MENG EL-S TOFFE
FAN
Veelerlei fliclitelijke
GEZANGEN;
O P
Verfcheide, zo Oude als Nieuwe,
Toonen en Pfalm- wijzen. DOOR
CAROLUS TUINMAN,
Predikant tot Middelburg, in Zeeland.
|
||||||
Dez,e tweede druk is met verfcheide Liederen merkelijk
vermeerdert, en op Mujijk-Noten gejlelt, |
||||||
ZANG-LIEVENDE
CHRISTENEN
Enoegzaam, tegen mijn zinne-
lijkheid, heeft het aanhoudend verzoek van veele my üirdehand gewrongen, en op de Druk-perffe gebragt, deze GEZ AN GEN , welke my zo nu en dan , al van over lange, tot ♦ cenige uitfpanning na hooft-brekender be- zigheden , met'er vlucht uit de Penne ge- vloeit zijn. Grooter zoude het getal wezen, indien ik die alle wat zorgvuldiger had be- waart. Het mogelijk al te gunftig oordcel van verfcheide was , dat ze het licht mog~ ten zien, en ter ftichting zouden konnen dienen. Ik weet wel, dathekel-zuchtigeen kiezige Letter-zifters hierin al vry wat zul- ■*..-2 len
|
||||
len bedillen : en ik ben zo verwaant niet,
dat ik zelfs in dit onbeblokteMengel-werk- je niets af te keuren zoude achten. Onder- tuflch'en is het dikwils niet alles waarlijk be- riipelijk, wat aan zommige na hun mitvat- ting wel zo fchijnt: zomtijds begrijpt de Lezer het oogmerk en de reden des Schrij- vers niet in 'c een of 't ander : alle fpijzen fmaaken ook niet aan alle monden : en elk belijd dat fpreek-woord voor waarachtig; 't is lichter te berifpen , dan te verbeteren. My was boven dien bekent hoe weinig ach- ting deze eeuwe heeft voor geeftelijke Dicht- ftoften en Gezangen ; terwijl Huizen en Straaten dikwijls van ydele, ja ontugtige, deunen wedergalmen : Behalven dat to: de- ze Liederen zo weinig of geen tijd en moei- te in 't ontwerpen en befchaven wasbefteed; vermits ik van de Dicht-konftgeenzints mijn werk maake. Ik heb echter dit eindelijk ter zijden geftelt, om te voldoen de begeerte van verfcheide genegen Vrienden. Diep- zinnige geleerdheid of verhevenheid van trant is hier niet: want mijns bedunkens ko- men die niet zeer te paffe in Gezangen, wel- ke voornamentlijk (zo ik myinbeelde) klaar- heid en vloeyentheid vereilchen. Of ik daar in
|
||||
in eenigzints gelukkig geweeft ben , ftaau
aan 't befcheiden oordeel van U U. E E. hoewel ik vreeze dat'er nu en dan nog al iets boven 't bereik der eenvoudige zal zijn. 't Geene aan het Loofwerk mogt ontbree- ken j meene ik dat door de ftoffe vergoed word. Mogelijk, zo het my gekift had, zoude ik de fnaaren tot wat hooger toon hebben konnen fpannen : eenige weinige ftaalrjens geven daar van blijk. Gy zult hier meer vinden de fpreekwijzen dtr Hei- lige Bladeren, dan daar het Toonneel meê pronkt: Niet alleen om dat die taaie my vreemt is ; maar ook om dat onwederfpre- kelijk de H. Geeft de zinrijkfte en krach- tigfte uitdrukkingen heeft van zijn eigen zaaken. Ikbekenne, dat'er zodanige Zang- boeken in handen zijn , die dit mijne mo- gelijk verre overtreffen : doch miiTchien vind men daar in ook iets dat andere niet hehben: immers de nieuwigheid heeft by- zonderlijk in Liederen aangenaamheid -, ge- lijk Homerus enPindarus al getuigden. ln- 0 dien nu iemand voor hem zelven , of zijn mede-menfch , eenig nut en {richting tot Gods ver heerlij kinge, uit deze GEZAN- GEN geniet, 'k zal my verblijden, en mijn |
||||
oogmerk bereikt hebben. Vind men hier
of daar iets, dat met de nauwkeurigheid derfpelling, of reden-fcheiding, nietover- een-komt, of een misdruk > uwe befchei- denheid gelieve dat te goede te houden: dewijl ik op zulke en diergelijke kleinighe- den niet zeer gelet hebbe. Eenige druk- feilen , welke den zin hinderden, of de zang- maat verminkten, zijn achter ter verbete- ring aangevvefen. Ten befluit j gelukkig zijn wy , indien wy , tot navolging van lfraëls lieffelijke Zanger, zo Gods lof uit- galmen op aarden , dat wy met de zalige Hemel-ryen, op deCythersGods, hetGe- zang Mofis en des Lams eens mogen zin- gen ! zo dcen wy het werk der Engelen en zalige zielen alhier beneden ; het welk voor GodsThroon onzeeeuwige verluftigingzal Zijn. Dus was mijn voor-af-fpraak, wanneer
ik eerft deze Gezangen in 't licht gaf. Nu heb ik'er niets zonderlings in te veranderen, of daar by te voegen , als met een woord reden te geven wat my tot deze nieuwe druk bewogen heeft. My is voorgekomen van verfcheide , dat deze Liederen hen met onfmaakelijk waren geweeft > doch dat ze daar
|
||||
daarvan meer dienft en aangenaamheid zou-
den genieten indien ze op Mufijk-Noten waren geftelt: vermits eenige Wijzen hen onbekent waren, en daarom ongezongen moeften blijven. Ik heb dan deze Mengel- Zangen, eenigzints befchaaft en voor de tweede reize vermeerdert zijnde, weder op de Druk- Perfle laten komen , met vervul- ling van dat gebrek. Nu hope ik dat ze hier door van noch meerder vrucht zullen konnen zijn: waarom ik hem die onder de Lofzangen Ifraëls woont 3 bidde. Onder- tuflchen ben ik, Zang-lievende Chriftenen,
|
|||||||||
In Middelburg, den UU. E E. dienjl - genegene
i.July 1709- in Cbrifto,
CAROLUS TUINMAN.
|
|||||||||
*4
|
OP
|
||||||||
OP DE VERHEFFINGE GODS
In de keclen der Chriflelijke
ZANG-SCHAAR,
In Ziel-opwekkende Liederen voorgehangen
Door den Eefweerden, Godvrugtigen Ho&g ge~
leerden Heer CAR O LUS TUINMAN,
Getrouw Dienaar J. Cbrifti tot Middelburg.
|
||||||||||
E
|
Rberm u Onlêr, groote God erberm!
Uw'Oorloogs roed omgeefleld onfe Landen, |
|||||||||
Der wrevel vol, ontfiend' nog Wet nog Banden>
Haar ondergang genaakt, ö God ontferm! Uw' ftrenge tugting dreunt tot naar geween j
Waar dat de Kerk of woond , of fchuyld 'c is bang-tijd.
Nog dunkt mijn Lieven Ampt-genoot, 't is Zang-tijd, Schaft daar toe fchater - ftof door wolken heen. Wiefegt dat Treur-tijd ook geen Zang-tijd
is? Want fal de tegenfpoed het heit beklemmen, Het
|
||||||||||
Het foekt fijn ruymt' tot God doo* keel en Hem-
men, Dan vry bedrukt, dan met meer l'aaffenis. Tn 't diepe duyfter men op Son - ligt wagt.
Gods Herte - man foo lieflijk ftaag in Pfalmen. Deed , fchoon benaud , fijn Snaar-tuyg helder galmen. 'c Gekerkerd Paar fong in de holle nagt.
Sing op, fing op ö Middelburger Schaar,
Hier hebd gy keur van ftof in Maat-gedigten, Dat fal de Chriften-ziel wel dapper ftigten ; Al komt hier toe een levend'loofe fnaar.
Is 't keel - werk ? Ja 't is keel - werk, dog daar by
Moet Sangers hert de keel regt open fetten, En op de itof in ernft met nadruk letten: Op dat 't geen keel-werk flegs, maar hert-»
werk zy. Vol - geeft'ge Tuinman in Jehovas hof,
Dank hebd gy voor 't uytvinden, en befchrijven; God Zegen - rijk doe uwen dienft beklijven s Tot Zions Luyfter, en fijnEeuw'ge lof,
CelUga Colleg*
JACOBUS LEYDEKKER,
* 5 OP |
|||
OP DE VOORDEFTIGE
En aangenaame
GEZANGEN
Fan mijn waarden Ampt-genoot
den Heer CAROLUS TUINMAN,
Eerwaardig Leeraar in Chriftus Gemeynte
tot Middelburg. DE zang-en digt-kund', hoe volmaakt ?
Hoejterk, om oor, en hert te treffen, En uit het Treur-ftof op te heffen? Mijn hert is al te diep geraakt;
Om voor haar zoet geweld te zwigten. De Zielveroverende Jtem
Verlieft haar kragt. Daar fchijnt geen klem.
In noyt volprefen Helden-digten; Nu 's Heer en krooji het herte fcheurt,
En Sions ramp enfchuld betreurt.
Verhef de grootfte zegepraal
Jn maat-zang, op verheven toonen, Zing vry van tintelende Kroonen, Geer ft, of met hetglinft'rendjlaal,
Voor
|
||||
Door dapp're Helde-moed verovert,
leereer het pragügff HouwHijk Feeji Met vrugten van den grootjien Geeft ; Wien gy doorfiof en korft betovert
En tot uw zang-trans voert; mijn hert Blijft leggen tuffchenvreez', cnfmert. Verhoog het fchoonfte Staats-gebouw,
Door wreede heerfchzugt eerft gefchonden; Daar na herftelt op vafier gronden Door 's Heer en fterkte, gunft, en trou.
Prijs Nederland, het roemrugte wonder Van Scheeps.magt, rijkdom, eer, en pragt,
Beproeft door Vorften lift, en kragt;
Ik zwijg, en zugt Haar glans gaat onder. Dat trots gebouw zakt ,fchetirt en kraakt.
Schoort God het niet? haar val genaakt.
Vorft Goels Liefde, Kroon, enDo%
Zijn Hoog-gedugte Raad, en weiden, Zijn dier verworven Regt, en Zegen, De Heihen Eer-ftaat van zijn volk.
Die kunnen nog mijn hert eens raken ; Om met verwondering en vreugd,
De Majefteit, en Helde deugd
Van dezen Koning groot te maaken. Hier vind de zang-en digt-luft fioff,
Haar zelve tot cieraad en lof.
H?
|
|||
Hy is de God der Heerlijkheid,
Najmerf, enjmaad, ten throon verheven-, Wien aard\ en Hemel grootheid geven, Hy heeft een Koningrijk bereid,
Daar heyligheid en wijsheid bloeyen. Vaar elk een Zoon en Erf-vorjl is,
Verheven tot een erfenis,
Daar eer', en rijkdom famen vloeyen. 'Een Rijk? op's Komngs bloed gebouwt, Dat Vorjl nog Onderdaan berouwt.
Uw konfi-werk, waarde Amptgenootl
Vertoont ons d'allerfchoonjle fiukken, Die door hun luijier ons verrukken, Zo haajig' uw zang-tuin ons ontjloot.
Daar pronken onverwelkb're bloemen, Van d'alleraangenaamjïe geur, En wé'erga'eloos vanjial, en kleur, En naar hun waarde nooit te roemen. Hy praalt en bralt, aan eiken kant Met heerlijk boom-gewas beplant. Geen vrugt uw tuyn, of hand onteert.
Dat niet verquikt op 't eer [Ie fmaaken Zal ntemant egt er durven wraaken, Die metjehovah God verkeert.
|
|||||
Het
|
|||||
Het bitter is van wond're kragten.
Draagt fiam, of plant yet fchoon infchijn,
Het doet ons maar voorzigtig zijn, En voor de reuk, en fmaak ons wagten ;
Op dat men zig geen moord-pijl Jlijp'3 En aan het fchijn-goed zig vergrijp'. Deez' digt-fioffgeeft den Opper heer,
Van wien de zang-kon/i neder daalde , En met wiens beeld zy eertijds praalde, Met gulle dankbaarheid de eer'.
Jehovah, op den throon gezeten, Met deugd, en heerlijkheid bekleed, Wiens Heyr-kragt, op zijn wenk gereed 3 Hem opwagt, om zijn wil te weten. De lofzang van zijn volk bewoont 3 En met zijn welbehagen kroont. Op Sion! treed maar moedig door.
Zie! riek! en fmaak! hier zijt ge veylig.
Het aangenaam, gezond',enheylig*
Komt u van alle kanten voor. O! vrugtb're JVind \ kom uyt het Suiden
En uyt de noor der-hoek ■, o bron, Van heil en kragt! o! Vreugde - zon l Doorwaay > befproey ! befiraal de kruiden 3
Het boom-gewas, en bloem-peraad, Tot bhjdfchap van het heylig zaad. |
||||
Op Salem! Pronk-ftuk van Gods handi
Roem Vorft Mejfias in het duifter;
Gy ziet eer lang zijn heyl en lujfter.
JVagt op een Hemelfch Vaderland. Verhoog met hert, en mond dien Koning;
Hier hehtgeftojf, betragt uw pligt, Enfmeek zijn gunftrijk aangezigt; Vat hy deez' Tui man uyt zijn wooning
Met kragt omgord\ met zegen hoon, En eens doe zitten op zijn throon. |
|||||||
F. v. HOUTEN.
Bedienaar van Gods Woord
te Middelburg. |
|||||||
OP
|
|||||||
OP DE VERMEERDERDE
GEESTELYKE MENGEL-STOFFE Van den
Eerwaarden Godzaligen Hooggeleer-
den Heer CAROLUS TUINMAN,
Getrouw Bedienaar des N. T. in zijne
Gernejnte te Middelburg. KLIN K*D I C H T.
TErwijl Europe treurt om 't woedend
Krijs-geweld, En kwijnende verzucht, en adem wenfcht te haaien,
Van Brand, en Moord, en Roof, en dul- delooze kwaaien,
Waar door haar bange ziel was veel te lang bekneld: Terwijl hier Staat, en Kerk, is jammerlijk
ontltelt,
Gefchokt door Eed-gefpan, gedreigt door al, die dwaaien,
En
|
||||
En wanen 's Hemels vreugd op aard te doen
ne'erdalen,
Door vleefch'lijk vreugd-genot, dat ftraks geweten kwelt.
Terwijl elk trooft'loos zit, en vreeft voor
droever prangen:
Verkwikt ons Tuinman weer door zuiv're Hemel-zangen,
En beurd der vroomen Ziel van d'aarde He- mei-waard.
Op! op; gèloovigVoIk, zweeft met zijn Lied na boven,
Verbreid met hert en mond uws Heilands lof op aard.
De waare Hemel-vreugd beftaat in God te loven.
|
||||||
M. G A R G O N.
|
||||||
MEN-
|
||||||
Pag.i
|
||||||
Van veelerlei fiigtelijke
|
||||||
GEZANGEN,
Op verfcheidet zoo Oude als Nieuwe,
Toonen, en Pfalm-wijzen. OPWEKKINGE
Om Gods Lof te zingen.
Toon: La Lande.
CmelenSïattie 2$?alt sön^cljeppecs
g?ootfiefö uit / <©te alom m open -
baatte ■, laliu^eplliêrnTfn¥eli?ii^*l~rjiai
38 öan
|
||||||
2 MENGEL-ZANGEN,
öan ötllijft tiat mjjn tong <©ofi Baat iBaftecs glo* iimililüilllilpPiiiilil
vi 3ong/ <£n 3tg met öie nepen paacöe/ ©at fiet
mniïipi^l
|
|||||
Doo? te 3®olten ö?ong.
i I, <©pöanl mijn€ete/ ging uit 'sletten oöetöloeö
$u een jlofsang ban ten l|eete / ©ie 30 önenb'liift i.ö en goeö. <©f fiet öettel JBeielöiS tot ffêet uto Eteü'ten fcfiimpt «n (pot / 'ft ïé?aaft finn po'ie beunen toeêr: en gjft betfieug WP *n m9n <*S5oö. 111. 3©tlt tnp ontjleften jBet een gloepenö' «©utet-ftool:
'ft gal öan feeec trtutoonö'tenfp?eften / ais geleett in 's%mel$ fcftool. 'ft ©oet öan teeöjs öet«Ung'len taal; (^otift tn uto gloct-3aal/ )Doo?uto €ft?oon/ öp 'ss&etenu teefien/ 't ©jiemaal heilig meê fietfiaal. 1 v.
Uom/ ftelpmp3ingen/ Zivni Cftooten! *t ^emel-ljof/
fcoogct öan öc ,&tette-&?fogen / itaoet toeêtgalmen öan <ö5oö&£of. Reenen toepen / 3toijgenö)p: <ü>fu>p teceoÉg jjjn of Wp/ /^ 't 3005»
|
|||||
mengel:zangen
* Qtmen wem m gjootc Dingen
hengen eeutoig sang-fïof bp. |
|||||||||
GODS NAAM.
&<?«: Pfalm 104.
I. . 30 ©onDrc-Zoon nog «Encrien-tnnn h^..^ ~
ga tf uto ^aamöoo?Iugttg/07ooSnBSf"* |tojaam f* «If uto 3Bee3en/ bS&
aal^ooj^cn 3BccU/ Dat utoeDeuKS id «n ïui(icC-rö& üan 'tfc9ep5el onöccfc5/n.
IKmM^aam ö^?Iuott'ö al3ins* «ft-i
©et ^emel-toelf toept Die met fcfieUncluft)/ «n 3ïacD en Zee/ mettoat 3™Jfa DcS- goimaabm/ ai* uto Zoon u opSSt/
w* na uto $aam / mt uto ©ecbonD/ mpnomie. rrr III.
|
|||||||||
I I I.
£aat/ $eec! uto jïaam/ in aHetf toat gcDcutc
<Cot utoen lof en Dann 50 5ijn gefpeurt /
«fcat ifi uto p?tj0; nooit laftec nog beragte: JfêaacDat ifi Daai* uto DeugDen in Dettag^e. 't Zp altoojS toei/ 't 5P Dat net u Deliaagt.
<©at utoc&ecH Èjiecnjuiöof ftjoonen bjaagt/
®n t& met fjaac: }'a Iaat 16 mp toerblijben / wanneer in om uto^aam mag fmaabociD Ijjöe». |
|||||||||
31 z IV. ©
|
|||||||||
4 MENGE L-Z ANGEN.
V I. <& tjuB uto $aam 50 innig in mijnreet/
■«©at nimmer ötc baat uit getoift en tocrö. <©eeb bat ih fteeög in utoen J5aam 30 toanbel / 3£>at utoe $aam 3P 't öoeltoit ban mijn Ijanbel / «©ie 'h iiebenb b?ee3'/ eet/ bien/ ensobectrouto/ «©at in öaac al mijn ijeil en Doop op bouto. Eo 3al uto $aam niijn toem en toebiugt toe3en / <£n tn uto $aam 3al '& auaab nog bpanb b?e3en. 3HSaan / ïjetl'ge <©ob / onheilig enbequaam /
(Cot ijeil'gen ban uto glori-rpen$aam / 3©icn 't <£ng'len-€ljoo?/ en met bet Wemelingen
©allelu-jaö/ «n b?iemaal $eiiig 3ingen:
" 3©ant bie uto $aam tegt «ent / bemint en eect / 3©inb in uto Baam al toat 3ijn 3iel begeett. 't g$ alleg ban / en boo? / en om uto $ame.
<©i# jjett/ enïjanb/ en tong5egt baacop Amen'.
|
||||||
'T AL-EEN E EN-AL.
(COOn: Pfalm24. Of; Verheugt unuftEngeland, l.
OEenig Al, en Alles-Een!
<©p 3ijt mijn Een en Ai alleen. «Been een/ geen al/ nan mpbecmaöen 't ï©e«i <©p niet 3$. 961 fclnjnt tjet iet/ «Dat een i«S geen / bat al is$ niet. 'l\ Wil't Niet om 't Een ie-Ai bct3afien, 1 I. 3©attë bat Een een bolle ftftat/ 3F>at Ai in enftel Een bebat i ® 3aitg bi« bat Een fieètbmi |
||||||
MENGEL.ZANGEN.
mt mê/ of ift fcöoon 't Niet-Ai m\ 'i. 4°?/ £cn,g-Ai Bet mijn' naar te* *©il booj bat Een fier al' g?aagKek ^cn aarb'ltng fieöD' b?p 't 3tgtbaar al'
_ $>at tafïbaar Niet, We fcBabuto/*5 * «Been eene3M*-Begeert' toeraaw". 5al t Ai Een Een-Ai tg aan 't gemoeö
%t centg 3fil-bernoegenö goeb.
^aar 't ai £cn goeb t$m geen guaaöen. |oe btoaajj i& We Wt ntetWeft/
<^n bonen 't Ai ïjet Niet berheft.»
^at fian öat een/,a ai/u baten
t^e[KU300öaa|lbegeben3aU
>t 1bt 0P öat al; n°Ö mtfl gP ?t ai •
'«Been We't beërft nott 3al berlaten;
Drie-Eenig Al, Eenvoudig Een '
^ïï^fJ,eCUto0enaaï,a»e^ SB 'si toecelüss een en al te gaêr
«?ÏSaan 5al3ön I aan uto* fcDaar
«aw Een en Ai tn allen toesen. |
|||||||||
'T WAARE ZYN.
Stemme; ó Schoontte Perfonagic. |
|||||||||
O
|
|||||||||
fllfoftoeMflWttcn, gelf-toéjtg zijn",
28 3 Je |
|||||||||
MENGEL-ZANGEN.
mmmwÈÊÈmÉm
"Jehova, uit ttrientf aöec 3©at zijn Beeft të gece3en;
'fjJBJet öoo? en tot u oott zijn allegater. ato
"toïenö-Tcöat Üecft 'tzijnöeüat: aüö zijn i.ö3elf
mwMwmmmimmï
öc(teitf>ig. 'tjBoet al ban uafgangen: 45p/ tie
"nietë Ijcbt ontfangen / Zijt noottoenötg.
afzijn, ó3(©e3«uS-ö?onne! ,
m eigentlnn/ fieeW oaar/ en altoog taoig/ <0cetnïJigt nog öegonnen.
$et ^cljepsel-zijn ont-zijnt en word oqtaots *. 't gj« maat een fcïjgn/ <£n fcfiaöuto-zijn naat nimmer ftanö aan Ijouöett: ate zijn iö nooit beruaaren/ jBaarölijft/ 30 oat uto jaarett $tet toerouten. i ato Zim . 6 3®e3en0-üJonöer»
q« tottchtlijïi/ »»at të of zijn ïjecft zijt ge/ tficen N>« zijn të taar onoet;
gtrt \uc3entlijftfl ter torens otoecfcfi?uö 8*- 45P zijt aitijo
Dct geen gp zij'
^mmm/ en 3onö« pcrfiea t
$n ^cljepjeljj t* öaar tegen |
|||
M E N G E L-Z A NG E N.
itëeer Niet afê let gelegen/
go toe mecficn. I v.
$nttie& 50/ tgeet/ 0J13' oogen/ 3&at top uto zijn in aïlefiïU3e toaacfjeiö/ <£n '0,£>cDeP3el0 Niet zijn, mogen
©uö bennen in een onöetoolftte fefaacljctö / ©at nooit ons? !)cct ©erflingect toert ©e fcDaöuto te toeentejen/ €n 'tSEicöaam/ of &e 3a6e ©te ons moet 3altg maften/ Ce beenden. V.
<©an 3ult g' on£ uit genaben 3(11 't geen gp zijt bolfiomen zijn na be3en/. <en 3ielo-oegeert ber5aben/
Mig g' aiiess 3ult i» allen eeutofg togen, 't ©erbtojjn b?p al: «0p filöft; en 'B 3al ö tot mijn teel öe&omen. 3fö bat ban onss becfiocen/ 't 3©o?b nimmermeer: berloren/ «0f ontnomen. |
||||||
Lof van Gods Oflafhanglijkheid.
(ïoon: Forgs Grtiiiardc <©f met öalbe regels?
en berflen: Petit Bourdaux.
I.
A%beftimt\ïi <©ppertoe5en /
©nafïjang'lp ban uself/ ©an toien alles af moet fangen / <©p en onbec t ^emel toelf / 28 4 <3P
|
||||||
8 MENGEL-ZANGEN
<©p 3in b' Hlpfta en €>mega / b' <£et{t' en liaatfte 'tboogfte <©oeö /•
xdooj u 3elben algenoeg3aam / (Cotaltoat gpjiuof boet,-
gjiiets en ban tct op a toertten; l^ooget boeltoit ijcbt gp niet
»l§ ii jelben / en uto gloei / <©aat Ijet alles om gefeïjieb/
$iets betftrebt ü ooit ban buiten / (€ot een fcbet3e; maat <©p toeebt
5SUeS naat Ijet eeutoig benu-beelb 33at gp in u 3elf beraerbt.
I I. 43P/ gantfeft 3onbec t' 3amen-ftelling/ i^angt ooh ban geen beelen af/
SCUeö in uto toe5en 5elbe: $tetd toaS bat u nam of gaf:
^tcebö' bol-3alig niets beftoebenb / $icmanb fcïjulöig/ 3egenaêc/
^cljepfels ötenfl gebjuibt en eifeftt ge; 3>og om u niet / maat om ïjaav.
3©at ban U tjaac goebbeiö baten i »©oet ftaac eubeibaab U leeö i
't ftaaut alleen bet menfefibom selbe ®at bet öoo?t of obecttecb.
't ïöaö uto goebbeib bat g'ftaat tmmet Uit Raat niet fiebt boo?t gebjagt:
<£n bus toont g* uto tope liefbe "^m ubJ bjijööeib/ gun(l en bragt,
11 i. ï&oo als gp 3ijt 3ön uto toerben: <£nafbahg'lüh toilcn baab/
5©ie als p?ibbel / of ais teugel / 25uiten U niets toe en laat.
$ietö betoeegt Ü alö <©p 3elbe: <0P beDocft niet ïjat'cï iet
|
||||
MENGEL-ZANGEN j
&ot betoecbing 3? alboreng;
't ^tant baat lïcanss toat <0p gebieb:
$iets beftiett of ban bepalen b'^nbloeb bte <©p 't fcfiepfel geeft;
3©ijl 300 'tceöenlooss alsS't teeb'ujfi gin U is / betoeegt en leeft.
3Ciö <0j> cufitoat 30uban toeruen* 26Sö <0p teetbt toat (laat tan ftii t
Wat'st iis moet 3ön en Banb'len &a uto inbloeb en uto toil.
IV.
5©ft to02bban uto üeeft beleben/
«©naffjangcItjHe i^eetl
<£n 3P bangt ban uto genabe/ ©olgenss b'(£uangeli-leec.
3©eg bie eigen toil of bcagten &toib tot g?onben ban uto lot
<©at boo: ï£em geen bleefcS en roeme / Ifèaac toie coetnt Ue coem' in 450b.
Sou een menfef) tet0 3tjn of Beöben «©nafftaiig'iijfc ban öie 25?on{
^ouö'ec toaartjeib ;ön of goeöljeib 3&ie ban %m niet eerft begon i
$een: 't të uit/ en boo?/ en totU; 't <$$ afljang'lp al te 3öam:
'©uss niet onjS / niet ons* o ï§eere / Jfêaac bie eec 3p utoen $aam,
v. ütaat ons regt uto ^oogTjeib bennen IBet berfcbulbigb' eec en lof/
€n onjS eigen fnoob-en ntetljeib/ %\8 afhang'lp 3onbig fiof.
«©at top nooit uto banben ü?eeben: * 't 3©elö geen ^cfjcpsel immec boegc.
<©oet (0n aan onjs uto befjagen / panft on? jtti en bergenoegt;
3« s 3©ant
|
||||
xo M E N G E L-Z ANGEN
3©ant toten 3jjt <©p reben fcfiulbig* Zal fjet b?oo3e leemen bat
mtt 3ijn pottebahber ttoiften: ï©aacom boet <0p bit of bat i
£aat ong U / ben oo?fp?ong / bannen / 2foo ons eenig goeb gefebieb.
«Eigen netten / eigen banben &oob of buff' bet &ctjep3el niet.
V I. Eaat toat toil onjS ban betfeüben;
$ietsf becmag boo? eigen bragt:
't too?b berpbelt en bernfetigt <ov uto toil / en boo? uto magt.
&cfiijnen mibb'len onsJ t'ontbjeenen: <jBp en fiangt niet af ban gaat:
«Doo? of 3onbei ftont <&p toerben (€ot bet befl ban utoe fcfiaar.
gijn top 3toab; 't tg utoe ftecnw 3&ie onis flut en boet beftaan:
jBoeften top on0 3clben fcöjaagen/ 't 3©a0 ban baafi met onjï gebaan.
'b 3©etp mp/ ^eec/ ban op uto armen: 5©?aagt en leib mp 300 't u luft:
&m$ en 3al mp ban boen toanblen / %l$ tb op Ut g?onbbeft ruft.
|
||||||
Roem van Gods Onveranderlijkheid.
föOOn: Ach qu'il eft doux d'aimer une Bergere.
tl.
(Êttoiirer niet* in al be ?tcjtö'cc bingen <©eftabig tö afê b'ongeftabtgbeib; Cettonl bet al is* boiberanberingen/ <Ên 3onöec rufl 3iin toiflel-fianb becbeiö / |
||||||
MENGE L-Z A N G E N. ix
Cectojjl in 't enbig'
$tetö ïsï fiefïcnbig/ 2&inft «0oö DC3elöc tot in eeutoigBeib. II. %aat ö'aacbMoot tan 3ijn fïanbplaatö tap bercutlen; 't 45ebecgte ploff in 't Bette ban beseen;
Staat 't ï§eniel-Ben: jijn glinftec-ligt becfcBuilen; 't 8itfpan3rt roU' gelp een Bleet in een: Staat 't al bertjtoönen; <i3oö blijft ten 3jjnen ^tcoss onbecanbect/ en J&p gaat nooit Been. in. 45ob ©abec/ Eoon en<j0ee(l/ 3ijnmet malftanb'cen ©e 3clbe / na fjun Kaat en Üeit-berbonb.
<0oöss Bert/ of oog/ of Bant feanniet becanb'ten: €n nimmet feilt't getuig'niss banjijn mont. ©it'sS't Beilöec öerfte/ <©ie in 3ön toecaen/ 3WS25onö-<©ob/ B«m fteeböonbecanbertbonb. i v. J£jj/ öie attoo.ö 3a! onbecanfcertblijben/ £al Ijaaft Baac &?ut0 beranbten in eenteoonr
'0 g&ooös1 fcljaöub) 3al Bs> too? jijn ligt becb?ijben: ©00? jammec-blagt nomtBaaft een b?eugöe-toon/ 3Baac nooit te toten ©ecahb'cïng lijben. ©ie <0oö b?ijgt Beeft een onberantett loon. v. Staat tan tont toil becanb'ren en Begeben;
«gia bat b:p 3df nujn Be« en bleefcB bejtoijB':
<£5oö tioticn ai't bccanoecujK berBeben/ ^Scljenft aan 3ijn bola een onbetoeeglp ftjjB,- €n'« 3alna te5en <£enö eeutoig toejen/ <®P &cïKP3<-i-tojj3' / ffiit in 5ön öcelb gelyft. DÉ
|
|||
l% M E N G E L-Z A N G E N.
DE SCHRIK DES HEEREN.
Stemme: O fchoon Kato. <©f; Al wat men hier
in deze wereld vind. <©f; Pfa!m93- Hp^iiiiiüisgi^iiü
<©e tyeegip tg/ .6 <0ot> / u ffêajefteit! Hoe fcDiihlijB utn becuolgen grimmtsljeto»
Stëanneec ^pbluurTgan^cB^coePiel tctlt en beeft/
^o 'tceuenlooy / atë öat 't toelö tiaen Beeft,
i i. Zelf 't €ng'len-9ejt/ ura Hof-ffoet/ 5«t bat aan ifêet blep ontzag/ tectorjl 3P tooo? u (laan: <0oh 5iötjetE 't boo0 necroaten ©tuuel-tot <©P'ttoo?n-oerjoel üan die toccbolgcn <0ob. in.
sto 8?amfcBap blaast gelp een oben-gloeti: 5 W al0 «en ïeeuto en 25eic / bte gjtmmtg tooeö: «ra ptoec-iutt' te a!0 een 3toanel (troont / *©te tal oecfiinb. fconöom iss fcljjtn en fcï)?oom. 3©at jtnmbeelb [tf mat gelijfeente
ïBaalt af 't geen/ ais <©oö 3elf/ oneinbfg te* *©e fteetfte gloeb/ fiet felft betfcöeurenö' Ma/ ósti.ö öaacbp min ais gefcfiüöert Uier. V. Hl»
|
||||
MENGEL-ZANGEN, 13
V. 8to too?n en Beent niet flegtg op 't oppetblafi / mant 30 bat 3P ben afg?onö 3elf onttfafc. t®te ^ulfec-blam too:b nimmec uitgebluft; IBaac pijnigt 31e! en lijf fïeeö.ö 3onöec ruft. v 1.
öto g?amfcBap geeft 30 boben alö Beneên ^tfjatltamec^ bol ban toojn-gereetfcijap: 't geen ö op utö toenn ten bien|t të/ en beflnjö 3Bien/ tegenjs toien gp/ i^eec/ becbittect 3üt. V 1 1.
^0 <6P 't gebieb / be g&onöet: plet Bun feop: l^et aacbcp fpalnt: öe Belle 3toelgt Ben op: <gen blijtem-pijl öoojflcaalt 't bpanöig Bart/ ^»at tegenjS u 3»0 feant en tcots becBact. viii.
€en (icoom of jïojtn boect toeg ban bien <&p fiaat/ g&ie Bem geen plaatjS nog Beug'm.tf obec Iaat. &tc?t <©p uto too?n-pBiool op menfclj of boln/ Igen onbecbefet een biet'ge plagen-tooln. x 1.
'tgiss toees'IjjB ban te ballen in <0obtf Banö/ 't©ecteerenb ©uuc/ 't toelfc eeutoiglaapt enfoanö. 3&p fcBennt een faoeg bol tocen.$-3totjmel-tonn/ Jöienss b?oeffem 3Clf moet uitgejogen 3jjn. " EERSTE VERPOOZING.
X. «p 't mog'lp bat een menfcB bit niet btkft/ <£ec Bem be flag bet toten-bijl Baajl treft/ Qeeft 't 5onbig ijert alleen ban geen geboel • €ectotjl Bet aan <0obj$ fcOicBten fïrebt ten boel! Samp3alig toigtl Boe anoftig/ Boeberbaart
^ult gp eensttaan/ a^a3ob3ig openbaart/ gn uto getoijfv en namaak nog booj al/ 3©atin«t
|
||||
14 M E N G E L-Z A N G E N.
3©anneer 3tjn too?n u eeubiig bju&fien sal l XII.
©ergeefs ia! 't 30« bat gp ban 't boof geöergt' 4tn t)eubeÏ0 om u t'übetöe&Ben bergt: <5p 3tilt 5|em 3«n/ ï|em bien gp &ier öoo^ftaaöt/ ©ie ban ter ftraf/ alss toojnig aegtet/ naant. XIII.
ïfêterb bit in tjjöiS oog regt ban u bebagt: ©at'0 peeren fclniftutot beneectag b?agt/ €n tot geloof; eet t too?n-be{ïmt nog baart/ <Ên öat <©oöS bJ?aan niet meer bertoeft nog fpaart! 't gi£S «UefuS bie booj 't ftojten ban 3ijn bloeb
<©elefc9t fteeft 't buur ban'S ©aöers toren-gfoeb: ^ijn toonöen 3»jn be fcfiutlplaatö tegen 't guaaö/ Cot 't ontoeêr ban <0obs gramfcfjap obeigaar. X V.
A öutf ben üoon/ eer bat 3jjn toojn ontfïee&t/ €n bat ^p in berbolgentfjeib 3ig bjjeeat. 't jiBinfl bat 3'ontbonnt ban is 't met u gebaan / «£n op uto toeg 3ult gp getoiö bergaan. TWEEDE VERPOOZING.
XVI. ©atbit/ 6 ^eer! ban mp befiertigt 3P:
<£n 30 be fclmfc ban utoe $|oogl)eib mp 3©eêrt)ou ban 3onb'/ en bjijbe tot mijn pligt «0p bat ift HM ontblieb uu) toojn-gertgt. XVII.
Ifèaar laat in mp ooft njn een cb'Iet geeft/ ©je niet alleen H om ui» gramfeftap taeeft/ <gelp een ^laab 3ijn ftrengen ^eer ont3«et: ©ie bjee3' beftaat met toaare liefbe niet. XVIII.
J©te 30 maar bjeeft / fiemt* in eeutoigïjetb Cen ijerftec't Boï bes 3feKutfl-&ol&si Dcretö. |
||||
MFNGE L-Z A N G E N. 15
©an ttilft een toee5' Ö«ft gefuö ong bcrloft: 't ©een ^em 3ijn to?ee3* en 3tcl-angfl geeft geftoff. Mtly l neem bt'e b?eej' bie fïegtjs betboemt/ boa toen-
<©u bat tli altf uw fetnb mp bjaag / en leg/ SMö't Deil-becüonb belooft fjceft / in mijn 3icl «©te bïee3' öte mp betaamt/ en a aebiel. XX
<©eeb' bat ifi 30 uto too?n en ïfêaj'efïeft
&teebg tojeese/ bat tooojal uto Deiligfieit €n goebljeib toerfi* een filnberlp ontzag; <®P bat m(jn bjee3' geljciligt towcn mag. XXI.
Haat bog bie toee*' 30 taugtbaac ?ijn/ bat ifi ©00? 't geen uto toojn ontb?anbcn boet (leebjj fcBjiaB'; <©f toat uto gtmften fjeiligfjeib becagt: €nbat tft cegt {jet tegenbeel betragt. DERDE VERPOOZING.
XXII.
3©ien a 30 b?ee|i San niets te breien ?nn/ tfil i# 't bermont met b?eeffelpe fcljijn: ©erfttent «Bobs* gun(l boo? gon en 25eufielaar / <Dan b?ee(l menmet'tberbaaclijnit ftfafft-oebaar. XXIII.
©nmog'lijH iss *t bat 'sfï^eecen too:n ont&janb Cot ötenö becbecf; 5ön romm'lenb ingetoanö 51$ al te teêc ontftee&en tot bccouto / 3^an bat $?p fiem in tooïn becbelgen sou. XXIV.
me a ceeïjt b?eefi / ^eec! 30 <©p toaaebigtiit / J©at is'ec 't geen jjem niet tot fjeil gebjjt t ' 't gj$ al boo? Bern / toat <©p gelooft en geeft/ 3Ne in uto b?ee3' en na uto toetten leeft. XXV.
TOt t'jJ myn pligt en noobtg tot mjjn fwtt. |
||||
!<S MENGEL-ZANGENï
atft öat taM toee? öusï toaat' J Jfêaar. feil op feil
©ecöient öat <0p uto too?n aan mp betoont / tfsnfcat uto to?aaa mp langet niet becfcljoont. XXV I.
«tcaf mp niet in üetbolgen too?n / 6 ï&eet!
©at öie «tiP niet te niet' maan' / en toeiteer. ;§luit nooit uto gunft öoo? gcamfcl)apDOO?mï>toe; alaat tugttg met een ©aöerlijfie *toé. * x x v i i. me ©aöet-too?n të ijeilsaam; toant Baar tugt
<^,iatt in fie menfeö beueerings 3aarge to?ugt. Sann 3p u / ï?eet/ öat <©P 300 too?nig toaact; jBaat öat uto too?n getoenö të en beöaart. |
|||||||||||
Lof der H. Drie-Eenheid.
Stemme: Phüis dans mon cruel tourment. |
|||||||||||
O
|
<jjen in ©?ie / en "®W ™ ^cn /
©te 't al begnjpt / 3elf onbegrepen: |
||||||||||
mt fclwanöetft 2S?etn öoe fc&erp geftepen /
©èrftompt öoo? 30 toeel toonöecljecn. «Mil o'in een ontoegang'lijö 3ltgt /
oer- botoen toolu-en ftet?en-tcanffen/ ïnnW toeft / toiensJ ftonfiec-glanffen ©oen fcöeemcen 't ftectoelp ge3igt.
't «Belooto/ op a©oo?ö en 43eeft géboutot/
aaat «voeeft op C&ecubtne tolccnen JJBl&*öe 3toetften iaa?/ toaact öe ©?ie getuigen fcfioutot.
q£u$ ploft öie «ot3« tfföt' .«* neêï ^
|
|||||||||||
MENGEL-ZANGEM. ïf
©ie 't ItcRt ban 't fccufê-gefooti ter&w(ïert; «Öetoaanüe fte&en hniel'Qthluifim / <gn 3toicBt' boo? ti'<ÊuangeIt-Jefc* v.
t^tcr té 't g?oot ïtetf-gefjeim geg?onb *t «©ccn 't emtoig tfaaö-flot ging üeraamen* j $|ïVr '^ iiïecrjrcc / 25o?gen €cooftcc/ t^amm D'<©nto?i&D'ce3Htl ban't^ocnUci-öonö* V I.
<0ann/ ófcBenöfg ftcmt-cot/ Mto afg2onbss laftec-miul op fpal&im
<®m b'mtto'gc fflaatlwti te öejtöalneri/ <£n ïoocijen ö"i 3ï>?te-<£enÊn <0ob. V I i.
3!ï3(jn stel bjfngt &002 nto Ddöamp fjc«u'
<Ên ftan uit $2£rticl-tojj01)«D leeten Oou ©a&ec/ güon en <ètee(t bus «cm 28të €en tn «D?ie/ en ©?t'e in €eri*
|
|||||
SIELS-SMEEKING
Aan de Hooggeloofde Drieenheid; MOOnt Repicavan. I. T^wmmmÊÉmmmmË
•*—^ Steeenljeib bfe 3MI«n u 3^ïf befeft
€n 't tfnbta %wn twfabig obettreft/ <£fl 't
$ tfn&Hï
|
|||||
i8 M E N G E L-Z A N G E tt
pÊmwÉmmmmmm
cüi5fg %iziü oncinöia obectceft. <£> bccgun itn»
immmmiÊmÈÈÈmwM
't geloben 3&at bobcn / ©ecöojben reöen jig
tot u betreft, ©etbojben teben ©etbo?ben ccijen 3ig tot u berfieft.
Hto 3©ec5cn is
ó©abec/ Zoon en <0eeft/ ^teebg onbemiengt en onbêtbeelt getoecjt. ^oet ons u 30 tegt tienneny <5Bntoennen/ t©at <©? alleen beminb too?b en geb?ee|t. 1 I L t©tt'e!isegtec/ 2S«g <£n (fttooftet / €en en Zbiti/ •®t ^cfieppet/ ïoffet/ ï)etUgmaïi«t/ bie ©et lieil ban öe ^ecïte 3Q3»aac in in aï «W beugben ïjeeïlp 3te.
IV. ö ©aber neem <©n«tot u ïrinb'renaan: 6 ^oon / 3ijt <0p öe 3©eg toaac boo? top gaan: <£n öe <ö5ee{t bie geletbe =ait't tcaanenbal on.s langg be l|emcï-6aan.
(COt
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N. iP
<3Tot honing tngeljulïr.
üto üecn 3? met uto gaben Ijkt berbuït/
©ie nu nog na uto toille
©erfrtnUen/
®ot gp eenss al tn allen toe3en 3ulf. |
|||||||||||
'TWAARE DEEL.
(€OOn: La DuchefTe Royale.
Wplli=lïlliüilillli
V ¥ «je <0oö ten öeel en ecflot öeeft <j$$
|
|||||||||||
c\
|
|||||||||||
pliliiillÉilteillllli
ö'aHer3altg(l ïtie op aarDen leeft; 3©ijl <tf$oü
PÉiiimiiïiËiÉüiil11
Bern 3elben geeft/ <£n met Bern al toat ooiteen
3iel San toenfcljen. <& gp öie €>oö öeeft Beeft
Bet al: 3©aac ban Bem fcooö nog leben fcïjetöen fal, ©at maa&t een Ifemel ban UU tcanenbaf.
?5 * '6 25C-
|
|||||||||||
ïo MENGEL-ZANGEN.
Jfe SSemjü geen toereto<S Deel 2tan't fcljuimüan Deel' 3Der aacbfcöe menfcDen. <© '6 öeb liet |
|||||||
ftjjëwSS^Srttt öoeö aan <6oö/ TO?
i_Oi7noottbeü?tcgt, ^aac 't anö«jtó «nj»flft_
üertoltegt.
9H \»at <©ot» 3Cltoe ïjeeft en i$ I ft LilVc ÏJetb! 3ijn tjcuoten met mal&anti'ren/
Sc 600? m «6oö fc/ 3önöoo? paar. iU« tg imac moote ïï.oon en sseufielaar/ lam: Ugt/Br ijcü/ ijaar toeulugtm geüaar. qsnt Deel öebat Ijet al *©at nimmer jal gn 't mintf tocranö'rett. <©a aarö'ling / 30* uto frtjat
qin 't geen ïiit ronö öettat: <0P taft ctofoiu mtë «n |
|||||||
j
|
|||||||
M E N G E L-Z AN G E N, zx
«jn buifïecntë: <6p o^öpt De fcOaöuto aan/ <£n laat fiet gtcDaam u ontgaan. III.
;©?fe-eenig <B»o£t Uan 3alraftetb / gin toten gekift ban uive BinD'ren kit/ Ei)t <tf5p mijn Deel / toat (jcil tó nip öereiö I 3J1 tuat De ©aDer fjeeft ban eeutoigDeDen SSeftemt booj 't uitbernoïen <t5oü$ getfagt; 2BI toat De Eoon ooit Ijeeft te toeeg gefpagt; «en toat öe $tec& nog boo?t ban Bern bectoagt; 2tl toatDe geeft meê Doet/ <©m al öit goeD «Jn 2iefu leDen (€e toerfeen; alleg ïjeeft ïgp Dien g'u 3elben geeft, ^föenn u Dan mp 6 J|eecf '6 ©egeer niet meer, '6 <0eef mp u toebec/ acD! ;©at 16 uto Deelooö toesen mag! |
||||||
AAN GODS ZOON.
fflij3t: Periofla die met traage ftroomen glijd.
I.
O^oon ban «50D/ 3elftoejfg $aöei# 23eelD/
9dffcDijn3el ban jijn fteedij&üeiö/ aantoieit $)p 't leben/ Dat Jüp 3e!f fieeft/ meb<:beelt/ ^o Dat top Remooft/ H beftfioutoenb'/ 3^rt;
«0P agt geen roof aan <0oö gelp te jrjn; ■Scöoon <j0ip «n tojjl bei-öo?gtutoglo«-fcBiJ«' |
||||||
MENGE L-Z ANGEN.
|
||||||
I I.
|
||||||
«SP tuiaamt eens* uit uto öooge ï^mel-tïjjoon
feln imcotss CEftalt/ uit '0 ©afiecsï fcftoot w fiuW. 4*£,W>t*éwn 1 toicco 00a een menfcïjen Zoon/
©ctneoett tot He Iniu / ia tot aan 't Buuss ; <©t) nat <©» onguan aoöcten-geïijogt/
<§a ©utteW l«oo(l / <£oö<s ntnö'cen maa&en mogt.
1 11.
<©* naamt eensS miin natuur petfoonup aan: jiaaafeöat in uto natuur öeelagtig 3P!
<©pKo5etoet enWocb monöergaan: trate towatont en toolfioening 3P noo? nip 1
'h^en fianmêt u <©oösï ïtinfi en€tfgcnaam: In öW utoW w uinüfcöaps pltgt öequaam- 1 v.
«Bftiuöïocïeï Uef! ('8 wem u 30 al* gp mp)
^Stuto öeelöeccbo?mt ï geleen tj n! «»SSioUfleoW/ maacBetltgoon/ al.s gp! *? & Sin boo? Iijutss nog Ujoeuö-behecfcïjnto WScuto €ö20on maat toil/ niettteut* of «M/ gjï1 nooit cegtuit uto 55joefiec-fcöaac getocetf. V.
s*fe/ dKoöeS&fntJ/ uto2to«ött/ 3W.uto l&e«:
«SoSiem/ BWJWen Zoon toten? IK ajefteu:
4f't ffi«-»« aanDtö met<©oï>0-men(l-eec, •* Srffcöouto W alsJ ö'<£crftgeuoraiaan/ |
||||||
LOF
|
||||||
MENGE L-Z A N G E N. 23
LOF en BEDE-ZANG Aan Jefus Chriftus de Zon der Geregtigheid.
gttemme: ö Zalig heilig Bethlchem.
I.
|
||||||||||||
o
|
||||||||||||
§Son/ Doeflaautot ttto ffonltet-ügt
|
||||||||||||
^N
|
||||||||||||
pillsiiJil^llÜiiSiipi
26P 'tf gjooten ^cfieppccss Itgt-getoaoen! ^e
Iiuftec ban uto (tcalen 3tot'cDt ©00? 't ligt oet
^onne öec genaöen.
I I.
€>plfêaan/ tüe Waar als 3tlb« Bltnöt; €n ^teccen ftttiHtenö als fafierai/
3&ie opgaat en toeêt neöecsüiHt / <Bp feont ^em met genoeg becaecem II r.
Ï|P tooont fti't ontoeganfi'!ij& ügt/
3©ecc' bonen tooüVen Jüterxen-tcanfTen: 3&iejS fcfjemect 't fïeruelp ge3igt
©00? öe3e 3tt(Bt-b?on!«s glori-glanffen. 1 v. ||efl-5on / uïn 'ö j®atM$ Qeeiifj&fpfttf 554 2$f-
|
||||||||||||
14 M ENGEL-ZANGEN.
2If-fcDijn?cl al Dan ceutoigöeben/ ©ol olöct0 en bol naajetteifê /
«©p fcDijnt om |)oog en fïcaalt beneben. v.
y 3aal'ge glans guam onbettoagt;
3©atu <©P3ijt tn ben nagt bccfcficnen / <Sm ftebt {jet ï^eil oiiö aangcbjagt
tJtë licljt en leben toa.ö becbtoenen. VI. <0pïuoont on0 met een ^tccce-ïuams/
JDteniS fcliiitet-loto'ren nooit betfïenffÊn: <©&> nleeö on.ö met een jonne-glanS.
3©ie 30U bit p>aal-getoaa& niet bjenffen l V 1 1. O fcljoutoj be ^ulamijt eenë aan
<$n ftaac boozlucijte ssmiü-ticcaben: ïilaac als? be ^on / fcljoon ais be Jtëaan;'
güelf in ben %mel bec genabe. VIII.
Ee tcapt ftet fBaan-ligt met be boet /
€nnj(t/ alö blugge toon-pilacen / ^aac Eieie^uiö'gom te gemoetj
5E>ïc camfpoeöss nebelg op boet nlatcn. 1 X. ïiom 3®o?gw-<5tec/ ga op in ons.
fëoon ^ïonö nieuto-geboren feoning / ®aac 't flcoo 3§em ticent tot 3toanenbong/
€n ïr.ib tot toteg/ een&tal tot toooning. x. 3Leib ons ban baat na <©olgotï)a/
S©aac3tg be Eon incouto moejl bleeben; <©p bat ilt met mijn tcaanen ga
€n toafcïj aan 't Imiis urn bloeb'ge 3Lcbcn. X 1. Stgt boo?tonS boo? bit buiftec bal/
^?sl-3on/ en boe'Sboobö fcljabiu» sbJigten/ |
||||
MENG EL-ZANGEN. 25
T©aac ^on nog ïfêaan meec Ijocïien 3al/
ïftaat 't %m atë Eon en feaatf 3al ligten. X 1 1. ©onft in mijn 3iel een 2tieföe-gloeö /
€n paar öaar ^eiligöeiö met aBaactjetö: 3Bt)i in U 3ien en boelen moet
^302 utoe öittV en öp uto nlaacDeiö. X I l l. Ü5et3' i& üoo? mmW toilöemfiS;
Eaat mputo aanfcfiijng ligt fietfcalen: 'ït toeet öat mijn Deil / öan 3e&ec isS/
<£n 'fi 3al niet fcfijtëïten/ nog metotoalen. |
|||||||||||||
EETHLEHEMS STAL-PRAGT.
Stemme: Lieffle gy zijt ongeftadig.
»0f; 6 gy Herder uwer Schapen. |
|||||||||||||
t
|
|||||||||||||
1
|
|||||||||||||
K
|
|||||||||||||
.00 ^____5>..
|
|||||||||||||
't^a0öe^eö-noet.$&aTomonsr/ ^©ie 30 fionfl*
iiiijiiiiiiPËiiïiiiiiii
rijft toaö geljoutoen ött öc Ceö'ren Ztöanottf:
ililllipiëiilpiiliiil
3©aac in 3ilU'ïe Zuilen Wonfeen/ «Dbcctoelftmet
SÖ 5 $!,c' |
|||||||||||||
i« MENGEL-ZANGEN.
ptïiüüi^gi!Ê!mi=Ëi
$ucper-p?onficn/ €n De Woei: toag gouö: fitec
tn =£ag giccusSicmss jjBaagben-minT"
11. 't 3©ag omïjetnt ban 3e(tt'3 Welben / 't ®uiB ban gfc'elg ©ojioga-magt/
g^ic 3tg met bun 3b)aatöen ftelben tCegeng fcïmb Der naare nagt.
jlaar toat toeftel bnerb gebonbett <€ot De pjaal-ttec ban be fponben ©an bte honing bic tn ftaat
Salomo te boben gaat i
I 11. •'t S|öf toaar tn men $|em moefl $tthm 3©asS een &tal: 't gemab en 't moot
a©ajï een ïfctb en ftegte boefien: 't ^toanenbonss toat fïroo of gooi/
35aar 3ön iBoebec lem op letöe: ^P en giofepö met jjun betbe 3©aren 't Jlofgetfn en 3©agt.
mt toass ,galem$i ïjontagss p?agt.
i v. €n nogtanö bfe cubje 25eröei#/
partje Mnb/ en boeb-getotnb/
a©aiS bet teben aan De l|erberjS ©an 't geboren 3©onber-fitnb.
<£>! paft wlfi een totcg en toonfng 2ïan bie gjcote ^emel-ftontng / '0 Süllerboogjten eeuto'geEoon/
«erfgenaam bec <©lort-bjooni
V. 3ia / mjjn 3fel/ bug moefï $$ Boeten _ Haat*
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N 27
ïfêenfctjen «©oD-gelpöeiDg toaan:
ï©aat ï^p tp toag geeft $|p moeten ^uiö een atmoeD' onDetgaan/
<©m Daat Doo? onjS te bettpen: «iBoöesS ^oon moed unecöt gelpen (©p Dat ^p ons ïiinD'ten etb'
5©oo? 3ön 3S?iö en Jams bettoetb'.
maat/ 3eg/ binbmen niet öetaam'lp
^03en getoet in een ,§tal i
%nm en ïfciö paft ooa öequaamlp. 't getoet-lam/ =£am-Detöet/ 3a!
2613p iiuDDen t'3amen Djpen <€ot 3p Kooi / en öp Baat Dlpen <©aat l|p al3ijn 3£.amm'ten toetD/
€n aan 'si =S.ebens$ (itomen leiD.
v 11. gin Die ü?ib 3ien giefu ^cljapen
't ©oeö3el Dat gaat 3iel bet3aaD.
jDeiltg Doet Die ^§tal öaac flaapen j ^cljoon De ï^cl-tooif om paac gaat.
«©it 3i)n toinöel0 öaac te toonöen ©an De %\t\ meê 3tjn betöonDen: €n Daat in ligt g?ootet fcljat
2110 flet toete!D-tonD öebat.
VIII.
^enD 45p oo?beeI-(lo?m of Bitte; gjn ontfcnuil Die in uto j|tal:
EocR in tuil/ '6 ga neDet3itten <©p uto &?ib: en toeen i&/ 'ö 3a!
^an mijn nat-ue&?eten oogen 28an Htö toinbel-Doefien Djogen. ï©eg $aleijen! goeD fê 't mp
5©at ih in au) Jètalmaar 5?.
I X.
5©e5C <§tal Doet wfi fietownen
|
||||
a$ M E N G E L-Z A N G E N,
'g ©aöecjS $ui$: bie ü?tb ontjïm't
SCuj'ftamg ^cljoot / en ^emel-tlftoonen: 5©at betotnö5e! öïceö 3ijn 25?ütb
ïBet jijn «©ter&'ce ï£eü-gebjaijen/ ;©te ontfcftatöte öett-ciecaöen. <Ên 3ijn een5aarm>iö bjengt fjaac
2öp ö'ontelbte ©emelfcöaac,
X. g^at jfrt niemanb ban en moge €rg'cen aan bie neb'rigbeib..
't ^ett 3te becbee al.ö öet ooge: *©u$ ölonft 5*If 3ijn JBajefieif.
Eigt ï£ï> in een ^§tal becfcljoben; ö'Cng'Jen-cet fiejuigt ban boben gunnen Jgeec/ 't gegeben &inb/
T®aat 3ijn bola Bun Beil in binb.
ENIGMA.
Sumquoderam > neceram quodfum ; nunc dicorutrumque,
fanoras, nifi me Jiirpe ab utraquetenes. * R A A D Z E L.
'k Ben't geen ik was, en 'k was niet't geen ik ben:
Nu kan men't beid' in waarheid van my zeggen. Geen Simfon kan die Wonder-fpreuk uitleggen, 't En zy hy My in twee Natuuren kenn'.
|
||||||
UITNODIGING
Van de Nieuw-geboren Zaligmaker.
Toon: Als een uitgeftorten Balzem. |
||||||
MENGEL-ZANGEN.' *$
iïililiiliilÉiigfelii
3©ecelb u ocen ffce / 2SI3S een ,§tal öp 't öomme
©ee; $eemt mijn ftectöocfitot uto tooontng/' pflïüillilÉlifiliiÉiiP
©at uto©abec/ <0ee|t en <&p/ &teeögöpmp
|
||||||
pïliÊ!Ê?ïli=l=s=||p=
geljutëbeft 3P.
I L
^ouö gp leeme [jutten to?a&en/ 3trme toaacb/ offcl)?aal ontijaal*
$een: <©p lift utol|emel-3aal/
<0m een &?iu uto (Cljïoon te maaen. ||oe gering be 3©ooning tö/
't ©of té öaac be Koning ï$.
i 1 I. ©02m mijn 2iel self na uto toetten: ^Jijö'ec ooft mp 5eïben uit /
iBet toat tegen gtefuë muit:
%,met mptoan jDiiöen-fmetten: Ciec mp met uto beugben-tal.
g/ ó^ilanbl geen ia't at.
VI. Ocen in u een leêge jleöe/ Sgonbcc Butöcaaö na uto sin;
252eng baat Ü2iü en aBinbelö mt
©lant ooft 3elf uto ïjutiö öaac mebe: ©e(l baat üp uto <J5lori-tl)20on:
'a^en ban/ Igcer/ mtoenbïg fcöoon |
||||||
V. '»3©oon
|
||||||
%6 MENGE L-Z A N G E N.
V.
'ft 3©oonöan toeêc in giefu ïjette
W$ 30 SJKfuS tooont in 't mijn/
<® toat fian'ec 50«« 5ijn!
<© öitöalfemt üEtelen-fmette! ^tuppet b?p mijn gert gelject/
j E s u S binö g'in pöec Deel.
|
|||||||||
DE GEESTELYKE GEBOORTE
van de ZALIGMAKER.
Stemme: Rofcemond die lag gedoken. <©f, Philis
quam Philander tegen, ©f; Pfalm 146. |
|||||||||
'Tsi^^jll!Piifillü|=l
JL aaoet lUatia *alta fmefeon
|
|||||||||
©oet iBatta 3aUg fpjeöen ;©at 5?
||=lllil^ÜË|piËëï=i=p|Ê^
e'0^eüanösijifeoetiecisf. $a üte fcjoon flan '
llgÜiillllÉIIÉSI^iÜ
a niemantr (lefien; €gtec in gelpenfss g$ 't/ bat elft
a Secborenïjew <0ecft1tj& gefii iBoeöec toerö.
11.
gjefug too?ö ban öte geüoren <©aac ï|r> ftjijgt gejïaUeniS:
^aac igp tooonplaatsï geeft gefiocen <©oo? 't geloof in 't ïje«. 5©u£ të
|
|||||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 3*
3§P bie Baart / en bien men baart: €n bit gaat altoos gepaart. 11 i. 3Bcc6tmonss 5tjn <t5eeft 006 fejagttg,- <©an ontfangt men ï£em 1300? 't 3©oo?b.
©leefcD en öloeö is* gantfeö onmagttg <€ot bie toonb'ce <tf$eefl-gefloo2t. Zoo men öie in pmanb merat/ 't iBoet ban boben 30« ö^bjecfit. iv. . :
Haat öte 50 ?al 5Iefttm Baren
<$$ een nuifclje 5inb're 3tel. 't Etgt ban niet met btiifïer patent JBaagt moet 3ijn öie l^e-n gebtel föot 3ijn jBoeöet: 3^p beragt 't «©berfpelige gejïagt. 3©enfcgt gp bat je ^efu 2S?oebet
<©f 3ün Zuftcr niet fïegta1 toaart;
Zoebt gp meê te 3ün3tjn iBoebec/
«©at ï|p ban u toccö' geüaart:
Ziet lüacta gaat u boo?/
• ©olg3e geefl'lp op Daar fpoo?.
v 1.
*t gis 008 nobig bat men ginge lia ©o?|t «©abttigf afbomft-ftab/
3©aat ban 3§p 3og?ootebtngen 3n ben <©ee(t gesongen Dab: 'S meen be ïjetft; bat 'S 2SetBleÖem t ^ergens anberg baart men i§em v 11. ^aar moet gp3jjnaangefcö^ben/ 3filss bie totbie ^tab taijoojt.
^at gefcSteb alöaar ten lebeti / ©olgeng 't tegt ber ttieêr-ge&oort': «5ob fcö?ijft op 3jjn 25o?ger-ftöaar: |
||||
ga MENGE L-Z A N G E N.
£CB?gft ooft 3«lb "^ffêtt Öaac-
gifafê naBomeUngen
WaaBt bit tooo?regt met aUecn»
©aattt 30" ii*«w>K,tnOcn 2* 008 V»'nen nu 8e,mcn: fl&iil men öoo? 't geüoren Btnö >t ©olB-Derfcljil wet m*« m DtnD. 23aart Dan gefum Doo? 't gebote
SS uto eettt-geoooj'ne/ m£ê- »» moet D'tfetfie 5ijn/ DieBoDen **Ue0 fteerfcljt/ en ö'eec(te ftee Hfcomt «mi toe/ met D'opperft' een 5©ant op Baart öuss utoen «eer. X. *BinD Dan ^glcfum 008 in DoeBen; i©aa8 een B?tu/ leg «em Daar nt«
^,aag ie waar jeoie moet soeBeni ■t «Ï0 celooUe / fioop' en mimi' / . ^aat «p in getoonDen toerD: * <*?n Die fenb moet 3Ö» «dj Bert. XI.
<aa <uuBetë en BusS Dien Zoone: «S ftemtn uto 3tel ftcetitf tooonen.
*5aMtf "aar/ gp3Ulttoeêrgwot
4nlem3ön; DWS g?oett gp Dan lotlengantfcDDolhomenman. g&an 5ult gp tegt 3alig toeïeti/
3©o?ü ött 30 Dan u Bettagt. 3©o?ö jjtëaria Du0 gep^en/ 3£©gl 5P «em ter tocrelD &?a8j' 't <©aat nog öoger Dat men ia$ ®at 5' o$8 geepljjB jpoeDet wa?. |
|||||
■
|
|||||
MENGEL-ZANGEN. u
Een VERBEELDE T'Z AMENSPR A AK,
Tuffchcn de ZIEL en de WYZEN uit het Ooften. ^temttie; Reveille Vous &c.
De ZIEL
WfÉilËiÉlfil§ii=gllII
V V %t b?ijft uto rct3' na beje Doenen /
Zeg/ Witfen/ obec lanö en 5« i Wk nam I'e Diec bus' Wijtig joefien * 3©ie foeng je ittóej' |
||||||
gefcDennen meê i
II.
De WYZEN. <£en &tet met ongetooone (tcaalen 25?engt onsV atjsi leibö-man/ op W pab/
(€ot ^flubag honing / na 't becljaalen <s3eüoren in ©o?ft •©auibs' (tab. I I I.
De ZIEL. 3©aar toe bit gouö en mijite-ftoffei:/
<©aac meê je 30 gelaben 3üt*
3©aac toe bte toiecoofi / \jk ten offec <£n <0obfbienft pleging tf oetojjb *
<£ IV. De
|
||||||
34 MENGEL-ZANGEN.
I V.
De WYZE N. 3©» Dseticcn tyem Dit oBouö atë honing: <©e atëtjtooft/ tot aanïitöötno0 blijft/ SJlsS <j3od : De mtjjtfte tot bectooning <©cc 25alfem-3altitng ban 3im S-p. v. De ZIE L.
ÜBogt tft Den ftomng meê begioeten!
USaau 'ft fleb geen gatoen/ tot mijn fmatt/
<©m luijaö ïleecfcöet meê t'ontmoeten. 2|a/ 'ft fieb nog toat: Dat t$ mijn öect.
v i.
De WYZEN,
gou bat ben ïtoning 3ijn gefcfionfeen/
goleDig* üt30flecftten{taat* De ZIEL.
't gal met 3ö« «0^ gaben p?onften:
J|p neemt De bril aan boo? De öaab. V I I. §v 3aimp ©pfiijts gouö betftopen:
€n brijDenmet 3ün offer-geun
^©e mijr?fie/ ban 3ijn mono geb?opm/ Zal maften Dat ift gunfi befpeuc'.
VIII.
'ft gal'ssöonings minn' Dan meet toaacbeeaen
SÏIsS gontr: en 'ft ctcc nnjn boezem met 7®K mijr?e-öunöel: 'ft 5a! Bern eeren
lUet 't brierooft-offet ban 't gebeö. |
|||||
IX. De
|
|||||
M ENGEL-ZANGEN. J?
I X.
De W Y Z E N. &om / 3t'el / {ja Dan bj? met onö mcbe Üfln 5!efu (lal / te 2Sètï)lef)em:
<0p 3«lt geen moeit' bergeefss üeffeben / IBaac 5onöcc ttoyfFd ütnö g»1 ktm. |
||||||
DE BLYDE BOODSCHAP.
Stemme t Zoete Engelin. I. Q aam'cc immermeer een goebe tijbntft/
X J5a een lang bertoef en toenfeö/ «tot be allec5oetfte 5iel$-becl)!ijbing; 't a®aö bat <©obe$s ^oon een menfen/
,3&c&oon in een (lal tot 23etn!eriem / taatt <»&»», <en op 't belt tttiuicstSnVraMSSnJ Wn/ gl* een «engel in Uie nac&t *ljmm/ ö%cbec-toacljt tfe booöfcöap mgebjagf, fcan'et tnei een ftltjbec tijbing toe3en
®°°ï £' 6?an&en in ïjun prnv
^tëöatb'oppet-actSöen fcomt genc3en met jijn olp en 5ijn tojjn 4 3
laan ooft toel ooit beenden iatö-gebannen
Mm petten b?eugb en Peil ontfinaen/ me 3ijn bocpen bjee&t en BluifierjS fiaafit*
^otimen blijbec maac'becmelben mogen
*Btn e~ ^ft-öeljoebenb' fiect/ ü ^W ö« ï|p &9mt ö«n tranen ö?ogen / |
||||||
35 M E N G E L-Z A N G E N.
ï® te i)cn b?eugbe geeft boo? f meet:
€n öat Ijet licljt in öuifitcni^ feoitit ftralen : ^at öc ïBc3 ontmoet aan Ijenüteötoalen: «©at bericiöe aBaarljetü 3ien:
<£n 3tg 't Eeben ïtomt aan öoobe btên.
i v. 2&lijber tping toierö'er «ooit bernomen ©oo? 't öoem-toaatöig menfcö-geflacBt /
gil? bat Me %teö toaö gekomen ;©ie oe saïtciöeiö aanb?atyf.
6 blpe maat' I toet toaacö bat <£ng'ien-montien |Bet ï^emel-glang öte eeeft bernonöen l 3©ant tjit ai / en meer notu / binö
«©iegelooft/ in öit geboren feinö.
v. <Eu\b een bUjöfcljap fian geen toerelb gebens ^uel-bjeugö té 't en pbelljcitr.
35Detö bcmüer-taal öoet een 3onöaat benen; 3©ijl Ijaar bloen op 't mcnfcïjüom lept.
6 te becgeefs 3al pmanö onöcttoinïien <&iW$ teare bjeuga of troeft te binöen/ . m# in 't bltjöe-booüfcljap-tooojb ©anïJtetoeêcgaloose ^eii-geboojt'.
1 v. $511 toie öe3ebliiöfcïjap een£ genteten/ dceuïcig blijft öie op ïjun Dooft.
«Bit 'iS 3df öe troofl ban ge&jooïne rieten «Bie ï)cn nimmer too?b ontrooft,
't liom' al toat toü: 6 bug berljeugbe ïjarten aBogen toerelb/ öooo/ toet/ 3onöen/ tarten/ €n be macQtcertiutfieraté/
3^u een «fefu^ tjen geboren i&
V I I. 3©ag isoeïi öese blijoftfiap 30 mijn fterfete / ©at 3e tot «©000 öienft en eer
&t«W mijne SStfl metnjartjt&etoernte l 'R25cn
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 37
'B 2Sen een 3Men|ïBnec9t ban iie tyect.
'ft Zouöan 't geentït met Blyfcfcijai/nu geloobe «ÊenjS bjoltjn ;fen: toanr.eec in Doben !§eö öet bolle b?eurj&-genot/
<€eutotg üp öe menfdi-ge&ojoen^oo. |
|||||||||
DE GEKROONDE JESUS.
^temitie: Amarilly mia bella. K illliPiiliilüliiiiliil
A* <0m/dalemsUSaagüe-tepen/ <§cl)ouïo
pIËilliliilllIlIÉilIl
Salomo/ uto glon-rijfie Koning/ iBct 3|jn
|ilïipïllil!lüllïïülïiillii!iïü
öoo?lucf)te föjoomng / 3Baat meê tcc p?aal 3ijn
Jfêocöec ï^era bemecöe a©anneec men jfgebtec* |
|||||||||
iiililiüliliiiü^lsifüii
|
|||||||||
öe jfêet (ïaatst-pltgteiT <©en üag bet ^?ut=
ilitalliïiiiiiilÊisüiiiil
loftsS-bjeugöe. $10 3ijn Bert 3tcB/ ofó 3ÖriÖ*tt
€ 3 3«9/ |
|||||||||
38 MENGEL-ZANGEN
~3Ïcü/ alö3i)»Öe"3«cD 25lp becDengüe.
3Bat '0 bit! ift WyAW l luin oogen!
<£cn tcanen-bloeö bomt fluj; 'tge3igt bebtoelmen.
'ö ëte / acl)! bectooeöe fcljelmen
't(0e5alfDe Jgoofc met öoo?nen/ oei! omtem'ngcn.
'It 2,u bloeö-fontetncn fn?nigen.
©cc\3loettte «©eulen!
»oeBanutofpot-3ucBttKirt*tai
jfeet ö'<0nnoo3'ie / met &'<©nnoo3'te/ met b'<©nnoo3'le
©ujï te niact'lcn!
I I I.
ma gaatbebwectfieib betöec: 5©e ftteb- (laf bte $jja butft booj ^cöeptec fioontx / <gn alö ^pot-bomng toonüe / ©tent om öte prtftltel* öiepet in te perffcn. mm 't bcfineneel cenjö ttneïflcn! ó&maab! ófmecte! Han boemel öit berfcïjooncn ©at men gefii* / bat men ^efuS / bat men gsfU* 2ft3all»?oouen* 45een ©tamanten flonfi'cen _L
St #PÖP# <JSou* / üatbonbefê nog ^appfiteroi:
Mto jécöebel-H?oon moet eieren - * ftobsne-bloeü / tof en* facel-öjuppetë jnpro I
«gnbaanenpurp'te (Injperi 5langöl>alöen=feaaben; Cot tnbe jmantel-50omen giet men 'ttapp'lingss/ 3ieten5. 3$ebet (icomen. <© gatongaoog/ befpinbeit
U8rt bloeb'ge baut» uoojüfortW JWm-scuwii /
|
|||
MENGEL. ZANGEN. 39
$?oe 3te '6 utti lob'cen fcljeuccn
jffêet a?affen! ©alefttjn / ban mclfi en Donfng
^0 bjucljtbaac/ binö uto&oning
©oo?lautoec-telgen
<üm ujoon utt Doo?ne-8eggen t
'ö3teöe23an-bloeK/ 'ft 31e c«5.
<©pU leggen.
V 1.
3Batfparje felle blififtett/ iBijn 3«l / cn fïaar-oogt toraafyieft op öte tafeöcstf I
<0pjelf 3ijt ban fjun maftfecess: 3Nc öoojnen 3ijn uit utoe gjonö gefpjoten ; <0plebect3ulnelooten <€ot uzum-ciecaaöen ©00? 3Iefu0: 't 3ijn uto 3onöen «©ie Den ï§eilan& / öie Den ï^eilanb/ <?c. 2to DoojtoonDen. VII.
öuh af/ ö^iel! be p?ifuYlen
©an gjcfu fmaab-H?oon. ©aag öe Woeö'ge baatten
jfêet biggelende tcaanen
i©ie 't boo?nen-fpit.ëuit eigen gect beê bloepcn:
ïBaac twgt u te befp?oepen
|Betöe5eö?upplen;
«©at 3tjn genaDe-flromcn /
«©ie uit §fc'el87 Die uit ^JffeïjS/ de.
5öot3(ieen fiomen.
VIII.
55e bloeb-ftcoom / Die met ftraalen
git pöec toonö uomt guD3enDe geronnen/ ^ijn 30 beel 25alfem-b2onnen ©oo?3ielen-fme«/ enfmet/ om^inöieplaffen (Ce öomp'len en te boaffen. 3Laat ban be ffloeb-fcDuU» 2So roob 3ön aW fcBa.iïlalicn; _ € 4 3C'
|
||||
4o M E N G E L-Z A N G E N.
«jefïig ;al 3e/ 1efu$5al 3e/ $c,
^necuto-toit maften, I X.
<©utj itome jegepaale 3©et ^taö-met 2öo?gcr- / of totcto«-fi?aiifTen f
ï©oojlucl)!tc luiftet-Qlanffen ï^eeft fjefiiiS met 5ij\ tJoo.ïne-ö?oon öebocfiten: 3|p oempt öe toan-geöjocftten; ©els poo?tenöaU'ten; «Én 5ijn3eegljafK ftanöen ®ie öntftlutfl'cen / öie ontfeluifl'm»/ $c. 2?onï»?n-öanö<?n. X.
ïBön giefu boo?nen-&:oone S$ om een glori-njoon ong te Uecöto'cen $Bet omjectoclftö'te lob'cen: ^ijn öteö-ftaf üanrt ooft 3<W-paüem-mepm ©00? £*ton$ naaagöe-repen/ «©teftaaceüroonen ©an 't fiooft tec nebet leggen / <®mftet Eam 30/ om ïjet 3£am 30/ <$c. 5©anft te 3eggen, |
||||||
ZIET DEN MENSCH,
Of Ziel-fpraak over de gekruifte Christus.
©KM: Bell' Iris. npüiiiiiiiiiiüPÉi
J*r* ut mijn fioofc acö! toatev toaar: ï©iefö
een
|
||||||
MENGEL-ZANGEN. 41
een &2011 Dan Det mijn oogen / <©ie ban traanen
nooit mogt b?ogen! ó toat ftboutofpel 3ie tb öaac! '0 %sMcr\$ ©o?ff / 50 fc^an en ontlijft / J^angt
aan 't bloêb-bout opgefiijfï. SficD boe pnnlnb / piillllfetoiÉlililliilü
fmaaölijb/ öeedjjb! 't vH5antfcbe fcbep5ci tcenct
en P5t.
I t
ï|oe ïi '0 ^emel.ö^ege-Eon/
«©ie met belö'ce ffonbec-Iicbten |Biböan-3onne-)icaal beê 3toicbten/ €n tiet ftercen gloo? toectoon /
^oöestoalbti B^oe beeft bet önifiec <©at liet tD0lften-5toecb Detrebt/
flozgenfiec/ uto glinffer-Iuifiec 28$ nu'ti'Oirttubloertfoberöe&tJ
I 1 1. $emel-roem/ en vtünglen-toenfffj/
2£cb! toie beeft a ö«£ mtëfianöeït; 'tït^ijl /e $aUftijn boojtoahödt/ |
||||
41 M ENGEL-ZANGEN.
(Cot ijet ^etl Dan menig menfcB l
2Mlec ©o?flen Bojft en honing / T©te öe öjeugö en glori 3tjt
®an u\» ftooge %mel-teoonfng; ©oe 3tjt QP «to O^nsS 30 guijt*
1 v. 3tcï)! toie Ö02(l öte öooine-njoon
<©m ubj bloeïj'gc fcïjcöel-tolccïjtcn jBet gepunte pjinnelö öecfiten* <©ei! bettooeöelaftec-noonl
3©te fieeft öusS utt» ïjuiö gefrïjonöen / (Jen uto toang Detjjuijltmet fpog {
3Bte gaf a öte geeffd-toonöen * ©emel-&ontng! melö 3e öoclj.
v. «©fe öe toetelö onöetfcfi;aagt
Zieltoogt met gewonen oogen: <£n 3ön i^ooft fjangt neergebogen. Bclj I 't üectoaten moojö-fjout öjaagt
SUec 3egeningen aiöet / '0 ï.eöen0 2öoom / 't gc3egent Eaaö /
2610 öioeït-toaattitg ïjooft-mi0öaöec; ^ctjoon onfcöulïjtg aan Ijet quaaö.
V I. 9ficïj l toie bonö tt met öte aooiö i
26clj! tote öeeftutoatm-getortebten x®k öe toecelö-3«tlen fücfitten / <ïèn uto boeten/ 30 öoo?Boo?t
jlget öte P3'ce fpjjbet-bouten t 3©at D002 ïjei-öonö0 «el-banb/ fl|ett/
®02ft 3tg '0i§etlanö0 5tjV beeftouten (Ce öoo?cögcn meteen fpeet*
v 11. 25aact H ött öetotebelmoeö
©anuto nijö'ge^anögcnoten/ ^te öer ©aö'rcn ftoop begoten/ ^ _
«lot
|
||||
MENGEL-ZANGEN,
<3Lot becgelbing ban uto goeb *
8/ toienis ijanbjjun filui(icc«flaafite; i&ie ijen boeröe boo? fjet meir;
H/bteibag en nacljt betoaante gjft'tiiS toebetfpannig Bete *
VIII.
S[0 öt't boo? 't ge3egent 2lanb/
ïtijli ban mclfi en tjonig-beeHen/ <©aat u& gunfl 50 tg geblenen/ €n <t5p boo? uto onbeeftanb
Hen 30 baan beeb 3egep?alen/ <£n belieft fjun i^etl tn top i
mm men a nu/ tot betalen/ Eulneen3ege-tefienop*
1 X. jBaar/ mijn^iel/ (ia(lil! uecaattj
<©£5e tuonben / öe3c ffagen Ifêoefi ifp ban 3tjn jfêinnaac bjagen ®ie 3ijn ïïieb'Iing 3elf niet fpaact/
jBaac De migbaên öeê ontgelöen/ 2tan bit rein onnojel %am:
3©ijl ï|P 5»cD aljS 5©o?ge (ïelbe/ €n mijn fcfjulben op 3ic!) nam.
x. ^cfielö ban op geen toceebe g[ooö/
(©f bectooebe Koomftfie finecljten/ 3&ie hem aan be &mii$-galg fjecijten: g|B ben oo?3aan ban 5tjn boob.
$jbams$ fïraf-fcfjulb iik ifmfbe/ «En mijn 3onb/ ïjceft bit gebaan
<©at ^p '0 i$emeig gloei berföe/ €a nam unecütg ge|ïalt'm'0 aan. x 1. 't Snoepen ban beg bioeft-Doomö ©oft
ïDeeb J§em be?e &uii$-boom g?oeijen / <£n Die met3ijn bloeöficfpjoeijen/ |
||||
44 MENGEL-ZANGEN.
<©m / gclp'cc toag belooft /
a©cêc een ^ebenö-boom te toesen / ^©eifiecss to?ucïjt en Dlaö be toonb/
35ie be fïang beet/ 5011 oerren; ©olgenss 't ceutoig Eoen-becbonD.
X 1 1. © tontGïoote toonbren-fcfiat!
hoogte/ bJeeöte/ Diepte/ lengte ©an een lief ce/ toelften b'engte <©n5cc ftenntë niet Debat t
<©at De ©abec fcljenfit 3ijn gtoone/ t©aat 3ijn gicl 3tcö in befiaagt:
€n De sgaon ban '0 tgemeljs (€n?oone €ot De ftjui.S-boob 3itïj beclaagt!
XIII.
"<Ü5P fiebt boo? mijnftöulD geboet: 't 3Bas mijn laft Die a 30 bjuftte/ «©at uto Zi(\ in 't ftof neêtbuftte: <©ie becgoot uto tjene-bloeb.
<©at men toeêc 3ijn liebetsi minDe gisS gemeen; totjl 't ceDen ^jecftt jTSaac toaac jal een bpanb binDen <£en Die 't ïeben boo? Dem geeft i X 1 V.
'ft ï^eD uto fuuté-bloeb tot mijn 3oen / 't (Cegengift ban 't flangen-3toaböet: 'ft %b ub) Jfeuté ten ^emel-laDDec / <0m tec JlebensS-ftJoon te fpoên.
'ft ^ie Daac 't ftanDfcftjift Doo?ge|ïceften; ïBitiS De fcftnlD t'0 afbetaalt.
%mt be fiang uto betflems (leften: ®uö ftibt <SP gejegcpiaalt. X V. 3©clfiom/ obettoinnenD ï|elö/
&Um nu op uto ^ege-toagen/ %m 8 Die ten Igemd öjagen: |
||||
MENGEL-ZANGEN. 4J
^lccp ten Upaitö na / ocJntclt.
430211 uto 5toaaïo '»"»aan uU)3pej Eenïr uto flerfic feïjepter uit:
l^terö uecmag met ute firüoen/ €n <©p rooft DcsS jïerSen buit.
XVI. ó ©of 3al ifi mi uto lof/
5©icrD'w üeüanBj toaar&ig meloen * 3©at 3a! ifi u toeêt toecgcüjen * ^iec Uinö öanh oiietnDig fïof:
tyitt aan 3tcï) 't geloof nu gjontren: ï|tec btnc ïtefDc 3feï? becplicftt:
Miti binö 5iclj r,u Dtcnjï beröoncen ; ©aar uto Dooü toe toaö gecicöt.
XV l L
%aat tb nu tot toeöet-toraalt
b'<©uöe menfefi ten fi?uice öoemen: ïaat in in uto fizui^maac roemen / €nmet èj geft?ui(l3ijti. jfiSaafi
*Pat ifi in uto 6?uisf betufie €i\ maar bat alleen en uenn':
©at öe toecelö en Ijaar lufïen IBP gefijuitf 3ön/ en ifi [jen.
|
|||||
BER-
|
|||||
4<5 MENGE L-Z A N G E N.
BERNARDI Rijm-gebed 'over elk der Leden van de lijdende en
aan 't Kruis hangende Christus. (©ertaalt) l€00li: 6 Kerfnacht.
I.
DE VOETEN.
^*S $tfang mijn g?oet en ïjecte-toenfefien/ 6 ijebe gjefu/ ^cil üecmenfetjen/ Eo alss <©p iiüi=Büüi^littilÜ
aan uto üioen-gout öangt: 'n Regeer mp na uto
iiiÜliïlfiiüiÈilHiïllill
tuutë te boegen. <©eef H mp 30 / 't 3al mp
üecnoegen. <©p tocet toaacom mijn 3tcl beclangt.
5P fioom atè 3ag in u to'002 oogen:
<©ofi totnti mijn 3iel 3tct) niet beöjogen; . 't <0eloof üectegentooo?ötgt u gjn 3te a naa&t mjjnfeDuUjen boeten/ |
|||
MENGEL-ZA N G E N
den toerp mp nebec aan u boeten.
%t\) l gun mp uto genabe nu.
i I r. <©e fptjRei# en boo?&oo?be toonben / 3©aac Dan utD boeten 3tjn gefcljonben/ 4Dmfiel3' tb met een teö'te min.
<%h 3te beruaafi ulo toonben lenen: 3Jh toafel) Die met mijntcaanen-Deefeen/ <£n nimmec gaan Die uit mijn 5Ü1.
ƒ v. <g> bat uto min ons 30 booigaeföe/ ©at cecfjt uto U3eêcgafoo3e iteföe ©an onö geöanlit toiecb en ecfientj
<£> (6P / ötc 3onöaariS 30 fieminbe/ 23p toten fiun fi?euft ïjetftel ftan binben/ ©ie D'awiefcDaateen ©aberbent.
V.
gtfet g' f ets* gefteetë m mp ont&?eaen; 3.0 tet0 bettotiat of uitgetoeaen/ ©ecöinbbe mtaal/ betsacfjt beptjn/
<0enee$Det gantfeft/ 8ecbo?m' Set toeöer/ Bectfera tiet/ téljet3toaBen tebec/ ^tel-fjeelec/ öoo? uto niebicnn.
v 1. 3!b 5oe& a alö aan 't fuutë gehangen/ fBet al mtjn fject uit sielef-beclangen/ ó ï|etl en (Ccoofi ban 't bang gemoeb!
?3ja Doop' <0p 3ult mp fiter gene3en: 2&eftoub mp / 'a 3al bejjouöen toejen: <£n toafc0mp inuto cffec-uloeb.
v 1 1. üto toonben/ 3ppenbe ban Dtoebe/ <£n biep geboojt utt felle tooebe / Staat boen gepunt 3ijn tn mijn Bert-
^at iU gebed niet il geljtcljt 5P |
||||
48 M E 'N G E L-Z A*N GEN.
2fcan 't ft?tuö/ en met a opgececïjt 3p / <gn ban ubj Uefö betflontien toetb. VIII.
«©^efu/ <*5oö/ 50 memgbulïiig g]if goeobciö / %ty! 'ft belijü mp ftïjuttrfg: '6 ïïoep ertitet tot a / tojjl <©p 't giet.
git iriti brilt a mp gmi|tig toonen / <£n mp ontoaarbige berfrijoonen: ©ctfïoot mp ban iu» boeten niet. I X. 3©üt/ goebe gefu/ mp niet bwaafcen/ «©te Imielenb' tot ubj fautë fiom naaïten / €n utoc boeten baat omarm';
Jfèaat flaat ban 't huitce üotft mn oogen »èp mp / bat 3»tft uto meöcöoogen «©enaütg obes mp etbemV. X. 43» tste aan 't ïs?uis$ «laat tertit berBeben Stanfcljouta mp/ art) mijn 3Lief! mijn lebenl $jeec boel) u 3dben gahtfdj tot mp/
€n mn tot u: toat nan'ec toejen «©at onö tan frtjetö i SSeg toozb genejen i €n fp?ceh mp öortj ban alleg b?p. XI. DE K N I E N. è ïsoning ban be beil'ge frtjaaren / «De ijoop' en toenfrti bet ftljulöenaacen ©00? b'öoogjle biecfcbaac / 3ijt gegroet t
«Die bjaace <©ob 3«t/ 3tetment)angen <©oh menfcïj/ aljs frtjuiöin/ aan be ftange; 't <©een ubje unpen bjanh'len boet. X I I. &oe atm/ Doe naant/ 0 <gefu/ 3ijtge €en frtjoutofpel aan Bet U?u# l toatujfS* |
|||||
m
|
|||||
MENGEL-ZANGEN, 49
30 Ooon ban 't boos1 bertoaaten rot l
©at toouo 45p/ l^eer bjptoiHig lijDen; (Certoijl uto gpjf aan alle 3üoen jBtëöanbelt tsf/ met pijn en foor.
XIII.
Hto bloeö/ met flroomen uitgegoten/
Somt onopftouö'lijB neer gebloten <®at 't onder 't fuuis* met plafifen (laaf:
©1197 oberftelpt ban bloeö en pijnen/ Boeit <©p uto leben.s-feacfjt berötojjnen: <£engo>ö-ïioeB tëal uto getoaaö.
X I V. <® Ifèajefïeit/ tofen'talmoettopen! <© SJrmoê/ niet te,bergeJijnen! 3Bie tracDt een 3iilBen liefDe-gloeö
JSaar eifcf) en toaacftetö te bermelöenl 3©ie 3oeftt öie öanaöaa* te bergelöen/ <£n geeft 3jjn Dloeö ü boo? uto Bloeö I
X V. 3©at5al/ toat nan in ooit beginnen /
©at ia Beanttooojb' 3ulB een minne * IBjjn bert is" aöuö'/ mijn öaaö gering.
3©at 3al 'a mijn Eieber toeöer geben/ ©ie booj mp gaf 3jjn Bloeö en leben/ ©at nip geen buBB'le öoo&Bebing*
XVI.
Sto liefö' i$ ban 30 (lerae 6?artjten
©at 3p oe öooö 3e!f ban beracfjten. <® toat een tcoutoe 302g / toaar mectf
<5p mp ais boeflert in uto toonöen/ 3©aar in tb beilig too?ö gebonöen/ ©at ifi geen toet tn# öooö.s ooit feeö l
© aÜh?
|
||||
5o ■ M ENGEL-ZANGEN
XVII. ö SEiet/ mijnjiel boo? mingeö?eben
%\\)ft i ba|t omatmetiö' / aan u fileben jfeet beil'gefcljaamt': tft fcïjihïi' enblp
IBp na m» bojm uit al mijn «?acnten. <©P \Dcct toaatom tft baac na tracljtc: l^aac bulö / en 3ie inön feil boo? bp.
XVIII.
<©at 't geen ia boe u niet be3b)aate /
ïfêaac mp Q«nee3'/ en mp becblaate / g^ie in mijn 5«lf ben feanb en buil.
3&at ?o ub) bloeb met bolle plaffen jüp obecbloep / en 3uibec toajfe / 3£>at netgenss guaal of bieb en fcïjuU'.
X 1 X. gtiernauto bloebig b?uiö mijngangen/
3©aac aan <0p 5^lf 5ijt opgetjangen / ©ctfmaaö/ gelajicct/ uitgetebt/
<SM ib u baat 3oeb; baac becbulje IBön bJil en toenfeïj/ en l^eec! ban 5uïjé $&P boen boen baat mijn luft toetfeebt.
X X.
*©at 'h rein ban ïtect / u 3oeben moge
jüaat 3ijn mijn eettfe 50?g en pogen: ^at tó geen atbeib noeft geen lafï ;
ïfèaac 't 3al nujn wht jiel gene3cn / €n 'b 5albaac öoo? ge3uibe»;tb)e3en/ ^ouö ib u in omïjel3ing bajï.
XXI.
DE HANDEN. (© gefu / afgefiooft boo? 't (lEijben
^ccfeuijs-ftamp in uto b)o?jtel-Ujbf>n / <© goebe ^ecbec/ 3üt Qesioet! |
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 51
<«E»p tw'ien men aan be öalu uitfpanDe/ Etjt bafi-genlonaen boo? ui» kanoen / <©ie g'uitgeDjet'D mp open boet. XXII. óHfeil'ge I^anöen/ bolgenaben/ ©ecbult met becfcDe rqofe-Diaben/ ^j&gjoet u/. Duö aan 't h?iu"0 betfmoc0f /
€n acïj I niet Douteti toeeo Doo2p?iüfteit/ 3©aac Dooj De bjutë-galg too?D befpi&Relt/ €n natfiefp^oeit ban 't Eebeaö-bocDt. XXIII. '6 Zfe bat 3t'c& om en om berfpjeiöen jjtt utoe ifanöenalle lieiDe/ 3Baac uit ijet bloeb met jicaalenbltet:
3[& 3t'e Die Druppels" liéfljja bloosen/ ©eel fcöoonec al?$ De cooplie ftotyen / ©e p^jS toaac boo? men 't igeil geniet, XXIV. t©i'e open kanoen/ toijö ontfloten/ ©oojpjiemt/ met bloeD'ge bauto begoten/ ®?un i&/ baac opbeclteft/aan 't%ect» 'ii t©02(l na Die laab'nt.ö met beclangen/ <£n tcac^e met' mijn monb te bangen/ ©ie uit bte b?on genoten toetb, X XV. 3©at fcDen&t g'u milb aan alle menfcïKn
©ie maac na uto genieting toenfcöen l 45P 3eibe Doet betraage gaan/
<U5p toept3c tot u t'allen Dagen Cn toilt öen in uto aemen bjaagen; gja Web uto gun(f om niet fteeDjSaart,
XXVI. g& (tel mp boo?ir/ Heec/ ootmoeDig/
|
||||
5* MENGEL-ZANGEN,
<ko alg <0p bangt getoonb en bloebig/ <S5P bp toten eib mnfetming binb/
3Bie boo? bun quaal ulo Ijulp begeeuen,, %U) totlt ban nip ban u niet toeccen 1 i^elpbaacbig 3ijt g' aan ötc u mint.
XXVII.
<j3p bic u bus aan 't ftniiö liet tenben /
3©ü al myn 3innen tot u tcebben / <©at ib mp gamfet) tot u begeeb':
T©at tuecten/ toillen en bermogen/ ^teebs Dientlbaac aart u ïuutë 30« mogen / €n bat ib in uto armen bleeb'.
XXVIII.
jfèitë julb een tuimt ban liefbe baat lept/
Zo tceh / 30 leib mp in be toaarlmb / <©at ib mp nimmer ban u toenb.
t&m 't ïtuus-bloeb bat <©p liet betgieten/ 3£aat mp be &?uiss-bjoon meê genieten. jBaab ban mijn feilen oob een enb.
XXIX. 'H <0mïiel3' en bus u/ Ijetl'ge banben / ©erbiebetg ban mijn 30nben-banben / <icri 3ucijtenbe betlieug ib mp.
ï?eb banb / ó toonbén 1 'b 3oen met traanen *©ic fpijberö/ en tk bloeb'ge baanen: €n 3'elf öie bjoefbeib maabt mp blp.
XXX. «Ib/ afgcfpoelt in utoen bloebe/ SSeücel mp gantfeb aan u ten goebey <© 3!«fu/ !|eil en (CoebetlaatI
3Laat beey iuu l|anben mp bebjaateti Hn tamp / en uitctfte gebaaren / ©at ib bebeiligt ben boo? 't g.uaab. |
||||
MENGEL-ZANGEN.
XXXI.
DE Z Y D E. <© SSefie 3efu / '& kom u groeten / <®P öie 30 baarbig 5i)t t'ontmoettn jBetuto geni/ en gaatn becfclioont.
ü>oe beetlijn fpanben / acö I öte uweeöe <ép 't bo?te tbutiS uU) mag're leöèn / 3&aac <0p met boojnen ftangt gefi?oont! XXXII. gtfi g?oetu ban/ 6 open 3ijbe ®e$ Ealigmafierö / tn 3ijn Itjben/ 5©aac tn een «omg~5oetfteiö fcljuilt;
3©aac tn men 't Ueföe-bier 3tet gloepen; a©aac uit eenuloeö-fontetn fiomt bloepen / 5©te b'tjetten 3«ïöect ban fiun built'. XXXIII. «©öfecu'te^eilattö! 3iet ifi naöet:'/
föot u / alleen öe£ Sebeng 3Cöec; (©etfcftoon/ bega ifi eentg feil/i)
Wtl fcfiaamfiaft met eerötebigfteben/ ?©ocB ecfitetmet b?pmoeb'ge tteben/ <©P Dat tfi utoetoonben peil'.
XXXIV. ^fi gjoet u/ minjaam' openinge/
3Baat uit een 3uiöec' aêt fiomt fpjtngcn. <® toijö' en öiepe 3ijbe-poo?t!
®e roobfleiö ban öie bloeb'geftlobe «Baat putp'ce coo3en bet te üoben / <£nbjengt een öeil5aam 25al5em tooojt.
XXXV.
Hto ceufi té eb'let ban bec toijnenj
§Sp boet fiet fiangen-gtft berotoijnen/ <£r maafit fjet sfciis ijm gesonö. © 3 |
||||
54 M É tf G E L-Z A N G E N.
7®ti nloob berfcBaft een fcawft ten leben : aBte öo?|t / hom Bmnaacög 5tcB begeben. <£t< opent u/ ó3oetetoonöJ x x x v r.
%U\j toojb geopent toobe toonbe! iBaaa bat mijn öect u boelö' en bonbe. <0un bat in tn u obecga.
3k aBenfclj tn bie fcljuilplaat.ö gantfcB te loopen. 2ïcl) boet inp arme «toppet open / g^ie Bp ubj iijut.s al toacBtenb|ïa!
XXXVII.
ïfêijn monb Blijft Huffenb aan u Bangen:
2p boom u b?ulthen én ombangen Hit ösanbenb lullen ban mijn min.
'h %mt in ubj toonö mijn fiect inwinnen/ <£n baac uit bloeb en toatet: bjinnen. ©ntfang nip gantfcB/ en neem mp nr.
XXXVIII.
3©at Betft bie fmaab al ïjonig-geucen»
<£> <gjefu/ Öiebien 't mag gebeuren <©at BP u pjoeft en onbecbinb /
^al ban uto 3oetljeib obectoonnen/ ïltt liefb üjeêc boo? tt fterben Bonnen / 3©ien j%$ alleen op 't fioogfl bemint.
XXXIX.
3©ecbecg mp in bie g?oeb' bocfi3elbe/
«Ên toilt mijn ïyxt Daac biep in belben; <©p bat Bet fcBuüenö' baac berBitt';
<S*n beiiig magtnbjcöeta^en/ ^o bat Bet nietg beljoeb' te bjee3en / 3©emUi0 ö^ in bie ïïot3-liloob' 3t"t.
X L. gin m&m laatjïe jtevben^-iïonöe |
||||
MEN GEL-ZANGEN.
%M öocB mijn geeft öoo? b'open tóonbe
<© Si'efu/ ingaan in mo 5P:
25laa3' iït öie uit/ ïaat5' in u binben/ ©p nat geen i|ei-leeubj ïjem bccfïinöe/ Ifêaat ïiat Die altoos bp u 3p.
X L i. DE BORST.
ïfêijn€Söb/ mijn ^aligïjcitr/ in gjoet u <© <§efu lief; Uojjl mijn gemoeö u ©ec&ieft: <©p jijt mijn S.iefD gefijuifl»
'6 <0?oet u / eettoaarbe 25o2fl en ïjaaae <®m u al Debenö aan te caaöen / 3©aac in be liefbe toojb geïjuift.
X L I I.
ep gïoet u / ^etel Des ©?ieeenïjetb / <© bat/ bat 3ulfe een ongemeentjeib ©an Uefö befluit: <©p 3i)t be 31ÜI
©ie sbjafine fctjoo?t; be ruft en b?ebe ©an ons/ uto afgematte leben: Hier binb öetneb'rig bolii een fcïjutl.
X L I I I.
<©<[$efu/ aty'ntjS te be?eeren/ ^tccö.ss toaacb te 5oeöen en begeewn / lp gjoet u: frtjouto mp bie ïjiec (fa:
<€erbnjl ift tot u öom genaaben / 3©il mp ontfteuen en boen blaaben ©00? tjecten-buigenöe gcna»
X L I V. 3©tlt mp een 3uib'cen 25oe3em geben/ ©ol biet/ gobbnicDtigbeib en leben/ ©ol öellig treircen en bol bmigb.5
Eaat in mijn eigen toil bec5aaben / én u fteebs' ebenbo?mig maaften/ ©ec3elt met cpe maat ban öeii0b.
© 4 |
||||
5<J M E N G E L-Z A N G E N.
X L V.
(O «jcfu Cnflfïc bol ban 5oetl)eiö /
di> troutoe l|eröcc bol ban goeojjeiö/ 45o£ig eigen en H&arajsÉïoon:
jiaaaK met öe milöc toatecjtcoomen/ i&ii uit uto öctten-toeUefiomen/ jfl&ijn fmetten/ goeoe ©aöer / fcDoon.
X L v I. 'It <0joet u; bf e'0 ©aüe«s <0lang en 25eelö5$jt: <©ie ?elbe <il5oö uit <©oö geteelt 3ijt. <© ftDenlt öocö uit uto bolïjeiösS fcBat.
SSan acm' en aan betlaaten menfcöen ïlto goeö'cen öaat 3e 30 om toenfcljen. <0P Ijouö niet min al geeb je toat.
x L v 11. €> 25o?H/ 30 bol banliefü&ljeöen/ 3@ojm öoo? uto giften 50 mijn seöen «©elijn 't betaamt / en Ijcïlig mp:
<£i toil mp b?p ban 3onöen fp?eenen / <èn met uto Iteföe-blamontlte&en/ mat 'H tttocc jïeeö0 geöacDtig 3?.
X L V I I I. <©p 5ijt ben Ifgjonö ban öe H©ij!$f)etö 3©ten D'€ng'len-rei geftaöig p?t# 3eiö iBet een becfjeben ^emel-toon:
gioljannejü in uto fcDoot gelegen / iïeéft 't geen ï§p 30og uit u genoegen ? Ifêaaö Oat ia altoos' in u tooon'.
XLIX. 5p g2oet tt / 232011 ban gunft-Berooning /
3|n toten öec «BoöljeiDo' boltjeiö toooning Eicljaamelp genomen tjeeft/
^elfjïanb'ge 3Bijssüeiö/ tóaate fteöen / ©eröjjjb mijnütoaaö-enpaelljeöen mm utoen caaö öien gp mp geeft.
45M
|
||||
MENGE L-Z A NG E N.
L. €fot# toaare €empel/ '6 fiom u gweten:
ontfermt u mijns/ Die aan uto boeten/ ga op uto 25o?ft/ ter neDer bal.
<©p Dte al 't goeD bebat/ (lel meDe IBp Dp uto uttberfioren üfceben / <£> rpe fcftat-fiifï/ <$od ban al. L f. HET HERTE. <© noogfie ïtom'ngs ï§ert tfi gjoetu;
gjfi gjoete met een fclp gemoeDu: 3£at 'ft u omfiel5 berb?olöftt mp /
<©aar na is mijn 3iele-pogen: <©p Dat tfi tot u fpjefien moge <0eeb Dat tfiaangemoeDigt 3p.
L I i. 3©at liefö bertoon en perft' uto fierte *
3©at pijntgD' u een bange fmerte / <©oen g' u bernietigD' aan ftet fiout/
€ntoilD' uto <ü5oDBetöS glans betfieelen/ ©p Dat g' u aan ons meöe-beelen €n ban De dood ontrufifien 3°uD*
L 11 I.
3©at moefi DfeDooDDan bitter fmaafien*
l§oeto?eeb/ Die na uto bloeb Do?|tfiaafien/ €n in Die 3aal een tnb?euft DeeD
3&aar 'S Eebens lebenin moefl leben/ *©ie Daar 5df quam DeDoobfteeft gebcn/ €n u/ 6 3oet|ie fierte/ beeti
L I V.
<©m 't (ierben Dat gp ïjebt geleben SBanneer gp fiebt boo2 mp bo!(ireDen / IjBtjn ftertS-bemtnDe ï|ert en ^eer/ © 5
|
||||
,g MENGEL-ZANGEN.
3©iltöocfi tot u mijn öjiften neigen/
s?o öat in mp u toeêt toeetgen': ©at ir t geen ifi op 't öoogfi' &^«. L V. <© wet / aclieföe l^cct / in fmeefce /
2&A feinmiinïja-t/ 30 afijeywo/ %ecfto«t in 't Pöèt/ «1 tegjk *^aau öat in mag goö?alig to^cn / fnSoö/ oeliiK miinpltcöt tf / b?ee3en: ©e« öe «ou-en Ijarbtgöetö. - L V I. .©at öoojmijn petten-merg jpf&Ófó/
281 ben in 3onötg enmt^atjio/ Hm lieföc öooj en toeöec bloep : San lieföens toonte feanft 3»n moge /
€nban öat btcc gefiabig gloep • LVIL
©ntfluit/ bettoijö u/ Sterte-öeuten /
'Si een £000 ban toonb're geuten <©o öat in tot u ingang btnb.
©eceenigt u bocR met mnn pette: Zalft 30 op brilt/ of boe fiet fmette. ©atlijböpnietbieubemtnt*
L V I I I.
mv toeet niet toat Op beft boen 30ube/ Sn San 3icR 3elben niet toeêcïjouöen; «geenlieföensS maat ftent öte u mtnt t
<S2aag 30UÖ f)p öuifenö öooöen ftetben ©002 u / en om u te bettoerben / 3©ten utoe liefö bu$ obetbrint. Li X. 'ïnsocp met mijn 8e«e-ftem gebuutfg/ |
||||
MENGEL-ZANGEN.' f§
<Zttt j^ert [toant i& bemin u buucigj $eig boctj u 3elben tot mijn ïject;
<©p Dat F)ct toeéc M'tfj neigen moge (€ot u / en tot «uj Dienft Betoogen/ yit liefb u opgeoffert bwb.
L X.
<© bat get tn uto tfefbe ïebe: €n nooit tot fïuim'rai 3tcB öegebe: 8 toeen fjet: 't Doe u 3jjn fieBlag:
'tÉanbiö u: 'tseg u 3ijn begeerat* go bat ijet u naat plicfit beceeren/ €n t'allec tjjb genieten mag.
L x i.
<© $ewen-i$00j$! toojb troeft ontlofien/
3©ienö geur'30 lief'IijB t»o?ö gerofien: ©ettoaatbig onsï en 3p 30 goeb
3£at top bectoijbingin u nijgen: IBaah bat mijn Beet baar fleebs na B03* ©00? B^anbenbe öegeertens gloeb.
L X 11.
Haan bat nto fiett DocB ban Bet mijne
3©ec?elt 3p / en iït aan uto pijlen «Ên toonben meê gemeenfcBap &$g'.
5©an 3al mijn Beet uto B^ct gelijfien 2JHë 't lijb / en geen3intjS toil onttopen g^at {jet Die selbe fpiejSboojcija'.
L X I I I. ^luitin uto fioe5em oor mijn Bme/
véat 't fep u 3pin filijöefmette; g&at is mijn B«teu-toenfcB: en bat
J|et Op/ ja in uto Bert/ mag tooonen/ <£n met bt'en onaebaanen fcBóonen <&teebg 3?; 't ö«n naauto 3tfÖ 5#f fotofc
03 bat
|
||||
6a M E N G E L-Z A N G E N.
L X I V.
«© bat ftct biet bemeb' en rufïe!
$u too?t> get/ 3tet/ met gjaage lujlen $a u betoogen / alö 3ijn boel:
't §3 met een bicc'ge bojlt ontfteeften $aat u: toilt/ gjefu/ niet ontboenen; <®u bat bet ban u c«öt geboel',
L X V.
HET AANGEZICHT. git o?aet u i^ooft bol ©loebfg botbt / en jfèet febeebe öoo?nen gantfeö omblocbten/ <£5eb)onti / misfjanöelt en gebuilt;
<©at met een fóteD-jtaf 3jjt geflagen / €n guijl en fpeegjel bebt betb?agen/ 3®aac meê ubj aan5icbt toietb bebutln LX V I.
'ft <6?oet u/ toiens aanfcSön/ ««öbö Beertjjft/
Hu 30 ontlenen en 30 öeetlöft/' g$n 3oete Woss betanbett beeft/
©an ooobfebe bleebbetö gantfefl bebangen: * 3£uö 3iet men u aan 't ftjuts-bout Ijangen, ©ooi toten ftetJlemelfcb. l^of 3elf beeft.
L X V I I. <© alle 6?acfit en jeugb iö fteenen / <£n uit ubj aange3ttöt beebtoeenem <0een toonbet acbl beboob bettoont
Ettl) in ub) aanfcljijnö bange «ebben; eitccbJijl gp gantfeb bangt en geb?eb/ en go magee / sonfcec becto' of feboont'.
L X v 111. <j5d 3ijt boo? mp bus aan bte ftange
53efpot / gemattelt opgehangen ©ecfcijijn mp met «en Waas stfaat |
||||
MENGE L-Z A N G E N. 6*
€n Itcföenö ölijfi. ©ntoaatöig ben in/
<£en fnoobc 30nöaac / bat benen t«; <©ocfi bat '0 meet cocm boo? u genaak L X I X,
3©itt / goebe !|ecbec i in bit Igben
jBp boef) er&ennen en beljjben ©at tft onbec b'utoe 3P;
45p uit toieng monb in ïjeb benomen ©e 30etfïe melft en Ijonig-ittoomen / ©er?' boben alle Jenneröp.
L X X.
3©flt boel) mp fcïjulb'ge niet berfmaöen;
«©nttoaarbig mp met uto genabe: ^cnoon in mijn fnoobfteib ben betoufh
<Ên mi$ be booöu nu Bomt b?eigen / <Zo toilt u i^ooft nu t'mptoaactss neigen/ «©P bat gp in mjjn acmen ruft.
LXXI.
3©at toag 't mp biübfcRap en genoegen / jfêogt in mp tot uto lijben boegen I <© öat in 't hjiuö nooit toeberfïreeb'!
2Can 't 3dbe figuiö met u te ptoen 2£aat mp / ïtie 't 6?utë bemin bectoetbett; ©at in ben geeft baat mebe geeb'.
LXXI!.
'B<©an6 boo? uto öitt'cc boob en fmecteft/
«£ liebe fefu I u ban petten / <B? bie 30 goeücrtieren bent.
© <ëob/ bol ban toelöabigfjeben/ ©oet bat uto fcftulb'naac fieeft gebeben / ©at in niet 3Önber u bolenb'.
L X X 111. 3©anne« ih een? 3a! momn fïcrbm/
€>iati£
|
||||
6i M E N G E L-Z A N G E N
<® laat ih öan öocö a niet öerben j
38clj blijü / en toija öan niet öan mp!
<€et banger uut öan mijn öerfcöeiöen &om öoclj/ ögjefu/ 3onöet betöen/ 25efcBerm mp öan / en maan mp ö?p. LXX IV.
SfilStK mijn (ïerf-bebel ontfange/ 3taat/ gjefulief/ mp ött erlangen: ©erfcDijn mp öotft eer in öerDul3'.
©ertoon a mp/ mtn-toaaröe nsinnaar/ «©elijtt gp Dangt als öooös" öertotnnaac m tfertoenö' aan uöa De»3aam &?ui&
|
||||||||||||||
DE GEKRUISTE CHRISTUS.
l€pOn: Hcndcrikjes.
I. |
||||||||||||||
H
|
pliÊiiIllIifÉi=tlil
|
|||||||||||||
Ceil-öeruonöer/ SLteföe-öwnöer/ <©oö
pü^siüüiïii^iiii
öeölecfcRt/ en «Offec-lam / 'ft &la mijn ooge
piriliillliilll^iiiil
$aar om Booge/ «©aargp Dangt aan 'jSlwuicess
|
||||||||||||||
(lam.
Of
|
||||||||||||||
MENGEL-ZANGEN. 6$
I I.
Of aldus: ,
3©at DoojUicBtc ï|emel-b?ucöten a©o?oenuan
ui»_fiJut^"öGflïraafeF7 ©aröpTéöêni" ~tlf puf""
—^~*-*-*- -f#-r*^>'— _ _ --. tu# ïctoenss <Èn «en iemel-laööer maant {
I 11.
'ft l|eB Dun 3cgctt
3®eêc getoegen
©oo? uto üioêr; toant gp bölbeefc 't 3Ctïegaï)ci:
2Can uto ©aöet/
tJljï gp aan Bet a?utiMjouö leeb. I V.
Ifêijne 3onben 2#n uto toonben/ €n uto toonben mjjn rantsoen. &m 3©oub gp b?agen/
<Ën uto fteruen i# mijn soen. v. <© Boe öeerlöfi!
jlSaac öegeeclijö/
^angt g'op <0olgotBaboo?>miV <©aac tfj binïie
^cBuilpIaaw in be
&!ot>e ban uto open 5Pl Otóat
|
||||
64 MENGEL-ZANGEN
V i.
«© toat nomen
3leben0-|ttootnen
ylt uto toonöen neêtgeöaalt! 't ï©ijl uto Bette
51 n öie fmerte
Eiefoe-blammen ban jtrïJ tlcaalf. , v 11. 5t Slooft te buigen
3B« Detuigen
:©at gp mp uto bug aanbieb: <êi\ uto armen/
(€ot ontfacmen
&ttgeb?eiö/ en fluit gp niet. VIII.
'hJEit uto Banben
Hitgefpanb/ en
«©pen ter mübaöföMb. 'ïi 2de uto boeten
«föantfcB beDloeb / en
m$i maar tot mön Bulp beteto. IX. <® bug tojeebt gp
<Sn becDïeeht gp
&'<©ube flangtf beo?jjf en Booft. <0P en totjbt niet /
Hort) bejtoijbt niet /
i€ot <®p öem 3ön buit ontrooft. x.
'tslegepjaalen €e beöalen «gjntjeï $*amp-belb ban Bet b?utë 3©as$uü)giori:
3Me bictoci
55?engt ook ons in 'S $aW ^utf» A |
||||
M E N G E L-Z ANGEN.
X I.
<® mijn Jgeere l
^©u 'g mijn eete «Dat ift u mijn Igciianb noem. Soob en ^«be ^toot3«cfjöetfe; 't gjss uto touwt maat t'n in roem. |
||||||
ZOEN-WONDER, of ZEGEN-VLOEK.
Stemme: ó Gaiaté, &c. I.
D&$ ongeöoren ©abecd ceuto'ge goon
J^ceft in bc ©lebe-raab 3icD aangeöoóit *©m boo?3tjn(lerben <©ng te berinecben <©e0 lebenst ontoectoelHeljjHe ïfooon. I I.
<D tüonb'ce u'efb' bte 45öb ben 30nbaac toont/
«©at Jgp 3tjn £oon en S.teb'Iing niet toecfrijoont/ jÉaac boet bie toaagen
«gijn toojne-fïagen
©oo? bie ^em/ alstsijn bpanö Dab geBoont, I 11.
3©eêcgalooé offee / bat boo? wttoenboet/
't 3©ei6<0oö/ ótoonbec J aan be «©obBctb boet*
5©at3icöÖetEeben
(Ütecbooböegeben/
<£n $#tfto/ oflft m SCltaar 3ü« moet I € m
|
||||||
66 MENGEL-ZANGEN.
I V.
l^ct fejutë-öout/ fcöoon <0oïiJSWoeï$ lagopïjie öootj/
gis ban 't gesegent Woeü gantfclj nat en cooö. ^o i0 Den 3egen
<©oo? tolocïi toetfuegen
^P toiccü een toloefe/ 'uit toten öe segen fpjoot. v.
43eeb'/ leer! 35att& nujnsegenfnutolaloeH/
€n in uto öooö alleen mijn lenen 5oe&'. ^u0 totuo'et jegen ©oojtotoe&nctluegen ©antie/ toiengfcljulögctoitf fê uit ^Sottë boen. |
||||||
STERF-WENSCH
Tot de gekruicigdc Zaligmaker.
Wfot: Chriftc , die du bift dag &o.
I. H€etgjefuCïfêitfe/ EebeniS-licBt/
lEJijn %tl / mijn (€coo(l en ®oebec3ic&t: st3 55en Ijiec op aacüen maat een gafï: ïBp ö?unt een stoaate 5onoen-4a|i. 11.
€en cuoote ret5' (laat mp te öoen <©m ï|cmeltoaacö!$ tot a te fpoên / <©at 's 't ©abeclanb / en tf erfenis g^ie boo? uto i)loebnectoo?toen iss. 111.
pijn 3iel të leer! 30 wat en moê; |
||||||
M E N G E L-Z A N G E N.
, 't Eöffteeft baar toeinig Aagten toe.
«©110 fcD2eeutot mijn ang|ïtg Ijerte3eer/ 2tW) neem mp tot u/ öaafmp/ %erï I v.
«to ïijtrc (terne bots mijn fjert
Sn mijne laatfïc liecuenss fmert: öio DIoeDto 3&>cet berfrïffcüe mp: €n ooo? ufco banben maan mp n?p. v.
't t©oo?geejflen ban tito bloeb'ge ïjuiö
3®tff' al mijn 3onDe-(tctemen uit: OU» 0oo?ne-H2oon / uto öoon en foot / 25?eng mp tot eer-en öjetigb-genot. v i.
Schift geenlaab'ni.sfmuten fian/
Hta bojjï en gal-fc?anft fïerü' mp öan: Htoangitgeroep in tozeey en nooö/ Bergman' en troofi' mp in mijn booö* v 11.
öto bierB'retoonbenalle bijf =Kaat3ijn mijn beilig fcDuit-berölijf/ Stief een toerboten rot3e-filooü' ■, <0p öatgeen öêifcDenlaaubJ mp rooto', VIII.
3©anneer mijn fp?eefeen iS gebaan /
ï^ooj ban mijn fjerte - 3ucöten aan: jifëaaa bat mijn 3iel ben ï|emel huid/ m toojb 8etoog-ge3icDtfcöoonfilinb. i X.
<0eeb bat in / eer mp 't öerte bjeea' / ©oo? 't laafliua laafte tooo?b ooftfp?ee&\ € 2
|
||||
68 MEN GEL-ZANGEN
25etóaac m' ooi* / $*« i *»« onö^alt'
gilgnuöeijooümpopectoau. X.
Htoïuutólaat ïijn möntoantiel-jaf:
Suni WP ten ruft-bectten uto ©af. h£ HöB-oetoaaö / 30 tnn en fnn/ t?at mp meê tot een öooö-ftteet» 3D«. ^ XI. «fêaaft too?u\ü nagetë mp befient
Sat 5» «W w «»> Oant.enp?ent Senl^melöoojuto open Zp.
xii. Hvu dooö ijs 't ïjaac in op tocttrouto /
|ï3a«gaffcöei^Öoop opbouto: SoefT^emeliStieiu: mp open daan mi Btet mtjnPwniS afgebaan. |
|||||||||||
XIII. _______
|
|||||||||||
/
|
|||||||||||
(srcn ionaften öag toetteen mp toeêt:
IK aan utoöaBtetBanööan/ H«r-? Sptatifeöat<0ecicBtontWteü n&ett toan & tocg te gaan geöteo. XIV.
©ettoojm mijn ttP©ttalt' öanjam* /
ioïat' et ftcaal met 3onnen-gIantë/ In 3UIÏ1 een öeedPBetö a 3 45P/ InlWBen^geeft'UjBtjp. * X V.
|
|||||||||||
MENGEL-ZANGEN.
|
|||||
DE VERHOOGDE CHRISTUS.
(ftOOn: ó Kcrfchnacht. <©f; Wallis.
Siet pag. 46.
I. Oigabmijngtel nu SHtenbiïblerïttn/
(©m boben b'onbecmaan(cBe3toer&en/ €n toolBen-tcan.ö en3onnen-gloeb/ (€ec J|emel-poo?t meê intetceben/ ilêet «gjefuss / öü toeêc ban beneben $a '0 ©abectf bjoomng tó gcfpoeö. 11. IBijn ï^eilanb boer uit 't aacöfcö getoemcl
(Cot boten allee Igeem'len gentel/ ©ec3elt ban b'€ng'len fiaat3i-cei:
Igcm bienb'ieen toolfe boo? sege-toagen <®tn ïjem in 5ege-p?aal teb?agen/ <©mringt ban 't jutcDenöc gelet.
I 11,
lp geeft be macgt beg Ö00&3 Dcbtootiacn: ,
$p> Ijeeft be %l fjaac toof ontt»?ongen: *»©en biiibel pletterb' ï|p benfiop:
Igu ging fienin trtumf omleicen/ «t&eboeit/ boe I|p uit 't aamp-belb fcljefbe/ <£n nlom ten ï^emel Deetlijn op.
I V.
^r> maafete b'3§eme!-&aan bug open/
«©ie met 3tjn bloeb eeeft toatf beb?open / <£n boo? 3tjn &?ut0-boob ingetojjb:
H>P ging ons boo? tot 3ünen ©abec; <®p bat men tot 31)11 2:oett-tfi?oon naber / ©jpmoebig/ meec alss boo? bie tjjb.
€ 3 |
|||||
ta MENGE L-Z A N G E R
V. t|P toierb om ottg te toeberbaatcn
«öebaatt/ als? top beruaftert toaren: Igpftiecfboo? onss be toerelb af/
<©p bat men in 3i)n fpoo? 3011 trebcn: $ipftonb en boer op; 't geen 3ijnleüen <©aar toe oon recöt en h?acl)ten gaf.
v 1. 't ©aft onö met ^Jefuss ban te feben /
^t'n 30 be boobfnifi meê te geben; <©p bat men met ^em ooHüerrö37
<Èn opbaar: bte boo? 3tjn toctorf J©et luiftec glanffen ban jijn gloei <©n.$ flonft'ccn boet in 't ©arabj#.
v 11. <0p / W met glans en roem beperelt/ <&en ©emel-tijjoon ruilt booj be toerelb / €n 3it aan '4 ©aberS nseci)tert)anb
3Etë Jfooft en ©oo?-fp?asft; fcljouto bêncöen / SSetoierooh 't offer ber gebeben <£n 3enb' uto <©eeft ten onberpanb.
VIII. ^ufleerfcBt <ü5p onber uto bpanben/ (Cot «j3p uto ©aber 't iSijn tri Danben €en0 geeft / en t'3aam ban 3tt aan 't roer.
^cFjjra &ernen-bpanb J gjuic») 8 ©zoomen ï 3©ant giefuïS 3a! eenö toebernomen go ais-JiP ban ons Deenen boer.
|
|||||
ROEM-
|
|||||
MENGEL -ZANGEN. 71
R O E M-Z A N G, AANDE'
ROOZE VAN SARON. Stemme: ó Zalig Heilig Bethlehem. I. O Satans mo$ I tatens ïBajefteit
«Êecüieoigt toojb ban CDecuDijnen: Sto geut en glooj/ bol lieflijfiBeib/ «©oet alle 3©etelbS-fcl)oon biotopen. 1 1.
3©at Itcbe rcuft! toat fepoone bloos!
3©at öeil3aam fap bloeit uit uto blab'ten. 't ©ertunt be 3Kl/ ó J|emel-too$!
iito ujacftt en min boo?b?'fngt mijn ab'ten. I I I.
3©at toaatt gp / 5«lf ontlupftett / fcBoon l
JiKen 3ag op <©olgotfia u öloepen / 31110 geeffelS / fptjnetS/ boo?nefttoon/
Het Gfoeö been uit uto' toonben Woepen. 1 v.
©e bloefi-öoom b?oeg be ^egen-öloem:
ïfêaat acö I ban boo?nen bweeb boo2-p«Rfielt. 5©ec 3ielen toenfeïj / bet «èng'Ien roem /
SJl ging bic met Baat bloeb bcfpinfeclt. v. öto goofb/ als met een coosen-öoeb (^mblocDten / ïjeeft ut»' $&antel-30omcn <2 4 25e^
|
|||
7j MEN GEL-ZANGEN.
■jSeöautot; en geen cobtjncn-gloeö
ï$an öp öat tooö in fcöoonfjeiö feomen. . v i. ó ffbec 3©onö toatf als* een ïïoo.ö/ * 3113nö / in Ijanöen en in boeten.
3©at Olonft öat ©utpec toeergMooiï!
<©uss moe|l Die ïïoojs mijn <©oo?nen boeten, v 11. gluit gï> 't müty/ en toenö gp 't af/
3J1 luien öe SSatan öat berblinööe: 6 3©ie «©oDsi <©eefï maar oogen gaf/
^al't eenigfr3tel-toecmaafi 9tec btnöen. VIII.
6 föoog! nu 3öt gp obctplant
©an giet om laag in 't flemeté <£öen / <gn p?aalt aan '0 ©aöecö recfttecDantt/
^00 aljs gp öeeïj ban <geutoiGDeöen. 1 X. <©e# ^emefê pjonfi / Ijet 9003 getfecnt/
©at met ontelb'cefaMiel-bieten/ 2C10 ï|003en/ aan 't Httfpanfel Betnt /
l^an öien niet/ atë öie jsoojï/ bercieren. X. Sgelf ö'^ng'ïen-ret / <©oö0gtort-froet/
SDaat 't itrtjt 30 luiftet-rij& in flonnett / ©alt neö'ctg boo? öie ïïoojï te boet /
<£n toojö Ö003 öe3e Uon betöonfiett, X I.
&om/ Eionss jBaagöen/ ga eenguft:
55efcöoub3 öoeft Salomo/ uto&omng/ éo gantfclj begeerlijk aan 3ijn S5:uiö:
^ijn g&uööfjM&ag tjaö 3»lft een 3j*?Qomno. Heet!
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 7?
X I I.
ï£eec! aecft nip öocö een fiect en oog/
3&u in u\» lieföe 3ici) toeriic3e * Met tjecten-luft / en fteeös' om fioocr
* <§taat-oogenö / u alleen öechieje.
Xiii. |
|||||
<föeen cieEeuj&eccoo3en-fi?an$
€n aan ui» 25?uiö 30 rijft bepjonfien/ 2MjS€»p; beel meecöan 3onnen-glano7
Cn fcoonen/ öie als* Sereen blonften.' ■J XIV.
1 €i Ujctö öe ^j'iïelsfuit <0oöiï$Jof7
€n maoft öie 3elf tot ftoo3e-loten. <5»at & uto fteeripfietö en lof:
<£n 't 3al öe b?eugö en öanft becg?ooten. xv. u \
Uom g?oet 006 in mijn l)ecten-g?onö/
€n maaft u uit öie netelfjeiöe «gen ^acon/ bolgenö't èeil-betöonö:
'ft gal möatluft-pjieel u leiöen. XVI.
3|cD! öat ift op / ja in mpn fiect/ o patong 800$! u (leeö.ömag öjagen/ <£n na uto beelö beranöect toetö:
8 Zal aan uto oog öan toe'er öejjagen. X V I f. Zo 'ft ooit in Bange flaautote bief: «Zou öoo? öieliebe reuft fierleben. *©ie fcoo3en-öal3em 3a! öe Zfel ©an alle quaal genesing geben. XVlii. IBjjn Etej-cietaaö! mjjn ©?eugö»mijn tfei-» € s mm
|
|||||
74 MENGEL-ZANGEN.
a©teti!S fcDoonDetö nimmct 3altoetfïenfen/ 3ïcD geef uinpj'fi begeec niet meer /
€n'& öeü Dan't öoogfie Vian mijn toenffen. XIX.
6 S£alig Die in 't $araDijg /
55p5sS lebenö niaace a©atec-blteten / ffêet ceutoig 3ingen ban uto pjij$/
ö 3al aanfcöoutoen en genteten! X X.
föeutoijl ift in Dit t©iffel-Dai /
<$n onDec Doo?nen/ Xiwt betfteece/ ^o geef Dat ife / mjjn fótoofi en 3fil!
8 wet mjjn ftof3ang fteebsï öeteere. |
||||||
DE LELIE DER DALEN.
(COOn: ö Zalig Heilig Bethlehem.
I. Oïjoninglpe HLeU-Woem/
26efcöcptect / en 30 ïjoog betïjrtjen: <©$> lost mijn tiert uit tot uto roem. §ïcï)! toilt mp <0ee|t en toooaben geben. I 1. ato jBajcfleit/ 30 lief/ 30 frtjoon/ <J5aat al toat fieeclp të te boben. ato glan$S6anD'<eipenteenen€ï)?oon/
€n p?acljt / Vian Salomo betboben. I I 1. a «BouDgeel/ baneew 3uibet Wit «OmhlecD/ Dat3tjn uto ttoee $atuuten7 |
||||||
MENGEL-ZANGEN.
$u Dei bol glort/ baat OP 3it
<©P J£ ©aberg (Cfijoon/ batfteebg jal tiuuwn. I V. . <©e boo:nen Babben eeng uto blatt
* <Doo?p?tht/ ontiutfierten gefcljonben/ 31a met uto Bette-bloeb öefpat:
' ISOC0 blceft gp tott/ fcBoon tooö ban toonben. v.
3©at toaart qp boen ooft 3leu-3atöt /
SEacfitmoebig =Ë.am 1 ban felle boo?nen #nicingt / tei flacBtbanb jelf gefijacöt/
Jfêaac 3onbec fcfieiben/ to?aan of toojnen. V I. <&e lebeng-ceuït / bie gp berfpjeib /
&an Demel-3oet be jtel bermafeen jifêet ö'ailecgjootfïc liefïijfu>ib /
<©te nooit een aacöcltng ftan fmanen. v i i. 3©at Ojengt gp 3fel-gene3tng aan!
3©at $ uto Deil3aam fap een ©alfem J «©te op uto üloeö u qmm te (laan:
€n bat beboet be bttterfi' alfem. VIII. <0P fpwot uit een becbloeSte g2onb/
<©te 3elf maac boojnen boo?t fèon teefen: «©otfj Ijab geen beel aan Sfibams 3onb;
<2n quaamt 3jjn b?oebe b?eun toe'ec fieelen. I X.
Ifêet meet ban ^oninglrjfi tieraab
&omt gp uto liebe y&mib Defiranffen: t©uö p?aalt ya in fiaac gioci-fïaat /
^oo? ti / met mtt ban jonne-glanflTm. |
||||
75 MENGEL-ZANGEN.
X. <Ö5P jijtöe toaare 3ï.iefDe-öIoem. <Been 3£uDaim ftan bp u tjaalen. «©«s Voaacötg alle min en roem 25eneöen/ en in'0 Jgemeté 3aalen. X I. Igoe Boog gp nu berfteerltjftt öent;
$ocft neigt gp ecftter na om iaage / <&ot öie gp boo? be utoe bent/
€n laat u 't neü'?tg bal foefiagen. X l I. <0een «ginai/ geen <0iiuoa/
<5een <Êbali$ top/ geen öarbe rotsen/ €n toilt gp / maat betoijft gena
35an 't neö'?ig Bert; bocB niet aan trot3en. XIII.
fUcft! toer» mijn öooge (leilten ne'er:
Bom 3elf mijn boojnig flerte bjaaften/ 25eöaub3 bet: en toil 3elf Dèt/ j^eer!
8 tot een jHeli-toetöe maften. X i v. Wanneer tft 30 uto foeelö bertoon /
l^oe 3eer ooft öoo?nen mp omgjoepen/ ©an i$ mijn 5iel intnenöig feftoon /
€n '6 3al baar onöer feftooner bloepen. XV. fc
€iftom ban in uto 5XeIi-ftof:
3©p 3ullen ong baar 't saam berluften «p mirt-genot / en tot uto lof
^al ift in u / mön 2111! berujlen. XVI.
25etoaar mt>/ bat mijn fiert en oog
t£an 'g toereik |ïinft-ft?uib nooit bljjto' Bangen / _ 3©aa&
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N. 77
ï©aac öoo? 'ec ^atan üeel Beöjoog /
€n in 3ijn bloem-ljof ïjeeft gebangen. XVii.
5©e jlcnftö / en toat fit'ec üeerip toajS,'
55e p?onft oer onöemtaanfclje ötngen / ©altatë een Bloem/ en öo?cenö gcaej:
Itëaac gp Ijjü geen toeranöeringen. XVIII.
6 roef eens* al öe öoo?nen uit /
^te nu 30 toeclö ?tg 3tcö becfp?etöen j €n Bom ulo onöetö?ufite 25?ut&
25p u / In 't $atat>ij0 gelciöen. |
|||||||
BERNARDI
Juich-zang tot de gekruifte en verhoogde Chriftus.
(©ectaalt) Coon: Pfaim ioo<
<0f: Jefu die uw 's gedachtig is.
Tplgiiïiiii!!ï!!!!Éig
^J o£fu geöacfitemg ig 3oet/ <©eeft toaaceDlijö-
"fcöap amrrgömeÏÏT'iBaacTjoljen'alleWttg"
öetö 3$ soct 5ij« tegen\»oo?iöig8e»ii.
|
|||||||
«Been
|
|||||||
7Z MENGEL-ZANGEN.
I I.
<©een soetec 5ang-fïof fïcecit D« oo?; <©een liebet: maat' ontfangt 't ge&oo?; jïtetjï too?b geöacgt 30 lief/ 50fcRoon <Ên 3oet ais gjefue. <£*oöesï ^oon. I IJ.
6 ^ope ban toie 3W) De&eert/ l|oe miiö 3ijt g' aan öie u üegeect ï i^oe goeö aan öie u 3oeïten gaat l IBaac toat aan öie g' u binöenlaat i 1 v.
6 5!efu / ïje«en-3oetBetö.« ?5?on/ 5fontetn öe.ö lebensv SEielen-3on/ "csBie alie bjeugö te Doben gaat / €n sielen-ttienfcB alleen bei^aaö. V. <©een tong Beeft om te 3«ggen macljt /
<£5een pen om uit te ö?ufcfeen ittacDt / ^lecöt&öan geloben öie 't Debinö 3®at 't t.ö bat iemanö g|efum mint. v 1.
'& 2Ioe& op mijn beö ï§em met öe 55jutö;
(C'bnjï in mijn ^ecte feamec (luit: <%<* in t getjeim ais openbaat / $eemt gem mön lief öe naacjlig toaar. v 1 1.
ö ^al met jfèatia boo? öen öag <©aan gefum 5oefeen baat ï)P lag / |Bet3tei-genecm/ en fmect-bectoog 3^öcï) met 't gemoeö/ niet met Bet oog. VIII. .
'& £altcaanenfp?oei>enop öetfeen/ <£n 't ewf beïbullen met getoeen: '&3©erp
|
||||
MENGEL-ZANGEN.' 7<3>
'ft 3©ecu ban nip boo? 3ijn boeten neer / $3et ba|ï omöel3en ban mijn ïgeer. I x. <0 toonber-aomng/ tte in (ïrtjb
«©ootfucljtig SEegepjaalcr 3t)t / ©^ègg'UjH/ 3Öt <©P itcfoetal / <£n gantfcl) begeerlijk öecl en af. X.
2Bltjf bp ontf/ leed en met uto ïtcfit
SSefcïjijn/ ontnebel ong ge3icl)t.
!©2ijb' 't naar' en bonfter / uit't gemoeö/ ©erbul be toerelb met uto 3oer. x i. 3©anneec <©p tn ons? Derte baalt /
't 3©o?b ban met toaarfjeibsff glanjï betfraalt:
€n b' ijb'Ie tocrelö toojb berfoeit
<Daac uüje itefb ban binnen gloeit.
X I I.
||oe aangenaam Ui gjefu fief b' I U|oe 3oet bie 3elf I^ero ftab boo:g?ieft!
§S' «s liefelper bui3enbmaal 5üljS ooit ftan meiben tong-berDaal. XIII.
g&it toont 3ijn lijben en 3ijn boot /
€n 't fierte-bloeb bat uit ftem bloot. 3®aac boo? bec5oemng ts gefctn'eö/ ^o bat men toeêr <6obs? aanfcftijn ?iet. XI V.
3£at elft ban g|efum ftemi' en acljt': «©at pber na 3ijn liefbe tracöt'. Sgoeu giefum bierig allegaar ^at 't3oenen jclf meer liefbe baar'.
25e*
|
||||
So MEN GEL-ZANGEN.
xv..
25cmin l|em/ öte u 30 bemint/ <©p bat 3ö" Itefb betgelöing btnb'. =2.oopna bteceufi/ en b?enguto I|eet «öetoften boo? beloften tocêc. XVI.
't gjs gefu goebertietentfieib Maaralle b?eugben-l)oop' in leit: «©e 23?on ban 3oetljeiö en genaab' / €n toaacetojeugb/ baat 't tject mbaab. XVII.
6 «Soebe gefü l mijn gemoeb 25ebinb' uto lieföess oberbloeb. f€oon mp in tegentooo?bigfieib <©e luider ban uto majefieit. XVIII. " "
3$an i& niet fp?eef»en 30 'ft Begeec;
is iStoijg ecl)tei;toanummmetmeet: ®e lieföe moeüigt mp; mitsS <©p 't Alleen 3ijt/ baat t& m' in becblp. X I X.
(© bieebte IJefu ï utoe min i|eeft 5oete 3ielö-betqutbhing in/ <©ie 3onüec feil of toalg bersaaö/ <£n in be satgct^ öong'rig laat. XX.
ï)pbte u fmaa&t bte ïjaaftt na meen ï^P bk u b?inht öo?fl eben «et; go bat ï|p ntetö begeetUjöss binb W$ giefum/ bien 3Ö113fcl bemint. XXI.
3Men utoe Uefbc bionben maaftt/ t©ie toeet Ijoelief lp gefu$ fmaaut. «©elubhig tö bien W bec5aab! «©aac ijs geen toenfeü bie fioogec gaat.
<©«jefu/
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 8r
XXII.
<0 3!efu/ ïtoemban 't acm'kn-tljoozl
<8p filinfit altf 't 3oetfïe Jieö in 't 002: ' <0p fmaafit alö fionig in De mono / ©aar 't öcrte %mel-tojjn in bontr. XXIII. 'a 3©enfcft Dui3enö-maalen naac u: ocD!
JSBijn ^efuav toarmeet Romje DocöJ <©cf) i toannecr maaat <©p mp een0 blp/ <®at ia ban u berjatiigt 3pj XXIV.
't 310 utoeliefö' ötc altoosf Dlaafit/ <©ie n»p fïeet# faanff en qupenö' maaaf. 3Iefu.jS i<$ mp een Ijonigficoom/ Ocen eeub>ig-b?ucJ)tö'ce =S.ebenss-öoom. XX V.
Kto ïjooQftc goebemecentfieiö
«©te is m0njs öetten b^DlijhlKifc <0oeööeiö öte nooit begjepen toerö/ ato Ueföe öjing en p?ang mijn ijert. XXVI. <0oeö t'ss 't mp bat ia gefum minn'/
<£n (iel al 't anöec uit öc 3111: <©at ia mp (lecbV en öeelfieseeb'/ <0piöat ia gantfejj boo? gfefugs leeb'. XXVII.
<©giefu/ allec3oet|le 30« /
<£n Ooop' ban 't 3uc&tenöe gemoeö/ 'B ^oea a mettraanen bol ban fmert/ <£n 't tnnigji roepen ban mijn B«*. XXVIII. 3©ann«c ta ü?n/ of Boe/ of bjaac/
|
||||
8z M E N G E L-Z A N G E N.
$Kijn gicfu.3 toenftl) ili altijïs öaac.
©intj tfc l@em öan/ toat ulijöcöagl 3Bat Deil atë »6 %m öouöen mag! XXIX.
«0 toat omïjetyng en genus! 3Bat ïjonig-teugen fmaabenöug* «Seluftlug is öte lieföe-Danü ï USaac acD i öü ïjouö' niet lang ïtfec (lanö. XXX.
«jp 5ie nu't geen m 5fcBt toel eet;
'ft (©eniet nu al mijn 3ielö-Degeec: <$U fmelt nan <3e(u Ueföe-gloeb/ «©ie 't gantfcDe öect ontoonften tioet. XXXI.
2$?anb 30 öe liefb tot giefutf; öan
cp niets öat ooit Daat bluffen nan:
^ie min öerflaautot nocöfterft/ maat gjoeit/
<goo öat 3« (iaaöig meccöet gloeit,
XXXII.
3&ee5 lief öe-blam öeeft nooit geöaan, Igaat toonö'te joctöetö toafi fieeöö aan: i^cct-ftecltenö të fiaat lenu'ce fmaafc / €n geeft een ^eil-cijn 3ielö-üecmaan. XXXIII.
<©e liefö/ 0002 Hemel-üiec uerïjit/ ïjkeft in mijriimiïgft merg en pit/ «©atgantfcD öe siel ontjleften toetö: <£n öat '0 't nerljeugen Dan nujnftect. XXXIV.
<0 ooer-saal'gelteföe-glocö/ <&n b?anöenö' luften toan 't gemoeö! O liefuetnumtien/ toat të't fcljoon (€e minnen lefum <©oöes ^oon 1 |
||||
MEN GE L-ZANGEN, 8j
XXXV. <£> <3|efïi! 25loem bec iBoeber-maagb 3©ieii.0 30etljetb 0113e Itefö Befjaagt/ ö 3P fïeebö eec' en lof ge3ett: iï 3JJ Bet ï*P oer JjeerljjfiDetö. XXXVI.
üom / fiefïe öoning / Som bort) o?a. <0 <j5Iori-bai5cc 3onbcc gaê / ©ecfcfjjjti 'r gemoeb met meetbet; feaacDt / <®P ÖK3D bt&toyls'3jjt bectoacfjt. XXXVII.
ó 3jefusi J boo? toten 't 3onne-{ict)t Sfln glansv tn 3oetl}etb 23aifem/ 3toicBt/ 3©ien niets tn 3oetJ)etb ebcnaart/ ,$ie$ $ aljs <©p beminnend toaartr. XXXVIII. aBtens fmaafe'be 3iele 50 uetoecKf. 3©ienjS tcuh ijet fjerte 30 berftetfit. ^oe3t'cB mijn Ziel geuKfiig binb/ <0p 5ijt genoeg boo? öie u mint. X X X. I X.
't fg gefug ciebe Jfel bermaaftt: 't gis? fjefus? baac beltefb na ïjaaftt. <£> öaac mijn roem en ftetl tn lett 9* Sefus?/ '0 toerelD05a!tüBcto. X L.
itëijn liebe giefuov fteec DocD tocêc/ <0p öte nu ecft tito ©aüecs? eet; '©en bpanb öempt <©p fooebeltjft: 25e5tt ban 't IjemelfcD ïjoningtijiu _ _ X L I. fi ^al bolgen toaar <jppöeenen gaat/
3©ien ia mp niet ontnemen iaat, 5f i jKtW
|
||||
84 M E N G E L - Z A N G E N.
JBitg 435P mijn ïjecte mp ontflraalt /
<©P 3ijt op toten ong menfcljbom pjaalt. X L 1 I. <0a/ l£cmel-25o?gerss/ tegemoet/
<©at g'utoe ©oo?teni£em op boet/ €n &C5C ?ege-g?oet meê geeft-, ^oo?lucljte honing üefu leeft 1 X L III.
© tieugb-en <£eEen-ïtoning / <6p
©oect otoectoinnenö' ijeetfcfiappp. <5|efu0 fcljen&t onss beïgiffeniö / 3&te b'eec ban '0 ï^emetë tooning i& XLIV.
25atmf)et«gï)eib0 ontfïoten 2&?on
^ijt 45P / ja 'iS %metë ^ege-3on: ©etbnjb be buifi'ce b?oef öeibS toolfe: <0eeb 't Ucljt bet gloei aan uto ©olö» X L V.
S roemt/ a P?ö(lïjet Seniel l£of;
<£n fleebsi betbubbelt Ijet ut» lof: 45p foengt be toecelb bljjbfcSap aan / <gn boet met <©ob into?ebeftaan* X L V i. <föp ïjcetfcftt fn 3Ul& een tojebe-fltaat
ï©ie al 't berftanb te boben gaat. «©aat na t$s 't bat mijn 31e! betlangt/ €n fpoeb op bat je bte ontfangt. X L V 1 I.
qiefuss f 0 ria ben ©abet öeen /
€n in 3ijn ÏJomngcp getceên: üiBijw ïjctt is ban nip uitgegaan/ €u bolgt en Weeft baat ^efussaan. |
||||
MENGEL-ZANGE^, Sj
X L V I I I. ©ten laat ons? nagaan met ge3an& /
«HeDeben/ iteoten/ lof en banfi; ©at ©p om gunn' te 3ijn met 3gem ^n 't Öeraelfcfie ^ecufalem. LOFZANG AAN JESUS.
Stemme t Jefu, du mein Liebftes Leben.
<©f: La Beauté la plus Sevêre. I.
Z<0et(ïe lefu/ Iteffte =£eben/ ©aacöe Et'e*
Ien-55?uibegom/ 3Ne u öeöt aan 't ü&ut.S ge- |ÉMlïi^IÏ!|iiülü^ü
geben ©002 uto bolft en etgenDom; ^efü ïjeil-
_. _o_o_____________ en ü?eugoe - ö?onne; gjefü i^oop' en fcfiat en
i^isüüiüiiiigi=iÊ|ii
|
||||||
Koon/ jfêjjn ©ecloflec/ $?on& en &?oon/
Hetfw / Soning/ gtcjjt en èonne; Üè/ 80e
5? 5 *?Wff |
||||||
26 M E N G E L-Z A N G E N.
üjeng ik 30 't bctjoo?t llloen lof/ ijeec <g|efu/ |
||||||
tooojt!
I I.
<0 <J5P toonöet-fclioone ï©c3en I <0lanj$ bec tjeerlijhljeiö! <£5p 5ijt
j©an ben ©abet uitgeven (ótot een i^etlanö in bet tifi.
'ft jBoet met fcljaamt' en bjuft Betuigen ©at ift ben een fnoobe fonectit;
©te tot 't heilig / <0oeb en Retftt /
gouöcc u mp niet fean buigen. l^cec/ iftbüjoc booöontaarö/
S2o ulo «0ecft mp niet Ijecbaact.
1 1 I. ï$om / ö %iü)t en (€coo|i bec bolken / ïiom mijn lieflle/ (leïh mpb?d:
©?nü botij buijt'ce 3onben-tooiftcn ©au uto aanfcöön/ uit geni.
%aat ulo Ijitte mp boen gloepen. <!35ob l mijn ïjectisS ceebg bcceiö:
|wm öoctj met ulo 3oetigljeiö
S-ijf en 3iele bti befpjoepen. ^cljset op mp ulo flonfiet-tfiaal/
©at ift niet in 't ïjonfter bfcoaal.
1 V. ïiom / mijn ^jefjïe/ laat mpfcTjoitoen
8to gcftalt' / 30 3«x geloenftOt /
^cljoonec a\$ bc fcljoonfte bioutoen/ JSltijb jong en nooit nccjlenjl.
ïiom gp appec-ottS bec 3icnen!, ïicm/
|
||||||
MENGEL-ZANGEN.
Kom/ ö iBenfcBen-DoeDerl otïj/
&aton$ mt&/ et laatmpDocü 8 toen ^ielen-25affem tiefien! <® mijn 3£eben/ D?aalt öocfj niet/ ©attöu/ mjjn toenfcjj/ geniet! v. gïtë uto oogen b?t'enD'Ip DliBfien/
Stefite ^telen-fcöat/ mijn 511/
't ^al mijn geeft in mp becgui&Hen: ®i$ mp in utn fflijn-ljutë 5a!
^uIh een fiijjöfcfiap 5ün gefcgonfien ©te 30 3onöec toeêrga fmaaftt.
3flcD toat 3oete min-gloeö blaant
|Bet onlefclju're liefDe-bonnen! «DtejS mijn ;iel tn u altijD
^tcfl tn Bert of camp becölijD.
v i. <0eeb/ jgeec! bat in in Dit leben W$ een b?ucDtöte cann Doen moet/
U mag inge-ent aanfeiebeiu '6 fdjat Dat boojmijn Befte goeD/
Ï^DogetDan föoöijn-toaacDtje/ ©iecDec al£ Bet gouDe 3anD/
^cfioonec Dan De diamant/
%Zo ge3ocöttecDobaacDije/ 25eter Dan Der $aac!en fcfiijn/
<3»f 3e nocö 50 &öft'lp 3ijn.
V I I. <© gp 3£uft Dof ban ber&ïijöen/
3B>aac mijn 3tel met fmeet na jucgtï
^terae (Ccoofl tn al mijn ijjDen l ® SPf«jTc&e Sebensf-b?uc9tl
^emeijs 2&00D Dat neêrguaamt Daalot/ 3Bat 3ijt gp 't geljemelt' 3oet!
<® mjjn Iteffte fcöatJ ift moet
|
||||
83 MENGEL-ZANGEN.
U in toelluft eens omTjaalcn.
2$cl) I een fiu0 maat ban uto mono jBaalu Bet miiHien Bert ge5onö. VIII. 3§eer / tn btö u / laat öocö blij&en
©at o? fp?eenen brilt in nip.
'g3©erelQs3 tober-5ang be3toijne/ €n berjïomme. <ü51in(iert <0n
;©at ilt ftrafeö mp tot u neerc / * €n uto a©oo?ö / öie eö'le fcBat /
ï|ui.sbeft in mijn Berten-bat.
;©nt mp utoe toaarB«ö leere ©oe ifi/ 5onö-en latfer-b?p/
a / mijn <£5ob geballig 3P.'
i X. %iif lijn té uto eö'le toooning /
©ol genaaö' en igemel-goeö /
©aar gp fcïjenïu/ ö dalems* Koning ï ötoe 3oete ïieföc-glocö.
Ziet / 6 <ü5oö I mijn 3fel begeeren <©at 3e b?oplön moge (laan /
<gn berlicht Baar oogen flaan
©p mijn ^EilanöiS triumferen. 3Lijf en 3tel 3ijn bet berbljjb
«©at gp ©berbrinnaar 3jjt.
X.
3©el öie menfcBen / öie 30 loben
atoe toclöaaö t'allcr tijö:
<gn öie öoo? uto arm ban fioben ©an öen bpanö 3ijn bebnjö:
©ie a fcljüö en jternte noemen: ©ie Bun leben flaag in rujl
gretöcn / en met öeugö en lufl /
©at men moet Bun toeruen roemen. |
||||
M E N G E L-Z ANGEN, *»
€I)2i|ien/ fieUjc 30 gebaan/
<® ban tceebje '0 hemels baan. x 1. <©it Deeft oti<$ uto Uefö gegeben/
<3jefu/ <0oDsS bemtnöe ïfton/
^ie beeft u om laag geb?eben ©an uto fiooge i|cmel-tB?oon, »
(© hoe öterbaac i$ uto Ijjben I
«0 Ijoe fieiitg të uto tooo>b ï
;©at onss ictö tet ^emel-poojt /
;©aar to'ongtoetöen metbecbljjöen/ ©aar ber ï£emel-25O2gec0 fcfjaar
33ecmt uto ötenjt geftaöf g toaar.
X I I. ©oct ïje fiooge $oo?ten open; ©empt toat 3ÏC8 fiter tegen (lelt;
3&omt öoclj met geluö-toenfcï) loopen: ®et / baar aomt öien S^emel-fielti J
&tet / öaac aomt &p ingetogen / SUIS een «cecen-ftÖmng placfit/
<©te ben bpanb öoo? 3ijn macfit
Heeft bectoonnen! über^ poogen gp te P2tj3en on5en <tf5oö /
<©ob/ ben f&mt Zebaotjj.
XIII.
3|oc gelooft en Boog gepce5en
^P uto gjoote j&aam / ó Heer ï
keerlijn moet uto Spe toe3en / <©trê tot ^etl; en H tot €er.
<0P 3ijt öie on$ Ijebt gegeben ètel en Suf / en <Êer en <ö5oeb /
<£n bic Ö002 uto €ng1en Ijoeb'
ï|eben nocl) bcfcöermt ons letten, ©anB3Pü tot aller tijb/
3Bijl gp/ $|eer/ 30 b?tenb'ljj& 3jjtf
f 5 LIEF-
|
||||
5>d MENG EL-ZANGEN.
LIEFDE-ZANG TOT JESUS. (3T0011: Hoc wonder is de Min.
I.
Oïï.ieben£-toaarbe8|eet:!
Mw toenfcfj en 3iel.ö-fiegee»: J| 3Bat in JJ tff ©ecbient te 3ijn Benjmrt; ©ecmitiï bc 3tel 8et allee? in a binb. ï|oe Itef'lijö / ölanft en roob / ïjomt «6P ons boo? tn ieben en in boob! $|oefcïjoon in toelluft 3ijt g'/ 6 gliefbe! 3©atbetóecelbgaf ^pïjietöp bjen enb?af. 11.
't Zp Boe men a Beoogt/
©ecnebert of becfjoogt/ 't ^p in ubj faib; Sfian't 3^2ut0 / of op tito tfjjoon/ <£5p 3öt beel meec ban menfrfjen fiinb'ren ftljoon <©ob-menfc0/ en iBibbelaac / Sdcl) bat in gantfcfj in a betfmolten toaac' / 3Cclj bat bit liefbe-buuc nooit fïaautoe/ ïBaat gejlabig gloepv gja meec en meecbec gjoep' l I I i. ülSijn bolle Tjerten-Iufh 3©inb maat tn a öaar tuft. gift toenfcB en tcacljt $a uto beceenigtng jBet 3ielc-bo?(i/ bie$ ifi ban b?«U0b' Oöfpjing
^'nageniet/en mag |
||||
M E N G E L-Z A N G E N.
1« ö betluften tot berjaöing. 3lcïj!
<©it 'is allecïjoogft ban mijn begeene. 'h 3©enfrf) en 30e6 ooU toeêc 2Wleen ato öienfi en eer. IV.
t©e ^atan Beeft berblinö 2£l toten S niet bemint, ©etbloeclnng 50 5©te / ja j!S5aranat§a: ilgaac uto opcec&te £tebei# 3P gena J 3©ijB/ anö'ce Uefö/ uit't Beet/ <©at «gjefuis öaat alleen geButëbeft toecö: gin Ban/ in mag mjjn Uefö' niet öeelen/| l|em Bomtöte alleen/ 'B €n toil ooB anöerg geen. v.
<G5eeb / ï^ecc! öat iB jïeetuS 3te ï©ess ïioningg fcBoonfieiö/öie 5©e jBaagöen-cet (£ot 3ijne iieföc ttefet: €n öat uto «©eeft 't geloof geftaöig toe&t, <® gun mp öat in fmaab' gn a en uto Uefö Bet ^iel-bermaaB 3£at gp in utoe 25innen-Uamerg €n uto a®ijn-ButS fcBenBt/ <©aar g'utoe 25?uiö meê ö?enUt. v i.
M\ya gefu lief / uto min Sneeft Biec maat flegttf Begin; ïBaat öobcn 3a! 3Me eeutoia 3ijn boImaaBt «©aar utoe" Uefö' in ö%melingen BlaaBt. 3©anneec 3a! iu u öaac ©oiBomenlieben met öe jaarge&fSaar/ |
||||
,i MENGEL-ZANGEN.
5©teu jteebsSlieuen/ leben/ loten/
<©aat men 5onöet enb fito liefü met banli ecnentl |
||||||
ZIELS-VERGENOEGING IN JESUS.
&ttttline: Als een uitgeftorten Balzem. I.
Ngetg en nan mp 30 betaamen/
€n nerïufien/ alg bat tö $BP in gefuss coem toenwi&B\ 2fi£Ö Wou J|p mp 5eXf bequaamen/ 3&at ift ^efus fieebss toeteer! <®eef mp ^efuss/ 'ft toenftö niet meer. 11. ?6 3taat ben menfcö be toecelb p?ö3en/
5©te 3fcö met be leugenss tooeb/
^efug is$ fiet toaare <©oeb.
gjefug ïg be &euc bec tonden/ ;©at ift tegen eI6 betoeec\
<©eef mp 9!efu0 / 'fe tojenfefi niet mecc.
111.
3©at <0ob to«3«gt/ fjiec en fioben/ 3©at ]|p fcöenftt in't meil-toecuonb/
't gg in lefttë al gegjonb.
31efu0 feuss in boo? 't gelotoe/ ©olgenss b'€uangeli-leet'.
<©eef mp "üefug/ '6 toenfeïj niet meet.
1 v.
geftttftö nu al in allen: gonbet gjefus? alles niet/ 3©at men in fiet fcöejtfel 3ter, a $efu$
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 9j
^cfug ië mijn toclgebalien.
i^ertoaaröss/ ^ulamitlj! Beer toeêr. <éeef mp üMh.(S/ 'ft tocnfcl) niet meer. V.
3©at öe^cöepselëfcBoongbertoonen/
3Bat Baac 3oetö 10 meêgeDeelt/
't gjg een fcftetf* en 3inne&eelö
$an Dien toeêcgaloosen fcfiooncn (Cot Bern fiüm in langs öie leer.
dEjecf mp Jefus, '6 toenfcB niet meer.
V I. 't <ü?enigft öoeltoit ban mijn pogen /
3&aar mijn 3iel 50 na berlangt /
liiitö'cr al mijn fleil aan Bangt/
gjë/ öatift l^em Bebben moge/ €n ï£p mp niet ban Bern toeer'.
<6eef mp ^jefusf/ 'fttoenfcB niet meer.
V I I.
<0oeö en ufoeö/ en Itjf en lenen/ ©aöer/ jBoeöer/ 3©ijf en $ftft/
.gcftoon Boe teöerltjft Bemint;
'fi Wü Bet al om gjcfuss genen. 'Ij a©ü& ban ^[efu$i nimmermeer.
<ö5eef mp üJefuss/ 'fttoenfcB niet meer.
VIII.
q^ie tfi boo? mijn bpanti reften/
3Jsï/ öie mp Dan Sflefusi Beert.
'fc aCDtl om fefuö/ fcöoon Boetoeerb/
SSelf mijn rccBter-oog uit fteenen. '6 3CcBt om i|em nocïj ©Jienö nocB Etoeer.
<©eef mp gjcfujs / 'ft toenfcB niet meer.
1 x.
SBMfat anö're ban $em toöfen;
$oott
|
||||
5>4 M E N G E L-Z A N G E N.
$ooit toil i6 ban gjefiis! gaan/
ïBaac ift Bleef mijn gjefus aan. 3&U0 moet ttouto en lief öe Mijnen / ©at tft nimmec af en Beer'. <0eef mpgiefius/ 'ft toenfcft niet meet. X.
ö Söetob'ring! u te laten ©ie 30 lief een ï^eilanö jijt.
3©ie umi|ii«saUe^a«iJt.
2©at Ban 3onöet <g|efu0 baaten * Stclj öat 3fcïj öe ötoaag Befteet'!
«tëeef mpüefug/ 'ft toenfcft niet meet.
x 1.
'ft £aat mp niet ban gjefuS fcftetiten/ $ocfi betloftften. Stef nocft leeb
jBaften öatifi ftem bergeet.
SjTaat toat ftan en toil gebeuten j ©at ïjet onbetft' boben Beet':
43eef mpgiefus/ '6 toenfcft niet meec.
X I I.
3©eg ban al / ftoe fcftoon en fteecüjB/ 2©at in <3jefug plaatö toil {taan:
<f5p fïaat mp 30 ötet niet aan.
gefuö të alleen begeerlüft. ©leit iets anöetö nocft 30 3eet:
<0eef mp ^Jcfugf / 'ft toenfcft niet meer.
'Xlil.
3£ooge Naaten/ Boningö ïubonen/ 25ltnfien 30 in 'ö toerelög oog.
anacbfclje (öjootfteiö acftt ?p ftoog:
'ft 3©il aan ^Jefus boeten tooonen. giefuö fmaaöfteiö i$ mijn eet.
<®eef mp gefW/ 'ft toenfcft niet meet.
|
|||||
\
|
|||||
M ENGEL-ZANGEN. 9;
XIV.
$C2flen gun|ï boert ^obelingen
ï|ooger op tot laagcr bal.
Ep fïaan op een ronbe bal
SEie/ tenfpiegel 3uïner Dingen/ J|aman op 3ijn galgcn-leêr.
<©eef mp ^efu.ö/ 'a toenfcD niet meer.
X V. ©pgefioopte ftijabomg fïöattcn iBaaa' De gierigaacD 3tjï> <©ob :
g[efu.ö t0 mijn öeel en iot/
«Dar geen toerelb aan Debatten. 'ft l|eü een fcftat Die 'ft meer toaarbecr'.
*0eef mp gefutf/ 'ft toenfcft niet meer.
XVI.
o 3©at moogt gp u Beliegen
.litëet öet geen 3" nietig is$ /
€n op 't 5eaer(i' 30 getoig
55IÖ een Dana boltolugge bitegen/ ©aar een fpin öaar toeB boos fcfteer'.
<©eef mp 3flefu.$/ 'ft fcienfcl) niet meer.
XVII. 't 3©etmg bat ia in Dttleben/
jfêet 5ijn gunfl / ban 't aaröfcfi* ö^at / ■
«öbertreft eer boosen fcftat.
ï^P 3al 't geen genoeg ter geben / «©at ia mp baar meê geneer'»
<©eef mp deftig/ 'ft toenfcD niet meer,
XVIII. ïtftgesocftte leaftemtjcn
ï|on be bert'le gul3igaarb.
'ft 'laat tjem 3ijn $aftei en iCaart.
« a©il met giefwss m> geltjen. <2Df
|
||||
96 MENGEL-ZANGEN
<©f t&'t bet en 3oetontbeet':
«5eef mp3!efu0/ '6 toenfcB niet meer. X I X. gin benp geen fïemperss benöen.
lonöen-ü?o6fien/ 3bnjnen-braf/
Éön te (maanelooö en laf
^oo? öie 't öjoob ber feintfren fienben. <©at be bbiaas öusS 3bJelg' en fmeer':
<©eefmp gefW/ 'ö toenfcrj niet meet.
x x. (©et)! 't Be&omt Ben bie bug fi?a{tcn «aualijfe. %b en toil geen ijtf
i©te een jtrife enboob-maalig.
«©at een 25el3a3ac 3ün gaften ©uö onttjaal' / en met fiem teer':
<®eef tnp 3!efu.ö/ '& toenfcD niet meer.
XXI. ir aat be toccelb 3enet toe3en /
$10 bes bulbetë toieg tjaar fu(l
«ïn een 30?getoo3e ruft:
asan iss fnel toetberf te b?e5en. ©at 3P op Daar bjoeflem teer':
Seef wip giefW/ 'n toenfcljmet meer.
XXII. ©leefcö-bêtmaaB/ enluftbec oogen/ -tfet en pjatljt/ 30 HefO«£, San ben macö'Ung/ ja fict Si/
föeaen «gefuö opgetoogen/ ïfoeeat b?p licDter als* een beer:
SS*mp %mt 'ft tocnfcö met meer.
XXIH. ©at be 3©erelb b?eugb-ge3angen <©pneff ober Daar geluB;
|
||||
MEN GEL-ZANGEN. ?
harpen aan De toilgen fiangen: m ö ©aar ftomt een toifiTel-fieer. «3eef mp 3[cfu0/ Jft toenfcft niet meer,
XXIV. 3taat 3e DanfiTen/ Iaat 3e fpjingen/
©ol ban uitgelatenfietö:
«©atgejuiclj mo^D ftaaji Befcftjet't.
ÜJamm'ren uolgt'er op Dat sinten (<£ot een D?oebe tegen-öeer.
# «©eef nu» ^efu^/ 'ft toenfcB niet meer. X X V. 3©erelö-b)ij3e mogen pralen
€>P <j3eleeröfieiö.ö fjooge trap:
ö 3©at 10 Die toetenfcljap i
%l toie ïgcm niet uoigt moet Dtoaalen. 3Bcfj Dat ift ban gjcfuitf leer']
<ü5eef mp 3jefu.ss/ 'ft toenfclj niet meer.
XXVI. fjfi en 30U geen Hemel toillen/
©onö ift öaat mijn ^efusi niet.
5111 Dte gloei mag berü^tet.
3Iefuö moet De 3iel-öo?jl (lillen. I|P is 't ftoogji' Dat tb Begeer.
<ü5eef mp 1efu.$/ '6 menfeft niet meer.
XXVII.
ï|oeoo6 3efuö met mp ftanöelt/ 't gjs mp mei mat j$efu$ Doet. 2El wat 'jjefus teil # goeö. ©002 mat uieg ftp met mp manöelt/ I^p berftoog' mp of berneér': <©eef mp *$efu$/ 'ft menfeft niet meer. XXVIII. 3©at mp immer nier Bejegent/ ©oo?oftegen/I«(toflafl: 0 5ft^yy
|
||||
98 M E N G E L-Z A N G E K"
'f; «Slijp ösin aan / en Qonti ftem üa(l /
föot Ij? mp cofi Deeft gesencnt.
3Dat öp mp üooj lot beft[)eet': . <0eef nip 3e(u$ / 'It toenfclj niet mecc. XXIX. jgaat bet boo3en tooojfpoeö bloegen;
t'3©i)l mp alleg tegengaat: 'ri jQiMffcl niet met öen mijn (iaat. ïüitg 3P toooj öe bjjl maac gjoejjcn.
ó ©ie fianö neemt tjaaft èen fceet. A <©eef mp 3|efu.$/ 'fimenfctj niet meer. % XXX. <Of öe toeudö (iceelt of laftett/
<3j& en n?eun mp fcaat niet aan:
'Ü Eoefc niet tri Ijaac gunft te (laan.
2Sii ftaac aangano tsS becbaftett. %zat fiaau toocben al«s een beec:
«öeef mp ^cfujs / 'ft voctifcï) niet meer,
XXXI. jjfèüt öe toccelö en foaac luften: ©o!g öaacftcoom en toloeo al meê:
3'«Cinbiqt in een öoobe S^ee.
$ooit bejetlt o? ^emel-bu(ien / Ifèaat gp baatt op 't Ijelfefte beet.
«öcef mp ^efuss/ 'fttoenfclj niet meet.
XXXII. Slaaft ban / toetelb l bloeft en lafiec: Jgattö u öaacom Vs?cemö/ bat in
Sa »to seöen mp niet febift:
'h ^ouïi' aan «gjefns mp te bajier. «©at 3P fcöelö'/ en tiet'/ en beet':
<0eef'mp 3|tfu0y«& toenfcD nfet ww.
XXXIII. ïMUn btoaase nip befpoucn / |
||||
MENGEL» ZANGEN.
<©m öat in niet ben afê 3p;
giö öefpotöun fpotternp. SfacDfcöe toujen 3ijn maat sottert. ©at 300 een öe gen öan fcöeer': <0eef mp üJefutf/ 'ft toenfeö niet mm, xxxiy. ,§atan / Dieö uto Soningrpen/. Ifêet Baar toeelü' en fteetUjEifteitr / 2£an fcre fcjjijn boo? 3i)n bccleiö. j»at fce üjerelö ©aai: :jS gelijften jP©omg Abe lippen fmeer';, ^ «gseef m^efnö / 'ft toenjcft niet meer. XXXV.
gonöc mag iets lief lyfös fcöijnen füan öie Daar betoog niet Rent:
ó <©aac bolgt een bitter, enö.
©at bermsï 3aï ftaaft berötofjnen. 't öïeefi en fmet / atë pift en teer.
<*5eef mp gefmaf/ 'ft toenfcft niet meer.
XXXVI.
52500501 opfcftap/ toeceïö-bjeugöe /
S^ maar boo? een oogenufift /
<ên 3p einö t'n roubJ en ftlpin.
't a©?oegt öaar na/ 't geen eertf berfiettg&e. L A G tg G A L, tttteter-fteer.
«Beef mp ^flefujs/ '& toenfcft niet meer.
XXXVII. * t gfeugïitg ||ert mag tfcn beftagen ' Sflu 5ön jongfteiö/ bloeien foacgt: 6 3©el licftt tDO?ö tn een nacftt
•©ine a^aaö net lebeng-öagen SCfgeftnipt afê met een fcfteec.
«0eefmp ^efutf/ 'ft toenfcft ntaecr.
|
||||||||
9?
|
||||||||
Sa*
|
||||||||
<ö 2
|
||||||||
loo MENGEL-ZANGEN,
XXXVIII.
3laat ïjobaatbige 3«Ö cieten/ |ibel/ bonen maat en ftaat/
jiöct eennoft'ujH pjaal-getoaab/
$a öc fnuf bet nieutoe 3toieten. g!0 mijn nleeb maat pp of leen
<©eef'itipgiefus/ n toenfel) niet meet»
XXXIX.
9©etelb/ ga met 't utoe fjeenen: J^oub' in maac 't geen gjefug geeft.
ó"ï©at mift bie alles* ïjeeft * M
IgP moet 't befte beel necleenen:
©at Ij? mp ï)em jelf beteet'.
«öeef mp ^efusi/ 'ft toenfeft niet meet.
x L. 3£aat be buibel 't 003 betbiinben 3©icn öp Ö*tt «n 3W bcv»eclit /
©at bie 3ijnbeb?og niet meent:
<£n Ijp paape b'aatb0-ge3tnben / %\$ eenftinb/ met pop of peet:
<öecf mp 3lefU!S / 'ö toenfeö niet meet.
X L 1. 5[aat be toetelb tk bcttooten / ©ie 3p alö be Uaaten mint:
gtï en ben bus niet gebint.
'0 3©it Haat tobet-3ang niet öooten / ©at iti met naat niet boeleet.
<0eef mp^cfuss/ 'h toenfet) niet meet.
X L 1 1.
SSoefct ()et nleefrï) mp te toetlciöen: %h «ril op mijn liocbe 3ijn.
't &meeb toettaab in fyienbfcftapiS frtnjtt.
lian in baat niet gantfeö ban fcljeiben/ 't ©oet mp aam ï)et Qette ^ect,
<©eef mp gW/ 'n toenfeö niet meet.
|
||||
MENGE L-Z A N G E N. ioi
X L I I I.
iïaat öê güonï>e-fïrt&&en fp?eiöen/
©aar 3P öuijenDcn in bangt/
<gn met fïaaffcöe filuifrerjspjaiiQt:
Ep en jaf nip niet berleiöen I ö bat %efü$ mp bellet l
«Ueefmp^efnöV '6 toenfcD niet meer.
X L J V.
•ü&el/ 3onö»S tijö-bert$jben
't ^cïjouiu-toonneei/ jgalet-gerel
U?oeg/ en Kaart/ en öoböel-fpel/
Slaat ife booj öe toerelD Olijben. ©at ju tiBta&B' en berfeeer':
«Beef mp 3jefi#/'« toenfcB niet meer.
X L V. 't <©oge mag ?icB laten bangen
©oo? öeöoojlijH licfjaamjSfcDoon:
ö'SHIerfcfioonfi' i$ «Soöejï Zom.
ö fUogt tfi 3rjn <6eefi erlangen/ ©ie jijn Söeelö in mp Doot5eer'.
«Seefmp gicfu.ö/ 'ft fcocnfcft ntst meer.
X L v i. ö ^tjn iieföe Djingt mijn Derte: 3©ijl ï)p eerfl/ uit lieföe-gloeö/
^to?tte 't öieröaac fierte-bloeö/
3|n öe bang|le3iele-fmerte; f <©p Dat Dp mp rantsoeneer', <©eef mp 3l'fU0/ 'h bjenfcïj met meer.
X L V I I.
jBogt ift fjefïtf goeöfteiö fmaaSen!
öj^ijn ücflpBeiö bcr3oet
•rf 3©erelijsi aUerbttterji roef.
%tfa$ tm öe 5iel bermaafteit. «0 3 <&at
|
||||
ioi M ENGEL-ZANGEN,
©at bcbonïi ut 3elf toel eer. «0eef mp ^efwss / 'fi toenfclj niet meer. XLVIII.
©ie in «gjefuS 25innen-fiamer /
<£n 3ijn séijn-ljuté ig geleiö/
6 3®at fmaant öie joettgfieiö I
$iet0 en tö'ec aangenaamec. I|p Dec3aatj met net en fitteec.
<ü5eef m? 2SiefuiS / 'b toenfclj niet meer.
X L I X.
$.aat 3icQ rijne fïempecsS meften:
't gis maar tot te fïagting-öag.
Uoue Jatö uaact ccutoig aclj!
Heeft men niet boo? mpten befien 361« Dooi Eaycuss met 5jjn scee:
45eef mp <$tfi\$ / 'fi toenfeft niet meer»
L. gj$ fiiec ttaanen-ü?ooïi mijn fpij5e/ ©at mp uittecljeiö öet^aaü;
2Sen ifs in een jammec-ftaat:
't Èicïjt 3al uit tat ïmiftet rjj3en. ©at öe tojecclïi guinMeec':
<©eef mp ^efug / 'h toenfefi niet meer,
L I.
ïïömt fiet Ijfaen-pafi mp filemmen/
't <©cen mijn 3iel of licfiaam pecfl / ^o Dat uit mijn oogen betjt €caanen-üloeö/ öie 't ueö toe 3toemmen;
©at fict üjutë-fcuut öijliileeC: 4Ê>eef inp gjcfu^ / 'fi toenfefj niet meer. L l i. ^luit men oogen / fianU en ftettc;
©oet men tneeöom tot mijn pijn: Sjefusï 3al geüoeug 3ijn |
||||
M E N G E L-Z A N G E N.
3ïfê Sijn Eebeti 3jjn in fmerte. *©at mijn leeD Dan niemanD beet*':
<©eef mp gefps/ '« InenfcD met meer.
L 111. iBoet in onDer 't Bjttice 3tooeoen: Balt Die lafl mp stoaac en fiang:
(€oeft berloffingss tijb toat lang:
3!efU)S 5al mp Pergenoegen. 't Eal mp goeD Doen / en geen Deer,
<0eef nip 3|efu0/ '6 toenfcD niet meer,
L I V. lBoet iH op Bet 3teabeD guijnen: üto nip pijn en fmert petteert:
ï^eö in $cfü#; toat mp Deert/
lP' Öeeft 3ielen-nteöicijnen / 25al3em P002 mijn pjonb' en 3toeer.
<töeef mp <3it(u$/ 'h pjenfep niet meer.
L V.
^tinnen, ooft] mgn etter-öuilen
©an mijn DtoaasröetD: giet pp waar
©an 3yn olp-oeur op paar /
ö g^an rjjsen pjicrooB-3uilen. ©at pp mp Dus perfumeer'!
<5eef mp Éefu$/ 'h pjenfep niet meer.
L V I.
ï§oe mprniaa&t tfi 000 mag toejen/
$oe Doo?fiannert / poe Pereelt;
^tranjs Pertoon in gcfü-J öeelo/
21$ mp gjefug tuil sene3en. 2fc(j Dat pp mp fat3oeneer'!
<0eef mp lefu^f/ 'k pjenfep nieftpeev.
L V I I.
2St in mijn öesitting mt'nD'ren: ïiooft en fieelt men mp mijn goeöJ |
||||
jo4 M E N G E L-Z ANGEN
(jDueilsomt mp arremoeö:
3©at dan öat beruetf mp Utnöïen/ ailö tft fejcmelö-fcöat nerniecr' ■» «öeef mp^efuiS/ 'li toenfcl) niet meer. L v i i i. <%& öe 3©et nip aan ftomt Blagen:
^o öe öuükI mp beftrijö:
go 't <©etoeten mpbertoijt/
©te mp boo? <0oö$s bierfcftaar öaagen: ©at maar «gjefuö mp üectoeer' J
<0eef mp gefusJ/ 'ft toenfcl) niet meer.
L I X. ©etltg öoet öie gfefiuS 3i)öe
gn al toat'eu i£ berntefl:
$]$itg ïjp nooit 3ijn 3aafc ïKtliejï.
gjcfusi 3ai'3ijnbolft betoyöcn/ <£n berhaogen uit öe neer.
<0ccf mp 2Êefu0 / 'ft toenfcl) niet meer.
L X. 6 xEKit bpanö 30UÖ ift b?ee3en /
^o maar giefusS met mp té *
<31h uectoinne ban getoté.
3Bü ii^p mo tot bpftanö toe3en: 'ö 55ieD öan moeötg tegentoeer.
«Beef mp ^efug/ '6 toenfclj niet meer.
L X I. S&jiefcftt öe öuibel om mp fieenen/
geniet l)Ppiil;oppi)l op mp: ,
q|efu<S ^arnas ftelt mp b?p.
qjcfuö 3al een ^ctnlö bcrleenen «paar ift al 't getoelö meê lieer.
<©eef mv <§efu«s/ 'ft toenfeft niet meer.
L X 1 i. ©atöanalöeielle-magten |
||||
MENGE L-Z A N G E N.
SSamenfpannen tegen mp:
t©at mp al toat toil bcflrp:
'6 salDooi gefusï al tietatljten. '6 ©?ce0 geen tipanüsï 3toaarö nocB fpeer.
<0eef mp 3efu.S/ '6 toenfcl) niet meer.
LXIII. (Steurt öeUera in bloei» en fniufien: S2iet Ijet naar en öonaer uit:
€i fcöep nweö / betraanoe ®?utö ï
$|aaft 3ai ^lefuss Ötrtp befcötBfeen. Xxyn ontferming # 30 teer.
<©eef mp g]efu0 / 'fi toenfcl) niet meer,
L X I V. Zijn top gcBaapen ontier 3©oltien/
;©aar öun alaauto en tanö op loert: ■fes en ftaat en &eru beroert: giss öat ^cfnp bebeut ban ooitien /
gaat tjet 3eilen of't labcet': <©eef mp lefuiS / 'h toenfef) niet meer. L X V. 25?utjl be iüee nu 30 berbolgen:
ijoe öe ftozm-toinb rmfcljten raaft/ ^pjcebtl^p maar/ ban sal'er Ijaaft =J£almt' en sonnefcfiijn op bolgen,
't <©oeöe Bomt na 't guaabe toeêr. <0eef mp 3[efujS / '« toenfcl) niet meer,
L X V I. gin bte Bmjen / in bte baaren /
8|ou&' iu mp aan gefitf batf.
't jifêag toat Dol gaan ■, 'h lp geen lafi/
Eo 'H aan ^jefusS in gebaaren 't 2Jnöet touto bcr ^oop' tia(i meer'.
<®eef mp gjefujï/ 'ö toenfcl) niet meer.
<0 5
|
||||
ioS MENGE L-Z A N G E N.
L x v i r.
3©at mp boo? be üoeg Somt b?jjben /
€ot bectoetring / of Met/
t'3©ijl ib ftoe?0 ten Igetnel $ett
o ©te baan 3^1 open bbjben. jBet toat moeit' ift bootf boeg3eec':
<5eef mp gjcfuö / 'ft bJcnfcB met mecc.
L X v 1 1 1.
©at be fioute toatcc-ficoomen
©?eigen obec nip te gaan:
©aal en perb toyft «jjefug aan;
$ecöet bonnen ?p niet bomen/ 3CI.S gefluit boo? fïeenen 25eec.
<0eef mp üMug / 'b bjenfclj niet meer.
LXIX.
©at ben 2fittticb?ift nu tooeöe/
Met 3ijn 0O"&e giubJcl-belfi:
't 55ee(l ?p aangeüeên ban elb:
jBoet ift ftcijöon tot ben uloebe: 'ft,§cft?oome boo? geen moo?ö-getoeer.
<éeef mp üefuss/ 'ft bienfcft niet meec.
L X X.
öiebt becbolging moo?b-toonneelen /
^toobt3P buucen/ plengt 3P bloeb: ©at baat baat en bnebel tooeD'. ©at 3P 9Iefu!$/ $inft-jutoeelen/
2CISS een be3em-butl/ uitbeet': <©ecf mp ijiefujs / 'ft toenfeö niet mm, L X X I.
3©ilt g' u tegen ï^em beeftobften /
«En 5ijn bolft becti?uftften / 3i«
<öp ben tcot3en fpaco / bie
«Ift'el natoog baaï 5p trottöen/ |
||||
M ENGEL-ZANGEN. lof
ïBaac bekoop tn 't tooöe |Beer. <0eef nip 3i«fu.ö/ 'ft inenfcï) niet meer. L X X I I.
ó 3©at moogt gp öotft tito ïjfclen (€egen fefteepe pjiftfeclsS (laan * ïiant g' u tegen «gefusSaan/ J&aafi 3al u 3ijn tojaaft bernielen. gjö Deöpanötnöe toeec:
<©eef mp gjefug/ '6 toenS niet meet. L X X I I I. 't &lang-geb?oeb5el mag bertoonen
'S ;$utbel0 SSeelü/ 't beröjuftft'/ 'tberraab' 3©ie niet toeftemt tot 5tjn quaaö. %m fiet fpjjt boen / laat öct liegen/ fioonen:
3£at ïjet bJjeb'Ug elft trot3eer': <@eef mp ^QcfujS / 'ft toenfcB niet meet. L X X I V. ïBenig ötoaaï-gee|r en betleiöet
<©eftn' 3ieö met een ^cöaapen-ftleeö/
guiten 3acüt / en Binnen tojeeö;
't gis een moojöer/ maat geen toeiber/ öit op bat ftu bill' of fcBeet'.
€*eef mp 31efus/ 'ft tpenfcD niet meer.
L X X V. ftaat öe öooö Daar pijlen miftften /
3^aac 3P elft meê nebetbelt:
Gjefusi nam ftaat 't bloeft-gebMtr.
<Zp en 3Ql mp niet betfeïmnften. i©at 3e 't rif in 't gjaf berteet':
<©eef mp geflu*/ 'ft Umifcft niet meer.
L X X V I.
=£aat oie oo?beeï-öag eens ftomen:
ö ©00? öie in 31efu$ i$ 9^«
|
||||
toS MENGEL-ZANGEN.
gijS'ec geen beröoemcn$. t©ie fieeft toloeft nocjj %l te fcft?oomen.
<0üöat 3P mp niet beebeerV <©eef mp gjefusJ/ '6 tuenfcf) niet meer. LXXVII.
Sjat fiet alles b?p üc3toijfecn /
J^et betlate nip / 't beröbnjn'
't «©een mijn fteun3el plagt te jjjn:
f2o maat 3jefu0 niet toil tojjften. '6 i^cO Bet al/ Ijouö' in u / %et 1
«6«ef mp 3Iefuis/ 'ft toenfcD niet meer.
L X X V I I I.
«©at öanaatb en ï^emelblicöe:
't «©antfclje ^cftepsel beeb' en trill':
'ft 55en in 5|em getuft en fttl.
3taat al toat'et öan gefcfiieöen: l^ietsS belt mijn betttoutoen neer.
<©eef mp 3!efuss / 'ft toenfcfi niet meer. L X X I x.
gjefïrê 3enb 3ijn «Engel-fcflaacen/
©at 3tjn öier&'re gunftgenoot
?fian geen (leen 3tjn boet en jioot.
«©ie fiem ö?agen en Betoaten ©at Ijp ball' / nocB 3icö Be5eet'.
«tseef mp üMiig/ ft bjenfcfj niet meer. A
L x x x.
SBont ift öocft boo? ^cf«$i leben/ ©ie geftojben isS boo? mp:
€n/ ban anö're peeren b?p/
SEicl en licftaam aan fiem geben! mei) öat ift ï|em nooit onteer' l
«Seef mp ^efus?/ 'ft toenfcD niet m«r.
Jam
|
||||
MENGEL-ZANG EN. iojj
L X X X I
$am lp öocïj mijn bert tot toooning!
3Scö öat gcfus öltjb' in mp
<gn öat th tocêc in ftem 3p!
3BefuS6 3p alleen öaar Éoning! ©at 3ijn ^tfiepur öaar regeer'!
<ü5eef mp ^jefu-SV 'b toenfcb niet meer.
L X X X I I. 'b 2S?eeb 30« toutoen niet aan (iufilien/
2Mss öe bïnö'ren SSelial.tf:
'b $eem 3i)n jok gjaag op mün ba!s\
'b3M boo? «Jefusï ijoogljeib Dubben. 5!efu0 i0 mijn <0ppcr-l)eer.
<d5eef mp üefus' / 'h töenfcfi «iet meer.
L X X X I I I. 't Ep genoeg/ öeb tb boojfleenen
©mbel/ 3©erelö/ ©leefcft geöienf.
'b 25en bun bpanö / ^efuss b?ienö.
$u tó meer öanttjö becfcflenen/ ©at tb bun gcDieö af3toeer\
<©eef mp gicfusJ/ 'b toenfcïj niet meer.
L x X x i v. 'b 3©il aan ^JefuiS mp berbinöen/
©ie 3icl) 3elben gaf aan mp /
©at ib gantfcb 3tjn eigen 3p.
'b S.aat mp tot 3ijn öientf: fteettf bfnöen : ©ieö rb l£em mijn trouine 3toeer.
<®eef mp «fefuss / 'b bjenfcD niet meer.
L x X X V. 3]efuö b:ienöen 3ftb bc mijne. 2flUe$i baat tb bat ïjp baat.
9©at bf afbeurt acbt ib ciuanö.
3©ie Hem niet bouö toooj oen 3tjnen/ '&<0?u=
|
||||
ïiö M E N G E L- Z A N G E N:
'6 (02utocl baar ban met afneee.
<0eef mp ^efujs/ '6 tëenfcB niet meer. L X X x V i. g$n ïiejs ^atansS onöer3aaten
<©nöer 3onöen flaDecnp:
giefujï maaöt 3ijn ïinecljten top.
gjgfu.ö 5al nocl) nan toelaten '<©at be 3onö' öen obcröeee'.
<0eef mpigefug/ 'h toenfcö niet meer.
LXXXV1I.
3!$ in mijn natuur en baaben
MW onrein en bebleöt t
6 2fil9 Siefujï üïeefc mp befct:
€n ttt m 3tjn toafcïj-öaö baaöe / ©an en blijffee fmet noeïj fmeer.
«Beef mp «aefug/ '8 toenfclj niet meer.
L x x x v i 11. 3jBüöt tu 50 3ijn ®eelb gelijften/
3M0 een tempel ban 3tjn <©ee|ï:
3©terb ï)p reeïjt bemint/ getoeefi:
$Bogt in ban mijn pltcljt niet toijnen / «©at in nooit ïjet reeïjt berneer'!
<0eef mp <$tfa$ / 'U toenfeö niet meer.
L X X X I X. ges mijn goub nocl) 30 beröuifïert <©oo? bermengöe fcljuim en fc:eï»:
«p mijn befte bol geb?e&:
't a©o?b ban ^Jefug opgeluifïect. ó ©at ï|p mp raftneer" l
<©eef mp lefujï / 'ïi toenfcïj niet meer.
x c. sfjefuiS 3'il fteebg gjefuS toe3en / '^ooit ijjb $p beranöering.
©at
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. n|
©at bebiniJ sijn liebeling
€eui»ig. 6 ©at ik na öcsen €enö met <9|êfu!ï trwinfeer'! ^Eseef mp üefuov 'ft toenfcD niet meet. X Cl.
Ealt'g fcie üp gicfuö tooonen/ g[n fjet nieuto gjerufalem!
©aar neniet en stet men ï£em.
ö ©aar fcftenftt i§p J^emeJ-fooonen! ©at gebouto Heeft teeuft noeft geer.
<0cef mp %z{i\$/ 'ft toenftft niet meer.
X c I 1. 3£etïig! jaïrg ïste u loDcn / €n u fcoïgen ï»aar gp gaat
<©p ïsesi l§etm>të gouöe (ïcaat!
<©cï) toanneec brengt <£5p mp 25oben/ ©aar ff? ffeetüS bp 11 berfieer'!
<©eef vnp «gjefusS/ 'ft toenfeftniet meer.
X c 1 1 l Haait boeïi/ 5fefuö! met te uomen. fp bellange met 11 2S?uiö.
'ö gie re&ftaUenö' na u uit.
't gis öe 3teï-3ucftt aller b?oomen: 3®anneer fiomt <0p i 2£cft! toanneeN
<®eef mp ^efu.3/ 'ft toenfeft niet meer:
X c 1 v. <®cft öat eenö be btoaa^e menfeften mti) begaben tot fiun plicht l
ïfcegen }p een ftfaar ge^icljt ï
6 §Sp souben met mp toenfeften/ ©jecig/ en uit tfw ihfteer':
«0ecf mp fefu.s/ 'ft Doenfcft niet meer,
X c v. 6 $on ift ooft anb'ren Wefiften |
||||
ïi2 MENGEL-ZANGEN
<©m tot gefug meê te gaan/
<©p fce naautoe Hetoenö-baan! i&on fit ïjem tot ScfuS ttcftften / *©at ooa peoec uien Bejtaeec': <©eef mp 3|efu0 / '6 toenftft nfet meer. |
||||||
SMEEKINGEN
|
||||||
Tot de wezentlijke Wijsheid.
Stomme: Hoefchoon licht ons de Morgen-fter. *—* <eifftanrj'ge 3©pljeib / eeutoig 3Bmt/
ptiiiüiiiiiigiiiiiiiiii
me öcöt tn '0 ©aöecjs fcfioot geljoojt <W sijn
piiiflilli^iüüllili
uecöo?gentBeöen/ SCcft! maaft mp toij.tf/ enleec
pili^iiiilllilflfiill
d 006 mp. me tö reeftt totjS öie 't të ais <6?.
l^HiiiHiilgiillliiiii
'b &cljina' öan na ö mijn ceoen / €n 'ft 3al
mwmmummmmwmÉ
" ©anal 't ©laaafe Daten/ <gn lwlaten: 'B^al
niet
|
||||||
MENGE L-Z A N G E N. ifj
niet öulöen 3©at uto toijtffieiö niet toil Jjufoen.
i i. 3Bat öutfïewtë/ toatpö'Ie toaan Ban toi#!)eiö ïiieeft natuurlp aan/ <£nöoet ons* ötoaasip ötoalen J
a©iC3al bc toaar-en toïj$J)etöj8 öaan <£>nsi toitien / öat top Die begaan * <£>£i(8t! gun ongf uto fïtraalen. ïaat ban 3Bat fian 't ^eil berbonft'cen; 3©ilt <0p fïonft'ren/ 't jBoetberö tonnen/ 2BI.Ö g' utt» iuiflec-olaius laat fcftijnen. I I I.
2taatöoc5 uto<0eefi met J§emel-licï)t <0ntneü'lcn oniff becblinö ge3icftt/ <£n 't ljecten-be&5el toeeren.
«jBcen öat uto 3©aojö / 't geen al öen fcBat ^C5aal'getoetenfcftap bebat/ <©ns! mag uto ï©[j0fietö leeren. & ïjan ban ftedjt ban 9©p5eiö roemen: 'ft Eal becöoemen 3©at'ec tegen gt»e toggjefr & genegen. i v.
Zfret toetelö-toijjen toijgfteiö atfjt <0obenftelötoaa0Oetö/ en J§p Iac0t fletartbecnuft nanmenfcDen»
^toeceiöfiou mpb2$>boo?30t; 3Ttfuen ift fïcg$ öen'tóitë boo? <0oö / |
||||
ii4 M ENGE L-Z A N G E N.
<©an neb in al mijn toenfcöen.
3®tó bat jïu't Ijaa/ ï^p mag toe5en T©jj0 Qspjesen: SSnlne geeften Etjn üp <ü5oö alggjoote Dec(lctt.
v.
^o<6pui» toö.öïjctö in ttip ïeit /
<©an toa.ö in toijsï tot 3aligöeiD; <©an 50uö inattjglpDanD'Ien:
«©te tonjSfjeiD b?agt Dan toucljten tooo?t; 'ïï Em Dan mp Qupten 30 't öel)oo?t / <&a al.öeen toy3e toanD'lm: 3©ant mijn 3©ij.Ö3P Eou Dan meDe ïieü'ge seDen gn mu toa'Scn / 't «©een Die toijsSBetD Doet öemec&en. v 1.
'h ©enen / in ben geen topsStjeiD toaacD / ;©ie gantfcD in DtoaaööeiD benontaarD/ <£n Den "& 55eelD gefcDonDen /
't «©een totjs toag: Docö '6 fcljep ecljtet moiD/ <0 i^eilanD ! toijl uto <©ffec-bloeD ©ecD?ijft De tnolnDeu jonDen: Hiaat mijn ^cÖulD 3ijn %\0 fcijaaclanen; 'tZalje maafien 3®it/ en Dennen/ '©at 3' ut» licijt niet obectcenfen. v 1 1. |
||||
M E N G E L-Z A N G E N. nj
%\ mijn gebnn en lof 5ijt <iE»P- <Öp totccb ons 3df tot toijöfieto.
©ie bJijpTjeiö Daalt ban öobcttneêr. IBaafet <©p oniïbnjöV ban fleöt (gjp&'cer/ 3®aac m uto ounftg betop leit. ^cDennt <©ji 2Can mp ©it öeaeecen; 'ft Eal üto eer en ©ann bmnelben: 't <£em'sfï' bat m' 8 Ban bergelben. VIII.
'fè to02bbanin bujëfieib eenö bolmaafit/
rCec" plaats Daac bboaas'fjett nooit gecaant/ <© aat <0p ons jelf 3ult leecen /
9MS to' a/ befftaalt ban 't glo?i-Hcfit/ gicn aangc3teöt tot aangesicfje €nin ubj^cöool becneeccn/ ©aac 't al Ülaac jal ^ijn/ 'tgraito'öeöen ï^kt Deneben Maat gelobeni S&otlj 'taanfcfioutoen Reeft men öobcn. |
||||||||||||
SMEKINGEN,
Om regt van God geleert te zijn.
Stemme: Pfaim 7. of 46.
|
||||||||||||
O
|
I.
3©aacftetö-3on i fiommp Defcfttjnen; |
|||||||||||
^at Becten-nebel mag becijbjijnen.
|
||||||||||||
M z è%tm
|
||||||||||||
nu MENGE L-Z A N G E N.
6 %it\)t! fïïaai in mijn öutjïernig:
©nDeh mp uln geljemicntg: liSaah m? een ban uto ïiebelingen/ JJüj ©2ienö en 2S?iuö / toaac aan g'utoöingcn &o innig en gemeen3aam leert / aBanneeu men in uto ,§cöool öeeïseect, 11. <®cef mp een opgeljelöect ooge / <©at iö u cecfjt befcljouajen moge; <0een 5elf-bec3onnen öccffcn-bcclö / a©aat meê 't Bebjieglp tjette fpeelt <©oe mp öe öiecö're toaacDcin-fcöatten / <0clii« 3'in ^[efujS 3tjn/ beöatten. ^etüojm mp öaac na: leec öocfi mp/
«©at ift'ec in gefjetligt 3?. I I I.
't «Meetöfte 2S?em öet tettec-toij3en /
^oe tcotö Set toü ten ï^emel ri^en / ©eceint met ö'aUecIaagjle tcap
©an ï|emel-leecUngiS toetenfcêap.
^elf Jjinöec-leffen in <6oög fctjoolen 2ftn öien üec|tanöigen öecïjolen. Ml fïonftcct miööag-5onne-licipt;
©ecgeefg: 3P ïjeöbengeengejicDt-
I V. 3©atfcTietft 3icï) 't etgen-toijg öoojgjonöen
%l monftec-feftimmen! 6 toat uonoen ï (€ectoijl öe t©uiuel 't oog tteculinö / 3&at in <©oög tojjöïjeia ötoaaSöeib toinö. ïfèen giet öie in 3ön ï)e?ffen-bomien / €n öeeft oie fïout enötoaag fie(to?men / 2fité fcflijn ban reïien toeöecfpjee&t 6 't gjg om bat öe fmaafe omBjee&t.' |
|||||
«©oe
|
|||||
MENGEL-ZANGEN. 117
V.
^oe mp uit onberbinoing fma&en ïget innig pit ber ©emel-3aaften; ©aar 't eigen-töaan-toijs bleefcft-bernuft
jfêaar blinb ontrent öe fcBojffe fuft!
ó ^oet DC02ÖP! 6 3alig Bennen ©an bt'e 3icïj nauto aan u getoennen/ «ên toaar aan <tf5»> u openbaart:
't <0een sten en fmaaen liefïp paart!
V I. 9ïcï) I Oaö ia bug 't befef ber toaacfieitt / 2jn bolle ïutflec/ firacftt/ en felaartieiö: 't «Êmtlian in 't ïjecte een liefoe-gloeb/
€n ernfiig pogen na bat goeb.
©at oberftroomt be 3iel met taeugbe/ ©ie nergens* in 3icBbti0 berïjeügöe/ ©e <©oub-gob ban een cijfec ©jefi
gjjï öp bie aennijj fcflabe en b?efc.
V I I. ©an toag mijn fcenniö l^emel-bJtjgfieib / 'tCietaab öec jeugö / be p?onn bergiitéfjoib/ ©ie neb'?ig en ooit b?ucBtbaar maaht/
<Ên na geen bleeftfi noci) aarb en fmaafit.
ó Sünbersï maa&t bie opgeblazen / €n öoet / berbtoaaft / na ttaiften raazen. Igeer * geef mp 3elf 't geen gp begeert:
^0 toojt ih boben een£ boüeert.
|
|||||
M 3 TEU-
|
|||||
ii8 MENGEL-ZANGE N.
TEUGELING van WAAN-REDEN.
COCM: Windeke daar het Bos af drilt. |
||||||||||
pHÉiflilÊÉÉiHÊeiII
«©el becnuft/ betmetel b?em/ ^ouö' gp/
|
||||||||||
Y
|
||||||||||
>-■■>
|
||||||||||
piiliillïiillÊilïiÊïilliiËi
30 berbïinö en 61ein / jonnen batten ®\ öe
plIillüilSIliïilillÜil
fcDatten $an ö'onetnötge 3Bi#lmï> <0oö.s 4 <&
B ttfe bectoaant&eiö sjes te ttotjs!
11. 't €inöig Debat 't onemöig niet.
©tnö gp in <0oö«s tóoo?ö öan iet «©aar uto üeöe
^tcaïJ0 niet meöe
<0üec een gefoagt en toerö: <©oö i.ö beel meecöec öan ong Beet. 1 11.
<0 öeje noogt' t'ö tt te fïeil: ^>??e ötept' en liiö geen peil «éte 't teil gjonöen
3Bo?ö becffonoen
<3!n uien afgzonö: en 't nc3itf)t j§>:l)cnww in 311I& een nJon-Ucrjf. 1$
|
||||||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 115»
I V. 5P mt We bJjjgfietb bubbel 501 ^t'e bul toij3ec3ijn ban <®ob: €n betmeten
gicö te toeten
't «©een <©ob 3elf boo? 3ttö befioub* 3fnm6 bocD We bleugeljS: 't tgs te ftouf. v.
<©f al D«t itcöt aan Ucin gelpt; 't ^cïjo?t aan 't oog bat bonnté |ïcpt. 't Kan niet nuffen/
3£>utfterntffe
€n begjjjpt Bet itcïtt bocftniet/ <©f 3P 't al SelDec jicaalen 3iet. v 1.
't €er|i baac öe ^atan boo? öebjoog/ ^at toass bJijssöeib/ We te Boog <©p toott ftetg'ren/
€n bus toetg'cen
$!f te öangen ban <0oö!ï mono: <©aac 3tcD öe menfcö betbtoaaft boo? bonb. v 11.
fteben ban mijn geloben té <©oös$ gebnsS getuigend Qbk wiet liegen
i5ocb beöjtegen
2&an; 3§p bent 3tcb 3elben 't Beft. '6 ïgou mp op üe3e g?onö gebeft. VIII.
'ft aaBerp al We ïjooge ftdltennecr. M toat b'€uangelt-leer (Cegenfttibbelt/ €n beumbbelt/ JBoet gebangcn 3ün geletb «anbec <0objJ2oonsfD«Bw?5Êam!l«l&. -- ,
19 4 fft3M
|
|||
iio MENGEL.ZANGEN.
I X.
'ft Wi\ ban niet ingaan in net geen gju niet fteb gc3ien: o neen! <gft toil b?ee5en
Cn niet toe3en
J|oog-geboelenb / of niet toijtf 2$oben be maat en 't onbectoijtf. X.
3Bt)l tft u niet bebatten ban / 3Daacl)eiö-3ee/ ombat mp ban. 'ft 3©tl gelooben /
^cljoon ftet boben
ïïeben is7 wat <0P getuigt; ^©aai; 3tcD mijn 3iel gaacn onbet buigt. x f.
'ft ftaat ban öe toetelb toijsneib roem/ 3ate 'ft met ceeftt onjtnnig noem, ;©at öie 30tten
$M mp fpotten;
<3ft belacl) ftun btoaagljeib toeêi*. Eaat ift maac toijss in a 3ijn / 3£eec l |
||||||
WAARE WYS-BEGEERTE.
(Ccon: Fuyons cettc rive charmante. (Of; Pfulm ij5,
I.
ACft! <0ppcr-leeraac ban uto ïieefte/
^om / open mijn beeftanö: toant <0p ïEeet cp lila tooojö' bnsS 3cïf boen meeften: €i openbaac u 3elf aan mp!
Sjgelfftanbig ibocjö / in toten bc feftatten ^ec toijsjKtb 3ön: ó feec mp nu Zo
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 121
Zo reent uta 3aal'ge Sennté batten / <0eiüR öte toaacfietb të in ö.
1 1. <0p (traalt tn D'<tfnangeli-biaêren «©elijft een Zon: maat laat ub) «föeeft
<Onö bltnöe Ijerten-oog becfciaaren: $eem 't öe^ei ban toie fioojt of leeff.
2£l toie H bp bte ^ptegel-glanflen / &cI)ooïi noen b?p öuifiec/ Stee 30 Bent/
Zal boben tnolft-en (terre-tranflen ü ban naüp 3ten / aljï 45p bent.
1 11. tpat nooit be ,§atan onö becblfabe! 3M cetjen-fclnjn/ nocf) toaan-becjlanö /
Zo beel betmogen Bp on.ö binoe/ ©at oir 3tc9 tegen ö ooit feant!
©oet f)el-üamp$ nebel-toolfe berbtoijnen: %adx obcc 't «goob-en ïgeibenbom
©e öag bet ZaligDeib 30 fcOtjnen ©at 't beiöe tot uto licfttoofi fcom'J
|
||||||
CHRISTUS HOOGE-PRIESTER,
Stemme: Heureux qui lechamp de fonPere.
I. Gf öie na fBelcljt5eöe6iS ojben
<£en ^iefiec 5ijt «©00? 3albing en <0ob.s eeö getoojben (€ot bollet tijb:
Mto <©ffcr/ boojbeê/ Zegeningen/ Zijn'tfCegenbeeltr/
©aat 3lebi0 ftljaat met fcSabuto-btngen ^p Beeft gefpeelr. M s mi
|
||||||
Hz MENGEL-ZANGEN-
I I.
2Dijl ^sofefien bloeb nocD Stttm böüöen <Ü5oö uon nolboen/
$%tbt <öp u 3rtben aangeboben (Cot 3onöen-3oen.
<£5p fiebt na 'g ©aöe?g toelbefiagen <©at op a 3ag/
23et 3tel en lijf öem opgeöjagen / Ja 't 2&o?g-bero?ag.
111.
ato <(5obïjeib Fjcütat b'offecanbe; <0een fyufceg (lam.
Het btec toaac ban bit offec teanböe g[$ b'pbec-blam.
<0p boegt bp 'js ftceDtecs too?ne-fioolen ato tteföe meê:
't <0een ban bc fcfjcöel tot be 300lcn a filaafecn Deê.
i v.
ato offec tojocljt bolmaa&t bedoening 3Bant bus genoot
«föobss tftengjte to?aa&-tecï)t 3jjn bolboemng: €n op uto boob
25outot <©p uto 3©oo?beê / öte uto ©abet Hooitafenflaat:
<©p fcljenöt uto 3egen.ö allegabec 't ©ectoojben Ëaab.
v.
ato 3oeit-bloeb/ en utooffec-pen IBoeft ons$ een baan
®ot gunji/ na 'S ©aöccö tB?oontnto0ben: &u beeft m'ec gaan.
3©«t <©p u ais een ©oojfpiaaw bjagen/ ^ietg tö'ec ban
s©at ons booj '0 secïjteïg (loei toetnlagen <M boemen nan.
|
||||
MENGEL-ZANGEN.
V I. <©P offecb' een$ u jelf op aacoe 't 3©o?ö nooit fietöaalt:
<©ie p?ijö iö ban oneinö'ge toaatfje. 't <§«> af üetaalD.
$u 3ijt g' in 't B|eiltgöQm gstceöen IBet' «gen BloeD:
«ên öaac toeufcïjönt g' afó $?tefïet Deüen öto a^ecf» te goeö\
v 11.
©ijl nooit uto leben toojö geenöigt ^o is uto 3fimt
<©nobergangeljjB öefteniïigt. öbj <®oüöetö / famt
Hto iBenfcljciti ftan geen $a3aat üul&en $ocl) Ijulp: brie nu
$ocf) anocc ©rielïetöom bril Sulöen <©te loccDent H.
VIII.
<0P/ <©utec/ $?iefïer/ <©ffect'3aamen/ t§oe 30uö g' ooft niet
2J11 t ons' fep <©od betaangenaamen 5£Iö ap't ï^em bteN
©iep 3|aDelö öloeö tot <©oö om to?eefeen ©an 2&?oeöec-moo?t:
8to öioeo ?al betec Dingen fpjeenen €n 't toojo becfioojö.
i X.
<© toee(t mijn 3|ooge-p?ie|iec raeöe: <©p Dat boo? mp
g^e b2Utïjt ban offec en ge&eöen (€ot 3cgen ?p.
'R Sgal u &e Dan8 en eece geben 3&ie öit bectoojft:
<£n 'h 3al ban toeoec booj u leben 3£ie boo? mp fïojft.
|
||||
Ï24 M E N G E L-Z A N G E N.
ZIET HET LAM GODS. (COOll: Courante La Bare.
WplïIIiÜiiÉliiiÜÉ
VV g|eljeeft'ereentoecgeeft'Ui&oog* ©te
jÉ^ÉÏÉÖÊÉlggiigÉ
3te <8oö0 ü£am öat toegneenu '0 toecelösï 3onöen.
Zteng-toaacöec 3aa& tonecö nooit getoonöen. pïüüiËÜÉ^iiltÜ
3W nltmt 't gelufi öec fcöoutoecs ïjemel-Doog.
Ililiü^ferEÉiiüi^
©eel stenöecjS BebDen lang öegeett ïBet öit
iÉÉÉlfcÉÉim'i^Éii
geitcljt te mogen 3tjn öeceect: ftëaac öat toterö
|
||||||
eei-jl betoaact üoo? laatec tijöen. $u té'töe öag
©at
|
||||||
MENGEL-ZANGEN. 125
pilillllÊlififcliiiüi
*©at met berblijöen €Ih öat fcljoutoen mag.
1 1.
©it %m të bol gefteimem'.ö/ ©te 't eintitgb?ein/ Doe fclj?anber/ niet San batten, liiattjS gier b'oneinbtgljeib bec fcöatten $an b'Stlgenoegsaamljeib becbojgen i£. ©tt 3lam té <0obe0 ^oon / 't iö «fljob bebleefcljf. <© b'€ng'len self 3tjn lang beluft getoeeft ®e mogen 3ien in 30 becl toonöerDeöen/ «Öantfcft 50nöec peil.
©at paft on£ mcbe; 3©ant ftet i$ onjS fleiï. 1 I 1. Slooit 3agmen öeerlijnec gesicfit 211S l$em/ in toien bec <©oöt)eiD0 bolljcib tooonbt/ ©ie 'si ©aiiecsS beugben 50 bectocmbe / 't 9Hffcl)|jn3el ban *t self-ftanbig <0lO2t'-lt'cT)tï ^ie ï§em 3tet fiecft ben ©abec ooft gesten; %l$ 3nnöe '0 ©aöecö aangesicfit/ in toten Zijn gantfcfte $aam in 't miööen io1: al gttam Wp atttoenbig (ïecftt;
©at beftsel nam Jgp 2C10 beiS ©aber.ö nnecïjt.
1 v. 't <3$ b'alïerliefelpfïe 3aafe; I£et tcoodelijftjl bat immer oogbefclioutoöe: 3Bten0 boo?-ge3icUt en fcljaöuto b'<®uöen / I|oetoel ban bert" / gaf 't g200t(le 3iel-becmaaft. 't g<s 't Zoen-lam / tot fcfjulö-offec eend geflacfjt / $a '0 ©jeöe-raaotf befütit: 't toelft fieeft boiöjagr föot 3onöcn-3oen / 't geen ©aöerö1 toojH bebiebigt/{ a©ieng (©pper-macDt |
||||
HÓ M ENGEL-ZANGEN.
Eo i»a$s belebigt ©an BetmenfcB-gejïacDf.
v. <©ft !£am té 't 3ttcïjnam / 3BaatBetb / 25eelb / 5©ec (Cempel-fcöabutoen en (©jfer-bfecen «©aacgjfc'el piecBtig boo? moe|t bieten <©en gobg-bienlï/ ötcopöcess becbullingfpeelt T©at 3iam nam toeg tiet offec-lamm'cen jou <£n 'tbloeb-geplengbanfcDaap entffecen boft. Eo b' <©uben in öe fcBabuto Ben betBeugben 3®at té'töan niet
«Een (lof tot b?eugbe «©at men't Stcïjaam sfeti
v i. • 't %# boben aï beminnenu-toaatb. Berbiinb' en btoaa3e toerelblingen mogen "Zitti aan begeerlpBeib betoogen ©etgapen: 'ttjSbetgecfsSBtetopgeftaact. «^cljouto / geeft'ltjfi menfclj/ bit lam geftabig aan. JBteoogen Beeft moetjb'oogen baat op (laan: Sfêaat buiben-oogen / alsS ban 3ön ©jtenbtnne/ 3©aac boo? 3ijn \jm
IXit ftnb'ce minne <©an genomen toetb. v 11.
£Sie't=üam meteen bentetcnoog; 3©ijl <0p 't 2BcB! met uto 3onben Bebt büojjteenen. ^tojt langsi uto ftaanen tcaanen-bceten: 3©aactoebctouto't boetbaatbig ïjact betooog. 3©at Beeft bocB bit onno5el 3tam gebaan / Ecg / ó myn 3iel! bat bat moeft onbetgaan me bloeb-boob i 't 3ön uto 3onben bic öet (ïacötten. <©Ö?utoel-baab!
gjjat ik gebacöte l^ooitbocB banu gaat.
|
||||
M E N G E L-ÏA N G E N. 127
VIII. 25efd)outo 't ooft met meêbogentöciö* öto ingetoanö moet tomm'len / 't fjectalg fceften/ 21110 9P 5ön öecte-öloeb 3tet leften; <Of Bp in 't (iof/ uit 3iel-ang|l/ neberleit. $olg ï|em met een ontfetmenb' oog eenë na: <0etö3emane/ Bet ïïecDt-öutë/ <0olgotBa (Coont 31UB een beeclpfcöoutofpel öatbe luiffec <©et 3on betcent /
<£n treurig öuifiet 't&iDb'renöaarözijB öe&t.
1 X. <© 3te bit Eamtóofi boo? geloob' *©at 3iel$s-oog ftBöutot 1$em aan Bet ïtjuiö gegangen gjllö ffcael be uop'ce (ïange. 3£ijb niet bat ietss u bat ge5tcBt ontroob'. 3©ie met bat oog 't 3tam <ü3obö 3iet / 't tjf getold ^at Bet boo? Bern ten 3oen geoffect i& <©5aligoog! 6 Beraam 3ten! 't toeln allen g^ie'toejfenen/ boet
<©ob toelgeballen ün '$ %m# offec-fiioeb.
■■'■'. x. SCanfeBouto meê met een oog ban Itefb
ï^em t)k om eerft 30 toeêcgalooö öeminbe / !§n toten top al 't beminn'ltjft btnöen / <£n Me boojonjj uit liefb 30 toiecb boo?g2ieft. git liefb Beeft Hp 3jjn 3tel 3elf uttge(to?r. «©e gjootfte toeêcliefb öomt ftier beel te fiojt. ï|oe moeft ons oog / Boe moe|l onö B««e teanben gjn liefbe-blam i
3©ant3elfbpanben gijn Demint ban 't %am,
X I. £t'e ooft meteen becDeugt ae^icfjt / <$h laccBenö' oog / uit innig 3iè$ berDlpen mt
|
||||
ia3 MENGE L-Z A N G E N
©it 45000Ham/ 'tUjcUïboo?3pnlijöcn
©en 3onöcn-lail Ijeeft ban tie 3iel gcltcfjt. ©cdjeugtu nu in ulac 3altcifietti ©ie <©od boo? 't oog tiet bo'lfe'cen ïjecft bcretti. ^u'paft gejuicö aan ^ionjs mcugoe-repen / «en öat men 't S.am
3Bet 5ege-mepen (SEegemoete nuam. X I I.
©at Ham tg gutiisï Heeubi ooïi meê / ©te öjulien ftan tot öeil ban 3(jn üeminoen: jBaac öte 3(jn ^atergfeanbecfïintien. 't ^acötmoeöig Ham ftcaft tiie metfrtjjtnMijH toee. ©at Ham tö 't geen tien öcl-töolf 3ijnen toof ©nttoeltiigt Beeft / en plet fjet flangen-Dooft. 't Ban alles? tot tien afgjonti netietbellen 3©at3oniet3tet/
3ï5aat3icïjtiecftfteilen €egen '0 %m$ gebteti. XIII.
ï^ecc! geeb en openmp "t ge3icl)ü. 'H 2Sen geejt'UjR nect-cn óoaen-Iooss gebo?cn. 'Is l^eb mijn ge3tcl)t Belaag! betlo2en. Becgeefó öcituaalt mp antiers 't jaïtg Iftï)t: $ecgeefiS i$ 't tiat 3icB 't Ham al openbaart / fSo gp / ö <©oti! mijn oogen niet bechlaact. Haat tiotlj ut» <©ee(l 't ge3icï)t 50 in mp toeincn / €n meet en meet
<3|n mp bêcftetnert: ©at'ss mijn 3iel0-ïiegeec.
XIV. v
ïBaafi oou 30 toetfejaam tiat gc3icïjt /
©at ifi becanti'ce ban natuuc en 3eoen / <£n't Ham gelvjft' / 30 tiat in metie <£en lam mag 3ijn / gamfcB na ui» 25eel& gmtfjt.
©an
|
|||
MENGE L-Z A N G E N. u9
»©an 3«lt gp toeêc op mp 3ien ban om fioog / %\$ i$ 't 30 iaage / met een gun|tig oog: üa baacut» öert en ftanb ban mee bezeilen
€>m ban Bet quaab iJBp bjp te (lellen /
«©oojutoraaöenbaaö.
x v. HBagift/ £am <0ob$/ uf)iec503fen 5©an 3al tfi uw ooft namaak eenss aanfcl)outoen /
$iet alö 3P / öte bol ang(l en routoe
gn bccg of rotëuto gjamfcfiap toillen bliên: Ifèaat met bie fcfiaac / bie ijfec cenfta^enb 333 Jïaac utoefeomft/ in bie boo2lutf)tebag. <©an öjoogt45?albe tcaanen ban bebjoomen/
^te^pbanietb 2fian'sSleben0flcoomen
(Cot in eeutoigljeib. |
||||||
ZUCHTINGEN
Tot het bevleefchte WOORD.
Stemme: ö Zalig Heilig Bethlehem. I.
OOceutofg onuitfpjeeB'lo6 WOORD
<ö5amfcn onöegjtjp'lijn in' ui» 3®e3en: ,gp;eeH 30 bocö bat mijn 3iel a goo?t/ <&i (0p gelooft toecb en gep^en. 1 I. €ens fcfttept «Bpgantfcftïjet SCI uit niet g^po? ui» Debel/ toasc meê 43P't öeben $lwtt (leunt en (liect: laat ui» gebieb <teie 3«lbe 6?acfitaan mp öeffebem ar e?
|
||||||
i3o MENGEL-ZANGEN.
I I I. e©? feonb/ 6 woO RD! fietöts met eentooojb
^e öoobe rompen boen betren; 25jeng 30 in mp liet leüen boo?t/
€11 boe't mp tnet be baaü beb)ü5en. I V. ^trang ftilb' uïü tooo?b be tooefïe 3ee
€n beê Den ftojiti en tomben ruften: ^p?ceö30 een tooo?ö tot mp ools meê/
fltot teug'Ung ban tnijn tooejïc luften. V.
ïsomt 3tel0of itcïjaamjj 3toaac berbjtet
'tSöenautoberjettate oberftelpen: go <©p becloffmgen gebteö /
*©an uari een enhel tooo?b mp Delpen. V 1. ^0 <0p uto monb maat open boet/
<©an feomt'ec ^onigseem uitblieten/ €n gielen-jèatym / bte 't gemoeb
(£et|tonb genejtng boet genieten. V I 1. 25e|ttecmjjn tong/ ó eeutoig WOORD!
€n boe mp/ 30 in moet reeftt fpjeenen; Eo bat <©p too?ö in mp geljoojt:
't ZsA aan geen bwo?b mp ban ontb?ee6en. VIII.
^p?een 30 bat 't al boo? a betftomm'
't «©een nu ïjet fjoog|te tooo?b toil boeten: €11 Ijoeb / 6 W o O R D! uto €igenbom
©00? tooojben bte ub) ©olft beroeren. 1 x.
(0p toicrb / ó w o o R D, een fp?aafe'IoosS ïtmb / «Pp bat to' atë Uinbten 30uben fpgeenen: ab)
|
||||
MENGE L-Z A N G E N. i3I
ato flaam'ren (fcftoon men't toonbec binb/)
üan ons bet tongen barfö becb?ee&en. X.
«©oen <ü5p eeng balfcfi öefc&ulbfgt fïonö
©002 'sf öecftterjs biccfcfiaac/ toouö <öp 3toüsenr <0»'t opent aan uto boia Den monb j
<©ie b?pj)eib buS tot fp^eenen BJijgcn. X I.
<&? let'b aan 't laui.a* eens / na <0ob0 ftaab/
ai» fP?aan en leben af; maat ecfitec *©tt toajS op bat <©? 0002 uto 2Jaaö
^teeüjS fpjee&enjouö op bunnen öecftter, X l I.
troept mi mijn 3011b om en&el bHaa&:
ato Eoen-öloeb fp?eent b?p Beter hingen: <Én pleit <0p Dujö boo? temanb.tf 3aa&/
©ecgeefö 3ün ban ücfcDulöigingen. XIII.
««Beeft <®p uto tooojben in mijn mono /
3ütö ia <©oDi$ €ö?oon met fmee&en nabec'/ t©te (lommen 5elf boen fpjeefien fionb;
«©an becb' is roepen: aibba/ 3©aber. X I v.
'B ^pjeefi ban met beel b?pmoebfgl)ei&/
Wanneer ift op uto boo?jp?aaB öoutoe: a®ant nimmec toojb j)p afgeseiö
me op bit WOORD 3it& gaat bettwutoeit. |
|||||
I i SMEE-
|
|||||
i32■■'M ENGEL-ZANGEN.
SMEEKINGEN
AAN
KONING JE SUS.
(3D)0n: La Gaillarde.
GifïfÉïlflPÜilütlIg
8 €3alföc honing i^tonsï / ï»e $|et 3fil bc* mmmmmmmxémë:
$i?oon/ en «cfjt ec&enn' 3^at tftuto«©ntiec*
Taanmeêöen.
I i.
«tcBt ;elf uto (£ï)?oon op in mtjn Beet: SSaaaft nat uto 3©et üaac tn gefc&celwn toert. Ztoaat ntoen gcljeptec otoec mp:
<en maaft tan «M» ötenfl mp to?p.
I I I. <®ecf tiat w onöer uto 25anf et 9JW ototttotanaac (fciib/ en 3««-Wtt: <en mat/ 6 (lecue üeto/ utott?acïjt
gn mijne jtoa&Bcfo 3ön uolfcagt.
|
|||
MENGEL.2ANGEN. ij3
I V. ^cB^nft mp De goeD'ren ban uto fttjB:
<Ên maan mp aan uto lj*eclijlt 2Seelo gelp,. ©eceec mp ooft een l&oningöï&oon:
<£n boe mp 3ttten op uto (€D?oon.
v. ©ecfijeefe fiet &tj& Der Duifïecni$/ 3©iensr ïSjoning 3elf in utoe uluiftet fê. Ulo ^cöeptec 3P een P3'ce toê/
©te o'3Bntt(B?t|f eerlang beröoe.
V i 25«tö faacBtig utoe paaien uit/ ©at nietjs De loop ban 't €uangelt fluit', 2Ccf) Dat öe gjooD-en ||etDen-fcBaac
i&eé tot uto ©olfe bergaöert bjaat'ï
V I I. Sficö toanneer toojb Die tijb berbult/
©at <0p fjet iSijB Den ©aDec leb'ren 3Mlt/ €n Dat De <a5oöt)etö/ t^amen al
gjn allen eeutoig b^en 3a! I
|
||||||
HET GEESTELYK HUWELYK.
Stemme: Pfalm 45-. <0fmet halve verffenPf. 8,
I. '17' 3©oel liebelufï mijn 31e! intoenöig Djingen/
JV«©m in Den geeft een ^uto'lpjï-lieD te 3ingen ©an <®oDeg ^oon en 3jjn DeminDe s&juiD : €engjoot ge&etm baar 50 beel jjeil uit fp?uitj ïfêogt meê mijn gect en tong 30 baacDig toesen 2CÏ3S iSalomöS en ©abiD.s / Die boo? De3cn €en.$ rongen/ op een goDöeltj&e trant/ iun £ieö en $falra ban ö^c $uto'löB$-&airtr. gj 3 <0oD£ |
||||||
134 M E N G E L-Z A N G E N.
I I.
<£3oö?S üoon Reeft <£en tot 3tjne 2S?uib bec&ocen ütt 't inenfcpom/ öat Ijaat-toaacbig lag beclocen. êgo caö en fcoaö öe minne-tijö niet baac/ <®f gefuss fijciij 3tjn blcugel ober öaac. l^P fpieeftt Ijaattoe met ïjonig-3oete tooo?ben: «én tcelu öaac 5elf met ftecue minne-ïioojben: 2to öat 3e botgt/ en uieftfêem toebecom/ <©p 't cct)tgs-üeDt«ö/ tot jfêan en 25?utbegom. I I i. 3$p geeft aan öaac 3«cö Selben en al 't 3tjne: én 3«gt/ <0P met al 't utoe 3$ De mijne. $>? bat 3ijn 252utü 3elf met De cecötec-öanb / <Ên geeft 3ijn <©eeft Ijaac tot een onbecpanb. %v l tot öte eec üoo? \ö ïjoningss min becöeben / '&an niet ais toeêc aan %m öaac tcoutoe geben. T®m i.ö 't ©ecöonö gefloten / na öe 3tn ©an Beiben / uit een onbeblefite min. i v. SSijn (0ee(l en öaac geloof toeent b'ccöts'-bcceening. «©irê 3ijn 5P een/ niet fïecötg in bril en meening/ fEJaac tot een bleefcö; ja met ï|em eenen geejtV " ©olmaafetec altf ooit fjuto'ljjft iss getoeeft. 3£ie eenJjcib Daact gemeenfieib tuffdjen Beibeu / «£n b)ebec-3p$i ïjeeft niemanb ietssbeeftfjeiben: 3©at b' een De3it moet \ö anbec.es eigen 3ijn; 't 2HS 't mtjn i$ 't ub>/ en 't uto të toeêc öct mjjn'. v. <®elijït be ffèan / na 't cedjt bec etfjte tcoubie / %\t\\ obecgeeft/ atèeigen/ aan 3ijnb?outoe/ €n ï$ albtijS 3rtniS 3elfss alleen niet meec: go boet öe ©joatoban öaate3ijbettieêc. mt tgf biiSin bit geeH'üjfi luta'lijli mebe 5©aar «^efus met 3ijn <Sntiö ig ingetceben: ï^p iö be öaac' / en w be wn' / teeftonb ilit ficacijt ban bit boïtcoönen €töt-bec&onb. t0e-
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. i3j
V I. «MüHöê ©Kiuto'S fBang naam-genoot moet toesen/
$aat: ïtuto'lö&iï toet / 30 saat fjet oon met be3e; 3©ant gjefu 25?uiö ontfangteen meutoen naam $a Baacen jifêan / öien boeten 3» te 5aam. 3©o?b S^ern öe naam ban c h r i s t u s toe gefcBjeben / S|p lijö Dat ï^aac bie 006 meê too?b gegeben / *€n Datmen albe 3öne chiust'nen Biet; ©enmttf 3ijn ?S?utb 3ün 5albing meê geniet, v 11. ïtp toeec3ijbö öeel aan fcBaaben en aan boo?Deel Hit ötito'lijRiS banö; men beirijiec 006 tut oozDeeï. *©e2S?uib B^ftaan Baac25?uib'gom0goeb'ien recjjts t' 3©jjl toeêcfiaac fcfjulb tot 3tjnen laftelegt. ' <©eenl£p beïbientbat toojb Ü|aac toegecenent: 't d5een ï|p Betaalt toojb op %aac naam getenent: <ün Du$s té / tot öie ButolpS-eenBeibö Wiin / Épacm tn ï£aat/ en 3Pin ï§em toeéurp. VIII.
<©eeft 't ï^'itolöH öeel aan BlijbfcBap en aan lijben/
«©at 'S eenen b?eugö té 'ë anbers? 3id!ï-bei-bli)ben / dcn'iS eenen pijn oofetss bejs anberiï fmect:
,"®e tamp bet Jketn taant <g[e|u8: meê aan't Beet <0elijft iP 5tcö aïss tn Baat Bert betljeugbe. «©uö |tcent3ijn eet toeêr aan 3(jn 552uib tot bjcugbe: «©elijH 3P banbe bjoefjte tcaanen flo?t /
3©anneet 3gn naam en 5aan betnabeelt toojb.
1 x. 3&e ©Jouto i$ uit Beifluto'iiifis tecBt ooft m&e <£en Deelgenoot ban ajfbe 3©aacbigljeben / €n Beccliinficib en eere ban Baat jBan.
m$ ^Jefti %iüib met ï§em bet&nogt tö / ban
*tBaat ï^pfjaac met 5nn ijeedü&öeib üefnooncn: i|P 5ct fiaar meê op 5ün geëtfbe €ï)?oone 2Ii$i koningin / tn boblijn p?aai-getoaaö /
^taam'IjjH aan Baar Bocg-betBeben ftaar.
^4 5©«t
|
|||
i36 MENGEL-ZANGEN,
X.
;©-it gaat bedelt met onderling beöaagen <gn licflj / die 3P malaand'ren (ïeeöjS toed?agen. <£en ted're blain ontbonöt Dit Semelfcl) $aar.
I§P noemt 5tjn 25ruid; münluft die 10 aan l|aar.
^P bjeêrtoeet alss geen naam genoeg te binden (€ot Uefö-betuigenroemban öaar SSeminde. <Ên toeder 3ijö$ï i$ &un getuigenis
<©at öeje liefö geïjeel uitnemend t'0.
XI.
^tt liefu-betoijg/ en bjucljtb're t'saamentooomng /
%$ b' oeffening en (iadtge betooning
©an öee5' ö«n €cljt: toienö ftnoopin eeutoigfjeib <0cen leben/ nocD geen bood jelf / meet enfctjetb. ©p mint ïjaar ais 3ön üicfiaam / en ï^p boébse:
3|p tocr&t Ijaat fjetl/ berdcbigt en beïjoed 5e/
<@cip een UBan 3ijn ©souto: en Ép 006 toeêc 23emtnt en btent ^em / al.ö fiaac jRan en $eer. I. POOZE.
XII.
<© gjoot bcrfcïn'l bat to' in die (€toee befpeuren!
(© 3altg Ijeil 't toeln 3tilfi een mag gebeuren
<©ie met <6odsS ^oon in 't gee{t'lijB^uto'uj& treed I 3©at toifleling ban 't toenfclj lijfell liefö boo? lecb 3©o?d op die Jboij3' ban Sefu 25?uid ber&jegen I
:©at dood den bloeit/ dat baart ons allen segen.
€n ïjoe $jp ons? te Booget öbertteft / 3§oe 't om gelUK en eer te meet berljeft. XIII. 3Beêrgaloo0 iö die 25?uid'gom frtjoon en fjeerlpn;
3Bat aan ij^em iö/ 10 allesintjS begeerlpn /
^0 dat met reeïjt ]§p aan 3ün2snnd gebalt. 3Baar &p i.s ban mifmaaöte toangefïalt' ©an
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 137
©an top tot teen; 3pligtberlaten/ neber
gn toalg'lijn btoeb/ op'tbelb: totbaH&ptoeber jgaar fmetten tóafcöt / 8erbo?mtf)aar na 3ön beelb / €n ï|aar uit gunicsün^eil-gebjaab meêöeelt. . X i v. gin beugben toierb nooit sw$ gelp gebonben: l$p lieft ijet rccljt en g?outoek ban De 5onöen/ ,§o bat ^v elb bolmaaat een boojbeelb fïr eöö\ &tjn 2Snrib i& bol beraeertöeib en ge&jefi: $iet 't min(le goeb ennan 3P 3«lf berricöten: jBaar 5|p beguaamt Igaar tot be beugbe-plicöten: j§p tmagt^aar / 30 bat 3e na 3jjn 3©et ïjaar 3eoen boegt / en (leebö Baat treben 3et. x v. &gn Sfif&omfltëbootfucim'g; ||p mag roemen
<®p eb'le (lam / en <8ob 3jjn ©aöer noemen: <ü5ecn anber is* in oojfpjong ïgem gel jjfi. ©an toaar të bocfj 3ijn 25?uib i gebojmt uit flp: Sa 'SS buibel0 feinb getoo?öenboo? besonbe. jEaar Ijeeft be (Crouto met ^Jefusf öaac berbonben / Hto Baber /3egt 3jjn 25?mö Dan/té be mijn' / '8 £al <©ocl)ter / <©p sult ifêan en 2&joebec 3tjn. XVI. <©een fiooger (laat nocB Qloat ban bejöne:
'tS$ b'^emel-bojjt/ fiet ^ooft berCDecuöijnen; ga't i$ be 450b en^eerfcfjerban fjetaii %v '$ buibelö fiaab' / en tot be laagfïe bal 3laa0! neêcge(lo?t. ©usf iö ftaar fiaac elenöfg <©p't tjoogft: maar^p berfieerlöHtBaarintoenm'g; §n ricfit ^aar uit üie biepe bal toeér op / €n 3P öeölimt ben öoogfïen eeren-top. _ XVII.
^»jn «tjHbom f* be g?oótff e / 't 3ön be ftfjatten
®an 't Ijoogfte <©oeb; iaDteget m Debatten, 't gitf b'tfrfgenaam ban alles?: ffêaar jjta 25jutb <$$ naaöt m arm / en reb 3icD nooit baar uit : 91 y .3«
|
||||
i?8 MENGEL-ZANGEN.
ga v tjS beftoaact niet onbetaalb'ce fcfjulben.
jBaac5ti03ijnfcöat bte Baarigebjeuberbulbe 3©ojö üZp 3i)n 2S?uib/ en l|p öaat s&uibegom/ <©an t.ö Bet al met Igem Baat eigenbom.
XVII I. 3©at '0 fn uto 252utb bug toaacbig te beminnen /
<®25?uibegom! bat <j]3p uto fiect en stnnen ©tig op Baar (lelt i ©2j)toiüig toass uto «efb:
't 3©as enMgunftöat45P Baar bug berBieft.
SEp Bab becöient uto gzamfcBap / Baat en bloenen: 't ï©aö uit gena Dat <èp fiaac 3df quaamt 3oeuen / $a 't booj-befcBia Dan 't eeutoig raab-beflutt;
5©ujs 3p a D' eet en ban&: maat niet uto s&juib.
X I X.
<£n nocgtan^ beet) nocï) leeb ooit eenig minnaar ^o beel uit Uefb. 3©o?b 3&abiö otoectomnaat iBet iijfss-gebaac / en lebert 't boozBuib'-tal:
«©ient gja&ob lang / 't të Bier bp niet met al.
©rp ftoaarber bienjl moe(U|p om Baarbolb?engen: ©?P ftoaarber feamp bolfireeb l§p; 3elf tot plengen (5tan 't ficute-ljout) ban 3ijn biecbaar Berte-bloeb;
Zo bat j^p Baac 25loeb-b?uib'gom toesen moet.
il. P o o z E.
X X.
3©fe moeflnietna bitgeeft'lijït l&uto'IrjH toenfcBen* 't iBaaht ^Jefu 25?uib be 3aligft' aller menfcBen / «iP"ie 3onbec bat ramp5altg bltjben 50U.
't %s 'tljoogjt geluH te to02ben <|efu ©?outo. 't3Bajïbeeltoanneer eensJ€ftBer ban «glabinne ©ecöoogt toterb tot Wuect (©emalinne/ €n koningin ban'ttotjb-geftrefttgebieb: ^ocö 't fê b?p meer 't geen 2flefu ?5?uib geniet. XXI.
3©ie 3icD 6*8«« met ^efuss te tomaten l
s©ie
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. ii9
ïDte moet met eenboetbaacöe 3tel betoeenen
l^aac bloeö-fcl)iUD / ensphonvinsanenafcly <©at êp Ijaat wleeb' / en banöaac builen toafcB. ^o 3P boo? fjeen geeft oberfpel bebjeben / «©te boelen moet 3P nu een fcfieiö-brief geben: &v neem alleen ïgem tot een 25?uib'gom aan / uaet boten 3P 5oet ensuut ftecöjs uit bril ftaan. XXii. g*v 3oe& $|cm ban in alles te beljagen / <£n tcouto en nuijS 3tcï) boo? 30" oog te öjaagen / ^elfin'tgeljeimft'. &p spöemonbcctiaan üBcteec-betojjs'/ om^em ten bienft te ftaan. éSp noem' in geeft en tuactjtHjem fiaaren ^eete: Haat eenigft brit 3P 't bootten ban 3ijn eece. ;©it paft een ©jouto / en't ijSfiaac ïjuto'ujHSJ-pHcgt 't &p ban ooh meê ban <3jefu2&?uiü bemcïjt. XXIII.
^>P moet tot ïgem in 5uib'ce min fteebggloepen.
«©ieuuifclje biammoet meer enmecröerg?ocpen:
,§P m tnü're nooit / niets' öoob' bit öemelfclj buut / ^©aat bom tnat bril / 30 bat het eeuürig öuuc\ 3® at 5al öie lief ö ban 3ielen-bjelluft geben l
<© öe3e minn' ia 't leben ban onsï leben!
<©u$ f maant öc 3iel gaar Söjuiö'gonrêltefïöRficib / 2fii<s%> Daacin3jjnbinnen-Hamecss lettu XXIV.
J©ie al« een Höaagb tfcfi aan bien jBan becbinbe/ «Die 3al typ als" 3tjn 2S?wö en Eieté-beminöe €enö fieetlp ftellen boo? 3ijnglori-tljcoon/ «öantfcö 501HJCC fmet / alsintjs bolmaant en fcftoott. ®>p guam om ©aar eengbanöen ^emel neber: 3©p toacljten^cm eenö uit ben gentel toebec / <©p batï^p 5tjn betzïüt ©juib opnam' 3|n'£$ci&ec0&uf0/ tec^tuloftbanfiet&am. JE-
|
||||
i4o MENGEL-ZANGEN-
JE S Ü S HEERE. Stemme: Gy Heiligheedjes
I.
HEer Jefu Chrifte, dieuwherte-bloed moeft plengen
Tot koop-en los-prijs, na 't verdrag des vredes, om 't Gegeven eigendom Uit 's Satans boeyen totuw huifgezin te brengen. I I. Kom zelfde kluifters van mijn dwingelanden flaaken;
Ontweldig die hun roof: ontwerr' en ruk doch my
Uit aller flaverny.
En wilt my krachtig door uw Geeft uw dienftknecht maaken. III.
'k Weet dat ik van my zelf niets goeds kan doen of denken: Werk beide 't willen en volbrengen in my Heer! Bequaam my tot uw eer : 'k Vermag 't dan al door U, als gy my kracht wilt fchenken. I V.
O dat ik doch my gantfeh aan umag overgeven:
Dat ik U voor mijn Heer, uw wil mijn Wet, erken; Als die U eigen ben, Niet mijns; verplicht alleen tot uwen dienft te leven. V.
U offer ik mijn dienft , mijn liefd, mijn eer en ach- ting. Weg and're Heeren: 'k ben UW dienflb'rc flaaf niet meer.
'k Wil Jefus maar tot Heer: Zijn
|
||||
M E N G E L-Z ANGEN, 141
Zijn dienft is al mijn wenfch, mijn poogen en be-
trachting. VI.
Hem komt het toe als Heer en Eig'naar te gebieden: 't Volbrengen paft aan my fluks op zijn wenk ca woord.
Spreek Heer, uw dienflknecht hoort. Wat wilt Gy dat ik doe? 'k wil dat uw wil gefchiede. V I I.
Hoe lieflijk is uw jok ! hoe billijk uw beveelen! Hoe heerlijk is uw dienft! hoe zalig is uw loon! Ik koos daar voor geen kroon. Hoe dwaas is die zijn liefd en dienft dan wil verdeelen? VIII.
Wat Heer is doch zo goed , zo groot en zo vermo- gend? Hy noemt zijn knecht zijn vriend ; ja broeder , en hy geeft
Hen meê al wat Hy heeft. Wat Heer is zo vol liefd, zo mild, en zo medogend ? I X.
Is onze befte dienft gebrekk'lijk; Hy verfchoont het. Hy neemt volvaarde wil voor 't werk. Al doet men maar
Het geen men fchuldig waar': Hy, niet uit fchuld, maar gunft, bekroont het en be- loont het. X.
Hy drukt zijn zegel-merk op die Hem toebehooren.
Hy kent zijn eigendom, met nauwe zorg, bynaam:
En hoed dat altezaam.
Van die de zijne zijn en gaat'or geen verlooren. X I.
Hem dienen ó dat is zeU'heetfchen, en tijn knechten
Zijn
|
||||
i4a M E N G E L-Z A N G E N.
Zijn Koningen : Hy maakt, als Zoon, hen waar-
lijk vry. 't Is al dan onz' en Hy Ontneemt hen die ons eerfl beheerden macht en rechten. X 1 I.
Hy zal wie noeft en trouw hier in zijn dicnlt vol- herden Doen ook zijn daar Hyis, in 's Vaders huis, alwaar Zijn goede knechten fchaar Eens in huns Heeren vreugd en vree geleid zal wer^n. XIII.
Dan zal het onderfcheid eens middag-helder blijken Van die den Heere dient of niet, wanneer Hy 't al Naar recht vergelden zal En over yders werk onzijdig vonnis ftrijken. |
||||||
SM.E KINGEN,
TOT DE GEZALFDEN DES HEEREN.
^temtttt: Folatre Arnour faut il que ta penfée. i:
G€5a5föe «©otiiï/ tot ijultmtg obergoten
jiiEiet ö' <&lp ban <0oirë geeft game 5011ÖCC maat. auj 3albtng bloeit ooö oputo meêgenooten/ €n geeft Ijen öeel aan uto ïjoogtoaatöc ftaat. 11. $£oe u'ef lijn i$ öe ceuö ban utoe salbe! Qto naam / atö uitgegoten oljj/ teeent
3&e Haaagoen-min: enfp?eib 3ÏC9 allent'öalbe ^0 betc't öegjjjp bet aacöenrmg 3WJ fiw&t. |
||||||
<&3a-
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E.N. 143
I I I. <£ ?altg bie een bnipjen mag genieten! 3tacon j)ou 3ijVi öetUg' <©lij-&nuB: 'aÊaart 252affec0 rot fiun fcïjebel obecgteten (Cot geuc "en glang met biecbaac 23alfem-put&. 1 v. atnolij aan Bet inmgft' mecg boo?b?inften: $iets is'et bat Die ©alfem niet geneeft: Zp boet be3«i/ en niet flecötss 't aan3tcj)t/ bünaen ©ooj <©ob en menfeö: en 3? becljeugt ben geefï. v. 3Me 3alning maant on^ ^?ie(iecö en $?opl)eeten/ %a Koningen / gefcljint ten J^emel-tljroon:
<©ie geeft onö rectjt om Cltëiftenen teljeeten/ 21110 meê gê5alft na 't boo?beelb ban «tfjobjr ^oon. V 1.
|§eet! Iaat op mp bocöooneen (ïcaaltj'e leaen;
«©at in in naam en baab een CÖJilïen 3P:
(gih acljt bat meet atë buifenb olij-öeeaen) <£n legt <©p nm uto Beeclpljetb op mp!
V I I.
<©een bat in mp mijn fiaat mag toaaebfg öjagen/
$aac ampt enpiigt; en 30 mijn ï|ooft geltja'.
g^at boenbe/ 3al in U en ^em behagen: €n '6 öeb ban ban mijn 5altoing 5eaec öIüb.
viii. I^oe Bofl'Ip 5al in ban 3ijn in uto oogen/ 3(11$ <©p uto $aam|en Eegel op mp pjent!
3©at fcfjep3el30u bocD €fob$ ge3aiföeri mogen 25elebigen/ Sten®? boo? b' utoe «ent*
|
|||||
UIT.
|
|||||
I44 MENGEL-ZANGEN.
UITSCHIETINGEN TOT DEN MIDDELAAR.
Stemme: Pfaim 129. I.
Ojfèibbelaat ban 450W <ü5end-bet0onb /
<©P beeb en lects 't geen '0 ©aberg toojn öeb2Cbt'gt: 'ta©eiö<©p/ alö<0ob en|fèenfc&/ bolboeceh fionb *£u!$ too?b <ü5ob0 ©?ienb ïtie eecjt ^em dab belebigt. 11. 43P jocm be 3onb / en floopt be jfêfbbel-muuc: 45p itelt öetpab na't^etltgbom ong open: <0P lefcljt be gloeb ban ftecfttews gjamfcftap-buur.
& 3aiig tite tot öeey lltaac mag loopen! 111. <tf$p bieb mp 006 uto 25loeb en ©oojbeê aan: 43p totlt mp met uto %il-getoaab üealeben. <ö> tteft mp ?elf! ban sal in tot u gaan :
€n maan mp öoo? uto <tf$ee|t een ban uto leben. 1 v. 55ebtotng toat notfi bpanbigtëinmp:
€n tegel 30 mijn toenftfi / beb?öf en poogen / ^atalies'a tetftt onbecbanig 3P;
€n bat uto ©jeê mp gantfcö öeïjeecfcBcn moge. v.
'ft <önfcft?oom ban niet booz'jS ©aber$ isecötec-tfijoon; ïfêitjï baat uto 25locb een tóeg fieentngetotjb öeeft: 'ft &teun beiltg op be ©oojfpjaan ban <©ob.ö Eoon /
5®ie ban be fcfiulb enjtraf 39*1 ©ola beb?öö Bccfr. |
|||||
2©o?b
|
|||||
*
|
|||||
MEN-GEL-ZANGEN. • 14 j
V I.
3B02& fft «BöcgbjienoenöiecB'regmifïrtenüoc
^002 tufTcDenöomftban utobemioöelingc; 3©ïe «ent al 't fleil bat uit Die b?eê ontfpjoot *
3©at tonge wan ö öanft na toaacbc stagen i VII.
©at alleg ban I0215 Blaaït' in ootfogö-blam:
<Öeen ,§cf)ep3el 3al mijn b?eé met Cl beirftootm
<£n ïoat mp och na 't ^tcfjaam oberguam /
©oet in myn Eiel een tooojo ban ©?coe Booten.
|
||||||
JESUS HERDER.
^temme: Wanneer de Zon het Morgenrood.
DliiÉÉilillfiliiÉlil
= ge^efuS tot $ijn geroet Beeft 25egutt= ^PEIIlilllliiiflSgl
(ligt met 3ön Jjoeöe / gg D'aliecsaligiï öie'ec leeft
l§oe iceuia en toolben tooeoen. %u i$ öebeiügt
tegen 't guaaö : $ietg is'ei: öat omöjeefit of
Si fcöaaö
|
||||||
<©ie ^ctoet ïjouo gcttoutoe toacljt:
igp 3o?gt nauto üoo? 3ijn ,§cfiapen.
IBen ?ag j^em öaar om öag of nacBt $oott fïtmtieten of flapen.
3©at tó tJte <©ppec-l)cc£icE goeïi! ^0 öocfjt 3ijn -feuoü' met liecte-öloeti/ " €n firn üoo? ïjaat 5t)n Iepen. (Cïrtoijl oe ^uucUng tuouto'loog Ptteü / ï©il $j>p 3ijn öietb're ^tftaapg-fcooi niet $crïaten of fcegepen.
I I I.
©an ïjecï 3ijn ïmïjïr ontleent'et geen: 't ©erüUJaalöe 3oefit ^p toeöcc.
I^P ïjjengt öe gamfefte Doop tot een/ €n 3ijn'ec 3tcan en teöet /
l)p ö?aagt üie in 3ijn atm en feftoot / <éf op 3i)n fcftoufc'cen: fiaare nooü ïiaaöt innig ©cm aan 't toette.
3Btc tooit of ffruftelt teeïjt i^p toe&: 3©ie fjaamu té (l«Bt tëp: en ïjaac 3«« ©erfïrelit mm $elf tot fnwte.
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. i4:
I V.
%) gaat met (lap en.flem öaac boo^/
©ten 3ijne ^djaapen nennen:
^l> Unjfl Ijnac öuö tjet cedjte fpoo?/ <£n Doet 5 aan Jgem getoenneru
gijn (laf Dient tot teflw en tucljt: go Dat 3tjn &uöD' £jem mint en Ducff. ®P Deelt De 5tdc-toonöen
Itëet 3i)nen ©alfem: en ii)? lijb $iet Dat (jaac 'tongeötecte fcijt; l^aac i'UHt5' uit nlaautu en monöen.
v.
J$p tefient met 3ijn eigen merïs
3Bie tot 3ijn Jüuoo' Beljooren.
gijn oog té fnel/ 3tjn ftanöisf fïerït: ©u0 gaat'eu geen berlo?en.
3©at %töec Ueft3i)n l^oot 30 5ecc/ W$ De3e ^röec/ Die De J^eec SBlleen «f ban 3tjn ^djapen i
281 gaat De öel-leeufco ü:te(fcf)cnD'om/ $ooit rooft öp <gjcfu eigenöom / ©ie mogen 3<$ec jlaapen.
v 1. ©ejS balfcften ^ecbec^ toenfrtj të maar
©edeiDen/ billen/ moojöen:
iBaac <3|cfu0 leert 3ijn Schaapen ftfjaar ©at 3P geen b?eemöen Dooien,
gp onöèc&cnnen fcljtjn uit 3tjn / <£n öeil3aam bochel uit benijn; «Sclioon ttiolben 3ifÖ beöeuBen
JKet ^cöapen - bacljt. ©ecDelg ïjem l $eec: ^>e niet getoelöofleugen-leec ata ^cDapen af totl tceöten.
% z 3WeW.
|
||||
i48 MENGEL-ZANGEN.
V I I.
Sfijcno/ Stelen-Brtöer! totuto&tal
3&>ie 'g t>ei tooifjJtoof nocö toacen:
€n iaat uto gtern öocQ ober al yto &ettaapen t'jaam bergaêren.
©roep öocft't ^ooö en ^etöenüom/ «©at 5ï) 3icl) met onteïu're ö?om Cot'a/ alö ^ecbec / fteeren.
©etoech ooft / gjoote geroer rnp ®at ia een ban uto ^cöaapjenjS 5P« &tetó ftan iü meer bcgeeren.
VIII. 'Btocct bat ifiöcttoaarW uit moet gaan ®aaï b'onöecbecbetss tooonen/
a&aat ubjec ^eftapen flappen (taan: ®aarb)üt<tfSputertoonen.
Hto «geeft/ uto 3Boo2t>/ uto SCbonömaal/ ©erfeftaft öaac't liefflpft 'Zfel-ontftaal. «©at'ö'tleben ban mijn leben.
'It sal aan uto rccftterlianö öan met Mto &cliaapen ooft eens? 50" O^S^t/ ©te <©» uto ftijtt 3ult geben.
|
||||||
MERKTEKENEN
VAN JESUS SCHAPEN.
Coon: Bergamafco. <©f; Voy tu mes agneaux Lifette. I.
goeb
|
||||||
M E N G E L-ZA N G E N. i45>
1 goeö en üeöenD öent: 28cÖ öat tn oor 3eftec
_ __._'"~5 $5» _ _T~\-S^ toijte ~©at"€spmp uteiï'^cyaap' ccöënTf"
I I.
©offen / BonDen/ 3toijnen/ «©maften/ jBoloen/ leeutoen/ (ïang-geb^oeD /
ïiont <jf5p tot uto ,§cFiaapen maften. iCoon Dat ooft aan mijn gemoeD.
11 I. üom mp met uto teftenmeeften: ©?uft uto 5egel-Deelö op mp:
%aat uto <©ee|t 3tel-too?menD' toeeften cêcDaapcn aarD en oaaö Daar bv.
i v. <©eef sacfttmoeDigöeiö en cemftetD: iBaaft mp to?eeD3aam/ uecc banttot'lt:
=Eaag-geöoelena' in mijn uletnfteiD: $ut: onno3eI: sonDecu'tf.
v;
IBaat tu ftte\)$ geljao:3aam toe3en
28an al toat mijn Igetöec toil.
't J©o?ö ooft tn een ^cijaap oep?e3en <©at flet IijD5aam tg en ftil.
V I. Ifêaaft mp toucfit&aac ö ter eeten:
<C5eef Dat tft mijn Hfrttüti min:
<2n ma toetöen mag begeecen; ^aactö3telsf-bcc3aöing tit. v i i. «föeef Dat jft Dtrêmag gelijfien 8 / mijn HecDec / en uto JjiigD': li 3 'l\ Zti
|
||||
ryo MENGEL-ZANGEN.
'6 gal tan ooft uta paapje blijden:
'h ©en öan tn uto Doeö' en fcïjitt. v i il.
<©an jult^n ni? tosflWjcn / toetten/ ©celen/ (lieren/ teoof mp treên/
granen / (tutten/ (lerften leiöen/ 't 3©i)ltaom3toecb't)iet bcneên.
|
||||||||
DE LEVENDE GOEL.
(€0ön: La Mufcovite.
piiliiillül^iüliiü
* € taeugö ontfïmt mijn ftarte / €n öoet
mp mocöig tarten 3&e 3toaar(te ramp en nooö / gin leöen en in öooö. Eaat gantfcö ï>e toerelö |
||||||||
b?ee3cn: 't 3©tjl aUe0i trilt en beeft/ gal 'ö on*
fccrfcfjiüfcnen feK^en: ^lft toeet mijn <6oël leeft.
1 I. 'ft €n ?al mijn ^emel-crne gn eemtrigijeiö niet öernen Bas il? tic tjuijt: mijn l^ccc
©crfi?eeg öie öoo? mp toeêr.
|
||||||||
M E N G E L-Z A N G E N. iM
3©fe 30U bocfi ooit onttoenben 't <©een $|p mp 3^lf toeêc geeft >
5fin fpijt öcc ftelle-oenben/ «p toeet myn <0oël leeft.
1 l I. S£at tft in '0 Satans fterüc c: ïlijn <ö50ël toa^ nocft tferltec / «©te maaftte 5elf mp b?p
©an 3onöcn-fïaticmp.
Ï|P quam De filutfterjs flaa&en/ €n boeit öte 't toeberjtreeft.
|5tetö 3almp bienflbaac maften: 5S6 toeet mijn <ü5oèl leeft.
1 v. l^tetsS 5al bte ecBt-ftnoon fcfteiben/ 3©aac öoo? top met onst beiben <£en oeefi/ een uleefcft en been
<©emaaftt 3ijn / en 30 een.
<H5P quaamt tot tcouto mp mijnen/ me nimmec fcljeib-D?ief fcljjeeft:
<©uS 3Öt <©P mijn'/ iö öjjne. gift toeet mün <©oëi leeft.
'V.
<0 ecf-en boob-bpanöen /
g' ©ntblieb niet uit 31)11 ftanben:
l§iec i$ bie tojaaft boen 3a!.
<0p ficbt be boob-lïeeft al.
ï^tj 3al be 3iel-moo?ö to?eenen «©te gp toel eet begeeft,
fiooit 3 uit op 't Rooft oytteeóem Sflft toeet mijn «JSoël leeft.
VI.
ïiom buibel met uto fcljtcftten:
'ft <£n 3al niet boo? u 3toicljten. ©ergeefë fpant o» uto net:
HP Beeft uto fiop \xtpla.
& 4 2$n
|
||||
.i$ï MENGE'L-ZANGEN!
Eijn ficuiss té 't seegoaat toapen
i©at u toertoonnen Ijeeft:
$u öetf tfi beilig flaapen; gil toeet mijn <J5oel leeft.
V I i. Uom toetelö i 30 toetöolgen 3©et öjeigen en borbolgen; ïiom met uto bleiecp
25elnog en linuecnp:
25etobett op De statten ©an elh Die aan a Weeft;
<H5p wit nietö op mp totnnen: «p toeet mijn <©oël leeft,
v 1 1 1. ïjom 3onDe met uto flciööra; <5P 3«tt mp niet berfcï)?tfifien $ocl) toeteen in uto net/
éHlïrumer ia te met:
l^octoel gp Deels-gctoi^e l^ocl) in mp oberuleeft;
$ooit stilt gp gantfen betcijfen: <g|li toeet mijn (0oël leeft.
t yv.
ïjom *©ooö ooft met uto fiaael £
3©aar té uto feïjerpe pziaftel { ^Utit mp b?p in uto lüof %
I^p 5al eensS ober 't flof
<©e Eaatft' 3eegïjaftig opfiaan; ^cöoon 't al nu boo? u fneeft %
€n mp boen tot ï$em opgaan. «p toeet mijn <èoël leeft.
X.
<©an 3Uïlen eenö mijn oogen
ïBün <©oël fc&oittoen mogen.
3fil ïjeeft een mijl 't getoojmt ïBiJ» UcDaam gantfeï) ont'oo.nnt. |
||||
MENGEL-ZANGE N. ij?
*fi ^al't eigen toeêt ontfangen 't <0ecn Dan bol glo?i ftceeft.
O 'H ttW)al3' ban beclangen! gin toeet myn <©oël leeft.
|
||||||
BOET-ZANG tot JESUS.
Stemme; Licffle gy ï.ijt ongeftadig.
I. J«Éfu / ^etianb bol ban ïuifïec /
t©ie uto ©oIk IjeBt boo? uto booö ütt öesJ buibetë Duijt're feluiftec/ (gn Den 3toaacen 3onben - noob / 3500? uto ftetöen acm ontbonben oen Die toeibaan Doen betbonDen ©002 uto toöoïD: acij / Dat boo? mp ftto bectoojben fieil ooh 3p-J I i. gjmmerg ging fe tcouto'lijfi 3üefien
't ©oolenö' ^cfiaapie ban uto &uDD'/
Stlö Dat aflaeen met De bloe&en ©an De 30et na D'afgjonDss put:
ga <©p/ Satans Eege-jnaalDei;/ ^ebt een 3iel-beb2oefDe DtoaalDec Eo genooDigt tot De boet /
©at in tot 8 nomen moet,
I 1 I. Sdcï) / üt ben een ftinö Dec 3onDen l %t\) i ifi Dtoaal ban 't Eebeng- pti)l
JMetö en toecD bp mp gebonDen / %{$ een boo3e 3onDen-fcbat.
2tl tmjn Doen en al mjjn tvacrjten. |
||||||
xj4 ME N GEu-Z A N G E N.
<%$ bol feil én <0ob-bcracl)ten. 2Ccp J mijn Danben / tjett en mono/
gftn maac flaaben Dan be 3011b.
1 v. I$eec! 'ft beften met 3elf- berboemen <©at ntet0 goebg tn mp en bjoont.
%\k$ toat men goeb moet noemen Igeeft uto 3©et mp baal? getoont:
SBaau mijn bleefcB en bioeb te bbringen / «Én 't beöjijf ban goebe bingen / ©oigt gantfclj niet gelijft fjet 30U:
'h 3^oe bat 't geen ib niet en tooi».
V. iBaac ö^etl brieftan recfit giffen
l^oe beel al 3ön feilen ftfii
'h ©oei beönelt mijn bang gebnffe jBet bec 3onben lafi en pyn.
Sfict) i mijn bert is? mat ban 50?gett. jfytit/ bergeeb mp boel) 't becbojgen: öeften niet mijn mtébaab toe
g^ie becbient uto too?ne- roê.
v 1. 2Jefu/ <©p fiebt boeg-genomen '0 Jfêecelbtf 3onben boo? ubj bloeb/
^taat bat / ó ©erioflet / ftomen (Cot mijn 3oen 006 mp te goeb':
€n betoijl <©p / 3ogeilagen/ ^ebt be 3onb aan 't fijutö gebjagen: <Êt! 30 fp?eeft en maaft mp b?p/
<©at fft gantfeö a eigen 3P.
v 1 i. 00 be bel met gloênbe fiaaften/ '0«©uibelö tooebe/ '0toeceIbsS fiaat/
IBP berfcö?ibt en angftig maaften/ €n bp mp & bnip nog caab;
*©at in flaauto fcBtcc neec 30M alijboi: ■ mv
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N.
I^elp mpöan/ Heer^efu! fcpen: ftotfleen baat mijn tjoop op jtaat/ ^at je mp öan niet berlaat! VIII. yioe toob-gebectoöe toonöen /
&?ui<$ en nageljs / ft?oon en g?af /
atoe tjanben/ 50 gebonben/ 3©enben al mijn (icajfen af:
öttie pijn en bloebig 3toeeten/ ^metten/ (lagen/ (tctemen/ fpleeten/ ö'&erte-fteefee ban ui» 3P /
^i'ecö'ce gefu / tcoo|ien mp.
1 X. 3£10 fEi tot ui» föïcljt-tïoel nabet'/ ©aac men niet onttolieöen fian/
Sijt mijn ©oo?fp?aafe üp ui» ©aöet t Mmt mp boo? ben utoen öan.
«G5p alleen ftont mp öen?ijDen 3&at in nooit oie bloefe en lijöe/ ©aac gp meê ten afg2ohö 3enb;
ïlBeg: iö öeb u nooit gefeent.
X. <ö3pboo?03on&/ Heer/ al mijnfmecten: il të öenbaat mijn getoeen:
$ietsï becquifet mijn treurig bette/ Sïlöuto bitt're boob alleen,
©iesl mijn lijf en 3«I/ getoaffen gjn ui» bloebsf ontfcöatb'cc plaflen/ ©ie w uitgoot aan fjet Ijout/
Heb ili a gantfcl) toebetttoutot.
X I. 'ft 3©eet toie 3tcB maac tot a toenbett ©00? geloob' en l»aate boet' /
SSult gp / Heec / nooit ban H 3enben. %t\) l hom 3elf mp te gemoet.
'ft 2te uto fc&oot en acmen open t |
||||
i$6 M E N G E L-Z A N G B N.
(Creö mp: 'b 5al ban tot H loopen: 3©en mp op / en ftktt mijn gang;
gpat uto lief b mp meê ontfang.
X I i. 2ïrtj Baö tn nu buibe-bleug'len! 'ft ©loog ftcafis tot a / na mijn nt|ï.
j&ict$ en sou mijn b?ift ueteiig'Ien. 'K ï|aö mijn toenfci) en tjccten-Ittff.
<6eeb mijn 5tel öoclj acenbe1 blerfcen: 'K ©aar tot 8 op / öoo? be 3toec&en ©an 't uttfpanfel; op Dat in
g[n uto t>p 3ijn mp becquinh'.
X 1 I J. $u/1& toeet (6p 3"It al 't quellen
't <©een mp ömnt/ en 't fiect DebecDt/
^eelen / en mijn $|eii Jjecfïelleni ^o u (Ccouto Heeft toegesegt.
$temanb ban u uitbertiojen <tf5aat'et tmmermeet becloojen i 'b 3©eet bat bte boo? eeutotg leeft
3S>ie 't geloob in H maac geeft.
X i v. mat! 'R geloob': maac toilt öoclj toetsen <€ot becmeecb'ctng; laat uto Bjatljt
Ifêijne 3toa6ö«ö fleebsf betüet&en: 'B©?ee3'ban bpanbs lift notf) matïjt.
#p uto goeöljeib bril tfi ooutoen; Cot ïb b?olp 5al aanfcljoutoen 8/ U««9Mi/ nabenfttijö
2gn be 3aIJ0Ö«iö altijb.
|
|||||
AAN
|
|||||
MENGE L-Z A N G E N. 157
AANKLEVING des GELOOFS,
Stemme: Aldus. |
|||||||||||
o
|
ggilüllllllipüi^
2ïïlgenoeg5aam ^aligmafeec / <©etroutoe
|
||||||||||
25o:g en ZiAtn-rmhn/ <Sp nooöigt al toie të belaft /
ptaüiüÊiiüülÉiili!
€n neemt öie aan met open acmen/ g|6 Ijou aan
pi'iifc^isi^iiiiÉiÜ
~ uto beloften toa|i: ï©itt/ ;©abi£>0 2oon/ u mijns
fMmmmmwmmmm
|
|||||||||||
ecbatmen!
I I.
g[6 toecp mp aan uto boeten tieöec/
'li <©mljel0 öie toeenenbv '6 tijg niet toeber. «© fcomifc om / 30 fcom ili om! , 3©aat:30uï! ifc/ actj! mp ijeen üegetoenl <©P 3altgt öocï) uto eigenöom: €n buiten 8 i$ ïjetl nocö leben. II I.
3111 fcUeent <©p mp feftoon af te ö?i)ben;
31« mag / ib tml niet ban a blijbén. ftiijn 3iele Kleeft a atfitec aam '6 fclijtt
|
|||||||||||
i;8 MENGEL-Z A.N GE N.
'ft SÖlgb bp a / toat nip ooft bejegent.
2P 38l a / ï^eec niet laten gaan
©oo? bat 45p nip ooft bebt gc3egent. i v.
gjft 5al al bebeno' tot a Bomen Oen taaften 't uttecjt ban uto sooniem <31ft fioop' op a / al öooö <ép nip.
'fi 3©tl tegenss Ijoop' op fioopp' geloben. ©at toet en öutbel nip beftcp /
gft fiouo' ï)et ftooft gemoeöigt boben. gft 5al tnp tot uto (Cafcl boegen:
Cen btuimt je jal nip betgenoegen / 't <®een ooft een bonöeften geniet,
gift 3al in booü / tft 5al in leben/ - 't & ÏJOi of toat'et ooft gefebteü/ ^teeö0 onaffc&eio'Ujft aan a ftleben. v I.
üoub ift 't getuig'm'g niet geloben / ©an ©aöec / 3Boo?ö en <0ee|ï baac Boben: ©an JBatec / 2&loeö en <tf5ee|t beneên:
©ie/ ttoee-maalöjie/ getuig'nbs geben/ 2ft 3P bie €en 3i)n / ais tot een /
©at in ben ^oon i.ö 't eeutoig lebcii. V I i-
Süijn mijne 3onben obecbloeöig; ©aac boo? 5ijn utoe toontien blcebtg: 45P 3©tft' aan 't R?utë bet ftanöfcB?ift uit.
b'<0nfcljatb'ce p?nS ban uto bolüoening 3B?ocf)t/ bolgeng 't eeutoig b?eê-bejïuit/
©002 g200t|te 3onbaatsS 3eif Bedoening. VIII. ^egt fcatn: 0?ootec 39« tntjn 3onben /
©an oat bergebing toerb gebonben: <0P liegt/ 6 &ain! 10'ec niet
Slan £aui / ben |Boo?öenaac / jiBanaffe |
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 159
<£n meet / batmïjetiigDeib geftfn'eb* 3©at fean 3ijn bioeb niet fuibet toaffen > €n of itt al/ fitte gjefu €{m'!ïe/
öto ttooft-gebocl en iiifp?aau mifte/ €n bat ih be berseheting
©an utoen <0crft niet mogt erlangen; ga bat öet alles rnp ontging ♦
$ocij bljjb' ia ecötec aan a Dangen. X.
g|3 't in mijn 31e! bol öuifierniffen/ €n moet m 't ïjeug'lijH ttooft-Ucftt miffen?- 'ft ©entouto op ö / en gjgp a aan.
3Bilt met uto ftaf maat bp mp touwen; 'Il moeft in bao? 'j* boobj* fcfiabuto gaan,-
ï©ie <©p betoaart geeft niet te b?ee;en. X 1.
<G5p toilt boel eens bep?oeben / ï§eete/ ©f top a cm a 5df begeer en; <©f om öet goeb bat <©p onsï geeft.
O 'fe tóil 0et alles? gaarne betten / 3©at 3oet-of goebfjejö öat ftet fieeft/
jBag iü alleen a 5^ïf bettoetben. X I I.
<6eboeltg' inbïoeb ban genabe / €n ttoofê/ ban 't ïjett in b?eugb boen Baaben; <©ocï) baat aan ijangt geen saligïjeiö.
(Cot gefusj gaan/ %m aan te fcleben/ ait bojft na 3ijn gerecfirigïjeibV
<J3eeft beel aan ^em / en recljt ten leben. XIII.
ÜP toil ban op bien ïïot3freen (leunen / €n lief lijn op bien Eiefften leunen. <® 't is geen riebftaf / maat een 'Zuil
^P 5al mp op 3«n atrn boen tuften. 'a Zal/ al.ö in in 5|jn toonben fcBuiiy
IBP
|
||||
i6o MENGE L-Z A N G E N.
HP beilig in (0ob0 gtinff berlufïen.
X I v.
<© Buig u ban / mijn 3tel / niet nebet/ |Baac fteec tot utoe ruft censs toebec: 3©i)l ©alfem të in «©ilcaö.
^aac të een giefuö/ 3i)t g'elenbirt. 8to ^eilanb Ijeeft een bolle ff Rat:
<Ên <0oïjsf genaab' ijs ook onenbtg. |
||||||
LOF-ZANG van AMBROSIUS*
Tot,de HEILIGE GEEST. (Soon: Pfaim ioo.
I.
Kern &mvw ï^«'Qe «6eeft/ en öaaï
fjn 't öect ban ö'utoen altemaal: €n bul met utoe ^cmel-fcijat 't ©an ö IjecfcDapen Decte-bar» <© <©p / öie (€«io!tec too?ö getoemt /
Oen '0 SCllecüoogften gift genoemt / 552on / öie ban lebenö toatec bloeit / Süiefö / 3albing / buut bat eeutoig gloeit. «jBp / 3ebenbo?mig ban uto toetfi /
«jBoöö bingec / ontoeetfiteefuaar fteift / j&eloft öe0 ©aöccsS / öie ben mono. €ot uracBtig fpjeeften op'nen ftonU: I V.
«©ntfteefe een liegt in fject en 3*n/ <£n ftojt öaau utoe liefö 006 in: ]^ct geen in ons i$ 3toaa en toöög ©etftetn öoo? utoe ujacöt altoos $er»
|
||||||
ME NGEL-ZANGEN. i<Si
V.
#erb?ijb ben bpanb bert' ban baan <ên fcïjerift uto b?eê ban ftonben aan. tfllss <ép 30 onje ïï.eib;8'man 3ijt / 30o?b' alle nuaab ban om gemjjö, v 1.
<©eeb bat uto bolft ben ©aber/ en 22ön eenaeboren Zone nenn': «Ü5elp 006 ü / bte uetbec <©eeft ©an alle ö'eeutoen 3jjt getoeeft v 1 1.
;©at lof ben üoon en ©abec 3p; <£n 'ft boeg'er b'^etl'ce (hoofeer: öp. ©e ^oon jenb/ alg op 't $tn;tter-fee(t/ <©e liefbe-gaab onss ban 31)" «Beeft. |
||||||
Z U C H. T I N G E N
Toe GOD de H. GEEST.
^temme: Pfam 1.
I.
DStal/ öemelfcïj©uucen3aai'g*pMtec-tmnb /
^0 op ons neêc / bat elft u onbeebmb: JBaan 3telen lijf uto (CempéfiS: fiojt uto giften Itëet bolle fttoom: toecfe ïjcü'ge 3tn en bjtften: ©erltcljt / bertoarm / bectcooft / geletb uto Berfi / <£n b?un op fjaat 't onfcïjenbbaac 3egel-mccl5. I 1.
^oo?3ufbec 't geen notlj ongeïoutett i$: BergeeftlijB 't bleefcï) na uto geltj&emiï: ©ecmeuto (©obsssjeelb: benei uto tocojbïuacïjtöaaüfa «ot tijUt b?ucgt; öipb bp uto botö geftaötg; % €>9
|
||||||
i<Sa- MENGEL-ZANGE N.
<®p bat Ijetleeb'en toan&'le boo? öe «Beeft: 3®-jl uto ijtna al 't 5iel'Gib?eu genee|t. 43etutg/ 6 <©ee(ï! otrê HinbfcBap; 3Öt eenpanö
©an't %mel ecb'/ in 't 3aïig ©aöeclanö: 3©ee(l onö een blp bat top in fefuS blijben/ <£n ï|p in onö: betfiet al ons beöïijben: SSctoetn onö 30 Dat ntetgs y toeöerjtaat / 55cö2oeft/ of Mul* / ofaanöoet fmert of fmaaö. ;©an is" 't toeêc al tot utoen roem geticïjt:
^an iö 't toeêc al oenegen tot 3ön pücftt: x©an tö 't toeêc al uequaam tot uto gebieöen: <©an ?al 't toeêc al gelijn <®p toilt gefcfiieöen. <©aal/ Demeifcl) buut en 3aal'ge #inïtec-toinö / i©an op onjS neêc / öat elu u onöecbinö. A M E N.
|
||||||
DE NOODIGE LEIDSMAN.
^temme: Grand Dieux, vous avez bien voulu,
I. MfnüBob/ 4BP toont mp't wcütepaU/
^et cicöt-fnoec ban uto Betten/ (Cec tngang ban uto ïgemel-^taü: IBaac 3al iu öaat op letten/ €n öie betoanö'len; geeb öan mp f
(€ot ceg'ling ban mijn fcfljeeöen/ 5©e leiötug ban uto »©eefi öaac öp i
33>an 5al ih öie uctceöen. I I. 'ft ïfeu 3«lf nMj ftenmsï / not'U mtty: |
||||||
M ENGEL-ZANGEN. 16
Wto <d5eefi berleent Die öei&e. g|B Dtoaal'/16 öein37 i&ümiMlicfit\
't <gn 3P tibj <jESecfi mp leibe. Sèo j|p 3ijn Band maar logï en Het/
&traf»£ lag i& gantfcB Daar neöer: 2&engr Ïp mp ban ben btoaal-toeg niet /
gjfe tteerbe nimmer toeber. lil. I§oe raaa iR s£ toerelbjï «©ool-fiof mis 4
ï$oe mp iö '0 ®«tbel0 netten: ^o nietttto <©ce(l mijn Setögman i#/
<Ên leert mijn boeten jetten. t©erleibenö bleefclj berboert mp fïra&7
a©o?ö tft mp 3elb' gelaaten j €n 30 Die HeiDgman mp ontöiafi/
3©at 30U öe toeg mp öaaten * I V. d5een flinöer-paal of aanjloöt-jteen
ï$on in te öoben Bomen: go bojöerDe geen (lap/ ó neen/
aBterö mp «©oöö <©eefi ontnomen. Wanneer Die mp niet op en toeftt
4£n opbeurt uit mijn ballen/ €n cicfit/ en fcfijaagt/ en bjjjft/ en ttM/
3Dan ftan ia niet met allen, v. =feom l§eil'ge <©eefl Dan/ bat mort Danö/
SSefticr <®p 3df mijn tceDen: $eig <ü5p mtjntoil/ berlUftt'tberjianbJ
25epccB mijn b?ift en leöen/ ;©at allesS bolgeng 't toet-fpoo? 3p:
<£n letb mp flaDig berDer. §So <©p Dit Doet/ 'tbet3eöert mp
5©at <$efu$ i# mijn geroer. |
|||||
%z BE^
|
|||||
i<?4 MEN GEL-ZANGEN.
BEDENKINGEN Over den rampzaligen Val onz.er Eerji-euderen,
^temme: Ach fchoone Nymph aanziet, &c r.
E<Êtfi-outKtë ban al 't ^etc bec fterbeü'ngen/
5©at baacö' ufo) foloea-ooftg beet <Êen jaan-becfteU 3©at al beeanöeringen i 3®at tiapel-ceehsf ban leeb i
ï^oe mogt gp öusè na (©ob-gelptjeib tcacöten I $oe toaaw gp bus ban bjctn berooft
<©at gp ben leugen-geeft gelooft/
iBet <©ob toeracfjten. I I.
ï©at fpcuct men acö! een fcfjaMing ban 5onben <gjn Uee3' uto eene Daab l
«E>u0 i& 't ©ecbonö met ö'<0ppec-^eec geftBonöen: «©us btelt gp ban uto (iaat.
<0p toeent ban 't öoogfle <0oeb / toettoterpt 3ijngaben / <2n naamt tot 't Ijoogfte guaaö uva ueec:
<0P toïecö bpanöen ban uba J&eec/
<Sn '$s butfoelg fïaben. I 11.
ï|ab gp bit boo? u 3elf notö maac Bebjetoen! i©ocft 't raaftt ufo) binb'cen meê.
q&tt fi?agt bet a en fjen öe booö boo? 't lebenj 5111 t'3aam treft 't 3elbe toee.
J©ant ijet beö?iif ban on5er allee ©aber/ ai0 Slooft ban 't menfcIjeltjH gefïacöt /
Wttb/ na 't ©etbono / be baab geacBt
©an on.$ te gaber. |
|||
MENGEL-Z A NG EN. itfj
l V. Hfriu liet gp boel) ubJ 3innen 30 betob'ren i ^oe toiecb gp 30 becleib i
Eaagt gp geen fïang beiijoolen in bte lob'cen / 2to bol acglifljgïjeibi
IBoeft 2&ee(t/ en fp?aa«/ en (toff niet boen geboelen ©at bit een fcoeca toas ban bepaab/
€n ietjS becfianbigS op ulo guaab ,
*©uö quam te boelen *
v.
$|oe (telben ulo bolmaaïurteib u niet beiltg ©ooj bee3' becmombe lifl i
geg/ toaartgp niet gefcljapen tooien fiejlig/ ^0 bat g' uw plicöten toifï i
iBaac toat'jseenmenfcö bocB aan 3«B seïfss gelaten* 2Btë <0ob 3jjn inbloeb niet en geeft/
3111 toat een <§tlKP5d ban ooft Deeft/
't kanoet niet baten. v 1.
<© afgjonbsr biept'ban «©obsfgeDetmenffTen! Eön eeulDig ftaab-befiuit
&on in bet tijb geensintjs becbuHing miflen. I^tec Beeft 't boojgjonben uit.
©üs milbe 450b 3ijn beuaben beetyntjï toonen: boemel be menfeij 't beïueben quaab
jfeet '0 ^oogfien al-beftiec en caab
$iet aan beefcijoonen. SCcD! öoe i$ boen bat fjjne goub beröonuect I
3©aac té nu 't gobb'Iijö beelb /
't 3©elu in u 30 met luijïec fjceft gefïon&ert i 't go toeg: gp Bebt geteelt
8to ïwooft al$f gp / boemtoaatbfg en becbo?ben. 3Bp 3onbigben al t'3aam in u:
€n sebect 3ijn top alle nn
3Jn u geftojben. % 3 ^ocTj
|
||||
i<&$- MENGEL-ZANGEN.
VIII. ©ocï) toat mag cl& 3fclj ban uto bal benlagen I
jfêoefi eln Die pjoeb' uitftaan/
3©p 3ouöctt onsS getoi0 niet öetejc bjagen/ 2C10 gp Doen fjebt geDaan:
g©ant 't geen sn' in u berfoeijen moefl «iet treuren/ 3M0 oo23aan ban 't rampzalig guaaö/
ïjonuïeDer met jtjn toil en Daaö
^teeö0 goeb te beuren, I X.
jfêaar batife moet toeêc <©oD0 b|pe goêööetö toe3en ©at K|p 30« ^oon on0 fcfjenat/
©te De3e toonb bolnomen geeft gene5en: dtrx 't pangen-ïjooft 30 Sjenfet
©at i^p niet fean 't geen toel 3ijtt boossöeiö toil&e ©u0 geeft Den ttoeeöen 2ïöam meer
^Can 3ijn geloobig Crfoaaö toeêr
tuis ö'eerpe fpiltie, X.
Igeec openborïi 30 on3' gefloten oogen «©at top onss 5rtf reeïjt 3ien:
Oen Dat top niet bertroutoen op een logen; iBaar '0 Duibel0 laagen blién/
©at öp on0 niet berleiD'/ of nietberblinbe, jfêaar geef bat top in '0 =^eilanD0 bloeö
't <©een on3'en 3CDam0 fcfiulDen boet
3©eéf mogen binöen. X I.
910 5flöam0feötUöaan 't menfcöbom toegereeent: Hto ^oon0 gerecfjtigljeiD
Staat boo? on0 in uto fcöulD-boeb 3ijn getebent. ©at onö geen 3011D en fcljeiD.
<0P Deeb op $»>m/ al0 2öo?g / befcuulö aanloopen/ €n maafite &em boo?on0tot3onb;
<©p Dat 3^p bblgen0 't bzeê-berbonö
#n0 b?p 30U ftoopen. £aat
|
|||
M E N G EL -ZANGEN. 167
X I I.
3£aat oofeuto «geeft uto ©eelb tn ong Betamen: %iib <©p on0 ftecbsS be Oanö.
©etgeefg jal ban bc ^atan ons* Defïojnien: ^tetg beect ban on5en (lanb
|§P / bte 50 met uto gunft too?b Degenabtgt/ S&Iijft fteebg bp '^ g.ebenö boom/,ge3et
gin 't ^rabtjüS / en toojb een£ met
Hto 25eelö ber3abjgu |
||||||||||||||
Tot de WAARE BOOM des LEVENS.
(2T0011: Sooals 't begint.
I. : TpilliiliiliiliüïÉil
F €fu Cöafïe/ 3teüenö-boom/ €te& mp/ bat
|
||||||||||||||
plIillillilSliMiili^
in tot u Boom'. <©eeb mp oogen /mono en
|
||||||||||||||
"5 5=2
|
||||||||||||||
ii^Miiiüfiüiiiiisiiiiii
Banben / <€ot uto b?ucljt en tml3aam biab:
|
||||||||||||||
s~*\
|
||||||||||||||
pgi^iiiipig^iiüiiiiii
3lêDen0-fpij3e/ 3telen-fcljat / €entg-be«5el ban
~mmmmmmmmmm
mijn feïjanben»
|
||||||||||||||
% 4 frSSfe
|
||||||||||||||
i63 MEN GEL-ZAN-GEN:
I I.
'!t liegeen Cïjerubg blamtmg3b)aartv «©ie 43ottë <èöen nocö betoaart. 'fi Etc uto fcïjoot en acmen open:
giet Ötet ben tfc / toept gn/ Soomt/ ^ijgenö 3onöaac/ onbefcïjjoomt. '6 ©ecb' en toil öan tot u lobpen.
1 I I. ©eiltg «tip boo? 't fïang-benjjn: Eaat iü ban fiaac 3aaö niet 3jjn: <©at i& tjaac betleiöing blieöe;
[Ctojjl 5P öui3enö fïciftben 5et] «En öoo? u Ijaac nop becplet: aiaac öat öag'lpi* meet gefctjieöen.
i v. galig öte tot u genaast! galig öte uto bjucftten fmaant J jgalig / galtg öte mag ruften
<^n uto fchaöuto / aan be 30om ©an bejS ^ebenjs toatec-ftcoom / 3!n D«t pa?aö0Si öec iuflen i
|
||||||
ZONDAARS VRY-PLAATS.
^teitime: L'Amour que J'ay pour vous,
me conduit au trepas. I.
IS'tmog'Iijk, dat een Menfch zijn (laat niet meer be-
zeft! En dat een zondaar zich zo zonder vreez' kan weiden'; Terwijl hy als een Os zich laat ter flachting leiden, En dat de laatfte klop der tooren-bijl haaft treft! Waar
|
||||||
MENGEL-ZANGEN. i69
I I.
Waar heen , gerufte dwaas! voor 's Rechters oog en
hand? Schrik is'er van rondom! Elk fchepzel ftaat fluks vaardig, Ten dienfte van zijn wraak : diczijtgy over-waardig O wee hem, over wien zijn grimmigheid ontbrand ! I I 1.
Ziet gy den Hemel aan ; daar is de Rechter-throon » Van waar de gramme God zijn toren openbaarde. Daar is het Eng'len-heir, met blixemende fwaarden Ter ftraf gewapend, om hungroote Meefters hoon. I V.
Verbeeld g'u , zo 't betaamt, den naaren Zwavcl-kuil, Der duiv'len kerker, daar zy met de doemelingen Gekluiftert zijn ; daar blaakt Gods toorn: en 't handen- wringen Gaat eeuwig daar gepaart met knerffingen gehuil. Befchouwt gy Aard en Zee; ö't gantfehc Schepzel
zucht, Enrekhalft,dat het eens van zonden-dienft gevrijd zy; Als had het Barens-wce: 't geen't Menfchdom tot ver- wijt zy Van 't ftadig misbruik van vuur, water, aard en lucht V 1.
En keert gy in u zelf: zie daar! eenzwarte rol: Een worm die vinnig knaagt; wien niemant kan ontloo» pen :
Die rukt voor 's Rechters oog den Boezem-fchuilhock open. Zijn hand betrapt u, zelf in 'tallerdonkcrft' hol. V I I.
Doch 'k weet noch eenc plaats, die tot een Vrij-ftad is, Verlegen Ziele: dat zijn Jefu herte wonden : Daar werd een toevlucht en een fchuil-vertrek gevonden. Voor die in Chriftu* zijn js geen verdoemenis. % 5 Grijp
|
||||
ï7o MENGEL-Z;ANGEN,
VIII.
Grijp dan de Hoornen aan van dcz c Zoen-altaar.
Niets zal, niets kan u van die veil'ge wijk beroven. Verberg u zelven diep in deze rotsfteen-kloven. Geen wraak-pijl dringt'er ooit door deze Beukelaar.
IX. Op Zondaar! Hier na toe! dit 's Zoar. Zijt niet fchuw!
Hier is geen Sinai vol fidd'ring vlam en donder, Maar GodesZoon gekruid. Ogaêloos liefde-wonder! Hy breid zijn armen uit, Hy roept en noodigt u.
Gelijk een Hin vol drift haar kiekskens lokt, en tracht
Die onder 't lieve fcherm der vleugels te vergad'ren, Wanneer zy klaauw of muil van roof-gediert ziet na- d'ren: Zo handelt Jefus ook met 't mcnfchelijk geflacht. A. I.
Wat draal tgy dan, óZiel.' gord duive-vlerken aan,
Vliegt daar gy biijven moogt. Dat Hemel > Hel en aarde
En zee, dan vlied', engloey', en barn' , en kook':
't vervaarde
Noch deerde niet wie aan zijn rechter-hand mag ftaan.
|
|||||
KENT U ZELVEN.
(STOOtt: Pfalm 38.
I. ACft toat fé ïji>t rop een fmette *
3£at mtin ïjette
%m mp / ?|eer l mjjn 3elnen uennen/
aö&aj in Ben / en
$>ü£ ftnjn 3it\$ geftaltenfê l |
|||||
MEN GEL-ZAN GEN.
I I.
«Boet mp tot mpintoaatbg ïtfeten Cn öuö leecen
3©at\T in mijn 2&oc3em fcftuil': «Boet mp al mijn bette-öoeben ISauto boo?5oeben/
«Dat ia binb 't becbo?gen buil. i i I. 3£aat ia op tt geil'ge toetten ©lijtig letten /
«Bat in baac meè bergelija ^taat en baab/ ais boo? uto aogen «©bertoogen /
€n on3tjï3ig toonntsS fïrjja'! I V. <0 Iaat i&mijn 3elb' niet liegen/ SSocö beliegen
■pet een umcblenb jelf-geblei! 3Bat jou bnlfcfje toaan mp baaten l 't €roert't gnaaij/ en
't ifêaabt bat ib'er niet ban feïjei. v.
3©at fian naam en fcöijn ban leben 5fian mp geben/
§üo in boot) ben in bet baab { l^eeling too?b boo? toaan-ge5onbe $tet gebonben /
«©ie ben lUeeftec ötoaasS beefmaab. v i.
SDoet <j3p mp mijn jeJfg befetjoutoen / 'ft i^cti berouto / en
ïtiop ban op mijn öeup'ban fcfjaamt'. <©at 3al b'eetfle tcap ban toe3m €ot getie3en;
JBüsï Set tot fjecfïel Bequaamt. |
||||
x7z MEN GEL-ZANGEN.
V II.
3©ant geboelen ban etentje ;©oet on0 toenoen
(Coc öcss ^etlanösi bolBetttf fcïjat: ö'^tocctutgtïc nan Bet quaaöe ^oetttgenaaöe/
•Eonöer: rufi tot tjpöic Baö. VIII.
&eet! toetft 3«If mijn fytt/ öep?oeft Bet.
(@ 't öcïjocftfjêt!
giet toat toeg'ee öp mp 3?: «jsj 3C fcnaD'Ujö/ toiit mp teecen? aföeoeraeeren:
ftctö/ en fttett/ en teugelt mp. |
||||||
KLACHTEN eens ZONDAARS
over een verhard Herte. Stemme: De Lofzang Marie.
I. Aïmagtfg^ecten-^eeci
gin ftniele boo? u neêc: %ü) l o?ijü mp DocB niet Beenen. gjK noui boo? u met fmett jföijn Diamanten Bert €ïaeniicn en betoeenen. I I. 'tgijïöaco gelpeen ffeen. 't «©eboel Belaag! i$ Been. Zo fcoef is 't/ öat geen öonöec ©an $tuai Bet toeftt/ s0ecn
|
||||||
MENGEL-Z AN GEN,
<©een liefbe-3eel ïjet tce&t;
«ïa 't wojb'et Datbec onbec /
ui. 't «Beboelt geen (lagen meec: «Been toonben boen fiet 3ecc/ 't €n toü 3icö niet be&eeren /
<£n 't San niet. ®?oebe jtaat! 2Bcöi öer.ti' iö cctïjt mgn ijuaab/ 3^oe 30UÖ' iö Bulp begeeren J
1 V. g& ben tot alle goeö «ÖnbeugenbV mijn gemoeb 5J.6 bienftöaac aan be 3onbe.
W. fcen in feftoon mijn pltcfit git ujeïjecjlcccf fjet licïjt / <£n 3oeft nip fiinfifefte bonben.
v. jfêtjn fject/ 30 ötoaasf en boosï / gj!S ecfjtec 3o?geloo.sf/ €nt»eetban geen becfcft?i&&en:
21113tet fietfjoe ut» ftanb Eicl) tegen anDten ftant. ©et flaapt in '0 buibeljs |trtfi&et!.
V I. <%h fieb ocfi! met mijn ftfiulfc IBtjn 3onöen-maat betbuit. 5P 3elf jfjeb mijn getoiffe
©ecbioefï. Kecfitbeecbig gaf <©oö baatom mp / tec ftcaf / «©en 3©02(l bet buiftewifle.
v 1 1. ©elaaS! 30 ife tiujS fïecby <©nmijb&aar tg 't betöecf, 8to gamfcljap 3al mp tceffen.
Ocft of beg peeren fcftijh Zo op mp biel/ bat tft |
||||
MENGEL-ZANGEN.
«gin ttjösS bit mogt öefeffen l
■ v 111. ^o gp nip / l^eec! beclaat gift bitjb' atfj i in öte (iaat. 'ft €n tjeb nocö bril nocïj fciacöten
fCot 3elf-becanöenng / €n goeö/ fctjoon/ Roe getuig: gjö moet öat ban u toacïjten.
Ifêaafe ban öat ïject nip b?p/
^etfcBep/ benrieubj tjet mp/
t€ot coem ban utti genaöe. ©ecanöec (leen tn bleejï/
©ec3agt ïjet/ en geneen
«©ie'ongejlalt' tenguaöe. X. iBijn a3ob ! geöjutn öocfi Fjter
ato ïjamec/ enuto btec/
(Sot mozff'ltng / tot betonnen. 3taat <3[e(u <©ee(l en s&loeö*
iBijn fjett fn tcaanen-bloeö
<©ocn fmelten / en bat toeenen. X I. ato ontueêrftaanb'ce ff?acïjt /
g^te 't ïjarö'fle ïject toccjaclït /
^ecbo?mt natuuc en 3eöen: ato fjanö 10 niet becno?t.
3Bat gp gebteö öat bjojö.
^ toecö 30 tn nip meöe! X I I. I|tec tè öe cecfjte (lof
<©m uto genaöe-lof
SClmagttg te beteewn/ 3©annee«: gp 5ul« een ro$/
Ztt tiacö/ 30 (lijf/ 30 ttotë/
©an (leen tot bleejï boet ïteecen. |
||||
MENGEL-ZANGEN. 175
XIII. «©an jal t& Q mön Beet
<©poff'ten / en ban toeca
3^ct u ten öienfi gegeben. &tlMft OP "b> 3©etöaac ttt;
gjn 3al met öect en 3fo/
«©an na öicn regel leben.
X I V.
3^an too?ö tft/ ftoe boo? fieen/
<S*en lebenötgefteen/ (Sen üoutu ban <üjefu flEempel/ afDaac tn (©oös «èeefi ban tooont» iEoo bJO?t) 3tjn 26eelö bertoont/ <2n '« balg öan 3ijn exempel. |
||||||
BOE T-L IE D.
€00n: Pfalm yi.
I. Ml n ftette fïaat / mgn 3iel is gantfefi beeftaautot/
iBet ftommec en onfteltents üebangen; 2P nijg' en 3b)oeg: 6 <©oö! toat ts 't mp bange/ $u 't 5onöen-pa6 mijn 3iel 30 ftceft benaaubtf t «0 bttt'ce b^ucöt ban 't tngeöeelöe 30«! ïtamp3aitg ben ifi ban bfe toaan belogen. $tt laat gp mp een angel tn 't gemoeb: <£n 'ft btnö ftelaas I niets obec ais een logen. I I. Sfêijn <0oö I fioe buil en toalgslijft ben tft! ©an top tot Km 3tjn niet öan ettec-builen/ «©te onge5alft / inftanftï-en en becbuilen; ^0 öat tft boo? mp 3elben ij3' en fcfiji&ft' / $ftt0-i0'cc öat na öeiligöetö geUjfctV |
||||||
:l7<5 MENGEL-ZANGEN.
<©f na uto 2&eelö in 't alictminfï 6an 3toeemen: 3©at ï©onbec bat ui» gunft baa ban rap toijftt/
€n öat <©p mp uto inbloeb gaat ontnemen { II I. 3©aac binb iö nu falpetet / jeep of loog i
<©f toat g|o?öaan/ om mp toeêc tetn te toaffen i <©f goot ik beft een 3ee ban traanen-plaflen |Bct bolle fttoom geftabig uit mtjn oog i
3©ie fcfjaft mp nu een <23alfem boo? bie guaal*
Wit legt mp nu een plaaftec op öte toonben i ©p bat mijn 3tel niet in 't becbetf neêc baal;
maat Ijeul en ïjeil boo? mp noclj 3P gebonben. i v. q^ocl) 't iö becgeefg toaac i& mp toenö of feeer':
<0een fcï)ep5el / noclj ib 3elf en San mp fielpen. a®aac 3al tb Ö«n i toat sal mijn b?oeffieib tïeipen -e IBijn bange iUU fctjcp moebl en toerp u neêc
©oo? Ijem / bie toün-cn bli-fïeffen tjeeft / gja iie om niet bul in una toonben gieten: <£n bk uto b?eb/ f)oe baft en biep 3P felecft/
SDU 3uib'ten boo? 3Ün reine toatec-blieten. ïfêijn (0ob! 3te öiee een fcfiulb-bebernienb' bert /
't 3©elb u 3ijn noob al toeenenbe bomt blagen. Üet offec bat g' u immers laat befiagen «jp 3ulb een geeft / beeftneuft boo? 3onben-fmert.
Ocnaab' / 6 <©ob! té't bk ib maac begeer; 2jüiS mtjn fcbulöten J^emel opgecejen. ©ergeebje bie/ bat 3alu g?ootec eer/
€ n öanb en roem boo? uto genabe toe3en. v i. l^eer Sjcfu / 't i$ uto fterte-bloeb en <0eeft /
•t 45een b?ijben fian ban 3onben-ftf)ulö en fmette: g^ieö ifi op u al mijn betroutoen 3ette / <gn bib bat <0p mijn firanbe 3iel geneeft.
^rtjentt mp tjet uleeö ban uto gmc&tfgBcft s '■■
|
|||
MENGEL-ZANGÈN. ty?
©at Ijeil-getoaab sal al m0n builen befiBen.
<©f ban een (aft ban fcïjulben op mp feit / 45? 5Ult boo? 2&o?g en ^toffee mp berftteB&em v 11. <0un mp/ 6<0ob! boclj een be^metitooejtel/
ïfceent na uto 2&eelb ïjerfcljapen enl)etbo?en: 't 3©el& iu ïjelaasJ! in Sfibatn fjeb berlo?en, ®at J§ert-cfecaaD »0 't geen u toeigebtel.
<0 fpjeeli mp ooft bte 3oete taal eeng toe:
gjh ben uto Den": ui» jonbensijn bergeben» 3©eg të öan bntB; ban ben in toel te moé :
€n 'ft 3al atë uit be boob ban toeêc Ijerleben» VIII.
<©ait 3al mijn stel / ban 't ïjoogfte guaab bebjjjö /
,@teebsf utoen lof met öanttbaatljeiö becmeiben / Iget eenigft bat men u toeêt Ban becgelben; " (Certoijl mijn fjcrt 3icfi in uto IjeiJ becbliib,
ï&m 3al ift mp fteêbss boo? uto aangestcftt
2Seb!iitigen te toanb'len na uto toetten / <£n op uto 3©oo?b / até mijner paben licljt /
2t!tooö nautofteucig en bolftanbig letten. |
||||||||||
ISRAELS HEELMEESTER.
^Stemme: O nacht, jaloerfe nacht, &c. #f; Efprits
qui foufpirez. <©f; Les frimats ont cclfé
la Ptintemps, &c.
|
||||||||||
i.
|
||||||||||
H
|
||||||||||
Eclmceitcr lftacls, wiens Balïcm ziele-wonden
|
||||||||||
i78 M E N G E L-Z A N G E N.
piüiiiiiïi^iiiiËiiiiigig
Gencelt; ja 't leven 2elr aan dooden weder fchenkt:
pliiiilïÊlispËiiiiüii
Gy zijl tot hecling van 't gebroken hert gezonden:
'k Bid dat Gy ook aan my elendige gedenkt!
I I.
Hier lig ik neêrgeftrekt als in Bethesdas zaaien.
Ach koom, bezoek myzelf! ik kan niet totugaan,
Tot mijn genezing helpt geen Engek nederdaalen : Op meerder prijs en moeit komt mijn herftel te ftaan.
I I I.
Gy ondergingt eens zelf veel wonden, (triemen, flagen:
Gy Hortte water uit, en dierbaar herte-bloed: Dus droegt g' als Borge voor uw volk hun pijn en plagen,
Tot hun bevrijding j mits Gy dus hun fchulden boet.
I V.
Gy ledigde voor ons den bitt'ren droeflem-Beker:
En uwe krankheid bragt voor ons gezondheid aan.
Spreek Hechts een woord;dan is ook mijn genezing zeker. 'k En wil, 'ken mag, 'k en kan tot niemand anders gaan. V.
Ik weet al drong de plaag door 't innigft merg en fchon* ken; Al was de breuk zo wijd gelijk een volle zee; Al was het quaad tot in de ziel zelf ncêr gezonken : Waar Gy de hand aan flaat, dat red üy van zijn wee. |
|||||
Ach
|
|||||
M E N G E L-Z A N G E N. 179
V I.
Ach 'k ben van top tot teen niet als maar eene teiftcr:
En hooft, en hert, en al is even zeer gebuilt.
'k En vind in 't wereld-rond verband , noch zalv', noch pleifter; Zo dat het kanker-vuur meer voort-eet en vervuilt. > V I I. Hoe is mijn gantfeh geftel gefchonden en verplettert! De ziel en is niet meer als heel het lichaam vry:
Bebloed en krachteloos , vol fmerten en verettert. Zo g' ijmand noodig zijt, Gy bent het ook aan my. VIII. Ik geev my over in uw hand, tot uw begeeren : Snijd, brand, daar't noodig is; vliem't diepe zeer vry op; Doorpeil; ruk af de roov',daar 't onderzou verz weeren ; Neem weg'c verdorven vleefch; druk uit ook d'etter- |
|||||||
Maar koom, en breng dan meê uw wieken en verbindzel:
Paft toe uw bloed en Geeft: giet oly en giet wijn,
Die zuivert en verzacht: omkleed met uw bewindzel. Geneeft my, Heer! ik zal dan wis genezen zijn.
X. Maakt Gy my zo gezond; 'k zal u my zei ven geven: En lijf en ziel zal aan uw dienft zijn toegewijd.
Ik zal dan dankbaar , tot uw roem, voor eeuwig leven : Wijl Gy my 't leven fchenkt, en van de dood bevrijd.
|
|||||||
m 2 ziel-.
|
|||||||
i8o M ENGEL-ZANGEN.
Z I E L-S P R A A K. Tot trooji in onmatige droefheid.
COOn: Courante d'Amarillis. lïÜiiiiPSlglïll^
" fin 5tel! toat buigt gp u bugs treurig nebec /
iiüÉlPliMiiiiiiiiiiii^ipi
Stlö toaar'boo? u noclj ijoop/ nocö fiulp/ norD
mmmmmwmmmmm
raaö i S|oe bu£ beHlemt i fjerbat uto moeb cenjS
IlI^iüliÉiiilÜiiiliiülI
toebec / <£n toacijt ban <8ob beranb'ring ban uto
iiillüliillüigiülllll
(iaat. 25ebaac: berïuop bit 3Urï)ten en bit toeenen/
illiliiiaiilül^iiiülliiiüs
|
|||||
€n toerp u 3elf nk't 3a mifmoebig fjeenen.
1 I. 't gg toaac / g'en Bonb niet ongeboelig toe3en
2ïlsS üttt'ce ramp bang-bjmhnenö u benart: 2110 ban ronbom beel quaaöen u boen b?ee5en: 2110 't 3onben-paft beangftigt 't flaautoe Ijart. ©oclj ïpe öie per0 upaangt/ en 'tï)arttoil fluiten; üto D?oeföeiö ga öe maat öocD niet te buiten. ^cfiep
|
|||||
MENGE L-Z A N G E N- iSi
I I I.
gtfyp moeb/ fcfjep moeb in al uto nmttfen lijden: <0oD leeft/ bte u betloffen nan en toiL
$a ttaanen-3aaitijb boigen ölijber tijden. 3©acijt op <©oD0 yeil/ ó 5fèl/ en fjouö u fifT.
^>aop op uto <0oo: gp 3«lt Dei" noc!) eentf p>jj|'cn Sii.ö öP erlang u 3al 3Ü« ÏMP betogen. i v.
2©at 30UÖ uto tmia tot 5uif$ een top-punt lïeig'cen i E.iyn »ü5od!S bettroofïingen u te geting *
Sou gp dan meê getroofï te toojten tocig ten l <© neen: mijn pltcöt eifcftt dat in u öeötoing.
3©$ af/ toto af uto nat-befoeten oogen/ <z2n Deo öocD met u 3elben mededoogen. v.
'6 25eaen ó ja uto opgehoopte 3onben ©etbienen bat <j5ob ecutoig u betitoot.
USaar g?ootet noci) too?b 3»« gena gebonben: <ên meerber pjijsS geeft ^efu bloed en doob.
Segban niet: 'ftljeb meet gjutoelen betyeben 3Dan bat <ü5ob ooit die toil of ban bergeben. V I.
liomt met iiie lafl na giefuö toegeloopen : ^0 binb gp tu|ï bp «©odeg ©ffer-^am.
$P ftoub 3ijn fcfjoot en armen altoos open. $ooit toierp igp uit toie immer tot 0em quam.
©enn bat niet bat gp d'eenigfte 30ub toefen. Ép toept/ l)p toenfit: óga ban 3onder bjeesen. v 1 1.
2Ül fcfirjnt bat <ü5ob u até een bpanb fjandelt; ©erbergt ypu 3ijn liefltjn aange3icfjt/
SSo bat gp gantfcft in 't naare duiffer toandelt; $p 3al u toeêc uitboeten in bet licftt.
^teun op uto <S5od: die tootu 5a! fiaaft becbtoynen €n ï|P u met 3ijn liefde-(ftaal befcgijnen. m.? wat
|
||||
ïSi M E N G E L-Z A N G E N.
VIII.
3Bat 3011b oor 't KCU10 u 30 miffroofttg maanen * <© öat Ijet op / en tnaag ftet als* u paft I
3©ect?outo op <j3ob t bebeel aan^em uto 3aanen: % ebenaatt uto fetactjten met öe lafl.
ï^p 3al u 3elf fleebïS bpftaan in tjet feampen; ^a u eerlang bcbcp'oen ban uto tampen. l X.
3©02b ban / ö 3tcl / ban bjoeföeib niet betflonben. <©e ïjel-Ieeuto/ btefleeDS btieffcöenöomugaat/
ESiet befl 3ijn nan?s toanneec ÖP m uto toonben (€ot btcpet fctjcuc bcctooebe ulaautoen fïaat.
*©eg peeren bliibfcfjap moet uto fter&te toe3en: «Die öoct uto fiaan/ en3aluto (mert gene5en. X.
jlöeent niet alsS toaar' goï)3altgï)eib gelegen %i\ bjoebtg en 3toaatmoebtg tfeebg te 3(jn /
«©aacftitjö Ijet öetlbet Blijöe booofcljap tegen/ 't 3Bi'lK obetfïjoomt ban olp en Pan tojjn:
<©at fcan alleen een 3ulfte öjoeffjeib üjöen «Die 't faam gaat met in <©oö 3ig te becbtijben X 1.
<©e ©aber bcc becttóojttng toil 3ijn uinb'ten $iet altoos 3ten in biggelenb getraan.
<©' ontecct ïgem bug / en 't 30110 uto pltcfjt bertjtnb'cen. 2ijn btentf moet met beröeuging jijn gebaan.
't %$ of ï|p 3i£ö een pacöe ©abec toonbe: <Diettoutoebtenft met enwel fïcaföeibloonöe. X l 1.
l|ecft geftrê luit 3Ü11 SSzuiö fteebö aan te fcpoutoen gin 't tteuc-Hleeö enbat3'inliaactcaanenbaaü l
3|p / gifcaëls ©«tcooftet / Ö«fï boo? routoe ^r.ac aangebaan met taolijft S-Of-getoaob/
€n b2eugben-oli op |)aac ï>ooft gegoten. §2ou 3P öan toeet öaat 3clf baat ban ontblootcn i |
||||
%$
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 183
XIII.
gjg niet be <tf5ee|ï be (Croofïet ban be gerten* JBaacom Jgp ban ontoaacöe fmaaöfteib lub
2JI0 men 3icö niet laat tcoojlen in 5ijn fmerten; €n bat men 3elf ais met 3ijn toecning ftrijb.
<tf5een tooefljeib mag u immer; 30 behlemmen/ ©at 3P geloof/ of UefD'/ of Doop 30U (tremmen. X I V.
tïeifit <0ob u toe een ssener bol ban alfem; <8nttoö& bte niet: na bitter bolgt Ijet 3oer.
Zijt gp bertoonb; in <föileab i$ 2&alfem. <£n fcDoon gp in bit 23ocöim toeenen moet
<@f b?oef uto öarp aan «©abels toilgen ftangen: iïto Cjjter (ïaat ijaafl blijbe 3ege-3angen. |
||||||||||||||
'T GENADIG RECHT.
(2C00n: Courante Simple.
TlliÜüiililiillÜliÜg
X Cft 3fe boo? gjefu öloeb een baan <0m tot
IlillliSiïiililïiilii^ïIilI
«Bobs ©ierfcöaar onbefcf)?oomt te gaan. «gtfjoon
tö 30 fcBulbig en blocfc-toaarbtg 3P/ ©ejsecfjtet * |
||||||||||||||
O*
|
||||||||||||||
piiilfeiiÊlÉ
|
||||||||||||||
niettemin recfnbeerbi'öt mp.
m 4
|
||||||||||||||
<0OÜ
|
||||||||||||||
i34 MENGEL-Z. ANGE N.
I I.
<fi5ob 3tt op 3ijn genabe-tB?oon / oBebctfigt op Den iBibbelaar/ 3ijn f£oon j <£\\ 5onbec ftceun ban 3ijn recBtbeecbigBeib 3©d?ö in öaac ban mijn inifbaên bnjgepleit, lil. ©e 5önb «laagt nip tot. boem toel aan: <£n'H 3te baactoet en ^atan nebenS liaan: 5Ja '6 binö m? obettuigt in mijn getoiff'/ ©at Bun befeljulöigmg / laag! toaacBeiö fef, I v. *h©ecbecgmün fcljulb niet/ maac beften ©at in be boem-bloeu obectoaarbig ben. ©og 'n giijp mijn ©o?g teeftonb gelobfgaan/ <£n 5eg: bie lïceft Bet al boo? mp bolbaan. v. ©ie treeö a!0 ©oo?fp?aa& in boo? mp / <£n 3egt; in tel bat öee3' ontfïagen 3P: (©m bat miin bloeb boo? Bern tsS uitge(ïo?t, 't 2P reeïjt bat Bern bat toegeceftent too?ö, V I.
©aac op toijfl ban be stecBtec 't cecBt /
<£i\ 3egt: be 3onöe toozb Baar eifcB ontsegt: gfft fp?een B«n in en om 3tjn 55o?ge b2p / <£n ftBenfe öem 't cecBt ten leben nocB öaac Bp, V I I.
't dSeert bitë beö hemels ©iecfcBaat boet
getuigt <©objS «Beeft intoenbig aan 't gemoeb. «Selunntg toien bit boo? <©ob«" (€B?oon gefcBKÜ l
<J3eIuaöig ük bit in 3tjn Beet geniet,
VIII.
«|h baag op bie beneHedng
jfl toatmet mp toil tceben in 't gebing: 3©anttüaec ofbalfcö/ toat mp befcïjultiiöt / moei ^ecjlommen tooo? 't gewep ban 3!efu Bloeö. ROEM
|
||||
MENGE L-Z A N G E N. 185
ROEM in den HEERE. Heer Jefu , 'k ben uw zond : Gy mijn gerechtigheid,
'k Daag wat wil pleiten op die grond, met zegepraling. Nooit is mijn zond zo groot , zo vol vloek - waar-
digheid , Of uw gerechtigheid is grooter tot betaling. Gy zult niet lijden dat mijn zond uw zoen uitwilï':
Of dat noch fchuld of ftraf voor uw verloftcn is.
|
|||||
DE WEDERGEBOORTE.
jêKltttlK: Uit mij nes hertengronde,
I. Ai1 % toieUan€»oü.S toecöocen «©eflacïjt ooit
plll^ülliiipüllililf üf
10 getoeeft 3®o?ti anöwnaal gebooccn / <£ecft
blcefcl) / en oaacna geeft. €lenötg 3ijn ötemaoc
«©e bleefc[j-geboo?t' ontfangen: iBaac ?alig/ bie
erlangen ^at Ben <0oös «Seeft toeerfeaat' J
|B 5 ö'Cen
|
|||||
iS6 MENG E L-Z A N G E N.
I I.
V€en Meefcfjlp / 50nötg/ fmcm'g/ 2$aact too?nss en fatanjï ïunö:
jfêaar o'anöer geeft'njn / toetttg / ©oegt onjs tot <tf5oosr <j3c3tnD°;
€n <0ooss natuur en 2&eeiö/
TDoo? ö cerfle / laag.' tierloren/ 3©o?D aan een toeêrgc&oren <®p 't nteuto oan mcêgeöeelt.
I I I. Ifêen 6?ögt een geeft'lp lenen / «©antfcfj toenaam tot 3jjn plt'cfit.
g^uss toecö öe 31e! gegeben <£en nteuto berlicötgeatcfit/
€n een geöetltgt ijert /
(Cot 'sf peeren toet genegen. go toanöeit tn (JBoöjJ toegen 3©tc ïiuS tjeroorcn toerö.
I V. $}tt Etcïjaam met 31'jn leöen/ fCan 't 3onben-joft ont5ett/
<®aat 3ttf) met lufl üefteoen <3Eot irienft Der leiligöeio.
;©u£ leeft öe nteutoe menfcö
«©eoalltg tn <ö5oo0 oogen: «gn Dat fip 't (leeöö öoen mogen 3$ 3Ön gepoog en toenfcD.
400b 3êlf fê öen een ©aöer ♦
3Be fcerït ï)un fBoeöer: 3p*
gijn 25?oeöers" aüegaoer.
S£p 3ön <6od0 saaö: toien !§?
t©en <0ee(l Dejs fnnöfcfjap.ö geeft.
<Ep 3ijn/ aljS ïütnö'ren/ t^aamen jlJet CtottfuiS/ erfgenaamen $an toat <©oö # en Beeft.
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 187
V I. 't 3$ <0oti / öie uit genaoe a©eêcbaact/ ooo? 3©oo:ö en «Oecjl.
<ü5een menfetjen toü of öaaüen ^ijn tnet tocreifeïjt gelooft.
&an 3tclj een menfclj toel iets?
©an 3ijngeboo?t' toefcönjtoeni 3Bat 50U Dpöan tjeb?pen (CeeuKêrgeboojt'* ömettf.
V 1 1.
Jjcec! laat mp meê öeftooren
(Cot 't jalig frinöet-tal
*E>at uit u t0 geboren $a uttien totl: in $al
<@elp mgn plicBt t$s/ toeêr
H altooö©aöec noemen: 'ft Zalm» genaöe toemen/ «Ên toesen tot uto eer\
|
||||||
ZIE L-Z U C H T
Wegens de overblijfselen der ingevende verdorvtntheid.
In navolging van Paultis, Rom. 7. |
||||||
«Stemme: Sarabande.
|
||||||
i88 M E N G E L-Z ANGEN,
€en 3onben-toet/ acb! fiecrfctu'ec in mijn leöen / ©ie boot öe öoob fteeög bitt'ce bjucbten baactT ~~
I I. 2P boel mijn geeft toel tot mijn plicbt oenenen: -ga beuc <©o^ toet boo? ftriitg/ cecljt en goeb:
ifêaar ach I bet bleefcfj Bant 3icb baar bebtg tenen/ €n obetbtoetft öie ö2tft ban mijn gemoeö. lil. '6 Bil menigmaal met op5et gaan betiracftten ©at 't geen in minn' en toeflem tn «Bobs toef
jlaac b binb mp baab/ 00b buiten mtjngeöacbten/ «©ooj 't 3onöig bleefcft berpöelt en belet. 1 v. 5ö$eem bthtoijlsf boo? al 't quaabe na te laaten: Ifêaat 't obecaalt/ 't omringt mp eet ifi 't toeet.
©uö Doe ife 't geen ib quaab beur/ en moet fiaaten; Baat obec tb mp fcDaam met fiewen-leeö. v. 3©at'a b'oojjaab ban 30 b?eembe toan-bebinbett* gift boe bet niet: en immetsr ja; ib boe't.
't (€toeebouoig f|j / 30 lang t bu$ 't saam ;al blijben/ Höaab bat ib fteeb.ö biet ober blagen moet. VI.
<©f al 't nieuto'gH/ ban '0 peeren <0ee(l gebooren/
3üet toil en baaö nel) cegelt na <ï3ober toet: 't <©ub' <^M en toil baai; na in 't minft niet boown
Jfêaac btnft alleen op lufl ban 't bleeftb gejet. VII.
€n 30 ib al ietss goebjj befïa t$ \mtm\i
'i<©uaö&
|
||||
'M ENG E L-Z A N G E N. 185»
't &uaaö ligt mp bp / en blijft mp (metten aan,
•®u$ «an men nocl) beel buile biefe&en mecfien gin't geen ban mp op 't befte bjo^ö geöaan. VIII.
3®ie 3al mp ban bit licijaam ban öe 3onöe
Cn üooö berloflen: 't toelö mjjn gee(i 30 ö?ufit!
't g.ö bloeö-buil/ bol ban 3t^ten / fïciemen / toonöen/ 3©ol ettec-ftann / en gantfcö na b' aacö' gebu&t.
1 x. <Ö5P jijt alleen / 6 <jj5oö J öie feonö genejen <©oc? Zoon en «©eeftal't geenöe jielen fcDo?t:
j?tafS 3al öequaalna toenfcögeljolpentoesen/ 2C10 <0p maat bloeöen toatec op gaat |ïo?r.
X £aat 't ïjart berfïeent 3ijn; laat öet gantfcï) becbui'len ; g]a laat öct3ijn a!0 0002 en öooamelaatg t
<U5p Doet ftet met een bleefcften Datt bemiilen/ 4cn fcïjept boo? 't ouö een nieuto toeêc in öe plaats
X 1.
Heet! toilt mp met öie gtmft öoc8 meê be&coonen l
'K Zal 3iel en lijf öan off'ren tot uto eer:
'h Zal 't nieutoe fiact met nietitoe öaaö öetoonen: fja 'B 3al mijn 3eif bccnieutoen meec en meer.
X 1 I. 4fSp 3ultmpöaneeng t'eenemaal bebjijöen gn'eflicöaam^ öooö ban'tlicïjaambanöeöooö?:
Cnbanöejonö 30 toclalsSban Ijet lijöen; ©atalsSeenbnicljtuit öe3e too?tel fp?oor.
x 1 1 r. <©an& 3? u / ï$eec l ötè ows öit fiebt gegeben gnutoen Zoon/ öieoniï bectotnnen öoet.
©an 5§em i$ 't geefïclp en *altg leben / 3&00? mm «Éieeft / om 't jïojten ban 3#n öloeö,
ZIEL.
|
||||
i9o MENGEL-ZANGEN.
ZIEL-ZUCHTINGEN, Om Gods zaligmakende genade-giften en bewerking.
^tcmtm; Iets moet ik u, Laura, vragen. <0f,- Waar-
om zoud' ik met vermaken. <©f; Vous faitcs bien la finette. I.
A plïüii=iPl3iiüiiiii
JL JL ^beftttenb' litfjten ©abec / <©nuitpiitü're
mmmmmêmmmmmm
bolfjeti30 Wtt i *©ie / alg 't goog(le <©oeb / oofc 3tjt
ppliïlliiiïliiiliïiiilli
Ifêebebeeteaam: laat be (ïtoomen ©an uto gun(t
pfgiiiiiiiüiiËijifiiüiii
oou op mp nomen / 2!o atë <©p uto tooln netbljjb.
I I. '&25en noobb?uftig en clenbig: jBaat uto fcljatten 3ijn onenbig / 25?on ban algenoeg5aamr)eib. 'ftï^eb genoeg aan uto genabe (Cotmijn Ijetlv en tegen 'tguaabe: 3©ijl Die nooit ban b'utoe fcDeib. lil. ;©ooben «onb <0p / ^eec! bectoeaaen/ ©uilen toaffcöen / naafeten beaaen: <©P 3Öt 3ttc0t in bui|tecniss:
<5P uontHjannen tftaBg genesen: 9dcmen
|
|||
MENGEL-ZANGEN.
kernen feont <©p rptrom to^en:
jBitjS u nietsi te toonüet is*,
i v. <©p itont 3onöen-fcI)ttlt bergeben: ©oemelingen fcïjcnht <©p't leben: ©leefltg maafit <6p 't fleenen öett:
l§elletoicBten fjemelmgen. Stnlige becanöecingen / ©aar <6p öoojberöeerlijftt toero!
V. $|eer! bit Secft mijn 3tel ooft nooöig: g' tss gebze&ig / macljrioojS / öooöig / fteötg / 'U fjeb niet goebss in mp:
'&ï|onget7 bojft'/ berga enfierbe/ go ia uit> gena moet öerben. <©batbiem{'aHe$S3P.
v 1.
'B^ebberöienft/ nocBmij*/ nocB toaaröê ©te uua goeü'ten ebenaarbe: 'ft 25en een nietig aatöen Dat:
'ït Wü uit gunfl/ om niet/ ontfangen/ ©002 genaê genaaö' erlangen. &om berbul mp met uu) fcöat.
v 11. gijn 't niet fiongerigc 3ielen / ^éer/ die aanuto oog gebielen* 3®o?öen leeb'ge niet berbult i
gijn't toelnjfte/ bolle/ satte/ ©te <©p met utti 3aal'ge fcfjattett «öunfttgoberlaaöcn 3ult i
VIII.
'tgsï'tberftneuften angfitg ïjeetc /
't «föeen berquijnt ban 3onöen-fmem/ 3Baac in <©p uto oli (io?t 1
't£nnöie bjoebigsijn en treuren ©aar u\» tcooft aan )a( gebeuren: |
||||
i9t M E N G E L- Z A N G E N.
^onbaat i$ bte 3altg toojö.
i X. 25en t& fieel becmant ban 't quabe; 'tgsimeeceerboojuto genaöc/ 3Ne ooB ücöt ban buijtec maant,
't <jpEoem-iucl)tetboo2 uto üeugöen/ luimee öann-itof/ ojootec taeugbe/ 3tI03oeen uto goebïjeib fmaant.
X-
^o t&aboojtetiïbelebig'; Jjeem bat ban mp / maan mp lebfg
©an toat bjucbt'Ioog plaats öefïaat: 3©o?m mp/ fcfjtft mp/ buig mp/ leec mp/
©berreeb en obetljeet: mp:
3tctü mp öoo? uto öanö en taab* X I. gjn ben leem / <©p pottebafeftec.
$m <©p't maant / tote toebetfp^an'er I
't öto tsj 't: boet toat a gebalt»
«©oetmp 30 uto maalsel blijften/ 3Dat tfi mag uto sseelb gelpen g&oo? betanbecbe geftalt'.
|
||||||
BED E-R OEM
Van Gods Genade.
Stemme: Pfaim7$>. I.
Oiton mvjn #el ben lof ban <&öb# <&enabe/
ftecïjt na toaarbP becmelben ! bte ban 't tjuaabe $fê$» b?pbe/ en met 3tjn 3altrj BeH «uam «wonen/ 3©an*
|
||||||
MENGEL-Z ANG EN. ip3
3©anneer 30n &>?aaft «iet bloe& nip moot öefooneii.
811 toat ifc ftefi en ben / 2il t»at i& 6an en Ren/ 'ft ©en 't aan <0enabe fcfiulötg. ;©ie 3P toeec banfi en p^gtf ©002 't b?pe gunfl-tjetoij.ö/ ^orijft/ 30 menigbulbig. I I.
jont beeb u mp bloeft-toaaröfge berftfjoonen/
<Sn in 't berberf ben toeg be£ lebenjï toonen i 6 't ï©ass alleen ubj enfiele (©enabe/ aio fout're gitna/ 30 b?p in al Raar baaben. 3Bat lag iö toalgelijfi <Bp 't ©eib in uloeötg fïtjït 3©nnneer gp ti ontfermbef 48P gtngt'er beel boojüp/ naaac toiefcfit en ftieeöbe mp/ 3Nen gp 30 lief omermöe. I I I.
<(F5craöe toerfit almartjtig m ben 3ijnen ;©c öuijlcnu.sr moet boo? bat Itcïjt berbtenjiien. ^P fcljept/ bertoefit/ toeêrüaart / en fianberburtiten «©e liarbjïe 3icl / en afge&eeröjïe 3inneu, ó itiejfelijft getoeib / ©at alle Roogten belt/ <Ên to?ebel boet öcbaaren! «©cnabe 5ege-p;jaalt: igaar ö^acljt tö onöepaalt. «föeluRRtg öie 't erbaaren! 1 V. 3©at immer ban genaaö fef aangebangen / ©at iott 3p ooft een salig einb erlangen. 'tgs allejS uit/ enboo?/ en totgenabe/ 3©atöeil toebjengt/ en beiligt boo? Ret miaabe. |
||||
i94 MEN GEL-ZANGEN.
o'<©ntoanfeelbaate njonii
©an «©oog <©ena-becbona
fjan nimmetmeec bestoijfien. «©enaoe bliifc gettouto /
<£n nooit luijgt «Bob berouto/
©an 3ün oenace-Wijfeen. V.
f^ooit fian te 3tel genaab alleen ontbeeren: <gn meetöec goeö en Ban 3? niet begeecen. a©at baat fiet al; mifï pmanb öie genaöe: €n Occft fep öie; toat fal fiemBonnen fcftaben* ^oe ife Doo? fe?uiffen 3tooeg: <0enaaö të mp genoeg; 't Zal mp ban toelgeballen. g^ie të mijn ^cljilö en Zon/ jitëijn feleeb / mijn fpijg en bjon / 31a allejs en in allen. v 1.
-Blaaïtt / tyeet l «to too?n algf fteete 3toabel-bfceben:
üomt al 't gctoelö eet l|eHe-magten toocöen; ©ecbloeöt öe ï©et/ befcljulöigt Ijet getoeten: 53en ife ban elfe beeftooten en betgeten: «©at alles öeett mp niet / Zo 'fe uto gena geniet, 'fe 3|eb nooö noeft booö te fcBjoomen. Zp 3aUgt reeöjS öe 3&erft; «©ocfe 't nier-begonnen toerfe a®o?b boben eerft bolfeomen. v 11.
3Beg eigen totl en fijacfjt/ beebtenft of toaatae/ €11 toat ooit ffêenfcft met <®öa$ <©enabe paacbe: 3Deg al toaac 000? «föenaöe too?ö ontluiftcct: 3©eg alleg toat genaöe-toem berouifiect. 0«naöe
|
|||||
MENGËL-ZANGEN. i?j
<S<maöe ftent geen pech.
<0enaöe ïjuIö geen toerh.
Ep toti baar roem niet öeelen: gsp eifcbt tien öanb alleen.
«0eef 450b/ en anberg geen/
<©an lof met bert en beelen. VIII.
<g[fi öo?|ï / 6 <Ê5ob! na uto <fi5enabe-|tcoomen / 'h 3©il tot ben (Cïfêoon ban uto <©enaöe bomen. «Êt reib mputo <0enabe-fcbepter/ ^eere! 3©il mp ban uto <6enaben-fcftat niet toeeren. <©ntfang mp in uto fcfloot '&25eb'en/ mijn fcftulb të g?00t: $|aat uto <#en! noeft meerber. ©oe meer in mp berbocm; <€e gjooter fê ftaac wem / 3&U0 fchenbt gp bie te eeröer. i x.
ó 't «jp ctfjena <©enabe te begeccen. ó 't <$$ <©ena <$enaöe te beceeren. Staat ban <©ena öat btiv oob in mp toerben / €n mp Daarin genaöen-rijb berjterben. <©eef mp <©enabe-(lof SEot uto <tgenaöen-lof/ jfêet 5te(0 en licbaamg bjaebten. I^eb met 't geöjeb gebulb: <fin uit «tfjenabe 3ult 45P 't pogen niet beracDten. |
|||||
$ 2 ZIEL-
|
|||||
i95 MENGEL-ZANGEN.
Z I E L-Z U C H T
Tot het Waare Licht.
,§tcmnK: La Canary; ©f: Au Verd Boccagc. |
|||||||||
3 mm%it\n
|
|||||||||
-b?on/ en ©abec bet ^icljten /
|
|||||||||
■ 3$e3entlp %icl)t / bat niets* buiflerg bebat: <©p
bie be filaarïjeib bet «Ênglen boet 3toic9ten / €n baac noit buijïec gemeenfeftap meê ijab.
II.
<j3p-ïjie ïjet Itcïjt ecn.ö beeü fcïnjnen uit 't bMfïec/ Cellijn met ito foacytige glans* in mijn öect/
«©at Ü5 / boo?licl)t ban bis fjeerlyfie Uiiftesi/ <©aac iü eccflt tutfïcc toaö/ licfjt in 8 toexb.
I I I. %va <0p mijn Iject en bernuft nocö beröonöett; €aft iïs ncc!) in een €npptifcDe nac&t:
28lömiv 6 lgefl-3on / uto liegt maat beftonhett / ^trantf too?b een öelbecebag aangebjagt.
I V.
^atan nocls aBecdb jal ban mp betblinben. Êtijlt'er eetuooö uit ben efgjonö om Jjoog; 't^tu-
|
|||||||||
MENGEL-ZANGEN. 197
't ©utfiec moet fïiij; boo? öie Uufiecbecftotnöcn:
gja üte becleent met f)aac Ucljt ooft een 003. V. £aat mp Bet Iicljt ban uto aanfefiijn öejïcaalen: <®fik geflecme notl) jon-ltcljt genoot;
'ft EalDanm 'töonfeec nocl) ftf)?i&&en nocfi ötoalen/ ^cBoontfe ooojtoanöel öefcijaDutoïm-Dootu V I. <iD toatiötöeua'Ip öat Iticïjt te Befcïjoutaen /
^cljoon'ec een nacfftelüig ö'oogcn boo: fluit.
©anisS'econfiunö/ goöloosljeiti nocl) gzouteen: iBttss öaac al 't öetüg en 3alig uit fpjuir,
v 1 1. ©at öoet öe öjoeffjeiti en jammer betöbnjnen; C tojjl'et: een bjolpe mojgen op^ijfl:
31a öat sal't Bemelfcöe^alembefcöijnen/ ©aac 3«c& öit =£icDt op 't öoo?lucï)tigfi öetojjfl.
|
||||||
WAARHEIDS LOF.
Stemme: O Zalig heilig 'Bethlehcm, pag. 23.
I. H<©e öietöaac / fcïjoon / en liefoe-toaacö
fS'sS ^emels 3'uib're t©ocljtec/ a©aarï)etö! 3Baaï& öat m'ec 5toéet noclj bioeö om fpaatt. gpmint tKt U'cBttn naante fclaacöeiö. Ww 3lcugen-mom en ©öae-bïaö!
3©eg ffBaiiöen-öen^el! fcöoon uto öuiftcc J^aac gïaitsf Bestoalhf / Ijaac roem beftlaö;
$|aa|t 3totcöt ui» lajtet boo? oie luiftev. $ 3 2
|
||||||
ï93 MENGEL-ZAN GEN.
I I I. ^p firaalt gcljjR een mit:Dag-3ön ^ooj leugen-rooft en Dampen fieenen: ^iil Eeugen 3©aarfteiD nooit bertoon;
^cljoou 't üoo? een pootf toel fiaö gejefienen. I V. l§etgoDD'ltiHetoenbeelö Deftaat 5$n ïIöaarljeiD: niets* en ijs 50 ïirarïjtig: Ep 10 't Doo?lucljttg<t 3têl-cieraat> ••
€n maant onss <©oDsrnatuuc Deelachtig. v. €> Cfefften-ftittDer! (la gego?D iBet ïSaacljeilj / toilt gp jegepjaalen: Ep maant u b?p: fjaac bpanö too?D «0eDempt / en 3al maac fcöanD befiaalen. V I. <® waacfpSo / blijD öocfj ftceösi in mp ï
Enatin in u gcfteiligt toejen/ <£n Dat in in De ï©aacheiD 5P '
'n Zti Eeugen noch naat ©aDec b?ee5en. V l I. SeïfffanD'ge 3©aat«eiD! leet mp fioe
gin u te cef ft? atë 3©aatfteiD «enne: 't 55eö2og en Eeugen-nitibetDoe:
<£n Doe mp gantfclj aan 3©aatöeiD toenuen. VIII.
<Q <©eefï Det iBaarnetb! leiü mp Docïj
^11 alle ïBaacheiD. «gefu COjifte / ■©e ïéaac'jeiD! toon mp 't siel-beDjog;
«©at iö mp ftoeö boo? (ïange-liftcn. 1 x. 13to IB002Ö iö toaatficiD: geen Dat itt
«©at <j5p toaatacDrtg 3fit betegel': €n temmen mijntoantelfcljiftn'
$a ÖC3C (3tart3' / atë ïDaatöeiDs* tegel. 2??er.g
|
||||
M EN GEL-ZAN G EN. i99
X.
«Sjeng tot tic 3©aacBeiö: toie nocï) ötoaalt.
©oet otisS in 3©aatf)eit>!8 lieföe glaejcn; 5©at 3©aatöeiöiS tmicljt u toerb beroalt:
ï.aat ©?eeö' en 3©aacjjciö Dp onö bloejen. |
||||||
PSALM XLII.
^tcmmc: O zalig heilig Bethlehem, pag.23.
I. G<e\ijh een ï^ect gamfcB angftig jucöt
<£n fcöjeeutot na becfelie toater-jtroomen/ 3©anneec ijet na een fnelle bluctjt ©aac 3oebt berftiflïng te benomen. I 1. go fcf)?eeutot mijn 3tel tot u/ ó igeet7 <©e$ Éeüenö <©oö! en roept met quijnen: 3©anneec 391 ia/ ö 4Boö ! toanneec
€enss booj u aange3irf)t bcrfcBijnen i 1 I 1. !§et öaag'IpBSi ftfijmpen en gefpot Doet ttaanen flteeDsS mijn fpij3e toe3en/ <©m bat 3p 3eggen; toaac '0 uto tt45oö/
3©aac op gp u becltet boo? öe5en. 1 v. 'K ,§melt atëtfc benfi Doe -ra wel ecu 't 5pce(l-l)ouöenö bolft plag te bellen: <£n bjolijn in uto (Ccmpe! / $*eer I
Uto lof en toonö'cen te bcctellen. v. 3©at buigt g' u i $k\ l toat 3ö* 0' onttiifl i «tfiöoop op <©oö: gp öomt te Doben. €n 3Ult nocö ecn.$ met öerten-Iujl m 4 %w
|
||||||
2oo MENGEL-ZANGEN.
^tjn aanfcljjjn boo? bedofftng loben.
v i. lEijn jfel/ sclj! Buigt ïjaar in mp neer/
<ü>a53ö! bleiben ia uto'sS geöacljtig 231J be gojbaan / baar in bcrneer
ÏDaar %rmonim rijjï Deubelatfjfig. v il. t©en afgïonö toept ben afg?onö aan /
25p'tnaar gebimigbec toatergolben; 'W 3tj« 5P ober mp gegaan:
öto baaten öebben mp bebolben. VIII.
^ocïi b'ieete 3a! '0 öaags ober mp
Eijn goebertierenttjetb gebieben: '0 $acl)tö blijft 30" lof-Iteb mp oob bp/
€n ban jal mjjn gëbeb gefcfiieben. I X. '6 gal tot |$cm peggen: <£5oö mijn föotë l
3©aarom bergeet «0p mp 30 lange: ©at in om 'g bpanbS p?ang en trots
Haet 't treurig routo-uleeb ga omöangen. X. 'fe ©oei mijner Saatcren gelag
€en boob-jleen in mijn beenb'cen geben/ ■ais 3p mp b?aagen gantfclj ben bag:
3©aar t0 bocö nu uto <©ob gebieben* X 1. 3©at 3ijt g'ontrujïl toat buigt g' u neer/
SgieU ïjoop op %m: toant met berblijbing Slooft gn lem toifplnn nocu eens toeêr.
lp i.ö uto <0ob en uto beb?ijbing. |
||||
ME NGEL-Z AN GEN. 201
D E H E I L-B RON. (COOtt : Courante Monfieur.
ir? €i\ atë eenöojiïtglanü/ «©efcljjoont öoof piiiiiiptiiiiiiïitiiiiif
3onnen-S3?anö ; gn fmacïu / tn fnafe / mijn
|
|||||||||
ingettiant becöojt/ jBjjn tongs felecft / 30 öatsc
|
|||||||||
ïisiliililillililiiliiii
a a©ie tojjjï mp öocö een tuuppel toaters aan (£ec
|
|||||||||
itoeling/ om mijn Dojjt meé te berflaan*
«0OÖÖ o^amfcïjap i$ een gloetJ
©te eeubtfg blaauten toocö/
<£n bernen ?al tn 't onbccfl ban öe Del: ©e 5onöe Bjanö gelön een buut 30 fel; & 5 t«Efe*
|
|||||||||
20i MENGEL-Z A NGEN.
't <0etoeten i0 mp gantfcö berïn't/ 'ta©ela al0 een buut biep in mijn ooe5em st't: 5©e ^atan blaaft bat notD geflabig aan.
mi mp! ia fmeltI ifc gloep! toaac sal ia gaan i
L J 1.
<©'ft 3te baac b%il fontein/
Éo 3oet/ 30fioel/ jocein/
!©ie 30 bol-op met milbe fïcaalen bliet! <®p/ bojfïig Dect! neem '0 =8>ben0 fïcoom om nier. gtoop toe/ fcDep/ put al tont gp aont/
ï?et ftaat u b?p; ja lea geitje een ïjonö.
<© liefpitjH toocDt I ó siel-becguiltacnb nat! «ptoojöban u toel öjonuen/ maac nooit 3at. 1 v. Igter i0 een bicrb'ce bloeb
$an toatet en ban bloeb /
:©ie uit be 5iJöe-toonö ban g|efu0 quam: gja uit be (Cf)?oon ban <0oö en ban öet %am. 3B>jie-flcaalig fp?ingt ïiie 23?on op aacb:
«©at '0 uenni0 en cecBtbeecöigneiö/' gepaact
iBet öetügfieib: be tfcoom bec Ijeeclpjjefb ©loeit baac 9et %am 3tjn Wemelingen toeiö. . v.
't <©eloof i0 Bant en bat
öEot fcljepping ban öit nat:
<&i nat '0 bemonö toaac meê men 't b?inaenmoet. <0e:b mp bat/ ^eec! op bat ia fmaaa' fjoe goeb <Ü5P 3tjt. m toie maac 30 een0 b2inat
'tWttb öem een 25?on ïiit tot in 't leben fp2ingat j
cja tlabig uit flem fïtoomt; fip bo?fl nooit meer/ jfêaac Bp geniet met b?eugö 3Qn 3i«l0-uegeec. Üiel-Becbec/leibooa mp/
Ifêet al uto fcljaapjen0 / Bp
^©ie^eil-fontein/ aan *0 3Ceben0 toatet-plap/ <£n boe mp liggen in uto boebsaam g?a& «©an
|
|||
MEN GEL-ZANGEN. 203
^an ben ia tjlp en onbefcfi?oomt
<®f Eonne-bjanö en fcfea.iï;? ïuoojjte ftomt.
€n öjenöt <©p mp met traanen tn öit tal;
i&P ö?ooat Die öaac geen öojft meet quellen 3a!.
v 11. g&ft geeft mijn 3iel fïeeög fïof (Cot blijöfcïjap/ öanït en lof. <© <ö5ob öe$ aansienss/ 3aagt <©? mpoofi aan!
'fcJDtl nooit toeêttot gebjofeenbabfeen gaan.
't SIS «jjjfcaê'is &p?ing-abet/ öie öe lu|l 't §s ©ïtftl'üems OSoïnput / öie öe 3tel-öo# blu|l: g^aac toat öe 3©erelö geeft tot latoeniö
Maat öjocffem/ (ïijö/ en SMfem-peM të.
|
|||||||||||||
SIONS W AS C H-B AD.
(5JOOn: Gavotte a Ia fronte.
I. X X cjec ijs nu öe ^eil - fontein / *©ie Bet
pllIlïÊiiPiiiisifjÜlllil
|
|||||||||||||
3onöen-buil maant cetn «©00? Baat 3uinecenöe
piiip^iiiiiiii
flcoomen. kleeft öe fmet al ötep en baft/
|
|||||||||||||
«©aaö'lüb toojöse toeggenomen / Htëmen 3'i«
öie
|
|||||||||||||
£04 MEN G E L-Z A N GEN.
öie mareen toafï.
11.
<©p / ó 3iel! toaac toeft gp nu *
jiom nu fiectnaacüsr / Dompel u
cjn i3fc K?i|ïalltjne plaflen; 2tan u tg niet eene plaats
«©ie niet nooöig Dient getoaflen; 3©jjl 3e buil tó en melaats?.
il I. 2&loeofg-buil ?ijt gp gebaart:
€n ban üoe af öat gu toaatt
^0 <®OÖ0 25eelö fiemojjly gefrfjonöen; «tfnöe Wen tfeeti0 meer gemaaat:
gja 't i0 oncein öoo? uto 5onoen 91 toat gp maat aan en raafit.
1 v. 't 510 een toalgdtjne built'
3$te in utoen 35oc3«ti fcfjutït;
«©nrein 3tjn uto ijett en öaaoen / 3©ant gp ïjebt 30 langen tjjö
^tfcfien flü& op u gelaöen / ^at gp gantfclj öemooöert 3jjt.
^eep / ^alpetec nocfi ^jo?öaan/
Uan öien ö?en nooit af üoen gaan /.
SObana nocf) ©ftatpais bloeöen ; <g|a geen obec(io?te 3ee
ïïan u toafltBen Pan uto 25loeö/ en ^uib'cen 3elf öe minjie (leê.
V 1. ' 2El0gpu öu0 ToutïBejiet/
^cö?iHt gp boo?u3elben niet*
£ouüeu toel «0oö0 5iubet' oogen |
||||
MEN GEL-ZANGGEN. 20?
jonnen 3ien bat jonöen-quaaö i Eouö gp in 3P llemel mogen / <©aar niet onreins* in en gaat, VII.
;©uin ban in öfc 3©afcD-fIeê neer:
'tg[(J fjet 25loeö-bab öan uto %ec/
($ietó en 3al u öat beletten) 't <ëeen al eben suibcc blijft
^cljoon g'er ingaat: en utu fmetten/ <®f oie bloeö-rooöjön/ toeröjjjft. -
VIII. mompel ban in bie fontein/
^poel u in bic toat'ren rein/
3kom u in bie bloetsen baben-; <0P 3ult rein 3(jn nlsS be 5on:
3]a Som / toafcö oon uto getoaaöen 3©tt in öc3« JÜaleniö-bjon.
I X. gefu €Ö?i!tc/ <©obe$s i£oon/
<ïci Bom / toafclj <0p 3£if mp fcgoott t
Biet H"cl)t0 boeten/ Ijooft en Danöen/ jlSaar 't fieel licïjaam en be 3iel
©att bie butle 3onben-fcDanben; <©P bat tfc u ttiel gebiek
X. 5fiï$om ban uit bic a©afcö-|ïeê meê
56lö't gefc!)02en!toollig bee/
ïiÖB in b?ucliten. boo>t te brengen. Pucpec-cooD en ïtacmosijn
Zai i 30 ra0 €5p 't fcomt bcfp?engen / 3©it atë fneeutö pf ïöoUejijjn,
|
|||||
HET
|
|||||
2oö MEN GEL-ZANGEN.
|
||||
HET WATER des LEVENS.
(Coon: Pfaim ii ó.
I.
Oï|cil-fontein! 6 alljeibiS «©ceaan J
©Eebenss-toell'! ó gfcaëljS fp?ing-abcc! ©ecgun rap bat fft tot uto oebetsi nabetV €ttal0 een telg öaac mag gemo?teIt pan. I I.
9ïcï) bat een ffcaal bw 3uib're frebenss-ffroom/
©te uit be €0200« öan <©ob en 't 3lam öomt bloejcn / jfêijn bo:ce 3ieï / mijn öo?<tig tjact befpjoejen! ©an toiecö in als* een mtlb-bebocötte boom.
I I I.
3Bat ;oub tfi ban ontliuaen atë een bloem!
Hoe g?oejen / a($ een totlg aan gulle piaffen! 3©at 30uöeen oogft bantaucljten aan mp toaffen/ (Coteigen nut/ en'0 ffillectjoogjien roem!
I V. &oom/ leil'ge <©ee|t! befp?eng/ jaobcc|to?t
fito &ccR/ bie <tf$tlboa fchtec 30U gelft&en: ;©an 3ai be luacljt ban üese toat'ccn bltjaen/ ©at 3df be toilberm'ss al.ö €öen too?b.
V. 3©at bmtötb're 25eemb toferb ban uit bie tooejlijn!
^etbuinig 3anb toiecb ban tot toatertoclven / <|uaamt gp fjet met uto lief lp natbeboeïjten. ^oe BeetfijB sou bie saal'ge toiffltng 3ün»
v I. «Efefïagen mt$/ uit toten bie ^eii-bloeö biingt 1
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 2e7
<© jgof-fontein! 6 $ut üan lebenb toatec J <0p maant ui» s&jutb een toell: en bug ontfïaat'ec 3jn öaac een 2&?on Die tot tn 't leuen fp?ingt. v 11.
'B <ên bjeej' niet / fcBoon De son ban btnnt'g {ïeeatt
^cftoonailejsfmelt/ enfmacöt/ en moet toecflenffen;
'ö€n5al ban ora geen nacöt-nautooecbe toenffen/
3©anneecmp bie becfioeling nfetombjeeat.
VIII.
3&e$ijl b?oog uit: en tëEemansS reifer fïa
©erbaaft/ bcfcljaamt bp leêge tointerbeeiien: $ooit 3al f)et bocl)t Der I&emel-b?on ontb?ei»en/ $|oe fel DegloeD Dec somec-öitte bjaê.
I X (©f b'afgjonb 006 al golbenb'open öerft:
<©f'gtoecelbg 3«e op 't ongetfuimjt uomt tooeben: ^oo?(lcoomt <j5P/%rc!uto (lab (ïegtsS met uto bloebert; Zp toojD baat Dóo? berbjoujKtenbecberfï.
X.
til ga '6 boo? 't naar moecbesie-Boomen bal j
<©e 3ult mp ban tot een fontein toerffce&aen: ÖUJ cegensal mp cjjH'lijöotoecDe&&en/ «DieaWbe bauto op'tmoe.ö-Bjutö b?uipen$al
X 1. fgo i# uto ItectH afst 't blies ban (©ibeon/
25efp?enuelt; t'toijl al 't aacötp Do? en bjoog 10: jBitö obet öaaj uto Jjact/ uto tjattb / uto om $. «fceluUöig bie bat meêecbinben bob»
|
|||
KLAAG-
|
|||
ao8 MENGEL-ZANGEN.
KLAÜ G-L I E D. In ziel-drukkend Kruis.
Stemme: Pfalm 130. (®f; Wilhelmus van
Nafïöuwe. <©f ; Philis foyez cruelle. vriipiiiiüiisiiiiii
JL ^ ö ang|t en öjufe mp Wemmen/ €n in
ïËiÊflillilpliilËillIlf
öoo? ïijDen jtDoegy ©ecljef in/ ï|>eec! mijn
SiilÉiiliiilËiiliiiiilii
lïemme €n 3iicl)ten laatenü?oeg. €t neigt uto
|
||||||||||
iiililiüIIiÜIÜÉüliill
gunfïig ooce €ot mijn öenautoöe felacïjt / €n
toilt mijn fmeefien Boocen / <£ec i& ban ö?un |
||||||||||
P
|
toetfmacBt.
11.
ï$oe lange/ ^eet! Boe lange ©ecgeet <©p mp geheel i
pijn stel ijs otoec-öange: IBijn
|
|||||||||
M E N G E L-Z A N G E N.
jfêijn moê-gcfcD?eeuh)i3c öeel
3Jö Ijecfcö; mijn öjot big' oogen SEijn cooö / en 3toellen op
©002 fcfterpe tcaanen-looge: Ctoijl iu mijn leeö bet&jopp'. I I I. ï^et 6?utö fcBünt mp te fnijüen
i€ot Ö002 öe fcöou&'cen D^n.
'& 2Se?toijh fcDtec onbeu 't Ijjöen ©an 30 Deel tegenljeên.
<0 430Ö / ficü meöeöogen» gft öcö geen (leenen ftjacljt.
<©P ftent mijn cm'oecmogen: l§cb op mjjn 3ttiahï)eiö atfy l
1 v. $|oe lang të nocïj uto fcïiifilnng
©at jh öt$ 33 gepecdi
3|& refjftal3' na loerximfifttng / ©at <j3p mp eenjS toecberft.
Stel)! laat uto banb eeng toenben. t0un toeêc uto aanfcljijng licDt;
2!o Dat <©p mijn elenöen (Of toeg-neemt/ of ücrïttïït.
v. 'fi25efien/ !§eec/ mijn mtëöaafcen
©ecöienen üat <©p mp
^ouö 3toaacbei; ujuiö oplaaben / <ü»n maanen mp nooit b?p.
Jiaaac/ ^eer! betgeef mijn3on&en$ iCceeö met mp niet in 't cecDt:
<6enee0 Dan 00& öe toon&en ©an uto 3iel-ö?oetoe fenecBf.
v 1. Hecc 3l?fu/ <0pfie&nwbe |
||||
zlo M E N G E L-Z A N G E N.
<E>en bttt'ren Mb gefmaaöt;
€n 't lijöcn ban uto Icöen <gj3 't öat u sclf mcë taaut.
<jBp mocft öio? lijöen Jccien ©arm&erttg jMeftct 5ijn:
'6 JBtl nip öan rot u hmm <®m olp en om toijn.
v i i.
Südj ©aber/ $fe öe fmerte
©an uto toecömfrc titwöJ
ïfoe Ban ött öan uto jfjecte i " h fflm öat gp mp bemint. SficI)! laat uto tngetoanöen €cii0 tot ontferming toeêc/
281» toel boo? Hem/ ontD2anöett/ <êtt öat iu gantfcö bectèec'. V I I L g^ocïj totft <©p öat mijn fmme
|5oclj langec öuuccn saf;
40eef mp een Iijö3aam öewcj <©p öat mp toelgebal!'
Sul toat u mag üeöaagen/ €n Ijelp mp öoo? uto <0ee|r
|K»n fouts Hloeïimocötg öjagent <0een iafï tooiö öan geb?ee|ï.
I X.
<0un öat mijn stel 3«Ö ffHte
jifêag Ijouöen op uto fjeil/
<in onöec utocn toilie Eictj öutp?. ülaat geen feü
|Bp toegeccHent too?öen/ a®aac toe mp 3toafiöetö b?aci)t/
®f Satans lij! aanpo?öe j gjïi öeeö öet onbeöacfjt.
|
||||
ME N G E L-Z A. N G E N. 211
X.
'fi Slaat H Bebolen Blijben
281 ö'tmaomfl ban niijnleeo:
'BTBtl a geen peen boo?fd)2pimt ©te 't al befcBiBt en toeer.
gj» geef mp-tn uto fcanöen: ;©oet 30 <J5p totit met mp.
<0un maar öat in Bout) fïanö/ en iBijn lijöen D«»3 5P«
XI.
'fi Beet öat ifr öan öit lüöen SSal toifflen met een fiioórt:
€11 mp eend toect ber&lijöen / gjss 't fiiec niet / boo? utn (€D?oon.
281 traanen nu mijn oogten; > Httj 1ïe0 bergaöect öïe:
<2Bp ?ult 3' eenö Dip opö?oogcti / 2810 iB u Beedijfi 31e.
|
||||||
OVERGEVING
Aan de Goddelijke Tijd-fchikking.
^temme: Anakreon, Anakrcon-dc Dichter,
I. H<Oe 't hmi0 mp öjuBt / Boe ang öe önnöen Went*
men; <giB meet öat öte gelooft niet ftaaflen ?aï. 't langt al aan <ü5oö0 öefïteren en Befemmen: $ief0 Bomt of gaat öooi noodlot of gebal.
ïBijn tpen 5jjn / 6 ^eec! in vüze Ijanöen; <® z <©ai
|
||||||
au MENGEL-ZANGEN,
t©at troojt nnjn wl
ggo fiaaft alg 't a geuiel / €n beft / en tijötn tjS /
<©an ftomt jujjn geil getold
I I. SDasJ in mjjn eigen fianb 't ue)lel ber ipen
<g[6 fcijuböe 't fejuts (ican0 ban mijn fcïjouöccjs af;
5jij Hielp nip beel teftaaftig uit mijnlijuen/ <£n eet (Qobg roê beoagbe bjutfiten gaf: <&f jlontj titt aan öer Doojén toelgeballen,/ ISp lieten nip %itl)t uit be"per>3 nooit b?p.
$|oe goeb tg 't ban bat <£5otr 2ïan 't roer 3tt bau mijn lot I ' in. ato gtïjeptet ïjeerfcftt met onöepaalt sefiieben Sin 't ;§cï)ep3el-al / en uto' tö bag en nacftt. 3©at a beftaagt moet op uto toenn gefcljteben. go eifcöt/ 30 boet uto ^oogïjeib/ 3©il en ïfêartjt..
'ii «Êïlien 't/ en toil mp op uto (€fi?oon niet öjingeui jpaar Duig mp / §m! ©00? utoe boeten neer. 't ges ïjeilig / totjiS en goeb / 2ül toat <0P toilt en toet, 1 v. 'h <£n toil u ban nocfl toijj' nocfi tjjb beper&en.
't Eal beji 3ijn 30 4Bp 't mee)t berfieetlijat 3tjt.
<©an (laat <0p op / alsS 't tgb të om te toerften: (Èn allejs maant <©p fcfioon op 3ijnen trjb.
'ft a©il ban mijn 3Ïel tn IijbsaaniDetü be5üten / tëEot 45p censs tocnb fISijn rampen en clenb: 't (©een nooit gefeüt en ïjeeft 3©ie't al a obergeeft. |
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 213
V.
'hfflübaaxam/ §ml mpnautofcDtfi&tng boegen:
'6 ï©agt op uto peil/ 'U Pectcouto en 3toijge (til.
3Bat ö gebalt moet rap ooft Pergenoegen: '6 <£n toeüerfttecP' uto fianö / uto mono / nocfi tot!,
«©oclj mttjï <0p in uenautotpetö toilt gesoept 3ijn/ ^0 öjuipt 006 nu jBijn treurig oog tot a: <3& Pleet)' S aan; tot <Ö5P jisp cenjs maaftt P?p en ulp. v 1.
3®ilt onöertoijl mijn ?iel 50 ontierfcljjaagen/
©attö öoeö nooit be3totjH'nocl) mb?c'öoo? tamp;
jDaar 30 pet fmtisS mijn $?eilanö na mag tuaagen/ ©atifi/ alss i$p/ ten einö Polftanöig feamp'/
»©an 3al in 't 6211$ 006 in een «joon öcrtotfflcn. 'n^ie paaft geöaan ©e Ujö-tijö en't gettaan: ©ie licljt' en no?ce D?uö ïBernt eeutoig mijn geltiK. |
||||||
GODS HERTE , MOND en HAND.
^temiW: Aimct cherchcr a plairc.
D "aie öingen tcoojlen 't tierte <gn angft / in
uooö en fmertc $an 3tclcs en UcfiaamS ftanö t
<0 3 <£50t$
|
||||||
ar4 M ENGEL-ZANGEN.
" <&oï}$Mtm/ ja^onben ï§atiD. I^ccft menfdjen ijulp betïaaten; ^P nergens5 u?ac[)t nocö raaö; 3®anmec ons metss ban öaaten / Eijn öicmjjn
|
||||||||||||||
tocüeriaar.
i i.
<0üöö Kebmö ©abcr-becte ,E3oet tomm'Ien tn De fmerte ©et- 3ijne: Dus o»tb?anb
<0een mfttberg ingetoanö.
ï|os> 3011 ï§p ï)cn bergeten * 0)n ïlert ti$ omgebeert.
Zfiuïlp bun nooö niet toeten/ ©ie 't minfïe self regeert*
III.
«©oog jBonö en ftan niet liegen ; |
||||||||||||||
tin toe5cg niet beliegen:
|
||||||||||||||
£
|
||||||||||||||
j E H o v A Isï 't bie fpjeenr.
'©te nooit beloften fceefct.
«0 öie 3tjn al te saamen <€cn goebeban 3ijn Heeft/
3Jn Cluifiuö ja en amen: i|p fielt bie tn bet toern*
I V. <0ob<$ J|anö ïjtcc bi; fé bzaebtig / gijn ©fngcr të olmacftng/ |
||||||||||||||
©ie
|
||||||||||||||
MENGEL-ZANG EN' 21$
<©ie b?agt eeng alle.3 boo?t
«©co? 3ijn benei en tooo?ö:
5>ie moet nocïj alles teagen / i$kt& balt baat aan te 5toaac;
$jp öoet 3ijn toelbcïjagen / 43ods$ lette Honfc en ijanb/
<0eeft tcooft en onbetjtanb
3©ant boel) ip jelf tö mijne: g|& ben be 3«ne tocet:
©u0 is ooït mijn' al 't 3ijne< 'ö 3©H buiten ï|em niets meet.
|
||||||
D A N K-L I E D.
Over Ziels-vercjtiih^ing en hertelde Lichaams
gez.ond.heid. Stemme: Pfam 8.
I.
OI§aö ih mi era €ng'len taal en tonge
<©at 'Sleten lof 30 fcotctb ban nip gejongen «©eiijH bcccïfcöt 5ijn toelöaib en mijn pucfjt; $u toeêc in gunjl 3ijn aanfcljgn op mp litljtl I 1. <©« (Ilhb bes öoobS fiab mp bp na gebangen: iBiin UcOaams' niacöt bcjtóeea: mijn sicltoas bange. ü& toas omctngt ban Ijacten-lceb en angft / €n jnjnenfmecttrofmpon 'tallecbanstl'. <0 4 3>US
|
||||||
ii6 MENGEL-ZANGEN,
I I I. <©iiS ïjcö t& uft een bitt'ce fielft geb?on&en:
3!Btin 3tel toas alö tec Dellen neêcgesou&en.
'ii 3©ift taaD noen öulp in 3Ullt een tegenöeib; ïBaac 'BbonD op 't fioogft' mp in toeïlegentöeiD. i v. «©ietf ging iR mp tot 'SS ^oogften goeDljetb Eteecen /
<gnj)etl en Beul inDese nooD begeecen:
J|p leenDe mp oor een genaDig oo? / €n gaf in 't etnb' aan nnjn gebeö gcgoo?. v. JlPïjceftmijn luuiss berltcljt en toeggenomenj
g^oDatiuDat te boben ben gc&omen/
€u Hijf en Eïel 3ün goeDtjeiD onDetbOnb: «©Hó toiecb tö na Die betbe toeêc gesonD. V I. <0P3ijt/ 6 (J5oD! De 252on ban ïjeil enleben/
«©ie ban De DooD 3df uttnomfl toeet te geben:
3!5ooitboni3 mencamp3og20ot/ ofDioefentë/ 3©aac ban bp & geen troofl en ceöüing i&. V 1 I. 3©at 3al ifi ü / goeDDoenDe <0ob I betgelDen l
3§oc5aUfinu uto cocm beïjoojlp melDen i
Eo lang in leeb' i 6 Dat tt$ nooit bergeet' 3©at bxlDaaD <©p aan mp onttiaacD'ge Deeö. * VIII.
$Seh20on Die gunfï boojtsï met uto 3egen / l^eete I
3&at u mijn 3iel en lichaam fleeDss beteece /
<gn tot utti Dientf 3P uierf^aam en beceiD / mat ecutotg blijR ban toaare DanRbaacïjeiD. 1 X. $etmitg tft Doo2 tVto gunft nu ben gene3en;
%■& geef Dat ift Doel) mag 302gbulDig tt>e3cn
^>at ift mp boo? fiet 3onDigen betoaac' / <G>]? Dat mp mettoatergetgbjebecbaat'. ZIEL-
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 217
Z I E L-S P R A A K. Tot Ver^ex.tng van V eene Noodige,
«Stemme: Pfaim 9.
I.
0$! opl mün 3teü ïjoe oujstoettoert*
®njb eenö öe toecelö uit uto fiect. 3©ilt OP 8et eeutoig reept üerbeioen/ 40P moet ban al Bet töö'Jijfi fcfjetDen. 11. 3©anneer ?ult g' eensf ontfeluifïect 3ün ©an 't geen niets* 10 öan balfclje fcfnjn i \ SBanueec 3al öeugD en pltcfjt bectonnnen f ato ötoaase tufl en pö'le finnen i I I I.
€lH menfef) öeeft tetsS öat fip bemint / ' €11 't geen 3ijn toaan begeerlp binö: *©ee3J ftapelt gelö: öte jaagt na fiaaten/ €n öennt niet Dat DP 't al moet laaten. 1 V. ^eej' 3oeht een naam öoo? 't oo?Iog<ï-3toaatö:
«©ietoojD öoo? letterftunij'bemiaacD: T©ee5' toil alleen ben 26utB maat aajen r «©ie laat iets anoerg Bern betonden, v. «InmioïielsS b)o?ö geen 3*^1 geacfit: <©cen toaacel)emel-302g betracljt: ï*et befte öeel too?a niet Uecfio?en; jfèaac 't eene nooöig gaat berlojen. v 1. 0 Poel poogenengevooci. <0 5 Hoe
|
||||
2i8 M E N G E L-Z A N G E N.
i^oc fcfjtet gp na 't betfteecöe boer I
3©at5ijn/ toat 3ijn boef) 3ulfo bingen * ^lectug pöelfjetb en bedelingen. VIL aBritit toe bit 3bjeeten en g^iooeg i •jp t noclj / tss 't noc() niet lang genoeg * 3Banneec3iiitgp bft tojoeten Jraa&en / €n eeng uüj toecfe ban 't ecutota maaöen. VIII.
3Bo?b bit! ban anb're niet be?ritfjt; iBijn 3tel! beljmtg gp u'a) pitcijt: €n toecht boe!)/ eet t noflj to te fpabe/ 25P't 3altg bag-Itci)t bet genaöe. I X. 3&an ficijgt gp bjifflp 't tjoogfle goeö / (Sotüol betnoegen ban 't gemoeb: <©an Stijgt gp totss be toaace fcfjatten: Ctojjl anö're na be fcljabubj batten. X. <©p! op! «tijfel! IjoeöuSbectoett* g^jjb eeng be toetelb uit uto Reet. 3©ilt gp ftet eeutoig ceeftt berbeibcn/ <©P moet ban al öet töö lij&' fcDetben. |
||||||
'S WERELDS WOELING.
Stemme: Pfaim iö.
1.
Wfje aacbfcö oetooel en ftanbel mfy Beb?oeö/
©emetht bat alss een neft bol nleine mieren/ t©te/ onbermceit/ met pbet / öjift en fpoeö / ^an op ban neer fteeög/ boo? malfcanöa: 3toiecen. |
||||||
MENG EL-Z A N G E.N. 219
€lfe t02{l/ en to?oet / enfïooft met al 3ijn fejacBteti /
2EI.S of 3» een Boogb)icB?ig &>er?t belujacfiten. I 1.
3Bat bmö Ö002 at ött 3&oegcn uitgetetfjtl
3©at bjofejenss / boo? een toilö0 en 3tj50 bccgaêcen/ fCot boo^raab boo? ben tóintec opgelegt/
©te 3P/ tot fcljanö öeglupaacbg/ ocecfpaten. 2M tosiss aan iets* 006 nocft 30 toeel gelegen/ «©een meecöer bljjt en 30U men nonnen plegen. |
||||||
ïBentooelt/ Bloeit/ en tojiemelt onbec een:
©'een öet&aacbss/ en öt'e bertoaatög/ boo? malHanber. 3Bat Ijeeft men 't b?ua i Mm Soub 3icD nooit te
bjeên/ Ifèaarbalt gefïaêg ban 't een toeêc op bet anber. €1130 men t eenö na toaarbeiö gaat uebatten/ 't <$$ mtci'en-üjecH / en fjoogec niet te fcljatten. i v.
• ©otb bier in moet bat onbermiftig bier , 't ©erftanbige üefcöameny bat 5pn 30?gcn Eijnboo2't gemeen/ ter nooböiuft; mi$ bet fiiec
jiBaac leeft/ en buö moet 30?gen I1002 ben mo?gen; iCcctoijl öe menfeö 3oent/ tegeniS pltcfit en reben /1 3:ï5aar self-Delang / met obertolligljeben. v.
©ecbeeïb tt een gelb-gzaagcn <s35ierigaarb: Hoe fiaafc / fjoe b?aaft / Doe too?mt fip bag en nacBtcn i ffieï mat een 30& boo?fmu|t ïjp 3ee en aarb /
jBet fptlüng ban 3tjn 3telö en HcDaams «?acbten/ <9m toatgetom/ boe onrccljt} 28rme mieren! ©te onbernoegt na beel 50 bong'rtg gieren. VI.
©aae fjeeft'ec een w ^taat-sucöt in Bet oog. 3Bat
|
||||||
zzo M E N G E L-Z A N G E N.
3©at0üetleg* toatlifU toat onbermijnen *
3©at gtuto'len ?eïf / bebjjjft ljp om 3tcD fjoog
€e fmipen/ tec beboojb ring Dan be 3tjnen 2 <£n aks Op nu 5ijn bocltott ijeeft bctnregen / ÜP ia een mier/op Dooger «luit geftegen. V I I.
<êm anbet fcoeéc tracfjt na <0e!cerbl)etbg lof/
<£n toaaöt/ en teaafit/ oiti letter-fcfjat te ïjoopen ïgoe Ijoog ljp blïcgt / nocö ftlieft3911 bjein aan*t (lof:
$|oe biep ÖP 't ai tjetft / al.ö een mier / boo?foopet|. «Eert anbec 5^ een anücr oogmecu ftte3en: <$ocD öuö maat tijö en arbeib btoaaa' bccltejcn» VIII.
<© pbelDetb! ó quelltng Dan be geeft!
<£en Wemeling boo?5iet üie laag beneben. 3fil tote eenö op «föobö $euo 10 getoeefi/
«Sn fïat-oogt op be fcöat ban 't gemelfcö €ben / «©te peeft geleert al 't toerelbfcft te toetacljten / «en maat na 't geen beftenbig iö te tracDten. 1 X. 5B?oct/ 3©erelbling! met tngefpannen fyacgt/
$a 't onberinaanfcö / begeerlnn in uto oogen: Wanneer gp toaant/ nu iö uto toenfcö bolbjacDt /
ï©an binb gp u ramp3aliglü& beb?ogen. gaat al 5al u / of gp 3ult bat / berlaten/ €it in öc öoob 3al niet?' u nonnen baten. X.
«SC3K mp eens bten honing/ bie 3ijn macïjt
«©eteejttgt Dab op 30 beel bloeb en traanen/ $a 30 beel moeit'/ ia 3ul& een p?aal en p?acüt/
«gn 3tclj een pab toou na be ftercen Daanen: 5©aac nomt be boob / en maant bicn trotsen &tbet €« ftof en ftanli. ©aar ploft öte <©?oot&eiö neber. <j£efl
|
|||
MENGEL-ZANGEN, zzi
X I. €en rijfw Dtoaag/ toteng opgefiapelt gjaan
Cc toeinig fjaD aan giofepïj.ss ïjocen-fcljuiiten / ©etbltjD 3tcï) in Die üoo?caaD. <© toat toaan!
ï^p meent ?ijn feïjat 5al eeutatg met ijem Duutett. $ocö in öie nacljt feomt fiem De DooD toeg fto?men/ <£n maant Bern 3elf een fpijje toan De too?men. x i i. 2!eg/ itf'tt i« De Doob toel onDerfcfieib
[ ©an cp of anti* laan laag of Ijoog ïwljeben i ©an tüijss of Druaaö ■} 2ïl '0 toecelöjS ïjeer,ljj&ljei&
©etötotjnt in 't gcaf / en einöigt met Dit lenen. «© nojte buuc/ onfcoaaröig 30 toeel pogen! <0cluBBtg Die een oetec goeD fieoogen. XIII.
3GcB ïjab tre menfclj ïjtet ban een recljt gejicFjt!
^!1 sou 3(jn Doen met fcliaamt' en couto uetoeenen. <© 3alig toien <tf5oös <j3ee|t Bet oog bedtcljtl
3Ne 3tet öoo? 't mom-berms' en nebeis tjeenen. Slaat D'aacD'ling/ met öe mtec/ jfuec onöec matten ï «©ie SttenD bliegt om Duog / boojbp De Statten: |
|||||||
'T AL VOOR 'T NIET.
Stemme: Wat baat der nijders argelift, <£)f; Indien
» • de rijkdom maakt geruit.
|
|||||||
HöeDtoaasi t.tf DoeQ De bltnbe menffft /
<©le fteeös in b' aacDfcïjc ö?eh gaat tojoetcn i <£n Dat fielt tot 3tfn ijccten- toenferji 't <0?en Bp moe|t trappen met De boeten* 3B&
|
|||||||
221 MENGE L-Z A N G E N.
3©at geeft öe gantfc&e toetelö baat/
3©amieec öe stel öaac meê becgaat i I I. <ö5een <©p&t>rS gouö/ ftoe fcljoon öct bïonft /
<0een fcöat uit (Cacflö Eilbec-mijnen/ «©een $aarfen öie onss apljasfcöonn/
«©een diamanten / notl) bobijnen / «Been toetelö 3df met al ïjaac goeö
€n 3oet betyaöigt ïjet gemoeö.
I I I. m 't aarbfrf) is immets te gering
<©an bat Bet mag öe 3iel bennten ©an een bergeeft'lpt (jemding /
«©ie ban en uit «Soö is gebojen/ <£n ecfgenaam öec Ijeuiel-fcljat:
;©ien oog / nocf) 002 / noclj Iject Debat.
I V.
let <®oub ban 'S Jgerweis olo?t-Oof / <©at <0las / öie $aat!en en öie fteenen / %W b?p al ban een eö'lec ftof
2illö on?S öe toecelö fian becleenen. 't IS boos of D?oo0 al toat 3P 9«tf£; ïBaar öuuc3aam't geen öen %mel geeft, v. 3©eg / pbel etnbig! ÜÜeïen-Iuft
fcnuetsoneinbigs maac becjaaöen; ifêits 3P maat in Baat &cl)eppet tuft:
3^u boet öe 3iel in toellufi baaöen. 2MS aatö nocl) öemel meec is / 3a!
jehova nocB3tjnalinaU
V 1.
Eouö phelfjeiö en enM niet tj'<©nftetfelnue 3tel becnoegen l *t<©ecn
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 223
't <©een alsJ met atenös bleugelg bueö/
%aM öaat een aacöeüng om 5tooegen / ;©tc'tonbetm.aar.fci>' tjecft tot 3jjn lot:
jBijn 3teUnrwfi ntet alsMn <©oö.
V 1 1. Slaat anti'ce tpöom / todJuft/ w/
<£n alleg na öun toenftlj scuiwen: J^et ecmgft' öeet Dat tn begeee
qip <0oö. <©an 33I 't mp niet betö?t'eten Stlté'töat ta öat alles mfff/
3©anneet maat' <©cö öe mjjne i&
|
||||||
ZIU-SPRAAK.
Wegens 't Waare Goed. Stemme: Pfaim 2.
I.
0£teï! öefcenït uto toeken öocD een$ tecDt.
45P3|jt een geeft: 't 50« oeeftelijfie 3aaften «Ül wat u paft. 't Eicftam'Iijö is tefïecöt <©ast öat ïjet u gelunïng 30uöe manen, ^'onetnö'oe <»3eeft Heeft u tat ||em gefcöapent <0n ^p alteen betbuft al uto begeeft'.
3Bat moogtg'uaan öatjtcljtöaacfs betgapen I <0P UtnD geen tuft / boo? öat g' u tot l^em neetf, I I.
Relaas! ïjoe 3sjt at» 30 bètbïceft&elö&t/ 3£ie fieecfcöen moeft 11 iictjaam en tn 5innen / <E>at utoe luft na fjaate teift geljj&t*
^loe laat g? u öaat ban 30 bett' bet&Jtnnen* $er~
|
||||||
224 M E N G E L-Z A N G E N.
©ecbeelü u cctigê bc gantfcBe toecelb b utoe: 3©inb gp baat Ijeil en toaac genoegen in }
J|ce tnoogt gp bocö bat flijm en lijm niet fcDutoen i 'tBecbtoijnt en pijnt: 't té fcfiabe noo? getoin.
11 i. <©een aacbftfje fcBat maant acme stelen rijn:
<0cen pucpec fian Ijaac naafitljetö obernleben: 3Bat 3oefit gp ban 50 bicp in mobb'rig flijfi-J
3©at jaagt/ toat tojoet gp Dan 30 lang beneöen* 3iaat anb're 3«Ö aan b'pbelijeib betflaben: ïttesS Uetec Weel / en 3oen 't beftenbig (©oeö.
«jcen aacb'iing mag na 't geen bat niet t0 b?aben: <£en Wemeling gaêct fcüatten tioo? 't gemoeb.
1 v. ï©at Wtjft'er ban 't licöaam'Ijjfi na be boobi
't«0cen geeihijfo i.ö en fian 3» niet betfiinoen. wat \ö 3üJt)nen-b?af; maai: 't i& geen fiinb'cen Djoob,
Alleen in <ü5ob $ 't toaace «tfjoeb te binbem 2fcl öab gp 't al; toanneec gp <©ob ontbeerbe/ q^at al toasS niet: maar Ijebt gpï|em/ bat 'si al.
^aac bttib üe 3t'el al toat öaac luji begeei-be: 't <èeen tjjb nocl) boob fiaau nooit ontroben 3ai«
v.
guicB/ 3©etelbltng omao?enenom toijn:,
ö jBtégunu nietutoingebeelb bermanen. % fjeb genoeg / toil<©ob öe mijne 3ijn.
ö ï©il alless g?aêg om 3ijnen t' toil bet^a&en. aliin 3tel! 0P moet u öemeltoaatbsï becfleffen. ©aar té uto fcljat. ©lieg 't onbermaanfcl) boojöp.
«@eef ^>eer! bat in bit altoos m?g befeffen/ €n fcljen& 8 3«lf ten eigenbom aan mp.
|
||||
'TON-
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 225
'T ONGENOEGZAAME. Stemme: Si l'Amour eftoit u peu moins badin.
I. D3©aa5cmcnfclj/ bie toaant üatooittoereïö-jïaaf/
%oc fcfjoon toerbeelö / öe 3tei be^aaö ©netnöfg i$ 't begeecen; dên b'eeutoiaijeib ï|eeft ons <©o& in 't firn geleit. 2£o lang top öee3' ontbeecen
«p nooit onss cu(l GeretD. 1 r.
't «©tfjetmaanfcö' becaaat/ en net fdjepsel-al gjsi einötg; ötesijet nan notfnal €en ho! genoegen frtjennen.
©e liefde jaa& toozö tot quelhng boo? bennaaft. ^et bci^aamft' jelf aan ftjennen
<ïfn toalgt/ geniet men 't baan. I I 1. ïgoe fjier temanö meec ban fjet aatofcö' geniet/
Igoe fiett en oog na meetnet ster. 2$n toenfeoen/ 3tooegen/ flooben/
^ö nooit geöaan: 3Bant öie fiongec toafl (laag aan. ^tljoon fiaaft be dood 't 5al tooüen;
<0f 't 3«lf nocö ,eec ontgaan. 1 v.
&cfroon qp bit of öat na uto toenfeft al fjab/
I30C9 fiapect airjjö toat; 't Blijft tyMijn/ 't blijft enbig/
't ©lijft onbolmaant/ baat gp nu 30 swe na öaaftf. mtfftt toojf gp meec elenöig
go gp'ec ooit toe taant. |
||||
226 MENGEL-Z ANGEN.
V.
dBp bctbeelb umetald maat enM 3oetj
<£n onöecbJijl 't i$ al bol toet. # bus üsbjiegt o' u beetliifc!
't^pentel fcljtjn/ en toel bc?t' ban 't toaace sijtu 't ©ettoon' 3tfÖ noclj 30 Bcerip /
't 25aact ont'ittl / moeit en pijn. V [.
«© öduftölalt té ^p bie 3icfj betgenoegt/ <£n na al toat öem boojaoint boegt: 3Me alles ftan berfmaaben
jlöaat 't toaate <©oeb / 't geen bc 3tel begeett bolboet/ <enbeiltgt tegenS Quaaöen/
^teeöS Beeft in 5tjn gemoeb. |
|||||||
'S WERELDS YDELHEID,
(COOn : Schoonfte Nymfje van het woud.
I. 3[c be toetelb toel Bc3iet/ Zp të niet 2tlö
piilfiÉiiiSï^iillli
een bal ban moeit' en ttaanen/ «Bat geheel in 't
iiniinaimiiiÉÉiüiiïii
0003e leib: fibelfieib/ 3©at 006 menfetjen baat
|
|||||||
ban toaanen.
3C©at
|
|||||||
MENGEL-Z ANG EN. 2;7
I I.
3©at të rijfcbom/ toellujt/ eer/
<©f toat meer
ö'HaröeUngen ban beboorcn * 't ©liegt met arenoss bleugefê Jjeen;
't ©aart getoeen:
<Ên bug toojö öe 3tel berlooren. i I I. 't gis een nüttmer-rustenö rat >
't (©eene öat
2Soben bias raabt ïjaajt beneben. <€oont öe toerêlb goeö gelaat/
't %ö bejcaab /
€n 3P fiouö baar oube 3etien. i v. 'tgisf betoberenöefcftijn/
fgonöer 3tjn:
<0tfttg loR-aatf boo? on3' oogetn tëTaft men toe / men gjijpt maar totnö /
Cnmenbinö
2tclj ramp5auglijh beöjogen. v.
^terbeb'ng/ toatsoefitj'utolujl
€n uto riiji
3[n't berganbelsjb' encnbtg* '8 Berelög ïjoogBeiö/ b?eugö en gosb
Hiaat 't gemoeö
(©nbersaötgt en clenötg. 't 3©o?ö met moeit'/ en50?gbergaê«/
<££n betoaart /
€nmen fcfletö'er ban met treuren. 't ^oet ons fcluibben boo? öe öoob *»
3©nl men noob'
©an 't grtfef&e 3itB liet fcöcuccn. |
||||
2i8 MENG EL-ZANGEN.
vi i. 't gs maat enfiel tooam-geluti /
*Dat fcan bnifi
ïïon genolgtfcoojb op be ïjiclen. 'tOaitiecl t»o?b baac.boo? üej^toaart/
«52« 't tierga&'t
(€oo?nc-fcljattcn V>oo: bc ?telcm V i i i. 32>t»aa£ is bic (6ob$s< ïicutngjp
Oi>i« öiefïiju/
't W- om 't $iet tael Vuil DecUesen: ^aic ftet ceutotg voec Uoo? 't tod / '
«22« bc gel
©oo? ben ficmel gaat Vicifticjcn. I X. «O öoe 3ulje ÖC3C öaab
€en$s te laat
^rcebjü Dctoecnen en toctfoepen / Htë'gp aacö en Ijemel 3öt
«Ê'cutóig quijt/
<Sn beljel boo? u 3tet gloepen. X.
«Becto/ §m i bat] in bit tertjt toatf/
€n mijn frtjat
$ooit ncegabeï' Utt beneben: 3l5aac tfeeb.ö tratfjt na 't toaaw «0oeö7
't 3©clfi 't gemoet
Bol en altoos tfelt te tojebeu |
|||||
VLOEK-
|
|||||
M ENGEL-ZANG EN. 229
V L O E K-Z E G E N. ^tCWrttC: J'ay veu Thyrfis pres ma, &c.
I. A heefteen mcnfcö
l^icc 't top-purit Dan 3ijn toenfcö; ^0 Ui' 3ijn pemel / becl en goeb ijeeft in bit leben / 't ©tt3ttjaact3ijn boem/ en3al/ en 3almaacb?oebei: to?oeging geben. 1 1. 3M.Ö '<$ toecelöjs 30et ©ecneertingalenroer. 5©ie 3egeniS 5ijn berbloeftt •, ïiug 3ijn 3e niet tot booibeel: jfêaac 3elf bat <0ob ietiS geeft / ie$ geeft / të een tamp* 3altg oojbeeU ui.
3Bie ooit een feïjat ï$tecin <0ob0too?n bc5at/ <©ie 3al ïjem niet ban <0objSbecboIgentöeib betaijen; jjBaatflegtötotteiiS-geU/ mg-gelt na be Del aan 8w gebijen. 1 v.
^cïj?eit/ cijfee fcfoeit <©m uto ramp3alfg[jeib t Htoïjope3albetaaan / utorpbomjalbejrcitten: öto pjaal-getorob tg maat / të maac öet ünaagsel ban be motten. V.
atolenfrtetoijn
^al alsS 't bloeli-toatec 3Ü11: Hb3fpij3'al.ö 't quaïitul-fpiecaan gft'el/ bie ï)un luficn CnlebentegelijU/ gelijn/ tot bjoebig 3tcl-fcljaê bluften. 13 3 Öto
|
|||
s3o MENG EL-ZAN GEN.
V I.
ytobtë/ t&fcgW!
©ettfceht u tot een (icift. <£n fjs / 6 gutyoaorö / öe 25um-tiien|ï uto betracDtintr/ 45P mejt uto tiert algs in / als tn een öag öer bloeö'ge (lactjttng. v 11.
jtaanlit g» ntt titer £fo öertcl gocöc eter; 3810 uto gepönte tong ban D'IjcUe-blam 5al gloejen/ «©een bingcc 3<*l öte met / öie met een toater-üjop befp2oejen. VIII.
Sijt gp nu Ijoog <©eatDt in '0 toerelDö oog ,- 't <©een menfcOen ötömaalJï/ atë toat g?oot£ ont3fen en b?ce3en
Sal onöectoijl aan <0oö/ aan <Ö50Ö maar tot een g?oiu tocl toesetu I x.
381 ïjaö g' uto ne|t (Cot bp 't ge(ternt gebeft; i©ie met een tcot3e toaan 3ün ïiemcl-tioog berbeben / 5©jc tooien ban Die fictlt'/ öiefieilt'/ ter Dellen neer* getijeben. x.
<6aab-ri}fte «Bob l 38cl)! fjejltgt öoeft mijn lot.' 3taat Dan een toerelöling 3ün oberbloeb berfjeffen; ipijn toctntg m uto gunfï / uto gunfï / wl 't 5ün' ber obertreffen. X I.
3©ati$rt \w toel/ i?eb ift ffecfjtö Uier mijn tjel l ,§njj/ ftcrb tjier 30 gp totlt/ om eeutoigmp te fpa; ren: €\\
|
||||
MEN G EL-ZANG G E N. 231
«En laat mp na ött quaab/ öttquaab/ Bet goebeenjS
meê ecbacen. X 1 1.
$|oe 3toaac Kt lp; ' gjg maat uta gunft baat bp/
<©at 3al een ïjemel in mijn toecelb-Bclle toefen: Uto ïjemel tss boo?mp/ boo? mp/ en'ft 3algeenaf- g?onb ö?ce3en. |
|||||
WAN-en WAAN-GELUK.
Stemme: Pfaim 6$. I.
Ml n 3i«I/ ttitfgun aan 0003e menfcBen
ï^un b?eê en böo?fpoeb niet; <©f fcöoon Biet alless na Bun toenfcBen / g|a 3elf nocB meec/ gefcBieö.
3Laat 3ulB een Ijist $ijn Ijemel B^öDen: «©at '<$ tnat ijp twijgen 3al.
$a Uoogec bloeb bolgc laagec ebben: ÏÜP (tijgt tot 3tDaacöeï bal. 1 1. Zoub' gp 3i)n toaan-gelufi benijben 5 <© 't tf niet bat Bet fcljijnt.
«0P 3iet niet 30n toecbo?gen lijben/ ï^oe Bern 't «©ettieten pijnt.
^>te toojm/ met onbecöjaagltjö Bnaagen/ ©ecgunt tym ntmmec bjeê
t©ujs Beeft Bp tuft bp nacljt nocB bagea. <© bat të 't 3toaac(le toee! I l I.
g|n 't mibben ban 3öt» 3ott'Uj& fcöat'ccn &eeft 't Bette bütecljeib. $ 4 ©ec>
|
|||||
aja MENGEL-ZANGEN.
$erfc{)?tbbmg gnjpt 6cm aan a$ toat'ren/
ïlDan l»> 51CI) 3020 loogs bïeio.
.^telt l)!.' ben boo3en üag bert Reenen/ OEn bjenat 't gettielo nalw»:
<£5oö$ blirem beeft ïiem Daaft omfcöeenen-, €n nimmer caabt bp b?p.
1 v. 311 puilen ftnn gcstoollcn oogen;
%l wagg'len 3e ban 't bet;
2ïl 3ijn 3e macötig Mm becmogen/ <gn 't 3ctS in top ge^ct:
jScljoon pöec Oen al$ aanbib: laat 3e <0cb?ce|ï ?ijn obecal:
<j5etotö 3? Haan op glaoöe plaatsen/ <£n op een conöe Dal.
V.
gijn 3ji Djj mcnfcöen fjoog bec0eben; <©oo Ijeeft'er gwtoel ban
3E>c öloeft 3a! tn en aan ben bleben. 3©at baat Die 3egen ban *
't jiaoct 51J11 bcEïioettmuss be^toaaten 3Bat suilt een Ijeeft of boet
<0oö 3ai 3»n gjamfebap openbaacen Si '0 afg?onö.ö 3bjabel-gloeü.
v I.
3|tm maat ijs teebjs aan 't obecbloepen;
©e beef liofufj al bol;
<©oö.s toome-roe io' lang aan 't g?oepen: «Dit 'ö 't cinöe ban Ijun col.
't <ü5cto02pen 3aab ban goöbcloogbciö ©ecfcfu»!? tod booz een tftö:
^aac bolgt een cogfï booj 311I& «n ÜOCtfftettt. <Dob0 toeben fcftelö niet gujjt. 3taat
|
||||
M ENGEL-ZAN GEN. 2
V 1 I.
Spat 311I& een alö een <®$ 31'cB meften;
i|n gaat al uoo? öe bijl.
^ctiijnt lW3ï\n too?tclsi öiep te beften; 3©tö ploft Ijp tn bet jjl.
3Jh 3te üe öooö-pnl op öe pee3e: ©e totfTe fctjuttcc mint.
(£' toijl l)p 3tcö toeiö' 3.0 3onöec t»?ee5c/ ©tnö ij? 3UÖ laasï I becftcint.
VIII. 3©at baaten fiem toccstoolgen Bjofefeen*
3&002 coof / of toel tec fïuih *
ginöten Ijp goeö'cen in ging flobben/ »©oö öjyft öie uit 3ün bttib.
3©at baaten Bern 3ijn fcBijn-gelub&en l %\\\\ opgelaöen fhjtt
2!al Dem tec Bellen neöcrö?ubften/ €n fluit Dm uit<0oij0 ftöft*
I X.
<£* laat fien ©e^asars" banltettcn / ©ol pjacljt/ totöooö-maal/ b?p
€en ötfctj / öte fjen een firift i£ / 3ttten / <£n piaat3en 3tclj öaac bn /
<©oöö puntig 3©?aafe-3toani:ö/ fcBerp banfneebc/ ^angt aan een öunne ö2aaö:
<©atbalt boel fcftielijfinabencöen; 't «Beenöoo? Bun ïjcctc gaat.
x. Eaagt gnbic bjeebe ©oom toel pzaalein
Eo Demel-fjoog tod eec i
H£oe öeê öe tozaab-bijl «Boöss Bem öaalcn J <©te fmeet Betn Uel-ötep neéc:
Eijn plaats 10 3elf niet meec te binöen. $u ftnaagt ïjem't buil getoomir.
§5
|
||||
234 MEN GEL-ZANGEN.
<Eo bltegt fiet feaf boo2 toctbel-totnben / 3©anneet Detbtnnig flo?mt. X I.
<i3ecb' ï§eet! bat tEt mn betgenoege
IBet allc0 biat ub> banb
<Ên caaö mp toe gelieft te boegen: 'B ^Bebecl aan y mtin ftanö.
2Scftl)ifit <6pmpop aatben't quaabej ^'tbjetntg of iö 't beel:
'ö*?ebtnet genoeg aanubigenaabe/ «ïcn Doben Octet Deel.
|
||||||
'T ZOEK-W AARDIGST.
Uit Matth. 6:33.
Stemme: O droevig Ongeval. <©f; Courante
Monficur, pag. 201.
I,
't /""> «Êentoaatbt.ö eerfl öettacïjt/
VT <Ên bat Ijct pbet ac§t
B002 't öoogfle <©oeb / en 3oefe' met alle macïjt / ïlSet al gijn bjenfeft en poogtng / bag en nacljt; gjö <6obé «©etecbttgfieib en föp/ a©aatbp gmtfcli nietten uomt tnbetgelp. <©at elft ban eetfl en mecfl baat bljjt om boe: 3CI 't anbet fetijgt Bï» ban ten bptoetp toe. I I.
ginbien een aatbfclje fooon /
<£n 't (lappen op een tl)?oon/
('t3©ellt pbet bunnt 30 toenfcöelijfe enfeïjoon/)
<0cact)t iöo?b boo? een bjaaiöig atbeibsMoon
$an
|
||||||
MENGEL-Z ANGEN. *3j
$an tooelen: ftrijöen en gepoog:
jBen fcljatt üeel meeröe bemel-b?oon ban boog; <©ie met fïecïjtö op <©ob!$ tooetbanb iö gcgjonö/ <en meet beijeetfcbt aliS 't gantfcïje toecciö-conïj. I I 1.
3£at fïijb té 't geen öebat <©e gjooft' en rtjbfte fcfiat / $?P meer ban ooit een a©erelö-bo?|t Besat/ <£n baar geen toeft nocb bief ooit macDt op fiaö. <©aar utnb men eer en fiooge ftaat/ 3©ten$i teaarbigbeiö bet al te boben gaat: g^aac tö gelub en.toaare ijetten-luft/ <Dnü2ecnl5'tcb?eê/ en onber|too?b're ruft. 1 V.
a®at té öocb 't 3tctitbaat %\ i 't <©een nooit be 3iel en 3al ©ecsaöcn ; maar öoo? ftage toiffel-bal «©eflingerten gebaaft gelijb een bal/ §2tcf) toont te 3ijn een taftbaar niet/ «©at sijti be jagers bltnbbobt en ontbliebl 3©at baat bet/ fcfioon gp alles macljttg 3ijt/ ftaaftt gp be 3iel en 't %mel-rij&öus «jiujt* v.
$?onbt 5tcö be toerelb op
^Jeliift een Dert'le pop; Söelooft 3P beel / 3p geeft een pb'ten bop. %\ roemt be ^atan tot ben öoogften top Haar toeelben en baar beerljjbbeiö •> EJamp3alig btoaas / Die Daar D002 toojb becletö» ïDujs too?ïJ uto oog en bert/ gelaat l berblinö/ (Cotgp te laat u eenöoebjogenbinö. V I.
't <ü5ecnö'aarD'lmg 30 begeert 3ü)o:D öem 30 Wcftt ontbeert; 3©jjl
|
||||
23<5 M ENGEL-Z AN G EN.
3©i)l 't gltbü'ng ftab baab 't onbccit' boben beert • me 't hoogfte blom tno?b toel op 't {naait becneêct. JDannecc men't3ehetft' meent te ftaan/ Sal 't toaaii-geluh ons* toel on 't cccfï ontgaan. <£n toaat toe Dient boel) 't obectoibg goeb i 3©antniemant leeftec ban 5ijnobecbloeb. VII.
Men bicngt nietüS op bec aarb
3©anneec men too?b gebaatb.
IBen neemt nietö me<2 al$i men ten gjabe baact:
9M heeft een menfcli ïjtcc noch 30 Deel becgaact.
$>et leben i$ ban bo?re Dimt:
€en ïretnig maac bolboetoob elbö natuuc:
%l 't ob'?ig (Icebt maac tot '$ üe3ittecjs la|l/
€n bociö öe betten aan be toecelb batf.
VIII.
^ccüocen^emel-3aat!/
't betaamt niet aan uto (Iaat ;©at gp 11 aan Die bemel-fcbijn mio'gaat/ me/ boe3e Weit/ geen baat en geeft/ maacfcBaab, <Ü5P bic 't getfeint' en (traaten-goub gjn't^cmel-^of met boeten tcebcn 30ub/ 3©at tojoet gp in be mobbec ban bee3' aacbl 2ülleen45obj$ ïïnh ijs uto bepb'ttng toaarö. 1 x 'falijb bat een tocrelb-fïaab'
Oeftabig bnie3' en bjaab'
iBct nooit bec3aöc bjtft na gelb en baab'/
4£n bat b» tot ben afgwnb baat na g?aab :
<0p but$bcfi een bcrbcb'nec 31CI/
<©aac luoonen erf-tccht aan te beurte biel:
©ecacht / bcttrap Ijet onbecmaanfehe flijb/
€1130CU DocD cct'tï be btngcn ban <©oöjj ïiïjjh.
|
|||||
9tl
|
|||||
MEN GEL-Z AN GEN. 237
X. 3(11 't geen bit Cüijb u gaf
©aat fct)cib geen fcoob u af?
jfêcn legt Die inoon noco febeptee met op 't r^af:
C toijl 'S toewttw? ficetlijWjeiö toccblicgt als ïtaf.
©an tt>o?ö een eig'naac eetft gelciö
Cot bol üejit in galtg' eeutoigbeiD:
CortDöl een aatö'ling met 31)11 fetjat becgaat /
©ie niet alg bloeb en bmegtng na en laat.
X I.
ïiieftgp Dat befte goeb/ ©e ïjjftbom ban 't gemoeb; «©enb niet Dat gp aan 't tijD'ltjH fcfiaabe Doet / ^ctjoon gp Daacom niet als een aacD'ling to?oct. <©cD toeept u Daac uan toe 30 beel 3HI.Ö nooDig i& tot uto befcbeiöen Deel: I$P 3023t 0002 u; 30 öat tot geenec tjjD ^ijngunjieling betgaat of öonget UjD. X 1 I.
3©aactoe ban laat en bjoeg ©at 30?gen en geftooeg <©m 't onbecmaanfclj' i genoeg 3P u genoeg; <©p Dat \)iit na geen bang gemoeb u bwoeg'. 3©ecpt al utti 3029 op »©oD / Die leeft ./. * <gnalle bleefci) müofcaöig noobbjuft geeft &tel toecelb-üefb en buift-30?geens een pech/ €n maant uan 't nooDtgft eec|t en meejt utotoerk XIII.-*
I&eeE: batiftbttbe$eff/ €n 't öect om boog bctfteff'! <©pöat mjjn stel bet ttiaare öoel-toit tteff / €n 3iclj biet niet en buil' met b?af en l)c(f. 't <©a met al 't anöte 30 bet toil; 'ö 55en op iu# öanb en oog te bjeên en (lit Cocfc
|
||||
238 MEN GEL-Z AN GEN.
ggoeft in uto ftyft en uto geretfitigfteiö; jBP toerö in gunft een öptoerp toegeleit. |
||||||
NODIGE ZORGELOOSHEID.
Stemme :,Pfaim 77.
I.
OlBijn3ifI/ Doe tiugf öeaommert i
©iies neêtftacötig en öcfïommect i *©uss üeöju&t/ geöiint/ öetaeeft/
(Ctoöffclmocöia en fieoeefH
öaaöeioosê / bol ituiSbettcoutoen | §giilt gp op uto <£5oö niet Doutoen / ©te boo? 30» boo?3tenigfteiö
a tot öus$ be?f fieeft geleiö.
1 1. ^laat 3ün 30?g niet alïese gaabe * $tet fïecfttiS goeöe/ maac ooft quaaöe: 'tïileine mug/e/ 't fïecBtfte bing/
<©?aöie/ Daict/e/ fioe gering*
^ouö i|p öan 3ijn fiinö becgeten* gouö ï|p uto gefi?e& niet toeetcn i <Zovto ï£p öan op u alleen
't <©og niet (laan i 6 neenI 6 neen!
11 I.
jonnen |fêoeöei:-ittgetoanben <©uet: 't soog-ftinö niet ontb?anben i 2So?flt een Jfêan niet boo? 3tjn 3©ijf i
^o?gt D«Jt looft niet boo? Det %qü
%w. öan <0oö boo? u niet 30?gen i «jefuö ftelt 3icfi 3t\f tot 2öo?ge. ^02göe poeöer/ |fêan nocï) iooft/
|
||||||
ME NGEL-Z AN GEN.
'6 3©o?b niet ban <0oög 3o?g ficcooft. i v. ©cnntsotD/ té ^P niet almachtig/
ïtDitë en gocö / getroioa / toaatacbtig,
§ö 'tjEHüVA niet/ öie 't at &an/ entoeet/ en toil/ en saï/ 3©at Jgp 3ijn betbonöelingen
<©ott belooft beeft * al toetsingen
l^emel/ aacö' en alles öoo?t/ 0a een jiip biel ban 3tin towojb, V.j StUeö ftaat aan 3tjn gebieöen:
3©ac É» toil moet fzcahgi gefcbteöen;
Ifóitss i^ern nietjï te fceonöec i& |§? ftijeyt licftt utt öuiftetnté. 3© eet gp tr.töö'len / tog3' nocb toegen i
<Q utö <©ob is? nooit bcclegcn
't ifcommerliifeft bat ban gefcDiên 3©;jö op '£ peeren 2&erg boo&ün. V I. Uanubj 30?g bet guaaötoerminö'ren*
$een: 3P ban ubJ pitcöt becDinö'ten: gEp be3toaact en pjangtïjet beet/
©at öuef als boo23?iönelt bjecö.
<D bat paft niet aan 't geloben, © öat'0 (0oö 5ijn eec'ontrotoen/ 3810 men 3tcDm goeöof guaab
<©p 3yn boo?30?g niet betlaat.
v 11.
I&eil të 't boo? 4Boï$ lietoelingeu
<©at3p bun bebommscingcn 3©ent'lcn mog*>n op ïjun <©oö»
©2Pfteib geeft bensijn.Gebofc.
30111'« elbecs xmèi öie pabben |
||||
24o ME N GEL-ZANGEN.
Sgouöen ftaaft toeéc op u salinen; <gia rneec b?u«&en atë boo?Deen
ïïeec u ban tot <©oö alleen.
VIII.
't ®oegt u mfbb'len aan te toenben:
jlaat bebeel aan <j5oö ftetenbe: ^arig ban 3ijn bekering af:
<©an6 %n« / 't 3P ftp nam of gaf.
&p fcoeet beft toat top beftoeben. #ü %) mijn gebulb bepjoepen / ^cljoon in onbet 't foutce 3tooeg:
Eijn genaab' 10 rap genoeg.
I X.
3Bel-5t'e baat/ mijn 302gen / ©abec! 'ft 3©erp Die op u allega'bec. ■ij «©eeu'mijn $U\$ en Ucftaantf ftanö
©bec aan um totl en ftanö:
<©p 3ult mijn bet^o?gec toefen, 'ft 3®tl getaeö noch bpanb bjeesen. 3©at <0p mp ftebt opgelett
3Becftt mp meê tec saftgöeib.
|
||||||
DE WAARE ZIELS-RUST.
Stemme: Pfiim 84.
1.
Wtyat fieen tec ruft* 6 ^ulamptft!
g^te alj$ een öuib om3toetbenb 30t/ Cectoijl ftet ftojmt enb?utuV bol bjeesen* Met i$ uto 38E&. ^et^cftepsel-al/ ©ol acbetb/ ftctjb/ enongebal/ €ri. Ban geen g?onö tot tuften b^en. , |
||||||
MENGEL-ZANGEN.
Haar mft bzmtf giootet onruft bco?t/
©je casf geö^oomöe ruft berjtooat, I I.
©it %a\fo en ja[ be ruft niet 3/jtt;
<0f 't 10 maat ruft in toaan en fcFnïn,
't «0ecti 3clf ntt't cufi ftan niet boen ruften, 30at ruft té op een öjaaij'cnb rab/
©ft tooejt getooel ber golben/ bat
©en menfcij &uebg jïingcct na 3ijn luftcn •/ 2o gp op '0 toerei riebftaf leunt;
^P Knakt/ en öonb tuie op fjaar fteimr*
ui.
<©een toaar'cn bolle nifïe 3a!
jjjn 't rujteloo3e traanenbal
©002 3tel Hoef) iïcljaam 5»n oebonben. ©toaag të ban bie «ter tuft Begeert /
€n eibers ban tot gjefuö beert.
#Mjn 3icl ï ruft in uto i^eiianbö toonoen, 3©cg/ uufietrê bic be ^atanfp?eib.
©aar i.ö geen ruft in pbelljeib.
1 v.
©en arüet'b ban mijn ^eilanb.ö Eicl/
©ie fjem 30 3toaar en bitter biel/ ©olfajagt Ijp op bat in 3011 ruften. Xüll b?u6t u 't fejutè of 3onben-paft/ tfteft baar uto ruft/ gp fcinb 3e ftraft/ <j?n 3ult u in 3ijn geil berluften. K. m ruft Dp DeerlijH: '6 3fll gctofjS <0öS met tjem ruften baar 9? i& v. Ifêijn gcfitë firefit 3»ti armen uit t
' sStjn fctjoot tö open boo? ?iin ?S?utb; gp macft rjaar Uefljjn op &em leunen, |
||||
'2,p- M E N- G EL-ZANGEN.
©evmodbc jïeï I bic 5b)oegt en fijjgt /
3Die fliiauto De3U)»Ut en nebetstjgt/
€> bom: t}p &M u oubertleunen. © jtel-öemiann! è ïjecten-lufl I
3©te 30 Jn gicfujs acmen tuft.
V I.
"' "<® bieri lv» in 5tjn SBijn-fiuijS leib /
31D.it binö ttte baat betguttWlgööeib! 'tgi0 tn 5ijn feïjaimto 30a te' 3ittem
Eijw appel-geilt të mebicijn: SStjnfleffen 3ün Del ficmel-toijn: |H? nceft betfioeïing in be fjitten.
"üjom/ afgefiooft aéwecljtig ©eet/ tftet binb gp ^alfem tooo? ubj f meet. vu. 2S& il; 3tjn inbtoeb maat geboel /
, *©an'taft ifs mibben in 't getooet/ • ■'■&v 5>Baaïfte laft bet baugfïe öagen > §HMing beftrijbten bloebe toe:
©stptfu np ui).v in ö302ö niet raoê.
^g'fftft02t mp 5<-1lf / e» fitóïpt mpb?agen> ii©ccmao ban aile£ boo? 3ijn ö?acbt/
" ti&teM mijn 3bjafiDcib too?b bolDjat&t. VIII.
<fi5r> bte in 3onben-fïaap gefuft
6*|n /&. buibelö fitibben 30?g'loosS tuft / .
€" tonfit/ met een betbooft gebeten: •'pp 'iïaept a$ op een maft in £&/
. €11 ftaat elfc oógenbub/Qtoieei (Ce 3ö« w £ afgjonög feoift gefmeten.
't gjjj tjjb/ bat gp bien atüeib tfaafit/
3©aat beo? men <ètob 3eif moebe maaöt.
1 X. fMmm ifi/ ai$ een ttowbje ïmecïjt/ |
||||
M E K GEL-ZANGF, N/ 24?
iBtjn acBeibg taafe ftcO ofgcleflt/
<©an 3al in boben baac ban cufïen ; (Certotjl in Dolle bjucDt geniet
©ati al mij» oncufi en berbriet:
<£n mp in 'S ||ertiel$ rnji beclufïcm <0 3altg bic 50 tuften mag!
fp öaatt en reööais na bic bag.
|
||||||
W I L--R EGEL'IN G,
(CöOU J Phillis je vous QfFrc mes voeux.
r.
T E H o v A, bfe 't gefcljapcn al
)^)ooj.:!toc teil gefcieb/ " öte öhlj?/ bat uto termijn teifgcbairj en teat baat: na gefcfjteb.
11 oj teil iö aitijö tóij£ en goeb/ <£en regel teat mijn toil oef? teillen moet; 't Zr? bat 't geteilbe mp of fcutec iö/ ofjoef. ■: *\ I I.
8to ten en tuil niet anbews/ ^eec!
Stier b'eec uan utoen $aam:
42 n bat een jonöaac iitt) tot u Befeeet'i <& bat 'S ti aangenaam!
<©P brilt geloof en Setligfjeib. ©utf brilt <6p 't beft/ bat on# ten fiemel ïer'b >' me onj$ boa? utoe toil boo? b'eeubién të bcaub! Mi.
ïlïijn eigen teil baat tegen té •©ecfïaaft/ berbtoaaft/ bet&eect.
Het bleefci) teil ais be ©ojfi ba' öutjtejnltf / ©te 't becclij'ti sbexfieert.
|
||||||
ï44 MENGE L-Z A N G E N.
ïjtt lyxi id ïjatb/ 'tbecftanb f$ blinb/
<©öb$$ bpanö; maat öc0 tocceiass troutoe b?fnb: 40ijl 't *ü5oö en 't goebe baat / maat 't qüaab bec* 3int en mftit. |
||||||
ïOat $ Tiet een ramp3altg menfcR
ïTDicn «Soa ooit obcrqaf
«Jan b'etgen tot! / en flihfoe fierten - toenfcB ï O Dat 'g De 5toaacfie ftiraf!
•CDie flaapt/ gebangen/ in De (iriB 'Cx-ö buibeUJ tot jijn totl. <0 Dat ifc frïm&B' I €n niet na eigen / maac na '$J peeren toil nip fcflifiö'J v- i
0mn U'eigen totl gantfcft uit mgn De«/
gNeban uto toil beïfcftilt/
Col 3eIf-beclooclj'ninö; Dat mijn toil 30 toetb o2en toil met toat <®p toilt.
<©att iö mijn totl bolhomen b?t> / t (pnttoinbelt ban Ijaac Dientfb're fiabctnp/
ipanneer in't 5elbe toil/ en niet en toil/ atë^P. v 1.
0\i\\ iïoningiS/ ^eer* en ©abet# toil
<£n toebecjtceeb' in «iet.
jDijn paft öat ilibecnoegt / geDtoee en (lil / jSteebtf 3.egt uto toil gcfcftieb'J
=SBie 30U 3tjn toil boel) toebecftaan l <<:v:eit fcöep5d moet Die niet 3ijn onbetbaan. * jllijn plicöt i.ö meê Die toil getoillfg t'onbergaan.
V 11.
v©oet al toat tö bat op 3ijn totj37
25elialben 'tDuibel-rot:
<0 30U De menfcl) aan Die gclijfi 3tjn! 'ö Ü5' ï écen: 'ft toil be toil ban (0oO.
^P?ec6
|
||||||
^.
|
||||||
MENGEL.ZANGEN. 24^
^gjwcft toat <0p totlt: Ut luijlec toe.
€n toilt <0p 3egen/ of een tucljtig-roe: 'fe<il5eb?aag mp aan uto toil/ öe(lenU(CSptoatcnïioi.\ VIII.
<U5eef / ïleec / öat ift uto totl recDt licnn': <©ju& 3elf tjte in mijn 3iel';
<£to öat mjjn totl en öaaö 3tcl) öaar aan toenny S2o alj$ u txiel gebtel.
3®at toilt <©p öat in öoen 3a! / ^eec i <gen öfenflBnecpt Tjceft geen eigen totl: 'K&egcec/ (Ce toillen toat <ö5p totlt/ en öat '0 mijn b?eugö enccr. I X. 'IiBMöan mön eigen toil niet meer.
'6B9U Datïlt nietentofl.
<£n öat in niet en toil / öat toil ift toeêr. <& 3elö3aam toil-becfcljtl I
45een toonöec/ 30 öitftcijöig i$: 3©tjl öub&'Ie toil in mp ttoeejijöig fê / / (Cotöatiö/ enïtelgeefl/ Ijet bleefcD toswomen mijl'. X.
go '0 peeren toil 006 të öe mijn' /
<£n öat öie nooit en (Irjjö;
3©at moet in öan fioe 't gaat/ geluftfiig 3Ü«T jlBijn toil gefcfiïeö altnö:
2Bijl fteeö.ö «5oö0 toil fiaac öoeltoit trof/ <Ênia öan meê. a©at fteeft Ijp cijöe (lof/ 35te toat DP toil ber&jijgt/ tot eeuto'ge öanftenlof! |
|||||||
'TWAA-'.
|
|||||||
<© 3
|
|||||||
246 M E N G E L - Z A N G E N.
'T WAARE VADERLAND. (COQtu Conrante la Francoife. .
I. TT ^«c Iccb' ift in mijn bjeemö'ltngfcljap s
iri (ürectoijlih ban beneên na boben fiapp'. <E>e toeceH) Sent nocl)acljtmp niet/ fKit.ö ^p mp boo? geen 25o?gcc aan en 5iet. 35otfi30lifinacb2eembbm/ 3pmpmeöe: 5fft baset öat sp met ïjaac b'egeetlijBljetien ©ergaatenblieïr. I I,
% J?eb met öaacsctien nie# gemeen: '#S©tl met Haat pefc mp niet befmetten; neen. ggptjouü' Jjaac toeelöv Baac gouü/ gaat eer: ®m t.ö Ijet niet bat in mijn fcljat begeer. iÉoet ifi fiaac fmaat enfcaat ecbaren/ «@m Dat in niet ben uit of ban tien öaaven / 3u bolg mijn ï£eet.
I I I. ;©en l^mel të mijn ©abeclano/ €n 'k ben baai* aan becfenocjjt met bajïe bantr. üBijn betec oojfpjong té ban baat: ;©aaciö mijn jitèaagfcöappp oob bp malnaêc: giBün ©aöet/ talent on5e iBoeöet/ 31§iijn23?iitücgomc» eecftgebo?en 25?oeöct/ <£n ©jtenöen-fcDaar.
i v.
'tgfê&aaroüu baat mijn bjooning is/ Hftöijn bOJger-fccSjt / mijn itijl mijn et&enfê. <EXtut tsÈ 't al toat mp tocbeljoo?t: <£n 'n wis' en fpocb' baat na geftabio. \)0O?r. 3$at
|
||||
.MEN GEL-ZANGEN. 247
3©atljia: eenaaco'lingtoaftnan fiinöen IBag noott op mp 30 toeei tocmiogcn totnöen «©at'tmp Befioo?t. v.,
25etoaacmp/ leec! öat nooit mijn ïject ■me toerelö Ifetf / oföaac geftwtelt toecö'. ©ecgeefg toecgaöect men öaac goeö SSltoaac men 't alteroaal ïjaaft laaten moet. 3©n moeten na 't tocBomenö tcacïjten / €n toat öe toeceiö fieeft en geeft beracïitcn -, 3®ijrtStnDccöoet.
v i.- ï|eec / geeto' öat rëraljtnfê betoog «©atife een betec ©aöeclanö ficoog'/ * €n mp Biec/ 30 al* «0? fieinfl/
^?aag al* een ï|emel-25o?gec en een gaftt ;©aac öotoen 3P alceeb.s mijn tnanöel/ €n al myn tóenfeö / mijn pooging en mijn Banöel <®elyli mp pajt.
|
||||||||
'T HERT NA BOVEN.
(€00n : La petite Alteflc.
|
||||||||
W ge geeft mijn jieïfrtiicïK-Wugge bmbe-Werfien/
ga li-enööWeug'Sen/ öatspoptoaacög flijg' <Cec H|emel-|taö / öoojö'onoccuiaanfclK 3toechen/ <üo öat 3e nooit toeêc na öeneöen 300* ' g&toalg'Panal Ijet aacöfcD getoemcl; <®'tieöenljemel 3©aacnainljijg\ t®i toecelö 3oeü in 't oartfete (lijft liaac ïiifï: 4S 4 ©en
|
||||||||
j43 MENGE L-Z A N G E N.
©en ^ctiKl të B« boel-peca ban mijn cuft. I I. ©e 25?utö fiomt op / alö fictie coofc-pilaaren / öit'0 bJcrclög toiiöcciriöna'tïsemei-öof;
^P trapt De jiuaan: -ft moet ook Dus optöaacöjs baaren: t' 3Bijl ö'aacö'ling tojoet gelnft een mol tn 't ftof* €n (teeöss meer jaht na 's$ afg?ono.s fcfifmmen. '1? iBoet altoos Klimmen / ©atitf mijn tof jïiyn paö moet 3tin gelijK een fcFjijnenö licljt:
§2o etfclji mijn ijemel- boiaerfcftap en plictjt. IJ I. *t geloof ÏHtn öoo?'t asuHc' uttfpauscl tangen/
(«Tof Daar ftet cceD<S 't on3icnelijfte 3tet
©at 3tel-ooc|liutboo? toolft noclj (terce-KHngen * a©ijl 't mganci tot in 't l^eiltgbom geniet. ^et slet ben ïjemel opgefiljoben / 't 23efcIjoutot rccöjS Ooben/ 5£l0iti tba-fffltet/ ©e %'mcl-ci-b'enK20on öec jaligDeiö/
©ie <èoü Daat' boo? 3ijn Kinöten öcef/t Demo. I V. ©e ftieföe öoctbe ?iel ten ï$emel fnellen/ <Cnmeec 33'jn Daar?e lieft até Daar 3e leeft;
©enmfi$3P ficebjs 't geliefbc bJil bezeilen; %<i Dat 3£» fjert en fcljat Dei boben Ijeeft. ©icblam/ ban öemcl-buucontfieeKen/ &an 't al öoo2bjccKen \ 3©at tocöccftrecft/'
<S)t boert öe stel nelijft m uit [jaar $clf /
^cöooti nocD op o' aatb / tot boben 't öemcl-toclf. ©? (nop btnti ook een onbelettc öoo?gaiig /
«jl^'tanHct; baar fce 5icl 31$ op berlaat <Ên )
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N. H9
<£n beiug tuft/ tot binnen'g l§emel$ boojïjang;
(iScctoijl 3'al toat beneben i$ berfmaaö <Bt$ boecelöjs ftoop' mag neêctoaacöiS baaien/ <Ên3tcö bepalen Cot'tgeen betgaat: ^P teftfialftnaeen eeuhrig lemelfcl) goeö/
^at3eftectss/ en alle camp beboet. V i. 3&en i^emel eifcfit betfiemelDe gebacftten.
'ft S3en fcfiulötg bat ooft baac mijn toanöel 5p. 't (©een baac iö moet t&3oeften en betcacjjten/ <£n ftcetjen toat baac onbeci.tf boo?bp. gift moet 't <®eb& baac fteenen senöen/ <£nb'oogentoenben; 3©ant baac tg §v «Dieaan mijnsiel alg tot een $oob-fter ftceftt/
- AÊii ceeöjS ftet Jject tot ftcm ten ficmel tteftr. ^ Vil.
fUcftbiaac' mijn geeft ban't logge bleefeij ontbonöen!
a©aö'ss toecelöS ftluiftec ban mp afijauftt l
Sdcft toasS mijn 3telontlaft ban 't paft bec jonöen/ 't <0een mp 30 na beneben ftoub en biufit 1 3üom/ ï|eec! beuc3elf mijn sielom Dóoge/ 3&at bolgen moge / ^>ienu30buftt: öp bat ift mp ban toat toeêcfioub ontfla /
€11 optoaactë ftapp' ban tcap tot tcap u na, VIM. 3©ic 30ub bit lijb-enftcijb-bal niet bertoten
ID00? £ton$ 25ecg/ en ^alemö ©leöe-ftaö*
<&f '0 toecelöJJ ftijft boo2 '0 ftemclö aoube lïcaaten / 3?ieallesJ toat on# toenfcfilijft tö öebat i •t larüfcft mag een toecelölingbec<nöea: 'tjjKoetmpmetbmben: $ * 'fcl$eö
|
||||
zjo MENG EL-Z A N G E N.
'h S|eb Biet geen fcfjat.
3©at ïjto beneên öelacöt toojo of öcfcQjciö/
cp quelling ban De geeft en pöeltjetö.
l X.
5,aat / leec! mijn 3tel reefcg fta&ig BoUeti 3lt}eeben/ (STettoijl 3' in 't bleeftïi non] ian»oant ïjtec beneên: ^an bltegt3c eend/ ont&er&tt*/ na öft leben (Cot boo? ubj (€ï)2osn/ aocjöp öe |te?cenö«n. <jEn al 3' ecnss öeeclp toeér na öejen ©ereent 3al toesen jBet De3e leen / 3©o?ö in eenö opaeboect / en 3al altijö
2fln '0 ©aoetsï ï^uïgs oon mc'ê 3ijn öaac <6p 3Öt* |
||||||
CHRISTENS LOOP-BAAN
en ZEGE-KROON. Stemme : Courante Ia Reine,
I. JLL« $ quam in 't bjecelb-conö JMet/
lÜiüüifilÉtalilËllÉ f
om in aacofcDe inflen ©aac leun te ruften:
liliiiiiili^^ii^lli •
IBaac in een pcrö ©aat fïröO en moeit' onss
fcfiaft ■ S
|
||||||
MENGEL-ZANGEN. 251
liiligiigiililIüilÉül
fcijaft actfaitg toérft. 'ft JIMerö op een Soop-
iiliiülüiiliëÈiliigi
Daan ai'aftë getetë 3©iene- einö-paal të.'t begin
|
|||||||
/"~\
|
|||||||
öec eeutotgftetö. 3©te Öt'er 3ijn pttc&ten ïïan
toel bejcicBten gig een ftjoon öeretö.
1 1.
"®k teeg t$ 4TD?i(luiS jelf/ liBet toijaenö bloeo beöjopen: -$u poet open: , c'v. '0 peeren 3©et/ g^ic ®p ten riefitfnoet onscjS toa'nöclsf set, 5t (©elboö i$ 't/ en g0ö3angfieiö jtëaar soo? öie öubb'le toeg toort afgcUifc. ©e ïftjoon tö 't leDen / 't d5eeh 3^p 3a! genen 2Ban üoljtanotghetö. I I 1.
<D saal'ge Zegeïuoon 3lan '0loopiS-petft etnö gefiangen/ gssien 3al omfangen 3Bte tot aan 't eno <&$ noojgeftelöe ^emel-Baan toolcenö- l
®l fio(lIjetatbeïö/ 3toeet/ ia bloeö; 't ÏB02D öubbel oiicc doo? Die loon brrgoeö: ïsofcïioon/ 30 Ijecclijn/ goontoaatöcertp/ |
|||||||
z5i M E N G E L-Z A N GEN.
3Ne al 't leeb beboet. i v.
<gn bit të ïjtec toat gaootd! 381 loopt men niet malBaufcec tDatö'een boo? b* anbec. (l^oc bet ooft boo?) •t^emeene^eil/ ötc $2h3fooon/ nfetbctloo?.
«£lü gjtjpt baar na/ en fuögt5e toto/ 3©ie maat een loopec in bie £oop-&aan tjï: <£lft onbecljinbect/ €n onbecmtnbett: l^temanö taft fjt'ec mts*. V. b't®n3üö'ge lüecfttec 5al
$a 't ijettig cecljt be ©?ü3en 3San elft toelagen 3©ic bte fjeêft üeftaalt: 3©aac in =f$p nooit öelet en toojb/ of btoaalt. jBen loopt ban op 'tonsefiec niet/ 3Bijl elft be b?iicf»t 3ijnss atbeiög boo? Rem $i&. J^tetjS Ban betboben/ l^ietjS ftan ontcoben/ 't <ö5een ons 28efusf bkïj. V I. ;©te $j>etlanb Hep ontf boo? t
't$aft ons$ fiem na te trappen «ïn 3tjne (tappen. go toozb Ute ftjoon / ®te ïü)J beebtent fteeft / ong genabe-Ioon. 't §* ïaaac / Dp onss iss totl notft maeftt: ï|u fcijcnftt bie beiö* / en geeft ben moeöen ftjacDt; %* bat 3' opbaacen 2810 -28öelaaten / 3©ie öien ïjeec bettoacljt. |
||||
MENGEL-ZANGEN. 253
.vu. ï^eet! leüj m' op 't effen lano: 25eüJflifl <©p mijn fcl}?eebe« / 4tn oae mp treöen <©p 't recbte pao. gooien tb ball' / of floot' / of (ttuifecl'; bat
|Bp ip öe fianö / en cecfjt mp toeêc; ;©at ib nooit öeim' / of toeb' / of af en neet'. 0it$ gal mp fcftaaöcn ^0 'H utn genaöe ïBaac ftecötss niet ontDcccV VIII.
^0 't bïeefcö fiiéc ooojnen binb;
gö boeg enpoojt 30 enge; «p ö'acbciö ftcenge; <©e totll'ge geeft $taat >joo? geen moeit' nocb Binoecpaal öebjeejh
cjö toeêcitanö gjoot / i$ moeite 3uuc: 't €n toeegt bie öjoon niet op / 't ig 6o?t ban ouwe 't Jlag anb're toeecen: $ietg ?al mp beccen: '6 ^teuit boo? benö nocb muur. IX.
©njö mp bansonöen-Iaft:
3Laat/ ï?eer! geen öuttoeijs laagen jRiin loop bectcaagen; 35at inecelD mp ;&oo2 lob-aas nocft boo? aanfioot liinbecsp.
ï^ifc öientfiet al gemtiö/ ber^aabt/ 3©at onbzquaam of traag ter loop-ficjjö maabt» t©at naat Begonnen i aSooit beeft gebJonnen ï©ie aan 't einb niet wabf. fBijn
|
||||
2J4 M EN G E L-Z A N G E N.
X. ,
IBgnpetK paal té na Op: 3£e jSccötcE reeög ge5eten. '6 3©il 't al bergeten Wat 'h acljtetlaat: 5jfe fpoeö' en renljai3' naöatboo? mplïaat. <0ceb / ï§eer! {joe'h t einöe nabec 3ag/ <©atih mijn loop 50 Uecl becöubö'len mag; («tot ra eet lange <©e Jjjoon onffange gjn öte gjoote öag. X 1.
<©clufórig öie öien loop s&ea enö toe Ueeft bolloopen/ ■<&u öie boo? öoopen 't 55c3tt geniet: 3E»ie 't Ham nu bolgt aan '0 2£ebengtóatec-bUet.
ï|oe P2aalt öte met een sege-palm! . l|oe juftnt öte met een yalelujaö-galm! |0oe laat öte Ijooren jBet ö'^ngl'e-cUoocen ö'©Uectoïnnnig-©falm. ■XII.
'6 i|ouö/ l^eec/ mp bergefcrift: '■H <®oeö öat 45 ïn mp gtngt bjecaen Muit <©p becftei'Hen ^00? utoe 6?acl)t/ ^oöatöet tóojö ten 3aligenö geÖ?acï)t.
?6 töoem niet in mp / maac in öen Jgeet: ^iet mp/ niet mp/ maat ubjen^aam 3P ö'eec ^at ijett en tonge &b) lof (teeöss 3swge 3©a.ö mijn 3ie!g öcgeec. |
|||||
BE-
|
|||||
ME N G E L-Z A N G EN, •-*$*
BEDROGEN W A A N/ (COOtt: Grand Boure.
Dag|s||||i|J^|s||i|g
'a € ba(l-gcg?ünüc ^emel-^taö $iomt boo? aan pfcec mcnf?f> Zo fcöoon/ en 30.
begeecünV öat €1h£ aangeöoocen toenfcD <j£$ pÉIÉiilii=ï^iliipi
öat öp^alem?; 25ojgec toaïicv <ün toass meê
.'pil'^illIÉfilOÉÜll^l
naacne öaac: 2©am pöec ecnöceft 3tn gin 't
3altg 3ü»; ja ö«tó sicö öat to& in»
Jfèaat 't i0 een oï»?c-nauUje liaan/
€n enge poo?t / Snaar Sao?
jlöcn opïoaacbs» mnt ttv Ijemel gaan: üïien bfnö en fjouö öai fpoo?
gecc tomnig; 't i.s ooi stompe moeitv |
||||
i$6•• ;,M.'E N G E L-Z A N G E N.
©an boójnen onerg?ocit/ ©ol aanfïoot/ bol ban fïrijb;
^o bat een J|emel-ref3er 3eec bee! ujb.
III. «5eb?feg « niet/ ö pb'lefcDaar/ ©ie 't o?eebepab inflaat/
atlss of uto toeg be üef|e toaac'; €'toi)l gp tet Dellen gaat.
«O maalt geen quaabe ce&ening: ©it '0 boo? een toetelöling » <0een opcn-ftaanbepoo?t: ©ie raa&t op 3uin een nautoe toeg niet boojt.
i v. ïfècent gp bat u/ ógierfgaarb/ ©te ö«ic tö opgeftelt *
£> neen: gp 3ijt te 3ee.c öe3toaact Mit aacöfcue 3o?g m gelb:
©at bultig pan b?ufit u ut ncêr. «Êen fiemel ö?ong beet eec ©oo? 't nautoe naalöen-oog.
IKet 3uUt eea laft aan niemanb na om goog.
v-
IBecnt gp / ö bief/ boo? lifl of 6?arfjt €e taanen in bk ,§tab i
<£> neen: men öouö tegoebe toadjt. $ooit fïeelt gp fiemel-fcBat.
<©» fluipt of bjeefit nooit boo? bie poojt: 3É3er i$ fiier roof en moojb: «6p Bomt Diec ban nooit in:
©ttè jlelt ben gentel meê b?p uit uto 3tn< VI.
ïfêeent gp/ 6 öjoneaatö/ bat gp öeeï
ïionb fteböen in ük ^tab i
Ito ipffems 3ttt3'ien at te beel/ ©an
|
||||
MENGEL-ZANG E£fr
©an bat gp 't enge paö 2ouö tooijen: ia gp3toi«t en 3toaatt/
üto gang té gantfcf) üecöjaatt;
<tf5p loopt De poo?t fieel mté/ ©aac 't 3toelger.3 cot ooii uitgefloten té, VII.
^ctoaarDige / tooi pödfjetD /
«©ie p?ac{jtig p?onï« en pjaalt/
gfêeent CP/ öat 't paD u open leitl (0P 3ijt toel tötiö toecötoaalr.
Hto fuuiien/ (ïrthnen en gctoot <©at té geen ïgemel-niooi / 't«J5ecn op öte tueg oité pa|t:
't ©ecüjcct en fiecljt maar in öe öoojnen toaft.
VIII.
ï^oegmocDige / bol trotse toaan /
«©te u 3D0 g:ooté tiecljeft /
«E>enft niet Dat ,gp De l§emcl-2&aan <3jn Die geuMtöeiö tcéft.
<0p 5toelt te fctfï op toan Die toinb / <E>an öat gp Doozgang btnö: 'troeft té te Ijoogcnmif/
€n üuigt niet. ©at Dan sulfc een öuiten D'ijbv
i x
<0p bioenet/ en gp ïafiecaac
©an nteöe-menftö óf €»oö /
<£n gp/ 8eiüoo3e leugenaar / <iEn Die Bet goeö befoot ,•
jtSen ftent u aan uto ^iööoletD- Qtoöeel té meêge3et SÖPö'anD'ten altemaal/
©aar Buiten; toant gp fp?eeut geen SlanaanS taai,
ft tr?
|
||||||
258 MENGEL-Z AN GEN.
X.
3DcIlufttg menfcft en gutygaatö/
55dooD ubJ 3eïf nier nicec: „
öbj ftert tó ook te seec be3teiaart jlöet ba^tg bet en fmeer.
<& jttUi een obeclaaöen maag fBaaftt loom / en lup / en traag. <EMe mefttng ban Ijet iaïetsS
3^oet onbequaam sijn tot öe Bemel-tet&
x I. ï|oeïeccbec/ ïiseu met een &oec
©ereent fteüt en beeldt /
^etiö niet öat pmanö öetec boec g^ic 't 30 ïjeeft aangeflelt.
© öat ge3e!fcöap 10 niet goeb. 3©te öaac 3icft öp geeft moet iBet ö'fionben öuuen fïaan /
€11531 in 't tetn gjecufalem nooit gaan,
X I 1. ©ertoaant öcugb-betn3enb IjutcDelaac /
jiaet ut» benujte gnjng/
Sücentgp öat uiteclijn gebaat/ <0ftoat gemaatóe fcljijng/
<©aau toecö boo? gangbïe munt geacgt/ <£en bjolf in ftfjaapen bacfit Kent <*Boö in 't ïjm te toel /
€n (lelt Bun öeel in 't onbecfl ban te B«I.
XIII.
«öpaJIe 3onbec onbetfcBetö
3E>ie leugen Heft of Doet/
<0p flaaf ban ongececBttgftetö/ ^te iteftaam en gemoeö
<©ncein ïjefit/ gpen ïtonö niet öoo?/ JBaac blijft al 't samen boo? |
||||
MEN G EL-ZA N G E N. 2J9
*©eg öemelg toeg en poojt €n b?aaft ten affóottt öeen/ baat g» öeïioojt, XI V.
©jaagt gp toat ftetfet Ijiet ban pajt * 3©at toanö'Iaac.43oö befjaagt*
't 31S ftP&ie aflegt allen laft <£n giefu b?tstis na b?aagt:
't1$ öp.ofe fïnjöom tn« gaan/ <£n ttujb be bjecbe baan: . 3£te't tooo?b bolgt / atö5piic©t/
<Sn altooisi«oo?c 3ün.gang na toben ócBt.
•-"X V. '
<Efe«to/ ^eet! bat ia boet) meê öeDoo?'
(Cot tbletne Jjoopje bat
(Ce cecCjt betoanbelt 't 4$e.itiel-fpoo?: . ^efltec tttP3elf/ en nat
H9p öp be ïjaniJ / en 3016 btoaal / ïDetny/ jïtutM/ ïjijg of bjaal/ ét neêcgeuallen leg'/
25jeng mpterecijt/ pjoef/ aen/ genees* mijn toeg.
X V I.
^cfioon ban beclefbtng of getoelb
©eer affcD?tbt of beftoO?t;
<3jb ga ban / atë een J§emel- Beltr / 3£oo? ö'enge toeg en poó2t.
^öt<0p mijn 2ton en s&eüéelaat gn 't bonnet en gebaat/ 'ft 2.31 boo2 ub) fcöetm en fcftp
€otttooften ftetl wrrtcffttt» WöiS3fl»i'
|
|||||
fi * CHR.I-
|
|||||
26o MENGEL ~Z <A: NGE N.
CHRTSTENS MOED-ZANG. (€OOJU Trompet Maria,
T iili|=illliilllll=s|
-I—^ ^öcn / nujben / fïrijïjen / jBct
jlpii^ii^iliiiijispsüg
tioifianöigtietb / «©aat'et öoo?becüljjöcn. I&oub
u ban öcmb .<©at OP 8« B?utge nooit topt/
= ©fin ben fïnib bcstogftt/ ^cfioon 3cif öloebig/
jBaac tdoeömoeötg Welben filpt.
I I. <Eie uto ^ctlanb boojgaau/
®fe 3df na 3ijn (^TFïJOOtt ïfêocfl bc &?ui0-toeg begaan / ^cftoon ï}p toajs bc Éoon. iBiirt SfcfusS öaanbe 't pab; <gn (ïteeb; niet blcreb öcfpat. <©p/ 3tjn 2teb'en7' ©o!g 3ijn fcö?eeben $a 3ijn tfab. I 11.
é en p«# t'erlangen
€tfcBt
|
|||||
H
|
|||||
MENG EL-ZANG G E N. 261
<Êffcl)t boltcofeöen toech:
3©ant 3' iss opgehangen 2ttan pet cinö ban 't perït. <©ie niet en 3egep?aalt I^eeft nooit be ü?oon behaalt, 't <gj0 btctod g^te met gloei 3B02Ö betaalt. I v.
ftaat be moeb nooit 3aBfien
<g|n ubj luutë of bamp t cjefatf öelpt öe 3toabnen 5fln gun noob en camp / Sgo bat je nonnen (laan: HP gefpt fien 't öacnajS aan. J|p geeft fi?acfjten &'%üc-macl)ten (Ce becflaan. v.
(Cegenss 't bang bettjaagen
IBoebigt J£p bun Beet:
ï|p bomt 3elf bat fcljjaagen
^0 't aimecljtig toecb.
ï£p 3elf flcijö boo? 30« ftïiaac
Ifêet 5üjaacb en beunelaar/ <©at 3e tobben $ocïj bejtopen gin gebaar. VI.'
«©Itjbia eensStecnebec/
<©ein3' in booj een tijb;
3|P öecftelb mp toebec / <£n 'ft fiecbat ben (icijb. <® 30 gpbit eens $tit/ Mm bpanb! lutcD ban tftt . ■. •
ijl 3 SB SM
|
||||
i6z MENGEL-ZANGEN,
'ft Eal u ötoingen) ■<£n eens 3ingcn 't Eege-Ueö. v i i.
sp 't öuiS 3_toaac te Kampen -, 3©aatöec i$$ öe faoon.
3ï,t)ö men bitt'te rampen; Roeree \$ öe 5toon: 't <£n Komt Gaat in toaatön g|n 't allecminft niet bi>. 't ^al maat öuuten* ï©cinig uuren g^at ift lp. v 11 i.
h ^êcb' öan moedig öaagen 't 3©ocöenö Ppanög tot.
'ft 3©il mijn tBuis ooft özagett: 3©ant mijn Ijulp ig <0oö. <m\ ficün op «0ob / tooiens fi?acfit gjn 3toaftï)eiö toojö toolöjagt. '6 Eal 't beginnen / €n bertoinnen/ <©ooj 3ijn macfit. I X.
3©ojft ban 't %eir öesjv peeren ƒ g&ie öe ftjutis-Paan öjoegt/ Staat ift Pan 8 leeren J^oe mn 't fitijöen tooegt; «@p bat ift a gelijfi'/ €n nooit uto ft?uiss onttop': 'ft ^maaft ben pjeöe «©an eenjs meöe 31n uü> Sip. |
|||||
CHRI
|
|||||
MEN GEL-ZANG EN. 2^3
CHRISTENS ZEE-VAART
en BEHOUDEN REIS. (ftOOn: 's Morgens in 't kriekjc, &c.
I. MpipliiliiggilÊlïillii
Oet hier op 's werelds onftuimige baaren, Langs zand en flrand, langs maal-ftroom
^iil^iiüilliÜlilÜill
plaat en klip, Monfters en roovers na d'eeuwigheid
vaaren. Q Heil'ge Geeft, zy flierman van mijn piHüüiiiiiiiiöiiiiÉ
fchip Uw woord zy mijn kompas erv baaken-
licht. De Noord-ftar Jefus blijv' fteeds in 't piiiiPliïlliilliilli
gezicht, 't Zy licht of donker, voor of ia de
3$ 4 wind:
|
||||
2*4 M E N G E L-Z A N GE N.
|
||||||||
o
|
||||||||
pïgilüliiiiiilllJilil
wind: 'k Spoed voort, tot ik de fchooneHaven
|
||||||||
vind.
I I.
Hcmclfch Geblaas , kom vervul Gy de zeilen
Van mijn geloof: Splis liefde-touwen vaft. 't Anker der hoop zal ook , weet ik, niet feilen.
Geef dat ik van wat hindert my ontlaft', Schoon noch zo lief: kom werp'et van my uit. Dat liroom noch ftorm my rugwaarts drijv' of duit'. Verhoed dat ik mijn Hemel-reis nooit rtaak': Maar 't wan-(poeds rak met U te boven raak'. I I I.
Bald'rcn d' orkaancn en bruiflèn de golven ;
Of ^'afgrond hol en yflijk ftampt en barnt; Word ik van. (reig'rende baaren bedolven;
Zo 'k hei-diep 'daal, of opilijg na 't geftarnt; la dat het noch zo fcherp en mocij'lijk ga: 'k En vreez geen fchip-breuk, Iijrs of ladings fchaê Want die haar met zijn wenk gebied en fchiep Is bymy; fchoonHy voor een wijl als fliep. I V. Hoe ik dan dobber', of hobbel', offlinger':
'k Zal veilig zijn: als Noachiu zijn ark. 'k Schroom dan geen zond-vloed; want niemand ver-
gjng'er Dien God Dewaart: Hy fielt de zee een park. En of ik zon » noch maan, noch fterren zag : Zi;n a:infchijns licht baart my een blijde dag. Op d' Hemel-reê gunt God een licfiijk kalm: En daar zingt elk een eeuw'ge glori-pfalm, DE
|
||||||||
M E NGEL-Z AN GEN. i6$
DE VEILIGE ROTS-STEEN. |
|||||||||
^temmc J Het daget uit het Ooften. <©f twee
verfTen t'zamen, Pfalm 130. |
|||||||||
bjutffen golben fijutflfen.
|
|||||||||
'ft 5$e& een berljeben üotje
(€en g2onö-flag ban mjjn (tant: «Euitf öecb' 16 moeötg tcot3cn
ï©at tegen rap 3«D 8am. 35U.6' öecb' / etc.
III.
til öab'ren '0 toecelbsS 3uHetU
m ploft 't gefietgt in see; poet ö'aacb ïjaat plaats* be?rtu!en:
^Fi blijf in baftetojeê. etc. |
|||||||||
z66 MEN GEL-ZANGEN.
I V.
3£oe 2Sa5ai¥ ei&en BjaaBen; i|oe Etbang tebec trilt:
ï£iec Ban geen ontoeêc naaBen/ €n 't # in Balmte fïilt. ett.
v.
K£an fetö tjfc jüotgê Betoegen /
<gB toanBcl te gelijB:
fBaac ntetsS bctmag baac tegen; <©ieg iB ooB nooit bejtoijB.
ïBaacnietsSbecmag baac tegen/ mag fcaac tegen. v i.
<ü5aan 'jS ï^emefó ftuijen open; Zo '0 afgïonb0 toeil' ontfpjingt;
'BZal op mijn sot0(teenloop?ii/ ï©aac op nooit 3onö-bloeö tijingt.
-h Zal op m. v 11.
<EP tfeeBt boo? 't öjift jtoecB fieenen/
©ec fioben 3011 en maan:
pajï-ceaen/ öas^I fteenen 3^ocö bttcem Ban öaac fcDaên. etc. i
vin. W. tote öte Kot.s Betfciiben ^ecplett'cen 3icB öaac aan.
Zp Ban öie al üebnjben 3©te op öaac fpitse fïaan. etc.
ix.
'B 2Seiacö 't ban al ban üobcn/
Sfilg beilig ban Bet quaaö.
'B ©ecfclurilmp in be Blooben/ (Cot 'f ontoeêc obec gaat.
'B ©etfcïuül mp in be Bloobcn/ in oe fiïootoen. 5©ie
|
||||
M ENGEL-ZANGEN, 2^7
X. i©fc m$ toaat op i& fioutoe
<gn fteun / i$ ö'eento'ge <©oö.
3©te baat op gaat toettroutoen ^ecft een toecse&ew lot.
3©ie naat op etc. |
||||||
TEMPELVREUGD.
Stemme: Phantaftijke.
I.
alt 10 't een ölptie 3egen-öag/ mtë t& met ^ionö fcöaacen/ l&et/.m utoj^empel
opgaan" magf^at^an raP3tel-ö?eugïröaacen:
' 3©ant öte geniet 3©ie u taac fmaant^ enjtet:f
Wg'üliÓmt openbaacen.
1 1.
asat 25oct]tm iö 006 25ecatf)a/ ©aar ö'uwc 5«9 lwbP«n / ^ |
||||||
2<58 MEN GEL-ZANGEN,
fjlö gen uto aanfcBtjn uit genaê 25e(tcaalt: 't geen units en lijben ©ecbanjnen troef / €n bat uto fjetnel-joet 't sseulemt D^ct feotm bettojjbem I I I. $abp u 3tjn fê immers? goeb/
<© B?on ban 3aligReben I
g&e b?eugb en tcoojt ban 't Bang gemoeb. *©aat €S$> 3öt të een <£eben. Ü&aac <0p 3tjt baat 23P3onbeclöH/ altoaac Htonaam/ %cc/ toojb Deleben. i v.
<©P 3«Öt/ l^c 3W" / toaac maat ttoee
<©f ö?te bergaatbe b?oomen
gin utoen $aam 3tjn/ bat <©p meê ©aac toilt in 't mibben uomen. «©een g?ootec eet €n öeil/ alö bat be Heec ^elf bp t>nj$ toetb becnomen. V.
q&aar fiomt uto <0eeft ban bob«n af
jfêet al 3jjn touc&ten baaien:
g&aac të 't bat ^p 3ün gaben gaf/ <gn fieelt be 3iele-guaalen : 2To bat baat to# <©e $oo?t en 't ©oo?Bof të ©an '0 üemefë b?eugbe-3aalen. V i.
I^oe goeb i$ 't bat top Biet ban 5ijn!
«©it een toil i& begeeren /
"mt iu fteebjs met uto ©olfe berfcfiün' |
||||
M ENGEL-ZANG EN. *6p
«Jti 't 25eöe-I!|n$ fieg peeren.
jjfEJeer neü tó 't baar
«gen öao / aig jaac op jaac
25p üoojc/ te betReeren. v i i.
l§oe DteaagJsS trte bit ^uijs toeriaat
<£n na eatëjöooö ^Settj-atocn
<3jn plaats ban na bit 2&erl)-€l gaat: g&aac ö'pbelïjeïb fiaac flaanen ï$een ffeept / geüoeit / <£n geeft tooo? M; ugbe moeit' i gja boet ten afgjonö bjaaben. v i 11. '.".:.
<Êen toecelbling joeft 3jjn geneugt
ginoectetefaletten:
lï&nn 5tel fciïcpt ïjïsc nteec nut entojeugb/ aftls» 3P in Öun öannetten i^ti'c pinb be stel 't'«0een ïjaac te regt gebiel/ €n niet en ten öefmetten. IX.
3©at btijbec 2&>obfcBap is 8et 3©oo?b/
©at ais een frtffen regen
&omt op een nioebe 3iel/ bie 't ï)oo?t/ (€ot laan'nis ncêrge3egen J <© bierö'ïe fc^at / 1500? öte (jet cecfit öetoat / ©aac't al aan té gelegen l x.
ÜBat 3ijn ute ^egül-tenenjs toaarb /
<©te to'ta jüwj %!iö öntfdngen/
ïBer ^eil-öeloften ->iam-gepaatb! <0ebeöen/ lof-gejangen/
|
||||
ï7o MENGËL-ZANGEE
©ccqut&fecn't ïjert/ 't <©een öujs becbjolpt toecö. £ou 't öiec niet na bedangen i
X I.
3©el salto 10 bic öaac fleetigf tooont l
Ep p?ij3en u geftaöig:
(C'toijl toeéc uto gunft fjen milö beloont, Üéec! toeejï mp 3ogcnaöig/ ©at fteeöjS oo& mp ato (€empel-f)etl üerblp / €n bat m' uto goeb bet5abig'. X 1 I.
©at iuistis tan een boojgang tot
©eö J|emeliï <01o?t-tt)oomng:
©aac 5tet en erft men fieeöjS bp <0oö Eijn ^eedöööeiöö betooning. <0 3aal'ge fcöaac ©ie eenö bit ï|ufó giet naac luijgt tot gena-beloomng l |
||||||
BEDENKINGEN over MATTH.24.28.
Stemme: Ach Heere, Davids Zoon , &c. <©f; Si
l'amour quelque jour pretendoit vous furprendre. ^~-*g? Ing honigs zoetigheid uit Siinibas dooden
fterken : Men kart 't in Judas Leeuw niet min
be-
|
||||||
MEN GEL-ZANGEN. i7\
ï^iiiillillsiiliiüligii
bewaarheid merken. Die fterke Levens-Vorft >
P^ililllïiillilïllPïllPiii
die 't leven geeft en is , Nood tot zijn doode
Lijk als tot een vollen dis.
I I.
De wereld walge van dien dooden, met verfmaaden:
't Gelove kan zich daar met ziel-banket verzaden. Dit 's Bli jde-boodfchaps merg, het tegenbeeld en grond Van 't ofTer-flachten in 't omfchaduwde verbond. I I I.
Maar dit's geen fpijz'voor leeuw, voor wolf, of vuile
honden: Laat die op 's werelds kreng gaan aazen: heil'ge monden
Van Hemel-arenden zijn maar hier toe bequaam, En waar dit Lichaam is daar komen zy te zaam. I V.
Die fchcrp-geöögde fchaar befpeurt die fpijz' van verre.
Zy vliegt hoog heinel-waards, zelf boven zon en fterren»
Zy neft'jen in de klooV der Hcil-rots, die hen jhoed Voor ramp; terwijl dat heir beoorlogt 't ïlang-gebrocd. V,
Laat d'oadheid beuz'len van dès Areuds jeugd-vérjaren
't Is wille waarncid in dee£ Hemel-adelaaren : Zy wifPien 't oud met nieuw door verfche jeugd' en kracht
't Is alles nieuw, en 't oud en word niet meer ecdacbt. O
|
||||
'z7i MENGEL-ZANGEN.
V I. O 't zijn deez' Arenden die tot dit Lichaam komen
Met fnelle vlucht,zo ras zijn reuk maar word vernomen Meer dan een Arend om zijn prooite rooven fpoed : 'Niets wederhoud hen van 't zo zeer gewenfchte goed. V I I.
O zalig'Arenden, die met gefwinde vlerken
Opfteig'ren na om hoog, door d' ondermaanfche zwer- ken Tot daar't geloof, maar noch geen oog hier ooit en ziet,
En zo dit doode lijk in kracht en vrucht geniet. V I I I.
Dit doode Lichaam kan 't zoeft zielen-voedzel geven.
't Is't vleefch, dat Godes Zoon zelf gaf voor 's werelds
leven. O liefelijke fpijz! ö zaal'gc die hier van Tot eeuwig heil en vreugd verzadigt worden kan ! I X.
Zou zulk een Arend niet na 't doode Lichaam trachten.'
O zonder deze fpijz moet 't hong'rig hert verfmachten. Dit 's meer dan Eng'len brood; 't is fpijz die nooit ver-
derft. Wie hier maar eens van eet en hongert nooit, of fterft.
X.
't Is waar nu is geen Lijk van Jefus meer voor handen:
Maar zoek Hem zo in 't Woord en dierb're zegel-panden De vruchten van zijn dood verfchaft Hy, nu Hy leeft, Aan die gelovend ,met zijn dood gemeenfehap heeft. XI..
Laat zulk een kracht, Heer ! uit uw doode Lichaam vloeyen,
Die my een Arend maak', en langs zo meer doe groeyen. Dan
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 273
Dan is my uwen reuk ten leven, en ik fmaak'
In uw genieting fteeds een heilzaam ziéls-vermaalc. |
||||||
'T H E M E L.B ROOD.
(£00ri: Gavotte d'Anjou.
I. A ïilËüÜMglÖliiÜi
2. A. ^am0 <©off.ö becöoDen Beet ©oet öat ,
eia tn '0 aanfcöijnö 3toeet 't ;©aageltjn£ inooö met aommet eet. 't g|$ een bloeR Dat ö'aacöe
©oo?n en DiftcïjS baatröc: $11 moet dB/ 30
<(5oïj gebooö / 3©ecten om 3tjn eigen fijooO.
1 1. jBaac fiet 3t'el-&?ooïi fioft b^ meec: 't25iocötg 3\»eetbaii on3en ^eec/ ©at ban 't too'ft'lenö 3ticf)aam neêc ^S'toom-toij3 tg gelopen /
<£ntn 't (lof gelopen/
ga 39113iefen-ambeiö |
||||||
274 MENGEL-ZANGEN.
%$ baac aan te öofi: geleib. III.
^ontren Woelt b?ucï)t \oietïj 5#n fijoon* 30eU*a\S pjiblteis / aci) toat Ijoon! <0?tefö£ti t Ijooft ban ïföoöejï gfaon «Die be fcljult öceft moeten
2Jjrtti De [mug-boom boeten/
«ten De bloeit ban 't aacöcijn nam ^te Dooj aibam op on-s guam. I V.
3»ocl) bit 25?oob teu gielcn-fpijs jjjijgt'men op öe l!Cljï|te tojü: gjefu* toil noclj geit nocD P?Ü0 s 'tlioft ban on3« 3ijöe
3Beili/ becbtcnfï'/ notf) lijben:
3©ijl ^p 't ötecöaac ^emeI-b?ooö 2Jlan toie toil om niet aanboob. v.
ïtom maai* ïjong'rig tot §em gaan j
l^eb ut' mono (ïec&tjS opgebaan: $eem bet uit 5ijn öanben aan -. «©at ii uit genaaöe
5t|)emel-man bet^aabe/
Waai ban toie gegeten Beeft $tmmet (leeft / maar eeutoig leeft. v i.
<0cef mp/ ïleec! bit b?oob alttjö/ Wat ban fïetben mp fiebjijb: 't «©een <0p/ ©eilanb/ selbe sjjt; <©p bat ïject en tonge
ötoen lof tleebö 3onge i
€n mijn 3iel / ban bet en f meer ponten/ leeft ban tot uto eer. ZIEL»
|
||||
ME N G E L-ZANGEN, 275
ZIEL-WENSCH. Voor het naderen tot de Heilige Tafel.
Stemme; Pfaim 100. I.
IÖ 3ie nu 't 2iibtmbmaal gereeb:
nel)/ baö i.i 't toaaw 25?uitof$-&ta&} mij toaac mijn 3ieï in 3iiiben ftano 2£l.ö rtfcjjt bit ï)etï-ci)& beföe-panö! 1 1.
jiBoat ib nu met gejiibt getaaab/ <£n innig beüigbeiüe' cietaaö / jfflgeê tot Den ïjoning ?ijn geletij/ <£n nab'ten tot 3i)n Ifêajefleit I I I 1. Som ?elf/ ó 45a|t-^eec! opbit^eefb
g^eel uit öe luuclnen ban uto <0eefr. 3©at 30UÏJ mp ftaaten a©i)n en 2S?ooö/ Eo niet öe 5tel u $tlf genoot* I V. <töun m? een cetöt bsetbaaröig beet/
©ecbneu|t öoo? Ijeil'ge sonöcn-fmect/ ï©at aUes* buiten u becsaabt / <£n maar. naar. ub> gemeenfefiap baabt. V.
«© toetb entfecb 't geloob ooft/ ^eer-ï
€n fcftenb mp al toat tb ontbeet'/ <£n nocfjtansi bebben moet/ bat ib' j|Bp aïss ui» öijs-gencot tf ebt febibb'. |
||||
z76 M E N G E L-Z ANGEN,
V I.
<0ecf tiat in rccfjt uto Bjuig-nooiJ / en "G&t ïtjacfit Pan uto gemêenjicgap / tienn' / <Dp trat 3e 30 't beï)ooK ban mp • «©eoagt en ooft üetnonöigt 3p. V 1 I.
3Net ntp nu fmaanen aan uto ©fê
i^oe ttcfïnft uto genieting iS: <©p bat mijn 3tel ban blrjöfcfiap juit&7 €n öect en mono uto lof betuig'. VIII.
7®m 3al iu toeoct 3ijn üeceiö / nact luft / tot uto geöoo?3aamï)etb / <©at'3iel en lichaam/ bugs gefteeïtt/ gin utoen ïjicnft ficcögs öanbbaat toecut. |
||||||
WENSCH om HEILIGHEID.
Tot het waardig genteten van 't Heilig Zegel-
teken des Avondmaals. Stemme: Saraband, pag. 187. <0f: Pfalm 1 to.
I.
Ojtel / tce& uit öe fefioenen ban uto boeten:
3^e plaats toaac op gp ftaat is fjetltg lanb. <© fcljtn u rccöt om utoen (0ob 't ontmoeten / €n uit 3ön fianö t'ontfangen 't 3itefDe-panD. 1 1. <0P 3ult nu tot öe$ &oning<$ (Cafel treben: %et op 't gelaat öesï ^eecfcljeciS en 3pn fpifê'.
©ecgmpuróetfiier effebt men25jutloft-6leeöen/ <£n
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E N. z77
€n niet fletfité 't öoen / maac meefi öe recöte toij3.
III. ♦©e «Bafïöeec 3df Befcfioutot 3tjn 3&té-genoten
jfèet ?i)n boo?-tetn en Dett-bep?oebenö oog.
Uamp5al'ge ga(i öie buiten tno?b gefloten! ^ootttoag'ecfcöönöie öese toeté beö?oog.
I v. ^oeü3elf/ ö(0ob! mijnïjcrt: fien mijn geöacfiten: €n maan nip aan nip 3elben recftt beuent:
'6 25en ban öequaam mgn plicht 30 te betcacDten / «©at <0p in gunfl ub) aanfcDijn tot rap bjenö.
v. <0P brilt ban al / öte tot ö nab'cen / ^eece / <5egetltgt 3tjn; of tjeiligt ö baat aan
©002 bwaaB-BebJité. stclj bat in bit rccöt lecrc/ «Dat tegeng mp übj toom niet op raag gaan l
v 1. <©e ï|eiligl)eib té cieclp aan uto 3©ooning: 3&e ï|eiltgöeib té 't meen ban <gefu fcljaat:
3£eS|etUg8cib a$gt ^eeclpljeibss belooning: €tt3onöeröïe3tet nicmanö <©oö fiiecnaac.
V 1 1. ^eec! oom ife tot uto Deil'ge 5?8el-panben /
45dijft 't betaamt/ met een geöetligt fject / jiaet öetl'gemonö/ met oogen/ boeten/ ïjanbe»;
«Dan té 't bat <0p ban mp gefieiligt toecb. VIII.
<8 öeil'ge <6.oï> / <©p moet ons fjeilig maanen.
%ü\ l öeilig öocD mp 3eïf gefjeel en al:
'n gal tot ub) bté in fieil'ge pjotia ban naahen; Eo bat iü aan be honing tóeigeUaU'.
|
|||||
3 3 JUICH-
|
|||||
i7ï MENGEL2 A H' GE N;
JUIC H-Z A N G.
Na': heugelijk genieten van 't Heilig Avondmaal.
^.remme: Pfaim 103.
I.
Mffl Boe3cm-lncuöt uomt uit mijn lippen tein*
aen/ ara DOEt mijn tong een Ijeug'löK öanK-lieö 3ingcn: (S'ttijjl 0002 ött fjeü ttujn 3iel betfjemelt fê..
<0 moijr üi üeeïr0 ïtefS peeren tof uitgalmen 1 O l)ic(p Ijet m ititfcöat'cen gloci-pfalmen l $u tft 50 öen bednftigt aan «©oog öis?* I I. 3© at ben ift ban mijn %tlanö Dcgenafcigt!
3©at tö mïin Ztcl öaau ban Jgtin ötctëö becjaöigt! *ö lief tijtt 23?ooö ! o fmaftelijne aBijn!
©e ïïonuvg üjagt mp in 3tjn 25mnen-ï*amer / ©aac ijccft ï^mp ontOaalt beel aangenaamee 38$ ooit bolcoemt of uicgeb?uut fian 3tjn.
III.
©Boom! ó M"iï l bie b'&ppet-tBij'SïmDMüe ©etf#aft/ aan Die ^p in 3«n 3©ijn-loiö leibbe/ ©aac 3ijnelief 0 be^aaöen-bjonfeen maafet:
<0P lefcfjt öe öojft: gp fiont ben fjongec (lillen; ïBaac 30 / bat Die eentf p2oeft fleebö mecc iott toillen: Jlfêüg gentel-jjfêojt en Eielen-2$20oö 50 (maant.
IV.
©te jrtaaaltijö toatf ba>i jHecg en refnc IBijncn.
^oDiev onf naait &t» ;elf geen Cftecubijnen. 'f IBaiS gefuiS 5elf / ge&ïoHcn en geperft. ï§p trab alleen bie fperö / bat (icoomen bloeiden / |
||||
MENGEL-ZANGEN. 279
5©ie 3tjn getoaab «iet Woebig fap befpjocttïcn.
© 3alig öien bit Eiel-25an«et ücrtotcjï l
v. , aiDat fieb in baar een lefilvre teug gebion&en! 3©at beet gefmaant! bat moefi mp fiert ontbonnen: 't (©een öu.S bergumt/ berfterht/ bcr3aöigt toierö.
3Dat toewt meet tojeugti alss ooit öe 3©jjn-©ogft baarbe: aDfalööet bolu/ öatfïemen pijpen paaröe 2810 't 't heilig 5f eeft met blijöe reijen Dieet.
V I;
<S> is #et in iito ©002-^aal reeög öu3 öccrïijït; gis reeö.ö b'ontbtjt en boojfmaafe 30 begeerlijk; Sl^ccebsS eenfijuim ertbjup 30 lief/ 30 3oet: 3©at moet men Pan uto552uiloft-^aal öan benfeen/ 3?aar <0puto 25?uiö ben "25cuer bol 3 uit fcDennen/ €n fteebjSbolop met Jlfcmel-üjellufi; boeö i v 1 t. 5©e 3©erelö öoub fiaar ö2af en ^onöe-bjofinen
25:ua-bienaar / '«laat u öe3e p?ooi tnflo&nen: ^lojp/ <Êfau/ b?pöat rooöe: 'ö €n benp
Sïan 't 3bjelgec0 rot geen bolgefcBonuen fcljaaïen: <©eeti 25cl5a3ac 3pn öoob-maal: 3P bctaalen / %w$ I al te bier öie tojange le&Bemp.
VIII.
<ï5a / tfapel b?p bergjoote Uojcn-^cpuuren:
^tuto BelöersS bol / en Z'olöcrtf: toeinig uuren 2Ujn mog'lijh maar booj onbemoegt getouift. Sul brie fïecBtë een0 <ü5oös$ gM$$-<©enoot mag toe3en / «©ie ï)oeftgeenbo?(lnocï) (jonger meer te mecsen: ;Dit buurt baar oBoö bernietigt fpö3' en biun. I X.
ÏJeer! laat fteeöjï -mi' bie ^emel-fpfö' 50 fmaafien / <©at nooit mijn ïEiel racerïjunu'ren mag of fiaafien & 4 $a
|
|||
28o M E N G E L-Z A N G E N.
$a 'jSUKcclDgMleejcft-pot/ looft of guanfiel-fpiec*
€en Dooblijft aajS! gSiel mag'cing! fcfioon De toppen <©« meefte 3tcft baat gratig aan necnjoppen. <0un mp een ttialg en fcïj?ift öoo? 3UII1 een eter.
X.
til! moeft Dan 't lijf met fcftMale toater-teugen
<£cn <©?ooge U?ootJ 3fcfj Ujöen, mtjnnecfteugen Éal Iwet 3ijn/ ban bet boo5en om fiun feftat.
&otnmp maat met bte fleffen onbeefteunen: 3[aat lieffelp mpop utoacmen leunen. 'tgjSmp genoeg/ nergunt€Sp mpflecfita'bat.
XI.
25eu)crftmp 50 boo?bc3c b?anftenfptj3en/
«©at ift altoos* mp bannbaat mag betogen / €n bat iö a toeêt / na mijn pltcfit / ontftaal'.
<©at is nnjn töenfcft! c£n 'ft 5al ban eens na besen gjn t ^emel-rp uto €afel-gaft ooft toejen iBet't^alig ï^etctn't eeutotg Sfinonb-maal.
|
||||||
WAARSCHOUWING
Voor de
MISSELYKE MISSE.
Stemme: Prins Robberts mars.
I. HlillilÉPiÊiïlÉlliBl
3 <&t Mis - boen en fiet Mis - geb?ag / 't €seen menig
|
||||||
MENGEL-ZANGEN. 281
menig heeft Mis-Iets tëTen Mis -bal / tot op ïje3cn öag/ Hit Mis-pjonht Mis - befcheiö / (Ontfleefet een öelgtng in mijn geejl / g&ien 't
mmuMËmmÊmmmM
Mis - beï)?9f Mis - haagt ©an 't Mis - gefialtig
fioomfclK2&ee|i: 3©ien.ö Mis öe ïtech 30 plaagt,
I l. 't Mis- pb'dg Mis - ge3anten tot Mis-ö?ijft/ öoo? Mis-ötoang/ to?ceö/
®ct Mis-tocg/ bolgensS 't Mis-geboö/ «©at menig meê Mis- treeö/
€n too?b Mis - CÖ?tfient tegeniS $in. g?c Mis - toas' gloeit öu.s aan
ï©oo? Mis-getoelö/ ofMis-gebrtrt/
Mis - loon of Mis - öeraên.
I II. .
35e Mis i$ '& liufbelsS builfte Mis, 3©tensi ftann 't fchiec al berpeft/ <£n a!0 een &etceciS Mis - hoop të / <£n fmettig ötoaling - neft.
7®i\$ ij* het gantfcfje Mis-geitel/ 'tfl&el&gefu 3oen Mis-3aant/ 9dfgotiecpen9ïpen-fpel/ & 5 €11
|
|||
i8:r MENGEL-ZANGEN.
2 <£n om en om Mis - maant. i v.
'6 Mis- acljt 't Mis - aatöe MisteUun. Mis - ijoüb' uto $tan - Mis - jfeeft
JB« Mis-ftang/ 6 Mis-fcljoorai &nu'n! ®ie 't Mis-fpoo? 30 Mis- toeeft.;
Mis-paft 't Mis- ra&enb' Mis-geölap/ ^at gantfcö oen bal Mis -fiaatft /
<£>p 't Mis-ftleeb toel een na?re-ftapi Mis - toaan t6 Die Mis - plaatft *
V.
q^at Mis - gcnojmbe Mis-geb20Cfit
4£uam laat boo? Mis-njaam boo?t;
jBttsS menig $auss toat fieeft Mis-to?ocDt $lan bC3e Mis - geboojt'.
<® Mis-bjagt/ 5onbet tocbetgaê l «Been taeembec monftec-btcc
3Bierb ooit Mis-teelt in aifrina/ $1$ öoo? bit Mis-beftiec.
VI.
't Mis-fcaat / 't Mis - ftaanbe Mis -getoaab/
;©e Mis-geoeecben meê
<£n 'ss Mis - paapg Misflp Mis - gelaat Mis-üj&t't geen^efusSbeê
gjn 't eerft - gejjoubcn Sfibonbmaal: 't <U5een onjS ten noojbeelb ftcefeu
3©at 5>»eemt baat na Mis - taal - en p^aal i <0 't i& 'et mee gegent.
V I I.
€> Mis -geloof/ öoe gantfcö negeert
«p'tMis-ueebiclfóel/ bat
<gen Mis - gob / een Mis - €8?tftU!$ leert / <Ên toaacfieib 30 Mis - toat.
tMis-
|
||||
MENGEL-ZA N G E N. 2%
't Mis -ïjutëje / 't toelfe De Mis - ïtoeu toom /
€11 becgt üoo? ftat en jfêmg /
25efltiu niet Die op D'aaro niet tooont / iBaac in 51)« ©aöecss 8|up&
V I I I. &ooptgpt Mis-negen-Mis-geöaii
©002 gelö / gp 3jjt Mis - fiocöt. ^ <© 't ie> geen 23?ooö: 't geen u Mis - öjafe 3©o?ö l)iec toel ïtoaa0 Mis - 30Cpt ÏDatbaat Mis-loopenen Mis-gaan/ Mis-öoojeii en Mis - 3ien i [ <©een rotte Mispel tarin j' et aan / %\ öoojj'es een of tien. I X.
<0 geen benuttig tatnïi men Daar; #ijl 't flecfjtss een Mis -maai ijï /
Mis - Deelt ban D:ann / öie ^eet - oom maat Hirpooït./ en 't gaatti Mis.
igp le^gt De Mis -$#!« met een teeg/ <£ii jet bic niet eet neêc:
7&at memanö Daar een öjop taan ajeeg / 28i öojfi 9?fliWö yam,
'ik.
^ooj MISSE mtft -men 1 offer - öloea ©an gefusS eens gefto?t t
't ©dn eeutoig taoo? öe Mis-öaên boet/ <ïcn nooit tjetöaalt en ïdo?d.
^cljoon 't Mis - geb2oeü5el taalfcDlp roemt <öp ftun Mis - fMefteröom.
#3aac 't té 30 niet gantfefr Mis-genoemt: 3©ant Mis i$ 1 '1 en oor DOM.
X I.
♦j£ot*i) SP 't Mis-fc&epsel troo? uto-<©oü/
<6p
|
||||
284 MENGEL-ZANGEN.
<Ö5P eett 't geen gp niet toeet.
©ie Mis - bienfl i$ te bot en 30t/ 't aianbiööen 't geen men eet.
©at beê be blinfte ^eioen niet «©at üp 5ijn<0oö op-at:
't 3©cIB ecfitec in öe Mis gefcfiieb. 3©at Mis-öeg?jjp is bat*
X I I.
j^oe 3(jn u oogen 30 Be - Mift, ©at gp 30 g?of Mis-taftf
t MisbunBenö* Mis - toectfanb Mis - gift. Hu) Mis - gjeep öie iö bafh
$j>et geeng' Riet fmaafit/ en boeit / en 3iet/ <0elpt na toleefcft nocö bloeb;
25?ood laas't/ en fe 't/ en anöeca" niet/ «©elijö 't ooö Blijben moet.
X III;
45 3Bntt-€D?i(ï/ ti« 'peeren ©fê
$iet Bont met toleefcft en bloeb
^toflfeecen / boo? ut» leugen - Mis, €n D200Ö en toijn tooeg boet:
ato Mis-gun(l neemt 't geen gjefujS gaf. ©ie jjjecB-coof te te gjoot.
43P tooeb boo? bjooto met fcfiuim en b?af / ©an ceuB en fmaafc ontbloot.
X I v.
3©attoenïJ gp Mm/ Mis btenaaitf/ bat
<©ob$s 3©oo?b be Mis ge&ieb*
*t 3t$ Mis - gebutb en Mis- gebat gelf't Mis-tnoo?b i.ö'etjniet.
<© öie Mis-{telling i0 Mis-g?onb; ©at Mis - gebouto |io?t neet.
pen btnb in 't <0ub of $teuto ©ertJOnö «0ccn Mis-gelpe leer.
|
||||
ME N G E L-Z ANGEN,
X V.
(€0011 uto Mis-noegen/ €8?tflen-3iel/
€n ï>at op ttt Mis-p?ijH:
*©at Die Mis- g?utoel u Mis-biel/ ©aac billijh 't §m boo? jjfh ' *©at niemanD Dort) een Mis-fieer Doe/ ©f in De Mis - fejaam ga / $ocö fiemm ött Mis-geboelen toe? ©ie Mis - «eiit fïteat tot fep. XVI. Mis- tcouto Dan ttc3c Mis-bonö öocB;
<©p Dat u nietes Mis - «oom* /
<Ên gp u niet Mis - ceaent. <©cB ï 't gisS maat een pDIe b2oom:
<gen Mis-pg/ Die gantfrt) niet enöaat/ ffêaac Die 't bedegen i)ett
Mis - moeDig en Mis - ttooftig Iaat gn 't öangjïe ban 3jjn fmett.
XVII.
<02SabelsS ï^oec/ toienstober-tojjn
©ebolnen D?onfeen maant/
©enn niet/ ï)et5al 30 altoo0 3ijn: »©neen: uto balgensant.
gto Mis-Ieec en Mis-ijanöeu'ng/ i ©aat gp De itech meê D?uBt/ ©ttnu Mis-gelDDitMis-geDtng/ ^ult gp totë 3ten Mis • lunt.
XVIII.
©itMis - Dfrtjt tö niet Mis-geDt'rtjt /
ïget iöbanMisgetoiiS/
Mis - Bij&es# / tot uto onDe?ctrtjt / j©teniS luft tot Mis - 3ang iö.
H ©eb niets* Mis-fp?oöen of Miszegt |
||||
ï8(J M E N G E L-Z A N G E N.
©an 't Mistoerfe/ 't geen Misfcljteb:
^cljoon gp Misfcftien uit toojn Mis •• legt <©tt niet Mis-boetenblieb. X I X. föoott boclj toat tjs fjtcc Mis - gemelb l
3©!)<s Dier. een Mis -fïap aan.
^o tetö Mis - telö i$ of Mis fpeft/ 't j|Boet boo? een Mis- ü?un gaan.
<0een Mis - fett ie in 't Mis - berjaal; ^cöoon pmanö Mislfitt jtet:
3©ant ifc Mis - tefi,en' nocö Mis - maal' 't Mis - boegen!)' Mis - fpel niet.
X X. 'n €n acQt geen Mis - bana / om bat Ui (©penfcel Mis-toon gaat/
<£n Mis- Blann geeft! boo? öte 't Mis-bit» MisüebeciS/ 't $ Mis - p?aat
3Bat Mis - berfcfiooning bat go maaat; ©ermitö geen Mis-aleuc öecijt:
Mis - fcljanbe ultjft al tben naaat: <£nMis té 't fcötgp segt.
XXI.
3©el laab bit op uto Mis-aar ban/ «©te 't Mis - beflag Mis - boert /
©at tot Mis - boebtng btenen aan. Mis-gaab u 't geen Mis-toert/
«Én u Mis-ïjanb in 't Mis- bebnjg ©an 't Mis - gefteim; laat mp
IBijn Mis-lieb: 'a ben ban 't Mis-buil bitf/ <£n 'a laat be Mis boo? bö.
Heeft Babels gruwel-kelk ooit Ziel-ver^
gif gefchonken 3. |
||||
MENGEL-ZANGEN. %%7
Of was 't betoovert volk door zwijmel-
wijn ooit dronken j
't Was doen 'in 't Avond-maai 't géze- gent Wijn en Bro ,
Die waarde Zeg'len van 's gekruiftefc Heilands dood,
Ten hoon van Godes Zoon , en tot ont- zenuwinge
Der blijde Boodfchap, ja zelf zoen-ver- loocheninge,
• Door 't eehig Offer, zulk een dierb're prijs, gewrocht,
Verbafterden in een afgrijz'lijk Mis- gedrocht.
Doen ^ag men Babels Hoer een heffche Mis - dragt baaren,
'tMis-fchepzel, eerft volgroeit na zulk een reeks van jaaren,
. Wanneer een Brood - god door ver- vorming wierd verziert, En Meel! ó gruwel i met god- fchul- dige eer gevierr,
Uit domme drift, dis door 'geen reden is te toornen.
Den Antkrhrift, gethroont in 't zeven- heuv'lig Romen,
Die
|
||||
r
|
||||||
283 M E N G E L-Z A N G E N.
Die woed met vuur en ftrop : zijn -
wrevel-grim verdelgt
Wie't wederfpreekt: zo dat die Hoer zich dronken zwelgt Aan 't gudzend bloed, geplengt op zo veel moord - toonneelen,
Gepropt met brein en fchonk} en merg en bekkeneelen; Befchermend' deez' Diaan als Haart- fteê en Altaar.
Men waant , men maakt hier door zelf God een Schuldenaar Tfot Hemel-loon. Ik ys: fchuiv toe de treur-gordijnen.
Noch ftaat de Waarheid pal: de leugen j moet verdwijnen Voor d' held' re flonker - glans , die lift fchroomt, noch geweld:
t'Wijl't Donder-zoonen Heir zich in de brefTen ftelt, Met 's Heeren rnfting } die als Zions Tempel - ridd'ren
's Beefts Throon beftormen> dat zijn ze- tel-zuilen fidd'ren \ En dav'ren; zo dat wis dat Babyion eer lang Zal
|
||||||
+
|
||||||
MEN GEL-Z A N G E N. 2S9
Zal ploifen. O my dunkt ik hoor reeds een zege-zang En Halelujah - galm van Hemel - Reijen zingen:
t' Wijl Babeis jammer - fchfeeuw komt door de wolken dringen. |
||||||
MORGEN.BEDE.ZANG,
Stemme. Als een uitgcflorten Balfem , p. 24/
<&f; Menuet de Profcpine. I.
'fer-y %z be ^on öefïtaalt be Jfmimen
JLs Höet 5Ön fteug'lp jtëojgen- Stcjjt /
€n becöjilft uit onö gelief)!
J^aate nacïjtsfmt-bcmft're fcftttnmctn <®p mijn logge 3tel! &fc 'sS (lof
(€ot öeè peeren fcanft en lof.
IJ.
'ft fèom mjjn flojgen- <©ffa- legget?
<©p bte goube jseuB - -Ulraar.
©at fiet (00b gefcaüig toaat'!
'ft üom u banft/ 6 ©aöec/ 3^88W/ ©at gp rap toeéc fje&t betoaaftt/
<£n ut» goebpb mort» gemaaftt.
I I I. $oott en flua'mecetv uto oogen / €coutoe ^oebec/ batutu boïft/
28$ boa? buur. - ftolom en tooift
|
||||||
zoo ME N GEL-Z A N G E N.
©etltg / 3eltec flaapen mogen; Haitg m» 30?ö ïjen 30 Detoaatt
©at geen guaaö Den tueöetuaact,
I v. 55jicfcljt öe öutuel om onö fijeenen: gluipt öe petl inöuifïenugj
SEo'ec bange nacöt-fcftjifttë:
2il öat onheil is betötoenett / 9BlsS gp met ulo oog maae toenftt;
3©ijl geen camp öan naaat of ftjenftt.
v. <0 mijn Ziel l totlt fteeöö ecfiemten
2tl toatuöe HEEREüoet;
«©at gp lem geen quaaö boo? goeö
jBoogt üetgelöen: maat getoennen ^0 aan ï§ein en 3ijn geboö /
©at i|p toeöet jpüwGOD.
V 1. gjmmerss ftaö <©p/ l|eer / recfitiaeetöfg
3®eggenomen / onnettoacfit /
ïBöne 3teltooo2leöen nacöt:
^a 'ft beften/ ih toasS fiet toaatöfg ©at mtjn öeel toa0 in öen ftutl
ml öan ftnettfing en geftuil.
v 1 f. *t %* nu öag / titcss moet tft toerfiett/ <£ec öe nacftt öeg öooö.S genaaftt /
Sfitemen't toecnen eeutotg ftaaftt/
'ft jBoet nu tijö enfïonö opmecften: 'ft IBoettfeeöjS be5tcft 5ijn/ öat <©?
$ooit binööatm leötg 35?.
VIII.
m öat toetften fcolgt Bet tuften;
|
||||
MEN GEL^ZAN GEN.
<©p trtc tuft get toetften toeêc /
(Sof öe ötenft ban on3e ï§eec / jtëet betmeutoöe H?acBt en iuften/ gjn öe öag öet eeutotgljciö / ;©aat men -nimmer: nac&t bec&eiö. IX. 't <$$ nu öag; 't paft öat mijn Banöeï
j^acljt en öuiftetnté 0615330':
33at in nucöt'cen ben / en toaatY:
't #a(i nu öat mijn gantfeïje toanöeï gp ais ban een $jmö ban 't %itl)t/
2S(tijö boo? 4S5OÖ0 aange3icïjt„
X.
ï.eeb' iBonöec ömfterlingen/
<©nöec ainö'ten ban öenacïtf / 5ÖP een 6?om bctö?aatt geflacöt j i§tecfjec moet mijn licïjt öoo?ö?ingen /
€\\ 30fcöijnen meet en meet/ g^at öet fïteaiV tot ©söeeg eet. X I.
Staat öecfiatben öocïr uto ftcaafetv
^onne öecgececöttgBeiö/
&ie gene3tng ban ü fp?etö /
ginnfg in mijn 31de öaalen: jBo?gen-^tec / ga op in mp /
&atffiUcf)tftitimté5P*
'XII. 3&at uto <ü5eeft mp leiö' en (eet* /.
Ha öen tegel ban urn bjoo?ö i 'ft <&a ban lictit totücftt öanbooit. '6 *2al mp ntmmecmeec ban fieecen
3©an öet rertjt' en engepaö 't a®el6 ottë fijengt tec Hemel-ftaö, |
||||
i9z MENGEL-Z4NGEN.
XIII. 'h Wil tot mijn becoep nu treben /
(©min'S aanfcFjijnS3toeet mijn bjoob t'Ccten/ 30 <0P eens" geboob: «tSSeeb mp toeêc mijn nooböjuft Beben/
Cu bewoegen met mijn beel/
't Ep ftet toetmg i0 / of beel.
X I V.
3&oo?bet mijnet ïjanben toetben:
Zegen *!«« al mijn tietmib /
ï©at bet in uto gun|t befilijb'.
Staat bdclj uba gena mp Iterben. ï©illen/ toernen/ geeb Set al/
«©at Det aan U boeigebaH'.
X V.
Staat uba Cng'lcnmp 30 bjaagen
:©at mijn monb / of banb / of boet/
Sanftoot/ ftcifi/ norlj buil ontmoet:
«©at ib b?p blijf ban be plaagen/ «©ie mp'anbec0 onbettoaclftt
(Sceffen souben eet tb 't bacöt.
XVI. Staat geen 3onbcn m^ bectaffen; i^oeö mp/ 4|eet/ boo?fcBaaöenfcBanö$
©at mp met be ïecijtec-öanb:
£aat uto Zoon mijn fcljulb aftoaffcn / «©at 3e tuffcbenaen mp
■©immermecc een fcfieib0-muuc3p»
XVII. b Zal ban be3en bag beleben n\$ een bag ban Zaligbeiö/
(Dnöec u getcoubJ geleiö' /
3k Zal & banb en eete geben / Zo <©p / H E e R E, iwaacbig 3iK / '
«Be3e bag en alle tjjb.
|
|||||
)
|
|||||
MEN GEL-ZANG EN. 2
XViii. 't <©een in Reb boo? ttip geBeDen/
%aat Dat 006 gefcöonben 3ijn
2üan al D'utoen/ en De mijn':
3©anttop 3tjn malbanDecg leöen. ^to?t alom uto 3egen: ja
«0un mijn bpanD 3df tópi.
X J X.
©ie<6p 'ttcec ban^anöof^eröe
igeöt gegeben in De (janö /
«gjöec na 3tjn 3fimpt en fïanb;
Xaat uto <©ee|l ben 30betoethen/ ©at onsS fleil geftaöig gjoep' /
€n in bajte toeljtanD bloep'.
X X. 25outo öocö Eionsï fcljoone muwen:
25:eeb De $oo?ten ban De3§el:
2&abe$ (pitsen nebecbel:
=£aat u ikeca bet albecöuuren 3©at met ïjecte/ monD of fianb/
(Segen utoe j§cöaac 3icD bant.
X X I.. <©oet Ijet bloeDig 3toaacb opfteefien t
3©atec / flongec /. pe|l en teanb
3©eet' ban iui0/ en ^tab/ en£anb •
€n toatmeecong mogt ontbjeefcen/ 25iDDen top 8 al te 3aam
<£m öto ^oonsü toil/ in 30n $aam.
A ME N!
|
|||||
® 3 MOR-
|
|||||
194 MENGEL-ZANGEN.
MORGEN-WENSCHTNGEN. éötemme: -Mijn arme Ziel zo klagelijk
gedompclt. I.
lllillliili^ïüülii
€ üageraab betbleent / öoo? Ueflijft
PïlillsIÜIïiiiliPlsüil
öloosen ^et fcljemec - ItcDt öec ^tercen - eet en
iBaan: <£en panelen - öau Ijangt bloem en li!iiii=i=iiiÊii!iiïiii
ftjiuöen aan: 't mei mojgen - lucljtje titelt
1300? öe coo3en. $j>oo?t 't plutra - oeütect eens* |
||||||
3oete toonen flaan l
* l I.
5©aat cö(ï öe fgon! toeetf toelftom/ boerelti!£<®oge/
«Dis? als een 25nuögom uit 3ijn fcamet gaat / iCenioop / in uto afitcaalentr u'cftt- getoaaö / S&et fclwien bmtati/ 30 toontsecban beemogen,
$,u i# fjet tg& öat tfc mijn 2öeü bcrlnat. |
||||||
M EN GEL-ZANG E N. 295
III.
jBiiti 3Kl/ gp moet ben fïaap tut b'oogen tobben/
Sjijt toa&bec/ en begeef u tot uiu pücör. <© |lel niet uit 't geen ïjeöen btent bejEicfit. 3©at toeet gp/ 'tmozgen mogt eengs acötec Dlijben.
<& l <Êeubïig is? ban einbeloog gebitgt. 1 v.
©e lupaacb blijb' ;ig toent'len op be be'eren /
3©et ïjanb - getoouto / SP ronft' / ïj» geeuhj' / lp cebb':
<©us obecboint/ al fïuim'cenb/ Bern 't geDjefe. 'ft 3©il met be bag tot mjjn bccoep nip fteeten:
2fr etfefit mön toerft/ na '0 ©ppecljeetg befleft. V.
Haat eeutoig %\t\yt ! 6 SSonne bec <0enabe ]
<©a nu ooft op in mijn bctbutflert ftert / ïBet licftt en toacmt'/ tot ttoofï ui al mjjn fmett* 3&uö 3aligt gp met fteil / en bJtjb ban 't quaaöe.
«Beluftftig toie 50 fioog begunjiigt.toecb l v 1.
5©e nacfit tó met Ijaac touto-gojbijn bei'btoecnen /
€n 't öelb'ce lieftt ontöeftt al toat'ec #. <0p/ 3|eil-3onI beeb bec pielen butflecm'.iS ©pftïaacen/ toaac gp ftebt in 't «eet gefcliênen.
«© bat iö bO£fi uto fïcaalen nooit en miff! v 1 1.
gjft ben nu ban mijn flaap-uoetg afgefeftciben:
jUSaac boe mp ooft ban 't 3onben-beb afgaan/ Hit '0 «©tübeie ftrtïï/ en ^02fjeloofe toaan. <© ïaatfiem bocö geen ftiiffensS boo? mp fpjet'bctr:
DBaac boe mp uit ben 3onbcn-f(aap opjïaan. |
||||
i$5 ME N GEL-Z A N G EN.
V I I I.
$ti tjcö itt toel mijn nleb'ren aangetroffen: fBaac ftleeb mijn 3tel metgecft'lp bengb - neraaö. ©ercter mp met fjet feojVlijft fteü - getoaab / <0etoeben ban öegJLamö üetrtceöe blo&feen/ <ü5etijïï iiöHpwÖ-/ tiie aan uto 3ijbe (laat. *? .1 X. gjïi fpoel / ift tóafclj mtjnoogen/ mono en ïjanöenj
© bat in fcfoepp' uit 25etjjl'l)e(ms ©ater - ü?on J Eo friss/ 30'3oet/ en füaarber ban be. Zon, .<©an toierö in rein ban 5onben-fmet en fcïjanben;
Eo öat mijn tolt be fneeuto se!f obectoon» X. ©aar ga tfè uit! uto uanftljijn ga boen mebe/
gto €ngei-toacS)t bei^eli' mp ober al. SÖcïjoeö mp bocï) boo: 3onb en ongebaf. ©eftiec np self mijnfiert/ oog/ fjanti fli'treöen/
<0p 't l)emel-paö / boo? 't bon&er tra&;en-bai. X I. *0 i$cet! leer mp 30 besen öag aanmerften
%l$ öte toel liefje mijn laatfte toe3en mogt. ï©at bient mijn tijö 30?gbulbtg uitgefiocljt l 0 %ast mp bocï) tertoijl bet bag is toecnen.
IIBÜ» taaïi 3P boo? ben abonifafgetojotöt. X I I. 3©at $aUt eenö een niojgenftonö op-bagen /
3©Ü« 3>f"ö! ais gp op uto tooluen-tïnoon gjn bolle glans" berfcDjjnt/ om ö'eere-faoon S5an utoe 25?iüb boo: eeutoig op te bsagen i
©oleinöigt toerliftjijgt ban genabe-loon. XIII.
®an safer na *?ic bag geen nacfjt meer bolgen.
Wit
|
||||
MENGEL-ZANGEN. £5$
3$ie ban cnttoaant 3313ijn en fïaapt nooit meet.
jjBet JZon en|Baan betgaat Die toiffel-fieec.
7®t tijö is baat ban ö'eeutoigljeib bec3b)oIgen. ifiSijn 3icl beclangt. €i uoml ftomöaafi'uj&leetï
|
||||||
AVON D-L I E D.
Stemme: Pfaim 129.
I.
D<ê öag fê öeen/ en ö'abonö - ftgaöuto neigt7
g&e 3toactenacBtBomt ons tot flaapen toennem $u bino / 6 «Bob J mijn 3iel 3ic& ttieec geneigt Ifêet lof en öanfe uto goeböeiö t'obetbennen. I I.
t©ej5 morgens en fce.ö abon&jï uitgang juicöt /
<jjn Dag en nacfit melD iteeDs1 uto gun(l en öaaöen: ï©ant / HEER, e©? Iaat u 3elf niet onDetuigt *
|Baac toont alom uto goeötjciö en genaDen. i I I. 2$!>3on$ec in / ban '0 lebeng aanbang / öen
©an u béluoont met 50 beel gunlt-betonjen / ©atitt geen tal nocö maat öaac ban en ■'ftenn'7
<Ên nooit betmag uto goeSSetö te boIp?i)3en. I V. ISocfl öe?e öag geeft toeêc boortucötig blp j
©ecmitsi <©? mp nu beelsfntö' ïjcöt cwegent: «0P 3o?gbe/ Ifym/ boo? m» 30 tcóutoelp/ ^©at lijf of 3i«l fleen onöeil té bejegent. v.
3©aat bit 50 't paft te min ban mptr&cmi (€5 ' ^a&
|
||||||
&ab iu mp recfit in urnen bienfl gequeeten I
ïtëaat/ acï)! be bag t'ö toeber niet bolenb/
<©f'6 öeb nujn plicïjt al menigtoetf bergeten. \ V i.
g^en/ i^eer! ^ fcFluïïï met uto 25armBertig!)etV
<©m 't bloeb uto 'g 2ftong ban uto 50 5utber' oogen/ <0elp be natöt nu 't aarb- rij» oberfpjetb/
35at 3P mp niet tot boem geböen moge. V 1 1.
<©oeb - boenbe<©ob / baar boojt ban / 30 jeplacSt/
<&n Iaat uto gunft op 't nieuto mp tocberbaaren. 'ftSSebeel mp u boo?taan en be^e natöt j
<ÊU toilt baat in mp toelboen en betoaaren. VIII.
_«p 't UcSaam fcfioon in biepe fïaap geraaïtt;
®bet 'tbag- getooel bermoeibe leben ruften: <i5eeb bat ban 't Ijert/ ó igeer/ nocD totutoaaut/
€n toenaam 3üÖ n\ag in uto Srtl berluften. I X. <© bat mijn Etel/ beg baagö aan u getoent/
'ö^acBtS ban u bjoom/ en met u fianbel bjijbe l jBaaft in ben fïaap u ?elf aan mp be&ent.
'fi^laap ban of toaau/ 'u 3a! altoog ö'utoe blijben. X.
3©anmcr <©p mp booj ^on en «êrtjflb berfïrefit;
3©at buiftctnis/ toat nacljt-fcïmn 3oub ift bjeesen i 'Htë <0p mp met uto bleugel-fcfjabuto beat/
^an sal mjjn fïaap getuft en beilig toesen. X I.
Uto linuer-öanb mijn öooft sacfit onbetfcD?aag':
s&erecl)ter noom mp liefelijk omarmen: 'öaüflöanopa, <© bat 8et & bejaag' pet
|
||||
M ENGEL-Z AN GEN. 293
mtt utoe Uefö mijn sitl ficeöss te toertoarmen l XII. <© bat mijn 5ie$ öesi nacfitsi ö fïccösf Begeer'! <£n laat ooft öan mijn nieren m'onöertofoen! ^o'ft toaftftcr too?ö/ 'ft Den öan noch bpa/ï|eer!
jBijn =£of aLieö 3al ooft 'si nartjtg ulo gunftep?jj3en. XIII. «©nfcnatbaar 3ijn »"0" "*» geöacfiten: toant ©us toojö ift recfit berbjoljjftt; öit '0 mijn leben. D'<®nteït>'re ,§om is* meer öan 't oeber- sano.
'6 Zal om u teoeg te 3oeften mp fcegeöen. X I V.
3©ijft/ eeutoig 3tfcfit / öocfi nimmer uit mijn oog;
<©p Bat mp nooit '$ öooös* öutfterniö berfcfi?iftfte: paar laat uto glanst 30 fïonft'ren ban om fioog/
«©at öag en nacljt öie luifter mp berquiftlie. XV.'
'ft Zal öan selb' 'si nacïjtsi een $tinö 3p ban öen
öag: üto'si aanfclnjn^ Ucftt 3a! 3ijn mijn fioogfï berbljjöen: t'3©tjl 5elf geen ©o?|t öer öuitferntjS bermag /
5£ien €>v betoaaftt/ te fcBaaöen of Öelïrjjöcu. XVI.
<£n aleuftöan öeiï mo?genss tocêr onttoaaftv
iBet nieutoe fijacftt in ö'uitgcru|ie leöen: <©un öat ift tot mtjn plicht tree met becmaalj,
€n 50 öen öag mag in uto toerft befteöen. XVII.
ïfêaar aïö ift eentf op 't üjanft Dcö neöerbaUV
<gn öat öe fiaap öeö ?©ooösi mp ftomt Ocbangen; i^eranüer öan mijn leger gantfcD en si/ |
||||
?oo M EN GEL-Z A N GEN.
€n totlt mijn SStel in utoe 9anb ontfangen.
XVIII. t©an 5al iö ccti^ op 's$;g?ooten <£ngetè ftem/
Hit ö'eeuui'ge flaap / en 't bonft'ce gjaf ontfpjingen/ <Én/ opgeboett tn 't nieuto ^Jecufalem /
ï©aac 3onöec nacljt of pap ato gloei 3tngen. |
||||||
Een ander
AVON D-B E D E-L I E D.
Stemme: Pfa!m42.
I. O© nu t'saamen/ lert en tongej
<&n toat in mp i$ t nu moet <©oö een üanö-Iieö 3(jn gesongen/ ©002 al 'tuecfcf)-betDe5engoeo: ;©at 3ijn ïjanö u toeêc boo? al ^ielsS en SticBaamg ongebal Éegenss ub) becbienft bebjijüöe; - t'3©ül beel anb'ce 30n in l$üm. II.
gtof m banfe toil tB a 3itt8<?n/1
©abet bec barmöecagfieib /
©002 ub) gunjt en 5cgeningen / ©bet 3ielen Ittïjaam beib't
gDat g' 006 3onöen en elenb
l^cbt 30 ttoub)lü& afgetoenöj
€n boo2 ub) getcoutoe ïjoeöe 3©eöecDouöen 'gEatanS tooeöe. «E>ew
|
||||||
MENG EL-ZANGEN. 5o:
I I I.
<0een toernuft ooit op en telöe 't <©oeb bat utoe nolljeib geeft:
<£n geen monb uan ooit tecljt meloen 3©at uto l)anö beöjeben öeeft.
ytoetoel en toonöec-öaab
gjsï te Peel / Beeft peil nocB «naat.
Ü£ooft ö alleö op sijn togse: jsecljt të 't öat tlt u ooft p?ij3e. I v.
©e$e öag fgs nu Petbtoeenen /
én be bjoepe nacljt B?cefit an:
'tHtieflijfc gonne-licïjt io1 ïjeenen/ 't <©een ben menfeö bedjeugen 6ant
£ta nip nu / 6 ©aöec / Bp /
©at uto glang jteebsS üp mp 3? /
€n mijn feoube gett beeïntte; «©fiBfcöoon in 't buitïet 3itte. v. 3gcet! bergeeb mp uit genatte
jfêijne (icuineling en 3onö
©ie.mön ïjew 30 Ijeeft belaaöen / %% becgifttgt / en getoonö.
*lli<$ be buibel mp beculaagt/
jBp beftjijö en mp belaagt,
öeb inp uit ötejscjenfjeöen/ €n betfefioon mijn obewceöen. V 1.
'h 25en / 't tö toaar / ban u getoeuen t
ïfèaat ift fieec toeêc tot uto fcljoot,
J E S U s Beeft ons bergeleten ©00? 3tjn bitt'cen angfê en boob.
<36 ont&n geensints be fcöalö:
IBaar /'
|
||||
' 5oa MENGEL-ZANGEN.
ïfêaat / Sleet / uto genaaö en Bulö
510 peel gjootec alsf be 3onöen T®it'et tn mp30n ö«öonöen. V I I. O <©P Hüftf üa« öic 8 P?ee5en /
<Ên mijnietl en SePenS-faacöt/
graat mp u bePolen u^en t' 3fillec tjjö / en öese nacljt.
25lnf / ö <H5oö! nu bp utn feint»/
5|uöe nacpt 8et al Pecbunb:
€n alö P;«5 of ö?uk mp pecflen / Êaatutolieföe mp PecPücffen. VUL • ïioeb mp boo? bes* öuitoeïss netten/
<gn öec btuftecniffen macïit:
'0 $acïjts pleegt öp;iin ftrifi te 3etten/ €n Ru tt»aant tec Zïelen-jacöt.
3taatropa/6toaaeeSicöt!
jaooit Declie5en uit 't ge3tcl)t.
3Hlötö H maat ïjeb in 't J|ecte / ;©an gePoelt mijn Ziel geen fmote. I X.
<©f mijn oogen 3«8 fdjoon (ïutten / <£n iti mp ten flaap begeeP ■,
g&>at öocö 't ^e« u nimmet buiten ^ïuite/ maat a fteettf aansleep**
^atmönEicltectofjlwmp
®20omenl> met H bejig 3P«
®at in Paft aan a benltjpe/ €n oon flapenD' utoe bljjpe. X.
mi\t mp ïs«5c nacüt Petleenen ïïuft / öie ftU en matig 3P* |
||||
MEN GEL-ZANGEN. 305
<©?«b Bet quaabe ban mp jjeenen:
,gp?ep uto segen obec mp
g.ijf en 3tele / móeö en bloeb /
€cl)t-ga/ Kinb'cen/ Saab' en goei)/
©nanb/ ©aenb en %ïig-genooten/ 'tÉp al in uto fcfiut befloten. , X 1.
&aat geen ftffeifffiot mpont|iellenj
©eilig mp boo? ongebal ■,
3£aat.geen ïuannfjcib mp 006 nuellen ï t©jijb boel) toeg ©et toijgjS-gefcïjalï
aBeec oofi buitel-en toatetiï-noob/
©e(ï en onbeceibe boob.
Slaat mp niet in jonbenfïecben/ $ocB aan lijf of 3iel berbecben. X 1 1.
<5?oote <0ob / acïj! Doo? 't Begeeceit
©an ubj iïinb/ bat tot a gaat:
31efu / bien in fteebg beceece/ 25lijb mijn ï&eil/ mijn üulp en ftaabg
<£n <£5p toaatbe <6ee(l <©e3ant/
(€?0O|lec ^egel / <©nbecpanb:
^00? mijn fmecHen bocö te saamenl ^3la; öet5alö^Dieben. k A M E N.
|
|||||
AVOND*
|
|||||
3©4 MEN GEL-ZANGEN,
A VOND-W EN SC H, Tot de
ZONNE der GERECHTIGHEID.
Stemme: Pfaim92.
I.
Hm öag-Itgt té berötoeenen i
©ermttsS geen 300 meer jlraatt/ 't $aar abonö-öonner baalt: <É5aat <©» öocD nu niet öeenen / <© Eonnc Der genaöe. SUctj! Dljiü/ blijb üpong/ ï^eerï
• a'Sa maat niet ontbeer' / ©?ee3' in geen {ïruiM-paben. 1 I.
'fcSSal Bp uto ü'cfit öan toanö'ïen/ <€ot 't geen nooit 003 fjiec 330,
3£at maant oen nacgt een öag.
'n ^al alö in 't öag-ltcöt Santrien % <£n 'b 5al ban nimmer tópen 3©an 't recfit' en enge $aö /
€er fiooge Jgemel-jïaö:
g|a 3«lf ooKlicBt öocn ölöfeen. 1 1 1. %$ ulpfcftap 3on aan 't stoicötem
gjjï ö?oeföeiö0 abonö baar:
gin rampen en gebaar/
&aat maaruto aanfcfitjn licRten, ©ft fcïjoon ban nocfi 30 ïmitter *ïan alle Santen 3*«; ^^
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. ?0j
'fi€n fcfijoom/ 'fi en outfit ban niet/
%lijft <0p maat met uto lutjfer. I v. €n 30 'H geen licï)t aanfcljoutoe/
<Ên gantfeft in 't öonbet ga $
jüaat mp op uto gena /
<Ê> $|etl5on / öan bewoutoen. «jBcijjfï <6p eens öeeb fcfiönen ^et Hieöt uit öuiiiemis
^0 boet ban mijn getoiif
<©te nebel-bampbecötojjnen. V. «ÊgpptensS öuiftetniflen «éebefifien 't obec al:
<©u$ (toot 3iclj totjs ten bat
W. toie uto licïjt moet nuffen, jèlinut •©? maar met uto toaatfjeib / <© HiclK-25?on! b toeet bat ban
<0cen leugens ficl-toob ban
25e3toalften Igemel-blaacfieib. v 1. jpopt '«stoetelöS bag op 't enbei
6J$ 't ö'abonb ban be ttjb:
^0 <©p maat bp ons 3ijt /
<©een 3onöen / geen elenbcn / gjn 't ö?oeffem ban be bagen / $oc0 't floopen ban bet 261/
l§oe na / Boe P?eeff'löb / 3^1
<O\\0 Hjenuen of be«3aagen. V I I.
«Je? 't öag-petb ban mijn leben
€en abonb-flonb gefpoeö/ 2©anneet tft ftetben moeu |
||||
\o6 MENGE L-Z A N G E N.
Scö l totlt mp niet begepen/
fgtel- 'Zon met uU) gefïonBet: 2JI0 mp uU) glans* aanblint/
®an ga ifi onUerfcfjjiïit
^OD? 't öooöfcljte fcDaouUj-bonBer. Vin. 3©at gaï oan eens opöagen
€eii3alig gïoct - liefje /
©oo? öie uU) aangc3tcDt
ïgtec in een spiegel sagen/ iBaar oan ban b\]$ üegluuwn I <©een aUanö 3a! öaar 3tjn;
<©ie öag en 3onne fcïjp
Sgal onUecöiüjiect öuuim |
||||||
't SCHEPZEL-BOEK.
stemme: Pfaim 36.
1. H€ezl al# tH 't 3tcDtBaar 2tl aanmetu/
€n ftac-oog op uU) Uing'rentoerB; 't föan Dcct en oog pejcu&nen:
Het toept ais* met een fcftel gelufó gijn ^cöeppecg ïjanö en oeugoen uit/ lüeec algf iu uit Ban öjunfien.
't(0e(ienit aan 'tblaautoe 3|emel-nmtr: ®e 3ee met Daar onpeüb'te g?onö ^et Naroep en föitoiecen:
't (©eUogelt' öat öe %utl)t öoo? 3toeeft: 3©at «?uipt/ of in öc toat'cen leeft/ <£tt tamm' en iwilöe bieren.
«®e
|
||||||
MENGEL-Z A-N GEN. 307
I I.
©e ftlehic 25ije be noetfe Miei/ 3|a 't witnjle fpjuitje (lof en 3tcr/ £ijn tuigen ban uto toonbten.
2ft 'H J^emel / 2Caïö en ^ee / boo?.}0% 't g|ö ais een gxiot D?ie-biaöig 25oen:. Wie fean Ijct al b?30nöten*
€ln fcl)ep5cl / ban u baat geftelt/ g|ö als een letter bie u fpelt; gja 't coept luib-ueelg al t'5aamen:
mt 10 <©oöj$ ïjanb/ öie 't al befcf)iltt/ <Ên Ooub Die 02bct önbectojiftf/ Ja 't eeutoige beraamen.
1 l 1.
*©e Ëon in 't op en onbec gaan / 't©:ctoi(f lenö fpiegellitljt bet Mam/ =£ent/ hornet/ Ï|ei:fjten3©intec/
<©e ©ag en Hacfjt / Deljoub jjaac bmtt/ &i&# ono2öentlijö0 too?ö öefpeuct: ©uss taft men ti / en binö'ec
ato'o 3©e3eniS coem-getutgemsV %i\ toten 't al leeft / bctoeegt en is": l^ietiS ban uto inblocü berben.
S£o gp uu) ïjanb maat los en Uet/ a^et al betbiel toeêc (ïra-tö tot niet/ 3©at abem öeeft moejl ftecben-
IV*. <C5p / bie toannecc g? alles fcJjiept 't «©een niet en toa$ al toag fjet dept/ 25egom ben ftcoom bec tpen
©002 fcljep.el-buucing/ bie nooit beib: Jlaau uto onfdjnftbaac' eeutotgljeiö ©on geen betanb'cing lijben.
2Can uto gelua ontbjaö'ec nietg; ® 2 <0een
|
||||||
3o8 MENGEL-ZANGEN,
<ü5een fcöeP5el geeft ben ^cöeppec tetsS/ $ocö fean Ijem töeêc beloonen:
jfèaac alle£ Ijcöt gp toebetetö/ »©m bat uto HUgenocgsaamBeib ^icD öecelp toou betoonen.
v. 3Bat 'HUmacfit-pjoeben blijnen baar! 3®at 3©ii0D«ö flraalt Wet 30ttne-6laar I 3©at <©oebl)eib fean m'ecfpemenj
3©at toont bic ^eïjeppee steïj getrouto! 3§oe onberanbetlijK ! a©ie 3ou 't 5^iet Hl goeb moeten fteuren i
iBaac 't fcljoon bet fcljepselg in't genteen 25c3ttgp inu 3eiu alleen/ <©p Deel öoo?lucfiter totj5e>
«p 't maa&sel 30 Töol Beeripljeib » 3©at té öan J0 iBa&ecg jBajefleit i 3©ien al 3ijn toerfiea iJ?i)3en.
v 1. jfêaar 30 i\\ in bit ïjectïöfi 281 ai» ijanö en beugben cecljt 3fen 3a! / <©eeb mp'f<ü5elooï>tot ooge.
3©at baat jjet ffon&'renö mibbag-licöt Silan 't §\\i\let en becblinb ge5icï|t { (D bot mijn 3iel ban mone/
Sangsï fcï)ep3el-labbec/ boben't3toerti/ tëïotu tïeeöiS fclimmen/ enutotoecH iBet tojjöljeib 30 boo?g?onbe /
«©at in in al öie toonb'ten mp / So '» moet / bertoonbec en toetblp / <Un utoen lof berSonbe J
V 11.
't<g|ö beel bat gp aan 't $aenfcï)bom boet: lüaac mee|t 3i)t gp uto «pt'el goeb / 3W0 <5cDepp«/ IBancn ©a$cr.
|
||||
M E N G E L-Z A NGEN.
<j5p ïjebt Det al boo? öen Deceiö:
<gen bjoon-plaatg 3eïf boo? ö'eeutöïgfictö /
jBct recïjt aan alle gaöec:
3©ijl utoet &inö'cen ecbcntgs 25cnetoen?$ u ooft alleg 10. öto öetigöen öie 3p fcïjoutoen
<gn aluto toetften/ 3jjn eeng^onö ©an u\» öecfcfteppenö' Zoen-becbonö/
<£n S2uü ban fiun bertcoutoen.
VIII.
^0'tmog'lijB öat een menfefien afnö.
g;o g?oot een gun(le bp u binö / <©at alle0 aan 3ijn boeten
2P onöettoojpen * g|a öat 3elf öüj oeng'len uit 8et i|emel-toelf 3ïan öem ten ötenjt liaan nioeteni
3©at tö 't een glo?i / öat S|p öit gjnCJmiïuö/ ais 3ün/ Igooft buit/ <©ie eeeft öe öooö gefmaaftt ïjceft!
4Efoö fefttep toat meutes" opö'aacöe-li?ing: 3©anneec öe ©?outo Den flSan ombing /
ï©ie 't allesS nieubj gemaaöt fieeft.
I X. Ifêtjn^iel/ betgeetuto ^cBeppecmet/
©an toten u 30 toeel goebss gefcöieö. Eijn eet moet gp ïjem geben.
45eöen&/ betcacïjt öocl) alle tip/ <©at gp 3ijn eigen tiiaaf^l 5i> o pafl geen üjeöeciiceben.
25emin en bjeejï fiem / na uto plic&t/ <£n uoanbel boo? 3Ü» aange3icljt / <0el)oo?3aam op 3ijn fpjeeften:
«©enft öatgp 3öt een aaröen bat/ €n<0oö/ al0 #ottebaMttt/ öat %n ftu&Rcn aan berbjeeben.
|
||||
3 io MENGEL-ZAN.GEN.
X.
# bat in 't ^£9cp3cl nimmermeer
(Sot naaöeel ban 5ün ^cöepperg eer jfêtëbmiö'; cf mccrüec acljte
<©an t^em Die 't boïmïjer maar altpo/ 2fil raak' in 't gamfrtje jücl)ep3el qugt/ $a 3ijn genieting tracljte!
<0f lacöV ja lemei/ mp onttoceft; «0f 't $5ctt rap öiaft / en 't bleefcö be3toeelf; $|P Sian Bet %it\}t öoen fcöijnen
Hit ^uifïerniö: en op 3ijn ltDoo?ö 2&2;ngt I^n 3i)n ®o!§ bcrlofTing boo?t/ ' <£n boet i]un camp bcrïtojjnen.
|
||||||
ONBETAALBAARE SCHULD
Uit een
SPREUK van BERNARDUS.
Stemme: Reveille vous, &c. pag. 33.
I. Mgn<«5ob/ g>' fcljiept mp eens? gantfclj öeerlyfc:
<£n toeét Ijecftlnept 45pmp/ toanneec 2p 30 toanfeïjapen / en soöeerlün/ «©ntienen bias1 aan H / mijn ï^eer. 1 1.
JBiac niet 33 ïieïjt / afê <ü5p boo? oe^tr H3p fcfitept / ïjecfcljtept <0P mp: een tooo2ïs
«£5af mpm36oam 't bolle bwen > ©aar tot ijerfcDepptng meer öcï)oo?t.
€en
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 311
11 I.
4Êêti UJOO?ö/ ja menig'/ uit tefpjeefcen
3©a£tot/ Ijertjomimg niet genoeg:
<©aac moeft uto fjccte-blocb uoo? leelien/ Cn 't «oft a traanen en ge5tooeg.
I v. <£5p gaaft nip aan mp ?eïf / met 't lenen.
2Ctë ia mp Ba» necloren / boe,
ï&eöt <0P/ ö«ecfcöeppenb'/ toeêtaegeüen HP aan mp 3«lf/ en a öaac toe.
v.
'e 25en u ban een en anbec maaien
IBp jelben uoo? mp jelf becfcgulb:
paar/ t&eec! mat 3aï in a betaalen ©oo? a/ 't gera 3ulfe een o?i# nedjult i
v r.
^cfioon in mp 3df al but'3enö toecnett
a gaf; 6p a të 't niet met al.
2pmoet ban in uto fcïiulb toig (letten; <©ie 1i eeutoigljja beljjben jal.
|
||||||||||||
HEMEL-SCHOUWING.
(COOn: Petits fots de Bourdeaux.
I. |
||||||||||||
<^>i
|
||||||||||||
A
|
||||||||||||
piiiiilliiïüfiiifiii
%$ ifi met beöaateimö ö'oogen $a 't
© 4 a3uuce
|
||||||||||||
-ia MENGEL. ZANGEN.
lipiiiiniüiiijyiiiiiü
a5uuce öaft toecfteff / <Ên uefcftouto ö'uitfuanfel-
pilllfaïMlililiïIiiÉi
üoogen: miiï il ö%mel-p?onft oejejf: ^at
|
|||||||
ïlÉïilgiteüli^iüiïii
|
|||||||
' üejruftt mp tot toectoonö'cen: 'ft 3©o?t> bettooect
aïjS uit inn jeïf: €n fiet fieutt wijn Ziel ban
onöïm 25oben 't ^icfitöaac ^emel-toelf,
11. <g> toat rjeltt're uriiïec-glanffen»
<© toat ftcecüjft fcljittec-ltcftt
4plontect aan öe ^emel-mmflen/ <£n ueötoelmt onsf teêc ge3tcfit J
3JBat; ontelöïe fliftfiec-bieren / cSnaftneecltjö fioog en OHiot/
©an onto?iftü'tx ioop / becciewn Zo toeêi-g.UoosS ö'^emel-ïiloot!
III.
Zie öeZon/ öec ÏLtcljten ïtontngj
- Zie öe ^piegel-fclnjn öec Haan / ^tcc5« becanöertin bectoom'ng: iZie t geftcrnt ten reije gaan: ®ie alö tituelenöc bonnen / |
|||||||
M E N G E L-Z A N G E N.
3©anöe nartjt ïjaat oonaec fpjeiü/
gioec in 3ön ftanö-plaat?s blonaen / jget üoo?lucöte fjeeclplmö. I V.
'H Zie ijit Igemel-ïjeic uecmelöen
'0 <©?ooten ^cïjeppecsï öeugüen-lof/
3^ie J)et Dirê in ojoen jteloe / Sdan öe Wou: toan 't ^emel-ïjof.
(© toie 30U bien l^ecc niet p?ü5W / ;©te öit allc$s geeft geoaan i
<£n totcnsS ï§ect 30U öujs niet tijse* 2&oöen flercen/ %on en ïBaan*
v.
f&onfet $|n ÖU0 30ti <©lo?i-3aaIen
2ilan te (jutten-3p oeneen ;
£§ce moet oan 3gn iSetel pjaalen / Eaclj men doo? oat öcfesel Ijeen;
3Biecö Die üoojfiang toeg gefcïjotoen •-, Jteeft men eerijS in 't Ü|eiügöom;
<© teie toeet! totc toeet toat bonen <öoïsöelijhc fiiaartjetü glom l
V I.
gjn tiie j§tao en tè geen iiuitfer:
Ep belioefc geenjiaaan nocD Uons
3§aac befïcaalt öe gïori-Iuilter ©an d5oa 3elf / oec Sicöten 23?on,
sjöec Dan öe Wemelingen gei met meeröec glansS öefooont /
%\$ nu aan ö'uitfpan3el-fi?ingen &tec / of iBaan/ of ^on / toectoont,
v 11.
$1 Tiet SM)t/ bp een genomen / g* bp <®oö maac öwtflcrntgs; © s |
||||
3 r4M ENGEL-ZANGEN.
't^geen fïtpj'en aan Wi\\\ Zoomen: 3©ten lm %itljt tec feïcbing fge. <Êng'le nlaacöetö too?ö betöon&ert/
€n fiebent 3tcD boe? <0ob.g fööjoon / «©aar be jMajeftett uitfïon&ect
3M* bergeben <25Ion-!i?oon. VIII.
rêTtapt men 3ulft een p?on& met boeten;
ip öte't 25innen-i|of niet toaatö:
<® tote 30U t'n 't (lof ban tojoeten. <© tote fotupt öan nocü op traiarti l
^ouben b'onbec-,$fêaanfc8e buigen (©ns$ boen feleben aan bit jïjjöi
^ouben pb'le Bedelingen USeecber gelöen alss <®oö£ ï$tj8*
IX.
'Zit be 25?inb tn p?aal-«eraaöen/
Hoe 3P gunfiect / aangebaan
IBet be gtonne bet genabe/ €n fjaar boet-öanö i$$ be lüaanj
t'3©ijl een |teccen-ït?oon Daac fcïjeoel Heeft omctngt. <©u«s i<$ 3? Itc&t.
<0 toat i0 bt'e lutjlec ebel! g^aac toat butitec i$ boo? 3tot(Bt.
|
|||||
BEDE
|
|||||
MENGEL-ZANGEN. 31 y
BED E-L I E D In een
ZWAARE DONDER.STORM.
^temtW: Allcin 2u dir Herr Jefu Chrift.
|
||||||
H<©e g20ot/ 6 (©ttj/ fê utoe mac&t/
^fe <0p laat sten en fiooten/ 2111$ uto becöolgen ^onöctS faacfit èn 55ü]ccni0 't Ztoecfe öoozöooren I
^joefcl)2ihft'löB toOïö tmë uto getoelij <Én ïjerèlpïJètö ten toon geftcit! 't |jan niet certjt too?oen nagefpcurt ©oc öat geöeutt ■, ^cDoon iemel/ %mfy en ^aco' alssfcDeucr. I I.
<©p fcljuö öen 3toaacen ffiacöen-ifölQOt/ ^0 öat 5ijn g?onöen uetoen t
<©e Reegen bab'ren ban bie floot/ €11 al «et 3£.anö baat neben.
l&z ï©ollien fiap'len stnart en öift «Bobtf <Donbec-<§tem tjult gjubtfaamltn. ®c 25iticems8 fltcfiten fijeeö en top:
$ict$ 10 beb?ijb:
©uuc / ütucfjt en 3©ater ffaan in ftajö.
I I 1.
I^et 2Caïb-cijft $iet ïjet / en bccfcö?ift£ 1
ï©en afgjonö jelf moet tcillen.
2f!jS't25Iirem-büUi: ben menfct) aanblifit/ ^ou ö? toel blcugetë toillen.
|
||||||
3i<S M E N G E L-Z A N G E N.
®eg T©onDei*0 fcöettecenö gelutö
25a5uint uto 6?acBt en gjoottjetö uft: mi <0P cec&tbeecötg oeff'nen öonö/
gin öe3e|ionö/
^Tot tojaaa öec opgehoopte 5onö.
I V. ^a / ï^ec! fip ons? të al öe fcöulö :
3©P Rebben a öeleötgt.
iBaac acD! Oeti öocö met on$ geöulij / €n 3p met ons beüieötgt.
# ©aöecss i^ect I toaac blteöen top <©ocl) Been/ öaac on3CfcDuil-plaat$S3P{ Üto g?amfcBap 3011 ban (lonöen aan
<©n;S öoenbecgaan/
3©tecögeen genaê/ maac recBt geöaan.
V.
3©P acme toojmtjens* met malfiaêc 25egeben ong tot toeenen /
€n biööen/ in öit g?oot gebaat: 3ï.cö! totltonjs öocD becleenen
25ebJijö te 3i)n ban ongebal; $u 't ontoeêc uttbecfl obec al: ©atonö geen ^emel-buuc becteecV
iBaac öat top toeêt
üto Ueflp aanfcöijn 3fen/ 6 M*eti
v 1.
6 <0oö! öfe g?oot jijt ban genaê:
2£cB! totlt uto bolH öeBoeöen
©ooi 3tels$ en UjfsS becöecf en fcftaê ;. &c[ioon flo?m en öupen tooeöen.
«0 ©aöec! geeb öat on.ö niet caant <geu jiag öaac 2Setg en mt$ ban öiaaBt. 25efcljecm onssboo? öeg ©onöecjS macBt/,
©ol fcöiife en 6?acBt;
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 317
25P3onöec in be but|ite nacfjf.
VII.
55etóaacoofi/ lieer! ons? Jtufê en goeb:
Steels önsf tn 't baft <©eloobe:
<0 laat geen b?ee3' tn onjs gemoeb ©ectroutoeng &?acf)t toecbooben.
<£n boo? een quaaben fnellen booö 25ebeiiig ong: tfa w ben noob Hto 3tt>aöSe Uinöeren bort) BP»
<©p bat nu b?p
©an onöeil 3? en 't Dunne 3p.
VIII.
3}ct ©ee tn 't ©elb/ ooö £oob en ^aab.
©ebelen top 11 tnebe.
55P memanb anaerg btnb men raab <©f fjulp tn tegenöeben.
<U5p fetjut onjS met een3efi'ce Ijoeb' ©00? I|agei / 25?antr en afêaterbloeb/ <®f U)at onsf anüecis fcöaab en beert;
2ft <£5pfjet toeett/
3©o?b niet een Bate aan ong begeert.
I X.
<%$ bic op Stroomen/ of tec Zee/ «jfln fefjepen 3tcn bebtnben /
55efc(jju öenbocl) een goeDeceé/ <èn toom betooefie tomben/
<£n golbeii1: reb fjen uit ..be noob j ^p 3elb 0un an&cc: Iaat geen fïoot <©f (ïojting / 3anb / of fiann / of nU'p /
jfèan/ goeb/ en^cJjtp/
©ecboen/ bat me#j't becbecf ontglippv
X. Ibe ©onbec/ S^agel/ ssü'&fem/ bfec/ <©te toel een&anb omneecm/
mm
|
||||
5i8 MENGE L-Z ANGE N.
3©mö/ 3©ater./ 't i$in «tëotiS befiiet: 't ©ollnengt t geüoü üe0 I^eccn.
©etfcBooriong/ ©aöec! uft gorê. oEïeeb öat Bet ontoeêc oberga. fp toeet <©p 5ijt ban goeögetD tp.
3Bic '0 a gclijft *
,^jp?eeB öat Dit ontoeêc ban on.ö toijB'.
x r. laatonsSuto troutoe ©aöerg 'fym
gn öesc nooö b^ctfen.
<£n 50110 nietutoec Itfnöten fmect a ?elf aan 't inerte tccffcn *
3©p ütööen ban bat <ü3t» bü boet/ ©rn CÖ?tftt ott3e0 ^etlanöS bloeb. £0 toecö uto goeöïjepö (teebg bet&Ktö /
<£ti lof gepelt/
55et nu/ en in bet eeutorgB2i&.
|
||||||
DAN K-L I E D.
Na 't geëindigde Onweder.
Stemme : Als wy in hoogde nooden zijn.
I.
AEmacBttg ^eetfcB^/ fïerBe <©ob/
©ecfieben l^eete «EebaotB / 3®P Booten nocB 30 ebm an met fïböten toat uto almacBt Ban. 1 1.
3©p loben/ pjjften/ b«e3en u; iBttjj top met sa beet fcBJiBBen nu ato
|
||||||
MENG EL-ZANGEN. »•
|tti macpt toeêc Wbm aangefcftoutot/ ©oo? toelfee nteinanö fïanü en öóuiü ' 111. H/ g?oote<®ob! 3p öanfi en ö2hs ©oo? 't ntctito Doo?!ucDttg gsinf-fiehins. 3©ant to? fiebonöen nu tectfiï/' ©at <0p nocfi 0H5e ©aoei: jgt. IV.
<0P Beöt becDoo?t tn ontoeéts nooö
8to ©ol& /,ban angft en Mnih fcfitet imah/ €n ons tn öe3e stoaaw tfiö ' ° 00ö/ ©oo? uto fiannöecttgfjetö öeb?jj&. v. <B leer! al*s camp en öjur ong tceft/ <£n 3icDeen Blaag-gcfcö?et betfjeft/ 3Ms* onö öe b?eeg geüoobbectót fiaü / ©an opent <©? uto Uefoe-fcöat. V i. <®p geeft op öte a b?ce3en acfit; <En öef»c ooft nu aan onjs geöacftt; «Beijja aan Hoacf) tn öe bloeö/ 3©ten <©p öeöteiö na lijf en goetr. v i i. <5Pjeöt ontf/ ^eer/ in trese nooö 25etoaart boo? eenen fnellen öooö; g«jtjfi ^5p «jw uto gongttti-fcBaac 25efiwiöeu öebt bau •* meirg gebaar! . vin.
SüiB-5£ 2*° ^lU!C nocÖ 3©e&erltcöt/
ÏÏJ^bTP9i/ nocÖ 25ttBfcm-féftfit/ gocfi 3©inö/ noctj iagel/ tn öe ta 'tJBa*
|
||||
r~o M E N G E L-Z A N G E N.
I X.
'ta©{$irtö öcïoft ccnss/ fcöoon men guam
gjn fttoom en buur / bat bloeb en blam «tSJeen fcftaê jou baaten/ noeft gebaat: «©at maaïtte <6p nu aan on.ö toaat* X.
«UJpïjebt betïjtnbett buut en bjanb:
<©aat toe met uto genaben - ftanö |Bp opgefiouben; alö toel eet
<£ens $ettug / boen BP 3onu/ op't meet.
x I. ato lanö en fcfiabuto befete 't al / ïfilö met een fcgilb/ boo? ongebal: T&uötjs on.ö liif en Ziel betoaart/
€n toat ong lief ijs meê gefpaact,
X I I.
«6p lieb bes$ ^atang tojebel-moeö
<ö5een guaab toe; fcljoon Ijp gjimmtg tooeb t
ga (lonb on0 bp in bit gebaat /
(Cot bat auo toojn toeêt obet toaat'.
XIII.
<©ng ïjeeft ato b?inb'lp aangejtcRt
$oc9 tn fiet buiftet toegelicht:
«t5p toont 30 met'et baab ftoe bat ato ttouto en liefb' nooit einb' en fiab. , X I V.
't%$ tillija batmetmonb en ftett Vfrit toelbaab fteebg gep«3en \oetü/ €n bat a banfe met alle maeftt
©00? bese gun(i 3? toegebjacfit.
X V.
€n fcfioon bat a geen nut boen fean;
$eem
|
||||
MENGEL.ZANGEN. ±u
$eem öocö/ ö <0oöJ onö"offer an/
't <0een u 't geloof toijü / öooj uto Soon / <©ie gouöen lltaar boo? una fCD?oon. X V f,
©erleen ong fcfe gènaaö / ó 3|eer ♦ ©at top ijccgetcn nimmermeer ©e toelöaab/ Ö002 uto fjulp en Oanö ©erleent/ af?' tot een liefoe-panö. XVII. ï^elj) öat Dit ons? ter Boete ö$uy Oen öat fïeeög <ü5oö0-tmitf)t in ons felijl}'; <©p öat até eeng uöj <©ao aanblint/ É!p ons* niet joigeloos toerfïri&t* XVIII. <© 5oete ^efu! maan ong teoom*
dB <©p/ nujn lietoe Heiianö! noorn. g[& toacljt a met mijn ftoogfte blijt /
<£n 3ing uw roem en öann altijö.
|
||||||
WINTER-STOFFE,
|
||||||
(SOOn: Ceciïia, "v, ^
|
||||||
;.2 M ENGEL-ZANG EN.
binb et ©eel tfof in tot <0obö pjijss. &aat btoaaje bit niet met&enj 3&e toij3e geeft nauto pïiiiÉliiriliPiiiil^ilïil
acfit <©p '0 2Mbeftietber0 toctnen / 2SetotJ5en
liiüiüüüiii^Pii^fe
" ban 3ijn macljt €n tojisöetb/ toiettf gebteben
mt al 50 boet gefcljieben: «ga 't fean be 3tel UctUeffen «Doo? 3toerfe en toolften geen/ (€ot geejfeiijfi Ue3e(fen Ëfan allejï ïjiec beneên.
I I. 3©o?b lucDt en licöt bettoHnen; <ép troftt ben bamp om Ijoog:
^>uiipt tegen/ fneeutot Bet bloööen ƒ ©erfclttjnt een Hemel-boog /
2o toinben toinnig fto?men/ €>f gaat be ötlle toojft
<0»en rijm en Bagel bojmen/ <Ên 5olbect met een fiojft
35e jeeu en toatet-fïtoomen / ï^angt tj3el aan be boomen: ■©at alle0 boet be %ere/ 5©00J
|
||||
MENGEL-ZANGEN.
©002 3ötte tofl en fianö:
€n 6an 't toeêr al boen beecen Cot 3jjnen mftm ftanb. I I i
©it al/ jelf boe geringe/ üpnasünraaö-bejïuitj
©at boert toel gjoote Dingen (ftot (Iraf of fieil öuss uit.
a©il ï£P een bolö betoaaren/ ©en i^emel firijti'er boo?
Ifêet Dees' 3ön oojlogö-fcöaaren / €n reö l)en toel öaar Doo?:
<0f elft ban De3e 3aben ©ient op 3tjn toenb tot tojaafte/ €n ftrenge toren-plaagen ©an 't BdosS bpanbig rot:
<£n ijouö/ is? 't 3ijn beöagen/ 3©eêc op/ boo? 3ön gebob.
I V.
©utf moet ï^em alles" lobcn / £n 't melD 5ön ïjoningqjö/
3©atonDer tg/ of boben: 't <j0eeft al boo?lutfitig blijK
©an 3ijn roemtoaarbe bettgöen €n ^eeclpöeto. ©ujS beeft
' .gjteeDjS (tof tot lof en b?eugöe/ 3©ie fijer retftt acfit op geeft,
©erlicöt mijn Beet en oogen/ teer! Dat 3p altoos mogeii
o letten op De toedien. ©an uto boo?3iemgfteib / i ©at 't minfl ook mp boe merben öto gjootc jBajeftett. ra
|
||||
324 MENGE L-Z A NGEN.
V.
%aat öit mp 006 öocn öetifem
SSan 't gacöe öat <©p nï»
öit loufte ounftflinot fcDenfen; <£>p öat iïi öanfibaat 3P.
t'ïBijl bcele ölappectanöen / ©ethleumt en ingeb?e&;
t^eb tfi nocï) fpij3' en ü?anö / m 3©aac meê tft mp beöeftït'.
jBaac laat i& obec bermen jBu / 30 't M)oo?t / erbarmen/ ;©at ih na mijn becmogen <©ie Delp' / in nooö en pgn ;
<©p öat 3' fjun traanen ö?bogm/ €n Ijjöjaam mogen 3ön.
v 1.
<0eef öat ifi beej' uto toonb'wn
jBet een becgeeft'lpt oog
2£>efcuouto / öat in ban onö'cett <0eletö toerü na om ïjooogs
€n ïgemelfclje geöacöten/ (€ot Stelen onöertoQg/
jBagfcöeppen/ enbetracïjten/ ött Bagel3e(fen pei/
€n ötecgelpeöingen/ 3©el toaacö bettoonöeringen/ €n maafi3êlö banuto totngec/ ^0 tod alss ^on en sBaan;
3Elö öunöen 3'ones geringer/ <©ie öit niet reeïjt beritaan.
v 11. &omt Souöe 't speftaam öjenfien:
't 3©elft buut en Bleeö begeert t
%m Ut wp Urans* boen bennen |
||||
MENGEL-ZANGEN. 325
<©p 't geen mijn %\t\ ontbeert.
3©ilt Baacec u ontfermen / <© ï|eec! 3' té naaSt en blooö:
Slaaft buucöeg <©eetf0 Ijaac warmen/ <£n HOeftec 3' in uto fcfioot:
55efileeö ijaac uit genaöe 3iBet 3Iefu 25?utö0 getoaaben; ;©at 3al öaac naa&tljeib benhen / ^oöat 3e niet toectföfn
't SSalmeê tot pjonfi toecficcfinen / mt eeutofg aan ïjaac blijft.
VIII.
2B>2 tijm fean 3oet becbeelöen
351'0 toerelb0 eet en bjeugö:
§2o BttnSt/ maacdinht/ be toeelöej ^0 fiaafl toecfmeltiöe jeugö.
©e toecelö aan niets1 getoen 't 3©el& is ban langen öuuc:
€en öamp / een cijm i0 't letien / 't ©ecötoijnt in fto?tec uuc.
3Bie öaac op totl betcoutocn / gal op een 3anö-g?onö twutoen; 3(a al0 op cijm en bjaaffem / ©ie (leafe becgaat / 30 8aa|t
«tëeö ïgeecen toocen-aafifem Hfêaac eens* öaac obec ulaa|t.
- IX.
3fianfrtjöuto in 't 00 al0 cot3en
<©nbuig3aam/ fcoub enïjatb:
«©at fian/ ïjelaaö! tioclj tcotjen 't ©ec|teent natuuclijfi lytyu
Sllcïn laat öaac op uto ftraalen/ <© Zon ban 't 3alig Uctjt /
€ec toacmt' en fmelting baaien/ % 3 ©aac
|
||||
$i6 MENGEL-Z A N G EN.
5©aac 't öacöiie öart Tdoo? 3totcl)t:
't f£al öooijen/ i'a 't 3a! gloeijen/ <go tas* <0p 't ftomt befpjoejjen uit ö'ljeete toaterbjonnen ©an ^efu <©eeft en 55locö:
ga 'fe jal Dan 5elf oofi ftonncn ©ermojtoen mijn gemoeb.
X. Haat ^neeuto tn tottïjetb paffen
<©p 't tjoogfte jonöcn-rooö:
Mm Weeb 3P bug getoaflfen f n 't bloeb/ 't geen 't %atn tietgoot,
<0elp a\$ fneeuto en regen 5^oott b?ucf)teIoo.8i m balt:
Eo t$ uto ï©oo?ü in 3egen / l^et boet tuac u gebait.
© bat Det ooö tuig biele <31n mijn 30 b02re 3iele ï <©an 3011b iö bèucljten bjaagen / €ti 'ft toafclj mp 3elben ban;
EobattH a behagen <&n mö# toebrengen Ban.
XI. 9©ojb toinb-geblaaö bernomen
öit j$oo2b'-of Zufbet-fireeBï
Stel)! laat uto <0eeft 50 uomen/ 3&oo?toaat mijn ^of-gegueeu /
<©at 3iclj be geut becfp?eibe: <©an toenfefit mijn 3tele-3ucï)t/
Bom/ Utefjte! 3önbet öeiben/ €n eet uto eb'le bmtfit.
Haat lian tsc toinben tuiert/ €n 't golbcn-fcljutm boen bmiffen ; <©p wit mijn fcinifl-plaatg toe3en/ €ot 't ontoeêc obec gaat.
|
||||
MENGEL-Z ANGEN. 3z7
!gp geeft geen (io?m te bjeejen /
©te in uto fij&aDuto fiaat. X l i.
©ertoont uto regen-boge
<Êen fjalf bcel-bertoig tonb
g|n toaterbamp aan 't ooge: '6 <Êrinner mp 't ©erbonö
jaget $oacö/ na 't bec3toelgen ©an 't ifêenfcljöom/ öat nooit bloei»
©e fcoecelb 3al betbelgen: 3©ienö einij ?ai 3ijn in gloeb/
Sï 10 ^jcfuss op te toolnen föen <©o?öeel ban be ©olfien. ©erfeftnnt. <©eeb bat in blübe at» 25onö-genoot/ en mag
't<ö5emeen becöetf onttopen gin öte öoojlucöte öag.
. Xiii.
ïïomt ftegen »t ^anö bebocöten: 3fic&/ bat 30 letten<©og
55oet-traanen do?ten mogten ©at nooit öie toell opö?oog'!
jgeec I gaöec 3' in uto fleffe. SBijn ooge ü?uipt tot H /
©m 3onöen-gloeö te leffen. «p toeet ban/ fcfpeiin nu:
<ö5p 3Ult eens met meêöoogm Hijn 3ilte ttaanen öjoogen/ <£n <lo?ten utoen 3egen jB^t bolle (tcoomen uit/
<©eu5&een milöen regen <©p 't fcöier bettoelnett fejuib.
X I V. Sb) dSeejl 30U 3df ban 3toeeben £4 <öp
|
||||
' ?z8 M ENGEL-Z AN GEN.
<®p 3ul&ec toat'ten bloeö:
3©at fpeutbe men ban leben! • *©an 30UÖ' ooft fjefu bloeb/
Cu 't toater uit 3ijn 3ijbe 't ©erftit en öojtfig J§ect
^etguififten en bccblyben Cot laab'ntö ban 3ijn fmecrt
s©an 30uöcn 006 eenss fïcoomen 3©an lebenö toatet nomen (€en l§emel-(3Êh?oon uitblteten/ 35aae 't %am bp toeiö en leiö;
§So öat toe bie genteten <ln salig' eeutotgfieiö.
X V.
*©an 3iiUen een^ öe tijben
©002 loop ban *2on en USaan
<£5een totffel-üeuct meer Itjben/ <©ie nu nocfi bajt moet (taan.
«£en eeutoigöeïb begint'et $a't etnöen ban bit 261 /
<©aai* Zomer/ notï) oo&ïtëintei:/ <ü5ecn ti)b in Ijcbben 3a!:
Waat jaaren nooit betouöen: 3®aacin geen fiitt' of uoube/ <®f toat ons? fiiec fian öeeten / jHeêc op ïjen ballen mag/
<©te boo2 uto (€fi?oon bec&eecen/ €n rufïen Jïacïit nocfi <©ag*
|
|||||
HEDEN
|
|||||
MEM GEL-ZAN GEN. 319
HEDEN en MORGEN, Of
TYDIG TYD-GEBRUIK.
^temttte: Ah que Ie ciel eft contraire a ma vie„
I, H® e pbcl / ïo.ö «n öjoog isS 'iS menfcöen Ieben!
<!3eUj6 een toinb/ eenöoböel/ eneengiag. :©ie ijeben praalt aljS %mei-fioog berïjeben / g$ moigcn bieg / en is niet öte ö»> toa$. 't Ban niet becfcöoonen ©f men in paleis
<©f ïjut mag bioonen j göet moet op ceis <©en tpeg ban alle biei& $u tfaatmen ais eewfcöoone bloem/ ontloften/
<fpn ais een boom / öie hiel getoo?telt is:
^tcahö öeeft be boob onjS ban be fleel geöjoMt/ €n neêrgebelt / tot elftsS ontfieltén& «©eenjeugb noc& fi?acf)ten/ <0f toat toeêcfïanb boob/ (jpetoeen nocö ftlacBten / Hebben Vian öe öoob aobfe 't 3p / nocö &iefn nocö gjoot. 111.
S|oebbjaa$ jijt gp/ ö&tetb'ling/ inuto giffen/
«©ie meent / be boob Ijeeft nocö aan tt geen bat! 3t3|oogtt jaaten-tal 3aï / bennt gp/ u niet ttrtffm.
<£>p bjaagtu oföe^oob;en $ci siclj Dab © 5 - iEtf
|
||||
330 MENGEL-Z ANGEN.
ftëet u betBonöen
«©atgp iwpgaansult:
3©iH gp uto wnöcn / «Ênbemaat&ccfcBulö/
&tttto# opDoopt en becbult.
i v.
Ifêaac moglp $&l bee?' nacnt uto laatfïe toesen f
€n be$e ftonö 't Begin ber eeutoigfietb.
<©5O?g'loo0 menfcn! gp toetb u sonbec b?eese: €cttoijl cp a!ö ter fïacöttng too?b geletö. Igaö gp 't Bcjeffen! €ec u onbertoacBt Het nuaab&omttceffeti/ 't «feeën je nu niet atfit/ gja toel met fcfijmp Belacïjt. v.
25êij?teg u niett aeft ! brilt utoel becahen/
€ecu bit nu / bit neben/ nocjj ontglrjb.
$u tö 't be bag / nu b'uure Dan «Benaüe €n^aligfjeib/ baacnafêplaatss noeïj tjj&; <©f nu / <©f mmtnec / üan ïjet nin gebaan/ gjnbien gp fmmec SEuït 't betbetf ontgaan* Het ftomfec nu op aan. v i-
2!egt gp/ be tijö en fsnoefi nfetgeuomen: 3Bclïtcfit fiomt nooit be tp bien gp berfieftr.
2&e&.eetingS pUcïjt moet nu jijn toaaigenomen. $ utoen tjjö is* t' allee töö beceib. <0ob 5enb 5ijn 2&oben / «©te onö met >tin ï©oo?b
$oci) fioben nooben. 3®eel öienunict ïK>o?t: |
||||
MENGEL-ZAN GEN. ||*
't Reigen 2Men-moo?ö.
V I i. 3©ilt g*> ben töb ban mojgen nocB becbeijen /
(Cecbnjl gp 't ijeöen Bebt/ maac Iaat ontgaan:
«©at Beöen 3ult gp morgen Itcöt befcB?erjcn/ 9B10 u 't toeclfesÈ ban fieöen biet 3al (laan. ^o't bietbaacBeben/ «©at geen toeben lijö/ 33 iSJ omgfeben/ <£eutoig3ijt gp'tttuptj ïltet na en bolgt geen ttjö. VIII.
<© ~§m ï leec mp bit $|eben 30 aanmeren /
«©at tö geen plicïjt tot mo?gen uit en fici. *©oet Beöen mp / tectojjl 't nocB bag ig / tocr&en / Iget mo?gen bjengt'et menig inöe ^el. <3eeb öat mp 't mo?gen 't petten niet boo? bp «Doe gaan / maat 50?gen «©at Bet mo?gen mp «©an toeêc een Beöen 3P> I X.
2CI bolgt'ec ban geen mo?gen op bit ïjeben; <©f bat bit öeöen notïj een mo?gen Beeft; 3©at fcBaaö Bet Bern / öie met be 3eïbe 5eöen Iget Ijeben 30 atë 't mo&en toeï beleeft* l,aat pö'le menfcBen / ïgeöcn ongereeb/
*©mmo?gen toenftBen: 't igeöen hiel befieeö / iBaah mojgen bjp ban leeö. x.
5©an 3al'eï een$ een ^alig %öen Bomen/
«©at
|
||||
33a MENGEL-Z ANGEN.
©at ife met u 3al jjjn t'n 't $araö00/
©te 3tjt/ en toaart/en 3tjn 3ult/öaac g' uto©?oomen 3©oo? eeutoig ït?oont met'sffóemd.öeewn-©Jiiö; ©aac't ttio?öen 't öeöcn / *J ' 't ï^etien 't mo?gen toeét/
«©elijnt. «©oüss €ben 3£ijö geen toiflel-beet/
<©f tüö-berfcfiil ooit meer.
|
||||||
JONKREIDS BLOEI.
Stemme ; Jeune 'cceur laifièz Vous prendre.
I. E ©en al0 een tt'edp too#e/
%Uf ontloben / boo? een poojïje 't geurig oog 30 3oet toelacht 1 jBet een geurig pucpec-bloosïje; ©ocD öat afüalt eec men 't öatfjtJ ï©o?b met cecöt öe jeugö geaent. 1 1.
Eijn niet friffe guiïtfe faacen
m$ een cooss met fcïjóone bïaêtm/ <%& bebooiUja aan 't ge3tc&t i
3©at öeeft eln öat bloemtje gaaren / ©aat öe mooitfe coojï boo? 3totcfit l
ïBaar jjelaass toat toelfit Bet licöt l
Mi.
tï©ojb maat afê boo? toefnig (ionUen ■
gn 3ijn gjoei en bloei gebonöen: £Sa0 beclept ö« Doo? öe tijö: 'tBOJÖ
|
||||||
MENG EL-ZANGEN.
'tï©o?b öoo? toebal licfjt gefctjonöen:
i^aad isü 't al 30« luiftcc gupt. ||ier fj$ nfemanö Dan bebjjjö. I v.
ïtëaat atë Stob'ten ban $?obenten
gjf gaan ballen en becflenflen /
<© öaac 6omt geen tomcljt meer ban? ^dcö 't moet anöersS 3tjn met menfifenj
©Ueö öejeugö fcljoon/ bat men ban 5©aac nocö b?ucï)t ban fie&ben San. v.
<D toat fian 't genoegen öaacen/
Stlss men met 3gn gnj5e ftatcen
«©ennt aan toel-befleeötie jeugb: «£n bat bjucöt öec gzoene jaacen /
iStjp banjoESobsS-bjucftt en ban öeugö: Steent tot nuttigSeiö en b?eugb. V i.
3&at öe <©oob ban 3uI6e ïsoosen
5©?p in 't pultfe ban baar 25loo5en $luaa' i en ballen boe in 't (lof:
4D bte 3iilB eeu jeugb becaojen 3©o?ben met ontocifcbaat 3lof
©beklant in '0 iemelss $of.
|
||||
3?4 MEN GEL-ZANGEN.
'T NA-BEDEN K E N. (€00ti: Boks-Voetje.
I. V (Jctbeelömb BetiJennen banboortge (Sijö/
piiilislillgPÜ^Piüil
^cDonnöetJcn omglcöen/ maant namaak
plliügjS^iigliilülill
©ecbltjö/Wanneer mensicBöan Ccinmcenfian
gtllÊËÉliililllilliii
3n 't 3t«toensf-ocö?as niets* bat wubn of fpjjt.
II.
«©e 3onben bet gon&Beib / 30 Bollenb' en licfit/
^0 frtjanöto omöanöig / en loss ban Jgaas pncBt/ «©fe sullen ecnss 3jjn
(Cot quelltng en pön /
€n bjunnenbe gjjjgBeib boo?'t na-ge3icBt. III.
3©ecblogene öagen / goblooffijn gefptlt /
€n ïjanöel en toanbei / bte toom-loos en toilb
Sïjjn Beenen gefpoeb /
SSeansfien'tgemoeb.
<&u£ gunt Bet getowten/ bat tojocgt/ geen ftilt'. |
||||
MEN GEL-ZANG EN. 35f
I v.
^ocfcïitcBttg becbtorjnt al Bet sonbig bermaafi! ifeaac 't ^m öoub fmette öoo? buurenbe tojaaft. 3£etoellufïbergaat: jfêaac't bnaagen ban'tmtaab ;©at blijft en onttujïigt be sSkt nocïj baa&. V.
3©at nanu ban bjeugbe/ bjel eertijbg getoeefl/
't %tbennen nu fcBeanen i ^iecBt0 gueüing ban geefï. 't gi«s nu maat een bjoom:
(Cectoijl men / bol fcljjoom /
g&e bjucBten ban 't boo?ig beb?üf nocfi b?eejï. V i. 't gis bitter te Waagen: toat Beb in gebaan ï
3(110 't fpaöe beraben ben tijb laat ontgaan. Mett Beeft men ban niet 35iiS fcljaamt' en becbjiet: ©oo? ^onig i& <0alle/ gantfcB tegen toaan. v ii.
jfêaac toa* uto BetcacBting ffeebs <6ob0b?urt)t en beugb:
't 55eb2ijben jal blijben tot (toffe ban b?eugb: 3©anneec onss gemoeö 2&etou|H$ban 't goeb. opleeft ban atë ttoeemaal toie bussgeBeugtr. v i i r. H»oe bjoltjH legt 30 «" op 't ®oob-fceb jtcB neêc/
€>m 't fcfjeiben te betben / bk jeggen fean; ëeeu! «gpbJeet öatutoïjnecBt
l|eeft/ booju/ opcecljt
2ln toaacöeib geüjanöeit/ na uto begeer. IX. <® 3aK0 fê ÖPöw 3ön tob 35 aanmat/
<©at
|
|||
3J6 MEN GEL-ZANGEN.
©at 't buucen bet uuren 30 «ojttë öepetfit:
€n bat fjp geen tijb
cjnpbeljjetbflijt;
Ifêaat altoos üoo? b' eeutoigfirtb baac fn toer&t! |
||||||
W E N S G. H
Om 't
EEUWIG LEVEN.
^tentntej Uit mijnes herten gronde, pag. 18ƒ.
I,
O ^alig eeutotg 3trt>en /
iByn goop/ mijn tcoo|l/ mijn tott/ i^oe too?b mijn Efel geb?eben $a uto bolmaaat bejit! <©EetoenjS-öjon! Doanneer ÜSal mp utoEtcöt öeflcaalen/ 2jjn' 0 Verneig <j5lo?t-3aalen i 3©anneec/ toanneet/ 6 l^eec! II.
'a ©ertang eeng sonbe»; buiffa'
ato IteflijB 3fiange3tcBt
t' 3£atifrï)0utoen / bp be iut|ïet ®an 'tgeedp ^emel-licljts
€n bat mijn liefb't genot/
€n b'uttecjïc toeclufüng / iBet bolle ^ielss Beculitng/ €m$ jjinö fn a / ïjaac €>oö.
O bat
|
||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 337
I I I.
<© bat uto ï§emel-b2eugöe/
ï©ien *t 3alig ^eir geniet/ -
3iBp ooft 50 meê betïjeng^e! © mogt ift 't nieutoe Eieö/
jfêet tf Wemelingen ^ctjaar /
<£enö Ü002 uto (€l)20on uitgalmen / t©ie altoog 3ege-pfalmen ^laanop Dun Cijtet-fnaat!
1 v.
JBamieec too?b ifi eenjf fleetlp /
1 <Ên Ijeilig/50|alö<©t^ 3©at iö öte (iaat BegeecltJH ! «Dan pjaalO' uln 2Seelb in mp.
ïBanneec onttoaaft ift eens l
3©anneec 3ult «jBjj mjjn oogen <genö ban mijn tcaanen öjoogen / &a 30 bcel öjoef getocenjs i
V.
<© Sleten ban mijn leben /
t©2ie-eenig Itebeng-b^on!
3©il mp uto leben gebcn: 't <0een nu alceeö.ö begon.
3Laat Ziel en 2Licftaam befö
a leben en genieten / <Enac '$ ItebenS fieoomen btteten/ 3S« Ealig' €eutoigfieib.
V I.
<© Zalig ecutotg Eebeu l
jUS'in ftoop/ mijn «ootf/ mijn tolt*
ï|oc too?ö mijn Ziel geö?eben ja uto bolmaaftt üe3tt!
|
|||||||
k
|
.
|
||||||
338 M E N G E L-Z A N G E N.
(0 Sïeteig-fcjon toanneet
gSal nip uto %iü)t Oeftraalen / gjn 'g l^einelJS «©loo-saalen i a©ahneét/toanneei7 ö igeer!
|
||||||
STER F-T ROOS T.
Zijnde in 't Hoogduitfch gezang, Ich hab mein
[ach Gott heimgejielt, Vertaalt.
I.
* 0|lliilliiiii|iiiiii=ïli
A J- <£ö €5oö ni0n 3aaö toetttoutot / met
ruft: 3§p maali'et met mp 50 't 3§em ïufl. 3©tl I|p öat iö niet langec leen'; '6 €n illi^ïIHïUll^^^il^iÊl
toe&erifreetj'ï «©te aan 3tjn Ml mp otoecgeeü'.
I I. IBiin tijij en fïonö 3P atë <£5o& totï. 'ft^tel ^etn geen perfi/ en fiou mp (Hl. jlSijn patten 3jjn getelt tot een /
'tsgpgjoot/ of Meen/
€n 3onöe»; ^em en toalt'ei: geen.
|
||||||
MENGEL-ZANGEN.
I I I. l|iec té 't een traan-cn jammet-öal/ SÉngft / nooö en rampfpoeb otoec al. 't g« Biet een fileine toewens tijö <©ie cag ontglöb / ©ol moeite / bittccfjetö en ftcijb. I v. 3©at i$ be $3cnfcB * ©an aart geman&r,
Hit 'SjBosoec.S UcBaani guam BP naaftu (Cec toerelb b?agt l)? mcmenbal:
<0cl»& BP 't al/
Wéwet W (leeft/ Diec laaten 3al.
v. 3^aac Ijelpt geen rtjnbom/ gelb of goeö/
<0een Buufï / of gunfï / nocB ttoute moeb, «j3eeu Bjuib üJaft ecgeniï üoo? be Öoob: 't ^teeft ftlein en g?oot 7 2Bl toat ïjtec 't lenen eenjS genoot. v i. > $u 3ijn top feté / ge3onb en (leen:
ittctit mengen onbec plano en 5Cttt. $u bloetjen to' alö een toog/ in eet: Slaaft legt men neêc §11 't giaf: 't gis camp toaat tfe mp Beer* v 11.
Ifêen öjaagt'ee b'een na ö'anöet tn: 't giö uit Bet oog en uit be tfn. <©e tocrclö bic becgeet on.ö easy
't gp toie men toas\
'tiBoet al Dectoelöen a$ Bet Q?a$.
VIII.
I^cec! ïcee mn bat i& toel öebjoeb' /
r®at toat Bier ïceft eenU ftecben moet: $ 2.
|
||||
p M E N G E L-Z A N G E N.
3©«l ïjtet geen ©iijf-plaatg toesen ftan:
't fBoetal öaatban/
^cBoon/ jcnn/ geiecct / rijn/ ©joutoenjlan,
I X. ®2 30110 toaiï öie Besolöitig tnaatö:
S£p liccft öe öitt te öooö geDaact/ 3Men onbecfclponlp nu berfltnb:
381 toien 3e binb /
€n fpaact om me$ een menfeïjen-feinö.
X. 'fsï^cö 5clïjen gieteen goeöen öag: f©>ï» fpi)3' i$ tcaanen en ge&lag. 9Jiö mijn 430D bril / 0 'K toil Dan meefc'
l^een gaan in b?eeb':
«tjs&in $ (iecben mp/ geen leeb.
X 1. <0f mn öe 30ttö aanbeent en anaagt;
'6 3Bo?ö ecötec öaacom niet bew3aagt: gjn toeet mijn <ü5oö / in goeöfieiö gjoot/
<©af uit 3ijn fcljoot
<Z\ya lieben Zoon booi mp tee öooö,
x 11.
ïtëiin $«r/ mijn ^eiland / €9?i|ie/ <©p
^tieeft eeng tot 30nöen-3oen boo? mp: <£n <6p betceefï toeéc mp te gocö':
<©ec Rellen gloeö
2&lu|t <©p öoo? uto 50 öterbaat öloeö.
XIII.
l\ ïeeb' ifi/ en 9 fterb' iö nu:
«0een öooö en frtjeiö mp ooit ban 8. 'ft 2&en ö' utov en Dlijb gett' allee tijö/
föot's$ öutbeté fpijt:
$ooit flecft 6? öten <6P 't leben 3Üt.
|
||||
M EN G E L-Z A N G E N.
X I V.
;©at is mfin tcoofl tot allee tip/
<jM fuutö / in öjoeföeiïi en in ftcijtt. 'fi aBeet öat tfe eensï l bebjjjti ban al
ïBjjnongebal/
git oooü en gcaf berden sal.
X V.
HSijn liebe/ mfin getroutoe <0oö/
2$etoaart mijn öeenü'cen / fcljoon tocjrot; <®eenüïi/ geen (lofje/ salbergaan,
IBaac eenjïopilaan/
2810 öie 25asuin geluiö 3^1 ftaan.
xvi. %k 3al mijn <0ob ban aangesicïjt
(Cotaanjicöt 3ien; in 't gloji-licDt/ gin eeuto'ge bjeugö en 3aligBetts /
jfèp ceeöö öeceiö.
Item 3P fïceösS Dana en pjijiS gesctt.
XVII. <© 5jefu «Boöess gtoon / üie aan
#to ©aöcc öebt boo? m? bolöaan / 2Bcö / fluit mp in uto toonöen / leet! a©aac toe'ömp neet: «©aac i$ geen Zaiigmanec meer. XVIII.
2Emen/ öUebe ttotttoe <öoö/
<©un onö een 3aüg (ïecbensS lot: <©eeb öat top mogen inuto.föö&
^aafttegeujB
<£en$ 3ön/ en bpen eeutotglnn.
|
|||||
f 3
|
|||||
j.p MENGEL-ZANGEN,
EEN ANDER.
(foon; Pfaim 42. I.
Wgilr tnön Eicl/ useec ber&löben;
©Pecgeetartongeöalt ^jefug toept u uit bit lijben <Én betcaanbejantmec-bal/
<©at o? uit bit fjerten-Ieeb
g[n een Dlijtifcljap ober treeb/
25obeti ijen/ en 00a/ en ooaen/ €n die nimmer too?b berlojen. I I.
*©aac om riep ih nacftt en bagen , (Cot Den ïgeere/ fcien in 30d)t./
(3Bijl iB tfeebss mijn ïmu'js moeft öjngen< ©at 8j>r> nip bcrloffen mogt.
98fê een &«3ec Ijaaftt en Dügt/
*0>at itjn tocg Ijaat etnbe ö?ijgt/
£>p bat ijpmag rufien: enen a©cnf?Dt' il»'t einbe ban mijnjeben. 11 I.
Wam gelijö be feïjoone roo3en «önber boojne-pjiMieljS ftaan /
jBoet een Cijnzen onber öooaen ©ut3enb rampen onöergaan.
3ïtë öe toinb be golbenfolt/
€n flecbs? op en neber colt;
SSo i£ on?e isop beneben 3M ban toiffelbaUigDeben. I v. 3©ckIö/ buibel/ 5011b «1 fielïc/ |
||||
M EN G E L-Z ANGEN.
<©ns$ toettenen MeefcD en fcloeö/ iiomen giecöeEiel fieeo.s quellen/ €n 3P pjangen Bet gemoeö: 2llng|ten/ piaagen/ fmect en njutë/ üomen öag öp Dag on$s t' guig. 3SautDlijB?s 3ijn -top gier gebo?en/ <©f oiisileeö tè ffra&S befcyo?en. v. g$get öag-licgt opgeven/
<©at öe flaap ban ö'oogen blieö/j
2;o?g en'nommec 3al'ec toesen; 't 310 al moeite toaat men 3iet.
(Craanen-bjooötss't to?oegen laat/
<©at otiö bitterlijB üersaaö.
jfêift men't lieflga 3onne-bltHBen / 3&an tjïnaargeiö/ treuren/ fcB?i&nen. V I.
5©u$S/ Igeer Cfmtfe / jfëcugen-flerre/
;©ie «laat blinaenb' eeutoig ftraalt /
gp öocn nu ban mp niet gerre: 3©gl uto bloeö mp Beeft btaalt.
«Been bat tft in ö?eebe / nu
gn uto taeugbe/ Bom tatö:
$u geen fcgep3el mp nan baaten/ iLaat uto gulp nip niet ucrlaaten. v 11.
fip totl blieöen in be RlooUen ©an uto tfjö/ ató tfc berfcHetö'j
^oo? .uto tóonten toil in bonen ^tjn in 't ©aber-lanö/ geleib.
«in ïjet ©arabgsï 3ult <©p
|Bet ben goeben,#ooJb'nnar mp
gin boen gaan / en met ë. tooonen/ §a mp met uto glans? Benjoonen. f 4
|
||||
344 MENGEL-ZANGEN.
V I II.
%\$ mijn oogcn 3ul!en bjeefien /
<£n 't geftoo? mp ooft becgaat/ , 9BI0 mijn tong niet mecc fian ffëeeöm/
€n fiet 25?«n niet meec berftaat: 3©eeft mp öan/ ö ecutotg 3©oo?öI 5ltcftt/ en Seben/ 3©eg en $oo?t, <0P 3ult n»p na 't ^emelfcfi <$ben
5©oeii §et cecfite $aö betteben.
IX.
Senö bm mp uin <£ttgel-toagen
«©ie €ita opbjaacoö nam:
<Op öat 5P mijn 31e! oofi ö2agen gin ben feïjoot Dan aübjaftam/
<©at 3P baat bp ïas'cujs tuft/
©ol ban ttooft en Ijetten-Iujl;
. (€ot Ijet lijf/ uit 't gjaf bejresen/
3©eac baat meê bereent 3aï taesen.
X.
2©üt/ mijn 3iel/ u öan toerbujben;
<© becgeet ubjongebal:'
<3jefug toept u uit bit lijöen / €n bettaanöe jammer;- baf.
^ijne bjeugö en fleerüjHfteiö «
Eult gp 3tcn in eeutoigtjeib t
€\\ met al bc 3§cnidingen v^altg ^alelujaö 3ins«i- |
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 345
De BITTERHEIDdes DOODS
Verdweenen.
Uit het Hoogduitfch gezang: Wenn meir,
Stundkin vorhanden ifl. Vertaalt.
I. WpllllËSiilÉIiill^
Sfinneecmtjn «gterf - uut ftomen 331/ piillllililiiiiipiiiii
<£n ik uan Biec moet fchetöen 2tcft! toilt mj>
" uit ött tcaanen-öal / %ec giefu J tran gcleiöen:
©eclaat nip niet; 3©ant ik öetocel jBtjn 3«l
tn utoe Ijatiü geheel. «Snuit öietoel Betoaaren*
I I.
jBiin Jjonlien sullen mp toél 3«c
25claên / 't getotffe finaagen ;
3£ie roeectier ?ün alss 't 3anö aas» 't jKeec: ^$fh in totl nietUe«3aagen:
15 'bm\
|
||
34<S MENG E L-Z A N G E N.
'h Wil öen&en aan uto 6?utj$ en öooö: 3jto anoil en toonben/ ötep en rooö/ ©ie sullen mp BeBouöen. I I I.
gjn Oen een %itj mtè ban uto £ijf:
©ieg troofi i& mp ban Berten;
©te ban ü ongeftfjei&en Wijf/ fjn fterbensï nooö en fmerren. Eo 'B leep' / of jïerb'/ '6Ben b'utoe/ <5p J|ebt brijï een eeutotg leben mp ©oo? utoeöooö bectoojben. I V.
<0p Weeft tn 't gaaf niet / Boe Bebwart:
<3& jal'er ooft nietBlijbem
jBtin trooft $ ooi? uto Hemel-baact. ©ooöjSangft Bont <®p berö?rjben, 3©ant baar <®p jijt baar Bom ifi nu/ ©at fB fleeöiS Ben en leeb bp 8. ©iess baar üi Been met bieugöe. V.
2P baar naC8?iflu^ Been/ en totl
jüÉtjn armen ^em toejïreftften.
3ïi «©ntflaap ban 3acBt/ en ruflefhT. <©een menfcB Ban mp optoe&Ben / 3tlss «gjefiu* CB«(lu^/ €foöes$ Eoon/ ©ie opent mp ben =^emeI-(SB?oon / «gn Bjcngt m'tn 't eeutotg leben. |
|||||
J C
|
|||||
MENGEL-ZANGEN, 347
I. C. SCALIGERS ZIE L-Z ÜCHTINGE Tot
I.C. Den OPPER-HERDER der SCHAAPEN.
Stemme: O Kersnacht, p. 46. <©f; Mameer.
I.
|
||||||||
nmtmmmmmmê
V_-^ ^têl/beclaat utoleeme tooontnö/
pËtüilË^lilïI^Iil^l
©erluu3: uto b?ee3 bint) geen becfcöooning/
|giiii^gil^ii2iiiiiil
3©anneec cp Cfetjiug (lecben 3iet. ï§et 2£eben
toilü1 aan 't öout 3df fterben / €»m öoo? 3ijn |
||||||||
i^v
|
||||||||
111:1=
|
||||||||
Qentet.
I I.
<Qe öooö i$ ban een 350001 ge&omen: |
||||||||
348 M E N G E L - Z A N G E N.
ïfêaatban een 25oom geeft ooft genomen
<©njS letoenS oo?5aaft 3ijn begin.
^o Beeft iien €toeeöen Sïöam 't letom / ©at o'eerfie fpiiöe / toeêrgegeöen i <ttn toenü 't ber-lieg jclf tot getoin.
I I I.
<D Cft?tfte / <0oö / toat 30UD uw (ïecben
©00? utoe fctjaapen niet ucctoectoen / ©00? 3Ulft een ontoaarüeerb're p?ijj$i
'ft ©aal met a in öet <©?af tet neüec; <©p öat ift uit öe ïiooö ooft toeöec |Bet 8 in fieeclpöeiö toerrpj'.
I V.
IBijn 3t'el/ ftecftui3' / becftuis na fioben:
gft 3ie öen fertiel opgefcfjoüen/ <£n C8?i|ïu!S met 3tjn ftecïjtec-ftanü
a totï^em toenften/ öaac öe jseijen ©er, €ng'le-CÖoocen u uecBeijen/ gin 't 3alig Utemelfcfi ©aöcc-lantr.
. v.
<©a willig / ga toer-bUjü en fpoebig / ©oio/ Wemeling/ lem eöelmoeüig ©an toien gp tt?p toat betere toacfit.
3©at fcft2ifi 30UD u / 6 Ztil I ontfiellen* 3©anneecgp <0oö u 3iet bezeilen/ a©aac fó.'t gebaat öan öat gp acftt*
v 1.
©aat bleet een ^cïjaapje tooo? ui» öoom: «0 3oetjie ^efu / toilt öocfi ftooren ; <Ü5P ftent fciefïera:.et! 3ie üocft om.
<£en ^cljaapje bleet/ geneigt tot fïaapen. <© goeöc Sïecöec / reö uto <§cljaapen/ €n 30?g 30 boo? uto eigenöom.
|
||||
MENGEL-ZANGEN. 349
v ir.
(©ntjïuit tito fcfioot: acï)! boe mp open
Uto goebfieibsS &cljaap-ftal: 'ft sal baat loopen.
<©tiac ben ift boo: geen ^el-toolf feftuto.
gift tfecb' in giS3u lof-oc3atigen» Jft £al ban be boob-#eeft uooit ontfangen/ IBaac 'ft tlecto' / en (la toeêc op met 8.
|
||||||
WOLFGANGI MUSCULI
ZWAANEN-ZANG Tot
CHRISTUS.
(COOn: O Kersnacht, p.46.
I. D%at i$ geen leben meet V100? fianben:
;©e ftou öeftiemt mijn tngetoanben: jiaaat €h?J(le! <©p toeclaat rnu niet. 435? blijft mpbp/ 6 eeutoig glebenj JÊtjnSEiel/ mat moogt gp ban noen fieben/ $u gn uu) tuft-plaatë boo?u 3ieti 1 f. <© 3fet uh) 3teibsf-manu becüeiben/ <6obg €ngel / öfe u baat 3a! leiben. ©eclaat bit l|ut03O bol ban leeb/ 3Dat gp nu na jjjn ba! 3*et fiellen: «tfjobg ttoutoe fjanb 3al 't eeng fievjïellett. / Het tymel-Uiifirc obecftleeb. |
||||||
350 M E N G E L-Z A N G E N.
I I I.
3!& toeet / 6 fa / gt> ïjeot becl 5onben:
jïaaac <E0?tfiu:S Jjeeft boo? u Deel toonöeru gijn blocö lotfl al tüa öooö-fcfjulb uit:
<©at Ban <©oös toojne-buin; beröooben ^002 al Die tecfotin i^em geloben/ €n fcDcnöt Jjet leben tot een Dutt»
I V.
32>e <©ood f* fcruiKK'lp / '6 3al 't Mpen :
Haaac 't Vetoën ftaat teeö0 aan mjjn3ijcc/ 3©aac toe mp Cïl2t(ii goeöljetü nooo;
<©ie obec <©uiöel/ ï|el en 3onöen/ 3lu3egep2aalt. föei$ öan/ ontbonöen/ €> giei/ na 't %wn öoo? öe »©ooö.
|
||||||
VERSCHILLIG*ONTWAAKEN.
<i£00n: La fignalc. <©f; Pfalmioó.
I. W3Ct öceft/ bebacïjt/ op't fym meet nlem/
Ifilg '0 <©ppet-€ngelg öonöet-fïcm: ^taat4>P / gp *©ooöen/ Somt ten <©o?öeel i I£oe 3al tan öat almacljttg ï©oo?ö / .
€ot'iS eenen fcïfêift/ tot '0 anöers* boojöecl/ ©an öie in't g?af ügt 3ijn gcöoojt. 11. :©e taacïjt ban 't 3elf 2&a3uin-gelut&.
gal alle <©ooöen öan eenjs uit
i^ungacnen öoenteboojfcfjijn nomen: t'ïDijl ook öe gee ïjaac Epen geeft.
3511.$ ujojö öe öooö 3ün wof ontnomen / 2tl£
|
||||||
MENGEL.ZANGEN.
W$ toat ge|to?ben toasS Ijetleeft. i I I.
jEaat ó toat fó Stee onöerfcïjeib» g&aac ö'eene/ bol ban IgcerlijHiitfib / <Dan uit stjn flaap-piaats op 3ai rinen- Zal Vaam uit 3nn Mc gaan
(Cot fmaab en etnbeloog afgemen /
®m in Jjet fielfc&c buur te 6?aên,
i v.
©f afê een felle öonber-flag t©ien bajï in fïaap geöotnpelt Jan ©erbaajïen fiöb'cer.ö öeö onttoaaïmt; <£n öat: een ulirettt-tïraal 3(jn mm «lom witste wam öeê WaaBcnT Eo 3al Ijet 5ï)n met 't öooa" gefpu$ v. |
||||||
<0f a!ö een 25oosïtoicl)t/ bt'e toel öfep/
<öcboeit / in 3ïJn gebang'mg fliep;
ïBaac öien öe üiecfjsec op öoet toeli&en (3Tec öooö: 303a! 45oö Ijen tec ficaf/
3M angfi / öoen »00? 3ün ©ietfrtjaar tcenfren* ©an too?ö öe ï|el gun ttoeebe «Efcaf.
V 1.
350CÖ al0 boenü'<£ngel petrus riep/
3©anneec Ijp in bc föetltec fliep /
€n J|em/ ontboeit/ in bjtjljeiD ftelöe* ^0 5al <ê>oö£ biecb'ce gunfï-genoot/
3los ban be aluiftetö öte ijem unelben/ «©nttoaafeen uit öe fïaap öec öooö.
V 11.
<©c aecljtec / op een toolficn-öoog
€Sc5eten/ sicDtüsac boo? elnë oog /
aal b' eene Ö002 sjjn aomfi berüljjöen t
<©aac ö'anöec fjeubetë en geöecgr /
|
||||||
3jz ME N G E L-Z A N G E N.
<0>m Mtm ban '$$ aecfjtersi too?n tebjijben
©oo? öUec(teiptiig / b?ucljtloo.S becgt. VIII.
<ên $|ect/ öat tfi ub) fiem 50 ïjoo?/
©at tfc istt 't 3onöen g?af betere. «jntK öet geeftHöb. leben leeft/
ïtóoct 43pbesettiEfi?acl)t betoon/ 3©aai: boo? «apbooöe't leben geeft.
1 x. 3©anneec ifefiiee uto ^cïjaap ooïtöen/
©ie utoe fiemme Fjoo? en ftennv
45p 3ult mp bp ub) bubb' tan Hellen •lan u&e recDtec-ftanb / atë <©?
©enboltfcn 3attjött bonn# bellen: ©ecbloeftelt#M/ topt ban mp.
X.
GIS some Ijaafl'lp/ 5egt<0p/ ^eec!
$ bat té ook uto25?utti0 begeer.
<©ïiomt! jaïtomt/ $eet fjefu/ fpoeöigl ©e Stelen onfcec 't Zoen-altaac
©erlangen, ^ton 5egt b$moeöig: Sttft bat bit bag 3elf Öeben ^aac!
|
||||||
VERRYZINGS TROOST.
(SOOn: La fignalc. <©f; fcfalm l'ö&
I. Mpn Ziel fê fiectêlp betbUjb/'
2fifó 3P gebenat bic 3aal'ge tnb/, 3£©anneec be boob 3al 3ön toecflonben |
||||||
MENGEL-ZANGEN. jjj
(Cot obettoinning .* aljï ött lijf Zal ban ftaac Rlut(ïei# 3ijn ontöonben/ <©at iö in 't g?af niet langec olijf» I I.
3£at deftig ém$ öegèaben $
©rttbioent 3ijn bol&ss öegsabetitës
ï§p flceffec geen becberf geleben; JBaac rce# gelijn een utljtenb-£on t
<£>p bat l|p 3ijn gc&ocïjtc leDen €ensï ban 't becbetf Secftellcn Bon.
I I r.
öecfit 5ege-tenens op / ö öooö /
®an menfcljen-fcDonfeen / ölein en gjoot f
©e <0ceft 3ai filaajeti m bie beenen. <0ok bit mijn Itcljaam 3al i§p toeêc /
i^cöoon 't (lof toa£/ met mijn Ziel bereenen f €n gp en öebt g«n pjtH&ei meec
I V.
<©at ban iiü flecff'lijn lichaam b?p /
«Öelijn een Cecbje-gjaantje / 55»
gjn b'Statb bebelu/ ja baat toe fieeccj $et ftcrfflijö rijft ondecffeip;
't ©ecnebetöe (laat op in e?ce; 't ©eebecfflgu onbetbetffelijïs.
V.
^e 25eenb'cen bet teebtbeeröe ^tftaac/ ga (ïofftenji/ 3ijn in €tob£ betoaac, <£n't minfle 5eIf5aC toeêc becö5«n. '6 Zal uit bit bleefclj/ en met bit oog/
€enjs <0ob aanfcöontoen/ en ^emp?ö3en gn eeubjen eeubJigöeib/ om Boog. v i.
a©aj aai öie ffaap b«:(iui6H'itjft 5ü^ |
||||
354 MEN GEL-ZANGEN.
3öoo? öie/ outtoafoenö / <©ob$s aanfcljön
25p 't ïgemel-lidjt ban sullen fc()outoen ! ©etnacljtten 3? ï)tcc met getoeen:
<0 ban 3i)ö moeite / tcaanen / routoe / <&cb}\jt/ ja 3elfDe boob ooit/ geen.
VII.
3©ie bujS uit bese flaap opjlaat /
<©te too?b ban met «Bobs 2Seelb toetsaab.
3^an 3al'ec flaap nocD nactjt meet toesen: lïöaae (ieebss toojb ïufi'ioog 11002 ben (CÜJOon
<©ob ©abec / iSoon en <©ee|ï / gep?e3en |Eet menjïDsn galm en eng'len toon.
VIII. ©oegeerljjö 3a! bit Itcuaam 3ijn/
ïéat üoben jètec / ja lüonne-fctjütt /
3HS CfinfiuiS / 5al met luifiec ftcaalen: ®at geeft'lp/ ^eraelfcö/ €ngel0-tojj3/
«Öiiftecffelijfe / 3a! 3t'gep?aaïen / ®?p ban geöje»/ tin ©awöjjjï.
1 X.
Wat boet 8p 5aal'ge toiffeltng /
;©ie '0 ©aöersï l^uiss tooo? 't <0jaf ontftng:
€n memel-pjona tibo? 3tü&-getoaaben: iget glo?Mïcl)t boo? butftecntë:
€n bat / bie toajs een fpjjss bec maaben l^et ïiemel-man eet aan <H5ob03&$.
X.
ï|eer! laat mp 30 tn tojebe gaan /
3&at in eens öeeclijft op mag fiaan:
<£n t'toijl Ijet Kif tn't <©?af moet tuffen/ g^at onbcctojjl mijn 2M öaat mag
gin 't 3alia op 3Ü« <©obg betluffen / t€ot bie boojlucljte laatffe bag.
KLAAG
|
||||
MEN GEL-ZANG EN. 35 j
KLAA G-B EDE,
Over den droevigen toeftand der
KERKE.
Stemme: Pfaim $*.
I.
H<0e nt uto B R u 1D bemo?|l met puin en bloco/
Cu in een 5ee ban traanen ais gebompelt / i^eec J E s U ! teijl 5' alom toojb obejconipelt / <«ên tegenS Raat be0 bpanbg tinebel tooeb ! ©ar fmect is bocfi aan fiaace fmect geljjfc / .TEDaac in <0p fiaac 30 btep fiebt ingetoibneit / ©at nauto boo? fiaac is ergens fietil of toijfe i
«©ie Eelt is ban <©oo:nen gantfcD öoo?p?innelt. 1 I.
«©e %1-leeuto umlt/ Den 3(lnticrni|l oiecaajt:
«UJetoelö en lijl toojö samen ingefpannen / <&m/ §cet l uto ïjecfi ban b'aacbe te becbannen; 3©aac tegenö men fteebS moo2ö en bieigtng ülaajï.
<©©eec/ betjoubj beöoub ons: top becgaan,
llto ^cljeepje toojb beboben ban öe nolben. föeb «6p ons niet/ ban is 't met ons nebaan:
Uto .gcfjaapen 3fin in't mibben banöe a©oiben. 11 1. Hoe fiomt bat <©p / ó V A D E R, bus bertmiagt
©at't ,§langen-3aab uto ïitnö'cen ?al bejïrnöen > Mom «fop öfe fioon en camp / ó ] E S U, iijben / 3©aac meê men uto geltefbe %ehen plaagt *
ï|oe bulb «5p bat men bus uto (Cempelö frfienb /
O H EI L'G E GEEST, en bie 30 ÜOCS öffftrttect * % z $ae
|
||||
355 MENGEL-Z A N G E N.
ï^oe fiomtbat <0pgeen Hemels to?aa&-buut 3enö /
€n bataten met uto g^onöecmet berplettett j i v. 't 5P toaac/ 't tss tijtj bat 't oo?beel eerft begint
SSelf oan una Ï|ut0 ; bat top bien 25enec b?onfom ©110 ban uto banb gemengt en mgefcDonuen. *Sp tucljtigt eecft öcn bie <G5P meejï bemint.
<©e mtööaab ban uto bolu blom %mel-l)oog:
•©nöanlibaatljeib guam u tot to?aafte tetgen. <goub <0P bat 3tcn met uto boo?-5uibec oog /
€n boo? bat guaab uto aanfcöün niet betbecgen I V. ©etgeeb be fcnulb botïj aan uto eigen ©ola /
3©ecp 3' in be Eee ban uto batmöectigbeben ©002 eeutoiglp / en boet on0 obectreben ©etbtoijnen a$ een bunne nebel toolö.
Ifcee J E;S u, laat uto ©oo?fp?aau en uto 25loeö
©oo? '0 ©aöecö (€f)?oon bocö fiteufeen toton0 boo?beel: <j5P Oebtbocl) boo2 uto €igcnbom geboet /
<Ên bat betlojl ban bloeö en eeutoig oo?beel. VI..
€oon bocD / ó l^eec / bat <©p al0 honing $eee(t *
g>yi)t a! bie i\ bpanbig 3rjn en Saaten j €n bat<0p uooit uto ïjetfien 3ultbetlaaten/ ^u i0 öet tijb / nu p?angt be noob op 't 3eetfï\
ïöaafi op / ontbloot ben atm ban utoe u?acl)t /
<£n totlt baar boo? be $|elle-poo?ten b?eeaen. ©ecgecf0 i0 ban/ baat loo0fieib en baat macBt/
1ïl0 't a maac lujl een en&el tooojb te fp?eeöen. v 11.
<£>f toil <BP bat bet iBartelaacen bloeb / .
<0elii& toelmeec/ boo?'t 3aabbec&etB 3al ffteuBcnl Stuf* ö baac boo? uto fünbten op te toeBfeen |
|||
MENGEL-ZANGEN. ^7
(£ot oeff ning ban fiun öeugöen i ©inö <0p goeb ^at ÖC3C fmeIt-&?oe£ öcn ter toets' een# 3«t'; <©p öat fiet ulijB' ïjoe gouö en fcfluim berfcljillen* 3Btlt «©p uto ïterft öuö 3tiib'ren Dan ftaar fmett' i
$2ter3ün top: ong gefcfiieöe naar uto toüle. VIII. jfêaat onöertotjl/ 30 lang uto Dano öttss fiaat/
<0?eü öat top nooit bestojjlten öoo? öie rampen; jBaar 'jï peeren tftijö ten einö toe öappcr uampen j ©ermits (0p 3df in 't l^eir-fpito' boo? onss gaat.
©oo?3te onjs / %er / ban 't ïjoofttot aan öe boet/
jBet'tSfamag «töoöë/toaar öoo? men ftanö fianfjouöen. ïBaau ons getrouto / tot 't ftojten ban onsS öloeö:
€nfcöoon top 't al om 8 beelden souöen. I X. %m ban ooft eensS't öloeööo^tfig bitter rot:
't <0een öuS uto öerft en 3©aarDciö toil beröelgen / <©en ö?oeflem ban uto ^tojjmei-betec 3toelgen. (€oon öat <tf5p 5jjt en blijft öe 3elbe <6oö.
3&atetfcl)t'tï)etjiel ban uto gefcöonöen eet'.
Slaat onö öen bal ban 25a0el jjaaft aanftöoutoen / iCot on3e bjeugö: en toilt ban nu af toeêe
t©e müuren ban ^ufalem öecboutoen. |
||||||
EEN ANDER.
(€OOn: Reveille vous &c. pag. 33.
I. O<6ocöe a5oö! tot toat boo? tijöett
€n 3eöen Debt <0p oniS betoaart l ïjoe uan uto tojaau öe terging itjöen* Z 3 $«
|
||||||
3 58 MENGEL-ZANGEN.
l$oe Deiö uto pijl * l^oe toeft uto 3toaarö i
l I. ^c blinöc ötoaaö Blijft 5o?g'looö Icagen <£>p 't eeutoen-ö?óeffem; t'toijl met fpot
Ei)ii ÖL'«/ ja 3elf 3ijn monb/ beeft 3cggett: 3©aac blijft 5ijn nomjï i <©aat t$ geen <0oö.
l I I.
ïion ooit <ö5ot# fianb öoojlucötec ulpen:
^o naafet ontbloot in ijeil en ftraf/
^anEanïJ/ en&een/ en 3©ecelö-EijRen i 3©ie i$s*ec Dieet acljt op gaf i
i v.
$ocïj gltnffcirt 3toaacb; nocö bloeö öe toonöe;
$oclj ö?eigt oe Dijl / nocl) toanfitöe roê:
jBaaroou noctjömtct/ nocljtoaft/ öe 3onöe/ <ini (letgect tot öen ^emel toe.
v.
«©e «Dutuei 3iet 3ijn tijb-paal fpoeben /
<Ên toont/ bol g2im/ 3ijn laatfle faacïH. Eie 't ©ceji censs tn 5ijn öoob-ftuip tooeöen!
<£n 't paact/ üol tojeoel/ lift en macljt. V I. SBen 3tet öe t'3aam-ge3tooren ©o?(ïeii /
3È>aac Babelö §m liaac gjutoel-toijn
3ïan fcïjennt/ na Éctltf uetteoefting öo?(len: €n Jt fcöijnt met ^ion uit te 3ijn.
v i I. aSein af! rein af! ontbloot öaac n?onö?n/ ïsoct uit Daac naam / en pleng Ijnac bloeö.
;©tt 's3 on3en öag: nu tö 't gebonöca. «©tig fpjeeut öe mono/ 30 öenïtt 't gemoed.
ï©at
|
||||
MEN GEL-ZANGEN.
VIII. 3©at fftoomt'er öïoeb J be putnen coo&en: ï$et ïmelt ban boffen: 't tojöetenb 3toijn treeft b't|eining-tuinber ïjerft boo2B2oaen. Wat blaa|l be fcetter-tong bentjn l I X. 3©at btoa?cel-öui/ toat afg?ono-golbeii/
^faan / bulb'renb tegen 't ^cfitpften aan!
J£oe ÜJ03Ö «6obö Boot beloert ban tooffaen l 23e9oubon0/ §ml of top bergaanl
X. 't ©ertoaant berauft / ten top geffefgert/ ©oect nu be blag. Iget inenfcp-ge3ag
llaant bat men toaacfietb Ijulbe toetgert. 3©at tuimel - geeft Bomt aan ben bag*
X I.
ï§oe beelt men CB?fftu0! 28tö toat fcfteuren l
JlSen cijt fiet fngetoanb I ó toee! 33te 3ou om lofepftj Djetift niet tteucenl
3©ie neelt bie öjeffen a!ö een 5ee* X 11.
USeniflteefit be 3©aatf)etö na ïjtt fyette:
«©e <0obiö-b?uc0t toojö oor onbemiijnt: «Peö bpanbjS onïmitb gjoett: ó fmectei
(Cectoijl <ö5otuï a&fier-toerfi afê guijnr. X III. «©trê ffrutMt 3©aatReib op be ffcaaten:
€n / acD! ban 't cecflte €B?tfïenöom <$$ nauto meec ais be naam gelaten,
©e^atan geeft 3ijn <€D?oon alom. X I V.
<0cb«'npBeib toeet 3tcö « bemiffen/
. Z 4
|
||||
36o M ENG EL-Z AN GEN.
<£n gaat betmomt met üeugtieti-fcBüiu
Zp roept gefïaag op haac getoiffe; <£n tcacljt maat om ge3ien te 3jjm X V.
0 ?ult gt> bit ben ï|eec bergelben /
<©iiöanRBaac $eêcJanb! lang gefpaart l Eo <0ob u al$ ttto 25?oeber0 (ïelbe /
<©f ^tlo i ó gp 5ö£ Bet toaacö. XVI,
3§oe boet (©oöjs toan fiet &af becjtofnben!
ï£oe pjoeft 3tjn toetgï tjet fijne goub!
^oe fUng'cen ötoalingss toetbel-tomben■! <tf$elu&&t'g bie be toaacöeib Ijoub l
XVII,
«©e ijeclj / met nat-beftjeten toangen / ©egMujt/ gefleurt/ getcapt/ bebloeö/
^cljjeeutot: gjefu/ Som I 6 't balt mp Dange! J^anbfiaab uto 3aaK! becfcöjjn I at fpocb l
XVIII.
Hetbonto bocfj 5?lf gfauflemg munten.
25?eng <3|oob en ï|etben tot mijn fcijoot.
3laat ©abels trotsf niet langec buuten; lïöaac (ïa 't bectoaaten $|ooft eens! boob,
X I X.
Ifêaac nocTi / fpöt $oo?ten ban be i^eUe/ 23löft 3)efu ap en &erfi bejlaan:
Certoijl bie tegeng %m 3tcfi (tellen ^un betffens* tcocnss pjinnelss (ïaan,
X X.
$1 fcBijnt l^p eeng in ftojm te fïaapen; 't#o?bbocö op '$ peeren 2&etg boo?3»«»/
€n %\m m buijïecntë oefcïjapen: |
||||
ME N GEL-ZAN GEN. 361
't o5een öonfc'te toolfeen Ijaaft toet toliêm X X I. <©! <©oïï / irie ^ccptecsS öeelt en 3&oonen /
Ziet al 't netooel en tooeüen aan:
Ign nan een ©tonnglanti cajS onttg?oonen, 5flutïjS tg 3ijn caaöfïag meê üergaan.
XXII. <tf5oü 3al een ^etlig^aaij betoaaren:
't <éeen ?tjn üoo?3»enigDetö omljeint.
«©atöoet%m nortjöe 3©ecelb fpaacens €n alss 't tiertiult tsS Bomt ö«t einö.
XXIII.
©e ï©ecelö-te£ötec jal fjaaft fiomen /
€ec Biecfcljaac op een 3(©olHen-€B?oon. $ef op iito Doof oen/ juicD/ 6 bjoomen!
^cö?inljoo5enj i$ bjengt tojaaft en loon, XXIV,
3!>an einö ïse &er& met üe3e tijben
t^et onbec-maanfcöe toiffel-lot:
3&an ftjijgt 3e pi&ss na 't toettig fttööen / <jcn 3egep?aalt in ü?eê bp <0ob.
|
||||||
T Y D-V E RLOOP,
$temme: Aldus. 1. 7ïü§ll#iÜÜüf§it
£~J '<® tollen b'eeutoen met ontfïuitb'rc loop
% 5 ÏKI
|
||||||
5*2 M E N G E L-Z ANGEN.
ëiytaïüïüïüiiüiii
na 't enbe; iCtnijl 'g tnecelbs? ruimcl-totel baan
liliiiiElIiiiiiEiSai
'tonberft boben fieect/ $a 'S^emetëïït-befïier.
iiiiSiüfiüÉliiiisiig
<0elun&fg fó ïrte toet g$n fiect ban 't tijblp
IliPlli^lïiïiils==s=
|
|||||
na bat eeutoig is te tnenben.
I Ij
3©at bjensjt ie föijb in lief en feeb bectoHTeungen ■? 3©at toas al 't geen niet té * 't <0een nu té boo? een tijb/
©etoubect/ 't gaat booj&p/ oelij&een Btobbetflijt. €n bu0 6?ö0t alto> roet öe tjjö betanbertngen. 111.
^Efob tooont in b'eeutoigDeib/ toieng jaacm nooit ber*
ouben: ;©aac on5e bagen/ als een fc&abuto/ ras bergaan. «Elfe üeeft aan eigen guaab genoeg, 't^ientftaafi gebaan / <€ertoijl 't noen tijb té / 't geen ons eeutoig rooet öe* Bonben. O ?aïig bic fiun töb aan b'eeutoigöeib toetotjben/
<èn toerften eec be bag ten abonb té gebaalt! <Sinoop ben tijb uit/ Me 30 uo?t igen bepaaltl <©f
|
|||||
M EN GEL-Z A N GEN. 36$
©f nu/ of nooit: 't té btoaag/ laat pmanbbie om?
glnöen. V.
©elaag! toat bagen-tal té bzuc&teloos berblogen/
$Bet fneile blet&en i €n btettjü fceect nimmer toeêr. <©gaüelooJïberliesï J «©aacbolgt t)iec na geen mcec. 5Ccljtoiecö ütt tecfyt / tettojjl 't nocl) tijb té/ obet* toogen I VI.
3©at 30êBt gp tijb-toertmjf/ €tjb - guifïeté * ^tcc*
Delingen * g' ontbüeb u maar tecasSna 'tonberttmnDaai; perk 3©ee! flaat gp nu geen öanb metbltjt aan'tgjoote biecB. <&z laat behlaagt gp 't mté met eeutoig Jjanben- tejingen. V 1 I.
3©at 6005e tooebe tijb / in 't b2oeffem ban be Slagen/
?5elecft mèn nu i «De &ei;6 en 't gantftlje ,^cl)ep- 5d 3Utï)t /
<Cn«hij.al(l na Bet einb'. $ocB erger toojb gebucBt: 3Byl 'tfïeeirêopfïetg'renö guaaö <©oö tergt tot3toaac* m plagen. VIII.
dftelu&nfg té öp öfó be toiffdballtgïieben ©an 't onbecmaansJ getooel bevuilt ïieeft met 't genot
©an 't ©pperft eeutoig <j£Soe&/ in 't ftp3ijn Uan jijn (0ob/ mi toelbeifteöe töb beujoont in 't {jemelfcD €ben. 1 X.
ütt} Unecnten / ?|cet! Dienu be bangebag-Dt'tt'
tttagen / «©ie
|
||||
3<>4 MEN GEL-ZANGEN.
g&ie Bijgen / afgefïooft / na 't uoel öec auonö-
fcfjaéuto.
© toaac' öun taan uoïto^O0t l Hun matte 3iel t$ jïaauto. ©ccBojt öe tjjb/ en laat ulo Banö Ben onöecfïB?agen. X.
«©eef bat mijn tijö-talent nocB antr're mag getouwen
©003u mijn fBeejlec/ fct'e eeng ban mp re&enfcöap Stalt boojö'rat/op battft ooft in utotueugöefiappV €n't jaltg eeutoigmet mijn tjjö-etnö mag beginnen.
|
|||||||||
OORLOGS GRUWEL,
|
|||||||||
(2T0011: Daphne.
I. |
|||||||||
jHet 3ijn öloebtge tanöen en fc0euc-3ie8e ulaautol
Pui nmmÉMÊÊmm
't Mmt ÖfïöB traanen/ öloeb en bier; ;©c5ee
pliüPilli^^Üüllfei
fo Bepucpei't/ en 't aacbrjjfi të laauto. ^üi:/
acBJ
|
|||||||||
MEN GEL-Z AN GEN. %6$
-^ÊÊÊêÊÊÊêÊÉÈmm
act) i yet uioeo ais* met tuoomen / een» vwenen ï
fmmmmmwmmmmÉ
Ziet Moe oe üïammc ten öemel-toaarD toolfit/
lilÉÈliiliiÊilliiill
2610 3p öoc? Danen en ujeiuen uomt nioenen;
pliillliiiililïPIiglïl
dtn maant Die puin i i»oe ujojd net iano ontuoittt i
piüliiiiigiiiÉÉiiig
|
||||||||||||||
^elf 't eöel ^acon i$ €en tooefte totlDerm'sL
ïf^ïilÜipËltÉllll^if
Eitt fcDoone $alet5en Den tooïben ten fiutt:
|
||||||||||||||
<0
|
||||||||||||||
Ïlllil3liili=iypiï§llfê
®aac öfnöen nu bieét-muis en D?aanen fiaac
|
||||||||||||||
PPl
|
||||||||||||||
l'fljuil.
I I.
(€compet en tcom/ ftarpauH/ fïïjaïmet/
3Ne ött3en öet ïmjgö-yeic on3innfg ten ftcijo, €en bjapen-fcfneeuto / een moojp-gcfcfoet/
<©aat op na tien Hemel met üffijn $thffl< |
||||||||||||||
3<J<J M ENGEL-Z A NGE N.
©onb'cenö gefcfiut bjaaïit met gapenbe monben
SSlijcemiïen feogeig; Dus babect ijct al. 't <©aat op een Jjoutoen / en fieeaen / en toonben / t©at öooft / en acm / en Deen baar ïjeenen ball'. ©aar legt men neêcgebelt/
©i'tlaaten/ op öet belb.
©eerlijH bectcappeit/ en toentelt in't bloeö/ reen pjooi ban De igonben ; en 't gaaf i$ te goeb. I I I.
3|oe fcfjïanbet iö men alle baag
3Bat nteuöjsf te betonnen/ tot Kft of getoeïö; fCot $i ©panöss 5toaatöec nebetlaag/
©ertooeften/ becnielen ban ^teben en ©elb! 23omben enfBjjncn becplettten/ becg?ui3ett: 't ©utic tooib met (iaal 30 afg?tjfuj& gemengt.
6 ^cteiBue l fcaac ploffen be toallen en fjuijcn: 2fil)S toatec tooab yet menfcften-Glocö geplengt:
©at fpoelt toel baaB gelijft <£en bloeb / boo? afcfi en fïp; ga 't bluft toe! bèblammen/ en golft aliScen3cc:
<ên boert 30 be lijden al ftroomenbe meê.
i v.
3©at toojb'ec ï©eeuto en 3©ee3' gemaaltt! s|oe menig als 25alling ber jaagt uit 3tjn Eanb/ ©ie toat pp fiab tg guijt geraaut/
€n fünfeelt Bp bjeemben/ in bjoebige ftanb! <©02log$ bectooeöfjeib fpaart ouben nocö jongen / 3©regen nocf) umunen / 't 3P ©?outo of 't 5? Ukan.
Itinb'cen/ uit D'armenber mocbecg onttojongen/ ©erplet men toel. <® toeeï nietss 3»et men an. 'tf.öbeeclijfi/ 'ttöelenb/ 3©aar Been men b'oogen toenö. 't g|jS rooben enplonb'ren/ metfcljjiRR'lpgetoelb/ €n fcöenöen/ b?p meet afê fean toojben gemelb. ©e
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 3<J7
V.
«©e toelbaart/ nering/ en 't gelub/
belaag! i0 berbtoeemn uit (tab en uit lantr. * '2fllotn i0 blagen / b:ee3' en ö?uft / 3®aar b'<©o?ïog baar jlanberö en jioel beeft geplant. <® toat ban oo?log al fcljatten berfltnben ! 't jfêergelt on0 't 3toeet en bet bloeb fcfitec ais uit/
2CISS men .onmnbbaar baar nollen moet binben ; ©aar armoeb' en bebommertng uit fpjutt. <©u0 gaat eln een / bebjubt/ <©oo? be5e la|t en bubt. 3©aar bp nocfj ben <öo?log baab bolgt of bedelt 5?cft/ honger / en 't toilbe gebterte ban 't belb. v i.
3©at bloeben * toat gobglatfering i 3©at ljeilloo3e g?uto'len gaan boojgaantf in 3toang 53p 't 3toenben ban öe bloote <ng*
ïBcn bent ban geen banben / men totl geen bebtoang. Welben gaan toapens en goböbjucht te 3aamen: ^"Iben 3ön beugben in 't ^acnaë gegojb.
't g[0 of 3tcD 't ï&ügs-bolb boo? b?oomfteib moefï fcftaamen; So bat getfaag met <ü5ob geoo?logt toOib. <®u$ tergt men met bermaab iiaocttotlltg 's hemelse to?aab. ïSamp3altge tmljjeiö I gp maabt bat be ^eec ©ng bloebt ; ja onss jelf in een bpanö berbecc'. V I i.
$atuuc en liefccnö toet toojö tojeeb €n onmenfcljlijb gcjchonben; 't meéboogen i$ been: USen 3egep?aalt om '0 naajten leeb/
€n lacbt en berbeugt 3icl) om '0 anber0 getoeen. 25loebjlo?tmg maabt ban gelautoerbe ï|elben: fioem 10't bat pmanö wt 't inoojtauie jtoeerö 23loebi'
|
||||
308 MENG EL-ZANGEN.
2&loebtge ftoopen ban Uj&enneêcbelöe: Jt <0el)uucoe oooöfïaan too?ö met lof geeecf. gft bjocö men tegens een/ jBeet al0 ooit 3©olben tieên c 3BIö €ijgerjs intoaatfieiö/ maat jiBenfcflen in f(Djjii; giaö'eensoefitöen anöïcn ten ©uibel tesjjn. v i I i.
<©e ©aöec ban be ïfêenfcfien-moojö / *©ie cecftte becoecbec / beeft b^oriog geBjoetr. üp bomt ban Deecfcfi-en to?aab-3ucfitboo?t/ XBk Ijttttg üoet öo?(ien na goeb en na bloets; <öf Jt is? uu giengöeitj / nooit te be^aüen; <êu ö'pöele glo?i betmag öit biel meê: # öat 3ijn moeöetsS ban talloo3e quaaöen: «©ie ftoonen ünjg; öie b?eeften ruji en b?eê. «p 't mogelp öat öan <©en <©o?iog pmanö ban «©eluflen/ 30 öatftp tet toapcnö eet(t gnjpt / <ïSn bat ÖP ben öegen tot menfcben-moojö flijpt! I X.
25eboo?öer/ leer! 'tguaaö op3etniet $an Ijem/ öie jteeösS lujl in bet oo?logen fieeft t ©etb?eeb 30" arm; iaat poet 3iet
3M mannen öes bloeöjï u een g?utoel 3ijn. <@eeft b'<£ngel-befcl)utting met buutige glanffen. 3©ee(l gp onj$ 3elf tot een 3toaatö en een fcfiilö.
^§tel ong uto H|eilDocfi tot muuten en fcïjanffen. «©een bpanb taenbt bien <tf5p befcbetmen toilf. Ü>ouö<èp böojongöe toacfjt/ ffir> b?ee5en lijl nocft b?atf)t. 2o b%et ber J|etcfcöaacen/öic 3^?ög0mati/ otbS ccb; ?tg* beilig/ Vxtat bpanb 3icDtegen$s on.ë 3"*. X.
«©ebiebeensS/ ïtcet! bet btoeöig ^toeetö/ $a 30 beel beröelgfag/ recBtbeeröig seplccgt / 5©at
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N. 9%
3£ai in 3ijn fcöeebe toebec&eect:
't d5ecn eecttjöiS tec fiacöting toaö glinfrrenögebwgk &omt censs ben <©o?log ban 't aacöriils berö?nbent 't Ztoeetö fïa tot (ïïi&eig / en &pieffentot ^paénl
^ct)enh ong boo? Eaucen eenjS ©?ebeni$-<©lijben. ©oo* al boet ons$ met a in b?ebe (laan.
39ie isS boo* gjefu bloeb <0emaalu: fp:èeb tot 't gemoêtJ %kf lp ban b:eSe/ bic buurt ban alttjb/
2M blijft Deel öe toecclb bol oo?log en |icjjb*
|
||||||
GODS VUURIGE MUUR,
Üit Zach. 2:5*
Stemme t Pftiro 2.4.
i.
WBmiêec JE Ho v A aart jijn ©otë
€en obecfp?etbe fïliabubj - bjolft €n beilig fcljtul- bectcen teil toesen: gin fpijt ban 'S ©panöjS tojebel-mocb/ l^oe ï^êl en a©ecelb raafl en tooeb/ 43een U|f nocTj njacöt i$ ban te \%ee$eti. 1 I.
lp i$ een buuc'ge muut ronbom
^ijn uttbecfioien <£tgenöom /
ïfêaac boo? 3P afgesonbect toooneni Ep 5ijn beboltoetöt in ïiie H?tng
©00? camp: t'bJtjt fieil en segenütö
«5ob$ ^taö bcïfiecfien en ombjoonen* 36 a $0*
|
||||||
37o M E N G E L-Z A N G E N.
1 I I. 3§oe fïnstft&'lijB i$ tic ^cining-rauur /
©003 Ijaar ucrteerenü ©lirem-touur /
%m oie jiïö öccfi öaar tcgcnjs «anten! ©ie to3ahfe-glocö / öoo? Daarblam/ toerflinti
3©at toetserfianti 3? ergen.ss Wnö/
<£n bernt en ulaa&t ban alle uanten. 1 v. 3©ie tegen öc3c muur ooit tuiam /
Wa$ al0 een (ïoppel Dp öe blam.
iBctaaie bui3en mogen bjaalten <£cn öitrem-blatn / en öonöer-Hloot ,•
'tgö l)tec Op fpel: toant luie ontblooö
't pitüstf 1 öie öc3c muur öo?(t naa&en i v.
(©ntojiuDaac fê fcie muur geg?onö:
<©een öomme-H?ac!)t noclj fcljal&e bonb
ïian Daar öoen toagg'len nocp öoo3ö?ingen: «gefcöut/ nocl) iaööer/ pijl/ nbcBnujn'/
ïian tot beftojming öienfïig 3jjn /
<öm ober öese muur te fpjingen. V 1. ©te ïBttur iö toenaam; 30 't 8aar luft/
loe '0 bpanö.ö ï|£ir ten tfrijb 5tcB ruft /
<£n'teeö-gefpan 3icB t^aam-bergaöert: ^p fian berBin&'ren bat Wrot:
Boe fel beruittert/ nimmer tot
©e^gjeiyen ban <0oü0 ^ton naöert. v 11.
€n fcBoon 3(jn Wil Bun aanfiom(ï Bj&;
3^P toeert/ tot 's$ ©panög Boon en fpijt/ ©at geen/ Boefnel-geblerbte/ ff«3e/ ?5l fno3t öie ban öe |ïer&|ïe Goog/ ©oit
|
||||
MENGEL-ZANGEN.
<0ott onec Ijeje munt en bloog/ «0f trof op fiaac becöeben fpttjen, VIII.
<©ie Müüt ig ban oneinöfe're buut /
<£n gal öe ttot5e 23abel-muuc
Ceng gantfcf) tot flof m puin üecg|ui3nt i ga bonjen ö'^elle-poojten neer;
fül fielt tier. afgzonö tfcfj ter toeer /
€n Uolfeen / öie al£ golben bjutjen. I x.
3Mc muac ïsoet '0 bpanöss pijlen op
^un tjacöen en faerbloehten nop/
ga in öun %ct jelf toeöec-ftuiten. 3Me ïBuur boet tolicben en beüerïjt
Bat tegeng ïjaar 3ijn l)ao?n optecöt/
<£n plet öe go&Decgeten guiten. X.
®te ïSing-muuc jïraalt een glori-gïan.ö/
©an {jaar berftetoen ï^emel-tcanö' / <©p dalems cö'le 2&o?ger-paaren,
$ooit blonn'er lieftelper %itty ©002't fcöerp &eÈgec(t'l«Kt 3iel-oc3tcl)t/ 't <©een öuiji're nebeijs op boet blaaren.
X I.
«Sanpten taft tn buifteicnfê:
vm)l Ucïjt en to?eugb in EtOtt fó/ <©ie nooit in nacöt en toojti ticranbert.
<©at 2on-en |Baan-licÖt to?p bertrtwtjtVs *©ie iBuuc beïjouö Daar Uiifter-fcöijn / €n<0oö plant baac 3fin 3ege-f!anöerö,
m z
|
||||
371 MENGE L-Z A N G E N.
X I I.
<0cïuïi6ig 2502gec ban öie jgtaö/
9©tcn 083« iratic'ge fBuuc ombat! 3©nt Dei! i$ öaac in opoefïoten!
3©at leeft nien öaac in 5aal'ge flaat/ T©aac bjjtom ban 3fel-ft?enftenö guaaö/ <£n 3egensf boiöeiö/ toojö genoten!
XIII.
<©un mp We 3eö'ce ©?p-,£>tab/ ïleec!
*©at''ss i)panö($g?tin mp nooit en öeec'.
3©anneec ik öaac mag toebluctjt binöen / ©nn D?ee3tfi tPuibel/ ï^el noclj ®ooö/
l^ocl) 'o ïoecelöss öaat / fcöoon nort) 30 gjoot t
Sa 'm tact Dan al fjun onöectoinben. X 1 V. ^0 «0p een jBuuc conbom onjï jijt/
IS Hlanö en ï$ecn alom öebjijö-
3taat 'fi ©panög ï^eic onjs ban omringen: ©ecgeefê; üit fcDaft öoojlucljte (lof/
«©at talent/ tot uto öan& en lof/
Uan fclööe Eege-lieb'cen 3ingen. X V.
a©te in beey omtceft tooont/ 3'fê fiem
©e ©ooMlab ban 't Iccufalem /
't 3©cln praalt met fjelb'ce gjafptë-muucen: «©aar tó aeen bpanb; maac 't genot
©an 't Ealtg l|emel-goeD fip <ö5ob:
<©nt tot in eeubJigöeib 5al öuucen. |
|||||
BEDE
|
|||||
MÉNGEL-ZANGEN. 375
BEDE-ZANG om allerlei VREDE. Stemme : Hou Charon, hou.
I. H<©e lief lp tg uto naam/ 6 bierb're ©?eöel
45P 3jjt een25?on ban öui3enb liefïpljeben. H toenfcöen top: baar të geen öcil gepaart ïïöet <©o?log. 2Ccö! tote 5a! u toeöergeben/ $u gp/ ïjelaag! ban 't 2fiarbrp 3öt berbjeben/ ©ooj ©uur en gtoaarb. I I.
<0eef b?eöe/ <0ob öcsS bjeöeg/ ©?ebe 3elbe! ©te b?eê maant tn uto Dooge $|emel-toelben x ©oe'tbloeötg SStoaarb eeng neeren in 3tjn fcöeé;
25iusj 't <©o?log£-buur; neig't J|ertebanue©o?ften/ ©ie maar na bloeb en roof en glort öo?fien/ (Cot bafïe b?eC'. III.
<0eef toaarïjetb/ $?eer! enbjeeb' in on3e bagen; <©p bat toe 't Deil cengs toeber bloeijen 3agen: üto ïünb'ren b?eê 3P g?oot: en laat ong meê
25p topgaarb-tfam en btjgeooom 30 ruften/ ©at boo? uto gunfi 3tcü poer mag berlujlen gin gjoote bje^. 1 v.
©oc9 30 0et Etoaarb nocö langer 3a! berteeren; 't<0a3o <©P totlt; gun onö uto bjeeö/ ó üccce! '6 <£n b?ee3' ban niet ai babcrbe ï)ct al.
3©anneer <ö5p (lilt/ tote 3011 onö ban Beroeren* ©an tart uto Stern tote met Daar ünjg toil boeren, ïiaat: ö?eê (laat pal. ®a 3 ©
|
||||
374 M ENGEL-ZANGEN.
V.
<© ©?eöe-b02fü totenis &uu?S-öioeö bjeöe maafete/
<©oen tuffcljen <d5oö en 't menfc&Dom<®o:log Blaaöte/ ato b?eê geniet nocfj nent öe toerelö niet:
SSp Kan Die ooh niet geben / noen ontcooben: ©ejtaöetlijh beö?og ia Jjaac Moben/ €n toat 3e fcteö. v 1.
<0een©jeê/ maac ©uuren ^toaatö/ 6?agt<©p op
, D'lacöe/
3©annecc <©? öaac uto toaatïjetö openbaaröe; jBitö ©uibel / blcefcf) en toecelD toeöccftaan. <0een toaare bjeê Ijaö ooit een <©oböeloo5e: <©c 3o?3loo«ïjeib en toaan-cujl ban öe 0003e Eal Baafi bergaaln v 1 1. 3J3 nu öe tyeê ban 't SEaröjtjft aïss becbanneit ,*
gjs* fijacljt en ti|t bpanbïg naamgefpannen; <£a ïjeefc een menfci) op ö'aacö geöuutig jtrijö:
<£> laat mp 'ftecöö yet fjatnag €»oöö aangojöcn ; <üp Dat mijn 2ütel niet obe?tompeIt toojöe. *©ie 's* {ïcijöenö tjjD. VIII.
ïBaat bat tn nooit öen ï^emel met mijn 30nöen
5&eftoïm' / en nooit toeto tegena a bebonöen (SEe ftcijöcn! 5©ee Die tegensS a 3icÖ bant I SMjaagt l)et a uto ttnaab-^toaacö eenö te toetten/ 05p nont toat u toed-jtceeft terfionö becpletten: $liit$ ueect uto üanö. 1 X.
<©öat geen rtm'ftïiet Etcïjaam <£l)2ifti fcïjeurc! <©atm' tn uto ïïtjïi Docï) g«n becöecltljeiö jpeucel <0 öoab &c bonfi / en ïroci öe too?tel uit. <$emp
|
|||
M E N G E L-Z A N G E N. 375
©emp Rettec-leec/ en tot'eöte boojt bril planten;
<£>p bat 30 uit bet natb' aan alle uanten »©te ©?eeöe fp?uit\ X.
©e 3©oïf en 't Kam bet3oent Jgp: ^loob en J$eiben / ©panöig boo? een mibbêl-niuiic gefcljeiben/ ^tjnnubeceent. <0een CljetubsS blammtg Ztoaatö
$aeb 'ss ^ebeng 25oom boo? 't menfcijDom ; eng'le tongen /
23eb?ebigt/ ennu mcnfcDen-üebecss/ jongen *Die bjeeb' op aatD. X I.
<©e b?ebe «BobsS bcïjeetfcD ons? ï|e« / en fcBen&e <©etoêteniS-lMeê / meet ban 't bettfanb aan benfsen. <© bat boef) elft een SSoon bes* b?ebe0 toaat'!
«©at'jï 'tboo?tecï)tban «SoDsSïïüb: 3ün <0ee|ï toer&t 3Dat fê be üanb ban gefu toaare JKebcn:
€n <0ob té baat. X I I. Haat ons ben bjeeb ban «gift'el / ï|eet! aanfcBoufcoen: üom 't muuc-betbal ban §Ston Doclj ïjetDoutoen: Zenb b?ebe-boön met bïucBt aan eisen oo?b:
©ecbelgofbrinbie nocö utob?eê betftooten: rfèpjeeö Doo? uta <6eeft tot utoe sunfi-genooteii <gen b?ebe-tooo:b. X I I I.
<ö5p 5ult / ó igect! uta &ecït eens b?eê öejfcllen;
^pijt topanöjS g?tm / fp«t ©oojten ban be i^elle; ^at 3' inga in öaatis l^ecten taeê / öeujoont
jlDet «ge-«20on/ beteert met bsebe-palmen ÜJn <§alem / baat 3e't bjebe-lteb jal galmen / 3©aac bjeöe tooont. 183 4 ZE-
|
||||
Ij6 M E N G E L - Z A N G E N.
ZEGE N-W ENSCH
Over de herftelde
VREDE van EUROPA.
Van den Jaarc 1697.
&temtne: Pfalm-4z,
I.
JEHOVA, öte nu b' «©ojlogo-bMtnb
«©eblull fiebt / en ons ©abetfahb jjfêet ©?cê begunftt'gt; H 3? b' cccc I 25ebe|lig bit uto eigen toert»/ (Cot opbouto ban uto biecb'ce &ecli; <©p bat ons ïjcil uto lof toermeete. I 1.
Iget ï^uuö-bïöcb ban öc ©?et>e-b02|t
©ecsoên' ons: ^>aac uto toolh naöojji:
<©elp gp al ons toettt befclji&te. ©ei-geéfs" toeen 't bloebig oo?log0-3toaarb /
2to gp ons notlj ten topanö toaatb /
<£« met uto to?aa.H-fcöicöt op onjS minte. 111.
<©at 3^u£^-cn üctfi-en 2So?gec-tfaat
Uto jegenfpeuc/ berïjoetifjet auaabj Haat $eft nocïj ïjongecsï-noob ons b?un6cn;
3©eet 5teugen-leec en Zonö-öeb?öf: ï©at ©web en JBaartjetb bp ons blijf; €n boet onsf toeca öocD toel gelunuen,
I V. ^el^alemgfcjcg: 'M ^abelg €ö?ocitt, „ t |
||||
M E N G E L-.Z ANGEN. ?77
jfêaab elft ban ons een ©?eöe-3oon;
;©;u utoe ®:eè mag op ons tuften: («Eot bat \b' ons / b?p ban 3onb en ftcjjb /
IKet fuoon en palm / bp u alttjb
gjn 'S ^emelS ©jebe-fiab berluften. |
|||||
NIEUW-JA ARS. WE NSCH.
Gemaakt by aekere gelegentheid.
Stemme: Zo rollen d'Eeuwen, &c. pag. 361.
I.
at v T <£cloopen giaat / bolleeft boo? 'S %meis gun(t
V en 3egen/ ©ccpücïjt boo? 30 beel £etl elft een tot banbbaac*
Ijciö.
$u is mijn Zegen-toenfcö/ bat bopper - |fèa* jefieit <pns in 't begonnen gjaat met nieutoe gunfi beje? gen'. 11.
'Ij afêenfcl) bat geen ïfcjjgs-ttompet mag fcïjat'ten
tn op.;' oocen; ^e %a\K met bloeb befpat too?b beel te buut be* taalt.
t©e gulfce ©?ebe / bie met ©alm en ffêprtcn pjaalt/ ^cljubb' bolljeibiS «©becbloeb uit baat gift-milben gooren, ui.
<0een $eft pjopp' met een oogfl ban riften tomb en
tuulcn/ 2Sa 5 €n
|
|||||
37§ M E N G E L-Z A N G E N.
<£n plant De EÖ& - cppjejï öei boo? $ale# en
ütut.
«Mi fiiöb' De <0oD0Dienfl en De ©jpBeiD on&er* fïut.
jBet onbecb3?t'fiD?ce gtaat-en &tab-en tempel- builen. i v.
<£n ï|p / Die 't al bentfeutot / Bfltooam' ons? ouDe toesen €ot nieutoe fcBep3etë/ na 3tjn 25eelD; op Dat top iem
ï|et nieuujeEieb/becnieutot/ tn't nieuto gjertifaïem IJÏSet 5t«§ecap9ijnen^eis: toegalmen em$ na De3en. |
||||||||||
BROEDER.EENDRACHT.
«gtèmme: Aldus.
r. |
||||||||||
HpiiÉiiiiiËlie!iÉil
<©eiieflii& té 't Dat5S20eDec£f/ eenö han |
||||||||||
«©eiteflp té 't Dat25?oeDecsf/ eens? ban
3in/ €en J§ect/ een^fel/ in onbetlinge min/ piÉI&IiÉiiÉlïiilfi^
€n b?eê-betoij0 / eenD^acfttig 3aamen tooonenj
Ii|llilIiillllilll^Si=
|
||||||||||
<j^oö0 3&eDe ruft op 5ul6e ©?cDe-^oonen.
|
||||||||||
M E N G E L-Z A N G E N. 379
1 I-
<£> tiat i« atë Set ftod'Ujft 25alfem-fap/ ©ol geut en glans / Dol öeüjaam' ctgcnfcöap / ïDat / op Ijct ^ooft Sfiacong uitgegoten / <$$ tn 3ijn 2&aatD en &leb'cen-3Qom gcWoten. I I I. 't gig aïö be baubJ gefpjoeit op 1|ermong btttn;
<©f neétgebaalt op ^ton0 Booge ftjutn:
3Bant <0oö geöfeb öaac't leben en ben 3egcn gin eeutoigDeib. <© 3altgbte bit plegen. |
||||||||||
NYDS PRENT.
Stemme: Het vinnig ftraalcn van de Zoo.
Of twee verflen t'zameti, Pfalm 91.
I.
wpii:Mfiiii§iÉiiii
» " lt të be N Y D een lelijh SSeetf 1
ï^oe fcljenbtg 30« 8*« Djucöten 1 ;©«g elft |
||||||||||
^~\
|
||||||||||
plriyügiplï=iaiiiiii
met cetljt bit fcïm&-btec bjeeft / €n wbt fjaat
tanö t'omtolutDten. |
||||||||||
Kaar
|
||||||||||
38o M E NG E L-Z A N G E H
I I.
ï|aat ffangett-p?uf&/ bol 3toabber-gif/
l^aaEötep-o^onften bli&feen/ Haat pin - too?#/ bleen en mager rif/
©oen pbcr boo? Baar fcD?i&öen. I 11.
€f 3te! 2ïp gaat Baar eigen S|ert
|Bet quijl en gammen fenaagen: ©u0 Doet 3' Baat 3eif be mee|ie f mm/
<&n i$ Daar eigen plaage. I V.
©at 3P Baar'0$aa(ïenï|eil-Eon5tet/
Uan 't lepig oog niet iijben. %P fcBetter-iacBt in 3jjn betb?fet;
<gn fcfiieit in 3ün ber&lpöen. v,
%P rno?t/ mtfnoegt/ gaatpmanb Baar
g|n 't een of'taêr te boben: <£n 30 3'öaar toenfcBen macBtig toaar'/
^p 30U 't Bem fïranss ontrooben. v 1.
3Bat fijutpt bit monfier aan ben bag /
<Bn bwoet boo? alle Boenen i jBitg 3p Baar fpijt en leeb maar 333 /
€n pbersr fcB^ &omt 3oenen. v 11.
*3©at fïeept Die $?tj een g?ub)el-tfoet/
<©m0efnt ban a&'IigBeben l <gn b?u&t 3P ergens* Baaren boet/
ttl&tüt toelficrt ban Baar treben. VIII.
©at niemanb bocB bit BelfïB gebjocBt
|
||||
M E N G E L-Z A N G E N. 381
©utëtoeiïtng gurm'/ ofoueene: 't S& boob'Ujtt; taant Die aööec 30Cïjt
ï^em 't 8|ew maat af te fïcefien» l X.
Jflund/ b?ijft bie f eer ten öc^ern uit/
$a 'ss afgjonöss bmft're fdjtmmen/ t©at b'eeuto'ge fcethet ftaar öejïutt/
Zo bat 3' et nooit uit ölimme. |
||||||||
LASTER-LEUGENAARS.
(€00n: Zalige uure, vruchtbaar van verblijden.
S A P P H I C A.
I.
Oilili^lsiiiilliil
$bec 't toerbloe&te bjoeflfem besec bagen ïtËlüIiüiJiÉnüiiïüig
3©o?b fcljfec alom fip bjeemben en öp maagen
't «Sec - njen&enb qtiaab öec Deffcöe la|tec - monben
^-> |
||||||||
" ütetöed geüonben.
I I.
3Ccï)! öat men 6p be balfcfie leugen-muilen/ SUS onbet jïLeeutoen/ ofin&lange-ïmtlen/ |
||||||||
tfi MENGE L-Z A N G E N.
ga cie ttëüleefcDte ^utuelS 3«D uetoonen/
Jgtec 30 moet tooonen I 'lil. ©el-luaaas grtuoet^l / afg?ont>s fïoo&e- bjanüen l ©ijlen en 3toaacöen 3tjn uto tong en tanöen: €n uit ulo Heel oloet / fiïttimec als' een 2tööec / «Doooeljjö 3toaöijec. 1 V.
3Bat is tie fcljenb-tong goööeloos toetöafïert/
^at 3P öen naajien tooo? te üeüen lajtect: €n/ ais een moo?ö-p?iem / met bejraöecs tttbm 3®?eeö Romt öoojfleeaen l V.
$ïoo? öaac aan 'S 25>oe&ecs eec en naam eens finaagen:
©ocBiimia treffen 6003e tonge-fïagen! €« Doe geoaarlp fïcooit men in 't üeeïjoien ©uurige aoolen. V I. 3©te aan'ec top gaan ban fjun toalfcï) Betitïjten* 3©at aaneen ©ooStoicDt lafter-leugens öicöten * 't'm too?o t)ct Buil maat ftout'ljj&aangetojeuen/ gets 3al'ec alcuen. vil. 25öt'S $aafïen lutftewn 'tlepig ooge/ g^at g»> ï>ie glans niet «om of toilt geöoogen l ISöan ü'onnoos'le met 3gn öeugüöit toaatirigi <©'t is boofaartiig!* * vin. ï©oet u ije to?aaft - sutïjt / ïjaat en nijb 30 tooeben/ ;©at gp öie gal 30 bittet öjaaat* ga goeöe/ me u nooit quaaö beê / noeft 5ÜÖ 6an becöeeö'gen / 3&iS8aatBeUeo'gen* |
|||
M E N G E L-Z ANGEN. 383
I X.
<D 't iö De buibel 5aac gp ött ban leerDe.
© 't i$ De Duibel Die ulu tong wgeetDe. ©te Jjeeft ulsöctt bctbult: ensitinD'OOum ©an Die u Ijoojen. 43ob 3al eer lang be leugen - tong affnpett.
©ie in 3tjn Eïijh geen laftecaacji ban Ijjöen. kv (lelt {jet beet Dec leugenaar te gaDec 25j» Ijunnen ©aDer. X I.
Slaaft 3al De toaacïjeiD leugen acfiterbaalen.
^aail 3al baac luijlcr Doo? Die laftec flraalen: €n Die baa»; poogen fcïjenDig te uemommen ^cIjaam-rooD beeftommen. X I I.
Zo maac (ïccfttss memanD na Diefcftenö- taallui|ïcrt;
©an 3tet men ftrafes Die laftec-tong geWuiftect. (€oont gp (gelijft utnpltcljt is?) uto jiusstjagen/ 't ^aï se behagen. XIII.
Zetweet! een toaclit/ en teugel gp mijn lippen/
©at tegensf liefD en toaatlmD nietö ontglipue. <©eeb Dat tb fp?cefe/ 30 'btoou Dat nw Qeftfiieöc/ Mr\ anb'ce %mé. |
|||||
BEDE-
|
|||||
384 MEN GEL-ZANGEN.
B E D E-L I E D. Uit het Frans Vertaalt
lemmet Pfiimio3.
I.
O ©aber ban ontferming/ <0ob mijn fyemt
©ecgun aan mpgenabigbit Degeecen/ ;©at i& a toil / a soefi/ a binb altjjb / €n binbenb a bol pbec minnen moge/ <£n minnenb' a getcoutoigljeib betoge / €n bat bie tcouto bo^B nooübecanb'nnglijb» I I.
^töenS aan mijn ïtert be geil - gaab ban beaeering:
^cUenn aan mijn gee(i be aennisï utoer leecing: ^chenaaanmön oog een 31de - tcaanen - toell':
^then&aan mijn fianbgenegen liefbe-giften: 23UISS in mp uit beblam ban sonbe-beften/ €en to?eüe gloeb / ont|teeaen ban be ï^cl.
III.
<©ntbona/ ontblam/ boe licljteiMaaioMtoanben/
abj 3uib'ce liefb' in ^ert en ingetoanben / <©at gobb'lija buut. ©el b'opgeblasentfieib.
g>tfyt\n neb?igbeib/ een beugb' 300 gantfefi begeerlija / <£en CB?iftensS coem / een fcljat 30 ontoaacbeerlöa.. 25?eeö tojoa en fpöt/ biefiec tot onrup letö»
I V.
^toil mijn J|ett met Ujbsaamöeib omtoallent
€11 iaat boel) nooit bectoaantfieib in mp ballen. *©at baat en nijb en 0003e tuft betbtoijn'.
Eaat toaac geloob boffc in mijn boe3em tooonen: |
|||
M E N G EL-ZANG^N. 38?
%m ü'efö' enBoop en ootmoeö 3«Ö öaactoonen:
<gn laat mjjn 3tel tooi ttooft-geöacriten 3ün» v.r
3©il 5'pöelöeiö uit fject en oog toecbjftbêni
<£n laat mijn geeft niet toisSpeltuurig blijben; Eo öat rap geen iitïjibeecDigfieiö Defjeett.
$ooit ïjaan' man raonö na feoftbte le&fcemijen t 3taat 5iclj mijn maag met toeinig fpii?' geïsjen. <aE>enee0 mijn oog ban ötoaasebeci-begeert.
VI.
t©oc bet ban rap öe trotse rjoobaaïöijc/
©e laftec-jucïjt / Defcljimptng/ bleperjjc: «öeeb öat til nooit mp bp nieutoö-giet'gebinïr,
StijD nimitut öat ih lief l)eb ö'pöel me/ ■ <Bf mnac alleen gelooft te 3ijn öegeece. $oc|) öat iïi ooit mag 5ijn öcc boosen t»?inö»
'VII.
3Bil 006 30 toel mp onbec&rjsen/ J|eere l
<©at in niet öie geringec 31J11 onteeve öit Ijoogmocö: bat in slaa&nen niet becï>2u&ft\
«Öeen gierigljeiö berfilinö öofft ooit mijn oogéa t $ocl) öat ia öeel aan onrecfit öcböen moge: «0eeb öat mp öeect öess naajten ongeil*.
vim. öoei in mp uit öe &?tft om gttaab te plegen» Jj§ecfcbep mijn toil / tot goeö 30 onaenegen, 23eboeö mp oob boo? leuije leöiggeiö.
3Bil nooit mp in berDlinbing obergeben (€ot üjoeji geöjag en ongeregelt lebcn / ©ei-öacö en Dom / öooj 'jSbuibeljï lift berïeiö,
I X.
<$ öat boei) nooit fn mp mag 3ijn gebonüen
. 't <®oebiieuttn ban berfoeijeltjiie son&en; |
||||
3.8<J MENG E L-Z ANGEN.
't 3Beêr$rebe ban een goeb' en fteil'ge taab:
't ©eel-fpjeeften ban een tooitielooje tonge: €cn 3tel üan 't rccftt affteertg en berto?ongen: <2?n te?eb'lig tject/ tgeenb'lrmeiitojee&betlaaf* X. <ö bat iti nooit tot liegen mp begeebe;
$ocft fcftenb b.e lof ban een onjtraffltjft leben t ©at ift te (lap nocft ftrengben mijnen sm
^iet acftteloog tot mijn bebiening fcftulben) J^ocft ooft geneigt om eenig feil te bulben: &üt gemelyft / ban barffe nojgfteib typ.
X 1. <D eeutoig ($ob! ifi ftom H neb'tig fme<?ften Slaat nooit in mp goübjutljtigftetb ontbieeften / ©ie matigfteib en'gnaaften Itefb' bezeil':
©at ilt ften trooft met tooo?ben en met öaaöen ©ie treuren / en met ftaitss 3jjn 3toaat belaöen/ <££». bat ift bic batreben 3ijn öerjteU'.
x i r.
(®eeb bat tfi ben noobbjuftigen en kernen
ijelp na mijn maeftt/ met innetfijft ontfarmen: €n bat ift öcr bcrö?uftten toeblucïjt ,p.
'ft ^cftelb qnpt aan i3ic in onbecmogen leben: aiBijn Daterö 3p fiun mijs-bebjijf bergeben: ■ Mip bpanb bieb ift eeutoig b?eeb' met mp. XIII.'
<0celf bat Ut goeb fcergelben mag tooo? 't quaabc j €n niemanb ooit omtoaarbtg' of berfmaabe: ©at elft ban mp 3yn eer gegeben toerb.
©at ift mp boeg Dp goebe / boo5en laate ©e öeugb bemin/ en b' onbeugb innig fiaate. . <2cn op a 3iein blybfcftap en in fmert.
<0eet)
|
||||
MËNGEL-Z ANGËN. $fy
X I V.
<0ce\j öat üi nnjn geluB gemartgt twaage:
<©at nooit mtjn ïjoop' üe^ijk tn fcange öagcn. IBP tóoo?ö én öaaö 3P bec üan Bufcglaccp. ;■ «föccb öat tn boo? bergang'Ip niet tnaa acfitén l 381 't onöecmaanfcö'/fioc fcïjóon/Ijoe flcrfi ban ftjaf ötént <Ên Dat mijn Sm en fcjjat fcaac öoben 3P. |
||||||||
Tot vulling der ledige Plaats. ■
Op\den
WEST-KAPPELSCHEN DYK,
|
||||||||
,, f~j^ Ie; Reizer, hief't geweld der Noordfche
ï ê[^/ Pekel-baaren, •■ Z.O hoog gefteigert en verwoed 5 tot zacht bédaareri
Gebragc, door 't rollen langs een fchuins- bckramde Dijk v ernuft doet meer dan kracht: meegaande laagt* kan fluiten •'t Geen trotze iteilten Hoopt, en keerd den zce- vloed buiten. Beft dat men domme kragt door wijs toegeven wijk'. Maar Dijk , nog Sluis zal ons niet baateti \ Zoo God den zee-toom los wil laaterh |
||||||||
53fi t hl AD-
|
||||||||
BLAD-WYZER
DER
GEZAN GEN.
|
||||||||||||||
A.
Waare Wijs- begeerte. |
||||||||||||||
CD <®pper-2teeraac üan uto &ecfie. 120 |
|
-
|
|||||||||||||
Zelf- kennis.
2flcl) toat té B« mp een fmecte. 170
't Hemel-Brood.
|
||||||||||||||
SJöamiS <Doft$s beibotren fieet. 173
|
||||||||||||||
Lof van Gods onafhanglijkheid.
tSlDejïiemiü <©ppec-toe3en eo5. 7!
Zie! - zuchtingen.
3Jlöe3fttent» %it\jten - ©aöec. 19°
Vloek -zegen.
211 fieeft een menfclj. 229) Dank-lied na geeindigt Onweder. I
SïlmacDttg ^eerfegee / ftecfee <0otr. 3»»
Klachten eens Zondaars over een verhard Hcrtc.
gjUuacBttg ï|e«en-^eer. 17* J
Hemel - fchouwing.
W8 ift met öeöaartfjefo ö'oogen. 31*|
D.
D Zuchtingen tot God de H. Geeft.
2Cal ^emelfcö ©uut en saal'fjc fMMttc-Mi**'; 161 j Mufculi Zwaanen-zang.
&aac $ geen letten meet Uoo? Sanöem , *4?ï
Zie'i •
|
||||||||||||||
B L A D-W Y Z E R.
Ziet den Manfeh.
^at mjjn fêooft nu toatet toaat. 4°
Avond-lied.
*©e ©ag tg fj^n / en ö'^tionö-ftBacuto neigt. 297
Zoen - wonder , of zegen - vloek.
"®s$ ongeboren ©aöecss eetrtö'ge ^oon, 65
Bedrogen waan.
©e toa(l - gegjonbe i§emel - &taö. 255
De levende Goei.
t©e b?eugo ontjïiut mijn %«e. 150
I Morgen - Wenfchingen.
L ©e öagecaaö berpleefir/ etc. 294
's Werelds ydelheid.
^ie öe toeceio toel Uc3tet. 226
Jefus Herder.
SMe "Heftig tot 5tjn ^erüet ©eeft. 145
Uitnoodiging van de nieuw-geboren Zaligmaker.
^ierö'ce üefu / fertiel - nontng- 28
Gods Herte, Mond en Hand.
^ie timgen tcooflen 't ï^ette. 213
Ziels - fmeeking aan de H- Drieeenheid. .
<©?ieeenBeiö/ öie. 17
't Onsenoegzaame.
^toaas? menfeö/ öie foaant öat ooit JMelö-fiaat.
22*
E. "FJ Bedenkingen over den Val onzer Eerft - Ouderen. ü€ei:(l-(^uDec.ö ban ai 't Deic oer tfecbelingetr.
164
Jonkheids bloei.
€ben atö een tf«ljjb fcoog j«. 332
|
||||
50 & 3 Pfalm
|
||||
BLAD-WYZER,
G.
GPfalm XL II.
<£lp een Wjtt gawfcl) angjtig 5«cflt, 199 Smeekingen tot den Gezalfden.
«©esalföen <tgoö.ö tot ïjulöing obetgoten. 14^
Smeekingen aan Koning Jefus.
<0C5alföe Eion.öïjoning/ öie. 132
Bedenkingen over Mart. 24.28.
<ü5iii3 ^ontg - 3actfgïjciö uit ^imfmi0en5. 270 Chrillus Hooge-Priefter.
0» fcie na pelcDiseöe&S o?üen. *21
H.
" T Ifiaels Heel - Meefter. 71<gcUmecflcc gfcael.ö/ intens jsaïfemenj. 177
't Schepzel - Boek.
Heet afê i& 't 3ictJtüaac A l aanmetfc. 306
Jefus Heere.
Mjcc 3jcfu €!)?ifïe/ öie uto ^ecte-uloeo «15. 14°
Sterf- wenfen.
$jc« ^efu €D?t(ïe / EenensS - HicDt. 66
' Opwekking tot Gods Lof.
ü^citiel en 28acöe, i
De gekruide Chriftus.
ï^eil - bccfionöec. 6z
Avond-wenfeh.
Sgct ©ag-ücöt t'j$ nectitaeenen. 304
Waarfchouwing voor de M IS. S E.
ï|et MIS- öoen en ïjet MIS- getnag. 180
Zions Was-bad.
Htcc i$ nu öe ï^eil - fontein. 203
't Waare Vaderland.
ificf leen t&in ntyn bjeemtfüngfcljap, ^6
Waar-
|
|||
BLA D-W Y Z E R.
Waarheids Lof.
Hoe öt'ecbaac fcSoon. 197
't AL voor 't Niet.
Hoe ötoaag té bocB öe blinbe jlcnfcO. 221
De Veilige Steenrots.
Hoe fel öe ftojmen ruiffen. 265
Bede-lied in zwaare Donder - florm.
HoeQjoot/ 6 4500/ téutoe raartjr. " 315
Winter - doffe.
Hoe suut ty öo?ce JBtnter. 3**
Broeder- eendracht.
Hoe Itepp té 't bat koeberg eens? ban 3ln. 378
Bede- zang om allerlei Vrede.
Hoe Iteflpfi té uto naam / ó öierb'ce ©?eöe. 373
Overgeving aan de Goddel. tijd - fchikking.
Hoe't ït?uté mp bjuut / en5- 212
De fchrik des Heeren.
Hoe bjeepu té / ö (0ob / ut» jma jefïeit. 12
Ziel-zucht over de verdoiventheid.
Hoe toecb mijn geefï/ gclaa*! ban't bleefcl) en5. 187
Oorlogs - gruwel.
Hoe tooeb Set (©ojlogsS - monlïcr: - ötec. 364
Heden en Morgen.
Hoe poel/ log en b?ooss té 'gjfêenfcljen &eben. 3*9
Klaag-bede wegens de Kerke.
Hoe 3t't «ba 2&uiö bemo?(l met puin 015. 355
1.
Zegen - wenfeh enz.
gieüobaïj/ bie nu b'©o?!ogö-bjanti. 376
Wil -regeling.
ÜJefjobaï)/ öle 't oefcljapen al. 243
De zelve verduitfeht.
aefti seöacBtenté té soet. , - 77
53 b 4 Boa-
|
|||
B L A D-W Y Z E R.
Boet - zang tot Jefus.
jpfü/ Igctlanb bol ban lutjlec, 153
Tot de Waare Boom des Levens.
sflcfu CDjifte/ =£efoen$-booni. 167
Genadig recht.
5P 3te öoo? <3!efu uloeö een baan. 183
Ziels-wenfeh op 't H. Avondmaal.
«p 3tê nu 't SUbono - maal geceeö. 275
Zondaars vry- plaats.
<3j2 't moghjft bat een jBenfcö 3ö« ffaat«03. 168
K.
|
||||||||||
'K
|
De Heil - bron.
55en até een ooijiig lanö. aoi
|
|||||||||
Chriftens Loop - baan en Zege - kroon.
'ft €n quam in 't 3©ecelb-conö. 250
bterf-trooft.
'ft 3§eD <0oö mijn 3aaft bemoutot / met cujl. 338
Ovütcns Zee- vaart en behoude Reis.
'ft|Boet fiiec op '$$Bcrelog onfluimigebaacen. 263
De gekroonde Jefus.
&sm ^alemg maagöe-tepen, 37
Ambroiii Lofzang tot de H- Geeft.
ïiom ^cljeppec/ Jpl'ge <0ee|ï / en öaal. »6o
Bcthlehems Stal-prachr.
fion men ooit tet^ Boft'lijus* fcfloutoen. 25-
't Geeftelijk Huwelijk.
'ft ©oei Uebe lufi mijn %\&. tntoenötg Djttfgert. 133,
Morgen-Bede-iang.
5n %\& öe 2on bejïtaalt öe dimmen. 289
L.
Chriftens Moed-ïang.
5ÖÏKW/ wfiöm/ flcij&en, 260
Juich-
|
||||||||||
B L A D-W Y Z E R;
■ M.
Juich-zang na 't H. Avond-maal. ïBjjn ssoesem-bjeugto 6omt vat mijn lippen en3. 278
Onbetaalbaare fchuld.
fBön <0oö/ gp fcppt mp eens! gantfefi Beerlp, 310
De noodige Leids-Man.
jiSijn <0oij / gp toont mp 't recBte paö, 162,
Boet-lied.
iBijn ^«te flaat/ mjjn geeft tg gantfeö toetflaautot.
175
Verrijzings - trooft.
ïBijn Ziel fó BettelöB fcecblöü. 3 52
Wan - en waan - geluk.
Ifêijn Ziel/ ntifgun aan Booje ffeenfcBen. 231
Ziel-fpraak tot trooft enz.
ifèijn Zrêl/ toat Buigt gp u 30 tteuctg netter;, 180
N. |
||||||||||
Ziels- vergenoeginge in Jefus.
$ietë en fean mp 30 öetaamen.
Klaag-lied in Ziel-drukkend kruis.
Hu angfi en bjun mp filemmen.
|
||||||||||
9a
208
|
||||||||||
o.
|
||||||||||
O Aankleving des Geloofs.
aUgenoeg5aam Zaligmaner. 157
't Waarc zijn.
<D allee tekens* a®e3èn. 5
't Al-een een-Al.
45 eenig / en alles* €en. 4
55B 5 Lof
|
||||||||||
Lof der H. Drie - eenheid.
# €en fn ©3«'/ en ®?ie in €en. 16
Zuchtingen tot het bevleefchte Woord.
<Q eeutoig onuufpieeö'löR afêoo^ö, 129
Een ander.
€> goeüe <tf5oö tot toat boo? tjjöen. 357
De verhoogde Chrirtus.
<D Baïj mijn Éfei nu tflccntsf - blccöen« 69
Dank - lied enz.
0 gaïj in nu een €ngMen taal en tonge. 215
't Water des Levens. »
<ü> Jgeil-fontein/ ö alöetbss ©ceaan. 206
Liefje-zang tot Jefus.
<& lietoeng - toaacöe i|eer. 90
Uitfchietingen tot den Middelaar.
<0 iBiötieiaacban Cfoössgena-betöontu 144
Noodigc zorgeloosheid.
«©mijn^icl/ Boe öu0 fieRommect. 238
Roem - Zang, aan de Rooze van Zaron.
© Zatong&oog/ toien^ ifêajefteit. 71
De Leliën der Daalen.
<© itomnglijHe Eelt-öloem. 74
Smeekingen, om regt van God geleert te zijn.
<© l»aacDdb-3on l nom mp fiefeïjeinen. 115
Bede-roem van Gods genade.
<© HOti mijn 3tel öen iof Dan «lEfoögï gcnaöe. 192
Ziel-Spraak wegens 't Waar Goed.
<0 SSiel l öeöenu uto W$m öocl) eens* cecDt. 223
Lafter-leugenaars.
«©nöec't toecbloente öjoeffem öe5cï öagen. 381
Bernardi Rijm-gebed vertaalt.
«Dntfang mijn g?oet en J|erte-toenfcöen. 46
• Avond-bede lied.
<®p nu /1' 3amen j^ett en tonge. 300
Ziel-Spraak.
©p/ op mijn iiel/ öoe öug öectoert* 217
Wenfch
|
|||
B L A D-W Y ZER.
Wenfch om 't eeuwig Leven. <D zalig ecutoig leben, 336
Wenfch om Heiligheid.
<© Ziel / teen uit be fcgoenen ban uto boeten. 27
J C. Scaligers Ziel - zucht vertaalt.
<& ziel I betlaatuto leeme toooning. 347
Lof- en Bede-zang aan Jefus Chriftus.
<© Zon/ 00e ftaautot uto fïonfeec-licöt, 23
Aan Gods Zoon.
# Zoon ban <©ob / p&f - jtanbig ©aberë 25eelb. 21
Bede-Lied.
# ©abeu ban ontfecming/ <©ob mijn ^eece. 386
|
||||||||||||||||
a
|
De blijde boodfehap.
am'cï immermeec een goebe tpiug. 35
|
|||||||||||||||
T.
|
||||||||||||||||
sTP De geeftel. geboorte van de Zaligmaker
|
||||||||||||||||
X ^>oe£ SBaria Zalig fp?eefien.
Gods Onveranderlijkheid.
|
30
10 |
|||||||||||||||
CcttoijVet ntetsï in al öe sicfitb'ce Dingen.
't Zoek - waardigft. m
5t <©een toaacb fê eec(l DetcacBt. 234
't Na-bedenken.
't ©ecbeclbenb getbenöen ban bootfge tjjb, 334
De Weder-geboorte.
't ©eeïiofcen <©obg gcfïacDte. 18 g
Nieuw - jaars - wenfch.
't Meelopen jaat bolleeft en3. 377
|
||||||||||||||||
B L A P-W YZE R.
W.
WGods vuurige muur.
mnnm gieöotoaö aan 3jjn Wit. 369 De bitterheid des Doods is geweken.
3Banneec mjjn (t«f-uuc öomen 3ali 345
t' Zamen-fpraak.
3©at tijijft uto c«.ö na trc3c fjoe&en, 3 3
Verfchillig ontwaken.
3Bat B«ft öeöacDt op 't i^ect meec 6lem. 3 50
Nijds- Prent.
3©at t'jS öe $fiü «en {eljjfe 25cefï. 379
Tempel - vreugd.
3Bat fs£ 't een filjjöe jegen-öag. 267^
De Waare Ziels - ruft.
3®aac Been ter rufïj 0 ^ulamptB. 240
's Werelds - woeling.
3®ie aacöfcö getooel en ganöel recfn öebjoeö. 218
't Hert na boven.
Wie geeft mijn Etel fcDtcDt • tolugge enj. 247
't Waarde deel.
3©te 45oö ten öeel en €cf - lot 8«ft. 19
Ziet het Lam Gods.
3©tef)eeft'ec een bergeefHö&t <©og. ih
Sterf Trooft.
3©tlt/ mfin ^ïel/ u 3m ber&ljjtien. 342
|
|||||||
YTeugcling van Waan - reden.
® el uecnuft / becmetel B?etn. 1i8 |
|||||||
Ziel-
|
|||||||
L
|
|||||||
B L A D-W YZER.
|
||||
ZZiel - zucht tot het waare Licht.
SïltgeEicBt-öjon/ en©aüer öce E<cö«tt. 196 Smeekingen tot de wezeml. Wijsheid.
Zelfjlan&'ee 3©i#fieiü / ce»toi3 ï©oo?tr. 112
Merk-tekenen van Jefu Schaapen.
Zielen - Mtrttt / ^jefu €lj?t|ïe. "4»
Lof-zang aanjefus.
Zoetfe ^efu / Ueflie Seben. % Tijd - Verloop.
Zo tollen ö'eeutoen met onftuitbte loop na 't enïe.361
EIND E. |
||||
D R U K-F EILEN
|
||||||
Dus te verbeteren.
Pag 23. versi. regel i. flauutt/ leeft fïautot.
24. vers 8. regel 4. tanifpoettf/ leeft tampfpOi>tl&
60. vers 67. regel ƒ. «11 geB?efi/ leeft in geBjefj. 73. vers 14.regel 1. tDÉtö/ leeft töteö. 91.. vers*, iegel 7. CnttrjJ/ leeft «n fa ttto. 92. vers4. regel 1. nu/ leeft mp. Ï05-. vers 63. regel 3. fCFJep / leeft fcJ&ep. ïoó. vers 70. regel 4. &0« Utt aCgtClC gjefug / > 107. vers 7 3. regel 4. öoc uit in 't miööèn: Iaat fjet*
116. vers 3. regel 3. met/ leeft niet.
120. versn. regel 1. tojj^geib/ leeft töy^fjctöiêf.
228. vers 8. regel 3. ijte/ leeft biU
272. vers 8. regel 1. 30gft/ leeft 30etfï.
334. vers 1. regel 2. fcBOOnpjetV leeft fCfjOOtl BeÖCtt.
340. vers 9. regel 3. iJtm/ leeft ï)te*
Verder feilen > zo in letteren als zinfnedén s
die van klein belang zullen zijn, gelieve de gun- ftige Zanger te verfchoonen •, te meer alzo ik de Druk-Proeven niet hebbe konnen overzien. |
||||||
■
|
||||||