-ocr page 1-

tJ

-ocr page 2-

\

»

: /

(

: Ti -

-ocr page 3-

utrechts
universiteits
museum

1(0 c J

r:c; itiji.'-'-:.rcsteinr^g, volgens

AGiiEa-iENï

d.D. 29 ME! 19Ó1.

STlCüTiNG

UTÏIlchts
IJtnVCaSlTClTSMUSEUM

/ .

No. ^

-ocr page 4- -ocr page 5-

C

HET

MIKRO SKOOP

GEMAKKELYK GEMAAKT,

o f

GEMEENZAAME BESCHRYVING,

VAN

ALLERLEY WERKTUIGEN,

Die men gebruikt om zeer kleine Diertjes en andere Voor-
werpen, klaar en duidelyk, vergroot zynde, tebe-
fcliouwen; met al het gene daar toe behoort:

Vervolgd met een Berigt van de

VERBA AZENDE ONTDEKKINGEN,
Die door middel van VERGROOTGLAZEN gedaan zyn:
IVeleer befchreeven door IFylen

HENRIK BAKER3

Lid van de Koningl'jke Sodeteit der IVeetenfchappsn
en der Oudheid' Onderzoekcren te Londen,

En met Koperen Plaaten, waarin alles
vertoond wordt, verfierd:

By deezen Derden Deuk thansjiagezien, verrykt
met Aantekeningen en vermeerderd met een

aanhangzelj

Behelzende Nieuwe Waarneemingen en Ontdekkingen, Janmerkin-
gen
op de voorige, inzonderheid omtrent de ZaaddiertjiS
en't Menfchelyk Bloed: als ook een Berigt van de Ver-
betering der Mikroshopen
tot deezen tyd toe en af-
beeldingen vzn
devoornaamfte der laatft uitge-
vondene op
Koperen Konstplaaten:

DOOR

MARTINUS HOUTTUYN,

Medieinx Doüor en Lid van liet Zeeuwfch
Genootjchap der Weetenfchappen,
enz.

TE AMSTERDAM,
Bï de Erven va}^ F. H O U T T U T 177S.

-ocr page 6-

y

-ocr page 7-

VOORREDE.

lt;nbsp;gt;Oen ik, nu meer dan twintig jaar

lt;nbsp;X ? geleeden, het Werk van den
5 ^ kundigen Baker , onder den naam
WWW van Nuttig Gebruik vantMikros-
koop of Handleiding tot Nieuwe Waarneemingen
enz., lang na die tegenwoordige uitgegeven,
uit het Engelsch in 't Hollandsch had vertaald,
zond ik een Exemplaar daar van aan zyn Ed.,
die ook Nederduicsch verftondt, en het be-
haagde hem my deswegen in 't Engelsch met
een Vriendelyken Brief, niet alleen te bedan-
ken voor myne moeite in deezen genomen en
voor de genegenheid jegens hem daar in be-
toond, maar zelfs zeer heusch te verklaaren;
„ dat hy de Aantekeningen, door my daar by
„ gevoegd, oordeelde
tot verbetering van het
„ Werk
te ftrekken.quot;

Dit moedigde my aan, nu het tegenwoordi-
ge Werk, dat eigentlyk den grondflag van het
andere gelegd en de Liefhebbery der Mikros-
koopifche Waarneemingen, federt een reeks
van meer dan dertig jaaren, hier te Lande zeer
opgewakkerd heeft, uit den Winkel van den
eerften Uitgeever, wylen den Boekverkooper
Isaak Tirion, die door het aan 't licht bren-
gen van nuttige en aangenaame Werken, in-
zonderheid
over Natuurkundige Zaaken, niec
weinig Lof verdiend heeft, in handen der te-

* 2nbsp;gen-

w

-ocr page 8-

genwoordige Bezitters gekomen zynde, na den
Tweeden Druk was uitverkogc en dus ten der-
den maale gedrukt zoude worden: het moe-
digde my aan, zeg ik, om hetzelve nare zien ,
en niet alleen met eenige Aantekemngen, ten
opzigt van naderhand ontdekte of befchreevene
Zaaken, te vermeerderen; maar ook te verry-
ken met een
Aaniiangzel, behelzende eenige
nieuwe
IVaarntzmingtn ^ Annmerkwgen ten op-
zigt van de genen, die bevoorens in 't werk
geileld waren, als ook omtrent het vinden van
de
Fergrootende rerniogensj het flypen van
Vergrootglazen en alles wat verder tot het ge-
bruik
der Mikroskoopen behoort, en boven-
dien met de befchryving en Afbeelding van de
ongemeene quot;cerheteringen, die federt weinigejaa-
ren aan dee'ze Werktuigen toegebragt zyn, waar
van de kundige Autheur niet hadt geweten en
overzulks ook niet hadt kunnen fpreeken.

Het tegenwoordige Werk, immers, was
door zyn Ed. met dat zelfde inzigt aangelegd.
Hy gaf het den gemeenzaamen Tytel, van
het
Mikroskoopgemakkelykgemaakt, en daar aan
heeft hetzelve uitermaate wel beantwoord. Dat
Werktuig, in zyne Grondbeginzelen wat dui-
fter voor Liefhebbers, die zig het fyne der
Gezigtkunde niet verftaan, is door hem in de
verfchillende Soorten, toen kortelings uitge-
vonden , wat de Samenftelling en het Gebruik
belangt, grootelyks opgehelderd: zo dat het
eerfte gedeelte van dit Werk nog tegenwoor-
dig

-ocr page 9-

dig tot een bekwaame Handleiding voor be-
ginnende Liefhebbers kan ftrekken;dewylmen
quot;er zo de
Enkelde als Dubbelde Mikroskoopen,
dat voor Ondoorfcbynende Voorwerpen en het
Zonne - of Donkere Kamer - Mikroskoop, oni-
ftandig in voorgefteld vindt en door Afbeeldin-
gen verklaard. Ook wordt daar in de manier
geleerd, om de
Vergrootende Vermogens van
deeze Werktuigen te vinden en
de her ei ding der
Voorwerpen^
met al het gene daaromtrent in
acht te neemen is, duidelyk aangeweezen.

Het Tweede Deel of Vervolg, Bericht
geevende van
de verbaazen de Ontdekkingen^ die
reeds met Mikroskoopen gedaan waren of nog
gedaan konden worden, beftaat in een groote
menigte
Proeven en Ï^Faarneemingen, opallerley
zaaken, de
Natuurlyke Hiflorie betreffende.
De
gefleldbeid des Bleeds in Menfchcn en Die-
ren, als ook deszelfs
Omloop', die der Beende-
ren, Zenuwen
en Spier-oï Vleeschvezelen: de
Schubbetjes en Zweetgaten der Huid, als ook
de
Foortteeling der Dieren en Plantgewasfen,
wordt'er onderzogt, verklaard en met Figau-
ren aangetoond. Voorts komen 'er Waarnee-
mingen'quot;in voor, ten opzigt van alle
meest be-
kende Infekten,
gelykVlooijen, Luizen, Slak-
ken, Spinnekoppen, Muggen, Vliegen, Bij-
en, enz. Het onderzoek van derzelver
gels en Zuigers, derzelver Oogen, Vleugcis of
meken. Sprieten, Voelers of Hoorntjes, en
wat dies meer is, maakt een niet onaangenaani

3nbsp;ge-

-ocr page 10-

gedeelte uit. De Autheur Tpreekt omftandig
van de
Schubben der Visfchen, van de Oeßers
en Mosfelen, van het Haair der Menfchen en
Dieren, het
Stuifmeel der Bloemen, de Bla-
den
der Planten, de Zaaden, enz. in zo verre
die tot Voorwerpen van het Mikroskoop kun-
nen ftrekken. Doch wel het voornaamfle in
deezen zyn de Ontdekkingen van zeer kleine
en
voor V Uoote Oog byna of geheel onzigtbaare
Schepzeltjes,
zo in Regen-, Sloot- en andere
Wateren, als in verfcheiderley
Aftrekzeis
Planten of Zaaden, gemeenlyk Infufie-Diert-
jes
genaamd; als ook de Zaad- Diertfes; de
Aaltjes of Slangetjes in Azyn en Styfzel; en
eindelyk de
Zouten, zo op zig zelf als die der
Mineraale Wateren. Op 'c laatst komt een
Bericht van
Ontdekkingen en Waarneemingen
van
veelerley foort. En het Werk werdt door
hem, na eene
vergeljking der Werkflukken van
Konst met die der Natuur, beflooten met ee-
nige
beredeneerde Aanmerkingen^ over de Ont-
dekkingen door 't Milaoskoop. Alle deeze
Onderwerpen maaken een getal van
twee - en-
vyftig
Hoofdrukken uit, gelykmenderzelver
Tytels, hier agter, in orde opgeteld kan zien.

Het Aanhangzel, doormy, als gezegd is,
thans daar by gevoegd en dus tot verbetering
llrekkende van deezen
derden Druk, dient in-
zonderheid tot vervulling, van het gene nader-
hand ontdekt is, en door den Autheur in zyn
andere voorgemelde Werk, het
Nuttig Ge-
bruik

-ocr page 11-

hruik van 't Mikroskoop genaamd, verfcheide
jaaren laater door hem gefchreeven, doch niet-
temin nu reeds omtrent vyf-en-twintig jaaren
oud , niet aangeroerd. Geduurende dien
tyd zyn, behalve de voltooijing van de
Hiflo-
rie der Polypen
, door my reeds daar agter by-
gevoegd, nog yerlcheide dingen
ontdekt en de
Mikroskoopen, inzonderheid, aanmerkelyk ver-
beterd-^
waar van ik, zo veel mooglyk, ge-
tragt heb, in dit Aanhangzel, den Liefheb-
beren verflag te doen. Hierby komen nog ee-
nige van myn eigene
Aanmerkingen en Waar-
neemingen
, die ik hope niet onaangenaam noch
nutteloos te zullen zyn.

In de drie eerste Hoofdftukken geef ik eene
Vertaaling van de Berigten aangaande zekere
ongemeen
kleine en hyster vergrootende Glasbol-
letjes,
die door Pater di Torre, van Napels,
aan de Koninglyke Societeit der Weetenfchap'
pen, te Londen, tot eengefchenk waren over
gezonden: hoe de Heer
Baker, toennoglee-
vende, dezelven onderzogt had, en zyn oor-
deel daar over: een
Toeflei, om dezelven te
gebruiken, aan
Wilfons Mikroskoop gevoegden
de Waarneemingen daar mede te Napels in 't
werk gefteld op 't
Menfchelyk Bloed, behelzen-
de een nieuwe Ontdekking omtrent deszelfs

Bol-

(♦) Het Engelfche Werk, genaamd the Emphyment for thi.
Microscope,
waar van dat de Vertaaiing is, kwam te Londea
Uit, Anno 1753,

-ocr page 12-

Bolletjes met eene Aanmerking, waar uit de
Tahmaking kan ontdaan, diefommigen, daar
in, door hunne Vergrootglazen befchouwd
hebben, gelyk zekere Dodor
Adams, van
wiens manier om
Glasholletjes te maaken, bo-
vendien , in het Vierde Hoofdftuk wordt ge-
fproken. Dit Onderwerp vervolgende, heb
ik in het Vyfde de manier, welke D.
Lieber-
kuhn,
tot het flypen van Ver groot glaasjes en
Spiegeltjes gebruikt had: als tot dit Werk be-
hoorende, met eene Plaat opgehelderd, o-e-
plaatst. Het Zesde Hoofdftuk, geheel van
myn Opflel, zyn eenige Aanmerkingen op de
verbeteringen, die tot het vinden van de Ver^
grootende Vermogens der Mikroskoop-Glazen,
zo door wylen den Pleer
J3aker en anderen
als nu laatftelyk door den kundigen Heer
Ly-
onnet,
voorgefl-eld zyn. Ik heb daarin een,
door den minderen Gezigts - afftand verbeter-
den
Tafel, ten opzigt van de Glazen derE«.
Jtelde, als ook eenen Tafel Van den fchrande-
ren Heer
Martin, over de fchynbaare Ver-
grooting der Glazen van de
Samengefielde of
gewoone
Stant - Mikroskoopen gebragt én myne
Aanmerkingen omtrent dit fluk medegedeeld.
Vervolgens komen, in het Zevende en Ao'tfTp
Hoofdftuk, de door my uit het Engelfch ver-
taalde Waarneemingen van den beroemden
Heer
Ellis , omtrent eene byzondere manier
van
Splytjng der Infufie - Diertjes, als ook om-
trent;

-ocr page 13-

trent derzelver Eigenfchappen, de Zaadjes van
Schimmel
en dergelyken, die van fommigen
voor Diertjes waren aangezien, als ook noo-
pens de
Onfmelthaare Zouten, doov zyn Ed.
in een Aftrekzei van Hennipzaad in Water,
waargenomen.

Dewyl verder het verfchil der Waarneemin-
gen van de Heeren
Leeuwenhoek enBuFFON,
ten Opzigt van de Diertjes of beweegende Deelt-
jes
in 't Mannelyk Zaad der Dieren, de We-
reld , federt dat de laatflgemelde zyne Denk-
beelden dienaangaande heeft publiek gemaakt,
in
zo veel onzekerheid gebragt hebben, dat
veelen niet weeten wat daar van te denken
zo heb ik nuttig geacht het Vertoog van den
fchranderen
Ledermuller, door zyne Mi-
kroskoopifche Fermaaklykheden vtximdxd,
waar
in dat Onderwerp ter toets gebragt wordt, uit
het Hoogduitsch te vertaaien; gelyk hetzelve
dan het Negende Hoofdfluk van het
Aanhang-
zel uitmaakt. Men kan daar in zien, hoe die
Waarneemer de reden meent ontdekt te heb-
ben van dat verfchil der Waarneemingen , en
tevens zal men 'er die van
Leeuwenhoek, en
dus de beftaanlykheid der
Zaaddiertjes, in be-
veiligd

-ocr page 14-

veftigd vinden. Waar toe dan ook verfcheide
Plaaten agter dat lioofdftuk ingevoegd, met
derzelver Verklaaring, dienffigzyn.

In het Tiende Hoofdlluk ffcel ik myne Be-
denkingen ten dien opzigte voor, en, dewyl
de gedagte redenen van
Ledermuller inzon-
derheid beruflen op een onderftelde, zo niet
bewezen
gebrekkelykheid van het Mikroskoop
door denHeerBuFFONgebruikt, tenopzigtvan
zo flerke Vergroocing als tot het volkomen zien
van de Zaaddiertjes vereifcht wordt; heb ik
daarin van de
verbetering der Mikroskoopen, tot
doezen tyd toe, gefproken, en vervolgensee-
nige Voorbeelden daar van in de volgende
lloofdflukken medegedeeld.

Dus komt in het Elfde de befchryving van
het
Veranderlyk Mikroskoop door Monfr. Adams
te Londen gemaakt, dat een denkbeeld geeft,
niet alleen van de manier, om een
Vertikaal
Mikroskoop in een Horifontaal te veranderen,
maar ook om van een
Dubheld of Samengejleld
een Enkeld Mikroskoop te maaken; gelyk uit
de Afbeelding, met de befchryving vergelee-
ken, blykbaar is.

In het Twaalfde lioofdftuk geef ik de be-
fchryving van het
Nieuwe Algemeens Mikros-
koop,
uitgevonden of gemaakt door Monfr.
Dellebarre, zo ten opzigt van deszelfs ver-
fchil met andereSamengeftelde Mikroskoopen,
als van de deden waar uit het beftaat en de ma-
nier

-ocr page 15-

nier om het te gebruiken. De Afbeelding
van dit Mikroskoop, zo veel ik weet nog niet in
't Koper gebragt zynde geweest, zal, nu het-
zelve door de Leden van de Koninglyke Aka-
demie der Weetenfchappen van Parys is o'nder-
zogt en goedgekeurd, dit Werk niet weinig op-
lüifteren.

_ Het Dertiende Hoofdftuk behelst de befchry-
ving en Afbeelding van een
Zonne-Mikroskoep
voor Ondoorfchynende Voorwerpen,
uitgevon-
den door den Kngelfchen Heer
Martin, die
zeer vermaard is door zyne Gezigtkundige
Werken en Werktuigen. De Liefhebbers,
welke in de'Wiskunst en Gezigtkunde eeniger-
maate bedréeven zyn, kunnen zig hier verlus-
tigen in de befchouvving van het inwendige
famenftel van dat Werktuig en oordeelen, hoe
bekwaam hetzelve moet zyn, om hetgebrek
der tot nog toe bekende en gebruiklyke Zonne-
Mikroskoopen, in het befchouwen der Ondoor-
fchynende Voorwerpen, te verhelpen. Dus zal
die Afbeelding, wanneer zy zulk een Werk-
tuig opdoen of namaaken, hun van grooten
dienst kunnen zyn in hetgebruik. Aangaande
de Uitwerkingen van dat voortreiFelyke Werk-
ftuk, kan men verder de befchryving nazien.

Het Veertiende Hoofdftuk geeft een denk-
beeld van zekere nog laatere Uitvinding van
den zelfden Heer
Martin, door hem genaamd
het
Feelmagtig Mikroskoop, en waar van zyn

Ed.

-ocr page 16-

12nbsp;VOORREDE.

Ed. zegt: „ dit is de hntde verbetering van
„ het Mikroskoop, welke ik kan bedenken,
„ ten opzigt van deszelfs
weezentlyke deelen.
„ De allermeest onderzoekende en naauwkeu-
„ rigfte Kenner zal het, door deeze Con-
„ flruélie, in zyn magt hebben, de Voor-
„ werpen
op allerley manieren, 't zy met en-
„ kelde Lenfen of met een famenflelling der-
„ zelven,
tot welken trap het hem behaagt ver-
„ groot, te befchouwen, en bekwaam om
„ met gemak in alle derzelver Afmeetingen,
„ door een zeer naauwkeurigen Mikrometer,
„ afgepast te worden.quot; Ookblykt, zegt zyn
Ed. „ dat vier Vergrootglaasjes, die in het
„ gemeenc maakzel van Mikroskoopen
maar
„ vier
verfchillende Vermogens -can Vergroo-
„ ting
kunnen hebben, in dit nieuwe 'er meer
„ dan
honderd bezitten: weshalve dit met het
5, grootfte regt den naam van een
Veelmagtig
,, Mikroskoop
verdient.quot; Voorts kan men 't
zelve, volgens zyn Ed., in alle degewoone
Geilalten van Mikroskoopen aanvoegen en met
denzelfden Toeftel gebruiken. De Afbeelding
van hetzelve, op Plaat XXVII, geeft tevens een
denkbeeld van de
Achromatieh of Onkleurige
Lenfen,
daar in gebruikt, die thans het mid-
delpunt zyn, waar op de ongemeene verbete-
ring der hedendaagfe Teleskoopen en Mikros-
koopen draait, en dit Werktuig is zo veel te
aartiger, om dat men bier
eene zelfde Lens kan

ge-

-ocr page 17-

gebruiken als een Voorwerpglas van een Te-
leskoop, om
ver af zynde Lighaamen, en van
een Müaoskoop om
allerley kleine Foor'werpen,
en dus met een zelfde Werktuig zo wel de
Satellieten van Jupiter als de Myten in Kaas
en veel kleiner Diertjes te befchouwen. 't Geen
verder daar toe betrekkelyk is en tot verklaa-
ring van de Afbeelding dient, kan men in 't
Vertoog, door my hier, gelyk het voorige,
ten dienile der Liefhebberen uit het Engelfch
vertaald, zelf leezen. Immers, die beide
Werktuigen zullen den Geest der Gezigtkun-
digen, misfchien, wel eenige bezigheid en
verlustiging verfchaffen.

Ik had niet gedagt eenige Waarneemingen

van my zelf, 'ertenbefluite.by te voegen: -

maar by gelegenheid van zekere Aanmerkin-
gen, door my in het onlangs uitgegeven
Stuk
der Natüurlyke Hißorie gemaakt (*)5 werde
my geheel onverwagt door zeker Heer, die ik
niet dagt daar by belang te hebben, te kennen
gegeven, dat men deswegen van oogmerk was
my aan te vallen, te toonea dat ik mis had,
enz. Nu ben ik wel verre van het denkbeeld,
dat, aangezien'er maar éénEngelfchman, ge-
lyk men zegt, ooit
onfeilbaar is geweest, ik
dien trap van Weetenfchap onder de Hollan-
ders,

O II. Deels, VIL Stuk, bladz. 74a—74 -

-ocr page 18-

VOORREDE.

ders, alwaar men mooglyk nooit een onfeil-
baar Menfch
gekend heeft, zou achten te be-
zitten. Veeleer zou ik toeilemmen, dat'er
op myn Grafzerk eene Zinfpreuk van dien aart,
als,
In multiloquio non deejl peccatum, welk
omtrent op het gemeene Hollandfche fpreek-
woord;
die veel kalt veel ontvalt, uitkomt: of
Errare humammi efl; ja zelfs, 't geen nog verder
gaat,
Erravit in multis, uitgehouwen werde.
Daarom was, dieerinnering van 't Menfchelyk
gebrek, de voornaame beweegreden niet: maar
'ik werd als
nolens volens gedrongen, terwyl
het Saizoen thans gelegenheid gaf, om een
Verfchynzel, waar van ik het verdere Onder-
zoek , als buiten myn tegenwoordig taak zyn-
de, aan anderen meende overgelaten te heb-
ben , zelf na te gaan. Dit bragt my in een
trein van Waarneemingen, welke, toen ik
myne Afgetekende Figuurtjes nazag, en over-
woog, wat ik daar omtrent had opgemerkt, zo
bekwaam fcheenen, om de Afbeeldingen, daar
van aan 't Licht gegeven, op te helderen, ten
minfte de zaak verftaanbaar te maaken, dat ik
niet kon nalaaten die in 't Koper te laaten bren-
gen. Te meer deed ik zulks, om dat ik oor-
deelde, dat hetzelve tot een bekwaame
Hand-
leiding
in Mikroskoopifche Waarneemingen op
de
Prugtmaakende deelen der Plantgewasfen
llrekken kon.

Dit is dan de ooirfprong van het Vyftiende

Hoofd-

14

-ocr page 19-

Hoofdftuk, behelzende de Verklaaring der
yiiegdoodende Eigenfchap van heü Kanadaafch
j^pocymm; waar in niet alleen de VrugUma-
kende deeïen
van dat Kruid, maar ook de Fier-
borjhlige Smit der meeste Vliegjes ^
die door den
aangenaamen Reuk van deszeifs Bloemen ver-
lokt , hunne fhoepery met de Dood veelal be-
koopende, daar in hun Graf vinden, in be-
fchryving en Afbeelding zeer duidelyk en naar
waarheid voor oogen gefteld zyn. De zeer be-
kwaame^, fiaamelyk, en door de Plaaten der
NatuurlykeHiftorie, volgens myneSchetzen, zo
keurlyk vervaardigd, ook zeer beroemde Plaat-
fnyder,
George Philips , heeft deeze Plaac
naauwkeurig naar rayne Aftekeningen, met
deNatuurlyke Voorwerpen vergeleeken, ge-
reed gemaakt; gelyk dezelven nog by my be-
waard zyn en blyven, om iedereen, die aan de
echtheid twyfelen mogt, te kunnen overtui-
gen. Ik hope daar mede eenigen
dienst aan V
Algemeen en Pleizier aan de Liefhebbers van
Mikroskoopifche Waarneemingen te zullen toe-
gebragt hebben: want hoewel de Voorwerpen
niet in zulk een trap van Vergrooting voorge-
fteld zyn, als wy wel hadden kunnen doen,
geloof ik nogthans niet, dat aan de duidelyk-
heid, van het gene tot dit Oiiderwerp behoort,
daar in iets ontbreeke.

My

(♦) Door deezen, die reeds, by het leeven van wylen zya
Broeder
J. C. Philips, veele der gemelde Plaaten hadt ge-
feceden, worden die thans alle gemaakt.

-ocr page 20-

My voorts in deezen, gelyk altoos, aan het
billyk oordeel van kundiger Luiden onderwer-
pende , ben ik en blyve

Hunner Wel Edele

Genegen Dienaar

M. HOUTTUYN,

Med. Doêfor,

In Amsterdam,
20
OSfohris
1777'

OP.

-ocr page 21-

Aan den Heer

martin folk es,

PRESIDENT;

Als ook aan de VERGADERING en LEDEN
van de Koninglyke Societeit der Weeten-
fchappen, te Londen.

Myne Heeren.

onderneeming om tot het onderzoeken van de
wonderen der Natuure den menfchen in 't al-
gemeen eene begeerte in te boezemen, zal, ver-
heeld ik my, gunfliglyk opgenomen worden by
Uw Wel Ed., wier poogingen om de Natuurkun-
de, volgens het oogmerk uwer Inßellinge, te be*
vorderen, by al de wereld geagt zyn.

Daar èyn ruim honderd en twintig jaaren ver-
kopen , federt dat het Mikroskoop gelukkiglyk
werdt uitgevonden ; en aan de gewigtige Ontdek-
kingen, door hetzelve gedaan, zynwy, gelyk ds
volgende Bladen zullen toonen, een groot gedeelte
onzer tegenwoordige Natuurkennisfe verfchuldigd.
Het is egt er waarfcbynlyk, dat, in zuiken langen
tyd, veel grootere voordeelen door hetzelve be-
haald zouden zyn geweest, èo eenige zwaarig-^
heden en beletfelen deszelfs algemeen gebruik niet
i-erhinderd hadden.

In dm beginne werdt het door zeer weinigea

be-

**

-ocr page 22-

lezeten; melken') 'er een gehemvmt maakende,
alle poogingen deeden, die zy konden, om het
voor zig te behouden; en, wammr het wat ge-
éeener begon te worden, werdt de Frys zo hoog
gejïeld, dat de weetgierigjlen enr vern^ftigjlen,
die juist altyd het mèejie Geld niet hebben, het
naauwlyks-konden magtig, quot;worden. In de laatjle
y aar en zyn_ de kojien ïnd£rda^dvep} miii(kr ge-
weest ; m-aar tomzyn'er^ uit, misverfland en voor-
oordeel, nieuwe verhinderingen opgekomen,

PFant veelen werden afgefchrikt door zig te
verbeelden, dat deszelfs gebruik eenegrootebedre-
venheid in de. Gezigtkunde, en daarenboven vee-
Ie Geleerdheid vereifchte, zou men 'er eenig nut
uit 'trekken:, terwyl
'er. mgtans inderdaad niets
noodig is dan goede Glazen , goede Oogen, een wei-
nig oefening, en een gemeen Ver ft and, om 't ge-
ne men ziet te onderfcheidenals ook lief de der
Waarheid, om 'er een getrouw Berigt van te gee-
ven. Anderen hebben het voor een enkel Speel-
tuigje gebonden, voor eenlouteriydvtrdvyf en
zinnelykheid, dat ons voor een oogenhÜk .in', ver-
wondering wegrukt:, maar verder van geenen
dienst is. In dit misverjiand zyn zy geraakt, om.
dat ze van alle Grond-beginfelen., ■ waardoor men
een regt oordeel vormt over 't gene.men ziet, on.»
kundig waren. Veelen, wederom, hebben
Mikroskoop, na dat ■ ze. 't een weinigje gebruikt
hadden, ter zyde'gelegd, om dat ze niet wisten
welke Vwrwerpen zy onderzoeken zouden, waar
die te vinden, waren, hoe ze dezslven moeften

be-

-ocr page 23-

bereiden en voor de Ver groot glazen Wengen. Som-
migen zyn ook afgefchrikt', om dat dë Behande-
ling vaß hetzelve hen verlegen maakte.

Maar wy genieten thans het geluk, dat dit
Werktuig grootlyks by ons verbéterd, met een
veel gemakkelyker en teffens nutter 'Toeflel, en
voor een merkelyk geringer Prys te bekomen is.
jf/e? Zonne- of Donkere Kamer Mikroskoop,
en het Mikroskoop, waar mede men Voorwerpen,
die niet doorfchynend zyn, door 'er een ßerk t6
^ugge gekaatst Licht op te doen vallen, befchouwt,
zyn ook nieuwe Uitvindingen, waar van men
groote dingen te verwagten heeft.

Daar ontbreekt derhalven nu niets dan un
olgemeene zugt om deeze Werktuigen te bezigen^
ter verdere ontdekkinge van de kleine Wonderen
der Scheppinge; welken ons, misfchien, in Kennis
niet minder zullen doen vorderen dan de groote-
fe deelen van dezelve. Beeren, Xygers, Lteu-
voen. Krokodillen, en Walvisfchen, Eiken en
Ceders, Zeeën en Bergen, Komeeten, Sterren,
Wirelden en Zonnen, zyn de Hoofdletters in^ 'i
groote Boek der Natuure, en van dezelven zul-
len wy niet onkundig weezen: maar een y der dis
daar in met Verfland zoil kezen, moet zig van
de kleine Letters- insgelyks meester maaken, wel-
ken duizendmaal meêr voorkomen, en, hem, in-
dien hy dezelven niet kent, hykans inyder Letter-
greep zullen doen haperen.
, T)e zekerß emanier, om de Waarheid te ontdek-
ken, is dat veelen op het zelfde Onderwerp Proe-

2.nbsp;ven

-ocr page 24-

urn êoen; en de hefle zveg, om de Menfchen aan
dit Werkte krygen, is dat men het ligt, ver-
ßaanbaar en vermakelyk maake. . Dit tragt ik
in de volgende Verhandeling te doen, welke tot
de vertooning van een Voor werp voor het Werk-
tuig,
dat ik aanprys, kan dienen; dezelve is^
inderdaad, gering en naar oogenjcbyn van geen
helang; maar zal onderzogt zynde raisfcbicn be-
vonden worden zo veele nuttelyke deelen te bevat-
ten , als anderen die van veel meêr omßag zyn:
want, om hier die Woordfpeeling te gehriiyken,
ik ben verzekerd, dat ik dezelve met de halve
moeite tweemaal zo groot had kunnen maaken.

Denkt niet, dat ik verwaand genoeg ben om nvy
te verheelden van Uw Wel Ed. in zaaken, waar-
in \Gylieden veel meêr kundigheid hebt, dan ik
my kan aanmaatigen, te onderwyzen; maar
geeft my verlof om Uwe gunßige hyfiand tefmec-
ken, in myne begeerte om den genen die onkun-
dig zyn eene Weetenfchap te[verklaaren, die van
den uitnernenflen dienst ter bevorderinge van
waare Kennisf ? kan weezen, en aan welke eeny der,
die lust en gelegenheid heeft, iets kan toebrengen.

Verfchoont myne misßagen, vergeeft my.^ dat
ik Uw Wel Ed. zo lang heb opgehouden, en gunt
my de Eer, van met alle mooglyke agting en eer-
bied te zyn

Myne Heeren

Uwer Wel Ed. Gelioorzaame en Ootmoedige Dienaar

H E N R T BAKER.

GE-

-ocr page 25-

G E D I G T

TOT AANPRTZING

DER

WAARNEEMINGEN

MET HET

m z IC M O s IC a €J i?.

^^^ie 't vindingryk en 't uitgeftrekt Vermogen
Vaq 'sMenfchen Ziel befchouwt, erkent gewis.
Door eene reeks van wond'ren opgetogen ,
Dat zy een Straal der hoogfte Godheid is:
Zy kan op de aard' Natuurs geheim doordringen,
Waar zig een fchat van hemel-kunst vertoont;
Of ftreeft om hoog, naar Zonne- en Starre-kringen,

En ziet de Ithoonte en wysheid die daai- woont.
Geen afiland, hoe onmeetbaar, hoe verheven,
Geen Voorwerp ook, hoe wonderkleen het zy,

Kan'tfcherpziendeOogjdoorKunstgefterkt.ODtftreven,

Die 't grooter maakt, of brengt het nader by.
Dat de Ouden vry van hunnen
Lync'eus zvvygen,

Hoe ver hy zag, hoe diep hy kyken kon,
Wien 't lust dien Held in zien voorhy te itygen,
Deez' leerquot; dien greep van
Baker, ^e de bron

»»3nbsp;Van

-ocr page 26-

Van Wetenfchap ontdekt, door vlyt en oordeel,
Hy, wien de hand werdt van de Kunst gehoon.
Leert in deez'Blaan het hartverkwikkend voordeel

Van 't geestig zien, alleen der vvyzen loon ;
Waar in hy 't oog die vvond'rei:^ doet befchouwen,
Daar 't oude Rome en Babels muur voor wykt.
Geen eerste fchoon der Kunst kan proef by houwen,

En daar Apel gewis de vlag voor ftrykt.
Veragt Gediert' zal hier bet Oog verbazen,

Wanneer het Glas hun kleenheid veel vergroot;
De Myten zelfs, flegts ftofjes op de Kaazen,

Wien ieder Kaas verftrekt een Waereld kloot,
Vertonen zig als Beesten grof van leden;

Van leden meer voorzien dan de Olifant,
Het Glas ontdekt hun levenswyze en zeden:
Een blad der Kers of Perzik is een Land
Of ruime Weii voor duizend kleine Dieren:

Een droppel Vogts, dat zuiver zig vertoont,
Schynt hier een Zee, waar in, met' fnelle zwieren,

Zig-fteeds beweegt 't Gedierte dat daar woont:
Hier toont men my (ó wonder Kunst-vermogen!)

Den purp'ren vloed des Levens, die den zoom
Van d'Aad'ren fchuurt en'tllart,en klaar voordeOogen

Daar heene rolt gelyk een fnelle Stroom.
Waar is het eind' V Natuur is ryk van Schatten.

Een Been, ecnHair, eenSchelp, eenSchub, eenHuid,
Een Blad, een Bloem, een Steel en Zaad, bevatten
't Volmaaktftefchüon; waarop detwyfFlingftuit,
Of wel de Stof kon tot dien luister ryzen,

Dien glans verkreeg door eenig blind geval ,
En 't werk niet zy een's Magtigen en Wyzen

Die waarlyk was, en is, en wezen zal.
Ja 't naauCvziende Oog kan in der Dieren werken,

In 't net der Spin, der Zj'de - wormen draad,
Een cêlheid en een cfFenheid bemerken
Die 's Menfchen Kunst 2^ecr ver te boven gaat.

Gy

-ocr page 27-

Gy trotzen dan, die hier Gods magt met kennen

Zyn wysheid hier niet zien wilt, die voer 't Oog
Dus blylvbaar zyn, ftrykt vry uw ftoutepennen;

Ziet niet zoo fier, Natuur voorby, om hoog,
Maar ziet om laag; 't is deugd dus neer te kyken.

En ga te flaan wat längs het Aardryk zweeft.
Daar zult gy zien 't vermogen van dien ryken
En wyzen God, die 't flegte Beestje heeft
Met zoo veel fchoonre en luister overtogen
Als u verficrt, en 't geen hy even trouw
(öWond're zorg!) met aibewaakende Oogen
Als u behoèn, en vpedzel fchenkea wou.
Bedriege ik my ? of
zuilen myn Gedichten

Hier onvoorziens hun zwak vermogen biên.
En in uw' Geest dat edel opzet ftigten

Om 't fchrander v/erk van Baker in te zien;
Daar eige magt en zelfmin, elk zyn' ftanderd

Voornederlegt, een werk dat hoogmoed breekt.
En-, in dees'lugt, \'antaalen kleed veranderd,

In 't Hoiiandich pronkt, en niet min fierlyk Ipreekt
Dan in de taal der kunstgeleerde Britten,

'tïs u tot eer, ons nuttig, dat wy't Werk
Van
Baker mede in onze fpraak bezitten;

ïot dezen fghat Vv'as onze lust te fterk,
Roemrugtig Land! groot Eiland! door verbonden

En maatfchappy met Holland naauw veréénd!
Hoe word zoo juist een zelfde zugt gevonden

By 0 en ons, uit één begin ontleend?
Een ed'le min legt beiden digt aan 't harte,

Die elk voor 't heil der Vryheid waaken doet,
En die ge, als 't nypt, voor ondergang en fraaite

Bei trouw befchut ten kosten van uw Bloed:
De vryë dienst van God en zyn Altaaren,

Is 't vast fement dat beider welftand ftyft:
In beider Ziel is ééne drift gevaaren:

Die elk naar 't Choor der waare Wysheid dryft:

Wat

-ocr page 28-

Wat wonder dan, dat wy de vrugten haaien

Der Wetenfchap, uit uw Gemenebest ?
Dat wy het licht van Wysheids heldVe fïraalen

Ct Welk zynen glans verfpreid tot ons Gewest)
In 't brand-punt der weetgierigheid vervangen,
En door dat vuur het Oordeel en 't Verftand
Een fterker gloed van Kennis doen erlangen,

Die 't al verlicht en koestert door zyn brand.
Tot zulk een einde, en door dien trek gedreven,
Uit lout're lust en liefde tot de Kunst,nbsp;'

Wordt Bakers werk in 't Neêrduitlch uitgegeven;

Leer-gierigen zyn voor die dierb're gunst
Op 't hoogst verpligt den wyzen Tolk te danken •

De Dichtkunst fchryft, bekoort door deed'leftof
Met duurzaame inkt (dat 's meer dan Cyter-klanken)
In 't Neêrlands hart zyn welverdienden lof.

FIETi:Ji HUISimA BAKKER.

I N.

-ocr page 29-

inhoud

DER

HOOFDSTUKKEN,

Het Mikroskoop gemakkelyk gemaakt, enz.
Inliiding om de nuttigheid deezes Werb aan te toonen.

I. Hoofdst. Fan de Mikroskoopen in 't algemeen.

Bladz. r

Fan de Soorten van Mikroskoopen. . 6
Het
Enkeld of Zak-Mikroskoop. . 8
Uitvinding om
hetzelve vaji te zetten en
daar aan
Licht te geeven daor een
Spiegel. . .nbsp;13

Het Oubbeld en Terugkaatzend Mikros-
koop. . . ' .
15
Het /lonne of Donkere Kamer Mikros-
koop
nbsp;... 21
Het Mikroskoop voor Ondoorfchynende
Voorwerpen. . . 27
Manier om het Vergrootend Vermogen
te vinden van de Glazen in Enkelde 33
Het zelfde in
Dubbelde Mikroskoopen. 39
Hoe de
VVeezentlyke grootte der Foor-
werpen ■ door
Mikroskoopen gezien,
te bepaalen. .nbsp;. 40
Fan 't
Veld des Gezigts, of't gedeelte
eens Foorwerps dat men ziet
. 48
Fan de Voorwerpen in 't algemeen. 49
Fan 't onderzoeken der Foorwerpen. 51
^ XiV.

II.

III.

IV.

V.

VI.

VII.

VIII.

IX.

X.

XI.

XII.

XIII.

-ocr page 30-

Hoofdsï.nbsp;Bladz.

XIV»nbsp;Fan dezelven te bereiden en voamp;r de Ver-

grootglazen te brengen. . 55
XV.nbsp;Omzigtighedenin 'f befchouwen ^frFooyw

-w^rfen modig. , . 61

Vervolg van dit Werk of Bericht van
Waarneemingen, Ontdekkingen , enz.

i. Hoofdst. Van de Diertjes die in Vogtcn veorko-
men.
, . . 68
lï.nbsp;Maniermt Vt^rwzter te maaken, enz.-ji

UI,nbsp;Diertjes in Hooywater en dergelyke Af-

ti-ekzeh. . . . 7S
IV. .nbsp;De zegenaoinde Aaltjes ^ Slangetjes in

Jzyn en Styfzel. . . 79
VInbsp;Diertjes in Regen - Sh^ten ander Wa-

ter, gelyk denbsp;enz. . 81

yi.nbsp;Het Onderzoek van 't Bloed der Dieren

sangepreezen. . . 106
VILnbsp;Ds Samenftelling dei Sloeds Qverwaogen,

107

VUL Befehouwing des Bloed; doQr'tMitos,
kaop. . • . 115

IX.nbsp;De Loop en Omloop des Bloeds. 120

X.nbsp;Waarneemingen daar amtrera. . 123
XI» Bejchmmng van de Klopping des Harts

in Dieren. . . .nbsp;138

XII.nbsp;Ffl» ^f Spier-e/Vleefch-Vezelen. 140

XHL rande-Ze!fJtandigheidderBQQnds:cn. 144
KIV,
nbsp;Van de Zenuwen. . . 14^»

XV»nbsp;Bedenkingen over de Voortteeling der Die^

ren en Platitgewasjen. . 148
XVI,nbsp;Sefchmmg van de Diertjes in 't Man-

nelyk Zaad dsr Schspzalen. . 153

XVII.

-ocr page 31-

Bladz.

defchouwing yan ie Diertjes «a« Je Tan-
den. , .nbsp;.nbsp;166

•--van het Schurft op 'sMen-

fchen Huid. .nbsp;. 168
■--van de Schubbetjes der Op-
perhuid. . . 171
--- Zweetgaten
in de

17z

175
183

i8S

191
199
203

Huid.

der Luizen

van de Houtluisjes.

■-- d? Myten.

-de Vlooijen.

-de Spinnen.

- de Muggen. .

de Koe-VJieg.

nen.

ren.

-de Angels der Infekten.

204

---J«'Byën.205

—^--- -— d^r Scorpioe-

207

-het Venyn der Adde^

210

-—---der Slakken. . 212

-yaw ófe gewoone Vliegen.213

--- —_ Klander ^Koorntor,

216

--- —— Wolf o/Koornworni,

217

De geparelde Oogen der Infekten. a2Q
De
Sprieten, Füclers of Hoorntjes. 224.
Derzefyer Vleugels ^Wieken. . 116
Balanfen of Evenw.igteru . 229
De Schubben der Visfchen. , 23Q
De Oefters en derzelver Broedzel. 232
Het Licht aan de Oeßers en rottende
Stoffen.
. . .234
De Üosielen en derzelver Baarden. i?gt;6

XLIV.

Hoofdst.
XVIL

XVIII.

XIX.

XX.

XXI.

XXII.

XXIII.

XXIV.

XXV.

XXVI.
XXVJI.
xxvni.

XÄJX.

xxx.

XXXI.

XXXII.

xxxni.

XXXIV.

XXXV.

XXXVI.

xxxvii.

XXXVIII.

XXXIX.
XL.
XLI.
XLII.

XLIII.

-ocr page 32-

Hoofdst.nbsp;Bladr.

XLIV. Het Haair van Menfchen en Dieren. 238
XLV,
Het Stuifmeel der Bloemen. . 240
XLVI.
Be Zaaden der Flantgewasjen. . 244
XL VIL
Derzelver'QhAen, enz. . 24,9
■XLVIII.
De Zouten in 't algemeen befchouwi. 252.

XLIX.--der Mineraale Wateren. 255

tquot;nbsp;Ontdekkingen en Waarneemingen van

aJlerley Soort. . . 258
LI.nbsp;f)e Werken der Konst en Natuur met

elkander ver geleeken. . 286
LII,nbsp;Beredeneerde Aanmerkingen over de Ont-

dekkingen door 't Mikroskoop. 294

IL

HL

IV,

AANHANGZEL.

Behelzendé nieuwe Waarneemingen,
Aanmerkingen, enz.

I. flooFDST. Berhgt aangaande- zeer kleine Mikros,
koop-Glaasjes,
van Napels aan de Kon..
Societeit van Londen gezondeny endoor ,
den Heer
Baker onderzogt. ■ 307
Toejlel om deeze Glaasjes te gebruiken ,
als uitmaakende een
nieuw Mikros-
koop,
uit^vondenen famengejielddoor
Pater
di Torre , te Napels. 313
Berigt van eenige Mikroskoopifche Waar-
neemingen op 't Menfchelyk Bloed ,
daarmede in V werk gefield. 316
fFaarneemingen van de
Takmaakingen
des Bloeds
door Doktor Adams , en
dtszelfs manier om
Glas.Bolletjes te
maaken. . . .324-

V\

-ocr page 33-

Biactó.!

Mar.kr van den Heer Lieberkuhn
bruik , fot het flypen van kleine Ver-
groot-glaasjes
en terugkaatzend Spie-
geltjes.nbsp;.nbsp;. .
.3^9;
Aanmerkingen op 4e verbeteringen, dis
tot het vinden van de
Vergrootende
Vermogens der Mikroskoop-en ande-'
re Vergrootglazen
door den Heer Ly-
ONNET, voorgejleld zyn. . 352
f^larneemingen omtrent, de Zaadjes van
Schimmel,
en een byzondere manier
van
Splyting in de, Infufie - Diertjes
der Planten , door den ^wrELLis. 368
Ontdekking van onfmeltbaare Zouten in
een rottend
Aftrekzei van Hennipzaad
in Water, door den zelfden Heer. 38a
Aanmerkingen over het
veifchil der Waar-
neemingpn
van de Heeren Leeuwen-
hoek
en Buffon , ten opzigt van de
Zaad-Diertjes; uit eigen Waarnee-
mingen
opgehelderd, door wylen den
/w Ledkrmuller. . 388
Algemeene Bedenkingen over de verbete-
ring der Mikroskoopen
tot deezen tyd
toe, en over de Waarneemingen met
dezelven,
. .nbsp;415
Het VeranderlykeMikroskoop, gemaakt
door Monfr.
Adams te Londen, met
deszelfs
Afbeelding. . 437
Het Groote nieuwe Algemeene Mikros-
koop,
volgens de bitvinding van Monfr,
Dellebarre : ten opzigt van deszelfs
verfchil
met andere Samengejlelde Mi-
kroskoopen; als ook deszelfs Afbeelding
«n gebruik. . .
444

XIII.

t-IoorosT.

V.

VI.

VII.

Vlll.

IX.

X.

XI.

XII.

-ocr page 34-

INHOUD.

V n •nbsp;^

Bejchryving Van een Zonne-Mikroskoop
voor Ondoorfcbynende Voorwerpen,
door den Heer B. Martin. 458

Deszelfs Veeimagtig Mikroskoop, nieuw-
lings uitgevonden y befclneeven en
afge-
beeld.nbsp;.nbsp;.

Handleiding tot Mikroskoopifche Waar-
neemingen
op Vrugtmaakende Dee-
len
der Plantgewasfen, waar'door te-
-^nsde- Vliegdoodende Eigenfchap van
het^
Kanadaafch Apocynum nader op-
gehelderd
-wordt en duidelyk aangetoond.

30

Hoofdst.
XIIL

xiy.

XV.

485.

I N L E I-

-ocr page 35-

^nbsp;^«Rv M

i n l e i d i n g

TOT HET

w e r

H

ET zal in deeze, onderzoekende Eeuwe, waar.
m de begeerte tot Weetenfchap wyd en ver is uitge-
ftrekt, en wy niet, gelyk
voortyds; vergenoegd
met de Gevoelens der aloude tyden ftil zitten, maar
befluiten om voor ons zeiven te onderzoeken, en uit
onze eigene Ondervinding te oordeelen, misfchien
riiet onaangenaam zyn , dat wy eenige bekwaame
Voorwerpen van ondèrzoek aanwyzen.nbsp;' •

I^e Werken der Natuure zyn de eenigfte bron van.
waare Wetenfchap, en derzelver beoeffening de edel--
ftc bezigheid van 's Menfchen Geest. Ieder gedeelte-
der Scheppinge elfcht deszeifs oplettendheid, en ver.
kondigt de magt en wysheid des almogenden Schep-
pers. Het kleinfte Zaad, het geringfte Diertje toont

Gods

-ocr page 36-

Gods w^ysheid; doordien men 't tot de oogmerken,
waartoe het dient, bekwaamlyk gefehikt vindt, en
daar in een fieraad en fchoonheid ontdekt, die de
verlle uitgeftrektheid der Konst te boven gaat.

De Geleerden van alle Eeuwen hebben deeze
Waarheid bezeft; en hebben, zo ver zy konden, de
fchuilhoeken der Natuur beoeffend en doorzogt;
maar door gebrek van bekwaame hulpmiddelen dik-
wiis misgetast. Gelyk wy fommige Grond-beginfels
vooraf moeten leeren, eer wy eenige Weetenfehap
kunnen magtig worden, zo moeten wy, in de
School der Natuure, met de geringfte en minst fa-
tnengeftelde deelen beginnen, eer wy die, welken
groóter en aanmerkelyker zyn, kunnen verftaan.

De Ouden, zig alleenlyk op hunne bloote Oogen
moetende verlaaten, waren onbekwaam om eenige
groote Ontdekkingen van dit flag te doen: maar wy
zyn zo gelukkig, datwe, door behulp van Glazen,
Voorwerpen, die veel duizend maaien kleiner
zyn, dan het fcherpfte bloote Oog kan onderfchei-
den, bekennen en onderzoeken kunnen. In 't kort,
de Mikroskoopen voorzien ons als van een nieuw
Zintuig, ontvouwen de verbaazende werkingen der
Natuure, en belchenken ons met Wonderen, die
men in voorige Eeuwen niet verwagt hadt.

Wie zou zig voor duizend Jaaren verbeeld heb-

ben.

-ocr page 37-

ben, dat het mooglyk was veele duizenden van lee-
vendige Schepfelen in een enkele druppel Water te
bekennen? of dat men het purper leevens gety, en
zelfs de Bolletjes van 't Bloed, door Aders en Slag-
aders, die dunner dan het fynfte Haair zyn, duidelyk
zou zien voortrollen ? Dat men veele millioenen
van Diertjes in het Mannelyk Zaad van alle Schep-
felen ontdekken zoude? Dat niet alleen de uiter-
lyke gedaante, maar zelfs 't inwendig maakfel der
Ingewanden, en de beweeging der Vogten in een
Mug of Luis, Voorwerpen des gezigts zouden
worden ? Of dat ontelbaare foorten van Schep-
felen
zigtbaar zouden gemaakt worden, fchoön zo
klein dat een millioen van dezelven geenen Zand-
korrel kan evenaaren?

Dit zyn heerlyke Ontdekkingen, waar uit een
nieuwe Natuurkunde is verreezen, die de bevat-
ting van 's Menfchen Ziel uitbreidt, en een juifter
en verhevener Denkbeeld, dan het Menfchdom te
vooren had, van de grootheid en pragt der Na-
tuure, en van de oneindige magt, wysheid en goed-
heid van den Almagtigen Schepper, geeft.

Die Man is zekerlyk de gelukkigfle, welke het
grootfte getal van redelyke en nuttige uitfpannin-
gen, die gemakkelyk te verkrygen en in zyn magt
zyn, weet uit te vinden: en dit zo zynde, mott
hy, die in de Werken der Natuure vermaak fchept,

* • *nbsp;en

-ocr page 38-

en zig daar in oefFent , buiten twyfel gelukkig
weezen; nademaal ieder Dier, Bloem, Vrugt of
Infeél, ja fchier ieder Stof-deeltje hem een aa'nge-
naame bezigheid verfehaft. Zulk een man is nooit
met zyn tyd verlegen, of gemelyk by zig zeiven,
om dat hy niet weet waaraan hy zyne ovehJenktn'
gen befteeden zal: ieder Tuin of Veld is voor hem
een Kabinet van Zeldzaamheden, vvdken hy alle ten
vollen: wenfcht te onderzoeken; en 't Heel-al merkt
hy aan als een magnzyn' van Wondoren, om welken
met verwondering te befchouwen oneindige EeuwMi
naauwlyks genoeg zyn.

De uitvinding van Vergrootglazen heeft de twee
uiterften der Scheppinge, (indien het my geoorlofd
is dezelven dus te noemen,) welke buiten het be-
reik der vooïige Eeuwen waren , tot Voorwerpen
onzer ondei-zo^kingen gemaakt: ik meen, die over-
groote en ver af ftaande Lighaaaaen van ons We-
rcld.M, de
Zoö en Dwaalfterren, wefcer
grootte, afftand, beweeging, regelmaatighekl en
OKde, wy door 't behulp van Verrekykers kennis
gekreegen hebben; en die uitneenaend kleioe, e.q
Cfchoon overal by der hand) voor hun onzigtbaare en
onbekende foorten van Dieren, Hanten enz., wel-
ken het Mikroskoop aan ons ontdekt heeft. Ik laat
den Verrekyker aan anderen over, die beter in ftaat
zyn denzei ven naar waarde te belchryven: Hiyn oog-
jneyk in de-ze Verhandelinge is, om van liet Mi-

kro-

-ocr page 39-

t O t h e t w E R K. 35

kroskoop te fpreeken, en, door aanwyzing van het
vermaak en ondcrwys dat hetzelve ons verleenen
kan, eenige aanmoediging te geeven tot deszelfs al-
gemeener gebruik.

De Hr. Boyle zegt in zyn Vertoog over de
Nuttigheid der proefneemende Fiïofofie, dat hy niet zo
zeer over de groote Uurwerken der Natuur, als
over haare kleine Horlogies in Verwondering was op-
getogen ; en ik geloof, inderdaad , dat wy, het
maakfel van eene Myt met dat van eenen Olifant
vergelykende, tot het zelfde Gevoelen zullen over-
gaan. Dé grootheid en fterkte des eenen mag ons
vcsrwondering en fchrik verwekken; maar wy zullen
door verbaasdheid ons zeiven t'eenemaal verliezen,
indien wy de verfcheide kleine deelen der andere
aandagtiglyk onderzoeken. Want een Myt heeft
meer Leden dan een Olifant, welken alle met
Aders en Slagaders, Zenuwen, Spieren, Peezen en
Beenderen voorzien zyn : zy heeft Oogen , een
Mond, en ook (zo wel als de Olifant) een Snuit
om haar voedfel mede te neemen; zy heeft een
Maag om het te verteeren, en Ingewanden om 't
gene ter voedinge niet dienstig is af te leiden. Zy
heeft een Hart om het Bloed voort te ftuuwen en te
doen omloopen, Hersfenen om overal Zenuwen te
verzoi-gen , en Teeldeelen zo volmaakt, als het
grootfte Dier. Laat ons nu ftil Haan, te rugge zien,
en overweegen, zo ver als onze bekwaamheden rei-
ken

-ocr page 40-

I N L E I D I N G.

ken kunnen, de uitneemende kleinheid van alle deeze
Deelen; en indien wy dezelven zo verbaazend en
ver boven onze Denkbeelden bevinden, wat zullen
wy dan zeggen van die veelvuldige foorten van Diert-
jes , in vergelykinge van welken een Myt zelve zo
groot is j als ware zy een Olifant ?

Alle deeze, en ontelbaare Wonderen meer, kan ons
het Mikroskoop verfchalfen. Ik zal derhalven voort-
gaan om deeze heerlyke Uitvinding te befchryven;
te toonen hoe ver die tegenwoordig gevorderd zy;
een kort berigt te geeven van de Ontdekkingen, die
'er gedaan zyn; en den weetgierigen eenige Voor-
werpen ter onderzoekinge aan te wyzen. Dit doen-
de zal ik, zo veel my doenlykis, alle vertooning
van Geleerdheid, of uitdrukkingen, in de gemeene
Taaie niet gebruikelyk, vermyden, alzo ik wenfch
verftaanbaar te zyn voor iedereen.

HET

-ocr page 41-

HET

MIKROSKOOP

gemakkelyk gemaakt, enz.

I. HOOFDSTUK.
Van de Mikroskoopen in 't algemeen.

En begrypc, dat wy door Mikroskoo-
pen verftaan,
Werktuigen van aller-
lei Maakfel of Vinding, die kleine Voor.
--^—^ 'werpenzig grooter domvertoonen^ dan

voor het bloote Oog.

Diegefchiedtdoor Glazen, dieverhevenrond
gemaakt zyn.

Wanneer maar één zodanig verhevenrond
Was of Lens(») tot dien einde gebruikt wordt,
van welke gedaante ook het Werktuig mag we-
zen, waar in het vaftgezet is, wordt het zelve een

En'

-ocr page 42-

2nbsp;Van de MiKRoskoopEN

I Enkeld Mikroskoop genoemd : maar indien twee of
Hoofd- ihcer Glazen gebezigd worden, door famenvoe-
sTUK. ging, om de Voorwerpen meer te vergrooten,
dan wordt het een
Dubbeld of Samengejleld Mi-
kroskoop
genoemd.

Een aanmerkelyk onderfcheid in de uitwer-
king van deeze twee Werktuigen isj dat een Voor»
werp, door een enkel verhevenrond Glas gezien,
zig vergroot opdoet net in den zelfden ftand, als
wanneer het door 't bloote Oog gezien wordt;
maar, wanneer men het ziet door een Dubbeld
Mikroskoop, famengellelduit drie verhevenron-
de Glazen, alle deszelfs deelen omgekeerd wor-
den : dat is, het bovenll van het Voorwerp zig be-
neden vertoont, de regterzyde aari de flinker, en
ieder deel in die plaats, welke tegen deszelfs na-
tuurlyken en waaren ftand overftaat, Ligt en
Schaduw insgelyks omgekeerd zynde, fchynen
de ingedrukte deelen verheven of uitpuilende
en de verhevene ingedrukt.

Aan wat toeval, aan welk Land, of aan wien
wy de uitvindiog der Mikroskoopen verfchuldigd
zyn, ftaat my niet te bepaalen. De eer is door
fommigen aan
Drebbel een Hollander, door
anderen aanFoNTANA eenNapolitaan,en door
fommigen nog aau anderen gegeven. De eer-
fteOpkomft egter derzelven is geweeft omtrent
den Jaar e 1621; en van dien tyd af tot heden heeft
men zig toegelegd om dezelven te verbeteren.

Alzo myn begeerte is, de Menfchen indruk
te geeven van het vermaak en de leering, die
het Mikroskoop kan aanbrengen, en hen te on-
derrigten, hoe zy het zelve moeten behandelen
en verftaan, liever dan, hoe zy hetzelve moe-
ten maaken j zo zal ik my niet ophouden met de

ma-

-ocr page 43-

in 't algemeen,nbsp;3

manier van Glazen te fmel ten, teflypen, te po- i.
lyften of te zetten; een werk v/aarmede zeer
Hoofd-
weinige van myne Leezers zig ooic zullen wil- stuk.
len bemoeijen. Maar, in plaats van dien, zal ik
tragten hun, met zo veel kortheid en klaarheid
als my mogelyk is, de uitwerkingen der Glazen
op het Gezigt te ontvouwen, en hun trapswyze
te leiden tot den aart, het gebruik, en de ver-
grootende vermogens der Mikroskoopen. •

Wanneer de Voorwerpen gezien worden door
een Glas, dat volkomen plac i's, gaan de Ligt-
ftraalen van dezelven tot het Oog in een regte
ftrekking, enevenwydig daardoorheen. Dien-
volgens fchynen de Voorwerpen zeer weinig
verkleind , of vergroot, of nader of verder
af
te zyn, dan voor het bloote Oog. Maar, zo
de Glazen, waar doorzegezien worden, eenigen
trap van verhevenrondheid hebben, worden de
Ligf-ftraalen gerigt van den Omtrek naar het
Middelpunt met eenlioek, die aan de verheven-
heid van het Glas evenredig is, en komen te
famen in een punt, op een grooter of kleiner
afftand van het Glas, naar maate het zelve min
of
meerverhevenrondis. Dit punt, waarin deStraa-
len famenloopen, wordt het Brandpunt genoemd;
en dit Brandpunt is nader by of verder af, vol-
gens de róndheid van het Glas; want gelyk een
»■einig verhevenrondheid het Brandpunt tot een
nierkeiyken afftand brengt; zo zal veel het
«elve ^eer naby brengen. Deszelfs
Vergroot'
^^gt is. ook evenrédig tot de verhevenrond-
heid: quot;Want, alzo een plat Glas naauwlyks iets
Vergroot, hoe minder een Glas van de plat-
neid afwykt, hoe minder het vergrooten zal ;
en hóe nader het aan de gedaante van een
KIqoc
A 2nbsp;komtj

-ocr page 44-

4 Van de Mikroskoopen

komt , hoe nader deszeifs Brandpunt, en hoe
Hoofd- aanmerkelyker de Vergroctkragt is.
stük. pe onderfcheide langte van der Menfchen ge-
zigt hangt van het zelfde grondbeginfel af, en
ontftaat uit de meerder of minder verhevenheid
van het Hoornvlies en Kryftalyne-vogt des
Oogs : hoe ronder dezelve zyn, hoe nader het
Brandpunt, of het punt van de byeenkomft der
Straalen, zyn zal, en hoe naderhy een Voor-
werp moet gebragt worden, om het wel te zien.
Het geval van Byziende Menfchen is flegts een
te groote rondheid van het Oog, welke het Brand-
punt zeer naby brengt; en dat van Oude Lui-
den is een platheid van het Oog, waardoor het
Brandpunt tot een grooter afftand gebragt wordt.
Zo dat de eerfte eigentlyk Oogen van een te
kort, en de laatften Oogen van een te lang
Brandpunt genoemd mogen worden. Hierom is
ook het hulpmiddel voor de laatften een verhe-
vcnrondGlas, om het gebrek van rondheid in het
Oog zelf te vergoeden, en de Straalen tot een
korter Brandpunt te brengen; gelyk een hol
Glas dienftig is voor de eerften, om de Straalen
te verfpreiden , en derzelver te fchielyke byeen-
komft in een punt voor te komen.

Niets is gemeener, dan dat men Oude Lui-
den de Voorwerpen, dieze willen onderzoeken,
tot een groeten afftand van zig ziet houden,
om de bovengemelde reden, en ieder weet, dat
Byziende niets wel kunnen onderfcheiden zonder
het zeer naby hunne Oogen te brengen. Beide
uiterften zyn ongemakkelyk; doch die, welker
Oogen plat zyn door den Ouderdom, kunnen met
voldoening herdenken, dat zy het vermaak daar
van vcele Jaaren genooten hebben; en de By-

zien«

-ocr page 45-

in 't algemeen.nbsp;5

ziende mogen zig zelven daar mede vertrcolten, i.
datze veel kleiner Voorwerpen kunnen onder- Hoorn-
Icheiden, dan menfchen, die een lang Gezigt
hebben. Want het Voorwerp wordt vergroot in
evenredigheid tot de rondheid van het Oog, en
de nabyheid van het Brandpunt, en vertoont zig
gevolgelyk viermaal zo groot voor eenOog,welks
Brandpunt maar vier Duimen, als voor zulk een,
welks Brandpunt agt Duimen afftandig is. Voorts
nebben zy ook dit Voorregt, dat de ouderdom
hunne Oogen verbetert door dezelfde middelen,
waardoor hy die van andere Menfchen verer-
gert ; dat is door ze platter te maaken, zo dat
zy verder kunnen zien.

Hoe nader eenig Voorwerp by'tOog kan ge-
bragt worden, hoe grooter de hoek zal zyn,
waar onder het zig vertoont, en hoe meer het
zal vergroot worden. Nu is de afftand van het
Oog) op welken, zo men onderftelt,
de Menfchen in 'c algemeen kleine Voorwerpen
belt zien, van omtrent agt Duimen; gevolgelj^k
wanneer zulke Voorwerpen nader dan agt Dui-
men gebragt worden (ondertlel tot zes) zozul-
lenze onduidelyker worden; en indien nog nader,
tot op vier of drie, zo zal menze byna geheel niet
kunnen zien. Maar door de hulp van verhe-
venronde Glazen zyn wy in ftaat gefield, om de
dingen tot veel korter afftanden klaar te zien.
want de aart van een verhevenrond Glas is een
Voorwerp duidelyk zigtbaar voor .het Oog te
maaken op den afftand van deszelfs Brandpunt;
weshalven, hoe een Glas kleiner én ronder is,
hoe naderby deszelfs Brandpunt, en hoe meer-
der deszelfs Vergroot-kragt zal zyn.

Alzo het zeer gemakkelyk vak een Glasdrup.

A 3nbsp;pel

-ocr page 46-

6nbsp;van de verschillend£

I- pel of Bolletje te gieten van een veel kleiner mid-
dellyn, dan men eenig Glas zou kunnen flypen,
en alzo het Brandpunt van een Bolletje niéx vér-
der af is, dan een vierde van deszelfs middel! vn,
ën gevolgelyk hetzelve tot een byfteren trap
moet vergrooten, zo waren fommige Menfchen,
Voor eenige jaaren, geweldig ingenomen met
zulke Bollerjes, en verbeeldden zig, dat'erbui-
ten dezelven geen goed Mikroskoop kon zyn:
maar de Ondervinding heeft federt geleerd, datze
zo weinig Ligts toelaaten, datze zulk een uit-
ermaate klein gedeelte van een Voorwerp ver-
toonen , dat ze zo moeijelyk zyn te gebrui-
ken , en de Oogen zo veel geweld aandoen: dat
hunne Vergrootkragt, by gebrek van de ver-
eifchte duidelykheid, eer bekvvaam is óm
dwaahng te veroorzaaken, dan om de waarhei-d
te ontdekken: en daarom wordt van dezelven
nu zeer zelden gebruik gemaakt.

II. HOOFDSTUK.

Van de Soorten van Mikroskoopen.

d

E Mikroskoopen zyn of enkeld of dubbeld.
De enkele hebben maar één Lens; de
dubbelde zyn een famenvoeging van twee of meer
Glazen, leder van deeze twee heeft zyne by-
zondere voordeelen: want een enkel Glas ver-
toont het Voorwerp nader by, of hever meer on-
derfcheiden ; en een famenvoeging van Glazen
vertoont een ruimer, Veld, of, met andere woor-
den, vertoont meer van een Voorwerp, gelykelyk
vergroot, in één befchouwing. Het is moeijelyk
te bepaalen, welken van
deeze men moet aanpry-

zen

stuk,

-ocr page 47-

Soorten van Mikroskoopen. quot;j

zen, nademaal ieder een byzonder foort van ver- II.
maak aanbrengt. Ook heeft ïeder van deeze het «ows-
gezag van groote mannen in zyn voordeel; want
Leeu^wenhoek gebruikte altoos (1). enkelde
Mikroskoopen; en, in tegendeel deedt
Hoohe
alle zyne Waarneemingen met dubbelde.

De vermaarde Mikroskoopen van Leeü-
WENHOEK waren zo eenvoudig als mogelyk is;
• zynde maar alleen een enkele Lens gezet tus-
fchen twee Zilveren Plaatjes met een kleingaatje
doorboord, waar voor, een beweegbaar. Pen-
netje, om het Voorwerp te kunnen fchikken
naar het gezigt van den Befchouwer. Hier
mede maakte hy die verwonderlyke Ontdekkin-
gen, welke de wereld zo zeer verbaasden , en
een nieuw Stelfel van FiJofofie ep Redeneering
invoerden; gelyk ik in 't vervolg van deeze Ver-
handeling gelegenheid zal hebben uitvoeriger
te melden. .nbsp;T

Daar worden veel aartige kleine uitvin dfels in
deWinkels verkogt.om kleine Voftrvyerpen te bé-. ■
kyken; zynde
z,q vermaaKelyk:i.al§;men redely-
ker wyze van dezelven kan verwagten:' maar
deeze allen oü te haaien zou te verdrietig zyn.

Des-

1nbsp; Sommigen befchryveti de Glazen , waar van de Hr.
Leeuwenhoek in zyne Mikroskoopen gebruik maakte, als
kleine Bolletjes of Kloqtjes van Glas, welke m.isQag waar-
fcbynlyk moet ontftaan üit hunne onderneeming omtebe.
fcbryven 't geen zy nooit gezien hebben: want, i,erwyl ik dit
fchryf, ftaat hetKabinet vanMikroskoopen, dat die vermaar-
de Man, byzynoverlyden, aan de Koninglyke Maätfchap-
Py als een Legaat heeft nagelaten, op myn Tafel; en ik
kan de wereld verzekeren, datyder der zesentwintig.Mi-
kroskoopen, daarin vervat,een dubbele verhevenronde Leng
is. en geen Kloot of Bolletje.

A 4

-ocr page 48-

8 Vak het enkel de
ii.
Desgelyks zou de befchryving van de gedaante
sXquot;nbsp;verfcheide foorten van Mikroskoo-

' pen, welke federt derzelver eerfte Uitvinding
uitgedagt zyn, meer dienen om de nieuwsgie-
righeid te voldoen, dan eenig nut aanbrengen.
Ik zal my derhalvenbepaalen aan de befchryving
van zulken alleen, als tegenwoordig onder ons
voornamelyk in gebruik zyn: alzo dezelve, een
gevoeglyk Stel van Glazen hebbende die traps-
wyze het een boven het ander vergrooten, be-
kwaam zyn tot gewigtige Ontdekkingen.

III. hoofdstuk.

Van 'het mkeM Zak-Mikroskoop van Wilson.

HEt eerfte waarvan ik gewag zal maaken, is
t enicelde Zak-Mikroskoop van den Heer
Plaat
I. Wilson welks Koker, van Koper, Ivoor
of Zilver gemaakt, by AA, BB, vertoond
wordt.

CC Is een lange fyn-gedraaide Vaarfchroef,
welke m de Koker van het Mikroskoop draait.

D een verhevenrond Glas aan 't end van ge-
melde Schroef.

a Twee holle ronde Stukken van dun Koper,
met gaten van onderfcheide middellynen in het

midden, om'tgemelde Glas te dekken, en daar-

door

-ocr page 49-

ZAK-Mikroskoop. p
door de opening te verkleinen wanneer de meeft iii.
Vergrootende Glazen gebruikt worden.
nbsp;Hoofo-

EE drie dunne plaatjes van Koper binnen in
de Koker van 't Mikroskoop, waar van één in het
midden halfrond geboogenis-, zo dac het een
gewelfde holligheid maakt, waarin men een Gla-
zen Jiuis kan Iteeken, terwyl de twee platte
™tjes dienen, om de Schuifjes tuffchen hun
beiden te ontvangen en vaft te houden.

F Een ftuk van Hout of Yvoor, gewelfd op
de^wyze van de halfronde Plaat, en daar aan
vatt gehegt.

G het ander end' des Kokers van het Mikros-
koop, daar een holle Moerfchroef is aange-
voegd, om de onderfcheide Vergrootglazen in
te neemen. •nbsp;,

H een krul-veer van Staal tuffchen het ge-
melde end' _G en de Kopere Plaatjes; dienende
om de Plaatjes in een regten ftand te houden ,
en te werken tegen de lange Schroef CC.
'wnbsp;gedraaid Handvatzei, om het

vv^rktuigbeter te kunnen houden; dat men naar
.we^evallen af en aan kan fchroeven.
r ^'J^ Mikroskoop behooren zeven onder-
.icijeide Vergrootglazen: zes daarvan zyn gezet
-in Zilver, Koper, of Yvoor,gelyk in FiguurK,
engemerkt i.
2. 3. 4. 5. 6. zynde de laagfte
nomniers de meeft vergrootende Glazen.

L IS het zevende Vergrootglas vaftgezet als
wn^A ^'^^nTonnetje om in de Hand gehouden te
wïïp quot; '^efchouwinge van een grooter Voor-

Yvoor, eenSchuifjege-
iMdma, met vier ronde gaten daar door, waarin
oe Voorw^erpen geplaatft worden tuffchen twee
A 5nbsp;Mos.

-ocr page 50-

10 VAN HET E N K -E L D E

III. Moscovifche Glaasjes (*),'quot;gelyl{ze zig vertoo*

Hoofd- nen hy dd(ld.

STUK. Agt zulke Yvooren Schuif] es, en één van Ko-
per, worden gewoonlyk by dit Mikroskoop ver-
kogt; fommigen met Voorwerpen daarin, ande-
ren ledig, om iets, dat voorkomen mögt, daar
in te kunnen plaatzen : maar wien het behaagt
een groote verzameling van Voorwerpen te maa-
ken, die kan er zo veel neemen als hy begeert.

Het Koperen Schuifje dientom een klein Voor-
werp in te fluiten, op dat het, zonder het te kneu-
zen ofte verderven, zou kunnen gezien worden.

N is een Tangetje om Bloedelooze Diertjes of
andere Voorwerpen te vatten en op de Gla-
zen te fchikken.

O is een klein Haair-borfteltje of Penfeel, om
het ftof daar meede van de Glazen af te neemen,
of om ene kleine druppel Vogts, dat men onder-
zoeken wil, op te neemen en op het Mosco-
vifch Glaasje te leggen.

P is eed Glazen Buis, dienende om leevende
Voor-werpen op te fluiten, gelyk Kikvorfchéh,
Vifchjes enz. om daarin hetBloedte ontdekken,
zo ais het door de Aderen en Slagaderen loopt.

Alle deeze byzonderheden zyn vervat in een
klein riet Kasje, zeer bekwaam om in den Zak
gedraagen te worden.

Wanneer ge een Voorwerp wiltzien, zo fleek
het Yvooren Schuifje, waarin hetzelve geplaatfl;

IS,

(*) [In plaats van Moscovifch Glas worden de Voorwef-
pen.in het»bovengemelde Stel van
Sommers, geplaatft tus-
fchen twee fynefchyfjes van Franfch of Engels glas daartoe
geflepen,welke van fommigeLiefhebbers beter gekeurd wor-
den : doch thans neemt men gemeenlyk Glaasjes die een wei-
nig holrond zyn, om het Voorwerp niet te kneuzen of tt ver.
pletteren.]

-ocr page 51-

Z a K . M I K R O S K O O F. ii

is, tuflcheri de twee platte koperen Plaatjes EE, iii.
altyd in agt noemende datge die zyde van het
Hoofd-
■Schuifje, daar de KoperenRingetjes zyn, verft van
uw Oog af ftelt. Schroef dan het Vergrootglas,
^at gy voor hebt te gebruiken, aan 't end' van
het Werktuig G; en, door het zelve tegen't ligt
ziende, draai de lange Schroef CC, tot dat uw
Voorwerp ïn een ftand, die vóór uwOoggevoeg-
-lyk is, gebragt zy; 't welk gy daar aan zult wee-
ten, dat het zig volkomen duidelyk enklaar
vertoont. ; 't is beft het zelve eerft te bezien
■door een Vergrootglas dat het geheele Voorwerp
-op eenmaal kan vertoonen, en daarna de ver-
Icheide deelen afzonderlyk te bekyken met een '
van de meeft Vergrootende Glazen; want dus
'zultge een regt denkbeeld krygen van het ge-
heel en alle deszeifs deelen. En, fchoon de
meeft Vergrootende Glazen maar een klein ge-
deelte van een Voorwerp op eenmaal kunnen
vertonen; gelyk de Klaauw van eenVloo, de
Sprietjes van een Luis, of iets diergelyks; zal
egter door een zagte beweeging van het Schuif-
je, welk uw Voorwerp bevat, het Oog trapswy-
ze alles overzien; en indien eenig deel buiten
den afftand mogt zyn, zal de Schroef CC dat
gemakkelyk tot het regce Brandpunt brengen.

Aizo de Voorwerpen zeer naby de Glazen ge-
bragt moeten worden, wanneer men de meeft
yergrootende gebruikt, zo wees in het byzon-
der zorgvuldig, datge dezelven niet kraft door
,er het Schuifje tegen aantewryven, als gyhet
c\i? ^^^ haalt. Eenige weinige draayen van de
Schroef CC zullen deezen misflag gemakkelyk
voorkomen , door ruimte genoeg te geeven.

Gy

-ocr page 52-

la Van het ehkelde

iii. Gy kunt de Voorwerpen in uwe Schuifjes ver-
Hoofd wiflelen voor anderen, diegy gevoeglyker oor-
deelt, door het Koperen Ringetje met de punt
van een Pennemes uitte neemen. De Glaasjes
zullen 'er dan uitvallen, zo gy de Schuifjes maar
omkeert; en, na 't gene u behaagt 'er tuffchen
gedaan te hebben , zultge, door de Koperen
llingetjes weer op hun plaats te brengen, de-
zelven vaft
maaken, gelykze te vooren waren,
't Is dienftig fommige Schuifjes metGlaasjes voor-
zien te hebben, doch zonder eenige Voorwer-
pen daar tuffchen, om altyd in gereedheid te
zyn tot het onderzoek van Vogten, Zouten,
Zanden, Poeijers, het Stuifmeel der Bloemen,
of eenige andere toevallige Voorwerpen, van
zulke foort, als alleen behoeven op de buiten-
zyde van zulk een Glaasje gelegd te worden.

De omloop van het Bloed kan gemakkelykft
gezien worden in de Staarten of Vinnen der Vif-
fchen; in het dunne Vlies tuffchen de Toonen van
een Kikvorfch, of, beft van allen, indeStaart
van een Water-Haagdis. Indien uw Voorwerp
een klein Vifchje is, plaats het in de Buis, en
fpreid zyn Staart of Vin tegens haar zyde: indien
het een Vorfch is, kies zulk eenen uit, die maar
even in uwe Buis kan, en fpan met een pen of
ftokje het doorfchynend Vlies tuffchen de Too-
nen van zyn agterfte poot zo wyd uit, als mooglyk
is. Wanneer uw Voorwerp zo gefclükt is, dat
geen van deszelfs deelen het Ligt can onderfchep-
pen van de plaats, die gy voor hebt te zien,
zo ontfchroefde lange Schroef CC, enfteekuwe
Buis in de gewelfde holte, geheel door de Koker
van uw Mikroskoop; fchroef het dan op de reg-

te

-ocr page 53-
-ocr page 54-

^ ;

II'

L-

-ocr page 55-

Zak-Mikroskoop. 13

ten Brandpunts afftand, en gy zult het Bloed door UI.
zyne Vaten zien loopen mee een fnelle bewee-
Hoofd-
ging, en op een zeer verbaazende wyze.

Bedien u van het derde of vierde Vergrootglas
voor VorfTchen of ViiTchen; maar voor de Staar-
tenvan Water-HagedilTen zal hetvyfdeof zesde
van paffe zyn ; vermids hunne Bloedbolletjes
tweemaal zo groot zyn, als die der VorfTchen
of VifTchen. Het eerfte of tweede Vergrootglas
kan- niet wel ten dien einde gebezigd worden.
Want de dikte der Buis, waar in de Voorwerpen
zyn, laat naauwlyks toe, dat dezelve zo digt aan
gebragc worden, als de Brandpuntsafftand van
het Vergrootglas,

Het boven befchreeven enkelde Mikroskoop
kan tot een dubbeld gemaakt worden,door het aan
eene Buis te fchroeven met een Oog-glas aan haar
end: het zelve wordt ook bekwaam gemaakt;
om ten naaften by de'oogmerken van het groote
Dubbeld terugkaatzend Mikroskoop te beancwoor-
den, door de volgende Uitvinding.

IV. HOOFDSTUK.

Een nieuive Uitvinding om het Zak-Mikroskoop
vajl te zetten, en daar aan Ligt ti
geeven door een Spiegel.

Op deeze Plaat is A een koperenKrul, opgerigt pi. n,
en vaft gemaakt
aan een rond houten Voet-
ftuk B, zo datze volkomen vaft en ftevig ftaat
C is een Koperen Schroef, die door een gat
gaat in 't bovenfte Lid van de Krul tot in de
zyde van het Mikroskoop D, en hetzelve aan de
gemelde Krul vaftfchroeft.

Eij

-ocr page 56-

14 Van het Zak-Mikroskoop.
iv.
E Is een holle Spiegel, in een Koperen Doos
Hoofd, ggzet, welke in den boog G hangt:, door twee
kleine Schroefjes
ff , die in deszeifs tegen mal-
kander over ftaande zyden ingefchroefd zyn.

Onder aan gemelden boog is een Pen van het
zelfde metaal, net paffende in het gat
h van hec
houten Voecfluk, gemaakt om gemelde Pen te
ontvangen.

Alzo de Boog op de Pen, en de Spiegel op
de enden van den Boog draait, kan dezelve door
deeze tweevoudige beweeging gemakkelyk in
dier voege gefield worden, dat hy het Dagligt,
dat der Zonne of vaneen Kaars, rege op waards
terugkaatze door hft Mikroskoop, dat loodrcgt
boven denzelven is vaft gemaakt; en dus doen-
de kan men maaken, dat dit Mikroskoop aan
meeft alle oogmerken voldoet van het groot
Dübbeld terugkaatzend anders genaamd Spiegel
Mikroskoop, 't
welk ik terftond befchryven zal.

De Koker van 't Mikroskoop kan ook horizon-
taal vaft gemaakt, en de Voorwerpen in dien ftand
gezien worden, by zodanigLichtalsmen verkieft;
'c welk, een Voorregt is, dat het terugkaatzend
Mikroskoop niet heeft.

Insgelyks kan hetzelve verder nuttig gemaakt
worden, doormiddel van een ftrookje Glas, waar
op, wanneer 't een end' tuffchen de Plaatjes, daar
de Schuifjes doorgaan, geftooken wordt, en 't an-
der tot zekeren afftanduitfteekt, ziijke Voorwer-
pen kunnen geplaatft worden als in de Schuif-
jes niet voegen. Wanneer men dan een Kope-
renLid heeft dateenenhollenRing,waarin deVer-
grootglazen moeten gefchroefd worden, aan den
Koker van'tMikrpskoop vaft hegt,en over het uit-
fteekend Glas uitbreide, zo kan men alle foorten

van

-ocr page 57-
-ocr page 58-

iâiÉÉl

■ quot;-s--

-ocr page 59-

met e e N S P I e G e L. 15
van Voorwerpen zeer gevoeglyk onderzoeken,
indien 'er een gat 'c Voetftuk gemaakt wordt,
om den Spiegel net beneden te plaatzen, ten
eindedeLigtftraalen naar boven te ftooten.

Het Zak-Mikroskoop, dusvaftgemaakt, is, in
dien ik my mag verftouten 'er over te oordee-

!en, zo gemalckelyk en vermaakelyk in't gebruik,

en zo bekwaam tot de keurigfte onderzoeking van
Diertjes en Zouten in de Vogten, van de Meel-
ftoffen in de Gewaflen, van deOmloopen der Vog-
ten in kleine Schepfelen in 't kort, het is zo ge-
fchikt om aanmerkely ke Ontdekkingen te doen in
Voorwerpen die eenigen trap van doorfchynend-
heid hebben, als eenig Mikroskoop, dat itooit
gezien of waar van ik ooit gehoord heb. Ook is het
een voornaam deel van
het Zonne-oiDonkere Ka-
mer Mikroskoop t
't welk ikftraksbefchryvenzal.

V. HOOFDSTUK.

Fan het Dubbeld en terugkaatzend of Spie-
gel-Mikroskoop.

Het Dubbeld terugkaatzend Mikroskoop tegen.
woordig in gebruik (met zyn geheelen toe-
ftel te zien op Plaat III) is een verandering en
verbetering van
MarsHal's Groot Duhhel Mikros-
koop
door de Heeren Culpeper en Scarlet.
Het is op ver na zo moeilykniet, kan met veel
meer gemaks behandeld worden, en is door mid-
del van een te ruggekaatft Ligt bekwaam om de
Voorwerpen op een veel klaarer en vermaakc-
lyker wyze te vertoonen.

De Kas van ditMikroskoop AAAA, zynde een PI. III.
ruime Buis, wordt onderfchraagd door drie Kope-
ren Standers bbb^wzn een houten Voetftuk C op- ^

gaande;

-ocr page 60-

Van het Dubbeld en terugkaatzend

V. gaande; in't welk een LaadeDis, omdeVoor-
Hoofd- werp-Glazen en andere deelen van den Toeftel
in te leggen.

Een kleiner Buis se, fchuift in de grooter, en
geeft beneden een veel kleiner Buis, dan zy zel-
ve is, ƒ uit, met een Vaar-fchroef
g aan haar
end', waar aan het Voorwerp-glas oft Vergroot-
glas gefchroefd wordt.

Daar zyn vyf van deeze Verglootglazen, ge-
nommerd, 1,2,3,4,5, niet welke Nommers
de binnenfte Buis ook gemerkt is, om aan te
wyzen hoe ver dezelve moet uitgehaald worden
om gefchikt te zyn naar het Vergrootglas waar-
van men gebruik maakt: maar indien het dan
niet net gepaft is voor het Oog, zo fchuif de bin-
nenfteBuis zagtjes hoogeroflaager, of draay de
Schroef van het Vergrootglas trapswyze, totdat
het Voorwerp zig duidelyk vertoone. Neem in
agc, dat de meeft Vergrootende Glazen de klein-
fte Openingen en laagfte Nommers hebben,

L is een ronde Koperen Plaat, horifontaal tus-
fchen de drie Koperen Standers vaftgemaakt.
Een rond gat M in deszelfs middelpunt is ge-
fchikt om een bekwaamen toeftel N te ontvan-
gen , dienende om de Yvooren Schuifjes, waarin
de Voorwerpen geplaatft zyn, vaft te houden:
welke toeftel beftaat uit een ftaalen Krul-draad
beQooten tuffchen drie Koperen Kringen, waar-
van éénbeweeglyk is, om aan het Schuifje toe-
gang te verleenen.

O is een ronde Koperen Plaat, met verfcheide
gaten om Voorwerpen in te plaatzen, waar mede
fommige derzelven doorgaans voorzien worden
in de Winkels: maar twee Gaten worden gemeen-
lyk bewaard voor kleine holle Glaasjes, om daar

in

-ocr page 61-

OF Spiègel-Mikroskööp. 17

in een druppel van eenig Vogt te leggen, en \r.
dus de Diertjes in't zelve te zien. Daar is ook een H iofo-
ftukje wit Yvoor,
en een ftukje zwart Ebbenhout
van dezelfde grootte en gedaante, als de gaten
tot de Voorwerpen. Het Yvooren is om Voor-
werpen , die niet doorfchynende en zwart zyn,
op te doen, en het Ebbenhouten is omzulkea
op te neemen, die
wit zyn : door welke ftry-
digheid van kleuren dezelven klaarer zullen ge-
zien worden. Onder
aan deeze Voorwerp plaat
is een Knoop die in het groefje P fchiet, waardoor-
ze aan de ronde Koperen Plaat gevoegd wordt:
en door dezelve aan deeze Pen rondtedraaijen,
kunnen alle de Voorwerpen agtereen met zeer
Weinig moeite onderzogt worden.

Q is een holle Spiegel, in een Kooperen Doos
gezet, en draaijende in een Boog R op twee
kleine Schroefjes S S. Beneden uit den Boog komt
een Pen, welke in het -gat
t in het middelpunt
van het Voetftuk ingelaaten zynde, denzelven
bekwaam maakt om in allerley ftanden te draai-
jen, en het ligt van een Kaars of van den Dag
regt opwaards terug te kaatzen tot het Voor-
werp dat men befchouwen wil.

V is een verhevenrondglas, dat op twee Schroef-
jes ** draaijende, wanneer deszelfs onderfte
Pen in een gat W, dat om dezelve te ontvangen
in de ronde plaat L gemaakt is, geplaatfl; wordt,
het Ligt van een Kaars zal doorlaaten ^ om een
niet doorfchynend Voorwerp, dat ter onder-
zoek op het rondYvooren of Ebbenhouten ftukje
gelegd is, te verligten. Dit Glas kan hooger of
laager gezet worden , naardat het Ligt vereifcht.
Het is van goeden dienft, om het Sch\nfel der
Zonne,
of het Ligt van een Kaars, op een met

■ Bnbsp;door-

-ocr page 62-

i8 Van het Dubbelden terugkaatzend

v. dporfchynend Voorwerp te brengen ; maar in
Hoofd- klaar Dagligt is het van weinig nut.

X is een holle kegel van zwart Yvoor, om vafl:
gemaakt te worden aan een rand onder aan de Ko-
peren Plaat L, voornaamelyk, wanneer 't eerfte
of tweede Vergrootglas gebruikt wordt, en 't
Voorwerp zeer doorfchynend is : want de on-*
dervindig leert, dat zulke Voorwerpen veel
duideiyker zigtbaar gemaakt worden , wanneer
men een gedeelte derfchuine Straalen, van den
hollen Spiegel teruggekaatft, onderfchept.

De Koperen Vilchpan Y dient, om een Spie-
ring, Grandel, of een dergelyk klein Vifchje
op vaft te maaken, ten einde het Bloed in het-
zelve te zien omloopen. Ten dien einde moet
de Staart van het Vifchje uitgefpreid worden
dwars over het lang werpig gat, aan het naauwfte
end' van de Pan: dan zal de Knop, die aan de
agterkant van de Pan is, door de ronde plaat
L
in de fpleet P flippende, door een Veer, die aan
den Knop is, dezelve vaft zetten, en behoor-
lyk voor het gezigt brengen.

Maar indien het een Kikvorfch, Water-Ha-
gedisje of Aaltje is, waarin men den omloop be-
geert te toonen, is een glazen Buis I bekwaamft
tot dien einde. De Staart van een Hagedisje of
Aal, of in een Vorfch het Vlies tuflchen de Too-
nen van den agterpoot, zyn de deelen waarin
dit beft kan gezien worden. Wanneer het Voor-
werp wel is uitgeftrekt aan de binnen zj^de van de
Buis, zo fchuif de Buis onder de ronde Koperen
PlaatL(alwaar tweeVeeren zyn, en een holligheid
gemaakt in den rand om dezelve vaft te houden)en
brMg uw Voorwerp regt onder het Vergrootglas.
Drie zulke Glazen Bui^eu zyn 'er, de eene klei-
ner

stuk.

-ocr page 63-

ner daii de andere, en de grootte van het Voor- v.
werp wyft aan welke men gebruiken moet; maar,
Hoo^d-
in 't algemeen, hoe minder ruimte hetSchepfel
heeft om 'er zig in te beweegen, hoe gemakke-
lyker het te behandelen is, en hoe ftiller het
leggen zal om onderzogt te worden.

Het Doosje a, met een hol en vlak Glas daar-
in , dient om Vlooijen, Luizen, Myten, of aller-
ley kleine leevendige Voorwerpen, zo lang het
ons behaagt, op te fluiten; en, als hetzelve
geplaatfl; wordt over het gatM, in het midden
van de ronde Koperen Plaat, kunnen die opeen
zeer gevoeglyke wyze befcnouwd worden ——
Drie lolTe Glazen, een vlak en twee holle naa-
melj^k, behooren ook tot ditMikroskoop, en
zyn gefchikt om Voorwerpen op te fluiten, of
by gelegenheid daar op te plaatzen.

Het lange Staalen Pennetje 3 met een Tangetje
aan het een, en een punt aan 't ander end', om
Voorwerpen vaft te houden of aan te fteeken,
fchuift agterwaards of voorwaards in een kort
Koperen Pypje, waaraan een Knopje vaft is, welk
in het kleine gat a paft, naby den rand van de
Koperen Plaat L. Dus kan het Voorwerp
gereedelyk tot een regten ftand gebragt, en
Ligt op hetzelve gekaatft worden door den
Spiegel van onderen, of, indien het ondoorfehy-
nend is, door het verhevenrond Glas V,

4 Is een plat ftukje Yvoor dat men een
Schuifje noemt, met vier ronde gaten 'er door,
en Voorwerpen daarin , tuilchen Glazen Plaat-
jes, die met Koperdraadjes vaft gezet zyn.

Het is gevoeglyk eenige van deeze Schuifjes,
met keurlyke Voorwerpen voorzien, altyd ge-
reed, zo wel als fommigen ledig te hebben,om
B 2nbsp;tot

-ocr page 64-

20 Van het Dubbeld en terugkaatzend
V. tot iets nieuws, dat zig voordoet, te gebrui-
sTtóquot;nbsp;Wanneerge 'er gebruik van maakt, zo

fteekze tuiTchen de Koperen Ringen van het daar
toe di-^nend StelN, 't welk in het ronde gat M
ir; 't middelpunt van de Koperen Plaat
L fchiet.
Dit houdtzevaft, enlaattefFenstoe, datzeheen
en w.er bevvoogen worden , op dat men allts
volkomolyk zou kunnen onderzoeken.

5nbsp;een klein rond Yvooren Doosje, om ftuk-
jeè Moskovifch glas tot de Schuifjes in te leggen.

6nbsp;eenklein Haairen Borfteltje, om'tftofvan
de Glazen af te doen, of 'er een druppel Vogt
op te plaatzen.

7nbsp;een Tangetje, om eenig Voorwerp, dat
men onderzoeken wil, op te vatten.

De twee Mikroskoopen, die ik nu vervolgens
befchry ven zal, te weeten het
Zonne, of Donkere
Kamer Mikroskoop
, en het Mikroskoop voor ondoor-
Jchynende Fooriverpen,
zyn buiten 'slands uitge-
vonden, en eerft onlangs by ons bekend gewor-
den. Wy zyn inderdaad voor deeze beiden ver-
pligtaan een Pruilfifch Heer, denvernuftigen Dr.
Liberkuhn(*), die, wanneer hy voor omtrent

twee

(♦) [Da Heer D. G. FahrenheIt, die in 't Jaar 1736
overleden is, hadt iaet
Donkere Kamer Mikroskoop, reeds-
eenigentyd voor zyn dood, vervaardigd; ende HeerLiE-
bebkuhn, 'w Holland zynóe, heefthetby de Heeren Geor-
ge Cliffoed
en Hendrik de Raad , te Amflerdavi, met
veel genoegen befchouwd, lang voor dat hy naar Enge-
land overftak. Om dat nu gemelde Heer dergelyk een
Stel van zyn eige maakzel eerft heeft vctoond, zal onze
Schryverzis waarfrhynlyk verbeeld hebben, dat dezelve
^T-Jnbsp;^^ eerde Uitvinder was, als van het

Mikroskoop voor ondoorfchynende Voorwerpen Voor
WiJi, ia;,tue wy,
zo Wel als de Engelfchen, aan dien uit-
ffiuntendeu Konftenaar verpligt zyn,]

-ocr page 65-

Pl.. m.

-ocr page 66-

\ gt; -

• s

J

-ocr page 67-

twee jaaren in J^ngeland was, tot beide deeze oog- v.
merken eenStel van zyn eigen uitvinding en maak-
Hoo^d-
fel aan verfcheide Heeren van de Koninklyke stuk.
Maatfchappy, en desgelyks aan eenige Gezigt-
kundigen vertoonde; onder welke de Hr.
Ccff,
tegen over Serjeants Inn Gate^ in Fleetfreet, zeer
veel moeite gedaan heeft, om ze te verbeteren ,
en tot grooter volmaaktheid tebrengen: ender-
halve zal ik 'er een befchryving van geeven,
zo alsze by hem gemaakt en verkogt worden.

VI. HOOFDSTUK.

Van het Zonne-, of Donkere-Kamer
Mikruskuup.

I^Vlt Mikroskoop kan niet dan by Zonncfchyn,
en in een Donkere Kamer gebruikt wor-
den , gelyk deszelfs naam medebrengt.

Het is famengefteld uit eene Buis, een Spie.
gel, een verhevenrond Glas, en het enkel Zak-Mi-
kroskoop van
Wilson reeds befchreeven.

De Spiegel de Straalen der Zonne door de Buis
op het Voor werp rigtende, zo vertoont zig de af-
beelding'of tekening van hetVoorwerp, duidelyk
en fraay, op een blad wit Papier, of op een witte
LinnenDoek, welke opeenigen afftand geplaatfl
is, om die te ontvangen, en kan zodanig vergroot
worden, dat het de verbeelding, van hun die
dit nooit gezien hebben, te boven gaat: want
hoe verder het Papier of Linnen afftaat, hoe
grooter zig het Voorwerp zal vertoonen; der-
maate , dat een Luis kan vergroot worden tot
vyf of zes Voeten, en zelfs nog veel meer lang-
te : maar veel duidelyker, wanneer zy tot niet

B 3nbsp;meer

-ocr page 68-

VI. meer dan de helft van deeze grootte vertoond
Hoofd- -wordt.

De Teeftel^ tot dien einde, zo als dezelve op
de bygevoegde Plaat voorkomt, is als volgt.
PI. IV, ^ een vierkant Houten Raam , waar door
twee lange Schroeven gaan, die
't zelve, door
middel van twee Moertjes II, ter deeg vaft zet-
ten aan een Houten Venfterluik, waar in een
gat gemaakt is, om hetzelve te ontvangen;
zynde de twee Moertjes in 't Venfter vaft ge-
maakt.

In 't midden van dit Raam moet een rond gat
zyn, om een rond ftuk Hout B te ontvangen
welks rand, die een weinigje buiten het Raam
uitfteekt, een ondiepe Schroef 2 heeft, waarin
een Snaar 3 loopt; welke, door rond te draai-
jen, en dan te loopen over het koperen Katrol-
letje. 4, (welks hantvatfel 5 door het Raam gaat)
een gemakkelyke beweeging verfehaft, om de
ronde Schyf B rond te draaijen, met alle de dee-
len , daaraan vaft gehegt.

C is een koperen Buis metRobbevelbekleed,
welke, fchroevende in't midden van't rond ftuk
Hout, een Koker word voor de ongedekte Ko-
peren Fuis D, zo dat dezelve verder in of uit
gehaald kan worden.

E is een dunner Buis van omtrent één Duim
langte, vaft gehegt aan het end' van de dikker
Buis D.

F is een andere korte Koperen Buis, die over
de boven-befchrevene Buis E gefchooven kan
worden. JVan haar end' moet het enkel Mikros-
koop, dat te vooren befchreeven is, gefchroefd
worden, wanneer men 't zelve w-il gebruiken.
6 een verhevenrond Glas, welks Bi^rdpünt is

van

-ocr page 69-

van omtrent twaalf Duimen, dienende om de vi.
Straaten der Zonne te verzamelen, en dezelven HoorD-
fterker op net Voorwerp te brengen.

G een Spiegel van een langwerpige gedaante
in een Houten Raampje gezet, en met hengiels
aan het ronde ftuk B vaft gemaakt, draaijende
daarmede rond, door middel van de bovenge-
melde Snaar.

H een draad met Leden, gedeeltelyk Koper,
gedeeltelyk Yzer; waarvan het Koperen gedeel-
te, 'c welk plat is 7, vaft gemaakt zynde aan
den Spiegel, en het Yzeren gedeelte, 't welk
rond is 8, door het Houten Raam gaande, den
Waarneemer in ftaat ftelt,
Cdoor het voorwaards
of agterwaards te drukken,} om het Glas of den
Spiegel te doen ryzen of daalen volgens de hoog-
te der Zonne.

9 een Koperen Ring aan het end' van den Y-
zeren Draad, om den zeiven daar door met meer
gemak te beftuuren.

De enden der Snaar zyn vaft gemaakt aan
een Koperen Pen, met welke te draaijen men
dezelven kan fpannen, zo zy t' eeniger tyd
te flap mogten worden. Deeze Pen, agteraan
zittende, kon in de Tekening niet vertoond
worden.

Wanneer dit Mikroskoop gebruikt wordt,
moet het Vertrek zo donker gemaakt zyn, als
mooglyk is: want van de donkerheid des Ver-
treks, en de helderheid des Zonne-fchynzels,
hangt de fcherpte en volmaaktheid uwer af beel-
ding af. Dan den Spiegel G dOor het gat in
uw Venfterluik fteekende, zo maak het Vierkant
Raam A aan het gemelde Luik door zyne twee
Schroeven en Moeren 11 vaft.

B 4nbsp;Dit

-ocr page 70-

VI. Dit gedaan zynde, fchik uwen Spiegel naar
Hoorn- de hoogte eri ftand der Zonne, door middel van
den Draad met Leden H, teffens met de Snaar
en 't katrolletje 3, 4. Daar ontftaat voor eerft
uit deeze ryzing en daaling van het Glas, en
ten anaeren uit deszelfs helling over een van
beidezyden , een tweevoudige beweeging, wel-
ke gemakkelyk zo kan beftuurd worden, datze
het Glas tot een regten ftand brenne, dat is,
dat ze hetzelve de Straalen der Zonne regtftreeks
door de Lens
6 te rugge doe kaatzen op de Pa-
pieren Scherm, en daarop een plek Ligts dog
maaken, die net rond is (1),

Zo haaft dezelve zig vertoont, fchroef de
Buis C in den Koperen Hals daar toe in 't mid-
den van uw houtwerk gen:gt;aakt, zorg draagende
dat ge uw'Spiegel niet verandert: dan het^Ver-
grootglas 5 da: gy verkieft te gebruiken, aan 't
end' van uw Mikroskoop fchroevcnde op de ge-
woone wyze, neem de Lens aan 't ander end'
daar VM weg, en fteelf het Schuifje, her Voor-
werp, dat ge onderzoeken wik, bevattende,
tuiTchen de dunne Koperen Plaaten, gelyk, wan-
neer men het Mikroskoop op de andere wj'zen
gebruikt, gedaan wordt.

Alles dus gereed zj-nde, fchroef den Koker van
iiw Mikroskoop aan de korte Koperen Buis F,

welke

1nbsp; Alhoewel een volmaakt ronde liqt-plek cp den Scherm
te vctkryg-^n voor ditpe het Mikroskoop aanvoelt, een
vafte proef is, dat uw Spiegel naar behooren gefteid is,
moej^e fg'er dit niet altyd verwagten: want de Zon is
des Winters zo laag, dat indien ze in een regte lyn te^en
het Venfter fchynt, zy dan geene net ronde Li£;t-Piek
kan vcrfchafferi j Maar indienze aan eene zyde van u ftaat j
kuntge zelfs in December een ronde Plek verkrygen.

-ocr page 71-

welke over hec dun end' E van de Buis D fchuift vi.
en trek de gemelde Buis D meer of min uit,
naar maate uw Voorwerp in ftaat is om de hitte
der Zonne te verdraagen. Doode Voorwerpen
ir.ogen gebragt worden omtrent binnen een
Duim van het Brandpunt van de verhevenron-
de Lens 6; maar die afftand moec vergroot wor-
den voor levendige Schepfelen, of ze zullen
fchielyk gedood worden.

■ Indien het Ligtniet volkomen regt valt, kimt
ge het gemakkelyk door een zagte beweegmg
van den gewrichten Draad en hetKatrolletje,door
den as van de Lens des Mikroskoops rigten (1).

De korte Buis F',, waar aan uw Mikroskoop
gefchroefdis, fteltu in ftaat, doorze voorwaards
of agterwaards te fchuiven aan de andere Buis
E, om uw Voorwerp te plaatzen op zyn waaren
Brandpunts - afftand; 't welk men weet aan de
fcherpte en klaarheid van het Beeld of Ver-
fcbynfel. Zy kunnen ook, door dezelfde midde-
len, rond gedraaid worden, zonder in de min-
fte wanorde te gcraaken.

De dienftigfte Vergrootglazen in t Zonne-
Mikroskoop zyn, in 't algemeen, het vierde,
vyfde , of zesde (j).

Alzo wy dikwils gewag hebben gemaakt van
een Scherm om het Beeld der Voorwerpen op te
brengen, is het gevoeglyk den Leezer te onder-
rigten, dat zulk een Scherm gemeenlyk toege-

fteld

1nbsp; [In 't eerfte begin is het ^eer goed, dat men ten
naaden by de ronds Plek zoekt te krygen, voor dat het
Mikroskoop aangefchroefd worde fgelyk op de voorg,
, Bladzyde gezegd is:)
maar vervolgens zal men. met wac
handigheid en oeftening, door het Mikroskoop zelfde
Zonnefchyn kunnen regèien H.]
(t) Dat is, die met Nommer4, 5 of 6 getekend zyn.

-ocr page 72-

VI. fteld is van een vel van 't grootH Olifantspapier
Hoofd- gefpannen op een Raam, 'c welk op of neer
STUK. ichuift, of naar welgevallen draaic rondom een
houten Stander, op de wyze van fommige i^igt-
of Vuurfche; 'men. Somtyds worden grooter
Schermen gemaakt, door verfcheide Vellen van
't zelfde Papier op Doek famen te plakken, en
neer te laaten van de zoldering met een Rol, ge-
lyk een groote Kaart.

Die Mikroskoop is het vermaaklykfte van al-
len, en miflchien 't bekwaamfte om ontdekkin-
gen te doen, in Voorwerpen, die niet te ondoor-
Ichynend zyn: alzo het dezelven veel grooter
vertoont, dan door eenigen anderen weg kan
gedaan worden. Ook gaan 'er verfcheide ge-
ryflykheden mêe verzeld, die geen ander Mi-
kroskoop kan hebben: want de zwakfte Oogen
kunnen 't zelve gebruiken zonder het minfte ge-
weld of vermoeijing; een menigte Menfchen
kunnen een Voorwerp, gezamelyk, op den zelf-
den tyd befchouwen, en, door op de byzondere
deelen daarvan te wyzen, en gefprek te hou-
den over 't gene voor hun ftaat, zullen zy malkan-
der beter kunnen verftaan, enoogfchynlykerde
waarheid uitvinden, dan wanneer zy, met andere
Mikroskoopen, de een na den anderen moeten
gluuren, en milTchien het Voorwerp, noch in het
zelfde I^igt, noch in den zelfden ftand zien, Zul-
ken ook, die geen verftand van tekenen hebben ,
kunnen, door dit Uitvindzel, gemakkelyk de
nette gedaante van eenig Voorwerp fchetzen,
waar van zy genegen zyn een Tekening te be-
waaren; nademaal zy alleen een Papier op de
Scherm behoeven vaft te maaken, en hetzelve
daarop met een Pen of Penfeel afbeelden, ge-
lyk het zig aan hun vertoont.nbsp;Het

-ocr page 73-

-ocr page 74- -ocr page 75-

Het is de moeite waardig voor Liefhebbers die vi.
begeerigzyn veeleSciietzenopdezewyzetemaa-
HoorD-
ken, zig van een Raam te voorzien,waar in een vel
Papier kan gedaan en naar welgevallen uitgeno-
men worden; want, indien het Papier enkeld is,
zal het beeld van het Voorwerp byna zo klaar
gezien worden aan de agter als aan.de voorzy-
de, en, door agter de Scherm te ftaan, zal de
Schaduw van de Hand het Ligt niet onder-
fcheppen, terwyl men tekent; gelykze eeniger
maate doet, wanneer men 'er voor Itaat.

Ik moet aanmerken, dat Dr. Liberkithn's
Zonne-Mikroskoop niet van een Spiegel voor-
zien , en derhalven maar eenige weinige üuren
op een dag van dienflwas; naamelyk wanneer de
Buis regtftreeks kon geplaatfl: worden tegen het
Ligt der Zonne, en zelfs dan nog niet zonder
xnerkelyke moeite; maar, door deeze gelukkige
uitvinding van een Spiegel, kunnen de Zonne-
ftraalen door de Buis te rug gekaatft worden,
hoedanig ook haar hoogte of ftand zyn mag,
mids dezelve eenigzins op het Venfter fchyne,
en dit zelfs met meer gemak en voordeel.

VIL HOOFDSTUK.

D

Van het Mikroskoop voor ondoorfchynende
Voorwerpen (1).

It Mikroskoop verhelpt de ongevoeglyk-
' heid van de donkere zyde eens Voorwerps

digt

1nbsp; [Dit is eigentlyk hetgeene men een Pajfer-Mikrtskoop
noemt, om dat deszelfs Armen naar de Beenen van een
Paffer gelyken, of een
Hand-Mikroskoop, om dat het al-
toos in de Hand houdende plagt gebruikt te worden. H.]

-ocr page 76-

VII. digt aan het Oog te hebben; welke tot hier toe
Hoofd- een onoverkomelyke hinderpaal geweeft is in
de Waarneemingen op ondoorfchynende Voor-
werpen, met eenen merkelyken trap vannaauw-
keurigheid en voldoening. Want in alle andere
Uitvindingen , gemeenlyk bekend , overfcha-
duwt de nabyheid des Werktuigs aan het Voor-
werp (wanneer men Glazen, die veel vergroo-
ten , gebruikt) hetzelve onvermydelyk zodanig
datze deszelfs vercooning donker en onduidelyk
maakt. En, hoewel 'er beproefd werde, Ligt
op het Voorwerp te brengen, van de Zonne,
of een Kaars, door een verhevenrond Glas aan
deszelfs zyde geplaatft: konden de Straalen van
beiden alleenlyk tot zulk en fcherpen hoek daar
op gebragt woroen, datze dienden om een ver-
warde fchittering te maaken, maarniet genoeg-
zaam waren om een klaar en volkomen gezigt
van het Voorwerp te geeven.

In dit nieuwe Mikroskoop, wordt doormid-
del van een holle Zilveren Spiegel, zeer glad
gepolyft, in wiens middelpunt een Vergroot-
glas is geplaatft, zulk ?en regtftreeks en fterk
Ligt op het Voorwerp te ruggekaatft, dat het
met alle bedenkelyk gemak en pleizier kan on-
derzogt worden.

De Toeftel tot dit oogmerk Cgelyk IndeVde
Plaat,) heeft my meer vermaak en voldoening
verfchaft, dan ik in ftaat ben te befchry ven;
en al wie 'er de proef van neemt zal, geloof ik,
met my van gevoelen zyn , dat hy nooit tevoo-
xen een ondoorfchynend Voorwerp met zo veel
klaarheid, en op zulk eene volmaakte en waare
wyze, gezien heeft.

De

-ocr page 77-

De byzondere deelen van dit Werktuig, van ' vil.
Koper of Zilver gemaakt, zyn als vólgt.
nbsp;Hoofd-

Door de voorfle zyde A gaat een fyne Schroef stuk.
B, welks ander end' vaft gemaakt is aan de be Pl. v;
weeglyke zyde C.

D is een Moertjè, op gemelde Schroef pas-
fende, door welke rondte draaijen de twee ^zy-
den A C trapwyze famengebragt worden.

E is een Staalen Veer, die de twee gemelde
zyden van één fcheidt, wanneer het iWoertje
ontfchroefd wordt.

F een Koperen ftukje rond draaijende in een
holletje, waaruit een klein Springbuisje op een
omgeklonken fpykertje beweegende voortkomt,
door welk buisje een Staalen Draad loopt, waar
van het een end in een fcherpe punc G eindige,
en het ander van een nyptangetje H, daar aan
vaft gemaakt, voorzien is. De Punt en het Tan-
getje dienen om een bloedeloos Diertje of Voor-
werp daar aan te fteeken, of'ermede op te nee-
men en vaft te houden: en 't een oft ander kan
opwaards gedraaid worden, naar dat met uw
oogmerk beft overeenkomt.

I een Koperen Ring met een Moerfchröef daar
in, ftaande op een opgerigt ftuk van 't zelfde
metaal, 't welk rond draait op een omgeklonken
Spykertje, om denzelven op den vereifchten af-
ftand te kunnen ftellen, wanneer de minft Ver-
grootende Glazen gebruikt worden. Deeze Ring
ontvangt deSchroeven vanal de Vergroot-glazen,
^ een holle Zilveren Spiegel, zo glad gepo-
lyft als mooglyk is, in welks middelpunt een
dubbel bol glas geplaatft is, met een gevoegly-
ke opening, om door hetzelve te kyktn. Agter
aan deezen Spiegel is een Vaar-Sctiroef L, van

paffe

-ocr page 78-

VII. pafle gemaakt tot den Ring I, om in gemelden
Hoofd- Ring naar welgevallen te fchroeven.

STUK. j)jiar zyn vier zulke holle Spiegels van ver-
fcheide diepten, gefchikt naar vier Glazen van
verfchillende Vergroot-kragten, om gebruikt te
worden naar dat de Voorwerpen, die men wil
onderzoeken, vereifchen. De meeft Vergroo-
tende Glazen kent men daar aan , datze de klein-
fte Opening hebben.

M een rond Voorwerp-Plaatje, aan de eene
zyde wit, aan de andere zwart, dienende om
de Voorwerpen zigtbaarer te maaken, door de-
zelve indien ze zwart zyn aan de witte, en indien-
ze wit zyn aan de zwarte zyde te plaatzen. Een
Staalen Veer N draait wederzyds naar beneden om
een Voorwerp vaft te maaken: en aan de Voor-
werp plaat is een hol Pypje, om aan de punt
van de Naald G gefchroefd te worden.

O een klein Koperen Doosje, met een glas
aan yder zyde, toegefteld om eenige leevende
Voorwerpen, die men onderzoeken wil, op te
fluiten: dit heèft ook een Pypje, om het te
kunnen fchroeven op het end' van de Naald G-
P een gedraaid Houten of Yvooren handvat-
fel om in 't Werktuig te fchroeven, wanneer
men het gebruiken wil.

een koperen Tangetje, om eenig Voor-
werp mede op te vatten, ofgevoeglyk te plaat-
zen.

R een zagt Hairen Bor fteltje, om de Glazen of
Spiegels fchoon te maaken, of een Druppel van
eenig Vogt op het Glas van het Doosje O te
leggen, om daar in deBeeftjes te zien.

b een klein Yvooren Doosje tot Moscovifche

Glaas-

-ocr page 79-

Glaasjes; om, wanneeize 'ernodii' zyn,geplaatfl VII,
te worden in 't kleine Koperen Doosje O.
Hoofd-

Wanneer gy eenig Voorwerp zien wilt, zo
fchroef den Spiegel, met het Vergrootglas dat.
ge beft oordeelt te gebruiken , in den Koperen
Ring I. Plaats uw Voorwerp of op de Naald G,
of tuffchen het Tangetje H, op de Voorwerp-
plaat M, of in het holle Koperen Doosje O, zo
als'c r.aar deszelfs aart en gefteldheid beft voegt:
dan uw Werktuig by het Handvatfel P ophou-
dende 5 zo zie tegen 't Ligt, door het Vergroot-
glas, en zo wel door middel van 't Moertje D,
als door beweeging van de Naald, met die aan
haar beneden end' te beftieren, kan het Voor-
werp onigedraaid worden, ryzen of daalen, na-
der aan 't Glas gebragt, of verder daar afgezet
worden, tot datgy den waaren Brandpunts-afftand
treft, en het Ligt van den Spiegel op het Voor-
werp fterk te ruggekaatft ziet: op welke manier
hetzelve zig verwonderlyk duidelyk en klaar
zal vertoonen. En aan dit oogmerk zal het Dag-
of Kaars-Ligt tot uw genoegen voldoen.

Dit Mikroskoop is voornaamelyk gefehikt voor
ondoorfchynende Voorwerpen, maar doorfchy-
nende kan men ook door hetzelve zien: zomen
alleenlyk in agtneeme, dat, wanneer dezulken
onderzogt worden, het niet altyd gevoeglyk
zal-zyn het teruggekaatfte Ligt van den Spiegel
daar op te doen vallen: want het Ligt dat dezel-
ven doorlaaten, het te ruggekaatfte Ligt ont-
moetende, kunnen deeze te famen een al te
gr^te fchittering veroorzaaken. Een weinig
oeffening zal ons leeren, hoewe beide deeze
Ligten tot ons voordeel kunnen gebruiken.

Met reden mag men verwagten, dat door den

bo-

-ocr page 80-

VIL boven befchreeven Toeftel groote Ontdekkiri1
Hoofd- gen zulien gedaan worden; alzo ondoorfchy-

STUK, jiende Voorwerpen een ruim veld zyn, maar
tot nog toe, wegens de groote moeijelykheid,
weinig onderzogt.

Een befchryving gegeven hebbendé van de
verfcheide Soorten van Mikroskoopen, die by ons
tegenwoordig in gebruik zyn, en getoond heb-
bende welke byzondere voordeelen van ieder
kunnen verwagt worden, Zal ik overgaan om den
minkundigen in deeze dingen, met zo veel klaar-
heid als ik kan, de Vergrootende Vermogens te
lee-en vinden van de Glazen , welken zy gebrui-
Jcen , en ce berekenen, hoe menigmaal dezelve
de m'iddellyn, de oppervlakte lt; en deti teerling
of het lighaam vergrooten (*) van eenig Voor-
werp, dat onderzogt wordt. En dit zal, daar
van ben ik overtuigd, ten hoogfte voldoende
zyn, en maaken, dac veele Menfchen ingeno-
men worden met deeze vermaakelyke en leer-
zaameoeffening, wanneer de zwaarigheden , die
ze 'er zig in verbeelden, weggenomen zyn, en
zy begrypen dat dezelve zo gemakkelyk als ge-
noeglyk'is; dewylzy dus zig zeiven in ftaat vin-
den om te oordeelen, watze zien; niet door
enkele gillingen, maar op zekere en klaare grond-
beginfelen.nbsp;^^^^^

1nbsp; Sommige zullen, miffchien, myn onderftelling wraa-
lien , dat de teerling van een Voorwerp vergroot wordt;
nademaal inderdaad de Oppervlakte alleen kan gezien
•worden ; maar de noodzaaklykheid van zulk een onderftel-
ling zal'duidelyk blyken in't vervolg van dit Werk, wan-
neer wy overweegen de waare grootte van Mikroskoopi*
fche Voorwerpen, door dezelven met grooter LighaaHien
te vergelyken.

-ocr page 81-

Pi-V.

-ocr page 82-

■jr

'M

E-

iüiriäi

-ocr page 83-

VäiJ hèt verörootrnd Vermogen . 33
VIII. HOOFDSTUK. hooquot;Ó.

stuk.

Om het Vergrootend Vermogen te vinden van
de Glazen in enkelde
Mikroskoopen.

vertooning van een Voorwerp, watdes-
zelfs Grootheid aangaat, hangufvanden
hoek, waaronder het gezien wordt; of, met an-
dere woorden, van de nabyheid tot welke het-
zelve kan gebragt worden aan het Oog. Hoe
kleiner naamelyk de afftand is, waarop het kan
gezien worden, hoe meer het vergroot zal fchy-
nen te zyn.

Het bloote Oog is onbekwaam, om eenig Voor-
werp zeer naby gebragt te onderfcheiden: maar
door een Lens ziende, hoe naby ook het Brand-
punt van dat Glas zyn mag, kan een Voorwerp
duidejyk gezien worden. Hoe kleiner nu het
Glas is, hoe nader deszelfs Brandpunt zyn zal,
en hoe grooter deszelfs Vergrootend Vermo-
gen in evenredigheid zyn moet.

Volgens deeze beginfels is het gemakkelyk,
de reden te vinden, waarom de eerfteof meeft
Vergrootende Glazen zo overmaatig klein zyn;
als ook het Vergrootend Vermogen te bere-
kenen van een enkele Lens in een Mikroskoop
gebruikt. Want gelyk de afftand van het na-
tuurlyk Gezigt in reden ftaat tot het Brandpunt
van 't Glas, zo zal deszelfs kragt om te vergroo-
ten zyn. Indien het Brandpunt van een Lens
(by voorbeeld) is tot een Duim, en hetnatuur-
Ij-k Gezigt ftrekt tot agt Duimen^ dat de ge-
meene maat is; zo zal een Voorwerp door dit
Glas kunnen gezien worden tot een Duim af-

Cnbsp;ftands

-ocr page 84-

VUL ftands van het Oog; en zal dus in middellyn agt
Ho7fd- maaien grooter fchynen, dan voor het bloote
STUK. Qgg^ j^^gg^j. ^ het Voorwerp aller wegen
geivkelyk, in langte zo wel als in breedte,ver-
groot is, moeten wy het vierkant van deszeifs
middellyrn neemen om v/aarlyk te weeten , hoe
veel het zig vergroot vertoont; en dan zullen
wy bevinden, dat deszeifs Oppervlakte inder-
daad vierenzeiVig maal vergroot is.

■Wederom: een Lens hebbende, wier Brand-
punt een tiende duims van het middelpunt af is.
In agt Duimen zyn tagtigzuike tienden van een
Duim; en derhalven kan een Voorwerp, door
dit Glas, tagdgmaal nader by gezien worden,
dan duidelyk met het lèloote Oog. Het zal ge-
volgelyk tagtigmaal langer, en tagtigmaal bree-
der'fchynen, dan het doet voor 't gemeen Ge-
zigt ; en alzo tagtig met tagtig vermenigvuldig
zesduizenden vierhonderd maakt, vertoont het
zig inderdaad zo menigmaal vergroot.

Ora een Hap verder te gaan: mdien een Lens
zo klein is, dat deszeifs Brandpunt niet meer
dan een twintigfte van een Duim afftaat; zul-
len wy bevinden, dat agt Duimen, de gemee-
Ke afftand van 't Gezigt, honderd en zestig van
deeze twintigfte gedeelten vervat; en by ge-
volg, de langte
en breette eens Voorwerps,
wanneer 't gezien wordt door zulk een Glas,
Zal ieder honderdenzeftig reizen vergroot zyn;
't welk vermenigvuldigd door honderd en zes-
tig, (om het vierkant te geeven,) vj^f en twin-
tig duizend
zes honderd zal beloopen: en zo
veelmaal, dit is klaar, moet de oppervlakte des
Voorwerps grooter fchynen, danze doet voor
't bloote Oog op den afftand van agt Duimen.

Der-

-ocr page 85-

Der Glazen in enkelde Mikroskoopen. 35
Derhalvenis, in een enkeid Mikroskoop, om viil
het vergrootend Vermogen van ieder Glas te
leeren kennen, niets meer noodig, dan het tot ® '
zyn vvaar lïrandpunt te brengen; waar van de
nette plaats zal gekend worden, doordien het
Voorwerp zig volmaakt duidelyk en fcherp'ver-
toont, wanneer het daar geplaatft is. Meet da:n
meteen klein Paffertje, zo naa als gy kunt, den
afftand uit het middelpunt van het Glas tot het
Voorwerp, en daarna, het Puflertje op een Li-
niaal met een overhoekfe Schaid, waarop de
deelen van een Duim gemerkt ftaan, zettende»
zultge gemakkelyk vinden, hoeveel deelen van
een Duim de gemelde afftand zy. Wanneer dat
bekend is, reken hoe meßigmaal deeze dee-
len van een Duim in agt Duimen , de geméene
maat des Gezigts, vervat zyn , en dat zal u het
getal geeven, 't welk uitdrukt hoe menigmaal de
Middellyn vergroot is. De Middellyn vierkan-
tende krygt
gy de Oppervlakte; en indien 't
een Voorwerp is, welks diepte of geheelen In-
houd gy wilt weeten, zalude Oppervlakte, door
de Middellyn vermenigvuldigd, den Teerling of
Lighaamlyken inhoud aanwyzen.

De Oppervlakte of de zyde eens Voorwerps
kan alleenlyk in één befchouwing gezien wor-
den; en 't is doorgaans genoeg terekonen, hoe
veelmaal dezelve vergroot zy. Maar fomtyds is
het aangenaam te weeten, hoeveel kleine Voor-
werpen in een grooter vervat zyn: als, by voor-
beeld, onderftel, dat my gevraagd werde, hoe
. veel Diertjes de grootte zullen uitmaaken van
een Zandkorrel? Om dit te beantwoorden , moet
zo wel de Teerling als de Oppervlakte derDiertjes
in rekening gebragt worden; gelyk ik in 't vol-
gend Hoofdftuk zal aanwyzeiL

Canbsp;Alzo

-ocr page 86-

VIII. Alzo deeze Verhandeling voornamelyk voor
Hoofd- zodanigen gefchikt is die van deeze zaaken
maar weinig verftaan, zal het niet noodeloos,
noch onaangenaam zyn , dat we een Tafel van
de Vergrootende Vermogens der Glazen, die
gemeenlyk in enkele Mikroskoopen gebruikt wor-
den,volgens derzelver verfchillendeBrar.dpunten,
geeven. Wanneer men dan maar afmeet, wel-
ke de befle afftand is van het Glas om het Voor-
werp te zien, zal men in deeze Tafel deszelfs
Vermogen om de middellyn, de oppervlakte, en
den teerling des Voorwerps te vergrooten, op
één regel kunnen vinden.

Zie den hier tegen-overßaande Tafel

Deeze Tafel, in ronde getallen opgegeven,
is zo klaar en gemakkelyk, dat ieder, ge-
loof ik, die maar eenige weinige getallen kan
deelen en vermenigvuldigen, denzelven vaardig
zal verftaan.

Ik heb geen aanmerking gemaakt op eenig
Vergrootglas, welks Brandpunts-afftand groo-
ter dan van een halven Duim is; om dat Gla-
zen, die minder vergrooten dan dit, zeer ge-
makkelyk kunnen gerekend worden door de re-
gels boven voorgefteld: en, wanneer ik koom
tot de meeft Vergrootende Glazen, heb ik 'er
van geen ge wag gemaakt, dat een korter Br and-
3Unt dan een honderdfte gedeelte van een Duim
leeft. Want het is zo moeijelyk, een Glas
dat nog kleiner, of zelfs zo klein als dit is, te
flypen, dat miflchien weinigen myner Leezeren
ooit zulk een zal voorkomen. En fchoon men
Glasbolletjes kan fmelten zo uitneemend klein,
dat hun Brandpunt niet half zo ver afftaat, en
gevolgelyk hunne Vergrootkragten ongemeen

veel

-ocr page 87-

BLADZYDE 3Ö

TAFEL van de VERGROOTKRAGTEN der VERHEVENRONDE
GLAZEN in Enkelde Mikroskoopen , volgens den afftand van hun
Brandpunt Gerekend naar de Schaal van een Duim in honderd

deelen verdeeld:

Toonende hoeveelraaal de Middellyn, óq Oppervlakte, en de Teerling eens Voorwerps,-
door zulke
Glazen gezien zynde, vergroot wordt vooreen Oog, welks natuurlyk
gezigt tot
agt Duimen is, of agthonderd der honderfte deelen van een Duim.

Vergroot

Vergroot

Vergroot den

de Mid-

de Opper-

Teerling eens

dellyn.

vlakte.

Voorwerps*

of 50^

16

256

4,096^

of 40

20

400

8,ooögt;

of 30

676

T, of 20

40

1^600

64,000

15

S

♦ r-H

53

2,809

I48gt;77

14

Q

57

3.249

185.193

13

c

GJ

61

3.721

226,981

12

o)

66

4.35^

287,49^

Het Brand-

II

i—t

. cö

t

72

5.184

373.248

punt van een lt;i

of 10 '

igt; ö
qj

80

6.5400

512,000

' maal.

Glas tot

9

quot;flj
ggt;

88

7^744

681,472

8

Q

100

10,000

1,000,000

7

agt;

114

12,996

1,481,544

6

'o
d)

133

17,689

2^352.637

-/of 5

g

f-)

160

25,600

4,096,000

4

K-.

200

4O5OOO

8,000,000

3

206

70.75^-

185821,096

i-.y of 2

400

160,000

64,000,000

I

800.

640,000

512,000,000

-ocr page 88-

^evolgelyk hunne Vergrootkragten ongemeen

veel

È

-ocr page 89-

veel grooter zyn; is 't gebrüik daarvan zo moeije-
lyk, en verzeld met zulk een gebrek van Ligt,
zulk eene onduidelykiieid en onzekerheid, dat
ze inderdaad van zeer weinig dienft zyn.

De Vergrootende Vermogens der Glazen in
Wilsons Zak-Mikroskoop gebruikt, en des-
gelyks der genen, die tot het ondoorfchynend
Mikroskoop behooren, moeten op de voorgaan-
de wyze berekend vj'orden. En alzo het de
Liefhebbers, zonder twyffel, behaagt met ze-
kerheid te weeten, welke de Vermogens hun-
ner Glazen zyn, en wat gevolgelyk van dezel-
ven kan verwagt worden, zou het veel beter
zyn, indien de Mikroikoop-maakers hunne Gla-
zen volgens eene vafte Maat Heepen, en niet
by de gis werkten, gelyk ze nu gewoonlyk doen;
waar door geen twee Stellen van Vergrootgla-
zen onderfteld kunnen worden net gelyk te
zyn. Zulk een Maat, welke een zeer nuctelyk
Stel van Glazen zou verfchaffen, 't een meer
dan 't ander in behoorlyke trappen vergrooten-
de, is, denk ik, als volgt.

De Brandpunts-afftanden van zes Vergrootglazen
voor het Zak-Mikroskoop van denHr.
Wilson.

VUL
Hoofd.
«CK.

O

tu

w

'O

Afrt- des

3.

^Erandpunts lt;

4-

5,
6

tot

e

'3
P

'yjof 2I S
I^of 4
8

16

wofso

L tofsoj

Vergroot de
Middellyn.

-4007
-160

-nbsp;IGO

• 50

-nbsp;26

-nbsp;16

Vergroot dg
Oppervlakte.

•nbsp;160,000

-nbsp;25,600

-nbsp;10,000

2,500

-nbsp;- 676

•nbsp;• 256^

De

-ocr page 90-

I^oFD- Brandpunts afftanden van vier Vergrootgla-
stuk°' zen tot. het Mikroskoop voor ondoorfchy-
nende Voorwerpen.

honderdfte
v. een Duim.

O

ë

2*1 AfIV. des j

J.!3rand
O- ( punts
4'J tot

f- ■ 8

]rt0Ï60

li duim.

Vergroot de
Middellyn.

- lool

. ai
gt; n!

26
13

8J

Vergroot dï
Oppervlakte.

-nbsp;lOjOooT

-

-nbsp;- lópfs

-nbsp;- Ö4J

De Vergroot-kragt van 't Zonne Mikroskoop
moec een weinig anders berekend worden. Want
hier is het verfchil tuiTchen 't Brandpunt van
't Vergrootglas, en den afftand des Papieren
Scherms, waarop 't beeld des Voorwerps ge-
fchctft wordt, de evenredigheid van deszelfs
Vergroodng. Veronderftel, by voorbeeld, dat
het Glas, waar van gy gebruik maakt, zyn Brand-
punt heeft tot een halve Duim, en de Scherm
geplaatft is op den afftand van vyf Voeten: dan
zal het Voorwerp vergroot fchynen in de re-
den van vyf Voeten tot een halven Duim: En,
alzo 'er in vyf Voeten honderd en twintig
halve Duimen zyn; zal de Middellyn honderd-
entwintigmaal vergroot zyn, 't welk methon-
derdentwintig vermenigvuldigd zynde, aan-
wyft dat de Oppervlakte veertien duizend en
vier honderd - maal vergroot is. Door den
Scherm op verder afftanden te ftellen, kuntge
u;v Voorwerp fchier zo veel vergrooten als't u
behaagt Maar ik zou een ieder, die ditflag
van Mikroskoopen gebruikt, raaden, meer op
de duidelykheid dan op de grootte te zien, en

den

-ocr page 91-

den Scherm juift op dien afftand te plaatzen , vin.
daar 't Voorwerp fcherpft ea klaarft gezien
Hoofd-
wordc.

IX. HOOFDSTUK.

Van 't Vergrootend Vermogen der Glazen
in bet
dubbelde Mikroslvoop.

IK zou nu de manier toonen om de Vergrbót-
kragt van ons dubbeld Mikroskoop tebereke-
nen, gelyk ik met de enkelde gedaan heb: maar
de berekening der Vermogens, van drie famen-
gevoegde Glazen, zal zo ingewikkeld en onver-
ftaanbaar fchj^nen asn zulken, die in deGezigt-
kunde onervaaren zyn; (tot dienft van welken ik
voornaaralyk deeze Verhandeling ondernomen
heb;) datze my, geloof ik, gereedelyk zullen ver-'
fchoonen van hen hier door in verbyftering te
brengen: en wat den ervaarenen in deeze Wee-
tenfchap betreft, die zal het waarfchynlyk be-
ter behaagen voor zig zelven te rekenen.

Het dubbeld terugkaatzend Mikroskoop , zie
bladz
15. enz. is 't eenigfte Werktuig, dat
tegenwoordig onder ons tot dit oogmerk ge-
maakt wordt, waar in zulk eene famenvoeging
Van Glazen wordt gebruikt, Hier is inderdaad
't vergrootend Vermogen van 't Voorwerpglas
grootlyks vermeerderd door de byvoeging van
twee Oog - glazen; maar, alzo geen Voorwerp-
glas met dezelven gebruikt kan worden van
eene 20 kleine middellyn, of dat zo veel
vergroot, als de Glazen die wy op zig zelf
kunnen gebruiken; zullen, alles wel ingezien
zynde, de Glazen van dit dubbelde Mikroskoop

C 4nbsp;wei-

-ocr page 92-

IX. weinig of niets meer vergrooten, dan die van 't
Hoofd- enkelde Van den Hr. Wilson. En dezelfde Ta-
fels, welke de vermogens der Glazen,' tot dac
Mikroskoop behoorende, aanwyzen, kunnen
tot deezen ook dienen. Want de Glazen Nomm.
I, Nomm, 2, enz. van die beide Mikroskoopen,
vergrooten byna evenveel, en 't voornaamfte
voordeel uit de famenvoeging der Glazen ont-
ftaande, is, het gezigt van een grooter Veld of
gedeelte des Voorwerps, tot den zelfden trap
vergroot;

x. hoofdstuk.

Om de weezentlyke grootte der Voorwerpen,
door Mikroskoopen gezien,, te vinden.

HOewel, door de voorgaande onderrigtin-
gen , de Vergrootende Vermogens der
Mikroskoop-Glazen ligtelyk kunnen geweten
worden, zal het nogthans, indiende Voorwer-
pen, die wy onderzoeken, yitermaate kkin zyn,
tteeds onzeker blyven, welke derzelver wee-
zenlyke grootte zy. Want, fchoon wy mogen
weeten, datzp zo menig duizendmaal vergroot
zyn, kunnen wy door die kennis maar een zeer
onvolmaakte rekening van hunne ilatuurlyke en
waare grootte opmaaken,- en wy kunnen, in-
derdaad, desaangaande tot geen zeker befluit
komen, dan door de tuifchenkomft van eenig
grooter Voorwerp ,, vvaar van wy de niaat wee-
zenlyk weefen, Maar, alzo grootheid zelve en-
kel vergely kende is, zal de eenigfte weg, waar
door we van de grootte eens dings kunnen oor-
deelen, de yergelyking zyn met iets anders

en

-ocr page 93-

en uit te vinden hoe menigmaal 't kleiner Lig- x.
haam vervat is in 'c grootere, Vermids 'er ver-
Hoofd.
fcheide vernuftige handelwyzen uitgevonden zyn
om dit in Mikroskoopifche Voorwerpen te doen;
zal ik daar van zodanigen, als tot myne kennis
gekomen, enklaar, en gebruikbaar zyn, voor
mynen Lfezer openleggen.

Den Heer Leeuwenhoek's manier van de
grootte der Zouten in Vogten, der Diertjes in
't mannelyk
Sperma, in Peper-water enz. te be-
rekenen, was door dezelven te vergelyken met
de dikte eens Zandkorrels (*) en zyne uitreke-
ningen gefchiedden op de volgende wyze.

Hy zag door zyn Mikroskoop een enkelen
Zandkorrel (f), welken wy zullen veronderftel-Pl.
VL
len vergroot te zyn, gelyk de ronde figuur
ABCD, Pi. VL Dan een Beeftje, dat daar
over zwom of liep, of naby kwam,' waarnee-
mende , (welk we ons zullen verheelden van de
grootte 1 te zyn) ging't zelve fchaiten en meeten
met Zyn Oog, en dus befloot hy, d it de middellyn
van dicBeeftje omtrent twaalfmaal kleiner was dan

de

(*) Het is dienftig den Leezer te onderigten, dat we
overal, waar, in deeze Verhandeling , Mikroskoopifcha
Voorwerpen vergeleeken zyn met een Zandkorrel; welk
fiemeenlyk de maat was, waarvan de Hr.
Leeov/enhoek
zis bediende, moeten verftaan dat daar mede gemeend
wqrdt een korrel grof
Zse zand (gewoonlyk Schuur zand
genoemd; welke in grootte gelyk is aan fommige korrels
van ons gemeen binnenlands
Huiszand, oi Scbryfzand.
Maar om fteeds onze uitrekeningen zekerer te maaken ,
moeten wy dezelven veronderftellen van zulk eene groot-
te te zyn, dat honderd daarvan , op een ry geplaatft , de
langte van een Duim zullen beflaan.

(t) Zie LtËUWENHOEK's Ondervinding, en Befcbouwirh
gen
izNovemb. x68o. bladz. 29.

C 5

-ocr page 94-

X. de middellyn van den Zandkorrel; gevolglyk was.
Hoofd- naar de gemeene regels, de oppervlakte van den
Zandkorrel honderd vier en veertigmaal, en de
geheele inhoud daar van duizend zeven honderd
agten twintigmaal grooter dan dit Beeftje.

Onderftel, wederom, dat hy onder deezen
een andere en kleinere foort van Diertjes ziet;
waarvan hy een 'er alsquot; 2 op gelyke wyze met
zyn Oog meet, door behulp van een goed Mi-
kroskoop; en rekent deszelfs middellyn te zyn
vyfmaal, maar om niet te veel te neemen, re-
kent hy dezelve flegts viermaal kleiner dan in 't
voorige Diertje 1. Dan zal, volgens de voor-
gaande regels, deszelfs oppervlakte zeftien-maal,
en 't geheele lighaam vierenzeftigmaal kleiner
zyn, dan het Beeftje
1.

Indien hy verder, op een naauwkeuriger ge-
zigt, een derde foort van Beeftjes 3 ontdekt,
zoo uitftekend klein, dat hy 't zelve op devoo-
rige manier onderzoekende befluit, dat de mid-
dellyn daarvan tienmaal kleiner is, dan van de
tweede Soort: zo zal daaruit volgen, dat dui-
zend van deezen flegts in grootte gelyk zyn aan
één van de tweede Soort.

De eerfte Soort vermenigvuldigd zynde met
de tweede, en de tweede met de derde, zal
het klaar blyken, hoeveel van deeze derde , en
kleinfte Soort vereifcht worden om de grootte
van een enkelen Zandkorrel te evenaaren. Men
gaat hier mede op de volgende wyze te werk.

Eer.

-ocr page 95-

MïKROSKOOmi GEZIEN, TE VINDEN. 43

Eerite Soort, i, wier middellyn kleiner is,
dan die van een' Zaridkorrel.

12 maai
12

144
12

Van de eerfte Soort, 1,728 in een Zandkorrel.

Tweede Soort, 2, wier middellyn kleiner is
dan die van de eerfte Soort
4 maal
4

16
4

64 in één van de eerfte Soort

Derde Soort, 3, wier middellyn kleiner is
dan die van de tweede Soort.
10 maal
10

100
lO

1000 in één van de tweede Soort.
1728 van de eerfte Soort in een Zandkorrel
64 van de 2de Soort in een van de eerfte.

6910

10368

^lojjpa van de 2de Soort in een Zandkorrel
looo van de 3de Soort in i van de ade

592,000 van desdeSoort in een Zandkorrel

Vol.

X.

Hoofd-
stuk:.

-ocr page 96-

X, Volgens deeze manier kan de vergeleekene
Hoofd- grootte van alle Soorten van Voorwerpen zeer
gemakkelyk berekend worden , alleenlyk in de
plaats van een Zandkorrel (voor zulken, die
niet zo klein zyn) een klein Zaadje, of eenig
ander Lighaam, welks grootte ons wel bekend
is, Hellende. Enbyzonderlyk, kunnen door'c
Zonne-Mikroskoop onze rekeningen met groo-
te zekerheid gemaakt worden; nademaal de af-
beelding des Voorwerps, waarop men onder-
zoek doet, des Zandkorrels, des kleinen Zaads
of wat men ook anders gevoeglyk agt om 'er
mede te vergelyken, weezentlyk meteenMaat-
ftok of Palfer kan gemeten, en 't onder-
fcheid van derzelver middellyn ten naauwkeurig-
fte gevonden worden.

Ue manier, waarvan de Hr. Hooke zig be-
diende, om te weeten hoeveel een Voorwerp
vergroot fchynt, zal ik met zyn eigen woorden
opgeeven. „ Het Mikroskoop, zegt hy, be-
„ lioorlyk gefteld hebbende, om het begeerde
„ Voorwerp daardoor zeer duidelyk te zien;
,', kyk ik op den zelfden tyd, dat ik naar 't Voor-
„ werp door het Glas met één Oog zie, met
„ myn ander bloote Oog naar andere Voorwer-
„ pen op den zelfden afftand: dour welk mid-
„ del ik in ftaat hen, met behulp vaneenen
„ Maatftok in Puimen en kleine deelen ver-
„ deeld, en aan het voetftuk des Mikroskoops
gelegd, als 'twaare de vergroote vertooning
des 'Voorwerps op den Maatftok te fchetfen,
en daardoor de middellyn net te meeten,
„ waaronder het zig vertoont door het Glas:
„ welke vergeleeken zynde met de middellyn,
„ waaronder 't zig vertoont voor't bloote Oog,

geree.

gt;5
jgt;

-ocr page 97-

,, gereedelyk de hoeveelheid van deszelfs Ver- x.
„ grooting uitbrengt.quot; Dit is voor menigten van
Hoofd-
Voorwerpen een vaardige en goede weg ; en ik'
kan door eigen Ondervinding verklaaren, dat een
weinig oefFening zulks by uitfték gemakkelyk en
pleizierig zal maaken.

Een andere zeer keurlyke manier tot dit oog-
merk is befchreeven door den vernuftigen Dr.
JuRiN opde45ftebladzydezyner Natuur en IVis-
kundige Verhandelingen-,
gefchiedende als volgt.
Wind een end' van 't fynfte Zilverdraad, datge
krygen kunt, zeer veel reizen om een Speld,
of eenig ander zodanig dun Lighaam, zo digt
dat 'er geen ruimte tuffchen de Draaden gelaa-
ten worde. Om hier van verzekerd te zyn moet
men ze zorgvuldig met een Glas onderzoeken.
Meet dan met de punten van een kiein Paffertje
naauwkeurig welke langte van de Speld het
Draad bedekt, en dePafermet die maar opeen
overhoekfche Duim-maat zettende, zulrge be-
vinden hoeveel hetzy: waarna tellende hoe veel
omgangen van het Draad in die langte vervat zyn,
zult gy ligtelyk de weezenlyke dikte van een en-
kel Draadje ontdekken. Dit bekend zvnde (hy
het in zeer kleine Stukjes, en, wanneer ge een
Voorwerp onderzoekt, zoflrooy , indien'ton-
doorfchynend is, eenigen van deezen Draadcn
daarop; indien het doorfchynend is daar onder,
en vergelyk met uw Oog de deelen des Voor-
werps met de dikte van zulke ftukjes Draad als
klaarfl voor uw gezigt leggen.

Op deeze wyze nam Dr. Jurin waar, dstvier
Bloed-bolletjes van een Menfch doorgaans zou-
den bedekken de breedte van een Draad , welke
hy bevonden had te zyn ,J,(le gedeelte van een

Duim,

-ocr page 98-

X, Duim, en gevolglyk dat de midtleüyn van een
Hoofd- enkel Bolletje was xï^fte gedeelte van een Duim:
sTüK,
'j ^g]]^ qq], beveffigd werd door Lèsuwenhoek's
Waarneemingen op het menfchélyk Bloed, met
een ftukje van 't zelfde Draad door Dr.
Jurin
aan hem gezonden. ZitPhilofopb. Trans. No. 377.

De Hr. Martin geeft', inzvne Gezigtkunde,
eene andere wyze op, gemaklyk en gereed ge-
noeg in alle gelegenheden. Laat op een rond
ftukje Glas een menigte evenwijdige Lynen, mee
den fynen Punt van een Diamant, zorgvuldig
getrokken worden, op den afftand van een
veertigfte gedeelte eens Duims van malkander.
Indien dit in 't Brandpunt van't Oogglas des Mi-
kro;koops geplaatft wordt , zal het beeld des
Voorwerps gezien worden op deeze Lynen,
en men kan deszeifs deelen met de tuffchen^
wydten vergelyken , waardoor de waare groot-
te of afmeetingen zeer naby gekend wordenS
want de tuffchenwydten deezer Lynen, al-
hoewel naauwlyks door 't bloote Oog te onder-
fcheiden , fchynen zeer groot door 't Mikros-
koop. Desgelyks kan 'er een Toeftel van dien
aart uitgevonden worden voor zulke Mikroskoo-
pen , waaraan geen Glas op bovenftaande wyze
kan gevoegd worden, door het op of agter 'c
Voorwerp te plaatfen; 't welk aan hetzelfde
oogmerk zal beantwoorden.

Hier door zal ligtelyk te vinden zyn, welke
evenredigheid een Voorwerp, of eenig gedeel-
te daar van, heeft tot een tulTchenwydte tus-
fchen twee Lynen, en da--dan te bepaalen in
gedeelten van een Duim. Want, indien de uit-
geftrektheid eens Voorwerps net één tulTchen-
wydte vult, zullen wy weeten, dat hetzelve

juift

-ocr page 99-

juift het veertigfte deel eens Duims is, indien X.
hetzelve een halve tuflchenwydte vult, hettag- Hoofd-
ftigfte; een vierde van een tuflchenwydte, het
honderdzeftigfte; en maar een vyfde, alleen
Jyk hettweehonderdfte gedeelte van een Duim.

Dr. Smith heeft een Uitvinding aan deeze
zeer gelyk, om nette aantekeningen te maaken
van Voorwerpen door dubbelde Mikroskoo-
pen gezien; want hy raadt aan een Traliewerk
te neemen van dun Zilver-draad of van kleine
Ruitjes getrokken op een effen Glas door de
ftreeken van een Diamant, en 't zelve te ftel-
len op de plaats der afbeelding door 't Voor-'
werpglas gemaakt. Als men dan de deelen des
Voorwerps, in Ruiten van 't Glas of Traalie-
werk gezien, in even dergelyke Ruiten op Pa-
pier getrokken overbrengt, kan de Tekening
daarvan naauwkeurig gemaakt worden (*).

Daar zyn fommige andere foorten van Klein-
meerers, of uitvindingen om kleine Voorwer-
pen door Mikroskoopen gezien te meeten , maar
alzo dezelven van meer omflag en moeijelyker
zyn, zil ik dit Boek daardoor niet doen zwellen.

(*) [De Heer Baker had zelfs naderhand zodanig een
Draadwerk gemaakt van Menfchen Haairties, waarvan de
tuflchenwydte was een tiende Dtiims; doch de Heer
Folsp.s
maakte 'er een van Zilverdraad, onbedenklyk dun, welks
Draadjes maar een vyfcigfteDuims afftaodig waren. Zie 't
zelve,
in'tNuttigOebruikvan't Mikroskoop, door Baker,
bladz. 444, enz., omftandig befchreeven, en aldaar op
Plaat XVII. afgebeeld, H.]

XI. HOOFD-

-ocr page 100-

Vanhet Veld des Gezigts , of 't Gedeelte eens
Foormrps , dat men ziet.

De zigtbaare Vlakte, het Gezigt Veld, of ge-
deelte van eenig Voorwerp door een Mi-
kroskoop gezien , is evenredig tot de middeliyn
en vlakte van
'z Vergrootglas, dat men gebruikt,
en deszelfs Vergroot kragt, en kan daardoor be-
paald worden. Want hèr Glas ^ indien het uit-
ermaace klein is, vergroot zeer fterk, en by-
gevolg kan men flegt's een zeer klein gedeel-
te des Voorwerps door 't zelve onderfcheiden.
Cm die reden moeten de meeft Vergrootende
Glazen nooit gebruikt worden, dan tot de klein-
fte Voorwerpen. Deeze overweeging zal tot een
rigtfnoer ïlrekken, om de Vergrootglazen naar
de grootte der Voorwerpen, die te onderzoeken
zyn, te fchikken; 't welk van veel belang is
in Mikroskoopifche Waarneemingen en dienen
kan, om de misvatting van veele Menfchen,
dieonbedreeven zynin 't gebruik .der Glazen,
te regt te brengen. Deeze, naamlyk, een Myt
ofLuis geweldig vergroot ziende, zullen fomtyds
met de uiterfte verbaasdheid uitroepen: Ach dat
we een Krekel, een Kikvorfch, of eenig ander
Schepfel hadden, hoe fraay zou zig dat Vertoo-
nen! terwyl nogtans, inderdaad. Zulke groote
Voorwerpen het Glas ganfchelyk zouden be-
dekken, en dus geheel niet kunnen gezien
worden.

De Mikroskoopen komen ons zeer gelukkig
te hulp, wanneer de Voorwerpen zo klein zyn,

datze

48 Van het Veld des Gezigts.

Hoo^ö-nbsp;xr. HOOFDSTUK.

stuk.

-ocr page 101-

datze ons Gezigt ontfnappen: maar hét wäre xr.
beuzelagtig en onnoodig, dezelven te bezigen
Hoofr-
tot dingen, die zo groot zyn, datwe ze zonder
dit hulpmiddel kunnen zien.

Ik zal den onervaarenen niet laftig vallen met
ingewikkelde Uitrekeningen van de Vlakte of
't Veld der Voorwerpen, door ieder Vergroot-
glas gezien: maar in 't algemeen deezen korten
Regel geeven, dat hetzelve niet veel van de
grootte van 't Glas, dat men gebruikt, verlchilt;
en dat een Voorwerp, die grootte veel te bui-
ten gaande, niet gevoeglyk in zyn geheel daar
door kan gezien worden.

Daar is eenig onderfcheid aangaande de zigt-
baare Vlakte des Voorwerps, lullchen enkelde
en dubbelde Mikroskoopen; w-ant de dubbelde
tóonen een ruirher gedeelte daarvan, dan de
enkelde, fchoon zy even veel vergrooten.

Het maakfel en de Vermogens der Mikros-
koopen aangeweezen hebbende, gaaikoverpth
de manier te befchryven van Voorwerpen te
verkiezen, te bereiden, en voor dezelven te
brengen.

XII. HOOFDSTUK.

Van de Voorwerpen in 't algemeen.

Eigenlyke Voorwerpen om door Mikroskoo-
pen enderzogt te worden , zyn, (gelyk
de Hr
.HooKE het zeer verltandig onderfcheidt)
„ uitermaate kleine Lighaamen, uitermaate kleine
,, Openingen
, of uitermaate kleine Beweegingen.quot;

By uitftek kleine Lighaamen moeten of dee-
len zyn van grooter Lighaamen of dingen, die

Dnbsp;in

-ocr page 102-

XII. in hun geheel uitermaate klein zyn; gelyk klei-
HooFD- ne Zaaden, Diertjes, Zanden, Zouten, enz.

By uitftek kleine Openingen, zyn de tuffchen-
wydten tuffchen de
vafte deelen der Lighaamen,
gelyk in Steenen, Mineraalen, Schelpen, enz.
of de Monden van kleine Vaatjes, gelyk de Lugt-
vaatjes in de Gewaffen; de Zweet gaatjes inde
Huid, Beenderen enz. der Dieren.

By uitftek kleine Beweegingen, zyn de Be-
weegingen der verfcheide Deelen of Leden van
kleine Diertjes, of de Beweeging der Vogten
vervat in de Lighaamen der Dieren of Gewaffen.

Onder 't een ofander van deeze drie hoofden
verfchaffen meeft alle dingen rondom ons ftoffe
tot onderzoek, en kunnen zo wel tot ons ver-
maak als onderwys dienen; gelyk ik meer in 't
by7onder hope te toonen.

Voelen zelfs van die, welken'Mikroskoopen
gekogt hebben, zyn zo onkundig van derzelver
algemeeneen uitgebreide nuttigheid, en zo zeer
verlegen orn Voorwerpen dieze dar.rdoor kun-
nen onderzoeken, daue, na zig zelvcn en hun-
ne Vrienden, eenige weinige reizen, iilet het ge-
ne zy in de Schuifjes, die ze'er by gekogt heb-
ben , vinden, of met nog twee of drie zeer ge-
meene dingen vermaakt te hebben, de Mikros-
koopen aan een zyde leggen, als verder van wei-
nig waarde; en de Onderftelling , dat het zoo
moet uitvallen, houdt veel anderen te rug vanze
te koopen; daar nogtans onder alle Uitvindin-
gen, die ooit in de wereld zyn te voorfchyn geko-
men , miffchien geenekan bedagt worden zoge-
ftadig bekwaam om 's menfchen Geeft te vermaa-
ken, te verbeteren en te voldoen. Dit tebewy-
zen, en hen, wier tyd en oraftandigheden het

toe-

-ocr page 103-

toelaaten, tot deeze vermaakelyke oeffeningen XIL
aan temoedigen, ismyndoeltwitindeezen enal- Hoofd-
zo de nieuwsgierigheid, de algemeene hartstogt
der Menfchen, op deeze wyze geduurigJykkan
ingevolgd worden, hope ik, dat myt\ ichryven
niet vrugCeloos zal zyn. Indien ik hier door ee-
nigen kan beweegen, om hunne ledige uuren
in de befchouwing van de Wonderen der Schep-
pinge door te brengen, welke anderszins in een
gemelyke ledigheid of, moogelyk, in eenige
zwierige en koftbaare ondeugd, zouden verfpild
Worden, zal ik myne moeite zeer gelukkig be-
fteed agten.

XIII. HOOFDSTUK.

Van 't onderzoeken der Voorwerpen.

E^en onderzoek der Voorwerpen terontdek-
j kinge van de waarheid, vereifcht zeer veel
oplettenheid, zorgvuldigheid en geduld, ente-
vens eene merkelyke ervaren en behendigheid,
(welke men door oefFening verkrygt,) in dezel-
ven te bereiden, te behandelen, en voor het Mi-
kroskoop re brengen. De weinige kennis, wel-
ke ik aan deeze dingen, ('t zy door de berigten
Van anderen, 't zy door eigen Ondervinding,
na my daarin veele Jaaren geoefFend te nebben,)
yerkreegen heb, zalik gereedelyk mededeelen,
in hope dat myne moeite den weg mag baanen
tot Ontdekkingen, welke blyken zullen voorde
Wereld van aangelegenheid te zyn, en dat die
deeze Oeffening zó wel wenfchelyk als geraakke-
kelyk mag maaken.nbsp;,

Wanneer eenig Voorwerp ftaat onderzogt te
D
2nbsp;wor-

-ocr page 104-

Xltl. worden, moet men deszelfs grootte, famenftel

Hoofd- en aart, behoorlyk overweegen; om daar toe zul-

sTUK. jjg Glazen en op; zodanige manier te gebruiken,
als hetzelve beft vertoond kan worden De
eerfte ftap hier toe zal beftendig zyn, het Voor-
werp door een Vergrootglas te zien, 'cwelkhit
geheel op eenmaal kan onder 't Oog brengen :

want door op te merken, hoe de deelen ten opzigt
van malkander leggen, zullenwe't vee! gemak ke-
lykervinden, dezelven vervolgens afzonderlyk
te onderzoeken en 'er van te oordeelen. Na
datwe nu de gedaante des geheelen Voorwerps
kundig zyn geworden, mogen we het verdee-
len naar het ons behaagt, en hoe kleiner de
Deelen zyn,
waarin we het verdeelen, hoe meer
vergrootende de Glazen moeten zyn, waarme-
de wy dezelven bezien.

De doorfchynendheidof ondüorfchynendheid
eens Voorwerps moet ook wel in agt genomen
worden, en de Glazen, die men gebruikt, moe-
ten dienvolgens daarmede overeenkomen; want
een doorfchynend Voorwerp kan een veel
meer Vergrootend Glas veelen, dan een ondoor-
fchynend; vermits de nabyheid, waarin een Glas
dat veel
vergroot moet gefteld worden, eenon-
doorfchynend Voorwerp onvermydelykverdon-
kert, en verhindert dat het gezien worde, ten
zy door't Mikroskoop opzettelyk totzulke Voor-
werpen gemaakt, en befchreeven bladz. 27. De
meefte Voorwerpen evenwel worden doorfchy-
nend, wanneerze in uitermaate dunne of kleine
Deeltjes gedeeld worden. Derhalven is 'er han-
digheid van nooden, omze tot zulk eene dun-
heid of kleinheid te brengen, als dezelven meer
ter onderzoekinge bekwaam kan maaken.

-ocr page 105-

De aart des Voorwerps, of het levendig of Xlli.
doodzy, vaft of vloeibaar, een Dier,
een Plant Hoofd-
of eeniielfftoffe, moet insgelyks overvvoogen , en
op alle deszelfs omftandigheden gelet worden,
teneinde hetgevoeglykft voor 't
Mikroskoop te
brengen. Indien 't een levendig Dier zy, moet
men zorg draagen het zo weinig als mooglyk is
te drukken, te kwetfen of te ontftellen, op
dat deszelfs regte gedaante, lyfsgeftalte, en aart
mag ontdekt worden. Een Vogt, dat te dik
is, moet met Water verdund worden: maarte
dun zynde, zullenwe eenige van deszelfs Wa-
ter-deelen laaten uitwaafTemen. Sommige din-
gen zyn bekwaamft ter Waarneeminge, wanneer
ze droog; anderen wederom wanneer ze vogtig
Zyn; fommigen wanneer ze verfch zyn, en fom-
migen na dat men ze een wyl bewaard heeft.

Het Ligt is het naafte waar voor men zorg
moet draagen, want daar hangt de waarheid van
al ons onderzoek van af; en flegts een weinigje
Ondervinding zal toonen , hoe verfchillig de
Voorwerpen in de eene ftand of foort van Ligt
fchynen, by dat ze in een andere doen. Zodat
We dezelven op allerley wyze moeten keeren en
wenden, en in ieder trap van Ligc bezien, van
flikkering zelfs tot donkerheid toe, en in alle
ftanden in ieder graad; tot dat wy zekerheid
hebben van hunne waare gedaante, en weeten
dat we niet bedroogen zyn. Want, gelyk de
Hr.
Hooke zegt, in veele Voorwerpen is het
zeer moeijelyk een hoogte van een laagte te on-
derfcheiden: een Schaduw van een zwarte Vlak;
en in Kleur, een weêromftuiting van een witte
plaats. Het Oog van een Vlieg, by voorbeeld,
vertoont zig in de eene Soort van Ligt, gelyk

D 3nbsp;ee«

-ocr page 106-

XIII. eenTraliewerk doordrild met een menigte gaten:
fiooED- in de Zonne-fchyn, gelyk een vlakte metgou-
den Spykers bezet: in de eene ftand gelyk eene
Vlakte met Pyramiden, in een andere met Ke-
gels , en in andere ftanden met geheel andere
figuuren bedekt.

De trap van Ligt moet behoorlyk naar het
Voorwerp gefchikt zyn, 'twelk, indien het don-
ker is, beft in een vol en fterk Ligt zal gezien
worden; maar, indien 't zeer doorfchynend is,
moet het Ligt naar evenredigheid zwak zyn: om
welke reden 'er een Toeftel is, zoo wel aan 't
enkel als dubbel Mikroskoop , om deszeifs over-
vloedige Straalen af tefnyden, wanneer zulke
doorfchynende Voorwerpen door meeft Ver-
grootende Glazen onderzogt worden.

Het Kaars Ligt is tot veele Voorwerpen, en
byzon lerlyk zulken, die uitneemend klein en
doorfchynend zyn, boven het Dagligt te agten;
en tot anderen is het Dagligt beft: ik meen het
Ligt van etn heldere Lugt. Wat de Zonne-
fchyn be;reft, die word met zo veel fchittering
van de Voorwerpen te rug gekaatft, en ver-
fehaft zulke weidfche kleuren, dat men daarby
nieis met zekerheid kan bepaalen: en derhalven
moet die voor 't flegtfte Ligt, dat 'er zyn kan,
gehouden worden (*).

Dit gevoelen over de Zonne fchyn moet men
egter niet tot het
Zonne-Mikroskoop uitftrek-
ken,'twelk niet, zonder deszeifs helderfte Ligt,
met voordeel kan gebruikt worden; want op

die

quot;(*) [Men kan echter van de Zonnefchyn, niet direkt
op het Voorwerp vallende, tot ondoorfchynende zaaken
Biet veel voordeel gebruik maaken. H.]

-ocr page 107-

die wyze zien we iiet Voorwerp zelf niet, waar xiii.
opdeZonne-fchyn valt, maar aüeenlyk het Beeld
Hoofd-
of de Schaduw daarvan op de Scherm; en der-
halven kan 'er geen verwarring door de fchit-
terende te rug kaatfing der Zonne-Straalenvan
't Voorwerp naar het Oog ontftaan, 't welk in
andere Mikroskoopen plaats heeft Maar dan
moeten wy, ons dus van de Zonne bedienende,
te vreden zyn met de waare geftalte van hec
Voorwerp te zien, zonder te verwagten, datwe
deszelfs natuurlyke kleur zullen vinden; nade-
maal geen Schaduw de kleur der Lighaamen,
dieze vertoont, kan hebben.

XIV. HOOFDSTUK.

Van 't bereiden der Foorwerpen, en 't brengen
derzelven voor de Vergrootglazen.

D

e meefte Voor werpen verifchen eenige be«

_ handehng, om dezelven gevoeglyk voor

de Glazen te brengen. Indienze plat en door.
fchynende zyn, en van dien aart, datze door
drukking niet zullen befchadigd worden, is de
befte manier dezelven in Schuifjes tuflchen
twee Glaasjes te befluiten. Op deeze wyze kun.
nen de Veeren der Kapelletjes, de Schubben
der Viflchen, de Meelftoffen der Bloemen, enzv
de byzondere deelen , en zelfs de geheele Lig-
haamen van kleine bloedelooze Diertjes, en dui-
zend andere dingen, zeer gevoeglyk bewaard
worden. Ieder keurig Waarneemer zal derhal-
ven dezelven altyd gereed hebben, om ecpig
by geval voorkomend Voorwerp te ontvangen
en te bewaaren, tot dat men 't zelve in 't ver-

D 4nbsp;volg

-ocr page 108-

XIV. volg onderzoeken wil: en een dozyn of twee
H
ooi-d- van deeze Schuifjes, met oordeel van Voorwer-
pen voorzien, zyn een fraaije Natuurlyke Hifto-
. rie, daarwe vermaakelyke Leflen over de ver-
hevene volmaaktheid van Gods werken, en zy-
ne wyshüidinze toe te ftellen, kunnen leezen.

In 'c maaken eener Verzamehng van Voor-
werpen , zal men de Scnuifjes niet vullen met
alles door malkander te mengen , maarzorg dra-
gen om de Voorwerpen te forteeren volgens
hunne grootte en doorfchynendheid: op zoda-
nige wyze dat geene famengevoegd worden in
't
zelfde Schuifje, dan die gevoeglyk kunnen
onderzogt worden door 't zelfde Vergrootglas;
en dan zal het Schuifje gemerkt worden met het
getal van 't Vergrootglas, waartoe deszelfs Voor-
werpen bek waamft zyn: dat is, de meefl door-
fchynende Voorwerpen, welke 'tVergrootglas
Nomm.
I. vereifchen om gezien te worden, zul-
len geplaatfl worden in een Schuifje of Schuif-
jes gemerkt met Nommer i. die van den naas-
ten trap in Schuifjes gemerkt met Nommer 2,
ën zo niet de overigen. Deeze manier van doen
za! zeer veel tyd en moeite in 't veranderen der
Vergrootglazen btfpaaren,'t welk men , zonder
zulk eene Sorteering', milfehien twee of drie-
nnaal doen moet in 't bezien van een enkel Schuif-
je (1). De Nommers op de Schuifjes gemerkt
zullen de?gtlyks maaken, datwe nooit verle-
gen

1nbsp; Onder't'f'lnatren uwer'Voorwerpen in de Schuifjes
zult gy
zeei dienftig vinden, een Glas van omtrent eea
Duim ürandptint in de hand te houden, en daardoor de.
ze!ven gevotgelyk tuflchen de (jlaasjes te fchikken, Voor
(Jst; gyzc. ineeiwaards valV zet met de Koperen Ringetjes

-ocr page 109-

gen ftaan, welk Glas wy tot ieder moeten aan- xiv.
voegen.
nbsp;Hoor»-

Kleine levendige Voorwerpen, gelyk Lui-
zen, Vlooijen, Muggen, kleine Wandluizen,
kleine Spinnetjes, Myten, enz. kunnen tus-
fchen Moskovifche glaasjes, zonder hen te doo-
den of te befchadigen, geplaatft worden, in-
dien men zorg draagt, dat men de koperen Rin-
getjes , waar mede men de Glaasjes inzet, niet
neerdrukke: en zullen op deeze wyze zelfs Wee-
ken lang in 't leeven blyven. Maar, indien ze
te groot zyn, om dus behandeld te worden, zo
zetze of in een Schuifje met holle Glazen, tot
dat gebruik gefchikt, en befchreeven bladz.
10
en ló, of in het Doosje bladz. 19; of onderzoek
dezelven op de Naaldpunt geftoken, of tuffchen
het Nyptangetje vaflgehouden: dus kan men ze,
op de eene of andere wyze, met vermaak zien.

Indien gy Vogten gaat onderzoeken, om de
Beefljes, die daarin mogten zyn, te ontdekken,
zo neem een kleinen Druppel met uw Pen of
Penfeel, en plaats die op een enkel Glaasje,
('t welk gy in een Schuifje gereed zult hebben,)
of anders in een van de kleine holle Glazen,
en breng het dus voor uw Mikroskoop. Maar
ingevalle gy bevindt, dat de ßeeftjes, 't welk
dikwils gebeurt, terwyl gy dezelven beziet,
door malkanderen krielen, en zo uitneemend
talryk zyn, dat, doordien het een gedpurig over
't ander heen loopt, hunne foorten en weezent-
lyke gedaante niet kenbaar zyn: moet gy een ge-
deelte des Druppels van het Glas neemen, en
dan zal een weinig fchoon Water , by't overige
gedaan, denzelven van een fcheiden, en dui-
delyk en wel vertoonen. Deeze vermenging

D 5nbsp;met

-ocr page 110-

XIV. met Water wordt in 't byzonder vereifcht in de
Hoofd- befchouwing des Mannelyken Zaads van alle
Schepfelen: want de Diertjes, daarin vervat,
zyn zo onbegryplyk klein, en egter in zulk een
oneindig getal famengedrongen, dat men ze,
ten zy hetzelve zeer verdund worde, niet genoeg-
zaam van een kan fcheiden, om hunne waare
gedaante te bekennen.

Maar, indien we een Vogt bezien, om te
vinden welke Zouten 't zelve in zig hebbe,
moeten we ons van een handelwyze bedienen,
die t'eenemaal tegen de voorgaande overftaat:
want dan
moet men het Vogt laaten uitwaafTe-
men, op dat de Zouten, naderhand op het Glas
overhlyvende, gemakkelyker zouden kunnen
onderzogt worden.

Een andere, en inderdaad de keurlykftema-
nier van Vogten te onderzoeken, is, dat men
ze voor het Mikroskoop brengt, in uitneemend
kleine Haair-buisjes van zulk dun Glas gemaakt
als mooglyk is. Op deeze wyze ging de Hr.
Leeu-
wenhoek
te werk, om de gedaanten der Zou-
ten , die in Azyn, Wyn, en verfcheide ande-
re Vogten dry ven , te ontdekken; en men moet
altyd zulke Buisjes gereed hebben, om, als de
gelegenheid het vereifcht, te gebruiken.

Om den omloop des Bloeds te zien, bedient
men zig gemeenlyk van Kikvorfchen, Hagedis-
jes of ViiTchen. Daar zyn Glazen Buizen by 't
enkeide Mikroskoop, en zo weeen Vifch-panals
Buizen by het dubbelde, dienende om deeze
Schepfels te befluiten, en hunne eigentlyke dee-
len voor 't Gezigt te brengen: we ken in Hage-
disjes en ViiTchen de Staarten zyn, en in Kik-
vorfchen het dunne Vhes tuflchen de Toonen

der

-ocr page 111-

der agterfte Pooten. Nogthans, indien wy mid- XIV.
del weeten om het Schepfel vaft te maaken, en Hoofd-
ons Voorwerp voor het Vergrootglas te bren-
gen, kan de Omlopp nergens zo klaar gezien
worden, als in het Darmfcheil of dun door-
fchynend Vlies, welk de Darmen famenvoegt;
en dit deel kan, door den Darm een weinigje
uit te haaien, gemakkelyk onder 't Vergroot-
glas gebragt worden.

Kleine Infekten, gelyk Vlooijen, Luizen,
Muggen, Myten, enz. te ontleeden, en hun
inwendig geftel te zien, vereifcht zeer veel
geduld en behendigheid. Dit kan egter ook op
een zeer voldoende wyze gedaan worden, door
middel van een fyn Lancet en Naald, indien
men ze in een Druppel Waters plaatft: want
dan laaten hunne deelen zig met gemak fchei-
den, en leggen fraay voor 't Mikroskoop, zo
dat de Maag, en andere Ingewanden, duidelyk
befchouwd en onderzogt kunnen worden.

Wy zullen ten deezen einde altyd kleine Strook-
jes Glas, omtrent ter dikte van een Schuifje,
gereed hebben, om by gelegenheid Voorwer.
pen op te plaatlén. Sommige van deeze Strook-
jes moeten van groen, blaauwenop verfcheide
andere wyzen gekleurd Glas gemaakt zyn; zyn-
de veele Voorwerpen veel beter te onderfchei-
den, wanneer ze op de eene , dan wanneer ze
op de andere Kleur geplaatft worden. Wy zul-
len insgelyks voorzien zyn van Glazen Buizen,
van allerley grootte, van de fynfte Haairbuisjes),
die geblaazen kunnen worden, af, tot deholte
van een halven Duim Middellyns.

Ik geloof, dat 'er geen beter weg is, om door-
fchynende Voorwerpen in'talgemeente bewaa-
ren, danze teplaaztenin Schuifjes tuflchen hel-
dere

-ocr page 112-

Xiv. dere Moskovifche Glaasjes: maar ondoorfchy.
HooifD- nendeLighaamen, gelyk Zaaden, Zanden, Hou-
STUK. ^ vereifchen een verfchillende behande-
ling; en een Verzameling daar van moet op de
volgende manier bereid worden.

Sny Kaarten in kleine Strookjes van omtrent
een halve Duim langte, en een tiendeDuims
breedte: maak ze ter halver langte nat met een
fterk, maar zeer doorfchynend Gom-water, en
kleef daar mede uw Voorwerp vaft. Alzo de
vlakken der Kaarten rood of zwart zyn, zultge,
met de Strookjes van zulke vlakken te maaken,
een verfcheidenheid krygen tot Voorwerpen van
bykans allerleye Kleur: en door zwarte dingen
op wit, witten op zwart ;blaauwen of groenen
op rood of wit, en alle andere gekleurde Voor-
werpen op Strookjes meeft van dezelven verfchil-
lende te hegten , zal men ze met het befte voor-
deel zien. Deeze Strookjes dienen voornaam-
lyk om, in het nieuw uitgevonden Mikroskoop
voor donkere Voorwerpen, tuffchen het Nyp-
tangetje gezet te worden: maar zy zullen insge-
Jyk bekwaam zyn tot eenig ander Mikroskoop,
dat donkere Lighaamen kan vertoonen. Daar
moet een klein vierkantig Doosje genriaakt wor-
den om deeze Strookjes in te doen, met een
menigte zeer ondiepe Gaten, juift groot genoeg
om ze te bevatten. Indien zulke Gaten gefne-
den waaren door ftukken Bordpapier, gelyk men
tot Banden van Boeken gebruikt, net in de Doos
paffende, en een Papier geplakt was aan de eene
zyde van ieder om 't zelve voor een Bodem te
dienen, zouden drie of vier zulke Bordpapieren,
met Voorwerpen voorzien, op malkander kun-
nen leggen inde zelfde Doos, en honderd of

meer

-ocr page 113-

J ^eM^ mautZ ^Z^n^ lt;£lt;r/i- de- B.C.
--I--1-^-1-\-1-

Pii.v]:.

-ocr page 114-

■7 ' l

I

¥

'I -

-ocr page 115-

meer Strookjes met Voorwerpen daar op vall: xiv.
gemaakt, altyd ter onderzoekinge gereed, kun-
Hooro-
nen bevatten. Men zal het niet ongevoeglyk
vinden , eenige Strookjes grooter dan de ande-
ren te verzorgen, om Voorwerpen van ver-
fcheide grootte te ontvangen: maar't bygevoeg-
de voorbeeld zal myn meening beter verklaa-
ren (*_). De Doos moet insgelyk van een Tan-
p'aat vl
getje voorzien weezen, om de Strookjes mede
op te VS tten en voor het Mikroskoop te brengen.

XV. HOOFDSTUK.

Omzigtigheden in 'J befchouwen der Foorwerpen»

Wagt u van fchielyk uw meening aangaan-
de eenig Voorwerp te bepaalen en te
verklaaren; want de Inbeelding ftreeft dikvvils
het Oordeel voorby, en doet de Menfchen ge-
looven, dat ze dingen zien, welke beter Waar-
neemingen hen zullen overtuigen, dat onmoo-
gelyk kunnen gezien worden. Stel derhalven
niets vaft, dan na herhaalde Proefneemingen
en onderzoekingen, in allerley Ligt, en in al-
lerley Standen.

Wanneer gy 't Mikroskoop bezigt, zo leg al-
le vooroordeclen af, en laat niet toe dat eenige
begunftigde Gevoelens by u huisveften; want
anderszins is het waarfchynlyk, dat de Inbeel-
ding

-ocr page 116-

XV. ding u verraaderlyk in dvvaaling zal brengen, ei.
Hoofd maaken, dat gy denkt te zien, 't gene gy zoudt
STUK, y^^enfchen te zien.

Gedenk dat waarheid alleen de zaak is , waar
naar gy zoekt; en, indien ge misleid zyt geweeft,
laat geene verwaandheid u verleiden om in uw
misverftand te volharden.

Vel geen oordeel over dingen, die door ge-
weld zeer gerekt zyn, of door droogte gekrom-
pen, ofopeenigerley wyze buiten hunnen Na-
tuurlyken ftaat, zonder eene behoorlyke toe-
geeflykheid te gebruiken.

Daar fteekt geen voordeel in, dat men eenig
Voorwerp met een Vergrootglas onderzoeke, 't
welk hetzelve meer vergroot, dan dat, waar-
door het zig duidelyk vertoont, en derhalven ,
indien gy het door 't derde of vierde Glas kunt
zien, gebruik nooit het eerfte of tweede: want
hoe een Glas minder vergroot, hoe beter Ligt gy
zult hebben, hoe gemakkelyker gy 't Voorwerp
kunt behandelen, en hoe duidelykerhetzalzyn.

Het is zeer twyfelagtig, welke de waare kleu-
ren der Voorwerpen zyn, waarover men moet
oordeelen, wanneer zy door de
meeft Vergroo-
tende Glazen gezien worden. Want, alzo de
Lugtgaatjes of tuffchenwydte eens Voorwerps
moeten vergroot worden volgens de Vergroot-
kragt van het Glas, waarvan men zig bedient,
en de famenftellende deeltjes der Stoffe duor het
zelfde middel veele duizend maaien verder
van één gefcheiden moeten fchynen, dan ze voor
het bloote Oog doen, zullen hunne weêrom-
kaatzingen der Ligtftraalen waarfchynlyk ver-
fchillen, en verfchillende Kleuren uitleveren.
En, inderdaad, de verfcheidenheid van Kleu-
ren,

-ocr page 117-

ren, waarmede fommige Voorwerpen opgetooid XV.
fchynen, kan tot een bewys hier van dienen.
Hoofd-

De beweegingen der levendige Schepfelen
zelf, of der Vogten in dezelven vervat, moeten,
alsze door 'tMikroskoop gezien zyn, insgelyks
niet bepaald worden zonder behoorlyke opmer-
king. Want als het beweegend Lighaam, en
de ruimte, waarin he t zig beweegt, vergroot zyn,
moet het de beweeging zekerlyk ook zyn. Der-
halven moet men over de Snelheid, waarmede
het Bloed door de Vaten der kleine Dieren fchynt
te loopen, op de zelfde manier oordeelen. On-
derftel, dat een Paard en een Muis hunne Le-
den, net op't zelfde oogenblik des tyds bewee-
gen. Indien nu het Paard eenMyl aflegt, ter-
wyl de Muis honderdenvyftig Voeten loopt
(fchoon het getal der Voetftappen in beide het
zelfde ware) zullen wy, immers, gereedelyk toe.
ftaan dat de beweeging van het Paard de fnelfte
zy. De beweeging van een Myt door een Mi-
kroskoop , of met het bloote Oog gezien, ver-
fchilt, mooglyk, niet veel minder.

Sommigen hebben valfchelyk voorgegeven en
op eene belachelyke wyze gepocht, datze door
hunne Glazen de ondeelbaare Deeltjes van
Epi-
curus
konden zien, de fyne ftoffe van Des Car-
tes
, de Uitvloeifels der Lighaamen (*), de
Uitvlo eijingen van de Sterren, en andere dierge-
lyke onmooglykheden.? doch geen verftandig

en

{*) Dr. Highmoee geeft voor; dat de Uitvloeifels van den
Zeilfteen door Glazen gezien zyn, daar van uitwaaffeinen-
de onder de gedaante van een Mift : en alle de overige bogt;
vengfiiTielde buitenfporigheden, zyn door anderen opge-
zweclt. Zie
Leeuwemh. 7de Vervolg dsr Brieven, p. 368.

-ocr page 118-

en eerlyk Waarneemer geeve geloof aan deeze
Verdigtfelen, of verkwifte zynen tyd en ver-
wildere zyne Herfenen, door zulke ydele inbeel-
dingen te volgen; terwyl 'er een oneindig getal
van daadelyke Voorwerpen voor hem legt, die
mèt gemak, voordeel en vermaak, kunnen on-
derzogt worden.

XV.
Hoorn-
stok.

HET

-ocr page 119-

vervolg

VAN HET

mikroskoop

gemakkelyk gemaakt
Of

bericht

Van de verbaazende

ontdekkingen,

Die reeds met

MIKROSKOOPEN

gedaan zyn of nog gedaan kunnen worden

En Nuttige Aanmerkingen daaromtrent :

Waar by gevoegd is

groote verfcheidenheid van nieuwe Proe«

en Waarneemingen , den Weetgie-
r^gen veele ongewoone Onderwerpen
onderzoeking aanwyzende.

E

-ocr page 120-

Cr-

-J^T

i,

^ anbsp;Ü ■ Ï

£ T --il

i-JT:-)

rf-^ T T Ï CF..-'^ Oi .

v-quot;^-' ; T ^ -

^ 1 vH.'^iiJ ^^. e ^JXA ii Iquot;V L

iî;';-!/ W asnatiAnbsp;^on^ r ;::,..

-scii nvuaia Bßv H--. - -Îquot;' - .■m

... . ^ ..-•»TV« • •nbsp;r.quot;. j

/OSic-Dno lüs quot;

-ocr page 121-

bericht

VAN

^ ONTDEKKINGEN

WAARNEEMINGEN, enx.

die reeds met

yA dat Ik dus de nutteJykïle foorten
s van Mikroskoopen, die by ons ^e.
maakt worden, befchreeven en niet

wezemK-ll rnbsp;' ^n de

^^n mnïnbsp;der Voorwerpen bereke.

nen, maar ook, op welke wyze men Voorwer-
pen bereiden, onderzoeken en bewaaren en
J vere,fchte omzigtigheden in ons OorTeel', o!

ven hl'quot;?nbsp;gebruiken moet, opgege-

ven htb, koora ik nu tot het tweede Deel van
^yn Oogmerk, 't welk is te toor/en, welke veT.
baazende Ontdekkingen reeds door'h^t

daarnl^ ^nbsp;' aanmerkingen
denS quot;quot;een groote Verfchei.

voor tenbsp;P'-°even en Waarneemingen

ongemee^J ?^nbsp;Weetgierigen vc^lc

len aaneennbsp;''' onderzoeking zuU

E a

I. HOOFD.

-ocr page 122-

De Diertjes
I. HOOFDSTUK.

Van de Diertjes in Vogten.

e kleinfte levendige Schei^fels, tot nog toe
' bekend, zyn de Diertjes in Vogten: waar-
onder veele Soorten door hec Mikroskoop ont-
dekt zyn, van zulk een uitneemende kleinheid,
dat een millioen van dezelven de dikte van een
groven Zandkorrel niet zou evenaaren: en het
is waarfchynlyk, dat 'er ontelbaare Soorten zyn
nog veel kleiner dan deeze. Het is insgelyks
waarfchynlyk, dat 'er zo veele, of zelfs meer
foorten van deeze onzigtbaaren (zoo ik dit woord
mag gebruiken) zyn, dan van die welker groot-
te door 't bloote Oog kan onderfcheiden wor-
den. Hier is derhalven een ryke voorraad van
onderzoek en verwondering, nademaal yder drop-
pel Water of ander Vogt (uitgezonderd Oliën
en Geeften) ten eerften, of na weinig® Dagen
opengeftaan te hebben, vol levendige Schepfels
is van verfcheide grootte en gedaante. Som-
mige foorten dezer Diertjes fchynen weezent-
lyk ViiTchen te zyn, en natuurlyke inwooners
van 't Water al hun leeven; anderen woonen
'er maar by toeval, op de manier der Muggen,
welken uit Eijeren, die haar Moer in 't Water
heeft laaten vallen, zwemmende Dieren worden;
maar, een wyl daar na, vervellen, zig vertoo-
nende in eene gedaante, die geene gelykheid heeft
met het geene zy te vooren waren; Wieken
krygen, en in vliegende Infeélen verändern,

Wy kunnen dus reden geeven, hoe Water op
Peper, Hooy, Haver, Tarwe, of andere Plant-

ftoffen

I.

Hoofd-
stuk.

D

-ocr page 123-

ftoffen gedaan, fchielyk vol Leven zal worden, i.
Want wanneer deze kleine en onzigtbaare Vlieg- Hoopn-
jes, welken overal inde Lugt zweeven , en plaats
zoeken om hunne Eyeren te leggen, een Vogt
voorkomt, wel voorzien met bekwaam voedfel
voor hun nageilagt, zo mag men vermoeden dat
2y zig met geheele Zwermen derwaards begee-
ven, en daarin hunne Eijertjes leggen. Deeze
fijertjes, fchielyk uitgebroeid zynde, zwemthet
jong Gebroedfel rondom, en leeft gelukkiglyk
in het Vogt; tot datze tot eene bepaalde groot,
«e gegroeid zynde, ter behoorlyker tyd, hunne
Jjedaante verwiflelen, zig van hunne Wieken
bedienen, en weg vliegen.

De waarheid hier van heb ik dikwils onder-
vonden: want, na dat ik waargenomen had,
hoe fommige Soorten van Diertjes in verfchei.
de Vogten tot zekere grootte gegroeid waaren,
heb ik bevonden datze alle fchielyk weggeraakt
en alleenlyk een veel kleiner, en gevolg ykeen
jonger Gellagt van dezelfde Soort overgeblee-
ven ware; 't welk insgelyks tot een dergelyke
groote gegroeid zynde, kort daarna ook op de
zelfde manier vertrokken was. Daarenboven , in-
dien het Trekzel met Neteldoek of fyn Kamer-
doek bedekt is, heb ik beftendig bevonden,
«at 'er weinig Diertjes in voortgebragt zullen
Worden; maar, zomen'erhetbedekfelafneemt
zal hetzelve, in weinige Dagen , vol Leven
zyn: 't welk fchynt te bewyzen, dat de Eijert.
j-s, waar uit deeze Diertjes komen, of door
hun eigen ouden moeten gelegd worden, gelyk /
IK onderftelde, of met de Lugt moeten worden
aangevoerd. Inderdaad, beide deeze wegen
kunnen mooglyk zyn: want als de Eijeren van

E 3nbsp;zulke

-ocr page 124-

zulke kleine Schepfels ligter dan de Lugt zyn,
kunnen millioenen daar van gedurig in dezel-
ve dryven, en, overal onverfchillig naar toe
gevoerd zynde , omkomen in plaatfen met hun
aart niet ftrookende; maar uitgebroed worden
en beklyven, wanneer het hun gelukt in een
bekwaam Neft gehuisveft te worden. Sommi-
gen verbeelden zig, dat de Eijeren van deeze
kleine Schepfels in de Peper, het Hooy of wat
het ook zyn mag, dat in 't Water gedaan was,
zig bevonden: maar, zo dit waar was, kan ik
niet deiaken, dat een dun bedekfel van Kame-
ryks-doek, 't welk het fyner gedeelte der Lugt
niet uitfluit, hunne uitbroeding zou beletten;
en derhalve moet ik befluiten, dat dit een mis.
vatting zy.

Hoewel Water, datftil, en aan de open Lugt
bloot ftaat, na weinige Dagen fommige Diert-
jes in zig heeft, zullenze op verre na zo talryk
niet gevonden worden, als wanneer Plancftofferi
daar in te weeken gelegd zyn. Want geene
Schepfels fchynen bekwaam om van een 'enkel
Water alleen te beftaan , en de kleine deeltjes
die behalven dat by toeval daar in inogen voor-
komen , kunnen geen groot getal onderhouden.
Maar, wanneer door aftrekking van de boven-
gemelde dingen, het Water voorzién is met hun
eigenlyk Voedfel, kan hec Mikroskoop veele
duizenden van levendige Schepfels in ieder klei-
ne Druppel vertoonen.

Alzo dc Liefhebbers begeerig zullen zyn oin
deeze wonderen met hun eigen Oogen te zien,
en aan hunne Vrinden mede te deelen, zullen
mf^oglyk de volgende onderrigtingen om Peper-
Water, enz. te maaken, teneinde het altyd ge-
reed

I.

Hoofd

stus.

-ocr page 125-

reed ter Waarneeminge te kunnen hebben, l.
niet onaangenaam zyn.
nbsp;Hoofd-

stuk.

II. HOOFDSTUK.

Manier om Peper-water te maaken, en herigt
van de
Diertjes daar in.

Doet gemeene zwarte Peper, grof geflooten
in een open Glas, bedekkende deszelfs
bodem daar mede ter dikte van omtrent een hal-
ven Duim, en giet 'er Regen of Rivier-water
op, tot dat het eenDuim of daar omtrent boven de
Peper ryze. Schud of roer het Water en de Pe-
per wel door malkander, wanneer gy ze eerft
vermengt, maar daar na geheel niet. Zet uw
Glas ongedekt in de Lugt, en in weinige Da-
gen zult ge een klein Vüesje of Velletje op de
oppervlakte des Waters verneemen, 't welk de
Kleuren, die men door een Prisma ziet, voor
t Oog brengt. Dit Vlies, door 't Mikroskoop
onderzogt zynde, zal men bevinden milhoenen
van Diertjes te bevatten, die in 't eerft zelfs
door de meeft vergrootende Glazen naauwlyks
te onderfcheiden 2yn, maar gedurig aangroeijen
tot ze hunne volkomene grootte krygen. Der-
zelver getal zal ook ieder dag uitermaate ver-
meerderen , tot dat eindelyk bykans het geheele
Vogt fchynt te leeven : alhoewel ze inderdaad
voornaamelyk op de óppervlakte des Waters leg-
pquot;? en 'er niet diep ingaan, ten zy ze ver-
schrikt of ontruft worden; maar wanneer dat
gebeurt, zullenze fomtyds alle teffens naar be-
neden fchieten, en in eenigen tyd niet weer te
voorichyn komen. In warm Weerkomtdit Viies-

E 4nbsp;je

-ocr page 126-

jj^ je fchielyker op hef Water, en gy zult bemer-
SJgt;oFD. ken, dat zy ralTer groeijen, dan by Koude:
STW, fchoon dc proef zelfs In 't midden van den Winter,
indien 't Water niet bevrooren is, zal gelukken.

Omtrent zoo veel als de grootte eens Spelde-
kops van dit Schuim, met de punt van een nieu-
we Pen, of een klein Penfeeltje genomen, en
op een enkel Moskovifch glaasje, eerft voor
het derde, dan voor het tweede, en dan voor
het eerfle Vergrootglas gebragt, zal verfchei-
de foor ten van Diertjes, eenige kleiner dan an-
deren , en zo wel in gedaante als grootte zeer
yerfchillende, vertoonen.

De Soorten, die in Pcper-ffatèr zyn waarge-
nomen, zyn.

VII. Voor eerft y De allergrootfte, wier langte om-
|;g. I. trent de middellyn is van een Hoofdhaair, en
drie of viermaal grooter, dan hunne breedte.
Derzelver Lighaamen zyn zeer dun en door-
fchynend, doch die zyde, welke de RugfehynC
te zj^n is cionkerer dan de andere. Zy draai-
jen zig in 't Water dikwils om, en vertoonen
zo wel de Rug als Btiik; gelyk by 1.1. PI. VIL
Fig. L Hunne randen zyn met een groot getal
van zeer kleine Pootjes bezet, welke voorna-
melyk omtrent de twee uiteinden gezien wor-
den , en zig vertoonen als of het Franjes waren.
7\an 't eene end zyn insgelyks eenige Borftels
langer dan de Pooten, naar eenen Staart gelyken-
de. Hunne beweeging is fnel; en door huu
draaijen, keeren, en fchielyk ftil ftaan, fchy-
nen ze geduurig rondom zig op Prooy jagt te maa-
ken. Zy kunnen zig van hijnne Pooten, zo wel in '£

lOQ«

(») PMloJofc,. TranJ. Nonjiil. 284.

-ocr page 127-

Ijoopen als zwemmen, bedienen; want, als men 'er ij,
e'tenHaairtje tuflchen doet, zullen zy dikwils langs Hoorn,
hetzelve van 't een end tot het ander kruipen,
zig in verfcheide miflelyke poftuuren buigende.

^Ten meeden; Een vry gemeene Soort, welker
langte omtrent een derde van eens Hairs breedte
is, metStaarten vyf of zesmaal zo lang, enfom-
tyd langer by i. in
Fig. II is een daar van met depig. 11,
Staart uitgefirekt: by s.eenandermetzynStaart
als een Schroef gedraaid, gelyk ze zig zeerdik-r
wils v^ertoonen, afgebeeld. Somtyds, wanneer
ze fl:il leggen, wordt van hun een met Franje of
met een baard bezette Tong uitgeftoken en we-
der ingehaald; en 'er loopt geduürig een Stroom
naar hen toe , welke waarfchynlyk veroorzaakt
wordt door de fnelle beweeging van fommige
kleine Vinnetjes of Pooteui, die te dun zyn
pm gezien te worden.

Ten derden; Een foort van grootte omtrent als
delaatfte; maar zonder Staarten, zigfomtydsin
een Eironde gedaante vertoonende, als by i. in
Fig. IIL fomtyds een weinig langer, gelykendepjg. m.
naar een Botje, als by 2. Hunne kleine Poot-
ies kunnen duidelyk gezien worden, wanneer
het Water even aan 't uitwaafl}:men is, want
dan beweegen zy zig fnel. Nu en dan heeft men
■er twee van famengevoégd gezien, gelyk by 3.

7m vierden; Een andere Soort doet zig op ge-
lyk dunne Wormen, als in
Fig. 1V. zynde om- p.

trent vyftigmaal zo lang als breed , en omtrent

zo dik als een honderdfl:e van een Hairtje. Der-
zelver voortgang is evenmaatig en langfaam,
beweegende hunne Lighaamen gemeenlyk maar
weinig. Zy zivemmen even zo gemakkelyk ag-
terwaards als vooxvvaards, en dewyl zy ove.ral

E 5nbsp;evea

-ocr page 128-

II. even dik zyn, is 't moeijelyk te onderfcheiden.
Hoofd- aan welk end het Hoofd geplaatft zy.
sTüK. gen vyfde Soort is zo verbaazendklein, dat
honderd daar van op eene rye de middellyn Van
een Zandkorrel niet zouden evenaaren, en ge-
volglyk is een millioen in dikte maar een Zand-
korrel gelyk. Hunne gedaante is byna rond.

Een zesde Soort, zyn omtrent van dikte als de
voorgaanden, maar byna tweemaal zo lang: en,
behalve deezen, zyn 'er ongtwyfeld andere Soor-
ten, waar op men niet behoorlyic gelet heeft.

Het is zeer vermaakelyk, terwyl deeze kleine
Schepfels voor 't Mikroskoop zyn, de verfchil-
lende uitwerkingen waar te neemen, die verfchei-
derley vermengingen onder hun te weeg bren-
gen. By voorbeeld, als men het kleinfte drop-
peltje Geeft van Vitriool, dat men zig verbeel-
den kan, op de punt van een Speld 'er by doet,
verfpreiden zy zig onmiddelyk, en fchynen dood
neer te tuimelen. Gefmolten Zout doodt hen,
maar met dit onderfcheid, datze in plaats van
plat te worden, gelyk in 't voorige geval, in een
Eironde gedaante opkrimpen.^ Het aftrekzei van
Zout van Wynfteen verwekt hun Stuiptrekkin-
gen, waar na ze fchielyk flap en flaauw worden,
en dan fterven zonder eenige verandering van
gedaante. Inkt doodt hun zo dra als Geeft van
Vitriool, maar fchynt hun op verfcheide wy-
zen famen te trekken. Verfch Bloed, Pis, en
Spog, doodt hun in een korte poos. Gefmol-
ten Suiker doet het zelfde; dog daar door fter-
ven fommigen plat en anderen rond (*).

Indien men 't Water laat verdroogen zonder

eenige

(♦) PbUo/ofb. Tranf. Nomm. 203.

-ocr page 129-

eenige bymenginge, zullen fommige Soorten van II.
Diertjes barften, maar anderen niet: en indien Hoof».
een verfche Druppel Waters by dezelven gedaan '
wordt, zullen veelen in een korte poos herlee-
yen en op nieuws rondom zwemmen.

III. HOOFDSTUK.
JPienjes in Hooy-Water en dergelyke Jftrekzels.

Hooy, Stroo, Gras, Haver, Tarwe, Gerft,
of eenig ander Gewas, in Water gezec
zynde, op de te vooren gemelde wyze, zo zal
zig, na fommige Dagen, een foort van witagtig
Schuim of Moerigheid op de Oppervlakte ver-
toonen , welke, door
een Mikroskoop onder-
derzogt zynde, bevonden zal worden een onuit-
fpreekelyk getal van kleine levendige Schepfels,
van verfcheide grootte, gedaante en foort, te
bevatten.

Van deezen nu, zyn fommigen eveneens ge-
fchapen als die van 't Peper-water ftraks be-
fchreeven : want men moetin agt neemen, dat
zekere foortén van deeze Diertjes in 't alge-
Ween in alle Waters voorkomen, die een mer-
kelvken tj'd aan de opene Lugt bloot geftaan
hebben. De algemeenfte onder dezelven is een
Eironde foort van Diertjes, cenigzins de gedaan-
te vaneen Mieren-Eitje hebbende. Deeze zyn pj
uitneemend fnel, en in een gedurige radde be- pig. v.'
weeging agterwaards en voorwaards: maar fom-
tyds ftuitenze fchielyk, en draaijen om hun ei-
gen As ontelbaare reizen rond met een verbaa-
zendefneiheid, eerft den eenen weg, en daarna
pen anderen (*). Deezen omloop of ronddraai-

jing

(*)Het Zonne Mikroskoop hceftontdekt, dat deeze zon-
der-

-ocr page 130-

lil. jing als 't ware om een punt, heb ik ook ia
Hoofd- andere foorten van Diertjes, die in Vogten ge-
vonden worden, opgemerkt.

Een ander vry gemeene Soort, en in gedaan-
te de voorgaande eenigzins gelykende, word ver-
t'ïg. VI. ï^oont Fig. VI. Derzelver heweeging is zeer
quot; fnel, altyd met het fcherpfte end voor, waar
uit men met reden mag onderftellen, dat dit het
Hoofd zy. Sommigen van hun zyn helder van
't eene end tot het ander, maar keurlykgeribd
op de wyze van een Meloen: anderen zyn al-
leenlyk aan het dunne end doorfchynend, maar
hun dikke end is ondoorfchynend Pooten of Vin-
nen kan men in geen van beiden onderfcheiden.

Wy vinden een andere Soort, byna zo lang als
degrootften in Peper-Water, welken zeer vlug
en gaauw zyn, en, terwyke voortzwemmen, een
vermogen hebben om zigin te trekken of uitte
ftrekken. Aan het end, dat het voorfte gedeel-
te fchynt, zyn verfcheide Pooten zigtbaar maar
in 't byzonder, wanneer het Water byna uitge-
waaflemd is: want dan krimpenze in tot eene
Klootfche gedaante, en men kan bemerken,dat
hunne uitfteekende Pooten zig zeer gaauwbe-
fig. VU. Meegen.
Fig. VII. vertoont een van deeze Diert-
jes in zyne volle langte: en 2 wyft een ander
daar van aan, wanneer ze ingetrokken zyn.

Daar is insgelyks een foort van Diertjes, wel-
ker Lighaamen Kloot-rond zyn, maar eenigzins
met een punt
gelyk een Peer, en gelykende naar
Blaazen met Water gevuld, waar in een over-
groot

derlinge beweeging veroorzaakt wordt door dc werking van
een «root getal van Pooten of Vinnen, die in 'c ronde
ge-
plaatli zyn.

-ocr page 131-

en dergelyke Aftrekzels.nbsp;77

groot getal van donkere deeltjes als in gedurige iii. 1
bevveeging voorkomen: Zie
Fig VIII. DerzeU Hooroi
ver beweeging is voornaamelyk een omwen-
teling, draaijende mooglyk in een Minuut bo-Fig-vni»
ven de honderd reizen rond, eerft den eenen
weg, dan den anderen heen: en dit alles zon-
der een Haair breedte uit hunne plaats te wy-
ken. Maar fomtyds beweegenze zeer gaauw
voorwaards , draaijen, keeren, en neemen
een verren omweg met verfcheide afwykingen i
houdende egter, geduurende hunnen geheelen
voortgang, het fpitfe end altyd voor. uit.

Ik ontdekte eens in 't Schuim, op de Oppervlak-
te van Hooi-Water, een foort van kleine Slanget-
jes ; want zo noem ik ze om derzelver beweeging,
welke was gelyk die van een Slang, en om dat
ze zig opfchooten of in 't ronde leiden op die
wyze als de Slangen doen. Ik bewaarde dit Water
fommige Weeken, en toonde ze aan verfcheiden
myner Vrienden, maar federt dien tyd heb ik ze
nooitin eenig Trekfelvan dien aart, ofineenig
ander Vogt ontmoet. Hunne manier van voor-
waards te beweegen, en van zig in 't ronde te leg-
gen, wordt verbeeld in Fzg.IX. by
i, 2. Zy
ren grooter dan eenig Aal-foortig Diertje, in
beweeging zeer verfchillende, en op verre na zo
fnel niet. Het end, dat het Hoofd fcheen te zyn,
^as dikkeren wat donkerer dan het ander.

Diertjes die de Gedaante van een Aal hebben,
komen dikwils in veelen van die Trekfels, waar
■«^an ik thans gewag maakt, als ook in andere
Vogten voor. Hunne dikte is zeer onderfchei-
den, Zynde fommigen honderdmaal grooter dan
anderen, ^n waarfchynelyk zullen zy ook zeer
veel in Soort verfchülen. Zy hebben in 't

alge.

-ocr page 132-

III. algemeen een fnelle krinkelende beweeging,
Hoofd« uj^ar fommige Soorten daar van zyn vlugger en
wakkerer, dan anderen.

Azyn zal dikwils, na weinige dagen ongedekt
geftaan te hebben, en byzonder in 't Zomer-
laifoen, krielen van eene foort van deeze Aal cjes,
groot genoeg om met het bloote Oog onderfchei-
den te worden: 't welk fommige Menfchen
aangezet heeft om valfchelyk te beweeren,dat
de fcherpheid des Azyns nergens anders van
daan komt, dan dat
dee2e Schepfels de Tong
en 't Gehemelte met hunne fcherpe Staarten
zouden ftryken : terwyl 't zeer zeker is, dat'er
menigmaal geen één, zelfs in de zuurfte Azyn,
ontdekt kan worden ; en behalven dat heeft de
Hr.
Leeuwenhoek aangetoond, dat des-
zelfs fcheïpheid alleen komt van de puntige en
doordringende gedaante der Zouten , die
daarin dry ven, gelyk ik ftraks gelegenheid zal
vinden nader aan te merken.

De gedaante van deeze Aal.gelyken de Beeft-
pl. VII. jes is afgetekend PI. VII. Fig. X.
Fig.
X. Dr. Power zegt ons , indien Azyn,
waarin veel Aaltjes zyn, maar maatiglyk heet
aan 't Vuur gemaakt wordt, dat zy dan alle zul-
len fterven, en naar den grond zinken; maar
dat Koude hun geen hinder doet. Want nadat
zulke Azyn een geheelen nagt aan de ftrengfte
Vorft bloot geftaan had, en bevrooren was, en
ontdooid, en wederom bevrooren, en zo ver-
fcheide reizen agtereen, waren ze even zo vlug
als ooit. Desgelyks onderrigt hy ons, dat hy in
koud Weer eenigen Azyn, vol van deeze Aalt-
jes gt;

(♦) PowfiR's Mieroscop, 01/Jerv. pag. 35.

-ocr page 133-

jes, in een GJas deedt, en daar op omtrent Cven n];
zoveel Olie goot, welke op den Azyn dryvende
Hoofd.
kroopeti beftendiglyk alle de Aaltjes naar boven
in de Olie, wanneer de Azyn begon te bevriezen;
maar, de Azyn wederom ontdooijende, begaven
zyzig ookbeftendigwederom naar omlaag. Dit
zyn aartige en fraaije Proefneemingen.

Een druppel Olie van Koperroot, vermengd
zynde met den Azyn, doodt hen op dezelfde
wyze als Vuur doet.

Indien eenige Zandkorrels voor Mikros-
koop tuffchen de Aaltjes gedaan worden, zal
het ten hoogften vermaakelyk zyn te zien, hoe
ze, tuffchen dezelven , als of het groote Stee-
nen waren, worftelen en belemmerd zyn.

IV. hoofdstuk.

Jaltjes in Styfzel.

Al wie begeerig is om van kleine Aaltjes al-
tyd gereed tot hetMikroskoop voorzien te
zyn, behoeft alleenlyk een weinig bloem van
Meel en Water famen te kooken, en daarvan zul-
ke pap te maaken als de Boekbinders gemeenlyk
gebruiken; of men kan die van hun koopen.
Dezelve moet niet heel ftyf, nog heel waterig
p'n, maar van een maatige dikte. Stelze aan de
^ngt bloot in een open vat, en draag zorg datze
boven op niet hard worde , nog befchimmele,
aooi^e wel onder malkander te kloppen, wanneer
gy dit te gemoet ziet: want indienze hard of
I ™^eligword, zultge in uwe verwagting te
leur gefteld worden. Na eenige dagen zalze zuur
worden, en, indien gy ze dan aandagtig onder-
zoekt, zult ge menigten van uitermaate kleine,
«nge, dunne, krinkelende Diertjes onderfchei-
den,

-ocr page 134-

IV. den, welken dagelyks grooter worden, tot daé
Hoofd- gg^ jn ftaat zytom dezelven met het bloote Oog
te zien.

Omze te doen voortkomen, zo giet nu en
dan een druppel Azyn by uweStyfzel: en, na dac
ze eens voortgebragt zyn, kunt gy ze 't heele
jaar bewaaren , door 'er fomtyds een weinig A-
zyn of Water by te doen, indien de Styfzelte
droog wordt, en fomtyds een weinigje andere
' zuure Styfzel. Draag geduurig zorg, om de op-
pervlakte in een goede gefteldheid te bewaaren ;
't welk ligtelyk te doen is, wanneer ze met dee-
ze Diertjes wel is voorzien: want hunne geduu-
rige beweeging belet, dat 'er eenige Schim-
mel op kome.

Een Urinaal of eenig ander Glas is gevoeg,
lykftom uwe Styfzel in te doen,- want, door
hetzelve tegen 'tLigt te houden, zultge menig-
maal de Aaltjes zien krinkelen boven de op-
pervlakte der Styfzel aan de zyden van het Glas,
en in ftaat zyn om verfcheidenen daar van met
een Pen of Penfeel op te neemen, veel minder
belemmerd door de Styfzel, en gevolglyk be-
kwaamer voor 't gezigt, dan zo gy genoodzaakt
■waart de Styfzel zelve, omze daarin te vinden ,
te onderzoeken.

Breng ze voor uw Mikroskoop op een enkel
Glazen Plaazje, na dat ge daar eerft een zeer
klein plekje Waters voor hun opgedaan hebt
om in te zwemmen. Hoe dikker uwe Styfzel
is, en-hoe meer zy daar mede omzet zyn, hoe
meer Waters 'er vereifcht wordt om dezelve
te verdunnen , op datze zig zeiven uit de war
mogen helpen en duidelyk zigtbaar wor.
den.

Door allerley flag van Mikroskoopen , maar

in-

-ocr page 135-

inzonderheid door 't Zonne-Mikroskoop pnder- IV.
zogt zynde , zyn het zeer vermaakelyke Voor-
Hoofd.
wei pen. Door 't zelve heb ik hen fom:yds tot
anderhalven Duim, of twee Duimen in de mid-
dellyn, meteen evenredige langte, vergroot,
en bevonden datze zig net vertoonen als Aaien
van die grootte. De inwendige beweeging hun-
ner ingewanden kan zeer duidelyk onderfchei-
den worden ; en, wanneer het Water byna uit-
gedroogd is, en zy op 't punt zyn van den Geeft
te geeven, kan men hunne Bekjes tot een aan-
merkelyke wydte zien gaapen.

V. hoofdstuk.

Diertjes in Regen- Sloot- en ander VFater.

Leeuwenhoek zegt, dat hy in 't eerll
geen levendige Schepfels in Regen-Water
ken vinden; maar, na dat het fommige Dagen
geftaan had, ontdekte hy ontelbaare Diertjes,
menig duizendmaal kleiner dan een Zandkorrel
en in evenredigheid van grootte tot een Myt,
als een Bye is tot een Paard.

. In ander Regen-Water, 't welk insgelyks ee-
iiigen tyd geftaan had, vondt hy de kleinfte
Soort, die hy ooit gezien had; en, in weinige
^agen meer, ontmoette hy anderen agtmaal zo
groot als deeze, en bykans rond.

In een andere party Regen-Water, 't welk
gelyk het voorgaande open geftaan had, ontdek-
^ hy een flag van Diertjès met twee kleine
Hoorntjes, in gedurige beweeging. De ruimte tus-
fchen de Hoorntjes was plat, hoewel het Lighaam
rondagtig was., maar naar het end een weinigje

Fnbsp;fpics

stük.

-ocr page 136-

82 Diertjes in Regen-,
V. fpits toeloopende, alwaar zig een Staart ver-
Hoofd- toonde, viermaal zo lang als het Lighaam, en
zo dik als Spinrag. Hy zag
verfcheide hon-
derden hier van, binnen de ruimte, die een
Zand-
korrel zou kunnen bezetten. Zo ze op het min-
lle Draadje of Vezeltje geraakten, waren zy daar-
in verward, en dan flrektenze hunne Lighaamen
uit tot een langwerpig rond, worftelenden lus-
tig om hunne Staarten los te krygen. Hy ver-
nam een tweede Soort van Eironde gedaante,
en verbeeldde zig, dat het Hoofd aan 't fcherp-
ae end ware. Het Lighaam was plat, met ver-
fcheide kleinePootjes uitneemend fnel beweegen-
de , maar niet te onderfcheiden zonder groote

oplettendheid. Somtyds veranderden zy hunne

gedaante in eene volmaakt ronde; byzonderlyk
wanneer het Water begon te droogen. Hy ont-
moette ook een derde Soort, tweemaal zo lang
als breed, en agtmaal kleiner dan de eerfte:
nogtans onderfcheide hy in deeze kleine Poot-
jes, waar door zy zig zeer fnel bewoogen. Hy
bemerkte insgelyks
een vierde Soort, duizend-
maal kleiner dan het Oog van een Luis, en wel-
ke alle overigen in wakkerheid te boven ging;
hy vondt deezen als op een punt rond draaijen-
de met de fnelheid van een Tol. Hy zegt, dat
'er nog verfcheide andere Soorten waren.

Het is gemeen, in de Zomer, dat het Water, m
Slooten ftil ftaande, zig fomtydsvan een groen-
agtige en fomtyds van een roode Kleur vertoo-
ne 't welk, door onderzoek met het Mi-
^nbsp;kros-

(») Deinfekten, die gemeenlykft de Wateren van Kleur

d«en veranderen, behooren tot de «siwtifw «r6»-

tK'

-ocr page 137-

kroskoop, bevonden is te ontftaan uir. oneindi- v.
ge miliioenen van Diertjes op deszelfs Opper-
Hoofö-
vlakte famengedrongen, die hetzelve zodanig «^ük.
doen fchynen gekleurd te zyn. Derzelver Lig-
haamen zyn Eirond, en doorfchynend aan bei-
de enden; maar in het raidden groen of rood,
volgens de kleur van/t Water, waarin ze zwem-
men. Dit middelfte gedeelte, gezien met het
eerfte of tweede Vergroot-glas, fchynt uit Bol-
letjes famengefteld te zyn, en zweemt zo veel
naar Vifch-kuit, dat men met reden mag geloo-
ven, dat dit inderdaad Kuit zy: te meer, alzo
ze na eenigen tyd volmaakt helder en zonder
Kleur gevonden worden, en men derhalven mag
vermoeden, dat ze dan hunne Kuit gefchooten
hebben.

Het Water dat van de Mefthoopen loopt,
en donker bruin van kleur ziet, is zo opge-
propt met Beeftjes, dat het geheel fchynt te lee-
ven, moetende met Water verdund worden,
om dezelven zoveel van malkander te fcheiden ,
dat men de verfchillende Soorten bekennen kan.
Onder deezen wordt een Soort gevonden, wel-
ke ik my niet kan erinneren elders gezien te heb-
ten , en geef 'er daarom een Aftekening van.
Derzelver middelfte gedeelte vertoont zig don-Jj'
xl

ker

«jcêrjf van Swammeedam, dus wegens zyne getakte Ho.
rens, in Nederdtiics
Getakte Watcr-Floo genaamd. Zy
zyn dikwils 20 talryk in ftilftaande Waters, in Mayen Ju-

vP.^^'ken tyd zy paaren, datze dezelven van een bleeke
oiaonKer roode, en fomtyds van een geele Kleur doen fchy.
m n'nbsp;hun eigen Kleur. Het groene Schuim , dat

men zo dikwils in den Zomer op ftilftaande Slootenziet,
IS met anders dan ontelbaare groene Beeftjes. Zie
Dia-
*AMï G«dgel, Natuwkmie 205,

F 3

-ocr page 138-

84 Diertjes in Aftrekzels
V ker en met Haairtjes bezet, maar de beide en-
Hoofd- den doorfchynend: de Staarten loopen naauw
ïüis.' joe met een lange punt aan 'tend, en hunue
beweeging is loom en waggelende. Dit Melt-
hoopswater krielt insgelyks van een foort van
dunne Hair-Aaltjes, die ongemeen gaauvv zyn.

EenAftrekfelvan eenig Kruid, Graan, Vrugt
of Bloem, in gemeen Water gemaakt, z^l na
weinige Dagen bevonden worden fommige Soor-
ten van Diertjes, aan 't zelve byzonderlyk ei-
gen , te bevatten; en hier van, hoe verbaazend het
ook zy, kan men zeer wel reden geeven. Een
weinigje opmerking naamlyk zal toonen, dat ieder
Kruid, Graan, VrugtofBloem, door de Voor-
zienigheid gefchikt is tot voedfel voor eenige
byzondere foort van Vogel, Jïeeft of Dier^Je»
van de zigtbaare en grootere Soorten. Wy mo-
gen
dan onderftellen dathetz'-lve, wanneer tm
Water getrokken is, op gelyke wyze ook een
bekwaam voedfel verfchaft voor de eene of an-
dere der ontelbaare foorten van kleine Schep-
fels, welke voor 't bloote Oog ontzigtbaar zyn,
en niet te ontdekken zonder een goed Mikros-
koop. Aangaande deeze by zonderheid der Diert-
jes, wys ik den Weetgierigen (welke door hun
eigene Proeven nog niet overtuigd zyn,) tot de
Waarneemingen van wylen den Heer
Joblot
Koninglyk Hoogleeraar in de mskiinde, en Lid van
de Koninklyke Academie der Schilder en Beeldheuix-
kunde te Farys,
over de onderfcheidene Soorten
door hem ontdekt, in de volgende byzondere
Aftrekzeis: van welke Diertjes hy zo wel de
aftekening als de befchryving gegeven heeft.
Hy onderzogt de Aftrekzeis van zwarte, witte
en lange Peper: van Stnnehlaien^ Angelieren,

Koorn-

-ocr page 139-

Koêrnbloemen, Roozen, Jasniyn, Bramhoizen-fteelen, V,
Thee, Berberißen, Venkel enSalie,Goudsbluemcni ziiu- Hoofd-
te Druiven Qn Meloen-Jchil, en vondt in die allen
byzondere Beertjes. Nieuw en oud
ffooy krieU
de van veele foorten;
Rhabarber, Paddeßoelen, zoe-
te Baßlikom, CitJoen-bloemen,
hadden hunne by-
zondere Diertjes. De
Anemoon verfchafte fom-
mige zeer wonderbaare (*); Sel/ery bragt veele
Soorten voort: Tarwe-Aairen en Stroo veele Soor-
ten:
Stroo van Gerß, Rogge, Haver, enTurkßh-
koorn,
veele Soorten: nieuwe en oude Eiken-
baß
verfchafte een groote verfcheidenheid, Som-
mige van deeze Irekzels bewaarde hy een ge.
heel Jaar door, en befpeurde, dat niet alleen
ieder Trekzel Diertjes heeft, welker gedaanten
t'eenemaal onderfcheiden zyn van die welken in
andere Trekzels gevonden worden; maar dat,
desgelyks, in 't zelfde Trekzel, op byzondere ty-
den, verfchillende foorten van Diertjes zig ver-
toonen.

■ Het is ten hoogften waarfchynlyk, dat de plaats
daar de Trekzels gemaakt zyn, in een Stad, of
op het Land, blootgefteld aan de open Lugt,
of in Huis beflooten , als ook het Saizoen des
Jaars, en deszeifs geileldheid van hette en
koude, groot onderfcheid kan te weeg brengen
in de Soorten van Diertjes, die in de zelfde
Trekzels voorkomen.

Wy vinden fomtyds, in onze Aftrekzeis van
gewaffen, en in ander Water , dat een wyl on-
gedekt geftaan heeft, een Dier veel grooter dan

één

tnnnfnbsp;tekening der Diertjes in dit Trekzel vei-

toont net aingezigt van een Sater op hunne ruggen. Ik
prys aen leergierigen het onderzoek hier van aan.

Fa

-ocr page 140-

V. één der te vooren befchreevenen, van een zeer
Hoofd- byzondere en verwonderlyke gedaante, welke
hief verbeeld wordt. Dit kleine Schepfel is ia
PI- zyn middel ftaat, onlangs was het een Worm,
xm ƒ en eerlang zal het een Mug worden. De Mug-
gen leggen hunne Eyeren in een foort van Sly-
merige ftoffe op de Oppervlakte des Waters, en
maakenze aan iets vaft, 't welk verhoeden kan,
dat ze weg fpoelen, of te fchielyk gefcheiden
worden (1). Uit deeze Eyeren komt een menigte
van kleine Wormen voort, welke, op den grond
des waters zinkende , voor zig zelven Huisjes
of bedekkingen maaken van fyn Zand of Aarde,
famengevoegd met een foort van Lym, maar
aan beide enden open , om, naar de gelegen-
heid, daar uit of in te kunnen kruipen. Na eenigen
tyd, deeze Wooningen en de gedaante van Wor-
men vaaren laatende, klimmenze wederom naar
boven, in de gedaante die wy ^u voor ons heb-
ben, geheel met een Masker bpekt, hebbende
een groot Hoofd en Mond, ean paar zwarte Oo-
gen, twee Hoorntjes, verfóheide bosjes van
Hair of Borftels op verfcheilt;ae deelen des Lig-
haams, en een Staart met een Hairborfteltje
aan 't end. Detze Staart, met een Olieagiig vogt
befmeerd zynde , dient als eenKurk om hen bo-
ven Water te houden; zynde hunne Koppen
fomtyds in de Lugt opgeheven, fomtyds in 't
water gedompeld, terwyl de Staart langs de Op-
per v-akte des Waters glydt. Indien de Olie aan
den Staart begint te droogen, ftortenzeuitden
Mond een' nieuwen voorraad daar op, welke

de

1nbsp; Schowmtmeel ier Natuur 8. 265. enz. Hoori's Mi-
trog.
p. 186.

-ocr page 141-

i /fa

. II.

83 .

PL. VII.

X.

' Tm

.IV.

-r^.vi.

I^^.VIII.

-ocr page 142-

- v-v'

-

... t

•ft

j ,

-ocr page 143-

ber Muggen in 't Water 87

de bekwaamheid herftelt om te ftuuren, waar 't v.
hun behaagt, zonder door't Water natgemaakt
of benadeeld te worden. Na dat ze op deeze
wyze den tyd, door de Voorzienigheid beftemd,
geleefd hebben, volgt 'er een zonderlinge ver-
andering : want als zy hunne Oogen, Hoorntjes en
Staart afgelegd hebben en geheel verveld zyn
komen'er Inlekten uit voort van een t'eenemaal
verfchillend Element. De fchoonfte en zagifte
Pluimaadje verciert derzelver Hoofden, hunne
Leden zyn van een zeer fyn geweeffel: zy heb.
ben Vlerken op een keurlyke wyze met Franje
bezet en verfierd; hunne geheele Lighaamen zyn
met Schilden en Hair bekleed en zy kunnen zig
beweegen met een verbaazende fnelheid. Om korf
te gaan, zy worden Muggen, en vliegen in de
Lugt. En, ('t geen meeft verwonderlyk is,)
een Schepfel, 't welk maar een Minuut te voo-
ren een inwooner des Waters was, zou nu ver-
drinken , indien 't 'er in gedompeld werde.

Ik ben te omftandiger geweeft in myn berigt
van deeze Gedaantewifleling, alzo ik van denk.
beeld ben, dat veele foorten der Diertjes, diein
Vogten voorkomen, eenigzins op dergelyke wy-
ze veranderen. Ik zal hier alleen by doen, dat
het kleine Schepfel, waar van ik de afbeelding
gegeven heb, een zeer vermaakelyk Voorwerp
voor 't Mikroskoop zy: want deszelfs witte Hart
flaat onderfcheidelyk, en de beweeging van alle
deszelfs Ingewanden is volmaakt zigtbaar en zon-
derling. Van de Mug zal ik vervolgens op de
eigentlyke plaats fpreeken.

De Waters krielen overal van Leven, en zyn
een eindeloos Onderwerp van bezigheid voor
het Mikroskoop. Zeeën, Rivieren, Poelen,

F 4nbsp;Sloo-

-ocr page 144-

v. Slooten, en fchier allerlei Modder kan ons,
byftand, met levendige, nooit te
vooren ontdekte wonderen befchenken: want
op zulke onderzoekingen is tot nog roe maar
weinig gelet, zelfs van menfchen, die deeze
Werktuigen gekreegen, en ook geneigdheid
hadden, om ze te gebruiken. Ik hope dat deeze
Verhandeling hen zal aanfpooren, om naarfti-
ger te zyn , en niet te gedoogen, dat een weinigje
moeilykheid , of eenige weinige mislukte on-
derneemingen hen zouden affchrikken van een
OefFening, die hunnen arbeid zo rykelyk kan
vergelden.

In verfcheide Brieven van den Hr. Leeuwen-
hoek
aan de Koninklyke Sociëteit (*) komt ons
een verhaal voor van fommige wonderbaare
Diertjes, die hy vondt hangen aan de Wortels
van de Waterlinzen
{Lens Palujirisy, (welke in
den Zomer overvloedig in Poelen en Slooten
boven op het Water dryven) zynde door hem
onderzogt in een glazen Buis met Water gevuld.
Een Soort hiervan was van gedaante gelyk Klok-
jes , met lange Staarten, waar doorze zig vafl
maakfen aan de Wortels dee?:er Linzen; enfom-
tyds hadt hy twintig hier van by elkander ge-
zien, hunne lange Staarten en Lighaamen zagte-
lyk uitbreidende, en dan.in een oogenblik we-
derom intrekkende. Zie de Aftekening, Plaac
p!. VIII. VIII. Fig. i. (t).

F'S- A. Vertoont een wortel van Waterlinzen met
de Staarten van veele zodanige Diertjes daar aan
kleevende.
nbsp;bbbb

D.Z-ie PbU. Tranf. nomm. 283. 295, m-
(t; Men noemtze Klckdienjes. Zie INutt, Gelruik vaa
•t Mikroskoop,,
bladz. 339.

-ocr page 145-

hhbb, enz. vertoont hunne, naar een Klok-
je gelykende, Lighaamen.

cccc, hunne lange Scaarten.

Een ander buitengemeen flag van Diertje
vertoont zig in een Scheede of Koker,
nbsp;VIII.

welks end hetzelve vafthegt aan de .Linzenwor-^'S- 2-
tels. Dit kleine Schepfel heeft twee Werktui-
gen die zig als Radertjes vertoonen, met een
groote menigte tanden of keepen, komende
van deszelfs Hoofd, en als om een As rond draai-
jende,
df e. Op de minfte aanraaking trekt
het de Radertjes in zyn Lighaam, en 't Lighaam
in de Scheede, waarna hec zig vertoond gelyk
Fig 3. Maar wanneer alles ftil is, ftoot hetFig. 3-
dezelven wederom uit, en de draaijing van 't
Rader-werk wordt hervat. De Heer
Leeuwen-
hoek
bemerkte een onder deezen, welks Ko-
ker uit kleine bolletjes famengefteld fcheen, aib,Y\s 4
en hier in ontdekte hy dat het Raderwerk beftondt
uit vier rondagtige deelen met kleine verdeelin-
gen tuffchen ieder, alhoewel alleenlyk drie
van deeze rondagtige deelen konden gezien
worden, leggende het vierde naar agteren,r.j
Dit overtuigde hem, hoe zeer hy had gemift,
met uit derzelver gewoone vertooning op te
maaken, dat er twee Radertjes waren, daar nog-
tans de weezentlyke gedaante van dit Rader-
werk is, als in
Fig. 5.

Om deeze Diertjes te vinden, zo verkies Lin-
zen , met lange Worteltjes; want zelden zullen
jonge planten met korte Worteltjes 'er eenigen
verfchafi'en. Draag ook zorg, datze niet met
een ruuwe ftoffe bedekt zyn, of beginnen te
verwelken, gelykze dikwils doen. Laatde Wor-
tels zagtelyk neerzinken in een Glazen Buis met

F 5nbsp;Wa-

V.

Hoofb»

stuk.

-ocr page 146-

V. Water gevuld, en brengze dus voor 't Mkros-
Hoofd- koop. Twee of drie Diertjes zullen fomtyds
bevonden worden aan één Wortel te kleeven;
en op andere tyden zultge verfcheide Wortels
onderzoeken, zonder 'er één te ontmoeten.

In 't Water of in de flymige ftoffe, mt
Looden Pypen of Geuten, kwamen den Heer
Leeuwenhoek verfcheide Soorten van Diertjes
voor, en, onder anderen, menigten, die een
foort van Rader-werk fcheenen te hebben, op
de voorige wyze eenigzins rond draaijende (1).
• Deeze Schepfels trekken, wanneer het Water
weg droogt, hunne Lighaamen in een Kloot-
fche of Lironde gedaante famen, vertoonen zig
roodagtig, en raaken vaft in de drooge Slyk,
die
zo hard als Kley wordt: maar, wanneer een
brokje van zulk Slyk in Water gelegd is,
openen zy zig in omtrent een half uur tyds ,
en ftrekken by trappen hunne Lighaamen uit,
zwemmende rond. Dit deedenze na dat een ge-
deelte van deeze Geut-Slyk een en twintig Maan-
den agtereen droog bewaard was: waar uit hy
befluit, dat de gaatjes van hun Huid zo volmaakt
geflooten zyn, dat alle doorwaalTeming beletis;
welk middel hun bewaart tot dat'er Regen valt,
wanneer ze hunne Lighaamen openen, rond-
p, VfTTT zwemmen en Voedfel neemen.
II 6 7 Fig. 6,7, toont twee van deeze Diertjes m
■ quot;'verfchillende ftandendoor 't Mikroskoop gezien.
Fig. 8. Tm. 8. is de geftalte waaronder zy zig dus
droog en famengetrokken zynde vertoonen

m

1nbsp; PUL Tranf. Nomm 289. Leeuwenhoek 7de Ver-
volg van Brieven UAfte
Miffiv. 406.

(t) [Van deeze Raderdiertjes fpreekt de Heer Bakbr
omftandig, in 't Nuttig gebruik van 't Mikrotkoop.}

-ocr page 147-
-ocr page 148-

^ -

j

liîi

-ocr page 149-

Wy kunnen in 't Water van onze Slooten ver- v.
fcheide Soorten, zo wel van Schelp- als Korft-
Hoofd-
Diertjes, vinden. Twee van de laatfte Soort,
welken zeer aanmerkelyk zyn, worden in een
zwemmende gedaante, met hunne Ruggen naar
het Oog toe, Pi. IX, Fig. 1,2. vertoond. Der-
zeiver Leden zyn die der Garnaalen of Kreeften
eenigzins gelyk, maar van een veel keuriger
maakfel. Zy zyn kleiner dan een zeer klei-
ne Vloo, doch allen voortteelende , en draa-
gende hunne Kuit, of onder de Staart, of als
in twee Zakken aan hunne zyden, gelyk inp, jj
Fig. 2. (*). Somtyds kan men bemerken, datpig.
a.'
deeze Zakken gebroken zyn, en de Kuit (be-
ftaande uit .Bolletjes zeer groot in vereelyking
van het Schepfel) over 't Water verbreid is.
Daar is ook een derde Soort, zo fraayalsde
voorgaande, maar op verre na zo groot niet.
Derzelver geftalte gelykt meernaar een Garnaal,
en ze draagen hunne Kuit gelyk dezelven. Dee-
M drie Soorten van Diertjes fchynen maar één
Oog te hebben, dat geplaatft is in 't midden
van 't Voorhoofd, zonder zelfs de alderminfte
blyk van een verdeelende lyn. Men vind ze
dikwils zo doorfchynend, dat de beweeging hun-
ner Ingewanden, als mede een geregelde klop-
ping in een klein deel, 't welk wy derhalve
mogen onderftellen het Hart te zyn, duidelyk
door 't Mikroskoop gezien wordt (f).

Ik zal eindigen met de befchryving van een
wonderbaar klein Diertje, van ongemeene ge-

r*\ vu-nbsp;daante^

K ) Fhlof. Tranf, Nomm. 288. Leeuwekh. 7de Fer-
voln van Brieven.
miff. 121.

(t) [Van deeze Zakdiertjei wordt in 't gedaete Werk
eok breeder
gefproken].nbsp;^ ®

-ocr page 150-

5)8 G E H O O R N D DIERTJE

V. Het is omtrent driemaal zo groot als't voor 't
Hoofd, bloot Oog fcheen, terwyl in het Water, aan een
STUK. Linzen-wortelvaftzat, afgebeeld. Dit was groot
in zyn foort, en had agt Hoorns; daar nogtans, die
kleiner zyn, 'er zelden meer dan zes hebben.
Het is hier ook vertoond, als uitgeftrekt tot
zyne volle langte, zynde ingetrokken niet zoo
lang als een vierde gedeelte. Het hegt zig met zyn
Staart aan de Wortels of Steelen der Water-
planten. Aan de bovenzyde is een zeer klem
Diertje a verbeeld, komende uit het Lighaam
van 't andere. Men onderftelde eerft dat hec
zelve zig door eenig toeval had vaftgemaakt;
maar, door naauwkeurig onderzoek, ontdekte
men, dat het een Jong was 't welk inde ge-
boorte ftondt: want, fchoon 't maar vier zeer
kleine Hoornen hadt, wanneer 't eerft gezien
werdt, waren, zeftienuurendaarna, de Hoorns
en 't Lighaam veel grooter geworden; en in
vier uuren meer was het t'eenemaal buiten 't
Lighaam van zyn Moer geflooten. Daar tegen-
over, aan de beneden zyde, vertoonde zig een
klein rond Knobbeltje, 't welk trapswyze in dik-
te toenam , en in weinige Uuren puntig wierd,
als by Dertien of veertien uuren daarna,
was het veel grooter geworden, en had ook twee
Hoornen. In vier en twintig uuren zag men
'er vier op, waarvan de één klein was, de twee-
de grooter en de twee overigen zeer groot, wor-
dende met meer kragt uitgeftrekt en ingetrok-
ken dan de anderen. Drie uuren daarna viel dit
Piertje insgelyks van de Moer af, -en redde zig
zeiven.

't Bovenftaande verhaal is de voornaamfte
inhoud van
Leeu wenhoek's Brief aan de

Ko'

PI. IX.
Fig. 3.

-ocr page 151-

KoninHyke Sociëteit, Phii. Trans. Nomm. 283. V.
En op Nomm.
288. ontmoeten wy een verdere
Befchryving van dit zelfde Diertje door een En-
gelfch Heer , wien 't Verhaal van den Heer;
Leeu wenhoek aangezet hadt om het na te fpoo-
ren. Hy zegt, 'er een ontdekt te hebben in eenig
helder Water uiteen Sloot, maar dat hy'er met
de uiterfte oplettendheid geen' meer in kon vin-
den, Het vertoonde zig den eerften dag als in
Fig, 4, maar hy zegt ons, dat het yder oogen-p,_ ix.
blik veranderde, en dat het knobbeltjes,'twelkFig. 4-
'er uitzag gelyk de Blinde Darm, fomtyds een
weinigje langer ware. Twee of drie Dagen daar-
na vernam hy fommige witte Vezels aan 't end
des Knobbels, en op den vierden dag was het
toe de volle langte uitgeftrekt, vertoonende zig
als in
Fig. 5, en toen was hy overtuigd, dat het Fig. s.
genehy zig verbeelde eenuitgroeize! te zyn,in-
derdaad een jong Diertje van dezelfde foort was,
uit het oude voortkomende, en zes Hoornen
hebbende, 's Anderen daags vondt hy het in 't
Water ganfchelyk gefcheiden, en omtrent zoo
lang als een derde gedeelte van zyn Moer, De
Hoornen kwamen uit gelyk Straalen, niet van 't
end , maar t'eenemaal rondom een klein knob-
beltje, 'twelk fcheen het Hoofd te zyn. Zy had-
den een wormswyze beweeging en konden zig
uitftrekken of inkrimpen, zo wel ten deele als
in 't geheel. Het ander end was plat, en daar-
mede zette het zig dikwils vaft aan den bodem
of zyde van 't Glas, waarin hy het bewaarde.
Ook trok het zyn Lighaam in en rekte 't zelve
weder uit, kunnende zo wel het Lighaam als
de Hoornen zeer veel doen inkrimpen ; gelyk
in Fis. 6. en 7 blykt. De Hoornen waren voV-

^nbsp;maaktFig-«

en 7'

-ocr page 152-

94- De Polypen der zoete
V. maakc wie, 't Lighaaiïi geelagtig, en niet ge-
SLTquot;' inakkelykte onderfcheiden met het bloote Oog;
zynde, wanneer het uitgeftrekt is, niet dikker
dan een grof Paarde-hair.

De HeerBuFFON zondtin een Brief aan Mar.
tin Folkes,
Schildknaap , nu Prefident der
Koninklyke Sociëteit, (gedagtekend in den Tuin
van Verfailles, i8 July 1741) een Berigc(alseen
nieuwe ontdekking in de Natuurlyke Hiftorie )
van een Schepfeltje
Polypus genoemd dat men
aan de Waterlinzen hangende gevonden hadt,
't welk midden doorgefneeden zynde, aan de
bovenfte helft een Staart en de benedenfte
een hoofd groeide: zo dat] van één Dier twee
wierden. Indien het in drieën werdt verdeeld,
fproot uit het middelfte gedeelte een Hoofd en
Staart, uit het bovenfte gedeelte een Staart, en
uit het onderfte gedeelte een Hoofd; en alle drie
wierden zulke volmaakte Dieren als het eerfte.
Waaruit hy befluit, dat alles, wat men beden-
ken kan , in de onbepaalde verfcheidenheid van de
werkender Voorzienigheid, te vinden zy.

Een andere Brief aan dien zelfden Heer, (ge-
dagtekend's Gracffwiflge
Sept. 15, 1741) van den
Hoog Ed: Heere
Willem Graaf van Bentink ,
Lid der Koninklyke Societeit, meldt dat een
jong H eer van
Geneve, naar kleine Diertjes in 't
Water kykende, eenige kleine dingen zag, wel-
ken hy voor Planten nam , maar , dezelven
naauwkeurig onderzoekende, bemerkte hy 'er
beweegingen in, en bevondt datze, aangeraakt
zynde, zig famentrokken. Het duurde egter
een lange wyl, voor dat hy kon bepaalen, of
het Planten of Dieren waren; want hy zag ver-
fcheiden jonge Spruite uit dezelve voortko-
men.

-ocr page 153-

Kien, en zulks tot in't vierde Geflagt, hangen- V.
de aan malkander. Sedert heeft iiy bevonden,
Hoofd.
datze Diertjes eeten , en zelfs ruuwe koft. Zy
maaken zig zeiven met het eene end vaft aan
eenige Plant, of aan de zyde van't Glas, en
hebben aan 't ander end zes of agt Hoornen,
waarmede zy hunne prooi houden.

Fig. 8, is gemaakt naar een Tekening, met
dit Berigt overgezonden.nbsp;p!'

Hy doorfneedt een van deeze Schepzels om te
zien wat 'er van worden zoude, en vondt fommi-
ge Dagen daarna nieuwe Armen uitgroeijende,
daar de anderen weg gefneeden waren. Sedert
heeft hyze overlangs, in de breedte, fchuins,
en op alle mogelyke wyzen, met dien zelfden
uitflag verdeeld. Hy is ook aan 't fmaldeelen
derzelven gegaan, en heeft niet bevonden, dat-
ze op eenige wyze voortteelen, dan door Scheu-
ten en zonder paaring.

Beide deeze Brieven fchynen 't zelfde Beeftje
te bedoelen, dat de Heer
Leeuwenhoek be-
fchreeven heeft, alhoewel met verdere buiten-
gemeene byzonderheden, welken de weetgie-
quot;g^n» geloof ik, dermoeite waardig zullen oor-
deelen, omze zorgvuldiglyk te onderzoeken.

Sedert de gemeenraaaking van bovengemelde
Berigten, heeft men zulke verdere byzonderhe-
den aangaande dit Diertje, zo wel uit Holland,
als Vrankryk ontvangen, in antwoord op de
verftandige navorfchingen van
Martin Folkes ,
Schildknaap, Prefident der Koninklyke Maat-
fchappye, die door hem der gemelde Maatfchap-
pye zyn meedegedeeld, dat het een onvergeef-
lyk verzuim zou zyn, indien ik 'er geen berigc
van gave.

Da

-ocr page 154-

V. De Hoog Ed. Heer Graaf van Ben-
H
oo?d- tinck zondt ineen Brief uit's Hage ge-
dagteliend ij
January N. S. 1743, fommige
Waarneemingen en Proeven, gedaan door den
Hr.
Trembley (die jonge Heer pag. 94 gemeld,
als de eerfte ontdekker der byzonderheidvandit
Diertje, welke nu in Holland zig ophoudt) en
den Heer
Bentinck zegt, dat hy voor de waar-
heid der zaaken, daar in vervat, kan inftaan,
alzo 'er geene van allen is, welke hy niet meer
dan twintigmaal herhaald heeft gezien.

De Heer Trembley geeft een Tekening van
den
Polypus, met elf Hoorens of Armen, en met
zyn Staart aan een klein Takje hangende, maar
in alle andere opzigten net overeenkomende
PI. IX, jjjet Plaat IX. Fig. 4 en 5. De Hoorens, zegt hy,
dienen voor Beenen en Armen, en aan 't end,
daarze uit den Polypus voortkomen, is een mond
of doorgang tot in de Maag; welke, zig door
de geheele langte uitftrekkende, een Lighaam
maakt gelyk een pyp of geut aan beide enden
open. Hy kent twee Soorten, en heeft fommi-
gen hunne Lighaamen tot de langte van an-
derhalven Duim zien uitrekken, maar dat is zeld-
zaam ; nademaal weinigen, zelfs van 't grootfte
flag, boven negen of tien Lynen lang zyn; enzul-
ken kunnen zig intrekken tot niet boven een en-
kele Lyn, ophoudende, indien 't hun behaagt,
tot ieder trap, tuflehen de uiterfte inkrimping
en de uiterfte rekking. Derzelver Hoornen
verfchillen in langte volgens deSooit: eene
Soort kan ze zeven duimen uitrekken: 't getal
hunner Hoornen is ook verfchillend, maar een
volwalfenPolypus heeft 'er zeider minder dan zes.

Zjr

-ocr page 155-

P.i..7x. quot;

- ï

\

■•f ■■

S

-ocr page 156-

s I

/

- . -

'i

I, li'

m

-ocr page 157-

Zy zwemmen niet, maar kruipen; 't zy op V.
den Grond, of op Water-planten,
ftukken Hoofd-
Houts, Bladen, enz. welken van den grond,
de oppervlakte, kanten, of't midden der Sloo-
ten, (wanneerwe deezeBeeftjes opfpeuren,)moe.
ten genomen en in een Glas met helder Water
gedaan worden; alwaar men, na een weinig
ruft, zo
'er eenige Polj^pen zyn, dezelven hun-
ne armen zal zien uitftrekken; welken zy introk-
ken, toenze geftoord werden.

Derzelver gemeene geftalte is, datze hunne
Staarten ergens aan vaft hegten, en dan 't Lig-
haam en de Armen in 't Water uitftrekken: en
zy bedienen zig van hunne voortgaande bewee-
ging om zig ten deezen einde gevoeglyk te plaat-
zen. De Armen zyn als zo veele Strikken,
gefpannen om kleine Schepfels in 'c Water te
vangen: en wanneer't gebeurt, dat eenig Diert.
je eenen Arm aanraakt, wordt het gevat, en
naar den Mond gevoerd door de intrekking van
dien Arm, of, indien het Schepfel worftelt,
komt de andere Arm te hulpe.

Het zyn gulzige Dieren. Een Polypus kan
een geheelen Worm inzwelgen, die twee of drie-
maal zo lang als hy zelf is. Indien de Worm
met zyn end voor komt, wordt hy op die wy-
ze ingezwolgen; anders gaat hy dubbeld naar
beneden, en maakt verfcheide vouwen in de
Maag, welke om hem te ontvangen wonderbaar-
lyk uitzet. De Worm fterft daar wel haaft, en
wordt, nadat hy uitgeperft of uitgezoogen is,
door den Mond geloosd. Zy eeten meer of
minder, ook meer of minder reizen, naar maate
het Weer heeter of kouder is, en groeijen naar
evenredigheid van 't gene zy eeten. Zy kunnen

G

ge-

-ocr page 158-

V. geheele Maanden zonder voedfel leeven, maar
Hoofde teeren uit naar maate datze vaften.
»iiJK. jjy 2;egt dat het Verhaal (uit de
Philofophifche
TranfaSttën
hiervoor p. 92. aangehaald) van de
manier waarop deeze Diertjes vermenigvuldigen,
waar en naauwkeurig is, en dat, hoe meer men
dit onderzoeke, hoe duideiyker het blyken zal
door een weezentlyke groeijing te gefchied .n.
De Polypen brengen hunne Jongen voort uit
de baitënfte deelen des Lighaams, en met altyd
een enkel Jong tefFens. Het is gemeen 5 of 6
ja
fomtyds 9 of 10 op den zelfden tyd te zien,
en , wanneer 'er een afvalt, komt een ander in
deszeifs plaats.

Sedert twee Jaaren zyn 'er duizenden onder
/ ' zyn Oog geweeft, maar hy kon nooit iets onder
hun bLmerken, dat naar Paaring geleek. Ten
einde dit niecopeenigegeheime wyze, tuiTchen
de Ouden en 't Jong, zou gefchieden , heeft
by verfcheide reizen een Jong van de Ouden af.
gefneden, en 't alleen in een Glas gedaan : alwaar
het niettemin zeer overvloedig voortteelde. En
opdat 'er mooglyk geene Paaring mogt gefchie-
den tuflchen de Jongen zelve, heeft hy één voor
één, alsze uitfprooten, afgefneeden, en ieder
van dezelven a leen geplaatft, en zulks tot zeven
Voorteelingen toe; maar zonder eenig verfchil
te vinden aangaande hunnen aanwas. Hy heeft
insgelyks een Polypus Jongen zien voortbren-
gen , en deezen wederom anderen, voor dat de
eerfte van zyn Ouden gefcheiden ware. Zy ver-
menigvuldigen meer of min naar maate datze ge-
voed worden, en naar dat het Weer warmer
of kouder is.

Maar, *t verbaazendlle deel van Trembley's

Be-

-ocr page 159-

omtrent de PoLYPEN. 99

Berigt is, 't gene hy ons zegt, aangaande zyne V.
Operatiën aan deeze Schepfelen gedaan. Indien Hoofd.
één van dezelven overdwars in twee (lukken ge-
fneeden wordt, zal 't voorfte gedeelte , 't welk
't Hoofd, den Mond, en de Armen bevat, zig
zelf verlangen, kruipen, en eeten, nog op
dien zelfden dag. Het agterfte vormt een Hoofd
en Mond aan 't gewonde end, en fchiet Armen
uit, meer of min fpoedig, naar dat de Hitte
gunllig is. Des Zamers zullenze in 24 uurcn
Uitbotten, en het nieuwe Hoofd zal in weinige
Dagen tot volkomenheid gebragt zyn. .

Sny dit Schepfel, waar of in welke deelen 't
u behaagt, overdwars door: ieder deel word een
volllagen Polj^pus. Maar, het Dier te klein zynde
om eene verdeeling in veele Stukken op een-
maal toe te laaten, fneedthy 'er eerft één in vier
vierendeelen, en Hetze groeijen; toen verdeel-
de hy ieder vierendeel, en ging met fmaldeelen
voort, tot dat hy 'er uit één vyfcig kreeg: en
hy bewaart nog verfcheide ftukken van een Po-
lypus, over meer dan een jaar aus gefneeden,
Welke menigtL-n van Jongen heeft voortgebragt.

Indien een Polypus overlangs gefneeden wordt,
door 't Hoofd, Maag en Lyf, is ieder deel een
halve Pyp, met een half Hoofd, een halven
Mond, en fomftiige Armen aan een van zyne
enden. De randen deezer halve Pypen wo reien
trapswyze rond en vereenigen , beginnende aan
het Staart-end; en ieders halve Mond en halve
Maag wordt volkomen. Dit alles heefrhy zien
gefchieden in minder dan een Uur, en de twee
i o'ypen, dus gevormd, verfchilden niets van on-
gefchondenen, dan datze minder Armen hadden;
w-lk gebrek weinige Dagen vervulden. Een
Polypils is overlangs gefneeden 's morgens tus-
G anbsp;fchon

-ocr page 160-

V. fchen 7 en 8, en'snamiddags, tuflchen 2 en 3
Hoofd- uuren, heefc ieder deel een Worm ingezworen
zo lang als't zelf was.

Als men een Polypus overlangs fnydt, door
't Huofd en Lyf, maar niet t'eenemaal door de
Staart, zullen 'er in korten tyd twee volmaakte
Hoofden en Lyven zyn met maar één Staart:
welke Hoofden en Lyven kort daarna wederom
op gelyke wyze kunnen gedeeld worden: en
dus, zegt de Hr.
Trembley, dat hy een Poly-
pus voortgebragt heeft met zeven Hoofden en
Lyven door een Staart famengevoegd. Deeze
zeven Hoofden op éénmaal afgefneeden zynde,
groeijen zeven anderen ih de plaats, en ieder
van die zeven dus afgefneeden Hoofden, een
nieuw Lighaam uitgeevende, wordt een volfla-
gen Polypus

Hy fneedteenPolypus overdwars midden door,
en, de twee deelen digt aan malkander zettende
vereenigden dezelven op de plaats daarze van
een gefneeden waren geweeft. Het Schepfel at
den volgenden dag, en is vermenigvuldigd. Op
de zelfde wyze vereenigde hy het voorfl:e ge-
deelte van een Polypus met het agterfl:e gedeel-
te van een anderen. Dit famengefl:elde Dier at
insgelyks den volgenden Dag, en heeft federt
Jongen voortgebragt uit elk byzonder Huk waar-
uit het famengefteld was. Maar deeze twee
Proeven gelukken niet altyd.

Te vooren was gezegd, dat het Lighaam van
een Polypus een foort van holle Geut of Buis
is Hy heeft middel gevonden om deszelfs bin-

nenfte zyde naar buiten te keeren, gelyk men
een Kous omkeert; en heeft tegenwoordig ver-
fcheiden, wier binnenzyde hunne buitenzyde

blyft.

-ocr page 161-

OMTRENT DE PoLYPEN, CnZ. loi

blyfc, en die niettemin, eeten, groeijen, en
vermenigvuldigen, als of 'er niets aan hun ge
daan ware. Alle deeze Proeven heeft hy ver-
fcheide reizen, met de uiterfte omzigtighcid ,
naarJligheid, en oplettendheid herhaald; en kan
zegt hy, zig beroepen op de aanzienlykheid en
't getal der Perfoonen, zo wel die ze hem heb-
ben zien doen als dieze zelf gedaan hebben. Hy
voegt 'er by, dat in de
Hiftorie der Polypen,
welke hy onder handen heeft, alle de handel-
wyzen en kunftgreepen, door hem in zyne Waar-
neemiijgen gebruikt, zullen befchreeven wor-
den: maar, voor derzelver gemeenmaaking zelfs
was hy gereed en gewillig, om eenige onderrigting
mede te deelen, die anderen kon in ftaat ftel-
len om dergelyke Proefneemingen werkftellig
te maaken.

De Heer Reaumur , Lid van de Koninklyke
Akademie der Wetenfchappen in Vrankryk, ver-
klaart (in de Voorrede van 't zesde Stuk zyner
Hiftorie der Infekten onlangs te Parys uitgegeven)
dat hy alle de Proeven van
Trembley niet alleen
in zyn eenzaamheid, maar met den Heer
Jussieu
en verfcheide anderen van gemelde Akademie,
heeft nagedaan, en bevonden dat dezelven
even als in Holland gelukten; waar van hy een
algemeen en beknopt ßerigt geeft. Wanneer hy
eerft twee volkomene Dieren zag voortkomen
uit de Stukken van een doorgefneeden Polypus,
kon hy naauwlyks, zegt hy, zyne Oogen geioo-
ven; en hy zag het nog niet, zonder op nieuws
verbaasd te ftaan, fchoon hy het reeds honderd
en honderdmaal gezien had. Hy voegt 'er by,
dat de Liefhebbers in Vrankryk begonnen te be-
proeven, of 'er geen andere Schepfels zouden

G 3nbsp;ge.

V.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 162-

V. gevonden worden met het zelfde buitengewoo-
hootd- ne Vermogen. Hy zegt, dat de Heer Bonnet
\v:l haaft een dunnen Wacer-worm ontdekte, om-
trent anderhalven Duim lang, die de zelfde ei-
■ genfchap had, en de Heer
Lyonett vondt een
anderen over de drie Duimen lang, en zo dik als
de derde ihaar van een Viool, welke, in der-
tig of veertig ftukkengefneeden zynde, de zelf-
de Verfchynfels uiileverde.

De Heer Reaitmur zig verbeeldende, dat fom-
mige voortbrengfels der Zee, we;ker gedaante
eenigzins naar deezen Verfch-Water Polypus ge-
lykt, naamelyk de
Zeenetels en Zee-jïerren, de
zelfde hoedanigheden zouden hebben , zette de
He ren
Gukttard en Jussieu aan, om verfchei-
de Proeven te doen op de Kullen van Poiélou
en Normandie. Zy braken en fneeden Zee-
rterren in verfcheide fluk,ken, en hadden 't ver-
inaak van te zien , dac de ged.^gte ftukken
levendig bleeven, en dat derzelver Wonden
begroeiden en heelden. Alzo zy niet lang ge-
noeg daar ter plaatze konden vertoeven,. om
nieuwe deelen in plaats van de afgefneeden e te
zien uitfpniiten; heeft de Heer
Gerard de
ViLLARs de Urtic^ op de kullen by Roebelle
alle de afgefneedene deelen wederom zién voort-
brengen, en de Zeefterren nieuwe Punten uit-
geeven in plaats van die, waarvan zy beroofd
waren. Wanneer de VilTchers den Hr.
Jussiei;
een van deeze Dieren in Hukken zagen fcheuren
en fnyden , zeiden ze tegen hem, dat bet vrug-
telooze arbeid was , want dat hy 'tniet kon doo-
den: hebbende de Ondervinding hun dat gene
geleerd, waarvan geleerde mannen zelfs nooit
gehoord hadden. De Heeren
Reaumur en Bonnet

von-

-ocr page 163-

OMTRENT DE PoLYPEN, enZ. Ï03

Vonden ook fommige foorten van Aardwormen, V.
welken in tweeën gefneeden zynde , ieder helft Hoofb-
al wat 'er aan ontbrak na eenige Maanden we-
derom hadt voortgebragt. Menigen ftierven in-
derdaad, maar, alzo'tin fommige gelukte, moe-
ten de misvallen aan minder handigheid toe-
gefchreeven worden, en niet aan gebrek van
zulk een Vermogen in deeze Dieren.

Voor 't overige fchynt de Polypus te zwee-
men naar de Zeefterren, of een middelfl-g te
zyn tuflchen die en de
Zee-Paddefioel: welk [gt;ier
op de kuften van Normandie'dikwils gevonden
wordt (*). _Men ziet ze in 't afhangen der
Rotfen vafl: zitten, fommigen rood , fommigen
groen, en fommigen van andere kleuren: alwaar
ze 'er uitzien gelyk
Paddeftoelen, terwyl ze ge-
flooten en opgevouwen zynmaar' gelyk
Ane-
monen,
wanneer ze zig ontwinden. Mèn kan
ze met geweld niet openen, zohder ze te ver-
nielen; maar gedrukt wordende werpen ze fom-
tyds verfcheide Jongen uit van verfchillende
grootte: 'twelk fchynt te bewyzen, dat ze zo
wel manlyk als vrouwlyk zvn, als ook datze
levendige quot;jongen baaren. Indien ge dezel venlos
ïnaakt, wegneemt, en in Water legt, zullen ze'
zig aan de eerfl;e bokwaame plaats, die ze vin-
den, vafl:hegte n. ^^'^anneer de
Zce-Paddejloel aari
*t opengaan is , rigthy zig op , en floot twee
kleine witteen geftreepte Lighaamen gelyk Blaa-
zen uit, rondom welken zig een groote verfchei-
denheid van Puntjes of Snuitjes van verfchillen-
de grootte en kleur vertoont: weshalve fommi-

ge

(*) Zie het Schouwtoneel der Natuur. II. D. aalie Sa-
incnifpraak.

G4

-ocr page 164-

V- ge Natuur-kenners 'er den naam van Zee-Anemone
Hoofd- aangegeven hebben. Deeze Opening, niet on-
ge'yl^ a^n een Bloem, heeft anderen bewoogen
om ze als een Soort van Plant, of als een
Plantdier aan te merken. Doch, alzo alle deeze
kleine Puntjes of Knopjes geene Bladen zyn,
iTsaar een foort van Snuiten of Knevels, waar-
d or dit Schepfel zyn voedfel inzuigt, gelyk de
Zee-Egel en Zee Ster door hunne fyne Rieten
of Stekels deen (^»j, kunnen wy 't geen plaats in
den rang der Dieren weigeren; byzonder-
lyk na zo een aanmerkelyke omftandighcid (door
Oog getuigenis beveiligd) als het voortkomen
van drie of vier Jongen uit den Ouden, wan-
neer men dien drukte.

Daar is een foort van Zee-Ster, by Ronde-
LETiuspag. 121,Stella /^rèoreicmgenoemd, wel-
ke uit een lighaam, eenigzins naar den Zee-Egel
gelykende, vyf Takken in de gedaante van een
Ster uitfchiet, Deeze vyf zyn verdeeld in lo,
deeze tien wederom in ao; de twintig in 40,
de veertig in 80, de tagtig in 160: de hon-
derdenzeftig in 320, de driehonderd en twintig
in 640; de zeshonderden veertig in 1280; de
duizend twee honderd tagdg in 2560, de twee dui-
zend vyf honderd en zeftig in 5120; de vyf duizend
een honderd twintig in 10240; de den duizend
twee honderd veertig in 20480, de twintig duizend
vier honderd tagtig in 40960; en deeze wederom
in 81920. De verdere verdeehngen konden met
zekerheid niet nagefpoord worden; alhoewel ze
waarfchynlyk, terwyl het Dier levendig was, veel
boven dit getal zullen zyn geweeft (f).

Alle-

(*) ['c Was mooglyk, doch zy hebbt n ook een Mond. H.]
(t)
Pbikjopb. Transaa. Nomm. 57.

-ocr page 165-

OMTRENT DE POLYPEN , 6112.nbsp;IO5

Alle deeze dunne Draaden hebben, over hunne v.
geheele langte, kleine daar uit voortkomende
Hoofb-
Weerhaakjes, en vertoonen zig, wanneer ze
door 't Mikroskoop onderzogt worden, zeer
wonderlyk (f).

Om dit Hoofdduk te befluiten. Indien de
kleinfte levendige Schepfels, die nog ontdekt
zyn, in de Wateren zyn voortgebragt; zoo vin-
den we daarin desgelyks de grootften en verwon-
derlykften. Geen Vogel of Beeft kan in groot-
te haaien by veele foorten van VilFchen, noch
de Olifant zelf kan in vergelyking gebragt wor-
den met den V/alvifoh.

Johannes Faber Lynceus verzeekert ons,
dat hy in 't jaar 1624 zelf een Walvifch
zag,
die op 't Strand geworpen was digtby Santa Se-
vera, omtrent dertig mylen van Rome. De-
zelve was eenennegentig Palmen lang, en vyf-
tigdik: de Bek zeftien Palmen lang en tien hoog,
en als die open en gaapende gehouden werdt,
kon een Man te Paard daarin onbekrompen ftaan.
De Tong was twintig Palmen, dat is omtrent
vyftien Voeten, lang. Hy voegt 'er by, dat
vier jaaren te vooren een andere Walvifch naby
't eiland Corfica, niet ver van de kuftvan Italië,
op't Strand geworpen was; welke, eenW\fjc
zynde,bevonden werdt een Jong by zig te hebben
van dertig Voeten lang en vyftien honderd Pon-
den

Cf) [Een omftandige befchryvinR van deeze Zee-Schep-
zelen, mttfraaije Afbeeldingen, vindt men in 't XIV
stuk
der Natuurlyke Hißsrie, volgens het famenftel van Lynceus
en van d? Zoet-Water Polypen in tiet XVlII^ïestuk: gelyk
ook een K«rt Begrip van de
Hiftorie der Polypen door
den Heer
Bakek zelf uitgegeven, agier het Nuttig Gebruik
van
't Mikroskoop, door den Vertaaler is medegedeeld. H.J

G 5

-ocr page 166-

den zwaar. Hy zegt, dat het Spek (carnea pin-
HwfD- guedo') van den ouden Walvifchalleen, honderd
STUK, en vyf en dertig duizend Ponden woog.

Laat ons nu overdenken, hoe verbaazend het
onderfcheid is tuffchen zulk eenen Vifchals dee-
ze , en een gering Diertje kleiner dan het dui-
zendfte gedeelte van een Zandkorrel. Hoe on-
telbaar moeten de foorten van Schepfels zyn,
die de opklimmingen maaken van de eene grootte
tot de andere: en hoe eenpaarig wonderbaar
vertoont zig de hand der Voorzienigheid, 't zy
ze een yslyken Berg van ftofFe aan 't beweegen
brengt, of aan een byna ondeelbaar Stofje 't
leeven geeft?

VL HOOFDSTUK.

Onderzoek van 't Bloed der Dieren
dm 't Mikroskoop.

Wy kunnen't Mikroskoop tot geen nuttiger
einde gebruiken, dan om den natuurly-
ken loops des Bloeds in zyne Vaten te zien, of
de famenftelling daar van te onderzoeken, wan-
neer'tuit dezelven afgeilapt is: want de bewaa-
ring en herftelling van 's menfchen Gezondheid
kan grootelyksdoor zulke Waarneemingen bevor-
derd worden.

Door 't Bloed binnen de Vaten te zien, kun-
ken wy oordeelen over de gelegenheid, afmee-
tingen , fchikkingen, en Takswyze verdeelingen
van de Slagaders en Aders waar door het loopt:
ook,over den algemeenen ftaat des Vogts, den

trap van deszelfs aandryving, voortgang of be-
wee-

-ocr page 167-

weeging, en de ftrekking of rigting vandesdelfs VI.
loop , terwyl bet door dezelven gaat.
nbsp;Hoofd-

Wanneer het Bloed uit de Vaten gekomen is,
kunn.;n wy de zelfftandigheid beter onderzoe-
ken , en alle de kleine veranderingen waarnee-
men, die 'er kunnen voorvallen in 't merrgfel,
de grootte, gedaante en hoedanigheid der Deelt-
jes, die deszelfs vaftere en vloeibaaref deelen
famenftellen.

ik zal nu toonen hoe 't Mikroskoop op beide
deeze_wyzen kan gebruikt worden; maar denk
het gevoeglyk te z^n een korc berigt van 't
Bloed zelf vooraf te laaten gaan; doordien de
kundigheid daar van ons beterin ftaat zal flellen,
om een regt oordeel te vellen, wanneer wy 't
zullen zien omloopen.

VII. HOOFDSTUK.

Berigt amigamde de Samenftelling des Bloeds,
in Menfchen en Dieren.

[et Bloed van Menfchen en Land-Dieren is

__door 't Mikroskoop bevonden te beftaan

Uit ronde roode Bolletjes, dryvende in een door-
f hynend Water of Wey. Ieder rond Bolletje
j-'quot; g'imaakt van zes kleinere en meer doorfchy-
nende: en de Heer
Leeuwenhoek heeft ont-
dekt , dat ieder van deezen wederom uit zes nog
kleinere en ongekleurde Bolletjes is farnengtfteld:,
zo dat ieder gemeen rood Bolletje uit ten min-
fte zes en dertig kleinere beftaat; en miflchien
kan de verdeeling nog veel verder gaan (*).

De

(*) Zie Leeuwenhoek Onderv. en Befcbouw. 12 Nov.
1080 bladz. 20.

-ocr page 168-

VH, De foortelyke zwaarte dezer Bolletjes is ietsi
Hoofd- meer dan die van de Wey , waar in ze dry ven:
gelyk blykt uit hunne zinking in Bloed, dat
uit de Aders getrokken is en ftil ftaat. Zy heb-
ben ook een merkelyke aantrekking naar malkan-
der toe, en, wanneerze tot onderlinge aanraa-
king gebragt zyn, hangen ze zo fterk aan één,
(ten zy ze ras door beweeging wederom gefchei-
den worden,) dat ze een zelfftandigheid naar zagt
Vleefch gelykende vormen.

't Is niet moeijelyk zig te verbeelden, hoe
zes zagte en buigfaame Bolletjes, die zig quot;ligte-
lyk in allerley gedaanten laaten drukken, een
grooter Bolletje kunnen famenftellen: maar, om
dit beter te doen verftaan, zal ik twee Teke-
ningen van den Heer
Leeuwenhoek ontlee-
nen.

Fig. X. PI. X. verbeeldt een zodanig groot
Bolletje, waar in vyf van de kleinere Soort,
die het famenftellen, zig in aanraakinge vertoo-
nen, leggende het zesde agter.

Fig. 2, wyft aan, hoe ze door hunne onder-
linge aantrekking tot, of drukking tegen mal-
kander, gereede yk vereenigen om een volmaakt
rond Lighaam te vormen.

Het is ook gemakkelyk te begrypen, dat dee-
ze zes Bolletjes, en zelfs de nog kleinere, waar
uitze zyn famengefteld, by gelegenheid kunnen
van één gefcheiden worden, om te gaan door
zulke ten uiterften kleine Vaten, waar in zy zon-
der Scheiding niet kunnen komen, en datze kun-
nen heréénigen, wanneerze wederom byeenko-
men in Vaten daarze meer ruimte hebben. Ook
zyn wy vaft verzekerd, datze fomtyds in groo-
ter getal famenhangen, en grootere klompen

vor-

PI. X.
Fig. l.

-ocr page 169-

vormen, dan met een vryen en gezonden Om- VII.
loop beftaanbaar zy.
nbsp;Hoofd.

De Heer Leeuwenhoek en Dr. Jurin komen
na de naauwkeurigfte afmeeting, op de wyze
bladz. 45, befchreeven, overeen, dat de mid-
dellyn van een gemeen rond Bolletje Menfchen
Bloed gelyk is aan het duizend negen honderden-
veertigfte gedeelte der langte van eenen Duim(1).
Leeuwenhoek had voor deezen gerekend, dat
yyf en twintig duizend van deeze Bolletjes maar
éénen Zandkorrel gelyk waren (f).

Warneer men nu onderftelt, dat in gezonde
Menfchen het Bloed uit Bolletjes van zodanige
grootte en famenflelling beftaat als te vooren ge-
meld is, cn dat dezelven zagt, buigfaam, en
ligteij'k fcheidbaar zyn ; zo moet noodzaakelyk
volgen, dat een merkelyke verandering in één
van deeze byzonderheden een ziekelyken ftaat
zalveroorzaaken. De Bolletjes mogen, byvoor-
beeld, al te klein verdeeld zyn, en niet geree-
delyk wederom famenhangen: zy kunnen ftyf
en onbuigfaam worden, 't zy wanneerze gefchei-
den of wanneerze vereenigd zyn; of ftollen en
onfcheidbaar worden. Uit alle dieToevallen moe-
ten kwaade gevolgen voortkomen.

De groote Boerhaave zegt, dat de gezond-
heid

1nbsp; Zie Pbilofopb. TransaEt. Nomm. io6.
(t) Indien de middellyn van negentien honderd en
veert.g Bloed Bolletjes gelyk is aan de langte van eenen
Duim; en indien, gelyk de Meetkundigen bewyzen, de
tot malkanderen ftaan als de Teerlingen hunner
middellynen, zo moet noodzaakelyk volgen, dat een
Kloot, welker As een Duim lang is, gelyk moet zyn aan
zeven duizend millioenen, of 73oi,384.,ooa
»ulke Bolletjes.

-ocr page 170-

VII. heid beftaat in een eenpaarige beweeging
Hoofd- der Vogten, en een evenredige tegenftand
der Vaite deelen. De Vogten nu bewee-
gen eenparig, wanneer derzelver kragt niet groo-
ter is in 't eene Deel, dun in 't andere; en de
tegenftand der Vafte deelen is evenredig, waa-
neer^e de Vogten overal zoo gelyk drukken,
dat 'er geen gevoel van Pyn of benaauwdheid
ontftaat.

Maar, wanneer de Bloed-bolletjes in te groo-
te Klonten famenhangen, en zig niet gemakke-
lyk zo laaten fcheiden , datze vryelyk door de
kleinfte Vaten gaan, moe: de kragt des Vogts
daar grooter zyn, en bygevolg ongelyk; de
weerftand der Vafle deelen moet daardoor ook
aanwalTen; en tevens ongelyk gemaakt worden,
waaruit eenige Ziekte moet ontftaan. Indien,
aan de andere kant, de Bolletjes in kleinere
ftukjes gebroken of gefcheiden zyn, dan de
natuurlyke maat van grootte, zullenze meer plaats
beflaan danze te vooren deeden; en, teovervloe-
diglvk in de Haair-Vaatjes ingedrongen zynde,
aldaar oplpanning, ongemakkelykheid, en mis-
fcnien een gedeeltelykenftilftand veroorzaaken:
terwyl, in de grootere Vaten, de ftroom des
Eloeds mét te groote fnelheid voortrolt. Dus
wordt zo wel de kragt der Vogten, als de weer-
ftand der Vaten ongelyk gemaakt, en 't even-
wigt tuffchen de Vafte en Vloeibaare deelen
t'eenemaal omgekeerd. Geene der Affcheidin-
gen kan in deezen toeftand behoorlyk gefchie-
den, en . ten zy eenige middelen gevonden wor-
den om datevenwigt te hcrftellen, moetdeuit-
komft haaft doodelyk zyn.

Men zil (geloof ik) toeftemmen, dat al?

een

-ocr page 171-

een perfoon fterft aan een Kwaal der bevattende Vil.
Vaten, wel twintig omkomen door eenige on-
Hoofp-
natuurlyke verandering in de Vogten, die door
dezelven loopen: en derhalve, indien wy kun-
nen uitvinden , welke derzelver Natuurlyke
ftaat zy, de Middelen waardoor wy ze in die
ftaat kunnen houden, door welke Toevallen de-
zelve kan benadeeld en hoe wederom herfteld
worden, zal onze moeite wel hefteed zyn.
, deeze nuftelyke kennis te verkrygen, is
t noodzaakelyk, dat men het Menfchelyk Bloed
en andere Sappen dikwils , zo wel in allerleije
gefteltenis, en in allerleije Ziekten, als in den
ftaat van gezondheid, door 't Mikroskoop on-
derzoeke: waar door we een oogfchynlyk bewys
van deszelis Vertooningen in ieder ftaat zullen
hebbjn, en van de veranderingen, die het on-
dergaat; en zullen mooglyk door Proeven van
verfcheide vermengingen met hetzelve ontdek-
ken, door welke Middelen het van de eene ge-
fteltenis tot een andere kan gebragt worden:
gelyk van een ftaat waar in het te dun en te
veel gefcheiden is, tot een van meerder vaftheid
en dikte, en anders om.

Wilden onze geleerde Artfen, die beft in ftaat
zyn om over zulke ziaken te oordeelen, zig laaten
beweegen, om deeze manier van doen in hunne
rraftyk aan te neemen; zo mag men billyk ge-
looyen , dat in weinige jaaren de oorzaaken der
piekten beter zouden gekend en de Geneeskonft
tot een veel grooter trap van zekerheid gebragt
worden, danze tegenwoordig is. Een Waar-
neeming van den flr.
Leeuwenhoek is over-
waardig, dat men 'er agt op geeve: hy bemerk-
te dat, wanneer hy zeer onpaifelyk was, de Bol-
letjes

-ocr page 172-

VII. letjes van zyn Bloed hard en flyf fcheenen, maar
Hoofd- zagter en buigfaamer wierden, wanneer hy weêr
gezond werdt: waaruit hy befloot, hoe in een
gezond Lighaam vereifcht wordt, dat ze zagt
en buigzaam zyn, op dat ze bekwaam mogen
weezen om door de
Haair-fyne Adertjes en
Slagadertjes te gaan, door hunne ronde gedaan-
ten gemakkelyk in eironde te veranderen, en
ook om hunne voorige rondheid wederom aan
te neemen, wanneerze in Vaten komen daarze
grooter ruimte vinden.

In de Vogten worden veranderingen te weeg
gebragt op eene onverwagte en fchielyke wyze
gelyk eenige weinige Scheidkundige Proeven
zullen toonen. De ßeet van vergiftige Schep,
felen en dcTiresting der Pokjes toont msgelyks,
hoe klein een gedeelte van vergiftige ftoifen de
geheele
MaJJaAes Menfchelyken Bloeds zal be-
fmetten 't welk op geen andere wyze kan ge
fchieden, dan door de vaftheid, gedaante, groot
te of beweeging, van deszelfs famenftellende
deeltjes of Bolletjes te veranderen. Het is
waarfchynlyk, dat het Bloedin veele gevallen,
niet minder gemakkelyke, uit een ziekelyken
in een gezonden ftaat zou kunnen overgebragt
worden, mogten wy maar zoo gelukkig zyn van
de oorzaak uit te vinden: want wy kunnen re-
delykerwyze niet onderftellen, dat de goeder-
tieren Stigcer der Natuure zekerer en gereeder
middelen om nadeel te doen gegeven hebbe, dan
om goed te doen.

Veele Ziekten zouden miflchien genezen kun-
nen worden door een onmiddelyke inbrenging
van eenig Geneesmiddel in de Aderen, 't welk
de kragt van alles, wat men door den Mond kan

in-

-ocr page 173-

inneemen zou te boven gaan. Want de Maag Vli.
maakt door haar hitte, werking ert bymenging Hoofo.
van haare Vogten, zulk een verandering in de
dingen , voor datze in 't Bloed kunnen komen,
datze miffchien onbekwaam zyn om even dezelfde
uitwerkingen voort te brengen, ai^ wanneer ze
eenvoudig en onveranderd in't zelve ontvangen
waren.

Sommige Proeven, die reeds gedaan zyn, kun-
nen grootlyks ter beveftiginge van de voorgaan-
de Onderftelling. dienen. Dr.
Fabricius Ipoot
in de Middel - ad^er van den regter Arm eens Sol-
daats , in 't Hospitaal te
Dantzick (*) , omtrent
twee Drachmen van zeker buikzuiverend Ge-
neesmiddel , 't welk in omtrent vier Uuren be-
gon te werken, en den Lyder vyf Stoelgangen
verwekte. Hy had de Venus-ziekte, op zo
eene fchrikkelyke wyze, dat 'er Knobbels aan
de Beenderen van zyn' Arm waren; maar door
deeze enkele infpuiting, en zonder eenig ander
Geneesmiddel, verdweenen de uitpuilingen traps-
wyze, en de Ziekte was t'eenemaal genezen.
Hy fpoot desgelyks in de Ader eener getrouwde
Vrouwe, die vyfendertig jaaren oud was en van
haare geboorte af gekweld met overvallen van
de Vallende ziekte, een weinigje van eene buik-
zuiverende Harft in eene
Spiritus Anti^Ëpilepticus
ontbonden: dit veroorzaakte eenige weinige
zagte Stoelgangen; waar na de Overvallen tel.
kens minder geweldig waren, dan de voorigen,
en in een korten tyd was zy 'er geheel van be-
vryd.

Df.

(») Pbilofopb, TransaB. Nomm. 33«

H

-ocr page 174-

VIL Dr. Smith, in datzelfde Stad, fpoot
Hoofd- bloedzuifcrende-middelen in de Aders van drie
Ly ders; de een was lam en jigtig, de ander zwaar
beroerd: de derde hadt die zonderlinge Kwaal,
welke
Plica Polonica genoemd wordt; en zy wa-
ren alle doorgemelde Infpuitingengenezen(*).

S. Fracassati fpoot Sterk-water in de krop-
en been-aders van een Hond, welke onmiddelyk
ftierf. Men vondt het Bloed in de kleine Va-
ten geftremd en de groote Vaten geborften:
waar op hy aanmerkt, dat als een Beroerte ver-
oorzaakt wordt door een Holling des Bloeds,
dezelve waarfchynlyk zou kunnen genezen wor-
den door't infpuiten van eenig Ontbindend mid-
del. Een andere Hond, in wiens Aders Olie
van Koperroot gefpooten was, kermde een
lange wyl, fchuimde gelyk die de Vallende ziek-
te hebben, ademde kort, en ftierf. Zyn Bloed
was vaft en klonterig, gelykende naar Roet.
Olie van Wynfteen werdt in een derden Hond
ingefpooten, die, na veel gekerm, opzwol en
ftierf Deszelfs Bloed was in 't minft niet ge-
ronnen , maar dunner en vloeibaarer, dan ge-
meenlyk. Dit bewyft, dat zo wel een te groo-
te Scheiding, als.een Stolling, doodlyk is.

De Hr. ëoyle bevondt, dat door een wei-
nigje Sterk-water, Olie van Koperroot, of Geeft
van Zout, in warm Bloed te doen , 't zelve niet
alleen zyn zuivere Kleur verloor en vuil wierdt,
maar ineen oogenblik geronnen was; daar nog-
tans Geeften, overvloeijende van vlugge Zou-
ten , gelyk Geeft van Armoniak-Zout, 'er me-
de gemengd, 'tzelve nietdeeden ftollen, noch

de

(♦) Fbihjopb. TransaS. Nomm. 39.

stuk.

A

-ocr page 175-

de kleur verergerden, maar 't rooder maakten, VU.
vloeibaar hielden, en lang voor de Verrotting
Hoofo-
bewaarden.nbsp;stuk.

Alzo 't Mikroskoop ons van 't maakfel des
Bloeds onderrigt heeft, 't welk zonder deszelfs
hulp nooit had kunnen ontdekt worden : en al-
zo deszelfs gedurige byftand noodig is , om al-
lerley veranderingen , welke daarin gefchie-
aen , van ftuk tot ftuk te onderzoeken en te
onderfcheiden, 't zy die tot verbetering of tot
verergering dienen, by toeval of.door een Ge-
neesmiddel veroorzaakt worden; zo hope ik dat
oit Vertoog niet te lang, noch als toe myn On-
derwerp niet behoorende, zal geoordeeld wor-
den : vermits erinneringeU van dit flag ten hoog-
ften voordeeligvoor 't iVlenfchdomkunnenzyn,
indienze 't geluk mogen hebben van in de handen
der genen te vallen, welken geneigd zyn, om
'er op voort te gaan, en ze aan te kweeken.

Nu kome ik tot de befchryving der manier,
op welke men't Bloed, om het naauwkeurig te
onderzoeken, voor 't Mikroskoop brengt, en
zal zulke wegen aanwyzen , als ik zelf ingefla-
pn ben; niet twyfelende of Verftandigen zul-
len , alsze daartoe gelegenheid vinden, ook an-
deren uitdenken.

VIII. HOOFDSTUK.

Befchouwing des Bloeds, met het Mikroskoop.

V rnet de tip van een Veder, of een
i - ^ zagt Hair-penfeel, een klein dropje warm
ßloed oniTjiddelvk uit de Ader: fpreid het, zo
öun als mooglyk is, op een zeer helder enkeld

H anbsp;Gla-

-ocr page 176-

Viii Glazen Plaatje, ten dien einde in een Schuipe
HooFr- geplaatfl:, en breng het voor 't Vergrootglas
Nomm. I of 3. De Bolletjes zullen dan duidely k
ee/.ien worden, en een weinig oefFening zal ons
bekwaam maaken om over eenige verandering,
die 'er in derzelver grootte, gedaante, kleur,
of vertooning mag voorvallen, te oordeelen.
Wy kunnen insgelyks het Bloed by uitltek wel
onderzoeken, door een weinig 'er van m een
zeer klein Haalrbuisje van 't dunfte Glas op te
neemen, en dan het Buisje voor 't Vergrootglas

te plaatzen.

; ndien een Drop van't zelfde Bloed met warm
Water verdund, en op eene der bovengemelde
wyzen voor 't Mikroskoop gebragt wordt, zul-
len fommigen van de grootere Bolletjes zig meer
op zig zeiven vertoonen, en
een groote menig-
te
daar van zal men in kleineren, die dezelven
famenftellen, verdeeld zien.

Indien een gedeelte van 't zelfde Bloed met
een weinig warme Melk gemengd wordt, zal
men verfcheide roode ongebrokene Bolletjes dui-
delyk zien; maar deeze, in kleineren gefcheiden
zynde, zuilen met de Melk zelve verward wor-
den ; waar van 't grootfte gedeelte niets anders
is dan menigten van zulke evengroote Bolletjes.

Indien wy door een Proef begeeren te ^on-
derzoeken, welke veranderingeenig Vogt,'tzy
Vergiftig ofGeneeskragtig, in de famenftelling
des Bloeds kan maaken, zullen wy 't Vogt, op
't zelfde oogenblik, dat het uit de Ader fpringt,
daar mede vermengen. Want indien het Bloed
in 't alderminfte geronnen is voor zulk eene ver-
menging, kan men geen
zeker befluit opmaa-
ken. Het Kopje waar in we 't ontvangen, m

eeo

-ocr page 177-

een Bekken meE Water, dat een weinig heeter Viii.
is dan het Bloed, zettende, zullen wy het lan-
ger vloeibaar houden, en onze Proef door ee-
nige vermenging daar medebeter doen gelukken.
Ik zou ook raaden, uw Werktuig in volkomen
gereedheid te brengen, door 'er het Vergroot-
glas aan te voegen voor dat de Ader geopend
wordt; en insgelyks, de Waarneemingen te
doen op een warme plaats, ten einde hecjBloed
niet ftolle voor datge uw onderzoek geëindigd
hebt.

In alle onderzoekingen van belang, is 'tbeft
het Bloed uit een groote Ader te trekken: oni
dat het geene wy, door met een Speld of Naald
te prikken, uit den Vinger of eenig dusdanig
deel krygen kunnen, alleenlyk uit eenige ten
uiterften kleine Hairvaatjes voorkomt, en moog-
lyk zo goed een ftaal van de famenftelling der
geheele
jnaJJanietis. Eenige Proeven op beiden
zouden egter niet kwaalyk hefteed quot;zyn, om 't
onderfcheid, dat'er tuflchen is, te ontdekken.

Indienvve zo weinig, als men zig maar ver-
beelden kan, van 't vergiftig Sap, dat uit de
Tanden eens Adders, wanneer hy vertoornd is,
voortkomt, of uit eenig ander Dier, Gewas of
Mineraal, met het Bloed vermengen, zullen
we deszeifs onmiddelyke uitwerking op de Bol-
ides ontdekken; en door te over weegen, dat
de Verandering, die wy waarneemen, 'er in ge-
^■■ogt is, fchoon het ftil ftondt, zullen wy ia
Itaatzyn om te oordeelen en een overdag te maa-
ken van de gevolgen, welken uit zulk eene ver-
quot;'^quot;ging met het Bloed moeten fpruiten, als
het door de Aderen van een levendig Schepiel
omloopt.

H 3nbsp;De

-ocr page 178-

viii. De Hr. William Cowper een Solutie van
Hoofd. Heulfap met het Mikroskoop onderzoekende,
sTüK. vondt deszelfs ontbondene
deeltjes in de gedaan-
te van met Franje bezette Bolletjes: waaruit hy
befloot, dat zulke deeltjes roet de
mqffa des
Bloeds omloopende, zo in deszelfs Wey kunnen
verward raaken, of 't zelve op zodanige ma-
nier verdikken, dat ze deszelfs fnelheid ,
wanneer die al te geweldig is, vertraagen, en
deszelfs beweeging bedaard en eenpaarig maa-
ken; waardoor alle pynelyke gewaarwordingen
zullen weggenomen worden. En, uic de zelfde
beginfels , valt het gemakkelyk van alle deszelfs
andere uitwerkingen reden te geeven, en hoe
een te groot getal van zulke met Franje bezette
Bolletjes een geheelen ftilftand des Bloeds moet
veroorzaaken, en bygevolg doodelyk zyn. Zie
Fhilofeph. Trans. Nomm. 222.

Geeften, Oliën, gefmolten Zouten, Uittrek-
féls, Eflentiën, en alle andere Scheidkonftige
bereidfels, verfchaffen ons ontelbaare Onder-
werpen om Proeven te doen; en zyn zekerlyk
bekwjam om de fchielykfte en verbaazendfle
uitwerkingen, 'tzy ten goeden of ten kwaadenquot;,
voort te brengen, indien ze in de Bloed-vaten
van levendige Dieren gefpooten worden. De
oorzaaken dier uitwerkingen kunnen grooten-
deels ontdekt, en reden 'er van gegeven wor-
den,
door Mikroskopifche Waarneemingen op
mengfels van dezelven met Bloed, wanneer het
uit de Aders getrokken is.

Een weinig Bloeds met omtrent viermaal
zo veel
Sal volatile okofum gemengd, en door
een Mikroskoop befchouwd zynde, vertoon-
de 'er zig een onmiddelyke fcheiding der Bollet-
jes

-ocr page 179-

met het Mikroskoop. 119
jes (•). In omtrent een agtfte gedeelte van VIII.
een Minuut waren fommigen daar van zeer ver-
minderd, en in een vierde van een Minuut wa- ®
ren veelen gefmolten en verdweenen gantfche-
lyk. Somtyds zag men twintig Bolletjes naby
malkander, die wel dra Verminderden tot agttien,
dan tot zeftien', en weiniger en weiniger wier-
den, tot 'er alleenlyk twee of drie overfchooten.
Hier uit is 't waarfchynlyk, dat
SalmlatikOlea-
fum
met het Voedfel genomen, en dus in de
Melk en Bloed vaten gebragt, zyne kragt kan
behouden, om zulke Stremmingen, als anders-
zins zouden voorvallen, te verhinderen.

De Pis, Spog, Zaad, Zweec, Uitwerpfels,
en alle andere Dierlyke Vogten, zyn insge-
lyks Voorwerpen van 't Mikroskoop, om of al-
leen, of vermengd met de voorzeide zaaken;
onderzogt te worden: waar door men veel nut-
tige kennis kan verkrygen.

Wat de Kleur des Bloeds betreft, deszelfs
zwartheid ontftaat uit gebrek van Wey, gelyk
de bleekheid uit te grooten overvloed daar- van
fpruir. Want men zal altyd bevinden, dat de
Bolletjes, wanneer ze in te grooten getal aan
malkander kleeven, een zwarte vertooning maa-
ken. Als dit dan het geval is, zal men midde-
len om te verdunnen uitvinden en gebruiken,
naardien volftrekt tot de gezondheid vereifcht
Wordt, dat de Bloed-Bolletjes in een behoorly-
ke hoeveelheid van Wey dry ven, en dus vrye-
lyk omloopen door de kleinfte Vaatjes, zynde
een hier tegenoverftaande gefteldheidgebleeken

de

(*) Leruwbnhobk Onderv. en Befcbouiv. Brief aan den
Hr. C. WRiïf, 22. Jan. 1683- bladz. 17.

H4

-ocr page 180-

VIII. de oorzaak des doods van duizenden geweefl; te
zyn. De Hr.
Leeuwenhoek zegt ons, dathy,
wanneer zyn Bloed te hoog van kleur was, de
gewoonte had van 's morgens vier kopjes Koffy
te drinken, in plaats van zyn gewoone twee;
en 's namiddags zes kopjes I hee, in plaats van
dne. Hy dronk dit zo heet als mooglyk was,
en ging op deeze wyze voort, tot hy bemerkte
dat zyn Bloed bleeker wierdt, en gevolglyk des-
zelfs Bolletjes meer gefcheiden waren.

HOOFDSTUK.
De Omloop des Bloeds overiKoogen.

Om het Bloed door de Vaten te zien omloo-
pen, moeten we ons van zulke kleine
Schepfelen bedienen, welker doorfchynendheid
ons volkomen toelaat binnen in dezelven te ky-
ken en te zien wat daar omgaat; want in
een Menfch of eenig groot Dier is de Hnid zo
ondoorfchynend, dat we zelfs de kleine Bloed-
vaten niet kunnen bekennen, en veel minder den
Stroom, die 'er door loopt. Onze kundlchap
zal egter niet grootlyks verfchillende
zyn: want.
de geheele Dierlyke Schepping is ingerigt naar
een en 't zelfde plan, en de omloopen in 'tge-
ringftp levendig Schepfel gefchieden door Vaten
van een gelyk maakzel (in't algemeen) en wor-
den verfneld of vertraagd, door de zelfde oirzaa-
ken als in de edelften.

En inderdaad, aangaande de Omloopen der
Vogten, de beweegingen der Ingewanden, het
Brein, of eenig inwendig deel, kan men meer
kycdigheidj krygen door Infekten en kleine

Diert-

stuk.

-ocr page 181-

Diertjes met het Mikroskoop te befchouwen, dan
door de verftandigfte en keurlykfte Ontledingen,
of Ontleedkundige Proeven op grooter Voor-
werpen. Want de Huid van fommigen deezer
kleine Schepfelen is 'zo doorfchynend, dat we 'er
duidelyk de orde en fchikking der afdaalende
Vaatjes door zien kunnen; en de Rokken deezer
Vaten zyn wederom van zulk een verbaazen-
de dunheid en teerheid van geweeffel, dat 'er
voor ons weinig of geene verhindering is om de
geheime en egter regelmaatige werkingen der
Natuur in te zien, en de Wetten naar welken zy
Werkt, wanneerze ongeftoord en in ruft is. Daar
nogtans onze Ontledingen van grooter Dieren,
terwylze leeven, haar, wel is waar, werkende
vertoonen, maar met zulk eene verwarring,
doordien wy geweldiglyk op haar inbreeken;
dat alle beweegingen dan in groote wanorde
moeten zyn, en gevolgelyk onbekwaam om
eenige voldoende onderrigting aangaande de om»
loopen te geeven.

Wy kunnen ook in deeze Soort van Schepfelen,
na dat we, zo lang als ons goed dunkt,den na-
tuurlyken en geregelden Loop des Bloeds, gelyk
het in gezondheid omgevoerd wordt, gezien
hebben, door drukking en op verfcheide ande-
re wyzen deszeifs Loop verhinderen, ontroe-
i'en en afleiden; en door verfcheidene vermen-
g\ngen met hetzelve middelen vinden, om een
Ziekelyken ftaat te verwekken ; en ten laatften,
door 't Schepfel voor ons Glas te laaten fterven,
alle veranderingen bemerken, die het ondergaat,
en Wat de oorzaak is van een verpoozende, flinge-
rendeen trillende pols in ftervende Menfchen.

in verfcheidenen van deeze kleine Schepfels
H 5nbsp;kun-

IX.
HoorD.
stuk .

-ocr page 182-

IX. kunnen wy niet alleenlyk den algemeenen Loop
Hoofd- des Bloeds zlen; maar zyn in ftaacom de gedaan*

ÏTÜK. te en omftandigheden der Bolletjes, waar uit het
famengefteld is, en de veranderingen dieze ly-
den , wanneerze uit de grootere in de kleinere
Vaten gaan , volkomen te onderfcheiden. Veele
Vaten naamelyk zyn zo klein, datde Bolletjes,
zelfs één voor één, onmooglyk een doorgang
kunnen vinden, zonder langwerpig te worden;
en egter zyn deeze Vaten wyd in vergelykinge
van de allerkleinfte Vaten, om welken door te
gaan de Bolletjes in hunne allerkleinfte famen-
llellende Bolletjes gedeeld en gefmaldeeld moe-
ten ivorden.

't Is verbaazend als men opmerkt, hoe zorg-
vuldig de Voorzienigheid geweeft zy om deftrem-
tning'des Bloeds, en deszelfs famenkleeving, in
Klonten die gevaarlyk voor hec Leven zyn ,
doordefchikking zelve der Vaten, waar door het
loopt, te verhinderen ; welken, 't zy fcheiden-
dende of vereenigende, zo gefield zyn, datze
de Bolletjes dikwils doen famenkomen met een
wakkere ftooting of wryving tegen malkander.
In de Slagaders , by voorbeeld, die het Bloed van
't Hart tot de uiterfte deelen van het Dier
overvoeren, en, terwylze voortgaan, haare
middellynen geduurig verkleinen , en zig in
kleinere Takken fchier tot in 't oneindige ver-
deelen: in deeze Slagaders, zegik, moeten,by
ieder zodanige verdeelinge , veele Bloedbol-
letjes met een merkelyke kragt tegen eenen
Hóek, die regt in den weg ftaat, aanftuiven;
en weder terug fpringende tegen de genen ,
die 'er onmiddelyk agter zyn , moetenze op
malkander wryven; maakende dus een foort van

on-

-ocr page 183-

onderlinge beweeging, eer zig de Stroom ge- IX.
reedelyk kan verdeelen in twee kleiner
Tak-Hoofd-
ken. (Zie i^ïg. 3. Pl. X. ) In de Aders, die het
Bloed van de uiterifce deelen naar het Hart teP)-
rug doen keeren, welker middellynenvergroo-'^'S'
ten, naar dut 'er 't Bloed doorloopt, en welker
Kleine Takken gedurig vereenigen en grootere
Vaten maaken, tot dat ten laatften alle de Stroo-
men lamenloopen; ftuiven in tegendeel, byie-
der famenvoeging van twee Takken, de Vloe-
den met geweld tegen malkander aan; door
welken fchok de onnatuurlj'ke famenkleeving
verbroken of voorgekomen wordt; en hier van
kan 't Mikroskoop ons een zigtbaar
bevvys gee-pi. x
ven Zie.
Fig. 4.nbsp;Fig. 4.

X. HOOFDSTUK.

Waarneemingen omtrent den Loopen Omloop
des Bloeds.

Door den Loop des Bloeds verflaa ik, des-
zelfs ftrooming of voortgang van of naar
het Hart, door eenig Vat, 't zy een Ader of
Slagader zynde.

Door den Omloop wordt verftaan, deszelfs
^oop uit het Hart door de Slagaders tot deuit-
emden des Lighaams: als mede deszelfs te rug
Keering door de Aders van de uicerfte einden
^ R naar het Hart toe.
pe K deeze dingen kan 't Mikroskoop voor 't
I zigt brengen ; maar 't laatfte is wat moeijely-
er, ofn verzekerd te worden, dan 't eerfte :
want als de Vaten, die
wy voor ons hebben,
Uitneemend klein zyn, is het niet altyd hgt re

on-

-ocr page 184-

124 Waarneemingen omtrent den
X. onderfcheiden, welken daarvan Aders,welken
Hoofd- Slagaders zyn.

STUK.nbsp;groote Slagaders kent men inderdaad, door

een voortftooting des Bloeds by ieder famentrek-
king des Harts; waarop een verpoozing en dan
weder een nieuwe voortftooting, welken duide-
lyk kunnen gezien worden, geduurig de een op
de andere volgen: terwyl de Loop door de
Aders met een eenpaarigen en niet verpoozen-
den Stroom gefchiedt. Maar in de kleinere
en uiterfte takjes der Slagaderen kan men
'c
onderfcheid niet bemerken.

Het doorfchynend Vlies tuflchen de Toonen
der agterfte Pooten van een Kikvorfch, is het
Voorwerp dat gemeenlykft, om den Loop en
Omloop des Bloeds te befchouwen, gebruikt
wordt, en hier in, zo 't wel uitgefpreid is, kan
men dit, zo wel in de Aders als Slagaders, op
PL XI. zulk een wyze, als Pl. XI. Fig. i vertoond wordt,
fI fraai en duidelyk zien.

A.nbsp;A. zyn aldaar twee Toonen van een van
des Kikvorfchs agterfte Pooten.

B.nbsp;Het dunne Vlies tuffchen de Toonen .'uit-
gefpreid.

C.C.C.nbsp;De flammen der Slagaderen.

D.nbsp;D. De flam van een Ader.

E.nbsp;E. E. Slagaders en Aders in het dunne Vlies
met de Bloed-Bolletjes daar door omloopende.

De manier, om dit voor 't Mikroskoop te
brengen, is
reeds befchreeven BI. la. en daarom
niet noodig hier herhaald te worden.

De Staarten en Vinnen van kleine yifchjes
kunnen insgelyks zeer gevoeglyk tot dit einde
gebruikt worden, en (lellen een groot getal van
Aders en Slagaders , met het Bloed langs ver-

fchil-

-ocr page 185-

Loop en Omloop des Bloeds. 125
fchillende wegen door dezelven loopende, voor X.

Het is te Londen bezwaarlyk, eenige lee-
vendige en tot deeze befchouwinge bekwaame
VifTchen aan te treffen, behalve
Aaien en Bot-
ten
: egter zullen deeze beiden hier toe uitne-
mend wel dienen; maar hoe ze kleiner zyn hoe
beter. Doe het Aaltje in een Glazen Buis mét Wa-
ter gevuld, na dat gy de Slym 'er afgeveegd
hebt, welke uw Glas zou verdonkeren. Breng
dan, beide enden toegeftopt hebbende, om't
uitloopen des Waters voor te komen, de Staart
of Vin voor het JMikroskoop, en gy zult den
Omloop op eene zeer aangenaame wyze zien.
Indien ge geen Water in de Buis doet, zal de
flymerigheid van 't Aaltje het Glas aanftonds vuil
maaken, en uw vermaak verhinderen.

De platte gedaante der Bot laat ons)niet toe
dezelve, gelyk het Aaltje, in eene Buis te ftee-
ken, of door eenig Mikroskoop te befchou-
wen : maar, indien een helder ftukje dun Glas;
over het gat daar men de Voorwerpen in het
Dubbeld terugkaatfend Mikroskoop fchuift, ge-
plaatft wordt, kan men den Staart voordeelig
op het gemelde Glas uitfpreiden: en door een
Boek, of iets anders van een bekwaame hoog-
te , daar nevens te zetten, om 't Lighaam van
oen Vifch te onderfchraagen, zal hy zeer goed
Voor 't gezigt leggen, era den Omloop duide-
lyk te kunnen zien.

Aaien en Botten leeven een lange wyl buiten
^et Water, en zyn derhalven tot dit gebruik
te Londen van den meeften dienft; maar
op het Land kan men veele foorten van andere

klei-

-ocr page 186-

X. kleine Viflciien vinden, die veel doorfchynen-
Hoofd- der zyn.

' De Hr. Leeuwenhoek onderrigt ons (*)
dat hy met groote verwondering in de uiterfte
enden der Staart van een zeer klein Visje zag,
hoe de grootere Slagaders in de allerfynfte of
verdwynende verdeeld waren; en dat veelen
van de kleinfte Adertjes, van de gemelde ui-
terfte einden te rug keerende, ten laatften in
een grootere Ader famenhepen. Daar vertoon-
de zig ook, in fommige Vaten, zulk eene be-
weeging van hetBloet; ('t welk uit de grootere
Slagaders naar de verdwynenden aan 't zelfde
uiterfte end der Staart was voortgeftooten, en
daarna door veele kleine Adertjes in eene groo-
te Ader te rug keerde;) dat het naauwlyks is
te begrypen. In de grootere Slagaders kon hy
een geduurige nieuwe voortftooting of verfnel-
ling van den Loop, die hec Bloed van 't Hart
ontvangt, bemerken; maar in de kleine Slaga-
ders fcheen de beweeging eenpaarig, zonder
eenige zodanige herhaalde voortdryving: en
fchoon 'er in de kleinfte Vaten zig geen Kleur
vertoonde, was egter in de grooter Ader en
Slagader, hoewel naby 't end der Staart, hec
Bloed waarlyk rood.

Wy kunnen eigentlyk geen Vat een Slagader
noemen, verder dan de klopping reikt: daar
buiten , en naar 't Hart wederkeerende, moet
het een Ader geagt worden te zyn. Want
A-
ders zyn alleenlyk vervolgde Slagaders; maar,
alzo ze zig dikwils in Takken verdeelen, die der
ontdekkinge ontfiiappen, is het milfehien on-

moog'

(») Tvieedt Vsrmlgvan Brieven Mifliv. bladz. 188.

-ocr page 187-

mooglyk, net te bepaalen, waar de Slagaders
eindigen , en waar de Aders beginnen.
_ Zy fpreiden zig egter niet altyd, voor haare
inplanting of gemeenfchap met de Aders, in
zulke uittermaate dunne Takjes uit; want de
zelfde naauwkeurigeWaarneemerverhaalt ons,
dat hy aan ieder zyde der kleine Kraakbeentjes,
welken eene ftevigheid aan de Staart van 't bo-
vengemelde Visje gaven, een zeer opene ge-
meenfchap der Aderen en Slagaderen kon zien :
loopende het Bloed naar de uiterfte enden door
ae Slagaders, en wederom te rug keerende door .
de Aders, die duidelyk een vervolg deezer Slag-
Meren waren, zynde aldaar van gelvke dikte.
Dit zag hy op vier en dertig verfcheidene plaat-
fen, in zo veele Slagaders en zo veele Aders
De wyze, hoe dit gefchiede, gelj^k ze door
hem afgetekend is, wordt in F/g. 2. opPl. XLpi xi
vertoond.nbsp;Fig. 2.'

A,nbsp;A, Verbeelden twee Slagaders, van wel-
ken een aan yder zyde van een klein Kraak
beentje loopt.

B,nbsp;B, derzelver opene gemeenfchap met de
twee Aders C. C.

Alzoo dit,geheele Visje geen halven Duim
«ng was, hoe klein moeil de Staart daar van
giet zyn, injwelke, niettemin, de Omloop des
•Dloeds op vierendertig plaatfen zigtbaar was, en
ae Loop daarvan in agt en zeftig Vaten? Even-
wel Tvaren deeze Vaatjes zeer verre van de al-
jerKleinflen te zyn. Hoe onbegrypelyk moet
f hnbsp;deszelfs omloopen in 't Men-

ctielyk lighaam zyn? En wy behoeven ons niet
te verwonderen, dat we 't zelve op ieder prik
met een Speld of Naald zien voor den dag ko-
men

X,

Hoofd.

stuk.

-ocr page 188-

X. men. Die overweegende , doet 'er de Heer
Hoofd- Leeuwenhoeic by, dat hy ten vollen overtuigd
Hvas, dat 'er duizend verfchillende omloopen des
Bloeds geduuriglyk rond gevoerd worden in ie-
der deel van een's Menfchen Lighaam, niet
grooter dan de breedte van den Nagel zyns,
voorden Vingers (1).

De Siz^xivmetn PVater.Haagdis i in een Gla-
zen Buis, op de zelfde manier als het Aaltje,
voor 't Mikroskoop gebragt, verfehaft een
vermaakelyk gezigt van den Omloop door me-
nigten van kleine Vaatjes (f). Maar niets kan dit
fraaijer vertoonen, dan een by uitftek klein
IVa-
ter-Haagdisje,
die men fomtyds vinden kan min-
der dan een Duiöi lang, en zo doorfchynend,
dat men het Bloed inallerleijerigtingen kan zien
loopen; niet alleen door de Vaten van de Staart,
maar door 't geheele Lighaam. Het is in 't
byzonder vermaakelyk, den Stroom daar van in
dé kleine Toonen te befchouwen, loopende tot
het uiterfte einde in een Kanaal, en wederom te
rugge keerende door een ander. Even agter
't Hoofd zyn aan ieder zyde drie Vinnen, ofiets
naar Vinnen gelykende, waar van het Schepfel
in'r zwemmen gebruik maakt, om zyn Lig-
haam te wrikken en te beftieren. Eik van deezen
vertoont zig, door 't Mikroskoop, gelyk Eiken-
Varen , in veele puntige takjes verdeeld; in ie-
der van welken men het Bloed, gelyk in de
Toonen, langs een Slagader tot het uiterfte ein-
de ziet komen, en dan terftond wederom naar 't

Hart,

1nbsp; Leeuwenh. Twetde yervolgvan Brieven.WiSRv. 6$.
bladz. 293,
(t) Phil. Trans. Noffim. z88.

-ocr page 189-

En Omloop des Bloeds. 129
Hart, door een Ader die even wydig legt, en by-
ians vlak 'er tegen aan, en met welke haar ge-
meenfchap zeer oogfcbynl.yk is, te rugge'keereu.
Alzo dertig of veertig van deeze takjes , nevens
het Bloed door allen omlooper.de , zig fomtyds
op eenmaal duidelyk voor het Oog vertoonen,
leveren zy een zeer bekoorlyk ge;-igt uit. en
ze kunnen door het derde of vierde Vergroot-
glas gezien worden: want de Bloedbolletjes zyn,
grooter in
Water-HaagdiJJen, dan in eenig ander
igt;chepfel, dat ik onderzogt heb, èn zyn weini-
ger in evenredigheid tot het Wey of Water,
Waar in ze omdryven. Waar by ik voegen
mag,
dat derzelver gedaante, alsze door de Vaten om-
gevoerd worden, op een zeer wonderbaare
wy-
ze verandert.

Indien, in'tVoorjaar,eenigKikvdrfchenkuit
fommige dagen in een weinigje van 't Slootwa-
ter, waar in het gevonden is, bewaard wordt,
zultge van een menigte uitneemend kleine .ffi/^-
vorfih - Poppen voorzien worden, welken, alsze
eerft beginnen te zwemmen, fchier geheel door-
fchynend zyn: en indienze in eene naar evenre-
digheid kleine Buis, met een weinigje Water daar
in, voor 't Mikroskoop geplaatft worden, zultge
Jjgtelyk het Hart en deszelfs Klopping onderfchei-
den, als mede het Bloed in ieder deel des Lighaams
zien omloopen. In't byzonder ver toonen zig, in
de Staart, op eenmaal meer dan vyftig Vaatjes.

Kik vorfch-Poppen worden ieder Uur on-
aoorfchynender, en in een Dag of twee wordt
nunne Huid zo donker, dat de omloop des Bloeds
niet langer gezien kan worden , ten zv het in
aen btaart zy. of nog beter in de Vinnen, aan
Qe laraenvoeging van den Kop met het Lyf.

Inbsp;Een '

X.

Hoofd.

stuk,

-ocr page 190-

X. Een klein MoJJeltje zorgvulaigJyk zyne
Hoofd.nbsp;genomen , en op een Glaasje-voor 'c Mi.

kroskoop geplaatfl:, verfchaft eene vertooning
van veele Slagaders en Aders, door welken
de omloop des Bloeds zeer duiddyk-kan gezien
worden. Een groot voordeel, met dit Voor-
werp is, dat het altyd ftil legt; daar quot;de meefte
andere Schepfels bezwaarlyk lang gëHoeg ftil ge-
houden kunnen worden, om ee^e Waarnee-
lïiing te doen. De beweeging
des Blofeds duurt
in hetzelve zes of zeven uuren- met weinige-,
verandering: en kan waarfchynlyk-gt; doof het-
zelve nu en dan met Zout Water té feeyogtigen ,
veel langer gaande gehouden werdefl.

Ik kan u msgelyks, uit myn eigene hei-haal^
de Proeven, verzekeren, dat indien een gVoobe
Mojjel zorgvuldig geopend, éh éeh-ftukje vari
het dun doorfchynerid Vlies, dat aan de Schulp
hangt,- met een fcherp Schaartje afgeknipt,en
voor 't Mikroskoop gebragt 'wordt, men het
Bloed door eén -menigte van Aders en Slagaders
zal zien loopen. Indien men 't uiterfte einde
van het Vlies beziet, zal de waai-e omloop, of
de wederkeering des Bloedsuit de Slagaders door
de Aders, zig op eene vermaakelykeen voldoen-
de wyze vertoonen, en een langen tyd aanhou-
den. Daar zyn insgelyks andere doorfchynende
deelen van den Moffel, daar de doorgang des
Bloeds zeer onderfcheidelyk is. En alzo den mee-
ften tyd des Jaars te
Londen Moftelen te Icry»
gen zyn, zal de kennis hier van, hope ik, den
weetgierigen verpligten.

Leeuwenhoek verhaalt ons, dat hy in
de uiterfte iLeden der agterfte Pooten van een

klein

-ocr page 191-

en OiïLoop des Bloeds. 131
klein Krabbetje y het Bloed door de Slaga. x.
ders en Aders,- mee een grootere fnelheid dan ^oofb
^y ooit in eenig ander Schepfel had waargenoo-
men, zag omloopen , en daar beneven, dat de
ïoode Bolletjes daar van vyf en twintigmaal kleini
der waren in evenredigheid tot deszelfs Wey,
dan m eenig ander Land of Water-Dier,'dat
ny ooit te vooren hadt onderzogt (*).

.-Inden eigentlyken tyd des Jaars, kan men'
Uitneemend kleine
Krabbetjes, in grooten over-
vloed , onder Steenen en gebrokene KHnkers
aan de oevers van de,Rivier de Theems, wan-
neer 't gety verloopen is, vinden: en alzo vee-
Jen daar van niet grooter zyn dan een klein cSpin-
nekop, is het ten hoogften waarfchynlyk , dat
zulken op veele plaatfen der Leden en des Lig-
haams doorfchynend zullen zyn; niettegenftaan-
de de Hr.
Leeuwenhoek een , 't welk een Duim
bteedwas, overal ondoorfchynend vondt, be-
halve in de uiterfte Leden van de agterfte Poo-
ten. Misfchien zullenze zig ook doorfchynen-
der vertoonen, indienze in eene kleine met Wa-
ter gevulde Buis voor 't Mikroskoop gebragt
yorden, dan indien men ze droog beziet; want het
isopmerkelyk, dat veele Voorwerpen, wanneer
ze natgemaakt zyn, doorfchynende worden
op de zelfde wyze als Papier helder wordt ,
Wanneer men het met Olie beftrykt.

Men kan het Bloed zien omloopen in de Le-
den en Staarten der
Garnaalen ,hyzonéer]ykln*
fien nven ze in 't Water beziet; maar dan moet
ef een weinigje Zout in Water gedaan wor-
den,

(*) I-eeuwenh. 5de Vei-volgvanBrkvsn'!A\a!ïv Si We-
erom
Miffiv. gö.nbsp;' ^

I 2

-ocr page 192-

X. den, of anders zullenze ras fterven. In Gar-
naaien is het ßlo:d niet rood; 't welk gelegen-
heid gegeven heeft , om ze zo wel als vee-
le andi;re Infekten
bloedeloos te noemen :
fchoon inderdaad geen levendig Schepfel zonder
Eloed is; want het Dierlyke leven beftaat in
de omloop van eenig Vogt door Slagaders en A-
ders, en dat Vogt, van welke kleur het ook
mag zyn, moet eigentlyk voor Bloed gehouden
worden.
In Sprinkhaanen zyn de Bolletjes, wel-
ken men in hunne Wieken door de Vaten kan
zien loopen, groen, en egter kan ik niet den-
ken, dat eenig Menfch, die dezelven ziet, in
twyfFel zal ftaan, of hyze, met de Wey waarin-
ze dryven, Bloed moet noemen.

In'de doorfchyncnde Pooten en Voeten van
fommige
klómSpinnen, kan de Loop des Bloeds
zo wei in de Aders als Slagaders duidelyk onder-
fcheiden worden. Desgelyks isditin de Pooten
van zeer kleins
Weeg- oi Wandluizen merkwaar-
dig te zienlt;, en daar beneven? eene buitengemee-
ne flingering der Vaten, welke ik nergens in ee-
nig ander Schepfel waargenomen heb. Ook zul-
len in deezen, indien ze helder zyn, gelyk men
ze fomtyds kan vinden, de wonderbaare bewee-
gingen van alle de inwendige deelen den weet-
gierigen een aangenaam vermaak verfchaiFen;
en kunnen, zo lang en zo dikwils als het hun
behaagt, onderzogt worden. Want ik heb een
Weegluis in een Schuifje, tuflchen twee Plaatjes
Moskovifch glas, tenminften zes agter een vol-
gende Weeken levendig gehouden, niettegen-
ftaande zy zo naauw beflooten was, datze zig
niet kon verroeren. Hoewel ze, geduurende
deezen tyd, dikwils dood en zonder beweeging

fcheen j

stük.

-ocr page 193-

fcheen, bragt,alsik dezelve voor't Mikroskoop x.
plaatfte, een weinig warmte de Ingewanden we-
Hoof;)
derom aan 't werken, en vernieuwde den Loop
des Bloeds zo lullig als ooit.

Na veele Waarneemingen door den Hr. Leeu-
wenhoek
gedaan, op 't Bloed vznHaanen, Mos-
J^oeuy Kikyorfchen, Voorns, Baars^ Kabeljauw,
^«fwenz. verzekert hy (*), dat de roode Bolletjes
Zinbsp;^%elen,Viff-chenenmter D'ercn,

quot;cuendig plat en van een Eironde gedaante zyn;
aat
is, zy zyn langer dan hunne breedte, en
vertoonen zig, als in
Fig. 5. Desgelyks is het PI- X.
weiagtig gedeelte des Bloeds, in evenredigheid5-
tot de roode Deeltjes , veel meerder in FiJJcheit
en
(4^ater-Dieren, dan het in Beeüen oïMmfchm
is, en de deeltjes zelve zyn grooter: zo datze
dikker zynde, en meer op zig zelven dryvende
veel beter kunnen gezien worden.
De Heer
Leeuwenhoek nam den omloop des

]yks m de Ooren van een Vledermuis, en vondt
öe Bolletjes daarvan volmaakt rond(t); weshal-
verzekering toeftaande, dat ze
niPt 1nbsp;Vogelen altyd plat en eirond zyn,

met langer behoeven in twyfel te Haan tot welke
orde wy dit miffelyk Schepfel te brengen hebben;

tannbsp;' ^^^^ tegenftaande dat het vliegen

verklaaren, dat het een viervoetig Dier is.
alsb '
nbsp;Vleeremuizsn zo wel bydag

y nagt kunnen zien: maar hy vermoedt, dat

de

aöf^wLpm^®''.''-nbsp;CntijW. 3 Mna'ti682. bladz.

ft^ iL; ' ''Sfte Miffive.

\\J tweede Vervolg van Briev. (5? Miffiv.

I 3

-ocr page 194-

de hicte en droogte der Lugt over dag de dunne
Vliezen hunner Vleugelen zou doen krimpen, en
gevolglyk den omloop der Vogten daar verhinde-
ren : terwyl de koele Dauw van den avond dezel-
ven vogtig en buigzaam maakt; weshalve ze dien
tyd verkie^,en om tiit hunne gaten te komen.

In de befchouwing van verfcheide der hier
gemelde Voorwerpen, zal.men het Blóed dikwils
door zulke kleine Vaatjes zien loopen, dat'erde
Bolletjes op geen andere wyze dan één vooreén,
en in langwerpige gedaanten gedrukt, kunnen
doorvlieten. Egter zul len honderd roode Bolletjes
van zulk Bload, indien ze digt aan elkander op
eene ry geplaatfl; zyn, de langte der middellyn
van eenen grooten Zandkorrel niet evenaaren;
en bygevolg gaat een millioen van dezelven ee-
nen Zand korrel in grootte niet te boven (*).

De uitwerkingen der Hitte en Koude op hot
Bloed, zyn wel waardig in agt genomen te wor-
den: want als de Hitte de Vatenuitfpant, vindt:
het Bloed meer ruimte om zig te beweegen;
deszelfs Bolletjes dryven op grooter afftanden
van elkander, en 't loopt vryely ker om: daar in-
tegendeel de Koude de Vaten zofamentrekt, dat
de Bolletjes tegen malkander gedrukt zyn, en het
Bloed in de Haair-fyne Adertjes ;en Slagadertjes
der uiterflie deelen belemmerd , en eenigermaate
pronnen is; gelyk blykt uit de zwelling en bruin-
neid der Handen en Voeten, wanneerze aan
ürenge Koude blootgefteld zyn.

Eer ik dit Hoofdlluk befluit, zal ik kortelyk
èenige Proeven mededeelen, die ik voorleeden
Zomer het genoegen had te doen mfetzynen zeer
yerflandigen en waarden Vriend, Do6lor
Alex-

an-

(♦j Leeuweeth. Ontled. en Ontdekk. 25 Jul. 1684. bladz. 32-

X.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 195-
-ocr page 196-

c

r -mû: '

ill
^ i'

■ /

¥

-ocr page 197-

quot;ANDER Stuart, Lyfarcs der geweeze Konin- X.
ginne: om den omloop des Bloeds door 't Zon- Hoofd.
ne of Donkere- Kamer Mikroskoop te zien 't
welk het voordeel heeft van de Voorwerpen bo-
ven eewg ander ilag van Mikroskoop te vergroo-
ten : maar ik moet de Weetgierigen wyzen tot
een volkomener Berigt daar van door dien Heer
voor de Koninglyke Maatfchappy opengelegd,
t welk in de
Philofophifche Transaäien lemeen
gemaakt zal worden.

Ik moet eerft een byzonderen Toeftel, door
den Doftor uitgevonden, befchryven, dienen-
de om den Omloop des Bloeds in
Forfchen, Mui-
zen, Vleermuizen,
of eenige Schepfels van der-
gelyke grootte, te onderzoeken. In deeze Toeftel
zyn de Spiegel, Buis en 'c bolle Glas, even de-
zelfden, en in 'tgat van een Houten-Venfter,
op dezelfde wyze als bladz. 22 befchreeven is,
geplaatft. Maar in plaats van
Wilson's klein
Zak-Mikroskoop
te gebruiken,nam hy dat gedeel-
te, t welk den buikmaakt van een grootte rug-
kaatfend Mikroskoop; horizontaal op een Voet-
ftuk tot eene hoogte net met de Buis gelyk vail-
gehegt. Dit ftaat op een klein Plankje, om
t zelve te onderfteunen; en aan de Snuit daar-
van , welke met de Buis waterpas legt, worden
de Vergrootglazen gefchroefd. Het Voorwerp
'Uitgeftrekt en met Bandjes en Spelden aan een
dien einde gevoeglyk Raam vaftgehegt zynde,
wordt tuflchen de Buis en 't Vergrootglas gefteld :
waar door de Zonne ftraalen, van den Spiegel
^^'■quot;ggekaatft, door de Buis, op het Voorwerp,
oor het Vergrootglas voortgaan, en op den
öcüertn een beeld van 't Voorwerp, o i eene
zeer wonderbaare wyze vergroot, verfchaiFen.

I 4nbsp;Dit

-ocr page 198-

X. Dit zal, hope ikgt; eenig denkbeeld geeven van
PooFD- ons Werktuig: en nu koom ik tot het gebruik.

Ons Voorwerp was een Kikvorfch, welks Le-
den op het Raam uitgeftrekt en vaftgemaakt zyn-
de, openden wy de Huid des Buiks van naby den
Aars tot de Strot; daarna, dezelve zo wel boven
als beneden zydewaards een v/einig opknippen^
de, en een Vifch - hóek door yder flip van de Huid
fteekende, werdt ze ligtelyk voor 't Mikroskoop
uitgefpreid, en vertoonde op den Scherm een
zeer fchoone fchildery van de Aders en Slaga-
dersin de Huid en het Bloed daar door loopende. ^
Jn de Slagaders konden wy duidelyk bemerken,
dat het Bloed ftil ftondt, en een weinig te rugge
fcheen te wyken, by ieder openinge des Harts,
endathetdan weêr aanftondsmet een vaart voor-
uit fchoot by ieder toetrekking: terwyl hetinde
Aders, geduuriglykftroomende, met eene onuit-
fpreekelykeinelheid voortrolde (1).

Na dat wy dit zo lang, als we noodig dagten,
overwoogen hadden, openden wy den Buik;en
de Spieren, voor't Mikroskoop, door'tzelfde
middel als wy de Huid gedaan hadden, uitfpan-
jiende, haddenwe het vermaak van derzelver
maakfel te zien, welk we uit Bondeltjes van door-
fchynende Draaden. of Vezelen, evenwydig aan
elkander leggende, en door een gemeen Vlies fa-
mengevoegd , bevonden te beftaan. Deeze Draa-
den of Vezels fcheenen, over derzelver geheele
langte, uit kleine ronde Blaasjes toegefteld, of

stuk.

(met

1nbsp; Wanneer de Slagaders zeer veel vergroot waren,
door den Scherm tot een merkclyken afftand te verplaat-
zen, was de beurtelingfe uitfpanning en famentrekking
jjaarer zyden zeer.^igtbsar en onderfcheidelyk.

-ocr page 199-

fmet andere woorden) zy vertoonden zig gelyk X.
i3iezen overlangs verdeeld. Wy konden niet ver-
H^ofd.
zekerd zyn van eenigen omloop door de Spie-
ren, alhoewel wy ons fomtyds verbeeldden, dat
we een zeer langfaame beweeging van eenig door-
ghynend Vogt zagen: maar 'tVoorwerp, droog en
Itytwordende, verpligtte ons 't onderzoek hier
van^, tot een anderen tyd uit te ftellen.

yvy gingen dan over tot onze laatfte Proef,
gedeelte des Darms van den
fikvorfch mgx.t\yk uit te haaien, om het Darm-
Icheil voor 't Mikroskoop te brengen: en hier
in Haagden \yy zo gelukkig, dat de Om-
ioop des Bloeds, geloof ik, nooit te vooren op
eene 200 duidelykeen fraaije manièr gezien is.
Geene woorden kunnen uitdrukken het won-
derbaar tooneel, dat voor onze Oogen gefteld was'
Wy zagen het Bloed op een zelfde oogenbhk
door ontelbaare Vaten loopen,-in fommigen den
eenen,m anderen een geheel tegenftrydigen weg.
Verlcheiden Vaten waren meer dan een Duim
in middellyn vergroot, en de daardoor rollende
Bloedbolletjes fcheenen byna zoo groot als Pe-
^r-korrels; terwyl in veelen van de kleinfte
vaten deBolletjes alleenlykéén voor één door-
gang konden vinden, en zulks niet, zonder hun-
je gedaante in die van langwerpige Klootjes te
veranderen. Wy zagen hier, insgelyks, veel
quot;-er dan wy te vooren gedaan hadden , de klop-
OD^d ^ï-'^^^'^nelling des Bloeds in de Slagaderen,
P ^ryoor befchreevenewyze, en konden
1 I ^ drie Vaten over elkander leggende dui-
V yf onderfcheiden, beneffens den ftroom der
hprtïr'ï ^^ï-fcheide wegen loopende. In 'tkort,
net vertoonde zig gelyk een fchoon Landfchap,
I 5nbsp;al-

-ocr page 200-

X. alwaar Rivieren, Stroomen en Beekjes vanloo-
Hoofd- pgi^d Water oVeral verfpreid zyngt;

Geduurende dit onderzoek, vernamen wy een
by uitftek klein Vaatje, uit de zyde van een
grooter voorkomende, en van daar in een krom-
me; lyn agtêrWaards draaijende. Wy bemerkten,
by ongelyke tuflbhenpoozen, fomtyds één, fom-
tyds twee, en fomtyds drie ongekleurde Bollet-
jes, uit de grootere Vaten in dit kleine gedroo-
pen of gedrukt, èn één voor één zeer traaglyk
door hetzelve vlietende; 't Welk den Doftor in
de verbeelding bragt, dat dit een Affcheid-Buis
mogt weezen. Wy vèrnatnen insgelyks, dat,
als het Dier flaauw wierdt en op het punt was
van te fterven, 'het Bloed in de Slagaders fchie-
lyk ftü ftondt, zig vértoonende als of hetftrem-
■dc, en dan voor eenigen tyd agteruit liep, waar-
na't
zyn natuurlyken loop wederom kreeg met
-eene groote fnelheid. Uit eene behoorlyke
overweeging van deeze Verfchynfels zou men
mooglyk reden kunnen geeven vandetuflchen-
poozingen, fchielyke opfpringingen en ongere-
geldheden in de pols van Menfchen, die op den
oever des doods zyn.

XI. HOOFDSTUK.

Befchouwing van de Klopping des Harts.

T^it wonderbaar Verfchynzel kan men on-
derfcheidelyk in verfcheide kleine Infek-
ten zien, waar van ik hier fommigen zal mel-
den, met korte onderregtingen hoe men tot die
Waarneeming komt.
. Verdeel een
By, byzonderlyk een

-ocr page 201-

digt by den Hals: en gy zult het Hart, 't welk een Xi.
wit kloppend deeltje is, luftig zien ilaan- (*).
Hoofd.

Het hoofd van een Paarde-Flieg, juift daar het
aan den Nek Vaft Zit, afgefneeden zynde, zal zig
een klem deeltje, (welk het Hart is) met een klop-
ping daar m, een half uur lang vertoonen (f).' .
_ De
Spriiikhami heeft een groen Vlies of Plaat-
je over zyn Nek en Schouders, 't w^k met een
bpeld opgehgt zynde, men het Hart zeer or-
dentlyk, lang agter een, ziet flaan(§).

Sny 't Hoofd af van dat kleine vliegende Tor-
ntje, allen Kinderen bekend by den naam vin
Liexim Hcer's Fogeltje of LkvÉ Ffowwe Beeßje:
houd hetovereind, en gy zult twee kleine zwar-
te Oogen zien, ftaande ieder tuffchen drie witte
plaatjes, gelyk gepolyft Yvoor; twee ;kleinen
ïian eene zyde,, en een groot aan de 'andere.
Trek beide de korftagcige ett vliezige Vleugels
'er af, welke een tedere zwarte Huid bedekken,
en , die Huid wegneeöiende, kunt ge de klop-
ping van het Hart zien, fterk flaande twaalf of
Veertien üuren lang (§§).

Het Hart van een Slak moet men net tegen
het ronde gat naby haaren H-als vinden: het is
^it van kleur (§§§), en men kan het een quar-
tier Uurs lang na de openfnyding zien Haan.

Men kan 't ook in een Litis zien, gelyk ik
toonen zal, wanneer ik dat Schepzel gaa be-
ichryven; en ik twyfel niet of een keurig en

naar-

^''.•.^ower's Microscop. Obßrv, pag. 4.

rj®. f^AMMERDAMBy^rf^^jf^af»»)-««/ IUßtrk der A»
1
Diadz. H2, 119, 159,

-ocr page 202-

Van de Spie^-ot

; onderzoeker zal dit in menigten van an-
eine Dieren kunnen ontdekken.
Ai^ormswyze beweeging der Maag en in-
gewanden kan zeer onderfcheidelyk in
Luizen
Muggen, Vliegen,
en in een menigte van an-
dere Infekten, gezien worden.

XII, HOOFDSTUK.

Van de Spier o/Vleefch. Vezelen der Dieren

ße Vleefch-Vezelen der Spieren zyn (vol-
gens de Waarneemingen van den Heer
) uit andere kleinere Vezelen of Vezelt-
jes, ter dikte van een dun Haairtje, famengefteld.
Vyf of zes honderd van deeze Vezeltjes zyn
hefteed om eene Vleefch-Vezel te voltooijen ,
welker dikte niet meer dan het vieren twintigfte
van een Duim is. leder van deeze Vezeltjes is
wederom famengefteld uic meer dan driehon-
derd kleine doorfchynende Buisjes, zo uitnee-
menddun, dat, al was één van die Bloed-bol-
letjes , (welken
Leeuwenhoek onderftelt maar
een miilioens gedeelte van eenen Zand-korrel
te zyn,) in vier en twintig deelen verdeeld, zelfs
deeze kleine Deeltjes bezwaarlyk in zulke uit-
neemend kleine Buisjes zouden kunnen komen
en 'er doorgaan. En dat ze evenwel 'er in- en
doorgaan is klaar, uit de roodheid van het
Vleefch der Dieren. Wy moeten derhalve be-
lluiten, dat de Buisjes, die een Vezeltje vor-
men , inderdaad hol zyn: dat zig de uiterfte
enden
der Slagaderen in dezelven openen, en
daar een gedeelte van haar Vogt ontlaften, welk
wederom door de Aders naar het Hart te rug

ge-

I40

naarfti?

XI.

Hoofd- dere k
De

ituk.

-ocr page 203-

gevoerd wordt: en dat de Bloed-bolletjes tot Xlï.-
aien einde jn onbegrypelyk kleine Deeltjes ver-
Hoofd-
deeld worden (*).nbsp;quot;uk.

Leeuwenhoek zegt, dat ieder Spier-Vezel fa-
mengefteld is uit veele kleinere Draaden of Ve-
zeltjes; welken hy, hoe klein ook, duidelyk
Kon onderfcheiden Vaatjes te zyn. Want indien
nyze overdwars doorfrieed, fcheen het Ligc
aoor de monden der Vaatjes; dog, indien hy
ze maar-het allerminfte fchuins doorfneed, kon
geen Ligt zien (f). Hy vondt insgelyks,
aat ieder Vezeltje bekleed is met een dun
viiesje, 't welk alleenlyk een verzameling van
bloedvaten, die Sappen en Voedfel daar na
toebrengenis, fchoon derzelver fynheid ze
onzigtbaar maakt (§). Men moet zig evenwd niec
verbeelden, dat ieder Vezeltje een byzonder
Vlies heeft: maax dat alle de Vliezen met mal-
kander gelyk een fraay uitgefpreid Net zyn, ter-
een Vezeltje uit ieder fchakel voorkomt,
in rnbsp;Vezelen nam hy waar in 't

Vleefch van een Os en van een Walvifchim^^x:
duideiyker in het laatfte; omreden dat de Veze-
len m 't Olfen - vleefch meer famengedrongen
en geüooten zyn. Hy bevondt ook, dat de
aif? van een Afw van dezelfde dikte waren,
T van een'
Oj, alhoewel dertigduizend Mm/-

h ^h^n ^^ zwaarte niet evenaaren; waar uit
y belluit^ dat de verfcheiden grootte der Die-
quot; ganfchelyk uit het grooter of kleiner getal

van

(t) pmfr%nbsp;339-

m Pnnbsp;Nomm. 367.

Pgt; 58, 59' LEÏVWINHOK

-ocr page 204-

14t V a n 15 e S p i e r- o p

Xir. van Vezelen, .eß u-ic derzelver langte, ont-
Hoofd- ftaat

Deeze Vleefch-Vezeltjes fchynen in de ge-
heele langte met kringswyze rimpels omringd
t-e zyn. Indien een DraadSehroefwyze rondom
een fyne Naald gewonden was » zodanig dat al-
le de kringjes de langte der middellyn van de
Naald van malkander af waren, zou dit natuur-
lyk demanier dier Rimpelingen vertoonen. Dee-
ze fchikking, nu, is op eene wonderbaare wyze
Uitgedagt, om een vaardige uitfpanning enfa-
meutrekking der Vezelen te maaken: want, ge-
lyk een Touw radder of langzaamerzal gefpan-
nen of famengetrokken worden naar evenredig-,
beid der langte,zo moet ookhet zelfde plaats heb-
ben in de Vezelen der Dieren. Derhalve kunnen
wy op deeze gronden berekenen, hoe veel
gaauwer de Poot van een
Muii zig kan bewee-
gen , dan die van een,
Os.

Demanier van de Spier-vezelen te befchouwen
is ; ;zorgvuldig en met een zeer fcherp Scheer-
of Penne-mes, een Sneedje gedroog Vleefch
of Vifch, zo dun als mooglyk is, te fnyden-
Leg dit op een Stukje Glas, en maak het nat
met warm Water; 'twelk, fchielyk opdroo-
tende, de Vaten open en onderfcbeidbaar zal
aaten. Hetis opmerkelyk, dat de Vezelen van
Vifch grooter zyn , dan die van Vleefch.

Dat de Spier, Vezelen Vaatjes zyn, of uit
kleine holle Vaatjes beftaan, wordt onderfteld'

door

(♦) Ibid 6r. (De Muis,' dien Leeuwenhosk on^.
derzogt, was dertien Engels - Goudfmits gewigt, zwaar
cn de Os werdt, leevende, op tuflchen de twaalf en der-
tien honderd Ponden gcfchat.) ÏAz QokbL 170.

stuk.

-ocr page 205-

Vlees;c?-Vbzelen dir Diëren. j45
door-Malpig^us, Borelli, die Gorter, en Xir.
ojQzen eigen lan,qisn)?n
Hooke , welicezegt, datHooi'Dgt;
zo zig aaü hem gelyk Paarlfnoeren vertoonden;
en, zeeronlangs, door Dr.
Alexander Stuart,
in zyne geléérdé ên fch'erpainnige Verhandeling '
de Motu Musculorum-, a'waar hy, uit zulk een
gv^ftei en dx)oJ:,den Invloed van 't-Zeniiw-vogt,
van de Veer-Icragt, famentrekking, uitrekking,
en alie de werkingen der Spieren, zeer voldoen-
de reden geeft (*). Maar, dzo deeze Heeren
eenigszins v^rfcbiHen over de getkanteder klei-
ne Blaasjesdie onder fteld worden de Spier-
Vezelen te maaken, zullen de weetgierigen wel
doen met' deeze zaak, zo zorgvuldig ak't doen-
lyk isgt; door't Mikroskoop te onderzoeken; en
zulks door alle wegen te beproeven, dieze kun-
nen bedenken, om de Vezelen in levendige
Dieren te zien. Want, welke gedaante ook de
Vaten mogèö. hebben, wanneer xemet een Ze-
nuw- of ander Vogt vervuldzyn, vrees ik, dat,
wanneer de Vezelen gedroogd zyn of de Vaten
toevallen, doordien ze met zulk Vogt niet ver-
vuld zyn, derzelver waare gedaante en maakfel
nooit ten vollen kan gekend worden.

't Is waarfchynlyk, dat onze Waarneemingen*
met den beften uitflag op infekten kunnen ge-
daan worden; zynde, gelyk
Leeuwenhoek ons
berigt, derzelver Vleefch.vezelen niet minder
zigtbaar, dan die van grootere Schepfelen: 'ï
welk hy bevondt door de VJeezige deelen der
pooten van Vliegen , Muggen, Mieren, enz.,
af te fnyden en te onderzoeken; in welken al-
len

(*) Vid. Gorter de Fabrica öquot; Motu Mufculor. Stuart
dt Motu Muse. p. 49.

-ocr page 206-

XII. len hy de Kringswyze Rimpels, of Gieren
Hoofd, die de Vezelen omringen, duidelyk kon on-
derfcheiden.gelykzein
3. afgetekend zyn.

Pl. XI.

3-nbsp;XIII- HOOFDSTUK.

Befchouwing van de zelfßandigheid der Beenderen,

In het onderzoek der Beenderen met een Mi-
kroskoop, is derzelver oppervlakkig gedeel.
te bevonden te beftaan uit een groote menigte
kleine Vaten, en eenige weinige, die wat groo-
ter zyn: welke laatften, wanneerze aan de Op-
pervlakte van 't Been komen, of met een Vlies,
of met een volmaakt doorfchynend Beenagtig
weezen, fchynen bekleed te zyn. De binnenzy-
de des Beens bevat een Sponsagtig of Cclagtig
geitel, uit lange digt-vereenigde deeltjes be-
llaande , welke uit ontelbaare kleine Vaatjes zyn
famengefteld, die fommigen hunnen loop over-
langs , en anderen naar de zyden der Beenagtige
deeltjes neemen,
welken,niettegenftaande der.
zeiver groot getal van Openingen, uitermaate
hard zyn , en fommigen overlangs, anderen
overdwars in het Been leggen.

Leeuwenhoek ontdekte eens, in een klein
ftukje van een Schenkel, vier of vyf Vaten,
met openingen zo groot, dat 'er wel een Draad-
je Zyde door kon; waar van ieder met een Klap-
vliesje voorzien fcheen, op zodanige wyze
gefchikt, dat het uitliet 't gene in 't Vat was,
maar niet
toeliet dat'er ietsin te rug keerde. (*).

„ Het mag by fommigen milTchieH zo begree-

» pen

(*) muf. Trmjaü. Nomm. 56.

-ocr page 207-
-ocr page 208-

X

. -, iVr ' - r

-ocr page 209-

i, pen worden; zege Dr. Grew, dat de Been- xlir,
)] deren, ten minde fommigen daarvan, ten Hoo^Di
j) eerften hard zyn: gelyk Zouten, en andere
j, Kriftalfchietende lighaamen zo hard zyn,zeifs
j, op 't oogenblik van derzelver fchieting, als
„ waniieer ze tot groote Kriftallen aange-
s, groeidzyn. Maar't is zo klaar, dat alle Bcen-
s, deren in 't eerft zagt zyn, dat ik van gevoelen
»gt; ben, datze oorfpronkelyk beftaan uit zulke
», waare Vezelen of Vezelagiige Vaten, als 'er
j, in eenig ander gedeelte des Lighaams zyn ;
ï» welke by trappen Been worden, op gelyke
» Wyze als de binnenfte Vateta van een Plant
« door den tyd in Houc verharden. En , gelyk
5gt; 'er in een Plant agtervolgende byvoegingen
„ van Hout-ringen of Hout-buisjes zyn , uit
„ Vaten gemaakt: zo fchynt het klaar, dat
„ er in een Dier agtereen volgende byvoegfels
„ tot de Beenderen, uit de Vezelagtige deelen
5, der Spieren voortkomen: byzonderlyk uit
5. die witfte Vezelen, welken dwars loopen, en
ïgt; de Ketting of Scheering van j^der Spier maa- '
gt;gt; ken. Zo datgelyk,in de Schors van een Plant,
» een gedeelte der Vaten trapswyze buiten-
3. waards afgeleid wordt naar den Baft, en een
»» gedeelte inwaards naar het Spint, 't welkna-
ïgt; derhand hard Hout wordt; zo wordt,in't
■ vieefch van een Dier, een gedeelte der wit-
quot; H ■ Vezelen trapswyze afgeleid tot de
quot; ft^nbsp;voornaamlyk be-

quot;nbsp;en een gedeelte daar van inwaards,

quot;nbsp;fteeds nieuwe Beenvliezen het een

quot; „ quot;Lander: gelyk de ouden zo veele bv-
quot; voeglels tot de Beenderen worden quot; C*)

f.

^ J GssWs Rariti0t ef Gresham College p. lt;y.

K

-ocr page 210-

XIII. - Al wie de Beenderen onderzoeken wil j moet,
Hoofd- met een fch-erp Penneines, ovérlangs,_ over-
stuk. j^vars en in de fchuinte , zeer dunne ftukjes daar
affchra'apen, en zulks van de binnenzyde, buiten-
'zvdeen 't midden des Beens. Breng fommigen
van
deeze affchraapfeltjes droog, en anderen
met warm Water nat gemaakt i voor het Mikros-
koop , en dus zullen de Vaten gezien worden in
alle rigtingen. Maar de befte weg, om'tmaak-
fel der Beenderen te vertoonen, is, dezelven in
een zeer helder Vuur te leggen , tot datze gloei-
jënd heet zyn; dan', ze 'er zôrgvuldig uit nee-
ménde, zalttiéh dé-'BeenagtigeGelletjes, alhoe-
wel'teder ,■ volmaakt eri in hun geheelvinden:
welke, nu t'eenemaal ledig
zynde, met groot
-gemak eii Vermaak kunnen befchouwd worden.

XIV. H O O F D S T U K.

• Befchoumng van df Zenmyen. -

De Heer LifiüWENHOEK poogde , door zy-
'nè Mikroskoopen, in 't Merg der Rugge-
- graat vanquot; een Os het maakfel der Zenuwen te
rontdekken.' Hy zag, met groot vermaak, dat
kleine holl« Vaatjes- van een onbegrypelyke fyW-
-heid, met hönhe eigene Vliezen bekleed, eO
evenwydigaâfi malkander uitlOopende, derzel-
'ver famenftel maaken. ^ En, fchoon eenige hon-
derden van deeze Vaten tot de vorming van d®
minfte Zenuw gaan, die 't mooglyk is te onder-
zoeken , onderfcheidde hy niet alleen derzelvef
^ Hollighedenwelken hy rekende driemaal klei'
ner te weezen dan de middellynen, rnaar Jfl
fommigen zag hy de openingen zo duidelyk»
als de gaatjes in een geprikt Papier te zien zyn»

-ocr page 211-

■^'anneér men het tegen de Zon befchouwt. Groo- ^IV.
te behendigheid en vaardigheid wordt 'er egterHjoFD^
quot;vereifcht om in dit onderzoek te flaagen 5 want, stük.
nadat een dun Sneedjevan 't merg des Rugge-
paats voor 't Mikroskoop geplaatfl is, wordt
het in minder tyds dan een Minuut droog, en de
geheele vertooning verdwyrvÉ (*).

De zelfde verftandige Natuur-Onderzoeker
befchouwdeinsgelyks het Brein van verfcheide
^chepfels, als van een Indiaanfche Hen, een
^chaap, een Os, een Mofch, enz. en kondaar
een menigte van Vaten onderfcheiden, zouit-
termaate klein, dat indien een Bloed-bolletje
yt) , (waar van een millioen eenen Zandkorrel
in grootte niet overtreft,) verdeeld ware in vyfr
honderd deelen, deeze deelen te groot zouden
zyn om in zulke Vaatjes te gaan. Voorts merk-
te hy op (§), dat de Vaten in de Herlfenenvan
een Mofch niet kleiner zyn dan in die van een Os,
en betoogt daar uit, dat 'er inderdaad geen ander
onderfcheid tuffchen het Brein van een groot
•üier en van een klein is, dan alleenlyk een groo-
ter of kleiner getal van Vaten ; en dat de Bol-
jetjes van 't Vogt, 't welk door dezelven gaat, in
beiden van een zelfde grootte zyn.

ri lu^^^quot; '■egtftreeks geene betrekking tot
Qe Mikroskoopen heeft, zal men my, hoop ik,
verontfchuldigen, dat ik hier aanmerk,
hoeDr.
-tVLEXANDER Stuart {§§), in den jaare 1711,

tot

d e

147

Zenuwen.

fp Zend-Britven 2 Maart, 26 May en 20 Novemb. 1717.
(«■; 1' OntJikk. 25 Jul. 1684. bladz. 27.

^^^ ------ p,

(5S) Vid. Stuakt's LeSureson Mufeular Metin 1738.

S) iMd.

K a

-ocr page 212-

XIV. tot ontdekking kwam, dat de Zenuwen niet
Hoofd- Veerkragtig zyn, tegen 't gevoelen van alle
«TUK. voorgaande Schryvers; en dit bewees door de
volgende Pruef: „ Een ftuk getwynd Garen,
, omtrent vier Duimen lang, evenwydig metde
Zenuw, Slagader en Adpr,
aan de binnenzyde
quot; der Dye van een Lyk leggende, en deezen bo-
ven en beneden famenbindende, zag hy, zo
dra zy uit het Lighaam gefneeden en op een
Bord gelegd waren, dat de Slagader en Ader
evengelykelyk famentrokken, tot het verlies
van een vierde gedeelte der langte, die ze
voor de uitfny ding in 't Lighaam hadden; maat
„ de Zenuw bleef van de zelfde langte met het
„ getwynd Garen, gelyk in 't Lighaamquot;.

XV. HOOFDSTUK.

FanieVoortteeling Dieren en Plantgewafleru'

Eene Voortteeling van zelf, dat is, eene
voortbrenging van Planten zonder Zaaden;
en van levendige Schepfels zonder eenige an-
dere Ouders dan toeval en verrotting , hoe on-
gerymd ze ons ook mag fchynen, was een Ge-
voelen , dat fchier in 't algemeen de overhand

hadt, totdat de Mi kroskoopen't zelve overhoop

wierpen, door aan te toonen, dat alle Planten
haare Zaaden, en alle Dieren hunne Eijeren heb-
ben: waar uit andere Plantenen
andere Dieren,
net van de zelfde foort, geduriglyk en onveran-
derd voortgebragt worden.

Geen ding, nu, fchynt meer tegen de reden te
ftryden, dan dat Geval en Vuiligheid beftaau

jgt;

jgt;

»5

-ocr page 213-

zou geeven aan gelykvormigheid, regelmaatig- XV.

beid en fchoonheid: dac twee zulke onwaar-'Hoofdgt;

Ichynelyke Beginfels, op verfchillende plaatfen,
millioenen van Gewaffen van dezelfde foort, en
zelfs in de allerminfte byzonderheden even ge-
lyk zouden voortbrengen; of, 't welknogmeer
verbaazend is, dat doode bedervende Stoffe, en
een bhnd onzeker Geval, levendige Schepfelen
zouden fcheppen,Herffenenmaaken. Zenuwen
toeitellen daar uit voortkomende, een ordente-
Jyke Icnikking van Spieren famenftellen, Oogen,
J-ong, Hart, Maag, Ingewanden, en alle an-
öere deelen , voor zodanige Schepfelen nuttig,
uitleveren : en dit geenszins op eene averegtfe,
quot;ordige, veranderJyke, niets bedoelende, en
onvoltooide wyze; maar met een konftigheid ,
behendig-, fierlykheid, volmaaktheid en beften-
digheid, welke voor 't uiterfte vermoogen der
Konft onnavolgbaar is. Dit, evenwel, was het
Gevoelen, niet alleenlyk der onweetenden en
ongeletterden, maar der geleerdfte en deftigfte
Jilofoofen in de-voorgaande Eeuwen; en zou ,
Waarfchynlyk, fteeds geleerd en geloofd zyn
geweeft, indien de Mikroskoopen de manier,
waar op alle deeze dingen voortgeteeld zyn, niet
ntdekt, en Gode den roem zyner eigene ver-
bazende Werken wederom gegeven hadden (*).

Het

enVoffch^quot;quot;'^*^''^^quot;'^^ ongerymdcrte zeggen, dat Rotfen
tehoudnbsp;en Olifanten voortbrengeu, dan ftaande

Zyn eebn'^'nbsp;Kaas Myten voortbrenRt. Herten

zy 2yi;,nbsp;leeven in Boffchen en Myten in Kaas; maar

Dieren c , weezen verfchuldigd aan dat van andere
' '^'^bouwtomei der Natuur. I. Deel,

bladz. 25.

K 3

-ocr page 214-

Het Oog , door een goed Mikroskoop gehol-
pen , kan in 't Manlyk Zaad der Dieren veele
diüzenden van levendige en wakkere Diertjes,
duidelyk onderfcheiden; fchoon zo uitneemend
klein, dat men uitgerekend heeft, dat drie dui-
zend millioenen van dezelven eenen Zandkorrel,
wiens middellyn maar een honderite gedeelte
van een Duim is (*), nietevenaaren. Hetzelf-
de Werktuig zal ons buiten allen twyffel ftellen,
dat het Stuifmeel der Bloemen niets anders dan
eene verzameling van kleine Greintjes zy, wel-
ker gedaanten beftendig en eenvormig zyn ge-
lyk de Planten , waar van 2e genomen worden.
En alzo door herhaalde proeven gebleeken is,
dat de Zaaden der Planten onvrugtbaar zyn ,
indien de invloed van deeze Meelftofjes belet
wordt, zo heeft men vermoed, dat alle deeze
Greintjes Zaad-Planten van hunne
eigene Soort
bevatten.

De groeijing der Dieren en Planten fchynt
niets anders te zyn, dan eene trapswyze ont-
vouwing en uitfpanning der Vaten, door een
langfaarae en voortgaande indringing der Vog-
ten
naar derzelver middellynen gefchikt; totdat
ze tot de uiterfte paaien, dezelven door de Voor-
zienigheid, wanneer ze gefchapen werden, voor-
gefchreeven , gerekt zynde, den ftaat van vol-
maaktheid bereiken, of, met andere woorden,
tot vollen wasdom komen.

Men heeft het, volgens deeze befpiegeling»

waarichynlyk geacht, dat in Dieren, (tenmin-

ften van de grootere en volmaakter Soorten,) het

Zaad van 't Mannetje in de Baarmoeder van ƒ

W' yt.

(*) 2ie Keil Ontltding van 's Menfchen Lighaam, bhdz.

148,

XV.

IHoOPD.
' si uk.

-ocr page 215-

Wyfje ontvangen zynde, foramigen der Diertjes,
Welken het in zuiken overvloed bevat, eenen
ingang in deEijerftokken vinden ,/en zig huisves-
ten in fommigen der Eijeren, welke aldaar door
de Voorzienigheid, als een gevoeglyk neft voor
dezelven, geplaatfl zyn.

Een Eijtje dus door een Diertje bewoond raa-
kende, wordt ter behoorljker tj'dlos van den Eij-
erftok, en gaat in de Baarmoeder door eene der
Buizen van
Fallopius. De Aders en Slagaders,
die het aanden Eijerllofc vaft hegtten, en gebro-
ken werden, wanneer het 'er afviel, vereeni-
gen met de Vaten j die het hier vindt, en maa-
ken den Stoel. De Rokken iritgezwollen en ver-'
Wyd zynde, door de Sappen der Baarmoeder, vor-
men de andere bekleedfels ter bëwaaring van het
kleine Diertje;'t welk, doordien het gedurig goed
Voedzel uic de zelfde Sappen ontvangt, trapswyze
uitrekt, in grootte toeneemt, en dan wel haaft,
met alle de deelen, aan deszelfs foort eigen,
zigtbaar, eennbsp;genoemd wordt.

In de Planten, die onbekwaam zyn om zig
van de eene plaats naar de andere, gelyk de
pieren, te beweegen, werde vereifcht, dat
er een bewaarplaats voor derzelver Stuifmeel
by der hand ware: om voor te komen, datze
verlooren zouden gaan. Dienvolgens bevinden
Wy, dat ieder Bloem, die Meel voortbrengt ,
insgelyks in zig zelve een bekwaame Baarmoe-
der heeft om dac te ontvang-en: alwaar de
■•^ijertjts, daarmede bezwangerd, door defap-
P^n der oude Plant tot zekere gedaante en groot-
gebreid worden. Dan zynde 't genewy
p'P Zaad noemen, vallenze op de Aarde, wel-
üe derzelver Natuurlyke Baarmoeder is. i

K 4nbsp;Vol-

XV.
Hoofd-

sïuk.

Til

-ocr page 216-

i5£ De Voortteeling der Dieren eni:.
XV. Volgens de voorgaande Onderfteliing is een
stX ^yP ^^adje, dat in de Aarde valt, in dezelfde
ftaat, als 'c
Ey van een Dier, dat van zyn
Eijerftok los raakt, en in de Baarmoeder ne-
derftort. Om met de overeenkomft voort te
gaan, de Sappen der Aarde doen de Vaten des
Zaads zwellen en uitfpannen, gelyk de Sappen
des Baarmoeders die van 't Eydoen , tot dat de
Zaadbladeren zig ontvouwen, en den dienftvan
een
Stoe\(Placenta) by de ingeÜootene jon ge Plant
waarneemen; welke, gevoeglyke en genoeg-
faame Vogtigheid inzuigende, trapsw5^ze haare
Deelen Uitbreidt, haar eigen Wortel vafthecht,
uit den Grond fchiet, en gezegd mag worden
gebooren te zyn.

Alzo de Ontdekkingen, door 't Mikroskoop,
vaneen oneindig getal Diertjesin 't Mannelyke
Zaad aller levendige Schepfelen, (als ook van
etne regelmaatigheidenbeftendigheidin 't Stuif,
ipeel van'ieder foort der Gewallen, overeen-
komftig met de gemelde Diertjes in 't Dierlyk
Zaad,) de voornaamfte?middelen gewceft zyn
om ons te overtuigen, dat alle dingen door
Ouders van hunne eigene Soort, volgens de
eeuwige en onveranderlyke Wetten by derzel-
ver eerfte Schepping vaftgefteld , zyn voortge-
bragt; zal, zo ik hope, die myn'kort berigt
aangaande de Voortteeling, voor dat ik tot dee-
ze Onderwerpen overgaa, niet ongevoeglyk
geoordeeld worden.

-ocr page 217-

XVI. hoofdstuk.

Befcbou'wingvande'DiQn]Qsin 't Mannelyk Zaad.

In't Jaar 1694 verklaarde de Heer Dr. N.
Haktzoeker van Rotterdam, in eene Ver-
handeling over de Doorzigtkunde, door hem in't
ranlch mtgegeven, dat 'er toen twintig Jaaren
verloopen «raren, federt hy begonnen hadt het
Jilannelyk Zaad van verfcheide levendige Die-
ren , door behulp van Mikroskoopen, te onder-
zoeken : dat hy, zo veel hem bekend was, de
eerfte ware, die dit ooit gedaan hadt; dat hy
in zulk Zaad een oneindiggetal van ten alierui-
terfte kleine Diertjes, byna in de gedaante van
gebooren wordende
Kikvorfchen, hadt gevonden ;
en dat deze ontdekking in het 3ofte ftuk van het
journal des Sfavans,te Parys'm 't jaar 1678 ge-
drukt, Wereldkundig was gemaakt (*j.

De Heer Leeuwenhoek was in de elfde zyner
Brieven, gedagtekend
January 167S, zeer ver-
boord over deeze aanmaatiging; enhieldt ftaan-
oe , dat hy zelf eerft de Diertjes in 't Zaad ont-
aekte, en daarvan, in
November aan de
^ocieteit van Londen een Berigt zond , ge-
|yk hy bewees door de
Philofophical TranfaBions
n December , en in January en February 1678
uitgegeven: Ja, hy verzekert verder, dat 'er
quot;quot;chen hem en den Hr.
Oldenburg , over dit
iÖ74Brieven gewiffeld zyn. Dee-
hie •nbsp;' voor zo verre

n blykt, omtrent welken tyd de beftaanlyk-
nem deezer Diertjes eerft ontdekt werde; 'twelk

(*) Hiß,nbsp;Jl

XVI.
Hoofd.

stuk.

-ocr page 218-

XVi. fommigen myner Leezeren misfchien mogten
Hoofd, begeeren te weeten.

De algemeene vertooning of gedaante der
Diertjes, in 't Mannelyk Zaad van verfcheide
foorten van levendige'Schepfelen, is veelal de-
zelfde; dat is, aller Lighaamen fchynen van eene
langwerpig eironde gedaante te zyn, met lange
dunne fpits toeloopende Staarten; en alzoze, door
deeze geftalte,eenigzins naar Kikvorfch-Broed ge-
lyken, zynze dikwils by dien naam genoemd;
fchoon derzelver Staarten,in evenredigheid tot de
Lighaamen, veel langer dan de Staarten der Jonge
Kik vor fchen zyn. Ook is 't aanmerkelyk, dat de
Diertjes in 't zaad der Viffchen veel langer en
dunner Staarten hebben, dan derzelver Staar-
ten in andere Dieren zyn : invoege dat het uit-
einde daarvan niet te onderfcheiden is dan door
de befte Glazen en uiterfte oplettendheid. Hun-
ne Lighaamen zyn ook veel kleiner. De alge-
meene vertooning derzelven, gelyk boven be-
fchreeven, is aangeweezen Pl. XIL
Fig. i.

Wanneer men in de Lente, op- dien tyd als
de Kikvorfchen voortteelen, de Balletjes van
een Mannetje opende, en wat van het Zaad voor
't Mikroskoop bragt, vertoonden zig daarin me-
nigten
van Diertjes, omtrent zo dik alseendui-
zendfte deel van een Hairtje van 's Menfchen
Hoofd (*), zo naa als men 't kon berekenen :
waaruit volgt, dat duizend millioenen van dezel-
ven maar gelyk zouden zyn aan een Kloot, wiet
middellyn zo dik was als een Hoofdhaairtje.
Daar fchynen ten minlle tien duizend Zaaddiert-
jes voor ieder Eytje van de Wyfjes te zyn..

Der-

(*) Leeuwenhoek Ontled, en Ontdekk. 16 July ilt;583'
6,

stuk.

?1. XII.

Fig.

i.

-ocr page 219-

Derzelver gedaante is opgegeven in Fig. 2,
op de zelfde Plaat.

Wanneer men' de Hom van een levendigen
Kabeljauv} met een Mikroskoop bezag, werden
zulke menigten van Diertjes met lange Siaanen
daarin gevonden, dat ten minfte tien duizend
van dez .lven in de grooite van eenenZandkor.
rel onderReld werden te zyn. Waar uit de Heer
Leeuwenhoek bew)ft, dat de Hom van dien
enkden Kabeljauw meer levendige Diertjes be-
vatte, dan'er Menfchen op den ganfchen Aard-
bodem op 'een zelfden tyd in leeven zyn (*).
v^Vant hy rekent, dat honderd Zandkorrels ne-
yens alkander een Duim maaken; weshalve 'er
in een Teerlingfche Duim een millioen van zul-
ke Zandjes zyn zou. En, alzo hy de Hom des
Kabeljauws omtrent vyftien Teerlinkfche Dui-
men groot bevondt te zyn, moeft die
vyftien
milhoenen zulke Zandkorrels'bevatten kunnen.
Indien nu ieder van deeze grootheden tiendui-
zend Diertjes bevat, moeten 'er in't
geheel hon-
derd en vyftig duizend millioenen in Zyn.

Om voorts,op eene waarfchynlyke wyze, het
getal der Menfchen, op den geheelen Aardbodem
op eenen tyd leevende,uit te vinden; ftelt hy
de langte van een Grooten Cirkel op vyf dui-
zend vier honderd Duitfche Mylen; waaruit
hy de oppervlakte der Aarde berekent op
9270218 zplke vierkante Mylen: en, onder-
quot;ellendc dat een derde van 't geheel, of
3092072 Mylen, droog Land zy; en dat hiervan

twee

b'aiiznbsp;Ontdekk. 25 April 1679-

xvl
H
oofd-
stuk.

-ocr page 220-

XVI. twee derden , of 2061382 Mylen, bewoond

Hoofd, vtrorden: en verder onderltellende, dat Holland
en WeftfrieOand twee en twintig Mylen lang
en zeven breed zyn, 't welk honderd en vier
en vyftig vierkante Mylen maakt; zo is hetbe-
woonbaar gedeelte der Wereld dertien duizend
drie honderd vyf en tagtigmaal de grootte van
Holland en Weft-Friesland.

Indien nu het Volk van deeze twee Landfchap-
pen onderlleld wordt een Millioen te zyn, en in-
dien alle de andere bewoonde deelen der Wereld
zo volkryk waren als deeze, ('t welk ten hoogfte
onwaarfchynlyk is,) zo zouden 'er 13385 mil-
iioenen Menfchen op den geheelen Aardbodem
zyn. Maar de Hom des Kabeljauws bevatte
150000; miliioenen Diertjes , 't welk elfn^aal
meer is , dan 't getal van alle Menfchen,

Het getal deezer Diertjes kan op een andere
wyze uitgerekend worden. Want de verftan-
dige Schryver van 't Schouw-Toneel der Na-
tuur zegt (1), dac drie naauwkeurige Luiden,
met zo groote zorgvuldigheid als hun moog-
lyk was, zo veel van de Kuit van een wyfjes
Kabeljauw telden als een vierendeel Loods woog,
en in 't getal, 't welk zy fchriftelyk ter neer
fielden, redelyk wel overeenkwamen. Zy
woogen toen den geheelen hoop, en agtmaal
de fom van een vierendeel Loods voor ieder
Once ftellende, maakten alle Sommen met
elkander uit, negen miliioenen driehonderd en
vier en dertig duizend Lijertjes
(f).

On-

1nbsp; Zie Schnmtometl der Natuur. II. Deel. bladz. iöi-
(f_) Men rekende vier miiliot-nen en zes en negentig^d^quot;^'^

-ocr page 221-

Onderftellendenu, (gelyk Leeuwenhoek
van 'c Mannelyk Zaad der Kikvorfchen doet,)
dat 'er in de 1-lom tienduizend Diertjes zyn
voor yder Eytje in de Kuit van 't Wyfje, zo
zal volgen, dat, alzo de Kuit van 't Wyfje be-
vonden is. negen millioenen drie honderdvier
en dertig duizend Eijertjes in zig te hebben, de
geheele Hom van 't Mannetje mag gerekend
worden drie en negentig duizend vier honderd
en veertig millioenen Diertjes te bevatten; 't
welk, alhoewel by de eerfte uitrekening veel
te kort komende, byna zevenmaal zo veel is
als 't geheele getal der Menfchen.

Om de berrekkelyke grootte van deeze Diert«
jes te vinden, plaatfte de Heer
Leeuwen-
hoek 'er een Haairtje van Zyn Hoofd digt by ,
welk Haairtje door zyn Mikroskoop een Duim
breed fcheen; en hy was overtuigd, dat ten
minfte zeftig zulke Diertjes binnen die mid-
dellyn gemakkelyk leggen konden (f): waar-
uit, derzelver Lighaamen Klootrond zynde,
volgen moet, dat twee honderd en zeftien dui-
zend maar gelyk zyn aan een Kloot, wiens mid-
dellp niet meer is dan de breedte van zulk een
Haairtje.

Hy bemerkte, dat, wanneer het Water,
waarmede hy het Zaad des Kabbeljauws verdund
had, was uitgewaaflemd, de kleine Lighaamen
der Diertjes in ftukjten borften, 't welk die uit

het

zend Eijertjes in de Kuit van een Krabbe, waar van yder zyn
voedfel kreeg
door een Streng uit het lighaam der Krabbe,
■^le Leeuwewh. Ontled. en Ontdekk. lo Jun. i68o.

(t) PbiJo/. Trtnf. Nomm. 270.

XVI.
Hoofd-

WBK.

-ocr page 222-

t58 Beschouwing van de
XVI. hec Zaad van een Ram niet overkwam. Hy fchreef
^^^nbsp;grootere vaftheid der laatften;

■ alzo het Vleefch van een Landdier zo los niet
van geweèfzel is, als dat van een Vifch. Hy
merkte insgelyks aan, dat derzelver Staarten in
Villchen zo uitermaate dun zyn, dat hy nooit
kon verzekerd weezen, dat hy 'er de tipjes of
uiterfte enden van zag.

In de Hom van een Smek konden ten min-
ften tien duizend Diertjes, in een ftukje niec
grooter dan een Zand ■ korrel, onderfcheiden
worden. Zy vertoonden zig even als die van
den Kabeljaauw; en, wanneer'er viermaal zo
\'eel Water hygedaan was, bemerkte men
datze fterker en vlugger wierden , en, als of ze op
prooy aasden, met grooter fnelheid zwommen;
fchoon in een Hair-buisjegezienzynde derzelver
geheele loop niet langer was, dan de middellyn
van een Hairtje (t).

Indien ge een Diertje in de Hom of weeke
Kuit der ViiTchen zien wilt, zo druk'er een
Weinig uit, en de grootte van een Speldekop
'op eén enkel Moskovifch Glaasje gelegd heb-
bende, verdun dit met Regen- of Rivier-wa-
ter, tot dat de kleine Schepfels genoegzaame
ruimte hebben om vry te zwemmen, en zig
voordeelig te vertoonen, 't welk ze geenzins
deen kunnen, ten zy het zeer dun gemaakt wor-
de. Of breng het, na dat ge'er wat Water
bygemengdhebt, in een van uwe kleinfte Hair-
buisjes voor 't Mikroskoop; welke manier de

Heer

-ocr page 223-

Diertjes in 't Mannelyk Zaad. 159
Heer Leeuwenhoek, gel-vk hy ors berigt, XVI.

de dienftigfte vondt tot de onderzoekinge desHoFFD-

Zaads van verfcheide Schepfelen. DeEijertjes
in de Kuit, en Diertjes in de Hom der Vis-
fchen van een Jaar oud , zyn zo groot als

oud Vr^quot;

Wanneer men de Zaadvaten van een Haan
opende, een klein dropje Zaads daar uit druk-
te, en met een Mikroskoop bezag, vertoonden
zig daar in legioenen van Diertjes, by digt in
malkander gedrongen troppen zwemmende, en
't een het ander met zo veel wakkerheid en
kragt overdwars voorby ftreevende, als of de
Haan maar nieuwelyks geftorven was , alhoewel
hy daags te vooren was gedood. En, door ver-
fcheide proeven op het Zaad van andere
Haanen
is bevonden, dat de Diertjes van hetzelve, in
een glazen Hairbuisje, veele Uuren zullen lee-
ven. Een onbedreeven Waarneemer fchynen
ze de gedaante van
Aaknle hebben; maar,in-
dien de meeft vergrootende Glazen met behoor,
lyke aandagt gebruikt worden, zal men ze van
geftalte vinden, als inPl.XII.F/g.s. ZyzynzOp, yrr
uitermaate klein, dat een millioen 'er van on-fig 3
derfteld wordt de grootte van een Zand-korrel
niet te boven te gaan , en de Staarten kunnen
zonder veel moeite niet onderfcheiden worden,
^ynde tienduizendmaal dunner dan 't Hair van
eens Menfchen hand (f).

Een weinigje Zaadftoffe, uit den Bal van een
mnd genomen, krielde van Diertjes, waarvan

een

-ocr page 224-

een millioen naauwlyks een grooten Zandkor-
rel zou evenaaren: en, nadat iets van deeze
ftoffe zeven Dagen in eefi Giazen Buis bewaard
was, bleeven verfcheide van de Diertjes le-
vendig en vlug (•). Derzelver gedaante
wordt vertoond in
Fig.. A' Ballen van een
Haas-y alhoewel vier dagen dood, waren des-
gelyks by uitneemendheid vol Diertjes gelyk die
in de
Honden, dryvende in een helder Vogt,
maar zonder beweeging.

Een Wyfje van een Konyn, onmiddelyk na dat
het befprongen was, doodende en deszelfs Baar-
moeder openende , vondt men in een klein drup-
peltje, genomen uit den mond der Buis van
Fal-
lopius,
alwaar diezig in de Baarmoeder opent,
ontelbaare Diertjes; maar geenen werden in de
Lyfmoeder zelve, of verder langs de 3uis ge-
vonden. Zy hadden lange Staarten , en voor't
meefte gedeelte (t) vertoonden zig zes door-
fchynende bolletjes op ieders lighaam, als in
Fig.
5. a: hoewel fommigen alleenlyk één bolletje
aan 't end des Lighaams hadden, en een ander
op de Staart, alsó(t).

Een druppel Zaads, uit de Zaadballen van een
Ram genomen en onderzogt zynde, krielde van
Diertjes in zo groote menigte, als de Zaad.ftoffquot;e
van andere Schepfels; maar met deeze ongewoo-
ne byzonderheid (5), dat veelen daar van, met

mal.

XVL
Hcof-d-
stuk. ■

PI. Xli,
Fig. 4.

Fig. 5.
b.

-ocr page 225-

tgt;iertjes in't Manlyk Zaad. i6i
malkander, den zelfden weg heen zwommen, XVI.
en de neiging der Schaapenfcheenen te hebben
om den leider te volgeh, en zig by Kudden te
beweegen.
Leeuwenhoek zegt, dat hy zo veel
vermaak in deeze Waarneeming vondt, dat hy
eenige Buuren inriep om met hem hier aan deel
te hebben.

Derzelver gedaante Was als in Fig. ö. pi xII.
Len
Hert in den Teeltyd gedood zynde jFig. 6.
vondt men de afvoerende Zaad vaten Opgefpan-
nen door een melkagtig Vogt, waar van een
druppel, voor 't. Mikroskoop gebragt zynde.
Vervuld fcheen met Diertjes (*), diezigmet veel

wak-

lie gedaante koh bekennen. lïy deedt het in een gfazeit
Buis, die de dikte van een SchryfpeH had, gevuld met Ter-
pentyn-olie, en bragt het voor zyn Mikrosiioop, maar kon
'er op die wyze nieti van maaken. Weshalve hy het uit de
Buis nam, en 't zeer zagt uit de ronde gedaante, waar in
het lag, uitftrekkende, zag hy zeer duidelyk het maakfel
van alle de Wervel-beenderen, dis ook de Bloedvaten, diö
met Takken zig over dezelven uitfpreideii, en kon op
twee plaatfen het Rugge-merg zien. Desgelyks kon hy
met alleenlyk het Hoofd, maar oók den Mond, Herffeneti
cn Oogen, bekennen, die de grootte van twee ^and kor-
rels hadden, eh zo heidér als Kriftal waren. Hy zag ins-
f^K r^^^ Ribben efi Ingewanden: alhoewel het geheele
igt;chepfel niet grooter dan een agtfte deel van een P^rwt
Was. Na deezen opende hy de Baarmoeder van een ander
ocfiaa^, maar drie dagen na de Verzameling; enhetVogt
aat er uit kwam, zeer viytig met een Vergrootglns Onder-
zoekende , vernam hy een klein Deeltje, d^t de grootte
[1 een Zandkorrel had; welk hy met een uitmuntend
iKroskoop befchoiiwende, met groot vermaak bevondt
klein
Lammetje te zyn, rondom in zyne
duidllb ®'®Sgende,en kon deszeifs Mond en Oogen
nJi.) Z, onderfcheiden. Zie
I.eeïjwenhoek Ontled, en
Wtaekktngen
30 Maart i(58S- bladz. 60 en 71.
k
; Zie Pbil. Trans. Nomm. 28 .

-ocr page 226-

XVI. wakkerheidbewoogen. De grootfte zwaarigheid
Hoofd- ^^j^gs om dezelven gei'oeglyk voór't Mikroskoop
te brengen: want, wanneer deftolFe te dik is ,
kan men niets zien dan een verwarde bewee-
ging, en wanneer ze dun verfpreid wordt,
droogt ze terftond op; maar, door ze met warm
Water juift zo veel te verdunnen, als genoeg is,
om de kleur te veranderen, werden dezelven
duidelyk gezien.

Het Menfchelyke Zaad is insgelyks door het
Mikroskoop befchouwd, en bevonden niet min-
der overvloedig van Leven voorzien te zyn,
dan dat van andere Dieren. Want meer dan dui-
zend levendige Scheplels werden door den Hr.
Leeuwenhoek gezien, zig beweegende in niet
meer van deszelfs vloeibaar gedeelte dan de
grootte van een Zandkorrel, en in het dikker
gedeelte waren ze zo famengedrongen, dat ze-
zig niet voorby malkanderen konden beweegen.
Zy waren kleiner dan de roode Bloedbollet^jes,
en konden geen millioens gedeelte van een Zand-
korrel evenaaren (•). Derzelver Lighaamen
zyn rondagtig, eenigzins plat offtomp-rond van
vooren, van agteren fpits toeloopende, met
zeer heldere Staarten, vyf of zes maal zo lang,
en omtrent vyf maal fmaller (f ) dan het Lig-
haam. Zy maaken hunnen voortgang dooreen
fterke beweeging van de Staart in verfcheide
bogten, gelyk de Aaien of Slangen zwemmen; en
fomtyds beweegen zy de Staart dus wel agt of
tien maal, eer zy een Hair breedte vooruit^an.

(♦) Leeuwenhoek 7de Vervolg van Briev.p.66.74.. 300.

(t) [Dat is 2 5 maal dunner, gelyk Lbeuwänhoek zegt. J

-ocr page 227-

Derzelver gedaante worde in Fig. 7. ver-
toond.

Het is verwonderlyk als men de kleinheid
van deeze geringe Diertjes, en bvzonderlyk de
verbaazende dunheid van hunne Staarten,'over-
weegt: welken evenwel van zo veele gewrigten
voorzien moeten zyn , als de Staarten vangroo-
tereSchepfels, nademaal ze dezelven zeer gaauw
kimnen beweegen; en, behalven dat, moet y*
der van deeze Gewrigten voorzien zyn van zyn
eige Spieren, Zenuwen, Slagaders en Aders j
alsook van Vogten, daar door omloopende en
dezelven voedfel, kragt, en beweeging verfchaf-
fende. In 't kort de Geeft verlieft zig in eene
kleinheid te befchouwen, die alle menfchelj'ke
bevatting te boven gaat; fchoon de reden ons
leert, dat het zekerlyk zo zyn moet. Ik her-
denk, dat Dr.
Power eeniraaije plaats, hier
toe betrekkelyk, in deVoorredezyner Proeven,
heeft, „ Het is my dikwils, zegt hy, als een
„ gemeene waarfchynlykheid en. iets meêr dan
„ verbeelding voorgekomen, (hoe vreemd ook
„ de gilling mag fchynen ,) te denken, dat de
« kleinfte hghaamen, die wy met onze bloote
„ Oogen kunnen zien, flegts als middel-Even-
» redigheden zyn tuflchen de grootfte en kleinfte
», Lighaamen in de Natuur; welke beide uiter-
» ften even ver buiten 't bereik van 's Men-
»» fchen zinnelyke gewaarwording leggen. Want,
» gelyk ze aan de eene kant bekrompene
jy Zielen zyn, en den naam van Filofoofen on-

waardig, die denken, dat eenig Lighaam te
gt;» grof of te groot in zyne afmeetingen kan zyn:
j, zo zyn ze insgelyks even dom, envan'tzelf-
» de flag met devoorigen, die by tegehftelling
L anbsp;den-

xVi.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 228-

„ denken, dac de deeltjes derScofFe te klein
„ kunnen zyn , of dat de Natuur aan een on1
„ deelbaar deeltje bepaald is, en een
Non plus
„ ultra
van haare fmaldeelingen moet hebbenquot;.

Gelyk de Diertjes in 't Mannelyke Zaad van
onderfcheidene Schepfelen malkanderen in ge-
daante niet zeerongelyk zyn, zo is het ook aan-
merkelyk, datze in grootte niet verfchillen vol-
gens de grootte der Schepfelen waar van ze zyn
genomen j maar, in dien opzigte, fchynen over-
een te komen met de Zaaden der Boomen en
Planten, welker grootte zeer weinig evenredig-
heid heeft tot de grootte der Boomen en Plan-
ten, die dezelven voortbrengen (*). Het zaad
van een Appel, by voorbeeld, is eenige duizend
maaien kleiner dan een Kokos Noot, alhoewel
de Boomen die ongelykheid niet hebben. De
zaaden van Tabak, (waar van duizend niet boven
één grein weegen (f) ) zyn ongelyk veel kleiner
dati veele Soorten van andere Zaaden: welker
Planten op verre na zo groot niet zyn als de Ta-
bak is. Hier komt het van daan, dat de Diert-
jes in 't Zaad der kleinfte Vogelen, Viervoetige
Dieren en Viflchen, ja ook zelfs der Infeften,
ontdekt zyn. Want
Leeuwenhoek verzekert
ons hoehybevondt,dateen witte ftofi'e , die hy
fomtyds uit de agterfte deelen der mannnetjes
Spinnekoppen gedrukt hadt, zynde omtrent zo
veel als een Zandkorrels grootte, inderdaad hun
Zaad was (§), doordien hy daarin zeer groote

XVI.

Hooeb-

sxuk.

me-

1nbsp; Leeuwekh. Omlerv.enBifchmia. az Jan. 1683.p.l
(t) Dr. Power's Experim. p. 30.
ö) Pbilofopb. Transact. Nomm. 279.

-ocr page 229- -ocr page 230- -ocr page 231-

menigten van Diertjes ontdekte, welken meer XVI.
dan vyf Uuren levendig bleeven, maar zouiter- Ho«quot;quot;»
maateklein waren, dat, volgens zyne onder.
ftelling , duizend millioenen van dezelven de

grootte van een Geerst. korrel niet zouden
evenaaren. Hy vondt ze insgelyks in 't zaad

de Libella minima of kleine Puijiebyter d, de Ge-
meene Fliege^
in de Mannetjes Floof, in Mug.
geng, en in verfcheide andere Infeften (*)
Zonder twyfel zal een naauwkeurig onderzoeker
dezelven in zeer veele Voorwerpen, die nog
niet onderzogt zyn, kunnen ontdekken; want
de Natuur is in alle haare werken zig zelve ge-
lyk, en daar is goede reden om te gelooven,
dat ze zekerlyk in 't geheele Dierlyk gedeelte
der Schepping zyn.

Onder de vee vuldige foorten van Diertjesin
Waters en Aftrekfels waargenomen, zyn 'er
penen gevonden welke naar die, welken in
t Z,aad zyn, geleeken: maar de Diertjes in 't
^aad van alle foorten van Schepfels, tot hier
toe onderzogt, hebben een gewoone en alge-
meene gelykheid aan malkander; met deeze by-
zonderheid, dat ze in gedurige beweeging fchy-
nen, zonder de minfte ruft of tulTchenpoozing,
indien er maar genoeg Vogt voor dezelven zy
om in te zwemmen.

Veelen hebben zig ingebeeld, dat'er insge-
lyks

APhnbsp;Ontdekkingen s Apr. 1680. p.

p ■ ^^^ Vervolg. vanBriev. p. 288. c Ibid. 7de Verv
van Bnev.
p.44^. j i^id. Onde,-v.enBefchouw. S Novembquot;
1680 p. 21. e Ibid. p. 22. f Ibid. p. 24. g Ibid D O , h
Ibid.
Zend.Briev. 17 Novemb. 1716. bladl. 299

L 3

stok.

\

-ocr page 232-

i(5ö van de diertjes
XVI.. lyks leevendige Schepfels in de andere Dierlyke
Hoofd- Sappen zouden te vinden zyn; maar na hec naauw.
$yUK. ijeurigfte en alierzorgvuldigfte onderzoek, fchynt
het zeker , dat 'er niets met het minfte teken van
leeven door de befte Glazen te ontdekken is, 'C
zy in 't Bloed, Spog, Gal, Chyl, of eenig an-
der Vogt, behalve in het Zaad alleen (1).

XVII. HOOFDSTUK.

H

Van de Diertjes aan de Tanden.

[oewel 'er geene Diertjes ia Spog ofSpee*;v
j, J. fel
kunnen gevonden worden, zyn'er eg-
ter groote menigten, van onderfcheide Soorten,
in de witte Stoffe, die tuifchen de.Tanden zit,,
te ontdekken: indien dezelve met een Speld of
jyaald uitgehaald , rnet een weinig Regen - water
enSpeekfel zonder Lugt-belletjes vermengd,en
voor 't Mikroskoop gebragt wordt; Somtyds
zynze zo ongelooflyk talryk, en vol van bewee.
ging, dac de geheele Stolfe fchynt te leeven.
PI
XIII Ct) De grootfte Soort (F/^. i by a vercoond)
Fig.
i. 'maakt een zeer gezwinden voortgang in 't Spog
of Water; van deezen zyn 'er maar weinigen.

Die van de tweede Soort bzyn talryker, en heb-
bert eenö beweeging hun byzonder eigen.

Die

1nbsp; [De Heer BuffoM meent zodanige Diertjes als in
het Zaad, gezien te hebben in alle andere Vogten van 't
Menfchelyk Lighaam, Ja zelfs in Infufiën van Plantge-
waffen: njet hoe veel Grond zullen
wy in 't Aanhangzel

?ien,]nbsp;_____

(■j) Leeuwenh. Ondervind, en Befcbouw. 12 Sept. l683' P*
3. Wederom 3de Fervolg van Briev. psfte Miffi*. p« Si»«

-ocr page 233-

Die van de derde Soort zyn rondagtig,enzo XVII.
klein, dat een korrel grof Zand een millioen daar Hoofd-
van in grootte zou evenaaren. Zy beweegen zig zo
fnel, en in zulke menigten, datze gelyk zwer-
men van
Muggen of Vliegen zig vertoonen, en
d«rzelyer nette geftalte is niet gemakkelyk te be-
kennen.

Sommige of alle deeze drie Soorten kunnen,
vry beftendig, in de ftoffe van tuflchen de Tan-
oen van Mannen, Vrouwen of Kinderen ge-
nomen , gevonden worden; byzonderlyk van tus-
fchen de Kiezen, zelfs fchoonze hunne Tanden
gedurig wafl'chen, en met de uicerfte zorgvul-
digheid reinigen: maar in Menfchen , die flordi-
ger zyn, verfchaft de gemelde ftoffe der Tan-
den een andere foorc van Diertjes, in de ge-
daante van Aaltjes of Wormpjes, gelyk by rf is
afgetekend. Deeze beweegen zig agterwaards of
voorwaards met groote buigingen des lighaams;
en baanen zig een weg, door de kleiner Diertjes
overal rondom zig, even gemakkelyk als een
groote Vlinder door een zwerm Muggen zou
breeken. Daar zyn insgelyks, in deeze ftoft'e van
de 'landen, andere foorten van Diertjes „met
beweegingen zo uitneemend langzaam, dat men
zonder eene langdurige oplettendheid niet kan
verzekerd zyn, of zy leeven dan niet.

Als men 'er Azyn by doet fterven ze allen;
waaruit men met reden fchynt te mogen be-
ilmten, dat, de Tanden en het Tandvleefch
roet Azyn te wafl^chen , een middel is om Z6
voor deeze kleine Schepfels te behoeden.

1.4

XVIII.

-ocr page 234-

lóS De Diertjes van hst SchurfT
XVIII. HOOFDSTUK.

De Diertjes mn het Schurfc op V Men-
Jchen Huid.

Jet Mikroskoop heeft ontdekt (j't gene men
zonder hetzelve zig naauwlyks zou heb-,
ben kunnen verbeelden,]) dat de Kwaal, diewy
het Schurft noemen, ontftaac uic kleine Infeo-
ten onder de Opperhuid, welker gedurig byten
een zypering van Wey uit de Huid, en dus die
Puiftjes of Water-blaasjes, waar aan men dee-
ze K waai kent, te weeg brengt. Dit werdt door
Do6tor Bon.nio uitgevonden,die, opmerken-
de, dat Schurfte Menfchen, uit hunne ruidige
Huid, met de punt van een Speld dikwils klei-
ne Water - blaasjes pluizen, en dezelven op hun-
nenagels knippen gelyk Vlooijen, voornam te
onderzoeken wat deeze Blaasjes eigentlyk zyn
mogten. VVeshalven, met een fyne Naald een
ktein puiftje uit een plaats die
overalruidigwas,
en daar 't geweldig jeukte , haaiende, drukte hy
'er een dunne flofFe uit, en vernam een zeer
klein wit Bolletje, dac naauwlyks te bekennen
was, 't welkhy voor 't Mikroskoop brengende
bevond', een zeer klein Diertje te zyn,in gedaan-
te naar een Schildpad gelykende, vaneenwitag-
tige kleur, maar op de
rug donkerer dan elders,
voorzien met eenige lange en dikke Hairtjes, zeer
gaauwin
zyne beweeging; hebbende zes Pooten,
een fcherp Kopje, en daar op twee Hoorntjes;
zynde van gedaante gelyk in de twee afcekenin-
pl. slii.gen vertoond wordt Fig. 2,a. b.
lig. •nbsp;Dee-

(♦) Milof. TranfaSt, Nomm.. 283-

XVIII.

iJoOFH-
siyK.

H

-ocr page 235-

Deeze Proef was herhaald in fchurfte perfoo-
nen van allerlei ouderdom, kunne, en gefteld-
heid, en in alle Saizoenendes jaars, en dezelfde
Diertjes zyn beftendig in de meefte Water-puift-
jes gevonden: en hoewel het moeielyk is dee.
ze Schepfels, wegens derzelver kleinheid en kleur,
(welke eveneens als de Huid is) op de oppervlak-
te des Lighaams te onderfcheiden, zag hy ze eg-
ter fomtyds op de Leden der Vingeren in de klei-
ne groefjes van de Opperhuid, daarze eerftmeC
hunne fcherpe Kopjes beginnen in te booren ,
knaagende en hunne Lighaamen indringende,
tot datze t'eenemaal onder de Opperhuid geko-
men zyn, aiwaarze van plaats tot plaats holen
maaken, eene laftige en gruwelyke Jeukt ver-
wekken , en den befmetten perfoon nood-
zaaken om te krabben; 't welk alleenlyk dient
om de Kwaal te vermeerderen: want door de ver-
breeking der kleine Puiftjes en fommige kleine
Bloedvaatjes, ontftaan Rooven, korftige Zwee-
ren, en meer dergelyke vuile toevallen: terwyl
deeze verderfiyke Diertjes doorhurme kleinheid
de Nagels ontfnappen, en zig nog verder ver-
fpreiden.

Deeze Diertjes dikwils waarneemende, be-
merkte hy dat een van dezelven een klein lang-
werpig wit Eitje, bykans doorfchynend, uithet
agterfte gedeelte zyns Lighaams liet vallen; en
naderhand zag hy veelen van dezelfde foort van
E'^'es; 't welk aantoont, datze gelyk andere
^'^quot;^Pfels dooreen Mannetje en Wyfje voortge-
teeld Worden, boewei hy nooit in ftaat was
om de Kunne van een der genen, die hy onder-
zogt, te ontdekken.

De gedaante der Eijertjes wordt vertoond by c.

Hier uit kunnen vvyopmaaken, hoe het komt,
L 5nbsp;dat

xvni.

Hoofbquot;

stuk.

-ocr page 236-

170 V a n h b t Schurft.

xviii. dat deeze Kwaal zo zeer befmettelyk zy. Want
Hoofd- deeze Diertjes kunnen door enkele aanraaking
quot; ligtelyk van den een tot den anderen perfoon
overgaan: alzo ze niet alleen eene gezwinde be-
weeging hebben, maar aan ieder ding, datze aan-
raaken, kleeven, en, zo wel op de oppervlakte
des Lighaams, als onder de Opperhuid kruipen:
en eenige weinigen eens gehuisvefl zynde, ver-
menigvuldigenze fpoedig door de Eijeren dieze
legpien. De befmetting kan ook op gelyke wyze
voortgeplant worden door Slaaplakens,Handdoe.
ken, Zakdoeken of Handfchoenen, van fchurf-
te Menfchen gebruikt; nademaal deeze Diert-
jes in zulke dingen zig ligtelyk kunnen verber-
gen, en buiten 't Lighaam twee of drie Dagen
leeven.

De ontdekking der Schurft-Diertjes toont
insgelyks de reden aan, waarom deeze Kwaal
door inwendige middelen alleen nooit te genezen
is : maar Loogagtige watlchingen, Baden , of
Smeeringen vereifcht, beftaande uit Zouten^
Zwavel, Koperroot, Kwik, Precipitaat, Subli-
maat, oKulke foorten van doordringende en by-
tende Geneesmiddelen, die dit Ongedierte in
de Huid kragtdaadig kunnen dooden. Indienwe
fomtyds bevinden , dat deeze Kwaal in een
korte poos wederkomt, nadatwe onderftel-
den, datze door Smeering t'eenemaal geneezen
was , is dit niet zo zeer te verwonderen. Want
fchoon de Smeering alle de levendige Diert-
jes mag verdelgen, zal dezelve waarfchynlyk de
Jongen in de Eitjes, die in de Huid gelegd zyn,
niet dooden; welken uitgebroed zynde de Ziekte
kunnen vernieuwen. Om deeze reden is het
raadfaammet fmeeren eenige Dagen aan te hou-
den, zelfs nadat de Geneezing voltrokken fcJivnt.

AlX.

STtfK.

-ocr page 237-

De Schubbetjes der Opper-Huid. 171

XIX. HOOFDSTUK,

Vah de Schubbetjes van 's Menfchen Op-
per-Huid.

(quot;^e Opperhuid , het uitwendige bedekzel
des Lighaams, is aanmerkelyk wegens
haare Schubbetjes en Zweetgaten.

De Schubbetjes zyn een ontdekking van 't
Mikroskoop; want zo klein zynde, datraentwee
honderd 'er van met een Zandkorrel kan bedek-
ken (*), konden ze nóóit door 't bloote Oog on-
derfcheiden worden. Zyzyn geplaatst als in de
ViiTchen
(f) en ieder Schub is zq verre dooC
twee anderen bedekt, dat alleenlyk een derde
deel daar van te voorfchyn komt; welke legging
over malkander de oorzaak kan zyn, waarom de
jHuid des lighaams wit (§) fchynt; want Omtrent
den Mond en Lippen, daar ze niet over mal-
kander heen leggen, ziet men 'erdè Bloed-vaten
door heen, en die deelen zyn rood. Men ver-
moedt dat de uitdampende ftoffe uitkomt tuflcheft
deze Schubbetjes, die over de Zweetgaten of uit-
loozende Vaatjes leggen, door welken de Water-
en Olie • Vogten uitwaalTemen, en op honderd
plaatfen rondom de kanten van ieder Schubbetje
doortogc kan vinden (§§). Derhalve indien een
Zandkorrel tweehonderd van die Schubbetjes

kan

lt;*) LeeüWekh. Ontled. en Ontdekk. «Jan. 1686. p, 43.
en wederom Onderv. en Bekhouw. 12 Sept. 1683. p. 12.

(t) Ibid. p. ,14.

vS) 28 Decemb. 1683. p.

(sa) ^Wrf. 12 Sept. 1683-F-, 17.

-ocr page 238-

XIX. kan bedekken, dezelve bekwaam zal zyn om
fiooFD- twintigduizend plaatfen te fluiten,, waardoor
de uitdamping gefchiedt.

Een ftukje Huid van tuffchen de Vingers, van
't Voorhoofd , den Hals, de Armen, of eenig an-
der zagt gedeelte des Lighaams, 't welk niet Haai-
rig is, dient beft om deze Schubbetjes te ver-
toonen ; want daar de Huid Eeltagtig is, zynze
als op malkander vaftgekleefd.

Zy zyn gemeenlj-k vyfzydig, gelyk in de Af-
,P1. XIII. tekening PI. XIIL Fig. 3. a.
fig. 3. Derzelver fchikking op de Huid wordt ver-
toond by
b,

Indienze met een Penne-mes afgefchrapt,
in eert druppel Water gelegd, en zo voor 'c
Mikroskoop gebragt worden, zal men ze op
eene voordeelige wyze zien,

XX. HOOFDSTUK.

I

De Zweetgaten van de Huid.

Ieder gedeelte van 's menfchen Huid is vol
uitloozende Buisjes of Zweetgaten, welken
geduurig het overtollige der omloopende Vog.
ten ontlaften.

Om de Zweetgaten te zien, zo fny een fneedtje
van de Opperhuid met een fcherp Scheermes,
zo dun als mooglyk is: fny dan onmiddelyk een
tweede fneedtje van de zelfde plaats, breng dat
voor't Mikroskoop, en in een ftukje, niet groo-
ter dan een Zandkorrel kan bedek ken (*), zult gy
ontelbaare Zweetgaatjes zo duidelyk gewaar wor-
den,

(♦) Lztvmm.Zend-Brieven, JyScpt. 1717.bladz.

-ocr page 239-

V A N D E H U I D.nbsp;173

den, als men kleine gaatjes, met een fyne Naald XX. -
in Papier geprikt, indien het tegen de Zon ge-Hooquot;quot;-
houden wordt, befpeurenkan. De Schubbetjes
van de Opperhuid verhinderen het onderfcheiden
gezigt van de Zweetgaten, ten zy ze met een
Pennemes weg gefchraapt, of op bovengemelde
wyze afgefneeden zyn; maar indien een ftukje
van de Huid tuffchen de Vingers, of van de paU
men der Handen, dus bereid en dan onderzogt
wordt, zal het Ligt, op eene zeer vermaakelyke
wyze, door de Zweetgaten gezien worden.

Leeuwenhoek tragt eenigzins een denkbeeld
van t ongelooflyk getal der Zweetgaten ineens
Menlchen Lighaam te geeven. Hy onderftelt
( ) , dat 'er honderd en twintig zulke Zweet-
gaten zyn in een Lyn , of tiende deel van een
Duim. Om egter binnen de paaien te blyven, re-
kent hy er maar honderd. De iangte van een
Duim zal er dan duizend op een ry bevatten,
en een Voet twaalfduizend. Volgens deeze re-
itening moet een Voet vierkant honderd en vier
en veertig millioenen inhouden: en onderftel-
dat de Oppervlakte van een middelmaa-
ligMenfchveertien vierkante Voeten bedraagt,
zuilen in de Huid twee duizend en zeftien mil-
«oenen Zweetgaten zyn.

Om nog wat klaarder denkbeeld van dit byfter
groot getal van Zweetgaten door onze bevatting
^^ krygen, laat ons metMERSENNUs
ItTh^anbsp;ieder Uur uit zeftig Minuu-

'r p , ^^^eniederMinuut uit zeftig Seconden
ot rolsflagen: 'er in een Uur dat zyn drie

dui-

telS.

-ocr page 240-

174 De Zweetgaten van de Huid.
XX duizend zes honderd : in vieren twintig uuren
Hoofd, zes en tagtig duizend en vier honderd; en m
STUK. gen Jaar één en dertig milhoenen vyf honderd
en zes en dertig duizend Polsflaagen. Maar daar
zyn vier en zeftig maal zoo veele Zweetga-
ten in de oppervlakte van eens Menfchen Huid,
en derhalven moet hy vier en zeftig Jaaren iee-
ven, eer hy
een Polsflag voor ieder Zweetgat
in de Huid gehad zal hebben.nbsp;, , .

Dr. Nathaniel Grew merkt aan (*), dat de
Zweetgaten, door welken wy uitwaaflemen ,
byzonder opmerkelyk zyn aan de Handen en
Voeten; want indien de Hand met Zeep wel
gewalTchen is, en maar meteen Glas, onverfchil-
lig welk, onderzogt wordt, zullen in de Palm,
of op de einden en voorfte leden des Duims en der
Vingeren, ontelbaare kleine evenftxeekige Rib-
beties, van evengelyke grootte cn afftand, gevon-
den worden. Op welke Ribbetjes de Zweetgaten
met een zeer goed Oog , zelfs zonder een Glas,
op ryen leggCTde, kunnen befpeurd worden:
maar door een goed Glas befchouwd zynde, fchynC
ieder Zweetgat gelyk een klein Fonteintje, mee
bet Zweet daar in ftaande zo klaar als Rots-wa-
ter , en, indien het afgeveegd wordt, zal men be-
vinden , dat het onmiddelyk weder opwelle.

Wanneer we de menigte van Openingen over
de geheele Huid overweegen, is het redelykzig
te verbeelden .dat de kleine Dieren, als
yiootjtn.
Luizen, Muggen , enz. met derzelver dunne
Werktuigen, geene nieuwe doorboonngen
maaken, maar dezelve eerder in de Vaten van
Huid ftooten of inlaaten, en het Bloed of zoda-

(♦) Fbilijjopb. Trarija^. Nomm.

-ocr page 241-

Bescööuwing van de Luis. 175 ^xi.

Hoofb.

pig ander Vogc, als derzelver eigentlyk Voedzel stuk.
is, uitzuigen.

XXI. hoofdstuk.

t

Befchouwing van de Luizen.

De Luis heeft zulken helderen Dop of Huid,
dat wy meer kunnen ontdekken van't ge-
ne in haar Lighaam omgaat, dan in de meefte
andere levendige Scheplelen: 't welk dezelve
een vermaakelyk Voorwerp voor't Mikroskoop
doet zyn.

Zy heeft natuurlyk drie verdeelingen (*):
het Hoofd, de Borft , en de Buik of 'c Staart-end.
In't Hoofd vertoonen zig twee fraaije zwarte
Oogen, als ook een Hoorntje dat vyf Leden heeft
en met Hairen omzet is, ftaande voor yder
Oog. Aan het end der Snuit is een puntig uit-
fteekend deel, dienende vooreen Scheede ofKo*
ker van den Zuiger of Boor, welken het Schepfel
in de Huid ftoot, om het Bloed of ander Vogten ,
waar mede het zig voedt, uit te haaien: alzo
het geen Mond heeft, ciie zig opent, Deeze
Zuiger oordeelt men zevenhonderdmaal dunner
dan een Hairtje te zyn (f). Hy is vervat in een
anderen Koker binnen den eerften, en kan naar
Welgevallen uitgebragt of ingetrokken worden.

I^e Borft is in 't midden zeer aartig getekend,
en de Huid daarvan doorfchynend, vol kleine
kuiltjes. Uit derzelver beneden-deel komen zes
Pooten voort , die ieder vyf Leden hebben.

De

(*) Zie S w AMMERD. Byhel der Natuure of Hiß. der InfeBin.
bladz. 68.

(t) Lseowbuh. 6ie Tervolgder Sritvtn. p. 209.

-ocr page 242-

XXI. De Huid gelykt naar Sagryn, behalven raaf
Hoofd, 't end toe, daar ze gladder fchynt. Ieder Poot
eindigt in twee omgekromde Klaauwen, van on •
gelyke langte en grootte, die zy
gebruikt, ge-
lyk wy den Duim en middelften Vinger. Daar
zyn Haairen , zo wel tuffchen deeze Klaauwen,
als over de geheele Pooten (•).

Boven op het Staart-end kunnen wy Rings-
wyze verdeelingen befpeuren, als ook een over-
vloed van Haairen, en tekens, die zig vertoo-
nen
selykde Striemen vaneen Roede in iemand
diegegeeffeld is. De Huid van den Buik ziet 'er
uit als Sagryn, en is naar het laager end toe hel-
der en vol van kleine kuiltjes. Aan 't uiterfte
end van de Staart
zyn twee kleine halfronde dee-
len, geheel met Hair, welke
het Aarsgat be-
dekken (f).nbsp;^ ,nbsp;,

Wanneer de IwiVhaare Pooten beweegt, kan
men de werking der Spieren, (welken alle zig
in een langwerpige donkere vlak op ^midden
der Borft vereenigen,) volkomen onderfcheiden;
zo ook de bewecgingder Spieren van 't Hoofd,
wanneer zyde Hoorntjes beweegt. De werking
der Spieren is ook zigtbaar inde verfcheide Ge-
ledingen der Pooten. Wy kunnen insgelyks de
uitloopende takken der Aderen en Slagaderen,
(welke wit zyn) en de geregelde klopping der
Pols in de Slagaders zien. Maar 't allerverwon-
derlykfte is de Wormswyze beweeging der Inge-
wanden, die van de Maag langs alle de DarmeO
naar beneden tot den Aars voortgaat.

Indien een Luis, wanneerze zeer hongerigi«»

bui'

(♦) Zie SWAMMEHD Bybil der Natuur of Hift. dsr Inft^''*'
bl. 68.

(t) Pbilof. TranJaB. Nomm. 102.

-ocr page 243-

buiten op de hand geplaatft wordt, zalze haar XXt
Zuiger in de Huid fteeken, en men kan het Bloed Hoofd-
niet een fyne Stroom naar het Voorhoofd zien
gaan; alwaar het in een rondagtige holligheid
valt, en van daar wederom, met een dergelyke
Stroom, voortgaat naar een andere ronde ont-
vang-plaats in 't midden des Hoofds; Van daar
door een kleiner vaatje naardeborft, en dan naar
een Darm, die zig uitftrekt naar 't agterfte ge-
deelte des Lighaams, alwaar hy met een kromte
een weinig opwaards draait. In deBorftenDarm
wordt het Bloed, zonder verpoozing, met groote
kragt bewoogen, byzonderlyk in de Darm, en
dat met zulkeenefterkevoortftuwing naar bene-
den, en zulk eene famentrekking van den Darm,
dat het verwonderlyk is. Deeze geduurige en fter-
ke werking der Maag en Ingewanden op het voed-
fel van het Schepfel, om deszelfs verteering te
bevorderen, is der overweeginge waardig. In
het bovenfte gedeelte des krom opgaanden
Darms, zo even gemeld, ftaat het voortgedree-
ven Bloed ftil, en fchynt eene fcheiding te on-
dergaan : wordende een gedeelte daarvan helder
en wateragtig, terwyl zekere kleine zwarte deelt-
jes nederwaards naar den Aars gaan (*).

Indien een Luis op haare Rug gelegd wordt,
Vertoonen zig twee Bloedige donkeragtige Vlak-
ken ; de grootfte in 't midden van 't Lighaam,
en
de kleinfte naar de Staart toe (f). In de grootfte
vlak is een wit Vliesje of Blaasje, dat zig opwaards
en nederwaards van 't Hoofd naar de Staart fa-
mentrektenverwydt;
welks Klopping gevolgd

worde

(*) Zie Himp. TranfoÜ. Nomin. lOt.

(t) Zie Dr. Powcu's Obferv. 9.

M

-ocr page 244-

XXI. wordt door de klopping der donkere Bloedige
Hoo^o- Vlak, in of over welke het witte Blaasje fchynt
te leggen. I)eeze beweeging van famentrekking
en verwyding ziet men beft, wanneer de Luis
zwak wordt. Dit witte kloppende Blaasje fchynt
het Hart te zyn ; want, zo daar in geprikt wordt,
fterft de Luis terftond. In een groote Luis kan
de klopping op de Rug gezien worden, maar het
witte Vliesje niet zonderden Buik naar boven te
keeren. De donkeragtige Vlak, die laager zit,
gifte Dr. H
a r v e y de uit werpfels der Darmen te
zyn.

Luizen zyn geen Hermaphroditen, gelyk men zig
valfchelyk verbeeld heeft, maar Mannetjes en
Wyfjes. De Heer
Leetjwenhoek ontdekte,
dat de Mannetjes Angels inde Staarten hebben,
maar de Wyfjes niet: en vermoedt dat de fmerte-
lyke pyn, dieze fomtyds verwekken, uit het ftee-
ken daarmede ontftaat, wanneerze door druk-
king of anderszins ontruft worden; dewyl men
fomtyds zien zal, indienze wat hard aangetaft
worden, datze hunne Angels uitftooten.Hy ge-
voelde ook weinig pyn ofongemak van den Zui-
ger of Boor, fchoon zeven of agt tefi'ens op zyne
hand weidden (*). De Wyfjes leggen Eijeren of
Neeten, waaruit jonge Luizen voortkomen, in aU
Ie deelen volmaakt, die geen verdere verande-
ring ondergaan, dan datze grooter worden.

Leeuwenhoek begeerig zynde om de
evenredigheid en tyd van derzelver Voorttee-
ling te weeten, deedt twee Wyfjes in een zwar-
te Kous, die hy zo wel by nagt als over dag
droeg. Hy bevondt, dat een derzelven, in zes

Da-

(*) Leküwenh. 6de Vervolg van Brieven, p, so?»

itujc.

-ocr page 245-

VAN DE LUIZ BN. 179

Dagen, vyftig Eijeren gelegd had, en deeze ope- XXI.
nendezag hy er nog wel zo veel inde Eljerftok Hooquot;®'
(Ouamfw); waaruit hy befluit, datze in twaalf
Dagen honderd Eijeren zou gelegd hebben (•).
Deeze Eijeren , in zes Dagen uitgebroeid zynde,
. (t welk hy bevondt den natuurlyken tyd te zyn,)
zouden waarfchynlyk vyftig Mannetjes en even
zo veel Wyfjes voortbrengen: en deeze Wyfjes,
in agtien Dagen tot volkomen wasdom geraaken-
ae, mag ieder van haar onderfteld worden, na
nopwaalf Dagen, insgelyks honderd Eijeren te
^llenleggen; welke Eijeren in de volgendezes
■L'agen,(den tyd, die vereifcht wordt, omze uic
te broeden,) een jong broedfel van vyf duizend
zouden voortbrengen (f). Zo dat een Luis in agt
Weeken vyf duizend van haar eigen nakome-,
lingen zien kan; een aanwas naauwlyks geloof-
lyk, zo het door de ondervinding niet geblee-
ken ware.

Een Luis kan gemakkelyk in een klein dropje
Water, op een ftrookje Glas, voor 't Mikros-
koop geopend worden, maar zonder Waterzya
de deelen zeer moeijelyk te verdeelen, en ge-
fcheiden zynde rimpelenze en droogen aanftonds
op- Dus kan men vyf of zes Eijeren van volko-
men grootte, en gereed omgelegd te worden, in
de Eijerflok van een Wyfje.vinden, met zeftig
of zeventig van verfchillende grootte, maaral-
le veel kleiner dan de Eijeren in de Eijerflok
van een Hen zyn. In't Mannetje is 't Mannelyk
üd aanmerkelyk, als ook de Zaad-balletjes,
waarvan het twee paar heeft; de Angel verdient

ins-

f quot;quot;^snh. 6de Vervolg van Brieven, p. 198.

W Ibid. p. 202 en 212.

M 3

-ocr page 246-

XXI. insgelyks een naauwkeurig onderzoek. Deeze
Hoorn, gchepfels vermyden hec Ligt zo veel mooglyk

•TUK. Jg enkunnengeenKoude verdraagen.DeWyt-

ies vertoonen zig, indienze vallen, zeer wit en

even na de voeding fchynenze minder rood dan

de Mannetjes, omdat het Bloed, wegens de me- .
nigte der Eijeren, niet zo klaar door de Vaten

fchynt

Pl XIII De afbeelding van de gemeene Luis is gege-
F k
4 ven in Fig. 4- Derzelver Zuiger of Pnem wordt
^ ^ vertoond
by De Angel van 't Mannetje

^^Daar wordt een ander flag van Luis by onrei-
ne Menfchen
gevonden, welke wegens haare
fedfan?e [by de Engelfchen]
Krab-Luis [by or^s
miuisl
genoemd wordt. Het Ongedierie , c
welk aan de Lighaamen van verfcheiderley Die-
ren zit, en
daar zyn Voedfel zoekt, fchoon m
gedaante en grootte zeer ongelyk, noemt men
ook
gemeenlyk Luizen. Voor de Tekeningen
van verfcheiden hiervan zynwy den Heere Re-
bi, die ons dezelven aan 't end zyner Verhan-
deling
de Generatione Infeaorum gegeven heett,
verpligt, vanwaar de Hr.
Albin ze overgeno-
men heeft inzyn^oe^^a« de
Spinnen. Weinige
hiervan zyn genoegfaam door 'tMikroskoop on-
derzogt , en groote verfcheidenheden van ande-
re foorten zyn nog quot;t'eenemaal onbekend.

De Infeilen zelf zyn met Ongedierte gekweld,

dat op dezelven zyn Voedfel zoekt, en ze plaagt.
De zogenaamde Luizige Tor onder anderen,is
aanmerkelyk
wegens menigten van kleine Schep-
fels, welken fnel rondom dezelve
loopen,maar
ïig niet laaten affchudden. Sommige an^««

-ocr page 247-

Torren hebben ook Luizen, maar van verfchil- XXI.
lende foorcen. . .

De Oor - fform is dikvvils, byzonderlyk even
onder de aanhechting van den Kop, geplaagd
met kleine Diertjes, die wit zyn en blinkende
gelyk
Myten, maar veel kleiner. Zyzyn rond
van Rug, plat van Buik, en hebben lange Poo-
ten, inzonderheid de twee voorften. Men heeft
Zodanigen nog op geen ander Dier befpeurd.

Slakken van allerleije foorten, maar voornaa-
nielyk de grooten zonder Huisje, hebben vee-
le kleine Infeélen, die uicermaate gaauw zyn,
en op dezelven leeven en hun aas zoeken.

Menigten van kleine roode Luizen, met een
zeer klein Kopje, en naar een Schilppad gely-
kende, ziet men dikwils omtrent de Pooten der
Spinnen.
Terwyl de Spinnekop leeft kleeven
zy daar aan, maar verlaaten hem, indien hy
ftjrft.

Men kan dikwils op de /fowme/r witagtige Lat-
ze«, die zeer fnel loopen, ontdekken. Ikhebze
dikwils op Mieren gezien: veele Soorten zyn'er
op ViiTchen te befpeuren;
Kircher zegt, dat
hy
Luizen op r/ooi/m gevonden heeft; en waar-
fchynlyk zyn zeer weinige Schepfels vry van de-
zelven.

Alzo fommigen begeerig mogten zyn om te
weeten, welke Soorten van
Luizen (*) Re-

di

(•) Rbdi noemt het Ongedierte op de viervoetige Dierea
Pedtculi of Luizen, op de Vogelen Pufee^ of Vlooijen. Hy
zegt, dat yder flag van Vogelen zyn byzonder foort
vznFlooij-,
en heeft, verfchillende van die der andere Vogelen : datzy
allen, wanneerze eerft uitkomen, wit zyn, maar allengs een
kleur krygen gelyk de Veeren, waaronder zy leeven; datie
M 3
nbsp;eg'

-ocr page 248-

I82 B E S C H O O W I N G

XXI. pi waargenomen en afgetekend heeft, is de
, Hoofd-volgende Lyft, om hunne nieuwsgierigheid te
voldoen, hier ingevoegd. Op
den Valk en het
Waterhoen gevonden
drie foorten: op de groote
Duif, de Tortelduif, de Hen, den Spreeuw,
de Kraan, den Exter , den Reiger , den
kleinen Reiger , de Zwaan, de Turkfche
Eend, de Zee-Meeuw, de kleine Zwaan, ieder
ééne foort: op de wilde Gans en Plevier twee:
op de Tahng, den Havik, dePaauw, de wit-
te Paauw, den Kapoen, de Kraay, den witten
Spreeuw ; op Suiker-gebak en Droogeryen,
iéne: op Menfchen tw^e foorten, t. w. de ge-
meene Luis en de Platluis; op den Rhee-Bok,
Jen Kemel, den Ezel (*), den Afrikaanfchen
Ram, het Afrikaanfche fïoen
ééne-, op het Hart
twee foortent en op den Tyger (f) ééne foort.^

egter doorfchynend genoeg blyven voor een goedMikroï-
Jsoop, om de beweegingen der ingewanden te ontdekken.vdat
de
Kraan een witte foort heeft, die als met^rafcr/cieKarakters
is: »getekend en dat derzl ver grootte niet gefchikt is naar de
Vogels waaropze aanleelen; want eenkleine
Meerl heeft
Vlooijen zo groot «Is de Zwaan.

(*) Ar tstoteles verzekert in zyne Hijlorie der Dieren, en
op deszelfs gezag
Plinius, dat Ezels en Scbaapen vry van
dit Ongedierte zyn: maar
Red r toont aan, datze beide
misgetaft hebben wat den
Ezel aangaat; en, de Scbaapen
betreffende, is ieder Schaapherder bekwaam om hun tc
wederleggen,

Ct)Deittw van den £«o«;gelyktin gedaante naar die van
den
Tyger, maar is grooter, en ligter rood. Vid. RidI
^yptrim, circa Gener. Injt^. p. 31» amp; feq.

-ocr page 249-

V A N D E L u I z E N. 183

XXII.nbsp;hoofdstuk. iS:

SXUK

Befchouwing van de noüt'tmslamp;s.

Daar is een klein Diertje in gedaante en kleur
als een
Luis, dat gezwind by verpoozingen
loopt en gemeenlyk op de Bladen en Banden
der Boeken, of in vermolmd Hout gevonden
^rdt. Men noemt het een
Hout-Luis oï Hout-
^^yt, en 't IS fchier by iedereen bekend. De
^opnvandit Schepfel hebben een Goud-kleur,
en kunnen van hetzelve ingetrokken of uitge-
bragt worden. De Wormswyze beweeging der
Ingewanden vertoont 'er zig duidelyk in, en,
t gene nog wonderlyker is, men ziet in het
zelve eene beweeging der Herflenen.

Ik agt dit het Diertje te zyn, dat Derham P?.
dicuhs pulfatorius of Deat • Watch (PhiU TranfaSt.
Nomm. 291.) noemt; alwaar hy zegt, dat de
Pediculus pulfatorius en de Scarabaeus Sonictphalus
de twee eenigfleinfeaen zyn, die geregeldtik-
ken, gelyk een Zak-Orlogie (*).

XXIII.nbsp;HOOFDSTUK. '

Befchouwing van de Myten.

Door Myten verflaat men gemeenlyk kleine
Diertjes, die in grooten overvloed in ver-
ouderde Kaas gevonden worden, Voor't bloote
S vertoonenze zig gelyk beweegende Stof-

deelt-

zyn 'er veel te zwak enonbe-
Enbsp;Springend of Knip - Torretje .

Xlliquot; SkSï' /rT

M 4

-ocr page 250-

XXIII, deeltjes, maar het Mikroskoop ontdekt, datze
Hoofd. Dieren zyn volkomen in alle Lighaams deelen ,
he bbende zulk eene geregelde gedaante, en alle
noodwendigheden des leevens op zulk eene ge-
fchiktewyzewaarneemende, als Schepfels , die
dezelven veel millioen maal in grootte te boven
gaan.

Deze Diertjes zyn met een Korft bedekt en
gemeenlyk doorfchynend. Derzelver voor-
naamftedeelen zyn , de Kop, Hals, en
't Lig-
haam. De Kop is klein in vergelyking van'tLyf,
met een fcherpe Snuit, en een Bek, die zig opent
en fluit gelyk die van een
Mol. 7,y hebben twee
kleine Oogen; en zyn uitermaate fnel van Ge-
zigt; want, indien gy dezelven met een Speld
of ander Werktuig aanraakt, zult ge bemerken
hoe vaardig zy een tweede aanraaking vermyden.
Sommigen hebben zes Pooten, en anderen agt:
't welk bewyft, dat ze van verfcheide Soorten
zyn, fchoonze, behalven dat, in alle opzigten
gelyk fchynen. Ieder Poot heeft zes Leden; rond-
om met Haair bezet, en
twee kleine Klaauwen
aan 't end, welke gemakkelyk iets kunnen op-
neemen, Het agterfte des Lighaams is grof en
dik, het
eindigtin een Eironde gedaante, en is
met eenige weinige, uitneemend lange Haairen
voorzien. De andere deelen des Lighaams en des
Hoofds zyn ook dunnetjes met lange Haairen
bezet (•).

Deeze Schepfels zyn Mannetjes en Wyfjes.
Het Wyfje legt Eijeren; waar uit (gelyk in de Lui-
zen en Spinnekoppen) de Jongen, volfchapenin
ajlen deele, voortkomen, fchoon jten uiterften

klein i

quot; (♦) Vid. PowEK'j Obferv. amp; Hooi'ï Microgr. p. ai4-

-ocr page 251-

D E

Myten.nbsp;185

klein: maar, alhoewel derzelver gedaante niet xxin.
Verandert, vervellen zy egter verfcheide reizen «oofo-
voor dat ze hun volicomen wasdom krygen.

Zy kunnen veele Maanden tulFchen twee hol-
Ie Glaasjes leevendig gehouden, en naar welge-
vallen voor 't Mikroskoop gebragt worden, en,
doorze dikwils te befchouwen, zal men veele
keurlyke byzonderheden ontdekken. Dus kan
menze dikwils, met de ftaarten aan malkander
gevoegd, in Paaring (*) zien: want, alhoewel
het Lid van 't Mannetje in 't midden des Buiks
^, keert het zig naar agteren gelyk dat van den
Khinoceros. De Paaring gefchiedt met een on-
geloofiyke fnelle beweeging. De Eijertjes broe-
den, by warm Weer, in twaalf of veertien Da-
gen uit; maar 's winters en by koud Weer worden
'er verfcheide Weeken toe vereifcht. 't Is niet
ongewoon, de Jongen te zien worftelen om van
de Eijerfchaal los te raaken, waarmede zy fom-
tyds een Dag bezig zyn.

De middellyn van een Myten - Ey fchynt gelyk
aan die van eens Menfchen hoofdhaairtje; en
zes honderd zulke middellynen gaan om-
trent in de langte van een Duim (j). Onder-
ftellende, dan, dat een
Duiven Ey drievierde
van een Duim middellyn heeft; zo zyn vier
honderd en vyftig middellynen van een Myten
■Ey maar gelyk aan de middellyn van een Dui-
ven-Ey: en gevolglyk, zo derzelver gedaanten
l^lyk zyn, moeten wy belluiten, daf; 91120000
-»^ijeren van een Mvt niet grooter d?in één Dui-

Myten zyn zeer gulzige Dierenjwant zy ver-

flin-

(*) Zie Leeuwenh- 4de Vervolg van Brieven, p. 550,
Cf) Zie Pbilof. TranJoSt. Nomm. 333- amp; 284.

M 5

-ocr page 252-

i86 Beschouwing van
XXIII. Hinden niet alleen Kaas, maar insgelyks alle foor-
s?uK?'nbsp;gedroogde Vifch of Vieefch, gedroogde

Vrugten , Graanen van allerleij Soort, en fchier
alles 't geen zekeren trap van Vogtigheid heeft
zonder geheel na te zyn : ja men zal dikwils be-
fpeuren, datze malkander verflinden. Als ze ee-
ten ftootenze beurt om beurt de eene Kaak voor-
uit, de andere agteruit: waar door ze het Voed.
fel fchynen te verbryzelen; en , na dat ze met
eeten gedaan hebben, fchynenze te herkaauwen.

Dit is het Ongedierte, dat in de Kabinetten
der Liefhebberen weet te komen, en hunne
fraaije Kapellen en andere keurlyke Infeften op-
eet, laatende niets in derzelver plaats dan ftof
€0 verwoefting. Het eenige middel om dit voor
te komen is. de Laaden en Doozen gedurig met
Kamfer voorzien te houden, welker heete en
drooge uitvloeifelsdetedere Lighaamen van dee-
ze kleine fchaadelyke plunderaars doordringen,
doen opkrimpen en vernielen.

Hier moet ik aanmerken, dat'erverfchei-
de fooriten van
Myten zyn, welken in fom-
mige by2'.onderheden verfchillen, alhoewel der-
zelver algemeene gedaante en aart dezelfde is.
By voorbeeld de
Myten in Mout - Stof en Ha-
veren - gort - ftof zyn gaauwer, dan
Kaas-My-
ten,
en hebben meer en langer Hairen. De
Myten in de Vygen gelyken naar Schalbyters,
hebben twee Voelers aan de Snuit, boven de-
zelven twee zeer lange Hoorntjes, met alleen-
lyk drie Pooten aan yder zyde, en zyn traager
dan die in het Mout
(1). Leeuwenhoek merkte
op, dat fommige Myten in Vygen langer Hairen
hadden dan hy op eenige andere foorten gezien

hadti

1nbsp; Zie PowEï's Obferv. lo.

-ocr page 253-

DK M Y t E N.nbsp;187

hadt; en deeze Hairen onderzoekende, vondt hy x X r ir.
zegeukt, of datze andere kleine Haairtjes had-
den, die uit hunne zyden voortkwamen : waar-
door hy zig verbeeldde, datze mooglyk op de
kleine afftanden, daar deeze Haairtjes'voor den
dag komen. Leden hadden. Hyhadfook dierge-
lyke Haairtjes opandere üfyïe« gezien, dog zeer
Zelden. De Hr.
Hook belchryft een foort van,
deeze Diertjes, welke hy
Zwervende Myten
noemt (*), als zynde fchier op alle plaatfen te
vinden, daar ze voedzel kunnen krygen.

Wanneer hec, eenige Jaaren geleden gebeur-
de , dat ik in een ledige witte fyne Aarden-Pot
keek , verbeeldde ik my datze Stoffig was j
maar, op een nadere befchouwing, bemerken-
de dat de deeltjes zig bewoogen , onderzogt ik
ze door 't Mikroskoop, en ontdekte, dat, het
gene ik voor Stof had aangezien, Zwermen
van deeze
dooiende Myten waren, zynde der-
waards gelokt door den Reuk van eenige
Ka-
Viaar,
die weinige dagen te, vooren was in de
Pot geweeft.

De Myt is by uitftek taay van leeven. Ik
heb ze tuflchen myne Glaasjes Maanden aan
malkander, zelfs zonder voedfel, bewaard; en
de Hr. Leeuw enhoek zegt, dat één, die
nyop een Pennetje voor zyn Mikroskoop ftak,
elf Weeken in die ftaat leefde
(f).
p^^ Geftalte der Myten wordt vertoond Pl. XIIL
Plaat Xlli. Fig. 5. Een van derzelver Eijeren^^'ë- 5
ter zyde bya.

XXIV.

(*) Hook's Microgr. p. 205.

(t) LEEUWehh, 4de Fervoig van Brieven, p. 605.

-ocr page 254-

XXlV. HOOFDSTUK.

Befchouwing mn de Vlooijen.

Dit wel bekende kleine Schepfel is geheel
overdekt met bruine harde Sclielpagtige
Schubben, Plaatjes of verdeelingen, die netjes
famengevoegd en over malkander gevouwen zyn,
op zulk eene wyze, datze zig naar alle de fnelle
beweegingen en de behendig'ieid van het Diert-
je kunnen fchikken. De Schubben zyn keurlyk
gepolyft, en rondom de kanten met lange pun
ten bezet, in zulk eene fchoone en geregelde
orde als moogelvk is. De Hals is fraay geboo-
gen , en gelykt 'veel naar een Kreeften Staart.
Het Hoofd is zeer ongemeen : want uit hec

Snuics - gedeelce daarvan komen de cwee voorfte
Pooten voort, en tuflehen dezelven zit de Boor
of Zuiger, waarmede het de Huid van andere
levendige Schepfelen doorboort, en zyn Voed-
fel daar uit trekt. Het heeft twee groote fchoo-
ne zwarte Oogen, en een paar kleine Hoorns
of Voelers. Vier andere Pooten zyn aan de Borft
gevoegd; zo dat het'er in 't geheel zes heeft;
welke, eerhetfpringt, korc in malkander gevou-
wen zynde, en allen op 't zelfde oogenblik zig
uitzettende,
het Schepfel tot een verbaazenden
afftand doen fpringen. De Pooten hebben veele
Leeden, zyn zeer Hairig, en eindigen in twee
lange fcherpe omgekromde Klaauwen, gelyk ge-

Pl. Xill. zien kan worden in Fig. 6.

Fig. 6. De Boor of Zuiger der Vloo is geplaatft tus
fchen de
voorfte Pooten, en heeft een paarPy-
len of Lancetten in zig beflooten, welke, na aac

XXIV.

Hoofd.
stok.

-ocr page 255-

DE Vlooijen. 189

de Boor een ingang gemaakt heeft, waarfchyn-
lyk verder in 't Vleefch geftooten worden,om
het Bloed van de byleggende deelen derwaards
te doen vloeijen, en dan op te zuigen; en dit
fchynt dat ronde roode Plekje, met een Gaatje
in
'i midden, welk wy gemeenlyk een Floo-bett
noemen, teveroorzaak€n(*). Deeze Boor,des-
zelfs Koker zig zydelings openende, en de twee
Lancetten daarin , zyn zeer bezwaarlyk te zien,
ten zy men de twee voorfte Pooten, tuflchen
welken zy gewoonlyk ingevouwen en voor 'c
gezigt verborgen leggen, digt aan 't Hoofd af-
fnyde(f): want een Floo fteekt zelden den Boor
uit, dan wanneer zy voedfel neemt, maar houdt
denzelven digt inwaards opgetrokken. De befte
weg derhalve, om 'er by te komen is, dat men
eerft den Kop affnyde, en dan de voorfte Poo-
ten ; alzo men dus het zieltoogende Diertje ge-
makkelyk kan behandelen, en
voor 't Mikros-
koop brengen.

De Vlooijen zyn Mannetjes en Wyfjes, en
leggen Eijeren zoo wel als de Luizen en Myten;
maar zyn, behalve dat, uitermaate verfchillende
in haare leevensloop; alzo ze net dezelfde ver-
anderingen ondergaan, als de
Zydc mmen. Zy
leggen haare Eijeren aan de wortels van 't Haair
der Katten, Honden en andere Dieren, dezel-
ven daar aan vaftkleevende met een foort van
Lymige Vogtigheid. Wanneer de Eijeren uit-
gebroeid quot;zyn , komen 'er geene volfchapene
Vlooijen , maar kleine
Wormen of Maden ,

wel-

(♦) LEjsuwtifH. Onderv. en hefchouwingen, 12 Novemb.
1680. p. 26.

(I) Ibid. 4de Vtrvolg van Brieven, p. 552,

-ocr page 256-

XXIV. welkei' Lighaamen verfcheide ringswyze, dun-
H'^ofd- netjes met lange Haairen bedekte, verdeelingen
STUK. i^ebben, uit voort, en deeze worden gevoed door
de fappen des Lighaams , daarze digt aan klee-
ven (•). Uitermaate zyn zy vlug en gaauw;
maar, indienze aangeraakt, of bang gemaakt
worden, rollenze zig zeiven fchielyk op in
een ronde gedaante, en blyven eenigen tyd
zonder beweeging; waar na ze zig langfaam
ontwinden, en weg kruipen, gelyk de
Rupfen
doen, met een wakkere en fnelle beweeging

Wanneer de tyd haarer Veranderinge nadert,
verbergen zy zig zoo veel mooglyk is; eeten
niets, leggen ftil en fchynen te fterven: maar,
indien men ze met het Mikroskoop befchouwt,
zal men bevinden, datze met de Zyde of Web,
die uit haar' Bek komt, een bedekking of Zak
rondom zig weeven, welks binnen zyde zo wie
als Papier is, alhoewel dezelve voor 't overige
geheel met Vuiligheid bezoedeld fchynt. In
deeze Zak neemen zy dc gedaante van een Pop-
je aan, en worden zo wit als Melk: maar,
twee of drie Dagen voor datze uit deeze gevan-
genis breeken, wordt hunne kleur donker, zy
krygen vaftigheid en fterkte, enzyn ,zo draalsze
uit den Zak komen, volmaakte
Vlooijen, tot
fpringen bekwaam.

Door de Eijeren der Vlooijen in een kleine
Glazen Buis te doen, en dezelve in iemands Boe-
zem geftadig warm te houden, heeft men ontdekt,
dat ze in 't midden van den Zomer binnen vier
Dagen uitbroeden. Als men dan de Maden met
doode Vliegen voedt, welken zy greetiglyk uit-

zui-

-ocr page 257-

zuigen, komenze in elf Dagen tot volkomen- xXIV.
heid;. wanneer de Made haaren Zak fpint. Hoofd.
en na nog vier Dagen in een Popje verandert.
Na negen Dagen in die ftaat gelegen te hebben,
kome 'er een volkomen Vloo uit voort, die
aanftonds belcwaam is tot de Paaring, leggende
Eijeren in drie of vier Dagen. Dus kan een
Vioo magt en twintig Dagen uit het Ey komen,
en naar Geflagt voortplanten (•); en de over-
groote aanwas zal zoo groot een wonder niet
fchynen, indien we overweegen, dat 'ervan
Maart tot December zeven of agt Teelten van
dezelven kunnen zyn. Na dat ze Eijeren ge-
legd hebben flerven ze wel dra, gelyk alle Schep-
fels doen, die dergelyke veranderingen onder-
gaan.

Als men Vlooijen in een Glazen Euisje doet,
dat aan beide enden geftopt is, dog zo dat het ve r-
fche Lugt toelaat, kan men derzelver verfchfjide
handelingen waarneemen, en byzonderl\;k de
wyze van Paaring, welke Staart aan Sta'art ge.
fchiedt, ftaande het Wyfje ('t welk ver het
grootfte is) over het Mannetje. Men 'zalze ins-
gelyks Eijeren zien leggen, niet altemr^al op eene
reis, maar tien of twaalf op een Dag, verfchei-
de Dagen agtereen; welke Eijeren in dezelfde
or^ uitgebroed worden.

De Ontleding der Vloo kan op de zelfde wyze
gelchieden, als die van de Luis; dat is, in Wa-
ter. De Maag en Ingewanden met derzelver
Wormswyze beweeging (f) kan men duidelyk be.

ken-

r*) Leeüwenh. 4de Fervolg van Brieven, p. s40.

(t) Onderv. en Bejcbouviingen 12 Novemb, 1680: p. 24. '

-ocr page 258-

XXIV. kennen, en tevens de Balletjes en 't Mannelyk
Hoofd, jjj ^ als mede Aders en Slagaders, die onbegry'
pelyk klein zyn (*).
Leeuwenhoek verzekert,
dat hy insgelyks ontelbaare Diertjes, van gedaan-
te als
Slangetjes, in 't Mannelyk Zaad van de
Vloo ontdekt heeft.

Twee dingen in dit Schepfel verdienen onze
overweeging, naamelyk, deszeifs verbaazende
gaauwheid en wonderbaare fterkte; waar door
't in ftaat is om meer dan honderdmaal zo ver te
fpringen als zyne langte: gelyk door Proeven is
gebleeken. Hoe fterke Spieren; welk eene
Veerkragt van Vezelen moet hier zyn: en hoe
zwak en traag zyn, naar maate van hun eigen
grootte , het Paard, de Kemel, en de Olifant,
indienze met dit geringe Infeft vergeleeken wor-
den !

Het Ey van een Vloo wordt vertoond Plaat
PI, XIII. xilï. Fig. 6. a, en de fForm of Made^ daar
l^'S- uit vovortkomende, by Letter A.

XXV. HOOFDSTUK.

Befchoumng van de Spinnen.

D

e algemeene gedaante van een Spinnekop

_ is iedereen zo wel bekend, zelfs zonder 't

behulp van een Mikroskoop, dat ik met de be-
fchryving daar van geen tyd zal fpilien: maar
voortgaan om berigt te geeven van fommige by-
zonderheden in dit Ongedierte, welke alleen-
lyk door dit Werktuig kunnen ontdekt worden.

Alzo

(♦) Lkeuwenh. 4de Fervalg van Brievin. p. 557.

-ocr page 259-

DE S P I N N Ë lï.nbsp;103

Alzo een Vlieg (de natuurlj^ke prooy der Spin) XXV.
uicermaate zorgvuldig en gaauw is, en gewoon-
Hoofd.
Jyk van bovenkomt, moeft de Spin noodzaa- '
kelyk een fnel gezigt hebben en eene bekwaam-
heid om opwaards, voorwaards, en zydelings,
op den zelfden tyd, te kunnen zien. Het Mi-
kroskoop, nu , toont dat het getal, maakfel,
en de fchikking van derzelver Oogen, wonder-
lyk bekwaam zy, om tot alle-deeze oogmer-
ken te
dienen.

De meefte Spinnen hebben agt Oogen; twee
boven op 't Hoofd of Lighaam; (want 'er is
geen fcheiding tuffchen beide, om dat een
Spin
geen Hals heeft;) die regt opwaards zien; twee
anderen in 't voorfte, een weinig beneden dee-
ze , om alles wat'er vooruit gebeurt te ontdek-
ken ; en aan ieder zyde nog een paar, waarvan
het eene zydelings vooruit ziet, het ander zyde-
lings agteruit: zo datze byna aTles rondom zig
kan waarneemen. Alle Soorten hebben wel niet
even veel Oogen: wancwy vinden'erinfommi-
gen tien, in anderen alleenlyk agt, zes, óf
vier; en in de
Langbeenige Veld - of Scbaapter-Spin
niet meer dan twee: maar, in welk getal ook, zy
zyn onbeweeglyk en doorfchynend, op de keur-
lykfte wyze geplaatft, en verdienen het naauw-
keurigfte onderzoek. De befte weg omze te zien
IS, de Pooten en Staart af tefnyden,en alleen-
lyk den Kop voor't Mikroskoop te brengen (*).

^he Spinnen hebben agt Pooten, welken zy
gebruiken om te loopen, en twee Armen of
kortere Beenen naby den Bek, die in 't grypen

van

_nbsp;'' Nuttig gebruik vari 't Mikmkoop. bl. 425,

quot;i. aV» by H.j

N

-ocr page 260-

XXV. van haar prooy te hulpe komen. Zy fchynen
Hoofd- ^jgt j^et Hair bezet, hebben ieder zes Leden,
en eindigen in twee omgekromde Klaauwen,
zaagswyze, dat is die aan de binnenzyde Tan-
den gelyk een Zaag hebben, waardoorze over-
al aan vaft kleeven. Op een kleinen afftand
van deeze Klaauwen fteekt een foort van Spoor
Pl. XIII. uit, geheel zonder eenige Tanden. Zie Fig. 7.
Fig- 7' Maar de vreeslyke wapenen , waarmede de
Spin haare prooy vat en doodt, zjm een paar
fcherpe en kromme Klaauwen óf Nypers (by fom-
migen, alhoewel zeer oneigenlyk, Angels ge-
noemd, ) in't voorfte gedeelte van den Kop. De
Oormrm en hdifcke Pisfebedden of Duizendbeenen,
als ook verfcheide andere Infeèlen, hebben wa-
penen vaii gelyke gedaante, en tot het zelfde
einde. Deeze Klaauwen of Nypers ftaan hori-
zontaal, en zyn, wanneerze niet gebruikt wor-
den , verborgen in twee Kasjes, gefchikt om
dezelven te ontvangen :: in weken zy zig vou-
wen gelyk een Knip-mesje, en leggen daar tus-
fchen twee rijen van Tanden, die insgelyks ge-
bruikt worden om de Prooy vaft te houden.
Deeze toeftel is beter te vertoonen, dan te be-
Tig.
5. fchryven. Zie Fig. 8.

De Hr. LEEUWENHOEKonderrigtons(»),
dat ieder van deeze Klaauwen of Nypers eene
kleine opening of fpleetnaby
de punt heeft,ge-
lyk in de Tand van een Adder-, en vermoedt
dat daardoor een vergiftig Sap in de Wonden, die
dezelve maakt,geftortworde, 'twelk den dood
■van Vliegen eo aridere Infeélen veroorzaaIct:maar
Dr. Mead oordeelt in zyne zeer uitmuntende

ïroe-

-ocr page 261-

D E S P 1 N N E N.nbsp;195

Proeve ever de Vergiften, dat dit een groote XXV.
miflag zy: nademaal hy niet in ftaat was ge-
weeft om eenigen uitgang of opening te beken-
nen, fcnoon hy dpze deelen
met een zeer goed
Mikroskoop verfcheide reizen befchouwde. Hy

Tnt.nbsp;»quot;eening beveiligd ,

dooi eene Klaauw te onderzoeken van de groo^
te
Jmerikaanfche Spin, door Piso befchreven,
en
iMbamdu genoemd, hem door den Hr. Peti-
ver vereerd: welke vyfcienmaalzo groot zvnde
als die van eenige Europifche Spin, zo twyfel-
oe hy met, indien 'er eenig fpleetje in geweeft
Was, of zyn Glas zou het ontdekt hebben; maar
ny vondt dezelve t'eenemaal digt. „ Daarenbo-
„ ven zag hy, na herhaalde Proeven , duide-
„ lyk, dat 'er , terwyl de
Spin beet, niets aan
„ de Klaauwen uitdroop, welken overal droog
„ waren; maar datze een korte witte Snuit op
5, den zelfden tyd uit haaren Bek duuwde , die
„ eenig vogt ftortte in de Wond Verder
merkt hy aan , „ dat de hoeveelheid van Vogt
9) door onze gemeene Spinnekoppen, wanneer-
sj ze haar prooy dooden, uitgeworpen, blyk-
5gt; baar zo groot is, en de wapenen, met wel-
ï) ken Zy de Wond maaken, zo klein: datze
3, maar een zeer gering gedeelte daar van langs
sj ^en weg zouden kunnen ontlaften.

De Spinnekoppen veranderen dikwils van
Huid, welke men volmaakt droog en doorfchy-
't Spinrag kan vinden; en van zulke
«uiden kan men de Nypers of Klaauwen; (want
01e worden altyd met de Huid afgeworpen • ^

^akkelykfcheiden,endezelvennaau«rkeuriger

^derzoeken dan in een levendige Spin Dus
naamelyk zyn ze doorgaans fraay uitgefpreid;

Nanbsp;en

-ocr page 262-

XXV. en wegens haare doorfchynendheid is ieder klein
Hoofd, gedeelte zeer duidelyk te zien: maar noch d;js
5TUK. op eenige andere wyze, ben ik ooit in flaat
geweeft om de Opening, waar van de Hr.
Leeuwenhoek fpreekt, te bekennen (1).

Het maakfel der Spinne - PFebhen, en de manier
van die te weeven, zyn ook Ontdekkingen van
't Mikroskoop. Hetzelve naamelyk onderrigt
ons, dat de Spin vyf kleine Tepeltjes digt by
't end van de Staart heeft, waaruit een Gom-
agtig Vogt komt, 't welk aan ieder ding, waar
tegen het aan gedrukt wordt, kleeft, en uitge-
trokken zynde terftondt in de Lugt verhardt,
een koord of draad wordende, die fterk genoeg
is om
vyf of zesmaal de zwaarte van 't Lighaam
des Spinnekops te draagen. Deeze Draad is uit
verfcheide fynere famengefteld, welken afzon-
derlyk uitgetrokken worden, maar op den af-
ftand van twee of drie Haairs breedten van C
Lighaam der Spin zig vereenigen. De Draaden
zyn fyner of grover volgens de grootte dssSpin-
nekops,dieze
fpint.Leeuwenhoek rekende, dat
honderd der fynfte Draaden van een vohvaifene
Spin, de middellyn van een Haairtje uit zyn
Baard
niet'konden evenaaren; en gevolglyk, indien
de Draaden en het Haair rond zyn, zyn tien dui-
zend zulke Draaden niet dikker dan zulk een
Haair. Hy rekent verder, dat, wanneer jonge
Spinnekoppen eerft beginnen te fpinnen, vier-
honderd van dezelven niet grooter zyn,
dan een
die volwaffen is: derhalve is de Draad van zuiK

een kleine Spin vierhonderdmaal kleiner dan
^nbsp;de

1nbsp; [Naderhand, echter, heeft Baker dat Spleetje ge-
vonden
en Leeuwenhoek tegen Mead geregtvaaiaiga.
Zie Nutlig gthruik van 't Mikresksep. bladz. 424'J

-ocr page 263-

Xgt; E S P I N N E N.nbsp;197

de Draad van een volwalfene: 't welk toege-XXV.
ftaan zjnde, zo zyn vier millioenen
Draaden Hoofo-
van een Jonge Spin zo dik niet als een enkel
Haairtje uit eens Mans Baard (*).

De Eijeren van fommige Spinnen zyn zeer
vermaakelyke Voorwerpen, dezelven zyn rond
aan 'c een end'enplatagtigaan 'tander, en heb-
ben een neerdrukking in 't middelpunt van 't
platagtig end', en een geelagtigen kring daar
rondom. De kleur is blaauwagtig wit gelyk die
van valfche Paarlen,- en, wanneerze uitgebroed
zyn, komen 'er de kleine Spinnen, haar vol-
komene gedaante hebbende, uit, en loopen zeer
fnel rondom. Het Wyfje legt haare Eijeren,
tot een getal van vyf of zeshonderd, in een
Zak
die van haar eigen Web zeer fterk gemaakt is,
welken zy of onder haaren Buik draagt, en mee
de grootfte zorgvuldigheid bewaart, of anders
in een yeiligen fchuilhoek verbergt. Zo dra
als de Eijeren uitgebroed zyn, vertoonen zig
de Jonge Spinnetjes zeer vermaakkelyk voor 't
Mikroskoop.

Te vooren is aangemerkt, dat de loop des
Bloeds in de Pooten en't Lighaam van dit fchep-
fel gezien kauworden; en een opmerkend waar-
neemer zal veele andeie wonderen in de ontle-
ding en onderzoeking van deszelfs verfcheidene
deelen ontdekken, op welken hier te blyven
ftaan voor my moeijelyk zou zyn. Ik kan eg-
ter dit Hoofdftuk niet befluiten , zonder twee
of drie foorten van Spinnen aan te wyzen, als
byzonderlyk der opmerking waardig.

Daar is eene kleine witte Veld-Spin met kor te
Pooten, die overvloedig tuffchen nieuw Hooy

ge-

(♦) Zie thilofoph. Tranßct. Nonun. 272.

-ocr page 264-

XXV. gevonden wordt, welker Lighaam zig vertoont
Hoofd- gelyk witte Barnfteen met zwarte knobbels, uit
iTos. jgder van welken prikkels groeijen gelyk aan de
Steek'.ndePalm. Sommigen hebben zes, fommi-
gen agt fcherpe en levendige Oogen , die onder-
fcheidenlyk kunnen gezien worden: hebbende
ieder Oog een heideren en wonderbaaren vio-
let blaauwen Appel, omringd met een bleek
geelen Kring (*).

De Z'Jitrvende of jaagende Spin, welke geen
Web fpint, maar by vlaagen loopt en huppelt,
heeft twee boffen Pluimen op de voorfte Pooten,
welken wel verdienen voor 't Mikroskoop ge-
plaa ftce worden ideverfcheidenheid enfchoon-
heidder kleuren over dit geheele Schepfel ver-
fchaft insgelyks een zeer vermaakelyk Gezigt
(f).

De Langbeenige Veld-oï Schaapherder' Spin is
een zeer verwonderlyk Sch. pfel (§). Zy heeft
twee voor Klaauwen, tot een grooten afftand
van den Kop, met zwart aan 't end' beflagen
gelyk die van een Krabbe, welken op de wyze
als die van een Scorpioen zig openen en fluiten,
en zaagswyze getand zyn aan de binnenzyde,
Sny alle de Pooten van deeze Spin af,
en plaats
dezelve voor 't Mikroskoop, zo
zult gy befpeu-
ren , dat de uitpuiling boven op de Rug met twee
fraaije git-zwarte Oogen is voorzien.

Het kleine roode Spinnetje, dat aan de Baften
der Boomen of in de Aarde kruipt, dient ook
niet verzuimd te worden.

(*) Dr. Powkr's Microseop. Ohjerv. p. 13.

Hook's Microgr. pag. 200.

(J) Hook's Microgr. pag. 14,

XXVL HOFD-

-ocr page 265-

D E M U e O E N.nbsp;199

XXVL

xxvi. hoofdstuk. Hoofd.

Befchoumng van de Muggen.

Uit een Eytje, door de Mug op het Water
gelegd, komt eerft een
Worm of Made welke
verandert in een zonderhng./Fäier-Dier (be-
fchreeven bladz. 86) dat vervolgens een Mug
wordt.

Het is niet mooglyk, de byzondere fchoonheden
Van dit fchepfel zo ;der Mikroskoop te ontdek-
ken ; maar door deszeifs behulp fchyntze op eert
ongemeener wyze, dan de
meefte andere Dieren,
door de Natuur verflerd te zyn. Het Staart-
end is met Pluimen gedekt, die
zeer net op
ryën gefchikt zyn en van verfcheide Kleuren,
maar volmaakt doorfchynend. De Borft,- Korft-
agtig zynde, is bekleed met kleine ftyve Haairen
of Borftels, in plaats van Pluimen; en daaraan
zyn zes Haairige Pooten, die ieder zes Leden
hebben en twee kleine Klaauwen aan 't end(*X
De Pooten zyn overal met Pluimen verfierd,
die als Schubben op elkander leggen, met zeer
veel zwarte Hairtjes daar tuffchen, welke ftevig
Ichynen gelyk Varkens - Borftels. De Wieken
zyn met lange neerhangende Veders omringd: en
de Adertjes of Ribbetjes, dienende omze te
yerfterken, zynookbepluimdofbefchubd. Tus-
xchen deeze Ribbetjes is een uitermaate dun door-

fchy#

(*) Swammerd. Bybel der Natuure of Hiß. derMeSgn,
bladzyde 359 amp; 351.

N 4

-ocr page 266-

fchynend Vlies gefpannen, vol kleine zwarte
fcherpgepunte Haairtjes , die overal met de
uiterite regeltnaatigheid gefchikt zyn. Maar al-
zo'er verlcheide foorten van Muggen zyn (1),
zyn ook derzelver Wieken zeer verfchillende.
Sommigen hebben een zoom van lange Pluimen,
anderen van korte, en anderen in 't geheel gee-
nen. Het Rib-werk der Wieken is insgelyksin
fommigen met Pluimen, in fommigen m^et Schub-
ben , en in fommigen met Prikkels bezet. -

Maar het wonderbaarfte gedeelte van dit
Schepfel is deszeifs Kop: als welke de Hoornt-
jes, den Angel of Zuiger en de Oogen bevat.
De Hoorntjes of Sprieten der Mannetjes-Mug
zyn zeer verrukkelyke Voorwerpen. Zy heeft
'er tweepaar, waarvan het eene, op kleine af-
ftanden, omringdis met langen Haairen, Krans-
wyze geplaatft, wordende ieder kring kleiner
dan de voorgaande, naar maate hy nader aan
't end der Hoorn ftaat: en allen met malkander
Vertoonenze de gedaante der Plant, die
Equi-
fetum
of Paardeftaart genoemd wordt. Het an-
dere paaar is langer en veel dikker dan 't voor-
gaande, en
Haairig van 'teen end tot het ander.
In
de Wyfjes-Mug, heeft het eerfte paar Sprie-
ten, fchoon van dezelfde figuur als in 'tMan-
netje, op ver na zulke lange
Haairen niet, enhet
tweede paar is ten minfte drievierden korter dan
het eerfte.

XXVI.
Hoof«

stuk.

De

1nbsp; DeHr. Deeham nam bykans veertig verfcheide»
ne foorten van Muggen omtrent de plaats, daar hy woon-
de, waar; welke was
Upminfter , in EJJex. Zie zyneGflfl-
gel. Natuurkunde \)l 4,01.

-ocr page 267-

De Boor, Angel of Zuiger, is een Koker XXVr.
met lange Schubben bezet, die onder den Keel
Hoofd-
van de Mug verborgen legt, wanneerze er geen
gebruik van maakt (*), By gelegenheid opent
zig de zyde, en daar worden vier Pylen uirge-
ftooten j waarvan de een , hoe klein ook, de drie
anderen voor een Scheede dient. Derzelver
kanten zyn uitermaate fcherp, en ze zyn gebaard
of getand naar de Punt toe, wier fynheid on-
uitfpreekelyk is, en naauwlyks ontdekt kan wor-
den door 't meeft Vergrootende Glas. Wanneer
deeze pylen , 't zy na malkander , of famenge-
voegd, in 't Vleefch der Dieren geduuwd wor-
den , moet het Bloed en de Vogten der bylig-
gende deelen toevloeijen en een dikte rondom de
Wond veroorzaaken, welker kleine opening ,
door de drukking der buiten-Lugt geflooten
zynde, dezelven geen uitgang kan verleenen.
Wanneer een Mug eenige tedere fappige Vrug-
teS of Vogten vindt, zuigtzedoorde buitenfte
Koker in, 't gene haar behaagt, zonder de Pylen
te gebruiken : maar, indien het Vleefch is, dat
haare poogingen wederflaat, fteekcze zeerftraf;
dan brengize haare wapenen weder in de Schee-
de , en zuigt door dezelve de Sappen, dieze
daar vindt, op. De Pyn wordt alleenlyk ge-
voeld terwylze fl:eeken, en houdt op wanneer
de Mug aan 't zuigen is. Zy fl:eeken ook niet uit
wraakzugt, maar uit loutere noodzaaklykheid,
om bekwaam onderhoud te krygen.

De vier Pylen der Mug worden vertoond
' d. ^

De Oogen eener Mug, welken het grootfl:e

ge-

(*) Zie Schouwmeel dir Natuur. Ifte Deel, bl. 268.

N 5

-ocr page 268-

XXVI. gedeelte van den Kop beflaan, zyn gepaarld,
Hoofd- jat is famengefteld uit een menigte van half-
sTüK. j^iootronde uitpuilingen, met de uiterfte netheid
gefehikt, die men
Facetten noemt. Wat deeze
zyn, en de oogmerken waartoeze dienen, zal
verklaard worden, wanneer wy komen tot
het
Hoofdftuk over de Oogen der Infeften.

De beweeging der Ingewanden kan in de door-
fchynende deelen van dit Diertje gezien, en
door Ontleding kunnen daar omtrent veele keur-
lyke Ontdekkingen gefchieden.
Leeuwenhoek
zegt (*), dathyin het Zaad van 't Mannetje on-
telbaare Diertjes, kleiner dan die der Vlooijen,
en in 't Wyfje eene verbaazende menigte van
Eijeren vondt. De Kuic van ditlnfect, inder-
daad, is verwonderlyk groot, in vergelyking
van deszelfs Lighaam. Men heeft dezelve fom-
tyds op het Water zien dry ven, (fchoon altyd
aan iets vaftgemaakt op datze niet zou wegfpoe-
len,) zynde ruim een Duim lang, en een l*alf
Kwartier Duims breed. De Eijeren, welken ieder
een klein zwart Vlakje hebben, zyn in een nette
orde geplaatft, en worden by één gehouden door
een foort van Lil of Lymige ftoffe, welke de
kleine Maden, wanneerze uitgebroed zyn, met
zig naar den Grond voeren, en
daarmede de
kleine deeltjes van Aarde of Zand, die haare
Celletjes of Kasjes maaken, famenvoegen.

Cquot;) Leeiwehh. Onderv, en Befcbouw, 12, JSTov. 1680
-p. 27.

XXVIL HOOFD-

-ocr page 269-

VAN D E K O e-V LIEG. £©3

XXVIL

xxvii. hoofdstuk.

STüK.

Befchouwing van de Koe-Vlieg.

E^en ander Schepfel, dat dergelyke verande-
j ring ondergaat, is de
Koe-VUeg, een zeer
lalbg Infeft voor Koejen en Paarden.

het heeft, gelyk de Mug, een lang Snuitje,
met een fcherpe Pyl of Pylen daarin, als in een
Scheede, fteekende. Hetgebruik deezer Pylen
is het Vieefch der Dieren te doorbooren, en zig
met hun Bloed te voeden: kunnende de Snuic
op zig zelf alleen dienen om de Sappen, Ho-
nig, of Dauw van Vrugten, Eloemen, of uit
de
Bladen der Planten op te zuigen. De Voor-
zienigheid fchynt hetzelve goedertierlyk
dit
tweevoudig Werktuig verleend te hebben, op
dat het , zo de-eene foort van Viaorraad ont-
brak, in ftaat zou zyn om van de andere te
beftaan. Dit is onderzoek waardig, doordien
Luizen, Vlooijen , Weegluizen,enz. tot dezelf-
de oogmerken dus niet voorzien zyn.

De Eijeren van dit Infeél worden op het Wa-
ter gelegd, en brengen een ongemeen flag van
kleine
Wom of Made voort, welker uiterfte
Staart-end met beweegelyke Hairen omringd
^gt;die, op de vlakte des Waters uitgefpreid
zynde, dezelve bekwaam maaken om voort te
draven (*) , gelyk in i'^ïg..XlII. a op Pl. VIL pi. vil.
vV anneerze naar den Grond wil daalen, zyn dee, Fig. xill

ze

C*^ ^jf w A M M E R D A M fiyiff/ iet Natuure of Hijlorie
4er InjeEten,
bladz. 649 en vervolgens. Daar de Vlieg
./iftlus ot Koe.vlieg naauwkeurig befchreeven wordt.

-ocr page 270-

204- Beschouwing van de
XXVII. ze Haairen zo gemaakt datze^in een Eijronde ge-
daante malkandernaderen, en een klein Lugc-
belletje in fluiten: door welk mJddel de Worm
in ftaat is om wederom te ryzen. Indien haar
dit Belletje, gelyk het fomtyds doet, ontfnapt,
druktze onmiddelyk een ander dergeljdce Bellet-
je uit haar eigen Lighaam, om de plaats daarvan
te vervullen. De iWat/e wordt, als nederdaalen-
pi. VII. dë, vertoond, in XIII. by b. De Snuit heeft
F/g.XIlI. drie verdeelingen , waaruit drie kleine puntige
Lighaamen geftooten worden, die, gelyk de
Tongen der Slangen, in gedurige beweeging zyn.

Deeze Maden vindt men dikwils in Water ,
van de oppervlakte der Slooten gefchept. De
beweeging haarer Ingewanden is zonderling en
onderfcheidbaar, en het zyn Voorwerpen, die
onze byzondere waarneeming wel verdienen.

XXVIII. HOOFDSTUK.

Befchouwing van de Angels der Infekten.

D

e fcherpe en doorboorende Werktuigen ,

___ waarmede de Staarten der Byën , Wespen,

Bor fels. Mieren, en van fommige andere Iniek-
ten, gewapend zyn, onderfcheid ik door den
naam van
Angels. Deeze wapenen, naamelyk,
zyn hun door de Natuur gegeven, om zig te
verdedigen, en hunne vyanden te befchadigen;
terwyl het oogmerk van de Snuit, welke Mï^^ge«,.
Vlooijen t Luizen, en veele andere foorten aan
den Bek draagen, fchoon die even fcherp mag
zyn, niet is, om een Werktuig van wraak te
zyn, maar om hun Voedfel te verzorgen en in
te zuigen i en derhalven, wanneer zulke Schep-
fels

-ocr page 271-

leis ons by ten of fteeken, gelykwe dat noemen,
moeten wy ons niet inbeelden, dat dit uit gram- ^^^^ *
fchap gofchiede, maar uit
noodzaaklykheid.
Druk of flaa een By of Wefp, zy brengt ter-
ftond dsn Angel voor den dag, maar geene ter-
ging kan een
Mug of Vloo aanzetten om te by-
ten: in tegendeel, wanneerze geftoord of be-
: fchadigd worden, trekkenze haare Snuit
in, in
plaats van die uit te duuwen, en maaken'eir
nooit gebruik van, dan wanneerze zig volkomen
veilig en geruft denken te zyn. Daarenboven
is 'er nog dit onderfcheid. Een Angel ftort een
vergiftig Vogt in de wonde , die hy maakt, maar
een Snuit trekt of zuigt flegts het Bloed en de
Vogten daar uit.

Alzo het maakfel en de toeftel der meefte
Angelen byna gelyk is, kan men, zo 'er een be-
fchreeven wordt, de overigen verftaan. Ik
zal derhalve een kort berigt geeven van den
Angel eener
Bye, gelyk die door 't Mikroskoop
ontdekt is.

XXIX. HOOFDSTUK.

BeJcJmmng van de Angels der Byen.'

De Angel van een By is een Hoornagtige

Scheede of Koker, die twee geveerde Py-
Jpn in zig befluit. Deeze Scheede eindigtin een
fcherpe Punt: digt hy 't uiteinde daarvan opent
zig een Scheurtje, door 'twelk, als de 5yfteekt,
twee geveerde Pylen, buiten 't end van de Schee-
de geftooten worden; van welken de
een , nade-
maal die wat langer dan de ander is,
eerft zyn
Veeren vaft zet; maar de ander terftond volgen-
de,

-ocr page 272-

XXIX. de, dringenze beurtelings dieper en dieper in,
Hoofd- het Vleefch met hunne VVeerhaaken vafthouden-
sTüK. Je ^ tot dat de geheele Angel in de Wonde is.
Dan wordt 'er een Vergiftig Vogt, door de
zelfde Scheede, uit een klein Zakje aan den
wortel des Angels, in uitgeftort, 't welk een
hevige Pyn en Zwelling, die fomtyds verfchei-
de Dagen duurt, in het Deel veroorzaakt. Dit
komt.men beft voor, met de Wond aanftonds te
verwyden, en eenige -Ontlaftmg.te geeven of
uit te zuigen-

De twee Pylen leggen binnen den Angel, als
p Aui.^n p^g^nbsp;Wanneerze uitgeftooten zyn ,

' yerioonenzy zigals in Fig. lo. b, PI, Xllf.
De Heer
Derham zegt, dat hy , in de Angel
van een^^/p,agtVeeren aan de zvde van eiken
Pyl telde, eenigzins naar de Weérhaaken van
Vifchhoeken gelykende, en ik heb het zelfde
getal in die van een
By waargenomen. Als dee-
ze Veeren diep in 't Vleefch geflagen zyn, en
de gewonde perfoon de Byftoort voor dat zy
dezelven kan losmaaken, laatzy haaren Angel
in de Wonde fteeken: maar, indien hy geduid
heeft om zig ftil te houden, tot datze de Veertn
of Haakjes nederwaards digt aan de zyde der Py-
len brengt, zo trektze haare Wapenen te rug, en
de' Wonde wordt óp verre na zo pynelyk niet.
Een
JVefp is zo veel niet onderworpen als een
By om haaren Angel agter te laaten, alzo des-
zelfs Veeren doorgaans korter zyn, en het Dier
fterker en gaauwer is (1).

Om den Angel van een By door 't Mikros-
koop

1nbsp; Zie ümHAM's Godgel.Natuurkunde bl. 26l.ScboWV»-
meel der Namur Ifle
Deel 64e Samenfpraak.

-ocr page 273-

koop tezien jzofny het end van derzelver Staart XXVII.
af, en als gy ze dan met een Speld of Naald aan- Hookd-
raakc, zaize den Angel en Pylen uitftooten,
■welke met een Schaartje kunnen afgeknipt en
ter onderzoekinge bewaard worden. Desgelyks,
zo gy een in een Lederen Handfchoen vangt,
plde Angel daarin blyven zitten, alzoze niet
in ftaat is deszeifs weerhaaken uit het Leder te
ontwikkelen: en, wanneer hec Dier t'eenemaal
dood is, dat niet voor eenige Uuren daarna zyn
Zal, kuntge, door zorgvuldigheid en behendig-
heid, den Angel met zyne Pylen en Veeren'er
uit trekken. Door den Staart te drukken , den
Angel uit te haaien en aan 't beneden - end te
p.erlTen, kuntge insgelyks de Pylen opdringen;
maar, zonder 'er de behandeling wat van te heb-
ben , zal dit moeijelyk vallen.

Het Zakje, waarin 't Vergiftig Vogt is, kan
men gemakkelyk aan 't onderend van den Angel
vinden en onderzoeken, als wordende gemeen-
lyk met denzelven uitgetrokken: en, zo men de
% haaren Angel op eenig hard Lighaam laat
ftooten, kan men genoeg van 't gemelde Vogt
krygen, om op een ftrookje Glas te doen, ten
einde de Zouten eerft daarin dryvende, en na-
derhand tot Kriftallen fchietende, te zien.

XXX. HOOFDSTUK.

Bejchowvoing van dm Angel der Scorpioenen.

Ik heb nooit gelegenheid gehad om te onderzoe-
ken , in hoe verre de Angel eens
Scorpioens
Van gelyk maakfel zy met dien van de By, al-
zo 'er geenen levendig in Engeland gebragt

wor-

-ocr page 274-

XXX. worden: maar de Liefhebbers der Natuur, die
Hoofd- naar warme Landen reizen , daarze voortteelen,
zouden wel doen , met in 't b.yzonder op te
merken , of 'er niet een Pyl of Pylen in de
Hoornagtige Angel aan 't end van de Staart
zitten.

De gevoelens der Autheuren verfchillen, of
dit Schepfel eenige Opening, waardoor venyn
in de Wonde, die het maakt, vloeit, in zynen
Angel nebbe of niet,
Galenus zegt, dat'er
geeneis:
Plinius, Te rtullianus, Eli-
anus,
Aldrovandus en anderen houden
ihet tegendeel flaande. Maar ik denk , dat
deeze zaak in 't waaragtigfte ligt gefteld is door
den naarftigen Natuur-onderzoeker
R edi,die
de moeite nam om Scorpioenen, van welke
T unis
en Egypte, in Italië gebragt waren,
met twee van de befte Mikroskopen uit hetKa-
binet van den Groot Hertog van
Toskanen,quot;
waar van het een te
Rome, het ander in En-
geland gemaakt was, te onderzoeken om
deeze Opening te ontdekken: maar, alhoewel
deeze Glazen uitmuntend waren, was hy niet
in ftaat om de minfte Opening te bekennen.
Hy, egter, niet voldaan metze alleenlyk te
bezien, poogde door drukking uit de hollig-
heid van den Angel eenig Vogt, dat die mögt
bevatten , te perllen ; maar hy vondt denzel-
ven zo hard en Hoornagtig, dat de drukking
geene uitwerking had. Hy maakte, daaren-
boven, dat een Scorpioenopeen Yzeren Plaat
ftiet, maar daar aan vertoonde zig geene Vog-
tigheid: des begon hy te befluiten, dat
Galë-
Nu s gelyk hadt; wanneer hy by toeval een ui-
termaate klein en fchier onzigtbaar dropje wit

Vogt

-ocr page 275-

Vogt op den Angel ontdekte (•) ; 't welk XXX.

hem overtuigde, dat EtiANt^s de waar-Hoofo.
heid zegt, als hy verzekert, dat de doorbooring
in de Angel van een Scorpioen zo klein is, datze
niet kan gezien worden. En zulken Droppel zag
hy naderhand, terwyl hy met zyne Proeven
voortging, dikwils op de Angels van verfchei-
de bcorpioenen, ten tyde alsze ftaken: welke
Droppel, in de Wonde gaande, de doodelykfte
Uitwerking voortbragt (f).

Welk een vergiftig en fchrikfcelyk Venyn moet
dit weezen? waarvan zo een klein weinigje alle
de Vogten kan befmetten, en een fchielykea
dood veroorzaaken, niet alleenlyk in de Menfch
en andere kleinere Schepfelen, maar zelfs in
Leeuwen, Kemels en Olifanten; gelyk wy
verzekerd zyn, dat her, doen zal (§). Hoe fyn,
hoe doordringend, hoe deelbaar, moeten de
famenftellende deelen van dit kleine fpatje Ve-
nyn zyn! en hoe kragtig een bewys levert dit
uit, dat de grootfte veranderingen, die men
zig verbeelden kan, in't MenfchelykLighaam
door eene zeer geringe vermenging, zelfs ,van
verfcheide Vogten met
het Bloed, kunnen ont-
ftaan !

(*) Zie Re Dl dcGener. Inject, pag. 217.

j. vn De Heer Leeuwenhoek ontdekte een Opening, om

OU Vergif uit te laaten ,'aan ieder zyde van den Angel; 't

welk, gelyk hy vermoedt, zig niet ontlaft, voor dat de

.angel m de Wonde bedolven is. Zie zyn ide Vervolg van
jsrteven. pag

of de dikke harde Huid deezer Dieren,
oun niet voor de aandoening van dien Steek befchutte?]

O

XXXI.

-ocr page 276-

XXXI.

Hoofd. XXXI. HOOFDSTUK.

H

stuk.

Van 't Venyn der Adderen.

[et onheil door den y^iiêr of eenige andere
Slang aangebragt, wordt niet veroorzaakt
door esn Jngel', (want het gene als een Pyl uit
den Bek gefchooten, en door't gemeen veron-
derfteld wordteen Angel te zyn, is niets anders
dan de Tong van het Dier, en volkomen weer-
loos:) maar deszelfs Tanden zyn de fchrikkelyke
wapenen; waarin't Venyn zit, en deszelfs Beet is
het eenigfte, waar voor wy behoeven te vreezen.

Dr. Mead heeft, in zyne zeer voortreffelyke
Proeve over 't
Venyn van den Jdder, deeze Tan-
den en derzelver Vergift veel beter, dan my doen-
lyk is, befchreeven; weshalve ik de vryheid ge-
bruik om 't voornaamfte, dat ik te zeggen heb,
van hem te ontleenen. De Vergiftige Slagtanden
of groote Tanden zyn krom geboogen: zy zyn
hol van den Wortel af tot verre naar boven ,
wel niet tot de Punt zelf toe, (welke digt en
fcherp is om te beter te doorbooren,) maar tot
een kleinen afftand daar van: gelyk geziert kan
worden als men zulk een Tand midden door fplyt.
Deeze Holligheid eindigtin een zigtbaar fcheurt-
je, naar de fpleet van een Pen gelykende. Zie
PI.
XIII. fig. II (*). Het Vergif wordt door dit fcheurt-
Fig. ii. je^ uit; een Beursje dat aan den wortel der Tan-
den zit, uitgefchooten, waarin het door eene
Buis, even agter de holte van 't Oog, uiteen«

fa-

[Duidelyker vindt men het afgebeeld in 't Nuttig
gelruik van 't Mikroskoop. PI, XV, by L. Zie bladz. 427-]

-ocr page 277-

DERADDEIIEÏJ. 211

femengeftelde Klier, die het van 't Bloed af. xxxr.
l€heidt, ontlaft wordt,nbsp;Hoofd-

Het Vergiftig Vogt van den Adder kan men
krygen; door hem te tergen; tot dat hy op eeidg
vaft Ligiaam byt. Dit Vogt deedt dë Doftor
zorgvuldig op een Glazen Pltatje, en onderzogt
nï^ Mikroskoop. In de eerfte opflag kon
t •nbsp;dan eenige kleine Luten .

V^nbsp;omdryvendè: maar in zeer

weinig tyds was de Vertooning veranderd, en
aeeze Zout-deeltjes waren nu als tot Kriftallen
van een ongeloofelyke dunheid of fcherpte ge^
lehooten, met, hier endaar, iets dac naar
^noopengeleek, waaruitze fcheenen voort te
komen: zo dat de geheele Plekzigals een Spin-
ne - web , fchoon oneindig fyner en kleiner ver-
toonde; en egter waren deeze doorfchynende
Pykjes te gelyk zo lievig, datze verfcheide Maan-
den lang onveranderd op het Glas bleeven. Uit
overweeging der noodzaakelyke uitwerkingen
van zulke Pyltjesin het Bloed , geeft deeze le-
gerde Geneesheer zeergoede reden van alle de
toevallen, die gemeenlyk op den Beet van dit
Dier volgen (»).

^i'f^E^us zegt, dat de Kwakzalvers van zyn
m de gewoonte hadden, van de openingen der
Aanden van Adders met zeker Deeg toe teftop-
Pen, waardoor die het Venyn inhielden; en dan

2en inL?®^''^^®nbsp;ZynHarfterkefidedia-

oudquot; Sf'! gebruikt, gelyk de Theriaak en andere vaa
Suigequot; vant Tegengiften; uitwendig het onmiddelyk

O %

STüK.

-ocr page 278-

XXXI. lietenze zig byten, voorgeevende dat hunnè
Hoofd- Tegengiften alle kwaade uitwerkingen verhin-
derden.

XXXII. HOOFDSTUK.

Bejchouixing der Slakken.

De heeft vier Oogen, aan 't end der Ge-
zigt - Zenuwen, in haare Hoorntjes als in
een Scheede fteekende, welken zy kan intrekken
of uitduuwen, draazjen, of rigten, gelyk zy ge-
voeglykft vindt (1).

Sny, wanneer de Hoorntjes uit zyn, het end
van één derzelven gezwind af, en, dat voor 't
Mikroskoop plaatfende, kuntge ontdekken dat de
zwarte Plek inderdaad een halfklootrond Oog is.

De Ontleding van dit Dier is zeer fraay,- wanc
het Mikroskoop vertoont niet alleen het klop-
pende Hart, tegen overeen rond gaatje digt by
den Hals, welke de plaats der Ademhaahnge
fchynt te zyn; maar ook de Levcr, Milt, Maag,
Aders, Slagaders, Darmen, Mond en Tanden.
De Darmen zyn groen, doordien het Schepfel
Kruiuen eet, en op dezelven ziet men overal
Takjes van witte Haair-tyne Aderen. De Bek is
gelyk die van een Haas of Kony n, met vier of zes
Naald-Tandennaar die der Bloedzuigeren zwee-
mende , en van
zelfftandigheid gelyk Hoorn.

Alle Slakken zyn Hermaphroditen, hebbende
ieder beide Kunnen in zig vereemgd. Zy leggen
haare Eijeren met groote zorgvuldigheid in de

Aar-

1nbsp; Zie PowER's Obferv. pag. 38. Ltster Exerd^j'
natom. Cocbl. Als ook het Schouwtoneel der Natuur , Ifte^cci,
IX. .Samenfpr. bladz. 308.

-ocr page 279-

Aarde; en de Jongen, wanneer die uitgebroed XXxii,
zyn, komc-n uit iiiet Sc)iaaltje§, welke ten vollen Hoofd.
gevormd, zeer dun en klein zyn naar de groot-
te van het Dier. Deeze Schaaltjes vergrooten,
terwyl de Slakken in wasdom toeneemen, door
by voeging van nieuwe Kringen, in wier mid-
delpunt zy altyd blyven.

Als men den Kop van een Slak affnydt, ver-
toont zig een klein Steentje {*), 't welk om zyn
afzettende kragt van byzonderen dienft is in
't
Graveel. Onmiddelyk onder dit Steentje ziet
men
't Hart kloppen, met zyne Ooren, welke
Vliesagtig zyn. Dat alles is wit van kleur, gelyk
ook de. Vaten zyn, die 'er uit voortkomen. Dit
Steentje
fchyntgefchikt om voor een Borftbeen,
't welk de meefte andere Schepfels hebben, te die-
nen.

Het is zeer aanmerkelyk, dat de Slakken haare
Vuiligheid, door eene operaing in de Hals , ont.
lasten: datz daar ademen, en datzo wel haare
Mannelyke als Vrouwelyke Teeldeelen digt by
dezelfde plaats leggen. Het Mannelyk Lid is zeer
lang, en gelykt in figuur naar dat van een Wal-
vifch.

XXXIII. HOOFDSTUK.

Befchoumng van de gemme Vliegen,

De ^/iVg is met fchoonheden verfierd, die
zonder Mikroskoop niet te ontdekken
2yn. Zyis van Kop tot Staart met zilver en zwart

op-

• y^J^*)^ 2ie SwAMitótKDAM B'^bel ier Nsimr of Ifißork dtr

O 3

-ocr page 280-

SI4nbsp;BESCHorWIN© van db

xxxili opgetooid, en liaar Lighaam is overal metBor,

j^ipoFD- fteis, die naar den Staart wyzen, bezet. De
Kop vervat twee groote Oogen, omringd met
boordfels van Zilveren Haairen; een wyden
Mond , met een hairige Snuit om haar voedfel
in te neemen; een paar korte Hoorns; verfchei-
de lievige zwarte Borftels en andere byzonder-
heden, die door 't Mikroskoop ontdekt kunnen
worden (1). De Snuit beftaat uit tweededen,
die over malkander vouwen, en in de Mond
als huüne Scheede fteeken. Het end daarvan
is fcherp gelyk een Mes, om iets te kunnen
verdeelcn. De t wee gezegde deelen kunnen ook
by gelegenheid een paar Lippen maaken, om
bekwaame brokjes Voedfel mede opte neemen,
cn door de zuiging der Vlieg worden zy een
ftiorc van Pomp, om de Sappen der Vrugten, of
andere Vogten, in te haaien.

Sommige Vliegen zyn veeUigt er van kleuren
doorfchynender dan anderen, en in de zulken
kar^ de beweeging der Darmen, van de Maag
naar den Aars, zeer duidelyk gezien worden;
als ook de beurtlingfe famentrekking en uitzet-
ting van de Long. Als men een Vlieg opent, kan
men insgelyks ontelbaare Aderen, over de op-
pervlakte der Ingewanden verfpreid, ontdek-
ken: want, alzo de Aderen zwart en de Ingewan-
den wit zyn, kunnenze, fchoon tweehonderd-
duizendmaal dunner dan 't Hair van eens Mans
Baard, duidelyk door't Mikroskoop gezien wor-
den. Volgens
Leeuwenhoek , was de middellyn
van vier honderd en vyftig zulke kleine Aders

om

1nbsp; Scbouwtmeel der Nature Ifle Deel, VUL Samenfpr-
f. 246.

-ocr page 281-

Gewoone Vliegen. 215
omtrent gelyk aan de middellyn van een enkel XXXIII.
Haairtjeuitzyn Baard; en gevolglykzouden twee-
honderdduizend daar van, by malkander geno- '
men, byna de dikte van zulk een Haairtje uit-
maaken (*).

In de meefte foorten van Vliegen is het Wyf-
je voorzien
van een beweeglyke Buis aan't end
van de Staart, welke zy kan uitftrekken, en
dus haare Eijeren in gevoeglyke plaatfen, 't zy
van Vleefch of zodanige andere ftolfen, als
den Jongen bekwaam voedfel können verfchaf-
fen, inbrengen. Uit de Eijeren komen kleine
fFirmen of Maden voort, welken , na dat ze
zig voor een wyl, op eene zeer
gulzige wyze ,
gevoed hebben, tot haaren vollen wasdomko-
mende, in kleine bruine Popjes veranderd
worden; waaruit, na nog eenigen tyd, volmaak-
te
Fliegen voortkomen. Daar zou geen end aan
zyn , zomen de verfchillende foorten van Vlie-
gen, die men geduurig in Beemden, BolTchen en
Tuinen aantreft, wilde optellen; en 't zou my
onmooglyk zyn derzelver verfcheidene Pluimen
en verfieringen, die alle pragt en overdaadig
optooifel aan de Hoven der grootfte Vorften te
boven gaan, te befchryven. Elk naauwkeurig
Waarneemer zalze zelf ontdekken , en, met
met verbaasheid en eerbied, zyne Ocgen van
het Schepfel tot den Schepper opheffenquot;^ (f).

(•) Leeuwekhoek Onderv. en Sefcbouwingen 12 No.
remb. lego.
p. 25.

(t) [Hier omtrent kan men de Mikroskopifche Vermanke-
lyhbeden
van Ledermuller, op hetRegifter, nazien.]

O 4nbsp;XXXIV.

-ocr page 282-

XXXIV.

Hoofd- XXXIV. HOOFDSTUK.

Befcbouwing van de Klander lt;ƒ Koorn-Tor.

De Klander en de Wolfzyntwee foorten van
kleine
Infekten, die overgroote fchade aan
veele foor ten van Graan en doen, met ze te door-
knaagen en aldc zelfftandigheid 'er vantever-
llinden.

De Klander is wat grooter dan een groote Luis;
hy behoort tot deSchalbyters, en is voorzien van
twee aartige Hoorntjes, die Leden hebben en
gekuifd zyn, en van een Snuit of Boor aan 't
Voorhoofd uitfteekende. Aan't end der Snuit,
(welke in vergelyking van het Lighaam zeer lang
is,) is een foort van Nypers of fcherpe Tan.
den , waarmede hyknaagende zig een weg baant
tot in 't hart van 't Graan ; 'tzy om voedfel te
zoeken, of om Eijeren daar in te leggen.

Door deeze Schepfels in Glazen Buizen, met
eenige weinige Tarwe -
graantjes, te doen, is der-
zelver Paaring als ook de wyze van Voorttee?
ling ontdekt, zynde als volgt (•). Het Wyf-
je doorboort een Tarwe-graan , en legt daar in
een enkel langwerpig Eij, of twee Eijeren op't
hoogft,
(zyrde een Tarwe-graan niet bekwaam
om meer dan een of twee van 'tjonge Gebroed-
fel, als het uitgekomen is, te onderhouden,-)
èn dit doetze aan vyfofzesGraanen ieder dag,
verfcheide
Dagen na malkander. Deeze Eijeren,
niet grooter dan een Zandkorrel, brengen in

om-

-ocr page 283-

omtrent zeven Dagen een zonderlinge ïoirteildfaieXXXIT,
voort, welke haar Lighaam
vry fterk beweegt,
maar naauwlyks in ftaat is om zig van de eene
plaats naar de andere te begeeven; gelykze dit
ook inderdaad nietbehoeft, zynde gelukkig doornbsp;; 1

haar ISloer gehuisveft, daarze voedfel genoegnbsp;j

heeft. Deeze Made verandert in een Popje ,nbsp;I

waaruit, in omtrent veertien Dagen tyds, eennbsp;I

volkomen Klander voortkomt.nbsp;J

Alzo veele Menfchen dit Diertje niet ken-nbsp;i

nen, is 'er een aftekening van gegeven , innbsp;i

Fig. i^: quot;

De Klanders nog in 't Eij, of niet in de ftaat
van volkomenheid zynde, worden dikwils door
^e Myten verflonden.

xxxv. hoofdstuk.

Befchouwing van den Wolf o/ Koorn - Worm.

De Wolf is een kleine witte Worm of Madt^
die het Koorn in de Schuuren en op denbsp;,

Zolders vernielt,en, tenzy'erbehoorlyke zorg
voorgedragen worde, onuitfprekelyke fchade
doet. Ik noem denzelven een
Worm of Madt, om
dat hy onder die gedaante het nadeel doet; hoe-
Wel hy in zyn ftaat van volkomenheid inderdaad
een kleine Kapelletje is, welks Vleugels wit
zyn, met zwarte vlakken geplekt.

Deeze kleine Made heeft zes Pooten, en, ter-
wyl
ze voortkrnipt, komt uit haaren Bek een
uitneemend fyn Draadje, waardoorze zig aan
ieder ding, datze aanraakt,
vaft hecht, zo datze
niet kan vallen. De Bek is gewapend met een
paar roodagtige Nypers of bytendc Werktui-
O 5nbsp;gen.

-ocr page 284-

XXXV. gen, waarmede zyzig knaagende den weg baant,
Hoofd-niet alleen Tarw en ander graan, maar zelfs
Houten Balken, Doozen, Boeken, en byna al-
les wat haar voorkomt, doorboorende.

Tegen 't end van den Zomer kan men dit
verderflyk Ongedierte,( op Koornzolders, die
'er meê gekweld zyn,) in groote menigten tegen
de Wanden zien kruipen, zoekende naar gevoeg-
lyke plaatfen , daarze, geduurende den tyd dat-
ze in de ftaat van Popjes zullen zyn, een vei-
lig verblyf mogen hebben. Want, wanneer de
tyd om in dien ftaat te veranderen nadert, ver-
laatenze het Voedfel en de kleine Celletjes ,
dieze van uitgeholde, en door raiddel van de
Web, welke uit hunne Bekken komt, famen-
geklonterde Koorn-graanen gemaakt hebben,
cn zwerven om tot datze eenen Houten Balk,
of ander Lighaam naar haaren zin vinden, waar-
inze met de fcherpe Tanden Gaten knabbelen,
bekwaam om zig te verbergen: en, zig aldaar in
haar eigen Gefpin bewindende, veranderen zy
wel dra in Popjes van een donkere kleur (•).

Deeze Popjes blyven den geheelen Winter ^
zonder zig te beweegen of fchade te doen, leg-
gen: maar omtrent April of Mey, als het Weer
warm wordt, veranderen
zy op nieuws van ge-
daante, en'er komen zodanige
Motjes uit voort,
als boven befchreeven zyn. Men kanze dan in
groote menigten korte vlugten zien neemen,
of langs de Wanden kruipen; en, alzoze in de
ftaat van Vliegen niets eeten, zynze op dien
tyd niet fchadelyk, Maarze paaren wel dra en
leggen Eijeren, (van gedaante gelyk Hen-Eije-
ren, niet grooter dan een Zandkorrel,) ieder

Wyf-

(♦) Leeuwjekh. 3iï Vervolg vm Brieven. 7iße Miffiv«.

-ocr page 285-

Wyfjezeftig of zeventig, welken zy, door mid- XXXV.
del van een Buis aan het end van de Staart, Hoofd-
ftoot of fchuift in de kleine Rimpels, Hollet-
jes of Spleetjes van het Koorn. Hier komen
die in omtrent zeftien Dagen uit, en dan begint
de plaag: want
de kl^int Wormen of Maden door-
booren onmiddelyk het Graan waaropze uitge-
broed zyn, eeten het Hart uit, en maaken'er,
met haare Webben, andere Graanen aan vaft,
dieze insgelyks uithollen en verflinden, niets ag- '
terlaatende dan Bolfters en Stof, en zulk eene
menigte van haaren Drek, dat daaruic bly kt, datze
vraatagciger Infekten zyn dan de Klanderzelf.

De waakfaanie oppalfer heeft twee gelegen-
heden om dit Ongedierte, zo hy hec onder zyn
Koorn krygc, te verdeJgen De eene is, als
hec zyn Voedfel verlaat en de Wanden beklimt,
die het fomtyds bykans zal bedekken: de an-
dere , wanneer het zig in de ftaat van een
Uilt'
je
vertoont. Op beide tyden kan menze tegen
de Wanden in groote menigte verpletteren en
dooden, door 'er met Zakken op te Haan. Maar
zy kunnen nog kragtdaadiger uitgeroeid wor-
den, indien men, alle Deuren en Venfters
toefluitende, den Koornzolder vervult met den
damp van Zwavel, door die te laaten branden
in een Pan met Houtskool, zonder, in vieren
twintig Uuren, eenige Lugt te geeven. Men
inoet egter groote omzigtigheid gebruiken, met
Venfters en Deuren te openen, en alle D^impen
t'eenemaal te laaten uittrekken, voor dat'er
naderhand iemand op komt, uit vreeze van
verftikking. De Zwavel-dampen zyn geenzins
fchadelyk voor't Koorn, noch geeven 'er eeni-
gen Smaak aan.

De

-ocr page 286-

XXXV, De afbeelding van den mif in zyn kruipen-
Hoorn, de aaat, (wanneer hydien naam voert J wordt
v^TT yertoond in
Ftg. 13. a. Deszelfs gedaante als hy
F. XIIL jn een Uiltje veranderd is, ziet men by
b.

Oud Koorn is aan deeze verflindende Infekten
minder onderworpen dan nieuw; want nademaal
deszelfs Bafl: veel harder en drooger is, valt
bet veel moeijelyker voor de kleine Maden ,
alsze eerft uitgebroed zyn, hetzelve te doorboo-
ren (*),

XXXVL HOOFDSTUK.

De Gepaarlde Gogen der Infekten (f).

Be Oogen der Infekten zyn verbaazende
Konfttuigen, welker maakfel en gefteld-
. zonder hulpe van 't Mikroskoop, voor al-
toos onbekend zou geweeft zyn. De
Schüïby
ters, Puißeiyters, Byen, TVespm, Mieren, ge.
meene Vliegen , Kapelletjes,
en veele andere infek-
ten hebben twee halve maanen, of onbeweeg-
Jyke kappen, die het groofte gedeelte des Hoofds
«itmaaken, en een ongemeen getai van kleine
halve Bolletjes of ronde Uitpuilingen bevatten,
welken met de uiterfte regelmaarigheid en net-
neid in malkander overkruifende lynen geplaatft
zyn, en naar Tralie-werk gelyken. Deeze zyn

eene

(♦) Ik noem dit Infekt den Wolf, van den Latynrcbennaam
daaraan, vermoed ik, wegens deszelfs gulzigheid
gegeeven

(t; 7.ie ScbowMofieel der Natrnrmc Deel, VIII. Samen-

fpr. p. 247 Hook's Microgr. p. 180. Leeuwekh. 7de Verv.

Trquot;nbsp;p- 46. Wederom p. 440. deicsam's GodgtU

Natuurkunde p. 387.nbsp;^

-ocr page 287-

V,

-ocr page 288-

- -—Jnbsp;--r—S^-^'^-Jv'n.,

-ocr page 289-

DIR INSEKTÉH:

eene verzameling van Oogen, zo volmaakt glad XXXVL
en gepolyft, datze als zo veele Spiegels de Beel-
den van alle uitwendige Voorwerpen te rug kaat-
zen. Men kan de gedaante van een Kaars fchief
tot in't oneindige, op hunne Oppervlakten,
vermenigvuldigd zien, veranderende de Straalen
in ieder Oog, volgens de beweeging daaraan door
's Waarneemers hand gegeeven: en, daar andere
Schepfels genoodzaakt zyn hunne Oogen naar
de Voorwerpen te draaijen, hebben deeze Infek-
ten foort altyd 't een of 't ander Oog gereed en
naar de Voorwerpen gerigt, aan welke zyde ook
dezelven zig mogen vertoonen. In 't kort,
alle deeze kleine halve
Bolletjes zyn weezenlyke
Oogen, hebbende ieder eene kleine doorfchynen-
de
Lens en Oog - appel in 't midden, waardoor de
Voorwerpen zig 't onderfte boven vertoonen, ge-
lyk door een verhevenrond Glas. Deeze wor-
den ook een kleine Verrekyker, als 'er tulP:hen
dezelven en de Lenj van't Mikroskoop eenjuifte
Brandpunts afftand is. Men heeft reden om
te gelooven, dat ieder
Lens tot haar dienftmeteen
onderfcheiden
tak van de Gezigt-Zenuwen voor-
zien is: en dat egter de Voorwerpen niet wor-
den vermenigvuldigd, of zig anders dan enkel
vertoonen;
evenzo weinig als aan ons, die geen
Voorwerp dubbeld zien,
fchoon wy twee Oogen
hebben.

Iedereen byna, die een Mikroskoop gezien
heeft, is op een gezigt van
deeze kleine Oogen
onthaald en egter hebben miffchien zeer weini-
gen zo derzelver aart, als getal wel overwoo-
gen. De Heer
Hook telde veertien duizend hal-
ve Bolletjes in de twee Oogen van een
Hommel;
naaraelyk zeven duizend ia ieder Oog. 1.eeu-

WEN«

äit

-ocr page 290-

XXXVI.nbsp;O EK reckende 623Ö in de twee Oogen

ÈIjofd. eens Zydemorms, wanneer die in een vliegend
STUK. Schepfel is veranderd: 3181 in ieder Oog van
een
Schalbyter, en 8000 in de twee Oogen van een
gemeene flieg. De Libella, Rombout oï Puißeiy.
ter,
IS van alle Inßkten, die wy kennenaan-
merkelykft wegens haare groote en fchoone
gepaarlde Oogen; welken zelfs door een gemeen
Lees- Glas zig vertoonen gelyk het Leer dat
wy Sagrein noemen.
Leeuwenhoek re-
kende m elk Oog van dit
Schepfel 12544 ge-
zigten, of, m beide
25088 in een zeshoekigen
ftand geplaatft, hebbende ieder gezigt zes ande-
ren rondom zig; welke orde in andere Oogen
ook de gemeenfte is. Hy bemerkte ook in 't
middelpunt van ieder Gezigt een klein door-
fchynend Vlakje, helderer dan het overige, en
vermoedde dac het de Oog - appel ware, daar de
Ligtftraalen doorgelaten worden tot op het Net-
vlies. Dit Vlakje had drie
Kringen rondom zig,
en fcheen zevenmaal kleiner dan de middellyn
van het geheele Gezigt. Wy zien hier, in ieder
van deeze uitneemend kleine
linswyze Opper-
vlakten, zoveelnaauwkeurigheidin de gedaan-
teen polysting, en zo veel konft en fchoon-
heid , als in het oog van een Walvifch, of van
een Olifant: en hoe teder , hoe byzonder teder
moeten de Draaden van het Net-vlies, welken tot
ieder derzelven behooren, zyn; terwyl de ge-
geheele Tekening der Voorwerpen, daarin afge-
beeld , milhoenen maaien kleiner moet weezen,
dan derzelver Beelden in't Oog van een Menfch
gevormd.

Indien wy het Oog van een Puifiebyter, van
^^^ Hommel, oiwAïit^n gemeene Fliege affnyden,

6n

-ocr page 291-

en het met een Penfeel en wat fchoon WaterXXXVI.
van alle de Vaten reinigen, kunnenwe deeze
Hoofd.
Vaten door 't Mikroskoop onderzoeken. Der-
zeiver menigte zal wonderlyk en verbaazend
fchynen! Indien dan de buitenfte bedekking
zorgvuldig gedroogd wordt, zo datze niet rim-
pele, zalze te regt bereid zyn voor Proeven mee
het Mikroskoop; en, dezelve befchouwende ,
zullen wy de talryke Uitpuilingen of Halvebol-
ietjes, van malkander, door een weinig Ligt
tuflchen dezelven door komende, verdeeld, en
Zes zyden aan ieder volkomen onderfcheiden.
De Heer
Leeuwenhoek een Oog op deeze
Wyze bereid hebbende, plaatfte dat een weinig
verder van zyn Mikroskoop, dan wanneer hy
een Voorwerp wilde onderzoeken: zo dat hy
den regten en netten Brandpunts afftand tuflTchen
hetzelve en het Glas van zyn Mikroskoop liet;
en toen door beide, gelyk als door een Ver-
rekyker, ziende naar den Tooren van een Kerk,
welke tweehonderdnegenennegentig Voeten
hoog, en zevenhonderdvyftig Voeten van de
plaats af was, daar hy ftond, kon hy duidelyk
door ieder Facet den geheelen Tooren omge-
keerd bekennen, hoewel niet grooter dan de
punt van een fyne Naald: en toen, zyn ge-
zigt naar een nabuurig Huis rigtende, zag hy,
door een menigte van de kleine Halvebolletjes,
niet alleenlyk den Gevel van het Huis, maar
insgelyks de Deuren en Venfters; en was in ftaat
om duidelyk te onderfcheiden, of de Venfters
open of digt waren.

Hetis buiten twyfel, d^Lt Luizen, Myten QTi
menigten van andere Diertjes, die nog veel klei-
ner

-ocr page 292-

XXXVLner dan deezen zyn, Oogen hebben van zulkeeri
Hoofd- maakfel en geftalte , datze Voorwerpen, dieee-
»TUK. jjjgg duizend maaien kleiner dan zy zeiven zyn,
kunnen onderfcheiden. Zo klein immers zullen
zekerlyk de kleine deeltjes, dieze tot Voedfel
gebruiken, en veele andere dingen
zyn, welketi
zy noodzaakelyk onderfcheiden en kennen
moeten. Met welk een vermogen van te ver-
grooten zyn zulke Oogen dan niet begaafd! en
wat ongemeene Ontdekkingen zouden 'er ge-
daan kunnen worden, indien het
moOglyk waS
Glazen te bekomen, waardoor wy zien konden^
gelyk
zy doen!

XXXVII. HOOFDSTUK.

Van de Sprieten, Voelers, of Hoorntjes der
Infekten.

Veelen zyn van ge dagten geweeft, dat de
Hoorntjes der Infekten alleen gefehikt wa-
ren om hunne Oogen te zuiveren, door eenig
Stof, dat 'er op mögt gevallen zyn, af te veegen:
maar, alzowe beftendig waarneemen, datze dit
met de voorfte Pooten doen, is het zeker dat
de Hoorntjes tot eenig ander oogmerk moeten
dienen. Doordien zy met hunne Hoorntjes ge-
ftadigvoor zig uit voelen, alsze voortgaan, ver-
beeldt zig D
e r h a m met veel reden, datze de-
zelve volftrekt noodig hebben om den weg te zoe-
ken en te vinden (*). Want, alzo hunne Oogen

on-

('*') Debham Godgeleerde Natuurkunde, bl. 388.

-ocr page 293-

önbeweeglyk zyn, zo datze geen tyd noodig heb- XXXVII
ben om die naar de Voorwerpen toe te draai- Hoofö-
jen, is 'er geen noodzaaklykheid om het Net.
Vlies of de Gezigt - Zenuw by gelegenheid na.
der aan, of verder van, het Hoorn-vlies
te bren-
gen, gelyk in andere Dieren. Alzo dan dus hun
Hoorn-vlies en Gezigt-Zenuw altyd even ver
van malkander ftaan , en alleenlyk bekwaam
zyn om afgelegene Voorwerpen te zien, zou-
denze Lighaamen , die hun zeer naby- waren,
niet bemerken, en ligtelyk met den Kop daar
tegen aan loopen, zo ze door hunne Voelers
in deezen niet gewaarfchouwd werden.

Dat dit, en niec zo zeer het reinigen der Oo-
gen , het voornaamlle gebruik der Sprieten is,
blykt verder uit die van de
Vieefch - Flieg, en
van veele
^ndamp;xt Infekten, welken kort en regt
zyn, en onbekwaam om nederwaards, naar de
Oogen toe, geboogen, of over dezelven uitge-
ftrekt te worden: als ook uit anderen, die on-
gemeen lang zyn, gelyk als die van de
Capricor-
ni
of Bok - Torren, van de Stroo - vlieg en ver-
fcheiden andere zo wel Torren als Vliegen (*).

De Sprieten van fommigen, die als met Plaat-
jes, en van anderen, die als met Spykertjes
verfierd zyn; de Tophulfels of Kuiven naar het
Pluis van Paardebloemen-zaad gelykende: de
getakte, gevederde en op verfcheide andere
wyzen gemaakte Hoorntjes in de
Schalbyters ,
^quot;laers ^ Motjes y Muggen,
en veele andere
Mekten, zyn verwonderlyk fchoon, wanneer,
ze door een Mikroskoop gezien worden. In

foni-

(♦) [Een uitheemend Vertoog, van wylen den Heer
Dr. J.
ii ast£b, over het gebruik der Sprieten in de Mekten,
en derzelver Afbeeldingen, vindt men in't XII. Deel
det Ilallandjcbc Maotfcbappy, hladz, 147, enz.]

-ocr page 294-

saó Van de Vleïïgels

XXXVII. fommigen onderfciieiden de Sprieten de Sexen;
^sruK'nbsp;^^^ g^f^^gt der
Muggen zyn allen die Kui-

® ven, Pluimen, of Borftelhoorntjes hebben,
(w^aarvan zeer veele Soorten zynMannetjes;
die met korte enkele Sprieten Wyfjes.

XXXVlII. HOOFDSTUK.

Fan if Vleugels of Wieken der Infekten.

Zulk eene oneindige verfcheidenheid heeft
in 't famenweeffel, maakfel, de fchikking
en verfierzelen van de Vleugels der Infekten,
volgens derzelver verfchillende behoeften en
leevenswyze plaats, dat niets dan eene naauw-
keurige Waarneeming ons daarvan eene waare
bevatting kan doen hebben. Sommige Wieken
zyn vliezig, gelyk die der
Puiftehyteren\ ande-
ren zyn met korte
Borftels bezet, gelyk in de
Fleefch'vliegen', fommigen zyn Vhezen, met
korte Vedertjes gedekt, op die wyze als de pan-
nen op een huis leggen, gelyk in
Kapelletjes^ en
Motten; anderen hebben verdeelde Wieken, ge-
lyk hetgraaMween
wittePluimbeestje. De Vler-
ken van veele foorten van
Muggen hebben ryën
van Vederen langs haare righels, enboordfels
van Vederen rondom de kant; fommigen ,
wederom, hebben Haairen, en anderen Haak-
jes , met de grootfte regelmaatigheid en orde ge-
plaatft. Alle, die van 't Geflagt der Schalhyteren
Zyn, hebben QElytra) Schilden of Kasjes,waarin de
Wieken opgevouwen en bewaard worden, tot
datze die ten gebruike noodig hebben. Som-
migen van deeze Schilden reiken fchier tot het
uiteinde der Staart, gelyk in de meefte Soorten
van
Schalbyters-, ander en zyn zeer kort, gelyk

ia

-ocr page 295-

öf Wieken der Insekten.
in den Ooruwm. Veelen hiervan Zyn insgelyks xxvti i.
uitermaate fchoon, wanneerze voor't Makros-
koop gebragt worden.
nbsp;st £.

Alle deeze Soorten van Vleugels hebheii ze-
kere Beenagtige deelGn of Ribben, die dezel«
ven kragt geeven; langs welker zyden groote
Bloedvaten loopen , die ontelbaare Takken
fchieten, en Voedfel naar de tulfchenleggende
deelen voeren. Want, hoewel men geen omloop»
van Vogten in dezelven kan bemerken ^ (zyn-
de die waarfchynlyk uitermaate langfaaiiï,)
kunnen wy nogthans naauwlyks tWyfelen of'er
moet gedurig een toevoer van Sappen zyn naar
de Schaften, Kaairen of Borftels, waarmedezy
gewapend zyn of
verfierd.

Wat de beweeging aangaat; Vleiigels die vlie-
zig zyn beweegen vlugger, dan die met Pluimen
zyn bedekt.
Hooke merkt aan, dat de Wieken
ran fommige kleine
Fliegen veele honderden ,
zo niet duizenden maaien zwenken in een Se-
conde, en vermoedt dat dit de fnelfte Üingerin-
gen in de Wereld zyn ; waaruit hy zeer ver-
fiuftige aanmerkingen maakt, over de fnelheid
der Dierlyke Geeften, welke dienen om deeze
beweeging te onderfteunen.

Die met Mikroskoopen omgaan behoeven niet
onderrigtte worden, dat de fchoone Kleuren op
de Vlerken der Kapelletjes en Motten uit fierly-
ke kleine Pluimpjes ontftaan, die in Schaften
eindigen, en zeer naauwkeurig op gefchikte
ryën geplaatft zyn ; gelyk de Kuiltjes , die
zig opdoen Wanneerze afgewreeven zyn, toonei);
maar weinigen zyn 'er, mooglyk, die veelvuldi-
ge Waarneemingen gedaan hebben op de groote
Verfcheidenheid van derzelver maakfel, niet al-
leenlyk in Motten en Kapelletjes van verfchil-
P %nbsp;len-

-ocr page 296-

xxYvm. lende Soorten, maar zelfs tuffchen die welken
Hoofd ^jJ,- verfchillende plaatfen van de zelfde W leK
genomen zyn ; invoegen het vry moeijelyk
js om 'er twee, die net gelyk zyn, te vinden.

'Wryf deeze Pluimpjes met het end van uwen
Vinger of Pennemes zagtjes af,- en, op eenen.
kei Plaatje van uwe Schuifjes ademende, houd
dat aan de Pluipipjes, welke flegts een fyn Stof
fchynen te zyn,- zy zullen
'er onmiddelyk aan-
hangen. Dan hetzelve voor 't Mikroskoop
plaatzende, indienze niet naar uwen zin leggen,
zo veegze af en doe 'er anderen op dezelfde
■wyze aan, tot dat gy het naar uw welgevallen
krygt. bedekze dan met een ander Glaasje,
en zet dit met een Koperdraadje vaft, omze tot
een toekomend onderzoek te bewaaren. Be-
fchouwze eerft met het derde of vierde, d^ met
het tweede, en ten laatften met het meeft ver-
grootende Glas.

De Vlerk van een Zomer • Mug o^Couzynis een
zeer keurlyk Voorwerp, en zo is inderdaad ie-
der deel van dat kleine Infekt. De Wiek van het
Pluim beeft je is uit onderfcheiden Schaften famen-
gefteld, gelyk die der Vogelen. Ook zyn de
Vlerken, die in kleine Kasjes opgevouwen leg-
sen op de Rug der
Oorwormen , zeer aartig tot
onderzoek. Maar wy behoeven niet meer van
de Vleugels of Wieken te zeggen, nademaal ie-
dereen bezeffquot;en moet , dat derzelver groote ver-
fcheidenheid oneindige Voorwerpen van onder-
zoek en verwondering verfchaffe (*).

(*) Zie de Negende Plaat in het I. Deel van Leder-
mullers
Mikroskopifche Vermaaklykbeden-, als ook P'aat
XIII en XLIX; alwaar de Wieken en Pluimpjes
van A«.
pellen, en PI. LUI. van het II. Deel. daar die derF/iff-
gen en PI. LXXXV. op welke die der Muggen vergroot

zyn Toorgefteld.]nbsp;XXXlX»

-ocr page 297-

XXXIX. HOOFDSTUK.

Van de Balanfen of Evenwigten der Infekten.

meefte Infekten, die maar twee Vleugels
hebben, zyn voorzien van een klein Kloot-
je of Blaasje, aan een dun Steeltje, 't welk o-
ver alle kanten beweeglyk is, by het Gewricht
van ieder Wiek geplaatft. Hiermede houden zy
zig alsze vHegen in evenwigt, gelyk een Koor-
de-danfer met zyn langen aan
ieder end geloo-
den Stok doet. Indien één derzelven afge-
fneeden is, vliegt het Diertje een wyl zeerave-
legts , als naar de eene zyde
overwigtig, en valt
ten
laatfte op den Grond. Alzo deeze Blaasjes
hol zyn, kunnenze insgelyks dienen om het
geraas te verwekken, dat veele foorten van
Vlk-
ge» maaken, door de Wieken daar tegen aan te
flaan, zynde een middel waar doorze malkander
ontdekken. In fommige ftaanze bloot; maar het
geheele geflagt der Vliegen heeft kleine Bede kfels
of Schilden; waar onder die Blaasjes leggen en be«
weegen. Infekten, die vier Wieken hebben,
houden zig in evenwigt met de twee kleinften,
en hebben, alzo ze die niet behoeven, deeze
kleine Gewigten niet. Het Mikroskoop zal waar-
fchynlyk nog meer fraaiheid, konft,_ en nut iti
dezelven,
dan tot nog toe ontdekt is, aantref-
fen (•).

(♦) [Deeze Werktuigjes, die men Balanfen, of Even-
wigten,
of Hamertjes van'tGebrom der Infekten noemt,
zyn zeer duidelyk vertoond in 't ÏH.'D saL-van LEbaa-
mbll':r, op Plaat XLII, alwasr bladz 70; enz. omftan-
dig van deizelver gebrijik gefproken wordt ]

P 3 quot;nbsp;XL»

XXXIX.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 298-

230 VAN D E SCHUBBEN

XL. HOOFDSTUK.

Fan de Schubben der Viffchen, '

Hl et maakfel der Schubben of uitwendige b0-

1 dekfels der ViiTchen is verbaazend fchoon
en regelmaatig. Het vertoont in verfchillende
foorten derzelven een oneindige verfcheiden-
heid van gedaante en geweeffel. Sommigen zyn
langagtig . fommigen rond, fommigen driekan-
tig , fommigen- vierkantig, en anderen van al-
lerley gedaanten, die we ons kunnen verbeel-
den/ Sommigen, wederom, zyn met fcherpe
prikkels gewapend, gelyk die van de
Baars ,
Tong,
enz. Êenigen hebben gladde kanten,
gelyk die van de
Kabbeljaim, Karper, Zeelt, enz.
-Daar is insgelyks een groote verfcheidenheid in
een zelfde Vifch; want de Schubben van den
Buik, de Rug, de Zyden, den Kop, en alle
■ de andere deelen genomen,- zyn :zeer
verfchil-
lende. Om kort te gaan» ■ de Schubben der
ViiTchen komen in verfcheidenheid, fchoon-
heid , ■ regelmaatigheid', en in geregelde fchik-
king, grootelyks met de
Vedersop de Lighaa-
men en Vlerken der Vlinderen of Kapelletjes

overeen (*).nbsp;. . .

Men vermoedt dat deeze Schubben ieder Jaar
niet veranderen,
noch ook het geheele leeven
van den Vifch duuren
(t) 5 maar datze een jaar-
Jykfche byvoeging van een nieuwe Schub heb-

ben,

(*, rZie het 'Vertoog van wylen D. Baster over de
,$cbubben der Viffcben. Haart, Maatfcb. VI. D. 2 Stuk.
blad?!. 74Ö , enz. J
^t) tEEuwEMH.
Brievin, 24. MilSv. May

XL.
Hoofb.
.KVK.

-ocr page 299-

ben j die over de voorgaande groeit en zig naar al- XL.
Ie kanten buiten de randen van dezelve uit- Hoo''^
breidt, naar maate dat de Vifch aangroeit, by- '
na op dezelfde manier als het Hout der Boomen
jaarlyks toeneemt, door de by voeging van een
nieuwen kring aandenBaft. En, gelykmenden
ouderdom van een Boom kanweeten door't ge-
tal der Kringen, waaruit de Stam beftaat, zo
geeft het getal van Plaatjes, waar uit de Schubben
der Viffchen famengefteld zyn, derzelver ou-
derdom te kennen. Het is ook waarfchynlyk ,
dat, gelyk'er een tyd van 't Jaar is^ wanneei:
de Boomen ophouden te groeijen, of verdere
byvoeging tot hunnen omtrek te krygen; het
zelve ook in de Schubben der Viflchen plaats
heeft, en dat, naderhand, op een anderen tyd
des
Jaars, een nieuwe byvoeging, aanwas en
groeijing begint: eenigzins gelyk dit, inVo-
gels en Beeften, derzelver Veeren en Haairen
aantoonen.

De Heer Leeuwenhoek nam eenige Schubben
van een ongemeen grooten
Karper, die twee en
veertig en een half Duim lang was, en drie en
dertig een vierde Duim, Rynlandfche maat, in
de rondte, welke zo groot waren als een Daal-
der. Deezen weekte hy in w;arm Water omze
;emakkelyker tq kunnen fnyden: en toen fneedt
ïy een daarvan fchuins
door, beginnende met
ret eerft gemaakte dat een zeer klein Schubbet-
je was geweeft, in't middelpunt, en onderfcheid-
de duidelyk, door zyn
Mikroskoop, veertig
Plaatjes of Schubben, die als over malkander ge-
lymd waren: waaruit hy befloot, dat de Vifch
veertig Jaaren oud was (*).

Men

Leeüwenh. Brieven, aa May 171$,
P 4

-ocr page 300-

XL. Men verbeeldt zig, in 't algemeen, dat een
HooFn- j^i geene Schubben heeft; maar, als deszelfs
Slym fchoon afgeveegd is en de Huid door 't Mi-
kroskoop onderzogt wordt, zal men die
met
uitermaate kleine Schubbetjes, op een zeer ge-
regelde en aartige wyzQ gefchaard, bedekt vin-
den (*): en ik geloof dat 'er weinige Viffchen,
behalve zulken die Schaalen of Schulpen
heb-
ben
7 zonder Schubben te vinden zyn.

De manier van Schubben te bereiden is, de-
zelven met eenNypertje zorgvtildig af te trek-
ken , ter deeg fchoon te waflchen, en in een
glad Papier tullchen de Bladen van een Boek te
plaatzen omze drpog en vlak te maaken, en het
rimpelen voor te komen. Doe ze dan in Schuifjes
tuffchen Glaasjes, en bewaar ze tot hetonderzoek.
De
Slang, de Adder, de Blindßang, deUaagm
dis
enz. verfchaffen een verdere verfeheiden?
heid van Schubben,

XLI. HOOFDSTUK.

Jßeßhouwing van de Oefiers.

In het heldere Vogt van een Oefter heeft men
veele kleine leevendige Diertjes gevonden,
met hunne Lighaamen Klootswyze famengedron-
gen, fteekende de Staarten buitenwaard! uit.
Zy veranderden niet van plaats dan door naar
den Grond te zakken, als zynde zwaarder dan
het Vogt. Men zag ze fomtyds van den ande-
ren fcheiden, en ftraks daar na wederom by
malkander komen en zig famenvoegen. In an-
dere
Oeßers vondt men dergelyke Diertjes, niet

fa-

[ Zie LED^BMULtERS , II. Dfcl. Pl. XCIIL] .

-ocr page 301-

famengevoegd, maajr door malkander zwem- xll
mende; zo dat ze fcheenen in een volmaakter
ftaat te zyn.
Leeuwenhoek vermoedde, dat
ze de Diertjes in de Hom of 't Zaad des Oeßen
waren (•).

Een wyfjes Oefier geopend zynde, zag men
'er ongelooflyke menigten van ongebooren
Oeftertjes duidelyk in, die met kleine, volkome-
lyk doorfchynende Schulpen bedekt waren, en
langzaam voortzwommen. In een ander vondt
men ze van een bruinagtige Kleur, zonder dat
men 'er eenig leven of beweeging aan kon be-
kennen. De Hr.
Joblot bewaarde het Water,
dat van de Oefters loopt, drie Dagen, en dit
fcheen vol jonge Oeftertjes te zyn, die fneJ rondom
zwommen en dagelyks in grootte toenamen.
Een bymenging van quot;Wyn, of zelfs de Waaifem
van Azyn, doodde dezelven.

Men vermoedt, dat de Oefters in de Herffl:
voortteelen, om dat men 'er dan Jongen in vindt.
De Heer
Leeuwenhoek opende een Oefter den
4 Auguftus , en haalde 'er een zeer groote me-
nigte van kleine Oefters uit, die allen leefden,
en vaardig in 't Vogt, door middel van zekere
by uitftekkleine Werktuigen, die ze een wei-
nig buiten hunne Schulpen uitbragten, welke
Werktuigen wy de
Baarden noemen, voortzwom-
men. In deeze kleine Oefters kon hy de famen-
voeging der Schulpjes bekennen, en bemerkte
fommigen, die dood zynde met hunne Schulpjes
open lagen, en de groote
Oefiers in gedaante
zo gelyk waren, als 't eene Ey het ander.

Wat

(*) Leeuwenh. 5^« Vervolg van Brieven. Q^fle Miflive
wederom
ede Vervolg van Brieven 103. Millive p. 289.

-ocr page 302-

XLi. Wat de grootte der ongebooren Oefleren aan-
Hoofd- gaat, hy rekent dat honderd en twintig van de
zei ven, opeen ry, de langte van een Duim-
breed^ zouden uitmaaken: en, gevolglyk, dat een
Kloot, wiens rniddellyn een Duim is, indien
zy ook ronde Lighaamen waren, gelyk
Zou zyn
aan een millioen zeven honderd en agt en twin-
tig düizend van dezelven (•). Hy rekent dat
'er drie of vier duizend in een Oefter zyn, en
vondt veele ongebooren Oeftertjes tuflchen de
Baarden, fommigen met hunne Draadjes daar
aan vaft gemaakt, anderen los leggende. Hy
vondt insgelyks in het Vogt andere Diertjes,
vyf honderd maal kleiner dan ongebooren Oes-
tertjes zynde.

XLIL HOOFDSTUK.

Van het Licht aan de Oefters.

D

ikwils ziet men aan de Oefierfchulpen, by

_ ' donker, een fcbynendeJioffe vanblaauw-

agtig Licht, gelyk de Vlam van Zwavel, wel-
ke, aangeraakt zynde, aan de ,Vingers kleeft,
cn een merkelyken tyd aanhoudt te fchynen of
Ligt te geeven; hoewel zonder eenige, gevoel-
baare Hitte (f). De Heer
Auxaut befchouw-
de deeze fchynende ftoffe met een Mikroskoop,
en ontdekte, datzy uit drie foorten van Diert-
jes beftond. De eerfte witagtig, hebbende vier-
of vyfentwintig Pooten aan ieder zyde , die
Vorkswyze gekloofd waren , met een zwarte
vlak aan de eene zyde van den Kop; en de Rug

ge-

(*) LSEuwBifH. ^isVervolgvan Britven. p. Ï17.

(X)Pbil»S. Tranfaa. Nomm. 12.

-ocr page 303-

AAN DE OESTERS. 235

gelyk een Aal, die de Huid afgeftroopt is. De XLII,
tweede foort rood, naar den gemeenen Glim-'
worm gelykende, met plooijen op de Rug,
Pooten gelyk de voorgaande, een Neus gelyk
een Hond, en één Oog in het Hoofd. De der.
de foort gefpikkeld, hebbende een Kop gelyteen
Tong, met veele Kuiven van witagtigeHairen
aan de zyden. Hy zag ook fommigen, die veel
grooter en graauwagtig waren, hebbende een
groot Hoofd, twee Hoorntjes gelyk die vaneen
Slak, en zes of agt witagtige Pooten; maar
deeze gaven geen fchynzel (*).

Alzo de Lighaamen der Kreeften en fommige
andere
foorten van Viffchen, bedorven Vleefch,
rottigHout, en andere dingen fomtyds bevonden
worden een fchynend Licht, naar het voorgaan-
de gelykende, te geeven; is het dan niet waar-
fchynlyk, dat dit uit dezelfde oorzaak, naamelyk
uit Diertjes, ontftaa ? vSommigen hebben ook ver-
moed,
dsLt een Jgnis fatuus oï Dwaal-Ligt niets
anders is dan een zwerm van kleine vliegende
Infekten, die rondom zig Licht uitfchieten, gelyk
de Glim-wormen doen. inderdaad, de bewee-
gingen en verfcheide andere omftandigheden van
dit flag van Vuur, (zo ik het dus noemen mag)
fchynen zulk eene mecning te begunftigen.

De Weetgierigen zullen het dienftig oordee-
len, deeze zaak zorgvuldig te onderzoeken ,
en hun wordt dit aanbevolen (f).

C) [ Op de Oefters komen zeer zeer zigtbaare LWtg««.
vende IVormpjes vooi, zie myne Nat. Hiß. 1' D- XV. Stuk.
bladz. 352, ]

(t) [ Zie dienaangaande het Vertoog over 't Fuurender
Zee
, in het VlI. Deel. der Uitgezogte Verhandelingen;
en inzonderheid bladz. 264, enz. aldaar, myne bedenkin-
gen daar omtrent,
dat het veélefer uit Gen Olieachtige
Stoffe ontftaa.]

XLIL

-ocr page 304-

XLIII.

Hoofd. XLIII. HOOFDSTUK.

•TUr,

Befchouwing van de Moffelen.

k heb te vooren aangemerkt (*), dat een Afa^
fel een zeer vermaakelyk Voorwerp van het
Mikroskoop is; en dat men in het doorfchynend
Vlies, ter wederzyde aan het voorfte van ieder
Schulp hangende,
het Bloed door een verbaazend
getal van Vaten zal zien omloopen , zelfs in het
kleinfte deeltje diar van, dat men ter onderzoe-
kinge voor 't Mikroskoop kan brengen.

De Heer Leeuwenhoek ontdekte in verfchei-
den, die hy ontleedde , menigten van Eijeren of
ongebooren
Mrffeltjes, welke zig zo duidelyk ver-
toonden , als of hy zo met hei bloote Oog zag,
leggende metde fcherpe
enden vaft aan de stren-
gen of Vaten,
waardoor ze hun voedzelontfan-
gen.
Deeze kleine Eijeren of ongeboren Moffels
worden ter bchoorlyker tyd door de Oude, in
een zeer geregelde en geflooten orde, op de bui-
tenzyde van de Schulp gelegd of geplaatft; waar
aan ze door middel van eene
Lymige ftoffe zeer
vaft kleeven, en fteedsin grootte en kragt toe-
neemen,tot datze, volkomeneMofleis worden,
de, afvallen, en voorzigzelvenzorgen,endan
blyven'er Holletjes, waar ze geplaatft zyn ge-
weeft. Menigten van Moffel. fchulpen, indien
men ze door het Mikroskoop befchouwt, kunnen
dit toonen. Somtyds zitten twee of drie dui-
zend
van deeze Eijeren aan de Schulp vanéénen
Moffel; maar't is niet zeker, datze daar alle

door

(♦) Bladz. 130 van dit Werk.

I

-ocr page 305-

be Mosselen. 23?
door den Moffel zelf waren vaftgehegt, want XLIII.
dikwils plaatzen zy hunne Eijeren opeen ander
Schulp, flet met [franje bezette boordfel des
Moffels, 't welk
Leeuwenhoek den Baard noemt,
heeft in ieder gedeelte, hoe klein ook, een on-
begrypelyke verfcheidenheid van beweegingen.
Het is uit langagtige Vezelen famengefteld; en
ieder Vezel heeft ter wederzyde een overgroote
menigte van beweegende deeltjes, welken men
zig fchier zou verbeelden Diertjes te zyn (•).

De Draaden of Strengen , welke wy den Baari
des Moffels
noemen, beflaan uit eenLym, 't
welk de Moffel door behulp van zynen Snavel
aan een
vaftftaand lighaam kleeft, en uitftrekt
gelyk
eene Spin haare Web doet, zig daarmede
vaftmaakende om niet weg te fpoelen. Indien
de Moffels in zout Water gedaan worden,
kan
men het vermaak hebben van hun dit werk te
zien doen, en hoe zy zig vaftmaaken aan de kanten
op den bodem des Vats, waarin menze plaatft (f).

De Alikruiken, verfcheide foorten van Mojfe-
len
en Zee-Slakken, en een menigte van andere
Schulp.Villchen, zyn Voorwerpen, tot nog
toe niet behoorlyk door 't Mikroskoop onder-
zogt; en derhalve kan een ieverig Onder-
zoeker van de geheime werkingen der Natuur
verzekerd zyn, hier fraaiheden te zullen ont-
dekken, waarvan hy tegenwoordig geene be-
vatting heeft.

(*) Philof. TranjaEt. Nomm. 33lt;5. Leeüwenh. ^de Ver.
volg van Brieven, gsße
Miffive. p. 140- Vervolg, van
Brieven p pos.

(f) [Zie dien aangaande breeder, myne Natuurlyke
Hifiir.
I. Dfifiis, XV. Stuk, bladz, 414,.

XLIV,

-ocr page 306-

XLIV. HOOFDSTUK.

Van het Haair van Menfchen en Dieren.

Het Haair der Dieren vertoont zig op eene
zeer verfchillende Wyze voor het Mikros-
koop , en kan een groote verfcheidenheid van
aangenaame Waarneemingen verfchaffen.
Mal-
piGHius ontdekte , in zyn onderzoek der Maa-
nen en
Staart van een Paard, en in de'Borftels
van een
Varken, datze Buisagtigzyn,dat is fa-
mengefteld uit een menigte van uitermaate klei-
ne Buisjes of Pypjes. Deeze Buisjes kon men beft
onderfcheiden digt aan 't end der Haairtjes, daar-
ze zig meer open vertoonden: en hy kon fom-
tyds meer dan twintig van dezelven tellen. In
de Stekels v^n een
Egel, die de natuur van
Haairen hebben, wierdt hy zeer duidelyk dee-
ze Buisjes, als ook fierlyke Merg-Klapvliesjes
en Celletjes gewaar.

Daar zyn ook in de Haairen van veele Die-
ren, in fommigen dwarfe, in anderen gekrulde
ftreepen, wat donker van kleur, die op een
zeer aartige wyze van het onderend naar den top
loopen De Haairtjes van een
Muis zyn van dien
aart; zy vertoonen zig als of ze gewrigten had-
den, gelyk het Ruggebeen; zy zyn niet glad ,
maar aan de zyden gekerfd, en eindigen in pun-
ten , die zo fcherp zyn, als men zig kan verheel-,
den. Die van den Buik zyn de helderften en
bekwaamft voor 't Mikroskoop (*).

Het Haair van Menfchen, Paarden, Schaapen^

Var-

(*) Lzeuwenh, Brieven. 25 Maart. 1713.

XLIV.
Hoofb.

stuk.

-ocr page 307-

Varkens, enz. is famengefteld uic dunne, lange, ^LIV.
holle Vezeltjes, of uic dunner Haairtjes , die
met een Schil of Baft omringd zyn; door welk
maakfel een gekloofd Haairtje zig vertoont ge-
lyk gefpleeten Rotting. Zy hebben Wortels van
verfchillende gedaante in byzondere Dieren ;
zy worden door voortftuuwing verlangd , en
zyn dikker naar 't midden dan aan beide enden.'

De Haairen van een Indifch Hert zyn van de
eene zyde naar de andere doorboord: die van de
Engelfche Herten fchynen als met een Schubagti-
gen baft bedekt te zyn. De Knevels van een
Kat, overdwars doorgefneeden, hebben ietsin
't midden , dat naar de pit van VJier gelykt (*),
De Pennen der
Tzer - Varkens en Egels hebbea
ook een witagtig pit, in de gedaante van een
Star, en eens Menfchen Haairtje, op dezelfde wy«
ze doorgefneeden, vertoont eeneverfcheiden.
heid van Vaten in een zeer geregelde orde.

Haairen uit het Hoofd, de Wenkbrauwen ,
Neusgaten, Baard, Hand, en andere deelen
des Lighaams, verfchillen onder malkander, zo
wel als de Wortels van de Haairen zelf; ge-
ïyk Planten van 't zelfde geflagt, maar van by-
zondere foorten (t).,

(■*) Hook's Micr$grapby. pag. 157.

(D [Men kan hier omtrent de Verhandeling van wylea
den Heer Doflor
Baïtir, oxevdeBekleedfelenvandeHuid
dtr Dieren,
voornaamelyk van het Haair, met Afbeeldin-
gen opgehelderd, nazien.
Haarl. Maatfcb. XIV. Derl.
blad?. 379, cnz.J

XLV.

-ocr page 308-

XLV. HOOFDSTUK.

Het Stuifmeel der Bloemen.

Het Meel of Meelig ftof, dat men aan de
toppen der Meeldraadjes van bykans alle
Bloemen vindt, is iets, 'twelk zoveel overeen-
komft heeft met het Zaad der Dieren, dat het
de
naauwkeurigfte en aandagtigfte onderzoekin-
ge verdient.

Men verbeeldde zig, in voorgaan de Eeuwen,
dat dit Poeijer, welks kleur verfchilt in Bloe-
men van byzondere foorten, een enkel uitwerp-
fel en onnoodzaaklyk deel der Plant ware: maar
het Mikroskoop heeft hier ook verbaazende
ontdekkingen gedaan, door te toonen , dat alle
de kleine
Korreltjes van dit Poeijer geregelde ,
evengelyke, en fchoone Lighaampjes zyn, die
beftendig dezelfde gedaante en grootte in Plan-
ten van dezelfde Soort hebben: maar in ver-
fchillende Soorten van Planten grootelyks ver-
fchillen.

Het was niet mooglyk deeze orde en gedaante
van 't Stuifmeel te befpeuren , of men moeft
befluiten, dat de Voorzienigheid, die nooit iets
te vergeeft doet, iets edelersmet zo regelmaatig
gevormde Lighaampjes bedoelde, dan die door
den Wind te laaten verftrooijen en verlooren
gaan. Deeze Aanmerking maakte datmen ver-
der onderzoek deedt, en door hetzelve, met
behulp van 't zelfde Werktuig , ontdekte men
wel dra, dat dit Poeijer met de uiterfte zorg»
vuldigheid , in Vaten, op eene
wonderbaare

wyze

XLV.
Hoofd-
im.

-ocr page 309-

Wyze bekwaam om zig te openen, en van't zei- XLV.
ve, wanneer 't ryp is, te ontlaften, voortge- Hooed*
bragt en bewaard worde. Dat 'er insgelyks een
holle Stamper, Buis of
Baarmoeder in't middel-
punt der Bloem gereed is, om de kleine korreltjes
van dit Poeijer, als ze van zelve vallen, of uit
de kleme Celletjes waaijen, te ontvangen. En de
Ondervinding, op ontelbaare Proeven fteunen-
de, toont, dat hiervan de Vrugtbaarheid dés
Zaads t'eenemaal afhangt. Want indien de Méel-
Vaten, voor datze zig openen en hun Poeijer
ftorten, weggefneeden zyn, wordt het Zaad dor
en onvrugtbaar.

Men heeft derhalve geoordeeld, dat dit Meel
het Mannelyke Zaad der . Planten is , en moog-
lyk bevat ieder korreltje van dit Poeijer in zig
een klein Plantje van die Soort, waar toe hec
behoort. Het is verwonderlyk, als men de ver-
fcheidene praktyken opmerkt, die de Natuur
gebruikt, om te verhinderen dat dit Poeijer
vrugteloosverftrooid worde, en om deszelfs in-
gang in den Stamper, Buis of Baarmoeder, die
voor het zelve gefchikt is, behulpzaam te zyn.
De
Tulp , by voorbeeld, welke overend ftaat^
heeft een Stamper, die korter is dan haare Meel-
draadjes, teneinde 'er het Poeijer regtftreeks
op mag vallen : maar in de
Kroon Imperiaal, die
neerhangende Bloemen heeft, is de Stamper lan-
ger dan de gemelde Draadjes , en wordt dik-
ker aan zyn end, om het Meel, dat boven den-
zelven hangt, als het geftort wordt op te vangen.

Zo iemand geneigdheid heeft, om de ver-
borgene fchoonhedender Natuur te onderzoe-
ken, zal hy een onuitfpreekelyk vermaak vinden
in de befchouwing en overdenking van de on.

Qnbsp;eindi-

-ocr page 310-

eindige verfcheidenheid, die men inMeel-ftof-
fen der ontelbaare foorten van Gewaffen kan
ontdekken. In dat van de Ma/ve fchynt ieder kor-
reltje een donkere Bal te zyn, die aan alle kan-
ten met prikkels bezet is. Het Meel der Zonne'
Bloem fchynt uit platte, rondelighaampjes te be-
ftaan , die rondom de kanten fcherpe puntjes heb-
ben ; in 't midden vertoonen zy zig doorfchynend,
en gelyken eenigzins naar de Bloem waaruitze
voortkomen. Het P.geijer van de
Tulp'is net van
dezelfde gedaante, als het Zaad wm Komkommers
en Meloenen. Het Meel van de Papavers vertoont
zig als Paarl-Garft, en heeft mede zulk een groefje
't welk van 't een.end tot het ander reikt. Dat van
de If/y isaan dat vaff de
Tulp in veele opzigten
gelyk.

ik wil het vermaak der Weetgierigen niet
voorkomen, noch hun langer ophouden met de.
befchry vinge deezer Meel - ftoffen, welken ieder
Bloemdie zy zien , ter onderzoekinge aanbiedt;
maar raad hun om de Vaten, waarin die ftoffen
vervat zyn, insgelyks te befchouwen; want zy
zullen in dezelven ook fraaiheden vinden, die
hunne moeite genoeg zullen belonen.

Vergader uw Meel midde;i op een droogen
dag , als de Zon fchynt, en de Dauw geheel op-
getrokken is: draag zorg van het niet te drukken
of te verpletteren , maar fchud of veeg het met
een zagt Hairpenfeeltje behendig.op een ftuk
fchoon wie Papier. Neem dan een enkel Glaas-
je tuffchen uw
Tangetje, en houd dat, na 'er
op geademd te hebben, terftond aan het Meel,
't welk door de^ Vogtigheid van den
Adem daar-
aan zal blyven hangen. Indien 'er te veel van
't Poeijer aan uw Glaasje fcüynt te kleeven, zo

blaas

XLV.

Hookd-
sxus.

-ocr page 311-

öER BLOEMEN.nbsp;243

blaas'er zagcjes een weinig af; indien 'et niet ge- XLv.

noegis, adem'er weder op, en raak'er het Meel Hoofö.

meê aan, gelyk te vooren. Doe dan het Glaasje
in 't gat van een Schuifje, en breng het voor 't
Mikroskoop, om te zien of de Korreltjes naar uw
genoegen gefpreid zyn, en dekze, wanneer gy
'tzo bevindt, zorgvuldig met een ander Glaasje,
datge dan met een Koper-draadje vafl zet:
maar laat de Glaasjes niet hard op het Meel druk-
ken ; want dit zou deszelfs waare gedaante be-
derven en anders vertoonen dan zy is.

Een verzameling van de merkwaardigfte Meel-
stoffen, dusbewaard, moet voor die de Natuur
beoeffenen een geduurig vermaak zyn. De
zulken prys ik ook een naarftig onderzoek aan van
de kleine Celletjes, die het Meel bevatten,als
mede van de Stampers of Baarmoeders, en ande-
re Teeldeelen der Bloemen. Laaten zy maar een
begin maaken met
dedoove NefeJj die witte Bloe-
men hebben, of zelfs de gemeene
Malve ^ en zy
zullen fraaiheden ontdekken, die men onmoog-
lyk kan befchryven. Alzo nu alle andere Bloemen
Werktiiigen tot het. zelfde einde hebben , hoe-
wel van verfchillende gedaante en maakfel,
zyn hier, voor het Mikroskoop, wonderen in
overvloed te ontdekken; en gelukkig is de Man,
diedenmeeften ledigen tydkan uitvinden om dee-
ze nog onbekende Werelden te doorfnuffelen (•).

Ik zal hier nog maar eene Aanmerking by voe-
gen,

C*) [ Zie dienaangaande 't gedagte. Werk van Leder,
muller,alwaar in'tL Deel, PI. i8, i9, het Stuifmeel
van het Kalfivostkruid; Pi. 22, dat van de blaauwe Hya.

cintben; PI. 34, dat van de PaJJle-bloem: in quot;t II. Deel
dac der Roozen en Dijlelen; in 't HL duóeiTulpm, 2eer
fraay vertoond wordt.]

Q a

-ocr page 312-

244 Van de Zaaden
XLV. gen, eer ik van dit ftuk afftap; te weeten dat,
•^
ükquot;^* ge'y'^ Diertjes in 't Zaad in grootte niet ver-
fchillen volgens de grootte der Dieren, waar-
van het komt; aldus ook de kleine Korreltjes,
waaruit de Meelftoften der Gewaffen beftaan ,
niet grooter of kleiner zyn in evenredigheid
tot de grootte der Planten, die dezelven voort-
brengen. Dikwils heeft regt het tegendeel plaats;
gelyk wy bevinden in het Meel van de kleine
kruipende
Malve, welks bolletjes grooter zyn,
dan die van de fiere
Zonne. Bloem, welke als een
Reus is onder de Bloemen.

XLVI. HOOFDSTUK.

Van de Zaaden der Plantgewaflèn,

ElkZaadbefluit een Plant: die Plant weêr and're Zaaden:
En deezen zyn op nieuw met Planten overlaaden:
De nieuwe Planten op haar beurt bezet met Zaad;
Dat dan vervolgens weêr van Planten zwanger gaat.
Dus had een enk'le i?« in zig reeds gantfche Wouden
Van Boomen, die dit flag van Vrugten draagen zouden.
Eén Eikel zal een Ryk of eenen Staat altyd
Voorzien van Vlooten om te zeilen wyd en zyd.
JElk Myrte - Zaad bevat wel duizend iuft -prieelen,
Waarin deDigters van hunn'liefde zullen kweelen.
Zo was in Adam reeds {iet overgroot getal
Van Menfchen, dat ooit was, of immer weezen zäl.

vcj.

-ocr page 313-

Der Plantgewassen. 245

Verbaazend denkbeeld ! want geen fterv'Iing kan bevatten XLVI.
Deez' wond 're kleinheid. En nogtans moet ydet fchatten jj-ujc.

Voorwaar, 't geen Reden leert, wier fcherp doorziend
gezigt

De Waarheen kent, waar voor de kragt der Zinnen zwigt.

Men zal het my, hoop ik, niet kwaalyk nee-
men, dat ik de bovenftaande regels uit een klein
pedigt, het
Heel-al genaamd, ontleen, 't welk
ik gemaakt, en voor eenige Jaaren uitgegeven
heb,- alzo ze een onderftelling bevatten, die,
hoe verdigt ze in 't eerft mag fchynen, indien
ze behoorlyk overwoogen worde, miffchien niet
alleen mooglyk, maar zelfs ten hoogften waar-
fchynlyk zal voorkomen.
Malpighiüs , Leeu-
wenhoek, Hooke, Grew
en verfcheide ande,
ren betuigen, dat het Mikroskoop Plantjes ont-
dekt heeft, niet alleen in de groote Zaaden,
gelyk de Wwööï,
Kaßanje, Eikel, Beulmoot,\
Zaad van den Lindeboom , Katoen • Zaaden, Erw-
ten
, enz. maar ook in de kleinen van Radysy
Hennip, Kervel, Lepelbladen, Moflert, en me-
nigte anderen. Omtrent twee Jaaren geleden
had ik insgelyk de eer van de Ontleding van
een
Zaadje van het Gramen tremulum, of trillend Gras,
met een Berigt daar van, de Koninklyke Maat-
fchappy , aan te bieden; waar in zig een volmaak-
te Plant met haaren Wortel vertoonde, welke
tweeTakjesuitgaf, en uit ieder Takje kwamen
verfcheide Bladen
of Gras-fpruitjes voort. Tot
zo
verre is ons gezigt, door 't Mikroskoop onder-
fteund, bekwaam om Ontdekkingen te doen; en
alzo dat Werktuig ons overtuigt, dat
de Natuur
in haare werkingen in geenerleije wyze aan on-

Q 3nbsp;ze

-ocr page 314-

XLVI. ze bevattingen van grootte bepaald is, maar
Hoofd- ^o vryelyk werkt in 't kleine geftel van een Myt^
als in den zwaarlyvigen omtrek van een
WaU
vifch
of Oliphant: ja datze eer fchynt te fpeelen
met haare kundigheid, door een grooter getal
van Leden en talryker verfierfelen aan de kleine
Schepfels, dan aan de grooten, te geeven. Wan-
neer men deeze dingen, zeg ik, ziet en overweegt,
ian men liet overige gemakkelyk begrypen.

De meefte Soorten van Zaaden moeten, om
de kleine Planten daar in vervat te ontdekken ,
bereid worden door ze in warm Water te wee-
ken, tot dat de Rokken of Ballen afgefcheiden,
en de Zaad-bladen, zonder ze te fcheuren,
geopend kunnen worden: hoewel men eenige
weinige Soorten beter droog kan openen. Maar
de onbereide Zaaden zyn zelf zeer aartige
Voorwerpen , en verfchaffen oneindige yer-
fcheidenheden van gedaante, kleur en verfiering.

De Zaaden der Jardbeijen puilen buiten het
Vleezige gedeelte der Vrugt uit, en vertoonen
zig, als men ze befchouwt, gelyk Aardbeijen.

Slaapbollen(en 't gene wy Maan-Zaad
noemen , 't welk uit Duitsland komt, en door
een foort
Mzn Maankoppenwordt voortgebragt,)
gelykt in gedaante naar kleine Niertjes, maar
heeft Groefjes of Ribbetjes in de oppervlakte ,
welken met regelmaatige zyden en hoeken keur-
lyk gefchikt zyn. Van deeze Zaaden kan men
ftof affchudden, dat,
wanneer het voor 't Mikros^
koop
gebragt wordt, zig ganfch niet onbevallig
vertoont; want het gelyk zeer veel naar de
oppervlakte der Zaaden, en heeft nog het voor-
deel van doorfchynend te zyn. Deeze Stofjes
zyn inderdaad de diinne Vliesjes, die
tusfchen

-ocr page 315-

de Zaaden leggen, welke door de Zaaden ge- XLvi.
drukc zyn geweeft en merktekens gekreegenheb- Hoofd.
ben, die met de Ribbetjes of Groetjes op de
Zaaden zelf overeenkomen.

De Zaaden van kleine Papaum, van Tabak,
LatU'Wy Thym, Kervel, Peterfelie,
en duizend
anderen, verfchaffen een vermaaklj'kebezigheid.

De Ouden verbeeldden zig, dat de Haairige
Planten
(Herhes Capillares') en veele anderen, in 't
geheel geen Zaad voortbragteh. Men zou hunnen
misOag door 't bloote Oog nooit hebbenkunnen
te regt brengen
maar het Mikroskoop heeft ont-
dekt , dan alle de byzondere Soorten van
Varen,
Hertstonge, Venus - hair
enz., wei verre van in dee-
zen opzigte dor te weezen, wonderlyk vrugtbaar
zyn : dat de Zaadvaten op de Rug der Bladen
zitten, en dat het Stof, 't welk 'er afvliegt als
wy ze behandelen, niets anders is dan de kleine
Zaadjes deezer Planten. Deeze Zaadvaten ver-
toonen zig voor 't bloote Oog gelyk een zwart of
bruin Schurft aan de agter-fent van het Blad;
maar, door 't Mikroskoop befchouwd, gelykt het
naar kleine ronde Buisjes, in veele Celletjes, die
Zaad bevatten, verdeeld (*). Wanneer het Zaad
ryp is, fpringen de Vaatjes open, en verfpreiden
de Zaaden aan alle kanten , in de gedaante van
Stof; en, indien
men eenige Bladen, inhetSai-
zoen, in een papier- huisje doet, en het aan hec
oor houdt, kan men de Zaad • vaatjes met een
merkelyk geraas hooren barften. Sommige van
deeze kleine Vaten bevatten ten minften honderd
Zaaden, die voor 't bloote Oog onzigtbaar zyn.

Het

(*) [Zie Schiedel Icon. Plant. Tab. XI en XIII. it«W
von Gleichen, Tab. III en XXIV.1

Q.4

-ocr page 316-

XLVl. Het zou verdrietig vallen alle de fchoonheden
PooFD. der Zaaden op te tellen, naardien elk Waarnee-
jTüK. jjjej.^ 2elfs in 'i voorbygaan, derzelver groote Ver-
fcheidenheid moet bemerken. Men zal het my,
geloof ik, nietkwaalyk neemen, dat ik hier ge-
wag maak van het Poeijer of Zaad van de
Fun-
gus Pukenikntus ofBoviJl,
'twelk, wanneer hy
verbryzeld wordt, zig als een rook of damp
voor'tbloote Oog vertoont: maar, wanneer
hetzelve door een der meeft vergrootende Gla-
zen onderzogt wordt, ( want anders kan men het
niet onderfcheiden,) vertoont zig een oneindige
menigte van kleine , eenigzins doorfchynende
Bolletjes, die Oranje ■ kleur zyn en welker dik-
te niet boven het vyftigfte deel der middellyn
van een Hair is: zodat de Teerling der middel-
lyn vaneen Hair aan honderd en vyf en twintig
duizend van dezelven gelyk zou zyn. Dit was
het Poeijer van een
Fungus, dikker dan twee
Vuiften,- maar in een andere Soort, zo groot als
een kleine Appel, waaren de Bolletjes van een
donkere Kleur, en hadden ieder een klein Steelt-
je of Staartje (*). Deezen zyn, duidelyk, zo
veel kleine
Bovißen, van Steelen of Staarten voor-
zien om gemakkelyk in den Grond te dringen ;
en het nadeel, datze aan de Oogen doen, ont-
ftaat waarfchynlyk uit hunne fcherpe Steeltjes,
die dezelve prikkelen cn kwetzen (!)•

XLVII.

(*} Zie Pbilofepb. Tranfall. Nomm. 284. en Derham
Codgel. Natuurkunde p. 443.

(1) Een -BowT? digt by de Oogen van een jongetje van lï
jaaren, door eenondeugendenSpeeKmaickerinftukkenge-
duuwd en 't Stof daarvan in dezelven gevloogen zynde, ver-
oorzaakte zulk een Zwelling, Ontfteeking en geweldige Pyquot;.

met

-ocr page 317-

Van öe Bladen. «49

xLvii. hoofdstuk. S:

stüe.

Fan de Bladen der Planten.

De Bladen der Boomen of Planten zyn ver-
vuld met ontelbaare Aderen en Takken,
die de mtdampende Vogten, om ze te ontlaften,
naar de Zweetgaten voeren. Of 'er eenige omloop
van Vogten in dezelven zy of niet, is nog twyfel-
agtig; maar, alzo de Sappen, uitgelaten zynde,
onmiddelyk fcheiden, ftremmen, en een ftyf Ge-
worden, is het waarfchynlyk, dat'er eenige
lt;Jmloop is, welke
dezelfde uitwerking in de Va-
tp verhindert. De fchielyke inkrimping, flui-
ting en opening der Bloemen; de opryzing en
neerzakking der
Maankoppen enz. de Wormswy-
ze beweegingen van de Aders der Planten, wan-
neer ze aan de Lugt bloot gefteld zyn, fchynen
ook iets te kennen te geeven, dat naar eene
Aintuiglyke gewaarwording zweemt. Het Mi-
kroskoop zou miflrhien van dienft
können zyn,
om aangaande deeze Onderwerpen veel meer te
ontdekken, dan wy tot nog toe weeten.

De Heer Leeuw en hoek een Blad van die

loort van Palmboom, welke Palma Ce»emgenoemd
^»'ordc, in ftukken fcheurende, op dat hy het
te beter zou kunnen onderzoeken , rekendedat
deszeifs ééne zyde van honderdtweeënzeventig

dui-

Vogt, dat hyze in ver-

niet we^rnbsp;^^^ ^quot;'gt

met weer, d^an na veertien Dagen, fchoon alle middelen,

MniT pfS tvquot; gt; «Pgelegd waren. Zie Joh:
Müis. rrax. Chirurg, ration. Obferv. l.nbsp;■

Qs

-ocr page 318-

XLVli. duizend en negentig Zweetgaatjes voorzien was:
Hoofd, gjj gig de andere zyde ook zo veelen moetheb-
ben , zal het geheele getal der Zweetgaatjes in
een enkel
Palm-blad driehonderdvierenveertig-
duizend één honderd en tagtig zyn.

De Bladen van JVynruit fchynen vol holletjes
gelyk Honig-raat: alle de foorten vanSt. Jans-
kruid
fchynen insgelyks voor 't bloote Oog als
vol Speldegaatjes te zyn; maar het Mikroskoop
toont; dat de plaatfen deezer gaatjes inderdaad
bedekt zyn met een uitermaate dun en wit
Vlies.

De agterfte zyden van het Bingelkruid^ zien
'er uit als of ze ruuw verzilverd, en de Ribbet-
jes vol witte ronde doorfchynende Balletjes wa-
ren, die gelyk ontelbaare Druiven aan dunns
Steeltjes vaftgemaakt zig vertoonen.

Een Salie - blad gelykt naar een ruige Deken of
Baay , vol nopjes met afhangende Zilveren Draa-
den , en met fraaye ronde Kriftallyne Kraaien of
Baggen, welken aan kleine Steeltjes vaflgehegt
zyn, verfierd.

De agterkant van een Roozen - blad, maar by-
zonderlyk van een Eglantier, fchynt als 't ware
met Zilver doorweven (1}.

Iedereen weet, dat de Bladen der Brandene.
telen
digt bezet zyn met fcherpe Prikkels, die,
wanneer menze aanraakt, in deHuidboorende,
Pyn, Brand, en Zwelling veroorzaaken: welke
Toevallen men zia; eertyds inbeeldde te ontftaan
doordien de Prikkels in de Wondjes, dieze
maaken , bleeven zitten. Maar het Mikroskoop
ontdekt iets in dit gemeene Gewas, dat veel won.

der-

1nbsp; Zie Dr. Power's Micrtscop. Qbfermiones.

-ocr page 319-

derlyker is, toonende, dat deszelfs Prikkels op deXLVii,
zelfde wyze gemaakt zyn en werken als de An-
Hoofd.
gels
der lee vende Dieren. Men bevindt, dat el- '
ke Prikkel flyfen hol is, eindigende in een Punt
zo fcherp als men zig kan verbeelden, met een
Opening digt by deszelfs end(*). Op den grond
van deeze Holligheid legt een klein Vaatje of
Zakje, dat een helder Vogt bevat, 't welk,op
de minfle aanraaking van den Prikkel, door de
kleine Opening uitfpat; en, wanneer het in de
Huid dringt, de voorgemelde onheilen door de
ftekeligheid zyner Zouten verwekt. Hier komt
het van daan , dat de Bladen der Netelen maar
zeer weinig
fteeken, wanneerze door de hitte
der Zonne merkelyk gedroogd zyn; daar nog-
tans zulken, die groen en fappig
zyn, een ge-
weldige Pyn enOntfteeking veroorzaaken. Maar
hiervan zou volftrekt het tegendeel gebeuren,
indien de Toevallen alleenlyk daaruit ontfton-
den, dat de Prikkels het Vleefch doorbooren:
want droog zynde moeten zy zo wel broffer als
ftyver zyn, dan wanneerze overvloedig van Sap
zyn voorzien (f).

Men zou hier kunnen vraagen, of 'er eenige
Klapvliesjes in de Vaten der Ge wallen zyn, gelyk
in die der Dieren, om de Sappen door te laaten,
en derzelver terugkeering te verhinderen ?

C*) Hook's Microgr. pag. 142. Leeuwenh. Vervolg
van Brieven SQfle
Miffive, bladz. 134.

(t) [De Doornen, Stekels en wolligheid der Dijlelen,
zp doornbsp;^len piger Ledermuller zeer naauwkeu.

Iig door het Mikroskoop onderzogt, en, benevens de
Vrugtmaakende deelen daai; van , in Plaat gebragt.
Mi-
l^rosk, Vermsakl.
II, D. Pi. 89- enz,]

XLVIL

-ocr page 320-

254 Van de Zoute«

XLVIII.

hoofd- XLVIII. HOOFDSTUK.

«tuk.

Van de Zouten in 't algemeen.

[en komt, denk ik, hier in overeen, dat
__ _ alle Lighaamen hunne Zouten hebben ;
door welker onderfcheidene gedaanten en indruk-
fels veele wonderbaare veranderingen, zo wel in
de vafte als vloeibaare deelen, zo wel in dingen
die bezield als die onbezield zyn, te weeg gebragt
worden. De Zoutdeeltjes op de Zenuwen der
Dieren eenen indruk maakende, verwekkende
Zintuiglyke gewaarwordingen van Reuk en
Smaak: en, alzo hunne gedaanten en trappen
van aandryving bykans oneindig verfchillen,
moet het gevoel van pyn of vermaak, daaruit
ontftaande, ook fchier oneindig verfcheiden zyn,
volgens de meerdere of mindere tederheid der
Werktuigen, waaropze werken.

Het Mikroskoop loont, dat de fcherpheid des
Jzyns ontftaat uit menigten van langwerpige
vierhoekige Zoutdeelen die daarin dry ven, en,
alle uit het midden fpits toeloopende, twee zeer
fcherpe enden hebben. Deèze Zouten, onuit-
fpreekelyk klein zynde, kunnen bezwaarlyk ont-
dekt worden, ten zy een of twee druppelen
Azyn
eenige uuren aan de Lugt worden bloot gefteld ,
op dat het Wateragtigfte gedeelte moge uitwaas-
femen, voor datwe onderneemen dezelven te
befchouwen.

p, XIV. Htmne gedaante wordt vertoond in Fig. i.

Fig. i. ' Indien Kreefts - oogen in Azyn gedaan worden»
quot; zalmen, na dat de opbruifing over is,
de gedaan-
te der Zouten t'eenemaal veranderd vinden;

der-

-ocr page 321-

derzelver fcherpe punten fchynen afgebroken te XLVlii.
zyn, en
ze vertoonen zig in verfcheidene naar Hoofd.
Vierkanten gelylcende gedaanten; als in
fig. 2.

In Wynen van verfcheide foorten, kan menP'.-^'^'^'
de verfchillende gedaante der Zouten onder-
fcheiden, gelykende veelen derzelven naar die
van den Azyn, maar de enden zyn veel ftomper
Sommigen zyn van geftalte als een Schuitje ,
fommigen als een Spil, anderen als een Wee-
vers Schietfpoel, en anderen Vierkantig. Daar
zyn ook oneindige verfcheidenheden van ande-
re gedaanten.

De Zouten van ÓVo^ - iSwy^^r worden vertoond
in
Fig. 3.nbsp;Flg. 3.

De Zouten der Plantgewaflen moet men uit-
trekken , door het Hout, de Steelen of Bladen
van eenigen Boom of Plant te verbranden. Men
werpt de Alfche in Water; dan giet men het door,
en zet het Vogt op een koude plaats om Kryftal-
len te fchieten. Als men de Oliën derzelven on-
derzoekt , doet zig ook een overvloed van Zou-
ten op.

De Zouten der Mineraalen en Metaalen kan
men bekomen, door dezelven, gloeijend heet
gemaakt zynde, in Water te blulfchen, dan het.
zelve te filteerren, uit te dampen , en tot Krij-
itallen te laaten fchieten.

Aartige Zouten om waar te neemen zyn, EngeU
ßhe
en Rußfche Pot - afch, Zout van Alfem, Kam-
J^^i Zout vsiu Wynfleeny Armoniak zout. Zout
van
ffenshoorrty Zout vm Barnfieen, enz. Men
zalze eerft droog of in de gedaante van Kryftal-
Jen, en naderhand in een klein weinigje door»
fchynend Vogt ontbonden, onderzoeken.

De Zouten, die men in alle Lighaamen vindt,
fchynen, wanneerze door Vuur zynafgefchei-

den

-ocr page 322-

2^4 VAN D E Z O Ü T E N

XLVI II. den, als ZO veele Pennen of Spykers (1), die door

Hoofd- derzelver kleine openingen gaan, en de deelen
famenhegten: maar, gelyk Pennen of Spykers.
wanneer ze te groot of te talryk zyn, alleenlyk
dienen om te fplyten of van een te fcheuren j
zo breeken, fcheiden en ontbinden de Zouten
ook op de zelfde wyze, dikwils, in plaats van
famen te voegen en vaft te maaken. Zy zyn in-
derdaad enkel Werktuigen, en kunnen niet meer
op de Lighaamen werken , noch in dezelven
dringen, dan Spykers kunnen doen zonder den
flag des Hamersmaar
zy worden of door de
drukking van andere Lighaamen, of door de
Veerkragt der Lugt, die dezelven aanftuuwt,
ingedreeven. Als de Zouten in de openingen
vaneen
Lighaam gaan,(en dit heeftin alle Lighaa-
men plaats,) voegt zig Water tuffchen de Zout-
deeltjes, 't welk dezelven fcheidt of ontbindt ,
en onderfteunt in deszelfs tuffchenwydten ,
tot datze, in een ftaat van ruft zynde, naar bene-
den zinken, en zig in Klonten verzamelen.
Door deeze ontbindende kragt wordt Water
het voertuig der Zouten, en geleidtze in de
kleine openingen der Lighaamen, alwaar het
dezelven laat om hunne eigentlyken dienft te

doen.nbsp;, „

De meefte foorten der Zouten van Dieren en

Gewaffen worden insgelyks, naar allen fchyn ,in
de Maag fapppn ontbonden, voor datze in t moed
gaan; want anders zouden ze grooie onheilen
veroorzaaken: en de moeijelykheid, om fommi-
ge Mineraale Zouten te ontbinden, of hunne pun-
ten op dezelfde wyze af te breeken, kan de reden

zyn van hunne fchrikkelyke uitwerkingen^^^

1nbsp; Zie ScbouwtoMtl der muur, XXVI. famenfp.

-ocr page 323-

xlix.

XLIX. HOOFDSTUK.

Van de Zouten in Mineraale Wateren.

Het Mikroskoop kan van veel dienft zyn om
door onderzoek met het Oog te bepaalen,
van welke foorten van Zouten onze Genees-
Bronnen voorzien zyn; ten einde daaruit te oor-
deelen in welke gevallen de Waters met voordeel
kunnen gedronken worden.

De vier beft bekende foorten van gegraven
Zouten zyn, volgens Doktor
Lister , Koperroot,
Aluin, Salpeter
en Zee Zout: waarby hy een vyf-
de voegt, minder bekend, alhoewel gemeener
dan eenig ander, naamelyk
Kalk - Zout oi Kalk'
Salpeter (*).

Groen Koperroot wordt voortgebragt uit den *
Yzer- vuur-fteen Wanneer het rypen volko-^quot;'quot;-
men is, zyn deszelfs Kryftallen altyd puntig aan
ieder end, en beftaan uit tien vlakten met onge-
lyke zyden: dat is de vier middelfte vlakten zyn
vyfhoeken, en ieder fcherp end is famengefteld
uit drie driehoekige Vlakten; zie
Ftg. 4. pi. xiv.

Gebrand Jluin, in Water ontbonden en gefil Fig. 4-
treerd , geeft Kryftallen , welker boven en be-nbsp;1

neden-end twee zeshoekige ylaktej^ zyn. Dezy-nbsp;;

den rondom fchynen insgeiyk^ uit drie zeshoe-
kige en drie paar vierhoekige vlakten, overs-
hands geplaatft, famengefteld te zyn. pus
beftaat ieder volkomen Kryftal uic elf vlakten,
naamelyk vyf zeshoekigea en zes vierhoeki.
£en; zie iPig, 5.nbsp;^

Hetnbsp;f

(♦) Vid. List«« de Fentibus Medicatis ^nglitt.

-ocr page 324-

XLIX. Het Water van onze binnenlandfche Zout-
Hoofd- bronnen geeft Kryftallen van een nette Teer-
lingfe gedaante, waar van de eene zyde of vlakte
eene byzondere helderheid in 't midden fchynt
te hebben; als of 'er op die plaats iets ontbrak;
„.„ maar de vyf andere zyden zyn wit en volkomen:

JI-^J^-ZieiT/^. 6.

. „ Steen - zout *, ontbonden zynde, fchiet derge-
Gel. Jyke Teerlingfe Kryftallen _

Zee-water, totdat het droog is gekookt,en
deszelfs Zoutin een weinigje Fontein-water we-
derom ontbonden zynde, geeft ook Teerlingfe
Kryftallen, maar merkelyk verfchillende van dee-
ze laatft befchreevene: want in de Kryftallen van
Zee - zout zyn alle de hoeken des Teerlings oog-
fchynlyk afgefneeden en tot Driehoeken ge-
rig. II. maakt; (Zie
Fig. ii. n.) daar nogtans deZou-
ten van onze binnenlandfche Bronnen alle hun-
ne hoeken fcherp en volkomen hebben, als

Fig. ö. ^^g'

Salpeter zet zig tot lange dunne zeshoekige

Kryftallen, welker zyden langwerpige evenwy-
dige Vierkanten zyn. 't Een end eindigt beften-
dig of in een punt gelyk een Pyramide, of an-
ders ineen fcherpe kant, volgens den ftand der
zyden van twee ongelyke Vlakten. Het ander
end is altyd ruig, en vertoont zig als of het af-
Fig.
7. gebroken was: Zie Fig. 7. 7.

Het gemeenfte, alhoewel minfte geachte van
alle onze Mineraale gegravene Zouten, is een
foort van
Muur-of Kalk - Salpeter, oïKalk • Zout, 't
welk men verzamelen kan uit Kalk-mortel van
oudeMuuren; en is, gelyk Dr.
Lister ver-
moedt , dat waaruit een groot gedeelte der

Aarde

-ocr page 325-

Aarde en Bergen beftaat C*). Deszeifs Kryftallen XLIX,
2yn dun en lang, en hunne zyden vier ongelyke Hoofd-
evenwydige langwerpige Vierkanten: derzelver
punt aan
't eene end is uit twee Vlakten met drie-
hoekige Zyden gemaakt: het andereend eindige
intwee vierhoekige Vlakten: fchoon men beide
enden zelden ongebroken vindt. Van dit Zout
heeft men fommige deeltjes met vyf Zyden ge-
zien, en men kan daarin alle de andere verfchei-
denheden vinden, welken vertoond zvnin
Fis.V' ^^^
a,b,c, d, e,f, g.

Onryp of onvolkomen Keperroot is een wit
Zout, welks Kryftallen uit zes langwerpige Rui-
ten beftaan en naar Teerlingen gelykeii: ais
in
Fig. 9.nbsp;Pig^

De Kryftallen van onze binnenlandfche Zout-

bronnen, nog niet tot rypheid en volmaaktheid
geko^^^n.zynvan gedaante gelyk %
10. aan-

De deeltjes van ieder deezer byzondere Zou-
ten, of op elkander vallende, of zig aan een
gemeen Grondftukvereenigende, zetten zig tot
Klonten, welken onveranderlyk en altyd van
dezelfde geregelde gedaante zyn: maar't is beft
dezelven in de kleinfte Klontjes te onderzoeken,

all

kernnbsp;verzekerd, dat het xnVrankryk by die, we!,

ken hl°PPequot;00gdyfchap over 's Konings Salpeter - wer-
Kalk-mo»quot;i' S®raeenepraktyk is, zeer groote hoopen
waaruit^/ ^nbsp;gebomvente verzamelen :

vloed vannbsp;Sevoeglyke behandeling, eenen over-

II wat zv iu^ Kalk.Salpeter trekken. En wanneerze,
L eenSefaarenquot;' T S/'^'-f^g^n hebben, laaten

S^relJ. quot;nbsp;quot;''levert als de

R

-ocr page 326-

L. alzo hunne Geftalte daarin vblmaaktft en duide-
Hoofd- lykft is (1).

STUK.

L. HOOFDSTUK.

Ontdekkingen c« Waarneemingen van allerley
foort.

Sommigen hebben, om te beweeren dat eeni-
ge dingen van zelf voortkomen, aange-
drongen, dat men in de Ingewanden der Men-
fchen Wormen gevonden heeft van gedaante, zo
als men nergens andershadt gezien; en dat ze daar
derhalve van zig zelf, door de flym en warm-
te der Ingewanden, moeften voortgekomen
zyn. Want, zeid men, indienze uit Ouden van
hun eigene Soort buiten het Lighaam voort-
komen, en by toeval, ofineyertjes, of in een
andere ftaat, daar binnen geraakt zyn, waar wor-
den dan deeze Ouden gevonden ? Dit fchynt
eene zeer kragtige tegenwerping; maar het
Mikroskoop kan ons, geloof ik, in ftaat ftellen
om dezelve te beantwoorden.

Men vindt in 't Menfchelyk Lighaam drie
derley Wormen; naamelyk, i. de
Jfcarides of
kleine y korte,dmnet Maai jen, die zo naby komen aan
een foort, welke men dikwils in warme vogtige
plaatfen, onder rottig Hout enz. aantreft, dat ze

met

1nbsp; [Over de KryflalUzatiên en Configuratiên der Zouten
CB Zoutige zeifftanoligheden, zo van
Delfjloffen en Me-
talen , als van
PlanSgewaßen en Diere*, vindt men zeer
fraaije en uitvoerige Waarneemingen en Afbeeldingen in
het Werk van Baker, genaamd Nuttig gebruik van 't Mu
Jtroskoop,
als ook in Lj5UEKMull«rs Mikroikoepifcbe Vermaak.
ljkheien.1

-ocr page 327-

yy.7.

^ ëii

■J
■il

lt;i

y

J

ft

-ocr page 328-

Ç« .

-ocr page 329-

met reden voor dezelfden mogen gehouden wor-
den. 2. De Teretes, of lange ronde Worwen , zyn-
de kiaarblykelyk die foort van Aardwormen ,
Welke men gemeenlyk vindt in Mefthoopen en
•nbsp;' gi'aad van
Warmte die van

s Menfchen Ingewanden vry gelyk is. 3. De
Tariia, of
Fafcm Lintmrmen, Welken breed, plat,
vol Leden, en fomtyds van eene tvanfchapene
langte zyn, ftrekkende zig
Veele Ellen in de
Ingewanden uit. Dit is het Dier^ 'c
welk, zo
men zegt, nergens anders gevonden wordt:
doch het Mikroskoop heeft gelukkig
Wormen
net van dezelfde gedaante, en alleenlyk in groot-
te verfchillende, in de Ingewanden dzr y^alett
ontdekt, die zo vaftgehegt zyn, dat men ze 'er
niet zonder groote moeite af kan krygen, maar
zig op
eene zeer aartige wyze intrekken en uit-
zetten (•). Zy
zyn van eene ongelooflyke lang-
te m vergelyking van hunne breedte, en wot
den, lamengetrokkenzynde, zesmaal hreeder,
dan wanneerze zig uitftrekken. Daarzyn ins-
gelyks
Lintmrmen in de Ingewanden Van een
Tarbot, alhoewel wat korter dan in de Aaieny
en de Kop is niet volkomen eveneens. Deeze
gtten aan de Darmen vaft met een foort van
Haaken, welken zy in hunne Bekken hebben,
en zyn 'er niet af te' krygen, dan door
den Staart
öiet de eene Hand te houden,
en't Hoofd met
een Naald van de Ingewanden af te fcheiden
(f).

Dee.

Ï-^^weamp;ij. 4de Vermïg ^an Êrieten. p. 611.

LAangaande Ae Darmwormen, zo van 't Menfchelyk
Lignaam als van Viervoetige Dieren en Visfchen. in 't

byzonder van de drie gemelde Soorten, vindt mèn offi-
ftand.ge befchryvingen en Afbeeldingen, in het 1. DmL
XlVdegt;r UK,
van myne Natuurlyke Hißorie.]
R a

L.

HooFd

STUK^

-ocr page 330-

L. Deeze Wormen in de Ingewanden der Vis-
Hoofd- fchen gevonden hebbende, zo laat ons nu over-
weegen, hoe die daar zouden kunnen komen.
Het is waarfchynlyk, dat zy van natuure Wa*
ter-Dieren zyn , welker Eyeren of Jongen,
met het Water of Voedfel in de Maag geraa-
kende, aldaar uitgebroed of gevoed worden.
Op de zelfde wyze kunnenze ook in de Maag
van andere Dieren geraaken : en hun ver-
fchil van grootte, in 't een of 'tander, kan
ontftaan uit de verfchillende graaden van warm-
te, en de foorten van Voedfel, dieze aantreffen.
Men hccfc nog drie andere foorten van Wormen
in df Ingewanden der
Aaien gevonden. Karpen
zyn insgelyks aan Wormen onderhevig, die
hun zeer mager maaken, als mede de
Voern.
Daar zyn twee foorten van mtte Wormen in de
Wyting ; en 't Mikroskoop zouze miffchien in
alle andere foorten van Viffchen kunnen ontdek-
ken ; waarover wy ons ni-t behoeven te ver-
wonderen, als wy bedenken hoe veel gelegen-
heid de Viffchen hebben, om de Eijeren of
Jongen van allerley
Infekten, die zig in 't Wa-
ter onthouden, in te zwelgen.

2. Daar zyn dikwils in de Lever der Schampen
Diertjes, van gedaante g-elyk het Zaad van een
Kalabas, of liever gelyk een klein dun Myrte-
blaadje met een zeer korten Steel. Derzelver
kleur is witagtig; maar ontelbaare Takjes van
Vaten of kleine Buisjes, die groenagtig geel zyn,
verfpreiden zig overal rondom hun Lighaam; en
een rond Gat of Mond vertoont zig digt by 't
end van den Steel, Deeze Schepfels worden dik-
wils in de Gal-blaas, en in ieder gedeelte der
Lever gevonden ,• daarj zy , kleine Celletjes

maa-

-ocr page 331-

maalcende, zig in een Vogt onthouden, dat naar L-
oogeoichyn Bloed is met Gal vermengd (*).
Hoofigt;

9. In de Koppen der ïlerten vindt men ge-
meenlyk
Wormen of Maäen, die in een hollig-
heid beneden de Tong, digt by de Wervel-
beenderen, daar de Kop aan de Nek gevoegd is,
huisveften (f). Derzelver gedaante is ten deele
gelyk een Rol, zynde beneden plat; maar rond
aan de bovenzyde. Zy zyn wit van kleur, en
hebben een menigte van halve Ringen met don-
kere Haairen bezet. Op'c Hoofd ftaan een paar
zeer kleine witte Hoorntjes, die uitgeftooten
en ingetrokken worden, gelyk in de Slakken;
en onder dezelven twee kleine, zwarte, harde
en fcherpe Klaauwen, die veel jeukt en daarby
groot ongemak verwekken. Alsze voortgaan,
zetten zy deeze Klaauwen vaften haaien dan
hunne LighaaraeH daarby op. Het end, daar de
Afgang ontlaft wordt, heeft een kleine o-
pening, met twee zwarte Plekken naar een hal-
ve. Maan gelykende. Men vindt er gemeenlyk
twintig of dertig in een Kop, die de grootte van
zeer groote Maden hebben.

4gt; In de Koppen der Schaapen vindt men ze»
h.ere Maden,
de voorgaanden gelyk, byzonder-
lyk naar de Staart toe, maar kleiner, zwakker
en niet zo haairig. Derzelver witte
Lighaamen
zyn kruishngs met zwarte Streepen getekend,
(bj'zonderlyk de grootften:) en de twee zwar-
te

(*) Zie Redi de Gener. InfeEi. p. 302. [De Levet-
wormen der Schaapen, die men gern eenlyk
Botjes noemt,
?yn omltandiger befchreeven en beter afgebeeld in het
gedagte
Deel van myne Natuurlyke Hißorie bladz. 67, enz ]
(t)
Redi de Gener. InfeSörum. p. 307 eu Fig. p. 303-

R 3

-ocr page 332-

L. te plekken aan den Aars, welken in de Wof
Hoofd- ^^^^ (jgr HzxMi een halve-Maan vormen, maa-
ken in deeze een volkomen Kring. Zy onthou»
den zig doorgaans ineen holligheid van 't Voor-
hoofds-been, digt by de inplanting der Hoor,
jien, maar worden fomtyds zelfs in de Neusga-
ten gevonden, en in de holligheden rondom de
Wortels der Hoornen. Somtyds khmmenze
ook hooger op in't Hoofd , en maaken deSchaa*
pen dol. Zy zyn zo talryk niet als in Herten ,
en zelden twaalf of vyftien in getal C*)-

5. Vroeg in de Lente zal men dikwils aan
Houten Paaien, byzonderlyk die zeer oud zyn,
en fomtyds aan Muuren van gebakken of ge-
houwen Steen, kleine/Fom^jVy of Ma^/?« vin-
den, die in een Kokertje omtrent zo groot als
eene kleine Garlle - korrel beflooten zyn. In-
dien dit Kokertje door't Mikroskoop befchouwd
wordt, fchynt het,
overal, met een zeer zagte
foort van Mos, met fyn Zand of Aarde ver-
mengd, bedekt. Aan'tfcherpfte End is een klein
gaatje, waardoor de Afgang ontlaft
wordt, en
aan 't ander een kleine Opening, waardoor het
Schepfel zyn Kop fteekt, en zig aan de Paaien
of Muur vaft hegt. Hetingeflooten Dier is ge-
heel zwart, omtrent een zesde van een Duim
lang,
en een zeftiende breed. Deszelfs Lighaani
heeft verfcheide Ringen , die over malkander
vouwen. De Kop is groot, plat engepolyft,
naar het fchild van een Schildpad gelykende ,
en met eenige Haairen bezet; digt daarby zy»
aan ieder zyde drie Pooten. De Bek is groot en
in geduurige beweeging, en daar komt een dun-

(♦) ZieREDi deGmr0. hfeU. p, 309.

-ocr page 333-

VAN ALLERLEY SOORT,nbsp;26}

ne Draad of Web uit: de Oogen zyn zwart en L.
rond. Dit is een aartig Voorwerp, en
verandert, Hoofd.
geloof ik, in een foort van kleine Vliegen; doch
ik heb geene gelegenheid gehad, om hier de
proef van te neemen.

6. Niets is gemeener dan in 't begin van den
Zomer de bladen der
Perfiken en Kerfen-Boomen
opgekruld en verzengd te zienj welke bladen
men, by onderzoek, met kleine/n/efee» (*) bedekt
vindt, waarvan fommigen zwartagtig anderen
groen zyn; fommigen Vleugels hebben en ande-
ren niet. Deeze Schepfels brengen levendige en
volkomene Jongen voort; en, als hunne Lighaa-
men geopend worden, zal men 'er verfcheiden

ongeboorene dog volmaakte Jongen in zien.-

Hetblyft twyfelagtig, van waar en door welk
middel deeze
Infekten op de Jonge uitfpriiiten-
de Bladen gevoerd worden, die ten zelfden tydé
altoos'met een Lymigeen naar Honig gelyken-
de Vogtigheid bedekt zyn: maar wy mogen ho-
pen , dat naarftige Waarneemingen dit geheim
aan ons zullen ontdekken. Boomen, die in dee-
zen toeftand zyn, worden door menigten van
Mieren bezogt; welke aan de Boomen geene
fchade doen , gelyk fommigen ten onregt ver-
moeden; maar dienft, door dit Ongedierte,

dat

(*) De Heer De la Hire noemtze Suekinormen otKlei.
ne Vliegjes,
en brengtze by, als een voorbreld van In-
fekten,
die eerft loopen en daarna Fliegen worden, zon-
derin den ftaat van Popjes te komen: 'twelkze alleenlyk
doen door te vervellen , gelyk een weinig opmerking zal
toonen.
[Hiß. de l'Acad. R. des Sciences de 1703, pag.
19. Octavo.]

R 4

-ocr page 334-

L. dat dezelven hindert, te verilinden (*).

Hoofd- ^ ]])£ ^.elf is een Voorwerp onzer op^
merkinge wel waardig, zynde een Schepfel van
een zeer byzonder maakfel. Haar Kop is groot,
met twee aartige Hoorns verfierd, die elk twaalf
Leden hebben. Haare Oogen zyn uitpuilendeen
gepaarld: zy heeft Kaaken die gelyk een Zaag
getand zyn met zeven kleine Puntjes, welke
net op malkander fluiten. De Kaaken openen
zig zydehngs en zyn bekwaam om elk op zig zel-
ve zeer wyd te gaapen; door behulp hiervan
heeft men ze dikwils Lighaamen, drie of vier-
maal zo groot en zwaar als zy zelf waren, zien
aangrypen en wegfleepen. Zy zyn natuurlyk
verdeeld in Hoofd, Borft, en Buik of Staart:
zynde ieder van deeze deelen met het andere
vereenigd door een zeer dunnen Band. Aan de
Borft zyn, wederzyds, drie Pooten. De Staart
is met eenen Angel gewapend , welken het Dier
alleenlyk gebruikt, als het getergd wordt; bren-
gende die als dan een vergiftig Vogt in de Wond,
dat pyn en zwelling veroorzaakt. Het geheele

• Lig-

■ (*) [Zeker is't. dat de I-Ieer Baker hier de Plant-of
JBoomluizen
{Puaerons) door den Ridder Linneus. A-
pbides genaamd, en door my in het Xde Stuk der Na.
tuwlyhe Hißorie, in 't XXXIVfte. Hoofdftuk, omftandig
befchreeTen, bedoele. Het Vertoogvsn de iaHiee is
omtrent derzelver Voortteeling zeer gebrekkelyk. Ver-
fcheide bekwaame Natuurkundigen, als
Reaumur,
Bonnet en anderen, hebben dezelven naderhand veel
naauwkeuriger waargenomen, gelyk men in 'c gedagte
Hoofdftuk kan zien. By
Ledekmullir vindt men die
Ongediert, dst pp byzondere Gewasfen reelal van byzon-
dere gedaante en kleur voorkomt, door verba^z5n4?
■yergrooting zeer duidelyk
tooi Oogen gefteld.]

-ocr page 335-

Lighaam is met een Wapening overdekt, zo hard l:
dat men die met een Lancet naauwlyks kan door-
Hoofo:
booren, en digt met blinkende witagtige Bor«
ftelsbezet. DePootenenz zyn ook met Haairen
bedekt, maar veel kleiner en van een donke-
rer kleur.

Als men een Mieren - Neß opent, zal men dezel-
ven kleine witagtige Lighaamen, gemeenlyk
haare Eijeren genaamd, in den Bek zien draa-
gen , en met groote zorgvuldigheid bewaaren.
Dit zyn egter geene Eijeren , maar Mieren
in de ftaat van Popjes, en ieder is omringd met
een bekleedfel van haar eigen gefpin. Wy zou-
den dit hebben kunnen vermoeden uit hunne
grootte in vergelykingvan een volfchapen Mier,
maar 't Mikroskoop bewyft dit ten vollen,door
haare weezentlyke Eijeren te ontdekken-, die
van eene langwerpig Eijronde gedaante , en
omtrent zo groot als een Zand-korrel zyn (*)
Negentig hier van zouden de langte 4n een
Duim niet uitmaaken; en honderzeventig zou-
den één van deeze Popjes, in zyn Kasje befloo-
ten, niet evenaaren. Deeze kleine Eijeren
brengen
Maden voort, die zig na eenigen tyd
bedekfels fpinnen, Popjes worden en dan Mie-
ren. De genegenheid der ouden voor haare
jongen die in de ftaat van Popjes zyn, is zo groot
datze, wanneer eenig gevaar dreigt, aanftonds
^et dezelven weg loopen, en eer zullen fterven
dan die verlaaten. Daar zyn verfcheide foorten
'^r^n, zo wel in grootte als in kleur ver-
ichiiiende; en tegen het end van den Zomer

ziet

R5

-ocr page 336-

a6ö Ontdekkingen en Waar neemingen
ziet men 'er veelen onder, die vier Wieken
hebben.
Swammerdam zegt, dat deeze Man-
netjes zyn (*).

De Franfche Akademie heeft een keurlyk Be-
rigt aangaande de Mieren uitgegeven, waaruit
ik
eenige byzonderheden zal trekken. Hier wordt
verhaald, dat ieder Mieren - neft een naauw gaat-
je heeft, daarna toe leidende, omtrent ter diep-
te van een halven Duim; 't welk, naderhand,
fchuins nederwaards naar het gemeene Magazyn
afloopt, waar de Graanen, dieze verzamelen,
opgelegd worden: en deze plaats is onderfcheiden
van die, daarze ruften en eeten. Haar Koorn, on-
der den grond bewaard wordende, zou uitbotten,
ten zy ze dit voorkwamen door 'er de Knop of
't Kiempje, voor datze het opleggen, uit te
byten. Dit doenze altyd;
want indien haar
Koorn onderzogt wordt, zalmen 'er geen Mart
in vinden,- ook zal het, in de aarde gezaaid
zynden, nooit groeijen. Zo het evenwel gedurig
in de grond moeft leggen, zoude vogtigheid het
doen zwellen en rotten, en tot Voedfel onbe-
kwaam maaken: maar zy vinden middelen uit
om deeze ongemakken door haar wakkerheid en
arbeid te verhelpen, op de volgende wyze.

Zy verzamelen zeer kleine ftukjes drooge
Aarde, dieze alle Dagen, als de Zon fchynt,
uit haare Holen brengen, en in de warmte plaat-
zen. leder Mier brengt
in den Bek een brokje van
deeze Aarde aan, legt dat by het Hol, en gaat
dan heen om een ander te haaien: zo dat ineen
vierendeel Uurs een overgroot getal van
zulke

klei-

(♦) Zie Swammerdam Byhel der Natuure of Hißtriei^
hfektin.
p. 293.

L.
Hoofd.
WÜK,

-ocr page 337-

kleine Brokjes gedroogde Aarde rondom het Hol L.
opgehoopt
zyn. Als haar Koorn onder den Grond
is, wordt het op die Aarde gelegd, en met de- '
zelve bedekt. Wanneer deeze brokjes Aarde
uitgebragt zyn, haaien zy het Koorn 'er insge-
lyks uit, plaatfen dit rondom deeze Aarde, en
maaken twee hoopen omtrent het Hol, één van
drooge brokjes Aarde, en een ander van Koorn-
graanen. 't Laatft van allen haaien zy hetover-
fchot der drooge Aarde, waarop het Koorn ge-
legd was, 'er uit. Zy gaan nooit aan dit werk,
ten zy het Weder helder en de Zon zeer heet
is: maar, wanneer die beide gunilig zj'n, doen
bet zy fchier alle
Dagen,

De Schryver van dit Berigt had een Mieren'
«êT? gevonden in den bak met Aarde, welke bui-
ten een Venfter, dat twee Verdiepingen hoog
was, uitftak, van waarze gingen ftroopen, zo
wel opwaards tot boven in het Huis, daar eenig
Koorn op de Vliering lag; als nederwaards in den
Tuin, waarop het Venfter uitzag. De gelegen-
heid vanditNeftverpligtte haar een verren weg
op of neer te gaan, voor dat het mooglyk was
iets aan te treffen; maar hy bevondt evenwel ,
dat geene Mier ooit ledig te rug keerde, bren-
gende elk een Korreltje Tarwe, Rogge, of
Haver, een klein Zaadje , of zelfs een brokje
drooge Aarde aan, indien'er niets anders waste
bekomen. Sommigen reisden naar 't uiterfte end
van den Tuin, en bragten , met ganfch ongemee-
nen arbeid, zwaare laften daar van daan. Het
vereifchte vier Uuren, gelyk hy door menigvul-
dige Waarneemingen ontdekte, om een redelyk
groot Graan of Zaad uit het midden van den Tuin
Daar het Neft te brengen: en daaruit rekent

/nbsp;hy»

-ocr page 338-

L. hy, dat een Mier zo hard werkt, als een Man zou
Hoofd- ^ggj^ niet een zwaar Pak twaalf Mylen op een
Dag te draagen.

De moeite, die deeze Diertjes namen, om
Koorn-graanen, by een Muur op, totds tweede
Verdieping te brengen, khmmende dat geheele
end met den Kop nederwaards gekeerd, moeft
uitneemend groot zyn. Derzelver menigvuldige
verpoozingen opdegevoeglykfle plaatfen, toon-
de haare vermoeidheid; en fommigen fcheenen
zo vermoeid en afgemat, datze 'c end van haar
Reize niet bereiken konden: in welk geval men
gemeenlyk zag , dat de fterkfte Mieren, die den
lall t'huis gebragt hadden, weêr naar beneden
kwamen om haar te helpen. Somtyds warenze
zo ongelukkig, datze, haar woonplaats in 't
gezigt krygende, met de Vragc naar beneden
vielen :dog, wanneer dit gebeurde, verloorenzy
zelden haar Koorn,
maar droegen dat weder naar
boven. Hy zag, zegt hy, een van de kleinrte
Mieren een groot Tarwe-graan met ongeloof-
lyke moeite draagen. Wanneer zv aan den Bak
kwam, daar het Neil was, tuimelde zy met haa-
ren laft weêr naden grond. Naar beneden gaan-
de, om naar dezelve te kyken, bevondt hy dat-
ze het Graan weer gekreegen had, en gereed
was ora weder op te klimmen. Het zelfde on-
geluk kwam haar drie reizen over; maar zy liet
haar end nooit glippen, noch den moedzakken,-
totdat zy einde yk, haar kragt zig begeevende,
genoodzaakt was zig te verpoozen,en een ande-
re Mier haar den laft t'huis by den gemeenen fta-
pel hielp brengen.

Hoe verwonderlykisde fchranderheid deezer
Jnfektenl Hoe pryslyk hunne zorg, naarftigheid,

i

-ocr page 339-

VAN ALLERLEY SOORT.

cn arbeid! Hoe edelmoedig komen ze malkan-
der te hulp ten dienfte van't gemeen! Hoe edel
is hunne zugt voor den openbaaren welftand ,
die uit eigen belang nooit wordt verwaarloosd!
In alle deezedingenverdienenze van ons gekend
en nagevolgd te worden. Die een befpiegelen-
den Geefl heeft, zal zyne gedagten natuurlykvan
den llaat en .regeering deezer Mieren - heuvelen
tot dien der Volken wenden;en aanmerken,dat
mooglyk verhevener Wezens het Menfchelyk
Geflagt, in al deszelfs kommer en flommer ,
pragt, verwaandheiden heerfchzugt, met geen
meerder agting gade flaan, dan wy de zaaken
deezer kleine Schepfelen doen (•).

8nbsp;By Angelieren, Roozen en Zonnehloemen, is
fchier altyd een
klein, lang, fnel Diertje te vin-
den, kleiner dan een £
mw, fomtyds kruipends
en fomtyds loopende. Het fchynt door 't Mi»
kroskoop een Lighaam gelyk een
Wefp te heb-
ben , met zes of zeven kringswyze verdeelin-
gen: het heeft twee fraaije, lange, zwarte en
geele Wieken; twee Hoorns, ieder uiteenknob-
beligen Wortel opgaande; twee zwarte Oogen,
cn zes Pooten. 't Is zo teder, dat het door de
minfte aanraaking gedood wordt, maar een zeer
aartig Voorwerp (^f).

9nbsp;Men vindt altyd ivih.Qt Schuim ^ofKoekoeks-

Spog,

(*) [Een omftandiger befchryving van de Mieren,
derzelver Huishouding Eieenfchappen, en verfchillendhe-
den, vindc men in myne
Nat. Hifi. l. D. XIL Stuk
blad. 345, enz.]

rnbsp;naby te komen aan het Diertje, (Phi.

fapus) Biazenpoot of Tbrips, waar van ik de Afbeelding:
van'den Baron
van Gleichen ontleend, in't XdeSTujc
gegeven heb, bladz. 527 befchreevefl
ofhct voorgaande.?

L.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 340-

L. Spog, gelyk foratnigen het noemen,) dat aan ds
Hoofd- bladen der iïwmaryra, Lavendel enz. hangt^, een
klein Diertje. Ditkruipt eerft, dan loopt enten
laatften vliegt het. Het heefc zes Pootjes, ieder
met twee zwartagtige Klaauwen aan 't end; een
langen Snuit om zyn voedfel opte zuigen; twee
Hoorns en een paar donkeragtig roode ge-
paarlde Oogen. De Staart eindigt ftomp, maar
kan door ringswyze verdeelingen uitgeftooten
of ingetrokken worden (1).

10.nbsp;Daar is op de Bladen van den Egyptifchen
Vygeboom
een aartig geel Diertje, dat zes Pooten
heeft en zeer fnel loopt. De Oogen zyn rood ,
uitpuilende en gepaarld; de Hoorntjes gefplee-
ten en aan 't end gegaffeld. In 't eerft heeft
het geene Wieken, maar naby de Schouders
zyn twee kleine uitpuilingen, waar uit twee
lange Wieken voortkomen, wanneer het in een
Vlieg of Sprinkhaan verandert. Het is haairig
naar den Staart toe.

11.nbsp;Tegen 't end van den Zomer zit 'er op
de Ribbetjes aan den agter- kant der Bladen van
Roozen-hoornen een klein wit langwerpig Diertje,
*t welk in een klein geel Sprinkhaantje verandert,
dat omtrent den zelfden Boom huppelt. Het is
in dié beide ftaaten een aartig Voorwerp.

12.nbsp;Daar is op èe Kruisbeijen-bladen, den£.
gelantier, en 't gulden Muizen-oor, in April en
Mey ook een groenagtige
Sprinkhaan, met vier

stuk.

Poo-

1nbsp; [Dit is onder den naam van Schuimbeestje fCiW«
Spurnaria ) Wereldkundig. Zie myne Nat. Hiß. X. StüK
bladz. ï88 en de Afbeelding in het III. Deel der Pbiloß-
fbijche Verbandelingen
, waar het door den Heer dkGsbR
«itvoerig befchreeven voorkomt, bladz. 397.]

-ocr page 341-

van a llerley soort.quot; s^i
Pooten, twee zwarte Oogen, een paar keurljke L,
Hoorens, en veel andere fraaiheden.

13.nbsp;In 't Sloot-water zyn dikwils menigten
van
Water - Spinnetjes, niet grooter dan een Zand-
korrel ; zeer gulzig en byna gedurig op prooij
jagt maakende. Door 't Mikroskoop kan men
zien, dat ze andere kleine Diertjes grypen en
verflinden. Sommigen hebben agt, fommigen
tien Pooten en Sprietjes met Leden gelyk het
Paardeftaart-kruid.

14.nbsp;Insgely^ks ontmoeten wy dikwils;in ftil-
ftaande Wateren, dunne^a/fj^^of
Wormen^oxa-
trent een derde van een Duim en fomtyds lan-
ger, Zy zyn van 't eene end tot het andere vol
Leden, op verre afftanden van malkander, heb-
bendeeen fcherpenKop gelyk een
Aal, eenwy-
den Bek, en twee fraaije zwarte Oogen. De Staart
eindigtin een bosje Haair, dat zeer keurlyk ge-
maakt is ; de beweegingen der Ingewanden ziet
men duidelyk, en 't geheele Diertje is een ver-
maakelyk Voorwerp. De bloed-roode
Leedjes-
Wormpjes
, die in ftilftaande Waters zeer gemeen
zyn, verdienen ook onze opmerking (1).

15.nbsp;Onze Langpoot oi kleine Naaijer, by de
Engelfchen
Kraan - Flieg, en by 't gemeene Volk,

on-

STUK.

1nbsp; [Van dergelyke Wormfjes of Water-Slangetjes vindt
men zeer fraaije Afbeeldingen in 't
iii. deïl van Roe-
SELs Infekten-Werk, Tab, xcii, xciii. AlsookbyLE-
»
ermuller, op Plaat lxxv. van't Twede Deel. Som-
migen zyn de genen, waar uit de kleine niet fteekende
IVluggetjes of Langbeenties, tot de
TipiUas, waar vao
aanltonds gefproken wordt, behoorende, voortbrengen;
gelyk inzonderiieiJ de roode Wormpjes van onze Re-
genbakken. Zie myne
Nat. Hifl$ris. xii. Stuk, bladz.
421 en 434-]

-ocr page 342-

L. onder hun, Vader• lang-bem-, by ALDRovAiï-
Hoofd- dus Culex inaximus; by Swammerdam Tipula '
terrejtris
genaamd, verfchaft in ieder deel aan-
genaame Voorwerpen van onderzoek. In 't by-
zonder zyn de Pooten zeer verwonderlyk; want,
als men die in een droppel Water ontkedt, trek-
ken de Vleefch-Vezelen zig in, en rekken zig
uit op eene wyze, diemenzigniet kan verbeel-
den, zonder het te zien, en vervolgen hunne
beweegingen drie of vier Minuuten lang. De
Heer
Leeuwenhoek bevondt zulks altyd in de
Pooten van dit fchepfel, maar niet in die van ee-
nig ander
Infekt (1). De Ingewanden zyn ook
zeer keurlyk, beftaande uit ontelbaare Vaten en
Werktuigen, welken men zo klaar door 't Mi-
kroskoop kan zien, als de Ingewanden van
groote Dieren met het Oog ff). De Staarten,
zowel van 't Mannetje als 't Wyfje, zyn van
een ongewoon maakfel: die van 't Wyfje ein-
digt in een fcherpe Punt, waar mede zy den
grond doorboort, en haare Eijeren in de Wei-
den onder 't Gras legt (§).

16. De Duizendbeen {Scolopendra') heeft een
zeer lang dun Lighaam: deszelfs Bek is meteen
paar fcherpe Nypers gewapend, en in warme
Landen, (daar ze grooter vallen,) is deszelfs
Beet vergiftig ; maar onze kleinen fchynen niet
fchadelyk te zyn. Een, dien ik onderzogt, hadt

vier-

1nbsp; Leeuwenh. Zend-Brieven 16 0£l. 1714.bladz.117.quot;
(t) Vierde Vervolg van Brieven p. 585.
(j) [Onder den naam van
Langpoten zyn deeze lufeic-
ten door my in hunne Verfcheidenheden befchreeven en
afgebeeld. Zie
Nat. Hiß. LD. XII,Stuk, (sqflehoofd-
fluk.j

-ocr page 343-

VaM ALLERtEY SÖORT. 273

Vlerenvyftig Gewrigten, en uit elk Gewrigt L.
kwam aan ieder zyde een Poot voort, welke ,
Hoofe-
met twee anderen, aan 't end van de Staart, die
grooter dan de overigen
waren, een getal van
honderd-en-tien uitmaakten (*). Wanneer -
dit Dier voortgaat, volgen deeze Pooten mal-
kander zeer regelmaatig ; zy maaken een aarti-
ge golving, die men niet wel befchryven kan, en
geeven 't Lighaam een fneller voortgang, dan
men zou Verwagten, daar zulk eene menigte
van Pooten, by beurten, de een na de andere,
zo yeejgnbsp;Xreeden doen. Daar zyn ver-

Icheide Soorten van deeze Infekten, in gedaante
en getal van Pooten verfchillende, welken het den
Liefhebberen pleifier zal zyn te onderzoeken (f).

17. Daar is een buitengemeene Rups, mid^
delmaatig van grootte, met vier Kuiven van
geelagtig wit Haair gelyk kleine Bördels, van
gelyke hoogte, overendftaande op haare Rug-
hier beneden fpruit, aan ieder kant, eenkwasfe'
donker kleurig Haair, van verfchillende langte
en zwart aan de enden. Nog twee kwasjes van
de zelfde gedaante verheffen zig uit hec Hoofd
gelyk Hoornen, en nog een ander uit 'het end
Van de Staart (§). Ieder Haairtje in deeze k was-
jes, wanneer het door't Mikroskoop befchouwd

wordt,

»nbsp;zal de dunrtCinlandfche Duizendbeen zyn, o/a-

hlnbsp;genaamd, om dat hy by donker glinftert.

r ? r .nbsp;bi- si6. S17.J

.nbsp;zegt, dat de Inclmnfchen Duizini^

lot äeBörßel.Rupfen, zogenaamd;
^aa.r van ik m 't.i. 13. xi.
Stuk derNatuurMe Hiliotu,
bladz. 583 enz. uitvoerig heb gefproken.l ^ ' '

S

-ocr page 344-

T wordt, gelykteenPaauwe-veer, en iseenver-,
hoofd SelVkVoorwerp.EenLiefheb^
quot;üK „oek zal nog meer wonderen m dit yerbaazena
Seprel, eninderdaadin demeefte foortenvan

^Itlntz^äe -nbsp;verdient ieder gedeelte,

zo wel wanneer die een Worm is, als een Ka-
pel geworden, onze byzondere oplettenheid.
Siar alzo
Malpighius en Leeuwenhoek,
5en, dît Infekt zeer verftandig onderzogt ,
e^hunne
Waarneemingen daaromtrent, door
nntleedkundige Aftekeningen verklaard, aan t

I?cht geg^nbsp;.nbsp;ï

derwaards, en tot hun eigeii onderzoekingen ,
Ik raad alleen de zodanigen, die zig tot
Te^verder onderzoek daar van begeeven da
Vellen,
welke deeze Diertjes dne reizen voor
Ttze beginnen te fpinnen afwerpen nietje
verwaarloozen: want de Oogen, iVIond, lan
den, verfierfelen des Kops, en veele andere
deelen kan men beter in de afgeworpene Vel-
fen dan in het Infekt zelf bekennen. Een be-
hoo'rWke Opmerking der veranderingen van dit

^ anTSooTfn de man.er e.n wdnig onder-
l-hpid ma2 zvn (1). Swammerdam zegt»
éÏl KÎpeùmSo^ opmerkend onde '
Seker , ofider ieder van deeze gedaanten, d^®

1nbsp; [Zie'myne omaandige be^fnbsp;^Jf gïuï

Worm en deszelfs Verandering, enz. m : zeltde

bladz. 529gt; cnz-1

-ocr page 345-

Van aLlerlèy soort 275
alleenlyk verfchillende bedekfels of gewaaden t.
voor hetzelve zyn, kunnennagefpoord enon-HooFö-
derfcheiden
vi'orden.nbsp;stök.

19. Als men de Staart van een Mannetjes
Zydewom drukte, vondt men Zaad-Diertjes
die viermaal zo lang als breed waren. Zy had-
den de Ruggen dikker dan de Buiken, en ge.
leeken in geftalte naar een Voorn. Men ver-
moedde dat hunne langte omtrent de haJvemid-
aellyn was van Haairtje
(*). Ik zelf heb hier de
proef van genomen, den 8 Auguftus, in 'tjaar
1742; wanneerik een mannetjes Zydeworm nam,
die toen pas een Uiltje was geworden, en des-
ZeJts Staart verfcheidene reizen zagtjes drukken-
de, kwam 'er, in omtrent den tyd van een Mi-
nuut , een klem dropje bruinagtig wit Vogt met
kragt op een Moscovifch glaasje, dat ik 'er on-
der hield om het op te vangen. Dit met een
wemigje Water dat ik ten dien einde in myn
Mond gewarmd had, verdunnende, bemerkte
ik,n^etzeer veel verwondering en genoegen,de
ontelbaare menigte van levendige en wakkere
Diertjes, die daarin waren en rondom zwom.
men.

Die deeze proef wil neemen, moet het doen
voor dat het
Mannetjes-UiJtje met het Wyfje

gepaard geweeft; want naderhand zal men'er
niets uit Icrygen, gelyk ik door verfcheide Proe-
ven bevonden heb.

. I^e Snuit van een Kapel, welke omge-
r)rln ^quot;g^rold wordt, gelyk de Veer van een
' zo wel voor een Mond als Tong.
wanneerze in de holligheden der Bloemen gaat)

OTIi

(*) Zie Leeuwemh. 7de Vervolg der Srieven. Bbdz. 444lt;.

S 2

-ocr page 346-

L. ora derzelver Daauw en Honig in te zuigen. Des-
Hoofd- zelfs gedaante en maakfel zal men zeer verbaa«
zend vinden (*).

21 De Pooten en Voeten der Infekten zyn
wonderh-k van maakfel en uitvinding, volgens
hurrne verfchiüen ie oraftandigheden en behoef-
ten , en vcrfcbafFen een aangenaame veifchei-
denheid van V^oorwerpen. Het is aartig, niet
alleen de fcheipe omgekromde Klaauwen, maar
ook de Vrlag ige Palmen van fommige
Fliegen
enz. te befchouvven, welke haar in ftaat ftellen
on. , door middel van de druAkinge der Lugt ,
op Cllas en andere gladde Oppervlakten te loo-
pen, zelfs terwyl haare l.ighaamen neerwaards
hangen Anderen, wederom ,
hebben een
foort van Sponsjes, welkehaare Kluauwen voor
't breeken en ftomp worden , door tegen harde
Lighaam.n te ftooten, bewaaren; even als de
Klaauwen der Katten onder aan de Pooten zag-
te Vleefchagtige uitpuilingen hebben (f),

12. Het Kapdletje van de Kleer Mot, 't welk
Hook , (om dat men het dikwils tuffchen Boe-
ken en Papieren vindt loopen,) de Zilverkleu-
rig -
Boekworm noemquot;, is met dunne doorfchy-
nende Schubben bedekt, van welker Oppervlak-
ten een menigte Ligt - Straalen te rug ftuitende,
het Dier van kleur gelyk een fyne Paarl doen
fchynen. Het heeft zes Pooten, loopt by ver-

poo-

{*) [By LEPERMiTtLERis deZuïgtromp ofSnuitvaa
«en Bonte Oliphant Kapel, op Plaat XXVIII. van het
Derde Deel, aeer fraay verioond]

(t) [Men vindt 'er ook met Blaasjes aan de Pooten ,
moog'yk ten 7e!fden eirde, ge'y'' dat Ziertje, ßkasui'
Poot genaamd, waar van ik bevoorens fpiak.]

-ocr page 347-

van allerley soort.quot; s77
poozingen, en heeft drie Hoorntjes aan 't end l;
van de Staart. Alzo deeze befchrwing genoeg- Hoofd.
faam isom het tekennen, zal ik het onderzoek vfn

SÄÄÄ^SenH

toe wïn- \nbsp;tot nog

toe weinig bekend zyn.nbsp;^

Ivifquot;^quot;„P^nbsp;zyn aanmerke-

lyk, wegens haare verfchillende gedaante en
^leur, benevens de regelmaarigheid en netheid.
Waarmede zy dikwi s geplaatft
zyi,. MenzaHorn'
tyds zekere foort, Ringswyze, rondom een Tak
van een
Pruimen-of Peere-boom famengevoegd
vinden, als ofze door Konft vaftgemaikt, en

enkel fraaiheids halve dus gefchikUaren ^t).
Derzelver Verfcheidenheid is onbegrypeiyk
enze moeten zo wel in 't Water als elLrs ge-
zogt worden; waarvan die genen overtuigd zul-
len zyn, welke de moeite, willen neemen van
in de Lente, de
Water.kers, Beekeboom, ea
anciere Water - planten te onderzoeken: wantop
oe agter-zyde der Bladen zyn dikwilsoneindige
menigten van Eijertjes te ontdekken, die zig
voor t bloote Oog als Slyra vertoonen (g).

25^

Hook's Mieregr. p. 208. [De Motjes zyn nog
ftvr n-'^^arde met het Mikroskoop onderzogt. |
pen rfEjjertjes der Rupfen, die men deswe-
bl. 548.fnbsp;2ie Nat. Hiß. l D. XL Stuk.

riSRLnri'ff''quot;Se Eytjes van dien aart vindt men i»

S3

-ocr page 348-

L, 25. In Keiiers, op de kurken van Fleffen ,
Hoofd, komen drie'of vierderley zeer wonderlyke In-
siPK, ßkten voor.

26.nbsp;De Long van eeniT/^wr/c^, opgeblaazen
en gedroogd zynde, zal ons te hulp komen om
het waare maakfel van dat Ingewand te ont-
dekken.

27.nbsp;Sommigen hebben verzekerd, datde Cochquot;
tielk , welke uit Nieuw Spanje komt, en om haar
gebruik tot het verwen van rood Scharlaken ,
Karmozyn en Purper,
zo waardig is, een Zaad
of Graan, anderen datze een/«/e^ï zy; maar 't
Mikroskoop beflift dit gefchil, en vertoont, na
dat men ze vier en twintig üuren in Water ge-
weekt heeft, duidelyk een eirond Lighaam ,
Schubben, Pooten en
een fpitfen Snuit: in't
kort,dit
Inßkt gelykt in 't geheel een Lieven.
Heers. Haam je
(*). Als men hunne Lighaamen
opent, kan men veele Eijeren ontdekken; en
indien menze verbrandt, de Afch twee of drie
dagen in Water laat ftaan, dan fchoon afgiet
en uitdampt, kunnen de Zouten onderfcheide,
lyk gezien worden,

28.nbsp;De Veders der Vogelen verfchaffen eene
verfcheidenheid van fraaiheden, en verfchillen
grootelyks van malkander, niet alleen in haar
algemeene kleur en gedaante, maar ook in 't
maakfel van elk byzonder deel; gelyk iedereen
moet gewaar worden, die de Veeren van de
Struisi
den Paauis, den Arend, de Zwaan, Pappegay,
Uil,
en alle de ontelbaare foorten van Vogelen on-
der-

(») TDoch dit is twyfelachting. Zie Ledeemullzes
Eertte Deel Pl. 28 en 44 benevens derzelrer bcfcbryvinc
«a myne Natuurlyke Hißarie.}

-ocr page 349-

derzoekt. Derzelver Schaften verdienen ook on-
ze oplettendheid; en onze Waarneemingen daar
omtrent ziillen onderfteund worden door 't lee-
zen der
^6ße Waarneeming in de Micrograpky
van Hoök p. 168. als ook door de Proeven van
Leeuwenhoek, in 't 3 (ie Vervolg v(in Brieven
24.ße
Miffive, i^de Vervolg 76/e Miffiv. Zend'
Brieten.
p. 53.

29. Allerley Soorten van Mos zyn aangenaa-
me Voorwerpen, en vertoonen zig door 't Mi-
kroskoop zo volmaakt in haare Bladen, Bloe-
men en Zaaden, als de grootfte Planten ofBoo-
men. In 'c byzonder vertoonen die Soorteu,
weiken
aan de IRotfen en Zeekuflen groeijen,
verbaazende fchoonheden (*).

30 Spons wordt vooreen P lant-Dier géhonésn,
en fchynt als uit kleine Vaten, naar Aders en
Slagaders gelykende, famengefteld te zyn (f).

31. Verlegen Vrugten, dof Hout, vogtig Le-
der , oud-bakken Brood, en veel andere dingen j
zyn onderhevig 't gene wy
Befchimmeldheid
noemen; welke'c Mikroskoop ontdekt niets an-
ders dan ontelbaare kleine Plantjes te zyn , die
Bladen, Bloemen en Zaaden draagen, en op eene
fchier ongelooflyke wyze toeneemen: wantin
zeer weinig Uuren fchieten de Zaaden op, ko-
men tot vollen wasdom, brengen zelf Zaad voort,

en

(*) fHler zal Baker de Korallynen en Kfraai • Moffen bei
doelen. wier wonderbaarlyke ftructuur door den Heer
Ellis zo omftandig is voorgefteld. Zie het Stuk van my-
ae Nat. Hifi, over de Zee-Gewaffen.]

(t) Zie de zelfftandigheid der Spons door 't Mikros-
koop
befchouwd; Ledermuller L D. X. Plaat en de be-
fchryving daar van
.J

S4

L.

Hoofd.
srBK.

-ocr page 350-

L. en dus verfcheide Teelten op éénen dag. Daar
H.coïD- 2yn veele foorten van deeze Mikroskopifche
Planten, die in grootte en gedaante zeer verfchü-
len: fommigen zyn een foort van
Paddeßoelen,
anderen zweemen naar Biezen , en anderen we-
derom draagen een zeer groote menigte en ver-
fcheidenheid van Vrugten. Men vindt insgelyks
andere Soorten in grooten overvloed boven op
de Vogtgn, wanneer die, gelyk wy dat noe-
men , drabbig zyn (*).

Verwonderlykisde gedaante, het getal
en de fchikking der Lugt-vaten,
Sap-Vaten ,
ea Zweet gaatjes in het Hout: gelyk duidelyk te
zien is, als men 'er zulke dunne Sneedjes, al?
mooglyk is, overlangs, overdwars en fchuins;
affchaaft, en vopr't gezigt brengt.
Dennenhout
en Kurk zyn tot deezen einde gereedft: maaral-
le andere foorten van Hout kunnen, hoewel
met wat meerder moeite, tot het onderzoek be-
kwaam gemaakt worden (f). In een ftukje
Kurk,
niet langer dan een agttiende deel van een
Duim, telde men zeflien Celletjes op een ry ;
waaruit volgt 5 dat 'er duizend en tagtig in de
langte van een Duim waren: een millioen honderd
zes en zeftig duizend vierhonderd in een Duim
vierkant j en duizend twee honderd negen en

vyf?

C*) [Zie een zodanig dryvend Eilandje van kleine
^Schimmelplantjes, in 't zelfde Deel Pl. XLIX; als ook
oe Schimmel
vm roode Druiven aldaar op de ade en van
ifiomn A'fltffn op de zesde plaat.]

(j) [De gefteldheid yan de Kurk is aldaar op Plaat
XXVII, en het maakzel van 't
Dennenbout, op Plaat XL
cn XLIII, van 't Derde de«l der
Mikrtsk. Fermaaklykbe'
^ejj, keurlyk voörgefteld.]

-ocr page 351-

vyfcig millioenen, zevenhonderd en twaalf dui- L.
zend, in een Teerlingfche Duim (*).nbsp;Hoofb^

In 't Fit der Boomen en Planten , zo gefnee-
den dat het doorfchynend worde, zynde Vaten
duidelyk te onderfcheidetv De Zweetgaatjes
yan het Hout kan men insgelyks, in gemeene
Houtskool en kleine Houtskool, op een voor-
deehge wyze zien.

33. Veele foorten van Zand komen aan de
Zeekuften, aan en in Rivieren of ook binnens-
lands voor. De Korrels van ieder Soort
verfchil-
len veel in grootte, gedaante en kleur: fommi-
gen zyn ondoorfchynend, anderen doorfchy-
nend: fommigen
hebben ruuwe Oppervlakten,
anderen zyn t'eenemaal glad
(f). Het is zeer
vermaakelyk deeze Verfcheiden heden door 't
Mikroskoop te onderzoeken, 't welk in fommi-
ge bünkende Soorten Korreiß vertoont, die
allerley getal van zyden en hoeken hebben, en
zo fraay gepolyft zyn, datze voor den keurlykr
ften en fchoonften Diamant niet behoeven te
wyken. Op anderen zyn koddige figuuren ,of
verbeeldingen van Landfchappen, Gebouwen,
Planten en Dieren, die zo wel Voorwerpen van
verwondering ^Is vermaak uitleveren (§),

34.

C*) fifooK's Micrograpby p. 1J4.
p Ct!^ Zie
Pbilof. Tranfaä. Nomm. 289. Hook's Microgr.

gjj^®^, [inzonderheid Ijomt hier het Zee-Zand van Rimini
'^^''■^P'aatfen aan de Adriatifche Zee, in aanmerking,
fraaije Hoorntjes en Bolletjes, niet grooter dan
tnbsp;» '^äar in vervat. Zie de zodanigen afgebeeld.

twS niquot;;quot;''^ Deel Plaat IV en VlII, en in he
ÏÏfvan^en R°P P'- LXXXVL Voeg hier by
Goud-

.^ni \an denRyn en andere Mineraale Za'nden, d:»ar3nen
S 5nbsp;met

-ocr page 352-

L. 34. Om de DzamaK/esmetmeernaauwkeurig-
HooFD- j^eij te onderzoeken , brak Leeuwenhoek een
kleinen tuiTchen twee Hamers aan ftukken, en de
ftukken in de Zonne-fchyn voor 't Mikroskoop
plaatzende, zaghy 'er veele flikkerende Vlam-
metjes uitkomen, m-1 een geduurige fehittering
in fommigen gelyk een flaauwe Büxem. Toen
dezelven in de Schaduwe bekykende, bemerk-
te hy, onder andere aartige Vertooningen, een
klein Vlammetje, dat uit ieder deeltje van den
Diamant fcheen te fchieten: en 't was een heer-
lyk gezigt menigten van flikkerende Vlammen,
meelt van een blinkende Vuurige kleur, en an-
deren groenagtig, flaauwlyk en gelyk deBlixem
tot eenigen afftand fchitterende , te befchou-
wen. In andere ftukjes van den Diamant kon
men de Plaatjes, waar uit hy was famengefteld,
duidelyk onderfcheiden (*).

35. Als men met Staal uit een Keyfteen Vuur
flaat, worden 'er deeltjes van 't Staal afgefla-
gen, en door den flag oogen blikkelyk gefmol-
ten; gelyk klaar zal blyken, indien men de proef
doet over een Vel wit Papier, en 't gene daar
op valt door 't Mikroskoop* bekykt. De Heer
Hook deedt eerft de proef, en bevondt dat een
zwart deeltje, niet dikker dan de punt vaneen
Speld, zig gelyk een Bulletje van gepolyft Staal
vertoonde , en de afbeelding van 'tVenfter, waar-

by

met het Mikroskoop de brokjes Metaal duidelyk in kan on-
derfcheiden . waar van ik veelen bezit. Zie het Vertoog
van den Eerw. zeergeieerdeu Heer F
.martinet.over't
Goud van den Ryn.
Boll. Maatjcb, XVII. D. 2. Stuk.
1777- bl. 228.]

(♦} Pbil, Transact, Nomm. 374.

-ocr page 353-

byhy het onderzogt, fterk terugkaatfte (1). Het
is ook niet onverrnaaklyk, de gefmolten Yzer-
deekjes uit de deeltjes van den Steen, welken
fomtyds in Glas veranderd zyn, door middel
van een Mes, dat op een Zeilfteen aangezet is,
te fcheiden (f).

36.nbsp;De goedertierene Natuur heeft de Zaaden
van
Paarde-bloemsn, Dißels, en veele andere
Planten, met
Dohj voorzien, dat voor Wieken
dient om dezelven naar afgelegene plaatfen te
voeren. De gedaante van zulk Dons is in ver-
fchillende Planten zeer onderfcheiden, als men
het door Glazen beziet: het een vertoont zig
effen en
glad, het ander ruig en Doornagtig.
Een andere Soort, wederom, heeft kleine Haakjes
of
Klaauwiertjes, waarmede het zig aan alles vaft-
hegt.
Perfiken, Kweepeeren, en fommige ande.
re Vrugten, hebben insgelyks een zagt Dons
(§), 't welk der onderzoekinge waardig is, zo
wel als de Haairtjes op veele foorten van Bla-
den , Vrugten en Zaaden.

37.nbsp;Daar is zeker Dons of Hairigheid, welke
groeit aan een foort van Boontjes uit Ooft-In-
die, by de Engeifchen
Comge of Cow-ltch,

by

L.

Hoofb-
stdk.

1nbsp;* hook's Micrograply p. 25, 44 gt; 4lt;5-

-ocr page 354-

L. by ons jFeukboontjes, by de Franfchen Pois a gr at-
IZk genaamd (1). De Peulen, omtrent drie
duimen lang, gelyken naar die der Paarde-Boo
nen, en zyn met dit Dons of Haair bedekt, 't
welk naar zyne dikte zeer ftyf is, pyn en ont-
fteeking veroorzaakt, indien het op eenig deel
gewreeven wordt (t), en, door het Mikros-
koop befchouwd zynde, zig gelykfcherppunti-
ge Naalden vertoont.

Een foort van krullende Hoorntjes, die uit het
midden van fommige roodachtige enkele jin-
gelieren opkomen, zyn zeer aartige Voorwerpen.

38. De Vlokken der vallende Snerww zyn on-
derfcheiden van gedaante, en uitermaate fcaoon,
indienze, voor datze fmelien, onderzogt wor-
den : 't welk gemakkelyk kan gefchieden, als
men de proef in de open Lugt doet, terwyl het
vrieft.
Descartes, Dr. Grew, Hook, Mor-
ton
, Dr. Langwith en anderen, hebben ons
verfcheideneStarswy/egedaanten opgegeven: en
Dr.
Stocke, in Zeeland, heeft onlangs eenige
nieuwe Figuuren aan de Koninklyke Maatfchap-
pye medegedeeld, die te vooren niet opgemerkt
waren (§).

De gedaante der deeltjes van den Daauw ia

mis,

1nbsp; [Ray noemtze Phajeolus Surattenßs, doch zy vallen
ook in Weftindie. De Plant heet
Dolicbes prurier.s by de
hedendaagfche Kruidkundigen ]

(t) [Het is maar eenlaftige Jeukt, niet langduurende,
welke daar door veroorzaakt wordt. Het Dons gelykt
naar Koe Haair en miffchien hebben de Boontjes daarvan
den Engelfchen naam j

(5) Over de Sneeuw- Figuuren is een fraaije Verhande-
ling, door den Heer Dr.
Engelmaks, teHaarlem. in't
jaar 174c aan 't licht gegeven.

-ocr page 355-

VAN ALLERLEY SOORT.nbsp;285

miflchien insgelyks der opmerkinge zeer wel L.
waardig.
nbsp;Hoofd-

Piuim.Jluin, verfcheide foorten van Talk ,
Am^ant, Marcaßet ^
en allerley foorten van
Mineraalen en Bergftoff'en, verfchalfen eene
verfcheidenheid van aangenaame en keurlyke
Voorwerpen (*).

Mthiüps Mineraal, Calomela, Mercurius dulcis, en
alle andere Kwik - poeijers, zyn, als menze door
't Mikroskoop onderzogt, met raauwe en on-
veranderde Kwikbolletjes vervuld gevonden.

GenieenZöut, in Water gefmolten, levert een
oneindig getal van Vierkantige Lighaamen uit.

Padden , Kikvorfchen en Water - HagediJJen ,
ftt'rven wanneer ( f ) men Zout op hunne Rug-
gen wryfc:
Slangen, Adders, RatelJUngen, enz.
zo men, met een Naald, een Draad in
Tabaks Olie.
gedoopt, door derzelver Huid trekt; en Kmh
2i7uer is een doodelyk Vergif voor de Mieren.

Het zou eindeloos werk zyn, de helft der
Voorwerpen aan te wyzen, die bekwaam zyn
om door dit nuttig en vermaakelyk Wertuig on-
derzogt te worden, 't welk ons als van Oogen
voorziet, die oneindig doordringender zyn dan
onze eigenen, en ons Wonderen ontdekt, die
Wy zonder hetzelve niet zouden kunnen befef-
fen. Dé voorgaanden zyn maar eenige weini-
gen , uit de keurlykfl:en uitgekipt; maar ieder
Schepfel, ieder Plant, Vrugten Bloem, ieder

drop-
en) [Omtrent de
Pluim-Aluin en Jmiantb of j^sheß, bene-
vens eenige andere DelflofFen, vindt men zeer fraaije Waar-
reemingen en Afbeeldingen, in de Stulilsen door
my tot
. een IV. Deel van Ledekmuller byeengebragt.]
(I) Zie Hooks Micrograpby, p. 144.

-ocr page 356-

£§6 Dk Werken der Eonst en
LI. droppel Water, en ieder Stofdeeltje zal, indien
^sTüï' zorgvuldig onderzogt wordt, nieuwe lee-
ring en vermaak verfchalFen (*).

LI. HOOFDSTUK.

De Werken der Konst en der Natuur met eU
kanderen vergeleeken.

E^er wy dit Werk befluiten, zal hetmoog-
/ lyk niet ondienfl:ig zyn, dat we eenigen
der fraaifte en keurlykfte Konftftukken, door
Menfchen gemaakt, onderzoeken, en die met
de Voortbrengfels der Natuur vergelyken; want
zulk eene vergelyking moet dienen om 's men-
fchen laatdunkendheid en hoogmoegd te verne-
deren, door hem een juifl:er enzediger gevoe-
len van zig zelf te geeven ; en kan hem tevens
eenigermaate opleiden ter verbeteringe zyner
onvolmaakte bevattingen van den
Schepper
aller dingen.

De fnede van een zeer fcherp Scheermes door
*t Mikroskoop onderzoekende, vertoonde zig
die zo breed als de Rug van een tamelyk dik
Mes; ruuw, oneffen, vol keepen en groeven,
en geleek zo weinig naar iets dat fcherp mag
heeten, dat een Werktuig, zo ftomp als dit
fcheen te zyn, zelfs niet zou kunnen dienen
om hout teklooven (*).

Een

(♦) [Dit blykt inzonderheid in het Stuifmeel der Bloe-
men,
waar van de Autheur in het XLV. Hoofdftuk, bladz.
240, hier voor, zo omftandig heeft gefproken. Want,
nadat men 't zelve zo wel in een Druppei Waters, als
droog, voor 't Mikroskoop gebragt heefc, is men tbsns

ver-

-ocr page 357-

Een uitermaate llt;Ieine Naald dus ook onder-
zogt zynde, fciieen de punt daarvan meer dan
-een vierde van een Duim breed ; niet rond of
plat, maar onrcgelmaatig en ongelyls; en de
Oppervlakte, alhcev/el by uitftek glad en regt
voor't bloote Oog, overal ruuw, vol kuilen
en hobbelig te zyn. In 't kortzy
geleek een Y-
zeren Staaf, zoals die, ruuw en ongevyld,uit
eenSmedery komt (*).

Maar de Angel van een By, door 't zelfde
Werktuig befchouwd zynde, vertoont overal
eene gladheid, die verrukkelykfchoon is, zon-
der de minfle fout, vlak of oneffenheid, en
eindigtin een Punt, te fyn om onderfcheiden
te worden. Egteris dit flegts de Koker of Schee-
de van veel keurlyker Werktuigen, die daarin
bevat zyn, gelyk'te vooren, bladz. 205, is be-
fchreeven.

Een klein ftukje uitneemend fyn Kameryks-
deek
vertoonde zig, wegens de wydea'ftanden
en gaten tuifchen de Draaden , bykans geiyk een
Horde of Tralie werk, en de Draaden zelf fchee-
nen

verzekerd, dat hetzelve, door de Vogtigheid van den
Stempel, aan 't end des Stampers open barft, en een on-
gelyk fyner Poeijer uitwerpt, 't welk de Vaatjes van den
Stamper, veel te fyn voor' de Bolletjes, kan ingaan, en
dus tot het Vrufftbosinfel komen, om dat te bezwange-
len Zie zulks duidrlyk vertoond op de L Plaat van
het n. Deel myaer Nut. Hiftork en aldaar belchresven,
bladz. 88, enz !nbsp;„ , 'nbsp;, ,

(*) Pbiloiopb. Transna. Nomm SH- Scbou^meel der
Natuur l.
n. p. 19 [Zeer duidelyk kan men zulks belchou-
weo op de Xf.. Plaat in 't Eerde Deel van
Ledermullers
Mikroskopijche vennaaklykbedm; alwaard» Naaldepuntmet
den
Angel van eenHonigby, door VerbaazendeVergros-
ting, vergeleeken wordt.]

LI.

Hoofd-

stuk.

-ocr page 358-

l-l. nen grover dan het Garen waarvan men Anker-
maakt,

^ Een BruJJeljche Kant, van vyf en vyfcig Guldens
de El, zag 'er uit als of ze gemaakt was van een
dikke, ruige, oneffenehairige Draad of Touw,
op eene zeer flordige en lompe manier gevlog-
ten en vaftgemaakc of famengeflansd (1).

Maar het Spinzel van een Zyde'voom, onderzogt
zynde, vertoonde zig volmaakt glad en blinken-
de , overal effen, en zo veel fyner dan een Draad,
door de belte Spinfter in de wereld gemaakt,
zyn kan , als het dunfle getwynd Garen fyner is
dan het diklle Kabeltouw. De Zyde, van een
Popje afgehaspeld zynde^ werdt bevonden 930
Voeten lang te zyn: maar men dient in agt te
neemen, dat, alzo de
IVorrn voor de geheele
langte twee Draaden famen kleeft, het bovenge-
melde getal inderdaad wordt verdubbeld, of 1860
Voeten uitmaakt. Die Zyde nu, met de uiterfte
n .mwkeurigheid gewoogen zynde, werdt nict
zwaarder dan twee en een half Grein bevon-
den (f). Welk eene keurlyke fynheid is hier len
egter is dit niets in vergelykinge der Webbe van
een kleine zie bladz. 196. ) of zelfs van de
Zyde , die uit den mond van deezen zelfden
Zydworm kwam, toen hy eerft uit het Eitje was
gebroken.

Het kleinfte Stipje, Tutteltje of Puntje, dat
met een Pen kan gemaakt worden , fchynt, door
't Mikrrskoop befchouwd zynde, een zeer groo-
te onregelmaatige Vlak, zynde ruuw, bogtig,

en

1nbsp; [Zie een endje SrahantfcbeKant met een SpinncVKi
vergeleeken, op zyne LIV Plaat, Tweede Deel.j
Schouwtoneel der Natuur, Ibid. pag. 50.

-ocr page 359-

en oneffen rondom de kanten, en op verre na
niet rond. Hec fynfte en kleinfte Schrift, ge-
lyk het Gebed onzes Heeren in den omtrek van
een Stuivertje, of een ander dergelyk keurlyk
Konftftuk, door den bekwaamften Meefter ge-
maakt, ichynt, tot onderzoek gebragt zvnde,
zo wanftallig, onbefchaafd en barbarifch, als
of het met
Runifcbe Letters gefchreeven ware.
Maar de kleine Spatjes op de Wieken of Lig-
haamen der
Motten, Torren, Fliegen en and ra
Infekten, heeftmen, vergroot zynde, bevond.n
net rond te weezen: en alle de andere ftreeken
en tekens rondo m dezelven fchynen met de ui-
terfte naauwkearigheid , zo regelmaatig en fyn,
alseenigzing mooglyk is, getrokken te zyn.

Dr. Power zegt, dat hy te Trescant een
gouden Kettingje, van drie honderd Schakelt-
jes, zag, niet meer dancenDuim lang zynde ,
dat aan een Vloo was vaftgemaakt, en door de-
zelve voortgetrokken werde. Ik zelf heb on-
langs , digt by Durham - plein in ds Strand ftaat,
een Wagentje gezien, en met het Mikroskoop
onderzogt, door eenen Horologie -maaker
BovEnicK, gemaakt zynde, 't welk vier Wie»
len, met ai den daartoe vereiften toefte! had,
die op hunne Asjes vaardig rond draaiden; be-
lovens een Mannetje, dat 'er op zat; alles van
quot;voorquot;gemaakt, en zonder eenige fchynbaare
moeijeiykheid door een Vloo getrokken.
Ik
Woog hèt^so net my mooglyk wa?, en bevondt
het Wagentje, hetMannetje en de Vloo,maar
/quot;kei Órein zwaar. Ik woog ook , op die
zelfde tyd en plaats, een Koperen Kettingje,
door die zelfde
hand gemaakt, omtrent twee
Duimen lang, van twee honderd Schakeltjes,

Tnbsp;met

LI.

HooTO',
STUK,

-ocr page 360-

Spol ÜE WERKEN DER KONST EN

LI. met een Haakje aan 't een, en een Hang-flot]e
HooFD-gn Sleuteltje aan 't ander end; en bevondtze
minder dan een derdévan een Grein op te haa-
ien (•).

Men verhaalt ons (f), dat zeker OswAiD
Nerlinger een Beker maakte van een Peperkor-
rel,
die twaalfhonderd andere Bekertjes bevat-
te , allen van Yvoor gedraaid, aan de kanten
verguld, en ieder op een Voetje ftaande: en dit
zo ver van gedrongen te zyn of gebrek aan ruim-
te te hebben, dat de Peper - korrel'er nog vier-
honderd meer zou hebben kunnen bevatten.

Dit zyn eenige van de netfte, keurlykfte en
verhaazendfte Konft-ftukken; maar, laat ons
't een of't ander daar van door een goed Mikros-
koop onderzoeken; wy zullen aanftonds over-
tuigd zyn, dat het uiterfte vermogen derKonft
flegts een bedekking van mismaaktheid, en een
misleiding van ons gebrekkelyk Gezigt is; en
datwe 'er ons alleenlyk over verwonderen, om
dat wy niet weeten, wat het inderdaad zy.

Die waardige ontdekker der Waarheid zal too-
nen , dat de Konftftukken, waarvan men 't meeft
opgeeft, zo wanfchapen, ruuw en oneffen zynj

al«

(♦) Sedert ikditbovenftaandefchreef, heb ik een Qua»
drille - Tafel gezien (door den zelfden Konftenaar gemaakt)
met een Laade daarin, een Eettafel, een Schenktafel gt;
een Spiegel, twaalf Stoelen met gefneeden ruggen , twee
dozyn Borden, zes Schotels, een dozyn Mellen, Vorken,
Lepels, twee Zout-vaten, een Oly en Azyn - ftelletje»
benevens een Heer en Juffrouw en een Knegt,
alles in efi
Kerfen-fleenveivzi, en denzelven niet veel meer dan ha»
Vullende.

(t) Efbem-Otr. Gtrm. Tom. L Addend. ad Obferv. i3'

-ocr page 361-

als of ze met een Byl gehakt, of met een Hamer If-
en Beitel gehouwen waren. Het zal broddel'
Hoofdu
werk, ongelykheid en onvolmaaktheid in ieder
deel toonen, en aanwyzen dat het geheel onge-
lyk en wanfchapen is. Onze fraaifte Schilderyen
in miniatuur vertoonen zig door dit Werktuig
als enkelebefmeeringen, met een Troffel 'erop
gepleifterd, en geheel van fchoonheid ontbloot,
zo wel in Tekening als Kleur. Onze blinkendfle
Verniffen, onze gladfte PolyftingeUj zal men
bevinden enkele ruuwheid, vol fcheuren en
fouten te zyn.

Dus daalen de Werken der Konft, als wyin
■ftaat gefteld wordeti om te zien, wat ze inder-
daad zyn! Maar in tegendeel; hoe nader wy
de Werken der Natuure onderzoeken, hoe dui-
delyker wydie onderfcheiden , hoe meer wy'er
van ontdekken, zelfs in 't minfte en geringfte
haarer Voortbrengfelen zo veel meer zullen
wy de wysheid,
magt, en grootheid des Maakers
befpeuren. Laat ons het Mikroskoop gebrui-
ken, waar wy willen, wy zullen niets vinden
dan fchoonheid en volmaaktheid. Befchouwen
Wy de ontelbaare foorten van
Infekten, die ron-
dom ons zwemmen, kruipen of vliegen, welk
eene evenredigheid, netheid, gelykvormigheid
en evenmaatigheid zullen wy in hunne Werk-
tuigen bemerken! hoe ryken overvloed van
kleuren! Hemels - blaauvv, groen en vermillioen,
Goud, Zilver, Paarlen, Robynen en Diaman-
ten , Franjes en Borduurfels aan hunne Lighaa«
men. Wieken, Hoofdenen ieder ander gedeel-
te.' Hoe ryk is de gloed! hoe verheven de vol-
tooijing! hoe onnavolglyk de gladheid, diewy

overal befchouwen! -Gaan wy nog ver-

T anbsp;der.

-ocr page 362-

fips DE WERKEN DER KONST EN

LI. der, en onderzoeken wy de Dieren, waar van
eens Menlchen oog, niec gewapend zynde,
veeie Soonen onmooglyk zou können onder-
fcheiden ; deeze ademende ftofjes, hoe klein
ook, zyn byna enkel Konft! Ook zullen wy
daarin dezelfde Werktuigen des Lighaams, veel-
vuldigheid van deelen, verfcheidenheid van be-
weegingen , verfchillendheid van gedaanten, en
byzondere Levens-wyzen ontdekken , als inde

groote Dieren I - Hoe verrukkelyk fraaij

moet het inwendig maakfel deezer Schepfelen
zyn! het Hart, de Maag, de Ingewanden en de
Harfcnen! Hoe klein en dun de Beenderen, Ge-
wrigten , Spieren en Peezen! Hoe uitermaate en
boven alle bevatcinge teder de Slagaders, Aders
en Zenuwen ! welk eene menigte van Vaten ,
en doorftraalingen van Vogten moet in deezen
naauwen omtrek ver vat zyn! Desniettemin heb-
ben zy allen genoegfaame ruimte om hunne ver-
fchillende werkingen te doen, zonder malkander
te verhinderen of in den weg te zyn.

De zelfde orde, regelmaatigheid en fchoon-
heid, zal insgelyks onder de Gewaffen, indien
ze ter onderzoek gebragt worden, zig vertoonen.
Ieder Telg, Knop, Bloem of Zaad , légt eene ge-
daante , evenredigheid en overeenftemming voor
ons open, die boven hec bereik der Konft is.
Daar is geen Onkruid, noch eenig Mos, waar-
van ieder Blad niet eene menigte van Vaten en
kleine openingen vertoont, die overkeurlykge-
fchikt zyn, en dienen om de Sappen, die toc
onderhoud en voedfel ftrekken, om te voeren,
en 't welk niet met ontelbaare fraayheden, om
^t zelve op te pronken, verfierd is.

De volmaaktfte Werken der Kunft ontdekken

eene

-ocr page 363-

eene geringheid, armoede en onvermogen in LI.
den Werkman; maar die der Natuure béwyzenHooED-
duidelyk, dar de Hand, welke ?e vormde, vol- »^cs.
ftrekt meefter was van de Stoffen waarop zy-
werkte, en Gereedfchappen had Juift
lOt haar
oogmerk dienende. Elk Haairtje , Vedertje of
Scïiubbetje, zelfs van 't geringfte Diertje, fchynt
gerond, gepolyft, en in dën hoogften top vol-
tooid, en toont den overvloedigen rykdom,
milddaadigheid en ervarenheid, van zynen Maa^
ker.nbsp;■

Maar mooglyk zal iemand vraagen, tot wat
einde de Voorzienigheid zulk een overniaatvan
fchoonheid hefteed hebbe aanSchepzels, die zo
weinig te beduiden hebben: en dan uitroepen
wat raakt ons dit alles? Myn antwoord is, dat
de fchoonheid en netheid, waar mede zy ver-
fierd zyn, klaar en overtuiglj^k be wyzen, dat-
ze niet zo weinig te beduiden hebben, als wy
verwaandelyk vermoeden: want, zulk eene
fchoonheid moet dezelven gegeven zyn, of hun-
nent halve,.-op dat zy zelf daar door mogen
vermaakt worden; of om onzent wille, op dat
wy daarin't verbaazend vermogen en degoed-
heid van den Schepper zouden opmerken. In-
dien het eerfte waar is, moeten wy toeftaan,
dat ze van aangelegenheid zyn ten aanzien van
hunnen Maaker, en derhalven onze agting ver-
dienen; indien het laatfte, dan is het inder-
daad onze pligt, om op dezelven agt te flaan,
en ons'er over te verwonderen. Maar, om wel-
ke reden ook, hetGode behaagd mag hebben,
beftaanlykheid bevalligheid en fchoonheid, te
geeven , aan 'tgene hy zyns waardig geoordeeld
heeft te fcheppen j hetzelve is zekerlyk voor
Tnbsp;ons

-ocr page 364-

LU ons niet te laag om te onderzoeken en te over,
popFD- weegen. Die zelfde Hand, die denden
stlk. Qi^j^^j. gjj jgpnbsp;vormde, heeft ook de

LuiSj de Mwgen ^/oo, gemaakt.

LII. HOOFDSTUK.

Eenige lendeneerde Aanmerkingen over dt
Ontdekkingen door 't Mikroskoop.

H[ et gebruik van 't Mikroskoop zal een den^
1. kende Geeft natuurlyk opleiden ter over-
weegingederStoff'e, als in verfchillende gedaan^
ten en grootheden, 't zy bezield of onbezield,
gevormd: het zal onze opmerkingen van een
Myt tot eenen Walvifch« van een Zand-korrel
toe den Kloot, waarop wy leeven, en van daar
tot de Zon enDwaalfterren,verheff'en;enmis.
fchien nog verder,tot de vafte Sterren, en de
omwentelende Klooten, die zy verligten, daar
wy ons, tuflchen Zonnen en Werelden, in de onr
meetelykheid en heerlykheid der Natuur zullen
verliezen.

Onze denkbeelden van Stoff'e, Ruimte en
Duuring, zyn enkel vergelykende,van onszel-
ven en de dingen rondom ons ontleend, en
binnen zekere perken bepaald; indien wy deeze
te buiten gaan, en zeverder tragten uittehrei-
d'in, worden zy zeer verward. Het begin en
hetend, de bovenmaatige grootheid of klein,
heid der dingen, zyn zaaken die ons allen in
verbyftering e« verwarring brengen.

„ Laat iemand een proef neemen of hy de
„ verfchillende grootte kan bevatten van tvi^ee
„ Diertjes, waar van het ééne twintig, en'tan-
der

-ocr page 365-

der honderd maal kleiner is dan een Myt;of' LIL
om
de langte van duizend, met die van een Hoofd-
millioen Aardkloots Middellynen, en in zyne
gedagten te vergelyken ; en hy zal wel
haaft bevinden, dat zyne verbeelding hem
geene verfchillende maaten verfchaft, die
naar zulk eene verbaazende grootheid of on-
begrypelyke kleinheid gefehikt zyn Het Ver-
ftandopentons, 't is waar, wel aan alle kan.-
„ ten een oneindige ruimte; maar de Verbeel-
„ ding ftaat, na eenigeflaauwe poogingen, eens.
„ klaps ftil, en vindt zig in de onmeetlykheid
„ van het Ledige, dat haar omringt, verllonden.
„ Onze Reden kan een deeltje der Stoffe door
„ een oneindige verfcheidenheid van verdeelin-
„ gen nagaan, maar de Verbeelding verlieft het
„ wel dra uit het Gezigt, en wordt in zig
„ zekere ydele ruimte, die met gevoeliger Stof-
„ fe moet vervuld worden, gewaar. Wy kun-
,, nen onze Verbeeldingskragt niet verwyden ,
„ noch vernaauwen ter afmeetinge van beide
,, uiterften. Het Voorwerp is groot voor onze
,, bevattinge, als wy den omtrek van eenWe-
„ reld willen begrypen ; maar het verdwynt en
„ wordt tot niet, als wy ons een denkbeeld van
„ een ondeelbaar Stofje tragten te vormen ( 1 )quot;.

De kleinheid der Mikroskopifche Diertjes, en
de weinige plaats die zy beflaan, in vergelykin-
ge van ons en de ruimte die wy vervullen, zou
mooglyk onze hoovaardy en dwaasheid können
vermeerderen, en ons in de verbeelding brengen,
dat wy van zeer groot belang in de Scheppinge

zyn.

1nbsp; Engi SpeElater. Nomm. 420. Nederd. Vertaaling IV.
Deel, 56 Vertoog.

T 4

-ocr page 366-

LII- zyn. Maar, indien wy onze gedagten opwaards
voeren en 't Ligtiaam vaa oen Menfch met de
grootce vaneen Berg vergelyken, dien Berg met
de geheele Aarde, den Aard kloot mee den Kring,
dien hy om de Zcnbefchryft, deezen Kring met
den Hemel der vafle Sterren, den Hemel der vafte
Sterren met den omtrek der geheele Scheppinge,
en de geheele Scheppinge met de oneindige ruim-
te, die dezelve aan a.le kanten omringt; dan
zullen wy bevinden, dat we als een enkel niets
verzinken (*)• „ Indien de Zon met al haare Pla-
„ neetifche Werelden t'eenemaal uitgeblufh en
vernietigd ware, zou men derzelver afwee«
„ zenheid in 't groot Heelal niet meer bemer-
,, ken, dan die van een Zand-korré! aan den
„ oever ,der Zee. De plaats, die ze beflaan, is
„ zo uitneemend klein in vergelyking van het
„ Heelal, dat ze,naauwlyks eene ledigheid in
,, de Scheppinge zoude ir.aaken^ De gaaping
,, zou byna niet te befpeuren zyn, voor een
,, Oog dat den geheelen omtrek der Natuure
„ kon overzien, en van'i eene end derSchep-
„ pingfc tot het ander weiden.quot; Wat is dan de
magtigfte Monarch die ooit leefde! Wat is het
geheeie geflagt der Menfchen!

Een Myt op ten Kaas is zo groot en aanmer-
kelyk, naar evenredigheid, als een Men ch op
den Aardkloot: de kleine lnfek:en, die op de
bladen der Perfik en Karfe boomen hun voedfel
zoeken, zyn ;2;een ongerymde verbeelding van
Osfen in ruime Weiden grazende; en de kleine
Diertjes zwemmen ineen droppel Water met zo

veel

(t) rgt;e zelfde Nomm. s65.Nederd. Vertaaling. VI.Deel,
J5 Vertoog.

STüK.

-ocr page 367-

veel vryheid rondom, als de Wal viflchen in den LIL
Oceaan : zy hebben allen evenveel ruimte naar
Hoofd-
evenredigheid van hunne byzondere grootte.

Het beftek of de duuring des Levens in ver-
fchillende Schepfelen, is insgelyks vergelyken-
der wyze lang of kort, volgens het getal, de
fnelheid of traagheid der Denkbeelden, die zig
agtereen aan den Geefl; vertoonen. Want, als de
Denkbeelden gezwind op malkander volgen ,
en veelen derzelven in een naauw beftek famen-
gedrongen worden, zal de Tyd, hoe kort ze ook
zyn raag, lang fchynen, naar evenredigheid
van het getal dar Denkbeelden, die denzelven
doorloopen. In tegendeel, als de Denkbeelden
maar
weinigen zyn, en zeer langfaam op mal-
kander
volgen, zal een lange Tyd kort fchynen,
naar evenredigheid van derzelver traage agter-
volginge en kleinheid van getal.

„ Het is klaar, zegt de Hr.LocKE, voor ieder
„ een, die maar opmerkt wat 'er in zyn eigen
„ Geeftomgaat, dat'er een trein van DenkbeeU
„ den zy, die inzyn Verftand geftadig opmal-
„ kander volgen, zo lang als hy wakker is. De
„ overweeging deezer Vertooninge van ver-
„ fcheide Denkbeelden agter malkander, in
„ ons Gemoed , is 'tgene wy Duuring noemen.
„ Want terwyl wy denken, of terwyl wyver-
„ fcheide Denkbeelden agtervolgelyk in onzen
„ Geeft ontvangen,
weeten wy dat we beftaan:
„ en zo noemen wy de beftaanlykheid, of de
„ ftandhouding der beftaanlykheid van ons zel-
„ ven, of eenig ander ding, welke e^nmaatig

„ is met de agiervolginge van eenige Denkbeel-

„ den in onze Geeft, de Duuring van ons zel-
. ven , of van eenig zodanig ander ding,
T 5nbsp;„ dat

-ocr page 368-

LIL „ dat tefFens met onze denking beftaat (*).quot;
Hoofd- Uit deeze beginfelen is klaarblykelyk, dat een
Dag als duizend Jaaren , en duizend Jaaren maar
als een Dag kunnen fchymen: door welk middel
het Leven van alle Schepfelen, voor zo veel
ons bekend is, aan hun zeiven byna van dezelfde
Duuring zou kunnen voorkomen. Het is ten min-
fte waarfchynlyk, dat iets dergelyks in de be-
wooners van deeze onze Aarde mag plaatsheb-
ben : wantalzo dezelfde bedry ven of Levens plig-
ten; naamelyk, gebooren te worden, eigen on-
derhoud te zoeken, in grootte toe te neemen,
tot volwafTenheid te komen, zyn geflagt voort
te planten, en te fterven, even eens door allen
volbragt worden; zo mag men onderftellen , dat
die dezelven in weinige Maanden, Dagen ofUu-
ren volvoeren
(f), door 't getal en de gezwinde

agter.

(•) Zie Locke m Human Underßanding, Cbap. XIV.
(t) SWAMMERDAMheeft, in't Nederdiiitfch, eenlieur-
lyk Berigt gegeven, (zie
Bybel der Natuure bhdz. 234.)
aangaande het
Haft oï Oever-aas, een Vlieg, die, gelyk
hy ons verhaalt, maar vyf Uuren leeft. Dit
Infekt, [daar
Hien in onze Waterige-Geweften inzonderheid aan de Ri-
vieren, verfcheide foorten van vindt,] heeft vier Wieken,
waar van twee korter zyn dan de overigen; een paar
kleine Hoorntjes, zes Pooten, en twee zeer lange regte
Hairen, die uit den Staart voortkomen. Men ziet ze ,
zegt hy, omtrent het midden van den Zomer, drie Dagen
agter-een , maarniet langer in één Saizoen, naby de Op-
pervlakte des Waters vliegen.
Zy eeten niets; hunne ee-
nigfte bezigheid is paaren of teelen door Eijertjes op het
Water te laaten vallen: welke naar den grond zinkende
een foort van
Wormen voortbrengen, die zig weldra hol-
ligheJen in de Kleij maaken, waarinze drie Jaareu hun
•verblyf houden, groeijende ieder Jaar omtrent een Duim
in de langte. Wanneer de
JVerm volwaflen is, ftygt hy
«aar de oppervlakte omtrent te zes Uuren 's
avonds: legt

Eije.

-ocr page 369-

Ontdekkingen door 't Mikroskoop. 299
agtervolging van Denkbeelden met alle deeze Lii

oogmerken overeenkomende, volgens hun eige-

ne denking zo lang leeven, als andere Schep-
fels doen, in welken die zelfde trein van Denk-
beelden langfaamer voortgaat, en veele Jaaren
vereifcht.

Alzo het Mikroskoop ontdekt, dat fchier ieder
droppel Waters; ieder Gras- fpruitje ^ ieder Blad,
Bloem en Zaad van inwooners krielt; welken
alle niet alleenlyk leeven, maar gelukkig zyn ;
zo kan een denkende Geeft naauwlyks nalaaten
dat gedeelte van de trappen der Wezens te over.
■weegen, 't welk van hem tot de allerlaagfte ge-
voelige Schepfelen neerdaalt, en gevolglyk on-
®nbsp;der

Eijeren, en fterft dien zelfden avond omtrent tien uuren.

11? vind bet vreemd dat Swammerdam zou zeggen , dat
het Leven van dit Schepfel niet .langer dan vyf Uuren
duurt, daar zyn eigen Berigt duidelyk bewyft, dat het in-
derdaad drie Jaaren leeft: want bet is zekerlyk zo wel le-
vendig terwyl
bet eenWorm is, als wanneer het naderhand

een Flieg wordt. -— De Waarheid moet iedereen na-

iaaeen , en derhalve heb ik de algemeene misvauingaan-
gaande deeze
Flieg, welke dikwils, op het gezag van
Swammerdam, als het aanmerkelykfte voorbeeld van de
kortheid des Levens, dat ons bekend is, wordt aange-
haald, getragt op te helderen. Maar fchoon dit
Infekt veel
langer leeft, dan men zig verbeeldde, twyfel ik niet, of
'er
zyn fommigen onder de ontelbaare foorten van Wezens,
wier natuurlyk Leven zo kort is, a!s dit veronderfteld
was te zyn: zulken
zyn 'er waarfchynlyk ook_ onder de
zeer kleine Soorten te vinden. Want alzo de uitneemend
kleine, en voor 't bloote Oog onzigtbaare Plantjes,wel-
lten 'tgene wy befchimmeldheid
noemen uitmaaken, m
weinige üuren opkomen, Vrugt draagen en fterven ; mo-
gen wy ook redelyker
wyze vermoeden, dat net Leven
van fommige uitneemend kleine Diertjes van zulk eene
Xorte duuring is. [Zie eene omftandige beichryving van
het Haft, in
't L Deels XII. Stük. van myne Natuur,
lyke IJiflorie,
bladz. 34» en^O

-ocr page 370-

300 Aanme rkingen over DE

LIL der zyn onderzoek kan gebragt werden (•). Van
Hoofd, deezen zyn fommigen zo weinig boven de doode
Stüife verheven, dat het bezwaarljj^^k is te be-
paalen, of zeieeven dan niet: anderen, maar een
trapje hooger, hehben geene Zinnen behalven
het Gevoel en de Smaak: fommigen hebben 'er
wederom alleenlyk het Gehoor by , anderen de
Reuk en anderen het Gezigt. ;

Men kan zonder verwondering niet befchou-
wen , met welken trapswyzen voorgang de le-
vendige Wereld door eene overzeldfaame ver-
fcheidenheid van gedaanten toeneemt, voordat
men tot een Schepfel komt dat aile zyne Zinnen
heefc: en zelfs is 'er onder deezen zulk een on-
derfcheid van volmaaktheid tuffchen de Zinnen,
welken in het een of het anderDier zig vertoonen,
datze, alhoewel in verfcheidene Dienen door
denzelfden algemeenen naam onderfcheiden,eg-
ter bykans van eenen anderen aart fchynen. In-
dien wy vervolgens agt geeven op hunne inwen-
dige volmaaktheden, te weeten hunne loosheid
^ en vernuftigheid, oft gene wy in 't algemeen
flïBrt. ingefchapene Kundigheid 'noemen, zullen wy
ook bevinden datze ongevoelig malkander over-
treffen, en meerder volmaaktheid ontvangen
volgens de verfcheidenheid hunner Soorten.

Deeze voortgang in de Natuur gefchiedt zoda-
nig trapswyze, dat de ganfche gaaping, van eene
Plant tot een Menfch, met verfcheide Soorten
van Schepfels is opgevuld, die malkander door
zu'k eene zagte en geftadige opklimming te bo-
ven gaan, dat de overgang en afwyking van

de

-ocr page 371-

de eene tot de andere Soort, naauwlyks tebe- LIL
merken zy.
Die tuffchenruimte is zo wel aange- Hoof^
leid en beftierd, dac 'er naauwlyks eene trap quot;quot;
van
gewaarwording is , welke zig niet in eenig
gedeelte der levendige Wereld vertoont. Alzo
dan de volmaaktheid der Beftaanlykheid by zul-
ke régelmaatige trappen tot de hoogte van een
Menich opklimt, mag men, om de gelykvor-
migheid van Redenen, wel onderftellen, dat die
ookfteeds, door ontelbiare ordens van Wee-
zens, van eene verhevener natuure dan wy ♦
trapswyze opgaat; alzo 'er oneindig meer wyd-
te en ruimte tot verfchillende trappen van vol-
maaktheid tuflchen het Opperfte Weezen en
den Menfch, dan tuflchen den Menfch en 't
veragtelykfte
Diertje is.

De gedag ten van den Hr.LoCKE over dit On-
derwerp iyn zeer aanmerkelyk: „ Dat 'er (zegt
hyquot;)meer Soorten van verftandige Schepfels
boven ons, dan van gevoelige en ftofiquot;elyke
beneden ons zyn, komt my waarfchynlyk
voor, omdat wy in de geheele zigtbaare en lig-
haamelyke Wereld geene gaapingen noch ope-
ningen befpeuren. Alles gaat van ons af naar
beneden met een ongevoeligen voortgang en
door een aanééngefchakelde ry van Wezens,
die, in ieder overgang van de eene tot de
andere Soort, maar zeer weinig van malkan-
der verfchillen. Daar zyn ViflTchen, die
Vleugels hebben, voor welken de Lugt geen
vreemd geweft is, en daar zyn fommige Vo-
gels, die in het Water woonen, welker Bloed
zo koud is als dat der Viflchen, en welker
Vleefch zo naby aan Vifch in fmaak komt,
dat men by de naauwgezetfte Roomsgezinden

O toe-

j)
jgt;


9}


»»

»gt;

5)

Jgt;
*gt;

-ocr page 372-

LII. „ toelaat dezelven op Vaftendagen te eeten.
Hoofd. ^^ Daar zyn Dieren, die zo naby aan Vogelen
en Viervoetige dieren komen, datze als tus-
„ fchen beide ftaan. De tweeflagtige Dieren fcha-
„ kelen de Land-en Water - Dieren
aan een: de
Robben leeven in Zee en op 't Land; de Bruin-
visfchen hebben warm Bloed en zulke Inge-
„ wanden als een Varken: om niet te melden
j, 't gene als met verzekerdheid van Meirman-
nenenMeirminnen Verhaald wordt. Daar zyn
Beeften , die zoo veel kennis en reden fchy-
nen te hebben, als fommigen die men Men-
fchen noemt; voorts zyn de Dieren en Ge-
„ walFen zo na vereenigd, dat indien rnen de
„ geringfte Soort der eerften met de uitmun-
„ tendfte Soort der laatften vergelykt, men
„ naauwlyks eenig verfchil van belang tuflchen
„ dezelven zal bemerken. £n zoo voortgaande,
„ tot datwy aan de geringfte en logfte deelen
„ der StofFe komen , zullen wy overal bevin-
den, dat de verfcheidene Soorten aan een
„ gefchakeld zyn, en
maar in bykans ongevoelige
„ trappen verfchülen. En wanneer wy de on-
„ eindige magt en wysheid van den Schepper
„ overweegen, hebben wy reden om te den-
j, ken, dat het zo met de heerlyke fchikking van
„ 't Heel-al,
als met het groot oogmerk en de
y, oneindige goedheid van deszeifs Maaker over-
„ eenkomc, dac verfcheidene foorten van Schep-
„ felen desgelyks, by ongevoelige trappen,
„ van ons
naar zyne oneindige volmaaktheid op-
„ klimmen;
gelykalswy ze trapswyze van ons
5, nederwaards zien afdaalen. Indien dit waar-
„ fchynlyk is, dan hebben wy reden om te geloo-
„ ven, dat 'er veel meer Soorten van Schep-

„ fe-

»
«

J5

-ocr page 373-

„ felen boven ons zyn, dan 'er beneden ons ge- lii.
„ vonden worden : alzo wy in trap van volmaakt-
Hsofd-
' heid van't oneindig Opper-Weezen veel ver-
stuk.
der, dan van het laagfte Weezen, dat naaft
aan de nietigheid komt, afgefcheiden zyn.quot;
Ieder Scheplel is aan zekere maat van ruim-
te, en deszelfs opmerking aan zeker getal van
Voorwerpen bepaald: maar fommigen bewee.
gen en werken in een kring van wyder omtrek,
dan anderen, naar datze in trap van beftaanlyk-
heid malkanderen overtreffen. Deeze Aarde
is de plek voor den Menfche beftemd om op te
woonen en te werken. Hy ftaat hier onder al-
le Schepfelen vooraan, en fchakelt de verftan-
dige Wezens en onvernufrige Dieren aan een.
De Kloot zyner Lighaamelyke werkinge is be-
perkt , bepaald en naauw; maar die van zynen
Geeft is zeer groot, en buiten de paaien der
Stoffe wyd.uitgeftrekt. Tot het genot van ver-
ftandelyke verluftigingen gemaakt zynde, ont-
ftaat zyn geluk uit zyne weetenfehap; en zyne
weetenfehap neemt toe naar maate dat hy de
verfcheidenheid, orde, fchoonheid en volmaakt-
heid van de Werken der Natuur ontdekt en be-
fchouwt: al 't gene hem derhalve in de uitbrei-
ding zyner Waarneemingen kan behulpfaam zyn,
moet als in den zelfden graad tot zyn geluk
dienftig geagt worden.

Het gene wy tegenwoordig weeten, zelfs
van dingen, die ons naaft by en gemeenzaamft
zyn, is zo weinig in vergelykinge met het gene
wy niet weeten, dat 'er een onbepaald doelwit
voor onze onderzoekingen en ontdekkingen o-
verblyft, en ieder ftap, diewy doen, dientom
onze bevattingen ruimer te maaken, en om ons

fteeds

-ocr page 374-

fteeds edeler en juiller denkbeelden van Gods
magt, wysheid en goedheid, te geeven.

Het Heelalis zo vol Wonderen, dat mooglyk,
om ze allen met vermaak te befchouwen, de
Eeuwigheid alleen zal kunnen toereiken Mis-
fchien zal ook deeze vermaakelyke bezigheid een
groot gedeelte van het geluk der zalige Geeflen
uitmaaken. Wanneer de Ziel van 't Vleefch ont-
bloot zal zyn, kunnen de vermaakiykheden der
Zinnen geene plaats meer hebben: en indien ,
door eene aanhoudende heblykheid, eenige
ver-
langfl: naar dezelven haar zal aankleeven, moet
zulk een verlangft een evenredigen trap van elen-
de veroorzaaken; alzo't onmooglykis, dat de-
zelve ooit voldaan worde. Maar indienze haar
voornaamfte vermaak in de befchouwinge van
de fchoonheden der Scheppinge, en in de aan-
biddinge van haaren almagtigen Maaker gehad
hebbe, dan vliegtze, van haar Lighaam ontbloot
zynde, om hoog naar de Hemelfche Geweflen,
behoorlyk bereid tot het volkomen genot van
verftandelyke gelukzaligheid.

LIL

Hoofd .

stuk,

U, eeuwige onoorfpronklyke Schrpper van
't Heelal! wiens wil de wet der Natuur is 1
Die alweecend, overal tegenwoordig , ten
hoogfte goedertieren engenaaig zyt! U worde
door alle
uwe Schepzelen toegi^bragt, dank-
zegging
en aanbidding, tot dat'er geen tyd meer
zyn
zal!

AAN.

^ ^ ^ ^
^ ^ ^

-ocr page 375-

aanhangzel

behelzende

nieuwe WAARNEEMÏNGEN

met fterker vergrootende Glazen,-

AANMERKINGEN

omtrent de genen die op de

Zaaddiertjes

en 't menschelyk bloed

gedaan zynj
als ook omtrent het vinden van de

vergrootende vermogens

der Vergrootglazen of Lenfen:

aanv^yzinö

van demaniei-om dezelven té flypen;
BESCHRYVING
en AFBEELDINÖ

van eenige nieuwlings uitgevonden

e n

algemeene bedenkingen

oVer het gebruik der Mikroskoopen
tot deelen tyd toe en de Waarneë-
mingen met dezelven.

-ocr page 376-

• n ï/f ;nbsp;'

r-« irr ' Tnbsp;*

• i • f • quot; -quot;J

^nbsp;t -nbsp;*nbsp;I

tl r:::; fT^bnivnbsp;r

. - , r - t ■ - •:• r T,quot; .% /
: x)nbsp;l ^nbsp;■ ■ ^^nbsp;- ;

: quot;fHA T Â . ■/CT'/y.flHDc

.. !nbsp;It»:/

f

• c. • ■

. ; quot;.-li rr.

-ocr page 377-

aanhangzel

Behelzende eenige nieuwe
WAARNEEMINGÊNenAANMERKINGEN,
to door dén Heer Baker als door anderen,
ten opzigtê van de oude en nieuwe

derzèlyer Maakzel, Gebruik en Vermogen.

^ 1. PJ O O F D S T U K.

Bzrigt (gaande 4e MlKtiO%■K.oov-Gt^kS]^s■,d^e als
eenGefchenh aan de'KoninglyhSocieteit van Lon^-
deny JaorVrnv
di Tom mn Napeh, in 't
jaar iy6i gezonden zyn, en tér onderzoek over^
gegeven mn den Heer
Baker,. Lid der Koning-
lyke Sodeteit (*).

E Heer Baker zendt thans de Mikros*
kTOjJi-Glaasjes te rug, welken de Ko-»
ninglyke Societeit hem de Eer ge-
, daan heeft aan zyn onderzoek te om
derwerpen. My zou die veel fchielyker heb-
ben wederom gegevsen, zohynietgewagt had',
tot dat hy ze by helder Daglicht kon onderzoe-
ken ; verlangende dezelven al het Recht te doen,
dat in zyn Vermogen was.

Hoofd.
«tüii.

Het

(♦) PMl.Tranfa^.Yo], LVI, for the Jeari766pag.
Va

-ocr page 378-

i. Het zyn Glaztn Bolletjes ^ over een Lamp ge-
Hoofd- vormd, door Pater diTorre , en vernuftig ge-
plaatft in Koperen Kapjes, gefchikt voor
Wil-
SONS Mikroskoop. Vier van deeze Kapjes, dus
voorzien, waren als een Gefchenk van gezeg-
den Pater aan deeze Societeit gezonden, onder

de bezorging van -wyden ons' waardig Lid Sir
Francis Eyles Stxlesj maar, toen zy inde
Handen van den Heer
Baker kwamen, was éen
vandeezekléiheGlaasjes wég, zyndéwaarfchyn-
lyk door 't ryden uit zyn Kapje gefchud. 't Ver-
lies daar van. echter, bfetekent weinig, alzo
'er
nog een is van 't zelfde Vergrootend Ver-

mogen.nbsp;l u

Deeze Bolletjes zynverwpnderlyk klem, heb-
bende het grootfte in middellyn alleenlyk twee
Taryjfche Stippen en wordende gezegd'het V^r-
werp in middellyn
640 maal te vergrooten. Het
tweede heeft de grootte van éénParylfche Stip,
vergrootende èe middellyn van een Voorwerp
1280 maal. Het derde is zo uitermaate klein,
dat het niet meer dan de halve breedte van zo-
danig een Stip heeft, of het gedeelte van
een Duim, en wordt gezegddè middeljyn eens
Voorwerps
2560 maal, eri dus het vierkant van
de gezegde middèllyn [of de. Oppervlakte]
6
millioen 553 duizend en 6co maal te vergrooten.

Alzo nu het Brandpunt^ van een Glazen Bol-
letje zig op den afftand van eén vkrde van des-
zelfs middellyn
bevindt, is het niet dan met de
uiterfte
moeielykheid, dat men Bolletjes, zo
klein als deeze, tot eenig Oogmerk zou kunnen
gebruiker. By voorbeeld, het Brandpunt van
dat Bolletje, welks middellyn maar
een hajve
ParylfcheStip, of het i44fte
deel van een Duam,

-ocr page 379-

bedraagt, is niet verder van 't Voorwerp, dat L
men onderzoeken wil (*), dan het 576fte van een ^oof^
Duim. In de poogingen, die men aanwendt quot;
om dit Brandpunt te vinden, is het naauw-
lyks mooglyk de raaking van het Voorwerp
met het Glaasje te vermyden, indien hetzel-
ve niet tuflchen Plaatjes van Moskovifch Glas
of Talk geplaatfl; is, en, dus geplaatfl; zynde,
heeft het dunfte Plaatje Talk, zelfs van de al-
lerdunften, een aanmerkelyke proportie tot dit
576fte gedeelte van een Duim, en zal een
onverwinnelyken tegenfliand baaren om het
Voorwerp te zien: uitgenomen by zekere zeer
gelukkige toevalligheden.

De andere Bolletjes , wier Brandpunt op
verre naa zo naby niet is, zyn, naar evenredig-
heid, de zelfde Ongemakken onderhevig.

Het zeer fterke Vergrootend Vermogen van
Glazen Bolletjes is genoegzaam bekend. Voor
een reeks van Jaaren waren zy veel in ge-
bruik en men prees dezelven, om die reden.
Hemelhoog: maar men heeftze, nu al lang ge-
leeden , aan een zyde gelegd en verhevenronde
Glaasjes in plaats genomen. Met veel reden
inderdaad: zo wegens de moeilykheid van zyl-
ke Bolletjes te gebruiken, gelyk gezegd is; als
wegens gebrek van Licht j wegens de verdraai-
jing van het gezienenbsp;de? Voorwerps}

de Pynlyke knyping der Oogen en de onbe-
paalde ruimte, welke zulk een Waarneeming,
uit gebrek van genoegzaame
duidelykheid en
ftiptheid, aan de Verbeelding en Gilling geeft.

Niets

(♦) [Van des Bolletjes Oppervlakte, deak ik, ?almeu

zeggen willen.

V 3

-ocr page 380-

I. Niets kaa minder oordeelkundig bedagt wor-
Hoofd. den, dan de begeerte naar zulk een o vermaa-
«TOK. jjg Vergrootend Vermogen. Wanneer wy een
Voorwerp duidelyk en wel bepaald kunnen
zien, dan moeten wy te vrede zyn: want al
dat verder gaat is niet op te betrouwen.

In fommige Brieven, met deeze Glaasj'es ge-
zonden, is de Societeit begunftigd met onge-
meene Waarneemingen op de
BloedboUetjes, be-
fchreeven als gezien zynde, (men zegt niet
door deeze Glaasjes, ) te
dry ven in hec Wey
en fomtyds daar in haare figuur te verande-
ren: als ook met een lang Berigt over de
Bevrugting der Planten', waar in ons verhaald
worde, hoe men gezien heeft, dat de uitnee-
mend fyne Lighaampjes of Zaaddeeltjes, door
de Korreltjes van 't bevrugtend Meel uitge-
laten, ingingen en voortgevoerd werden door
by, uitftek fyne Buisjes, welke zig, op dien
tyd, naar den eifch uitfpanden en famentrok-
ken, om dezelven naar 't Vrugtbeginzel of
deszeifs Huisje (
Ovarium ) te brengen (*).
De Heer
Baker was uitermaate begeerig, om
deeze Proeven te herhaalen: maar, alzo het
volftrekt noodzaaklyk was, het Bloed zo dun
als mogelyk te fpreiden , om hetzelve zeer
doorfchynende te maaken, (buiten't welke men
niets kan zien met zulke kleine Glaasjes,) kon

hy

rvih deeze Waarneemingen, door Pater Ctrillo
te Nupj!.-: in 't v/erk gefteld, heb ik het Zaakelykfte ver-
taald cn ovcri;, iragt in
mfnt Natuurlyke Èiflurie, IL
Peels L Stuk oLd.^. 88. met een Plaat, waardoor de
befchryving opgehelderd wordt. V^n de BloedboUetjes
«öglyk nader.]

-ocr page 381-

hy niet voorkomen, dat het geheel opdroog- I.
de, eer hy in llaat was hetzelve voor zyn Oog
te brengen, en bygevolg kon hy geene dry-
vende Bolletjes ontdekken. En, hoewel hy
veele Jaaren met Mikroskoopen had omge-
gaan , hadt hy echter nooit eenigen Toeflel kun-
nen bedenken, om de deelen der Voorttee-
ling van Planten op zulk een manier voor
deeze Glaasjes te brengen, dat hy die won-
derlyke Bevrugting kon zien (*).

Het is echter billyk, in aanmerking te nee-
men, hoe in deeze Brieven een Toeftel be-
fchreeven wordt, om te voegen aan het Mi-
kroskoop van
Wilson , wanneer men van dee-
ze Glaasjes gebruik zal maaken. Deezen Toe-
ftel heeft de
Heer Baker niet noodig geoor-
deelt te bekoftigen; alzo dezelve tot geen an-
der Oogmerk dienen kon, en hy zig verbeeld-
de, dat de manier, die hy in 't werk ftelde

om

(*) [Het eigentlyk zien Tan deeze daadelyke Bevrug-
ting is hier de Zaak, welke door Pater
Cyrillo, (niet
door
di Torke ; gclyk verkeerdelyk in de Tranfaftieii
gezegd wordt,) zou fchynen waargenomen te zyn. Van
de wezentlykheid deezer Zaak is men thans genoeg-
zaam overtuigd, uit de Waarneemingen van den Baron
Van Gleichen: want, alzo het zeker is, dat de Bollet-
jes van 't Stuifmeel «loor de nattigheid barften en op eea
Veerkragtige wyze een allerfynfte StofFe uitgeeven, kan
bet volftrekt niet zyn , of de genen, die aan den vogti-
gen Styi-Top
(Stigma) blyven zitten, moeten aldaar
even 20 barften, als zy in Water doen. Men heeft de
Korreltjes van die StoiFe duidslyk in de Buis of doorgang
van den Styl ontdekt (zie de gezegde Plaat.) De Heer
Neeuham heeft eerft het barften van deeze Stuifmeel-
Bolletjes waargenomen, en in 't jaar 1745 daar van
gewag gemaakt. Zie ayne
Mikroskiopifcbe OntiehMngen^
Pag. 73 amp;c.]

V 4

-ocr page 382-

I. om ze te gebruiken , van gelyke uitwerking
Pmfb- ^are.

De Heer Baker heeft, om de \vaarheid te
zeggen , veel tyds befteeden zyne uiterfte poo.
gingen aangewend, tot het onderzoek van dee.
ze JVIikroskoop.Glaasjes: alzo men dezelven
voorgaf tot zulke wonderbaarlyke Ontdekkin-
gen bekwaam te zyn. Hy heeft zulks zo wel
by Kaarslicht, als (gelyk'er aanbevolen werdt,)
by het fterkfte Daglicht gedaan, en nogthan^
moeft hy, met eenig leedwezen, verklaaren,
dat hy door het kleinfte Bolletje, (te weeten
van een halve Parylfche Stip in middellyn,
niet in ftaat was geweeft iets te ontdekken,
en zelfs kon hy, door het gene het allerminft
vergroot, nimmer een Voorwerp met voldoe-
ning zien , niettegenftaande de allerkleinfte
Voorwerpen, en bygevolg die bekwaamft voor
deeze Glaasjes waren, door hem gebruikt wer-
den; gelyk de Bolletjes van het Bloed, het
Stuifmeel der Planten, Zaad van Paddeftoelen,
Pluimpjes van Kapellen , Peperwater, enz.
Hy hoopte dat zyne Oogen hier door niet ge«
Jeeden zouden hebben, als veel gewoon zyn-
de aan Mikroskoopifche Waarneemingen, maar
hy gelooft dat 'er zeer weinigen zyn, die niet
bykans blind daar door zouden zyn geworden.
' ■ Over't geheel oordeelt de Heer
Baker, dat
de Koningljke Societeit veel verpligting heb-
be aan Pater
di Torre, voor deeze Proef-
ftukken van zyne groote bekwaamheid, ver-
nuft en geduld, in het vormen en zetten van
Glazen Bolletjes, zo uitermaate klein: maar
hy acht dezelven meer ftukken van Liefheb-
|)ery
te zyn dan van een wéezentlyk gebruik.

II. HOOFD.

-ocr page 383-

Nieuw Mikroskoop-Stel, 313
II. HOOFDSTUK.

Befchryving van den Toeftel om de gedagte Glaas-
jes
te gebruiken, als uitmaakende een nieuw
Mikroskoop, van de uitvinding en famenjlel-
ling van
Pater di Torre te Napels y door hem
zelf in 't Latyn befchreeven (*).

Het Mikroskoop, dat ik gebruik, is het
Enkelde Mikroskoop van Wilson, door de
Londenfche Konftenaars bekwaam gemaakt om
te gebruiken met een Glazen Spiegel, 't welk
door
Henry Baker in zyn Werk, genaamd het
Mikroskoop gemakkelyk gemaakt, in 't IVquot;. Hoofd-
ftuk is befchreeven (f). Dewyl echter veel
dingen kunnen toebrengen tot de volmaakt-
heid van zulk amp;en Werktuig, zal ik de Af-
meetingen, van het geene ik gebruik,'hier
opgeeven.

De ronde Doosjes, waar in ik, door middel
van twee geelkoperen Kapjes, de zeer kleine
Bolletjes befluit, heb ik ULieden reeds gezon-
den. Hier in moet men naauwkeurig acht
geeven op het Gaatje, dat naar het Oog van
den Befchouwer komt, moetende het zelve
Zeer klein en wel gepolyft zyn, en het Gaat-
je, dat naar 't Voorwerp ziet, byna van de-
zelfde middellyn als het Bolletje, zo dat het-
zelve bykans door het Gaatje heen valle. De
Poosjes zullen netter gemaakt kunnen worden

door

(♦) Pbilcf. TrMfaSt. Vol. LV. for the Jear 1763 p. 250.

(I) [Zie, hier voor, deszelfs Afbeelding op Pl. II.]

V 5

II.
Hoofd»

8tuk,

-ocr page 384-

IL door de Londenfche Konftenaars, zo dat men
Hoofd- jg Bolletjes in 't middelpunt van 't Doosje
plaatze en de Kapjes niet door middel van
Wasch, maar met een Schroefje, vaft maake.

Binnen het Lighaam des Mikroskoops is een
ander
rond Doosje, verfchillende van 't geene
Wilson gebruikt; waarop men Koperen Plaat-
jes legt,
met vier of Vyf kleine Gaatjes en twee
Moskovifche Glaasjes voor de Voorwerpen
voorzien. Dit Doosje is. geheel en binnen 't
zelve een Koperdraad, dat als een Veer de
Plaatjes met de Voorwerpen vaft houdt. Bo-
ven dit Doosje is, binnen 't Lighaam van het
Mikroskoop, een ander Koperdraad; op dat,
wanneer dit Doosje, door middel van de on.
derfte Buis, met de Schroef opwaards gedree-
ven wordt, om het Voorwerp aan het Bol-
letje. te doen naderen, hetzelve niet zydelings
afw-yke, maar in de zelfde flreek blyve.

Aan deeze Buis met de Schroef, die binnen
het Lighaam van het Mikroskoop is, en waar
door men de Voorwerpen naderen doet, is
met een Klootje van onderen een
andere Buis
vaft, die door een Schroef gezet wordt; de
langte hebbende van een Paryflchen Duim en
vier Linien. Hier maak ik gebruik van, om
het zydelingfe Licht, dat overtollig is, uit
te fluiten en het Licht van den onderften Hol-
len Spiegel zo te beftuuren, als tot verlich-
ting van de Voorwerpen wordt vereifcht.
Somwylen, zo het teruggekaatfte Licht fterk ge.
noeg is, ftop ik in deeze Buis agtervolgelyk ver-
fcheiderley houten middelfchotjes, roet Openin-
gen van een derde of een vierde eens
Paryflchen
Duims, om het overtollig Licht af te weeren,

en

-ocr page 385-

en op dac 'er alleenlyk zo veel Licht inge- H-
bragt worde , als noodig is om het Voor-
Hoofd-
werp zodanig te verlichten, dat men het klaar
en duidelyk kan befchouwen. Ten zelfden
einde heb ik ook verfcheide middelfchotjes van
dik Papier gereed, welken ik gebruik om den
Hollen Spiegel voor een gedeelte te bedekken.

Onder het Mikroskoop is een dubbelde Hol-
ronde Spiegel,
welks middelpunt van het on-
derleggende Vlak een afftand heeft van an-
derhalven Paryflchen Duim, en van het Voor-
werp , dat verlicht moet worden, een afftand
van vier Duimen. De Brandpunts-afftand des
Spiegels is in 't eene gedeelte derdhalf Duim,
en in het andere gedeelte twee Duimen. Dee-
zen laatften Spiegel gebruik ik, heC Licht te
fterk bevindende. Om goed Licht van den Spie-
gel afgekaatft te bekomen, moet men 't zei-
ve neemen van eenigen Wand buiten de Ka.
mer, die van de Zon befcheenen wordt, en
het Licht moet van om hoog op den Spiegel
vallen, beft met een hoek van omtrent zeftig
Graaden, boven 't waterpas. Somwylen, zo
'er g.en Wand voor de Kamer is, gebruik ik
het teruggekaatfte Daglicht; maar dan moeten
de middelfchotjes gebruikt worden, tot dat
hetVoorwerp zig klaar, duidelyk en levendig,
aan 't Oog voordoet. Somtyds, inzonderheid
zo de Glazen Bolletjes zeer klein zyn, of de
Zon niet fchyne, gebruik ik geen middelfchot-
jes , noch ook de onderfte Mikroskoop-Buis.

De geheele Konft, om dit Mikroskoop met
de Bolletjes wel te gebruiken, beftaat daar in,
dat men een
bekwaam Ucbt hebbe om de Voor-
werpen te verlichten. Het moet niet te ftèrk

zyn

-ocr page 386-

II' zyn noch te zwak: zo men aan den een of
Hoofd- ap^jeren kant daar in miflaft, is er niets dan
verwarring Wy fpreeken , naamelyk, hier
van
Bolletjes, die naauwlyks zigtbaar zyn voor
't bloüte Oog en een zo kleine Oppervlakte
hebben, dat de Lichtllraalen, hoe fyn ook,
in een kennelyke evenredigheid tot de Op-
pervlakte ftaan;
't welk geen plaats heeft in
de Lensjes of grooter Bolletjes. Derhalve
heb ik aüe de voorzigtigheden en voorzorgen,
die men gebruiken moet, hier miffchien bree-
der,.dan billyk was, verklaard: de Oefening
zal in 't gebruik gemakkelj'k onderrichten,
welken 'er noodig zy in acht te neemen.

in. HOOFDSTUK.

Berigt van eenige Mikroskoopifche Waarneemin -
gen
op het Menfchélyk Bloed, die met het
gezegde Mikroskoop te Napels in 't merk gefield

zy« r).

eerfte Waarneeming gefchiedde den 2
July
1761, met Wilsons Enkelde Mi-
kroskoop,
gefteld om loodregt door te zien,
met een Spiegel daar onder tot afkaatzinge
des Lichts. Dit Werktuig was op een Tafel
geplaatft, naby een Zuidelyk Glasraam, maar
de Zonneftraalen werden niet op 't Voorwerp
gebragt; zynde het denkbeeld van Pater
di
lorre,
dar het gewoone Daglicht de Bloed,
bolletjes in een JSaiuurlyker Staat vertoonen

zou.

Fbiltf. TranfaS. Voi,. LV-fprthejear i7lt;55 P-^Si.

-ocr page 387-

op 't MenscheLtk blobd. siquot;?
iou. Een klein Druppeltje Bloed was tuffchen Hï.
twee Plaatjes
Moskovifch Glas beflooten, en^^*
werdt
geduurende de Waarneéming verwiffeld,
om aan de Vercooning al het voordeel te gee-
ven, 't welk ontfl:aan mogt uit de toevallige
plaatzing der Bolletjes tuffchen de Plaatjes, eii
dus derzelver beweeging te vernieuwen. Want
fchoon het Bloed, op deeze manier befchouwd
zynde, zig niet in een fl:aat van Omloop be-
vindt, nogthans is deszelfs Wey
(Serumy) 't
zy wegens
het (^Vacuum) Lugtledige tuflchen
de Plaatjes gemaakt, 't zy door de aantrek-
king van derzelver Oppervlakten, of uit ee-
nige andere
oirZaak, zelden in ruftö , wanneer
het eerft daar binnen is beflooten , en de Bol-
letjes,
welke daar in dryven, beweegen zig
eenigen tyd in verfcheide Streeken, naar dat
de Stroom van het Wey hun wegvoert, of naar
dat zy zelf, meer of minder, door elkander
of door de Plaatjes worden aangetrokken: tot
dat alles den ftaat van Rufte erlangd heeft.

Het Vergi-ootende Glaasje, dat men gebruik,
te, was Bolrond, en werdt door hem gerekend
het Voorwerp in middellyn 512 maal te ver-
grooten.

In deeze befchouwingen vertoonden zig de
Bloedbolletjes, fchoon een weinig van elkan-
der in de Omtrekken en Grootte verfchillen-
de, in
't algemeen Cirkelrond of Ovaal, en
van grootte als Zwaanen [of Ganzen] Hagel.
Haare Lighaamelyke grootte kon men, in zulk
een blootftelling , niet gemakkelyk bepaalen;
maar
zy hadden de Vertooning van plat'
Kootrondachtige Lighaamen
(*), zeer fame'nge-

drukt

(«) OMate Spbartids

-ocr page 388-

III. drukt; offchoon het, uit derzelver vrye be-
Hoofd- weeging in het Wey, blykbaar was, dat zy
geen drukking van de Plaatjes leeden. Daar
het Brandpunt volmaakt, of ten naaften by
volmaakt was, bevondt zig het middelfte deel
van ieder Bolletje donkerer dan de Rand, en
dit verfchil in Schaduw gaf 'er Vertoo-
ning aan, als of een holronde indrukking op
derzelver Oppervlakten gemaakt Ware , wel-
ke geleek naar die van Jonge Erwten , die
door 't. kooken een Kuiltje gekreegen heb-
ben. Waar deeze duifterheid by het middel-
punt aan toe te fchryven ware, zal blyken uit
de Tweede Waarneeming. In
deeze kon ik
dezelve niet oordeelen ergens anders uit te
ontftaan, dan uit een inzakking der Opper-
vlakte in dat gedeelte of eenig Toeval van het
Licht, dat zulk
een Verfchynzel te wege
■bragt,nbsp;- ,

Den 9 July werd een tweede Waarneemmg
werkftellig gemaakt met het zelfde Werktuig,
gebruikende een Glazen Bolletje, waar door
het Voorwerp, in middellyn, 1280 maal ver-
groot werdt C1). In deeze befchouwing was
het verfchil der Schaduwe op het middelfte
van ieder Bloedbolletje, van die des Rands,
zo groot, dat het zig als doorboord vertoonde.

1nbsp; Dit was dan gelyk met een der tniddelften ran
de vier voorgemelde gezondene Glasbolletjes, die dus
• tot malkander ftonden.

N. I. In middellyn byna 2 Paryffche Stippen of
een 36fte van een Duim, vergrootte 4.60 maal
ia
middellyn.

N. 2 amp; 3. In midd» t Paryffche Stip, 1280 maal-

N. 4. in middell. ^ Par. Stip, 2560 maal.

-ocr page 389-

Ik twyfFelie, inderdaad, by myn eerfte onder- ni.
zoek, daaraan; dewyl, op een zeer geringe quot;
oofd.
verandering van het tedere Brandpunt van
een
zo fterk Vergrootend Glas, de lichte en
donkere deelen verwiflelen moeften: zo dat
men de Breeking of Terugkaatzinge des Lichts
nog vermoeden kon het gezegde Verfchynzel
te veroirzaaken: maar myn Gezigt ftyf daarop
geflagen houdende, en lettende op alle de ver •
fcheidenheden, welken een talryke Verzame-
ling van Bloedbolletjes vertoonde, bleef ik
op 't laatft volkomen overtuigd, dat zy door-
boord waren. Wanneer, naamelyk, eenig Bollet-
je zig met het Wey kwam te beweegen tot in het
volraaakfte Brandpunt, (quot;dat hun allen niet ge-
beuren mögt,) in een middelftof van eenige
weinige diepte, zo kon ik zeer duidelyk den
uit- en inwendigen Omtrek onderfcheiden van
den Ring, uit welken ieder Bolletje beftondt:
zynde de binnenfte met een zwarte Lyn of
Schaduw, naaft aan de doorbooring, bepaald:
.welkenaauwkeurig geleek naar de Lyn, die den.
buitenften omtrek bepaalde, en het Bolletje
affcheidde van het Wey daar buiten. In zul-
ke Bolletjes nam ik ook zonder moeite waar,
•dat de Ring Geledingen hadt, zynde de dwars-
Streepjes aan de Gewrichten zeer onderfchei-
delyk. De figuuren deezer Geledingen ver-
fchilden zeer: zy waren in fommigen rondach-
tig, zo dat de Ring zig als een Halsketting
van Kraaien vertoonde; in anderen Cylindrifch
en'van eenige langte. Het getal, uit welken
de gantfche Ring beftondt, was oogfchynlyk
onzeker, veranderende van twee of drie tot
zes pf zeven. Veelen der Ringen waren ge-

bro-

-ocr page 390-

ÏÏI. broksn; 'tzydoor eenige knelling van de Plaät-
Hoofd- jgg ^f j^q^ tegen elkander aan te ftooten, 't welk
ik ze geduurig zag doen, en door deeze Toe.
vallen waren de Leden der Ringen van elkander
afgefcheiden en zworven alom afzonderlyk irt
groocen getale. Zy fcheenen, inderdaad, zig
zo gemakkelyk van elkander te fcheiden, als
of zy door enkele aanraaking vereenigd wa-
ren geweeft. Sommigen der Ringen waren in
halve Cirkels, anderen in grooter of kleiner
gedeelten gebroken; anderen wederom verdeeld
in de famenftellende Leedjes, welke op fommi^
ge plaatfen enkeld herom dreeven, op andereli
door haare zydelingfe famenvoeging een ver.^
eeniging maakten, gelyk die Van Orgelpypen.
Ik moet hier ook aanmerken, hoe deeze afi
gefcheiden deelen zig hol en doorfchynende
en als uitgefpannen Blaazen vertoonden, gee-
vende gemakkelyk mede, en veranderende hun-
ne figum-, door zig uit te rekken of famen
te trekken, van rond tot ovaal en rolrond,
. of omgekeerd4 naar dat eenige zydelingfe druk-
king, in het Trapswyze voortfchuiven met het
Wey, op hun eenige aandoening maakte. Dewyl
Zy in verfchillende Waterpaflen dreeveh , naiÄ
ik waar, dat veelen over of onder elkander
paffeerden, zonder belemmering, en even het
zelfde hadt ook met de geheele Ringen en
grootere gedeelten plaats. Ik bleef derhalve,
na herhaalde onderzoekingen van de Bollet-
jes in deezen ftaat, zonder de minfte twyfè-
ling, zo van doorbooring als geleding der-
zelven. Want, fchoon de Geleding niet ondef-
fcheidbaar was in ieder Bolletje, meen ik even-
wel , dat dezelve plaats had in de meeften,

en

-ocr page 391-

tïi het is natuurlyk zig te verbeelden, dat de Hl;
overigen insgelyks gewricht waren,
fchoon Hoofd-
zy niet tot een bekwaamen afftand kwamen, dat
zulks wel onderfcheiden kon worden. Ik heb,
in deeze Waarneeffling , van de grootte der
Bloedboiletjes niet gefproken en kan wee-
zentlyk ook geen oordeel vellen uit zulke ver-
fcheidenheden van Vertooning, dan zeggen,
dat zy in 't algemeen my veel grooter voor.
kwamen, dan in de eerfte Waarneeming voor-
gemeld.

Den 27 Auguftus werdt met het zelfde Werk-
tuig een derde in 't Werk gefteld, op eenig
Bloed, gedroopen op een enkeld Moskovifch
Glaasje, en befchouwd zo als het zonder ee.
nige bedekking lag en bygevolg zonder eenilt;
ge de minfte famcndrukking was. Ik befchouw-
de het, terwyl-de Bolletjes nog in beweeging
waren, met een Glasbolletje, 't welk in middel-
lyn 1920 maal vergrootte, en in dit Gezigt '
vertoonden de Bloedboiletjes zig zo duidelyk
holle Ringen te zyn, dat 'er geen het minfte
Vermoeden over de weezentlykheid der zaak
uit eenige Omftandigheid overbleef De mid-
dellyn der doorbnoring fcheen veel grooter
te zyn in evenredigheid tot de Dikte des
Omtreks dan in de voorige befchouwingen.
De figuur der Ringen , daar zy vry en in
hunne Natuurlyken ftaat waren, was Cirkel-
rond; maar, daar zy zodanig gedrongen wa-
ren, dat
zy elkander in hunne voo'rbygangfamen-
drukten , namen zy verfcheiderley geftaltexi
awn; hoewel zy zig gemeenlyk tot de Cirkel-
ronde figuur herftelden, ten zy gebroken door
de perfing. Dit gebeurde dikwils en de ge-

Xnbsp;bro-

-ocr page 392-

ïll. broken deelen dreeven dan afzonderlyk , of
Hoofd- indien zy zig aan een enkel Gewricht openden,
«UK. 20 ging de gantfche Ring dry ven, veranderen-
de, naar de gelegenheid, van een Cirkelftuk,
welke figuur hy gereed't aannam, tot die van
een reate of gegolfde Lyn, of eenige andere
toevalHge kromte. De Gewrichting was ken-
nelyk in verfcheide der volmaakfte Ringen,
maar in het grootfte deel niet onderfcheide-
Ivk' hoewel ook in deeze, uit hun zo ligt
br-^eken, niet te twyfelen
was, of zy befton-
den uit dergelyke Leedjes, als de genen, in
welken de dwarfe verdeelingen of Gewrichten

zigtbaar waren,nbsp;.

Vervolgens Vergrootglaasjes van minder Ver-
mogen op het zelfde Bloed gebruikende, maak.
te het grooter voordeel van Licht, dat de
Ringen zig volkomener en duideiyker vertoon-
den: maar, alzo men zig van deeze niet be-
diende, voor dat de Bolletjes hunne bewee-
ging verlooren hadden en de geheele Drup-
pel op het Plaatje droog geworden was wa-
ren de verdeelingen der Gewrichten geheel on-
zigtbaar, en byna alle de Bolletjes of Rmgen ,
gelyk ik ze nu moet noemen, hadden, onder
'tdroogen, zig tot volmaakte Cirkels gevormd»
Het volkomenfte en meeft voldoende Gezigt,
dat ik van dezelven in deeze gedroogde ftaat
bad, was met een Glaasje, 't welk in Mid-
dellyn
640 maal vergrootte, fchoon de doorboo-
ring zelfs zigtbaar ware met zodanig een, welks
Vergrootend Vermogen alleen 129 maal was.
Op veele plaatfen hadden de Bolletjes, door
het opdroogen van den geheelen Druppel
, zig
tot een
digter Lighaam vereenigd, en fcheenen

-ocr page 393-

als famengelymd te zyn door een klonterige HL
zelfftandigheid van eene zwartachtige of don-
ker roode kleur , die alle de uitwendige ruim-
ten , door de vereeniging van zo veele Cirkel-
ronde
Lighaamen gevormd, befloeg en opvul-
de ; maar de binnenfte ruimten of doorboorin-
gen van de Ringen waren nog vry en ten groot-
ftcn deele duidelyk zigtbaar, uitgenomen op
eenige weinige plaatfen, alwaar de Bolletjes
fcheenen op en over elkander vereenigd te
zyn, en niet alleen in te veel verwarring la-
gen, om bekwaamelyk waargenomen te wor-
den, maar ook een Lighaam vormden, dat te
dik was ter doorlaating van het Licht. De
Klonterige zelfftandigheid, bovengemeld, zig
zelf in de uitwendige ruimten overlangs uit-
ftrekkende, vertoonde zig als eene Takmaa-
king en het zal milfcbien in zulk een ftaat ge-
weeft zyn, dat de Bloedbolletjes befchouwd
werden door Doftor
Adams, wiens Glazen hem
de waarheid in twyfel deeden trekken van hec
gewoone Denkbeeld, dat het Bloed uit Bolach-
tige deeltjes beftaat, en hem dezelven
veel-
eer befchryven deedt, als gelykende naar de
Takken van een Boom. Zie zyne Aanmerkin-
gen op het Bloed, in
Jones Kort Begrip der Philo^
Jophijcbe Tranfamëtiy
Vol. IV. p. 204

C*) [Dat 'er weezentlyk siodanige Takmaakingen in
uitgedroogd Bloed plaats hebben, is aangetoond iquot;
Lk-
X)ERMin.t.KRs Mikroskoopifche Fermaakl'^kbeden IL D.Plaat
LXXVIIL Hy zag ze zelfs in verfch Bloed, L D. Plaae
L. Du deedt hem de Waarneemingen van
Leeuwenhoek
noopens de roode Bloedbolletjes, die zig in zeflen zou-
den fcheiden, en dan wederom in zes Weyachtigen ver-
deden i waar van hier voor, floofdft. YI-—^X, zo om-
X anbsp;ftani

-ocr page 394-

Hoofd-nbsp;ly. hoofdstuk.

«tuk.

JVaarneemtvgen van de Takmaakingen des Bloeds
door Düctor Adams; en deszelfs manier om
Glasbolletjes tot Mikroskoopen te maaken.

Ik meen dat alle Mikroskoopen, welken die
van
Leeuwenhoek voorgingen, zo veel van
de zyne overtroffen werden, dat men alleen-
lyk van de zynen en die van laater Uitvin-
ding behoeft te fpreeken, niet om derzelver
nuttigheid te verkleinen, maar enkel om eeni-
ge Gedagten daar omtrent voor te flellen, die
van nuttigheid zouden kunnen zyn.

Ik had geen gelegenheid om de Glazen van
Leeuwenhoek te onderzoeken, dat een Gunft
is, welke hy aan niemand toeflaat: derhalve ben
ik, op deezen afftand, niet in flaat, om der-
zeiver maakzel of gebruik verder te befchry-
ven , dan dat zy my toefcheenen Bolletjes te
zyn, gevat tuffchen twee Plaatjes van Goud

of

Handig gefproken is, en hoe algemeen ook aangenomen,
eenigermaate in twyfel trekken, oordeelende dat men niets
Heiligs kon zeggen van derzelver waare figuur.

Leeuwenhoek ftelt de middellyn van een rood Bloed-
bolletje gelyk aan een ig^ofte gedeelte van een Duim:
elders op een honderdfte van dien van een ZandkorreL
Dus kon dan door het laatft gebruikte Glas van Pater
Dl Torre zulk een Bolletje een Duira breed gezien wor-
den, en in de tweede Waarneeming tot twee derden
Duims in middellyn: 't w^eikeliet Voorwerp, indien'er
geen bedrog des Gezigts kon plaats hebben, zeer dui-
delyk zig moed doen vertoonen. Ik heb hier het Kort
Begrip der Waameemingen van Doétor
Adams, fchoon
van een ouder Datum, om redenen ingevoegd.]

-ocr page 395-

of Koper, in een gaatje welks middellyn niec IV,
grooter moge zyn, 'dan een kleine Spelds Kop.Hoorn-
De
Voorwerpen, die ik door dezelven zag,
waren zeer aartig en diverteerende: maar niet-
temin blyft het maakzel en de trouw van deeze
Glaasjes onbekend (*_).

Monfr. Butterfield is zeer keurig in het
fmelten van zyn Glas, maar, zo ik onderftel,
wac ongelukkig in het gieten van zyn Bol'et-
jes: want, behalven dat 'er geen genoegzame
veelheid geklopt Glas kan blyven hangen aan
de nat gemaakte Punt van een fyne Naaide,
zo kan 't ook niet egaal loopen, (men mag
dezelve houden, zo men wil: 5 noch het Bol-
letje, gefmolten zynde, aan die Punt
blyven
zitten, maar moet onvermydelyk daar af val-
len, en, waarop het ook komt te vallen, moet
het, in die bykans vloeibaare ftaat, indruk-
zels ontvangen, die genoegzaam zyn om de
figuur der Bolrondheid te bederven.

De Heer Gray heeft hec gebrek van zyne
Manier aangetoond, welke hy gebruikte om
zyne Glazen te herftellen, door ze te flypen
en te polyften op een Koperen Plaat, en ze
dus te maaken tot halve Bolletjes: maar hoe
veel gepolyfte Glaasjes, (ik fpreek van kleine)
te kort fchieten by de genen die gegooten
zyn, laat ik een ieder oordeelen, die dezelven
beiden gezien heeft. Zyne Water- en Kwik-
zilver

(*) [De Heer Baker , die de geheele Verzameling
van
26 Mikroskoopen, welken Leeuwenhoek aan de
Kon. Societeit van Londen tot een Legaat heeft nage-
laten, voor zig hadt, verzekerde, dat het altemaal Lens»
jes waren.
Zie hier voor, bladz. 7.]

X3

-ocr page 396-

IV. zilver Mikroskoopen zag ik nooit, zo dat ik
Hoofd- (jg^r Weinig van zeggen kan.

Op welke manier de Glazen van den Heer
WiLsoN gemaakt zyn, weet ik niet, maar zy-
ne fterkfte Vergrooters zyn zekerlyk kwaaiyk
gezet; dewyl zy,.door de diepten der Kapjes,
op een zo grooten afftand van 't Oog zitten,
dat het Voorwerp zig niet met zulk een voor-
deel vertoonen kan, als het anders zou doen.
Indien van hem, in plaats van een hol Dopje,
een plat Plaatje van Metaal gebruikt werd tot
het inneeroenvan het Vergrootglaasje, dan zou
het Oog en Voorwerp tot hunnen waaren af-
ftand kunnen komen. Ook moet 'er geen Taik
of Glas tuifchen het Voorwerp en het Bolletje
zyn, wanneer wy de fterkfte Vergrooters ge-
bruiken: want aangezien het Brandpunt van
een Bolletje maar zeer weinig buiten deszelfs
Omtrek is, zal een kleine afftand daar van de
echtheid van des Voorwerps Vertooning doen
vervallen.

Ik kan niet zeggen, dat de Glazen, die ik
gemaakt heb, zonder gebrek zyn; maar ik
meen, dat zy meer vergrooten dan eenigen,
die ik nog heb gezien, en , zo zy tot hun
meefte voordeel gezet waren, zouden
zy veel
meer dan tegenwoordig vergrooten. Dus zyn

dezelven gemaakt. ..nbsp;„

Ik neem een ftukje fyn Venfterglas en fny
hetzelve,met de Punt van een Diamant, in zo
veel Strookjes, als ik noodig meen te hebben,
die niet breeder zyn dan een agt fte Duims: dan
een van deeze Strookjes in de eene, en een
in de andere Hand, met den voorften Vinger
en Duim vafthoudende, en tegen elkander aan-

' 'nbsp;voe?

-ocr page 397-

voegende over een zeer fyn Vlammetje, tot IV.
dat het Glas begint week te worden, trek ik het
uit, tot dat hec als een dun Haaircje zy en
breeke.
Vervolgens ieder end van dit Haairtje
in t
zuiverde deel van de Vlam houdende en
doende fmelten, zo heb ik aanftonds twee
Bolletjes, die ik grooter of kleiner kan maa-
ken naar believen. Zo zy lang in de Vlam bly-
ven krygen zy Vlakjes; des ik ze 'er, zo dra;
zy rond worden, uithaal. Het Haaircje breek .
ik zo digt by 't Bolletje af, als 't moog-
lyk is, en het overblyvende berg ik tuflchen
de Plaatjes. Wanneer dan het Gaatje vol-
komen rond daar in gedrild is, werkt ditMi-
kroskoop tot verwondering, zodanig dac een
zelfde Draad, van zeer fyn Neteldoek, zig drie
of vier maal zo dik, door een van deeze, als
door het
eerfte of tweede Glas van Wilson ver-
toonde. Ik meen Diertjes gezien te hebben
in goede oude Brandewyn, maar, door derzel-
ver ongemeene vlugheid, kan ik 'er geen by-
zondere befchryving van geeven (*).

Menfchelyk Bloed is zo ver van eenige roode
Bolletjes in de Wey zwemmende te vertoonen,
dat het, onmiddelyk na zyne uitliating, een
Lighaam fchynt te zyn met ontelbaare Tak-
ken in geen zekere orde loopende en verfchei-
delyk gekleurd. Daar het dikft op 't Glas legt, is
het donker Rood; daar het dun legt naar Geel
trekkende; maar in 't geheel is het zo door

een

(*) [In Jenever neem ik, zodra een Druppel daarvan
op 't ülazen Plaatje gedaan is, een fterke bewesging van
zigtbaare Deeltjes waar; doch dat het Diertjes zoudei)
2yn,
kan ik bezwaarlyk gelooveo,]

x 4

-ocr page 398-

sas Waarneemingen op de
IV eeni gevJogten, dat het nagenoeg den top van
^sTOK.' Taxisboom voorftelle, in een zeer fchoon
Landfchap, hebbende zyne onderflelde'lakken,
rood en geel, verwardelyk door een gemengd.
Maar, niet voldaan met deeze Vertooning, lioe-
^el de zelfde in hoedanight.'iddoor elf verfcniU
lende Glazen , ieder van een byzonder foort van
Bloed; befloot ik, hetzelve op eene andere ma-
nier te befchouwen Ik vercunde een derde
van het dikke in het Wey des Bloeds, en,
dit op myn Glaazen Plaatje leggende, kon ik
de roode Takken als te vooren zien, en het
doorfchynende gevuld met een groote ver.
fcheidenheid van Figuuren, maar zeer weini-
gen Klootrond en allen doorfchynende. Ik nam
dezelven voor de Zouten van het Bloed (*).

Indien de Vogten, in een verdwynendeSlag-
ader , zig Klootrondachtig vertoonen , on-
derftel ik dat zulks uit de rondheid van het
Kanaal «ntftaa, 't welk de zaak veel veran-
dert (f).

Ik had ten zelfden tyde gelegendheid, om
eenig Pleurisachtig Bloed te befchouwen, en
oordeelde dat deszeifs Takken op een verlbhil-
k-nde manier fpreidden , en meer met dwars-
Takken bezet waren, die zig zwart vertoon-
den,

[Wylen de Heer Ledebmoller heeft dit op der-
gelyke manier befchouwd en de Takmaaking als ook de
^omen afgebeeld. Zie het Tweede Deel van zyn Werk,
Pl.
LXXVIII.]

(t) [Over de befchouwing van den loop des Bloeds door
de Vaten, en by die gelegenheid van de Bolletjes in het
Wey dry vende, zie hier voor het
IX en X. Hoofdstuk,
Bladz. 120, enz.]

-ocr page 399-

den, ais Bioêd dat twee of drie Dagen geftaan IV.
heift
Of de Aantrekking van de Deeltjes, Hoofd.
cniilaande uit de verfcheidenheid van figuur ,
hei Bloed niet onbekwaam kan maaken, om
door üe Haairachtige Slagadertjes van de
Pleu-
ra
in dat geval te paffeeren, mogen anderen
oordi^elen. ik meen, dat, aangezien de voort,
dryvende kragt des Hans in die fyne Slagadert.
jes kleinll is, zo ook de onderlinge Aantrek-
king van de Deeltjes des Rloeds aldaar grootll
zy : en aani^ezien Klootronde Lighaamen, naar
reden van hunne Lighaamelyke digtheid, de
ilerkfl: aantrekkende van allen zyn; denk ik,
dat, indien het Bloed zo opgepropt was van
Bol.etjes, als fommigen zeggen; wy nooit vry
zouden zyn van Verftoppingen, als het na-
tuurlyk gevolg van deeze Aantrekkende kragt.

V. HOOFDSTUK.

Manier van den Heer N. Ljeberkuhn gebruikt
tet hetßypen van
kleine Vergrootglaasjes
en terugkaatzende Spiegeltjes (1).

Wanneer men een Stel Fer groot glaasjes wil
maaken, moet men voor af derzelver
f^erhevenrondheid bepaalen,op dat het eene tot
iiet andere zekere proportie moge hebben van

Ver-

1nbsp; [De Heer LrESERKUHN is door de Uitvinding van

het Mikroskoop voor ondoorfchynende Voorwerpen, als anders,

genoegzaam beroemd om aan zyne manier, van Vergroot-
glaasjes en Spiegeltjes te flypen, een byzondere achting
te vergunnen. Dewyl daar van in dit Werk niet gefpro-
ken was, heb ik dienftig geoordeeld, dit Vertoog over
(e
neemen uit de Uitgez. Verb. V. D. p. 475.]

X 5

-ocr page 400-

V. Vergrootend Vermogen öm zekere; in de Waar-
Hoofb- neemingen te zyn. Deze maat is willekeurig,
en ftaat aan de verkiezing van den Maaier gt;
dewyl daar van geen Regels kunnen worden
gegeven, en die in alle Mikroskoopen maar
by de gis ft:hynt genomen te zyn. De manier
welke de Heer
Lieberkchn gebruikte, is; dat
hy de Middellynen der Verhevenrondheid van
het meeft en 't minft vergrootende Glaasje be-
paalde. By voorbeeld, men neemt de Middel-
lyn van het meeft vergrootende Glaasje gelyk
aan een vyf en twintigfte part, en die van het
minft vergrootende gelyk aan de helft van een
Duim. Deze twee Middellynen ftelt men regt-
hoekig op een willekeurige Lyn, als A C, BD,
Pl, XV, Fig. i. Dan trekt men de Lyn CD,
en verdeeld de Lyn AB in zo veel deelen, als
men goedvindt Glaasjes te hebben; by voor-
beeld in agt.' Regt dan op iedere Vtrdeeling
een Perpendiculaar, tot dat die de Lyn
CD
raakt, dan zal men een Stel Vergrootglaasjes
krygen, die evenredig zyn tot elkander, wel-
ker Brandpunten bekend zyn, en derhalve haa-
re Vergrootende Vermogens. Maar om dat
deze Glaasjes weinig in kleinte toeneemen , en
ook haar Vergrootend Vermogen; zo heb ik
deze volgende manier gebruikt, welke ik goed
tot myn voorneemenheb bevonden; want als men
met het minft vergrootende Glaasje begint waar
te neemen, en met de volgende, naar de be.
fchree\'«ne Proportie,voortgaat, zal men on-
dervinden , dat men eenige Glaasjes kan over-
flaan, om haar weinig verfchil van Vergrootend
Vermogen. ledei kan nogtans die Proportie
gebruiken, welke
aan zyne oogmerken dienftigft

is.

-ocr page 401-

is Ik neb de Middellyn der Klootrondte be-
pLld op een Duim. Trek
de Lyn AB wille-Hïofd-
\eun2, als m/-V^. 2, zet een Perpendicalaar stuk.
van e
!n Duim langte opA, als AE: trek dan
FJj
verdeel de Lyn AB op de helft in C,
Cb'op de helft in D, DB in F enz. Trek
dun op alle djze Verdeelingen Perpendiculaa-
ren, tot dat zy E B raken; dan krygt men Pro-
por- iën, welker Vergrootende Vermogens meer-
d':r toeneemen; warit de Perpendiculaar C
is
de
helft van EA, D de helft van C, F van
D amp;c. j en dus de Brandpunten, als de helfc
van een vierde, een agtfte, een zeftiende,
een
twee en dertigfte, een vierenzeftigfte van een
Duim.

Bejchryving der Beiteltjes ^ daar de Kommetjes
mede uitgedraaid worden.

Als men de evenredigheden van de Bolrondte
der Glaisjes
bepaald heeft, laat men by een
Smit zo veel ftukjes Staal fmeeden, en ten
ruuwen opvylen, als men voorgenomen heeft
Glaasjes te maaien. Men maakt
daar houten
Malletjes van, als
Éig. 3- vertoont, iets groo-
ter, AB en CD; en dus de anderen volgen
de grootte van haare Middelynen, zynde CD
anders dan AB; om dat de Steelen te fmal
zouden worden, als men die overal
even breed
maakte. De dikte moet in de grooten ten
naaften by een zesde van een Duim zyn,
en
in de kleinen vooraan het Rondje altj^ mm- ■
der, dan de halve middellyn van uwe V erdee-
ling; dewyl men daar anders geen goed Kom-
metje mede kan draaijen. Men vylt die der-

hal-

-ocr page 402-

quot;33^ Manier om Vergrootglaasjes
V. halven vooraan , als in E, af. De ftukjes
^^^nbsp;^^^^nbsp;gereed

gemaakt, vylt men aan de bovenzyde met een
Zoecvyl vlak. Trek dan mee een Pafler die
geharde Stalen punten heeft, na eerft met een
puntig Ponfoen in het midden een klein Putje
ingeflagen te hebben, om het uitglyden te
verhoeden, een Cirkel daar op, wiens middel-
lyn de grootte heeft van uwe voorgeftelde
Verdeeling. Dan vylt men het Stukje naar dien
Cirkel net af, laatende aan den onderkant van
het Beiteltje minder Staal zitten,
als by E;
waar door men de fcherpte bekomt, daar de
Kommetjes mede uitgehold worden. De Bei-
teltjes, dus opgevyld en gehard, fteekt men
met het agterend in een Hegt; dan zyn die
tot het gebruik bekwaam. Men moet de Bei-
teltjes altyd aan de bovenzyde aanfcherpen,
't welk beft op een Turkfen Olyfteen gefchiedt.

Fan het maaken der Kommetjes.

Dewyl men tot deze manier, als boven ge-
meld is, een Draaibank moet gebruiken, en
wel eenen daar men hol op draait, die daar-
om met Bos en Bril voorzien is,
(waar men
Plumier , in rjrt de Tourner, kan over nazien;)
maakt men zo veel Bosjes, die op den Draai-
bank paffen, als men voorneemt Kommetjes te
maaken; van droog hard Hout, waar toe Palm-
hout het befte is. Of die Bosjes een Vaar-
of Moer fchroef hebben, doet tot de zaak niec;
dewyl zy naar de gefteltenis van uwen Draai-
bank moeten zyn. Dan laat men, naar houten
Modelletjes,voor dc twee grootfte Kommetjes

twee

-ocr page 403-

twee ftukken Koper gieten, van gedaante als V.
Fig. 4, ABCD; het eene moet grooter zyn,
dan het andere, evenredig aan de eerfte en
tweede
Verdeeling, Deeze beiden draait men
ten
ruuwen op, en men draait in twee Bos-
jes twee hollens, daar de enden CD fterk
klemmende vaft in geflagen worden: dus zyn
dezelven tot het gebruik gereed. Tot de kleiner
Kommetjes gebruikt men dik Koperdraad, dat
men mede in een gedraaide holte inflaat, ge-
lyk van de eerften gezegd is. Als die allen
vaardig zyn, draait men ze ten ruuwen uit,
tot dat zy ten naaften by de holte hebben, die
begeerd wordt. Dan draait men die met hec
Beiteltje over , waar door zy een vry necce
Klootfe holte krygen, welke met de geftippel-
de Linie,
Fig. 4, by AB getoond wordt.
Men moet het Beiteltje net op het middelpunt
van het Koper houden, anders zoude uwe
Klootfe holligheid niet goed zyn, en altyd de
holligheid ter diepte van haare halve Middellyn
Uitdraaijen. De ftukjes Koperdraad moeten niet
verder, dan een halven Duim, uit het Bosje
uit-
fteeken: dewyl die anderzins te veel aan het
drillen onderhevig zyn, als men ze uitdraait.
Wanneer de hoke daar in gedraaid is, draait
men de kanten als in
Fig. 5, byAB, af; die
gefchiedt om de afgefleepen Slypftof gemakke-
Jyker uit de Kommetjes te kimnen veegen-

Vin de Stokjes of Handmtjes, daar men de
Glaasjes op vafl maakt.

Om dat men de kleine ftukjes Glas, daar
men de Glaasjes van flypt, onmooglyk met de
bloote hand kan behandelen, gebruikt men daar

Stok.

-ocr page 404-

v. Stokjes of Handvatjes toe, die men van Letter-
Hoofd- hout, dat het befte daar toe is , draait, libben-
ïTUK. of Palmhout deugt hierin 't geheel niet me, üt-
wyl daar de fcherpe kantjes te ligt afbrokke-
len. Tot ieder Glaasje moet men twee Hand-
vatjes hebben; het eene aan de bovcnzy^e
plat, en het andere met een holletje aan de
bovenzyde, met het zelfde Bcitckje uitge-
draaid, daar het Kommetje mede uitgedraaid
is. De platte kant van het eene btoRjc moeC
kleiner zyn, dan de middellyn van hei Kom-
metje, en de holte van het andere m.'Ct ten
naaften by een zesde part van den omtrek van
het Beiteltje diep zyn, of wel iets minder.
De Handvatjes voor het eerfte en tweede Glaas-
je moeten van een andere figuur zyn, dan de
volgende (*).

De Heer Lieberkuhn gaf haar verder de
gedaante, als A B, C O,
Fig. 6.; maar dewyl
deze zo goed niet is voor myne Handen , (ik
wil nogthans niet zeggen, dat de myne beter
zy,) heb ik haar gemaakt als AB,
Fig. 7.
Het eerfte, tweede en fomtyds het der Je,
heb ik gemaakt als CD , hebbende van vooren
van E tot G, en van H tot F een Boite
van dezelfde middellyn, als de Holte van het
Kommetje; maar van G tot H met een vier-
kante Holte ingedraaid ten naaften by een en
een halve linie diep, en het andere Handvat
hol van G tot H, met den zelfden Beitel uit-

ge-

(♦) Ik zal het minft vergrootende Glaasje het eerfte,
en het meeft vergrootende, zynde het zesde, zevende
of agtfte, het laatfte noemen, naar dat men
veel Ver-
deelingcn gemaakt heeft, en dus die tuflchenbeide komen
naai haaren rang, otn verwaxiing te Vermydeu.

-ocr page 405-

gedraaid, daar iiet Kommetje mede uitgedraaid AT.
is. De reden, Avaarom ik die veranderd Be-
lieb, zal ik, daar van hec flypen gehandeld
wordt, melden.

Het maaken van de Slypßof.

Tot het flypen van Glazen, hetzy groote
of kleine, wordt de gemalen Amarillleen het
meefte gebruikt. De Amaril en veele ande-
re ftoffen hebben dit gebrek, dat hare deelen
niet egaal hard zyn, waar door men ligt kraifen
in de Glazen onder hec flypen krygt. De Heer
Lieberkuhn heefc die daarom verworpen, en
den zwarten Engelfchen Vuurfteen gebruikt,
welken hy dus tot het gebruik klaar maakte.
Nadat hy den Vuurfteen van het Kryt, daar
die gemeenlyk in gevonden wordt, zo veel
doenlyk ontbloot hadt, ftampte hy dien in een
Yzeren Vyzel: (ik zeg een Yzeren; omdat een
Koperen daar te zagt toe is) , en ziftedien door
een Zeef van Kamerdoek, tot dat hy een ge-
noegfame veelheid had: maar, omdat de Vuur-
fteen onder het ftooten door zyne hardheid
veel Yzer van den Vyzel afknaagt of fchrapt,
dat daar als onder verholen is, en groote
kraflen in de Glazen kan maaken; nam
hy
agt deelen fchoon Water en één deel Olie van
Vitriool, het welk hy op den geftooten Vuur-
fteen in een wyde glazen Fles (een Suiker-
glas, by ieder bekend, is daar goed toe,) goot
en het wel met een ftokje omroerde, tot
'sanderen daags liet ftaan, en bezinken. Als
het Water met den Olie twee of drie vinge-
xen boven de ftof ftaat, is het genoeg. Dan

goot

-ocr page 406-

V. goot hy het Water daar af, en deed 'er fchoon
Hoo™- Water op, in grooter veelheid, en liet het
bezinken, het welk hy drie of viermaal her-
haalde, telkens, als hy daar verfch Water op
goot, het wel omroerende: dus wierd al het
opgelofte Yzer uit den Vuurfleen gefpoeld.
Dan daar wederom fchoon Water opgegoten,
en fterk omgeroerd, liet hy het een Minuut
twee of drie ftaan zinken; dan in een andere
Fles
overgegooten, van welke men 'er vyf of
zes hebben moet, laatende het wederom ee-
nigen tyd volgens verkiezing ftaan , en
han-
delde als boven, en dus tot de laatfte Fles
toe, welke hy tot den anderen dag ftaan Het,
en zagt afgoot. Deze StofFe, nadat het Vogt
was uitgewaafemd, bewaarde hy ieder in een
Flesje, en had dus Stoffen van byzondere fyn-
heid, welker deelen eenerley hardheid heb-
ben, ten minfte die geene kraffen kunnen ver-
oorzaaken.

Van het Slypen der Glaasjes.

De Kommetjes, Handvatjes en Slypftof, in
gereedheid hebbende, kan men tot het flypen
van de Glaasjes overgaan. Ik zal om
reden
eerft van 't vierde en de volgende, en nader-
hand van
die, welke voorgaan fpreken. Na-
dat men een ftukje zuiver
Spiegelglas heeft uir-
koozen, om alle de Glaasjes daar uit te flypen ^
dewyl
het zekerlyk beter is, dat die alle van
eene koleur van Glas zyn, fchoon het weinig
verfchil kan maaken, omdat de Glaasjes zeer
dun zyn, en derhalve aan de Voorwerpen wei-
nig van hare kleur kunnen mededeelen. Het

Ve.

stuk.

-ocr page 407-

en Spiegeltjes te slypen. 33?
Venetiaanfche Glas worde door veele Liefheb- V^,
bers uitgekuzen om zyn geele tint;
Engelfch
Glas is ook goed;, ieder gebruikt dat, welkliy quot;
het befte yindt. , Van dit ftukje Glas vylt men
met een Zoetvyl een klein brokje, dat men dan
met een van zyne geflepen zyden voor op den
platten kant van het Handvatje met beft Engels
Lak vaft plakt; 't welk men dus verrigt. ö^eri
neemt het Handvatje in de ééne Hand, en houdt
het op zyde der vlam van een Kaars, en laat
het een weinig warm worden; in de andere het
ftuk Lak mede by de Vlam , om daar van een
weinig op het Handvatje te kunnen doen. Als
dat gedaan is, draait men het Handvatje tuflrn
den vinger en duim tegen de Viani, opdat hec
Lak daar op tot een Bolrondte fmelten zoude.
Men moet verhoeden, dat het Lak in brand vlie-
ge; want zulks gefchiedende komt daar een
verbrand Kooltje op, 't welk maakt, dat het
Glaasje niet vaft kan blyven. Als dat gebeurt,
moet men het Lak daar met den vinger afwry^
ven , en 'er ander op doen. Dan neemt men
een ftukje dun geflagen Koper , Latoen genaamd,
van zulk een gedaante als A B. Big. 8; aan de
kanten een weinig opgeboogen tot C en E);
Waar door het ftukje Glas, daar opgelegd
zynde, niet kan afvallen. Hier op legt men
hetzelve , en houdt het Koperen ftukje by A.
tuffen den voorften vinger en den duym in de
Vlam yan de kaars, dac die van onderen tuffen
CBD^fpeele, daar het ftukje Glas legt^ Wan-
neer het Koper by A tuflen de vingers warni
wordt, is het Glas overwarm; dan drukt men
het Handvatje daar op, en houdt het in die ge.
ftalte, totdat het Glaasje koud zy. Dan fivnc

Ynbsp;öiea

-ocr page 408-

V. men de kanten van het Glaasje van de grootfte
Hoofd- foort op een Draaifteen, en van de kleinfte op
een Schuiffteen af. Deeze, naamelyk, maakt
men van een Schilfertje, dat men met een Kouw-
beiteltje en Hamer van den kant van het Glas
afflaat, 't welk met een lugtige Hand gedaan
moet worden. Wanneer zy dan ten naaften by
in het Kommetje paffen, begint men met eerfte
Slypftof en weinig Vogts, (ik tel van de groffte
Soort af,) het Glaasje in het Kommetje op den
Draaibank te flypen, op deeze manier,
i Laat A B,
Fig, 9., het Kommetje zyn, en
C het Handvatje met het Glaasje aan C gelakt;
wanneer men door het neerdrukken van de Tree
des Draaibanks (want met een Rad wil dit zoo
wel niet gelukken,) het Kommetje omdraait van
de regter naar de linker zyde, moet men het
Handvatje van de linker naar de regter zyde
draaien, nooit met het Glaasje op het midden
van het Kommetje, maar altyd fchuins tegen
den kant B aan; egter in agt neemende, om nooit
met den rand van het Glaasje buiten den rand
van het Kommetje te komen. De Handvatjes
Fig. 6. nam de Heer Lieberkuhn tuffen den
voorften Vinger eh Duim der regter hand, en
draaide die dus heen en weder; maar het Hand-
vatje glydt
door die beweging agterwaards tuffen
den Vinger en Duim , en moet dus telkens her-
vat worden. Daarom heb ik ze van agteren
eenigflns puntig gemaakt als
in Ftg 7welke
punt ik tegen den Duim der linker hand zet,
na
een ftukje van een oude Cabretleeren hand-
fchoen, vier of zes dik, tuffen beiden geplaatft te
hebben, welke ik tevens gebruik om de Kom-
metjes en Glaasjes af te veegen. Dit belet, dat

-ocr page 409-

de Duim beledigd worde. Dan wryve ik die V.
tuffen A enB,
ofCmDFig. 7. met den Duim Hoorn-
en voorften Vinger der regterhand, Waar door
zy de omdraiende beweeging bekomen. Tuffen
C en D zyn twee knobbels, waar tuffen ik dik-
wyls de Snaar van een Drilboog omilaa, en dus
door het heen en weder flryken van den Boog
de beweeging aan het Houtje geef. Dit is met ,
deze grootte goed, als men eerft begint te fly-
pen. Men moet voor al in agt neemen, dat men
het Glaasje niet te fterk tegen het Kommetje
aan,drukke; dewyl de Slypftof hier door belet
wordt tuffen het Glaasje en het Kommetje te
komen , en, zo daar by geval iets tuffen komt,
dan kan het groote kraffen maaken.;

Als het Glaasje door het flypen zyne form be-
komen heeft, draait men het Kommetje met het
daar toe behoorende Beiteltje iets uit; want men
zal dan bevinden, dat het een weinig van zyne
form verboren hebbe. Dit moet men telkens
doen, als men daar een Bolte van een Glaasje
in flypt, indien men net dezelfde Bolrondheid
behouden wil.

Dan begint men het Glaasje, met de volgen-
defyner foorten van Slypftof, op te flypen,
tot dac het bekwaam is, om gepolyft te worden.
Men beziet het Glaasje met een Vergrootglas
van één of één en een halven Duim Brandpunt,
of 'er geen kleine putjes of krasjes in zyn, en
of het bekwaam tot de Polyftingis; anders moe-
ten die daar weder uitgefleepen worden, dewyl
hier van de helderheid geheel afhangt. Tot alle
de foorten van
Slypftof gebruikt men een wei-
nig Vogt, en om de gereedheid maar Spog uit
den Mond. Men
moet niet te veel Vogts nee-
Y anbsp;men,

-ocr page 410-

V. men, anderzins vliegt de Slypftof door decen-
Hoofd- terfcbuwende kragt uit het Kommede, en doet
men het te droog, dan loopt, de Slypftof aan
korrelij'es tusfen het Kommetje , en het Glaasje
van daan, en blyft aan den mond van het Kommet-
je zitten. De Handvatjes voor de eerfte, tweede
en volgende Glaasjes zyn , gelyk hier voor ge-
zegd is, vierkant uitgedraaid, en hebben dan
nog Hout aan den buitenkant, als EG, HF,
Fig. 7. Dit doet men, om het Glaasje klein
en dun te hebben; en ook, als het Handvatje
van voren de grootte van het Glaasje had, zou
het, door het omdraaien, een fpringende bewe-
ging krygen, en daar doorbrökjes van den rand
affpringen, of het Glaasje zou van het Handvat-
je afgaan; want dit Hout vergoedt, door zyne
dikte, de dunte van het Glas. Op deze ma-
nier bekomt men Glaasjes, die op haar dikfte
maar ééne Linie dik zyn, en op de kant de fcherp-
te van een Mes hebben, en dus gemakkelyk in
de Kapjes, die men op de Stelzels der Mikros-
kopen Ichroeft, kunnen geplaatft worden. Deze
brokjes Glas flypt men eerft op een Steen rond,
tot dat zy in de holte van het Handvatje pallen;
dan zet men die met Lak vaft, en flypt ze, ge-
lyk als van de anderen gezegd is. Dan polyft
men deze Glaasjes, zoo ais vervolgens befchree-
ven wordt. Wanneer dit volbragt is, houdt men-
de Handvatjes met de Glaasjes by de vlam van
een Kaars, totdat het Lak warm wordt, en
duuwt die met den vinger van het Handvatje
af. Dan neemt men de Handvatjes met de hol-
te daar men het Lak op doet, gelyk als bo-
ven van de vlakke Handvatjes gezegd is; men
ie^t de Glaasjes met haar vlakke zyde op het

ftuk-

-ocr page 411-

ftukje Latoen, Fig. 8. en warme die, en zet ze v.
met hare bolle zyde in de holte van de Hand
vatjes vaft. Men flypt die dan eerft óp een Steen, *
en verder in de Kommetjes op, totdat zy be-
quaam zyn om te polyften, gelyk hier boven
van de eerfte zyde gezegd is. Door deze ma-
nier bekomt men Glaasjes van een nette figuur,
en op welker form men ftaac kan maaken. Eer
men een nieuwe Slypftof gebruikt, moet het
Kommetje met een doekje, of een ftukje van
het voorfchreevenLeer,
fchoon uitgeveegd, en
de Silypftof, die men, door het Glaasje in den
Mond of anders nat temaken, daar aangekleefd
heeft, zagt in het Kommetje heen en weder ge-
dreeven worden, dat zy overal egaal legge,
eer men begint te flypen; anderszins zal men,
zelfs met de fynfte Stof, de grootfte kraffen
bekomen. De verdere Handgreepen, hier toe
dienende, kan men beter door het gebruik lee-
ren , dan uit de befchryving.

Het maaien der Polystßof.

De Polystftof, welke de Heer Lieberkuhn
gebruikte, maakte hy van Yzervylfel op deeze
wys. Neem een pond Yzervylfel
, een half
Pond Olie van Vitriool en vier pond Water ;
doe het
te famen in een Fles. Men moet het
Water eerft in de Fles gieten , en dan den Olie
van Vitriool daar by tulfenpozen bydoen, om-
dat anderfins de Fles ligt aan ftukken kan fprin-
gen door de hitte, die
ont;ftaat, als deze Vogten
by elkander gedaan of gegooten worden. Dan
doet men het Yzervylfel daar by, en laat het
(ééne Nagt over ftaan. Dit Vogt filtreert men
Y 3nbsp;door

-ocr page 412-

V. door een kladpapier , (dat overblyfc werpt men
Hoofo. weg,) en laat het uitdampen op een zagi Vuur,
tot dat 'er een Vhes opkome. Dan zet men het
een Nagt op een koele plaats, opdat het Kry-
ftallen zoude fchieten,
die men daar uitneemt,
waarop men het uitdampen hervat en zoo lang
Kryftallen laat fchieten, totdat al het Vogt.is
iiitgewaafemd (*). Van deze Kryftallen doet men
een weinig teffens in een Smeltkroes, en zet
die op geglommen Kolen, de ftofte gedurig met
een
yzerenSpateltje omroerende, opdat zy egaal
warm zoude worden. Wanneer zy de kleur
van ligte Roodaarde heeft aangenomen, doet
men ze uit de
Kroes in een Potje en deze be-
werking herhaalt men,
totdat alle de Kryftallen
verbruikt zyn. Als men de Kryftallen te lang
pp het Vuur laat ftaan, verbranden zy tot Sin-
tels , en zyn nergens goed toe.
Op deze roode
ftof giet men een quantiteit Water; men neemt
daar een
groot Suikerglas toe, om'er veel Water
op te kunnen gieten; roert het wel door een ,en
zet het te
bezinken. Dit herhaalt men twee of
drie reizen, om 'er de Vitriool, die 'er onder
verborgen is, fchoon uit te krygen: dan doet
men daar weder Water
op, en laat het tot twee
a drie foorten bezinken , gelyk hier boven van
de Slypftof gezegd is.
De fynfte foort gebruikt
men,
om Glaasjes te polyften, en de groffte
cm Staal en metalen Spiegels, daar het niet veel
:op aankomt, te polyften. Deze Polystftof be-
waart men beft in Flesjes of Glaasjes, gelyk
ook de fyne Slypftof; maar tot het dagelyks ge-
bruik

(♦) Men kan hier overnazien LEMeRY, inzyn Cby
wijien Steokbuis, pag. 143,

-ocr page 413-

bruik in kleine Yvooren of Serpentynfteenen V.
Doosjes, dieby
de Duitfchers vool: weinig geld;
te bekomen zyn. Ik gebruik hefft deze Doos-
jes omdat de ftof aan Hout en Papier blyft
aanhangen, en veel daar door verlooren gaat.

Het Polyfien der Glaasjes,

Als de Glaasjes, volgens de voorgaande be-
fchryving , afgefleepen zyn, neemt men een
reepje geel Turks Leer , (het dunfte beft,)
agt of tien Duim lang, breed voor de groote
Glaasjes één en een halven Duim, voor de klei-
ne één Duim of iets minder. Dit reepje vouwt
men in zyne langte dubbeld toe, zodanig dat de
eeele zyde
naar binnen zy. Het ééne end knypt
men in een Bankfchroef of iets anders vaft,
het andere houdt men in de Hand; men giet
daar wac Water in, om het vogtig te maken ;
dan
neemt men een korreltje of twee Polystftof,
ter grootte van een geel Erwtje, en doet het
iu het vogtige s;evouwen Leer; neem dan hec
Handvatje met het Glaasje in de andere Hand ,
en ftryk hec heen en weder in de vouw van het
Leercje, hec telkens tuffen de Vingers en Dmm
heen en weder draaijende. Zoo lang men wryfc,
moec men niec ophouden ce draaijen. Men doet
geduurig wac Vogts in hec Leertje, omdat het
fchielyk opdroogt: gemeenlyk maar Spog, om
de gereedheid, en fomtyds wat Polystftof, doch
weinig te gelyk. Als men dit een Minuut of
twee gewreeven heeft, veegt men het Glaasje
met de
zagte zyde van een oude Kabretleeren
Handfchoen of een ftukje Zeemleer met wat
Vogt af, om te zien of het Glaasje wel gepg.

Y 4nbsp;lyft

-ocr page 414-

V. lyft zy; zo niet, dan hervat men de bewerking,
Hoofd, totdat die naar genoegen is uitgevallen. Men
kan, in het zelfdeftukje Leer, wel drie of vier
Glaasjes polyften; malr tot ieder bezondere
foort der Glaasjes, moet men andere ftukjes
Leer hebben. Wanneer men de eene zyde van
het Glaasje gefleepen en opgepolyft heeft, als
boven befchreven is, en aan de andere zyde de-
zelfde werking heeft volbragt, houdt men het
Handvatje met het Glaasje by de vlam van een
Kaars, om het Lak te warmen, en het Glaasje
daar af te doen. Dan heefc men een lepeltje
van dun Koper, of Latoen, als
Fig. lo. AB,
jnet eenfteekje van Koper of hard Soudeerdaar
aan gefoudeerd, zes of agc duim lang, en iets
minder dan een duim in middellyn; mén kan ook
een zilveren Lepel gebruiken, maar, als men
zulk een Lepeltje heeft, is dat veel beter. Hier
doet men het Glaasje met wat Voorloop
{Spirit.
Fini reüif.') in, en houd het over de vlam van
een Kaars; dan kookt het Lak in een oogenblik
van het Glaasje af. Wanneer men het dan met
een ftukje Leer en wat Voorloop fchoon heeft
afgeveegd , is alle bewerking daar aan volbragt.
Op deze wyze kan men een Glaasje van maatige
grootte binnen het Uur afflypen.

Fan de Kapjes, om de Glaasjes tujfm te zetten.

Om de Kapjes te maken, moet men de Stem-
peltjes A en B,
Fig. ii. vervaardigen. Het
Stempeltje A is van onderen voorzien met een
Bolletje
cd, en het Stempeltje B met een Hol-
letje tuffen
e f; het Holletje moet een Middel-
lyn als C, en ten naaften by de figuur van een

hal.

-ocr page 415-

halven Kloot in de diepte hebben. Dit Hollet- V.
je, als ook het Bolletje van het andere Stem-
peltje, moeten op een Draaibank gedraaid wor-
den. Het
Bolletje van het andere Stempeltje A ^
•moet kleiner van Middellyn, dan het Cirkeltje
C, zyn. Dan zet men het Stempeltje B in een
Bankfchroef tegen het Bordjeg vaft, neem dan
twee ftukjes dun Latoen (Koper) niet grooter,
' dan e/, en leg die op een brok Lood: zet het
Stempeltje A m'et zyn Bolletje in 't midden op
een van de ftukjes Koper; fla daar dan met een
hamer op, dat'er een Holletje in 't Koper zy; doe
ditookmethetandereftukje : leg de twee ftukjes
Koper boven op malkander op het Stempeltje
B, zet het Stempeltje A daar op, en flatot dat de
ftukjes net in e/paften. Als dit gedaan is, zet men
een ftukje Hout perpendiculaar in een Bank-
fchroef, na eerft maar ruuw met een Beiteltje
in de perpendiculare zyde een holletje geftoken
te hebben. Neem dan de Kapjes, houd die
beiden en het Stempeltje A met haar Bolte in het
Holletje hout, en vylt ze naar het geharde
Stempeltje rond af met een Zoetvyl. Dit ge-
daan zynde,
heeft men twee Kapjes, daar men
naderhand de Glaa.sjes tulfen zet, welker kant-
jes rond zyn, om op den Draaibank te kunnen
gezet worden, Maak dan een Bosje van Palm-
hout, dat op den f^aaibank paft,
Fig. 12: draai
dat van binnen hol uit, gelyk de geftipte Lynen
A E en B F aanwyzen; draajende het van voo-
ren zoo Wyd uit, dat de platte zvden van de
Kapjes op het Borftje by A B effen pasfen.
Men zaagt daar vier of zes Sneeden , als C ,
over 't kruis in. Dan fchuift men een ko-
peren ring D G over AB en klemt daar me-

Ysnbsp;de

-ocr page 416-

V. de het Kapje in het Bosje vaft. Als men het
Hoofd- Kapje, daar het andere in paft , dus vaft ge-
ïTUK. jjiejjjj Qp (Jen Draaibank heeft, draait men een
holletje in de holte van het Kapje , met het
zelfde Beiteltje, daar het Kommetje mede uit-
gedraaid is, ter grootte van de Middellyn van
het Glaasje, en dan met een heel fyn Beiteltje
een Gaatje net in 't Centrum. Dit Gaatje moet
niettê groot zyn, omdat daar anderszins teveel
Lichts doorgaat, 't welk een flikkering veroor-
zaakt. Als dit gedaan is, doet men hetzelfde
met het andere Kapje, uitgezonderd dat dit op de
bolle zyde moet gefchieden. TuflTen deze twee
holletjes zal het Glaasje net pasfen, en vaft leg.
gen, en kan gemakkelyk uit de Kapjes geno-
men worden. Omdat de Glaasjes, die wat groo-
ter vallen, dus tuflTen de Kapjes niet ingezet
kunnen worden, (dewyl het Koper van het bin-
nenfte Kapje om zyne dunte niet lyden kan,
dat men daar zoo groot Holletje in draaie;)
draait men dat in zyne hoke fchoon af. Men
doet Sal Armoniak in water gefmol ten daar in
met een ftukje Tin, en houd het over een Koolt-
je Vuur; dan zal het Tin daar in vaft fmelten;
en dus kan men op de holle zyde het begeerde
Holletje draajen. Men kan deze Kapjes ook met
Sement op een Bosje vaft zetten, en van Zilver
maaken; maar een gefpleeten Bosje vind ik
gereeder; en daarom heb ik het befchreven; en
dewyl de Kapjes van binnen , daar het Glaasje
in paft, zwart dienen te zyn, en het binnenfte
aan de holle zyde ook, om geene flikkering te
maaken, en het ongemakkelyker is, om daarSil-
ver Soudeer in te laaten fmelten, heb ik die van
Koper verkozen. Tot de Glaasjes één en twee,

neem

-ocr page 417-

ek Spiegeltjes te slypen. 347
neem ik platte Koperen Plaatjes met holletjes V.
voorzien, als boven van de Kapjes gezegd is,

daar de Glaasjes tuffen paffen.
«

Proportie, 'Jielke de Refleaeer ■ Spiegeltjes tot haare
Glaasjes moeten hebben.

Dewyl het Brandpunt van een hollen Spiegel
een vierde part der Middellyn van zyne Klootfe
Holte van den Spiegel afftaat, en het Brandpunt
van een Glas, aanbelde
zyden bol gefleepen ,de
helft van de Middellyn der Klootfe Bolte af is
van het Glas; zo dient het Brandpunt van het
Glaasje niet grooter te zyn,
dan,dat van het
Spiegeltje, daar het Glaasje ingezet moet wor-
den. Ik fpreek
hier van Glaasjes, die men en-
keld gebruikt, en niet zoo als Mr. Cu
F F een
Spiegeltje tot zyn dubbeld Mikroskoop gebruikt;
want, als de Glaasjes grooter Brandpunt heb-
ben, moeten zy te veel agter uit geplaatft wor-
den , waar door dezelven te moejelyk zyn, om
op een Stel te gebruiken, en te weinig Velds
maaken. Het is daarom beter, dat zy van het
zelfde Brandpunt, als dat der Spiegels zyn. Ik
fpreek hier van de minft vergrootende; want
tot die , welke meer
vergrooten , gebruikt
men
dezelfde Spiegeltjes; de Glaasjes zoo veel
vooruit zettende, dat de Brandpunten even
binnen het Brandpunt der Spiegeltjes konaen.
Men doet dit, omdat de kleine Glaasjes an^r-
zins moejelyker in te vatten zyn, dan tullen
twee Kapjes, en dat men ook zoo veel Inltru-
menten niet behoeft te hebben , om de Spie-
geltjes te
vervaardigen: wat anderzins de Spie-
geltjes belangt, die kan men klein genoeg maa-
ken.

-ocr page 418-

348 Manier om Vergrootglaasjes
ken. De Middellynen van de Spiegeltjes behoe-
Hoofd- ven niet grooter te zyn, dan de halve Middel-
sTüK. lyn van haare Klootfche Holte; zelfs is het be-
ter die iets kleiner te maaien, vooral by de
minfte vergrootende Glaasjes; dewyl men an-
derzins de Voorwerpen daar niet gemakkelyk
kan voorftellen. Als men de verdeeling der
Glaasjes
Fig. i. gebruikt, dan moet men daar
expres een Beiteltje toe maaken, op dezelfde
wyze , als te voren van die der Glaasjes gezegd
is: alleen met dit onderfcheid, dat men geen
heelen Cirkel behoeft te vylen, en men volftaan
kan met een deel, iets grooter, dan een zesde
part van zyn Circuraferentie. Maar, als men
de verdeeling
Fig. 2. gebruikt, behoeft men
daar geene Beiteltjes toe te maaken, omdat een
Spiegeltje, uitgedraaid met den Beitel, gemaakt
naar de verdeeling A E
Fig. 2, het zelfde Brand-
punt heeft, als een Glaasje, gefleepen in een
Kommetje, dat naar de verdeeling C gemaakt
is. Ik doe verder geene melding, hoe de Glaas-
jes in de Spiegeltjes moeten ingevat worden,
dewyl genoeg bekendis, dat de Spiegeltjesin
hun midden doorboord zyn en de Glaasjes daar
met hare Kapjes ingezet worden.

De Stof, daar de Spiegeltjes van gemaakt mrden.

De Heer Lieberkühn draaide een houten
Vormtje, alsfïg.
13. AB, daar hy dan een Spie-
geltje naar liet gieten van Zilver. Naar mende
Koleur verkieft, blank of naar den geelen trek-
kende, moec men het van groote of kleine keur
laten gieten. Deze manier is goed voor een
Liefhebber, die'er weinig voor zich
van doen

heeft,'

-ocr page 419-

heeft, maar de Engelfche Infti umentmaakers, die V.
'er by duuzynen maken , hebben, om het Zilver te
fpaaren,
een andere manier bedagt. Zy neemen
een dun
(lukje Zilver, ten naaften by een dub.
bekjes dikte, en een ftukje Koper wat dtinner
dan een Gulden. Nadat zy die beide rond ge-
vyld hebben (iets groo.ter dan de Omtrek van
het Spiegeltje zyn moet,) leggen zy de ftukjes
op elkander op een ftuk Lood, en liaan daar
een holte in met een Stempel van Staal, die een
Klootfe Bolte heeft, ten naaften by van dezelf-
de Middellyn, als de Holte van het Spiegeltje
moet zyn. Dan foldeeren zy met hard Soldeer
agter aan het Koper een Ring (zie
Fig. 13. AB,)
daar dé Schroef aan gedraaid wordt, en draajen
het Koper van buiten verder op , en van binnen
effen blank. Dan leggen zy het Zilver in het
Koper, na die beide beftreeken te hebben met
Water, daar Sal Armoniak in gefmolten is,
daar zy malkander raaken ,* en dus met een dun
Yzerdraadje vaft gebonden, leggen zy die te
famen op geglommen Kolen, en als die warm
genoeg zyn, houden zy een itukje dun Tin by
de Voegen; waar dan zoo veel zal affmelten ,
dat het Zilver en Koper aan den anderen gefol.
deerd zyn. Dient gelet, eer men in het Ko-
per en Zilver de Holte inflaat, dat men de zy-
den, daar zy den anderen zullen raken, fchoon
vylt gt; anderszins zou het Soldeer niet houden.
De Spiegeltjes, die geheel van Zilver zyn ,
moeten mede eerft geheel opgedraaid wor-
den , eer men aan derzelver Holte begint te
werken.

Van

-ocr page 420-

Hoofd ■ fr^j^ /jg^ iiitdraajen, Slypen en Polyflen der Spiegeltjes.

I

i

stuk.

Als het Spiegeltje dus verre opgemaakt is;
draait men in een houten Bosje een Moertje,
daar de Vaarfcliroef van hec Spiegeltje in paft»
en zet die beiden op den Draaibank; dan draait
men de Holte van het Spiegeltje met den Bei*
tel uit, gelyk boven van de Kommetjes der
Glaasjes gezegd is. Voorts draait men in een
ftukje Hout, van vier of vyf duim lang, dat in
een Bosje vaft ftaat, van vooren een Holte,
als de geftippelde lyn AB in Fig. 14. aanwyft,
wat grooter, dan de Rondte van het Spiegeltje.
Al is die wat kleinder is het ook goed. Neem
dan een ftukje blaauwe Polyft-Steen, of Lei-
fteen, (gelyk 'er hier velen uit Duitfchland ge-
bragt worden,) dat men rond afvylt, als CD,
totdat het in de Holte AB pafte, en zet het
daar vaft in met Sement. Draay dan dat ftukje
bol af, totdat het in de Holte van het Spiegelt-
je paffe, als de Figuur aanwyft. Dan kan het
Handvatje, a!s Fig. 14. ABE, gedraaid wor-
den. Hier mede flypt men de Kringen van den
Beitel met wac water uit het Spiegeltje, op die
wys, als ik van het flypen der Glaasje
gezegd
heb , nooit op het Center aan, maar altyd
fchuinfch en met een beweging tegen diender
Bos yan den Draaibank. Omdat de grootte van
het Spiegeltje niet kan lyden, dat men het op
die wys draait, als van de Glaasjes gezegd is ,
is het Handvat gemaakt, om in de volle
hand te
houden, en dus heen en weder te wryven. Als
men de Kringen van den Beitel uit Spiegeltje
hééft geflepen, draait men weder een
Handvat-
je

-ocr page 421- -ocr page 422-

HÉiM

^r ~ ■■ -

• i

i

r: • .

, \

-ocr page 423-

je geheel van Hout, als in 15, van voo- V^
ien by A rond, maar iets klemer met een KerfHooio
bv BC; de rondte moet zoo veel Idemer zyn ,
als de dikte van een ftukje geel Turks leer,
dat men
met Water nat maakt, en fterk daar
over heen fpant, en dan met een touwtje om
het
Kerfje vaft bindt, en de buitenkanten ver-
der affnydt. Neem dan de grootte van een
Speldenknop van de Polystftof, hier boven be-
fchreeven, dat men met zes of agt droppels
Water op een ftuk Spiegelglas met een Glazen
Looper fyn wryft; hier van ftrykt
men op het
Leer een weinig met een fchoonen Vmger,^n
llvpt daar mede op de eigen wyze, als van den
Polystfteen gezegd is. Dus zal het Spiegeltje
fchielyk
een uiterfte Polyfting bekomen; men
maakt het ver fchoon met wat Water met een
ftukje zeer zagt Zeem of Kabretleer. Men moet
altyd weinig Polystftof gebruiken; anderzins zal
men nooit de uiterfte Polyfting bekomen, en
die op zyn meeft twee maal op het Leertje
ftryken, dan zal het Leertje onder het bewer-
ken
als verzilverd worden. Het Polyft en Lee.
ren Vormtje zyn voor verfcheiden Spiegeltjes
goed, maar als de nerf van het Leer begmt te
flyten, moet men een ander Leertje over het
houten Handvatje fpannen.

VI. HOOFD-

-ocr page 424-

Hof^ - VI. HOOFDSTUK.

Aanmerkingen op de verbeteringen, die, tot het vinden
van de
Vergrootende Vermogens der
Mikroskoop- en andere Vergroot-
glazen ,
door den Heer Lyonnet
voorgefteld zyn.

Wylen de Heer Baker heeft in het voorfle
van dit Werk uitvoerig over 't vinden
van de
Vergrootende Vermogens dtx Glazen inde
enkelde Mikroskoopen gefproken, en zelf een Ta-
fel daar van mede gedeeld ( *)» Van de Ver-
grooting der Glazen in
Dubbelde Mikroskoopen
maakt hy kortelyk gewag, en merkt aan , dat
die van derzelver Voorwerpglazen nagenoeg met
die der Enkelde Glazen gelyk ftaat; zo dat het
Glas Nomm.
i, by voorbeeld, in Wilsons
Zak - Mikroskoop, 't welk maar een enkel Ver-
grootglas heeft, byna even veel als 't Glas
Nomm.
i. in het famengeftelde Stam-Mikros-
koop , daar men door drie Glazen ziet, zou
vergrooten (f).

De Vergrooting, waar van hier gefproken
wordt,
is evkel fchynbaar, gelyk die Autheur
ook wel opgemerkt heeft; hoewel hy vervol-
gens , van de manieren om de weezentlyke
grootte van zeer kleine Voorwerpjes te vinden
en af te meeten handelende, het middel, dat Hoo-
ke gebruikte om de fcbynbaare Grootte der Voor-

wer-

(*) Zie het VIII Hoofcst. in 'tvoorae van dit Werk,
bladz.
32 en den Tafel, bladz. 36.
(t) Zie het
IX. Hoofdst. aldaar, bladz, 39.

STUK.

-ocr page 425-

dër Vergrootende Vermogens. ?53
werpen, door't Mikroskoop gezien, te vinden, Vi.

daar heeft ingelafchc (*). . ^nbsp;. ^IZI

Deeze fehynbaare Fergrootmg, bovendien, is
gantfch onzeker. Wy hebben gezien,
dat het
llerkfl;
Vergrootende Glas der Verzameling van
Vergrootglaasjes, welke Leeuwenhoek by Maa-
king
aan de Koninglyke Societeit der Weeten-
fchappen te Londen gefcnonken heeft , i6o
maal gerekend werdt in middellyn te vergroo-
ten, en dat van
Wilsons of andere dergelyke
Enkelde Mikroskoopen, 400 maal. Ook is 'er
van de verbaazende Vergrooting der Glasbollet-
jes van Pater
di Torre , voor weinige Jaaren
in 't Napelfche
vervaardigd, tot 1280 en 2563
maal in middellyn ; door welke laatfte het Voor-
werp zig
meer dan zeseneenhalf millioen maal
grooter in Oppervlakte vertoonen zou, hier
voor gefproken (f). Maar, men zal zig moe-
ten verwonderen, a!s ik aantoon, op hoe loffea
grond die trappen van Vergroodng (leunen
1

Iedereen erkent, dat de Fergmnn^ van Len-
fen, of aan beide zyden Verhevenronde Gla-
zen ,
evenredig is met den afjiand van derzelver
Brandpunten-,
zodanig dat een Glas, 't welk een
half Duim Brandpunts-afftand heeft, eens zo
veel vergroot als een Glas, waar het Punt,
daar de Zonneftraalen op 't kleinfte vergaaren,
een Duim afftandig is van deszelfs midden. In
of by dit Brandpunt, nu, worden ook de Voor-
werpen , door de Glazen , het duidelykfte ge-
zien. Die is derhalve
een vafte maat in ieder

Lens;

(») Aldaar, bladz. 44.

(t) Zie de Aantekening, quot;bladz. 318, hier voor, cn
bUdz. 308-

-ocr page 426-

VI. Lens; maar, om daar uit op te maait en hoeveel
Hcofd- 2ulk een Glas fchynbaar vergroot voor eens
STUK'nbsp;Oog, dat is, hoe veel wy de Voor-

werpen door hetzelve grooter zien, dan met
het bloote Oog, zo moet die Brandpunts-af-
ftand vergeleeken worden met den afftand, op
welken wy de Voorwerpen duidelyk zien. En,
dewyl dit in byzondere Menfchen aanmerkelyk
verfchilt; ja in dezelfde Menfch betrekkelyk is
tot de grootte der Voorwerpen, zo blykt, dat
men zulks naauwlyks tot een
algerr.eenen Regel
kan brengen.

Veelen, evenwel, hebben zulks ondernomen.
De groote
Hüigens ftelde, in zyne Doorzigtkun-
de, den afftand van het Duidelyk zien, met het
blooteCog, in't algemeen op 8 Duimen. DeEn-
gelfche Hoogleeraar
Smith, door wien het ui t-
voerigfte en fraaifte Werk, mooglyk, over de
Gezigtkunde, aan't licht gegeven is, noemt 8
Duimen den geiaconcn afjland, op welken wy kleine
yoomerpen bekyken
(*). Elders, echter, ftelt
zyn Ed. den paal van het kortfte Gezigt, in
Menfchen, of wel dien zelfden afftand, met de
zelfde woorden, op 6of 8 Duimen. DeFran-
fche Heer
Jurin zegt, hoe de Ondervinding
■ leert, dat Menfchen, die totvolwasfenheidzyn
gekomen en wier Oogen door den Ouderdom
nog geen het minfte verval hebben ondergaan,
opkleine Voorwerpen kykende, (gelykby voor-
beeld, wanneer zy de fynheid van Linnen of

Ne.

(♦) In zyn Volkmen Sawenflel der Gezigtkunde, door
my uit het Engelfch vertaald.- Amft. 1753. Quarto-
Deel, bladz. 70.

(t) In't zelfde Werk. Bladz, 86, ^ant. JissRefi- 5.5.

-ocr page 427-

Neteldoek willen onderzoeken,) de Voorwerpen
gemeenlyk houden op den afftand van
5, ó of Hoofb-
7 Duimen van hun Oog; waar uit zyn Ed.
meent met reden te kunnen befluiten, dat die
afftand de
gemeene Paal is van het volmaakte Ge-
zigt (•).

Indien men nu, gelyk BaKer, bladz. 33, in
't voorfte van dit Werk, volgens de gedagte Ge-
zigckunde leert, de fchynbaare Vergrooting van
een Glas, by voorbeeld, dat een tiende Duims
Brandpunts-afftand of Gezigtpunt heeft, vol*
gens de opgegevene Maaten van j of 8 Dui-
men, gaat berekenen, dan zalmen bevinden,
dat de Vergrooting van een en 't zelfde Glas
uitkomt op
50 of 80 maaien in middellyn , of
in langte en breedte, en Oppervlakkig zal het,
volgens
den minften afftand van 't Volmaakte
Gezigt,
2500 maal en volgens den grootften
afftand
6400 maal vergrooten. 't Verfchilt veel
zegt men, 't welk de helft verfchilt, doch hier
is 't verfchil ongelyk grooter, en baart zulks
derhalve een groote onzekerheid in die bepaa«
ling.

Men kan (ik weet het wel) en men zal hier
tegen inbrengen, dat
Huigens , naar alle ge-
dagten , op Rynlandfche Duimen ,
Smith op
Engelfche en
Jurin op Franfche of Paryfchs
Duimen, gerekend hebben. Het baart, ik be-
ken het, eenig verfchil; doch dit verfchil neemt
de gedagte onzekerheid niet weg. Agt Engel-
fche Duimen zyn nagenoeg i\ Rynlandfche of
7\ Paryfche Duimen. Neemt men dan, in de

ge. •

(») Zie zyne Verhandeling over het Duidelyk en 0»-
éuidelyk Zitn, agter dat Werk, bladz. 725.

Z a

-ocr page 428-

VI. gedagte bepaaling, deeze laatften in de plaats ,
Hoofd- ^o zal men 75 en 50 hebben, 't welk; in de en-
kele Afraeetingen juift de helft verfchilt en in
de Oppervlakkige Vergrooting nog ver daarbo.
ven blyfc.

Ik heb in myne Oogen een aanmerkelyk on-
derfcheid opgemerkt,
welk Soort van Voorwerpen
men befchouwe. De gedaante des Voorgevels
van een Gebouw zal men even duidelyk op den
afftand van 100 Voeten zien, als de Letters van
den Naam aan 't zelve op den afftand van tien
Voeten. Kapitaale Letters, van omtrent een
Duim hoog, lees ik duidelyk op den afftand
van
5 Voeten, die van een vierde of Kwartier
Duims op dien vap anderhalven Voet of 18 Dui-
men ; terwyl ik Letters van ongevaar een Lyn ,
of
een twaalfde Duims hoogte, gelyk die van
den Text deezes Werks , gemakkelyk op den
afftand van
9 Duimen lees; maar tot die der
Aantekeningen heb ik het nader aan myn Oog,
tot
6 Dmmen, noodig. Is nu een Voorwerp,
dat ik onderfcheiden wil, nog kleiner, dan
breng ik het nog nader.

Hier uit blykt, dat, in de eerfte plaats, het
duideJyke Zien,- met het bloote Oog, betrekking
heeft tot de
Voorwerpen zelf', zo dat het niet
genoeg is, wanneer men fpreekt van kleine
Voorwerpen te befchouwen; maar derzelver
kleinheid moeft bepaald zyn, dewyl de Vergroo-
ting daar toe haare betrekking heeft. Een Vloo
is een klein Voorwerp, doch derzelver Pooten
en Oogen zyn veel kleiner Men zal haare Lig-
• haams geftalte kunnen zien op een afftand, op
welken de Pooten en Oogen onzigtbaar zyn.
Ten anderen tot de
gefieldbeid van het Oog, die

in

-ocr page 429-

in byzondere Menfchen zeer verfchillende is: VI.
om niec van de Byziende en Verziende te fpree-
Hoofd.
ken. Ten derden tot die verandering, welke
wy
in onze Oogen kunnen maaken, om een zelfde
Voorwerp op korter of verder afftand duidelyk
te zien: welke men door oefening verkrygt ;
doch niet dan tot zekere paaien en door het Oog

feweld aan te doen. Hier uit ontflaat het, . dat
tlenfchen, die veelleezen, allengs Byziende,
en, die geduurig ver van zig afzien, Verziende
worden: de eerften onbekwaam om ver af zyn-
de, de laatften omnaby zynde Voorwerpen wel
te onderfcheiden.

Ten opzigt van dit alles verfchilt de fchynbaa-
re Vergrooting der Vergrootglazen en Mikros-
koopen.
Hierom is 't ook zeker, dat dezelve
tot geen
uiterße naauwkeurigheid gebragt, of door
een
algemeenen Regel bepaald kan worden. Die
keurige Waarneemer en ervaren Ontleder van
de Infekten, de Heer
Lyonnet, het enkele
en eenvoudige
Mikroskoop-ßel, door zyn Ed.
daar toe en tot die byna onnavolgbaare Afbeel-
dingen der inwendige Deelen van de
Wilgeru
Hout Rups
gebruikt (*), befchryvende en af-
beeldende
(f), merkt vervolgens aan, dat de
Natuurlyke Gezigts - afftand van 8 Engelfche, dat
is Rynlandfche Duimen , door den Heer
Ba-
ker
te ruim genomen zy, hebbende zyn Ed. ziilks
door Proeven op zyn Gezigt ontdekt en
meent
te betoogen, dat dezelve behoort gefteld te

wor.

(*) Traité Anatomique de la Cbenille qui ronge Ie Bois de
Saule.
A la Ilaye 1760. Quarto.

(t) Verband, der Holl. Maatßbappy. Haarl. 1757, III, Di

bl. 378«

Z3

-ocr page 430-

358 Aanmerkingen op het vinden
VI. worden op 6J Duim; gelyk hy dien afftand in zy-
stSquot;quot;®nbsp;bevonden hadt.

Tot verfchooning van wylen den Heer Ba-
ker kan men inbrengen , dat hy een zo groo-
ten Gezigckundigen, als den Hoogleeraar
Smith,
gevolgd heefr, zynde door hem waarfchynlyk
die Aantekening, alwaar dezelve den Paal van
het volmaakte Gezigt op 6 of 8 Duimen ftelde,
niet gezien (•).
Smith is daar door ontheven,
van 't gene
Lyonnet ook op deszeifs rekening
ftelt, en dat „ de naafte afdand, waar in men
„ een zeer klein Voorwerp met zyn bloote Oog
„ het d'jidelykfte ziet, 8 Engelfche Duimen quot;
zou zyn, gelyk die Heer ten opzigt van hun
aanmerkt, vind ik by geen van beiden.
Baker
zegt alleen, dit de gemeene Maat van het Natuur-
lyk Gezigt tot
8 Duimen is, en de Hoogleeraar hadt
gezegd, dat „
8 Duimen de gewoone Afftand
„ is, op welken
wy kleine Voorwerpen beky kc-n
Hy fpreekt maar van
kleine, niet van zeer kleine
of van de allerkleinfte Voorwerpen , die wy
kunnen zien ; en dat dit een aanmerkelyk ver-
fchil maakt heb ik zo even aangetoond (f).

De Heer Lyon net heeft de^raw^^-o/ Ge-
zigt-

(*) Optica ofGezigtk. bl. 86, Rtmarkt. N, i 53.

ft) In 't Engelfch ftaat minutt Objets. Om zeer klein te
betekenen , wordt 'er doorgaans iets voorgefteld, gelyk
tbe very minute, dat is de zeer of uitermaate kleine. Ik
moet hier zekere fchyn flrydigheid op hel deren, datSMrTH
aldaar bl.
70 zegt de afftand des Brandpunts van een gla-
zen Bolletje'drievferc/ê der mtddellyn.te zyn; terwyl ieder-
een weet, en hy ook Art.
61. gezegd hadt. vzn éen vierde;
doch in 't eerfte geval neemt hy den afftand van 't middel-
punt,
in 't laatfte van de naafte Oppervlakte van het BqI-
Iptje.

-ocr page 431-

zigtpunten van zyne Mikroskoop-Glazen met de vr

uiterfte naauwkeurigheid, en wel induizendfiedee.

len van een Lyn bepaald: docb als men in aan-
merking neemt vi^at ik te vooren gezegd heb,
zo blykt, dat men van die groote naauwkeurig.
heid geen dienft ter wereld kan hebben en der-
halve zo veel moeite niet behoeft te doen, ia
het onderzoeken van de Brandpunten der Len-
fen, om de Schynbaare Vergrooting te bereke-
nen. Men kan die niet vinden dan door verge-
lyking met den afftand van hec Natuurlyke Ge-
zigt , welke zo ongelyk is, dac de Heer
jmun
denzelven, gelyk ik boven meldde, op 5 ,6 of 7
Duimen gefteld heeft. In een zelfde Menfch
zal men dien afftand, tot het zelfde Voorwerp,
naauwlyks op een half Duim bepaalen kunnen
en in byzondere Menfchen verfchilt dezelve on-
eindig. Indien, nu, de ééne term van een Ver-
gelyking onzeker is, zo kan de andere, hoe
juift ook bepaald, de uitkomft niet naauwkeu-
rig maaken.

De Heer Lyonnet fchynt een Kort Gezigt
beter te keuren dan een Lang Gezigt; ten minfte
oordeelt zvn Ed. het Lang Gezigt zwakker en
het kort Gezigt fterker. Die de Voorwerpen
digt aan het Oog
moet hebben omze te befchou-
wen ; by voorbeeld, die de Courant tot op 5
Duimen aan zyn Oog moet brengen, om dezel-
ve te leezen , wordt nogthans voor minder
volmaakt van Gezigt gehouden , dan die dezel-
ve leeft op 8 Duimen afftands. Een half of
een Kwartier Duims maakt hier geen verfchil ,
of fchoon zyn Ed. de moeite genomen heeft ,
van de 8 Engelfche Duimen in 7J Rynlandfche
tc veranderen en dus met een Breuk te rekenen.

Z 4nbsp;Ik

-ocr page 432-

VI. Ik reken op Rynlandfche Duimen, die, als
ïiooFD- gezegd is, tuflchen de Engelfche en Franfche
in 't midden ftaan, maakende 8 Engclfche nage-
noeg 7| Rynlandfche Duimen en jjDuimen van
den ParysfchenVoet.

Dewyl, evenwel, de Heer Jurin dit ftuk
nog nader ter toets gebragt heeft , en den gedag-
ten afftand ftelt op 5, 6 of 7 Duimen;
zo zal ik
het middelfte getal, dat is 6 Duimen, gebruiken,
om te doen zien, hoe veel, volgens dien Ge-
zigts
■ afftand, de fcbynbaare Vergrooüng der En-
kele Vergroot of-Mikroskoop Glazen bedraagt
en dus den Tafel van den Heer
Baker, bladz.
36 in dit Werk geplaatft, :miffchien te verbete-
ren. De Heer
LyonNet hadt den Gezigts-af-
ftand, voor zyne Oogen , op
6\ Duim gere-
kend, en meent, dat zulks nader zou kunnen
dienen tot een algemeenen Regel, of niet te
weinig zoude zyn. 't Vejfchil is klein in dee-
zen. Ik bepaal my tot de
Overlangfe en Opper-
vlakkige
Vergrootinge der Voorwerpen : die
luft heeft
kan de Lighaamelyke ligt daar uit
b^fekenen.

-ocr page 433-

VERGROOTKRAGTEN H'^jn.

der enkelde verhevenronde Glazen
of Lenfen.

Brandpunts- '

afftand in hon-
derdfte deelen
Duims.

50

40
30
ao

15

14.

13

13
II

10

9
8

7
6

5

4

3
a

I
O.
O.

5

25
in middellyn
of in langte en
breedce.

12

15

20
30
40

—nbsp;4?

46
50

54
60

-67

75

—nbsp;8ó
100
120

ifgt;o

200
300
600
1200
2400

Vergrooting quot;] Vergrooting

in Oppervlak-
te, of in 't vier-
kant.

144
225
40c
900
1.600

-i-2. 130

2.nbsp;500
2.975

3.nbsp;600
,maal 4.444 ^maal

5' 625

— 7-347

IQ. 000

14. 400
22.500
40,
oog
90.000
360. 000

1440. OOG
5760*000

De Tekens -t- en—, voor fommige getalen
gevoegd, duiden aan
, gelyk allen Wiskundigen
bekendis, dat in 't eerfte geval dat getal een

Z 5nbsp;wei-

-ocr page 434-

VI. weinig te klein en in 't laatfte een weinig te
Hoofd- groot is; doch welk gebrek niet dan door een
Breuk zou kunnen worden uitgedrukt en verhol-
pen. Ik ben een vj'and van overtollige naauw-
keurigheid. Voor de genen, wier Gezigt nog
korter, by voorbeeld tot 5 of zelfs toc 3 Dui-
men is, gelyk in By-of Stikziende , zullen de-
zelfde Glazen nog veel, ja zelfs de helft min-
der vergrooten.

Men kan biet uit, in de eerfte plaats, zien,
dat de Vergrooting van 't fterkft Vergrootende
der Glazen van
Leeuwenhoek, voorgemeld,
dus, in plaats van 160, op 110 maaien uitkomt,
en die der genen, welken men volgens de Maat
van 8 .Duimen Gezigts-afftand op 400 maaien
gerekend hadt, maar 300 maaien in middellyn,
of in langte en breedte; waar door de Opper-
vlakkige Vergrooting b^na de helft minder is.
De verbaazende Vergrooting der Mikroskoop.
Bolletjes van Pater di Torre, in'tEerfte Hoorn-
stuk van dit Aanhangzel en vervolgens bladz.
318, gemeld, laat ik
voor de Liefhebbers over,
na te rekenen (*). Die
der Glazen voor het
Zak ■ Mikroskocp van Wilson en voor 't Mikros.
koop tot
Onderjchynende Voorwerpen, daar bladz.
37 en 38 van gefproken wordt, zyn uit deezen
zelfden verbeterden Tafel blykbaar.

In

f») Ik heb 'er, ten dien einde, de twee laatfte getalen
in de Tafel bvgevoefid, waarvan het eene een Brandpunts-
afftand is van ^ duizendfte of een zoofte , het andere
vaH een Aoode van een Duim. Indien men een
Paryfcbe
S'Jp
neemt 00 een zesde van een Lyn, gelyk de Heer Ey-
i.es doet {Pbil. Trans. Vol. L V, p. 248) doch daar
aan fcheen te twyfelen;
m komt het niet wel uit: maar
die neemende opeen
twaalfde van een Lyn, zo heeft men
den Gezigts-afftand op 6j Duim gerekend.

-ocr page 435-

In het Negende Hoofdftuk van het voorfte VI,
gedeelte deezes Werks, fpreekt van het ^oo™-
Vergrootend Vermogen der Glazen in het Samenge.
ftelde
Mikroskoop. Hy is daaromtrent zeer kort
en merkt aan, dat de berekening des Vermo-
gens van drie famengevoegde Glazen zo ingewik.
keld
zou voorkomen, dat hy daarvan niet ver.
icieft te handelen. Nogthans oppert hy daarom-
trent, dat de Glazen
van hetzelve, in Vergroo-
ting, nagenoeg met de enkelde Glazen van
Wil-
sons Zak - Mikroskoop overeenkomen,zodanig,
dat Nommer
i van't eene nagenoeg zo veel ver-
groot als Nommer i van het andere, en dus zou
hetTafekje, doorhem, bladz 37, voor
Wilsons
Mikroskoop opgegeven, ook voor het gëwoo-
ne Stam - Mikroskoop van
CülpepeR , Scarlet
en anderen kunnen dienen. Naderhand nogr
thans is de
Schynbaare Vergrooting van zodanige
Mikroskoopen merkelyk verbeterd en tot hoo-
ger trap gebragt. Ik bevind, by voorbeeld, in
myn Schuif.Mikroskoop, door
Sterrop te Lon-
den gemaakt, de Vergrooting van 't Glas Nomm.
I, op 't Oog niet fterker, dan die van 'c Glas
Nomm. a. in myn Schroef-Mikroskoop van
Mann en Ayscough te Londen,'t welk veel klei-
ner is, zeer naa overeenkomende met dat van
CuFp, 't welk Baker, in zyn andere Werk,
in Plaat gebragt heeft en befchreeven (1).

Zyn Ed. geeft aldaar wel, op bladz. 451» ^^^
Tafeltje van de
Weezentlyke Vergrooting der Voor-
werpglazen van het Dubbel famengeftelde Mi-
kroskoop , doch wil, bl.
448, dat men die met 7 zal
Vermenigvuldigen, om de
Schynbaare Vergrooting

te

1nbsp; Zie het Nuttig gebruik van 't Mikroskoop. AmSerd.
1756, Bladz. 437. Pi. XVI.

-ocr page 436-

VI. te vinden; uit hoofde dat de Heer Folkes den Ge-
zigts-afftand op een weinig minder dan 9 Duimen
hadt genomen. Dit is zekerlyk veel te groot: men
mag dan wel den vermenigvuldigerjtot 5 verklei,
nen en dus zou het Glas Nomm.
i, van Cuffs
Mikroskoop, nog eene fcbynbaare Vergrooting
in middellyn hebben, van 945 maaien (1).

De Engelfche Heer Martin, beroemd, zo
door zyne Natuurkundige Werken als door zy-
ne Uitvindingen omtrent de Mikroskoopen ,
heeft, in de befchryving van het zyne , een Ta-
fel van deszelfs Vergrootinge opgegeven. Zyn
Mikroskoop heeft ook twee Oogglazen, die
met malkander, zo zyn Ed. rekent, zo veel
vergrooten als een enkele Lens, wier Brand-
punts-afftand is 5 Kwartier Duims, even als
in dat van
Cuffgerekend wordt, en „ bygevolg
,, (zegt ^n Ed.) door de Theorie der famen-
„ geftelde Mikroskoopen , welke in
myne nieu-
„ we Grondbeginzels der Gezigtkunde verklaard
,, is,
zuWen de Fergrootende Vermogens, ten SLdi-a-
„ zien van de Langte en Breedte der Voorwer-
„ pen, ten naaften by uitgedrukt worden door
„ de volgende Getalen, voor Lenfen van een
„ Duim tot een vyftigfte Duims Brandpunts-
„ afftand. Maar men moet indagtig zyn , dat
„ wy in deeze berekening 8 Duimen ftellen voor
„ den Paal van het Duidelyk Gezigt, gelyk

„ hüi-

1nbsp; Hier in is ook iets, dat ik zonder verbetering niet
begryp. Een Voorwerp van niet meer dan een twaalfde
Lyn, dat is een Stip breed, zou dus door Nomm. i. ver-
groot worden tot de fcbynbaare grootte van meet dan 6
Duimen ofeen half Voetmiddellyns, inhetSamengeftelde
Alikrotkoop, Ik bevind dat niec.

-ocr page 437-

der Vergrootende Vermogens. 365
„ Huigens
hetzelve heeft in zyne Doorzigt-^-
:: kunde cynbsp;H00--

tafel

Fan de Scfjynbaare Vergrooting der Voormrpgla.'
zen van het Samengejlelde Mikroskoop, daar
de afjiand tujjcben het Oogglas en Voor-
mrpglas op
5 Duimen is gerekend.

Nommer der
Lenfen of
Vergroot,
glaasjes

1

2

3

4

5

6

7

Brandpunts-
afftand in tien-
de deelen
Duims
*lo

9
. 8

6

•5

4

Vergrootend
Vermogen
in middellyn.

355
40

45l

rni

Oos

64

80

8

(♦) Ik 20U deezes Tafel ook miffchien, naar den minde-
ren Gezigts. afftand van 6 Duimen, veranderd hebben ;
doch wanneer ik het eerfte getal, waar van het volgende
afhangt, volgens den Regel, die door den Hoogleeraar
Smitu totSamengefteldeMikroskoopen opgegeven is, na-
reken , zo komt het niet wel uit. Die Regel is, dus. Den
Gezigts-afftand, hier80 tienden Duims, deelt men door
den Brandpunts - afftand van het Oogglas, hier laè, men
krygt 6|. Dit is een vaft getal tot alle de Glazen. Nee-
mende riu het grootfte van
10 tiende Duims; zo trekt
men van
50 den afftand der Glazen en deelt het over-
fchot door 10, komt3|: dit met vermenigvuldigd geeft
voor de Schynbaare Vergrooting 24
in plaats van 3a
maaien.

-ocr page 438-

8

•3

107

9

128

10

160

II

li

214

12

* I

320

13

0.05

640

14

0.033

960

IS

0.025

1280

ï6

0.0 20

1600

DeLenfen, daar een Sterretje by geplaatft
, naamelyk Nomm. i,
4, lt;5, 8,°io, 12,
'„ zyn de genen, welken wy gemeenlyk by
„ dit Mikroskoop doen: doch het is onmoog-
„ lyk, altoos zeker te zyn aangaande den Brand.
„ punts-afftand van Lenfen, fchoon in 't zelf-
„ de Kommetje gefleepen ; want byzondere
,, foorten van Glas hebben ongelyke Straalbree-
„ kinge, en zullen derhalve, met de zelfde trap.
„ pen van Verhevenrondheid, verfchillende
„ Brandpunts-afftanden hebben. De getalen,
j, hier boven, komen nogthans, in't algemeen,
„ de Waarheid naby. Men zal het moeielyk be-
„ vinden , in een Samengefteld Mikroskoop
„ Lenfen te gebruiken van een twintigfte of op
,, 't hoogfte een dertigfte Duims Brandpunt:
„ ook kunnen Wy geen dienft hebben van de
„ zodanigen, zondereen groote vermeerdering
„ van Licht. De fchranderfte en ervarenfte
„ Gezigt- en Natuurkundigen, gebruiken zei-
„ den zeer fterke Vergrootglazen, als wee-
„ tende, wat 'er ook van gezegd mag worden,
„ dat een maatige of iniddelbaare trap van Ver.
„ grooting, in 't algemeen, ver de befte is tot
„ onderzoekende befchouwing van Natuurlyke
„ Voorwerpen.quot;nbsp;De

VI.
HoofD'

stuk.

is.

gt;5

-ocr page 439-

De Vergrooting der gedagte Glazen van den vi.
Heer
Martin , anders toepasfelyk op alle Sa- Hoofd.
mengellelde Mikroskoopen van dien aarc, zou,
volgens de opgegevene Aanmerkingen van den
Gezigts-afftand, nog merkelyk verkleind moe-
ten worden; maar, om de waarheid te zeg-
gen , indien men in deezen naauwkeurig wilde
zyn, (zonder zelfs de Vergrooting in honderdfte
deelen van maaien te berekenen, 't welk over-
tollig is,) in geheele getalen, dan moeft men,
myns oordeels, tot byzondere Vergrootglazen
een verfchillenden Gezigt-afftand gebruiken ,
en wel zodanig eenen, op welken men de Voor-
werpen , door zulk een Glas te bekyken, het
duidelykft ziet. Dus zou ook iemand een by-
zonderen Tafel moeten maaken voor zyn eigen
Oogen.
De een zal, by voorbeeld, een Voor-
werp van een Lyn, of een tiende Duims lang-
te , gelyk een Vloo, duidelyk zien op den af-
ftand van 9; een ander op dien van 8 of 6 Dui-
men. Om de Meel knopjes der Bloemen te be-
zien , zal men het Voorwerp verder van het Oog
houden, dan om de Bolletjes van het Stuifmeel,
indien zulks mooglyk is, met het bloote Oog te
befchouwen. Ook gebruikt men daar toe, als
bekend is, byzondere Vergrootglaasjes. Dit
zou in de Enkelde Mikroskoopen weinig moei-
te» en inde Samengeftelde ook zeerwel te doen
zyn, en ik meen dat zulks tot eene
maatige
naauwkeurigheid, in deezen, wordt vereifcht.

Voor het overige kan iemand, wiens Gezigt
goed is en de beide Oogen egaal, ('t welk dik-
wils m
Liefhebbers, die zig veel met Waarnee-
mingen ophouden,
en dus meeft het regter Oog
alleen gebruiken, mankeert,) de manier volgen,

wel-

-ocr page 440-

VI. welke de kundige Heer Lyonnet opgeeft (*)»
Hoofd- ^aar, zofommigen dic wat moeielykmogt voor-
komen, dan kan men nazien, 't gene daar om-
trent in 't
Vierde Deel der Mikroskoopifche Fer.
maaklykheden
van wylen den Heer Ledermuller,
en wel in 't Zevende Lid daar van, 't welk de
befchryvinge van 't
Algemeene Mikroskoop van den
Duitfchen Konftenaar ,Mr.
Burucker, behelft,
op Bladzyde 55, door denzelven, dienaangaan-
de
is gezegd : het welke een gemakkelyke en
vaardige manier, voor Menfchen, wier beide
Oogen wel gefteld zyn en egaal zien, aan de hand
geeft, om de gedagte Schynbaare Vergrooting
van allerley Vergrootglazen, zo van Enkeldeals
Samengeftelde Mikroskoopen, voor ieders Oo-

te ontdekken.
VIL HOOFDSTUK.

JVaarneemingen omtrent de Zaadjes van Schimmel,
en eene byzondere manier van Splyting in de
In-
fufie-Diertjes der Planten,
door den Heer
Ellis aan de Koninglyke Societeit van
Londen medegedeeld, en voorgele-
^nbsp;zen den
28 Mey 1769.

Hebbende, op het verzoek van DoftorLin,
n/eus
, verfcheide Proeven gedaan op de
Infufie van Paddeftoelen in Water; ten einde
de Stelling van den Heer Baron van Munchau-
sen
te bewyzen, dat derzelver Zaadjes eerft
Diertjes en vervolgens Planten zyn: waar van

hy

(*) Zie hetvoorgeraelde Vertoog van zyn Ed. in deVef
band. der Holl. Maatfcbappy ,lllt)E£L, bladz. 404,enz.

gen,

-ocr page 441-

hy gewag maakt in zyn Samenftel der Natuur, VU.
pag. 132Ó,
onder het Geflagt van Chaos, by Hoofd*
den naam van
Chaos Fungorum Seminum (*):
bleek het duidelyk, dat de Zaaden in bewee-
ging werden gebragt door zeer kleine Diertjes,
welke voortkwamen uit de verrotting van dea
Paddeß-oel: want door aan deeze Zaaden, dat
roode, rondachtige, ligte Lighaampjes zyn, te
pjkken, bewoogen zy dezelven naar alle kan*
ten, in verfcheide ftreeken, terwyl de kleine
Diertjes zelf naauwlyks zigtbaar waren , totdat
het Voedzel, 't geen zy hadden gegeten, huii
kennelyk maakte.

Het genoegen, dat ik had , van dit fluk op
te helderen, bragt my tot veele andere keurige
Waameemingen van aanbelang. Ik zag zorg*
vuldig het
Vertoog naa van den Heer Türber-
ville Needham , Lid van de Koninglyke So-^
eieteit, verftandig opgefteld over dit Onder-
(t)gt; ik meen wat de Proeven aangaat,
waar van veelen my gelukten, anderen niet.

Die Heer onderftelt, dat de kleine doorfchy-
nende getakte Draaden en gewrichte of Koraal*
achtige Lighaamen, welken het Mikroskoop ons
op de Oppervlakte van de meefte Dierlyke en
Plantaartige Infufiën, wanneer dezelven rottig
Worden , ontdekt,
Plantdieren zyn of getaktet
Dieren', maar aan my vertoonden zyzig (na een
naauwkeurig onderzoek met de befte Glazen,)
van dat Geflagt der
Fungi te zyn , die men

Schim«

C*)[lk heb daar van gefproken in myn XVIII. de of
Jaatfte
Stuk van de befchryving der Diëten, volgens hêt
Samenftel van den Ridder, bladz. 200.]
(f)
F bil. Tramm. Vol. XLV. p. 615.

A a

-ocr page 442-

VII. Schimmel {Miicor^ noemt, veelen van welken
Hoofd ivlicHELius afgebeeld en Linnjeus naauwkeurig
befchreeven heeft.

Derzelver Groeijing is zo verbaazend fchie-
lyk , dat menze, door het Mikroskoop, zelfs
kan zien in grootte toeneemen en Zaad fchie«
ten, terwyl de Waarneemer 'er naar kykt.

De Heer Needham heeft 'er ons één uitge-
jtnonllerd, die zeer aanmerkelyk is ten opzigt
van de deelen der Vrugtmaaking. Zie in de
Verhandelingen
der Societeit, Vol. LXV. Tab.
V. Fig. 3, A, a. Dit, zegt hy, kwam voort
uit een Infufie van Gekneusde Tarw (*). Ik heb
d« zelfde Soort zien voorkomen uit het Lighaam
van een doode Vlieg, 'twelk rottig was ge wor-
den door eenigen tyd te dry ven in een Glas met
Water, waar in eenige Bloemen geftaan had-
den , in de Maand Auguftus 1768 (f).
. Deeze Soort van Schimmel geeft een Klomp
uit van doorfchynende Draadige Wortelen,
waar uit holle Stammen voortkomen, die kleine
langwerpig ovaale Zaadvaten draagen, met een
opening aan den top. Hier uit kon ik, duidelyk,
zeer kleine ronde Zaadjes in groote menigte
,nbsp;zien voortkomen, met een Elaftieke kragt, en

in'tWaier rond draaijen, als of zy leefden.
Dezelven voortgaande met eenige oplettenheid

te

(*) [Zie in het'laatftgemelde Stuk van myne Natuurly-
ke Hiftjcrie , bladz. 224, en de Afbeelding aldaar by Let-
ter C, D, op Plaat CXLIII.]

(t) [By Ledehmulle» vindt men ook een DryvendEi-
landje van Paddelloeien , op een doode VIjeg gegroeid
zie het 1. Deel. van zyne
Mikroskoopijebe Fernaaklykbeden
Plaat XLIX.]

-ocr page 443-

DE rNFUSIÈ^DlERTJESi ^f^
te befchouwen, kon ik pas bekennen , dat het Vf/.
rottige Watei-, 't welk dezclquot;en omringde , vol-
Hoofem
was van de kleinlte Diertjes en dat dee.'e be-
gönnen de Zaadjes der Schimmel t t Vo:-\izel
aan te pakken, gelyk ik bevoorens waargenomen
heb, in de Proefne.mingen op de Zaaden van
het grooter Soort van Paddeiloelen, Oeeze
nieuwe beweeging hieldt de Vercooning va» d.r.
zeiver Leevendigheideenigen LVd langer i:) (t-ind,
maar kortdaar nafteegen veele Zaa.,jes to^aan
de Oppervlakte van het Water, blyvende daar
zonder beweeging en, een menig e derzeïvcn
vervolgens opkomende, vei-eenit^den zy zi^tot
kleine dunne Klompjes^ endree ven tot aan de
kant van 't Water, blyvende aldaar, geheel
onwerkzaam, zo langde Waarneeming duurde.

Alzo deeze Ontdekking veele twvfeünfren
hadc opgehelderd, welke in my üit hetleezen
van den Heer
Needhams zeer geleerde Verhan-
deling ontftaan waren, deed ik in 't zelfde Glas
verlcheide andere doode Vliegen,
waar door
dit flag van Schimmel zo geweldig
werdt voort-
geteeld, dat zulks my gelegenheid gaf om dik-
wils die zelfde Proef, tot myn volkomen ge-
noegen , te herhaalen.

Eindelyk, wat die Koraalachtige gewrichte
Lighaamen aangaat, die de Heer
Needham Roo-
zekranfen enPaarl-Halskec'.ingen noemt, dezel-
ven heb ik menigmaal zeer duidelyk gezien,
ueeze vertoonen zig niet alleen op een Infufie
van gekneusde Tarw, als die rottig wordt,
fnaar
op öe meefte andere Lighaamen , welke e^n Ly.
meng Schuim opwerpen en in een ftaat vän
Roctmg zyn. Deeze zyn, alsdan, blykbaar niet
A a 2nbsp;jjjeer

-ocr page 444-

372 Waarneemingen omtrent
VIL meer dan het allergemeenfle Schimmel {Mucor,)
Hoofd- ^vaar van de Zaaden overal in de Lugt zweef-
den , en op de gezegde Lighaamen een bekwaa-
me en Natuurlyke Groeiplaats vonden. Hier
fchieten zy haare fyne doorfchynende Takkige
Wortels nederwaards in de Vogtigheid, waar
op zy dry ven, en van het bovenfte gedeelte
des Schuims verheffen zig haare gewrichte Ko-
raalachtige Takken tot kleine Bofchachtige fi-
guurtjes. Wanneer een klein gedeelte van deeze
Takken en Zaaden gedaan is in een Druppel
van 'c zelfde rottige Water, daar de Schuim op
dryft, vatten veelen der miliioenen van kleine
Diertjes, daar het vol vanis, dezelven onmid-
delyk als Voedzel aan , en draaijen ze rond met
eene verfcheidenheid van beweegingen; gelyk
in de Proefneemingen op de Zaaden van de ge-
woone Paddeftoelen: 't zy enkel of twee of drie
Zaadjes te famengevoegd ; 't welk volmaakt
overeenftemt met de befchryving van
Need-
ham, maar blykbaarlyk zonder eenige bewee-
ging van haar eigen
, en derhalven zoxider Dier-
lyk Leven.

quot; ik ben verzekerd , dat de Waarneemingen
van dien Heer hem lang voorheen hebben doen
zien,
dat zy Plantaartig moeften zyn. Watmy
belangt, ik heb nimmer een Plantdier zyne
Takken zien uitftrekken en groeijen buiten
't
Water.

De Redeneering van den HeerNEEOHAM, be-
ken ik, is zeer fchoonfchynend en inneemende;
maar
te overnatuurkundig voor een Natuurlyke
Historie kenner. Nogthans kan ik
met nalaaten
eene der Proefneemingen by te brengen, wel-
ken
ik in't werk ftelde ingevolge zyne Ontdek-
king,

-ocr page 445-

king, dat 'er Diertjes voortgebragt werden in VII.
verfcheide Infufien, fchoon de grootfte liitte aan Hoof».
het Vogt gegeven werdt.nbsp;stüs.

Den 25 iVley 1768, wanneer de Thermome.
ter vanFahrenheicop 70 Graaden ftondt, kook-
te ik een Aardappel in Water van de Nieuwe
Rivier, tot dac dezelve Meelig geworden was.
Een gedeelte daar van deed ik,^ met een gelyke
proportie van hec kookende Vogt, in een Cy-
lindrifch Glas, iets minder dan een halve Wyn-
pint groot, en dekte het aanftonds met een Gla-
zen dekzel toe. Ten zelfden tyde fneed ik een
ongekookten Aardappel in Schyfjes, en deed ,
zo na als ik het gisfen kon, even de zelfde veel-
heid in een zelfde foort van Glas, mee de zelf-
de proporcie van Nieuw Rivier Water, niet
gekookt, en dekte hec ook met een Glazen Dek-
zel, plaaczendede heide Glazen digt by elkan-
der.

Den 26 Mey, vierentwintig Uuren daar na,
onderzogt ik een klein Droppeltje van ieder In-
fufie, met het Vergrootglas
N. i. van Wilsons
Mikroskoop, welks Brandpunts.afftand gere-
kend worde op eenvyftigftevaneen Duim. Tot
myn verwondering waren zy beiden vol Diert-
jes van een Liniaale figuur, zeer duidelyk en
roet groote fnelheid zig beweegende ; zo dat 'er
meer Deeltjes van Dierlyk dan van Plantaar-
tig leven in ieder Druppeltje fcheenen te zyn.

Deeze Proef heb ik dikwils herhaald, en al-
toos bevonden te gelukken, als men op de
Warmte der buiten-Lugc agt geeft: zo dat,
zelfs in de Winter, indien de Vogten bekwaam-
lyk warm gehouden worden, ten minfte in twee
Aa 3nbsp;of

-ocr page 446-

374- Waarneemingen omtrent
VII. of drie Dagen de Proefneeming flaagen zal («).

ïturnbsp;van den Heer Need-

^ r ' ham noemt hy óql-zq Zaad■ Diertjes (-f). Dage.
nen
du ik heb waargenomen, zyn oneindig
klei per dan weezentlyke
Zaad- Diertjes, en in
geftalte zeer verfchillende ; van welks waarheid
ieder naauwkeurig Waarneemer in 'c kort over-
tuigd zaï
zyn, wiens nicuwsgierigheidze beiden
mee elkander doet vergelyken, en ik ben ver-^
Zekerd, dat hy bekennen zal, dat zy in geenen
deele naar
dac verbaazend deel der Natuur ge-
lyken. Hoewel
fom;riige Natuurkundigen van
groüte achu'ngin Gevoelen met den Heer
Need-
ham
üvereenftemmen, twyfel ik nogtiians niet,
of, wanneer dit Onderwerp andermaal onder
handen genomtn worde en met genoegzaame op-
lettendheid behandeld, de Wereld overttiigdzal
zyn, dat zy ce haaftig zyn geweeft in hunne be-
fluiincemingen (g).

Tegenwoordig zal ik veele andere keurige
Waarne^jmingan voorbygaan, die ik gedaan heb

in

-ocr page 447-

in Proefneemingen van twee Jaaren , om te ko- Vii,
men tot verklaaring van een Aanmerking welke Hoom.
my laatftleeden January medegedeeld werdt door
den Heer
de Saüssure van Geneve, toen hy
zig hier
bevondt. Hy zeid', naamelyk, dathy
onlangs een Soort van deeze Infufie - Diertjes ge-
vonden had , welken zig vermenigvuldigen door
overdwars in twee byna gelyke deelen te fply-
ten.

ik had dikwils deeze Vertooning, in ver-
fcheide Soorten, een of twee Jaaren geleeden,
gezien ;naar 'tgene my voorkwam by het nazien
van myne Aantekeningen op het maaken van
eenige nieuwe Ontdekking; maar ik onderftel-
de altoos, dat de Diertjes zig alsdan in een ftaat
van Paaring bevonden.

Ik hoorde niet, dan na dat de Heer de Saus-
sure
dit Ryk verlaten hadt, op welke Infufie
door hem die Waarneeming was gedaan. Zyn
Vriend, Doktor
de la RocHEvan Geneve, gaf
my in 't laatft van February laatftleeden Bericht,
dat het de Infufie ware van Hennipzaad.

Zo dra ik dit had vernomen, bezorgde ik mypi_ jjyj
Hennipzaad uit verfcheide Zaadwinkels, in ver-
Fig. i.
fchillende deelen der Stad; waar van ik fommig
deed in Water van de Nieuwe Rivier; fommig
in gedeftilleerd Water en fommig in zeer hard
Pomp. Water. De uitflag was, dat 'er naar
e-
^nredigheid der Hitte van het Weder, of der
Warmte, in welke men
de Infufiënhieldt, zig
miliioenen van kleine Diertjes daar in vertoon,
den, en, eenigen tyd daarna, maakten eenige
ovaale de Vertooning, die afgebeeld is Plaat
XVL Fig. 1, 2,, c. Zy waren veel grooter dan
de, eerfte, welke nog ftand hielden: deeze wrik-
A a 4nbsp;ten

-ocr page 448-

Vrt. ten met een golvende beweeging her en der«
Hoofd- waards; draaijende zig zelf zeer fchielyk rond ,
STUK.nbsp;tj^t zy zig voorwaards bewoogen.

Ik was zeer oplettende, om deeze Diertjes zig
te zien verdeelen, en op 't laatft bemerkte ik
dat
eenige weinigen de Vertooning hadden van
Fig. i, a, door den eerften Vergrooter, ['t
Glas Nomm. i. denk ik,] van
Wilsons Mi-
kroskoop ; maar ik was door Ondervinding zo wel
overtuigd, dat zy zig verdeelen zouden, dat ik
niet wilde wagten om de werking te zien. De
volgende Afbeeldingen echter, welken ik ge-
tekend heb van vyf andere Soorten, zal dit on-
gewoone verfchynzel ten vollen ophelderen,zo
dat 'er geen zwaarigheid zal overblyven , om de
manier te begrypen van het eerfte. Zie Pi,
XVI.
Fig. 2, 3. 45 5gt; 6,

Verklaaring der Jßeeldingen,

Deeze vyf verfchillende Soorten van Infufie-
Diertjes, behoorende tot het Geflagt van
Fol-
vox
van Linnaeus (*), zyn hier zo wel in haar
volmaakte als in haar verdeelde ftaat voor 't
Oog gebragt. De Bynaamen zyn 'er bygevoegd,
om de Soorten te onderfcheiden.

„ Fig. i vertoont de Folvox emlis of 't Ey.
„ gelykönd Klootdiertje: by c en ^ komt het in

j, zy

(*) [Dit is het Geflagt der Klootdiertjes , door my
In het LXXXIIIftc Hoofdftuk van 't laatfte Stuk van dc
befchryving der Dieren in de
Natuurlyke Hißorie befchree.
ven. De laatfte Soort, bladz. l88,
Volvox dimidintus
naamd, geeft aanleiding om te denken op xodanige vcï*

-ocr page 449-

DE I N F ü S I E-D I E R T J E $. S77
5, zyne Natuurlyke gedaante voor: by a is de vn.
„ manier uitgedrukt, hoe hec twee Diertjes
„ wordt, door dwars in 't raidden van één te
„ fcheiden. Die is gevonden in de Infufie van
„ Henni}»zaad, doch het komt ook in andere
„ Dierlyke Aftrekzeis, byzonderlyk in dat van
„ Thee-Zaad, voor.

„ Fig, 2 is de Folvox Torquilla of Scheefhals,
„ By
a wordt die voorgefleld in de verdeelde
„ flaat; by è en c in de Natuurlyke. Dit is
„ aan demeefle Plant.Infuüën gemeen, zowel
,5 als 't volgende.

„ Fig. 3 is de Volvox volutans of de Roller^
„ Het Diertje is by a van een gefcheiden, en
„ twee onderfcheiden Diertjes geworden, ie-
,, der rondom zwemmende en voor zig zelf
„ zorgende. Het is dikwils de Prooy van een
„ andere Soort van dit Geflagt, inzonderheid
„ als het nog zwak is door deeze van eenfchei-
„ ding, zynde nog eenigen tyd niet zo werk-
„ zaam, eer hec coc herflelling kan komen.
„ By
c fchync hec Diertje als gekwetft of inge-
„ gedrukt en op deeze indrukking volgt, kort
„ daar na, een andere, aan de tegenoverzyde,
„ gelyk by Z», 't welk ras aanleiding tot de ver-
j, deeling geeft, By i is een zydelings en by
s, ? een Gezigt van vooren, van dit Diercje in
)gt; de natuurlyke flaat, afgebeeld.

« Pig. 4. is de Folvox Oniscus of Piffebed-Kloot-
gt;, Diertje. De Natuurlyke gedaante daar van
„ IS als by a, vertoonende hetzelve zig vol
„ kleine Haairtjes, zowel aan den Kop als aan
„ de St£art. Mee die aan den Kop maakt het
» Draaykolk in 't Water, om zyne Prooy
naar zig te trekken. De Pooten zyn mpnig,
Aa 5nbsp;„ vul.

-ocr page 450-

VIL j, vuldigenzeer zigtbaar, doch beft in een Ge-
Hoofd.; „ zigc op zyde, by d. By b wordt hec ver-
„ toond, zo als hec begint zig te verdeelen ,
„ en by
c zyn de Diertjes gereed om van elkan-
„ der te fcheiden. In deeze ftaat, a^s viel dit
„ hun zeer moeijelyk, zwommen zy in quot;t ron-
„ de en her en derwaards, met ongemeene
„ vlugheid, geweldig bewoogen tot dat zyvan
„ elkander afwaren. Dit werdt gevonden in
,, een Infufie van verfcheide foorten van Pyn«
„ boom-Takjes.

„ Fig. 5 is de Vohox Terehrella of het Boort-
„ je. Dit Diertje is een der grootften van het Ge-
„ flagt, en voor het bloote Oog zelfs zeerzigt-
„ baar. Hec beweegt zig gezwind in de lang-
„ te, en draait zig onder 't zwemmen rond,
5, even als of hec zig den Weg open boorde.
„ Twee Natuurlyke Gezigten heeft men 'er
„ van, by
a en h. De manier van deszelfs
„ verdeeling is by
c voorgefteld. Wanneer zy
„ van een gefcheiden zyn, rolt het onderfte Diert-
„ je zeer ongeregeld voort, tot dat het eenGroef
,, krygt in het bovenfte gedeelte. By
d ver-
„ toont 'er zig één dat als in onmagt legt, door
„ middel van het fap van 't Paardevoet - Gera-
„ nium, met zyne Vinnen uitgeftrekt. DicDiert-
„ je komt voor in veele Infuiiën , in 't by-
„ zonder in die van Gras of Koorn ( 1 ).

„ Fig. 6 is de Folvox vorans of Vraat. Het

„ Diert-

1nbsp; [Verfcheidene van de hier gemelde Soorten fchy.
nen eenige overeenkomft te hebben met de lnfi:fie-Diert-
jes, door wylen den Heer
Baker hier voor op PI. VIL
afgebeeld, in zonderheid deezelaaften metffe. 5. op die
Plaat.]

-ocr page 451-

DE ï N F U S I E-D I E R T J E S. 379

„ Diertje werdt gevonden in een Infufie van Vir.
„ den Tartarifchen Pynboora, Het verandert Hooro.
„ in gedaante zeer; trekkende zyne Snuit in en
„ die weder uitftrekkende, van en naar zig draai.
„ jende, in verfcheide Streeken, gelyk ver-
toond wordt bynbsp;Het opent zyne

„ Snuit onder het end, wanneer het zyne Prooy
j, gaat vatten. De minder werkzaame Diert-
„ jes, die eerft kortlings verdeeld zyn; gelyk
in
Mg. 2 by a en in fig. by a, ftrekken
„ er tot Voedzel aan, wanneer zy in de weg
„ komen: het Hokt dezelven op ftaande voet
» ^P,' men afgebeeld ziet by
b,Fig 6. By
„ ƒ kornc het voor, als gereed om van één te
„ fcheiden, en by
g is het ganfch verdeeld;
„ hebbende het agterfte van het verdeel-
„ de Diertje een Snuit of Bek gekreegen , om
„ Zig zelf van Voedzel te voorzien, en dus
„ V/orden het ras twee onderfcheiden Schep-
„ zeltjes,'nbsp;^

De evenredigheid van het getal der Diertjes,
Welkenik waargenomen heb zig op deeze ma.
nier te verdeelen, tot de overigen, is naatiw-
^yks als één tegen vyftig: zo dat het veeleer
i^'hync te ontftaan uit Stooten, welken eenige
weinigen onder zo veelen ontvangen,dan dat
net de Natuurlyke manier van vermenigvuldi-
ging zou zyn van dit flag van Diertjes. Dit blykt in-
zonderheid , wanneer wy acht geeven op het on-
emdig getal Jongen, die ons zigtbaar zyn door
üe Goorichynende Huiden van derzelver Lighaa.

in ueeze Jongen, terwyl zy zig nog in 't Li^.
haam van de Moer bevinden (*).nbsp;quot;quot;

Maar

(*) [Ziezulks ten opzigt van het gewoone Klootdieitje af-

ge-

-ocr page 452-

VII. Maar niets toont duideiyker dat zy Plantdie-
Boofd- ren zyn, dan deeze omftandigheid: dat, naame-
lyk, als by toeval het end van derzelver Lig-
haamen was opgekrompen en rimpelig gewor-
den, door gebrek van toevoer van verfch Wa-
ter, de aanvoeging van hetzelve beweeging gaf
aan hec nog leevende gedeelte van het Diertje:
hebbende dit dus mismaakte Schepzel blyven
leeven en heen en weder zwemmen, zo lang
met den
toevoer van verfch Water aangehou-
den werde.

Ik kan dit gedeelte van myne Aanmerkingen
op deeze Diertjes niet eindigen, zonder te doen
opmerken, hoe de uitmuntende
Linnäus de
Beroë in 't Geflagt van Folvox gevoegd heeft
by het Klootdiertje , een der Infufie - Schepzelt-
jes. De
Berot is een Zeediertje, op onze Kus-
ten gevonden wordende, van een Lillige door-
fchynende zelfftandigheid, en van een Eyronde
of Klootronde figuur. De middellyn van 't
zelve bedraagt een halven of geheelen Duun. Het
is, gelyk een Meloen, overlangs verdeeld met
Ribben, ieder van welken eene ry heeft van
kleine Vinnetjes, door middel van welken dit
Diertje, gelykerwys de Infufie-Diertjes, in al-
le ftreeken met groote fnelheid voort kan zwem-
men (*). Op dergelyke manier heb ik de meeften
van deeze overkleine Diertjes zig zo gezwind
zien beweegen, dat wy'er geen reden van kun-
nen

geheeld in myne Natuurlyke Hiftorie, XVIII. Stuk. Pl-
CXLIII. Fig. 2.]

(*) [Die Vinnetjes komen voor in dedeswegen zogenaam-
de
Gebaairde Beroë: zie het zelfde Stuk der Nat. Bijh
bladz. 177. 178.]

-ocr page 453-

Fl.IO/I.

-ocr page 454-

f'-is ■
1,

l-

ril

1. ï'5 ■

_____•

i ' h
i

-ocr page 455-

n€ngeeven, zonder zulk een middel door de Vli.
Natuur aan
dezelven verleend, en, dat hetzel.
ve dus beftaat, ontdekken wy duidelyk, wan-
neer deeze
Diertjes flaauw worden door gebrek
van Water: dan
zyn, met goede Glazen, deeze
Vinnetjes
zigtbaar (*).

Onlangs vond ik, louter toevallig, een ma-
nier uit, om derzelver Vinnetjes zeer duidelyk
te kunnen befchouwen ; inzonderheid in het
grootfte Soort van Diertjes, welke gemeen zyn
aan de meefte Aftrekzeis van Planten, gelyker-
wys de
Terebrella of het Borotje, te vooren ge-
meld. Dit heefc een langwerpig Lighaam, mee
een holligheid of Groef aan 't eene end, gelyk
een Avegaar. Door een klein Steeltje van hec
Paardevoet - Geranium uf
Geranium Zonale van
LiNNiEUs, verfch afgetrokken , aan een Drup-
peltje Water, waar in deeze Diertjes zwemmen-
de zyn, te houden, zal men bevinden, dat zy
aanftonds loom worden, zig famentrekkende in
een langwerpig ovaale gedaante, met de Vin-
nen als zoveeleBorftelsin de rondte uitgeftrekt;
zynde dezelven byna zo lang als hunne halve
middellyn in 't midden van hun Lighaam. [Men
zie zulks by Letter
d, in Fig, 5, op de Plaat,]
Voor dat ik dit Middel ontdekte, tragtte ik ze
te dooden door verfcheide Soorten van Zouten
en Geeften, maar fchoon zyhier door om 't Le-
ven raakten, waren hunne Vinnen zo famenge-
trokken, dat ik die in 't allerminfte niet on-
derfcheiden kon. Na in deze ftaac van vadzig-

heid

C) [Inzonderheid kan men dit Waarneemen doormid-
del van het Zonne Mikroskoop: zie de Aant. bladz. 75,
16, hier voor.]

-ocr page 456-

Hoofd-nbsp;of drie Minuuten gelegen te hebben ^

-z^^^en zy wanneer 'er een Druppeltje zuiver Wa-
ter wordt bygedaan, hunne gedaante weder aan-
neemen, en aan't zwemmen gaan, waar door
hunne Vinnetjes wederom onzigtbaar worden.
Zie de Afbeelding van dit Diertje, in zyne ver-
fchillende gedaanten, in de gezegde fik. -i.oD
Plaat XVI.nbsp;^ ^ s F

viii. hoofdstuk.

De Ontdekkingmn Onfmeltbaare Zouten in
een
rottend Aftrekzei van Hennip-
zaad
in Water, door den zelfden
HeerEhhis, als boven (*).

Ik kome nu tot een zonderlinge eigenfchap
door my ontdekt in Hennipzaad, om, naame.
lyk, een
onfmeltbaar Zout voort te brengen,
wanneer het eenigen tyd in Water is getrokken
geweeft, en, alzo men weet dat Hennipzaad een
kragtig Geneesmiddel in fommige byzondere Ge-
vallen is, mogen deeze Proefneemingen een
naauwkeuriger onderzoek vorderen van de Hoog-
leeraars der (i^neeskunde , dat milfehien zou
kunnen ftrekken ten nutte van het Menfchdom.

I. Pr oef neeming.

Den 25 February deezes Jaars, deed ik een
half Once of Loot Hennipzaad in omtrent tviree
Oneen Water van de Nieuwe Rivier, in een

Flefch-

(*) Pbilof TrmsaSi. Vol. LIX. for the jaar 1769. p.
144. enz.

-ocr page 457-

Flesfchje, dat ik digt toedekte met Papier, op virr.
dat 'er geen Stof in komen zoude. Omtrent
Hoofo-
den 25 Maart was het zeer rottig geworden ,
hebbende een lymerig Schuim opgeworpen. De
Thermometer van Fahrenheit tekende binnens
Huis, geduurende deezen tyd, van omtrent44.
tot 52 Graaden. Dit Schuim onderzoekende
met een gemeen Vergrootglas, van ongevaar
een Duim Brandpunt, ontdekte ik dat hetzel-
ve vol ware van Zouten van een regelmaatige
figuur, welke op de Oppervlakte lagen,zynde
eenigen vierkant, anderen langwerpig.

Iets van dit Schuim op een Glazen Plaatje
gedaan hebbende, plaatfte ik hetzelve in hecEn-
kelde of
Wilsons Mikroskoop , gebruikende
het Glas Nomm. 4, van
't zelve. Dit vertoon-
de de Kryftallen, die in
Fig i, op Plaat XVII,Pl. XVII.
afgebeeld zyn: maar, alzo de roering van het^^S- i-
Schuim de eigentlyke figuur der Zouten ver-
duifterd hadt, nam ik een Haairpenfeeltje, in
zuiver Rivier-Water gedoopt, en fcheidde de-
zelven van het Slym, waar mede zy befmeerd
waren: doch, niettegenftaandedeeze byvoeging
van Water, hadden derzelver figuuren niet het al-
lerminfte daar doorgeleeden, en hunne kanten
waren even fcherp, ja eer wat fcherper dan te
Vooren, bepaald. Ook waren de millioenen
vanzeer kleine Diertjes, die over deeze Zouten
en rondom dezelven zwommen, in geenen dee-
Ie daar door aangedaan (*).

Ver-

(*) r)e Heer Needham merkt in zyn keflrig Vertoo®
voorgemeld,
p. aan, dat Zout deeze Diertjes ver-
nielt. Dit geloof ik is zeer waar ten opzigt van de
ge-
woone Soortea van Zout, en maakt de natuur vao dit te-
geswootdige nog zonderlinger.

-ocr page 458-

VIII. Verder nam ik waar, dat de Kryftallen, diö
Hoofd- zig vertoonden, eerft in Grootte toenamen, en
begonnen hunne gedaanten te veranderen. Vee-
len def Kryftallen, by voorbeeld, waren, te-
gen 'c end van April, onder de overigen , van
hgcjur als die in de linie Van
Fig. 2. Omtrent
den 5 Mey vertoonden veelen zig als in die van
Fig 3; en omtrent den aoften van die Maand,
waren veelen van gedaante als in die van
Fig,
4: vertoonende zig, diescyds, onder dezelven
de meefte verft:heidenheid.

Eenige verftandige Mannen, welken ik dee*
ze Ontdekking medegedeeld had, hebben my
tegengeworpen, dat deeze Zouten konden oir-
fpronglyk zyn van iets in het Water, waarvan
ik gebruik gemaakt had; 't welk, famengevoegd
met de Olie van Hennipzaad, deeze Vertoo-
ning mogt voortbrengen. Om zulks te weder-
leggen , dient deeze

a. Proefneeming.

Ik bepraatte myn Vriend,den Heer P. Woulfej
Lid van de Koninglyke Societeit, om my van ee-
nig Water te voorzien, dat ten zorgvuldigfte, zeet
langzaam , overgehaald
ware , en ten zelf.
den tyde bezorgde ik my Hennipzaad uit een
ander gedeelte der Stad. Den 30 April deedik
een Once van dit Hennipzaad by omtrent vier
Oneen van dit gedeftilleerdeWater, in eenCy.
lindrifch Glas; dat ik zorgvuldig met een Gla-
zen Dekzel floot. Den 12 Mey het Schuim on-
derzoekende, bevond ik het meer doorfchynen-
de, maar vol van Kryftallen der Zouten, gelyk
dezelven in
Fig. 6 zyn afgebeeld. Iets van he

eers

STVK

-ocr page 459-

Ö n s m e l t b a a r e Z o u t e n. 38j

eerfte Hennipzaad, in 'c zelfde Water gedaan
bragt ook veel Zout voort, maar'c gene niet zo'
regelmaatig van figuur was. Deeze Kryftallen
waren, door
eenige oorzaak my onbekend, na
hunne vorming aan de enden onregelmaatig af-
gebroken, zie
Fig. 7. Nogthans waren in dee-
ze infufie ook veelen van de oorfpronglyke ge-
figureerde
Zout - Zaaden, welken Fig, 5 vertoont^

3. Proefneemingi

Ik bcfloot eens te onderzoeken, welké uit-
werking het harde Pompwater van
Grays - Inn,
na dat het een Maand lang droog Weder was
geweeft, op het Hennipzaad in Infufie zou heb-
ben ; inzonderheid dewyl ik door Ondervinding
wift,
dat dit Water een groote veelheid inhield
van eene Kalkachtige Aarde. Dienvolgens deed
ik, den 5Mey, een Once van het Hennipzaad
dat ik het laatfte had bekomen, in vier Oneen
van
dat Pompwater, en den i7Mey wierd ik de
Kryftallen gewaar, welken, in hetMikroskoop
geftoken, met hetzelfde Vergroot-glas de
Vertooning uitleverden van
Fig, 8.

De Kryftallen van deeze Infufie fcheenen groo-
ter en platter, en iets verfchillende in figuur ;
maar het Slym onderzoekende, dat zig op den
bodem van quot;het Glas, om en by de Zaaden be-
vondt, kwam my een oneindig getal Kryftallen
voor van de gedaante, als die ik
Zaad.Kryftal-
len genoemd
heb; welken insgelyks gevonden
werden in het Slym van de Infufie met Water
van de Nieuwe Rivier, en van die met gedeftil-
leerd Water, om en by hec Zaad.

Ik moet verder aanmerken, dat de Kalkach-

Bbnbsp;'' ■

il.

-ocr page 460-

vin. tige Aarde in groote overvloed onder het Schuini
Hoofd- yan 't Pompwater dreef, zo dra de Verrotting
was gevorderd: terwyl die zig geenzins voordeedt
op de Oppervlakte van hec gedeftilleerde en
naauwlyks te zien was op die van het Rivier-
Water.

De Korreltjes Zout, in deeze Proefneemingen
voortgebragt, hadden ongevaar de grootte van
hec fynfte Tafel - Zout, en waren,droog zynde,
van eene bleek geelachtige kleur.

Verklaaring der Afbeeldingen van PI. XVII.

Fig. I fteltde Vertooning der Zouten van Hen-
nipzaad voor, na dat de Infufie van hetzelve
in JNieuwe Rivier Water een Maand geftaan
hadt en dus rottig was geworden.
Fig. 2 wyft aan, hoe dat dezelven , omtrent
een Maand daarna, zigopdeeden, in dezelf-
de Infufie.

Fig. 3 de Vertooning derzelven na een verloop

van nog tien Dagen.
Fig. 4 hoe menze, nog vyftien Dagen laater,
de figuur zag hebben van gefleepen Diaman-
ten.

Fig. 5. Deeze heb ik genoemd Zout .Zaaden ;
alzo men zulke kleine Figuuren ziet in de
meefte Aftrekzeis , op verfchillende tyden
ontftaande en deeze gedaanten voorftellende,
wanneer zy zig eerft duidelyk openbaaren.
Ftg. 6 vertoont de Zouten van Hennipzaad in
gedeftilleerd Water, 't welk had ftaan
trek-
ken
van den 30 April tot den 12 Mey.
Fig. 7 ftelt de gedaante der Zouten voor, wan-
neer de
Rotting derzelver deelen Plaatswyze

hadt

-ocr page 461- -ocr page 462-

hquot; „ i

Ir t'

III •

-ocr page 463-

hadt begonnen van een te fcheiden, in het Vlii.
gedeÖilleerde Water.
nbsp;Hoofd^

Figi 8 zyn de figuuren der Zouten, die voort-
kwamen uit Hennipzaad, dat omtrent twaalf
Dagen geftaan hadt in hard Pompwater.

Byvoegzel.

Sedert vond ik het zelfde flag van Kryftallen
in een Infufie van Vlafch-Zaad in Nieuwe Ri-
vier Water, als oOk in die van Tarw, waar op
men kookend heet Water gegooten hadt: maar
de Kryftallen waren weiniger in getal en ver-
toonden zig zo fchielyk niet van het Vlafch-
Zaad als van het Hennip - Zaad. Ook gelukt die
Proefneeming met Tarwe , welke in kookend
Water geftaan heeft, niet altoos.

Ik heb insgelyks Zouten , welke aan die van
't Hennipzaad niet ongelyk waren, gevonden in
Infufiën van verfcheide eetbaare Zaaden, en Graa-
nen uit Ooftindie; gelyk van Lupinen, Turkfche
Boonen , Wikken, Geerft, Guineefch Koorn,
enhetSefamum of Olie-Zaad; maar heclaatfle
gaf een veel grooter veelheid van Zout en in een
korter tyd, dan eenig der overigen.

De Zouten, van deeze verfchillende zelfftan-
digheden, waren ook niet ontbindbaar, als men
'er zuiver Water by deedt: maar, door de In-
fufiën eenige Weeken langer te laaten rotten ,
namen zy , by trappen, onregelraaatige gedaan-
ten aan en verdweenen. Ik moet dan befluiren
met deeze Vraag. Zyn dit niet de Olieach-
tige deelen der Pl^ntgewaflen, die in het Schuim,
pp de Oppervlakte der Infufie, dry ven, sekrv-
ftallizeerd?nbsp;^ ^

Bb anbsp;iX

-ocr page 464-

38S Aanmerkingen omtrïnt
IX. HOOFDSTUK.

JarimerUngen over iet verfchil der Waarneemïn-
genvan di Heeren Leeuwenhoek en Buffon,
ten opzigt van deZ^zMïQxtjts'., uit eigen Waarnse-
mingen met de
belle Vergrootglazen en be-
liwaamfte Mikroskoopen
opgehelderd , door
wylen den Heer Ledermuller (*).

In 't jaar i75.6vqddc de Heer Ledermuller
naderhand beroemd • geworden door zy-
ne
Mikroskoepifcbe Vermaakiykheden, welke in
vier Deelen, op 174 gekleurde Plaaten, een
menigte van nieuwe Waarneemingen, door
fterke Vergroocing, opallerley Voorwerpen
van de Natuur, behelzen: zyn Ed., zeg ik,
vondt goed, Briefswyze eea Werkje uit te
„ geeven over het gedagte Onderwerp. De In-
' leiding van dat Werkje, waar van ik den In-
houd' alhier mededeel, byna alleenlyk gaan-
de
over de verbaazende kleinheid der Mikros-

IX.

Hoofd-

STüK.

M
3gt;
Jj
ii
5j
Jgt;
3)
5gt;

„ koop-

TDeeze Aanmerkingen , hoewel reeds eenige Jaaren
oud, vond ik dienftig hier agter
te voegen; om d^ zy
de Tegenwerpingen van dien zo beruchten Franfchen Heer
DE Büffon, op de Waarneemingen van den vermaarden
ÏÏeuwenho«, door nieuwe Waarneemmgen van een
zeer kundig Heer, oogfchynlyk wederleggen en dus detwy-
fplin
^en wesens het beftaan der Zaaddiertjes, ineene by-
SS en'van Hf Infufie .Diertjes of fejer Vogten
vSülende Geftalte, waar van
ik in het LDeels i stuk
™r Natuurl'jke Hiflorie, bladz. 279 en vervolgens ge-
doken heb, wegneemen.
De Waarneemingen van Leeu-
wenhoek
omtrent deeze Diertjes zyn in 't xvi- Hoofd
ftuk van dit Werk, hier voor, omftandig voorgefteld en
wetAfbeeidinamp;en opgehelderd.]

-ocr page 465-

D E Z A A D.D I E R T.J E S. 389
„ koop. Diertjès ende groote Wysheid van den ix.
„ Schepper, die daar in doorbhnkc, als vanBA-^Jf^/

„ KER en anderen genoegzaam verhandeld zyn-
„ de, overftappende, begin ik met de zésde ßlad-
„ zyde, daar hy zegt.quot;

Zodanige Aanmerkingen, die ik alleen om
zekerer Perfoonen wille, door wien de Natuur,
kunde of Natuurlyke Hidorie voor eene Ket.
terye, ja zelfs voor Ongodiftery uitgemaakt
wordt, hier tot een Inleiding heb gebruikt, zou.
den my van myn Oogmerk afhouden. Ik wil
veeleer UW Ed. berichten, hoemy onlangs van
den Heer Hofraad en Lyf-Medicus
Trew, my.
nen hoogft genegen Begunftiger, de Werken
van den geleerden Franlchen Heer
de Buffon
werden medegedeeld; onder welken ik, in 'c
byzonder, dat gene, 't welk den Tytel voert
van
Hiftoire Generale Naturelle 6f Particuliere,
avec hdefcrlption du Cabinet du Roiamp;c.
met veel
vermaak gelezen heb.

't Zy verre van my, dat ik het minfte tegen
dit groote en fchoone Werk van deezen gron-
dig geleerden Heer Autheur zou willen inbren.
gen. Men mogt denken, dat ik boven mya
kragten gegaan ware, wanneer ik wilde onder,
neemen , daar over oordeel te vellen, Onder
hec affchuwlyk masker van een IConftrechtec zal
ik nooit op het tooneel der Wereld treeden ,
om Vrinden en Vyanden een haatelyk voor-
werp te zyn j offchoon ik alle daartoe behooren-
de Wysheid bezitten mogte. Ik vergrani my
veeleer op alle die laage Geeften, welke zig in
de Wereld groot en beroemd willen maaken,
door andere meer beroemde geleerde en groo-
te Mannen, wier ;Schoeriem te ontbinden zy
Bb 3nbsp;dik»

-ocr page 466-

s90 Aanmerkingen omtrent
IX. dikwils niet waardig zyn, met hun boosaar-
Hquot;ofd tig Spog te gaan befmetten. Ondertuflchen zal
het my niettemin geoorlofd zyn, maar een
ee-
nig
Artikel aan te roeren; omtrent het welke
ik my verbeeld een gegrond onderzoek werk-
heilig gemaakt te hebben, en tevens, uit on-
dervinding en overtuiging te oordeelen van een
StolFe, die eenigermaate tot myn Onderwerp
behoort,' naamelyk de betrachting der Natuur
in myne ledige Uuren. Eer dat ik, echter, my-
ne gedagten
Vpor UEd. openlegge , moet ik
vooraf de eigen woorden van den Heer Buffon,
die my eenigen aanftoot hebben veroorzaakt,
hier byvoegen. In de Amfterdamfche Uitgaa-
ve, in 't VI. Hoofdftuk van het Tweede
Deel,
fpreekt die Heer op de volgende manier van de
Voortteeling.

Menfchen, die niet zeer bedreeven zyn in
,, 't gebruik van Mikroskoopen, zullen goed-
„ vinden, dat ik hier eenige Aanmerkingen
„ voorftelle, welke hun dienftig zullen zyn,
„ wanneer zy deeze Proefneemingen herhaalen
„ willen of nieuwen in 't wei k ftellen. Men
„ moec de dubbelde Mikroskoopen, in welken
„ men de Voorwerpen van boven n^ar beneden
,, befchouwt, verkiezen boven de enkelde en
„ dubbelde, daar men de Voorwerpen tegen
„ het Licht van den Dag en waterpas in waar-
„ neemt.quot;

„ Deeze dubbelde Mikroskoopen hebben een
„ platten of holronden Spiegel, die de Voor-
„ werpen van onderen verlicht. Men moet zig
„ inzonderheid van den holronden Spiegel be-
„ dienen, als men waarneemt met de fterkft
O vergrootende Glaasjes.

'nbsp;Leeu.

stuk.

-ocr page 467-

de Z a a d.D i e r t j e s. s?!

,, Leeuwenhoek , die zonder tegenfpraaii de ix.
„ grootfte enonvermoeidfte gewcelt is van alle
„ Waarneemers met het Mikroskoop, hcefc'er
„ zig nogthans niet van bediend. Is dit zo,ge-
„ lyk de Tytelplaat van zyn Werk fchynt te
„ kennen te geeven, dan heeft hy een onbe-
„ grypejyke aanhoudendheid en lydzaamheid
„ noodig gehad, om zig zo weinig te bedrie-
„ gen, als hy gedaan heeft omtrent de byna
„ oneindige veelheid van zaaken, die doorhem
„ op een zo ongunftige manier waargenomen
„ zyn. Hy heeft aan de Societeit van Londen
„ alle deeze Mikroskoopen gelegateerd, en de^
„ Heer
Needham heeft my verzekerd , dat het
„ belle daar van zo veel uitwerking niet doet,
„ als het iterkft Vergrootend Glaasje van hec
,, Mikroskoop daar ik my van bedien, en waar
„ mede ik alle myne Waarneemingen gedaan
,, heb. Dit zo zynde, is hec noodzaakelyk op te
„ merken, dat het grootfte deel der Tekeningen,
„ welken
Leeuwenhoek aan 't licht gegeven
„ heeft van Mikroskoopifche Voorwerpen, en
,, vooral die der Zaaddiertjes, dezelven veel
„ grooter en langer vertoonen, dan hy dezel-
5, ven weezentlyk heeft gezien: 'c welk gele-
„ genheid moet geeven tot misvattingen, quot;enz.

Dusverre de Heer JBüffon, en deeze woor-
den gaven my aanleiding om de Waarneemingen
van
dien Heer zelf nader te onderzoeken, en
het zekere van het onzekere te onderfcheiden.
]k heb ook deeze Proefneeming geheel anders
bevonden dan zynEd.en UEd. zal het my mis.
fchien kwaalyk neemen, dat ik my verftout,
eenen zo grooten Geleerden tegen te fpreeken.
Doch, na het doorleezen deezer Bladen, zult
Bb 4nbsp;Gy,

-ocr page 468-

IX. Gy, mooglyk, my zo veel te meer toevallen,
Hoofd- als de waarheid myner Gronddellingen U dui-
deJyker in de Oogen ftraalen zal.

Myn oogmerk is hier geenszins, te onderzoen
ken, of de Heeren
Neeöham en Buffon op
beftendige Gronden de Leeuwenhoekfe Mi-
kroskoopen verworpen hebben ? Misfchien zou
men een vuile Bron vinden, wanneer men naaf
den oirfprong van deeze verachting wilde zoe-
ken. En waarom toontdoch de Heer
Buffon,
zelfs in deeze weinige Regels, een zo groote
onzekerheid van zyn eigene berisping ? De woor-
den 20 x^We heeft hy tweemaal , en
het fchynt
eens gebruikt; welke beide uitdrukkingen eenige
twyfeling en onzekerheid te kennen geeven.
Doch dat de van
Leeuwenhoek en anderen ,
ook van den Heer
Buffon zelf befchreevene
Zaaddiertjes, inderdaad leevende met Staarten
voorziene Schepzeltjes en geene levenlooze Mo-
naden of Molecule zyn: ( wilt doch niet lachen
over deeze nieuw uitgevondene Konftwoorden,
welke ons altoos zo geleerd zyn voorgekomen :)
zulks beruft op de door dagelykfe Ondervinding
en_veele aanzienlykegetuigen beveftigde Waar^
heid, welke een gezond, en metdenoodige Gla-
zen voorzien Oog, nooit kan noch zal tegen-
fpreeken. Gy zelf zyt een beftendig Getuige
van aeeze volftrekte en onwederfpreekelyke
Waarheid, zonder dat ik van veele andere
waarde Vrinden en voprnaame begunftigers be-
hoor gewag te maaken.

Ik behoeve flegts, uit myne lieffte Vrinden,
onzen bekwaamenen bekenden Heer
Seligmann,
die tot uitbreiding der Natuurkunde zo veel moei-
te hefteed heeft, aan te haaien, als welke op my»

Stu-

-ocr page 469-

Studeerkamer, benevens veele anderen, ook dee- ix.
ze Waarneeming gezien en dezelve in zyn Hoofd-
eigen Huis herhaald en het dikwils dus waarge-
nomen heeft.

In de hier nevens gevoegde Tekening, enp,. xvin,
wel in
Fig. i en 2, Plaat XVIII, vindt ÜEd.f«-1.
deeze kleine Schepzeltjes zodanig, als ik de-
zelven door de befte Engelfche Glazen heb kun-
nen befchouwen. Grooter kon ik ze nooit zien,
dan
Fig. i aanwyft, en dus heb ik ze door een
Êngelfch Glas van IVIonfr.
Cuff in Londen,
dat met Nomm. i getekend was, gezien. Der»
halven moet ik daar in den Heer
Buffon toe-
vallen, dat de Heer
Leeuwenhoek zyne Af-
beeldingen veel te groot in 't Koper heefc doen
brengen, gelyk
13, op Plaat XX, naar
bet Leeuwenhoekfe Origineel getrouwelyk ge-
tekend, opregtelyk hier bygevoegd is. Want,
alzo ik my kan vleijen, met de befte Engelfche
Glazen voorzien te zyn, en myn Glas Nomm.
i in middellyn
180 maal, en in Oppervlakte
35500 maal vergroot; 'twelkik tot deeze Waar.
neeminggebruikt heb, en datnogthans deZaad-
diertjes niet grooter dan
Fig. i en 2 deedt ver-
fchynen: zo kan ik zeer ligt befluiten en geloo-
ven , dat de Tekening van
Leeuwenhoek al te
groot is uitgevallen; alzo hy, tot zyne Waar-
neemingen, volgens het Berigt van den Heer
Needham , geenzins de befte Glazen gehad heeft:
hoewel op gezegde manier de Heer
Buffon , in
dit voorgeeven in 't algemeen, een zeer groote
onzekerheid en partydigheid heeft laaten bly-
ken.

De laacftgemelde heeft, daarentegen, het ge-
ne de Heer
Leeuwenhoek te groot getekend
Bb 5nbsp;hadt,

-ocr page 470-

394 Aanmerkingen omtrent
ix.
hadt, niet alleen te klein, maar ook tegen de
Hoofd, jg ^^^^^ Geftalce, aan 't licht gebragt en de
onfchuldige Zaaddiertjes dat deel hunner Lig-
haarapjes geheel ontnomen,
't welk Leeuwen-
hoek
hun, milTchien uit een onfchuldig oog-
merk, flegts wat te groot hadt gegeven. Hier
fteliknu degeleerdfl;e Natuurkundigen de Vraag
voor; wie, van deeze beide anders zo groote
Natuur - onderzoekers , de grootfl:e geleerde
Zonde in dit opzigt begaan hebhe?

Wat de overige Figuuren van den HeerBuF-
fon betreft, volgens welken hy de zogenaam-
de Klompjes
(Molecula) als uit knobbelige Tak-
ken en Snoeren heeft zien voortkomen, kan ik
opregt verzekeren, dac my daar van niet hec
minfl:e in 't Gezigc gekomen is: nietcegenftaan.
de ik my, behalve myn gewoon, ook van dat
Mikroskoop bediend heb, 't welk die Heer ie-
der een wil aanraaden te gebruiken.
pl.xvlii. ik kan derhalve niet zeggen, of de Afbeel-
Fig.s, 4.dingen van Buffon echt zyn dan niet: want
5» ö- noch UEd. noch ik, noch myne overige Vrin-
den, hebben dezelven zodanig kunnen waar-
neemen , als hy ze in
Fig. 3, 4, 5, 6. heeft
voorgefteld. Ik heb veeleer myn Zaaddiert-
jes in dier voegen , als ik dezelven opregt afge-
tekend heb in
Fig. i en z, in de eerfte opflag
altoos waargenotnen. Hunne beweeging was ,
zo dra ik ze op het Plaatje en dan onder het
Mikroskoop gebragt had, zeer gezwind. Hun-
ne Geftalce kv/ara niet eerft zodanig voor, als
cf zy van het Buffonifche opgegeven Vogt hun-
ne Lighaampjes vooraf moeften los maaken.
Neen! Zy waren reeds geformeerd en met
Staartjes voorzien, op 't eerfte oogenblik, dat

ik

-ocr page 471-

de Z a a d-D i e r t j e s. 395

ik myn Oog naar hun door het Glas richtte. Zy IX.
maakten ook geene zulke byzondere beweeging
van de eene zyde naar de andere, om zig los
te worftelen , maar zwommen , gelyk de
Donderpaddetjes, vlug en frifch naar alle kan-
ten, in verfcheide wendingen en ftreeken.
Haare Staartjes bewoogen zy gelyk de jonge
Kikvorfchen, welke eerft uitgekomen zyn, en
men kon zeer duidelyk zien, dat dit Staartje en
het Lighaam by een behoorden, en niet waren
aangehecht of aangekleefd, zynde beiden ge-
heel doorfchynende.

Hier tegen nam ik zeer d^iidelyk waar, dat,PI.XIX.
wanneer de Vogtigheid begon uit te droogen of^'^-
dik te worden, myne Diertjes als dan eerll die
beweeging maakten, welke de Heer
Buffon in
Fig. 7 voorftelt en befchryft, om zig van de
'kleverige
Masfa, welke hunne Staartjes als aan-
gelymd hieldt, te bevryden. En by deeze be-
weeging wierd ik aan dezelven gewaar, dat zy
alle moeite en geweld gebruikten, om zig we- .
der los te rukken.

Om , nu, niy dienaangaande te verzekeren ,
nam ik, met een fyn fchoon Penfeeltje, wat
laauw Water, en verdunde daar mede deeze wat
verdroogde Stoffe op nieuws. Onmiddelykdaar
nazag ik myne Zaaddiertjes, wederom , met
hunne Staartjes frifch en vlug heen en weder
zwemmen en allerley beweegingen maaken ; doch
deeze geheele Waarneeming duurde
geen Kwar-
tier van een Uur.

Dit bewoog my te gelooven, dat het Sper-
ma,
't welke de Heer Buffon onderzogt hadt,
reeds te koud en te Lymerig moet geweeft zyn,
pf eenig ander gebrek gehad hebben j zo men

an-

-ocr page 472-

3^(5 AANMER KINGEN OMTRENT
IX.
anders den geheelen fchu.d niet aan de Glazen
toe zal fchryven; weshalve ik ook hier over
■ myne gedagten wil mededee|en: misfchien zyn
ze niec getieel te verwerpen.

De Heer Buffon zelf geeft my aanleiding ora
te gelooven, dat hynog'quot;niet hec befte Mikros-
koop zal gehad hebben, offchoon hy zulks de
Wereld wys maaken wil. Hyzegt: Men moet
„ de dubbelde Mikroskoopen, in welken men
j, de Voorwerpen van boven naar beneden be-
„ fchouwc, verkiezen boven de enkelde en dub-
„ beld^, daar men de Voorwerpen tegen 't Licht
„ van den Dag en waterpas in waarneemt,''
enz. Het verdere vindt men hier voor.

Onderzoekt men nu deeze Soort van Vergroot-

f lazen, zo heeft het wel aan den eenen kant de
leer
Buffon regt, doch aan den anderen lyden
zyne woorden nog eene betere verklaaring.

Is dat Mikroskoop , 't welk zyn lid. bovenin
het Vig nee heeft laaten graveeren, dat gene
geweeft, 't welk door hem tot onderzoek der
Zaaddiertjes is gebruikt, dan heeft hy ook nooit
Staarten aan deeze kleine Diertjes kuimen zien.
PI. XX. Zyn Glas, naamelyk, was niet in ftaat om dezeU
Fig. 14. ven zigtbaar te maaken. Het onderfcheid der uiter-
]yke natuurlyke grootte, tuflchen onze Glazen of
Lensjes, ftaat als i tot 50, of volgens de waa-
re Vermogens als volgt. Myn Geerftkoorn-
Glaasje 14,'t welke in middellyn meer dan
80 maal, en in Oppervlakte over de 3500maal
meer vergroot dan het Buffonfche van Let-
ter

(♦)[ Hier beeft de Heer Ledermuller iSo maal: doch,
dewyl de Vergrooting in Oppervlakte het vierkant is van
die in middellyn, 't welk eigentlyk 32400 zou bedraagen ,

heb

-ocr page 473-

de Z a a d-D i e r t j e s. 397

ter fl, kan in de Pyp van hat Buffonfche famenge-
Uelde Mikroskoop geheel met gefchroefd wor-
den Ik heb
ook een dergelyk Compoßtum, dat
weezentlyk ongemeen vergroot, en my de^m-
malculajpermaticaQvenzo, als die Heer dezel-
ven heeft afgetekend, naamlyk als zwemmen-
mende Graantjes of
Mokculcs, deedt zien; doch
Staarten kon ik 'er niet aan bekennen. Ik
moeft my derhalve van een beter bedienen, en
sam juift dat zelfde, 't welk
Buffon verwerpt*
en waar mede men anders de Voorwerpen ge-
woon is horizontaal en tegen 't Licht waar te
neemen: doch ik gebruikte het. op eene geheel
andere manier, ik wift zeer wel, wanneer ik
het Zaadvogt wilde op liet Glas en dan met het
Mikroskoop tegen 't Licht brengen en houden,
dat my hetzelve afloopenen een onzekere Waar-
neeming maaken zou: maar, om
dit Ongemak
te voorkomen, liet
ik my een zeer bekwaam
klein Stelletje, dat nog geen Voet hoog was,
jnaaken, waar aan ik myn Mikroskoop fchroef-
de,
ftellehde daar onder een goeden holronden
Spiegel tot verlichting, even als men m't groote

famengeftelde Mikroskoop gebruikt (tgt;

heb ik 'er, in overeenkomft met het voegende, de voorfte

Letter ('t welk my ook waarfchyolyker voorkomt,) afge-
fneeden. Evenwel kan ik het nog niet begrypen.]

(t) [Van dat Mikroskoop, als door Buffon ge-
bruikt, eeeftde Heer
Ledermuller eenAfbee dm^
welke ik, om dat hetzelve van den zelfden aart is als het
Spiegel-Mikroskoop, van PI. Hl in dit Werk, en byna
volmaakt in Tekening over een komt met het Stam-Mi-
kroskoop van
Cuff, Sp Plaat XVI, in het volgende Deei
deezes Werks, het
Nuttig gebruik vatt 't Mikroskoop ge-
naamd , door den Heer
Baker afgebeeld, Diec noodig
heb geoordeeld hier in te voegen. J

IX.

Hoofd-

sïuk.

-ocr page 474-

H?oVn.,nbsp;Stelletje, in Fig. i6 afgebeeld^

stuk.nbsp;gemak, dat men 'er ook andere Hand-

ot Zak.Mikroskoopen kan aanfchroeven, ten
PI. KXI.einde te onderzoeken, welk het befte zy Dus
. heb Ik 'er fomtyds een Engelfch Mikroskoop ,
van den Heer Cu
ff te Londen, aangevoeld
en Waarneemingen daar mede gedaan

Op 't myne kan ik alle Glazen, van dé minfte
tot de allerfterkfte Vergrooting , dat is van
iNomm. 7 tot
o, Ichroeven, en myn Voor-
werp
tot een Haair nader of verder van het Oo?
brengen,
zo als ik wil. De Spiegel verlicht
myn Voorwerp van onderen volkomen: ook
legt het vloeibaare op het Glas onbewoogen en
gelyk, in eene horizontaaleeffene Vlakte;zon-
der dat het eenige fchudding ondergaat, en ik
ben verzekerd, dat men niet ligt een betrouwe-
lyker Mikroskoop zal kunnen toonen, om door-
fchynende Lighaamen tot de fterkfte Vergroo-
ting te brengen, en zo gemakkelyk te befchou-
wen , dan dit eigenfte, waar door ik myne Waar-
neemingen in 't werk gefteld heb.

'tGeen, voor 't overige, de Heer Buffon
omtrent de gebreken der Glazen gemeld heeft
■ zal ik korte yk beantwoorden.

Het is maar al te waar , dat fomtyds de bes-
te Glazen ftreepjes. Blaasjes of kleine naauw-
lyks gewaarwordelyke Scheurtjes hebben, wel-
ke men door een Vergrootglas zeer gemak-
kelyk in de Lensjes kan vinden. Doch daar uit
volgt op verre naa niet, dat, wanneer men met
een zodanig Glas de Zaaddiertjes befchouwd en
Staartjes daar aan gezien heeft, dezelven alte-
maal, (gelyk het Gevoelen is van den HeerBür-
FON,) van zulke Scheurtjes in 't Glas zoudea

voort-

-ocr page 475-

voortkomen. Een eenig fyn Spleetje in een ix.
Vergrootglaasje kan geen ettelyke honderd
ofHioru.
duizend ingebeelde Streepjes doen verfchynen.
Iets anders zou het zyn, indien hec een Verme-
nigvuldig - Glas ware; doch daar fpreeken wy
niet van, gelyk ieder, zelfs die maar weinig
in de Gezigtkunde bedreeven is, ligt begrypt.

Insgelyks komt het my onbegrypelyk'voor, dat
de Heer
Buffon , zo lang agtereen, met zyn
Liquidum Spermaticum Waarneemingen kan doen.

Ik laat het ten vollen aan de beneesheern
over, de natuur en eigenfchappenvan ditGees-
tigeen vlugge Vogt te befchry ven; als het wel-
ke de drukking der uitwendige Lugt, naar myn
gering inzien , flegts een korten tyd kan uitftaan.
Ik zelf kan uit Ondervinding melden, dat het
Sperma, hoe warm ik het ook gehouden heb,
my, niet langer dan twee Uur'en , levendige
Schepzels heefc laaten zien. Wilde ik het lan-
ger gebruiken, dankwamenmy zodanige
Mole-
cula
m 't gezigt, als deHeer Buffon heeft af-p,
geheeld; zie onze
18. Doch, dat waren Fig ïs.
Globuli, (loutere Korreltjes,) gelyk ik ook in het
Bloed waargenomen heb, die van de eerfl:emet
Staarten voorziene Zaaddiertjes, zo wel ten
aanzien van hunne beweeging , als van hunne
Geftalte, grootelyks verfchilden. Niettemin
zegt de Heer
Buffon, dat hy na twaalf en vier-
entwintig Uuren, ja na verloop van drie Da-
gen,
Proefneemingen op het Sperma werkftellig
gemaakt heeft ^ ^ ^nbsp;^

% valt hier een Waarneeming in, uit de
phemerides, welke ik in Anno quinto, Decuriall.

3»3» gevondenheb, zynde door den Heer

* Doe-

-ocr page 476-

IX. Doftor W. Wedelius befchreeven en tenTy-
Hoofd, tel voerende.

STUi'.

Hoe het Bloed, door 't Mikroskoop onderzogt, zig
Takkig vertoane.

PI XXIII.nbsp;op PI. XXIII, is zyne Af-

ti.'io. 'beelding getrouwelyk gekopieerd. Misfchien
heeft het Buffonfche
Sperma Ramofum een zeer
groote overeenkomft met dit Takkige Bloed :
naamelyk wac de beiderzydfche Manier van waar-
neemen aangaat, volgens welke die onderzoe-
kingen gemaakt zyn, en welke van eene kleve-
rige StOife, die reeds te koud en te dik tot on-
derzoek geworden ware, een bewys zou kun-
nen geeven.

Om te doen zien, wat de Kenmerken zyn van
een volkomen Mikroskoop, neem ik hier de
vryheid, om flegts een eenige Waarneeming,
welke ik in tegenwoordigheid van den Heer Ba-
ron
van Dietzen, deii Heer Profeflor Lowi-
zen, onzen ervaren en geliefden Heer Selig-
mann,
en veele anderebraave Vrinden, werk-
ftellig gemaakt heb, hier by te voegen. Ik weet
niet of men met het Buffonfche Samengeftelde
Mikroskoop daar toe zou komen.

Het zyn de kleine Aaltjes ot Slangetjes, in
Boekbinders Styfzel en in Azyn bevindelyk.
p. XIX, Deeze zal de Heer
Buffon wel met verwon-
dering befchouwen, doch niet grooter, dan
Fig.
9 vertoont, zien en waarneemen kunnen. Nim-
mermeer zal hy derzelver levendige Jongen zig
in hec Lighaam zien draaijen en beweegen. Doch
het allerminfte zullen zig aan zyne Oogen de
•nbsp;Jon-

-ocr page 477-

Jongen, die nog in liet Ey beflooten zyn, der- ï^*
zelver innerlyke beweeging en de Netvormige
ftruóluur van het Vlies, waarin zy zitten, ver.
toonen.

Beziet Fig. lo en lü, als ook Fig. ïï. IkK^.10-
heb in tegenwoordigheid van U Ed. en veele
andere aanzienlyke Liefhebbers der Natuurkun-
de, ook goede Vrinden , die zelf'er de handen
aan flaan en dagelyks Proeven neemen, dikwils
en zelfs nogop gifleren, deeze moeielyke Waar-
neeming in 't werk gefteld, en zulke kleine
Schepzeltjes, ik meen zulke Aaltjes of Slanget.
jes, wier waare grootte ifi
Fig. 8. is aange^-^ï^. 8.
toond, midden doorgefneeden, en, toen ik de-
zelven onder 't Mikroiskoop bragt, met
genoe.
gen gezien, dat drie levendige Slangetjes, en
twaalf Eyeren of Vrugtjes uitdeLyfmoeder
Van
een enkele gekomen en gevallen zyn: even als ik
dit in
Fig. u, opregtelyk, zonder eenige over-
tollige vergrooting, heb afgetekend en voor
Oogen gefteld: zie dit alles in ivg'. 9, 10, ir,
12. Ik ben voorneemens,
deeze kleine en ver-
wonderingswaardige Schepzeltjes, welke tot de
Jongvv-erpende Dieren
(^Fivipara) behooren, en,
wanneer zy ook veele jaaren verdroogd zyn,
Weder in 't Leven gebragt kunnen worden, in
een uitvoerig Berigt en naauwkeurige onderzoe-
king van derzelver Eigenfchappen, omftandiger
te befchrvven, en die befchouwing insgelyks
Uw Ed. toe te zenden (*).

Een

(*) [Zie het I. Deel van Ledermollers Mikroskoopijebe
Fermaaklykbeden,
Plaat 17.Bladz. 23, alwaar zyn Ed. zulk«
gedaan heeft.]

Cc

-ocr page 478-

IX. - Een menigte van andere kleinigheden, wel-
ken de opregte Heer Baker te Londen uicvoe-
* ' rig befchreeven heeft (*), en zo veel daar van
by ons hier te Lande te bekomen waren, heb
ik vlytig onderzogt'en wel bevonden. DenH^er
Böffon zullen zy best kunnen dienen , om zyn
Mikroskoop daar mede te probeeren, of het-
zelve alle de inwendige deelen en het rraakzel
deezer onzigtbaare Schepzelen duidelyk aan het
Oog voorftelle.

In de eerfle plaats behoort hiertoe.

a. Her Slakken - fchot, of de Eyertjes van
de allerkleinfte Water-Slakjes, waar in ik de
.golving of beweeging in het Vrugtje, alsook
zeifs de
Syßole en Diaftok van het Hart, kan
waarneemen.

i. Verder alle kleine Polypen, welke Troeps-
wyze te famen leeven; gelyk, by vcorbeeld,
de Klok - Polypus, de Vederbofch - Polypus,
de zogenaamde kleinfte Waterluizen, diehoop-
wyz' hangen aan de
Fiicerons en andere Water.
Infekten.

c.nbsp;Het kleine, dat de Heer Baker de Protheus
genoemd heeft.

d.nbsp;De veelerley foorten van Raderdiertjes.

e.nbsp;De kleine Infekten, welke in het üym,
dat aan de met vuil Water gevulde Glazen hangt,
zig bevinden.

f.nbsp;Het KogelJiertje met zyne Vlakken, enz.

g.nbsp;De Eytjes in de getakte Watervloo, en
derzelver inwendige beweeging: als ook

h. De

(*) {Naamelyk in 't voorfte van dit Werk en in het an-
dere genaamd
Nuttig Gebruik quot;oan 't Mikroskoop, ook by
dtjn üitgeever deezes gedrukt en te bekomen.]

-ocr page 479-

DE ZAADÖIERTJES. 403

h. De Sater of het Spinachtig Diertje.nbsp;iX

Ik fpreek hier van de inwendige deelen
deeze en alle
overige nog kleinere Water - fchep-
zeltjes en derzelver Eijeren ofVrugtjes
(Embry-
ones):
want derzelver uiterlyke geftalte kan raen
reeds, des noods, door een Buffonfch Mikros-
koop nog wel erkennen: hoewel de Luisjes en
kleine gezellige Polypen, welke aan de Infek-
ten , in de eerfte opilag, als een Vuiligheid of
Slym fchynen te hangen; ja derzelver fynfte
deelen; by voorbeeld Hoorntjes, Haairtjes, Va-
ten, Staartjes, Eijertjes, enz., zelfs niet dui-
delyk daar mede waar te neemen zyn. Het ge-
ne my hot meefte in verwondering heeft gebragt,
is, dat de Heer
Buffon deeze onfchuldige
Schepzekjcs, de Zaaddiertjes, het Leven zo ge.
heel ontnomen heeft!

Gy zult U wel gelieven te errinneren, myn
hoogwaarde begunftiger, hoe wydiestyds, ons
bevreemdden, toenwy derzelver fnellen voort-
gang , vlugge wendingen en buigingen zo dui-
delyk waarnamen. Nooit zwommen of gingen
'er drie of vier met elkander. Elk koos een by-
zonderen weg. Eenigen namen hunnen koers
opwaards, eenigen zydelings, fommigen ter
regter, anderen ter flinker zyde, en zworven
dus door de geheele Ruimte waar in zy zig be-
vonden, waarin zy, door himne menigvuldige
Koerfen, zig dikwils als Sterretjes vertoonden.
Zy wendden zig om en keerden te rug, wanneer
zy ergens tegen aan ftieten, beweegende hunne
St^rcjes als of zy daarmede roeiden.

Of nu dit alles een Klompje (Moleculd) ookP' XXIl
doen kan, als welk zekerlyk, gelyk de Heer^'S-i^- .
Buffon zeer wel gezien heeft 18. naar de
C c 2nbsp;zwaar.

-ocr page 480-

IX. zwaarte van het Vogc, wegens zynen Leven-
HopFD- loozen lasc voortgetrokken wordt, moetende
altoos zeer natuurlyk, Troepswyze, by een
zwemmen of dry ven, en of men dus niettemin
deeze
Animalada Spema'.ica voor Levenlooze
klompjes, terwyl 'er zo veel bewyzen van Le-
ven èn willekeurige beweeging omcrenc dezeJ-
ven zyn, mag cn mee reden kan houden; die
laat ik aan Usv Ed. ryp oordeel tn kundigheden
te beflisfen over, en blyve met de aan Uw Ed.
myn leven lang toegewyde hoogachting, enz.

M. F. LEDERMULLER.

Neuremhiirg,
5. Sept. 1755.

NASCHRIFT.

N^aauwlyks had ik den voorgaanden Brief ge-
^ reed, wanneer my uit de voortreffelyke
en uicgeleezene Bibliotheek van den Heer Hof-
raad
Trew , (van welke ik verlof had my te be-
dienen) , het voortreffelyke Werk,
Hifioire de
tJcad. li. des Sciences avec les Mem. de Mathema-
tique ^ Pbyfique
, om te leezen werdt medege-
deeld. In hec Deel van 't jaar 1748 wierd ik ,
onder 't doorbladeren , op eene Plaat de
Buf.
fonfche Zaaddiertjes
andermaal gewaar, en den
'i'yccl dier Verhandeüng opzoekende, bevond
ik dien dus te luiden.

Ontdekking van het Liquor Sminalis in de Jmg-
werpende fVyfjes en van de Beivaarplaats die 't zel-
ve bevat, door
Monfr. de Buffon.

Als ik nu die weinige Bladen doorgelezen, en

niets

stuk

-ocr page 481-

niets meer daar in gevonden iiad , dan
my reeds in do
HiStoire Naturelle van dien Heer
daar van
voorgekomen was: ( zo veel naame-
lyk de
Vergrooting des Mikroskoops aangaat :
want in de
overige ftrydigheden meen ik my niet
in te laaten;) befloot ik ook verder niets daar
van aan te roeren , dan alleen UW Ed. te ver-
wittigen , hoe
ik ook dit Stuk van dien Heer
had gelezen.

Doch my viel een billyke Vraag in , omtrent

eene byzondere omfl:andigheidinaaraelyk:„Waar-

„ om doch de Heer Buffon, noch in de eene
j, noch in de andere Uitgave, geen Woord ge-
j, meld hebbe van hec Zonne-Mikroskoopquot;?

Ik herinnerde my onmiddelyk myne Waar.
neemingeri, mee dac Werktuig, en begreep ,
dat zo de Heer
Leeuwenhoek een Zonne. Mi-
kroskoop gehad mogt hebben, hy wegens zy-
ne te groot getekende Zaaddiertjes eensklaps
vrygefproken ware. Het komt dan hier flegts
aan op 't onderzoek en de regte beantwoording
van deeze Vraag: „ Of de Heer Leeuwenhoek
„ een Zonne - Mikroskoop gehad heeft of heeft
„ Kunnen hebben ? en of ten zynen tyde die
„ foort van Mikroskoopen, hoewel met zo vol-
„ maakt als tegenwoordig, nogthans weezent-
» lyk bekend en in gebruik geweeft zynquot;.

Wordt deeze Vraag met Ja beantwoord, zo
zyn
Leeuwenhoeks Aftekeningen naar het Zon.
ne-Mikroskoop gemaakt. En, dat dit waar-
fchvnlyk zy, wil ik op ftaande voet bewyzen,
ÜW Ed, zo wel als alle die
Begunftigers en
Vrinden, welke myne geringe Waarneemingen
deezen Zomerbygewoondhebben, is't bekend,
dat ik met een volkomen fraay Engelfch Zonne-
C c 3nbsp;Miquot;

-ocr page 482-

4o6 Waarneemingen omtrent
ix.
Mikroskoop voorzien ben. De Heer Herbur.
^sïJr ' n^^i^elyk) een aanzienlyk Burger en Koop-
man alhier, tevens een verftandig en ongemeen
Liefhebber der Natuurkunde zynde, hadc, by
zyn laatfte verblyf in Engeland, twee dergely-
ke Mikroskoopen, van den bekwaamen Heer
CuFF te Londen, gekogt, en het eene daarvan
aan een Lid van den Hoogen Raad alhier be-
zorgd, maar het andere voor zig behouden. Na
het fterven van deezen tot voortzetting derKon-
ften en Weetenfchappenzeerieverigen en groo-
ten Patroon, bekwam ik deszelfs nagelaten
zeer volkomen Zonne-Mikroskoop voor een
biilyken Prys en op zulk een wyze ben ik bezit-
ter van dit zo aangenaame Werktuig geworden.

Ik heb dit vooraf gezegd , om zekerer Galach-
tige Geeften wille, die een zodanig opregt o-.
pentlyk Bericht, tot verdere nalaating hunner
lafteringen, noodig hebben.

Nadat ik, nu, 't gedagte Cufüfehe Zonne - Mi-
kroskoop gekogt had, begon ik ook tevens een
bekwaam Vertrek daar toe te laaten gereed maa-
ken , en vervolgens my te oefenen in deszelfs
gebruik. Honderd- ja wel duizenderley Waar-
neemingen, met ontelbaare doode en leevende
Voorwerpen , werden van my daar mede werk-
ftellig gemaakt, en ik tekende dezelven tot
myn genoegen, zo goed ik konde, af Alle
foorten van Polypen bragc ik in het Zonne-Mi.
kroskoop, doch deeze, te fchielyk ftervende
door der Zonne hitte, gaven weinig genoegen.
Dc kleine Water-Infekten, daarentegen, de
Wormpjes van 't Regenwater, de gehoornde
Watervlüoijen , Waterluizen, Raderdiertjes ,
Slangetjesin Azyn en Styfzel, leverden het on-
der.

-ocr page 483-

de Z a a d d i e r t j e s, 407

derzoekend Oog het aangenaafnfte Schouwspel
uit, en de beweeging der binnenfte ingewanaen,
niet alleen, maar ook de Kloppingen des Harts,
de Loop van Bloed en Vogten, het Herven
eindelyk der Ledemaacen, werdt in dezelven
tenduidelykfle, zeer groot en verrukkelyk, ver-
toond.

De vergrooting van dit Mikroskoop is ver-
baazende. De witte Muur, waar op ik het Beeld
der Voorwerpen doe verfchynen , is meer dan
vyfdhalf Elle hoog, en nogthans niet hoog ge.
noeg ora den Vloo regt op, dat is van 't agter.
fte tot aan den Kop, daar geheel op te brengen,
wanneer ik het Glas N. 2 daar toe gebruiken
wil. N. 5 en N. 4, daarentegen, doen, A¥ac
de duidelykheid aangaat, de fchoonfte cn belle
uitwerking, en laaten my het Voorwerp, in
alle zyne uiterlyke en innerlyke deelen, volko-
men helder en doorfchynende, befchouwen.

Door dit Zonne.Mikroskoop, dan, heb ik
ook menigmaal de Zaaddiertjes befchouwd, en
dezelven wel zo groot, ja nog grooter dan die
van den Heer
Leeuwenhoek gezien. Ik heb zeer
wel bevonden, dat men, inzonderheid met het
Zonne-Mikroskoop , de moeielykheid heeft
Van het afloopen der Waterige dingen, op de
een of andere manier , te moeten verhinderen.
Ik maakte, derhalve, hecS/)mn«raetlaauw Wa-
ter niet al te dun. Ik leid' ook maar omtrent
het vierde deel van een klein Waterdruppeltje
op myn Glas, en UWEd., benevens anderen,
zullen in eigen Perfoon
waarlyk gezien hebben,
dat my dit klein gedeelte Vogts niet afgeloopen
is. De Diertjes daarentegen woelden in die taa.
melyk dikke Stolfe, verward hoewel doorfchy-
Cc 4nbsp;nende

IX'.
H
oofd-
stuk.

-ocr page 484-

4o8 Waarneemikgen omtrent
ix.
nende, zo lang onder elkander, tot dat deZon-

sTC™'nbsp;hun, na verloop van eenige Minuuten,

Levenloos maakte.

iMen moet flegts tot een Regel neemen, van
altoos, in dergelyke Waterige Waarneemingen,
zeer kleine Druppeltjes op het Glas te leggen,
en die niec te veel te verdunnen, maar ze, zo
dik als 't vallen kan, te laaten; mids flegts de
ScofFe doorfchynend zy; dan zalmen altoos het
afloopen kunnen beletten. De Ondervinding
heeft my dit geleerd. Een vlytige Natuur - on.
derzoeker zal,doorhetdikwils waarneemen,van
zelf meer Voordeelen en Handgreepen bekomen,
dan hem alle Boeken leeren kunnen. Op dee.
zen grondflag kan ik my vleijen , dat my ook in
't Zonne-Mikroskoop geen Proef of Waarnee-
ming te zwaar, veel min onmooglyk geworden zy.

De Zaaddiertjes wierd ik zo duidelyk gewaar
als in myn Hand - Mikroskoop, waar van ik de
Afbeelding in
Fig. i en 2 gegeven heb, met
Staartjes,naamelyk, en eene vlugge willekeuri-
ge beweeging. Derzelver grootte, zo als ikze
door Nomm.
3, van 't Zonse - Mikroskoop, be.
fchouwd en afgetekend heb, is in
Fig. 17, Pl.
XXiL getrouwelyk van my aangeweezen.'
pi. xxii Ik zag zeer duidelyk, dat hunne Staartjes niec
^ii- 19- aangehecht of aangelymd waren, maar dat zy
met het Lighaam eenen Omtrek maakten , die,
ter plaatfe waar de Staart haar begin neemen
moeft, onafgebroken doorfchynend was. Ware
de Staart flegts een aanhangzel van Spermatiek
Vogt geweeft, gelyk de Heer
Buffon het wil
hebben, zo hadt de Staart niet doorfchynende
kunnen zyn, waar moeft als aangekleefd geze.
t©n hebben, Fig. 19 zal dit onderfcheid duide-

ly.

-ocr page 485-

de Zaaddiertjes. 409
lyker maaken, in welke ik met« eenBufFonfch IX.
Zaaddiertje en met
b zodanig een als ik iiebkun- Hoofd-
nen waarneemen, heb aangeweezen. Hier is
by
c het verfchil te befpeuren, wat ik door een
aanhangend of aankleevend , en wat ik door
een
aangegroeid en niet aangelymd Staartje ver-
ftaa. In 't eerfte geval, naamelyk, zou zig al-
daar een donkere Naad of fcheiding moeten ver-
toonen.

Aangezien, nu, myne Waarneémingen om.
trent de Zaaddiertjes, door het Zonne - Mikros-
koop, een zo groote gelykheid met de Leeu-
wenhoekfe hebben, vermoed ik, dat Leeuwen,
hoek zig ook, by hec aftekenen zyner Zaad-
diertjes , bediend zal hebben Van een Zonne-
Mikroskoop: doch dewyl my de Hiftorie van
de Uitvinding en verbetering van hetzelve, nog
niet zo grondig en volkomen, als ik wel wenfch-
te, bekend is, betrouw ik my niet, daarom-
trent een beveftigende of ontkennende verzeker
ring te doen.

Ik verzoek, derhalve, hier omtrent UWEd;
rype oordeel, en wenfcne uit den grond mj'ns
Harce, dat een zo groot Natuur - onderzoeker,
als de Heer
Leeuwenhoek is geweeft, tegen de
befchuldiging van den Heer
Buffon ten volko-
menfte en zekerfte verdedigd moge worden. Ik
blyve enz.

ledermuller.

^eurenburg,
I Oftobr. 1755.

Cc

VER.

-ocr page 486-

hoofd- VERKLAARING der PLAATEN.

£tük.

PI. XVIII. Fig. I, is de eigen Waarneeming
' van den Heer
Ledermuller , hoe hy door
het befte Engelfche Glas Nomm. o, de
Zaaddiertjes van een Hond en een tweejaa-
rig Konyncje, met het Zak - Mikroskoop aan
een Standertje, heeft kunnen zien.

Fig. a zyn dezelfde Zaaddiertjes, zo als
zy zig aan hem, door een Hand - Mikroskoop
en Glas Nomm.
i van Cuff , vertoond heb.

Fig. 3 tot 6 zyn uit de Natuurlyke Hijiorie
van den Heer Buffon gekopieerd, en in de
zelfde gedaante, als zy daar voorkomen, na- ■
getekend, vertoonende de Zaaddiertjes of
Klompjes, welke die Heer geobferveerd zou
hebben, met de Takken of Snoeren, waar
uit zy voortkomen zouden.

PI. XIX.quot; Fig, 1 behoort ook tot de Afbeeldin-
' gen van den Heer
Buffon , en ftelt voor,
hoe de Zaaddiertjes zig met geweld uit de
kleverige StoiFe, waar in zy zig bevonden,
tragtten te ontwikkelen en vry te maaken.

Fig 8 vertoont de Natuurlyke grootte der byna
onzigtbaare Aaltjes of Slangetjes m Boeke-
binders Styfzel en Azyn.

Fig. 9, a, ftelt de Vergrooting derzelven voor,
zo als men die op 't grootfte door een Buf-
fonfch Mikroskoop kan befchouwen.

Fig. 9, b, de ongelyk fterkere Vergrooting,
gelyk de Heer
Ledermuller dezelven door
zyn geringfte Glas, naamelyk Nomm. 5, reeds
heeft kunnen waarneemen.

Fig.

-ocr page 487-

Fif. 10, zyn twee zodanige Aaitjes, vergroot ix.
dooreenCuffirchGlasNüm.2, in zyn Hand-
Mikroskoop.

Fig. II. vertoont een Proefneeming met een
zodanig Aaitje, dat zyn Ed, met veel moei-
te hadt doorgefneeden,en waar uit dus zes
leevende jongen, benevens zeven Eytjes,
of nog in het Vlies zittende Aaltjes, gevallen
waren. Deeze Proefneeming heeft hy met
zyn Hand-Mikroskoop, door een Cuffifch
Glas Nomm. 2, verrigt.

Fig. 12 is een der gedagte Eytjes, door een
Cuflafch Glas Nomm. 5, in 't Zonne-Mi-
kroskoop , vergroot. Dit was, zo wel als
alle de overige Vrugtjes, door de Hitte der
Zonne
onmiddelyk in beweeging gebragt, en
het Jonge Slange'tje hadt zig , met veel vlug-
lieid, een Opening gemaaktin het Netvor-
mige Vlies, bya, en na ontwikkeling is het-
zelve , byna twee Minuuten lang, frifch,
met eene Slangachtige beweeging, aan den
Wand te zien geweeft.

PI. XX. Fig. 13. Hier vindtmen Leeuwen-
'hoe'ks
Waarneemingen en Aftekeningen
der Diertjes , even
als Buffon dezelven,
in zyne Natuurlyke Hiftorie , heeft afge-
beeld, welken die Heer verwerpt en afkeurt.
Die met een Sterretje getekend waren dood,
de anderen levendig:
a wyft dezelven aan
uit een Ram;
buk een Hond; c uit een Ko.
nyntje;
d uit een Haan; e wederom uit een
Ram en ƒ uit een Menfch.

Fig. 14. Tot vergelyking der Glaasjes van de een
en andere Waarneeming, ten opzigt van der-
zelver Vergrootende Vermogens, is hier af-
gebeeld bynbsp;a

-ocr page 488-

IX.nbsp;a. Het befte Glas of de fterkft vergrooten.

Hoofd.nbsp;jjg Lgj^g Van den Heer Buffons Mikros.

koop , benevens deszeifs hoogte: by
h. Daarentegen een CufHfch Glas Nomm.
4. en by

c. Een dergelyk Engelfch Glas Nomm. o,
dat de Heer
Ledermüller in zyn Mi-
kroskoop gebruikte, doch 't welke in dac
van
Bbffon niet aangefchroefd kon wor.
den.

Het onderfcheid tusfchen beide Vergroo-
tingen in middellyn, ftondt als i tot 8ó.
De Afbeelding van het Samengeftelde Mi-
kroskoop van den Heer
Buffon, zo wel als die
van zyne ongemakkelyke manier van waarnee-
men, uit zyn Vignet blykende, in
Fig. 15; zyn,
omredenen te vooren gemeld, hier niet inge-
bragc, maar uitgelaten.

Pi. XXI. Fig. 16. Hier vindc men de Afbeel-
ding van hec eenvoudig Mikroskoop - ftel,
door den Heer
Ledermuller cot alle de
voorgemelde Waarneemingen gebruikt, en
daar in is

a.nbsp;De Plaats daar alle Glaasjes, vanNom-
7. tot Nomm. o, ingefchroefd kunnen wor-
den,

b.nbsp;Deeze Letter wyst de verfchillende
grootten van die Glaasjes aan.

c.nbsp;Dit is de plaats daar de Schuifjes of
glazen Voorwerp Plaatjes horizontaal in-
geftoken en doorgefchooven worden.

d.nbsp;Het verlichtend Glas is alhier geplaatft,

e.nbsp;wyst aan dc fyne Schroef, die het Mi-
kroskoop onbeweeglyk vafthoudt en

ƒ. den

-ocr page 489-

ƒ. den Holronden Spiegel, die tot een ix.
heldere Verlichting dient.

Pl. XXIL Fig. 17. Is een Zaad - Diertje, zoals
de Heer
Ledermuller hetzelve door 't
Zonne-Mikroskoop, en wel met hetCufEfch
Glas Nomm, 4. aan den Wand geworpen en
afgetekend hadt, zonder de allerminfte over-
maatige Vergrooting.

Fig. 18 , zyn de BulFonfche Animalcula.
Spermatica,
of veel eer Moleculce datisKlom-
jes, zonder Staarten, gelyk dezelven, naar
't Gevoelen van den Heer
Buffon, zig wee-
zentlyk zouden vertoonen; getrouwe yk uit
zyne Afbeelding gekopieerd.
quot; Fig. 19. heeft hy het verfchil tusfchen
een aankleevende taaije Masfa, die een aan.
hangzel of Staartje formeert, en een natuur-
lyk aangegroeid levendig Staartje getragt te
vertoonen; gelyk zulks hier voor nader is
verklaard.

Pl. XXI[I. Fig. 20. Deeze Figuur komt eigent-
lyk als een Toegift, zynde de Afbeelding,
hoe het Bloed zig takkig of getakt vertoon-,
de aan den Heer Doktor
Wedelius, waar
van hier voor, bladz. 400, gefproken is. De
overeenkomft in deezen met de Takkigheid
van 't Zaadvogt van den Heer
Buffon,
fchynt aan te duiden, dat de Scoffquot;e in bei-
den te veel verkoeld en dus te lymerig ge-
worden ware. Ook is 't opmerkelyk, dat
de laatftgemelde Heer het
Sperma , tot zyne
onderzoekingen met het Mikroskoop, meeft-
uit doode Lyken heeft genomen, en zyne
Waarneemingen, daarop, verfcheide Uuren,

ja

-ocr page 490-

ja tot over 'c Etmaal , heefc uitgeftrekt,
gelyk bevoorens van den Heer
Ledermuller
is aangemerkt. Moet in die tyd niet dat
Vogt al zynen Geeft, vlug en levendigheid
verlooren hebben , welke hy niet in ftaac
was door verdunningen met laauw Water
daar aan wederom te geeven : maakende dus
daar van alleen een Onderwerp, overeenko-
mende met de Infufiën van gedeelten van
doode Dieren en Plantgewasfen ?

IX.
Hoofd.

8tü1c.

X. HOOFP-

-ocr page 491- -ocr page 492-

: f ■

- ?..

i-^t

-ocr page 493- -ocr page 494-

il-

I

A

- fiquot;

-ocr page 495- -ocr page 496-

i f

t

-ocr page 497- -ocr page 498-

I

-

-ocr page 499-

nbsp;J \

/ Jjj'^-^JJJJJ} \
I J' J J J J J 'J J
■ V J J J, J ^ J J
J ^ / J J J J i ^

' J J i ^ ^

i ^ . ■ ^

-ocr page 500-

i:.

ij;

quot;S.

■r

-ocr page 501-

PL. XXIII.

. 3.0 .

-ocr page 502-

gt;nbsp;I '

t

1
I

y.

f

-ocr page 503-

X. HOOFDSTUK.

BedenkingeiffïJer het voorgaande, over de verbete-
ring der Mih oskoopen tot deezen tyd toe, en over
Waarneemingen met dezelven.

Het laatft geopperdedenkbeeld van den Heer
Ledermuller , als of de beroemde L e e u-
wENHOEKOok een Zonne-Mikroskoop ge-
bruikt mogt hebben tot zyne Waarneemingen ,
komt my gantfch niet aanneemelyk voor. Het
blykt in de eerfte plaats, dat die Konftenaar zeer
voor 't eenvoudige was; anders kon hy, in
plaats van zyne Enkelde, gebruik gemaakt heb.
ben van verfcheiderley Samengeftelde Mikros-
koopen, tot wier volmaaking in zyn Leeftyd
door verfcheidene veel moeite aangewend werdt.
In 't Jaar
1668 hadt'er Eustachio Divini
reeds een gemaakt van eigen Uitvinding, daar
men , in plaats van een wederzyds verhe-
venrond Oogglas , twee Glazen gebruikte ,
die aan de eene zyde plat waren, met het mid-
den hunner verhevenrondheden tegen elkander
aangeveegd; dat dus een groot Veld hadt en
niettemin fterk vergrootte; naamelyk 143maal
in middellyn. Ook ftelde de Heer
Newton een
verbetering der Mikroskoopen voor, door de
Voorwerpen in een Donkere Kamer te verlich-
ten met Licht dat niet te veel famengefteld
was: want door dat middel, meende zyn Ed.,
zou men duidelyker en met
een grooter Opening
zien kunnen
; byzonderlyk indien het Mikros-
koop van een goede famenflelling ware, gelyk hy
't zyne oordeelde te zyn. Pit was een eigentlyk

Te-

X.

IToofh.

stuk.

-ocr page 504-

X. Terugkaatzend Mikroskoop ,heiïaa.nde uit eenhol-
HooFD-rond MetaalenSpiegeltje, by welks Brandpunt
men hetVoorwerp plaatfte, waar door de Straa-
len op het Oogglas werden terug gekaatst (*).

Ten anderen blykt het niet, dat geduuren.
de den Leefcyd van
Leeuwenhoek reeds een
Zonne - Mikroskoop bekend , veel min in ge-
bruik ware. Byna een derde deel der tegen-
woordige Eeuw was verloopen, eer men om
zalke V/erktuigen dagt (f). 't Is waar, daar
zou de een of anderLiefhebber kunnen gewtest
zyn, of
Leeuwenhoek zelf zou'er een gemaakt
en in 't gelieim gebruikt kunnen hebben: maar
wat reden dan, om van een zo voornaame Uit-
vinding ftil te zwy gen, en daar hy zig beklaagt,
van dikwils het gene hy zelf zag niet aan ande-
ren te hebben kunnen laaten zien; zo dunkt
my dit een vast bewys te zyn, dat hy geen Zon-
ne-Mikroskoop of iets zodanigs, waar door men
't Beeld des Voorwerps, in allerley Vergrootin-
gen, met gemak aan veele Menfchen te gelyk,
op eenen zelfden tyd, zeer duidelyk kan ver-
toonen , gebruikt heeft.

Sommigen fchynen zig verbeeld te hebben,
dat het
Kiftje met Mikroskoopen, 't welk die be-
roemde Waarneemer aan de Koninglyke Socie-
teit van Londen gelegateerd heeft, de Glazen
behelsde van de fterkfte Vergrooting doorhem
ooit gebruikt; doch alzo hy zelf zegt, dat, hy
wel eenige honderd Mikroskoopen hadt, zo is

dit

(♦) Zie de Afbeelding daarvan Phil. Trans. AhrUg. by
L
owtiiobp Vol, 1. PI. 111. Ëg. 103, 10^ en de befchry-
ving aldaar, p. aii.

(t) 2,ie dit Weiic van Cakek , hier voor, bladz. 20.

-ocr page 505-

veïllifeterinö öer mlicrositoopen. 41?
Hit zeer on waarfchynlyk (*gt; Men weet en X.
hec is uit de byzondere befchryving, welke
Baker in een byzonder Hoofddeel van de Leeü'
'joenhoekfche Mikroskoopen gegeven heeft (f),
zowel als uit derzelver Afbeelding, blykbaar,
dat tot een of twee Voorwerpen door hem een
byzonder Mikroskoop vervaardigd en gebruikt
werdt, die hy daaraan vafl: maakte. Nu heeft hyze-
kerlyk tot de fynfte Voorwerpen zig bediend van
de fterkft vergrootende Glaasjes ert dewyl 'er on-
der de Voorwerpen, die aan de
2Ó, doorhem
naar Engeland gezonden, vaft zyn, geen één^
op ver naa , zo klein is als een Zandkorreltje;
zyn buiten twyfel de fterkft vergrootende door
hem niet daar heen gefchikt. Miflbhien heefc
hy, tot derzelver befchouwing, ronde Bollec-
ies gebruikt, om welken te vormen zig dies-
tyds ook verfcheide Liefhebbers beïeverden.
Dan was
hy niet wel in ftaat, om een ander
te laaten zien, 't welk zyne geoeffende Oogen
befchouwd hadden: wanc iedereen weet, hoe
ügtj
door de minfte beweeging, het Brandpunt
in deezen
verandert, en dus kon hy de Zaad-
diertjes van die grootte gezien hebben, als hy
ze afgebeeld heeft, en het was weinig moeite
of Konft, die. zelf af te tekenen, volgens
het gene
hy hadt gezien.

Moog-

(») Mibi quidem funt centum centumque Microscopia. Ja
zyn
Latynfche Werken. Vol. II. p- 290. Volgens Ba-
ïer. Nuttig Gebruik , enz. pag. 4-55: zo de Heer
Buffon mis heeft met te zeggen. H a leguea ta io,
cieté de Londres tous Jes Microscopes. Hift. Nat. Tom. III.
Üétavo p 256.

Ct) Zie zyn Nuttig Gebruik vm.'t Mikroskoop, dat thans
-als
het-Tweede Deel vandit Werk aangemerkt wordt, op
't end, p. 453. en de Afbeelding Pl. XVII. Fig, i, 8.
Dd

-ocr page 506-

X. Mooglyk is dus de laatfte wenfch van den
Heer
Ledermuller (Bladz. 409,) vervuld. De
Heer
Buffon beroept zig daarop, dat de Heer
Needham zyn Ed. had verzekerd, hoe het klein«
fte Glas, van het aan.herabezorgde Mikroskoop,
meer vergrootte, dan de beften van
Leeuwen-
hoek
: te weeten yan die in 'c gemelde Kiftje
waren. Een derzelven vergrootte, volgens het
onderzoek van den kundigen Heer
Baker , de
middellyn des voorwerps
160 maal (*), en dit
was het fterkfte, Li het dubbeld famengeftelde
Mikroskoop vergrootte Nomm. I. de middel-
lyn des Voorwerps
189 maal (f). Dus over.
trof dit dan 't gezegde Mikroskoop-Glaasje van
Leeuwenhoek; maar het was nog geene Ver.
grooting om de Zaaddiertjes in volkomenheid te
befchouwen, gelyk de Heer
Ledermuller , hier
voor, omftandig heeft aangetoond, en de Heer
Kaller beveftigd, zeggende, dat hy geen Glas
vondt onder die van 't Mikroskoop van CuL-
peper , 't welk deeze Diertjes in genoegzaame
grootte vertoonde, om derzelver Gedaante dui-
delyk te kunnen onderfcheiden (§).

Ook wordt zulks van den Heer Buffon zelf
erkend, die aanmerkt, dat de Diertjes, door
hem in 't Zaadvogt gevonden , overeenkwa-
• men met die Lighaampjes, welke men in an-
dere Dierlyke Vogten, in de Aftrekzeis van
Planten en elders vindt. Dit heeft by veelen
het geheele zo algemeen aangenomene Stelzel
der Bevrugting in twyfel doen trekken, en op

het

C*) Zie dat'Werk, blad«.

(t) Hetzelfde, bladz. 451. „nbsp;« t

(5) Mnot. in Pral. Jcad. Boeriavii. Tom. V. P» ■»•

p. 354-A

-ocr page 507-

liet gezag van Buffon het zyne, dat inderdaad x.
op zeer Joffe gronden gebouwd is en veel naar Hoofd.
HeriTenfcliimmengelykt, begunftigen. Hy ftelt,
dat de Zaaddiertjes niets anders zyn , dan de
le-
vendige fferktuiglyke deelen van het Foedzel^
die
zig in de beide Sexen eveneens bevinden, en
wier vermenging in de Lyfmoeder de Bevrug-
ting zou zyn; formeerende zelfs, fomtyds,
fchadelyke Dieren, Wormen, Maaijen, enz.
in 't Lighaam van den Menfch (*).

De Heer Buffon heeft ook zyne Waarnee-
mingen, op de Zaadvogten van Menfchen en
Dieren, eigentlyk maar in't werk gefteld, om
zyn Ed. Stelzel te beveftigen
(f). Hierom zal
het zyn, dat hy in tegenftrydigheden daarom-
trent vervallen is. In het onderzoek van 't Zaad-
vogt van een Hond, by voorbeeld, zegt zyn
Ed. eerft, dat hy alleenlyk daarin eenige loffe
Draadjes zag, die zeer fyn waren, doch geen-
zins aan de Bolletjes vaft zaten; laatende onmid-
delyk daarop volgen: „ De Bolletjes in be-
„ weeging, en die Staarten hadden, fcheenen
j, my fneller voort te gaan en zig vlugger te
„ beweegen , dan die van 't Menfchelyk Zaad.

„ vogt.quot; -- „ Zy waren niet ineen zeer

„ groot getal, en, fchoon hunne voortgaande
„ beweeging fterker ware, dan der gemelden,
„ was zy nogthans niet zeer fnel, en zy hadden
„ eenigen tyd noodig, om het Veld des Mi-
„ kroskoops dwars over te komen.quot; Zyn Ed.

„ nam

(♦) Zie raync Natuurlyke Hiflorie, volgens'tSameiiitet
van den Heer L
inkeus , I. D- I. Stuk , bladz. 290 ens:.
(t)
Hifl. Nat. des Animaiix. Toin. III. p. 254. Oftavi)!

Dd a

-ocr page 508-

^20nbsp;BEDENKINGÊN OVER DE

X nam dit Zaadvogt vier Dagen agtereen, nu en
Hoorn-dan eens, waar, en bevondt, dat na den twee-
quot;quot; den Dag het getal der Bolletjes, die een btaait
hadden, kleiner ware, dan der genen, wien
de Staart ontbrak. Bygevolg moet het in c
eerft grooter zyn geweeft, en dus zeer aan-
merkelyk. Op den vierden Dag waren er nog
eenigen met Staarten, doch zonder
beweeging,
overgebleeven (»). Ook vind ik het zonder-
ling, dat deeze Heer gelyke. verdeehngin
tweeën inde Staartdooze Bolletjes,als de Heer
eTSs in de Infufie-Diertjes van Plantgewaffen,

heefc waargenomen (f).

Indien, nu, de Heer Buffon de onbeftendig-
heid heeft, van het gene zyn Ed. kort te voo-
ren Draadjes noemde, den naam te geeven
van Staarten, waar mede te vooren weinige,
thans veele Diertjes voorzien waren; zo be-
hoorde hy den vermaarden
Leeuwenhoek met
te verwyten, dat dezelve na
twintig Jaaren
verloops, en wel na het formeeren van zyn
Stelzel over de Voortteeling, een wemig ver-
fchillend denkbeeld daar omtrent gekreegen
hadt, noemende de rondachtige Lighaampjes,
welke behalve de geftaarte Diertjes zig in t
Zaadvogt bevonden,niet raQexDiertjes,m^zrDedU
jes of Bolletjes (§). Weinigen, inderdaad, zul-
len dien
Heer toeftaan, dat de eerße faarue-
tningen altoos het getrouwfie verhaald worden
Iveenl De Ondervinding leert, dat er op

stuk.

-ocr page 509-

vïirbetering der Mikroskoopen. 421
wils heAaalde Waarneemingen veel meer te ^
betrouwen is. Gedagte Heer, te regt begry- HooVd;
pende, dat men zyne Waarneemingen, indien
stuk.
zy ftreeden tegen die van zulle een geoefenden
Man, die meer dan zeftig Jaaren met Mikros.
Icoopen hadt omgegaan, en na de ontdekking
der Zaaddiertjes nog zesendertig Jaaren op dat
Onderwerp zig hadt toegelegd , voor Herffen.
fchimmen zoud' aanzien, heeft een geheel
Hoofdftuk gefehikt, om zyne Waarneemin-
gen met die van
Leeuwenhoek te vergely-
ken (*). Hy bevindtze taamelyk daarmede
overeenkomftig, verfchillende byna niet dan
in OnderfteHingen en Gevolgtrekkingen: ge-
lyk dat zyn EJ. de Staarten niet natuurlyJc
maar toevallig aanmerkt te zyn aan deeze
Diertjes, die dezelven verliezen zouden; ter-
wyl
Leeuwenhoek meende, dat zy de Staar-
ten door aangroeijingkreegen, en verder, dat het
geen Diertjes,
mz^r levendige fFerktuiglyke deelt-
jes van het Voedzel
zouden zyn, overeenko-
mende met allerley Infufie-Diertjes der Plan-
ten , enz.
(f).

Inderdaad, dewyl de Heer Buffon deeze
zyne
IVerktuiglyke of gewerktuigde Deeltjes of
Bolletjes overvloedigft waarnam, wanneer hec
Zaadvogt van dik dun geworden was
fg), en
dus de Proeven daarop tot eenige Uuren,
ja een Etmaal lang, voorrzette, als wanneer
'er zekerlyk een aan merkelyke trap van Verrot-
ting in was gekomen;
zo is die overeenkomft niet

te

(♦) Hift. Nat. dtt Animux, TonjIII- Ghap.VII.
(t) lUL pag. 378. (5) Mi. p. »60.
Dd 3

-ocr page 510-

X. te verwonderen. Want men weet, dat de zq-
IIOOFO- genaamde Diertjes in 't Hooy-water en der-
»TUK. gelyken, niet dan in't rottende Vogt verfchy-
nen. Vreemd was het evenwel, dat zyn Ed.
even zodanige beweegende Deeltjes in het Zaad-
vogt der Wyfjes Dieren vondt, die levendigont^
leed werden, volkomen met die der Mannetjes
overeenkomende (*), en hieruit was het geree-
der op te maaken, dat zyn Ed. de regte Zaad-
'diertjes niet gezien hadt (f). 't Verwondert
my zeer, dat van zyn Ed. daarop geen aan-
merking gemaakt wordt, dat in de afgebeelde
Zaaddiertjes van
Leeuwenhoek op ver naa die
evenredigheid van i tot 25, welke 'er in de
Staarten ten opzigt- van het Lighaam plaats
zou hebben, niet gevonden wordt zynde de-
zelven, als men ze in 't midden der langte
meet, op 't meefte vyf of zesmaal fmaller (§):
doch dit komt daar van daan, dat die Autheur
de dikte vergelykt, wier evenredigheid als I
tot as zyn moeft, wanneer de breedte was
sis I tot
5. In fommige andere Dieren hadt,
volgens de Afbeelding, tuiTchen de breedte van
het Lyf en die der Staartjes nog minder ver-
fchil plaats (P). Hy rekende dat een millioen
van
deeze Diertjes naauwlyks de grootte van
een Zandkorrel evenaaren zouden, en derzelver
Staartjes waren tienduizendmaal dunner dan het

Haair

(*) Hifi. Nat. des y^nimaux. Tom. III. p. 300.

(t; Zie het Vertoog van Ledermuller, in 't IX.
Hoofdstuk van dit Aanhangzel.

(§) Zie hier voor, bladz. 162.

(S5) In de Zaaddiertjes van een Haan, PI. XII. Fig. 3.
was de [Staart byna eveu zo dik als 't Lighaam van
piertj».

-ocr page 511-

Haair van eens Menfchen Hand, dat is hon- X.
derdmaal fmaller (•). Bdffon integendeel Hdofd.
vondt zyne Bolletjes fomtyds zo groot, dat
men ze met een gemeen Vergrootglas kon zien.

Ondertuflchen is het uit de hier voor geplaat-
fle Waarneemingen van
Ledermuller , welke
niet alleen rot beveftiging van die van
Hart-
soeker,
Valisnieri en veele anderen ftrekken ,
maar
door veeleOoggetuigen bewaarheid zyn, vol-
komen zeker, dat in 't
Sperma van Menfchen en
Dieren zig een menigteDiertjes bevinden, die wel
in 't hoofdzaakelyke overeenkomen, doch in by-
zondere Dieren in figuur aanmerkelyk verfchil-
len, gelyk men hier voor op Plaat XX, als
ook op Plaat XII, kan zien. In veelen ge-
lyken zy
zeer naar Donderpaddetjes, het jon.
ge Broed der
Kikvorfchen, als vertoonende
niets dan een dik Eyrond Lj^f, met een lan-
ge Staart.
Leeuwenhoek nam waar, dat de-
zelven in groote Schepzelen niet van belang
grooter
dan in kleinen zyn. In een Snoek
ichatte hy tienduizend derzelven te famen niet
grooter dan een Zandkorrel. In Menfchen
konden zy geen miilioens gedeelte van een
Zandkorrel evenaaren (f). In fommige Die-
ren zynze rond en hebben byna geen Staart,
gelyk in de Hom der Kabeljaauwen j in
atu
deren gelyken zy naar Aaltjes, gelyk in een
Karper, doch de intrekking of uittrekking kan
daaromtrent eenig verfchil maaken. De Heer
de Süperville heeftze nog onlangs in Men-
fchen,

(*) Bladz. 159, hier voor

(t) Zodat haar middellyn dan tot die van een Zand-
korrel
ftondt, als i tot 100. Zie bladz. i6j.

Dd 4

-ocr page 512-

X. fchen, Viervoetige Dieren en Vogelen, wa9|gt;
Hoofd- genomen ,

•tuk. jjgj. Mhjj-oskoop, waarvan zig de Heer Buf-
fon
bediende, fchynt anders een der beftq
Soort van Stam-Mikroskoopen geweeft te zyn,
en wel waarfchynlyk, ten minfte zo veel uit deAf^.
i)eelding van zyn Vignet blykt, datgene, 'c
welk de voornaame Konftenaar
Cuff, op 't
*t voorftel van den Heer Baker, in 't jaar 1743,
jnet een enkelen Stander en een fyndraadige
Schroef gemaakt heeft (f), hoedanigen ook
federt in gebruik gekomen en insgelyks van
anderen vervaardigd zyn. In dit Mikros-
koop, door den Heer
Baker befchreeven en
afgebeeld (g), was het vergrootend Vermogen
van 't Glas Nomm. I, in middellyn, maar 1
89
jnaal als gezegd is, doch die Kqnftenaaar hadt
*er, tot byzonder gebruik van den Heer Ba-
ker
, een Glas Nomm. o bygevoegd, 't welk
350 maal vergrootte (§§). De Heer Buffon
zal buiten twyfel dit laatfte niet gehad hebben,
anders zou hy met mpeft alle kundige Waar-
neemers, inzonderheid met de Engelfchen,
Pit-
Cairne , Chesselden, Ba^er
, de Zaaddiert-
jes van
Leeuwenhoek gezien, erkend en een
beter Stelzel opgerégt qf zig aap 't; voorige
gehouden hebben.

In

-ocr page 513-

In Vrankryk fchynt na de de fterke werk- X.
zaaraheden van den Heer
Joblot, in'tiwfte H^'
deezer Eeuw, weinig tot verbetering der Mi-
kroskoopen toegebragt te zyn. De Werktui-
gen, door hem uitgevonden en gebruikt, wa-
ren 'inderdaad ook uitmuntende, en de Ver-
grooting der Voorwerpen, die door dezelven
afgebeeld zyn, overtreft mooglyk al het gene,
voor of na dien tyd, met een doorkykend Oog
is uitgevoerd. Ziet by voorbeeld de Aaltjes
of Slangetjes van den Azyn, de Raderdiertjes
en veelerley kleine Schepzeltjes die men in
de Aftrekzels van Planten vindt, in 't byzon-
der in die van Peper en van den Baft der Ei-
Icenboomen; van welke Schepzeltjes de Heer
Baker naderhand een gedeelte, benevens vee-
ie anderen, in zyn
Nuttig Gebruik van t Mu
kroskoop
veel kleiner in Afbeelding heeft ge-
bragt: om nu van de Vergrooting van groo-
te en zigtbaare Voorwerpen, Vlooijen, Lui-
zen en ander Ongedierte, wier weezentlyke
grootte bekend is, tot meer dan een half Voec
langte, niet te gewagen: want deeze waren
reeds door
Bonanni in Italië en door den En-
gelfchman R.
Hooke, in de voorgaande Eeuw
veel grooter afgebeeld.

Deeze drie groote Waarneemers, Hooke,
Bonanni en Joblot, geen andere dan door-
kykende Mikroskoopen gebruikt hebbende, ge.
lyk uit hunne Werken blykt, en wel die zeer
famengefteld waren, van twee, drie of vier
Glazen naamelyk; zo is hier uit zeker, dat
men met doorkykende Werktuigen tot dien
trap van Vergrooting komen kan.
De laatft-
gemelde, evenwel,
fchynt de eenvoudigheid
Dd 5nbsp;en

-ocr page 514-

X. en kleinte in de Mikroskoopen verkoozen te
Hoofd- hebben. Hy fpreekt, onder anderen, van een
sthk. Mikroskoop , niet meer dan twee Duimen lang,
met twee Oogglazen, digtby elkander, en Ver,
grootglazen van één tot eea vierde Linie Brand-
punt; 't welk een zeer groot Veld hadt, en
door het welke men de Aaltjes in de Azyn
fomtyds ter dikte van een Pink zag, met de
Jongen zig in haar Buik beweegende, als of
zy tragtten daar uit te komen. Het Hoofd-
Haair vertoonde
zig lt;kar door nog dikker.
Dit is een Vergrooting, waar by het Vermo-
gen der Glazen van
Baker en van Leder-
muller
zelf, ten minfte wat het geheele Ge.
zigt van deeze Schepzeltjes betreft, te kort
fchiet (*).

Omtrent het midden deezer Eeuw hebben
eenige voornaame Luiden in Duitfchland, Man-
nen van Aanzien en Vermogen , de Konfte-
raars aangefpoord, om, zo door het Slypen van
Vergrootglaasjes. uitermaate klein; als door
het maaken van zeer bekwaame Werktuigen;
de Konft van Waarneemen tot een hooger
trap dan die te vooren was; ja, ware het
mooglyk, tot volkomenheid te brengen. Wat
zy in deezen hebben uitgevoerd, is ten deele
blykbaar uit hec zo uitmuntende Werk van
den Heer Ledermuller, in zyn Leven Raad
van Juftitie en Opziender van het Kabinet van

Na.

(*) Zie de Afbeelding hier voor Fig. lo, 12.
want met fterker vergrootende Glazen, nog drie of vieï-
Hiaal verdikt en verlangd wordende, zou men ze niet
geheel kunnen zien, 't Gedachte vindt men by
Joslot»
Pefcript. des Micr$sc9pes, II. Parde, p. 6.

-ocr page 515-

Natuurlyke Zeldzaamheden, dat zyne Doorl. x.
Koogheid , den regeerende Markgraave van
Hoofd-
Brandenburg - Culmbach, toebehoort. De drie
eerfte Deelen daar van, ieder een getal van
vyftig Plaaten bevattende, behelzen een reeks
van Waarneemingen op allerlev Voorwerpen,
zo van Dieren, als Planten ën Delfftóffen,
waar van het vierde inzonderheid de Asbeften en
Amianth zeer uitvoerig voorfteit, zynde ver-
der met nog andere Waarneemingen, Aanmer-
kingen, Byvoegzels, en een Regifter over 't
geheele Werk, beflooten.

Deeze vier Deelen, thans in 't Neder-
duitftrh uitgegeven , kunnen niet flegts het
Algemeen, maar ook de Liefhebbers en Kon-
ftenaars vermaaken en ten nutte zyn. Neem
zyne Vergrooting der Styfzel-Aaltjes en der-
zelver Jongen, die van het Stuifmeel en de
vrugtmaakende deelen der Planten, van de
vorming der Zouten en wat dies meer is, ten
voorbedde. Zyn Ed. vertoont zelfs de holle
Buisjes der Zenuwen, enz. Bovendien is dit
Werk, hier en daar, voorzien met de Afbeel-
dingen en befchryvingen van veelerley zo oude
■als nieuwe, zo enkelde als famengeftelde, zo
byzondere als algemeene Mikroskoopen, in
Duitfchland vervaardigd, en op 't end van 't
Vierde Deel komt een
Algemeen Mikroskoop voor,
van eene geheel nieuwe Uitvinding, onlangs
te Neurenburg door
Bürucker gemaakt en nog
niet, dan nu, aan 't licht gegeven, by 't welke
een Tekenkasje gevoegd is, van een byzön-
der gemakkelyk gebruik, om Voorwerpen door 't
Mikroskoop af te beelden (1).nbsp;Ik

1nbsp; Van dit Werk, uit vier Deelen in Quarto, met

174

-ocr page 516-

X. Ik moeft hier den Roem niet benadeeleii
Hoofd- van den Heer Baron van Gleichen gezegd
Russworm , Geheimen Raad van gezegden Mark-
graaf, die in een veel grooter Werk, inFolio, zy-
ne Waarneemingen aan 't licht gebragt heeft.
De Plaaten zyn veel minder in getal, doch
keurlyk uitgevoerd, zo ten opzigt van de Te-
kening als van de kleuring en ongemeen fter-
ke Vergrooting; doch zy betreffen meeften-
deels de Vrugtmaakende deelen der Planten,
Waarvan die Heer
eenigen toe üyn Onderwerp
heeft uitgekoozen, en verder eenige weinige
Diertjes of Bloem-Ziertjes, voor 't bloote Oog
byna onzigtbaar, door hem by die gelegenheid
' ontdekt, of ook vervolgens nader waargeno-
men, en wegens haare Schoonheid of anders
door maatige Vergrooting afgetekend. Dus is
het Stinkvliegje, gemeenlykPerZa genaamd, tot
de Gaasjes behoorende (*), dat zyn Ed. Dame^c
Cour tytelt, op eene Plaat, van een half Duim
Natuurlyke grootte gebragt tot die van agt
Duimen , 't welk maar een gemeene Ver.
grooting kan genoemd worden. De Afbeelding
der Mikroskoopifche Werktuigen, die op de
voorfte Plaaten zyn , vindt men , volgens
zyn Ed. opgave, in 't Werk van
Ledermul-
ler
, en de Afbeelding van deKamervlieg, door
zyn Ed. elders gegeven, kan naauwlyks die van

den

374 Natuurlyk gekleurde' Plaaten beftaande, zyn nog
eenige Exemplaaren, by de Erven van
f. Houttuyh,
Boekverkooper, te bekomen.nbsp;^

(♦) Zie hetzelve afgebeeld in myne Natuunyke HijU'
rie,
I. D. XII. Stuk. Pl. XCIV. Fig. 8. cn aldaar bl.
go, enz. omftandig befchreeven.

-ocr page 517-

den Neurenburgichen Konftenaar Wintersch- X.
midt.in't Vierde Deel van 't gemelde Werk Hoofd.
op een byzondere Plaat vertoond, overcreffquot;en.

Zo men de Werken van die beide Heeren^
grooce Baazen in dc Konft van Waarneemen,
doorbladert, zal men bevinden, datzy van de
eenvoudigfte Mikroskoopen het meefte gebruik
gemaakt hebben. Zy bezaten de Engelfche
Samengeßelds Stam-Mikroskoopen, en niettemin
hadt het zogenaamde
Paßer of Hand-Mikroskoop,
dat uit een enkele Lens beftaat, by hun den
voorrang. Blyken hier van verilrekken de
Mikroskoop'Kasjes van den Baron van Glei-
chen,
op Plaat 12, in het Derde Deel van
Ledermüller , afgebeeld , als ook het Mikros-
koop
van Milchmeijer te Frankfort gemaakt,
dat de laatftgemelde het allerlaatfte heeft ge-
bruikt, en 't welk eigentlyk niets anders is dan
het oude
Paffer-Mikroskoop, of dat van Mus-
schenbroek, door verfcheide byvoegzelen ée.
nigermaatte verbeterd, doch niettemin zyne
eenvoudigheid behoudende; hoewel het met
een verzilverd. Spiegeltje, tot het bekyken van
ondoorfchynende V9orwerpen, even als dat
van PI. V., in 't voorfte van dit Werk, op
bladz. 27, enz. befchreeven, is voorzien, en
tevens zodanig gemaakt, dac men het ook met
een verlichtenden holronden Glazen Spiegel,
even als dat van Pl. IL, kan gebruiken. Zie
hetzelve in alle zyne Stukken, op bladz. 45 , enz.
van 'c Vierde Deel der
Mikroskoopifche Ver.
maaklykheden,
befchreeven en verklaard.

Een ander Mikroskoop, 't welk insgelyks door
den Heer
Ledermuller zeer gepreezen wordt,
is het gemeenlyk zogenaamde Zak-of Hani-Mi-
kros-

-ocr page 518-

430 BEÏJESTKÏNÖEN OVER DE
X.
kroskoop van Wilson , op plaat I van dit Werfe
overeenkomende met dat vari
Tab. V.
\n\dQréeDet\éQVMikroskoopifche Ver-
maaklykheden.
Hier kunnen allerley Glaasjes,
zelfs die naauwlyks grooter dan een'Zandkorrel
zyn, aangefchroefd worden, en men bekomt
dus eene zo fterke Vergrooting als men begeert:
doch hec ]s alleenlyk gefehikt voor doorfchy-
nende Voorwerpen, welken men, het Werk-
tuig tegen den Dag houdende, zo 't helder
Weer is, met genoegzaam Licht befchouwt ,en
anders, wanneer het aaneen Styltjegefchroefd
wordt, gelyk op plaat XXL, door middel van
een of twee Kaarfen kan verlichten. Dit Mi.
kroskoop, nu, is ook niets anders dan Enkeld:
want het groote Verhevenronde Glas, dat men
van zig af houdt, doet alleen tot Verlichting,
moetende zelfs fomtyds met Schyfringen be-
dekt worden, om het fterke Licht te maatigen.
Het Dopje, dat men by 't Oog houdt, is het
eenigfte middel der Vergrooting. Zie Tab. V.
van 't Derde Deel van
Ledermuller , voorge-
meld, en derzelveir verklaaring, bladz. 8.

Voorts hebben de Duitfchers thans veel op
met hunne
Jlgemeene Mikroskoopen. Dit wil
maar zo veel zeggen, als een Mikroskoop-Stel
dat men enkeld kan _gebruiken en famengefteld;
zo dat men 'er den welfden dienst van heeft,
als of men een Pasfer -, Zak- of Hand- en Stam-,
ja ook een Zonne-Mikroskoop , by elkander
had. Hier toe is her. Stoofswys' Kasje dienftig,
waar van ik hier vo(5r gefproken heb, 't welk
de Heer Baron
van Gleichen tot zyne Waar-
neemingen heeft doem vervaardigen, om niec
alleen een Buis ite bevatten., die. het tot een
Sa-
men-

-ocr page 519-

mengefteld Mikroskoop maakt, maar ook een
Ontleed-Tafeltje, op Tab. XIII, in 't ge. ^^^^^
zegde Werk, afgebeeld. De Spiegel van 't Zon.
ne»Mikroskoop en deszelfs Plankje, kunnen ge-
makkelj^k in een der Laadjes geborgen worden.
Maar, om de waarheid te zeggen, die geheele
Toeftel is meest een Kiesheid; hoewel een
Liefhebber, die eerft begint, en nog geen Werk-
tuigen van deezen aart heeft, niet kwaalyk doet,
zig daar van te voorzien.

De vermaarde Konftenaar Burucker, Inftru-
mentmaaker te Neurenburg, heeft thans een
Werktuig van dien aart vervaardigd, 't welkhy
met regt een
Algemeen Mikroskoop noemt. Vol.
eens de befchryving van hetzelve, aan 't end
der
Mikroskoopifche Fermaaklykheden y eii de af.

beelding daar van op agt gekleurde Plaaten,
thans voor de eerfte maal aan 't licht gegeven;
zyn daar in vervat Driederley foort van Zonne-
Mikroskoopen; behalve het gewoone naamelyk,
dat men het
Donkere Kamer .Mikroskoop noemt,
ëén dat men, zonder het Vertrek donker te
maaken, mids de Zon fchyne, gebruiken kan,
om de Voorwerpen op zyn gemak af te teke-
nen , en een ander voor
Vloeibaare zaaken. Het
cerllgemelde, zegt hy, is ook tot het befchou-
wen van
«ndoorfchynende Voorwerpen bekwaam.
Dan is'er verder in begreepen een goed
Samen-
gefield,
een Enkeld, een Ontleed- en een Hand.
of Pajèr - Mikroskoop- Zo dat men hier alles by
malkander heeft, en deeze geheele Toeftel, (na-
der, als gezegd is, op 'C end der
Mikroskoopi.
Me Vermaakiykheden
te befchouwen,) wordt van
dien Koüftenaar, voor een redelykenPrys ,te

koop

X.

Hoofd.

-ocr page 520-

432 Bedenkingem over Aè
X. koop aangebooden, en ten dienfte der Liefheb^
lïooFD- beren vervaardigd.

Het eenigfte gebrek, dat ik in dit laatfte Al-
gemeene Mikroskoop befpeur, is dat het aller-
Iterkst VergrootendeGlas, by hemNomra. co
genoemd, volgens bladz. 55, maar
honderdmaal
in middellyn vergroot. Ik heb hier voor reeds
aangemerkt, hoe de Heer
Baker 'er een hadt,
door
CuFF ten zynen dienfte gefleepen, welks
Vergrooting in middellyn
driehonderd en vyftig
maal was. De Heer Baron van Gleichen heeft
afgemeten, dat zyn Nómm. 00
merbonderdmaal
in middellyn, dat ishonderdzeftigdiiizendmaalin
Oppervlakte, vergroot. En dit is een weezent-
lyke Vergrooting, niet gelyk die van het Zon-
ne-Mikroskoop, daar men een Voorwerp zo
groot kan maaken als men wil, doch zonder de
duidelykheid te vermeerderen, of meer deelen
daar van in 't Gezigt te krygen. Deeze trap
van. Vergrooting is echter in Nomm. i van Wil-
fons Zak-Mikroskoop reeds lang bekend en ge-
bruikt geweeft (*),

Een voornaam vereifchte in het Waarneemen
meteen Mikroskoop, is de behoorlyke bepaa-
ling van het Licht (t). Hier toe gebruikc
gezegde Baron een Glazen Bol, met Water ge-
vuld, om by Avond, door middel vari een

Lamp,

(♦) Zie bladz. 37, hier voor. De Glaasjes van Pater Dl
Torre, wier verbaazende Vergrooting bladz. 318, gemeld
ilt;!, werden door den Heer
Baker aangemerkt byna ori-
gebniikbaar re zyn. Zie het I. Hoofdftuk van dit A
a^^
«flNGZEL. Vergelyk , voor 'c overige, het VL Hoofd.,
lluk.nbsp;■

(t) Zie Mikrosk. Fermaaklykheden. IV. D. bladz- 44-

-ocr page 521-

VERBÊTÈRING ÖER MlKROSKÓOPEN, 433

Lamp, genoegzaam Licht op hec Voorwerp te X.
brengen. Dien Toeftel ziet men afgebeeld Op
Hoofd.
Tab. XV,, van het Derde Deel der Mikroskoo-
pfche Ferinaakiykbeden.
Men kan ook het Licht
van den DagenzelfsdeZonnefchyn, met groot
voordeé!, gebruiken, mids men daar mede wee-
te om te gaan. ,, Maar (volgens den Heer
,, Buffon (*), ziec men vee beter, by hec
i. Licht van een of twee laage Waschlichten,
„ dan by het fchoonfte en fterkfte Daglicht,
„ mids de Vlam van dit Waschlicht niet be-
„ woogen worde, en om zulks te verhoeden
5, moet men een foort van Schermhuisje op
„ Tafel hebben, 't welk van driekanten de Lich-
„ ten en het Mikroskoop inlluit.quot; Zulks is, in
zyn Ed. Vignet, eenigermaate voorgefteld. Ik
heb nogthans het Daglicht^ als men 't onbe.^
lemmerd bekomen kan, altoos verkoozenj

De verbeteringen, die men, in de laatfté
Jaaren, in onze Nederlanden en in Engeland,
aan de Mikroskoopen toegebragt heeft, heb«
ben voornaamelyk betrekking tot het Licht.
Want, hoe wenfchelyk het ware, dat men ei-
gentlyk zogenaamde
Terugkaatzende of ReJieBee'
rende, oï Spiegel - Mikroskoopen,
(dat is zodani-
gen, die, op de zelfde manier als de Grego-
riaanfche en Caflegrainfche Teleskoopen, door
middel van twee Klootfche Spiegels het Beeld
des Voorwerps vergrooten,) gebrujken kon,
fchynt zulks echter tot nog toe niet doenlyk te
zyn bevonden: ten minfte niet zodanig, dat
men 'er die voortreffelykheid, welke fommigen

aaii

(♦) Hiji. Naturelle, Tom. III, Paris 1750. Qetavölt;
pag. aör.

Ee

-ocr page 522-

Y aan deeze Mikroskoopen toefchryven, en wei-
Hoorn' Ite 'er ook, naar de reden, van ^e verwagcen

^are, door Ondervinding in befpeurd heett (. gt;

De Engelfche Hoogleeraar Smith , die deze-
ven zo konftig berekend en zo wel enkelde als
dubbelde Spiegel-Mikroskoopen ui Afbeelding
gebragt heefc, verhaalt, dat hy de werking der
Enkelde Spiegel-Mikrospoopen, door een holron-
den Metaalen Spiegel en een verhevenrond
Oogglas le gebruiken, getoetst en. ^ de

Kleuren aangaat , beter dan die der befte Straal-
breekende Mikroskoopen bevonden hadt; als
ook dat hy
etn dubbeld Spie gel-Mikroskoop met
twee Spiegels van gelyke figuur , den eenen hol-

der anderen verhevenrond, hebbende doen maa-
ken,
bevonden heefc, dat hetzelve, zeer naby,
van eene zo goede uitwerking was, als de
allerbefte Straalbreekende Mikroskoopen, en

(») De Heer Martin zegt in de Voorreden der be-

fchrwingevan zyn Algemeen Mikroskoop, dat deeze Sp«-
flSoskoopel fdfe n^en
wel van de gewoone famen-
ieftelde Stam - Mikroskoopen , van
Cuff, Cölpeper ,
Iterkop en ^^^^^^ op Plaat III; als ook in

0^272 Plaat XVI. afgebeeld, en hier voor

ten oSe dus genaamd, onderfcheiden moet:) datdee-
zeï ik, de eenigften zyn. die men volkomen ƒcÈro-
]natuS dat is Kleurloos, noemen mag; en da de Lief-
Äers, die nooit Voorwerpen dus,
door evMele Terug
kaSff vergroot, gezien hebben, gezegd mogen wor-

K! dilfvfn nooit in de g'oottte volmaaktheid te heb-

S^n befchouwd. f.. Want [voegt hy 'er ^y] ieder Per-
foon in de Gezigtkunde bedreeven, is het volkomen
quot; bekend hoe veel juifter de Lichtftraalen naar een
:: B 5„ punt door Refleftie ^an door Refraftie gebrag
worden en bygevolg, hoe veel het Gezigt, door rolt;i
:: TjTx^Terugtatzende Spiegels, het Gezigt met
„ Ireeïing door Glazen, overtreften moet.-

-ocr page 523-

Iry twyfelde niet, of hec zou dezelven overtrof- X.
fen hebben , indien hec mec racer naauwkeurig-
heid gemaakt ware geweesc naar de Afmeedn-
gen, door zyn Ed. opgegeven; wanc hetzelve
hadc meer gebrek aan duidelykheid dan aan
Licht (*).

De volmaaking, derhalve, van die waarlyk
Terugkaatzende Mikrötkoopen nog niet eer uit-
voering gebragc of Wereldkundig zynde , heeft
men de
Straalbreekende of Samengeßelde, in dac
opzigc, tot meer volmaaktheid getrachc te bren-

fen, 'c welk ook gelukt is door de uitmuntende
Jitvinding van den Engelfohman
Dollond , om
door
verdubbeling der Glazen by het Oog en door
dezelven van
verßhillend Glas te neemen, da
Afdixiaaling der Straalen te beletten en dezelven
in 'c Brandpunc
nader byeen te brengen; waar
door de Voorwerpen , die anders meer of min
gekleurd zyn, zig volkomen ongekleurd, zeer
helder en duidelyk vertoonen; om welkereden
men zodanige Werktuigen
Jcbromatiek, dat is
Kleurloos, noemt (t)- Deeze Uitvinding,
eerft door hem op Verrekykefs in 't werk ge-
fl:eld, welke men federt ook
Dollondß geheten
heeft en die thans insgelyks door anderen ver-
vaardigd worden, is, nu ruim zeftien jaar ge-
leeden , Wereldkundig gemaakt, en vervolgens

ook

(«) Zie bladz. 454 en 468 van zyn zo voortreiFelyk
Werk over
de Gezigtkunde, door my in den jaare 1752
uithet Engelfch vertaald, en by den Boekverkooper 1.
Tiitioif uitgegeven: als ook myn byvoegzel, dienaan-
gaande, bladz. (542, aldaar tusfchen [] geplaatst.

(t) Zie het Berigt van deeze Uitvinding in het V,
Deel der Uitgezogte Ferbandelingsn, by F. Houttuvw.
bl. 5S4;gt; enz.

Ee

-ocr page 524-

X. ook op de Mikroskoopen toegepast, worden^-
HooVo-de tevens dus het VeU des Gezigts aanmerkelyk
STUK. vergroot.

Een andere verbetering der Stam • Mikros-
koopen beftaat in de
bemeging. 't Is nog maar
weinige Jaaren geleeden, dat de beste Engel-
fche , waarvan onze
Baker de Afbeeldingen
aan 't licht gegeven heeft, drie of één vas-
ten
Stander hadden, langs welken het Mikros-
koop of de Vertoonplaat op en neer gefcboo-
ven werdt (*). De
onvolkomenheid, van dus de
Voorwerpen alleenlyk in 't Lood, clat is' regt
nederwaards, te kunnen bekyken, is, zo in
deeze Stad als te Londen, door de Konftenaars
op verfcheiden manieren verholpen, met een
Vertikaale beweeging te geeven, of aan den
Stander of aan het Mikroskoop. Men heeft
den Stander met een Scharnier by 't Voetftuk
gemaakt, zo dat hy met het geheele Stel kon
draaijen, of hec Mikroskoop beweeglyk doen
zyn op zynen Stander, en wel of met zyn on-
der - end , of met zyn middelpunt van zwaarte;
waar door hec, tevens met den verligtenden
Spiegel, in allerley ftanden, van Loodregt tot
Waterpas, gebragt en dus zelfs zittende met
gemak gebruikt kan worden. Voorts zyn nog
eenige verbeteringen aan het Stel, als ook aan
het Zonne - Mikroskoop toegebragt, waarvan
ik thans voorbeelden zal mededeelen.

(■*) Dat met drie Sta-ndeis is afgebeeld hier voor, op
Plaat
III Bladz. 20; dat van Cuff, met één Stander, ra
hs: Nuttig gebruik van 't Mikroskaop, PI. XVI, bladz. 444.

XL HOOFD-

-ocr page 525-

XI. HOOFDSTUK.

Befchryoing van het Veranderlyke Mikroskoop,
gemaakt door Mmfr. Adams te Londen, met
deszelfs Jfbeelding.

Dit Mikroskoop overtreft de gewoone Stara-
Mikroskoopen, eerflelyk daar in, dat
hec, mee zynen geheelen Toeftel, een Vertikaa-
le beweeging op
zynen Stander heeft, knnnen-
de dus niet alleen Loodregc, maar ook in al-
lerley fchuinfe ftanden, zelfs tot verder dan
Horifontaal of
waterpas, gebruikt worden; 't
welk een groot
gemak in de Waarneemingen
geeft
Ten .anderen is hetzelve beter, omdat
het twee Oogglazen heeft, tot wegneeming van
de Kleuren der Voorwerpen, Tenderden, om
dat de Glazen verfchuifbaar zyn, 't welk gele-
genheid geeft om hec Vergrootend Vermogen
van ieder byzonder Voorwerpglas te vermeer-
deren; weshalve het een
Veranderlik Mikroskoop
genoemd worde. Het Veld des Gezigts is in
hetzelve ook grooter dan in andere Mikroskoo-
pen, die maar drie Glazen hebben.

De Afbeelding van dit Werktuig komc voorpi.xxiV.
op Pl. XXIV. Aldaar is ABC het Lighaam des
Mikroskoops, 't welk by A twee Oogglazen
heefc; een derde Glas by B en een vierde in 't
Kegelachtig gedeelte, tusfchen B en C. Hec
bovenfte gedeelte AE kan wat uitgehaald wor-
den: zo ook de Buis AB, die in het gedeelte
BC verfchuifbaar is, toe de gezegde Oogmer-
ken. Aan 't end C vertoont ^g een Vergroot-
claasie aangefchroefd; doch iüen kan'er twee te
Ee 3nbsp;gelyk

-ocr page 526-

4.38nbsp;BESCHRYVING VAN H2?

XI. gelyk gebruiken : indien men hec Dopje h
Hoofd ichroefc aan hec gedeelte c van het Dopje a,
tTUK. gj-j (Jan die beiden aan 't end C, nadat 'ereerst
het andere Glaasje is afgedaan.

Daar zyn zeven van deeze Vergrootglaasjes,
waar van twee vertoond worden by
a enb: als
ook zes Zilveren Spiegeltjes, ieder tot-hec
Brandpunt van een byzonder Vergrootglaasja
gepast. Een deezer Spiegeltjes is by
e ver-
toond. Men fchroeftze by gelegenheid aan 't
end van 'c Mikroskoop in
C. Ieder der zeven
popjes
a, b, kan ook met eenigerley van dee-
ze Spiegeltjes gebruikt worden, mids hec laag.
ifte deel van het Kegelftuk, by Jafgebeeld, op
de uitfteekende Schroef van het Zilveren Spie-
geltje in
e te fchroeven, en dan her gedeelte c
van eenig Dopje b in het bovenfte gedeelte,
en verder alles mee malkander aan 't end des
Mikroskoops, als boven.

Hec Lighaam van 't Mikroskoop ABC wordt
gedragen door een Arm F, die een Ring aan
'c end heeft, waar men het Mikroskoop kan
infteeken of uithaalen naar believen, zettende
hetzelve vast mec de Schroef ƒ. Deeze Arm
is gehecht aan het Staafje GG , 'c welk men kan
doen ryzen of daalen door den grooten Yvoo-
ren Knop
I om te draaijen, na dat men de
knelfchroef H eerst los gemaakt heeft. Het
Staafje GG fchuift digt langs het bovenfte deel
van de lange Staaf KL, welke by N en N is
vast geklonken aan hec Tand - Rad NON, '6
welk rusc op vier Krukken, wier enden inge-
laten zyn in een waterpasfe ronde Schyfplaat/i.
^ulks geeft een Horizontaale beweeging, zo
a^n het Rad, als aan den
geheelen Toeftel van
■ ■ ■ ■ ...... h^t

-ocr page 527-

Verakdeulyke Mikroskoop. 439
het Mikroskoop, 't welk gedragen wordt door
den Stander M, rufleride op de drie Voeten
P P P.

' In de Afbeelding is het Mikroskoop in een
perpendiculaare ftand vertoond, in welke des-
zelfs byzondere deelen duidelykst zigtbaar zyn;
maar men kan, door het omdraaijen van den
Sleutel S, wiensRondzel vat in de Tanden vaa
het Rad NON, aan de Staaf KL en het ge-»
heele Mikroskoop zulk eene fchuinte geeven,
als tot gemakkelyke Waarneeming wordt ver-

eifcht.nbsp;-

De Vertoonplaat DDD, welke een Gat L
in 't midden heeft, is als gewoonlyk gefchikt
om de Voorwerpen ter Waarneeming op te
ü'aatzen • 't zy men daartoe een Schuifje N. i,
ohen Strookje Glas N. 2, gebruike Ook kan
menze leggen op een der ronde Glasfchytjes,
die tot het Gat T gepast zyn. En, om Voor-
■werpen, die niet juist in 'c midden leggen, of
die te groot voor't Veld des Gezigts zyn, wel
te kunnen befchouwen, is de Vertoonplaat op
een
Kegelachtig Pennetje beweeglyk inde Schuif
W- zo dat men die zydewaards kan draaijen.

Óp dergelyke manier draait ook de Kruk b
R die den terugkaatzende Spiegel QQ draagt,
in'de Schuif V; 't
welk denzelven van nog
meer gebruik maakt, dan de enkele Vertikaale
en Horizontaals beweegingen, m de Beugel g
en het Bosje
b, gelyk ia de gewoone Stam-

Mikroskoopen.nbsp;, .. ,nbsp;,

Door middel van de Schuif W kan men de
Vertoonplaat DD gereedelyk op haaren ver-
eifchten afftand van het Vergrootglaasje, in
de KnopbyC, ftellen, en dan, door den groo.

Ee 4nbsp;ten

-ocr page 528-

'Ik

1 -.f

I

K ••

i

\

-ocr page 529-

breng de Vertoonplaat in deszelfs plaats op XI.
den Arm F, en fleek het Pennetje/van het
Staafje N. 7, in het Gaatje by 2, in 't boven-
fte van de ftaaf KL. Men kan in den Ring e,
aan 't end van dat Staafje, eenigerley Vergroot-
glas , van de te vooren gemelde, fchroeven, en,
eenig Voorwerp op de Vertoonplaat gelegd heb-
bende, is niet alleen de verfchuifbaarheid van
dat Staafje
eg, maar ook van de Vertoonplaat
door middel van den Knop I, dienftig, om 't
gedagte Voorwerp naauwkeurig waar te nee-
inen.

Dus wordt het Samengeftelde tJfrflB^er^ in een
Enkeld
Mikroskoop, zynde 'er di;ie Vergroot-
glazen bygedaan, om alleenlyk op deeze manier
le gebruiken (*).

„ Men

(*) [Dus kan dit Mikroskoop dan ten zelfden einde
ftrekken, als het Mikroskoop - Stel door den Heer
Lyok-
KET uitgevonden en door zyn Ed. tot de Ontleding van
Infekten gebruikt, befchreeven en afgebeeld in het III.
Deel der Verhandelingen zan de Hollandfche Maaychappy
der Weete,ijcbappen ,
bladz. 378. enz. Die Heer gebruikt
een Arm van dergelyke Klootjes, als hier in
Fig. 6, oia
zyne Vergrootglazen tebeftuuren, en legt het yoorwerp
opeen Glas in 't
Gat van een Mahonie-Houten Plankje
dat aan een Stander is gefchroefd. Schoon zyn Ed. daar
mede die onvergelykelyke Ontleding van de
Hups verrigt heeft, komt my nogthans dit Stel al :e beweeg-
lyk voor, en daar in gebrekkelyk , dat de Voorwerpen aan-
de verkeerde zyde verlicht worden . door den daaronder
geplaatften Spiegel. De minfte ftooting of aanraaking
van gezegden Arm
of'Klootjes- Ketting verandert het
Gezigtpunt. Ik voor my gebruik liever een vaster plaat-
zing voor de Handen en voor de Glazen, en, doordien
de meefte Voorwerpen, die men ontleden moet, gelyk
inquot;tbyzonderdeBloempje« der Planten, on,doorfchynende
jyn ,
is de Verlichting van boven genoegzaam,]

Ee 5

-ocr page 530-

442 Beschryvïng van het nieuwe
XI „ Menziecdus, hoe een zelfde Mikroskoop
Hoofd- bekwaam gemaakt kan worden toc alle de
ïtük. Oogmerken, die men in't Waarneemen be^
quot; doelt; 'twelk de reden is, dac de zulken
quot; Jlgemeene Mikroskoopen genoemd worden. De
eene Konftenaar maaktze dus , de ander zo ;
doch het komt op 't zelfde uic. Ik zal der.
quot; halve het Algemeene Mikroskoop van den

Heer Martin , wiens ervarenheid in de Ge-
zigt-Natuur-en Wiskunde bekend is, hier
niet
voorftelldn, maar lipreeken van een ge-
heel andere Uicvinding, een opzigt van de
Mikroskoopeo, onlangs gemeen gemaaktquot;.

XII. HOOFDSTUK.

Befchrywng van bet nieuwe Algemeene Mikros-
koop ,
volgens de Uitvinding van Monfr. Del-
lebar're, ten opzigt van deszeifs verfchil met
andere
Samengeftelde Stam - Mikroskoopen j
als ook deszeifs Afbeelding en Gebruik.

Zekere Konftenaar, genaamd F. L. Delle-
barre, heefcfedercweinige Jaaren, hief
' te Lande, een nieuwe foort van Stam- Mikros-
-koopen gemaakt, tot welks famenftelling hy
becuigc de Aanmerkingen en Grondftellmgen
''van
alle de voorgaande Konftenaars ce hebben
', nagegaan, en daar
op dit Werktuig, zo hy hoop-
, te quot;volmaakter en van een algemeener gebruik,
quot;,ook nuttiger en gemakkelyker dan eenige ande-
ren van
dien aart, vervaardigd ce hebben; waar
„van
de goedkeuring der genen, die het van
„hem
ontvangen hadden, een waarborg ware^

jgt;
jgt;

SJ
Jgt;

-ocr page 531-

„Onder de zodanigen maakt hy gewag van de XII.
' Hoogleeraars te
Leiden en Utrecht, van ver- Hoom-
'„ Ichei^de Leden der Nederlandfche Geleerde.Ge-
quot; nootfchappen , als ook van die van Londen en
quot;vVeenen, enz. Deeze, en een menigte an-
II dere Kenners en Liefhebbers der Natuurkun-
„ de, zyn Mikroskoop onderzogt hebbende, had-
„ den daar aan de voorkeur gegeven, niet alleen
„ ten opzigte van
grootheid des Felds; den trap van
„ Klaarheid enFergroottng, maar ook van de Hel
„ derheid des Lichts
en de duidelykheid die het gaf
„ aan
ondoorfchynende Voorwerpen. Vervolgens
„ fpreekt hy, aangaande deszelfs verfchil met an-
„ dere Mikroskoopen , aldus.quot;
quot; I. In de andere Mikroskoopen is alles bepaald',
de Glazen, de Buizen en Spiegels zyn altoos ge-
fteld op eene zelfde plaats en in de zelfde orde:
hier is alles beweegbaar; de Buizen , de Spie-
gels en de onderfcheiden Glazen, welke, 't zy
tot vermeerdering of verminderinge zelfs van
'tVermogen van eenzelfde Vergrootglaasje,of
tot de weeromkastïinge des Lichts dienen;
kunnen
op oneindige -wyzen fcmengevoegd worden;
dermaate, dac ieder derzelven altoos eenig mer-
kelyk verfchil voortbrenge, zo inde grootheid
des Velds, als in de helderheid, duidelykheid
en vergrooting, van het Voorwerp.

2. In andere Mikroskoopen, daar alles be-
paald is, heefc men, met een zelfde Vergroot-
of Voorwerpglaasje, altoos een zelfde Ver-
grooting, een zelfde helderheid, en een zelfde
Veld: hier, integendeel,
verändert alles; het
zy door het getal der Glazen, die men of allen
te gelyk,
of afzonderlyk, twee, drie, vier,
ja zelfs vyf teffens, gebruiken kan; hetzy door
■nbsp;de

-ocr page 532-

XII. de verfchillende verplaatzing; het zy, nog bo-
Hoofd- vendien, door de verfchillende tusfchenvvydten
tusfchen de Glazen, of tusfchen deeze en het
Vergrootglaasje. Aldus, (om alleen te blyven
by de Vergrooting) , heeft dit Mikroskoop ge.
heel andere Middelen oxn te vergrooten, dan
alle .anderen, die zelden het Voorwerp ver-
grooten, dan naar maate van de fterkte der
Vergrootglaasjes, welken men 'er aan voegt,
doende derzelver twee Oogglazen weinig van
belang: terwyl dit myn Mikroskoop , behalve
het middel, waar van ik gefproken heb, nog
cnvergelykelyk meer vergroot, door het getal en de
verfchillende afftanden zyner Glazen van elkan,
der, en de verfchillende Buizen, waarin die
geplaatst worden.

3.nbsp;In andere Mikroskoopen, daar de Ver-
grooting des Voorwerps grootendeels gefchat
wordt naar het Vermogen van 't Vergrootglaas-
je, 't welk men gebruikt; is hec Veld des Ge-
zigts, of
het zigtbaare gedeelte des Voorwerps,
kleiner , naar maate het Voorwerp meer
vergroot wordt: maar in dit, alwaar de voor-
naamfte Vergrooting gefchiedt door de Ooggla-
zen, kan men die in dezelfde
graad en zelfs veel
meer doen vergrooten, door een Vergroot-
glaasje te neemen
van een langen Brandpunts^
afftand,
't welk het Voorwerp onder veel groo-
ter hoek aan 't Oog brengt en gevolgelyk een
wel ruimer Gezigts - Feld heeft; vertoOnende
fomtyds
een Voorwerp in zyn geheel, waarvan
men, door andere Mikroskoopen , met den
zelfden trap van Vergrooting, flegts een klein
gedeelte teffquot;ens befchouwen kan.

4.nbsp;Naardien men zig, in dit Mikroskoop.

ge-

-ocr page 533-

gemeenlvk bedient van Vergrootglaasjes, wel- XIL
ken op 'zig zelf minder vergrooten en derhalve
Hoofd.
veel grooter Openingen hebben of meerder
Lichtfrraalen doorlaaten; zo heeft het
onverge-
lykelyk meer Licht en Helderheid,
't zy by I3ag-
of Kaarshchc, dau alle anderen, vi^elke men tot
nog toe uitgevonden hadt. ■

5.nbsp;In de andere Mikroskoopen , waarin maar
alleen een vast bepaalde Spiegel is, heeft al-
toos, gelyk ik reeds gezegd heb,
een zelf de trap:
•aan Licht
plaats, en dit maakt een groote on-
volkomenheid ,om dat de verfcheide trappen van
Doorfchynendheid of Ondoorfchynendheid des
Voorwerps, ook verfchillendemaatigingen des
Lichts,van hetzwakfle tót hec fterkiteppklim-
mende, vereifchen. In dit Mikroskoop, integen-
deel, kan men op verfchillende manieren, 't zy
door den bollen Spiegel, welkeeenfterkLicht
geeft; 't zy door den platten, die minder Licht
geeft; 'c zy dcor de verfchillende afftanden,
op vvelken men die plaatft, of ook door'er de
werking van een verhevenrond Glas bytevoe-,
gen,
zo wel hy Dag - als Kaarslicht, aan het.
Voorwerp, 't zy doorfchynende of ondoorfchy-
nende,
den vereifchten trap van Licht geeven.

6.nbsp;In de famenftelling der andere Mikros-
koopen heeft men, tot heden toe, niet gelet
op de verfchillende Straalbreeking der Glazen,
welke men daarin gebruikte: waar door ver-
oorzaakt is, dat het Voorwerp in dezelven niec
bevryd ware van de
onnatuurlyke Kleuren noch
van
den gekleurden 07ntrek, voortkomende uit den
verfchillenden aart der Straalen. Hier door is
ook veroirzaakt, dac het Lichc, door minder
Straalbreeking, in dezelven al te fterk, te be-
weeg.

-ocr page 534-

446 jBESCHRYVÏNG VAN HET NIEUWE

XII. weegbaar en te tintelende voor ons Gezigt was j
Hoof», qhi niet deszelfs tedere en gevoelige Werktui-
gen te benadeelen: zo dat men 'er geen lang
gebruik van kon hebben , zonder de Oogen te
vermoeijen. Ja zonder ze te verzwakken. In
dnt Mikroskoop, daarentegen, 't wclkikAchrO'
matiek, dat is zonder kleuren, noem, heeft
men altoos een
zagt, wit en eenpaarig Licht, zo-
danig gebroken door de verfchillende kragt van
Straalbreeking zyner Glazen, dat men 'er zig
geheele Dagen mede verlufligcn kan , zondef
eenig ongemak voor 't Gezigt. , De Uitvinder
zelf van dit Werktuig, die federt den tyd van
twintig Jaaren , dat ..hy deeze Ontdekking
maakte, zig daar van!bediend heeft, kan nog
op agt Duimen afflands, en evenzo goed als te
vooren, zien.

7. In andere Mikroskoopen, waar de Bui-
zen , bepaald zyn, heefc
men veel tyds en moei^
te noodig, om het Voorwerp, of een gedeelte
van hetzelve, dat men begeert te zien, net
onder het Vergrootglaasje te brengen; terwyl,
door de
Horifontaale bemeging naar vooren, naar
agteren, ter regter en üinkerzyde, welke dit
Mikroskoop heeft, het Voorwerp onder't Oog
gebragt kan worden, in deuitgeftrektheideens
Cirkels van drie Duimen middellyn; zodateen
leèvend Infekt, 't welk de Plaat des Mikros-
koops overloopt of in Vogt zwemt, met veel
gemak in zyn loop nagegaan kan worden. Dac
meer is, men heeft 'er meer dan
honderd ver-
fchillende Foorwerpen
by, gefchikt naar de ge-
melde Plaat, die men gemakkelyk, en om zo
te fpreeken in een Minuut tyds ^ allén befchou-
wen kan en met elkander vergelyken; hetwelk

men

stuk.

-ocr page 535-

men niet kan doen met andere Mikroskoopen, XII.
daar men , om met een fterk vergrootend Glas ««oj'quot;-
alle de deelen van een Infekt na te fpooren,
dikwils veel tyds noodig heeft.

8. In de andere Mikroskoopen heeft ttien,
om
ondoorfchynende Voormrpen te befchou-
vyen, zig tot'heden toe bediend van
kleine Zil-
veren Spiegeltjts,
waarvan het Brandpunt zig
vereenigde met dat van het Vergrootglaasje,
zo dat 'er tot ieder Glas een verfchillend Spie-
geltje moest zyn, en gelyk deeze Spiegeltjes
geen ander Licht, dan 't gene door het Glaasje
komt,
waar op het Voorwerp legt, of doo?
die waar -tusfchen het begreepen is, ontvan-
gen, zo konden zy op het gezegde Voorwerp,
met dan een valfch en zwak Licht brengen;
vooral zo men de fterkst vergaarende Spiegelt-
jes met de meestvergrootendeGlazengebruikt:
welke gebreken in dit Mikroskoop t'eenemaal
z^m weggenomen, i. Door alle de Straalen,
die het Voorwerp van onderen te fterk verlicht-
ten , af te fluiten : terwyl - anders hetzelve ,
door de zwakke verlichting van boven, en de
fterke van onderen, in een
valsch Licht gefteld
wordt, zo dat men de eigen Kleuren van het
Voorwerp niet duidelyk kan zien, 2. Door aan
de Plaat een
groote Opening te geeven, welke een
menigte Straalen, van een grooten hollen Gla-
zen Spiegel terug gekaatst, doorlaat om te val-
len op een grooten hollen Spiegel van gepolyst
Zilver, die dus de
Oppervlakte des Voorwerps,
welke naar den
Waarneemer is toegekeerd, ge-
noegzaam verlicht, om hetzelve duidelyk te
vertoonen. 3. Door de
beweegbaarheid van ge-
zegden
Zilveren Spiegel t op zyne Schroef, kun-
nende

-ocr page 536-

. 'Xil. nende dus västgezet worden Op alle verfchillën-

Hoofo- {je afftanden, welken de Glazen, die men ge-
brüikc, vereifchen. Uic dit alles ontftaac, dat
het Voorwerp zig- altyd
fterk en alleenlyk van bo-
-oen verlicht
bevindt, hoe digt 'erhet Vergroot,
gfóasje ook -aan; nadere, en dat men de fchit-
terendfte, ja zelfs ook de donkerfteKleuren,
met alle gemak kan onderfcheiden.

9. De andere Mikroskoopen vereifchen eett
groot gètalGlazen\amp;r\
verfchillend Vermogen, om
Voorwerpen van allerley grootte na te gaan. De
meeften daar van [hebben Vergrootglaasjes van
t of o 'tot N. 6: anderen} voegen'er nog minder
vergrootende by; waardoor het getal vermeer-
derd wordt. Bovendien vereifchen zy, datde
Waarneemer zig van Glazen bediene, naar de
grootte des Voorwerps, darhy onderzoeken
wil , gefehikt. Dus vindt hy zig genoodzaakt
telkens en wel zo menigmaal als hy een nieuvir
Voorwerp neemt, ook
zyn Glas te veranderen ^
't welk natuurlyker wyze eene laftige vertraa-
ging in zyne Waarneemingen veroirzaakt. Ten
tweeden dient men te onderftellen, dat de be^
Ichouwer een buitengemeenegaauwheiden kun-
digheid bezitten moet, om met een opflag van
't Oog te kunnen zien, welk Glas hytot de ver-
fchillende Voorwerpen noodig heeft: want an-
ders zyn alle zyne Waarneemingen gebrekke^
1-yk. Ons Mikroskoop is aan alle die onge-
makken niec onderhevig.
Een enkel Glas, by
voorbeeld dac van Nomm. s , is genoegzaam ora
allerley Voorwerpen te obferveeren en dezel.
ven, agtervolgelyk, door alle de noodige trap-
pen van Vergrooting te laaten pasfeeren, met
'er één van de Oogglazen af te neemen of by te:

voe-

-ocr page 537-

vöegen, of dezelven verfcheidelyk teplaatzen; X[T.
de Buis te verlangen of in te fchuiven, of'er Hooyo,
nog één by te doen; al het welke in een 00.
genblik gefchieden kan. Dus bréngt men het
Voorwerp tot de begeerde Vergrooting en de
Liefhebber geniet het vermaak , van zyne Waar-
neemingen te kunnen vervolgén zonder aan-
merkelyke tusfchenpoozing. Dat meer is, tot
welken trap van Vergrooting de Vergrootglaas-
jes ook gebragt zyn door toedoen van de Oog.^
glazen, men ziet het Voorwerp altoos in een
zeer
uitgebreid Veld, welks uitgeftrektheid daar
door geen aanmerkelyke vermindering onder-
gaat.

10. Nog een verfchil tusfchen dit Mikros-
koop en byna alle anderen, die 'er tot heden
toe geweeft zyn, is dat hetzelve, door middel
van een fterk Scharnier,
naar 't Licht gekeerd
kan -worden;
het welke voor dit Werktuig een
te grooter Voorregt is, om dat hetweerkaatzen-
de Licht der Spiegels altyd veel te kort fchiet
by het regtftreekfe Licht.

quot; Om niet breedvoeriger te zyn, zalik metftil-
zwygen veele Voorregten voorbygaan, Welken
dit Mikroskoop, boven alle anderen, die tot
nog toe uitgevonden zyn, bezit, en kortelyk
hier flegts twee
voornaame uitwerkingen van dit
Werktuig voorftellen, betreifende het Veld en
de Vergrooting.

Een Vloo, waar van de weezentlyke langte
weinig meer dan het
twaalfde gedeelte van een
Duim, of een Lyn, uitmaakt, wordt met een
Vergrootglaasje van een half Duim Brandpunt,
in myn Mikroskoop , geheel ter langte van
anderhalven Voet, Parvfche Maat, vergroot zyn-
de, gezien.

Ffnbsp;Ze.

-ocr page 538-

xn. Zeker Stof der Nagtkapellen, die men Wa-
Hoüfd- pendraagers noemt, waar van de weezentlyke
STUK. grootte, m middellyn, niet meer dan een
tien-
de van
ee« Ly?? uitmaakt, wordt, met een Ver-
grootglaasje van een agtfle Duims Brandpunt,
hier
vergroot tot de langte van negen Duim en
zes tiende deelen: zo
dat de middellyn des Voor-
werps dus 960 maal vergroot is; 't welk in 't
Kubiek een Vergrooting is van 884.736.000
maaien. Dit kan men zelfs voortzetten tot
dui-
zend millioen
maaien; het welk meer dan vyf.
tienmaal de werking der fterkfte Vergrootgla-
zen, die niet meer dan
vierenzejlig millioen maa-
len vergrooten (*), overtreft. Wat zou het
dan wel zyn, indien ik, in de plaats van een
Vergrootglaasje van anderhalve Lyn Brand-
punt, een Glaasje van een halve Lyn of een
vierentwintigfte van een Duim gebruiken wil-
de, gelyk in andere Mikroskoopen gefchiedt;
(welk Glaasje zelfs nog niet zo fterk ver-
groot als't myne:) dan zou, naamelyk, het
Voorwerp in 't Kubiek
23.110.S72.000 maa-
len vergroot worden: ['t welk byna
drieduizend-
maal
in middellyn bedraagt.]

Dus verre Monfr. Dellebarre, De Lief-
hebbers hier te lande, die door zyn Mikroskoop
gekeeken hebben , erkenden wel deszeifs Voor.
treffelykheid, inzonderheid wat de Grootheid
des Velds, de Helderheid des Voorwerps en
deszeifs Vergrooting betreft; maar het is, 't
zy om de Kostbaarheid; 't zy om dat 'er de

laat-
en)
[Monfr. Deilebarre ziet hier op de Vergrooting
van 4.00 maaien'in middellyn, welke het grootfte Ver-
mogen der gebruikelyke famengeftelde Mikroskoopen
geacht werdt te zyn.J

-ocr page 539-

laatfte Verbeteringen nog niet aan toegebragt Xlt.
waren , (weshalve men 'ef niet gemakkelyk me-Hoo^o- ^
de kon omgaan en deszelfs Uitwerking in de ' '
vereifchte trap bekomen,) van fommigen we*
derom verworpen. De Maaker, derhalve, hier
zyn beftaan niet vindende, is voor eenigen tyd
naar Vrankryk vertrokken, en heeft aldaar, nu
onlangs, zyn verbeterde Mikroskoop vertoond
aan de Koninglyke Akademie der Weetenfehap-
pen te Parys; welk Genootfchap van Geleerden
hetzelve van zo veel belang vondt, dat het drie
zyner Leden tot onderzoek van dit Werktuig
aanftelde; naamelyk de Heeren
Montigny, le
Roi en Brisson. Deeze bragten, den 21 Juny
deezes Jaars 1777, hun Rapport dien aangaan,
de by de Vergadering zo voordeelig in, dat de-
zelve dit Werktuig met haare Goedkeuring heefc

verwaardigd.

„ De famenftelling van dit Mikroskoop, (zeg-
„ gen die Heeren,) welke
Eülerüs zelf als zeer
moeielyk heeft aangemerkt, heefc eene wee-
zentlyke verdienfte en verfchaft den Natuur-
kundigen een Werktuig van de grootfte nut-
tigheid. Hierom is het dat wy, na het ge-
geven getuigenis aangaande deszelfs Structuur
en van de fraaije uitwerkingen, die hetzelve
heeft, welke ons zo zeer voldeeden, gemeend
hebben te moeten befluiten; dat het Mikros-
_ koop, door den
Heer Dellbbarreder Aka-
ii demieaangebooden, van alle Werktuigen van
dien aart, welke ons bekend zyn, het ge-
makkelykfte is voor den Waarneemer, en
't
welke, door de fterke Vergrooting, gele-
genheid geefc om hec Voorwerp met des te
meer naauwkeurigheid te befchouwen; zo
Ff
2nbsp;„ dat

jj

»

»

»»

-ocr page 540-

Xil. „ dat her dienvolgens billyk de goedkeuring
Hoofd. „ van ons Genootfchap verdiene.quot;
ïTUK. ji^ heb derhalve ook de Afbeelding van dit
Werktuig den Liefhebberen niet willen onthou-
den, zynde my dezelve goedgunilig medegedeeld
door den Heer
Paulus Schuckink hier teAmfter-
dam^ en bovendien ook de befchryving bezorgd,
zo van de famenflelling als van het gebruik :
zie Plaac XXV.

Befchryving van het Algemeene Mikroskcop,
gemaakt door Monfr. Dellebarre.

Het geheele Stel beftaat uit een geel Koperen
Stander, die op drie Pooten ruft , en waaraan
drie verfchuivende Stukken zyn ; naamelyk een
Vertoonplaat, een verlichtend Glas en Spiegel.
Boven op den Stander is een vierkant Bosje met
eenSpilletje daar aan, hetwelk op dien Stander
draait, en een daar door fchuivend Staafje, 't
welk voor Arm verftrekt, om het Lighaam des
Mikroskoops te draagen, dat uit de volgende
Stukken van een ronde Koperen Buis , in el-
kander paslende, enz. beftaat.

A is het onderfte gedeelte, in de Ring van
den gezegden Arm
bc vaftgefchroefd, hebben-
de van onderen het Buisje K, waar in één der
drie Lenfen N. 2 gefchroefd wordt, en van bui-
ten de Zilveren Spiegel
N. 4, wanneer men
dien gebruikt.

B is een korte Buis, welke binnen D zit,
wordende daar uit genomen, en, naaanfchroe-
ving van een der vier Ring-Glazen N. 3, of
in A geftoken, wanneer 'er
D uitgenomen is,
of
ook wel op hec Stuk D, een weinig uit A
gehaald zynde, geplaatft.nbsp;^

-ocr page 541-

Cis een nog korter Buis, op welke één of xii.
meer Ring-Glazen, als N. 3, gefchroefd enHooFp.
dus geplaatft worden in B, en B, met C 'erin , quot;
uk.
in A; allen omtrent tot de helft der Buizen in-
geftoken.

P, zynde het Verlangftuk, wordt zeiden ge-
bruikt , dan om het Voorwerp by uitftek te
vergrooten, als wanneer men hetzelve tot de helft
uit A haalt en dan daar op het Stuk B plaatft ,
ook tot de helft ingeftoken; zo wel als C even-
eens op B, en dus alle de drie Stukken op mal,
kander.

E is het bovenfte Oogftuk, waar van men
zig ook zelden bedient, en niet, dan wanneer
de terugkaatzing van het Licht al te fterk is ;
als dan wordt hec op C gezet, met de Schuif
open.

F is het Bosje, waar in de Arm van het Mi-
kroskoop
bc fchuift, kunnende die vaftgezet
worden met het Schroefje P en dus draait het
jeheele Mikroskoop, door middel van het Spil-
etje van't Bosje F, op den top van den Stander

G, die in het Voetftuk M wordt vaftgezet
met de Schroef Z, ruftende op zyne drie Poo-
ten, waar van de eene altoos onder den Spiegel
L moet ftaan, om het omvallen van het gehee-
le Stel, dooroverwigtigheid, te verhoeden.

H is de Vertoonplaat, zynde een Ring, die
met het Glas N. 5 voor ondoorfchynende en
met het Glas N. 7 voor doorfchynende Voor-
werpen gevuld wordt. Deeze fchuift, door
middel van het Bosje T, langs den Stander, en
kan verhoogd of
verlaagd worden door den
Heugel/,
na dat dezelve met het Schroefje O
is vaftgezet, met
het Knopje N te beweegen;.
Ff 3nbsp;ge-

-ocr page 542-

5}.54 BESCHRYVmG VAN H2T NIEVWE

XII. S^^y®^ ^^^ andeiró Schroef - Mikroskoopen.

Hoofd- 1 is Het Bosje van den gedagten Heugel, 't

STUK. welk ook om den Stander fchuift.

■ K het onderfle Buisje van 'c Mikroskoop ,
daar de Dopjes of Kapjes, der Glaasjes N. 2,
worden in en de Zilveren Spiegel buiten om
gefchroefd.

L is de terugkaatzende Spiegel, die tot dè
voornaaofifte Verlicnting dient. Hy is aan de
eene zyde plat, aan de andere holrond; welke
laatfte zyde des avonds by de Kaars; de platte
by Dag of pok tot ondoorfchynende Voorwer-
pen, 'tzy byDag.of Kaars - Licht, wordt ge-
bruikt. ' Men kan dien Spiegel hooger of laa-
ger fchuiven, naar maate men Licht begeert.

M is het Voetftuk, daar de Stander wordü
ingelaten; hebbende drie Pooten, die toeflaan om
het Werktuig in zyn Kasje te bergen; gelyk ih an-
deren van dien aart plaats heeft,

N een Knopje om de , Plaat H door middel
van den Heugel ƒ te doen ryzen of daalen.

O een Schroefje ora het Bosje van den Heu-
gel vaft te zetten.

P een Schroefje daar de Arm van de Buis
mede vaftgezet wordt, dien men anders door
middel van het Knopje
a kan verfchuiven.

Q een Scharnier in 't midden van den Stan-
der, die aldaai^'gëbroken is, zo dat men hec bo-
venfte gedeelte van een Vertikaalen tot eenHo-
rifontaalen ftand kan brengen en dus het Mi-
kroskoop op de manier als een Gregoriaanfch
TelsskooD , met gemak, al zitr.ende, gebrui-
ken. Door het overhaalen , naamelj-k,, van dat
gedeelte, wordt ook de Buis Horifontaal Men
kan ze zelfs verder brengen, om de Voorwer-
pen

-ocr page 543-

pen daar mede, gelyk met Wilsons Zak-Mi- XII.
kroskoop, tegen 't Licht van den Dag te be-
fchouwen. Men gebruikt daar toe het Inftru-
mentje N.
6 , fteekende hetzelve in 't Gat W
van de Vertoonplaat H, en brengende hetzel.
ve op zyn Brandpunt voor het Buisje K. Maar
dan moet eerft het Bosje F met de beide Schroe-
ven P en Y wel vaftgezet zyn. Ook moet men
zorg draagen, dat, in dit geval,S ver beneden
en T genoegzaam boven het Scharnier zyn ,
om die Bosjes niet te breeken.

R, S, T zyn de gezegde Bosjes, om den
Stander fchuivende, en waar van de twee eers-
ten ieder een dubbeld Scharnier hebben, om
den Spiegel en het Glas te kunnen draaijen en
tegen den Stander aan te voegen tot berging
van het Stel: het laatfte alleen een enkel Lid
of Scharnier U, waar mede de Vertoonplaat op
gelyke manier tegen den Stander op gezet wordt,
ten zelfden einde.

V is een verhevenrond Glas, dat men alleen-
lyk by Avond en voor doorfchynende Voorwer-
pen gebruikt, wordende hetzelve hooger of laa-
ger gefchooven, naar dat men het Licht fter-
ker of flaauwer wil hebben. Hetzelve dientin
plaats van het Zilveren Spiegeltje, dat men an-
ders gebruikt.

W is het Gaatje in de Vertoonplaat, daar
het Inftrumentje N. (5 met zyn Knopje i wordt
ingeftoken en dan in 't Sleufje voortgefchoo-
ven, ten gebruike als op Letter Q gezegd is.

X is een Veertje aan de Plaat, om een Gla.
zen Pypje'inec Vogten, daar Voorwerpen in
zyn , te beknellen en die voor 't Gezigt te
brengen»

-ocr page 544-

45ö Beschryvinp van het nieuwe
XII. Y en Z zyn de Schroeven, waar van ge.
stS'

Nomm. j is een klein Schroefje, waar mede
het Vergrootglaasje onder aan het Dopje 2
wordt vaft gelchroefd. Daar mede moet men
zeer voorzigdg zyn in het affchroeven der Lens
van het Buisje K, dat het niet los gaa: want
alsdan zou men hec verliezen. Bv het fchoon»
maaken of uitneemen \'an dat kleine Glaasje
Nomm. I, onder aan de drie Dopjes, moet de
platte zyde van het Glaasje buiten waards ge-
plaatft worden, tegen het
Gaatje van het Schroef-
je
Nomm. i. Metalle de vier Ring-Glazen
Nomm. 3, is het onverfcbillig, hoe dezelven
wéder in de Ring gefchroefd worden , om dat
zy aan beiden zyden egaal verhevenrond zyn.

Men heeft drie Dopjes als A'ow?«. 2, die met
tyzondere Rommers zyn getekend, maaken-
de het kleinfte Gaatje, als
Nomm. i, de fterk-
fte Vergrooting Aton. 11, de middelfte en
Nomm. III, de minfte Vergrooting. Deeze
paften altemaal in het Buisje K.

Nomm. 3. Dus heeft men vier Ring-Glazen,
als boven gemeld is, in de Rand met Nomm.
I, II, III en llll getekend.

Nomm. 4 is de Zilveren Spiegel, die om het
Buisje K gefchroefd wordt, om ondoorfchynen-
de. Voorwerpen op het Glas Nomm.
5 te be-
zien; doch dan moet het Glas V aan een zyde
gedraaid worden.

Nomm. 5 hef gedagte Glas, dat in het mid-
den een zwarte Vlak aan de eene, en een wit-
te aan de andere zyde heeft, om naar de ver^
fchillende Kleur der Voorwerpen te gebruiken.

Nomm. 6 het Inftrumentje, dat in het Sleuf-
je

-ocr page 545-

je W geplaatft wordt, om, als hec Mikroskoop Xll.
overgehaald is, de Voorwerpen, in hec Rin- Hoofd.
gecje vervat, daar mede te befchouwen. Hier
toe zyn eenige Yvooren Ringetjes met Glaasjes
en Voorwerpen, die door het Schroefje e vaft-
gezet worden.

Nomm. 7 het Glas, dat men in de Opening
van de Vertoonplaat H legt, om doorfchynen-
de Voorwerpen, 'c zy in Yvooren Schuifjes,
of zonder dezelven, daar op, onder heC Buisje
K gelegd, te befchouwen.

Manier om dit Mikroskoop te gebruiken.

Hec Ring - Glas IIII onder aan hec Scuk B ge-
fchroefd en dan B coc op de helfc in A gefto-
ken: voorts de Ring - Glazen lil en II, op mal-
kander, op het Scuk C gefchroefd en dus C
ook tot de helft in B geftoken hebbende: dan is
de Buis gereed.

NB. Men kan de Ring - Glazen, naar goed-
vinden , op de Stukken Cof B plaatzen , en het
Mikroskoop dus famenftellen , naar men het
verbiest: 't zy len II opC , of IIII en III op
C, zonder in B een Glas te fchroeven:. het
welk de Voorwerpen allerfterkft vergrooc.

De doorfchynende Voorwerpen worden op het
Glas
Nomm. 7, onder het Buisje K, gelegd , en
dan door den Spiegel L, op de gewoone ma-
nier, by terugkaatzing door 't Daglichc ver-
üchr.

Des Avonds, hy de Kaars, gebruike men bo-
vendien het Glas V, om de Lichcftraalen na-'
der te bepaalen; zettende het op een bekwaa-
men afftand onder de Vertoonplaat. Hoe hoo-

Ff 5nbsp;ger

-ocr page 546-

Xii. ger men het. tot 2ekeren trap fchuive, hoe fter-
ker Licht op 't Voorwerp vale.

Tot ondoorfchynende Voorwerpen wordt de Zil-
veren Spiegel
Nomm. 4, als gezegd is, na
het infchroeven van 't Vergrootglaasje, om het
Buieja K gefchroefd, en dan het Glas Nomm.

5 op de Vertoonplaat gelegd; zynde hec Glas
V aan een zyde gedraaid, om het Licht niet te
verhinderen.

Om ondoorfchynende Voorwerpen, die groot
zyn
, te befchouwen, gebruikt men de Lens
Nomm. iii. Men fchroeft op C het Ring-Glas
Nomm. III, het Ring-Glas Nomm. I opß, en
de Zilveren Spiegel wordt opgefchroefd tot bo-
ven aan de Buis.

XIIL HOOFDSTUK.

Befchryving van een Zonne- Mikroskoop voor
Ondoorfchynende Voorwerpen, door den
Heer
B. Martin uitgevonden.

quot;T^at het gewoone Zonne-Mikroskoop,
waar van de Afbeelding in 'c voorfle van
die Werk, op Pl. IV, gegeven is, alleen
dienflig zy om
Doorfchynende Voorwerpen in '£
geheel,
of den Omtrek va.n Ondoorfchynende, en
dit alles
in Schaduw voor te fiellen, is Wereld-
„ kundig. De Oppervlakte der laatftgemelden
„ openbaart zig niec, noch ook derzelver On-
„ effenheden en Kleuren: welk alles gezegde
„ Konftenaar heeft vveecen te vertoonen, door
5, middel van 't gemelde Werktuig, dac alle
„ Ondoorfchynende Lighaamen, 'tzy Dierlyk,

„ Plant-

stuk.

-ocr page 547-
-ocr page 548-

f

H

gt;

-ocr page 549-

Plantaartig of Delfftoffen , voor 't Oog brengt xin.
(zegt hy) in de grootfte volmaaktheid, met
Hoofd-
alle hunne Natuurlyke Schoonheden, van Lich-
ten, Schaduwen, Uitpuihngen en Hollighe-
den , en alle
Verfcheidenheid van Kleuren, die
'er in
plaats heeft, tot een aanmerkelyken
trap verhoogd door 'tßerke Zonnelicht, dat 'er
by Weerkaatzing opgeworpen wordt ; ver-
toonende ook de Doorfchynende Voorwer-
„ pen op een nieuwe manier. Zie hier hoe
dit Werktuig, hier agter op Plaat XXVI af-
„ gebeeld, door zyn Ed. befchreeven worde.'

My, veele Jaaren geleeder, vrugteloos toege-
legd hebbende op het maaken van een Zonne-
Mikroskoop voor ondoorfchynende Voorwer-
pen, met Glazen van alle de gewoone gedaan,
ten'en grootten; zo had ik reden, om, uit vee-
le Proefneemingen te onderftellen, dat ik in
twee opzigten mistaftte, naamelyk in de
plaat-
zing der Glazen en in derzelver Grootte, Door
behoorlyk acht te geeven op die Omftandighe-
den bevond ik eindelyk dat het maaken van
een Ondoorfchynend Zonne-Mikroskoop een zaak
was van meer gemak
en vermaakelyker uitwer-
kingen voortbrengende, dan ik immer had ver-

^Dk onderzoek had ik lang begonnen, voor
dat ik de famenftelling zag vän een zodanig Mi.
kroskoop, welke, Jaaren geleeden, in de Ver-
handelingen der Keizerlyke Akademie van Pe-'
tersburg is aan't licht gegeven: die, gelyk zy
\veinig beloofde, ook, by beproeving, met waar-
dig bevonden is te agtervolgen.

Het Maakzel en Gebruik van myn Werktuig,
dat thans tot groote volkomenheid is gebragt,

zal

»gt;

Jgt;
»

»J

5gt;
»»


gt;»

gt;5

-ocr page 550-

XIII, zal men beft verftaan kunnen uit de Afbeelding,
Hoofd- die hetzelve, als overlangs doorgefneeden, in
de Natuurlyice grootte vertoont, en uit eene
befchryving van deszelfs Samenftellende deelen;
als hier volgt. Zie Plaat XXVl.

A B is de Verlichter, of Lens, die de Zonne-
ftraalen, welken door Terugkaatzing van een
beweeglyken plattenGlazen Spiegel, aan de bui-
tenzyde van het Venfter- Luik, als gewoonlyk,
geplaatft, daar op gebragt zyn, in een Brandpunt
F vergaart: zo dac F C de Brandpunts-afftand
is van de gedagte Lens, Zy heeft de breedte
van 4| Duimen, en werpt derhalve byna tien-
maal zo veel Lichts op het Voorwerp, als men
lebben kan in het gewoone Zonne-Mikros-
koop.

. I K L M, als een geknotte Kegel, maakt het
grootfte gedeelte van het Werktuig uit,

KNMO is een kort Cylindrifch deel, daar
aan vaft gehecht , en P Q een ander, in het
voorige fchuivende.

RS T V is een Doos, bevattende de ver-
fcheide Glazen, tot verlichting en Vergrooting
der Voorwerpen dienende, als

DE, een plat Spiegeltje, om. den Kegel
der famenloopende Straalen terug tè kaatzen op
het Voorwerp, waar door hetzelve fterk ver-
licht wordt. Dit Spiegeltje is beweeglyk op het
Steunpunt E, doormiddel van de SchroefGH,
die door de zyde van de Doos gaat, en met
een Lid gevoegd is aan het Spiegeltje, *t welk
men dus pas kan zetten tot de behooflyke Te-
rugkaatzing van Licht.

W is het Ondoorfchynmde Voorwerp, dat ver-
groot moet worden: X de eerfte Lens die daar

toe

-ocr page 551-

toe dient: Y een famengeftelde Jcbromatieke
Lm, die met de andere medewerkt tot de Ver-
grootinge des Voorwerps: waar van Z het ver-
groote Beeld of de Vertooning op den Scherm
voorftelr.

a b is een Lens , die 'er by gelegenheid worde
bygevoegd, om de Digtheid der Straalen op het
Voorwerp, door inkorting van den Brandpunts-
afftand, tot branding, fmelting, enz. te ver-
meerderen.nbsp;, f
cd, de Middellyn van het Zonnelicht ot
Brandpunt der Straalen (dus verkort) ; zo als
dat op het Voorwerp valt, zig op den zelfden
afftand G W vanden Spiegel bevindende.

eg, de Middellyn van den Kegel of Licht-
cirkel op het Voorwerp W, welke genoegzaam
is tot
een bekwasmc Verlichting van hetzelve.

bi, een Buisje, fchuivende in een Veerend
pypje
k l, gehecht in de zyde ST van de Doos,
naauwkeurig tegenover het Voorwerp; waar
door een behoorlyk Brandpunt verkreegen wordt
tot de verfchillende afftanden van den Scherm

^^tnn is een Buis of Pypje, met een Schroef
over de geheele langte, waar door hetzelve ge-
bragt wordt tot den vereifchten afftand van de
Achromatieke Lens, endaar door kan men het
Vergrootend Vermogen, van beiden te famen
gevoegd, naar believen veranderen.

opar is het kleine Kasje of Doosje, de A-
chromatieke Lens bevattende; met een bekwaa-
me Opening, tot eene duidelyke Vertooning

van het Beeld.

st is een Koperen Plaatje, vaftgemaakt in
het agterfte gedeelte R V van de Doos, waar

• op

XI li.

Hoofb-
stuk.

-ocr page 552-

4Ö2 Zonne - Mikroskoop voor
XIII. op de Schuifjes met de Voorwerpen zig be-
S'nbsp;is, by een ander

Itukje Koper v regthoeldg ingelaten, 't welk
^nhol_Pypje
u draagt, waar in een Spiraale
Draad js, werkende op het Draad wx, dat aan
het Knopje
w vaft is en aan het Plaatje y z ,
door het welke de Schuifjes tegen de Rug van
de Doos aan gedrukt worden. De gezegde Spiraa-
je Draad drukt dat Plaatje neer en het wordt door
't Knopje w, des noodig zynde, weder opge-
ligt, om de Schuifjes in en uit te kunnen Iiaalen.

Dit zyn de byzondere deelen, uit welken het
Ondoorfchynende Zonne-Mikroskoop beftaat,
welks verfcheiderley gebruiken ik thans omftan-
diger zal befchryven.

Voor eerft, dan , wat de Digtheid des Lichts
op het Ondoorfchynend Voorwerp in W aan-
gaat, moet men in aanmerking neemen, dat
de middellyn van den l.ichtcirkel, die op het
Voorwerp valt, ongevaar drie vierden van een
Duim is, en dat derhalve de
Sterkte des Lichts
toeneemt in de evenredigheid van het Vierkant
van AB tot het Vierkant van 't welk na-
genoeg is als 30 tot i: en dit is ten vollen ge-
noegzaam , om het allerdonkerfte of geheel on-
doorfchynend Voorwerp vermaakelyk zigtbaar
te maaken op de Scherm.

Maar, tot het oogmerk om eenige brand, of
fmeltbaareStoffe,
gelykTerbentyn , Pek, Zwa.
vel, Harft en dergelyken, wanneer die, inge-
ftort en vaftgemaakt zynde in de holletjes van
Hout, op ftrookjes Bordpapier uitgefpreid, of
op een andere wyze aangevoegd zyn, m
brand
te fceeken ofte fmelten,
zal het noodig zvn'er de
Lens ai by te voegen, welke men zet in het

end

-ocr page 553-

Ondoorschynende Voorwerpen. 463
end van een Koperen Buis, cm ze te kunnen Xlti.
plaatzen in het fchuivend de-l P Q, behooren-
de tot de Doos RS TV, en beweegbaar in de
Cylinder RNOM: want alsdan is de middellyn
c d van het Zonnebeeld op het Voorwerp onge-
vaar
een tiende Duims; en dus is de Hitte, in

dit geval, in evenredigheid van't Vierkant van
AB tot dat van
cd, of meer dan zestien honderd-
maal,
vermeerderd.

In alle gewoone Gevallen kan de fterkte van
Licht en Hitte
aanmerkelyk vermeerderd of ver-
minderd worden, door de Schuif PQ agter-of
voorwaards te bewsegen in de Koker N O M K,
die vallgemaakt is aan 't Lighaam des Werktuigs
IKLM.

De ronde Lichtplek wordt altoos vol gehou-
den op hec Voorwerp W, door het omdraaijen
van de Schroef G H, en dus den Spiegel D E
een weinigje te verzetten; terwyl men te ge^
lyk den Spiegel aan de buitenzyde van het Ven-
fter-Luik pas zet door middel van de Schroe-
ven die in het Stel zj'n, dat men gewoonlyk tot
het Zonne - Mikroskoop gebruikt (*).

Het Gaatje, van agteren inde Doos SVzyn-
de, daar men't Voorwerp aanbrengt, heeft om-
trent een Duim middellyn de Licht - Cirkel
voor gemeene Ondoorfchynende Voorwerpen
een weinig minder, en, het Voorwerp omtrent
een half Duim breed zynde, zal men alle deszelfs
deelen, inéén opflag, zien op de Scherm Z,
welke,geplaatft zynde op den afftand van vyf
Voeten, zal het omtrent
15 of 16 Duimen mid-

del-

[(■♦) Zie in 't vocrfte gedeelte van dit Werk, Plaat IV
en derzelver verklaaring, bladz, 22. enz.]

-ocr page 554-

dellyn hebben, meer ofmin, naar dat de Schernï
verder van of nader aan het Glas Y zig bevindt.

Op den zelfden afftand van de Scherm kan
hec Beeld Z grooter of kleiner gemaakt wor-
den, door den afftand X Y, der enkelde en la-
mengevoegde Lenfen, te veranderen: want, in-
dien men X nader fchroeft aan Y, wordt het
Beeld grooter gemaakt en anders verkleiijd.

Door middel van zulk eene famenvoeging van
Lenfen, wordt het
Feld des Gezigts of de ruim-
heid der Tekening zeer vergroot en derhalve
't Vermogen des Werkcuigs grootelyks volko-'
mener en pleizieriger gemaakt voor den be-
fchouwer.

Door \\Qt Onk\em\gQ (^Jchromatieké) GlasY,
wordt de fcheiding van 't Zonnelicht t'eene-
maal voorgekomen , en al de verfcheidenheid
van Schynzels en Kleuren, die deeze Schilder-
achtige Toneelen opfieren, zyn volftrekt aan
de Voorwerpen eigen.

Wat de manier aangaat van de Fooruoerpen te
bereiden en aan te voegen
, is de myne als volgt.
Met een fyn Zaagje fnyd ik overdwars alle foor-
ten van Plantaartige zelfftandigheden, Stam-
men van Heesters, Takken van boomen, Sten-
gen en Steelen van Planten, enz. Derzelver Op-
pervlakten dan gelyk gemaakt hebbende met een
fcherp Pennemes of Scheermes, maak ik dezel-
ven met Ouweltjes van verfchillende Kleuren
vaft aan lange ftrookjes Hout, die elk in 't by^
zonder geftuken worden tusfchen het Veerplaat-
je en de Doos. Dus heeft men oogenbHk-
kelyk het gezigt van alle de wonderbaare Ver-
fcheidenheid, van vafte en ledige deelen, dis
zig iu het famenftel vaa allerley foort van Planc-

ge-

xin.

HboFD
«TtjK.

-ocr page 555-

gewasfen bevinden, en de verbaazende gere- Xlll.
geldheid, welke ten dien opzigte in ieder byzonde. Hoo™-
re Soort, van de andere verfchillende, plaats
heeft.

In veelerley vergaan of rottig Hout, gelyk
Eiken, Olmen, Esfchen enz, zal men, het- -
zelve zorgvuldig dwars met den Draad, als ook
overlangs, breekende, het volmaakfte Gezigt
hebben van de verfcheiderley
famenfiellende dee-
len
in derzelver volkomene natuurlyke ftaat, won-
derlyk om te befchouwen. Dit is, om de
Zmfpreuk van
Horatius te gebruiken, de Na-
tuur zien
{Simplex munditiis') in haar natuurly-
ke eenvoudigheid, van Konft verandering ont-
bloot. Op de zelfde manier moet men de Wor-
tels der Planten behandelen.

Op dergelyke ftrookjes Hout fpreidt men de
Bladen van Boomen en Bloemen van Planten en
alle de verfcheidenheid van Zaaden en andere
deelen uit; inzonderheidgedeek.en van Bladen,
die in Water geweekt zyn en daardoor ontbon-
den: deeze allen ftellen den befchouwer een
verbaazende Vertooning voor Oogen. De Op-
pervlakten, dwarsfneedjes enz. van Vrugten, ge-
lyk Appelen, Beeren, Pruimen, Abrikoozen, Per-
fiken, Meloenen , enz. kunnen op die manier,
met groot voordeel, bekeeken worden.

De Voorwerpen, welken hetÄy^ der Dieren,
dus, tot handgebaar voor 't Zonne - Mikros-
koop verfchaft, zjm ontelbaarzo we! ten op.
zigt van
geheele Diertjes van de kleinfte foort,als
deelen van grooter Dieren. Welk eene wonder-
baare Verfcheidenheid van Infekten, die van
een Lyn tot een Duim lang zyn, vinden wy
niet om dus van ons bekeeken te worden l Hec
Ggnbsp;zou

-ocr page 556-

XIII. zou eindeloos zyn , de menigvurdigheid van
Hoofd- Seelen op te tellen, die 'er in derzelver uit-
wendig maakzel plaats hebben. Derzelver Kop-
pen, Oogen, Sprieten of Voelers, Hoorntjes,
Wieken, Pcoten, Voeten,Staarten,Haairtjes,
Borftels, uitpuilingen, holligheden,)
benevens
de onuitdrukbaare Verfcheidenheid van leven-
dige en fchitterende Kleuren , vvelken veelen
van deeze Klasfe van Dieren, inzonderheid de
uitheemfche Soorten , verfieren (1).

Wat de Fege/en aangaat, hunne Pluimap;ie is
een onuitputtelyk magazyn van gekleurde Voor-
werpen. Getuigen hier van de Pauweftaart ,
van binnen en het Kolobrietje van buitenslands:
de Kleuren van wier Vederen aan den Kop , Hals
en Borst, in dit Zonne - Mikroskoop zelfs fterker
glimmen dan een gloeijende Kole.

De overvloed van Voorwerpen , dien de O-
ceaan en Rivieren op ons uitftorten, tot een
edel vermaak met het Ondoorfchynend Zonne-
Mikroskoop, is gemakkelyk te begrypen. De
bonte Huiden en Vinnen der
Visfihen, de ver-
baazende Verfcheidenheid van Gedaanten en
Kleuren van derzelver
Schubben, en de onuit-
fpreeklyke Schoonheden van ontelbaare Hoorens
en Schulpen, zo klein als groot, zyn daar van
genoegzaame Voorbeelden.

Het Ryk der Mineraalen verfehaft zulk een
Tooneel van heerlyke Voorwerpen, als geen

Ster-

1nbsp; [De Motjes zouden hier van eenaanzienlyk Ondequot;^'
werp uitmaaken,
van welke wy weinige Uitheemfche he^'
ben; maar de Iniandfche zyn inderdaad verrukkelyk. Kl«''
ne Kapelletjes komen 'er, onder- de Uitheemfchen,
verbaazende fchoonheid voor.]

-ocr page 557-

Onöoorschynenöe Voorwerpen. 4*57
Sterveling begrypen kan zonder het met eigen
Oogen , door middel van dit Werktuig, te
zien. Alde Glans of wecrfchyn van de fchit-
terendfte Voorwerpen, voor 't gemeen Ge-
zigt , zyn geen vergelyking waardig met den
onuitdrukbaaren Luifter en Glorie van deeze.
De Goudkorreltjes, de Takmaaking van 'tZil-
ver in de Erts, de verbaazende Kleuren der
Markafieten, der Koper- en Yzer - Vuurfteenen
en honderd andere DelfftofFen , leveren eeü
nieuw en nooit ophoudend vermaak uit voor
een Liefhebber, die zulk een Werktuig in be-
zitting heeft.

De Ondoorfchynende Voorwerpen niet alleen ,
maar ook fommige
doorfchynende , worden met
een byzonder voordeel in dit Werktuig be-
fchouwd. Het gewoone Zonne-Mikroskoop
vertoont niets dan doorfchynende zelfftandig-
heden, ^n zelfs derzelver Oppervlakten niet,
maar alleen de Schaduw. Hier kan men zo wel
de in- als uitwendige deelen befchouwen, en
ten dien einde is 'er een wit ftukje Yvoor ge-
hecht aan de binnenfte Oppervlakte van het
Veerend Plaatje yz, als een bekwaame Grond
voor alle zulke doorfchynende Voorwerpen.
Een ieder kan zig gemakkelyk van die byzon-
derheid overtuigen, door dus de Wieken te be-
kyken van een Juffertje of Puiftebyter en vee-
le andere Infekten.

De IVerken van iConft leveren, zo wel als die
van de Natuur,
veele keurige Voorwerpen tot
het Ondoorfchynend Zonne-Mikroskoop uit: ge-
lyk kleine Tekeningen in Miniatuur, de Bas-
relieven van Medailles , allerley zo verheven
als uitgegroefde Steenen, die men Cameo's en

■ Gg anbsp;In-

XUÏ.
Hoofd-
stuk.

-ocr page 558-

xm. Intaglio's noemt; keurlyke geweven StofFen van
Hoofd- Zyde; Kanten en Borduurwerk; benevens vee-
sTüK- le andere Voorwerpen, glansryk van Kleur
en koftbaar doorwerkt.

Aangezien veelen deezer Voorwerpen van
eene onregelmaatige Figuur, en fomtydvS van
een aanmerkelyke Dikte zyn, zal men verfchei-
derley Schuifjes van Hout, enSchuifhoadercjes
van Koper noodig hebben; waar van fommigen
het Voorwerp vatten, als Veer-Tongetjes, en
beide
zyden, van die plat zyn, vertoonen :
anderen zodanig zyn gevormd , dat zy ieder zy-
de van oneffen gebroken Voorwerpen , inzon-
derheid die der Alineraaien en andere Delfftof-
fen, voorftellen. En hier uit kunnen de Hee.
ren 'er verfcheidene tot hun eigen gebruik ver.
zinnen.

Ik zal hier nog, ten dienste van den onder-
zoekenden Kenner, melden, dac een
Ondoor.
fchynend Zonne Tover • Lantaarn QMegalampe^ op
dergelyke manier kan vervaardigd worden , door
een grooter Spiegel D E digter aan de Verlieh«
tende Lens ABC, te plaatzen; door welk mid-
del een Lichtcirkel op de Voorwerpen kan ge-
worpen worden van een Duim of meer breedte
en van langte naar believen , en niettemin fterk
genoeg, om dezelven zeer helder en duidelyk
te doen verfchynen. Dus worden de geheele
Wieken van groote Infekten, groote fneedjes
Hout , Hoorens en Schulpen , brokken van
Delfftoff'en enErtfen, Takken yan Korally nen,
Madreporen en andere Zee - Gewasfen , zeer
voordeelig en in groote volkomenheid vertoond.
Eene Verfcheidenheid van zulke Voorwerpen
heb ik altoos, als mede die beiderley Werktui-
gen

-ocr page 559-

PL .XXVI.

Het ZONNE-MIKROSKOOP o^tït^

or B. M^ILTIN.

.....\c

-.....

—r

-ocr page 560-

i •

r,

■■■ ... gt; -

L-

f-:
i

i :

lt; 'i ■■ i
, tei- ■ '

i: ♦

à

%

J

iÄ-.X..,

11;
iUt

-ocr page 561-

gen, om de Liefhebbery der Heeren, dieinder- XIIL
daad een van beiden willen koopen, te begun- Hoofd.
ftigen.

Ik zal dit Vertoog befluiten, met alleenlyk
aan te merken, dat alle de Toeftel van het Ge-
meene Zonne - Miki-oskoop , tot het befchouwen
van doorfchynende Voorwerpen , benevens dit
verkogt wordt, en datde uitwerking in dit, zo
wel als in dat, grooter is, naar dat de Glazen
grooter zyn: want in zulk een Geval vertoonen
zy hec Voorwerp naar evenredigheid helderer,
en bygevolg geeven zy een grooter , pragtiger
en vermaakelyker Gezigc van de Voorwerpen.
Om korC te gaan, by aldien heC VerCrek groot
genoeg ware , zou 'er genoegzaam Lichc zyn
voor een Gezigc-Veld van 16 of 20 Voeten
middellyn: gelyk ik hec dikwils toe myn eigen
pleizier gemaakt heb. En, wat de kleinfte
Voorwerpen aangaat, is het verwonderlyk te
zien, (het Licht zo fterk zynde,) in hoe groo-
te volkomenheid dezelven zig, toe een verbaazen-
den trap vergroot, vertoonen. Dus zyn de
Lenfen van een Kreeften Oog zes Duimen vier-
kant, op de Scherm, tot den afftand van vyf
of zes Voeten van het Venfter geplaatft zynde,
en het ronde Zonnebeeld of Brandpunt, in ie-
der, meer dan een Duim middellyns: iets dac
men nooit in eenig Mikroskoop gezien heefc.

In de zelfde Toeftel is ook ingeflooten dat
van de
Zonne Tover - Lantaarn voor alle de groo.
te Soorten van kleine Voorwerpen, of voor
eenigerley doorfchynend Voorwerp, van om-
trent een Duimbreed en anderhalf of twee Dui-
men lang: 'twelk, fraay gekleurd en van een
fchoone gedaante zynde, een allerbillykft ver-
Gg
3nbsp;maak

-ocr page 562-

470 Het Veelmagtig Mikroskoop, of

XIII. maak voor Luiden van fmaak uitlevert.
Eoofo- In die zelfde Toeftel, eindelyk, isvervateen
ten uiterfte
volledig Stel van Vergrootglaasjes ,
quot; Schuifjes en Voorwerpen voor het
Enkelde of
WiLSOjjs Zak'Mikroskoop-, zo dat dezelve een
Algemeene Verzameling is van Werktuigen, tot
allerley
Gezigtkundige Waarneemingen, en met regt
aangemerkt kan worden, als de algemeenfte en
echte Uitlegger van den
Byhel der Natuur, wel-
ke een op de Reden gegrond Samenftel bevat
van den
Waarrn Godsdienst, in alle opzig-
ten waardig en gefehikt naar 't
Menfchelyk f^er-
ßand, 't welk daar door uitgebreid wordt en
vervuld met alle de Grondbeginzelen van^ Wee-
tenfehap, Deugd, en Eerbiedigheid aan 't Op-
perwezen.

XIV. HOOFDSTUK.

Het Veelmagtig Mikroskoop van den Heer Mar-
tin,
zynde een nieuw Stel, waar in een Ver-
fcheidenheid
van Vergrootende Vermogens
aan ieder Foorwerpglas medegedeeld ivordt; zo dat
men, met
vier Lenfen alleen , wel honderd ver.
fchillende trappen kan bekomen.

Van alle de Philofoophifche Weetenfchappen
is'er geene, wier Theorie zig zo verre
uitftrekt en wier Praktyk tevens zo naauw be-
paald is, als die der Gezigtkunde
(Optica): in-
zonderheid ten opzigt van die twee edele Werk.
tuigen, het Teleskoop en Mikroskoop. Zulks
heb ik elders, wat het gebruik des Teleskoops,
zo wel met Refractie als met Reflexie, belangt,
jtangetoond, en dit zelfde, dat in 't gebruik

des

stuk.

-ocr page 563-

werktuig tot allerley Vergrooting. 471

des Mikroskoops nog kenbaarer is, te betoogen , XIV.
zal hec Onderwerp zyn van dit Vertoog.
nbsp;Hjofd.

Het is, ten dien einde, alleen noodig op te
merken, hoe, in ieder famengefteld Mikros-
koop, het Vergrootglas maar één Vermogen
heeft, of het Voorwerp alleenlyk
tot zekeren
bepaalden trap
vergroot: zo dat een Mikroskoop,
metzeä'zulke Vergrootglazen, maar zes Ver-
grootende Vermogens heeft. De reden hier
van is niet in het Glas, maar in de gebrekkely-
ke famenftelling des Werktuigs: want het Glas
is op zig zelf bekwaam om tot in 't oneindige te
vergrooten, indien 'er geene vreemde beletze-
len waren, en in zo verre kan men de Theorie
tot
Praktyk brengen; dat het gemakkelyk is een
Werktuig te maaken, 'uiaar in de zelfde Ver grooter,
die Jupiters Maanen doet zien, ook de Myten in
Kaas vertoonen zal, tot quot;welken trap het U behaagt,
van agt tot veertig maaien, vergroot.

Die Voorftel zal minder tegenftrydig voorko.
men, indien men in aanmerking neemt, dat
ieder Teleskoop weezentlyk een Mikroskoop is:
want, wat zyn de Planeeten en Satellieten, de
Zon, Maan en alle ver afftandige Lighaamen ,
anders, dan
zeer kleine Voorwerpenquot;? Wy zien
dezelven alleen, door vergrooting van den Ge-
zigtshoek, waar onder zy zig vertoonen, en
dit is 't geval van 't gewoone Mikroskoop (*).

In-

(*) [Indien wy, byvoorbecld, vau verre met ons bloo-
te Oog een Tooren zien, doch den Stander, waar aandc
Windwyzer draait, niet kunnen zien, dan vergroot al-
leen de
Verrekyker den Gezigtshoek, die te klem was,
om gewaarwordelvk te zyn, in ons Oog, en even 't zelf-
dedoet hetMikroskoop, wanneer het Bolletjes van 'tStuif-
ineel of de Pluimpjes der Kapellen, in haare waare gs.
Jaantc vertoont: wilde Heer
Martin zeggen.]

Gg 4

-ocr page 564-

472 Het Veelmagtig Mikroskoop, of
XIV. Indien het Voorwerp verder van de Lens af
Srquot; , dan tweemaal den Brandpunts - afftand, zo zyn
• wy gewoon hec Werktuig, dat ons zulk een Voor-
werp vertoont, een Verrekyker of Teleskoop
te noemen; maar binnen dien afftand is het een
Mikroskoop. Derhalve is de dubbelde Brand-
punts-afftand der Lens de paal tusfchen het Te-
leskoop en Mikroskoop, en, alzo in dat Geval
hec Voorwerp en deszeifs Beeld, door het Glas
gemaakt, gelyk zyn, zal het door het Oogglas
alleen vergroot worden, en zulks omtrent agt-
maal. Dit Werktuig mag men dan een Tover.
Lantaarn
(Megalascope) noemen.

In myn nieuwe Verhandeling van On kleurige
Gezigtkunde
{AchromaticOpties^ is de volgende
Stelling beweezen : naamelyk.
Indien de afftand
des Foorwerps van de Lens vermenigvuldigd werdt
door den Brandpunts - afftand van de Lens en dat Pro-
dukt gedeeld door het verfchil der gezegde Jfftanden,
zo zal de Uitkomft de Jfftand des Bcelds van de
Lens zyn.
En verder is betoogd : dat de Lang.
te des Foorwerps, en die des Beelds van hetzelve ,
door de Lens gemaakt, regtftreeks evenredig zyn
met derzelver afft.anden daar van.
Deeze twee
Stellingen, nu, famenvoegende, zo zal vol-
gen,
dat het zelfde Foorwerp, op verfchillende Af-
ftanden van de zelfde Lens geplaatfi , een Beeld zal
hebben, daar door gevormd, 'j welk geduurig ver-
anderlyk is in z^ne Afftand en Jfmeetingen.
Dit
maakt
het Feranderlyk Vergrootend Vermogen van
de Lens uit. En, om te weeten wat hetzelve
zy, zo heeft men deezen
Regel, uit de gezeg.
4e Bewj^sftukken vloeijende.

7rek van den gegeven afftand des

Beeldt

-ocr page 565-

Beeldsy van de Lens ^ den Brandpunts-

— — - -- ^nbsp;^nbsp;^nbsp;i.JWW^ aj-

afjicind af^ en het overblyvende, door stuk.
den gezegden Brandpimts-a_ffiand ge-
deeldzal het getal der maaien opgee-
ven^ welken het Beeld grooter is dan^t
yoorwerp y zynde dit in dat Geval het
J/'ergrootend J^ermogen van de Lens.

\

Zo men', by voorbeeld, het Vergrootend Ver-
mogen
wil weeten , wanneer iiet Beeld is o^drie
Duimen
afftands van eene Lens, wier Brand,
punts - afftand is drie Kwartier Duirns: dan
hebben wy, door den voorgeftelden Regel,
2_0.75 ~3gt; of het Voorwerp is ^^ne?«««/in

0.75

langte en in breedte, dat is in middellyn, ver-
groot. Indien het Oogglas den Brandpunts-af-
ftand van
één Duim heeft, zo zal dit het Beeld
agtmaal grooter vertoonen, dan men hec zoude
zien op den afftand van 8 Duimen mec het bloo-
te Oog : derhalve is het geheele
Vergrootende
yermogen
, in 'c gemelde Geval, 8 maal 3, dat is
24 maaien.

Onderftellende, wederom, dat de afftand des
Beelds van de zelfde Lens 4 Duimen zy :.
zo hebben wy , volgens den gedagten Regel
4^0. 75 - 4. 3: en derhalve 8 maal 4. 3 -

0.75

34. 4 of 34 en vier tiende maaien, voor 't Ver-
grootend Vermogen in dit Geval.

Laastelyk: Iaat de afftand des Beelds van de
Gg snbsp;Lens

WKRKTUIG TOT ALLERLEY VERGROOTING. 473

Hoofd-

-ocr page 566-

474 Het Veelmagtig Mikroskoop, of
Lens 5 Duimen zyn: . zo heefc men 5^0.75

0.75

5. 66: en 5. 66 maal 8 - 45. g: dat is rüfim
45 maaien voor het geheele Vergrootende Vei-,
mogen op den gegeven afftand van vyfDuimen.
En dus kan men het van alle andere Lerfzen of
Vergrootende Glazen berekeneii.

Hier uit is 'c blykbaar, dat, om eene Vér-
fcheidenheid yan Vergrootende Ve^niogens aan
het zelfde Mikroskoop-VergróotgJas tequot;geevei?,
niets meer vereifcht worde, dan zulk een Sa-
menftel van het Mikroskoop, welke toelaat, dat

het Oogglas, of de Oogglazen, verfchoovènof
geplaatft worden op verfchillende afftanden
van
het Voorwerpglas of den Vergrooter, en zoda-
nig een Maakzei van Mikroskoop is Vertoond in
Fig. i. op Plaat XXVll; beftaande uit de vol-
gende deelen.

ABCDE F is de buitenfte Kas of Buis.

GHIK de binnenfte Buis of Schuiver, welke
in de andere op en nederwaards beweegt.

GKLM hetOogftuk, de Glazen bevattende.

CD de Voet, waar mede het Mikroskoop, in
fommige Stellen, aan een Koperen Stander of
Plaat wordt vaftgefchredfd.

a een Voorwerp dat men befchouwen wil.

c een der Lenfen of Vergrootglaasjes.

b hec Brandpunt van de gezegde Lens.

XIV.
Hoofd-
stuk.

-ocr page 567-

werktuig tot allerley Vergrooting. 475
d het Beeld des Voorwerps a, daar door ge- xiv.
vormd.

e, fi ^^ Oogglazen met welken het wordt
gezien.

De evenwydlge Lynen, die dwars over de
Plaat loopen, zyn op een Duim afftands van el-
kander getrokken, ten einde de Afmeetingen
van de deelen des Werktuigs zig beter mogten
vertoonen. Dus zyn de Buizen ieder dne Dui.
men lang. In de Afbeelding is de binnenfte
Buis ter langte van één Duira uitgetrokken ver-
toond. De
Brandpunts-afftand der Lens c is
drie
Kwartier Duims, c h. Door deeze midde-
len zal het Mikroskoop een
verander lyk Vergroo.
tend Vermogen
van 34 tot 45 maaien, gelyk wy
aangetoond
hebben, verkrygen. En dus bekomt
de Lens e niet minder
dan 21 verfchillende Ver-
mogens van Vergrooting in dit Mikroskoop ,
tervvyl zy in alle anderen maar een enkeld Ver-
mogen beeft.nbsp;_nbsp;^ , .

Op de zelfde manier is aangetoond, dat in-
■ dien de Lens c eenen Duim Brandpunts-afftand
heeft, dezelve van 16 tot 3a maaien vergroo.
ten zal, en derhalve 16 verichillende Vergroo-
tende Vermogens heefc.nbsp;m. j 7 •

Een Lens, wier Brandpunts - afftand c h is een
half
Duim, zal van 40 tot 72 maaien vergroo-
ten , en bezit
derhalve 32 Vermogens van Ver-

OnTel-ftellende, laatftelyk, dat de Brandpunts- '
afftand drie tiende deelen van een Duim zy,dan
zal zodanig eene Lens van 72 tot 125 maaien
vergrooten, of dezelve heeft een veranderlyk

Ver-

-ocr page 568-

47Ö Het Veelmagtig Mikroskoop, of
Vermogen van Vergrooting in 53 byzondere
Slof quot;^ppen-

Uit deeze Voorbeelden blykt, dat vier Ver.
p-ootglaasjes,
die in hec gemeene Maakzel van
■ Mikroskoopen maar vier verfchillende Vermo-
gens van Vergroocing kunnen hebben, in dit
nieuwe 'er met minder bezitten dan 109: te
weecen alle die van 16 tot 125; weshalve
dit mec het grootfte regt den naam verdient van
een
Veelmagtig Mikroskoop.

Ik heb niets gezegd van eene Lens of Ver-
grootglaasje , welks Brandpunts
-afftand niec
meer is dan
twee of één tiende Duims; om dat'er
maar zeer weinig byzondere Gevallen zyn, in
welken die deeze toeneeming van Vergrootend
Vermogen zullen toelaaten; inzondeÄeid het
laacftgemelde, 't welk, zonder de binnenfte
liuis eemgzms op te trekken, uit zig
zelf
maaien vergrooc, en indien de gezegde Buis twee
Dülmen naamelyk tot N. 5 opgetrokken wordt,
zal hetzelve met minder dan 39z maal, 't welk
tot gemeene Oogmerken te veel is, vergrooten.
Maar fomtyds komen my Gevallen voor, byl
zonderlyk wanneer uitermaate kleine Voorwer-
pen met den Mikrometer afgemeten moeten
worden, die dit zeer fterke Vergrootend Ver-
mogen kunnen uitftaan. Derhalve heb ik , in
de volgende Tafel, het Vergrootend Vermo-
gen opgegeven van zes Lenfen , op ieder Kwar-
tier Duims toeneeminge des
afftands van het
Beeld van de Lens, van drie tot
vyf Duimen,
door de Eu)S GH IK op te haaien van 3 tot 5,
volgens den Schaal, die daar op is gefneeden.

Ver-

-ocr page 569-

WERKTUIG TOT ALLERLEY VERGROOTING. 477

vergrootende vermogens
van het

XIV.
Hoofb-
STCS.

VEELMAGTIG MIKROSKOOP.

LensN. 2. van
i| D. Brandp.

LensN. 3. van
D. Brandp.

fTro

M ___

O.

lil
I-I

Is f5
i'

Lens Nomm. 4.
van T5 D- Brandp.

LensNoram.5.
vaUtlD.Brandp

Lens Nomm. 6
vanrlD Brandp-

't Voorw.tot
het Beeld ais

Vergr.
Vcvm.

't VOOL'W. tot
het Beeki als

Versr.
Verm.

't Voorw. 10
het Beeld , als

Verpr
Verm

3

I— 9.

72.

I-14.

112

1—29.

232

X
4

I— 9.83

78.66

I—15.25

122

I—31-5

252

X

t

I—10. 66

85.33

I —16.5

132

1—34.

272

3

4

1—11.5

92.

I—17.75

142

I—36.5

292

4

I—12.33

98.66

1^19.

152

1—39-

312

X
4

1—13.16

105.33

1—20.25

162

1

1—41.5

33^

X

I—14.

112.

I—21.5

17211—44.

352

3
?

I—14. 83

118.66

I—22.75

182

1—46.5

372

5

r—15.66

125-33'

1—24-

192

1—49.

392/

Deeze Tafel heeft weinig verklaaring noodig.
De eerfte Kolom bevac de Duimen en Kwartiel

ren

LensN. i.van
I D. Brandp.

t Voorw.to: Vergr.
' et Beeld als Verm,

'tVooiw. tot Vergr.i'cVoorw.to; j Vergr,
het Beeld als Verm-lbc: Beeld ais| Vcrm.

3

1—2.

16

1-3.

24.

1-5.

40

1
4

1-2.25

18

1-3-33

26.66

1-5.5 ■

44

i.

2

1-2.5

20

I—3.66

29-33

1-6.

48

3
*

1—2-75

22

1—4.

32.

1-6.5

52

4

1—3-

24

1-4-33

34-66

1—7.

56

X
4

1-3-25

26

1—4.66

37-33

1-7.5

60

1

3

1-3.5

28

1-5.

40.

1-8.

64

3

4

1-3' 75

30

1-5-33

42,66

1-B.5

68

5

1-4.

32

1-5.6Ö

45.33

1-9.

72

-ocr page 570-

47s Het Veelmagtig mikkosïtoop, of

XIV. ren Duims, op weiken aflland liet Beeld gevormd
Hoofd- jg joor de Lens. De andere Kolommen behoo-
siüK. jQ,. ^g ^ggj. j^Q^gj^ aingecekende Lenfen. In
^ de eene is de evenredigheid der grootte van het
Voorwerp toe hec Beeld aangeweezen en in de
andere het Vergrootend Vermogen van de Lens
op dien afftand. By voorbeeld, in 't gebruik
van de Lens Nomm. i, vani Duim Brandpunt,
is de reden des Voorwerps tot het Beeld, op 4
Duimen afftands van de Lens , als i tot 3. Het
Beeld , naamelyk, is driemaal zo groot, in lang-
te en breedte, en het geheele Vergrootend Ver-
mogen 24 maaien. In de Lens Nomm. ö, van
een tiende Duims Brandpunt, is, op 3 Duimen
afftands, de reden van het Beeld tot het Voor-
werp als 29 tot I, en het Vergrootend Vermo-
gen 252 maaien.

Verder, indien by de gemelden een Lens van
anderhalf Duim Brandpunt wordt bygedaan, dan
zal, (wanneer de binnenfte Buis geheel neder
is en het Beeld op drie Duimen afftands van de
Lens gevormd,) dit Beeld netzo groot zyn als
het Voorwerp, 't welk alsdan ook op den af.
ftand van drie Duimen daar beneden moet ge-
plaatft zyn, In dit Geval is 'er geen Vergroo-
ting door de Lens, maar alleen door het Oog-
glas en wel van 8 maaien. En, wanneer de
binnenfte Buis tot 5 op de Schaal is verhoogd,
dan zal het Beeld tot het Voorwerp zyn als 7
tot 3, of als 2 en een derde tot i; en derhalve
hec geheele Vermogen van Vergrooting ig.
66
maaien: zo dat, metzulk eene Lens, dit Feel-
niagtige Mikroskoop
in alle trappen, van 8. tot
400 maaien, in langte en breedte zal vergrooten.

Wat het Oogglas aangaat, hetzelve wordt

hier

-ocr page 571-

werktuig tot allerley Vergrooting. 479

hier altoos onderfteld i Duim Brandpunts - af- xiv,
ftand te hebben; 't zy hetzelve uit één enkele Hoofd-
Lens als e, of uit tweefamengevoegde Lenfen,
zlamp;ef, of uit drie Lenfen, efg, beftaa. Dic
laatfte Stel Oogglazen is, om verfcheide redenen,
ver het befte; maar, indien dezelven niet van
een bekwaamen Brandpunts - afftand zyn, en
op de vereifchte tusfchenwydten geplaatft, zo
zullen alle de berekeningen van de Vergrooten-
de Vermogens ydel, en de Schaal benevens de
Tafel, hier daar op toegepast, van geen dienft
zyn.

Indien het t'eeniger tyd gebeuren mogt, dat
men een Lens had van alle die in de Tafel ver-
fchillende , zo kan men het Vergrootend Ver-
mogen, op eenigen gegeven afftand des Beelds,
(minder dan 5 Duimen,) vinden door den hier
voor geplaatften Regel. Maar, zo men den afftand
des Beelds wilde vinden, om een begeerd Ver-
grootend Vermogen te hebben met een gege-
ven Lens, zo gebruik daar toe den volgenden
Regel. Voeg de Eenheid by het Vergrootend Ver-
mogen door
8 gedeeld y en vermenigvuldig die Som
met den gegeven Branêpunts-afftand der Lens ,
dan zal deuitkomfi de affiand des Beelds van de Lens
zyn. welke begeerd wordt.

Ik onderftel, by voorbeeld, dat 'er gevorderd
werde een Voorwerp net 50 maaien te vergroo-
ten, met eene Lens vvier Brandpunt is een half
Duim: wat moet dan de afftand des Beelds van
de Lens zyn?
Antwoord. Het Vergrootend Ver-
mogen 50, gedeeld door 8, geeft 6. 25: hier
by de eenheid gedaan, zo is de Som 7. 25, en
dit vermenigvuldigd door den gegeven Brand-
punts-afftand der Lens, 0.5; zo heeft men 3.

-ocr page 572-

48o Het Veblmagtig Mikroskoop, of

ijjjy 625 Duimen , voor den gezogten afftand. Dae
Hoo^. is, de Buis G H I K tot Nomm. 3.625 op de
STUK. Schaal opgehaald zynde, zo vrordt het Voor-
werp door het Werktuig juift 50 maaien ver-
groot.

Aangezien alle de nieuwheid deezer Conftruc-
tie van een
Feehnagiig Mikroskoop geheel beftaat
in het Lighaam-deel, gelyk men 't noemt; zo
is het klaar, dac men dezelve in alle de gewoone
Geftalten
van Samengeftelde Mikroskoopen aanvoe-
gen en met den zelfden Toellel gebruiken kan.

Dit is de laafte verbetering van het Mikros-
Ivoop, welke ik kan bedenken, ten opzigt van
deszelfs
'weezentlyke deelen. De allermeeft on-
derzoekende en naauwkeurigfteKenner, zalhet,
door deeze Conftructie, in zyn magt hebben ,
de Voorwerpen op allerley manieren, 'tzy met
enkelde Lenfen of met een famenftelling derzel-
ven , tot welken trap het hem behaagt vergroot,
te befchouwen, en bekwaam om met gemak in
alle derzelver Afmeetingen, door een zeer naauw.
ieurigen Mikrometei-, afgepaft te worden.

In voorgaande Werkjes heb ik getoond, dat,
zo wel
Terugkaatzende als Straalbreekende Mikros.
kospen,
uit haar eigen aart, Jlgemeene Door'Zigt-
kykers
, zyn, kunnende gemaakt en gefchikt
worden tot vergrooting van allerley flag van
Voorwerpen; maar tevens moet ik bekennen,
dat zulks gefchiedde
door eene famenvoeging van
verfchillende Spiegels en Lenfen,
in de gezegde
Werktuigen. In het tegenwoordige Vertoog
was het oogmerk, een verder verklaaring te
geeven van de eenvoudigheid en algemeen-
heid van Gezigtkundige Samenftelzelen, door
het voorbeeld der aanvoeging van
eene zelfde

Lens

-ocr page 573-

Werktuig tot aLlerley Vergrooting. 481

Lm als een Voorwerpglas in een Teleskoop tot X-IV;
het befchouwen van ver afftandige Lighaamen , Hoo^o-
eensdeels,
en andersdeels in een Mikroskoop
toc vergrooting van allerley kleine Voorwerpen;
en zulks met verfcheide trappen van Vergroocend
Vermogen in ieder Geval.

Het is te vermoeden, dat geen keurig Liefheb-
ber der Gezigtkunde onervaren zy in
óeFatent'
Opera, gemaakc met vier Holronde Spiegels (Co«-
caves), en derhalve met zo veel verfchillende
Vergrootende Vermogens tot hec befchouwen
van ver afftandige Voorwerpen als een Teles-
koop, en dac men, met het fterkfte Vergroot-
glas daar van, de Satellieten van Jupiter in
'C
Oog krygti

Even de zelfde Achromatieke Lens, nu, in de
voorgaande Conftructieaangevoegd zynde, zal
hec Voorwerpglas worden van een
Onkleurig en
Veelmagtig Mikroskoop; het welke in ieder trap,
van
8 toc 40 of jomaaien, vergrooten zal: ge-
lyk duidelyk zal blyken, wanneer men
Fig. 2,
op Plaat XXVIl,befchouwt. Daar is F de A-
chromacieke Lens; F E derzelver Brandpuncs-
afftand; en A, B, C, D, zulke plaatzingc^nvan't
Voorwerp daar beneden, welk de Beelden G, H ,

I, K, daar boven , in evenredigheid tot het Voor-
werp , maaken zullen, als i , 2, 3 ^ 4 enz. tot i.

Derhalve, aangezien het Beeld in G is i, of
gelyk aan het Voorwerp A, zo bevmdthetzig
op den zelfden afftand van de Lens ; dac
is
FG:rFA FE, en het Vergrootend Ver-
mogen werkt nu alleen door het Oogglas; ik
onderftel tot 8 maaien.

Het Beeld in H zynde als 2 , of tweemaal zö
lang als het Voorwerp, thans inB, zal het Ver-
H hnbsp;gf öO'

-ocr page 574-

48a Het Veelmagtig Mikroskoop , op

grootend Vermogen dubbeld of 16 maaien zyn.

Op gelyke manier zal het Beeld I, driemaal
zo lang als het Voorwerp in C, een Vergroo-
tend Vermogen van 24 maaien voortbrengen ,
en in K, viermaal zo lang, een Vergrootend
Vermogen van 32 maaien, en dus kan men
voortgaan tot eene Vergrooting van 40 of 50,
ja, in fommige Gevallen, zelfs van 60 maaien.

Maar een Vergrootend Vermogen van 40
maaien, zal men ten vollen genoegzaam bevin-
den,
om een allervermaakelykfl: Gezigt te gee-
ven van alle kleine Voorwerpen in 't algemeen;
alzo de
Opening hier die van een gemeen Mi-
kroskoop zo veel overtreft, als hetzelve die van
een gewoon Teleskoop, wanneer het als zoda-
nig wordt gebruikt: zynde van
drie tot zes tien-
den Duims
in die Lens, welke de Satellieten
van Jupiter vertoont. Derhalve is de veelheid
van Licht zeer groot en maakt het Gezigt van
alle Voorwerpen zo aangenaam als vermaake-
lyk.

Door Proefneeming met drie byzondere ^chro'
matieke
of Onkleurige Lenfen, van verfchillen-
de Brandpunts- afftanden , nogthans, bevind ik,
dat het Beeld niet verdraagen zal meer dan vyf
of zes maaien vergroot te worden: want daar
door wordt het onduidelyk, gelyk in gewoone
Mikroskoopen. En, wat de fterke Vermogens ora
uitermaate kleine Voorwerpen, gelyk de Bloed-
bolletjes enz., te vergrooten, aangaat, moeten
Wy te vrede zyn met onze gemeene Lenfen,
dié het, inderdaad , uitermaate wel doen, en
ik twyfel grootelyks, of zy ooit in deezen ge-
ëvenaard zullen worden door eenige Achroma-
Eieke Lenfen van korte Brandpunts-afftanden,

die

xiv.

Hoofd-
stuk.

-ocr page 575- -ocr page 576-

■■■'A^-.d'-ir»

■■ \

-rnbsp;- ■

P- -.

-ocr page 577-

WERKTtftc TOT ALLERLEY VERGROOTING. 483

die vervolgens zouden mogen gemaakt worden. XlV

Het zuude wel de moeite waardig zyn voor Hoofd-
een Liefliebber, die een der Patent- of Jchroma-
tieke Operaas
bekomen had , dezelve veranderd
te hebben in een
Mikroskoop van de thans be-
fchreevene foort. Want het Werktuig, ge-
fchroefd zynde op het Dekzel van het Kasje,
dat dezelve bevat, zü op den Vloer kunnen
ftaan, en deszelfs bovenfte deel zal tot aan het
Oog reiken, als men op een Stoel zit, en dus
gelegenheid geeven om Voorwerpen met het
uiterfte gemak en genoegen te befchouwen.

Niemand, denk ik, zal kunnen twyfelen,of
een en de zelfde Lens F zal ieder Voorwerp in
de Natuur vertoonen , zo ver als een Vermo-
gen van 50 maaien Vergrooting ftrekt. Indien
'er eenige zwaarigheid mogt overblyven, ten
opzigt van zulke algemeenheid in het gebruik
vao
éène Lens alleen, dan is hec in iedereens
magt dezelve by Proefneeming opte ruimen,
wanneer hec hem behaagt; zo dac van dic
ftuk
niets meer behoeft gezegd ce worden.

Toe befluit van dic Onderwerp, zal het maar
weinig woorden vereifchen in aanmerking te gee-
ven , dat, gelykerwys de Beelden in G, H , I,
K, enz. zyn als 1, 2, 3,4 enz. dus ook de
afftanden ED, EC, E B, een vierde, een
derde, een tweede of de helft zyn van de lyn
AE, en dat bygevolg deeze lyn, AË, in eene
Harmonijcbe evenredigheid verdeeld wordt in de
Punten B, C, D of de plaatfen des Voorwerps,
om
BseXdexiin Aritbmetifche Prö^reJJjfvanlangten

voort te brengen, gelyk die in de Afbeelding
zyn.

Hh %

XV. HOOFD.

-ocr page 578-

484nbsp;Handleiding tot

XV. HOOFDSTUK.

Handleiding tot Mikroskoopifche Waarneemingen-
r cp de Vrugimaaliende deelen der Plantgewas-
fen ;
waar door tevens de Vliegdoodende Ei-
. genfchap
van bet Kanadaafch Apocynum na
der wordt opgehelderd en duidelyk aangetoond.

Ï'n het waarneemen met de Mikroskoopen
brengt men gemeenlyk de Voorwerpenaan-
bnds totden hoogden trap van Vergrooting.
Dit doet, in het befchouwen van Infekten of
kleine Diertjes, zo veel nadeel niet; om dat de
meeften derzelven ten opzigt van de Lighaams-
geftalte , 't zy op zig ze f of in vergelyking met
anderen, eenigermaate bekend zyn; maar in het
onderzoek van derzelver byzondere Werktui-
gen , en inzonderheid van de
Frugtmaakende
Deelen der Bloemen in de Plantgewasfen; geeft
zulk een fterke trap van Vergrooting, alleen
gebruikt, dikwils een verkeerd Denkbeeld en
verduiftèrt de heerlyke regelmaatigheid welke
anders in die Deelen zulk een gereeden , gemak-
kelyken, en tevens overvloedigen Voorraad aan
de hand geeft, ora Gods Vinger te ontdekken
in de kleinfte Schepzelen.

Ik zal derhalve hier, uit eigen Ondervinding,
de Manier voorftellen, om in deezen ce flaagen;
welke tot een Handleiding dienen kan voor min-
der geoefende, om zig daar in te verluftigen:
een Trapswyze voortgang van Vergrooting naa.
melyk. Inmiddels, kan men in de
Voorrede
zien, wat gelegenheid gegeven heeft, tot hec
mededeelen van deeze Waarneemingen. Hec

XV.

Hoofd-

STUS.

Kruid,

\

-ocr page 579-

Mikroskoopisciie Waarneemingen. 485

Kruid, daar ik tiier van fpreek, is door my in Xv:
het VII. SruK
dQV . Natuurlyke Hißorie , bladz. Hoofdquot;;
741 en vervolgens, onder den naam van
Breed-
hladig Hondsdood,
reeds befchreeven en ik heb te--
vens gewag gemaakt van deszelfs zonderlinge
Eigenfchap, welke het den naam van
Vlkgen-
Knip
mee meer Regt zou doen verdienen, dan
het Virginifche Kruid, onderden naam Van
Di-
oncea Muscipula door den Heer Ellis onlangs
befchreeven, van den Ridder
Linn^us zoda-
nig aangenomen en geboekt, en door my nu
ook reeds in het VUL Stuk, bladz. 527 gt; enz.
voorgefteld. Want hetzelve vangt, met de
Kwabben of Lippen zyner Bladen, niet alleen
Vliegen, maar ook andere zelfs ongevleugelde
' Infekten: terwyl die Eigenfchap van het Kana-
daafch Apocynum tot de Vliegen alleen fchynt be-
paald te zyn. Men heeft den naam
Muscipula, aller-
eerft, op eenige Soorten van Lycbnis, welks
dien ook minder verdienen, toegepall ( * ).

Het groeit, in de Algemeene Kruidtuin on-
zer Stad, vry weelig, gclykoveral, op een wel
ter Zonne gelegen plaats, fterk voortloopende
met zyne Wortels die overblyven; terwyl de
Stengen Jaarlyks vergaan. Een Takje van het-
zelve, daar uit ontleend, is hier Natuurlyk
en naar 't Leven, in volkomen grootte op PI.
XXVÜI in
Fig. i, voorgefteld, waar in men
de waare' figuur der Blaadjes ziet, en hoe de-
zelven geaderd en gefteeld zyn,hebbende eene
Eyrond Lancetvormige figuur. Het lakje is
donker paarsachtig rood : de Bladen zyn vanbo^

(♦) Zie het II. Deels VIII. Stuk myner Natuurlyke
Hißorie, ?o even gemeld, bladz. 616.

Hh 3

-ocr page 580-

486 Handleiding tot

IV. vendonkerer, van onderen bleeker, geelachtig
Hoofd- groen. De Bloempjes komen, als gezegd is,
«TUK. XuilsWyze of by Trosjes aan 't end voort, en
hebben byna de gedaante der Bloemen, die raen
Lelietjes van den Dale
{Lilium Convallium)
noemt, zyndeICIokvormig met vyf ftompePun-
ten aan de enden een weinig omgekrorad. De
Kleur is van buiten meeft wit, doch van binnen
met paarfch, daar witte ftreepen doorloopen ,
zeer fraay uitgemonfterd. Zy hebben een niec
onaangenaamen Honigreuk.

Duidelyker vertoone zig in Fig. met aan-
merkelyke Vergrooting , gezegde figuur der
Bloempjes, ^n hoe zig in derzelver midden of
uit den Bodem een Pieramiede verheft, welka
geelachtig is van Kleur en beftaat uit de Vrugt-
maakende deelen.

In fig. 3 zyn dezelven, met fterker Vergroo^
ting, voorgefteld in een Bloempje, daar byna
de helft van 't Bloemblad is afgefneeden. Ge-
dagte Pieramiede is hier geopend, door het van
een fcheiden der Meeldraadjes, 't welk in fris-
fche Bloempjes gemakkelyk met een fyne Naal-
depunt gefchiedt. Na het wegneemen van
één
Meeldraadje vertoonen zig zeer duidelyk de vier
overigen, in hunne waare plaatzing en geftal.
te, omringende het Vrugtbeginzel, dat in 't
midden Kegelswyze opryft en blykbaarlyk in
tweeën is gedeeld,groenachtig van Kleur, heb-
bende op zynen top een Vaasje, 't welk den
Styl
(Stylus^ en Stempel (^Stigma) uitmaakt.
Deeze twee deelen zyn , met het Vrugtbegin-
^el
(Germen) te famen, dat gene, 't welk men
den Stamper
(Pijiillum) in de Bloemen noemt.
Twlfchen de twee
voorfte Meeldraadjes (Sta-

tni^

-ocr page 581-

Mikroskoopische Waarneemikgen. 4S7

mina) komen twee Honigbakjes of Honig Schub- XVi
betjes
(^Nectaria), ais door 't wegneemen van^oorD-
hec eene Meeldraadje ontbloot zynde, in 't ge-
zigc. De Meelknopjes , op de Draadjes geplaatft,
zyn Pylvormig,veel langer dan dezelven, hebben-
de van onderen twee ipitfe Punten, en aanden
top eene omkromminginwaards, welke den top
van de Pieramiede fluit. Dan befluiten zy het
gezegde Vaasje, waar in zeer duidelyk het on-
derfte, dat glad is, en den Styl uitmaakt, van
den Stempel, die ruig is als een Spons, zig on-
derfcheide (*). Dat Vaasje is licht groen, maar de
Meeldraadjes zyn wit en ruig of met Haairtjes
bezet, en de Pylvormige Meelknopjes geelach-
tig , gelyk ik heb gezegd.

Onder aan dit Bloempje vertoonen zig, by
het Steeltje, twee Blaadjes van den Kelk, zyn-
de het voorfte weggenomen. Duideiyker ziet
men deszeifs gedaante in
Fig. 4, welke de ech-
te Afbeelding is van het gene gebeurt, als het
geheele Bloemblad wordt afgerukt. Dan, naa-
melyk , neemt hetzelve met zig alle de Meel-
draadjes en Knopjes, als
ook den Styl, die zeer
los zit op het Vrugtbeginzel, 't welk dus alleen-
lyk op het Steeltje overblyft, vervat zynde in
zyn vyfbladige Kelk en met de vyf Honigbak-
jes, die eeneSchubswyze gedaante hebben , om-
ringd. Men ziet hier duidelyk, hoe dit Vrugt-
beginzel door een Sleuf in tweeën is gedeeld.

Aan het Bloemtakje zyn eenige Vhegjes,ge-
lyk dezelven in de Bloempjes gevangen voor-
komen,en aan hetzelve weezentlyk zig bevon-
den,

( *) Stigma Sutnmitas Piftilli raadida humore Pollen
rumpendo.
Stylus eftpes Stigmatis, eonnectens illudcum
Gemine. Lmw. Phil. Btt. p. 53, 56, S 86,88.

Hh 4

-ocr page 582-

48S Handleiding tot
XV. den, Natuurlyker grootte vertoond. In de
stZquot; yo'gsquot;'^'^ Afbeeldingen wys ik aan, hoe de Vlieg-
jes daar in gevangen worden, zynde die allen
naar 'c Leven of naar dus nog leevende Vlieg-
jes gemaakt.
Fig. 5 vertoont 'er zodanig een,
dat zyne Snuit door de gedagte Pieramiede van
Meeldraadjes geheel heeft doorgeftoken:
Fig. 6
een ander , dat van boven tusfchen de toppeix
der Meeldraadjes is ingeboord,en waar van een ge-
deelte der Snuit,doch niet het uiterfte,zig vertoont
tusfchen twee
IVIeelknopjes. Op dergelyke wvzen,
maar meeft van ter zyde, komen de Vliegjes,
door de Vrugtmaakende deeleij gevangen, in
deeze Bloempjes, dikwils twee by elkander,
voor.

By het onderzoek van een menigte derzelven,
is my een zeer byzondere manier, van het vaft
raaken deezer Vliegjes, voorgekomen. Ten dien
einde heb ik , in
Fig. 7 , een Meeldraadje a
met zyn Meelknopje
b vergroot voorgefteld ,
waar door tevens de ruigte van het Draadje en
de Pylswyze figuur van het Knopje, dac fom-
migen zeer oneigen een Helmpje noemen, als
ook de inplanting van het Draadje in het Bloem-
blad , waar van hier een klein gedeelte
c over-
gelaten is, zig duidelyk vertoont. Men moet
hier wel opmerken, dat dit juift het gedeelte
des Bloemblads is, 'twelk, «iethet Meeldraad-
je aan het Knopje te vatten, door my afgefcheurd
werdc: waaruit blykt, datde Knopjes geenfins
los op de Draadjes zitten, gelyk men ons wil
wys maaken, maar zelfs vafter daar aan gehecht
zyn, dan in de meefte Bloemen.

Dit laatfte is ten uiterfte blykbaar in Fig. 8,
gitaar fen Meeldraadje voorkomt in de zelfde

'' ■ ■.....Uap

-ocr page 583-

MikRosköopische Waarneemingen. 489

trap van Vergrooting, doch van agteren of van XV-
den binnenkant gezien. Hier ziet men, hoe^^^^'
het Meeldraadje in zyn Knopje is ingelaten en
vall; daar mede fanengegroeid. Inzonderheid
blykt zulks uit dit Voorwerp, dat mede naar 't
Leven getekend is, en waar de Snuit van 'c
Vliegje met zyn end bekneld zit tusfchen het
Meeldraadje en deinplanting van hetMeelknop-
ie. Het Vhegje is hier ook zeer fterk, en om»
trent wel twintig naai in langte dat is Lighaame-
lyk agtduizendmaal vergroot, waar uit deszelfs
Geftalte blykt, en de geknakte Snuit, die met
twee Baardjes is voorzien.

Om nu de eigentlyke gedaante van deeze
Snuit voor te ftellen ^ heb ik één derzelven, die
daar toe bek waamft was, door myn Zonne-Mi-
kros koop afgetekend, gelyk dezelve hier, wede-
rom verkleind, in Plaat gebragt is
Fig doch
niettemin zodanig, dac zy nog eene Vergrooting
van drie en dertig maaien in langte en dus van
omtrent zesendertigduizend maaien in Lighaa-
melyke grootte heeft: genoegzaam om derzel-
ver gefteldheid te zien. Immers hier blykt,
dat dezelve beftaat uit een ilap voor - end of
Tromp fl è, aan 't end adikker en met Haairtjes
bezet: omtrent door't geweld dat het Vlieg-
je gedaan heeft om los te komen , verfcheide
maaien omgedraaid by de aanhechting aan het
andere gedeelce cd, het welk, van tusfchen de
Oogen e afkomftigen met twee Haairige Baard-
ies ƒ voorzien , zig Knieswyze ombuigt by g,
en dan in vier fpitle Punten h verdeelt.

Hierom is dan de Snuit van deeze Vliegjes ,
buiten tegenfpraak,
vierborftelig, gelyk dezelve
Hh
5nbsp;door

-ocr page 584-

49» Handlkidino tot

XV. door dien grooten Waarneemer, den Heer Ri.
aumür , was vertoond in een foort van Vliegjes,

quot; ■ lang van Lyf en ruig van Pooten, welken men,
zo zyn Ed. zegt, opde Haagbeuken vindt (*),
wanneer die beginnen groen te worden. „ Als
„ deeze Snuit, zegthy, uit haare Scheede is
„ en ontflooten, dan bevindt men ze te beftaan
„ uit vier deelen, allen Hoornachtig, het ééne
„ langer en fterker dan de anderen; twee kor-
,, ter en zeer fyn ; het vierde wederom een
„ weinig dikker en langer dan deeze, doch kor-
„ ter dan het eerfte.quot; Op gelyke manier, by.

na, komen hier deeze deelen voor, uitgenomen
dat drie derzelven in het grootfte en langfte
fchynen vervat te zyn geweeft. Allen vertoon,
den zy zig in deeze Vergrooting, welke die der
Afbeeldingen van gezegden Heer zeer verre
overtreft, (inzonderheid de Snuit door 't Zon-
ne-Mikroskoop zo lang als een Arm gemaakt
zynde,) als Punten van ÏDegens, zynde het mid-
delfte van de drie bruinrood en minder door-
fchynende dandetweezydeliagfen, die een wei-
nig fyner en van eene geelachtige Hoornkleur
waren. Het end der Scheede, waar in deeze
deelen, naar gedagten, zyn vervat geweeft, is
dikkeren met eenige Haairtjes bezet, maaken-
de als een foort van Tromp uit ; zynde de
Scheede zelf,
doOr de poogingen, welken het
Vliegje gedaan heeft om los te komen, eenige
maaien omgedraaid.

De

(•) Sur les Charmilles. Mem. des Inj. Tom. V. p. 83. Pl,
S. f.
15—17. Zie myne Natuurlyke Hiftorie, H- Dcïl»
JIl, SïuK, bladz. 354.

-ocr page 585-

MiKROSKooprscHE Waarneemingen. 491

De vermaarde Heer, DoktorScopoli, door xv.
wien de Vliegen veel naauwkeuriger dan door
den Ridder onderfcheiden zyn, heefc een Ge» quot;quot; '
flagt van
Conops óf Steekvliegjes, welker Ken-
merken zyn:
Een Bek met een vierborftelige Snuit
gewapend, waar van twee Borfiels langer dan de
anderen; en eene meer of min Vleezige Scheedey
die aan den tip twee Lippen beeft,
enz. ^ Toe dit
GeOagt, waar in door zyn Ed. verfcheide Soor-
ten derMw/ff^evan den HeerLiNNAEUS,meeften'
deels Bloem-of Blad• Vliegen, t'huis gebragc
zyn (*), fchync ons Vliegje te behooren. Ik
Vind 'er echter geen onder van die kleinte: want
zyne kleinile Soort was nog langer dan twee Ly.
nen, dat is een zesde Duims, en onze Vliegjes
liaalen naauwlyks half zo veel in langce. Ook
verfchillen zy aanmerkelyk in Kleur, van de
zyne, als geheel zware en ruig zynde van Lyf en
Borftftuk, met ruige Schenkelen; gelykende,
door de langte en dunte van het Lyf, boven-
dien , naar het aangehaalde Vliegje van den Heer
Reaümur, indien hetzelve door Vergrooting

afgebeeld ware.nbsp;.nbsp;jnbsp;^

I)aar komen, beken ik, meer dan éene foort
van Vliegjes op de Bloemen van ons Kanadaafch
Apocynum, die zig daar in laaten vangenen
daar van haar Doodkift maaken. Behalve die gt;
hier afgebeeld, wier lyf geheel ruig en zwart is,
dun en zeer langwerpig, hebik 'er in gevonden
die uit den Olyfkleurigen graauwachtig zyn, en
het Borftftuk overlangs geftreept hebben met
zwartachtige ftreeken, de Oogen roodachtig.

Het

(•) Zie myne Nat. Hijl. I. D. XII. Stük, Wadi. 593.

-ocr page 586-

tot

49inbsp;Handleiding

XV. Het Lyf derzelven is ronder en dikker en zy
Hoofd, vallen korter dan de anderen. Van deeze heb
ik meeft één by zulk een ander gevangen ge-
vonden in een zelfde Bloempje, en dus twee
Vliegjes daar in, na dat het geplukt was en in
Water gezet, nog een nagt over leevendig ge-
houden.

De Vliegjes, die zig in deeze Bloempjes zullen
laaten vangen, moecen zeer klein zyn; want de
opening der Bloempjes js naauwlyks een twaalf-
de Duims of een
Lyn .wyd. De manieren ,
hoe zy gevangen worden, heb ik voorgefteld ;
doch de eigentlyke reden , waarom zyvaft bly-
ven zitten, is niet zo blykbaar.
Boccone , die
zulks te Parys gezien hadt, meldt'er alleen van,
dat
het zitten op deeze Bloemen ten verderve der
Vliegen ftrekt: doch dit is eigentlyk niet waar,
en zeer oppervlakkig gefproken. De vermaar-
de
Dodart hadt zulks naauwkeuriger nagegaan.
Hy hadc opgemerkt, dat niet alleen twee, maar
fomtyds drie Vliegjes by elkander in één Bloemp-
je zaten , vervullende hetzelve zodanig, daé
men naauwlyks kon begrypen hoe zy 'er in ge-
komen waren.
Zy Jlerven 'er , zegt hy, 'oajlge-
lymd met de Pooten en met de Snuit
(*). 't Is ze-
zer, dat,binnen den Kegel der Meeldraadjes ,
met het Mikroskoop zig alles Lj^merig vertoont,
en dat zo wel de Styl als de Meeldraadjes zelf,
aan de binnenzyde, kleverig zyn hebbende die
tevens eene aanmerkelyke ruigte: maarzo dee-
ze kleverigheid alleen de oorzaak was, dat de

Vliega

C*) Ella y meurent englouées parles Pieds ^P par la Trm--
}i.
Dod. Mem. des Plant. p. 59,

•TUK.

-ocr page 587-

Vliegjes vaft raaken, dan zoudéti zy door de xv.
enkele opening van gezegden Kegel niet on-
Hoofd-
middelyk los worden. Dit heb ik, door de
fyne Punt van een Chineefche Naald tusfchen
de Meelknopjes in te brengen , in frisfche
Bloempjes , aanftonds zien gebeuren. Het ge-
weld gt; dat veelen gebruiken ora los te komen,
is zoV^*^^' dat ik in verfcheide Bloempjes de
enden van Snuitjes heb vinden zitten tusfchen
de Meelknopjes, hebbende de Vliegjes, waar-
fchynlyk, door het aan ftukken draaijen van haa-
re Vleezige Snuit, zig los gemaakt en gered;
doch niet
dan om daar buiten te fneeven.

Ik kan derhalve het denkbeeld van den Heer
Swagerman wel toeftemmen (*); dat, naamelyk,
de Vliegjes met hunne Snuit beklemd raaken in
de Vrugtmaakende deelen: want met de Pooten
heb ik 'er geen één in gevangen gezien en uic
het langduurig in 't Leven blyven, na dat zy
vaft zyn geraakt, en niet re kunnen ontworfte-
len dan met. afbreeking van een gedeelte der
Snuit, is 't genoegzaam blykbaar, dat zy met
derzelver end daar in beklemd zyn. Zy zit-
ten 'er altoos, en doorgaans met een gedeel-
te van de Snuit, vry ver buiten , gelyk in
myne Afbeeldingen
Fig. 5 en 6; en aangezien
de Kegel der Meelknopjes naauwlyks de helft
der hoogte van het Bloempje uicmaakc, kunnen
zy nieccemin meC de helfc van 't Ly f m het Bloemp-

ie zyn gedooken.

De naauwte tusfchen het Bloemblad en het

oq.

(♦) Zie het IIuDEELS VII. Stüï vaa myne iVataar- -
p}ke Hiflorie, blacjz.^ 743- ,'

-ocr page 588-

494 Handi.eiDin« tot

XV. onderfte der Stamina verhindert de Vliegjes niet

STOK?'nbsp;Nectaria te komen, als welke door de

Stamina zelf zyn ingeflooten, en zig geenszins
tusfchen twee derzelven vertoonen. Zo lang
de Kegel der Meelknopjes geflooten is, en de
Stamina zig op hunne plaats bevinden, zyn die
Honigbakjes onzigtbaar, en dit maakt, dat de
Vliegjes, om deeze , zo zeer van hun begeer,
de, deelen te bereiken, noodwendig tusfchen
de Meelknopjes of Meeldraadjes moeten inboo-
ren. Zy kunnen dan vaft raaken op zodanige
manier, als myne
Fig. 8, naar 't Leven, ver-
toont, of met het Snuitje door den Top van
de Piramiede indringen, gelyk in
Fig. 6. Ge-
meenlyk vindt men den Zuiger omtrent ter helft
tulfchen de Meelknopjes ingebragten aldaar zo-
danig beklemd zittende, dat het Vleezige deel,
door 't geweld van 't Vliegje om los te raaken,
verfcheide maaien omgedraaid en als gedroii.
gen,worde; gelyk 9 zulks voorftelt.

Gereedelyk is het te begrypen, dat zo dra
het Vliegje met de Hoornige deelen van zy-.
ne Snuit, in het bovenfte puntige deel vervat,
veel fyner dan de Punt eener fynfte Naaide zyn-
de , tusfchen de Meelknopjes, die flegts tegen
elkander fluiten, is ingedrongen; het zekerlyk
zyn beft doet, om eenig genot te trekken van
die inbooring, door Honigvogt in te zuigen.
Teneinde, nu, hetzelve te kunneninflokken,
moet het Hoornige deel geligt worden uit de
Vleezige Scheede, en dan wordt dezelve tus-
fchen die Meelknopjes beklemd met eene kragt,
welke het vermogen, om ze te rug te trekken,
ver te boven gaat. Dit blykt, om datdeSnuit

door

-ocr page 589-

door het van één doen gaan der Meelknopjes, xv.
gelyk ik gemeld heb, (ja fchier op de minfte Hoor»,
aanraaking derzelven,) van beklemming onthe-
ven en het Diertje in vryheid gefteld wordt :
het geen ik meer dan eens heb ondervonden.

Wat nu nog verder de Vrugtmaakende Vrou-
welyke deelen van deeze Plant aangaat: de Groef,
■waar van zyn Ed. bladz. 30Ö fpreekt en die den
Styl zou fchynen te verdeelen, in zyne
Fig. 3
met G aangeweezen, is in de Styl naauwlyks te
vinden i maar het Vrugtbeginzel is door een blyk-
baare Sleuf, gelyk in myne Afbeeldingen
Fig.
3 en 4, als ook in de zyne by D, D blykt,in
tweeën verdeeld, en zulks was een genoegzaame
reden voor den Heer Linnaeüs , om dit Gewas,
welks Vrugt twee lange Zaadhuisjes of Haauwt-
jes zyn, tot de
Digynia of Tweewyvigen te be-
trekken. Onbegryplyk is my, voor 't overi-
ge, hoe \roorgemelde Heer, op bladz. 289,tot
de ongerymdheid heeft kunnen komen, van te
zeggen, dat
het Stigma, in dikte en uitgeftrekt-
heid de grootte van het Vrugtbeginzel verre
overtreff'en zou. Ik moet denken, dat zyn Ed,
de vitieuze aanwyzing van Letter C, op een
der Honigbakjes, voor echt gehouden hebbe :
want indien hy het deel, met de Letters
D,
n beftipt, dathetVrugtbegmzehs, daarvoor
gehouden hadt, zou hy daar toe niet vervallen
tvn Die deelen, ondertusfchen, zyn byna de
eenieften,welke in zyne
Figuur eenig Uyk van
NatSurlykheid hebben (•). De Styl met het

C») De Honigbakjes (Nectaria) zyn echter zeet ge.
brekkelyk «n veel te groot n^^r reden van het Vrugtbt-

gin.

-ocr page 590-

mm

496 Handleiding tot WaarMemingèn.

XV. Stigma maakt, gelyk in myne Afbeelding Fig,
Hoofd- 3, een fierlyic Vaasje uit, dat boven op het Vrugt-
beginzel geplaatft is en de
Stamina, met hunne
Jntherce, zyn zeer ondericheidelyk; welk alles
ik nog dagelyks in ftraat ben aan te toonen.

ginzel afgebeeld, gelyk uit myne Figuuren 3 en 4 blyk-
baar is.

BLAD-

-ocr page 591- -ocr page 592- -ocr page 593-

BLADWYZER.

A.

Jal, deszeifs Schubben Bladz.
232. Jong Aaltje hoe voor
't Mikroskoop te brengen.

125.

^al-gelykende Diertjes. 11,211.

Aaltjes of Slangetjes in Azyn.

In Styfzel. 79. Hoe waar
te neemen. 80. verbaazende
versrooting derzelven. 81,

401.

Aard-Appelen. Diertjes in de
Infufie daar van, in W'^ater.

373-

Aardebeijen-Zaad zeer fraay.

246.

jars-Maaijen. ( Ascarides.) 258.

Jcbromatieke Glazen. Welke.

435, 446, 464-

ADAMS (Doctor) Zyne Waar-
neeiningen omtrent de laK-
maakingen des Bloeds. 324,

327-

Adams. Deszeifs Veranderlyk
Mikroskoop.nbsp;437-

Adder. Deszeifs Tanden en
Venyn.nbsp;210.

Aderen. Derzelver maakzel.
122. Haare gemeenfchap
met de Slagaderen hoe waar-
genomen kan vforden.

Aftrekzeis vanGewasfen. Diert-
jes in dezelven. ,75» 84-

Juin. Derzelver Kryaallen.

Amiant «ƒnbsp;levert keurlyke

Voorwerpen uit.nbsp;quot;5-

Anemone ot Zee-Paddeft^oel is
een zonderling Schepzel.

103.

Angels der Mekten onderfchei-
den. 204. Die der Muggen
zyn eigentlyk de Zuiger, sor.
Die der Byën befchreeven.
205. Hoe dezelve te be-
fchouwen. 207. Zyne fyn-
heid en gladheid. 287. Die'
van een Scorpioen. 207.
Verbaazende uitwerking daar
vannbsp;209.

Animalcula Spermatica. Zie

Zaaddiertjes of Diertjes.
Anjelieren. Aartige Hoorntjes
in dezelven.
nbsp;2«4-

Apocynum Canadenfe. Deszeifs
Vliegdoodende Eigenfchap
aangetoond.nbsp;484-

Azyn. Deszeifs Zont onderzogt.
252. Aaltjes of Slangetjes
daar in fomtyds voorkomen-
de. quot;8. Waar door ze fter-
ven?nbsp;79.

B.

-Dalanfen of Evenwigten der
Infekten, die tweevleugelig
zyn.nbsp;229.

Beenderen. Derzelver maakzel.
144. Hunne oirfprong of
groeijing.
I4S- Manier om
ze te onderzoeken. 146.
Bekertjes van ongemeene klein-
heid.nbsp;290-
JJerof van
Linnaeus. Aanmer-
kingen daar omtrent. 381.
Befchimmeldbeid van Brood ,
Vrugten enz. waar in be-
ftaat. 279.
Bevrugting der Dieren, hoe-
danig volgens de Waarnee-
mingen van
Leeuwenhoek
begreepen. 151. Hoedanig
door
Buffon, volgens zyn
Stelzel, verklaard. 419.
li

-ocr page 594-

Beweepng, door 't Mikroskoop
gezien, lioe te bcoordeelen.

63-

Bladen der Planten verfchaffen
pleizierige Voorwerpen. 249.
Zweetgaatjes in dezelven.
250. Die van verfcheideby-
zondere Kruiden befchouwd.
250. Die derBrandenetelen
zyn zeer aartig.nbsp;251.

Bloed van Menfchen en Dieren.
Deszelfs onderzoek door 't
Mikroskoop. 106. Berigt aan-
gaande deszelfs Saraenllelling.
107. Veranderingen in de
maffa des Bloeds ontftaande.
1X2. Uitwerking der byge-
mengde Vogten door Infpul-
ting in de Aderen. 113. Ma-
nier om 't zelve door 't Mi-
kroskoop te onderzoeken.
IT5. Uitgedroogd Bloed ver-
toont zig xakkig. 323,400,
413. Deszelfs Overgang uit
de Slagaders in de Aderen be-
fchouwd. 127. De Omloop
des Bloeds in't Lighaam. Zie
Circulatie.

MloedboUetjes. Derzelver grootte
afgemeten. 109. Hunne be-
ftaanlykheid in twyfel getrok-
ken. 327. Reden daar van.
323, 400. Zonderlinge Ver-
tooning derzelven door zeer
fterk vergrootende Glaasjes.
317, enz.

Bloedelooze Diertjes zyn 'er, ei-
gentlyk gefproken, niet. 132.

Boekworm. (Zilverkleurige)
276.

Bolletjes van'tBloed 107. Der-
zelver grootte 109, 134.
Hunne ongefteldheid. 112.
Ongemeene kleinheid in een
Kratibetje 131. Eyronde fï-
guur in Vogelen en Visfchen.

133. Verfchillende Kleur in
Inlokten. 132, Ongemeene
grootte in Water- H^agdisfen.
129. Zy worden aangedaan
door Kitte en Koude. 134.

Bolletjes van gegooten Glas of
Glas Druppen zyn in 't ge-
bruik zo goed niet als geflee-
pen Lensjes.nbsp;(5.

Boortje. Èen Infufie ^ Diertje
dus genaamd. 378. Waar-
neemingeiidaar omtrent. 381.

Borftel - Rups. Deszelfs Haairt-
jes zyn zeer aartig. 273

Bcvijl. Deszelfs Zand of Stof
voor deOogen fch^delyk. 248.

Brandpunt van een Lens. Wat
dit zy. 3. De Vergrooting
der Glazen hangt af van des-
zelfs afftand. 33. Tafel der
Brandpunts-aflanden. 37,38-

Buffon. Deszelfs Aanmerkin-
gen op de Waarneemingen
met Mikroskoopen. 390.
Wtinderlyke befchouwing der
Zaad-Diertjes of Klompjes
door hem. 394. Gebrekke-
lykheid van zyn Mikroskoop
beweezen. 396, 418, 424-
Zyne Waarneemingen komen
met die van
Lesuwenhóek
byna op 't zelfde uit, 421.

Boeuckeh teNeurenburg. Des-
zelfs Algemeen Mikroskoop.

431-

By. Derzelver Angel waarge-
nomen. 205, MeteenNaal-
depunt vergeleeken. 287.

B'jzienden, Derzelver Gezigt
hoe gefteld.nbsp;4 , 359.

C.

Hirculatie. Zie Omloop des
Bloeds.

Concbenilje is een Infekt. 278'

Co-

-ocr page 595-

Ctwage of Cova-Itcb. Zekere
Jeukboontjes, in 't Engelfch
dus genaamd.nbsp;283.

CüFFS Mikroskoop is tot be-
fchouwing der Zaad - Diertjes
niet bekwaam. 395, 424.

D.

T\aauin. Derzelver onder-

^ zoek aangepreezen. 284.

Darmfcbeil van een Kikvorfch is
een zeer fraay Voorwerp. 137.

Darmwormen van Menfchen en
Dieren.nbsp;259-

Deeiï/w(Ondeelbaare) zyn niet
zigtbaar door 't Mikroskoop.

63.

Dellebarre. Zyn Nieuw Al-
gemeen Mikroskoop , waar
in de andere Mikroskoopen
in 't algemeen overtreffe. 442,
enz. Deszelfs uitmuntends
Vergrooting. 450. Oordeel
van de Kon. Franfche Aka-
demie dienaangaande. 451.
Omftandige befchryving van
hetzelve en Afbeelding. 452-
Manier om het te gebruiken.

457-

Diamanten flikkeren voor 't
Mikroskoop.nbsp;282.

Dierlyke Vogten, buiten 't Sper-
ma,
bevatten geen leevende
Diertjes.

Diertjes (leevende ) hoe beft
met het Mikroskoop te be-
fchouwen.
53. 57- Ho®

wonderlyk derzelver maakzei

zy.nbsp;292.

Diertjes aan de Tanden. 166.
In Schurft-Puistjes. 168.
Veroorzaaken het glimmen
der Oefteren:nbsp;234-

Diertjes in Vogten. 68. Hoezy
daar in voortkomen. 69. Ver-
fcheide Soorten in Peperwa-
ter. 72. Hoe men dezelven
kan dooden. 74. In Hooy-
Water,enz. 75. Aalgelyken-
de Soorten. 77. In Azyn.
78. In Styfzel. 79. In Re-
gen, Sloot en ander Water.
8r . 27r. In byzondere Af-
trekzeis verfchillende en waa-
rom. 84, 85. Mug-Wor.
men, 86. Klokdiertjes. 88.
Raderdiertjes,
go. Zalïdiert-
jes. 91. Gehoornd Diertje
der Zoete Wateren. Zie
Po-
lypen.

Diertjes in 't Mannelyk Zaad of
Zaad - Diertjes: wanneer eerft
ontdekt. 153. Derzelver ge-
daante in 't algemeen. 154.
Hun getal berekend in de
Hom van een Kabbeljaauw.
155. In de Kikvorfchen. 157.
Hunne verbaazende kleinheid,
162, 165 , enz. 423. Zie
Zaad-Diertjes.

(Euftacbio) Mikros-
koop met twee Oogglazen
door hem gemaakt. 4rs.

Dollond. Verbetering der
Oog-Glazen van de Kykers
doorhem.nbsp;435.

Donderpaddetjes of Kikvorfch-
poppen totWaarneeming zeer
fraay.nbsp;129.

Donkere Kamer-. Zie ZonneMi-

kroskoop.

Dons van Diflelen, Vrugten,
enz. hoe zig door 't Mikros-
koop venoone.nbsp;283.

Doorfcbynendbeid der Voorwer-
pen door natmaaking. 131.

Duizendbeen is een fraay Voor-
werp.nbsp;273.

Dwaal-Licht of het uit Diertjes
ontftaa?nbsp;235.

X.

li 2

-ocr page 596-

E.

T?iirt}es der Infekten hoe ver-
wonderlyk. 277. Der My-
ten hoe klein.nbsp;185.

Ellis. Zyne Waarneeminjien
omtrent deZaadjes van Schim-
mel. 268. Omtrent de Sply-
ting der Infufie- Diertjes. 375.
Omtrent de onfmeltbaare Zoi!-
ten ineen Aftrekzei van Hen.
nipzaad.nbsp;382.

EveKwigtles der twee ■ vleugeli-
ge Infekten. Zie
Balanfen.

F.

JTAHRENHEtT de Uitvinder van
't Zonne-Mikroskoop. 20.

Fynheid van Linnen , Kamer-
doek , Kant, enz. is niezs ,
wanneer men die met het
Spinzel van Infekten verge-
lykt.nbsp;288.

G.

Q.emienfchop der Slagaderen en
Aderen in de Staart van
een Visje waargenomen.
127. Op menigvuldige
plaatfen in een zeer Idein
beftek.nbsp;128.

Gezigt. Deszelfs verfchil in by-
zondere Menfchen. 4. Al-
gemeene Maat des Gezigts
opgegeven.nbsp;33.

Gezips - afßand. Verfchillende
bepaalingen dienaangaande.
354. Redenen dqar van. 356.

Gezondheid waar in beßaa? iio,
119. Middelen tot herftelling
derzelve. 112. Voorzorg
vao den Schepper oui ze te
doen ftand houden. 122.
Gtas-DiTippsn tot GIas-12oliet-
jes gefatzoeneerd. ö. Hét
gieten is gebrekkelyk en waa-
rom, 325 Alanier om de-
zelven volkomen rond te maa-
ken. 326. Verbaazend kleine
onderzogt.nbsp;30S.

Glas-Sirookjes van verfcheide
Kleuren dienftig tot onder-
zoek der Voorwerpen. 59.

Glazen (Platte; en Verheven-
ronde. Derzelver verfchil-
lende uitwerking. 3, s. Zie
Vergrootglazen.

Gletchen (Baron gezegd Rus-
worm.
Deszelfs keurlyke
Waarneemingen door het Mi-
kroskoop.nbsp;428.

Groeijifig der Dieren en Plan-
ten. Wat dezelve zy. 150.

GceotietóderLighaamen beftaat
in enkele vergelyking. 40,294.

Grootte (Weezentlyke)der Voor.
werpen door Mikroskoopen
gezien, hoe te vinden. 40.
Manier van
I.eêuwenhoek.
41- van Hooice. 44. van
Jurin. 45. van Martin.
4Ö. van Smith.nbsp;47.

--{Schynbaare) der Voor-
werpen hangt af van denGe-
zigts-afftand.nbsp;33,359.

H.

PJaairvm verfcheide Schepze-
len. Deszelfs maakzel en
verfcheidenheid. 238. Dat
van de Borftel-Rups zeer
aartig,nbsp;273.

Haairbuisjes zyn dienftig tot on-
derzoek der Vogten. 58.

Hand-Mikroskoop. Wat. 27.

Hart. Deszelfs Klopping waar
re neemen in Byën, Vliegen.
138. In Sprinkfaaanen, Slak.

ken.

-ocr page 597-

ken, Luken, enz. J39,i78.

212.

Hennipzaad. Diertjes in des-
zeifs Infufie waargenomen.
37Ö. Onfmeltbaare Zouten
in het rottend Aftrekzel daar
van. 382, enz.

Her/enen. Derzelver Vaten in
groote en kleine Dieren v/ei-
nig verfchillende.nbsp;147.

Herten. Wormen of Maden in
derzelver Koppen. 261.

Hettlfap. (Opium) Deszeifs
werking op het Bloed. 118.

Hoorntjes der Infekten. Zie
Sprieten.

Hooy-Water hoe te maaken om
de Diertjes daar in te be-
fchouwen.
nbsp;75 gt; enz.

Hout. Deszeifs Lugt- en Sap-
vaten, Zweetgaatjes. enz.

280.

Houtluisje een zeer fraay Voor-
werp.nbsp;183.

I.

Tgnis fatuus. Zie Dwaal-
Ligt.

Infußen, met kookend heet Wa-
ter gemaakt, leveren Diert-
jes uit. 373. InfufiSn van
verfcheiderky Plantaartige
Stoffen, ten dien einde, met
koud Water. Zie
Diertjes m
Vogten.nbsp;,

Infjifie - Diertjes. Byzondere
Splyting in dezelven waarge-
nomen. 375. enz. Manier
om derzelver Vinnetjes te
befchouwen.

.Infekten hoe die voor't Mikros-
koop te ontleden. 59- Men
kan 'er den Omloop des
Bloeds beft uit nagaan. 121.

Infekten voorkomende in de Le-
ver der Schaapen. 260. In
derzelver Kop en die van
Herten. 261. Aan Paaien en
Muuren 262. Op Bladenen
Takken der Boomen. 263,
277. By Anjelieren, Roo-
zen , Zonnebloemen. 269.0p
Bladen van verfcheiden Plan-
ten, 270. In 't Water der
Slooten. 271. Op de Kur-
ken van Flesfchen. 278.

J-

toblot. Deszeifs Mikroskoo-

J pen. 425. Uitmuntend Stel-
letje daar van.nbsp;426.

JuiiiN. Deszeifs manier om de
Voorwerpen af te meeteh.
45. Zyne bepaaling van den
Gezigts-afftand. 3.54, 360.

K.

Traars - Licht (ot Waarnee-
mingen van
Buffon verkoc-
zen boven 't Dacht-Licht.

433.

Kalk- Salpeter of Kalk - Zout.
256. waar in menigte gemaakt
worde.nbsp;257.

Kant (fyne Brusfelfche ) met het
Mikroskoop gezien, hoe grof
288.

Kapellen, kunnen in de Rups
en Pop waargenomen wor-
den.nbsp;274.

Kapelletje van de Kleere-Moc
een fraay Voorwerp. 276.

Kapjes voor Vergrootglaasjes
hoe te maakeu.nbsp;344.

Kettingjes van wonderbaare fyn-
heid.nbsp;289-

Kikvtrfcb Hoe de Omloop des
Bloeds daar in te zien. 12,

li 3nbsp;135.

BLADWYZER.

-ocr page 598-

135. Dészelfs Darmfcheil is
daar toe een keurlyk Voor-
werp. 13Ó. Ook de Long.

278.

hlaamvtjes aan de Pooten der
Infekten
zyn verwonderlyk.

276.

Klander of Koorn - Tor en des-
zelfs Voortteeling. 216.

Kleinheid van foiumigeDiertjes
verbaazende 74, 154, 292,
enz. Aanmerkingen daarom-
trent.nbsp;295.

Kleuren der Voorwerpen, door
.'t Mikroskoop gezien, hoe
daar over te oordeelen.
55,
62.

Klokdiertjes aan de Worteltjes
van het Kroos.nbsp;88.

Klompjes (Maleculee) Dus noemt
ßQFEONde Zaaddiertjes. 394,
403. Afbeelding derzelven
door hem. 413. Hy vindt ze

in allerley Vogten. 418. Ook
In 't Vrouwelyke
Spsrma.

404,422.

Kkitdiertjes van byzondere ge-
daante waargenomen. 376.
Derzelve Vinnetjes waar door
zigtbaar worden.nbsp;381,

Koe - Vlieg hoe voortgebragt
worde.nbsp;203.

Koekoeks-Spog , zogenaamd , is
de'woonplaats van een Diert-
je.nbsp;2Ö9-

Kommetjes, tot het flypen van
Vergrootglazen, hoe te maa-
ken,nbsp;332.

Konß-Werken met die der Na-
tuure vergeleeken. 282,286,
enz.

Koorn-Worm. Zie Wolf.

Koperroot. Deszelfs Kryftallen.
255. Onryp wat. 257.

Korallynen of Koraal Mosftn.

Krabluis. Zie Platluiï.

Kroos of Water-Linfen levert
aartige Diertjes uit. 88, enz.

Kurk. Derzelver celluleus ge-
weefzel.
nbsp;280.

Kwallen Zie Zee-Sterren.

Kwikzilver blyft in verfcheide
Bereidingen onveranderd.

285.

L.

Jjmgpooten of Naaijers zekere
Infekten.nbsp;271.

Ledermuller. Zyne Aanmer-
kingen op de Waarneemin-
gen van den Heer BapFow
ten opzigt van de Diertjes of
Deeltjes in 't mannelyk Zaad.
388, enz. Zynebefchomving
derzelven. 393 , 403. Ver-
grootglazen en Stel door hem
daar toe gebruikt. 398. Het
Zonne-Mikroskoop ten dien
einde keurlyk bevonden.
407. Zyne
Mikroskoopijcbt
Vermaaklykbeden.
427.

Leeuwenhoek. Deszelfs Mi-
kroskoopen waren geen Glas-
bolletjes. 7 ,325. Hy hadt 'er
zeer veelen. 417. Aan-
merkingen op zyne Waar-
neemingenvan de Zaaddiert-
jes wederlegd. 391 , enz.
Welke Mikroskoopen hy ge-
bruikt hebhe
nbsp;417

Lens welk een Glas i. Vergroo-
tende Vermogens der Lenfen.
36, enz. Evenredigheid daar
in plaats hebbende, 353. De
fchynbaare Vergrooting ver-
beterd.
nbsp;361.

Leven is lang of kort en ver-
fchillende naar den aart der
Schepzelennbsp;297,299.

Lever-Wennen der Schaapen.

2lt;50.

Li-

-ocr page 599-

Liberkuhn. Deszelfs Mikros-
koop voor ondoorfchynende
Voorwerpen. 27. Manier toe
het flypen van Vergrootglaas-
jes en Spiegeltjes, door hem
gebruikt. 329, enz. Hy heeft
het Zonne-Mikroskoop in
trein
gebragt.nbsp;20.

Licht (Het) moet naar de Voor-
werpen gefehikt zyn, 54.
Kaars - Licht is tot fommigen
beft. S4. 433- Dag-Licht
beter dan Zonnefchyn. 54-
Hoe hetzelve te maatigen en
te beftuuren tot de fynfte
Waarneemingen. 315, 432.
Verbetering van het Licht
door Achromatieke Glazen
thans in gebruik.nbsp;435-

Licht of Schynzel der Oefteren,
uit
Diertjes beftaande. 234.
Dat van rottende ftoflen
waarfchynlyk ook.nbsp;S3S.

Lint-wormen van Menfchen en
Dieren.nbsp;259-

Looden Pypen of Geuten. Diert-
jes in der zeiver Water,
9°-
Luis (Gemeene^ befchreeven.

175. Haar Zuiger, 177-An-
gel der Mannetjes. 178. Ster-
ke vermenigvuldiging. 179'

Platluizen. 180. Luizen van
Torren, Oorwormen, Slak-
ken en andere Infekten. 181.
Soorten van Luizen op Ge-
dierten door
Repi opgeteld.
182. Houtluisjes.
183-
Lyonnet. Deszelfs naauwkeu-
righeid in het berekenen
van de Schynbaare Vergroo-
ting.
359. ZynEd. Mikros-
koop-Stel,nbsp;441-
^ M.

Jl/faankoppen of Maanzaad. Zie
Slaap- bollen.

Maden of Wormen in Men-
fchen. 258. en Dieren. 261.

Martin. .Deszelfs manier om
de weezentlyke grootte, der
Voorwerpen door 't Mikros-
koop gezien, te vinden. 46.
Zyn Tafel van de Schynbaa-
re Vergrooting der Samenge-
ftelde Mikroskoopen. 365.
Zyn Zonne - Mikroskoop
voor OndoorfchynendeVoor-
werpen. 458. Veelmagtig
Mikroskoop door hem uitge-
vonden.nbsp;470.

Meel der Eloemen. Zie Stuif-
meel.

Msgolafcope. Welk een Werk-

tilis.^nbsp;468.

Menfch. Deszelfs nutte bezig-
heid. Zie de
Inleid. Zyne be-
kwaamheid tot Weetenfchap-
pen. 301, Zyne eeuwige ge-
lukzaligheid waar in, waar-
fchynlyk, zal beftaan, 302.

Meftwater - Diertjes.nbsp;83.

Mieren. Derzelver befchryving.
264. Eijeren en Jongen, 265
Haare fchranderheid en vlyt
enz. 266, enz, Zy hebben
Luizen. .nbsp;i8r.

Mikroskoop. (Een) Wat het zy,
i, Deszelfs uitvinding, 2.
Onderfcheiding. 6. Het is van
een groot! behulp in de Na-
tuurlyke Historie , 48. Kan
dienftig zyn in de Praktyk der
Geneeskunde, m. Valfch
voorgeeven van lümmi^en
dien aangaande.nbsp;63.

Mikroskoop. ( Terugkaatzend )
door
Newton uitgevonden.
415. Door
Smith onderzogt.
434. Het overtreft dc Straal-
breekende volgens
Maetiit.
434. Jant.

Mikroskoopen. Verbetering der-
li
4nbsp;zei-

bladwvzer.

-ocr page 600-

zelven al vroeg ondernomen.
415. Welke door de Heden-
daagfchen daar aan toege-
bragt.
433, 436. Voorbeelden
daar van.
nbsp;437 , enz

Mikroskoopen. (Enkeldeen Dub-
belde) waar in verfchillen.
2, 6 , 49- De Enkelde wor-
den van de voornaamfte
Waarneemers beft gekeurd
tot onderzoek van zeer klei-
ne Voorwerpen.
398 , 429.
V^erbaazende vergrooting
derzelven
3:8, 401 , 426,

Mikroskoopen van Leeuwenhoek
hoe eenvoudig. 7. Wiljonsoi
Zak - Mikroskoop. 8. Het
Dubbel terugkaatzend of
Spie-
gel-Mikroskoop, 15. Zonne
of
Donkere ATawer- Mikroskoop.
21. Mikroskoop voor On-
doorfcbynendeVooivnirpsn. 27.
Verbazend vergrootende van
joblot. 426. Algemeen van
Burucker. 427. 431. Feran-
derlyk
Mikroskoop van A-
dams. 437. Niewjü Algemeen
van Dellebavre 442. Opaak
Zonna-Mikroskoop vanMAa
tin. 458. XieizMs Veelmag-
tig
Mikroskoop.nbsp;470,

Mikroskoop - Glaasjes (zeer klei-
ne) door Pater ni
Torre ge-
maakt.
307. Zyn zeer moeie-
lyk te gebruiken.
312. Toe-
ftel ten dien einde bedagt.
313. Waarneemingen met
dezelven.nbsp;3iö- enz.

Mtlchmhiyers Mikroskoop,
hoedinig gefteld.
nbsp;429.

Mineraalen of Ertfen fraay voor
'tMikroskoop. 285. Zouten,
daar in vervat, hoe te beko-
men
nbsp;253.

Mos levert fraaye Voorwerpen

uit.nbsp;279.

Moskovifcbe Glaasjes in deVoor-
werp - fchuiljes verworpen.

,nbsp;.nbsp;10.

Mosfel. Zeer bekwaam tot be-
fchouwing van den omloop
des Bloeds.
130. Eijeren en
ongebooren Jongen.
236. De
Baard en deszelfs gebruik.
237.

Muggen. Derzelver oirfprong
uit zeker Water-Diertje. 68.
Wormpjes , Popjes of Mas ■
kers der Muggen. 86. Haare
fietlyke gedaante.
199. Sprie-
ten.
200. Angel en Zuiger.
201. Eyertjes of Kuit der
Muggen.
nbsp;202.

Muis. Derzelver Vleefchveze-
len zyn zo dik als die van
een Os.nbsp;r4i.

Muur-Salpeter. Hoe men die in
Vrankryk bereidt.
257.

Myten. Befchouwing derzelven.
i83- Haare Paaring. iBj.
Eyertjes, hoe-klein. 185.
Soorten. 186. Dooiende My-
ten.nbsp;187.

N.

faalde • Punt met den Angel
van een By vergeleeken ,
hoe grof.
nbsp;287.

Natuur. Haare werkingen zyn
verbaazende.
245. Derzelver
volmaaktheid hoe veel de ge-
wrochten derKonft overtref-
fen.
286. enz. De befchou-
wing daar van, is's Menfchen
edelrte bezigheid.
291, enz.
Zy levert oneindige Voor-
werpen uit, ten dienfte van
't Mikroskoop.
nbsp;285.

Needham. Zyn denkbeeld on-
trent de Zaadjes van Schim-
mel,nbsp;3^9-
New-

-ocr page 601-

Newton. Zyn terugkaatzend
Mikroskoop.nbsp;415

O.

aeßers. Diertjes in derzelver
Vrugt, 232. Jonge Oefter-
ties in dezelven. 233. Het
Licht of Schynzei der Oefte-
ren.nbsp;23
Olypbant met een Myt vergelee-
ken.
Inleid.
Omloop des Bloeds.
Hoe die beft
te befchouwen. r2o,ii3. In
dePüotenvan een Kikvorfch.
124 , 135. Iu de Staart of
Vinnen van Botjes en Aaltjes.
125. Verwonderlyk in zeer
kleine Vifchjes. 126. In Wa-
ter-Haagdisjes, 128. InDon-
derpaddetjes. 129. In Moffel-
ijes, Krabbetjes, Garnaalen.
130. In Spinnen en Weeg-
luizen. 132- In de Wieken
van een Vledermuis. i33-
Omzigtigheden in 't befchouwen
der Voorwerpen, door 't Mi-
kroskoop, noodig. 61 •
Ondoorfchynende Foor^verpen.
Hoe een Verzameling daar
van te maaken?
60. Middel
om dezelven door 't Mikros-
koop te befchouwen. 27. Het
Zonneftel daar toe bekwaam
gemaakt. 43'. 458.
Oorwormen. Derzelver Wiekjes
tot onderzoekzeer fraay. 228.
Opium. Zie Heuifap _ ,
Oude Luiden. Derzelver manier
van zien. 4-
Ü'ücr?«'!^ des Bloeds uit de Slag-
aders in de Aderen, hoe te be-
fchouwen. 127. Getal der
Omloopen daar uit afgeleid.

128.

P.

Tyajfer-Mikroskoop , 27. Verbe«
terd thans in DuitfchlanJ

veel in gebruik.nbsp;429.

Fenfeeltje. Deszeifs gebruik in
de Mikroskoopen.nbsp;10.

Peper.lVater hoe te maaken. 71.
Diertjes daar in , van verfchil-
lende grootte.nbsp;72.

Plmagewaffen. Derzelver Zou-
ten hoe te bekomen. 253.

Plantjes , in de Zaaden vervat,
hoe voor 't Gezigt te bren-
gennbsp;245, 246.

PiaftojV of Krabluis. 180.

Pleurisacbtig Bloed befchouwd.

328.

Pluim-Aluin een fraay Voor-
werp.nbsp;.nbsp;285.

Pluimbee/lje zeer fraay. 228.

Pluimpjes van de Wieken der
Uiltjes en Kapellen, hoe fier-
lyk. 227. Hoe dezelven te
befchouwen. 22S. Verbaa-
zend vergroot.nbsp;45c.

Polypen. Zonderlinge Water-
diertjes dus genoemd, 94.
Waarneemingen daar om-
trent.
g6, enz.

Palyll-ftof voor Vergrootglazen
en Spiegeltjes, hoe te maa-
ken.nbsp;341.

ü.

^aderdiertjes.nbsp;35

Reaümür. Deszeifs Waarnee-
mingen en Proeven omtrent
de Polypen.nbsp;iq,.

Regenwater. Diertjes, hoe daar
in voortkomen.nbsp;gj.

Rottende Stoffen. Het fchynzei
of Licht dut dezelven gee-
ven, wat?nbsp;235,

B L A D W y Z E. R.

Sal.

li 5

-ocr page 602-

s.

Cal vol.Olecfum. Deszelfs uit-
werking- op fiet Bloed. ii8.

Salpeter Kryftallen daar van.
256. Kalk Salpeter uit Puin
of Mortel van oudeMuuren.

257-

Schaapen. Wormen of Botjes in
derzelver Lever. 260. In de
Koppen.nbsp;261.

Scheermes. De fcherpte door 't
Mikroskisop onderzogt. 286,

Schimmel. Zaadjes daar van, op
't Water dryvende, zyn geen
Diertjes , noch Plantdieren.
368 , enz. Zy worden van
zeer kleine Diertjes in bewee-
ging gebragt en gegeten. 371.
Komen uit de Lugt in 't Wa-
ter, en op de rottende Lig-
haamen.nbsp;372.

Schoonheid der Infekten waar
toe diene.nbsp;291.

Schrift, zeer fyn , klein en fraay,
hoegiof voor't Mikroskoop.

289.

Schubben der Viffchen. 233.
Wyzen derzelver Ouderdom
aan. 231. Hoe die te berei-
den.nbsp;232.

Schubbetjes van eens Menfchen
Huid, hoe talryk. 171. Ma-
nier om die te befchouwen.

172.

Schuifjes voor 't Mikroskoop.
9. Derzelver groote nuttig-
heid. 55. Hoe men een be-
kwaam Stel daar van maakt.
56. Welke Glaasjes daar in
Ijefi: gekeurd worden. 10.

Scbuimbeeflji.nbsp;269.

Schurft een Huidkwaal door
Diertjes veroirzaakt, die men
afgebeeld vindt. 168. Midde-
len tot geneezing. 170,
Scolopendra. Zie Duizendbeen,
Scorpioen. Deszelfs Angel. 207.
Verbaazende uitwerking daar
van.nbsp;209.

Slaapbollen-Zaad en deszelfs ftof
zyn fraaye Voorwerpen. 246.
Slagaders en Aders. Derzelver
Gemeenfchap waargenomen.

127.

Slak is een fraay Voorwerp. 212.
Steentje daar in gevonden.

213.

Slangetjes of Aaltjes in Hooy-
Water en andere Aftrekzels.
77. In Azyn enz.
Zie Mltjes.
Slootwater - Diertjes. 82,171.
Slypjlof voor Vergrootglaasjes.

335.

Smith. Mikrometer door hem
voorgefteld. 47. Gezigts-af-
ftand hoe door heip bepaald.
354. Zyn Regel om de ver-
grooting te berekenen van
famengeftelde Mikroskoopen.

365.

Sneeuw. Fraaije gedaante der
Vlokken.nbsp;284.

Snuie der Kapellen verwonder-
lyk.nbsp;275-
Snuit van een zeer klein Vliegje,
door fterke Vergrooting af-
gebeeld en befchreeven. 489.
Spekvlieir. Zie Langbeen of

Langpoot.
Spiegel • Mikroskoop. Wat hier
door verftaan worde. 15.
Men kan het enkelde Mikros-
koop ook zodanig maaken.
ï3. Het eigentlyke Spiegel-
of Terugkaatzend Mikros-
koop is nog niet in gebruik.
435. Deszelfs uitwerking niet-
temin keurlyk. 434. ^ant.
Spiegeltjes voor de Mikroskoo-
pen , hoe gemaakt worden.

348.

-ocr page 603-

348. Hoe dezelven te flypen
en te polyften.nbsp;350.

Spier-Fezelen kunnen beft on.
derzogt worden in Infekten.

143.

Spieren van den Buik in een
Kikvorfch waargenomen. 136.
Spinnekop.Deszelfs Oogen. 193.
Klaauwen ofNypers. 194 Ver-
giftig vogt. 195. Eyeren
197,
Spinnen. Verfcheide foorten der-
zelven. 197. Veldfpin, Zwer-
vende , Langbeenige of
Schaapherder-Spin, enz, 198.
Water-Spinnétje.nbsp;271.

Spinnewebben. Derzelver uitnee-
mende fynheid.nbsp;ipö.

Sprieten of Voelers der Infekten,
224, 225.

Sprinkhaan. Derzelver Bloed is
groen. 132. Kleine Sprink-
haantjes.nbsp;270.
Staaldeeltjes door 't Vuurflag
gefmolten. 279-
Staarten der Zaad - Diertjes, 't
Verfchil daar omtrent , tus-
fchen
Buffon en Leeuwen-
hoek
, gering. 421-
Stam-Mikroskoopen, Derzelver
beweeging verbeterd. 437-
Steekwormen der Bladen. 263.
Steen Zout. (Sal Gemma) Des-
zelfs Kryftallen. 256'
Stella ^rborefcens, een Zee-fter,
genaamd Medufa-Hoofd, der-
zelver Takken hoe menig-
vuldig. ^ ,
Sterf-Uur, hoe zig dan de Om-
loop
des Bloeds,in Diertjes,
vertoone. '38-
Stoffe. Onze denkbeelden daar
omtrent zyn onvolmaakt. 294.
Stuifmeel der Bloemen, wat het
zy. 150 , 240. Deszelfs ge-
bruik. 151. 241. Oneindi^^e
verfcheidenheid en fchoon-
heid. 242. Manier om het te
bewaaren en te onderzoeken.
243. Het is niet tot de groot-
te derPlanten evenredig. 244.
't Bevat veel fyner ftof. 285.

Styfzel-Aaltjes. 79. Hoe de-
zelven tot Voorwerpen te
bewaaren.

T.

^rfel der Vergrootende Ver-
mogens. 36. Dezelve naar
den Gezigts afftand veranderd
en verbeterd. 361. Doch zou
voor ieders Oogen byzonder
moeten zyn.nbsp;367.

Takmaaking des Bloeds waaruit
ontftaande. 323, 400. Waar-
neemingen daar omtrenr. 328,

413,

Tangetje ten dienfte der Mikroi-
koopifcheWaarneemingen.ïc.

Tesrlir.gfe Vergrooting der
Voorwerpen.nbsp;32.

Tekeningen hoe door 't MikrosI
koop te maaken. 26, 47

Terebeila (.^ie Boortje ,) een In-
fufie-Dicrtje.

Torre (Pater m) Zyne zeer
kleine Vergroot of Mikros-
koop-Glaasjes.nbsp;30,

Trappen der Dierlyke Wezensquot;

TaEMBLaT. Deszelfs Proe^reri
omtrent de Polypen der Zoe-
te Wateren.nbsp;56, enz

Trillend Gras. Deszelfs ^aad
ontleed.

V.

yarsn. (Het Zaad van) voor 't
Mikroskoop, zeer fraay.

reders der Vogelen leveren fS
je Voorweipenuit. 273.

Feei-

-ocr page 604-

Veelmagtig Mikroskoop van
Martin.nbsp;470.

Veelvoet. Zie Polypus of Dui-
zendbeen-

Veld des Gezigts, Aanmerkin-
gen daar omtrent. 48.

Veranderlyk Mikroskoop ,van
Mr.
Adams , afgebeeld en
befchreeven. 437, enz.

Vergroot-Glazen. Derzel?er ver-
grootend vermogen in 't en-
kelde Mikroskoop. Hoe te
berekenen. 35. Brandpunts-
afftanden der Vergrootgla-
zen in 't Zak-Mikroskoop.
37. In dat voor Ondóorfchy
nende Voorwerpen 38- De
lierkst vergrootende zyn juift
de beften niet tot onderzoek
der Natuur.nbsp;366.

Vergrootglaasjes (Zeer kleine)
Derzelver verbaazende uit.
werking. 318, enz. Manier
om dezelven te flypen, door
Liberkuhn gebruikt. 329,
enz. 336. Hoe die te polys-
ten enz.nbsp;343.

Vergrootend Vermogen. Tafel
daar van in enkelde Mikros-
koopen. 36. In 't Zonne-
Miia-oskoop, hoe te bereke-
nen. 38. Hoedanig in 't fa-
mengeftelde Stam Mikros-
koop. 40, 365,
Aant.

Vergroiting (Schynbaare) der
Voorwerpen door het Mi-
kroskoop, is zeer onzeker.
353. Redenen daar van. 356.
Manier van den Heer
Lyon-
net
daar toe gebruikt. 359.
Verbeterde Tafel daar van
berekend, tot Enkelde. 361.
Een dergelyke van den Heer
Martin tot famengeftelde
Mikroskoopen. 365. Manier
om die vergrooting voor ie-
ders Oogen te ontdekksn,
368.

Verzameling van Voorwerpen
hoe te maaken, van door-
fchynende. 55. van ondoor-
fchynende.nbsp;60.

Vezden der Spieren of van 'c
Vleefch. Derzelver gedaan-
te en maakzel. 136, 140.
In kleine Dieren zo dik als
in groote. 141. Manier om
ze te befchouwen. 142. Fraay
in een Langpoot of Naaijer.

272.

Vïjcbje. Hoe de Circulatie in
deszeifs Staart en Vinnen te
be.^chouwen , door middtl
van een Glazen Pypje. 12.
Of op de zogenaamde Vifch-
pan van 't Mikroskoop. 18.

Vijjchen hebben vgelerley Lui-
zen.nbsp;i8i.

Vleermuys. Waarneemingen
daar op.nbsp;133.

Vleugels of Wieken der Infek-
ten, hoe verfchillende. 226.
Derzelver beweeging en
fchoon Pluimagie. 226.

Vliegdoodende VÄgen^chip van
het Kanadaafch
Apocynum
verklaardnbsp;484.

Vliegeu(.gewoonéj befchreeven.

213.nbsp;Snuit en Ingewanden.

214.nbsp;Soorten veelerley. 2rs.

Vliegenknip. Welk Kruid dus

genaamd en waarom. 458.

Vioo befchreeven, 188. Haare
verandering en uitbroeding,
I 89. Paaring. 191. Wonder-
baare vlugheid.nbsp;19a.

Vlooijen of Luisjes der Voge-
len veelerley. 181 De Vlooi-
jen hebben Luizen. 181.

FóWw der Infekten. 7.ieSprie-
ten.

Vogten hoe bereid en onder-
zogt

-ocr page 605-

zogt worden.nbsp;57«

Voivox. Zie Klootdiertjes.
Foortteelingdet
Dieren en Plant ■
gewaffen befchouwd en ver-
geleeken. 150 , enz. Onge-
rymde denkbeelden daar om-
trent in trein geweelt:. 148.
Voor-werpen (welke) tot het
Mikroskoop bekwaam. 49.
Floe dezelven te onderzoe-
ken. 51. In allerley trap van
J.icht. 53. Hoe te bereiden
en voor de Glazen te bren-
gen. 55. Omzigtigheden in
't befchouwen derzelven noo-
dig. 61. Hoe zy zig door

verfchillende Glazen vertoo-
nen. 2, 3- Welk gedeelte
men kan zien.
48.Derzelver
weezentlyke grootte te vin-
den.
40. Zie Grootte. Welke
tot fyne Waarneemingen
dienftigft zyn. 402. Manier
om Ondoorfchynende door
het Zonne. Mikroskoop te
befchouwen.nbsp;458.

W.

TJ^aarneemingen van Leeu-
^ wenhoek
en Buffon,
met elkander vergeleeken ten
opzigte van de Zaad-Dier-
tjes.nbsp;388, enz.
Wagentje, enz. door een Vloo
getrokken. 289-
Walvifcb hoe zeer de kleinlte
Waterdiertjes m grootte
overtreffende. lOS-

Water op den Aardbodem vol
leevende Diertjes. 87- . in
Regen-Water zyn zy met,
voor dat het eenigen tyd aan
de Lugt bloot geflaan heeft,
gi. Deszelfs Kleur wordt
fomtyds door Diertjes ver-
oirzaakt. 82, 83.
Water-Haagdis een fraay Voor-
werp. 128. Haare BloedboU
letjts zyn zeer groot. 129,
Water-Linzen.^Diertjes aan der-
zelver Wortelen. Zie
Kroos.
Water Luizen
ofZakdierijes. 91.
Waier-Polypen. Waarneemingen
en Proeven daaromtrent. Zie

Polypen.

Water Spinnetjes, aartige Voor-
werpen.nbsp;zjl.
Water . Vloo {getakte) 82.
Water-Wormen,
deelbaar als de
Polypen. 102. der Muggen.
86. Roode Wormen met
Leedjes. 271.
Weegluis een fraay Voorwerp.

132.

Wieken der Infekten. Zie Fieu-
gels.

Wilsons. Zie Zak-Mikroskoop. -
Wolf
of Koorn-Worm, befchree-
ven. 217. Derzelver aan-
groei] mg. 218. verdelging.

•nbsp;•nbsp;2 IQ

Wormen in de Ingewanden der
Menfchen veelerley. asS.
Lintwormen. 259. Jn vis-
fchen. 260. In de Lever der
Schaapen en Koppen der Her-
ten. 261. Wormpjes aan Hou-
ten Paaien, enz. 262. Wor-
men der Muggen. 86. der
Vliegen. 215.

Z.

yaai-Diertjes waargenomen
^ in een Kikvorfch, Kabel-
jauw, Snoek. 154.-156. In
een Haan,Hond, Haas. 159,
160. In een Konyn, Hert
Ram. 160. Menfch. 162. In
een Spinnekop. 164. In «n

Rot, Vliegen, Vlooijen, enz.

165.

BLADWYZER.

-ocr page 606-

i65- In Muggen. 202. In
Moffelen. 237. In Oefters.
232. Zy-Wormen. 275.

Zaad-Dienjes Derzelver Waar-
neeraingdoor
Lekuwenhoeic
beftreeden door B-jfion.
391, 403- Welke Giazen 'er
noodig zyn om dezelve zoda-
nig cezien als
Leeuwenhoek
ze afbeeldt? 396. Welke ge-
fteldheid van het
Sperma?
399 Vlugge beweeging der-
zelven. 403. Het ZonneMi
kroskoop is uitmuntende om
ze te befchouwen.
407. Re-
den dat men ze fomtyds niet
kan zien. 413. Hoe
zy den
Heer
Bciffon voorkwamen.
419. Weezentlyke geftalte
derzelven.nbsp;422.

Zaaden der Planten zyn tot
Waarneeming zeer bekwaam.
247. Manier om de jonge
Plantjes in dezelven te ont-
dekken en te zien. 245, 246.
Zy hebben geen evenredig-
heid tot dc grootte der Plan-
ten. 1Ö4. Zaad van Aard-
beijea , Slaapbollen. 246.
.van Varen. 247. Bovift of
deszelfs Stof.nbsp;248.

Zakdiertjes of Water-Luizen 91.

Zak-Mikroskoop van Wilson.
8. Hoe hetzelve tot een
Stam-Mikroskoop te maaken
met een Spiegel. 13. Derge-
lyk Stelletje van I
.edf,emul-
ler
gebruikt en zeer dieus-
tig bevonden. 398,430. Toe-
ftel door Pater
di Torre te
Nspels daar aan gevoegd,
om zyne zeer kleine Ver-
grootglaasjes te gebruiken.

313.

Zard !e?ert voor 't Mikros-
koop fraaije Voorwerpen

uit.nbsp;.nbsp;181.

Zandkorrel, als een Maat ge-
bruikt, hoe groot gerekend
worde. .nbsp;41.

Zee-Netels en Zee Sterren. 102.

Zee Paddejloel of Zee-Aneno-
ne.nbsp;.. 104.

Zee-Scbepzels van verbaazende
grootte. 105. van ongemee-
ne kleinheid.nbsp;235.

Zee Water, Deszelfs Zout kry-
ftallen.
nbsp;256.

Zentiwen. Derzelver maakzei
en gedaante. 146. Zy zya
niet Veerkragtig.nbsp;148.

Ziekten waar uit fomtyds ont-
ftaan.nbsp;lip.

Zonne - Mikroskoop , befchree-
ven. 21. Manier om het te
gebruiken. 24. Waar het de
anderen in overtreffe. 20.
Waar in het te kort fchiete.
55. Byzonder gebruik daar
van en verbaazende uitwer-
king. 135 , 40Ó. enz. Dit
Werktuig fchynt van laate
uitvinding te zyn. 20, 416.
Zodanig een gemaakt, om
zonder Donkere Kamer te
gebruiken. 431. Het gewoo-
ne kan niet tot befchouwing
van geheel ondoorfchynende
Voorwerpen gebruikt wor-
den. 458 Befchryving van
een , daar toe bekwaam ,
door den Heer
Mürtin uit-
gevonden.nbsp;459, enz.

Zonnefcbyn is noodig voor het
Zonne - Mikroskoop. 54.
Voor anderen niet dienftig
dan op zekere wyze. 54.

Zonne - Tover - Lantaarn. 468.

Zout op dc Rug gewreeven ,
doet Padden , Kikvorfchen
en Water-Haagdiffen fter-
ven. 285. Het vernielt de
In-

-ocr page 607-

Infufie-Diertjes. 3S3, 381.

Zouten zyn in alle Lighaamen,
252. In Azyn, Wynen, Sui-
ker. 253, Hoe die uit Plant-
gewalTen en Mineraalen te
bekomen. 253-
Aartige Zou-
ten tot Waarneeming. 253.
Werking derzelven op de
Lighaamen.nbsp;254.

Zouten in MineraaleWateren en
gegraven Zouten. 255. Zou-
ten uitZoutbronnen en Zee-
water. 256. Kalkzout-Kry.
ftallen. 257. Kryftallizatien
en Conlïguratien der Zou-
ten.nbsp;258-

Zouten (Onfmeltbaare) in een
rottend Aftrekzel van Hen-
nipzaad waargenomen.
382,
enz Afbeeldingen van der-
zelver Kryftallen. 380. Zy
komen ook voor in de Infu-
fiën van verfcheide eetbaare
Zaaden en Graanen,in Wa-
(er.nbsp;387.

Zoutbronnen. Derzelver Kry-
ftallen. 25Ó. Onrwi hoe van
figuur.
nbsp;257.

Zweetgaten {Tori) in de Huid :
manier om die te befchou-
wen. 17a, 174. Derzelver
ongelooflyke menigte. 173.

Zweetgaatjes in het Hout me-
nigvuldig.nbsp;280.

Zyde Worm is het onderzoek
dubbel waardig. 274. Des-
zelfs Zaaddiertjes gemakke-
lyk waar te neemeu. 275.
Langte en fynheid van des-
zelfs Zyde.
nbsp;288.

BLADWYZER.

drukfeilen.

Lees Vergrootglazen.
Lees zoo wel een
Lees piaatzen
Lees Plaatje
Lses LinnjKüs
Lees afgetapt
Lees Bloed in
Lees gemakkelyk
■3.
Lees doet zulks
Lees nat te zyn
Lees Schaapherderfpin
Lees hebben
Aant. Reg. i.
Doe «zt zeer
Reg. 26.
Lees filtreeren
Reg. 2.
Lees Wormen

_ 7. Lees faeniffi

Aant. Reg. 2 Lees Linnaeus Apbidfsgenami
Reg. 20. Lees zynde

_ 10. Lees van een Haairtje

laatfte Regel Doe uit (*)
Reg. 21. Lees Strandfliraat
— 2, Doe uit en
—I 10.
Lees voortgang

Re^ï. 9.

—nbsp;30.

—nbsp;36.

—nbsp;28.
Aant.
Reg. 22,
.— 23.
- 24-

Aant. Reg.
Reg. 5-

- 23.

4-

Bladz. 16.

-- 58.

-- 59-

-- 80.

--- 105.

---106.

—- 112.

183.

186.
193-
227.
235-
253'
259.

264-
266.
275-
286.
289.
295-
300.

- 3:0

-ocr page 608-

drukfeilen.

310. Aant. onderfte Regel Lea^ mooglyk nader.
370. Reg. 12.
Lees XLV.

381. - 12. Lew Boortje

434.. - 8. Lees Mikroskoopen

492, - 25, 26. Le« zeker

494.. 19. Lees gewrongen, in plaats van, gedrongen
e

BERIGT VOOR DEN BOEKBINDER.

De Plaaten van dit Werk moeten zodanig ingevoegd worden,
dat zy naar agteren uitflaan
en dus geplaatft

PI. i. tegen over BI. 12 XV. --- - 33°

IL

14 XVL -- 380

III,nbsp;- - 20 XVIL -- - 386

IV.

26 XVIII.

V.nbsp;----XIX.

YI_nbsp;-—i—nbsp;quot;nbsp;60nbsp;XX,

YII,nbsp;-----nbsp;86nbsp;XXI.

viir.nbsp;■—^nbsp;quot;nbsp;9®nbsp;XXII.

JXnbsp;___-nbsp;96nbsp;XXIIL

X.'nbsp;--..nbsp;134 . XXIV. - -- 440

XInbsp;_—nbsp;..nbsp;144nbsp;XXV. -- •• 458

Xii.nbsp;__-nbsp;164nbsp;XXVI. -- -• 468

XIILnbsp;----

XIV.nbsp;---quot;nbsp;^58

-- 414

XXVIL -- - 482

XXVin. -- - 49(5

-ocr page 609-

^•Jïüs

-ocr page 610-

I

h ^
b

-■.a

I-
■ t

-ocr page 611- -ocr page 612-