-ocr page 1-

^ e .nbsp;(c^)

BïDT ZONDER OPHOUDEN!

tweede uuuk.

TE ROTTERDAM,

bi) M. WIJT amp; ZONEN,

'^flikkers van het XeJerlaiulsclie Zeivleliiiggpnootschap.

1857.

Nquot;. LXXU.

-ocr page 2- -ocr page 3-

V O O li B E R1G T.

Gecommitteerden van het Nederlandsehe
Zendelinggenootschap, tot het opstellen, ver-
^amelen en uitgeven van kleine Stukjes ter
bevordering van Evangelische kennis en god-
^'^l'^gheid, ook hij min geoefenden; —
'^^inelijk: l. merens, Predikant, h. e. vinke,
Dr. en Hoogleeraar te Utrecht, j. moll ,
^o^ohz.. Predikant te 's Gravenhage, j. brave,
'^er leeuw
, Predikanten «eAmsterdam,
^^RIAni en j. j. van oostekzee, Th. Dr.

-ocr page 4-

ivnbsp;voorbeitlgt.

Predikanten te Rotterdam, overeenkomstig
hun ambt en hunne bediening, dat oogmerk
gaarne imllende bevorderen, en in uitzigt
op des Heeren medewerkenden zegen, bieden
het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten
aan; erkennende intusschen geene uitgave
voor echt, dan welke door een hunner of
door de drukkers dezes onderteekend is.

-ocr page 5-

BIDT ZÜNDER OPHOUDEN!

Men zou het gewis eene groote eer en
^■en uitstekend voorregt achten, als men tot
eenen wijzen en magtigen vorst dagelijks
den vrijen toegang, en daarbij de verzekering
bad, dat hij, voor zoo ver zijn vermogen
reikte, aan eens ieders betamelijke begeerten
zou voldoen, en in de behoeften van al
^ijne onderdanen voorzien. Talrijk, voor-
waar , zou de menigte zijn, die zich telkens
O'n den troon van den goeden Koning zoude
scharen; en ongetwijfeld zou men elkander
als verdringen, om onder de eersten te zijn ,
die aan hem hunne wenschen konden open-
baren , en hunne belangen aanbevelen. Doch
hoe uitnemend is dan de eer, en hoe

-ocr page 6-

onwaardeerbaar het voorregt, dat wij niet
slephts eiken dag, maar ieder uur, ja eiken
oogenblik tot aller heeren Opperheer onge-
hinderd kunnen naderen! Dat de een naar
den ander niet behoeft te wachten, om
tot Hem de toevlugt te nemen! Dat wij,
zonen en dochters van het stof en strafschul-
dige zondaars, tot Hem mogen spreken als
kinderen tot hunnen vader! Dat wij van
Hem verti'oosting, kracht en licht, en de
vervulling van onze algemeene en bijzondere
behoeften mogen vragen! En bovendien de
vaste overtuiging hebben, dat Hij, naar
Zijne wijsheid en liefde, alles geven zal,
wat voor een ieder het beste, en het meest
geschikt is om hem op te voeden voor
zijne toekomende bestemming. Inderdaad,
men zou het verwachten, dat allen, zonder
onderscheid, gaarne van die eer en dat
voorregt zouden gebruik maken; en dat
niemand zich door eenig beletsel zou laten
weerhouden, om telkens en op nieuw zijne
bezwaren en nooden in Gods vaderlijken
schoot vertrouwelijk uit te storten.

-ocr page 7-

In die verwachting nogtans ziet men zich
jammerlijk teleurgesteld, als men verneemt
quot;vvelke gevoelens en gezindheden des harten
Velen, die Christenen heeten, in hunne
woorden en gesprekken openbaren , of in hun
gedrag en hunnen wandel ten toon spreiden.
Daaruit blijkt, dat er geene gemeenschaps-
oefening tusschen hen en den Allerhoogste
plaats heeft. Het gevoel hunner afhankelijk-
heid van Hem schijnt bij hen uitgedoofd.
2ich zelven genoeg, verlaten zij zich op
hunne eigen vermogens en krachten. Van
den Hemel verwachten zij niets, maar alles
van de aarde. Over hetgeen zij voornemen
of ten uitvoer brengen, vergeten zij den zegen
•les Almagtigen af te smeeken. Zij hopen,
ja rekenen daarbij voornamelijk op de goed-
keuring en medewerking hunner vrienden en
begunstigers. En onder alles, wat hen dreigt
drukt, zien zij den oppersten Bestuurder
^an hun lot voorbij, en verzuimen zij zich
^an een middel tot afwending en verzachting
van gevaren en rampen te bedienen, dat, wèl
aangewend, nooit vruchteloos is beproefd

-ocr page 8-

geworden, cn dat bovendien zoo uitnemend
gescliikt is om geduldig en onderworpen
bet leed der aarde te doen dragen.

Mogt dit boekje als bij toeval denzulken
in handen komen, die in het daar getee-
kende beeld hunne eigen gedaante aanschou-
wen , dan verzoeken wij hen vriendelijk,
dat zij het niet ter zijde leggen. De lezing
daarvan zou, onder den Goddelijken zegen,
ook
hen kunnen overtuigen, dat zij tot nu
toe een voorregt versmaadden, hetwelk door
geringe en magtelooze stofbewoners naar zijne
waarde nooit genoeg geschat wordt, en dat
zij eenen pligt verzuimen, aan welks beoe-
fening God zelf de heerlijkste beloften lieeft
vastgemaakt. Onbewimpeld echter bekennen
wij het, dat dit stukje in de eerste plaats
niet geschreven werd voor degenen, die
gewoon zijn het gebed te verwaarloozen;
want hoe zou het in ons hebben kunnen
opkomen, om hen, die aan den omgang mot
het beste Wezen geene behoefte gevoelen , tot
het
bidden zonder ophouden op te wekken ?
Neen, de meer gemoedelijke Christen stond

-ocr page 9-

ons (laarbij vooral voor den geest. Voor
lieni, die zich den Heer gedurio' voor oogen

Onbsp;Onbsp;O

stelt; wien het goed is nabij God te wezen;
die vau zijne genadige vergunning, om geheel
het hart voor Hem te mogen ontlasten,
gaarne gebruik maakt, voor wien hot gebed
staf, zijn schild, ja somtijds zijne
laatste toevlugt is op den vaak moeijelijken
levensweg, voor hem zullen wij het
in de
eerste plaats
regt duidelijk pogen te maken,
^vat het beteekent
zonder ophouden te hidden.
Vervolgens,
wenschen wij hem te doen
gevoelen hoe noodzakelijk dit zij.
Daarna,
op eenige belet.selen hem te wijzen, die
hem somtijds verhinderen dezen pligt te be-
trachten. En
eindelijk, hem eenige raad-
gevmgen mee te deelen, die hem in het
beoefenen daarvan kunnen behulpzaam wezen.

_ Wij hopen dat een ieder, die dit boekje
handen neemt, wel weten zal wat
hidden
Als wij onze behoeften en bezwaren,
het zij onder onze bezigheden door stille

-ocr page 10-

verzuchtingen, of in de eenzaamheid met
eene hoorbare stem; het zij in den kring
onzer huisgenooten en vrienden , of openlijk en
gemeenschappelijk in onze heiligdommen , eer-
biedig , ootmoedig en vertrouwelijk voor God
open leggen; — onze nooden Hem klagen ; —
de vervulling onzer betamelijke begeerten van
Hem verwachten; — voor Zijne onverdiende
gunstbewijzen Hem danken, dan bidden wij.
Het gebod is eene wezenlijke behoefte voor
den redelijken mensch, die zijne zwakheid
en afhankelijkheid gevoelt, en erkent, dat
hij zich zelven niet helpen , of geven kan ,
wat hij noodig heeft. Het is eene aangename
bezigheid voor den godvruchtige, waardoor
hij de betrekking onderhoudt, die God zelf
heeft aangeknoopt met Zijne opregte vereer-
ders , toen Hij het hun vergunde om met
vrijmoedigheid toe te gaan tot den troon
Zijner genade. Het is eene verheffing der
ziel tot den Onzigtbare, waardoor do afstand
kleiner schijnt te worden, die den hemel
van de aarde verwijdert, en zij zich nader
bij den Algoede en Getrouwe plaatst, om

-ocr page 11-

tot Hem te spreken als een vriend tot zijnen
vriend, als een kind tot zijnen vader.

A-'s men weet wat bidden is, dan zal
nien er gewis zich niet over verwonderen,
dat wij het gebed aanprijzen; maar niet al
de lezers van dit boekje zullen zich terstond
een helder begrip kunnen vormen van het
opschrift, aan deszelfs hoofd geplaatst:
Bidt
sonder ophouden!
Daarom zullen wij hun
de
beteeJcenis daarvan regt duidelijk pogen
'fl maken.
Het bevat eene opwekking niet
van ons zelven , maar van eenen Apostel des
Heeren. Vóór achttien eeuwen vloeide zij
reeds uit de pen van den rijk begaafden
P
aulus, toen hij zijnen eersten brief aan do
gemeente te
'Ihessalonika schreef. (1) Hij,—
die in het belangrijkste keerpunt zijns levens,
toen hij van een' vijand in een' vriend van
JEZUS herschapen werd, in het gebed alleen
■herademing en troost had gevonden voor zijn
door schuldbesef verbrijzeld gemoed; hij, —
die onder al den smaad en laster, de ver-
^'olgi'ig en het lijden, welks hij om de
1 Thessal. V; 17.

-ocr page 12-

verkondiging van het Evangelie moest ver-
duren , lust en ijver, kracht en moed ont-
vangen had tot hot werk zijner bediening
op het herhaalde gebed; hij kon niet nalaten,
onder velerlei vermaningen, ook
deze aan
zijne medechristenen te geven:
Bidt zonder
ophouden!
Zekerlijk echter kan hij hiermede
niet bedoeld hebben hun te bevelen , dat het
gebed hunne
eenige bezigheid zonde zijn;
dat zij
altijd en onaf gebroken bidden moesten ;
want dit zou
onmogelijk, onnoodig, ja zelfs
schadelijk wezen.

Do vermogens van onzen geest zijn beperkt.
Hij kan zijne aandacht slechts op één bepaald
punt vestigen. In een broos ligchaam wo-
nende, dat hem in zijne wei'kzaamheden
meermalen belemmert; en op de aarde ver-
toevende, waar hij dikwijls met voorwerpen
van allerlei aard zich bezig houden, en voor
het tijdelijke leven zorgen moet, is het hem
niet mogelijk, zich altijd boven de beuze-
lingen van het stof te verheften. Hij mag
wel bij en onder alles, wat hij bedenkt en
overlegt, God niet vergeten, en naar zijnen

-ocr page 13-

^'il zijne gedachten en voornemens regelen.
Hij behoort ook, vóór hij iets belangrijks
ten uitvoer brengt, den Almagtige om zijnen
bijstand en zegen te vragen. Hij kan zelfs
bij zijnen omgang met menschen, als hij in
beslissende oogenblikken over gewigtige zaken
ben onderhouden moet, door stille verzuch-
ting zich tot den Alwetende opheffen , zoo als
ï^ehemia deed, toen hij zijne vurige begeerte,
Om tot welzijn van zijn volk en vaderland
naar
Kcinadn terug te keeren, aan den Per-
sischen Koning moest openbaren. (1) Maar
bet ligt buiten de grenzen der krachten van
den menschelijken geest, om, zoo lang hij
'n de iiutte der sterfelijkheid als opgesloten
al den tijd aan den omgang en de
gemeenschajisoefening met den Oneindige toe
te wijden.

Dit is ook omioodig; want het gebed is
^el het beste en krachtigste middel tot aan-
kvveeking van christelijke gevoelens en deugd ,
maar het is de Godvrucht zelve niet. Door
onzen tijd aan het gebed te besteden,

(') Nehem, 11: 4, 5.

-ocr page 14-

zouden wij onophoudelijk goede gezindheden
en voornemens in ons binnenste verwekken,
zonder ze ten uitvoer te brengen. Het zou
een bestendig gebruik maken van het middel
zijn, zonder ooit het doel daarvan te berei-
ken; een bedriegelijke schijn van godzalig-
heid, waaraan het wezen ontbreekt; een on-
christelijk leven, dat onmogelijk kon ingerigt
worden naar den inhoud van het Evangelie,
hetwelk allerwegen cp do beoefening zijner
voorschriften aandringt.

En welk eene schade zou het veroorzaken ,
als wij al onze dagen alleen aan den omgang
met God toeheiligden! Wij zouden dan de
ons toevertrouwde talenten begraven ; de krach-
ten , ons geschonken om werkzaam te zijn,
vei-lammen; de ons aanbevolen pligten ver-
zuimen. En de geschiedenis der Christelüke
kerk kan het getuigen, hoeveel nadeel zulk
een bespiegelend leven dikwijls gesticht; hoe
vele ondeugden het gekweekt; lioe het menig-
maal de huiselijke en maatschappelijke orde
verbroken heeft. Onmogelijk beeft PAULUS kun-
nen willen, dat de Christenen zijne woorden

-ocr page 15-

naar de letter zouden opvatten, toen hij
schreef:
Bidt zonder ophouden! Hij, die
het zoo duidelijk wist, dat werkzame liefde
lOt God en den naaste het voornaamste be-
standdeel van het Christelijke leven is; hij,
die telkens op de oefening in godzaligheid
aandrong; hij, die het den geloovigen te
Tliessalonika zoo nadrukkelijk inscherpte,
dat,
zoo iemand niet wil werlcen, hij ook
niet ete;
(1) dat zij hunne eigen dingen
zouden doen, en werken met hunne eigen
handen;
(2) en dat Ibij zelf nacht en dag
gearbeid had, opdat Jdj niemand onder hen
iot last zoude zijn;
(3) hij, voorwaar, kan
door zijne vermaning geene aanleiding tot
schandelijke en hoogst
schadelijke ledigheid
hebben willen geven.

Bidt zonder ophouden! zal dus naar het
oogmerk des Apostels beteekenen: vestigt uwe
aandacht gedurig op het hoogste Wezen!
denkt dagelijks aan Hom, als den Beschikker
Van uw lot, als de Bron van alles goeds!

(1) 2 Thessal. III: 10quot;. (2) 1 ïhessal. IV: ll\

(3) 1 Thessal. II: flb. 2». brief III : 8.

-ocr page 16-

Verblijdt u over de oogenblikken, welke gij
tot eene naauwere gemeenschap met uwen
hemelschen Weldoener kunt afzonderen! Koopt
die zoo veel mogelijk uit! Maakt daarvan
een trouw gebruik! Want hij, die deze nei-
ging tot het gebed in zijn binnenste voedt,
hij zal niet slechts God bestendig onder het
oog en in het hart hebben, en het meerma-
len ouder zijne bezigheden en bij zijn verkeer
met anderen door stille verzuchtingen tot
Hem opheffen; maar er zal ook geen dag
zijns levens voorbijgaan, waarop hij geene
eigenlijke gezegde gebeden tot den hemelschen
Vader zal opzenden. — Als wij eenen vriend
bezitten, dien wij vuriglijk liefhebben, dan
verlangen wij hem zoo dikwijls mogelijk
te ontmoeten. De tijd, hoe kort, valt lang,
gedurende welken wij van hem verwijderd
zijn. Wij verrigten ons werk met verdub-
belde vlijt, om des te langer den gemeen-
zamen omgang met hem te genieten. Zoodra
wij er de gelegenheid toe hebben, begeven
wij ons tot hem. Het is ons niet mogelijk
een besluit te nemen, zonder zijn gevoelen

-ocr page 17-

er vooraf over gehoord te hebben. Voor
hein hebben wij geene geheimen. Gaarne
luisteren wij naar zijnen raad. Bij elke on-
derneming rekenen wij op zijne hulp en
medewerking. Wij gevoelen ons, met één
Woord, nergens vrolijker en gelukkiger dan
ni zijne nabijheid. Past men dit voorbeeld
op den omgang des godvruchtigen met God
toe, dan zal men zich, zoo wij vertrouwen,
een helder begrip kunnen vormen van hetgeen
de Apostel met zijne vermaning bedoelt:
Bidt
zonder ophouden!

Dat dit noodzakelijk is, wenschen wij
de tweede plaats onzen lezer te doen
gevoelen.

Zonder ophouden te bidden is vooreerst nood-
zakelijk wegens het
beoel van God zeioen.
El' is naauwelijks een pligt tot welks be-
'•quot;achting wij in de gewijde schriften ernstiger
krachtiger worden opgewekt, dan tot het
aanhoudende gebed. De heilige mannen,
door den Geest Gods gedreven, komen daarop

2

-ocr page 18-

telkens terug en weten bijkans geene woor-
den genoog te vinden om ons de beoefening
daarvan aan te prijzen. Ouder de oude be-
deeling vermaanden de viome Dichters en
Profeten de
Israéliten bij herhaling, dat zij
hun hart voor God uitstorten, zijn aangezigt
zoeken, zijnen naam aanroepen zouden. De
Heer
jezus vooral leerde ons, dat men allijd
bidden moet en niet vertragen.
(1)

Öm ons daartoe ten krachtigste aan te
sporen, helderde Hij zijn onderwijs omtrent
het
bidden zonder ophouden door eene uit-
muntende gelijkenis op. Er was eens, zeide
Hij, in eene zekere stad eene weduwe,
eene zwakke en hulpbehoevende vrouw, van
haren steun en beschermer beroofd, en
bovendien door eenen magtigen vijand ver-
drnkt en benaauwd. Zij wendt zich in ha-
ren kommervollen toestand tot den hoogsten
Overheidspersoon harer woonpla.ats, wiens
pligt het was uiet alleen regt te spreken,
maar het ook te handhaven. Zij geeft hem
opening van iiare zaak, en ten volle over-
(1) Luk. XVIII: i-8a.

-ocr page 19-

tuig'i van de billijkheid harer klagt, ver-
wacht zij, Jat de regter het vonnis der
^eroordeeling over hare wederpartij uitspre-
, en ten uitvoer leggen zal. Doch zij
''ag zich in die verwachting teleurgesteld ;
Want de man, tot wien zij hare toevlugt
''ad genomen, was een stuursch en hard-
vochtig mensch, die God niet vrtK'sde, en
Seen mensch ontzag. Hij weigerde hare
belangen zich aan te trekken, omdat hij er
^oor zichzelven geen voordeel in zag, en
de arme vrouw geene middelen had om
be'n de handen te vullen. Daaro.n blijft hij
'aar met verachting afwijzen, toen zij, met
flanen in de oogen, voortvoer zijne reo-t-
^■aardigheiJ in te roepen. Zij laat zfch
échter door dien willekeur en tegenstand
'^'«t afschrikken of ontmoedigen. Op haar
goed regt steunende, toont zij zich ongezind
van haren billijken eisch af te zien.
I^'j komt gedurig bij den regter terug om
laar verzoek te herhalen. Hoe onvriende-
liij haar bejegent en wegzendt, hoe
sterker en onvermoeider zij aanhoudt. Tel-

2 *

-ocr page 20-

kons dringt zij met zoo veel klem en na-
druk op de verhooring van hare bede aan,
dat de anders onversaagde man voor eene
magtelooze vrouw bevreesd wordt. Hij stelt
zich voor, dat zij eindelijk
komen en hem
het hoofd breken,
dat is, in het aangezigt
vliegen en hem mishandelen zal. Hij ziet
zijne rust, zijne eer, zijn gezag door haar
bedreigd. En om zich van haren overlast
te ontslaan, doet hij uit ijdelen angst, dat-
gene waartoe pligt en geweten hem niet
hadden kunnen bewegen: hij herstelt de ver-
drukte weduwe in het genot harer regten.
Hoe uitlokkend is dit voorbeeld om ons tot
het aanhouden in het bidden te bewegen!
Hoe uitnemend geschikt om ons van de onmo-
gelijkheid te overtuigen, dat God naar het
gebed zijner kinderen niet zou hooren ! of was
het geene heerlijke overwinning, welke eene
behoeftige weduwe op eenen aanzienlijken en
verharden booswicht behaalde? Hij, — op
wien noch eerbied voor den Allerhoogste, noch
achting voor zijne medemenschen eenigen in-
vloed hebben, hij wordt gedwee, en zwicht

-ocr page 21-

eindelijk voor het herhaalde zuchten en smee-
ken van eene vrouw. Niet door medelijden
'Wet haren beklagenswaardigen toestand, maar
alleen door veees voor de nadeelige gevol-
gen, welke zijne voortdurende weigering
voor hem zelven hebben kon, wordt hij
ten laatste gedrongen om haar verlangen
te bevredigen. Indien nu, vraagt de Heer,
een onregt vaardige en gewetenlooze regter,
een verachter van God en spotter met de
ellende der verdrukten, een zelfzuchtig en
hoogmoedig man zich bewegen laat door
ernstig en aanhoudend bidden, zou dan het
allerheil igste en regtvaardigste Wezen, de
liegter der weduwen en Vader der weezen,
de onbaatzuchtigste en tot allen zich neêr-
buigende Handhaver van regt en geregtigheid
zijne gunstgenooten dag en nacht te vergeefs
tot Hem laten roepen? Neen; het is niet
nit hardvochtigheid en wreedheid, als hij
vertraagt zijne lievelingen te hulp te komen;
quot;laar uit gadelooze
lankmoedigheid, zoo wel
o^'er de goddeloozen, als over zijne onregt
lijdende kinderen.
Ik zeg u, zoo betuigde

-ocr page 22-

Jezus, dat Hij hun haastelijk, op bet oti-
verwaclits, als zij de hoop op uitkomst of
redding reeds opgegeven hebben,
regt doen
zal,
en hunne betamelijke wenschen ver-
vullen. Daarom mag het uitstel der ver-
hooring hunner gebeden hen nimmer moe-
deloos maken of doen wanhopen, maar moet
hen veeleer tot het
bidden zonder ophouden
aansporen.

Menigvuldig zijn ook de vermaningen van
's Heilands discipelen, die in hunne brieven
daartoe gedurig opwekken. Zij bevelen ons:
Volhardt in hel gebed! ^Ij Houdt sterk
aan in het gebed, en loaakt in hetxelve
met dankzegging!
(2) Weest in geen ding
bezorgd; maar laten uwe begeerten in alles
door bidden en smeeken met dankzegging
bekend worden bij God!
(3) Werpt al uwe
bekommernissen op Hem; ivajit Hij zorqt
voor u.
(4) Indien iemand van u loijsheid
ontbreekt, dat hij ze van God begeere,
die een ieder mildelijk geeft, en niet verwijt;

(i) Rotn. XII: 12c (2) Kollo.ss. IV: 2.

(3) Filipp. IV: 6.nbsp;(4) I Petr. V: 7.

-ocr page 23-

ß« sy zal hem geschonken xoorden. (1) Dit
IS de vrijmoedigheid, die wij tot Hem heb-
ban, dat zoo wij iets bidden naar zijnen
Hij ons verhoort. En indien icij welen
dat [Jij ons verhoort, wat wij ook bidden,
weten ivij, dat wij de beden verkrijgen,
wij van Hem gebeden hehben.
(2)
Voorwaar, al deze betuigingen en opwek-
l^ingen ons gedaan in den naam van God
zelven, die ons waar en duurzaam geluk
altijd beoogt, moesten reeds genoegzaam
^'jn I om een ieder van haar groot belang
te overreden, en tot het
bidden zonder ophouden
aan te moedigen.

Wij zullen echter nog meer overtuigd
Worden dat dit noodzakelijk is, als wij
^^n tweede op de voornaamste oogmerken
heilrijke gevolgen
van het gebed de aan-
dacht vestigen. Het dient om als afhan-
l^elijke schepselen den Almagtige te huldigen
onzen Heer en Koning, om als behoef-
tigen Hem te erkennen voor onzen eenigen
en algenoegzamen Weldoener; om als on-
(•) Jak. 1:5.nbsp;(2) 1 Joh. V: 14 , 15.

-ocr page 24-

waardigon de liefde en genade van den
Barmhartige af te smeeken; om als zwakke,
ligt struikelende zondaars op onze menig-
vuldige gebreken en overtredingen opmerk-
zaam te blijven,- en het te gevoelen, dat
wij alles van den hemelschen Vader moeten
ontvangen , en zijne hulp altijd noodig heb-
ben. Door het gebed wordt de eerbied voor
God en zijne bevelen telkens verlevendigd,
en de liefde jegens Hem, waaruit de gewil-
lige gehoorzaamheid van zelf voortvloeit,
aangevuurd. Door het gebed leeren wij
meer vertrouwelijk met het Opperwezen te
verkeeren, en worden wij bevreesd, om Hem ,
even als een vriend met wien wij dagelijks
omgaan, to beleedigen. Door het gebed
herinneren wij ons onzen verheven aanleg
en onze heerlijke bestemming; maken wij
de kluisters losser, die ons aan het stof boei-
jen; verheffen wij ons boven de verganke-
lijke dingen dezer aarde; en stemmen wij
ons tot het bedenken en betrachten van al
wat edel, rein en goed is. Het spreekt van
zelf, dat deze heerlijke bedoelingen , waar-

-ocr page 25-

mede de omgang met den Oneindige ons
zoo dringend is aanbevolen , door ons niet
bereikt zullen worden, en wij de liefelijke
vruchten van het gebed voor ons zelven niet
genieten kunnen, ten zij wij gehoor geven
aan de vermaning des Apostels:
Bidt zonder
^houden !

En dit wordt nog noodzakelijker, als wij
ten derde bedenken, dat het aanhoudende
gebed alleen het vermogen bezit om ons
ie bemoedigen en op te beuren onder den
kommer en de bezwaren van het tegen-
'teoordige leven.
Niet altijd is het pad, dat
^^'ij hier beneden bewandelen, effen noch de
lgt;emel boven onze hoofden helder. Donkere
Wolken pakken zich wel eens zamen. Het
onweder barst los, en de storm loeit om
ons heên. Ja, de lijdensbeker gaat op eene
onbestendige en vergankelijke wereld van
liand tot hand. Een ieder moet er vroeger
of later uit drinken. Den eenen treffen
i'ainpen, welke geen menschelijke arm kon
afwenden , of geene menschelijke hand ver-
1'gten. De andere ziet zijne, zoo hij meende,

-ocr page 26-

wel beraamdü plannen verijdelen, of lijdt
sciiade aan zijne bezittingen. Hier kwijnt
men langzaam weg aan eene ongeneeslijke
kwaal, waarbij de knnst des Iieelmeesters
verlegen staat. Daar wordt men in droefheid
en rouw gedompeld daar den vroegtijdigen
dood zijner geliefden, Somtnigen worden
miskend en veracht, omdat men hunne
verrigtingen in een valsch daglicht plaatst,
of hen van misdrijven beschuldigt, waarvan
hun geweten hen volkomen vrijspreekt. En
allen gaan wij eene toekomst tegen , waarvan
het geheel onzeker is, wat zij voor ons in
haren schoot besloten houdt. Wat anders
zal ons onder dit alles opbeuren en bemoe-
digen dan het aanhoudende gebed tot den
almagtigen en liefderijken God , die dreigende
gevaren afwenden, de magtigste vijanden
beschamen, en de ])ijnlijk3te wonden ver-
zachten kan? Of hebt gij het wel niet eens
ondervonden mijn broeder of zuster! dat het
gewigt der rampen dat u neerdrukte ver-
minderde , als gij aan eenen trouwen vriend of
vriendin uwen nood kondet klagen; als dezen

-ocr page 27-

deelnemend naar u luistei-den, en door hunne
deelneming in uw lot, een gedeelte van het
pak dat u bezwaarde schenen over to ne-
nnen ? Maar wat zijn aardsche vrienden,
beschouwd als vertrouwelingen van ons ver-
borgen verdriet? lïoe zelden vindt men er
/ /

■^en, voor wien men het hart geheel kan
openen, en aan wien men zich onbewimpeld
durft vertrouwen, zoo als men is en zich
gevoelt? Hoe velen daarentegen, die wel in
onze vreugde; maar weinigen, zeer weinigen,
die in onze droefheid willen deelen ? O! geheel
anders is het God tot zijnen vertrouweling
te hebben, die altijd nabij is, om ons te
hooren; voor wien wij niets behoeven te
Verzwijgen; aan wien wij de geheimste be-
geerten onzer ziel ontdekken kunnen. In-
derdaad, wanneer men onder het leed en de
zorgen des levens tot den Algoede de toevlugt
beeft genomen, dan is het, als men uit het
bidvertrek terugkomt, of men met zijnen bes-
ten vriend heeft raad genomen. Men gevoelt
dan eene merkbare verandering en verligting,
als of de hemelsche Vader, van wien

-ocr page 28-

wij overtuigd zijn, dat Hij het lot zijner
kinderen met wijsheid bestuurt, een gedeelte
der bezwaren lieeft afgewenteld.

Eindelijk ten vierde is het aanhouden in
het gebed noodzakelijk, omdat
onze ge-
heden meestal niet terstond verhoord mor-
den-,
want het gebeurt dikwijls, dat God
eerst dan de betamelijke wenschen zijner
opregte vereerders vervult, als zij Hein meer-
malen daarom hebben aangeroepen. Hij
schenkt hun, wat zij noodig hebben op
zijnen tijd, en door die middelen, welke
Hij de beste acht. Hij verbeidt wel eens
te hulp te komen, opdat het blijken zoude,
dat alle menschelijke berekeningen feilen,
en de vergankelijke
ADAMS-zoon niets vermag.
Hierdoor wil Hij hot geloof in Hem op den
toets stellen; zijne kinderen in het onwan-
kelbare vertrouwen op Hem oefenen; en
hen aansporen, om zich naauwer aan Hem
te verbinden. En als zij dan eindelijk uit
Zijne vaderlijke hand ontvangen, wat zij
menigmaal vurig van Hem begeerden; ja
somtijds nog meer dan zij verlangden of

-ocr page 29-

durfden verwachten, welk eene verkwikke-
lijke vreugde zal dan de geheele ziel innemen
dergenen , die zonder ophouden baden ? Hoe-
veel zoeter zal dan het genot der zegeningen
''■'jn, welke de hemelsche Weldoener hun
aanbiedt als vruchten van hun herhaald gebed!
Welk een gloed van dankbaarheid zal daarbij
bet geheele hart verwarmen!

Wij twijfelen er niet aan , of onder onze
lezers zullen er sommigen zijn, die zich
Zelven moeten beschuldigen, dat zij de Apos-
tolische vermaning:
Bidt zonder ophouden!
te weinig ter harte nemen, al is het dat
•'U door eenen godsdienstigen zin en vromen
Wandel boven anderen uitmunten , zoo als
^ü over het geheel van hen vertrouwen,
Voor wie wij dit boekje bestemden. Wij
^tellen ons voor, dat van hen deze en gene
y zich zelven zal zeggen; „Er komt bij mij
quot;nbsp;van dien dagelijkschen omgang met

oden Allerhoogste. Ik bid, ja, op bepaalde
quot;tijden; maar het hart blijft daarbij doorgaans

-ocr page 30-

„zoo koud. Het is dikwijls niet veel meer
„dan eene uiterlijke vertooning en pligtple-
„ging voor den Heer, tot wiens troon ik
„ meestal uit gewoonte nader. Ik ben van
„het betamelijke der gemeenschaps-oefening
„ met mijnen liemelschen Leidsman overtuio-d.

O

„De voordeelen en genoegens daaraan ver-
„ bonden, zijn mij niet onbekend; maar ik
„ weet zelf niet wat mij daarvan terughoudt.
„Ik neem mij wel eens voor om daarin
„ meer getrouw en naauwgezet te worden ,
„maar verzuim op nieuw mijn goede voor-
„ nemen ten uitvoer te brengen.quot; Stemt gij
in, broeder of zuster! met de betuiging, welke
wij u daar in den mond legden? Dan ver-
manen wij u ernstig om ook in dit op-cigt
naar verbetering te trachten. Dan moogt gij
wel beginnen met te vragen, dat de Heer u
meer beziele door zijnen Geest, die uwen
bidijver zal aanvuren. En dan zult gij on-
getwijfeld verlangen, dat wij u op
eenije
beletselen wijzen,
welke u in de betrachtiu'iquot;
van den i)ligt, door
paui.üs ons aanbevolen,

somtijds hinderlijk zijn.

m

-ocr page 31-

E™ eerste beletsel is, dunkt ons, een niet
levendig geloof aan Gods voorzienigheid.
Men stemt het wel toe, dat de zorg, het
opzigt en bestuur des Oneindigen tot al zijne
schepselen zich uitstrekken; doch men berust
t® veel in de bloote toestenimin«; dezer alg-e-

Onbsp;O

meen erkende waarheid, zoodat zij haren
heilzamen invloed op het hart en leven niet
Uitoefent; want als wij meer bedachten, dat
Wij door Gods adem bezield, door Zijne
quot;'agt geschraagd, door Zijne wijsheid geleid
Worden; — als wij, zonder eenigen twijfel,
Ons steeds overtuigd hielden, dat wij goenen
Voet voorwaarts kunnen zetten zonder den
hijstand van den Alvermogende te behoe-
den; ■— als wij het diep gevoelden, dat er
dag van ons leven voorbijgaat, waarop
d^'J geene vergiffenis van onze feilen en ge-
bleken noodig hebben ora deelgenooten ta
^■yi en te blijven van de geestelijke en on-
^ergankeüjke zegeningen door Christus ons
■langebragt; wij zouden als van zelf bewogen
gorden om telkens en op nieuw tot den
lemelschen Vader de toevlugt te nemen, en
ronder ophouden te bidden.

-ocr page 32-

Een ander beletsel, dat ons in de beoefe-
ning van dezen pligt vaak belemmert, vinden
wij in onze
lusteloosheid en traagheid.
Toen het voortreffelijkste schepsel op aarde
van zijnen Schepper het aanwezen had ont-
vangen , kende het geen grooter wellust, dan
door Hem geleid en opgevoed te worden.
Vrolijk ging het zijnen Weldoener ts gemoet,
als deze zich openbaarde om het te onder-
wijzen. Het zag Hem in alles, wat het
omringde, en proefde zijne gunst in al, wat
het genoot. Maar nadat de mensch zich
had laten vangen in den strik der zonde,
verwijderde hij zich, door haren heilloozen
invloed, hoe langer zoo verder van het beste
Wezen, in welks tegenwoordigheid hij zich
te voren verblijde. Nadat hij de hand van
zijnen getrouwen Leidsman had losgelaten
om zijnen eigen lust te bevredigen , verflaauvvde
het verlangen naar den omgang met Hem;
ja de begeerte daartoe werd bijkans geheel
uitgebluscht. In plaats van met zijnen God
te raadplegen, en aan Hem zich te onder-
wer])en, volgt hij nu meestal zijne eigen in-

-ocr page 33-

zigten, en verlaat zich op zijne wijsheid en
voorzigtigheid. Van middelen, welke hij
aanwendt en niet van den daarbij onmisbaren
zegen des Almagtigen, verwacht hij de ver-
Vulling zijner behoeften. Hij vestigt zijne
hoop op broze en zwakke stervelingen, en
liet op den Waarachtige en Onveranderlijke.
En alzoo berust hij veeltijds in de tweede
oorzaken, omdat hij geenen lust heeft en te
traag is, om tot de eersten op te klimmen.

Wij houden ten derde de aardsgezind-
heid
insgelijks voor een beletsel, dat niet
v^'einigen verhindert den raad van paulus op
te volgen; want zoo lang men van het zigt-
hare en vergankelijke de hoofdzaak van het
leven maakt, is het niet mogelijk, dat er
®ene bestendige begeerte naar den omgang
t^^et God kan ontstaan, in de ziel die met
het zien- en zinnelijke geheel vervuld is. Of
Wee« gij ^i^t, dat de vriendschap der loereld
vijandschap Gods isf Zoo wie dan een
'quot;^^end der wereld wil zijn, die wordt een
^^and van God.
(1) Niemand immers kan
(t) Jac. IV: 4.

-ocr page 34-

twee heeren dienen; want of hij zal den
éénen haten en den anderen liefhebben, of
hij zal den éénen aanhangen en den an-
deren verachten; gij kunt niet God dienen
en den Mammon. {),)
Daarenboven, als men
op de aarde bijkans uitsluitend voor de aarde
loeft, dan blijft er geen tijd over om dien
aan het behartigen van zijne eeuwige belangen
en het daartoe noodige gebod toe te wijden.
Men werkt en zwoegt en slaaft dan van don
vroegen morgen tot den laten avond om de
spijs die vergaat. Men heeft het dan zoo
druk met zijne huiselijke zaken of beroeps-
bezigheden , met het verbeteren van zijnen
staat, of het ontwerpen van allerlei plannen
daartoe, met het regelen van op handen
zijnde feesten, of het bijwonen van allerlei
vermaken, dat men geen uur van den dag
kan uitwoekeren , om eenen blik naar binnen
te werpen, en het hart naar boven te heffen.
Hierbij komt, dat men, nu en dan tot God
naderende, door zijne gehechtheid aan het
aardsche zich verleiden laat, om alleen of
(1) Matth. VI: 24.

-ocr page 35-

voornamelijk tijdelijke zegeningen van Hem te
dragen, die Hij. naar Zijne wijsheid en goed-
heid maar zelden schenken kan, omdat zij
de kwaal, waaraan men lijdt, veeleer verer-
geren dan verbeteren zouden. Men wordt nu
Ontevreden en verdrietig. Men klaagt: „ Meer-
» malen bad ik reeds om een ruimer bestaan ,
quot; een' aanzienlijker post. grooter voorspoed bij
»mijne ondernemingen; doch ik werd niet
verhoord.quot; Men Iaat nu het bidden na, dat
men waant vruchteloos te zijn, en ontwijkt
hoe langer zoo meer, van wien men
meent, dat Hij ons niet genegen is. Maar in-
dien onze wenschen en begeerten integendeel
zich meer naar het geestelijke en hemelsche
quot;itstrekken, dan zullen wij, om deze betere
®ehatten te verkrijgen, den hemelschen Vader
quot;^et een meer kinderlijk toeverzigt aanroepen,
Hij zal ze, op het gebed, ons zekerlijk
geven. Door deze ervaring geleerd, zouden wij
deii band der vereeniging tusschen ons en het
j Wezen telkens naauwer toehalen, en
verlangen naar het verkeer met den Vriend
O'i/ier zielen zou dagelijks toenemen.

3 *

-ocr page 36-

Men vindt er ook velen, die zich het
gebed van
sommige uitwendige omstandig-
heden
onafscheidelijk verbeelden. En ziet-
daar een
vierde beletsel, dat hen verhindert
daarin aan te houden. De ée'n stelt zich
voor, dat het zeer veel op de
plaats aan-
komt , waar men tot den Allerhoogste na-
dert, en hecht groote waarde aan opzettelijk
daartoe ingerigte kamertjes of bidcellen. Een
ander denkt, dat zijn omgang met God
aan
vast bepaalde tijden van den dag ver-
bonden is. Hier meent men, dat de waarde
en kracht des gebeds aanmerkelijk verhoogd
worden , als een
leeraar der godsdienst
daarbij de voorganger is. En elders verbeeldt
men zich dat
vele en uitgezochte looorden
tot een ernstig en hartelijk gebed vereischt
worden. Wie zal het .ons niet toestemmen ,
dat deze en dergelijke verkeerde begrippen
en vooroordeelen in het
bidden zonder op-
houden
belemmeren moeten? O, als men
zich gedurig herinnerde, wat
JEZUS tot de
Samaritaansche vrouw heeft gesproken:
Vrouw! geloof mij, de ure komt, toanneer

-ocr page 37-

gijlieden, noch op dezen berg (Gerizira),
noch te Jeruzalem, den Va ler zidt aan-
bidden, want God is een Geest, en die
Hem aanbidden, moeten
[Hem] aanbidden
geest en loaarheid
(1). Als men meer
acht gaf op het voorbeeld des Zaligmakers,
voor wien de gansche natuur een heiligdom
^as, waarin Hij des daags of des nachts,
des morgens of des avonds zich voor Zijnen
hemelschen Vader nederboog, zoo dikwijls
Hij aan den gemeenzamen omgang met Hem
behoefte gevoelde.

Als men 's Heilands onderwijs, op eenen
herg in
Galiléa gegeven, meer ter harte
'^am: Gij, ivanneer gij bidt, gaat in moe
binnenkamer, en uwe deur gesloten heb-
bende , hidt uwen Vader, die in het
■oerborgen is; en uw Vader, die in het
'herborgen ziet, zal het u in het openhaar
^'^'''gelden. En als gij hidt, zoo gebruikt
ysen ijdel verhaal van woorden, gelijk de
^leidenen; icant zij meenen, dat zij door
hunne veelheid van woorden zullen ver-
(1) Joli. IV : 21, 24.

-ocr page 38-

hoord icorden. Wordt dan hun niet ge-
lijk
(1) Als men meer aan het uitmun-
tende gezegde van
paulus dacht: De God,
die de wereld gemaakt heeft, en alles wat
daarin is, deze zijnde een Heer des he-
mels en der aarde, xmont niet in tempelen,
met handen gemaakt; en wordt ook van
menschenhanden niet gediend
[als] iets be-
hoevende.
(2) Als men het nooit vergat,
dat eene kinderlijke gezindheid, dat een-
voudigheid, welmeenendheid en hartelijkheid
onze gebeden bovenal aangenaam maken bij
God, men zou overeenkomstig des Apostels
bevel, meer
bidden zonder ophouden.

Er is , eindelijk, nog een vijfde beletsel,
dat sommige gemoedelijke Christenen meer-
malen in het bidden doet vertragen. Men
hoort hen wel eens klagen over het
gemis
van vrijmoedigheid,
waardoor zij verhinderd
worden gemeenzaam met den hemelschen
Vader om te gaan. Naar mate zij in de
kennis van zich zelven toenemen, en hoe
langer zoo meer ontdekken, dat zij dagelijks
(1) Matth. VI: 6-8. (2) Hand. XVII: 24, 25a.

-ocr page 39-

met de booze lusten van bet vleesch te
strijden hebben, en in vele opziglen struike-
l^m,
naar die mate wankelt somtijds hun
geloof, verflaauwt hunne hoop, en vermin-
dert ook hunne vrijmoedigheid tot het gebed.
Het gevoel van hunne onwaardigheid en
trouweloosheid maakt hen huiverig om tot
den
Waarachtige en Getrouwe telkens de
toevlugt te nemen. Tot dit wegwerpen
hunner vrijmoedigheid laten zij zich echter
meestal verleiden door hunne bekrompene
denkwijze omtrent den inhoud van het
Evangelie, omtrent de zondaarsliefde van
Gfod, en de algenoegzaamheid Zijner genade
m
christus jezus, onzen Zaligmaker. Door
Hem, en door Hem alleen, onzen eenigen
Middelaar en Voorspraak bij den Vader, die
leeft om voor ons te bidden, hebben wij
eenen ruimen en geopenden toegang tot God.
^00 lang wij den grond onzer vrijmoedig-
heid tot een vertrouwelijken omgang met
Hem bij ons zelven zoeken, zal deze telkens
onder onze voeten wegzinken, en wij, be-
vreesd en verlegen, zullen tot den vlekkeloos

-ocr page 40-

Kc'ne niet durven naderen; maar als wij
ons verlaten op de uitnemendheid en waar-
digheid van onzen Heer
jezus Christus , door
wien wij geregtvaardigd zijnde uit het geloof,
vrede hebben bij God,
(1] dan buigen wij
ons kalm en blijmoedig voor den troon
Zijner genade neder, om onze behoeften en
bezwaren voor Hem te leggen. En
wij
hebben geenen Hoogepriester, die niet kan
medelijden hebben met onze zwakheden; maar
die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht
geweest,
[doch] zonder zonde. (2) Onze zon-
den!
— ja, — zij kunnen de oorzaak zijn
onzer onvrijmoedigheid tot het gebed, als wij
er in volharden; als wij ze onnadenkend of
met opzet bedrijven; als wij er niet tegen
op onze hoede zijn; maar als wij ze haten,
ze betreuren en belijden; als wij gelooven,
dat wij in
den Geliefde de vergeving der
misdaden hebben naar den rijkdom zijner
genade-, (3)
en de toenemende zelfkennis
ons daarbij aanspoort tot de oefening in

(2) Hebr. IV: 13.

(1) Rom. V: I.
(3) Efes. I: 7.

-ocr page 41-

godzaligheid, dan kunnen wij zeker wezen,
dat geene zonde of zwakheid, die nog tegen
onzen wil in ons overgebleven is, ons be-
hehoeft te verhinderen om te
hidden zonder
'Ophouden.

Met de voornaamste beletselen bekend, die
tot het vertragen in het bidden aanleiding
geven, is het de dure pligt van iederen
Christen om zich daarvoor in de eerste plaats
te wachten. Dit zal onzen Lezers minder
moeijelijk vallen, als zij bij herhaling aan-
dachtig overwegen en ter harte nemen, wat
^ij bij het voorstellen en ontwikkelen dier
beletselen hun aanbevolen. Hierdoor zullen
zy zich telkens meer in staat gevoelen
ze te boven te komen. Met dat al
konden wij dit stukje niet eindigen, zonder
dat wij er nog
eenige raadgevingen hadden
bijgevoegd, welke, met Gods zegen, voor
allen nuttig kunnen zijn, die de Apostolische
Vermaning wenschen op te volgen.

Herinner u, ten eerste, dikwijls hoe

-ocr page 42-

vele en uitgestrekt uwe behoeften zijn!
Wij bobben allen dagelijks ontelbaar vele
behoeften, behoeften voor ons zelven en voor
onze lieve betrekkingen; behoeften voor den
geest en voor het ligchaam; behoeften voor
het tegenwoordige en toekomende leven; be-
hoeften voor het land waarin wij wonen;
en voor de uitbreiding van het koningrijk
der hemelen op aarde. Omdat de meesten
daarmede onbekend zijn, weten zij veeltijds
niet waarom zij bidden zouden, en bevin-
den zij zich in eene zekere soort van nood-
zakelijkheid ora het gebed te verzuimen.
Van deze onkunde zal men genezen worden ,
als men meer oplettend zijnen weg betreedt;
naauwkeuriger acht geeft op alles , wat men
rondom zich ziet gebeuren, en zich gewent
aan eene naauwgezette beproeving van zijn
hart en zijnen wandel; eene beproeving,
die zooveel mogelijk al de betrekkingen
en omstandigheden des levens omvat. O,
als wij ons gedurig onze menigvuldige noo-
den en gebreken voorstellen, dan zullen wij
veeleer over de onmogelijkheid klagen om

-ocr page 43-

alles, wat ons op het harte ligt, in Gods
vaderlijken boezem uit te storten, dan dat
het ons aan gedachten en woorden tot het
gebed ontbreken zal. Daarom verzuime nie-
mand zich dagelijks eenige oogenblikken in
het eenzame af te zonderen! Hij onderzoeke
daar zijnen toestand! Hij denke na over
zijne gezindheid jegens God en zijnen naas-
ten; over het waarnemen van den post
Waarop de Voorzienigheid hem plaatste; over
het verkeer met zijne huisgenooten en vrien-
den; over het voorbeeld, dat hij geeft aan
degenen die hem omringen; met één woord,
over al zijne algemeene en bijzondere aange-
legenheden ; over al zijn doen en laten! En
er zal zulk een overvloed van gevoelens en
gezindheden, van begeerten en wenschen
zich op één hoopen, die hem tot het gebed
aanleiding geven en stemmen zullen, dat hij
de vermaning vau
paulus buiten twijfel zal
opvolgen:
Bidt zonder ophouden\

Vergeet, ten tweede, nooit, hoe nietig
en hortzigtig de mensch, en hoe ondoor-
grondelijk Gods idjsheid is!
Velen , helaas!

-ocr page 44-

verzuimen dezen raad op te volgen. Zij
zijn, over het algemeen, M'ijs in hunne
eigen oogen. Zij verstouten zich over alles
te oordeelen en te beslissen. Zij weigeren
somtijds te gelooven wat boven het bereik
hunner rede ligt. Zij hebben daarenboven
bekrompene begrippen van den hoogen God.
Zij meten zijne volmaaktheden af naar de
onvolledige denkbeelden, welke zij er zich
van vormen. En uit hunne redenen zou
men dikwijls dit gevolg afleiden, dat hun
lot veel beter geregeld en bestuurd zou
worden, indien de Alregeerder daarbij hunne
inzigten volgde; df, dat
zij de leiding, de
gunst en den bijstand van den Almagtige
en Barmhartige wel ontberen kunnen. Het
spreekt van zelf, dat het gevoel van afhan-
kelijkheid bij dezulken wordt uitgedoofd;
de kinderlijke gezindheid jegens den hemel-
schen Vader onderdrukt, en de neiging tot
het gebed uit het hart verbannen. Men
onderscheide zich voordeelig van die waan-
wijze en hoogmoedige menschen! en vergete
het nooit, dat ons verstand te beperkt, en

-ocr page 45-

ons oog te kortzigtig is, om te weten en te
beoordeelen wat waarlijk goed en nuttig is.
Men verbeelde zich een kind, dat met zijnen
vader over het beste plan van opvoeding en
over zijne toekomende bestemming in de
maatschappij verlangde te spreken! Zou het
in staat zijn den vader, indien deze daar-
over met zijnen lieveling handelen wilde,
in zijne redenering te volgen ? — Men stelle
zich een' eenvoudigen landman voor, die tot
den Koninc naderde om hem over de hooge
aangelegenheden des Rijks te raadplegen, en
omtrent de geheimen der staatkunde te wor-
den ingelicht! Zou hij, indien de Vorst zich
Vernederde om zich daarover met hem m
te laten, niet telkens de schouders ophalen,
en bij zijne terugkomst van het paleis zich
niet tot de bekentenis gedwongen zien, dat
hij niet veel wijzer den monacii verlaten
bad, dan toen hij tot hem kwam? — En
zouden wij dan, onbedrevene kinderen van
den hemelschen Vader, nietige onderdanen
in het gebied van den Koning der koningen,
2ijne beschikkingen over ons met al hare

-ocr page 46-

beweeggronden, oorzaken on gevolgen kunnen
bevatten? Hoe onmogelijker dit is, zooveel
te meer betaamt het ons, in den wil van
God te berusten en aan Zijn bestuur ons te
onderwerpen, als onze lotgevallen naar onzen
zin en ons verlangen door Hem niet geregeld
worden. Men make zijne begeerten in alles,
door bidden en smeeken met dankzegging
aan God bekend! (1) Doch wanneer, zelfs
op het aanhoudende gebed, onze vurigste
wenschen niet bevredigd worden, dan wachte
men zich toch aan Gods wijsheid te twij-
felen, Zijne liefde te verdenken, en Zijne
daden te berispen. Veel liever legge men
zijn oordeel aan banden, en verbeide eerbie-
dig de uitkomst van 's Heeren wegen! Men
herinnere zich, hoe menigmaal op het levens-
pad zich een bevallig licht heeft verspreid
over hetgeen te voren donker was! En men
houde zich overtuigd, dat onthouding en
ontbering zoowel dienstbaar zijn aan onze
vorming en opvoeding voor onze toekomende
bestemming, als het bezit en genot der gaven,
(1) Philtipp. IV: 6b.

-ocr page 47-

Welke op het aanhoudende gebed van den
hemel afdaalden!

Stel u, ten derde, het beeld van uwen
Beer steeds levendig voor oogen!
Niets
betaamt den Christen meer dan te zien op
zijnen oversten leidsman; en als hij zegt,
dat hij in Hem blijft, ook te wandelen,
zoo als zijn Heer gewandeld heeft. Was het
Zijne spijs den wil te doen Desgenen, die
Hem gezonden had, en Zijn werk te vol-
brengen , Hij stemde zich daartoe gedurig
door het gebed. Meer dan eene maand
zonderde Hij zich af op eene eenzame plaats
om daar, waar geen menschelijk oog Hem
bespiedde, alleen met Zijnen Hemelschen
Vader om te gaan, opdat Hij zich toerusten
krachten verzamelen zoude tot het vol-
brengen der moeijelijke taak, Hem aanbe-
volen. (1) Moest Hij eene zaak van groot
belang ten uitvoer brengen, waarvan voor
de vestiging van het Koningrijk der hemelen
zeer veel afhing. Hij bereidde er zich toe
door den verborgen omgang met God. Wij

(1) Matth. IV : I volg.

-ocr page 48-

vinden er eene proeve van in den nacht,
welke den dag voorging, waarop Hij het
twaalftal zijner leerlingen verkiezen zoude.
Toen lag Hij neergeknield voor zijnen grooten
Zender, opdat Hij in zijne keus door Hem
geleid en bestuurd mogt worden. (1) Ja,
zelfs tot het verrigten zijner wonderwerken
schijnt de Zaligmaker zich gesterkt te hebben
door het gebed; want toen zijne discipelen
Hem eens vroegen, waarom zij eenen bekla-
genswaardigen lijder niet hadden kunnen
helpen, zeide Hij onder anderen tot hen:
Dit geslacht vaart niet uit, dan door vasten
en bidden.
(2) En toen Hij bij het graf van
LAZAKtJS gereed stond, om hem, die reeds
vier dagen daarin lag, het leven terug te
geven,
hief Rij de oogen opwaarts en zeide:
„Vader! Ik dank U, dat Gij mij gehoord
hebt.
(3) Ook wanneer jezus, aan het einde
van een' drukken en woeligen dag, naar
eenige rust verlangde, dan schonk Hem de
stille gemeenschapsoefening met zijnen Vader

(1) Luk. VI; 12 volg. (2) Matth. XVII: 21.

(3) Joh. XI: 41'^.

-ocr page 49-

m

eene aangename verpoozing. Hij zond dan
zijne leerlingen voor zich henen, liet ver-
volgens de schare die Hem omringde van
zich,
en Mom daarna op eenen berg alleen,
om te bidden.
(1) Of brak er een nieuwe
levensdag voor Hem aan, waarop Hij wist,
dat velerlei bezigheden Hem wachtten, dan
stond Hij des morgens vroeg op, als het
nog diep in den nacht ivas, en ging henen
naar eene woeste plaats, en bad aldaar.
(2)
Ja, telkens verwijderde Hij zich van zijne
discipelen en van de menigte, die Hem om-
gaf, om zich te sterken tot zijn gewigtig
Werk en zijnen strijd tegen de magt der
duisternis, door het vertrouwelijke gehad tot
God. (3) En als zijne ziel ontroerd werd en
tot den dood toe bedroefd bij het naderen
van de vreeselijke ure, waarin zijn ligchaam
Verbroken, en zijn bloed vergoten zou wor-
den tot vergeving van veler zonden, dan
ontweek Hij zelfs zijne geliefdste vrienden,
en zocht en vond in het gebed alleen troost

(!) Matth. XIV: 23. (2) Mark. 1: 35.

(3) Luk. V: 15. XI: 1 enz.

-ocr page 50-

en moed en verademing. (1) Dus oefende de
Heer dag aan dag gemeenschap met God , en
haalde den band der vereeniging, waarmede
Hij zich aan zijnen Vader verbonden ge-
voelde, hoe langer zoo naauwer toe. O,
dat een ieder, die naar zijnen naam zich
i}oemt, het geloof in , en de liefde jegens
den Verlosser openbaarde door Hem na te
volgen in het
bidden zonder ophouden l
Want zijn voorbeeld verkondigt ons luide,
wat het aanhoudende gebed vermag tot op-
wekking en aankweeking van godvruchtige
gezindheden en voornemens, en tot het ge-
trouw vervullen der pligten, welke een ieder
te betrachten heeft in den werkkring, waarin
de Voorzienigheid hem plaatste.

Men vorme zich, eindelijk, een helder
begrip van de verhooring der gebeden!
Meen
niet, broeder of zuster! die dit boekje leest,
dat gij dan alleen de liefelijke vruchten van
uw gebed inoogst, als juist
die gaven van
den hemel tot u afkomen, om welke gij
gevraagd hebt; want dit denkbeeld zou u

(1) Matth. XXVI: 36 volg.

-ocr page 51-

menigmaal aanleiding geven tot vertragen in
het bidden. Niet altijd toch kan en mag
de hoogste wijsheid en teederste liefde van
God ons schenken, wat wij van Hem ver-
langen. Of hoe! Zou het niet dikwijls
schadelijk voor de kinderen wezen, als de
ouders hun in alles hunnen zin gaven, en
hunne wenschen bevredigden? Maar gelijk deze
liunne lievelingen, die op eene vriendelijke
en innemende wijze bij hen aanhouden, niet
■''an zich stooten , of geheel ledig wegzenden ;
gelijk deze, in plaats van al hunne dwaze
begeerten te vervullen, hun iets geven, dat
hen niet schaden, maar voor hen nuttig
Wezen zal, zoo handelt ook menigmaal de
hemelsche Vader. Neen; Hij laat zijne kin-
deren niet te vergeefs dag en nacht tot Hem
iquot;oepen. Hij neigt het oor tot hun aanhou-
dend gebed. En de vrucht daarvan gaat in
Waarheid nooit verloren. Want al verkrijgen
niet wat zij vuriglijk wenschten, al kan
de last, die zwaar hen drukt, niet van hunne
schouders worden afgenomen, zoo ontvangen
^quot;J op het aanhoudende gebed kracht van

-ocr page 52-

boven om het kruis te knnnen dragen, dat
hun is opgelegd, en zich kalm en geduldig
te onderwerpen aan het bestuur van Hem,
die ons nooit plaagt of bedroeft van harte,
maar ons altijd tot ons heil beproeft. Toen
eens het kind van den Koning
david door
eene gevaarlijke ziekte was aangetast, zonderde
hij zich af in het binnenste van zijn paleis.
Hij vaste, hij waakte, en bragt den geheelen
nacht door in stille gemeenschapsoefening met
God. Hij hoopte dat hij door zijn ernstig
en aanhoudend gebed den dood van zijnen
zoon zou afweren. Maar de Heer vervulde
den wensch van zijnen dienaar niet. Eeeds
den volgenden dag blies het kind den adem
uit. Toen het berigt van zijnen dood den
Vorst ter ooren kwam, verviel hij niet tot
wanhoop, zoo als zijne hovelingen vreesden.
Integendeel verliet hem van dezen oogenblik
af zijne angstige gejaagdheid. Hij stond op
van de aarde; hij baadde en zalfde zich; hij
veranderde zijn gewaad , en ging op naar den
tabernakel. Van daar teruggekomen, at en
dronk hij zoo als te voren; want de rust

-ocr page 53-

en kalmte waren in zijne ziel hersteld, om-
dat hij berustte in den wil des Allerhoogsten,
dien hij niet vruchteloos had aangeroepen. (1)
Toen de Apostel
paülüs door eenen Satans-
angel werd gekweld, en hem een scherpe
doorn in het vleesch was gegeven, nam hij
de toevlugt tot den Heer. Hij bad Hem bij
herhaling, dat hij van het leed, dat hem
griefde, en in het vervullen zijner bediening
hinderde, bevrijd mogt worden. Maar de
goddelijke wijsheid achtte het niet nuttig in
dit opzigt aan zijne begeerte te voldoen.
Hij moest bestendig het lijden verduren dat
hem neêrdrukte, opdat hij zich op de uit-
nemende openbaringen, waarmede hij van
den hemel begunstigd was, niet zoude ver-
heffen. Met dat al was zijn aanhoudend
gebed niet te vergeefs geweest; want de Heer
had zijnen getrouwen dienaar daarop geant-
woord: „Mijne genade is u genoeg, en mijne
»kracht wordt in zwakheid volbragt.quot; (2)

Zie in deze voorbeelden wat het aan-
houdende gebed vermag, en waarin de ver-
(1) 2 Sam. XII: 15-23. (2) 2 Kor. XII: 7-9».

-ocr page 54-

hooring daarvan gelegen is. De ziel kan
overgestelpt worden door de rampen, die,
gelijk een vloed, op ons aanstroomen; maar
dan in die bange oogenblikken , is het gebed
de hefboom voor den neêrgebogen geest.
Het bezit eene veelvermogende kracht om
den zinkenden moed te schragen. Het voert
op zijne vleugelen tot den hoogen rotssteen
van ons vertrouwen. Het doet in ruimer
lucht ademen, waar de zorgen en kommer
dezer aarde niet zoo zwaar drukken. En
het versterkt het wankelende geloof, dat
al
de paden des Heeren goedertierenheid en
waarheid zijn voor degenen die zijn ver-
bond en zijne getuigenissen bewaren. (1)
Daarom nemen wij afscheid van onze Lezers
met hun, aan het einde van dit boekje,
nogmaals de ernstige behartiging der verma-
ning aan te bevelen, aan het hoofd daarvan
geplaatst: BIDT ZONDER OPHOUDEN!

(1) Psalm XXV; 10.

tl,,;

!