mm
amp;
i ^ Vil gt;
wx
lt;/ A
\ - Vit-
1
il ^ ■
-ocr page 2-i'
i
fi
-ocr page 5-Van de Beste en Nieuwste MIGROSCOOPEN,
en van derzei ver Behandeling.
Als mede een Berigt van de Verbaazende '
Gedaan met de
DOOR
Boekverkooper voor aan in de Kalverftraat,
in Hugo Grotiüs, MDCCXLIV.
Rerüm Natura nusquam magis quam in Minimis tota
eft. PL IN. Hiß. Nah Libr. XI. c. 2.
VAN DENquot;
Ik kreeg zoo dra geen kennis , dat de Heer Henry Ba-
ker eene Verhandeling over de Microscoopen hadt
uitgegeven, waar in de befleflelfels, tegenwoordig by de
Lieflebbers in Engeland in agting, afgebeeld en befchre-
lien, en derzelver gebruiken behandeling tennaukeurigfle
verklaard en voor eenieder verßaanbaaf gemaakt werdt,
of ik zogt dit Boek magtig te worden: Dog te vergeefs,
alzoo het met zulk eene gretigheid ontvangen werdt, dat
het in korten tyd wasuitverkogt. Ikmoefi derhalvenwag-
ten tot een tweede Druk van het zelve vervaardigd was:
Die viy ook ten eerfien toegezonden en van my met veel
graagte doorlopen wierdt; niet twyffelende of hetzelve zoude
insgelyks zeer veel genoegen geven aan de Nederlandfche
Lief hebbers dier aangenaame en nutte Oeffening: te meer
mn dat wy, myns wetens, van dien aart tot nog toe niets
tn onze taal hebben cilt;taf egtey de Uefhebhery der Ver-
grootglazen by ons , ah in haar eigentlyke Vaderland,
niet minder dan by de Engelfchen in agting is.
Ik flelde daar op het Engelfche Werk in handen van
een geleerd en taalkundig Heer, wiens oordeel ik veel toe-
vertrouw , die insgelyks zo veel genoegen vondt in de klaar e
en tevens verflandige en aangenaame handelwys van den
Engelfchen Schryver, dat hy, enkel ter bevordering van dee-
ze nutte en vermakelyke Oeffening onder onze Landsgeno-
ten, de Vertaling van het werk goedgunftiglyk op zigge-
komen , en daar mede geen geringen dank by de Liefheb-
bers der Mtcroscoopifche Befchouwingen verdiend heeft.
hebben eenigen tyd in beraad geflaan om, by wyze
i^n Aantekening of Janhangfel, by dit werkvan den Heere-
■Baker te voegende Afbeeldingen en Befchryvingenvanee-
nige andereJlelfels van Microscoopen, äe by fommige
* 2nbsp;Lief-
-ocr page 8-Bef hebbers, zoo hier, als in Engeland in gebruik zyn;
als me ie eenige verbeteringen by het Zonne- of andere
Microscoopen nieuwlings uitgedagt. Maar na genoeg-
zaam overleg befloten wyhet Werk van den Heer Baker
op zig zeiven, ionder eenige byvoegfels uit te geven; en
liever in 't vervolg afzonderlyk in't ligt te geven het geen
ons reeds ah nuttige verbeteringen of vermeerderingen
voorgekomen zvas, of nog ter hand zoude komen.
. Ondertuffchen kan ik by deezen niet nalaten te melden
dat de Heer CuflF ( vafi^ men de Heer Baker» dit Werk
hu en dm ge'waagt)aanmy al de fielfels met hun toebehoor en
die in dit Werk befchreven worden, tot myn byzonder gebruik
611-zonderling genoegen heeft toegezonden; en dat hy hy
het dubbel te rug kaatzend of Spiegel Microscoop van de
Heeren Culpeper en Scarlet, federt de Uitgaaf van des
Heeren Bakers Werk eene verbetering heeft uitge-
vonden ; om namentlyk met het zelve insgelyks donkere,
of ondoorfchynende Voorwerpen te können befchouwen,
door middel van een Zilveren Spiegel onder aan de Buis
of Snuit van 't Microscoop te voegen ; gelyk dit by my ,
nevens al den'verderen toeflei waar van in dit Werk
gewaagd wordt, kan gezien worden. Dog hier van, ge-
lyk ook van de verüüiuringenofvertneerderingen,doorfo}n-
mige Liefhebbers in opzigt van het Zonne of Donkere Ka-
mer Microscoop uitgedagt, hoopenwyby nader gelegenheid
vetflag te doen; en insgelyks iets naukeurigers in opzigt,-
van het Wonderdier den Polypus mede te deelen, waar
van onze Schryver federt een geheel Werkje in 't Ligt
heeft gegeven. Gebruik onderti^chen,Goedguniiigt Le-
zer , dit tot uw nut en vermaak ; en zoo gy iet over deeze
Stoffe hebt ontdekt dat ter bevordering van deeze Liefheb-.
bery flrekken kan, verzoek ik het aan my mede te deelen,
oni'h et ten al gerne enen nutte gemeen te maaken.
VAN DEN HEERE
Uit het Engelfch vertaald.
W.
ie 't vindingrj'k en 't uitgeftrekt vermogen
Van 's menfchen ziel befchouwt, efkent gewis.
Door eene reeks van wondVen opgetogen,
Dat zy een llraal der hoogde Godheid is:
Zy kan op de aard' Natuurs geheim doordringen,
Waar zig een fchat van hemel-kunsc veitoont;
Offtreeft om hoog, naar-Zonne- en Starre-kringen,
En ziet de fchoonte en wysheid die daar woont.
Geen af ftand, hoe onmeetbaar, hoe verheven.
Geen voorwerp ook, hoe wonder kleen het zy,
Kan/t fcherpziende oog,door kunst gefterkt,ontftreven^
C)ie 't grooter maakt, of brengt het nader by.
Dat de Ouden'vry van hunnen Linceus zwygen,
Hoe ver hy zag, hoe diep hy kyken ken,
Wien 't lust dien held in zien vporby te ftygen,
. Die leer' dien greep van Bakee, de de bron
Onbsp;Vaa
-ocr page 10-Van wetenfchap ontdekt, door vlyt en oordeel.
Hy, wien de hand werdt van de kunst gehoon,
Leert in deez' blaên het hart-verkwikkend voordeel
Van 't geestig zien, alleen der wyz.en loon;
Waar in hy 't oog die wond'ren doet befchouwen.
Daar 't oude Rome en Babels muur voor wykt.
Geen eerste fchoon.der kunst kan proef by houwen.
En daar Apel gewis de vlag voor ftrykt.
Veragt gediert' zal hier het oog verbazen.
Wanneer het glas hun kleenheid veel vergroot:
De Myten zelfs, flegts ftofjes op de kaazen,
Wien ieder kaas verftrekt een waereld-kloot.
Vertonen zig als beesten grof van leden;
Van leden meer voorzien dan de Olifant,
Het glas ontdekt hun levenswyze en zeden:
Een blad der kers of perzik is een land
Of ruime wei voor duizend kleene dieren:
Een droppel vogts, dat zuiver zig vertoont,
Schynt hier een zee, waar in, met fnelle zwieren,
Zig fteeds beweegt 't gedierte dat daar woont:
Hier toont men my (ó wonder kunst-vermogen!)
Den purp'ren vloed des levens, die den zoom
Van de aad'ren fchuurt en 'thart, en klaar voor de oogen
Daar heene rolt gelyk een fnelle ftroom.
Waar is het eind'? Natuur is ryk van fchatten.
Een been, een hair, een fchelp, een fchub, een huid.
Een blad, een bloem, een fteel en zaad, bevatten
't Volmaaktfte fchoon; waar op de twylTling ftuit.
Ofwel de ftofkon tot dien luister ryzen,
Dien glans verkreeg door eenig blind geval,
En 't werk niet zy een's Magtigen en Wyzen
Die waarlyk was, en is, en wezen zal.
J« 't naauwziende oog kan in der dieren werken;
In 't net der Spin, der Zyde-wormen è-aad.
Een eêlheid en een effenheid bemerken
Die 's menfclien kunst zeer ver te boven gaat,
Cy Trotzen dan, die hier Gods magt niet kennen
Zyn wysheid hier niet zien wilt, die voor 't oog
Beide open zyn, ftrykt vry uw ftoute pennen;
Ziet niet zoo fier, Nanjur voorby, om hoog.
Maar ziet om laag; 't is deugd dus neêr te kyken.
En ga te flaan wat langs het aardiyk zweeft.
Daar zult gy zien 't vermogen van dien ryken
En wyzen God, die 't flegte beestje heeft
Met zoo veel ühoonte en luister overtogen
Als u verfiert, en 't geen hy even trouw
(6 Wond're zorg!) met albewaakende oogen
Als u behoên, en voedzel fchenkcn wou.
Bedriege ik my? of zullen myn gedichten
Hier onvoorziens hun zwak vermogen biên.
En in uw' geest dat edel opzet ftigten
Om 't fchrander weilc vau Baker in te
Daar eige magt en zelfmin, elk zyn' ftanderd
Voor nederlegt, een werk dat hoogmoed breekt.
En, in dees lugt, van taal en kleed veranderd,
In 't Hollandfch pronkt, en niet min fierlyk fpreekt
Dan in de taal der kunstgeleerde Britten.
't Strekt u tot eer, ten nutte ons, dat wy 't werk
Van Baker mede in onze fpraak bezitten;
Tot dezen fchat was onze lust te fterk,
^oemrugtig Land! groot Eiland! door verbonden
En maatfchappy met Holland naauw verééndj
Hoe Word zoo juist een zelfde zugt gevonden
By u en ons, uit een begin ontleend ?
Eea
Een ed'le min ligt beiden digt aan 't harte.
Die elk voov 't heil der Vrylieid waaken doet.
En die ge, als'tnypt, voor ondergang en finarc«;:
Bei trouw befchnt ten koste van uw bloed i
De vryë dienst van God en zyn altaaren,
Is 't vast cimenc dat beider welftand ftyft;-
In beider ziel is ééne drift gevaaren
Die elk naar 't; Choor der waare wysheid dryfti
Wat wonder da,n, dat wy de vrugten haaien,
Derwetenfchap, uit uw Gemenebest?
Dat wy het licht van wysheids held're ftraalen
(Dat zynen glans verfpreidt tot ons Gewest)
In 'tbrand-punt der weetgierigheid vervangen,,
En door dat vuur het oordeel en 't verftand
Een fterkej; gloed van kennis doen erlangen,.
Die 't al verlicht en koestert door zyn brand..
Tot zulk een einde, en door dien trek gedreven,,
Uit lout're lust en liefde tot de kunst,
Wordt Bakers werk in 'tNeêrduitfch uitgegevenj.
Leer-gierigen zyn voor die dierb're gunst
Op 't hoogst verpligt den wyzen Tolk te danken:
De Dichtkunst fchryft, bekoort door de ed'le ftof
Met duurzaame inkt (dat 's meer dan Cyter-klanken)
In 'ï Neêrlauds bait zyn welverdienden lof,.
OP-
-ocr page 13-Aan den Heere
MARTIN folkes scHiLDKN.
PRESIDENT;
En aan de VERGADERING en LEDEN van
het Koninglyk Genootfchap te Londen.
Myne Heeren,
pen onderneeming om tot het onderzoeken
van de wonderen der Natuure den
?nenfchen in V algemeen eene begeerte in te
boezemen , %al, verheeld ik my , gmflig-
b'k opgenomen worden , hy Uw Wel Ed.
quot;ä^ier poogingen om de Natuurkunde , vol-
gens het oogmerk uwer inflellinge, te be-
'i^orderen, hy al de-werreld geagt zyn.
Daar zyn ruim honderd en twintig jaa^
ren verhopen, federt dat het Microscoop
gelukkiglyk werdt uitgevonden; en aan de
gewigtige ontdekkingen door bet zelve ge-
daan, zyn we, gelyk de volgende bladen
zullen toonen^ een groot gedeelte onzer te-
genwoordige Filofofie verfchuldigd. Het
is egt er waarfihynlyk, dat, in zulken lan-
gen tyd, veel gtmtere mordeelen door het
zehe behaald zouden zyn .geweeß, zo eeni-
ge zwaarigheden en beletfelen deszelfs al-
gemeen gebruik niet verhinderd hadden.
den beginne werdt het door zeer wei-
nigen bezeten; welken 'er een geheim van
maakende, alle poogingen deeden, die zy
' * fnbsp;~kon^
konden, om het voor zig te behouden; en
wanneer het wat gemeener begon te wor-
den, werdt de prys zo hoog gefield , dat de
weetgierigften en vernuftigften, diejuift al-
tydhetmeefie geld niet hebben, het naauwljks
konden magtig worden. In de laatfiejaaren
zyn de koften inderdaad veel minder geweeft;
maar toen zyn ''er uit misverjland en vooroor-
deel weêr nieuwe verhinderingen opgekomen.
Want veelen zyn afgefchrikt door zig te
mrheelden, dat deszelfs gebruik eenegroo-
te bedrevenheid in de Gezigtkunde , en
daarenboven veele geleerdheid vereifchte,
zou men ''er eenig nut uit trekken: terwyl
Vr nogtans inderdaad niets noodig is dan
goede glazen, goede oogen, een weinig oef-
fening, en een gemeen verftand, om 't ge-
ne men ziet te onderfcheiden ; en een liefde
der waarheid om ^er een getrouw herigt van
te geeven. Anderen hebben het voor een
enkel fpeeltuigje gehouden, voor een louter
tydverdryf en zinnelykheid, dat ons voor
een oogenhlik in verwondering wegrukt,
maar verder van geenen dienft is : in dit
viisverftand zyn zy geraakt, omdat ze van
alle grond-heginfelen, waardoor men een
regt oordeel vormt over H gene men ziet,
onkundig waar en. Veelen, wederom, héb-
hen V Microscoop, na dat ze '/ een weinig-
je gebruikt hadden , ter zyde gelegd , om
dat ze niet wißen welke voorwerpen zy on-
derzoeken zouden, waar die te vinden waa-
ren, boe ze dezelven moeßen bereiden en
voor de vergrootglazen brengen. Bommt-
gen zyn ook afgejchrikt, m dat de behan-
aehng mn het zelve ben verlegen maakte.
Maar wy gemeten thans het geluk, dat
dit werktuig grootlyks by ons verbeterd^
met een veel gemakkelyker ent effens nutter
toeßel, en voor een merkelyk geringer prys
te bekomen is. Het Zonne- of Donkere
Kamer Microscoop , en het Microscoop.,
waar mede men voorwerpen, die nietdoor^
jchynend zyn, door 'er een Jlerk te rugge
gekaatß ligt op te doen vallen, befchouwt,
zyn ook nieuwe uitvindingen, waar van
men groote dingen te verwagten heeft.
Baar ontbreekt derhalven nu niets dan
een algemeene zugt om deeze werktuigen te
bezigen , ter verdere ontdekkinge van
der fcheppinge; welken
ons mtjjchzen , in kennis niet minder zullen
doen vorderen dan de grootere deelen van
^l^elve. Beeren , Tygers , Leeuwen ,
tirokodillen , en Walvisfchen , Eiken en
Ceders, Zeên en Bergen, Cometen, Ster-
ren Werrelden en Zonnen , zyn de Kapi-
taaien in 't groote Boek aer Natuur e, en
'Van dezelven zullen wy niet onkundig wee-
zen: maar eenyder die daar in met ver-
Jtand wil leezen, moet zig van de kleine
^'ffers, insgelyks meeßermaaken, welken
duizendmaal méér voorkomen, en hem, in^
aten by dezelven niet kent, bykans in yder
lett^.greep zullen doen haperen.
He zekerße wjze, om de waarheid te
-ocr page 16-mtdekken, is dat veelen op het zelfde on
derwerp proeven doen ; en de heße weg
om den menfchen aan dit werk te krygen
is dat men het ligt, Derflaanhaar en ver
makelyk maakt. Dit tragt ik in de volgen
de Verhandeling te doen, welke voor de
füertoonmg van een voorwerp voor het
werktuig, dat ik aanprys , kan dienen;
dezelve is, inderdaad, gering en naar oo-
genfchyn van geen belang ; maar zal mif-
fchim onderzogt zynde bevonden worden zo
iveele nuttelyke deelen te bevatten, als an-
deren die van veel meêr hejlag zyn: want,
om hier die woordfpeeling te gehruyken, ik
lenverzekerd, dat ik dezelve met de halve
moeite tweemaal zo groot hadkonnenmaaken.
Denkt niet, dat ik verwaand genoeg
len om te droomen van Uw Wd Ed. in
zaaken,waaringylieden veel méér kundig-
heid hebt, danikmy kanaanmaatigen, te
onderwazen; maargeejt my verlof om uwe
gunfiige hyflandtefmeeken, in mynebegeer-
ie om den genen die onkundig zyn eene wee-
-tenfchap te verklaaren, die van den uitne-
menflendiefift ter hevorderinge van waar e
kennijTe kan weezen, en in welke eenyder, die
iuß en e^elegenheid heeft ,iets kan toebrengen.
■ Ferfchoont mjne misjlagen, vergeeft my,
dat ik Uw Wel Ed. zo lang heb opgehou-
den, en gunt my de eer van met alle moo-
gelyke agting en eerbied te zyn
INHOUD
DER
/
I.nbsp;Hoofdd. Van de Microscopen in 't algemeen.
Bladz.' r
II.nbsp;Hoofdd. Van de foorten van Microscopen. 6
III.nbsp;Hoofdd. Van het enkele Zak-Microscoop
van Wilfon.nbsp;8
IV.nbsp;l^oovD-Q. Een nieuwe uitvinding om het Zak-
Microscoop vaft te zetten , en daar aan ligt,
J^^geeven door een Spiegel.nbsp;13
V.nbsp;Hoofdd. l^an het dubbel te rugkaatfend of
Spiegel-Mïcroscosp.nbsp;,nbsp;ij-
VI.nbsp;Hoofdd. Van het Zonne, of Donkere Ka-
mer Microscoop.nbsp;21'
Vil Hoofdd. Van het Microicoopvoor ondoorfchy-
nende voorwerpen.nbsp;27
Vin. Hoofdd. Om het vergrootend vermoogen
te vinden van Glazen in enkele Microscopen
gebruikt.nbsp;32;
■•X. Hoofdd,. Van't vergrootend Vermoogen der
Glazen in het dubbel Microscoop.nbsp;- 39
Hoofdd. Om de weezendlyke grootte derixOT-
^ quot;herpen door Microscopen gezien, te vinden.' 40
XI, Hoofdd. Van de Vlakte of't gedeelte des Voor-
'J^erps dat men ziet.nbsp;/S
XII. IIOOFDD.
-ocr page 18-XII.nbsp;Hoofdd. Van de Voorwerpenin't algemeen.
XIII.nbsp;Hoofdd. Van *t onderzoeken der voorwerpen-s i
XIV.nbsp;Hoofdd. Van 't bereiden der voorwerpen,
en't brengen der zeiven voor de Microscopen. 55
XV.nbsp;Hoofdd. Omzigtigheden in 't bezien der
voorwerpen.nbsp;61
HET TWEEDE DEEL.
I.nbsp;Hoofdd. Van de Diertjes in de Vogten. 68
II.nbsp;Hoofdd. Om Peper-fVater te maaken, en van
de Diertjes daarin gevonden.nbsp;71
IIL Hoofdd. Van Hooi-water enz.nbsp;75
IV.nbsp;Hoofdd, Van Aaltjes in Papof Styfzel. 79
V.nbsp;Hoofdd. Van Regen en ander fVater. 81
VI.nbsp;Hoofdd. Een onderzoek van 't bloed in de
Dieren.nbsp;10^
VII.nbsp;Hoofdd. Eenig Berigt aangaande het Bloed
door 't Microscoop onderzogt zynde.nbsp;107
VIII.nbsp;Hoofdd. Van de befchouwing des Bloeds
met het Microscroop.nbsp;115
IX.nbsp;Hoofdd. De Omloop des Bloeds.nbsp;120
X.nbsp;Hoofdd. Over 't zien van den Loop en Omloop
des Bloeds.nbsp;133
XL Hoofdd. De Klopping des Harts.nbsp;138
XII.nbsp;Hoofdd. Van de Spier- of Vieefch-Veze
len der Dieren.nbsp;140
XIII.nbsp;Hoofdd. Van de Beenderen.nbsp;144
KIV. Hoofpd. Van de Zenuwen. 14Ö
XV. Hoofdd. Van de Foorttceiing der Dieren
tn Ceisajfen»nbsp;148
-ocr page 19-^Vl. Hoofdd. Fände Diertjes in't mannelyk
Zaad.nbsp;i^ß
XVII.nbsp;Hoofdd. Fan de Diertjes aan de Tan-
den. 166
XVIII.nbsp;Hoofdd. Fan het Schurft.nbsp;168
XIX.nbsp;Hoofdd. Fan de Schubbetjes op des Men-
fchen Huid.nbsp;171
XX.nbsp;Hoofdd. De Z'weet-gaten van de Huid. 172
XXI.nbsp;Hoofdd. Fan de Luis.
XXII.nbsp;Hoofdd. Fan de Hout-Luis.
XXIII.nbsp;Hoofdd. Fan de Mytcn.
XXIV.nbsp;Hoofdd. Fan de Floo.
XXV.nbsp;Hoofdd. Fan d* Spinnen.
XXVI.nbsp;Hoofdd. Fan de Mug.
XXVII.nbsp;Hoofdd. Fan de Koe-Flieg.
aXVIII. Hoofdd. Fan de Angels der Infec-
204
Hoofdd. ran den Angel der Byen. 205
XYYTnbsp;Fan den Angel des Scorpioens. 207
vv^;; Vrnbsp;Adders. 210
äXXII. Hoofdd. Fan de Slak.nbsp;212
XXXIII. Hoofdd. Fan de gemeene Plieg. 213
XX^V. Hoofdd. Fan de Klander of Koorn-
21Ö
XXXV.nbsp;Hoofdd. Fan den Wolf.nbsp;217
XXXVI.nbsp;Hoofdd. Fan de gepaarlde Oogen
der Infeäen.nbsp;220
XXXVII.nbsp;Hoofdd. Fan de Spiesjes, Foelers
of Hoorns der InfeEten.nbsp;224
-^XXVIII. Hoofdd. Fan de Fleugels der In-
^J^^en.nbsp;226
XXXlx. Hoofdd. Fan de Balanfen of Even-
'^'ëten der InfeSten.nbsp;229
vhnbsp;Fan de fchubben der Fijfcben. 230
äi-I. Hoofdö. ran den Oeßer.nbsp;232
175
183
ibid.
i88
19»
199
203
XLIL Hoofdd. Fan het ligt aan de Oefiers. 234
XLIII. Hoofdd. Van den Moffel.nbsp;236
XLIV. Hooidd. Pan de Hairen.nbsp;238
XLV. Hoofdd. Fan het Meel der Bloemen. 240
XLVI. Hoofdd. Van de Zaaden.nbsp;244
XLVII. Hoofdd. Van de Bladen.nbsp;249
XLVIII. Hoofdd. Van de Zouten in 't alge-
XLIX. Hoofdd. Van de Louten m Mineraa-
L. Hoofdd. Ontdekkingen en Waarneemingen
van allerleije foort.nbsp;.nbsp;_ 258
LI. Hoofdd. De werken der Konjt en derNa-
'tiimeviet eikanderen ver gekeken en overwoO'
gen. ,
Lil. Hoofdd. Eenige beredeneerde Aanmerkin-
gen over de Ontdekkingen door 't Microscoop
gedaan.
Bladz. I. Eegel 6 buiginp; /mbreekin
16.
■
36 -
38 .
41 •
■
83 .
134 ■
149
a6o
264
V \J l^WX^Xi^iJ-, ---------- fj'
19 Grootfte Vergrootglazen lees meeft ver-
gïootende Glazeil.
6. 5 6
.5 doe uit zal,
laonderfcheid/e^ï verfchil
quot;1 een twaalfde gedeelte/e« twaalf maal.
6 en lees al-
Pl. VII Fig. XL
. 6 in de dikte/e« in grootte
. 7 nogtans lees tiög
-nbsp;4 gelyk lees gelyk een
. aa de lees in de
-nbsp;la. ao. 30 hunne lees haare
17 zyn lees haar.
a8o 18 wegens lees naar
-ocr page 21-tafel der PLAATEN en FIGUUREN,
als mede der BLADZYDEN, waar op dezel-
ve in dit werk zyn geplaatft, en op welke alle
de byzondere Figuuren worden befchreven.
^tEerfte Ctf/tfwwyftaandeBladzydeii, tegen over welke de
Plaaten , in denbsp;(taande, geplaatft moeten zyn:
in de derde Colom ftaan de byzondere Figuuren van ieder
Plaat, en in de vierde de Bladzyden waar op deeze Figuuren
befchreven en verklaard worden. Hier door koiinen, met
een opflag der oogen, alle de Plaaten, Figuuren en der-
zelver Befchryvingen gevonden worden.
Bladz. Plaat
30. V.
Figuuren Bladzyde
• • • 8-13
13-15
. 13-20
21-27
27-31
41
59-61
72
I
2, 3-
4.
5.
6.nbsp;7.
8, 9.
10.
11.
^ 12, 13'
73
74
75
76
77
78
83
203
88
89
90
90
91
92
93
95
Bladz
86.
85.
VIU. I 2-, 3, 4. i.
i 6, 7, 8.
90.
r I.
2.
96.
IX. .
4, S, 7.
8.
**
. Bladzyde
108.
122.
123.
133-
124.
127.
143-
154-
159.
160.
i6r.
163.
166.
168.
i72.
180.
187.
188, 192.
194.
201.
206.
210.
217.
220.
252.
253-
256.
257.
36.
Bladz.
Phat Figuuren
2.
li-
XI. {J;
134-
144.
r?:
1
XII.
164.
4,
6.
ï.
2.
3-
4-
5-
6.
7,
9-
10.
11.
12.
V 13*
r if
XIII.
8.
£20.
2, 3.
4 4, 5-
6, 7.
XIV
258.
10.
36 Tafel der Vergrootkragten.
De BOEK BINDER moet de PLAATEN
in 't Werk voegen tegen over de Bladzydeft
op de eerfte Colom gemeld, zoo dat ze buiten
het Boek uitllaan.
I N L E I-
-ocr page 23-HEt zal in deeze onderzoekende eeuwe, waar-
in de begeerte tot weetenfchap wyd en ver
is uitgeftrekc, en wy niet, gelyk voortyds, ver-
genoegd met de gevoelens der aloude tyden, ftil
zitten, ,maar befluiten om voor ons zei ven te on-
derzoeken, en uit onze eigene ondervinding te
oordeelen , miflchien niet onaangenaam zyn ,
dat wy eenigebekwaarae voorwerpen van onder-
zoek aanwyzen.
De Werken der Natnure zyn de eenigfte bron
van waare wetenfchap, en derzelver beoefFening
de edelfte bezigheid van's menfchen geeft. Yder
pdeehe der Scheppinge eifchtdeszelfs oplettend-
heid, en verkondigt de magt en wysheid des al-
moogenden Scheppers. Het kleinfte Zaad, het
geringlle Infed; toont Gods wysheid, doordien
quot;quot;^en 't tot de oogmerken, waartoe het dient,
bekwaamlyk gefchikt vindt , en ontdekt een
cieraad en fchoonheid, die de verfle uitgeftrekt-
heid der konft te bovengaat.
De Wyzen van alle eeuwen hebben deeze waar-
** anbsp;heid
heid bezeft; en hebben zo ver als zy konden de
fchuilhoeken der Natuure beoefend en onder-
zogt; maar hebben door gebrek van bekwaame
hulpmiddelen dikwils misgetaft. Gelyk wy fom-
mige grond-beginfels vooraf moeten leeren, eer
wy eenige weetenfchap kennen magtig worden,
zo moeten wy in de Schoole der Natuure, met
de geringfte en minft famengeilelde deelen be-
ginnen, eer wy die , welken grooter en aanmer-
Selyker zyn, können vefltaan.
De Alouden , zig alleenlyk op hunne bloote
oogen moetende verlaaten, waaren onbekwaam
cm eenige groote ontdekkingen van dit flag te
doen: maar wy zyn zo gelukkig , datwe, door
behulp van glazen, voorwerpen, die veel duizen-
den maaien kleiner zyn, dan hetfcherpfte bloo-
te oog kan onderfcheiden, bekennen en onder-
zoeken können. In 't kort de Microscopen voor-
zien ons als van een nieuw Zintuig, ontvouwen
de verbaazende werkingen der Natuure, en be-
fchenken ons met wonderen, die men in voori-
ge eeuwen niet verwagt had.
Wie zou zig voor duizend jaar en verbeeld heb-
ben, dat het moogelyk was veele duizenden van
leevendige Schepfelen in een enkele droppel wa-
ter te bekennen ? of dat men het purper leevens
gety, en zelfs de bolletjes van't bloed door aders
en flagaders, die dunner dan hetfynfte hairzyn,
duidelyk zou zien voortrollen? Dat men veele
inillioenen van Diertjes in het Mannelyk Zaad
van alle Schepfelen ontdekken zoude? Dat niet
alleen de uiterlyke gedaante , maar zelfs 't in-
endig maakfel der ingewanden, en de bewee-
ging der vogten in een Mug of Luis voorwerpen
des gezigts zouden worden ? Of dat ontelbaare
foorten van Schepfelen zigtbaar zouden gemaakt
■^Vörden, fchoon zo klein dat een millioen van
dezelven geenen zand-korrel kan evenaaren ?
Dit zyii heerlyke ontdekkingen, waar uit een
nieuwe Filofofie is verreezen, die de bevatting
van 's menfchen ziel verwydt, en een juifter en
verhevener denkbeeld,dan hetmenfchdom te voo-
ren had, van de grootsheid en pragt der Natuu-
? van de oneindige raagt, wysheid en goed-
heid van den Almagtigen Schepper igeefc.
Die Man is zekerlyk de gelukkigfte, welke
net grootlte getal van redelyke en nuttige uit-
fpanningen, die gemakkelyk te verkrygen en in
zyn magt zyn, weet uit te vinden: en dit zo
zynde, moet hy die in de werken der Natuure
vermaak fchept, en zig daar in oefFent, onge-
twyfeld gelukkig weezen; nademaal yderDier,
Bloem, Vrugt oflnfed, jafchieryderftof-deel-
hem een aangenaame bezigheid verfchaft.
-'^ulk een man is nooit met zynen tyd verlegen,
gemelyk by zig zeiven, om dat hy niet weet
'daaraan hy zyne overdenkingen befteeden zal:
yder tuin of veld is voor hem een kabinet van
rariteiten, welken hy alle ten vollen wenfcht te
onderzoeken; en 't Heel-al merkt hy aan als een
magazyn van wonderen om welken met verwon-
** 3nbsp;de-
dering te befchouwen oneindige eeuwen naauw-
lyks genoeg zyn.
De uitvinding van Glazen heefc de twee uiter-
ften der fcheppinge, indien het my geoorlofd is
dezelven dus te noemen, welken buiten het be-
reik der voorige eeuwen waaren, tot voorwer-
pen onzer onderzoekinge gemaakt: ik meen, die
overgroote en ver af flaande lighaamen van ons
famenftel, de Zon en Dwaaifterren, van welker
grootte, afftand, beweeging, regelmaatigheid
en orde wy door 't behulp van Verrekykers ken-
nis gekreegen hebben; en die uitneemend klei-
ne, cn (fchoon overal by der hand) voor hun
onzigtbaare en onbekende foorten van Dieren,
Planten enz , welken het Microscoop aan ons
ontdekt heeft. Ik laat den Verrekyker aan an-
deren over, die beter in flaat zyn den zeiven
regt te doen: myn oogmerk in deeze Verhande-
linge is om van het Microscoop te fpreeken, en,
dóór aanwyzing van het vermaak en onderwys
dat het zelve ons verleenen kan, tot deszelfs al-
gemeener gebruik eenige aanmoediging te gee-
ven.
De Hr. Boyle zegt in zyn Vertoog over de
Nuttigheid Jer proefneemende Filofofie, dat hyniet
zo zeer over de groote klokken derNatuure,als.
over haare kleine horologies in verwondering is
opgetogen; en ik geloof, inderdaad, dat wy het
maakfel van eeneMj'f inet dat van eenen Olifant
vergelykende, tot het zelfde gevoelen zullen
qvergaan. De grootheid en flerkte des eenen
mag
-ocr page 27-n^ag ons verwondering en fchrik verwekken, maar
^y zullen door verbaasdheid ons zeiven t' eene-
ffiaal verliezen, indien wy de verfcheide kleine
deelen der andere aandagtiglyk onderzoeken.
Want ttnMyt heeft meêr leden dan een Olifant,
welken alle met aders en flagaders, zenuwen,
fpieren, peezen en beenderen voorzien zyn: zy
heeft oogen, een mond, en ook (zo wel als de
Olifant) een fnuit om haar voedfel mede te nee-
meri; zy heeft een maag om het te verteeren ,
en ingewanden om 't gene ter voedinge niet
dienftig is af te leiden. Zy heeft een hart om
net bloed voort te ftuuwen en te doen omloo-
pen, herflenen om overal zenuwen te verzorgen,
en teeldeelen zo volmaakt, als het grootfte Dier.
Laat ons nu ftil ftaan, te rugge zien, en over-
^eegen, zo ver als onze bekwaamheden reiken
uitneemende kleinheid van alle dee-
ze aeeien j en indien wy dezelven zo verbaazend
en ver boven onze denkbeelden bevinden, wat
Müeri wy dan van die veelvuldige foorten van
iJiertjes zeggen , in vergèlykinge van welken
wirefnbsp;^^^nbsp;Olifant
Alle deeze en ontelbaare wonderen meer kan
ons het Microscoop verfchafFen. Ik zal derhal-
ven voortgaan om deeze heerlyke uitvinding te
Dcichryven, te toonen hoe ver die tegenwoor-
vin^d^'^fi^^' een kort berigt te geeven
vandeontdekkmgen, die 'er gedaan zyn, en
eenige voorwerpen 'ter on-
^erzoekingc aan te wyzen. f^it doende zalik,
zo veel als moogelyk is, alle vertooning van
geleerdheid, of uitdrukkingen , die in de ge-
meene taaie niet gebruikelyk zyn, vermyden ,
nademaal ik wenfch voor yder een verflaanbaar
te weezen.
HET
-ocr page 29-Het
if MI c R O S C O P E N « 't algemeen.
I En begrypt, dat wy door MIC Jl O S-
C O P E N verilaan, Werktuigen van
allerlei Maakfel of Vinding, die kleine
voorwerpen grooter können doen fchy-
nen danze voor het bloot oog doen.
Dit gefchied door glazen , die bolrond ge-
maakt zyn.
Wanneer maar één zodanig bolrond Glas of
* Lens tot dien einde gebruikt wordt, van welke
gedaante ook het werktuig mag wezen, waar in
het vaA gezet is , wordt het een Enkel Micros-
coop
coop genoemd : Maar indien twee of meer Gla-
zen gebezigd worden, door famenvoeging, otti
de voorwerpen meer te vergrooten, dan wordt
het een Dubbel of Samengefleld Microscoop ge1
noemd.
Een aanmerkelyk Onderfcheid in de uitwer-
king van deeze twee Werktuigen is , dat een
voorwerp door een enkel bolrond glas gezien,
zig vergroot opdoet net in den zelfden ftand, als
wanneer het door 't bloote oog gezien wordt,
maar wanneer men het ziet door een Dubbel
Microscoop , famengefteld uit drie bolronde
glazen, alle deszelfs deelen omgekeerd worden:
dat is, het bovenft van het Voorwerp vertoont
zig beneden , de regterzyde aan de flinker, en
yder deel in die plaats, welke het meeft tegen
deszelfs natuurlyken en waaren ftand overftaat:
Ligt en fchaduw desgelyks omgekeerd zynde,
fchynen de daalende deelen te ryzen , en de ry-
zende te daalen.
Aan wat toeval, aan welk Land, of aanwien
wy de uitvinding der Microscopen verfchuldigd
zyn , ftaat my niet te bepaalen: de eer is door
fommigen aan Drebbel een Hollander, door
anderen aan F o n t a n a een Napolitaan, en door
fommigen nog aan anderen gegeeven. De eer-
fte Opkomft egter derzelven is geweeft omtrent
den Jaare 1621; van toen af zyn dezelve verbe-
terd tot den tegenwoordigen tyd toe.
Alzo myn begeerte is de menfchen gevoelig
te maaken van het vermaak en de leering, die
het Microscoop kan aanbrengen , en hen te on-
derrigten, hoe zy het zelve moeten behandelen
en verftaan, liever dan, hoe zy het zelve moe-
ten maaken , zal ik hen niet ophouden met de
ï N 't A L G E M E E N.nbsp;3
banier van Glazen te fmelten, te flypen, te po-
lyften of te zetten ; een werk waarmede zeer
^veinigen van myne Leezers zig ooit zullen wil-
len bemoeijen. Maar in plaats van dit zal ik
tragten hun met zo veel kortheid en klaarheid
als my moogelyk is te ontvouwen de uitwerkingen
der Glazen op het gezigt , en hen trapswyze
leiden tot den aart, het gebruik,en de vergroo-
lende vermoogens der Microscopen.
Wanneer de voorwerpen gezien worden door
een Glas , dat volkomen plat is, gaan de ligt-
ftraalen daar door van de zeiven tot het oog in
een regte llrekking, en evenwydig aan malkan-
der; en, gevolgelyk fchynen de voorwerpen zeer
weinig verkleind, of vergroot, of nader of ver-
der af, dan voor het bloot oog. Maar zo de
glazen, waar doorze gezien worde.n, eenigen trap
van bolrondheid hebben , worden de ligc-ftraa-
len gerigt van den omtrek naar het middelpunt
met een hoek , die aan de bolrondheid van hec
Glas evenredig is, en komen te famen in een
punt, op een grooter of kleiner afftand van het
Glas, naar maate het zelve min of meer bolrond
IS. Dit punt, waarin de ftraalen famenloopen,
Wordt het Brandpunt genoemd; en dit Brandpunt
IS nader by of verder af, agtervolgens de bolrond-
«eidvan het glas: want gelyk een weinig bolrond-
ll^id het Brandpunt tot een merkelyken af-
itand brengt; zo zal veel bolrondheid het zelve
f^sr naby brengen. Deszelfs vergroot - kragt
IS ook in dezelfde evenredigheid tot de bol-
rondheid : want alzo een plat glas naauw-
iiks iets vergroot, hoe minder een glas dan van de
platheid afwykt,hoe minder het gewoonlykver-
groot jen hoe nader het aan de gedaante van een
A 2nbsp;kloot
kloot komt, hoe nader deszelfs Brandpunt , efl
hoe mêer deszelfs vergrootkragt is.
_ De onderfcheide lengte van der menfchen ge-
zigt hangt van het zelfde grondbeginfel af, en
ontftaat oit de meerder of minder bolrondheid
van het Hoornvlies en Cryftalyne-vogt van het
Gog: hoe ronder dezelve zyn , hoe nader het
Brandpunt, of het punt van de byeenkomft der
flraalen zyn zal, en hoe een voorwerp nader by
moet gebragt worden, om het wel te zien. Het
geval van byziende menfchen is alleen een al te
groote rondheid van het oog, welke het brand-
punt zeer na by brengt; en dat van oude luiden
is een zinking of platheid van het oog, waardoor
het brandpunt tot een grooten afftand gebragt
word: Zo dat de eerfte eigentlyk oogen van een
te kort, en de laatlle oogen van een te lang Brand-
punt mogen genoemd worden. Hierom is ook
het Hulpmiddel voor de laatften een bolrond
Glas, om het gebrek van bolrondheid in het oog
zelf te vergoeden , en de ftraalen tot een korter
brandpunt te brengen ; weshalven een hol Glas
öienllig is voordeeerften,om de flraalen te ver-
ipreiden, en derzelver te fchielyke byeenkomft
in een punt voor te komen.
Niets is gemeener , dan dal men oude luiden
de voorwerpen, dieze willen onderzoeken, tot
een grooten afftand van zig af ziet houden , om
de bovengemelde reden, en yder een weet, dat
byziende luiden niets kennen onderfcheiden zon-
der hetzeer na by hunne oogen te brengen. Bei-
de uiterften zyn oiigemakkelyk^dog die,welker
oogen plat zyn door den ouderdom , können met
voldoening herdenken, dat zy het vermaak daar
van veele jaaren genooten hebben j en de by-
IN 'T A I. G
ziende mogen zig zelven daar mêe vertrooilen,
datze veel. kleiner voorwerpen können onder-
fcheiden , dan menfchen , die een lang gezigc
hebben: want het voorwerp wordt vergroot in
evenredigheid tot de Rondheid van het oog, en
de nabyheid van het Brandpunt; en vertoont zig
gevolgely k viermaal zo groot voor een oog, welks
brandpunt maar vier duimen af is , als het voor
zulk een doet, welks brandpunt agt duimen af-
ftaat. Voorts hebben zy ook dit voorregt, dat
de ouderdom hunne oogen verbetert door de-
zelfde middelen , waardoor hy die van andere
menfchen verergert , dat is door ze platter te
maaken.
Hoe nader eenig voorwerp by 't oog kan ge-
bragt worden , hoe grooter de hoek zal zyn,
waaronder het zig vertoont , en hoe meer het
zal vergroot worden. Nu is de afiland van het
bloot oog , waarin men veronderflelt , dat de
menfchen in 't algemeen kleine voorwerpen beft
zien, van omtrent agt duimen; gevolgelyk, wan-
neer zulke voorwerpen nader dan agt duimen ge-
bragt worden (veronderftel tot zes) zo zullenze
onduidelyker worden; en indien nog nader, tot
op vier of drie, zo zullenze byna geheel niet ge-
zien worden. Maar door de hulp van bolronde
Glazen zyn wy in ftaat gefield , om de dingen
tot veel korter afftanden dan deeze klaar te zien:
^vant de aart van een bolrond Glas, is een voor-
''^srp duidelyk zigtbaar voor het oog te maaken
op den afftand van deszelfs brandpunt; weshal-
ven hoe een Glas kleiner en ronder is, hoe nader
by deszelfs brandpunt, en hoe meerder deszelfs
vergroot-kragt is.
Alzo het zeer gemakkelyk valt een GJas drop-
A 3nbsp;pel
E M E E N.
pel of bolletje te gieten van een veel kleiner
middellyn,dan men eenig Glas zou können llypen,
en alzo het brandpunt van een bolletje , niet ver-
der af is, dan een vierde van deszelfs middellyn,
en gevolgelyk het zelve tot een byfteren trap
moet vergrooten, waren fommige menfchen voor
eenige jaaren geweldig ingenomen met zulke
bolletjes, en verbeeldden zig, dat'erbuitende-
zelven geen goed Microscoop kon zvn: maar de
ondervinding heeft federt geleerd, datze zo wei-
nig ligt toelaaten , datze zulk een uit der maate
klein gedeelte flegts van een voorwerp vertoo-
nen, datze zo moeijelyk zyn te gebruiken, en de
oogen zo veel geweld aandoen , dat hunne ver-
groot-kragt, by gebrek van de vereifchte duide-
lykheid, eer bekwaam is om dwaaling teveroor-
zaaken, dan om de waarheid té ontdekken : en
daarom worden dezelve nu zeer zelden gebe-
zigd.
Fan ie Soorten MIC R O S C O P E N.
De Microscopen zyn of enkel of dubbel;
de enkele hebben maar een Lens 5 de dub-
bele zyn een famenvoeging van twee of meer.
Yder van deeze twee foorten heeft zyne byzon-
dere voordeeien: want een enkel Glas vertoont
het voorwerp nader by , of liever meer onder-
fcheiden ; en een famenvoeging van Glazen ver-
toont een ruimer veld, of met andere woorden,
vertoont meer van een voorwerp, gelykelyk
vergroot, in een befchouwing. Het is moeijelyk te
bepaalen, welken van deeze men moet aanpry-
zen
-ocr page 35-Van de Soorten van Microscopen. 7
zen, nademaal yder een byzonder foort van ver-
maak aanbrengt. Ook heeft yder van deeze het
gezag van groote mannen in zyn voordeel; want
de Hr. Leeuwenhoek gebruikte akoos * enkele
Microscopen; en , in tegendeel maakte de Hr,
Hooke al e zyne waarneemingen met dubbele.
De berugte Microscopen van den Hr. Leeu-
wenhoek zyn zo eenvoudig als mogelyk is, zyn-
de maar alleen een enkele Lens gezet tuffchen
twee zilvere plaatjes met een klein gaatje door-
boord , met een beweegbaare pen daar voor,
om het voorwerp te konnen plaatzen, en fchik-
ken naar het oog van den Befchouwer. Hier
mede deet hy die verwonderlyke ontdekkingen,
welke de waereld zo zeer verbaasden, en een
nieuw ftelfel van Filofofie en Redeneering in-
voerden , gelyk ik in den loop van deeze Ver-
handeling gelegenheid zal vinden meer in 't
gewagen.
breede te
Daar worden veel aartige kleine uitvindfels in
de Winkels verkoft om kleine voorwerpen te
zien,welke zo vermaakelyk zyn, als men redelyker
wyze van dezelve kan verwagten: maar deezen al-
le op te haaien zou een verdrietig werk zyn.
* Sommige fchryvers vertoonen de Glazen , waar van de
Hr. Leeuwenhoek in zyne Microscopen gebruik maakte, als
Itleine bolletjes of klootjes van Glas, welke misdag waar-
fcViynlyk moet ontflaan uit hiinne onderneeming om te be-
fchryven 't geen zy noit gezien hebben ; want terwyl ik dit
fchryf ftaat het Kabinet van Microscopen, dat die vermaar-
de Man , by zyn overlyden, aan de Koninklyke Maatfchap-
py, als een legaat heeft nagelaaten, op myii tafel; en ik
kan de waereld verzekeren , dat yder der zes en twintig
Microscopen daarin vervat een dubbele bolronde Lens is,
en geen kloot of bolleije,
Desgelyks zou de befchryving van de gedaante
en toellel der verfcheide foorten van Microsco-
pen , welke federt derzelver eerfte uitvinding
uitgedagt zyn , meer dienen om de nieuwsgie-
righeid te voldoen, dan eenig nut aanbrengen.
Ik zal my derhalven bepaalen aan de befchryving
van zulken alleen, als tegenwoordig onder ons
in gebruik zyn, alzo dezelve een gevoeglyk ftel-
fel van Glazen hebbende, die trapswyze het één
boven het ander vergrooten , bekwaam zyn on^
gewigtige ontdekkingen te doen.
III. HOOFDDEEL.
Van het enkel Zak-Microscpop. van Wilson.
HEt eerfte waar van ik gewag zal maaken, is
't enkele Zak-Microscoop van den Heere
Plaat.I. WIL s o n * ; wiens kas van Koper , Ivoor, of
Zilver gemaakt, by AA, BB, vertoond wordt.
CC Is een lange fyn-gedraade vaarfchroef,
welke in de kas van h^r Microscoop draait.
D een bolrond Glas aan 't end' van gemelde
Schroef.
a l'wee holle ronde Stukken van dun koper ,
met gaten van onderfcheide middellynen in het
midden, om 't gemelde Glas te dekken, endaar-
door
C* Dît Stelfel is genoegzaam het zelfde met dat van
den Heer Sommers , 't welk veele jaaren onder onze Ne-
derlandfche Liefhebbers in gebruik is geweeft, en nu nog by
deszelfs Weduwe , wonende te Amflerdam op ^tReguliers-
gragl by de Kerkflraat, wordt verkogc. ]
Z a k-M icroscoop.nbsp;9
door de opening te verkleinen wanneer de meeft
Vergrootende glazen gebezigd worden.
EE drie dunne plaatjes van koper binnen in
de kas van 't Microscoop , waar van één in het
midden halfrond geboogen is , zo dat het een
gewuifde holligheid maakt, waarin men een gla-
zen buis kan lleeken , terwyl de twee platte
plaatjes dienen, om de fchuifjes tulfchen beide
te ontfangen en vaft te houden.
F Een fluk van hout of ivoor, gewuifd op
de wyze van de halfronde plaat, en daar aan
vaft gehegt.
G het ander end' der kas van het Micros-
coop , daar een holle moer-fchroef is aange-
voegd , om de onderfcheide vergrootglazen te
ontvangen.
H een krul-veer van ftaal tulTchen het ge-
melde end' G. en de koperen plaatjes; dienende
om de plaatjes in een regten ftand te houden,
en tegen te werken tegen de lange fchroef CC.
I een klein gedraaid handvatfel , om het
■werktuig beter te können houden, dat men naar
welgevallen af en aan kan fchroeven.
Tot dit Microscoop behooren zeven onder-
fcheide vergrootglazen : zes daar van zyn gezet
in Zilver, koper, of ivoor, gelyk in Figuur K,
en gemerkt i. 2. 3. 4. 5. 6. zynde de laagfte
Hommers de meeft vergrootende Glazen.
L is het zevende vergrootglas vaftgezet als
in een klein tonnetje om in de hand gehouden te
worden ter befchouwing van een grooter voor-
werp.
M is een plat ftrookje ivoor, een fchuifje ge-
noemd , met vier ronde gaten daar door, waarin
de voorwerpen geplaatft worden tuffchen twee
A 5nbsp;Mus-
,Muscovifche glaasjes *, gelykze zig vertóonen
dddd.
Agt zulke ivooren Schuifjes, en een van ko-
per worden gewoonlyk by dit Microscdop ver-
kogt ; fommigen met voorwerpen daarin ge-
plaatft, en anderen ledig, om iets, dat zig mögt
voordoen, te konnen zien : maar wien het be-
haagt een groote verzaameling van voorwerpen
te maaken, die kan 'er zo veel neemen als hy
begeert.
Het koperen Schuifje dient om een klein voor-
werp in te fluiten , op dat het, zonder het te kneu-
zen of te verderven, zou konnen gezien worden.
N is een tangetje om bloedelooze diertjes of
andere voorwerpen op te vatten , en op de
glazen te fchikken.
O is een klein hair-borfteltje of penceel , om
bet ftof daar meede van de glazen af te neemen,
of om een kleine droppel vogt, dat men onder-
zoeken wil, op te neemen en op het Musco-
vifch glas te leggen,
P is een glazen buis dienende om leevende
voorwerpen op te fluiten, gelyk als kikvorfchen,
viflchen enz, om daar in het bloed te ontdekken,
zo als het door de aderen en flagaderen loopt.
Alle deeze byzonderheden zyn vervat in een
klein net doosje, zeer bekwaam om in den zak
gedraagen te worden.
Wanneer ge een voorwerp wilt zien, fteekt ge
het ivooren fchuifje, waarin het zelve geplaatft
is,
* [In plaats van Muscovifcli glas worden de voorwerpen
in het bovengemelde Stelfel van Sommers geplaatft tiiilchen
twee fyne fchyfjens van Franfch of Engelfch glas daartoe ge-
flepen , welke van de Liefhebbers beter gekeurd wor-
den. ]
isjtuflchen de twee platte koperen plaatjes EE,
altyd in agt neemende datge die zyde van het
fchuifje, daar de koperen ringetjes zyn, verst van
uw oog af fielt. Schroef dan het vergrootglas,
dat gy voor hebt te gebruiken, aan 't end' van
het werktuig G; en door het zelve tegen 't ligt
ziende, draai de lange fchroef CC, tot dat mv
voorwerp in een fland, die voor uw oog gevoeg-
lyk is, gebragt zy; 't welk gy daar aan zult wee-
ten, dat het zig dan volkomen duidelyk en klaar
vertoont, 't Is befl het zelve eerft te bezien
door een vergrootglas dat het geheele voorwerp
op eenmaal kan vertoonen , ei! daarna de ver-
fcheide deelen meer afzonderlyk te bekyken met
een van de meefl vergrootende glazen : want
dus zultge een regt denkbeeld krygen van het
geheel, en alle deszelfs deelen. En fchoon de
meeft vergrootende glazen maar een klein ge-»
deelte van een voorwerp op eenmaal können
vertoonen, gelyk als de klaauw van een VIoo,
den hoorn van een Luis, of iets diergelyks; zal
egter door een zagte beweeging van her fchuif-
je, dat uw voorwerp bevat, het oog trapswy-
ze alles overzien: en indien eenig deel buiten
den afftand mögt zyn , zal de fchroef C C dat
gemakkelyk tot het regte brandpunt brengen.
Alzo de voorwerpen zeer naby de glazen ge-
hragt moeten worden, wanneer men de meeft
■vergrootende glazen gebruikt , zo wees in 't
hyzonder zorgvuldig, datge dezelven niet fchraft
door 'er het fchuifje tegen aan te vryven , als
gy het in of uithaalt. Eenige weinige draayen
van de fchroef CC zullen deezen misflag ge-
makkelyk voorkomen, door ruimte genoeg te
geeven.
Gy
-ocr page 40-Gy kont de voorwerpen in uwe fchuifjes ver-
wilTelen voor anderen , die gy gevoeglyk oor-
deelt, door het koperen ringetje met den punt,
van een pennemes uit te neemen ; De Mufcovi-
fche glaasjes zullen 'er dan uitvallen , zo gy de
fchuifjes maar omkeert; en na 'tgene u behaagt
'er tuifchen gedaan te hebben , zultge door de
koperen ringetjes weer op hun plaats te brengen,
dezelven vaft maaken , gelykze te vooren wa-
ren. 't Is dienftig fommige fchuifjes met Muf-
covifche glaasjes voorzien te hebben , dog zon-
der eenige voorwerpen daar tuflchen, om\altyd
in gereedheid tf zyn tot het onderzoek van vog-
ten, Zouten, Zanden, Poeyers, hét meel der
Bloemen, of eenige andere toevallige voorwer-
pen van zulke foort als alleen behoeven op
de buiten zyde van het Mufcovifch glas gelegd
te worden.
De omloop van het bloed kan gemakkelykft
gezien worden in de ftaarten of vinnen der vif-
fchen ,in het dunne vlies tuflchen de toonen van
een Kikvorfch, of, beft van allen, in de ftaart
van een Water-Hagedis. Indien uw voorwerp
een klein vifchje is , plaats het in de buis , en
fpreid zyn ftaart of vin tegen haar zyde: indien
het een vorfchis, kies zulk eenen qit, die maar
even in uwe buis kan, en fpan met een pen of
ftokje het doorfchynend vlies tuflchen de toonen
van zyn agterfte poot zo wyd uit, als u moogelyk
is. Wanneer uw voorwerp zo gefchikt is, dat
geen van deszelfs deelen het ligt kan onderfchep-
pen van de plaats, die gy voor hebt te zien ,
ontfchroef de lange fchroef CC , en fteek uwe
buis in de gewuifde holte , geheel door de kas
van uw Microscoop; fchroef het dan op de reg-
te
■k
-ocr page 43-Z a k-M icroscoop.nbsp;13
te brandpunts afftand, en gy zult het bloed door
2yne vaten zien loopen met een fnelle bewee-
ging , en op een zeer verbaazende wyze.
Bedien u van het derde of vierde vergrootglas
voor Vorflchen ofViflchen; maar voor de ftaar-
ten van Water-Hagediffen, zal het vyfde of zes-
de van paffe zyn ; vermits hunne bloedbolletjes
tweemaal zo groot zyn, als die der Vorffchen of
Viffchen. Het eerfte of tweede vergrootglas
kan niet wel ten dien einde gebezigd worden.
Want de dikte der buis, waar in de voorwerpen
zyn, laat naauwlyks toe, dat dezelve zo digt aan
gebragt worden, als de brandpunts afftand van
het vergrootglas.
Het boven befchreeven enkel Microscoop kan
tot een dubbel gemaakt worden , door het aan
eene buis te fchroeven meteen oog-glas aan haar
end: het zelve wordt ook bekwaam gemaakt,
om ten naaften by de oogmerken van het groote
Dubbel terug kaatzend Microscoop te beantwoor-
den , door de volgende Uitvinding.
IV. HOOFDDEEL.
Een nieuwe Uitvinding om het ZAK-MICROS-
COOP vaft te zetten, en daar aan ligt te
geeven door een Spiegel.
In deeze Plaat is A een koperen krul, opgerigt pi.lt
en vaft gemaakt aan een rond Houten voet-
ftuk B, zo datze volkomen vaft en fteevig ftaat.
C is een koperen fchroef, die door een gat
gaat in 't bovenfte lid van de krul toe in de zyde
van het Microscoop D,en het zelve aan de ge-
jjielde krul vaftfchroeft.
E is
-ocr page 44-E is een holle Spiegel in een koperen doos
gezet, welke in den boog G hangt, door twee
kleine fchroefjes f f, die in deszelfs tegen mal-
kander over ftaande zyden ingefchroefd zyn.
Onder aan gemelden boog is een pen van het
zelfde metaal, net paflende m het gat h van het
houten voetftuk , gemaakt om gemelde pen te
ontvangen.
Alzo de boog aan de pen, en de Spiegel aan
de enden van den boog draait, kan dezelve door
deeze tweevoudige beweeging gemakkelyk in dier
voege geflield worden, dat hy het ligt des hemels,
der Zonne, of van een kaars, regt opwaards te
rugge kaatft door het Microscoop, dat lootregc
boven denzelven is vail gemaakt; en dus doen-
de kan men maaken, dat dit Microscoop aan
meefl; alle oogmerken voldoet van het groot Dm^-
bel te rug kaatzend anders Spiege l-Mier ose oop, 'c
welkikterftondbefchryven zal. .
De kas van 't Microscoop kan ook horizon-
taal vaft gemaakt, en de voorwerpen in dien ftand
gezien worden, by zodanig ligt als men verkiefl:^
't welk een voorregt is, dat het te rug kaatzend
Microscoop niet heeft.
Desgelyks kan het zelve verder nuttig gemaakt
worden, door middel van een fl;rookje glas, waar
op, wanneer 't een end' tuflchen de plaatjes, daar
de fchuifjes doorgaan, gellooken wordt, en 't an-
der tot zekeren afiland uitfteekt, zulke voorwer-
pen können geplaatil worden, als men in de fchuif-
jes niet voegen kan. En als men dan een kope-
ren lid heeft, dat een hollen ring, waarin de ver-
grootglazen moeten gefchroefd worden, aan de
kas van 't Microscoop vafl:hegt, en over het uit-
fteekend glas uitbreid, zo kan men alle foorten van
voor-
-ocr page 45-Pl.- Il.
/
-ocr page 46-■m- ■■
öl: j ■
voorwerpen zeer gevoeglyk onderzoeken, indien
er een gat in 't voetftuk gemaakt wordt, om den
Spiegel net beneden teplaatfen, om de ligt-ftraa-
^^n naar boven té ftooten.
Het Zak-Microscoop dusvaftgemaakt, is, in-
dien ik my mag vermeeten 'er over te oordee-
Jen, zo gemakkelyk en vermaakelyk in 't gebruik,
zo bekwaam tct de keurigfhe onderzoeking
v^an Diertjes en Zouten in de Vogten, van de Meel-
stoffen in de Gewaffen, van de Omloopen der Vog-
ten in kleine Schepfelen: in'tkort, het is zo ge-
schikt om aanmerkelyke ontdekkingen te doen in
Voorwerpen die eenigen trap van doorfchynend-
quot;eid hebben, als eenig Microscoop, dat ik ooit
gezien, of waar van ik ooit gehoord heb. Ook is het
ten voornaam deel van hetZonne of Donkere Kamer
^yiicroscoop, 'twelk ik ftraks befchryven zal.
PI. III.
V. HOOFDDEEL.
Van het Dubbel te rug kaatzend of Spiegel-
Microscoop.
Utt Dubbel terug kaatzend Microscoop tegen- Refle-
^oprdig in gebruik (welks gedaante met zyn iHng.
joellel te zien is in Plaat III) is een verandering en
verbetermg van 's Heer en M a r s h a l's Groot Dub-
Microscoop door den Heere C u l p e p e r , en den
Scarlet; het is op ver na zo moeilyk
j kan met veel meer gemak behandeld wor-
en is door middel van een terugge gekaatfl
bekwaam om de voorwerpen op een veel
iciaarer en vermaakelyker wyze te vertoonen.
De kasyan dit Microscoop AAAA, zynde een
ruime buis, wordtonderfchraagddoor driekope-
renpylaaren bbb, van een houten voetftuk C op.
gaande5
-ocr page 48-gaande ; in welk Voetftiik een laade D is , om
de voorwerp-Glazen en andere deelen van den
toeftel in te leggen.
Een kleiner buis ee, fchuift in de grooter, en
geeft beneden een veel kleiner buis, dan zy zel-
ve is, uit, ƒ met een vaar - fchroef g aan haar
end', waar aan het voorwerp-glas of 't vergroot-
glas gefchroefd wordt.
Daat zyn vyf van deeze vergrootglazen ge-
nommerd, ï , 2,3, 4 gt; 5 gt; met welke nommers
de binnenfte buis ook gemerkt is , om aan te
wyzen hoe ver dezelve moet uitgehaald worden
om gefchikt te zyn naar het vergrootglas waar-
van men gebruik maakt : maar indien het dan
niet net gepaft is voor het oog, zo fchuif de bin-
üenfte buis zagjes hooger of lager, of draai de
fchroef van het vergrootglas trapswyze ^ töt dat
het voorwerp zig duidelyk vertoont. Neem in
agt, datdegrootfte vergrootglazen de kleinfte
openingen, en laagfte nommers heblaen.
L is een ronde koperen plaat,horizontaal tuf-
fchen de drie koperen pylaars vaftgemaakt, en
een rond gat M in deszelfs middelpunt is ge-
fchikt om een bekwaame toeftelling N te ont-
vangen , dienende om ivooren fchuifjes, waarin
de voorwerpen geplaatft zyn, vaft te houden :
welke toeftelling beftaat uit een ftaalen krul- draad
beflooten. tuffchen drie koperen kringen, waar
van één beweeglyk is, om een fchuifje toegang
te verleenen.
O is een ronde koperen plaat, mét verfcheide
gaten om voorwerpen in te plaatzen, waar meê
fommige derzelven gewoonlyk voorzien worden
in de Winkels : maar twee gaten worden gemeen-
Ivk bewaard Voor kleine holle glazen, om daar
droppel van eenig vogt te plaatzen, en
ous de Diertjens in 't zelve te zien. Daar is ook een
quot;UKje wit ivoor, en een ftukje zwart ebbenhout
Van de zelfde grootte en gedaante, als de gaten
tot de voorwerpen. Het ivooren is om voor-
werpen , die niet doorfchynende en zwart zyn,
op te doen , en het ebbenhouteti is om zuiken
op te neemen , die wit zyn. Door welke ftry-
aigheid van kleuren dezelven klaarer zullen ge-
Zien worden. Onder aan deeze voorwerp-plaac
IS een knoop die in het groefje P fchiet, waar door-
ze aan de ronde koperen plaat gevoegd wordt:
en door dezelve aan deeze pen rond te draaijen,
«onnen alle de voorwerpen na malkander mee
weinig moeite onderzogt worden.
IS een holle fpiegel, in een koperen doos
til- V fquot; draaijende in een boog R op twee
quot;quot; ^^^ boog komt
Snhetnbsp;' i» middelpunt
Van het Voetftuk ingelaaten zynde , den zelven
bekwaam maakt om verticaal of horizontaal te
draaijen , en het ligt van een kaars of van den
ö^g , regt opwaards te rugge te kaatfen tot het
Voorwerp dat gezien moet worden.
ip« * plat-bohondglas, dat op twee fchroef-
jes _ draaijende , wanneer deszelfs onderfle
pen m het gat W, dat om dezelve te ontvangen
n cie ronde plaat L gemaakt is, geplaatfl wordt,
nierT'^ van een kaars zal doorlaaten, om een
.doorfchynend voorwerp, dat ter onderzoek
P ƒ et rond ivooren of ebbenhouten flukje ge-
egd IS, te verligten : en het zelve kan hooger
i iaager gezet worden, naar dat het ligt vereifcht.
it glas IS van goeden dienft om het fchynfei
quot;er iionne, of het ligt van een kaars, op een niet
Bnbsp;door-
doorfchynend voorwerp te brengen ; maar in
klaar dagligt is het van weinig nut.
X een kegel van zwart ivoor, om vaft ge-
maakt te worden aan een rand onder aan de ron-
de koperen Plaat L, voornaamelyk, wanneer 't
eerfte of tweede Vergrootglas gebruikt wordt,
en 't voorwer{k zeer doorfchynend is : want de
ondervinding leert, dat zulke voorwerpen veel
duidelyker zigtbaar gemaakt worden, wanneer
men een gedeelte der fchuine ftraalen van den
hollen fpiegel te rugge gekaatft onderfchept. _
De ko^tren vifch-pan Y dient, om een Spie-
ring , Grundel, quot;of een diergelyk klein vifchje
op vaft te maaken , om het bloed in deszelfs
ftaart te zien omloopen. Ten dien einde moet
de ftaart van het vifchje uitgefpreid worden
dwars over het langwerpig gat, aan het naauwfte
end' van de pan : dan zal de knoop, die aan de
agterkant van de pan is, door de ronde plaat L
in de fpleet P flippende, door een veer, die aan
den knoop is, dezelve vaft zetten, en wel voor
het gezigt brengen.
Maar indien het een Kikvorfch , Water-Ha-
gedisje of Aal is j waarin men den omloop be-
geert te toonen,is een glazen buis I bekwaamft
tot dien einde. De ftaart van een Hagedisje of
Aal of in een Vorfch het vlies tuflchen de too-
nen'van de agterfte poot, zyn de deelen waarin
dit beft kan gezien worden. Wanneer het voor-
werp wel is uitgeftrekt aan de binnen zyde van
de buis,fehuif de buis onder de ronde koperen plaat
L (al-waar twee veerenzyn, en een holligheid ge-
maakt in den rand om dezelve vaft te houden) en
breng uw voorwerp regt onder het vergrootglas.
Drie zulke glazen buizen zyn'er, de eene klei-
ner
Jïer dan de andere , en de grootte van het voor-
werp wyft aan welke men gebruiken moet; maar
jn 't algemeen , hoe minder ruimte het fchepfel
jieeft om 'er zig in te beweegen, hoe gemakke-
lyker het te behandelen is, en hoe ftiller het lig.
gen zal om onderzogt te worden.
. Het celletje 2 met een hol en vlak glas daar-
w, dient om Vlooijen, Luizen, My ten, of aller-
lei kleine leevendige voorwerpen, zo lang het
ons behaagt, in op te fluiten ; en als het zelve
geplaatft wordt over het gat M in het midden
Van de ronde koperen plaat, können die op een
^er gevoeglyke wyze gezien worden. ---
prie lofle glazen , t. w. een vlak en twee holle ,
behooren ook tot dit Microscoop , en zyn ge-
Jchikt om voorwerpen op te fluiten , of by gele-
genheid daar op te plaatfen.
Het lange ftaalen pennetje 3 met een tangetje aan
het een, en een punt aan 't ander end', om voor-
werpen vaft te houden of op te fteeken , fchuift
agterwaards of voorwaards in een korte koperen
buis, waaraan een knoop is vaftgemaakt, welke
in het kleine gat 2 paft , naby den rand van de
•koperen plaat L: en dan kan het voorwerp ge-
reedelyk tot een regten ftand gebragt, en ligt
op het zelve gekaatft worden, door den fpiegel
Van onderen, of, indien hetondoorfchynendis,
aoor het plat-bolronde glas V.
4 Is een plat ftukje ivoor een fchuiije genoemd,
met vier ronde gaten 'er door, en voorwerpen
in dezelven geplaatft, tuflchenMoscovifch glas
met koper-draaden vaft gehouden.
. Het is gevoeglyk een getal van deeze fchuif-
jes met keurlyke voorwerpen voorzien , altyd
gereed , zo wel als fommigen ledig te hebben ,
B 2nbsp;om
om tot iets nieuws, dat zig voordoet, gebruikt
te worden. Wanneerge 'er gebruik van maakt,
fteekze tuffchen de koperen ringen van het daar
toe dienend geftel N, 't welk in het ronde gat
M in 't middelpunt van de koperen plaat Lfchiet.
Dit houdtze vaft, en laat teffens toe, datze heen
en weer bewoogen worden, op dat men alles
volkomentlyk zou konnen onderzoeken.
5Een klein rond ivooren doosje,om ftukjes
Moscovifch glas tot de fchuiljes in te leggen.
6nbsp;Een klein hairen borfteltje, om 't ftof van
de glazen af te doen, of'er een droppel vogtop
te leggen.
7nbsp;Een nyptang, om eenig voorwerp dat men
onderzoeken wil, op te vatten.
De twee Microscopen , die ik nu vervolgens
befchry ven zal, t. w. het Zonne, of Donkere Ka-
iner Microscoop , en het Microscoop voor ondoor-
fchynende Voorwerpen, zyn buiten 's lands uitge-
vonden , en eerft onlangs by ons bekend gewor-
den. Wy zyn inderdaad voor deeze beide ver-
pligt aan een Pruiffifch Heer, den vernufdgen Dr.
Liüerkuhn 1, die, wanneer hy voor ontrent twee
jaaren
1nbsp; [DeHeerD.G. pAnRENHEiT, die in't Jaar 1736. o-
verleden is, hzdr. het Donkere'Kamer Microscoop, reeds ee-
nigen tyd voor zyn Dood vervaardigd; en de HeerLiEBER-
kuhn ,in Holland zynde,heeft het by de Heeren Georgb
Clifford en Hendrik de Raad , ie Amflerdamraex.\ee\ ge-
noegen befchouwd, lang voor dat hy na Engeland overftak.
Om dat nu gemelde Heer dergelyk een Stelfel van zyn eige
maakfel eerft heeft vertoond, zal onze Schryver zig waar-
fchynlyk verbeeld hebben, dat hy hier van zoo wel de eer-
fte Uitvinder was , als van het Microscoop voor ondoor-
fchynende Voorwerpen. Voor welk laatfte , wy zo wel
als de Engelfchen aan dien Uitmuntenden Konftenaar ver-
pügt zyn; en kan het zelve niet genoeg geprezen worden
vandezulkendiehetmetnaukeurigheid befchouwd hebben.]
Pl.-III.
-ocr page 54- -ocr page 55-jaaren in Engeland was, tot beide deeze oogmer-
ken een geftel van zyn eigen uitvinding en maak-
fel aan verfcheide Heeren van de Koninklyke
Maatfchappy, en desgelyks aan eenige Gezigt-
kundigen vertoonde; onder welken de Hr.CuFF,
tegenover Serjeants-Inn Gate, in Fleetßreet, zeer
veel moeite gedaan heeft, om ze te verbeteren,
en tot grooter volmaaktheid te brengen: en der-
halven zal ik 'er een befchryving van geeven,
zo alsze by hem gemaakt en verkogt worden.
Van het Zonne, of Donkere Kamer
MICROSCOOP.
Dit Microscoop hangt af van de Zonnefchyn,
en moet in een donkere kamer gebruikt wor-
den, gelyk deszelfs naam medebrengt.
Het is famengefteld uit eene buis, een Spie-
gel , een bol glas, en het enkel Zak-Microskoop
van Wilson te vooren befchreven bladz. 8.
De Spiegel de Straalen der Zonne door de buis
op het voorwerp rigtende, wordt de afbeelding
of tekening van het voorwerp, duidelyk en fraai
op een blad wit papier, of op een witte linnen
doek, geplaatft op eenigen afftand om die te ont-
vangen , gefchetft ; en kan zodanig vergroot
■worden, dat het de verbeelding van d^ie dit nooit
gezien hebben, te boven gaat: want hoe verder
het papier of linnen afftaat, hoe grooter zig het
voorwerp zal vertoonen ; in zo verre, dat een
Luis kan vergroot worden tot de lengte van vyf
of zes voeten, of zelfs nog veel grooter: maar
is inderdaad veel duidelyker , w anneer zy tot
B 3nbsp;niec
niet meer dan de helft van deeze grootte ver-
toond wordt.
Het Toeftel tot deezen einde^ zo als dat m de
bygevoegde plaat vertoond woïdt , is als volgt.
PI. IV. A een vierkant houten raam, waar door twee
lange fchroeven gaan , en 't zelve door middel
van twee moertjens H ter deeg vaft zetten aan
een houten venfter, waar in een gat gemaakt is,
om het zelve te ontvangen; zynde de twee moert-
jens in 't venfter ingelaaten, en daaraan vaftge-
maakt.
In 't midden van dit raam is een rond gat ge-
maakt, om een rond ftuk hout B te ontvangen,
welks rand , die een weinigje buiten het raam
uitfteekt, een ondiepe groef 2 heeft, waar m
een Snaar 3 loopt; welke door rond te draaijen,
en dan te loopen over het koperen katrolletje,
4 , (welks handvatfel 5 door het raam gaat )
een gemakkelyke beweeging verfchaft, om het
ronde ftuk hout B rond te draaijen,met alle de
deelen, daaraan vaft gehegt.
C is een koperen buis met Robbe-yel gedekt,
welke fchroevende in 't midden van 't rond ftuk
hout, een koker wordt voor de ongedekte ko-
jeren buis D, zo dat dezelve verder in of uit ge-
laaid kan worden.
E een dunner buis van omtrent een duim
lengte, vaft gehegt aan het end' van de dikker
buis Dinbsp;....
F is een andere korte koperen buis, die over
de boven-befchrevene buis E gefchooven kan
worden. Aan haar end' moet het Microscoop
-gefchroefd werden , wanneer men 't zelve wil
gebruiken.
6 Een bol glas, welks brandpunt^ is van om-
trent
trent twaalf duimen , dienende om de ftraalen
der Zonne te verzamelen, en dezelven fterker
op het voorwerp te ftooten.
G een Spiegel van een langwerpige gedaan-
te, in een houten raam gezet, methengfels aan
het ronde ftuk hout B vaftgemaakt, en daarme-
de rond draaijende , door middel van de bo-
vengemelde Snaar.
H een draad met leden voorzien , gedeelte-
lyk koper , en gedeeltelyk yzer : waarvan het.
koperen gedeelte, 't welk plat is 7 , vaftgemaakt
zynde aan den Spiegel, en het yzeren gedeelte^
't welk rond is 8 , door het houten raam gaan-
de, den waarneemer in ftaat ftelt (door het voor-
waards of agterwaards te zetten) om het glas te
doen ryzen of daalen volgens de hoogte der Zon-
ne.
9» een koperen ring aan het end' van den ge-
lededen draad, om den zelven daar door met meer
gemak te beftieren^
De enden der Snaar zyn vaft gemaakt
aan een koperen pen , met welke te draaijen
men dezelve kan opbraflen , zo zy t'eeniger
tyd te flap mögt worden. Deeze pen agter-
aan zittende kon in de tekening niet vertoond
worden.
Wanneer dit Microscoop gebruikt wordt, moet
het vertrek zo donker gemaakt worden als moo-
gelyk is: want van'de donkerheid des vertreks,
en de helderheid des Zonne - fchyns, hangt de
fcherpte en volmaaktheid uwer afbeelding af.Daii
den Spiegel G door het gat in uw venfter ftee-
kende, maak het vierkant raam A aan het ge-
melde venfterj door zyne twee fchroeven en moe-
ren II vafl;.
B 4nbsp;Die
-ocr page 58-Dit gedaan zynde, fchik uwen Spiegel naar de
hoogte en ftand der Zonne , door middel van
den draad met leden H , tefFens met de Snaar
en 't katrolletje 3 4. Daar ontftaat voor
eerft uit deeze ryzing en daaling van het glas,
en ten anderen uit deszelfs helling over een van
beide zyden, een tweevoudige beweeging, wel-
ke gemakkelyk zo kan beftierd worden , datze
het glas tot een regten ftand bren ge, dat is, dat
ze het zelve de ftraalen der Zonne regtftreeks
door de Lens 6 te rugge doe kaatfen op de pa-
pieren fcherm , en daarop een plek ligts doe
maaken , die net rond is 1.
Zo haaft dezelve zig vertoont, fchroef de buis
C in den koperen hals-band daar toe in't midden
van uw houtwerk gemaakt, zorg draagende dat
•ge uw' Spiegel niet veranderd: dan het Vergroot-
glas , dat gy verkieft te gebruiken, aan 't end'
van uw Microscoop fchroevende op de gewoone
wyze, neem de Lens aan 't ander end' daar van
weg, en plaats een Schuifje,het voorwerp,dat
ge onderzoeken wilt, bevattende, tuffchen de
dunne koperen plaaten , gelyk , wanneer men
het Microscoop op de andere wyzen gebruikt, ge-
daan wordt.
Alles dus gereed zynde, fchroef de kas van
UW Microscoop aan de korte koperen buis F,
welke
1nbsp; Alhoewel een volmaakt ronde ligt-plek op den fcherm
te verkrygen voor datge het Microscoop aanvoegt, een
vade proef is, dat uw Spiegel naar behooren gelleld is,
moetge egter deeze proef niet altyd verwagten : want de
Zon is des Winters 70 laag, dat indienze in een regte lyn
tegen het venfter fchynt , zy dan geene net ronde ligt-plelc
kan verfchaffen; Maar indienze aan een zyde van u ftaat,
kpndge zelfs in December een ronde plek verkrygen.
welke over het dun end' E van de buis D fchuift,
en trek de gemelde buis D meer of min uit, naar
maate uw voorwerp in flaat is om de hitte der
Zonne te verdraagen. Doode voorwerpen moo-
gen gebragt worden binnen omtrent een duim
van het Brandpunt van de bolle Lens 5 ; maar
de afftand moet verkort worden voor levendige
Schepfelen , of ze zullen fchielyk gedood wor-
den.
Indien het ligt niet volkomen regt valt, kond-
ge het gemakkelyk door een zagte beweeging
van den gelededen draad en het katrolletje, door
den as van de Lens des Microscoops rigten.
De korte buis F, waar aan uw Microscoop
gefchroefd is, fielt u in ftaat, door ze voorwaards
of agterwaards te fchuiven aan de andere buis
E, om uwe voorwerpen te brengen tot hunnen
waaren Brandpunts afftand; 't welk men wee taan
de fcherpte en klaarheid van hun verfchynfel: zy
können ook door dezelfde middelen rond ge-
draaid worden, zonder in de minfte waijorde te
komen.
De dienftigfte Vergrootglazen in 't Zonne-
Microscoop zyn , in 't algemeen , het vierde,
vyfde, of zesde.
Alzo wy dikwils gewag hebben gemaakt van
een fcherm om de af beeldzeis der voorwerpen
op te brengen, is het gevoeglyk den Leezer te
onderrigten » dat zulk een fcherm gemeenlyk
toegefteld is van een vel van 't grootfte Olifants-
papier, gefpannen op een raam, 't welk op, of
neer fchuift, of naar welgevallen draait rondom
een houten pilaar , op de wyze van fommige
vuur-fchermen. Desgelyks worden fomtyds groo-
ter Schermen gemaakt, door verfcheide vellen
5 5nbsp;van
van 't zelfde papier op doek fatnen te plakken,
en neer te laaten van de zoldering met een rol,
gelyk een groote kaart.nbsp;, , , . ,
Dit Microscoop is het vermaakelyktt van al-
len, en miflchien, 't bekwaamfl om ontdekkin-
gen te doen,in voorwerpen,die niet te ondoor-
fchvnend zyn : alzo het dezelven veel grooter
vertoont, dan door eenigen anderen weg kan
gedaan worden. Ook gaan 'er verfcheide ge-
ryflykheden mêe verzeld, die geen ander Mi-
croscoop kan hebben: want de zwakfte oogen
können 't zelve gebruiken zonder het minfte ge-
weld of vermoeying: een menigte van menfchen
kan een voorwerp zien , gezamenlyk , op den
zelfden tyd, en, door op de byzondere deelen
daar van te wyzen, en gefprek te houden over
't gene voor hun legt, zullen zy malkander be-
ter können verftaan,en oogfchynlyker de waar-
heid uitvinden, dan wanneer zy, met andere
Microscopen , de een na den anderen moeten
s-luuren, en miffchien het voorwerp, nog m het
zelfde ligt nog in den zelfden ftand zien. Zul-
ken ook die geen verftand van tekenen hebben,
können , door dit Uitvindfel , gemakkelyk de
nette gedaante van eenig voorwerp affchetzen,
waar van zy genegen zyn een aftekening te be-
waaren; nademaal zy alleen een papier op de
fcherm behoeven vaft te maaken, en het zelve
daarop met een pen of penceel na te Ichetzen,
gelyk het zig voor hun vertoont.
Het is der pyne waard voor die begeeng zyn
veele fchetzen op deeze wyze te maaken , zig
van een raam te voorzien, waar in een vel pa-
pier kan gedaan, en naar welgevallen uitgenoo-
men worden; want indien het papier enkel is,
zal
-ocr page 61- -ocr page 62-i
r
4
i
T ■■
•I
-ocr page 63-zal het beeld van het voorwerp byna zo klaar
gezien worden aan de agter als aan de voor-
zyde, en door agter de fcherm te ftaan zal de
fchaduwe van de hand het ligt niet onderfchep-
pen, terwyl men tekent, gelykze eeniger maate
doen moet, wanneer men 'er voor ftaat.
Ik moet aanmerken, dat Dr. Liberkuhn's
Zonne-Microscoop niet van een Spiegel voor-
zien , en derhalven maar eenige weinige uuren
op een dag van dienft was , wanneer de buis
regtftreeks kon geplaatft worden tegen het lig-
haam der Zonne, en zelfs dan nog niet zonder
merkelyke moeite; maar door deeze gelukkige
uitvinding van een Spiegel, können de Zonne-
ftraalen door de buis te rug gekaatft worden,
hoedanig ook haar hoogte of ftand zyn mag,
mids dezelve eenigzins op het venfter fchyne,
en dac zelfs met meer gemak en voordeel.
Vm Ä^f MICROSCOOP voor ondoorfchynende
Foor werpen.
quot;p\It Microscoop verhelpt de ongevoeglykheid
^ van de donkere zyde eens voorwerps digt
aan het oog te hebben, welke tot hier toe een
ontebovenkomelyke hinderpaal geweeft is in het
maaken van waarneemingen in ondoorfchynen-
de voorwerpen, met eenen merkelyken trap van
naauwkeurigheid en voldoening :' want in alle
andere uitvindingen, gemeenlyk bekend, over-
Ichaduwt de nabyheid des werktuigs by het voor-
werp (wanneer men glazen, die veel vergroo-
ten, gebruikt) het zelve onvermydelyk zodanig,
dat-
-ocr page 64-datze deszelfs vertooning donker en onduidelyk
maakt. En, niettegenftaande 'er wegen beproefd
zyn, om ligt op een voorwerp te brengen, van
de Zonne, of een kaars, door een bol glas aan
deszelfs zyde geplaatfl: können de flraalen van
beide alleenlyk tot zuiken fcherpen hoek daar
op gebragt worden, datze dienen om een ver-
warde fchittering te maaken, maar niet genoeg-
faam zyn om een klaar en volkomen gezigt van
het voorwerp te verleenen.
Maar in dit nieuwe Miscrocoop, wordt door
» middel van een holle zilveren Spiegel, zeer glad
gepolyft, in welks middelpunt een Vergroot-
glas is geplaatfl, zulk een regtflreeks en fterk
ligt op het voorwerp te rugge gekaatfl, dat het
met alle bedenkelyk gemak en pleizier kan on-
derzogt worden.
Het Toeftel tot dit oogmerk (gelyk in de Vde
Plaat,) heeft my meer vermaak en voldoening
verfchaft, dan ik in ftaat ben te befchryven; en
al wie 'er de proef van neemt, zal, geloof ik,
met my van gevoelen zyn, dat hy nooit te voo-
ren een ondoorfchynend voorwerp met zo veel
klaarheid, en op zulk eene volmaakte en waare
wyze gezien heeft.
De byzondere deelen van dit Werktuig van
koper of zilver gemaakt, zyn als volgt.
PI V. Door de voorfte zyde A gaat een fyne fchroef
B, welks ander end' vaft gemaakt is aan de be-
weeglyke zyde C.nbsp;., rnbsp;i
D is een moer op gemelde fchroef paffende,
door welke rond te draaijen de twee zyden A C
trapswyze famengebragt worden.
E is een ftaalen veer , die de twee gerne de
-ocr page 65-VÖOR ONDOORSCHYNENDE VoORWERPEN.
zyden van één feheidt, wanneer de moer ont-
fchroefd wordt.
F een koperen ftukje rond draaijende in een
holletje,waaruit een klein fpring-buisje op een om-
geklonken fpykertjebeweegende voortkomt, door
welk buisje een ftaalen draad loopt, waar van
het een end' in een fcherpen punt G eindigt,
en het ander van een nyptangetjeH, daar aan vaft
gemaakt, voorzien is. De punt en het tangetje
dienen om een bloedeloos diertje of voorwerp
daar op te fteeken , of mede op te neemen en
vaft te houden: en 't een of 't ander kan op-
waards gedraaid worden, naar dat met uw oog-
merk beft over een komt.
_ I een koperen ring met een moer-fchroef daar
in, ftaande op een opgerigt ftuk van 't zelfde
metaal,'t welk rond draait op een omgeklonken
ipykertje,om den zeiven op den vereifchten af-
Itand te können ftellen,wanneer de minft vergroo-
tende glazen gebruikt worden. Deeze ring ont-
vangt de fchroeven van al de Vergroot-glazen.
K een holle zilveren Spiegel, zo glad gepo-
lyft als moogelyk is, in welks middelpunt een
dubbel bol glas geplaatft is, met een gevoeglyke
opening, om door het zelve te kyken. Agter
aan deezen Spiegel is een vaar-fchroef L, van
palle gemaakt tot den ring I, om in gemelden
ring naar welgevallen te fchroeven.
_ Daar zyn vier zulke holle Spiegels van ver-
Icheide diepte, gefchikt naar vier glazen van
verfcheide vergroot-kragten, om gebruikt te
worden naar dat de voorwerpen, die men wil
onderzoeken , moogen vereifchen. De mèeft
vergrootende glazen kent men daaraan, datze
de kleinfte openingen hebben.
M een ronde voorwerp-plaat, aan de eene
zyde wit, aan de andere zwart,dienende om de
voorwerpen zigtbaarer te maaken, door dezel-
ven indien ze zwart zyn aan de witte, en indien-
ze wit zyn aan de zwarte zyde te plaatzen. Een
ftaalen veer N draait wederzyds naar beneden om
een voorwerp vaft te maaken: en van de voor-
werp-plaat komt een holle pyp voort, om aan
den punt van de naald Ggefchroeft te worden.
O een klein koperen doosje, met een glas aan
yder zyde, toegefteld om eenige leevende voor-
werpen , die meo onderzoeken wil, op te flui-
ten : dit heeft ook een pypje, om het te konnen
fchroeven op het end' van de naald G.
P een gedraaid houten handvatfel, om in 't
werktuig te fchroeven , wanneer men het ge-
bruiken wil.
een koperen nyptangetje, om eenig voor-
werp mêe op te vatten, of gevoeglyk te behan-
delen.
R een zagt hairen borfteltje, om de glazen of
fpiegels fchoon te maaken, of een droppel van
eenig vogt op het Moscovifch glas van het doos-
je O te leggen, om de Beesjes te zien.
S een klein ivooren doosje tot Moscovifche
glaasjes, om, wanneerze 'er noodig zyn, geplaatft
te worden in 't kleine koperen doosje O.
Wanneerge eenig voorwerp zien wilt, fchroef
de fpiegel ,met het Vergrootglas datge beft oor-
deelt te gebruiken, in den koperen ring I. Plaats
uw voorwerp op de naald G, tuffchen het tan-
getje H , op de voorwerp-plaat M , of in het
holle koperen doosje O, zo als 't naar deszelfs
aard en gefteldheid beft voegt: dan uw werk-
tuig by 't handvatfel P ophoudende , zie tegen
'tligt.
-ocr page 67-Px.v.
-ocr page 68- -ocr page 69-VOOR ONDOORSCHYNENDE VoORWERPEN. gl
't ligt, door het Vergroot-glas, en zo wel door
middel van de moer D, als door beweeging van
de naald, met die aan haar beneden end te be-
ftieren, kan het voorwerp omgedraaid worden
ryzen of daalen, nader aan 't glas gebragt, of
verder daar af gezet worden, tot datge den waa-
ren Brandpunts afftand treft, en het ligt van den
fpiegel op het voorwerp fterk te rug gekaatft
Ziet: op welke manier het zelve zig verwonder-
lyk duidelyk en klaar zal vertoonen. En aan dit
oogmerk zal het dag, of kaars-ligt, tot uw ge-
noegen voldoen.
Dit Microscoop is voornaamelyk gefchikt voor
ondoorfchynende voorwerpen , maar doorfchy-
nende können ook door het zelve gezien worden :
zo men alleenlyk in agt neemt, dat, wanneer
zulken onderzogt worden, het niet altyd gevoeg-
Jyk zal zyn 't weeromgekaatfte ligt van den fpie-
gel daar op te doen vallen : want het ligt dat
dezelven doorlaaten, het te rugge gekaatlle ligt
ontmoetende , können deeze famen een al te
groote fchittering veroorzaaken. Een weinig
oeffening zal ons leeren, hoewe beide deeze lig-
ten tot ons voordeel können fchikken.
Met reden mag men verwagten, dat door het
boven befchreeven Toeftel groote ontdekkin-
gen zullen gedaan worden,alzo ondoorfchynen-
de voorwerpen een ruim veld zyn,maar tot nog
toe Weinig onderzogt, wegens de groote moeiie-
^y^heid om dat te doen.
^n befchryving gegeeven hebbende van de
verlcheide foorten van Microscopen onder ons
tegenwoordig in gebruik, en getoond hebbende
welke byzondere voordeelen van yder können
verwagt worden, zal üc overgaan om den on-
kun-
-ocr page 70-Van het Microscoop enz.
kundigen in deeze dingen,met zoveel klaarheid
als ik kan, de vergrootende vermoogens te lee-
ren vrnde^ van de glazen die ze gebrujen en
rek-nen hoe meenigmaal dezelve de middellyn,
de oppervlakte , en den * teerlmg of het hg-
hLmhk vierkant vergrooten van eemg voor-
werp ^ dat onderzogt wordt En dit zal daar
van ben ik overtuigd, ten hoogften voldoende
I^n, en maaken, dat veele menfchen mgenoo-
men worden met deeze vermaaKelyke en leer-
zaame oeffeninge, wanneer de zwaarigheden,
Se ze 'er zig in verbeeldden,weggenomen zyn,
e^ zy begrjpen dat dezelve zo gemakkelyk als
gLeulk is% wanneer zy zig zeiven m ftaat
om te'oordeelen watze zi^^n , niet door
enkele giffingen m 't wild, maar door zekere en
klaare beginfelen.
r\E vertooning van een voorwerp, wat des-
U zelfs grootheid aangaat, is volgens den hoek,
waar onder het gezien wordt ; of met andere
boorden , volgens de nabyheid tot welke^^et
)ins zal duidelyk blyken in 't vervolg van dit Werk, wan
S wy ovèrweegen de waare grootte van Microscop.lche
voorwJrpe.rdoor dezelve te vergelyken met grooter hg-
haamen.
zelve kan gebragc worden aan het oog: want
hoe kleiner de afiland is , waarop het kan ge-
zien worden, hoe meer het zal vergroot fchy-
nen.
Het bloot oog is onbekwaam, om eenig voor-
werp zeer naby gebragt te onderfcheiden: maar
door een bol glas ziende , hoe naby ook het
brandpunt van dat glas zyn mag , kan daar een
voorwerp duidelyk gezien worden: en hoe klei-
ner het glas is , hoe nader deszelfs brandpunt
zyn zal, en hoe grooter deszelfs vergrootend
Vermoogen in de zelfde evenredigheid zyn moet.
Uit deeze beginfels, is het gemakkelyk, de
reden te vinden , waarom de eerfle of meeft
vergrootende glazen zo ten uiterften klein zyn;
en desgelyks het vergrootend vermoogen te be-
rekenen van eenenkel bol glas in een Microscoop
gebruikt. Want gelyk als de evenredigheid van
het natuurlyk gezigt tot het brandpunt van 't
glas is, zo zal deszelfs kragc om te vergrooten
zyn. Indien het brandpunt van een bol glas
(by voorbeeld) is tot een duim , en het natuur-
lyk gezigt tot agt duimen, dat de gemeene maat
is, zo zal een voorwerp door dit glas können
gezien worden tot een duim afiland van het oog;
en zal in zyn middellynagt maaien grooter fchy-
nen, dan voor het bloot oog. Maar alzo het
voorwerp aller wegen gelykelyk , in lengte
zo wel als breedte, vergroot is, moeten wy het
vierkant van zyn middellyn neemen om waarlyk
te weeten, hoe veel het zig vergroot vertoont;
en dan zullen wy bevinden, dat deszelfs opper-
vlakte inderdaad vier en zeitig reizen vergroot
is.
Wederom: Veronderftel een bol glas, welks
Gnbsp;brand-
brandpunt een tiende duim van deszelfs middel-
punt afftaat : in agt duimen, zyn tagtig zulke
tienden van een duim ; en derhalven kan een
voorwerp door dit glas gezien worden tagtig
maal nader by, dan het duidelyk door het b oot
oog kan gedaan worden. Het zal gevolgelyk
tagtigmaal langer, en tagtigmaal breeder fchynen,
dan het doet voor 't gemeen gezigt ; en alzo
tagtig met tagtig vermenigvuldigd zes duizend
en vier honderd maakt, vertoont het zig inder-
daad zo menigmaal vergroot.
Om een ftap verder te gaanIndien een bol
glas zo klein is , dat deszelfs brandpunt niet
meer dan een twintigfte van een duim afftaat;
zullen wy bevinden, dat agt duimen, de gemee-
ne afftand van 't gezigt, honderd en zeftig van
deeze twintigfte gedeelten vervatten ; en, by
gevolg, de lengte en breedte eens voorwerps,
wanneer 't gezien wordt door zulk een glas, zal
ieder honderd en zeftig reizen vergroot zyn; 't
welk vermenigvuldigd door honderd en zeftig,
om het vierkant te geeven, vyf en twintig dui-
zend zes honderd zal beloopen: en zo veelmaal,
dit is klaar, moet de oppervlakte des voorwerps
grooter fchynen, danze doet voor 't bloot oog
op den afftand van agt duimen.
Derhalven is, in een enkel Microscoop, om
het vergrootend Vermoogen van ieder glas te
keren kennen, niets meer noodig, dan het tot
zyn waar brandpunt te brengen ; waar van de
nette plaats zal gekend worden , door dien hec
voorwerp zig volmaakt duidelyk en fcherp ver-
toont, wanneer het daar geplaatft is. Meet dan
met een klein paffertje, zo na als gy kont, den af-
ftand uit het middelpunt van het glas tot het voor-
■ .nbsp;.nbsp;werp,
^erp, dat gy zaagt, en daarna het paflertje op
een hniaal met een overhoekfche fchaal, waar
op de deelen van een duim gemerkt ftaan, zet-
tende , zultge gemakkelyk vinden, hoe veel dee-
len van een duim de gemelde afiland is: wan-
neer dat bekend is, reken hoe menigmaal dee-
ze deelen van een duim in agt duimen , de ge-
meene maat des gezigts , vervat zyn , en dat
Zal u het getal geeven, 'twelk uitdrukt hoe me-
nigmaal de middellyn vergroot is : de middellyn
vierkantende krygt gy de oppervlakte; en in-
dien 't een voorwerp is, wiens diepte of gehee-
len inhoud gy wilt weeten, zal u de oppervlak-
te door de middellyn vermenigvuldigd, den teer-
ling of lighaamlyken inhoud aanwyzen.
De oppervlakte van eene zyde eens voorwerps
kan alleenlyk in één gezigt gezien worden; en
't IS doorgaans genoeg te rekenen, hoe veelmaal
dezelve vergroot is. Maar fomtyds is het vol-
doende te weeten, hoeveel kleine voorwerpen in
een grooter vervat zyn : als, by voorbeeld ,
veronderilel, dat ik begeer te weeten, hoeveel
diertjes de grootte zullen maaken van een Zand-
korrel : om dit te beantwoorden , moet zo wel
de teerling als de oppervlakte der diertjes in de
rekening gebragt worden ; gelyk in 't volgend
Hoofdfluk zal getoond worden.
Alzo deeze Verhandeling voornaamelyk voor
zodanigen gefchikt is , die van deeze zaaken
maar weinig verftaan , zal het nog noodeloos,
nog onaangenaam zyn,dat we een Tafel van de
vergrootende vermoogens der bolle glazen, ge-
meenlyk in de enkele Microscopen gebruikt,
Volgens derzelver verfcheide brandpunten, gee-
ven : wanneer men nu maar meet, welke de
C 2nbsp;befte •
befte afftand is van het glas, om het voorwerp te
zien, zal men in deeze Tafel deszelfs vermoogen
om de middellyn, de oppervlakte, en den teer-
ling des voorwerps te vergrooten , in één regel
zal kunnen vinden.
Zie de hier tègen-overftaande Tafel.
Alzo deeze Tafel in ronde getallen gegeeven
is, is zy zo klaar en gemakkelyk, dat ieder, ge-
loof ik, die maar eenige weinige getallen kan
deelen en vermenigvuldigen , dezelve vaardig-
lyk zal verftaan.
Ik heb geen aanmerking gemaakt op eenig ver-
grootglas, welks brandpunt tot grooter afftand dan
van een halven duim is ; oni dat glazen , die
minder vergrooten dan dit, zeer gemakkelyk
können berekend worden door de regels boven
voorgefteld: en, wanneer ik koom tot de meeft
vergrootende glazen, heb ik'er van geen gewag
gemaakt, dat een korter brandpunt daneenhon-
derdfte gedeelte van een duim heeft ; nademaal
het zo moeijelyk is i een glas dat nog kleiner,
of zelfs zo klein als dit is , te flypen, dat mis-
fchien weinigen mynerLeezers ooit zulk een zal
voorkomen. En fchoon men glas-bolletjes kan
fmelten zo uitneemend klein , dat hun brand-
punt niet half zo ver afftaat, en gevolgelyk hun-
ne vergroot-kragten ongemeen veel grooter zyn;
gebruik daar van is zo moeijelyk, en verzeld
met zulk een gebrek van ligt, zulk eene ondui-
delykheid en onzekerheid, dat ze inderdaad van
zeer weinig dienft zyn.
De vergrootende vermoogens der glazen in
Wilsons Zak-Microscoop gebruikt, en des-
gelyks der genen die tot het ondoorfchynend
BLADZYDE 3Ö.
TAFEL van de VERGROOTKRAGTEN der BOLRONDE GLAZEN
in £nkelde Microscopen gebruikt, volgens den afftand van hun
ürandpmt: Gerekend naar de Schaal van een duim in honderd
Toonende hoeveele reizen de Middellyn, de Oppervlakte, en de Teerlmg eens Voorwerps,
door zulke Glazen gezien zynde , vergroot wordt vooreen oog, welks natuurlyk
gezigc tot agt duimen is, of agthonderd der honderdfte deelen van een duim.
Het Brand-
punt van een
Glas tot
15
14
13
J2
II
I
rj
2
•3
Q
a
(U
u
gt;
£3
,'H3
u
Q
«j
ei
-a
c
O
X
20,
5 »5
Vergroot
de Mid-
dellyn.
16
20
26
40
61
66
72
80.
88
100
114
133
160
200
266
400
800
256
400
676
t', 600
2,809
3 gt;249
3,721
4^356
5.184
6,400
7.744
10,000
12,996
17' 689
25,600
40,000
70,756
160,000
640,000
Vergroot
de Opper-
vlakte.
Vergroot den | |
4,096- | |
8,000 | |
17.576 | |
64,000 | |
148,877 | |
185,193 | |
226,981 | |
287,496 | |
373.248 | |
512,000 |
»Reizen. |
681,472 | |
I, coo,ooo | |
1,481,544 | |
2,352,637 | |
4,096,000 | |
8,000,000 | |
18,821,096 | |
64,000,000 | |
512,000,000 j |
i Het meeft vergrootende Glas in's Heeren Leeuwenhoeks Kabinet van Microscropen , aan de Koninelyke
Maatlchappy vereerd , heeft, zo na als men t mectcn kan, zyn Brandpunt tot een twintigfte van een duim
afftands uit zyn middelpunt, en vergroot gevolglvk de Middellyn van een Voorwerp iöq reizen, en de Op-
pervlakte 25,600. Maar het me.rt vergrootende Glas in de Enkele Microscopen van den Hr. Wilson,
gelykze nu gemaakt worden, heeft gemeenlyk zyn Brandpunt tot geen verderen afftand dan omtrent eeii
vyltigfte gedeelte van een dunn; waar door het een vermoogen heeft om de Middelyn eens Voorwerps
400, en zyn Oppervlakte 160,000 reizen te vergrooten.
ürtU ibns. Înbsp;•nbsp;,fij(j-r,.-,vnbsp;«Ü
•Microscoop behooren, moeten op de voorgaan-
de wyze berekend worden. En alzo het den
menfchen, zonder twyfel , behaagt men zeker-
heid te weeten , welke de vermoogens hunner
glazen zyn, en wat gevolglyk van dezelven kan
verwagt worden , zou het veel beter zyn, in-
dien de Microscoop-Maakers hunne glazen vol-
gens eene vafte maat fleepen, en niet by de gis
werkten, gelyk ze nu gewoonlyk doen , \vaar •
door geen twee flellen van vergrootglazen ver^
onderfteld können worden net gelyk te zyn.
Zulk eene maat, welke een zeer nuttelyk ftel-
fel van glazen zou verfchaffen, 't een meer dan
't ander in behoorlyke trappen vergrootende ,
is, denk ik, als volgt.
De brandpui^ts afftanden van zes Vergrootgla-
zen voor het Zak-Microscoop van den
Hr. Wilson.
»-/.of
Afft. des
^braiidpunts.^
to:nbsp;16
éofso
Q
tjof5oj 2
2
co
1
2
Vergroot de
Middellyn.
-nbsp;100 l CT!
-nbsp;26
Vergroot de
oppervlakte.
-160,000
-nbsp;25,600
-nbsp;10,000
-nbsp;2,5COK
-nbsp;- 676}
-nbsp;-
nj
ri
De
De Brandpimts afflanden van vier Vergrootgla-
zen tot het Microscoop voor ondoorfchy-
nende Voorwerpen.
Afft. des
gt; brand-
s' \ punts
O
K
2.
tot
looDeelen
van een d.
- 8
Vergroot de
Middellyn.
- 100 p
- 26]-^
8 t
J of 30
1,^of6o -
duim. -
Vergroot de
Oppervlakte.
-nbsp;- 676 {-g
- löpfS
64J
De vergroot-kragt van 't Zonne-Microscoop
moet wat op een andere wyze berekend wor-
den Want hier is het onderfcheid tulTchen
't brandpunt van 't vergrootglas, eri den afftand
des papieren fcherms, waarop 't afbeeldfel des
voorwerps gefchetft is, de evenredigheid van
deszelfs vergrooting. Veronderftel, by voor-
beeld, dat het glas,waar vangy gebruikmaakt,
zvn brandpunt heeft tot een halyen duim, en
de fcherm geplaatft is tot den afftand van vyf
voeten: 't Voorwerp zal dan vetgroot fchynen
in de evenredigheid van vyf voeten tot een hal-
ven duim: En alzo 'er in vyf voeten honderden
twintig halve duimen zyn , zal de middellyn
honderd en twintigmaal vergroot zyn t^elk,
met honderd en twintig vermenigvuldigd zyn-
de , aanwyft dat de oppervlakte veertien dm-
zend en vier honderd-maal vergroot is: endoor
den fcherm tot verder afftanden teftellen,kond-
ge uw voorwerp fchier zo veel vergrooten als
't u behaagt. Maar ik zou een ieder , die dit
flag van Microscoop gebruikt , raaden ,
meer op duidelykheid dan grootte te zien, en
den
-ocr page 79-den fcherm juift tot dien afftand te plaatfen ,
daar 't voorwerp fcherpft en klaarft gezien
wordt.
IX. HOOFDDEEL.
Van 't vergrootend Vermoogen der Glazen in het
dubbel MICROSCOOP.
IK zou nu de manier toonen om de vergroot-
kragt van ons dubbel Microscoop te bereke-
nen , gelyk ik van de enkele gedaan heb: maar
de berekening der Vermoogens van drie, famen-
gevoegde glazen, zal zo ingewikkeld en onver-
itaanbaar fchynen aan zuiken, die in de Gezigt-
kunde onervaaren zyn (tot dienft van welken ik
voornaamelyk deeze Verhandeling ondernomen
heb) datze my, geloof ik, gereedelyk zullen ver-
fchoonen van hen hier door in verbyftering te
brengen: en wat den ervaarenen in deeze Wee-
tenfchap betreft, die zal het waarlchynlyk be-
ter behaagen voor zig zelven te rekenen.
Het dubbel terugkaatfendMicroscoop,bladz.
15. befchreeven, is 't eenigfte Werktuig, dat
tegenwoordig onder ons tot dit oogmerk ge-
maakt wordt, waarin zulk eene famenvoeging
van glazen wordt gebruikt. Hier is inderdaad
't vergrootend vermoogen van 't voorwerp-glas
grootelyks vermeerderd door de byvoeging van
twee oog-glazen ; maar alzo geen voorwerp-
glas met dezelven kan gebruikt worden van zo
eene kleine middellyn, of dat op zig zelf byna
zo veel vergroot, als de glazen die wy alleen
konnen gebruiken , zullen , alles wel in gezien
Zynde, de glazen van dit dubbel Microsco. ■
f'i
weinig of niets meer vergrooten, dan die van 'c
enkele van den Hr. Wilson. En dezelfde Ta-
fels, welke de vermoogens der glazen tot dat
Microscoop behoorende, aanwyzen , konnen tot
deezen ook dienen. Want het eerße glas, het
tweede glas , enz. van ieder Microscoop ver-
groot byna evenveel; en 't voornaamfte voor-
deel uit de famenvoeging der glazen ontftaan-
de, is , het gezigt van een grooter veld of ge-
deelte des voorwerps , vergroot in den zelf-
den graad.
Om de weezendlyke grootte der voorwerpen door
microscopen gezien te vinden.
k Lhoewel door de voorgaande onderrigtiri-
J\- gen de vergrootende vermoogens der Mi-
croscoop-glazen ligtelyk konnen geweeten wor-
den, zal het nogtans fteeds onzeker blyven, in-
dien de voorwerpen, die wy onderzoeken, by
uitftekendheid klein zyn, welke derzei ver wee-
zendlyke grootte zy. Want fchoon wy moo-
gen weêten, datze zo menig duizend maal ver
groot zyn, konnen wy door die kennis maar een
zeer onvolmaakte rekening van hunne natuur-
lyke en waare grootte opmaaken ; nog wy ken-
nen inderdaad desaangaande tot een zeker be-
fluit komen, dan door de tuflchenkomft van ee-
nig grooter voorwerp , waar van wy de maat
weezendlyk weeten. Maar alzo grootheid zel-
ve enkelyk vergelykende is, is de eenigfteweg,
waar door we van de grootte eens dings kon-
nen oordeelen,de vergelyking daar van metiets
anders j en uit te vinden hoe menigmaal 'tkleiner
lis-
-ocr page 81-lighaam vervat is in 't grooter. Vermits 'er ver-
fcheide vernuftige handelwyzen uitgevonden zyn,
om dit in Microscopifche voorwerpen te doen ; zal
ik daar van zodanigen, als tot myne kennis ge-
komen, en klaar , en doenlyk zyn , voor myn'
Leezer openleggen.
's Heeren L e e u w e n h 0 e k's manier van de
grootte der zouten in vogten, der diertjes, in
^ 't mannelyk zaad, in peper-water enz. te bere-'
' kenen, was door dezelven te vergelyken met de
dikte eens * zand-korrels en zyne uitrekeningen
waaren gemaakt op de volgende wyze.
Hy zag door zyn Microscoop een enkelen pj.vi,
fzand-korrel, welken wy zullen veronderftel-
len vergroot te zyn , gelyk de ronde figuur
ABCD. Dan een beeftje, dat daar over zwom of
liep, of naby kwam, waarneemende, (welk we
ons zullen verbeelden van de grootte i te zyn) 'c
zelve fchattende en meetende met zyn oog, be-
floot hy, dat de middellyn van dit beeftje een
twaalfde gedeelte kleiner was dan de middellyn
van den zand-korrel: gevolglyk is, naar de ge-
* Het is dienftig den Leezer te onderrigten , dat we
overal waar in deeze Verhandeling, Microscopifche Voor-
werpen vergeleeken zyn met een Zand-korrel, welk gemeen-
lyltdemaat was, waarvan de Hr. Leeuwenhoek zig be-
diende , moeten verftaan dat daar mede gemeend wordt
een korrel grof Zee-zand (gewoonlyk Schuur-zand ge-
noemd) , welke in grootte gelyk is aan foramige korrels van
ons gemeen binnenlands Huis-zand, of Schryfzand:. Maar
om fteeds onze uitrekeningen zekerer te maaken, nioeten
wy dezelven veronderllellen van zulk een grootte te zyn,
dat honderd-daarvan op een ry geplaatft, de lengte van een
duim zullen beflaan.
f Zie Leeuwenhoek 's Ondervind, en Befchouw. la
Novemb. lögo. bladz. 29.
meene regels, de oppervlakte van den Zand-kor-
rel honderd vier en veertigmaal, en de geheele
inhoud daarvan duizend zeven honderd agt en
twintig-maal grooter dan dit beestje.
Veronderftel,wederom,dat hy onder deezen
een andere , en kleinere foort van diertjes ziet;
waarvan hy een 2 op gelyke wyze met zyn oog
meet, door behulp van een goed Microscoop;
en rekent deszelfs middellyn te zyn vyfmaal, ^
maar om niet te veel te neemen, rekent hy de- '
zelve flegts viermaal kleiner dan in 't voo-
rige diertje i. Dan zal volgens de voorgaan-
de regels, deszelfs oppervlakte zeftien-maal, en
't geheele lighaam vier en zeftig-maal kleiner
zyn, dan hetbeeftje I.
Indien hy verder op een naauwkeuriger ge-
zigt , een derde foort van beeftje 3 ontdekt ,
zoo uitftekend klein, dat hy 't zelve op de voo-
rige manier onderzoekende befluit, dat de mid-
dellyn daarvan tien maal kleiner is, dan van de
tweede foort: zo zal daaruit volgen, dat duizend
van deezen maar in grootte gelyk zyn aan een
van de tweede foort. .
V
De eerfte foort vermenigvuldigd zynde met
de tweede, en de tweede met de derde, zal klaar-
lyk toonen, hoeveel van deeze derde,en klein-
iïe foort vereyfcht worden om de grootte van
een enkelen Zand-korrel te maaken: mm gaac
hier mede op de volgende wyze te werk.
Eer.
-ocr page 83-Eenie foort, i welks middellyn kleiner is,
dan van een' Zand-korrelnbsp;*
12 maal
12
144
12
Van de eerfte foort, i, 728 in een' Zand-korrel.
Tweede foort, 2. welks middellyn kleiner is
dan die van de eerfte foort
4 maal
4
64 in één van de eerfte foort
Derde foort, 3. welks middellyn kleiner is
dan die van de tweede ioorc
10 maal
10
100
10
1000 in één van de 2de foort
1728 van de eerfte foort in een Zand-korrel
64 van de 2de foort in een van de eerfte.
6912
10368
iio, 592 van de 2de foort in een Zand-korrel
1000 van de 3de foort in i van de 2de
-Ho, 592,000 van de 3de foort in een zand-korrel.
-ocr page 84-Volgens deeze manier ,■ kan de vergelekene
grootte van alle foorten van voorwerpen zeer ge-
makkelyk berekend worden, alleenly k in de plaats
van een Zand-korrel (voor zulken, die niet zoo
klein zyn)een kleinZaadje,of eenig ander lighaam,
welks grootte ons wel bekend is, Hellende. En by-
zonderlyk, konnen door 't Zonne Microscoop
onze rekeningen met groote zekerheid gemaakt
worden? nademaal de afbeeldhig des voorwerps,
waar op men onderzoek doet,des Zand-korrels,
des kleinen zaads of wat men ook anders gevoeg-
lyk agt om 'er mede te vergelyken , weezend-
lyk met een maat-ftok of een palTer kan gemee-
ten, en 't onderfcheid van derzelver middellynen
ten'netflen gevonden worden.
De manier waarvan de Hr. Hooke zig be-
diende , om te weeten hoeveel een voorwerp
vergroot fchynt, zal ik met zyn eigen woorden
opgeeven. „ Het Microscoop , zegt hy , ter
deege gefteld hebbende, om het begeerde voor-
quot; werp daardoor zeer duidelyk te zien; zie ik
quot; op den zelfden tyd dat ik naar't voorwerp door
het glas met een oog zie, met myn ander bloot
oog naar andere voorwerpen op den zelfden af-
ftand: door welk middel ik in ftaat ben, met
quot; behulp van eenen maatftok in duimen en
;; kleine deelen verdeeld, en aan 't voetftal des
Microscoopsgelegd,als'£waarede vergrootte
„ vertooning des voorwerps op den maat-ftok
' te fchetfen, en daardoor net de middellyn te
„' meeten, waaronder het zig vertoond door het
„ glas; welke vergeleeken zynde met de mid-
„ dellyn , waaronder't zig vertoont voor tbloot
„ oog, gemakkelyk de hoeveelheid van deszelfs
„ vcr-quot;
5gt;
Microscoopen gezien, te vinden» 45
„ vergrooting zal geven. quot; Die is voor me-
nigten van voorwerpen een gereede en goede
weg; en ik kan door myn eigen ondervinding
verklaaren, dat een weinig oeffening dit uitnee-
mend gemakkelyk envermaaklyk zal maaken.
Een ander zeer keurlyke weg tot dit oogmerk
is befchreeven door den vernuftigenDr. Juk in
op de 45fte bladzyde zyner Natuur en Wiskundige
Verhandelingen; dit gefchied op de volgende wy-
ze: Wind een ftuk van 't fynfte zilverdraad dat
ge krygen kond, zeer veele reizen om een fpeld,
of eenig ander zodanig dun lighaam, zodigtdat
'er geen ruimte tuflchen de draaden gelaaten wor-
de ; om hier van verzekerd te zyn moet men
ze zorgvuldiglyk met een glas onderzoeken.
Meet dan met de punten van een klein pafl'ertje
naauwkeuriglyk welke lengte van de fpeld het
draad bedekt: en de pafler met die maat op een
overnoekfche Duim-maatzettende, zultge bevin-
den hoeveel het zy: waarna tellende hoeveel om-
gangen van het draad in die lengte vervat zyn,
zult gy ligtelyk ontdekken de weezendlyke dik-
te van een enkel draad. Dit bekend zynde fny
het in zeer kleine fl:ukjes, en wanneer ge een
voorwerp onderzoekt , ilrooi , indien 't on-
doorlchynend is , eenigen van deeze draaden
daarop; indien het doorfchynend is daar onder;
en vergelyk met uw oog de deelen des voor-
werps met de dikte van zulke fl:ukjes draad als
klaarft voor uw gezigt liggen.
Op deeze wyze nam Dr. J u r i n , waar dat vier
bloed-bolletjes van een menfch doorgaans zou-
den bedekken de breedte van een draad welke hy
gevonden had te zyn ïljfte gedeelte van een duim,
en gevolglyk dat de middellyn van een enkel
bol-
i
40 Om de grootte der voorwerpen DooR
bolletje was A^fte gedeelte van een duim.'t Welk
ook beveiligd wierdt door's Hren Leeuwen,
hoeks waarneemingen op het menfchelyk bloed
met een ftukje van 't zelfde draad door Dr. j u-
rin aan hem gezonden, gemaakt. Zie Philofoph.
^D^HnluKTiN geeft, in zvne GeZigtkun-
de een andere wyze op , gemaklyk en gereed
eenoeg in alle gelegenheden. Laat op een rond
ftukje glas een menigte evenwydige lynen, met
den fvncn punt van een diamant, zorgvuldiglyk
getrokken worden, op den afftarid van een veer-
tiefte gedeelte eens duims van malkander. Indien
dit in 't brandpunt van 't oog-glas des Micros-
coops geplaatft word, zal het beeld des voor-
werps gezien worden op deeze lynen, en des-
zelfs deelen können met de tuifchenwydtenver-
eeleeken worden, waardoor de waare grootte
of afmeetingen zeer naby können gekend wor-
den- want de tuffchenwydten deezer lynen » ai.
hoewel naauwlyks door 't bloot oog te onderfchei-
den , fchynen zeer groot door t Microscoop.
Desgelyks kan 'er een toeftel van deeze foort uit-
gevonden worden voor zulke Microscopen, waar-
aan geen glas op bovenftaande wyze kan gevoegd
worden, door het op of agter 't voorwerp te
plaatfen, 't welk het zelfde oogmerk zal beant-
quot;quot;^Hierdoor zal het ligt vallen te vinden welke
evenredigheid een voorwerp of eenig gedeel-
te daarvan, heeft tot een tuffchenwydte tus-
fchen twee lynen , en dat dan te bepaalen m
gedeelten van een duim : want indien de uit-
geftrektheid eens voorwerps juift een tuffchen-
wydte fchynt, zullen wy weeten, dat het zel^^
' julfl: het veertigfte gedeelte eens duims is; indien
een halve tuflchenwydte, het tagtigfte; indien
een vierde van een tuilchenwydce, het honderd
zestigfte; indien een vyfde, alleenlyk het twee
honderfle gedeelte eens duims.
Dr. S MIT H heeft een uitvinding aan deeze zeer
gelyk , om nette aftekeningen te maaken van
voorwerpen door dubbele Microscopen gezien;
want hy raadt een traliwerk te neemen van dun
zilver-draad gemaakt, of kleine ruitjes getrok-
ken op een elfen glas door de ftreeken van een
diamant , en 't ze ve te Hellen op de plaats der
afbeelding door 't voorwerp glas gemaakt. Als
men dan de deelen des voorwerps in ruiten van 'c
glasoftraaliwerk gezien op even diergelyke rui-
ten op papier getrokken overbrengt, kan de teke*
nmg daarvan naauwkeuriglyk gemaakt worden.
Egt;aar zyn fommige andere foorten van Klein-
meeters, of uitvindingen om kleine voorwerpen •
door Microscopen gezien te meeten , maar alzo
dezelve van meer omflag en moeijelyker zyn,
zal ik dit boek daardoor niet doen zv/ellen.
nn de Flakte oft Gedeelte eens voor^
werp dat men ziet.
T^Ezigtbaare vlakte, het gezigt-veld , of ge^
Udeeke van eenig voorwerp door een Mi-
croscoop gezien, is in evenredigheid tot de mid-
dellyn en vlakte van 't vergrootglas , dat men
eebruikt, en van deszelfs vergroot-kragt en kan
daardoor bepaald worden : nademaal het glas
inLn 't uit der maate klein is, menigvuldiglyk
vergroot, en, gevolglyk,nbsp;^^^
eedeelte des voorwerps door 't zelve kan onder-
fcheiden worden. Om welke reden de meeft
vergrootende glazen nooit moeten gebruiktwor-
den , dan tot de kleinfte voorwerpen. Deeze
overweeging zal ons tot een rigtfnoer verftrek-
E om de^ergrootglazen naar de grootte der
verwerpen, die t'onderzoeken zyn, te fchik-
ïen 't welk van 't uiterfte belang xs m Micros-
Spifche waarneemingen ; en kan dienen om
Ssvatting van veele menfchen die onbedre-
ven zyn in 't gebruik der glazen , te regt te
brengen, ^velke, een Myt of Lms geweldig ver-
tSÄJn dTwïee^I^e!
S hoe fraai zouzigdatvertoonenl daar nog-
uns , in waarheid , zulke groote voorwerpen
het glas ganfchelyk zouden bedekken , en ge-
heel niet zouden konnen gezien worden.
De Microscopen komen ons zeer gelukbglyk
te hulp, wanneer de voorwerpen zo klem zyn.
datze ons gezigt ontfnappen; maar het zou beu-
zelagtig en onnoodig zyn, dezelven te bezigen
tot dingen, die zoo groot zyn, datwe ze zonder
hunne huipe konnen zien.
Ik zal den onervaarenen niet laftig vallen met
ingewikkelde Uitrekeningen van de vlakte oft
veld der voorwerpen door ieder vergrootglas ge-
zien , maar in 't algemeen deezen korten regel
geeven , dat het zelve niet veel van de groot-
te des glas, dat men gebruikt, verfchildt, en
dat een voorwerp , die grootte veel te buiten
gaande, niet gevoegljk in zyn geheel daardoor
kan gezien worden.
Daar is eenig onderfcheid, aangaande de zigt-
baare vlakte des voorwerps, tuffchen enkele en
dubbele Microscopen ; want de dubbele toonen
een ruimer gedeelte daarvan, dan de enkele,
fchoon even veel vergroot.
Het maakfel en de vermoogens der Microsco-
pen aangewezen hebbende, gaa ik nu over om de
manier te befchry ven van voorwerpen te verkie-
zen , te bereiden, en voor dezelven te brengen.
XII HOOFDDEEL.
Van de Foorwerpen in 't algemeen.
Ïquot; igenlyke voorwerpen om door Microscopen
^ onderzogt te worden, zyn, (gelyk de Hr.
Hooke zeer verftandiglyk onderfcheit) „ uit-
„ neemend kleine lighaamen ,uitneeniend kleine ope-
„ ningen, of uitneemend kleine beiveegingen
Uitneemend kleine lighaamen, moeten of de
deelen zyn van grooter lighaamen: of dm^en, die
in hun geheel by uitneemendheid klein zvn; ge-
Dnbsp;' Jyk
-ocr page 90-lyk als kleine Zaaden, Diertjes, Zanden, Zou-
ten, enz.
Uitneemend kleine openingen , zyn de tul-
fchenwydten tuflchen de vafte deelen der lighaa-
men , als in Steenen, Mineraalen , Schelpen ,
enz. of de monden van kleine vaatjes, gelyk als
de lugt-vaatjes in de gewalTen, de zweet-gaatjes
in de huid, beenderen enz. der dieren.
Uitneemend kleine beweegingen, zyn de be-
weegingen der verfcheide Deelen of Leden van
kleine Diertjes, of de beweeging der vogten ver-
vat in de lighaamen der lieren, of Gewallen.
Onder een of ander deezer drie hoofden ver-
fchaffen meeft alle dingen rondom ons ftolTe tot
onderzoek, en können dienen zoo wel tot ons ver-
maak , als onderwys; gelyk ik meer m 't byzon-
der hoop te toonen.
Veelen zelfs van die, welke Microscopen ge-
kogt hebben, zyn zoo onkundig van derzelver
algemeene en uitgebreide nuttigheid, en zoo zeer
verlegen om voorwerpen dieze daardoor können
onderzoeken; datze na zig zeiven en hunne ^m-
den eenige weinige reizen vermaakt te hebben,
met het gene zy in de fchuifjes, die ze er by ge-
kogt hebben, vinden, of met nog twee of drie
zeer gemeene dingen, de Microscopen aan een
zvde leggen,als verder van wéinig waarde: en,
dc-veronderftelling, dat het zoo moet uitvallen,
houdt veel anderen te rug vanze te koopen; daar
nogtans onder alle uitvindingen, die ooit in de
werreld zyn te voorfchyn gekomen , Miflchien
eeene kan gevonden worden , zo geftadiglyk
bekwaam om 's menfchen geeft te vermaaken, te
verbeteren en te voldoen. Dit te bewyzen, en
hen, wier tyd en omftandigheden het toelaaten.
tot deeze vermakelyke oeffeningen aan te moe-
digen, is het oogmerk van myn fchryven : en
alzo de nieuwsgierigheid, de algemeene harrs-
togt der menfchen, op deeze wyze geduriglyk
kan ingevolgd worden, hoop ik, dat myn fchry-
ven niet vrugteloos zal zyn. En indien ik hier
.door eenigen kan beweegen, om hunne ledige
uuren in de befchouwing van de wonderen der
fcheppinge door te brengen, welke anderszins in
een gemelyke ledigheid zouden verfpild worden,
of, moogelyk , in eenige zwierige en koftbaare
ondeugd, zal ik deeze blaaden zeer gelukkiglyk
befteed agten.
XIII HOOFDDEEL.
Van 't onderzoeken der Voorwerpen.
Een onderzoekinge der voorwerpen ter ont-
dekkinge van waarheid, vereifcht zeer veel
oplettendheid , zorgvuldigheid en geduld, en
tevens eene merkelyke ervarenheid en behen-
digheid (door oeffening voornaamelyk te verkry-
gen) in dezelven te bereiden , te behandelen,
en voor het Microscoop te brengen. De weini-
ge kennis welke ik in deeze dingen verkreegen
heb, 't zy door de berigten van anderen, 't zy
door eigen ondervinding , na my daarin veele
jaaren geoeffend te hebben , zal ik gereedelyk
mededeelen : in hoope dat myne moeite den
weg mag baanen tot ontdekkingen , welke bljr-
ken zullen voor de werreld van aangelegenheid
te zyn, en deeze oeffening zo wel wenfchelyk
als gemakkelyk mag maaken.
Wanneer eenig voorwerp flaat onderzogt te
gt;nbsp;D 2nbsp;wor-
52 Van 't Onderzoeken
worden, moet men deszelfs grootte, famenflelfel,
en aart behoorlyk overweegen; om daar toe zu -
ke glazen, en op zodanige manier te gebruiken, als
het zelve beft zullen konnen vertoonen. Deeerfte
ftap hier toe zal beftendiglyk zyn het voorwerp
door een Vergrootglas te zien,'t welk het geheel op
eene reis kan onder'toog brengen: want door op-
te merken hoe de deelen tot malkander liggen ,
zullenwe 't veel gemakkelyker vinden, die, indien
'er gelegenheid is, afzonderlyk te onderzoeken
en 'er van te oordeelen. Na datwe van de gedaan-
te des geheelen voorwerps kundig zyn geworden,
moogen we het verdeelenzo als het ons behaagt,
en hoe kleiner de deelen zyn , waarin we het
verdeelen , hoe meer vergrootende de Crlazen
moeten zyn, waar mede wy dezelven bezien.
De doorfchynendheid of ondoorfchynendheid
eens voorwerps moet ook wel in agt genomen
worden, en de Glazen, die men gebr tukt, moe-
ten dienvolgens daar mede over een komen ;
want een doorfchynend voorwerp kan een veel
meer vergrootend Glas veelen ,dan een ondoor-
fchvnend ; vermits de nabyheid , waarin een
Glas dat veel vergroot moet gefteld worden,
een ondoorfchynend voorwerp onvermydelyk
verdonkert, en verhindert dat het gezien wor-
de ten ZY door 't Microscoop opzettelyk tot
zulke voorwerpen gemaakt, en befchreeven
bladz 27 De meefte voorwerpen evenwel
worden doorfchynend , wanneerze m uit der
maate dunne of kleine deeltjes gedeeld worden.
Derhalven is 'er praktyk van nooden, omzetot
zulk eene dunheid of kleinheid te brengen, als
dezelve mecft ter onderzoekinge bekwaam kan
maaken.nbsp;^^
De aart des Voorwerps , of het levendig of
dood zy, vaft of vloeibaar , een dier , een ge-
was, of een bergftofFe , moet insgelyks over-
woogen, en op alle deszelfs omftandigheden ge-
let worden , op datwe het op de gevoeglykfte
wyze voor 't Micmcoö/) brengen. Indien'teen lee-
vendig dier zy, moet men zorg draagen het zo wei-
nig als mooglyk is te drukken , te kwetfen, of
te ontftellen , op dat deszelfs regte gedaante,
lyfsgeftalte, en aart mag ontdekt worden. In-
dien een vogt, en te dik, moet het met water
verdund worden: indien te dun , zullen we ee-
nige van deszelfs water-deelen laaten uitwaaffe-
men. Sommige dingen zyn bekwaamft ter waar-
neeminge, wanneer ze droog,anderen wederom
wanneer ze vogtig zyn; fommigen wanneer ze
verfch zyn, en fommigen na dat men ze een wyl
bewaard heeft.
Het Ligt is het naafhe waar voor men zorg moet
draagen, want daar hangt de waarheid van al ons
onderzoek van afj en flegts een weinigje ondervin-
ding zal toonen, hoe verfchillig de voorwerpen in
den eenen ftand of foort van Ligt fehynen, bydat
zeineen anderen doen. Zo dat we dezelven op al-
lerlei wyze zullen keeren en wenden , en in v-
der graad van ligt bezien , van flikkering zelfs
tot donkerheid toe , cn in alle ftanden in yder
graad; tot dat we met zekerheid weeten hunne
waare gedaante, en datwe niet bedroogen zyn.
Want, gelyk de Hr. Hooke zegt, in veele
voorwerpen-is het zeer moeijelyk een hoogte
van een laagte te onderfcheiden ; een fchaduw
van een zwarte vlak; en in kleur, een weêrom-
ftuiting en een witte plaats. Het oog van een
Vlieg, by voorbeeld , vertoont zig in de eene
D 3nbsp;foort
54 VAN 'T Onderzoeken
foort van ligt, gelyk een traali doordrilt met
een menigte van gaten: in den Zonne-fchyn, ge-
bk een vlakte met gouden fpykers bezet : m
den eenen ftand gelyk eene vlakte met pyrami-
den in een anderen met kegels, en m andere
ftanden met geheel andere gedaanten bedekt,
De graad van Ligt moet behoorlyk naar het
voorwerp gefchikt zyn, 't welk, indien het don-
ker is, beft in een vol en fterk ligt zal gezien
worden; maar, indien 't zeer doorfchynend is,
moet het ligt naar evenredigheid zwak zyn: om
welke reden 'er een uitvindfel is, zoo wel aan t
enkel als dubbel Microscoop, om deszelfs over.
vloedif^e ftraalen af te fnyden, wanneer zulke
doorfchynende voorwerpen door meeft vergroo,
tende glazen onderzogt worden.
Het kaars-ligt is tot veele voorwerpen,enby-
zonderlyk zulken, die uitneemend klein en door-
fchynend zyn, boven het dagligt te agten; en
tot anderen is het dagligt beft: ik meen het ligt
van een heldere lugt. Wat den Zonne-fchyn
betreft, die wordt met zo veel fchittering van de
voorwerpen te rugge gekaatft, enverfchaftzul-
ke weidfche kleuren, dat men daarby niets met
zekerheid kan bepaalen: en derhalve moet die
voor 't flegtfteligt, dat 'er zyn kan, geagt wor-
^^Dit gevoelen over den Zonne-fchyn moet men
egter niet tot het Zonne-Microscoop uitftrek-
ken, 't welk zonder deszelfs helderfte ligt met
■ voordeel niet kan gebruikt worden , _want op
-die wyze, zienwe het voorwerp zelf met, waar
.op de Zonne-fchyn valt, maar a leenlyk het Beeld
of de fchaduw daarvan op de fcherm vertoond;
. en derhalven kan 'er geen verwarring door de
fchit-
-ocr page 95-DER VOORWERPE N. 55
fchitterende te rug kaatfing der Zonne-ftraalen
van't voorwerp naar het oog ontftaan, 't welk in
andere Microscoopen plaats heeft. Maar dan
moeten wy, ons dus van de Zonne bedienende, te
Vreden zyn met de waare vorm en geftalte van
het voorwerp te zien, zonder te verwagten,
datwe deszelfs natuurlyke kleur zullen vinden,
nademaal geen fchaduw de kleur der hghaamen,
dieze vertoont, kan hebben.
XIV HOOFDDEEL.
Van 't bereiden der Voorwerpen, en 't brengen
derzelven voor de Vergrootglazen.
,e meefte voorwerpen vereifchen eenige be-
handeling, om dezelven gevoeglyk voor de
glazen te brengen Indienze plat en doorfchy-
nende zyn, en van dien aart, datze door druk-
king niet zullen befchadigd worden, is de befte
manier de zei ven in fchuifjes tufte hen twee Mus-
covifche glaasjes te befluicen. Op deeze wyze
können de veeren der Kapelletjens, de fchubben
der Viffchen, de Meelftoifen der Bloemen, enz.
de byzondere deelen, en zelfs de geheele' lig-
haamen van kleine bloedelooze Diertjes, en dui-
zend andere dingen, zeer gevoegelyk bewaard
worden. Yder keurig Waarneemer zal derhal-
ven dezelven altyd gereed hebben,om eenig by ge-
val voorkomend voorwerp te ontvangen en te be-
waaren,tot dat men het zelve in 't vervolg onder-
zoeken wihen een dozyn of twee van deeze Schuif-
jes,met oordeel van voorwerpen voorzien,zyn een
fraaije'natuurlyke Hiftorie , daarwe vermaake-
lyke leffen over de verhevene volmaaktheid van
D
Gods werken, en zyne wysheid in ze toe te {lel-
len , konnen leezen.
In 't maaken eener verzameling van voorwer-
pen , zal men de fchuifjes niet vullen met alles
door malkander te mengen, maar zorg draagen
om de voorwerpen te forteeren volgens hunne
grootte en doorfchynendheid : op zodanige wy-
ze dat geene famengevoegd worden in 't zelfde
fchuifje, dan die gevoeglyk konnen onderzogt
worden door 't zelfde vergrootglas: en dan zal
het fchuifje gemerkt worden met het getal van 't
vergrootglas, waartoe deszelfs voorwerpen be-
quaamft zyn: dat is, de meeft doorfchynendeof
allerkleinfle voorwerpen, welke het eerlte ver-
grootglas vereifchen om door gezien te worden,
zullen geplaatft worden in een fchuiQe, of fchuif-
jes gemerkt met nommer I. Die van den naas-
ten trap in fchuifjes gemerkt met nommer 11,
en zo met de overigen. Deeze manier van doen
zal zeer veel tyd en moeite in 't veranderen der
vergrootglazen befpaaren , 't welk men, zon-
der zulk eene forteering, miflchien twee of drie-
maal doen moet in 't bezien van een enkel fchuif-
je 1. De nommers op de fchuifjes gemerkt zul-
len desgelyks voorkomen , dat we ooit verle-
gen zouden ftaan, welk glas wytot yder moeten
aanvoegen.nbsp;.
Kleine leevendige Voorwerpen, gelyk als Lui-
zen, Vlooijen, Muggen, kleine Wandluizen,
klei-
il
1nbsp; Onder 't plaatfen uwer voorwerpen in de fchuifjes zult
gy zeer dienftig vinden, een bol rond glas van omtrent een
duim brandpunt, in de hand te houden, endaar door de-
zelven gevoegelyk tuffchen de glaasjes te fchikken, vQor
dat gy ze neerwa^ds vall zet met de koperen ringetjes.
ileine Spinnen , Myten , enz. konnen tuflchen
deeze Moscovifche glaasjes, zonder hen tedoo-
den of te befchaadigen, geplaatfl: worden, in-
dien men zorg draagt, dat men de koperen rin-
getjes, waar mede men de glaasjes inzet, niet
neêrdrukke: en zullen op deeze wyze zelfs wee-
ken lang in 't leeven blyven. Maar indien ze
te groot zyn om dus behandeld te worden, zet-
ze of in een fchuifje met holle glazen , tot dat
gebruik gefchikt, en befchreeven bladz. i o en 16,
of in het celletje bladz. 19; of onderzoek dezelven
anders op de pen gefl:eken, oftuflTchen hetnyp-
tangetje vaflgehouden; dus kan men ze op de
eene of andere wyze met vermaak zien.
Indien gy vogten gaat onderzoeken, om de
Beefljes, die daarin mogten zyn, te ontdekken,
zo neem een kleinen droppel met uw pen of pen-
ceel , en plaats die op een enkel Moscovifch
glaasje ('t welk ge in een fchuifje gereed zult
hebben) of anders in een van de kleine holle
glazen, en breng het dus voor uw Microscoop.
Maar ingevallegy bevindt,dat de Beefljes ,'t welk
dikwils gebeurt, terwyl gy dezelven beziet, door
malkander krielen, en zo uitneemend talryk zyn,
dat het één gedurig over 't ander heen loopen-
de , hunne foorten en weezendlyke gedaante
niet konnen gekend worden j moet gy een ge-
deelte des droppels van het glas neemen, en
dan zal een weinig fchoon water by 't overige
gedaan, dezelven van een fcheiden, en duide-
lyk en wel vertoonen. En deeze vermenging
met water wordt in 't byzonder vereifcht in de
befchouwing des mannelyken zaads van alle
Schepfelen: want de Beertjes daarin vervat zyn
Zo onbegrypelyk klein, en egter in zulk een on-
D 5nbsp;eindig
eindig getal famengedrongen , dat men ze ten
Zy het zelve zeer verdund worde, niet genoeg-
zaam van een kan fcheiden , om hunne waare
gedaante te bekennen.
Maar , indien we een vogt bezien , om te
vinden welke zouten 't zelve in zig mag hebben,
moeten we ons van een handelwyze bedienen,
die t'eenemaal tegen de voorgaande oyerftaat:
want dan moet men het vogt laaten uitwaalTe-
men, op dat de zouten, naderhand op het Glas
overbly vende, gemakkelyker zouden können on-
derzogt worden.
Een andere, en inderdaad de keurlykfle ma-
nier van vogten te onderzoeken, is, dat men ze
voor het Microscoop brengt, in uitneemend klei-
ne hair-buisjes van zulk dun glas gemaakt als
moogelyk is. Op deeze wyze ging de Hr. Leeu-
wenhoek te werk , om de gedaanten der zou-
ten , die in Azyn, Wyn, en verfcheide andere
vogten dryven, te ontdekken ; en men zal al-
tyd zulke buisjes gereed hebben , om , als de
gelegenheid het vereifcht, te gebruiken.
Om den omloop des bloeds te zien, bedient
jnen zig gemeenlyk van Kikvorlfchen, Hagedis-
jes , of Viffchen; en 'er zyn glazen buizen by 't
•enkel Microscoop, en zo wel een vifch-pan als
buizen by het dubbele , dienende om deeze
Schepfels te befluiten, en hunne eigentlyke dee-
len voor 't gezigt te brengen: welken in Hage-
disjes en Vilfchen de fl:aarten zyn , en in Kik-
■vorfchen het dunne vlies tuffchen de toonen der
agterfte pooten. Alhoewel, indien wy middel
weeten om het Schepfel vaft te maaken, en ons
voorwerp voor het vergrootglas te brengen, de
omloop onmoogelyk ergens zo klaar kan gezien
Wüt
-ocr page 99-worden , als in het darmfcheel, of dun door-
fchynend vhes, dat de darmen famenvoegt; en
dit deel kan door den darm een weinigje uit te
plukken, gemakkelyk onder 't Vergrootglas ge-
bragt worden.
Kleine gekorve diertjes, als Vlooijen, Lui-
zen , Muggen , Myten , enz. te ontleden, en
hun inwendig gefiel te zien, vereifcht zeer .veel
geduld en behendigheid : dit kan egter ook op
een zeer voldoende wyze gedaan worden, door
middel van een fyn lancet en naald, indien men
ze in een droppel waters plaatfl: want dan laa-
ten hunne deelen zig met gemak fcheiden, en
leggen fraai voor 't Microscoop , zo dat de
maag, en andere ingewanden , duidelyk onder-
fcheiden en onderzogt konnen worden.
Wy zullen ten deezen einde altyd kleine flrook-
jes glas, omtrent ter dikte van een fchuifje, ge-
reed hebben , om by gelegenheid voorwerpen
op te plaatfen; fommige van deeze ftrookjes zul-
len van groen, blaauw en op verfcheide andere
wyzen gekleurd glas gemaakt zyn; zynde veele
voorwerpen veel beter te onderfcheiden, wanneer
ze op de eene, dan wanneer ze op de andere
.kleur geplaatfl worden. Wy zullen insgelyks
.voorzien zyn van glazen-buizen van allerleye
grootte, van de fynfle hair-buisjes, die geblaazen
konnen worden, af, tot de holte vaneenhalven
duim middellyns.
Ik geloof, dat 'er geen beter weg is, om door-
fchynende voorwerpen in 't algemeen te bewaa-
ren, danze te plaatfen in fchuifjes tuflchen hel-
dere Moscovifche glaasjes: Maar ondoorfchy-
nende lighaamen,gelyk als Zaaden, Zanden, Hou-
ten, enz. vereifchen een verfchillende behande-
ling.
fing; en een verzameling daar van moet op de vol-
gende manier bereid worden.
Sny kaarten in kleine ftrookjes van omtrent
een halven duim lengte,en een tiende duim breed-
te : maak ze ter halver lengte nat met een fterk,
maar zeer doorfchynend gom-water , en kleet
daar mede uw voorwerp vaft. Alzoo de vlak-
ken-der kaarten rood of zwart zyn, zultge met
de ftrookjes van zulke vlakken te maaken, een
verfcheidenheid krygen tot voorwerpen van by-
kans allerleye kleur: en door zwarte dingen op
wit, witten op zwart, blaauwen of groenen op rood
of wit, en alle andere gekleurde voorwerpen op
ftrookjes meeft van dezelven verfchillende te
hegten,zal men ze met het befte voordeel zien.
Deeze ftrookjes dienen voornaamlyk om in het
nieuw uitgevende Microscoop voor donkere
voorwerpen, tuffchen het nyptangetje gezet te
worden:maar zy zullen insgelyks bekwaam zyn tot
eenig ander Microscoop, dat donkere lighaamen
kan vertoonen. Daar moet een klein vierkantig
doosje gemaakt worden om deeze ftrookjes mte
doen , met een menigte zeer ondiepe gaten
juift groot genoeg om ze te bevatten. Indien zul-
ke gaten gefneden waaren door ftukken bordpa-
pier, gelyk men tot omüagen van boeken ge-
bruikt, net in de doos paffende, en een papier
geplakt was aan de eene zyde van yder om t zel-
ve voor een bodem te dienen , zouden drie of
vier zulke bordpapieren, met voorwerpen voor-
zien , op malkander konnen leggen m dezelfde
doos, en honderd of meer ftrookjes met voorwer-
pen daarop vaft gemaakt, altyd ter onderzoe-
cinge gereed, konnen bevatten. Men zal het
niet onvoegelyk vinden eenige ftrookjes grooter
dan
-ocr page 101-A
J. 'Iva^^nbsp;Âlez,ner- dan^nbsp;B.C.
H-1-^-h
H-^-h---h-
c^r? J
B
®
D
-ocr page 102- -ocr page 103-dan de anderen te verzorgen, om voorwerpen
van verfcheide grootte te ontvangen: maar'tby-
ge voegde voorbeeld zal myn meening beter ver- P'-
klaaren. 1 De doos moet insgelyks van een tan-
getje voorzien weezen , om de ftrookjes mede
op te vatten, en te fchikken.
XV HOOFDDEEL.
Omzigtigheden in 't bezien der Voorwerpen.
Wagt u van fchielyk uw meening aangaande
eenig voorwerp te bepaalen en te verklaa-
ren ; want de inbeelding ftreeft dikwils het oor-
deel voorby, en doet den menfchen gelooven,
dat ze dingen zien welke beter waarneemingen
hen zullen overtuigen, dat onmoogelyk konnen
gezien worden : ftel derhalven niets vaft, dan
na herhaalde proefneemingen en onderzoekin-
gen , in allerlei ligt, en in allerlei ftand.
Wanneer gy't Microscoop bezigt, leg alle
vooroordèelen af, en laat niet toe dat eenige
begunftigde gevoelens byuhuisveften;want,an-
derszins , is 't waarfchynlyk dat de inbeelding
uverraaderlyk in dwäalingzal brengen, en maa-
ken , dat gy denkt te zien , 't geene gy zoud
wenfchen te zien.
Ge-
1nbsp; De Hr. Cuff, 'm Fleet-ßreet ,heeh volgens dit voor-
beeld reeds eenige doozen gemaakt, die zeer gevoeglyk
fchynen: Hy maakt, en verkoopt insgelyks alle Microscoo-
pen met hun toeftel, waarvan in deeze Verhandelinggewag'
gemaakt is.
Gedenk dat waarheid alleen de zaak is, waar
naar gy zoekt; en indien ge mifleid zytgeweeft,
laat geene verwaandheid u verleiden om in uw
misverftand te volharden.
Vel geen oordeel over dingen, die door ge-
weld zeer gerekt zyn, of door droogte gekrom-
pen, of op eenigerlei wyze buiten-hunnen na-
tuur ly ken ftaat, zonder eene behoorlyke toe-
geeflykheid te gebruiken.
Daar fteekt geen voordeel in, dat men eenig
Voorwerp met een Vergrootglas onderzoekt, 't
welk het zelve meer vergroot, dan dat waardoor
het zig duidelyk vertoont;en derhalven, indien
gy het door 't derde ofvierde Glas wel kond zien,
gebruik nooit het eerfte of tweede ; want hoe
een Glas minder vergroot, hoe beter ligt gyzult
hebben, hoe gemakkelyker gy't voorwerp kond
behandelen, en hoe duidelyker het-zal fchynen.
Het is zeertwyfelagtig, welke de waare kleu-
ren der voorwerpen zyn, waarover men moet
oordeelen, wanneer zy door de meeft vergroo-
tende Glaazen gezien worden : want alzo delugt-
gaatjes of tufTchenwydten eens Voorwerps moe-
ten vergroot worden volgens de vergroot-kragt
van het Glas, waarvan men zig bedient, en de fa-
menftellende deeltjes der ftoffe door het zelfde
middel veele duizenden van maaien verder van
één gefcheiden moeten fchynen, dan ze voor
het bloot oog doen, zullen hunne weeromkaat-
fingen der ligtftraalen waarfchynlyk verfcheelen,
en verfcheelende kleuren uideveren. En, m-
derdaad, de verfcheidenheid van kleuren waar-
mede fommige Voorwerpen opgetooid fchynen,
■kan, als een proef hier van, dienen.
D«
-ocr page 105-De beweegingen der levendige Schepfelen
zelve , of der vogten in hun vervat, moeten
alsze door 't Microscoop gezien zyn, desgelyks
niet bepaald worden zonder behoorlyke opmer-
king: want als het beweegend lighaam, en de
ruimte, waarin het beweegt, vergroot zyn, moet
het de beweeging naar allen fchyn ook zyn. En
derhalven moet men over de fnelheid, waar-
mede het bloed door de vaten der kleine Dieren
fchynt te loopen, desgelyks oordeelen. Veron-
derftel , by voorbeeld , dat een Paard, en een
Muis hunne leden , net op 't zelfde oogenblik
des tyds beweegen: indien het Paard een myl
loopt, terwyl de Muis honderd en vyftigvoeten
loopt (fchoon het getal der treeden in beide het
zelfde zy) zullen wy, geloof ik, gereedelyk toe-
ftaan, dat de bewecging van het Paard de fnelfte is.
De beweeging van een Myt door eenMicroscoop,
ot met het bioot oog gezien, verfcheeit, mooge-
Jyk, met veel minder.
Sommigen hebben valfchelyk voorgegeeven
en op eene belagchelyke wyze gepocht, datze
door hunne Glazen de ondeelbaare Deeltjes van
Epicurüs konden zien, de fyne Stoffe van Des
Cartes, de1 Uitvloeifels der lighaamen , de
Uitvloeyingen van de Sterren , en andere dier-
gelyke onmoogelykheden: Dog geen verftandig
en eerlyk Waarneemer geeve geloof aan deeze
ver-
1nbsp; Dr. Highmore geeft voor, dat de Uitvloeifei.iivanden
Zeilfteen door Glazeh gezien zyn, daar van uitwaaffemende
onder de gedaance van een mi(l: en alle de overige boven-
gemelde buitenfpoorigheden zyn door anderen opgezwetft.
Zie Leeüwenh. 7de Vervolg der Brieven p. 368.
verdigtfelen, of verkwifte zynen tyd, en vet-
wildere zyne herfenen, door zulke ydelc inbeel-
dingen te volgen, terwyl 'er een oneindig getal
van daadelyke Voorwerpen voor hem ligt, die
met gemak, voordeel, en vermaak konnen on-
derzogt worden.
HET
-ocr page 107-berigt
Van de verbaazende
Die reeds gedaan zyn door het
Met Nuttelyke Aanmerkingen daar over.
Waar by gevoegd is
Een groote verfcheidenheid van nieuwe P r o e-
ven en Waarneemingen, den Weet-
gierigen veele ongewoone Onderwerpen
ter onderzoek aanwyzende.
ri-»quot;— 'quot;Wn
ÎSi
.-K.-X
T n
r- vi
, ( , . , quot;
■ 1
JL
sa
3
-ocr page 109-Bladz. 67
gemakkelyk gemaakt, enz.
TfFEEDE DEEL.
nuttelykfte foorten van Mi-
cro s eo 0 p e n , die by ons ge-
maakt worden , befchreeven;
hoe men de Vergrootende Ver-
moogens der Glazen, en^e
wezentlyke Grootte der Vo 0 r-
werpen moet berekenen, ge-
toond; op welke wyze men Voorwerpen bereidt
onderzoekt en bewaart, geleerd; en de vereifch-
te omzigtigheden in ons oordeel, over 't gene
wy zien,opgegeeven hebbende, koom ik nu tot
het 1 weede DeelvanmynOogmerk, 'tweJk
IS te toonen, welke verbaazende Ontdekkingen
reeds door het Microscoop gedaan zyn, met nut-
telyke Aanmerkingen daarover: en desgelyks
een groote Verfcheidenheid van nieuwe Proeven
en waarneemingen voor te ftellen, Avelke den
Weetgierigen veele ongemeene Onderwerpen ter
onderzoek aanwyzen.
E 2
Van de Diertjes in de Vogten.
De kleinfte levendige fchepfels, tot nog toe
bekend, zyn de Diertjes in de vogten: waar-
onder veele foorten door het Microscoop ont-
dekt zyn,van zulk eene uitneemende kleinheid,dat
een millioen van dezelven de dikte van een' gro-
ven Zandkorrel niet zou evenaaren;cn het is waar-
fchynlyk; dat 'er ontelbaare fooften zyn vaneen
nog veel kleinere geftalte dan deezen. Het is des-
gelyks waarfchynelyk, dat 'er zo veele, of zelfs
meer foorten van deeze onzigtbaaren (zoo ik dit
woord mag gebruiken) zyn, dan van die welker
grootte door het bloot.oog kan onderfcheiden
worden. Hier is derhalve een ryke voorraad
van onderzoek en verwondering, nademaal yder
dtoppel water, of ander vogt (uitgezonderd O-
lien en Geeften) ten eerflen, of na weinige dagen
opengeflaan te hebben, vol leevendige fchepfels
zal zyn van verfcheide grootte en gedaante. Som-
mige foorten dezer Diertjes fchynen weezendlyk
VilTchen te zyn , en natuurlyke inwooners van
't water al him leeven:anderen woonen'ermaar
by toeval, op de manier der Muggen, welken,
uit eijeren, die haare ouden in 't water hebben
laaten vallen, zwemmende Dieren worden; maar,
een wyl daar na, vervellen , zig vertoonen in
eene gedaante, die geene gelykheid heeft met
het geene zy te vooren waaren , wieken krygen,
en in lugt-dieren veranderen,
Wy konnen dus reden geeven, hoe water op
Peper, Hooi, Haver, Tarwe, of andere Ge-
waf-
-ocr page 111-waflen gedaan, fchielyk vol leeven zal worden-
want deeze kleine, en onzigcbaare Vliegjes, wel-
ken overal in de lugt zweeven, en plaats zoeken,
om hunne eijeren te leggen, mag men vermoe-
den dat wanneer een vogt voorkomt , wel
voorzien met bekwaam voedfel voor hun nage-
flagt, met geheele Zwermen zig derwaards be-
geeven, en daar hunne eijeren leggen. Deeze
eijeren fchielyk uitgebroeid zynde zwemt het
jong gebroedfel rondom , en leeft gelukkiglyk
in het Vogt; tot datze tot eene bepaalde groot-
te gegroeid zynde, ter behoorlyker tyd, hunne
gedaante verwiffelen, zig van hunne wieken be-
dienen, en weg vliegen.
De waarheid hier van heb ik dikwils onder-
vonden: want na dat ik waargenomen had, dat
fommige foorten van Diertjes in verfcheide Vog-
ten tot een zekere grootte gegroeid waaren, heb
ik bevonden datze alle fchielyk weg waaren,
en alleenlyk een veel kleiner, en gevolglyk een
jonger geilagt van de zelfde foorten was overge-
bleeven; 't welk desgelyks tot een diergelyke
grootte gegroeid zynde, kort daarna ook op de
zelfde manier vertrokken is. Daarenboven, in-
dien het trekfel bedekt is, fchoon met neteldoek
of fyn kameryksdoek, heb ik beftendiglyk be-
vonden, dat 'er weinig Diertjes in voortgebragt
zullen worden; maarzoo men 'er het bedekfel
afneemt, zal het in weinige dagen vol leeven
zyn; 't welk fchynt te bewyzen, dat de eijert-
jes. Waar uit deeze Diertjes komen , of door
hun eigen ouden moeten gelegd worden, gelyk
ik boven veronderftel, of met de lugt moeten
aangevoerd worden. En, inderdaad, beide dee-
ze wegen können moogelyk zyn: want als de
E 3nbsp;eije-
eyeren van zulke kleine fchepfels ligter dan de
lugt zyn,konnen millioenen daar vangeduriglyk
in dezelve dryven, en , overal onverfchilliglyk
naar toe gevoerd zynde , omkomen in plaatfen
met hun aart niet overeen komende, maar uit-
gebroeid worden en bedyen, wanneer het hun
gelukt in een bekwaam neft gehuisveft te wor-
den. Sommigen verbeelden zig, dat de eijeren
Van deeze kleine Schepfels in de Peper, het Hooi,
of wat het ook anders zyn mag, dat in 't water
gelegd is, gehuisveft zyn: maar, zo dit waar was,
kan ik niet denken, dat een dun bedekfel van
kameryks doek, 't welk het fyner gedeelte der
lugt niet uitfluit, hunne uitbroeding zou beletten;
en derhalve moet ik befluiten, dat dit een mis-
vatting is.
Aihoewel Water, dat ftil, en aan de open
lugt bloot ftaat, na weinige dagen fommige Dier-
tjes in zig heeft, zullenze op verre na zo talryk
niet gevonden worden, als wanneer groeibaare
lighaamen daar in te weeken gelegd zyn: want
geene Schepfels fchynen bekwaam om van en-
kel water alleenlyk te beftaan , en de kleine
deeltjes,die behalven dat by toeval daarin moo-
gen voorkomen, konnen geen groot getal on-
derhouden: Maar, wanneer door aftrekking van
de bovengemelde dingen, het water voorzien is
met hun eigenlyk voedfel, kan het Microscoop
veele duizenden van leevendige Schepfels in yder
kleinen droppel vertoonen.
Alzo alle Weetgierigen begeerig zullen zyn om
deeze wonderen met hun eigen oogen te zien,
en aan hunne Vrmden mede te deelen , zullen
moogelyk de volgende onderrigtingen om Peper-
Water, enz. te maaken, om altyd gereed ter
Waarneeminge gehouden te worden, niet onaan-
genaam zyn.
II. HOOFDDEEL.
Om PEPER-WATER te maaken, en van de
DIERTJES daar in gevonden.
DOe gemeene zwarte Peper, grof geflooten,
in een open vat, bedekkende deszelfs bo-
dem daar mede ter dikte van omtrent een halven
Duim, en giet 'er regen of rivier-water op, tot
dat het een duim of daar omtrent boven de Pe-
per ryil. Schud of roer het Water en de Peper
wel ter deege door malkander, wanneer gy ze
eerft vermengt, maar daar na geheel niet. Zet
uw vat ongedekt in de lugt, en in weinige da-
gen zult ge een klein vliesje of velletje op de op-
pervlakte des waters ver neemen,'t welk de kleu-
ren , die men door * een driekantig glas ziet, weêr- * Pft's.
omkaatfl, Dit vlies, door 't Microscoop on--
derzogt zynde, zal men bevinden millioenen van
Diertjes te bevatten, die in 't eerft zelfs door de
meeft vergrootende Glazen naauwlyks te onder-
fcheiden zyn, maar geduriglyk aangroeyen tot
ze hunnevolkomene grootte krygen.Derzelver ge-
tal zal ook yder dag uit der maate aanwaffen,
tot dat eindelyk bykans het geheele Vogt fchynt
te leeven; alhoewel ze in der daad voornaamelyk
op de oppervlakte des waters liggen, en 'er niet
diep ingaan,ten zy zeverfchrikt of ontruft worden;
maar wanneer dat gebeurt, zullenze fomtyds alle
tefFens naar beneden fchieten , en in eenigen
tyd niet weer te voorfchyn komen. In warm
weeder komt dit vliesje fchielyker op het v/ater,
E 4nbsp;en
en gy zult bemerken dat zy rafler groeijen , dan
by koude: fchoon de proef zelfs in 't midden van
den winter, indien't water niet bevrooren is,
zal gelukken.
Omtrent zoo veel als de grootte eens fpelde-
kops van dit fchuim met den punt van een nieu-
we pen, of een klein hair-penceeltje genomen,
en op een enkel Moscovifch glaasje, eerfl
voor het derde, dan voor het tweede, en dan
voor het eerfte Vergrootglas gebragt, zal ver-
fcheidene foorten van Diertjes elk kleinder dan
anderen, en zoo wel in gedaante als grootte zeer
verfchillende, vertoonen.
De foorten die in Peper-Water zyn waargeno-
men, zyn
PI.VII. ^^^^ ^^^fl» ^^^ grootfte flag van allen 1. De
Fig. i.j lengte van deezen is omtrent de middellyn van
een hair, en drie of viermaal meerder, dan hun-
ne breedte. Derzelver lighaamen zyn zeer dun en
doorfchynend, dog die zyde, welke de rug
fchynt, is donkerer dan de andere. Zy draaijen
zig in 't water dikwils om, en vertoonen zo wel
den rug als buik, gelyk i. 2. Hunne randen
zyn met een groot getal van uitneemend kleine
pootjes bezet, welke voornaamelyk omtrent de
twee uheinden gezien worden, en zig vertoonen
als of het franjes waaren: Aan 't eene end zyn
insgelyks eenige borftels langer dan de pooten,
eenen ftaart gelykende. Hunne beweeging is
fnel; en door hun draaijen, keeren, en fchielyk
ftil ftaan, fchynen ze geduriglyk rondom op
prooi jagt te maaken. Zy können zig van hun-
ne pooten zo wel in 't loopen, als zwemmen, be-
die..
1nbsp; Philofopl. Tranf. Numb. 284.
-ocr page 115-dienen; wans als men 'er een hair tuflchen doet,
7-ullen zy dikwils langs het zelve van 't een end
tot het ander kruipen, zig in verfcheide milfe-
lyke poftuuren buigende.
Ten tweeden, Een vry gemeene foort, welker
lengte omtrent een derde van eens hairs breedte
is, met ftaarten vyf of zesmaal zo lang, en fomtyds
langer, i. vertoont een daar van met den ftaart Flg. II,
uitgeftrekt. 2. verbeeldt een ander met zyn ftaart
in de gedaante van een fchroef, gelyk ze zig zeer
dikwils vertoonen. Somtyds, wanneer ze ftil lig-
gen, fteekenze uit en haaien wederom te rug een
met franje of met een baard bezette tong; en 'er
loopt een ftroom geduriglyk naar hen toe, welke
waarfchynlyk veroorzaakt wordt door de fnelle
beweeging van fommige kleine vinnen, of poo-
ten, die te dun zyn om onderfcheiden te worden.
Ten derden, Een foort van grootte omtrent als
de laatfte, maar zonder ftaarten , zig fomtyds in
een eironde gedaante vertoonende , als i. en Pignj
fomtyds een weinig langer, gelykende naar een
bot, op de wyze als 2. Hunne kleine pootjes
können duidelyk gezien worden,wanneer het Wa-
ter even aan 't uitwaaffemen is, want dan bewee-
gen zy zig fnel. Nu en dan heeft men 'er twee
van famengevoegd gezien, gelyk als 3.
Ten vierden, Een andere foort doet zig op ge-
lyk dunne Wormen, omtrent vyftigmaal zo lang
als breed, en welker dikte omtrent een honderdfte
gedeelte van een hair is. Derzelver beweeging is
evenmaatig en langfaam, beweegende hunne hg-
haamen gemeenlyk maar weinig in hun voort-
rang. Zy zwemmen met dezelfde gemakkelyk-
ieid agterwaards of voorwaards, en overal even
dik zynde,is het moeijelyk te onderfcheiden a^n
E 5nbsp;welk
Fig.IV, welk end het hoofd geplaatfl zy. Zie Fig. IV.
Eenuy/fiJe foort is zo verbaazend klein, dat hon-
derd daar van op een rye de middellyn van een
Zandkorrel niet zouden evennaaren, en gevolg-
lyk is een millioen van dezelven in dikte maar een
Zand-korrel gelyk: hunne gedaante is byna rond.
Een zesde foort, zyn omtrent van dikte als
de voorgaanden, maar byna tweemaal zo lang:
en, behalve deezen, zyn 'er ongetwyfeld andere
foorten, waar op men niet behoor lyk gelet heeft.
Het is zeer vermaakelyk, terwyl deeze kleine
Schepfels voor 't Microscoop zyn, de verfchil-
lende uitwerkingen waar te neemen, die ver-
fcheide foorten van vermengingen onder hen te
weeg brengen. By voorbeeld als men het klein-
fte droppeltje Geeft van Koper-root, dat men
zig verbeelden kan, op den punt van een fpeld
'er by doet, verfpreiden zy zig onmiddelyk, en
fchynen dood neer te tuimelen. Gefmolten zout,
doodt hen, maar met dit onderfcheid, datze in
plaats van plat te worden, gelyk in 't voorige ge-
val , in eironde gedaanten opkrimpen. Het af-
trekzei van Zout van Wynfteen verwekt hun
ftuip-trekkingen , waar na ze fchielyk flap en
flaauw worden, en dan fterven zonder eenige
veranderinge van gedaante. Inkt doodt hen zo
dra als Geeft van Koper.root , maar fchynt
hen op verfcheide wyzen famen te trekken.
Verfch bloed, pis, en fpog doodt hen in een
korte poos. Gefmolten fiiiker doet het zelfde;
dog daar door fterven fommigen plat en ande-
ren rond, 1
Indien men 't water laat verdroegen zonder
eenige
» Phihfoph. Tranf. Numb. 203,
-ocr page 117-eenige bymenginge, zullen fommige foorten van
Dierties barften, maar anderen niet: en indien
een verfehe droppel waters by dezelven gedaan
wordt, zullen veelen van hun in een korte poos
herleeven, en weêr rondom zwemmen.
HOoi, Stroo, Gras, Haver, Tarwe, Garft
of eenig ander Gewas in water gezet zyn-
de, op.de te vooren gemelde wyze, zal zig'na
fommige dagen een foort van witagtig fchuim of
moengheid op de oppervlakte vertoonen, welke
dooreen Microscoop onderzogt zynde, bevon-
den zal worden een onuitfpreekelyk getal van
kleme leevendige Schepfels van verfcheide groot-
te , gedaante , en foort te bevatten.
En van deezen zyn fommige net dezelfden, als
die zo even in Peper-water befchreeven zyn-
want men moet in agt neemen, dat men zekere
loorten van deeze Diertjes in 't algemeen in alle
waters ontmoet, die een merkelyken tyd aan de
openelugt bloot geftaan hebben. Dealgemeenfte
onder dezelven is een eironde foort van Diertjes '
eenigzms de gedaante van een Mieren-ei hebben-
de. Zy zyn uitneemend fnel, en in een gedu- pi vir
rige radde beweeging agterwaards en voor- Fig. v'
waards : maar fomtyds ftuitenze fchielvk, en
draaijen om hun eigen as ontelbaare reizen rond
met een verbaazende fnelheid, eerft den eenen
weg, en daar na den anderen Deezen om-
loop,
loop, of ronddraaijing als 't waare om een punt,
heb ik ook in andere foorten van Diertjes in
vogten gevonden, opgemerkt.
Een ander vry gemeene foort, en in gedaan-
te de voorgaande eenigzins gelykende, wordt ver-
Fig-VI. toond in Fig. VI. Hunne beweeging is zeer fnel,en
tyd met het fcherpe end voor, waar uit men met
reden mag veronderftellen, dat dat het hoofd is.
Sommigen van hun zyn helder van 't eene end
tot het ander, maar keurlyk geribd op de wyze
van een Meloen: Anderen zyn alleenlyk aan het
dun end doorfchynend, maar hun dikke end is
ondoorfchynend. Pooten of vinnen kan men
in geen van beide onderfcheiden.
Wy vinden een andere foort, byna zo lang als
de grootften in Peper- Water, welken zeer vl ug en
gaauw zyn, en, terwylze voortzwemmen, een
vermoogen hebben om zig in te trekken of uit te
ftrekken. Aan het end, dat het voorde gedeel-
te fchynt te weezen , zyn verfcheide pooten
zigtbaar; maar in 't byzonder wanneer het water
by na uitgewaaflemd is: want dan krimpenze in
tot eene klootfche gedaante, en men kan be-
merken, dat hunne uitfteekende pooten zig zeer
gaauw beweegen. i. vertoont een van deeze
Diertjes in zyne volle lengte: 2. wyft een ander
daar van aan , wanneer ze ingetrokken zyn.
Daar is desgelyks een foort van Diertjes, welker
lighaamen kloot-rond zyn, maar eenigzins met
een punt gelyk een peer, en gelykende naar
blaazen met water gevuld , waar in een over-
groot
derlinge beweeging veroorzaakt wordt door de werking van
een groot getal van pooten of vinnen, die in'c rond geplaatft
zyn.
Fig.
vn.
groot getal van donkere deeltjes in een gedurige
beweeging fchynen. Derzelver beweeging is voor-
naamelyk een omwenteling , draaijende mooge-
lyk in een minuut boven de honderd reizen rond,
eerft den eenen weg om, en dan den anderen:
en dit alles zonder een hair-breedte uit hunne
plaats te wyken. Maar fomtyds beweegenze zeer
gaauw voorwaards, draaijen, keeren, en nee-
men een verren omweg met verfcheide afwy kin-
ken: houdende egter, geduurende hunnen ge-
leelen voortgang, het fpits end altyd voor uit. Fig-
Ik ontdekte eens in 't fchuim op de oppervlak-
te vajx Hooi Water een foort van kleine Slange-
tjes ; want zo noem ik ze om derzelver beweeging, .
welke was gelyk die van een Slange, en om dat
ze zig opfchooten of in 't ronde leiden op die
wyze als de Slangen doen. Ik bewaarde dit Wa-
ter fommige weeken, en toonde ze aan verfchei-
den myner Vrinden, maar federt dien tyd heb
ik ze nooit in eenig trekfel van dezelfde foort,
of in eenig ander vogt ontmoet. Hunne manier
van voorwaards te beweegen, als mede van zig
in 't ronde te leggen wordt verbeeld 1.2. Zy fig.
waaren grooter dan eenig Aal-foortig Diertje,
hunne beweeging zeer verfchillend, en op verre
na zo ihel niet. Het end dat het hoofd fcheen
te zyn, was dikker en wat donkerer , dan het
ander.
Diertjes in de Gedaante van een Aal komen
dikwils voor in veelen van die trekfels, waarvan
ik thans gewag maak, en desgelyks in verfchei-
de andere vogten. Hunne dikte is zeer onder-
fcheiden , zynde fommigen honderdmaal grooter
dan anderen, en waarfchynelyk zullen zy ook
zeer veel in foort verfcheelen. Zy hebben in 't
alge-
-ocr page 120-algemeen een fnelle krinkelende beweeging, maaf
fommige foorten daarvan zyn flukfer en wakke-
rer, dan anderen.
Azyn zal dikwils na weinige dagen ongedekt
geftaan te hebben, en byzonderlyk in't Zomer
faifoen krielen van eene foort van deeze Aaltjes,
groot genoeg om met het bloot oog onderfchei-
den te worden: 't welk fommige menfchen aan-
gezet heeft om valfchelyk te beweeren, dat de
fcherpheid des Azyns nergens anders van daan
komt, dan dat deeze fchepfels de tong en'tver-
hemelte met hunne fcherpe ftaarten ftryken:
Daar 't nogtans zeer zeker is, dat 'er menigmaal
geen één zelfs in den zuurften Azyn ontdekt kan
worden; en behalven dat heeft de Hr. Leeu-
wenhoek aangetoont, dat deszelfs fcherpheid
alleen komt van de pundge en doordringende
gedaante der zouten, die daarin dry ven, gelyk
ik daadlyk gelegenheid zal vinden volkomenlyker
aan te merken.
De gedaante van deeze Aal-gelyke Beeftjes is
afgetekend Fig. X.nbsp;.nbsp;«
Dr. Power zegt ons1 , dat mdien Azyn ,
waarin veel Aaltjes zyn , maar maatiglyk heet
aan 't vuur gemaakt wordt, zy alle zullen gedood
worden, en naar den grond zinken; maar dat kou-
de hun geen hinder doet. Want nadat zulke A-
zyn een geheelen nagt aan de ftrengfte verft
bloot geftaan had , en bevrooren was, en ge-
dooid, en wederom bevrooren, en zo verfchei-
de reizen over en weer, waaren ze zo vlug als
ooit. Desgelyks onderrigt hy ons dat hy in koud
weeder eenigen Azyn, vol van deeze Aaltjes, in
1nbsp; PowEr'j Micmcop. Ohferv. pag. 35.
-ocr page 121-een glas deedt, en daar op omtrent even zo veel
oly goot, welke op den Azyndryvendekroopen
beftendiglyk alle de Aaltjes naar boven in de Oly,
wanneer de Azyn begon te vriezen; maar de A-
zyn wederom ontdooijende, begaven zyzig ook
beftendiglyk weêr naar denzelven toe. Deezen zyn
aartige en keurlyke Proeven.
Een droppel Oly van Koperroot vermengt met
den Azyn, doodthen op de zelfde wyze als vuur
doet.
Indien eenige Zand-korrels voor 't Micros-
coop tuflchen de Aaltjes gedaan worden, zal het
ten hoogften vermaakelyk zyn te zien, hoe ze ,
tuflchen dezelven, als ofhetgrootefteenenwaa-
ren, worftelenen belemmerd zyn.
Van Aaltjes in Pap.
Al wie begeerig is om van kleine Aaltjes altyd
gereed tot het Microscoop voorzien te zyn,
behoeft alleenlyk een weinig bloem en water fa-
men te kooken, en daarvan zulke pap te maaken
als de Boekbinders gemeenlyk gebruiken ; of
men kan die van hun koopen. Dezelve moet
niet heel ftyf, nog heel waterig zyn, maar van
een maatige dikte. Stelze aan de lugt bloot in
een open vat, en draag zorg datze boven op niet
hard worde, nog befchimmele, doorze wel on-
der malkander te kloppen , wanneer gy dit te
gemoet ziet: want indienze hard of fchimmelig
word, zultge in uwe verwagting te leur gefteld
worden. Na eenige dagen zalze zuur worden ,
en, indien gy ze dan aandagtiglyk onderzoekt,
zult ge menigten van uitneemend kleine,lange,
dunne, krinkelende Diertjes onderfcheiden, wel-
ken
i
ken dagelyks grooter worden, tot dat ge in ftaat
zyt om dezelven met liet bloot oog te zien.
Omze te doen voortkoomen, giet zo nu en
dan een droppel Azyn by uwe Pap: en na dat
ze eens voortgebragt zyn, kont gy ze 't heele
jaar bewaaren, door 'er fomtyds een wemig A-
zyn of water by te doen indien de Pap te droog
wordt, en fomtyds een weinigje andere zuure
Pap; geduuriglyk zorg draagende om de opper-
vlakte in een regte gefteldheid te bewaaren, 't
welk ligtelyk te doen is, wanneer ze met deeze
Diertjes wel voorzien is. Verhoedende hunne
gedurige beweeging dat 'er eenige befchimme^
ling op kome.nbsp;.
Een Water-glas, of eenig ander glazen VaC
is 't gevoeglykfte om uwe Pap in te doen; want
door het zelve tegen 't ligt te houden, zultge
menigmaalen de Aaltjes verneemen zig krinke-
lende boven de oppervlakte der Pap aan de zy-
den van het glas, en in ftaat zyn om verfcheide-
nan daar van met een pen of hair-penceel op te
neemen, veel minder belemmerd door de Pap^
en gevolglyk bekwaamer voor 't gezigt, dan of
gy genoodzaakt zyt de Pap zelve, omze daarin te
vinden, te onderzoeken._
Breng ze voor uw Microscoop op een enkel
Moscovifch glaasje , na dat ge daar eerft een
zeer klein plekje water voor hun opgedaan hebt
om in te Zwemmen. Hoe dikker uwe Pap is,
en hoe meer zy daar mede omzet zyn, hoe groo-
ter deel water 'er vereifcht wordt om dezelve
te verdunnen, op datze zig zeiven uit de war
moogen helpen, en duidelyk zigtbaar gemaakt
worden.
Zy zyn door allerlei flag van Microscoopen ,
maar
-ocr page 123-maar in 't byzonder door 't Zonne-Microscoop
onderzogt, zeer vermaakelyke voorwerpen; door
't zelve heb ik hen fomtyds tot anderhalven duim,
of twee duimen in de middellyn, met een even-
redige langte, vergroot, en bevonden datze zig
net vertoonen als Aaien van die grootte. De in-
wendige beweeging hunner ingewanden kan zeer
duidelyk onderfcheiden worden; en wanneer het
water byna uitgedroogd is, en zy op 't punt zyn
van den geeft te geeven, kan men hunne mon-
den tot een aanmerkelyke wydte opengedaan
zien.
Fan Regen- en ander Water.
De Hr. Leeuwenhoek zegt, dat hy in'C
eerft geene leevendige Schepfels in Re-
gen-Water kon onderfcheiden ; maar na dat heC
fommige dagen geftaan had, ontdekte hy ontel-
baare Diertjes menig duizendmaal kleiner dan
een zand-korrel, en in evenredigheid tot een
Myt, als een Bye is tot een Paard.
In ander Regen-Water, 't welk insgelyks ee-
nigen tyd geftaan had, vondt hy de kleinfte foorC,
die hy ooit gezien had ; en in weinige dagen
meer, ontmoette hy anderen agtmaal zo groot
als deeze, en bykans rond.
In een andere party Regen-Water, 't welk
gelyk het voorgaande open geftaan had, ontdek-
te hy een flag van Diertjes met twee kleine
hoorns, in gedurige beweegihg. De ruimte tuf-
fchen de hoorns was plat, alhoewel het lighaam
rondagrig was, maar naar het end een weinigje
Fnbsp;fpits
i
■•i
fpits toeloopende, alwaar zig een ftaart vertoon-
de, viermaal zo lang als het lighaam, en zo dik
als een fpinne-web. Hy zag hier van verfcheide
honderden binnen de ruimte, die een zandt kor-
rel zou können bezetten. Zo ze op het minfte
draadje of vezeltje geraakten, waaren zy daar in
verwart, en dan ftrekten ze hunne lighaamen
uit in een langwerpig rond, en worftelden luftig
om hunne ftaarten los te krygen. Hy vernam
een tweede foort van een eironde gedaante., en
verbeeldde zig, dat het hoofd aan 'tlcherpfteend
ftondt. Het lighaam was plat, met verfcheide
kleine pootjes uitneemend fnel beweegende,
maar niet te onderfcheiden zonder groote oplet-
tendheid. Somtyds veranderden zy hunne ge-
daante iri eene volmaakt ronde , byzonderlyk
wanneer het water begon weg te droogen. Hy
ontmoette ook een derde foort, tweemaal zo lang
als breed, en agtmaal kleiner dan de eerfte:
nogtans onderfcheide hy indeezen kleine pootjes,
waar door zy zeer fnel beweegden. Hy bemerk-
te desgelyks een vierde foort, duizendmaal kleiner
dan het oog van een Luis , en welke alle overigen
in wakkerheid te boven ging : hy vondt deezen
zig zei ven als op een punt rond draaijende met
de fnelheid van een tol. En hy zegt, dat 'erver-
fcheide andere foorten waaren.
Het is gemeen, in den Zomer-tyd, dat water
in Slooten ftil ftaande, fomtyds van een 1 groen-
agtige
1nbsp; De gekorve Diertjes, die gemeenlykft de wateren van
kleur doen veranderen, zyn van AzGarnaat-foort ,by Swam-
aiERüAM genoemdnbsp;aquaticusarborej'ccm, van de ui_t-
fpruiting hunner kleine hoorns: zy zyn dikwils zo talryk in
ftilftaande Waters,in May en Juny, op welken tyd zy kop-
pelen , datze dezelven van eeli bleeke of' donker roode, en
fom-
-ocr page 125-agtige en fomtyds van een roodagtige kleur
fchynt, 't welk, door onderzoek met het Micros-
coop, bevonden is ganfchelyk te ontftaan uit on-
eindige millioenen van Diertjes op deszelfs op-
pervlakte famengedrongen , en het zelve zulk
eene vertooning geevende. Derzelver lighaamen
zyn eirond, en doorfchynende aan beide enden;
maar het midden groen of rood, volgens de kleur
van 't water, waarin ze zwemmen. Dit middel-
fle gedeelte, gezien met het eerfte of tweede
Vergroot-glas,fchynt uit bolletjes famengefteld,
en heeft zo veel gelykheid met vifch-kuit , dat
men met reden mag gelooven , dat dit inder-
daad het zelfde is: en nog zo veel te meer, alzo
ze na eenigen tyd volmaakt helder en zonder
kleur gevonden worden, en men derhalve mag
vermoeden, dat ze hun kuit gefchooten hebben.
Het water dat van de mis hoopen loopt, en
'er donker-bruin van kleur uitziet, is zo opge-
propt met Beeftjes, dat het geheel fchynt te lee-
\xn; en moet met water verdund worden, voor
dat dezelve genoegfaam konnen gefcheiden wor-
den , om de verfchillende foorten te beken-
nen. Onder deezen wordt een foort gevonden,
welke ik niet kan herdenken elders gezien te
hebben, en geef 'er daarom een aftekening van.
Derzelver middelfte gedeelte vertoont zig don Pi.VII.
keren met hairen bezet, maar beide hunne enden ^^'S-IX.
doorfchynend: de ftaarten loopen naauw toe mee
een lange punt aan het end , en hunne bewee-
ging
Tomtyds vnn een geele kleur doen fchynen, volgens hun
eigene kleur. Het groens fchuini, dat men zo dikwils in
den Zomer-tyd op ftilftaande waters ziet,is niet anders dan
ontelbaare groene Beertjes. Zie Derham's Godgi;!. Na-
tuurkunde pag. 205.
F 2
-ocr page 126-ging is loom en waggelende. Dit mis-hoops-
water krielt insgelyks van een foort van liair-
Aaltjes, die ongemeen gaauw zyn.
Een trekfel vail eenig Kruid , Gr aan, Trugt ot
Bloem, in gtmeen water gemaakt, zal na wemi-
ge dagen bevonden worden fommige foorten van
Diertjes, aan 't zelve byzonderlyk eigen, te be-
vatten ; en hier van, hoe verbaazend het ook zy,
Ican men zeer goedp reden geeven want een
weinigje opmerking zal toonen, dat yder kruid,
graan, vrugt of bloem, door de Voorzienigheid
gefchikt is tot voedfel voor eenige byzondere
foort van Vogel, Beeft, bf Gekorve Dienje,
van de zigtbaare en grootere foorten; en wy
moogen veronderftellen dat het zelve, wanneer
't in water getrokken is, op gelyke wyze ook
een bekwaam voedfel verfchaft voor de eene of
andere dier ontelbaare foorten van kleine Schep-
fels, welke voor 't bloot oog onzigtbaar zyn, en
niet te ontdekken zonder een goed Microscoop.
En aangaande deeze byzonderheid der Diertjes,
wys ik den Weetgierigen (welke door bquot;n eige-
ne proeven nog met overtuigdzyn) totde Waar-
neemingen van den Hr. Job lot { Kontnk.yk
Hoogleeraar ifl de Wiskunde , en Lid van de ko-
ninklyke Academie der ^ichilder- en Beeldhouwkunde te
P^rw lover de onderfcheidene foorten d^oor hem
ontdekt, in de volgende byzondere Aftrekfels:
van welke Diertjes hy zo wel de aftekening als
de befchryving gegeeven heeft. Hy onderzogt
de Afrrekfels van zwarte, witte en lange 1 eper:
van Zenebladen, van Angelier en,v^n Koorn-blom-
men, vunRoozen, Jasmyn , Bramboizen-fieelen,
Thee, BerheriJJen, Venkelen Salie,Gouds-bloemen,
zuure Druiven en Meloen-fdil, en vondt in die
-ocr page 127-allen byzondere Beeftjes. Nieuwen oud /fooi kriel-
de van veele foorten; Rhabarber, Paddefioelen,
zoete' Bafilikom , Citroen-bloemen , hadden hunne
byzondere Diertjes. De Anemoon verfchafte fom-
mige zeer wonderbaare * ; Sellery bragt veele
foorten voort: Tariven-Aairen en 5Yroo veele foor-
ten: Stroo van Garji, Rogge, Haver, en Turkfch-
koorn, veele foorten: nieuwe en oude Eiken-bajt
verfchafte een groote verfcheidenlleid. Sommi-
ge van deeze trekfels bewaarde hy een geheel
jaar door, en befpeurde, dat niet alleenlyk yder
trekfel Diertjes heeft, welker gedaanten t'eene-
maal onderfcheiden zyn van die welken in ande-
re trekfels gevonden worden; maar dat desge-
lyks, in 't zelfde trekfel verfchillende fc^rten
van Diertjes zig vertoonen , op verfcheide ty-
den.
Het is ten hoogften waarfchynlyk , dat de
plaats , daar de trekfels gemaakt zyn, in een
ftad, of op het land, blootgefteld aati de open
lugt, of in huis opgellooten , als ook 't faifoen
des Jaars, en deszelfs gefteldheid omtrent hecte
en koude, groot onderfcheid kan te weeg bren-
gen in de foorten van Diertjes, die in dezelfde
trekfels te vinden zyn,
Wy vinden fomtyds in onze Aftrekfels van ge-
waifen, en in andere waters, die een wyl onge-
dekt geflaan hebben, een Dier veel grooter dan
een der te vooren befchreevenen, van een zeer
byzondere en verwonderlyke gedaante , welke
hier verbeeld v/ordt. Ditkleine Schepfelis in zyn PI VII.
middel- P'ii-
XI (.
XIII.
* 's Heeren Joelot's tekening der Diertjes in dit trekfel
vertoont net het asmgezigt van een Satir op hunne ruggen:
ik prys den leergierigen de beproeving aan.
middel-ftaat; onlangs was het een Worm, en
haafl zal het een Mug worden. Want de 1 Mug-
gen leggen hunne eijeren in een foort vanfl^tne-
ri^e ftoffe op de oppervlakte des waters, en maa-
kenze aan iets vaft, 't welk verhoeden kan, dat
ze weg fpoelen, of te fchielyk gefcheiden wor-
den. Uit deeze eijeren komt een menigte van
kleine Wormen voort, welken op den grond des
waters zinkende, voor zig zeiven kasjes of be-
dekkingen maaken van fyn zand of aarde, famen-
gevoegd met een foort van lym, maar aan bei-
de enden open,om, naar dat ze de gelegenheid
vinden, daar uit of in te konnen kruipen. Na
eenigen tyd, deeze wooningen en de gedaante
van Wormen vaaren laatende, klimmenze weaer-
om tot boven aan het water, in de gedaante die
wy nu voor ons hebben, geheel met een fchil
bedekt, hebbende een groot hoofd en mond,
een paar zwarte oogen, twee hoorns, verfchei-
de bosjes van hair of borftels op verfcheidc
deelen des lighaams, en een ftaart met een hair-
borftel aan het end , welke met een olieagtig
vogt befmeerd zynde, als voor een kork dient
om hen boven water te houden; zynde hunne
hoofden fomtyds in de lugt opgeheven, en fom-
tyds in 't water gedompeld , terwyl de ftaart
langs de oppervlakte des waters glyt. En indien
de oly aan den ftaart begint te droegen, ftor-
tenze uit den mond een' nieuwen voorraad
daar op , welke deszelfs bekwaamheid herftelt
om te ftuuren , waar 't hun behaagt, zonder
door 't water nat gemaakt, of benadeeld te
1nbsp; Schouwtooneel der Natuur 8. 2lt;55 enz. Hooke's Mi-
crog. p. i8ó.
lb ■ V
V
PL. VII.
^ J^.vir.
rPïcf.JX .
yy.xi.p. 83.
-ocr page 130- -ocr page 131-worden. Na dac ze op deeze wyze den tyd door
de Voorzienigheid beilemd geleefd hebben, volgt
'er een zonderlinger verandering : want hunne
oogen, hoorns en ftaart afleggende , en geheel
vervellende, komt 'er een geilagt van gekorve
diertjes uit voort van een t'eenemaal verfchil-
lend element: de fchoonfte en zagtfte pluimaad-
je verciert hunne hoofden; hunne leden zyn van
een zeer fyn weeffel: zy hebben vlerken op een
keurlyke wyze met franjes bezet en vercierd;
hunne geheele lighaamen zyn met fchubben en
hair bekleed, en zy konnen zig beweegen met
een verbaazende fnelheid: in 'tkort, zy worden
Muggen , en vliegen in de lugt. En, 'tgene
meeft verwonderlyk is, een Schepfel, dat maar
een minuit van te vooren een inwoonder des wa-
ters was , zou nu verdrinken, indien 't 'er in
gedompeld wierdt.
Ik ben te meer byzonder geweeft in myn be-
rigt van deeze gedaantverwiflehng, alzo ik van
verftand ben, dat veele foorten der Diertjes in
Vogten veranderingen ondergaan eenigszins op
gelyke wyze. Ik zal hier alleenlyk by doen, dac
iet kleine Schepfel, waar van ik de afbeelding
gegeeven heb, een zeer vermaakelyk voorwerp
voor 't Microscoop is, flaande deflelfs witte
hart onderfcheident!yk,en zynde de beweeging
van alle deszelfs ingewanden volmaaktelyk zigt-
baar' en buiten gemeen. Van de Mug zal ik
verder Ipreeken op de eigentlyke plaats.
De waters krielen overal van leeven, en zyn
een eindeloos onderwerp van bezigheid voor het
Microscoop: Zeeën, rivieren, poelen,flooten,
en fchier allerlei modder kan ons, door deszelfs
byftand, met leevendige nooit te vooren ontdek-
f4nbsp;te
-ocr page 132-te wonderen befchenken : want op zulke on-
derzoekingen is tot nog toe maar weinig gelet,
zelfs van menfchen, die deeze werktuigen ge-
kreegen, en ook een geneigdheid hadden, om
ze te gebruiken. Maar ik hoop dat deeze Ver-
handeling hen zal aanfpooren om naarftiger te
zyn, en niet te gedoogen, dat een weinigje
moeilykheid, of eenige weinige mislukte onder-
neemingen hen zouden affchrikken van een Oef-
fening, die hunnen arbeid zo rykelyk kan ver-
gelden.
In verfcheide brieven van * den Hr. Leeu-
wenhoek aan 't Koninklyk Genootfchap, komt
ons een verhaal voor van fommige wonderbaare
Diertjes, die hy vondt hangen aan de wortels
van de Lens Palujlris of Waterlinzen (welke in
den Zomer-tyd overvloediglyk in poelen en floo-
ten boven op het water dryven) als door hem
onderzogt in een glazen buis met water gevuld.
Een foort hier van was van gedaante gelyk fchel-
letjes, met lange ftaarten, waar door ze zig vaft
maakten aan de wortels deezer Linzen; en fom-
tyds had hy twintig hier van by elkander gezien,
hunne lange ftaarten en lighaamen zagtelyk uit-
breidende , en dan in een oogenblink wederom
intrekkende. Zie de Aftekening , Plaat VIIL
Tig. I.
A. Vertoont een wortel van Waterhnzen met
de ftaarten van veele Diertjes daar aan kleeven-
de.
bbhb, enz. vertoont hunne, naar een bel ge-
lykende, lighaamen.
ccccy hunne lange ftaarten.
- li
PI.
viii.
Fig.I.
» Zie Phil. Trans. Numb. 283. 295, 337«
-ocr page 133-Een ander buitengemeen flag van een Diertje
\'crtoont zig in een fcheede of koker, a, b, c, PI.
welks end het zelve vafthegt aan de Linzen- VIII.
wortels. Dit kleine Schepfel heeft twee werk-
tuigen die zig als radertjes vertoonen, met een
groote menigte tanden of keepen, komende van
deszelfs hoofd, en als om een as rond draaijen-
de, i, e. Op de minfte aanraakinge trekt het de
radertjes in zyn lighaam , en 't lighaam in de
fcheede, waar na het zig vertoond gelyk Fig. III.
Maar wanneer alles flil is , duwt het dezelven
wederom uit, en de draaijing van 't rader-werk
wordt hervat. De Hr. Leeuwenhoek be-
merkte een onder deezen, welks koker uit kleine
bolletjes famengefteld fcheen, ß, b , en hier in Fig.
ontdekte hy dat het raderwerk beftondt uit vier IV.
rondagtige deelen met kleine verdeelingen tuf-
lchen yder, alhoewel alleenlyk drie van deeze
rondagtige deelen konden gezien worden, lig-
gende het vierde naar agteren , gelyk Fig. 5. F'S-5-
vertoond wordt. Dit overtuigde hem, hoe zeer
hyhad gemifl, met te gelooven uit derzelver ge-
woone vertooning, dat 'er twee radertjes waaren,
daar nogtans de weezentlyke gedaante van dit
rader-werk is, als in Fig. 5.
Om deeze Diertjes te vinden, verkies Linzen,
die lange wortels hebben; want zelden zullen jon-
ge planten met korte wortels 'er eenigen verfchaf-
fen. Draag ook zorg, datze niet met een ruuwe
ftofie bedekt zyn, of beginnen te verwelken, ge-
lyk ze dikmaals doen zullen. Laat de wortels zag-
telyk neerzinken in een glazen buis met water ge-
vuld , en brengze dus voor 't Microscoop. Twee
of drie Diertjes zullen fomtyds bevonden worden
aan een wortel te kleeven; en op andere tyden
F 5nbsp;zultge
-ocr page 134-zultge verfcheide wortels onderzoeken , en 'er
geen één konnen ontmeeten.
In 't water, of de flymige ftoffe in looden
pypen of geuten gevonden , kwamen den tir.
Leeuwenhoek verfcheide foorten van Dier-
tjes voor, en, onder anderen, menigten, die
een foort van rader-werk fcheenen te hebben,
op de voorige wyze eenigszins rond draaijende
*. Deeze Schepfels trekken, wanneer het wa-
ter weg droogt, hunne hghaamen in een kloot-
fche of eironde gedaante famen, vertoonen zig
roodagtig, en raaken vafl in de drooge flyk, die
zo hard als klei wordt: maar wanneer een ftuk
van zulke flyk in water gelegd wordt, openen
zy zig in omtrent een half uur tyds, en ftrekken
by trappen hunne lighaamen uit, en zwemmen
rond: en dit deedenze na dat een gedeelte van
deeze geut-flyk een en twintig maanden aan mal-
kander droog bewaard was. Waar uit hy befluit,
dat de gaatjes van hun huid zo volmaaktelyk ge-
flootenzyn, datze alle doorwaaflTeming verhoe-
den, door welk middel zy bewaard zyn tot dat
'er regen valt , wanneer ze hunne lighaamen o-
penen, omzwemmen, en voedfel neemen.
Fig. 6,7, toont twee van deeze Diertjes in
verfchillige fl:anden.
Fig. 8. is de geftalte waar onder zy zig droog
en famengetrokken zynde vertoonen.
Wy konnen in 't water van onze flooten ver-
fcheide foorten zo wel van fchelp- als korft-
Diertjes vinden: twee van de laatfte foort, wel-
ken zeer aanmerkelyk zyn, worden in een,zwem-
mende
PI. IX.
Fig-1-
en II.
m
PL. VIII.
' /Üfe /im-:.
8.
-ocr page 136- -ocr page 137-mende gedaante , met hunne ruggen naar het
oog toe , vertoond. Derzelver leden zyn die der
Garnaalen of Kreeften eenigszins gelyk , maar
van een veel keuriger maakfel. Zy zyn kleiner
dan een zeer kleine Vloo, maar zyn allen voort-
teelders, en draagen hunne Kuit,of onder den
ftaart, of als in twee * zakken aan hunne zyden
hangende , gelyk in Fig. 2. Somtyds kan men Fig. 2.'
bemerken, dat deeze zakkengebrokenzyn ,ende
Kuit(beflaande uit bolletjes zeer groot in verge-
lyking van het Schepfel) over 't water verfpreid
is. 'Er is ook een derde foort, zo fraai als de
voorgaande, maar op. verre na zo groot niet;
derzelver geftalte gelykt meer naar een Garnaal,
en ze draagen hun Kuit gelyk de Garnaalen doen.
Deeze drie foorten van Diertjes fchynen maar
een oog te hebben,en dat geplaatft in 't midden
van het voorhoofd, zonder zelfs de allerminfte
blyk van een verdeelende lyn. Men vindt ze
dikwils zo doorfchynend, dat de beweeging hun-
ner ingewanden, als mede een geregelde klop-
ping in een klein deel ,'t welk wy derhalve moo-
gen veronderftellen. het hart te zyn , duidelyk
door 't Miscroscoop gezien wordt.
Ik zal dit ftuk eindigen met de befchryving
van een wonderbaar flag van een klein Diertje,
welks buitengemeene gedaante (omtrent driemaal
Zo groot als 't voor 't bloot oog fcheen) terwyl
'tin 'twater, en aaneen Linzen-wortel vaftgehegt
is, word opgegeeven. Dit was groot in zyn foort, pjg,
en had agt hoorns; daar nogtans , die klei- 3.
ner zyn, zelden meer dan zes hebben.
Desge-
lyks
• Philof. Tranf. Nurab. 288. Leeüwenh. ■^de Vervolg
van Briev. Mill'. 121.
Jyks is het hier vertoond, als iiitgeflrekt tot zyne
volle lengte, maar is ingetrokken zynde niet zoo
Jang'als een vierde gedeelte. Het is met zyn ftaart
vaftgemaakt aan de wortels of fteelen der water-
planten. Aan de bovenzyde is een zeer klein
Diertje («) verbeeld, komende uit het lighaam
van 't andere. Men veronderftelde eerft dat het
zelve zig daar door eenig toeval had vaftgemaakt;
maar door 't naauwkeurig te onderzoeken ont-
dekte men, dat het een jong was 't welk in de
geboorte ftondt: want fchoon 't maar vier zeer
kleme hoorns hadt, wanneer 't eerft gezien werdt,
waaren zeftien uuren daarna zyne hoorns en
lighaam veel grooter geworden ; en in vier
■nbsp;miren meer was het t' eenemaal buiten 't lighaam
van zyn moer geflooten. Hier tegenover, aan
de beneden zyde, vertoonde zig een klein rond
knobbeltje, 't welk trapswyze in dikte toenam,
en in weinige uuren puntig werd, als by (b). Der-
tien of veertien uuren daarna, was het veel groo-
ter geworden , en had ook twee hoorns. In
vier en twintig uuren zag men 'er vier hoorns
op, waarvan de één klein was, de tweede groo-
ter en de twee overigen zeer groot, wordende
met meer kragt uitgeftrekt en ingetrokken dan
de anderen. Drie uuren daarna viel dit diertje
insgelyks van zyn moer af, en redde zig zei-
ven.
't Bovenftaande verhaal is de voornaamfte in-
houd van 's Hren Leeuwenhoek's Brief aan de
Koninklyke Maatjehappy, Phil. Trans. Numb. 283.
En op Numb. 288ontmoeten wy een verdere Be-
fchryving van dit zelfdeDiertje door een Engelfch
■nbsp;Heer, wien't Verhaal van den Hr. Leeuwen-
hoek aangezet hadtom het naar te fpeuren. Hy
zegt,
-ocr page 139-zegt, dathy 'er een van ontdekte in eenig helder
water uit een floot genoomen, maar dat hy 'er
. roet de uiterfle oplettendheid geen' meer in kon
vinden. Het vertoonde zig de eerfte dag als in
Fig. 4. maar hy zegt ons, dat het yder oogenbük PJ-
veranderde, en dat het knobbeltje (a), 't welk
'er uitzag gelyk de blinde darm , fomtyds een
. wemigje langer was. Twee of drie dagen daar-
na vernam hy fommige witte vezels aan 't end
des knobbels, en op den vierden dag lag het tot
de volle lengte uitgeflrekt, en vertoonde zig als
in Fig. 5 , en toen was hy overtuigd, dat het ge- ^^
ne hy zig verbeelde een uitwas te zyn, inderdaad
een jong Diertje van de zelfde foort was, uit het
oude voortkoomende, en zes hoorns hebbende,
's Anderen daags vondt hy het in 't water gan-
fchelykgefcheiden, en omtrent zoo lang als een
derde gedeelte van zyn moer. De hoorns ko-
men uit gelyk ftraalen, niet van 't end, maar
t' eenemaal rondom een klein knobbeltje,'t welk
waarfchynlyk het hoofd is: zy hebben een worms-
wyze beweeging en konnen zig uitllrekken of
inkrimpen zoo wel ten deele , als in 't geheel.
Het ander end is plat, en daarmede zette het
zig dikwils vaft aan den bodem of zyde van 'tglas,
waarin hy het bewaarde. Ook trekt het zynhg-
haam te famen en verwyderd het zelve, en kan
beide lighaam en hoorns in een klein begrip
brengen , als in Fig. 6. en Fig. 7. De hoorns pj^ ^
zyn volmaakt wit, 't lighaam geelagtig, en niet en^.
gemakkelyk te onderfcheiden door 't bloot oog;
zynde, wanneer het uitgebreid is, niet dikker
dan een grof paarde-hair.
De Hr. Buffon zendt in een brief aan Mar-
tin Folkes , Schildknaap , nu Prefident van
'tKo-
-ocr page 140-'t Koninklyk'Genootfchap, gedagtekend in den tuin
van Verfailles, i8 Jnly 1741 een Bengt(alseen
nieuwe ontdekking in de jgt;Jatuur!yke Hiftorie)
vaneen fchepfel* Polypus genoemd, dat men
aan de Waterlinzen hangende-gevonden heeft,
't welk midden door gefneeden zynde, komt uit
de bovenfte helft een ftaart en uit de beneden-
fte helft een hoofd voort; Zodat van één dier twee
worden. Indien het in drieën wordt verdeeld,
fpruit uit het middelfte gedeelte een hooft en
ftaart, uit het bovenfte gedeelte een ftaart, en
uit het onderfte gedeelte een hoofd; en alle drie
worden zulke volmaakte Dieren als het eerfte.
Waaruit hy befluit, dat alles, wat zyn kan, in de
onbepaalde verfcheidenheid van de werken der
Voorzienigheid, te vinden is.
Een andere Brief aan dien zelfden Heer, ge-
dagtekend 's Gravenhage , Sept. ïj. 1741. van
den Hoog Ed: Heere Willem Graaf van Ben-
tinck. Lid van de Koninklyke Maatfchappye,
meldt, dat een jong Heer van Genffi;!?, Haarklei-
ne Diertjes in 't water kykende, eenige kleine
dingen zag, welken hy voor planten nam,maar
dezelven naauwkeuriglyk onderzoekende , be-
merkte hy 'er eenige beweegingen in , en bevondt
datze aangeraakt zynde famentrokken. Het duur-
de egter een lange wyl, voor dat hy kon bepaa-
len , ofze planten of dieren waaren: want hy zag
verfcheide jonge fpruiten uit dezelven voortko-
♦ De naam Poppus, o^ Veelvoet, wordt aan verfcheide
Vilfchen van de foort derKwnbben , en Zee-Schinm-Vin'chen
gegeeven,waar van fommigen behalvcn verfcheideklaauwen,
twee lange finiiten hebben, welken zy tot een grooten af-
fland konnen nitfleeken om hun prooi te vatten : en ik ver-
moed , dat dit Diertje Polypus geuocmd is wegens eenige
gelykheid van gedaante.
men, en zulks tot in 't vierde geflagt, hangen-
de aan malkander. Maar hy heeft federt bevon-
den , datze Diertjes eeten , en zelfs ruwe koft.
Zy maaken zig zelven met het eene end vaft aan
eenige plant, of de zyde van 't glas, en hebben
aan 't ander end zes of agt hoorns , waarmede
zy hun prooi houden.
Fig. 8 , is genoomen uit een Tekening met
dit Berigt overgezonden.
Hy doorfneedt een van deeze fchepfels om te
zien wat 'er van worden zoude, en vondt fommige
dagen daarna nieuwe armen uitgroeijende daar
de anderen weg gefneeden waaren. Sedert heeft
hyze verdeeld over de lengte, over de breedte,
over fchuin, en op alle mogelyke wyzen , alles
met den zelfden uitflag. Hy is ook aan 't fmal-
deelen derzelven gegaan, en heeft niet bevon-
den, datze op eenige wyze voortteelen, dan door
fcheuten en zonder koppeling.
Beide deeze Brieven fchynen 't zelfde Beeftje
te bedoelen, dat de Hr.Leeuwenhoek be-
fchreeven heeft, alhoewel m^et verdere buiten-
gemeene byzonderheeden, welken de weetgie-
rigen, geloof ik, der pyne waardig zullen oor-
deelen, omze zorgvuldiglyk te onderzoeken.
Sedert de gemeenmaaking van bovengemelde
Berigten, heeft men zulke verdere byzonderhe-
den aangaande dit Diertje, zo wel uit Holland,
als Vrankryk ontvangen , in antwoord op de
verftandige navorfchingen van Martin Fol-
kes , Schildknaap_, Prefident der Koninklyke
Maatfchappye, die door hem der gemelde Maat-
fchappye zyn meedegedeeld, dat het een onver-
geeflyk verzuim zou zyn, indien ik 'er geen berigt
van gave.
De Hoog Ed.Hr.Willem Graaf van Bentinck,
L. D. K. M. zendt in een Brief uit's Ha ge,
gedagtekend 15 J'aniiary N. S. 1743- fommige
•waarneemingen en Proeven gedaan door den Hr.
Trembley (die jonge Heer pag. 94 gemeld,
als de eerfte ontdekker der byzonderheid van
dit Diertje, welke nu in Holland zig ophoudt)
en de Hr. Bentinck zegt , dat hy voor de
waarheid der zaaken, daar in vervat, kan inftaan,
alzo 'er geene van allen is, welke hy niet meer
dan twintigmaal herhaald heeft gezien.
De Hr. Trembley geeft een tekening van
den Polypus, met elf hoorns of armen, en met zyn
ftaart aan een klein takje hangende , maar in
alle andere opzigten net overeenkomende met
PI.IX. Plaat IX. Fig. 4 en5. De hoorns,zegt hy, die-
Fig- 4 nen voor beenen en armen, en aan 'tend daarze
uit den Polypus voortkomen , is een mond of
doorgang tor in de maag,welke zig door de ge-
heele lengte uitftrekkende, een lighaam maakt
gelyk een pyp of goot aan beide enden open.
Hvkent twee foorten,en heeft fommigen hun-
ne lighaamen tot delengte vananderhalvenduim
zien uitrekken, maar dat is zeldlaam; nademaal
weinigen zelfs van 'tgrootfte flag boven negen of
tien lynen lang zyn : enzulken konnen zig intrek-
ken tot niet boven een enkele lyn, ophoudende,
indien't hun behaagt, tot yder tran, tuffchen
de uiterfte inkrimping en de uiterfte rekking..
Derzelver hoorns verfchillen in lengte volgens de
foort: eene foort kan ze zeven duimen uitftrek-
ken: 't getal hunner hoornen is ook verfcheelend,
maar een volwaffen Polypus heeft'er zelden minder
dan zes.
Zy zwemmen niet, maar kruipen; 't zy op
den
-ocr page 143- -ocr page 144-. I ;
ISf'V
i:
tôt:
■t •
5 r
t..
den grond, of op water-planten, Hukken hont,
bladen , enz. welken al e van den grond, op*
pervlakte, kanten, of't midden der llooten
(wanneerwe deeze Beeftjes opfpeuren) moeten
genomen en in een glas met helder water
gedaan worden^ alwaar men , na een weinig
i-Lift, zo'er eenige Po/ypi zyn, dezelven hunne
armen zal zien uitftrekken , welken zy introk-
ken, wanneerze geftoort wierden.
Derzelver gemeene geftalte is, datze hunne
ftaarten ergens aan vaft hegten, en dan 't lighaam
en de armen in 't water uitftrekken : en zy be-
dienen zig van hunne voortgaande bewee-
ging om zig ten deezen einde gevoeglyk te plaat-
fen. De armen zyn zo veele ftrikken , ge-
fpannen om kleine fchepfels in 't water te van-
gen : en wanneer 't gebeurt, dat eenig Diertje
eenen arm aanraakt, wordt het gevat, en na
den mond gevoerd door de intrekking van dien
arm, of indien het fchepfel worftelt komt de an-
der arm te hulp.
Zy zyn gulzige Dieren: Een Polypus kan een
geheelen worm inzweigen, die twee of driemaal
zo lang als hy zelf is. Indien de worm met zyn
end voor komt, wordt hy op die wyze inge-
zwolgen, anders gaat hy dubbel naar beneden,
en maakt verfcheide vouwen in de maag, wel-
ke om den zelven te ontvangen wonderbaarlyk
uitzet. De worm fterft daar haaft; en wordt,
nadat hy uitgeperft of uitgezogen is , door den
mond geloft. Zy eeten meerder of minder, ook
meerder of minder reizen, naar maate het wee-
der heeter of kouder is, en groeijen naar even-
redigheid van't gene zy eeten: zy konnen ge-
Gnbsp;hee-
^ f
98 van regen-
heele maanden zonder voedfel leeven, maar tee-
ren uit naar maate datze vaften.
Hy zegt dat het Verhaal (in de Phihfophical
Tranfactions hiervoor p. 92 aangehaald) van de
manier waarop deeze Diertjes vermenigvuldigen
waar en naauwkeurig is, en dat hoe meer men
dit onderzoekt, hoe duidelyker het blyken zal
door een waaragtige groeijingte gefchieden. Dp
Polypi brengen hunne jongen voort uit de bui-
tenfte deelen des lighaams , en dat niet altyd
een enkel jong tefiens: het is gemeen 5 pf 6,ja
fomtyds 9 of 10 op den zelfden tyd te zien, en
wanneer 'er een afvalt, komt een ander in des-
zelfs plaats.
Voor twee jaaren, zyn 'er duizenden van on-
der zyn oog geweeft , maar hy kon nooit iets
bemerken , dat naar koppeling onder hun ge-
leek. En op dat dit niet op eenige geheinie wy-
ze tuffchen den ouden en't jong zou gefchieden,
heeft hy verfcheide reizen een jong van zyn
ouden afgefneeden, en 't alleen in een glas ge-
daan: desniettegenftaande teelde het zeer over-
vloediglyk voort. En opdat 'er moogelyk gee-
ne koppeling mögt gefchieden tuffchen de jon-
gen zelve, heeft hy een voor een alsze uitfprooten
afgefneeden, en yder van dezelven alleen gedaan,
en dat tot zeven geilagten toe; maar zonder ee-
nig verfchil te vinden aangaande hunnen aanwas.
Hy heeft insgelyks een jongen zien voort-
brengen , en deezen wederom anderen voort-
brengende, voor dat de eerfte van zyn ouden
gefcheiden is geweeft. Zy vermenigvuldigen
meer of min naar maate datze gevoed worden,
en het weeder warmer of kouder is.
Maar 't verbaazendfte gedeelte van 's Heeren
Trem-
-ocr page 147-Trembley's Berigt is , 't gene hy ons zegt,
aangaande zyne operatien aan deeze fchepzelen ge-
daan. Indien één van dezelven overdwars in twee
flukken gefneeden wordt, zal 't voorfte gedeelte,
't welk 't hoofd, den mond en armen vervat, zig
zelf verlangen, kruipen, en eeten, nog op dien
zelfden dag. Het agterfle gedeelte vormt een
hoofd en mond aan 't gewonde end , en fehlet
armen uit, meer of min fpoedig, na dat de het-
te gunflig is. Des Zomers ziillenze in 24 uuren
uitbotten, en het nieuwe hoofd zal in weinige
dagen tot volkomenheid gebragt zyn.
Sny een Polypus waar of in welke deelen 't u
behaagt overdwars, yder deel wordt een volfla-
gen Polypus. Maar het Dier te klein zynde om
eene verdeeling in veele Hukken op een maal
toe te laaten, fneed hy eerft één in vier vieren-
deelen, en lietze groeijen; toen verdeelde hy y-
der vierendeel, en ging met Imaldeelen voort,
tot dat hy uit één vyftig kreeg: en heeft nog by
hem verfcheide ftukken van eenen Polypus over
meer dan een jaar dus gefneeden, welke me-
nigten van jongen heeft voortgebragt.
Indien een Polypus overlangs gefneeden wordt,
door 't hoofd , maag en lyf, is yder deel een
halve pyp , met een half hoofd , een halven
mond, en fommige armen aan een van zyne en-
den. De randen deezer halve pypen worden
trapswyze rond en vereenigen , beginnende aau
het ftaart-end; en yders halve mond en halve
maag wordt volkomen. Dit alles heeft hy zien
gefchieden in minder dan een uur , en de twee
polypi dus gevormd verfchilden niets van onge-
fchondenen, behalven datze minder armen had-
den ; welk gebrek weinige dagen vervulden.
^ 2nbsp;Een
i
Een Polypus is overlangs gefneeden 's morgens
tuflchen 7 en 8, en 's namiddags tuflchen 2 en
3, heeft yder deel een worm ingezwolgen zo
lang als 't zelf was.
Als men een Polypus overlangs fnydt, door 'c
hoofd en lyf, maar niet t'eenemaal door de
fl:aart, zullen 'er in korten tyd tv/ee volmaakte
hoofden en lyven zyn met maar een ftaart :
welke hoofden een lyven kort daarna wederom
op gelyke wyze konnen gedeeld worden : en
dus, zegt de quot;l Ir. 1quot; r e m b l e y , dat hy een Poly-
pus voortgebragt heeft met zeven hoofden en
lyven door een fl:aart famengcvoegd. Deeze
zeven hoofden op eenmaal afgefnecden zynde,
groeijen zeven anderen in de plaats; en yder
dier zeven dus afgefneede hoofden, een nieuw
lighaam uirgeevende , wordt een volilagen Fo-
Jypus.
Hy fneedt een Polypus overdwars midden
door , en de twee deelen digt aan malkander
zettende , vereenigden dezelven op de plaats
daarze van een gefneeden waaren geweeft. Het
fchepzel at den volgenden dag, en is vermenig-
vuldigd. Op de zelMe wyze vereenjgde hy het
voorile gedeelte van een Polypus met het agter-
lle gedeelte van een anderen. Dit fainenge-
fl:elde Dier at desgelyks den volgenden dag, en
heeft federt jongen voortgebragt uit elk byzon-
der ftuk waaruit het famengefteld was. Maar
deeze twee Proeven gelukken niet altyd.
Te vooren was gezegd, dat het lighaam van
een Polypus een foort van holle goot of buis is:
hy heeft middel gevonden om deszelfs binnen
zyde naar buiten te keeren , gelyk men een
kous kan doen ; cn heeft tegenwoordig ver.
fcheiden , wier binnenzyde hunne buitenzyde
blyft, en des niettegenftaande, eeten, groeijen,
en vermenigvuldigen zy , als of 'er niets aan
hun gedaan was. Hy heeft alle deeze Proeven
verfcheide reizen herhaald, met de uiterfte om-
zigtigheid , naarffigheid en oplettendheid; en
Jian, zegt hy, zig beroepen op de aanzienlyk-
heid en't getal der Perfoonen zo wel die'ze
hem hebben zien doen als dieze zeiven gedaan
hebben. Hy doet 'er by , dat in de Hiftorie
van den Polypus, welke hy onderhanden heeft,
alle de handelwyzen en kunftgreepen door hem
in zyne waarneemingen gebruikt zullen be-
fchreeven worden , maar zelfs voor derzelver
gemeenmaaking is hy gereed en gewillig om
eenige onderrigdng raedè te deelen , die ande-
ren kan in flaat ftellen om diergelyken te maa-
ken.
De Hr. Reaumur, Lid van de Koninklyke
Academie der Wetenfchappen in Vrankryk ,
verklaart (in de Voorrede van 't zesde fluk zy-
ncr H'f.. gt;rie der gekorve Diertjes onlangs te Parys
uitgc;geeven ) dat hy alle de Proeven van dén
Hr. Trembley heeft nagedaan , niet alleen
in zyne eenzaamheid, maar met den Hr. Jus-
si e u en verfcheide anderen van gemelde Aca-
demie , en bevonden datze gelukten , gelykze
in Plolland g^idaan hadden, waarvan hy een alge-
meen en beknopt berigt geeft. Wanneer hy
eerft twee volkomene Dieren zag voortkomen
uit de ftukken van eenen doorgeliieedenen Po-
iypiis, kon hy naauwlyks, zegt hy, zyne oogen
gelooven; en hy ziet het nog niet , zonder op
nieuw verbaasd te ftaan, fchoon hy 't honderd
en honderdmaal gezien heeft. Hy doet 'er by,
^ 3nbsp;da
■f
h
dat de Weetgierigen in Vrankryk dra begonnen
te beproeven, of 'er geen andere fchepfels zou-
den gevonden worden met het zelfde buitenge-
woone vermoogen. Dat de Hr. Bonnet met
derhaaft een dunnen Water-worm ontdekte oni-
trent anderhalven duim lang , die de zelfde ei-
genfchap had,en de Hr. Lyonett vondt een
anderen boven drie duimen lang, en zo dik als
de derde fnaar van een fiool, welke in dertig of
veertig ftukken gefneeden zynde dezelfde ver-
\ fchynfels uitleverde.
De Hr. Reaumur zig verbeeldende, dat
fommige voortbrengfels der Zee, welker gedaan-
te eenigzins naar deezen verfch-water-Polypus ge-'
lykt, zo als de Urtica marince en zeekwab, de-
zelfde hoedanigheeden zouden hebben , zette
den Hr. Guettard en den Hr. JussiEuaan
om verfcheide Proeven te doen op de kuften
van PoiStou en Normandyen. Zy braken en fnee-
den zeekwabben in verfcheide ftukken, en had-
den 't vermaak van te zien, dat de verfcheide
ftukken leevendig bleeven, en dat hunne won-
den begroeiden en heelden: en alhoewel zy met
lang genoeg daar ter plaatze konden vertoeven,
om nieuwe deelen in plaats van de afgefnedene
te zien uitfpruitén ; heeft de Hr. Gerrard de
Villars de UrticiS op de kuften by Roebelle alle
de afgefneede deelen wederom zien voortbren-
gen , en de Kwabben nieuwe Radïi uitgeevende
in plaats van die , waarvan zy beroofd waren.
Wanneer de Viflchers den Hr. J u s s i e u een van
deeze Dieren in ftukken zagen fcheuren en fny-
den , zeiden ze tegen hem, dat hetvrugtelooze
arbeid was, dat hy 't niet kon dooden hebben-
de de ondervinding hun dat gene geleerd, waar
van geleerde mannen zelfs nooit gehoord had-
den. De Hr. REAUMURende Hr. Bonnet von-
den ook fommige foorten van Aard wormen ,
welken in twee gefneeden zynde, had yder helft
al wat 'er aan ontbrak na eenige maanden we-
derom voortgebragt. Menigen ftierven inder-
daad , maar alzo 't in fommigen gelukte, moe-
ten de misvallen aan gebrek van voorzorg toe-
gefchreeven worden , en niet aan gebrek van
zulk een vermoogen in deeze Dieren.
Voor 't overige fchynt de Polypus te zweemen
naar de Kwab - ioon , of tuifchen die en de
Zee-Padclejloel , of Anemone : welk een klein
Dier is, dat op dekuften vwNormandyen* dik-
wils gevonden wordt. Men ziet ze in 't af-
hangen der rotfen vaft zitten , fommigen
rood , fommigen groen , en fommigen van
andere kleuren : alwaar ze 'er uitzien ge-
lyk Paddefioelen , terwyl ze geflooten en op-
gevouwen zyn , maar gelyk Anemonen wanneer
ze zig openen en ontwinden. Men kan ze n}ec .
geweld niet openen , zonder ze te vernielen;
maar gedrukt wordende werpen ze fomtyds ver-
fcheide jongen uit van verlcheelende grootte:
't welk fchynt te bewyzen, dat ze zo wel man-
lyk als vrouwelyk zyn, en ook datze leevendi-
ge jongen baaren. Indien ge dezelven los maakt,
wegneemt, en in water legt, zullen ze zig aan d^
eerfte gevoeglyke plaats , die ze vinden, vaft-
hegten. Wanneer de Zee-Paddcftoel aan 't 0-
pengaan is , rigt hy zig op, en ftoot twee klei-
ne wittte en geftrecpte lighaamen gelyk blaa-
zen uic, rondom welken zig een groote ver-
fcheidenheid van puntjes of fnuitjes van yer-
G 4nbsp;fcheide
* Vid. Speaacle de la Nat. Part. II. Dial. 22.
-ocr page 152-Regen-
V
N
I04
fcheide grootte en kleur vertoont; waar van
fommige Natuur-kenners 'er den naam van
Zee-Jnemone aangegeeven hebben. Deeze ope-
ning niet ongelyk aan de bloeijing van een
bloem, heeft anderen bewoogenom ze als een
foort van plant aan te zien, of anders, als zo wel
aan de natuur der Dieren als der Gewaflen deel
hebbende. Maar alzo alle deeze kleine puntjes
of knopjes geene bladen zyn , maar een foort
van fnuiten of fnavels, waar door dit fchepfel
zyn voedfel inzuigt, gelyk de Zee-egel ^nKwab
door hunne fyne rieten of fteekels doen, konnen
wy 't geen plaats in den rang der Dieren wei-
geren ; en byzonderlyk na zo eene aanmerkely-
ke omftandigheid (door oog-getuigenis beves-
tigd) als het voortkomen van drie of vier jon-
gen uit den ouden, als men dien drukte.
Daar is een foort van K'wab,h'y Rondeletius
pag. 121 Stella Arborescens genoemd, welke uit
een lighaam eenigzins naar den Zee-Egel gely-
kende, vyf takjes in de gedaante van een ftar
uitfchiet: deeze vyf verdeelt m tien, deeze tien
wederom in twintig; de twintig in veertig, de
veertig in tagtig,de tagtig in honderd en zestig:
de een honderd en zestig in drie honderd en twin-
tig, de drie honderd twintig in zes honderd veer-
tig; de zes honderd veertig in een duizend twee
honderd tagtig; de een duizend twee honderd
tagtig in twee duizend vyf honderd zertig; de
twee duizend vyf honderd zeflig in vyf duizend
een honderd twintig; de vyf dtiizend een hon-
derd twintig in tien duizend twee honderd veer-
tig; de tien duizend twee honderd veertig in
twintig duizend vier honderd tagtig; de twmr
tig duizend vier lionderd tagtig in veertig dui-
zend
zend negen honderd zeflig; en deeze wederom
in een en tagtig duizend negen honderd twintig.
Pe verdere verdeelingen konden met zekerheid
niet nagefpoord worden; alhoewel ze waarfchyn-
lyk, wanneer de vifch leevendig was, veel bo-
ven dit getal zullen verdeeld geweeft hebben *.
Alle deeze dunne draaden hebben , door hunne
geheele lengte, kleine daar uit voortkomende
Weerhaakjes, en vertoonen zig wanneer ze door
't Microscoop onderzogt worden, zeer verwon-
derlyk.
Om dit Hoofdftuk te befluiten. Indien de
kleinfte leevendige fchepfels, die nog ontdekt
zyn, in de Wateren zyn voortgebragt; zoo vin-
den we daarin desgelyks de grootften en verwon-
derlykften. Geen Vogel of Beeft kan in grootte
haaien by veele foorten van viflchen, nog de O-
Ufant zelf kan in vergelyking gebragt worden
met den Wahifch. ° ^ ^ amp;
Joannes Faber Lynceus verzeekert ons, dat
hy in 't jaar 1624 zelf een JVaMfch zag, die op
ftrand geworpen was digt by Santa Severa, om-
trent dertig mylen van üöme , eenennegentig pal-
men lang, en vyftig dik: deszelfs bek was zeftien
palmen lang en tien hoog,, en geopend en gaa-
pentle gehouden zynde, kon een man te paard
daarin ruimte genoeg vinden. De tong was
twintig palmen, dat is omtrent vyftien voeten
lang. Hy voegt 'er by, dat vier jaaren te voo-
ren een ander JValvifch naby 't eiland Corfica
niet ver van de kufi: van Italien geworpen was
welke, een wyfjezynde, bevonden was een jono-
by zig te hebben van dertig voeten lang, envyl^
♦.Vid. Philofoph. Transaft. Numb. 57,
-ocr page 154-tien honderd ponden zwaar. Hy zegt,dat de carnea
pnguedo{htt^tk) alleenlyk van den Ouden
vifch honderd en vyf en dertig duizend ponden
woog.
Laat ons nu overdenken , hoe verbaazend
het onderfcheid is tuflchen zulk eenen Vifch als
deeze , en een gering Diertje kleiner dan het
duizendfte gedeelte eens Zand-korrels. Hoe
ontelbaar moeten de foorten van fchepfels zyn,
die de opklimmingen maaken van de eene groot-
te tot de andere; En -hoe eenpaariglyk wonder-
baar vertoont zig de hand der Voorzienigheid,
't zy ze een yslyken berg van ftoffe aan 't be-
weegen brengt, of aan een ondeelbaar flofje 'c
leeven geeft!
Een onderzoeking van 't Bloed in de Dieren.
Wy konnen 't Microscoop tot geen nuttiger
einde gebruiken , dan om den natuurlyken
loop des bloeds in zyne vaten te zien, of 't fa-
menweeffel daar van te onderzoeken , wanneer
't uit dezelven getrokken is: want de bewaaring en
herflelling van 's menfchen gezondheid kan gro-
telyks door zulke onderzoekingen bevorderd
worden.
Door 't zelve binnen de vaten te zien, kön-
nen wy oordeelen over de gelegenheid, afmee-
tingen , fchikkinge, en verdeelingen in takken
der flagaders en aders waar door het loopt, als
ook over den algemeenen ftaat des vogts, den
trap van deszelfs aandryving, voortgang of be-
weeging
weeging, en de ftrekking of rigting van deszelfs
loop, terwyl het door dezelven gaat.
Wanneer 't uit de vaten genomen is, konnen
wy 't meer van ftuk tot ftuk onderzoeken, en
alle de kleine veranderingen waarneemen, die
'er konnen voorvallen in 't mengfel, de groot-
te , gedaante , en hoedanigheid der deeltjes,
die deszelfs vaftere of vloeibaarer deelen fa-
menftellen.
Ik zal nu toonen hoe 't Microscoop kan ge-
bruikt worden op beide deeze wyzen ; maar
denk het gevoeglyk te zyn een kort berigt van
't bloed zelf vooraf te laaten gaan , nademaal
de kundigheid daar van ons beter in ftaat zal
ftellen, om een regt oordeel te vellen, wanneer
wy 't zullen zien omloopen.
VIL HOOFDDEEL.
Eenig Berigt aangaande het Bloed, door't
Microscoop onderzogt zynde.
Het Bloed van Menfchen en Land-Dieren is
door 't Microscoop bevonden te beftaan
uit ronde roode bolletjes dryvende in een doorfoby-
nend imter of wei. Yder rood bolletje is toege-
fteld uit zes kleinere en meer doorfchynende:
en de Hr. Leeuwenhoek heeft ontdekt, dat
yder van deezen wederom uit zes nog kleinere
en ongekleurde bolletjes is famengefteld: zo dat
yder gemeen rood Bolletje uit ten minften zes
en dertig kleinere beftaat; en milTchien kan de
verdeeling nog veel verder gaan *.
* Zie Leeuwenhoek Onderv. en Befchouw. 12 Nov.
i68o bladz. 10.
De foortelyke zwaarte deezer bolletjes is iets
meerder dan die van het wei, waar in ze dry-
ven , gelyk getoond wordt door hunne zinking
in bloed, dat uit de aders getrokken is en ftil
ftaat: Zy hebben ook een merkelyke aantrek-
king naar malkander toe , en , wanneerze tot
onderlinge aanraaking gebragt zyn , hangen ze
zo fterk aan één (ten zy ze dra door beweeging
wederom gefcheiden worden) dat ze een zelf-
ftandigheid naar zagt vleefch gelykende vormen.
't Is niet moeijelyk zig te verbeelden , hpe
zes zagte en buigfaame bolletjes , die zig ligte-
lyk in allerleie gedaante laaten drukken , een
grooter bolletje konnen lamenftellen : maar om
het beter te doen verftaan , zal ik twee Teke-
ningen uit den Hr. Leeuwenhoek ontlee-
nen.
pl.x. Fig- i.verbeeldt een zodanig groot bolletje,
Fig. I. waar in vyf van de kleinere foort, die het famen-
ftellen, zig in aanraakinge vertoonen, leggen-
de het zesde agter.
Fig. 2. wyft aan , hoe ze door hunne onder-
linge aantrekking tot, of drukking tegen mal-
kander , geredelyk vereenigen om een volmaakt
rond lighaam te vormen.
Het is ook gemakkelyk te begrypen , dat
deeze zes bolletjes, en zelfs de nog kleinere,
waar uit ze zyn famengefteld , by gelegenheid
konnen gefcheiden worden , om te gaan door
zulke ten uiterften kleine vaten, waarin zy zon-
der fcheiding niet konnen komen, en datze kon-
nen heréénigen, wanneerze wederom byeenko-
men in Vaten daarze meerder ruimte hebben.
En wy zyn vaft verzekerd , datze fomtyds in
erpoter getal famenhangen, en grootere klom-
pen
pen vormen, dan met een vryen en gezonden
Omloop beftaanbaar zyn.
De Hr. Leeuwenhoek en Dr.JuRiN ko-
men , na de naauwkeiirigfte afmeeting, op de wy-
ze bladz. 45 , befchreeven , overeen , dat de
middellyn van een gemeen rood bolletje men^
fchen-bloed gelyk is aan het 1 een duizend ne-
gen honderd en veertigfte gedeelte der lengte,
van eenen duim. De Hr. Leeuwenhoek'
had voor deezen gerekend dat f vyf en twintig
duizend hier van maar aan eenen zandkorrel ge-
lyk waaren.
Als men dan veronderflelt, dat in gezonde
menfchen het bloed uit bolletjes van zodanige
grootte en famenilelling beftaat als te vooren
gemeld is, en dat dezelven zagt, buigfaam, en
ligtelyk fcheidbaar zyn; zo moet noodzaakelyk
gebeuren , dat een merkelyke verandering in
een van deeze byzonderheden een ziekelyken
flaat zal veroorzaaken. De bolletjes moogen by
voorbeeld, al te klein verdeeld zyn, en nietge-
redelyk wederom famenhangen; zy moogen Ityf
en onbuigfaam worden,'t zywanneerzegefchei-
den of wanneerze verecnigd zyn ; of ze moo-
gen flollen en onfcheidbaar worden, daar moe-
ten kwaade gevolgen uit voortkomen.
De
1nbsp; Zie Philofoph. Tratjsaêt. Numb. io6.
t Indien de middellyn van een duizend negen honderd
en veertig bloed-bolletjes gelyk is aan de lengte van eenen
duim; en indien, gelyk de Meet-kundigen bewyzen, de
klooten tot malkanderen zyn gelyk de teerlingen hunner
middellynen , zo moet noodzaakelyk volgen , dat een
kloot, welks aseen duim lang is ^ gelyk moet zyn aan
zevenduizend drie honderd en eenmillioenen,drie honderd
en vier en tagtig duizend zulke bolletjes.
De groote Boerhaave zegt, dat de gezond-
heid beftaat in een evengelyke beweeging der
vogten, en een evengelyke tegenftand der vas-
te deelen. Nu beweegen de vogten evengelyk,
wanneer derzelver kragt niet grooter is in't eene
deel, dan in 't andere ; en de tegenftand der
vafte deelen is evengelyk , wanneerze de vog-
ten overal zoo evengelykelyk drukken, dat 'er
■geen gevoel van pyn ontftaat.
Maar wanneer de bloed-bolletjes in te groote
klonten famenhangen, en zig niet gemakkelyk
?.oolaaten fcheiden, datze vryelyk door de klein-
fte vaten gaan , moet de kragt des vogts daar
grooter zyn, en by gevolg ongelyk; de weer-
ftand der vafte deelen moet daardoor ook
aanwaffen; en insgelyks ongelyk gemaakt wor-
den : waaruit eenige ziekte moet ontftaan.
Indien, aan de andere kant de bolletjes in klei-
nere ftukjes gebrooken of gefcheiden zyn , dan
de natuurlyke maat van grootte , zullenze meêr
plaats bellaan danze te vooren deeden ; en te
overvloediglyk in de hair-vaatjes ingedrongen
zynde daar opfpanning, ongemakkelykheid, en
miffchien een gedeeltelyken ftilftand veroorzaa-
ken, terwyl in de grootere vaten, de ftroom des
bloeds met te groote fnelheid voortrolt: dus wordt
zo wel de kragt der vogten , als de weêrftand
der vaten ongelyk gemaakt , en 't evenwigt
tuflchen de vafte en vloeibaare deelen t eene-
maal omgekeerd. Geene der affcheidingen'kon
in deezen toeftand behoorlyk gefchieden , en
tenzy eenige middelen gevonden worden om 't
evenwigt te herftellen moet de uitkomft haaft
doodelyk zyn.
Men zal geloof ik toeftemmen, dat daar een
-ocr page 159-perfoon fterft aan een ziekte in de bevattende
vaten, twintig omkomen door eenige onnatuur-
lyke verandering in de vogten, die door dezel-
ven loopen: en derhalven indien wy konnen uit-
vinden, welke derzelver natuurlyke ftaat zy, de
middelen waardoor wy ze in dien ftaat konnen
houden , door welke toevallen dezelve kan bena-
deeld , en hoe wederom herfteld worden zal
onze moeite wel befteed zyn.nbsp;'
Om deeze nuttelyke kennis te verkrygen zal
'tnoodzaakelykzyn , het menfchelyk bloeden
andere fappen dikwils, zo wel in allerleije ge-
fteltenis, en in allerleije ziekten, als in den ftaat
der gezondheid, door 't Microscoop te onder-
zoeken: waar door we een oogenfchynlyk be-
wys van deszelfs vertooningen in yder ftaat zul-
Jen hebben, en van de veranderingen , die het
ondergaat; en zullen moogelyk door proeven
Skinnbsp;vermengingen met het zelve ont-
dekken , door welke middelen liet van de eene
gefteltenis tot een andere kan overgebragt wor-
den ; als van een ftaat waarin het te dun en le
veel gebrooken is tot meerder vaftheid en dikte
en zoo in tegendeel.nbsp;'
Wilden onze geleerde Artfen,die beft in ftaat
zyn om over zulke zaaken te oordeelen, zig laaten
beweegen, om deeze manier van doen in hunne
Praftyk aan te neemen, mag men redelyker wy-
ze gelooven dat in weinige jaaren de oorzaaken
der ziekten beter zouden gekend, en de Genees-
konft tot een veel grooter trap van zekerheid
zou gebragt worden , danze tegenwoordig is
Een waarneeming van den Hr. L e e u w e N H o e k
is overwaardig , dat men 'er agt op geeve- hy
bemerkte dat, wanneer hy zeer onpaffelyk was ,
de bolletjes van zyn bloed hard en ftyf fchee-
nen, maar zagter en buigfaamer wierden, wan-
neer hy weêr gezond werdt: waarmt hy befluit,
dat in een gezond lighaam vereifcht word, dat
ze zagt en buigfaam zyn, op dat ze bekwaam
moogen weezen om door de hair-fyne adertjes
en flagadertjes te gaan , door hunne ronde ge-
daanten gemakkelyk in eironde te veranderen,
en ook om hunne voorige rondheid wederom aan
te neemen, wanneerze in vaaten komen daarze
groote ruimte vindert.
In de Vogten worden veranderingen te weeg
cebrast op een onverwagte en fchielyke wyze ,
lelvk eenige weinige Scheidkundige proeven zul-
len'toonen: De beet van vergiftige fchepfelen,
en de inenting der Pokjes, toont desgelyks,hoe
klein een gedeelte van vergiftige ftofFe den ge-
heelen hoop des menfchelyken bloedszalbefmet-
ten; 't welk op geen andere wyze kan gefchie-
den, dan door de vaftheid, gedaante, grootte,
of beweeging van deszelfs famenflellende deeltjes
of bolleties te veranderen. En 't is waarfchyn-
Ivk, dat het in veele gevallen op eene met mm-
der gemakkelyke wyze, uiteenziekelykenin eert
pezonden ftaat zou konnen veranderd worden,
mogten wy maar zoo gelukkig zyn van de zelve
uit te vinden; want wy konnen redelyker wyze
niet veronderftellen, dat de goedertieren Stigter
der Nawure zeekerer en gereder middelen om
nadeel te doen gegeeven hebbe, dan om goed
i^edoen.
Veele ziekten zouden milTchien geneezen
konnen worden door een onmiddelyke toelaa-^
ting van eenig geneesmiddel in de aderen, wel*
ke de kragt van alles wat men door den mond
kan
-ocr page 161-kan neemen, verydelt. Want de maag maakt,
door haare hitte, haare werking en een bymeng-
fel van haare fappen, zulk een verandering in
de dingen, voor datze in 't bloed konnen toege-
laaten worden, datze onbekwaam zyn om de-
zelfde uitwerkingen voort te brengen, als wanneer
ze eenvoudiglyk en onveranderd in 't zelve ont-
vangen waaren.
Sommige proeven, die reeds gedaan zyn, kon-
nen grootlyks ter beveftiginge van de voorgaan-
de veronderftelling dienen. Dr. FABRiciuslpuit-
te in de Middel-ader van den regter arm eens Sol-
daats, in 't Hospitaal te Dantzick * , omtrent
twee drachmen van zeker buikzuiverend Genees-
middel , 't welk in omtrent vier uuren begon tc
werken, en den Lyder vyfiloelgangen verwekte.
Hy had de Venus-ziekte, en op zo eene fchrikke-
lyke wyze, dat 'er knobbels aan de beenderen
van zyn' arm waaren. Maar door deeze enkele
infpuiting , en zonder eenig ander geneesmid-
del, verdweenen de uitpuilingen trapswyze, en
de ziekte was t'eenemaal geneezen. Hy fpuitte
desgelyks in de ader eener getrouwde vrouwe, vyf
en dertig jaaren oud, en van haare geboorte af
gekweld met overvallen van de Vallende-ziekte,
een weinigje van eene buikzuiverende Hars in
een Spiritus Anti-Epilepticus ontbonden: dit ver-
oorzaakte eenige weinige zagte ftoelgangen; waar
na de overvallen yder maal minder geweldig waa-
ren , dan de voorigen, en in een korten tyd in 'c
geheel niet meer kwaamen.
Dr.SMiTHfjih de zelfde Stad,fpuitte bloedzuive-
ren-
* philofoph. TramaEl. Niimb. 30.
f Philofopb.Transa£t. Nuiiib. 39.
H
-ocr page 162-rende-middelen in de aders van drie Lyders; dff
een was lam en jigtig, de ander zwaar beroerd,
de derde met die zonderlinge ziekte gekweld,
die Flica Poïonica genoemd wordt; en zy waaren
alle door gemelde infpuitingen geneezen.
S.FRACAssATifpuitte Sterk-water in de krop-en
been-aders van een hond,welke onmiddelyk ftierf.
Men vondt het bloed in de kleine vaten geftremd,
en de groote vaten geborflen. Waar op hy aan-
merkt,dat als eenBeroerte veroorzaakt wordt door
een Holling des bloeds, dezelve waarfchynlyk zou
konnen geneezen worden door 't infpuiten van
eenig ontbindend-middel. Een ander hond, in
welks aders oly van Koperroot gefpuit was, kerm-
de een lange wyl, fchuimde gelyk die de Vallen-
de-ziekte hebben, ademde kort, en ftierf. Zyn
bloed was vaft, en klonterig , gelykende naar
roet. Olie van Wynfteen werdt in eenen derden
hond ingefpuit, die na veel gekerm , opzwol
en ftierf. Deszelfs bloed was in 't minft niet ge-
ronnen, maar dunner en vloeibaarer, dan ge-
meenlyL Dit bewyft dat zo wel een te groote
fcheiding, als een ftolling, doodlyk is.
De Hr. Boyle bevondt, dat door een weinig-
je Sterk-water, olie van Koperroot, of Geeft van
Zout in warm bloed te doen, 't zelve niet alleen
Zyn zuivere kleur verloor en vuil werdt, maar
in een oogenblik geronnen was; daar nogtans
Fis-Geeften overvloeijende van vlugge Zouten,
als Geeft van Armoniak Zout , 'er mede ge-
mengd , 't zelve niet deeden ftollen, nog de kleur
. Verergerden, maar 't rooder maakten, vloeibaar
hielden, en een lange wyl voor verrottinge be-
waarden.
Alzo 'tMicroscoop ons van 't maakfel des bloeds
-ocr page 163-^t Microscoop onderzogt. ï15
onderrigt heeft,'twelk zonder deszelfs hulp nooit
had konnen ontdekt worden , en alzo deszelfs
gedurige byftand noodig is, om allerleye veran-
deringen, die daarin moogen gewrogt worden,
van ftuk tot ftuk te onderzoeken en te onderfchei-
den, 'tzyze tot verbetering of tot verergering
dienen, by toeVal of door een Geneesmiddel ver-
oorzaakt worden: hoop ik dat dit Vertoog nog
te lang, nog als tot myn onderwerp niet behoo-
rende, zal geoordeeld worden , vermits erinne-
ringen van dit flag ten hoogften voordeeligvoot
't menfchdom konnen zyn, indienze 't geluk moo-
gen hebben van in de handen der genen te val^
len, welken geneigd zyn, om 'er op voort te
gaan, en ze aan te kweeken.
Nu koom ik tot de befchryving der manier
waarop men 't bloed, om het naaüwkeurig te on-
derzoeken,voor 't Microscoop brengt,en zal zulke
wegen voordraagen, als ik zelf ondervonden heb,
niet twyfelende of de Verftandigen zullen , alsze
felegenheid moogen vinden, anderen uitdeii-
en.
Van de befchouwing ^fex Bloed s met het
Microscoop.
Neem (met de tip van een Veder, of een zagc
Hair-penceel) een klein dropje warm bloed
onmiddelyk uit de ader: fpreid het, zo dun als moo-
gelyk is,op een zeer helder enkelMuscovifch glaas-
je ten dien einde in een fchuifje geplaatft, en breng
het voor 't eerfte of tweede vergrootglas: de bol-
letjes zullen dan duidelyk gezien worden, en een
H 2nbsp;weinig
weinig oelFening zal ons bekwaam maaken om
over eenige verandering , die 'er in derzelver
grootte, gedaante, kleur , of vertooning mag
voorvallen, te oordeelen. Wy konnen desge-
lyks het bloed by uitftek wel onderzoeken, door
een weinig 'er van in een zeer klein hair-buisje
van 't dunfle glas te neemen, en dan het buisje
voor 't vergrootglas te plaatfen.
Indien een drop van 't zelfde bloed met warm
water verdund , en op eene der bovengemelde
wyzen voor 'tMicroscoop gebragt wordt, zullen
fommigen van de grootere bolletjes zig meer op
zig zeiven vertoonen, en een groote menigte
daar van zal men in kleineren, die dezelven famen-
ftellen, verdeeld zien.
Indien een gedeelte van't zelfde Bloed meteen
weinig warme melk gemengd wordt, zal men
verfcheide roode ongebrokene bolletjes duidelyk
zien; maar die wederom in kleineren gefcheiden
zyn, zullen met de melk zelve verward worden,
waar van 't grootfte gedeelte niets anders is dan
menigten van zulke evengroote kleine bolletjes.
Indien wy door een Proefbegeeren te onder-
zoeken , welke verandering eenig vogt, 't zy
vergiftig of geneeskragtig , in 't famenweeffel
des Bloeds kan verwekken, zullen wy 't vogt
op 't zelfde oogenblik, dathetuitdeaderfpringt,
daar mede vermengen : want indien 't bloed in
't allerminfte geronnen is voor zulk eene vermen-
ging , kan men geene zekere befluiten maaken.
Het vat waar in we 't ontvangen, in een bekken
met water , een weinigheeter dan het bloed, zet-
tende, zullen wy het langer vloeibaar houden,
en onze Proefdoor eenige vermenging daar mede
beter doen gelukken. Ik zou ook raaden, U'tv
werktuig involkomene gereedheid te brengen,
door 'er het Vergrootglas aan te voegen voordat
de ader geopend wordt ; en insgelyks om de
waarneemingen te doen op een warme plaats,
op dat het Bloed niet ftoUe voor datge uw onder-
zoek geëindigd hebt.
In alle onderzoekingen van belang , is 't beü
het Bloed uir een groote ader te trekken : omdat
het gene wy (door meteenfpeldof naald te prik-
ken) uit den vinger of eenig dusdanig deel kry-
gen konnen, alleenlyk uit eenige ten uiterilen
kleine hair-vaatjes voortkomt, en moogelyk zo
goed een ftaal van 't famenweeffel der geheele
jnafle niet is. Eenige Proeven op beide zouden
egter niet kwaalyk bedeed zyn, om 't onder-
fcheid dat 'er tuflchen is te ontdekken.
Indienwe, zo weinig, als men zig maar ver-
beelden kan, van 't vergiftig fap, dat uit de tan.
den eens Adders , wanneer hy vertoornd is ,
voortkomt, of uit eenig ander Dier, Gewas,
of Mineraal met het bloedt vermengen , zullen
we deszelfs onmiddelyke uitwerking op de bolle-
tjes ontdekken; en door te overweegen, datde
verandering , die wy waarneemen , 'er in ge-
wrogt is, fchoon het ftil ftondt, zullen wy in
ftaat zyn om te oordeelen en een overdag te maa-
ken van de gevolgen, welken uit zulk eene ver-
menging met het bloed moeten fpruiten, als hec
door de aderen van een leevendig Schepfel om-
loopt.
De Hr. W i l l 1 a m C o w p e r een fmeking
van Heulfap met het Microscoop onderzoeken-
de, vondt deszelfs ontbondene deeltjes in de ge-
daante van met franjen bezette bolletjes: waar-
xiit hy befluit, dat zulke deeltjes met de maffe
des bloeds omloopende, zo in deszelfs wei kon-
nen verward raaken , of 't zelve op zodanige
manier verdikken , dat ze deszelfs fnelheid ,
wanneer die al te geweldig is , vertraagen, en
deszelfs beweeging bedaard en evengelyk maa-
ken; waar door alle pynelyke gewaarwordingen
zullen weggenomen worden. En uit dezelfde
beginfels valt het gemakkelyk van alle deszelfs
andere uitwerkingen reden te geeven , en hoe
een te groot getal van zulke met franjen bezet-
te bolletjes een geheelen flilftand des Bloedsi
moet veroorzaaken , en by gevolg doodelyk
zyn. Zie Philo'f. Trans. Numb. 222.
Geeften, Ólien , ontbondene Zouten , Uit-
trekfels, Elfentien, en alle andere fcheidkunfli-
ge bereidfels, verfchalfen ons ontelbaare onder-
werpen om proeven te doen ; en zyn zekerlyk
bekwaam om de fchielykfte en vêrbaazend'fte
uitwerkingen, 't zy ten goeden of ten kwaaden,
voort te brengen , indien ze in de Bloed-vaten
van leevendige Dieren gefpuit worden ; de oor-
zaaken dier uitwerkingen konnen in een groo-
ten trap ontdekt , en reden 'er van gegeeven
worden , door Microfcopifche waarneemingen
op mengfels van dezelven met bloed , wanneer
het uit de aders getrokken is.
Een weinig bloed met omtrent viermaal zo
veel * Sal volatile oleofuni gemengd, en dooreen
Microfcoop befchouwd zynde , vertoonde 'er
zig een onmiddelyke fcheiding der bolletjes. In
omtrent een agtfle gedeelte van een minuut
waaren fommigen daar van veel verminderd,
en
* I.eeuwenhoeks Onderv. en Befcbowx. Brief aan
Hr. C. Wren, 22 Jau. 1683. bladz. 17.
en in een vierde van een minuut waaren veelen
zeer verfmolten, en verdweenen ganfchelyk.
Somtyds zag men twintig bolletjes naby malkan-
der , welken dra verminderden tot agtien, dan
tot zeftien, en weiniger en weiniger werden tot
'er alleenlyk twee of drie overfchooten. Waar
ui: waarfchynlyk is, dat Sal volatile Oleofum met
het voedfel genomen , en zo in de melk- en
bloed-vaten gebragt, deszelfs kragt kan behou-
den , om zulke ftremmingen , als anderszins
zouden voorvallen, te verhinderen.
De pis, fpog , zaad , zweet, uitdygfels, en
alle andere dierlyke fappen , zyn insgelyks
voorwerpen van 't Microfcoop , om of alleen,'
of vermengd met de voorzeide vogten , onder-
zogt te worden: -waar door men veel nuttelykc
kennis kan verkrygen.
Wat de kleur des Bloeds betreft , deszelfs
zwartheid ontftaat uit gebrek van wei , gelyk
de bleekheid uit te grooten overvloed daar van
fpruit: want men zal altyd bevinden, dat de bol-
letjes , wanneer ze in te grooten getal aan mal-
kander kleeven, een zwarte vertooning geeven.
Als dit derhalven het geval is, zal men'midde-
len om te verdunnen uitvinden cn daar van ge-
bruik maaken; nademaal volftrektelyk tot de ge-
zondheid vereifcht wordt, dat de bloed-bolletjes
in een behoorlyke hoeveelheid van wei dryven ,-
en daardoor vryelyk omloopen door de kleinfte
vaatjes, zynde een hier tegen overftaande ge-
fteldheid gebleeken de oorzaak der dood vandui-
zenden geweeft te zyn. De Hr. Leeuwen-
hoek zegt ons, dat hy wanneer zyn bloed te
hoog van kleur was, de gewoonte had van 's
morgens vier kopjes Kolii te drinken, in pla its
van zyn gewoDne twee ; en 's namiddaags zes
kopjes Thee, in plaats van drie. Hy dronk die
zo heet als moogelyk was , en ging op deeze
wyze voort , tot hy bemerkte dat zyn bloed
bleeker werdt, en gevolglyk deszelfs bolletjes
verder van één gefcheiden waaren.
De Omloop des Bloeds.
Om het Bloed door de vaten te zien omloopen,
moeten we ons van zulke kleine Scliepfe-
len bedienen, welkerdoorfchynendheidons toe-
laat binnen in dezelven te kyken , en te zien
wat daar omgaat: want, in een menfch, of ee-
nig groot Dier, is de huid zo ondoorfchynend ^
datwe zelfs de kleine bloedvaten niet konnen be-
kennen, en veel minder den ftroom, die'er door
loopt. Onze kundfchap zal egter niet grootlyks
verfchillende zyn ; want de geheele Dierlyke
fchepping is ingerigt naar een en 't zelfde plan,
en de omloopen in 't geringde leevendig fchep-
fel gefchieden door vaten van een gelyk maakfel
(in 't algemeen) en worden verfneld of vertraagd,
door dezelfde oorzaaken als in de edelften.
En, in waarheid, aangaande de omloopen der
vogten, de beweegingen der ingewanden, het
brein, of eenig inwendig deel, kan men meer
kundigheid krygen door gekorve Beestjes en klei-
ne Diertjes met het Microscoop te befchouwen,
dan door de verftandigfte en keurlykfte ontledin-
gen , of ontleedkundige proeven op grooter voor-
werpen. Want de huid van fommigen deezer
kleine fchepfels is zo doorfchynend, datwe 'er
duide-
-ocr page 169-duidelyk de order en fchikking der afhalende
vaatjes door zien konnen; en de rokken deezer v^.-
ten zyn wederom van zulk een verbaazende dun-
heid en teerheid van famenweeffel, dat 'er vooi'
ons weinig of geene verhindering is om de gc -
heime, en egter regelmaatige, werkingen der Na-
tuure in te zien, en de wetten naar welken zy
werkt, wanneerze ongeftoord en in ruft is: Daar
nogtans onze ontledingen van grooter Dieren ,
terwylze leeven, haar, in der daad, werkende
moogen vertoonen, maar dit met zulk eene ver-
warring doen, door dien wygeweldiglyk op haar
inbreeken , dat alle beweegingen dan in groote
wanorde moeten zyn, en gevolglyk onbekwaam
om eenige voldoende onderrigting aangaande de
omloopen te geeven.
Wy konnen ook in deeze foort van fchepfelen,
na dat we, zo lang als ons goed dunkt, den na-
tuurlyken en geregelden loop des bloeds, gelyk
het in den ftaat der gezondheid omgevoerd wordt,
gezien hebben, door drukking en op verfcheide
andere wyzen, deszelfs loop verhinderen, ontr
roeren en afleiden; en door verfcheidene ver-
mengingen met het zelve middel vinden, om een
ziekelyken ftaat te verwekken; en ten laaften
door 't fchepfel voor ons glas te laaten fterven,
alle veranderingen bemerken, die het ondergaat,
en wat de verpoozende, flingerende en trillende
pols ih ftervende menfchen veroorzaakt.
In verfcheidenen van deeze kleine fchepfels
konnen wy niet alleenlyk den algemeenen loop
des bloeds zien, maar zyn in ftaat pm de gedaan-
te en omftandigheden der bolletjes, waar uit het
famengefteld is, en de veranderingen dieze ly-
den, wanneerze uit de grootere in de kleinere
H 5nbsp;' vaten
-ocr page 170-vaten gaan, volkomenlyk te onderfcheiden. Want
veele vaten zyn zo klein, dat de bolletjes zelfs
een voor een onmoogelyk een doorgang konnen
vinden zonder in langwerpige gedaanten gedrukt
te worden: en egter zyn deeze vaten wyd in
vergely kinge van de allerkleinfte vaten, om wel-
ken door te gaan , de bolletjes in de allerklein-
fte famenftellende bolletjes gedeeld en gefiiial-
deeld moeten worden.
't Is verbaazend als men opmerkt, hoe zorg-
vuldig de Voorzienigheid geweeft is om de ftrem-
ming des bloeds, en deszelfs famenhanging in
klonten die gevaarlyk voor het leeven zyn ,
door de fcliikking zelfs der vaten, waar door het
loopt, te verhinderen: welken, 't zy fcheiden-
de of vereenigende, zo gefteld zyn , datze de
bolletjes dikwils doen zamen komen met een wak-
kere ftooting of vryving tegen malkander. De
Slagaders, by voorbeeld, die het bloed van 't
hart tot de uiterfte deelen van het Dier overvoe-
ren , en, terwylze voortgaan, haare middellynen
geduriglyk verkleenen, en zig in kleinere takken
fchier tot in 't onendige verdeden: in deeze Slaga-
ders, zeg ik, moeten op yder zodanige verdee-
linge, veele bloed-bolletjes met een merkelyke
kragt tegen eenen hoek, die regt in den weg
ftaat, aanftuiven; van daar wederom te rug fprin-
gende tegen de genen, die 'er onmiddelykagter
zyn, moetenze op malkander vryven , en een
foort van onderlinge beweeging maaken , eer
zig de ftroom gereedelyk kan verdeelen in twee
Pl.X. kleinere takken. Zie Fig. 3. In de Aders, die
Fig. 3' in tegendeel, het bloed van de uiterfte deelen
naar het hart te rug doen keeren, welker mid-
delly nen vergrooten, gelyk 'er het gety doorloopt,
ea
-ocr page 171-en'welker kleine takken geduriglyk vereenigen
en grootere vaten maaken, tot dat ten laatften
quot;alle de ftroomen in één vallen; hier ftuiven, op
yder famenvoeging van twee takken, de vloeden
met geweld tegen malkander aan: door welken
fchok de onnatuurlyke famenhanging verbroken
of voorgekomen wordt; en hier van kan 't Mi-
croscoop ons een oogenfchynlyk bewys geeven,
Zie Fig. 4.
Over 't zien van den Loop en Omloop des
Bloeds,
Door den loop des Bloeds, verftaa ik, deszelfs
ftrooming of voortgang, 't zy van of naar
het hart, door eenig vat, 't zy het een ader of
flagader is.
Door den Omloop wil ik verftaan hebben, des-
zelfs loop uit het hart door de flagaders tot de
uiteinden des lighaams: als mede deszelfs te rug
keering door de Aders van de uiterfte einden
wederom naar het hart toe.
Beide deeze dingen kan 't Microscoop voor 't
gezigt brengen; maar 't laatfte is wat moeijelyker
om van verzekerd te worden, dan 't eerfte; want
als de vaten, die we voor ons hebben, uitnee-
mend klein zyn, is het niet altyd ligt te onder-
fcheiden, welken daarvan aders en welken flag-
aders zyn.
De grootere flagaders kanmen inderdaad door
een voortftooting des bloeds op yder famentrek-
king des harts, waarop een verpoozing en dan
weêr een nieuwe voortftooting , welken duide-
lyk
lyk konnen gezien worden, geduuriglyk de een
.op de ander volgt, onderfcheiden: daar nogtans
de loop door de Aders met een evengelyken en
niet verpoozenden ftroom gefchiedt. Maar in
de kleinere en uiterfte takjes der flagaders kan
men 't onderfcheid niet bemerken.
Het doorfchynend vlies tuifchen de toonen
der agterfte poot van een Kikvorfch, is het voor-
werp dat gemeenlykft, om den loop en omloop
des bloedts te befchouwen, gebruikt wordt, en
hier in, zo 't wel uitgefpreid is, kan men dit
zo wel in de Aders als Slagaders op deeze wyze
PI. XI. als Fig. I vertoond word, fraai en onderfchei-
Fig. I. denlyk zien.
A.nbsp;A. Twee toonen van des Kikvorfchen
agterfte poot.
B.nbsp;Het dunne vlies tulTchen de toonen, uit-
gefpreid.
C.nbsp;C. C. De ftammen der Slagaders.
D.nbsp;D. De ftam van een Ader;
E.nbsp;E. E. Slagaders en Aders in het dunne
vlies, met de Bloed-Bolletjes daar door omloo-
pende.
De manier van dit voor't Microscoop te bren-
gen is Bladz. 12 befchreeven; en daarom niet
noodig hier herhaald te worden.
De ftaarten en vinnen van kleine vifchjes
konnen desgelyks zeer gevoeglyk tot deezen
einde gebruikt worden, en ftellen een groot ge-
tal van Aders en Slagaders, met het bloed langs
verfchillende wegen door dezelven loopende ,
voor 't gezigt.
Het is hier te Londen bezwaarlyk eenige lee-
vendige en tot deeze befchonwinge bekwaame
viflchen aan te treiFen , behalven Aaien en Bot-
ten I
te« : egter zullen deezen beide hiertoe uitnanend
wel dienen; maar hoe ze kleiner zyn hoe b«er.
Doe den Jal in een glazen buis met water ge-
vuld , na dat ge de llym 'er afgevee^-^ebt,
welke uw glas zou verdonkeren. Breng'dan, bei-
de enden toegeftopt hebbende, om 't uidoopen
des waters voor te komen, den ftaart of vin voor
het Microscoop, en gy zult den omloop op eene
zeer aangenaame wyze zien. Indiengegeen wa-
ter in de buis doet, zal de flymerigheid des Jak
het glas aanftonds vuil maaken, en uw vermaak
verhinderen.
De platte gedaante der laat ons niet toe
dezelve, gelyk we den Jal deeden, in eene buis
te fteeken, of door eenig flag van Microscoop
te zien: maar indien een helder ftukje dun glas,
over het gat daar men de voorwerpen in het
Dubbel te rug kaatfend Microscoop ftelt,geplaatft
wordt, kan men den ftaart voordeeliglyk op het
gemelde glas uitfpreiden: en door een boek of
iets anders van een bekwaame hoogte te zetten,
om 't lighaam van den vifch te onderfchraagen,
zal hy in een zeer goeden ftant voor 't gezigt
liggen, ende omloop duidelyk konnen gezien
worden.
Jalen en Botten leeven een lange wyl buiten
het water, en zyn derhalven tot dit gebruik hier
te Londen van den meeften dienft ; maar op het
land kan men veele foorten van andere kleine
vilfchen vinden, die veel doorfchynender zyn.
De Hr. Leeuwenhoek onderrigt ons * dat hy
met groote verwondering in de uiterfte einden der
ftaart van een zeer klein Visje zag, hoe degroo-
tere
Tweede Vervolg van Brieven ösfte Miffiv. bladz. ^88.
-ocr page 174-tere Slagaders daar in de allerfynflen of verdwy-
nenden verdeeld waaren; en dat veelen van de
kleinfte adertjes, van de gemelde uiterfte ein-
den te rug keerende, ten laatften in een grootere
Ader famen liepen. Daar vertoonde zig ook in
fommige vaten zulk eene beweeging van het
Bloed ('t welk uit de grootere Slagaders naar de
verdwynenden aan 't zelfde uiterfte einde der
ftaart was voortgeftooten, ert daarna door veele
kleine Adertjes in eene groote Ader te rug keer-
de) dat het naauwlyks is te begrypen. In de
grootere Slagaders kon hy een geduurige nieu'
we voortftooting, of verfnelling van den loop,
die het bloed van 't hart ontvangt, bemerken J
maar in de kleine Slagaders fcheen de beweeging
evengelyk , zonder eenige zodanige herhaalde
voortdryving: en alhoewel 'er in de kleinfte va-
ten zig geen kleur vertoonde, was egter in de
grooter Ader en Slagader , alhoewel na by 't
end der ftaart, het bloed waarlyk rood.
Wy konnen eigendyk geen vat een Slagadet
noemen verder dan de klopping reikt;daar bui-
ten , en naar 't hart wederkeerende , moet het
een Ader geagt worden te zyn: want Aders zyn
alleenlyk verlengde Slagaders; maar alzo ze zig
dikwils in takken verdeelen , die der ontdek-
kinge ontfnappen, is het miflchienonmoogelyk
net te bepaalen , waar de Slagaders emdigen,
en waar de Aders beginnen.
Zy fpreiden zig egter niet altyd, voor haare
inplanting of gemeenfchap met de Aders , in
zulke uittermaate dunne takjes uit; want de»
zelfde naauwkeurige Waarneemer verhaalt ons,
dat hy aan yder zyde der kleine kraakbeentjes,
welken eene ftevigheid aan den ftaart van 't bo-
Vengemelde Visje gaven, een zeer opene gemeen-
fchap der Aders en Slagaders kon zien: loopen-
de het Bloed naar de uiterfte einden door de
Slagaders, en wederom te riig keerende door de
Aders, die duidelyk een vervolg deezer Slag-
aders waaren, en daarmede de zelfde middellyn
hadden: En dit zag hy op vier en dertig verfchei-
dene plaatfen , in zoo veele Slagaders en zoo
veele Aders. De wyze waarop dit gefchiede,
gelyk ze door hem afgeteekend is, word vertoond Pl.XL
l'-ig. 2.nbsp;Fig-2.
A.nbsp;A. Verbeelden twee Slagaders, van wel-
ken een aan yder zyde van een klein kraakbeent-
je loopt.
B.nbsp;B. Derzelver opene gemeenfchap met de
twee Aders G. C.
Alzoo dit geheele Visje geen halven duim
lang was , hoe klein moeft de ftaart daar van
zyn, in welke, niettegenftaande, de omloop des
bloeds op vier en dertig plaatfen zigtbaar was,
en de loop daarvan in agt en zeftig vaten I en
evenwel waaren deeze vaatjes zeer verre van de
allerkleinften te zyn. Hoe onbegrypelyk moec
dan't getal van deszelfs omloopen in 't menfche-
lyk lighaam zyn! En wy behoeven ons niet te
verwonderen , dac we 't zelve op yder prik mee
een fpeld of naald zien voor den dag komen.
Dit overweegende, doet 'er de Hr. Leeuwen-
hoe k by, dat; hy ten vollen overtuigd is, dat
'er duizend verfchillende omloopen des Bloeds
geduuriglyk rond gevoerd worden in yder deel
van een 's menfchen lighaam, dat niet grooter
dan de breedte van den nagel zyns voorften vin-
De
gers is.
-ocr page 176-De flaart van een Water-Hagedisje, in een
glazen buis, volgens de manier voor den Aal ge-
fchikt, voor het Microscoop gebragt, verfchaft
een vermaakelyk gezigt van den Omloop door
menigten van kleine vaatjes. Maar mets kan dit
fraajer vertoonen, dan een uitnemend klem
ter-Hagedisje, die men fomtyds vinden kan min-
der dan eenen duim lang, en zoo doorfchynend,
dat men het bloed in allerleije rigtingenkan zien
loopen,niet alleenlyk door de vaten van den ftaart,
maar door het geheele lighaam. En 't is in 't
byzonder vermaakelyk den ftroom daar van in
de kleine toonen te befchouwen , loopende tot
het uiterfte einde in een kanaal, en wederom te
rugge keerende door een ander. Even beneden
't hoofd zyn aan yder zyde drie vinnen , of iets
naar vinnen gelykende, waarvan het fchepfel in
't zwemmen gebruik maakt, om zyn lighaam te
wikken en te beftieren:elk van deezen vertoont
zig door 't Microscoop, gelyk Eiken-varen , in
veele puntige takjes verdeeld; in yder van wel-
ken men het bloed, gelyk in de toonen , langs
een Slagader tot het uiterfte einde ziet komen ,
en dan terftond wederom naar 't hart, dooreen
Ader die evenwydig ligt, en bykans vlak'er te-
gen aan, en met welke haar gemeenfchap zeer
oogenfchynlyk is, te rugge keeren. Alzo dertig
cf veertig van deeze takjes, nevens het bloed door
allen omloopende, zig fomtyds op eenmaal dui-
delyk voor het oog vertoonen , leveren zy een
zeer bekoorelyk gezigt uit: en ze konnen door
het derde of vierde Vergrootglas gezien worden:
want de bloedbolletjes zyn grooter in Water-
Hagedißen, dan in eenig ander Schepfd, dat ik
» Pbil. Tram. Numb. 288-
-ocr page 177-onderzogt heb, en zyn weiniger in evenredig-
heid tot het wei of water, waarinzeomdryven.
Waar by ik ook voegen mag, dat derzelver ge-
daante, als ze door de vaten omgevoerd worden,
op eene zeer . wonderbaare. wyze veranderd.
Indien in 't voorjaar een weinigje Kikvorfchen-
kuit fommige dagen in een weinigje van 't lloot-
water, waar ingy het gevonden hebt, bewaard
wordt, zultge van een menigte uitneemend klei-
ne Kikvorfcb-Wormen voorzien worden , welken,
als ze eerft beginnen te zwemmen, fchier geheel
doorfchynend zyn: en indienze in eene naar even-
redigheid kleene buis, met een weinigje water
daar in voor 't Microscoop geplaatft worden,
zultge ligtelyk het hart en deszelfs klopping on-
derfcheiden , als mede het bloed in yder deel des
lighaams omloopende,quot; en in 't byzonder vertoo-
nen zig in den ftaart meer dan vyftig vaatjes in
één gezigt.
Deeze Kikvorfch-JVormen worden yder uur on-
doorfchynender, en in een dag of twee wordt
hunne huid zo donker, dat de omloop des bloeds
niet langer gezien kan worden, ten Zy het in den
ftaart zy, of nog beter in de vinnen, aan de fa-
menvoeging des hoofds.
Een klein MoJJeltje zorgvuldiglyk uit zyne
fchulp genoomen, en op eenMuscovifch glaasje
voor 't Microscoop geplaatft, verfchaft eene ver-
toning van veele Slagaders en Aders, door welken
de omloop des Bloeds zeer duidelyk kan gezip
worden: en een groot voordeel, in dit voorwerp is,
dat het altyd ftil ligt; daar nogtans de meefte
andere fchepfels bezwaarlyk lang genoeg ftil ge-
houden konnen worden, om eene waarneeming
■ te doen. De beweeging des Bloeds duurt in het
zelve zes of zeven uuren met weinige verande-
ring: en kan waarfchynlyk door het zelve nu en
dan met zout water te bevogtigen veel langer
gaande gehouden worden.
Ik kan u desgelyks, uit myn eigene herhaalde
Proeven , verzekeren , dat indien een groote
Mqßel zorgvuldiglyk geopend, en een ftukje van
het dun doorfchynend vlies, dat aan de fchulp
hangt, meteen fcharp fchaartje afgeknipt, en
voor 't Microscoop gebragt; wordt, men het
Bloed door een menigte van Aders en Slagaders
zal zien loopen; en indien men 't uiterlle einde
van het vlies beziet, zal de waare omloop, of
de wederkeering des Bloeds uit de Slagaders door
de Aders, zig op eene vermaakelyke en voldoen-
de wyze vertoonen, en een langen tyd aanhou-
den. Daar zyn insgelyks andere doorfchynende
deelen van den MoJJel, daar de doorgang des
Bloeds zeer onderfcheidelyk is: En alzo den mee-
ften tyd des jaars te L on d en Moffelen te kry-
gen zyn, zal de kennis hiervan, hoop ik, den
weetgierigen verpligten.
De Hr. Leeuwenhoek verhaalt ons, dat
hy in de uiterfte leden der agterfte pooten van
een klein 1 Krabbetje , het Bloed door de Slaga-
ders en Aders, met eene grootere üielheid dan
hy ooit in eenig ander fchepfel had waargenoo-
nien, zag omloopen, en daar beneven, dat de
roode bolletjes daar van vyf en twintigmaal min-
der waaren in evenredigheid tot deszelfs wei,
dan in eenig ander Land- of Water-Dier, dat hy
ooit te vooren onderzogt had.
1nbsp; Leeuwenh. 5de Vervolg van Briev. Milliv. 84- ^^
derom Miffiv, 86.
In den eigentlyken tyd des jaars, kan men uit-
neemend kleine Krabbetjes, in grooten overvloed,
onder fteenen en gebrokene klinkers aan de oe-
vers van de Rivier de Teems, wanneer 't gety
verloopen is, vinden: en alzo veelen daar van
niet grooter zyn dan een kleine Spinnekop , is
het ten hoogften waarfchynelyk , dat zulken op
veele plaatfen der leden en des lighaams, door-
fchynend zullen zyn; niettegenftaande de Hr.
Leeuwenhoek dit, 't welk eenen duim breed
M^as,overal ondoorfchynend vondt, behalven in
de uiterfte leden van de agterfte pooten. Mis-
fchien zullenze zig ook doorfchynender vertoo-
nen, indienze in een kleine met water gevulde
buis voor 't Microscoop gebragt worden , dan
indien men ze droog beziet; want het is opmer-
kelyk dat veele voorwerpen, als ze nat gemaakt
zyn, doorfchynende worden, op dezelfde wyze
gelyk papier helder wordt, als men het met oly
beftrykt.
Men kan het Bloed zien omloopen in de leden
en ftaarten der Garnaalen , byzonderlyk indien
men ze in water beziet; maar dan moet 'er een
weinigje zout in 't water gedaan worden, of an-
ders zullenze dra fterven. In Garnaalen is het
Bloed niet rood; 't welk gelegenheid gegeeven
heeft, om ze zo wel als veele andere gekorve
Diertjes exangues oibloedeloosttnoemen-, fchoon
inderdaad geen levendig fchepfelzonderbloedis;
want het dierlyk leven beftaatinden omloop van
eenig vogt door Slagaders en Aders, en dat vogt,
van welke kleur het ook mag zyn, moet eigent-
lyk voor bloed gehouden worden. In Sprinkhaa-
nen zyn de Bolletjes (welken men in hunne wie-
ken door de vaten kan zien loopen) groen, en
eg-
I 2
-ocr page 180-egter kan ik niet denken, dat eenig menfch, die de-
zelven ziet, in twyiFel zal ftaan, cf hy ze, met
de wei waarinze dryven. Bloed moet noemen.
In de doorfchynende pootcn en voeten van
fommige kleine Spinnen, ian de Loop des Bloeds
zo wel in de Aders als Slagaders duidelyk onder-
fcheiden worden. Desgelyks is dit in de pooten
van zeer kleine Weeg- of Wandhiizen merkwaar-
dig te zien, en daar benevens eene buitengemee-
ne flingering der vaten, welke ik nergens in ee-
nig ander fc'liepfel waargenomen heb. Ook zul-
len in deezen, indienze helder zyn, gelyk men
ze fomtyds kan vinden, de wonderbaare bewee-
gingen van alle de inwendige deelen, den weet-
gierigen een aangenaam vermaak verfchaffen;
en konnen, zo lang en zo dikwils als het hun be-
haagt, onderzogt worden. Want ik heb een
Weegluis in een fchuifje, tuffchen twee ftukjes
Muscovifch glas,ten minften zes agter een volgen-
de weeken leevendig gehouden, niettegenftaande
zyzo naauw bellooten was, datze zig niet kon
verroeren: en alhoewel ze gedurende deezen tyd
dikwils dooden zonderbeweegmg fcheen,bragt,
als ik dezelve voor 't Microscoop plaatfte, een
weinig warmte de ingewanden wederom aan 't
werken, en vernieuwde den Loop des Bloeds zo
luftig als ooit.nbsp;, u t
Na veele waarneemingen door den Hr.LEEU-
-w EN HOEK gedaan in 't Bloed wmHaanen^Mus-
fchen, Kikvorfchen, Voorns , Baars , Kabeljauw,
Zalm enz. verzekert hy, dat de roode Bolletjes
in 't bloed der Vogels, Fißhen tn Wat er-Dier en,
beftendiglyk * plat en van een eironde gedaante
zyn
3 Maart i582 bladz
26. We-
Leeuwenh. Ontkd. en Ontdekt.
-ocr page 181-zyn, dat is, zy zyn langer dan hunne breedte,
en vertoonen zig , als in Fig. 5. Desgelyks is pi.x.
het weiagtig gedeelte des Bloeds , in eevenre- Fig. 5.
digheid tot de roode Deeltjes, veel meerder in
Fiffchen en Wat er-Dier en, dan het in Beeßen of
Menfchen is, en de deeltjes zelve zyn grooter:
zo datze dikker zynde, en meer op zig zelven
dryvende. veel beter konnen gezien worden.
De Hr. Leeuwenhoek nam den omloop
des Bloeds waar in de vliezige vlerken en insge-
lyks in de ooren van een* Vleermuis , en vondc
de bolletjes daarvan volmaaktelyk rond :Weshal-
ven wy , zyne verzekering toeftaande, dat ze
in Visfchen quot;en Vogelen altyd plat en eirond zyn,
niet langer behoeven in tvvyfel te ftaan tot welke
orde wy dit miflclyk fchepfel te brengen hebben;
maar zullen, niet tegengaande dat het vliegen
kan, verklaaren, dat het een Beefl is.
Hy zegt ons, dat Vleermuizen zo wel by dag
als by nagt konnen zien : maar hy vermoedt, dat
de hitte en droogte der lugt over dag de dunne
vliezen hunner vleugels zou rimpelen, en gevolg-
lyk den omloop der vogten daar verhinderen:
terwyl de koele dauw van den avond dezelven
vogtig en buigzaam doet zyn; 't welk maakt, dat
ze dien tyd verkiezen om uit te komen.
In de befchouwing van verfcheide der hier
gemelde voorwerpen, zal men het Bloed dikwils
door zulke kleine vaatjes zien loopen, dat 'er de
bolletjes op geen andere wyze dan één voor één
en in langwerpige gedaanten gedrukt, konnen
door-
26. Wederom 7de Vervolg der Briev. lagfte Miffiv. Nog
eens 2de Vervolg ösftt; MilTive.
* Tweede Vervolg van Briev. ó/fte Miffiv.
-ocr page 182-doorvlieten: egter zullen honderd roode bolletjes
van zulk bloed, indien ze digt aan elkander op
eene ry geplaatft zyn, de lengte der middellyn
vaneenen grooten Zand-korrel niet evenaaren;
en gevolglyk gaat een millioen van dezelven ee-
nen Zand korrel in de dikte1 niet te boven.
De uitwerkingen der hitte en koude op het
bloed zyn wel waard in agt genomen te worden:
want als de hitte de vaaten uitfpant, vindt het
bloed meerder ruimte om zig te beweegen, des-
zelfs bolletjes dryven op grooter afitanden van
malkanderen, en 'r loopt vryelyker om: daar
integendeel de koude de vaten zoo fai-nentrekt,dat
de bolletjes tegen malkanderen gedrukt zyn, en
het bloed in de hair-fyne Adertjes en Slagadertjes
der uiterfte deelen belemmerd, en eeniger maate
geronnen is ; gelyk klaarblykelyk is uit de zwel-
ling en zwartheid der handen en voeten wanneer-
ze aan ftrenge koude blootgefteld zyn.
Eer ik dit Hoofddeel belluit, zal ik kortelyk
eenige Proeven mededeelen, die ik voorleeden
zomer het genoegen had van met mynen zeer
verftandigen en waarden Vrind Doéter Al ex-
ander Stuart, Lyfans der geweeze Ko-
ninginne te doen , om den omloop des Bloeds
door 't Zonne ofDonkere-Kamer-Microscoopte
zien , 't welk het voordeel heeft van de voor-
werpen boven eenig ander Ilag van Microscoop
te vergrooten:maar ik moet denWeetgierigen wy-
zen tot een volkomener Berigt daar van door dien
Heer voor de Koninklyke Maatfchappy openge-
legd, 't wek in de Phikfophical Transactions ge-
meen gemaakt zal worden.
1nbsp; Leeuwenh.nbsp;25jul. 1684-bladz. 32«
-ocr page 183- -ocr page 184-M
-ocr page 185-Ik moet eerll: een byzonder Toeftel , door
den Dofter uitgevonden , befchryven , dienen-
de om den Omloop des Bloeds in Vorfchen, Mui.
zen, Vleermuizen, of eenige fchepfels van dier-
gelyke grootte te onderzoeken. In dit Toeftel,
zyn de Spiegel, Buis en 't bolle glas evendezelf-
dep, en in 't gat van een houten-venfter, op de-
zelfde wyze als bladz. 2 2 befchreeven is, geplaatft.
Maar in plaats van W i l s 0 n 's klein Zak-Micros-
coop te gebruiken nam hy dat gedeelte,'t welk den
buik maakt van een groot te rugkaatfend Micros-
coop, horizontaal op eenvoetftuk tot eene hoog-
te net met de buis gelyk vaftgehegt. Dit ftaat
op een klein plankje gemaakt om 't zelve te on-
derfteunen; en aan de fnuit daarvan, welke met
dg buis waterpas ligt, worden de Vergrootgla-
zen gefchroefd. Het voorwerp uitgeftrekt en met
bandjes en fpelden aan een ten dien einde gevoeg-
lyk raam vaftgehegt zynde , word tufTchen de
buis en 't vergrootglas gefteld : waar door de
Zonne-ftraalen van den fpiegel te rugge gekaatft,
door de buis, op het voorwerp , door het ver-
grootglas voortgaan, en op den fcherm een beeld
van 't voorwerp, op eene zeer wonderbaare wyze
vergroot, verfchaffen. Dit zal hoop ik, eenig
denkbeeld geeven van ons werktuig: en nu koom
ik tot het gebruik.
Ons voorwerp was een Kikvorfch, welks le-
den op het raam uitgeftrekt en vaft gemaakt zyn-
de, openden wy de huid des buiks van naby den
aars tot de ftrot; daarna, dezelve zo wel boven
als beneden zydewaards een weinig opknippen-
de , en een vifch-hoek door yder flip van de huid
fteekende, werdt ze ligtelyk voor 't Microscoop
uitgefpreid, en vertoonde op den fcherm een
I 4nbsp;zeer
zeerfchoone fchildery van de Aders en Slagaders
in de huid en van hec bloed daar doorloopende.
In de Slagaders konden wy duidelyk bemerken,
dat het Bloed ftil ftondt, en een weinig te rugge
fcheen te wyken, op yder openinge des harts,
en dat het dan weêr aanftonds met een vaart voor-
uit fchoot op yder toetrekking; terwyl het in,de
Aders geduuriglyk flroomende, met eene onuit-
fpreekelyke fnelheid voortrolde. 1
Na dat we dit zoolang, als we noodig dagten,
overwoogen hadden, openden wy den buik, en de
fpieren voor 't Microscoop, door 't zelfde mid-
del als wy de huid gedaan hadden ,uitfpannende,
haddenwe het vermaak van derzelver maakfel te
zien, welk we uit bondeltjes van doorfchynende
Draaden of Vezelen , evenwydig aan elkander
liggende, en door een gemeen vlies famenge-
voegd , bevonden te beftaan. Deeze draden of Ve-
zelen fcheenen door derzelver geheele lengte uit
kleine ronde blaasjes toegefteld , of met andere
woorden, zy vertoonden zig gelyk biezen over-
langs verdeelt. Wy konden niet verzekerd zyn van
eenigen omloop door de fpieren, alhoewel wy ons
fomtyds verbeelden, dat we een zeer langfaame
beweeging van eenig doorfchynend vogt zagen:
maar 't voorwerp droog en ftyf wordgnde , ver-
pligtte ons 't onderzoek hier van aan eene ver-
dere navorfching over te laaten.
Wy gingen dan over tot onze laatfte Proef,
welke was een gedeelte des darms van den
Kik'
1nbsp; Wanneer de Slagaders zeer veel vergroot waaren, door
den Scherm tot een merkelyken afftand te verplaatfen ,
xvas de beurtelingfe uitfpanning en famentrekking haarerzy-
den zeer zigtbaar en ouderfcheidelyk.
Kikvorfch zagtelyk uit te haaien , om het darm-
fcheel voor 't Microscoop te brengen: en hier
in flaagden wy zoo gelukkiglyk , dat de om-
loop des Bloeds, geloof ik, nooit te vooren op
zo eene duidelyke en fraaije manier gezien is.
Geene woorden konnen uit drukken het won-
derbaar toneel, dat voor onze oogen gefield was!
Wy zagen het Bloed op een en 't zelfde oogenblik
door ontelbaare vaten loopen, in fommigen den
eenen, in anderen den ganfchelyk tegenflrydigen
weg. Verfcheidene vaten waaren meer dan
een duim in de middellyn vergroot, en de daar-
door rollende bloedbolletjes fcheenen by na zoo
groot als Peper-korrels; terwyl in veelen van de
kleinfte vaten de bolletjes alleenlyk één voor één
doorgang konden vinden, en dat nog niet zonder
hunne gedaante in die van langwerpige klootjes
te veranderen. Wy zagen hier insgelyks veel
beter dan we te vooren gedaan hadden, de klop*
ping en verfnelling des Bloeds in de Slagaders,
op de hier voor befchreevene wyze, en konden
twee of drie vaten over elkander leggende dui-
delyk onderfcheiden, beneffens den ftroom der
vogten verfcheide wegen loopende. In 't kort',
het vertoonde zig gelyk een fchoon landfchap,
alwaar rivieren, ftroomen en beekjes van loo-
pend water overal verfpreid zyn.
Gedurende dit onderzoek, vernamen wy een
by uitftek klein vaatje , uit de zyde van een
grooter voortkomende , en van daar in een
kromme lyn agterwaards draaijende. Wy be-
merkten , by ongelyke tuffchenpoozen , fom-
tyds een, fomtyds twee , en fomtyds drie on-
gekleurde bolletjes , uit de grootere vaaten in
dit kleine gedroopen of gedrukt, eji één voor
één zeer traaglyk door het zelve vlietende; 't
welk den Dofter in de verbeeldhig bragt, dat
dit een Affcheid-Buis moge weezen. Wy ver-
namen insgelyks, dat, als het Dier flaauw werdt
en op het punt was v^n te fterven , het Bloed
in de Slagadersfchielyk ftil ftondt, zig vertoon-
de als of het ftremde, en dan voor eenigen tyd
agteruit liep , waarna 't zyn natuurlyken loop
wederom kreeg met eené groote fnelheid. Uit
eene behoorlyke overweeging van deeze ver-
fchynfels zou men moogelyk reden konnen gee-
ven van de tuffchenpoozingen , fchielyke op-
fpringingen en ongeregeldheden in den pols van
menfchen, die op den oever des doods zyn.
De Klopping des H a r x s.
Dit wonderbaar Verfchynfel kan men onder-
fcheidentlyk in verfcheide kleine gekorve-
ne Diertjes zien , waar van ik hier fommigen
zal melden, met korte onderrigtingen hoe men
dit moet vinden.
Verdeel een 1 Bye, by?onderlyk een/ibwme/,
digt by den hals: en gy zult het hart, welk een
wit kloppend deeltje is, luftig zien liaan.
Het hoofd van een f Paarde-Hieg, jtiift daar
het aan den nek vaft zit, afgefneden zynde,
zal zig een klein deeltje, (welk het hart is) met
een klopping daar in, voor een half uur vertoo-
nen.
4.
1nbsp; Dr. Power \\Microfcop. Obferv, p.
t Jbid. p. 7.
De * Sprinkhaan heefc een groen vlies of plaat-
je over zyn nek en fchouders , welk met een
fpeld opgeligt zynde, kan men 't hart zeer or-
dentlyk een lange wyl aan malkander zien flaan.
Sny 't hoofd af van dat kleine vliegende Tor-
retje , allen kinderen bekend by den naam van
\.Lieven-Heer's-Fogeltje oi Lieve-Fr ouwen Beestje:
houd het overeind, en gy zult twee kleine zwar-
te oogen zien, yder tuflchen drie witte plaatjes
gelyk gepolyfl: ivoor gezet, twee kleinen aan
eene zyde, en een groot aan de andere. Trek
beide de korfl;agtige en vliezige Vleugels 'er af,
welke een tedere zwarte huid bedekken , en,
die huid wegneeniende , kont ge de klopping
van het hart zien, fl;erk flaande twaalf of veer-
tien uuren lang.
Het hart van een f Slak moet men net tegen
het ronde gat naby haaren hals vinden : het is
wit van kleur, g en men kan het een quartier
uurs lang na de openfnyding zien flaan.
Men kan 't ook in een Luis zien , gelyk ik
toonen zal, wanneer ik dat Schepfel gaa be-
fchryven ; en ik twyfel niet of een keurig en
naarfl:ig onderzoeker zal dit in menigten van
andere kleine Dieren konnen ontdekken,
De wormswyze beweeging der maag en in-
gewanden kan zeeronderfcheidentlykin Luizen,
Muggen , Fliegen enz. en in een menigte van
andere gekorvene Diertjes gezien worden.
* Dr. Power 's Microfcop. Obferv. p. 24,
i Ibid. 30.nbsp;'
t Ibid. 36.
§ swammerdam Bjhel der Natuuïe of Hiflorie der In-
feSlen. bladz. 112, 119, 15p.
XIL HOOFDDEEL.
Van de Spier- of Vleefch-Vezelen der Dieren.
De Vleefch-Vezelen der Spieren zyn (vol-
gens de waarneemingen van den Hr.
Muys) uit andere kleinere Vezelen of Vezelt-
jes , ter dikte van een dun hair famengefteld ;
vyf of zes honderd van deeze Vezeltjes worden
'er hefteed om eene Vleefch-Vezel te voltooijen,
welker middellyn niet grooter dan het vier en
twintigfte gedeelte van een duim is. Yder van
deeze Vezeltjes is wederom famengefteld uit
meer dan drie honderd kleine doorfchynende
buisjes, zo nitneemend dun , dat al was een
van die bloed-bolletjes (welken de Hr. Leeu-
wenhoek veronderftelt maar een millioens
gedeelte van eenen Zand-korrel te zyn) in vier
en twintig deelen verdeeld , zelfs deeze kleine
deeltjes bezwaarlyk in zulke uitneemend* kleine
buisjes zouden konnen komen en 'er doorgaan.
En dat ze evenwel 'er in- en door-gaan is klaar,
door de roodheid van het vleefch der Dieren.
Wy moeten derhalven befluiten , dat de buis-
jes , die een Vezeltje vormen inderdaad hol
zyn: dat zig de uiterfte einden der Slagaders in
dezelven openen , en daar een gedeelte van
haar vogt ontlaften, welk wederom door de A-
ders naar het hart te rugge gevoerd wordt: en
dat de bloedtbolletjes tot dien einde in onbe-
grypelyk kleine deeltjes verdeeld worden. *
De Hr. Leeuwenhoek zegt , dat yder
* Zie Phil. TranfaSl. Numb. 339.
140
Spier-Vezel famengefteld is uit veele kleinere
Draaden of Vezeltjes ; welken hy , hoe klein
ook , duidelyk kon onderfcheiden vaatjes te
zyn: want, indien hy ze dwars over de lengte
doorfneedt, fcheen het ligt door de monden der
vaatjes; dog indien hy ze maar in 't allerrainfle
overfchuin doorfneedt, kon men geen ligt zien*.
Hy vondt desgelyks, dat yder Vezeltje bekleed
is met een f dun vliesje , 't welk alleenlyk een
verzameling van Bloed-vaten, fappen en voed-
fel daar na toe brengende , is, fchoon derzel-
ver fynheid ze onzigtbaar maakt. Men moet
zig evenwel niet verbeelden , dat yder vezeltje
een byzonder vlies heeft: maar dat alle de vlie-
zen met malkander gelyk een fraai uitgefpreid
net zyn, terwyl'er een vezeltje uit yder fcha-
kei voortkomt.
Dit geftel der Vezelen nam hy waar in 't
vleefch van een Os, en van een TValvlfch ; maar
duidelyker in dat van een JValvifch, nademaal
de Vezelen in 't Olfen-vleefch meer famenge-
drongen en geilooten liggen. Hy bevondt ook,
dat de Vezelen van een Muis van dezelfde dik-
te waaren, als die van een' Os , alhoewel dertig
duizend Muizen één Os in zwaarte niet evenaa-
ren: waar uit hy befluit, dat de verfcheiden
grootte der Dieren ganfchelyk uit het grooter
of kleiner getal van Vezelen , en uit derzelver
lengte, ontftaat g,
* Philof. Trans. Numb. 367.
f Gorter. Med. Compend. p. 58» 59- Leeuwenhoek
Zend-Briev. 29 Maart 1713,
§ Ibid. (De Muis, dien de Hr. Leeuwenhoek on-
derzogt, was dertien engeifen , goudfmits gewigt zwaar,
en de Os werdt leevende op tulTchen de twaalf en dertien
honderd ponden gefchat.) Zie ook bladz. 170.
Deeze Vleefch-Vezelen fchynen door de ge-
heele lengte met kringswyze rimpels omringd.
Indien een draad rondom een fyne naald op de
manier van een fchroef, met krulswyze om-
wentelingen , gewonden was, zo dat alle de
draaden de wydte der middellyn van de naald
van malkanderen afftonden , zou dit natuurlyk
de manier der kringswyze draaijingen vertoo-
nen. En deeze fchikking is op eene wonder-
baare wyze uitgedagt, om een vaardige uitfpan-
ning en famentrekking der vezelen te maaken:
want gelyk een touw radder of langzaamer zal
uitgefpannen of famengetrokken worden naar
evenredigheid zyner lengte , zo moet ook het
zelfde plaats hebben in de Vezelen der Dieren;
en derhah'en konnen wy op deeze gronden uit-
rekenen , hoe veel gaauwer de poot van een
Muis kan beweegen, dan die van een Os.
De manier van Spier-vezelen te befchouwen
is, zorgvuldiglyk, en met een zeer fcherp fc heer-
of penne-mes , een fneedtje gedroogd vleefch
of vifch , zo dun als moogelyk is , te fnyden.
Leg dit op een ftukje glas , en maak.het cat
met warm water; 't welk fchielykopdroogende,
de vaten open en onderfcheidbaar zal laaten. Hec
is opmerkelyk, dat de Vezelen van Vifch groo-
ter zyn, dan die van Vleefch.
Dat de Spier-Vezelen vaatjes zyn, of uit
kleine holle vaatjes beftaan, wordt veronder Held
door Malpighi.us , Borelli , de Gor-
ter , onzen eigen landsman den Hr. Hooke,
Welke zegt dat ze zig aan hem gelyk Paarlfnoe-
ren vertoonden ; en , zeer onlangs , door Dr.
Alexander Stuart , in zyne geleerde en
fcherpzinnige Verhandeling de MotuMusculorum-,
alwaar hy, uit zulk een geftel, en door den in-»
vloed van 't 2enuw -vogc, van de veer-kragt,
famentrekking, uitrekking, en alle de werkingen
der Spieren zeer voldoende reden geeft*. Maar
alzo deeze Heeren eenigzins verfchillen over de
gedaanten der kleine blaasjes die veronderfteld
worden de Spier-Vezelen te maaken, zullen de
weetgierigen wel doen met deeze zaak, zoo zorg-
vuldig als moogelyk is door 't Microscoop te on-'
derzoeken; en dat, door alle wegen te beproe-
ven , dieze konnen bedenken , om de Vezelen
in levendige Dieren te zien. Want, welke ge-
daante ook de vaten moogen hebben, wanneer
ze met een zenuw- of ander vogt vervuld zyn, ik
vrees, dat, wanneer de Vezelen gedroogd zyn,
of de vaten toevallen door dien ze met zulk vogt
niet vervuld zyn, derzelver waare gedaante en
maakfel nooit ten vollen kan gekend worden.
't Is waarfchynlyk, dat onze waarneemingen
met den beften uitflag in gekorve Diertjes kon- '
nen gedaan worden, zynde, gelyk de Hr. Leeu-
wen hoek ons berigt,derzelver Vleefch-veze-
len niet minder zigtbaar, dan die van grootere
fchepfelen: 't welk hy vondt door de vleefchige
deelen der pooten vm Fliegen, Muggen, Mie-
ren , enz. af te fnyden en te onderzoeken; in
welken alle hy de kringswyze rimpels, of om-
draaijingen, die de vezelen omringen, duidelyk
kon onderfcheiden, gelykze Fig. 3. afgetekend P'-Xr.
zyn.nbsp;Fig. 3,
♦ Vid. Gorter de Fabrica amp; Motu Mufiulor. Stuart
de Motu Muse. p. 4p.
144 Van de Beenderen.
xiiL hoofddeel.
r^K je Beenderen.
Op het onderzoek der Beenderen met een Mi-
croscoop, is derzelver oppervlakkig gedeel-
te bevonden te beftaan uit een groote menigte
kleine vaten, en eenige weinigen, die wat groo-
ter zyn: welke laatften, wanneerze aan de op-
pervlakte van't been koomen, of met een vlies,
of met een volmaakt doorfchynend beenagtig
weezen, fchynen bekleed te zyn. De binnen-
zvde des Beens bevat een fponsagtig of celagtig
weezen, uit lange digt-vereenigde deeltjes, be-
ftaande, welken uit ontelbaare kleine vaatjes zyn
famengefteld, die fommigen hunnen loop over-
langs , en anderen naar de zyden der beenagtigé
deeltjes neemen, welken, niet tegenftaande der-
zelver groot getal van openingen,uit der maate
hard zyn, en fommigen even ftreekig , ande-
ren regtftandig tot dê lengte des Beens liggen.
DeHr. Leeuwenhoek ontdekte eens, m
pen klein ftukje van een fchinkel, vier of vyf
vaten, met openingen zo groot, dat 'er wel een
draadje zyde door kon; waar van yder met een
Iclapvliesje voorzien fcheen, op zodanige wyze
gefchikt, dat het uit het 't gene in 't vat was,
maar niet toeliet dat 'er iets in te rugge keer-
ke. 1
, Het mag by fommigen miflchien zo begree-
„ pen worden,'zegt Dr. Grew, datdeBeen-
„ deren, ten minften fommigen daar van, ten
eer-
3J
1nbsp; Philofopb. Tram. Numb, 366.
-ocr page 195- -ocr page 196-ï
-ocr page 197-eerften hard zyn : gelyk zouten, en andere
kriftal fchietende lighaamen zo hard zyn zelfs
op 't eerfte oogenblik van derzelver fchieting,
als ze zyn, wanneer ze tot groote kriftallen
aangegroeid zyn. Maar 't is in zo verre klaar,
dat alle Beenderen in 't eerft zagt zyn, dat ik
van gevoelen ben, datze oorfpronkelyk eene
verzameling zyn van zulke opregte vezelen,
of vezelagtige vaten als 'er eenige anderen in
't lighaam zyn; welken by trappen in Beende-
ren verharden, op gelyke wyze ais debinnen-
fte vaten van een plant met der tyd in hout
„ verharden. En gelyk 'er in een plant agter-
„ volgende by voegingen van hout-ringen of hout-
„ buisjes zyn, uit vaten gemaakt: zo, fchynt
i, het klaar, dat 'er in een Dier na malkander
5, byvoegfels tot de Beenderen uit de veZelagtige
„ deelen der fpieren gemaakt worden: byzonder-
j, lyk die witfte vezelen , welken dwars loopen, en
„ de ketting of fcheering van yder fpier maaken.
„ Zo dat, gelyk in de fchors van een plant,een
„ gedeelte der vaten vervolgens buitenwaards af-
„ geleid wordt naar den baft , en een gedeelte
„ inwaards naar het fpint , 't welk naderhand
hard hout wordt; zo wordt in 't vleefch van
een Dier, een gedeelte der witte dwarfe ve-
zelen vervolgens afgeleid tot de huid (waar
uit dezelve voornaamlyk beftaat) en een ge-
deelte daar van inwaards , maakende fteeds
nieuwe Beenvliezen het een na 't ander, ge-
lyk de ouden zo veele byvoegfels tot de Been-
deren worden quot; *.
Al wie de Beenderen onderzoeken wil,moet,
met
* Grew 's Rarities of Gresham College p. 6.
ft
5gt;
5»
met een fcherp pennemes , overlangs, ovef-
dwars , en overfchuin zeer dunne flukjes daar'
affchraapen, en dat van de binnenzyde, buiten-
zyde en 't midden des Beens. Breng fommigen
van deeze affchraapfeltjes droog ,-en anderen
met warm water nat gemaakt, voor het Micros-
coop, en dus zullen de Vaten gezien worden in
alle rigtingen. Maar de befte weg om 't maak-
fel der Beenderen te vertoonen is , dezelven in
een zeer helder vuur te leggen, tot datze gloei-
jend heet zyn ; dan dezelven 'er zorgvuldiglyk
uitneemende, zult ge de beenagdge celletjes,
alhoewel teder, volmaakt en in hun geheel vin-
den : Die nu t'eenemaal ledig zynde , met groot
gemak en vermaak konnen gezien worden.
Van de Zenuwen.
^e Hr. Leeuwenhoek poogde, doorzy-
' ne Microfcopen , in 't merg des rugge-
beens van een Os, het maakfel der Zenuwen te
ontdekken; en zag , met groot vermaak , dat
kleine holle ^'aatjes van een onbegrypelyke fyn-
heid , met hunne eigene vliezen bekleed , en
, evenwydig aan malkander verre uitloopende ,
derzelver famenftelfel maaken .En fchoon eenige
honderden van deeze vaten tot de vorming van
de minfte zenuw gaan, die 't moogelyk is te on-
derzoeken, onderfcheide hy niet alleen derzel-
ver holligheden , welken hy quot;rekende driemaal
kleiner te weezen , dan de middellynen, maar
in fommigen zag hy de openingen zo duidelyk,
als de gaatjes in een geprikt papier te zien zyn,
wanneer men het tegen de Zon befchouwt. Groo-
te behendigheid en vaardigheid wordt 'er egter
vereifciit om dit onderzoek gelukkiglyk te doen;
want na dat een dunfneedtje van't merg des rug-
ge beens voor 't Microscoop geplaatft is, wordt
hetin minder dan den tyd van een miniüt droog,
en de geheele vertooning verdwynt 1.
Dezelfde verftandige Natimr Onderzoeker on-
derzogt insgelyks het brein van verfcheidene
Schepfels, gelyk als een Indiaanfche Hen, een
Schaap, een Oj-, een Mufch, enz. en kon daar
menigten van vaten onderfcheiden , zo uit der
maate klein , dat indien een f Bloed-bolletje
(waar van een millioen eenen zandkorrel in
grootte niet overtreft) verdeeld waare in vyf
honderd deelen, deeze deelen te groot zouden
zyn om in zulke vaatjes te gaan. Voorts merk-
te hy op , g dat de vaten in de herflenen van
een Mufch niet kleiner zyn dan in een Os; en
bewyft daar uit , dat 'er inderdaad geen ander
onderfcheid tufTchen het Brein van een groot
Dier, en dat van een klein is, dan alleenlyk een
grooter of kleiner getal van vaten ; en dat de
bolletjes van't vogc, dat door dezelven gaat,
in beide van dezelfde grootte zyn.
Schoon het regtftreefcs' geene betrekking tot
de Microfcopen heeft, zal men my , lioop ik,
verontfciiuldigen , dat ik hier aanmerk, dat Dr.
Alexander Stuart in den jaare 1711,
1nbsp; Zend-Brieven 2 Maart, 2(5 May en 20 Novenib.
■]■ Ontled. en Ontdekk. 25 Jul. 1684. bladz. 27.
§ Ibid. p. 36.
^ Yid. Stuart 's Leüm-es on mufcular Motion in the
yar. 1738. P- 3-
K 2
-ocr page 200-een ontdekking deedt , dat de Zenuwen niet
veerkragtig zyn , tegen 't gevoelen van alle
voorgaande Schryvers , en dit bewees door de
volgende Proef: „ Een ftuk getwynd garen,
„ omtrent vier duimen lang, evenwydig met de
3, Zenuv/, Slagader en Ader aan de binnenzyde
„ der dye van een lyk leggende, en deezen bo-
„ ven en beneden famenbindende , zag hy, zo
„ dra zy uit het lighaam gefneeden en op een
„ bord gelegd waaren, dat de Slagader en Ader
„ evengelykelyk famentrokken, tot het verlies
„ van een vierde gedeelte der lengte, die ze
3, voor de uitfnyding in 't lighaam hadden; maar
„ de Zenuw bleef van dezelfde lengte met het
„ getwynd garen, gelyk in 't lighaam quot;.
Van de YooT^TTV-v-Lino der Dieren en
Gewassen.
17 ene voortteeling van zelfs , dat is , eene
voortbrenging van planten zonder zaaden,
en van leevendige fchepfels zonder eenige an-
dere ouders dan toeval en verrotting, hoe on-
gerymd ze ons ooTc mag fchynen, was een ge-
voelen, dat fchier in 't algemeen, de overhand
hadt, tot dat de Microfcopen 't overhoop wier-
pen , door aan te toonen , dat alle Planten haa-
re zaaden , en alle Dieren hunne eijeren heb-
ben: waar uit'andere Planten en andere Dieren,
net van dezelfde foort, geduriglyk en onveran-
derlyk voortgebragt worden.
Geen ding fchynt nu meer tegen de reden te
ftrvden, dan dat geval en moriighcid eene be.
ftaanlykheid zou geeven aan gelykvormigheid,
regelmaatigheid en fchoonheid: Dat twee zulke
onwaarfchynelyke Beginfels , op verfchillende
plaatfen, millioenen van GewafTen van dezelfde
foort, en zelfs in de allerminfte byzonderheden
net gelyk , zouden voortbrengen; of , 't welk
nogtans meer verbaazend is, dat doode beder-
vende ftoife, en een blind onzeker Geval lee-
vendige Schepfelen zouden fcheppen, herflenen
maaken, zenuwen toeflellen daar uit voortko-
mende , een ordentelyke fchikking van fpieren
famenftellen, oogen, long, hart, maag, inge-
wanden, en alle andere deelen voor zodanige
Schepfelen nuttig uitleveren : en dat ook niet
op eene averegtle, flordige, veranderlyke, niets
bedoelende , en onvoltooide wyze ; maar met
een konfligheid , behendigheid , cierlykheid ,
volmaaktheid en behendigheid, welke voor't
uiterfte vermoogen der konft onnavolglyk is.
Dit, evenwel, was het gevoelen , niet alleen-
lyk der onweetenden en ongeletterden , maar
der geleerdfte en deftigfte Filofoofen in de
voorgaande eeuwen ; en zou , waarfchynlyk ,
fteeds geleerd en geloofd zyn geweeft , hadden
de Microfcopen de manier niet ontdekt, waar-
op alle deeze dingen voortgeteeldzyn , enGode
den roem zyner eigene verbaazende werken *
herfteld.
Het
* Ik houde het niet onserymder te zeggen , dat Rotfen
enUolTchen Herten en Olifanten voortbr|:ngen, danftaande
te houden, dat een ftuk kaas Myten voortbrengt: Herten
zyn gebooren en leven in BolFchen, en Myten in Kaas;
maar zy zyn beide hun weezen verfchuldigd aan dat van
andere Dieren. Schouwtoneel der Natuur IDeel,bladz.35,
Het oog , door een goed Microfcoop gehol-
pen, kan in 't manlyk zaad der Dieren , veele
duizenden van leevendige en wakkere Diertjes,
duidelyk onderfcheiden ; fchoon zo uitneemend
klein, dat men uitgerekend heeft, dat driedui-
zend millioenen van dezelven eenen zandkorrel,
welks middellyn maar een honderdfte gedeelte
van een duim 1 is, niet evenaaren: En 't zelfde
werktuig zal ons buiten allen twyfPel onderrig-
ten , dat de Meel-ftolFen der GeVaffen , niets
anders dan eene verzameling van kleine graant-
jes zyn, welker gedaanten beftendig en eenvor-
mig zyn gelyk de planten, waar van ze genomen
worden. En alzo door herhaalde proeven ge-
bleeken is, dat de zaaden der Planten onvrugt-
baar zyn , indien de ftorting van deeze Meel-
ftofjes belet wordt, heeft men vermoed, dat al-
le deeze graantjes zaad-plantjes van derzelver
eigene foort bevatten.
De groeijing der Dieren en Gewaflen fchynt
niets anders te zyn , dan eene trapswyze ont-
vouwing en uitfpanning der vaten , door een
langfaame en voortgaande indringing der vog-
ten naar derzelver middellynen gefchikt; totdat
ze tot de uiterfte paaien dezelven door de voor-
zienigheid , wanneer ze gemaakt werden, ver-
ordineerd , gerekt zynde, den ftaat van volmaakt-
heid bereiken , of, met andere woorden , tot
vollen wasdom komen.
Men heeft het , volgens deeze befpiegeling,
waarfchynlyk geagt, dat in Dieren (ten min-
ften vanquot; de greotere en volmaakter foorten) het
zaad van 't mannetje in de baarmoeder van 't
wyf.
1nbsp; Zie Keil's Ontleding van'sMenfchen Lighaambladz,
148.
wyfje ontvangen zynde, fommigen der Diertjes,
welken het in zuiken overvloed bevat , eenen
ingang in de eijerneilen vinden, en zig huisves-
ten in fommigen der eijeren, daar door de voor-
zienigheid, als een gevoeglyk neft voor dezel-
ven, geplaatft.
Een ei dus door een Diertje bewoond raaken-
de, komt ter behoorlyker tyd los van het eyer-
nell, en gaat in de baarmoeder door eene der
buizen van Fallopius. De Aders en Slaga-
ders, die het aan 't eyerneft vaft.hegteden, en
gebroken werden, wanneer het 'er afviel, ver-
een igen met de vaten , die het hier vindt, en
maaken den Koek. De rokken van 't ei uitge-
Zwollen en verwyd zynde, door de fappen der
baarinoeder, vormen de andere bekleedfels ter
bewaaring van het kleine Diertje dienftig, 't
welk nademaal het geduriglyk goed voedfel uit
dezelfde fappen ontvangt , trapswyze rekt , in
grootte toeneemt, en dan wel haaft met alle de
deelen aan deszelfs foort byzonderlyk eigen, zigt-
baar , en een Vrugt genoemd wordt,
In de Planten , welken onbekwaam zyn om
zig van de eene plaats naar de andere, gelyk de
Dieren konnen doen, te beweegen, werdt ver-
eifcht, dat'er een bewaarplaats voor derzelver
Meel-Stoffen naby der hand was , om voor te
komen, datze verlooren zouden gaan: En dien-
volgens vindenwe , dat yder Bloem, die Meel
voortbrengt, insgelyks in zig zelve een bekwaa-
ine baarmoeder heeft om dat te ontvangen : al-
waar de eyeren , daarmede bezwangerd, door
de fappen der oude plant tot een zekere gedaan-
te en grootte, uitgebreid worden, en dan zynde
'tgene wy ryp zaad noemen, vallenze op de aar-
K 4nbsp;de.
de, welke derzelver natuurlyke baarmoeder is.
Volgens de voorgaande veronderftelling , is
een ryp zaad, dat in de aarde valt, in dien ftaat,
als 't ei van een Dier dat van zyn eijerneft los
raakt, en in de baarmoeder nederftort: En, om
met de overeenkomft voort te gaan , de fappen
der Aarde doen de vaten des zaads zwellen en
uitfpannen, gelyk de fappen der baarmoeder die
van 't ei doen, totdat de Zaadbladeren zig ont-
vouwen , en den dienft van een Koek by de in-
geflootene jonge plant waarneemen , welke ge-
■voeglyke en genoegfaame vogtigheid inzuigen-,
de trapswyze haare deelen uitbreidt , haar ei-
gen wortel vafthegt, boven den grond fchiet,
en gezegd mag worden gebooren te zyn.
Alzo de ontdekkingen , door 't Microscoop
gedaan, van een oneindig getal van Diertjes in
't manlyke zaad aller leevendige fchepfelen, en
insgelyks van eene regelmaatigheid en beftendig-
heid in 't Meel van yder foort der Gewaffen, o-
vereenkomftig met de gemelde Diertjes in'tdier-
lyk zaad, de voornaamfte middelen geweeft zyn
om ons te overtuigen, dat alle dingen door ou-
ders van hun eigene foort, volgens de eeuwige
en onveranderlyke wetten by derzelver eerfte
fchepping vaftgefteld , zyn voortgebragt; zal,
hoop ik, dit myn kort berigt aangaande de voort-
teeling, voor dat ik tot deeze onderwerpen o-
vergaa, niet ongepaft geoordeeld worden.
Van Je Diertjes mManlyk Zaad.
Ïn den beginne des j'aars 1678 verklaarde de Hr.
NicolaasHartsoeker van Rotter dam,
in eene Verhandeling over de Doorzigtkunde,
door hem toen uitgegeeven, dat 'er twmtig jaa-
ren verloopen waaren, federt dat hy begonnen
hadt het manlyk zaad van verfcheide leevendige
Dieren, door behulp van Microscopen , te onder-
zoeken : dat hy voor zo verre als hem bekend
was, de eerfte was, die dit dus ooit gedaan hadt;
dat hy in zulk zaad een oneindig getal van ten
alleruiterften kleine Diertjes, byna in de gedaan-
te van Donderpadden of jonge Kikvorfchen hadt
gevonden; en dat hy deze ontdekking in de softe
van de Ephemerides Eruditorum, te Parys in 't zelf-
de jaar 1678 gedrukt,der geheele Werreld hadc
bekend gemaakt.
De Hr. Leeuwenhoek is in de 113de zy-
ner Brieven, gedagtekend January 1678 , zeer
verftoord over deeze aanmaatiging ; en houdt
ftaande, dat hy zelf eerft de Diertjes in 't zaad
ontdekte, en daarvan in November 1677-, aan de
Koninklyke Maatfchappye een Berigt zond, gelyk
hy bewyft door de Philofophical Tranfa^tions in De-
cember 1677, en in January en February 1678 uit-
gegeeven : ja , hy verzekert verder, dat 'er tuf-
fchen hem en den Hr. Oldenburg over dit
onderwerp in 1674 Brieven gewiffeld zyn. Dee-
ze twift gaat ons niet aan , dan voor zo verre
hier uk blykt, omtrent welken tyd debeftaanlyk-
heid deezer Diertjes eerft ontdekt werdt, 't welk
K 5nbsp;fom^
-ocr page 206-fommigen myner nieuwsgierigeLeezersmiifchien
mogten zoeken te weeten.
De algemeene vertooning of gedaante der
Diertjes in 't mannelyk zaad van verfcheide foor-
ten van leevendige fchepfelen, is veel al dezelfde;
dat is, aller lighaamen fchynen van eene lang-
werpige eironde gedaante , met lange dunne fpits
toeloopende ftaarten daaruit voortkomende; en
alzoze door deeze geftake eenigszins naar Kik-
vorfch-Wormen ge^ktn, zyn ze dikwils by dien
naam genöemd;fchoon derzelver ftaarten,in even-
redigheid tot de lighaamen , veel langer dan de
ftaarten der Kikvorfch-wormen zyn: en het is aan-
merkelyk , dat de Diertjes in 't zaad der Viffchen
veel langer en dunner ftaarten hebben, dan der-
zelver ftaarten in andere Dieren zyn , invoege
dat het uiteinde daarvan niet te onderfcheiden is
dan door de befte glazen en uiterfte oplettend-
heid ; derzelver lighaamen zyn ook veel kleiner.
Pl.XIL De algemeene vertooning derzelven , gelyk
Fig-1' boven befchreeven, is aangeweezen Fig. i.
Wanneer men in de Lente, op dien tyd als de
Kikvorfchen voortteelen, de ballen van een man-
netje opende, en wat van het zaad voor 't Mi-
croscoop bragt, vertoonden zig daarin menigten
van Diertjes, omtrent * zo dik als een duizend-
fte gedeelte van een hair van eens menfchen
hoofd, zo na als men het kan berekenen: waar-
uit volgt, dat duizend milhoenen van dezelven
maar gelyk zouden zyn aan een kloot, welks mid-
dellyn zo dik is als het hair van eens menfchen
hoofd. En 'er fchynen ten minften tien duizend
Diertjes voor yder eitje van de wyfjes te zyn.
* Leeüwenh. Omled. en Ontdekk.iö July lóss-bladz,
-ocr page 207-Derzelver gedaante is opgegeeven in dezelfde
Plaat, Fig. 2.
Wanneer men de hom of 't manlyk zaad van
een leevendigen Kabeljauw met een Microscoop
bezag, werden zulke menigten van Diertjes met
lange ftaarten daarin gevonden, dat ten minften
tien duizend van dezelven in de grootte van eenen
Zandkorrel onderfteld werden te zyn. Waaruit de
Hr. Leeuwenhoek bewyft, dat de hom van
dïenenkdmKabeljau'wvaQe.x leevendige Diertjes
bevatte , dan 'er menfchen op den ganfcher»
Aardbodem op een en den zelfden tyd in leeven
zyn:* want hy rekent dat honderd Zand-korrels de
middellyn van een duim maaken; weshalven 'er in
een teerlinkfchen duim een millioen van zulke
Zandtjes zyn zal.En alzo hy de hom des Kabeljauws
omtrent vyftien teerlinkfche duimen bevondt te
zyn, moeft die vyftien millioenen zulke groot-
heden als een Zand-korrel bevatten. Indien nu
yder van deeze grootheden tien duizend Diertjes
bevat, moeten 'er in 't geheel honderd en vyftig
duizend millioen zyn.
Om voorts, op eene waarfchynlyke wyze, het
getal van menfchen op den geheelen Aardbodem
op eenen tyd leevende uit te vinden ; ftelt hy
de lengte van een grooten cirkel op vyf duizend
vier honderd Duitfche mylen ; waaruit hy de
oppervlakte der Aarde berekent op negen milli-
oenen , twee honderd zes en zeventig duizend,
twee honderd en agtien zulke vierkante mylen:
en veronderftellende, dat een derde van 't ge-
heel , of drie millioenen, twee en negentig dui-
zend
* Leeüwenh. Ontled. en Ontdekk. 25 April 1679.
bl^dz. 14.
zend en twee en zeventig mylen droog land zyn;
en dat hiervan twee derde , of twee millioenen
een en zeflig duizend, drie honderd en twee en
tagtig mylen bewoond worden : en verder ver-
onderftellende , dat Holland en Wefi - Friejlani
twee en twintig mylen lang en zeven breed zyn,
't welk honderd en vier en vyfdg vierkante my-
len maakt; zo is het bewoonbaar gedeelte der
Werreld dertien duizend drie honderd vyf en
tagdgmaal de grootte van Holland en IVeJl-Fries-
Jand.
Indien nu het volk van deeze twee Landfchap-
pen veronderfteld wordteen millioen te zyn , en
indien alle de andere bewoonde deelen der Wer-
reld zo volkryk waaren als deezen ('twelk ten
hoogften onwaarfchynlyk is) zouden 'er dertien
duizend drie honderd en vyf en tagng millioe-
nen menfchen op den geheelen Aardbodem zyn:
maar de hom des Kabeljaims bevatte honderd en
vyftig duizend m'illioenen Diertjes, 'twelk tien-
maal meer is, dan 't getal van alle menfchen.
Het getal deezer Diertjes kan op een andere
wyze uitgerekend worden: want de verftandige
Schryver van 't Schouw-Toneel der Natuur zegt1 ^
dat drie naauwkeurige luiden , met zo groote
zorgvuldigheid als hun moogelyk was, zo veel
van de Eijeren of de Kuit van een wyfjes Kabel-
jauw telden als een vierendeel loods woog, en
in 't getal, 't welk zy fchriftelyk ter neêr fiel-
den , redelyk wel overeenkwamen. Zy woogen
toen den geheelen hoop, en agtmaal de fom van
een vierendeel loods voor yder once ftellendö,
welke
1nbsp; Zie Schouwtoneel der Natuur II. Deel bladx.
-ocr page 209-welke agt vierendeel loods bevat: maakten alle
fommen met elkander een geheel uit van negen
millioenen drie honderd en vier en dertig dai-
zend eijeren 1.
Veronderftellende nu (gelyk de Hr. Leeu-
wen h o è k van 't mannelyk zaad der Kikvor-
fchen doet) dat 'er in de hom tien duizend Diert-
jes zyn voor yder eitje in de kuit van 't wyfje,
zo zal volgen, dat nademaal de kuit van 'twyf-
je bevonden is negen millioenen drie honderd
vier en dertig duizend eijeren in zig te hebben,
de geheele hom van 't mannetje mag gerekend
worden drie en negentig duizend vier honderd
en veertig millioenen Diertjes te bevatten : quot;t
welk alhoewel by de eerfte uitrekening, veel te
kort komende, byna zevenmaal zo veel is als 't
geheele geflagt der menfchen.
_ Om de vergeleekene grootte van deeze Diert-
jes te vinden, plaatfte de Hr. Leeuwenhoek 'er
een f hair van zyn hoofd digtby, welk hair door
zyn Microscoop een duim breed fcheen ; en hy
was overtuigd, dat ten minften zeftig zulke Diert-
jes binnen die middellyn gemakkelyk liggen kon-
den ; waaruit, derzelver lighaamen kloot-rond
zynde, volgen moet, dat twee honderd en zes-
tien duizend maar gelyk zyn aan een kloot, welks
middellyn niet meerder is dan de breedte van
zulk een hair.
Hy bemerkte, dat, wanneer het water, waar-
mede
1nbsp; Men rekende vier millioenen en zes en negentig dui-
zend eijeren in de Kuit van een Krabbe, waar van yder zyn
voedfel kreeg door een ftreng uit het lighaam der Krabbe.
ZieLEEUWENH. Ontl. en Ontdekk. lojun. löfió. p. 82.
t PMlos. Trans. Numb. 270. '' * ^ ®
-ocr page 210-mede hy het zaad des Kabeljauws verdund had ,
was uitgewaaflemdjde kleine lighaamen derDiert-
jes in Hukken borftten, 't welk die uit het Zaad
van een Ram niet overkwam ; 't geene hy aande
grootere vaftheid en gedrongenheid der laatften
toefchryft, alzo het vleefch van een Land-dier
meêr famengedrongen is, dan dat van een Vifch.
Hy merkte insgelyks aan, dat derzelver ftaar-
ten in Viffchen zo uit der maate dun zyn, dat hy
nooit kon verzekerd weezen, dat hy 'er de tip-
jes zeiven of uiterfte einden van zag.
In de hom -van een Snoek, konden ten min-
ften * tien duizend Diertjes, in een ftukje niet
grooter dan een Zand-korrel onderfcheiden wor-
den , zig vertoonende net gelyk die van den Kabel-
jawüj; en wanneer 'er viermaal zo veel water f
by gedaan was, bemerkte men datze fterker en
luftiger wierden, en, als of ze op prooi aasden,
met grooter fnelheid zwommen ; fchoon in een
hair-buisje gezien zynde derzelver geheele loop
niet langer was, dan de middellyn van een hair.
Indien ge de Diertjes in de hom of weeke kuit
der Viffchen zien wilt, druk 'er een weinig uit,
en de grootte van een Spelde-kop op een enkel
Muscovifch glaasje leggende , verdun dit met
regen-of rivier-water, tot dat de kleine fchep-
fels genoegfaame ruimte hebben om vryelyk rond-
om te zwemmen, en zig voordeeliglyk te ver-
toonen, 't welk ze geenzins doen konnen, ten
zy het zeer dun gemaakt werde. Of breng het-,
na dat ge 'er wat water by gemengd hebt, meen
van uwe kleinfte hairbuisjes voor 't Microscoop;
welke
♦ Leeüwenh. en Ontdekk. 25 April 167p bladz.
f PM.nbsp;Numb. 270.
-ocr page 211-t^elke manier de Hr. Leeuv/enhoek, gelyk
hy ons berigt, de dienftigfte vond tot de onder-
zoekinge des zaads van verfcheide fchepfelsi
[N. B. * De Eijerrjes in de kuit, en Diertjes in
de hom der Viflchen van een jaar oud, zyn zoo
groot als in die van de zelfde foort van twintig
jaaren oud.]
Wanneer men de Zaad-vaten van een Haan
opende, een klein dropje zaads daar uit drukte,
en rnet een Microscoop bezag, vertoonden zig
daar in legioenen van Diertjes, by digt in mal-
kander gedrongene troppen zwemmende, en 't
een het ander met zoo veel wakkerheid en kragt
overdwars voorby ftreevende, als of de Haan
maar nieuwlyks gefturven was, alhoewel hy daags
te vooren was gedood. En door verfcheide proe-
ven op het Zaad van andere Haanen is bevonden,
dat deDiertjes in het zelve in een glazen liair-buisje
veele uuren zullen leeven. Een onbedreven Waar-
neemer fchynen ze toe de gedaante van Aaien te
hebben; maar indien de meeft vergrootende glaa-
zen met behoorlyke aandagt gebruikt worden zal
men ze van geftalte vinden,als fig. 3. Zy zyn zoo P'.-^II-
uit der maate klein, dat eenf millioen 'ervan
yeronderfteld word de grootte van een Zand-
korrel niet te boven te gaan, en de ftaarten kon-
nen zonder veele moeite niet onderfcheiden wor-
den , zynde tien duizendmaal dunner dan 't hair
van eens menfchen hand.
Een weinigje Zaad-ftoffe uit den bal van een
Henr^ genoomen, krielde van Diertjes, waarvan
* Leeüwenh. Zend-Briev. 13 Maart 1716. bladz. 100
f Leeüwenh. 7de Vervolgvan Briev. bladz. 389611390.
-ocr page 212-een 1 millioen naauwlyks een grooten Zand-kof-
rel zou evenaaren: en nadat iets van deeze ftof-
fe zeven dagen in een glazen buis bewaard was,
bleeven verfcheiden van de Diertjes leevendig
en wakker. [Derzelver gedaante wordt vertoond
Pl.XII. Fig- 4-] De Ballen van een Haas , alhoewel
Flg.4. vierdagen dood, waaren desgelyks by uitnee-
mendheid vol Diertjes gelyk die in de Honden,
dryvende in een helder vógt, maar zonder be-
weeging.
Een Wyfje van een Konyn doodende onmidde-
lyk na dat het befprongen was, en deszelfs baar-
moeder openende, vondt men in een klein drup-
peltje , genomen uit den mond der Buis van F A L-
Lopius, alwaar die zig in de baarmoeder opent,
ontelbaare Diertjes: maar geenen werden in de
lyfmoeder zelve, of verder langs de buis gevon-
den. Zy hadden lange ftaarten, en voor't mees-
te gedeelte f vertoonden zig zes doorfchynende
j-jg y bolletjes op yders lighaam , als in Fig. 5. a alhoe-
a.b. ' wel fommigen alleenlyk een bolletje aan 't end
des lighaams hadden, en een ander op den ftaart,
als Fig. b.
Een druppel zaads uit de zaad-ballen van een
Ram genoomen en onderzogt zynde , krielde van
Diertjes in zo groote menigten, als de zaad-ftoffe
van andere fchepfels; maar met deeze ongewoo-
ne § byzonderheid, dat menigten daar van met
mal-
1nbsp; Leeuwenh. Ontlcd. en Ontdekk. 30 Maart 1685 bladz.
-ocr page 213-malkanderen den zelfden weg zwommen, en de
neiging der Schaapen fcheenen te hebben om den
leider te volgen , en zig by kudden te bewee-
gen. De Hr. Leeuwenhoek zegt, dat hy
zo veel vermaak in deeze waarneeming vondt,
dat hy eenige buiiren inriep om met hem hier
deel aan te hebben.
Derzelver gedaante was die van Fig. 6. PI.XIL
Een Hert in den teeltyd gedood zyndCj^'S-ö.
vondt men de * afvoerende zaad-vaten opge-
fpannen door een melkagtig vogt, waar van eeii
druppel, voor 'c Microfcoop gebragt zynde ,
vervuld fcheen met Diertjes, die zig met veel
wak-
nc gedaante kon bekennen. Hy deedt dit in een glazen bui?,
die de dikte van een Schryf-pen had, gevuld met Terpen-
tyn-olie , en bragt het voor zyn Microscoop, maar kon 'er
op die wyze niets van maaken. Weshalven hy liet uit de
buis nam , en 't zeer zagt uit de ronde gedaante waar in het
liag, uitHrekkende, zag hy zeer duidelyk het maakfel van
alle de wervel-beenderen , als ook de bloedvaten, die met
takken zig over de5?elven uitfpreiddeu, en kon op tweeplaat-
fen het rugge-merg zien. Desgelyks kon hy niet alleenlyk
het hoofd, maar ook den mond, herflenen en öogen be-
kennen, die de grootte van twee zand-korrels hadden , en
zo helder als Kriftal waaren. lly zag insgelyks de ribben
en ingewanden : alhoewel hét geheele Schepfel niet grooter
dan een agtfte deel van een erwt was. Na deezen opende
hy de baarmoeder van een ander Schaap , maar drie dagen
iia de verzameling; en het vogt daar uit komende zeer
naarlliglyk met een vergrootglas onderzoekende, vernam
hy een klein Deeltje, dat de grootte van een zand-korrel
had; welk hy met een uitmiintend Microscoop onderzoe-
kende, met groot vermaak bevondt een uitneemend klein
Lammetje te zyn , rondom in zyne oinwindfels liggende, en
kon deszelfs mond en oogen duidelyk onderfcheiden. Zie
Leeuwenhoek Ontled. en Ontdekk. 30 Maart 1685. bladz.
lt;5o en 71.
* Zie Phil. Tram. Numb. 284.
wakkerheid beweegden. De grootde zwaarig-
heid was om dezeh'en gevoeglyk voor'( Micros-
coop te ftellen: want, wanneer de ftoffe te aik
is , kan men niets zien dan een verwarde be-
weeging, en wanneer ze dun verfpreid wordt,
droogt ze terftond op; maar door ze met warm
water juift zo veel te verdunnen, als genoeg is,
om de kleur te veranderen , werden dezelven
duidelyk gezien.
Het menfchelyk zaad is insgelyks door het
Microscoop befchouwd, en bevonden niet min-
der overvloediglyk van leeven voorzien te zyn ,
dan dat van andere Dieren: want meer dan dui-
zend le.vendige Scheprels waaren door den Hr.
Leeuwenhoek gezien, zig beweegende in
niet meer van deszelfs vloeibaar gedeelte dan de
grootte van een zand korrel, en in het dikker
gedeelte waaren ze zo famengedrongen , dat ze
zig niet voor by malkanderen konden beweegen.
Zy waaren kleiner dan de roode bloed-bolletjes,
en konden geen millioens gedeelte van een 1
zand-korrel evenaaren. Derzelver lighaamen
zyn rondagtig, eenigzins plat of bot-rond van
vooren, maar agter fpitstoeloopende, metzeer
heldere ftaarten, vyf of zes maal zo lang , en
omtrent vyf f maal dunner dan het lighaam, Zy
maaken hun voortgang door een ftetke bewee-
ging van den ftaart in verfcheide bogten, gelyk
de Aaien of Slangen zwemmen ; en fomtyds be-
weegen-zy den ftaart dus wel agt of tien maal,
eer zy een hair breedte vooruitgaan.
1nbsp; Leeuwenhoek 7de Vervolg van Brlev. p. 66. 74- 300,
(t Volgens Leeuwenhoek 25 maal.}
Derzelver fatfoen en gedaante wordt Fig. 7. pi.
vertoond.
Het is verwonderlyk als men de kleinheid
van deeze geringe Diertjes , en byzonderlyk de
verbaazende dunheid van hunne ftaarten over-
weegt : welken evenwel van zo veele gewrig-
ten voorzien moeten zyn , als de ftaarten van
grootere fchepfels , nademaal ze dezelven zeer
gaauw konnen beweegen : en , behalven dat,
moet yder van deeze gewrigten voorzien zyn van
zyn eige Spieren , Zenuwen , Slagaders en A-
ders; en 00k van vogten daar door omloopende
en dezelven voedfel, kragt, en beweeging ver-
fchaffende. In 't kort de geeft verlieft zig zei-
ven in eene kleinheid te befchouwen , die alle
menfchelyke bevatting te boven gaat ; fchoon
de reden ons leert , dat het zekerlyk zo zyn
moet. Ik herdenk, dat Dr. Power een fraaije
plaats hier toe betrekkelyk in de Voorrede zy-
ner Proeven heeft, ,, Het is m^y dikwils, zegt
„ hy, als een gemeene waarfchynlykheid , en
„ iets meêr dan verbeelding voorgekomen (hoe
„ vreemd ook de giffing mag fchynen) te den-
j, ken, dat de kleinfte lighaamen , die wy met
,, onze bloote oogen konnen zien , maar gelyk
„ als middel Evenredigheden zyn tuflchen de
„ grootfte en kleinfte lighaamen in de Natuur j
„ welke beide uiterften even ver buiten 't be-
„ reik van 's menfchen zinnelyke gewaarwor-
j, ding liggen. Want , gelyk ze aan de eene
„ kant maar bekrompene zielen zyn , en den
,, naam van Filofoofen onwaardig, die denken,
„ dat eenig lighaam te grof of te groot in zyne
„ afmeetingen kan zyn: zo zyn ze insgelyks e-
„ ven dom, en van 't zelfde flag met de
L 2nbsp;„ voo- .
-ocr page 216-3, voorigen, die, aan de andere kant, denkefl,
„ dat de deeltjes der ftofFe te klein konnen zyn,
„ of dat de Natuur aan een ondeelbaar deeltje
„ bepaald is, en een Non ultra van haare fmal-
„ deelingen moet hebben quot;.
Gelyk de Diertjes in 't mannelyk Zaad van
onderfcheidene fchepfels malkanderen in gedaan-
te niet zeer ongelyk zyn, zo is het ook aanmer-
kelyk, dat ze in 1 grootte niet verfchillen vol-
gens de grootte der fchepfels waar van ze ge-
nomen zyn ; maar , in dien opzigte , fchynen
over een te komen met de zaaden der Boomen
en Planten , welker grootte zeer weinig evenre-
digheid heeft met de grootte der Boomen en Plan-
ten, die dezelven voortbrengen. Het zaad van
een Appel, by voorbeeld, is eenige duizend maa-
ien kleiner dan een Kokos - Noot, alhoewel de Boo-
men die ongelykheidniet hebben: En de zaaden
van Tabak (waar van duizend niet boven één
grein f weegen) zyn ongelyk veel kleiner dan
veele foorten van andere zaaden , welker Plan-
ten op verre na zo groot niet zyn als de Tabak
is. Hier komt het van daan, dat de Diertjes in
't zaad der kleinfte Vogelen , Viervoetige Die-
ren en VilTchen, ja ook zelfs der Infeclen, ont-
dekt zyn. Want de Hr. Lee uw en hoek ver-
zekert'ons, dat hy bevondt, dat een witte ftof-
fe , die hy fomtyds uit de agterfte deelen der
mannetjes g Spinnekoppen gedrukt hadt , zynde
omtrent zo veel als een zand-korrels grootte, in-
derdaad hun zaad was, doordien hy daarin zeer
groote
1nbsp; Leeüwenh. OnderO. en Befchouw. 22 Jan. lóSS- P*
I Dr. Power 's Experim. p. 30.
§ Philofopb. Tratnaä. Nuiab. 27p.
-ocr page 217- -ocr page 218- -ocr page 219-in
groote menigten van Diertjes ontdekte, welken
méér dan vyf uuren leevendig bleeven, maar zo uit
der maate klein waaren, dat volgens zyne ver-
onderftelling duizend millioenen van dezelven
de grootte van een Geers-korrel niet zouden
evenaaren. Hy vondt ze insgelyks in 't zaad
van een a Rot, in^ Oeflers , in c Zyd-Wonnen,
in de d Libella minima of kleine Puißebyter, de
e Gemeene - Vlieg , in de mannetjes ƒ F/oo , in
g Muggen , en in verfcheide andere InfeSten: en
zonder twyfel zal een naauvvkeurig onderzoeker
dezelven in zeer veele voorwerpen, die nog niet
onderzogt zyn , konnen ontdekken ; want de
Natuur is in alle haare werken zig zelve gelyk,
en daar is goede reden om te ge ooven, dat ze
zekerlyk in 't geheel dierlyk gedeelte der fchep-
pinge zyn.
Onder de veelvuldige foorten van Diertjes in
Waters en Aftrekfels waargenomen , zyn 'er
J3 geenen gevonden naar die, welken in 'f Zaad
zyn, gelykende: maar de Diertjes in 't zaad van
alle foorten van fchepfels tot hier toe onderzogt,
hebben een gewoone en algemeene gelykheid
aan malkander ; met deeze byzonderheid, dat
ze in gedurige beweeging fchynen , zonder de
minfte ruft of tuftchenpoozing , indien 'er maar
genoeg vogt voor dezelven zy om in te zwem-
men.
Veelen hebben zig Ingebeeld, dat'er desge-
lyks
a Leeüwenh. Ontled. en Ontdekking 5 Apr. lögo. p. 35.
b Ibid. 6de Ferv. van Briev. p. 288- c Ibid. 7de Verv. van
Briev p. 444- I^id. Onderv. en Befchouw. i» Novemb.
1680. p. 21- e P- 22. f Ibid. p. 04. g Ibid. p. i7.
1). Ibid. Zend-Briev. 17 Novemb. 1716.'bladz. 29p,
lyks leevendige fchepfels in de andere dierlyke
fappen zouden te vinden zyn: maar na het naauw-
keurigfteenallerzorgvuldigfle onderzoek, fchynt
het zeker, dat 'er niets met het minfte teken van
leeven door de befte glazen te ontdekken is, 't
zy m 't Bloed, Spog, Gal, Chyl, of eenig an-
der vogt, behalven m het Zaad alleen.
XVII. HOOFDDEEL.
Van de Diertjes aan de Tanden.
Alhoewel 'er geene Diertjes in fpog of^peekfel
konnen gevonden worden , zyn 'er egter
groote menigten van onderfcheide foor ten in de
witte ftoife, die tulfchen de Tanden zit, te ont-
dekken : indien dezelve met een fpeld of naald uit-
gefteeken, meteen weinig regen-water en fpeek-
fel zonder lugt belletjes vermengd, en voor'tMi-
croscoop gebragt wordt. En fomtyds zynze zo
ongelooflyk talryk, en vol van be-weeging , dat
de geheele ftofFe fchynt te leeven.
* De grootfte foort ( vertoond Fig. i. Lr. a.)
maakt een zeer gezwinden voortgang m 't fpog
• of water; van deezen zyn 'er maar weinigen.
Die van de tweede foort zyn talryker, en heb-
ben eene beweeging hun byzonderlyk eigen, ge,
lyk Lr. b. afgebeeld is.nbsp;_
Die van de derde foort zyn rondagUg, en zo
klein, dat een korrel grof zand een millioen daar
van in grootte zou evenaaren: zy beweegen zig zo
Ihel, en in zulke menigten, datze gelyk Zwer-
men
quot;■Leeüwenh. OW^mW. enBefchoim. isSept. i(ï83-P.
3. Wederom 3de Fervo% van Briev. ^sfte Milliv. p- 512.
PI.
XIII.
Fig. I
men van Muggen o^ Fliegen fchynen , en derzel-
ver nette geftalte is niet gemakkelyk te beken-
nen.
Sommige of alle_deeze drie foorten konnen,
vry beftendiglyk, in de ftoife van tuflchen de tan-
den der Mannen , Vrouwen of Kinderen geno-
men , gevonden worden; byzonderlyk van tuf-
fchen de kiezen , zelfs fchoonze hunne tanden
geduriglyk waflchen , en met de uiterfte zorg-
vuldigheid reinigen. maar in menfchen die flor-
diger zyn, verfchaft de gemelde ftoffe der tanden
een andere foort van Diertjes, in de gedaante van
Jakn oï Wormengelyk Lr. d. is afgetekend.
Deezen beweegen zig agterwaards, of voor waards
met groote bogten des lighaams; en baanen den
weg, door de kleiner Diertjes overal rondom zig,
even gemakkelyk als een groo'.e Vlinder dooreen
Zwerm Muggen zou breeken. Daar zyn insge-
lyks , in deeze ftoffe van de randen, andere foor-
ten van Diertjes, welker beweegingen zo uitnee-
mend langfaam zyn, datmen zonder eene lingJu-
rige oplettendheid niet kan bekennen, dat^e lee-
vendig zyn.
Waarneeming. Als men'er Azyn by doet fter-
ven ze alle ; waaruit men met reden fchynt te
moogen befluiten, dat de tanden en het tand-
vleefch met Azyn te waffchen, een middel is om
ze voor deeze kleine fchepfels te behoeden.
tï
L 4
é
m
-ocr page 222-xvin. hoofddeel,
Van het Schurft.
Het Microscoop heeft ontdekt, 't gene men
zonder het zelve zig naauwlyks zou heb-
ben konnen verbeelden , dat de kwaal die wy
het Schurft noemen ontftaat uit kleine InfeBen
onder de Opperhuid, welker gedurig byten een
zypering van wei uit de Huid veroorzaakt, en
die puifljes of water-blaasjes , waaraan men dee-
ze kwaai kent, te weeg brengt. Dit werdt door
DoÊtor B O N o NIO * uitgevonden, welke opmer-
kende , dat fchurfde menfchen uit hunne ruidige
huid, met den punt van een fpeld dikwils kleine
water-blaasjes pluizen, en dezelven op hunne na-
gels knippen gelyk Vlooijen, voornam te onder-
zoeken wat deeze blaasjes eigenlyk zyn mogten.
Weshalven met een fyne naald een klein puiflje
uit een plaats die overal ruidig was , en' daar 't
geweldig jeukte, pluizende, drukte hy 'er een
dunne ftoife uit, en vernam een zeer klein wit
bolletje, dat naauwlyks te bekennen was, 'twelk
hy voor 't Microscoop brengende bevondt een
zeer 'klein Diertje te zyn , in gedaante naar
een Schildpad gelykende, van een witagtige kleur,
maar op den rug donkerer dan elders, voorzien
met eenige lange en dikke hairen, zeer gaauw in
deszelfs beweeging , hebbende zes pooten, een
fcherp hoofd, en twee kleine hoorns; zynde van
gedaante gelyk in de twee aftekeningen vertoond
wordt Fig. 2. a. h.
Dee-
* Pbilof. TranfaSl. Numb. 233.
PI.
XIII.
Fig. 3.
Deeze Proef was herhaald in fchurfde perfoo-
nen van allerlei ouderdom , kunne, en gefteldheid,
en in alle faizoenen des jaars, en de zelfde Diert-
jes zyn beftendiglyk in de meefte waterpuiftjes
gevonden:en alhoewel het moeilyk is deezeSchep-
lels, wegens derzelver kleinheid en kleur , (wel-
ke eveneens als de huid is) op de oppervlakte des
lighaams ce onderfcheiden, zag hy ze egter fom-
tyds op de leden der vingers m'^de kleine groefjes
van de opperhuid, dprze eerfl met humiefcher-
)e hoofden beginnen in te booren, knaagende en
lunne lighaamen indringende, tot datze t' eene-
maal onder de opperhuid gekomen zyn, alwaar-
ze van plaats tot plaats holen maaken, eene las-
tige en gruwelyke jeukte veroorzaaken , en den
befmetten perfoon noodzaaken om te krabben,
't welk alleenlyk dient om de kwaal te vermeer-
deren ; want door de verbreeking der kleine puifl-
jes en fommiger kleine bloed-vaatjes, ontflaan roo-
ven, korflige zweeren, en diergelyke vuile toe-
vallen: terwyl deeze verderflyke Diertjes door
hunne kleinheid de nagels ontfnappen, en zig nog
verder verfpreiden.
Deeze Diertjes dikwils waarneemende , be-
merkte hy dat een van dezelven een klein lang-
werpig wit eitje, bykans doorfchynend , uit het
agterfle gedeelte zyns lighaams , liet vallen : en
naderhand zag hy veelen van de zelfde foort van
eitjes ; 't welk aantoont , datze gelyk andere
Schepfels door een mannetje en wyfje voortge-
teeld worden, alhoewel hy nooit in flaat was om
de kunne van een der genen, diehy onderzogt,
ïe bekennen.
De gedaante der Eijeren wordt vertoond r.
Hier uit konnen wyopmaaken, hoe het komt,
K Snbsp;dat
dat deeze kwaal zozeerbefmectelyk is,nademaal
deeze Dier;jes door enkele aanraakinge ligtelyk
van den eenen tot den anderen perfoon können
overgaan, alzo ze niet alleen eene gezwinde be-
w^eeging hebben, maar aan vder ding, datze aan-
raaken, kleeven, en zo wel op de oppervlakte
des Ughaams , als onder de opperhuid kruipen:
en eenige weinigen eens gehuisvefl zynde, ver-
menigvuldigenze fpoedig door de eijeren dieze
leggen. De befmetting kan ook op gelyke wyze
voortgeplant worden door llaaplakens , handdoe-
ken, neusdoeken, ofhandfchoenen, doorfchtuf,
de menfchen gebruikt; nademaal deeze Diertjes
in zulke dingen zig ligtelyk konnen verbergen,
en buiten 't lighaam twee of drie dagen leeven.
De ontdekking van deeze Diertjes toont insge-
lyks de reden aan, waarom deeze kwaal door in-
wendige hulpmiddelen nooit te geneezen is: maar
loogagtige walTchingen , baden , of fmeeringen
vereifcht, beftaande uit Zouten , Zwavel, Ko-
jerroot. Kwik, Precipitaat, Sublimaat, of zul-
te foorten van doordringende en bytende Genees-
middelen , die dit ongedierte in de huid kragtdaa-
diglyk konnen dooden. En indienwe fomtyds
bevinden, dat deeze kwaal ons in een korte wyl
wederom overkomt, nadatwe veronderftelden,
datze door fmeering t' eenemaal geneezen was,
is dit niet zeer te verwonderen; nademaal, fchoon
de fmeering alle de leevendige Diertjes mag ver-
delgen, dezelve waarfchynlyk de jongen in de
eitjes die in nellen in de huid gelegd zyn , niet
zal dooden; welken uitgebroeid zynde de ziekte
konnen vernieuwen, üm deeze reden is het
raadfaam met fmeeren eenige dagen aan te hou-
den, zelfs nadat degeneezing voltrokken fchynt.
XIX,
-ocr page 225-Van de ScnvBBZT]ES op der MenrchenHuid
De Cuticula, opperhuid, of uitwendige bedek-
king des hghaams, is aanmerkelyk wegens
derzelver Schubbetjes en Zweetgaten.
De fchubbetjes zyn een ontdekking van 'tMi-
croscoop; want nademaalze zo klein zyn dat men
*|twee honderd 'er van met een Zand-korrel kan
bedekken , konden ze nooit door 't bloot oog
onderfcheiden worden. Zy zyn geplaatft als in
de VilTchen f drie diep; d. i. yder Schub is zo
verre door twee anderen bedekt, dat alleenlyk een
derde gedeelte daarvan tevoorlïhynkomt: wel-
ke legging over malkander de oorzaak kan zyn
waarom de huid des lighaams witg fchynt; want
omtrent den mond en lippen daar ze maar even
tegen malkander aankomen , en niet over mal-
kander heen liggen, ziet men 'er de bloed-vaten
door heen, en de deelen zien 'er rood uit. Men
vermoedt dat de uitdampende ftoffe tuffchen de-
ze fchubbetjes uitkomt (welken over de Zweetga-
ten of uitloozende vaatjes liggen, waardoor de
water- en olie-vogten uitwaaffemen), en op^ion-
derd plaatfen rondom de kanten van yder fchub-
betje doortogt kan vinden ^: zo dat indien een
Zand-korrel twee honderd fchubben kan bedek-
ken,
ken, dezelve bekwaam zal zyn om twintig dui-
zend plaatfen te bedekken, waardoor de uitdam-
ping gefchiedtquot;
Een ftukje huid van tuifchen de vingers, van
't voorhoofd, den hals, de armen , of eenig an-
der zagt gedeelte deslighaams,- 't welk niethai-
rig is, dient beft om de Schubben te vertoonen;
want alwaar de huid eeltagtig is, zynze als op
malkanderen vaftgekleefd.
Zy zyn gemeenlyk vyfzydig, gelyk in de Af-
tekening, Fig. 3. a.
Derzelver fchikking op de huid wordt vertoond
Fig. 3. b.
Indien ze met een penne-mes afgefchraapt,
in een droppel yrater gelegd, en zo voor 't Mi-
croscoop gebragt worden, zal men ze op eene
voordeelige wyze zien.
XX. HOOFDDEEL.
De Zweetgaten van de Huid
Yder gedeelte van 's menfchen huid is voluit-
loozende Buisjes of Zweetgaten , welken ge-
duurjglyk de overtollige vogtigheden uit den
hoop van 't omloopende vogt ontlaften.
Om de Zweetgaten te zien, fny een fneedtje
van de Opperhuid af met een fcherp fcheermes
zo dun als moogelyk is: fny dan onmiddelyk een
tweede fneedtje van de zelfde plaats, breng dat
voor 't Microscoop, en in een ftukje niet groo-
ter dan een1 Zand korrel kan bedekken, zultge
ontelbaare zweetgaatjes zo duidelyk gewaarwor-
den,
_*^1,EEUWENh. Zend-Briev. 17 Sept. 1717. bladz. 42®,
PI.
xiir.
Fig-3.
VAN DE Hui Danbsp;l^rt
den, als men kleine gaatjes met een ^yne naald
in papier geprikt, indien het tegen de Zon gehou-
den wordt, befpeuren kan. De fchubbetjes van
dt opperhuid verhinderen het onderfcheiden ge-
zigt van de Zweetgaten, ten zy ze meteenpen-
ne-mes weg gefchraapt, of op bovengemelde wy-
ze afgefneeden zyn; maar indien een ftukje van
de huid tuftquot;chen de vingers, of van de palmen
der handen, dus bereid en dan onderzogt worde,
zal het ligt op eene zeer vermaakelyke wyze door
de zweetgaten gezien worden.
De Hr. Leeuwenhoek tragt eenigzins een
denkbeeld van 't ongelooflyk getal der zweetga-
ten in eens menfchen lighaam te geeven. Hy*
veronderftelt, dat 'er honderd en twintig zulke
zweetgaten zyn in een lyn, die een tiende van
een duim lang is; om egter binnen de paaien te
blyven, rekent hy 'er maar honderd. Deleng-
te van een duim zal dan duizend op een ry be-
vatten, en een voet twaalf duizend. Volgens
deeze rekening moet een voet vierkant honderd
en vier en veertig millioenen inhouden: en ver-
onderftellende dat de oppervlakte van een mid-
delmaatig menfch veertien vierkante voeten is,
zullen 'er in de huid twee duizend en zeftien mil-
lioenen zweetgaten zyn.
Om nog wat klaarder denkbeeld van dit byfter
groot getal van zweetgaten door onze bevatting
van den tyd te krygen, laat ons met f M e r s e n-
n u s rekenen, dat yder uur uit zeftig minuuten
beftaat, en yder minuut uit zeftig Seconden , of
zeftig polfllagen: dan zullen 'er in een uur drie
\nbsp;dui-
* Leeüwenh. Zend-Briev. 17 Sept. 1717. bladz. 426.
1 AJ/Vbladz. 427-
-ocr page 228-duizend zes honderd polfflaagen zyn: in vier en
twintig uuren zes en tagtig duizend p vier hon-
derd ; en in een jaar één en dertig milhoenen vyf
honderden zes en dertigduizend. Maar daar zyn
omtrent vier en zeftig maal zoo veele zweetga-
ten in de oppervlakte van eens menfchen huid, en
derhalven moet hy vier en zeftig jaaren leeven,
eer hy een polfilag voor yder zweetgat in de huid
gehad zal hebben.
Dr. Natiianiel Grew merktaan, datde
* zweetgaten , door welken wy uitwaaiTemen,
meer in 't byzonder opmerkelyk zyn aan de han-
den en voeten; want indien de hand met zeéj
wel gewallchen is, en maar met een glas onver-
fchillig welk onderzogt wordt, zullen in de palm,
of op de einden en voorfte leden des duims en der
vingers, ontelbaare kleine evenftreekige ribbet-
jes , van evengelyke grootte en afftand, gevon-
den worden. Op welke ribbetjes de zweetgaten
met een zeer goed oog, zelfs zonder een glas,
in ryen liggende, konnen befpeurd worden: maar
door een goed glas befchouwd zynde, fchynt y-
der zweetgat gelyk eEn klem fonteintje, met het
zweet daar in ftaande zonklaar als rots-water ; en
indien het afgewifcht wordt, zal men bevinden,
dat het onmiddelyk weder opfpringt._
Wanneer we de menigte van openingen over
de geheele huid overweegen, is het redelyk zig
te verbeelden, dat de kleine Dieren, ^Is Vlooijen,
Luizen, Muggen, enz. met derzelver dunne werk
tuigen geene nieuwe doorbooringen maaken,
maar dezelven eerder in de vaten van de huid ftoo-
ten of inlaaten , en het bloed of zodanig ander
vogt,
, * Philofopb. Tranfaa.liamh. 159.
-ocr page 229-vogt, dat derzelver eigendyk voedzel is,uitzui-
gen.
Fan de Luis.
De Luis heeft zulken helderen dop of huid,
dat we meer kbnnen ontdekken van 't gene
in derzelver lighaam omgaat, dan in de meefle
andere leevendige fchepfelen ; 't welk dezelve
een vermaakelyk voorwerp voor 't Microscoop
maakt.
Zy heeft natuurlyk drie* verdeelingen , t. w.
Het hoofd, de boril:, en de buik of 't ftaart-end.
In 't hoofd vertoonen zig twee fraaije zwarte oo-
pn, met een hoorn dat vyf leden heeft en met
hairen omzet is, ftaande voor yder oog; aan het
end der neus of fnuit is een puntig uitfteekend
deel, dienende voor een fcheede of koker van den
Zuiger of boor, welken het fchepfel in de huid
ftoot , om het bloed of andere vogten, waarmede
hetzig voedt, uit te trekken, alzo het geen mond
heeft, die zig opent. Deeze boor of zuiger oor-
deelt men f zeven honderd maal dunner dan een
hair te zyn; hy wordt bevat in een anderen ko-
ker binnen den eerften, en kan naar welgevallen
uitgeftooten of ingetrokken worden.
De borft is in 't midden zeer aartiglyk gete-
kend , de huid daarvan doorfchynend en vol klei-
ne kuiltjes. Uit derzelver beneden gedeelte
komen zes pooten voort, die yder vyf leden heb-
ben,
* ZieZwAMMERD. BjM der Natuure of Hiß. der Meet-
bladz. 68.
t LeeuweNH. 6de Fervolg der Briev. p. 20p-
-ocr page 230-ben; de huid gelykt naar fegryn , behalven naar
't end toe, daar ze gladder fchynt. Yder pooG
eindigt in twee omgekromde klaauwen, van on-
gelyke lengte en grootte, die zy gebruikt, ge-
lyk wy den duim en middelften vinger zouden
doen. Daar zyn hairen1 zo wel tulTchen deeze'
klaauwen, als over de geheele pooten.
Op den rug van het ftaart end konnen wyfom-
migef ringswyze verdeelingen befpeuren , een
overvloed van hairen, en een foort van tekens,
die zig vertoonen gelyk de ftriemen van een roe-
de in iemand die gegeefeld is. De huid van den
buik ziet 'er uit als Segryn, en is naar het laa-
ger end toe helder en vol van kleine kuiltjes.
Aan 't uiterfte . einde van den ftaart zyn twee
kleine halfronde deelen, geheel met hair over-
dekt, welken dienen om den aars te bedekken.
Wanneer de Luis haare pooten beweegt, kan
men de beweeging der Spieren (welken alle in
een langwerpige donkere vlek in 't midden der
borft vereenigen) volkomenlyk onderfcheiden :
en zo kan men de beweeging der Spieren van 'c
hoofd doen, wanneer zy de hoorns beweegt. De
beweeging der Spieren is ook zigtbaar in de ver-
fcheide geledingen der pooten. Wy konnen ins-
gelyks de uitloopende takken der Aders en Slaga-
ders (welken wit zyn) nevens de geregelde klop-
ping der pols in de Slagaders zien. Maar 't aller-
verwonderlykfte is de wormswyze beweeging der
ingewanden, die van de maag langs alle de dar-
men naar beneden tot den aars voortgaat.
Indien een Luis, wanneerze zeer hongerig is,
bui-
I7Ö
1nbsp; Zie SwAMMERD, ByhclderNat.ofHifl.derlnfeaMX^ii
I Pbilojopb. Tramact. Numb. 102,
-ocr page 231-Van de Luis.
buiten op de hand geplaatfl wordt, zalze haar
zuiger in de huid fteeken, en men kan het bloed
met een fyn ftroompje naar het voorhoofd zien
gaan ; alwaar het in een rondagtige holligheid
valt, en van daaf wederom met een diergelyk
ftroompje voortgaat naar een andere ronde ont-
vang plaats in 't midden des hoofds; van daar
door een kleiner vaatje naar de borft, en dan naar
een darm, die zig uitftrekt naat 't agterfte ge-
deelte des lighaams, alwaar hy met eene kromte
een weinig opwaards draait. In de borft en darm
wordt het bloed zonder verpoozing met groote
kragt bewoogen, byzonderlyk in den darm , en
dat met zulk eene fterke voortftuwing naar be-
neden , en zulk eene famentrekking van den darm,
dat het verwonderlyk is: welke gedurige en fter-
ke werking der maag en ingewanden op het voed-
fel van het Schepfel , om deszelfs verteering te
bevorderen, der overweeginge waardig is. In
het bovenfte gedeelte des krom opgaanden darms,
zo even gemeld, ftaat het voortgedreeven bloed
ftil, en fchynt eene fcheiding te ondergaan:
wordende een gedeelte daarvan helder en wa.
teragtig , terwyl zekere kleine zwarte deeltjes
nederwaards naar den aars gaan. *
Indien een Luis op haar rug f gelegd wordt,
vertoonen zig twee bloedige donkeragtige vlek-
ken; de grootfte in 't midden van't lighaam, en
de kleinfte naar den ftaart toe. In de grootfte
vlek is eenwit vliesje of blaasje, dat zig opwaards
en nederwaards van 't hoofd naar den ftaart fa-
mentrekt en verwydt ; welks klopping gevolgd
wordt
* Philof. Tranfa6l. Numb. 102.
f Zie Dr. Power's Obferv. 9.
Mnbsp;f ..
-ocr page 232-178nbsp;V a n d e L u i s.
wordt door de klopping der donkere bloedige
vlek, in of over welke het witte blaasje fchynt
te liggen. Deeze beweeging van fanientrekking
en verwyding ziet men beft, wanneer de Luis
zwak wordt. Dit witte kloppende blaasje fchynt
het hart te zyn , want , zo dit geprikt wordt,
fterft dé Luis terftond. In een groote Luis l^an
de klopping op den rug gezien worden, maar het
witte vliesje niet zonder den buik naar boven .te
keeren. De donkeragtige vlek, die laager zit,
gifte Dr, Harvey de uitdygfels der darmen te
zyn.
Luizen zyn geen hermaphrocliten, geJylc men zig
valfchelyk verbeeld heeft , maar mannetjes en
wyfjes. De Hr. Leeuwenhoek ontdekte,
dat de mannetjes * angels in de ftaarten hebben^
maar de wyfjes niet: en vermoedt dat de fmerte-
lyke pyn, dieze fomtyds verwekken, uit het ftee-
ken daarmede ontftaat, wanneerze door druk-
king of anderszins ontruft worden; nademaal men
fomtyds zien zal, indienze wat hard aangetaft
worden, datze hunne angels uitftooten; en alzo
hy weinig pyn ofongemak gevoelde van den zui-
ger of boor, feboon zeven of agt teffens op zyn
hand weidden. De wyfjes leggen eijeren quot;of
neeten, waaruit jonge Luizen voortkomen, vol-
fchaapen in alle deelen, die geen verdere veran-
dering ondergaan, dan datze grooter worden.
De Hr. Leeuwenhoek begeerig zynde om
de evenredigheid en tyd van derzelver vermeer-
dering te weeten , deedt twee f wyfjes in een
zwarte kous, die hy zo wel by nagt als over dag
* Leeüwenh, 646 Fervolg dtr Brieven p. 207.
f Ibid. p. jpg.
-ocr page 233-dïoeg; en bevondc dat een van dezelven in zes
dagen vyftig eijeren gelegd had , en deeze ope-
nende zag hy'er nog wel zo veel in 't eijer-neft;
waaruit hy befluit, datze in twaalf dagen hon-
derd eijeren zou gelegd hebben. Deeze eijerert
in zes dagen uitgebroeid zynde (w^ken hy be-
vondt den natuurlyken tyd te zyn) zouden waar-
fchynlyk vyftig mannetjes en zo veele wyljes
voortbrengen: en deeze wyfjes in agtien dagen
tot volkomen wasdom geraakende, mag yder van
haar veronderfteld worden, na nog twaalf dagen ^
insgelyks honderd eijeren te zullen leggen; wel-
ke eijeren in de volgende zes dagen (den tyd,
die vereifcht wordt, omze uit te broeden) een
jong broedfel van vyf duizend zouden voortbreri-
gen Zo dat een Luis in agt weeken vyf dui-
zend van zyn eige nakomelingen zien kan ; een
aanwas naauwlyks gelooflyk , zo het door de
ondervinding niet gebleeken waare.
Een Luis kan gemakkelyk in een klein dropje
water, op een klein ftrookje glas dat men voor 't
Microscoop kan brengen, geopend worden; maar
zonder water zyn de deelen zeer moeijelyk te ver-
deelen , en gefcheidenzyhderimpelenzeendroo-
gen aanftonds op. Dus kanmén vyf of zes eije-
ren van een volkome grootte en gereed om ge-
legd te worden in 't eijerneft vaneen wyfje vin-
den met zeftig of zeventig van verfchillige groot-
te, maar alle veel kleiner dan de eij eren in't eij-
erneft van een Hen zyn. In 't mannetje is'tman-
nelyk lid aanmerkelyk j als ookde zaad-balletjes,
waarvan het twee paar heeft; de angel verdient
desgelyks een naauwkeurig onderzoek. Deeze
Schepfels vermyden het ligt zo veel als moogelyk
M 2nbsp;is,
f LeevWENH. 6de Vervolgder Briev. p. 202 en 212,^
179
Van öeLuis.
en konnen geene koude verdraagen. De wyf-
jes vertoonen zig, indienze vaften, zeer wit, en
even na de voedig fchynenze minder rood dan
de mannetjes, omdat het bloed wegens de me-
nigte der qjeren niet zo klaar door de vaten heen
fchynt.
pi. De afbeelding van de gemeene wordt ge-
XIII. geeven Fig. 4.
f'S- 4. Derzelver boor of zuiger wordt vertoond by
a.
De angel van 't mannetje hj b.
Daar wordt een ander Ilag van Luis by onrei-
ne menfchen gevonden, welke wegens haare ge-
daante (by de Engelfchen) Krab - Luis (by Ons
Platluis) genoemd wordt. Dit ongedierte , 't
welk aan de lighaamen van verfcheide Dieren
kleeft, en daar zyn voedfel zoekt, fchoon in ge-
daante en grootte zeerongelyk, noemt men ook
gemeenlyk Lm/zcïz. Van deezen zyn'ér ontel-
baare foor ten ; voor de Tekeningen van ver-
fcheiden hiervan zyn wy den Heere Redi, die
ons dezelven aan 't end zyner Verhandeling ck
Generatione InfeStorim gegeeven heeft, vcrpligt,
vanwaar de Hr. Ai.bin ze overgenomen heeft
5n zyn Boek van de Spinnen: maar weinigen hier-
van zyn genoegfaam door 'l Microscoop onder-
zogt, quot;en 'er zyn groote verfcheidenheden van
andere foorten, die nog t' cenemaal onbekend
zyn.
Zelfs zyn de Infecten met ongedierte gekweld,
dat by dezelven zyn voedfel zoekt, en ze plaagt.
Een foort van Torre, bekend by den naam van
luizige Tor, is aanmerkelyk wegens menigten van
kleine fchepfels , welken fnel rondom dezelve
van plaats tot plaats loopen, maar zig niet laaten
ïgo
affchudden. Sommige andere Torren hebben ook
Luizen, maar van verfchillende foorten.
De Oor-Worm is dikwils met kleine LnfeBen
gekweld, byzonderlyk even onder de aanzetting
van het hoofd. Zy zyn wit en blinkende gelyk
Myten, maar veelkleiner: Zy zyn rond van rug,
plat van bulk, en hebben lange pooten , inzon-
derheid de twee voorften. Men heeft dezelfden
op geen ander Dier befpeurd.
Slakken van allerleije foorten , maar voornaa-
melyk de grooten zonder fchulpen, hebben vee-
le kleine Infeäen, die uit der maate gaauwzyn,
en op dezelven leeven en hun voedfel zoeken.
Menigten van kleine roode Luizen , met een
zeer klem hoofd, en in gedaante naar een Schild-
pad gelykende, ziet men dikwils omtrent de poo-
ten der Spinnen. Terwyl de Spinnekop leeft
kleeven zy denzelven digt aan , maar verlaaten
hem , indien liy fterft.
Men kan dikwils op de Hommels wltagngc Lui-
zen, die zeer fnel loopen, ontdekken. Ik hebze
dikwils op Mieren gezien: veele Soorten zyn 'er
op VilTchen te befpeuren; K i r c h e r zegt, dat
hy Luizen op Vlooijen gevonden heeft; en waar-
fchynlyk zyn zeer weinige fchepfels vry van de-
zelven.
Alzo fommigen begeerig mogten zyn oni te
weeten, welke foorten van Luizen delir. *Re-
. R^ni noemt het ongedierte op de Beeften Pediculi of
Luizen, op de Vogelen Pulices of Vlooijen. Hy zegt, dat
vder fla'g van Vogel, zyn byzonder foort van Vlooi
verfcbillende van die der andere Vogels: Dat allen , wan-
neerze eerft uit komen, witzyn, maarbytrappeneen kleur
jjjygen gelyk de veeren, waaronder zy leeven: datze egter
doorfchynend genoeg blyven voor een goed Microscoop om
i8i
D r waargenomen en afgetekend heeft, is de vol-
gende Lyft, om hmine nieuwsgierigheid t^ vol-
doen , hier ingelafcht. Luizen op den Valk gevon-
den drie foorten: op de groote Duif, de Tortel-
Duif, de Hen, den Spreeuw , de Kraan. Op
het Water- Hoen drie foorten. Op den Exter,
den Reiger , den kleinen Reiger , de Zwaan,
den Turkfchen Endvogel, de Zee-Meeuw , de
kleine Zwaan: op de wilde Gans tivee foorten:
op de Teeling, den Havik, dePaauw, de witte
Paauw , den Kapoen , de Kraai , den witten
Spreeuw : op Suiker-gebakken en Droogeryen:
op menfchen Pmee foorten, t. w. de gemeene Luis
en de Platluis: op den Bok, den Kameel , den
* Ezel, den Afrikaanfchen Ram, het Afrikaan-
fche Hoen; op het Hert twee foorten, en op den
t Tyger.
de beweegingen der ingewanden te ontdekken: Dat de Kraan
een witte foort heeft, die gelyk als mzi ArabifcheYLzxAkizvs
getekend is : en dat derzelver grootte niet gefcliikt is naar
de Vogels waaropze aanteelen , want een kleine Meerle
heamp;ïi Floot jen zo groot als de Zwaan.
* Aristoteles vftxzé^tn in zynt Hiftorie der Dieren,
op deszelfs gezag Plinius,' dat Ezels en Schaapen vry van
ongedierte zyn : maar Redi toont aan, datze beide misge-
taft hebben wat den Ezel aangaat; en de Schaapen betreffen-
de is yder Schaapherder bekwaamquot;om hen te wederleggen.
I Dei^mvan den gelykt in gedaante naar die vati
dciiTy^er, maar is grooter, en van een ligter tood. Vid.
Rxdi Expenm. circa Gener. Infea. pag. 312 amp; ieq.
Van de Hout-Luis.
jaar is een klein Diertje, in gedaante en kleur
_' gelyk een Luis, dat gezwind met horten en
ft®oten loopt, en gemeenlyk op de bladen en om-
flagen der boeken, of tulTchen verrot hout gevon-
den wordt: men noemt het een Hout-Luis oiHout-
Myt, en 't is fchier by yder een bekend. De oogen
van dit fchepfel hebben een goud- kleur, en konnen
naar welgevallen ingetrokken of uitgeftooten
worden; de wormswyze beweeging der ingewan-
den vertoont 'er zig duidelyk in, en 't gene nog
verwonderlyker is, men ziet 'er eene beweeging
der herflenen.
Ik agt dit het Diertje te zyn , dat de Hr. D, e r-
HAM Pediculus pulfatorius o{ Deat-Watch (in de
Phil TranfaSt. Numb. 291.) noemt, alwaar hy
zegt, dat de Pediculus pulfatorius en de Scarabae-
us Sonicephahis de twee eenigfte/n/e^ïera zyn,die
een geregeld tikkend gedruis gelyk het geraas van
gen zak-horologie maaken.
d;
Van de Myten,
koor Myten verfl-aat men gemeenlyk kleine
___'fchepfels, die in grooten overvloed in ver-
ouderde Kaas gevonden worden. Voor 't bloot
oog vertoonenze zig gelyk beweegende flofdeelt-
jes; maar het Microfcoop ontdekt , datze Die-
ren zvn, volkomen in alle lighaams deelen, heb-
Ï83
d
bende zulk eene geregelde gedaante, en alle nood-
wendigheden des leevens op zulk eene gefchikt©
w^ze waarneemende, als fchepfels, die dezelven
veele millioenen reizen in grootte te bovengaan.
Deze1 Dieren zyn met een Korft bedekt en ge-
meenlyk doorfchynend. Derzelver voornaamfle
deelen zyn, het Hoofd, de Hals, en't Lighaam.
Het hoofd is klein in vergelyking van't lighaam,
meteen fcherpe fnuit, en een mond die zig opent
en fhiit gelyk die van een Mol. Zy hebben twee
kleine oogen, en zyn uit der maate fnel van ge-
zigt ; want indien ge dezelven met een fpeld of an-
der werktuig eens aanraakt, zult ge bemerken hoq
geredelyk zy eene tweede aanraaking vermyden.
Sommigen hebben zes pooten, en anderen agt;
't welk bewyft, dat ze van verfcheide foorten
zyn, fchoonze behalven dat in alle opzigten ge-
lyk fchynen. Yder poot heeft zes leden ; rond-
om met hair bezet, en twee kleine klaauwen
aan het end, welken gemakkelyk iets konnen
opneemen. Het agterfte gedeelte des lighaams
is grof en dik, eindigd in een eironde gedaante,
en is met eenige weinige uitneemend lange hai-
ren voorzien. De andere deelen des lighaams
en des hoofds zyn ook dunnetjes met lange hai-
ren bezet,
Deeze fchepfels zyn mannetjes en wyfjes. Het
wyfje legt eijeren; waar uit (gelyk in de Luizen en
Spinnekoppen) de jongen, volfchapen in alle dee-
len , voortkomen, fchoon ten uiterften klein;
maar, alhoewel derzelver gedaante niet veran-
dert , vervellen zy egter verfcheide reizen voor
dat ze hun volkomen wasdom krygen.
184
1nbsp; Vid. Power's Obferv. Hook's Microgr, p. 214*
-ocr page 239-Zy konnen veele maanden tuflchen twee
holle glaazen leevendig gehouden, en naar wel-
gevallen voor 'c Microscoop gebragt worden,
en doorze dikwils te befchouwen zal men veele
keurlyke byzonderheden ontdekken. Dus kan
menze dikwils, met de fl:aarten aan malkander
gevoegd, * in verzameling zien; want alhoewel
het lid van 't mannetje in 't midden des buiks is,
keert het zig naar agteren gelyk dat van den Rhiquot;
noceros. De verzameling gefchiedt met een on-
gelooflyke fnelle beweeging. Derzelver eijeren
broeden in warm weeder in twaalf of veerden da-
gen uit; maar in den winter en koud weder wor-
den 'er verfcheide weeken toe vereifcht. 't Is
niet ongewoon de jongen te zien worftelen om
van de eijer-fchaal los te raaken , waarmede zy
fomtyds een dag bezig zyn.
De middellyn van een Myten-ei fchynt gelyk
aan * de middellyn des hairs van eens menfchen
hoofd; en zes honderd zulke hairen zyn omtrent
gelyk aan de lengte van een duim. Veronder-
ïlellende dan, dat een Duiven-ei drievierde van
een duim middellyn heeft: zo zyn vier honderd
en vyfdg middellynen van een MyJew-e/rhaarge-
lyk aan de middellyn van een Duiven-ei: en ge-
volglyk , zo derzelver gedaanten gelyk zyn, moer
ten wy befluiten, dat een en negentig millioe-
nen honderd en twintigduizend eijeren van een
Myt niet grooter dan één Duiven-ei zyn.
Myten zyn zeer gulzige Dieren; want zy ver-
flinden niet alleen Kaas, maar insgelyks alle foor-
ten van gedroogde vifch of vleefch, gedroogde
vrug-
* Zie Leeuwenh. i^de Vervolgvan Briev. p. 596.
I ZiQ Pbilofopb.TranfaL%naxa\3.'xii.
-ocr page 240-vrugten, graanen van allerleije foort, en fchier
alles behalven 't gene een zekeren trap vanvog-
tigheid heeft zonder geheel nat te zyn: ja men zal
dikwils befpeuren datze malkanderen verflinden.
Als ze eeten ftootenze beurt om beurt de eene
kaak vooruit, en de andere agteruit, w^aar door
ze het voedfel fchynen te verbryzelen : en na
dat ze met eetpn gedaan hebben , fchynenze te
herkaauwen.
Dit is het ongedierte dat in de Kabinettender
Liefhebbers weet te komen , en hunne fraaije
Kapelletjes en andere keurlyke InfeSien opeet ,
hatende niets in derzelver plaats dan ftofenver-
woefting. De eenige weg om dit voor te ko-
men is, de laaden en doozen geduriglyk met
Kamfer voorzien te houden , welker heete en
drooge uitvloeifels de tedere lighaamen van dee-
ze kleine fchaadelyke plonderaars doordringen,
doen opkrimpen en vernielen.
Dit moet men egter indagtig zyn, dat 'erver-
fcheide foorten van Myten zyn, welken in fom-
mige byzonderheden verfchillen, alhoewel der-
zelver algemeene gedaante en aart dezelfde is.
By voorbeeld, * de Myten in Mout-Stof en Ha-
veren-gorten-ftofzyngaauwer, dan Kaas-Myten,
en hebben meer en langer hairen. De Myten
in de Vygen gelyken naar Schalbyters , heb-
ben twee voelers aan de fnuit , boven dezelven
twee zeer lange hoorns, met alleenlyk drie
pooten aan yder zyde, en zyn traager dan die
in het Mout. De Hr. Leeuwenhoek merk-
te op, dat fommige My^e« in Vygen langer hairen
hebben dan hy op eenige andere foorten gezien
hadt j
♦ Zie PowEB. '8 Obferv. p, iq,
I8Ö
Van De Myten
hadt; en deeze hairen onderzoekende vondt hy
ze getakt ^ of datze andere kleine hairtjes had-
den , die uit hunne zyden voortkwamen: waar-
door hy zig verbeeldde, dat ze moogelyk op de
kleine afftanden, daar deeze hairtjes voor den
dag komen, leden hadden. Hy hadt ook dierge-
lyke hairtjes op andere Myten gezien, dog zeer
zelden. De Hr. Hook befchryfc een foort van
deeze Diertjes, welke hy* omzwervende Myten
noemt, als zynde fchier op alle plaatfen te vin-
den , daar ze voedzel konnen krygen.
Wanneer het, eenige jaaren geleden, gebeurde,
dat ik in een ledige witte fyne aarden-pot keek,
verbeeldde ik my datze ftofiRg was; maar, op
een nadere befchouwing , bemerkende dat de
deeltjes zig beweegden, onderzogt ik ze door 't
Microscoop, en ontdekte , dat' t gene ik voor
ftof had aangezien , Zwermen van deeze dooiende
Myten waaren, welke bekoord en derwaardsge-
lokt waaren door de reuk van eenige Kaviaart,
die weinige dagen te vooren in de po*t geweeft
was.
De Myt is uitneemend taai van leeven; ik heb
ze in myne glazen maanden aan malkander, zelfs
zonder voedfel, bewaard; en de Hr. Leeu-
wenhoek zegt, dat één, die hy op een pennet-
je voor zyn Microscoop f ftak, elf weeken in dien
ftaat leefde.
De Afbeelding der Myten wordt vertoond Plaat y?!;
Xin. Fig. 5.nbsp;, f
Een van derzelver Eijeren vertoond zig ter zy-
de in Cl
* Hook's Microgr. p 205.
Leewenh. 4 de Vervolg van Briev. ^.'60$.
i8?
XXIV. HOOFDDEEL.
Van ie V l o o.
Dit wel bekende kleine Schepfel is geheel o
verdektmet zwarte harde fchelpagtige fchub-
ben, plaatjes of verdeelingen , netjes famenge-
voegd, en over malkander gevouwen, op zulk
eene wyze, datze zig naar alle de fnelle bewee-
gingen en de behendigheid van het Diertje kon-
nen fchikken. De fchubben zyn keurlyk gepo-
lyft, en rondom de kanten met lange punten be-
zet , in zulk eene fchoone en geregelde orde als
moogelyk is. De nek is fraai gebogen, en ge-
lykt veel naar de gedaante van een Kreef ten Haart.
Het hoofd is zeer ongemeen ; want uit het
Snuits-gedeelde daarvan komen de twee voorfte
pooten voort, en tuffchen dezelven ligt de boor
of zuiger waarmede het de huid van andere le-
vendige fchepfelen doorboort, en zyn,voedfel
uittrekt. Het heeft twee groote fchoone zwarte
oogen, en een paar kleine hoorns of voelers. Vier
andere pooten zyn aan de borfl gevoegd, zo
dat het'er in't geheel zes heeft. Welken wanneer
het fpringt, kojt in malkander gevouwen zynde,
en allen op 't zelfde oogenblik'den fprong doen-
de, het fchepfel tot een verbaazcnden afftand
voort voeren. De pooten hebben veele leeden,
zyn zeer hairig, en eindigen in twee lange fcher-
pe omgekromde klaauwen, gelyk gezien kan wor-
den Fig. 6.
De boor of zuiger der Vloo is geplaatft tus-
fchen de voorfte pooten, en heeft een paar py-
len of lancetten in zig beflooten, welken na dat
de
188
PI.
xiir.
Fig. 6.
VAI^ DE Vlöo.
de boor een * ingang gemaakt heeft, waarfchyn-
lyk verder in 't vleefch geflooten worden, om
het bloed van de byliggende deelen derwaards
te doen vloeijen , en dan op te zuigen; en dk
fchynt dat ronde roode plekje , met een gaatje
in 't midden, welk wy gemeenlyk een VUo-beet
noemen, te veroorzaaken. Deeze boor , des-
zelfs koker zig zydelings openende, en de twee
lancetten daarin, zyn zeer bezwaarlyk te zien,f
ten zymen de twee voorfte pooten, tulTchen wel-
ken zy gewoonlyk ingevouwen en voor 't gezigt
verborgen liggen , digt aan 't hoofd affnyde:
want een Floo fteekt zelden den boor uit behal-
ven op dien tyd, wanneer zy voedfel^ neemr,
maar houdt denzelven in tegendeel digt inwaardi
opgetrokken: de befte weg derhalven om 'er by
te komen is, dat men eerft het hoofd affnyde,
en dan de voorfte pooten; nademaal men 'tziel-
toogende Diertje gemakkelyk kan behandelen,
en voor 't Microscoop bi'engen.
De Fhoijen zyn mannetjes en wyfjes, en leg-
gen eijeren zoo wel als Luizen en Myten; maar
zyn behalven dat uit der maate verfchillende
in haaren ganfchen leevensloop , alzoo ze net
dezelfde veranderingen ondergaan , als de Zyi-
iwrmen. Zy leggen haare eijeren aan de
wortels van 't hair der Katten, Honden en an-
dere Dieren, dezelven daar aan vaftkleevende
met een foort van lymigc vogtigheid. ^Wanneer
de eijeren uitgebroeid zyn , komen 'er geene
volfchapene Flooijen, maar kleine Wormen of
Maa-
* Leeuwenh. Onderv. en Befcbouw, 12 Novemb. lógo»
p. 26.
f Ibld, 4(ie Vervolg vm Briev. p. 552,
iS^
i0onbsp;VAN De Vtoo.
Maaden, welker lighaamen verfcheide ringswy-
ze , dunnetjes met lange hairen bedekte, ver-
deelingen hebben , uit voort , en worden ge-
voed door de fappen des lighaams , daarze digt
aankleeven. * Deeze Maaden zyn zeer vlug en
gaauw j maar indienze aangeraakt, of bang ge-
maakt worden, rollenze zig zeiven fchielyk op
in een ronde gedaante, en blyven eenigen tyd
zonder beweeging; waar na ze zig langfaam o -
penen, en weg kruipen, gelyk de Rupfen doen,
met een wakkere en fnelle beweeging.
Wanneer de tyd haarer Veranderinge nadert,
verbergen zy zig zoo veel als moogelyk is; ee-
ten niets, liggen flil en fchynen te fterven: maar^
indien men ze met het Microscoop befchouwt ,
zal men bevinden, datze met de zyde of web,
die uit haar' bek komt y een bedekking of zak
rondom zig weeven, welks binnen zyde zo wit
als papier is,, alhoewel dezelve voor 't overige
aller wegen met vuiligheid bezoedeld fchynt. In
deezen zak neemen zy de gedaante van een pop-
je aan , en worden zo wit als melk': maar
twee of drie dagen voor datze uit deeze gevan-
genifle breeken, wordt derzelver kleur donker ,
zy krygen vaftigheid en fterkte, en zyn zo dra
alsze uit den zak komen volmaakte Vlooijen, eri
bekwaam om weg te fpringen.
Men heeft ontdekt, door de eijeren der Vloo-
ijen in een kleine glazen buis te doen, en dezelve
in iemands boezem geftadiglyk warm te houden,
dat ze in 't midden van den Zomer m vier dagen
uitbroeden: als men dan de Maaden met doode
Vliegen voedt, welken zy greedglyk uitzuigen,
*^Philofoph. Transact. Numb. 24p.
-ocr page 245-Van de Vloo.nbsp;igi
Jcomenze in elf dagen tot de volkomenheid van
haaren kruipenden ftaat: wanneer de Maade haa-
ren zak fpint,en na nog vier daagen in een pop-
je verandert; na negen dagen in dien ftaat
gelegen te hebben, komt 'er een volkoomene
Floo uit voort. Deeze is dan aanftonds bekwaam
tot de verzameling, en legt in drie of vier da-
gen eijeren. Zo dat een Vloo in * agt en twin-
tig dagen uit het ei zelf kan komen , en zyn ge-
flagt voortplanten ; en de overgroote aanwas
zal zoo groot een wonder niet fchynen, indien
we overweegen, dat 'er van Maart tot Decem-
ber zeven of agt geflagten van dezelven konnen
zyn. Na dat ze eijeren gelegd hebben fterven
ze dra , gelyk alle fchepfels doen, diediergely-
ke veranderingen ondergaan.
Als men Vlooijen in een glazen buis doet, die
aan beide enden geftopt is , dog zo dat ze ver-
fche lugt toelaat, kan men derzelver verfcheide
handelingen waarneemen , • en byzonderlyk de
wyze van verzameling, welke ftaart aan ftaarn
gefchiedt, ftaande het wyfje ('t welk ver het
grootfte is) over het mannetje. Men zalze des-
gelyks eijeren zien leggen, niet altemaal op eene
reis , maar tien of twaalf op een dag verfchei-
de dagen agter malkander ; welke eijeren in de
zelfde orde uitgebroed worden.
De Ontleding der Vloo kan op de zelfde wyze
gedaan worden, als die van de Luis, dat is, in
water: de f maag en ingewanden met derzelver
wormswyze beweeging kan men duidelyk beken-
nen,
x= Leeüwenh. 4de Vervolg van Briev. p. 540.
f Leeüwenh. Onderv. en Befchouw. 13. Noy. idgo.
24.
-ocr page 246-Ï0inbsp;V a n d e V l ö Ö.
hen, en ook de * balletjes en 't mannelyk lid,
als mede aders en flagaders , die onbegrypelyk
klein zyn. Leeuwenhoek verzekert, dat
hy insgelyks ontelbaare Diertjes van gedaante ge-
lyk Slangetjes in 't mannelyk Zaad van de Vloo
ontdekt heet'.
Twee dinge:-! in dit Schepfel verdienen onze
overweeging , naamlyk , deszelfs verbaazende
gaauwheid, en wonderbaare fterkte, waar door
't in ftaat is om meer dan honderdmaal zo ver te
fpringen als het lang is: gelyk door Proeven ge-
bleeken is. Wat voor fterke Spieren I Wat ee-
ne veerkragt van Vezelen moet hier zyn ! en
hoe zwak en traag is, naar maate van zyn eigen
grootte, het Paard, de Kameel, of de Olifant,
indienze met dit geringevergeleeken wor-
den!
PI, Het ei van cm Vloo wordt vertoond Plaat XIIL
xiii. Fig. 6. a.
Fig- De fVorm of Maade daar uit voortkomende
Fig. 6. b.
Van de Spinnen.
De algemeene gedaante van eene Spinnekop is
yder een zo wel bekend, zelfs zonder 't behulp
van een Microscoop, dat ik met de befchryving
daar van geen tyd zal fpillen: maar voortgaan
om een berigt te geeVen van fommige byzonder-
heden in dit Diertje, welken alleenlyk' door diü
werktuig konnen ontdekt worden.
* Leeüwenh. 4de Vervolg van Briev. p. 557..
-ocr page 247-V an de Spinnen.
Alzo een Vlieg (de natuurlyke prooi der Spin)
iiit der maate zorgvuldig en gaauw is, en ge-
woonlyk van booven komt, moeft de 5pmnood-
zaakelyk van een Snel gezigt voorzien weezen,
en van eene bekwaamheid om opwaards, voor-
waards, en zydelings op den zelfden tyd te kön-
nen zien: en 't Microscoop toont, dat het ge-
tal , maakfel, en fchikking van derzelver oogen
verwonderlyk bekwaam zyn om tot alle deeze
oogmerken te dienen.
De meefte Spinnen hebben agt * oogen: twee
boven op 't hoofd of lighaam (want 'er is geen
fcheiding tuflchen beide, om dat een Spin geen
hals heeft) die regelregt opwaards zien; twee
anderen in 't voorfte gedeelte, een weinig bene-
den deezen, om alles wat 'er vooruit omgaat te
ontdekken : en aan yder zyde nog een paar,
waarvan het eene zig zydelings vooruit wendt,
het ander zydelings agteruit: zo datze fchier t'ee-
nemaal rondom zig zien kan. Alle foorten hebben
inderdaad geen gelyk getal van oogen , want
wy vinden in fommigen tien, in anderen alleen-
lyk agt, zes, of vier; en in de Veld Lang-beende,
of Schaapherders-Spin, niet meer dan twee. Maar
welk ook het getal mag weezen, zy zyn onbe-
weeglyk en doorfchynend, op de keurlykfte wy-
ze geplaatft , en verdienen de naauwkeurigfte
onderzoeking. De befte weg omze te zien is,
de pooten en ftaart af te fnyden, en alleenlyk
den kop voor 't Microscoop te brengen.
Alle Spinnenhehhen agt pooten, welken zy ge-
bruiken om te loopen, en twee armen of korte-
re beenen naby den bek, die in 't grypen van
haar
* De oogen der Spinnekoppen zyn niet gepaareld.
1-P3
haar prooi te hulpe komen. Zy fchynen digt
met hair bezet, hebben yder zes leden, en ein-
digen in twee omgekromde klaauwen, die zaags-
wyze gemaakt zyn , of aan de binnenzyde tan-
den gelyk een zaag hebben, waardoorze overal
aan vaft kleeven; en op een kleinen afftand van
XIII. dfeze klaauwen fteekt een foort van een fpoor
Fig. 7. uit, geheel zonder eenige tanden. Zie Fig. 7.
Maar de vreellyke wapenen , waarmede de
Spin haare prooi vat en doodt , zyn een paar
fcherpe kromme klaauwen of nypers (by fom-
migen , alhoewel zeer oneigenlyk , angels ge-
genoemd ) in 't voorfte gedeelte van den kop.
De Oorworm of Jndifche Pis-bedden of Duizend-
beenen, en verfcheiden andere Infe^en hebben
wapenen van gelyke gedaante, en tot hetzelf-
de oogmerk dienende. Deeze klaauwen of ny-
pers ftaan horizontaal; en zyn, wanneerze niet
gebruikt worden, verborgen in twee kasjes,ge-
maakt om dezelven te ontvangen : in welken zy
zig vouwen gelyk een knip-mesje , en liggen
daar tuffchen twee rijen van tanden , die ins-
gelyks gebruikt worden om de prooi vaft te hou-
Fig. S. den. Deeze toeftel is beter te vertoonen, dan
te befchryven: Zie Fig. 8
De Hr. Leeuwenhoek onderrigt ons , * dat
yder van deeze klaauwen of nypers eene'kleine
opening of fcheurtje naby deszelfs punt heeft,
gelyk in den tand van een Jdder: en vermoedt
dat daardoor een vergiftig Sap in de wonde,
die dezelve maakt, geftort wordt, 't welk den
dood van Vliegen en andere InJeSten veroorzaakt.
Maar Dr. Mead , in zyne zeer uitmuntende
Proe.
* Leeuwenh. Fervo/g van Briev. p. 335
-ocr page 249-Proeve over de Vergiften , gelooft dat dit een
groote misflag is : nademaal hy niet in -ftaat is
geweeft om eenigen uitgang of opening te be-
kennen fchoon hy deeze deelen met een zeer
goed Microscoop verfcheide reizen befchouwde.
En hy was te meer in deeze meening beveftigd,
door eene klaauw te onderzoeken van de groote
Americaanfche Spin , door Piso befchreven , en
Mamdu genoemd , hem door den Hr. Petiver
vereerd: welke vyfdenmaal zo groot zynde als
die van eenige Europifche Spin, zo twyfelde hy
niet, indien 'er eenig fcheurtje in geweeft was,
of zyn glas zou het ontdekt hebben; maar nog-
tans vondt hy dezelve t'eenemaal digt. „ Dpr-
„ enboven zag hy na herhaalde proeven duide-
„ lyk , dat 'er, terwyl de Spin beet, niets aan
„ de klaauwen uitdroop , welken overal droog
„ waaren, maar datze een korte witte fnuit op
„ den zelfden tyd uit haaren bek duuwde, die
„ een vogt in de wond ftorttequot;. En verder
merkt hy aan, „ dat de hoeveelheid van vogt
door onze gemeene Spinnekoppen , wanneerze
haar prooi dooden, uitgeworpen, zigtbaarlyk
zo groot is, en de wapenen, met welken zy de
wond maaken, zo klein, datze maar een zeer ge-
ring gedeelte daarvan zouden konnen bevatten,
indien het langs dien weg moeft ontlaft worden.
De Spinnekoppen veranderen dikwils van huid,
welke men volmaakt droog en doorfchynend m
't Spinnerag kan vinden ,• en van zulke hmden
kanmen de nypers of klaauwen (want die wor-
den altyd met de huid afgeworpen) gemakke-
lyker fcheiden, en dezelven met meerder naauw-
keurigheid onderzoeken dan in een leevendige
Stin: want ze vertoonen zig gemeenlyk fraai
^nbsp;Nanbsp;voor
jgt;
5j
Si
ipó Van de Spinnen.
voor 't gezigt uitgefpreid, en wegens derzelver
doorfchynendheid wordt yder klein gedeelte zeer
onderfcheidenlyk gezien. Maar nog op deeze
wyze, nog op eenige andere , ben ik ooit in
flaat geweeft om de opening , waarvan de Hr.
Leeuwenhoek fpreekt, te bekennen.
Het maakfel der Spinne-Webhen , en derzelver
manier van die te weeven, zyn vorders ontdek-
kingen van 't Microscoop ; want dat onderrigt
ons, dat de vyf kleine prammen of tepels
digt by 't end van den ftaart heeft, waaruit een
gomagtig vogt komt, 't welk aan yder ding
waar tegen het gedrukt wordt , kleeft , en
uitgetrokken zynde terftond in de lugt verhard,
en een koord of draad wordt, die fterk genoeg
is om vyf of zesmaal de zwaarte van't lighaam der
Spinnekop te draagen. Deeze draad is uit ver*
fcheiden fyn ere famengefteld , welken afzon-
derlyk uitgetrokken worden , maar op den af-
ftand van twee of drie hairs breedten van 't lig-
liaam der Spin zig vereenigen. De draaden zyn
fyner of grover volgens de grootte der Spinne-
kop , dieze fpint. De Hr. Leeuwenhoek re-
kent , dat honderd der fynfte draaden van een
een volwaffene Spin de middellyn van een hair
uit zyn baard niet konnen evenaaren; en, ge-
volglyk , indien de draaden en het hair rond
zyn, zyn tien duizend zulke draaden niet dikker
dan zulk een hair. Hy rekent verder, dat, wan-
neer jonge Spinnekoppen eerft beginnen te fpin-
nen , vier honderd van dezelven niet grooter
zyn, dan een die volwaffen is; en, derhalven,
is de draad van zulk een kleine Spin vier hon-
derdmaal kleiner dan de draad van een volwaffe-
ne ; 't welk toegeftaan zynde, zyn vier milhoenen
draaden van een jonge Spin zo dik niet als een
enkel hair uit eens mans baard *.
De eijeren van fommige Spinnen zyn zeer ver-
maakelyke voorwerpen, dezelven zyn rond aan
't een end' en platagtig aan 't ander, en hebben
een neerdrukking in 't middelpunt van 't platag-
tig end', en een geelagtigenkring daar rondom.
De kleur is blaauwagtig wit gelyk die van val-
fche paarlen;en wanneerze uitgebroeid zyn, ko-
men 'er de kleine Spinnen, haar volkomene ge-
daante hebbende, uit, en loopen zeer fnel ron-
dom. Het wyfje legt haare eijeren, tot een ge-
tal van vyf of zes honderd, in een zak die van
haar eigen Web zeer fterk gemaakt is, welken
zy of onder haaren buik draagt , en met de
grootfte zorgvuldigheid bewaart , of anders
in een veiligen fchuilhoek verbergt. Zo dra
als de eijeren uitgebroeid zyn , vertoonen zig
de kleine Spinnen zeer vermaakelyk voor 't Mi-
croscoop.
Te vooren is aangemerkt, dat de loop des
bloeds in de pooten en 't lighaam van dit fchep-
fel gezien kan worden; en een opmerkend waar-
neemer zal veele andere wonderen in de onde-
ding en onderzoeking van deszelfs verfcheidene
deelen ontdekken , op welken hier te blyven
ftaan voor my moeijelyk zou zyn. Ik kan egter
dit Iloofdilüic niet belluiten , zonder twee of
drie foorren van Spinnen aan te wyzen , als by-
zonderlyk der opmerkinge waardig.
Daar is een kleine witte Feld-Spin met korte
pooten, die overvloediglyk tuflchen nieuw hooi
gevonden wordt, welker hghaam zig vertoont
* Zie Philofoph. TranfaSï. Numb. 272,
N 3
N.
197
Van de Spinne
gelyk witte barnfteen met zwarte knobbels, uit
yder van welken prikkels groeijen gelyk aan de
Steek-Palm. Sommigen hebben zes, fommigen
agt fnelle en leevendige oogen, die onderfchei-
denlyk konnen gezien worden : yder oog heeft
een helderen en wonderbaaren violet - blaauwen
appel, omringd met een bleek geelen kring *.
De dooiende of f jaagende Spin , welke geen
webfpint, maar by vlaagen loopt en huppelt,
heeft twee boffen pluimen op de voorde pooten,
welken wel verdienen voor 't Microscoop ge-
ïlaatft te worden: de verfcheidenheid en fchoon-
leid der kleuren over dit geheele Schepfel ver-
fchaft insgelyks een zeer vermaakelyk gezigt.
§ De Lang-Beende ,reld,oï Schaapherders Spin
is een zeer verwonderlyk Schepfel : zy heeft
twee voor-klaauwen , op een grooten afftand
van den kop , met zwart aan 't end' beflagen
gelyk die van een Krabbe , welken op de wyze
als die van een Schorpioen zig openen en fluiten,
en zaagswyze of getand zyn aan de binnenzyde.
Sny alle de pooten van deeze Spin af, en plaats
dezelve voor 't Microscoop, en gy zult befpeuren,
dat de uitpuiling boven op den rug mec twee
fraaye git zwarte oogen voorzien is.
De kleine roode Spin , die aan de baften der
boomen kruipt , dient ook niet verzuimd te
worden.
p. 13-
* Dr. Power's Micmcop. Ohferv.
f Hook's Microgr. pag. 200,
% Hook's Microgr. p. 14.
Van de Mug.
Dit Schepfel komt voort uit een ei,door des-
zelfs oude op het water gelegd, het wordt
eerft een Worm of Maade , dan een zeer mifle-
lyk Water-Dier (befchreeven bladz. 86) en
naderhand een Mug.
Het is niet moogelyk derzelver byzondere
fchoonheden zonder een Microscoop te ont-
dekken; maar door behulp van dat werktuig,
fchyntze meer op een ongemeene wyze , dan
de meefte andere leevendige Schepfels, door
de Natuur vercierd. Het Staart-end is met
pluimen overdekt, die zeer netjes in ryen ge-
fchikt zyn: van verfcheide kleuren, maar egter
volmaaktelyk doorfchynend. De * borft (wel-
ke korftagtigis) is bedekt met kleine ftyve hai»
ren of borftels, in plaats van pluimen; en daar-
uit komen zes hairige pooten voort, die yder
zes leden hebben, en twee kleine klaauwen aan
't end'. De pooten zyn overal met pluimen
verciert op eene wyze naar de fchubben van vis-
fchen gelykende , met zeer veel kleine zwarte
hairen daar tuffchen , die ftevig fchynen gelyk
Verkens borftels. De vleugels zyn met lange
neerhangende veders omringd: en de adertjes
of ribbetjes, welken dienen omze te verfterken,
zyn ook of bepluimd of befchubd. Tuffchen
deeze ribbetjes is een uitneemend dun doorfchy-
nend
* SwAMMERD. Bybel der Natuure of Hift. der Infeltt
bladzyde 359 amp; 301.
199
nend vlies uitgeftrekt, vol kleine zwarte fcherp-
gepunte hairtjes, die overal met de uiterfte regel-
maatigheid gefchikt zyn. Maar alzo 'er f verfchei-
de foorten van Muggen zyn, zyn ook derzelver
vleugels zeer onderfcheiden, hebbende fommi-
gen een rand van lange pluimen, anderen van
korte , en anderen in 't geheel geenen : ^ hec
rib-werk der wieken is insgelyks in fommigen
met pluimen in fommigen met fchubben , en in
fommigen met prikkels bezet.
Maar het wonderbaarfte gedeelte van dit
Schepfel is deszelfs hoofd: als't welk de hoorns,
den angel of zuiger , en de oogen bevat.
De hoorns der borftelagtig-gehoornde of man-
netjes Mug zyn een zeer verrtikkelyk voorwerp:
hy heeft 'er twee paar, waarvan het eene, op klei-
ne afftanden, omringd is met lange hairen, die
kringswyze uitfpruiten : yder kring wordt klei-
ner dan een voorgaande naar maate hy nader
aan 't uiteinde der hoorns ftaat: en allen met
malkander vertoonenze net de gedaante der
plant, die Equifetum of Paardeflaart genoemd
wordt. Het ander paar is langer en veel dikker
dan 't voorgaande , en hairig van 't een end tot
het ander. In de groot-buikige of wyfjes Mug,
heeft het eerfte paar hoorns , fchoon van de-
zelfde gedaante als in 't mannetje , op ver na
zulke l3nge hairen niet, en het tweede paar is
ten minften drie vierde gedeelten korter dan het
eerfte.
t De Hr. Derham nam bykans veertig verfclieidena
foorten van Muggen waar omtrent de plaats ,,daar hy woon-
de, welke was Upminftcr, in Efex. Zie Godgd. Nattw-
kunde bl. 401.
VAN de MUG.nbsp;201
De boor, angel, of zuiger, is een koker met
lange fchubben bezet, die onder de keel van de
* Mug verborgen legt, wanneerze 'er geen ge-
bruik van maakt. By gelegenheid opent zig de
zyde, en daar worden vier pylen uitgeftooten;
waarvan de een ( zo klein als hy is) de drie an-
deren voor een fcheede dient. Derzelver kan-
ten zyn uit der maate fcherp, enze zyn gebaard
of getand naar den punt toe, welks fynheid on-
uitlpreekelyk is,en naauwlyks kan bekend worden
door 't meeft vergrootende glas. Wanneer dee-
ze pylen in 't vleefch der Dieren geduuwd wor-
den , 't zy na malkander , of famengevoegd,
moet het bloed en de vogten der byliggende
deelen toevloeij en en een dikte rondom de wond
veroorzaaken , welker kleine opening door de
drukking der buiten lugt geflooten zynde, dezel-
ven geen uitgang kan verleenen. Wanneer een
Mug eenige tedere fappige vrugten of vogten
vindt, zuigtze door de buitenfte koker op 't ge-
ne haar aanftaat, zonder eens de pylen te ge-
bruiken : maar indien het vleefch is, dat haare
poogingen wederftaat fleektze zeer ftraf, dan
brengtze haare wapenen in de fcheede, en zuigt
door dezelven de fappen, dieze daar vindt, op.
De pyn , dieze veroorzaaken, wordt alleenlyk
gevoeld , terwylze fteeken , en houdt op wan-
neer de Mug aan 't zuigen is : derzelver flee-
king gefchiedt ook niet uit wraak, maar uit lou-
tere noodzaakelykheid, om bekwaam onderhoud
te krygen.
PI.
De
De vier pylen der Mug worden vertoond Fig.
a.b.c.d.
Zie Schouwtoneel der Natuur. Ifte Deel bl. 263.
N 5
De oogen eener Mug, welken het grootfte
gedeelte van 't hoofd maaken , zyn gepaarld,
of famengefteld uit veele ryen van kleine half-
ronde uitpuilingen met de uiterfte netheid ge-
fchikt. Wat deeze uitpuilingen zyn, en de oog-
merken waartoeze dienen , zal verklaard wor-
den , wanneer wy komen tot de verhandeling
van de oogen der Infeäen.
De beweeging der ingewanden kan in de door-
fchynende deelen van dit Dier gezien, en door
de ontleding konnen veele keurlyke ontdekkin-
gen gedaan worden. De Hr. Leeuwenhoek zegt,
dat hy * in het zaad van 't mannetje ontel-
baare Diertjes kleiner dan die in de Flooijen,
en in 't wyfje eene verbaazende menigte van
eijeren vondt: En, inderdaad, is de kuit van dit
InfeSt verwonderlyk groot, in vergelyking van
deszelfs geftalte, nademaal men dezelve fomtyds
op het water heeft zien dryven (fchoon altyd
aan iets vaftgemaakt op datze niet zou wegfpoe-
len) boven een duim lang, en een half vieren-
deel breed; de eijeren ( welken yder een
klein zwart vlekje hebben) zyn in een nette orde
geplaatft , en worden by malkander gehouden
door een foort van lil of lymige ftoffe , welke
de kleine Maaden, wanneerze uitgebroeid zyn,
met zig naar den grond voeren, en daarmede de
kleine deeltjes van aarde of zand , die haare
celletjes of kasjes maaken, famenvoegen.
* Leeuwenh. Onderv. en Befcho'm. i%Nov, lögo-
a/.
VAN DE K O E-V lieg. 203
Een ander fchepfel dat diergelyke verandering
ondergaat, is de Koe-Vlieg , een zeer laftig
InfeSt voor Koeijen en Paarden.
Het heeft, gelyk de Mug, een langen fnuit,
met een fcherpe pyl of pylen daarin, als in een
fcheede, fteekende. Het gebruik deezer pylen
is het vleefch der Dieren te doorbooren , en zig
met hun bloed te voeden: nademaal de piuit al- -
leenlyk kan dienen om de fappen , honing , of
dauw van vrugten, bloemen, of de bladen der
Planten te zuigen; en de Voorzienigheid fchynt
het zelve goedertierenlyk dit tweevoudig werk-
tuig verleend te hebben, op dat het, zo de ee-
ne foort van voorraad ontbreekt , in flaat zou
zyn om van de andere te beftaan. Dit is der
onderzoekinge waardig doordien Luizen, Vlooijen,
JVeegluizen, enz. tot de zelfde oogmerken dus
niet voorzien zyn.nbsp;1
De eijeren van dit InfeSt worden op het water
gelegd, en brengen een ongemeen flag van klei-
ne Worm of Maade voort, welker uiterfte einde
van den flaart met beweegelyke hairen omringd
is,die op de vlakte des waters uitgefpreid zynde
dezelve bekwaam maaken om voort te dry-
ven 1 gelyk in Fig. 13. a. Wanneerze naar PI
den grond wil daalen, zyn deeze hairen zo ge- VII.
maakt
ü
1nbsp; Zie SwAMMERDAM B-jbel der Natuure of Hiflorie der
InfeSten, bladz. 649 en vervolg. Daar de Vlieg Aftlui of
Koe-vlieg »aaukeurig befchreev«n wordt.
204 Van de K o e-V lieg.
maakt datze in een eironde gedaante malkander
naderen, en een klein lugt-belletje in zig beflui-
ten; door welk middel zy in ftaat is om wederom
te ryzen: en indien haar dit belletje, gelyk het
fomtyds doet, ontfnapt , druktze onmiddelyk
een ander diergelyk belletje uit haar eigen lig-
Pl.Vll. haam, om de plaats daarvan te vervullen. De
Fig. 13', Maade wordt, als neerdaalende, vertoond, Fig.
' 13. b. De fnuit heeft drie verdeelingen, waar-
uit drie kleine puntige lighaamen geflooten wor-
den , die, gelyk de tongen der Slangen, in ge-
durige beweeging zyn.
Deeze Maaden ontmoetmen dikwils in water,
dat van de oppervlakte der Slooten gefchept is.
De beweeging haarer ingewanden is heel zon-
derling en onderfcheidbaar , enze zyn voorwer-
pen onze byzondere waarneeminge wel verdie-
pende.
D
Van de Angels der Insecten.
.e fcherpe en doorboorende Werktuigen,
'waarmede de ftaarten der Byen, Wespen,
Horfeh, Mieren , en fommiger andere Infetlen
gewapend zyn , onderfcheid ik door den naam
van Angels : nademaal deeze wapenen hun
door de Natuur zyn gegeeven om zig te verde-
digen , en hunne vyanden te befchaadigen; daar
nogtans het oogmerk van den fnuit of fnavel,
welken Muggen, Vlooijen, Luizen, en veele an-
dere foorten in den. bek draagen, fchoon die e-
•ven fcherp mag zyn, niet is , om een werktuig
van wraak te zyn, maar om hun voedfel te ver-
zor-
-ocr page 259-Van de Angels der Insecten. 20^
zorgen en in te zuigen; en derhalven , wanneer
zulke fchepfels ons byten of fteeken , gelykwe
dat noemen , moeten wy ons niet inbeelden ,
datze dit uit gramfchap doen , maar uit nood-
zaakelykheid. Druk of flaa een Bye of Wefp,
zy brengt terftond den Angel voor den dag, maar
geene terging kan een Mug of Vloo aanzetten om
te byten : in tegendeel, wanneerze geftoord of
befchaadigd worden, trekkenze haaren fnuit in,
in plaats van dien uit te duuwen, en maaken 'er
nooit gebruik van , dan wanneerze zig volkomen
veilig en geruft denken te zyn. Daarenboven
is 'er nog dit onderfcheid ; een Angel ftort
een vergifdg vogt in de wonde , die hy maakt,
maar een fnuit trekt of zuigt het bloed en de vog-
ten daar uit.
Alzo het maakfel en toeftel der meefte Angels
byna gelyk is, zalmen , zo 'er een befchreeven
wordt, de overigen verftaan. Ik zal derhalven
een kort berigt geeven van den Angel eener
gelyk die door 't Microfcoop ontdekt is.
XXIX. HOOFDDEEL.
Van den Angel der Byen.
^e Angel van een Bye is een hoornagtige
'fcheede of koker , die twee geveerde pylen
in zig belluit. Deeze fcheede eindigt in een
fcherpen punt: digt by 't uiteinde daarvan opent
zig een fcheurtje, door 't welk,als deJSyefteekt,
twee geveerde pylen, buiten't end van de fchee-
de geftooten worden; van welken de een, nade-
maal die wat langer dan de ander is, eerft zyn
veeren vaft zet; maar de ander terftond volgen-
de.
de, dringenze beurtelings dieper en dieper in ,
het vleefch met hunne weerhaaken vafthouden-
de , tot dat de geheele Angel in de wonde be-
dolven isen dan wordt 'er een vergiftig vogt,
door de zelfde fcheede , uit een klein zakje aan
den wortel des Angels,in uitgeftort,'t welk een
heftige pyn, en zwelling, die fomtyds verfcheide
dagen duurt, in het deel veroorzaakt.^ Dit komt
men beft voor, met de wonde onmiddelyk te
verwyden, en eenige ondafting te geeven.
De twee pylen liggen binnen den Angel, als
p, in Fig. lo. a.
xm. Wanneerze uitgeftooten zyn , vertoonenze
,Fig.io.zig als in Fig. lo.nbsp;, , . , .
De Hr. D E R H A M zegt, dat hy m den Angel
van een JVefp agt veeren aan de zyde van eiken
pyl telde , eenigzins naar de veeren of weerhaa-
ken van vifch-hoeken gelykende, en ik heb het
zelfde getal in dien van een Bye waargenoomen.
Als deeze veeren diep in't vleefch geflagen zyn,
en de gewonde perfoon haar ftoort voor dat de
Bye dezelven kan losmaaken, laat zy haaren An-
gel, in de wonde fteeken: maar indien hy gedult
heeft om zig ftil te houden, tot datze de veeren
of haakjes nederwaards digt aan de zyde der pylen
brengt, zo trektze haare wapenen te rug, en de
wonde wordt op verre na zo pynelyk met. Een
JVefp is zo veel niet onderworpen als een Bye
om haaren Angel agter te laaten, nademaal des-
zelfs veeren doorgaans korter zyn , en het dier
fterker en gaauwer is *.
Om den Angel van een Bye door t Micros-
coop
» Zie derham'sGodgel.Natuurkundebl.261. Schouw-
toneelder Natuur Ifte Deel. 6de Zamenfpr.
Van den Ancel der Byen. 207
coop te zien , fny het end van derzelver ftaart
af, en als gy ze dan met een fpeld of naald aan-
raakt , zalze den Angel en pylen uitftooten,
welken met een fchaartje konnen afgeknipt en
ter onderzoekinge bewaard worden. Desgelyks,
zo gy een Bye in een lederen handfchoen vangt,
zal de Angel daarin gelaaten worden,alzozeniet
in ftaat is deszelfs weerhaaken uit het leder te
ontwikkelen : en wanneer dezelve t'eenemaal
dood is , dat niet voor eenige uuren daarna zyn
zal, kontge door zorgvuldigheid en behendig-
heid den zelven met zyne pylen en veeren 'er
uittrekken. Door den ftaart te drukken , den
Angel uit te haaien en aan 't beneden end te
perffen , kontge insgelyks de pylen opdringen;
maar zonder 'er de behandeling wat van te heb-
ben, zal dit wat moeijelyk vallen.
Het zakje , waarin 't vergiftige fap is , kan
men gemakkelyk aan 't onderend van den Angel
vinden en onderzoeken, als wordende gemeen-
lyk met denzelven uitgetrokken : en zo men de
Bye haaren Angel op eenig hard lighaam laat
ftooten, kanmen genoeg van 't gemelde fap kry-
gen om op een ftrookje glas te doen , en om de
zouten eerft daarin dryvende, en naderhand tot
kriftallen fchietende te zien.
Fan den Angel des Schorpioens.
Ik heb nooit gelegenheid gehad om te onderzoe-
ken, in hoe verre de Angel eens Schorpioens vm
een gelyk maakfel zy met die van de Bye , alzo
'cr geenen leevendig in Engeland gebragt
2o8 Van ben Angel des Schorpioëns.
worden ; maar de weetgierigen , die naar war-
me landen reizen , daarze voortgebragt wor-
den , zouden wel doen , met in 't byzonder op
te merken , of 'er niet een pyl of pylen in den
hoornagtigen Angel aan 't uiteinde van den flaart
zitten.
De gevoelens der fchryvers zyn 'er zeer ver-
fchillende over, of dit fchepfel eenige opening,
waar door het fenyn in de wonde, die het maakt,
vloeit, in zynen Angel hebbe of niet. Galenus
zegt, dat'er geene is: Plinius, Tertul-
lianus,Elianus,Aldrovandus en ande-
ren houden het tegendeel ftaande. Maar ik
denk , dat deeze zaak in 't waaragtigfte hgt ge-
fteld is door den Hr. Redi, dien naarftigen on-
derzoeker der Nattiure , welke de moeite nam
van Schorpioenen, die van Tunis, uit E g y p-
ten, en uit Italien gebragt waaren , met
twee van de befte Microfcopen uit het Kabinet
van den Groot Hertog van Toskanen, waar-
van het een te Romen , en 't ander in Enge-
land gemaakt was , te onderzoeken om deeze
opening te ontdekken : maar , alhoewel deeze
glazen uitmuntend waaren , was hy niet in ftaat
om de minfte opening te bekennen. Hy egter
niet voldaan metze alleenlyk te bezien , poogde
door drukking uit de holligheid van den Angel
eenig vogt, dat die mögt bevatten , te perifen;
maar hy vondt denzelven zo hardenhoornagtig,
dat de drukking van geene uitwerkinge kon zyn.
Hy maakte daarenboven , dat een Schorpioen op
een yzeren plaat ftiet, maar daar aan vertoonde
zig geene vogtigheid , zo dat hy begon te be-
fluiten, dat Galenus gelyk hadt, wanneer hy
by toeval een uitneemend klein en fchier onzigt-
baar
-ocr page 263-Van den Angel des Scorpioens. 209
baar dropje wit vogt op den Angel ontdekte
't welk hem overtuigde, dat Eli anus de waar-
heid zegt, als hy verzekert, dat de doorbooring
in den Angel eens Schorpioens zo klein is, datze
niet kan gezien worden. En zulken droppel zag
hy naderhand, terwyl hy met zyne proeven voort-
ging, dikwils op de Angels van verfcheide
pioenen , ten tyde alsze ftaaken: welke droppel,
in de wonde gaande, de doodelykfte uitwerkin-
gen voortbragt f.
Wat een vergiftig en fchrikkelyk fenyn moet
dit weezen I waarvan zo een klein weinigje den
geheelen hoop der vogten kan befmetten , en
een fchielyken dood veroorzaaken , niet alleen-
lyk in den menfch en andere kleinere fchepfels,
maar zelfs in Leeuwen, Kameelen, en Olifmten,
gelyk we verzekerd zyn, dat het doen zal! Hoe
fyn, hoe doordringend , hoe deelbaar , moeten
de famenftellende deelen van dit kleine fpatje
fenyn zyn ! en wat levert dit een kragtig bewys
uit, dat de grootfte veranderingen, die men zig
verbeelden kan, in 't menfchelyk lighaam door
eene zeer geringe vermenging zelfs van ver-
fcheide vogten met het bloed konnen uitgewerkt
worden.
O
* Zie Redi de Gener. IitfcSt. pag. 127.
t De Hr. Leeuwenhoek ontdekte een Opening, om
dit vergif uit te laaten , aan yder zyde van den Angel ; 't
welk , gelyk liy vermoedt , zig niet ontlaft , voor dat de
Angel iii de wonde bedolven is. Zie jde Vervolgvan Briev.
pag.
2io Van 't Fenyn des Adders.
XXXI. HOOFDDEEL.
Van 't Fenyn eens Adders.
Het onheil door den Adder , of eenige andere
Slange aangebragt, wordt niet veroorzaakt
door middel van eenen Angel (want het gene
als een pyl uit den bek gefchooten , en door 't
gemeen veronderfteld wordt een Angel te zyn,
is niets anders dan de tonge van het Dier, en
volkomenlyk weerloos:) maar deszelfs tanden
Zyn de fchrikkelyke wapenen waarin 't fenyn
ligt , en deszelfs beet is het eenigfte waar VOOr
wy behoeven te vreezen.
Dr. Mead heeft in zyne zeer voortrefFelyke
Proeve over 't Fenyn van den Adder , deeze tan-
den en derzelver vergif veel beter dan mydoen-
lyk is befchreeven , waarom ik de vryheid ge-
bruike om 't voornaamfte, dat ik te zeggen heb,
uit hem te ontleenen. De vergiftige flagtan-
den of groote tanden zyn krom en omgeboogen:
zy zyn hol van den wortel af tot verre naar bo-
ven , wel niet tot den punt zelfs toe ( welke digt
en fcherp is om te beter te doorbooren) maar
tot binnen een kleinen afftand van den zeiven:
gelyk gezien kan worden als men eenen tand
door midden fplyt. Deeze holligheid eindigt in
een zigtbaar fcheurtje naar de Ipleet of fneede
van een pen gelykende. Zie Fig. ii. Het ver-
gif wordt door dit fcheurtje uit een beursje aan
den wortel der tanden uitgefchooten, waarin het
door eene buis, even agter de holte van 't oog,
uit eene famengeftelde ldier,die het van'tbloed
affcheidt, ondafl wordt.
Plaat
xiii.
Van 't Fenyn des Adders. 2it
tiet vergiftige fap Van dtn Adder km men kry-
gen door den zelven te tergen , tot dat hy aan
eenig vaft lighaam byt. Dit vogt deedt de
Doftor zorgvuldiglyk op een glazen bord, en
onderzogt het door 't Microfcoop, In den eer-
ften opflag kon hy niets ontdekken dan een deel
kleine zouten fnellyk in dit vogt omdryvende:
maar in een zeer korten tyd was de vertooning
veranderd, en deeze zout-deeltjcs waaren nu
als tot kriftallen van een ongeloofelyke dunheid
of fcherpte gefchooten, met, hier en daar, iets
dat naar knoopen geleek , waaruitze fcheenen
Voort te komen : zo dat het geheele wceffel zig
als een Spinne-web vertoonde, fchoon oneindig
fyner en kleiner ; en egter waaren deeze
doorfchynende fpiesjes of pyltjes te gelyk zo
%f, datze verfcheide maanden lang onveran-
derd op het glas bleeven. Uit overweeging der
noodzaakelyke uitwerkingen van zulke fpiesjes
in het bloed , geeft deeze geleerde Geneesheer
zeer goede reden van alle de toevallen , die ge-
meenlyk op de beet van dit Dier volgen.
Galenus zegt , dat de Kwakzalvers van
zyn' tyd de gewoonte hadden van de openingen
der tanden van Adders met een zeker flag van
deeg toe te ftoppen , waar doorze het fenyn in-
hielden ; en dan lietenze zig zelven byten, voor-
geevende dat hunne Tegengiften alle kwaade
uitwerkingen verhinderden.
O s
xxxn
-ocr page 266-Van de Slak.
XXXII. HOOFDDEEL.
Van de Slak.
De 1 Slak heeft vier oogen , aan 't end der
gezigt-zenmven , in haare hoorns als in een
fcheede fteekende, welken zy kan intrekken of
uitduuwen , draaijen , of rigten , gelyk zy ge-
voeglykft vindt.
Sny, wanneer de hoorns uit zyn,het uiteinde
van een derzelven met der haaft af, en dat voor
't Microfcoop plaatfende , kontge ontdekken ,
dat de zwarte plek aan 'c end inderdaad een halt-
klootrond oog is.
De ontleeding van dit Dier is zeer keurlyk;
want het Microfcoop vertoont niet alleenlyk het
hart, kloppende, juift tegen een rond gat digtby
den hals , welke de plaats der ademhaalinge
fchynt; maar ook de lever, milt, maag, aders,
flagaders, darmen , mond en tanden. De dar-
men zyn groen , doordien het fchepfel kruiden
eet, en op dezelven ziet men overal takjes van
witte hair-fyne aders. De mond is gelyk die
van een Haas of Konyn , met vier of zes naald-
tanden naar die der Bloedzuigers zweemende, en
van een zelfftandigheid gelyk hoorn.
Me. Slakken zyn Hermaphroditen , hebbende
yder beide kunnen in zrg vereenigd._ Zy leggen
haare eijeren met groote zorgvuldigheid in de
aarde; en de jongen, wanneerze uitgebroeid zyn ,
komen uit met fchelpen, die ten vollen gevormd,
en
212
1nbsp; Zie Power 's Obferv. pag. 3^. Lis ter
Anatom. Cochl. Schouwtoneel der Natuur Ifte D eei lA.
Zamenfpr. bladz. 303.
valf de gemeene Vlieg. 213
en klein zyn naar maate van hun eigen grootte.
Deeze kleine fchelpen vergrooten, wanneer de
Slakken in wasdom toeneemen , door byvoeging
van nieuwe kringen, van welke kringen zy altyd
het middelpunt blyven.
Als men 't hoofd van eene Slak affnydt , ver-
toont zig een klein ileentje , * 't welk om zyn
afzettende kragt van byzonderen dienft is in
Graveel-ziekten. Onmiddelyk onder dit fteentje
ziet men 't hart kloppen, met zyne ooren, wel-
ken vliesagtig zyn ; dit alles is wit van kleur,
gelyk ook de vaten zyn, die 'er uit voortkomen.
Dit fteentje fchynt gefchikt om voor een borft-
been,'t welk de meefte andere fchepfels hebben,
te dienen.
Het is zeer aanmerkelyk,dat de Slakken haare
uitdygfels door eene opening in den hals ontlaf-
ten , datze daar ademen , en dat zo wel haare
rnannelyke als vrouwelyke teeldeelen digtby de-
zelfde plaats liggen. Het mannelyk lid is zeer
lang , en gelykt ,in gedaante naar dat van een
Walvifch.
XXXHI. HOOFDDEEL.
Van de gemeene Vlieg.
De o-emeene Vlieg is met fchoonheden ver-
cierd , die zonder een Microfcoop niet zyn
te bezeffen. Zyis van hoofd tot ftaart met zilver
en zwart opgetooid , en haar hghaam is overal
met borftels, die naar den ftaart wyzen, bezet.
O 3nbsp;Het
* Zie Swammerdam Bybel der Nat. of Hiß. der
feilen bladz. Ó2.
214 VAN DE.GEMEENE VLIEG.
Het hoofd vervat twee groote oogen , omringd
met boordfels van zilveren hairen ; een wyden
mond , met een hairige fnuit of werktuig om
haar voedfel te neemen; een paar korte hoorns;
verfcheide fteevige zwarte borflels , en veele
andere byzonderheden , die door 't Microfcoop
konnen ontdekt worden *. De fnuit beftaat uit
twee deelen, die over malkander vouwen, en in
den mond als hunne fcheede fteeken. Het uit-
emde daarvan is fcherp gelyk een mes, om iets
te konnen verdeden. De twee deelen kon-
nen ook by gelegenheid een paar lippen maa-
ken om gevoeglyke gedeeltens van voedfel rne-
de op te neemen , en door de zuiging der Vlieg
in de lugt, worden zy een foort van pomp om
de fappen der Vrugten of andere vogten op te
trekken.
Sommige Vliegen zyn veel ligter van kleur
en doorfchynender dan anderen, en in zuiken kan
de beweeging der darmen , werkende van de
maag naar den aars , zeer onderfcheidenlyk ge-
zien worden; en desgelyks de beweeging der
longe zig beurtelings famen trekkende en verwy-
dende. Als men een Vlieg opent, kan men ins-
gelyks ontelbaare aderen, over de oppervlakte
der ingewanden verfpreid , ontdekken: want,
om dat de aderen zwarten de ingewanden wit
zyn , konnenze , fchoon twee honderd dui-
zendmaal dunner dan 't hair van eens mans
baard, duidelyk door 't Microscoop gezien
worden. Volgens den Hr f Leeuwenhoek, was
de
* Schouwtoneel der Nature Ifte Deel, VIII. Zamenfpr.
p. 246.
I Leeuwenhoek Onderv.en Befchouw.nbsp;^quot;oQi
P- 25.
-ocr page 269-Vam de gemeene Vlieg. 215
de middellyn van vier honderd en vyftig zulke
kleine aders omtrent gelyk aan de middellyn van
een enkel hair uit zyn baard ; en, gevolglyk ,
zouden twee honderd duizend daar van by mal-
kander genomen byna de dikte van zulk een
hair uitmaaken.nbsp;• 1nbsp;r
In de meefte foorten van Fliegen, _is het wyt-
ie voorzien van een beweeglyke buis aan't end
van den ftaart, welke zy kan uitftrekken, en
dus haare eijeren in gevoeglyke gaten en bewaar-
plaatfen , 't zy in vleefch, of zodanige andere
ftoffen, als den jongen een bekwaam voedfel kon-
nen verfchaffen, overvoeren. Uit de eijeren ko-
men kleine Wormen of Maaden voort, welken,
na dat ze zig voor een wyl, op eene zeer gulzi-
•re wyze , gevoed hebben , tot haaren vollen
wasdom komende, in kleene bruine popjes , ver-
anderd worden; waaruit, na nog eenigen tyd,
volmaakte Fliegen voortkomen. ' Daar zou geen
end aan zyn , zo men de verfchillende foorten
van Fliegen , die men geduriglyk in beemden,
boflchen en tuinen kan aantreffen , wilde optel-
len; en 't zou onmoogelyk zyn derzelver ver-
fcheidene pluimen en verciermgen , die alle
pragt en overdaadig optooifel aan de hoven
der grootfte Vorften te boven gaan,te befchry-
ven.^Elk naauwkeurig waarneemer zalze zeifont-
dekken , en met verbaasdheid en eerbied , zy-
nroogeii van het fchepfel tot den Schepper op-
heffen.
O4
2i6 Van de Klander of Koorn-Tor.
XXXIV. hoofddeel.
Van de Klander ö/Koorn-Tor.
De Klander en de Wolf zyn twee foorten van
kleine InfeBen, die overgroote fchaade aan
veele foorten van graanen doen, metzetedoor-
knaagen , en al de zelfftandigheid 'er van te
verflinden.
De Klander is wat kloeker dan een groote Luis-,
behoort tot de Schalbyters, en is voorzien van
twee aartige hoorns, die leden hebben en gekuifd
zyn, en van een fnuit of boor aan 't voorhoofd
uitfteekende. Aan 't end der fnuit ( welke in
vergelyking van het lighaam zeer lang is) is een
foort van nypers of fcherpe tanden, waarmede
zy knaagende zig eenen weg baant tot in 't hart
van 't graan, 't zy om voedfel te zoeken, of om
haare eijeren daar te leggen.
Door deeze Schepfels in glazen buizen, met
eenige weinige tarwen graanen , te doen , is
derzelver verzameling en insgelyks de wyze van
voortteeling ontdekt, welke aldus is-- 1 Het
■wyfje doorboort een tarwen graan, en legt daar-
in een enkel langwerpig ei, of twee eijeren ten
meeften, ( zynde een tarwen graan niet bekwaam
om meer dan een of twee van 'tjonggebroedfel,
als het uitgekomen is, te onderhouden) en dit
doetze aan vyf of zes graanen yder dag ver-
fcheide dagen aan malkander. Deeze eijeren,
niet grooter dan een zand-korrel, brengen in om-
trent
1nbsp; Leeüwenh. Fervolg der Briev. ^-jfle Mifliv. ^ Aiig,
ÏO87.
Van de Klander of Koorn-Tor. 217
trent zeven dagen een zonderlinge foort vaneen
ivkte Maade voort, welke haar lighaam vry veel
wriggelt, maar naauwlyks in flaat is om zig van
de eene plaats naar de andere te begeeven , ge-
lykze ook inderdaad niet noodig heeft, zynde
gelukkiglyk door haar oude gehuisvell, daarze
voedfel genoeg heeft. Deeze Maade verandert
in een popje, waaruit, in omtrent veertien da-
gen, een volkome Klander voortkomt.
Alzo veele menfchen de Klander niet ken-
nen , is 'er een afteekening van gegeeven,
Fig. 12.nbsp;PI.
De Klander s nog in 't ei, of niet tot den ftaat van xiir.
volkomenheid geraakt zynde,worden dikwils door ^'S-ia.
de Myten verflonden,
XXXV. HOOFDDEEL.
Fan den Wolf.
De Wolf is een kleine witte IForm of Maade, die
de koorn-fchuuren en zolders verwoeft,len
ten zy 'er behoorlyke zorg voor gedraagen wor-
de, onuitfpreekelyke fchaade doet. Ik noem den
zeiven een Worm oi Maade, omdathy onder die
gedaante het nadeel doet, alhoewel hy in zyn ftaat
van volkomenheid inderdaad eene kleine Mot
is, welker vleugels wit zyn, met zwarte vlek-
ken geplekt.
Deeze kleine Maade heeft zes pooten ; en ,
alsze voortkruipt, komt 'er uit haaren bek een
uitneemend fyne draad of web , waardoorze
zig aan yder ding , datze aanraakt, vaft hegt,
zo datze niet kan vallen. De bek is gewapend
met een paar roodagtige nypers, of by tende werk-
O 5nbsp;tW'
Van den Wolf,
tuigen , waarmeede zy zig kn«agende den weg
baant, niet alleenlyk in tarwe en ander graan ,
maar zelfs houten balken , doozen, boeken ,
en byna alles wat haar voortkomt, doorboort.
Tegen 't end van den zomer, kan men dit
verderfelyk ongedierte (op koorn-zolders, die 'er
meê gekweld zyn) in groote menigten tegen de
wanden zien kruipen , zoekende naar gevoeg-
lyke plaatfen, daarze, geduurende den tyd dat-
Ze in den ftaat van popjes zullen zyn, een veilig
verblyf moogen hebben: want wanneer de tyd
om in dien ftaat te veranderen nadert, verlaaten-
ze het voedfel, en de kleine celletjes, dieze van
uitgeholde , en door middel van de web die uit
derzelver bekken komt, famengeklonterde koorn-
graanen gemaakt hadden , en zwerven om tot
datze eenen houten balk, of ander lighaam naar
haaren zin vinden , waarinze met de fcherpe
tanden gaten knabbelen , bekwaam om zig
te verbergen: en daar zig in eene bedekking van
haar eigen gefpin bewindende, wordenze haaft
veranderd in 1 popjes van een donkere kleur.
Deeze popjes blyven den geheelen winter, zon-
der zig te beweegen of fchaade te doen, liggen :
maar omtrent April of Mei, als het weeder warm
wordt, veranderen zy op nieuws van gedaante,
en 'er komen Motten uit voort van dat flag 't welk
boven befchreeven is. Men kanze dan in groo-
te menigten zien korte vlugten neemende , of
langs de wanden kruipende ; en, alzoze in den
ftaat van Fliegen niets eeten , zynze op dien tyd
niet fchaadelyk. Maarze koppelen dra en leg-
gen eijeren, (van gedaante gelyk Hennen ei-
jeren, maar niet groter dan een zandkorrel) yder
wyf-
éiS
1nbsp; Leeüwenh. zde Fervolg van Briev. ^i/ï^Miffive.
-ocr page 273-VAN den WOLF*
wyfje zestig of zeventig, welken zy doormiddel
van een buis aan het end van den flaart, floot
of fchuift in de kleine rimpels , holletjes , of
fpleetjes van het koorn ; alwaarze in omtrent
zeflien dagen uitbroeden, en dan begint de plaag:
want de kleine Wormen oiMaaden doorbooren on-
middelyk het graan waaropze uitgebroed zyn,
eeten het hart zelfs uit, en maaken 'er met haa-
re webben andere graanen aan vafl, dieze ins-
gelyks uithollen en verflinden, niets agterlaaten-
de dan bolllers en flof, en zulk eene menigte van
haaren drek, dat daaruit blykt, datze vraatag-
tiger Infectenzyn dan de Klander.
De waakfaame oppafler heeft twee gele-
genheden om dit ongedierte, zo hy het onder
zyn koorn krygt , te verdelgen. De eene is,
als het zyn voedfel verlaat en de wanden
beklimt , die het fomtyd« bykans zal bedek-
ken ; de andere , wanneer het zig in den
flaat van een Mot vertoont. Op beide deeze
tyden kan menze tegen de wanden in groote me-
nigten verpletteren en dooden , door 'er met
zakken op te flaan. Maar zy konnen nog kragt-
daadiger■ uitgeroeid worden, indien men, alle
deuren en venflers toefluitende, de koornzolder
vervuld met den damp van Zwavel, door die te
laaten branden in een pan met houtskool, zon-
der , in vier en twintig uuren, eenige lugt te gee-
ven. Men moet egter groote omzigtigheid ge-
bruiken,'met venflers en deuren te openen, en
alle dampen t'eenemaal te laaten uittrekken, voor
dat 'er naderhand iemand op de plaats komt, uit
vreeze van verflikking. De Zwavel-dampen
zyn geenzins fchaadelyk voor't koorn, nog gee-
ven 'er eenigen fmaak aan,
219
220 Van de Gepaarlde
De afbeelding van den ƒ in zyn kruipenden
ftaat (wanneer hy dien naam voert) wordt ver-
toond Fig. 13.
Deszelfs gedaante als hy in een Mot veranderd
is, ziet men Fig. 13. A.
Oud koorn is aan deeze verflinden de Infecten
minder onderworpen dan nieuw; want nademaal
deszelfs huid veel harder en drooger is, valt
het veel moeijelyker voor de kleine Maaden ,
alsze eerft uitgebroeid zyn , om het te door-
booren. *
XXXVI. HOOFDDEEL.
^aWi^^GEPAARLDEOo GEN der jlNSECTEN.
De Oogen der Infectenzyn verbaazendekonft-
tuigen, welker maakfel en gefteldheid, zon-
der hulpe van 't Microscoop, voor altoos aan ons
onbekend zou geweeft zyn. De Schalbyters,
Puijlebyters , Byen , Wespen , Mieren, gemeene
Vliegen, Kapelletjes, en veele andere Infecten heb-
ben twee halve maanen, ofonbeweegelyke kap-
pen , die het grootfte gedeelte des hoofds uit-
maaken , en een ongemeen getal van kleine hal-
ve bolletjes of ronde uitpuilingen bevatten, wel-
ken met de uiterfte regelmaatigheid en netheid
in malkander overkruifende lynen geplaatft zyn,
en naar trali-werk gelyken. Deezen zyn eenever-
zame-
*Ik noem dit Tnfeamp; Am' IFoIf v.in den Latynfchen naam
Lupus, daaraan, vermoed ik , wegens deszelfs gulzighei'l
gegeeven.
f Zie Schouwtoneel der Natuur Irte Deel VIII Zamen-
fpr. p. 247. Hook's Microgr. p. igo. Leeüwenh. 7de Vervolg
der Briev. p,46. Wederom p, 446. Derham's Godgel. Na,
tuurkunde p. 387.
PI.
XIII.
«■1
' ;
If \
-ocr page 277-Oogen der Insecten- 22ï
zameling van oogen, zo volmaaktelyk glad en
eepolyft, datze als zo veele fpiegels de beelden
van alle uitwendige voorwerpen te nig kaatfen.
Men kan de gedaante van een kaars fchier tot
in 't oneindige op hunne Oppervlakten verme-
nigvuldigd zien , veranderende deszelfs Itraalen m
yder oog , volgens de beweeging daaraan door
's waarneemers hand gegeeven : en daar andere
Schepfels genoodzaakt zyn hunne oogen naar
de voorwerpen te draaijen, hebben die van dee-
ze foort altyd 't een of 't ander oog gereed en
naar de voorwerpen gerigt, aan welke zyde ook
de zeiven zig moogen vertoonen. In t kort,
alle deeze kleine halvebolletjes zyn weezendlyke
oogen, hebbende yder eene kleine doorfchynende
Lens en Oog-appel in 't midden, waardoor de
voorwerpen zig 't onderfte boven vertoonen ge-
lyk door een bolrond glas: Deezen worden ook
een kleine Verrekyker, als 'er tuflchen dezelven
en de Lens van 't Microscoop een juifle brand-
punts afftand is. Men heeft ook reden om te
gelooven, dat vder Lens tot haar dienft meteen
onderfcheiden tak van de gezigt-Zenuwenvoor-
zien is: en dat egter de voorwerpen niet wor-
den vermenigvuldigd, of zig anders dan en-
kel vertoonen , even zoweinig als aan ons , die
geen voorwerp dubl?el zien fchoon wy twee oo-
gen hebben.
Yder een byna , die een Microscoop gezien
heeft, is op een gezigt van deeze kleine oogen ont-
haald en egter hebben miflchien zeer weinigen
zo derzelver aart, als getal ter deeg overwoo-
gen. De Hr. Hook telde veertien duizend hal-
vebolletjes in de twee Oogen van een Hommel,
naamelyk zeven duizend in yder Oog. De Hr.
Leeü-
-ocr page 278-12É VanöèGep
Leeuwenhoek rekende zes duizend' twee
honderd zes en dertig in de twee oogen eens
Zydworms , wanneer hy in een vliegend Schep-
fel is veranderd: drie duizend honderd een en
tagtig in yder Oog van een Schalbyter, en agt
duizend in de twee Oogen van een gemeene Flieg.
De Libella , Rombout of Puiflebyter is van alle
Infeäen, die wy kennen, aanmerkelykft wegens
haare groote en fchoonegepaarlde Oogen; wel-
ken zelfs door een gemeen Lees-GIas zig vertoo-
nen gelyk het leer dat wy fegrein noemen. De
Hr. Leeuwenhoek rekent in elk oog van dit
Schepiêl twaalf duizend vyfhonderd vier en veer-
tig gezigten , of, in beide vyf en twintig dui-
zend agt en tagtig; in een zeshoekigenftandge-
plaatft, hebbende yder gezigt zes anderen rond-
om zig ; welke orde in andere oogen ook de
gemeenfte is. Hy bemerkte ook in 't middelpunt
van yder gezigt een klein doorfchynend vlekje
helderer dan het overige, en vermoedde dat het
de Oog appel was, daar de ligtftraalen doorge-
laaten worden tot op het Netvvlies. Dit vlekje
had drie kringen rondom zig, en fcheen zeven-
maal kleiner dan de middellyn van het geheele
gezigt. Wy zien hier, in yder van deeze uitnee-
mend kleine linswyze oppervlakten, zo veel
naauwkeurigheid in de gedaante en polyfting ,
en zo veel konft en fchoonheid, als in het oog
vaneen Walvifch, of vaneen Olifant: en hoe
teêr, hoe byzonder teêr moeten de draaden van
het Net-vlies, welken tot yder derzelven behoo-
ren , zyn , nademaal de geheele tekening der
voorwerpen daarin afgebeeld , millioenen vaa
maaien kleiner moet weezen , dan derzelver
beelden in't oog van een menfch afgefchilderd!
A a r l d È
Oogen öer Insecten. 213
Indien wy het Oog van een Puißebyter , van
een Hommel , of van een getneene Vlieg, affny-
den, en het met een penceel en w^fchoon wa-
ter van alle de vaten reinigen, konnenwe deeze
Vaten door 't Microscoop onderzoeken, en der-
zelver menigte zal wonderlyk en verbaazend fchy-
nen ; en indien dan de buitenfle bedekking zorg-
vuldiglyk gedroogt wordt, zo datze niet rirnpe-
le , zalze te regt bereid zyn om Proeven met
het Microscoop te doen : en, dezelve befchou-
wende , zullen wy de talryke Uitpuilingen of
Halvebolletjes, van malkander, door een klein
hgt tuflchen dezelven van daan komende ,
verdeeld , en zes zyden aan yder, volkomenlyk
onderfcheiden. De Hr. Leeuwenhoek een
oog op deeze wyze bereid hebbende , plaatfl:e
dat een weinig verder van zyn Microscoop, dan
wanneer hy een Voorwerp wilde onderzoeken:
zo dat hy den regten en netten brandpunts afftand
tuflchen het zelve en het glas van zyn Micros-
coop liet; en toen door beide , gelyk als door
een Verrekyker, ziende naar den toren van een
kerk , welke twee honderd negen en negentig
voeten hoog , en zevenhondert vyftig voeten
van de plaats af was, daar hy ftont, kon hydtii-
delyk door yder gezigt den geheelen toren om-
gekeerd bekennen , alhoewel niet grooter dan
de punt van een fyne naald: en toen zyn gezigc
naar een nabuurig huis rigtende zag hy, door
een menigte van de kleine Halvebolletjes, niet
alleenlyk den gevel van het huis, maar insge-
lyks de deuren en venfters; en was in ftaat om
duidelyk te onderfcheiden, of de venfl;ers open
of digt waaren.
Het is buiten twyfel, dat Luizen, Myten en
i
224- Van de Spiesjes, Voelers
menigten van andere Diertjes die nog veel klei-
ner dan deezen zyn, Oogen hebben van zulk een
maakfel en ^ftalte, datze voorwerpen, die ee-
nige duizeira maaien kleiner dan zy zeiven zyn,
konnen onderfcheiden: want zo moeten zeker-
lyk de kleine deeltjes, dieze tot voedfel gebrui-
ken, en veele andere dingen, dieze noodzaa-
kelyk moeten onderfcheiden en volkomelyk ken-
nen , weezen. Met wat een vermoogen van te
vergrooten zyn zulke Oogen dan begaafd! en
wat ongemeene ontdekkingen zouden 'er gedaan
konnen worden, indien het moogelyk was glazen
te krygen, waardoor wy zien konden, gelyk zy
doen!
Van Spiesjes , Voelers , of Hoorns
der Insecten.
Veelen zyn van gedagten geweeft, dat de
Hoorns der Infeäen alleen gefchikt waaren
om hunne oogen te zuiveren , door eenig ftof,
dat 'er op mögt vallen, af te veegen : maar al-
zowe beftendiglyk waarneemen , datze dit met
de voorfte pooten doen, is het zeker dat de Hoorns
tot eenig ander oogmerk moeten dienen. En
nademaalze met hunne Hoorns geftadiglyk voor
zig voelen, alsze voortgaan, verbeeldt zig de * Hr.
Der ham met veel reden , datze dezelve vol-
ftrektelyk noodig hebben om den weg te zoeken
en te vinden. Want alzo derzelver Oogen on-
be-
♦ Derham Godgeleerde Natuurkunde bl. 3S8.
-ocr page 281-Of Hoorns der Insecten. 22jr
beweeglyk zyn, zo datze geen tyd noodig heb-
ben om ze naar de voorwerpen toe te draai-
jen is 'er geen noodzaakelykheid om het Net-
Vliès, of den Gezigt-Zenuw by gelegenheid na-
der aan, of verder van het Hoorn-vlies af te bren-
gen gelyk 'er is in andere Dieren; 't welk tyd zou
Wifchen : maar nademaal hun Hoornvlies en
Gezigt-Zenuw altyd even ver van nialkander af-
ftaan, en alleenlyk bekwaam zyn om afgelegene
Voorwerpen te zien; zoudenze lighaamen, die
hun zeer naby waarén, niet bemerken, en lig-
telyk met het hoofd daar tegen aan loopen ,
zo ze door hunne Voelers niet geholpen wier-
den.
Dat dit, en niet zo zeef het reinigen der Oo-
gen, het voornaamfle gebruik der Voelers is,
blykt verder uir de Spiesjes van de Vleefch-Vlieg.,
en van veele andere InféSten , welken kort en
regt zyn , en onbekwaam om nederwaards
naar de oogen toé gebogen, of óver dezelven uit-
geftrekt te worden: als ook uit anderen , die on-
gemeen lang zyn, gelyk als die van de Capri-
corni of Bokjesquot;- Torren, vari de Stroo-vUeg en
verfcheiden andere zo wel Torrén , als Vliegen.
De Spiesjes van fommigen, die als met plaat-
jes, eh van anderen, die gelyk als met fpykert-
jes vercierd zyn, de top hulfels of kuiven naar het
zaad van Paarde bloemen gelykende; de getak-
te, de o-evederde, en op verfcheiden andere wy-
zen gemaakte Hoorns in de Schalbyter, Vlinder,
Mot, Mug, en veele andere foorten van InfeSten,
zyn verwonderlyk fchoon, wanneerze door een
Microscoop gezien worden. En in fommigen
onderfcheiden deeze Spiesjes de kunnen; want
onder het geilagt der Muggen zyn allen die kuiven,
226 Va'N de Vleugels
pluimen, of borflelhoorns hebben, (waarvan zeer
veele foorten zyn) mannetjes : die korte ge-
lyk een enkele pyl opgaande Hoorns hebben,
zyn wyfjes.
Van de Ylzvguls der Insecten.
Daar is zulk eene oneindige verfcheidenheid
in't famenweeffel, maakfel, de fchikking
en vercierfelen van de Vleugels der Infeäen ,
volgens derfelver verfchillende behoeften en
Icevenswyzen , dat niets dan eene naauwkeu-
rige waarneeming ons daarvan eene waare
bevatting kan doen hebben. Sommige Wie-
ken zyn vliezig , gelyk die der Puißebytcrs;
anderen zyn met korte borftels bezet, gelyk in
de F Ie eßh-vliegen; fommigen zyn Vliezen, met
korte vedertjes gedekt, op die wyze als de pan-
nen op een huis liggen , gelyk in Kapelletjes en
Motten-, anderen hebben verdeelde Wieken, ge-
lyk de graawwe en witte gevederde Mot. De Vler-
ken van veele foorten van Muggen zyn metryen
van vederen langs haare righels , en boordfels
.van vederen rondom de kant vercierd. Sommi-
gen, wederom, hebben hairen, en anderen haak-
jes , met de grootfte regelmaatigheid en orde
geplaatft. Allen die van 't ge^digtdtxSchalbyters
zyn hehhen Elytra f of kasjes, waarin de wieken
opgevouwen en bewaard worden, tot datze die
tot het gebruik van nooden hebben. Sommigen
van deeze kasjes reiken fchier tot het uitende des
ftaarts, gelyk in de meetle foorten van Scbalby-
ters-, en anderen zyn zeer kort, gelyk in den
JV.
der Insecten. 527
Oormm. Veelen hiervan zyn insgelyks uit der
maate fchoon, wanneerze voor't Microscoop ge-
bragt worden.nbsp;, , ,,
Alle deeze foorten van Vleugels hebben zeke-
re beenagtige deelen of ribben, die dezelven kragt
geeven, langs welker zyden groote bloedvaten
loopen, die ontelbaare takken fchieten, en voed-
fel naar de tuflchen liggende deelen voeren: want
alhoewel men geen omloop van vogten in dezel-
ven kan bemerken , zynde die waarfchynlyk uit
der maate langfaam , konnen wy naauwlyks twy-
felen, dat'er geduriglyk een toevoer van fap-
pen moet zyn naar de fchaften , hairen_ of
borfl:els, waarmede zy gewapend of vercierd
zyn.
Wat de beweeging aangaat, Vleugels die vlie-
zig zyn beweegen vlugger, dan die met pluimen
bedekt zyn. De Hr. Hook merktaan , dat de
Wieken van fommige kleine. Vliegen veele hon-
derden , zo niet duizenden van reizen zwenken
in een feconde, en vermoedt dat dit de fnelfte
flingeringen in de Werreldzyn, waaruit hy zeer
verft:andige aanmerkingen maakt, over de fnel-
heid der dierlyke geefl;en , welken dienen om
deeze beweeging te onderlleunen.
Die met Microscoopen omgaan behoeven niet
onderrigt te worden, dat de fchoone kleuren op
de Vlerken der Kapelletjes en Motten uit cierlj^-
ke kleine veders ontfl:aan, die in fchaften eindi-
gen, en met de grootfte naauwkeurigheid in ge-
fchikteryen geplaatft zyn; gelyk de kuiltjes, die
zig opdoen wanneerze afgewreeven zyn, toonen;
maar weinigen zyn 'er mogelyk, die veelvuldige
waarnemingen gedaan hebben op de groote ver-
fcheidenlieid van derfelver maakfel, niet alleenlyk
P 2nbsp;in
228 Van dé Vleugels der Insecten.
Motten en Kapelletjes van verfchillende foorten
maar zelfs tuflchen die welken uit verfchillende
plaatfen van de zelfde vlerk genomen zyn; in-'
voege dat het vry moeijelyk is om twee, die net
gelyk zyn, te vinden.
Wryf deeze Vederen met het end van uwen.
vinger of pennemes zagjes af; en op een en-
kel glaasje in een van uwe Schuifjes ade-
mende , houd dat aan de Veders welken flegts
een fyne ftof fchynen, en zy zullen 'er onmid-
delyk aanhangen: dan het zelve voor 't Micros-
coop plaatfende, indienze niet volkomen zyn,
of niet naar uwen zin liggen, veegze af eil
doe 'er anderen op dezelfde wyze aan , tot datge
die naar uw welgevallen krygt. Bedekze dan
met een ander glaasje, en zet dat met een ko-
perdraatje vaft, omze tot een toekomend onder-
zoek te bewaaren. B'efchouwze met het derde
of vierde, dan met het tweede, en ten laatften
met het meeft vergrootende glas.
De Vlerk van een Zomer-Mug of Neef is een
zeer keurlyk Voorwerp , en zo is inderdaad yder
deel van dat kleine Infeä\ De Wiek van de klei-
ne Pluim-Mot is uit onderfcheide fchaften famen-
fteld, gelyk die der Vogelen. Ook zyn de Vler-
ken , opgevouwen in kleine kasjes op den rug der
Oorwurmen, zeer aartig te onderzoeken. Maar wy
behoeven niets meer van de Vleugels te zeggen,
nademaal yder een moet bezefFen, dat derzelver
groote verfcheidenheid een oneindig voorwerp
van onderzoek en verwondering is.
Van dg Balansen of Evenwigtender Insect.229
XXXIX. HOOFDDEEL.
Fan de Balansen of Evenwigten der Insecten.
De meefte In/e^en die maar twee Vleugels heb-
ben , zyn voorzien van een kleine Bal of
Blaas onder yder, boven aan een dun fteeltje ge-
zet, 't welk over alle kanten naar welgevallen
beweeglyk is. Hier mede houden zy zig alsze
vliegen in evenwigt, gelyk een koorde-danfer
met zyn langen aan yder end verloodenftok doet;
en indien één van dezelven afgefneeden is, vliegt
het fchepfel een wyl zeer averegts, als of het
naar de eene zyde overwigtig was, en valt ten
laatften op den grond. Nademaal deeze blaasjes
hol zyn, konnenze insgelyks dienen om het geraas
te verwekken , dat veele foorten van Fliegen
maaken, door de wieken daar tegen aan te ilaan,
en een middel zyn waar doorze malkander ontdek-
ken. In fommige fchepfels ftaanze bloot; maar het
geheele geilagt der Fliegen, heeft kleine bedek-
fels of fchilden, waaronder zy liggen en bewee-
gen. InfeSten die vier wieken hebben, houden
zig in evenwigt niet de twee kleinften, en heb-
ben, alzo ze die niet behoeven, deeze kleine ge-
wigten niet. Het Microscoop zal waarfchynlyk
nog al meerder fraaiheid, konft, en nut indezel-
yen vinden, dan tot nog toe ontdekt is,
XU
Van de Schubben
XL. HOOFDDEEL.
Van de Schubben der Visschen.
Het maakfel der Schubben of uitwendige be-
dekfels der Viffchen is van een verbaazen-
de fchoonheid en regelmaatigheid; en vertoont
in verfchillende foorten derzelven een oneindige
verfcheidenheid van gedaante en famenweeffel.
Sommigen zyn langagtig,fommigen rond, fom-
migen driekantig , fommigen vierkantig , en
fommige anderen van allerleije gedaanten ,
die we ons konnen verbeelden. Sommigen,
wederom, zyn met fcherpe prikkels gewapend,
gelyk die van de Baars, Tong, enz. Anderen
hebben gladde kanten, gelyk die van de Kabel-
jauw , Karper , Zeelt, enz. Daar is insgelyks
een groote verfcheidenheid in een en den zelfden
Vifch ; want de fchubben van den buik , den
rug , de zyden , het hoofd , en alle de andere
deelen genomen, zyn zeer verfchillende van mal-
kander. En de fchubben der Viffchen hebben
inderdaad in verfcheidenheid, fchoonheid, re-
gelmaatigheid , en in de orde haarer fchikking
een groote gelykheid met de veders op de lig.
haamen en vlerken der Motten en Kapelletjes.
Men vermoedt dat deeze Schubben, yder *
jaar niet veranderen, nog ook het geheele lee-
ven van den Vifch duuren; maar datze een jaar-
lykfche byvoeging van een nieuwe fchub heb-
ben , die over de voorgaande groeit en zig naar alle
kanten buiten de randen van dezelve uitbreidt,
f Leeuwenh. Briev. 24. Mifliv, May 1716.
-ocr page 287-DER VlSSCHEN.nbsp;231
naar maate dat de Vifch aanwaft; eenigzins
op dezelfde manier als het hout der boomen
jaarlyks vergroot door de byvoeging van een
nieuwen kring aan den baft. En gelyk men den
ouderdom van een boom kan weeten door 't
getal der kringen, waar uit de ftam beftaat, zo
geeft het getal van plaatjes waar uit de fchub-
ben der VilTchen beftaan ons derzelver ouder-
dom te kennen. Het is ook waarfchynlyk, dat
gelyk 'er een tyd van 't jaar is , wanneer de
boomen ophouden te groeijen , of eenige ver-
dere byvoeging tot hunnen omtrek te krygen ,
het zelve ook inde fchubben der Visfchen plaats
heeft, en dat, naderhand, op een anderen tyd
des jaars, een nieuwe byvoeging, aanwas en
groeying begint. Eenigzins gelyk dit in Vogels
en Beeften derzelver veeren en hairen aantoo-'
nen.
DeHr. Leeuwenhoek nam eenige Schub-
ben van een ongemeen grooten Karper, twee en
veertig en een halven duim lang, en drie en der-
tig en een vierde duim Rynlandfche maat, in
de rondte, welken zo breed waaren als een daal-
der. Deezen weekte hy in warm water omze
gemakkelyker te konnen fnyden: entoenfneedt
hy een daarvan overfchuins door , beginnende
met het eerft gemaakte dat een zeer klein Schub-
betje was geweeft, in't middelpunt, en onder-
fcheidde duidelyk door zyn Microscoop veertig
5laatjes of fchubben, die als over malkander ge-
ymd waaren; waaruit hybefloot, dat de Vifch
veertig jaaren oud was
' Le etüwenh. Brieven 22 May lyiC.
-ocr page 288-Van den Oester.
Men verbeeldt zig, in 't algemeen , dat een
Jal geene fchubben heeft;maar als deszelfsflym
fchoon afgeveegd, en de huid door 't Micros-
coop onderzogt wordt, zal men die met uitnee-
mend kleine fchubbetjes, op een zeer gefchikte
en aartige wyze gefchaard, bedekt vinden: en ik
geloof dat 'er weinige VilTchen , behalven zui-
ken die fchelpen hebben , zonder fchubben te
vinden zyn.
De manier van fchubben te bereiden is, de-
zelven met een nyptang zorgvuldiglyk af te trek-
ken , ter deeg fchoon te walTchen, en in een
glad papier tuflchen de bladen van een boek te
plaatfen , om ze droog en vlak te maaken, en
het rimpelen voor te komen. Doe ze dan in
fchuifjes tuflichen glaasjes, e^^bewaar ze tot het
onderzoek.
De Slang, de Jdder, de Blindjlang, de Hage-,
dis enz. verfchafTen een verdere verfcheiden-
heid van fchubben.
XLI. HOOFDDEEL.
Fan den Oester.
In het heldere vogt van een Oeßer heeft men vee-
le kleine ronde leevendige Diertjes gevonden,
die klootswyze met hunne lighaamen in een ge-
drongen lagen, fteekende de ftaarten buiten-
waards uit; zy veranderden niet van plaats dan
door naar den grond te zakken, als zynde zwaar-
der dan het vogt. Men zag ze fomtyds van den
anderen fcheiden , en ftraks daar na wederom
by malkander komen en zig famenvoegen. In
andere Oeflers vondt men Diertjes van 't zelfde
H,
23»
Van den Oester. 533
flag, niet famengevoegd, maar door malkander
zwemmende, waar uit ze fcheenen in een vol-
maakter ftaat te zyn ; en de Hr. Leeuwenhoek
vermoedde dat ze de Diertjes in de hom of 't
zaad * des Oeßers waaren.
Een wyfjes Oeßer geopend zynde , zag men
'er ongeloofelyke menigten van kleine ongebor
rene Oeßers duidelyk m j, die met kleine , vol-
komentlyk doorfchynende fchulpen bedekt waa-
ren , en langfaam voortzwommen: in een ande-
ren vondt men ze van een bruinagtige kleur ,
zonder dat men 'er eenig leeven of beweeging
aankon bekennen. De Hr. Jablot bewaar-
de het water dat van de Oeßers loopt, drie da-
gen, en dit fcheen vol jonge Oeflertjes
rondom zwommer , en dagelyks in grootte toe-
namen. Een bymenging van wyn, of zelfs de
waafTem van Azyn doodde hen.
Men vermoedt dat de Oeßers in Auguftus tee-
len, om dat men 'er dan jongen in vindt. De
Hr. Leeuwenhoek opende een Oeßer op den
vierden Auguftus, en haalde 'er een zeer groo-
te menigte van kleine Oeßers uit, die allen leef-
den , en vaardig in 't vogt, door middel van
zekere uitneemend kleine werktuigen , die ze
een weinig buiten hunne fchelpen uitbragten,
welke werktuigen wy de baarden noemen,voort-
zwommen. In deeze kleine Oeßers kon hy de
famenvoeging der fchulpjes bekennen, en be-
merkte fommigen , die dood zynde met hunne
fchulpjes open lagen, en aan groote Oeßers in
gedaante zo gelyk waaren, als 't eene ei aan 't
ander.
♦ Leeuwenh. 5de Fervolg van Briev. 94/z«Milïïre.
Wederom 6de Fervolg der Briev. 103. Miffive p. 289-
Wat de grootte der ongeboorene Oejlen aan-
gaat , hy rekent dat honderd en twintig van de
zelven op een rye de lengte van een duimbreed
zouden uitmaaken ; en , gevolglyk , dat een
kloot, welks middellyn een duim is , indien zy
ook ronde, lighaamen waaren, gelyk zou zyn aan
een millioen zeven honderd len agt en twintig
duizend van dezelven 1., Hy rekent dat 'er drie
of vier duizend in een Oefter zyn, en vondt vee-
le ongeboorene Oeftertjes tuflchen de baarden,
fommigen met dunne draadtjes daar aan vafl:
gemaakt, en andere los liggende. Hy vondt ins-
gelyks in het vogt andere Diertjes, vyfhonderd
maal kleiner dan ongeboorne Oestertjes.
Fan het Ligt aan de Oesters.
Het is niet zeer ongemeen aan de Oefier-fchul-
|)en,_by donker, een fchynende fliofl'e of
blaauwagtig ligt, gelyk de vlam van zwavel te
zien, welke aangeraakt zynde aan de vingers
kleeft, en een merkelyken tyd aanhoudt met te
fchynen of ligt te geeven, alhoewel zonder ee-
nige gevoelbaare hitte f. De Heer Auxaut
befchouwde deeze fchynende fl:oiFe met een
Microfcoop, en ontdekte, datze uit drie foor-
ten van Diertjes befl;ont. De eerfl:e witagtig, heb-
bende vier en tw'intig of vyf en twintig pooten
aan yder zyde, die vorkswyze gekliefd waaren,
een
234
1nbsp; l e e uw e n h. Vervolg van Bnev, p. i ir.
■\ Pbil(rp Tranf.12.
-ocr page 291-een zwarte vlek aan de eene zyde van het hoofd,
een rug gelyk een ^a/, die de huid afgeftroopt is.
De tweede foort rood, -naar den gemeenen Glim-
mrm gelykende, met vouwen op den rug,maar
pooten gelyk de voorgaande, een neus gelyk een
Hond,amp;n éénoog in het hoofd. De derde foort ge-
fpikkèld, hebbende een hoofd gelyk een Tong, met
veele kuiven van witagtige hairen aan deszelfs zy-
den. Hy zag ook fommigen, die veel grooter en
graauwagtig waaren , hebbende een groot hoofd,
twee hoorns gelyk die van een Slak, en zes of
agt witagtige pooten, maar deeze gaven geen
fchynfel.
Alzo de lighaamen der Kreeften en fommige
andere foorten van Vilfchen, bedirrven vleefch,
rottig hout, en andere dingen fomtyds bevon-
den worden een fchynend ligt naar het voorgaan-
de gelykende te geeven, is het dan niet waar-
fchynlyk dat dit uit dezelfde oorzaak, naamelyk
uit Diertjes ontftaat? Sommigen hebben ook ver»
moed, dat een Ignisfatuus of een Dwaal-ligt niet
anders is dan een zwerm van kleine vliegende
InfeSten, die rondom zig ligt uitfchieten, gelyk
de Glim-rnrmeh doen: en inderdaad de bewee-
gingen en verfcheide andere omftandigheden van
dit flag van vuiu-, (zo ik het zo noemen mag)
fchynen zulk eene meening te begunftigen.
De Weetgierigen zullen het dienftig oordee-
len deeze zaak zorgvuldiglyk te onderzoeken, en
hun wordt dit aanbevolen.
Van den MossEt
xliii. hoofddeel,
Van den Mossel.
IK heb reeds op de 129^0 bladzyde deezer Verr
handelinge aangemerkt, dat een Mojfel een
:zeer vermaakelyk voorwerp voor het Microscoop
is; en dat men in het doorfchynend vlies, ter
wederzyde aan het voorfte gedeelte van yder
fchulp hangende, het bloed door een verbaazend
getal van vaten zal zien omloopen , zelfs in het
kleinfte deeltje daar van dat men ter onderzoe-
kinge voor 't Microscoop kan brengen.
De Hr. Leeuwenhoek ontdekte in verfcheiden,
die hy ontleedde, menigten van eijeren of onge-
boorene MoJJeh in 't eijer-neft; zy vertoonden
?ig zo duidelyk, als of hy ze met het bloote oog
zag, en lagen met de fcherpe enden aan de ftren-
gen of vaten, waar door ze hun voedzel ontfan-
gen , vaftgehegt. Deeze kleine eijeren of onge-
borene MoJJels, worden ter behoorlyker tyd door
den ouden, in een zeer geregelde en geflootene
orde, op de buitenzyde van den fchulp gelegd of
geplaatft: waar aan ze door middel van eene ly-
mige ftoffe zeer vaft kleeven , en fteeds in
grootte en kragt toeneemen, tot datze volkome-
ne Moffels wordende afvallen, en voor zig zeiven
zorgen, en dan blyven de holletjes, waarin ze
geplaatft zyn ge weeft, ftaan. Menigten vanMof-
fel-fchulpen, indien men ze door het Microscoop
befchouwt, konnen dit toonen. Somtyds zitten
twee of drie duizend van deeze eijeren aan den
gchulp van eenen MoJJel-, maar 't is niet zeker
dat ze daar alle door den Mo£el zeiven waaren
vaft.
-ocr page 293-V Ä lï DEN M O S S E t.
taftgehegt, want dikwils plaatfen zy hunne eije-
ren op eens anders fchelp. Het met franjen be.
zette boordfel des Moffels, \ welk de Hr. Leeu-
wenhoek den baard noemt, heeft m yder gedeel-
te hoe klein ook, zulk een verfcheidenheid van
be'weegingen,dat het onbegrypelyk is: want het
is uit angagtige vezelen famengefteld; en yder
vezel heeft ter wederzyde een overgroote me-
nigte van beweegende deeltjes, welken men zig
fchier zou verbeelden Diertjes te zyn *.
De draaden of ftrengen, welken wy den baard
noemen , beftaan uit een lym, welke de Moffel
door behulp van zynen fnavel aan eenig vaftftaand
lighaam kleeft, en uitftrekt gelyk eene 5|)m haa-
re web doet, zig daarmede vaftmaakende ora
niet weggefpoeld te worden. Indien de Moffels
in zout water gedaan worden, kanmen het ver-
maak hebben van te zien, datze dit werk doen,
en zig vaftmaaken aan de kanten of den bo-
dem d^es vats waarin menze plaatft.
De Alikruiken , verfcheide foorten van Moffe-
len en Zee-flakken , en een menigte van andere
Schelp-Viffen, zyn Voorwerpen, die tot nog toe
niet behoorlyk door 't Microscoop onderzogt
zyn; en, derhalve, mag eenyverig Onderzoe-
ker van de geheime werkinge der Natuure ver-
zekerd zyn van hier fraaiheden te zullen ont-
dekken, waarvan hy tegenwoordig geene be-
vatting kan hebben.
quot;iPbiloJoph. TranfaSl. Numb. 336. Leeüwenh. s^« Ver-
volg vanBriev.^ifle Miffiv«. p. 140. 4de Vervolgvan Brie-
ven p. 70a.
Van de Hairen.
De Hairen der Dieren vertoonen zjg op eene
zeer verfciiillige wyze voor hetMicroscoop,
en konnen eene groote verfcheidenheid van aan-
genaame Waarneemingen verfchaffen. M a L P l-
GHiirs ontdekte in zyn onderzoek der Maanen
en Staart van een Paard, en in de borflels van een
Terkw,datze buisagtig zyn, dat is famengefteld uit
een menigte van uit der maate Jdeine buisjes of
pvpies. Deeze buisjes Jtonmen beft onderfchei-
den digt aan 't end der Hairen, daarze zig meer
open vertoonden: en hy kon fomtyds meer dan
twintig van dezelven tellen. In de fteekels van
een Eegel, die de natuur van Hairen hebben ,
bemerkte hy deeze buisjes zeer duidelyk , als
mede cierlyke merg-klapvliesjes en celletjes.
Daar zyn ook in de Hairen van veele Die-
ren , in fommigen overdwarfche , in anderen
gekrulde ftreepen , die wat donkerer van kleur
zyn, en op een zeer aartige wyze van het onder-
end naar den top toe loopen. De Hairen van
een * Muis zyn van deeze foort, zy vertoonen
zig als ofze gewrigten hadden , gelyk het rug-
ee-been, zyn niet glad, maar aan de zyden ge-
kerfd, en eindigen in pimten, die zo fcherp zyn,
als men zig kan verbeelden. De Hairen van den
buik van een Muis genomen zyn de helderfte,en
bekwaamft voor 't Microscoop.
De Hairen van Menfchen , Paarden, Schaapen,
fLitEUWENH.nbsp;25 Maart 1713.
-ocr page 295-Ferkensy enz. zyn famengefteld uit dunne, lan-
ge, holle vezeltjes, of uit dunner hairtjes, die
met een fchil of baft omringd zyn ; door welk
maakfel een gekliefd Hair zig vertoond gelyk
van een gefpleten Rotting. Zy hebben wor-
tels van verfchillende gedaante in verfchillen-
de Dieren , worden door voortftuuwing ver-
lengd, en zyn dikker naar't midden dan aanbel-
de enden.
De Hairen van een Indifch i/er? zyn van de ee-
ne zyde naar de andere, doorboord: die van de
Engelfche Herten fchynen met eene foort van
fchubagtigen baft bedekt. De knevels van een
Kat, overdwars doorgefneden , hebben iets in
't midden , dat naar de pit van Vlier gelykt. f
De pennen der Tzer-Ferkens of Eegels hebben
ook een witagtig pit in de gedaante van een ftar;
en een menfchen Hair op de zlt;?lfde wyze door-
gefneeden, vertoont eene verfcheidenheid van
vaten in een zeer geregelde orde.
Hairen uit het Hoofd , de Winkbrauwen ,
Neusgaten , Baard , Hand , en andere deelen
des lighaams, fchynen ongelyk, zo wel de wor-
tels als de Hairen zelve, en verfchillen , gelyk
Planten van't zelfde geflagt, maar van verfchei-
de foorten.
tHooK's Mkros.^.157-
-ocr page 296-XLV. HOOFDDEEL.
Fan /^ej M e e l ^/^r B l o e m e n.
Het Meel, of meelig Pdeijer 't welk men aaa
de kleine hangende topjes van bykans alle
Bloemen vindt, is iets, dat zo veel overeenkomft
heeft met het Zaad der Dieren , dat het de
Haaüwkeurigfte en aandagtigfte onderzoekinge
terdient.
Men verbeeldde zig in voorgaande eeuwen,
dat dit Poeyer, welks kleur verfchilt in Bloemen
Van verfcheide foorten , een enkel uitwerpfel en
onnoodzaakelyk gedeelte der Plant was : maar
het Microscoop heeft hier ook verbaazende ont-
dekkingen gedaan, door te toonen, dat alle de
kleine korreltjes van dit Pöeijer geregelde, even-
gelyke, en fchoone Lighaampjes zyn , die be-
ftendiglyk dezelfde gedaante en gtootte in Planter!
van dezelfde foort hebben; maar in verfchillen-
de fooften Van Planten zo veel verfchillen als de
Planten zelve.
Het was niet moogelyk deeze orde en gedaante
derMeel-ftoffen tei befpeuren,of men moeft befl ui-
ten , dat de Voorzienigheid, die nooit iets te ver-
geefs doet, een edeler gebruik met zulke regel-
maatiglyk gevormde lighaamen bedoelde, dan om
ze door den wind te laaten verftrooijen en ver-
boren. gaan. Deeze Aanmerking maakte dat-
men verder onderzoek deedt ; en door verder
onderzoek met behulp van 't zelfde Werktuig *
ontdekte men dra, dat dit Poeijer met de uiter-
fte zorgvuldigheid, in vaten, op eene wonder-
quot;baare wyze gemaakt om zig te openen, en van
't zelve, wanneer 't ryp is te ontlaften, voortge-
bragt en bewaard wordt: dat 'er insgelyks een
Stamper Zaadvat, of Baarmoeder in't middel- *Piflil-
punt der Bloem gereed is, om de kleine korreltjes
van dit Poeijer, als ze van zelve vallen, of uit de
kleine celletjes waaijen, te ontvangen. En de
Ondervinding, op ontelbaare Proeven fteunen-
de , toont , dat hiervan de vrugtbaarheid des
. zaads te eenemaal afhangt: want indien de Meel-
Vaten, voor datze zig openen en hun Poeijer ftor-
ten, weggefneeden zyn , wordt het zaad dor en on-
vrugtbaar.
Men heeft derhalven geoordeeld , dat dit
Meelhet mannelyke zaad der Planten is, en moo-
gelyk bevat yder korreltje van dit Poeijer in zig
;een klein Plantje van die foort , waar toe het
behoort. Het is verwonderlyk als men de ver-
fcheidene praktyken opmerkt , die de Natuur
gebruikt , om te verhinderen dat dit Poeijer
vrtigteloos verflrooid werde, en om deszelfs in-
gang in den Stamper, Zaad-Vat, of Baarmoeder
•die voor hetzelve gefchikt is, behulpzaam te zyn.
De lulp , by voorbeeld , welke overend flaat,
heeft eenen Stamper, die korter is dan haare Meel-
Vaten, op dat'er het Poeijer regtflreeks opmag
vallen: maar in de Berg-Lely die neêr hangt is de
Stamper langer, dan de gemelde Vaten , en
-wordt dikker aan zyn end, om het Meel, dat
over denzelven hangt,als het geflorfwordt, te
vangen.
Zo iemand eene geneigdheid heeft, om de ver-
borgene fchoonheden der Natuure te onderzoe-
ken , zal hy een onuitfpreekelyk vermaak vinden
in de befchouwing en overdenking van de on-
eindi-
-ocr page 298-eindige verfcheidenheid, die men in Meel-ftof-
fen der ontelbaare foorten van Gewalfen kan ont-
dekken. In dat van de Malve fchynt yder kor-
reltje een donkere bal te zyn, die aan alle kan-
ten met prikkels bezet is. Het Meel der Zonne-
Blom fchynt uit platte, ronde lighaampjes te be-
ftaan, die rondom de kanten fcherpe puntjes heb-
ben ; in 't midden vertoonen zy zig doorfchynend,
en gelyken eenigzins naar de fitoem waaruitze
voortkomen. Het Poeijer van de Tulp is net van
dezelkic gedaante, als het zaad van Komkomtners
en Meloenen. Het Meel van de Mannekop vertoont
zig als Paarl-Garft , en heeft mede zulk een groef-
je 't welk van 't een end tot het ander reikt. Dat
van de Lely is dat van de Tulp in veele opzigten
gelyk.
Ik wil het vermaak der Weetgierigen niet
voorkomen , nog hen langer ophouden met de
befchryvinge deezer Meel-ftoffen, welken yder
Bloem , tlaarze by komen, ter onderzoekinge
aanbiedt; maar raad hun om de vaten waarin die
vervat zyn, insgelyks te befchouwen, want zy
zullen in dezelven ook fraaiheden vinden , die
hunne moeite genoeg zullen vergelden.
Vergader uw Meel midden op een droogen
dag, als de Zon fchynt, en de dauw geheel op-
getrokken is: draag zorg van het niet te drukken
of te verpletteren , maar fchud of veeg het
anders met een zagt hairpenceeltje behendig op
een ftuk fchoon wit papier. Neem dan een en-
kel glaasje tuffchen uw tangetje, en houd dat,
na *er op geademd te hebben , terftond aan
het Meel, 't welk door de vogtigheid van den
adem daaraan zal blyven hangen. Indien 'er
te veel van 't Poeijer aan uw Glaasje fchynt te
kleeven, blaas 'er zagjes een weinig af; indien
'er niet genoeg is , adem 'er wederom op, en
raak 'er het Meel meê aan gelyk te vooren.
Doe dan het Glaasje in 't gat van een fchuifje,
en breng het voor 't Microscoop, om te zien of
de korreltjes naar uw genoegen gefpreid zyn en
dekze wanneerge 't zo bevindt, zorgvuldiglyk
met een ander Glaasje , datge dän met een ko-
per-draadtje vaft zet; maar laat de Glaasjes niec
hardop het Meel drukken, want dat zou deszelfs
waare gedaante bederven, en anders vertoonen
dan zy is.
Een verzameling van de merkwaardigfte Meel-
stoffen, dus bewaard, moet voor die de Natuur
beoeffenen, een geduurig vermaak zyn: zulken
prys ik ook een naarftig onderzoek van de klei-
ne Celletjes, die het Meel bevatten , aan , en
insgelyks van de Stampers of Baarmoeders , en
andere teel-deelen in de Bloemen. Laaten zy
maar een begin maaken van de doove Netelen
met een witte Bloem, of zelfs van de gemeens
Malve, en ze zullen fraaiheden ontdekken, die-
men onmoogelyk kan befchryven. En alzo alle
andere Bloemen werktuigen tot het zelfde ein-
de hebben, alhoewel van eene verfchillende ge-
daante en maakfel, zyn hier voor het Micros-
coop wonderen in overvloed te ontdekken; en
gelukkig is de man, die denmeeften ledigen tyd
kan .uitvinden om deeze nog onbekende werrel-
den te doorfnuffelen!nbsp;.
Ik zal hier nog maar eene waarneeming by voe-
gen voor dat ik van dit ftuk afftap, welke is,
dat, gelyk de Diertjes in 't Zaad in grootte
niet verfchillen volgens de grootte der Dieren,
2
-ocr page 300-waarvan het komt: aldus ook de kleine kor-
reltjes, waaruit deMeel-lloiFender gewaflen be-
ftaan , niet grooter of kleiner zyn in evenredig-
heid tot de grootte der Planten , die dezelven
voortbrengen, maar dikwils regt het tegendeel
plaats heeft; gelyk wy bevinden in het Meel van
de kleine kruipende Malve , welker bolletjes
grooter zyn, dan die van de fiere Zonne • Blom,
welke als een reus onder de Bloemen is.
XLVI. HOOFDDEEL.
Van de Zaaden.
iilkZaad befluit een Plant: die Plant wcèrand're Zaaden:
En deezen zyn op nieuw met Planten overiaaden:
Die nieuwe Planten op haar beurt bezet met Zaad;
Dat dan veivolgens weêr van Planten zwanger gaat.
Dus had een enk'le Bei in zig reeds ganfche Wouden
Van Boomen , die dit Slag van vrugten draagen zouden.
Eén Eikel zal een Ryk of eenen Staat altyd
Voorzien van Vlooten om te zeilen wyd en zyd.
Elk MjTte-Zaad bevat wel duizend luft-prieelen.
Waarin dc Digters van hunn' liefde zullen kweelen.'
Zo was in Adam reeds het overgroot getal
Van menfchen, dat ooit was, of immer weezen zal.
Verbaazend denkbeeld! want geen fterv'ling kan bevatten
Deez^
-ocr page 301-Van de Zaaden. 245
Deez' wond're kleinheid. En nogtans moet yder fchatten
Voorwaar, 't geenReden leert, wier fcherp doorziend
gezigt
De waarheên kent, waarvoor de kagt der zinnen zwigt.
Men zal het my, hoop ik,niet kwaalyk nee-
men, dat ik de bovenftaandc regels uit een klem
Gedigt, lietgenoemd, ontleen, t welk
ik gemaakt, en voor eenige jaaren uitgegeeven
heb ; alzo ze een veronderftellinge bevatten, die
hoe verdigt ze in 't eerft mag fchynen , _ indien
ze behoorlyk overwoogen wordt, miffchienniet
alleen moogelyk, maar zelfs ten hoogften waar-
fchynlyk zal bevonden worden. ^ Malpighius ,
Leeuwenhoek, Hooke, GREwenyer-
fcheiden andere betuigen , dat het Microscoop
plantjes ontdekt heeft niet alleenlyk in de groo-
te Zaaden, gelyk als de Walneut, Kafianjc, Ei'
kei , Beukenneut , 't Zaad van den Lindeboom,
Kattoen Zaaien , Erwten enz. maar ook in de
kleinen van Radys , Hennep , Kervel, Lepelbla-
den , Mofiaard, en menigten van andere Zaaden.
Omtrent twee jaaren geleden had ik insgelyks de
eer van de ontleding van een zaadje van het
Crânien tremulum, oi trillend Gras, met een Be-
rigt daar van, der Koninklyke Maatfchappye aan
te bieden, waar in zig een volmaakte plant met
haaren wortel vertoonde,welke twee takjes uit^
gaf, en uit yder takje kwamen verfcheide bladen
of gras-fpruitjes voort. Tot zo verre is ons ge-
zigt, door 't Microscoop onderftetmd, bekwaam
ontdekkingen te doen ; en alzo dat Werktuig
ons overtuigt, dat de Natuur in haare werkingen
Q 3
-ocr page 302-in geenerleije wyze aan onze bevattingen vaii
grootte bepaald is, maar zo vryelyk werkt in 't
kleine gefiel van een Myt, als in den zwaarlyvigen
omtrek van een Walvifch of Olifanf.yi datze eerder
fchynt te fpeelen niet haare kundigheid, door een
grooter getal van leden, en talrykervercierfelen
aan de kleine fchepfels, dan aan de grooten te gee-
ven. Wanneer men deeze dingen, zeg ik,ziet
en overweegt, kan men het overige gemakke-
lyk begrypen.
De meefte foorten van Zaaden, om de kleine
Planten daar in vervat te ontdekken , moeten
bereid wordep door ze in warm water te weeken,
tot dat de rokken of haften konnen afgefchei-
den, en de zaad-blaaden, zonder ze te fcheu-
konnen geopend worden : alhoewel men
weinige foorten beter droog kan ope-
nen. Maar de onbereide Zaaden zyn zelfs uit-
neemend aartige voorwerpen , en verfchaffen
oneindige verfcheidenheden van gedaante ,
kleur en verciering.
De Zaaden van Jardbeijen ryzen uit het vlee-
fchige gedeelte der vrugt op, en vertoonen zig
als men ze befchouwt, gelyk Jardbeijen,
Slaapbollen-Zaad (en 't gene wy Maag-Zaad
noemen, 't welk uit Duitsland komt, en door
een foort van Mannekoppen wordt voortgebragt)
gelykt in gedaante naar kleine niertjes , maar
heeft groefjes of ribbetjes op zyn oppervlakte,
welken met regelmaatige zyden en hoeken keur-
lyk gefchikt zyn. Van deeze Zaaden kan men
Ilof fchudden, dat, wanneer het voor 't Micros-
coop gebragt wordt, 'er ganfch niet onbevallig
uil''iet, vvant het vertoont zig ten naaflen by
gelyk de oppervlakte der zaaden , en heeft nog
' .nbsp;het
24*5
ren
eenige
het voordeel van doorfchynend te zyn. Deeze
ftofies zyn inderdaad de dunne vliesjes, die tus-
fehen de Zaaden liggen; welken door de Zaaden
gedrukt zyn geweeft en merktekens gekreegen
hebben, die met de ribbetjes of groefjes op de
Zaaden zelve overeenkomen.
De Zaaden van het klemt Maankruid, vzn la-
hak, LatoirJJ, Tym, Kervel, Feterfelie , en dm.
zend anderen verfchaffen een verraaaklyke be-
zigheid.nbsp;. .
De Ouden verbeeldden zig, dat de hairige
Planten en veele andere foorten in 't geheel geen
Zaad voortbragten , enmenzou himnen misllag
door 't bloot oog nooit hebben konnen te regt
brengen: maar het Microfcoop heeft ontdekt,
dat alle de byzondere foorten van Faren , Herts-
tonge, Feniis-bair enz. wel verre van in deezen
opzigte dor te weezen , wonderlyk vrugtbaar
zyn: dat de zaadvaten op de ruggen der bladen
zitten, en dat het ftof, 't welk 'er afvliegt als
wy ze behandelen, niets anders is dan de kleine
zaadtjes deezer Planten. Deeze zaadvaten ver-
toonen zig voor 't bloot oog gelyk een zwart of
bruin fchurft aan de agter - kant van het blad ,•
maar door 't Microscoop befchouwd gelyken ze
kleine ronde buisjes, in veele celletjes, die zaad
bevatten, verdeeld. Wanneer het zaad ryp is,
fpringen de vaatjes open , en verfpreiden de
zaaden aan alle kanten, in de gedaante van ftof:
en indien men eenige bladen in dat faifoen in
een papier-huisje doet, en dat aan het oor houdt,
kan men de zaad vaatjes met een merkelyk ge-
taas hooren barften: fommigen van deeze kleine
vaaten vervatten ten minften honderd zaaden,
die voor 't bloot oog onzigtbaar zyn.
Het zou verdrietig vallen alle de fchoonhedeni
der zaaden op te tellen, nademaal elk Waarnee-
mer zelfs in 't voorbygaan derzelver groote
verfcheidenheid moet merken : maar men zal
hetmy, geloof ik, niet kwaalyk neemen , dat
ik hier gewag maak van het Poeijer of zaad van
de l'ungLis- Pulverulentus of Boviß , 't welk, wan-
neer hy verbryzeld wordt, zig als een rook of
damp voor 't bloot oog vertoont: maar wanneer
het zelve dOor een der meeft vergrootende gla;-
zen onderzogt wordt Cwant anders kan men hex
niet onderfcheiden) vertoont zig een oneindige
menigte van kleine , eenigzins doorfchynende
bolletjes, die van een oranje kleur zyn en wel-
ker As niet boven het vyftigfte gedeelte der
middellyn van een hair is: zo dat de teerling der
middellyn van een hair aan honderd en vyf en
twintigduizend van de zeiven gelyk zou zyn'. Dit
was het Poeijer van tmFungus ,quot;die dikker was dan
twee vuiften,- maar in een andere foort zo groot
als een kleine Appel, waaren de bolletjes van
een donkere kleur , en hadden yder een klein
fteeltje offtaartje1. Deezen zyn, duidelyk, zo
veele kleine Bovifien, van fteelen of ftaarten voor-
zien om gemakkelyk in den grond te dringen quot;
en het nadeel, datze aan de oogen doen , ont-
ftaat waarfchynlyk uit hunne fcherpe fteeltjes, die
dezelven prikken en wonden f.
1nbsp; Z\Q Philofoph. Tranfaä. Numb. 284. en Derham Godgel.
Natuurkunde p. 443.
t Een Bovifl digtby de oogen van een jongetje van i«
jaaren, door een ondeugenden Speel-makker in Hukken ge-
duuwd en 'i (lof daarvan in dezelven gevloogen zynde,ver»
oorzaakte zulk een zwelling, ontfteeking en geweldige pyn,
ffiej
-ocr page 305-XLVII. HOOFDDEEL.
Van de Blad en
e Bladen der Boomen of Planten zyn vervuld
_ ' met ontelbaare adèren en takken, die de
uitdampende vogten , om ze te ontlaften, naar
de zweetgaten voeren. Of 'er eenige omloop
van vogten in dezelven zy of niet, is nog twyfe -
agtig; maar alzo de fappen uitgelaaten zynde ,
onmiddelyk fcheiden, ftremmen , en een ftyf je-
lei worden, is het waarfchynlyk, dat'er eenige
omloop is, welke dezelfde uitwerking in de va-
ten verhindert. De fchielyke inkrimping, flui-
ting en opening der Bloemen , de opryzing en
neêrzinking der Mannekoppen enz. de worms-wy-
ze bewecgingen van de aders der planten, wan-
neer ze aan de lugt bloot gefteld zyn, fchynen
ook iets te kennen te geeven,dat naar eenezin-
•tuigelyke gewaarwording zweemt. Het Mi-
crofcoop zou miflchien van dienft konnen zyn,
om aangaande deeze voorwerpen veel meer te
ontdekken, dan wy tot nog toe weeten.
De Hr. Leeuwenhoek een Blad van die
foort van Palm, welke Palma Cereris genoemd
wordt, in ftukken fcheurende , op dat hy het
te beter zou konnen onderzoeken , rekende dat
deszelfs eene zyde van honderd twee en zeven-
tig
jnet een geduurige ontlafting van Water, dat liyze in ver-
fcheide dagen niet kon open doen ; en kreeg zyn gezigc
niet wéér, dan na veertien dagen, fchoon alle middelen die
men bedenken kon, 'er opgelegd waaren. Zie J 0 ii. M u i s
Prax. Chirur. ration, Obferv, /.
D
tig duizend en negentig zweetgaatjes voorzien
was: en als de andere zyde ook zo veelen moet
hebben, zal het geheele getal der zweetgaatjes
in een enkel Pahn-blad drie honderd vier en
veertig duizend honderd en tagtig zyn.
De Bladen van JVynruit fchynen vol gaten ge-
lyk honig-raat: alle de foorten van St. Janskruid
fchynen insgelyks voor 't bloot oog vol fpelde-
gaatjesgeftoken ; maar het Microscoop toont,
dat de plaatfen daar deeze gaatjes fchynen te wee-
zen, inderdaad bedekt zyn met een uitneemend
dun en wit vlies.
t Mer. , De agterfte zyden van het f Bingelkruid zien
cury. er uit als of ze ruuw verzilverd , en de rib-
betjes vol witte ronde doorfchynende balletjes
waaren, die gelyk ontelbaare druiven aan dunne
Iteeltjes vaftgemaakt zig vertoonen.
Een Sali-blad gelykt naar een ruige deken of
duffel , vol nopjes met afhangende zilveren
draaden, en met fraaye ronde kriftalyne kraaien
of pendanten, welken aan kleine fteeltjes vaft-
gehegt zyn, vercierd.
De agterkant van een Roozen blad, maar by-
zonder van een Egelantier , fchynt met zilver
doorweeven. *
Yder een weet, dat de bladen van Brandene-
fe/^K met fcherpe prikkels digt bezet zyn, die,
wanneer menze aanraakt, door de huid booren,
en pyn, brand, en zwelling veroorzaaken : wel-
ke toevallen men zig eertyds inbeelde te ont-
ftaan door dat de prikkels in de wonden, dieze
maaken, bleeven zitten. Maar het Microscoop
ontdekt iets in dit gemeene gewas , dat veel won'
_nbsp;derly-
! Dr. Power's Mkroscop. Obferu.
-ocr page 307-derlyker is , en toont, dat deszelfs prikkels op
de zelfde wyze gemaakt zyn en werken als de
angels der levendige Dieren. Want men be-
vindt, dat elke prikkel een ftyf Hol lighaam is,
eindigende in een punt zo fcherp als men zig kan
Verbeelden , met een opening digt by deszelfs
end. * Op den grond van deeze ho'lligheid ligt
een klein vaatje of zakje , dat een helder vogt
bevat, 't welk op de minfte aanraaking van den
prikkel, door de kleine opening uitfpat; en ,
wanneer het in de huid gaat, de voorgemelde
onheilen door de fteekeligheid zyner zouten ver-
wekt. Hier komt het van daan, dat de bladen
der Netelen maar zeer wemig fteeken, wanneer-
ze door de hitte der zonne merkelyk gedroogd
zyn : daar nogtans zulken die groen en fappig
zyn een geweldige pyn en ontfteeking veroor-
zaaken. Maar hiervan zou t'eenemaal het te-
gendeel gebeuren, indien de toevallen alleenlyk
daaruit ontftonden, dat de prikkels het vleefch
doorbooren : nademaalze droog zynde zo wel
broffer als fty ver moeten weezen, dan wanneer-
ze overvloediglyk van fap voorzien zyn.
Men zoude hier konnen vraagen of 'er eenige
klapvliesjes in de vaten der Gewaffen zyn, gelyk
in ïe der Dieren, om de fappen door te laaten ,
maar hunne te rug keering te verhinderen ?
* Hook's Mkrogr. pag. 142. Leeuwenh. Vervolg
van Briev. SpT?« Miffive, bladz. 134-
Van de Zouten i» algemeen.
'en komt, denk ik , over een, dat alle
. lighaamen hunne Zouten hebben : door
welker onderfcheidene gedaanten en indrukfels
veele wonderbaare veranderingen, zo wel in vafte
als vloeibaare deelen, zo wel in dingen die bezield
als die onbezield zyn, te weeg gebragt worden. De
Zout-deeltjes op de zenuwen der Dieren eenen
indruk maakende, verwekken de zintuigelyke ge-
waarwordingen van reuk en fmaak; en alzo hun-
ne gedaanten en trappen van aandryving bykans
oneindiglyk verfchillen , moet het gevoel van
pyn of vermaak daaruit ontftaande ook fchier
oneindiglyk verfcheiden zyn, volgens de meer-
dere of mindere teerheid der werktuigen , waar-
opze werken.
HetMicroscoop toont, dat de fcherpheiddcs
Azyns ontftaat uit menigten van langwerpige
vierhoekige Zout-deelen die daarin dryven, en
alle uit het midden fpits toeloopende, twee zeer
fcherpe enden hebben. Deeze Zouten onuitfpre-
kelyk klem zynde konnen bezwaarlyk ontdekt
worden, ten zy een drop of twee Jzyns eenige
uuren aan de lugt worde bloot gefteld, op dat
hetwateragtigfte gedeelte mooge uitwaaffemen,
voor datwe onderneemen dezelven te befchou-
wen.
Hunne gedaante wordt vertoondt, Fig. i.
Fig. I. /^^ien Kreefts-oogen in Azyn gedaan worden ,
zalmen, na dat de opbruizing over is, de gedaan-
te der zouten t' eenemaal veranderd vinden ;
M'
PI.
XIV.
derzelver fcherpe punten fchynen afgebroken te
zyn, en ze vertoonen zig in verfcheidene naar
Vierkanten gelykende gedaanten , als in Fig. 2. pj.
In Wynen van verfcheidene foorten, kanmen XI v,
de verfcheidene gedaanten der Zouten onder- Fig. 2.
fcheiden , gelykende veelen derzelven naar die
van den Azyn, maar de enden zyn veel ftompw:
fommigen zyn van geftalte gelyk een fchuit,
fommigen gelyk een fpil, anderen gelyk eens
Wevers Schietfpoel, en anderen vierkandg: daar
zyn ook oneindige verfcheidenheden van ande-
re gedaanten.
De Zouten van Stok-Suyker worden vertoond
Fig. 3.nbsp;Fig. 3;
De Zouten der gewalfenmoet men uittrekken
door het hout, de ileelen, of bladen van eeni-
gen boom of plant te verbranden; men werpt
de alTche in water; dan kleinft men het, en zee
het vogt op een koude plaats om kriftallen te fchie-
ten. Als men de Oliën derzelven onderzoekt,
doet zig ook een overvloed van Zouten op.
De Zouten der Mineraalen en Metaalen kan
men bekomen, door dezelven gloeijend heet ge-
maakt zynde in water te blulfchen, dan te klein-
zen , uit te dampen, en tot kriftallen te laaten
fchieten.
Aartige Zouten omwaar te neemen zyn Engel-
fche en RuJJifche Pot-afch: Zont van Alfem, Kam-
fer , Zout van JVynfieen , Armoniac-zout, Zout
ym Hertshoorn, Zoutv^n Barnfleen, enz. Men
zal ze eerft droog of in de gedaante van kriftal-
len , en naderhand in een klein weinigje door-
fchynend vogt ontbonden onderzoeken.
De Zouten die men in alle lighaamen vindt,
fchynen, wanneer ze door vuur zyn afgefchei-
den
-ocr page 310-354
den , zo veele Pennen of Spykers *, die door
derzelver kleine openingen gaan, en de deelen
famenhegten : maar gelyk Pennen of Spykers,
wanneer ze te groot, ofte talryk zyn, alleenlyk
dienen om te fplyten, of van een te fcheuren;
zo breeken , fcheiden en ontbinden de Zouten
ook op de zelfde wyze dikwils , in plaats van
famen te voegen en vaft te maaken. Zy zyn in-
derdaad enkelyk werktuigen , en konnen niet
meer op de lighaamen werken, nog zig in de
zeiven indringen, dan Spykers konnen doen zon-
der den flag des hamers ; maar zy worden of
door de drukking van andere lighaamen, of door
de veerkragt der lugt, die dezelven aanftuuwt,
ingedreeven. Als de Zouten in de openingen
van een lighaam gaan, en dit heeft in alle lighaa-
men plaats, voegt zig Water tuflchen de Zout-
deeltjes , 't welk dezelven fcheidt of ontbindt,
en onderfteunt in deszelfs tuflthen-wydten, tot
datze in een ftaat van ruft zynde naar beneden
zinken , en zig in klonten verzamelen. Door
deeze ontbindende kragt, wordt Water het voer-
middel der Zouten, en geleidtze in de kleine o-
peningen der lighaamen, alwaar het dezelven
laat om hunnen eigenlyken dienft te doen.
De meefte foorten der Zouten van Dieren en
Gewaffen worden insgelyks naar allen fchyn in
de maag-fappen ontbonden, voor datze in 't bloed
gaan, want anders zouden ze groote onheilen
veroorzaaken : en de moeijelykheid om fommi-
ge mineraale Zouten te ontbinden, of hunne pun-
ten op dezelfde wyze af te breeken, kan de reden
zyn van hunne fchrikkelyke uitwerkingen.
f Zie Schouwtoneel der Nature Dial. XXVl.;
-ocr page 311-XLIX. HOOFDDEEL.
Fan de Zouten in Mineraale Waters.
Het Microscoop kan van grooten dienft zyn
om door onderzoek met het oog te bepaa-
len , van welke foorten van Zouten onze artze-
ny-bronnen voorzien zyn; om daaruit te oordee-
lenin welke gevallen de waters met voordeel kon-
nen gedronken worden.
De vier beft bekende foorten van gegraaven
Zouten zyn, volgens Dr. * Lister, Koperroot;,
Aluin, Salpeter, enZee-Zoz/ï: waarbyhy een vyf-
de voegt, minder bekend , alhoewel gemeener
dan eenig ander, naamelyk Kalk-Zout, of Kalk- .
Salpeter.
Groen Koperroot wordt voortgebragt uit den * * iroB
Yzer-vuur-fteen. Wanneer het ryp en volkomen Pvi-
is, zyn deszelfs kriftallen altyd puntig aan yder
end, en beftaan uit tien vlakten met ongelyke
zyden: dat is de vier middenfte vlakten zyn vyf-
hoeken, en yder fcherp end is famengefteld uit
drie driehoekige vlakten, zie Fig. 4.nbsp;pj^
Gebrand Aluin in water ontbonden , en ge- XiV.
kleinsd, geeft kriftallen, welker boven en be- Fig- 't'
neden end twee zeshoekige vlakten zyn, de zy-
den rondom fchynen insgelyks uit drie zeshoeki-
ge, en uit drie paar vierhoekige vlakten, die o-
verhandfch geplaatft zyn, te famengefteld. Zo
dat yder volkomen kriftal uit elf vlakten beftaat,
naamelyk, vyf zeshoekigen , en zes vierhoeki-
gen, Fig. 5.
* Vid. LI s T E R Fontibus Medkath AngUix.
Fig- 5.
Het water van onze binnenlandfche Zout-bron-
nen geeft kriftallen van een nette teerlingfche
gedaante, waar van de eene zyde of vlakte ee-
ne byzondere helderheid in 't midden fchynt te
hebben; als of er op die plaats iets ontbrak; maar
de vyf andere zyden zyn wit en volkomen. Zie
Fig. 6.
* Steen-zout, ontbonden zynde fchiet dier-
gelyke teerlingfche kriftallen.
Zee-water, tot dat het droog is, gekookt, en
deszelfs Zout in een weinigje fontein-water we-
derom ontbonden zynde, geeft ook teerlingfche
kriftallen, maar merkelyk verfchillende van dee-
ze laatft befchreevenen : want in de kriftallen
van Zee-zout, zyn alle de hoeken des teerlmgs
naar oogenfchyn afgefneeden, en tot driehoeken
gemaakt: (Zie Fig. 11. n.) daar nogtans de
Zouten van onze binnenlandfche Bronnen alle
hunne hoeken fcherp en volkomen hebben, als
Fig. 6.
Salpeter zet zig tot lange dunne zeshoekige
kriftallen, welker zyden langwerpige evenwy-
dige vierkanten zyn. 't Een end eindigt befteri-
diglyk of in een punt gelyk een pyramide, of an-
ders in een fcherpe kant, volgens den ftand der
zyden van twee ongelyke vlakten. Het ander
end is altyd ruig, en vertoont zig als of het af-
gebroken was. Fig. 7.7.
Het gemeenfte , alhoewel minft geagte
van alle onze mineraale gegraavene Zouten, is
pn foort van Muur- of Kalk-Salpeter, oïKalk-Zout,
't welk men verzamelen kan uit kalk mortel van
oude muuren ; en is, gelyk Dr. Lister ver-
moedt , dat waaruit een groot gedeelte der
PL
XIV.
Fig. 6.
* Sal
Gern'
ma.
Fig. II.
Fig. 6.
'Fig. r.
Aarde en Bergen beftaat *. Deszelfs kriftallen
zvn dun en lang, en hunne zyden vier ongelyke
evenwydige langwerpige vierkanten: derzelver
punt aan 't eene end is uit twee vlakten inet drie-
hoekige zyden gemaakt; het ander end emd^t
in twee vierhoekige vlakten: fchoon men beide .
enden zelden ongebroken vindt. Van dit Zout p,
heeft men fommige deeltjes met vyf zyden ge- äiv
zien, en men kan daarin alle de andere verfchei- 8-
denheden vinden, welken vertoond zyn Fig. 8-
ö. b. c. d. e. f. g.nbsp;■
Onryp, of onvolkomen Koperroot , is een wit
Zout, welks kriftallen uit zes langwerpige rui-
ten beftaan , en naar teerlingen gelyken: als
De kriftallen vah oiize binnenlandfche Zout-
bronnen, nog niet tot rypheid en volmaaktheid
gekomen, zyn van gedaante gelyk Fig. 10. Fig.io.
De deeltjes van yder deezer byzondere Zou-
ten , of op elkander vallende , of zig aan een
gemeen grondftuk vereenigende, zetten zig tot
klonten , welken onveranderlyk en altyd van
dezelfde geregelde gedaante zyn: maar 't is beft
dezelven in de kleinfte klontjes te onderzoeken,
alzo hunne geftalte daarin volmaaktft en duide-
lykft is.
L. HOOFD-
-ocr page 314-Ontdekkingen en Waarneemingen
van allerleije foort.
Commigen hebben , om te beweeren dat eeni-
^ gedmgen van zei ven voortkomen, aange-
drongen, dat men in de ingewanden der men-
fchen wormen gevonden heeft van eene gedaan-
te, die men nergens anders gezien heeft; en dat
ze daar derhalven van zig zeiven, door de flym en
xvarmte der ingewanden, moeten voortgekomen
zyn: want indienze uit ouden van liun eigene
foort buiten het lighaam voortkomen , en by
toeval, of in 't ei, of in eenen anderen flaat
daarbinnen geraaken, waar worden deeze ou-
den gevonden? Dit fchynt eene zeer kragtige
tegenwerping; maar het Microscoop kan ons,
geloof ik, in flaat flellen om dezelve te beant-
woorden.
quot; Men vindt in 't menfchelyk lighaaam drie
foorten van Wormen, naamelyk, i. dtAfcarides,
of kleine, korte , dunne Maaijcn , die zo na ko-
men aan een foort, die men dikwils in warme
vogtige plaatfen , onder rottig hout enz. ont-
moet, dat ze met reden voor dezelfden moogen
gehouden worden. 2. De Teretes rotundi, of lange
ronae mrmen,wdken klaarblyklyk die foort van
Aard-wormen zyn , welke men gemeenlyk iil
mis-hoopen en broei-bedden vindt ; welker
graad van warmte die van 's menfchen ingewan-
den vry gelyk is. 3.En de Lati, Fafcice , Lint.
quot;rnrmen , welken breed , pJat, vol leden , en
loratydsvan eenewanfchapenelengte zyn,ftrek-
kende
I'l '
li' 1
y • c/
'^ifs-
-ocr page 316-quot; 4.-
.-4 ■ iJ
■ /
van allerleije soort.
kende zig veele ellen langs de ingewanden uit.
Dit is het Dier, 't welk, zo men zegt, nergens
anders gevonden wordt: maar het Microscoop
heeft gelukkiglyk wormen net van dezelfde ge-
daante , en alleenlyk in grootte verfchillende,
in de ingewanden der Aaien ontdekt , die zo
vaftgehegt zyn, dat men ze'er niet zonder groo-
te moeite kan af krygen, maar zig op eene zeer-
aartige wyze intrekken en uitzetten *. Zy
zyn van eene ongelooflyke lengte in vergelyking
van hunne breedte, en worden, famengetrokken
zynde,zesmaal breeder, dan wanneerze zig uit-
ftrekken. Daar zyn insgelyks Lint - wormen in
de ingewanden van een Tarbot, alhoewel dee-
zen wat korter zyn dan die in de Aaien,_ en het
hoofd niet volkomen eveneens is. Zy zitten aan
de darmen vaft met een foort van haaken, die
ze in hunne bekken hebben, en zyn 'er niet af
te krygen, dan door den ftaart met de eene hand
te houden, en 't hoofd met een naald van de
ingewanden te fcheiden.
Deeze Wormen in de ingewanden der Vis-
fchen gevonden hebbende, laat ons nu overwee-
gen, hoe ze daar zouden konnen komen. Het
ïs w'aarfchynlyk , dat ze van natuure Water-
Dieren zyn, welker eijeren of jongen met het
water of voedfel in de maag geraakende, daar
uitgebroeid of gevoed worden. Op de zelfde
wyze konnenze ook in de maag van andere Die-
ren gevoerd worden: en hun verfchil van groot-
te in 't een of 't ander kan ontftaan uit de ver-
fchillende graaden van warmte , en de foorten
van voedfel, dieze ontmoeten. Men heeft ook
drie
♦Leeuwenh. Vervolg van Briev. p.6u.
R 2
259
drie andere foorten van Wormen in de ingewan-
den der Aaien gevonden. Karpers zyn insgelyks
aan Wormen onderhevig , die hen zeer mager
maaken, als mede de Foorn. Daar zyn twee
foorten van tsitte Wormen in de Wyting ; en 't
Microscoop zouze miffichien in alle andere foor-
ten van Viffchen konnen ontdekken ; waaro-
ver wy ons niet hebben te verwonderen, als wy
bedenken hoeveel gelegenheid de Viffchen heb-
ben om de eijeren of jongen van allerleije Infec-
ten , die zig in 't water onthouden, in te zwel-
gen.
2.nbsp;Daar zyn dikwils in de Lever der Schaapen
Diertjes van gedaante gelyk iiet zaad van een
Kawmoerde , of liever gelyk een klein dun Myr-
te-blaadje met een zeer korte fteel. Derzelver
kleur is witagtig ; maar ontelbaare takjes van
vaten of kleine buisjes, die groenagtig geel zyn,
verfpreiden zig overal rondom hun lighaam; en
een rond gat of een mond vertoont zig digt by
't end van de fleel.DeezeSchepfels worden dikwils
de Gal-blaas, en in yder gedeelte der lever ge-
vonden ; daar zy , kleine celletjes maakende ,
zig in een vogt onthouden, dat naar oogenfchya
bloed is met gal vermengd *.
3.nbsp;In de hoofden der f Herten ontmoet men
gemeenlyk Wormen of Maaden, die in een hollig-
heid beneden de tong, digthy de wervel-been-
deren, daar het hoofd aan de nek gevoegd is,
huisveflen. Derzelver gedaante is ten deele ge-
lyk een rol, zynde beneden plat, maar rond aan
de boven zyde: zy zyn wit van kleur, eji^ hebben
een
*Zie Redi de Gener. In feil. p. 302.
I Ibidem p. 307.
-ocr page 319-van allerleije soort,nbsp;26c
een menigte van halve ringen met donkere hairen
bezet Op 't hoofd flaan een paar uitneemend
kleine witte hoornen, die uitgeflooten en inge-
trokken worden, gelyk m de bMken; en onder
dezelven twee kleine, zwarte, harde en fcherpe
k aauwen die veel jeukte, en daarby groot on-
gS verwekken.' Alsze voortgaan zetten
ty deeze klaauwen vafl,en haaien danhunnelig-
haamen daarby op. Het end daar de uitdygfels
ontlafl worden heeft een kleine opening , met
twee zwarte plekken naar een halve Maan ge-
Ivkende. Men vindt gemeenlyk twintig of der-
tig in een hoofd, die de grootte van heel groote
Maaden hebben.nbsp;■ ^ „
4 In de * hoofden der Schaapen vindt men
zekére Maaden, de voorgaanden gelyk, byzon-
derlyk naar den flaart toe, maar kleiner, zwak-
ker , en niet zo hairig. Derzelver witte hghaa-
men zyn kruifelings met zwarte Streepen gete-
kend, (byzonderlyk de grootflen:) .en de twee
zwarte plekken aan den aars, welken in de/For-
tnen der Herten een halve Maan vormen, maa-
ken in deezen een volkomen kring. Zy onthou-
den zig doorgaans in een holligheid van t voor-
hoofds-been digt by de inplanting der hoornen ,
maar worden fomtyds zelfs in de neusgaten ge-
vonden, cn in de holligheden rondom de wortels
der hoornen. Somtyds klimmenze ook hooger
OP in 't hoofd, en maakende Schaapen dol. Zy
zyn zo talryk niet als in de Herten , en zelden
meerder dan tien of vyftien.
5.Vroeg m de Lente zal men dikwils aan houten-
paaien , byzonderlyk aan zeer ouden, en fom-
R 3nbsp;ty^s
* Zie Rbbi ^e Oenerat. Infea. p. 305«
-ocr page 320-tyds aan muuren van gebakken of gehouwen
fleen, een foort van kleine Wormen of Maaden
vinden zitten , die in een kokertje omtrent zo
groot als een kleine garfte korrel beflooten zyn.
• Indien dit kokertje door 't Microscoop befchouwd
wordt, fchynt het overal, met een zeer zagte
foort van mos, met fyn zand of aarde vermengd,
bedekt. Aan 't fcherpfte end is een klein gaatje,
waardoor de uitdygfels ontlaft worden, en aan 't
ander een kleine opening, waardoor het Schep-
fel zyn hoofd fteekt, en zig aan de paaien of
muur vaft hegt. Het ingeflooten Dier is' geheel
zwart, omtrent twee lynen van een duim lang,
en drie vierden van een lyn breed. Deszelfs lig-
haam heeft verfcheide ringen, die over malkan-
kander vouwen. Het hoofd is groot, plat en
gepolyft , naar het fchild van een Schildpad ge-
lykende, en met eenige hairen bezet; digtdaar-
by zyn aan yder zyde drie pooten. De bek is
groot, en in geduurige beweeging, endaarkomc
een dunne draad of web uit: de oogen zyn zwart
en rond. Dit is een aartig voorwerp, en ver-
andert, geloof ik, in een ïbort van kleine Flie-
gen , alhoewel ik geene gelegenheid gehad heb,
om hier de proef van te neemen.
6. Niets is gemeener dan in 't begin van den
Zomer de bladen van Perfiken, Pierekes, en Karfen
opgekruld en verzengd te zien , welke bladen
men by onderzoek met kleinenbsp;1 bedekt
vindt
1nbsp; De Hr. De la Hl re noemtze St eekwormen oï Kleine
Vliegjes, en brengt ze by als een voorbeeld van/»/tów, die
eerft loopen en daarna Vliegen worden, zonder in den ftaat
vaupopjes te komen : 't welkze doen alleenlyk door te ver-
vellen, gelyk een weinig opmerking zal toonen.
VAN ALLERLEIJE SOORT
vindt, waarvan fommigen zwartagtig anderen
groen zyn; fommigen vleugels hebben en anderen
niet. Deeze fchepfels brengen leevendige en vol-
fchapene jongen voort; en als hunne ighaamen
geopend worden, zalmen 'er verfcheiden onge-
boorene dog volfchapene jongen in zien. — Het
blyft twyfelagtig, van waar, en door welk mid-
del, deeze In/e^ra op de jonge uitfpruitendebla-
den gevoerd worden, die ter zeiver tyd, altoos
met een lymige en naar honig gelykende vogtig-
heid bedekt zyn : maar wy moogen hoopen, dat
naarftige waarneemingen dit geheim aan ons zul-
len ontdekken. Boomen die in deezen toeftand
zyn, worden door menigten van Mwra bezogt;
welken aan de boomen geene fchaade, gelyk
fommigen valfchelyk vermoeden , maar dienft
doen , door dit ongedierte , dat dezelven hin-
dert, te verflinden.
7. De Mier zelve is een voorwerp onzer op-
merkinge wel waardig, zynde een Schepfel van
een zeerbyzonder maakfel. Het hoofd is groot,
met twee aartige hoorns vercierd, die elk twaalf
leden hebben. Haare oogen zyn uitpuilende en'
gepaarld: zy heeft kaaken die gelyk een zaag ge-
tand zyn met zeven kleine puntjes, die net op
malkander fluiten;de kaaken openen zig zydelings
en zyn bekwaam om elk op zig zelve zeer wyd
te gaapen; door behulp hiervan heeft men ze
dikwils lighaamen, drie of vier maal zo groot en
zwaar als zy zeiven waaren , zien aangrypen
en vervoeren. Zy zyn natuurlyk verdeeld in
hoofd, borft, en buik of ftaart : en yder van
deeze deelen is met het ander vereenigd door een
zeer dunnen band. Uit de borft komen aan el-
Jcé zyde drie pooten voort. De ftaart.is met ee--
2Ö3
nen angel gewapend, welken het Dier alleenlyk
gebruikt, als het getergd wordt; maar dan wordt
daardoor een vergiftig vogt inde wond gevoerd,
dat pyn en zwelling veroorzaakt. Het geheele
lighaam is met een foort van wapenrufting over-
dekt, zo hard dat men die met een lancet naauw
lyks kp doorbooren , en digt met blinkende
witagtige borftels bezet. De pooten enz. zyn
ook met hairen bedekt, maar die zyn veel klei-
ner en van een donkerer kleur.
Als men emMieren-neflo^ent, zal men dezel-
ven kleine witagtige lighaamen, gemeenlyk hun-
ne eijeren genoemd, in den mond zien draagen,
en met groote zorgvuldigheid bewaaren. Dee-
zen zyn egter geene eijeren, maar Miere« in den
ftaat van popjes,en yder is omnngdmeteen be-
kleedfel van zyn eigen gefpin. Wy zouden dit
hebben konnen vermoeden uit hunne grootte in
vergelyking van een volfchapen Mier, maar 't
Microscoop bewyft dit ten vollen, door hunne
weezendlyke eijeren aan ons te ontdekken, die
van een langwerpige eironde gedaante, en om-
trent zo groot als een zand-korrel zyn*: negen-
tig hier van zouden de lengte van een duim niet
uitmaaken; en honderd en zeventig zouden een
van deeze popjes in zyn kasje beflooten, niet e-
venaaren. Deeze kleine QijQxenhïtngtn Maaden
voort, die zig na eenigen tyd bedekfels fpinnen,
popjes worden en dan Mieren. Degenegenheid
der ouden voor hunne jongen , die in den ftaat
van popjes zyn, is zo groot, datze, wanneeree-
nig gevaar dreigt, aanftonds met dezelven weg
loopen, en eerder zullen fterven dan ze verlaa-
ten. Daar zyn verfcheiden foorten van Mieren^
zo wel in grootte als kleur verfchillende; en te-
gen het end van den Zomer ziet men 'er veelen
onder , die vier wieken hebben. Swammerdam
zegt, dat deezen mannetjes zyn f.
De Franfche Academie heeft een keurlyk Be-
rigt aangaande de Mieren uitgegeeven , waaruit
ik eenige byzonderheden zal trekken. Hier wordt
verhaald, dat yder Mieren-nefi een naauw gaat-
je heeft, dat daar na toe leidt, omtrent ter diep-
te van een halven duim; 't welk, naderhand,
fchuins nederwaardsnaar het gemeene Magazyn
afloopt, daar de graanen , dieze verzamelen ,
opgelegt worden : en deze plaats is onderfchei-
den van die daarze ruften en eeten. Haar koorn
onder den grond bewaard wordende zou uit-
botten en groeijen,ten zy ze dit voorkwamen door
'er de knop oft kientje, voor datze het opleggen,
uit te byten: maar dit doenze altyd; want indien
haar koorn onderzogt wordt,zalmen 'er geen knop
in vinden, nog het zal in de aarde gezaaidzynde
ooit wafl'en. Zo het evenwel gedurig in den
grond moeft liggen, zou de vogtigheid het doen
zwellen en rotten , en tot voedfel onbekwaam
maaken. Maar zy vinden middelen uit om dee-
ze ongemakken door haare wakkerheid en arbeid
te verhelpen, op de volgende wyze.
Zy verzamelen zeer kleine ftukjes drooge
aarde, dieze alle dagen, als de Zon fchynt, uit
haare holen brengen, en in de warmte plaatfen.
yder van haar brengt in den bek eenbrokje van
t Zie Swammerdam B^hel dir Nat. of Hifi. der lik*
festen p. 293,
^eeze aarde aan, legt dat by het hol, en gaat
dan heen om een ander te haaien: zo dat in een
vierendeel uurs een overgroot getal van zulke
Ideine brokjes gedroogde aarde, rondom het hol
opgehoopt zyn. Als haar koorn onder den grond
is, wordt het op deeze aarde gelegd , en met
dezelfde bedekt. Wanneer deeze brokjes aarde
uitgebragt zyn, haaien zy het koorn 'er insge-
lyks uit, plaatfen dit rondom deeze aarde , 'en
maaken twee hoopen omtrent het hol, een van
droogebrokjes aarde, en een ander van koorn-
graanen. 't Laatft van allen haaien zy het o-
verfchot der drooge aarde , waarop het koorn
gelegd was , 'er uit. Zy gaan nooit aan dit
werk, ten zy het weeder helder ende Zon zeer
heet is: maar wanneer beide gunflig zyn doen
zy dit fchier alle dagen.
De Schryver van dit Berigt had een Mieren-
neft gevonden in een bak met aarde, welke bui-
ten een venfler , dat twee verdiepingen hoog
was, uitflak ; van waarze gingen ftroopen, zo
wel opwaards tot boven in het huis, daar eenig
koorn op de vliering lag; alsnederwaardsinden
tuin, waarop het venfler uitzag. De gelegen-
heid van ditneft verpligtte haar een verren weg
Op of neer te gaan, voor dat het moogelyk was
iets aan te treffenmaar hy bevondt evenwel,
dat geene van haar ooit ledig te rug keerde ,
maar elk bragt een korreltje tarwe, rogge, of
haver , een klein zaadje , of zelfs een brokje
drooge aarde, indien 'er niets anders te krygen
was. Sommigen reisden naar 't uiterfte end
van den tuin, enbragten, met ganfch ongemee-
nen arbeid, zwaare laften daar van daan. Het
vereifchte vier uuren, gelyk hy door menigvul-
dige
van allerlei je soort.nbsp;20?
dise waarneemingen ontdekte, om een redelyk
eroot graan of zaad uit het midden van den tuin
Lar het neft te draagen: en daaruit rekent hy ,
dat een Mier zo hard werkt, als een man zou doen
met een zwaaren laft twaalf mylen op een dag te
'^'üf moeite die deeze Mieren narnen , om
koorn.graanen by een muur op tot de tweede
verdieping te draagen,klimmende dat geheele end
met het hoofd nederwaards gekeerd,moeft uitnee-
mend groot zyn. Derzelver menigvuldige ver-
poozingen op de gevoegelykfte plaatfen , toonde
laare vermoeidheid; en fommigen fcheenen zo
vermoeid en afgemat, datze 't end van haar rei-
ze niet bereiken konden : in welk geval, men
gemeenlyk zag, dat de fterkfte Miere« , die den
laft t'huis gebragt hadden , weêr naar beneden
kwamen om haar te helpen. Somtyds waarenze
zo ongelukkig, datze, haar woonplaats even in
't gezigt krygende, met de vragt naar beneden
vielen: dog wanneer dit gebeurde verlooren zy
zelden haar koorn, maar droegen dat weder naar
boven. Hy zag, zegt hy, een van de kleinfte
Meren een groot tarwen-graan met ongeloo-
felyke moeite draagen. Wanneer zy aan denbak
kwam, daar het neft was, tuimelde zy met haa-
ren laft weêr na den grond. Naar beneden gaan-
de om naar dezelve te kyken , bevondt hy
datze het graan weer gekreegen had, en gereed
was om weder op te klimmen. Het zelfde on-
geluk kwam haar drie reizen over ; maar zyliec
haar end nooit glippen, nog den moed zakken;
tot dat zy eindelyk, haar kragt zigbegeevende,
genoodzaakt was te verpoozen, en een andere
Mier haar'den laft t'huis by den gemeenen ftapel
hielp draagen.
Hoe verwonderlyk is de fchranderheid deezer
Infe^en! Hoe pryflyk hun zorg, naarftigheid ,
en arbeid! Hoe edelmoedig komen ze malkan-
der te hulp ten dienfte van 't gemeen! Hoe e-
del is hun zugt voor den openb^aaren welftand,
die uit eigen belang nooit wordt verwaarloosd 1
In alle deeze dingen verdienenze van ons gekend
ennaargevolgd te worden. Die een befpiegelen-
den geeft heeft, zal zyne gedagten natuurlyk van
den ftaat en regeering deezer Mieren-heuvels tot
dien der Volken wenden; en aanmerken, dat
moogelyk verhevener weezens het menfchelyk
geflagt, en al deszelfs kommer en flommer, pragt,
verwaandheid , en heerfchzugt, met geen meer-
der agting gade flaan, dan wy de zaaken deezer
kleine fchepfelen doen.
8.nbsp;By Angelieren , Roozen , en Zonnebke-
men is fchier altyd een klein, lang, fnel Dier-
tje te vinden , kleiner dan een Luis , fomtyds
kruipende en fomtyds loopende. Het fchynt
voor ^t Microscoop een lighaam gelyk een JVefp
te hebben , met zes of zeven kringswyze ver-
deelingen : het heeft twee fraaije, lange , zwar-
te en geele wieken; twee hoorns, yder uit een
knobbeligen wortel opgaande; twee zwarte oo-
gen , en zes pooten. 't Is zo teder, dat het
door de minfte aanraaking gedood wordt, maar
pen zeer aartig voorwerp.
9.nbsp;Men vindt altyd in het fchuim (of Koekoeksr
Spog gelyk fommigen het noemen) dat aan de
b aden der Rozemaryn, Lavendel enz.hangt,een
klein Diertje. Dit kruipt eerft, dan loopt het,
en ten laatften vliegt het. Het heeft zes poot-
jes
5es die yder twee zwartagtige klaauwen aan 't
end hebben ; een langen fnuit om zyn voedfel
on te zuigen; twee hoorns, en een paar don-
keragtigïoode gepaarlde oogen. De ftaartem-
Sn een ftomp, maar kan door deszelfs rmgs-
wyze verdeelingen naar welgevallen mtgeftoo-
ten of ingetrokken worden.
Dtar is op de bladen van den Egypufchen
Fyseboom een aartig geel Diertje, dat zes pooten
heeft en zeer fnel loopt. De oogen zyn rood,
uitpuilende en gepaarld; de hoorns zyn gefplee-
ten en aan 't end gelyk een vork gemaakt. In
't eerft heeft het geene wieken , maar naby de
fchouders zyn twee kleine uitpuilingen, waar
uit twee lange wieken voortkomen , wanneer
het in een Vlieg of Sprinkhaan verandert. Het
is hairig naar den ftaart toe.
11.nbsp;Tegen 't end van den Zomer , zit 'er op
de ribbetjes aan de agter-kant der bladen van
Roozen-boomen een klein mit langwerpig Diertje,
't welk in een klein geel Sprinkhaantje verandert,
dat omtrent den zelfden boom huppelt. Het is
in beiderleije ftaaten een aartig voorwerp.
12.nbsp;Daar is op de Kruisbeijen-bladen, Egelan-
tier, en gulden Muizen-oor, in April en May,
ook een groenagtige Sprinkhaan, met vier poo-
ten twee zwarte oogen , een paar keurlyke
hoorns, en veel andere fraaiheden. _
10 In 't Sloot water zyn dikv/ils menigten van
FFatêr-Spinnen, niet grooter dan een Zand-kor-
rel. Zy zyn zeer verflindende , byna gedu-
rig op prooi jagt maakende : en door 't Mi-
crofcoop kan men zien , dat ze andere kleine
Diertjes grypen en verflinden. Sommigen heb-
ben agt, fommigen tien pooten, en Spiesjes met
leden gelyk Equifetum of Paardeftaart.
14. Insgelyks ontmoeten wy dikwils in ftil-
ftaande wateren dunne Aaltjes of Wormen , om-
trent een derde van een duim lang, en fomtyds
langer. Zy zyn van 't een end tot het ander vol
leden op verre afftanden van malkander, hebben
een fcherpen kop gelyk een Aal, een wyden bek,
en twee fraaije zwarte oogen. De ftaart eindige
in een bos hair , dat zeer keurlyk gemaakt is;
de beweegingen der ingewanden ziet men dui-
delyk, en 't geheele Dier is een vermaakelvk
voorwerp. De bloed-roode geledede Worm, die
in ftilftaande waters zeer gemeen is , verdient
ook wel onze opmerking.
15. De S-pek-Flieg of kleine Naaijer , by onze
kinderen Spek-eeter; by de Engelfchen Kraan-
Vlieg, en by 't gemeene volk onder hun Vader-
lang-been; by Aldrovandus Culex tnaximus;
by Swammerdam Tipula terrejlris,genoemd,
verfchaft in yder deel aangenaame voorwerpen
van onderzoek: maar in 't byzonder zyn de poo-
ten zeer verwonderlyk; want als men die in een
droppel water ondeedt, trekken de vleefch-ve-
zelen zig in, en rekken zig uit op eene wyze,
die men zig niet kan verbeelden, zonder het te
zien, en vervolgen hunne beweegingen drie of
vier minuuten lang. De Hr. Leeuwenhoek
vondt dit altyd in de pooten van dit fchepfel,
maar niet in die van eenig ander Infect *. De
ingewanden zyn ook zeer keurlyk, beftaandeuit
ontelbaare vaten en werktuigen , welken men
zo klaar door 't Microfcoop kan zien , als de
ingewanden van grooter Dieren door 't bloot
oog.
*Leeuwenii. Zend-brieven z6 0£t. 1714. bladz. 117.
-ocr page 329-VAN ALLERLEIJE SOORT,nbsp;27!
oog f. De ftaarten zo wel van 't mannetje als
'c wyfje zyn van een ongewoon maakfel : die
van 't wyfje eindigt in een fcherpen punt^ waar
mede zy den grond doorboort, en haare eijeren
in de weiden onder 't gras legt.
16. De Veelvoet of Duizendbeen , Scolopendra ,
heeft een zeer lang dun lighaam : deszelfs bek
is met een paar fcherpe nypers gewapend, en
in warme Landen (daar ze grooter vallen) is
deszelfs beet vergiftig; maar onze kleinen fchy-
nen niet fchadelyk te zyn. Een , dien ik on-
derzogt, had vier en vyftig gewrigten, en uit
elk gewrigt kwam aan yder zyde een poot voort,
welken, met twee anderen, aan 't end van den
ftaart, die grooter dan de overigen waaren , in
't geheel honderd en tien uitmaakten. Wanneer
dit Dier voortgaat, volgen deeze pooten mal-
kander zeer regelmaatiglyk ; zy maaken een
aartige foort van golving, die men nietbefchry-
ven kan,en geeven 't lighaam een fnellervoort-
gang , dan men zou vervvagten, daar zulk eene
menigte van pooten , by beurten , de een na
de andere zo veele korte treden doen. Daar zyn
verfcheide foorten van deezenbsp;in gedaan-
te en getal van pooten verfchillende, welken het
den weetgierigen behaagen zal te onderzoeken *.
i 7. Daar is een buitengemeene foort van Rups,
die middelraaatig van grootte is,en vier kuiven van
geelagtig wit hair gelyk kleine borftels,van een ge-
lyke hoogte, overend op haaren rug heeft ftaan:
hier
4de Vervolg van Briev. p. 584.
Leeuwenhoek zegt dat de Indiaanfche Duizendbeen
agt oogen heeft gelyk de Spin. Vraag. Hebben de En-
gelfchen die ook ?
hier beneden Ipruit, aan yder kant, een bosje
donker-gekleurd hair uit van verfchillende leng-
te , en zwart aan de enden. Nog twee bosjes
van de zelfde gedaante Verheffen zig uit het
hoofd gelyk hoornen , en nog een ander uit het
end van den ftaart. Yder hairtje in deeze bos-
jes, wanneer het door *t Microscoop befchouwd
wordt, gelykt een Paauwe-veer, en is een vermaa-
kelyk voorwerp. Een liefhebber van onderzoek
zal veel meer wonderen in dit verbaazend fchep-
fel, en inderdaad, in de meefte foorten van üz/^«
Jen j vinden.
i8. De Zy-morm is een fchepfel, waarvan J-
der gedeelte, zo wel wanneer het een Worm is,
als wanneer het vliegen kan , onze byzondere
oplettendheid verdient: maar alzo Malpighius
en Leeuwenhoek beide dit zeer verftandiglyk on-
derzogt , en hunne waarneemingen door ontleed-
kundige aftekeningen verklaard en uitgegeeven
hebben, zal ik den weetgierigen derwaards, en
tot hunne eigene onderzoekingen wyzen; alleen-
lyk zodanigen, die zig tot een verder onderzoek
zullen begeeven gt; raadende , om de vellen, die
deeze Dieren , drie reizen voor datze beginnen
te fpinnen, afwerpen , niet te verwaarloozen ;
want de oogen, mond^ tanden, vercierfelendes
hoofds, en veele andere deelEn kan men beter
in de afgeworpene vellen ^ dan in het Dier zelf
bekennen.-Een behoorlyke opmerking der
veranderingen van dit fchepfel, uit den ftaat van
een Rups m dien van een Popje, en daaruit indien
van een Mot of Kappelletje, zal een algemeene
kundigheid geeven van de veranderingen , die
alle Rupfen ondergaan, fchoon in de manier een
weinig onderfcheid mag zyn. Swammerdam
-ocr page 331-zegt, dat het Kapelletje, door een opmerkend
onderzoeker, onder yder deezer gedaanten, die
alleenlyk verfchillende bedekfels of gewaaden
voor het zelve zyn, kan nagefpeurd en onder-
fcheiden worden.
19.nbsp;Als men den ftaart van een mannetj'es Zy-
loora drukte, vondt men Diertjes in't zaad, * die
viermaal zo lang als breed waaren: derzelver rug-
gen waaren dikker dan de buiken , enze geleeken
in geftalte naar een Foorn. Men vermoedde dat
hunne langte omtrent de halve middellyn van een
hair was. Ik heb hier zelfde proef van genomen,
op den %ßen van Auguftus, in 't jaar 1742, wan-
neer ik een mannetjes Zy-mrm nam, die toen
even een Kapelletje ,was geworden , en deszelfs
ftaart verfcheidene reizen zagjes drukte, waar
uit, in omtrent den tyd van een minuut, een klein
dropje bruinagtigtig wit vogt met kragt op een
Molcovifch glaasje, dat ik 'er onder hie dt om het
te vangen, fpuitte; en dit met een weinigje wa-
ter, dat ik ten dien einde in myn mond gewarmd
had, verdunnende, bemerkte ik met zeer veel
verwondering en genoegen, de ontelbaare menig-
te van leevendige en wakkere Diertjes, die daar-
in waaren, en rondom zwommen.
Al wie deeze proef wil doen , moet dit in
't werk ftellen voor dat het Kapelletje met het
Wyfje is verzameld geweeft; want naderhand zal
™en 'er niets uit krygen, gelyk ik door verfchei-
de proeven bevonden heb.
20.Denbsp;fnuit van een Kapelletje,welke omgekruld
en ingerold wordt, gelyk de veer van een horo-
logie, dient zo wel voor een mond als tonge, wan-
Snbsp;neer-
* Zie Leeüwenh . 2de Fervolg. der Briev. Blad. 444-
-ocr page 332-neerze in de holligheden der Bloemen gaat, era
derzelver dauw en fappen uittrekt. Deszelfs
gedaante en maakfel zal men zeer verbaazend
vinden.
21. De pooten en voeten der Infeäen zyn
wonderlyk van maakfel en uitvinding, volgens
derzelver verfchjilende omftandigheden en be-
hoeften, en verfchaffen een aangenaame verfchei-
denheid van voorwerpen. Het is aardg niet
alleen de fcherpe omgekromde klaauwen, maar
ook de velagtige palmen van fommige Vliegen
enz. te befchouwen, welken hen in ftaat ftellen
om op glas en andere gladde oppervlakten te
gaan , zelfs terwyl hunne Hghaamen neerwaards
hangen , door middel van de drukkinge dcr
dampkring: anderen wederom hebben een foort
van fponfen, welke hunne klaauwen voor'tbree-
ken en ftomp worden, door tegen harde lighaa-
men te ftooten , bewaaren, gelyk de klaauwen
der Katten enz. zyn, die onder aan de pooten zag-
te vleefchagtige uitpuilingen hebben.
2 2. Het Kapelletje van de Kleer-Mot, 't welk
de Hr. Hook ( om dat men het dikwils tuffchen
boeken en papieren vindt loopen ) de zilver-kleur-
de Boek--x:ortn noemt, is met dunne doorfchynen-
de fchubben bedekt, van welker oppervlaksen een
menigte van ligt-ftraalen te rug ftuitende, het
Dier van kleur gelyk een fyne paarl doen fchy-
nen. Het heeft zes pooten, loopt by horten en
ftooten, en heeft drie hoorns aan 't end van den
ftaart. Alzo deeze befchryving genoegfaam is
om het te kennen , zal ik het onderzoek van
deszelfs fchoonheden den weetgierigen overlaa-
ten en hun genoegen niet voorkomen. ZieHooKS
Microgr.. p. 208.
23. Op
-ocr page 333-£0. Op de bladen van Oranje-bootnen , Fyge-
boomen , iVilgeboomen, en veele andere boomen
en planten , zyn verfcheide foorten van kleine
Infecten, die in kleine gezwelletjes beflooten, en
tot nog toe weinig bekend zyn.
24 De eijeren der Infeäenzjn aanmerkelyk
wegens derzelver verfchillende gedaante en kleur,
en wegens de byzondere regelmaatigheid en net-
heid , waarmede zy dikwils geplaatft zyn. Men
zal fomtyds zekere foort rondom een tak van een
Slee-pruimen-boom of Kroosjes-pruimen-boom ge-
voegd vinden, als ofze door de konft vaftge-
maakt , en enkelyk fraaiheids halve in orde ge-
fchikt waaren, Derzelver verfcheidenheid ison-
begrypelyk, enze moeten zo wel in 't water als
elders gezogt worden; waarvan die genen over-
tuigd zullen worden , welken de moeite willen
neemen van in de lente, de JVater-kers, Beeke-
boom, en andere Water-planten te onderzoeken :
want op de agter-zyde van derzelver bladen
zyn oneindige menigten van kleine eijeren dikwils
te ontdekken , die zig voor 't bloot oog maar als
flym vertoonen.
25. In kelders, op de korken van fleflen, zyn
drie of vier foorten van zeer wonderlyke Infec-
ten.
26 De long van een Kikvorfch , opgeblaazen
en gedroogd zynde, zal ons te hulp komen om
het waare maakfel van dat mgewandtte ontdek-
ksn
27. Sommigen hebben verzekert dat de Cochi-
nille, welke uit Nieuw Spanje komt , en om haar
gebruik tot het verwen van fcharlaken, karmo-
zyn, en purper, zo waardig is, een zaad of graan,
anderen datze een Infecl; is. Maar 't Microscoop
;nbsp;S 2nbsp;be-
beflifl: dit gefchil, en vertoont, nadat men ze vief
en twintig uuren in water geweekt heeft, duidelyk
een eirond lighaam, fchubben, pooten, en een
fpitfen fnuit ; in 't kort dit Infeä gelykt in 't ge-
heel een Lieven-Heers-Haantje. Als men hunne lig-
haamen opent, kan men veele eijeren ontdek-
ken ; en indien menze verbrandt, de afch twee
of drie dagen in water laat fhaan, dan kleinfl en
uitdampt, konnen de zouten onderfcheidenlyk
gezien worden.
28.nbsp;De Feeren der Fogelen verfchaffen eene
verfcheidenheid van fraaiheden , en verfchillen
grootelyks van malkander, niet alleenlyk in haar
algemeene kleur en gedaante, maar in 't maak-
feï van elk byzonder deel i gelyk yder een moet
gewaar worden , welk die van de Struis, den
Paauw , den Jrend, de Zwaan , den Papegai,
den Uil, en alle de ontelbaare foorten van Vo-
gelen onderzoekt. Derzelver fchaften verdienen
ook onze oplettendheid: en onze waarneemingen
daar omtrent zullen onderfleund worden door
't leezen der 367^5 Waarneeming in de Microgra-
phy van den Hr. Hook p. 168. en desgelyks door
de Proeven van den Hr. Leeuwenhoek , in 't^de
Vervolg -uan Briev. 74fie Miffive, ^de Fervolg '/ófie
Miffiv. Zend'Briev. p. 53.
29.nbsp;Allerleije foor ten van Mos zyn aangenaa-
me voorwerpen, en vertoonen zig door 't Mi-
crofcoop zo volmaakt in haare bladen, bloemen
en zaaden, als de grootfte planten of boomen.
In 't byzonder vertoonen die foorten , welken
aan d.^ rotfen en zeekuften groeijen, verbaazen-
de fchoonheden.
r 30. ipoHj-wordt voor een Ptet-Dfer gehouden,
en fchynt uit kleine vaten, naar aders en flaga-
ders
VAN ALLERLEIJE SOORT.nbsp;277
ders gelykende, famengefteld.
q I Verflensde vrugten, dof hout, vogtig jg.
der 'oud-bakken brood, en veel andere dingen,
zvn onderhevig 't gene wy Befchimmeldheid noe-
men • welke 't Microscoop ontdekt mets anders
dan ontelbaare kleine plantjes te zyn, die bladen,
bloemen en zaaden draagen, en op eene Ichier
ongeloofely ke wyze toeneemen: want m zeer wei-
nig uuren fchieten de zaaden op, komen tot vol-
len wasdom , brengen zeiven zaad voort , en
dus verfcheide geflagten op eenen dag. Daar zyn
veele foorten van deeze Microscopifche Planten,
die in grootte en gedaante zeer verfchillen: fom-
migen zyn een foort van Paddefloelen , anderen
zweemen naar Biezen, en anderen wederom draa-
gen een zeer groote menigte en verfcheidenheid
van vrugten. Men vindt insgelyks andere foor-
ten in grooten overvloed boven op de vogten,
wanneer die , gelyk we dat noemen , moerig
zyn.
32. Verwonderlyk is de gedaante , het getal
en de fchikking der lugt- vaten , fap - vaten, en
zweet-gaatjes in het hout: gelyk duidelyk te zien
is, als men 'er zulke dunne fneedtjes, als moo-
gelyk is, overlangs , overdwars, en fchuins
affchaaft , en voor 't gezigt brengt. Dennen-
hout en Kork zyn tot deezen einde gereedft: maar
alle andere foorten van hout konnen , alhoewel
met wat meerder moeite , tot het onderzoek be-
kwaam gemaakt worden. In een ftukje/Corè, met
langer dan een agtiende gedeelte van een duim,
telde men zeftig celletjes op eenry; waaruit volgt,
dat 'er duizend en tagtig in de lengte van een
duim zyn : een millioen honderd zes en zeftig
duizend vier honderd in een duim vierkant; en
S 3nbsp;dui-
-ocr page 336-duizend twee honderd negen en vyftig millioe-
nen, zeven honderd en twaalf duizend in een
teerlingfchen duim 1.
In 't Pit der boomen eil planten , zo gefnee-
den dat het doorfchynend worde , konnen de
vaten duidelyk onderfcheiden worden. De zweet-
gaatjes van het hout kan men insgelyks in gemee-
ne houtskool en kleine houtskool op een voordee-
Jige wvze zien.
33- Daar zyn veele foorten van zand ; fommi-
gen op den oever der zee, of op de oevers der
rivieren verzameld, en anderen binnen 's lands
gevonden. De korrels van yder foort verfchil-
len veel in grootte, gedaante en kleur: fommi-
gen zyn ondoorfchynend, anderen doorfchynend:
fommigen hebben ruuwe oppervlakten, anderen
zyn t'eenemaal glad f. Het is zeer vermaakelyk
deeze verfcheidenheden door 't Microscoop te
onderzoeken, 't welk in fommige blinkende foor-
ten korrels vertoont, die allerlei getal van zyden
en hoeken hebben, en zo fraai gepolyfl:zyn,dat
ze voor den keurlykften en fchoonften Diamant
niet behoeven te wyken. Op anderen zyn kod-
dige figuuren , of verbeeldingen van landfchap-
pen , gebouwen, planten en dieren , die teffens
voorwerpen van verwondering en van vermaak
zyn.
34. Om de Diamanten met meerder naauw-
keurigheid te onderzoeken, brak deHr. Leeu-
wenhoekJ een kleinen tuffchen twee hamers
aan ftukken, en de ftukken in den Zonne-fchyn
1nbsp; Hook's Microgr. p. 114.
t Zie miof. Tranfaa. Numb. 289. Hook's Microgr.p- 80.
§ l'hilof. tranfaä. Numb. 374.
voor 't Microfcoop plaatfen'e, za^hy 'er veele
flikkerende vlammetjes uitkomen, met een ge-
durige fchitterina; in fommigen gelyk een daau-
■wen blixem. Toen dezelven in de fchaduwe
bekykende, bemerkte hy, onder andere aartige
vertooningen, een klein vlammetje, dat mt y-
der deeltje van den Diamant fcheen te fchieten:
en 't was een heerlyk gezigt menigten van flik-
kerende vlammen, meeft van een blinkende vuu-
rige kleur, en anderen groenagtig, flaauwlyk en
gelyk den blixem tot eenigen afftand fchitteren-
de, te befchouwen. In andere ftukjes van den
Diamant kon men de plaatjes, waar uit hy was
zamenge1:eld, duidelyk onderfcheiden.
35.nbsp;Als men vuur met een vtmrfteen en ftaal
flaat, worden 'er kleine deeltjes van 't ftaal af-
gellagen, en door de famenftooting tot bolletjes
gefmolten; gelyk klaar zal blyken, indien men
de proef doet over een vel wit papier, en 't ge-
ne daar op valt door 't Microscoop beziet. He
Hr. Hook deedt eerftdeproef, enbevondtdat
een zwart deeltje, niet dikker dan de punt van
een fpeld, zig gdyk een bal van gepolyft ftaal
vertoonde, en de afbeelding van 't venfter, waar-
by hy het onderzogt, fteik te rugge kaatfte. *
Het is ook niet onvermaakelyk de gefmolten
yzer-deeltjes uit de deeltjes van den fteen , wel-
ken fomtyds in glas veranderd zyn, door midr
del van een mes , dat op een zeilfteen aangezet
is, te fcheiden.
36.nbsp;De goedertierene Natuur heeft de zaaden
van Paar de-bloemen, Diflels, en veele andere plan-
ten met Dow voorzien, dat voor wieken dient om
* Ho ok's Microg. p. 25, 44.
-ocr page 338-dezelven naar afgelegene plaatfen te voeren. Dc
gedaante van zulk Dons is in verfchillende plan-
ten zeer onderfcheiden, als men het door gla-
zen beziet: 't een vertoont zig elfen en glad, 't
ander ruig en doornagtig. Een andere foort we-
derom heeft kleine haakjes of klawiertjes waar-
mede het zig overal aan vafthegt. Perfiken ,
Kweepeer en, en fommige andere vrugten hebben
insgelyks een zagt Dons, 'twelk der onderzoe-
kmge waardig is, zo wel als de hairen op veele
foorten van bladen, vrugten en zaaden.
37.nbsp;Daar is een zeer fraai Dokj- oï Hair (byde
Engelfchen) Cowage of Cow-itch genoemd, 't
welk groeit aan een foort van hairige Turkfche
J3oonen, die uit Oofl Indien komen. De Schil-
len, omtrent drie duimen lang, gelyken naar
een Turkfchen Boon, en zyn met dit Dons of Hair
bedekt, 't welk wegens zyne dikte zeer ftyf is,
pyn en ontfteeking veroorzaakt indien het op'
eemg deel gewreeven wordt, en door het Mi-
croscoop befchouwd zynde zig gelyk een me-
nigte van naalden vertoont.
Een foort van krullende hoorns, die uit het
midden van fommige inkarnaate en enkele An-
gelieren opkomen, zyn uitneemend aartige voor-
werpen.nbsp;^
38.nbsp;De vlokken van vallende Sneeuw zyn on-
derfcheiden van gedaante, en uitdermaate fchoon,
indienze, voor datze fmelten, onderzogt wor-
den : 't welk gemakkelyk kan gefchieden , als
nien de proefin de opene lugt doet, terwyl het
yrieft. Descartes, Dr. Grew, de Hr.
Hook, de Hr. Morton, Dr. Langwith,
en anderen hebben ons verfcheidene ftarswyze
gedaanten opgegeeven: en Dr. Stocke, in
ZeG'
-ocr page 339-Zeeland, heeft onlangs eenige nieuwe gedaanten
aan de Koninklyke Maatfchappye medegedeeld,
die te vooren niet opgemerkt waaren.
De gedaante der deeltjes van den Dauw ismis-
fchien insgelyks der opmerkinge zeer wel waar-
dis*.
Pluim-Aluin , verfcheide foorten van Talk,
Amiant, Marcaßet, en allerleije foorten van
mineraalen en berglloffen , verfchaffen eene ver-
fcheidenheid van aangenaame en keurlyke voor-
werpen.
Mthiops Mineraal, Calomel, Mercurius dulcis^
en alle andere Kwik-poeijers, zyn , als menze
door 't Microfcoop onderzogt, bevonden met
raauwe en onveranderde Kwikbolletjes vervuld
te weezen.
Genieen-Zout in water gefmolten, leevert een
oneindig getal van vierkantige lighaamen uit.
Padden, Kikvorfchen, en JVater-Hagediffen,
worden * gedood , zo men zout op hunne rug-
gen wryft: Slangen , Adders, Jlateljlangen, enz.
zo men met een naald een draad in Tabaks-Olie
gedoopt door derzelver huid trekt; en Kwikzilver
is een doodelyk vergif voor de Mieren.
Het zou een werk zonder end zyn de helft der
voorwerpen aan te wyzen , die bekwaam zyn
om door dit nuttig en vermaakelyk werktuig on-
derzogt te worden, 't welk ons als van oogen
voorziet, die oneindig doordringender zyn dan
onze eigenen: en ons wonderen ontdekt , die
wy zonder het zelve niet zouden konnen bezef-
fen. De voorgaanden zyn maar eenige weini-
genuit de keurlykften uitgekipt; maar yder'
fchep-
* Hoou's Microgr. p. 144.
S5-
-ocr page 340-iehepfel, yder plant, en vrugt, en bloem, yder
droppel water, en yder ftof-deeltje zal, indien
't zorgvuldiglyk onderzogt wordt, nieuwe leering
en vermaak verfchafFen.
Be iDerhen der Konst en der Natuure met
eikanderen vergeleeken en overmogen.
quot;P er wy deeze Verhandeling befluiten, zal het
-l^moogelyk niet ondienftig geagt worden, dat
we eenigen der fraaifte en keurlykfle konfl:-fl:uk-
ken door menfchen gemaakt onderzoeken , en
die met de voortbrengfels der Nature vergely-
ken; alzo zulk eene vergelyking dienen moet
qm 's menfchen laatdunkendheid en hoogmoed
te vernederen, door hem een redelyker en ze-
diger gevoelen van zig zeiven te geeven; en ter
zeiver tyd hem eenigermaate kan opleiden ter
Verbeteringe zyner onvolmaakte bevattingen van
den Schepper aller dingen!
Als men de fnee van een zeer fcherp Scheer-
mes door 't Microfcoop onderzogt, vertoonde
zig die zo breed als de rug van een tamelyk
dik mes, ruw, oneffen, vol keepen en groe-
ven , en geleek zo weinig naar iets dat fcherp
mag heeten, dat een werktuig zo flomp als dic
fcheen te zyn, zelfs niet zou konnen dienen om
hout te klooven f.
Een uitneemend kleine naald desgelyks on-
derzogt zynde, fcheen de punt daarvan meer
dan een vierde van een duim breed; niet rond
f Rook's Microgr.
-ocr page 341-j)El!. Natuure v e r g e l e k e n. 283
of olat maar onregelmaatig en ongelyk; en de
opnervlakte, alhoewel by uitftek glad en regt
voor 't bloot oog, fcheen overal ruw, vol kmlen
en hobbelig te zyn. In 't kort zy geleek een
yLren-ftaaf zo als die uit een fmeedery komt J.
^ Maar de Angel van een Bye, door t zelfde
werktuig befchouwd zynde , vertoont overal
lene giaVeid^ die verrukkelyk fchoon is zon-
der de minfte fout, vlek of oneffenheid , en
eindigt in een punt, te fyn om onderfcheiden te
worden: egter is dit flegs de koker of fcheede
van veel keurlyker werktuigen, die daarin be-
vat zyn, gelyk te vooren befchreevenis, bladz.
Een klein ftukje uitneemend fyn Kameryks-doek
vertoonde zig, wegens de wyde afftanden en
gaten tuflchen de draaden, bykans gelyk een hor-
de of traliwerk, en de draaden zelve fcheenen
grover dan het garen waarvan men Ankertou-
wen maakt.
Een BruJJ'elfche kant, van vyf en vyftig gulden
de el, zag 'er uit als of ze gemaakt was van een
dikke, ruige, oneffene hairige draad of touw,
op eene zeer flordige en lompe manier gevlog-
ten en vaftgemaakt of famengeflanfd.
Maar de Web van een Zydworm onderzogt
Zvnde vertoonde zig volmaakt glad en blinken-
de , overal effen, en zo veel fyner dan een draad
door de befte fpinfter in de werreld gemaakt zyn
kan, als het dunfte getwynd garen fyner is dan het
dikfte Kabeltouw. Een Popje of dotje van deeze
?yde afgewonden zynde, werdt bevonden negen
hon-
-ocr page 342-honderd en dertig voeten lang te zyn: maar
men dient in agt te neemen , dat alzo de
JVorm door de geheele lengte twee draaden
famen kleeft; dit het bovengemelde getal in-
derdaad dubbel, of een duizend agt honderd en
zeftig voeten uitmaakt: 't welk met de uiterfte
naauwkeurigheid gewoogen zynde,niet zwaarer
dan twee en een half grein gevonden werdt 1
Welk eene keurlyke fynheid is hier! en egter is
dit niets m vergelykingederWebbe van een klei-
ne Spin, (zie Bladz. 19 (5.) of zelfs van de zyde,
die uit den mond van deezen zelfden Worm
kwam, wanneer hy eerft uit den dop was geko-
men.
Het kleinfte ftipje, tiitteltje, of puntje, dat
met een pen kan gemaakt worden, fchynt, door
't Microfcoop befchouwd zynde, een zeer groo-
te onregelmaatige vlek , die ruuw , bogtig, en
oneffen rondom de kanten, en op verre na niet
rond is. Het fynfte en kleinfte fchrift, gelyk
het Gebed onzes Heeren in den omtrek van een
ftuivertje, of een ander diergelyk keurlyk Konft-
ftuk, door den bekwaaraften Meefter gemaakt,
fchynt, ter onderzoek gebragt zynde, zo wan-
ftalhg, onbefchaafd en barbarifch , als of het
met Rumfcbe Letters gefchreeven was. Maar
de kleine fpatjes op de wieken of lighaamen der
Motten, Torren, Fliegen, en andere Infeäen,
heeft men, vergroot zynde, bevonden net rond
te weezen: en alle de andere ftreepen en tekens
rondom dezelven fchynen met de uiterfte naauw-
keurigheid, zo regelmaatig en fyn getrokken,
als eenigzins moogelyk is.
* Schouwt, der Nat. Ibid. pag. 50.
-ocr page 343-Dr. Power zegt, dat hy te Tredescant
een gouden ketting zag van drie honderd fchakels,
niet meer dan een duim lang, dieaan een Vloo
was vaftgemaakt, en door dezelve voortgetrok-
ken werdt. En ik heb zelf onlangs digt by Durham
pleinindeSfmBi ftraat een wagentje gezien, en
met het Microfcoop onderzogt (door eenen Hr.
B 0 v E RI c IC, een horologie-maaker, gemaakt) 't
welk vier wielen had, met al den daartoe ver-
eiften toeftel, die op hunne asjes vaardig rond
draaiden: nevens een mannetje, dat 'er op zat;
alles van Ivoor gemaakt, en zonder eenige
fchynbaare moeijelykheid door een Floo ge-
trokken. Ik woog het zo net als my moge yk
was, enbevondt dat het wagentje, het mannet-
je en de Vloo maar een enkel grein zwaar waa-
ren. Ik woog ook ter zeiver tyd en plaatfe , een
koperen ketting door die zelfde hand gemaakt,
omtrent twee duimen lang, bevattende twee hon-
derd fchakels, met een haakje aan 't een, en
een hang-flotje_en fleuteltje aan 't ander end;
en bevondtze minder dan een derde deel van een
grein zwaar te zyn *.
Men verhaalt ons, dat zeeke'r O s w a l d N e r-
l in oer t een Beker maakte van een Feper-
korrely
* Sedert dat ik het bovenftaande fchreef, heb ik een
Quadrille Tafel gezien (door den zelfden Konftenaar ge-
maakt) met een laade daarin, een Eettafel, een Schenktafel,
een Spiegel, twaalf Stoelen met gefneeden ruggen, tweedo-
zyn Borden, zes Schotels , een dozyn Melfen, Vorken,
Lepels, twee Zout-vaten , een Oly en Azyn ftelletje
nevens een Heer, een Juffrouw en een Knegt, alles ineen
Karfe-fteen vervat: en denzelven niet veel meer dan half
vervullende.
f Ephem. Germ. Tom. I. Addend. ad Obferv. 13.
-ocr page 344-korrel, die twaalfhonderd andere Bekertjes be-
vatte, allen van Ivoor gedraaid, aan de kanten
verguld, en yder op een voet flaande: en dat het
'er zo Verre van daan was, dar ze gedrongen waa-
ren of gebrek aan ruimte hadden , dat de Pe-
per-kof rel nog vierhonderd meer zou hebben kon-
nen bevatten.
Deezen zyn eenige van de netfle, keurlykfle
' en verbaazendfle Konfl-flukken; maar laat ons
'er 't een of 't ander van door een goed Micros-
coop onderzoeken, en wy zullen aanflonds over-
tuigd zyn, dat het uiterfle vermoogen der Konfl
flegts een bedekking van mismaaktheid, en een
milleiding van ons gebrekkelyk gezigt is j en
datwe 'er ons alleenlyk over verwonderen, om
dat wy niet weeten, wat het inderdaad is.
Dees waardige ontdekker derwaarheit zal too-
nen, dat de Konfl-flukken, waarvan men't meefl
opgeeft, zowanfchaapen, ruuw en oneffen zyn,
als of ze met een byl gehakt, of met hamer en
beitel gehouwen waaren. Hy zal broddelwerk,
ongelykheid , en onvolmaaktheid in yder deel
toonen , en dat het geheel onevenmaatig en
wanfchapen is. Onze fraaifte fchilderyen in mi-
niatuur vertoonen zig voor dit Werktuig als en-
kele befmeeringen, met een troffel 'er op ge-
pleiflerd, en geheel van fchoonheid ontbloot,
zo wel in tekening als kleur. Onze blinkenfle
VerniflTen, onze gladflepolyfl:ingen zal men be-
vinden enkele ruuwheid, vol fcheuren en fotiten
te zyn.
Dus daalen de Werken der Konfl:, als wy in
fl:aat gefteld worden om te zien , wat ze inder-
daad'zyn! Maar, in tegendeel, hoe nader ^J
de Werken der Natuure onderzoeken, hoe dui-
delyker wy die onderfcheiden, hoe meer wy 'er
van konnen ontdekken,zelfs in 't minfte en gering,
fte haarer voortbrengfelen, zo veel meer zullen
wy de wysheid, magt, en grootheid des Maa-
kers befpeuren. Laat ons het Microscoop ge-
bruiken , waar wy willen, wy zullen niets vin-
den dan fchoonheid en volmaaktheid. Befchou-
wen wy de ontelbaare foorten van Infeäen, die
rondom ons zwemmen, kruipen of vhegen, wat
eene evenredigheid, netheid, gelykvormigheid
en evenmaatigheid zullen wy in alle hunne werk-
tuigen bemerken I wat een ryken overvloed van
kleuren ! Hemels-blaauw, groen, en vermilioen ,
goud, zilver, paarlen, robynen en diamanten ,
franjes en borduurfels aan hunne lighaamen,
wieken, hoofden en yder ander gedeelte! Hoe
ryk is de gloed! hoe verheven de voltooijing!
hoe onnavolglyk de gladheid, die wy overal be-
fchouwen !-Gaan wy nog verder, en onder-
zoeken wy de Dieren, waarvan eens menfchen
oog, niet onderfteund zynde, veele foorten on-
moogelyk zou konnen onderfcheiden ; deeze
ademende ftofjes, hoe klein ook, zyn byna en-
kel Konft! Ook zullen wy daarin dezelfde werk-
tuigen des lighaams, veelvuldigheid van deelen,
verfcheidenheid van beweegingen, verfchillend-
heid van gedaanten, en byzondere leevens-wy-
zen ontdekken, als in de groote Dieren!nbsp;■
Hoe verrukkelyk fraai moet het inwendig maak^
fel deezer fchepfelen zyn! het hart, de maag,
demgewanden, en de harfenen! Hoe kleinen
dun de beenderen, gewrigten, fpieren, enpee-
i nnbsp;en boven alle bevattinge
teder de flagaders, aders en zenuwen! Wat eene
menigte van vaten, en doorftraaiingen van vog.
ten moet in deezen naauwen omtrek vervat zyn l
En egter hebben zy alle genoegfaame ruimte om
hunne verfchillende werkingen te doen, zon-
der malkander te verhinderen of in den weg te
zyn.
De zelfde orde, regelmaatigheid en fchoon-
heid zal insgelyks onder de GewalTen, indien ze
ter onderzoek gebragt worden, zig vertoonen.
Yder telg, knop, bloem, of zaad legt eene ge-
daante , evenredigheid en overeenftemming voor
ons open, die boven het bereik der Konft is.
Daar is geen onkruid, nog eenig Moj, waarvan
yder blad niet eene menigte van vaten en kleine o-
peningen vertoont, die overkeuriyk gefchikt zyn,
en dienen om de fappen, die tot onderhoud en
voedfel ftrekken, om te voeren, en 't wek niet
met ontelbaare fraaijighedcn, om 't zelve op te
pronken, vercierd is.
De volmaaktfte Werken der Konft ontdekken
eene geringheid, armoede, en onvermoogen in
den werkman; maar die der Natuure bewyzen
duidelyk, dat de hand, dieze vormde, volftrekt
meefter was van de ftoffen waarop zy werkte,
en gereedfchappen had net tot haar oogmerk die-
nende. EJk hairtje , vedertje , of fchubbetje
zelfs van 't geringfte Diertje, fchynt gerond,
gepolyft, en in den hoogften top voltooid, en
toont den overvloedigen rykdom, milddaadigheid
en ervarenheid van zynen Maaker.
Maar moogelyk zal iemand vraagen, tot wat
einde de Voorzienigheid zulk een overmaat van
fchoonheid hefteed hebbe aan fchepfels, die zo
weinig te beduiden hebben: en dan uitroepen,
wat raakt ons dit alles ? Myn antwoord is, dat
de fchoonheid en netheid waar mede zy ver-
clerd zyn, klaar en overtuigelyk bewyzen, dat-
ze zo weinig niet te beduiden hebben, als wy
verwaandelyk vermoeden : want, zulk eene
fchoonheid moet dezelven gegeeven zyn ofhun-
nent halve, op dat zy zelven daar door moogen
vermaakt worden; of anders om onzent wille,
op dat wy daarin 't verbaazend vermoogen, en
de goedheid van den Schepper moogen opmer-
ken. Indien het eerfte waar is, moeten wy toe-
ftaan, dat ze van aangelegenheid zyn ten aan-
zien van hunnen Maaker , en derhalven onze
agting verdienen; en indien het laatfte, dan is
het inderdaad onze pligt, om op dezelven agt
te flaan, en ons 'er over te verwonderen. Maar
om welke reden het ook Gode behaagt mag
hebben dezelven beftaanlykheid te geeven, en
met fchoonheid te bekleeden , 't gene hy zyns
waardig geoordeeld heeft te fcheppen, is zeker-
lyk voor ons niet te laag om te onderzoeken en
te overweegen. Die zelfde hand, die den Wal-
vifth, den Olifant, en den Leeuw vormde, heeft
ook de Luis, de Mug en de Floo gemaakt.
Eenige beredeneerde Aanmerkingen over de
Ontdekkingen door Microscoop
gedaan.
HEt gebruik van 't Microscoop zal een den-
kenden ^,eeft natuurlyk opleiden ter over-
weeginge der ftolfe als in verfchillende gedaan-
ten en grootheden, 't zy bezield of onbezield,
gevormd: het zal onze aanmerkingen van een
Myt tot eenen Walvifch , van een zand-korrel
tot den Kloot, waar opwy leeven,en van daaf
tot de Zon en Dwaalfterren, verheffen; en mis-
fchien nog verder tot de vafle Sterren, en de
omwentelende Klooten, die zy verligten, daar
wy ons tuflchen Zonnen en Werrelden in de on-
meetelykheid en heerlykheid der Natuure zullen
verliezen.
Onze denkbeelden van Stoffe , Ruimte , en
Duiiring zyn enkelyk vcrgelykende, van ons
zeiven en de dingen rondom ons afgenomen,en
binnen zekere perken bepaald; indien wy deezen
te buiten gaan, en ze verder tragten uit te brei-
den , worden zy zeer verward. Het begin en
het end, de uitneemende grootheid of uimee-
mende kleinheid der dingen, zyn zaaken die ons
allen in verbyftering en verwarring brengen.
„ Laat iemand een proef neemen of hy de
„ verfchillende grootte kan bevatten van twee
„ Diertjes, waar van het een twintig, en 't an-
der honderd maal kleiner is dan een Myt; of
om de lengte van duizend, met die van een
millioen Aardkloots Middellynen in zyne ge-
dagten , te vergelyken , en hy zal met der
haafl bevinden , dat zyne verbeelding hem
geene -verfchillende maaten verfchaft , die
naar zulk eene verbaazende grootheid of on-
begrypelyke kleinheid gefchikt zyn. Het ver-
ftand opent ons, 't is waar, wel aan alle kan-
ten een oneindige ruimte; maar de verbeel-
ding flaat na eenige flaauwe poogingen, eens-
klaps ftil, en vindt zig in de onmeetlykheid
van het ledige , dat haar omringt, verflonden.
Onze reden kan een deeltje der floffe door
een oneindige verfcheidenheid van verdeelin-
5, gen nagaan, maar de verbeelding verliefl: het
3)
JJ
3)
V
Jgt;
-ocr page 349-dra uit het gezigt, en voelt in zig een zekere
vdele ruimte, die met gevoeliger ftoffe moet
Vervuld worden. Wy konnen onze verheel-
dinss kragt niet verwvden,nog vernaauwen ter
afmeetinge van beide uiterften. Het voorwerp
is te groot voor onze bevattinge , als wy den
omtrek van een Werreld willen begrypen;
maar het verdwynt en wordt tot met, als wy
„ ons een denkbeeld van een ondeelbaar Itoijc
7, tragten te vormen1.quot;
De kleinheid der Microscopifche Diertjes, en
de weinige plaats die zy beflaan, in vergelykmge
Van ons en de ruimte die wy vervullen, zou moo-
gelyk onze hovaardy en dwaasheid konnen ver-
meerderen , en ons in de verbeelding brengen,
dat wy van zeer groot belang in de fcheppinge
zyn. Maar indien wy onze gedagten op waards
voeren en 't lighaam van een menfch met de
grootte van een berg vergelyken, dien berg met
de geheele Aarde, den Aard-kloot met den kring,
dien zy om de Zon befchryft, deezen kring met
den kloot der vafte fterren, den kloot der vafte
fterren met den omtrek der geheele fcheppinge,
en de geheele fcheppinge met de oneindige ruim-
te , die dezelve aan alle kanten omringt, dan
zullen wy bevinden, dat we als een enkel niets
verzinken, t quot; Indien de Zon met al haare
„ Planeetifche Werrelden t'eenemaal uitgebluft
quot; en vernietigd waare, zou men derzelver af-
weezenheid in 't groot Heelal niet meer be-
„ mer-
gt;gt;
1nbsp; Speélam-.Nam. 420. Nederd. Vertaaling.IV. Deel,
Vertoog.
-)- SpeEiator. Num. 5Ö5. Nederd. Vertaaling. VI Deel,
15 Vertoog.
T 2
-ocr page 350-merken, dan die van een Zand korrel aan den
oever der zee: de plaats die ze beflaan is zo
uitneemend klein in vergelyking van het Heel-
al , dat ze naauwlyks eene ledigheid in de
fcheppinge zoude maaken. De gaaping zou
byna niet te befpeuren zyn , voor een oog
„ dat den geheelen omtrek der Natnure kon o-
,, verzien, en van 't eene end der fcheppinge
„ tot het ander weiden.quot; Wat is dan de mag-
tigfte Monarch die ooit leefde! Wat is het ge-
heele geflagt der menfchen!
Een Myt op een kaas is zo groot en aanmer-
kelyk , naar evenredigheid, als een Menfch op
den Aardkloot : de kleine Jnfedien, die op de
bladen der Perfik en Karfe boomen hun voedfel
zoeken, zyn geen vreemde verbeelding van Of-
fen in ruime Weiden grazende : en de kleine
Diertjes zwemmen in een droppel water met zo
veel vryheid rondom, als de Walviflchen in den
Oceaan: zy hebben allen evenveel ruimte naar
evenredigheid van hunne byzondere grootte.
Het beftek of de duuring des leevens in ver-
fchillende fchepfelen , is insgelyks vergelyken-
der wyze lang of kort, volgens het getal , de
fnelheid of traagheid der denkbeelden, die zig
na malkander aan den geefl: vertoonen. Want,
als de denkbeelden gezwind op eikanderen vol-
gen , en veelen derzelven in een naauw befl:ek
famengedrongen worden, zal de tyd, hoe kort
ze ook zyn mag, lang fchynen, naar evenredig-
heid van het getal der denkbeelden, die denzel-
ven doorloopen: in tegendeel, als de denkbeel-
den maar weinigen zyn , en zeer langfaam op
malkander volgen, zal een lange tyd kort fchy-
nen.
Jgt;
nen naar evenredigheid van derzelver traage
afftervolffinge, en kleinheid van getal.
^ Het is klaar, zegt de Hr. L o c k , voor yder
pen die maar opmerkt wat 'er m zyn eigen
geeft omgaat, dat'er een trein van denkbeel-
in is , die in zyn verftand geftadiglyk op
;; malkan'deren volgL , zo lang a s hy w^^r
is De overweeging deezer vertooninge van
verfcheide denkbeelden agter malkander in
quot; ons gemoed, is 't gene wy Duuring noemen.
quot; Want terwyl wy denken, of terwyl wy ver-
fcheide denkbeelden agtervolgelyk in onzen
geeft ontvangen, weeten wy dat we beftaan:
„ en zo noemen wy de beftaanlykheid , of de
„ ftandhouding der beftaanlykheid van ons zei«
„ ven, of eenig ander ding, welke evenmaatig
j, is met de agtervolginge van eenige denkbeel-
, den in onzen geeft, de Duuring van ons zel-
ven , of van eenig zodanig ander ding, dat
quot; teffens met onze denking beftaat*.quot;
quot; Uit deeze beginfelen is klaarblykelyk, dat een
dag als duizend jaaren, en duizend jaaren maar
als een dag konnen fchynen: door welk middel,
het leeven van alle fchepfelen , voor zo veel
ons bekend is, aan hun zelven byna van dezelfde
Duuring zou konnen fchynen. Het is ten min-
ften waarfchynlyk, dat iets diergelyks in de be-
wooners van deeze onze Aarde mag plaats hebben:
want alzo dezelfde bedryven of leevens pligten,
naamelyk, gebooren te worden , eigen onder-
houd te zoeken, in grootte toe te neemen, tot
volwaffenheid te komen , zyn geflagt voort te
planten, en te fterven , even gelyk door allen
• Zie Locii en Human Underfianding, Chap.XIV.
J»
))
5gt;
Jgt;
»»
volbragt worden: mag men veronderftellen,dat
die dezelven in weinige maanden, dagen of uu-
ren * volvoeren, door 't getal en de gezwinde
agter-
, * Swammerdam heeft in 't Nederduitfch een kemiyk Be-
rigt aangaande het Haft of Oever aas uitgegeeven :(zie 531-
bel der Natuure bladz. 234.) een Vlieg, die , gelyk hy ons
verhaalt, maar vyf uuren leeft. Dit/«/ïfl wordt omtrenc
alle monden van den Rhyn gevonden; en volgens zyn Te-
kening en Befchryving fchynt het een foort te zyn, die ee-
nigzins tuflchen onze May-Flieg(mi de Stroo-Flieggetsë\d')
en de Libella of Puiflebyter inkomt. Het heeft vier wie-
ken, waar van twee korter zyn , dan de overigen ; een
paar kleine hoorns, zes pooten , en twee zeer lange regte
hairen, die uit den ftaart voortkomen. Men ziet ze, zege
ny, omtrent het midden van den Zomer, drie dagen agter
malkander, m'aar niet langer in een faizoen , naby de op-
pervlakte des waters vliegen. Zy eeten niets; derzelver
eenigfte bezigheid is teelen, en eijeren op het water le laa-
ten vallen : welke eijeren naar den grond zinkende een
foort van Wormen oï Maaden voortbrengen , die zig dra
holligheden in de klei maaken , waarinze drie jaaren hnn
verblyf houden, groeijende yder jaar omtrent een duim in
de lengte. Wanneer de Worm volwaffen is , ryll hy naar
de oppervlakte omtrent zes uuren 's avond.s: legt eijeren,
en fterft dien zelfden nagc omtrent tien nuren.
Ik vind het vreemd dat Swammerdam zou zeggen, dat
het leeven van dit Schepfel niet langer dan vyf uuren duurt,
daar zyn eigen Berigt duidelyk bevvyll . dat het inderdaad
drie ,a:,ren leeft: want het is zekerlyk zo wel leevendiff
terwyl het een Worm is, als wanneer het naderhand een
. Vlieg wordt. - De waarheid moet yder een nnjaa-
gen, en derhalve heb ik de algemeene misvatting aangaan-
de deeze Vlieg, welke dikwils, op het gez-jg van Swam-
merdam, als het aanmerkelykfte voorbeeld van de kortheid
des leevens, dat ons bekend is, wordt aangehaald, getragt
op te helderen. Maar fchoon dit InfeSt veel ianger leeft
dan men zig verbeeldde, twyfel ik niet, of'er zyn fommi-
gen onder de ontelbaare foorten van weezens , welker na-
tuurlyk leeven zo kort is, als dit veronderftelt was te zv»:'
zulken zyn 'er heel waarfchynlyk ook onder de zeer Meine
foorten te vinden. Want alzo die uitneemend Ideine, en
voor
-ocr page 353-afftervolsing van denkbeelden met alle deeze
oogmerken overeenkomende, volgens hun eige-
ne denking zo lang leeven, als andere fchepfels
doen in welken die zelfde trein van denkbeelden
langfaaraer voortgaat, en veele jaaren vereifcht.
Alzo het Microscoop ontdeKt,dat fchier yder
droppel water, yder gras-fpruitje, yder blad,
lem en graan van inwooners krielt; we ken
alle niet alleenlyk leeven, maar gelukkig zyn,
kan een denkende geeft naauwlyks nalaaten dat
sedeelte van de trappen der weezens te over-
weegen, 't wélk van hem tot de allerlaagfte ge-
voHige fchepfelen neêrdaalt, en gevolglyk on-
der zyn onderzoek kan gebragt worden.*' On-
der deezen zyn fommigen zo wemig boven doode
ftoffe verheven , dat het bezwaarlyk is te be-
paalen, of ze leeven of niet: anderen maar een
trapje hooger, hebben geene zinnen behalven
het Gevoel en de Smaak: fommigen hebben 'er
wederom alleenlyk het Gehoor by, anderen de
Reuk , en anderen het Gezigt. '
Men kan zonder verwonderinge met befchou-
wen met welken trapswyzen voortgang de le-
vendige werreld door eene overzeldfaame ver-
fcheidenheid van gedaanten toeneemt, voordat
men tot een fchepfel komt dat alle zyne zinnen
heeft • en zelfs is 'er onder deezen zulk een on-
derfcheid van volmaaktheid tuffchen de Zmnen,
wei-
voor 't bloot oog onzigtbaare Plantjes, welken 't gene wy
befchimmeküieid noemen tiitmaaken, in weinige uuren op-
komen, vrugt draagen, en fterven; moogen wy ook rede-
lyker wyze vermoeden , dat het leeven van fommige uit-
neemend kleine Diertjes van zulk eene korte duuring is.
* Zie Speftator Num. 519- Nederd. Vertaaling V. Deel.
f,lX. Vertoog.
welken in het een of het ander Dier zig vertoo-
nen , datze, alhoewel in verfcheidene Dieren door
denzelfden algemeenen naam onderfcheiden, eg-
ter bykans van eenen anderen aart fchynen. In-
dien wy vervolgens agtgeeven op hunne inwen-
dige volmaaktheden, teweeten hunne loosheid
eii vernuftigheid, of 't gene wy in 't algemeen
, ^^ * ingefchapene kundigheid noemen, zullen wy
Jiinst. bevinden datze ongevoeliglyk malkander
overtreffen, en meerder volmaaktheid ontvan-
gen volgens de verfcheidenheid hunner foorten.
Deeze voortgang in de Natuure gefchiedt dus
by trapjes, dat de ganfche gaaping, van eene
Plant tot een Menfch, met verfcheide Soorten
van fchepfels is opgevuld, die malkander door
zulk eene zagte en geitadige opklimming te bo-
ven gaan, datde overgang, en afwyking van
de eene tot de andere foort fchier niet te bemer-
ken is. Die tuffchen ruimte is zo wel aange-
leid en beflierd , dat 'er naauwlyks eene trap
van gewaarwording is, welke zig niet in eenig
gedeelte der leevendige werreld vertoont. Na-
demaal dan de volmaaktheid der Beftaanlykheid
by zulke regelmaange trappen tot de hoog-
te van een menfch opklimt, mag men om de ge-
lykvormigheid der reden, wel veronderftellen ,
dat die ook fteeds, door ontelbaare orden van
Weezens van eene verhevener natuure dan hy
trapswyze opgaat: alzo 'er oneindig meer wyd-
te en ruimte voor verfchillende trappen van vol-
maaktheid tuffchen het Opperfte Weezen en den
Menfch, dan tuffchen den Menfch en 't veragte-
lykfte/M/^Ä, is.nbsp;^
De gedagten van den Hr. L o c k over dit on-
derwerp zyn zeer aanmerkelyk: „ Dat 'er zegt
hy meerder foorten van verftandige fchepfels
boven ons, dan van gevoelige en ftoffelyke
beneden ons zyn, komt my waarfchynlyk voor,
omdat wy in de geheele zigtbaare en lighaa-,
inelyke Werreld geene gaapingen nog ope-,
ningen befpeuren. Alles gaat van ons af naar
beneden met een ongevoe igen voortgang en
door eenaanééngefchakelde rye vanweezens,.
die in yder overgang van de eene tot de ande-
re foort maar zeer weinig van malkander
verfchillen. Daar zyn Viflchen , die vleu-
gels hebben, welken de lugt geen vreemd ge-
wefliis, en daar zyn fommige Vogels, die in
het water woonen, welker bloed zo koud is als
dat der ViflTchen , en welker vleefch zo na
by vifch in fmaak komt, dat men dennaauw-
gezette Roomsgezinden toelaat de zelven op
vaftendagen te eeten. Daar zyn Dieren, die
zo na aan Vogelen en viervoetige dieren ko-
men, datze in 't midden tuflchen beide ftaan.
De tweeflagtige Dieren fchakelen de Land-
en Water-Dieren aan een: de Robben leeven
in zee en op 't Land; de Bruinvifchen hebben
warm bloed en zulke ingewanden als een Var-
ken: om niette melden 't gene als met verze-
kerdheid van de Meirmannen enMeirminnen
verhaald wordt. Daar zyn Beeften , die zoo
veel kennis en reden fchynen te hebben, als
fommigen die men Menfchen noemt; voorts
zyn de Dieren en Gewafl^en zo na vereenigd,
dat indien men de geringfte foort der eerften
met de uitmuntenfte foort der laatften verge-
lykt, men naauwlyks eenig verfchil van belang
tufllrhen dezelven zal bemerken. En zoo voort-
gaande tot datwe aan de geringfte en logfte
T 5nbsp;dee-
tgt;
»
'f
Jgt;
3J
5gt;
JJ
5gt;
Jgt;
gt;gt;
J5
5gt;
»
}5
J'
-v
»?
55
55
95
55
55
55
55
5gt;
5»
5»
55
55
J5
Aanmerkingen over de
deelen der Stoffe komen zullen wy overal be-
vinden, dat de verfcheidene foorten aan een
gefchakeld zyn, en maar in bykans ongevoe-
lige trappen verfchillen. En wanneer we de
oneindige magt en wysheid van den Schepper
overweegen , hebben wy reden om te den-
ken , dat het met de heerlyke harmony van
't Heel-al, en 't groot oogmerk en de onein-
dige goedheid van deszelfs Maaker overeen-
komt , dat verfcheidene foorten van fchepfe-
len desgelyks, by ongevoelige trappen, vän
ons naar zyne oneindige volmaaktheid op-
klimmen ; gelyk als wy ze trapswyze van ons
nederwaards zien afdaalen. indien dit waai*-
fchynlyk is, dan hebben wy réden om te ge-
looven, dat 'er veel meer foorten van fchep-
felen boven ons zyn, dan 'er beneden ons ge-
vonden worden: alzo wy in trap van volmaakt-
„ heid van 't oneindig Opper Weezen veelver-
„ der, dan van het laagfte Weezen, dat naaft
„ aan de niedgheid komt, afgefcheiden zyn. quot;
? Yder fchepfel is aan eene zekere maat van
ruimte, en deszelfs waarneeming aan een zeker
getal van voorwerpen, bepaald: maar fommi-
gen beweegen en werken in een kring van wy-
der omtrek, dan anderen, naar datze in trap
van beilaanlykheid malkanderen overtreffen.
Deeze Aarde is de plek voor denMen fche beflemd
om op te woonen en te werken. Hy ftaat hier
onder alle fchepfelen vooraan, en fchakelt de
verftandige weezens en onvernuftige Dieren aan
een. De kloot zyner lighaamelyke werkinge
is beperkt , bepaald en naauw; maar die van
zynen geeft is zeer groot, en buiten de paaien
der ftoffe wyd-uitgeftrekt. Tot het genot van
ips
it
gt;5
J5
verftandelyke verluftigingen gemaakt zynde,
ontftaat zyn geluk uit zyne weetenfchap; enzy,
ne weetenfchap neemt toe naar maate dat hy de
verfcheidenheid, orde, fchoonheid en volmaakt-
heid van de werken der Natuure ontdekt en be-
fchouwt: al 't gene hem derhalve in de uitbrei-
ding zyner waarneemingen kan behulpfaam zyn,
moet, als in den zelfden graad tot zyn geluk
dienftig , geagt worden.
Het geene wy tegenwoordig weeten , zelfs
van dingen, die ons naaft aan engemeenzaamft
zyn, is zo weinig in vergelykinge van 't gene
wy niet weeten, dat 'er een onbepaald doelwit
voor onze onderzoekingen en ontdekkingen o-
verblyft; enyderftap, die wy doen, dient om
onze bevattingen ruimer te maaken, en om ons
fteeds edeler en juifter denkbeelden van Gods
magt, wysheid en goedheid te geeven.
Het Heelal is zo vol wonderen, dat moogelyk,
om ze allen met vermaak te befchouwen , de
eeuwigheid alleen zal konnen toereiken, miffchien
zal ook deeze vermaakelyke bezigheid een groot
gedeelte van het geluk der zalige geeften uit-
maaken. Wanneer de Ziel van 't vleefch ont-
bloot zal zyn, konnende vermaakelykheden der
zinnen geene plaats meer hebben : en indien,
door eene aanhoudende heblykheid, eenige ver-
langft daar naar haar zal aanhangen, moet zulk
een verlangft een evenredige trap van elende
veroorzaaken , alzo 't onmoogelyk is, dat de-
zelve ooit voldaan worde. Maar indienze haar
voornaamfte vermaak in de befchouwinge van
de fchoonheden der fcheppinge , en in de aan-
biddinge van haaren almagtigen Maaker gehad
hebbe, dan vliegtze, van haar lighaam ontbloot
ïynde.
-ocr page 358-zynde, omhoog naar de hemelfche geweften,
behoorlyk bereid tot het volkomen genot van
verftandelyke gelukzaligheid.
U, eeuwige onoorfprongkelyke Schepper
van 't H e e l a l! wiens wi de wet der Natuure
is ! Die alweetend, overal tegenwoordig, ten
hoogften goedertieren en genadig zyt! U worde
door alle uwe Schepselen toegebragt,dank-
zegging en aanbidding, tot dat 'ergeen tydmeei;'
zyn zal!
BLAD-
Bladz. I2S
23a
^i/jrfoortTnvmrDiertjes.nbsp;77-=7o
__ Proeven daar op.
.nbsp;hofbewaard en onderzogt worden.nbsp;80
____ hoe ze zig vertoonen door'tZonne-Microscoop.
Adder, deszelfs Tanden en Vergif.nbsp;210
35m dus gemaakt dat ter bewaaringe der gezotidheid die-
Ant^^m van Gewaffen brengen Diertjes voort.nbsp;75
XÜZl____— door den Hr. Joblot waargeno-
___waarom ze die voortbrengen, eea
veronderftelling.nbsp;„ ,nbsp;c P'''*
Anemone (Zee) of Zee-Paddeftoel een zonderling Schep-
fel.
Jngel hoe onderfcheiden wordt.nbsp;204
___van een Bye befchreeven.nbsp;205. 283
--- ----hoe die kan gezien wordennbsp;207
____deszelfs vergiftig fap.nbsp;ibid.
__van een Schorpioen befchreeven.nbsp;ibid.
____—----deszelfs vergiftig fap.nbsp;208.
_____verbaazende uitwerking daarvan.
1209.
«52.
229,
144.
Ï45.
145.
285'
Az'^n, Diertjes daarin: Zie Diertjes.
--deszelfs Zout onderzogt.
^alanfen der Infeften,
Beenderen, derzelver maakfel
____eerft zagt.
——--manier van die te befchouwen.
Aal, hoe onderzogt wordt.
deszelfs Schubben.
bekertjes, 1200 in een Peper-Korrel.^
jiefchimmeldbeid beftaat uit verfcheide foorten van kleine
Planten.
Se-weeging AooxMiCTOsco'pQn gezien, wat daaromtrent moei
in agt genomen worden.nbsp;bladz. 63.
Bladen, of daarin eenige omloop van Vogten zy. 249.
nbsp;■- detzïelver openingen zeer talryk.nbsp;jbij.
—:— Van Wynriiit.
-- Bingelkruid.nbsp;gt;nbsp;2lt;olt;,
--Salie.nbsp;I
-Roozen en Egelantier.
-—--Brandenetelen zeer zeldfaamlt;nbsp;250.
_—------------ ggiy], jjg Angels der Dieren.
Bloed, deszelfs Omloop te zien.nbsp;58. 120. 123.
--onderzogt door't Microscoop.nbsp;106. 115.
—Berigt van 't zelve dus onderzogt.nbsp;107.
--Maakfel en faraenftelling der Bolletjes. ibid.
nbsp;•---Hoe ligt ontrteld.nbsp;112.
---Uitwerkingen der Rynienffrelsin JcAJci-eii. 113.
nbsp;•--------- wanneer 't afgetapt is4
117.
-—' — deszelfs Kleur waaruit ontftaat.nbsp;119.
-■--Zie Omloop.
Bloedelooze Diertjes, een misvatting.nbsp;131,
Boekworm oi ¥AQtx-Mot.nbsp;.nbsp;274.
Bolletjes van 't Bloed hoe gevormd.nbsp;107.
-----derzelver grootte.nbsp;134.
------gedaante en onpaflelykheid. 112.
------Viflchen en Water-Dieren.
132
-----^--jjQg aangedaan door hitte en koude.
134-
Zie Omlöop des Bloeds.
BoHetjeVm. Glas, of Glas-Droppel, deszelfs ongemakken.6.
■--by Leeuwenhoek niet in gebruik. 7.
Brandpunt, wat het zy. . .
Buis (Glazen) derzelver gebruik.nbsp;jo,
— (hair fyne) van grooten dienft.nbsp;^g.
zie Angel.
19.
275.
S80,
D. Darm-
m
Celletje om leevendige voorwerpen op te fluiteo.
Cochinille onAexzogx..
.Cowage of Cow-itch, wat zy.
75'
ibid
77'
78.
ibid.
79'
270.
veroorzaaken de Kieur yan t water.nbsp;83.
in verfcheidene Aftrekleis door den Hr. Joblofwti^t-
waarom niet altyd dezelfden.nbsp;85-
aan de wortels der Water-Linzen.nbsp;88-
'in looden pypen' en geuten.nbsp;90.
in Sloot-Water befchreeven.nbsp;ibid.
een zeer ongemeene foort.nbsp;91.
_______— deszelfs jong hoe voortgebragt. 92.
.,—--hoe. befchreeven door den Hr. Leeuwen-
ibid.
----cloor een Engelfch Heer. ibid
--d£n Hr. Bujfon.
den Hr. Trembley.
S7
f50,
Aanmerkingen hier over.
[Hertjes aan de Tanden.
nbsp;—--Hoe gedoQd worden.
--- in de Schurft-Puiftjes.
--- in 't Ligt der Oefters.
Diertjes in 't mannelyk Zaad, hoe te zien.
.—---wanneer eeril ontdekt
nbsp;—- derzelver gedaante in 't algemeen
nbsp;—- —^- getal berekend
nbsp;—----- wonderbaare kleinheid
Dam-fchedvamp;n een Kikvorfch uitneemend fraai. Bladz.
deszelfs onderzoekaangepreezen.nbsp;281.
DiZrmen onderzogt door 't .Microseoop.nbsp;^78.
Diertjes in Vogten.
-— hoe voortgebragt worden.nbsp;loii»
---niet als ze bedekt zynnbsp;. 09.
---foorten in Peper-Water.nbsp;^ ,
___hoegedoodwordendoor verfcheideBymengfels. 74.
___— foorten in Hooi-Water.
• eenige algemeene.
Aal-gelyke foorten,
---in Azyn.
___hoe aangedaan door hitte en koude.
----in Pap.
in Regen-en ander Water.nbsp;8t. 269.
. veroorzaaken de kleur yan 't Water.
boek.
93-
94'
105.
166
167
168
234
158
153
154
155
162
Diertjes
1(^4
154
155
158
ibid.
160
ibid.
ibid.
162
164
165
ibid. en 232
237
---—--- Zy-Worra 165. 273
---- ----- Puistebyter. 165
-------gemeene Vlieg ibid.
------ Mug.nbsp;2.02
-----—---^— Zie Infeften
Diertjes niet in de dierlyke Vogten, maar alleen in 't
Diertjes {leevendige') hoe te onderzoekennbsp;53. 57
------hoe verwonderlyk derzelvernbsp;maakfel
Dons van Distels enz.nbsp;279
Doorfcbynendbeid, hoe fomtyds verkreegen wordt.nbsp;131
Doos voor ondoorfchynende Voorwerpennbsp;60
Dubbel te rugge kaatfend Microscoop befchrevennbsp;15
Dwaal-ligt wat het zynbsp;235
^75
E
Eijeren der Infeäen.
Evenwigten der Infeéten: Zie Balanfen«
^ewafen, Trekfels daarvan brengen Diertjes voort. 70.
75.84
Gezigt, deszelfs verfchil hoe veroorzaaktnbsp;4-
Gezigt,
Biertjes Aanmerkingen over hunne grootte
--- in 't mannelyk Zaad van een Kikvorfch
--------Kabeljauw
-------Snoek.
-—------—-----— Haan
-----Hond
------Haas.
------- Konyn.
-----Rot.
---—^—t—----Oefter
-----MofTel.
Gèzigt deszelfs gemeene Maat.
CWM'^waar jn beftaa.
__ hoe waarfchynlyk kan herfteld worden. i la
___Voorzorg der Voorzienigheid om dezelve te be-
waaren.
Glas (plat) deszelfs uitwerking.nbsp;5
- (bol) deszelfs Uitwerking.nbsp;3- 5
------vergrootkragt verklaard.nbsp;33
-— hoe men deszelfs Vergrootende vermoogen vindt. 34.
- (hol) deszelfs Uitwerking.nbsp;4
GA7J-ftrookjes van verfcheidene kleuren, derzelver gebruik.
59
Glazen moeten gefchikt zyn naar de Voorwerpen. 52
Glazenhuis, derzelver gebruik.nbsp;lo- 18
33
'9
IIO. I
li
Groeijing der Dieren en Planten , wat dezelve zy. 150
GmWff enkel vergelykende.nbsp;291
H
Haft of Oever-Aas befchreeven.
_Misvatting daar omtrent aangetoond.
llair-Borfleltje (ïf Penceel, deszelfs gebruik.
Hair van verfcheidene fchepfels.
.—- deszelfs maakfel.
_______verfcheidenheid.
___- van een Rups zeer Schoon.
Hart, deszelfs klopping.
-------Vlieg.
'______Sprinkhaan
_______— Lieven Heers Haantje. Jquot; '39
____________Slaknbsp;139. 212.
Herten, wormen in derzelver Hoofden.
Heulfap hoe Op het Bloed werkt.
Hooi-lVater te maaken.nbsp;, ^
-----Wanneer gereed om onderzogt te worden, ibid.
-----Diertjes daarin.nbsp;ibid.
■Hoorem der Infeften, derzelver gebruik.nbsp;224
_____—---^-— fchoonheid.nbsp;225
Hout, deszelfs lugt-vaten, fap-vaten , zweet-gaatjes enz.
27r
Vnbsp;Hoati
294.
ïbid.
10
238
ibid.
239
271
}
138
213
178
260
117
75
B
Uout-luh
IS3
■■^gnisfatuus Zie Dwaal-ligt.
/»yï-öf«, hoe ontleed worden.nbsp;59
bekwaamfl: om den Omloop des Bloeds en in-
143
260
2Ó1
260
262
268
Ibid.
262
269
wendige Beweeging te toonen
—^- in de Lever der Schaapen.
--in 't Hoofd der Schaapen.
-- --------------- Herten.
-- Aan paaien en muuren.
--by Angelieren, Roozen enz.
in Koekoeks Spog.
Op Bladen.
van den Vygeboom.
120.
— van Kriiisbeiien.
Op de Ribbetjes der Bladen van Roozen-
boomen.
Infeêien , Pooten en Voeten onderzogt.
;---Op Oranje-Boomen,. Vyge-Boomen
en Wilgebocmen.
----derzelver Eijeren zyn fchoon.
op de Korken van Fleflen.
Jurin (Dr), deszelfs manier van Voorwerpen te meeten.
45
K
f^ant (fyne BriTfTeirche) onderzogt.nbsp;„g.
Kappelletje, deszelfs fiiuit.nbsp;273
Kegel om Ligtftraalen te onderfcheppen.nbsp;18
Ketting (gouden) deszelfs fynheid.nbsp;285
-nbsp;- — (koperen.).nbsp;ibid.
Kikvorfch, hoe in een glazen Buis geplaatft wordt.nbsp;12
- Toeftel om 'er den Omloop des Bloeds in te zien.
135
--- deszelfs Darm-Scheel een keurlyk Voorwerp.
137
nbsp;—--Longnbsp;275
Klander of Koorn- Tor befchreeven.nbsp;s/'^
--hoe voortgeteeld wordt. quot;''d.
Klein-
-ocr page 365-Kleinheid éex Diertjes enz. verwonderlyk zie inleid. 163.
287
--- Aanmerkinge daar over.nbsp;291
Kleuren der Voorwerpen, hoe daar van te oordeelen. 5
62
-----opwelke wyze voortgebragt wordt.nbsp;ibid»
Konfl met de Natuur vergeleekennbsp;282. 286 enz.
Koorn-Tor, Zie Klander
Kork, deszelfs talryke Celletjesnbsp;277
Korrel-zand, hoe als een Maat gebruikt.nbsp;41
Kwabnbsp;94- 102. 104
Kwik onveranderd in verfcheidene Geneesmiddelen daar-
van gemaakt
^eeven op welke wyze lang of kort.nbsp;292. S94
- deszelfs voortgang in verfcheide fthepfels 295
leeuwenhoek (De Hr), hoe deszelfs Microscopen gemaakt
waaren.nbsp;7
^lillrlwbn (Dr.) deszelfs Microscoop voor ondoorfchynen-
de Voorwerpen.nbsp;20
---- heeft dit en 't Zonne-Microscoop eerft
in Engeland vertoond.nbsp;ibid.
Wt moet naar de Voorwerpen gefchikt zyn.nbsp;54
—t- deszelfs verfchillende Uitwerking.nbsp;53
__van een Kaars voor fommige Voorwerpen beft. 54
--der Zonne moet men niet verkiezen.nbsp;ibid.
Looden pypen of geuten , Diertjes daarin befchreeven. 90
(gemeene) befchreeven.nbsp;175
_ op welke wyze haar Voedfel neemt.nbsp;177
--het Mannetje heeft eenen Angel.nbsp;173
_ derzelver vermeerdering hoe talryk.nbsp;179
_op welke wyze ontleed wordt.nbsp;ibid.
^■Platluis.nbsp;180
,— algemeene naam voor't Ongedierte der fchepfelen. 180.
i8i
180
}
181
Lui*
—nbsp;Op de Torre.
---Oorworm.
---- Slak.
V a
-ocr page 366-Luis op den Hommel.-j
- Vloo. J
— (foorten van) door den Hr. Redi afgetekend.
Hout-Luis.
M
Meel der Bloemen befclireeven.
---deszelfs gebruik en wat het. zy.
--Schoonheid.
— fraaije vaten.
240
150. 241
242
ibid.
Manier van het te bewaarenen te onderzoeken, ibid.
---Waarneeming van't zelve.nbsp;151. 244
Menfch, deszelfs nutte bezigheid: Zie Inleid.
nbsp;•----Bekwaamüeid tot weetenfehappen. 299
----— eeuwigeGelukzaligheid waarin waarfchyn-
lyk beftaan zal.nbsp;311
'Microscoop, wat is.nbsp;i'
nbsp;—--door wien en wanneer uitgevonden.nbsp;2
--- derzelver verfchillende Uitwerkingennbsp;en Voor-
deden.nbsp;2. lt;5. 49
nbsp;•- van Leeuwenhoek, deszelfs maakfêl.nbsp;7
nbsp;•- Wilfon''% enkel Zak-Microscoop.nbsp;fi
----een vafteMaa: voor deszelfs Gla-
zen voorgefteld. 3-
——^ dubbel te ruggekaatfend.nbsp;15
——--Zonne-of donkere Kamer.
---—- deszelfs Voordeelen 26
- voor ondoorfchynende Voorwerpen.nbsp;27
nbsp;—-------- een vafte Maat voor deszelfs
30
is ook dienftig tot doorfchy-
31
48
5?
deszelfs Voordeelen. 27.;
Gebruik.
nende Voorwerpen.
---waarin het ons gevoeglyk te hulpe komt.
---—- waarom fomtyds verwaarloosd
----zeer dienftig in de Oeffening der GeneeskonU
lU
Mieren befchreeven.nbsp;2^3
Mie-
182
183
BLADWYZE R.
Mieren derzelver Eijeren en Popjes.nbsp;264.
_____Schranderheid, Voorzorg en Naarftig-
265
268
83
236
ibid.
ibid.
237
276
68. 86. 202
199
86
199; 200
201
202
183
185
I3°-
heid.
Aanmerkingen daar over.
Mis-Hoops-Water vol diertjes.
Moiïel een fraai voorwerp.
--deszelfs Eijeren enongeboorne Jongen.
------hoe talryk.
-----Baard en 't gebruik daarvan.
.Mos levert zeer fraaije Voorwerpen uit.
Mug op wat wyze voortgebragt.
—— Befchryving daar van.
--derzelver gedaante in 't water.
_____—— Wieken en Hoorns.
■--— Boor, Angel, en Zuiger.
---Kuit.
Myten befchreven.nbsp;_
___ derzelver verzameling en tyd van uitbroeding. _
.--Eiieren vergeleeken met een Duiven-Ei.
ibld.
----Gulzigheid en manier van eeten. ibid.
___foorten befchreevennbsp;186
hoeze uitgerooid worden.nbsp;ibid.
N
Naald,
^ -uud, punt daar van onderzogt.nbsp;282
Natuur''s werkingen verbaazend. , 245
-- Volmaaktheid door Voorbeelden aangetoond. 287
_ vergeleeken met de werken der Kond. 282. 280.
Beoeffening daar van 's Menfchen edelfte Bezig-
289
23Ü
233
ibid.
234
ibid.
OH'
heid. Zie Inleid, en
Oefters, Diertjes in derzelver vogt.
----in 't zaad.
___ongeboorne.
_______ derzelver grootte en getaU
Ligt op dezelven
V 3
-ocr page 368-Olifant met een Myt vergeleeken: Zie Inleid,
Omkop des Bloeds te zien.
■--tuflchen de toonen vanquot;een Kikvorfch.
—— in een Aal,
---Bot.
---— ftaart van een Visje,
--Water-Hagedisje.
--Kikvorfch-Worm.
---Moflei.
Garnaal.
---Weeg-luis.
Vleermuis.
' quot; ' Kikvorfch zeer fraai voor 't
coop.
133
Zonne-Micros-
135
boe talryk in 's Menfchen lighaam. 127
' - in de pooten van een Krabbe. ■nbsp;130
; quot;nbsp;der Spinnen.nbsp;13a
Omzigtigheden in 't zien der Voorwerpen.
Ondoorfchynende /^fföm^r/ie« (Microscoop voor) zie Micros-
coop.
Oor-worm, Luizen daar op,nbsp;jgj
Opium zie Heulfap.
Oude luiden, hoe hun Gezigt en dat der Bijzienden gefteld
-----derzelver Manier van zien.nbsp;ibid.
I20.
'23
124
125
ibid.
ibid.
128
129
ibid,
131
132
ap vol kleine Aaltjes.nbsp;yn
----hoe die bewaard worden. cq
Peper-Water'. Zie Diertjes.
Pochingen en valfche voorgeevingen van fommigen aangaan-
de de Microscopen.nbsp;63
Pohflag-. Zie Hart.
Polypus een wonderbaar Diertje dus genoemd.nbsp;94
--door den Hr. Leeuwenhoek befchreeven.nbsp;95
--Waarneemingen en Proeven van den Hr. Trembley
__96
Vf
t
I
p ■
.i -—----- nagedaan door den Hr. Reau-
mur. 10,
lith
-ocr page 369-R
89
8i
'R.ader-Tferk aan de Hoofden van fommige Diertjes.
JLegen-fVater, Diertjes daarin.
volatile oleofam , deszelfs Uitwerking op het Bloed.
ii8
Schaapen, worfflen daarin: Zie Infeélen
Scheermes deszelfs fneede onderzogt.nbsp;282
Schoonheid der Infeften waar toe digne. enz.nbsp;288
Schorpioen: Zie Angel.
Scbryvers oogvitx\i-. Zie Inleid, en
Schubben van 's MenfChen Huid.nbsp;i?!
■■ —----hoe talryk.nbsp;ibid.
____—' - jnauier van die te befchou-
17a
230
wyzen derzelver Ouder-
231
hoe bereid worden. 232
9
55
wen
van Viflchen,
dom aan.
Schuifjes, mt zyn.
_—-— derzelver groote nuttigheid.nbsp;^
hoe men een gevoeglyk ftelfel daar van maakt. 56
168
ibid.
170
2ia
ibid.
213
77
280
270
13Ö
ipS
194.
195
196
Spin
IIUC lliWquot;nbsp;.nbsp;—
Schurft,e^n Kwaal door Diertjes veroorzaakt.
____ de Diertjes befchreeven,
---hoe geneezen wordt.
Scolopendra: Zie Veelvoet. ., .
Slagaders en Aders hoe te onderfcheiden.
^^'roe'Znïbr'agt wordt en aanwaft.
.—- fteentje daar in gevonden-
S?,quot;fraaije gedaante der vlokken.
SpehVlicg zeer verwonderlyk.
Spieren van den Buik in een Kikvorfch.
Spin, derzelver Oogen.
^ ----Wapenen.
_nbsp;vergiftig Vogt hoe ingeftort wordt.
—.—— Web hoe fyn.
V4
-ocr page 370-spin derzelver Eijeren.nbsp;my
J sagende. -j
Staai, de deeltjes daar van fmelten als men vuur (laat. 279
St eekwormen.nbsp;262
Stella aröo'rescens geefl duizejiden van Takken uit. 104
138
289
290
^ afel van 't Vermoogen der enkele Glazen,nbsp;36
tangetje, deszelfs gebruik.nbsp;10
Teerling, hoe als vergroot aangemerkt.nbsp;32. 35
Tekeningen van Voorwerpen te maaken.nbsp;26. 47
Trappen der weezens overwoogen.nbsp;Qpö
Tutteltje met een Pen gemaakt onderzogt,nbsp;s84
Veelvoet of Scolopendra zeer fraai.nbsp;271
Veeren vermaakelyke Voorwerpen.nbsp;27Ö
Vergrootend Vermoogen der glazen in 't enkel Microscoop.
nbsp;•--Verklaard.
-•--- hoe gevonden en berekend wordt. .34
-------- Tafel daarvan.nbsp;36
nbsp;•- in 't Zonne-Microscoop.nbsp;38
■- in 't dubbel Microscoop.nbsp;3^
Verzameling van doorfchynende Voorwerpen te maaken.
van ondoorfchynenden.
Doos voor dezelven
55
60
------------------ ibid.
Vezelen (Spier-of Vleefch-) derzelver Gedaante. 136. 142
--— Maakfel. 14»
in een OSjWalvifch en Muis.141
Manier van die te befchouwen.
142
Veze.
Sterf-uur, hoe zig dan het Bloed vertoont.
^tofe. Overweegingen daar over.
onZe Denkbeelden daarvan onvolmaakt.
of Vleefch-) zeer fraai in een Spek-Vlieg. 270
Fifch hoe in een glazen Buis geplaatft moet worden. ja
yLkte ofGezigt-Veld van een Voorwerp dat men befchouwt.
48
Vleermuis, waarneemingen daar van.
r/^af^/ider Infeften. , ,
--- derzelver verfcheidenheid.
- ----Beweeging.
■ Schoone Veders.
• hoe men die befchouwen moet.
Vlieg befchreeven.
--derzelver fnuit.
____—- Ontleding.
---hoe dit voortgebragt wordt.
Vloo befchreeven.
-hoe die uit het Ei komt en verandert.
— derzelver verzameling.
---—Ontleding
verbaazende fterkte en gaauwheid.
_ ^nbsp;^ r T « T..T r-V ^ •• M
57
148
44
46
47
48
49
48
ra^/mderlnfeaen: Zie Hoorns.
Fo'^ten hoe bereid en onderzogt worden.
l^nortteeling van zeKstegm de Reden.
^ ______een plat Glas. 3
__________ een bolrond Glas. ibid.
_____vertoonen zig groot aan byzienden.nbsp;5
____derzelver weezendlyke grooue te vinden. 40
_________Manier van den Hr. Leeuwenhoek. 41
_____________den Hr. Hooke.
_____...____Dr. y-urin.
Dr. Martin.
Dr. Sinith.
zen
- derzelver Vlakte of Gedeelte,
-welke tot het Microscoop bekwaam zyn.
_ welke nietbekwaam zyn.nbsp;^i-a
_ hoe men dezelven moet onderzoeken aangewee-
51
_inoeten in allerlei Ligt befchouwd worden. 53
__door't Zonne-Microscoop ziet men alleen de
54
bereid en voor de Glazen gebragt moeten
worden.nbsp;~
13.3
226
ibid.
227
ibid.
228
213
214
ibid.
215
188
189
191
ibid.
Voorwerpen hoe men daar van eene Verzameling zal maaken.
_nbsp;Bladz. 55.60.
—--Omzigtigheden in 't befchouwen daar van. 61.
■nbsp;-oneindig.
62
285
105
132
217
218
219
258
ibid
ibid
259
270
281
^^'^^aarbeid xaoQX. alleenlyk gezogt worden.
Wagentje enz. door een Vloo getrokken.
Walvifch, deszelfs ongemeene grootte.
vol leevens: Zie Diertjes.
Wat er-Hagedis een fraai voorwerp.nbsp;12g
quot;nbsp;Bloedbolletjes, grooter dan in andete fchep-
— -hoe gedood Wordt.nbsp;281
fVater-Lmten, vreemde Diertjes aan derzelver wortels.
Weeg-Luis, een fraai voorwerp.
Microscoop.
nbsp;■-deszelfs aanwas.
-op welke wyze uitgerooid wordt.
Wormen in de Ingewanden der Menfchen.
—--foorten daarvan.
■nbsp;hoe waarfchynlyk daar komen.
-in Viffchen.
- Bloed-roode, geledede.
^aad (mannelyk) ^ie Diertjes.
Zaaden hebben geen evenredigheid tot de grootte der Plan*
ten. jg
•-befluiten kleine Plantjes.nbsp;245
nbsp;■-van 't Gramen tremulum,nbsp;ibid.
nbsp;■-hoe bereid worden.nbsp;2±6
-— van Aard-Beijen..gt;
-----Slaapbollen. Xjnbsp;ibid.
- Varen.
nbsp;■-Bovift.nbsp;1%
-------hoe fchadelyk voor de Oogen. ibid.
/:and, hoe groot een Korl daarvan, als een Maat gebruikt.
Zee'
-ocr page 373-Zee-Paddeftoel: Zie Anemone.
I»«, derzelver Maakfel en Gedaante.
--niet veerkragtig.
of donkere Kamer Microscoop. Zie Microscoop.
zZZ /ihyquot; ^^^ Ligt om Voorwerpen te zien.
t'quot;!Jiioe bereid en onderzogt worden.
_ derzelver algemeeneuitwerkingen.
'nbsp;hoe veranderd door Kreefs Oogen
__- in Wynen, Gewaffen en Metaalen. _
__— derzelver goede en kwaade Uitwerkmgen.
_____foorten die verdienen onderzogt te wor-
253
---in Mineraale Waters.
255
ibid.
257
255
den.
-in Koperroot.
---onryp.
35d
172
ibid. en 174
173
277
272
273
283
---Aluin.
---Zout-Bronnen.^
--— Steen-Zout. #
---Zee-Zout. gt;
---Salpeter. I
..- Kalk-Salpeter.-'
Zmetgaten in de Huid.
____Manier van die te befchouwen.
- hoe talryk.
__in Hout, derzelver getal.
ZyJFunn.
.----deszelfs Zaad onderzogt.
Bladz.
lA^
148
54
25a
ibid.
ibid.
ibid.
253.
254.
--Lengte en fynheid van deszelfs zyde.
jBy
-ocr page 374-By den Drukker van dit Werk is insgelyks gedrukt
T^eNatuurkunde uit Ondervindingen opgemaakt, doorDr.J.
Th. Desaguliers, Lid van de Koninklyke Societeit van
Londen; uit het Engels vertaait door een Liefhebber van
. de Natuurkunde, en met XLIV keurlyke Platen opgehel-
, derd, in 40. Insgelyks op Groot Papier.
Korte InboudderPhilofophifcbeLejfenvan'Qt. J. Th. Desa-
guliers, vervattende een kort begrip van deBeginfelenen
Gronden der ProefondervindelykeNatuurkunde, in gr. 8quot;.
Codi Wysheidgenpenbaart in de Werken der Scheppinge , enz.
door John IIay, in zyn leven Lid van de Koninklyke So-
ciëteit té Londen , volgens den IXden Dra^ vertaalt, in 8
Üitgeleeze Natuurkundige Verhandelingen, waar in berigt ge-
geeven word van veele voornaanie deelen der Natuurkunde
en Natuurlyke Hiftorie, als mede van nietiweOntdekkin-
gen , Proeven en Waarneeraingen , door voorname Natuur-
kundigen in verfcheide gedeeltens des Aardryks genomen of
befchreven, gr. 8 . 5 ftukken. In dezelve vind men eeni-
ge Uitmuncenile VerhnriJclir.5ciinbsp;vvi O-licliIc dcclcn dCt
Natuurkunde van de Heeren Reaumur, Hales, Sloane,
Boerbaave, Desaguliers, Muffchenbroek, de Gort er, Lu-
lof s , Centen, de fVind, Martens, Marcel, Steenwyk, Net-
tis, Noppe, /^fg-« en verfcheide anderen.
Inleiding tot de Algemeene Geographie, benevens eenige AUro-
nomifche en andere Verhandelingen, zoo over de Komee-
ten,Eclipzen, den Loop van Jupiter, de Grootte der Aar-
de, alsmede overdeLyfrenten en den Staat des Menfche-
lyken Geflagts enz., door Nicolaas Sïruyck gr. 41. met
Figuuren.
Wysgeerige Férbandeling van de iVerken der Natuure. Waar
in verfcheide trapswyze Opklimmingen, in de byzondere
Deelen der Scheppinge, ais Myiiftoffen , Plantgewaflen en
Dieren aangetoond worden. Hier is bygevoegd een berigt
van den Tegenwoordige Staat der Tuinen , zo van Groot-
Brittannien, als van ganfch Europa. Alsmeede nieuwe OnJ
dervindingen ter verbetering van onvrugtbaaie Gronden ,en
aankweeking van Houtgewas, Vrugtboomen, enz. Door
Richabd Bradley , Lid van 't Konlnklyk Genoodfchap
te Londen, enProfelTor in de Kruidkunde te Cambrid-
ge. Met veele Afbeeldingen opgehelderd. Na den Twee-
den Druk uit het Engelfch vertaald.
Filozoofifche Onderwyzer of Algemeene Schets der heden-
daagfche Ondervindelyke Natuurkunde; in't Engelfch be-
fchreven en met Plaaten opgehelderd door B. Martin.
Tweede Druk, door den Schryver verbeterd en met zeer
yeele Byvoegfels en X nieuwe Plaaten vermeerderd.gr.go.
m
-ocr page 376- -ocr page 377-\
-ocr page 378-S '
gt; / - A » .
vv» f gt; .
«ÄiV^nbsp;. ' il»'-