, dan volgt
dat men nog eenigermate beter aan het geheel van alle waarnemingen vol-
doen zal, door aan te nemen, dat de regtstandige stelling van het schip, niet
volkomen midden tusschen de beide hellende standen in, geweest is, Eene
ligte rekening geeft, dat men door aan te nemen eene helling
over stuurboord van
en » bakboord » 7°,3
het best aan de waarnemingen voldoet. Aldus heeft men voor den Recruit
li
r = — 0,0285 0,0194 X - ,
— 0,2217 — '0,0092 X - ,
8
— 0,1275 — 0,1074 X - ,
8
V
= -f. 0,0057 ,
— 0,0400 — 0,0057 X - ,
8
-ocr page 35-met de formule (10)
Tang q, — ^ ■mSin. a n Cos- a p Sin.nbsp;q Cos. 3 a
1 — m Cos. a n Sin. a — p Cos. 2 a -{• q Sin. 2 a '
Stelt men weder A = O, berekent men van streek tot streek de afwijking
,,, en vergelijkt men deze berekende afwijkingen met die voor het hellende
en regtop liggende schip waargenomen zijn, dan bekomt men de volgende
verschillen voor de 32 miswijzende of magnetische streken:
HELLING ,
OVER
BAKBOOKD.
STEEEK.
HELLING
OVER
STUDKBOOED.
HELLING
OVEE
BAKBOOED.
SCHIP
REGT OP.
STEEEK.
HELLING
OVER
STUUEBOOED.
SCHIP
KEGT OP.
Verandering
der afw.
4^47'
4
3
3
4
3
2 17
4 34
2 10
21
17
5
17
46
59
2
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
17
39
46
28
20
Verandering
der afw.
—nbsp;2' 13
~ 3 28
—nbsp;7 21
~ 6
—nbsp;O 40
O 54
17
2
1
5
7
38
25
13
11 15
9 16
8 43
Fouten.
—nbsp;2^32'
1 43
O 51
O 29
O 33
O 10
—nbsp;02
O 26
—nbsp;O 17
—nbsp;1
1
— 1
O 47
2 16
— 2 16
— 1 28
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
2ß
27
28
29
30
31
29
7
25
Verandering
der «fw.
56
41
5
43
38
37
1
3
5
— O 11
O 45
1 27
O 38
O 36
3 24
45
53
16
Verandering
der afw.
6=50'
8 4
7 19
9 29
6 47
22
22
49
15
33
5
3
1
1
1
O
1 14
1 16
1nbsp;30
3 7
2nbsp;14
Fouten.
1
O 11
O 11
1
1
20
18
45
3
O 22
O 13
O 26
1
2
—nbsp;O 34
O 24
O 36
O
—nbsp;O 53
—nbsp;11
Men ziet dat de gevondene veranderingen door de hellingen veroorzaakt hier
minder regelmatig zijn dan bij den Bloodhound, hetgeen grootendeels aan de
fouten van waarneming moet geweten worden.
Wij kunnen overigens hier dezelfde opmerking maken als bij het voor-
gaande voorbeeld, dat door de hellingen de grootheid n het meest veranderd
is, gelijk dit door de theoretische formule wordt aangewezen. Hieruit volgt,
dat de fouten wegens de overheilingen in het algemeen met de inclinatie 8
zullen af- en toenemen, en op lage Zuiderbreedte omgekeerd zullen zijn aan
die op Noorderbreedte.
Bepalen wij ons nu nog kortelijk bij de manier door Airy uitgedacht, om
door het leggen van magneetstaven in de nabijheid van het kompas het grootste
bedrag der afwijkingen te vernietigen. Uit het voorgaande is gebleken, dat
de formulen van Poisson, of die welke daarvan afgeleid worden, genoegzaam
benaderend zijn om voor de practische zeevaart het geinduceerde, of beweeg-
lijke magnetismus voor te stellen, en om, door bijvoeging van standvastige
termen, ook de uitwerking van standvastig werkende magneetkrachten aan
te wijzen. De kleine veranderingen van weinige minuten, althans binnen
V, die wij in de coëfficiënten gevonden hebben, zijn voor de veiligheid van
de zeevaart van geen belang; terwijl het nog onzeker is, of de. kleine ver-
anderingen in het beweeglijke magnetismus, wel van eenen blijvenden aard
zijn, of niet veel meer slingeringen om eene middelwaarde, die, onafhanke-
lijk van de plaats waar het schip is, met den tijd weder verdwijnen, even
als de trillingen eener veer van zelf ophouden en wegsmelten.
Het leggen van magneetstaven in de nabijheid van het kompas, is nu niets
anders dan het veranderen, het wijzigen der standvastige grootheden, die wij
in de formulen door P, Q, R, hebben voorgesteld. De termen waarin deze
grootheden niet voorkomen, blijven onveranderd. Alle wijzigingen dus, die
in de magnetische krachten van het schip voorvallen, onverschillig uit welke
oorzaken ook ontstaande, blijven dezelfde, hetzij dat de magneetstaven aan-
wezig zijn, hetzij dat zij niet aanwezig zijn, schoon de v.itwerking van de
wijziging dier krachten, met en zonder magneten, eene a' üere zijn kan, en
moet. Het leggen van staven doet niets af lot de wijzigingen der magneet-
krachten, die in het schip plaats hebben, mits slechts de magnetische krach-
ten der staven zelve onveranderd blijven. En voor dit laatste, mits het goede
en goed gemagnetiseerde staven zijn, spreekt dan ook het getuigenis van
Kapitein Johnsow omtrent kompasnaalden, die jaren lang hun vermogen goed
behouden hebben. Zie pag. 162 van het aangehaalde werk.
Door het leggen van magneetstaven in eene horizontale rigting, langscheeps
en dwarsscheeps kan men uit de formulen (9) en (10) de coëfficiënten m en
n tot nul brengen, waardoor men bekomt
Sin. lt;p = r Cos. 9 p Sin. (2 a cp) q Cos. (2 a 9)nbsp;\
A
en
1/ {\—pCos.'Za^qSin2ay (r- p 5m. 2a 9 Cos.quot;2 a)^ / ' quot; ' ^^^^
= 1/ 1 jö^ 5— 2 fjo — r Cos. 2 a -f- 2 -}- rp) Sin. 2 a^
-ocr page 37-Welke uitdrukkingen veel eenvoudiger zijn; en daar r, p, q inliet algemeen
klein zijn, en niet of genoegzaam niet veranderen, kan men, eens vooral, of
voor langen tijd althans, eene kleine Tafel van de boven uitgedi'ukte waar-
den van qj ontwerpen, zoo men niet verkiest, door het geschikt aanbrengen
van week ijzer ook p en q te doen verdwijnen.
Door het aanbrengen van eene vertikale magneetstaaf, kan men de uit-
drukking voor An in (17) tot nul brengen, en daardoor het grootste deel
van de afwijkingen door de overhellingen van het schip voortgebragt.
Het is duidelijk dat men hetzelfde kan bekomen door ééne magneetstaaf
in eene schuinsche rigting met betrekking tot de kiel van het schip op het
dek, en ééne vertikale staaf, of ook zelfs met ééne enkele staaf in eenen
schuinschen en tevens hellenden stand, maar de uitvoering hiervan is op verre
na zoo eenvoudig niet, noch zelfs zoo doelmatig.
Wanneer m en n en (A n) veranderen, uit welken hoofde ook, dan komen
deze veranderingen weder in de formulen voor, en deze erlangen de eerste
gedaante terug: duidelijk is het echter, dat door eene geschikte verplaatsing
der magneetstaven de uitwerking der bedoelde veranderingen te niet gedaan
kan worden.
Het voordeel van het leggen van magneetstaven is nu eerstelijk hierin
gelegen, dat men de reis aanvangt met kleine, dikwijls niet noemenswaar-
dige afwijkingen quot;an het kompas, en dat op reizen van kleine uitgestrekt-
heid de afwijking, 4 ook niet groot worden. Zelfs Dr. Scoresby erkent het
doelmatige van de manier van Airy voor reizen naar de Middellandsche zee
en de Noordelijke deelen van N. Amerika (zie the Athenaeum, 10 December
1854, pag. 1527). Mögt in een buitengewoon geval er eenige spoedige en
aanmerkelijke verandering plaats grijpen in den magnetischen toestand van
het schip: deze is onafhankelijk van de staven.
Een tweede voordeel, voor schepen die om de Noord gaan, is vooral hierin
gelegen, dat het kompas, door de werking der magneetstaven langer bruik-
baar blijft, omtrent zoo goed als op een houten schip; terwijl zonder zulke
staven, bij de toeneming van de inclinatie het kompas al zeer spoedig
zijne dienst geheel zoude weigeren. Dit blijkt uit de waarde van R, for-
mule (14). Wanneer toch m en n groot worden, zijn er punten van de roos
waarvoor R zeer klein wordt, tegen over andere waar R zeer groot is.
Wanneer daarbij ook i afneemt, dan zal voor de eerstgenoemde punten, de
rigtende kracht al ligt de wrijving niet meer overwinnen kunnen, en dus
24
WIS- EN NATÜdRK, VERH. DEI! KONINKL. AKADEMIE. DEEL III,
-ocr page 38-het kompas zeker onbruikbaar zijn. Gewone kompassen worden uit dezen
hoofde hier reeds onbruikbaar als m^ n^ = 5 is, of het maximum van (p
ongeveer 45quot; bedraagt: daargelaten, dat bij zulke aanmeikelijke afwijkingen
de bewegingen (schijnbare 4- ware) van de roos nu eens aanmerkelijk groo-
ter, dan weder aanmerkelijk kleiner zijn, dan de draaijende bewegingen van
het schip, waardoor het sturen zeer bemoeijelijkt wordt.
Schepen, die om de Zuid gaan komen in het algemeen in de nabijheid
van den Everiaar in eene betere verhouding met betrekking tot de afwijkin-
gen van het kompas, dan hier op onze breedte, of later voorbij de linie.
Op deze schepen moeten noodwendig de magneetstaven gedurende de reis
verplaatst worden. Bij eene andere gelegenheid heb ik aangewezen — in de
Sectie-Vergadering van het Provinciaal ütrechtsch Genootschap van 14 Ja-
nuarij 1854, — hoe dat verplaatsen der staven door waarneming op zee ge-
schieden kan; (men zie het verslag dier vergadering) thans kan ik er bij-
voegen, dat deze manier met goed gevolg beproefd is aan boord van het ijze-
ren schip Henriette Geertruida, gezagvoerder P. Buus, op de terugreis van
dat schip van Java herwaarts, in het voorgaande jaar. Omtrent het door mij
le Utrecht voorgedragene moet ik echter opmerken, dat het gegrond was op
de formulen van Airt, in de Philosop. Transact, van IS59, niet op de naauw-
keuriger uitdrukkingen van Poissow. Het praktische verschil dat hieruit
voortvloeit is echter gering: volgens Airy's theorie zoude de coëfficiënt n
in onze formulen, onafhankelijk van s en i, en dus standi^idig zijn. Dat dit
het geval niet is, volgt zoo wel uit de uitdrukking van PdissoN als uit de
verschillende waarden van n voor één schip in Tabel III aangewezen. Alzoo
zullen, niet ééne magneetstaaf, maar beide magneetstaven verplaatst moeten
worden: de eerste, die m vernietigt, het aanmerkelijkst, de tweede die n tot
nul brengt, een weinig, zoo als dit mede uit Tabel III volgt.
Eene tweede opmerking is deze: dat het verplaatsen der magneetstaven op
zee nog eenvoudiger geschieden kan, dan ik mij toen voorstelde, indien slechts
eene geschikte inrigting daarvoor gemaakt is. Kiezen wij tot voorbeeld eene
langscheeps gerigte staaf, die wij A zullen noemen, en die bestemd is om den
coëfficiënt m te vernietigen; stellen wij vooreerst een regtliggend, dat is niet
overhellend schip. Hetgeen te doen is, bestaat hierin: A, evenwijdig aan
zich zeiven, nader bij het kompas te brengen of daarvan te verwijderen tot
dat met a'= 90' of =270% t = r — q overeenstemt (volgens form. (11)
die wij hier mogen toepassen).
Indien dan het kompas zoodanig is ingerigt, dat het als stuur- en peii-
of Azimuth kompas tevens dienen kan, en indien daarbij door eenig ligt te
bedenken werktuigelijk middel, de magneet A verplaatst kan worden door
den waarnemer zeiven terwijl hij de zon peilt, of ook terstond na het doen der
peiling, maar zonder het kompas te behoeven te verlaten; dan moet het ligt
vallen den afstand des magneets zoodanig te regelen, dat het kompas eene
vooraf berekende peiling aanwijst.
Met de tegenwoordig genoegzaam bekende miswijzingen kan men vooruit,
voor een bepaald tijdstip in den morgen of avond, als de zon rijzende of
dalende weinig in azimuth verandert, de miswijzende streek Ai = A be-
rekenen; — waarin A het azimuth der zon van het noorden, oost-om, voor-
stelt en lt;quot; de noord westering; — en daaruit de peiling P=A lt;quot; r — q
vinden. Hierbij behoeft het schip dan niet omgewend te worden, maar alleen
zoo na mogelijk in de koers O of W, volgens het eigen kompas behouden
blijven. Mogt de miswijzing onbekend of te onzeker bekend zijn, dan is
eene omwending noodzakelijk, om eerst « te bepalen. Bij eene oostelijke
koers heeft men dan
bij eene westelijke daarentegen
P' = A' — m S' — g
alzoo
A'
2
P — P'
w r
en
A — A'
m
znbsp;z
waardoor zoo wel w als m bekend worden. A is de ware streek der zon bij de
eerste, A' bij de tweede peiling, volgens berekening, voor de bekende tijdstippen.
De verplaatsing van de andere staaf, waardoor n vernietigd wordt, en die
wij B zullen noemen, kan op volkomen dezelfde wijze, maar bij noordelijke
en zuidelijke koersen, van het schip bewerkstelligd worden; slechts heeft men
alsdan voor de verlangde peiling te stellen
Pj = A-|-a) Jr r q.
Hetgeen soms iets, te weten de in het algemeen zeer kleine grootheid 2 q
van P verschillen kan.
Beschouwen wij nu het meer voorkomende, en bij zeilschepen bijna altijd
24*
-ocr page 40-plaats hebbende geval van een overhellend schip: bij de overhelling van het
schip is het, zoo als hierboven aangewezen is, voornamelijk de grootheid n
die verandering ondergaat, terwijl de verandering van m, en der overige ge-
tallen, klein blijven. Daarbij vermindert volgens (17) met lt;!. Men zal dus
bij de verplaatsing van den magneet A, wanneer het schip alsdan eene kleine
helling heeft, den invloed hiervan kunnen verwaarloozen. Bij het verplaatsen van
B zal dit echter niet meer aangenomen kunnen worden. Zij = z-, h eene
overhelling over stuurboord, dan is n,nbsp;nagenoeg, en men zal bij
eene noordelijke koers hebben
bij eene zuidelijke
qp' = -4- j — {nh'z) .
Dit onderstelt in beide koersen de overhellingen over denzelfden kant, het-
geen geene gunstige omstandigheid oplevert tot eene afzonderlijke bepaling
van n en z-, of zelfs eene onmogelijkheid daartoe als h = h' is. Doet men
echter de waarnemingen terstond na elkander, en dus bij denzelfden, bijv.
westelijken wind, dan zal de tweede helling over bakboord plaats hebben,
als de eerste over stuurboord geweest is; in dit geval is h' negatief, en
cp' = r q — ()J — h' s] .
Wij hebben alzoonbsp;'
1quot;. o' = O, helling over stuurboora, P, —nbsp; 9 «
a' = 180quot;, helling over bakboord, P/ = A' c^ r q — n h z.
Waaruit
A A'
2
A — A'
h hl
« ? -r--• «
2
P, - P/
h — hlt;
z.
li I
- «
2 2 ' ' 2
A, A', w, r, q, h, h' zijn bekende grootheden; dus bekomt men uit de eer-
ste dezer vergelijkingen z, en daarna uit de tweede n. De verlangde peiling,
voor a' = 180' is alsnu
P„ == A' a r q h'z.
Wanneer de magneetstaaf B zoodanig verplaatst wordt (des noodig) dat deze
peiling plaats heeft, dan ligt zij goed.
Het is duidelijk, dat men ook op dezelfde wijze bij hellingen, met betrek-
king tot den magneet A te werk kan gaan, maar dat dan ook de waarden
van en die wij verwaarloosd hebben, eigenlijk mede in rekening
genomen zouden moeten worden. Voor de behoefte der zeevaart komt mij
dit niet noodzakelijk voor.
Door de peilingen met de koersen O en W is de plaats van de staaf A
bepaald; door de peilingen met de koersen N en Z, is de plaats van B aan-
gewezen; en door de gelijktijdige overheUingen van het schip, de waarde van
^ ^ hl'nbsp;grootste deel van de afwijkingen door de overhellin-
gen ontstaande, afhankelijk is. Om dit gedeelte te vernietigen kan een
derde magneet — zoo als wij gezegd hebben — aangebragt worden, in
eenen vertikalen stand, en wel het doelmatigst regt onder het midden van
het kompas. Wij willen de derde staaf G noemen. Indien 2; positief is,
moet de zuidpool van C (die, bij vrije ophanging zich naar het Noorden rigt)
naar hoven gerigt worden; zoo negatief is moet die pool naar onderen ge-
steld worden. Wat den afstand van C onder het kompas betreft, deze moet
zoodanig zijn, dat als men ten Oosten of ten Westen van het kompas in het-
zelfde horizontale vlak, de staaf C naar het midden der kompasnaald rigt,
hieruit eene a^vüking = ^^ ontsta; — aangenomen, dat de helling h in
graden uitgedij,;-, is geweest, en dat vooraf de magneet A goed geplaatst zij.
Indien de horizontale intensiteit i' op de plaats der waarneming bekend is,
en men vooraf in Nederland, of in eenige haven, aan wal, waar de hori-
zontale intensiteit i is, eene tafel van de Tangenten der afwijkingen door C
voortgebragt, voor verschillende verwijderingen, door proeven opgemaakt heeft,
kan de gevorderde afstand van G onder het kompas berekend worden. Die
afstand is dan diegene waarmede in de Tafel
overeenstemt.
de Tangens = .
Sin. r
Was, bij het doen der waarnemingen, in de rigtingen N en Z van-het schip,
de staaf G reeds op den afstand b geplaatst, dan zoude de gevorderde ver-
plaatsing zoodanig moeten zijn, dat in de Tafel
A b overeenstemde met A Tang. afwijking = ^ . —
i Sin. 1
Het voorstel om door middel van magneetstaven de afwijkingen van het kom-
-ocr page 42-pas tot een bekend minimum op zee zelf te herleiden, nadat eenmaal in eene
haven, de waarden van r, p, q bepaald zijn, is, geloof ik, hiermede opge-
lost; en, als ik mij niet bedrieg, op eene wijze die niet moeijelijker is, dan
andere zeevaartkundige waarnemingen, indien men slechts eenmaal de manier
goed heeft ingezien, en zich eenigermate geoefend heeft. Wat den invloed
der overhellingen van het schip op het kompas betreft, geloof ik zelfs, dat
deze op zee en onder zed gemakkelijker kan gevonden worden, dan in eene
haven; omdat het doen verkrijgen van eene genoegzame overhelling aan het
schip in eene haven steeds met vele moeijelijkheden en bezwaren verbonden
is: in zee daarentegen de hellende stand de natuurlijke is.
Wanneer in eene haven voor het regtliggende schip niet alleen de afwij-
E,nbsp;Z
kingen lt;f, maar ook de horizontale krachten j en de vei tikale krachten -7
waargenomen worden voor een genoegzaam aantal verschillende streken van
het kompas, dan worden hierdoor de coëfiicienten A, B, D, E, G, H,
K Tang. ^ - bekend (for-
[C Tang. ^ 7). (f Tang. 3 ^^ ennbsp;^ ^
mule (5)): hierdoor kunnen de overhellings-afwijkingen berekend worden,
zonder dat het schip behoeft over te hellen. Waarbij men evenwel in den
noemer der uitdrukkingen (8) de waarde van (H 4- F) Sin. h moet verwaar-
loozen, omdat het getal F niet afzonderlijk, gescheiden van Q, kan gevon-
den worden. Desgelijks blijven de veranderingen van p en onbekend, om
dat men F niet- en evenmin G kan vinden. Dit echter is van' weinig belang.
De krachten R kunnen gevonden worden, zoo als wel bekend is, door de
manier der slingeringen eener horizontaal hangende magneetnaald, of wel
door de manier om de afwijking waar, te nemen, welke eene magneetstaaf
van bekende kracht, op eenen bepaalden afstand aan het kompas zelf voort-
brengt. .Indien ß de afwijking voortstelt welke de bedoelde staaf aan ival
op den afstand a voortbrengt, en ß' de afwijking op denzelfden afstand van
het kompas aan boord, dan is
E Tang, ß
i Tang. ß'
Om de vertikale krachten te vinden zoude men van eene inclinatie-naald
gebruik kunnen maken; hetgeen echter, gelijk bekend is, niet zonder be-
zwaren is. Meerder gemak heb ik gevonden in het gebruik eener als balans
opgehangene magneetnaald, korter: eener magnetische balans. In plaats van
op een mes rust deze balans met twee fijne stalen punten op twee agaten
vlakjes. Wanneer men van de balans geen gebruik maakt, wordt zij van de
steunerde vlakjes afgeligt. Deze balans wordt, door het verschuiven van een
zeer ligt ringetje, zoodanig gesteld, dat zij aan wal in eene horizontale rig-
ting in evenwigt ligt. Brengt men dit werktuigje aan boord van een ijzeren
schip, dan neemt de balans terstond eenen hellenden stand aan, die dikwijls
vrij aanmerkelijk is, doorgaande met de zuidpool, het noorden van een kompas
naar boven 1. ik herstel alsdan den horizontalen stand door middel eener andere
magneetstaaf vertikaal boven (of onder) de balans te houden, op zoodanigen af-
stand als vereischt wordt. Deze afstand kan op eene verdeelde schaal afgelezen
worden, en dit geeft de maat der aan boord plaats hebbende verstorende vertikale
magnetische kracht, door de vooraf bepaalde afwijking welke dezelfde staaf op
denzelfden afstand aan wal aan eene horizontale naald voor.brengt.
Men meet op deze wijze onmiddellijk de grootheid
Zquot; — I Sin.d
E
(Zie (4))
= G Cos. a — H Sin. a IK Tang. S
Door de waarneming in verschillende streken a te herhalen, bekomt men
G, H, en (k Tang. S ^^
1nbsp; Bij het schrijven hiervan had ik nog geen geval aangetroffen, waarbij de noordpool der balans,
of het zuiden van een kompas eenigzins aanmerkelijk naar boven getrokken werd; sedert is mij echter
eene merkwaardige uitzondering hierop voorgekomen, op het kolossale ijzeren stoomschip Bolgique,
gebouwd in de fal;';'van de Heeren Paul van Vlissingen en Dudok van Heel, alhier. —Inde
kajuit, ongeveer 2 f lt;^;eneden het dek werd de zuidpool der balans zeer sterk opwaarts getrokken —
even als op andere fieinere schepen. — Ter hoogte van het dek, of iets, 1 of 2 palmen daarboven,
op de kajuitstrap, was de rigting der balans horizontaal, maar hooger boven het dek helde de zuid-
pool sterk nederwaarts, en op eene hoogte van 7 meters of ongeveer 23 voet boven het dek was
deze aantrekking nog beduidend, ofschoon de afwijkingen aldaar slechts weinige graden in maximum
bedroegen.*De boorden van het schip bezaten alzoo van boven, waar zij met ijzeren balken verbon-
den waren, eene sterke noord-polariteit, waarschijnlijk een gevolg van de aanmerkelijke diepte-afmeting
van het schip. Op 2,3 El boven het dek, voor de bezaansmast, bedroeg de verstorende vertikale kracht
gemiddeld ongeveer zooveel als de horizontale magnetische intensiteit aan wal; ik vond namelijk
K Tang. c? = 1,003 .
Ten gevolge hiervan en van eene daarbij komende negatieve waarde van E, was de formule voor
de verandering der afwijking in graden benaderend.
a y = 1,3 Cos. a x hquot;,
terwijl op kleinere schepen deze uitdrukking gewoonlijk negatief is (zie pag. 29 en 31). — De af-
wijkingen, door de hellingen voortgebragt, kunnen dus op de Belgique merkelijk grooter worden (zoo
zij niet door eene vertikale staaf tegengewerkt worden) dan de hellingen zeiven.—Indien dit op het
schip the Taileur ook zoo het geval is geweest, schijnt hierin welligt eene voldoende oorzaak voor
het verongelukken van dit schip gevonden te kunnen worden. — December 18B5.
Ik hoop in het bovenstaande het bewijs gegeven te hebben, dat de ma-
nier van Airy om de afwijkingen der kompassen door magneetstaven te ver-
minderen of bijna te vernietigen, mits wel toegepast, allesins doelmatig ge-
acht kan worden, en dat er geene reden is om van haar eenig gevaar te duch-
ten. Men vordere van haar echter niet meer dan zij geven kan. Zij ont-
slaat niet, — en dit wil ik vooral opmerken, omdat men mogelijk wel eens het
tegendeel geloofd heeft, — van de zorg, om van elke geschikte gelegenheid tot
waarneming gebruik te maken, even zoo min, als een goed geregelde tijd-
meter tot onfeilbaren gids op den wijden Oceaan mag aangenomen worden,
maar steeds getoetst moet worden aan waarnemingen. De manier om op
eenige hoogte boven het dek een zoogenaamd standaard-kompas te stellen,
is zeker goed, en verdient aanprijzing, omdat dusdoende, de zekerheid ver-
meerderd Avordt, even als twee of drie tijdmeters beter zijn, dan een eenige,
en omdat de standplaats van het standaard-kompas doelmatiger gekozen kan
worden, dan de bepaalde plaats van het stuurkompas. Maar wat verhindert
om het standaard-kompas door eene magneetstaaf ook goed wijzend temaken?
Bij reizen ver om de Noord of ver om de Zuid is het noodzakelijk, en in
alle gevallen verschaft het veel gemak. Want om voortdurend groote cor-
rectiën te moeten toepassen, nu eens op- dan weder af te moeten tellen —
het gevaar eener vergissing nog daargelaten, — Ik geloof niet, dat iemand
dit kan verkiezen. Wat het stuurkompas betreft, komt hier nog de behoefte
van den roerganger bij, dat het kompas, zich steeds zoo mogelijk op
dezelfde wijze beweegt, en niet soms slechts een gedeelte een' streek,
op eenen anderen tijd, bij eene andere koers, meer dan één streek door-
loopt, terwijl het schip juist één streek in rigting verandert. Wanneer de
magneetstaven, zoo als wij voorstellen, zoo aangebragt zijn, dat zij cloor den
waarnemer zelf verplaatst kunnen worden, dan geloof ik, dat het stellen van
het kompas, bij eene gunstige gelegenheid, weinig moeijelijker zijn kan,
dan bijv. het stellen van den kimspiegel op een octant; terwijl men op reis
ligt zal bemerken in welke rigting de staaf langzamerhand iets verplaatst
moet worden. In verband met de waarnemingen in de havens, kan dit
daarbij aanleiding geven om voor vele punten op zee de waarden van S en
i, althans benaderend te vinden.
li.
OVER DE AFWIJKÜNCtEN VAN HET KOMPAS.
41
Staaf 1. Lang 325 mm. Breed 9,8 mm. Dik 9,8 mm. Zwaar 221^,7.
gemidd. aflezing | ||||||
datum |
behouden |
beweeglijk | ||||
dek |
toestand dbb staaf. |
zondee |
met |
magne- |
magne- | |
waarneming. |
de |
de |
tismus. |
tismus. | ||
1855. | ||||||
29 Mei, 'sav. |
1088,55 |
1089,35 |
33,90 |
30,85 | ||
30 // 'snam. |
Gevallen op A, van ^ EI hoog |
1087,25 |
1087,15 |
43,20 |
31,75 | |
— // 's av. |
Wed. gev. op A, // // « |
1087,00 |
1089,15 |
46,10 |
32,65 | |
31 // 'sraor. |
Wed.gev. opA, // 1 // // |
1083,25 |
1086,35 |
53,67 |
34,25 | |
7 Junij, 's mor. |
Stil gelegen, rigting 0—W |
1162,60 |
1162,26 |
52,73 |
30,86 |
De wijze van op- |
— // 's av. |
Gevallen op B, van ^ El hoog |
1161,45 |
1163,08 |
13,61 |
30,58 | |
— // // |
Wed. gev. op B, // ^ quot; quot; |
1158,95 |
1158,21 |
10,28 |
29,91 |
iets veranderd. |
8 Junij, 's mor. |
Wed. gev. op B, // 1 // n |
1154,60 |
1154,45 |
0,00 |
31,25 | |
1 Julij, 's mor. |
20 dagen vertikaal gestaan | |||||
op het einde A, onder |
1145,60 |
1145,70 |
17,90 |
30,10 |
Beweeglijk, mag- |
Slaaf N'. 2. Lang 327 mm. Breed 9,8 mm. Dik 9,7 mm. Zwaar 222^5.
29 Mei, |
's av. |
L-» ^....... |
1088,55 |
1087,70 |
7,70 |
31,90 |
30 // |
's nam. |
GéT .en op A, van El hoog |
1089,35 |
1089,15 |
17,70 |
32,55 |
— // |
's av. |
Wed. gev. op A, // \ n n |
1086,10 |
1086,90 |
22,08 |
33,40 |
31 // |
's mor. |
Wed. gev. op A, // \ n ti |
1082,10 |
1084,05 |
21,55 |
32,30 |
7 Junij, |
's mor |
Stil gelegen, rigting 0—W |
1164,10 |
1162,88 |
20,41 |
31,96 |
— // |
'sav. |
Gevallen op B, van | El hoog |
1161,95 |
1163,86 |
—11,78 |
30,96 |
.— tt |
's av. |
Wed. gev. op B, // i n // |
1158,45 |
1157,33 |
—12,86 |
30,93 |
8 Junij, |
's mor. |
Wed. gev. op B, // 1 // n |
1154,60 |
1154,52 |
—25.39 |
31,27 |
1 Julij, |
's mor. |
20 dagen vertikaal, stil ge- | ||||
staan op B, onder. |
1144,80 |
1143,66 |
—25,83 |
32,56 |
Beweeglijk mag-
netismus, gemid-
deld = 31,97.
NB. De plaats der Staven is ten ZO en ZW op 353| mm. afstand van de naald, gerekend van
middeu tot midden. De rigting der Staven is Z—N.
Waarde van 1 deel op de Schaal O',9761 = 58quot;,56; lengte der naald = 150 mm.
Het behoudene of blijvende magnetismus is positief gerekend, wanneer het einde A Zuid polariteit
bezat, negatief als B Zuidpool was.
WIS- EN NATUÜRK. VEKH. DER KONINKL. AKADEMIE. DEEL III.
-ocr page 46-TABEL L
Staaf W. 3. Lang 326 mm. Breed 14,0 mm. Dik 5,2 mm. Zwaar 168v,4.
TOESTAND DER STAAF.
gemidd. aflezing | |||
behouden |
beweegliji | ||
zonder |
met |
magne- |
magne- |
de |
db |
tismus. |
tismus. |
staaf. |
staaf. | ||
1086,50 |
1089,00 |
13,33 |
24,60 |
1167,90 |
1168,20 |
15,37 |
23,92 |
1163,65 |
1166,33 |
27,53 |
25,63 |
1169,00 |
1171,10 |
5,87 |
25,06 |
1171,40 |
1173,45 |
30,60 |
26,35 |
1159,60 |
1161,43 |
32,42 |
25,75 |
1155,10 |
1156,03 |
14,13 |
25,78 |
1155,60 |
1154,55 |
8,02 |
26,35 |
1149,25 |
1150,85 |
— 0,15 |
24,85 |
1144,30 |
1144,46 |
18,71 |
25,13 |
Beweeglijk mag-
netismus, gemid-
deld = 25,40.
DATUM
DER
WAARINEMING,
1855.
31 Mei, 's
4 Junij,'s
av.
av.
mor.
nam.
nam.
mid.
av.
av.
av.
mor.
Stil gelegen . .
Gevallen opA,van lElhoog
Gevallen opB, // i //
Gevallen opA, // 1 n
Stil gelegen, rigting O—W
Gevallen op B, van i El hoog
Wed. gev. op B, n \ n ,/
Wed. gev. op B, // 1 // n
20 dagen vertikaal stil ge-
staan op liet einde A, onder
—nbsp;u
—nbsp;//
1 Julij,
Staaf 4. Lang 326 mm. Breed 14,1 mm. Dik 5,4 mm. Zwaar 170''',5.
1087,00 |
1088,05 |
33,51 |
1 27,20 |
1169,40 |
1168,01 |
31,89 |
i 25,61 |
1164,30 |
1165,75 |
62,12 |
1 26,75 |
1169,00 |
1170,05 |
0,6 |
ï 24,95 |
1171,75 |
1173,97 |
31,82 |
i 27,82 |
1158,00 |
1159,96 |
26,03 |
26,71 |
1156.20 |
1154 08 |
6,67 |
24,48 |
1151,60 |
1149,07 |
— 7,32 |
26,27 |
1149,00 |
1149,70 |
—23,95 |
27,30 |
1144,65 |
1145,12 |
— 13,92 |
27,12 |
Beweeglijk mag-
netismus, gemid-
deld = 26,61.
31 Mei, 'sav.
4 Junij,'s av.
's mor,
s nam.
Stil gelegen . .
Gevallen op A, van i El hoog
Gevallen opB, n f n
Gevallen opA, // 1 //
Stil gelegen, rigting O—W
Gevallen op B, van i El hoog
Wed. gev. op B, // i n //
Wed. gev. op B, // 1 // „
20 dagen vertikaal stil ge
staan op het einde A, onder
5
6
//
//
//
//
//
//
//
s nam.
s nam,
s av.
s av.
s av.
s mor.
] Julij,
TAFEL L
Staaf 5. Rond. Lang 322i mm. Dik 13,5 mm. Zwaar 1387,4.
gemidd. aflezing | |||||||
datum |
behoüden |
beweeglijk | |||||
der |
toestand der staaf. |
zonder |
met |
magne- |
magne- | ||
waarneming. |
de |
de |
tismus. |
tismus. | |||
staaf. |
staaf. | ||||||
1855. | |||||||
5 Junij, |
's mor. |
........ |
1165,40 |
1165,63 |
16,33 |
26,38 | |
6 // |
's av. |
Gevallen op A, van i El hoog |
1167,40 |
1168,06 |
25,24 |
29,06 | |
- // |
's av. |
Wed. gev. op A, // f // // |
1167,60 |
1168,13 |
28,13 |
28,13 | |
- ff |
's av. |
Wed. gev. op A, // 1 // n |
1153,50 |
1156,20 |
36,28 |
28,10 | |
9 // |
's mor. |
Stil gelegen, rigting 0—W |
1151,10 |
1152,50 |
37,40 |
27,80 | |
— // |
's mor. |
Gevallen op B,van f El hoog |
1161,50 |
1161,17 |
20,22 |
27,17 | |
— // |
's mor. |
Wed. gev.op B, // i n // |
1160,75 |
1161,47 |
8,72 |
27,22 | |
— // |
's mor. |
Wed. gev. op B, // 1 // // |
1161,25 |
1161,66 |
— 1,19 |
27,66 |
Beweeglijk mag- |
1 Julij, |
's mor. |
20 dagen horizontaal stil ge |
netismus, gemid- | ||||
A naar het Noorden. |
1146,80 |
1148,13 |
12,88 i |
27,58 |
Slaaf W. 6. Plat. Rond 304§ mm. Breed 21 mm. Dik 2,0 mm. Zwaar 88^,0.
G wallen op A, van | El hoog^
Wed. gev. op A, // 5 //
Wed. gev. opA, // 1 //
Gevallen opB, // 1 //
20 dagen horizontaal stil ge-
legen, in de rigting N—Z.
B naar het Noorden.
1174,25 |
1174,16 |
0,66 |
15,66 |
1167,80 |
1167.10 |
8,85 |
14,95 |
1166,65 |
1169,31 |
7,93 |
14,81 |
1159,90 |
1162,31 |
2,93 |
15,23 |
1162,50 |
1162,45 |
—12,30 |
13,95 |
1150,15 |
1150,51 |
— 4,23 |
15,11 |
Beweeglijk mag-
netismus, gemid-
deld = 14,95.
6 Juni], 's mor.
— quot; 's av.
s av,
's av.
's mor.
1 Julij, 's mor.
NB. Het beweeglijke magnetismus is voor deze staven niet evenredig aan de oppervlakte. Wanneer
men de gemiddelde getallen die evenredig aan het beweeglijke magnetismus zijn, deelt door de
gewigten der staven, in grammen uitgedrukt, komt
Beweeglijk magnetismus, per gramme ijzer N^ l en 2, gem. 0,1426.
N''. 3 en 4, // 0,1534.
5,nbsp;0,2000.
6,nbsp;„ 0,1699.
-ocr page 48-GEMIDDELDEN DER AEWIJKINGEN VAN HET KOMPAS,
¥
WAARGENOMEN AAN BOORD VAN VERSCHILLENDE SCHEPEN DER KONINKL. ENGELSCHE MARINE.
V. Schip Erebus, Kapitein J. C. Ross, op zijne laatste reis.
eigting |
afwijkingen. | ||||||
volgens | |||||||
het |
gillingham, |
kaap | |||||
kompas. |
poeto peaya. |
st. helena. |
keeguelen's |
land. | |||
engeland. |
de goede hoop. | ||||||
N . . . . |
0° 9',6 |
— 0°40' |
,5 |
0° 3',3 |
0°18',4 |
— 0° 4' |
,3 |
NO . . . |
— 3 55 ,0 |
— 2 19 |
,7 |
-i- 0 57 ,5 |
0 19 ,7 |
1 59 |
,1 |
0 . . . . |
— 3 53 ,3 |
— 2 8 |
,4 |
0 32 ,5 |
1 9 ,7 |
3 48 |
,5 |
ZO. . . . |
— 1 53 ,5 |
— 1 2 |
,3 |
— 0 24 ,0 |
1 53 ,0 |
3 27 |
,5 |
Z . . . . |
0 21 ,2 |
-- 0 28 |
— 0 18 ,7 |
0 44 ,7 |
0 13 |
,6 | |
zw.. . . |
2 53 ,7 |
0 45 |
,3 |
0 7 ,9 |
— 0 53 ,8 |
— 3 19 | |
w. . . . |
4. 23 ,2 |
1 31 |
,1 |
— 0 21 ,5 |
— 1 4 ,4 |
■ — 3 48 |
,8 |
NW. . . |
3 5 ,4 |
1 5 |
,1 |
— 0 44 ,4 |
— 0 4 ,7 |
— 2 14 | |
Inclinatie |
69° 11' |
45° 32' |
— 18° 16' |
— 53° 7' |
— 70° |
3' | |
Geh. Int. |
1.00 |
0,840 |
0,591 |
0,715 j |
1,068 |
T. IJzeren Stoomschip Jackal, Luitenant W. M. Pasco.
rigting het |
afwijkingen. |
aanmerking. | ||
plymouth sound, 1845. |
rivier de taag, 1847- |
pieaeus 1846. | ||
N . . . . |
2° 10' |
1°21' |
0°45' |
Eene Westelijke afwijking is positief |
NO . . . |
— 16 4 |
— 11 15 |
— 10 28 |
gerekend; |
0 . . . . |
— 16 22 |
— 11 32 |
— 10 13 |
eene Oostelijke negatief. |
ZO . . . |
— 9 44 |
— 6 15 |
— 4 33 | |
Z ... . |
— 2 2 |
— 1 46 |
— 0 24 | |
ZW . . . |
6 45 |
30 |
39 | |
w. . . . |
15 52 |
12 14 |
9 49 | |
NW. . . |
17 29 |
14 55 |
11 29 |
\ |
o'. IJzeren Stoomschip Bloodhound, |
4\ IJzeren Stoomschip | ||||
rigting het |
afwijkingen. |
afwijkingen. | |||
plymouth sound, 1845. |
nabij 1846. |
piraeus 1846. |
eivierde theems, 1846. |
malta, 1847. | |
N...... |
1°28' —nbsp;13 11 —nbsp;14 24 —nbsp;9 23 —nbsp;2 49 |
3'17' —nbsp;9 2 —nbsp;11 45 —nbsp;5 12 —nbsp;2 1 |
2^24' —nbsp;8 49 —nbsp;9 16 —nbsp;4 15 —nbsp;2 16 |
—nbsp;2° 19' —nbsp;20 48 —nbsp;20 48 —nbsp;10 42 |
—nbsp;O'IS' —nbsp;13 37 —nbsp;13 28 —nbsp;7 29 —nbsp;2 11 |
NO..... 0...... | |||||
ZO..... | |||||
Z...... | |||||
ZW..... | |||||
W..... | |||||
NW . . . . |
5quot;. Stoomschip Centaur,
Kapitein Buckj.e, Commo. Fanshawe.
6^ Stoomschip Geyser,
Kommandant Brown.
■ =
rigting
volgens het
kompas.
fernando po,
1850.
rigting
volgens het
kompas.
engeland,
1847.
kaap
de goede hoop,
1850.
afwijkingen.
afwijkingen.
engeland,
1849.
|
2' |
^6' |
|
1° |
42' |
— |
6 |
25 |
|
1 |
59 |
— |
9 |
26 |
|
3 |
7 |
— |
6 |
42 |
|
2 |
37 |
— |
1 |
40 |
|
0 |
12 |
|
3 |
34 |
2 |
28 | |
|
9 |
14 |
— |
1 |
9 |
|
9 |
54 |
|
0 |
34 |
N .
NO
O. .
ZO .
Z . .
ZW.
w .
NW
2^ 7'
4 19
2 27
1 12
42
59
2 38
1 56
N . ,
NO
O .
ZO
z .
zw
w. ,
NW
1
1
4 31
1°. Stoomschip Sphynx, |
Stoomschip Acheron, | ||||
rigting |
afwijkingen. |
rigting |
afwijkingen. | ||
engeland, |
hong-kong, |
engeland, 1847. |
nieuw-zeeland, 1850. | ||
N....... |
—nbsp;0^3' —nbsp;8 56 —nbsp;9 25 —nbsp;4 42 |
0^59' —nbsp;1 29 —nbsp;1 36 —nbsp;0 11 |
N |
2M1' —nbsp;5 33 —nbsp;7 9 —nbsp;4 26 |
—nbsp;r59' —nbsp;0 14 —nbsp;0 30 —nbsp;0 50 |
NO...... |
NO | ||||
0....... |
0 . | ||||
ZO...... Z....... ZW...... |
ZO..... Z...... ZW | ||||
w...... |
W. | ||||
NW..... |
NW..... | ||||
9'. Stoomschip Cormorant, |
Schip Resolute, | ||||
rigting |
afwijkingen. |
rigting |
aftt, singen. | ||
engeland, 1849. |
bahia, 1851. |
greenhithe, 1850. |
whale fish- | ||
N....... |
—nbsp;3^51' —nbsp;10 39 —nbsp;7 46 —nbsp;1 15 |
—nbsp;1''23' —nbsp;4 39 —nbsp;0 56 |
N |
— 1°26' —nbsp;5 56 —nbsp;6 30 —nbsp;2 35 |
—nbsp;2=19' —nbsp;16 16 —nbsp;17 31 —nbsp;11 4 |
NO...... |
NO | ||||
0....... |
0 | ||||
ZO...... |
ZO | ||||
Z....... |
7 | ||||
ZW...... |
7,W | ||||
W...... |
W | ||||
NW..... |
NW..... | ||||
Waarnemers 'Kapitein Johnson. |
Mr. E. C. Allen. |
Coëfficiënten der uitdrukking Sm. ,, = r Cos. ^ m a' r. «' p Sin. (2 a' — q Cos. (2 a- - 9) ,
wanneer cp de afwijking van liet kompas eu a' de voorliggende kompasstreek beteekent, nevens de inclinatie
en de horizontale intensiteit i van het aard-mametismus
--------------------------------------O
plaats en tijd.
schip.
Ar
Lp
Lm
Ln
Engeland.........
Porto Praya........
St. Helena.........
Kaap de Goede Hoop . .
Kerguelen's Land.....
Eivier de Taag ... 1847
Constantinopel. . . . 1846
Fernando Po .... 1850
Kaap de Goede Hoop 1850
Nieuw Zeeland ... 1850
Engeland.......18,')0
Whale Fish-Eilanden. . .
1°. Erebus. . .
eg^ii'
45 32
18 16
—53 7
—70 3
1,000
1,655
1,581
1,208
1,025
0,0048
— 0,0072
0,0054
0,0051
0,0009
cn
PLi
S
O
g
sa
^
a
O
2'gt;. Jackal . . .
3®. Bloodhound
4°. Trident . .
Centaur. , .
6°. Geyser . . .
7». S-phynx. . .
8®. Acheron . .
9°. Comorant. .
10». Resolute . .
69 2
64 5
52 4
1,00
1,16
1,46
—nbsp;0,0038
0,0016
—nbsp;0,0010
69 2
54 6
52 4
1,00
1,48
1,46
—nbsp;0,0077
—nbsp;0,0035
—nbsp;0,0026
69 2
53 3
1,00
1,46
—nbsp;0,0096
—nbsp;0,0116
^
(=1
tó
O
69 2
o 8
1,00
1,76
0,0069
0,0012
69 2
—52 4
1,00
1,20
0,0021
0,0143
69 2
30 o
1,00
2,00
— 0,0061
0,0147
1,00
1,.58
69 2
—63 8
— 0,0068
— 0,(1170
69 2
5 4
1,00
1,76
— 0,0024
0,0047
69 2
82 2
1,00
0,42
0,0025
— 0,0134
— 120
126
—nbsp;3
—nbsp;42
— 0,0053 | |
— 18 | |
— 0,0071 | |
92 | |
0,0021 | |
— 110 | |
— 0,0089 | |
— 22 | |
— 0,0111 |
—nbsp;0,0750
—nbsp;0,0739
—nbsp;0,0621
— 0,2622
—nbsp;0,1876
—nbsp;0,1627
— 0,0026
0,0137
0,0003
0,0370
0,0413
0,0398
42
9
27
52
163
— 134
746
249
43
— 15
— 0,0616
—nbsp;0,0643
0,0001
—nbsp;0,0023
—nbsp;0,0021
-I- 0,0041
0,0007
—nbsp;0,0693
—nbsp;0,0320
0,0074
0,0195
0,0671
—nbsp;0,0034
—nbsp;0,0038
0,0033
—nbsp;0,0021
— 0,0025
—nbsp;24
nbsp;2
nbsp;61
—nbsp;34
373
394
121
476
0,0027
— 0,0048
0,0033
—nbsp;0,3028
—nbsp;0,2194
—nbsp;0,1834
0,0300
0,0336
0,0108
54
— 26
n
118
— 75
81
834
360
36
— 228
—nbsp;0,0695
— 0,0082
— 0,0073
—nbsp;0,3755
-nbsp;0,2438
— 0,0220
0,0150
— 20
140
1317
370
—nbsp;0,0742
—nbsp;0,0602
— 0.0033
—• 0,0026
—nbsp;0,1284
—nbsp;0.0448
—nbsp;0,0452
—nbsp;0,0310
— 57
— 98
07
836
142
—nbsp;0,0141
—nbsp;0,0239
0,0034
— 0,0005
— 0,1650
0,0389
0,0372
0,0138
122
97
— 39
2039
— 234
0,0062
0,0048
■ 0,1583;
0,0408
— 0,0064
0,0010
207
178
— 14
1991
74
• 0,0257
■ 0,0160
—nbsp;139'
—nbsp;0,al43
0,0016
0,0067
- 0,1340
• 0,0224
— 0,0412
0,0346
— 102
265
51
1116
758
0,0032
• 0,0026
-nbsp;0,1382
-nbsp;0,0297
-nbsp;0,1108
■ 0,2939
- 0.0703
■ 0,0247
-1- 71
— 50
— 58
1085
456
— 0,0193
0,0072
—nbsp;0,0311
-nbsp;0,0361
- 0,0008
■ 0,0010
- 0,0279
• 0,0447
— 159
— 18
-1831
168
— 0,0080
— 0,0168
TABEL IV.
Waarden der Producten mi, mCot.^, ni, nCot.8, en der afgeleide waarschijnlijkste waarden
van de grootheden x, y, x', y', zijnde m = x Tang. § \ , n = Tang. ^ f'.
plaats en tijd.
n Cot. 3
m Cot 3
X en y
X en y
mt
schip.
Engeland..........
Porto Praya.........
St. Helena..........
Kaap de Goede Hoop. . . .
Kerguelen's Land......
Kivier de Taag .... 1847
Constantinopel .... 1846
Athene........1846
Engeland ....'... 1847
Kaap de Goede Hoop 1850
Nieuw Zeeland .... 1850
Whale Fish-Eilanden. 1851
co
-Sî
Oh
S
O
M
H
—nbsp;0,0034
—nbsp;0,0063
0,0052
—nbsp;0,0036
—nbsp;0,0036
0,0263
0,0314
0,0224
0,0116
0,0244
0,1379
0,1412
0,1047
—nbsp;0,0693
—nbsp;0,0530
0,0117
-1- 0,0236
0,0688
1°. Erebus. .
0,0133
0,0083
-}- 0,0160
-h 0,0350
0,0158
0,0400
—nbsp;0,3658
—nbsp;0,2678
— 0,2543
2quot;. Jackal. .nbsp;.
Bquot;. Bloodhound
5°. Centaur .nbsp;.
6°. Oeyser . .nbsp;.
7°. Sphynx. .nbsp;.
10°. Resolute .nbsp;.
w
Ü5
HH
td
-- 0,0139
-- 0,0294
-- 0,0300
0,0370
0,0611
0gt;05S^
0,0988
0.1334
0,1253
— 0,2622
—nbsp;0;2776
-nbsp;0,2375
— 0,0083
0,0112
— 0,0330
0,0319
0,1416
0,1815
—nbsp;0,3755
—nbsp;0,3549
■lt;
M
O
ed
M
O
—nbsp;0,0171
—nbsp;2,3200
—nbsp;0,0452
—nbsp;0,0545
0,0484
3,2083
—nbsp;0,1284
—nbsp;0,0788
0,0140
— 0,0106
4- 0,0372
- - 0,0166
0,0621
o,_opo
0,0597'
0,0353
— 0,1650
0,0467
— 0,0024
4- 0,0009
— 0,0064
0,0020
0,1513
0,0816
r
— 0,0412
0,0546
0,0155
0,01^
quot;0,0265
0,2623
0,0504
0,0110
0,1340
0,0345
0,0703
0,0435
0,0521
0,3142
0,1382
0,0523
0,0105
0,0058
—nbsp;0,0279
—nbsp;0,0188
0,0418
0,0403
0,1108
0,1234
- O
y'
St. Helena uitges.
of = — 0,0020
met St. Helena.
y -
= — 0,0333
- -1-' 0,1350
Athene gemid-
met Engeland.
— 0,0166 x' = 0,0297
y = — 0,2364 y' = — 0,0405
NB. Engeland en Kiv. de Taag ge-
middeld vergeleken met Athene.
—nbsp;0,0071 x'
—nbsp;0,2434 y'
Constantin, en
deld vergeleken
y =
NB.
= — 0,0633
== 0,1483
-f 0.0036
— 0,0546
0,0Ü49
-I- 0,0241
— 0,0056
0,0085
— 0,0164
-I- 0,0021
0,0168
0,0894
— 0,0108
— 0,0417
0,0869
0,0580
-(- 0,0219
— 0,0861
0,0304
0,0304
0,0297
0,3964
0,0189
0,0783
0,0503
0,0317
0,0512
0,0335
„lt; —
x'
y'
—nbsp;0,0248
± 15
—nbsp;0,0049
± 33
X =
OO
id
-ocr page 53-f
i;
h
1
f
■ ■ T
•. K
Li
r
M
I
lur
i