( f)
CHRISTELIJKE ZENDINGSPOSTEN,
1)e«1)e drck.
TF, nOTTEK D A M,
BIJ M. WLIT amp; ZONEN,
Drukkers van het Xederlandsche Zendelinggenoolschap.
1857.
-ocr page 2--A.
-ocr page 3-V O O li B E K I G 'L\
Gecommitteerden van hei Nederlandsche
Zendelinggenootschap, tot het opstellen, ver-
zamelen en uitgeven van kleine Stukjes ter
herordering van Evangelische kennis en god-
zaligheid, ook hij min geoefenden; —
namelijk: i,. merens, Predikant, h. E. vinke,
Th. Dr. en Hoogleeraar te Utrecht, MOT-I.,
Jacobz., Predikant te 's Gravenhage, .7. brave,
w. van der leeuw, Predikanten «^Amsterdam,
R. adriani en J. J. van OOSTERZEE , Th. Dr.
VOORIJEniGT.
IV
Predikanten te Rotterdam, omreenkorrwtig
hun ambt en hunne bediening, dat oogmerk
gaarne wülende bemrderen, en in tiüzigt
op des Heeren medeioerkenden zegen, bieden
het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten
aan; erkennende intusschen geene uitgave
voor echt, dan welke door een hunner of
dom- de drukkers dezes onderteekend is.
In het begin dezer eeuw, en dus nu reed»
meer dan veertig jaren geleden, trachtten Be-
stunrderen van het Nederlandsche Zendeling-
genootschap eene eenigermate aansehouweliji^e
voorstelling te geven van den godsdienstigen
toestand der wereld. Zij zochten dit doel te
bereiken door de uitgave van eene plaat, in
gelijke ruiten verdeeld, op welke witte, grijze en
zwarte strepen aantoonden hoe groot het ge-
deelte van het geheel — de aarde — was , dat
door Christenen, Mohammedanen of' Heidenen
bewoond werd. Behalve dat er sedert dien tijd
groote veranderingen hebben plaats gehad, waar-
door de juistheid der voorstelling voor onze
dagen niet meer toereikend is, zoo was dit
altijd een zeer onvolledig hulpmiddel, daar het
ons alleen bekend maken kon met het betrekke-
lijke gedeelte der aarde, in hetwelk eene of
andere dezer godsdiensten Je algemeen lieer-
schendo is, zonder dat men daaruit kon te
weten komen, welke landen door Christenen,
Mohammedanen of' Heidenen bewoond worden,
terwijl van de vorderingen der Zendingszaak
langs dezen weg niets werd vernomen.
Gecommitteerden tot het opstellen , verzamelen
en uitgeven van kleine Stukjes zijn daarom ti-
rade geworden de vrienden van het Godsrijk iii
staat te stellen, zich een duidelijk denkbeeld te
vormen, niet slechts van den godsdienstigen toe-
stand der wereld in het algemeen, maar ook en
voornamelijk van de gezegende voortgangen,
welke de evangelieverkondiging vau onze dagen
in de Heidenwereld gemaakt heeft.
Ten einde hierin vollediger te slagen , hebben
zij het nuttig geoordeeld ook bij ons eene we-
reldkaart, die reeds elders verschenen was, in
het licht te geven, welke opzettelijk met dit
doel vervaardigd werd, en daaraan, naar hun
oordeel, bij uitnemendheid voldoet. Zij doen
dezelve vergezeld gaan van eene beknopte
Handleiding, die zoo eenvoudig is ingerigt, dat
zelfs de minkundige, door deze vereenigde hulp-
middelen, tot een duidelijk begrip van den
tegenwoordigen stand der zaken zal kunnen
komen.
Hoezeer dan ook de uitgave van deze kaart
met de Handleiding misschien niet regtstreeks
tot den kring hunner bemoeijingen moge be-
hooren, zoo achten Gecommitteerden dezelve
nogtans zoo zeer daarmede verwant, dat zij niet
geaarzeld hebben tot de uitvoering van hun plan
over te gaan. Zii houden zich overtuigd, dat
een en ander door de vrienden des Genoot-
schap« met genoegen zal ontvangen worden,
terwijl zij bij de bede daarom de hoop durven
voeden, quot;dat de Heer ook deze zwakke poging
ter uitbreiding van Zijn Rijk wille zegenen.
Wordt toch de vriend van het waarachtig heil
der menschheid bij de beschouwing van den
toestand der wereld eigenaardig opgewekt tol
dankbaarheid aan God voor hetgeen reeds ge-
schied is, hoe veel te meer moet hij zich tot
ijverig bidden en medewerken aangespoord ge-
voelen, wanneer hij ziet, welk een verbazend
groot gedeelte der aarde nog in den zwarten
nacht des Heidendoms, of in het schemerlicht
oener verminkte en onvoldoende openbaring
verkeert.
Hen, die verlangen mogten meer uitvoerig
met de uitkomsten van den Zendeliiigsarbeid
bekend te worden, en daarvan meer wenschen
te weten, dan met het doel van deze beknopte
Handleiding overeenkwam, verwijzen Gecom-
mitteerden naar de voortreffelijke werkjes (wat
de Nederlandsche Zendingen betreftj: Het Ne-
derlandsche Zendelinggenootschap in 1841, by
m. wijt amp; zonejf te Rotterdam, en (voor den
Zendelingsarbeid in het algemeen): Het Evan-
gelie onder de Heidenen, van j. c. wallmann ,
te Amsterdam, bij s. j. prins, 1846.
bij df.
1gt;er
Wij zien hier voor ons twee ronde- of
cirkelvlakken, van welke elk de eene helft
van den aardbol voorstelt: het zijn de beide
Halfronden der aarde. Het vlak aan de lin-
kerzijde is het westelijk Halfrond, waarin
het groote werelddeel Amerika gelegen is,
met een gedeelte der vele kleine eilanden,
welke tot het vijfde werelddeel, Australië,
gerekend worden. Het vlak ter regter zijde
is het oostelijke Halfrond; in hetzelve liggen
de drie werelddeelen Azië, Afrika en Europa,
terwijl van het vijfde werelddeel Atistralië,
beneden aan de regter zijde , nog het groote
Nieuw-Holland, benevens eenige eilanden
zigtbaar zijn.
Alles, wat op deze Halfronden blaauw
-ocr page 10-IS, stelt de zee voor; het zwart, yraaitiv
en wit beteekent land.
In het westelijke Halfrond, aan de linker
zijde, ziet men twee zeeën, de eene regts
van het land, is de Atlantische Oceaan,
tusschen Amerika en do kusten van Europa
on Afrika; de andere, links van het land,
is de groote Stille- of Zuidzee, ook onder-
scheiden in Noordzee, Stille Zee en Zuidzee,
die zich tusschen de stranden van Amerika
en Azië uitbreidt.
In den Atlantischen Oceaan zien wij twee
fitoombooten: de eene boven aan , gaat van
Engeland naar Noord-Amerika, de andere,
iets lager, van Engeland naar West-Indië.
Vervolgens gaat eene reeks van punten, die
men ook wel scheepslinie noemt, van Engeland
naar de zuidelijke spits van Amerika en om
dezelve heen naar de Zuidzee of Stille zee. In
deze zee ontdekken wij verscheidene eilanden.
Het schip, dat wij nog in den Atlantischen
Oceaan, bezuiden Amerika bemerken, vaart
j'aar de straat van Magellaan, om door deze
de Zuidzee en de vele eilanden , daarin ge-
legen, te bereiken.
In het oostelijk Halfrond, aan de regter
zijde is meer land. Boven aan, links en ge-
iioeg/.aani geheel wit, ligt het zeer verbrokkelde
werelddeel Europa, van waar de scheeps-
wegen , door punten aangewezen, uitgaan.
Beneden hetzelve naar het zuiden toe ligt
eene zee van geringe breedte, de Middelland-
sehe zee genaamd, en nog meer zuidwaarts
bet half zwart ge.stiptt', half zwarte Afrika.
ßegts van Afrika en Europa ligt het groote
Azië, alleen in het westen (links) wit en
graauw, maar verder naar het oositen (regts)
nog geheel zwart. Verder merken wij hier
nog vele eilanden op, waarvan wel eenige
wit, maar de meeste zwart zijn, en einde-
lijk nog Nieuw-HoUaiid. Ook hier varen
schepen. In den Atlantische Oceaan, links
van Afrika, vervolgt er een zijnen weg naar
de zuidelijke spits van dit werelddeel, de
Kaap de goede Hoop. Zuidwaarts van deze
Kaap zien wij de lijnen, die de koersen
aanduiden , verschillende rigtingen aannemen :
twee gaan er, langs de beide zijden van
het groote eiland Madagaskar heen, noord-
waarts naar Bombay in Oost-Indië; de derde
wijst den weg aan, die naar Calcutta in
Oost-Indië leidt; een vierde lijn loopt tus-
schen de groote eilanden door naar China,
en eindelijk nog gaat eene vijfde lijn vau
de linker naar de regter zijde, tusschen
Xieuw-Holland en Van Diemensland door,
naar Nieuio-Zeeland en de eilanden der
Zuidzee, welke beide laatsten echter op dit
Halfrond niet zigtbaar zijn. Al deze zee-
of scheepswegen bevinden zich in de Indische
zee. Nog is er eene andere lijn , die uit de
smalle Roode zee, tusschen Afrika en Azië
(Arabië) gelegen, voorkomt. Dit is de weg
der sfoorabooten, (de aoer-land mail). Elke
maand vertrekt er thans een van Suez aan
de Roode zee naar Bombay, en een naar
Calcutta. Verder gaat deze weg door de
Middellandsche zee naar Marseille in Frank-
rijk en zoo, om de uiterste spits van Europa
heen , naar Engeland.
Al het wiite op onze kaart is Evangelisch
Protestantsch land. Het tcit met zwarte
kruisen is door de Roomsch- of Grieksch-
Katholijke Kerk bezet. Het graauw is
het gebied der Mohammedanen. En al het
zwart, eindelijk, is Heidenland. Waar in het
/.wart of zwart gestipte witte kringen gezien
worden, daar bevinden zich Evangelische
Zendingsposten. Het zwarte kruis in eenen
mtten kring beteekent Roomsch-Katholijke
of Griekseh-Katholijke Zendingsposten Hier
en daar zal men ook in het, witte kringen
opmerken, zoo als in Noord-Amerika: al-
daar zijn Zendelingsstandplaatsen , omdat daar
nog heidensche stammen, midden onder de
Evangelische Christenen, gevonden worden.
Grooteie of kleinere eilanden of geheele groe-
pen van eilanden, wit geteekend, zijn door
Christelijke Zendingen bezet. Laat ons nu
eens de aarde doorwandelen , zoo als zij in
hare onderscheidene landen hier voor ons ligt.
O
In Europa zien wij bijna uitsluitend Chris-
tenland. Alleen beneden , aan de regterzijde
(in het Zuid-Oosten) is eene kleine streek
graauw, het Mohammedaansclie Turkije; Kon-
stanfinopel heeft eenen Zendingspost. Geheel
wit echter of Evangelisch-Protestantsch is
Europa slechts in het midden, waar eene lijn
Zwitserland en de meeste landen van Duitsch-
land van het Koomsch-Katholijke Frankrijk,
Italië, enz. scheidt, alsmede bovenaan, waar
Engeland als een wit eiland in de zee ligt,
naast het Katholijke Ierland , en waar verder
ter regter zijde Zweden en Noorwegen , bijna
geheel door de zee omgeven , en de eilanden
IJsland en Spitsbergen in de IJs-zee gelegen
zijn. Hoe geheel anders ziet het er uit in het
v ijfmaal grootere Azië.' Aan de linker zijde is
het yraauw tot aan de Middellandsche en
Roode zeeën. Daar heerscht onbeperkt de
valsche Profeet, Slechts eene groote, witte plek
met een zwart kruis is hier te zien, tusschen de
ICaspische en Zwai'te zeeën: het is Armenië
met zijne Christelijke kerk. Van hier links zien
wij eenige Zendingsposten. Eerst eenquot; te Trebi-
sonde, van de Amerikanen, nabij de Zwarte zee;
verder links tegenover Turkije, die van Smyrna
en Brussa, insgelijks met Evangelieboden uit
Amerika. Zuidwaarts, dijjt onder Armenië,
zien wij weder twee Amerikaansche posten , te
Urumia en Mosul onder de Nestorianen, en
verder regts de Roomsch-Katholijke in Per-
zië. Boven Arabië ontmoeten wij eerst aan
de Middellandsche zee Jeruzalem, door de
Amerikanen en eenen Engelschen Bis.schop
bezet, en Beirut, van waar zij de Drusen
en den Libanon bezoeken. Meer landwaarts
in is de post Damascus. — Zie daar do
lichtpunten in de uitgestrekte, graauwe
woestijn van Mohammed! Verder in het
zwarte Azië , dat verbazend uitgestrekte Hei-
denland , staat, boven de Kaspische zee in het
witte, een kruis; daar heeft zich de Grieksche
kerk vooruitgedrongen tot in Siberië in Azië,
welks grenslijn men ter linker zijde ziet. Bij-
na nikiden in het zwarte ligt de rnoedicr ver-
onbsp;O
overde post der Roorasch-Kathoiijke kerk in
Chineesch Tartarijë , terwijl in China zelf
nog verscheidene aanzienlijke posten dier kerk
worden aangetroffen. Maar ook te Bongkoi^g
en Cant07i aan zee heeft men de heerlijke
posten der Evangelische kerk, van de Engel-
.schen en Noord-Amerikanen, alsmede verder
noordwaarts te Ningpo. Op het vooruit-
springende Schiereiland Korea, nog verder
naar boven, hebben zich de Jezuiten geves-
tigd. Naar het zuiden, beneden China ligt
Achter-Indië. Hier zien wij regts aan de
zee de Roomsch-Katholijke posten in Cochin-
china, waar reeds zoo vele Zendelingen ais
martelaars gestorven zijn. Links, tot aan de
uiterste smalle spits des lands naar beneden
toe, volgt de keten der Evangelische Zen-
ilingsposten van de Engelschen en Noord-
Amerikanen op het gebied der Birmannen
en Maleijers. In het midden werken de
Amerikaansche Baptisten , die de vreugde
smaken een geheel volk, de Karenen, tot
Christus te bekeeren. Tusschenbeide, name-
lijk west (links) van Cochinchina, en oost
(regts) van het langwerpig Schiereiland ligt
de Amerikaansche post van Siam.
Thans begeven wij ons links of naar het
westen heen , naar een der rijkste gewesten
van de Evangelische Zendingen, naar Oost-
Indiê. Vooreerst naar Calcutta, dien groo-
ten, witten kring, juist daar waar de zee
eenen hoek vormt. In de omstreken dier
plaats hebben zich duizende Heidenen tot het
Evangelie bekeerd. Hooger op ligt, middeu
in het zwarl, da eenzame post Gorukpur van
de Engelschen, en regts van daar in
aan de grenzen van China, ligt onder de
bergvolken nog een post van de Amerikanen.
Links van daar, naar het westen, zien wij
eenen grooteren, en nog meer links, iets
hooger, twee kleinere kringen. De eerste is
de Engelsche post te Benares, de groote,
trotsche stad der Brahminen, alwaar thans
duizenden het woord des levens hooren. De
laatsten zijn Agra, door Duitsche Zendelin-
gen, in Engelsche dienst, bezet en Lodhiana
van de Noord-Amerikanen. Niet ver van
hier, in het hoogland van het Himalaija-
gebergte, zullen eerlang twee Engelsche Zen-
dingen gevestigd worden. Zuidwaarts van
den laatsten post bemerkt men, midden in
het zwart, eenen grooten witten kring. Dit
is de Engelsche post te Guzurat; digt daarbij.
links en regts, maar wat zuidelijker , zijn
weder twee posten der Engelschen, de eerste
te Sur af, de andere te Bombay en te Nasuk
onder de Mahratten. Eer wij vervolgens,
zuidwaarts trekkende, de Eoomschgezinde
zeestad Qoa bereiken, merken wij meer
binnenwaarts in het land twee lichtpunten
op. De bovenste is Puna, een Amerikaan-
sche post onder de Mahratten, de lager ge-
legene Dharwar, met nog drie kleinere ves-
tigingen van het Bazelsche genootschap. Van
het Eoomschgezinde Goa komen wij aan
Man galore, Cananore en Tellitcherry, aan
zee gelegen en slechts met éénen kring
aangeteekend, die ook door het Bazelsche
genootschap bezet zijn. Dan volgt nog de
Engelsche post te Travankore. Midden in
het land liggen nog twee posten der Engel-
schen, Mysore en Mangalore, onder de
Cajiarezen, terwijl Bellary en Belgaum ins-
gelijks nog twee kleine posten vormen.
Nu gaan wij langs de onderste spits naar de
andere zijde van het driehoekige Schiereiland
over. En daar merken wij al aanstonds eene
witte plek in het zwarte op. Het is de Zen-
ding van Tinevelly, Madura, Tanhur en
Tranquehar, waar Duitsche Evangelieboden
van Halle voor 100 jaren in het geloof gezaaid
hebben, wat vereenigde Duitsche en Engelsche
Zendelingen thans maaijen. Daar arbeidden
ziegenbalg en gkündler , schwarz en
rheniüs. Reeds 40,000 Christenen vindt men
hier, en het Evangelie begint het geheele land
te bestralen. Hier tegenover ligt het eiland
Ceylon, geheel door Amerikaansche en En-
gelsche posten omgeven. Dan volgen opwaarts
langs de kust de Protestantsche kweekscholen
der waarheid in Salem en eenige andere
plaatsen, die echter wegens de beperktheid der
ruimte niet konden aangeduid worden. Hoo-
ger op, de kring met een zwart kruis, de
vestiging der Jezuiten te Pondicherry; ein-
delijk Madras, alwaar het Evangelie rijkelijk
verkondigd wordt. Van hier tot Calcutta
ontdekken wij slechts twee kringen. De En-
gelsche en Amerikaansche posten onder de
Telogds en te Orissa, waar de magt van
Juggernaut langzamerhand voor het woord
van Christus bezwijkt.
Beschouwen wij nu de menigte van eilanden
ten oosten en zuiden van Azië. Welk een
aantal zwarte plekken zien wij van boven af,
langs het zwarte land in de zee, die Azië
aan de regter zijde bespoelt! Het zijn de
Japansche Eilanden, die geen Christen be-
treden mag, sedert de Jezuiten aldaar, onder
voorwendsel van bekeering, alle magt in han-
den zochten te krijgen, waarvoor zij echter
met eenen bloedigen dood vreeselijk hebben
moeten boeten. Al deze eilanden, tot ver in
de zee heen, zijn zwart; eerst veel lager ont-
dekken wij witte eilanden met een kruis,
de Philippijnsche Eilanden, die aan Spanje
toebehooren ; doch naauwelijks heeft het arme
volk aldaar iets meer dan een nieuw Heiden-
dom uit de handen der onwetende priesters
ontvangen. Vei-der zuidwaarts liggen aan
beide zijden, regts en links, eenige zwarte
groepen, en tusschen dezelve eenige kleinere
witte eilanden. Die witte zijn Amboina,
Boero enz.; zij behooren aan de Nederlan-
ders; en de inwoners, hoezeer in naam
reeds sedert langen tijd bekeerd, behoeven
nog de ware verkondiging van het woord
Gods, niet veel minder dan die der Phi-
lippijnen. Op het eiland Amboina bestaat
evenwel eene voortreffelijke kweekschool voor
inlandsche onderwijzers. Verder regts ligt
Celebes; de bovenste of noordelijke punt
van dit eiland is wit, daar werken toch de
Nederlanders op vijf reeds gevestigde posten
2 *
-ocr page 20-met grooten zegen, terwijl weldra nog drie
nieuwe posten daar gevestigd zullen zijn;
verder links Borneo, waarop men aan de zijde
een' grooteren, en beneden een' kleineren
kring waarneemt; de eerste is een belangrijke
post der Amerikanen , de andere de bloeijende
Zending der Duitsche broeders van Barrnen,
(het Eijnsche genootschap) en Ualle, waar
met goede hope en zegen gearbeid wordt.
Nog eer wij ons naar Nieuw-Holland be-
geven, zien wij zuidwaarts in de zee, van
de regter- naar de linkerzijde, of van het
oosten naar het westen, zich eene geheele
reeks van meest zwarte eilanden uitstrekken ;
het meest oostelijke limor heeft eenen witten
kring, daar zijn twee Nederlandsche zendings-
posten, waarvan een zich ook tot het naburig
Rotti uitstrekt. Java is graauw; de leer
van Mohammed is daar de heerschende, doch
behalve de Europesche gemeenten, die er in
verschillende steden bestaan, zijn er thans ook
twee Nederlandsche zendingsposten, te Depok
nabij Batama en te Soevabaya, beide door
witte kringen aangeduid. Nog allerdroevigst
vertoont zich het lange Sumaira, tegenover de
kust van Achter-Indië, waar slechts op eene
plaats, Padang, het Evangelie gepredikt wordt-
Op Nieuiv-Holland worden in het oosten
groote witte vlekken gezien. Maar beteekent
dit de zegepraal van het Evangelie over de
Heidenen ? Helaas, neen! Het zijn volk-
plantingen der Engelschen van misdadigers en
landverhuizers, die zich Christenen noemen.
Alleen in het zuiden en westen liggen een-
zame en onvruchtbare posten. Ook van Die-
rnensland, verder nog naar het zuiden, heeft
weinig bekeerde Heidenen, maar veel onbe-
keerde Christenen.
Afrika vertoont ons in zijne noordelijke helft,
waar alles zwart gestipt is, het land van mo-
hammed. Alleen geheel boven aan staat een
kring met een kruis, de Eoomschgezinde Zen-
ding van Algiers. Ver van daar regts, toont
een kring zonder kruis de Engelsche Zending
te Cairo in Egypte aan, en dieper binnenwaarts
stelt een zwart kruis, op een wit veld, de
doode Christelijke kerk van Abyssinië of Ha-
besch voor. Geheel het binnenland is in zwarte
duisternis gehuld. Aan de uiterste linkerzijde,
aan de Atlantische zee, waar het zwart en
graauwe aan elkander grenzen, is een kring
met een kruis, de Eoomsche Zending aan de
Senegal; zuidwaarts van hier, aan de zee,
de post der Methodisten aan de Gambia;
dan volgt, als een van God geplante hof,
de Zending in Sierra Leone, waar vele
duizenden van uit de slavernij verloste Ne-
gers, door den arbeid van Duitsche Zende-
lingen (meest van Bazel) den Heere jezus
chkistus loven. Uit dezen kring verspreiden
zich thans stralen tot diep in het binnen-
land. De kust volgende, komen wij aan Kaap
Palmas met Liberia, alwaar door Amerika-
nen het woord des levens verkondigd wordt;
dan aan Kaap Coast, en van daar noord-
waarts, in het binnenland, vinden wij Koe-
masie, de hoofdplaats der Ashantijnen, al-
waar de Methodisten eenen post gevestigd
hebben. Eindelijk zien wij nog eenen licht-
kring nabij de zee, in het Deensche gebied,
alwaar de Bazelsche Zendelingen te Ussu en
Akropong eene geopende deur vinden. Daar
waar een weinig noordwaarts de zee eenig-
zins in het land dringt, en de Niger zich
in haar ontlast, hebben de Amerikanen in
het land der Calbongo's een weinig oost-
waarts, eenen post gevestigd; ook op het
kleine eilandje hier tegenover, Fernando-Po,
wordt door Engelsche Baptisten het Evange-
lie gepredikt. Verder, langs de zwarte kust
naar beneden, ontdekken wij alleen nog de
beide Jezuïtenposten in Kongo. Nu wen-
den wij verder onzen blik naar de zuide-
lijke spits van dit werelddeel. Die spits is
geheel wit, het is het Kaapland. Door Eu-
ropeërs bewoond , en bezet door takyke pos-
ten van de Broedergemeente, de Engelsche
Methodisten en andere Engelsche Christe-
nen , van de Amerikanen, de Eijnsche en
Berlijnsche Zendelinggenootschappen, en vele
duizende bekeerden tellende, kan dit land
een Christenland genoemd worden. Hooger
op , regts aan de kust, wedijveren de Engel-
schen , Franschen en Amerikanen met elkan-
der om den nacht in eenen helderen dag te
herscheppen. Meer binnenwaarts, en nader
bij het Kaapland, hebben wij de talrijke
posten der genoemde genootschappen slechts
met twee kringen aangeteekend. Er moesten
er meer dan twaalf zijn, zoo wij ze allen
in die kleine ruimte konden aanteekenen.
Bovenaan staan de voorposten. Links de
wakkere broeders van Barmen onder de
Namaquas, regts in het midden de ijverige
broederen van Parijs, onder de Kafferstam-
men. Overal daagt hier het licht in den
droevigen nacht. Van dit lichtpunt in het
groote donkere werelddeel slaan wij eenen
blik naar het oosten op het uitgesti'ekte eiland
Madagaskar. Slechts in hope staat daar
nog een lichtkring: de Engelsche Zending
aldaar is verdreven , en hare plaats met veel
martelaarsbloed geteekend. Verder in de
Indische zee ontmoeten wij nog het kleine
eiland Mauritius, waar van twee zijden ge-
arbeid wordt, door de Eoomsche en de
Evangelische kerk. Hierheen zijn de geloo-
vigen van Madagaskar gevlugt.
Verlaten wij nu de oude wereld, en be-
geven wij ons naar het westelijke Halfrond.
Op onzen weg uit Europa daarheen ontmoe-
ten wij allereerst eene eilandengroep, die wel
M'it is, maar met een kruis geteekend. Het
zijn de Roomschgezinde Azorische eilanden,
die aan de kroon van Portugal behooren.
Hooger op ligt weder het witte IJsland.
Dan volgt het konde Groenland, verlicht
door den meer dan honderdjarigen trouwen
arbeid der Broedergemeente, welker vier
posten zigtbaar zijn. Iets lager, bijna daar
tegenover, het besneeuwde Labrador, insge-
lijks met vier posten van dezelfde gemeente
bezet. Daar achter bemerken wij, midden
in het graauwe drie lichtkringen, posten der
Engelschen onder de Roode Indianen. Nu
volgen naar het zuiden toe vooreerst het
Rooinsch-Catholijke Kanada met zijne krui-
sen ; vervolgens aan de meeren en tot aan de
zee, het Protestantsche Kanada en andere
landen, onder de Engelsche heerschappij,
allen wit. Nog verder zuidwaarts de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, in welke,
midden in het witte, nog enkele posten
der Broedergemeenten en van andere ge-
nootschappen gelegen zijn. Van daar links ^
die zwarte streep, bevat de Landen der
Indianen met talrijke lichtpunten: hier ar-
beiden onderscheidene Amerikaansche genoot-
schappen , aan welke zich thans ook de
Duitschers hebben aangesloten. Langs de zee
aan den anderen kant, boven in het noorden ,
arbeiden Russen van de Grieksche kerk , bene-
denwaarts , naar het zuiden , v an de Eoomsche
kerk, terwijl in het midden de Amerikaan-
sche Protestanten hunne Zendingen hebben
onder de Oregon Indianen. Overigens is
bijna geheel het vaste land, naar het zuiden ,
of in heidensche onkunde begraven, of door
de Eoomsche kerk bezet. Mexico, het bo-
venste gedeelte van midden-Amerika, is bijna
zoo onwetend als het heidendom. Nog al
zuidelijker komen wij aan de Engelsche Ko-
loniën, met vele posten bezet. In Zuid-
Amerika zien wij slechts ééne geheel lichte
plek, regts namelijk, aan de Atlantische zee,
waar men eenen kleinen, witten driehoek
vindt, zonder zwart kruis. Het is het Britsch
(Juiana en het Nederlandsche Suriname,
waar de Broedei'gemeente met veel zegen
werkt, terwijl verder naar alle zijden heen
het zwart graauw langzamerhand in wit
overgaat, daar overal vermenging van Heiden-
dom en Christendom plaats heeft. Midden in
het zwarte liggen nog twee Eoomsche posten.
Bij de beschouwing van West-Indie, die
ons hier nog overblijft, zien wij eene groote
menigte eilanden, sommige Eoomschgezind,
andere Protestantsch, en weder andere groe-
jien bestaan uit beiden vermengd. Echter is
hier eene groote zege behaald. Vele duizen-
den van Negerslaven zijn tot Christus bekeerd,
on Engeland heeft de zijnen vrij verklaard.
Gedurende honderd jaren hebben de Zendin-
gen der Broedergemeente en der Engelschen
deze groote gebeurtenis als voorbereid en zij
zal nog belangrijke gevolgen hebben voor
geheel Amerika.
Thans hebben wij alleen nog de eilanden
der Zuidzee (Australië) te bezoeken. Wij
zullen daartoe den koers volgen van het schip,
dat naar de zuidelijke spits van Amerika
zeilt. Daar komen wij eerst aan twee witte
eilanden-groepen. De eene, aan de regter-
zijde, zijn de Gezehahaps- of Societeils-Eilan-
den , do andere, links de Georges- en Herveij-
Eilanden. Hier heeft het Evangelie zijne
kracht betoond. De geheele omkeering toch
van deze kleine volken in die groote water-
wereld is wel een heerlijke zegepraal van het
waarachtige Christendom. Verder naar het
westen liggen weder twee witte groepen. De
eilanden regts en wat hooger, heeten de
Eilanden der Zeevarenden of Bouwmans-Eilan-
den ; de andere, links en wat lager gelegen,
zijn de Vriendschaps-Eilanden. Ook hier is
door Engelsche Evangelieboden dezelfde zege-
praal ten deele reeds behaald, ten deele zeer
aanmerkelijk voorbereid. Meer links nog
vindt men de Fidschi- of Fidji-Eilanden, al-
waar sedert eenige jaren de Engelsche Me-
thodisten ijverig werkzaam zijn, doch met
tegenstand te worstelen hebben van de zijde
der Eoomschgezinden, die er ook eene Zen-
ding bezitten. Nog een eilanden-groep, we-
der links van de vorige, heeft insgelijks eenen
lichtkring; het is die der Nieuwe Hebriden^
alwaar de Zendeling Williams, de Apostel
der Zuidzee, voor eenige jaren op Erromango
als martelaar het leven liet. Alom beginnen
zich de vonken van het licht des Evangelies
over deze eilanden te verspreiden.
]Sog twee lichtkringen verdienen onze op-
merking : de eene ligt veel meer noordwaarts
in den oceaan en bevat de Sandwich-Eilan-
den, door de Amerikanen bezet; alwaar 40,000
zielen den Heiland naar het reine Evangelie
dienen, hoezeer ook anderen door de Eoom-
sche kerk in haar valsch licht gevangen ge-
houden worden. De andere is Nieuw-Zeeland,
beneden in het zuiden gelegen, en bevat twee
groote eilanden. Op het noordelijkste, dat
bijna geheel voor het woord der waarheid
gewonnen is, hebben zich door den arbeid
der Zendelingen van de Engelsche kerk en
der Methodisten 50,000 menscheneters tot het
Evangelie bekeerd. Op het zuidelijke hebben
Duitsche broeders van Hamburg onlangs eerst
begonnen het Christendom te prediken.
Zoo hebben wij dan nu de aarde door-
wandeld. Slaan wij nu nog eens het oog
op hetgeen buiten de beide Halfronden op
dit blad te zien is.
Links, boven in den hoek, zien wij eenige
-ocr page 29-Opperhoofden der roode Indianen van Noord-
Amerika, naar het leven afgebeeld, met hun
geweldig lang haar, hunne wapenen, hun-
nen vederbos en hunne pelsrokken; onder
hen zien wij hunne spiesen, bogen, pijlen
en de beroemde tabakspijp, die bij hen op
zulk eenen hoogen prijs staat. Alleen het
skalpeermes ontbreekt, waarmede zij onmid-
delijk de huid en het haar afstroopen van
het hoofd van hunnen vijand, dien zij zoo
even met den strijdbijl verslagen hebben,
om dat in triumf met zich te voeren. Voor
hen, aan eenen boom, ziet men hunne ligt
vervoerbare tenten. In de verte verliest zich
onze blik in de onafzienbare steppen of vlak-
ten, waarin zij als wilde jagers rondzwer-
ven. Beneden in den hoek, aan de linker
zijde, bestraalt de zon van den langen nacht,
het noorderlicht, in heldere kringen de ijs-
bergen van Lapland, en de arme Laplander
doorkruist met het snelle rendier de be-
sneeuwde vlakten. Beter ingerigt en van
meer gemakken voorzien is reeds het huis
van den bewoner van IJsland, die hier, in
warme kleeding tegen de vorst beschut, voor
zijne te paard zittende vrouw staat afgebeeld.
Begeven wij ons nu naar beneden in het
-ocr page 30-midden, dan zijn wij op eenmaal van het
eeuwige ijs in het gloeijende Afrika ver-
plaatst. Ziet gij daar den zoon der woestijn,
den armen n.eger, die, rijk in zijnen God
en Zaligmaker, den Verlosser der wereld
aanbidt? Achter hem breidt zich het rotsige
landschap uit, en de drukkende wind doet
de uitgedroogde acacia op de verzengde hoogte
zijne bladerlooze takken bewegen. Maar noch
noorderlicht, noch heldere zonnestraal geeft
licht in het hart van den aardbewoner. Het
waarachtige licht, dat in noord en zuiden
schijnt, is het licht der Heidenen. (Luc. H: 32.
Jes. LX: 1 en volgg.)
Wij blikken verder naar de regter zijde
beneden. Daar laat zich over de brandende
vlakten van Hindostan een trotsche Moham-
medaan in zijnen draagstoel (palankin of
palki) door de dragers gemakkelijk vervoeren ;
achter dezen zit een statige Heiden, een Hindo-
Vorst (Radja) op zijnen prachtig uitgedosten
olifant. Zijn bediende waait hem met den
fijnen staart van den os Jak van Thibet, koele
lucht tegen. Een andere slaaf leidt het lompe
dier, terwijl een palmboom zijne takken over
hen uitbreidt.
Boven den top des palmbooms ontdekken
-ocr page 31-wij Ciiinesche wapenen , en daar boren , regts
in den hoek, zetelt de Keizer van Cochin-
china, die bloedige vervolger der Roomsch-
gezinde Christenen, op zijnen troon. Op
zijn hoofd en prachtgewaad draagt hij gou-
den sieraden van zonderlinge gedaante. Van
zijne borst af hangt het gouden beeld van
den draak, die in het rijk van China en in
Cochin-china voor het zinnebeeld geldt der
Keizerlijke waardigheid, maar die ook her-
innert aan de list en de leugen van de oude
slang, (den draak), wier werk Christus kwam
verbreken. Achter hem staan twee zijner
staatsbeambten (Mandarijnen) in hunne witte
mantels. Door het venster zien wij eene Chi-
nesche woning, midden in den weelderigen
rijkdom der plantenwereld van die gewesten
gelegen. De zuilen zijn met opscliriften in
oud Chineesch schrift versierd.
Groot is nog de rnagt der duisternis en des
Heidendoms; maar er is eene kracht werkzaam
om die beide volkomen te overwinnen, en
uit alle landen der aarde en aller menschen
mond lof toe te bereiden voor het Lam, dat
geslagt is. Zie daar tusschen de beide half-
ronden der aarde! Daar onder staat het
teeken van Golgotha reeds zegepralend op den
aardkloot. „ Dai deed ik voor u! wat doet
gij voor mij?quot; Zoo roept de stervende Hei-
land u toe. En boven spreellt;t diezelfde Heer
Jezus Christus uit het geopende woord Gods
tot u: „ Mij is gegeven alle magt in hemel
en op aarde. Gaat dan henen, onderwijst al
de volken , dezelve doopende in den naam des
Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Gees-
tes: leerende hen onderhouden alles wat ik u
geboden heb. En ziet, ik ben met ulieden al
de dagen tot de voleinding der wereld T
Een eeuwig zonnelicht straalt uit Zijne be-
lofte, en zal alle zwarte duisternis der aarde
verlichten, opdat dag worde uit schemering
en uit nacht.
nu iiE
ALGEMEENE KAART
DER
CHRISTELIJKE ZENDINGSPOSTEN.
Bij het opslaan dezer kaart, en het aan-
schouwen van die witte en graauwe on zwarte
kleuren, rijst er menige gedachte in ons op.
Ligt ontstaat er in ons hart eene afwisseling
en eene worsteling van smartvolle verbazing
met vrolijke dankzegging, van bange twijfe-
ling en vrees met blijde hoop, van geloovi-
gen moed met kleingeloovige neerslagtigheid.
En zelfs zou het den opregten, die tot dus-
ver moedig aan de Zendelingszaak had mede-
gewerkt, bij het opmerkzaam gadeslaan dezer
kaart gebeuren kunnen, dat hij moedeloos en
hopeloos daar nederzat. Dan ware het eene
slechte gave geweest, die wij aan onze vrien-
den bragten, als al dat zwarte op de kaart
zich vormde tot een wolk, die den hemel
hunner verwachtingen verduisterde, en het
uitzigt des geloofs voor hen sloot. Dat verhoede
God! En daartoe zegene Hij eenige gedachten,
die wij, met u rondom deze llt;aart neerge-
zeten, in eenvoudigheid u willen mededeelen.
Het is waar, al dat zwarte en graauwe op
de kaart, dat ons de Heidensche en Moham-
medaansche landen aanwijst, valt er ons op
eene schrikverwekkende wijs in het oog, tegen-
over de kleine lichte plekken , die de Chris-
tenlanden vertegenwoordigen. Acht honderd
millioenen zielen, die nog niets weten van
Christus en Zijne verlossing, dienen nog op
onze aarde de doode afgoden of den valschen
Profeet. En die zwarte kleur mag ons wel
tot zinnebeeld van de ellende der Heidenen
strekken. Wat men toch van hun onschuldig
en gelukkig leven verkiest te zeggen , dat
wordt door de geschiedenis van vroegeren en
lateren tijd op de treurigste wijs weersproken.
Wij willen er niet eens van gewagen, hoe
moordlust en onnatuurlijke wellust de volks-
stammen op de Zuidzee-eilanden doen te
gronde gaan; hoe in Afrika bloeddorst,
en dronkenschap, en de lust tot ijselijke
menschenofFers duizenden het leven tot eene
marteling maakt,' hoe de mensch op Nieuw-
Holla,nd dit alleen boven de wilde dieren
vooruit heeft, dat hij de kunst verstaat om nog
beneden hen zich te verlagen : van deze uiter-
sten des afvals willen wij nog niet eens spreken,
maar slechts de zoogenaamde beschaafde hei-
denlanden, Oost-Indië en China, gadeslaan
Kan het daar beminnelijke onschuld heeten
wanneer de Hindoo in zijne nachtelijke afgods
feesten , eerst door wilde muzijk en schaamte
looze dansen zichzelven in bedwelming brengt
en dan zich wentelt in het slijk eener ontucht
die zich niet beschrijven laat, om daarmede
zijnen God te dienen? Is het beminnelijke
onschuld, wanneer de Hindoo zich zoo aan
leugen gewent, dat zij hem tot eene tweede
natuur wordt? Is het aartsvaderlijke on-
schuld, wanneer de moeder haar eigen kind
in den brandenden zonnegloed nederlegt en
laat versmachten, of het onnoozele wicht aan
den tijger in het bosch, aan de krokodil in de
rivier ter prooi geeft, omdat het haar te
lastig is het te verplegen? Of wanneer de
volwassen zoon zijne eigene moeder als eene
slavin mishandelt? Of wanneer de man zijne
vrouw als eene slechte koopwaar met voeten
treedt? Is het onbezorgde vreugd, wanneer
het beangstigde hart den Hindoo drijft om
in den heeten gloed der zon zich op ijzeren
3 *
-ocr page 36-pinnen neêr te leggen, of op voetzolen rnet
ijzeren pinnen bezet van den eenen tempel
naar den anderen ter bedevaart te gaan, om
den vrede te vinden, naar welke zijne ziele
dorst? — En hoe staat het met de fijn be-
schaafde Chinezen ? Daar brengt de vader in
koelen bloede van zijne kinderen het eene na
het andere om het leven, omdat hij er zoo velen
niet kan en wil opvoeden. Daar oiïert men
gedachteloos eenige strooken goud papier aan
zijne huisgoden, en gaat dan zijnen nabuur op-
zettelijk bedriegen, en Ijerooven, en in ellende
storten. Leugen en bedrog, nijd en wantrou-
wen hebben er het geheele volksleven bedorven
en ellendig gemaakt, en nergens schijnt een
licht in dien donkeren nacht van jammer.
Dat is de zwarte wolk, die op het wijd
uitgestrekte Heidenland rijst. O! hoe veel
jammerklachten en bange zuchten schuilen er
onder dat zwart, dat mij van de kaart zoo
ernstig aanziet, jammerklagten, die geen
troostwoord van het Evangelie verandert in
lofzangen , bange zuchten, die wegsterven in
de lucht? neen die doordringen tot het hart
van dien liefdevollen Heer, die ons vleesch
en bloed heeft aangenomen , en ons aanklagen.
«la, /,ij klagen ins aan, Jat wij aiet gv-
liülpen hebben, dat wij nn althans uns niet
haasten ter hulpe. Gij ziet daar op de kaart
boven de beide cirkelvlakken der aarde hef
opengeslagen Bijbelboek, en als gij de plantd
opzoekt, die daar aangeteekend staat, dan
leest gij : Gaat henen, onderwijst al de iwl-
keren. Dat is het bevel van onzen Heiland,
Koning en Kegter, Zijn uitdrukkelijk bevel
aan n, en ons, en aan Zijne jongeren. Want
dat het de twaalf Apostelen niet alleen gold ,
dat kan een kind'begrijpen , daar die twaalf
mannen zelve het Evangelie niet in de ge-
heele wereld aan alle volken prediken konilen.
En zoo lang er nog een volk op aarde
is, dat nog niet van den Zaligmaker der
wereld weet, zoo lang houdt dit bevel voor
ons zijne volle kracht, en ongehoorzaamheid
valt als een vloek op ons eigen hoofd terng.
„ Ik zal het den grooten Massa zeggen!quot;
sprak eens een Negerslaaf tot zijn' harden
heer, die hem niet naar de kerk wilde
laten gaan. „ Ik zal het den grooten Mees-
ter zeggen,'' zoo roept, waarschuwend en
weeklagend, ieder volk, dat nog geen Zen-
delingen heeft, der Christenheid toe, en de
groote Meester in den hemel, die het ge-
roep der raven aan de beek bemerkt, hoort
ook en merkt op dat klaaggeschrei der
Heidenwereld over u en ons.
Vrienden! het bevel van Christus gaat
ons aan. En kan ik zelf niet gaan, zoo heb
ik toch vele wegen en middelen om mede te
werken, mede te helpen , mede te bidden ,
mede te strijden, opdat Zijn rijk, naar Zijn
bevel, tot alle volken kome. Hier is geene
verontschuldiging.
Een heidensche Hindoo vond eens onder
een' boom aan den weg een Christelijk trak-
taat, door een vromen Engelschman op goed
geluk daar neergelegd. Het traktaat was wel
naauwelijks een cent waardig. De Hindoo
neemt het op, leest het, weent, gelooft, en
vindt in Christus Jezus heil en vrede. Hij
gaat henen, en verkondigt aan zijne broe-
ders , wat hij gevonden, en inwendig erva-
ren heeft, en velen van hen gelooven ook
Zal de vrome Engelschman zijn loon wel ver-
liezen voor de cent: dien hij aan het trak-
taatje besteedde? En weet gij dan of uw
penningske misschien ook niet eene verloren
ziel tot het leven leidt? O! bij de afrekening
op den grooten dag zullen er verwonderlijke
ontdekkingen geschieden, en verbazende za-
menknoopingen van kleine middelen niet
groote uitkomsten aanschouwd worden
Maar misschien zit er iemand, tot bedaard
en naauwkeurig berekenen geneigd , bij de
Zendelingskaart neder, en zegt, dat men wel
een mülioen Zendelingen noodig had, oni,
naar Christus' bevel, aan alle Heidenen het
Evangelie te brengen, terwijl er tegenwoor-
dig nog maar vijf duizend evangeliesche ar-
beiders, mannen en vrouwen, Europeërs en
inboorlingen te zamen gerekend, op den
grooten akker arbeiden. Is dat , vraagt hij ,
geen hopeloozen arbeid te noemen ? Of een
ander ziet op de kaart, en merkt op, dat
in achtien eeuwen nog niet meer dan eenige
kleine streken der aarde wit zijn geworden,
en meent, dat men daarom den arbeid liever
moet opgeven, waarvan toch niet veel komen
zal. Misschien hebben de discipelen ook wel
, zoo gedacht, toen zij daar in de woestijn die
vijf duizend mannen zagen, en dan nog zoo
vele vrouwen en kinderen, die door een paar
brooden en visschen moesten gevoed worden.
En toch hebben een paar brooden eu vis-
schen die allen zoo volkomen verzadigd, dat
men nog vele korven vulde met de brokken
die zij overlieten, En zou dan van dat
hemelsche brood, dat woord van God, dat
die vijf duizend Zendelingen in onze dagen
onder de hongerlijdende volken der aarde
uitdeelen , eene geringere wonderkracht uit-
gaan ? Zouden zeven gerstenbrooden en twee
visschen vijf duizend mannen het ligchaam
hebben kunnen voeden, toen zij op het
bevel van den Vorst des levens onder hen
werden uitgedeeld, en zouden dan die vijf
en twintig millioenen Heilige Schriften, en
die honderd millioenen Christelijke traktaten,
die in de laatste veertig jaren, alleen door
de Engelsche Bijbel-, Traktaat- en Zendeling-
genootschappen, in honderd en zestig talen
zijn uitgedeeld, zouden die dan niets ver-
mogen? Zouden die, in strijd met Gods
belofte, ledig wederkeeren, daar toch de
regen en de sneeuw niet wederkeeren zonder
de aarde bevochtigd en vruchtbaar gemaakt
te hebben? Neen! een van beiden, 6f de
gansche geschiedenis van het Godsrijk op
aarde is een ijdele droom, een hersenschim ,
öf er ligt een zaad in den grooten akker der
heidenwereld, dat zijne rijke en heerlijke
vrucht moet opleveren.
En bij dat alles mogen wij bij den Zen-
delingsarbeid te moede zijn als die Engelsche
Generaal in Indië, die met eenige duizend
man voor de wallen en grachten van eene
onverwinnelijk schijnende bergvesting stond ,
om haar in te nemen. Hij voert zijne troe-
pen tegen de vesting aan; maar door den
vijand afgeslagen en ontmoedigd keeren zij
terug, en schilderen met de sterkste kleuren
de moeijelijk heid , de onmogelijkheid om met
zoo kleine magt de vesting in te nemen :
men moest de poging opgeven. „Watquot; zegt
de Generaal, „de poging opgeven? Ik heb
het bevel in mijn' zak, dat het geschieden
moet. Komaan, kinderen! wij moeten de
vesting hebben!quot; En ziet! de Britsche troepen
veroveren het eene bolwerk na het andere,
en steken het zwaard niet in de schede, eer
zij overwonnen hebben.
Geliefden! wij dragen ook het bevel in
den zak. De heidenwereld moet, zij moet
vol worden van den naam onzes hooggeloof-
den Heilands, en al reikten de muren, die
wij beklimmen moeten, tot in de wolken
en al waren de grachten zoo diep als de hei,
over die muren henen dragen ons de ade-
laarsvleugelen des geloofs, en over die diepe
grachten slaan wij den brug der goddelijke
beloften, en: „ de liefde van Christus dringt
ons!quot; dat is ons veldgeschrei.
Of willen wij handelen als de Israëlieten ,
toen de verspieders hun verhaalden, dat er
zulk een sterk volk in Kanaan woonde, en
dat de steden vast en zeer groot waren, en
dat zij er ook Enakskinderen gezien hadden?
Toen verhiej zich de geheele vergadering,
en al de Milderen Israels murmureerden
tegen MOZES en tegen AäRON (I). Maar wij
weten, wat de Heer toen sprak: Zoo xoaar-
achtig als Ik leef, zoo zal de gansche
aarde met de heerlijkheid des Heeren ver-
vuld worden. fl ant al de mannen, die
gezien hebben mijne heerlijkheid, en mijne
teekenen, die ik in Egypte en in de woes-
tijn gedaan heb, en mij nu tien malen
verzocht hehben, en mijne stem niet zijn
gehoorzaam geweest; zoo zij het land, het-
welk ik hunnen vaderen gezworen heb, zien
zullen! behalve kaleb , de zoon van jefunke,
en jozua, de zoon van nün (2). En de
Heer heeft woord gehouden. Al die mannen
vielen in de woestijn, en hunne kinderen
(1)nbsp;Numeri XIV : 1 en 2.
(2)nbsp;x\um. XIV ; 21 , 23 en 30.
-ocr page 43-gingen veertig jaar later Kanaan binnen.
En was Israël toen sterker, krijgskundiger ,
aan helden rijker geworden ? Neen! maar
de heerlijkheid des Heeren was in hun midden.
Toen de Jordaan moest worden overgetrok-
ken , werden de wateren der rivier afgesneden,
zoodat Israël er droogvoets doorging. En
toen men tegenover den vijand stond, stelde
de Heer als heirvorst zich aan de spitse,
met een uitgetogen zwaard in de hand (1),
en nu vielen de Enakskindereu onder de
slagen der door God aangevoerde strijders,
en de muren van Jericho stortten in , alleen
op het geluid der bazuinen.
Nu is het wel zonneklaar, dat men zulk
een' zegetogt niet doen kan zonder geloof.
En is die krijgs- en zegetogt legen Kanaan
een zinnebeeld van den grooten strijd, dien
wij, vooral in het Zendelingswerk, tegen het
rijk van den Overste dezer wereld te strijden
hebben, zoo is het ook hier, even als daar
onmogelijk zonder geloof de zege te behalen.
Daarmede bedoelen wij echter niet een
geloof aan de Zendelingen , of aan de Zen-
(Ij Juz. V; 13 en U.
cleliiiggenootschappen, en derzelver hoe zorg-
vuldig ook berekende maatregelen. Zij zijn
allen stof en asch, en geven ons op en in
zich zelven geen aasje zekerheid, dat het groote
doel bereikt zal worden. De Zendelingen,
op welke wij onze schoonste verwachtingen
gebouwd hadden, ziet! zij sterven. De ge-
nootschappen, wier moedige en welberaden
j)ogingen ons de schoonste uitzigten openden,
ziet! zij kunnen dwalen en mistasten, zij
kunnen ontbonden worden. De maatregelen
en plaimen, die onfeilbaar het doel schenen
te zullen bereiken, ziet, kleinigheden, dio
geen mensch kon berekenen, doen dezelve
mislukken. Moest ons geloof op zulk een
zandgrond gebouwd worden, dan mogten wij
we] dadelijk allen Zendelingsarbeid staken.
Maar neen ! het geloof, dat wij bedoelen ,
en waarmede wij zoo zeker zegepralen als
God leeft, is het geloof aan de almagtige
werking van liet woord Gods. Diezelfde
mond, die eens sprak met scheppende al-
inagt: „Daar zij licht T heeft ook het
woord gesproken : „ De aarde zal vol kennis
des HEEREN zijn, gelijk de wateren den
bodem der zee bedekken'' (1). Heeft op dat
(1) Jes. XI: 9.
almagtige scheppingswoord de daadzaak eener
uit niets gewordene w-ereld geantwoord, zoo
moet ook op dat woord der verlossing de
daadzaak antwoorden eener uit zonde cn dood
tot leven en geregtigheid herboren wereld.
Sn gelijk eens dat scheppingswoord het drooge
scheidde van de wateren, en de groote en
kleine lichten ophing aan het uitspansel des
liemels, en de aarde bedekte met een groen
tapijt, en lucht en zee en berg en dal ver-
vulde met levende wezens, en over alle
schepsel de geheimvolle kiacht der vrucht-
baarheid uitgoot, zoo werkt ook het woord
der verlossing, van die eerste belofte af, die
aan de eerste zondaren het zaad der vrouwe
toezegde, door al de eeuwen voort met schep-
pende kracht, en zal niet rusten, eer het
alles volbragt is. Door de almagtige werking
van dat woord der verlossing werd er van
SETH af een heilig geslacht bewaard; daar-
door werd no ach gered uit de wateren van
den zondvloed, en uit het zaad van seth een
abraham geboren. Dit verlossingswerk heeft
abitaham's geslacht talrijk gemaakt als het
zand aan den oever der zee; heeft in het
midden van Israël den tabernakel opgerigt,
waarin de heerlijkheid des Heeren woonde;
heeft Profeten en Koningen verblijd, als zij
in het geloof het toekomstige heil aan-
schouwden ; en heeft eindelijk den hemel
geopend, opdat de Heer der heerlijkheid
nederdaalde. en geboren werd in Bethlehems
stal. Door dit almagtige verlossingswoord is
nu de gemeente uit den wortel van iSAï op-
gewassen tot een' boom Gods, die zijnen top
verheft tot in de wolken, en zijne takken
uitbreidt over de volken der aarde. En dat
sterke woord is het eindelijk, dat nog heden
de Zendelinggenootschappen vormt, jongelin-
gen en jonge dochters roept, en uitrust, en
uitleidt tot het heilige werk, en in onze harten
gewilligheid opwekt om onzen penning bij
te dragen. O! heilig en heerlijk woord der
almagt: De aarde zal vol kennis des heiïren
zijn, gelijk de wateren den bodem der zee be-
dekken. Gij zijt de eeuwige rots, waar mijn
geloof op steunt, dat al dit zwarte land der
Heidenen eens wit en helder blinken zal van
den glans van Jezus mijnen Koning!
Waar echter dat geloof gevonden wordt.
Geliefden! daar is het levendig en krachtig,
en brengt ligchaam, ziel en geest in bewe-
ging: zoodat wij rusteloos werkzaam zijn in
de dienst van dien God en Zaligmaker, die
dat woord der verlossing heeft gesproken.
In het jaar 1813, toen de edele Koning
van Pruissen zijn door de Fransche heer-
schappij diep vernederd volk tot den moedi-
gen strijd voor Koning en Vaderland opriep,
liepen er duizenden uit de werkplaatsen, en
de handelhuizen, en de gerigtshoven te wapen,
en de hoogescholen werden bijkans ontbonden,
daar leermeesters en leerlingen zich onder
de krijgsvanen schaarden. Vrouwen zelfs en
meisjes voegden zich in de reijen der strijders.
Alles leefde en werkte voor den grooten be-
vrijdingsstrijd. Geen offer scheen te groot;
de man scheidde zich van zijne vrouw,
de bruidegom van zijne bruid, de ouders
van hunne kinderen. Wie zelf niet kon
medetrekken, hielp anderen uitrusten, de
landman gaf gewillig zijn laatste paard voor
het leger; de vrouwen bragten haren opschik;
kinderen en dienstboden hunne spaarpenningen
ten offer. Een arm Silesisch meisje verkocht
hare schoone haarlokken, en schonk den prijs
er van aan Koning en Vaderland.
O! dat zulk eene bereidvaardigheid tot
ieder offer, en zulk een heldenmoed in den
strijd ook in de onderdanen van onzen Heer
Jezus Christus gloeide! Of zou de zaak van
onzen glorierijken Koning en Heiland dat
niet waardig zijn? Ja, geprezen zij Gods
genade, datzelfde en nog meer geschiedt ock
thans in stille verborgenheid. De jaarboeken
der geschiedenis spreken daar wel niet van ,
en in het oog van de kinderen dezer wereld
is het dwaasheid; maar in den hemel staat
het opgeteekend, en de groote dag zal het
openbaren. Het zijn toch niet de groote en
rijke oifers van onzen overvloed, die op de
weegschaal des heiligdoms het zwaarste we-
gen , maar de penningen der weduwe. Dat
is eene daad des geloofs voor God, wanneer
daar de jonge landman, na den vroegen dood
zijner trouwe huisvrouw, den geheelen bruid-
schat van twee honderd gulden, dien zij
liem heeft aangebragt, aan de Zending ten
offer brengt; — wanneer een ander, bij het
aangaan van zijn huwelijk, dezelfde som als
vrijwillige tiende uitreikt, opdat ook de Hei-
denen den liefelijken naam van Jezus hooren
mogen; — wanneer esn oude reiziger naar den
hemel honderd gulden, in geld opgespaard,
ten offer brengt, „ omdat zijn tijd kort is;quot; —
wanneer eene jonge weduwe haar halssieraad
van zwarte barnsteenkoralen , „ dat zij eens in
hare ijdelheid, om haren man te behagen,
zich had omgehangen , en nu uit liefde voor
den Heer wil afleggen,quot; ten behoeve der Zen-
ding overgeeft; -- wanneer, na het houden
eener reds over de Zending, ringen en oor-
sieraden , horloges en kettingen onder de in-
gezamelde giften worden gevonden. En wie
telt de stille en luide gebeden, die gedurig
tot den troon der genade opstijgen om de
komst van Gods Koningrijk? Leggen zij geen
zwaar gewigt in de weegschaal der zegepraal
van het rijk Gods, die in het verborgene wordt
voorbereid! O! het zijn geene trotsche en
prachtige uitrustingen, waarmede men als
stormenderhand zegepraalt; neen! het zijn de
stille, geheimvolle krachten des geloofs en des
gebeds, die Satans heerschappij ondermiinen
en de zege behalen.
Maar nu, geliefden! de hand op het hart!
Wat hebt gij voor de groote en heilige zaak
van uwen eeuwigen Koning reeds gedaan ?
Welke persoonlijke en dadelijke dienst hebt
gij aan deze zaak reeds bewezen? Hebt gij,
(— wij spreken tot u en tot ons zelven —}
hebt gij van het uwe reeds zóó dien Heer
geofferd, dat Hij het op den grooten dag,
als niet ora der menschen, maar om Zijnent-
wil , en als aan Hem gegeven , zal kunnen
aanmerken ? Heeft reeds de mildheid, de t
blijdschap, waarmede gij graft, bij den Heernbsp;i
van uwe ingenomenheid met Hem, van uw
verlangen naar de komst van Zijn rijk, naar
de behoudenis der zielen getuigd? Hebt gij
voor de heilige zaak der Heiden-bekeering al
eens in waarheid, in den vollen zin des
woords u zelven overgegeven, daarvoor uw'
tijd, uwe kracht, uwe rust, uw genot
gewillig opgeofferd ? Gij, jongeling! in den
bloei uwer jaren, heeft de Geest des Heeren
u de behoefte der Heidenen aan herders ennbsp;i
leeraars nog niet onder het oog gebragt ?
Gij, voorgangers in de gemeente! School-
onderwijzers! hebt gij al wel eens in uwe
gemeente, onder uwe kinderen, met heiligen
ernst gezocht naar bruikbare arbeiders bijnbsp;|
het Zendelingswerk? Gij, handwerkslieden!nbsp;^
hebt gij er wel eens aan gedacht, hoe gijnbsp;,
met uwe kunst, en de vaardigheid uwernbsp;^
handen , op velerlei wijs, aan den voortgang
der Zending medewerken, en door kosteloozennbsp;I
arbeid de Zendelinggenootschappen menige
-ocr page 51-uitgaaf besparen , en hen daardoor in staat
l?unt stellen, om meer Evangelieboden uit te
zenden? En aan u, vaders en moedersj
hebben wij bovenal een ernstig woord. De
Heer heeft u in uwe kinderen eene gave
toevertrouwd, die onberekenbaar gewigtig is.
Wie uwer weet het, waar God uwen zoon ,
uwe dochter nog eens toe roepen zal ? Kon
EUNiCE zich wel voorstellen , wat er eens van
haren timotheüs zou worden ? Kon monika
vermoeden, wat groote taak haar lieveling
AUGüSTiNUS in Jezus' Koningrijk zou vervullen?
Maar dat was het eerste, waarvoor beide moe-
ders zorgen wilden, dat in het teedere hart
hunner kinderen het geloof en de liefde voor
Jezus werd geplant; dat die plant door tucht
en vermaning werd aangekweekt, en door aan-
houdend gebed vruchtbaar werd gemaakt. En
toen de Heer nu uit vrije genade hare zonen
riep tot Zijne dienst, zoo konde de moeder met
blijdschap voor Hem verschijnen en zeggen:
„ Zie, hier ben ik , en de kinderen , die Gij
™ij gegeven hebt.quot; Haar huis was de Zende-
lingsschool geweest voor hare zonen , en dat
moeten ook onze huizen , dat moet onze op-
voeding en onze omgang, vaders en moeders!
voor onze kinderen zijn. Dat is de persoonlijke
Ko-nT. S te euar^Tri:''Ùi