TWEEDE DllUK.
te kottekdam,
^^ BIJ M. WIJÏ amp; ZONEN,
r
'wkkers van het Nederlandsche Zendelinggenootschap.
LXXVIII.
-ocr page 2-m -'.Ä
-ocr page 3-Gecommitteerden van het Nederlandsche Zende-
^'^'^ggenootschap, tot het opstellen, verzamelen en
van kleine Stukjes ter bevordering van
^'^ngelische kennis en godzaligheid, ook bij min-
^^'^efenden; — namelijk: l. dibbits, l. merens,
^'ledikanten,
h. e. vinke Th. Dr. en Hoogleeraar
Utrecht, j. moll, Jacohz. Predikant te
® Giravenliage, j. brave Predikant te Amsterdam
k. adriani, j. j. van oosterzee Th. Dgt;'. ,
te Rotterdam, overeenkomstig hun
vookbekigt.
IV
amht eu kunne bediening, dat oogmerk gaarne
willende bevorderen, en in uitzigt op des Heeren
medewerkenden zegen, bieden liet 7ievensgaande Stukje
hunnen landgenooten aan; erkennende intusschen
geene uitgave voor echt, dan loelke door een hun-
ner, of door de drukkers dezes, onderteekend is-
Do Evaiigeliegeschicdenis verhaalt ons vau vele
beminnelijke vrouwen, welke bij en met jezus wa-
) zoo lang Hij hier beneden omwandelde, cn
^'ch aan Ilcm verbonden hebben met eene liefde zoo
'^®edor, zoo sterk en opofferend, als die niet kan
^'jn, welke alleen uit natuurlijken bodera voortkomt.
' Is zeker opmerkelijk, dat waar in het Evangelie
vele bittere vijanden van jezüs optreden, niet
quot;^éno vijandin van Hem gevonden wordt. Elia. heeft
8®leden door den haat van izébel. De elia voor
^'iRistüs stierf door de wraakzucht van iierodias.
^laar tegen jezus heeft zich geen' vrouw vijandig
^erlieven. Zelfs de gemalin van pilatus, eene hei-
quot;^ensche vrouw, lijdt in den droom om jezus' wil,
laat haren man waarschuwen zich toch niet aan
^^etn te vergrijpen. En bij jezus uittogt naar Gol-
Ootlta beklagen Hem Jenizalem's dochters.
Öet heeft zijne eigenaardige bekoorlijkheid maar
zijne groote nuttigheid to staren op die vrouwen,
^'an Welke de Evangeliegeschiedenis spreekt. Vooral
haar, die tot .tezus in naauwe betrekking stonde»
of voortdurend Hem vergezelden. En onder die
eerstgenoemde verdient zij zeker boven aan geplaatst
te staan, die door God was uitverkoren, om de
moeder van den Verlosser te worden.
Lezers! op haar wijst u dit boekje, dat u al de
bijzonderheden voor den geest roept, die uit mama's
leven in de Evangeliën gevonden worden. Niet,
opdat gij haar goddelijke eer zoudt bewijzen, gelijk
helaas! velen doen in treurige jammerlijke verblin-
ding. Neen, maar opdat gij in haar zoudt zien
eene beminnelijke vrouw, in welke cheistus eene
gestalte verkregen heeft. Opdat gij van haar zoudt
leeren dien ootmoed voor God, het volgen Zijner
leiding, dat willig zich overgeven aan Hem, het-
welk het schoonste sieraad des Christens uitmaakt-
En bovenal opdat gij de genade Gods zoudt roemen
en prijzen, door welke maeia geworden is die ziJ
geweest is.
Daartoe heilige God door Zijnen Geest de lezing
en overpeinzing van dit boekje aan uwe harten!
quot;Zie, de dienstmaagd des Heeren.quot;
quot; Zalig is zij die geloofd heeft: want
de diugen, die liaar van den Heere ge-
zegd zijn, zullen volbragt worden.quot;
Lucas 1: 38 ; 45.
HOOFDSTUK I.
MARIA EN DE ENGEL.
Lucas I: 26—38.
Zes maanden zijn voorbijgegaan, sedert de engel
quot;^ABRiëL in den tempel te Jeruzalem., aan Zacharias
Verschenen was, om hem de geboorte van eenen
^oon aan te kondigen. Wederom werd nu dezelfde
hemelbode van God uitgezonden, maar niet naar
quot;^^fuzalem in den tempel. In haar stil vertrek zit
®®ne maagd eenzaam en biddende neder. Op eens
°®geeft haar een helder licht. Een engel staat voor
met gen' liefelijken groet op de gezegende
^^Ppen, en met de boodschap, dat zij genade bij
^od heeft gevonden , en uitverkoren is om de moe-
te worden van den Heiland der wereld. Wie is-
^Ü) die deze boodschap geldt?
De maagd heet maria, wonende in Nazareth, eene
■^tad in GaUlea, en verloofd aan eenen timmerman ,
name jozef. Jozef en jiakia beide zijn nit
liet geslacht van david , maar geen zweem vau ko-
ninklijken luister is thans aan hen te bespeuren. Ilicr
is alles vereenigd, wat in menschenoogen gci-ing cn
niotsbeduidend is. Al wat God doet is klein cn
gering in de beginselen; maar hoe kleiner cn zwak-
ker naar menschelijke maat iets in zijn rijk aan-
vangt , des te grooter on heerlijker voltooit Ilij dit.
Hij wil zijnen Zoon op aarde zenden. Nu moet
eeno maagd uit Galilea, de bruid van eenen timmer-
man , de moeder van dien Zoon zijn. Maagd moet
zij zijn naar de belofte (Jes. VII: 14). Maar waar-
om uit Galilea, uit Nazarethl Is wel uit GalU^'^
een profeet opgestaan (1); cn kan uit Nasareth ie'®
goeds komen (2)? Zal dan nu van daar voortkomen
de eoniggeboren Zoon des Vaders, die in den schoot
des Vaders is, die ons alles verkondigt, do HeC'i
liet hoofd aller profeten ? Zal dan nu van df'''''
voortkomen het hoogste goed? Ja, zoo zal 't zijquot;quot;
Gods gedachten zijn niet onze gedachten ; zijne we-
gen zijn hooger dan onze wegen (3). De Mcssia»
zal cr geboren v/orden, de groote koning Israels-
Waarom gaat God de voornamen, de koningsdochters
van dien tijd voorbij ? Dan w.is de Messias uit con
edel geslacht voortgesproten. Merkt op, dio al^oo
spreekt, Hij zal voortspruiten uit een edel geslacht,
de Zone Gods. Het zaad abrahams zal ceïi zoon
van david zijn. Is 't dan daarom, dat marta boven
(1) Jolgt;. VII ;nbsp;(2) Joh. 1 : 47.
(3) Jes. LV : 8, 9.
-ocr page 9-«.nderen wordt uitverkoren , daar zij is uit den linize
tgt;avids? JNIaar is dat ezne verdienste; is 't niet
Van den beginne vrije genade geweest, dat God
abraham riep naar het beloofde land, en hem de
beloften gaf; cn dat Hij in volgende eeuwen een'
herdersknaap op den troon zette, uit wiens stam de
Igt;«loofde voortkwam? Maria moest uit hot geslacht
Van david zijn, want God is getrouw en waarach-
tig in hetgeen Hij beloofd heeft. En het is immers
^'jn woord: quot;Ik heb eens gezworen, bij mijne hei-
ligheid : zoo ik aan david liege! Zijn zaad zal in
der eeuwigheid zijn, en zijn troon zal voor Mij zijn
gelijk de zon. Hij zal eeuvviglijk bevestigd worden ,
Selijk dc maan ; en de getuige in den hemel is ge-
trouwquot; (1). Maar van den beginne af door alle
®euwen der beloften heen tot aan den tijd der ver-
vulling, verkiest God vrijmagtig, het zwakke der
Gereld, opdat Hij het sterke zou beschamen, en
^vat niets is , opdat Hij hetgeen iets is te niet zou
^i'iken, opdat geen vleesch zou roemen voor Hem (2).
^Vat geheel het Oude Verbond door, met zijne ver-
'•■oostingen en waarschuwingen den menschen wordt
fcgt;®Predikt, wat door allerlei dingen van enkele per-
sonen en van het geheele uitverkoren volk ons wordt
^oor oogen gehouden, dat God uit vrije genade en
armhartigheid tot de menschen afdaalt, dat ver-
kondigt ook aanstonds het Nieuwe Verbond, als er
ö®sproken wordt van de volvoering van den godde-
(1) Ps. LXXXIX: 3G-38. (2) 1 Cor. I; 27-29.
lijken genaderaad in de volheid des tijds. Dat zij
ons allen tot vertroosting en tot verootmoediging.
Tot vertroosting, omdat niemand behoeft te zeg-
gen: mij neemt God niet aan. Hij heeft mij te
laag geplaatst, hoe zou Hij mij willen verhoogen?
Immers geheel zijn werk, elke roepstem, elke gave
zijner genade, alles te zamen, en elk op zichielvo
is eene getuigenis dat Hij het nederige verhoogt-
Maar daarom zij 't ons ook tot verootmoediging,
want alles is van God en Zijne gave. quot;De broeder,
die nederig is, roeme in zijne hoogheid; en de rijke
in zijne vernederingquot; (IJ.
Met zulk een bestaan, dat alleen God behagen
kan, moet niet slechts de genadegave, maar ook
hare aankondiging ontvangen worden. Zien wij dit m
maeia. De engel, de eerste vredebode in het N.V.,
zegt tot haar; quot;wees gegroet, gij begenadigde! de
Heer is [met u, gij zijt gezegend onder de vrouwen.quot; (2)
Omdat do engel verkondigen moet waarop patriar-
chen en profeten eeuwen door gehoopt hebben, iquot;
het als kan hij van blijdschap zijne boodschap niet
mededeelen. Hij vertoeft als bij de begroeting
verdiept zich in nadenken over den oneindigen g®
nadezegen, waarvan hij de overbrenger zijn mag^
Begenadigde! Dat is niet een lof, nog veel mm
eene aanbidding en goddelijke vereering van engelen^
lippen. Neen, daarom spreekt GAURïëL aldus makI^
aan, opdat reeds de groet dien zij hoort haar ee
(2) Lucas I: 28.
(1) Jac. I: 9, 10.
-ocr page 11-licht doe opgaan over hare aanstaande bestemming.
Iher is met u. Zij is niet verlaten en vergeten
haren geringen staat. De Heer .ziet haar aan,
quot;'et omdat Hij iets goddelijks in haar vond, maar
O'ndat zij bij Hem genade had gevonden. Geen
^voord hier van verdienende heiligheid of van vyaar-
•^iglieid, die zij in zichzelve had. Het is genade van
•len beginne af. Daardoor is zij gezegend onder de
Vrouwen.
En nu, slaan wij maria gade bij de groetenis des
®ngels. Juicht en jubelt zij; prijst zij zichzelve zalig
^tïi het woord van den hemelbode? Valt zij hem
ïn de rede om te vragen, wat hij bedoelt, wat over
haar besloten is? O neen — zij wordt zeer ont-
quot;quot;oerd. Geen woord komt over hare lippen; zij
^Verlegt bij zichzelve, hoedanig deze groetenis mogt
^'jn. Zij waagt naauwelijks het oog op te heffen.
Ziedaar het beeld des eenvouds en demoeds. Zoo
■ftoet (Je mensch gezind zijn als de glans van den
^«Helschen rijkdom in de nederigheid zijner aardsche
zijne stralen werpt. God heeft ons eerst
'•efgehad. Hij laat ons zijnen vredegroet brengen
het bewijs zijner gunst, dat Hij met ons zijn
ons tot zijne gezegenden maken wil. Als men
'^«■t regt verstaat en behartigt, hoe kan 't anders of
moet ontroeren over zulk eene blijde boodschap,
al on.s denken overtreft en den mond doet ver-
®'0Kimen. Ja als de eeuwige God met ons zijn wil
onze redder wil worden, dan is alle menschen-
taal te zwak; wij knnnen dan slechts aanbidden in
sprakoloozen eerbied.
In eerhkd ja, maar niet in vreeze! Daarom laat
diezelfde God, die zijne nabijheid verkondigt, alle
vrees van ons weren en ons lokken met de uitnomend-
heid zijner gave. quot;Vrees niet, maria gij hebt genade
bij God gevonden.quot; (1) Zoo spreekt de engel op
liefelijk gcrnststcllcnden toon. Waar vreeze is, is pijn»
cn hier moet slechts blijdschap zijn cn vreugdevolle
dankbaarheid. Daarom wordt nog eenmaal verzekerd:
gij hebt genade bij God gevonden. Dc deur tot
het geloof is het besef van Gods goedheid. quot;Wie
bij God genade vond, dien maakt God ook eere
waardig ; en dat is de regte eer , die een gevolg 'S
van Gods genade. Eer zonder die genade is een
valsch en vlugtig aardsch goed , een roof aan God;
zij kan niet bestaan. Vrees niet! Zoo spraken alle
boden Gods in de Evangeliebladen. Gods openbaring
weert alle vrees cn vordert vertrouwen. Geen slaa -
sche geest moet ons bezielen , die weder vreezcn
doet; maar een kinderlijke geest, die ons roepen
doet: Abba, lieve Vader! Maar wie kan bet Evan-
gelie zoo in zijne ziel opnemen, dat hij niets hoort
dan bet levenwoord, niets bespeurt dan de godde-
lijke liefdetoon? In wien ontwaakt niet nu en dan
eene stemme des doods , eene aanklagende stom ae
wet en des gewetens? Ja, zoo zijn wij en dat
de vloek der zonde, dat, waar iets hemelsch nade.
(1) Lucas I ; :!0.
-ocr page 13-bet kind zijne armen niet uitstrekt als naar eene
tijding uit liet vaderhuis, maar dat wij ontroeren als
Voor een veroordeelend vonnis. Daarom moet het
liefdewoord van boven, voor alle dingen de vrees
Van ons weren, en den vredegroet bezegelen met
de vernieuwde verzekering van genade.
En hoort nu , wat groote dingen aan biauia ver-
'^ondigd werden. Dus spreekt dc engel tot haar:
quot;Zie, gij zult bevrucht worden,quot; enz. (Lucas I: 31-33).
t^at is de regte zoon der belofte, het zaad van
■^lïUAn.AM, waarin alle geslachten der aarde zullen
gezegend worden. Pgt;a heeft mot den eersten adam
vloek en dood in de wereld gebragt. Maria zal
'^le moedor worden van den tweeden adam, die leven
zegen wederbrengt.
Welk eene tijding voor maria, dat haar een zoon
^vordt beloofd in zulk eene heerlijkheid. Zijn naam,
Zaligmaker; Zijn geslacht. Zoon des Aller-
^'■oogsten; Zijn ambt, Koning over het hids Jacobs in
'^'^^migheid. De aankondiging klimt van het hooge
het allerhoogste. Zij wijst terug naar de tijden
vaderen. Zij wijst vooruit in de nimmer eindi-
Sende eeuwigheid. God zij geloofd! deze aankon-
diging geldt ook ons. De dierbare .lEzusnaam maakt
kind tot een erfdeel voor alle volken en tijden,
^een .sterveling loeft cn worstelt op de wijde wereld,
'Uin wien do eeuwige Goedheid niet gedacht heeft,
zij den Zaligmaker liet aankondigen. Jezus,
d'it is de naam, benevens welken geen andere
onder de menschen gegeven is, door welken zij moeten
zalig worden. De naam dien josüa , die het volk
Gods tot de ruste van Kanaan zou voeren, ook
heeft gedragen; die naam wordt nu uitgeroepen over
Hem, die alle Gods kinderen tot de eeuwige rust en
den vrede des hemels brengen zal.
Wat zullen wij zeggen tot deze verkondiging van
Gods genade aan de menschen ? De hemel heeft
gesproken ; wat antwoordt de mensch ? Merkt op gt;
hoe de schrift ons hier tegenover elkander toont de
gedachten der menschen en de kracht Gods.
Maeia spreekt tot den engel: quot; hoe zal dat wezen
daar ik ongehuwd ben?quot; Het eerste woord, dat zij
ontroerd en verslagen spreekt, is een teeken van
den diepen indruk der ontvangene boodschap. quot; Hoe
zal dat wezen ?quot; Zoo is der menschen gewoonte-
Zoo heeft saka getwijfeld bij de belofte van eenen
zoon. En ook maria kan het gezegde niet aanne-
men , omdat zij aan zichzelve denkt. Zij twijfelt,
maar niet uit ongeloof, neen uit kinderlijke onschuld.
Zij zou geloofd hebben, zoo zij had afgezien van
zichzelve en allereerst en alleen gedacht had aan
God. Daarom wijst haar het antwoord des engels
■eeniglijk op God en trekt haar af van het schepsel-
quot;De Heilige Geest zal over n komenquot; enz. (Lucas
I: 35-87.) De zoon, waarvan de engel gesproken
zal niet uit den bloede noch uit den wil de--'
God
heeft,
vleesches noch uit den wil des mans . maar uit
geboren worden. En opdat nu haar twijfel ve
dwijno, opdcat zij geloove, wordt zij bepaald bij de
almagt Gods, en bij hetgeen die almagt kan uit-
^^'erken. Of' is niet klizabeth vruchtbaar geworden
quot;1 haren ouderdom? quot;Wie anders heeft dat gewrocht
'lan God, die spreekt en het is er, gebiedt en het
staat er?
Ook bij ons moet alle twijfel wijken. Heeft de
Heer gesproken, wat vragen wij dan nog naar wat
'Jiis ontroerd en vertsaagd harte zegt! Bij God is
geen ding onmogelijk. Hij doet teekenen en won-
deren. Waar Hij iets wil scheppen naar zijn wel-
l^ehagen en tot volvoering van zijnen raad; waar
Hij iets verordenen wil tot heil der zielen, daar
'loet alle aardsche kracht en werking wijken, voor
'le kracht van Hem, die alles vermag.
God laat ons ook heden nog zijne genade ver-
'^oudigen. Schoon niet zigtbaar door engelen, Hij
spreekt toch door zijnen Geest in zijn woord tot
•^'is , duidelijk en verstaanbaar. Hoe vaak vernemen
deze stem , in dit of dat woord der schrift,
fteeds dikwerf hadden wij 't gelezen; maar nu —
'quot;^e gansch anders komt 't ons voor; hoe roert 't
liart, als sprak eene stem: dat woord, die ver-
'Daning, die belofte, zij geldt u! Het is dezelfde
^^'aarheid, die duizenden heeft opgewekt, verkwikt
vertroost. En toch is 't ons nu zoo ontwijfel-
aar zeker: het is voor mij geschreven. En nu, als
^l) u dan zeggen laat in zijn woord, wat heerlijks
bj over u besloten lieeft in vrije genade , dat Hij
ook in u cen nieuw loven wil scheppen, dat Ilij
zijnen Zoon, die voor u geboren werd, ook in «
wil laten geboren worden , zoodat gij wedergeboren
wordt, cn zoodat 't nu voortaan niet meer gij zijt
die leeft, maar cheistus in u. Als God u dat laat
zeggen, verwondert gij u ook niet als nioodemcs;
vraagt gij niet: hoe zal dat wezen? Maar de Hei-
land beeft allen twijfel verbannen , als Hij wees op
den H. Geest. Hoe zal 't gebeuren ? Men weet 't
niet. Maar het gebeurt. Vaak als in een storm i
die alles wat hoog is nederwerpt, zoodat men in
den angst der ziel do oogen leert opliclfen naar
boven , vanwaar alleen de hulpe kan komen. SofflS
ook als in de lente, wanneer cen adem des levens
als 't ware over do aarde gaat, die nieuw leven
schept uit den dood. Gods Geest doet hot; maar
hoe Hij werkt, wie zal 't zeggen! Dat Hij werkt
blijkt uit de gevolgen, maar het hoe blijft verbor-
gen. Houdt u aan Gods woord en belofte. En ziet
gedurig op de voorbeelden van hen, die door God
gevormd zijn tot uitverkoren werktuigen voor Hem
en zijne zaak.
Maar waar dan de Almagtige God spreekt tot onquot;
zwakke hart; waar bij twijfel cn vcrtsagcn de Hod'
ons van dc aarde naar boven wijst, tot de onuit-
puttelijke bron van kracht eu leven, moet daar met
quot;de ziel stil worden tot God, in Wien ons hcU
is?quot; (1) Gewis, zoo leert ons ook jiakia, waar z'J
(t) Ps. LXII ; 2.
^pl'ak: quot;Zie de dienstmaagd des Heeren; mij ge-
quot;■chiede naar uw woord.quot; Gelijk eens david tot
'^od sprak in den gebede: quot; nu dan, Heere Heere !
^ij zijt die God en uwe woorden zullen waarheid
^'Jö, en Gij hebt dit goede tot uwen knecht gespro-
zoo believe het U nu, en zegen het huis van
''Wen knecht, dat het in eeuwigheid voor uw aan-
S®2igt zij.quot; (1) Zoo spreekt hier de dochter davids
den geloove. Luxiiisk zegt: quot;Maria had hier
voorbeeld, waaraan zij zich houden en waar-
l'^ede zij zich sterken kon; daarom moest zij alle.s
aten varen, ook zich zelve, en alleen zich vast-
^quot;'emmen aan het woord van den engel.'' Hoe is
ziel gansch stil! Hoe onderwerpt zij zich aan
^od! Hoe buigt zij zich onder de geheimziunige
bodschap ! Hoe verstomt zij voor de kracht Gods ,
'®ns dienstmaagd te zijn, aan Wien zich over te
^^ven met al wat zij is en heeft, van nu aan in
■^''lleti ootmoed haar lot zal zijn. Ja in stillen oot-
quot;loed buigt zij voor God, om als dos Heeren maagd
te worden, ook tegen het lijden dat over haar
^'^'öen zal. Voorwaar, een groot geloof heeft zij
^ ad, dat alle zigtbare tegenstrijdige dingen over-
^^ inen heeft en alleen aan het woord Gods zich
vastgehouden. Zij sluit als 't ware hare oogen
Vertrouwt God, dat Die magtig is alle deze
o®n te volvoeren, hoeveel daar ook togen strijden
'') 2 Sam. VII: 27, 28.
-ocr page 18-moge. En omdat zij gelooft, daarom geschiedt haai'?
gelijk de engel heeft gesproken.
Zal haar voorbeeld ons niet tot navolging op-
wekken, wie wij ook zijn, aanzienlijk of gering»
jong of oud? Immers wij hebben allen eenerle»
roeping, dienstknechten en dienstmaagden des Hee-
ren te zijn, en Hem te verheerlijken in ootmoedig®
werkzaamheid. Het aardsch beroep voert den een
her-, den ander' derwaarts. Maar wij hebben allequot;
dezelfde hemelsche roeping, in geloof de genade des
Heeren aan te nemen, en als de zijnen in zijquot;®
kracht en tot zijne eer alles te doen, in woorden
en in werken.
De engel verlaat maeia. Daar ligt zij neder op
de knieën, met gebogen hoofd en gevouwen handengt;
haar hart klopt, zij verstomt vuor het wonder vaquot;
genade haar verkondigd. En daarboven knielen
engelen aanbiddend voor den troon Gods, Die,
de tijd vervuld is, naar zijnen ondoorgrondelijk®^
liefderaad ,
worden.
laft
alle zijne beloften Ja en Amen
hoofdstuk 11.
MARIA EN ELISABETH.
Lucas I; 39—56.
als zij
Nog zien wij maeia in verbeelding, zoo_ ^^^^^
biddend ligt nedergeknield. Maar nadat ziJ
haar hart voor God had uitgestort, hoe 20
''ebben kunnen alleen blijven? Neen, heeft zij de
goddelijke boodschap met hare gansche ziel geloovig
^8.ngenomen, zij staat nu ook op, en reist met
'^^ast naar het gebergte, in eene stad Juda. (1)
^aar woont hare nicht klizabeth, reeds ver op
'lare dagen gekomen, maar regtvaardig voor God,
handelende in al de geboden en regten des Heeren,
onberispelijk. Die vroomheid is de band, welke
^^'^RU aan haar en haar aan maeia verbindt, en
alleen maakt vriendschap welgevallig bij God.
^er is geen nabijheid van woonplaats, geen ge-
'Jkheid van stand, geen gelijkheid in jaren. Neen,
^^^ de eene zijde zien wij eene geringe ieugdige
ȟaagd; aan de andere zijde de bedaagde gade eens
^l'iesters; en beide wonen verre van elkander. Maar
is eenigheid des geestes, gemeenschap in het
en levend geloof in den God Israëls. Dat
^^een geeft grond en duurzaamheid aan alle gemeen-
^^ ap (Jep harten; en allerminst is daar ouderdom
Scheidsmuur. God rekent niet naar de jaren
® tellen; maar Hij ziet ons aan en beoordeelt
Ojjo j
eti _ ^'naar, of wij toenemen en wassen in geloof
'iefde en rijpen voor den hemel. En deze reeds
band van vrome liefde, hoe is hy nu nog
^^ er geworden, daar maeia van den engel heeft
^ •'looien, hoe God ook aan elizabeth een won-
^ heeft gedaan. En waarheen, in het volle ge-
® der haar te beurt gevallene genade waarheen
Lucas i : 39.
zal zij dan nu anders zich wenden, dan werwaarts
de engel zelf haar wijst? Waar kan zij beter dquot;
rust vinden , dio zij behoeft, waar beter een hart
om haar to verstaan, dan juist in het huis van
zacharias, bij hare nicht elizabeth?
En wat zegt zij ons, die daar henenreist uit
drang van haar hart en met haastige schreden? O,
als God zijne liefde aan u verheerlijkt, dan moog'
gij niet stille zijn; neen, gij moet u gedrongen g®'
voelen om zijn prediker, zijn getuige te wordequot;'
God zegent wel in stilte en giet de volheid zijquot;®''
gaven uit ook over een geslacht, dat Hem nie'
kent en Hem niet dankt. Maar als Hij het hoogs*®
geeft, als Hij zijnen Zoon geeft tot heil der wereld »
en alzoo zijne liefde jegens ons bevestigt, als B'J
eenen armen en geringen in CHRiSTtrs aanneeffl*''
dan moet de begenadigde vermelden en roemequot;
barmhartigheid, hem geschied van Dien, die ovequot;quot;
de geheele wereld gedachten des vredes had.
Dat moeten wij doen luide en met blijdschap
iedereen; maar allermeest zullen wij ons getro^k®^
gevoelen tot hen van wie wij weten , dat zij ft'® ^
begenadigd zijn. Zoo zult gij aan elkander ^^^
bonden worden; en bestond er reeds vroeger ^^^
band, eerst nu zal die vast en heilig ^'orden,
dan is hij ook in den hemel gelegd. Dan zij^S^^
vereenigd in den naam des Heeren, en de ^^^^^
zal naar zijne belofte in uw midden zijn- (1)
(t) Matth. XVIII: 20.
-ocr page 21-^ARii u dat leeren, u ten spoorslag, u tot vreugde!
Wij zien maeia de woning van elizabeth bin-
nentreden , en naauwelijks heeft deze hare groetenis
gehoord, of zij wordt vervuld met den Heiligen
^eest. „ Vrede zij met u!quot; zoo zal maeia hebben
gesproken met den gewonen Oosterschen groet, en
niet alle zegen daarin opgesloten , en is niet
alles daarmede gezegd? Het is zoo, woorden alleen
baten niet en werken niets uit. Maar de gi'oet van
^■^Ria doortintelt elizabeth, omdat hii voortkomt
'iit een hart, dat vol is van de ervaring van god-
•lelijke genade en omdat hij gebragt wordt tot een
^foom hart, dat eveneens Gods gunst heeft onder-
bonden. Ziet, hoe zij tegenover elkander staan, een
^ooneel zonder wederga, de hoogbedaagde eliza -
, onder het hart dragende den grootsten van
, (Jie van vrouwen geboren zijn, den laatsten
grootsten aller profeten, die vóór den Messias
''al henengaan in den geest en in de kracht van
en tegenover haar de maagd maeia, de bege-
onder de vrouwen , het heil der wereld in
.^■quot;en schoot dragende : — het Oude en het Nieuwe
®''bond , de Wet en het Evangelie, de morgenster
der geregtigheid, de belofte en de ver-
quot;'g- Gewis, het is eene gansch bijzondere ont-
^■ülli
üioe
quot;'quot;ig; en dit kunnen wij hier ter onzer beschamin*)
quot;quot;-'en, watnbsp;^ twee vromen elkander out-
^'Juten cii uit een hart vol van liefde en dank
cCns Qod elkander groeten, en als dc stroom der
liefde en den Heiligen Geest uit het eene hart in
het andere overgaat. Helaas! dat ons groeten zoc
vaak lippenwerk is, waarvan het hart niets gevoelt
Helaas! dat er zoo vaak leugen en bedrog is op
de tong, onder vriendelijke woorden, terwijl het
hart onverschillig is, of erger nog, verachting equot;
bitterheid koestert.
Elizabeth werd vervuld met den Heiligen Geest-
Uit het volle hart riep zij uit met eene groote
stem : Gezegend zijt gij onder de vrouwen en ge^®'
gend is de vrucht van uwen schoot. Ziedaar
eerste vrucht van den Heiligen Geest, als
twee harten verbindt, de liefde, die ook in ande-
ren den zegen Gods opmerkt, en opregt zich da»''
over verheugt , zonder aan zichzelve te denken-
Elizabeth bemerkt aanstonds door den Heilig®^
Geest, wie daar voor haar staat; zij ziet m
geringe maagd, in de jeugdige vriendin de moede^
van den Heiland der wereld, en nu stort zij n®'
hart uit , om haar te roemen als de gezegende *
haar geslacht van wege de vrucht van haren scu
Waar groeit zulk eene opregte, zich zelve
getende en verloochenende liefde op natuurlij ^^
grond? Neen, zij kan slechts voortkomen
echte goddelijke liefde, die niet afgunstig is
zelve niet zoekt. Hoe vaak wordt onder
vigen en onbekeerden, en nog erger m
kringen, waar 't meer dan ergens behoefte
eenigheid des geestes zamen te zijn, opdat dc
ke op den sterken broeder zou kunnen steunen;
üoe vaak wordt daar de broederlijk hulp belem-
quot;'isi'd door boos en vleesehelijk ijveren, daar men
'Afgunstig op anderen nederziet! O ! dat wij ter
onzer beschaming ons spiegelen aan elizabeth ,
•iia vol vreugde en vrij van allen nijd en afgunst
llARu's geluk roemt en verheft. Nijd en afgunst,
quot;doodvijanden van de eenigheid des geestes, komen
Voort uit zelfzucht, die ons alleen voor ons zelve
doet leven , in plaats dat wij ons deelen en leden
houden gevoelen van één groot geheel, waarvan
het welzijn in onze mate te bevorderen hebben,
zelfzucht is 't, waaraan alle gemeenschap onder
krank ligt; zij is het vergif der zonde,
het leven doet wegkwijnen en sterven. Dat
sluipt ook in hen, die naar chiustüs zich
quot;oemen, in plaats dat bij hen zijn Geest, die der
lefde en des vredes, heerschappij voert. Voorwaar!
^oo allen alleen Gods eere bedoelden, hoe zou het
^'gchaam van chkistüs wassen tot mannelijke rijpheid
goddelijke grootte. Het is zoo, niet gemakkelijk
^^ niet op het onze, maar alleen op dat van an-
en boven al op God te zien. Maar mag dan
aarom eene edele gezindheid ons ontbreken , omdat
slechts door strijd en zelfverloochening de onze
^ordt? Elizabeth zag in maria de gezegende, van
Heere namelijk, en daarom geeft zij aan deze
® En later verheugt zich haar zoon johannes
vriend des bruidegoms, over de stem des brui-
degoms , die de bruid heeft, en wassen moet terwijl
hij zelf minder wordt (1). Wie over het geluk van
den naaste, die door God gezegend wordt, zich niet
verheugt, maar bedroeft; wie hem zelfs in stiltquot;
vloekt, in plaats van hem te zegenen, hij is een
dood lid aan het ligchaam van christus. Als wij
iemand nevens ons zien, die grootere geestesgaven
van den Heer ontving dan wij, dan blijft 't nog al-
tijd onzen pligt, den Heer ootmoedig te danken
voor het licht, dat Hij in ons heeft ontstoken, öf
mogen wij ooit vergeten te danken voor den zegen r
dien God op onzen zwakken arbeid schenkt? Moeten
wij niet met groote vreugde God roemen, die aan
sommigen zooveel heeft gegeven tot eer van zijne»
naam, en die ons daardoor wil versterken en oP'
bouwen ?
Zoo doet elizabeth, als zij spreekt: quot;van waar
komt mij dit dat de moeder mijns Heeren tot mV
komt.quot; Zoo gaat 't in het rijk Gods, dat de grooter^
komt tot den mindere. Vau waar komt ons dat, da'
de Heer zelf tot ons komt, dat Hij voor ons iquot;
het vleesch verschijnt, omwandelt in do gestalteni»
van eenen dienstknecht, zich overgeeft aan den
ter.sten en smadelijksten dood ? Van waar komt ons
dat, dat Hij uit de heerlijkheid overgaat in dc ge-
ringheid, uit den rijkdom in de armoede, ui'
leven in don dood I Van waar ! Het is eeuwige out
lerming, die alle denken overtreft, van Hom die»^''
(n Joh. TH : 29. 30.
-ocr page 25-opene liefdearmen tot ons zondaren zich nederbuigt.
O zoo vaak Hij u tegenkomt met zijn woord en de
gave zijner genade, zoo vaak Hij u oprigt en ver-
troost , bebt gij ootmoedig te vragen: van waar komt
toij dit? quot;Wat is de mensch dat Gij zijns gedenkt,
en de zoon des menschen, dat Gij hem bezoekt?quot; (1)
Omdat het kleine te zwak is, komt het groote het
te gemoet; omdat het uit zichzelve niet naar boven
kan, buigt het groote zich liefdevol tot het kleine
neder. Dat wij de hand aangrijpen, die ons tot
^ich trekken wil!
Elizabeth is begonnen met het roemen van Gods
gunst, zij eindigt met het geloof te roemen, dat de
genade des hemels zich toeeigent. quot;Zalig,quot; spreekt
^ij, quot; is zij, die geloofd heeft: want de dingen die
^aar van den Heer gezegd zijn, zullen volbragt
■borden.quot; Wie gelooft, wordt zalig. Zoo zegt het
l'^'^angelie. Vraagt men aan de wereld, wie zalig
dan wijst zij op hem, bij wien alle kamers en
kasten zijn gevuld , die prachtig en in vreugde leeft,
quot;^ie alom geëerd is, die alles vindt en heeft wat
^ijn hart wenscht. Maar neemt men Gods woord
'ot 'wegwijzer, dan hooren wij andere dingen, en
■^^'orden gewezen op een hart, dat zich onwrikbaar
'^quot;quot;(It iian Gods woord en aan do belofte zijner ge-
f'^Kle. Als geloofsheldin is makia groot en zalig,
^^'aiit eerstnbsp;mou klein is in ^ieb zelve, is men
Ps. VITI: :gt;.
-ocr page 26-groot voor God. Ootmoed en geloof verheffen in
het rijk Gods tot hooge eere.
Maar heeft nu elizabeth makia geprezen als de
gezegende des Heeren , nu heft zij zelve haar lof-
lied (1) aan ter eere van haren God. quot;Mijne ziel
maakt groot den Heer en mijn geest verheugt zich
in God, mijnen Zaligmaker.quot; Dat is doel en grond-
toon van geheel haar lied. Den Heer wil zij ver-
heerlijken, in haren Zaligmaker zich verheugen. Het
is geheel natuurlijk dat zij eerst aan zichzelve denkt,
aan wie God zoo groote dingen gedaan heeft. Maar
uit de boodschap des engels weet zij ook , dat God
gedachten des vredes had over zijn geheele volk-
(1) Wat den inhoud en de waarde van maria's lofzang
aangaat, 't is noodig daaromtrent het volgende aan te merken-
Iedereen kan gevoelen, dat het hoogst twijfelachtig is, dat
lucas letterlijk den inhoud van maria's loflied heeft medege-
deeld. Zou dan de Evangelist haar woorden op de
hebben gelegd, die zij nooit heeft gesproken ? Dat zij verre ■
Wij gelooven, dat maria zelve, wel niet woordelijk, m®®'^
toch in de hoofdzaken, in lateren tijd heeft verhaald, wat JO
deze ure geheel hare ziel vervulde. Dat zij zich die kon
herinneren, is ligt aan te nemen, waar wij opmerken,
haar lied de sporen draagt van aan het O. V. te zijn ontleen •
De opmerkzame Bijbellezer bespeurt ras de overeenkomst tas-
schen maria's lied en het lied van hanna (1 Sam. H = gt;
Was maria vertrouwd met de spraak der H. S., wie acbt e
niet waarschijnlijk dat vooral de geschiedenis vau hanna ® ^
voor den geest is geweest, sedert de engel haar verschenen was ^
En is dit gansch natuurlijk, dan begrijpt men ook ligt- ^^^^
zij, in eene ure als deze, haar vol gemoed heeft
in een lied, in vele opzigten overeenkomende met da
SAMliEi.'s moeder.
Haar loflied is een roemen der heilige barmhartig-
heid. quot;G-od heeft de nederheid zijner dienstmaagd
aangezien.quot; (2) Niet hare nederheid roemt zij; nog
Winder haren ootmoed, maar de liefde Gods, die
op haar nederzag. Daarom: quot;zie, van nu aan zullen
mij zalig spreken al de geslachten.quot; Ja, wij prijzen
haar zalig, en zoo lang het Evangelie zal gepredikt
Worden, zal men van haar spreken als geloofsheldin
en haar zalig noemen om de gezegende vrucht van
haren schoot. Maar gij, die haar heilig noemt en
^'oor haar nederknielt als honinginne des hemels, en
hare voorspraak inroept bij haren zoon, o hoort
■^vat zij in haar loflied u toeroept I Gij rooft haar
haar schoonste sieraad, den krans des ootmoeds.
Zij wijst uwe aanbidding af en rigt uw oog en hart
tot Hem, quot;die groote dingen aan haar gedaan
heeft. Hij die magtig is en heilig is zijn naam.quot;
Zalig mag zij genoemd worden, maar niet omdat
^ij iets is in zichzelve, neen, omdat zij alles wat zij
is en heeft, uit genade ontvangen heeft, van Hem,
quot;wiens barmhartigheid is van geslachte tot geslach-
te over degenen, die Hem vreezen.quot;
Roemt MARIA de eeuwige barmhartigheid Gods,
ziet ook in den geest het oordeel gaan over den
trots der menschen en haar loflied wordt een roe-
van de heilige geregtigheid Gods. quot;Hij heeft
krachtig werk gedaan door zijnen arm: Hij
(2) Nederheid d.i. den vernederden staat, waarin zij, de
afstammelinge van david , zich bevond.
heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten
hunner harten; Hij heeft magtigen (1) vpn de troo-
nen afgetrokken en nederigen heeft bij verhoogd.
Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld; en
rijken heeft Hij ledig weggezonden.quot; De bezielde
zangeres ziet den Hartekenner, hoe Hij scheiding
maakt en oordeelt volgens onbedriegelijken maatstaf,
omdat zijne oogen zijn als vuurvlammen, en Hij
harten en nieren proeft. Hij maakt scheiding tus-
schen hoogmoed en ootmoed. Wie hoogmoedig zijn
verstrooit Hij. Zij mogen beraadslagen tegen den
Heer en zijnen Gezalfde, die in den hemel woont
bespot hen. Als kaf voor den wind, verstrooit Hij
hen , en Hij vangt de wijzen in hunne arglistigheid-
Magtigen rukt Hij van de troonen, maar niet omdat
zij magt hebben, want alle magt is van God, maar
omdat zij hunne magt willen gebruiken zonder en
tegen God, omdat zij magt willen uitoefenen, a^®
ware die hun niet van boven gegeven. Nedtrigei^
verhoogt Hij, dat zijn niet de zwakken en geringen
als zoodanig, maar zij die in ootmoed alles aanne-
men als uit Gods hand. Het zijn de zachtmoedig«quot;
die het aardrijk zullen beërven, de dwazen bij de
wereld , door wie God alle vleeschelijke wijsheid te
schande maakt. En hoe oordeelt God de ri/'A-t-H,
die in het aardsche hunne zaligheid vinden, en zquot;quot;'
der honger en dorst naar het eeuwige in luin hai
(1) Maria doelt hier vraurschijnlijk op iikuodes en ^gt;.1quot;
geslacht.
spreken: ik ben rijk en verrijkt geworden en heb
geens dings gebrek. Deze zendt Hij ledig henen.
Niets ontneemt Hij hun, Hij laat ze dio zij zijn.
Daar gaan zij nn door de wereld zonder voedsel
voor de onsterfelijke ziel, die verkwijnt, en wier
krijten om verzadiging zij in de wereld zoeken te
verdooven, tot dat de nacht des doods, waarin hun
goud en zilver niets hun baat, tot dat deze hunne
armoede en naaktheid openbaart, en zij nu te laat
inzien dat zij de roepstem in den wind sloegen:
quot;Ik rade u, dat gij van Mij koopt goud, beproefd
komende uit het vuur, opdat gij rijk moogt worden,
en witte kleederen opdat gij moogt bekleed worden,
en de schande uwer naaktheid niet. geopenbaard
Worde; en zalf uwe oogen met oogenzalf, opdat
gij zien moogt.quot; (1) En zoo komen zij in de
eeuwigheid , waar de pijn van het eindeloos ontbee-
ren eenen aanvang neemt. Anders de hongerigen. (2)
Hen vervult God met goederen. Zoo gaat het ook
de geestelijke armen , die met smachtend verlangen
•litzien naar het leven uit God, en wier wenschen
en trachten met alle schatten der wereld niet wordt
bevredigd. Zij nemen de toevlugt tot Gods
genade in chkistus. En zij vinden eeuwig leven
«n volle bemoediging. Zoo is het Godsgerigt door
(1)nbsp;Openb. III: 18.
(2)nbsp;In het loflied worden door hongerigen , allerlei behoef-
den bedoeld,—■ tegenstelling van ds rijken waarvan zoo even
gesproken was.
alle eeuwen, waarvan david reeds zong in den
123den Psalm. Dat oordeel aanschouwt maria in
den geest, en daar zij het ziet wordt haar loflied
ook een roem van Gods trouw en waarheid.
quot;Hij heeft israel, zijnen knecht, opgenomen,
opdat Hij gedachtig ware der barmhartigheid, gelijk
Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot
abraham en zijn zaad, in der eeuwigheid.quot; De
heilige God kan zichzelve niet verloochenen; zijn
naam is: Ik zal zijn, die Ik hen. Hoe was het
volk der belofte thans in het stof vertreden, een
spot der volken , zoodat het scheen, als of God,
die het had uitverkoren, het had vergeten. Maar
neen ! Slechts voor een wijle had hij zijn aangezigt
verborgen, opdat allen die de verlossing Israëls
verwachteden, met des te meer ijver Hem zouden
zoeken. Nu gedacht Hij zijner barmhartigheid.
Het is, als ontwaart maria de trouwe liefde van
Israëls God voor zijn volk, waar zij de vervulling
vermeldt van het gesprokene tot de vaderen. Neen ,
de ontrouw der menschen kan Gods trouw niet
vernietigen. In weerwil van deze blijft de waarheid
zijner beloften staan. Daarom mogen ook wij met
maria juichen , vraar zij de barmhartigheid vermeldt
van den regtvaardigen en getrouwen God.
Hoeveel kunnen wij leeren, als wij ter schole
gaan bij deze vrome maagd, dio haar hart uitstort
voor God ! Het eerst roemt zij niet de gave , maar
den Gever Roept zij ons niet toe : verblijdt u m
den Heer te allen tijd? Dat is de ware Godebeha-
gelijke vreugde des Christens, dat hij bij alles wat
tot hem afdaalt van den Vader der lichten, aller-
eerst aan de bron denkt, en niet den dank aan den
Grever vergeet door met alle zyne gedachten aan de
gave zich te verkleven. Ja, ook als wij van men-
schen iets ontvangen, ook dan moeten wij over het
Schepsel heen opzien tot den Schepper, die ons
Vriendelijk zegent op allerlei wijzen, langs allerlei
Wegen. Zoo alleen ontvangen wij, verheugen wij
ons, danken en gebruiken wij op de regte wijze,
öan denken wij niet aan onszelve en aan eigene waar-
quot;i'gheid, maar belijden: Heer! ik ben geringer dan
alle weldadigheid, die Gij mij bewijst. De vreugde
den Heer maakt ootmoedig voor God. De geze-
gende onder de vrouwen, de zalig genoemde door
quot;■lle geslachten, geeft God alleen de eer. Wilt gij
van haar leeren, als God u verheft boven an-
als anderen u verheffen? Voorwaar! gij
■^oogt de genade en de gave niet verloochenen,
^ok MAEIA zingt: quot;groote dingen heeft Hij aan mij
Sedaan.quot; Maar waakt tegen zelfverheffing, als God
'' verhoogt. Hoe hooger Hij u plaatst, buig gij u
te dieper voor Hem, leg u neder aan zijne
oeten, en spreek: quot;Heer! Gij zijt waardig te ont-
■''Qgen prijs en eer en kracht.quot; Den ootmoedigen
«gt;6eft Hij genade. Daarom hoopt op Hem!
^ ^Iauia bleef drie maanden bij elizabeth, en
eerde toen weder huiswaarts. Welk een tijd zal
dat. geweest zijn! Uit mabia's loflied kan men
eenigzins afleiden, welke gesprekken de vrome vrien-
dinnen gehouden hebben. In den lusthof des Heeren,
in zijn Woord, plukten zij de geurigste bloemen,
de schoonste beloften aangaande den Messias om
elkander in het geloof te versterken. En welk een
zegen zal maria van daar hebben weggedragen
naar het stille Nazareth! Daar wedergekeerd peinst
zij over het wonder van genade, haar geschied, tot
dat weldra de dagen vervuld worden, dat zij de
gezegende vrucht van haren schoot ter wereld brengt-
HOOFDSTUK Ilf.
MARIA EN HET KIND .IP:ZUS.
Jozef, met wien maria ondertrouwd was, wa»
regtvaardig. Toen zij nu zwanger bevonden werd
uit den Heiligen Geest, wilde hij haar n»®*^^
-openbaarlijk te schande maken, maar was van
haar heimelijk te verlaten. (1) Zoo moest dan het-
zelfde kinderlijk geloof, dat maria had doen .spr®'
ken: quot;zie de dienstmaagd des Heeren, mij ge.schiede
naar uw woord,quot; datzelfde geloof moc.st haar (io®quot;
uit-
pertrouwen, dat God wegen cn middelen zou
vinden om haren verloofde van hare onschuld t®
(1) Matth. I: 19.
overtuigen. Het was goddelijke leiding die maria
terughield , zich aan jozef mede te deelen. Al had
met de grootste getrouwheid hare omstandigheden
tem verhaald, den twijfel had zij bij hem niet kun-
fien weren. En de openbaring, die hem te beurt
^lel, zou zoo rein en krachtig niet hebben gewerkt,
^u verscheen hem de engel des Heeren in den
droom, zeggende: quot;jozef, gij zoncDAViDs! zijt niet
'bevreesd makia uwe vrouw tot u te nemen ; want
hetgeen in haar ontvangen is, dat Ls uit den Heiligen
^eest. En zij zal eenen zoon baren, en gij zult
^'jnen naam heeten jezüs, want Hij zal zijn volk
'^'^lig maken van hunne zonden.quot; (1) Jozef, als
Seloovig en gehoorzaam dienstknecht des Heeren,
''oet zoo als hem bevolen is; hij neemt maria tot
En niet slechts is hare eer nu in zijne oogen
neen, hij weet ook, hoe hoog zij bij God
aangeschreven; daarom wil hij niet anders
gt; dan de pleegvader van het heilige, dat uit
^fiA zou worden geboren. In volgende dagen zou
l^ch geloof en ongeloof daaraan openbaren , of men
^ JEZUS slechts den zoon van jozef of den Zoon
levenden Gods erkent.
^ Zes maanden zijn voorbij gegaan, sedert maria's
bij elizabeth. Daar gaat een gebod uit
den keizer augustus, dat de geheele wereld
^®®chreven zou worden. Ieder moet daartoe gaan
' zijne eigene stad. Daarom gaat ook jozef met
Matth. I : 20, 21.
maria in hoogst zwangeren toestand, van Galilea
uit de stad Nazareth, op naar Judea, tot de stad
davids, Bethlehem. Hoe bezwaarlijk zal die tog'
juist nu voor maeia geweest zijn! Hoe begint reeds
nu de beproeving van haar geloof! Maar zij gaa'
gewillig; en terwijl zij meent slechts den aardschen
heerscher te gehoorzamen, dient zij den wil en de
eere Gods. Augustus is met zijnen wil en zij°
gebod slechts een werktuig in de hand van don eeu-
wigen God, die door zijnen profeet Bethlehem a'®
geboorteplaats van den Messias had laten verkon-
digen (1), Hij, die toen de wereld beheerschte'
moest even goed als de timmerman uit Nazareth, di®
des keizers gebod gehoorzaamde. Hem dienen,
wien de engel gezegd had: quot;Zijnes koningrijks
geen einde zijn.quot; Des konings hart is in de haD^
des Heeren als waterbeeken, Hij neigt het tot
wat Hij wil (2). Maeia gaat den haar moeijelijk®quot;
weg. O , leeren wij van haar, ook daar waar ov^
oogen niets zien, en waar het stil en getrouw g®^
hoorzamen ons zwaar en bang valt, leeren wij
van haar in eenvoud en ootmoed onzen weg te
Geen' schrede in vrome godsvrucht afgelegd is ^^
vergeefs. Alles moet dienen tot eere Gods. ^
zijn zelfs de magtigsten der aarde innbsp;^iin
bestuurt Hij hunne trotsche gedachten zoo, da
raad wordt ten uitvoer gebragt, dat wij dan a^^^^^
van alles wat groot Is in de wereld, en m p
(1) Micha V: 1. (2) Spr. XXI: l-
^an vleesch tot onzen arm te stellen , eeniglijk bou-
wen en ons verlaten op God, op Hem alleen.
Maar eerst in Bethlehem, werwaarts zij zoo willig
Was heengetogen, begint voor maria de zivare ye-
^'^ofsheproeving. Nergens meer is voor haar eene
plaats te vinden, dan alleen in een' stal. Daar is
'lare ure gekomen, en zij moet haren eerstgebüi-en
in eene kribbe ter ruste leggen, Hoe zal 't der
lioeder zijn geweest! Zijn aldus Gods wegen, nu
^et heil der wereld in het vleesch verschijnt! Welk
®®ne woning voor den Zoon des Allerhoogsten!
^^elk eene rustplaats voor den koning over het huis
'acobs , wiens rijk zonder einde zal ziju ! Is er
Overeenstemming tusschen die armoede en gering-
en de heerlijkheid van het kind nu geboren?
^laar neen, marta ergert zich niet. Zij heeft ge-
werd stille tc zijn en te hopen op het heil des
^®eren. Wat bekommert haar die geringheid om
^ar henen! Heeft zij zelve niet ondervonden hoe
od tot de nederigen en geringen afdaalt? — Neen,
eens, zij ergert zich niet. Zalig is zij , die go-
heeft. Vol heilige moederweelde staart zij op
krib en roemde zeker God in haar hart, die aan
groote dingen gedaan had, en dooi' dit kind
S^'oote dingen wilde doen aan de wereld. Is maria's
b^orbeeld ook beschamend voor iemand onzer? Er-
^^'■en -wij ons ook aan Bethlehem's stal cn krib, en
de gestaltenis eens dienstknechts van don Zoon
Allerhoogsten? O, dat wij niet ondankbaar
vergeten, welk een rijke zegen ons deel is geworden
door de armoede van Gods Zoon. Dat wij toch een
geopend geloofsoog hadden, als maria, wij zouden
in den geest aanbidden bij de kribbe van Bethlehem-
Is 't niet een steun voor ons geloof, dat wij ver-
vuld zien, wat voor maeia nog in de toekomst ver-
borgen lag? Het kindeke in de kribbe, heeft 't niet
millioenen rijk gemaakt, en uit zijne volheid genade
voor genade doen ontvangen? Waarlijk, die ar-
moede in Bethlehem is voor iedereen een Evangelie-
De Zoon des Allerhoogsten is den menschenkinderen
gelijk geworden, ten teeken, dat Hij voor alle»
gekomen is, voor rijken en armen te gader. Zijne
geringheid en armoede, o, dat zij ons ootmoedig
make, opdat wij nimmer klagen en twisten m®^
God, over wat zijn eigen Zoon vrijwillig heeft ge-
dragen. Zijn deelnemen aan al het onze', o dat _
ons verheugd en getroost make, want nu kan BiJ
een getrouw en barmhartig Hoogepriester zijn, n»
medelijden hebben met onze zwakheden. HoU e
wij ons als maria aan het woord Gods , dan z»
wij demoedig en aanbiddend nederknielen voor
Hem, die zijn zacht maar tevens ernstig vermanen
woord ook ons doet hooren : quot;Zalig is hij , die aan
Mij niet zal geërgerd worden.quot; (1)
(1) Xucas VII: 23.
-ocr page 37-hoofdstuk IV.
MARIA EN DE HEEDEBS.
Lucas II: 8—20.
Willen wij de zegepraal des geloofs zien, de
iiacht, waarin jezus geboren werd, geeft ons haar
aanschouwen. Terwijl in de stal van Bethlehem
^lles van armoede getuigde en van geringheid;
■^velk eene getuigenis van Goddelijke^ heerlijkheid
Werd daarbuiten gegeven op het veld, waar herders
hunne kudde bewaakten; hetzelfde veld, waar eens
ï*avid, de vrome herdersknaap, zijne psalmen zong.
De heerlijkheid des Heeren omscheen de herders en
'^it den mond eens engels, die hunne vrees aan-
stonds verbande, vernamen zij de blijde boodschap
^an vreugde allen volke, omdat geboren was de
Zaligmaker, welke is christus , de Heer in de stad
Daar daalt onmiddelijk daarop eene me-
engelen neder en zingt een' lofzang Gode ter
) die in menschen een welbehagen had. Hier is
eerste Evangelieprediking, en geringe herders zijn
quot;^e eerste hoorders. De engel wijst hun aan, waar
boe zij maria en haar kind zullen vinden. Zij
'^Hen met haast en vinden wat en zoo als 't hun
gezegd was. Zoo werd maria's geloof bekroond en
nieuw bevestigd. Hoe moest zij met vreugde
Vervuld worden, toen daar de herders kwamen.
nedei'vielen en aanbaden; toen zij verhaalden van
wat groote dingen zij getuigen waren geweest.
Wordt niet daardoor gabeiel's aankondiging beze-
geld , al scheen de vervulling niet met de belofte
overeen te stemmen ?
De herders maakten bekend het woord, dat hun
van dit kindeken gezegd was. Geen twijfel was
in hen opgekomen, toen de engel tot hen sprak van
een kind, in doeken gewonden en liggende in eene
krib. Dat ook wij even vrij waren van twijfel, als
zij ! Dat wij geloovig die hemelboodschap aannamen :
u is de Zaligmaker geboren ! Dan zouden wij ook
als de herders getuigen met blijdschap en dankbaar-
heid, van Hem, dien wij in ootmoed en geloof
hadden gevonden.
Maar ach, hoe vaak verdooft in weinig tijds de
gloed onzes geloofs en onzer liefde. Hoe vaak ver-
koelt onze eerste liefde , onzen heiligen ijver. quot;V^®'
daar tegen te doen? Is die vraag u ernst, ziet op
maeia, die quot;deze woorden alle te zamen bewaarde)
overleggende die in haar hart.quot; Nieuwe tijding»
een nieuwe hemelsche waarborg heeft zij ontvangen»
en zij sluit alles op in haar hart, waarin reeds de
vaste grond voor haar vertrouwen op God geleg
is. Zij let niet op do personen, die tot haar spre^
ken, niet op hunne geringheid, maar alleen op
woorden die zij hoort. En nu zij het vroeger g^^
hoorde hiermede vergelijkt; nu zij over
zamen pein.«t en nadenkt, ontvangt zij steun voo
Volgende dagen. Ware zij niet zoo nadenkend ge-
■'^■eest, reeds nu, maar nog meer in volgende jaren,
als haar zoon aan het kruis zou sterven, zou haar
Veel tot aanstoot en ergernis zijn. Maar nu nemen
Wr geloof en moed van lieverlede toe , en aan de
Vrucht van uren als deze, doorgebragt in ernstig
'nadenken en in omgang des harten met God, daar-
aan kan zij zich houden , daarmede zich troosten in
^e duisternis, die haar later omgeven zal.
Lezer! Doe gij als makia. Prent in uw hart
•iat woord, overleg 't in uw binnenste: u is de
^o.ligniaher geboren. Ware ons hart een eerlijk en
ëoed hart, dat Gods woorden zorgvuldig bewaarde
goud en edelgesteente, dat de wacht hield over
tien eersten, zoo verkwikkenden, zoo zaligen indruk
•Ier waarheid, gelijk de gierigaard waakt over zijne
®^hatten; deden wij meer naar het Psalmwoord,
quot;loof den Heer, mijne ziele, en vergeet geene zijner
Weldaden,quot; en achteden wij hooger dan hemel en
^^■'■de, de woorden der liefde Gods, voorwaar wij
houden standvastiger zijn, beter en edeler kunnen
l^den en dragen, en niet zoo aanstonds moede en
'ïiat worden en bezwijken. Is het lijden reeds over
^ gekomen, beeft 't uwe vreugde beneveld, uwe
kracht verlamd, o! het spore u aan achterwaarts te
^ien en u voor den geest te roepen zoo veel, dat gij
^'^i'gat, zoo veel dierbaars en kostelijks uit Gods woord
uit uw eigen leven. Maar dan ook het overlegd in
binnenste, want dat eerst brengt vrucht voort
En zullen wij nog iets opmerken in dit bezoek
der erders bij maria en het kindeken ? Wordt 't
hier niet duidelijk, dat God zijnen hemelschen rijk-
dom openbaart aan de nederigen en eenvoudigen?
Dat wij dan hier leeren hoe wij moeten zijn en
komen, willen wij deel hebben aan het kind van
Bethlehem en aan zijnen zegen. Waarom zendt God
zijnen engel niet tot de wijzen en verständigen, tot
hen die zaten op de stoelen van mozes? O zij
zouden gespot hebben met het kindeke in de krib,
even als zij met Hem spotteden toen Hij tot hen
sprak, toen Hij voor hunne oogen hing aan het
kruis. Het Evangelie is een hemelsche schat; het
wil geen andere schatten nevens zich dulden, raet
geen andere in het hart zich verdragen. De Hei-
land zelve sprak: Ik dank U, Vader! Heer de?
hemels en der aarde , dat Gij deze dingen voor d®
wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt z®
den kinderkens geopenbaard. Ja Vader! alzoo i®
geweest het welbehagen voor U (1). Christus i®
het licht der wereld. Maar Hij is tot een oordeel
in dc wereld gekomen, opdat degenen die niet zien ,
zien mogen , cn die zien, blind worden. (2)
(1) Lucas X: 21.nbsp;(2) Joh! VIII: 12. ix: 39-
-ocr page 41-HOOFDSTUK V.
MAEIA EN SIMEON.
Lucas II: 22—35.
Acht dagen na de geboorte werd maria's zoon
besneden en jezus genoemd. En toen de dagen van
quot;iaria's reiniging vervuld waren, toen werd het
kind te Jeruzalem gebragt, om den Heer te worden
Voorgesteld. Volgens de Mosaische wet was de
Dioeder na de geboorte van eenen zoon, tot op den
Veertigsten dag, levitisch onrein. Tot hare reiniging
'Hoest zij op dien dag, èf een éénjarig lam olferen,
indien zij vermogend, öf een paar tortelduiven, in-
dien zij minder gegoed was. En te gelijk moest de
eerstgeborene der moeder, als het bijzonder eigen-
dom des Heeren, op dien 40®'®quot; dag Gode worden
gewijd. De Zoon Gods werd in alles den menschen
ëelijk, de zonde uitgezonderd, en om te verlossen
die onder de wet waren, werd Hij aan de wet on-
derworpen. (1) Ja, alle heilige plegtigheden onder-
gaat Hij, waardoor het verbond van God met zijn
Volk worden bezegeld. De moeder moet zich in den
tempel door een offer laten reinigen. Maria ge-
hoorzaamt aan deze wet en brengt een paar jonge
duiven ten offer, behoeftig als zij is, en dus niet
staat om een lam te offeren. En nu in den
(') Gal. IV : 4, 5.
tempel ontvangt zij eene nieuwe geloofsversterking.
Er was een mensch te Jeruzalem, Simeon, regt-
vaardig en godvreezende, verwachtende de vertroos-
ting Israëls, en de Heilige Geest was op hem. En
hem was eene goddelijke openbaring gedaan door
den H. G. dat hij den dood niet zien zou, eer hij
den Christus des Heeren zou zien. Deze kwam
door den Geest in den tempel, juist toen maria en
jozef het kindeken jezüs inbragten, om naar de
gewoonte der wet met Hem te doen (1). Hij was
een van hen, aan wie bij den eenvoud van hun
hart, de verborgenheid der godzaligheid kon geopen-
baard worden. Met smachtend verlangen zag hij de
komst tegen van den beloofden Heilaanbrenger. Dat
te meer, daar 't hem geopenbaard is, dat hij Dien
met de oogen zijns ligchaams nog aanschouwen zah
En de Geest, die 't hem bekend heeft gemaakt)
voert hem ook op het juiste tijdstip tot de vervul-
ling van wat hem beloofd is. Simeon had zeker
vaak gebeden om de dagen van den Messias te
zien. Hem was eene goddelijke openbaring gedaan
door den Heiligen Geest, dat hij niet sterven zo«)
voor dat zijn wensch vervuld was. — Ja bidden gt;
vragen moeten wij zonder ophouden en in geloovig
vertrouwen, dan ondervinden wij, dat wij eenen
God hebben, die niet verre is van een iegelijk on-
zer , en zich Iaat vinden van die Hem zoeken-
(1) Lucas II ; 25—27.
-ocr page 43-^aak als men zuchtende nederknielde voor God,
staat men vrolijk en verruimd weder op.
De Geest, die simeon in den tempel heeft ge-
Wgt, doet hem ook aanstonds in het kind van
^ARia en jozef den Christus Gods zien. De grijs-
aard snelt toe op de moeder, neemt het wonderkind
de armen en stort zich uit in een bezield loflied.
quot;Nu laat gij, Heer!quot; enz. (1). Wat mag hem zoo
doen juichen bij het aanschouwen van een zwak en
arm menschenkind? O, zijn geloofsoog ziet meer;
in het menschenkind ziet hij Gods Zoon; in zwak-
l»eid de kracht Gods, in armoede onmetelijkcn rijk-
dom. quot;Heer!quot; zegt hij, quot;nu laat gij uwen dienst-
'^neeht henengaan in vrede, naar uw woord.quot; Naar
woord. Dat is grondtoon van het gansche lied,
de roem van Gods trouw en waarheid. De open-
baring hem gedaan, wordt nu vervuld. Wat kan
anders dan Hem loven, die zijn woord had ge-
houden? Nu is hij voldaan. Nu wil hij heengaan;
de matte oogen sluiten, want zij hebben den^
heiland gezien,
^ie is er, die den Heiland niet kan zien? Ge-
^ ^tigt niet de Schrift van Hem? Wijst zij niet op
^em en spreekt: ziedaar uw Heiland? Wie uit
Schrift Hem leerde kennen; wie door hare ge-
'«genis van Hem, in Hem leerde gelooven, heeft
niet een' bestendigen troost, en een licht in-
^lle duisternis, ook in het duister des doods? Ja^
(1) Lucas II ; 29—32.
wie den Heiland lieeft gezien, hij vreest den dood
niet meer.
Simeons oogen hadden quot; de zaligheid gezien, die
God bereid had voor het aangezigt van al de vol-
ken.quot; Zoo was Gods raad. In het zaad abrahams
zouden alle volken der aarde gezegend worden. Wat
bij de wereld gegen heet, kunnen niet allen deel-
achtig worden. Niet allen kunnen rijk, niet alle»
kunnen geëerd worden. Maar wat allen begeeren»
schoon niet allen 't verkrijgen, dat is ook niet het
ware goed van den mensch. Maar hier is een Hei-
land en een heil, een eeuwig goed, weggelegd voor
allen, die er geloovig de handen naar uitstrekken-
Het kind, dat simeon in de armen draagt, is ee»
licht tot verlichting der heidenen. Ja, jezus is g®'
komen om allen te verlichten, om der blinden oogequot;
te openen, om de gebondenen uit te voeren uit de
gevangenis, en uit den kerker die in duisternis
zitten (1).
En is Hij zulk een licht, Hij is te gelijk
heerlijkheid van Gods volk Israël.quot; Uit Israël komt
de Heiland der wereld. Dat is Israëls eere, die
geen mensch, geen schepsel hem ontrooven kan,
want de Heer heeft hem die gegeven. Maar W»'
beteekent quot;t tot dat volk te behooren , zoo men nie'
een kind is van abbaham, den vader der geloovigequot;-
Daarom Israëls eere komt allen toe, die door het
geloof in Christus tot het geestelijk Israël beho^
(l) Jes. XLII: 7.
-ocr page 45-•■en, en alzoo quot;des wortels en der vettigheid des
olijfbooms mede deelachtig zijn geworden.quot; Het ia
valsche roem, als iemand spreekt: ïk hel abka-
tot vader, en hij sluit zijn hart voor christüs;
of: ik hehoor tot het volk der Christenen, en hij ver-
geet zijne roeping. Maar wie waarlijk christüs
lieeft als Verzoener en Heiland, als Licht en Leven,
l^ij is in waarheid Israëliet, in waarheid Christen,
discipel van den Heer.
Simeon heeft zijn loflied geëindigd. Kon 't anders
of Maria en jozef moesten zich verwonderen over
Wat van dit kind gezegd werd? Die verwondering
komt niet voort uit ongeloof of twijfel, maar daar-
dat simeon, die voor 't eerst het kind ziet, het
®ert als zijnen Heiland en nu in vrede wil heen-
gaan. Hunne verwondering getuigt van hun geloof.
-Anders gewis zouden zij gespot hebben met de
^reugde en de taal van den grijsaard.nbsp;ij
En nu breidt deze zijne handen zegenend over l
uit. Maria is de gezegende des Heeren, en
^le de Heer zegent, die is gezegend. Maar het
^iod op hare armen zal de wereld den zegen weder-
l'rengen, voor den vloek der zonde. Het zal de
Volken verlichten, als een licht dat schijnt in de
'^quot;isternis en door hetzelve niet wordt begrepen,
^aarom is het tot eene scheiding, dat dit Licht in
wereld komt, en tusschen licht en duisternis zal
^'•■ijd ontstaan. Voor het geestesoog van simeon
^'quot;hult zich de toekomst. Hij aanschouwt door den
Geest in de gezegende vrouw die voor hem staat,
de treurende moeder. Hij gevoelt zich gedrongen
in hare ziel een voorgevoel op te wekken van den
lijdensweg hares Zoons, en van de smart, die ziJ
zelve zal ondervinden. Tot haar dan wendt hiJ
zich bijzonder, en spreekt: quot;Zie deze wordt gezet
enz. (1). Cheistos gezet tot een val van velen iquot;
Israël. Meent niet dat Hij gekomen is om der
menschen zielen te verderven. Neen, Hij kwam oiH
zalig te maken. Maar des menschen schuld maakt
den reuk des doods ten doode. Even als blindheid
en onvoorzigtiglieid zich stoot aan een' steen en
valt, zoo het ongeloof aan christüs; aan zijne
omdat ons verstand haar niet terstond begrijpt; en
aan zijn leven in knecJitsgestalte, aan zijn lijden eo
kruis, omdat men in die geringheid en vernedering
Gods Zoon niet v^il zien.
Maar Hij is ook gezet tot eene opstanding
velen , die in eenvoud zijne leer aannemen , als die
alleen wijs maakt tot zaligheid, die zijn leven als
heilig houden, ons ten voorbedde, die zijn
aangrijpen als banier van heil en overwinning. Deze
s-igten zich aan Hem op, ook al hebben zij
gt;vroeger aan Hem gestooten, en nu wordt Hij huquot;
4e kracht om vaster te staan en bij Hem te blijven-
Alle hongerenden en dorstenden naar genade, die e
kennen dat zij niets zijn en Christus alles is, ^
deze allen wordt hij ter opstanding. En hoe
(1) Lucas II : 34 , 35.
oien daartoe? Alleen door boete, door de smart
der zelfverloochening. Daartegen verzet zich onze
natuur. En daarom is christus een teeken, dat
vv'edersproken wordt. Onder elkander mogen de on-
geloovigen verdeeld zijn, één zijn zij in ongeloof.
daar christüs zelf in tegenspraak is met alle
onwaarheid en ongeregtigheid, en deze straft, waar
Hij die vindt, bij herodbs of Pilatus, bij Fariseën
of Sadduceën, daarom zijn allen één in het weder-
-''Preken van Hem. Maria zou 't beleven en met
eigene oogen aanschouwen. Van daar dat simeon
Pfopheteert van het zwaard, dat door hare ziele
^ou gaan.
En toch, dat alles is van God en moet dienen tot
opbouw en eere van zijn rijk, dat rijk der waarheid,
'^oe ook wedersproken, het teeken blijft staan, want
^et is van God gezet. Wat zou een menschelijk
''^oord vermogen tegen een goddelijk werh^ Wat
Vermag het stoutste en hardnekkigste Neen des men-
®ehen, tegen het Ja en Amen van den Eeuwigen
^od? De gedachten uit vele harten moeten alzoo
geopenbaard worden. Blijken moet het, of daar in
den mensch eene geheime vijandschap is tegen het
^ieht, dan of hij uit de waarheid is en hare stem
l^oort.
Maria heeft op nieuw een wonderbaar getuigenis
^ods ontvangen, in simeon's loflied en prophetie.
alras zal zij zien en ondervinden, wat zij vernam
haar kindeken, als de zaligheid en het licht al-
Ier volken, en van het zwaard door hare ziel. Want
naauwelijks heeft zij Jeruzalem verlaten, of wederom
worden haar de wegen duidelijk, waarop God de
mensehen leidt en die zij zelve moet betreden.
HOOFDSTUK VI.
MARIA EN DE OOSTERSCHE WIJZEN.
Mattheus II: 1-11.
De ouders zijn met het kind jezüs uit den tempel
te Jeruzalem wedergekeerd naar Bethlehem (1). quot;V^^Ü
zien maria in verbeelding, zoo als zij in haar vrooia
en eerlijk hart alles overlegt, wat zij gezien en ge-
hoord heeft, sedert zij Nazareth verliet. Maar wat
nieuwe verrassing wordt haar nu bereid!
vreemde gasten zijn 't, die daar onverwacht bare
stille woning binnentreden, en vol verrukking voor
haar kind nedervallen en het aanbidden? Wijzen zijn
het van het Oosten. Zij hebben de star van den
(1) Wel zegt ons lucas , hoofdstuk II: 39 : quot; zij keerden
weder naar Galilea tot hunne stad Nazareth ;quot; en het schijnt dus
volgens dien Evangelist, dat m.\ria en jozef met hun kind met
naar Bethlehem teruggekeerd zijn. Maar het is duidelijk, »
LUCAS met de aangehaalde woorden zoo algemeen mogelijk
verhaal van jezus eerste levensdagen besluit, en met stilzwijgen
voorbijgaat, wat mattheus verhaalt van de komst der Oosterse
wijzen en de vlugt naar Egypte. Immers is het onwaarsch.jm J^^
dat en de komst der wijzen en de vhigt naar en de terug -
uit Egypte voor den veertigsten dag hebben plaats gehad.
pasgeboren koning der Joden gezien en zijn nu ge-
komen om hem te aanbidden.
Uit het bezoek der herders is 't mari.a. gebleken ,
dat G-od zich nederbuigt tot de nederigen en geriu-
Sen. Maar nu wordt het haar en ook ons getoond :
''let uitwendige geringheid is een waarborg voor
^ods genade. Neen, wat in zijne oogen waarde
heeft, is de eenvoud des harten, de gewilligheid om
^'jne genade aan te nemen. Welk eene boodschap
herneemt m.4.ria hier weder! Niet slechts op het
^'eld buiten BethleJiem heeft de hemel getuigenis ge-
geven aan haar kind. Ook in het verre Oosten i.s
^ene ster verrezen, ten teeken dat de zon der ge-
'■egtigheid was opgegaan. Een Goddelijk teeken
heeft de wijzen naar Betlüehein gevoerd. Zoo is aan
hemel een teeken gezien , toen de Zone Gods in
vleesch verscheen. Zoo zal eens, als Hij weder-
^■Bt ten oordeele, het teeken van den Menschen-
voor allen zigtbaar in de wolken aanschouwd
^^Ofden! .
Deze wijzen hebben zich opgemaakt, om Hem to
gt; naar wien alle eeuwen dooi;, met smachtend
^erlangen i.s uitgezien. Reeds terstond ziet nu
_ de vervulling van simeons woord: haar kind,
licht tot verlichting der heidenen.quot; En wat
''^^•akt fleze vreemdelingen uit de heidenen deelge-
®oten aan den goddelijken zegen ? Voor alle din-
^ quot; do Goddelijke genade, die de star aan den
^'^el, en het licht des goloofs in hunne harten
deed opgaan. Zie, nu de belofte vervuld wordt,
moet ook deu heidenen de zaligheid geopenbaard
worden. Immers, God heeft tot abkaham gespro-
ken : quot; in uw zaad zullen gezegend worden alle
volken der aarde.quot; (1) Ja, van den beginne aan
heeft God ook aan de arme heidenen gedacht;
ook hen heeft Hij uitverkoren in christüs, eer de
wereld was. Deze eerstelingen uit de heidenen zijquot;
een duidelijk bewijs der Goddelijke genade, die ook
hen heeft geroepen. En hoe komen zij gewiÜig lt;
met spoed en in eenvoudig geloof. Zij schuwen de
moeite niet van eene lange reis, en worden nie'
geschokt in hun geloof, door wat zij aan het eind®
hunner reize vinden. Den honing der Joden zoeken-
de, komen zij te Jeruzalem en vragen naar He®'
Maar daar kent men Hem niet, en zij, die bove»
allen reden van blijdschap hadden , worden ontroerd-
Zij zoeken een' honing der Joden, en het
hen niet, dat men hen henen wijst naar het
.Bethlehem, en dat men hen alleen laat voorttrek
Buiten Jeruzalem zien zij de star weder, en ^^
verheugen zich met zeer groote vreugde. En als »^
eindelijk hun zoeken met vinden wordt bekroon ^^
waar komen zij, wat vinden zij ? Zijnbsp;^gf
eene geringe woning. Zij vinden een kind
eenige uitwendige teekenen van luister en aa^ ^^^
Welk eene geloofsbeproeving! Zullennbsp;„^n?
hoofd schudden en denken: wij zijn be =
(t) Gen. XXII : 18.
Neen, dat zullen zij niet. In eenvoud des harten
Volgden zij dus ver hooger leiding; in eenvoudig
Seloof traden zij binnen in de geringe woning. Zij
vinden het kindeken met maeia zijne moeder; en
vallen neder en aanbidden. Wat sterk geloof!
Hoeveel zwarigheden heeft het overwonnen!
Maeia zag 't aan met stille verbazing. En wij ,
dat wij hier eene nieuwe opwekking erlangen tot
geloof en ijver. quot;Wij hebben zijne star gezien,
^'j zijn gekomen.quot; Zoo spraken die wijzen. Hoe
l^eschamen zij ons en onze traagheid! Onvermoeid
'^oeken zij. Wij hebben alles nabij ons, en versma-
den 't vaak of dralen om 't aan te nemen. Zij laten
^'eh door het uitwendige niet schohlcen, maar aan-
^^dden met verrukking. En wij ergeren ons vaak
krib en stal en vergeten alzoo in het kind den
oiiing te zien over het huis jacobs, wiens koning-
'^'Jk zonder einde is.
^e aanbiddende Wijzen doen hunne schatten open,
brengen het kindeken geschenken, goud, wierook
mirre. Dit offeren van die gaven is een teeken
hulde die zij Hem toebrengen. Zij zien in het
^'ndeken Hem, naar wien duizenden verlangd heb-
En hunne hulde is deels de vervulling van
pjQfgtje. II goud en wierook zullen zij aan-
en zij zullen den overvloedigen lof des
eeren boodschappenquot; (1); deels eene profetie zelve
■n dien tijd, waarin de Heer zijn Sion zal her-
Jes. LX : G.
bouwen, en de kinderen dezer geestelijke moeder
verzamelen zal uit alle einden der aarde.
In eigenlijken zin kunnen wij hier die Wijzen
niet navolgen. Wij kunnen onze gaven niet neder-
leggen voor Hem, die ook onze koning is. Maar
de geschenken dezer Wijzen kregen eerst waarde
door het geloovig hart, waarmede zij ze bragten-
Daarom den schat onzes harten voor christos
opengedaan, en onzen Koning gehuldigd met het
goud des geloofs, met den mirre der boete, met
den wierook des gebeds. De ziel mag niets meer
haar eigendom noemen. Alles moet Christus wdquot;
den gewijd, van Wien zij alles heeft. Daarin mo®''
zij hare zaligheid vinden, dat zij Hem leeft, di®
voor haar gestorven is. Maar nog meer. Als de
Heer spreekt: quot;wat gij den minste mijner broederequot;
gedaan hebt, dat hebt gij Mij gedaan;'quot; (1)
wijst Hij ons daarmede de rijkste gelegenheid ,
duurste verpligting en het zaligst loon aan ^
ons dringen moet Hem ook te huldigen en te
met uiterlijke gaven der liefde. Dat zijn gaven,
Hij nog heden van ons aanneemt en vordert, o e
der barmhartigheid, aan welke Hij een welgeval e
heeft.
(1) Matth. XXV: 40.
-ocr page 53-HOOFDSTUK VIL
DE VLUGT EN DE TERUGKEER.
Mattheus II: 12—23.
IIeeodes ontroerde en geheel Jeruzalem met hem,
toen de Wijzen te Jeruzalem kwamen. Al de over-
Priesters en schriftgeleerden moesten zich vereenigen
otü de vraag te beantwoorden, waar de christus
''Ou geboren worden. Zij onderzoeken de Schrift,
deze geeft onbedriegelijk antwoord, want zij is
^ods woord. Maar wat baat het zoeken en vinden
^ de Schrift zonder geloof? Alleen het zoeken der
^^ ijzen is een zalig vinden geworden. Wat baat het
boeken van herodes , zijn vragen aan de Wijzen ,
Voor wie hij onder den schijn van vroomheid zijne
'iioordlust verbergt? Wat beteekent het, wanneer de
grooten der aarde zamenspannen tegen den Heer en
Zijnen Gezalfde? Die in den hemel woont belacht
^ti bespot hen. Zie, God beveelt de Wijzen in den
droom niet weder te keeren tot heeodes , maar
^oor een anderen weg naar hun land te gaan. En
moge de vertoornde koning in Betklehem en in
deszelfs landpalen al de kinderen laten ombrengen
twee jaren en daaronder, opdat dat kind hem
■^'et ontga, wiens geboorte hem zoo zeer heeft
ontroerd, quot;t Is al te vergeefs. Over dat kindeken
^aakt Hy, Die verstrooit de hoograoedigen in de
gedachten hunner harten, en Die magtigen afrukt
van de troonen. quot;De Engel des Heeren verschijnt
ook aan jozef in den droom en spreekt: sta op en
neem tot u dat kindeken en zijne moeder, en
vlied in Egypte, en wees aldaar, tot dat ik het u
zeggen zal; want herodes zal het kindeken zoeken
om het te dooden.quot; (1) Jozef doet alzoo. Was
reeds de gang van Nazareth naar Bethléhein voor
MARIA eene geloofsbeproeving; hoeveel zwaarder
beproeving wordt nu over haar gehengd! In den
nacht moet zij opbreken en ijlings vlieden in een
vreemd land. Vlugten moet zij omdat men haar
kind naar het leven staat, dat kind waarvan zij
door eenen engel zooveel groots heeft vernomen,
wiens verschijning dusver de harten aller vromen
met lof en dank jegens God heeft vervuld. En naar
den goddelijken raad moet dat kind, Israëls heil,
eene schuilplaats zoeken in dat land, waarin een-
maal Israël zuchtte, waaruit het vlood voor den
haat zijner vijanden. Voorwaar, wel donker Gods-
bestuur! Maar hoe donker ook, het ontbreekt niet
aan het licht zijner genade, zoodat maeia's geloof
niet zwakker, maar nog sterker en krachtig®''
wordt. Immers heeft God vooruit het gevaar geopen-
baard door zynen engel; Hij heeft een
toevlugtsoord aangewezen; en naar zyn wijs bes
heeft Hy door de gaven der Wijzen de middel®quot;
(1) Matth. XI ; 18.
-ocr page 55-ëeschonken om de reis te doen en in den vreemde
'e vertoeven.
^ij moeten met maeia de wijsheid onzes Gods
aanbidden, en te gelijk hier een' nieuwen vasten
S^'ond vinden voor het anker onzes geloofs en onzer
^epe. O, komen ook wij in donkere wegen, ope-
wij maar ons geloofsoog. De trouwe God laat
niet ontbreken aan wenken zijner genade. Zijne
belofte is : quot;Ik zal u onderwijzen en u leeren van
den weg, dien gij gaan zult.quot; (1) Maar om zijne
enderwijzing te verstaan en tot ons nut aan te
^'enden, daartoe worden vereischt een vroom hart,
geopend oog, een luisterend oor. Bij ons ligt
schuld, in de dwaasheid en traagheid van ons
'^'^i^t, dat wij vaak nergens licht zien. Niets komt
geval ons over. Ons schijnt vaak dit of dat een
donker bestel, óf omdat wij niet acht gaven op de
denken die God ons ter waarschuwing en voorbe-
•quot;^iding gaf; öf omdat God 't werkelijk in zijnen
Oftdoorgrondelijken raad voor ons verborgen hield,
^aar, wat ons ook donker zij, voor God is alles
elder licht, Die alles vooruitgezien en verordend
beeft. «Hij zal uwen voet niet laten wankelen,
^^ bewaarder zal niet sluimeren. Ziet de bewaar-
Israëls zal niet sluimeren noch slapen.quot; (2) Wat
'^ok moge komen, overal, zoo wy slechts in den
Seloove zijn, overal is ons dan eene vrijplaats ge-
•^Pend, een vaste burg werwaarts wy vlieden kun-
(1) P»alm XXXII: 8. (2) Pialm CXXI; 3 , 4.
neu , en veilig wonen onder de vleugelen van Gods
almagt.
Ja, God heeft gedachten des vredes over een
iegelijk onzer. Ons allen heeft Hij van eeuwigheid
gezien met heel ons lot, en al den last, dien Hij
ons wil opleggen. Maar ook aan niemand nog
heeft Hij zijne kracht geweigerd, die alles aanneem'
als uit zijne hand en geloovig zijnen bijstand vraagt-
quot;Als ik op God vertrouw dai Hij almagtig is en
alle dingen bestuurt, zoo vrees ik zelfs niet voor
mijne vijanden; want God heeft evenzeer het hart
en de gedachten van mijnen vijand in zijne hand»
als mijn hart en gedachten. Hij is Heer over dood
en leven. Dus zwijge de mensch.quot; Zoo, en teregt
sprak lutheu. Daarom , wat zouden wij vertsage^
en vreezen.
Die wegen wist te teeknen voor starren, zon en maan,
Zal zich ook niet misreeknen in uwe levensbaan.
O , de Schrift is vol getuigenissen in woorden
en voorbeelden, dat God ieder mensch bij de han^
nemen en leiden wil, die zich slechts wil laten lei
den. Gaan wij dan getroost, mijne lezers! even
als MAEIA met haar kindeken. Gaan wij willig quot;P
den weg, waarlangs God ons voert. Aanston
in 't midden van den nacht trekken jozef en ma^^
op, eenvoudig zich houdende aan het godde«^
woord. En is hun gezegd: quot; bl\)f daar tot
-ocr page 57-'t u zeggen zal;quot; nu weten zij ook, dat het Godsoog
immer over hen geopend is, en dat het juiste tijd-
stip om huiswaarts te keeren hun van boven zal
Worden bekend gemaakt. Wie zich onverdeeld aan
Gods leiding overgeeft, gehoorzaam en met kinder-
lijk vertrouwen, die leert ook bij iedere schrede
s^ich digter aan God houden en zijne trouw prijzen.
De hemelbode blijft niet uit. Toen hekodes ge-
storven was, die de ziel des kinds zocht, komen
otiders en kind weder in het land Israëls en trekken
op goddelijke aanwijzing naar Galüea, onder de
zachte heerschappij van philippus, om in Nazareth
te wonen.
Maria is weder te huis. Maar sedert zij van
daar was weggegaan, geroepen door het gebod des
keizers , wat had zij niet ondervonden ? Welk eene
heerlijke school voor haar geloof had zij doorge-
loopen! En hoe zalig zal 't haar nu geweest zijn ,
quot;nu haar kind opwies en gesterkt wierd in den
geest, en vervuld met wijsheid; terwijl de genade
Gods over Hem was.quot; (1) Zoo komen ook wij-
eens te huis na den pelgrimstogt door dit land der
beproeving en des lijdens. O, als wij het geloof
behouden hebben, hoe zalig zal dan daarboven het
aanschouwen zijn!
(1) Lucas ii: ^0.
-ocr page 58-HOOFDSTUK VIII.
MABIA EN DE TWAALFJARIGE JEZUS.
Lucas II: 41—52.
Maria en jozef wonen nu met hun kind in
Nazareth. Daar wast het op en wordt gesterkt in
den geest. Zietdaar alles, wat wij van jezus kinds-
heid weten. God heeft in zijne wijsheid een sluijer
gespreid ovcr de jaren , waarin zijn menschgeworden
Zoon tot mannelijke rijpheid opwies. Op ëéne plaats
slechts wordt die sluijer opgeheven. Het is toen
JEZUS den ouderdom van twaalf jaren had bereikt.
Zijne ouders, die alle jaar naar Jeruzalem reisden
op het feest van Pascha, namen hun kind op dien
leeftijd mede. Niet om hem de hoofdstad te leeren
kennen, en eenen indruk te doen bekomen van
hare pracht en heerlijkheid. Zoo mogen vele ouders
bandelen, die zoo spoedig mogelijk hunne kinderen
uit den engen huisselijken kring in de wereld bren-
gen, om met hare zeden bekend te worden. Niet^
alzoo maeia. Zij neemt haar kind mede, nu de
viering van het Paaschfeest op handen is.
schoon de wet slechts van mannen eischt, dat zV)
de reize zullen doen naar de heilige stad op
hooge feesten, de trouwe moeder vergezelt h^ar
kind; zij wil 't niet alleen laten trekken.
Wat mag er in de ziel van den twaalOarig®quot;
-ocr page 59-knaap hebben omgegaan, toen hy daar met de
karavaan naar Jeruzalem toog, terwijl de feestreizi-
ëers onder weg hunnen psalm ophieven : quot; ik ver-
blijde mij in degenen die tot mij zeggen: wij zullen
het huis des Heeren gaan,quot; (1) Nu zal Hij met
•^igen oogen zien, met eigen ooren hooren, wat
^ijne vrome moeder hem zoo vaak heeft verhaald,
zal Hij deelen in de feestvreugde van zijn volk.
^at zal Hij gevoeld hebben toen eindelijk de heilige
s'ad zich vertoonde aan zijne verbaasde blikken?
met andere oogen, met andere gewaarwordingen
Hij later meermalen die stad aanzien en binnen
''eden. Maar nu vertoont zij zich aan Hem in
fouter zonneglans, nu treedt hij haar binnen vol
heilige vreugde.
Het eerste wat Hij binnen de stad ziet is de tem-
P®!- Daarheen voor alle dingen voeren Hem zijne
ouders. O, dat allen alzoo doen, die Grod met
kinderen heeft gezegend, of aan wie kinderen zijn
'■oevertrouwd. Dat zij ze eerst daar brengen, waar
^'J de eere Gods hooren verkondigen, en opgewekt
borden tot liefde jegens Hem, die ook voor hen
fijnen Zoon gaf. Een kinderhart is open en toe-
gankelijk, en diep gaan de eerste indrukken, die
^a^rop worden gemaakt. En waar zijn kinderen
*®iliger geborgen dan in de nabijheid en in de hand
Hem, die zelve sprak: quot;derzulken is het koning-
'quot;^Jk Gods?quot; (1) Wat is er mede gewonnen, als me»
(1) P«alm CXXII.nbsp;(2) Marcus X; 14.
alleen weet dat zijne kinderen voor dit leven ver-
zorgd zijn, en men ziet niet verder dan deze aarde,
en niet hooger op tot het doel, waarop alle wegen
hier beneden uitloopen, maar waar zich dan de weg
voor de eeuwigheid in tweeën scheidt, of ter regter
of ter linkerzijde? Wil men dat niet slechts het
ligchaam maar ook de ziel der kinderen welvare, dan
is er maar één weg, ze vroeg tot God en jezüS
te leiden. Niemand zegge dat daardoor hunne ge-
zonde ontwikkeling wordt belemmerd, en in plaats
van liefde tot God en de waarheid, tegenzin en af-
keerigheid van het hoogere in hen verwekt worden-
De zoodanigen weerspreken den Heiland in het aan-
gezigt, die sprak: quot;laat de kinderkens tot mij ko-
men ?quot; (1), en die met dat woord de daad zijner
vrome moeder heeft geregtvaardigd, die Hem op
twaalfde jaar in den tempel te Jeruzalem had ge'
bragt. Maar zal er met vrucht op de godsdienstig®
ontwikkeling der kinderen gewerkt worden, dan ffl^e'
hoven alles het huisselijke leven, waarin zij adem®quot;
en verkeeren, van eenen christelijken geest door'
trokken zijn. Ontbreekt deze, niets zal 't baten, ^
bragt men het kind duizend malen in de kerk. ^e'
huis, dat is de heilige plaats, waar het moederoog
over de kleinen waken, het moederwoord alle kwaa
weren , de moederliefde alle goed planten moet-
Neen, die arbeid mag niet aan vreemden
toevertrouwd. Want kinderen zijn liefdepanden v
(1) Marcus X : 14.
den trouwen God, door Hem aan ouders geschon-
ken, om ze eens van hen weder af te eischen en
rekenschap te geven, hoe zij ze hebben beschouwd,
^at zou 't te zeggen zijn, als kinderen de eeuwig-
lieid intraden zonder de kiem van dat leven, dat bij
God leven heet, als hunne geestelijke armoede hunne
ouders bij God aanklaagde, en als het bloed dier
l^inderen van de hand der ouders werd geeischt,
daar toch de Heiland ook hunne kinderen en hen
^f'lvQ onder zijne vleugelen had willen vergaderen,
niaar zij hadden niet gewild!
De feestdagen zijn voorbij. Het kind jezüs bleef
^e Jeruzalem, maar zijne ouders wisten 't niet. Ge-
quot;■Ust trokken deze op, meenende dat hun kind in
liet gezelschap op den weg was, en hopende hem
daar spoedig te vinden. Te vergeefs! Onder do
■^agen en bekenden is jezüs niet te vinden, en al-
'quot;''s zijn jozef en maria besloten naar Jeruzalem
terug te keeren. Drie dagen vol angst en zorg gaan
Voorbij, besteed in onvermoeid zoeken. Eindelijk
vinden zij hun kind in den tempel. Daar zit de
'^aalfjarige in het midden der leeraren, hen hoo-
rende en hen ondervragende, zoodat allen die hem
boorden, zich ontzetteden over zijn verstand en ant-
woorden.
Mag de moeder niet gelukkig genoemd worden,
die in de ontvankelijke ziel des kinds de zaden had
gestrooid, waarvan nu de eerste bloesems en vruch-
zigtbaar werden? Ja, gelukkig en getrouw mag
elke moeder worden geheeten, die met Christelijke
wijsheid, in de kracht Gods, het oog bestendig naar
boven, alzoo haar kind opvoedt, dat in zijne ziel
zich levenslang één toon laat hooren, dien hij niet
vergeten kan, noch in het gedruisch, noch in de
stilte des levens, die als een goede engel op zijnen
weg hem begeleidt, en waarvoor hij de moeder nog
zegent, als zij reeds lange sluimert in den zachten
schoot der aarde.
Maria en jozef treden den tempel binnen. Daar
zien zij jezüs en worden verslagen. quot;Kind!quot; roept
maria uit, quot; waarom hebt gij ons zoo gedaan! Zie
uw vader en ik hebben u met angst gezocht.quot; quot;D»'
was,quot; zegt een vroom Schriftuitlegger, quot;het eerste
verwijt, dat jezus ontving.quot; Maar een verwijt vol
liefde, eene liefde, die in den toon waarop makiA
sprak, in het oog waarmede zij haar kind aanzag»
gewis duidelijk te bespeuren was. quot;Wat is het, dat
gij mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat ik moet
zijn in de dingen mijns Vaders?quot; Met deze vraag
gaf het kind antwoord op do vraag der moeder-
Het is het eerste woord, dat van jezus in de Schrift
staat opgeteekend. Het bewijst hoe Hij reeds toen
zijne verhevenheid bewust was. En verwonderen
kan het ons niet, dat zijne ouders quot;het woord niet
verstonden dat Hij tot hen sprak.quot; Maar kenmer-
kend wordt weder van maeia medegedeeld:
bewaarde al deze dingen in haar hart.quot;
En hoe schoon, hoe eenvoudig is nu het slot lt; e
-ocr page 63-lebeurtenis! Het kind, waarover leeraren zich heb-
ben verbaasd, in welks ziel het bewustzijn leeft wat
van waar het is, dat kind schaamt zich zijne
ouders niet! Het verlaat met hen den tempel, komt
öiet hen in het stille Nazareth en is hun onderdanig.
I^aar neemt jezüs toe in wijsheid, en in grootte,
in genade bij God en de menschen. En maria,
de stille en ernstig nadenkende , heeft gewis meer
meer den zin leeren verstaan van het woord
'^ares kinds , in den tempel te Jeruzalem gesproken.
zoo werd zij langzamerhand daarop voorbereid ,
dat haar zoon hare woning geheel verliet, om quot;te
^Ün in de dingen zijns Vaders.quot;
HOOFDSTUK IX.
MARIA OP DE BRUILOFT TE KANA.
Joh. 11: 1 — 11.
De Evangeliën verhalen niets van den tijd tus-
®eben het twaalfde en dertigste levensjaar van jezüs.
ook van zijne ouders wordt in dien tijd niets
Vermeld. Den naam van jozef lezen wij het laatst
yij het tempelbezoek van den twaalfjarigen. Welligt
bij spoedig gestorven, allerwaarschijnlijkst voor
dertigste jaar van jezüs. Immers toen jezüs,
•^'et lang na zijn openlijk optreden, in de synagoge
Nazareth leerde, spraken de inwoners van die
plaatä van Eiern, als den timmerman, den zoon van
makia (l). En na de bruiloft te Kana wordt alleeu
van jezüs moeder gesproken, die met Hem en zijne
broeders en zijne discipelen Kapernaum afging (2)-
JMakia do vrouw, dio van alle vrouwen op aarde ,
de grootste vreugde en de diepste smart ondervonden
heeft, heeft ook moeten ondervinden, wat 't zegt
weduwe te zijn. En nadat haar eerstgeboren zoon
hare woning verlaten had, om te gaan tot de ver-
lorene schapen des huizes Israëls, leefde zij in de»
stillen kring harer betrekkingen, in wier gezelschap
wij baar nu voortaan aantreffen. Maar dien eerst-
o-eborenen, het kind waaraan haar hart hing, kan zü
niet uit het oog verliezen. In hare gedachten , »et
haar oog is zij Hem nagegaan op al zijne schreden-
Van nu aan echter staat van haar weinig meer op'
geteekend in de Evangeliën. Deze behelzen geen®
geschiedenis van makia, maar eene getuigenis vao
het leven en de werken des Heeren. Waar cheisiö»
optredende onder zijn volk, verschijnt als de schit-
terende zon, daar moet maria noodzakelijk ^er^g
treden. De Heer wordt als het middelpunt m
Evangeliën, rondom hetwelk alles zich beweeg^
'Toch ontgaat maeia niet geheel aan ons oog. ^^^
midden der velen, die rondom jezus zich vereen^
en verdringen, vertoont zich nu en dan het liefe V
beeld zijner vrome moeder.
Zoo treffen wij haar voor 't eerst weder aau
(1) Marcus VI : 3.nbsp;(2) Joh. II : 12.
-ocr page 65-Gó
de bruiloft te Kann. Zeker was het een feest bij
een van maria's betrekkingen. Zij was onder de
gasten, quot;en jezus Avas ook genood en zijne discipe-
(1) Geen uitgelaten vreugdefeest was het,
quot;^vaaraan weelde en dartelheid den toon gaven. Noch
•quot;^EZüs noch maria zouden dan er zich hebben laten
^'nden. Neen, eene blijde gebeurtenis in den kring
'Inner betrekkingen vierden zij mede op eenvoudige
^^y'ze. Zie, de Heer onttrekt zich niet aan de gulle
^'reugde des levens. Hij veracht niet het genot van
gezellig verkeer en van eenen wel toebereiden
^'^ch. Zou Hij 't dan in zijne discipelen wraken ,
ken die naar zijnen naam zich noemen ? Voor-
^^''er niet. Dat alleen keurt jezos af, als men
het genot des levens zijne roeping vergeet en
overdaad cn darlelheid zich schuldig maakt,
dat deze hier niet heerschte , blijkt daaruit dat
alras wijn ontbrak.
I^Iaria, die zonder twijfel in de nabijheid van
tot^^quot; ^oon zat, bemerkt spoedig het gebrek, en zegt
hanbsp;■ quot; Sebben geen' wijn.quot; Het is alleen
medelijden , dat haar dit woord doet uiten. Zij
^^l^kt zich in de plaats van den gastheer , als het
^ '■ek aan wijn, en dat op dezen feestdag en bij
^^eze gelegenheid, zal bespeurd worden. Zij gevoelt
deze beschaamd zal worden, door het vermoeden
karigheid en bekrompenheid. En dat alles ffe-
21,1 dubbel in de woning van haren vriend.
Joh. II : 2.
Als onwillekeurig spreekt zij dit haar gevoel in
woorden uit, en tegen wien eerder, dan tegen Hem,
die haar de naaste is , haren zoon ? Maar in dat
woord van deelneming en medegevoel, spreekt ook
de wensch, dat het gebrek aan wijn, zoo bescha-
mend voor den gastheer, moge verholpen worden-
Niemand echter bezondige zich aan het liefelijk beeld
van maeia, door hier de taal te willen hooren van
vrouwelijke, van moederlijke ijdelheid, die de eerste
gelegenheid aangrijpt om den zoon tot een wonder
te bewegen, dat en dezen en der moeder tot eere
zou verstrekken. Hoe zou men zoo iets van mabI^
denken, dat beeld van reine, zich zelven verlooche-
nende ootmoed! Hoe had 't in haar kunnen opko-
men, jezüs tot het verrigten van een wonder te
bewegen, daar zij niet wist of dat tot zijne roepinj
behoorde. Uitdrukkelijk lezen wij, dat jezüs dusvei^
geen wonder nog had verrigt. (1) Neen, MABI-^
dacht thans niet aan zich zelven, maar aan
en aan hunnen nood. Hulpe wenscht zij, op ^ve^^^
wijze dan ook. En eenvoudig en vertrouwend ma»,
zij jezus op den nood opmerkzaam.nbsp;^ ^^^
En als nu jezüs tot haar zeide: quot; VrouW •
heb ik met u te doen? mijne m-e is nog niet
zullen wij daar van den Heer denken, dat Hy^ ^^^
moeder gestreng en hard afwees, en ^f'is
toon, waarop Hij sprak, dit Het blijken
Hij ooit in zijn leven bitter cn hard tegen i
(1) Joh. 11 : 11.
-ocr page 67-geweest? Heeft Hij niet overal als de hartenkenner,
bet hart aangezien? Zou 't in Hem hebben kunnen
Opkomen, zijne moeder die Hij geheel en al kende,
ook thans zeker verstond, bits te bejegenen?
Voorzeker neen! Omdat Hij zelf een geopend liefde-
heeft, en weet wat Hij doen zal, daarom
quot;quot;oet Hij zijne zelfstandigheid en goddelijke magt,
Ook tegenover zijne moeder laten gelden. Zie, Hij
hulp aanbrengen, maar allen schijn moet Hij
heren, alsof bij hetgeen Hij doen ging, het woord
^'Jner moeder, en niet eeniglijk en alleen de wil van
^iJQen hemelschen Vader Hem had geleid. Van den
'beginne aan, moet het blijken, dat Hij als Messias
'handelt, waar Hij met goddelijke kracht iets werkt,
dat Hij zijne heerlijkheid openbaart, om zijnen
^ader te verheerlijken. In dit en soortgelijke ge-
tallen is de wil en het woord zijner moeder geen
'''aatstaf voor Hem. Hij weet en moet alleen weten,
hanneer zijne ure daar is. En juist nu moet Hij
bestemd verklaren, waar Hij zijn eerste teeken
Verrigten. Ook moet eerst het gebrek door allen
■^quot;dervonden
zijn, voor dat Hij komt met zijne hulpe
Is hier niet wederom iets te leeren voor hen die
^■iRiA heilig noemen en aanbidden als quot; koninginne
hemels,quot; en als de almagtige moeder Gods, tot
Wig
fflen zich in den gebede te wenden heeft,
zij voor ons biddo bij den Zoon, cn deze
3de toesta ? Blijkt 't hier niet duidelijk, dat de
5*
öpdat
hare
Zoon zich de eere en de magt niet hiat rooven, die
Hij in den naam des Vader heeft en gebruikt?
Maria verstond gewis het woord van haren Zoon.
Zij gevoelde hoe zij goddelijk teregt-, niet hard en
bits afgewezen was. Zij had begrepen, dat haar
Zoon zich had voorbehouden te handelen zoo als en
wanneer Hij wilde. En nu is zij berustende; het
woord van haren Zoon is haar genoeg. Wie nU
nog de moeder wil berispen, toen zij sprak: quot;zW
hebben geen wijn;quot; de zoodanige spiegele zich aa»
haar demoedig vertrouwend berusten, en leere v»quot;
haar, juist daar, waar Hij haar wil veroordeelen-
Of is 't niet een treurig gebrek van velen, dat zW
zich moeijelijk kunnen houden aan Gods woord e»
belofte, maar spoedig ongeduldig worden als z'J
niet aanstonds wegen en middelen zien tot hun«®
hulp, of wanneer God niet in een oogenblik he»
uitredt. Hoe velen willen Hem tijd en uur voor-
schrijven, zonder ootmoedig en geduldig te verbei
den, tot dat zijne ure gekomen is.
Maria wacht en wijst de dienaars op
zeggende: quot;zoo wat Hij ulieden zal zeggen, ^
dat.quot; Zij is een sprekend bewijs voor de
van het schriftwoord: quot;in stilheid en vertrouWe_^
zou uwe sterkte zijn.quot; (1) Ootmoedig tveeät ^^^^
achter jezus terug, en ten aanhoore van
gasten, wijst zij alle vermoeden af, als
iets te zeggen, of als was zij eenigzins betro
(1) Jes. XXX: 15.
hetgeen geschieden zou. Wederom, hoe getuigt
hier tegen allen die voor haar nedervallen, en
'ï'et onheilige handen den Zoon die van boven is,
Ontrooven, wat Hem alleen toekomt, om met dien roof
de moeder, die van beneden is, te sieren, de
Qioeder , die alles wat zij is en heeft, uit de handen
des Zoons ontvangen en met lof en dank ootmoedig
aangenomen heeft.
De dienaars vullen, op jezüs bevel, de water-
raten die aldaar waren met water, scheppen daar-
quot;'t, en brengen 't tot den hofmeester om te proeven,
^ti zie, het is geurige wijn. Hoe stil, zonder eenig
Sedruisch gaat de Heer zijnen gang!
Welk een gast aan dezen bruiloftsdisch, die met
woord, in één oogenblik, uit water geurigen
^ün maakt! Dat mag heeten : de hand des Heeren
eensklaps alle treurigheid in vreugde veranderen.
Welk een troost onder alle kruis en leed is hier
Joor alle vrome echtelingen ! 't Is als of de Heer
' hun hier betuigt, dat Hij hunnen zuren arbeid,
kruis, hun water tot wijn maken wil. Ja, de
Heer bespaart het beste voor het laatst. Eerst
^®droeft, daarna verblijdt Hij. Eerst geeft Hij hier
ruis en smart, daarboven leven en vreugde.
Dit eerste wonder van jezus doet duidelijk zien ,
Hij van beginselen, in menschenoogen gering
quot; onbeduidend,
tot heerlijkheid leiden kan. Maar
doet 't alleen daar, waar geloof is, waar men
erust in zijn woord, waar men gehoorzaam en stil
r»
(loet, zoo als Hij beveelt, ook al begrijpt men niet.
Kom en zie! had kort te voren philippus tot na-
toakael gesproken. Na had deze met de andere
jongeren deze openbaring van jezus beerlijkheiil
aanschouwd, en — quot;zijne discipelen geloofden in
Hem.quot;
En maria ? Zij zag haar vertrouwen beloond oP
eene wijze, die zij niet had kunnen verwachten-
Zij ontving versterking voor een 'geloof, dat dertig
jaren lang, terwijl haar zoon stil en onopgemerk'
leefde, niet had gewankeld. ïer zelfder plaatse i
waar nog zoo even gebrek en nood hadden g®'
heerscht, schittert nu de glans der goddelijke heeiquot;
lijkheid. In de armoede der aarde wordt de rijkdoi®
des hemels openbaar. En die jezus hadden genoo-
digd om Hem te eeren, zij zien hun vreugdefeest
niet slechts door zijne tegenwoordigheid, maar ook
door de openbaring zijner majesteit, heerlijk opg®
luisterd.
HOOFDSTUK X.
DE MOEDER VAN JEZUS EN ZIJNE BROEDËBS-
Matth. XII: 46—50.
Nog eenmaal voor de lijdensgeschiedenis
de Evangeliën de moeder van jêzus, daar waa^ ^^
met jezus' broeders komt en Hem laat
Hij, den kring rondom Hem overziende^ 'quot;^quot;^^oo
quot; Ziet mijne moeder en mijne broeders. Want
W'e uc„ „li iiiijuo vauers doet, die in de hemelen is.,
dezelve is mijn broeder, en zuster, en moeder.quot;
Naar welke aanleiding kwamen zijne moeder en
broeders tot jezus? Het was te Kapernaum. Op
bekeren dag, dat jezüs van een' berg in huis geko-
men was, verzamelde zich rondom Hem eene groote
Volksmenigte, zoodat jezüs en de zijnen naauwelijks
'ijd hadden om te eten. Phariseën en Schriftgeleer-
den, die Hem van Jeruzalem achtervolgd waren,
zoeken Hem ook hier bij het volk in verdenking te
brengen. quot; Hij heeft beelzebül ,quot; spraken zij , quot; en
door den overste der duivelen werpt Hij de duivelen
Hij heeft eenen onreinen geest.quot; Dat booze
^oord, uitgestrooid onder het volk, was ook, schoon
eenigzins verzacht en verbloemd, jezus bloedverwan-
''en ter oore gekomen, en aanstonds gaan zij uit om
'lem vast te houden. Jezus broeders, ongeloovig
zij waren, (1) hadden het gerucht zeker voor
baarheid aangenomen. En waar zij nu henen gin-
gen om Hem te halen, is 't wonder, dat ook zijne
''loeder medeging, al kon zij het gerucht ook niet
aanstonds gelooven.
Juist toen zij aankomen, is de Heer bezig in hei-
ligen ijver te spreken. Daar ontvangt Hij de bood-
schap: quot;zie uwe moeder en uwe broeders daar bui-
zoeken u.quot; Maar de schare zit rondom Hem.
Hij is geheel verdiept in het werk, door zijnen
bemelsehen Vader Hem opgedragen. Daarom over-
(1) Joh. VII : 5.
ziet Hij die rondom Hem zijn , breidt de handen uit
over zijne jongeren en spreekt: quot;Ziet mijne moeder
en mijne broeders.quot; Is hier zweem van liefdelooze
harde verloochening zijner moeder en broeders ?
Heeft zich jezus hier zijne moeder geschaamd?
Neen, neen, Hij vergunt ons hier een blik in zijn
open Heilandshart vol liefde en trouw.
De jongeren en het volk vernemen hier, dat Hij
zich door niets wil laten hinderen en storen, als
Hij bezig is in het werk Hem aanbevolen, tot een
waarschuwend en opwekkend voorbeeld voor allen gt;
die in zijnen naam tot zijn werk geroepen zijn-
Niets aardsch, hoe aangenaam ook, hoe biddend en
liefdevoel het zich voor ons plaatse, mag zich in-
dringen tusschen Hem en hen tot wier heil Hij ge-
komen is. Geen aardsche pligten mogen de gehoor-
zaamheid aan God belemmerend in den weg treden-
Maeia dringt zich wel niet in, zij blijft buiten
staan en laat haren zoon roepen. Maar daar moet
de trouwe moeder blijven staan , als ten sprekende
bewijze, hoe men alle ouders en betrekkingen ter
wille van jezus moet verloochenen. En maeia z^l
gewis de handelwijze van haren zoon hebben b®'
grepen , even als te Kana in Galilea. Wat de Heer
reeds lang door zijne daden had gezegd, dat spreek'
Hij heden bij deze gelegenheid ook in woorden
En ons ook geeft jezüs hier een voorbeeld, en
heldert als 't ware zijn woord op: quot;wie vader of
moeder lief heeft boven mij , is mijns niet waar-
•l'g-quot; (1) Als Hij werkt voor Gods rijk en Gods
dan laat Hij niet toe dat eenige aardsche band
of betrekking Hem belemmere en zijn doel Hem doe
Vergeten. Zoo wil Hij ook van de zijnen, dat zij,
quot;■Is Hij hen tot zijne navolging roept, zich niet
terughouden of zelfs ophouden laten door vleesch
bloed, en niet omzien achterwaarts, als zij een-
•^aal de hand aan den ploeg hebben gelegd (2).
De banden des bloeds zijn van God, en worden
Ook in Gods woord voor heilig en onverbrekelijk
Verklaard. En toch juist op die sterkste en heiligste
l^anden wijst de Heer, als Hij den pligt der zelfver-
loochening, als den hoogsten en meest omvattenden
ons oplegt. Neen, ook deze banden mogen ons niet
l^inden, als zij ons terughouden van den weg tot
'^Bristus , en door Hem tot onze zaligheid. Daar-
om is Hij niet gekomen om vrede te brengen, maar
1'et zwaard, omdat het hier geldt, eene besliste
'^euze te doen. Een der grootste gevaren is 't op
•ien weg des heils, als de stem des bloeds zich laat
Mooren en hare regten wil laten gelden. Die stem
^eeft zoo veel schijn van regt en zulke magtige
^ondgenooten binnen in ons, wanneer, op het punt
^aar men om Gods wil scheiden moet, de armen
•Ißr liefde zich uitstrekken, en de bede zich laat
Mooren: quot;o, blijf bij ons!quot; Daar staat dan de Heer
de andere zijde , met zijn ernstig : of alles , of
■^lets voor mij, met de prediking zijns woords en
0) Matth. X : 37. (2) Lucas IX : 57—62.
met zijn eigen voorbeeld , dat wij bij den blik op
Hem wel gedrongen worden om te spreken: quot;ja,
Heer! gij gaat boven vader en moeder, boven vrouw
en kind, boven alles wat wij liebben.quot;
Maar wanneer nu de nattmrlijke betrekking van
familieleden eene geheiligde wordt, wanneer vader
en moeder er op uit zijn in de harten der kinderen
het leven uit God te planten, als van den huis-
vader kan gezegd worden als van abraham: quot;want
ik heb hem gekend, opdat hij zijnen kinderen en
zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg
des Heeren houden, om te doen geregtigheid en ge-
rigte;quot; (1) als man en vrouw waarlijk één zijn in
het hoogste, en de liefde door de eenigheid de3
geestes broeders en zusters aan elkander verbindt, —'
waar 't alzoo is, daar kan niets zulke banden ver-
breken. Op zulken rust Gods oog met welgevallen-
Op zulken daalt zijn rijkste zegen neder. En toch,
het blijft een goed voor het aardsche leven , en ^^
de Heer het, dan moet het geloof ook dit alles wilhg
overgeven, want het geloof moet alles liefhebben
in God, maar God boven alles. Het geloof naoet
spreken: quot;De Heer heeft gegeven, de Heer heeft
genomen: de naam des Heeren zij geloofd.quot; (2)
Maar waar de Heer alzoo met ontzaggelijl^®quot;
ernst spreekt van ons Christen zijn , verkondigt HU
ook de zaligheid daarvan. Hij noemt niet alleen op,
wat men voor Hem verliezen en overgeven moe ,
(1) Gen. XVIII : 19. (2) Job I : 21.
öeen ook, wat men daarvoor bij Hem terugvindt.
Met goddelijke liefde ziet Hij op zijne jongeren en
op het volk om Hem henen. Hij strekt zijne handen
t»it, als wilde Hij allen omvatten en aan zijn hart
drukken ; Hij ziet rond en roept: quot; ziet, mijne moe-
der en mijue broeders!quot;
De Heiland noemt hier de vergoeding, die Hij
Zelve gevonden heeft, nu Hij van zijne moeder en
broeders naar het vleesch op zijne jongeren en vol-
gers wijst. Wat men verlaat en overgeeft ter wille
Van het godsrijk, dat kan slechts aan het ongeloof
en kleingeloof als offer en verlies toeschijnen. Is
bet geloof daar, dan acht men alles schade, wat,
of geheel van chkistüs terughoudt, of ten minste
bet komen tot en het getrouwelijk blijven bij Hem
bezwaarlijk maakt. En de Heer belooft honderd-
voudige vergoeding en geeft die ook.
Ja de Heer zelf wil den zijnen alles wezen.
®n wie Gods wil doet die staat tot Hem in de
laauwste betrekking, die is zijn broeder, en zuster
moeder. Maar zij heeft geen meerder regt op
Hem, dan allen die door het geloof in die gemeen-
schap treden, waarvan Hij eeuwig hot hoofd is, en
gelijk de eerstgeborene onder vele broederen,
-'^llen die uit God geboren zijn , in wien Christus
eene gestalte verkrijgt, zijn van christüs maagschap.
Zoo is dan bij dit zamentreffen van maria met
•'EZüs de band der liefde tusschen beide niet ver-
broken , neen, veeleer vaster toegehaald. Maria ia
niet verloochend en afgewezen. Neen, jezus belijdt
haar voor de zijne, maar alleen omdat zij Hem ge-
loovig belijdt. De Heiland heeft 't hier duidelijk
uitgesproken, dat Hij niet in het vleesch gekomen
is, om eenige weinigen naar den vleesche toe te
behooren; maar dat Hij Heiland is der wereld. Die
allen wil terugleiden naar het Vaderhuis; Die allen,
aan wien Hij gelijk werd, naar zijn beeld wil ver-
andei-en: Die allen kinderen Gods wil maken, en
als zoodanig erfgenamen des eeuwigen levens.
HOOFDSTUK XI.
MARIA OP GOLGOTHA.
Joh. XIX: 25—27.
quot;Een zwaard zal door uwe ziele gaan.quot; Hoe
menigmalen wel zal maeia aan dat woord van
simeon gedacht hebben, sedert de vlugt naar Egypte-
Hoe zwaar zal 't haar geweest zijn, toen haar
lieveling hare woning verliet, om naar zijne roeping
te handelen. Wat harde beproeving voor haar gc'
loof en hare liefde was het, toen zij drie jaren
lang mede moest aanzien, dat Hij, gekomen tot
liet zijne, door de zijne niet werd aangenomen»
maar hier met onverschilligheid, daar met haat en
spot ontvangen. Maar wat beteekent dit alles hy
hetgeen haar te wachten stond. Wat was jëzO'®
armoede en knechtsgestalte, waarin maeia
(^zag, bij den smaad van Golgotha!
quot;Als de dagen zijner opneming vervuld werden,
zoo rigtte Hij zijn aangezigt om naar Jeruzalem te
reizen.quot; (1) Drie malen beeft Hij zijn lijden voor-
uit aangekondigd, nu gaat Hij 't tegen, en behalve
zijne jongeren , verzeilen Hem zijne vriendinnen.
Gewis heeft makia eenigzins voorgevoeld wat
gebeuren zou. Maar hoe had zij zich ooit die
angsten en smarten kunnen voorstellen , waaraan zij
m Jeruzalem drie dagen lang ten prooi werd.
Niet de moederliefde alleen doet haar lijden, neen
lok de vuurproef waaraan haar geloof wordt onder-
■ïvorpen. Wie beschrijft wat in hare ziele omging,
^an dat zij jezus gevangenneming in Gethsemane
■^^ernam , tot dat zij stond bij zijn kruis!
Waar zij zich heeft opgehouden bij zijne teregt-
•■^telling voor den Joodschen raad, en den Romein-
schen landvoogd, wij weten het niet. Eensklaps
treedt zij als voor onze oogen in die ontzettende
Ire der kruisiging. En nu, welke moeder heeft ooit
laeer geleden, dan zij' toen leed? Ja, nu ging een
zvvaard haar door de ziele. Daar hangt Israëls
broost, die hare Hope is, aan het vloekhout, bespot
en gelasterd door dat volk, waarover Hij, naar dc
belofte des engels, tot in eeuwigheid koning zou
^^'ezen. 't Is als of in het donker van Golgotha al
de starren van hare vreugde en hope ondergaan.
En in 't midden van den strijd des geloofs, hoe
pijnlijk moest 't zijn voor haar moederhart, haren
(1) Lucas IX: 51.
-ocr page 78-zoon te zien lijden, zonder Hem hulp en lafenis
te kunnen brengen !
En toch, was zij eene geloofsheldin van den be-
ginne , ook nu blijft zij 't. De Heer betoont zicb
sterk in de zwakke. Daarom kan zij bij het kruis
staan en met eene andere maeia , en met Magda-
lena en johannes van lieverlede nader treden, (1)
om digt bij den stervende te zijn. Op deze plaats
van hartverscheurende smart zal zij nieuwe kracht
en nieuwen troost ontvangen. Het eerste woord, dat
over des Heilands lippen komt, is eene getuigenis
dat Hij de Zoon is van Hem, dien Hij als Vader
aanroept (2). Is niet dat eerste woord een steun
voor maeia's geloof, daar zij 't hooren mag, dat
haar zoon , ook in deze ure des doods, zichzelven
gelijk blijft in zijne betrekking tot den Vader daar-
boven, en in zijne barmhartigheid jegens de wereld;
ook waar zij in onzalige verblinding den Heer der
heerlijkheid kruisigt ? Zij hoort het Hoogepriester-
lijk woord, dat voor moordenaars en niet voor
deze alleen, maar voor alle zondaren bidt, en dus
ook voor haar. Zal 't geen troost hebben uitgestort
in haar verslagen hart? Zij verneemt de bede vaquot;
den medekruiseling en het antwoord daarop,
koninklijke genadetoezegging des Heilands. ZoO
aanschouwt zij in haren Zoon den Heer, die a®quot;
het kruis over de kroon des levens beschikt, f'quot;
nu, nadat Hij als Hoogepriester en Koning bee^
(1) Joh. XIX : 25. • (2) Lucas XXITI : 34.
-ocr page 79-gesproken , spreekt Hij ook tot liaar. quot; Nog een-
maal spreekt Hij als zoon des menschen, die eene
moeder heeft en persoonlijke pligten.quot; Ziende zijne
moeder en den discipel dien Hij liefhad, daarbij
staande, zeide Hij tot zijne moeder : Vrouw 1 zie uw
zoon. Daarna zeide Hij tot den discipel; zie uwe
moeder (1),
Gelijk Hij de zijnen die in de wereld waren,
heeft liefgehad, zoo heeft hij ze lief gehad tot den
einde toe (2). De gansche wereld draagt Hij op
zijn Hoogepriesterlijk hart. En Hij heeft te gelijk
een open liefdeoog voor zijne moeder, want Hij
Schouwt tot in het diepst harer ziel, Hij peilt hare
Hjdenssmart. Hoort toe. Dezelfde spreekt, die een-
maal sprak: quot;Wie is mijne moeder?quot; Is 't moge-
lijk , dat Hij toen hare liefde heeft willen verloochenen,
aan wie Hij nu met zoo teedere liefde gedenkt ?
Toen heeft Hij zijne handen uitgestrekt over zijne
jongeren en gesproken: quot;Ziet, mijne moeder en
mijne broeders;quot; nu staat zijne moeder naast een
der jongeren, den discipel dien Hij lief heeft, en
terwijl Hij zijn testament maakt aan het kruis, legt
Hij beider handen inéén, opdat zij voortaan als
moeder en zoon te zamen hunnen weg bewandelen.
quot;Vrouw! zie uw zoon.quot; 't Is geen gebrek aan
liefde, dat Hij niet moeder zegt. Neen, 'tis juist
teedere , sparende liefde die Hem den naam moeder
doet verzwijgen. Door het noemen van dion naam,
(1) Joh. XIX: 26, 27. (2) Joh. XIII: 1.
hoe zou Hij de wonden van haar hart nog dieper
hebben opgereten; hoe liaar welligt hebben bloot-
gesteld aan den spot en de verguizing der ruwe
krijgsknechten !
En dat jezus iuist nu zijn wooi-d van afscheid
tot maria spreekt, dat is het meest sprekend bewijs
zijner onveranderde en teedere liefde. Johannes
heeft den meester en vriend ook goed begrepen.
Immers zelve schreef hij: quot; van die ure aan natn
haar de discipel in zijn huis.quot; Aanstonds voerde hij
maria van Golgotha weg, om daarna, zonderbaar)
getuige van jezüs sterven te zijn. Aan de moeder
moest de laatste, allersmartelijkste aanblik bespaard
worden. En zij laat zich , als gehoorzaam aan des
zoons woord, gewillig wegleiden, eer dat de drie-
urige duisternis aanbreekt, eer dat de doodsbe-
naauwdheden den zoon des menschen overvallen, en
Hij met luide stem , het hoofd buigende , den geest
geeft. Voor dit aardsche leven is haar voortaan
een andere zoon gegeven, want Hij kan quot;t niet meer
zijn, die 't dusver is geweest.
En wat zal johannes gevoeld hebben toen de
Heer hem zulk eene eervolle taak opdroeg met dat
woord: quot;zie uwe moeder.quot; O, al mogt hij diep
verslagen zijn, daar hij zijnen zielevriend aan h®'
kruis zag hangen , dat woord wekte hem weder op gt;
het verhechtte hem met nieuwe banden aan het leven,
door het besef van eenen nieuwen grooten pÜg^'
tot welks vervulling hij geroepen werd. Ja, een®
kostbare nalatenschap was zij voor hern, die moeder
^'an JEZUS, want hij mag daarin een waarborg vin-
den, dat hem in de toekomst niets zal ontbreken.
HOOFDSTUK XII.
MAEIA IN DEN KKING DEE JONGEREN.
Hand. I: 14.
Nog eenmaal noemt de Schrift :maria's naam.
^ij lezen: quot;deze allen (de apostelen) waren een-
dfagtelijk volhardende in het bidden en smeeken,
niet de vrouwen en maeia, de moeder van jezus,
en met zijne broederen.quot; Zij is nu te Jeruzalem in
den engeren kring der geloovigen, en ook de broe-
^ers, die vroeger niet geloofden, hebben zich aan
dien kring aangesloten. Na het afscheid op Golgo-
tha, waar jezus met zachte hand de banden des
vleesches had losgemaakt, vinden wij nu maria in
^'^n gezelschap, waar de liefde , de band der volko-
nienheid, allen aan elkander verhecht, en het geloof
^llen verbindt aan hun eeuwig en eenig Hoofd. Zij
nu discipelin des Heeren. Zij wordt genoemd niet
maar achter de uitverkoren apostelen, die eens
zitten zullen op twaalf troonen. Daar wordt zij
genoemd als een levende steen, mede behoorende
'ot den tempel Gods, niet als grond en hoeksteen,
■^ant dat is en blijft alleen jezus Christus, die
Ook haar Meester en Heer is, tot wien ook zij als
een zondig, maar uit zijne volheid begenadigd men-
schenkind bidt en smeekt. Ook zij heeft den goeden
strijd des ootmoedigen geloofs moeten strijden, en
is zij nu zalig, waaraan wij niet twijfelen, zij is 't
uit genade geworden. Toen zij dit leven verliet,
dat zij, als ieder ander, aangevangen had als een
natuurlijk mensch, die uit God wedergeboren moest
worden, toen is haar heengaan, evenmin als haar
geboren worden, gekenmerkt geweest door teekenen
en wonderen. Neen, zij is niet, zoo als eene on-
zinnige schepselvergoding fabelt, als hemelskoningin
ten hemel gevaren. De Heer heeft zijne quot;dienst-
maagdquot; — schooner eernaam heeft zij niet — in
vrede laten henengaan. Neen, wij zullen haar niet
eenmaal zien, in hemelschen tooi, aan de zijde van
den verheerlijkten Godmensch, als de geestelijke
moeder van alle kinderen Gods op aarde. Indien
maria behoort tot de gemeente der eerstgeborenen,
en wie gelooft dit niet? 't is alleen omdat haar
naam geschreven staat in het boek des levens, om-
dat zij Gods genade in christus ootmoedig en ge'
loovig heeft aangenomen, omdat zij volhard heeft
in het geloof tot den einde toe.
Wat dunkt u van maeia, mijne lezers! nadat de
verschillende bijzonderheden uit haar leven u hiei
voor den geest zijn geroepen? Heeft de Heer niet
groote dingen aan haar gedaan? is zij niet eene
liefelijke gestalte, waardig om aan te zien, en ons
ten voorbeelde te stellen, niet van wege eene, haar
Van nature eigene of door haar zelve verkregene
heiligheid. Neen, maar omdat in baar gezien wordt
Wat Gods genade vermag; hoe zij menschen schept,
'Q wie christus bij toeneming eene gestalte ver-
krijgt. Geen leven als dat van maeia, zoo vol
Vreugde, maar ook zoo vol smart. En toch ten
^llen dage, en bij vreugde, en als haar het zwaard
door de ziele gaat, ziet zij in eenvoud op den Heer.
Zij is kalm door het geloof. Hare ziel is immer
stil tot God.
O wel teregt heeft zij in haar loflied gesproken:
2ie van uu aan zullen mij zalig spreken alle de
geslachten!quot; (1) Zalig zijt gij die geloofd hebt; de
'lingen, die u van den Heer zijn gezegd, zijn allen
r
Volbragt!
(1) Lucas 1 : 48.
-ocr page 84-Bij M.Wijtöi Zoskh, Drukkers vau het Ned- ZandelioggenooUch.
worden ook uitgegeven de volgende Kleine Stukjes:
CenUnbsp;Genta.
l.Evangelische herinnerin-
gen aan Kratiken......
2.Over het nuttig Kerkhaan.
5.Over heldoen v. üelijdttnis
«.Euu woord voor menschen,
die niet Ier kerk kunn.gaan 7
5.Hetnbsp;Chrislend. bescUaarad
door ...................
6.Evangelischenbsp;herinuerin-
pen aan liedroelden . . . . l5
y.lilvangeii». herinneringtin
aan Vadeia en iWocdwia . , 13
8.Een woord aan V«lt;ieiaen
Moede» s over riro Doop. . 03
9.Over het allei hesie Boek.
lO.Ondei w.overhel BijbeJI.'z. 20
J 4.Het leven van den Heer-Ieius i.7',
J.a.Iet» over het Avondmaal . 12}
13.Opwekking toJ de huisse-
liike Godsdienst......H-i
14.Zamenapraaknbsp;tusschen drie
vriend, over lt;le Weil^rgei». 07^
15.Hetnbsp;lev.van VViiliamKelIj 10
16.Drienbsp;zamenspr. tusschen
een*Leeraar « n eenHulsm. 10
17.Hetnbsp;dorp Eerenhotl, lol
vorigen welvaart hersteld. 20
IS.Het nadeel van hel bi) de
atraat loopen der kinderen 12.}
19.Waarsch.le^cn deOniucht 30
20.Iets voor herstelden uil
krankheid.........
21.Iet» voor Gevangenen. . .
22,Geschenk der Christelijke
liefde voor kinderen. ... 20
25.Geschenk voor Liflmaten . 15
24.Hebnbsp;ik wel Reooeg voor de
25.Tweedenbsp;Gestb. der Chris-
teliike lieTde voorkinderen J5
26.Voornbsp;Diensthoden.....17}
27.Over de Feesten......
39.Jezus, de Gencesmeesler . 10
30.Evang. herinneringen aan
oude Lieden .... ... . 15
Sl.Verzamel. van leerz. brie-
ven en opwekk. verhalen . 12|
33.Opwekk.lotweltevredenh. H.,
35.Een goed wooid aan Chns-
ten-oudrrsover de opvoed. 15
54.Franke, de kracht des Gel. Ui
35.Schets van het leven van
Afrikaner.......... -
Se.Waarschuwinjj legen Uet
kwaadspr^-ki-n....... 'a,
57.Iels over de Zeirkennïs. . 15
58.Een woor.l van onderripl
en troosl in ftlerrhuizen. . 2quot;
39.Mennbsp;nietw.M n.fr. k«n 12*
15
15
I7i
10
10
j 40.Vrietide!. raad aan zwaar-
lO I moedigen..........15
7^: 41.Waarom wordiknietbeter 17.^
7};42.Wie ziin, hier op aarde,
de gelukkigste menschen .15
43.Gedenk le alerven ..... 15
'*4.Het Voorbiddf-n, een pligt '
der Christelijke liefde. . . 12^
45.0pw. lotgetrouwe deelne-
ming in het Maand.Gebed. 17^
46.TnMgt;atw.nbsp;voor Christenen. 15
47.BiibelsLeesb.nbsp;voor Krank. 15
48.Iets uit het levenvan Felix
Ncir.Pred.der Waldenzen 20
49.Helnbsp;Geloof in JezusCbris-
lus, naar Jüh. VI.....20
50.Denbsp;Christel. Oefenschool. 20
51.nbsp;üe Goede Herder.....174
52.Hj^helschnbsp;Onderwijs over
's Menschen bekeering . . 17^
53.Genadenbsp;en Pligt......17^
54.Geschenkaannbsp;allendieGods
woord mogen hooren. .. . 17^
55.Denbsp;Zelfbeproeving.....17.J
56.Hetnbsp;wandelen als kinderen
des L'cbts.........17J
57.Eennbsp;wlt;»ord aan allen die
gaarne hel beste voorbeeld
wenschen na te volijen. . . 174
58.Iels over het Geweten . .
59.Christel.Godsvrucht, geen
Dweeperij..........
fiO.Geschied.v.JohannesEliot.
61.Eennbsp;woord over onsren
Geestelijken wasdom. . . .
62.Denbsp;Christen........
63.Aanprijzingnbsp;van efn god-
vrnchlig huiselijk llt;'V«!n. •
64.Herinn.nbsp;van fen' Dorpsl.
65.Wenkennbsp;..nitienl het ge-
brek aan schuldgevoel .
66.Handl.nbsp;lot de Algem Kaart
der Christel. Zendingap. ' '
67.Denbsp;wederzijdsche pUgl.
het Christel. leven. .
68.Denbsp;ware vooruitgang
69.nbsp;Gods hoogheid en der Men-
schen geringheid,
Jez. XL r 12 — 18 • . • • '
70.Hoenbsp;wil de Heer il-'t 7ijoe
Discipelen omtrent Hem ^^
zullen'gezind zijn • • ' ,0
7J.G..dsdi^n5ii!ih uil
72.Bidtnbsp;lOTider ophouden . • ' .j,
73.Hetnbsp;heste Avondmaalskleed. ^^
.....................
75.110 hcsle Takkelnbsp;8
76.Donbsp;vriendschap der
77.Wafnbsp;doet men voor Israi ■
r«.Maria, i1e Moodrrdr« II'-«'-''quot;