m
ÏVVREDK DKUK.
Te Rottehdam,
BT.I M. WIJT amp; ZONEN,
^fttkkers vau hot NcileilaiiJsclie Zendelinggenootsclinj).
wnbsp;i85(i.
^ U'XV.
-ocr page 2- -ocr page 3-V O O R B E SI I G T.
Gecommitteerden van het Nederlandsehe
Zendelinggenootschap, tot het opstellen, ver-
^^melen en uitgeven van kleine Stukjes ter
^^^'ordering van Evangelische kennis en god-
^^^^gheid, ook bij min geoef enden; —
^^nielijk: l. meeens, Predikant, h. e. vinke,
Th quot;n
-Dr. en Hoogleeraar te Utrecht, j. moll,
«ooJs.^ Predikant te 's Gravenhage, j. brave,
Van der leeuw, Predikanten ^Amsterdam,
• -adrian! en j. j. van oosterzee, Th. Dr,
I
jYnbsp;VOORBERIGT.
Predikanten te Rotterdam, overeenkomstig
kun amht en hunne bediening, dat oogmerk
gaarne willende bevorderen, en in uitzigt
op des Heeren medewerkenden zegen, bieden
het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten
aan; erkennende intusschen geene uitgave
voor echt, dan welke door een hunner of
door de drukkers dezes onderteekend is.
ity/i'vh//
-ocr page 5-DE BESTE FAKKEL OP DE LEVENSREIZE.
Vraagt iemand, wat dit opsciirift bedoelt,
wij wijzen hem naar david heen, bij wien
'lij, in den honderd negentienden
I^salin , het antwoord vinden kan op zijne
^raag. Wij ontmoeten aldaar, vs. 105,
eene veelbeteekenende lofspraak op het
^Voord van God, die ons aanleiding
8eeft tot het gekozen opschrift. Het behoeft
naauwelijks herinnerd te worden, dat Israël's
gewijde zanger onder die benaming, die hij
dat lied gedurig met andere afwisselt,
beschrevene wet van God verstaat in
'lare gansche uitgestrektheid, met inbegrip
al isgre voorschriften, instellingen, uit-
^'gteis oïi beloften, Gods openbaring, in één
onder het Oude Verbond, in zóó
^'^iTe hij daarvan in zijne dagen kennis
flroeg. Maar niet minder staat het bij ons
vast, dat hetgeen bij daarvan te dier plaatse
getuigt, evenzeer, en in ruimer' mate zelfs.
van toepassing is op den ganscben bundel
der Heilige Schriften, dien wij bezitten.
Wij zijn gewoon, daaraan den naam te
geven 'van het Woord Gods, omdat
daarin Gods vroegere en latere openbaringen
vervat zijn, en vooral zijne laatste open-
baring, door christus, zijnen Zoon, ge-
schied. Wij maken daarbij met volkomen
regt naauwkeurig onderscheid tusschen de
beide gedeelten des Bijbels, zonder het
naauw en onmiskenbaar verband, waarin z\i
tot elkander staan, voorbij te zien, e»^
achten het Nieuwe Verbond, omdat het dc
geloofwaardige oorkonde des Christendonis
cn de onbedriegelijke kenbron der waarheid,
die in christus is, mag heeten, voor ons,
Christenen, boven het Oude belangnj^
Maar dit neemt niet weg, dat de gan^c quot;
bundel der heilige Schriften, zoowel d^
Ouden als des Nieuwen A'orbonds, ojn( ^^
hij is het gewijde gedenkboek van
openbaringen, naar het gewone spraa'^S
bruik den naam draagt van Gods heilig
Woord. Wij hebben daarmede dan het
oog op den hoofdinhoud des Bijbels, in
onderscheiding van hetgeen daarin overigens
voorkomt. Gods v\'oorden, vroeger en later
gesproken, staan er, in verband met de
gebeurtenissen, daarop betrekkelijk, onuit-
wischbaar in aangeteekend. En stonden de
gewijde schrijvers, wat allerminst ontkend
mag worden, onder den invloed van Gods
heiligen Geest, wie zou het dan nog kunnen
betwijfelen, of de waarheid Gods, waarom
het ons boven alles te doen moet zijn, is
, naar zijne bedoeling, rein en onge-
schonden bewaard gebleven in hunne ge-
schriften ?
Van dit Woord van God nu, dat voor
£gt;Uen verkrijgbaar is, zeggen wij, in na-
'^'olging van den Psalmdichter, dat het
®®n e lamp is voor onzen voet en
licht op ons pad. Zóó spreken-
e, vergelijken wij ons leven op aarde met
quot;^en ^veg, dien wij te betreden, met eene
^eize, die -wij, oven als wandelaars, hebben
to leggen. Uit het Oosten afkomstig, is
die eigenaardige vergelijking, terwijl zij
reeds van de tijden der oude aartsvaders
dagteekent, ook onder ons, Westerlingen ,
in zwang gekomen. Geheel dit lied , waarin
DAVID spreekt van het land zijner vreemde-
lingschap en zich een' vreemdeling
op aarde noemt (vs. 19), waarin hij
voorts gewaagt van het pad des j o n-
gelings (vs. 9), van den weg van
Gods inzettingen of geboden (vs.
32, 33, 35), van voetstappen, vast-
gemaakt in Gods woord (vs. 133),
van afdwalingen (vs. 10), struike-
lingen en wat ik van dien aard meer
zon kannen aanvoeren; — geheel dit lied heeft
zeker niet weinig bijgedragen, om aan zul-
ke beeldspraak allerwege ingang te ver-
schaffen. En te allen tijde is het gepast
geoordeeld, het menschelijke leven, zóó rus-
teloos en vol van afwisseling als het is, eene
reize to noemen door dit land onzer vreem-
delingschap naar beter vaderland, het land
dor be.stendigheid en der ruste. Heeds bij
onze geboorte vangen wij dien längeren of
korteren togt aan , waarvan de eindpaal
staat opgerigt ter zijde van ons graf. Tus-
schen dat aanvangspunt ecliter en dien eind-
paal doen cr zicb verschillende wegen aan
ons voor, die wel allen grafwaarts leiden,
niaar waarvan slechts één éénige uitloopt op
don hemel, liet vaderland van den opi'egten
Christen. Vau onze keuze derhalve tusschen
die verschillende wegen, van het doel, dat
wij ons bij ons voortreizen hebben voorge-
steld, van de volliarding, waarmede wij
langs het regte spoor , dat alleen ten leven
leidt, onzen moeitevollen togt zoeken ten
einde te brengen, hangt voor den ge-
Wenschten uitslag alles af. Omringd in meer
dan één opzigt van nachtelijke duisternis,
liehoeven wij eene lamp voor onzen
Voet en een licht op ons pad, om
hot regte spoor uit te vinden en in te slaan,
Voor afdwalen, mistreden, struikelen en val-
len bewaard te blijven, onefFene plaatsen,
■^'epe kuilen, glibberige banen zorgvuldig
vermijden, de ongunst van den weg en
^'et weder moedig to trotseren, alle hinder-
palen en dreigende gevaren allengs te bovcngt;
^^ komen en eenmaal het groote doel zoo-
wel als het einde van den togt gelukkig te
bereiken. Zulk eene heldere lamp of fak-
kel moet met haar schijnsel ons vóórlichten,
door haren liefelijken glans ons donker pad
vervrolijken en als eene leidstar, die niet
wordt verdoofd of nitgebluscht, ons brengen
ter plaatse onzer bestemming. Wie is er
onder mijne lezers, die deze eenvoudige
beeldspraak niet verstaat? Wie is er onder
mijne medereizigers, die, bij de voortzet-
ting van zijnen togt, zulk eene fakkel, als
wij behoeven, niet voor zichzelven begeeren
zou? En wanneer nu het Woord van
God eene lamp voor onzen voet en
een licht op ons pad genoemd wordt,
wie wenscht niet te vernemen, met hoe
onbetwistbaar regt het dien eernaam draagt
en welk gebruik wij er dan van maken
moeten ?
De beknopte aanwijzing hiervan, in dc
volgende bladzijden, moge voor menigen
heilbegeerigen Christen. ouder den zegen
van God, regt vruchtbaar bevonden worden •
Gods heilig Woord mag de beste
ia k kei op de levensreize heeten
zoowel van wege zijnen onschatbaren in-
houd , als van wege zijne meest kenmer-
kende eigenschappen.
Raadplegen wij allereerst den inhoud
van het onschatbaar Woord van God, in de
Schrift vervat, wij vinden ons niet teleur-
gesteld. Er wordt ons hier tocii eene hel-
dere fakkel ontstoken, die ons vóórlicht
omtrent het eigenlijke doel onzer levens-
reize — den weg, dien wij hebben in to
slaan, om dat doel te bereiken — en de
hulpmiddelen, die ons daarbij onder allerlei
levensomstandigheden tijdig te stade komen.
Reeds de eerste bladzijde des Bijbels wijst
quot;us in onzen oorsprong onze verhevene
bestemming aan en hot eigenlijke doel
onzer levensreize. Geschapen naar het
beeld van God en met den adem zijns levens
bezield (1), is de mensch oorspronkelijk niet
bestemd, om in deze aarde, die hij bewoont,
('■) Gen. T: 2«, 27. II: 7.
-ocr page 12-zijn hoogste goed te zoeken cn tot het stof,
waaruit hij genomen is, weder te keeren.
Zijn aanleg wijst naar wat beters en hoogers
heên. Gods vertegenwoordiger op aarde to
zijn, aan Hem, den vlekkeloos reinen en
éénig volmaakten, gelijkvormig te worden in
zijnequot; mate, zich zalig te gevoelen in zijne
gemeenschap en eenmaal in den hemel het
volle genot dier zaligheid zonder ophouden
en bij toeneming te smaken: ziedaar de
heerlijke bestemming, van den beginne aan
hem voorgesteld! Het is zoo, sedert de zonde
door de eerste overtreding in de wereld inge-
komen en tot allen zonder onderscheid is door-
gegaan , is die hemelsche bestemming voor ons
onLreikbaar geworden. En te vergeefs beproe-
ven wij, zondaren, verduisterd in het verstand,
vervreemd van het leven Gods, diep bedorven
en doodschuldig, als wij zijn, ons in eigene
kracht uit onzen jaramerstaat op te heffen.
Maar daarom heeft toch het eigenlijke doel
onzer levensreize geeno de minste verandering
ondergaan. Zijt heilig; want Ik ben
heilig! zóó klonk reeds onder Israël het
woord van jehova, door mozes , zijnen ge-
trouwen dienaar, overgebragt (1) en door
de oude Profeten herhaald, zoo dikwijls zij,
tegenover bloot uitwendige gehoorzaamheid
^an God, op innerlijke godsdienstigheid on
ware vroomheid des harten kraciitiglijk aan-
drongen. Weest dan gijlieden volmaakt,
gelijkerwijs uw Vader in de hemelen
Volmaakt is! zóó sprak, krachtiger nog,
de eeniggeboren Zoon van God (2), die
gekomen was, om in zijne reine menschheid
het welgelijkend beeld zijns Vaders te ver-
toonen (3); die, naar het onderwijs zijner
Uitverkorene Apostelen (4), ons een voor-
beeld heeft nagelaten, opdat wij zijne
Voetstappen zouden drukken; die, wat meer
^-egt, onze zonden in zijn ligchaam gedragen
heeft op het hout, opdat wij, der zonde
afgestorven zijnde, der geregtigheid zouden
leven (5); ja, die, zelf gestorven en opge-
staan , ons is vooruitgereisd naar den hemel,
■^'anwaar Hij gekomen was, om daar, in
'ie vele woningen van het huis zijns Vaders,
(1)nbsp;I^V. xii 44, 45, XIX: 2. XX: 7. Vgl. 1 Petr. I; ]0.
(2)nbsp;Matth. V: 48. (3) Joh, XIV: 9.
(4) 1 Petr. II: 21. 1 Joh, II: G. PM. II: 5,
Vgl. Joh. XIII : 15. (5) 1 Petr. II: 24.
aan allen, die Hem zouden gelijlsvormig
geworden zijn door het geloof, plaatse te
bereiden en al de zijnen ée'nmaal tot zich
te nemen, opdat zij zijn mogen, waar Hij
is (1). Zoo is dan, in weerwil van onzen
jammerstaat door de zonde, de hemel het
vaderland onzer bestemming gebleven. Op
dien hemel moet onze levensreize uitloopen,
of wij hebben tot onze onherstelbare schade
het doel van onzen togt gemist. En kunnen
■wij zelven den weg niet vinden, die der-
waarts leidt, reeds heb ik den naam van
Hem genoemd, die, volgens zijne eigene
getuigenis (2), de weg, de waarheid en
het leven is, aan wiens hand en in wiens
gemeenschap wij moeten binnengaan.
Wenscht gij nu ook het pad te kennen,
dat wij, om eenmaal niet bedrogen uit te
komen, te kiezen en te betreden
hebben, het Evangelie van Gods genade
wijst ons uitsluitend op Hem en op de ge-
meenschap met Hem door het geloof. De
roepstem komt tot ons, dat wij, afstand
doende van de zonde, tot onzen God e»
(l) Joh. XIV: 1-3. (2) Joh. XIV; ü.
Vader terugkeeren met ootmoedige belijdenis
van schuld en, ten einde dc begeerlijke
weldaad der vergeving in waarheid deelach-
tig te worden, de toevlugt nemen tot den
Zaligmaker, die gestorven is, ja, wat
'neer is, die ook is opgewekt,
die ook ter regter hand Gods is, dio
ook voor ons bidt (Ij. Gelooft in
den Heer jezüs chiïistus, zóó luidt het
Evangelisch gebod (2), en gij zult zalig
Worden. Zoovelen Hem aangenomen
hebben, lezen wij elders (3), hun heeft
Hij magt gegeven, om kinderen Gods
te worden, hun namelijk, die in zij-
Hen naam gelooven. En dat geloof,
door opregte bekeering evenzeer voorafge-
gaan als vergezeld, wat is het anders dan
de toewijding en overgave van geheel ons
klarte aau Hem, waarbij wij afgaan op zijne
beloften en ons verbinden aan zijne dienst
ons besturen laten door zijnen heiligen
Geest? Zulk een geloof, het is daarom ook
ons binnenste het beginsel van een nieuw
(2) Hand. XVI: 31.
(1) Rom. viii: 34.
(3) Joh. 1:12.
leven, de vruchtbare bron van godzaligheld
en goede werken. Het stelt niet slechts ons
schuldig geweten gerust, dat ons aanklaagt
voor God, maar vernieuwt ook en heiligt
aeheel onzen inwendigen mcnsch en deelt
ons de kracht mede, die wij behoeven, om
in zijne gemeenschap als nieuwe schepselen
te wandelen op aarde. De liefde van christus
dringt ons dan tot getrouwen ijver (1). Wij
beseffen onze Christelijke roeping, om het
licht, dat in ons ontstokenis, te laten schij-
nen voor de menschen (2), het werk, door
Hem ons aanbevolen, standvastig en getrouw
te volbrengen (3), in onzen wandel te toonen,
dat wij Hem kennen en door Hem zijn
verlost geworden, en onder alle levensom-
standigheden dien God, die ons eerst heeft
lieflt;'ehad, meer dan de menschen te ge-
hoorzamen en te dienen (4). Inspanning,
s-slfverloochening en strijd getroosten wij on»
daarvoor gaarne. Cukistos leeft in ons, en
wij leven door het geloof in Hem (5). Dage-
lijks in Hem op te wassen en door Heui
(1) 2 Kor. V: 14, 5 5. (2) M.tth. V: IG.
(3) l Kor. XV : 58.
(5) Gal. II: 20.
(4) Hand. V : 29.
gedurig meer golijkvorinig to worden aan
liet beeld van Gods heiligheid, dat is onza
vurigste begeerte, de ernstige toeleg onzer
gansche ziel En naarmate wij daarin onder
'^'J'ie leiding meer gewenschte vorderingen
«laken, verkrijgen wij ook meer het eindo
Onzes geloofs, de zaliglieid onzer zielen (ij,
'e Wij van Gods genade eenmaal door Hem
'Volkomen verwachten mogen. Dit, dit is
pad, dat wij hebben in te slaan, of,
'quot;dien wij het reeds gekozen hebben, dat
^V'j bewandelen moeten ten einde toe. Een
aoder ia er niet, omdat er slechts één raid-
^^^iir Gods en der menschen is (2).
'' heet het te regt een enge weg en
nnauwe poort, die langs dat spoor ten
j^-'Veii luidt (3), omdat het soms zware offers
eii talloos vele hinderpalen oplevert,
voortgaan bamoeijelijken;
^^ ^y «en ons, daartegenover, in de Schrift
dan één hulpmiddel aangewezen,
ons op dien weg, onder allerlei
^^isomstandigheden, tijdig kan ta
'Petr. I ; 9.nbsp;(2) 1 Ti„,. U :
Matth. VII, u.
-ocr page 18-stade komen. Ligt ons, bijv., vcor on/.e
gemeenschap met den Heer aan de regte
kennis van Hem alles gelegen, onderzoekt
de Schriften, wordt ons toegeroepen (1);
degt;:e zijn 't, die van Hem getuigen.
Hebben wij daarbij beboette aan leiding on
onderrigt, de Evangelieprediking is ingesteld,
om in die behoefte te voorzien, en zóó luiJt
de Apostolische vermaning, tot allen gerigt:
laat ons onze onderlinge bijeenkom-
sten niet nalaten, gelijk sommige»
de gewoonte hebben (2)! Wenschen wiJ
door quot;zinnelijke teekenen van ons deelgenoot-
schap aan het heil, dat in cnpJSTt^S is, ver-
zekerd en alzoo in ons geloof versterkt to
worden, de Avondmaalsdisch, door den Hö^^
verordend, noodigt ons uit tot de gemeen-
schappelijke verkondiging van zijnen 'dooij^
en doet dit tot mijne gedachtem-
hooren wij Hem zeggen als met sterveiu^^
lippen (3). Vooral wordt het gebed, '
kinderlijk gebed tot God. ons
als het middel om te ontvangen wat
(2) Hebr, X : 25.
fl) Joh. V : 39.
(3) Luk. XXII : lï
gegeven
hehoL-ven. 13 i d t, e n u zal
^^•orden! lezen wij (1); de Vader, die
' quot; de hemelen is, geeft den liei 1 igen
Geest dengenen, die Hem bidden (2).
Ontbreekt liet ons aan wijsheid en kracht,
^''ukt de last des leeds, die ons is opgelegd,
neder, boezemt ons de onheilspollende
toekomst angst en vreeze in of stelt de zonde
'^quot;s bloot aan velerlei dreigend gevaar, lut
gebed verruimt en versterkt en bemoedigt
O
°ns keer op keer. Is iemand onder u
1 ij d e n , zoo staat er geschreven (3), dat
'j bidde! I n d i e n i e m a n d v a n u w ij s-
''eid ontbreekt, dat hij ze van God
•^^geere (4)1 Waakt en'bidt, dat gij
quot;'et in verzoeking komt (5)1 Eu vvd-
^''0111, tot onze volkomene geruststelling:
Vader weet, wat gij van noode
ebt,, eer gij II e m bidt [6]; e n o o k
e h a ren d e s h o o f d s z ij n b ij H e m
ïl^^en geteld (7). Voorts, valt de strijd
levens u zwaar, do kroon der za!iglie;d
Mattu. VU : 7.
Jak. V: 13.
Matth. XXVI : il.
Migt;t;,b. X : ,'!().
(2) Luk. XI : 13.
(4) Jak. I : 5.
(Ü) Matth. VI : 7.
blinkt u in bet oog, aan het einde voor u
opgehangen, (1) en uw pand, bij Hem weg-
gelelt;Td, zal bewaard blijven tot op den dag
zijneer toekomst (2). Verblijdt u daarom te
allen tijd, verblijdt u in de hope(3j.
Geen gevaar, in één woord, of het Evangelie
biedt u een wapen aan, om het te bestrij-
den; geene smart, of het reikt den balsem
der' vertroosting n toe, die haar verzachten
zal; geene wonde of krankheid der ziel.
of ' h'Jt heeft het beproefde geneesmidde
daarvoor als bij voorraad gereed. P^t
Evangelie, bet verspreidt hebt in de duis-
ternis, en schenkt in zwakheid kracht,
wekt leven uit den dood. En altijd vv'J^^
het ons naar CHRISTUS heên, die het broo
des levens, de goede herder,
ware wijnstok, ja, de opstanding
bot leven is (4). Het wekt ons op, ^^
van dat brood des levens te eten tot ve^
diging toe, ons te scharen onder
herderstaf, als levende ranken vele vruc
fn 2 Tim. IV : 8.nbsp;(2) 2 Tio,. I :
3nbsp;iThesa. V:16. Rom. XII: 12.
4nbsp;Joh. VI: 18 X: 11,14. XV : 1. XI •
-ocr page 21-dragen in Hem, ja, zóó verzekert het ons,
■^^'ie in Hem gelooft, zal niet sterven
eeuwigheid (1). Zalig, driewerf
i'-alig Evangelie, dat wij in de Schrift be-
'^'Uen, dat ons vóórlicht omtrent het doel
®nzer levensreize , den weg ons aanwijst, dien
^^'ij derwaarts hebben in te slaan, en zóó
hulpmiddelen, als wij behoeven, ons
schenkt, om dat pad onder allerlei levens-
quot;iistandigheden te bewandelen ten einde
toe! Met het oog vooral op dat Evangelie
Ji^slagen, zeggen wij, vol van de blijdschap
geloofs en der hope, den gewijden
ï'salmdic ;hter na: Uw Woord, o God! ia
lamp voor onzen voet en een
^'^ht op ons pad!
Iii Verband met die lofspraak, is het niet
genoegd dat wij den hoofdinhoud van het
Oord Gods in eenige algemeene trekken ons
ebben verlevendigd. Ook de meest ken-
ƒ kende eigenschappen, die het
komen hierbij in aanmerking. Het
J^.h. XI: 2(i.
onderscheidt zich, naa.elyk, door helder-
heid - heiligen ernst - en onbedriegehjke
zekerheid, en verdient daarom te meer de
beste fakkel te heeten op onze levensreize
Het licht der fakkel, waarvan wij ons be-
dienen, moet vooreerst helder zijn en,
zooveel mogelijk, onbeneveld. Wij .y«
woon, van den man, die ons ten wegwijzer
verstrekken zal op onze reize, te vorderen,
dat hij duidelijk en verstaanbaar spreke cn
„ns zonder omwegen mededeele, wat vooi^
ons te weten noodig is bij de voortzett.n.
vau onzca togt. Bedrieg ik «nj, wannec
i:. beweer, dat de H. Schrift aan dten e.cl
voldoet, dat hare meest gewigtige u'tspraiv^'^
volkomen verstaanbaar zijn, voor wie
raadpleegt cn volgen wil? Inderdaad.
zijn soaunige gedeelten en plaatsen,
verklaring moeite baart en die, ook na
onderzoek, nog in menig opzigt a
gebleven zijn. Ook schijnt het groot
van opvatting cn geloofsbognp, dat ei ^ ^^^
Christenen beslaat, tegen n.ijne
pieiton. En men
op het werk der Schr.ftu.tb..
-ocr page 23-van vroegere cn latere eeuwen , dal nog in
fgt;nze dagen ° moet worden voortgezet. Maar
Wat dunkt u, zou er hier geen onderscheid
wioeten gemaakt worden tusschen den arbeid
der eigenlijk gezegde Godgeleerden en de
taak van eiken Christen , om in eenvoudigheid
het Woord Gods regt te leeren verstaan en
ten zijnen nutte aan te wenden ? Komt
tiiet een goed deel van de vermeende dui-
sterheid der Schrift op rekening van de
dwaasheid der menschen, die haar misbrui-
l^en tot hun eigen verderf fl)? En zou het in
Waarheid zóó moeijelijk zijn, als sommigen
willen, zóó bijkans onmogelijk voor den
heilbegeerige, wiens geestesoog geopend is,
oin door te dringen tot het regt verstand
■^'an de meening des Geestes, blootgelegd in
de gewijde bladen ? Ik kan dit niet geloo-
^'en , en de ondervinding van vele duizenden,
^lie door het Woord Gods, biddende onder-
'■ocht, zijn wijs geworden tot zaligheid
getuigt, met nwe eigene ervaring mi.sschien,
volle van het tegendeel. Wat zeg ik?
H. Schrift spreekt tot ons in gewona
Vg;;. 2 TVtr. III ; Ifi.
menschelijke taal. Hare beeldspraak, ofschoon
door Oosterschen gloed gekleurd, is die des
gewonen, dagelijkschen levens. Niet in af-
getrokkene bespiegelingen of dorre zedekun-
dige vertoogen is haar onderwijs vervat;
maar het is nioerendeels geschiedkundig van
inhoud en daardoor aanschouwelijk, spre-
kende zoowel tot onze verbeelding en onze
zinnen als tot ons verstand. Christus jezus^,
de Zoon van God, de Zaligmaker van ver-
lorene zondaren, staat daarin op den voor-
grond , beloofd onder bet Oude en, in de
volheid des tijds, in het vleesch verschenen
onder het Nieuwe Verbond. Zijne woorden
en werken, gedurende zijne driejarige om-
wandeling op aarde, de lotgevallen zijm'i'
diepe vernedering en luistervolle verhooging,
het groote werk der verlossing, door Hem
naar den raad Gods tot stand gebragt en
zonder ophouden voortgezet, maakt den
hoofdinhoud des Evangelies uit. Op Hem
starende, vinden wij zonder moeite den w?»
des levens, die ons is aangewezen. En ne-
vens Hem, in wien alle schatten der
wijsheid en der kennis verborgequot;
«ijn (1), vertoont ons de gewijde geschie-
denis eene ontelbai'e menigte van voorbeel-
den , die tot opwekking en aansporing of
ook tot waarschuwing en tot afschrik ver-
strekken. In henocu en koacii en abraham
aanschouwt gij, wat het zegt, met God
te wandelen en zijn vriend ge-
naamd te worden; in kaIn en achab
daarentegen, in herodes en judas ziet gij
U voorgesteld, hoe dc begeerlijkheid,
ontvangen hebbende, zonde baart
en de zonde, voleindigd z ij n d e,
den dood (2). Eene lange leeks van ge-
loofsheklen wijst u aan, wat de zwakke
Wensch door het kinderlijk vertrouwen op
God vermag en tot svelk een' hoogen rang
'dj, in weerwil van zijnen diepen val, door
Grods genade kan opklimmen (3). Uw oog
r'gt zich, onder het genot van Gods zege-
'^'ngen, op den beweldadigüen jakob , die
«iaarvoor in ootmoed dankte (41; bij grootsche
ondernemingen, op mozes, die zich vast-
'lield, als ziende den Onzienlij-
(2) Jak. I: 15.
(i) Vgl Gen. XXXII: ICfe,
(1) Kol. II: 3.
(3) Vgl. lUbr. XI.
ke (1); in dagen van rampspoed en
lijden, op den zwaar geteisterden job, die
den naam des Heeren nog loven kon, toen
liem ontnomen werd, wat hem eerst gege-
ven was (2); en, in oogenblikken van be-
kommering en angstige vreeze, op den
godvruchtigen david. die zich wist ta ster-
ken in den Heer zijnen God (3). Petrus,
die, gevallen zijnde, weder werd opgerigt
en van nu aan te vaster stond ; taulus, die
roemen kon in de verdrukkingen en zelfs
zijn leven ten offer brengen aan de zaak
van zijnen Heer; en de edele Johannes , die
door woord en wandel u toont, wat Chris-
telijke liefde is, treden u met vela anderen
voorbij het gezigt. En boven die allen staat
weder de Heer uit den hemel, die ons in
alles is gelijk geworden, uitgenomen
de zonde (4), die éénig is en onverge-
lijkelijk groot en volmaakt in lijdzaamheid,
gehoorzaamheid en liefde. En het Woord
van God, dat zulke voorbeelden cns voor-
houdt en zulk een' Zaligmaker ons predikt,
(1) Heb.-. XI: 27.nbsp;(ï) Vgl. ,Job 1 : 21.
(•■l) Vgl, 1 Sam. XXX : 6. (4) Hcbr. IV : li.
-ocr page 27-dat in zijne meest belangrijke uitspraken
kernachtige kortheid paart aan nadruk en
kracht, zou zijne duidelijkheid missen en
door gebrek aan genoegzame helderheid
onbruikbaar zijn? Voorwaar, op die vraag
is het éénig ware antwoord wel niet twij-
lélachtig meer.
Er heerscht bovendien in den Bijbel
een diepe, heilige ernst, die den geopenden
toegang vindt tot het harte; of, wil men
liever, de fakkel, die wij aanprijzen, ver-
s]iroidt even koesterende warmte als leven-
wekkende kracht. Het is niet over onver-
schillige dingen, dat hier gesproken wordt,
maar over onze hoogste belangen, die in
betrekking staan tot ons waarachtig cn
eeuwig welzijn. De Bijbel spreekt daarover,
niet slechts om ons voor te lichten en met
zijnen raad te dienen, maar ook om ons te
bewegon, dat wij dien raad ter harte nemen
en volgen. Opwekkingen vau verschillenden
aard, vermaningen en waarschuwingen, tot
bedreigingen en beloften toe, wisselen liier
elkander beurtelings af. De zonde en hare
rampzaligheid wordt ons niet getoond, dan
■om ons af to Bchrikken van haar bedrijf.
De kracht der begeerlijkheid en verleiding
wordt ons niet afgeteekend, dan om ons
daartegen te wapenen en in veiligheid te
stellen. Geen enkel gebod, dat de Schrift
ons aanbeveelt, of zij voegt er eene geêven-
redigde belooning aan toe en wijst ons te-
vens de kracht aan, die wij behoeven, om
het te volbrengen, en de hulpmiddelen, die
ons daartoe iu staat stellen, met de dran«i'-
'nbsp;O
redenen, die er ons toe verpligten. Onder
die drangredenen staat de liefde boven aan,
de liefde Gods, ons geopenbaard en metter-
daad bewezen in de zending en overgave
van zijnen Eeniggeborene tot heil der we-
reld. Bij het kruis der verzoening, waar-
aan Hij voor onze zonden gestorven is,
worden wij verplaatst, opdat wij leeren
beseffen, tot hoe duren prijs wij zijn vrij-
gekocht en welk een regtmatige aanspraak
de Vader van alle genade zich bij vernieu-
wing verworven heeft op onze dankbaarheid
en wederliefde. Voorwaar, zóó groote liefde
moet ons dringen, om niet meer ons zelven
4e leven, maar Hem, die voor ons is ge-
storven en opgewekt (l), of wij zijn ta
eenemale ontrefbaar. En die liefde, het is,
alsof zij zich mededeelt aan alle Evangelisch
vermaan, dat ons van de Apostelen is be-
waard gebleven. Ik bid u, broeders!
zoo spreekt ée'n hunner; door deont-
fermingen Gods, dat gij uwe lig-
chamen stelt tot eene levende,
heilige, Gode welbehagelijke offer-
ande, welke is uwe redelijke gods-
dienst (2). Wij bidden u, zegt hij
elders, als medearbeiden de, dat gij
de genade Gods niet te vergeefs
moogt ontvangen hebben (3). Of
sterker nog: Wij bidden u van CHnis-
Tüs wege, laat u met God verzoe-
nen! En waar zij soms een' straffer' toon
aanslaan, waar de Heer zelf optreedt met
het meer gestrenge „ wee u!quot; daar is het
nog de waarschuwing der liefde, die allen,
ook de versta fged waal den, behouden, hun
do oogen openen en het harte vermurwen
wil. Aan zulk een' liefdevollen, heiligen
(1)
(3)
2 Kor. V ! 14
2 Kor. VI : 1
15.
(2) Rom. XII : I.
ernst kan niemand weerstand bieden, dia
eenigermate bedacht geworden is op zijn
waarachtig heil. En hoog staat daarom ook
het onderwijs der Schrift, door dien ernst
gekenmerkt, boven elk ander in onze schat-
ting aangeschreven.
Eindelijk, het Woord van God bezit
onbedriegelijke zekerheid. Het is niet de
slotsom van faalbaar onderzoek, die daarin
vervat is; maar de hooge God zelf spreekt
daarin tot ons met onmiskenbaar gezag, en
het is de Opperste Wijsheid, die ons, door
middel van hare uitverkorene dienaren, hare
lessen en vermaningen, hare bevelen en be-
loften mededeelt, die ons toeroept: deze is
de weg: wandelt in denzelven! (1)
Met andere woorden: wij houden den hoofd-
inhoud der H. Schrift voor de keubron en
den toetssteen der hoogste waarheid, en
hebben dan ook haar wèlbegrepene uitspra-
ken te volgen als den onfeilbaren regel van
ons geloof en onzen M'andel. Daartoe wor-
den wij, wat de woorden van christus,
onzen Heer, en zijne getuigenissen aangaan-
(1) Vgl. .lez. XXX : 21.
de zichzelven betreft, ver})ligt en gedrongen,
zoodra wij Hem geloovig erkennen voor
ket Hellt der wereld, den eenig-
geboren Zoon van God, het Woord,
dat in den beginne was (1). Bij
Hem, die, terwijl liij ook als mensch vol-
komen was en rein van zonde, sleclits ge-
tuigde, wat Hij bij den Vader gehoord en
gezien had (2), achten wij, op grond daar-
aan , elke
volstrekte on moge-
een e
En wat den overigen inhoud des
betreft; alle Schrift, zegt de
Apostel die nuttig is tot leering,
tot wederlegging, tot verbete-
ring, tot o n der wij zin g, die in do
regtvaardigheid is, is
ingegeven of aangeblazen.
Geest bezield (3J. Verklaart
drukkelijk van de Schriften
Verbonds (4), het geldt bij wettige ge-
volgtrekking veel meer nog van die des
^quot;^ieuwen. Dezelfde heilige Geest toch, die
^an CHRISTUS, den Zoon van God, niet
dwaling
1 n
van God
van Gods
hij dit uit-
des Ouden
(2) Joh. Vin : .-JS.
(4) Vgl. V3. 15.
(1) Joh. I : 1 en 18. VIII : 12
2 Tim. 111: IG.
met mate gegeven was (1), had reeds
vroeger door de oudo Profeten gesproken (2),
en is Later onder zigtbare teekenen over de
Apostelen uitgestort op den grooten pink-
sterdag en dr.arna (3). Maar waartoe op
deze wijze voortgegaan, ten einde eene
waarheid te staven, die door den opregten
Christen niet éénmaal betwijfeld wordt?
Alleen moet ik u thar.s doen opmerken, hoe
oneindig veel het onderwijs der Schrift,
door hare onbedriegelijke zekerheid, vóór-
uit heeft boven elk ander. De meeninquot;en
O
der menschen loopen wijd uit een, en wat
hier met ijver wordt voorgestaan, wordt
elders met gelijken ijver verworpen. De
raad onzer beste vrienden faalt ligtelijk, al
schijnen zij enkel ons geluk te bedoelen,
en bij de uitkomst worden niet zelden hunna
verwachtingen, zoowel als de onze, jam-
merlijk teleurgesteld. Wij zelven dwalen
keer op keer en laten ons door allerlei drog-
redenen van ons verduisterd verstand, door
(1) Joh. III : 31. Vgl. Jez. XI : 2. Mutth. III:
{2J 1 Petr. I: 11. Vgl. 2 Petr. I : 21.
(3) Hand. II : 1-4. IV : 8, 31.
-ocr page 33-de bedenkingen vooral van ons arglistig
en bedriegelijk harte, afleiden op doolpaden^
die ten verderve voeren. Maar het Woord
^ods, bedachtzaam geraadpleegd en getrouw
gebruikt, misleidt ons niet. Het doet uit-
spraak in alle geschillen, als hoogste scheids-
J-^^gter des geloofs. Het bakent met onfeil-
bare merkteekenen het pad af, dat wij te
houden hebben. Het verkondigt ons de
waarheid, die uit God is, en biedt ons den
'roost aan, die proefhoudend bevonden
Wordt, en opent ons uitzigten in de toe-
komst, die door geene menschelijke magt
•runnen verijdeld worden. Dat Woord, het
Verdient daarom eene lamp te heeten
^oor onzen voet en een licht op
pad. Duizenden vóór ons, die op
'it licht zijn afgegaan, geven getuigenis
deze lofspraak van den Psalmdichter,
ij zelven, die haar overnemen, hebben
^jsschien reeds door eigene ervaring geleerd,
. daarmede inderdaad niets te veel gezegd
J; Gode, Gode alleen zij dank voor dez3
''■Jne onuitsprekelijke gave.
O ! voel de waarde van dien schat,
Die 't grootst geschenk in zicli bevat ,
Dat in het stof u kon verbeiden ,
Een gift der hoogste liefde waard,
God gaf ze door zijn' Zoon aan d'aard ,
Om menschen tot Hem op te leiden;
Zij wijst, bij al den aardschen druk ,
Den zeekren weg tot waar geluk.
O sterv'ling I wat u ooit ontzink' ,
Dat deze leer nog voor u blink' ,
Waar gij uw jongsten snik zult geven ;
Zij is het licht voor uwen voet,
De staf, die u voor wanklen hoedt,
Uw zeekre gids tot beter leven ;
Met haar zijt gij in eiken kring,
In eiken stand Gods kweekeling.
Evang. Gezang. LXXXIX, vs 2, 1'
Is Gods Woord, vervat ra de H. Schriften
des Ouden en Nieuwen Verbonds, de beste
fakkel op de levensreize, wat dunkt u, zu'quot;
len wij dan niet, op grond van het over-
wogene, een dankbaar, vlijtig,
standig, vruchtbaar gebruik zoeken
te maken van dat W^oord van Go
Och of de ernstige opwekking daartoe g^
reeden ingang vond in aller harte!
Er ligt reeds, wie wij ook zijn moge«'
-ocr page 35-een grooter of kleiner gedeelte onzer levens-
reize achter ons, en onzeker is het, wat ons
bereid zal zijn op ons verder pad, dat zich
bij elke nieuwe schrede voor onzen voet
ontsluit. Door de ondervinding geleerd en
bij voortduring aan duizende gevaren bloot-
gesteld, kan het ons niet twijfelachtig zijn,
of onze weg door dit leven zal, even als
'e voren, velerlei moeijelijkheden en zorgen
ons opleveren, en wij zullen zonder ophou-
den teregtwijzing en troost behoeven en een
^'eilig geleide ten einde toe. Dit weten wij
^'ooral, dat van het spoor, dat wij inslaan,
van het doel, dat wij in het oog hou-
den, en van den leidsman, dien wij kiezen,
Jiiets minder afhangt dan onze gansche toe-
-■^omst, die in zóó verre gesteld is in onze
«'gene hand. Mag het dan niet wat bij
Ji'tnemendheid goeds en groots heeten, en
»binnen wij er onzen God en Vader wel
vurig genoeg voor danken, dat Hij,
Jl'et onze behoeften te rade gegaan, zijn
®'l!g Woord ons toereikt en ons daarin een
^o'apas geschonken heeft, waarnaar wij
'i^e koers rigtten kunnen, eene reiskaart.
3(5
die ons wijst op de gevaren en kronkelingen
van den weg, een' staf, waarop wij steunen
kunnen, en die onzen gang bevestigd, eene
troostbron, waaraan wij ons, in dagen van
droefheid en smart, kunnen verkwikken en
laven, eene lamp in één woord, voor
O n z en voet en een licht op ons
pad? En dat onwaardeerbaar geschenk
zijner genade zullen wij niet hoog op prijs
stellen, niet aannemen en ten onzen nutte
gebruiken ? Op eigen licht zullen wij liever
afgaan en naar den raad van faalbare leids-
lieden ons oor neigen, dan dat wij de uit-
spraken volgen van dat Woord van God,
dat tot ons spreekt met onfeilbaar gezag,
met heiligen ernst, met onbezwekene liefde
en trouw? Gij gevoelt het, dat ware de
ondankbaarheid ten top gevoerd en, bij de
voortzetting onzer levensreize, ons eeuwig
heil op het spel gezet, ja, moedwillig den
dood boven het leven gekozen.
AVanneer wij dan, op grond daarvan,
elkander opwekken tot een even naarstig
als dankbaar gebr..ik van Gods heilig
dan mogen wij de berispelijke traagheid on-
niet ontveinzen, die er te dezen opzigte j
helaas! in ons vaderland is ingeslopen. De
Bijbel heeft opgehouden bij velen te zijn,
wat hij bij onze vrome voorouders geweest
is, het huis- en handboek, de wegwijzer
der onkundigen, de leidsman der dwalen-
den, de troostbron der bedroefden en,
onder den zegen van God, het groote mid-
del, waardoor zondaren bekend werden met
zichzelven en den weg der verlossing door
JEZUS CHRISTUS. De eervolle plaats, die hij
vroeger over het algemeen in de huisgezin-
nen der Christenen besloeg, heeft hij eerst
voor andere geschriften, die alleen nevens
hem en in betrekking tot hem eenige waarde
hebben, moeten inruimen, en daarna zelfs
voor werken van ligtzinnigen inhoud en
zedelooze strekking, die het hart verwilde-
ren, den smaak bederven en het verstand
onvatbaar maken voor het bedenken van de
dingen, die des Geestes Gods zijn. Is het
Wonder, dat menigeen, van het licht van
Gods Woord verstoken, in onwetendheid
Voortleeft, in ligtzinnigheid wegzinkt, op
Poolpaden afzwerft, in dagen van droefheid
en rouwe verlegen staat en het doel van
zijn aanwezen niet bereikt, omdat hij niet
beantwoord aan het verheven oogmerk onzer
verlossing en de weldadige roepstem van
Gods genade in christüs? Daarom, wie
gij zijn moogt, laat u raden en wordt wijs!
En gij, hoofden van huisgezinnen, vaders
en moeders, die dit leest! Hebt uwe kinde-
ren te lief, dan dat gij hen zonder het
dagelijksch onderwijs der H. Schrift zoudt
laten opgroeijen! Herstelt of handhaaft in
uwen huisselijken krin^j de voorvaderlijke
gewoonte, om het Woord van God eiken
morgen en avond eerbiedig: te raadplegen!
Gaat daarbij zelven voor, en roept er uwe
dienstbaren en onderhoorigen bij, en heiligt
dat Bijbellezen door het gemeenschappelijk
gebed tot God! Een ief^elijk neme den
Bijbel gestadig ter hand, en zondere zich
daartoe veel in de stilte der eenzaamheid
af! Ouden van dagen! Uw levenseinde
nadert en is welligt digt nabij, zekerlijk
althans niet zeer verre meer: laat de fakkel
van Gods Woord uwe laatste schreden op
het pad des levens verhelderen en n^'C
sterfure met haren glans bestralen! Jeugdi-
(leu van jaren! De baan, die voor u ligt,
IS onafzienbaar lang, en duizende gevaren
bedreigen u aan alle zijden: gaat op het
schijnsel dier heldere fakkel af en zoekt
uwen wandel, te midden van velerlei verlei-
ding, rein te houden naar het Woord van
God! Aanzienlijken en geringen, rijken en
armen, dienstbaren en vrijen! Hier geldt
geen onderscheid van stand en rang of
riji^dom naar de wereld, en uw aller be-
boefte is één; kiest, kiest die lamp voor
iwen voet en dat licht op uw
pad, dat voor allen zonder onderscheid
®ven onmisbaar als verkrijgbaar is; en
quot;nderzoekt de Schriften, naar het
^voord van den Heer! (1)
Wilt gij omtrent de wijze, waarop gij
ttw naarstig onderzoek der Schrift ver-
standig heb in te rigten, den raad der
edachtzaamheid vernemen, zoo weet, dat
dan eerst, onder hoogeren zegen, regt
j^ruchtbaar zal kunnen zijn, wanneer gij
Woord Gods met aandacht leest, met
Joh. 5: 39.
diepen eerbied, met vurige belangstelling in
uw behoud en alzoo met een beilbegeerig
en biddend harte! Laat het u allermeest te
doen zijn, om het Evangelie van Gods
genade, dat den hoofdinhoud en als 't ware
de kern der H. Schriften uitmaakt, regt te
leeren verstaan, en tracht daaruit vooral
CHRISTUS, den Zoon van God, uwen Heer
en Zaligmaker, te kennen in al den rijk-
dom zijner goddelijke grootheid en men-
schelijke volkomenheid en nooit volprezene
liefde tot verlorene zondaren! Hoort Hem
spreken, ziet Hem het land goeddoende
doorwandelen, ziet Hem sterven aan het
kruis der verzoening op Golgotha en,
door zijne jongeren voorgelicht, verheft tot
Hem uw oog, zooals Hij, ter regterband
Gods gezeten, allen volkomen kan zalig ma-
ken, die door Hem tot den Vader gaan!
Gewent u voorts, om, hetzij gij, van het
verheven standpunt des geloofs, waarop ziJ
u plaatsen, terugkeert tot de herinnering
der vervlogene eeuwen, die zijne kofflst
hebben voorbereid, hetzij gij van den piquot;'^'
sterdag af aan den loop der geschiedenis
nagaat en de wisselende lotgevallen zijner
kerk op aai-de, onder liet bestuur van haar
Verheerlijkt Hoofd, overpeinst, in Hem het
middelpunt, het groote keerpunt te zien
van wat er van den beginne aan geschiedt
is en thans geschiedt, en nog in de verre
toekomst geschieden moet! Zoekt bij Hem,
wien de Vader ons gegeven heeft, de ver-
vulling uwer duizendvoudige behoeften en
tracht door te dringen tot het regt ver-
stand en levendig besef zijner onuitspre-
kelijke dierbaarheid voor het schuldig
en bedorven zondaarshart! Werpt alle
Vooroordeelen verre van u! Geeft al uwe
overleggingen gaarne gevangen onder de
gehoorzaamheid des geloofs! Staat naar
geene andere wijsheid, dan die uit God is
en met zijn Woord overeenkomt, en acht
het geene schade, wanneer gij allengs armer
Wordt bij u zelven, naarmate gij rijker
Wordt in Hem! Voor geene schatten der
aarde is de rijkdom van het zalig Evangelie
te duur gekocht. Wie opziet tot God
'ïiet de bede om verlichte oogen des ver-
®tands, zal niet rondtasten in de duisternis.
En door den Geest der wijsheid en der
openbaring in de kennisse, die is uitgestort,
straalt het licht der goddelijke waarheid,
die in Christus is, ons toe met onbene-
velden glans.
Nog één woord ten slotte. Het is een
groot voorregt, den naam van christus te
dra'i-en, het Evangelie der zaligheid te
belijden, opgenomen in den schoot der ge-
meente des Nieuwen Verbonds, mede geroe-
pen te zijn tot de aanschouwing der heer-
lijkheid Gods in het aangezigt van zijnen
Zoon. Maar het kan niet genoeg herinnerd
worden, de enkele kennis van dat Evangelie
is, even als de bloote belijdenis daarvan zonder
meer, nog slechts van geringe nuttigheid.
Op de beoefening komt het aan. Geloovig
aangenomen en getrouw gevolgd, moet het
Woord van God eene lamp zijn voor on/.en
voet en een licht op ons duister pad, of
de gave Gods zou ons ten jverderve ver-
strekken. Wij zelven, door christus van
de zonde verlost, moeten er door bestuurd,
vernieuwd, geheiligd worden en voor den
hemd toebereid. Nieuwe schepselen moeten
wij worden, bij wie allengs al het oude
voorbijgaat en sterft, nieuwe schepselen, die
niet meer naar den vleesche wandelen, maar
naar den geest. Laat dat de tol der dank-
baarheid zijn, die wij Gode betalen voor
liet groot geschenk zijner genade, dat wij
bezitten! Laat dat de weldadige vrucht
zijn van het naarstig Bijbelgebruik, waartoe
wij geroepen worden! Laat dat de lofspraak
zijn, waarmede wij het Evangelie kroonen
en waardoor wij het aanbevelen aan wie
ons omringen! Menigeen loopt gevaar, om
i^ich te dezen opzigte te bedriegen. Al
Ware het, zóó spreken wij den grooten
Apostel na(l}, dat gij de talen der
engelen en der menschen spraakt,
'il ware het, dat gij de gave der
Profetie had en wist al de ver-
borgenheid en al de wetenschap,
^00 het ootmoedig geloof in Christus u
ontbrak, en gij hadt de liefde niet, die
daaruit voortspruit en voedsel trekt, en gij
^aart, in weerwil van uwe kennis, onver-
anderd dezelfde gebleven, die gij vroeger
(1) 1 Kor. XIII : 1-3.
cf
vvaart, gij zoudt een llt;linkend metaal
zijn en eene luidende schel, maar
een Christen in woord en wandel, een kind
des lichts en der waarheid, een erfgenaam
des eeuwigens levens waart gij niet. Het
koningrijk Gods is niet gelegen
in woorden, maar in kracht(l);het
is geregtigheid en vrede en blijd-
schap door den heiligen Geest (2).
Hier neemt de schrijver van dit eenvoudig
woord afscheid van zijne, hem bekende of
onbekende, lezers met den biddenden wensch,
dat zij het niet mogen ter zijde leggen, dan
om, in plaats daarvan, het Woord Gods
ter hand te nemen en, bij de voortzetting
hunner levensreize, enkel af te gaan op
het licht dier heldere fakkel, die niet wordt
uitgebluscht in eeuwigheid.
(1; 1 Kor. IV: 20.
(2) Rom. XIV : 17.