TWEEDE DBÜK.
TE R O T ï E R I) A M ,
uu M. WIJT amp; ZONF.N,
^^tkkfrs van het Nederlandsche Zendelinggettootschap.
LXXIV.
-ocr page 2-I r A a ^
/07 , -ÎI
m
-ocr page 3-Gecommitteerden van het Nederlandsehe Zende-
^'^'^ggenootschap, tot het opstellen, verzamelen en
^^geven van kleine Stukjes ter bevordering van
^^ongelische kennis en godzaligheid, ook bij min-
^ enden; — namelijk: l. dibbits, l. meeens,
^t'edikanten, H. E. VINKE Th. D''. en Hoogleeraar
Utrecht, j. moll Jacobz., Predikant te 's Gra-
'^'enhage, w. van der leeuw. Predikant te
quot;'^Qisterdam en r. adriani, j. j. van OOSTERZee
Dr., Predikanten te Rotterdam, overeen-
ivnbsp;vooiibeeigï.
komstig hun ambt en hunne bediening, dat oog-
merk gaarne willende bevorderen, en in uitzigt op
des Heeren medewerkenden zegen, bieden het ne-
vensgaande Stukje hunnen landgenooten aan; erken-
nende intusschen geene uitgave voor echt, dan welke
door een hunner, of door de drukkers dezes, on-
derteekend is.
m
Het behoort tot de aanbiddelijke wegen der
Voorzienigheid, dat zij nu en dan uitmuntende man-
nen verwekt, om hen tot toonbeelden te stellen van
quot;de kracht des geloofs en van uitstekende godsvrucht,
van hen zich als hare werktuigen te bedienen
quot;'■oor de belangen van het rijk der waarheid, tot
'^eil en jsegen van duizenden. Onder deze behoort
buiten allen twijfel daniel. Alles wat wij van hem
^eten, strekt hem tot eer, en plaatst hem in de rij
v^n hen, die in de Heilige Schrift als voorbeelden
^oor alle volgende geslachten vermeld zijn. Zijn
^ijne lotgevallen minder bekend dan die van,abra-
ham, mozes, david en anderen, gewis mag het
Outtig gerekend worden de voornaamste bijzonderhe-
den uit zijn leven te vermelden, en zijn bestaan en
gedrag onder verschillende omstandigheden den Chris-
•^enen van onze dagen aan te prijzen. Dat te doen
het doel van dit boekje, waarin de hier en daar
verstrooide bijzonderheden, welke van daniei, te
vinden zijn in het boek naar hem genoemd, en die
zijnen persoon ons doen kennen, bijeenverzameld en
tot zulke hoofdpunten gebragt zijn, welke rijke stof
van ernstige overweging opleveren, heilzaam voor
ieders hart en leven. Weinig, wel is waar, staat
er van daniel aangeteekend, in vergelijking van
zijn langdurig leven en de gewigtige betrekkingen,
waarin hij geplaatst was, onder de regering van
NEBüCADNEZAR, BELZAZAR en DARius. Maar genoeg
is dat weinige, om ons dien voortrefFelijken man in
meer dan één opzigt te leeren kennen als groot in
wijsheid en genade bij God en menschen; als een
sieraad van zijnen tijd; en als een voorbeeld in ge-
loof en standvastige getrouwheid aan God en zijne
dienst, voor alle eeuwen.
Dit boekje zal ons in daniel een uitstekend voor-
beeld doen kennen, als godvreezend jongeling, als
godvruchtig man, als voorbidder en vriend zijns volks,
als dienaar van het godsrijh, en als grijsaard bij ziji^
sterven.
Moge de lezing en aandachtige bepeinzing van een
en ander strekken tot veler opbouwing in kennis»
geloof en godzaligheid en tot verhoogde ingenomen-
heid met die Schriften, welke ons wijs kunnen ni!i'
ken tot zaligheid!
EERSTE HOOFDSTUK.
DANIEL ALS GODVREEZEND JONGELING (1).
In het derde jaar van jojakim, den zoon van
godvreezenden josia, begon de bedreiging ver-
kild te worden, reeds door mozes aan Israël gedaan,
door jeremia als haast aanstaande voorspeld,
dat het volk uit zijn land verdreven en onder vreem-
volken weggevoerd zou worden, als het afviel
Van den Heer, en zich aan afgoderij overgaf. Nebu-
•^adnezae, de koning van Babel, een krijgszuchtig
ondernemend vorst, die alles voor zijne wapenen
^eed bukken, had reeds de Egyptenaars verslagen,
®n trok daarna op tegen het rijk van Juda, dat de
bondgenoot was geweest van den Egyptischen koning.
Öij belegerde Jeruzalem en nam jojakim gevangen,
•Joch om hem spoedig weder te ontslaan en op den
'roon te plaatsen, hoewel in eenen staat van diepe
afhankelijkheid, zoodat hij verpligt was jaarlijks
Schatting te betalen. Van dien tijd af begonnen de
70 jaren der Babylonische ballingschap; want nu
i^eeds werden eenigen naar Bahel weggevoerd. Deze
Wegvoering bepaalde zich voornamelijk tot eenigen
Van de meest aanzienlijke jongelieden, die nebu-
^Adnezae bij zich wilde houden als gijzelaars, en
Van welke hij sommigen wilde gebruiken tot ver-
ërooting van zijnen hofstoet en oplnistering zijner
(1) Daniel I.
regering. De magtige vorst beval eenige jongelingen
uit de koninklijke familie en de rijksgrooten te kie-
zen, die schoon van gedaante en gestalte waren, door
aanleg en verkregene kundigheden boven anderen
uitmuntten, en dus geschikt waren, om verder op-
geleid te worden tot het waarnemen van hofdiensten
of gewigtige posten en ambten.
Onder deze behoorde nu ook Daniel. Driejaren
werden bepaald tot hunne onderwijzing in de taal,
geleerdheid en zeden der Chaldeen; terwijl de wijze
van hun onderhoud mede was aangewezen, daar zij
van 's konings tafel moesten gespijzigd worden.
Zietdaar daniel uit zijn vaderland en van zijne
maagschap verwijderd, en gebragt in een vreemd
land. Ziet daar hem verstoken van alle gemeen-
schap aan de openbare godsdienst, beroofd van all«
iiitwendige middelen tot de vereering van Jehova,
geplaatst midden onder afgodendienaars. En tocb,
hij bleef getrouw aan zijne godsdienst. De geschie-
denis meldt ons, dat hij van het begin af zich had
voorgenomen, niets te nuttigen van de uitgezochte
spijzen, die hem zouden worden voorgezet, omd»^
daaronder veel zou wezen, dat hij als Israëliet^
volgens de Mozaïsche .spijswetten niet zou mogequot;
gebruiken. Onbeschroomd gaf hij zijn voornem®quot;
aan den overste der kamerlingen te kennen. Hij
verzocht ontslagen te worden van het gebruik der
koninklijke spijzen, en vrijheid te hebben, om
met moeskruiden cn water te voeden. Zouden quot;i
quot;quot;der hovelingen en ambtenaren van later' tijd,
zich beroemen op eene hoogere verlichting,
niet quot;wgi gevonden worden, die de naauwgezetheid
Daniël voor kleingeestigheid en dweeperij ver-
«lard, en met hem den spot zouden gedreven heb-
ban, of op een' hoogen toon het verzoek terstond
houden afgeslagen hebben met te zeggen: „ ik moet
®yne orders volbrengen, en ^zj moet gehoorzamen?quot;
het eerste, spotten met de naauwgezetheid van
^aderen, was men toen nog niet verlicht genoeg.
aar voor het laatste, weigering des verzoeks, was
^^'el eenige vrees. Doch God gaf daniel genade en
a-rmhartigheid voor het aangezigt van den overste
sr hovelingen. Uit eerbied voor daniels beginselen
^as deze terstond genegen het verzoek intewilligen;
Haar hij vond zwarigheid wegens de gevolgen, die
•daaruit konden voortvloeijen. Immers waar daniel
van de meest voedende en versterkende spijs
onthield, en alleen moeskruiden at en water dronk,
ar zou hij verkwijnen, de blos zijner gezondheid
■^'erwelken, en weldra zou men het hem aanzien,
^ hij verzwakt en vervallen was. En wanneer
de koning ontdekte, dat de overste zich niet
had aan zijn bevel, hoe ligt zou 't dezen
® leven kosten! Daniël gevoelde dit bezwaar;
^aar stelde voor, om eene proeve te nemen van
daquot;nbsp;het na verloop van dien tijd,
«prnbsp;frisscher en gezonder uitzag, dan de ge-
Voo^^quot;*^*^quot; ^an 's konings tafel, zijn verzoek zou dan
altijd worden ingewilligd.
De proef werd genomen en de uitkomst beschaamde
DANIELS verwachting niet. Van toen af genoot hij
volle vrijheid, om alleen van het gezaaide te eten,
alleen water te drinken. En toen hij, aan het einde
van den tijd zijner voorbereiding aan den koning
werd voorgesteld, werd hij, met eenigen zijner
medgezellen, boven anderen gekozen, om tot des
konings hofstoet te behooren.
Welk eene edele getrouwheid aan godsdienstige
beginselen en overtuiging merken wij hier in daniel
op! Hij wil zich niet verontreinigen door het ge-
bruik van de spijzen des konings. Of zullen wij
hier in daniel bekrompene godsdienstigheid zien, die
aan kleinigheden zich hecht, welke nimmer het we-
zen der zaak uitmaken? Dan vergeten wij, dat de
Mozaïsche spijswetten goddelijke inzettingen waren,
met hooge wijsheid gegeven, om de vermenging met
andere volken en de gemeenschap aan hunne afgo-
dische gebruiken voor te komen. Zullen wij dan
zeggen, dat die wetten golden in Kanaan, maaiquot;
ophielden verpligtend te zijn, wanneer men zich al®
DANIEL in een vreemd land bevond? Maar moest
dan de Israëliet in een vreemd land ophouden da*
te zijn, en als een Heiden zich gedragen ? Of
iemand nog inbrengen, dat men ten aanzien van zilk
eene kleinigheid, als het gebruik van spijzen waS,
onder andere volken zoo stipt niet kon zijn,
men de afgoderij maar niet diende, en zijn gel^o
aan den God zyner vaderen niet verloochende? ï^ag
Men dan onderselieid maken tusschen groote en kleine
geboden? Is niet de grond van verpligting om-
trent alle Gods geboden een en dezelfde: 's Heeren
oppergezag, zijn heilige wil? Wie dat gezag ver-
®iiaadt, zij het ook in een der minste geboden, hij
een overtreder der wet, hij verzaakt zijn ge- •
hij wordt schuldig aan alle geboden. Gods
ëebod moet ons heilig zijn, waar wij ons ook
bevinden. Eerst dan houdt onze verpligting tot
Volbrengen op, wanneer wij in de onmogelijkheid
daartoe gesteld worden. Dat was bij daniel het
geval niet ten aanzien der spijswetten. Hij be-
proefde het en hij slaagde gelukkig. Maar het kon
niet geschieden zonder zich als Israëliet te openba-
niet zonder opofferingen. O! hoe velen, wien
bet beginsel ontbreekt, dat in daniel's hart gevon-
werd, vreeze Gods, zouden hiertoe niet kunnen
besluiten! Wij eerbiedigen in hem eene gemoedelijke
naauwgezetheid. Hij was bang iets tegen zijn gewe-
ten te doen; iets te doen, waardoor hij zijn geloof
Verloochenen en den Heer mishagen zou. En beden-
quot; dat hij leefde in eenen tijd van diep verval
''nder Juda's volk. dat hij nog maar een jongeling
en dus in dien leeftijd, waarin men ligt te
^'■leiden is, omdat de godsdienstige beginselen dan
niet zeer vast zijn. Bedenken wij, dat hij zich
la ^niten het oog zijner familie, in een vreemd
' te midden van menschen, die geheel anders
eu en leefden, en dat het voor een' jongeling
uit koninklijk bloed gesproten en gewend aan over-
vloed en keur van spijzen en dranken, eene groote
opoffering was zich alleen met moeskruiden en water
te vergenoegen: waarlijk, dan wordt daniel groot in
ons oog, en komt hem met volle regt den eernaam
toe van uitstekend jongeling.
En hoe vrijmoedig kwam hij uit voor zijne gods-
dienstige overtuiging! Hij schaamde zich niet om
voor den Chaldeeuwschen afgodendienaar z^n geloof
in Jehova als zijn' God te belijden. In Jeruzalem
mogt die vrijmoedigheid gemakkelijk zijn. Niet alzoo
in Bahél, te midden van andersdenkenden.
Meer bewondering nog verdient daniel's handel-
wijze, omdat hij met verstandig beleid daarbij te
werk ging. Ziet, reeds bij de eerste verzoeking
waarin hij kwam om ontrouw te worden aan zijnen
God, openbaarde hij, wie hij was, en hoe hij dacht-
En hij deed dat met die bescheidenheid en toege-
vendheid, welke hem, behoudens een goed geweten?
mogelijk was. Had hij nu in deze zoo genaamde
kleinigheid toegegeven, hij had later al meer en
meer moeten toegeven. Had hij nu zich schuil ge'
houden en gezwegen, hij zou naderhand grootere
dingen niet hebben kunnen weigeren. Hier legde hiJ
den grondslag voor volgende standvastigheid. Voor
altijd sneed hij nu de verzoeking af, om deel
nemen aan afgodische vermaken en godsdienstig®
plegtigheden, die bij de Chaldeërs plaats haddef-
Maar hoe bescheiden handelde daniei. ook in de«®
^aak! Een ander zou zich terstond voor altijd vrij-
heid bedongen hebben, en daardoor den welgezinden
overste genoodzaakt hebben, het verzoek zijns on-
danks te weigeren. Daniël daarentegen komt den
overste te gemoet, slaat eene proeve voor van tien
d^gen en won daardoor alles.
^aar waagde hij niet te veel door die proefne-
quot;^quot;ig? Al zou een tiendaagsch gebruik van moes-
kruiden en water hem niet schaden, hoe ligt kon
gedurende dien tijd eene kleine ongesteldheid hem
^ijn overgekomen, en hem minder welvarend hebben
'^oen uitzien! Dan was er volgens de gemaakte af-
spraak niet te denken aan ontslag van 's konings
Verordeningen. Die bedenking is niet ongegrond,
^aar daniel had een stil en rustig vertrouwen op
God. Hij twijfelde niet aan den goeden uitslag.
Heer kon en zou hem bewaren. Dat geloofde,
dat verwachte hij. En in zijn geloof cn zijne ver-
Wachting werd hij niet beschaamd.
Hoe vele jeugdigen in jaren zouden er wel zijn,
Voor wie daniel's voorbeeld beschamend is? Hij
aanzienlijke afkomst, schoon van gedaante, met
sehrandere geestvermogens bedeeld, en uitmuntende
Wijsheid, was tegelijk vervuld met de vreeze
^s. Hij kende niet slechts zijne godsdienst in haren
^^■rd en haar aanbelang. Neen, hare beginselen waren
O'^k doorgedrongen in zijn hart. Hare voorschriften
^^ren zijn vermaak in het land zijner vreemdeling-
ap. Misschien niet veel. ouder dan 16 of 17 jaar,
was hij reeds zoo vroeg en zoo vast verbonden aan
de dienst des Heeren. O hoezeer ware het te wen-
schen, dat velen hierin hem gelijk waren! De schoon-
heid des ligchaams vergaat met de jaren. Zij ver-
liest alle waarde, zoo het ligchaam de zetel is van
eene verstandelooze of bedorvene ziel. Wijsheid en
schranderheid kunnen ons niet behouden, als de
vreeze des Heeren niet haar beginsel en steun is.
Daniel zou zonder dit beginsel, door het onderwijs
in de wetenschap der Chaldeën, zeker tot bijgeloof
en roemzucht vervoert zijn en getracht hebben alleen
menschen te behagen. Och of alle jongeren in jaren
die wijsheid des levens, welke naar boven leidt, meer
zochten dan alle andere wijsheid! Zij is begeerlijker
dan het fijnste goud. Dorst naar kennis is te prij-
zen. Maar de godsvrucht geeft aan alle kennis nog
meerder sieraad en leidt haar tot het regte doel-
Wie haar veracht en haar geleide onnoodig keurt,
hij mist de ware wijsheid. Niet te vroeg kunnen
godsdienstige beginselen in ons hart geplant zijn!
want deze alleen kunnen ons behouden in eene we-
reld vol verzoekingen en bewaren voor de dwaasheid
en begeerlijkheid der jonkheid. Onbedenkelijk veel
hangt er af van de jeugd. Dan wordt de grondslag
gelegd voor het volgend leven. Dan is het de ge-
schikste tijd, om God te zoeken, eer de kwade dagequot;
komen en de jaren naderen, in welke men zegt
heb geen lust in deze dingen.quot; En de beste kracht be-
hoort immers Hem, van wien wij haar ontvangen hebben •
Niemand, evenmin als daniel, weet z^jn volgend
° • Niemand weet, waar hij komen zal in de
Gereld, en tot welk een' staat van vernedering hij
zal geroepen worden. Maar wie een geluk-
leven en eenen gezegenden ouderdom verlangt,
y Wende zich zoo vroeg mogelijk tot Hem, die
gezegd heeft: quot; die mij vroeg zoeken, zullen mij
ook vroeg vinden.quot;
Hebben wij godsdienstige beginselen, schamen wij
oiis dan nimmer daarvoor uit te komen, als het
noodig is. j)at deed daniel ook niet. Hij wist niet
Van plooijen en bedekken, van toegeven en inschik-
quot;Wat tegen zijne overtuiging inliep, dat deed
bij ook niet. Hij wilde niet slechts Israëliet heeten,
'öaar ook als zoodanig leven en handelen, al was
dat hij daarbij wat opofferen moest. O hoe velen
beschaamt die man! Daniel de Jood, in Bahel,
het hof, blijft getrouw aan zijne beginselen.
® wij, die Christenen heeten, hoe zijn wij in de
Wereld? Getrouw of ontrouw aan onze overtuiging,
®lijdems, roeping en pligt? Lezers! de hand in
boezem en de uitspraak van het geweten ge-
. ' En kwam nu onze ontrouw nog maar alleen
vrees en zwakheid voort! Dan ach! is het niet
^J menigeen uit onverschilligheid, zucht om te be-
^^gen, en dus om de eere der menschen? Men
®sehouwt vele dingen als kleinigheden, die weinig
^^ ^^'^^nen. Men vraagt ligtzinnig: quot; wat kwaad is
arin?quot; En men bedenkt niet, dat juist het toe-
geven aan kleinigheden den weg baant, dat men al
verder en verder gaat, en van het een tot het an-
dere gebragt wordt. Waarlijk, men moest liever
vragen: wat goeds is er in gelegen? Men behoorde
bij alles te onderzoeken, of het wel overeenkomt
met onze verbindtenis aan God en christüs. Het
is toch des Christens roeping zich te onderscheiden
van eene wereld, die in het booze ligt. Wel is
waar, wij zijn niet als daniel gebonden aan zulke
uiterlijke onderscheidingen in spijs of drank. Neen,
tot vrijheid zijn wij geroepen, en wij mogen geene
bepalingen maken, die het Evangelie niet gegeven
heeft. Maar die Evangelische vrijheid is geene los-
bandigheid. Zij mag geene deur openen, om der
wereld gelijkvormig te worden, of ons over de
waarheid en onze overtuiging te schamen. De vrij-
heid van mozes wet is geen ontslag van de ge-
hoorzaamheid aan God en van de navolging van
chkistüs. Zoo is cheistus ons niet geleerd. De
Heer heeft gezegd: quot;die zich mijns en mijner woor-
den zal geschaamd hebben, diens zal ik mij ook
schamen voor mijnen Vader en zijne Engelen.quot; (1)
Christenen! volgt dan daniel na. Kweekt daartoe
liefde tot en vertrouwen op God aan in uw hart-
Zoo lang gij een verdeeld hart hebt en hinkt «P
twee gedachten, zult gij God en de wereld te gelij''
willen dienen, en gedurig ontrouw bevonden wordequot;
aan licht en pligt. Dat dubbelhartige moet ecrs^
(1) Luc. ix: 26.
Weggenomen worden, of er is aan geen ernst en
IJ Ver te donken. En zijn wij reeds aanvankelijk we-
dergekeerd tot God en zijne dienst, hebben wij lust
het bewandelen zijner wegen, dan moet er ook
hertrouwen in het hart gevonden worden. Plet ge-
loof alleen overwint de wereld buiten ons en de
Vreeze binnen in ons. Zoo lang wij de gevolgen van
'^ns doen en laten berekenen naarmate de menschen
' zullen opnemen, blijven wij zwak en kleinmoedig
zien gedurig rondom ons. Maar als wij de ge-
volgen en uitkomsten onzer daden aan God toever-
trouwen, het eene oog vestigen op onzen pligt, en
andere naar boven op Hem, die het ons bevolen
lieeft en die nabij is, dan hebben wij moed en kracht,
l^an ervaren wij nog menigmalen, wat daniel ook
ondervond, dat de Heer ons genade doet vinden in
quot;l® oogen derzulken, van wie wij dit naauwelijks ver-
^■^^a-cht hadden. Als iemands wegen den Heer beha-
Wordt dikwerf ook zijn vijand met hem bevredigd,
'^od heeft aller harten in zijne hand. Hij kan ze
J^^lgen, werwaarts Hij wil. En geen haar van ons
oofd kan gekrenkt worden, zonder dat Hij 't toe-
Prente een ieder deze waarheid zich diep in
® ziel! Nooit zal de Heer het vertrouwen bescha-
dat wij in den weg der gehoorzaamheid op
en zijne beloften stellen.
TWEEDE HOOFDSTUK.
DANIËL ALS GODVRUCHTIG MAN.
Wat is ware godsvrucht? Die vraag is ten allen
tijdo verschillend beantwoord. En niet zelden zag
men er vele misvattingen omtrent plaats grijpen.
Hier beschouwdc men de stipte waarneming der uit-
wendige godsdienstpligten, als een voldingend bewijs
van godsvrucht. Daar de stille afzondering in de
eenzaamheid, en het zich onttrekken aan de bezighe-
den des levens. Nu eens meende men, dat de ware
godsvrucht gelegen was in het verrigten van zekere
bepaalde goede werken. Dan weder in het ijveren
voor de waarheid, in de regtzinnigheid des geloofs.
De een stelde haar in het godsdienstig .spreken en
zingen. De ander in naarstigheid, eerlijkheid en
regtvaardigheid. De een in de beoefening van de
pligten omtrent God. De ander alleen en voorname-
lijk in die omtrent den naasten. Ja, wie zal al de
wanbegrippen kunnen opnoemen, die daaromtrent
zijn gekoesterd. Meestal werd alzoo èn in de be-
schouwing èn in de beoefening van één gescheiden»
wat Gods woord ten naauwste vereenigt. DanieI'®
voorbeeld kan ons doen zien, dat ware godsvrucht
zoowel in- als uitwendig is; dat zij zich werkzaam
toont, zoowel in het eenzame en verborgene, als in b®''
dagclijksche cn maatschappelijke leven. Eenige bijzon-
derheden uit zijn leven zullen ons doen zien, d»''
zijne godsvrucht eenparig en naauwgezet was,
dat
zij stand hield te midden der hevigste beproe-
vingen.
EERSTE AFDEELING.
naklel's godsvrucht quot;was eenparig en naauwgezet,
^oor die eenparigheid verstaan wij, dat hij zich
delven altijd gelijk bleef in gevoelens, helijdenis en
w-'andeZ. Van het eerste vinden wij een bewijs in
2e hoofdstuk van het boek, naar hem genoemd.
® koning nebucadnezar was door eenen droom
^eer vervaard. De inhoud daarvan was hem ont-
§aan. Maar het gewigt der zaak was hem bijgeble-
ven- Hoe gaarne hij den droom wilde weten, hij
zich dien niet weder te binnen brengen. De
lijzen, waarzeggers en sterrewigchelaars, die aan
^Ün hof waren en voorgaven het verborgene te we-
Waren niet in staat den droom te kennen te
§®ven. Hunne verlegenheid in deze zaak beschouwde
® trotsche vorst öf als een uitvlugt om niet te
^®ggen, wat zij wel wisten, öf als een bewijs, dat
voorgeven van hoogere kennis en verwantschap
® de Goden ijdele grootspraak was. In beide
_^®vallen waren zij bedriegers in 's konings oog, en
^oede ontstoken, beval hij hen ter dood te bren-
njTnbsp;DANIEL en zijne drie medgezellen, sa-
•ie ir^'nbsp;ABEDNEG0 werden gerekend tot
^ lasse dier wijzen te behooren. Ook zij derhalve
en nu m doodsgevaar. Doch daniel vervoegde
2*
-ocr page 20-zich tot den uitvoerder van dit moordbevel en ver-
zocht eenig uitstel, om te beproeven, of hij ook
den droom en zijne uitlegging aan den koning kon
te kennen geven. Het verzoek werd ingewilligd.
Daniel met zijne vrienden vereenigden zich in het
gebed tot God. En in denzelfden nacht werd de
droom aan daniel geopenbaard. Hoe roerend stortte
hij zijn gevoel uit in eenen schoonen lofzang
Maar in dienzelfden geest sprak hij zelfs ook voor
den afgodischen en trotschen nebucadnezae. Leest
slechts wat er is opgeteekend, hoofdstuk II vs. 27
en verv. Gode alleen geeft hij de eer. Zoo was
er overeenstemming en eenparigheid in zijne gevoe-
lens in en buiten zijn huis; voor God in zijn lof-
lied, en voor den koning in zijne openlijke ver-
klaring.
Diezelfde gelijkmatigheid treffen wij aan in de
vrijmoedigheid van zijn spreken voor de eer van
God en godsdienst, zoo vaak hij hiertoe geroep®''
werd. Twee merkwaardige bijzonderheden zijn oiiS
hiervan bewaard. De eerste is voorgevallen W
nebacadnezae. De andere bij zijnen kleinzoon
belzazae.
Nebucadnezae zelf verhaalt ons de eerste in l'®*quot;
merkwaardige gedenkstuk, dat ons is bewaard ge'
bleven, en blijken draagt van een oorspronkelij''
staatsstuk te zijn (2). Weder had die vorst eenequot;
droom gehad. Deze was hem niet ontgaan,
(1) Daniel II: 20-23. (2) Daniel IV.
-ocr page 21-lüj verstond zijne beteekenis niet. Ook de wyzen,
•laartoe geroepen, gevoelden zicli onmagtig den
'Iroom te verklaren. Nu werd daniel ontboden,
hoort den droom, en is er zoo van ontzet, dat
bijna een uur lang niet spreken kon. Eindelijk
^Prak Lij: quot; de droom, o koning! wedervare uwen
haters, en zijne uitlegging uwen wederpartijders.quot;
I^aarop verklaart hij den droom, en maakt den koning
bekend met het besluit des Allerhoogsten over hem.
^ev-en tijden zouden er over hem voorbijgaan. Dati
hij wegens krankzinnigheid door de menschen
tot de beesten verstooten worden, totdat de koning
bekende, dat de Allerhoogste magt heeft over de
^honingrijken der menschen, en die geeft wien hij
Daarop geeft hij den koning eenen wijzen
ra^ad (1). En wie kan dien lezen zonder de be-
^cbeidene vrijmoedigheid te bewonderen, waarmede
den koning zijne zonden onder het oog
quot;■^iigt, zoodat hij tegelijk de eer handhaaft van
''^ehova als den Allerhoogsten God, die magtig is
'ea te vernederen, die in hoogmoed wandelen.
■laren naderhand bij belsazak sprak daniel nog
^'erker. Nu was hij reeds tot hoogen ouderdom go-
oiüen. Bij dezen in weelde en zinnelijkheid ver-
bonken vorst, was hij vergeten. Op eenen maaltijd,
Waar men dc heilige vaten uit den Jenizalcmscheii
tenapel ontheiligde, en Jehova openlijk bcschimpto,
gebeurde er iels, dat den koning eu zijne Iioveliii-
(1) Vs. 21.
o'-en, te midden liunner woeste vreugde en lage spot-
O '
ternij deed beven en sidderen. Men zag eene band,
die op den muur, tegenover den koning eenige woor-
den schreef. Niet één der wijzen kon het lezen;
veel minder er de uitlegging van geven. Daniël
wordt geroepen, op raad der weduwe van nebucad-
nezar. Hij komt. De koning belooft hem den eer-
sten en hoogsten staatspost in het rijk, zoo hij het
schrift op den muur kon lezen en uitleggen. Met
edele onbaatzuchtigheid wijst daniel die aanbieding
af. » Heb uwe gave voor u zelven, en uwe eer,
geef die aan een ander,quot;' zoo spreekt hij. (1) » Ik
zal nogtans het schrift lezen en de uitlegging u
bekend maken.quot; Leest nu eens, hoe daniel den vorst
aanspreekt, nadat hij hem Jierinnerd had, wat er
met zijnen grootvader nebucadnezar gebeurd was,
die wegens zijne trotschheid zoo diep vernederd waS,
maar naderhand Gode de eer had gegeven. Leest
zijne vrijmoedige taal (2), en gij zult wederom zien,
hoe hij zich gelijk bleef in het uitkomen voor, eO i
belijden van zijnen God, en in de handhaving va» :
Diens eer, waar dit noodig was, en hij geroepef \
werd te spreken.
Gelijkmatig was hij ook in de beginselen, die M
volgde, en waaruit zijn gedrag voortvloeide.
het begin tot het einde zijns levens was het ziJquot;
grondregel niets te doen, wat met de overtuigiD^
van zijn geweten en den wil van God streed.
(l) Hoofdstuk V: 17.nbsp;(2) Hoofdstuk V: 22,
-ocr page 23-zijne jeugd merkten wij dit reeds op. Eu in ssijnen
ouderdom gaf hij daarvan een bewijs, toen hij het
bevel niet gehoorzaamde, om in geen maand eenig
verzoek aan God of menschen te doen, behalve aan
den koning daeiüs. Eene andere grondregel bij hem
Was, niet tegen de afgodendienst te strijden, maar
Wel zich daarvan te onderscheiden, zijn licht te
laten schijnen voor de menschen in zijne werken;
nergens ongeroepen voor zijnen God te ijveren,
öiaar vrijmoedig voor Hem uit te komen, als de
eer der waarheid dit vorderde, en hij er toe ge-
i'oepen werd. Zoo zien wij hem overal denken en
handelen. En welke omwentelingen hij ook in Ba-
beleefde, hoezeer hij nu hooger dan lager in
Aanzien was geraakt, overal zien wij in hem den-
^elfden eerbiedwaardigen man, die aan Goden Diens
quot;^voord getrouw bleef;
Die eenparigheid zijner godsvrucht strekt hem zoo-
veel te meer tot eer, daar zij gepaard ging met
®®ne zeldzame naauwgezetheid des gemoeds. Zijne
^Üanden, die nijdig waren, omdat hij onder darius
zoo hoog aanzien geklommen was, zochten iets
^gen hem, om hem te kunnen aanklagen. Maar
slechts konden zij niets tegen hem vinden, om-
hij getrouw was. Neen, zij moesten zelfs getui-
quot;-(yij zullen tegen dezen daniel geene gelegen-
eiii vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de
zijnes Gods.quot; (1) Ja, hij was naauwgezet om-
(1) Hoofdstulc VI: 6.
gen, te midden hunner woeste vreugde en lage spot-
teinij deed beven en sidderen. Men zag eene hand,
die op den muur, tegenover den koning eenige woor-
den schreef. Niet één der wijzen kon het lezen;
veel minder er de uitlegging van geven. Daniel
wordt geroepen, op raad der weduwe van nebucad-
nezar. Hij komt. De koning belooft hem den eer-
sten en hoogsten staatspost in het rijk, zoo hij het
schrift op den muur kon lezen en uitleggen. Met
edele onbaatzuchtigheid wijst daniel die aanbieding
af. » Heb uwe gave voor u zelven, en uwe eer,
geef die aan een ander,quot; zoo spreekt hij. (1) 5. Ik
zal nogtans het schrift lezen en de uitlegging u
bekend maken.quot; Leest nu eens, hoe daniel den vorst
aanspreekt, nadat hij hem Jierinnerd had, wat er
met zijnen grootvader nebüCADNEZAr gebeurd was,
die wegens zijne trotschheid zoo diep vernederd was,
maar naderhand Gode de eer had gegeven. Leest
zijne vrijmoedige taal (2), en gij zult wederom zien,
hoe hij zich gelijk bleef in het uitkomen voor, en
belijden van zijnen God, en in de handhaving
Diens eer, waar dit noodig was, en hij geroepe»
werd te spreken.
Gelijkmatig was hij ook in de beginselen, die M
volgde, en waaruit zijn gedrag voortvloeide. ^^^
het begin tot het einde zijns levens was het
grondregel niets te doen, wat met de overtuigi^^
van zijn geweten en den wil van God streed.
(1) Hoofdstuk V: 17.nbsp;(2) Hoofdstuk V: 22,
-ocr page 25-zijne jeugd merkten wij dit reeds op. En in zijnen
ouderdom gaf hij daarvan een bewijs, toen hij het
bevel niet gehoorzaamde, om in geen maand eenig
verzoek aan God of menschen te doen, belialve aan
den koning uakiüs. Eene andere grondregel bij hem
■Was, niet tegen de afgodendienst te strijden, maar
Wel zich daarvan te onderscheiden, zijn licht te
laten schijnen voor de menschen in zijne werken;
nergens ongeroepen voor zijnen God te ijveren,
maar vrijmoedig voor Hem uit te komen, als de
eer der waarheid dit vorderde, en hij er toe ge-
ï'oepen werd. Zoo zien wij hem overal denken en
liaudelen. En welke omwentelingen hij ook in Bu-
hel
beleefde, hoezeer hij nu hooger dan lager in
^'^'nzien was geraakt, overal zien wij in hem don-
^elfden eerbiedwaardigen man, die aan Goden Diens
Woord getrouw blee£
Die eenparigheid zijner godsvrucht strekt hem zoo-
te meer tot eer, daar zij gepaard ging met
®ene zeldzame naauwgezetheid des gemoeds. Zijne
vijanden, die nijdig waren, omdat hij onder darius
zoo hoog aanzien geklommen was, zochten iets
tegen hem, om hem te kunnen aanklagen. Maar
•^^et slechts konden zij niets tegen hem vinden, om-
•lat hij getrouw was. Neen, zij moesten zelfs getui-
quot;wij zullen tegen dezen daniel geene gelegen-
vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in de
zijnes Gods.quot; (1^ Ja, hij was naauwgezet oni-
(1) Hoofdstuk VI : 6.
treilt hetgeen hij aan God verschuldigd was. Ge-
woon zich driemalen daags, op gezette tijden af te
zonderen tot het gebed, (iets dat menige Jood in
Babel gevangen, zal hebben nagelaten, èf uit on-
verschilligheid of uit vrees,) hield hij er aan vast.
Hij liet het niet na, schoon hij zich daardoor on-
derscheidde van alle staatsbeambten, zelfs van den
Koning, en hoezeer de bezigheden, aan zijnen post
verbonden, vele waren. En even stipt en getrouw
was hij in zijn beroep. Niemand kon beter daarover
oordeelen, dan zij, die gedurig met hem te doen
hadden, en die als met arendsoogen hem bespiedden.
Wat kan de nijd niet uitvinden, als hij met zijnen
scherpen, achterdochtigen blik den naasten begluurt
in zijn doen en laten? Wat kunnen geslepen' ho-
velingen niet uitdenken, om den gehaten gunsteling
te doen vallen ? En als deze dan moeten bekennen:
quot;wij kunnen niets in hem vinden; - willen wij ze-
gevieren dan moeten wij het zoeken in zijne gods-
dienstige handelwijze,quot; dan mag zulk een man vvel
zeldzaam getrouw en naauwgezet heeten.
Zietdaar dan in daniel's voorbeeld aangewezen
wat ware godsvrucht is. Gelijk hij, is elk opreg''
dienaar van den Heer gezind ten allen tijde, hij n»®quot;
Israëliet of Christen heeten, in hoogen of lagen staii
geplaatst zijn. Hij is van harte vereenigd met a
geboden Gods. Hij is opregt de vreeze des Heerequot;
toegedaan. Hij zoekt niet menschen maar God ^^
behagen. Hem te danken en te verheerlijken,
liij is en wat hij doet, is zijn lust en leven. En een
onergerlijk geweten te bewaren voor God en de
menschen, is zijn vurig verlangen.
AVat veranderingen ook voorvallen in de wereld,
de godzaligheid is als de waarheid door alle eeuwen
»lezelfde. En of nu de menschen hiervan wat willen
afdingen, of er wat aan toevoegen; of zij onder el-
kaêr zich vergenoegen met eene oppervlakkige ver-
tooning en elkander wijs maken: quot;zooveel is genoeg,quot;
^lie ons oordeelen zal is de Heer. Menschen kun-
•^en ons niet behouden. Hunne goedkeuring zal ons
^en hemel niet openen. Dus niet om den schijn,
om het wezen der zaak moet het ons te
•loen zijn.
Boom en vrucht beide moeten goed zijn. Dit het
binnenste des harten moet de godzaligheid haren
'^orgprong nemen, en in het geheele leven moet zij
^'ch openbaren. Ongelukkig wie zich vrede belooft
eenen weg, die niet goed is! Wat onberekenbare
Schade zouden wij onszelven veroorzaken, zoo wij
l^ier ons bedrogen met valsche overleggingen, en
eens moesten hooren: quot;gij zijt gewogen maar te ligt
quot;bevonden.quot;
Of zou eene eenparige en naauwgezette godsvrucht
quot;let begeerlijk zijn? Is het dan gelukkig, geslingerd
Worden in zijn gemoed en onvast te wezen in
^'Jnen gang? Van waar die onrust, dat gebrek aan
bij zoo velen, die men toch niet onder de
quot;l'enbaro ongodsdiensligen kan rekenen? Omdat zij
nog verdeeld van hart zijn. Hun hart is nog niet
opregt voor God. Hun ontbreekt de wai-e ernst des
gemoeds. En in den grond zijn zij nog liefhebbers
van de wereld en van zich zelven, maar geen die-
naars van God en christus. 't Zou anders worden,
zoo zij als DANIEL naar vaste beginselen te werk
gingen. Dan zouden zij ongestoord den vrede der
ziel en de kalmte des gemoeds kunnen gemeten. Zij
zouden zich zelven veel verdriet besparen, anderen
tot opwekking, den Heere tot eere zijn, en alzoo be-
vorderlijk wezen aan de goede zaak des Christendoms.
Maar welligt twijfelt gij, of het mogelijk is
daniel's gemoedsbestaan te verkrijgen. Hoe! wat
daniel in zijnen kring en in zijnen tijd kon zijn,
zon dat voor ons thans onmogelijk wezen? Zouden
wij, levende onder het licht van een vervuld Evan-
gelie , omringd door eene wolke van getuigen, niet
met vastheid en naauwgezet den Heer kunnen dienen?
En dat, terwijl daniel 't deed aan een afgodisch hof,
in zijnen hoogen stand, zonder bijna iemand te heb-
ben, die hem voorging? Zegt niet: quot;wie kan ook eeigt;
daniel worden? wij mogen ons met hem niet ver'
gelijken.quot; Stelt dan het Evangelie ons jezus chbiS'
tüs niet als voorbeeld ter navolging voor? Dezelfd«
God, door wien daniel zoo godvruchtig geweest iS'
leeft nog. Zijn' kracht en Geest is genoeg.
hebben de grootste en dierbaarste beloften ontvao'
gen. Och! laat ons dan toch geen welgevallen heb-
ben in onze achterlijkheid of moedeloos daarW
öeêrzitteu. Neen! wij belijden eenen Heer, wiens
kraclit in zwakheid volbragt wordt. Hij is ons van
*J0d gegeven niet alleen ter verzoening en regtvaar-
'liging, maar ook ter heiligmaking. En nog is het
geslacht niet uitgestorven van hen, wier geloof en
godzaligheid is, als eene stad die op eenen berg ligt;
^an hen, die door hunnen wandel de dienst van
Grod aanprijzen.
Lezers! wilt gij als daniel eenparig en naauwge-
zet zijn in uwe godsvrucht, zoekt dan als hij met
gelieel uw hart aan God en zijne dienst verbonden
te zijn. De vroomheid des levens is de vrucht van
vroomheid des harten. En deze ontstaat door de
Vernieuwing des gemoeds, door de verandering en
Verbetering van gezindheid en gevoelens, van gedrag
wandel. Rigt als daniel uw leven in naar de
'Uitspraken van uw geweten en van Gods Woord;
''iet naar die der menschen. Weest als hij gezet op
dagelijksche gemeenschapsoefening met God door
gebed! Uw huis zij een tempel; uw hart het
®'ltaar, waarop gedurig de offers van dankbaarheid
liefde ontstoken worden. Godsdienst en Chris-
tendom moeten eerst zetelen in het hart. Daarna
het huis. En eindelijk zich openbaren naar bui-
Maar godsvrucht is eene teedere plant, die
^^gelijks moet bevochtigd, en in het verborgen ge-
^^eekt worden, zal zij genoegzaam kracht hebben,
daar buiten de hitte der zon, de vlagen van den
^^'ind en den onreinen adem der voorbijgangers te
breuk te lijden aan zijn geloof. De leermeesters wa-
ren bijgeloovige afgodendienaars. De boeken, die
zij in handen kregen, waren vol schadelijke begrip-
pen. Al wat DANIEL zag, hoorde en las was, öf
enkel wetenschappelijk, óf zoo het op godsdienst
betrekking had, was het enkel valsche godsdienst.
En als wij op dien tijd hem ons voorstellen, als
eenen jongeling van 16 of 18 jaren, dan mogen wij
wel vragen: hoe zal hij bewaard blijven, om niet
vervoerd te worden door de wijsheid dezer wereld,
en niet te worden medegesleep t met den stroom en
geest van zijnen tijd?
Niet minder gevaarlijk was de lering, waarin hij
zich later bewoog. Hij werd geplaatst onder de
klasse der wijzen en verkeerde aan het hof. Iquot;
Gods bedehuis, of in een stil godsdienstig gezel-
schap , waar allen eenstemmig denken, voor onz®
godsdienstige gevoelens uit te komen, dat is g®'
makkelijk. Maar als men alleen staat en dagelijk®
verkeert met menschen, die geheel van ons verschil-
len; als ons denken en gevoelen als dwaasheid
veracht wordt, bij de wijzen en geleerden die deO
toon geven; als men blootstaat aan de gevaren van
het hofleven, van een Oostersch hof, vooral van da'
van nebüCADNEZAK en zijne opvolgers, waarlijk dan
behoort er veel toe, om niet door eerzucht verlei
te worden, en door al wat ons omringt niet van
God en ons hart te worden afgetrokken. Ach,
■doet en laat men niet om de goedkeuring der
feld! Hoe verbergt men zich en zwijgt, om den
''oem der wijsheid niet te verliezen'. En hoe ligt
ïieemt men iets over van de denkwijze, die er
beerscht in den kring, waarin men leeft, al is het
^at deze strijdt met de leer en voorschriften onzer
godsdienst! Men kan zich immers niet bijzonder
'kanstellen. Men moet mededoen en volgen. Anders
men ergeren of aanleiding geven tot spot en
Smaad.
De aanzlenlijhe post, welke daniel bekleedde, mag
Verder onder de verzoekingen geteld worden, die
moest doorstaan. Onder de regering van nebu-
^adnezab was en bleef hij aan het hof in groot
^auzien. Onder belzazab werd hij vergeten. Maar
den laatsten levensnacht van dezen brasser eu
Wellusteling, werd hij met eere overladen. Hij kreeg
quot;l® betrekking van eersten staatsman en werd de
in het koningrijk. Door darius werd hij aan-
als eerste staatsdienaar, aan het hoofd van
Vorsten en ambtenaren van het wijduitgestrekte
Hoe bezwaarlijk was het, op zulk eene hoogte
®®plaatst, aan zijne godsdienstige beginselen ge-
in jjijne godsvrucht standvastig te blijven!
kon de luister, die hem omgaf, zijn hart in
^^ aar brengen, om te vergeten, dat hij een nietig
^®Qsch, een diep afhankelijk schepsel, een schuldig
/laar voor God was. De man, voor wien allen
^Jgen, vergeet vaak te knielen voor God. En als
liet volle vertrouwen van, en de eerste plaats
bij dea aardsclien koning heeft, wordt de behoefte
aan de gunst van den Koning der koningen zoo ligt
minder gevoeld. Het is eene groote zeldzaamheid
onder de eerste gunstelingen van eenen aardschen
vorst, de eere Gods meer dan die des koning te
blijven zoeken, en met niet minder gemoedelijken
ernst, God dan den vorst te dienen.
De zwaar.ste beproeving van daniel was het ge-
vaar dós doods, waarmede hij bedreigd werd. (1)
Daeiüs had hem met twee andere vorsten aangesteld
als oppertoeziener over de 120 landschappen in zijn
rijk. Ja, hij was zelfs van voornemen hem groot-
vizier van het rijk te maken. De twee andere vor-
sten benevens de 120 landvoogden dit bemerkende,
besloten aanstonds om dien bij hen gehaten gunste-
ling te doen vallen. Zij peinsden op middelen o»
hem den voet te ligten. En konden zij hem op geequot;
vergrijp betrappen in de waarneming van zijnen post,
zij namen voor het te zoeken in zijne godsdienstig®
denk- en levenswijze. Zijne vijanden droegen den
koning voor, eene wet af te kondigen, waarbij , g®
durende 30 dagen, aan ieder verboden werd eenig ver
zoek te doen aan zijnen God of eenig mensch, dan al-
leen aan den koning. Wie deze wet overtrad, zoU i»
den leeuwenkuil geworpen worden. Men zocht di®
wet den koning smakelijk te maken. En deze m®'
vermoedende, dat men hierdoor eenen strik spa» ^
voor daniel, maar veronderstellende, dat bet m®
(1) Zie Hoofdstuk VI.
zijne voorkennis en medeweten geschiedde, gaf zijne
toestemming. Hij teekent de wet. En door het gan-
sche rijk werd zij bekend gemaakt. Zietdaar daniei,
'a gevaar gebragt om, of tegen zijne godsdienstige
Overtuiging te handelen, of zijn leven in de waag-
schaal te stellen, ja den verschrikkelijksten dood te
Ondergaan, dien men zich kan voorstellen.
Zoo waren dan Daniels verzoekingen en beproe-
vingen van verschillenden aard. Het waren de roem
•Ier wijsheid, de zucht tot navolging, de eer en be-
langzucht niet alleen, die hem het lokaas der verlei-
ding aanboden. Neen, ook de liefde tot zijn leven,
Ook de vrees om eene prooi van verscheurend gedierte
Worden, hadden hem kunnen doen bezwijken. Al-
en in alles werd hij verzocht. Door de eene
^erd hij tot de andere, van de ligtere tot de zwaar-
quot;^ere beproeving gebragt. Maar daniel hield vast
zijne godsvrucht. Letten wij slechts op
§ 2. Zijn gedrag,
quot;^■^der alle die beproevingen. Hij hield zich rein en
^'^iver van de besmetting zijns tijds. Hij durfde
^'«li vrijmoedig onderscheiden op den trap der eere.
scheen als een licht te midden van^ een verkeerd
8®slacht. Zijn voorvaderlijk geloof wankelde geen
^^Senblik; zijn verstand, zijn geweten, zijn gedrag
quot;leven onbevlekt. Het w-as Jehova alleen, Dien hij
eerbiedigde , quot;Wiens aangezicht hij zocht, AViens wet-
3
-ocr page 34-ten hij onderhield. Hij bleef nederig en ootmoedig,
niettegenstaande de wijsheid, die hij boven anderen
ontving en de openbaringen der verborgene dingen,
waarmede God hem verwaardigde. Openlijk erkende
hij : „alleen door Jehova weet ik deze dingen.quot;
Geen bijgeloof, geene trotschheid , geen bedrog kleef-
de hem aan, gelijk anderen, die hem omringden. Bij
alle eer, die hij ontving, bleef de vreeze Gods hem
vergezellen. Altijd durfde hij zich als dienaar van
God onderscheiden. Hij zocht geen kcfning's gunst
door laffe vleijerij of door zijne gevoelens te ver-
bergen en te ontveinzen. Rond en onbeschroomd
sprak hij voor de zaak van God en diens gehoonde
godsdienst, als zulks noodig was. Wij merkten dit
op, toen wij nadachten over het eenparige en naauw-
gezette zijner godsvrucht.
Maar nergens kwam zijne standvastige godsvrucb''
sterker uit, dan toen het gebod was afgekondigd'
waarvan wij zoo even melding maakten. Schooö
bekend met het gebod en de straf op de overtreding
bedreigd, hij gehoorzaamde daaraan niet (1). G®'
trouw bleef hy aan zijne gewoonte, om zich drJe' t
malen daags in zijn huis af te zonderen tot gebe*^
en dankzegging. Hij gebruikte daartoe eene
zaal, die opene vensters had. En daar deze zij^
gewoonte bekend was, daar hij op gezette uren z»quot;
afzonderde, kon zijne handelwijze niet verborg«quot;^
blijven. Ja, van zijn vast karakter, van zijne v
(1) Hoofdstuk VI: n.nbsp;I
kleefdheid aan God verwachte men , dat hij in zijne
^■fzondering zou voortgaan. Maar deed daniel er
aan, in deze afzondering te volharden niettegen-
staande het bevel des Konings? Buiten twijfel!
^een mensch, geen Koning»heeft het regt het bidden
t® verbieden. Men was dus aan deze wet geene
gehoorzaamheid schuldig, voor zoo verre zij het na-
'^ten van elk gebed beval. Doch waartoe het zoo
Openlijk gedaan? Hij had tijd en wijze moeten ver-
schikken , om zich minder bloot te geven. Zoo zou
quot;■'ön kunnen denken. Maar door in zijne gewoonte
t® Volharden en niets daarin te veranderen, open-
'»aarde zich daniel juist als een aanbidder van den
®«nig waren God. Door tijd en wijze te verschik-
had hij den schijn gegeven als of hij zijnen
verzaakte. Neen, hij vreesde niet voor hen,
'Wel het ligchaam maar niet de ziel kunnen
^'^oden. Hij vreesde God, en God alleen en ver-
'''ouwde op Hem. Hoe, zou hij nu, 86 of 88 jaren
zoo digt bij zijn graf, na zoo veel ondervin-
''g van Gods trouw, zich dien God schamen ? Dat
hij niet. Hij volharde in hetgeen de behoefte
^ ® van zijn hart, de overtuiging van zijn geweten,
mogt van komen, wat het zijn mogt, hij wilde
^ meer gehoorzamen dan de menschen.
jj werd hij ontdekt. Zijne vijanden overvielen
met hoopen in zijne opperzaal, en klaagden
^^nstonds bij den koning als een' wederspannige
De vorst schrikt op het hooren van dit be-
rigt. Daniel was de man, die zijn volste vertrouwen
genoot. Hij de man, die met den meesten ijver en
trouw hem diende. Ach, nu begreep hij , maar
te laat, met welk oogmerk men op de afkondiging
van die wet zoo had aangedrongen. Pijnlijke toe-
stand voor den vorst ! Hij moest kiezen tusschen
het verlies van eenen beminden dienaar, of het niet
handhaven zijner wet. Hij helde er toe over, om
DANIEL te verlossen ; maar de vijanden drongen bij
hem, dat geen wet door een' Medisch of Persiscb
vorst mag veranderd worden. Zijns ondanks moest
hij eindelijk toegeven. Daniel werd in den leeuwen-
kuil geworpen, en de ingang met eenen zwaren stee»
gesloten en verzegeld met den ring des konings eo
der rijksgrooten. Maar God was met daniel, wa»''
menschen hem verlieten. Hij zond eenen engel,
wiens aanblik den leeuwen vrees aanjoeg, zoodat «'J
zich niet verroerden. En de trouwe dienaar vaquot;
God bragt biddende, dankende en lovende den nacli''
door. Dienzelfden nacht was de slaap van 's konioo®
oogen geweken. Geen spijs of drank had hij g®'
proefd, geen snarenspel gehoord. Reeds in de^
vroegen morgen begaf hij zich naar den kuil. Öt)
roept: „o daniel, gij knecht des levenden god®'
heeft ook uw God, dien gij geduriglijk eert, u ^^^
de leeuwen kunnen verlossen?quot; (1) O wonder al^®''
wonderen ! Er komt eene stem uit den kuil: ,, °
ning! leef in eeuwigheid!quot; Wie kent de uitkoks
(1) Hoofdstuk VI : 21.
met? Daniel werd opgehaald uit den kuil, en niet
•ie minste schade werd aan hem gevonden. De be-
schuldigers werden in den kuil geworp'en, en aan-
stonds door de leeuwen verscheurd. Zóó beloonde
•le Allerhoogste de standvastige godsvrucht van zijnen
•dienaar.
Wie gevoelt hier niet, dat het zalig moet wezen
^nlk eenen God te eeren? Maar wie ook bewondert
man niet, wiens godsvrucht zoo beproefd werd
l^evonden; En wie zou niet wenschen te weten, hoe
^Aniel zoo standvastig bleef? Het was alleen door
let geloof. Daardoor kon hij alle zwarigheden van
Ilten, daardoor de vreeze van binnen overwinnen.
Wat kon hem zoo rein en onbesmet bewaren van
^■lle verleiding tot afwijking van zijne godsdienstige
Sedachten en beginselen dan het levend en vast
S®loof in Jehova, als den eenig waren God, en de
ëi'ondige overtuiging van de heiligheid zijner voor-
^^■'ierlijke godsdienst? Wat gaf hem kracht en moed
^^ in zijnen hoogen stand, zich te blijven onder-
eiden in zijn godsdienstig gedrag van allen die
^föi omringden, dan alleen het geloof, dat op God
^^^y zijne goedkeuring liefheeft, zijne eer bedoelt?
^ at stelde hem in staat, om voor nebucadxesar
ƒ ßEl-SAZAE waarheden te zeggen, die men zoo zel-
aan vorsten zeggen durft, dan het vertrouwen
lie ' almagtigen en getrouwen ? Wat kon
bewegen om in weerwil der wet van D.inirjs in
'^'^e gewoonte tc volharden , zonder den toorn de.quot;.
konings te vreezen? Wat deed hem moedig den
leeuwenkuil intreden, dan het onbezweken geloof,
dat God hem kon verlossen en in allen gevaUe
waardig was, om boven alles gehoorzaamd te worden?
En vraagt gij hoe dat geloof bij daniel zoo sterk
was? Omdat hij God gedurig eerde. Die dagelijk-
sche oefening was de kweekschool, waarin zijn ge-
loof telkens voedsel ontving; want daardoor werd
hem telkens de gedachte verlevendigd aan hetgeen
Jehova was. Daardoor werd zijn hart opgewekt tot
liefde, dankbaarheid en gehoorzaamheid. En dit
alles moest zijn geloof vermeerderen, dat God een
belooner is dergenen, die hem zoeken. Zoo waS
dit zijn geloof als een schild, waarop de pijlen der
verzoeking verstompten, terwijl het nog gedurig
kracht ontving uit alles, wat hij zag en ondervond-
De dv/aasheden en listige kunsten, waarmede mequot;
toen zoo zeer ophad, waren in zijn oog onwaardig®
beuzelingen. Zijne Heilige schriften moesten hei»
dierbaarder worden, naarmate hij de schriften deiquot;
Chaldeën leerde kennen. De weg, dien God m®'
zijn volk hield, hun vernederde toestand, de p«*quot;
hoopen van Jeruzalem en den tempel, waaruit d®
vijanden aanleiding namen, om zijnen God te beschul
pen, dit alles was juist dienstbaar, om hem in ^ijquot;
geloof te bevestigen. En als de Heer het bij elk®
beproeving bekroonde, als zijn gebed werd verhoor ^
als hij genade en eere ontving, als hem de verboquot;quot;^
genheden werden geopenbaard, kon het anders,
^quot;Ikens moest dan zijne overtuiging vaster worden,
»lit het goed was dien God te dienen en in Hem
gelooven ?
Lezers! hoe regt gepast is, wat wij daar van
tiANiEL overdachten, om ons te leeren, hoe wij in
^Jrzoekingen moeten verkeeren, om niet door deze
overwonnen te worden en schade te lijden aan onze
^el. Of zou de herinnering daaraan voor ons on-
igt;5odig zijn ? Zou er in onze dagen geen gevaar
Instaan om af te wijken van die christelijke denk-
-1 levenswijze, welke naar het Evangelie ons moet
^'gen zijn? Ach, dat wij ons zelven toch niet mis-
leden ! Wij beleven, Gode zij dank, wel geene
'ïden van vervolging. Maar wij beleven eenen tijd
^an veel verleiding, waarin het wel noodig is elkan-
'ler cp te wekken tot waken en bidden, om in de
Verzoeking niet te vallen. Hier is het de roem der
^yshdd. Wel heeft de wijsheid dezer eeuw niet de
^'rekling om tot bijgeloof, maar om tot ongodsdien-
stigheid te vervoeren. Zij wekt den hoogmoed op ,
*lat vtrgif der ziel. Zij maakt den mensch wijs in
®'gen oogen. De naam en roem van zelf te den-
en boven vooroordeelen verheven te ziin, dat is
^oor reien een te bekoorlijk lokaas, dan dat zij in
•^e^en strik niet vallen zouden. Er is eene wijsheid
v^a boven, en eene uit de aarde. Eene wijsheid Gods
eene der wereld, die te niet zal worden gedaan.
^Ike wetenschap en elk boek, dat u meer hooge ge-
*^achtea inboezemt van u zelven, dat u lusteloozer
lachte
-ocr page 40-maakt tot de godsdienst, en den ernst uit uw hart
verbant, is u schadelijk. De ware wijsheid kan oni
nooit afleiden van God en ons hart. De vreeze d©
Heeren is haar beginsel; het geloof van een kini
haar kenmerk; zij woont in een nederig en verbrr-
zeld hart; en heilig en zalig te worden is haar doe-
Die wijsheid verlaat nimmer, zelfs niet in de ur?
des doods.
Baar is het de eere der wereld, welke ons bekoort
Men is in een' kring, in eene betrekking geplaatst,
waar het zoo geen smaak en toon is, om als eer
godsdienstig mensch zich to openbaren. Men leeÉ
in de groote wereld en verkeert met menschen, di?
zich om God niet bekommeren, bij welke 't geea
gewoonte is te bidden of in den Bijbel te lezen, eo
de namiddag- of weekgodsdienst bij te wonen, en
die zich én op den dag des Heeren én door dc week
vrijheden veroorloven, welke wel niet overeenkomen
met de matigheid, regtvaardigheid en godzaligheid,
die het Evangelie eischt, maar toch, door het g®'
bruik, algemeen zijn aangenomen onder menschen
van dien stand. Men kan en durft zich niet cndeiquot;
scheiden. Men zou bespot worden. Men zou diei^
lieven omgang moeten laten varen. En of n-i
geweten en de overgeblevene indrukken van opvo®quot;
ding en onderwijs al tegenspreken, wat zal nie»
doen? Men is nu eenmaal in de wereld, el k»''
niet achterblijven. De stem van binnen moet zv^f
«en. De stroom gevolgd worden. Want de esr quot;l®''
Renschen is te lief dan dat men met de wereld zou
willen breken. Acb! het is niet te zeggen, hoeveel
kwaad die dwaze volgzucht doet in alle standen en
leeftijden, en hoe de zucht om te behagen voor
duizenden een valstrik wordt, v/aardoor zij zondigen
tegen geweten en pligt, tegen God en den Zaligma-
ker. quot;Hoe kunt gij gelooven,quot; zeide jezus tegen
de Joden van zijnen tijd, quot;gij die eere van elkander
iieemt, en de eer die van God alleen is niet
Zoekt.quot; (1) En nog is dat waar. De liefde tot den
^ader en den Zoon kan niet wonen in een hart,
dat de goedkeuring der wereld lief heeft. En hoe
klein en dwaas is 't, zich een' slaaf van menschen te
'ï'aken, daar men geroepen is tot de vrijheid der
he erlijkheid der kinderen van God !
O indien er even als in daniei. , zoo ook in ons,
®en vast vertrouwen was op God, het zou anders
ons gesteld zijn. Dan ach! daaraan ontbreekt
' daar al te veel. Het geloof te belijden en het
Seloof te bezitten, zijn twee zeer onderscheidene,
helaas! te dikwerf ook afgescheidene dingen,
kan dat geloof en vertrouwen eigenlijk wel in
zijn, als God ons vreemd is, en wij moeten
J^enken, dat Hij onzen weg afkeurt ? Wie zou zich
'^'innen sterken in Hem, die Hem nog nooit met
hart regt gezocht en geëerd heeft ? Neen! is
J^od niet onze God, dan geen' vastheid en geen'
'°Pe. Hij wil alles voor ons zijn, wat Hij voor
(1-) Joli. V: 44.
daniel was; maar slechts voor hen, die van hunne
zyde in christus jezus hem getrouw vereeren en
dienen.
Door het geloof alleen hebben de ouden getuigenis
bekomen en kloeke daden verrigt. quot;Door het geloof
hebben zij koningrijken overwonnen, geregtigheid
geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der
eeuwen toegestopt,quot; (1) Zoo veel vermag het ge-
loof. Maar eigen kracht en zelfvertrouwen, wat
werkt dat uit? Schaamte, zwijgen, vlugten, vree-
zen en vallen. Het geloof vermag dat niet om
zijne waardigheid. Maar omdat het ons in dien
stand plaatst, waarin de kracht Gods in ons kan
geopenbaard en verheerlijkt worden.
Christenen! wekt dan dat geloof en vertrouwen i»
u op en vreest niet. Wij hebben te doen met een
getrouw en almagtig God. Hij is waardig, dat vvJJ
op Hem steunen. Vereenigt, als daniel, geloof
gebed. Het eerste maakt ons moedig. Het laatste
ootmoedig en afhankelijk. En beide zullen de zi®^
verkwikken, het hart versterken, de hope verleven-
digen; want de God, dien wij dienen, is magtig'
om te redden, te bewaren en door te helpen.
op hem vertrouwen zijn als de berg Sions, die nie'
wankelt.quot; (2)
(1) Hebr. XI: 33.nbsp;(2) Ps. CXXVil.
-ocr page 43-DERDE HOOFDSTUK
DANIEL ALS VOORBIDDER EN VRIEND
ZIJNS VOLKS.
Het opschrift boven dit hoofdstuk geplaatst geeft
ons daniel's persoon te beschouwen uit een oog-
punt, dat allezins belangrijk mag heeten. Het bid-
den voor de belangen van vaderland, volk en
godsdienst, wie gevoelt er het hooge gewigt niet
Van? Die voorbede is een pligt, waarop het vader-
land regt heeft, welken de godsdienst gebiedt, die
door vele voorbeelden wordt aangeprezen en regt
beoefend, in de gevolgen niet dan weldadig kan
«ijn. Weinig is over dat onderwerp opzettelijk ge-
liandeld, (1) in de beoefening wordt die pligt veelal
Verzuimd; zijn aanbelang wordt niet altijd levendig
gevoeld, en er zijn denkbeelden omtrent in omloop
gebracht, die vaak hoofd en hart ontstemmen, om
lt;lien pligt der liefde te betrachten. Het kan dus
anders dan nuttig zijn er eens over te peinzen.
Daniel's persoon beschouwende, verkrijgen wij
^a^artoe ongezochte aanleiding.
(1) In nommer XLIV der kleine stukjes wordt het voor-
'oden voor anderen als een' pligt der christelijke liefde aan-
Seprezen. Het verdient bij dit hoofdstuk te worden nagelezen,
het iu 't algemeen tot de beoefening van dien pligt op-
tervrijl hier slechts over een bijzonder gedeelte van
pligt gehandeld wordt. Ten aanzien daarvan blijft het
gezegde als waarheid gelden.
§ 1. Daniel's gebed voor zijn volk. (1)
Het was in het eerste jaar der regering van da-
siüs, die door de inneming van Babel in den nacht
toen belzazab gedood werd, een einde had ge-
maakt aan de heerschappij der Chaldeën. daniel
was nu reeds hoog bejaard, en zal digt bij de ne-
gentig jaren oud zijn geweest. Meermalen gewoon
in de heilige boeken te lezen, had hij nu in een
afschrift der profetische rol van jeeemia, dien hij
in zijne vroege jeugd gekend, misschien zelfs, vaak
gehoord en gesproken had, en dus als profeet des
Heeren eerbiedigde, opgemerkt, dat de tijd der weg-
voering, door dien godsgezant uitdrukkelijk bepaald
was op 70 jaren (2). daniel, die onder de eerste
weggevoerden behoord had, was nu al dien tijd in
Babel geweest. De bedreigde ondergang van het
Babylonische rijk was gekomen. Die heerschappij
was vernietigd en vervangen door die der Medm en
Persen. Nog was er geen schijn van verlossing
voor het volk. Ten dien aanzien bleef 't donker
als de nacht. Het peinzen daarover kon aanleiding
geven tot onderscheidene berekeningen, van waaiquot;
men het begin der 70 jaren moest rekenen,
waren drie verschillende wegvoeringen geweest. Equot;
zoo men bij de tweede of derde aanving te tellen»
ontbraken er nog vele jaren aan het zeventigtal-
Sommigen zullen daarin voedsel gevonden hebbequot;
(1) Hoofdstuk IX: 1-19. (2) Jeremia XXV: 10, 1''
Voor de ongeloovige vraag; quot; waar blijft de belofte
zijner toekomst?quot; Anderen zullen er geweest zijn,
die zich in het vreemde land zóó goed konden schik-
ken , dat zij Jeruzalem en den tempel gemakkelijk
konden missen, als het hun maar wél ging. Maar
eenen daniel dreef juist het nadenken daarover tot
bet gebed.
Wij moeten dat gebed onderscheiden van zijne ge-
^Vone dagelijksche gebeden, die hij op drie gezette
tijden voor God uitstortte. Immers hij zelf zegt: (1)
'ik stelde mijn aangezicht tot God, den Heer , om
Öem te zoeken met het gebed en smeekingen, met
Vasten, en zak en asch.quot; Hij hield dus eenen pleg-
tigen vast- en bededag, waarop hij de schuld des
Volks beleed, de regtvaardigheid van Gods oordeelen
erkende, maar tevens den Heer smeekte om barm-
hartigheid. Geene ongeduldige klagt over het uit-
blijven der vervulling van Gods beloften kwam over
'^ijne lippen, maar eene hartelijke schuldbelijdenis en
Verootmoediging voor God, waarbij hij zich zelven
''let uitsluit. {%) Het was een gebed minder om de
Vi'ijheid en den bloei des volks, dan wel voorname-
bjk om de herstelling der godsdienst; »om des hei-
bgen bergs wil mijns Gods.quot; (Sj Dat hij het kon
opteekenen was niet, omdat hij 't te voren had opge-
steld. Dat is eene gewoonte van latere dagen, waar-
door bij het stille en afgezonderde gebed geen enkele
Seidige reden is aan te voeren. Neen! naderhand
(t) Vs. 3. (2) Zie Vs. 20=^. (3) Vs. 20^
heeft hij zich denkbeelden en gevoelens te binnen
gebragt, die hem toen voor den geest hadden ge-
zweefd, en onder de leiding van Gods Geest ze op-
geteekend. Vooral om deze reden, omdat dit zijn
gebed zoo spoedig verboord, en met zulk eene heer-
lijke en voor alle eeuwen gewigtige ontdekking om-
trent het Messiasrijk bekroond werd. (1) Maar ook,
omdat hij wenschte, dat de denkbeelden en gevoelens,
welke hij had over God en zijnen weg met zijn volk,
en over de gesteldheid van zijne natie, meer alge-
meen mogten zijn. Het bewaren van dit en soortge-
lijke gebeden, onder het bestuur der Voorzienigheid,
is als 't ware eene aanwijzing, in welk eenen geest
en toon het bidden voor het volk moet geschieden
zal het Gode behagen.
De taal des harten bindt zich niet aan kunstige
orde. Er moet hier dus geene verdeeling gezocht
worden, waarvoor de uitstorting des gevoels niet vat-
baar is. De lezers van dit boekje zullen wel doen,
als zij het gebed in hunnen Bijbel opzoeken en aan-
dachtig nalezen.
Do grootheid Gods moet den bidder voor ooge»
zijn, zal hij den afstand gevoelen tusschen zich eH
het Opperwezen. Maar ook van Gods trouw raoe^
hij doordrongen zijn, zal hij niet twijfelende biddeu-
Daarom begint daniel, vs. 4: „Och Heere! J^
groote en verschrikkelijke, liever geduchtenbsp;'
het verhond en de weldadigheid hotidt dien, die ^
(1) Vb. 21—27.
liefhebben en zijne geboden houden. Terstond begint
Wj nu, in naam van en in vereeniging met zijn volk,
de belijdenis van schuld. Hij stapelt woord op woord
®n bezigt zulke uitdrukkingen als regt geschikt wa-
ren, om het misdadige van hun gedrag zonder eenige
bedekking aantewijzen, (vs. 5 en 6.) Ieder waa
gewaarschuwd, van den koning tot den geringsten
Onderdaan. Maar niemand had naar de stem van
^ods dienstknechten gehoord. Afgoderij, minachting
Van de tempeldienst, geweld en onderdrukking, weel-
'l® en trotschheid, ontheiliging van 's Heeren naam
dag, bedriegelijk handelen met elkander: de-
vooral waren de misdaden des volks, die inzonder-
bij xeebmia en ezechiel met name genoemd
forden, en waarvan verwaarloozing van Jehova's
dienst het natuurlijk en onvermijdelijk gevolg was.
^aarom die erkentenis van Gods geregtigheid en van
beschaamdheid; die het gansche volk voegt; (vs.
^ ®n zelfs ook de andere stammen, die tot het
^yk van Israël behoorden en vroeger reeds door de
^^^ifriers waren weggevoerd. Het eenige uitzigt, dat
et volk overbleef, de eenige grond van hope, waar-
het de toevlugt kon nemen, was Gods barmhar-
tigheid , die door hunne zonden niet kon vernietigd
^«rden; (vs. 9-10), De vloek en eed van den berg
aan het einde van mozes leven uitgesproken
'^^er de overtreding der wet, door God hun gege-
, en waarop toen plegtig door al het volk Amen
werd, (1) was nu vervuld (vs. 12-14).
(1) Deuteron. XXVII ; 15 enz.
Na deze schuldbelijdenis en verootmoediging ver-
heft daniel zijn hart in smeeking tot God om uit-
komst (vs 15-19). Nog kon hij uit naam zijns
volks God aanspreken als onzen God. Het verbond
van hunne zijde mogt trouweloos verbroken zijn,
de Heer had 't niet vernietigd. Dit gaf vrijmoedig-
heid, om met toenemenden aandrang verlossing af
te smeeken, tot dat hij aldus eindigde: » O Heere,
hoor! O Heere , vergeef', o Heere, merk op en doe het;
vertraag niet! om uws zelfs wil, o mijn God! want
uwe stad en uw volk is naar uwen naam genoemd.quot;
(vs. 19).
§ 2. Voortreffelijkheid van dit gehed en van
den man, die alzoo bad.
Keeds eene oppervlakkige nalezing van dit gebed
deed ons het schoone en roerende er van gevoeleo-
Nog meer zpllen wij dat beseffen, als wij er nog
eenige oogenblikken over peinzen. De uitnemend-
heid van den bidder moet dan van zelve uitko-
men. Wij bedoelen hier niet de fraaiheid van woorden»
het welgepaste der uitdrukkingen. Veel minder nOo
de hooge vlugt der denkbeelden, welke wij hier a»quot;^
treffen, 't Is alles hoogst eenvoudig, zelfs wor
vaak hetzelfde herhaald. Maar de denkbeelden, ^^
er in heerschen ; de zaak, die gewenscht wordt;
toon, waarop daniel 't ontboezemt, de grond ^a»^^.
op hij steunt, dit maakte zijn smeeken den
welgevallig.
Welke groote en heerlijke gedachten heeft hij van
God, dien hij erkent in alle zijne volkomenheden!
Hoe juist beschouwt hij het kwaad, dat hun was
overgekomen! God had het over hen gebragt. Het
■Was geheel regtvaardig. Het was overeenkomstig de
^bedreigingen der wet en de waarschuwingen der pro-
feten. Met welk eenen helderen blik doorziet hij de
gesteldheid van zijn volk! Het is algemeen, in de
lioogste mate schuldig. Niets is er tot zijne ver-
Schooning in te brengen. Mag de man niet voor-,
treffelijk heeten, die in zulk eenen tijd, en onder
^iilke omstandigheden, zoo zuiver en waardig van
^od spreekt? Is daistiel niet groot, dat hij zoo
epen schuld belijdt? Dat wordt schaarsch gedaan,
is men nog zoo schuldig. Het was ten minste
daniel's tijdgenooten zoo. Ezechiel teekent ons
de Weggevoerde Joden, zeggende: quot;de vaderen heb-
ben onrijpe druiven gegeten, en daarom zijn de
banden der kinderen stomp geworden.quot; (1) Met an-
dere woorden: quot;wij worden bezocht om de misdaad
Onzer vaderen.quot; Zoo sprak daniel niet.
welk eene uitwerking hadden deze denkbeel-
van DANIËL op de gevoelens van zijn hart? Zij
schaamte. Bij herhaling betuigde hij:
.^bij ons is de beschaamdheid der aangezigten.quot; Hij
^^ Verlegen en heeft diepe smart over de schuld zij-
^nbsp;Hij sluit zichzelven niet uit, maar belijdt
zijne zonden. Al had hij van zijne jeugd af
0) Hoofdstuk XVIII: 2b.
den
God gediend, ach! hij gevoelde toch, hoe gebrekkig
dat dienen vaak geweest was. Hoe meer licht, des
te dieper inzigt. Hoe teederder het geweten, des
te .spoediger klopt het hart. Hoe naauwgezetter men
zoekt te leven, hoe meer men zijn gebrek ontwaart
en gereed is te erkennen. Wie kan zeggen: ik heb
mijn hart gezuiverd, ik ben rein van overtredingen?
De taal der verootmoediging is niet de taal der aan-
klagt van anderen, maar die van zich zelven. Dat
wist DANIEL. En dit besef deed hem dan ook vol-
komen God regtvaardigen, en Hem de eere gevequot;
van al zijnen weg en zijn werk. Geene harde g®'
dachten koesterde hij van God. Neen! juist de be-
zoeking over zijn volk versterkte zijn geloof
zijnen eerbied voor den Allerhoogste.
Maar wat begeert hij nu van den Heer? Verg®
ving van schuld en herstel van de vervallen go^®
dienst. Niet maar de slaking der banden, de
derkeering in het vaderland, de onafhankelijkh®'.
der natie, en het terugkomen van vorigen
blo®'-
tst®
Neen, voor daniel is het voornaamste en gro^ ^^
punt van alles dat de dienst van Jehova herst® ^
worde en de tempel op Sion en in de hooit
Jeruzalem. Daarnaar ging zijn verlangen uit. ^^^
was hem boven alles dierbaar. Wat zou
andere ook baten, zoo Jehova niet in hun
was? Daarom wenscht hij de wegneming
hoon, die Jehova IsraëVs God werd
Ilij wenscht. de heiliging van 's Heeren naa»
ket aangezigt der volken en de handhaving van zijne
eer. Wie herkent hieraan niet den waren vriend
van Grod. die niet maar eigen welvaart zoekt, maar
bij wien de eer van God en het belang der gods-
lt;lienst hoofdzaak is?
En vestigen wij nu onze aandacht op den toon
-^ijns gebeds. Hoe démoedig, ernstig en krachtig is
deze niet? Hij kan bijna geene woorden vinden,
Ofli de schuld des volks naar waarheid af te teekenen.
Telkens is het: quot;wij hebben gezondigd.quot; Wij hooren
ler de taal van eenen boeteling, die de roede kust
bijna te beschroomd is om hare opheffing te
V'agen. Zulk eene taal stort hij uit, die toen eene
®ere en grootheid genoot, zoo als hij niet hooger op
^arde wenschen kon. Hij, die bekend stond als
getrouw dienaar des Heeren, en die deelde in
ehova's bijzondere gunst. Hij bidt en smeekt op
toon, als ware hij één der meest schuldigen
diepst vernederden. Dat mag bidden heeten. Dat
^ bukken voor God en zich in stof en assche voor
vernederen.
le^*^ welken grond legt hij zijne smeekingen
^ Alleen op Gods groote barmhartigheid. Niet
s volks verbetering, of op het goede dat nog
J hetzelve gevonden werd. Van die zijde vindt
J niets, waarop hij zou durven hopen. (1) Wel
.. ' bij velen der verstrooiden in Babel eene
Ige verandering ten goede gekomen. Menigeen
Vs. 18b
-ocr page 52-was genezen van de afgoderij en door het lijden
gelouterd. Er waren nog voortreffelijke dienaren des
Heeren, als zeeubbabel, josüa en anderen. Maar
daarop durft daniel zich niet beroepen. Hij pleit
alleen op Gods barmhartigheid. Enkel genade roept
hij in. Voorwaar! indien één gebed, een krachtig
gebed des regtvaardigen mag heeten, dan was het
dit. En dat 't veel vermogt, leert ons de uitkomst.
§ 3. Opwekking om DANIEL te volgen.
Voorbidding voor volk en vaderland, zou dat niet
bij velen eene geheel onbekende zaak zijn, waarvan
men het hooge aanbelang niet beseft, sommigen nie'
meer hooren willen, en waaraan men naauwelijl^®
meer denkt? In vroegere dagen dacht men oV^
de noodzakelijkheid en kracht van openbare en vei'
borgene uren des gebeds, en der verootmoedigi»^
in tijden van bezwaar, voor het belang van
en godsdienst geheel anders dan nu. Toen
't gebed het eerste middel, dat men aangreep,
velen zijn het thans geheel ontwend! Ach!
het zoover met een volk gekomen is, dat bet^»
meer Gods aangezigt zoekt in het gebed, da^^^^
het, als Juda, rijp voor den ondergang. ^^^^
bezoeking niet opgemerkt, zijne hand niet gee ^^^^
digd, zijn zegen niet gevraagd wordt, en me
God zich niet verootmoedigt, daar is men
zeer diep gezonken.
De gelieele Bijbel is vol opwekkingen, aanmoe-
digingen en aandrang tot het gebed. Hij is vol
Voorbeelden, die ons daarin zijn voorgegaan. Wij
booren daar een' abeaham pleiten voor Sodom, een'
Mozes en samuöl, david en hiskia, ezea en ne-
Hemia en anderen voor hun volk. Wij zien daar
den Heiland zelven tranen storten en hooren Hem
■w^enschen uitboezemen voor zijne verbasterde natie.
Zouden wij zulke voorbeelden, door God goedge-
keurd, niet navolgen?
Of zou wat daniel deed, geen christenpligt en
i'oeping zijn? Hebben wij dan geene betrekking op
Vaderland en volk? Kunnen wij gezegd worden het
lief te hebben, als wij zijn heil niet zoeken? En
quot;*vie kan dat heil beschikken; wie tijden en stonden
Veranderen; wie het volk opbouwen of vernederen?
Is het niet God, wiens het koningrijk en de
kracht is?
Of zou het bidden te vergeefs zijn? Is God dan
öiet meer 'de Hoorder des gebeds? Zijn zijne be-
loften ingetrokken? En heeft Hij niet door alle
eeuwen getoond zich te ontfermen op het gebed?
^^at dunkt u, indien eens de vroomsten, de voor-
®aamsten, de voorgangers in staat en kerk, op wien
Jjzonder de verpligting rust, om voor anderen te
^dden, zich vereenigden in 't ootmoedig gebed voor
Vaderland en volk; indien eens vele mozessen, sa-
'i^ëls en daniels zich daartoe met ernst cn gezet-
O'd afzonderden; zou dat den Heere niet welgevallig
zijn? Zou dat vereenigd gebed niet beantwoord
worden door zijnen zegen? Zou 't niet een bewijs
zijn, dat Hij over ons uitstortte den Geest der ge-
nade en der gebeden? En als nu het tegendeel
plaats had, als men meende, dat 't niet meer noo-
dig was God aan te roepen, dat men zonder bidden
of verootmoediging, door eigen' wijsheid en kracht,
door geld en vermogen het nationaal geluk koe
bevorderen; als wij een volk werden, waarbij de
algemeene erkentenis van Gods hoogheid en onze
afhankelijkheid werd uitgewischt; zouden wij dan
nog een christenvolk kunnen heeten? Zou jezüs
christus, wiens naam wij dragen, wiens Evangelie
wij kennen, en Die regeert tot heerlijkheid van God
zijnen Vader, ons niet moeten overgeven aan bet
goeddunken van ons hart, en met het licht zijner
genade niet van ons moeten wijken?
Of is er geen stof om te bidden? Wanneer ^af-
daaraan ooit gebrek? Is er in de gesteldheid deS
volks en in den weg, dien God met ons houdt, n»®'
ten allen dage aandrang, om het gebed te verme^
nigvuldigen? En hoeveel opgewekte godsdienstig!!®'
er hier en daar ook moge gevonden worden,
het niet altijd behoefte blijven, om met schuldbelV
denis en bede om vergiffenis te naderen voor quot;O
troon? Vooral als wij aan den arbeid van
liefde aan ons, onze vorderingen op den
leven toetsen. Waar het verslagen en verbnj ^^
hart ontbreekt, daar kan men God niet behagen-
ï'ariseër mag roemen op zijne deugden, hij is een
Walg in de oogen des Heeren. Maar de tollenaar,
®et de hand op de borst en de bede om genade in
liet hart en op de lippen, die is Gode aangenaam,
ïïij gaat geregtvaardigd henen. Die zijne overtre-
dingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn. Maar die
Ze bekent en laat zal 't goede vinden. Het is met
®en volk als met iederen mensch. Men moet in de
diepte komen, zal men verhoogd worden. Gode moet
de eer gegeven worden door de waarachtige beken-
tenis: „ik heb gezondigd.quot; Dan alleen is er verge-
ving. En nu, zou er ten dezen aanzien niet algemeen
^tof tot bidden zijn? De gelegenheid daartoe is er
'^lüjd. Als DANIEL gewacht had, tot dat er een
flegtige boetedag in Babel was uitgeroepen, hij zou
'^eker te vergeefs gewacht hebben. Hij deed het maar
zijn eigen huis. Hij zocht maar voor zichzelven
^ods aangezigt.
Zullen wij hem hierin navolgen, dan ook van hem
geleerd, hoe te bidden. Niet de schuld verkleinen.
^Is men dat doet, is men nog niet in de ware ver-
ootmoediging. En toch, het gevaar daarvoor is
^''Oot, als men de Farizeeuwsche weegschaal gebruikt,
zich met anderen te meten. Neen! wij moeten
bestaan en gedrag des volks in verband bren-
met hetgeen God daaraan deed, met het licht
ons bestraalt, de bezoekingeB die over ons kvva-
de waarschuwingen die wij ontvingen. En als
dat doen, zal het van zelve onze belijdenis
worden: „ bij ons is de beschaamdheid der aan-
gezigten.quot;
Ons zelven mogen wij daarbij niet voorbij zien.
Daniel beleed zoowel zijne eigene als des volks
zonden. Deed hij dat, die uitstekende man, hoeveel
meer reden hebben wij daartoe? Denken wij slechts
na over ons gedrag voor God en menschen, over
ons verkeer, de waarneming van ons beroep, het
volbrengen van het ons aanvertrouwde werk, de
inrigting van ons huis. Hoeveel zal er dan bij een
onpartijdig onderzoek gevonden worden, dat tegen
ons getuigt! Met ons zelven moeten wij aanvangen-
Gewis, daar zal veel stof tot schuldbelijdenis zijn.
Laat ons vooral van daniel leeren 't meest oiö
vermeerdering van godsdienstzin en godsvrucht onder
ons volk te bidden. Ongeveinsde godsdienst des harten
en des levens; het ware reine christendom, dat zic^J
openbaart door liefde tot de waarheid, zooals zD
in christus is, door het leven voor Hem, die on»
zóó uitnemend heeft liefgehad, door het wandele®
zoo als christus gewandeld heeft, en door de vrucb*'
des geestes: zietdaar wat wij boven alles behoeven-
Geen schijn, geene uitwendige godsdienstigheid, ni»»'quot;
het innerlijke, het wezen der zaak. quot;Welvaart van
den staat, bloei van den handel en der middelen van
bestaan, ook dit mogen wij wel van God afsmeeken-
Maar 't mag het eenige en voornaamste niet ziJquot;quot;
Dat Gods naam geheiligd, dat jezus christüS »
onze ware Koning nationaal meer geëerd wor
dat zijn Evangelie, zijne dienst, zijn dag meer ender
ons in waarde gehouden worde, dat de reine waar-
heid onder ons bewaard, de zaligmakende kracht
Van het Evangelie meer geopenbaard worde, dat zon-
daars mogen worden bekeerd, en het koningrijk van
cbristus meer onder ons kome. Deze, mijne lezers,
moet onze vereenigde bede zijn, waarin wij met
ernst en ijver geduriglijk waken. Deze alleen be-
vordert 't waarachtig geluk van een volk.
En waarop zullen wij die bede gronden? Op onze
geregtigheid? Waar is die? Op het goede dan dat
Onder ons gevonden wordt? Kan 't opwegen tegen
''nze schuld? Zou 't proef kunnen houden in de
quot;^ogen van Hem, die de geesten weegt? Ach! wie
'n zichzelven zijne hope zoekt, zijn gebed is een
gruwel voor God. Daar is maar één grond. Het
offer der verzoening eenmaal door christus opge-
^ragt. Die daarop steunt, zal niet bedrogen uitko-
''len. Alzoo dan gedurig den Heere aangeroepen
^oor vaderland en volk. Dan worden wij de stille
Weldoeners van anderen. Klagen over zedebederf
W niets. Maar het bidden tot God, die het booze-
^an uitroeijen, dat is het ware, het éénige hulpmid-
God neemt er een welgevallen in. Het kan,
zal niet zonder zegen zijn noch voor ons zelven,
''Och voor anderen. De eeuwigheid zal 't openbaren,,
ï^oeveel goeds geschonken, hoeveel kwaads afgeweerd.
op de smeekingen van hen, of dergenen, die als.
^^SEs, samuel en daniel voorbidders voor anderem
waren. De gebedsverhooringen van vroeger cn later
tijd, ook die wij zelven met ons land ondervonden,
moeten aanmoedigen, om niet te vertragen. En is
ons bidden gebrekkig en bevlekt, dan gezien op dien
grooten en volmaakten Voorbidder, boven bij den
Vader. Door zijne hand wordt de wierook onzer
gebeden Gode welgevallig. Want Hij leeft om te
bidden en is eene verzoening voor onze zonden.
versterk'
VIERDE HOOFDSTUK.
DANIEL ALS DIENAAR VAN HET GODSRIJK.
Geheel de persoon van daniel en zijne lotgeval-
len stonden in verband met de bijzondere Godsre-
gering over abeaham's nageslacht, met het oogmerk
van hunne afzondering, met de behoeften dier tijden?
en met den voortgang en de uitbreiding van de ware
godsdienst. Als wij in dat licht daniel's persoon,
lotgevallen en geschiedenis beschouwen, krijgt alle®
een verheven, eerbiedwaardig en Godewaardig aan-
zien. Dan verwonderen wij ons niet over het vreeinde
en buitengewone, dat wij hier aantreffen, maar zie»
in alles eene wijsheid en goedheid, eene majesteit en
heerlijkheid, welke ons aanbidden doet en
in 't geloof aan Hem, Die onder alle beroeringen
-ocr page 59-der wereld en omwentelingen der rijken en staten,
Waakt voor zijn woord en eer, zijn werk op aarde
voortzet, en zijnen raad volvoert.
Het opschrift boven dit hoofdstuk doet zien, dat
Wij nu daniel gaan beschouwen, als door Jehova
gebruikt, om aan het rijk der waarheid de gewig-
tigste diensten te bewijzen. Zullen wij hem in dat
licht ons juist vo.orstellen, dan moQten wij vooraf
eenen blik werpen op:
i^e gesteldheid en behoeften der ti.tden, waarin
daniel leefde.
Ieder weet, dat God abraham en zijn geslacht
bad uitverkoren, om onder hetzelve zijne kennis en
dienst te bewaren, en de groote beloften, die Hij
^ot heil der wereld had bekend gemaakt, te ontwik-
kelen en tot meerdere volkomenheid te brengen. Tot
gewigtige einden dus was het verordend. Uit het
niidden van dit volk moest eenmaal het licht der
Waarheid uitgaan en verspreid worden over de geheele
Zou dat geschieden, dan moest het vrij
\)ven van de vermenging met andere volken, en
ed zicij bijzonder aan hetzelve openbaren. God
ed dit op velerlei wijzen, door teekenen eu won-
den, bijzondere uitreddingen en bezoekingen; door
^Dne wetten on inzettingen te geven, en zijne pro-
® te zenden. Ter naauwernood werd de leer der
Waarheid door alle deze middelen onder dit volk be-
waard. Telkens liet liet zich aftrekken van Jehova
lt;3n overhalen tot afgoderij. Het rijk der tien stam-
men of van Israël was op die wijze spoedig rijp
voor verdelging. Zijne ingezetenen werden gevan-
kelijk weggevoerd naar Assyrie. Het rijk van Juda
bleef langer verkleefd aan Jehova's dienst. Maar
ten laatste werd ook daar het bederf algemeen-
En terwijl l^et koningrijk vernietigd, Jeruzalem
verwoest, zijn prachtige tempel verbrand werd»
werd het volk des lands naar Babel in ballingschap
weggevoerd.
Zonderlinge weg des Heeren! Scheen het niet al®
of G-od zijn verbond vernietigd, en zijn volk geheel
overgegeven had aan de magt en willekeur der
menschen? Scheen het niet daarop te zullen uitloo-
pen, dat alle nog overgeblevene sporen van de ge-
openbaarde en gezuiverde godsdienst nu ten eenenma
zouden uitgewischt worden, daar het volk versprei
was onder bij geloovige afgodendienaars? Werd to®
naar de denkwijze dier tijden, de magt eener G°
heid berekend naar den voorspoed en zegen, die
zyne vereerders te beurt viel; werd die God
zeer vermogend geëerbiedigd, die de wapenen
zijn volk deed zegevieren, en bun aanzien en nU ^^
heerschappij deed stijgen; hoe moesten de
volken dan wel denken over Jehova, Israël's
wiens heiligdom was verwoest, wiens vereerders^^^
•slavernij waren weggevoerd? Zij moesten Hem^ ^^
.-schouwen als onvermogend, om zijn volk n
hand der vijanden te verlossen. De trotsche Baby-
hniërs moesten hunnen afgod bel als veel hooger in
magt aanmerken als Jehova, die te Jeruzalem ge-
ëerd werd.
In die gesteldheid van zaken was het dus noodig,
dat Jehova zijne eer voor het oog van Israël en
de volken der wereld openlijk handhaafde; dat Hij
den Joden, in ballingschap omzwervende, bewijzen van
^ijne zorg en voortdurende betrekking op hen be-
toonde; en tevens, dat Hij zulke proeven van zijne
grootheid en majesteit gaf, waardoor aan de afgo-
dendienaars ontzag voor Hem werd ingeboezemd,
de nietigheid der afgoden openbaar gemaakt, en de
kennis van Hem als den Allerhoogste, boven alle
dingen bevorderd en uitgebreid werd. Bahel, wer-
^aarts de dienaars van den éénig waren God ver-
dreven waren, moest nu ook de schouwplaats wor-
den van de heerlijkheid Gods, even als in vroegere
eeuwen Egypte geweest was. Maar het moesten
Seen strafgerigten zijn als daar, neen! buitengewone
t^sschenkomsten, naar de behoeften dier tijden.
Openbaringen, namelijk, van God, als den eerbied-
waardigen, eeuwiglevenden, over alles heerschenden
alles besturenden. Tot bereiking van dit doel is
ï'aniel in des Heeren hand het grooie werktuig
geweest.
-ocr page 62-daniel's persoon en geschiedenis uit dat
oogpunt beschouwd.
§ 1. Zijn persoon.
Van wege zijne persoonlijkheid was daniel uitne-
mend geschikt, om een werktuig te zijn, waardoor
God groote dingen wilde daarstellen. In een land,
waar het bijgeloof zijne sterkte vond in eene zoo
genaamde verborgen wijsheid, waardoor men diepc
geheimen kon uitvorschen, die voor andere menschen
geheel verholen lagen, omdat dit het bijzonder voor-
regt der ingewijde priesters en geleerden was;
een land, waar deze priesters en geleerden d®
raadslieden der vorsten, de uitleggers van den wil
der Goden waren, waar zij door de vorsten niet
eere overladen, en door het volk, als de gunsteU»'
gen der Goden met den diepsten eerbied beschouw
werden; in zulk een land, moest de man, dien J®
hova tot zyne bedoelingen gebruiken wilde, ook eequot;
wijze zijn, en in wijsheid alle anderen ver overtref
fen. Dit bezorgde hem reeds van die zijde achting'
Dit deed den naam van dien gevangen' Jood ni
Toem bekend worden. Dit stelde daniel in de ge
legenheid om invloed te verkrijgen op den eerstequot;
en voornaamsten stand des koningrijks.nbsp;^^
De man, dien Jehova gebruiken wilde, moest o
zulk een vast karakter hebben als daniel. ^^^^
door bleef hij onbesmet van de verleiding, die hem
in de klasse der wijzen en aan het hof omringde.
Daardoor bleef hij getrouw aan zijnen God en zijne
godsdienst, en ijverde niet, als elia, met vuur en
kracht tegen de afgodendienst, maar wist zich met
stille waardigheid te onderscheiden van hen, die
^od niet kennen, zoodat ieder die zijnen wandel
bespiedde, getroffen moest zijn door zijn beminnelijk
karakter en zijne voorbeeldige godsvrucht. Moest
dit niet de achting en eerbied voor hem vermeer-
deren bij allen, die hem omringden, en weldadig
Werken op zijn volk, waaraan hij ten voorbeeld
strekte?
En hoe geschikt was ook de «tand, waarin da-
niel geplaatst was, om Gods bedoelingen met hem
in de hand te werken! Hij was aan het hof. Geen
der vorige profeten had ooit zulk eene eere geno-
^en, of was tot zoo hoog aanzien geklommen, als
ny- De plaats was gevaarlek j vol verzoekingen,
^aar door zijne godsdienst gesterkt en aan haar
getrouw blijvende, kon hij nu werken wat in eenen
^nderen stand onmogelijk was. De achting en eer ,
le hij genoot, was van goed gevolg voor zijn volk.
^ IJ was als 't ware hun beschermer en voorspraak
iJ hunne overheerschers.
öaniel's bestemming was geheel anders dan die
ezechiel, dio ook ondar de weggevoerden naar
^^el behoorde. Deze bleef in het midden zijner
oederen. Hij sprak voor hen zijne boetredenen
uit, bestreed hunne zonden, vermaande hen tot be-
keering, en troostte hen met de Goddelijke beloften-
Daniel deed van dit alles niets. Wij hebben van
hem niet ëëne profetische leerrede. Hij is Jehova's
profeet niet bij bet volk, maar bij den troon. Zijne
bestemming was de afgodische en trotsche monarchen
ontzag en eerbied voor Jehova in te boezemen, hen
tot goedwilligheid te stemmen jegens het gevange»
volk, en de kennis van IsraëVs God onder den
hoogen stand te verspreiden.
Wie bewondert niet de hooge wijsheid van God)
die daniel tot dit doel uitkoos, en hem op di®
plaats en in die betrekking stelde, welke tot berei-
king er van het meest geschikt was!
§ 2. Zijne geschiedenis.
Daniel's wijsheid, godsvrucht en aanzienlijke be^^
trekking zouden op zichzelve onvermogend geffees^
aijn, om Gods groot en heerlijk oogmerk te berei^
ken. Er moesten buitengewone en wonderdadig^
tusschenkomsten bijkomen. En deze vinden vvij ^
zijne geschiedenis zoo opgeteekend, dat de Go ^^
lijke wijsheid er schoon in uitblinkt, van wege
weldadige gevolgen, die er uit voortvloeiden. _ ^^
Tot die Goddelijke tusschenkomsten behoort m
eerste plaats de merkwaardige droom van nbbocA^^
nezak. (1) De Chaldeeuwsche wijzen, die zic
ri) Hoofdstuk II.
i'oemden op het uitleggen der droomen en de kennis
Van de verborgenheden der toekomst, konden den
droom niet bekend maken, die aan den koning groo-
tendeels ontgaan was, veel minder dien iiitleggen.
getuigden dat alleen de Goden het eerste konden,
^vier woning bij het vleesch niet is. (1) Daniel
oatving op zijn gebed de ontdekking van alles. Hij
^omt tot den koning en verklaart hem, dat er een
^od in den hemel is, die de verborgenheden open-
baart. Daarop zegt hij den droom en legt dien
Nu herinnert zich de koning dien volkomen,
n de uitlegging prees zich aan door eenvoudigheid,
quot;natuurlijkheid en belangrijkheid, als ook door de
^aardigheid en verzekerdheid, waarmede zij werd
Voorgedrage n. De koning valt neder, beschouwt
ï^Ahiel als een gezant van den God des hemels en
„het is de waarheid, dat uwlieder God een God
r Goden en een Heer der koningen is, die de
^erborgenheden openbaart.quot; (2) Zoo werd de nietig-
der afgoden in vergelijking van Jehova geopen-
baard, DANIËL tot 's konings gunsteling verheven,
^^ bij nebdcadnezae groote gedachten van Jehova
g^'^^^^kt, die hem natuurlijk moesten dringen, om
atigd met de vereerders van dien God te han-
Het was deze gebeurtenis, welke Jehova,
den Alwetende openbaarde; en aan daniel en
bednbsp;toonde, dat Hij de Hoorder was des ge-
die ook in Bahd nabij was aan degenen, die
Hoofdst. ii: 11.nbsp;(2) Hoofdst. 11: 47.
5
-ocr page 66-Hem aanriepen. En dat dit geschiedde door middel
van eenen droom, was juist berekend naar de be-
hoeften van die tijden. Nooit kon het bijgeloof
meer aanschouwelijk beschaamd, en de nietigheid
der wijzen meer ten toon gesteld worden dan langs
dezen weg. Dat de droom niet aan daniel, maar
aan nebdcadnezae te beurt viel, was ook regt ge-
past. Anders zouden de wijzen niet zijn beschaamd»
en de indruk en uitwerking er van op het hart van
den Monarch niet zoo sterk zijn geweest als nu het
geval was.
Eene nieuwe tentoonstelling der wijzen, en een®
nog heerlijker openbaring van Gods grootheid equot;
oppermajesteit, was het gevolg van eenen tweeden
droom van nebuoadnezar. (1) Een eigenhandig
stuk van nebücadnezak , na zijne herstelling afg®'
kondigd, deelt ons dit mede. Ditmaal was de droom
niet ontgaan aan den koning. Maar ook nu war®quot;
de wijzen magteloos, om dien uit te leggen, ö
laatste roem, dat zij de beteekenis van eenen droo
best konden aanwijzen, zoo zij den droom ze
slechts wisten, moest hun ook ontnomen wor
Daniel geeft de uitlegging, die nu den kon
zelven betrof. Jehova zou hem diep verneder®^^
zoo lang tot dat hij bekende, dat de Alierhoogs^^
heerschappij heeft over de koningrijken der m« ^
schen en ze geeft, wien Hij wil. (2) Uit den
dien daniel aan den koning gaf (3), mogen wiJ ^^
(1) Hoofdst. IV, (2) Hoofdst. IV ■. 25«. (3)
-ocr page 67-maken, dat nebucadnezab, te voren vrij gematigd
in zijne regering, thans met meer geweld begon te
lieerschen, en zijne onderdanen te verdrukken.
Daniel's voorspelling kwam uit na verloop van
®en jaar. (1) En wat dit alles bij nebucadnezar
Uitwerkte, verkondigt ons zijn eigen mond. (2) Dat
^as eene nieuwe, zinnelijke, krachtig werkende
openbaring Gods voor den koning en diens volk,
dat Jehova de alleen magtige is, voor wien de
®iagtigste vorsten niets zijn. Wat moest zulk eene
Sebeurtenis niet uitwerken in het gansche koningryk!
Nimmer had men eenen vorst gekend zoo groot
IJl magt en heerschappij als nebucadnezar. Maar
leper vernedering ook was er niet te bedenken,
^n het wilde dier gelijk te worden, en op te
ouden een redelijk mensch te zijn. Van mond tot
■^ond moest dat geval verbreid worden door het
S neele rijk, en iedereen verbazen en ontroeren!
zonder voorafgaande aankondiging moest het
e® koning overkomen, opdat men weten zou door
en waarom 't hem bejegende. Daniel moest
^ em bekend maken, een jaar te voren, toen er
8 geen schijn of schaduw was, dat zoo iets ge-
kon, in den naam van Jehova en als een
l»etnbsp;I^ooi' h®t geschrift des konings moest
dat ^^^^ onderdanen bekend worden; een geschrift
dei, lielijdenis inhield ter eere van Jehova, uit
Hond van eenen Heiden, den koning zelven,
Vs. 28-33.nbsp;(2) Vs. 34-37.
Zoo werd de kennis van den éénig waren God
onder de Heidenen verbreid, ontzag voor Hem op-
gewekt, de Jood versterkt in zijn geloof, en een
geweldige slag toegebragt aan het bijgeloof en de
afgodsdienst. Zulk eene geschiedenis is de hooge
Godsregering waardig. Danikl werd door de uit-
legging des drooms een heerlijk werktuig in Gods
hand, om de belangen van de godsdienst onder Jood
en Heiden te bevorderen.
Ook onder belzazae handhaafde daniel Gods
geschonden' eer op eene treffende wijze. (1) Wie
kent niet het gebeurde in den laatsten nacht van het
leven diens dartelen konings? Wie niet die hanquot;!
aan den muur, welke daar onleesbaar schrift ter neder-
stelde, terwijl de vorst met zijne rijksgrooten zat te
brassen en te zwelgen? Daniel moest weder komen,
om het schrift te verklaren, andermaal tot bescha'
ming van Bahel's wijzen. Hij leest het schrift, zek«^
op zulk eene wijze dat iedereen overtuigd kon «Dquot;'
„Ja, dat is er geschreven.quot; In dienzelfden nac ^
werd het geschrevene vervuld. Belzazae werd g®^^
dood, de Babylonische heerschappij vernietigd-
dit gewerkt heeft, wordt ons niet gemeld. Al®
dat daniel de derde heerscher werd in het koning^
rijk. In de eerste verwarring van dien nacht kon t
niet anders uitwerken, dan de overtuiging:
gezegd heeft, is de waarheid. Maar bij later n»'^® g
er over', moest het bij de afgodendienaars o
(1) Hoofdst. V.
voor Jehova vermeerderen, en hen voor altijd weêr-
bouden, om zijnen naam te onteeren. Aan allen,
Wien het te weten kwam, moest het God doen ken-
^len, als den Opperheer, die zijne bedreigingen ver-
vult, en door wiens bestel het Babylonische rijk was
Vernietigd. Het moest daniel als een merkwaardig
persoon, daniel's God in zijne grootheid terstond
enbaar doen worden aan den nieuwen vorst. Dakiüs
toch moest het spoedig hooren, en daardoor den
God van Israël leeren onderscheiden van de nietige
afgoden der Babyloniërs. Dit baande den weg , om
®aniel bij den Medischen vorst in hoog aanzien en
groote gunst te doen geraken.
Tot de Goddelijke tusschenkomsten, waarvan wij
ler spreken, behoort ook daniel's verlossing uit
en leeuwenkuil. De geschiedenis er van kennen wij
^eds uit het voorgaande. Hoe die verlossing der
^odheid waardig was, blijkt uit hare heerlijke ge-
^gen. Zij openbaarde God in zijne onbegrensde
^ agt en in zijne getrouwe zorg voor zijne opregte
^ereerders. Daniel gered en zijne vijanden omge-
werken op Babyloniërs,
. ® Persen en Joden! Hoe gezegend was de
er van op dakiüs, blijkens het edict, dat
onv ^^ afvaardigen! (1) Nog was het wel eene
!nbsp;erkentenis van Jehova's grootheid, en
; ® nzins de belijdenis, dat Hij de éénig ware God
'maar de betuiging is toch vrij sterk, sterker dan
gt; Hoofdstuk VI : 26-28.
de vorige van nebucadnezar. Zoo werd daniel
en zijn volk in eere en aanzien gebragt bij de
grondvesting der Perzische Monarchie! Zoo een
straal van licht onder de Heidenen verspreid, die
hen moest begeerig maken, om met dat volk en
hunne Godsdienst meer bekend te worden! Zoo
werd de uitbreiding van de ware Godsdienst be-
vorderd !
En als wij nu alle deze gebeurtenissen nog een-
maal ons voor den geest brengen, hoe geschikt
blijken zij ons dan voor de Joden, om hen te
overtuigen, zoowel van der afgoden nietigheid, a'®
van Jehova's grootheid, en Diens zorg voor hen •
Hoe geschikt, om de overheerschers der Joden t®
beteugelen, hunne vijanden ontzag in te boezemen,
hunne besmetting onder vreemde natiën voor te
komen, hunne instandhouding te bevorderen, en
stralen van Jehova's kennis te verspreiden onder ®
Heidensche volken. Van daar, dat sedert dien tij^
de leer en de schriften der Joden meer bekend, ^^
beginselen van toenadering der Heidenen tot ^
kennis van den éénig waren God meer bespet
werden, en de naam van daniel eenen geruin»®^
tijd in het Oosten met lof en eer is bewaard g®
bleven.
Zoo staat die edele man dan voor ons, at» __
gezant en getuige van God in 't midden der
nederde natie. Zijn godvruchtig voorbeeld en
dadige invloed werden, van het begin tot het e
der ballingschap, dienstbaar gemaakt aan het heil
des volks, en aan de bereiking der heerlijke oog-
merken van de hooge Godsregering.
gewigt van het ontvouwde oogpunt voob
onzen tijd.
Het oogpunt, waaruit wij daniel beschouwden,
Schijnt alleen van aanbelang voor zijne tijdgenooten,
maar niet voor ons, die in geheel andere tijden en
''etrekkingen leven. Immers wij aanschouwen thans
^ilke buitengewone tusschenkomsten niet. Onder
ons leven niet zulke profetische mannen, als daniel
^as. Bij een weinig nadenken echter is ook hier
gewigtig onderwijs op te zamelen.
Grelijk toen Gods grootheid en heerlijkheid in het
Witengewone openbaar werd, zoo ook nu nog, in
den gewonen weg der Voorzienigheid. Beschaming
der wijzen; vernedering der trotschen; het onver-
quot;^acht omkomen van vermetelen; het redden en ver-
bossen van zijne getrouwe dienaars; de verhooring
linnner gebeden; Gods zorg voor de belangen der
fijnen. Worden deze proeven van Gods voorzienig-
''eid niet nog aanschouwd? O, ieder, die slechts
de wegen des Heeren aandachtig gadeslaat, zal ze
opmerken. God regeert nog naar dezelfde
Srondregels en met de eigene bedoelingen, als in
quot;^^Niel's tijd. De wijze, waarop Hij dat betoont,
''^'^ge onderscheiden zijn; het onderwijs is toch het-
zelfde. Laat ons dan met eerbied en ontzag voor
dien God vervuld zijn! Zoeken wij bij Hem onze
toevlugt en bescherming? Trachten wij naar zijne
vriendschap! En dat wij het ons eene eere rekenen
onder zijne dienaars en vereerders te behooren!
Krachtig en dringend spreekt vaak de stem der
Voorzienigheid in de gebeurtenissen des tijds, in de
waarschuwende zoowel als opwekkende voorbeelden,
die ons omringen, in de lotgevallen die ons bejege-
nen. Wel is er dikwijls in het bestuur des Heeren
veel onleesbaar schrift, dat geen sterveling aan deze
zijde des grafs kan verklaren. Wel komt thanS
geen daniel om, met profetisch gezag, en door den
Geest der openbaring geleid, het duistere in Gods
beschikkingen ons op te helderen. Maar het zede-
lijk onderwijs in zijne wegen is niet zoo moeijelijk
te vinden, wanneer wij zijne daden beschouwen
het licht der Openbaring, die wij ontvingen. Meer-
malen is er in het binnenste van den mensch eene
stem, die, als dauiel, tot hem zegt: quot;dien God,
in wiens hand uwe adem is en bij wien alle
paden zijn, hebt gij niet verheerlijkt;quot; quot;gij
gewogen, maar te ligt bevonden.quot; Geene wonderen
en teekenen behoeven er te gebeuren, om de heerlijk-
heid van den onzienlijken God te doen aanschouwen,
onze afhankelijkheid en nietigheid te laten gevoelen,
ons af te schrikken van allen waan en zelfverhefßquot;p
en ons te leeren, dat, zoo God voor ons is,
mand iets tegen ons kan uitrigten ; maar ook,
als Hij tegen ons is, geene wijsheid, geen rijkdom,
geene magt ons kan behoeden.
^at moet dit bij ons uitwerken? Wat anders en
quot;Wat meer dan het bij nebucadnezar en daeiüs
Uitwerkte? Beider belijdenis was schoon, ja strekt
tot beschaming van velen, die meer licht hebben.
In bet Christendom zijn er, die in alles wat ge-
beurt, Gods hand niet erkennen willen, maar het
Verklaren uit natuurlijke oorzaken. Nebucadnezar
daeiüs zullen 't verdragelijker hebben in den
^ag des oordeels, dan de zoodanigen. Maar indien
ëy, in hetgeen gebeurt, de hand des Heeren eer-
ledigt en daardoor getroffen wordt; meent niet,
at dit genoeg is! Bij die beide vorsten bleef het
ij hunne belijdenis. Zij kwamen zelven niet tot
erkentenis en vereering van God. Uwe belijdenis
quot;'oet christelijk zijn; zoo dat gij den Bestuurder der
gereld erkent als den God en Vader van onzen
eer jezus christus, die door Hem alles regeert,
door zijne leidingen ons tot zich wil terugbren-
bequot;'.nbsp;reinigen en voor den hemel toe-
reiden. Uwe belijdenis moet niet kortstondig zijn,
^ ar duurzaam, en iets nalaten voor uw hart en
Vft^nbsp;spreekt in de lotgevallen
lietnbsp;zelven, dan mogen wij
voortgaan, een ieder op den weg, die hem ;
^eddunkt. Anders wordt Gods doel niet bereikt. !
^ • Vi'ij moeten dan van de ijdele dingen ons
^''eeren tot den levenden God; Hem zoeken met
ons gansche hart; Hem door 't geloof in jezus
christus verheerlijken, en ons vertrouwen geheel
aftrekken van het schepsel en alleen stellen op Hem-
Dat is onze roeping. Dat zal onze wijsheid zijn.
Maar dan ook met moed en geloof Gods wegen
gadegeslagen, vast verzekerd dat het oogmerk Gods
in zijne regering altijd is, om de belangen zijner
gemeente te bevorderen 1 Zonderling was de weg
dien God in daniel's dagen hield met de wereld
en met Israël. De tempel verwoest, het volk ver-
bannen, geene offers meer ontstoken voor Jehova,
de aarde vervuld met tempels en altaren voor de
afgoden, niet één heiligdom gewijd aan den éémg
waren God. Voorwaar, donker bestuur der Voor-
zienigheid! Maar in die duisternis schieten nu eo
dan heerlijke lichtstralen, welke toonen: Jehova leeft'
Hij regeert; Hij denkt aan zijn verbond; Hij bee
zijn volk niet verlaten. God bedient zich van ®
afgodendienaars zelven, die willens of onwillens a®quot;
zijne bedoelingen moeten dienstbaar zijn. De wij^e»
moeten hunne onkunde belijden en voor daniel z^Ö^
gen. De krankzinnigheid van nebuoadnezak ,
dood van belzazak, de veroordeeling van
naar den leeuwenkuil, dit alles zijn middelen ^^
Gods hand, om de vijanden te beschamen, en
eer zijns naams te bevorderen. Des volks ^er^^
nedering moet dienen om het te zuiveren en ^^^
Jehova terug te brengen. Zulk een God is ^^^^^
dig, dat wij Hem de zaak der waarheid en
ehristendoms gemoedigd toevertrouwen. De koningen
der aarde hangen in leven en dood. in verstand en
ondernemingen, geheel van Hem af. De wijzen der
wereld kan Hij vernederen met alle hunne aansla-
gen. De omwentelingen der staten staan ter zijner
beschikking. Niemand kan zich tegen Hem verhef-
fen , zijnen raad verijdelen, zijne hand afslaan. Wel
kan er veel gebeuren, als zij die gezegend zijn met
'iet lieht van Gods kennis, de duisternis liever heb-
ben dan het licht en zijn woord en zijne dienst ver-
smaden, even als het Joodsche volk in die dagen.
^el kan God dan hunne verdrukking gedoogen. En
of men al zegt: des Heeren tempel, des Heeren
tempel, is nog onder ons, God is niet gebonden
äan Jeruzalem en tempel. De kandelaar kan geweerd
Worden van de plaats, waar hij nu staat en elders
Worden overgebragt. Er kunnen 70 jaren voorbij-
gaan, eer die donkere weg helder wordt. Maar
^ods waarheid en trouw worden nooit gekrenkt,
quot;^lle dingen maakt Hij schoon op zijnen tijd, en
dimmer verlaat Hij, die hem zoeken. Zijne gemeente
^^ Hem altijd dierbaar, ook in den staat der bedor-
venheid en vernedering. Hij, door wien God re-
geert, heeft zijn bloed voor haar gestort. Hij kan
''•quot;es dienstbaar maken aan het volbrengen van het
Welbehagen, dat door zijne hand, hoe weinig men
' ziet, toch ongemerkt en gelukkig voortgaat, tot
Hij alle zijne vijanden zal gezet hebben tot een
Voetbank zijner voeten.
Gelukkig hij , die als daniel door God gebruikt
wordt, als een middel om zijnen raad te volvoeren.
Daniel heeft lang geleefd, veel ondervonden, maar
niet te vergeefs geleefd, en zich zelven niet over-
leefd. Hij was een licht en voorbeeld voor allen,
die Hem omringden. God stelde hem tot zegen,
meer, dan hij zelf wist of toen zien kon. Mogten
er zulke daniels aan de hoven der vorsten en op
de scholen der wijsheid verwekt worden, door welke
God veel goeds stiebte voor de gemeente en de
zaak des christendoms 1 Mogten allen, die met
daniel God dienen, zich bevlijtigen, om in den
hoogen of lagen stand, waarin zij geplaatst zijn,
door woord en voorbeeld ten zegen te zijn! Iquot;
elke betrekking is eenig nut te stichten. En als
ieder maar deed, wat zijne hand vindt, om te doen,
er zou veel kunnen geschieden. O, mogten allen»
wien Gods zaak en eer ter harte gaat, zich daarop
toeleggen! Het is het oogmerk, waartoe God oquot;®
leven spaart, en ons nog op aarde doet
Als wij in onze graven rusten, kunnen wij op
levenden niet meer werken, zoo dan, gewerkt ter^
wijl het dag is! De nacht komt, waarin nienian
werken kan (1).
1) Joh. IX : 4b.
-ocr page 77-VIJFDE HOOFDSTUK.
DANIEL ALS GRIJSAARD BIJ ZIJN STERVEN-
Indien ons de laatste oogenblikken van daniel's
leven en de wijze van zijnen uitgang uit deze wereld
beschreven waren, wij zouden ons met genoegen
Verzamelen om zijn sterfbed, en het einde van dezen
getrouwen dienaar des Heeren ons vertegenwoordi-
gen. Maar niets wordt ons hiervan gemeld. En
nu door onze verbeelding te willen aanvullen , wat
de geschiedenis verzwijgt, zou eene dwaze en ver-
nietele poging zijn. Toch wilden wij den man, dien
WïJ leerden kennen en hoogachten, volgen tot aan
^ijnen dood, en daar afscheid van hem nemen, waar
bij' zelf de wereld vaarwel zegt. Het slot van zijn
Seschrift (1) verplaatst ons in de nabijheid van zij-
nen dood. Éen Engel voorspelt daar zijn naderend
®inde. En als wij, wat daar tot hem gezegd wordt
'n verband brengen, met hetgeen wij weten van
^\)nen persoon, leven, tijd en omstandigheden, kan
Ons dit ten leiddraad verstrekken, om de belangrijk-
bijzonderheden ons te vertegenwoordigen, zonder
^^n ijdele gissingen toe te geven.
^ij vinden in de drie laatste hoofdstukken van
^AHiel's boek eene voorspelling, door eenen Engel
hem gedaan in het derde jaar van koees, den
oning der Perzen, toen daniel waarschijnlijk reeds
Hoofdstuk xii : 13.
den hoogen ouderdom van ruim 90 jaren bereikt
had. Het was de laatste profetie, welke hij ont-
ving. Zij had betrekking op de toekomende lotge-
vallen van het Perzische en Macedonische, vooral
van de Egyptische en Syrische rijken en hunnen
invloed op den Joodschen Staat. Het eindelijk slot
van alles zou zijn, de herleving van den staat, de
verlossing des volks, en de onsterfelijke eer der aan
God getrouw geblevene dienaren. Aan het einde der
hemelsche aankondiging neemt de Engel als 't ware
afscheid van daniel en maakte hem zijnen haast
nabij zijnden dood bekend. In rust en vrede zou M
sterven, en met vol vertrouwen mogt hij de toewij-
zing en beslissing van zijn lot verwachten aan bet
einde der dagen. De Heer zou 't over hem beschik-
ken, naar zijne wijsheid, goedheid en trouw.
Kort hierna is daniel zeker gestorven. Waar eo
hoe, weten wij niet. Alleen dit weten wij, quot;f
daniel wel den dageraad der herstelling van zöquot;
volk beleefd heeft; maar niet is wedergekeerd na»^
het vaderland. Immers zijn naam wordt onder ^
teruggekeerden niet vermeld, hetgeen zeker ander-
het geval zou geweest zijn. De redenen van «V^
blijven in Babel, liggen waarschijnlijk óf in
hoogen ouderdom, öf in de betrekking, die hiJ ^^
kleedde, niet in gebrek aan belangstelling voor^^
zaak, of in gebrek aan liefde voor zijn vader a^^^
In Babel dus is hij gestorven. En datnbsp;^jj
uit deze wereld willen wij nu, volgens hetgee»
Ui
fi.
daar kortelijk opmerkten, wat breeder beschouwen.
EERSTE AFDEELING.
mkkkwaakdige oogpunten, waaruit daniel's
heengaan van hieb overwogen kan wokden.
§ 1. Hij stierf in hoogen ouderdom.
Meer dan 90 jaren was hij oud. Dit was een
Voorregt voor hem en een zegen voor zijn volk.
Niet altijd is het een voorregt lang te leven. Als
■quot;len zijne dagen in verdriet en jammer moet slij-
ten, weinig of geen nut aan anderen kan aanbren-
gen, en voor zich zelven niet geoefend wordt. Als
daar staat als een onvruchtbare boom, die
'lutteloos zijne plaats beslaat, dor en dood is,
donder bloesem of vrucht. Of als men afgewerkt
afgeleefd, voor geen genot des levens meer vat-
met verstompte ziatuigen, uitgeput naar lig-
®taain en geest, suft en slaapt, slechts dierlijk
®eft, en voor zijn werk, zijne betrekking in de
Wereld als 't ware reeds dood is. Neen zulk een
quot;^iiderdom is niet begeerlijk. Wij mogen dien rang-
®elükken onder de wijze, maar voor ons verborgene
e^tellingen der Voorzienigheid; maar als voorregt
zegen kunnen wij dien niet beschouwen. Doch
po was 't niet met daniel. Tot het laatste zijns
evens bleef hij in staat tot den gewigtigen post,
Waarin hij als staatsman bij den koning en als
profeet van God gesteld was. In zijn zes of acht
en tachtigste jaar verhief hem daeius tot grootvi-
zier van zijn rijk, wisten zijne vijanden geen' aan-
klagt van verzuim of ontrouw tegen hem, en kon
hij met moed en kracht den leeuwenkuil intreden.
Maar was het voor daniel wel een voorregt, in
een vreemd land, te midden van afgodendienaars,
onder vele beproevingen zoo lang te leven? Gewisi
want juist daardoor kon hij veel leeren en veel nut
doen, hetgeen hem niet zoo mogelijk zou geweest
zijn in zijn vaderland, in eenen anderen kring, en
bij een' korter' leeftijd. Wat had hij gedurende meeiquot;
dan 70 jaren in Babel niet al gezien en beleefd-
Hoe veel ook geleerd door de openbaringen, die
hem te beurt vielen, van Gods opperheerschappij
over alles, van de lotgevallen zijns volks, van de
groote wereldgebeurtenissen tot in de verre toekomst
en van den Messias! Wel was alles nog met veel
donkerheid omgeven. Maar voor zulk een WJjSt
diepdenkend en vroom man als daniel , was h®*'
gewigtig onderwijs en verblijdend licht. Ook van
hem inzonderheid geldt, wat petkus schreef: (, )
„dat hij onderzocht heeft op welken en hoedanigequot;
tijd, de Geest van christus, die in hem was, beduid
en te voren getuigde het lijden, dat op CHRis^^®
komen zou en de heerlijkheid daarop
Juist de laatste jaren zijns levens waren in
opzigt de gewigtigste en meest verblijdende.
(1) 1 Brief, Hoofdst. I: 11.
-ocr page 81-ontving hij dc duidelijkste ontdekkingen. Toen on
dervond hij do meest wonderbare verlossing. Toen
zagen zijne oogen het einde van dc vernedering zijns
Volks. Hij moest het als een voorregt rekenen, zoo
lang gespaard te zijn, dat hij de eerste karavaan
zijner broederen zag optrekken naar het land zijner
Vaderen, en dat hij uit den mond van een Heidensch
Vorst het bevel vernam, om voor Jehova den God
israëls, als den God des hemels, te Jeruzalem eenen
'cmpel te bouwen.
En welk een zegen was zijn lang leven voor zijn
^olk! Gedurende al den tijd der ballingschap stond
y j als de man Gods, aan de hoven der vorsten,
^ie de Joden beheerschten; als de roem van het
geslacht der Joden; als het voorbeeld zijner natie; als
e voorspraak harer belangen; als de handhaver van
ods eer. Waar was zulk een tweede daniel te vin-
en, indien hij eens vroeger was gestorven.'' Neen, van
begin tot het einde der 70 jaren is hij onmisbaar,
'^ar zoodra die tijd voorbij is, houdt het belang van
'^lEL's post en stand op aarde op. Het doel is be-
stl ^^^ afgedaan, hij sterft. Juist in de laat-
aan^^quot;*^'^ zijns levens heeft hij nog dc grootste dienst
^ zijn volk bewezen; want hij zal 't geweest zijn
book^^'^ ^OBES te kennen gaf, hoe hij in de heilige
^ en der Joden was aangekondigd, als de man,
^^ tot Jeruzalem zou zeggen: „Wordt herbouwd,quot;
den tempel: „Wordt gegrondvest.quot; (1)
Esra 1: 2 en Jesaia XLIV: 281-.
§ 2. Daniel stierf met eer en roem.
Men kan in hoogen ouderdom ten grave dalen
en echter zichzelven ontvallen en overleven, zoodat
het voor de nagedachtenis van zoo iemand beter
geweest was, vroeger gestorven te zijn. Niet alzoo
daniel. Hij had tot aan zijnen laatsten oogenblik
gunst bij menschen en genade bij God. Zeldzaam,
schier zonder voorbeeld is de eer en roem, welke
daniel van alle zijden, gedurende zijn leven, mogt
ontvangen. De roem zijner wijsheid schijnt in zijne
dagen even zoo tot een spreekwoord geweest te
zijn, als men te voren van salomo's wijsheid
sprak. (1) Hoe vereerend was de getuigenis zijnequot;quot;
onberispelijke getrouwheid, die zelfs zijne vijanden
hem moesten geven! En wat zegt verklaring van
vriend of vijand, als wij den Engel meer dan eenS
daniel hooren aanspreken als den bevoorregtequot;
vriend en lieveling des Heeren, en als de hooge
God zelf bij ezechiel hem gelijk stelt met noa^*
en job? (2) En nu, deze eer bij menschen, de^®
gunst bij God heeft hij behouden tot zijnen dood-
En zij worden zoo veel- te grooter, naarmate M
zelf nederiger bleef, standvastiger God diende,
nooit eenen stap deed, die streed met zijn gc'V®
ten, om ze te verkrijgen of te behouden, ja
liever zijn leven wilde opofferen, dan aan Grod on
trouw worden.
(1) Ezechiel xxviii : 31.nbsp;(2) Ezechiel xiv:
zelfs
§ 3. Daniel stierf met onvervulde wenschen,
maar toch voldaan met zijnen God.
Hoe lang hij leefde, hoe groot zijne eere was,
man als hij moest bij zijnen dood meer dan
eénen wensch onderdrukken. Zou hij niet verlangd
hebben zijn vaderland weder te zien? Zou hij geene
•droefheid en spijt in zijn binnenste gevoeld hebben,
hij moest achterblijven, toen duizenden zijner
broederen met zeeubbabel en josüa aan het hoofd,
optrokken uit het land hunner ballingschap ? Zou
hem niet gesmart hebben, dat zijne beenderen
®iet bij die zijner vaderen mogten rusten, maar in
Vreemde land tot zijne volken moesten verza-
quot;■leld worden? Ja, nu het morgenrood van de be-
Vrijduig zijns volks daagde, en zoo vele geheimen
toekomst hem ontdekt waren, zou hij nu niet
stillen wensch hebben gekoesterd: ware ik
'^og in gelegenheid den voortgang van het begon-
^ Verlossingswerk te aanschouwen ; en mogt ik in
off Voltooiden tempel te Jeruzalem Jehova door
^ieT^ e® gebed verheerlijken! Niets van dit alles
^ bem te beurt. Als mozes moest hij buiten
^^^'««dn sterven. Maar hoezeer het onderdrukken
Wenschen hem zelfsverloochening kostte, hij
^^ toch reden, om met zijn lot tevreden te zijn
de hand zijns Gods over hem met dankzegging
erkennen. Wij verbeelden ons niet te veel, als
daniel voorstellen, dikwerf en vooral in
6 *
-ocr page 84-de nabijheid des doods, nadenkende over den weg
Gods met hem gehouden, en daarbij vol gevoel over
de wijsheid, goedheid en trouw, waarmede de Heer
hem immer vergezeld had. Nu zag hij veel opge-
helderd, wat hem voormaals donker scheen. D®
terugblik op zijn leven moest zijn hart met lof equot;
dank vervullen, en nu voldaan doen henengaan
naar zijn einde. Hij had genoeg gezien, beleefd»
geleerd, genoten en ondervonden op aarde.
§ 4. Daniel sliamp;rf in geloof en hope.
Wij zign er verre af, om te willen bepalen, welk®
mate van inzigten daniel gehad heeft in de le®^
der onsterfelijkheid en der opstanding. Maar da^
beide hem bekend waren, durven w\j wel
bedenking stellen. De man, die van der jeugd
aan God getrouw was gebleven, was niet onbere»^
voor den overgang in de gewesten der eeuvvighe» ^
Door het geloof in God had hij kloeke daden ver^
rigt, en den meest geweldigen dood niet
Wat moest hij dan niet verwachten, bij het ein^^^
zijns levens van dien God, welken hij kende ^^
den eeuwiglevenden, den getrouwen, den
van die Hem zoeken? Was de leer der opstan
hem niet vreemd, de taal waarmede de ^ng®^^^^
hem ging (1), moest de hope daarop ^crster^^^^
Het is do troost der onsterfelijkheid en der
(1) Hoofdstuk XII: 13.
-ocr page 85-^Ukheid, waarmede de Hemelbode daniel bemoedigde
bij de aankondiging van zijnen nabij zijnden dood.
Blijde was het uitzigt, dat hem geopend werd.
^ogt hij het aardsche vaderland niet zien, een be-
ter had hij gezocht en het wordt hem toegezegd.
Daarom kon hij vertrouwen in den dood en met
den heiligen dichter uitroepen: quot; Gij zult mij 't pad
des levens bekend maken; verzadiging der vreugde
bij uw aangezigt, liefelijkheden zijn in uwe reg-
terhand eeuwiglijk.quot; (1) Was zijn leven Gode ge-
dijd, zijn sterven moest gewin zijn. Als men 't van
bemand verwachten mag, dan zeker mag men 't van
®aniel hopen: quot; dat deze voorganger, die er zoo
Velen geregtvaardigd heeft, blinken zal als de ster-
'^en des hemels. (2)
§ 5. Daniel's dood was noch voor zijn volk,
noch voor de aarde een wezenlijk verlies,
^are hij vroeger gestorven, zijn verlies zou niet
te vergoeden zijn geweest. Maar nu zijn taak was
^lt;^lbragt, en hij wegens zijne jaren niet meer dat
Oö doen, wat een zeeubbabel en josda voor het
konden wezen; nu er aan het hof der Per-
^'Sehe monarchen geen profeet ter handhaving van
nova's eer meer noodig was; nu was zijn dood
verlies, evenmin als voorheen die van mozes.
** gelijk diens plaats waardiglijk vervuld werd,
(1) Ps. XVI: 11.nbsp;(2) Hoofdstuk XII: 3.
zoo werd ook voor Juda's volk gezorgd na da-
niel's dood, door den verstandigen ezra , den moe-
digen zerübbabel, den godvruclitigen JOZüA. Of
zijn er wederom profeten noodig, dan weet God
de haggai's en de maleachi's te verwekken. Wordt
er weder een getrouw en godvruchtig voorstander
des volks aan het Perzische hof gevorderd, dan
zal God eenen nehemia gebruiken, om de belangen
van volk en godsdienst te bevorderen. Daniel's
dood heeft wel zijn werk op aarde geëindigd, maar
niet het nut zijns levens en den zegen van zijnen
arbeid verbroken. Hij leeft, nadat hij gestorven is,
in zijn geschrift. En het nut daardoor aangebragt,
is welligt veel uitgestrekter, dan hij in zija leven
ooit heeft kunnen stichten. Zijne nagedachtenis blee*
niet alleen in gezegend aandenken bij hen, die hel»
gekend hebben. Neen! ook zijne voorzeggingen heb-
ben door alle tijden heen eenen onberekenbaren
zegen aangebragt.
Daniel staat daar in de geschiedenis, als ne
waardig voorbeeld voor hovelingen, staatslieden en
ambtenaren. Hij staat daar als de profeet Go »
voor koningen en vorsten, die hen leert, dat hunn
troonen van God zijn, dat Hij de hoogmoedigen ver^
nedert, en schenders van het heilige verdelgt,
de koningrijken der aarde uitdeelt aan wien Hij
Hij staat daar als de naauwgezette dienaar v»^
Jehova in en buiten zijn huis, en als de
geloofs, die God meer vreest dan de mensc
Zoo is hij bekend geworden uit zijn geschrift. En
wat zijne geschiedenis door alle eeuwen heeft uitge-
werkt, dat zal de eeuwigheid openbaren.
TWEEDE AFDEELING.
lessen van levenswijsheid en veetkoosxing
welke daniel's uiteinde aanbiedt.
Welligt zijn er onder de lezers van dit boekje,
hoogbejaarden, die in de nabijheid des doods zijn
gekomen. Voor u inzonderheid valt hier een en
ander op te merken. Gij zijt met daniel hierin
gelijk, dat uw leven boven dat van velen, door
God is gespaard, dat gij in uwen tijd veel geleefd,
gehoord, gezien en ondervonden hebt. Zestig of
zeventig of meerdere jaren hebt gij op deze aarde
Verkeerd, onder veel meer licht en opleiding dan
tgt;ANiEL. Wat is er van u geworden? Hoe is uw
tijd besteed? Wat hebt gij geleerd? Waarin zijt
gij geoefend? Wat nut hebt gij gesticht op de
Wereld? Zijt gij nn vervuld met vruchten van wijs-
heid en geregtigheid, is het oogmerk Gods in u
bereikt en hebt gij noch voor u zelven noch voor
^■Öderen te vergeefs geleefd? Ieder jaar, dat u
boven anderen is toegeteld, is een jaar meerder
geweest van Gods langmoedige verschooning, een
Jaar meer ter uwer verantwoording. Zegt, is het
u: oud van dagen en grijs in zonden; of, oud
Van dagen en rijp voor de eeuwigheid ? Is het
lang geleefd cn veel verbeuzeld; of, lang geleefd en
velen tot zegen geweest? Wat zegt gij van u zel-
ven? Wat antwoord uw geweten op deze vragen?
Misschien zal het met sommigen zijn, gelijk daniel
tot belzazak sprak: quot; dien God, in wiens hand uw
adem is, en bij wien alle uwe paden zijn, hebt gij
niet verheerlijkt.quot; Zijt gij dan niets dan een oud, on-
wetend, onvernieuwd mensch, die, hoe menigmalen
geroepen en gewaarschuwd, echter dusver naar de
stem van uwen God niet gehoord hebt; die maar
geleefd hebt voor uw werk en genoegen, en w
weinig bekommerd om het heil uwer ziel? Acb!
hoe vol van medelijden moeten wij u dan aanzien?
daar gij zooveel verzuimd, misdreven, verzondigd
hebt. Daar staat gij nu, ouden! afgeleefd voor de
aarde en ongeschikt voor de eeuwigheid. De schuld
is verbazend groot. Wat verzuimd is, is niet in t®
halen. Wat misdreven werd, niet weder goed t®
maken. Gij zult eerlang te doen hebben met een
alwetend, heilig en regtvaardig God. En als g'J
sterft zonder cheistus, vervreemd van God,
dan? Och, denkt er over na en zijt niet lang®*quot;
zorgeloos! De toorn Gods blijft op Hem, die den
Zoon ongehoorzaam is, en zonder heiligmaking ^^
niemand God zien.
Wel is er raad voor u. Maar dan moet 't van
nu af anders met u worden. Dan niet
zelven verschoond. Dan heden naar God en
Zaligmaker henen. Dan moet uw hard gebl®^®quot;
hart verbrijzeld, en van stonden aan genade ter
vergeving en de Geest ter bekeering gezocht wor-
den. Er is geen tijd te verliezen, 't Is reeds zoo
laat. 't Valt zoo zwaar voor een oud mensch, en
't gebeurt zoo zelden, als die jaren gekomen zijn,
Waarin 't gevoel verstompt, de vermogens verminde-
ren, de liefde tot de zonde en de wereld zoo diep
ingeworteld is. Maar aan Gods zijde is 't mogelijk,
^oor den rijkdom zijner genade en de kracht zijns
Geestes zijt gij nog niet te oud. Haast u dan!
ï-erlang wordt de deur gesloten.
Doch er zijn ook zeker ouden van dagen, die
geheel anders gezind zijn, die God opregt gezocht
hebben, en schoon gebrekkig en onvolkomen, echter
hunnen kring poogden getrouw te zijn aan den
Seer en zijn woord. Hen zal het voorbeeld van
den grijzen daniel zeker beschamen. Allen kunnen
Wel geen daniels zijn. In zijne eigene schatting
^as hij ook de man niet, die hij in de onze is.
^aar zijn hart was opregt voor God en getrouw
'ot aan den dood. Dat is dc hoofdzaak door alle
'yden en bij ieder, die den Heere vreest. Gevoelt
pJ, dat er tusschen daniel en u een groote afstand
Laat dit u aansporen, om nog aan den avond
Uws levens hem meer gelijkvormig te worden in
Ootmoed en trouw, in geloof en in de oefening,
een onergelijk geweten te verkrijgen voor God
ei de menschen. Beschouwt uit dat oogpunt de
Verlenging van u leven, als verlenging van uwen
leer- en werktijd op aarde. Verlangt niet te zeer
naar uwen dood, want gij weet niet, waartoe de
Heer op aarde u nog gebruiken wil, ten goede
voor anderen of ten nutte van uzelven. Doet, wat
uwe hand vindt om te doen, met al uwe magt.
Bij het ééne talent komt getrouwheid zoowel te pas
als bij de tien. De beker koud water wordt even-
min vergeten als grootere dingen, die men over had
voor den Heer. Er behoort zoowel geloof in God
toe, om standvastig te blijven in kleine beproevin-
gen, als om met moed den leeuwenkuil in te stap-
pen. 'tis niet altijd in dat groote en schitterende
gelegen. Eenzaam dulden en lijden, in de stilte te
verloochenen en getrouw in 't verborgene te zij»,
wordt door den Heer zoowel opgemerkt, als wan-
neer een daniel op 't groote tooneel der wereld
geplaatst, zulks voor aller oogen doen moet. Ver-
geet het niet, dat een gezegende ouderdom ee»
voorregt is! Een langdurige arbeid op aarde en
overvloedige gelegenheid, om geoefend en geleuter
te worden, is toch eene zaak, waarvoor ieder be
jaarde wel mag danken. Hoe hooger in jaren, deS
te meer mag wel 't gebed vermenigvuldigd worden,
dat de Heer u beware om toch Hem getrouw
blijven tot den einde toe.
Tot den einde toe. Dat einde komt. Bij ^^^^^^
was 't vrede. Hij stierf in geloof en hope. Gp ^
geloof, 't zij wij jong of oud sterven, in hooge^
of lagen stand geplaatst zijn, op dit geloof quot;
het ten allen tijde voor u en mij aan. Dat is de
groote zaak, waaraan wij dagelijks te denken, waar-
naar wij gedurig te streven hebben. De dood is
hoor de meeste menschen iets zoo treurigs en
akeligs, dat zij het denkbeeld van sterven zoover
hogelijk verwijderen. De gedachte er aan is on-
Verdragelijk bij de beuzelachtige vermaken, die men
quot;^^jaagt, bij 't verkeerde en zondige leven dat men
leidt en vooral bij de heimelijke, wel onderdrukte,
maar toch niet geheel gesmoorde overtuiging, dat
quot;^en onbereid is. Men vindt dus beter er niet aan
te denken, de oogen af te wenden van dit punt,
en ze op aangenamer voorwerpen te vestigen. Maar
Wie is zoo dwaas te meenen, dat door die verwij-
dering uit uwe gedachten, de dag des doods zelf
Z'ch zal verwijderen of minder akelig voor u zijn
zä-l? Wie zoo handelt, slaat juist den weg in om
quot;^ien dag met verdubbelde verschrikking vóór zich
te zien. De mensch gaat naar zijn eeuwig huis.
■^et tijdstip komt zeker, waarop ook tot ons gezegd
Wordt: terug, o menschenkind! naar de aarde, waar-
quot;^t gij genomen zijt! Dan is de zaaitijd voorbij, en
® oogsttijd gekomen. Wat, indien er dan op den
^kker Diets dan doornen en distelen gevonden
Worden; wanneer de voorbereiding niet in acht ge-
®omen, en het doel des levens niet bereikt is ? Als
e doodsklok slaat, moeten wij volgen, bereid of
^ibereid. Plegtige gedachte! Eenen daniel ont-
ristte zij niet. Zij heeft geene verschrikking voor
hen, die als hy. God tot hunnen vriend en een wijs
hart bekomen hebben. Dan is het graf eene zachte
rustplaats der hope, en het einde dezes levens het
begin van een verhoogd en beter leven. De dood
mag dan ontrukken aan de aarde, hij opent tevens
de poprt des hemels. En al moet dan het ligchaam
weder tot stof keeren, het geloof en de hope des
regtvaardigen zien op den grooten dag der verrij-
zenis , waarin zij die chkistüs toebehooren, zullen
opstaan ten eeuwigen leven. Voor de zoodanigen
bestaat er geen dood. De prikkel is er uit wegge-
nomen. Hij is een overwonnen vijand, die niet
meer schaden kan. 't Is nu niet genoeg met eenen
bileam te zeggen: quot; mijne ziel sterve den dood dien®
opregten, en mijn einde zij gelijk het zijne.quot; (V
Dit baat niet, zoo 't slechts een voorbijgaande
wensch is en niet den weg doet inslaan, die leid'
tot zulk een sterven in vrede en zulk een zalig ^ef'
rijzen. O wie deze wijze keuze nog niet gedaan
heeft, hij doe haar nu, en verbinde zich terstond
opregt en geheel aan de dienst des Heeren! CnR^'
Tus worde zijn leven, opdat eenmaal zijn sterven
gewin zij! (2)
Hebben wij even als daniel wenschen, die ^^
gaarne op aarde nog vervuld zagen, of verlangen
de uitkomst van deze of gene dingen te wete»»
welke te kennen ons in dit leven niet vergund
o! dat wij ons daarover niet te zeer bekommeren-
(1) Nnm. XXIII: 10.nbsp;(2) Phil. I; 21.
Er sterft geen mensch, zonder dat er begeerten on-
vervuld blijven. Maar er sterft ook geen dienaar
des Heeren, zonder dat hij reden heeft, om voldaan
te zijn met den weg, waar langs God hem geleid
heeft. Er sterft geen opregte, of zijn einde is vrede,
al komt er thans geen engel om hem te zeggen: „ gij
^nlt rusten en opstaan in uw lot aan het einde der
dagen.quot; quot;Wij hebben nog meer dan daniel: bet
Woord van den Heer der engelen: „een iegelijk die
leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwig-
heid,quot; (1) Christenen! bewandelt uw pad met dit
Seloof en in deze hope. quot;Wacht op den Heer en
houdt zijnen weg! quot;Werkt zoo lang het dag is, wat
^eg door u kan gedaan worden! Maakt u gereed
eii houdt u bereid voor uw einde! quot;Vertrouwt de
beschikking over plaats, tijd en wijze van uwen
quot;leod, zoowel als uw lot in de opstanding aan Hem
^oe, die u dus ver geleid heeft met evenveel wijs-
l'eid als goedertierenheid. quot;Wat ons ook onbekend
zijn nopens den staat en het lot in de toeko-
^lende wereld, dit weten wij, en 't is genoeg voor
geloof, dat de Heer zich wonderbaar zal betoonen
allen, die gelooven. Zij alleen zullen Hem zien
eeuwig bij Hem zijn. Zij beërven het koningrijk,
hun bereid is van voor de grondlegging der wereld.
Wij staan aan het einde onzer beschouwing over
(gt;) Joh. XI: 26.
daniel. Nog eenmaal terug ziende op het bepeinsde,
gevoelen wij eerbied voor den edelen man; wiens
leven en lotgevallen wij ons te binnen bragten.
Maar dieper en heilzamer indruk nog, wenschen wij
dat de lezing van dit boekje moge achterlaten.
Lezers ! mogt die lezing uw hart vervuld hebben
met gevoelens van eerbied, bewondering en aanbid-
ding voor Hem, die eenen daniel vormde en als
zijn gezegend werktuig gebruikte ! Mogt de wensch
in u zijn opgekomen, dat veel van daniel's ge-
moedsbestaan u moge eigen zijn, of meer en meer
worden! En zijn er door de hier en daar ver-
spreide lessen in dit stukje, goede indrukken bij «
te weeg gebragt, en goede voornemens bij u opge-
wekt ; ziet toe, dat die niet verloren gaan ! Wekt
ze op door gedurig onderzoek van Gods woord en
aanhoudend gebed! Daniel is gestorven. Maar 't
woord des Heeren door hem gesproken, blijft
in eeuwigheid. De God van daniel is de Eeuwig'
levende. Wat Hij toen was, is Hij nog. Hij gee^^
den wensch van allen die Hem vreezen. Hun bede
heeft Hij nimmer afgewezen.
Komt! dat wij ons dan veel vereenigen in deze bede:
Vorm tot uw dienst ons hart, o heilig God !
Dan zal in ons een vuur van ijver branden ;
Uw dienst alleen geeft onvermengd genot,
En maakt ons vrij van droeve zondenbanden :
Dan juichen wij in ons toekomstig lot,
En stellen ons blijmoedig in uw handen.
Evang. Gez. CLXXXIIl :