-ocr page 1-

EK.V WOORD AAN AIgt;t.E,V,

DIE GAARNE

HET BESTE VOOEBEELü

\

^yENSCHEN NA TE VOLGEN.

nKRÜE DRÜK.

Te ROTTERDAM,
bij M. WIJÏ amp; ZONEN,
Di-ukkers vr,„ l.et Nederlandsche Zen,leli„agennot.,oha,,.

LV.I,

-ocr page 2- -ocr page 3-

VOO R B K lï I G T.

Gecommitteerden van het Nederlandsche
^zendelinggenootschap, tot het opstellen, ver-
zamelen en uitgeven van kleine Stukjes ter
bevordering van Evangelische kennis en god-
zaligheid, ook bij min geoefenden; ~
namelijk:
l. merens, Predikant, h. b. vinke.
Til. Dr. en Hoogleeraar te Utrecht, j. moll,
Jacobz., Predikant te 's Gravenhage, j. brave,
w. van der leeuw, Predikanten ^Amsterdam,
r. adriani en j. j. van oosterzee, Th. Dr.

-ocr page 4-

IVnbsp;YOORBEniGT.

Predikanten te Rotterdam, overeenkomstig
hun ambt en hunne bediening, dat oogmerk
gaarne vullende bevorderen, en in uitzigt
op des Heeren medeiverkenden zegen, bieden
het nevensgaande Stukje hunnen landgenooten
aan; erkennende intusschen geene uitgave
voor echt, dan welke door een hunner of
door de drukkers dezes onderteekend is.

-ocr page 5-

INHOUD.

Inleiding.

EERSTE AFDEELING.

Over den hemelschen zin en de grondtrek-
ken van het karakter van Jezus in het
algemeen.

TWEEDE AFDEELING.

Hoe deze hemelsche karaktertrekken zich
openbaarden in de verschillende omstan-
digheden van zijn leven.

EERSTE TIJDPERK.

Hoe in zijne kindschbeid en jongelingsjaren

-ocr page 6-

twkede en voorname tijdperk.
Hoe in zijn openbare leven.

eerste hoofdstuk.
Jezus in zijne openbare Godverheerlijking.

tweede hoofdstuk.
Jezus in zijnen arbeid.

derde hoofdstuk.
Jezus zich ontspannende van zijnen arbeid.

vierde hoofdstuk.
Jezus in den omgang des gezelligen levens.
§ 1-

Jezus verkeer omtrent zijne bloedverwanten.
§ 2.

Jezus omgang met zijne vrienden.

II. Jezus een gezellige vriend.

Jezus een vertrouwelijke vriend,
c. Jezus ceu deeliieraende vriend.
cl. Jezus een getrouwe vriend,
e. Jezus niettemin een nederige vriend.

§ 3.

Jezus omgang met anderen.

-ocr page 7-

vijfde hoofdstuk.

Jezus levenswijsheid.

§ 1.

Jezus levenswijsheid in de betooniug van
vaderlandsliefde.

§ 2.

Jezus levenswijsheid in de keuze eener woon-
plaats.

§ 3.

Jezus levenswijsheid in liet ontwijken van
gevaren.

§ 4.

Jezus levenswijsheid in zijnen toorn.

§ 5.

Jezus levenswijsheid in het blijven in zijnen
kring en bij zijne roeping.

§ 6.

Jezus levenswijsheid in het gebruik maken
van voorkomende gelegenheden tot zijn
oogmerk.

-ocr page 8-

VllI

zesüe hoofdstuk.
Jezus iu zijnen strijd met verzoekingen

zevende hoofdstuk.
Jezus in lijden.

achtste hoofdstuk,
De stervende Jezus.
Besluit.

-ocr page 9-

INLEIDING.

Van wien zoudt gij wederom liever dan
van Jezus lezen, mijne Geliefden! op wien
immei-s ons oog nooit genoeg gevestigd, en
van wien liet hart nooit verzadigd is.? De
Apostel Paulus stelde er hoogen prijs op,
dat
Eij ons als voor de oogen geschilderd zij
(1).
Zoo moet Hij ons gedurig voor den geest
staan, als of Hij onder ons gekruist ware,
als of wij Hem hadden zien lijden, als of wij
Hem hadden zien sterven met eigen oog, ais
de verzoening voor onze zonden. Dat leert
ons de wijze van regtvaardiging, welke Gods
heilige liefde voor ons noodig geoordeeld heeft,
des te beter kennen. Het bewaart ons des te
veiliger voor den minsten opstand tegen die
(1) Gal. III : 1.

-ocr page 10-

aanbiddelijke wijsheid onzes Gods (1), en
vereenigt ons des te volkomener met dezelve
in geloove des Evangeliums. Het verootmoe-
digt ons des te dieper, als wij daar zien, hoe
onze zonde veroordeeld moest worden, in
hetgene Hij voor ons leed, en het vervult ons
met te levendiger afkeer van alles wat over-
treding tegen Gods heiligen en wijzen wil
heeten kan. Het vertroost ons te krachtiger,
als die het weten, welke vrijmoedigheid wij,
bij opregte toevlugtneming daartoe, hebben
door dat bloed en door die gehoorzaamheid,
en zijne voorspraak daarop gegrond (2). Het
verbindt ons te naauwer in ootmoedige en
dankbare wederliefde aan Hem, die zoo veel
voor ons verlaten en zoo veel voor ons dragen
wilde en nog steeds zijn wil, en aan den
Vader, die zijnen eenigen en geliefden niet
gespaard, maar voor ons overgegeven heeft ^
het dringt ons onwederstaanbaar om voor Hem
te leven en voor dien Redder van allen die
Hem aanroepen. Zalig hij , die, uit dit be-
ginsel van dankbare wederliefde, dagelijks

(1) Rom. X: 3. (2) 1 Joh. II : 1, 2. Rom. VIII : 31,
X: 13. Hebr. IX: 24, VII: 25.

-ocr page 11-

slechts vraagt, wat Hem en den Vader be-
haagt. Zalig hij, die, dat lezende in het
eeuwig Evangelie, in de beloofde kracht des
Heiligen Geestes, en om haar biddende steeds
waakt op alle zijne wegen, jagende naar ge-
hoorzaamheid en heiligmaking, naar al wat
waarachtig is en eerlijk enquot; regtvaardig en
i'ein, naar al wat liefelijk is en wel luidt,
zoo daar eenige deugd is en zoo daar eenige
lof is, levenslang, en strijdende tegen al wat
er tegen over staat met bezadigden en wijzen
moed, tot dat de wapens worden nedergelegd
in de ure waarin men ontslaapt, om in te
gaan in de ruste, die er overblijft voor het
volk Gods. Och! dat Hij ons dagelijks zoo
voor de oogen geschilderd stond! Och, dat
de prediking van zijn lijden en dood en des-
zelfs gedachtenis aan het avondmaal, naar
zijne wijze en liefderijke bedoeling meer zoo-
danige vruchten bij ons drage!

Maar Hij moet ons niet alleen voor de oogen
als geschilderd staan, als of Hij onder ons
gekruist ware, maar ook, als zagen wij Hem
onder ons rondwandelen , als waren wij oogge-
tuigen van den zin en het gevoelen, hetwelk

-ocr page 12-

altijd in Hem was. Hij is toch niet alleen
voor ons gestorven als eene verzoening voor
de zonde; maar Hij heeft ons ook,
en in
geheel zijn leven ,
en in zijn laatste lijden cn
sterven een exempel nagelaten, opdat wij in
zijne voetstappen wandelen zouden, en de
Geest, die uit God is en in ons door Hem
wonen wil, werkt, ook door deze voorstel-
ling van zijn voorbeeld, op onze harten. Ik
wensch u daarin eenigzins behulpzaam te zijn:
en dat is u immers welkom ? Maar dan wilt
gij ook wel, even als met vorige boekjes, dit
woord aan u dikwijls lezen en gedurig bij de
hand hebben ter uwer besturing. Als het
verlangen, dat Zijn zin in u overvloediger
ware, u niet vreemd is, dan is de vraag:
hoe deed de Heer in allerlei levensgevallen,
u hoogst belangrijk. Als de ootmoedige aan-
neming van Gods genade door Hem u het
harte in liefde tot Hem en den Vader heeft
ontsloten, dan is het u behoefte Hem veel
voor den geest te hebben, en Hem liefde en
dankbaarlieid en gehoorzaamheid te bewijzen
en blijdschap te veroorzaken over u, daar-
mede ook dat gij dagelijks meer naar zijne

-ocr page 13-

navolging jaagt. Ik zal u wel niet alles kun-
nen noemen: dan moest ik een groot boek-
deel schrijven, en dat is het doel van deze
stukjes niet; maar ik zal u, hoop ik, met
weinige woorden toch menigen wenk kunnen
geven, die uw nadenken en uwe navolging
opwekt. Het komt ook niet te pas volstrekt
alles te noemen wat de Heer sprak en deed;
want waar Hij sprak of handelde als Gods
Zoon, met zijne magt en majesteit bekleed,
daar kan Hij ons ter navolging niet voorge-
steld worden , evenmin als waar Hij sprak of
handelde in eene betrekking, in welke wij niet
zijn geplaa.st. Zoo zal ik Hem u niet voor-
stellen , waar Hij als de beste leeraar ook het
beste voorbeeld voor leeraars is, behalve in
zoo verre gij ook van Hem als zoodanig lee-
ren kunt, hoe gij bij het onderrigten van
anderen, van uwe kinderen vooral, best sla-
gen zult.

Eer ik tot het onderwerp zelf kome, nog
dit eene verzoek: dat gij toch niet toegeeft
aan de dwaling, dat het onnavolgbare van
Jezus voorbeeld ons ontmoedigend zoude moe-
ten zijn. Dat is inderdaad eene dwaling door

-ocr page 14-

welke gij dit boekske ongelezen wegleggen,
door welke gij hetzelve moedeloos, of mis-
schien wel half wrevelig, als werd van ons
te veel gevergd, versmaden zoudt. Hoe on-
redelijk! Heeft dan het volmaakte, uwe
jeugdige krachten verre te boven gaande, van
de voorbeelden uwer onderwijzers en onder-
wijzeressen u afgeschrikt, naar welke zij u
hebben onderwezen. Of vormdet gij u niet
naar hetzelve in de hoop, dat gij toch eenmaal
aan hen gelijk zoudt kunnen worden ? En
is ons dat ook niet beloofd ? 1 Joh. Hl: 2
Hebt gij toen wel ooit zoo onredelijk gerede-
neerd? Hoe? moest ons dan liever bij al de
gebrekkige voorbeelden nog een gebrekkig
voorbeeld gegeven zijn, opdat wij het on-
aangename gevoel missen zouden, dat het-
zelve
hier in die mate onnavolgbaar voor ons
is? ICan dat onaangename gevoel ook in den
grond eerzucht en hoogmoed zijn, of met
eenigen tegenzin of opzien tegen den strijd
tegen
alle besmetting des vleesches en des
geestes, meer dan gij zelf nog ziet, in ver-
band staan ? Of is het dat niet, is het waar-
lijk ootmoed, gelijk deze ook zoodanige rig-

-ocr page 15-

ting nemen kan; is het u wezenhjk van
harte tot leed dat gij in zijne navolging, o!
zoo veel te kort komt; ei! laat het u genoeg
zijn, dat de volkome gelijkheid aan Hem,
u eerst hier boven beloofd is, en dat gij het
met goeden moed
zóó na aan die hemel-
sche volkomenheid moet zoeken te brengen,
als gij hier zult kunnen. Weet gij dan ,
dat Hij u door zijne opvoedingszorg over u,
mits gij u gedurig aan Hem toevertrouwt,
als met eigen hand daartoe leiden, en dat
immer Gods Geest met goddelijke kracht
u vervullen wil. Weet gij dan, dat uwe
betreurde en beledene tekortkomingen u om
zijne volmaakte zoenofFerbande en voorspraak
allen verg(3ven worden, wanneer gij daar steeds
uwe toevlugt zoekt; dat gij , ook uit deze
mislukkingen van uwen strijd, wijsheid en
ervaring leeren zult, en dat gij Hem dagelijks
meer liefhebben zult, naarmate zijne liefde
dagelijks meer geduld met u oefent en u
meer vergeeft. Opzettelijk onachtzaam wezen,
of onder uwe tekortkomingen onverschillig
zijn. neen! dat zult gij niet kunnen: dan
zoudt gij er dat leed niet over dragen en de

-ocr page 16-

dorst naar de volmaaktheid, uit dat ootmoe-
dig beginsel, niet in u zijn. Neen, liever
dan liet boekske weg te leggen, willen wij
aan Job. XII: 26, 1 Joh. II: 6 en
Matth. V: 48 denken!

Na u dit een en ander vooraf herinnerd
te hebben, stel ik u den Heer dan,
in het
algemeen
voor in zijnen hemelschen zin en
karakter, gelijk dat altijd en in alles in Hem
doorstraalde, en dan, hoe dat in Hem werkte
in de
bijzondere omstandigheden zijns levens,
in zijne kindschheid en jongelingsjaren reeds;
maar daarenboven gedurende geheel zijn open-
bare leven, op dagen aan de dienst van God
bijzonder geheiligd niet slechts, maar eiken
dag in zijnen arbeid en in zijne ontspanningen
van zijnen arbeid, in zijnen omgang en in
zijne eenzaamheid, ook in de verzoekingen
tot zonde welke Hem omringden, in zijn
lijden, en toen Hij stierf.

-ocr page 17-

EEESTE AFDEELING.

ovek den hemelschen zin en dr grond-
trekken van het karakter van
jezus in het algemeen.

Zoude de Heer aan ons aller geboorte-erfenis
ontheven zijn, volgens welke wat uit vleesch
geboren is, vleesch is, en volgens welke wij
allen onvolmaakt en besmet ter wereld komen,
Hij moest, ook naar zijn stoffelijk deel, eenen
gansch buitengewonen oorsprong bezitten. O!
wonder van goddelijke wijsheid, liefde en
magt! De Heilige Geest is over Maria geko-
men en de kracht des Allerhoogsten heeft haar
overschaduwd, en nu is dat heilige dat uit haar
geboren is, afgescheiden geweest van de
zondaren cn onbesmet. (1) Heerlijke geboorte!
Wederom een mensch op aarde, gelijk eens de
eerste mensch, het beeld van God onvermengd
dragende, en tevens een hulsel deelachtig voor
de inwoning der goddelijke natuur van den Zoon
des Vaders geschikt. Dat bezit van Gods on-
vermengde beeld vormde Hem ook reeds in
zijne kindschlieid en jongelingsjaren tot dien

(1) Luc. I : 35. Hebr. VII: 26.

-ocr page 18-

onvergelijkelijke, die allen overtrof zonder op-
zien te baren en die steeds toenam in wijsheid
en in genade bij God en bij de menschen (1),
Maar, daarenboven, werd Hij op zijn dertigste
levensjaar in nog ruimer mate met gaven des
Heiligen Geestes tot het groote werk zijner be-
diening toegerust, zoo dat Hij nu
vol des Hei-
ligen Geestes (2) daar henen wandelde, en naar
de profetiën, welke van Hem gesproken
hadden (3), van de vreeze des Heeren geheel
doordrongen was. Ik zal, om u op dezen
hernelscben
zin des Heeren te wijzen, nu
nog in geene bijzonderheden treden, noch
zijne geschiedenis met u doorloopon. Dan
zouden wij ligt tot noodelooze herhalingen
komen Ook mogt ik dan wel alles aaneen-
geschakeld u verhalen; want alles was er van
doortrokken, wat Hij ooit deed of sprak.
Maar ook zonder dit weet gij het. Hij zocht
nooit zijne eer, maar de eer zijns Vaders.
Hem had Hij lief, zijnen wil beproefde Hij in
alles. In Hem te rusten , aan zijne beschik-
kingen zich met genoegen te onderwerpen,
Hem te gehoorzamen, op Hem te vertrouwen,
(1) Luc. 11 .^2. (2) Lnc. IV; 1. (3) Jps. XI: 23.

-ocr page 19-

voor Hem te leven en met zijne gedachten
altijd bij Hem te wezen, van wien Hij trou-
wens wist dat Hij altijd bij en met Hem was,
al zag ook zijn ligchamelijk oog Hem niet;
dit was onafgebroken zijne lust, zijn dage-
lijksch werk, zijne vreugd. En met dezen
wil zijns Vaders, ook in liefde tot en mede-
doogen met menschen, met ongelukkigen, die
zich op Hem verlaten wilden vooral, vol-
komen overeenstemmende, was zijn geheele
openbare leven, een leven niet voor zich zelf
maar voor anderen. In plaats van gediend
te worden, diende Hij menschen, zondaars,
ons! Wat zullen wij Hem vergelden? zullen
we Hem ook gehoorzamen, als Hij ons nog
prediken laat, dat liet gevoelen hetwelk in
Hom was, ook in ons zijn moet?

Met dien heiligen, homelschon, godvruch-
tig™ zin, stonden ook de grondtrekken van
zijn karakter in hot naauwste verband. Niet
zonrler dagelijkschen strijd en verzoekingen,
gelijk de Schrift ons zoo duidelijk zegt, dat
Hij
in alle dingen verzocht is geweest, gelijk
wij, doch zonder zonde (1). Deze, door de
(I) ijftbr. IV; 15.

-ocr page 20-

teederste godsvrucht steeds bestuurde karak-
tertrekken waren , vooral gevoeligheid, doch
geregeld door verstand; ernst, maar gewijzigd
door zachtmoedigheid; ijver, maar gematigd
door kalmte van geest, en opregtheid, doch
bestuurd door voorzigtigheid.

Waar valt zijne edele gevoeligheid niet in
het oog ? Zij werd door zijne liefde tot zijnen
Vader en tot de menschen verhoogd en zij
maakte Hem wederkeerig vatbaar voor die
liefde. Zij deed Hem met ware deelneming,
blijde zijn met de blijden, en weenen met
de weenenden. Zij maakte Hem dankbaar bij
hetgene Hem genoegen deed en vatbaar voor
do goddelijke bedoelingen voor Hem en voor de
zijnen in zijn lijden (1). Maarzij was altijd door
verstand gewijzigd. Nooit werd zij in vreugde
uitgelatenheid, nooit misnoegdheid of moede-
loosheid in den tegenspoed. Ziet Hem zoo
gevoelig, maar tevens zonder overdrevenheid,
verblijd bij de belangrijke wederkomst der 70
discipelen. Ziet Hem diep, maar heilig en
zonder zijne veerkracht te verliezen , bedroefd
in Geth.semané. En wat het blijde zijn en het

(1) Hebr. II i 17, 18. IV i 15.

-ocr page 21-

weeuen met anderen betrelt: aanschouwt zijne
hartelijke, maar altijd bezadigde deelneming
m de bruiloftsvreugde te Cana en in de rouwe
aan het sterfhuis te Bethanië.

Zijn heilige ernst is mede op elke bladzijde
zijner geschiedenis te lezen Hij velde over
het gewigt der zaken een waarachtig oordeel.
De kleinste vogel was in zijn oog niets minder
dan een gewigtig deel der schepping, het
voorwerp der goddelijke Voorzienigheid; maar
verre van overdrevenheid of beuzelgeest, waren
de Farizeeuwsche reinigingen in het geheel
niet in zijnen geest. Even zoo was zijn ernst
door zachtmoedigheid bestuurd. Dezelfde
mond die spreken
moest: Wee u gij veinsaards!
bad ook, waar Hij
kon en mogt: Vader!
vergeef het hun, want zij weten niet wat zij
doen. In ons oog schijnt ernst en zachtmoe-
digheid vaak tegenstrijdig. In Jezus was het
één, gelijk in God. Zijn ernst was immer
era zaclitmoedige ernst en zijne zachtmoe-
digheid eene regtvaardige zachtmoedigheid.

Even zoo was het met zijnen ijver gelegen.
Deze kernnerkte zijnen arbeid door vlijt, ge-
heel zijne gods.vrucjit door werkdadigl'ieid eii

-ocr page 22-

zijn lijden door onbezwekene volharding. Maar
/.OU overspannen ijver de krachten, voor den
arbeid geschikt, ondermijnen , de godsvrucht
in dweepzucht of werkheiligheid doen ontaar-
den en het lyden verzwaren boven hetgene
God oplegt, zoek dat bij den Heer niet.
Nooit werd bij zijnen ijver kalmte van geest
gemist, zoo min als zijne kalmte immer traag-
heid werd. Van den morgen tot den avond
was Hij bezig, maar met bedaarden gang;
was het Hem behoefte, dan aarzelde Hij ook
niet om de schare op eenen berg of op de
zee te ontwijken en betamelijk te rusten van
zijne vermoeijenis; en zijn lijden ging Hij met
bezadigden moed tegen, zonder hetzelve roe-
keloos als in den mond te loopen.

Wie kent eindelijk zijne opregtheid niet ?
Immers zweefde zij Hem bij vriend en vijand
op de lippen. Maar zoude te ver gedrevene
openhartigheid iets ontijdig aan zijne vrienden
hebben ontdekt, of zijne vijanden in hunne
boosheid begunstigd hebben, ziet het aan zijn
onderwijs, aan zijne gesprekken, aan zijne
bedachtzame, soms ontwijkende antwoorden,
hoe Hij alsdan zelf de volmaakte beoefenaar

-ocr page 23-

was van hetgene Hij zijnen vrienden aanbeval :
„ Zijt voorzigtig gelijk de slangen , en opregt
gelijk de duiven.quot; (1)

Mij dunkt, gij dankt God met mij, voor
zulk eenen voorganger op den weg der waar-
heid en des verstands. Mij dunkt, gij dankt
God met mij dat de Geest, die in Hem als het
Hoofd is, ook in ons zijne lidmaten wonen
wil, dat Hij ons op het gebed is toegezegd.
Mij dunkt, gij dankt God met mij, dat, zullen
wij Hem hier op verre na niet volmaakt leeren
navolgen, wij, die met eene besmetting te
strijden hebben , van welke Hij ontheven was:
dat, zeg ik, de volmaaktheid ook de maatstaf
niet is, naar welke wij onze hoop op het betere
bümelsche leven behoeven af te meten, maar
dat we hier evenwel, in zijne kracht, tot de-
zel ve naderen kunnen en mogen ; dat er voor
allen waarlijk betreurden afstand van Hem,
door do goddelijke genade in Hem , vergeving
is; en dat, wie hier dagelijks in opregtheid in
zijne voetstappen wenscht en zoekt te wande-
len , in al deze voortreffelijkheden hier boven
eens volkomen aan Hem gelijk zal zijn.

(1) Matth. X: l(i.

-ocr page 24-

Zeg dan niet moedeloos: „ Wie klimt dien
berg des Hoeren op?quot; maar neemt bet met
mij, gaarne ter harte , als wij nu voortgaan ,
om ons Zijn beeld , meer in de verschillende
bijzonderheden zijns levens, voor den geest te
brengen.

TWEEDE AFDEELING.

hor deze hemelsche karaktertrekken
zich openbaarden in dk verschillende
omstandigheden van zijn leven.

EERSTE TIJDPERK.

Hoe in zijne kindschheid en
jongelingsjaren.

Gij kent de geschiedenis zijner reize naar
het Paaschfeest op zijn twaalfde jaar, welke
door zijne edele moeder in den kring harer
vertrouwde vrienden en vriendinnen waar-
schijnlijk meermalen verhaald en zoo ook ter
kennisse van Lucas gekomen is (1). Ziet er
uit, welk vertrouwen Plij zich toen reeds
bij haar verworven had, dat zij het Hem toe-
vertrouwde in eene van menschen zoo ver-

(1) Luc. 11 : 11—51.

-ocr page 25-

vulde stad, alleen zijnen weg te gaan en zich
bij eene der karavanen te voegen aan het einde
van het feest bij welke zij f-fera des avonds
dachten te vinden. Wij willen het onzen
kinderen, dunkt mij, dikwijls herinneren of
te lezen geven. En gij, lieve kinderen! die
dit leest, jaagt er biddende naar, dat, van
kindsbeen af, door geloof in Hem , zulk een
bezadigd en godvreezend karakter in u zij,
dat uwe ouders op goeden grond zulk een ver-
trouwen in u kunnen stellen. Eene betame-
lijke vrijheid is begeerlijk. Waarom zoudt gij
ook niet zelf uwen weg eens mogen gaan ?
Dat zal men u zelfs gaarne vergunnen. Alleen-
lijk , men moet het op goeden grond u kunnen
toestaan. Dat zal n kunnen ten deele vallen
door geloof en godsvrucht, van der jeugd af
gezocht. Zoo aangenaam is vroege bezadigd-
heid en godzaligheid. Zoo is zij geen droevige
last, gelijk het vooroordeel menigmaal denkt,
maar een waar genot, hetwelk altijd nieuw
genot voorbereid. Ziet er uit hoe de tempel
»lezus geliefde verblijfplaats, en het hooren
der Wijzen van zijnen tijd zijne geliefkoosde
bezigheid was. I^inderon moeten van dien

-ocr page 26-

Volmaakten willen leeren , gaarne ter kei-ke
te zijn en in godsdienstig niet minder dan in
wetenschappelijk onderwijs, als het ware, te
hangen aan de lippen van hunnen leeraar.
Zult gij het ter harte nemen ? Dat Jezus na
liet einde van het feest te Jeruzalem bleef,
daarvan weet ik u, bij gebrek aan zeker narigt,
de ware reden niet mede t,^ deelen; maar gij
gelooft gaarne met mij, dat het eene geheel
onschuldige reden was, al konden wij er ook
niets van gissen. Heeft Hij ook misschien
verwacht, dat men Hem aangaande den tijd der
afreize waarschuwen zoude? En hebben Maria
en Jozef misschien gedacht, dat Hij dien tijd,
ook zonder waarschuwing, begrepen en zich
bij de aanverwanten en karavane gevoegd had ?
Honderdmaal gebeurt or in de zamenleving
iets dergelijks uit louter misverstand. Toen er
dan nu met de reis naar de rustplaats der
karavane een dag, en met de terugreis van de
rustplaats naar Jeruzalem een tweede dag ver-
loopen was, brengen zij eenen derden door
met Hem overal te zoeken en vinden Hem
eindelijk in den tempel. Maar hoe beschei-
den is het antwoord op de vraag zijner ont-

-ocr page 27-

stolde moeder; Kind! waarom hebt gij ons
zoo gedaan, uw vader en ik hebben u met
angst gezocht? niet: lieve moeder! ik heb
van den tijd der afreize volstrekt geen' kennis
gekregen; maar alleen: hoe kondet gij mij
ergens anders dan hier denken of zoeken, wist
gij dan niet, hebt gij er dan niet aan gedacht,
dat ik, thans hier zijnde, deze gelegenheid
waarnemen moest, om in de dingen mijns
Hemelschen Vaders, zoo lang mogelijk bezig
te zijn ? en dat gij mij dus hier slechts be-
hoefdet te zoeken, om mij dadelijk te vinden.
Lieve Kinderen! zult gij ook altijd uwe ouders
zóó met liefde en bescheidenheid antwoorden,
ook als gij misschien op eenig misverstand,
aan hetwelk gij geene schuld hebt, zoudt kun-
nen opmerkzaam maken ? En zult gij ook,
indien uwe keu:^e zich , onder opzien tot God ,
reeds op eenigen aanstaanden werkkring mogt
bepaald hebben , zóó in al uw werk die be-
stemming en, in verband daarmede, ook uwe
hoogste bestemming bovenal voor oogen heb-
ben? Toen ging Jezus, lezen wij vs. 52, met
hen af naar Nazareth, en was hen onderdanig.
Zal men ook van u kunnen zeggen, dat gij

-ocr page 28-

uwen ouderen onderdanig zijt? Dat moet eene
der hoogste lofsprai^en zijn, waarnaar gij jaagt.
Ik zal er niet vee! van zeggen. Uw eigen
hart moge het u zeggen. De jongeling, over
wiens verstand en antwoorden de wijzen van
Jeruzalem zich verwonderden, uw Heer en
ßegter, was zijnen ouderen nogtans onderda-
in'g. Zal ik de toepassing tnaken ? of zult gij
het zelf doen? Als door de zonde, het goede
weder in kwaad ontaarden zoude; als de lof-
waardige verlichting u tot ;ielfverheffing ver-
voeren zou, bij de ligt mogelijke gewaarwor-
ding, dat uwe kennis die uwer ouderen, aan
wien in hunne jeugd zoo veel niet geleerd is,
als zij u, zelf met opoffering van geld, leeren
laten, in sommige dingen te boven gaat. O
laat Jezus in zijne onderdanigheid aan men-
schen die zoo veel minder wisten dan Hij, u
dan als voor de oogen geschilderd staan. Om-
dat het goede, door de zonde, de dood wordt,
is verwaarloozing van den ouderdom, allerlei
onbeleefdheid en vermetelheid zelfs, bet ken-
merk der jeugd en der jongelingschap maar al
te zeer in onze dagen geworden. Ei! laat u
daarmede niet besmetten. Waakt en bidt er

-ocr page 29-

tegen. Door gebrek aan onderdanigheid wordt
de beste verstandsontwikkeling jammerlijk ont-
sierd. Eph. VI: 1-3 en Spreuk. XXX: 17
staan in onzen bijbelschen wegwijzer tegen
elkander over! Nog lezen wij van den Heere
Jezus dat Hij in wijsheid en in grootte toenam.
Gij wordt ook hoe langer zoo grooter en eens
een man. Gij dankt, hope ik, voor die bewa-
ring uwer gezondheid, en voor die ontwikkeling
uwer frissche leden. Maar zult gij dan nu
ook toenemen in wijsheid? Wij kunnen uit
zijne redenen en gelijkenissen, in volwassen
leeftijd door Hem gesproken, zien, dat Ilij in
zijne jeugd opmerkzaam was geweest op de
natuur en op de dagelijksche voorvallen des
buisselijken en maatschappelijken levens; en
aan alles blijkt het dat Hij een verstandig
gebruik gemaakt had van de Heilige Schriften,
van het onderwijs zijner godvruchtige moeder
on van het gebed. Deze vijf lieerlijke mid-
delen om waarlijk wijs te worden , mogen u
dan uit de kindschbeid van uwen Hoer zijn
aanbevolen , bij al hetgene u ter uwer vorming
nog meer openstaat. Toenemen, gelukkige
vorderingen maken, dit moet langs dien weg

-ocr page 30-

uwe bezadigde bist en keuze zijn. Daarop zal
zegen van boven rusten. De Heer, eindelijk,
trad niet voor der tijd zijnen openbaren werk-
kring in. Neen, met kalmte van geest wachtte
Hij de daartoe in zijn vaderland bestemde jaren
af. De eerzucht of de overdrevenheid wil altijd
vroeger, de wijsheid is bezadigd en kalm van
ziel en zinnen; maakt gij, in zijne voetstappen
wandelende, elk oogenblik n ten nutte, maar
wacht ook even zoo uwen tijd af. Gij zult
dan des te boter voorbereid en des te vrucht-
baarder in uwen werkkring be/.ig kunnen zijn.

En wij, lezers en lezeressen van meerderen
leeftijd, als wij onze kindschheid en jonge-
lingschap, bij al wat wij van den Heer hier
gezegd hebben en nog meer hadden kunnen
zeggen, vergelijken, zal d;in ook bij nederige
dankstoffe, aar. Hem, die onzen vroegeren
leeftijd leidde en bewaarde, tevens schaamte
ons moeten bedekken? Zal ook, met het oog
op zijn kruis, de bede voegen op onze lippen:
Gedenk niet der zonde mijner jeugd, o Heere!
is die bede u dan ook behoefte? en wilt gij
dan ook met Gods genade nog herstellen wat
te horstellen is?

-ocr page 31-

TWEEDE EN VOOENAME TIJDPERK
Hoe in zijn openbaar leven.

eerste hoordstuk.

Jezus in zijne openbare godverheerlijkimj.

De Heer schaamde zich zijne godsdienstige
beginselen niet. Ook achtte Hij zich boven
de openlijke zamenkomsten zijner tijdgenooten
niet verheven. De Sabbath was Hem heilig:
wij lezen van Hom (1), dat het zijne vaste
gewoonte was op den dag des Sabbaths in
de synagoge op te gaan. Ook ging Hij op
do hooge feesten op naar Jeruzalem. Die
openbare godsdienstigheid streed bij Hem niet
tegen hot dienen van God in geest en waar-
heid. Hij verklaarde zich wel meermalen
tegen de beuzelachtige bijvoegselen der Pa-
rizeen van zijnen tijd, en hield /.ich daaraan
ook niet. Maar de gelegenheid om God in
het openbaar te vereeren was Hem aange-
naam, belangrijk en een heilige pligt, en^^de
godvruchtige rigting zijner gedachten en ge-
waarwordingen daarbij, stelde haar geheel en
(1) Lun. IV; 16.

-ocr page 32-

al tot deze aanbidding in geest en waarheid.
O! wie Hem heeft zien deelnemen aan de
lofgangen Israëls , of aan het hooren of lezen
van Gods Nv'oord, zag aan Hem hoe men
Godewaardig en vruchtbaar in het huis Gods
verkeeren moet. En wie dat huis des Heeren
onteeren durfde, het is aan het begin en aan
het einde van zijne leeraarsbediening beide
gebleken, hoe zijne verontwaardiging legen
de zoodanigen ontgloeide, en hoe de ijver van
lu^t huis zijns Vaders Hem als verslonden had.

Wie derhalve oen discipel van Jezus wezen
wil, die verwaarlooze toch den dag des Heeren
niet. Iloe de Apostelen magt hadden om
ons den eersten dag der week, in plaats
van don zevenden te geven (1), en waarom
zij dat gedaan hebben, dat weet gij? On-
derscheidt u dan vrijmoedig van degenen ,
die dezen Sabbath des Heei'cn onzes Gods,
welke tot eenen dag van ruste van den
aardschen cn vermoeijenden arbeid, maar een
dag van godsdienstige ruste, met zoo veel
liefde en wijsheid is ingesteld, tot eenen dag
van louter zinvermaak, of ook van gewoon
O) Matth. xvm ! 18.

-ocr page 33-

bedrijf misbruiken, Laat het woord: iaat
ons onze onderlinge bijeenkomsten niet na-
laten, gelijk sommigen de gewoonte heb-
ben (1), op u toch nooit behoeven toege-
past te worden, en merkt het zorgvuldig op,
lioe de Apostolische Schrijver van dezen quot;brief
dit beschouwde als een voorbode van onver-
schilligheid omtrent en afval van het Evan-
gelie, blijkens het verband van deze verma-
ning met hetgene hij er op volgen laat, in het
26- en 27- vers. Ontvangt met zachtmoe-
cl.gheid het woord dat in u geplant wordt,
opdat het uwe ziele zalig make. Denkt aan
de vermaning van den Heer aan het einde
van de gelijkenis van den zaadzaaijer- ziet
dan hoe gij hoort! Blyft vooral niet aan den
too, of aan de kracht der uitdrukkingen of
aan den vorm der leerrede of aan de uiter-
lijke voordragt hangen, maar dringt tot het
wezen en de kracht der zaken, en alzoo tot
het wezen en de kracht des Evangelies, en
Jles geloofs door. Beschouwt ook het gebed
bet gezang, en de christelijke handreiking-
als een wezenlijk deel der openlijke Godsver-
O Hebr. X: 2,').

-ocr page 34-

eering; laat het ontvangen en afsmeeken van
den evangelischen zegen mede eene zaak bij
u zijn van geen' geringe beteekenis, en vraag
u aan het einde van elke godsdienstoefening:
welke winste gij nu door haar bekomen hebt
voor de eeuwigheid. Bij eenig Godverheei'-
lijkend natuurgenot, wanneer het jaargetijde
daartoe de gelegenheid aanbiedt, en bij eenen
christelijken omgang met huisgenooten of vrien-
den zij herdenking van hetgene gehoord , ge-
zongen en gebeden is, uwe bezigheid in het
overige gedeelte van dezen dag, en wilt gij
malkander des avonds ook aan uwe tafel ont-
moeten , dan zal wel de eenvoudigheid daar-
bij het voorschrift geven, hope ik, opdat,
door weelde aan uwe maaltijden , niet
en het
harte bezwaard worde,
en uwe dienstboden
niet misschien meer vermoeid dan op andere
dagen, of althans verhinderd in het bijwonen
der godsdienstoefeningen, of in hunne gods-
dienstige overdenkingen belemmerd. En knnt

Onbsp;ra

gij, naar het gezag aan u geschonken , eenig
misbruik in de openlijke Godsvereering en in
de heiliging van den dag des Heeren helpen
weren; volg dan daarin den ijver, de be-

-ocr page 35-

zadigdheid, den ernst, de kracht en de stand-
vastigheid van den Heer na, die niet ver-
flaauwde, al was de indruk eener eerste poging
weder te niete gegaan, en al moest Hij billijk
vreezen dat zijn ijver weinig baten zoude.
Leert van Hem te doen, wat gij kunt. O! het
bgt voor onze rekening; wie goed kan doen,
en het niet doet, dien is het zonde. En mis-
bikt iets, het zal toch altijd goed zijn, dat
het in uw harte geweest is niet alleen: maar
ook, dat gij bet beproefd hebt.

tweede hoofdstdk.

Jezus in zijnen arbeid.

Is het niet te betreuren, dat de godsdienst
l^ij vele menschen aan de waarneming van de
openbare Godsverheerlijking slechts schijnt ver-
bonden te zijn, alsof zij eene afzonderlijke zaak
ware, aan de kerk en aan het uur van huis-
godsdienst slechts voegende, doch verder af-
gescheiden van het dagelijksche leven ? Zoo is
de Heer ons niet voorgegaan. Gel,! Hij was ook
buiten den tempel en de synagoge altijd dezelfde,
ook als Hij in zijnen arbeid en in den omgang

3 *

-ocr page 36-

des levens aan allen weldeed, en vreugde en
geluk verspreidde orn zich heen. Ook ons
betaamt het, ook onder onschuldigen scherts
en vermaak zelfs, nooit onze christelijke roe-
j)ing uit het oog te verliezen, immer van de
liefde Gods en des naasten doortrokken te zijn.
Volgt mij, als ik u den Heer ook buiten de
I)laatse des gebeds voorstelle.

Onze Heer had ook zijnen arbeid. Gij kent
zijne i'oeping om het licht der wereld te zijn
en discipelen te vormen , die na zijn heengaan
tot den Vader, het Evangelium zouden predi-
ken. En ofschoon de arbeid van de meesten
onzer van eenen geheel anderen aard is, nog-
tans behooren de beginselen en bedoelingen,
welke ons bij den onzen bezielen, en de wijze,
op welke wij denzelven verrigten, volkomen
dezelfde te zijn.

O, die beginselen en bedoelingen waren
altijd zoo edel. De liefde voor God zijnen
Vader en de daarmede verbondene liefde tot
menschen, was zijn beginsel, cn Gode te
gehoorzamen, Hem in zijne heerlijkheid be-
kend te doen worden, en daardoor het geluk
van menschen te bevorderen, zijn doel altijd

-ocr page 37-

on onder alles. Op het denkbeeld van God
en van alles wat God betreft, was zijn hart
geheel en al gevoel. Zoo menigmaal Hij van
God sprak, hoort gij woorden bezield met
stillen eerbied en liefde. En zoo gewoon was
Hij onder alles aan Hem te denken, dat het
zien van eene bloem, van eenen vogel, van
eenen bezaaiden akker, ja van een mostaard-
zaad , zijn hart tot Hem verhief. Kan het ons
verwonderen dat bij Hem , die eerbied en liefde
onder zijnen arbeid ook het beginsel, dat de
gehoorzaamheid van en de verheerlijking zijns
Vaders zijne bedoeling was ? Mijne spijze is,
zeide Hij eens, dat ik doe den wil desgenen
die mij gezonden heeft en zijn werk volbrenge:
ziet! daar leest gij geheel in het binnenste
van zijne ziel. Even zoo was Hij naar Gods
wil doordi 'ongen van liefde tot menschen.
l^ly ging het land door goeddoende. O! de
stommen , dooven , blinden , zieken , welke
Hij hielp, en de bedroefden , welke Hij troost-
te, getuigen er van. Hij bezat een hart,
hetwelk geene ellende bespeurde, zonder op
derzelver wegneming of leniging bedacht to
zijn; hetwelk zich tot den geringsten, tot

-ocr page 38-

den armsten, tot kinderen zelfs nederliet ;
hetwelk voor de trouwste vriendschap geheel
en al gevormd was; hetwelk de feilen, welke
Hij in zijne vrienden zag, met de edelste liefde
bedekte, met de toegevendste zachtmoedigheid
beoordeelde, met het verstandigste beleid
zocht te genezen, en hetwelk onregt door
hen Hem aangedaan, gaarne vergaf: die dat
grootmoedig vergaf, in zijn vijanden ook.
Kon het anders, of Hij moest zich in al zijnen
arbeid ook door liefde tot menschen besturen
laten naar Gods gebod ? Kan het ons verwon-
deren , dat bij het bezit van zulk een hart, de
bevordering van het waarachtig geluk der
menschen , zijne bedoeling was ? Komt allen
tot mij die vermoeid en beladen zijt, ik zal
u ruste geven voor uwe zielen:
dat geluk
zocht Hij aan te brengen bovenal.

De wijze, op welke Hij zijnen arbeid ver-
rigtte, was altijd door bezadigden en wel
geregelden ijver gekenmerkt. Zamelt het zelf
bij het lezen zijner geschiedenis op, hoeveel
de Heer heeft gedaan en hoevele plaatsen be-
zocht , en dat altijd in voetreizen, gedurende
den korten tijd zijns openbaren levens, en

-ocr page 39-

bedenkt er bij, boe weinig ons slechts daarvan
aangeteekend is, in vergelijking van
al wat
door den Heer is geschied : (Zie Job. XX: 30
en XXI: 25), en gij zult Hem zijn gulden
stelregel immer zien beoefenen: Ik moet
werken terwijl het dag is, de nacht komt,
waarin niemand werken kan. Gij weet het,
als Hij soms hoopte te rusten, maar eene
schare tot Hem zag komen, welke zijn on-
derwijs en liefde verlangde, hoe Hij dan zijn
voornemen veranderde, met innerlijke ontfer-
ming over haar bewogen, als over schapen ,
die geenen herder hadden, en hoe Hij
soms
zijne nachtrust tot het gebed en de overden-
king verkortte, omdat er Hem op den dag
de tijd toe ontbroken had.

O! dat gevoelen, hetwelk wij daar in on-
zen Heer zagen, zij ook in ons, mijne gelief-
den! Van welken aard onze eerlijke arbeid
ook zij, bet is een werk door God ons ge-
geven om te doen; huismoeders! die dit leest,
ook uwe huisselijke zorg en de zoo belang-
rijke opvoeding uwer kinderen. Het komt
bij alles, wat wij verrigten, op de beginselen
en bedoelingen , uit en met welke wij iets

-ocr page 40-

doen , zoo wol als op de daden en de wijze
op welke wij te werk gaan, grootelijks aan :
want de Hemelsche Vader leest in onze har-
ten, en hoe beter de beginselen en bedoelin-
gen zijn, des te beter zal ook het werk zelf
zijn. Weg dan met alle zondige, onedele,
louter baatzuchtige, louter aardschgezinde en
anderen benijdende of benadeelende begin-
selen en bedoelingen: waakt en strijdt en bidt
daartegen, indien zij in u mogten oprijzen,
en laat er u geheel van zuiveren: neen, dat
leert het geloof in Jezus niet, en daaraan heeft
de Geest des Heeren geenen lust. En het
beginsel van geoorloofde zelfliefde en de be-
doeling van welbegrepen welvaart of belang
of eere, dat ook deze altijd door de liefde
tot God en tot onze medemenschen bestuurd
zijn. Dat leert het geloof in Christus; dat
is vrucht des Geestes onzes Gods; bidt om
die wijsheid en jaagt naar de heiligmaking,
haar in al uwen arbeid op het oog hebbende,
gelijk de Heer zelf u is voorgegaan, en haar
voleindigende in de vreeze Gods. Laat ons
ieder in onzen kring, van Hem tijdsbezuini-
ging en orde en onvermoeide standvastigheid

-ocr page 41-

loert'ii. En moeten wij er soms ook eens
spijze en nachtrust voor opofferen, ook die
moeite zij ons nimmer te veel, als slechts
de eer van onzen God en het waar geluk
van anderen er door bevorderd wordt, en
onze gezondheid er niet bij lijdt, gelijk wij
zagen, dat de Heer zich dat
sOms slechts,
wanneer de nood het vorderde, oplegde, en
het ons verder blijken zal, dat ook Hij zich
eene wijze ontspanning van zijnen arbeid niet
heeft ontzegd.

derde hoofdstuk.

Jezus zich ontspannende van zijnen arbeid.

Het natuurlijkste middel, door den wel-
dadigen Schepper ter herstelling van ver-
moeijenis, ook voor den mensch bestemd, is
de slaap. Ook van dezen maakte de Heer
een wijs gebruik: Hij die ons in alles gelijk is
geworden , doch zonder zonde. Wij lezen van
Hem, dat Hij
somtijds des nachts waakte: en
besluiten daaruit, dat Hij gewoonlijk sliep: en
dat Hij
soms des morgens vroeg opstond,
en leiden daaruit met regt af, dat Hij zich

-ocr page 42-

doorgaans naar don gewonen tijd van ontwa-
ilt;en schikte (1). Zoo berigten ons de Evan-
gelisten ook, dat Hij onder den bekenden
opgekomen storm op de Galileesche zee, gerust
sliep. En wien kwam de slaap meer toe dan
Hein? En wie lag, zoo ais Hij, op zijne
eenvoudige legerstede neder ? Zijne laatste en
zijne eerste gedachte aan zijnen Vader en aan
zijne heerlijke bestemming gewijd!

Eene andere verkwikking na venuoeijenis,
was voor Hem ook
het gezelschap zijner
vrienden.
Het huis van eenen zijner jonge-
ren te Capernaum, of dat van Maria, Martha
cii Lazarus te Bethanie, verschafte Hem dat
menigmaal. Aan hunne zijde rustte Hij dan,
en stortte ware rust in hunne harten. Dan
was het gewis: Vader! Ik dank U dat Gij
deze dingen den kinderkens hebt geopenbaard.
Menigmaal ook buitendien verschaften zijne
jongeren Hem die verpoozing. In vergelijking
met zwaardere vermoeijenis was zijn gesprok
met hen, ook als het eene onderrigteudo
strekking had, Hem eene ontspanning.

Vele verkwikkingen bezorgde Hem het na-

(1) Mare. I: vs. 35.

-ocr page 43-

iuurijenot. De heerlijkste vergezichten van
Palestina's hooge bergen; derzelver vrucht-
bare dreven met golvend graan; bare prach-
tige dadel- en olijven-bosschen; ook Galilea's
zee, hoewel dan ook niet van wijden om-
vang, met derzelver wriemelend gedierte:
denkt met welk oog Hij dat alles bezag,
merkt het op, uit zijne gelijkenissen, hoe hot
werkte op zijn edel gevoel.

Daar, of ook elders, op plaatsen door
eenige belangrijke gebeurtenis merkwaardig,
bijv. aan de fonteine Jacobs (1), alwaar Hij
met zijne gedachten in de aartsvaderlijke dre-
ven dolen kon, waar eertijds hunne tenten
in zaligen eenvoud waren opgeslagen, waar
zij de kudden hadden geweid, en waar zij
den naam des Heeren hadden aangeroepen:
op zoodanige plaatsen zocht Hij ook soms
de eenzaamheid. Soms zocht Hij deze stilte
ook in het vertrek zijns nachtverblijfs, ten
huize zijns discipels, of in het benedenste
gedeelte van het scheepje, hetwelk Hem over
de golven voerde. Hij zocht haar immer
zonder eenige schade voor het werkdadige
(1) Joh. 1V:61gt;.

-ocr page 44-

leven, ook dan, wanneer Hij liaar niet louter
uit vermoeijenis zocht.

En dan vondt Hij, hetzij door de altoos-
durende verheffing van zijn hart, hetzij op
zoodanige eenzame plaatsen, zijne verkwik-
king
in het gebed. Meermalen lezen wij dit
van Hem aangeteekend; dat Hij naar eenen
berg, of naar eene andere plaats ging om te
bidden, Hij alleen (1). Zijne ons beschrevene
ontboezemingen en gebeden, zijn herhaald
gebed in Gethzemane, kent gij. Zoodanige
verkwikking zoeken alleen hemelsche zielen.

Gij wilt dan wel met mij, van den Heer
leeren, ieder in onze bezigheden, meer te
arbeiden, dan ons te ontspannen, opdat de
lediggang ons geene bron worde van ongeloo-
vige, liefdelooze, achterdochtige of bemoei-
zuchtige gedachten , of ook van gedachtelooze
nietigheid. Gij wilt met mij, vertrouw ik,
van den Heer leeren, ons evenmin betamelijke
en noodzakelijke verpoozing van den arbeid te
ontzeggen, opdat overmatige inspanning van
krachten ons niet ontzenuwe; en daartoe te

(1) Mare. I: 35, XIV: 23. Luc. V; 16, VI: 12,
IX: 18.

-ocr page 45-

kiezen, niet, de inderdaad veeleer vermoei-
jende, of ook al bragt zij ook die schade niet
aan, de besmettende, of beuzelachtige ver-
maken der wereld, waarmede zoo vele koste-
lijke uren, voor de eeuwigheid ons geschon-
ken, verloren gaan; niaar dezelfde of derge-
lijke ontspanning, welke de Heer zich koos.
Het tijdige genot van den slaap is Godverheer-
lijkend, geheel naar de weldadige bedoeling
van Hem, die niet wil, dat zijne kinderen het
brood der smarte of eens nachtelijken arbeids
zullen eten, die zynen beminden den slaap
zoo gaarne gunt (Ij; en het ontwaken, met do
gevoelens van Gezang 179 in het harte, is
voor ligchaam en geest beide regt versterkend.
Behoef ik u de genoegens van eenen christe-
lijken omgang en een Godverheerlijkend na-
tuurgenot aan te prijzen ? Als stroefheid, ach-
terhoudenheid , of overdrevene opregtheid , den
omgang des levens niet vergallen en aardsch-
gezindheid, beuzelgeest, of zondig believen
van malkanderen dezelve niet schadelijk ma-
ken : als er daarentegen de Geest des Heeren
woont: dan is het genot des gezelligen levens
(1) Ps. CXXVII:2.

-ocr page 46-

een ware hemel op aarde. En als men in
Gods heerlijke schepping den Schepper ziet,
dan is zoodanig ontspannend genot winste voor
onze zielen. En wat zal ik zeggen van de
eenzaamheid en van het stil gebed daar uitge-
stort voor God? Och! werd zij moer gezocht!
De aard der zaak en de ondervinding, beide
leeren het ons, dat zij onontbeerlijk is. Zoodra
wij zonder gedurige inkeering in ons zelven,
zonder gedurig bijbelonderzoek, en zonder de
gedurige zielverheffing des -gebeds tot God
leven konden, zouden wij de eenzame afzon-
dering ontberen kunnen. Maar wie kan dat?
En de aard der zaak leert, dat het alles zon-
der eenzaamheid en stilte eene hersenschim is.
Beziet ook de wereld zoo als zij is, en als gij
dan de aardscbgezindlieid opmerkt dergenen,
die zeldzaam de verstrooijing ontwijkende, ook
zeldzaam tot zich zelven komen, en de heil-
zame vrucht der eenzaamheid, als krankheid
of eenig ander lotgeval ons haar onvermijde-
lijk maakt; besluit dan , om dien roof nooit
aan uwe ziele te plegen, welken zij werkelijk
aan zich zelven plegen, die zich nimmer van
uit bet gewoel der wereld en des huisgezins

-ocr page 47-

verwijderen, om alleen te zijn met God. En
liebt gij eenmaal al het zalige er van gesmaakt,
O, dan zal het u niet meer alleen een pligt,
maar, gelijk aan den Heer, een genot en eene
ware ontspanning van uwen arbeid zijn. Gun
Uzelven dagelijks die hemelsche ruste. Breng
al wat gij dan overdenkt of leest, met uwen
werkkring in een naauw verband. Overlegt
er, hoe gij uw huisgezin gelooviger en hei-
liger en gelukkiger maken, uw ambt, beroep
of koophandel naauwgezetter waarnemen, en
uwe blijmoedigheid en omgang zuiveren zult,
en meer en meer met
eene onergerlijke con-
sciëntie wandelen voor God en voor de men-
schen. In die stilte der eenzaamheid denkt
men
zóó helder, leest men zóó vruchtbaar,
bidt men
zóó krachtig, inzonderheid wanneer
men (behoeft men dat soms) niet met de ge-
dachten alleen, maar met woorden bidt, luid
genoeg ora ons zelf te, verstaan, en niet zoo
luid, dat zij buiten onze binnenkamer zouden
kunnen gehoord worden. Zij oefent eenen
stillen, maar werkzamen en levendigen invloed
op het hart. Zij hardt tegen
wereldsche ver-
strooijingen , zij maakt het gemoed gemeen-

-ocr page 48-

zamer met God en den Verlosser. Zij herstelt
vermoeide en verlamde krachten, zij vervult
met ojtgeruimdheid, liefde en goeden moed.
Uit haar keert men aangenamer, bruikbaarder
en gelukkiger in den kring zijner huisgenooten
en zijns beroeps weder. Wie zoo, hetzij in
zijne woning, hetzij in de vrije natuur, regt
alleen is, neen! die is niet alleen, neen! Hij,
tot wien hij zijne gedachten verheft, is met
hem.

vierde hoofdstuk.

Jezus in den omgang des gezelligen levens.

§ 1.

Jezus verkeer omtrent zijne bloedverwanten.

Onder deze droeg Hij vooral een hart vol
belangstelling, hoogachting en liefde aan zijne
moeder toe. Zijn omgang met haar was als
die met zijne vertrouwdste vriendin. Dit was
zulk eene moeder ook waardig, en dat was
behoefte voor het hart van zulk eenen Zoon.
Had Hij aan hare voeten gezeten in zijne jeugd,
nadei'hand zat zij zoo gaarne aan de zijnen.

-ocr page 49-

Verstond Hij liaar, zij ook Hem, met een
enkel woord: denk aan de bruiloft te Cana:
denk aan zijnen voor haar genoeg verstaanbaren
wenk, toen zij, op het gerucht dat Hij krank-
zinnig geworden was, was aangesneld. Dat
woord: „Mijne ure is nog niet gekomen,quot;
was genoeg om haar tot de bedienden te doen
zeggen, dat zij zijne bevelen slechts zouden
in acht nemen; en die uitspraak: „ Wie is
mijne moeder, en wie zijn mijne broeders?
Zoo wie den wil mijns hernelscben Vaders
doen wil, die is mijn broederen mijne zuster
en mijne moedervoldoende om haar gerust
te stellen, en geheel en al te doen lezen in
zijn hart (1). Zoo verstaat men elkander al-
leen door geoefende vertrouwelijkheid. Wat
■Hij voor -zijn dertigste jaar daarvan genoten
bad, dat moest Hij na zijne openlijke optre-
ding missen. Moest Hij zich die opoffering
om zijne bestemming getroosten , ligtelijk laat
het zich denken, dat Hy haar, waar Hij konde,
heeft getroost en bijgestaan. En hoe Johannes
zijne plaats bij haar vervangen moest, weet gij

(1) Joh. II: 4 en Matth. XII : 46-50. Mare. III : 20
24, 31-:J5. Luc. VIII: 19-21.

-ocr page 50-

allen (1). Van eenig verkeer met Jozef liaren
man, zijnen opvoeder of vader, lezen wij,
gedurende zijn openbaar loven, niet: was bij
misschien reeds gestorven ? Maar zijne overige
naaste bloedverwanten, hoe .menigmaal zouden
zij in zijne liefde gedeeld hebben , indien zij
door hun ongeloof omtrent Hem , zijn verkeer
met Hem niet nutteloos hadden gemaakt. Gij
weet, wat van hen, gij weet, wat van zijne stad-
genooten aangeteekend staat (2), en hoe zijne
aanverwanten naderhand, hetzij voor, hetzij
eerst na zijnen dood, berouw hebben gehad,
en na zijne hemelvaart onder de discipelen
zich bevonden (3). Maar waren er onder hen
die Hem beminden, gelijk te Cana in Galilea,
dan deelde Hij ook in hun genoegen, dan ver-
hoogde Hij dat zelfs door zijne wondermagt,
dan wist Hij het aangename met het nuttige
te paren, en liet niets dan achtingwekkende
indrukken, en het verlangen om spoedig we-
der ontmoet te worden, achter. Och! waren
wij aan Hem gelijk ! Besmetteden ons niet zoo
vele tekortkomingen in den omgang met onze

(1) ,Toh. XIX: 25-27. (2) Joh. VII en Luc. IV: 16.

(3) Hand. 1: 14.

-ocr page 51-

widors en de onzen. Gods vergevende genade
in Hem worde ook daarover veel door ons af-
gebeden! En ook dan, wanneer wij hunne
woning reeds verlaten hebben, of tot jaren van
onderscheid gekomen zijn en zelfg den vader-
en moeder-naam reeds dragen mogen , zij ons
die vader- en moeder-naam steeds heilig,
en onze liefde hun altijd onverdenkbaar, In'
Iieilig de band des bloeds, door den wijzen
Schepper zelf gelegd, ook dan, wanneer er
aan hunne liefde tot ons iets ontbrak.

§ 2.

Jezus omgang met zijne vrienden.

Doch behalve deze kende en beminde de
Heer nog eene andere aanverwantschap, even
sterk, ja sterker dan de band des bloeds.
Wie is, zeide Hij, mijne moeder, en wie zijn
mijne broeders? En zijne hand uitstrekkende
over zijne discipelen, zeide Hij; ziet mijne
moeder en mijne broeders; want zoo wie den
wil doet mijns Vaders, die in de hemelen is, .
die is mijn broeder, en zuster, en moeder (1).
(i)
Matth. XII : 48—50.

-ocr page 52-

Onder deze zijne vrienden en vriendinnen mo-
gen wij ook , behalven de jongeren , Maria en
Martha, Lazarus en Simon te Bethanie, Ma-
ria Magdalena, Salome, Joänna en anderen
tellen. En dan zien wij zijnen omgang altijd
door gezelligheid, vertrouwelijkheid, deelne-
ming, getrouwheid en nederigheid, ons ton
voorbeelde ook, gekenmerkt.

a, Jezus een gezellige vriend.

Overal vinden wij in Hem eenen gezelligen
vriend. In alle kringen was de Heer niet
even spraakzaam. Daarvan kan zijn tegen-
woordigheid bij sommige Farizeen {jetuigen,
hoewel ook daar immer wijze taal, en hoe
kon het anders ? van zijne lippen vloeide.
Maar ziet Hem onder zijne vrienden, dan had
Hij altijd stof tot aangenaam en nuttig ge-
sprek; hetzij Hij begon hunne aandacht op
de schoonheid der natuur te vestigen, en van
daar met hen opklom tot den Alverzorger,
hetzij op de dingen des dagelijkschon en des
huisselijken levens. Ploe moet het hart bran-
dende in hen geweest zijn , als Hij op koorn
en akkers, als het beeld der heilzame wer-

-ocr page 53-

king van het Evangelie, of op vogel en veld-
lelie, als uitlokkende tol vertrouwen op den
hemelschen Vader, of op de sterren, als do
vele woningen der Zijnen , wees. Hoe moe-
ten zij aan zijne lippen als gehangen hebben,
wanneer Hij ook bij hen van het wedervinden
van een verloren schaap of penning, het
heerlijkste gebruik wist te maken, om over
de blijdschap der hemellingen in het teregt
komen van afgedwaalde zondaars te spreken;
of van het nieuws van den dag, om te leeren,
dat de door Pilatus omgebragte Galileèrs ,
of de onder den toren van Siloam omgeko-
men ongelukkigen, juist geen grooter zon-
daars waren dan anderen , maar hoe alle on-
bekeerden er zich aan spiegelen konden, dat
men zoo blijvende, Gods oordeelen niet zoude
ontgaan. Even zoo kon de vriendenkring to
Hetiianie of elders van zijne omgankelijkheid
getuigen, ja, hoe hij don godverheerlijkenden
en hemelschgezinden omgang des
levens boven
te drukke bezorgingen der liefde koos. Zoo
was Hij nimmer uitgeput,
zóó genade uitge-
stort op zijne lippen. En onze lippen ?____

En nogtans ontmoedige dat zijne opregten

-ocr page 54-

niet, die daar jagen naar de heiligmaking
des geselligen onigangs , in den schoot der
vriendschai) quot;quot;k, want het koningrijk Gods
is gelijk een mostaardzaad, hetwelk opwas-
sende toch eens een boom wordt.

b. Jeius een vertrouwelijke vriend.

Voor stilzwijgende vriendeii had de lieer
menigmaal geene geheimen: onder hem ont-
lastte Hij soms zijn hart. Als Hij henenging,
om op den berg Thabor verheerlijkt te wor-
den, nam Hij Petrus, Jacobus en Johannes
met zich. Als Hij zes dagen voor zijn lijden
aan de tafel bij Simon te Bethanie aanzat,
sprak Hij, gelijk Hij het bij Simon den Fa-
rizeër niet deed. Nog vertrouwelijker ont-
boezemde Hij zich aan den paaschmaaltijd ,
eerst voor eu daarna, nadat Judas vertrokken
was (1); gelijk de wenk van Petrus aan Jo-
hannes en zijne vraag naar den verrader het
bewijs levert, hoe ongedwongene vertrouwe-
lijkheid Hem juist aangenaam was in zijne
vrienden, en het antwoord, hoe Hij die met
hot hoogste vertrouwen beantwoordde. En als

(1) Joh. XIII : 21-29 en 31—35.

-ocr page 55-

Hij in Getlisemand tot de lieiligste afzondering
henen ging, waren Petrus, Jacobus eu Jo-
hannes weder zijne medgezellen. Wat is ook
het leven, waar althans kan eenig levensgenot
zijn , zonder wederzijdsch vertrouwen ?

c. Jezus een deelnemende vriend.

Blijde met den blijde, en weenende met
den weenende, was Hij in waarheid een
deelnemende vriend. ïe Cana en to Bethanie
nam Hij deel aan de bruiloftsvreugde zijner
bloedverwanten, en weende Hij met zijne
Maria en Martha. En hoe menigmaal hadden
zijne jongeren van deelneming, ook bij min-
der belangrijke voorvallen kunnen gewagen ,
indien zij niet gevreesd hadden, dat de we-
reld als het ware, de boeken niet zou hebben
kunnen bevatten (1). Het troost ons Gel.,
dat wij daaruit ook besluiten mogen , wie Hij
nog voor de zijnen in den hemel is; maar
hoeft Hij ons zoo lief, zoo onverdiend lief,
o! dat innige gehechtheid aan Hem, ons dan
ook dringe, orn zijne voetstappen te drukken.
A'^ooral om met de weenenden te weenen, en
(1) Joh. XXI: 25.

-ocr page 56-

door ons goed en onzen raad, de zorgen zijner
bedrukten en verkatenen te verlieten.

O

d. Jezus een getrouwe vrie7id.

Ik moet u verder wijzen, op zijne ge-
trouwheid aan zijner vrienden waar gehd?.
Toen Jacobus en Johannes naar de hoogste
eerambten begeerig waren, en Petrus meende,
dat hij, al wierden allen aan Hem geërgerd,
niet aan Hem zoude geërgerd worden: of
Martha to drukke bedrijvigheid
boven het beste
deel van Maria koos, toen was Hij de getrouwe,
zoowel als de zachtmoedige vriend van hun
hart, die hun de oogen opende en genas,
geen lafhartige menschenbehager of ontrouwe
bederver hunner zielen. En toen Hij na veel
vei-geefschen arbeid, aan den paaschmaaltijd
nog de oude rangzucht in hen ontdekte, heeft
Hij door de n bekende zinnebeeldige hande-
ling hunne harten getroffen, omdat Hij de
zijnen, die in de wereld waren, liefde wilde
betoonen tot den einde toe (]). Heer! reinig
mij, dat ik als Gij, getrouw voor mijne
vrienden zij! En ziet de liefde soms zwaar-
(1) Job. XIII: 1 enz.

-ocr page 57-

moedig, want dit is haar aard soms zoowel ,
als om alle dingen te gelooven en te hopen ,
duidt haar die teedere vreeze nimmer ten
kwade, stelt haar door woord en wandel ge-
rust, en vergeet het niet, dat de onverschil-
ligheid alleen zwijgen kan.

e. Jezus, niettemin, een nederige vriend.

Maar laat het altijd door zuivere nederig-
heid gekenmerkt wezen, al wat wij ook in
den gezelligen omgang zijn en doen. Hetzij
wij Hem Martha's te groote bedrijvigheid zien
beperken, al was zij louter om zijnentwille;
of tot Jacobus en Johannes, bij hunne ver-
ontwaardiging over eene Hem aangedane be-
leediging, hooren zeggen: gij weet niet v;ui
hoedanigen geest gij zijt; hetzij wij Hem met
kinderen zich gaarne zien bemoeijen, hetzij
wij Hem voor onzen geest plaatsen , toen Hij
aan zijne discipelen de voeten wiesch: laat
ons van Hem , den onvergelijkelijke in waarde
en grootheid, nederigheid leeren; ons be-
vlekte stervelingen bovenal vinde ook de ge-
zellige omgang des levens steeds met de oot-
moedigheid bekleed.

-ocr page 58-

58
§ 3.

Jezus omgang met anderen.

Niet ieder wordt evenzeer geroepen oin
met allerlei menschen onj te gaan Maar wie
daartoe geroepen wordt, hij kan ook daarbij
op dei) Heer leeren zien. Ziet in Hem het
voorbeeld van
ivelleuendheid, welke noodi-
giiigen niet altijd afwijst , al waren ze een
tijdroof, Hem anderzins ongevallig; en bij
welke Ifij, hoewel zonder zonde, men.sch
was aan ons in quot;alles gelijk, aan zijne iioofd-
bestemming tevens immer getrouw, en met
!i! wat eerlijk is, ook al wat liefelijk is eii
vvL'I luidt, steeds zamen voegende. Ziet in Hein
liet voorbeeld van
menschenkeitnis, als Hij
do listige vraag over don oorsprong zijner quot;o-
nezende magt, met de onnavolgbare weder-
vraag aangaande den Doop van Johannes
beantwoordde, of als Hij de strikvraag aan-
gaande het betalen van schatting aan den
Iveizer, zoo tijdig afwijst met het onvergete-
lijke antwoord: Geeft den I^eizer wat des
Keizers is, en Gode wat Gods is. Ziet in
Hem bet voorbeeld van
waarheidliefde en

-ocr page 59-

regtmardigheid, als Hij de boetvaardige zon-
dares tegen Simon; eene andere uit der hoogte
beschuldigde tegen hare nog veel schuldiger
beschuldigers (1); en de waardige Maria tegen
Judas verdedigde. Ziet in Hem het voorbeeld
van
dienstvaardigheid en welicillende liefde, als
Hij het land doorging, goed doende, geheele
dagreizen zich te voet getroostende, als Hij
geene gelegenheid laat ontglippen, om een
nuttig woord tot allerlei standen en karakters
to rigten, en als Hij door do weldadigste
wonderen aller vatbaren mond met dank-
baarheid vervult. Ziet in Hem het voorbeeld
van huli)vaardigheld
onder allerlei standen
en karakters,
als Hij ook den vreemdeling
uit Samaria (2) en Syrophoenicie (3) niet
vergeet, zich den armen aantrekt, eu eenen
Judas en den Farizeouw, en zoo velen, die
Hem niet liefhadden, zijne zorgen niet ontzegt.
Och! volgde ik steeds dat voorbeeld na, dat
voorbeeld zonder wederga, al is 't met onge-
lijke schreden! Heilige Jezus! o! heilig mij,
dat ik als Gij, in al mijn omgang heilig zij.

(1) Joh. vin : 1—II. (2J Joh. IV.

(3) Matth. XV: 22—28.

-ocr page 60-

vijfde hoofdstuk
Jezus levenswijsheid.

Maar wij willen van de levenswijsheid van
den Tieer, gelijk Hij haar, ook behalven in
den omgang met menschen, beoefende, nog
iets meer zeggen.

§ 1-

Jezus levenswijsheid in de betoon ing
van vaderlandsliefde.

Hoewel de Heer voor de wereld op aarde
kwam, en alle volken liefhad, nogtans had
Ilij in de eerste plaats zijn volk en vaderland
lief; en ofschoon Hij aan het dwaze verlan-
gen zijner tijdgenooten niet voldoen wilde,
om zich aan hun hoofd te stellen tegen de
Romeinen, daar het welbehagen des Vaders
met dit zijn oude volk ook van veel hooger
nitzigt, en zijn koningrijk niet van deze wereld
was, heeft Hij niettemin met ware wijsheid
naar de gelegenheid destijds, liefde aan zijn
vaderland bewezen. Dat ontwijken van de
aardsche kroon zelf was er een bewijs van.

-ocr page 61-

want daardoor bewaarde Hij hen voor oproe-
righeid en ondergang. Ook droeg Hij als
een stil burger alle Hem opgelegde lasten, en
betaalde gewillig schot en lot. Maar, indien
Hij bovenal een zegen voor zijn vaderland en
volk mag genoemd worden , die aan deszelfs
godsdienstige ontwikkeling alle zijne krachten
besteedt, dan voorzeker! moet de Heer aan
het hoofd staan van alle wijzen of wetgevers.
Zijn gansche arbeid aan hunne zielen, zijn
Weenen over Jeruzalem en zijne zuchten voor
hen: Och of gij nog in dezen uwen dag be-
kendet, wat tot uwen vrede dient: zijne aan-
spraak aan de over Hem weenende vrouwen,
bij het heuengaan naar Golgotha, en zijne
bede aan het kruis: Vader! vergeef het hun!
waar werd ooit vuriger, waar ooit doelma-
tiger vaderlandsliefde gevonden ? Ook de
onze zij , zonder andere volken te vergeten,
naar zijn hemelsch voorbeeld gerigt, geêven-
redigd naar de omstandigheden des tijds, in
welken wij leven , en naar het doel van onze
roeping. Door getrouwheid in zijn beroep
werke ieder tot den bloei des lands; door
gewillige gehoorzaamheid aan de overheid

-ocr page 62-

tot de inwendige ru^ en orde mede. En
werden van ons ooit andersoortige pligten
gevorderd, dan van den Heer, dan beziele
ons ook daarbij Zijn' zin. Hij ontzag zijn le-
ven, ook voor zijn volk niet, en Hij wan-
delde
7.66 met zijnen Vader, dat Hij voor
zich niet behoefde te schroonien, om testerven.
Zouden niet, des noodig, de geloovigste navol-
gers van den Heere Jezus de beste helden zijn?
En wilt gij nog eene gewigtige dienst aan uw
vaderland bewijzen: bidt om den vrede van
dit Jeruzalem, en dat de Heer hetzelve vc-r-
losse van al deszelfs ongeregtigheden.

§ 2.

Jezus levenswijsheid in de keuze
eener woonplaats.

Veeltijds blijft men zijne levensdagen door-
brengen ter plaatse, op welke Gods wijs
bestuur ons het levenslicht aanschouwen deed:
veeltijds rust ook daar ons stof Soms ook
wordt ons eene andere woonplaats door den
loop dor omstandigheden , of door de Over-
heid, welke hare ambtenaren plaatst en ver-
plaatst, aangewezen Doch wordt iemand

-ocr page 63-

geroepen tot de keuze eener woonplaats, hij
v-olge ook hierin den Heer na. Zooveel zijne
roeping toeliet zich ergens to vestigen , koos
Hij daartoe Capernaura. Ziet er zijne wijs-
heid in. In eenen gezonden oord gelegen,
was zij bevorderlijk voor zijnen ligchamelijken
welstand. Volkrijk en het verblijf van vele
vreemdelingen, was zij dienstbaar aan zijne
voorname roeping en oogmerken. En gelegen
aan het meer Genesareth, op hetwelk Plij des
noodig, bet nieuwsgierige en al te druk op
Hem aandringende volk, en over hetwelk Hij,
op een naburig grondgebied, de lagen van
Herodes ontwijken kon, gelijk zij buitendien
verre verwijderd was van Jeruzalem, ver-
schafte zij hem veiligheid. Zoo mag en
moet de echte Christen met verstand te werk
zoeken te gaan in alle dingen, en in de keuze
eener verblijfplaats zich door zijne roeping,
gezondheid, veiligheid en levensgenot laten
besturen. En is de keuze eener woning zelfs
niet onverschillig, wanneer daarin mede deze
zelfde levenswijsheid uwes Heeren u geleidt,
gij zult u gewis zulk eene woning niet be-
klagen.

-ocr page 64-

u
I 3.

Jezus levenswijsheid in het ontwijken van gevaren.

Waarom zoude wij niet op onze veiligheid
en op ons levensgenot bedacht mogen zijn?
Zoo lang zijne ure nog niet gekomen was, is
Hij er ons in voorgegaan. Toen men Hem
van eene steilte wilde nederstorten, toen men
Hem door middel van de Herodianen wilde
om het leven brengen, toen men steenen op-
nam , om Hem te steenigen in den tempel,
toen men Hem belaagde ter plaatse, waar de
schatkist stond, en toen zij na de opwekking
van Lazarus te zamen beraadslaagden, dat zij
Hem dooden zouden, ontweek de Heer hunne
hand. Danken wij wel voor onze veiligheid ?
En zullen wij, zoo ooit levensgevaar door de
boosheid van menschen ons dreigde, denken
aan, on bidden om de tegenwoordigheid van
geest en wijsheid in de keuze van een' vei-
ligheidsoord , welken onze Heer te stade kwam ,
Nooit, eindelijk bragt Hij ook zich zelf in
gevaar, noch door onmatigheid in spijze of
drank, noch door afmatting zijner krachten
noch door roekeloosheid, noch door eenige

-ocr page 65-

dwaasheid, lioowel ook gemeend, gelijk he-
laas! onder de kinderen der mensdien gan-
schelijk niet vreemd is: noch door die^'on-
buigzaamheid onder Gods woord en wenken,
waarmede wij den Hemelschen Vader soms
noodzaken ons te kastijden. O! dat toch /ij„
voorgang ons krachtig toeroepe: Men.scli! doe
n zelven geen kwaad!

§ 4.

Jezus levenswijsheid in zijnen toorn.

Deze zoo belangrijke wijsheid van den Heer
openbaarde Hij ook eiken dag in het wel be-
sturen zijner liefde: doch daar al wat Hij
deed, verstandige liefde ademde, en reeds veel
(laarvan is aangevoerd, kom ik daarop niet
terug. Maar eenmaal lezen wij ook van Hem
dat Hij zijne schijnheilige belagers met toorn
rondom aan/.ag, en tevens bedroefd was over
de verharding hunner harten (1). En als Hij
tot Petrus zeide: Ga weg achter mij, .satan!
of het: Wee! over de Farizeën sprak, dan
deed die hemelsche zachtmoedigheid en verge-

(1) Maro. ni: 5a.

-ocr page 66-

vensgezindlieid dat ook gewis niet zonder ge-
moedsbeweging. Er is dan ook in den wei-
bestierden toorn niets berispelijks, hij kan in-
tegendeel pligt zijn. Meestal evenwel is de
onze zeer onheilig. Maar mogten wij dan
trachten, ook daarin den Heer meer te volgen.
Hij was nooit toornig zonder reden, nooit
buiten mate, nooit ontijdig, nooit beleedigend.
Nooit stond zijn toorn met ligtgeraaktheid,
oploopendheid, wraakzucht, haat of onver-
zoenelijkheid gelijk. Daardoor verdwijnt al het
eerwaardige en krachtig werkende van den
toorn. Maar wilt gij, u zelven met zijne genade
bezittende, over ongeregtigheid of trouweloos-
heid of ongeloovige hardnekkigheid veront-
waardigd worden; al drukt gij dat gevoel dan
ook met levendigheid en nadruk uit, gij zult
dan, hetzij de onbedachtzame er al of niet
door tot inkeer gebragt wordt, er u niet al-
leen niet door bezondigen, maar een verstan-
dig navolger worden van de wijsheid van
uwen Heer. Alleen zie toe, dat gij ook
deze waarheid niet misbruikt.

-ocr page 67-

1)7
! 5.

Jeüus levenswijslieici in het bhjven in zijnen
kring, en bij zijne roeping.

Het hooge en weldadige Godsbestuur heeft
aan ieder zijnen kring en zijne roeping aange-
wezen, en wie die grenzen overschrijdt, of
zich tnet eens anders doen bemoeit, hij ver-
waarloost de ware levenswijsheid, bereidt zich
vele smarten en is wederspannig tegen de
wijsheid van God. Hoe getrouw was hierin
ook de Heer ons ten voorbeelde! Hoe getrouw
ook, niettegenstaande dat eenquot; anderen werk-
kring meer aanlokkends voor Hem had! Of
zou niet zijue aangename ervaring bij den
hoofdman te Capernaum, bij de vrouw van
Sichar, bij de Cananesche vrouw, bij den
dankbaren Samaritaan, tegen over de menig-
vuldige zielesmarten, welke zoo vele omvat-
bare en ondankbare Joden Hem kostten, Hom
er toe hebben kunnen leiden, om zich dik-
wijls tot Samaritanen cn Heidenen te wenden?
Maar neen! een ander gebod had Hij van zij-
nen Vader ontvangen. Hij bleef bij de verlorene
schapen des huizes Israëls. Evenmin liet de Heer

-ocr page 68-

zich met zaken , welke Hem niet aangingen,
in: flenk, om geene andere voorbeelden to
noemen , aan den man die Hem tot scheids-
man in de erfenis verzocht: mensch , zeide
Ilij, wie heeft mij tot een regter of scheids-
man over ulieden gesteld? (1) De vreeze des
Heeren is ook hier het beginsel der wijsheid.
Niemand van ons handele anders dan de Heer
gehandeld heeft. Men kan vele nuttige din-
gen doen, en toch in den grond kwaad doen.
Plaats en tyd en kring onzes werks, alles i.s
daar boven over ons bestemd, eu van daar,
ook door den loop onzer lotgevallen, ons aan-
gewezen. Dat moet ons genoeg zijn. Verge-
noegdheid daarmede brengt ware levenswijs-
heid , en levenswijsheid in dezen wederkeerig
vergenoegdheid aan. Onze Heer bezat beide,
en wie zegt, dat hij in Hem blijft, die moei
ook wandelen, gelijk ïlij gewandeld heeft (2).
Waarlijk, niet alles is pligt, wat het schijnt
te zijn. De goedwilligheid doet gaarne vele
diensten. Maar soms mogen, ja moeten wij
wol eens antwoorden, gelijk wij zoo even
zagen dat de Heer geantwoord heeft, en ons
(1) Luk. XII: LS, 14. (2) 1 Joh. II: ö.

-ocr page 69-

Jiouduii, soms ook hoewol uitgelokt, aau het
Apostolische woord 1 Pet. IV: 15' , een woord
van velerlei toepassing eu gewigt, ook zonder
verwaarloozing van Hebr. X: 24.

§ 6.

Jezus levenswijsheid in het gebruik maken vau

voorkomende gelegenheden tot zijn oogmerk.

Naauwelijks is er één gezegde, een bedrijf,
eene ontmoeting in Jezus leven te noemen,
welke niet van zijne diepe menschenkennis ge-
tuigt. Zijn o)iderwijs is er altijd van vervuld ,
waar Hij naar de behoefte zijner eeuw en do
vatbaarheid zijner jongeren of hoorderen zich
schikte: waar Hij al wat Hij leerde, door de
voorstelling van deszelfs invloed op troost cu
heiligheid, voor liet hart belangrijk maakte,
eenvoudigheid, duidelijkheid, waardigheid en
kracht vei eenigdo, en trapswijze in de ont-
wikkeling der denkbeelden wist op te klimmen.
Mnar vooral maakte zijne levenswijsheid van
voorkomende gelegenheden tot zijn oogmerk
gebruik. Behoef ik zijne ontmoeting met
Nicodemus, de Samarltaansche en Syroplioe-
niclesche vrouw, met de door verkeerden ijver

-ocr page 70-

opgewondetien Jacobns en Johannes , iiict den
rijken jongeling, of met den man, die de
bezwaren, aan zijn discipelsehap verbonden,
niet overrekend had, te noemen? Zoo wel
waar Hij zwijgt, als waar Hij spreekt, zelfs
in zijne laatste bange ure: alles is niets dan
wijsheid. Hoe treffend Hij gebruik wist te
maken van de natuurtooneelen, welke Hem
omringden, of van de huisselijke of maat-
schappelijke voorvallen des levens, welke
Hem ontmoet waren, om er menige leer-
zame gelijkenis van te ontleenen, hebben wij
reeds vermeld. H(.je leerzaam Hij de ge-
beurtenissen van den dag of eenige belangrijke
doodtijding voor anderen en voor zich zelf
wist aan te wenden, kan behalve bij den
moord der Galileërs en het instorten van den
toren van Siloam (1), waarvan wij straks mede
reeds uit een ander oogpunt melding maakten,
uit zijne handelwijze bij het vernemen van den
dood van Johannes blijken (2). En waar zou
ik het einde vinden, indien ik al de gevatte
en immer doeltreffende woorden herinnerde,
welke in geen' geringe menigte gelijk staan met
(1) Luc. XIII: 1-5. (2) Matth. XIV: 13».

-ocr page 71-

dat zoo verstandig ontwijkend antwoord: Geef
den keizer wat des keizers is, en Gode wat
Gods is, of met dat verpletterend gezegde:
Zoo wie van ulieden zonder [deze] zonde is ^
werpe den eersten steen op deze vrouw (1).
Ook als Hij achterhoudend moest zijn, zich
niet vertrouwende aan degenen, die Hem om-
ringden , was Hij het niet uit zondige stug-
heid , maar omdat Hij het moest zijn , en als
Hij zijne oogmerken verbergde, b.v. toen de
discipelen van Emmaus Hem baden om bij
hen in te komen, was zijn ontveinzen voor
een oogenblik geene veinzerij, maar slechts
dat der noodzakelijkste levenswijsheid, opdat
Zijn persoon tot op de merkwaardige ontdek-
king , onder het breken des broods, te beter
voor hen verborgen bleef.

Die levenswijsheid worde ook door ons toe-
gepast en nagestreefd! Zij zij ons eigen bij het
onderwijs van onze kinderen; zij kruide onze
gesprekken! Zij leere ons met het geringste
voorval ook winst doen voor onze ziele! Dat
zou een vruchtbaar vernemen van het nieuws
van den dag zijn , hetwelk anderzins zoo me-
(1) Joh. VIII 7.

\

-ocr page 72-

iiiginaal beuzelachtig besproken woiclf; dat een
heilzaam verzamelen van onze gedachten, als
de rouwklagers door onze straten omgaan. Vau
die velerlei levenswijsheid was onze vader Cats
en Luiken doortrokken; mogen zij niet wel
naast den Bijbel onder onze meest geliefkoosde
huisboeken behooren ?

zesde hoofdstuk.

Jezils in zijnen strijd met verzoekingen.

Het leven des menschen is in nadruk een
strijd. Wat voor den eenen geene verzoeking
is, dat is het nogtans voor eenen ander;
maar elk heeft zijne verzoekingen en alles
kan verzoeking worden ; het beste zelfs kan
overdreven worden en in nieuwe verzoekingen
brengen. Het rijk der dwaling, der eigen-
liefde en des wantrouwens; met één woord,
het rijk der zonde en des boozen is van wij-
den omvang, en deszelfs lagen zijn vele en
listig. Elk verkeerd grondbeginsel, elk kwaad
voorbeeld, elk voorkomend levensgeval, kan
eene verzoeking voor ons worden. Het be-
hoeven geene ongewone levensgevallen te zijn

-ocr page 73-

van bijzondere aangelegenheid, op dezo is
men soms bedacht, de gewone zijn dikwijls
do zwaarste. Behoef ik het wel meer voor
u te ontwikkelen ? Andere zijn de verzoe-
kingen van den voorspoed, andere van dlt; ii
tegenspoed, andere die van den rijkdom, an-
dere die der armoede, andere zijn de ver-
zoekingen van het huisselijke, andere die van
het maatschappelijke leven, andere die van
den arbeid: andere die der ruste. Niet alleen
komen denkwijze, geloof, grondbeginselen en
verkleefdheid aan God en zijne dienst; maar
ook , onze tevredenheid, onze zelfbeheersching,
onze zelfverloochening, onze zachtmoedigheid ,
onze blijmoedigheid, zoowel als onze onder-
werping, onze dankbaarheid en ons vertrou-
wen op de proef, ook dan als men niet meer
naar den vleesche, maar naar en door dcii
Geest wandelen mag. Eïoe ras komt onze
zelfzucht, onze aardschgezindheid, onze ge-
hechtheid aan onzen eigen zin , of aan ons
gemak, of aan de goederen dezes levens, of
onze schepselenliefde, daarbij in het spel.
Omzigtigheid in het onderkennen van verzoe-
kingen , bedrevenheid in het gebruik van het

-ocr page 74-

Ijfste wapen, liet zwaard des Geestes, het-
welk is Gods woord, het gebod en de weder-
stand van eenen bezadigden geest: ziet daar
wat ons dagelijks behoefte is, vooral wanneer
men in eenige uitgebreide betrekking is ge-
plaatst Maar ziedaar ook juist waarvan de
Heer ons het heerlijkste voorbeeld gegeven
heeft. Was zijn geheele openbare leven ver-
zoeking van zijn geduld en liefde, ook zelfs
onder zijne jongeren en vrienden, die zijne
zachtmoedige liefde en zijn
leven naar hoo-
gere beginselen wel niet miskenden; maar
toch ook nog niet geheel verstonden, en vaak
onvatbaar waren voor zijn onderwijs, gedurig
dezelfde lessen beproevende: vooral is het
zijn veertigdaagsch verblijf in de woestijn ,
werwaarts Hij door den Geest werd wegge-
leid , en zijn lijden , inzonderheid in Gethse-
mane', en aan het kruis, waaruit wij zijn
verkeer onder zijne verzoekingen kunnen leeren
kennen. Hoe bedachtzaam waakte Hij, dat
geen de minste lust tot iets verbodens zich
meester maakte van zijn gemoed. Hoe naauw-
gezet toetste Hij alles wat Hem voorkwam ,
aan den wil van God , zijnen Vader, en aan

-ocr page 75-

de Heilige Schriften. floe verstandig ver-
geleek Hij de eene uitspraak derzelven met
eene andere, als deze Hem verkeerdelijk
uitgelegd, werd voorgesteld. Hoe kloek-
moedig wees Hij alle verzoeking met het:
„ daar staat geschreven af. Hoe godvruch-
tig was 14 em elke uitspraak van dien aard
eene wet, welke Hij zonder eenig tegenspreken
volgde. En hoe vertrouwelijk was zijne
toevlugt tot God in het gebed; denkt bij
dit laatste vooral aan Gethsemane. Strijden
wij dan, mijne vrienden! om in te gaan
door de enge poorte. De kracht en de wijs-
In id van Hem , die met ons zijn wil, is die
van den grootsten strijder zelv', die in alle
dingen is verzocht geweest gelijk wij, opdat
Hij ons, die verzocht worden, zoude te hulpe
komen. Waakt en bidt. De geest die in het
Hoofd is, zal ook in de leden wonen. En
oefent u in het regt verstand der fl. Schrift,
en in de zalige gewoonte, om tegen over
eiken lust, die u in verzoeking brengt, een
welgekozen bijbelwoord over te stellen; en
wat ook in u op rij ze, het alles af te wijzen
met het: „daar staat geschreven.quot;

-ocr page 76-

zevkndk hoofdstuk.

Jezus in lijden.

Zouden wij het goede van God ontvangen ,
en niet het kwade? En is wel het lijden van
dezen tegenwoordigen tijd te waarderen tegen
de heerlijkheid daarna volgende? Wanneer wij
er ootmoed en lijdzaamheid, eene geoefende
onderwerping en vast vertrouwen door leeren ,
wanneer wij er ons te meer door verbonden
gevoelen aan Hem, die ons onder lijden vaak
op de meest opmerkelijke wijze ondervinden
doet, wie Hij voor de zijnen is, en wanneer
wy er ons door leiden laten om te bedenken ,
niet zoo zeer de dingen die men ziet, maar
de dingen die men niet ziet. Hoe onont-
beerlijk hetzelve intusschen is, om ons te door-
louteren en te toetsen, gelijk het edelste metaal
smeltkroes en oven en toets behoeft: zwaar
valt het leed dezer aarde te dragen, en veel
zolfbeheersching en zelfverloochening wordt er
toe vereischt, om de bitterheid van den drink-
beker te verdragen en hem tot den bodem toe
tc ledigen ; dien kelk vol van de heilzaamste

-ocr page 77-

Mi-tzonij, welke de Vader ons hier to drinken
geeft. Want, zonder ook het ingebeelde ver-
di'iet uit, hetwelk wij door onze dwaze kwel-
lingen , hetzij uit ons ligchamelijk gestel, hetzij
ook uit gebrek aan ware menschenkennis ont-
sjjroten, ons zelven sciieppen , is ook dan niet
bet heirleger van rampen en zorgen talrijk en
magtig, met hetwelk de Heere God in zijne
wijze liefde onze besmette aarde en onzen le-
vensloop bezoekt, en leerzaam de strijd tegen
de verzoekingen, waarmede die slagordenen
gewapend zijn ? Maar hoe weldadig dan, dat
onder de oogmerken van het lijden onzes Hee-
ren , mede zijne ous zoo vertroostende bevoegd-
heid behoort, om een barmhartig en getrouw
Hoogepriester te zijn in de dingen, die bij God
te doen waren, om de zonden' des volks te
verzoenen, daar Hij, in hetgene Hij zelf ver-
zocht zijnde, geleden heeft, ook degenen die
verzocht worden, kan te hulpe komen (1),
en om ons tevens een exempel na te laten,
quot;pdat wij zijne voetstappen zouden navolgen (2).
I^n indien flij dan verdroeg als Hij wel deed,
en daarover leed, zal dan zijn voorbeeld ons
(1) Hebr. 11 : 17, 18. (2) 1 1'etr. II2J.

-ocr page 78-

niet des te meer van kraciit zijn, die wij het
erkennen moeten, dat wij slechts zeldzaam
geheel rein en schuldeloos lijden, daar wij
immers, al ware het ook slechts uit onbedacht-
zaamheid, zoo vaak zelve oorzaak gegeven
hebben tot de wezenlijke of vermeende veron-
gelijking ons aangedaan , of tot het leed het-
welk ons drukt. Komt, lijdende broeders en
zusters! komt, laat ons op dezen oversten
Leidsman en Voleinder des geloofs het oog on-
afgebroken gevestigd houden, en verliezen wij
Mem uit het gezigt, gedurig weder op Hem
zien. Hebben wij straks van Hem geleerd het
lijden niet moedwillig in den mond te loopen,
laat ons hier van Hem leeren, als onze beproe-
vingsure gekomen is, ook
met onderwerphuj
te willen lijden.
Het oog der al wetenheid
onzes Gods en Vaders leest in het binnenste
onzes gemoeds, ten einde het aan te teekenen
in zijn hemelsch gedenkboek, of wij den
beker, door hem toegereikt, slechts ledigen,
omdat wij denzelven
moeten ledigen, dan of
wij denzelven ook
willen drinken, daarom,
omdat Hij het wil. Moet soms onze mond
ook klagen: „nu is mijne ziele ontroerd,quot;

-ocr page 79-

perst soms de brandende smarte, of de hei-
lige schroom, dat derj^elijke ontroerenis ons
ongeschikt zoude maken om heilig te lijden, de
bede af: „Vader! verlos mij uit deze ure!quot;
de herhaalde smeeking ook, als gebogen in
het stof, dal zoodanige drinkbeker van ons
toch voorbij moge gaan, zou ons niet be-
vlekken, zoo min als zij den Heer heeft be-
vlekt, als wij er maar bijvoegen van geheeler
harte, gelijk Hij: „Indien het mogelijk is;
maar indien het niet mogelijk is, dat deze
drinkbeker van rnij voorbij ga, tenzij dat
ik Hem drinke. Vader uw wil geschiedelquot;
en, naar het doel van ons lijden geëven-
redigd, „ maar hiertoe ben ik in deze ure
gekomen. Vader! verheerlijk uwen naam!quot;
Zouden wij nu eens
zóó bidden, en dan eens
weder
roemen: „den drinkbeker, dien de
Vader mij te drinken gegeven beeft, zal
ik dien niet drinken ?quot; ook die
afivisse-
seling
bekommere ons niet: zij was ook dien
Eenigen onder de kinderen der menschen niet
vreemd. Maar zien wij toe, dat wij ons
nooit schuldig maken aan de schrikkelijke
misdaad, waardoor het schepsel aan zijnen

-ocr page 80-

Schepper vragen zoude: waarom bestuurt Gij
alzoo mijn lot? Neen, Job en Aaron en Da-
vid, Daniël en de Apostelen en vele bloed-
getuigen staan niet slechts als eene wolke
van getuigen rondom ons en tegen ons, maar
ons aller Hoofd, de Heer zelf', die ons het
volmaakste exempel heeft nagelaten, die zijne
kracht in onze zwakheid ons aanbiedt, en
naar het gebruik van beide, al of niet, door
ons gemaakt, ons eens oordeelen zal. En als
onze toevlugt tot Gods genade is door zijn
bloed met een verbrijzeld zondaarsharte. en
onze lust tot zijnen wil en voorbeeld met
wezenlijken strijd, zoowel tegen onzen bedorven
aard en wil, als tegen de verkeerde voorbeelden,
die zoo besmettend om ons heen zijn, o! dan
mag en dan behoort ook , even gelijk in Hom
zelf, het onbezweken
vertrouwen van ons
hart op onzen God en Vader gevestigd te we-
zen. Dat moge ligt vallen, in den voorspoed,
het is een zware strijd als het nacht is om ons
heen. En nogtans, dan zult gij daarmede
uwen Vader in do hemelen veel meer ver-
heerlijken , dan wanne(gt;r gij onder hot genot
zijner zonnestralen aan Hem vasthoudt, of wan-

-ocr page 81-

neer gij beginnen zoudt te versagen voor zijne

donkerheid. Neen! dan met den Heer oe-

ö

roemd: al verlieten zij mij allen , nogtans ben
ik niet alleen, want de vader is met mij.
Dan de benden der beproeving, aan welke
toegelaten wordt de hand aan ons te slaan,
moedig te gemoet gevoerd: ik ben het dien
gij zoekt; en onder bet bitterste van de smart
en zorgen aan den Onzienlijken, als zagen wij
Hem, vastgehouden , wetende dat de magtig-
ste, geene magt tegen ons zoude hebben, indien
het hem niet van boven gegeven ware, en dat
geen ding over ons komen kan, hetwelk niet
in het boek zijner wijze, heilige en liefderijke,
maar onze bevatting overtreffende raadsbeslui-
ten over ons geschreven staat! Hoe moeijelijk
dan het kruis ook te torschen valle, tot be-
zwijkens soms toe, wij willen immers wel
vertrouwen, dat Hij alleenlijk wat ons nut
is, over ons brengt als over zijne geliefde kin-
deren in zijnen Geliefden, en het Hem alles
overlaten ? Soms zijn het menschen door wie
de Heere God ons bittere bekers mengen laat:
en niet zelden valt het leed, hetwelk ons meer
onmiddelyk van boven toekomt, gemakkelijker

6

-ocr page 82-

te dragen, omdat wij bij hetgene menschen
ons aandoen, zoo ligt alleen op de tweede
zigtbare oorzaken zien, en omdat wij daarbij
dubbele pligten te vervullen hebben,
en die
van eenswillendheid met, en vertrouwen op
God,
en die van zachtmoedigheid en verge-
vensgezindheid jegens onze beleedigende of
vijandige natuurgenooten. Maar zonder dat
konden wij immers in deze laatstgenoemde
christelijke deugden niet geoefend worden,
noch deelachtig der Goddelijke natuur, ge-
lijk ons is toegezegd (1). Dat moet dus ook
zoo zijn ingeweven in den loop onzes levens.
Al blijven onze beleedigers en vijanden, die
zeker ons heil er niet mede bedoelen, schul-
dig, de goddelijke toelating is weldadig, O!
dan gezien, waarde lezers! op Hem, die te
midden van de hemeltergendste bespotting en
uitdagingen , bij de duldelooste ligchaamssmar-
ten, aan het pijnelijk hout des kruises zelfs
als Hij gescholden werd, niet wederschold, en
als Hij leed, niet dreigde ; maar gaf het over
dien, die regtvaardiglijk oordeelt, en die, ge-
lijk een lam ter slagtinge geleid, en gelijk een
(l; 2 Pet. I: 4.

-ocr page 83-

schaap dat stom is voor het aangezigt zijner
scheerders, alzoo zijnen mond niet op en deed.
Hoe geduldig was zijne taal, zelfs tegen Judas
en de bende, al was het, dat zij tevens met
achtbaarheid was doormengd. Hoe aandoene-
lijk is zijn herhaald zwijgen, zoo wel als zijn
spreken tot den dienstknecht, den hoogepries-
ter en den landvoogd; hoe vol waardige ver-
draagzaamheid, bescheidenheid en zachtmoe-
digheid; en welk eene alles te bovengaande
liefde ademde de bede; „Vader! vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen.quot; Dat
gevoelen zij ook in ons, hetwelk in Christus
Jezus was, wetende dat
God ons verdrukt,
waar
menschen ons verdrukken, dat degenen
die verdrukken, verre boven degenen die ver-
drukt worden te beklagen zijn, en dat wij
zóó alleen volmaakt kunnen worden in de
liefde, gelijk de Vader, die in de hemelen is,
volmaakt is. Vergeten wij het niet, dat Hij
Immer gewoon was zijn harte ten hemel te
verheffen, dat Hij
Lijdend bad en biddend
leed
Gevoelde Hij daaraan zelfs behoefte,
hoe worstelden wij die donkere dalen door,
zonder veel gebeds? Het gebed maakt het

-ocr page 84-

lijden ligt, cn het lijden het gebed luaehtig.
Vergoten wij het niet, dat Ilij
voor dc vreugde,
die Hem was voorgesteld, het kruis verdra-
gen en de schande veracht heeft.
Heeft Hij
zich dat niet geschaamd, hoe veel te minder
wij dan, wij zwakken van kracht, en zie
daartoe een iegelijk toe, dat wij altijd, dat wij
reeds vroeg, eer de kwade dagen komen, be-
reid mogen wezen om aan ons zei ven gegronde
rekenschap te ge\en van de hope, die in ons
is. Niets is er, hetwelk het lijden zoo ver-
zwaart, als het gemis van die hoop. En
mogen wij ons, door den Geest Gods, die
in ons wone, in zulk een lijden oefenen, dan
zullen wij ook, met den Heer,
de hoofdbe-
stemming van ons leven kunnen blijven onder het
oog houden, te midden der zwaarste smarten,
en anderen niet vergeten om ons eigen leed.
Zijne tegenwoordigheid van geest onder alle
grieven , Hem gedurig aangedaan, gedurende
al den tijd van zijn openbaar leven: zijn
arbeid aan Judas tot den einde toe; zijne ge-
sprekken , nadat Hij was heengegaan , tot zijn
nachtelijk ontwerp; zijne vermaningen in
Gethsemané tot waakzaamheid en gebed; zijn

-ocr page 85-

onderrigt aan de bende, zijn mededoogen met
Petrus, zijne goede belijdenis voor Cajafas en
voor Pilatus; zijn woord aan de weenende
vrouwen; zijn troost aan den boetvaardigen
moordenaar: alles getuigt van zijne getrouw-
heid aan den wil des Vaders over Hem, ter
teregtwijzing van zondaren, tot dat zijne
lippen zich sloten, en Hij het hoofd buigende,
den geest gaf.

achtste hoofdstuk.

De stervende Jezus.

Mogten zóó onze ecbtgenooten, kinderen,
aanverwanten, vrienden , nog welvaren door
ons lijden, als zij zullen gezien hebben ons
godzalig verdragen in hope, of liever, wat
goddelijke kracht in menschelijke zwakheid
vermag. Maar zij Hij ons niet minder ten
voorbedde bij ons sterven, gelijk Stephanus
Hem in zijn jongste ure voor den geest had,
opdat wij, gelijk Hij de zijnen, de onzen
mogen liefhebben tot den einde toe, en ons
gelijk Hem, niets overblijve dan van deze
wereld heen to gaan tot den Vader. Gebeurt

-ocr page 86-

u die zegen niet onverwacht, gelijk aan som-
migen, gebeurt zij u zelfs niet zonder smarte,
vertroost er u mede, dat de Heer ook niet
zonder veel smarten tot den Vader is heen-
gegaan, en terwij] gij uzelf uwes geloofs en
uwes strijds tegen de zonde bewust, uit het
schnldverzoenende doel van dat lijden en ster-
ven, ootmoedig, dankbaar en beilig uwen
moed ontleent; moge ook die laatste kamp
u nog te dieper leeren gevoelen, wat gij den
Heer gekost hebt, uwe ziele te naauwer aan
Hem verbinden en te vuriger doen danken
'n den hemel. Laat ons,
zóó in Hem geloo-
vende, het aandenken aan onze naderende
doodsure, in het einde zoo min, als gedu-
rende de gezonde dagen onzes levens schro-
men, en er met de onzen van spreken,
gelijk Hij er met de zijnen meermalen over
sprak. Laat ons, is dat noodig, voor onze
overblijvende betrekkingen zorgen, gelijk Hij
voor zijne lieve moeder gezorgd heeft, en
om de hemelsche hope onze aarsche belan-
gen niet vergeten. Laat ons
zóó met gewil-
ligheid heengaan, en door Hem geregtvaardigd
en geheiligd, over den dood heenzien op de

-ocr page 87-

vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods,
namelijk de verlossinge onzes ligehaams.
Zóó
schudde eene uit zijne verzoening en voor-
spraak ontleende zieleruste ons het sterfbed
^ zacht, naar den rijkdom der Goddelijke ge-
nade.
Zóó spreke onze stervende mond nog
menig troostrijk en leerrijk wooi'd.
Zóó zij
ons einde beter dan ons begin; voorde onze
geest door ons bevolen in zijne en in des
Vaders handen; en blijve ons niet anders
over, dan te ontslapen aan zijnen mond.

O Heiland ! dood van onzen dood,

En leven van ons leven,
Indien mijn schuld, zoo zwaar, zoo groot,

Mijn hart dan nog doet beven ,
Laat mij dan alles, wat Gij deedt,
Wat Gij voor mij zoo bitter leedt,
Tot mijnen troost gedenken.

Zoo 't hart dan nog voor sterven vreest,
En voor de laatste snikken ,
^nbsp;Och ! mogt mij dan uw goede Geest

Met heil en vreugd verkwikken;
Weer allen bangen angst dan wijd,
Opdat ik, in den laatsten strijd,
De zege weg moog' dragen.

-ocr page 88-

Laat zorg of liefde mijn gemoed
Aan 't aardsche niet doen hangen ,

Doe mij naar U , mijn eeuwig goed ,
Met alle kracht verlangen ;

Dan roep ik onophoudelijk ,

Kom, haal m', o Jezus ! in uw rijk ,
Ja , Amen ! ja , kom spoedig !

Evaiig. Gez. CLXXXV; 2, 3 cn 8.
BESLUIT.

Zal het nu bij ééne vhigtige lezing blijven ?
Of zult gij het herlezen, tot dat de Heer u
als levendig voor de oogen geschilderd sta, en
gij het Hem, als het ware, hebt afgezien,
hoe men den Vader verheerlijken kan. De
oppervlakkige en ongeduldige geest des tijds
doet mij het eerste wel eenigzins vreezen,
maar ik bevele het Hem aan, die de harten
openen en heiligen kan. En gij, die het
gaarne herleest tot dat het gevoelen , hetwelk
in den Heer was, in u ook zij , on in u over-
vloedig worde, zoodat gij eens in zegening
maait hier boven, nadat gij hier in zegening
gezaaid zult hebben; gij vereenigt u zeker
gaarne met mij in het voornemen, om bij

-ocr page 89-

de overige Bijbelscliriften, ook de Evangelien
gedurig te lierlezen, opdat Hij ons steeds
levendiger in zijn spreken en zwijgen-, en in
zijn doen en laten voor oogen sta, on opdat
wij ons te gemakkelijker de vraag des echten
Christendoms in elk voorkomend geval des
levens beantwoorden mogen: hoe zou de Heer
hier gehandeld hebben? Gij vereenigt u
zeker gaarne met mij in de bede:

Och ! dat de Geest door U beloofd ,
Die in U is, gezegend Hoofd!
Ook ons uw leden meer doe leven!
Dan leven wij , getrouwe Heer 1
Tot uw' en tot uw's Vaders eer ,
En ons geloof zal vruchten geven.

Evang. Gez. CX: 7.

-ocr page 90-

Bij M VVIJI amp; X.IMÏN, Drukkers vav. lint Ned. Zphili'linsgM^gt;oHch,
worden ook iiirgngeven de volgende Kleine Stukjes:

Cenlünbsp;Cents.

- ■ 17S

IS

15

Hi

».I .nbsp;KIL. le « ICI .c.i . . . . ■

44.Hel Voorbiddrn, ean plifi
der Christelijke liefde. . .

45.0pw. tol gelroowe deelne-
ming in het Maand.Ge bed .
17{

46.Trooslw.nbsp;voor Christenen . 15

47.Bijbelsnbsp;Leesb. voor Krank. 15

48.nbsp;Iels uil het levenvan Fehx
NelT.Pred der Waldenaen ÏO

49.Helnbsp;r.eloof in JejusChrii-
tus, naar Joh. VI.....JO

50.Uenbsp;Christel. Oefenschool. 10

52.lliibelach Onderwijs over

'a Menschen bekeer
55.Genade en Pligl. • ■ • -

54.Ge8chenkaannbsp;allendicGods
woord mogen hooren.

55.Denbsp;Zelfbeproeving..... .

56.Hctwnnd.al8kind..lesLicbtsnbsp;17 J

57.Eennbsp;woord aan allen die
gaai ne hel beste voorbeeld
w.nachen na le volgen. . . 17»

58.nbsp;Iets over het Geweten . . 17i

59.Christel.Godsvrucht,nbsp;geen
Dweeperij........

ft.Geschied.v.JobannesEhot. tii

61.Eennbsp;woord over onren
Geestelijken wasdom . . . J'i

62.Denbsp;Christen....... • • =

65.Aanprijzi.igvan e.-n god-

vruehtig huiselijk leven. . 15

64.Herinn.nbsp;van een' Dorpsl. 1't

65.Wenkennbsp;omtrent het ge-
10 I b.-ek aan sehnldgevoel . .
17J 66.IIandl. tot de Algem.Kaarl

12ilnbsp;der Christel. Zend.ngsp. .

7.1 67.De wederzijdsche pligl- m

het Christel leven.....

68 De irare vooruitgang • . .

69,Godsnbsp;hoogheid en derMen-
achen geringheid, naar
Jez. XI. : 12-18.....1»

70.Hoenbsp;-wil de Heer dat zijne
Discipelen omtrent Hem
zullen gezind zijn • • • '

71 Godsdienstigh uit nood. IIJ

72.Bidtnbsp;zonder ophouden . . . 1-

73.Hetnbsp;beste Avondmaalstleed. U

74.Baniëlnbsp;. . . ........ ,

75.110 hcsto Takkel...... '''

76.Denbsp;vriendschap der wereld. 8-,

77.^81nbsp;doet men v..or l.r.ël

75.naria.nbsp;de Moederde« Heer.m.

79.Dolevensav. van Vador Jacoh 1-J

SO.Hclliofheh. der verschijning

van Christus.........^ï

17»
I7j

'7t
17)

20
15

12.;

15

JO

i7i
10

17i

» 1 . net lUYCi. .al. u.-.. ---------------------... ......-

n.I.tsover hel .Avondmaal . ISJ- 51.De Goede He.der

13.Opwekking lot de hnisse-nbsp;.........

lijkc Godsdienst......12^

14.Zamenspraaknbsp;tusschen drie
vriend, over deWedergeh. 07f

15.Helnbsp;lov.van WillianiKell, 10

16.Drienbsp;zaraenspr. tusschen
cen'I.eetaar en eenHuism. 10

17.Hetnbsp;dorp Eereiihoel, lol
vorigen welvaart hersteld. 20

18.Helnbsp;nadeel van het bij de
ilraal loopen der kinderen J2i

19.Waarseh.legennbsp;dcOnlucht —
ÏO [ets voor herstelden uit

krankheid.........JH

21.Iets voor Gevangenen. . . io
22.Geschenk der Chrislelljk-

lirlde voor kinderen. . .
21.Geschenk voor l.idmiilen .
2'i.Heb ik wel genoeg voor d

eeuwigheid?.......

25.Tweed»nbsp;Geach. der Chris-

t-lijke liefde voorkinderen 15

26.Voornbsp;Dienstboden . . .
27.Over de Feesten . . .
2S.Iels voor Armen. . . .
29.Jezus, de Geneesmeester . iquot;
SO.Kvmg. herinnei iegen aan

oude Lieden........

!1. Verzamel, va.. 1, erz. brie-

ven en opwekk. verhalen . l'i
.i2.0pwekk,lolweUevredenh. 12,-

,) O . tl |l WCM. . lUi . . — -------- - -

55.nbsp;Een goed vvoo.d aan Chris-
ten-oudersover de opvoed. 15

S-i. Franke, de Lra..blde! Gel. Ui

55.Schets van het leven van

Afrik».............. ■ 'i

56.Waarschuwingnbsp;tegen net
kwaadspreken....... '5

57.Iets over de Zelfkennis. . 15

58.K.n woord V.» onde, rlpl

en troost in .Sterfhuizen. . 2»
sa. Men tloet niet wat mon kmirit.

4Ö.Vriendel. raad aan zwaar-
moedigen..........

CcnUnbsp;,nbsp;lquot;

l.Iivang.hjjrinn.aaiiKraiiken 10 1 4! .Waarom word ik niet beter
1.Over bet nullift Kerkgaan. 7^; 4Ï.Wie zijn, hier op aarde,
5.Over lieliloeii V. Belijdenis 7;-nbsp;de gelukkijtale niensehen .

4, Een won'd vooi menschen,nbsp;45.rVelt;leiik te sterven . . . . .

i: . ■ . 1... I....V I'....., ..ni...nbsp;iA rr..inbsp;een ali?t

(Hm niet Ier kerk knnn.gaan

5.Hetnbsp;Chrislcnd. bescliaanul
d...)r Heid............10

6.nbsp;liv.lierinn.aan Bedroefden 15
7.1£vangclia. herinneringen

aan Vaders en Moedors . . 15
9.Ken vroord aan Vaders eu

M'.edeia over dt-n Doop. . 03
9.Over liet allerbeste Boek. 7^
ÏC .Oiiderw.uvei hel Hiibellez. 20
11 .Het loven van don IlcerJeius i7',

-ocr page 91-

^ i
'.M.

m

-ocr page 92-
-ocr page 93-

Ir-

-ocr page 94-

r