Te ROTTERDAM, bij
M. WIJT amp; ZONEN,
I^rukkers van het Nederlandsehe Zendelinggenootschap.
Vnbsp;1853.
LXXVI.
/quot;rT.
( ci
vv
R.
(recommitteerden van het Nederlandsche
Zendelinggenootschap, tot het opstellen, ver-
^tmelen en uitgeven van kleine Stukjes
bevordering van Evangelische kennis en
^^dzaligheid, ook hij mingeoefenden: —
^^amelijk: l. dibeiïs, l. merews, Predikanten,
e. vinke Th. Dr. ea Hoogleeraar te ütrecJit,
moll, /aco;amp;i.. Predikant te 'sGravenhage,
• Van deb i.eeuw, Predikant Amsterdam,
anri4ni en j. j. van oosterzee Th. Dr.,
vooubeuigt.
iv
Predikanten te Rotterdam, omreenkomslig
hun amht en kunne bediening, dat oogmerk
gaarne willende bevorderen, en in uitzigt
op des Heeren medewerkenden zegen, bieden
het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten
aan; erkennende intusschen geene uitgaoe
voor echt, dan welke door een hunner of
door de drukkers dezes onderteekend is.
De vriendschap der wereld, wordt die
ook nog door u gezocht, mijn lezer? Zeg
aiet te haastig: tieen! Gij zoudt u kunnen
bedriegen. Gij ziet er genoeg om u henen,
die zóó die wereld liefhebbeu en aanhan-
Sen, dat gij u schamen zoudt aan hen ge-
•ijk te zijn. Hier ziet gij er, die buiten-
sporig zijn in velerlei zingenot, en er zich
aan overgeven en verslaven, zoodat zij zelfs
de palen van welvoegelijkheid te buiten
S^an, en zich aan verlies van eer en goeden
naam blootstellen. Daar vindt gij oneerlij-
•^^n eu bedriegers, die geene middelen ont-
zien om te verkrijgen, wat zij verlangen,
liever stelen dan arbeiden , en wat zij op
bondige wijs verkregen hebben, dan ook
Tcelal op zondige wijs gebruiken en verkwis-
ten. Onder zulke vrienden der wereld zoudt
gij niet gaarne medegeteld worden. Gij
kunt u dan ook verblijden, hoop ik, dat gij
niet, gelijk menige wellusteling en dronk-
aard, het merkteeken uwer zonde op bet
aangezigt draagt, dat gij niet, gelijk menige
oneerlijke, wordt gewantrouwd en geschuwd.
Ja , ik hope, gij behoort ook niet onder die
slaven der zonde, die wel bij de wereld
als zoodanig uiet bekend staan, maar toch
schrikken zouden, als anderen al hunne ge-
heime gangen wisten, en zij openlijk moes-
ten verantwoorden, hoe zij wat zij bezitten
verkregen hebben. Maar zoudt gij niet toch
wel een vriend der wereld kunnen zijn?
Hier leven er, in hoogeren en lageren
stand, velen, vooral jeugdige menschen,
alleen voor zingenot. Zij jagen allerlei ver-
maken na. Zij zoeken slechts vrolijk gezel-
schap en houden allen ernst voor somber-
heid. Zij schuwen stille eenzaamheid en
bedaard nadenken. Zij zijn behaagziek en
ijdel, en zoeken door opschik of geestighei'
of aangenamcn toon aller aandacht te trek-
teil. Däar stellen anderen zieh rijk worden
eil winst behalen tot het doel van hun le-
ven. Zij zijn er geheel mede vervuld, en
spanuen er al hunne krachten voor in, en
gevoelen zich dan eerst gelukkig, als het
hun gebeurde eenig voordeel te behalen, en
den schat te vergrooten, die hun later ge-
öoegelijke eu gemakkelijke dagen belooft,
of waardoor hun invloed, hun aanzien eu
gezag zal klimmeu. Elders werkt de vlijtige
'huisvader enkel voor de tijdelijke welvaart
*'an zijn gezin, dat hij den zijnen genoegen
rnoge kunnen bezorgen, en zij iu kleeding
uitspanningen, in uiterlijke beschaving,
'ö bekwaamheid en talent voor anderen niet
behoeven te zwichten, dat hij zelf uit ruime
'^eurs zijne vrienden moge kunnen ontba-
'sn, zijue schuldenaars voldoen, zijne gaven
'iitreiken, dat hij eens aan zijne kinderen
een voor zijn' stand aauzienlijk vermogen
quot;alate. Of fle ijverige, zorgvuldige, nette
'huismoeder is er aanhoudend op bedacht,
•lat er orde en bevalligheid, of althans rein-
'»eid heersche in hare woning, dat huisraad
kleeding zich daardoor kenmerkeo, dal
de tafel wél aangerigt, eu de kelder goed
voorzien zij , eu eigene kleeding en die van
de leden des gezins van ruim bezit, van
goeden smaak, of altbans van hare naauw-
lettendheid getuige. Zouden die allen ook
geen vrienden der wereld moeten heeten ,
alleen op het tegenwoordige en zienlijke
bedacht, uitsluitend zorgende voor de din-
gen van dit korte leven, zich daarin ver-
lustigende, daarmede vervuld van den vroe-
gen morgen tot den laten avond? Zouden
die allen niet van de wereld hun geluk ver-
wachten, en wanen het daarin te vinden,
al kenmerken zij zich ook door uiterlijke
onberispelijkheid, al is ook hun ijver, hunne
naarstigheid op zich zelve te prijzen, al zijn
zij misschien in hooge mate goedhartig, »1
bedoelen zij ook zich zelven niet, maar ge-
troosten zich velerlei zorg en inspanning
voor anderen? Hoe is het u, mijn lezer-
hebt gij ook in de eene of andere beeldtenis
de uwe herkend?
Gij kunt echter niet toegeven, dat al bet
genoemde zonde zou ziju. Gij vraagt, o
ons Gods gaven niet geschonken zijn om
le genieten, of wij alle vrolijkheid moeten
vaarwelzeggen , of sombere ernst en angst-
vallige vrees voor iedere uitspanning het
kenmerk is van ware vroomheid. Op die
laatste vragen zeg ik stellig: neen! En op
de eerste, of wij Gods goede gaven niet
genieten mogen, zeg ik met paclus: Alle
schepsel Gods is goed, en er is niets
verwerpelijk, met dankzegging ge-
nomen zijnde (1). Met dankzegging
genomen zijnde, schrijft de Apostel. Ge-
lijk hij er ons meê doet gevoelen, dat
Gode het genieten Zijner gaven dan alleen
behaagt, wanneer het geschiedt als onder Zijn
oog, en alzoo ook met verlangen om ze te
gebruiken naar Zijnen wil, zoo geeft hij er
Oös te gelijk een' toetssteen door in handen,
quot;daaraan wij ieder genot, of het al of niet
geoorloofd zij, beproeven kunnen. Hij zegt
kunt gij, als gij des avonds of wel des
nachts van uw gemaskerd bal, of uit den
schouwburg, of van uw drinkgelag en uw
kaartspel naar huis keert. God danken, dat
u die genoegelijke uren ge.schonken
(1) 1 Tim. IV: 4.
heeft? Hij leidt u lot het onderzoek, in-
dien gij anders gewoon zijt niet voor dat
gij de knieën gebogen hebt voor God u
ter ruste te leggen, of gij na een alzoo
doorgebragten avond regt tot bidden ge-
stemd zijt. Maar, zegt gij, als ik vlijtig
arbeide voor mijn gezin, of als huismoeder
alles naauwlettend bestuur en voor mijne
kinderen onvermoeid zorg drage, zal dat
wereldzin heeten en zonde wezen ? Dat
naauwlettend bestuur en die onvermoeide
zorg zal op zich zelf wel betamelijk zijn.
Wie zou het tegenspreken ? Maar zeer zeker
ziet God er den wereldzin bij in uw hart,
-wanneer gij met dc tijdelijke behoeften
uwer kinderen, of niet den wensch en den
toeleg dat het alles ordelijk, rein, bevalbjï
zij in uwe woning, doorgaans zoo vervuld
zijt, dat gij slechts daarvoor leeft, en er
het ééne noodige bij vergeet, alsof dat huis
uw eeuwig huis ware, alsof voedsel voor het
ligchaam de edelste spijs ware, alsof bij de
bewoners van eene reine woning het bin-
nenste ook rein ware. Gewis, aardscbe zorg
maakt aardsgezind, wanneer het geen zor-
gen is onder God.
Ziiet gij misschien nog zoo niet in, waar-
om het liefhebben der wereld, het ingeno-
men zijn met de eene of andere van hare
gaven en genietingen zonde rnoet heeten,
zoodat gij er u over zoudt te schamen heb-
ben , vergun mij, dat ik er u opmerkzaam
op make.
Zou het geen misbruik zijn van Gods
gaven ? Voorzeker wil die milde Vader,
dat wij Zijne gaven vrolijk genieten. Den
wijn doet Hij uit de aarde voort-
komen, zegt de dichter, die het hart
des menschen verheugt (1). Hij
maakte de aarde zoo schoon, opdat onze
oogen er zich in zouden verlustigen. Hij
geeft ons het genot van vriendschap en
befde, opdat de last onzer zorgen zou wor-
deri verligt, en wij , na den vermoeijenden
arbeid des daags, aan den avond ontspan-
ning en rust genieten in den vertrouwelij-
ken en gezelligen kring. Maar Hij lieeft er
oiis nieer bij toegedacht dan dit vlugtige
genot. In elke gave en ieder genoegen, ons
••oor Hem beschikt, komt Hij tot ons , en
(1) Ps. CIV: 15.
-ocr page 12-vraagt ons hart, dat wij het Hem geven,
dat wij Zijne vadergunst begeeren en genie-
ten, dat alleen ziel verzadigend goed, dat
wij Hem onze hoogste liefde schenken, en
onverdeeld Hem aanhangen. Maar doen wij
dat, als wij ons hechten aan Zijne gaven,
en die roemen en waarderen, alsof zij
de bronnen waren van ons geluk? Neen!
dan vergeten wij Hem, en hebben alleen
oogen voor de gave, en zien de hand voor-
bij , die ze ons toereikt. Dan meeneu wij
aan die gave zoo genoeg te hebben, dat
wij den gever wel kunnen missen, en als
wij het geliefde goed of genot slechts heb-
ben, vragen wij niet: wie is God voor mij?
Dan maken wij Gods zegeningen tot een
voedsel voor onze zondige neigingen , deze
voor zijne hebzucht, en gene voor zijoen
-wellust, deze voor zijne eerzucht, en gene
voor zijne traagheid. Dan sterken wij
ons door in onze vermeende zelfgenoegzaam-
heid en onze eigenwijsheid, en verwijde-
ren ons hoe langer zoo verder van God, om
onzen weg te gaan naar eigen zin en lust.
Bedenkt gij ook wel, die alzoo Gods gaven
-ocr page 13-13
geniet, dat gij juist daardoor Gods hoogste
gave versmaadt, dien Verlosser, dien God
Ons gaf in Zijn' eigen Zoon, en dat eeuwige
leven, dat in Hem is? Die Verlosser werd
ook aan u gegeven, en leefde niet alleen,
oiaar stierf ook voor u, opdat gij begena-
digd zoudt worden, en dan als begenadigde
vrolijk en dankbaar leven zoudt voor God.
Maar als gij de wereld aanhangt, en u
meest bekommert om haar goed en haar
genot, dan leeft gij onnadenkend en zor-
geloos daarheen, en keert niet tot u zelven
in, en wordt u niet bewust van uwe groote
schuld bij God, en vraagt niet naar verge-
ving door Christus' bloed, en denkt aan geen
vaarwelzeggen van wereld en zonde» Zoudt
gij echter door uw zondigen tegen God en
uwe schuld bij Hem niet in een groot en
dreigend gevaar verkeeren? Zou de genadi-
ge beschikking Gods tot uwe redding uwe
hoogste opmerkzaamheid niet verdienen ?
ZtOu u niet eene liefde bewezen zijn, zoo
groot, dat gij haar in eeuwigheid niet kunt
Mergelden? Denkt eens: God schonk u
Zijn'eigen Zoon, en gaf Hem over, dat Hij
stierf voor uwe zonden. God wil u niet
alleen van straf ontslaan, maar zelfs tot
Zijne kinderen u aannemen, en dan u vrijma-
ken van de slavernij der zonde. Denkt eens:
CHRisTCs verliet voor u de hoogste heerlijk-
heid, en kwam uit den hemel op deze lage
aarde, en zocht er rusteloos de verlorenen
op, en bood er moedig aan de boozen bet
hoofd. En nu liet Hij zich door die boo-
zen, al was Hij geheel onzondig, de heilig-
heid zelve, toch, als ware Hij de snoodste
misdadiger, de zonde zelve, aan het kruis
nagelen. Daardoor werd Hij eene verzoe-
ning voor de zonden der wereld, naar den
wil Zijns Vaders, opdat gij het verderf zoudt
ontgaan, en eeuwig zoudt leven, opdat gij
tot Hem zoudt komen, en dan, u geheel
op Hem verlatende, door Zijne liefde over-
meesterd zoudt worden, en volkomen voor
God gewonnen. En als gij dan nu, met
het kruis van dien Heer voor oogen, hoog-
stens eenige voorbijgaande aandoening ge-
voelt, maar in den grond des harten onbe-
wogen blijft, al spreekt Hij tot u op den
roerendsten toon, als gij dan zegt met uwe
daad, dat gij niet besluiten kunt uw
aardsch genot, dat u van Hem terughoudt,
le laten varen, en aan dat genot, dat uwe
zinnen streelt, de voorkeur geeft boven het
geestelijk genot van Gods hefde, als gij
dan den hemel wel wilt missen, zoo gij de
aarde maar behouden moogt, zegt mij, zou
dat slechts eene zwakheid zijn, waarbij men
een goed en beminnelijk mensch konde hee-
ten? Zoudt gij u over die zonde als weinig
beteekenend ligt kunnen henenzetten ?
Ik kan mij niet voorstellen, dat iemands
geweten, na dit alles wel bedacht te heh-
hen, hem nog zou vrijspreken. Voorzeker.'
gij zoudt geen vriend der wereld willen
blijven. Gij stelt u voor haar eens de vriend-
schap op te zeggen. Maar nu reeds? Neen!
gij zijt nog jong, of in de kracht van het
leven. Nu kunt gij er nog niet toe beslui-
ten. Nu is het ook, zoo dunkt u, haast
^'an u niet te vergen. Maar als gij nog wat
Ouder zult zijn geworden, als gij niet meer
gevoegelijk zoo met anderen kunt mededoen,
of als gij uwe zaken zult hebben aan kant
gedaan, of als gij met de jaren vau zelf
wat ernstiger zult zijn geworden, dan zal
het gebeuren, meent gij, hoopt gij. Ja,
gij meent het, en gij hoopt het; maar
is er voor die hoop wel grond? Waar-
lijk , er is veel meer reden van te vreezen ,
dat ieder uitstel uw vaarwel zeggen van
de wereld bezwaarlijker, onwaarschijnlijker
maakt.
Oordeel zelf, en raadpleeg uwe ervaring.
Ik vrees, gij wordt bij toeneming aan de
■wereld verkleefd, en zij blijft, niet slechts
uwe vriendin, maar zij wordt uwe meesteres,
die u beheerscht. Als gij aan uwe zinnelijke
neigingen voldoet, dan voedt gij deze, en zij
worden sterker. Gij wordt er aan gewoon
om u te verlustigen in het berekenen van
uwe winst, om deze of die uitspanning te
genieten, of eenige drift in te volgen , en
het gaat u als den man, die dagelijks op
vasten tijd sterken drank gebruikt, en, als
dat uur geslagen is, als van zelf grijpt naar
glas en flesch, of den weg inslaat naar de
kroeg. Gij verkrijgt bij toeneming vrien-
den , die ook de wereld liefhebben, wier
omgang en voorbeeld op u werkt, van wie
gij u niet ligt zult afscheiden. Gij maakt
u bij toeneming van de menschen afhan-
kelijk, en kunt hun gezelschap niet missen,
en bouwt op hunne genegenheid, en vreest
voor hunne ongunst en afkeuring.
Ik wil van u hopen , dat uw geweten nu
nog hoorbaar spreekt, en somtijds zelfs eene
ernstige strafrede houdt, zoodat gij weieens
heel wat goede voornemens opvat (die ech-
ter tot hiertoe onuitgevoerd zijn gebleven.)
Maar zal dat zoo blijven , of zelfs wel toe-
nemen , zoo als gij mogelijk u verbeeldt ?
Neen! gij zult uw geweten tot zachter
spreken, en daarna tot zwijgen weten te
brengen. Uwe liefde voor de wereld zal u
verschoonlijker, onschuldiger voorkomen, en
gij zult er u minder over bezwaren. De
gedachte aan God zal zeldzamer bij u wor-
den , en zich door uw zingenot gemakkelij-
J^er laten verdrijven. En als uw geweten
nog eens waagt tegen uwe lusten en nei-
gingen op te treden, en de gedachte aan
dood eu eeuwigheid u aangrijpt, zoodat het
^ bang wordt, dan zal bet geweten echter
^wichten, omdat uw genot u zoo lief is
geworden, dat gij het u tot geen' prijs
Avilt laten ontnemen , en er ziel en zalig-
heid TOor achterstelt.
En zal dan het licht, dat in u is, niet
duisternis worden (1)? O! let erop, gij
ontmoet er genoeg, waarin de redelijke,
voor eene eeuwigheid geschapene, onder het
evangelie levende mensch bijna niet meer
is te herkennen. Gij denkt wel allereerst
aan de wellustigen , aan de dronkaards, die
zich verdierlijken , en bijna geen ander ge-
not schijnen te kennen, dan wat de hond
en het zwijn met hen deelen, maar wat
deze nog veel minder onmatig gebruiken-
Gij denkt ook aan de vele duizenden, die
dag aan dag het antwoord zoeken op dc
vragen: wat zullen wij eten? of wat zullen
wij drinken? of waarmede zullen wij ons
kleeden? (2) alsof zij enkel ligchaam
ren. Maar let vooral uiet minder op den
man van veel bedrijf, die van den vroegen
morgen tot den laten avond leeft voor zijoe
zaak, voor zijn kantoor, voor zijne boer-
derij , en geen oor of oog heeft voor iets
(1) Matth. VII: 23. (2) Matth. VI: 31.
hoogers dau geld en goed, en als hij er
eens eenigen tijd afneemt, dien toewijdt
aan een' bijzonder smakelijken maaltijd.
Stelt u de huismoeder voor, die leeft en
zweeft in al de stoffelijke belangen van
haar huis, en daar moeite noch tijd voor
Ontziet, maar geen' tijd heeft om ter kerk
te gaan of den Bijbel te lezen ; die raad
Weet voor menigerlei kwaal, maar naar
geen raad voor hare ziel wil hooren; die
vlug en handig helpt bij menig klein en
groot bezwaar, maar het zich niet aantrekt,
dat hare kinderen voor eeuwig dreigen %'er-
loren te gaan. Denkt inzonderheid aan de
^'ele ouden, im ingetogen, ai hebben zij
Vroeger uitgespat, nu buiten staat om te
berken, zoodat zij vele malen de kerk kon-
den bezoeken, en dagelijks Gods woord
lezen konden, maar geheel lusteloos tot het
en het ander, en zoo ongevoelig en
stomp geworden, dat de hartelijkste toe-
spraak hen niet meer roert, alsof hun
geweten onberoepelijk doof, en bet oog
bunnes geestes blind ware geworden.
^iet! zoo zult gij ook worden, als gij
-ocr page 20-uitstelt de vriendschap der wereld vaarwel
te zeggen. Of gij zult niet zoo worden ,
omdat gij vroeger, te midden van uw
aardsch begeeren, van uw zondig genieten,
zult worden weggerukt. Ea hoe zal het u
dan zijn, als gij, ten einde toe vriend der
wereld gebleven, daar aankomt in de we-
reld der geesten? Ach! gij brengt er niets
van het uwe mede. Waar uw hart aau
hing, wat gij lief hadt, waar gij uwe vreugd
iu zocht cn uw' steun, dat laat gij alles
hier achter. Gij rijke! komt daar als een
arme; gij groote en magtige! als een uiterst
geringe; gij krachtvolle man, die hier ge-
varen trotseerdet! als een hulpeloos ellen-
dige; en gij vrolijke jongehng! als een
radeloos bedroefde. Zoo komen er niet al-
len ; want die schatten voor den hemel ver-
gaderd heeft, brengt die schatten mede,
en vindt de erfenis, die in den hemel voor
hem bewaard werd (1). Wie hier reeds, hoewel
Hem niet ziende, maar geloovende, zic''
verheugde in jezus curistus met eene on-
uitsprekelijke en heerlijke vreugd (2),
(\) 1 Petr. I : 4. (2) 1 Petr. 1 ■. 8.
heeft, nu hij zijn' Heer en Heiland aan-
schouwt, nog veel hooger blijdschap. Maar
de vriend der wereld, gelijk hij niets mede-
brengt , zoo vindt hij ook niets in die we-
reld der geesten, dat hij het zijne kan
noemen. Christus is hem vreemd, is hem
niet de reddende Zahgmaker, maar de ver-
oordeelende Rigter. Met de verlosten kan
hij zich niet vereenigen; het zijn diezelfden,
die hem hier niet behaagden, omdat zij zoo
ernstig waren, en die hij niet begreep, wan-
neer zij spraken van den weg der behou-
denis. En die vreugd, welke het hart der
verlosten doorstroomt, en hen dankend voor
hun' God en hun' Heiland doet nederknielen,
zij kan hem niet verkwikken en streeleu: hij
heeft er geen' smaak voor en geen vatbaarheid.
Nu verzoek ik de lezers van mijn boekje,
als zij tot hiertoe gekomen zijn, dat zij het
dan eenige oogenblikken nederleggen, en
lot zich zelven iiikeeren, en vragen; wie
ben ik? ook nog een vriend der wereld?
of reeds een vriend van God?
Het gaat u misschien als den verloren zoon
'n de gelijkenis, dat gij buiten u zelven zijl,,
ca tot u zelven komen moet (1), dat gij u zel-
ven duidelijk bevFiist moet worden vau uwen
toestand, wie gij zijt, wat u ontbreekt, in
welk gevaar gij verkeert. Of zijt gij wak-
ker geworden? Ziet gij, wat gij mist, wat
u dreigt? Vraagt gij misschien in verlegen-
beid, door vrucbteloozen strijd ontmoedigd :
hoe word ik van die wereld nog los? Ik wil
u raad geven. Wend u tot den Heilaud,
den eenigen Redder uwer ziel, en zoek
allereerst door Hem vergeving. Ik hoop,
gij ziet uwe schuld; gij wilt haar niet be-
dekken; gij acht haar groot. Voor die schuld
dan vergeving gevraagd van dien God, die
ons zelf den Redder gaf, en wilde, dat flij
leed voor onze zonden. De vergeving dier
schuld in geloove aangenomen, als zekerlijk
ook u geschonken, in kinderlijk vertrouwen
op Gods woord, dat getrouwe en alle aan-
nemingwaardige, dat genade verkondigt aan
geheel de schuldige wereld. Als gij ^al-
doet, dan zal uw verlangen, dat de liefdlt;^
voor de wereld wijke uit uw hart, quot;i®''
ophouden. Integendeel, het zal sterker
fl) Luk. XV: 17.
worden en bestendiger. Maar de onrust zat
ophouden en de vrees, en met het verlan-
gen zal ook de verwachting toenemen, dat
uw hart los zal worden van de wereld, en
God er die eerste plaats zal verkrijgen, die
Hem toekomt. Dat durven wij verwachten
van dien Vader, die zelfs Zijn'eigen ' Zoon
«iet spaarde, maar Hem voor ons overgaf.
Als wij dien Zoon aannemen, dan vertrou-
wen wij, dat Hij ons met dien Zoon alle
dingen schenken zal, en dan vooral het
noodigste, en het edelste, het aan Hem
gewijde hart, het hart waar christus in
woont. Wij vertrouwen, dat Hij ons daartoe
met kracht versterken zal door Zijnen Geest
iu den inwendigen mensch (l). Wij gevoelen
Ons te meer met die kracht aangedaan, hoe
naauwer -wij met christus verbonden -worden
en vereenigd. Verlangt gij dan, dat zoo veel
aardsch begeeren, als u nog eigen is, van
u wijke, en gij een geestelijk en hemels-
gezind mensch wordet, zoo zoek naauwe
Verbindtenis, gemeenzaam verkeer met den
Heiland. Stel u gedurig Zijne heerlijkheid
Voor oogen, waarbij geene andere haalt^
(1) Eph. III: 16 en 17,
Zijne heiligheid, Zijn' brandenden ijver voor
Gods eer. Zijne zelfverzakende liefde. Zijn
vurig verlangen naar de redding der zielen.
Zie,'hoe Hij gelukzalig is, omdat Hij leeft
bij deu Vader, en die Vader door Hem
wordt verheerlijkt, en een verloren wereld
door Hem wordt behouden. Laat de vlam
uwer liefde gedurig voedsel vinden bij dat
heilig liefdevuur, dat er brandt in het hart
van uwen Verlosser, opdat ook uw hart
er geheel van doorgloeid, en al uwe lage
begeerten er door verteerd worden. Bestrijd
vooral uwe liefde voor de wereld door het
aanschouwen van het kruis uwes Heeren-
Zie daar hoe de aardsche zin de menschen
blind maakte voor de heerlijkheid van den
Eeniggeborene des Vaders, en zij Hem ver-
wierpen, en aan het kruis sloegen, omdat
Hij hun zinnelijk verlangen niet bevredigde-
Merk het op, dat die Heer juist daar het
toppunt bereikte Zijner grootheid, juist daar
het voorwerp was vau de diepste bewonde-
ring en aanbidding des hemels, waar niets-
aan Hem overbleef, dat Hem bij den zinne-
lijken mensch aanbeval, waar Hij ten toon
hing als het uitvaagsel der maatschappij'
Leer er de groolschheid des levens, de toe-
juiching der wereld bij klein achten, en
zy het u eene vreeselijke voorstelling, dat
gij u zoudt overgeven aan genot, en baden
'n weelde, en er u de zinnen door zoudt
laten streelen, waar gij den Heer de grie-
vendste smarten ziet dragen, en naakt aan
den kruispaal ziet bloeden. Schroom daarom
echter niet Gods gaven te genieten, en ont-
■wijk niet angstvallig alle vrolijkheid, alsof
de hemelsgezinde mensch de aarde met al
Wat zij heeft en geeft verachten moest, en
hier als in een' kerker moest zuchten. Neen!
toon aan de wereld, dat de hoogste vreugd,
de vreugd in God en christus, ons hart
voor alle vreugde opent, die Gods aardsche
gaven opleveren, maar tevens tot het regte
genot en gebruik dier gaven ons terugbrengt.
De Christen is geen vriend der wereld, maar
®en vriend van God. Hij gebruikt die wereld
Onder Gods oog en geniet haar uit Gods
hand; maar hij verwacht een hooger vreugd,
Wanneer die wereld hem ontzinkt, en de
Öeer hem tot zich neemt in het huis des
baders. Lezer! laat ons zulke Christenen zijn!
Xij M. quot;WJJT amp; ZONEN, ÜruUkera van hel Nttderlaodschc
Zondelinggenof)l3chap , worden ook uitfjegovcii do
volgende KLEINE ST13KJES.
No.nbsp;Cents,
i .Evanjjelisehü lierinnetinfjen
ann Kranken............ 10
2.Over het nuttig Kerkgaan..
3.üvernbsp;het doen van Belijdei-is
4.nbsp;Een woord v. menscheu , die
niet ter kerk kunnen ganti
5.nbsp;Het Cliristendom beschnnmd
lt;5. Evangelische harinnerinjjen
7.Evangel.nbsp;herinneringen aan
Vaders on Moeders......... 15
8.Eennbsp;woord aau Vaders en
Moeders over den Dotip.. 3
9.Over het allerbeste Boek....
lO.Onderw. over liet Bijbelier.en 20
11. Levensgesehiedenis va ti den
Heer Jezus Christus......17A
12.Iets over het Avlt;»ndnia;il.... 12|
13.Opwekking tot de huisselijke
Godsdienst................ 12^
14.Samenspraak tusschen drie
vriend, over de Wedergeb.
15.Hetnbsp;Leven van William Kelly 10
16.nbsp;Drie Zamenspiaken lusschen
een'Leeraa r on een' Huism. 10
17.Hetnbsp;dorp Eerenhoef, tot vo-
rigen welvaart hersteld... 20
18.nbsp;Het nadeel van het bij de
straat loopen der kinderen. 12^
19.Waarsch.nbsp;tegen de Ontucht.. —
20.Iets V. herstelden uit kr.inkh. 12^
21.Iels voor Gevangenen.......25
22.(;eslt;;heuk der Christelijke
Geschenk voor Lidmaten.... 15
24.Uebnbsp;ik wel genoeg vour de
eeuwigheid?............. 12|
25.Tweedenbsp;(ieseh. der Christe-
lijke liefde voor Kinderen 15
26.Voornbsp;Dif'usthoden.., ......17^
27.0verde Fccsfn»............ 12.^
28.Iets voor Armlt;-n ........... 71
29.Jezus, de Geneesmeester.... 10
50.EvangeLnbsp;herinneringen «au
oude lieden.............. 15
51.Verinmelingnbsp;vnn leerz. brie-
ven en üpgt;*ekk. verhalen. 12.1
32.0pvvekk. tot weltevredenheid 12|
33.Een goed woord aan Christen-
ouders over do opvoeding. 15
54.Fraïike, de kracht des geloofs !2|
35.Schets van het leven van
Afrikaner...............
36. Waarschuwing tegen het
kwaadspreken...........
Iets over dc Zelfkennis...... 15
.ïiS.Ecn woord van onderrigt en
troost in Sterfhuizen ......20
No.nbsp;Cents. _
39.Mennbsp;doet niet wat men kan. \'lh
40.Chr.nbsp;onderrjjjt tot nmed en
hope.................. ligt;
41.Waaromnbsp;word ik niet beter.
42.Wienbsp;zijn hier op narde de
gelukkigste menschen.....15
43.Gedenknbsp;te sterven.......... 15
44.Hetnbsp;voorlgt;idden , een pligt
der Christelijke liefde----l2i
45.0pw. tot getrouwe deelne-
ming in het Maand. Gebed.
46.Troostvv.nbsp;voor Christenen... ló
47.Hijbel8chLee8bnbsp;voorKranken. 15
48.iets uit hot leven van Felis
Neir. Pred. der Waldenzeu. 20
49.nbsp;Het Geloof in Jezus Christus,
naar Joh. VI............
50.Denbsp;Christelijke Oefenschool.
51.nbsp;De (ioede Herder...........
52.Biibelsclinbsp;Onderwijs ov
's Menschen Bekeering..
53.Genadenbsp;en Pligt..........
54.Geschenknbsp;aan allen die Gods
woord mogen hooren....'
55.nbsp;De Zelfbeproeving .
56.Hetnbsp;wandelen als kinderen
des Lichts..............
57.Eennbsp;woord aan allen die
gaarne bet beste voorbeeld
wenschen te volgen...... '-r
17*
58.1ela over liet .............
59.
i.Christelijke Godsvrucht, BBcn
I'S
Vlk
15
15
l7è
1«
.Godsdienstigheid uit nood.--
.liid zonder quot;P'*»quot;''quot;quot;;'i VU/l! 1-!
.Hot beste Avondiuaalskuquot; jq
.................. ' ' '„',.' 10
.Ue beste Fakkel op de leven..-
Dweeperij
Gü.üeschicd. v. Johannes Eliot-
Gl.Eci. woori! over on/.en liecM-
telijUcn wasdom..........
(i3.lgt;e Chilsleii.............. .
63.\anprij/,ipgnbsp;van een
vruohtiö huiselijk levn.. y
64.Herinner,nbsp;van een' Dori'^^l*
65.Wenkennbsp;omtrent hol «01quot;' ''
aan schuldgevoel........
66.H»ndl.nbsp;lot do Algem. Kaart
der Christel. Zeudinsspost. •gt;
67.Denbsp;wederiijdscho plislon m
het Christel, loven.......
68.0e ware vooruilKang-• •;' quot;
68.Godsnbsp;hoogheid eu dor Sie''quot;
schen geringheid naar .H
XI,: 12—18..............
70.Hoe wil de Hoer dal «JJquot;
Discipelen onitronl 1quot;quot;
zullen geiiiid zijn,-quot;
20
I7é
17.'