¥ ^
i
mm
A-.
ft.:quot;
K ^ J V/ ^ ' ■
» ■ ' s
gt;
- n;
O.'
gt;4
• - ' gt; ' i
■ ■ j-Hf -'-. Y' -i ■
. : ; 1 '
■V
-ocr page 4-V' I
m- •
* r '
•-vis. , r.
.-T
\
i- -tquot;
mm
.1 r»
.1 ■ ■
■i
■A
• 4Ï. ::!-,'--.'if.
■ A,
, t -,
stichting
'ut?:cc:-iT3' ;
UN!VSR5)TLiTïMüSSUM
a- - i
' (, I
à
1 ■ , ■
■ / '
\ .
i
. - t ■
» Vv/
r
Is-
-ocr page 6-V •
■I:
'Jfl
H
n
Vi-
y
Ih/u.^
gt; ■
/
II
m '
s....
\ ,
, r
, / -
Squot;
^ gt;
s:
f
t
(
i-,
) •
/ (
h Hm I
DER
In het Frans befchreeven van de HEER
Nï COLAAS HARTSOEKERi
En Vertaald door
A: B L O C K. -
..............
/ / X-V V^^^
By Jan ten H o o r n, Boekverkooper over't Oude-zyds Heeren
Logement, inde Hiftorie-Schryver. 1700.
utrechts UnIversiteltS
T
E N
VAN DE
DER
Tót P a r -ï s^
En den Schryver deezes Bocks.
Wérd deeze Vertaalinge mét géneegenhcid ^
opgedraagen,
DOOR
-ocr page 12-O P H ET
Van dc HEER
Uit het Frans in 't Neederdnits overgezet j
Door de HEER
NAtuur, zo wonderlyk in haar' verbórgenheén,
Terwylze méngfcls kneed uit harde en zachte deelen.
En zwoegend wérkt j daar zy geruft'lyk fchynt tefpeelen.
Laat van Hartsoeker hier zich ifi dit Boek ontklcên.
Hy bouwt zyn' ftéllingen geenzins op yd'le waan,
't Zydathy neederzygdin vuur-en waater-kólken,
't Zydathy, métdebuys, khmt booven't drift der wolken,
En bofch en bérg aldaar doorwandeld in de Maan.
Maar, 't geen hy fchryft, is voor de Frank, en voor geen ander.
Wat raad ? Heer A m e l d o n c k hélp uwen Neederlander j
Vergiet, voor hén, dit Frans in zuiv're moedertaal.
Dénk eens,voor wélk een prys?WiekanHARTsoEKER roemen,
Block, zonder u, zyn tolk, in't zélve lóf, te noemen.
Gy gaaft zyn groots gebouw een grootfe geevelpraal.
DER
E N
Van de Hoofd-ftófen daar het graote Heel Al uit
is te-zaamen-gezét.
Erfte Z,/i.Dat'er niet mêêr
als één édnige zélfrtan-
digheid in het groote
Heel - Al weezendlyk
en is, wélke van twee-
derleije fooiten is, 6F liever, die
in twee Hoofd-ftóffen bekwaa-
melyk wérdonderfcbeiden,nbsp;i
r-weidc Lid. Weezendlyke eigen-
fchappen der eerfte Hoofd-ftot-
fc.nbsp;- '
Détdc Lid. Weezendlyke ei^en-
fchappen der tweede Hootd-itotte.
Vierde Lid. Dat dekleene lichaamp-
jes der tweede Hoofd-ftófFe in de
eerfte Hoofd-ftófte gediiurig koo-
tnen heene en weedene dry ven,
ïonder dat ze dchter malkanderen
ooit ter deege kunnen raaken. %
VyfdeLid. Dat de zélfftandigheid,
die het groote Heel-Al vervult,
ook niet t'éénemaal en volftrekte«
lyk vloeijende en kan gezégd wér-
den te weezen.nbsp;»
Z^'deLid, Enuitwatreede. j
ZsfvendeLid. Teegecwérpinge, en
antwoord daar op.nbsp;4
^chtße Lid. Dat de zélfftandigheid,
die het groote Heel-Al vervult,
nóch veel minder gezégd kan wér-
den heel volmaaktelyk hart te
weezen.nbsp;4
Neegende Lid. En uit wat reede. 4
Tiende Lid. Tecgenwérpinge , cn
antwoord daar op.nbsp;6
Elfde Lid. Andere tecgenwérpinge,
en antwoord daarop.nbsp;7
Tioaalfde Lid. Dat men, ten opzich-
te der Natuur-kunde, wél voor een
vaft beginffel aan-kan-neemen, dat
die zé fftandigheid , wélke éénig
en alléén het groote Heel-Al ver-
vult, door zyne on-eindige uitge-
ftréktheid, in tweederhande foor-
ten van deelen óf weezens wél kan
en mag onderfcheiden wérden, die
men na deezen de eerfte en tweede
Hoofd-flóffe ook zal noemen. 8
Dertiende Lid. Dat de kleene Ik-
haampjes der tweede Hoofd-ftoffe,
die élkandere niet onnviddelyk en
raaken, mal kanderen ook nimmer»
jtieer en kunnen raaken.nbsp;8
Het
-ocr page 14-Het II. HOOFD DEEL.
Van de Beweeginge.
Het III. HOOFD-DEEL.
Van de formeeringe des Aardkloots-
en der Dwad-ftarren.
Ecrfli Lid. Dat'er een opperfte Wee-
. zen is, a de ftichter en maaker aller
dingen, het geen men GOD noemd.
pag. 59
Ttoiedi Lid. Dat de kleenelichaamp-
jes der tweede Hoofd-ftófFe, ge-
duurig in de eerfte Hoofd-ftófiè
onder élkandere dry ven,, 60
Déf de Lid. Dat deeze kleene lic-
haampjes de groote wél noodzaa-
kelyk moeten verlaaten, doordien
ze eene grooter maate van fnélheid
koomen te verkrygen, als de groo-
te lichaamen hébben.nbsp;60
VterdeLid, Dat de kleene lichaamp-
jes zich noodzaakelyk , ófrondfom
een zeeker middelpunt moeten by-
een-vergaaderen, óf, datzedaar
van daan moeten wyken. 61
VyfdeLid.Dsit deeze kleene lichaamp-
jes noodzaakelyk van een zeeker
middelpunt van daan moeten wy-
ken , en dat zy daar door de groote
lichaamen daar na toe moeten dry-
ven; en uit wat reede zulks zo
moet gefchieden. 61
Zéfde Lid. Op wat wyze deezc
Aardkloot, beneevens de Dwaal-
ftarren, hébben kunnen geformeert
zyn geworden. '61
Zeeve»% Lid. Dat deeze Aardkloot
noodzaakelyk geformeert heeft
moeten wérden uit onderfcheidene
«.Lids' i» béddingen van groove ftuffen,
die de ééne op de andere zyn ge-
ftapelt geworden j alsmeede, dat
'er noodzaakelyk in deszeifs mid-
melpunt een zeekere ftófFe moet
fchuilen, die t'éénemaal c dun is: ^g^j^^
en uit wat reede zulks alles zo tiie. '
moet weezen.nbsp;6}
«Au»
th.uf.
y^chtfte Lid. Oorfprongderlaage val-
leijen en hooge bérgen op den
Aardkloot; alsmeede,deronder-
aardfche hólügheeden, die men
allenthalven in het lichaam der
Aarde gewaar wérd.nbsp;6f
lüeegendeLid. Dat de Aard-beevin-
gen tót een zeekere en onwraak-
baare proeve en bewys van dit al-
les verltiékken.nbsp;65
Tiende Lid, Voorbeeld eener Aard-
beevinge, die het geheele eiland
Atlantis heeft doen te-gronde-
gaan. 66
E^de Lid. Dat het geheele America
moogelyk maareen overblyfzel is
van het eiland Atlantis. 66
T'waalfde Lid. Dat de val van een zo
uitteimaaten aanmérkelyk gedeel-
te van het eiland Atlantis mooge-
lyk die over-groote Waater-vloed
wél heeft veroorzaakt, daar de
aaloude Dichters zo veel van héb-
ben gei'prooken en gehandelt. 66
Dertiende Lidi Eenige andere voor-
beelden van zulke óf diergelyke
Aard-bevingen. 67
Veertiende Lid. Voorbeeld eener heel
aanmérkens-waardige Aard-bee—
vinge, wélke in het jaar 1691. is
voorgevallen, 67
Vyftiende Lid. En wat men daar al uit
kan befluiten en van afleiden. 68
Zêftiende i/i. Voorbeeld eener Aard-
beevinge, die t'éénemaal algemeen
is geweeft. 68;
Zeeventiende Lid. Dat de algemeene
val van een over-groote Aard-brók
tweederhande t'éénemaal verfchil-
lendef gewrochten kan voortbién-
geu : dat is, datze een geheele
groote Landltreek kan doen onder--
vloeijén, ófuitdroogeri. 68
^ehtiende Lid. Dat'er heel veel
waarfchynelykheid. is, dat'er wél
êêf
-ocr page 15-éér, inheele oudetyden, onder,-
fcheidene a neederftortingen van
hcele groote klompen Aarde zyn
voorgevallen geweeft, door wéi:»
ke verfctódene oveigt;groote Land-»
ftreekeii zyn uitgcdroogt gewor-»
den; en uit wat reede.nbsp;69
Pieegeniiende Lid. Op wat wyzede
aderen inde Aardkloot zyngcfór-
meert geworden.nbsp;70
T-wintig(hi Lid. Aanm^rkenswaardi-
ge Hilïorie van een heel dieps put,
die wéUêêr tót Amfterdam is ge-
boort geworden , ter diepte van
ï.}i voeten.nbsp;70
Een-en-twintigfie Lid. Op wat wyze
een genoegzaam on^eindige mee*
,Utf. nigte van onderfpheidene igt; béddin^.
gen zich rondfom den Aarkloot
heeft op malkandere geftaapelt;
en uit wat reede deeze zélve bed»
dingen zo veel te dunder lichaamen
in zich kootr.cn te beiluiten, alsze
verder vandeeze binnenftc klomp
der Aarde zyn afgeleegen, 71
'paiefen-t-wiittigfle Lid. Óp wat wy-
zede ring van Saturnus heeft kun»
nen geformeert zyn geworden. 7 j
cPe-
fjntcut
Het IV. HOOFDSDEEL.
ran c de Zwaarwichtigheid,
^erfte Lid. Wat de zwaarwichtigheid
der lichaamen is, en waar dieei^
gentlyk in beftaat.nbsp;73
T-weede Lid- Dat de zwaarwichtig.,
heid geenfins en moet beginnen te
wérken dooreen on^^deelbaar paal.-»
teeken, maar, dat in teegendeel een
^zwaarwichtig lichaam noodzaake»
lykmoet beginnen , iriét eenebe?.
paalde hoegrootheid van een wég
door te loopen , in een bepaalde
tyd,nbsp;7'f
P^rdeJJd, Pateen zwaarwichtiglir
ebaatn noodzaakelyk moet needer--
daalen , «3 het roidddpunt der
lt;»€hu.
nes.
Aarde toe, vólgens de voortgang
der getallen, 1,1,5,4, enz. 7^
Fisrde Lid. Dat een zwaarwichtig
lichaam moet neederdaalen, na het
middelpunt der Aarde toe, vól-
gens de voortgang der getallen, I,
z, j,4, enz. onderftéltzynde, dat
het opeen ieder d oogwink één en ^ta.
dezelve graad van fnélheid be»'^quot;'^'
komt; maar dat zulks échter in der
daad en waarheid zo niet en is. 7 f
V^de Lid. Dat de lichaamen, die
rondfom ons zyn,. échter needer»
daalen, ten naaften by, vólgens
de voortgang der getallen, 1,1,5.
4, enz.nbsp;76
Z^fdn Lid, Dat de zwaarwichtige li-
chaamen op een ieder oogenblik
moeten fchynen needer»te-daalen,
vólgens de voortgang der getallen,
I, j,S,7,enz.nbsp;76
TiCtvende Lid. Dat het gewicht, of
de zwaarwichtigheid van een li«
chaam, de kracht is, die het op
een ieder oogwink bekomt, om
needer te daalen na het middelpunt
der Aarde toe,nbsp;77
iAchifteLid. Verfcheide ondervin»
dingen, die, het geene zo eevetj
door ons is tet«-needer-geftelt, aan-
gaande de zwaarwichtigheid, koo-
mentebevéftigen,nbsp;77
Heegende Lid, Dat het waater een
zwaarwichtig lichaam is, ten op«
Zichte van de lucht, ééven gelyk»
als de aarde zulks is, ten opzichte
van het waater,en de lucht weeder,
ten opzichte van 'een zeekere ftóf-
fe die nóch booven hém is, enz. 78
Tiende Lid. Eenige Ondervindingen,
wélke te kennen geeven en aanwy-
zen, dat de lucht een zwaarwich»
tig lichaam is.nbsp;78
Elfde Lid. Dat de lucht zo zwaar»
wichtig niet en is in betrokken en
ongeftuimig weeder, als ze wél
by hélder en fchoonwêèris; enuit
wat reede.nbsp;79
Tmtlfde Lid. Dat twee plaaten, van
*nbsp;glas
glas óf van marmer , die heel
naauwkeurig glad gedeepen en ge-
polyftzyn, deééce teegen de an-
dere, uittermaaten vaft op malkan-
derc moeten héchten.nbsp;80
Het V. HOOFP-DEEL.
Van de Natuur en eigenfchappen van
Onderfcheidéne lichaamen, z.o
wél a vafi-verknóchte als
vloeijende.
Eer/l:: Lid. Dat de zwaarwichtigheid
de réchte grond-oorzaak is van de
vaft-verknóchtheid der lichaa-
msn.nbsp;81
TiueeJsLid. Hoe het by-komt, dat
'er zommige vaft-verbondene lic-
haamenzyn , wélkers deeltjes heel
ftarkaan malkanderen he'ehtenen
verbonden zyn,nbsp;8t
Dérdi Lid. Op wat wyze twee deelt-
jes van een vaft-verknócht lic-
haam op malkandere kannen
glyen.
Vitrde Lid. Hoe het by-komt, dat
'er vaft-verknóchte iichaamen kun-
nen weezen: wélkers deeltjes by-
na geheel niet op élkandercn en
kleeven óf verbonden zyn. 8 j
Vyfde Lid. Hoe men tót de kénnifle
van de waare gefchaapenheid der
deelen van de vaft-verknóchte en
vloeijende Iichaamen kan geraa-
ken.nbsp;84
Tiéfde Lid. Uit wat reedè zeekere
Iichaamen heel bezwaarlyk tót
fmélten gebracht konnen wér-
den.nbsp;84
Zeevende Lid. Waarom zommige
Iichaamen heel bezwaarlyk willen
fmélten, die échter heelgemakke-
lyk aan de haamer gehoorzaa-
men. 85
oAchijle Lid. Waarom zommige
SichaatneD zacht en buigzaam
« Soli-
des.
zyn.nbsp;8f;
Neegende Lid. Uit wat reede zeekere
Iichaamen heel hart zyn, en méc
ééne heel kwaalyk aan de haamer
willen gehoorzaamen.nbsp;85
Tiende Lid, Uit wat reede zommigc
licliaamen heel hart en brós zyn;
als meede, waarom ze veeren. 8ó
Elfde Lid. Op wat wyze een veerend
lichaam aan-ftukken-zal-Cp ringen,
zo-wanneer men het al te krom
buigt; als meede, waarom het in
zulk een geval fomtydsin verfchei-
de ftukken van malkanderen
fpringt.nbsp;87
Tiünnlj-de Lid. Op wat wyze een vee-
rend lichaam zich weeder kan hér-
ftéllen , na dat het om-gekromt is
ge weeft.nbsp;88
Dértiends Lid. Waarom de veerendc
Iichaamen, na dat ze om-gekromc
zyn geweeft, onderfcheidene be-
weegingen heene en weeder koo-
men te maaken, voor-en-al-ê^r ze
zich wéér in die ftaat hérftéllen,
daar ze te vooren reeds in waaren,
al ccr ze om-gekromt wierden. 89
Veertiende Lid, Uit watoorzaak de
ééne Iichaamen mèêr veeren als de
andere.
Vyftitnde Lid. Middel , om een
veerend lichaam door kunft te
maaken.nbsp;90
Zifiiende Lid. Uit wat reede zommi-
ge Iichaamen vloeijende zyn; als
meede, waarom de ééne lichaa- ■
men mêêc en Hérker vloeijen als
de andere.nbsp;90
Zeventiende Lid. Onderzoek , ' aan-
gaande de waare gefchaapenheid
der deelen van onderfcheidene
Iichaamen , zo-wél der vaft-ver-
knóchte als-vloeijende , en wél
voor-eerft, aangaande de deelen
van het goud,nbsp;91
.^cbticnde Lid. Waarom men het
goud onmoogelyk niet tót as cn
kan bréngen.
Meegentknde Ui, Uit wat reede het
goud
-ocr page 17-goud heel buigzaam is, en zicli
licht tut draaden laat uit-rékken ,
fchoon dat men het heel kwaalyk
kan doen fmélten.nbsp;91
r-Kintigflt Lid. Dat men te vergeefs
hst geheim zoekt uit-te-vinden,
om goud tc kunnen maaken. 91
Een-en-tmntij^lle Lid. Dat de deelt-
jes van het kwikfilver ronde billet-
jes zyn.nbsp;95
Twee-eu-tioinligfte Lid. Wat aan die
ménfchen gebeurt, wélkezich van
het kwikfilver bedienen , ontrent
hetgeneezenvan zeekere fiektens.
95
Drie-en-tmintig^e Lid. Waarom men
her kwikfilver nooit zo vérre
en kan bréngen, dat het op-hout
van mêêr kwikfilver te weezen.
94
Fier-en-i-wimigjle Lid. Uit wat reede
de bloem óf opheeveling van het
kwikfilver {fublimat)ts'a heel ftark
en fél vérgif is.nbsp;94
ryf-en-fvointigUe Lid. Eigenfchappen
van het loot.nbsp;95
Zü-en-twintigjle Lid.Dat'er niet heel
veel onderfcheid en is, tuflchen de
deeltjes van het loot, en die van
het kwikfilver.nbsp;95
Zeevcn - en - tiuintigjls Lid. Dat de
deeltjes van het waater niets anders
en zyn als kleeoe hól-achtige kloot-
jes.nbsp;95
^cht-ert-fwintigfleLid. En uit wat
reede.
tieegen-en-ttocntigfle Lid. Hoe deeze
klootjes hébben kunnen gcfurmeert
wérden.
Dertigfle Lid: Dat deeze klootjes
noodzaakelyk mét eene on-eindige
meenigte van kleene gaatjes door-
boort moeten weezen; en uit wat
reede.
£en-en-dertigfie Lid. Onderfcheidene
gevolgen, die men kan trékken uit
het geene wy zo aanftonds hébben
terrneeder-geftélt, ten opzichte
vanhetwaaterinbsp;S7
Tteee-dii-dértigjle Lid. Dat de deelt-
jes van de lucht niets anders en zyn,
als heele kleene t'zaam-gekruldc
Cirkeltjfs, óf Kringetjes, {Spheret)
die rondsom aan alle kanten ge-
heel-en-al open zyn.nbsp;98
Drie-sn-dértig/h Lid. Dat de lucht
het éérfte bédde óf dampgewéfl;
rondsom den Aardkloot fórmeert
enuit-maakt. 99
Fier-m-'.l-érrigfld Lid. Waarom een
ieder deeltje óf kringetje der lucht
noodzaakelyk uit ondei fcheidene
andere kleene lichaampjes moet te-
zaamen-gezét weezen. 99
Fyf-in-dertigjle Lid. Dat de Kringet-
jes der Lucht veel mêêr ruimte
koomen tebeflaan, als de Klootjes
van het waater doen; alsmeede,
dat een ieder Kringetje van lucht
bekwaam genoeg is om onderfcbei-
dene klootjes van waater te kunnen
plaatzen óf bevatten. 100
Zéi en-dértigjleLid. Waarom het
waater, wanneer het bevrooren is,
veel mêêr plaats komt te beflaan,
als, wanneer het niet bevrooren is.
100
Zeevsn-en-Jdrtig/le Ltd. Waar het ge-
luid in beftaat.nbsp;loi-
^cht en-deriigjle Lid. Dat het ge-
luid zich onmoogelyk niet een
weinig vérre kan gawaar-doen-
wérden , als in een weinig tyds;
en uit wat reede zulks zo moet
weezen. 'O*
TSIeegen-in-dértiglle Lid. Waarom hee
geluid, dat van een klinkendlic
haam van daan komt , op eenboC
komt op-te-houden. iol
Veertig/le Lid. Wat de Echo óf Wêêt-
klankis. «o»
Een-en-veertigfieLid. Uit wat reede
het geluid zwakker wérd,na maate
dat men vérre van het klinkend li-
chaam afis, daar het geluid van--
daan-komt. 103
Tioec-en-veertigfle Lid. Waarom
zoramigc klanken gróf en dof,
«ê 3: , «a
gn andere weeder fyn en fchërp
zyn,nbsp;105
PriesreH-veertigjie Lid, Waar de klan-
ken in beftaan, die men overreen-
koomende toonen óf t'zaamen-
klanken {aceorde ou confqnancei)
gewoon is te noemen,nbsp;104
Vier^sn^veertigfie Lid- Waar de klanr?
ken in beftaan, die men wan,-lui!f
dende óf wan-ftémaiende toonen
{difcord»quot;' OU dijfonattpes) gewoon
is te noemen,nbsp;105
Yyf-tn-vetrtig^t Lid. Dat men het
vérderepnderzoek, aangaande de
y/aare gefchaapenheid der deelen
yan zeer veele andere lichaamen,
alhier t'éénemaal mét voordacht
heeft na-gelaaten, doordien men
igulks aan het vermaak van den op-
piérkenden J-eezer meent oyer-te-
laaten,nbsp;106
^éissn^veeriigjle Lid. Dat men échter
gezintis, orn mét alle de uitterfte
pioogelyke naauwkeurigheid de
natuur (sn eigenfchap van het yfer
pn van de Zeilg-fteen te onderzoe,'?
ken; en uit wat reede,nbsp;106
^eeven-en-veertigfle Lid. Hiftorie en
eigenfchappen van het yfer. 107
fySeht-en-veertigde Lid. Dat de deelt-
jes van het Yfer balkjes, (Baralle-
kpidet) óf hólle kant-zuiltjes [frii-
tpef) zyn; en uit wat reede men
dit zokomt teftéllen,nbsp;io8
'pjeegen-en^veertiglle Lid. Waarom het
yfer heel kwaalyk tót fmélten ge,?=
bracht ksn wérden.nbsp;109
Fyftigfle Lid. Wat het Staal ejgently k
jg; als nieede, hoe dat het, na dat
jiet zapht en buigzaam is geweeft,
weeder hart en brós, als ook lief
féchte teegendeel van dit alles, kan
. wérden,nbsp;109
§en-en-vjftigll3 JJ^, '^yat de ^eil-
flieen fs.nbsp;iiQ
Het VI. HOOFD-DEEÏ,,
Op ivat wyze de Zon en de va^te
Starren z,yn geformeert geworden^
tflstneede^ van de Natuwe en
Eigenfchappen des Vttuu.
Eerfte Lid. Op wat wyze de. Zon,
beneevens de vafte Starren , wél»
êèr zyn gefórmeert geworden, 11 o
Xweêi/e Lid. Dat men, om uit-te=
léggen, op wat wyze de Zon, en
vafte Starren , zich geduurig on»
derhouden , éérft en voor-al wél
dient te verklaaren, op wat wyze
bet vuur, dat men hier om laag
komttejzien, wéid onderhouden;
als meede, hoe de opgiftinge der
lichaamen gefchiet.nbsp;ïi?
Dérde Lid, Dat'er tweederlei je foor-
ten van lichaamen zyn, yan wélk?
de ééne verbrandbaare, en de an»
deie on.- verbrandjjaare gezégd
wérden te weezen,nbsp;xih
Fierde Lid. Wat de verbrandbaare lir
chaamen eigentlyk zyn; als meede,
wat-er al toe vereifpht wérd om die
aan-te-fteeken.nbsp;11 %
VyfdeLid, Dat de verbrandbaare li-
chaamen zomtyds wél niets anders,
als énkele rook yoort-moet-bréns
gen ; enuit wat reede,nbsp;11 j
^tfde Lid. Waarom de lucht nood®
zaakelyjk is , om éérft het vuur ts
doen yoort-kooiTien, en daarna,
om het zélve te onderhouden, iij
^eevende Lid. Dat het gewicht van
het damp-gewéft, dat den Aard»
kloot omringt, en dat de vlam mét
ééne needer-drukt, ggftaadig éé-
nige kleene beekjes des perfte
Hoofd-ftóffë moet laaten door?
gaan, die tnen ftraalen des lichts
gewoon js te noemen : als meede,
rfat deeze licht-ftraalen zuj^er óf
on-zuiver kunnen Weesen, tj^
^chffleLid. Wat ds Qfisyérbrand?
baarelichaamen eigentlyk zyn. 115
quot;Neegende Lid. Wat'er aan deeze foort
van lichaamen voor -3al-moeten-
vallen ; zo-wanneer men ze heel
dicht by het vuur korat te bréngen:
alsmeede, wat'er aan een gefmol-
te lichaam al zal moeten gebeu-
ren , wanneer men dat in een ander
lichaam komt te werpen, dat niet
gefmolten en is.nbsp;uj
Tieiidä Lid. Uit wat reede het waater
de metallen heel fchielyk, en op-
ftaandevoet, doet verkoelen als
meede , waarom het een tinne
fchootel belét te fmélten, fchoon
men die op een heel üérk en heevig
vuurkomt te zétten.nbsp;116
Elfde Lid. Waarom de lucht eene
geheel teegenftrydige uitwérkinge
komt te doen.nbsp;116
Tviialfde Lid. Üit wat reede het
waater een on - verbrandbaar li-
chaam is,nbsp;117
Dertiende Lid. Onderrcheidene ge-
volgen , getrokken uit het geene
men nu zo aanftonds heeft ter-tiee-
dergeftélt, aangaande de natuure
en eigenfchappen des Vuurs. 117
Viertiende Lid. Dat de Zon , en de
vafteStarren, éévengelyk-als«de
Dwaal-Starren , van alle kanten
omringt moeten weezen , mét or-
der.'cheidene béddingen van groe-
ve en dunne ftófFe. 119
Fyftienus Lid. Waarom de Zon, be-
neevens de vafte Starren, in 't ge-
meen, ten naaften by van één en
dezélve fchynbaare grootheid
moeten zyn en bly ven, alsze altoos
zyn geweeft. »'9
Zeßiende Lid. Op wat voor eene
wyze de Zon, beneevens de vafte
Starren , in fchynbaare grootheid
zouden kunnen verminderen en af-
neemen. 110
2^evsntiende Lid. Dat de onderfcbei-
dene béddingen óf dampgewéften
der ftófFe die de Zon omringt, ge-
duurigop ditgeftarnte koomen te
acccs,
pérflèn en te weegen; als meede,
dat ze , door haar gewicht en
zwaarte, geftaadig éénige kleene
beekjes der eerfte Hoofd-ftóffè
daar van daan doen uit-gaan,wélke
men ftraalen des Lichts gewoon is
te noemen.nbsp;iii
t^chtiende Lid. Wat b de Staart-Star-
ren eigentlyk zyn ; als meede, waar
ze haaren oorfprong van daan heb- '
ben.nbsp;lil
Het VIL HOOFD-DEEL.
Van de beweeqingedes AardklootSy,
en der Jiivaal-Starren.
EerfleLid. Dat de Aardkloot , be-
neevens de Dwaal-Starren , door
de ftraalen der Zonne voort-ge-
dreeven wérdende, zommige uit-
middelpuntige Cirkels rondsom dit
Geftarnte moeten befchryvenen
uit wat reede zulks zo moet wee-
zen.nbsp;11}
T-wiedeLid. Dat de Aardkloot, be-
neevens de Dwaal-Starren, ter-
wy le ze dwars door de hemelfche
ftófFe heerie gaan, die zélveftuffè
ook mét ééne mét zich voort-flee-
pen; en dat ze itisgelyks op dceze
wyze een Draai-kring rondsom de
Zon koomen te maaken. 115
DérdeLid. Uit wat reede de Aard-
kloot, beneevens de Dwaal-Star-^
ren, alle op één en dezélve wyze
rondsomdeZondraaijen. iif
Viet-JeLid. Zommige Ondervindin-
gen, wélke dat geene koomen te
bevéftigen, dat wy nu zo aanftonds
ter needer-geftélt hébben , aan-
gaande de beweeginge des Aard-
kloots, liö
Vyfde Lid. Waarom de uit-middel-
puntigheiddes Aardkloots nutee-
genwoordig zo groot niet mêêr en
is, als hy wél voor-heene heeft ge-
weeft ;
weeft; als meede, op wat wyze
die in teegendeel weeder t'ëéniger
tyd veel grooter zoude kunnen
wérden , ds hy nu teegenwoordig
wél is.nbsp;ii6
Zéjde Lid. Op wat wyze de Aard-
kloot de ééne óf de andere tyd wél
eens zo zwaarwichtig zoude kun-
nen wérden, dat hy daar door ge-
noodzaakt zoude weezen, om zich
t'ée'nemaal in de Zon te moeten
gaanin-dompelen.nbsp;127
Zcevsnde Lid. Uit wat reede a de
vérfte Zonne-punten der Dwaal-
ftarren alle jaaren iets óf wat voor-
waards ruoeten gaan.nbsp;i i8
Waarom h de voorfte-
ïefes.^' afneemingen der Dwaal-ftarren
heel veel grooter vallen , als hunne
uit-middelpuntigheeden zulks wél
fchynen te vereifTchen : als meede,
uit wat reede zulks-by-na on-ge-
voeligis, ten opzichte des Aard-
kloots.nbsp;119
I^eegeude Lid. Wat de ftérre-knndi-
ge al bedacht éf in 't werk geftélt
hébben, om dit verfchynflel uit-te-
léggen, en reede daar van tegee-
ven,nbsp;119
Tiendü Lid. Een bekwaam middel ,
om het onderfcheid te leeren kén-
nen, dat'er is, tuflchen de ftófFe,
daar, by voorbeeld, Saturnus zjn
Ommeloopin doet, en dieftóffe,
daar de Aardkloot dezyneinvol-
bréngt.nbsp;i jo
Elfde Lid. Dat de Dwaal-ftarren
zich niet alle in één en dezelve
vlakte rondsom de Zon enbewee-
gen, maar dat de kringen der zél-
ve malkanderen in teegendeel fny-
den ; en waarom zulks zo is. 131
TioaalfdeLid, Datde reedengn , die
men van dit verfchyn0el geeven
kan, door deonwraakbaare érvaa-
rentheid zdlve t'éénemaal bevé-
fl'igd wérden.nbsp;i) t
Dértiende Lid. Waarom de kringen
der beneedenfte Dwaal-ftarren él-
kanderen heel veel mêêr zichtbaar-
iyk koomen te fnyden, als de krin-
gen der boovenfte Dwaal-ftarren
zulks weldoen.nbsp;13}
«A
phe-
lies.
Feertiende Lid. Uit wat reede de
vafte ftarren moeten fchynen te
veranderen van breedte. {Lmitu-
do.)nbsp;154
Fyftiende Lid. Eenige Ondervindin-
gen, wélke klaar aanwyzen, dat
deftraalen der Zonne krachts ge-
noeg hébben, om een zeekere bc-
weeginge in-te-drukken , aan de
Iichaamen, die ze in haaren wég
koomen te ontmoeten.nbsp;134
Zejliende Lid^ Dat de Maan nood-
zaakelijk haaren Ommeloop rond-
fom den Aardkloot moet doen,mét
van het Wéften af na het Ooften toe
te gaan, langs een uit-middelpun-
tige Cirkel heetic; en uit wat ree-
de.nbsp;Mj
ZeeveHtiende Lid. Waarom de Aard-
kloot zyn daagelykfche Ombui-
telingen rondfom zyn eige As vol«
bréngt. 136
^chtiendeLid. Dat de Maan nood-
zaakelijk haar g'ewoonelijke wég
altyd moet blyven houden, zonder
dat men éénige het minfte verfchil
ÓF onderfcheid daar omtrént ge-
waar-kan-wérden , zo-wanneer
ze na haar laatfte vierde-deel {quat'
tier ) toe begint te gaan ; fchoon
dat zich de ftraalen der zonne als
dan reegel-récht teegen haaren
loop koomen aan-te-kanten ; en
uit wat reede dit alles zo moet
weezen. 137
l^eegentiende Lid. Waarom de Aard-
kloot ook waatlyk rondsom die
zélve As draait, daar men ze om
zietdraaijen. 138
T'vointiglle Z/W.Keede van de fchuins-
heid der Zonne-wég j {E(cliptica)
als meede, waarom men die nu ter
tyd ziet af-neemen, i j8
Een-en-'t'wintiglle Lid, Andere reede
van de fcbuinsheid der Zonne-wég.
fohliquHé Je rEcclifliqm.) i} 9
y-xee-M-i-wmtigp Lid. Uit wat ree-
de de Aardkloot , in één ^heel
jaar tyds , een weinig meer als
ééa volle Oriimeloop rondsom zyn
eigeAs volbréngt, vanhetOoften
af na het Wéften toe.nbsp;139
Drie'en-ïivintigjle Lid. Waarom de
Aardkloot altyd ten naaften-byde
Éévenwydigheidbehoud; alsmee-
de, uit wat reede de vafte Starren
iets óf wat fchynen te veranderen
van léngte.nbsp;«4°
Fier-en-tidntigjle Lid. Waarom de
. Maan zichveel fnélder in zyneige
kring beweegt, als een zeeker punt,
dat in de 'Eevenaars-kring des
Aardkloots is.nbsp;'4®
Vyf-en-tmintigjle Lid. Uit wat reede
Jupiter zyn Ommeloop rondsom
zyn eige As in heel veel minder tyds
komt te volbréngen, als de Aard-
kloot zulks komt te doen. 141
Zêt-en-itcintig^e Lid. Dat Saturnus,
na alle waarfchynelykheid, ronds-
om zyn eige As moet draaijen; en
uit wat reede.nbsp;141
Zeevsn- en- tviintigjle Ijd. \\ aarom
Saturnus altyd , op eene gereegel-
de wyze, onderfcheidene ver-
' fchyningen (Fhafes) komt te ver-
toonen.nbsp;M^^
^chi-en-fwintigfleLid. Uit wat ree-
de de Maangéenfins rondsom hsar
eige As en draait.nbsp;141
Heegen-en-t'UiintigfieLid. Waarom de
Zonne-vlakken eene heel langzaa-
me beweeginge rondsom de Zon.
hébben.nbsp;M^'
Het VIII. HOOFD-DEEL.
Van de Ebbe en Vloed der Zee.
Eerfte Lid. Dat de Maan de réchte
grond-oorzaak van de Ebbe en
Vloed der Zee is; en uit wat reede.
Mï
Ttaieda Lid. Dat de Maan, in de tyd
van 14 «ttr?» en jo minuien, óf
daarontrént, op ééneen dezéive
plaatfen óf oorden des Aardkloots,
twee-maal Vloed , en twee-maal
Ebbe moet veroorzaaken; en uit
wat reede zulks zo moet weezen.
I4J
Ddrde Lid. Teegenwérpinge , ea
antwoord daar op.nbsp;»45
Vierde Lid. Waarom, de Zee veel
hooger wafl:, en gevoelig! vker op-
zwéltjop alle nieuwe en vo Ie Maa-
nen, dietentyde der nacbt-eeve-'
ningen koomen voor-te-vallen, als,
op alle andere nieuwe óf volle
Maanen, die op éénige andere ty-
den van het geheele jaar in-vaUen.
«47
V^fJe Lid. Uit wat reede de Vloe-
den op vérre na zo hoog niet en
moeten óf kunnen weezen, langs
de Hóllandfche Kuilen heene ,
als ze wél in het Kanaal valkn.
148
ZJ(de Lid. Waarom de Meiren en
Zëen , die geen gemeenfchap al-
toos méc de grootenbsp;en héb-
ben , dit uitwérkfel van de Maan
in geenen deelen moeten gevoelen
ófgewaar werden. 148
Zecvendi Lid. Reede, waarom men
binnen' de Stad Venetie Ebbe en
Vloed gewaar wérd,nbsp;148
^chißeLid. Uit wat reede men in
het geheele overige gedeelte der
MiddellandfcheZce, nietanders,
als alléén eene énkele bewee-
ginge , óf eenpaarige loop des
Waaters, komt gewaar-te-wérden.
Neegende Lid. Waarom de Zee heel
veel hooger waft, en gevoeliglyker
op-zwélt, zo-wanneer de Maan
aan de t'zaamen-voeginge mét ,
Iconjuf.Bio) ófteegen-ftélHnge (ep-
•nbsp;foßtio
pofitio ) deszelfs teegen de Zon naa-
dert; als ze wél komt te doen,wan-
neer de Maan aan haare Vierkan-
tingen (Q^adralurcr) begint te naa-
deren.nbsp;149
Het IX. HOOFD-DEEL.
yan dt Natmre en Eigenfchappen
des Zeil-Jieens.
Eerfle Lid. Wat 'er al aan een. hólle
glaaze Kloot zal gebeuren , , die
vervult is mét waater , en heele
kleene pypjes, van wélke de üóf-
fe nét ééven zo zwaarwichtig is
als het waater, zo-wanneer men
deeze zélve Kloot daar-na op
zyn eige As doet om-draaijen.
150
T-wsede Lid. En waarom dit alles zo
gebeurt.nbsp;151
Dcrdt; Lid. Wat 'er al aan bet Waater
voor-zal-vallen , dat men in een
ronde kuip óf vat in het ronde doet
draaijen; en uit wat reede dit alles
zogebeurt.nbsp;15,1
Vierde Lid, Vergelykinge des Aard-
kloots , mét deeze hólle glaaze
Kloot.nbsp;iji
Vyfde Lid. Dat de fyne ftÓffe , die
tuflchen de hólle Kant-zuiltjes van
bet yfer beflooten is, dat eygentlyk
de Zeil-fteenige ftófFe is, ( materia
'Magnetica) noodzaakelijk rondsom
deeze kant-zuiltjes raoet om-'oo-
pen; en uit wat reede dit zo moet
weezen.nbsp;1 j ^
ZJtdeLid. Teegenwérpinge, en ant-
woord daar op.nbsp;154
Zeevende Lid. Dat de Zeil-fteenige
ftófFe die beweeginge , wélke ze
nu éénemaal reeds al begonnen
heeft, niet alléén vérder en moet
achtervólgen, maar dat ze die noch
da'ar-er.-booven geftaadig grooter
moet doeD wérden, tóe dat ze tót
op een zzektKgraad óf hoogte toe
is op-geklommen ; en uit wat reede
zulks zo moet zyn.nbsp;iï4
^chtjle Lid. Teegenwérpinge , en
antwoord daar op.nbsp;154
l^eegettde Lid. Wat'er al aan een
kleene deeltje der Aarde zal moe-
ten gebeuren, dat tót een fteen
verhardt is geworden , dieinwén-
dig t'éénemaal mét hólle kant-
zuiltjes van yfer vervult is, en die
vervólgends in deeze ftaat na de
buittenfïe oppervlakte des Aard-
loots toe wérd over-gebracht. i jj
Tiende Lid. Dat deeze fteen een
ftand zal moeten aan-néemen, die
reegel-récht ftrydenjle is mét die
ftand, wélke hy in het ingewand
der Aarde heeft gehad.nbsp;15 6
Elfde Lid. Op wat wyze het réchte
teegendeel van dit alles kan koo-
men te gebeuren of voor-te-vallen,
■ l5r
Tisaalfde Lid. Wat voor naamen
men al aan deonderfcheidene dee-
len van de Zeil-fteen heeft gegee-
ven en meede-gedeelt.nbsp;158
Dertiende Lid. Dat de Zeil-fteen
zich van de richt-!yn der As-pun-
ten {poU) van dedaagelykfche Om-
buitelinge des Aardkloots iets óf
wat moet af-buigen ; dat men de
veranderinge óf af-wykinge van de
Zeil-fteen gewoonistenoemen, 158
Veertiende Lid. Hiftorie der afwy-
kinge l^duUnation) van de Zeil-
fteen.nbsp;M 9
Vyftiende Lid. Natuurkundige - ree-
denen van de afwykinge des Zeil-
fteens.nbsp;^nbsp;160
2iefiiende Lid. Teegenwérpinge. 161
Zeeveitliende Lid. Antwoord daar
op.nbsp;gt;6}
^chtiende Lid. Dat de Kompas-
naald, {aiguille aimantée) o^ on-
detfcheidcne ooiden óf plaatfen
des
-ocr page 23-des Aardkloots, ook onderfchei-
dentlyk needer-héllende na den
Aardkloot moet weezen; en uit
wat reede.nbsp;^ 164
Ueegcntiende Lid. Dat'er wél zom-
tnige zeil-fteenen zyn , wél kers
(sPoUs. a As-punten geenfinsmiddellynig-
lyk teegen malkanderen over-
Xnbsp;ftaan; als meede, dat 'er insge-
lyks ook zommige zeil-fteenen
wérden gevonden, die wél drie
óf vier As-punten (chynen te héb-
ben.nbsp;, ,nbsp;i'ï?
Tieimiglïe Lid- Bcfchryvinge van
een Zeü-fteen, die vier poolen of
As-punten heeft; waar van de
twee Zuid-poolen vlak middel-
lyniglyk teegen malkanderen over-
ftaan, en, v/élkers twee Noord-
poolen insgelyks vlak middellynig-
lyk teegens él kanderen over-ftaan,
167
^Een-en-t-wltnizlls Lid. Reede van dit
Verfchynflel.nbsp;169
Tivee-si-tivintiglle Lid. Waarom de
■ Zeil-fteen het yfer na zich Ichynt-
te-trékken.nbsp;• 170
Drie-en tvii^tigiie Lid. Uit wat ree-
de de Zeü-lteen veelmêêr yler na
zich trékt , door de As-punten
deszélfs, als hy wél komt te
doen door :^yn Eevenaars-kring.
Fier-en-twintigjli Ltd. Waarom de
Zeil-fteen aan het ylèr naaclert. 17}
Fjf'en'i'wintiglle Lid. Waarom de
ééne Zeil-fteen de andere komt
te naaderen.nbsp;17 5
Zéfen-tivinugfit Lid. Uit wat reede
twee Zeü-fteencn malkandere
wég-dry ven.nbsp;'74
Zetven-en-tviintigflc Lid. /Waarom,
twee Zeil-fteenen zich aan élkan-
dere moeten vertoonen mét vlak
teegenftrydige poolen óf As-pun-
ten.nbsp;- 175
l/icbt^tn-tvjimigfiiLid. 'Uk watrcc-,
dp twee ondeifctiéidetieZeiUlke-
nen, die booven malkanderen its
de vrye lucht zyn op-gehangen,
altyd ééne en dezélveMiddag-krin-
jen (MeWi««/) aan élkandere zul-
en vertoonen. _nbsp;175
I^j:egeit'CH-fiuiHliglle Lid. Uit wat
reede de Zeil-fteen geenfins aller-
hande foorten van lichaamen , zon-
der éénig onderfcheid, na zich en
komt-te-trékken.nbsp;176
DJrtigde Lid, Op wat wyze twee
Zell-fteenen malkanderen éérft
kunnen wég-dryven, en daar-na
weeder na-zich-trétcken, door ééne
endezélve poolen óf As^punten.
176
Een-eit'dirtigjle Lid. Reede van ver-
fcheidene andere Ondervindigen. 177
Tioa'tn-dertiglïe Lid. Dat de ver-
wonderéns-waardigfte eigenfchap
van de Zeil-fteen daar in beftaat,
dat hy zyn kracht aan het yfer kan
meede-deelen. (aimanter hfcr.) 178
Drie-en-dilrtigfle Lid. Op wat wyze
de Zeil-fteen zyn kracht aan het
yfer kan meede-deelen, en alle de
hoedaanigheeden deszélfs ' daar
aan kan'over-zétten.nbsp;178
Fisr-en-dêrtig(le Lid. Op wat wyze
men een ftuk yfer zo ftérk aan de
Zeil-fteen kan ftryken , en .de
■nbsp;kracht deszélfs daar in-kan-druk-
ken, als het éénigfins moogelyk
is (?m zulks te'doen..
Vyf'srt-dérug^s Lid:. Vetfcheidene
Ondervindigen,wélke de uitléggin-
ge beve'ftigen, die wy, (gt;« ds drie
voorgaande Leeden deezif Hoofd-
- dsnh) gegeeven hébben , waarom
een ,Zeil-fteen alle zyne krachten
: ;aan een ftuk yf^r mcede,deelt en
OHff-z-ét, dat daar telgen-aan-
' wérd-gehouden.nbsp;183
Zh-enrdMigfie Lid. Teegenwétpin-
. ge,: ej),,aotv^pord4aar op. 190
i^eenen-en-dértigfle Lid. Uitwatree-
■nbsp;;.de: e«n 2i4l-fteen, niét een ftuk
..yffr; gew^pept .ssyodc, een veel
'nbsp;**» 4nbsp;groo-
-ocr page 24-grooter gewicht kan op-trékken,
als hy zonder deeze waapening kan
doen,nbsp;198
Acht-en-dériig/le LiJ. Wat men al
ontrénc de waapening van eenZeil-
fteen heeft in-acht-te-neettico. zoo
Neegen-en-ddi tig/le Lid. Waarom een
Zeil-fteenniet mlêrals één éénige
ring van yfer en kan op-trékken,
zo-wanneer deeze zélvè ring aan
alle beide de voeten der waapenin-
ge van de Zeil-fteen komt-te-raa-
ken.nbsp;101
Veertig fle Lid. Op wat wyze men de
wég kan leeren kennen , die
de Zeil-fteenige ftóffe komt-te-
reemen, rontisora twee, óf mêêr,
finale liniaalen heene, die aan de
Zeil-fteen zyn geltreeken. lox
Een-en-VeertigJle Lid. Uitlegginge
van zommige zeer aanmerkens-
waardige zaaken óf gewróchten,
aangaande de Zeil -fteen , die de
' HeerButterfield heeft ondervonden
en aangemérkt...nbsp;104
Het X. HOOFD-DEEL.
Van de Onder aardfche Vuur en ^ en
Aard-heevingen.
EerfieLid, Op wat wyze het vaar in
de binnenfte ingewanden der Aar-
de kan ontftooken wérden , en ,
hoe het daar door dat geene kan
reroorzaaken, dat men eene Aard-
beevinge gewoon is te noemen. zo8
Tweede Lid, Onderfcheidene uit-
wérkfelen van Aard-bevingen.
iO^
Dirde Lid. Op wat wpe de lucht
zich 20 vérre kan uit-rp«nnen , dat
ze wel hondert-maal mêêr plaats
komt-te-beflaan, als voor-heene.,
en nóch veel mêêr daar-en-booven.
109
Vierde Lid. Wat voor een foort van^
lichaamen het is, die onbekwaam
zyn tót éénige groote uit-fpannin-
ge.
Het XI. HOOFD-DEEL.
Van de Winden.
Eerfte Lid. Wat de wind eigently-ic
is, beneevens de gewoone oorzaak
deszelfs.nbsp;m
Tvoeede Lid. Dat de gewoonelijke,
oorzaak van de win j zomtyds wel
verhindert wérd door éénige by-
zondere oorzaaken, en wélke die
zyn.nbsp;in
Dérde Lid. waarom de wind , die
van de Zuid-kuften van Africa van-
daan-komt , na het Zuiden toe-
hélt; alsmeede, uit wat reede de
wind , die van deNoord-kuften
van dat deel des Aard-ldoots^ var-
daan-komt, insgelijks ook na bec
Noorden toe-hélt.nbsp;ü»
Tierde Lid. Zommige waarneemin-
gen, die men gemaakt heeft, aan-
gaande de winden, die op onder-
fdieidene oorden óf plaatCén des
Aardkloots heerfchen, en op ver-
fcheidene getyden des jaars.. 11 x
VjifdeLid. Dat de wind in de Ethio-
piicheZee, het geheele jaar door,
tuflchen het Ooften en Zuiden
waait, en wat daar uit al moet
voort-koomen.nbsp;113
Zé/de Lid. waarom de wind in't ge-
meen ontrént de Caribifche Ey-
lan-
-ocr page 25-landen uit den Ooften moetwaai-
jen.nbsp;»'4
Zsnvende lid. Uit wat reede de Zuid-
Ooftewind, die van de Zuiderlij-
ke deden van Africa van-daan-
komt, zyn wég door dïe Zee
neemt, wélke is , tuflchen het
punt ófde uit-hoek van Brefil, en
deZee-kuften van Guinea. 114
^chtßeUd. Waarom de winden veel
van hunne krachten verliezen, na
datze America meerder óf minder
koomen-te-naaderen.nbsp;»M
Keegende Lid. Uit wat reede de
wéfte winden in't gemeen waaijen
buiten de twee Kêèr kringen.
{Tropiei.)nbsp;'»»5
T,ende Lid. Hiftorie en befchryvinge
der winden, die in deindiaanfche
Zee waaijen en de overhand héb-
ben.
EifdeLid. D^x. alle het geene, dat
wy tót nu toe , aangaande de
winden , ter-needer-hebben-ge-
ftelt, alléén van die winden ver-
ftaan moet wérden, wélke op de
Zee, heel vérre van het land af,
heerfcheu en de overhand hébben.
119
TvJ/iayde Lid. Dat de loop óf vloed
derwaaterenvan één en het zélve
beginflel afhangt, daar de winden
vau afhangen.nbsp;quot;9
Het XIV. HOOFD-DEEL.
Byvoegfel, uit het Vyfde Boek
der Natmr-kunde van de
Beer FierreZykainRegis.
Zerfie Lid. Dat de Heer Halley wel
bet naauwkcurigfte van a»Ucn, aan*
gaande de Hiftorie der Winden
heeft gefchreeven.nbsp;zio
Tweede Lid. Dat deeze Schryver den
geheelen Oceaan in drie voornaame
Hoof-deelen afdeelt; en wélke die
zyn.
Dérde Lid. Dat hf~onderfcheidenc
Waarneemingen maakt, aangaan-
de Winden der Atlantifche Zee.
Zll
Fierde Lid, Eerfte a Waarneeminge. 4 Ob-
Fyfde Lid. Tweede Waarneeminge.
Z^fde Lid. Dérde Waarneeminge
Zeevende Lid. Vierde Waarneemin-
ge.
^cht^e Lid. Vyfde Waarneemingr,
Neegende Lid. Zesde Waarneemin-
ge,nbsp;quot;4
Tiende Lid, Zeevende en laatfte
Waarneeminge. xijgt;
Elfde Lid. Verklaaringe van de Eer-
fte Waarneeminge. IZJ
T-waalfde Lid. Uitlégginge van de
tweede Waarneeminge. zid
Déftiende Lid. Oplóflinge van de dér-
de Waarneeminge. 7.1 j
Veertiende Lid. Verklaaringe van de
vierde Waarneeminge. 117
Vyftiende Lid. Uitlégginge van dó
Vyfde Waarneeminge. »18
ZéftiendeLid. Oplóffinge vandezés-
de Waarneeminge. 119
Zeeventiende Lid. Verklaaringe vaiv
de zeevende W aarneeminge. x j a
b \}i1trekfel uit het dértiende Lid dei ^e,.
acht-en-twintigfieu Hoofd-deeh van traft,
dtt zélv! Beek der NatHur-kMnde..
2.30
Hc»
-ocr page 26-Het XV. HOOFD-DEEL.
Behélfinde de Hißork der
Winden van de Indiamfche
Zee i beneevens eene ver^.
klaaringe der aanmerkens^
waardigfle veranderingen
die ontrent dezelve voor-^
vallen.
Eeißä Lid. Dat 'er inde Indiaanfche
■ Zee zommige gereguleerde , en
zommige rondsomloopende Win-
den plaats hébben,nbsp;2-5 i
'Tweede Lid. Eerfte Waarneeminge,
aangaandedeeze Winden. iji
Derde Lid. Tweede Waarneeminge.
23}
Vierde Lid. Dérde Waarneemioge.
2JJ
Vyfde luid. Vierde Waarneeminge,
^33
Ttérde Z./i.Vyfde Waarneeminge.234
Zeevende Lid. Zésde Waarneeminge.
234
c/4chtße Lid. Zeevende en laatlte
Waarneeminge.
Neegeitde Lid. Verklaaring^ van de
eerfte Waarneeminge.'nbsp;235
Tiende Lid. Uitlégginge van de twee
de Waarneeminge,nbsp;23;
MlfdeLid. OplólTinge van de dérde
Waarneeminge.nbsp;236
Twnalfde Lid. Verklaaringe van de
vierde Waarneeminge.nbsp;230
Dertiende Lid. Oplótlïnge van de
vyfde en zésde Waarneemingen,
237
Veertiende Lid. Uitlégginge van de
zeevende Waarneeminge, zj8
Het XVI, HOOFD-DEEt.
Behelfende de Hiflorie der
Winden van dePreedzaame
Zee-y beneevens eene verklaa'
ringe van het byzonderfie
ben.
Eerfie Lid,3.x. men in de Vreedzaame
Zee by-na niets anders en ként ,
als loutere gereguleerde Winden.
2J9
T'weedeLid. Dat alles het geene men
hier ter-needer-ftélt , aangaande
de gereguleerde en rondsom-loo-
pende Winden , alléén van die
Winden verftaan moet wérden,
wélke in de ruiraeen gr,oote Zelt;lt;ii
waaijen, ■nbsp;i^q
Het XVII. lioOFD-DEEL.
Van de beweeginge der Zee ,
van het Oojien af na het
Wéjientoe-, als meede y van
de aflroomen in 't algemeen. ^ ^^^^
rgt;n(s,
Eerfte Lid. Waarom ^de: S,chipvaar£
veel gemakkeli jker vah, uit Ooft-
„ Indie naar, Africa toe gt; jtls,quot; ' van
Africa naar Ooft-Indie. ^ 5140
Ttoeedè jLid, quot;Waac 'dé' beweeginge
der zee van af-hangt , van het
' Ooften af na het Wéften t'oe-. 241
Dfyde. Lid. Dat de Zee daar-cn.boo-
ven
-ocr page 27-ven nóch veelerhande byzondere
bcweegingen heefc, die men jïroo-
men gewoon is te noemen. 14 5
Fierde Lid, Waar de gereguleerde
ftroomen van af-hangen.nbsp;14?
V^de Lid. Waar de on-gereguleerde
ftroomen van af-Jiangen. 144
jMc-
Ecotes.
Einde van P. S. Regh.
Het XII. HOOFD-DEEL.
Fan hdeFerheevelingen,
Eerfle Lid. Dat'er binnen in de Aar-
de eene on-eindige meenigte van
lichaamen verbórgen is, die zich in
de lucht op-hëfFen.nbsp;14?
T'weedt Lid. Van de natuure en ei-
genfchap der dampen.nbsp;M5
DérdeLid. Van de Dauw. 14?
Fierde Lid. Waarom de Daugt;v wél
voornaamentlyk des mórgens te-
voorfchyn-komt. 246
Fxfde Lid. Van de Natuure en eigen-
genfchapderRyp.
Zétde Lid. Van de Wolken. 146
Zeevende Lid. Van de miften ut iiee-
vels.nbsp;M7
Schift Lid, Van de fneeuw en van
de reegen.nbsp;2,47
]^:egende Lid. Waarom de reegen-
druppelen nimmermeer een zee-
kerediktete-booven-gaan. 147
Tiende Lid. Waarom de reegen-
druppelendesSoomers int'gemeen
grooter en dikker vallen , als des
Winters.
Elfde Lid. Van de Natuure en ei-
genfchap der haagel en rijm. 248
Twaalfde Lid. Waarom de lucht,
die djchtby den Aardkloot is, in
t'gemeen mcêr warmte heeft, als
die lucht, wélke in het gewcft der
wolken is.nbsp;H9
Dartiende Lid. Uitlégginge en ver«
klaaringe van ondericheidene Ver-
fchynfièlen.nbsp;150
Feertiende Lid. Waar de groote flag-
reegens van-daar.-koomen. z% t
Fyfiiendi Lid. Wat de ttói men óf
onwêêreneigentlykzyn. zfi
Zéftiende Lid. Waarom de wind in de
ftórmen mét rukken waait, i^i
Zfeventiende Lid. Waaróm de ftór- '
men in't gemeen veel héftiger op
de Zee zyn, als ze wel op het land
vallen.nbsp;251
t^chtiende Lid. Wat de wolk kolom-
men ófZce-hoofen eigentlyk zyn.
253
Iveegeniieude Lid. Hiftorie van twee
wolk-kolommen, die voor ééni-
gejaaren récht over Hólland hee-
ne-getrokken zyn.nbsp;15 j
T-wintigjle Lid. Wat de dwaallichtjes
zyn.nbsp;254
Een-en-tiantigde Lid. Van de na-
tuui'e en eigenfchap der vuuren,
die men zomtyds wel by mooi
en hélder weeder, door de luchc
ziet heen-en-wêèr-zweeven , en
van den heemel needer-valkn. 154
T-wee-en-twintigfie Lid. Van de na-
tuure en eigenfchap der Orkaanen,
Drie-en'tivinrigffe Lid. Wat het
weerlicht eigentlyk is.nbsp;zjö
Fier'en-tiuintM'^^Lid- Wat de don-
der en bllxlem is.nbsp;256
Fyf-en-tiffintigfie'Lid. Wat de hoo-
ning-dauw is. ' 258
Het XIII. HOOFD-DEEL.
Fan den Oorfprong der Fonteinen
Putten f. en Rievieren.
Eerjie Lid, Oorfprong der Fontei-
nen,nbsp;2; 5 8
T-wad»'
'TweeJe LiJ. Oorfprong der Putten,
iöo
Derde Lid. Waar het van-daan-kömt,
dat'er zommige Fonteinen gevon-
den wérden, van Mineraal waa-
ter, heet waater, enz. 160
Vierde Ltd. Uit wat reede zom-
mige Fonteinen altyd ééven ftérk
,voort-vloeijen,_zonder by-na éé-
nige de minfte verminderinge te
lydenófgewaar-te-wérden. iv9
Fyfde Lid. Waarom de Fonteinenin
't gemeen des Soomers zo ftérk
nieten vloeijen, als ze des Winters
wel doen.nbsp;2^9
r.
ZdrJe Lid. Oorfprong der Rievie-
ren.nbsp;160
BE-
-ocr page 29-DER
a Phyfique-
gen} zo onderftéllc
ke , door cthc on-
let groote Heel-Al , Etcnduc.
Vdnde Hoofd-ftóffen, daar het groote Heel-Al uit is b te- iCompofc,
Dat'er niet mêêr als één éénige c Zélfflandigheid in d het groote Heel-Al cSubftanec.
weez.endlijk en iswélke van tweederleije foorten is, óf liever , die in twee dVniyeis.
Hoofd-ftóffen hekivaamelj/k^wérd onderfcheiden.
M dc réchte grond-oorzaaken der voornaamfte cn
)i aanmérkcnswaardigfte gewrochten der geheele Na-
n .....^ _ L ^L. ^ ________^ 1 .-!^^nbsp;. t-r^ «-s^/♦quot;ol 1
tuure na behooren wél uit te lég
ik, dat de Zélfftandigheid , wé
eindige e wyd-uitgeftréktheid,
alléén vervult, in tweederhande foorten van deelen
óf weezens wérd onderfcheiden , die men mét
goed récht ƒ de eerfte en tweede Hoofd-Stóffe wél mag noemen. y p^
amp; fecond
Tweede L I D,nbsp;Element,
g Weezendljke eigenfchappen der eerfte Hoofd-Stóffe.nbsp;^ Eflcuticl-
Ik onderftéllc boeven dien, dat, van alle de weezendlyke eigen- ks.
Anbsp;fchap-
-ocr page 30-fchappen , wélke dc eerfte deezcr twee Hoofd-Stóffen van dc tweede
onderfchciden, dezulke, die tót onze kénnifle zyn gekoomen , daar
inbeftaan, datze vaneene on-eindigcuitgeftréktheid isj datzeineene
t gcduurig-wérkende doeninge, óf geftaadig-roerende beweeginge
IS, zonder datze oo't érgens , op éénige bedénkelyk plaats, in ééni-
flHomoge- gcdealdcrminfteruftenkanweezen datze over-al a gelykflachtig is,
Tr jnbsp;^an éénendezélve aart ennatuurej eneindelyk, datze volkoo-
b Liquide, mentlyk b vloeijende is , zonder datze échter uit die reede vérder kan
gedee t wérden, in zulke deeltjes, die t'eenemaal van élkanderc
.Detachcz. ^Zouden zyn afgefcheiden , cn, by gevólge, dat deeze zélve eerfte
rfindivifi- HooM-btofïe, indien zin, ook gezégd kan wérden, t'ccnemaaU on-
ble. deelbaar te weezen.
Dérde Lid.
JVeez.endlfke eiaenfihappen der tweede Hoofd-Stóffe.
Verders onderftélle ik, dat wy, van alle de weezendlyke eigenfchap-
pen , wélke de tweede deezer twee Hoofd-Stóffen van de eerfte on-
( Etcnduc derfcheiden, niets anders ter deege en kénnen, als alléén deszelfs lt;? ein-
finie. dige uitgeftrékthcid , en volmaakte hardigheid : dat is , de on-deel-
baarheid cn f on-doordringelykheid van een ieder deezer kleene li-
chaampjes, daar deeze Hoofd-Stóffe uit is te-zaamen-gezét: als mee-
de, dat alle deeze kleene lichaampjes volftréktelyk on-eindig in getal
zyn , en t'eenemaal van élkandcre vcrfchillende , zo wél in gedaante
als in grootheid.
finie.
ƒ Impena-
tr.ibiiicé.
g Vehicu-
lam.
b Primum
mobile.
i Uuivers.
i^Subftan-
ce.
Vierde Lid.
Dat de kleene lichaatnfies der tweede Hoofd-Stóffe in de eer/Ie Hoofd-
Stóp geduurig koomen heene en weeder te drjven , z.onder datze échter md~
kanderen ooit ter deege kunnen raaken.
Eindelyk onderftélle ik , dat alle deeze kleene lichaampjes, opzo-
daanig eene wyze in de eerfte Hoofd-Stóffe geduurig koomen heene-
en-weeder-te-dryven , datze daar geftaadig aan alle kanten van om-
ringt zyn , zonder datze échter malkanderen ooit ter deege kunnen
paken; als meede, dat deeze zélve eerfte Hoofd-Stóffe het voerzel
is, en, om zo tefpreekcn, h dc eerfte beweeg-bron deezer kleene li-
chaampjes, en mét ééne, gelyk als de ziel van i het grooteHecl-AL
Vyfde Lid.
Dat kdez.Hfjlandigheid, diehet groote Heel-Al vervult .^ooknitt t'eenemaal
envolllrékteljik^vloeiiende en kan gezégd wérden te weezen.
Dóch, om hier ter plaatM niet alleen teonderftéJlen, maar ook op
cea
t Aaion.
een zeekere maniere te bewyzen , het
voor te geeven, zo laat ons eens gaan^ ___
moogelyk is, dat'er in b het groote Heel-Al niet meer als een eenige
c zéltftandigheiden zoude zyn, die d gelykllachtig, en volftrektelyk
vloeiiendc is-, als meede, dat alle zulke hchaamen , wélke men m 't
gem^n gewoon is e vaft-verknóchte te noemen, zulks uit geen ande-
% reede en zyn, als, door dien de kleene deeltjes deezer Zélfftandig-
heid , daar deeze vaft-verknóchte lichaamen uit zynte-zaamen-gezét,
rondsom omringt zyn , en eenpaariglyk van alle kanten gedrukt wer-
den, door ƒ een gedeelte deezer zélve Zélfftandigheid , welke zom-
mige ^^ Wysgêéren gewoon zyn h dunne Stoffe te noemen.
Zésde Lid.
En uit wat reede.
Maar by-aldien dit allest'eenemaalzodaanig was, waarom zouden
dan, en deeze kleene lichaampjes, die op deeze wyze omringt enom-
vanèen zouden wérden, ende klecnderehchaamp)es, die deeze eerfte
zouden omvangen , zo-wanneerze alle beide yan een en dezelve aart
cn natuure waaren, niet al zo voort t'eenemaal onder malkandere ver-
wart en verméngt hebben koomen te werden , dewyleze alle beide
Twétten, beneevens den aart en eigentfchap, van alle . gelykflach- ' Ho.o^^^^
tiee vloeiiende Stóffen naauwkeuriglyk zouden moeten op-volgen?
Waarom zouden alle de kleene lichaampjes, op deeze wyzeomnngt en
omvangen zvnde, zich niet veel êêr zo daatelyk * tot ronde klooten * bouI«.
hébben^'koomen te fchikken óf te vlyen ? Uit wat reede zouden ver-
ders veele zodaanige ronde klooten, dieelkanderenonmiddelykkwaa-
men te raaken, zich niet mét ééne tót één eemge rondekloot hebben
koomen te vereenigen? Hoe zoude het dóch hebben kunnen weezen,
dat zeer veele van zulke ^ vaft-verknóchte hchaamen, welke geen ^CorpsSo-
andere oorzaakaltoos van hunne hardigheid en zouden hebben, als een l.des
zeekere / dunne Stoffe, die de kleene l,chaamp,es, daar deeze vaft- / M .ere
verknóchte lichaamen uit zouden zyn te-zaamen-gezet, rondsom zou-
de omvangen , volmaaktelyk in één en dezelve ftaat en ftand zouden
hébben kunnen blyven, zélfs den tyd van zeer veele ach^r-een;volgen-
de eeuwen langj en dat ondertuffchen die geheele Stoffe, welke dee-
ze zélve kleene lichaampjesrondsom zoudeomringt en omvangen heb-
ben, zich in al die groote tyd niet eens op de eene of de andere wyze
daar van daan begeeven zoude gehad he.ben , en deeze lichaampies
alzo eeniger maate hébben koomen te laaten vaaren quot;? Hoe zoude het
ook eindtlyk moogelyk kunnen zyn, dat men, na dat men, by voor-
beeld, een goud-klomp eenige onderfcheidene maaien na malkande-
ren haddegefmolten, enweedcrvéi-fmolten, t'elkens weeder eeneen
A z
;een men komt te ftéllen en
)egrypen, en zien óf hetwél
a Conce-
voir.
b Unirers.
c Subftancc.
d Homoge-
ne.
e Solides.
ƒ Portion.
g Philofo-
phes.
h Matière
fubtilc.
dezélve goud-klomp daar uit weeder zoude kunnen vinden en bekoo-
men, zonder dat'er by-na éénige de minfte verandering in zoude be-
fpeurt kunnen wérden , die daar door de over-groote hitte en kracht
des viers in zoude veroorzaakt zyn geweeft, dat, na alle fchynbaar-
heid , door deeze zo dikmaals hérhaalde fméltinge, alle de deeltjes
deezer Stóffe, die hctgoutuitmaaken, anders t'eenemaal hadden moe-
ten doen veranderen, en daar, by gevolge, een geheel ander lichaam
van maaken, dat mét het voorige goude lichaam niets gemeens mêêr
en hadde, terwyle het de gedaante , grootheid, en aan-eca-fchaake-
linge deezer deeltjes t'eenemaal kwam te veranderen.
Zeevende Lid.
Teegenwérpinge ^ en antwoord daar op.
Dat men my nu hier ter plaatze niet teegen en wérpe , dat a eere
gedeelte eener Zélfflandigheid, die volftréktelyk h vloeijende is, ein-
delyk zo uittermaate klein zoude kunnen wérden , datze niet vérder
door eenige beweeginge gedeek en zoude kunnen wérden, en datze ook
zo doende op deeze wyze een klein hart lichaam zoude wérden : want,
behalven dat dit t'eenemaal onbegrypelyk is, zo zullen wy ook, in het
vervólg deezer c verhandehnge. Zonneklaar trachten te doen zien, dat
op deeze maniere de beweeginge in d het groote Heel-Al onmoogelyk
geen plaats en kan hébben.
Achtfte L I ]gt;.
Dat e de Zélfflandigheid , die het groote Heel-jil vervult ^ nóch veel mifi'
der gez.êgd kan wérden heel volmaaktelyk^ hart te weezjen.
Dewyle het groote Heel-Al dan onmoogelyk niet t'eenemaal ver-
vult en kan weezen mét één éénige Zélfflandigheid, die volfcéktelyk
ƒ vloeijende is, zo laat ons oók eens gaan bezien, óf het wél mooge-
lyk is, dat het mét één éénige Zélfflandigheid vervult zoude kunnen
zyn, die t'eenemaal hart is , en die mét ééne , door de beweeginge,
ook verdeelt is, in eene on-eindige meenigte van heele kleene deelt-
jes óf lichaampjes, wélke alle zeer veel van élkandere verfchillen, zo-
wél in gedaante als in grootheid.
Neegendc L i n.
En uit wat reede.
Maar', by-aïdien dit al zo was, en, dewyl'er onmoogelyk geen
^Vacuum. g Ydel in de natuur kan zyn , dat men wél zonder eenige dc minfte
zwaarigheid óf teegenftribbelinge voor een vafte waarheid aan mag
« Pon ion
d'une fub-
ftance.
!gt; Liquide.
c Traitté.
d Univers.
«Subftancc.
ƒ Liquide.
neemen, door dien het ^ zich zélf t'eenemaal teegen-zoude-fpreeken, ^ ^ontra^
dat men een énkel zuiver Niet inde Natuur zoude willen b begrypcn diadre,
te weezen, dat mét zulke eigenfchappen verzien en begaaft was, die j Conce-
onmooglyk niet en kunnen over-een-koomen of paffen , als aan iets vo^.
dat r waarlyk zaakelykis; hoe zoude het dan moogelyk kunnen zyn, . Ree
dat de beweeginge in ^ het groote Heel-Al zoude kunnen gefchieden,
en dat twee heele kleene lichaampjes , die malkanderen onmiddelyk
kwaamen te raaken , zich weeder ooit van elkandere zouden kunnen
affcheiden , en weeder in teegendeel, zo wanneerze eens ter deege
van malkanderen afgefcheiden waaren , op wat wyze ze dan daar na
élkandere zodaanig zouden kunnen naaderen, datM rnalkandere wee-
derom onmiddelyk zouden kunnen koomen te raaken ?nbsp;,. ,
Laaten A en B twee van zulke kleene lichaamen weezen, die mal-
kanderen onmiddelyk koomen teraaken, door zu ke ^PP™^^^^
die volmaaktelyk f vlak en effen zynj f Plaus.
nuishetimmers^ baarblykelyk, dat gManifeftc.'
de kleene lichaampjes, wélke daar
* tuflchen in moeten dringen, om de »intctyal-
tuflrhenruimte, die'er, door de van- len.
een-fcheidinge deezer twee lichaa-
men zoude ^moeten koomen , weeder te vervullen, een zeekere tyd
daar toe zouden moeten befteeden , hoe uitterniaaten gering en klem
ook deeze tyd zoude moogen weezen óf begreepen wérden, om van
debuittenfte kanten deezer lichaamen tót in het middentoe te können
geraaken; hoe kort en gering ook deeze wég zoude moogen zyn,
als meede mét wat voor eene maate van fnelheid deeze zelve kleene
Mchaampjes zich ook zouden moogen óf kunnen beweegen.
Nu zoude immers noodzaakelyk daar uit moeten vo gen , of, dat
'er op het zélve h oogwink , in't wélke deeze twee ichaamen zich Hnftanr.
v^mikandere kwaaien af te fcheiden , . een Ydel m de Natuur .Vacuu.,
zoude moeten koomen, het geene t'eenemaal onmoogelyk is; otwel,
dat deeze kleene lichaampjes geen deminfte tyd altoos en zouden moe-
ten befteeden , om deeze geheele tufl'chenruimte door te bopen, en
om , van de buittenfte kanten deezer lichaamen af, tot inhet midden
toe te können geraaken ; óf liever , het geene t'eenemaal een en het
zélve is , daar zoude uit moeten vólgen, dat deeze zelve kleeiie h-nbsp;^
chaampjès, op één en het zélve ^^oogwink, m't welke ze ontrent /de ^nftanï.
buittenfte kanten van zeekere lichaamen waaren , waar langs ze naar l Bords,
het midden derzélve toe zouden moeten indringen, ook t ecnemaal
in het midden van de tuflchenruimte deezer lichaamen waaren, en,
by gevolge ook, datze, op ééne en dezéive tyd, op tweederhande on-
deiTcheidene plaatzen , k ook wél op meerder, zouden kunnen en ■
moeten weezen , het wélke alles eene alleruitterfte en voiftrekte on-
c Reel;
d Univers.'
«Surfaces;
mooglykhcid cn ongerymtheid in zich in-fluit.
» Surfaces. Daar-en-booven , de tuffchenruimte , die'er tuffchen a de opper-
vlaktens deezer twee h'chaamen noodzaakelyk zoude moeten weezen,
zoude de allerminfte moeten zyn, die men , zélfs mét zyne gedach-
ten , reedelyker wyze eenigfins zoude kunnen bedénken , dewylze
door eene onmiddelyke te-zaamen-voeginge zoude beginnen: dat is,
Jlntetvalle. door eene fcheidinge van Nietj ook zoude deeze geheele h tuflchen-
ruimte t'eenemaal mét zulk een foort van kleene lichaampjes vervult
•Propot- moeten zyn , die c eene gevoegelyke eevenreedentheid hadden mét
tionnez. ^jjg ^élve tuffchenruimte.
Teegenwérpinge, en antwoord daar op.
Dat men my nu hier ter plaatze vérders niet teegen-en-wérpe , dat
deeze twee Iichaamen , A en B, zich tót in het on-eindig toe zullen
■Bede Je Fi- verbryfelen en aan ftukken hreeken, om daar door geleegentheid aan
gt4ur Her de dunnc Stóffe te geeven van deeze geheele tuffchenruimte t'eene-
■uoorigtty- maal te kunnen vervullen : want, by-aldien één deezcr twee lichaa-
men, gelyk als, by voorbeeld, het lichaam A, aan ftukken kwamtc
breeken, óf liever, het geene één en het zélve is , mdien het zich in
twee deelen kwam van ecn-te-lcheiden , zo zoude der, door deeze
zélve fcheidinge , noodzaakelyk een tuffchenruimte tuffchen dc twee
deelen van dit verbrooke lichaam moeten koomen, die nóchmaals op
ééne cn dezélve wyze vervult zoude moeten wérden, en zo voort,
iEtenduë. tót in het on-eindig toe: Want, hoe uittermaaten klein ook «i de uitge-
«Surfaces. ftréktheid der twee e Oppervlaktens zoude moogen weezen, die zich
op deeze wyze van élkandere kwaamen af te fcheiden , zy zouden
échter wél noodzaakelyk éénige uitgeftrékthcid dienen te hébben, en
/Intcrvalle, °P ^^^^^nbsp;^«'^de ƒ de tuffchenruimte , die'er door deeze
onderlinge fcheidinge voort zoude moeten koomen, ook wél eenige
uitgeftrektheid dienen te hébben.
Eindelyk , by-aldien twee van deeze eerfte kleene lichaampjes,
dat is, van de zulke, die zonder eenige gaatjes {Pori) zyn, en van
wélke eene on-eindigemecnigte de Iichaamen fórmeeren, die wydoor
de uitwéndige zinnen gewaar wérden , zich niet anders van malkan-
deren en kunnen affcheiden, als, mét zich onderling , tót in het on-
eindig toe, te verbryzelen en aan ftukken te breeken j Hoe zoude het
dan moogelyk weezen , dat wy eenige de minfte gewrochten der
Natuurc zouden kunnen verklaaren , óf eenige fchynbaare reede daar
■van geeven ?
Laat een klomp gouds fmélten, zo dikmaals als het u gelieft} gy
zult' 'er altyd wecder goud uit krygen , zo wél voor als na een groot
getal
li
getal van dikmaals herhaalde fméltingen. Laat een zeekere a mee- « Quantitc.
ningte waaters te zaamen kooken , onderfcheidene reizen na malkan-
deren , der zal altoos waater zyn en blyven , zonder dat de meeni^-
vuldige h uitwaafTemingen en overkookingen dit zélve waater iets 6£b Ebulli-i;
wat van zynen aart en natuure van waater zullen hébben kunnen doen quot;ons«
veranderen. Hoe zoude het dan kunnen weezen, dat de kleene deel-
jes, daar, by voorbeeld, het goud uit beftaat, en die, door de hitte
en kracht des viers, tót in het on-eindig verbryzelt zouden zyn ge-
weeft , geduurende debooven-geftélde dikmaals-hérhaalde fméltingen,
alle eindelyk weeder nét ééne en dezélve gedaante , grootheid , en
aan-een-fchaakelingc der deelen zouden koomen aan te neemen, diezc
van te voore reeds al hadden?
Elfde Lid.
Andere teegemi^c'rpinge ^ en antwoord daar op.
Men zal hier ter plaatze wyders niet nalaatenvan my teegen te wer-
pen i by-aldien twee eerfte lichaamen, die malkanderen onmiddelyk
raaken ,■ geenfins op die wyze van élkandere kunnen afgefcheiden
wérden, die wy nu zo aanftonds hébben aangeweezen en uitgelégd,
dat ze dan échter ten minften wél van élkandere kunnen afgefcheiden
wérden, terwyle ze op malkandere koomen te glyen ; maar dit kan
onmooglyk niet gebeuren, als alléén in deeze naarvólgende twee ge-
vallen; dat is, zo-wanneer alle beide c de oppevvlaktens, die élkan-
deren onmiddelyk koomen te raaken, óf vohnaakcclyk ^iigladenéffen
zyn, óf, wanneerze volftréktelyk van e een klootfche gedaante zyn, en
■ dat een ieder lichaam ook nóchdaar-en-booven ƒ een gedeelte is van één
en dezélve^ kloot, het eene h bólzynde, en her anderé i hól.
Vérders, dewyle een klein lichaam , dat op deeze wyze op een an-
der zoude glyen, aan alle kanten t'eenemaal omringt is door zeer vee-
le andere kleine lichaampjes j doordien het , k de oppervlaktens van
de eerfte verlaatende, noodzaakelyk weeder voort andere oppervlak-
tens moet ontmoeten, die t'eenemaal gelyk zyn aan de geene die het
komt te verlaaten; dewyle het lichaam, dat in deszélfs plaats weeder
zoude koomen, noodzaakelyk in alle manieren aan dit eerfte lichaam
gelyk zoude moeten weezen, en zoo voort, tót in het on-eindig toe;
zo is het immers l baarblykelyk , aan alle cn een iegeiyk , die mét
eenige de minfte aandacht en opmérkingc zyne gedachten ter deege
hier over laat gaan, dat de lichaamen , die malkanderen onmiddelyk
koomen te raaken, zich eeven zoo weinig op rleefe wyze van élkan-
dere zouden kunnen affcheiden, als ze zulks op dc eerft-verhAaide
maniere zouden kunnen doen, en dat ook zo doende m de bewee-
Jïinge, in een Heel-Al dat t'eenemaal aan alle kanten vol is, onaioo-
ge-
e Surfaces,
d Plates.
e Spheri-
que.
ƒ Portion.
g Sphere.
h Convexe,;
i Concave.
Surfaces»
l Evidenri
m Mouve-
ment.
gclyk op zulk een wyze niet en kangefchieden, als de meefte^Wys-
gêeren die wél gewoon zyn te h bevatten en uit te léggen.
Twaalfde L i ö. ^
Dat mm, ten opzichte der Natmr-kunde, wél voor een vaft beginjjelaan
kanneemen^dat c die zjlfflandigheid^ wélke éénig en alléén d het groote Heel-
Alvervult., door zyne on-eindige e uitgefiréktheid, in tweederhande foorten
van deelen óf weezjens wél kan en mag onderfcheiden wérden, die men n*
deez.en £ de eerfie entweede Hoofd-fióffe ook^z.al noemen.
äPliilofo'
phes.
i Conce-
voir,
c Subftance-
d Univers.
«Etendue.
jfPretniec
amp; Second
Element.
gSubftance.
Dewyle het dan t'eenemaal onmoogelyk is, dat die g zélfflandig-
heid, wélke éénig en alléén het groote Heel-Al vervult, volftrékte-
lyk hart, óf t'eenemaal vloei
wy nu zo aanftonds getoonc
t'eenemaal hart, óf vlocijend
ijende zoude kunnen weezen, gelyk-als
: hébben , en dat ze noodzaakelyk, óf
:e moet zyn , óf wél, dat ze ten deelc
» Liquide, hart, en tendeele h vloeijende moet weezenj zo en is'er voor ons nu
teegenwoordig.niets mêêr overig, als dat wy alléén het laafte deezer
gevallen koomen uit te kiezen, en, ten opzichte der Natuur-kunde,
voor een vaft en onwrikbaar beginflcl koomen aan te neemen, dat
die zélfflandigheid , wélke éénig en alléén het groote Heel-Al ver-
vult, door zyne oneindige uitgeftréktheid, in tweederhande foorten
van deelen, ófonderfcheidene weezens, wél kanen mag onderfchei-
den wérden , die wy ook na deezen de eerfte en tweede Hoofd-ftóf-
fe zullen noemen.
Dertiende L i D.
Dat de kleene lichaampjes der i tweede Hoofd-ßofe, die élkandere niet on-
middelyk_enraahen, malkanderen ook^ nimmermeer en kannen raken.
Eindelyk, by aldien twee kleine lichaamen , die malkanderen on-
middelyk raaken, zich nooit van élkandere kunnen affcheiden, zo is
het ook, dooreeven die zélve reede, ^ baarblykelyk, dat zoodaani-
ge twee kleene lichaampjes , zo-wanneer ze ééns van malkanderen
zyn afgefcheiden, élkandere nooit weeder onmiddelyk en zullen kön-
nen raaken, door het wégdryven der / eerfte Hoofd-ftófFe, die ze
komt van-een-te-fcheiden j en , by gevólge , dat men deeze m vafte
aan-een-raakinge der lichaamen onmoogelyk niet en kan n toeftaan
nóch inwilligen , wélke de meefte o Wysgêêren tót nu toe hébben
aangenoomen j maar wél, dat een ieder klein lichaampje der tweede
Hoofd-ftóffe , p aangemérkt moet wérden , als één éénig ^ vafl-ver-
knócht en onbeweegelyk lichaam, het wélke, alhoewel het r inder-
daad en waarheid volftréktelyk on-deelbaar is , niettemin échter, ten
minften mét de gedachten , in een onnoemelyk getal van heele klee-
ne deeltjes kan gedeelt werden j zodaanig zélfs, dat men, in één éénig
deezer
i Second
Element,
Evident,
l Premier
Element,
wjConti-
gnité.
«Admettre,
e Philofo-
phes.
^Confideré.
g Continu,
r Artuclle-
ment.
deezer kleene lichaamen, een getal zoude kunnen4begrypcn, dafCon-
vérrehet over-groote getal van .alle die kleene lichaamen teboovenzou-
dc gaan, daar deeze gehccle zichtbaarc wacreld wél-cêr uit is iCompoCé
zaamen-gezét.nbsp;^
Eerfte cBepaalinge.nbsp;fdefini-
De beweeginge der lichaamen, is d de inwéndige doening der- ^'^ajonin.
zélve , waar door ze een zeekere e ruimte in een zeekere tyd
door-loopen, en waar door ze op deeze wyze zich / inderdaad rEfpace.
en waarheid van rnalkandere koomen tc vcrwyderen , óf élkandere/quot;Aituellc-
koomentc naaderen.
Door het énkele woord van lichaamen cn wil ik in dit geheele Hoofd-
deel niets anders tc kénnen geeven óf verftaan hébben , als alléén de
kleene lichaampjes der^ tweede Hoofd-ftóffc.nbsp;^Second
Element.
• Tweede ABepaalinge.
Een lichaam wérd gezégd zich mét een zeekere maate van fnélheid tion. quot;quot;
te beweegen , zo-wanneer het een zeekere i ruimte in een zeekere
i Efpacc.
tyd komt door te loopen.
Dérdc /^BePAALI NGE.nbsp;iStDcfini-
/ De hoegrootheid der beweeginge van een lichaam is m de uit- j'^jntité.
komft van het getal, dat « de grootheid deszélfs uitdrukt, óf lieverPtodua!
het geene één cn het zélve is , de uitkomft van het getal, dat des- «Gtandeur.
zélfs O klomp uitdrukt , door het getal dat de fnelheid deszélfs'
aanwyft. By voorbeeld, een lichaam, dat aan een zeeker ander
lichaam wél gelyk in grootheid is, maar dat échter tweemaal méér fnélte
heeft, heeft ook mét ééne tweemaal zo veel beweeginge als dit laatfte
lichaam. Van gelyken heeft een lichaam , wélkers inclheid p gelyk .Egaler
is aan die van een ander lichaam dat tweemaal kleindcr is, tweemaal
mêêr beweeginge als dit laatfte lichaam. Een lichaam q dat tweemaal ^Gtandeut.
mêêr r grootheid en tweemaal meer fnélheid heeft als een ander li-
chaam, heeft ook viermaal mécr beweeginge als dat zélve andere lichaam.
Twee lichaamen, van wélke het ééne het andere nét zo veel in
grootheid ovetréft, als het door het andere lichaam in fnélheid
flQnantitc wérd ovcrtrofFen, wérden door deeze reede gezégd a eenegelykehoe-
egale. grootheid van beweeginge te hébben j en zo is het ook voort mét alle
de andere lichaamen geleegen.
i Axioma-
ta.
^Algemeene Kundigheed en,
OF Wetten der natuure.
Eerfte Algemeene Kundigheid.
Een ieder ding tracht uit zich zélve in die ftaat te blyven daar
het zichin bevintj tóttertyd toedat het door eenige c van-buiten-aan-
koomende oorzaake daar van weeder öi werd afgebracht.
Op deeze wyze tracht een lichaam, dat in ruft is, daar in te blyven,
tótter tyd toe dat het door eenige van-buiten-aankoomende oorzaake
daar yan wérd afgeleid, en aan t'beweegen gebracht. Een lichaam ,
dat zich mét een zeekere maate van fnélheid beweegt, volhardt altoos
in zich op deeze v/yze te beweegen, tótter tyd toe dat eenigef van-
buiten-aankoomende oorzaak het daar van af bréngt, door het zélve
mét eene meerdere óf mindere maate van fiiélheid te doen beweegen,
óf ook , door het zelve lichaam volftréktelyk in ruft te bréngen.
Een lichaam, dat zich éénmaal heeft begonnen langs een réchte lyn
heene te beweegen, zal, natuurlyker wyze, altyd daarin volharden,
tótter tyd toe dat eenige van-buiten-aankoomende oorzaak het daar
van afleide, niet oin dit zélve lichaam langs een kromme lyn te doen
bev/eegen en voortgaan, want zulks is t'eenemaal onmoogelyk,
maar, om het daar na langs een andere réchte lyn heen te doen beweegen,
vólgens wélke het zich daar na altyd vérder zal trachten te bewee-
gen, tótter tyd toe, dat het nóchmaals, door eenige andere van-bui-
ten-aankoomende oorzaak , weeder op het nieuw daar van werd af-
gebracht, en zo vcrvólgends.
Tweede / Algemeene Kundigheid.
Het is eeven zo^^ moeijelyk, om een lichaam gt; dat zich mét éeri
zeekere maate van liiéiheid beweegt, tót ruft te bréngen, als het is,
om dit zélve lichaam
uit de ruft te trekken, daar het van te vooren
in was, om het daar na mét dezélve maate van fnélheid weeder te doen
voortgaan.
Dérdc Algemeene Kundigheid.
Het valt tweemaal lichter, om een licliaam van een zeekere ? groot-
heid
c Caufe
ctrangere.
d Detour-
tie'.
«Caufe
ctrangere.
ƒ Axioma.
Z DifEcile.
iAiioma.
ran Lur,
heid mét een zeekere maate van fnélhcid te doen beweegen , als, cenig
ander lichaam met die zélve fnélheid te doen voortgaan, dat tweemaal
zo lt;7root is. Het is driemaal lichter, om een lichaam van een zee-
kere grootheid mét een zeekere maate van fnélheid te doen beweegen,
als, eenig ander lichaam mét die zélve t fnélheid te doen voortgaan, dat ^
drie maal zo groot is, en zo is het ook voort mét alle de andere Ii-
chaamen geleegen; op zodaanig eene wyze, dat a. de kracht, diCrtForce.
een lichaam mét een zeekere maate van fnélheid doet beweegen, al-
tyd h eevenreedig is mét de grootheid van het lichaam, dat door i Propot-
deeze kracht wérd bewoogen.nbsp;tionnce.
Vierde Alge m eene Kundigheid.
Het valt tweemaal lichter om een lichaam mét een zeekere maate
vant gezwintbeid te doen beweegen , als, om dat zélve lichaam met f VitclTc.
tweemaal zo veel fnélheid te doen voortgaan. Hetis driemaal lichter
om dit zélve lichaam mét een zeekere maate van fnélheid te doen bewee-
gen , als het is, om het mét driemaal zo veel fnélheid te doen voort-
gaan, enzovoort; op zodaanig eene wyze, dat c de kracht, die een ' torce.
hchaam mét een zeekere maate van fnélheid doet beweegen, altyd d ee- ^ Propor-
venreedig is mét de fnélheid van het lichaam, dat door deeze kracnt tionnce.
wérd bewoogen.
# Axioma.
Vyfde ^Algemeene Kundigheid.
Een lichaam, dat een zeeker ƒ gedeelte van zyn eige beweeginge ƒ Potfon.
aan een ander lichaam meede-deelt, verheft nét zo veel van zyne
beweeginge, als het aan dit andere lichaam komt meede-te-deelen.
Eerfte g Voorstel.nbsp;^propofi-
quot;nbsp;non.
Eén en dezéhe h kracht, die een lichaam mét een zeekere h Force.
maate van fnélheid doet beweegen, moet ook een ander lichaam,
dat fweemaal zo klem is, mét tweemaal mêêr fnélheid doen
voortgaan als het eerfie lichaam: en in teegendeel moet het weeder
een ander lichaam, dat tweemaal zo groot is als het eerfte li-
chaam, mét tweemaal minder fnélheid doen voortgaan; en zo
is het voort ook mét alle de andere Iichaamen geleegen.
i Dcmon-
ftration.
ï Betooging e.
De waarheid van dit Voorftél blykt heel klaar uit de dérde en vierde
B 2nbsp;y^Alge-
-ocr page 40-•Aiiomata. a Algemeene Kmdighceden : want, doordien het tweemaal lichter valt
. ... « om een lichaam van ppn Tf^Ir^rp orroorin/.;^nbsp;____
^nbsp;-------- .nbsp;wwuiuiwi lici Lwccuiaai iicncer vaiï
om een lichaam van een zeekere grootheid mét een zeekere maate
van b gezwintheid te doen beweegen, als, cenig ander lichaam
met die zelve fnelheid te doen voortgaan, dat tweemaal zo groot is
{Folgens de derde Algemeene Kundigheid) En, dewyle het tweemaal zo
licht valt, om een lichaam mét een zeekere maate van gezwintheid
f ATfoma poen beweegen, als, om dat zélve lichaam mét tweemaal zo veel fnél-
f Ax.oma. hejd te j voortgaan; {Filgens de vierde c Algemeene Kundigheid)
rfEvident, zo 18 het d baarblykelyk,. dat het ook nét eeven zo licht zal vallen,
om een lichaam mét een zeekere maate van gezwintheid te doen bewee-
gen, als het IS, om een zeeker ander lichaam, dattweemaalzokleinis,
met tweemaal zo veel e fnélheid te doen voortgaan j en, by gevólge,
kan een en dezelve ƒ kracht, wélke het ééne lichaam mét een zeekci c
maate vati gezwintheid doet beweegen, ook te weege bréngen, dat een
ander lichaam , het geene tweemaal zo klein is, ook infgelyks mét
^weemaal mêêr fnélheid zal voortgaan , enz. Gel^k^ ah te betoogen
I Confè»
«juence.
h Quantité
egale.
i Raifon re-
ciproque.
j^Grandeur.
l Propofi-
tioD.
m Vitcfle
egale.
tgt; Quantité'.
»Grandeur.
Hier uit vólgd dan j by-aldien twee onderfcheidene lichaamen eene
^even-gelyke hoegrootheid van beweeginge ontfangen, dat dan ook
de fnelheeden die ze verkrygen, in i eene wêêrkceriee reede hunner
onderlinge ^grootheeden zullen weezen.
Bj.aUkn der twee lichaamen zyn^ als D f« B, die zich
mét m eene eeven-geljke maate van fnélheid beweegen y zo zal de
n hoegrootheid der beweeginge van het lichaam D, zyn, tót de
hoegrootheid der beweeginge van het lichaam B , gelyk-als
O de grootheid van het lichaamD, is, tót de grootheid van het
lichaam B.
h Vitcffc.
e VitcfTe.
ƒ Force.
p Demon-nbsp;/'Betooging e.
ïoaandt^nbsp;, ^ hoegrootheid der beweeginge van een lichaam, is r de uit-
t^ZSnbsp;het getal dat defzélfs grootheid uitdrukt, door het getal,
/Viteffe.nbsp;^-^rj.r.n. .
dat/de fnélheid des-
zélfs aanwyft, (Fól-
gent de dérde t Be-
paalinge) Mmr, de-
wyle de fnélheid
van het lichaam D
één cn dezéive is mét die van het lichaam Bj {vilgem de a Onderfiél- «
lime) ZO is het ook b openbaar, dat de hoegrootheid der bewcegmge van ^
het lichaam D, zyn zal, tót de hoegrootheid der beweeginge v^n ^
het lichaam B, gelyk-als c de grootheid van het hchaam D, is, tot'
de grootheid van het lichaam B. Dat te betoogen was.
Dérdc d Voorstel.nbsp;^Propot
tion.
, Tgt;e beweeginge van een lichaam komt feenemaal op te houden
* en te vergaan , zo-wanneer dit zelve Uchaam eene nieuwe be-
weeginge komt te krygen, die eeven-gelyk is aan de eerfie bewee-
ginge , en die mét 'ééne reegel-récht daar teegen-aan-loop.
eBETOOGINGE.nbsp;, Demotgt;
ftration.
Dit Voorftél vólgd zo zonneklaar uit de tweede ƒ Algemeene kun-ƒ Axioin.i.
digheid, dat het zélfs wel voor een Algemeene kundigheid zoude
kunnen en moogen doorgaan.
/Gevolg.nbsp;g cron^è-
qucnce.
Hier uit vólgd dan; dat een gedeelte der beweeginge van een li-
chaam t'eenemaal komt op te houden en te vergaan, door het ont-
moeten van een zeekere h hoegrootheid van beweeginge, die » eeven- fcQuantitc.
gelvk is aan het deel der beweeginge van het eerfte lichaam , en die «Egale,
mét ééne reegel-récht daar teegen-aan-loopt.
k Vierde Voorstel.nbsp;^ Propofi-
tion.
Een lichaam, dat reegel-récht teegen een ander hchaam aari-
floot dat m ruß is, deelt aan dit zélve lichaam een gedeelte
van zyn eige beweeginge meede, en behout zélfs het overige
deel; de beweeginge nu, die dit lichaam zélfs komt te behouden y
is, 'tót de beweeginge die het aan het andere lichaam komt meede-
te-deelen, gelyk als zyn eige \ grootheid is, tót de grootheid t^rf»/Grandeur.
dit andere lichaam : dat is , dat deeze twee lichaamen , op
m het eerße ooowink zélfs van hunm onderlinge te-zaamen-bot- m äL-in-
zinge, de geheele beweeginge van het lichaam dat teegen het
a B.ETOOGIN GE.
Een ieder ding tracht uit zich zélve natuurlyker wyze in die ftaat
te blyven daar het zich in bevint, tótter tyd toe dat het door eenige andere
h van-buiten-aankoomende oorzaake daar van c wérd afgebracht; {vólgens
de eerfle d Algemeene Kundigheid) by-gevólgezomoetdan het lichaam D
aan het lichaam B zo weinig van des zélfs beweeginge meede-deelen, als
hét hém eenigfins
moogelyk is; maar,
dewyle het lichaam
D aan het lichaam B
geene mindere e hoe-
grootheid van bewee-
ginge cn kan ƒ meede-deelen, als , die het lichaam B noodig heeft,
om het daar na vérders mét zich te kunnen voortfleepen; als meede,
om het zo daar meede te kunnen maaken, dat deeze zélve twee li-
chaamen daar na vérder kunnen voortvaaren mét zich op eene even-ge-
lyke maate van gezwintheid te beweegen; dewyle nu de ichaamen, die
zich mét eene^ eeven-gelyke maate van gezwintheid beweegen, alle een
zeekere h hoegrootheid van bev/eeginge hébben, van wélke die van
het ééne lichaam, is, tót die van het andere lichaam, gel)k als i de
grootheid van het ééne lichaam, is, tót de grootheid v.na het andere
Ichaam; {vólgens het tweede Foorftél) zo is het ook ^baarblykely K , dat het
ichaam D aan het lichaam B een gedeelte van zyn eigc b::weeginge
zal moeten l meede-deelen, en zélfs het overige deel zal moeten be-
houden: op zodaanig eene wyze, dat m de hoegrootheid der bewee-
ginge die het zélfs komt te behouden, zyn zal, tót de horgrootheid
der beweeginge die het aan het lichaam B meede-deelt, gelyk-als zyn
eigew grootheid, is, tót de grootheid van het lichaam B; om zichver-
vólgends daar na vérder o te gelyk mét malkanderen te gaan bewee-
gen i gelyk^als te betoogen flond.
Eerfte p Gevolg.
a Demon-
ftiation.
lgt; Canfe e-
trangere.
« Détourné,
d Axioma.
i Quantité'.
/Commu-
nicer.
^Vitcffe
cgalc. ^
fc Quantité,
i Grandeur.
^Evident.
l Commu-
niquer.
»»Quantité'.
«Grandeur.
« En Com-
pagnie.
p Conft-
quence.
Hier uit vólgd dan; vooreerfl. Dat een lichaam, het geene reegel-
récht teegen een ander lichaam komt aan-te-ftooten, dat in ruft is,
en dat van ééne en dezélve grootheid is mét het eerfte lichaam, aan
dit zélve lichaam de nétte hélft van zyn eige beweeginge moet
q Commu- q meede -deelen; dat het nét één dérde-deel daar a^n zal moeten meede-
niquer. deelen, wanneer het tweemaal zo groot is als het lichaam daar
hetteegen-aan-ftoot; één vierde-deel, zo-wanneer het driemaal zo
groot is; en zo voort.
a Confc-
queuce.
VOLG.
Vérders vólgd hier uit gt; tm tweeden. Dat een lichaam, het geene
reegel-récht teegen een ander lichaam komt aan-te-ftooten, dat in
ruft is, en dat tweemaal zo groot is als het zélfs is, aan dit zélve li-
chaam dc twee dérde-deelen van zyn eige beweeginge moet b meede-
deelen; dat het de drie vierde-deelen van zyne beweeginge daar aan
meede zal moeten deelen, by-aldien het lichaam, daar het teegen-aan-
ftoot, driemaal zo groot is als het zélfs is ; de vier vyfde-deelen, in-
dien dit lichaam viermaal zogrootis,
en zo vervólgends.
Dérde c G e v ó l g.
Nóch vólgd hier uit; ten dérden, By-aldien twee Iichaamen reegel-
récht teegen malkandere koomen aan-te-ftooten, zomoet een ieder der
zélve Iichaamen zulk een gedeelte van zyn eige beweeginge aan het
andere lichaam meede-deelen, als nu zo eevcn door ons is aan^eweezen
enbetoogd: want der is geen méér reede altoos, waarom het éene deezer
twee Iichaamen veel écr als het andere , op deeze wyze een gedeelte
van zyne eige beweeginge zoude moeten raccde-deelen aan het lichaam
daar het tcegeiv nan-lloot.
Vierde d G ij v ó l g.
i Confè-
qucncc.
Eindelyk vólgd hier uit; tenvierden, By-aldien twee ? eeven-gelyke e Egaux.
Iichaamen ƒ reegel-récht teegen malkandere koomen aan-te-ftooten, dat f Diredc-
in zulk een geval eene ieder der zélve, het ééne aan het andere, de
nétte hélft van die beweeginge zal moeten ^^mecdc-deelen en overlaa-
ten, wélke het zélfs voor de tyd deezer h te-zaamen-botzinge al hadde. ^
Vyfde Voorstel.
€ Con(è-
quencc.
Een lichaam , dat i reegel-récht teegen een ander lichaam i Direae.'
aan-ftcot, het geene het in één en dezéhe k richt-lyn komt te ^^
bereiken, deelt ook mét ééne een zeekere 1 hoegrootheid van be- Direaion.
weeginge aan dit zélve lichaam meede ; op zodaanig eene wyze, dat i Quantit^,
de hoegrootheid hunner onderlinge beweegingen tuffchen hên beide
verdeelt wérd , vólgens m de eevenreedigheid hunner weeder-
zjdfche n grootheid.
cion.
« Gran-
deur.
B E-
-ocr page 44-Betoogt nge.
Dit Voorftél wérd op ééncndezélve wyze betoogt, als het voor-
gaande voorftél.
f
Zéfde b Voorstel.
h Propofi-
tion.
Ze-iiüameer twee lichaamen reegel-récht teegen malkandere
i vitcfTe koomen aan-te-Jlooten, mét c eene eeven-gelyke maate van fnélheid^ zo
rf^oSantitd fm ieder der zélve lichaamen ook A eene eeven-gtljke hoe-
egale.quot;quot; grootheid van beweeginge, het ééne aan het andere, meede-deelen.
LaatenDenB twee lichaamen zyn} die recgel-récht teegen malkan-
deren aan-ftooten, mét eene eeven-gelyke maate van fnélheid; zo zégge
ik, dat het lichaam D nét zo veel beweeginge aan het liéhaam B zal
meede-deelen , als het daar van in verwiflelingc wecder komt tc ont-
fangen.
Betoogin ge.
D
ia
f Com-
niuniqaer.
iConfe-
quencc.
iSuppofi-
tbn.
k Viteflc
egale.
/Q^uantite.
m Gran-
deur.
e Demon
ftration.
Het lichaam D deelt aan het lichaam B een gedeelte van zyn eige
beweeginge meede, enhetbehout zélfs het overige deel gt; het deel nu
dat het zélfs komt te behouden, is, tót het deel dat het aun'lichaam
/quot;Gfandcnr. B meede-deelt, gclyk als zyn eige ƒ grootheid is, tót de grootheid
van het lichaam B. {vólgens het vierde voorfiél) Eevcn-eens is het ook
mét het lichaam B geleegen, ten opzichte van het lichaam D: dat is,
dat het lichaam B van
gelyken aan het li-
chaam D een gedeelte
van zyn eige bewee-
BJ^ ginge zal meede-dee-
len, en het overige
deel zélfs zal behouden; als meede, dat het deel, dat het zélfs komt
te behouden, zyn zal, tót het deel dat het aan 't lichaam Dg meede-
deelt, gelyk-als zyn eige grootheid is, tót de grootheid van het li-
chaam D. {vólgens het dérde h gevolg van het vierde voorfiél) Dewyle nu,
vólgens onz.e i Onderfiéllinge, de twee lichaamen, D enB, mét eene
/^eeven-gelyke maate vaa fnélheid teegen malkanderen aan-ftootenj
en dat ook op deeze wyze / de hoegrootheid der beweeginge van
hetliehaamD, is, tót de hoegrootheid det beweeginge van het li-
chaam B, .gelyk-als w» de grootheid van het lichaam D, is, tót de
grootheid van het lichaam Bj {yóhem het tweede Voorfle'l) zo is het
a baarblykelyk ,dat de hoegrootheid der beweeginge, wélke het lichaam a Evident.
D aan het lichaam B meede-deelt, b gelyk moet weezen, aan e de ^ Egale,
hoegrootheid der beweeginge, die het lichaam B aan het lichaam D
meedc-deelt. Dierhalven dan, by-aldien der twee lichaamen zyn,
gelyk als D en B, die reegel-récht teegen élkanderen quot;aan-ftooten, jvirclTe.
mét eene d eeven-gelyke maate van fnélheid, zo moet een ieder der egale,
zélve ook eene e eeven-gelyke hoegrootheid van beweeginge, het ééne cQuanticc
aan het andere, meede-deelenj datte.bewyfen wm.
/Voorbeeld.
Laat het lichaam Dhet drievoud van het lichaam B weezen, en laa-
tenï.e^ reegel récht teegen malkanderen aan- ftooten, mét eene eevcn-ge-
lyke maate van fnélheid. Dit dan zozynde, zo zal het lichaam D nét
het vierde-deel van zyn eige beweeginge aan het lichaam B moeten
fc meede-deelen, dat weeder, inverwilfelinge, de drie-vierde-deelen
van zyne beweeginge aan het lichaam D zal moeten overlaaten. (Vól-
gens het vierde i Voorftél^ heneevens het derde kgevólgvan het zJlve vierde
Foorftef) Dewyle nu deeze twee lichaamen, vólgens onz.e l onderftéllinge ^
mét eene eeven-gelyke maate van fnélheid teegen élkanderen aan-
ftooten, cn dat ook op deeze wyze de hoegrootheid der beweeginge
van het lichaam D,
is, tót de hoegroot-
heid der beweeginge
van het lichaam
B ^^ B, gelyk-als n de
grootheid van het li-
chaam D, is, tót de grootheid van het lichaam B, {vólgens het tweede
Voorflél) het wélke te weege bréngt, dat het lichaam D driemaal zo „Evident,
veel beweeginge heeft als het lichaam B, zo is het immers 0 baarbly-
kelyk, dat het vierde-deel der beweeginge van het hchaam D, het
geene dit zélve lichaam D aan het lichaam B meede-deelt, gelyk
zal moeten weezen, aan de drie-vierde-deelen der beweeginge van
het lichaam B, wélke dit zelve lichaam B, aan het lichaam D moet
overlaaten; dat te betoogen was.
«Grandeur;
ƒ Confè-
queiice.
Eerfte p Gevolg.
Hier uit vólgd dan; Foor eerjt, dat twee lichaamen, die reegel- .vitelTe.
récht teegen malkanderen aan-ftooten, mét f eene eeven-gelyke maate egale,
van fnélheid , aan élkanderen r over-en-weeder een zeekere /hoe- r Recipro-
grootheid van beweeginge moeten meede-deelen en overlaaten, waar quemenc.
^nbsp;Cnbsp;van/Qi'''quot;quot;^
ƒ Exemple.
g Dire Ge-
mene.
b Commu-
niquer.
iPropofi-
tion.
/^Confc-
quencc.
l Suppofi-
tion.
m Quan-
tité.
van die beweeginge, wélke het ééne lichaam aan het andere meedc-
deelt,is, tót de beweeginge, die het daar van in verwiffehnge weeder ont-
fangt, gelyk-als de fnélheid van het ééne lichaam, is, tót a de fnélheid
van het andere lichaam: dat is, dat de beweegingen, die ze aan malkan-
deren h over-en-weeder koomenmeede-te-deelen, totclkandercnzyn,
in reede hunner fnélheeden.
Tweede c G e v ó l g.
Hier uit vólgd ten tti'eeden-, dat tweed ceven-gelykelichaamen, die
mét eene gelylfe maate van fnélheid reegel-récht teegen malkanderen
aan-ftooten, een zeekere f hoegrootheid van hunne beweeginge van
beide de zyden aan élkandere zullen meede-deelen, die /gely dsaan
die beweeginge, wélke het ééne óf het andere deezer twee lichaamen nu
reeds alhadde, voor hunne onderlinge ^te-zaamen-botzinge; dat twee
lichaamen die mét^ eene gelyke maate van fnélheid reegel-récht teegen
élkanderen aan-ftooten, en van vi^élke het ééne lichaam tweemaal z.o
groot is als het andere, een zeekere»hoegrootheid van beweeginge
■ Lover en-weeder aan élkandere zullen meede-deelen en overlaaten, die
/ gelyk is aan de vier-dérde-deelen der beweeginge van het kleenfte,
ót aan de twee- derde-dcelen der beweeginge van het grootfte lichaam i
dat twee lichaa^cen, die mét eene gelyke maate van fnél heid reegel-
récht teegen malkanderen aan-ftooten, en van wélke het ééne lichaam
driemaal z.o groot is als het andere, een zeekerewhoegrootheid van
beweeginge over-en-weeder aan élkandere zullen meede-deelen en
overlaaten, die gelyk is aan de drie hahe-deelendevheweegingevanhet
kleenfte, óf aan de ééne helft der beweeginge van het groot fte lichaam,
cn zo voort.
Dérde n G e v ó l g.
Ten dérden vólad hier uitj dat twee ceven-gelyke lichaamen, die
mét eene eelyke maate van fnélheid reegel-récht teegen malkanderen
aan-ftooten, o weeder zyds een zeekere p hoegrootheid van beweeginge
onderhng aan élkandere zullen meede-deelen ^n over-laaten die
' gelyk is, aan de hélft der beweeginge van het eene, en {flus) de helft
der beweeginge van het andere lichaam: dat twee lichaamen, die
mét eene ongelyke maate van fnélheid reegel-récht teegen malkan-
, Inegale, deren aan-ftooten, en van wélke het éénenbsp;tweemaaUe groot
is als het andere, een zeekere r hoegrootheid van beweeginge ƒ over-
rQuantite. en.^^gjer aan élkandere zulle meede-deelen en overlaaten, die gelyk
iiZlnT is ^^n detwee-dérdc-deelen der beweeginge vanhetkleenfte hchaam, cn
muUi-'nbsp;twec-dérdMen der zélve beweeginge, t vtrmeemgvddtgd ^W«
f'ie.
a VitefTe.
b Recipro-
^ueniciit.
c Confe-
quence.
iiEgaux.
t Qiiantite.
/Egal.
g Choc.
h VitelTe
egale.
j Qnantitc.
i^Rccipro-
quemcnt.
(Egal.
«;Quantitr.
« Confc-
» Recipro-
que.
f Quantite'
mét het getal, dat uitdrukt, hoe veel de fnélhcid van het ééne lichaam
die van het andere overtréft en te boovengaat, by-aldien hetgrootfte
lichaam zich ook mét eene grooter maate van fnélheid komttebcwee-
genalshctkleinftegt; óf, agedeelt We door het getal, dat uitdrukt, «
hoe veel dc fnélheid van het ééne lichaam die van het andere overtreft
cn te booven gaat, by-aldien het kleenfte lichaam zich mét eene
grooter maate van fnélheid komt tc beweegen als het grootfte: dat
twee Iichaamen, die mét eene on-gclyke maate van fnélheid ^ reegel- y
récht teegen malkanderen aanftooten, en van wélke het ééne lichaam mem.
drie-maal zo groot is als het andere, een zeekere c hoegrootheid van ^Quantiti.
beweeginge over-en-weeder aan élkandere zullen meede-deelen en
overlaaten-, die gelyk is aan de drie vierde-deelen der beweeginge van
het kleenile lichaam, en (flus) de drU-vierde-deelen der zélve bewee-
Cings, d vermeeniovuldigd zynde mét het getal, datuitdrukt, hoeveel iMuh.pIc
f de fnélheid van het éene lichaam die van het andere overtreft en te ^Vuefic.
booven-gaat, by-aldien het grootfte lichaam zich ook mét eene grooter
maate van fnélheid komt te beweegen als het kleinftej of, ƒ gedeelt
zwded^oox het getal, dat uitdrukt, hoe veel de fnelheid van het
cénc lichaam die van het andere overtréft en te booven-gaat, by-al-
dien het kleenfte lichaam zich mét een grooter maat van fnelheid komt
te beweegen als het grootfte; en zo voort.
Vierde g Gevolg.
Eindelyk vólgd hier uit, ten vierden-, dat twee Iichaamen, die
fo reegel-récht teegen malkandere koomen aan te ftootcn, mét zulke
maaira van fnélheeden, die in i eene wêêrkeerige reede hunner groot-
hceden zyn, aan élkanderen over-en-weeder een zeekere ^hoegroot-
heid hunner beweeginge zullen meede-deelen, die / gelyk is met die
beweeginge, wélke het ééne óf het andere lichaam nu reeds al hadde,
voor de tyd hunner onderlinge m tc-zaamen-botzinge.
Zeevende «Voorstel.
Etn lichaam i dat zich mét een zeekere maate van o gezwint- .yitefTc.
heid beweegt, zal zich nóch tweemaalgezwinder beweegen, zo-
wanneer het een nieuwe beweeginge komt te ontfangen-, die ge-
lyk IS mét die beweeginge, wélke-het nu reeds te vooren al hadde,
en die het mét ééne^ bepaalt y om zich na één en dezélve oort toe
te beweegen als vo»r.heene: het zal zich nóch drie-maalgezwmder
btwtegen, h-aldien het een nieuwe beweeginge komt te ontfangen ^
g Confe-
cjuencc.
h Ditede-
tnent.
i Raiföii.
reciproque
de leurs
grandeurs.
k. Quantité.
/Egal.
m Choc.
nPropofi-
cion.
die het tweevoud is van die beweeginge, wélke het nu reeds te voor en
al hadde, en die het mét ééne behaalt, om zichnaéénendezélvi
oort toe te beweegen als voor-heene i en zo voort.
a B e t o o g i n g e.
Dit Voorftél vólgd middag-klaar uit dc eerfte f» bepaalinge, cn dc
vierde c Algemeene Kundigheid.
Een lichaam dat zich beweegt, moet zo aanßonds in ruß ge~
raaken en verblyven, zo-wanneer het eene nieuwe beweeginge komt
te ontfangen, diecgelyk is aan zyneeerße beweeginge, en die mét
ééne reegel-récht daar teegen aan-loopt.
ƒ B e t O o g i n g e.
De beweeginge van een lichaam komt t'eenemaal op te houden en
te vergaan,zo-wanneer dit zélve lichaam eene nieuwe beweeginge komt
tekrygen, die^^ eeven-gelyk is aan de eerfte beweeginge, en die mét
eene h reegel-recht daar teegen aan-loopt. (rólgens het dérde i rtorjél)
By gevólge moet dan ook een lichaam zo aanftonds t'eenemaal in ruft
geraaken en verblyven, zo-wanneer het eene nieuwe beweeginge komt
te ontfangen, diegelykis aan zyne eerfte beweeginge, en die mét ééne
reegel-récht daar teegen aan-loopt} dat men moeß bewyz.en.
Eerfte G e v ó l g.
« Demon-
ftration.
b Defini-
tion.
t Axioms.
J Propofi-
tioQ.
» Egal.
ƒ Demoii-
ftration.
X Egal,
é Dircifte-
ment.
i Propor-
tion.
t Confc-
guencc.
Hier uit vólgd dan; voor eerß, dat een lichaam, het wélke eenige
nieuwe beweeginge komt te verkrygen, die de eerfte beweeginge te
booven gaat, en reegel-récht daar'teegen aan-loopt, mét dit l over-
I Surplus, fchót der beweeginge een wég moet neemen, dit reegel-récht teegen.
des zélfs eerfte beweeginge is aangekant.
m Confc-
qucnce.
Tweede m G e v ó l
Nóch vólgd hier uiti ten tweeden.^ dat een lichaam, het wélke
eenige nieuwe beweeginge komt te verkrygen, die minder is als dc
»Direae- eerfte beweeginge, en die mét ééne n reegel-récht daar teegen aan-
loopt, zyn voorigê wég zal moeten vervólgen, mét het overfchót van
des zelfs eerfte beweeginge.nbsp;Nee-
a Propofi^
tion.
By-aldien een lichaam, dat zich beweegt, een nieuwe bewee-
ginge komt te ontfangen, die het mét ééne bepaalt, om zich langs
een zeekere wég heene te moeten beweegen, die de eerfte wég
komt te fnyden, mét wat voor een hoek het ook zoude moogen
weezen; 'zo zal dit zélve lichaam zich noodzaakelyk moeten
beweegen langs b de hoek-lyn van een vier-zydige Figuur heene, » Dugon»-
waarvanéénder twee c teegen-malkanderen-over-ftaande zyden cOp^oCées.
d de hoegrootheid der beweeginge uitdrukt, die dit lichaam hadde, ^
voor dat het deeze nieuwe beweeginge verkreeg, en waar van
één der twee andere teegen-malkanderen-over-ftaande zyden de
hoegrootheid der beweeginge uitdrukt, die het op het nieuw heeft
ontfangen; ook zal dit lichaam niet mèêr tyds moeten befteeden
ome de hoek-lyn van deeze Bgunrdoor te loopen, als het j^Dugona,
moeten doen om één van des zélfs zyden afzonderlyk door te
loopen.
Laat A een liohaam weezen , dat zich beweegt langs de lyn A B
heene, en dat aan het punt A een nieuwe beweeginge komt te ont-
fangen, om zich, nét in de zélve tyd, langs de lyn A C heen te moeten-
beweegen, diemét de lyn A B een zeekere hoek uit-maakt, f^^^
B A zo zégge ik , dat dit zélve lichaam ƒ de hoek-lyn A D V3n( Dugona,
de vier4ydigel|««r A BD Cnétindiezélvetyddoorzallo^ die'
het zoude moeten befteeden, om de lynen A B of A C elk afzom
derlyk door te loopen.
C 3
Betoogînge.
é Demon-
ftration.
i Force.
ï Proper
tion.
« Diagona
Ic,
Het lichaam A heeft b de kracht om in een zeekere tyd de zyde
A B van de Figmtr A B D G door-te-loopen; dewyle nu dit zélve li-
chaam aan het punt A weeder een nieuwe kracht ontfangt, om, nét
in dezélve tyd, de zyde A C door-te-loopenj zo moet het ook mét
ééne een zeekere wég inflaan, die iets óf wat behout van de ééne en
van de andere deezer twee zyden, vólgens de c eevenreedigheid die
der tuflchen deeze twee zyden is, alzo-der geen reede altoos en is,
i Forcej. waarom het veel êêr aan de ééne als aan de andere dezer twee krach-
ten zoude moeten gehoorzaamen. En, by gevólge, zo moet het
ook noodzaakelyk e de hoek lyn A D doorloopen, net in een en de-
zélve tyd, die het van noode zoude hébben, om één der twee zyden,
A B óf A C , afzonderlyk door te loopen; dat te bet »ogen ïi'as.
/Byvoegsel.
Deeze g hoek-lyn A D kan óf grooter óf kleinder weezen, als één der
twee zyden van de Fi^mr ABDC is, na dat de twee beweegingen van
het lichaam A mêêr of min mét malkanderen h over-een-koomen, óf
ook, na dat deeze zélve beweegingen mêêr óf min i teegen élkandere
ftrydende zyn; op zodaanig eene wyze, dat, by-aldien deeze twee
beweegingen wél gelyk aan élkandere zyn, maar dat ze échter reegel-
récht / teegen malkanderen aan-loopen, het lichaam A zich in zulk
een geval geenfins méér en zal moeten óf kunnen beweegen; maar
dat het in teegendeel veel êêr noodzaakelyk t'eenemaal in rufl zal
moeten bly ven ; vólgens het geene j dat in het achtfle m Foorflél nu reeds
al betoogt is.
Eindelyk, by-aldien dit lichaam op een ieder n oogwink een nieuwe
beweeginge komt te ontfangen, zo moet het zich ook mét ééne op
een ieder oogwink van zyn voorige wég o af-buigen, en, by gevól-
ge nét zo veele réchte lynen doorloopen, als het zich maaien van
zyn voorige wég komt af te buigen. {Vólgens de eerfte (\ Algemeene
Kundigheid) Alle deeze réchte lynen nu, zullen te zaamen één kromme
lyn uit-maaken, die méér óf min zal r te - zaamen - gezét zyn, na
de onderfcheidene manieren, op wélke dit lichaam za f af-geboogen
weezen.
Twee y eeven-gelyke lichaamen ^ die mét eene gelyke maate
/Sclioliutn.
g Diagona-
b Accorder,
t Contrai-
res.
k Egaux.
l Contrai-
res.
m Ptopofi-
tion.
0 Inftant.
•nbsp;Détour-
ner.
f Fois.
g Axioma.
•
rCompofe.
f Détourné'.
t Propofi-
tion.
«Corps E-
gaur.
'vm fnélheid-mgel-récht teegen malkanderen aan-ßooten, moeten
onvermydehk t'eenemaal te zaamen in ruß bljnjen, ^'van bet a^v^
eerfieeogmnkhmner onderlinge te-zaamen-ßootmge af aan.
Choc.
mét
^c^ci-itwiiLnbsp;-----aan ^Egaï^ _
Laaten A en B twee eeven-gelyke lichaamen weezen, die
eene ^eelyke raaate van fnélheid f reegel-récht teegen malkanderen
®nbsp;ftooten; zp zegge ik, dat c
ftootenj zp zégge ik, dat deeze c^c,
twee lichaamen onvermydelyk
t'eene-maal te zaamen in ruft zullen
moeten blyven, van het eerfte oog-
wink hunner onderlinge d te-zaa- d Choc.
men-ftootinge af aan.
IS
-lUL
•fDcmon-
tiiAiioa.
tBETOOGINGE.
Het lichaam A moet de nétte hélft zyner beweegmge aan het li-
chaam B meede-deelen, en de andere hélft zelfs voor zich behouden;
en van gelyken moet het lichaam B de nétte hélft zyner beweeginge
.an hetficLm A .meede-deelen, en ^e andere helft zelfs voor^^^^^^^
b-houden. (réheKs het vierde ïgevilg van het vierde g Tcor/f/) Dewyle
nu de beweeginge, die het hchaam B aan het lichaam A meede-deelt,
wél h gelyk is aan de beweeginge die het lichaam A voor zich zelfs
h-efc behouden, maar datze ook mét ééne daar reegel-recht teegen aan-
looDf en, alzo insgelyks de beweeginge, die her hchaam A aan het
lichaam B meede-deelt, wél gelyk js aan de beweeginge
d'e iet lichaam B voor zich zelfs heeft behouden , rnaar dat ze
mét ééne daar reegel-récht teegen-aan-loopt; zo zullen deeze zelve
twL hchaamen onvermydelyk t'eenemaal te za.men m ruft moeten
bh'ven van » het eerfte oogwink hunner onderhnge te-zaamen-ftoo-
tinge af aan; (Vólgens het achtfie i Foorfiél) Dat te bewyz.en was.
Elfde Voorstel.
T'-^-ee hchaamen. die 1 reegel-récht teegen malkanderen aan-ßoo- / Dkeac
ten, en van^ji'élke het ééne het andere nét zoveelin mgrootheid
overtreft en te-hooven-gaat, als het van f andere lichaam in n jnd- jenr.
heid Jérd overtrof el- dat ts, die reegel-récht teegen malkan^ » ViceiTc.
deren aan-ßooten, mét zulke maaten van fnélheeden, die mo een ^^^^conv
'wècrkeerige reede hunner grootheeden zyn ; zulke twee hchaamen ciproque.
moeten onvermydelyk t'eenemaal te zaamen in ruß blyven , van
het eerße p oogwmk hunner onderlinge q te-zaamen-ßootmge^^
aan.
e Commu-
niquer.
/Confe-
quence.
g Propofi-
tion.
b Egal.
i Inflant.quot;
k. Propofi-
tiou.
Laaten D en B twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen
ïnalkanderen aan-ftooten, en laat het lichaam D het lichaam B nét
zo veel in a groot-
heid overtréfFen,
als het daar van in
tfhélheid wérd over-
troffen ; zo zégge
ik, dat zulke twee
lichaamen onvermydelyk t'eenemaal te zaamen in ruft zullen moeten
blyven, van het eerfte oogwink hunner onderlinge te-zaamen-ftoo-
tinge af aan.
c Betooging e.
ItGran-
deur.
t Viteffe.
» Demon-
ftration.
WQuantitd ^ Qg hoegrootheid der beweeginge, die het lichaam B aan het li-
chaam D meede-deelt, is, tót de hoegrootheid der beweeginge die
het daar van weeder in verwiftelinge ontfangt, gelyk-als e de fnélheid
van het lichaam B, is, tót de fnélheid van het lichaam Dj (vólgens
het eerfle f gevólg van het zéfde g Voorftél) en, by gevolge , moet het
lichaam B ook een zeekere h hoegrootheid van beweeginge voor zich
zélfs behouden , die is , tót de beweeginginge die het lichaam D
» Vitcflc.
/Confc-
qiience.
g Propofi-
tion.
i Quantité.
i Viteflè.
JSjSuppofi-
tion.
/ Gtatideuc.
»» Quantité
du mouve-
ment.
komt te behouden,
fnélheid van het lic
de fnélheid van het
jelyk-als / de groot
»Evident;
0 Egal.
f Commu-
niquer.
g Diredc-
meat.
Egal.
gelyk-als i de fnélheid van het lichaam D, is, tót de
laam B. Dewyle nu, vólgensonz.ek onderjlélUnge,
ichaam D, is, tót de fnélheid van het lichaam B,
leid van het lichaam B, is, tót de grootheid van
iet lichaam D7 en dat m de hoegrootheid der beweeginge, wélke
^et lichaam B aan het lichaam D meede-deelt, is, tót de hoegrootheid
der beweeginge, die het lichaam D weeder in verwiftelinge van het
lichaam B komt te ontfangen, gelyk-als de grootheid van het lichaam
D, is, tót de grootheid van het hchaam B j (vólgens het dérde gevólg
van het vierde Toorftél) zo is het «baarblykelyk, dat de beweeginge, die
het lichaam B aan het lichaam D meede-deelt, «gelyk is, aan die be-
weeginge, wélke het lichaam D zélfs nóch komt te behouden; en,
die de beweeginge, die het lichaam D aan het lichaam B meede-deelt,
gelyk is aan die beweegiuge, wélke dit zélve lichaam B nóch komt
tc behouden. Dewyle nu de beweeginge, die het lichaam B aan het
lichaam D p meede-deelt, niet alléén gelyk is aan de beweeginge die
dit zélve lichaam D nóch komt te behouden, maar dat ze der ook mét
ééne q reegel-récht teegen aan-loopt; en, dat van gelyken de be-
weeginge, die het lichaam D aan het lichaam B meede-deelt, niet
alléén r gelyk isaande beweeginge die dit zélve lichaam B nóch komt
te behouden, maar dat ze der ook al mét ééne reegel-récht teegen
aan-loopt} zo vólgd hier uit, dat deeze zelve twee lichaamen on-
ver-
Termydelyk t'eenemaal te zaamen in ruft zullen moeten blyven , van
het eerfte ^ oogwink hunner onderlinge h te-zaamen-ftootmge af aan-,
Ivélgem het achtjte c rotrßel) Dat men moeß hetoogen.nbsp;f Propofi-
tion.
^/Voorbeeld.nbsp;d Exempic.
Laat het lichaam D het drievoud van het lichaam B weezen , en ^ ^^^^^
laat het drie-maal minder c fnélheid hébben , als dit zélve lichaam B
heeft. Dit dan zo zynde , zo zal het lichaam B de drie-vierde-deelen
van zyn eige bewee-
ginge aan het li-
chaam D moeten
ƒ meede-deelen, en „^uef.
zélfs het overige ié~
ne vier de-deel behou-
den; en, het lichaam D zal het éine vierde-deel van zyne beweegi^nge aan
het lichaam B moeten meede- deelen , en de overigenbsp;..
7.t\khthoudcxv,ilt;relyk-alsblykthyheteerßeggevU^^^
(vóbens de eerjie k Bevaaltnie) zo is het immers / baarblykelyk, dat de ,Quantité
drie-vierde-deelen der beweeginge , die het lichaam B aan het lichaam cgak.
D meede-deelt, m gelyk zullen moeten weezen aan dedne-vterde-dee-
len der beweeginge, die dit zélve lichaam D alsdan nóch komt tebe- ,Ev'idcnt.
houden; als meede, het ééne vierde-deel der beweeginge , die het
lichaam D aan het lichaam B komt » meede-te-deelcn, insgelyks o ge- „Commu-
lyk zal moeten zyn aan het ééne vicrde-deel der beweepnge, dic dit mqucr.
zélve lichaam B als dan noch komt te behouden. Afzo quot;u ^ f
vierde-deelen der beweeginge van het lichaam B, welke het aan tli-
chaam D meede-deelt, niet alléén gelyk en moeten weezen aan ^
W.-^../.«derbeweegingevanhctlichaamD we ke dit zelve hchaam
D als dan nóch komt re behouden, maar dat ze der ook met eene/gt; reegl-
réchtteegen aan moeten loopenals meede, dat insgelyks fc«..«. We-
deel der Beweeginge van het lichaam D, die het aan 't lichaam B meede-
deelt, niet alléén gelyk en moet zyn aan het ééne vierde^^deeldex hc^tc-
ginge vanhet Hchaam B, wélke dit zelve lichaam B als dan noch
komt tebehouden, maar dat het 'er ook met eéne reepl-recht moet tee-
gen-aan-loopen, zo is het immers baarb ykely k dat deeze zelve twee Ii-
chaamen, D en B, onvermydelyk t'eenemaal te zaamen in ruft zullen
moeten blyven, van het éérfte q oogwink hunner onderhnge te-zaamen-
, ftootinge af aan; ivéhens het achtjie r Foorjl él) Dat betoogt moefl werden, ,p,opofi.
U it deeze twee voorgaande Voorftéllen vólgd dan; dat de Iichaamen^, qucnce.
-ocr page 54-die mét a ceven-gelyke beweegingen b reegel-récht teegen malkande-
ren aan-ftooten, onvermydelyk t'eenemaal te zaamen in ruft zullen:
moeten bly ven, van het eerfte c oogwink hunner onderlinge d te-
zaamen-ftootinge af aan. Ze zyn ook mét ééne de réchte e grond-
véft,daardegeheele Weeg-kunde, {Statica) en Waater-wicht-kunde,.
{Hydreftatica) t'éénemaal op ruften; dat is, dekénniflèvan ƒ het eeven-
wicht der ^ vaft-verknóchte en h vloeijende lichaamen.
Twee eeven-gelyke lichaamen, die ook mét ééne nét ééven vérre van.
hetkmiddelpunt haarer beweeginge zyn afgefcheiden, moeten ook
noodzaakelyk teegen malkanderen inleen eevenwicht blyven.
\
Lnaten A en B twee eeven-gelyke lichaamen weezen, die ook
met eene net eeven vérre van het n middelpunt haarer beweefnnRcC
zyn at-pfcheiden, zo zégge ik, dat deeze zélve twee lichaamcn
noodzaakelyk teegen malkanderen in o een eeven-wicht zullen moeten
olyven.
ƒ B E T o o G r N G E.
Het lichaam A en zoude zich onmoogelyk niet kunnen beweegen,,,
zonder het hchaam B mét ééne mét zicfmeede tefleepen, en vange-
lyken zoude zich het lichaam B onmoogelyk niet kunnen bewcegenTóf
net zoutte het lichaam A infgelyks mét zich moeten flecpen, en, by
gevólge, moeten deeze zélve twee
lichaamen aangemérkt wérden , als-
óf ze ^ reegel-récht teegen malkande-
ren aan-ftieten. Dewyle xm^^v LI gen s on-
z.e r Onderftélltnge, deeze twee lichaa-
men van ƒ eene eeven-gelyke groot-
heid zyn , cn dat ze mét ééne nét eeven vérre van het mid-
delpunt hanrer beweeginge C zyn afgefcheiden, en dat ze ook op dee-
ze wyze, door de t zwaarwichtigheid, eene v gelyke hoegrootheid
van bev/eeginge bekoomen, om door des zélfs kracht rondsom dit
onbeweegelyke w middelpunt heene te róllen j zo moeten ook dierhal ven
deeze zélve twee lichaamen noodzaakelyk te zaamen t'eenemaal in ruft
blyven, {volgens hetnbsp;liever, het gene één en het zélve is,
«•Mouve-
tneiirs
égaux.
t Direae-
ment,
flnftant.
dChoc.
«Fonde-
ment.
/Equilibre.
g Solides.
b Liquides.
«Propofi-
tion.
Centre.
/ Equilibre.
m Egaux.
»Centre.
I Equilibre.
/fDemon-
Aration.
I ■■ ■■ |
1 | |
Ai, |
B |
f Diredè-
meiit.
rSuppofl-
îion.
/Egale
grandeur.
«Pcfïnteor.
T Egale
quantité,
w Centre.
»Equilibre ^ ^éven-wicht j het geene te betoogen was.
-ocr page 55-Twee kolommen van lucht óf waater, óf
van éénige andere vloeijendeftóffe , hoedaanig
!B die ook zoude moogen weezen, gelyk als A en
B, in alle manieren b eeven-gelyk zynde-, zul-
len ook noodzaakelyk teegen élkanderen in c ee-
ven-wicht moeten blyven.
De bctooginge van dit Voorflél gaat op dezéive wyze voort, als
■die van het voorgaande Voorftél.
Vlt;eeftiende «^Voorstel.
Twee c on-gelyke lichaamen. waar van ide afgeleegentheeden
van g het middelpunt hunner beweeginge zyn h in eene wêêr-
keerige reede hunner grootheeden, .moeten noodzaakelyk teegen
malkanderen in i eeven-wicht blyven.
Laaten A en B twee lichaamen wee-
zen , waar van het lichaam A het li-
chaam B nét zo veel in grootheid over-
tréft, als des zélfs afgeleegentheid
______van het middelpunt hunner be weegin-
fe C weeder overtroffen wérd,door de iafgeleegentheid van het hchaam
Tan dit / middelpunt afj zo zégge ik, dat deeze zélve twee lichaa-
men noodzaakelyk teegen malkanderen in w eevenwicht zullen moeten
blyven.
n Betoog inge.nbsp;«Demon-
flcation.
4 Ptopofi-
tion.
JPropofi-
tion.
t Ineganr.
/Eloigne-
mcns.
g Centre.
b Raifon
reciproque
dc leurs
grandeurs.
i Equilibre.
B
k. Eloigne-
meuc.
/ Centre.
m Equili-
bre.
Het lichaam A cn zoude zich onmogelyk niet kunnen beweegen, .
zonder het lichaam B ook mét ééne te beweegen o en mét zich teflee- quot; Trainer,
pen, en van gelyken zoude zich het lichaam B onmoogelyk niet kun-
nen beweegen, óf het foude ook mét ééne het lichaam A moeten be-
weegen en mét zich fleepenj op zulk een wyze, dat deeze zélve twee
lichaamen, paangemérktkunnen wérden, als ófzereegel-récht teegen
malkanderen aan-ftieten. Dewyle nu het lichaam A het lichaam B ^Grandeur,
nét zo veel in ej grootheid overtréft, als deszélfs af^elegentheid van rEloigne- '
het middelpunt hunner beweeginge C, overtroffen wérd, door r de af- me.
^ geleegentheid van het lichaam B van dit zélve middelpunt af, óf lie-
'nbsp;ver, het geene t'éénemaal één en het zélve is, dewyle het lichaam A
het lichaam B nét zo veel in grootheid overtréft, als het daar van
^YitelTc, weeder in^ fnélheid wérd overtroffen, zo zullen deezc zélve twee li-
chaamen noodzaakelyk teegen élkanderen in ruft moeten bly ven, C^o/-
gens het élfde c Foorftél) óf, om beeter te zéggen, in d eevenwichtj
geljkzdls te betoogen ftond.
Tii'ee kolommen van lucht óf rjoaater, of van eemge andere
vloeijendefUfe, hoedcanig die ook zoude moogen iz-eezeny gelyk-
als A en B , moeten noodzaakelyk teegen malkanderen in eeven-
'■jvicht blyven, by-aldien ze alle beide van één en dezélve hoogte zyn..
f Propofi-
tion.
rfEquilibrc.
rPropofi-
tion.
Bezit lie
nceveiis-
Ibancle
Figuur van
pag Z}.
Dit Voorftél wérd op één en dezélve wyze betoogd , als. het
voorgaande Voorilél.
E V o L G.
Hieruit vólgd dan; dat alle vochten niet anders en weegen, alsallééa-
vólgens hunne onderlinge hoogte: want, laat A een vat weezen,
daar eenige vocht in is, en dat mét ééne afgefcheiden is in twee gelyke
ófon-gelyke deelen. Ditdan zo zynde, zo
is het openbaar, dat de vocht, die in één
van deeze twee af fcheidingen is,- in h eeven-
wicht zal weezen mét die vocht, wélke in
de andere af fcheidinge ismids dat nóchtans
alle beide deeze van-een-gefcheidcne vochten
van één en dezélve hoogte zyn; cn, byge-
vólge,dat ze op eene i eeven-gelyke wyze van
alle beide de zyden teegen dit middelfchót
koomen aan te pérflen en te weegen, dat
iEtenduë. hunne affcheidinge veroorzaakt, wat voor eene groote iuitgeftrékt-
heid ook het ééne deel deezer vochten booven óf meerder als het andëre
zoude moogen óf kunnen hébben, zo datze op deeze wyze met an-
ders en zouden- koomen te weegen, als alléén vólgens hunne onder-
linge hoogte.
Laaten A en R twee kolommen van waater weezen, die teegen
malkanderen in / eevenwicht zyn. By-aldien der nu eene affcheidinge
/Equihbte. was in de kolom A, gelyk-als, byvoorbeeld,CDis, zodaanig,dater
«Piedcubc. het gewicht van één w teerUngfe voet waater booven
^ G
g Confe-
qucncc.
i Egale.
£3
zoude échter deeze affcheidinge , van allebeide de zyden a gelykelyk
gedrukt wérdende, zo wél door het waater dat'er booven oj) ftaat,
als door het waater dat'er onder is, in geen
fcvaar altoos kunnen weezen van verbroo-
enófeenigfins gekneufdte wérden, hoe
uittermaaten zwak óf brós ze ook zoude
kunnen óf moogen weezen. By-gevólge
dan zo-wanneer men het waater, dat boo-
ven op deeze affcheidinge ftaat, eens daar
van kwam af te gieten, zo zoude het waa^
rer, dat onder deeze affcheidinge is, een
b pooging cn kracht koomen te doen, die ^Efort.
nét zo groot was, als het gewicht is van
c één tcerlingfe voet waater, waar meede het teegen deeze zélve af- fUnpied-
fcheidinge zoude koomen aan te drukkenen te weegen, fchoon dat'er cnbe.
in de kleene d pypB niet mêêr als eenheclc kleine e meenigte waaters rfTuiau. ^
cn was, om deeze booven-gemélte ƒ pcoginge en kracht uit te wérken. ' Q^nmé.
Het waater, óf wat voor andere foort van^^ voc!:t het ook zoude moogen ƒ
weezen, en weegt dan niet anders, als aiisén vólgens deszélfs hoogte, ^ '
cn de grond van een
\nbsp;/ j : vat, daar deeze vocht
V_--—' l —l in is,, wérd daarvan
altydfeopeenegelyke iEgalc-
wyze gepérll en ge- «neut.
drukt, wat voor eene
i on-reegelmaatige
Figuure dit zélve vat
ook zoude moogen óf kunnen hébben, gcIyk-als, A, B, C, D, E-,
ciu. mids dat de grond altyt één en dezéive zy ea blyve.
rc.
kPropofi-
tion.
/ Dircdtci
acnt.
fnChoc-
n à Propor-
tion de leur
grandeur.
0 de Com-
pagnie.,
f Surplu».-
T-jt;eeUchaamen,dk mét on-gelyke heweegivgen Xreegel-récht teegen
malkanderen aan-ßooten, moeten de beweeginge, die het ééne li-
chaam meerder óf booven het andere hadde, voor de t'zaamen-ßoo-
tinoo »j/i/iJo-^^Aa/vi «/» Vtiivivi/) nmAerlinn» f''v /i/iimp'n-(}f\nfi'nne /i«_
derzydfche grootheid, waar na ze zich vervólgends vérder o te
zaamen zullen moeten beweegen ^ mét dit p overfchót hunner
endtrlinge beweeginge.
Laaten D en B twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten, en van wélke het lichaam D eene meerde-
re beweeginge heeft als het lichaam B j zo zégge ik , dat deeze zél-
quot;ve twee lichaamen,
na hunne onderhnge
a te-zaamen-ftootin-
ge, de beweeginge,
die het lichaam D
meerder óf booven
(Choc.
ik Propor-
tion de leur
grandeur,
«de Com-
pagnie,
à Surplus.
f Demon-
ftration.
/Dircfte-
roent.
^ Egaux.
*Inftant.
» Choc.
ifcSuppo-
fition.
I Confidc-
ler.
tn Direfte-
irent.
«Surplus.
«Evident.
pinftant.
jChoc.
rPropofî-
tion.
^'Grandeur.
t de Com-
pagnie.
f B
«Exemple.
«»Défini-
tion.
* Portioui.
het lichaam B hadde voor de t'zaamen-ftootinge, noodzaakelyk on-
der malkanderen zullen moeten deelen , b vólgens de eevenreedig-
heid van hunne wcdcrzydfchc grootheid .; als mccde , d;irzezich dr=ar
na vervólgends vérder c rc zaamerj zullen moeten beweegen , mét cit
overfchót hunner onderlinge beweeginge.
etooginge.
Twee lichaamen, die ƒ reegel-récht teegen malkanderen aan-ftoo-
teti met g even-gelyke beweegingen , moeten onvermydelyk t'ééne-
maal te zaamen in ruft blyven, van het eerfte h oogwmk hunner on-
derlinge i te-zaamen-ftootinge af aan. (alsblyktuithetg^evvlgvanhetélfde
Voorftél) Maar, dewyle het lichaam D, vólq^ens onMc Onderlhtlinge,
mêêr beweeginge heeft als het lichaam B, en dat men, by-gcvóige,
het hchaam B/ aan-moet-mérken, niet alléén als óf het t'eenemaal
in ruft was, maar, als óf het nóch, booven dien, reegel-récht door
het hchaam D wierd aangeftooten, mét het zélve n overfchót der be-
weeginge; zo is het O baarblykelyk, dat het lichaam Dgt; van het eer-
fte p oogwink zyner q aan-ftootinge af aan, de beweeginge die het
hadde booven het lichaam B, voor de onderlinge te-zaamen-ftootin'
ge , mét het lichaam B zal moeten deelen, vólgens de r eevenree-
digheid van hunne weederzydfche ƒ grootheid; alsmeede, dat dee-
ze zélve twee lichaamen zich daar na vérder t te zaamen zullen moe-
ten beweegen , mét dit overfchót hunner onderlinge beweeginge;
{vólgem het vierde Voorfiél) dat betoogt moeft wérden.
fVoORBEELD.
Laaten D enB twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten, en van wélke het lichaam ü driemaal méér
grootheid, en tweemaal mêêr gezwintheid heeft; dat is, dat het
zésmaal mêêr beweeginge heeft, als het lichaam B ; {vólgens de eerfte.
wBeoaalinge) zo zégge ik, datdeeze zélve twee lichaamen, D en
B, devyfmaatenót^'gedeeltens der beweeginge, die het lichaam
Dhad-
-ocr page 59-D hadde booven het Hchaam B, te zaamen zullen moeten deelen,
vólgens^ de eevenreedighei'd van hunne wederzydlche^ grootheid, aPropor-
en, dat ze zich daar na vérder c te zaamen zullen moeten beweegen, quot;on.
met dit d overfchót hunner onderlinge beweeginge.nbsp;^Grandeur,
Het Hchaam D driemaal zo groot zynde als het lichaam B is, moet
aan het zelve ook het ééne vierde-deel van zijn eige beweeginge meede- ^ sliplus
deelen, en de overige drie-vierde-deelen zélfs behouden, en het lichaam
B moet aan het lichaam D weeder in verwiflelinge de drie-vier de-dee~
beweegmge overlaaten, en zélfs het overige ééne vierde-
behouden, {gelykjtls blyktuitheteerfteegevólgvanhetvierdefFoorftél) eConCc-
Maar, dewyle de drie-vierde-deelen der beweeginge , wélke het li- qucnce.
chaam B aan het lichaam D overlaat, niet méér en doen als het /fW/Propofi-
achtfte. deel der beweeginge van het lichaam D, door dien dit zélve li- p.
chaam D tweemaal zoveel g gezwintheid heeft als het Hchaam B; ^ ^ '
(vólgens het zéfde Foorfi^ly en het eerfte gevólg van dra zjlve Voorftél) als
raeede, doordien deeze drie-vierde-deelen der beweeginge van het li-
chaam B h reepel-récht teegen de drie-vierde-deelen der he^ccgmge yxiuiece.'
aan-loopen, welke het Hchaam D zélfs hadde behouden; zo en zal mentcon-
der voor liet Hchaam D niets mêêr i overig blyven, als alléén de vjf- traires.
achtfte-deelen der beweeginge die het hadde voor deszélfs ^.aanftootinge 'R^ft«-
teegen het lichaam B aan, daar het zyne vérdere beweeginge meede
zal moeten l achter- / Comj^
vólgen. Vólgens het nucr.
tweede m gevólgvan m Con(c-
het achtjie n Voorftél) quence.
B fi^ Dcwylt nnhet
^ - -nbsp;tlOfl.
weeginge,
doet als de
vierde-deel der be-
die het Hchaam D aanhet lichaam B meede-deelt, zoveel
--------... zés-vierde-deelen der beweeginge van het lichaamB, door-
dien dit lichaam D tweemaal zo veelo fnélheid heeft als het lichaamB
{vólgens het zéfde Voorflél, en het eerjie gevólg van dat zelve- Veorjlél) als
meede, door dien deeze ^/.fwWe-i^ifü'/f/ï der beweeginge ƒ? rcegel-réchtnbsp;j
teegen het ééne vierde deel der bev/eeginge aan-loopen, wélke dit li-
quot;ïnbsp;^iiquot; 11111nbsp;1nbsp;II'
men: coa-
chaam B voor zich zélfs hadde behouden; zo zal dit zélve Hchaam B traires.
.' ofï deelen van zulke eene beweeginge moeten bekoomen, die ^ fCoutrairc;,
reegel-récht teegen deszélfs eerfte beweeginge aan-loopt. {Vólgens het
eerjie gevólg van het achtfte Voorftél) Alfoo nu het lichaam D zésmaal ZO
veel beweeginge heeft als het lichaam B, zo zal een ieder s deel der
beweeginge van het Hchaam D nét zooveel doen, als ^ dee-
len der beweeginge van het lichaam B; cn bygevólge, zal het lichaam
D zyne beweeginge ook noodzakelyk moeten r achtervólgen, mét'•Conti.'
Vdeelen van die beweeginge, wélko het Hchaam B nu reeds voor
hunne/onderlinge te-zamen-ftootinge al hadde, wélke deelen zyn
tót
-ocr page 60-tót de V deelen der zélver beweeginge, mét wélke het lichaam B zich op
«Sens con- eene a geheel-en-al teegenftrydige maniere beweegt, gelyk-als dc
iraire. grootheid van het lichaam D, is, tót ^ de grootheid van het lichaam
iCtandcur. g . deeze ¥ en 'i deelen nu der beweeginge van het lichaam B maa-
ken te zaamen nét de ^ deelen der beweeginge uit, wélke het li-
chaam D hadde, meerder, óf booven het lichaam B, voor hunne
«Choc. c onderlinge te-zaamen-ftootinge dat te betoogen was.
G e v o l g.
Hieruit vólgd dan-, dat twee lichaamen, die e rcegel-récht tee-
gen malkanderen aan-ftooten, mét ƒ on-gelyke beweegingen, aan
eikanderen een zeekere g hoegrootheid hunner onderlinge beweegin-
ge over en weeder moeten h meede-deelen en overlaaten, wélke nét
teeven-gelyk is aan de geheele beweeginge van dat lichaam, hetwcl-
JConfe-
cjuencc.
t Diredre-
menc.
yinegaux.
g Quantité.
iCommu-
fiiucr-nbsp;„ ,nbsp;„nbsp;_ _
• Egale. ke de minfte beweeginge heeft gehad, en , aan de beweeginge, die
it Surplus.
l Propor-
tion.
het andere lichaam genoodzaakt is geworden aan het zélve meede te
deelen, uit k. het overfchót van zyn eige beweginge.
Zceventicnde / Voorstel.
Een lichaam dat teegen een ander lichaam aan-ftoot, maakt
op dit zelve lichaam eene m indrukkinge, óf liever , het doet 'er
een zeekere foort van n gewéld op, dat die beweegmge heel nét
O eevenaart, wélke het aan dit lichaam komt meede-te-deelen.
fHlmpef-
£on.
«Efort.
« Egaler.
yDemon-
fttation.
p B
9 Efórt.
rPrópofi-
tioD.
t ComiEU
■iqUCC.
etooginge.
Een lichaam , dat een zeekere beweeginge aan een ander lichaam
meede-deelt, daar het teegen-aan-ftoot, doet een zeekere foort van
f gewéld op dit zélve lichaam, om het deeze beweeginge daar door
in-te-drukken. Dewyle nu dit gewéld r evenreedig moet weezen,
mét die beweeginge , wélke het eerfte lichaam aan het tweede komt
/Evident, méede-te-deelen; zo is het immers f baarblykelyk, dat een lichaam,
het geene teegen een ander lichaam aan-ftoot, op dit zélve lichaam
eene indrukkinge moet maaken, óf liever , dat het 'er een zeekere
lbort van gewéld op moet doen, dat die beweeginge heel nét eeve-
naart, welke het aan dit lichaam komt t meede te-deelen; kt geene
te bewjzen jlond.
a PropoS-
iion.
Een hchaam dat teegen een ander lichaam aan-fioot, vind
in dn zelve hchaam een zeekere foort vanh teegenJlLd, dte de
etooginge.
r . 'nbsp;^^-^haam aan-ftoot, doet een
zeekere foort van . gewéld op dit zélve lichaam , dat die beweegin-
p heel net eevenaart, wé ke het daar aan komt meedeïe deefS
{volgens het zeve-nucnde i Foorjlel) Nu zoude het ééne hchaam onmo?:
gf^'fhet andere hchaam kunnen doen, X
ontmoet, al. het g geweld bedraagt dat het daar op kwam te
f'y g^^^'g^moet eenlichaam , dat teegen^SS
d B
J Demon-
ftratioii.
«Efórt,
/Propofl-
tion.
5:Efort,
b Refiftiu-
ce.
on^teT'S^^-^-dfn dit hchaJS
O O R S T E L.
»' Propofi-
- Een lichaam, dateenigek indrukkinge óf gewéld op eenigmder SVrcf-
hchaamkomt te doen óf te maaken, da^r het teeien-aA-lioot ^^^
ontfangt ook mét ééne van dit zélve andere lichaam een zeekere
foort van indrukkmge of gewéld, dat heel nét 1 eeven-gelyk mét
dumdrukkmgecfdatgewcldisjathetopdit anderelichtakkomt
te doen en te maaken.
etooginge.
Ditiseennmiddag-klaarezaak, door dien een lichaam, dat teeeen
Zennbsp;hchaam komt ' voorfte
Sm zélft komr^Tnbsp;gedreeven, als het dit h-
cnaam zelfs komt-te-dry ven. Op deeze wyze wérd de hand
een pak voort-ftoot, van dit pak nét zo veel gedS^n! ais het dit
pak komt voort-te-dry ven: dat is, datde teeglïtodTwélte ^^^^^^
liever, terwyleheteen ander hchaam ^ voortdryft, r wêérkeerig is.
Enbsp;Eerfte
B
m
»»Demon-
firatioii,
»Maiiifcftc,
O Pouflèr,
? Rcfiftan-
ce.
fPoulTe,
Recipro-
que.
Hier lüt vólgd dan gt; voer eerfi, dat een lichaam, het geene teegerï
een ander lichaam aan;-|fl:oot, dat t'éénemaal in ruft is, [óf , dat
twee lichaamen, die teegen malkanderen aan-ftooten, een zeekere
foort van indrukkinge óf b gewéld op élkanderen koomen te doen en
te maaken, die het dubbelt van e de hoegrootheid der beweeginge
rfCoramu- heel nét eevenaart, wélke ze door hunne onderlinge te-zaamen-ftoolt;-
nic]u:r. tinge aan élkanderen d meede - deelen.
Tweede f G e v ó l g.
Ten Hueeden vólgd hier uit j Dat een lichaam , het geene zich
tuffchen twee andere lichaamen bevind in te weezen, die teegen él-
kanderen aan-ftooten, een zeekere foort van / gewéld óf g indruk-
kinge zal moeten onttangen en gewaar wérden, van deeze twee tc-
zaamen-ftootende lichaamen, die heel nét het dubbeldvan die bewee-
gingen eevenaart, wélke deeze zélve twee lichaamen aan malkande-
ren meede-deelcn: want, terwylzeop deeze wyze een gedeelte hun-
ner onderlinge beweeginge aan élkandere meede-deelen en overlaa-
ten, zo is het noodzaakelyk, dat het dérde lichaam, het geene zich
tLiffchen hun beide in bevint te weezen , deeze bewecgingen
éérft zélfs koome te ontfangen, om ze daar na weeder aan beide de
andere lichaamen te kunnen meede-deelen en over-zétten, cn, by-gevól-
gc , is het noodzaakelyk , dat dit dérde lichaam éérft zélfs een zee-
cere foort van gewéld óf indrukkinge ontfange, die heel nét het dub-
beldvan die beweegingen eevenaart, wélke deeze twee lichaamen
onderling aan malkanderen koomen meede te deelen en over te laatenj
te weeten, de ééne hélft, terwyledit dérde lichaam deeze beweegin-
gen ontfangt, en de andere hélft, terwyle het deeze zélve beweegin-
gen aan de twee andere lichaamen weeder meede-deelt en over-zét.
Dóch men dient hier ontrént wél aan - te - mérken , dat dit alles
h voor-onderftélt, dat het lichaam , het geene tuflchen deeze twee
lichaamen in is, die teegen malkanderen aan-ftooten, ófon-eindelyk
groot, óf on-eindclyk i uitgeftrékt moet zyn, gelyk als de ^eerfte
Hoofd-ftófFe wél zoude kunnen weezen, daar wy in het eerfte/Hoofd-
deel breeder van hébben gehandelt.
Dérde G e v ó l g.
Hier uit vólgd j ten dérden. Dat de eerfte Hoofd-ftófFe, 'die zich
tuflTchen deezotwee lichaamen in bevint te weezen, waar van het ééne
tee-
« Conce
^uencc.
J E fort.
s Quantité
f Confc-
«jucncc.
/quot;Efórt.
; liîiprcf-
fion.
h Picfii-
pofe.
i Etendu.
k. Premier
Element.
l Chapitre,
m Confc-
qucnce.
teegen het andere aan-ftoot, een gewéld zal moeten ontfangen, dat
heel nét het dubbelt van die beweeginge eevenaart, wélke het ééne
deezer twee lichaamen aan het andere komt meede-te-deelen; en
dat ook, by gevolge, deeze zélve hoofd-ftóffe daar door genoodzaakt
wérd, om, vólgens deeze kracht óf dat gewéld, van tuflchen die
twee lichaamen ran daan te moeten wyken.
a Confc-
qucnce.
Te» vierden vólgd hier uit; Dat b de eerfte hoofd-ftóffe, die zich Elem«!quot;
tufTchen deeze twee lichaamen in bevint te weezen, wélke teegen e Efórt. ,
malkanderen aan-ftooten, ook een zeekere foort van c kracht óf ge-
wéld komt teonrftngen, die heel nét hetdubbeld van de d hoegroot- «/Qus'quot;quot;^-
heid der beweegingen eevenaart, wélke deeze twee lichaamen aan él-
kandere koomen meede te deelen; en, dat ook by gevolge, deeze zélve
hoofd-ftólTe daar door genoodzaakt wérd, om, vólgens deezer kracht
óf dat gewéld, van tullchen die twee lichaamen van daan te moeten
wyken.
/Dcmande.
% Premier
Element.
b Seeond
Element,
f Chocqult;?,
^Clioc.
/Readion
. 011 reflux.
m Ailiou.
0 Poflula-
tun.
Vierde a Gevolg.
Eerfte /Vereisschinge.
Ik verzoeke dat men my hier toe-fta, dat^^ dc eerfte hoofd-ftóffe,
door deszélfs geduurige beweeginge, zich een wégkomt tebaanen,
die zo breet is als het eenigfins moogelyk is, tuffchen de kleene li-
chaampjes der h tweede hoofd-ftóffe in; en, by gevolge, zo-wanneer
een lichaam teegen een^ ander lichaam heeft t aan-geftootcn, cn dat
het de eerfte hoofd-ftófre daar door genoodzaakt heeft om méér óf
min daar tuflchen van daan te wyken, vólgens de kracht der onderhnge
If te-zaamcn-ftootinge; dat als dan die zélve eerfte hoofd-ftóffe, een
breederwég voor zich zoekende te baanen, tufTchen deeze twee li-
chaamen in, als deeze onderlinge te-zaamen-ftootingedaar aan hadde
open-gelaaten, deeze twee lichaamen, door een zeekere foort van
I lérdoeninge of weeder-vloed, op het nieu wêêr van malkanderen af
dryft, zo dra als hunne onderlinge m doeninge óf poogingekomtop-
te-houden, om élkandere méér te naaderen; waardoor dan ook deeze
zelve eerfte hoofd-ftóffe, aan een ieder deezer lichaamen een zeekere »Quantiti,
n hoegrootheid van beweeginge komt uit te deelen, wélke die hoe-
grootheid der beweeginge heel nét eevenaart, die het ééne deezer
lichaamen aan het andere nu reeds al heeft meede-gedeelt.
Tweede oVereisschinge.
Vérders verzoeke ik dat men my toe-fta, zo wanneer-twee lichaamen pj^jnjg^
teegen malkanderen aan-geftootcn hébben, cndatzep de eerfte hoofd- Element.
E 2nbsp;ftófïe
-ocr page 64-ftóffe daar door hébben genoodzaakt, om mêêr ófmin daar tuflchen van-
daan te moeten wyken, vólgens: de kracht der onderlinge t te-zaamen-
ftootinge 5 dat alsdan deeze zélve eerfte hoofd-ftófte, een breeder
wég voor zich zoekende tc baanen, tuflxhen deeze twee lichaamen in,
als deeze onderlinge te-zaamen-ftootinge daar aan hadde open gelaaten
deeze twee lichaamen, door een zeekere foort van* hérdoeninge óf wee-
dervloed, op het nieu wéér van malkanderen afdryft, zo dra als hunne-
onderlinge doeninge óf poogingc komt op-te-houden, om élkandere
mêêr te naaderen gt; waar door dan ook deeze zélve eerfte hoofd-ftófte,.
aan eenieder deezer lichaamen een zeekere hoegrootheid van bewee-
ginge komt uit te deden, wélke die hoegrootheid der bevveegingen,
heel nét eevenaart, die deeze twee lichaamen,. door hunne onderlinge
te-zaamen-ftootinge, nu reeds al aan malkanderen hadden meedege-
deelt.
Tót hier toe, handelende van de lichaamen die teegen élkanderen-
«Premier aan-ftooten, hébbe ik geen opzicht altoos genoomcn op de eerfte
Element, hoofd-ftóffe wélke hén belet om rnalkandere te kunnen aanraaken, ge-
lyk-als ik zulks uitvoeriglyk in het eerfte hoofd-deel hébbe aangewee-
zen, cn die hén ook, by gevolge, volftréktelykbelét, om ooit onmid-
delyk teegen élkaiKleren aan-te-kunnen-ftooten.
ipropofi-nbsp;Tvvintigfte b Voorste l.
tion.
j Choc.
* Rcadion
OU tcfïux.
nmn^.'''''^ iTf» lichaamdat c reegel-récht teegen een ander lichaam aan-
d Qjjantite fiöot, dat in rujl is, moet daar door noodzaakelyk d eene hoegroot-
heid van beweeginge bekoomen, dieféénemadteegenjlrydigismét
die beweeginge, wélke het voor deeze e te-zaamen-jiootmge nu-
reeds al hadde, en wélke mét eene die hoegrootheid der beweeginge-
heel nét eevenaart, die het aan f andere lichaam meede-deelt, daar
het teegen-aan-Jioot. En het j lichaam, daar teegen aan wérd'
geftooten, moet noodzaakelyk het dubbeld deezer beweeginge zélfs,
ontfangen,.
' Chocq.
/Gorps^
chocqué
f Direfte- Laat D een lichaam weezen, dat b reegel-récht teegen het lichaam-
rouantitif ^ aan-ftoot, dat in ruft is: zo zégge ik, dat het lichaam D een
^ ■ zeekere i hoegrootheid van beweeginge moet bekoomen die t'ééne-
maal teegenftrydig is mét die beweeginge wélke het voor deeze-^te-
»Choc. zaamen-ftootinge nu reeds al hadde, en wélke mét ééne die hoegroot-
heid der beweeginge heel nét eevenaart, die het door deeze te zaamen-
ftootinge aan het hchaam B komt meede-te-declenj als meede, dat
het zélve lichaam B daar door het dubbeld deezer beweeginge zélfs
inoct ontfiingen.nbsp;B
a Betooging e.
Het lichaam D moet, tcrwylc het teegen't lichaam-B aan-ftoot,
noodzaakelyk een zeekere hoegrootheid van zyn eige beweeginge aan dit
zélve lichaam B meede-deelen. {vólgens het vierde Foorftél) Dewyle nu
b de eerfte Hoofd-
i Premiet
Element.
ftóffc , door des-
zélfs chérdoeninge, fRcaction.
aan een ieder deezer
tvi?ee liehaameneen
zeekere hoegroot-
(/Demande.
«Evident.
/Confc.
quenee..
g Directe-
ment.
A Choc.
i Quantité.
k Propofî-
tion.
/Confe-
quence,
m Readlion
du pricmiec
Element.
') Denaan-
de.
heid van beweeginge moet meede-deelen, wélke die hoegrootheid der
beweeginge heel nét eevenaart, die het lichaam D aan het lichaam B
nu reeds al heeft meede-gedeelt gt; (vólgens de eerfte d verejfchinge) zo is
het immers e openbaar, dat het lichaam D noodzaakelyk een zeekere
hoegrootheid van beweeginge moet bekoomen, die t'éénemaal teegen-
ftiydig is mét die beweeginge, wélke het voor deeze te-zaamen-ftoo-
tinge nu reeds al hadde, en wélke mét ééne die hoegrootheid der be-
weeginge heel nét eevenaart gt; die het aan 't lichaam B door deeze te-
zaamen-ftootinge komt meede te deelen; als meede, dat het zélve
lichaam B daardoor het dubbeld deezer beweeginge zélfs moet ont-
fangen j [Vólgens het zeevende voorftél) het geene te betoogen was,
Eerfte ƒ G e v ó t. gi
Hieruit vólgd dan; voor eerft, dat een lichaam, fgeen ^^ reegel-
récht teegen eenig ander lichaam aan-ftoot, dat in ruft is, en dat mét
ééne nét eeven groot is als dit eerfte lichaam, na deeze h onderlinge
te-zaamen-ftootinge noodzaakelyk in ruft moet blyven; als meede,
dat het lichaam, het geene voor deeze te-zaamen-ftootinge in ruft;
was, een zeekere » hoegrootheid van beweeginge moet bekoomen,
wélke die beweeginge heel nét eevenaart, die het andere lichaam voor
deeze onderlinge te-zaamen-ftootinge nu reeds al hadde; want hetli-
chaam, dat teegen het andere lichaam aan-ftoot, moet noodzaakelyk
de ééne hélft van zyn eige beweeginge verliezen, terwyle het die aan
het lichaam meede-deelt daar het teegen-aan Itoot, {vólgens het vierde
Voorftél, beneevens het eerftekgevólg van dat zélve Voorftél) cn, door de
/ hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftóffe, moet het ook mét ééne nét
zo veel beweeginge ontfangen, dic reegel-rcéht mét de eerfte bewee-
ginge ftrydig is , {vólgens de eer/Ie m vereijfchinge) het geene dit zélve
ichaam in een volftrékte ruft moet bréngen, (vólgens het achtfle f'oor-
flél) n Het lichaam nu, daar teegen-aan-werd-geftooten , moet de
nétte hélft der beweeginge ontfangen van het lichaam dat de ftoot
E, 3nbsp;doet j
« Demo®-]
örjtion.
doet, (vólgens het vierde Viorßel, heneevens het eerße gevolg van dat z.élve
«Reaaion. Voerftél) cn het moet ook mét ééne, a door de hérdoeningc der eerfte
Hoofd-ftófFe, nét zo veel beweeginge bekoomen; vólgens de eerfte Fer-
eifchinge) en j by gevóige, moet het dan ook noodzaakelyk zélfs zo veel
beweeginge ontfangen, als dat lichaam, daar het van is aangeftootcn,
voor deezc h onderlinge te-zaamen-ftootinge nu reeds al hadde. (Tólgens
het zeevende Foorftél.) Dat men moeft bewj/zen.
Tweede c Gevolg.
^ Ten tweeden vólgd hier uit; Dat een lichaam, het geene d recgel-
récht teegen veele andere lichaamen komt aan te ftooten, wélke alle,
in één en dezélve e richt-lyn, in een volftrékte ruft zyn, en die ook
alle van één en dezélve grootheid zyn mét dit aanilooicndelichaajn,
na deeze ƒ aanftootinge ook noodzaakelyk in ruft moet blyven, zo
wél als alle de andere lichaamen, het laatfte lichaam alléén uitgezon-
dert, dat de geheele beweeginge ten vollen aan-moet-neemen, wélke
het lichaam, dat de aanftootinge éérft begonnen hadde, voor deezc
aanftootige nu reeds al hadde : want deeze beweeginge moet h ver-
■ vólgends van het ééne lichaam tót het andere overgaan, tót aan het
laatfte lichaam toe, dat deeze geheele beweeginge ten vollen moet
behouden , doordien het geen ander lichaam altoos méér en heeft,
daar het teegen aan kan ftooten.
Dérde «Gevolg.
Hier uit vólgd ten derden-. Dat een lichaam, het geene/trecgcl-
récht teegen een ander lichaam aan-ftoot, dat in ruft is, en dat mét
ééne grooter is als dit eerfte lichaam, na deeze l aanftootinge zo aan-
ftonds weeder te rugge moet wyken, mét een zeekere maate van be-
weeginge, wélke de beweeginge nét eevenaart, die het aan't lichaam
heeft meedc-gedeclt, daar het tcegen-aan-heeft geftooten , min dc
beweeginge die het zélfs heeft m over-behouden gt; als meede , dat
» het lichaam , daar teegen-aan-is geftoocen, na deeze aanftootinge
hetdubbeld van die beweeginge moet ontfangen, wélke het andere
lichaam daar aan hadde meede-gedeelt.
Vierde o G e v ó l g.
O Confc-
quence.
fVitelTc.
Vérders vólgd hier uit; ten vierden. Datp de fnélheid geenfins en
vermeerdert nóch vermindert, zo-wanneer een lichaam reegel-récht
teegen éénig ander lichaam komt aan-te ftooten, dat in ruft is, en
ï Quantité, dat mét ééne grooter is als dit eerfte lichaam; maar wél, dat q de hoe-
grootheid der beweeginge komt toe-te-necmen j op zodaanig eene
wyze, dat'er alsdan driemaal de hoegrootheid van die beweeginge
Jkomt
tChoc.
cConfc-
quence.
d Dircdc-
ment.
« Linea di-
rcâionis.
/Choc.
g Choc.
iSucceflîve
tncnc.
i Confc-
quencc.
i^Dircâe-
aicnt.
/Choc.
m Retenu.
»Corps
chocquc.
komt te weezen, wélke het kleene lichaam aan het groote heeft meede-
gedeelt, OTwde hoegrootheid der beweeginge, die het kleene lichaam a Reten«;
zélfs nóch heeft ^ over-behouden, na dat het aan 't groote lichaam die
beweeginge hadde meede-gedeelt} wélke het noodzaakelyk daar aan
moeft ovcr-laaten.
Hier vólgd ten vjfden uitj Dat b de hoegrootheid der beweeginge
hy-na het drievoud komt toe-te-neemen, zp-wanneer het lichaam,
dat teegen een ander lichaam aan-ftoot, heel veel klecnder is, als het
lichaam is daar het teegen-aan-ftoot; en het is ook alsdan, dat men
gewoon is te zéggen, dat zodaanig een lichaam, daarteegen-aan-
wérd-geftooten, t'éénemaal onbeweegelyk is, doordien alle onze
uirterlyke zinnen geene de alderminfte beweeginge daar aan en kunnen
gewaar wérden, maar wél in teegendeel, dat het lichanm, dat daar tee-
gen-aan-ftoot, t'éénemaal komt e weederom-te-ftuiten.
\
i Quantitrf,
Directe-
ment.
l VitelTc.
m En rai-
fon reci-
proque de
leurs gtan«
deurs.
( Réflé-
chir.
Zéfde d Gevolg.
d Confe-
queiicc.
Nóch vólgd hier uit; ten zoéfden Dat een lichaam , het geene
e rcegel-récht teegen een ander lichaam aan-ftoot, dat in ruft is, en »Directe,
dat mét ééne klecnder is als dit eerfte lichaam, na dceze ƒ aanftootinge
noodzaakelyk zyne eerfte beweeginge zal moeren g achter-vólgen, mét ^ conci-
ccn zeekere maate van beweeginge, dienétzovce'l traageris, alsdebe- nuer.
weeginge was die het voor deezeaaiiftootinge hadde, alstweemaal die
beweeginge bedraagt, wélke het aan 't kleene lichaam heeft meede-
gedeelt j als meede, dat dit zélve kleene lichaam een zeekere maate
van beweeginge door deeze aanftootinge moet bekoomen, wélke nét
het tweevoud is van de beweeginge die het groote lichaam daar aan jcommu-
heeft h meede-gedeelt. ' .nbsp;niquer.
Zeevende G e v ó l g.
Ten z.eevcnden\6\gó.\i\tr\iït-j Dat i de hoegrootheid der beweeginge
geenfins en vermeerdert nóch vermindert, zo-wanneer een lichaam
i^reegel-récht teegen eenig ander lichaam komt aan-te-ftooten, dat in
ruft is, en dat mét ééne klcenderisals dit eerfte lichaam; maar wél,
dat/ de fnélheid des zélfs komt toe-te-neemen; op zodaanig eene wyze,
dat die fnélheid, wélke het kleine lichaam alsdan komt te verkrygen,
cn de fnélheid die het groote lichaam komt te verliezen, de ééne
tót de andere is in eene wéérkeerige reede hunner onderlinge groot-
heeden. {.gelyk-als blyh wt het eerfte gevolg van het eerfte Voorftél.)
Achtfte Gevólg,
Infgelyks vólgd hieruit; tm achtpn, zo-wanneereen lichaamrfirce-
gel-récht teegen een anderlichaam aan-ftoot, datinruftis, endatmét
ééne klepder is als dit eerfte lichaam, dat, in zulk een geval, ^ de fnél-
heid, die het kleenfte lichaam na de c aanftootinge bekomt, is, tót
de fnélheid die het grootfte lichaam voor de aanftootinge nu reeds al
hadde; gelyk-^als d de uitkomft van het getal, datuit-drukthoeveel
dit laatfte lichaam van zyne beweeginge heeft verlooren, door het
getal dat te kénnen geeft hoereel die zélve eerfte lichaam grooter is als
het laatfte, is, tót dc eenheid: en, bygevólge, by-aldien het onder-
fcheid dat'eris, tuflchen het grootfte lichaam dat aan-ftoot, en het
kleenfte lichaam dat de e aanftootinge komt te lyden, ƒ overmaatig
groot is, zo zal het kleenfte lichaam , na de aanftootinge, noodzaakelyk
ten naaften by tweemaal zo veel fnélheid moeten hébben, als het groot-
fte lichaam voor dc tyd der aanftootinge gehad hadde.
Neegende g Gevolg.
Eindelyk vólgd hier uit; tot neegenden , Zo-wanneer een lichaam,
teegen eenig ander lichaam aan-ftoot , dat in ruft is, cn dat mét ééne
kleenderisalsdit eerfte lichaam, dat, in zulk een geviü, h de fnélheid,
die het kleinfte lichaam bekomt na de i aanftootinge, is, tót dc fnél-
heid dic het grootfte lichaam na de aanftootinge nóch ovci-behout}
gelyk-alshet dubbeld van het getal, dat uit-drukt hoe veel dit laatfte
lichaam grooter is als het eerfte, is, tót het onderfcheid dat'er tuf-
fèhen deeze zélve twee Iichaamen is, enz.
e Dlrecte-
ment.
b Viteffe.
cChoc.
i Product.
! Choc.
/Eiccffif.
I Confe-
quente.
h Viteffe.
i Choc.
yvoegsel.
k B
i(;Scho!ium.
Men moet zich gecnfinsinbeelden, dat een lichaam, het geene teegen
eenig ander hchaam komt aan-te-ftooten, niet eenige tvd van noodc
en zoude hébben, om zyn eige beweeginge, in't geheel V ten decle,
meede-te-deelen aan, en over-te-doen-gaan tót het lichaam daar het
teegen-aan-ftoot. Want, by-aldien zulks waar was, zo zoude één
lichaam dat teegen onderfcheidene andere licheamen aan-ftoot, wélke
i Linea di- alle in één en dezélve/richt-lyn zyn, en van wélke een ieder derzélve
rectioiMs. van één en dezélve grootheid is mét dit aanftootcnde lichaam , alle
deeze Iichaamen te gelyk mét malkanderen op één en dezélve tyd doen
n voort-gaan, dat vUk teegen het tweede vevól^ van dit Foorftêl zoude aan-
loopen. Der wérd dan noodzakelyk éenigetyd toe vereifcht, hoe ge-
ring of klein die ook zoude moogen weezen, binnen wélke de be-
weeginge van het ééne lichaam tót het andere zoude kunnen overgaan,
rectionis
»»Gran-
deur.
«Avanccr.
gelyk als'er in't algemeen infgelyksookeenige tyd toe wérd vereifcht,
om alle natuurlyke a gewrochten voort-te-bréngen; en wy zullen in « EfFcts.
het vervólg ook heel klaar doen zien, ontrént het onderzoeken en
Uitleggen waar h het geluid in beftaat, (hez.ie het acht^en-dértigfle Lid ^ Sonus,
des vyfden ^-fo/^-afff/j) by-aldien een lichaam teegen een by-na on-eindig
getal van andere lichaamen aan-ftoot, wélke alle in één en dezéive
f richt-lyn zyn, dat'er in zulk een geval een tulTchen-tyd toe van noo- c Linea éi-
den IS ^e ten uitterften gevoelig is, voor-en-al-éér de beweeginge van ««^lionij.
het eerlte lichaam kan koomen en overgaan tót het laatfte.
Richt-lyn) Liwa dinüionh. Zo wérd die lyn genaamd, wëlke door het
middelpunt der^ zwaarte {antrum gravitatif) van eenig lichaam heene gaat,
In d de handwcrks-kunde is het die réchte lyn, in wélkeeenzwaarwichtig li- j Mechmi
chaam, of eenig « vermoogen, zich tracht te beweegen. Het gewicht, óf ca
het verraoogen, dat een zeeker punt voort-trekt óf voor'^c-ftuwt, trekt ófftuwt « Puiflance
■ook met eéue alk de andere punten voort, die in één en dezéive Richt-lyn zyn.
Een-en-twintigfte /Voorstel.
/Propofi-
tion.
Een hchaam , dat g reegel-récht teegen een ander hchaam aan- jr Dircdc-
fioot, dat het in éé7i-en de zélve h rkht-lyn bereikt, verkrygt
daar door eene i hoegrootheid van beweeginge, die feenemaal mét SiSn^
zyn eige beweegingefirydigis, en die mét ééne gelyk is aan de hoe- ' Qsantite.
grootheid der beweeginge, wélke het aan 't lichaam meede-deelt
daar het teegen-aanjtoot. En het lichaam, daar teegen aan isge-
Jiooten, bekomt het dubbelt deezer zélve beweeginge, booven óf
behalvtn de beweeginge die het nu voor de tyd der aanflootinge
reeds al hadde.
' ^ ^ De betooginge van dit Voorftél gaat op dezéive wyze voort, als k Demo»:
die van het voorgaande Voorftél, en men kan der ook ten naaften ^quot;quot;on-
bj ééne en dezéive gevolgen uit trékken.
/ Propofi-i
tion.
Twee-en-twintigfte /Voorstel.
Tfe lichaamen, die dwars door zeekere m vloeijende ftóffe r • a
heene gaan, het geene men in 't gemeen gewoon is het midden
te noemen, moeten noodzoakelyk daar ter f laat se zodaanige tee^
genflanden vinden en ontmoeten, wélke zyn, gelyk-als de vierkan-
ten hunner fnélóeeden.
Een lichaam , dat, by voorbeeld, dwars door de lucht heene gaat^
« VitcflTe. mét een zeekere maate van a fnélheid, moet noodzaakelyk, geduurende
zyn wég, een zeeker getal van lichaamen ontmoeten, aan een ieder
der wélke het een gedeelte van zyn eige beweeginge moet meede-
iPropofi- deelen, (vólgens bet vierde b Foorjlél) en die ook, by gevóige, éénigc
non. teegenftand aan dit zélve lichaam zullen moeten doen, vólgens de be-
weeginge die het aan hên komt meede-blykt uit het ach^
tiende Feorflél.fDewyle nu dit zélve lichaam, door dit midden doorgaande,
by-voorbeeld, mét tweemaal méér fnélheid, ook ter zélver tyd twee-
maal zo veel lichaamen moet ontmoeten gt; zo moet het ook viermaal
mêcr beweeginge overlaaten , aan de lichaamen die het komt te ont-
moeten , (vólgens het vierde Foorfiél, henecvens het vyfdegevólg van dat zélve.
Foorftél) en, by gevóige, moet het ook viermaal zo veel teegenftand
(vólgens het achtiende Foorftél) dat men moeft betoogen.
ontmoeten;
Hier uit vólgd dan; dat een lichaam, het geene dwars door onder-
fcheidene middens heene gaat, daar ter plaatle ook verfcheideteegen-
ilanden moet ontmoeten; als m.eede, dat het zich eindelyk aldaar zal
moeten ophouden, méér óf min langzaamelyk, vólgens de onderfchei-
dene dikten der middens door wélke het heene gaat: dat is, na dat
deeze zélve middens méér óf min uit zulke lichaamen beftaan, die
bekwaam zyn om veel óf weinig teegenftand aan dit lichaam toe te
bréngen, óf het zélve ook wel t'éénemaal te doen op - houden.
^^Byvoegsel.
Men zoude my hier ter plaatfeteegen-kunnen-wérpen, datdezonne-
klaare érvaarentheid zélve vlak teegen deeze e Betoogingen aan-loopt:
want, by-al dien die on v/eederfpreekelyk waarachtig v/aaren, zo zoude
het immersfchynen, dat een lichaam, het geene dwars door eenige
vloeyende ftóffe komt heene te gaan, vanhoedaanig een aart óf eigen-
fchap die ftóffe ook zoude moogen óf kunnen weezen, gelyk-als, by
voorbeeld, dwars door de lucht heene, moeite zoude moeten hébben,
om zélfs maar alléén een ruimte ƒ door-te-trékkendie ontrént zo groot
is als defzélfs volle lichaam óf ^ klomp, zonder aldaar al zo voort op-
gehouden te wérden, en zo doende t'éénemaal in ruft te moeten bly-
ven; wél vérre daar van daan, dat het zomtyds zo doende wél h een
doorvaart van éttelyke mylen weegs kan maaken: gelyk-als zulks door
de érvaarentheid zélve bevonden wérd zo te weezen.
Maar, doordien de deelen der lucht, aenb, wélke onmiddelyk door
het lichaam A wérden aanj^cftooten, wccdcr anu'crc dcdtj;s vs:'. zich
c Confc-
queiice.
(/Scholiuin.
t Demon-
ftrations.
/PafTcr.
^MafTe.
b Trajeft.
af-dryven, gelyk-als C en d, en zo voort, tót dat de deeltjes e en ƒ
het hchaam A weeder van achteren koomen aan- te-ftooten en voort-
te-ftouwen, ten naaflen hy mét ééven z.o
groot een a kracht, als dit zélve lichaam A quot; Force.
voorheene heeft aangewéndt om de deel-
,* / .•quot;quot;'( Ynbsp;'•■ tjes der lucht en ^ wég te dryven; zo
_ Cl : A : d ■■ het immers b baarblykelyk, dat dit li- 4 Evident.
■ \ \nbsp;/ ; : chaam A by-na niets van zyn voorige be-
\ S-T^'.'weeginge zal moeten óf kunnen verliezen;
e V ■■•quot;•!nbsp;by gevólge, dat het ook door die reede
een genoegzaam groote en aanmérkelyke
«•doorvaart zal kunnen maaken, dwarsdoorc Trajcd,
de lucht heene, voor-en-al-êér het genoodzaakt wérd om zich op te
moeten houden, en zo doende t'éénemaal is ruft te blyven.
Ik zégge wél uitdrukkelyk, dat de deeltjes der lucht, eenf, het
lichaam A weeder van achteren koomen-aan-te-ftooten en voort te
ftouwen, ten naajlen by mét ééven z.o groot een kracht, als dit zélve lichaam
A voorheene heeft aangewéndt gehad om de deeltjes der lucht acnb
wég te dry ven, doordien de deeltjes der lucht, wélke rondfom de
c/V^/óf^/draaikring van die deeltjes zyn , wélke teegen-malkanderen ^^ ToutblI-
aan-ftoOten, iets óf wat van die zélve beweeginge koomen te ontfangen
en te behouden, dat in geenen deele weeder tót aan het lichaam A
toe en komt, en zonder het wélke dit zélve lichaam ook altyd zoude
moeten voortgaan mét zich op eene eeven-gelyke wyze te beweegen,
Zonder zich érgens te moeten óf te kunnen ophouden , óf ooit tot
ruft te kunnen geraaken.
Het is ook door ééven die zélve reede, dat de beweeginge van een
lichaam wél haaft komt op-te-houden, zo-wanneer het door een plaats
heene gaat die heel éng en naauw is, wélkens wanden, die deeze
e vloeijende ftóffe befluiten, daar dit hchaam door heene gaat, deeze f Liquide.
ƒ ommeloop der beweeginge veel meerder bclétten, alsze wel koomen /quot;Circula-
te doen, zo-wanneer zodaanig een lichaam door een oort óf plaats t'on-
heene gaat, die ruim en breet genoeg is om deeze zélve ommeloop
zonder eenige de minfte g verhinderinge óf afbrék volkoomen zyn g Interrup-
gang te konnen laaten gaan, zonder érgens in eenigen deele afgebrooken quot;on.
te wérden. Op deeze wyze zal een h flinger, die in beweeginge is, b Pendule,
veel éér ftil-ftaan, zo-wanneer hy zich in een heel naauw beflooten
plaats óf vat beweegt, als, wanneer hy zulks in een heel ruime en
onbekrompe plaats óf vat komt te doen. Een fchip, dat in bewee-
ginge is, zal ook veel êêr in een naauwe grift öï canaal van zélfs koo-
men ftil te léggen, als in een heel ruim en breedt waater, enz.
Men kan ook hier ontrént nóch vérder i aanmérken, dat een lichaam, i Remar-
het geene op een iedere ^oogwink een zeekere nieuwe beweeginge quer.
F znbsp;bekomt, ^ lquot;ftant.
a
bekomt, om dwars door eenig midden heene te gaan , geftaadi»
zyne beweeginge komt te vermeerderen, tótter tyd toe dat het
noodzaakt wérd, door zyne eigene fnélte, om op een ieder oog-
wink, aan hetmiddendaar het door heene gaat, nét zoveel beweeginge
meedè te moeten deelen , als het op een ieder b oogwink zélfsdaarin
komt te ontfangen.
Op deeze wyze is het dat een fchip geen grooter maat van fnélheid m csr
van een zeekere wind óf getal van riemen en kan ontfangen, zo-wanneer
die tót een zeekere hoogte óf c trap toe is opgeklommen, doordien
het door deeze zelve «i fnélte genoodzaakt wérd, om op een ieder
^oogwink, aan het waater. daar het door heene vaart, nét zo veel
beweeginge meede-te-deelen, als het op élken oogwink van de wind
ol nemen zélfs komt te ontfangen.
I^et is ook infgelyks op deeze wyze dat de/Dwaal-ftarren zicIi.
koomen te beweegen, mét eene beweeginge die altyd ? eeven-^elyk
en mét zich zélve volkoomentlyk over-een-koomende is, doordienze-
ééns een zeekere vafte maat (gradus) van fnélheid hébben bekoomen d ie
hên noodzaakt, om op eenieder h oogwink, aan deheemelfche ftóffe'
daar ze door heene gaan, een zeekere i hoegrootheid vanbeweeo^;nlt;Tc-
meede te moeten deelen, dienét^eeven-gelykismétdiebeweegmae,
welke deftraalenderZonneop élken oogwink daar aan koomen ia
te drukken..
• Vitcfle.
i Inflanc.
t GraJus.
i/Viteflè.
e Inftant.
ƒ Phncttes.
g Egal amp;
uniforme.
fe Infiant
» Quantité,
^Egal.
/propofi.nbsp;Drie-en-twintigfte / quot;Voorstel.
sions.
m, Direde- By-aldien twee lichaamen m reegel-récht teegen malkanderen
Hient. aan-ßooten mét eeven-gelyke beweegingen zo moet een ieder der
zélve lichaamen noodzaakelyk weeder te rugge keer en, mét nét
ééven zo veel beweeginge, als het voor de tyd deezer onderlings
h Ghoc. n te-zaamen-ßootinge nu reeds al hadde.
Laaten D en B
twee lichaamen zyn,
die reegel-récht tee-
gen malkanderen aan-
ftooten mét eevenr
gelyke beweegingen j
m zégge ik, dat het hchaam D noodzaakelyk weeder te rugge zal
moeten keeren, mét nét ééven zo veel beweeginge, als het voorde
tyd deezer onderlinge te-zaamen-ftootinge nu reeds al haddej als
meede, dat het lichaam B ééven het,zélve zal moeten doen.
a B E.-
-ocr page 73-E T O O G 1 N G E.
Der kunnen onmoogelyk niet mêêr als tweederhande h gevallen
weezen, op wélke twee onderfcheidene Iichaamen c reegel-rechttee-
gen malkandere kunnen aan-ftootcn mét eeven^gelyke beweegint^en;
het eerfte geval is, zo-wanneer deeze twee hchaamen, alle beide nét
van eene^ gelyke grootheid zynde, mét eene eeven-gelyke maate
van e Inelheid teegen malkanderen koomen aan te ftooten; het tweede
geval IS, wanneer deeze Iichaamen, van eene on-gelyke grootheid wee-
zende, met zulke maaten van fnélheeden teegen élkanderen aan-ftooten,
welke m ƒ eene wêêrkeerige reede hunner onderlinge grootheeden
zyn. (ro/gens de dérde g Bepaalinge.)
Wanneer de twee Iichaamen D en B van eene eeven- gelyke grootheid
zyn, en dat ze reegel-récht teegen malkanderen aan-ftooten méteene
gelyke maate van fnélheid, za moeten ze nooüzaakelyk een zeekere
h hoegrootheid vanbeweeginge i over en weeder aan élkandere meede-
deelen en ovei-laaten, dienéteeven-gelyk is mét de hoegrootheid der
beweeginge die het ééne óf het andere deezer twee lic laamen- voor
/^■l*»»-*nbsp;^.^Jl___1*____
{Vólgens
dan ook deeze zelve twee Iichaamen, by-aldien 'er /^de hérdoeninge
der eerfte Hoofd-ftoffe niet meede tuflbhen beiden kwam, noodzaake-
lyk, na deeze onderlinge te-zaamen-ftootinge, t'éénemaal in ruft moe-
ten geraaken en blyven. {Volgens hettundeVoorftél) Maar, doordiende
eerfte Hoofd-ftoffe, door deszelfs herdoeninge,. aan een ieder deezer
twee Iichaamen-een zeekere l hoegrootheid van beweeginge moet
m meede-deelen, wélke n heel nét gelyk is aan de hoegrootheid der
Reaftion
du premier
Elemenc.
/ Qiiantitc.
,nbsp;.nbsp;'nbsp;O jnbsp;--------»»Diftri-
bevveegmge, die deeze zelve twee ichaamen door hunne onderlino-e buer.
- •nbsp;-nbsp;■nbsp;Egate.
n
t Choc.
O Demandc.
p Arrêrez.
lt;! Premier
Element,
r Choc.
ƒ Direélc^-
menc.
t Vitefles.
V Raifon re-
ciproque de
leurs gran-
deurs,
w Choc.
t te-zaamen-ftootinge nu reeds al aan malkanderen hébben meede-ge-
deelt cn over-gelaatcn j {Vólgens de tweede o Vereiffchinge) zo moet dan
ook een ieder der zélve, na dat ze élkanderen weederzyds p hébben
doen ftil-ftaan, van^^r,de eerfte Hoofd-ftóffe nét.zo veel beweeginge
weeder ontfangen , als ze voor de tyd deezer onderlinge r te-zaamen-
ftootinge nu reeds al hadden; en, bygevólge, zal ook een ieder der-
zélve twee hchaamen weeder rugge moeten keeren, métnétéévenzo
veel beweeginge, als het voor de tyd deezer onderhnge te-zaamen-
Itootinge nu reeds al hadde; het geene te betoogen was.
Wanneer nu de twee Iichaamen D en B ƒ reegel-récht teegen mal-
kpdere koomen aan te ftooten met al-zulke ^ maaten van fnélheeden
die m V eene wêêrkeerige reede hunner onderlinge grootheeden zynj
ze ook over en weeder aan élkanderen een zeekere hoe-
grootheid der beweeginge meede-deelen en over-laaten, die m/nét
eeven-gelyk is mét de beweeginge die het ééne óf het andere deezer
F 3nbsp;twee
a B
«Detnon-
ftration.
h Cas.
c Dircdc-
mein.
li Egale
grandeur.
( VitelTe.
/ Raifon re-
ciproque,
if Dcfiiii-
tiüu.
b Quantité',
i Rccipro*
quement.
den tyd tieerer onderlinge te-zaamen-ftootinge nu reeds al hadde.
w het tweede gevélg van het zéfde Voorftél) Op deeze wyze zouden
DiC deeze zelve twee lichanmpnnbsp;v,. l a,.nbsp;____
twee lichaamen voor den tyd deezer onderhnge a te-zaamen-ftootinge
nu reeds al h7iddQ.(geljkals blykt uit het vierdegevólg van het zéjde F■)0r(iél)O}p
deeze wyze zouden dan ook deeze zélve twee lichaamen, by-aldien'er
^'dehérdoeningeder eerfte Hootd-ftóffe niet meede tuflchen beide en
kwam, noodzaakelyk, na deeze onderlinge te-zaamen-ftootinge, t'ééne-
maal in ruft moeten geraaken en h\yvcn.(FólgenshetélfdeP'oorJtel)MazT,
doordien de eerfte Hoofd-ftóffè, door defzélfs hérdoeninge,aan een ieder
deezer twee lichaamen een zeekere hoegrootheid van beweeginge moet
meede-deelen, wélke heel nét gelyk is aan de hoegrootheid der bewee-
ginge,die deeze zélve twee lichaamen door hunne onderlinge te-zaamen-
llootinge nu reeds al aan malkanderen haddén meede-gedeelt enover-
gelaaten; (vólgens de ttveede Fereijjchinge) zo moet dan ook een ieder
der zélve, nadat ze élkanderen weederzyds hébben doen ftil-ftaan,
van de eerfte Hoofd-ftóffe nét zo veel beweeginge weeder ontfangen,
als het voor de tyd deezer onderhnge te-zaamen-botzinge nu reeds al
hadde; en, by gevolge, zal ook een ieder der zélve twee lichaamen
weeder te rugge moeren keeren, mét nét ééven zo veel beweeginge,
als het voor de tyd deezer onderlinge te-zaamen-ftootinge nu reeds al
hadde i dat men moeft betoogen.
Vier-en-twintigfte c Voorstel.
« Choc.
i Propofi-
tion.
By-aldien twee lichaamen d reegel-récht teegen malkanderen
aanjiooten mét on-gelyke beweegingen; zo zal dat lichaam, het
geene de mmjle beweeginge heeft, altyd noodzaakelyk weeder te-
rugge moeten keeren, mét nét eeven zo veel beweeginge, als het
voor de tyd deezer onderlinge e te-zaamen-ftootinge nu reeds al
hadde; midfgaaders, mét het dubbeld van die beweeginge, wélke
het andere lichaam genoodzaakt is geweeft daar aan meede-te-
deelen , uit f het overfchót van zyn eige beweeginge. En het
andere lichaam dat de meefle beweeginge heeft, zal féénemaal
in rufi moeten geraaken en blyven, by-aldien de beweeginge,
^Rcaftion mét wélke het, zonder g de hér doeninge der eerfieHoofd-flóffe,
acmem'^'^ ^^^^ beweeginge hadde moeten achtervólgen, gelyk is, aan
iQuantité. de h hoegrootheid der beweeginge, wélke deeze zélve twee li-
chaamen over en weeder aan élkanderen hébben meede-gedeelt.
Maar,by-aldien de beweeginge,mét wélke het,zonder de hér doeninge
der eerfle Hoofd-ftóffe, zyne eerfte beweeginge hadde moeten achter-
vólgen, die hoegrootheid der beweeginge te booven gaat 3 wélke
i DircAe-
ment.
f Ciioc.
f Surplus
deeze zéhe twee lichaamen over en weeder aan malkanderen
hébben meede-gedeelt; zo zal dit lichaam, in zulknbsp;^ Conti
zyne beweegingen moeten a achtervólgen, mét b het verfchill^J^^^'
deezer twee onderfcheidene beweegingen. En, by-aldien debe-bDiamp;Ka-
weeginge, mét welke het, zonder c de hérdoeninge der eerJle^^^^^Q:^^^^
Hoofd-Jióffe, zyne eerfte beweeginge hadde moeten achtervólgen,
overtroffen wérd, door d dehoegrootgeid der beweeginge, wélke
deeze twee lichaamen over en weeder aan élkanderen hébbenmeede-
gedeelt; zo zal ook dit lichaam, in dit geval, weeder te nigge moe-
ten beren, mét het verfchil deezer twee onderfcheidene beweegin-
gen.
Lnaten D en B twee lichaamen weezen, die e reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten, en laat het lichaam D mêêr beweeginge™'quot;''quot;
hébben als het lichaam B; zo zégge ik, dat het liciiaam B, m zulk
een geval, weeder te rugge zal moeten kcercn, met nét ééven zo
veel beweeginge, als het voor de tyd deezer onderlinge te-zaamen-ftoo-
tinge nu reeds al hadde; midfgaaders, mét het dubbelt van die be- pij^r,
weeginge, wélke het andere lichaam genoodzaakt is geweeft daar aan
meede-te-deelen , uit het overfchót van zyn eige beweeginge: als
meede, dat het lichaam D in zulk een geval ook t'éénemaal in ruft
zal moeten geraaken en blyven, by-aldien de beweeginge, mét wél-
ke het, zonder ƒ de hérdoeninge'der eerfte Hoofd-ftóffe, zyne eerfte/Rea^^'o»-
beweeginge hadde moeten achtervólgen, gelyk is, aan^ de hoegroot-Quaniité,
heid der beweeginge, wélke deeze zélve twee lichaamen D en B over
en wéeder aan élkanderen hébben meede-gedeelt. Maar,^ by-aldien
de beweeginge, mét wélke het lichaam D, zonder de hérdoemnge
der eerfte Hoofd-ftóffe, zyne eerfte beweeginge hadde moeten achter-
vólgen, die hoegrootheid der beweeginge te booven gaat, wélke de
twS hchaamen D enB over en weeder aan malkanderen hébben meede-
gedeelt ; zo zal het lichaam D , in dit geval, zyne beweeginge
moeten h achtervólgen, mét i het verfchil deezer twee onderfcheidene h ComL-
beweegingen: en, by-aldien de beweeginge, mét wélke het lichaam
D, zonder ide hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftóffe, zyne eerfte be-
weeginge hadde moeten achtervólgen, overtroffen wérd door de hoe- quot;aeaaion
grootheid der beweeginge, wélke de twee lichaamen D en B over en ju premier
weeder aan élkanderen hebben meede-gedeelt; zo zal ook het lichaam Element.
D, in zulk een geval, weeder te rugge moeten keeren, mét / het/oiffetencc.
verfchil deezer twee onderfcheidene bewcegingen.
De twee lichaamen D enB zouden, zonder dc hérdoeninge der eerfte
Hoofd ftóffe, vólgens b de cevenreedentheid van hunne onderlinge
e grootheid, die beweeginge onder malkanderen hébben moeten deelen,
wélke het ééne lichaam mêêr haddeals het andere, voorde tyd hunner'
onderlinge d te-zaamen-ftootinge ,en ze zouden zich ook vervólgends
vérder e mét élkanderen te gelyk hébben moeten beweegen, mét dit ƒ o-
verfchót hunner onderlinge beweeginge. (Vólgenshet z.éftiendeFoirftél,)
Maar, dewyle de twee lichaamen D en B, die ^ reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten mét on-gelyke beweegingen, en van wélke
het lichaam D mêêr beweeginge heeft als het lichaam B, een zeekere
h hoegrootheid der beweeginge over en wceder aan élkandere moeten
meede deelen en overlaaten, wélke i nér eeven-gelyk is mét de be-
weeginge die het lichaam B vcor den tyd deezer onderhnge ^te-zaamen-
ftootinge nu reeds al hadde, als ook, mét die beweeginge, wélke
het lichaam D genoodzaakt is geweeft aan het lichaam B meede-te-
deelen, uit l het overfchót van zyn eige beweeginge; (Geljk-als blykt
uit het gevólg van het z.e'ftiende m Voorftél) cn dat ook dc eerlte Hoofd-
ftóffe, door deszélfs « hérdoeninge aan ieder deezer twe; 1 chaamen
een zeekere hoegrootheid van beweeginge moet o me dc-deelen,
wélke heel nét gelyk is aan de hoegrootheid der beweeginge, diezc
door hunne onderlinge te-zaamen-ftootinge over en weeder aan mal-
kanderen hébben meede-gedeelt cn ovei-gelaaten j {vólgens de tweede
p vereif[chinge)zoxs\\Qt\vamm q baarblykelyk, dat het hchaam B nood-
zaakelyk wecder te rugge zal moeten keeren gt; (vólgens ha z.eevende
Voorftél) en dat het lichaam D , óf t'éénemaal in ruft zal moeten ge-
raaken en blyven, (vólgens het achtfte Voorftél) óf dat het zyne voorige be-
weeginge vérder zal moeten achtervólgen, (gelyl^alsblykt mt het twee-
de gevólg van het achtfte r Voorftél) óf dat het wecder te rugge zal moeten
keren, (vólgens het eerfle gevólg van het achtjle Voorftél) ééven gelyk als
zulks alles in dit Voorftél zélfs breeder is f ter needcr-geftclt j Dat te
bswyzen was.
( Exemple.nbsp;Eerfte fVooRBEELD.
Laat het lichaam D het drievoud weezen van het lichaam B , en
»Direde- laatze v rcegcl-récht teegen élkanderen aanftootcn, métw eene eeven-
wVhcffenbsp;maate van fnélheid. Dit dan zo zynde, zo zal het lichaam D
Zak? quot;nbsp;'^ter^e-deel van zyn eige beweeginge aan het lichaam B moeten
b ProporG-
tion.
cOrandeuc.
d Choc.
eDecompa-
gnie.
ƒ Surplus.
g Direde-
meiit.
l Quantitc.
i Egal.
k^Choc.
l Surplus.
m Propofi-
tioii.
nReaftion.
« Diitribuir
pDemanJc.
f Evident.
r Propofi-
tion.
f Enonce',
mcedc-dcelen, (vélgens het eerfte gevólg van het vierde Voorftél) cil dit
zélve lichaam B zal weeder dt néttedrie-vierde-deelenvm zyne beweegin-
ge aan het lichaam D moeten over-laaten, (vólgenshettweedegevólgvan
'« vierde Voorftél) die ééven ZO veel doen als hït ééne vierde-deel der
beweeginge van het lichaam D: (vólgens het zJfde Voorftél) dat is, dat
deeze twee lichaamen, DenB, een zeekere hoegrootheid van bewee- «Quamitc.
weeder-zydï aan malkandere moeten meede-deelen en overlaa-
ten, wélke heel nét h gelyk is aan de hélft der beweeginge van het li- .
chaamD, óf liever, aan c-««^^^r-Ww beweeginge van het lichaam
B, cn, by gevolge; dat ze aan élkanderen over en weeder een zeekere demi.
hoegrootheid van beweeginge moeten meede-deelen en over-laaten,
wélke nét gelyk is aan de beweeginge die het lichaam B voor de tyd
deezer onderlinge d aan-ftootinge nu reeds al hadde; als meede, aan ^choc.'
die beweeginge, wélke het lichaam D genoodzaakt is geweeft aan
het lichaam B meede-te-deelen, uitf het overfchót van zyn eige be- «Surplus:
weeginge. (gelyk als nit het gevólg van het zéftiende f Voorilél bly% Op^^^P
deeze wyze zoude dan ook het lichaam D, zonder^ de hérdoeninge ^'Reaaion
der eerfte Hoofd-ftóffe., zyne beweeginge hébben moeten h achter- du premier
vólgen, mét de hélft zyner voorige beweeginge, en het lichaam B Element,
zoude infgelyks weeder tc rugge hébben moeten keeren, mét het ^ Conn-
eVw fifeV^jfe-^^e^/van dc hélft deezer beweeginge; en, by gevóige, mét
een zeekere maate van beweeginge, die heel nét i gelyk was aan die
beweeginge, wélke het voor den tyd deezer onderlinge aan-ftootinge quot; *
nu reeds al hadde. (vólgens het zéfde Voorftél) Maar, door dien de eerfte
Hoofd-ftófïc, door defzélfs hérdoeninge, aan een ieder deezer twee
lichaamen een zeekere hoegrootheid van beweeginge moet ;bgt;verlaatcn, k. Diftti-
die heel nét gelyk is aan de /hoegrootheid der beweeginge, die ze buer. ^
nu reeds al, door hunne onderhnge w te-zaamen-ftootinge, weeder-
zyds aan malkanderen hébben meede-gedelt: (vólgens de tweede quot;jquot; Vtr-
eijfchinge) dat is, dat de eerfte Hoofd-ftoffe aan het lichaam D een zeekere
hoegrootheid der beweeginge moet meede-deelen, die n heel nét ge- «Egal.
lyk is aan de beweeginge, mét wélke dit zélve lichaam D, zonder . ,
• de hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftófFe, zyne eerfte beweeginge
Zoude hébben moeten f achtervólgen , wélke heel nét ander-half-nbsp;'
maal de beweeginge eevenaart, die dit lichaam B voor den tyd deezer
onderlinge ej te -zaamen-botzinge nu reeds al hadde; zo is het immers q Choc.
r baarblykelyk, dat het lichaam D t'éénemaal in ruft zal moeten ge- rEndcntu !
raalcen -cn blyven, (vólgens het achtfte Voorjtél) en dat het lichaam B
infgeljrks, in zulk een'geval, weeder te rugge zal moeten keeren,
mét nét zo veel beweeginge, als het voor den tyd deezer onderlinge te-
Zaamen-botzinge nu reeds al hadde, en mét het dubbeld der beweeginge ,
die het lichaam D genoodzaakt is geweeft aan het zélve meede-tc-
dcelen, uit ƒ bet ovcrfchót van zyn eige beweeginge j óf liever, het /surplus.
geene in dit geval één en liet zélve is, dat het lichaam B weeder te
rugge zal moeten keeren,. mét twee-maal zo veel beweeginge, als
het voor den tyd deezer onderlinge a te-zaamen-botzinge mét het li-
chaam D nu reeds al hadde. {vólgens het z,eeveftde feorftél) Dat te be-
'iChoc.
was.
toogen
b G e v Ó l g.
Hier uit vólgd dan 5 zo-wanneer twee onderfcheidene Iichaamen c ree-
gel-récht teegen malkanderen aan-ftooten mét eene d eeven-gelyke
maate van fnélheid, dat in zulk een geval een ieder der zélve twee-
lichaamen noodzaakelyk een nétte gelyke e hoegrootheid van bev/cc-
ginge moet verliezen, terwyle ze deeze zélve beweeginge over en •
weeder aan élkandere koomen meede-te-deelen; als meede, dat ze
alle beide daar door drie-maal zo veel beweeginge moeten bekoomen,.
die ƒ reegel-récht teegenftrydig is mét de beweeginge die ze beide
voor den tyd deezer onderlinge g te-zaamen-ftootinge nu reeds al
hadden.
Tweede ^ V o o r b e e l d.
LaatenDenBtwee i eeven-gelyke hchaamen weezen, die;bquot;eegel--
récht teegen .malkanderen aan-ftooten, en van wélke het lichaam D
driemaal mêêr fnél-
heid heeft als het li-
chaam B. In zulk
een geval zal het li-
chaam D noodzaa--
kelyk de nétte hélft
van zyn eigebeweegingeaan het lichaam B moeten meede-deelen, en dit
lichaam B zal weederom de nétte hélft van zyne beweeginge aan het
lichaam D moeten over-laaten, die zo zeel doet als één-z.efde-deel der be-
weeginge van het lichaam D: (geljkjtls uit het vierde 1 gevólg van het vierde
m Foorrftél bljkt) dat is, dat deeze twee Iichaamen, D en B, aan élkande-
ren een zeekere » hoegrootheid van beweeginge over een weeder zullen
moeten meede-deelen en over-laaten, wélke 0 heel nét gelyk is aan
de twee-dérde-deelen der beweeginge van het lichaam D, óf liever, ,
aan het dubbelt der beweeginge van het hchaam B; en, by gevólge,
eene hoegrootheid van beweeginge,wélke heel nét gelykis aan dc bewee-
ginge die het het lichaam B voor den tyd deezer onderhngep te-zaamen-
ftootinge nu reeds al hadde, en aan de beweeginge, die het lichaam
D genoodzaakt is geweeft aan het lichaam B meede-te-deelen uit q het
overfchót van zyn eige beweeginge. {gehh^l^ het gevólg van het
tJs-
J Confc
(^uence.
«Diredle-
tnent.
d Vitcffe.
egale.
t Quantitf?.
jfCoutrai-
re.
^Choc.
I Exempic.
i Egaux.
^Dircûc.
œait.
JConfe-
quence.
mPropoH-
tion.
» Quaiititc.
»Egal.
( Choc.
Surplus.
Op deeze wyze'^oudeheUkhaam D, zonll
hlir^r^^^^^^^nbsp;bew-ginge .
moeteó Leii^^^^^^nbsp;^^^^ ^^^d^r t?rugge hébben
?n bvivX quot; t ^-^dere dérde.deel, {vólgenshetVoorfiél)
Se\er Inde inL S fbeweegingef als het voor den tyd
rordierdeïife^^^^^^^nbsp;quot;quot;nbsp;^^ ^adde. Maar,
weceini?e mnei- i .nbsp;zeekerec hoegrootheid van be- r QuaiuiK.
SèwfeSe rnbsp;gelyk is aan de hocgroot- ^ ^ftquot;,
mi rtnbsp;' die ze nu reeds al, door hunne onderlinse te-zaa-
men-ftoGtinge, weederzyds aan malkanderen hébbert^eedf gedeelt •
Ïn^e di'. fr ,nbsp;'^^^-^^de-deeirn der bewee-
ginge, die dit zelve lichaam D voor den tyd deezer onderhnee fte-
f^^hoet»quot;.quot;'^nbsp;het hcLam B efn{ee-
nu reedsnbsp;die het voor den tyd deezer?e-zaamen-botzinge
beWeinPe die ^ hVVl nZ , ^nbsp;moeten keeren, mét eene
botzinge nu reeds al hadde j {gelj^^^^^^^^^^nbsp;i Confe-
het .chtMroorpi) datis,nbsp;T
het'lichaamD, zondL^Sdquot;
SterSwn^ ^nbsp;eerfte beweeginge zoude hébben rfoeten
de-gedeelt, als meede, l^ZT^c^LTEf^^^^^^
te rugge zal moeten keeren, mét dr^e-maal méé be4fSe alshS
voor den tyd deezer onderlinge;, te-zaamen-ftootingr«^ al hal
zaakt isnbsp;quot;inbsp;diehetlichaam D genool-
zaakt IS geweeft aan dit zelve hchaam B meede-te-deelen uit ^ h^f
overfchót van zyn eige beweeginge; C?.//^-! tólS^^
het ^chttende Foorftél) Dat menmoefthltlgel ^^ ^^rflegevolg
Hier
Den
. ,, j ,nbsp;quencc.
termt volgd dan, dat twee/eeven-gelyke lichaamen, oelvk-ah ^^^aux.
gt; B, die^ reegel-récht teegen malkfndLen aan-SenS oï
^nbsp;ge-.
-ocr page 80-gelyke fnélheeden, nooit iets anders en koomen te doen, als alléén eene
verwiflelinge van a fnélheid te maaken: want een ieder deezer twee
lichaamen moet de nétte hélft zyner eige beweeginge , het ééne aan
het andere, meede-deelen.en over-laaten j (gelj/k^als blykt uit het vierde
gevólg van het vierde Foorflél) en, by gevolge, zoude ook het lichaam D,
fRcaaion. (dat, by voorbeeld,, de meefte fnélheid heeft) zonder è de hérdoeninge
du premier der eerfte Hoofid-ftóffe, zyne eerfte beweeginge hébben moeten achter^
fsuTpTus vólgen, mét de héhl; van c het overfchót zyner eige beweegingei cn
lichaam B, dat de minftefnélheid heeft, zoude dan infgelyks ook ^
/Quantité. Zonder de hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftófFe, weeder te rugge héb-
ben moeten keeren, mét die zélve d hoegrootheid der beweeginge,
mét wélke het eerfte lichaamen D zyne voorige beweeginge zoud«
hébben moeten achtervólgen, {vólgens het aejiiende Foorflél) .Maar ,
doordien de eerfte Hoofd-ftóffè, door des zélfs hérdoeninge, aan een
ieder-deezer twee lichaamen nét zo veel beweeginge weeder komt
over te zétten, ab zy nu reeds al door hunne onderlinge te^zaamen^
ftootinge wecderzyds aan élkanderen hadden meede-gedeelt en over-
gelaaten j. {vólgensdetweedeFereiffshingé) ófliever, het hene t'éénemaal
cén en het zélve is,doordien de eerfte Hoofd-ftóffe, door des zélfs hérdoe-
ninge, aan een ieder deezer twee lichaamen een zeekere hoegrootheid
der beweeginge moet meede-deelcn,die « heel nét gelyk is aan die bewee-
ginge, wélke het lichaam B voor den tyd deezer onderlinge t'zaamen-
ftootinge nu reeds al haddCjals meede,die gelyk is,aan de bev/ecginge, die
het lichaam D genoodzaakt is geweeft aan het lichaam B:mcede-te-dee-
len, uit het ƒ overfchót van zyne eige beweeginge i {gelykcahblyktuithet
gevólg van het aéftiende g Foorftél) zo is het hierdoor immers^ baarbly-
kelyfi , dat het lichaam D, in zulk een geval, weeder te rugge zal moe-
terï keeren-, mét nét zo veel beweeginge, als het lichaam B voorden
tyd der i aan-ftootinge hadde;; {gelyk-als blykt uit het eerfte gevólg- van
het achtfte Foorftél) en dat van^gelyken het lichaam B, in dit geval, wecder
te rugge zal moeten keeren, mét nét zo veel beweeginge, als het lichaam
D voor den tyd deezer aanftootinge hadde, {vólgens het z.eevende Feorftéf)
en, bygevólge, dat twee /^eeven-gelyke lichaamen, l die rcegcl-récht
teegen malkanderen, aan-ftooten met on-gelyke fnélheeden, niets anders
een moeten óf kunnen doen, als alléén eene verwiftelinge van. ?w fnélheid
maaken en veroorzaaken.
Dérde « V o o kb e
Laaten D en B twee lichaamen weezen, die reegel-récht teegen^
élkanderen aan-ftooten, en laat het lichaam D drie-maal meerder fnél-
iGrandeurnbsp;en twee-maal minder o grootheid hébben, als het lichaam B
' heeft. Dit dan za zynde, zo zal het lichaam D , in dit geval j weeder
te rugge moeten keeren, métmioderbeW'eeginge, alshet.voordentyd .
«VitelTe.
eXgal.
/Surplus.
ƒ Propofi-
tion.
^'Evident.
»Choc.
^Egaux.
ÏDirefte-
iTient.
m VitelTc.
e t d.
dee-
lt;» Exemple.
-ocr page 81-deezer onderlinge a te-zaamcn-ftootinge hadde: dat is, dat het te rug«c
zal moeten keeren, mét b het verfehil dat 'er isy tuflchen c de l^-,«choe.
grootheid der bc- h DifFcren-
weeginge, wélke
deeze tweelichaa-' Qs»»'»««-
men, DenB, door
hunne onderlinge
te-zaamen-flootin-
gc , over en weeder aan malkanderen hébben meede-gedeelt cn over-
gclaaten, en de hoegrootheid der beweeginge, mét wélke het lichaam
D, zonder d de hérdoeningc der eerfte Hoofd-ftóffe, zyne beweegin-
ge hadde moeten e achtervólgenen het lichaam B zal, in dit zélveVReaftion.
geval, weeder te rugge moeten keeren, mét twee^dèr^-deeUn mêêr be- ' Conti-
weeginge,:alshct voor den tyd deezer onderhnge ^ te-zaamen-ftootinge
hadde: dat is ,.mét nét zo veel beweeginge, als het voor deeze te-zaamen- * ^
ftootinge hadde, cnmét hetdubbeld der beweeginge, wélke het lichaam /s„rnius
D genoodzaakt is gewecH aanlt; dit zélve hchaam B meede-te-deelen,
uit ƒ het overfchót van zyn erge beweeginge.
Dit alles wérd op ééa cn dezélve wyze betoogt,, alsdebetooginge
van het voorgaande Voorbeeld is voort-gegaan.
r b e e l d.
Vierde ^ V o o
Laaten D en B twee lichaamen Wcezen, die^ reegel-récht teegen
malkanderen aan-ftooten j en laat het lichaam D drie-maal méér groot-
heid, en twee-maal mêêr fnélheid hébben, als het lichaam B heeft.
Dit dan zo zynde, zo zal'het lichaam D het vierde-deel van zyne be-
weeginge aan het lichaam B moeten meede-deelen, en dit zélve li-
chaam B zal wceder-om in verwiffehnge de drie-vierds-deelen zyner be^
Weeginge aan het lichaam D moeten over-laaten, {gelykzals uit hetger-
vólg des vierden i Fotrftébblykt) wélke zo veel doen als het éene-achtfle-deel
der beweeginge van het lichaam D: {vólgens-de dérde kBepaalinge) dat tion
is, dat deeze zélve twee lichaamen, D en B weederzyds aan élkanderen k. Defini-
cen zeekere / hoegrootheid van beweeginge moeten over-laaten en quot;on.
meede-deelen, die de «sfnV-^djf/f-ï/ef/e» der beweeginge van het hchaam ' Qsantité;
D, óf maal de beweeginge van het lichaam B; heel nét eevenaart;
en, by gevóige, eene hoegrootheid van beweeginge, wélke»?heel quot;quot;Egale,
nét gelyk is aan de beweeginge, die het lichaam B voor den tyd deezer
onderlinge n te-zaamen-ftootinge nu reeds al hadde, en aan de be-
weeginge, die. het lichaam D genoodzaakt is geweeft aan het lichaam
B over-te-laaten, uit het» overfchót van zyn eige beweeginge.nbsp;„surplus
als bljkt uit p het gevólg van het zéftiende Foorftél) Op deeze wyze zoude ^ Confe-°
dan ook het lichaam D, zonder de q hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftóffe , quence.
zyne voorige beweeginge hébben moeten achtervolgen, mét de vjif-q^ziamp;ÏQisi'
^Exemple.
Direfte-
inein.
achtfte-deelen der beweeginge, die het voor den tyd deezer onderlinge te-
zaamen-ftootinge nu reeds al hadde, en het lichaam B zoude infgelyks
zo doende weeder te rugge hébben moeten keeren, mét nét de vyfvier-
en-twintigjle-deelen deezer zélve bc'weegmgei en, bygevólge, mét één
vierde-deel meerder beweeginge, als het voor den tyd deezer onderlin-
ge a te zaamen-ftootinge hadde. {vólgens het zifiiende roorjlél) Maar,
doordien de eerfte hoofd-ftóffe, door des zélfs hérdoeninge, aaneen
ieder deezer twee Iichaamen een zeekere b hoegrootheid van bewee-
ginge moet c over-laaten, die heel nét gelykis aan de hoegrootheid
der beweeginge, die ze nu reeds al, door hunne onderlinge te-zaa'«
mcn-ftootinge weederzyds aan malkanderen hébben meede-gedeelt;
{vólgens de tweede dFereijfchinge)dzt is, doordien e de eerfte Hoofd-ftóffe
aan het lichaam D een zeekere hoegrootheid van beweeginge moet
over-laaten, wélke heel nét gelyk is aan de dne-achtfle-deelen der be-
weeginge , die dit zélve lichaam D voorde tyd deezer onderlinge te-
zaamen-ftootinge nu reeds al hadde, en aan het lichaam B, eene hoe-
grootheid van beweeginge, die zi maal de beweeginge eevenaart,
wélke dit zélve lichaam B voor de tyd deezer onderlinge te-zaamen-
llootmge hadde j zo is het hier door immers ƒ baarblykelyk, dat het
lichaam D zyne vérdere beweeginge zal moeten achtervólgen, mét de
twee-achtfte-deelen der beweeginge, die het voor den tyd deezermêér-
geméldte te-zaamen-ftootinge hadde: gelyk-als blyki uit het tweede g ge-
vólg van het aehtfte h Voorftél) dat is, mét i het verfchil dat'er is, tuf-
fchen de hoegrootheid der beweeginge, die deeze twee Iichaamen,
D en B door hunne
onderlinge k. te-zaa-
men-ftootinge wee-
der zyds aan élkan-
delen hébben niee-
gedeelt en overge-
« Ghoc.
è Quantité.
eDiftd-
buer.
(/Demande.
«Premier.
Element.
/■Evident.
jConfc-
cjuence.
b Propor-
tion.,
i DifFeren»
. e.
it Choc.
l Quantité.
»»Reaction
du premier
Ëlement.
n Choc.
laaten, en / de hoegrootheid derbev/eeginge, mét wélke het lichaam
D, zonder m de hérdoeninge der eerfte Hoofd-ftóffe, zyne be-
weegmge zoude hébben moeten achtervólgen j en , dat het
lichaam B , door die zélve reede , weeder te rugge zal moeten kee-
ren, mét 21 maal mêêr beweeginge, als het voor den tyd deezer on-
derhnge te-zaamen ftootinge hadde: {gelykals blykt uit het tweede ge-
vólg van het achtfte Foorftêl) dat is , mét nét zo veel beweeginge als het
voor deeze n aan-ftootinge hadde, en mét het dubbeld der bewee-
ginge, die het hchaam D genoodzaakt is geweeft aan het lichaam B
meede-te-deelen, uit o het overfchót van zyn eige beweeginge- diU
men moeft bewyx.en,nbsp;amp; amp; » -
Vyfi
-ocr page 83-Vyf-en-twintigfte a Voorstel.
« Propofii
tion.
.^Obliquei
ment.
«Choc.
d Conti»
iiuer.
ePlan.
ƒIndefinii'
ment.
g Perpeiidi-'
culaire-
ment.
A Choc.
i Perpends-»
laire.
^ Corps
chocque'.
/ Parallelo.'
gramme.
m Parallèle.
n Plan.
«Choc.
p Perpendi-
culaire.
Laat A een lichaam zyn , dat f fchuins teegen het lichaam B aan- ? obliqae?
ftoot, dat in ruft zy, en mét êéne nét eeven zo groot als het eerfte «»ent.
lichaam-, zo zégge ik, dat het lichaam A, na de ftoot, zyn
voorige beweeginge vérder zal moeten achtervolgen langs de lyn BC
heene'
Een Uchaam, dat h fchuins teegen een ander Uchaam aan.
jioot dat in ruft is, en dat mét eene nét etven groot is als dit
eerfte lichaam, moet noodzaakelyk, na deeze onderlinge c te-
zaamen-ftootinge i zyne eerfte beweeginge d^ achtervólgen,, langs
die e vlakte heene, op wélke, deeze te-zaamenftootinge komt voor
te vallen, óf liever y langs deeze vlakte heene, wanneer zeion-
bepaaldelyk verléngd is. Het moet dan op deeze wyze zyne eerfte
beweeginge achtervólgen, mét een zeekere maate van beweeginge,
aan wélke de beweeginge, die het voor den tyd deezer onderlinge
te-zaamen-ftootinge hadde, is, gelyk-als de hoek-lyn (diaconale)
van een récht-hoekige raam, (parallelogramme reftanglej) die
tót één van des zélfs zyden een lyn heeft y die getrokken is, uit
een gegeeve punt, g looflyniglyk op de vlakte daar h de ftoot op
is voor-gevallen, of Uever, op deeze verléngde vlakte; (plan
prolongé} en die tót des zélfs andere zyde een lyn heeft, die
geleegen is, tuffchen het punt, alwaar i de loot-lyn op deeze
verléngde vlakte komt needer te daalen, en het punt, daar de
ftoot op gefchiet, is, tót deeze laatfte zyde. En het lichaam,
daar teegen-aan is geftooten, moet noodzaakelyk een zeekere be-
weeginge aan-neemen, die tót de beweeginge zyn zal, mét wél--
ke het lichaam, dat de ftoot heeft gedaan, zyne vérdere bewee-
ginge moet achtervólgen, gelyk-als de zyde der l raam, die m eeven-
wydig is aan n de vlakte daar o de ftoot op gefchiet, is, tót de
andere zyde; en dit zélvelichaam zal vérder voort moeten gaan,
langs een wég, die p lootlymg op de wég is, langs wélke het
Uchaam, dat de ftoot heeftgedaam, zynevérdere beweeginge moet
achtervólgen.
heene , die in dezélve a vlakte is, alwaar de ftoot is voorgevallen ;
als meede , dat het op deeze wyze zyne beweeginge vérder zal moe-
ten achtervólgen, mét een zeekere maate van beweeginge, aan wél-
ke de beweeginge, die het voor den tyd deezer onderlinge b te-zaa-
^nbsp;men-ftootinge hadde , is ,
gelyk-als c dehoeklynA B,
van de réchthoekige d raam
ADBE, is, tót de zyde
AEófDB. En ik zégge
vérder, dat het lichaam B.,
daar teegen aan is geftooten,
een zeekere maate van be-
weeginge aal moeten aan-
neemen, die tót de bewee-
ginge zyn zal,mét wélke het
; ichaam A, e dat gt;de ftoot
gedaan heeft, zyn vérdere
wegmoet achtervólgen | gelyk-als de zyde AD, is, tót de zyde
AE: als meede, dat dit zélve lichaam B vérder voort zal moeten
gaan, langs een wég heene, gelyk-als BF is, die/ lootlynig is op dewég
BC, langs wélke het lichaam B, dat de ftoot gedaan heeft, zyne be-
weeginge vérder moet achtvólgen.
g B e t o o g i n g ê.
iPlan.
♦ Choc.
cDiagonaîc,
iParalle-
logtaïa-
mè.
A |
B |
c . i 1 |
; gt; |
F
«Choc.
/Perpen-
diculaire.
g Denion-
flration.
De beweeginge van het lichaam A, langs de lyn AB heene, kan
j-^_aangemérkt wérden, als ^ te-zaamen-gezét zynde uit twee onder-
'fcheidenc beweegingen, van wélke de ééne beweeginge uit-gedrukt
wérd door de zyde AD van een réchthoekige raam, {parallelogramme
reBangle) ^elyk-als ADBE, en de andere beweeginge, door de zyde
AE der zelve raam, waar van de lyn AB i de hoek-lyn is. {vólgens het
neegende Koorftél) Dewyle nu het lichaam A in geenen deele teegen het
lichaam B en komt aan-te-ftooten, méteene beweeginge die door de
zyde AE wérd uit-gedrukt, maar énkel en alléén mét eene beweegin-
ge , die door de zyde AD wérd uit gedrukt, doordien zyne beweeginge,
die door de zyde AE wérd uitgedrukt, 4eevenwydigisaan de vlakte
daar het teegen aan ftoot i zo moet ook, bygevólge, zyne beweegin-
/Choc ge, die door deeze zyde AE uitgedrukt werd, na deeze/ftoot, t'éé-
° ■ nemaal in zyn geheel blyven. Doordien nu het lichaana A * ree-
gel-récht teegen het hchaam B aan-ftoot, dat in ruft is, en dat
ook mét ééné nét eeven groot is als het lichaam A, mét eene bewee-
ginge, die door de zyde AD wérd uitgedrukt, zo moet ook deeze
»Diago-
nale.
»Dircde-
luenc.
beweeginge in het lichaam A noodzaakelyk t'éénemaal vernietigd „ ,
werden; {gdyk^-als bly kt m het eerfte gev6lg van het twintMe a roorfi%
en, by gevolge, moet dit zélve lichaam A zyne beweegmge infgelyks
verder b achtervolgen langs de lyn BC heene, die in dizélve . vlake ^conti-
IS, daar^ de ftoot IS voorgevallen, enhetmoetook . voortvaarenmét nuer
^ch verder langs die zelve lyn BC heene te beweegen, mét een zeelcere 'PI»quot;,
raaatevan beweeginge,tót wélke de beweeginge, die het voor deeze ftoot Choc,
hadde, IS. ge yk-alsfdehoeklynAB,is,tótdezyde AE ófDB. De- '
wyle nu het lichaam B nét zo veel beweeginge aan-moet-neemen, /quot;oiL-
als het hchaam A van zyne beweeginge komt te verliezen, (gelyk-als LlJ
bjyktmh^t eerfte g gevolg van -hettwzntigfle Voorftél) zo moet oolc dierhal-
van het lichaam h noodzaakelyk een zeekere beweeginge aan-neemen, ^ Coufc-
die tot de beweeginge is ,, mét wélke het lichaam A zyne vérdere be-
weepngemoetachteryólgen, gelyk-als A D is tót A E.' En,doordien
het hchaam A teegen het lichaam B komtaanteftooten, vólgens h de .. ,
richtingeder lyii AD ófEB, die. loot-iynig opde wég BC is, langs
weUce het hchaam A., dat de floot'geLiVheeft? zyne v'érdefe ctr''quot;
Wegmgemoetiachtervólgen; zo moet ook, bygevó ge, het li- ^
SvSfoorn-;'quot;nbsp;heene gaan, gelyk'-ls Bt^'die inf- .ïelquot;quot;
gelyks lootlynig is op de weg B C.; dat te betoogen was.
» U ,,nbsp;/ G E V ó L I.
het lichaam A, terwyle hetfchuins teegen '
het hchaamB aan-ftoot, geen mêêr «kracht óf gewéld op dit zélve Tou^-
lichaamB en komt te maaken ófte doen, als ófLdaar tLgen-a n! meS
I^^Ïr zeeke^ jnaate van beweeginge, die door de lyn AD «Eforc.
of EB werd mt-gedrdct: dat is, dat het geene . indrukkinge altoos
•meer op het lichaam B en komt te maaken, als óf het na dit zélve li- «impref-
chaam B toe kwam needer-daalen , langs de lyn EB heene, opéén
«n dezelve tyd dat het daar na toe komt zakken langs de lyn AB heene.
■fc^dde, en langs een zeekere lyn heene
p Confè-
Vérder vólgd hier uit ; by-
aldien het lichaam B in ruft
was, en dat het mét ééne
heel veel grooter was als het
lichaam A is, dat het lichaam
A, in zulk een geval, voort-
gaan Zoude mét zich vérder
te beweegen, by-na mét
ééven zo veel beweeginge,
als het voor den, tyd deezer
h aanftootinge nu reeds al p,
, die, métr de vlakte, daar ^
deftootopis voorgevallen , een hoek uk-maakt, die ten naaften-by
zo groot is, als die hoek was, wélke deeze zélve vlakte uit-maakte,.
métdewég, die het hchaam A voor deeze ftoot kwam te houden j en
dat het lichaam B, in dit geval, by-na het dubbeld dei'beweeginge van
het lichaam A aan-zoude-neemen, die uit gedrukt wérd door dc zyde
A D óf E B. {gelyk-ds hljkt uit het dérde gevólg van het twintigfie Voorjltl.)
^Byvóegsel.
Zo-wanneer een lichaam b fchuins teegen eenig ander lichaam aan-'
ftoot, dat in ruft is, en dat mét ééne heel veel grooter is als dit eerfte
lichaam; zo zégd men in t'gemeen, dat het lichaam, daarteegen-
aan-wérd-geftooten, on-beweegelyk is; als meede, dat het lichaam
datde ftoot doet, zich op zodaanig eene wyzev/eedtrom-buigr, dat de
c wéêrftuit-hoek gelyk is aan d de raak-hoek;doordien alle onze uittcrlyke
zinnen geene de minfte beweeginge kunnen aan-mérken óf gewaar wér-
den , in het lich aam daar teegen-aan-wérd-geftooten; nóch ook geen het
alderminfte e onderfcheid tuffchen de raak-en wêêl ft^uit-hoeken: want,
alhoewel'er hondert-duizend-^«//foOTif«-maal mêêr ƒ onderfcheid
was , tuffchen de grootheid van het lichaam dat de ftoot doet, en
hetiichaam dat de ftoot ontfangt, als'er is,, tuffchen de grootheid van
één graantje geerft, en die des geheelen Aardkloots, zo zoude échter
het lichaam, daar teegen-aan-wérd-geftooten, zich niet kunnen ont-
houden van zich iets óf wat te moeten beweegen, hoe uittermaaten
weinigmen zulks ookjnét zyne gedachten zoude moogen begrypen te zyn , en op
deeze wyze zoude ook g de wêêrftuit-hoek iets óf wat kleinder moeten
weezen als h de raak-hoek.nbsp;^, ^
Men zoude deeze zélve Stóffe hier nóch wél veel vérder hébben
kunnen uit-ftrékken , mét aan-te-wy zen op hoe veelerhande onderfchei-
dene wyzen en manieren de lichaamen al i fchuins teegen élkandere
konnen aan-ftooten, wat voor weegen ze al kunnen houden en in-
flaan, na deeze hunne onderlinge;^te-zaamen-ftootinge; als meede,
op wat wyze ze als dan hunne beweegingen zouden moeten veranderen,
maar ik gelbove van deeze ftóffe nu reeds al genoeg gezégd, en die
uitvöeriglylc^'genoeg af-gehandelt te hébben; immers altyd , voor
zo veel ze in deeze / Verhandelinge kan óf zal te-pafle-koomen; be-
halven dat »2 de betoogingen der zaaken, die nóch te verhandelen zou-
den kunnen zyn, by-na niets, óf heel weinig, zoudenverfchillen van
die bewyzen, wélke wy nu reeds al ter-nee4er-geftélt en voort-ge-
bracht hébben, ontrént het verhandelen der.'iichaamen die« reegel-
récht teegen-malkanderen-aan-ftooten.nbsp;^
•Scholium.
i Oblique-
ment.
i Angle de
reflexion.
d Angle
d'inciden-
ce.
t Differen-
ce.
/Grandeur,
g Angle de
reflexion.
5 Angle
d'inciden-
ce.
i Oblique-
ment.
J!;Ghoc.
i Traitte'.
m Demon-
flrations. •
n Direlt;fte-
mens.
Fan de fórmeeringe des Aardkloots en der a Tfwaal-Jiarren. «pianatc»;
Eerfte l i d.
Dat'er een OpperflelVeez,ents, de {lichter en maakeralUr dingen^ het geen f
men GOD noemd.
Ik kan geenfins gelooven, dat er ooit één éénig ménfch, van ge-
zonde hérflenen en verftaand, zich érnftig en mét een goede mee-
ning heeft kunnen vroed-maaken en over-reeden, dat deeze geheele
zichtbaare waereld , door eene b toevallinge te-zaamen-komfte van ^Concours'
een on-eindig getal van c kleene on-deelbaare veezeltjes zoude zyn voort- fortuir. '
gekoomen óf gefórmeert geworden, zonder dat d de Al-wyze Voor- cAtomi.
zienigheid van een Opperfte Weezen deeze zélve kleene deeltjes óf
veezeltjes op zodaanig eene wyze zoude ^ gefchikt, en in die onder- ^^r' n?
linge órde te-zaamen-gevoegd hébben, daar wyze nu nóch daagelyks ' '
in coomen te befchouwen.
Men zoude zich on-eindig maal mêêr mét reede daar over moeten
verwonderen, als óf men zag, dat, by voorbeeld , alle de létteren,
die m de Eneas van Virgilius koomen, onder malkanderen in 't wild
heene gegooit zynde, zich op zodaanig eene wyze onderling kwaa-
men te fchikken, dat ze dit gedicht aan onze oogen vertoonden, nét
in die zélve órde en aan-een-fchaakelinge, daar het deeze Puik-Dichter
in hadde ten-needer-geftélt, en aan ons na-gelaaten.
Men kan en mag dierhalven wél onbefchroomdelyk vaft-ftéllen,
dat'er waarelyk een Opperfte Weezen weezendlyk is, het geene de
ftichter en maaker is van alle dingen: want, zonder dat het noodig
is, dat wy onze oogai óf gedachten heemelwaardsop-héffen, ^Iwaar
onze Inbeeldinge zich zélfs zo aanftonds komt-te-verliezen, en uit
verbaaftheid ftil -te-ftaan ; het minfte ƒ bloedelooze diertje óf plantje ft r n- ■
zélve, dat wy kénnen, óf befchouwen, moet ons onweederfpreekclyk ' '
daar^ van overtuigen, alzo men de Wysheid en Almacht des giooten
Schéppers daar zonneklaar in kan befpeuren. En, ik zoude wél vry-
moediglyk dérven gelooven en vaft-ftéllen, ééven gelyk-als eenvoor-
tréffelyk wérkmeefter alle de ftukken en g beweeg-raaderen van een
h konftwerk,dat hy te -zaamen-ftélt,in een goede enbekwaame órde weet ? R^fH^rrs.
te fchikken en by-een-te-voegen gt; dat ook het Opperfte Weezen, het ^
heene men GOD noemt, op die zélve wyze, in het begin der Schép-
pinge,alle de ftukken en beweeg-raaderen van t het groote Heel-Al in j-Univert.
een goede en wél-gefchikte órde ééns heeft te-zaamen-gcvoegtgt; en
Hl
dat
-ocr page 88-« RefTorts. Jat tïy daar daar-na, aan alle deeze ^ beweeg-raaderen een zeekere
beweeginge hébbende ingedrukt en meede-gedeelt, vólgens zulke
wétten en inzéttingen, als hy uitdrukkelyk daar toe heeft ingeftélt,,
tót deeze teegenwoordige tyd toe, dit over-groote en wyd-uit-geftrékte
i Machine. ^ K;onft-wérk des grooten Waerelds nu zyn gang laat gaan, om een
geduurig toneel van op malkanderen vólgende veranderingen, f^^voort-
teelingen en verdérvingen, op-en-ondergang te weezen.
Tweede L r d.
Dat de kleene lichaampjes der tweede Hoofd-fióffe geduurig in de eerfie
Hoofd-jlóffe onder élkandere. dryven.
Maar, om eenigfins uit--te-léggen, op wat voor eene wyze ditOp-
5erfte Weezen alle de beweeg-raaderen van dit groote Konfl-wérk-^
leeft kunnen fchikken en te-zaamen-voegen, om het voor de oogen-
onzes verftands zodaanig te doen voorkoomen, als wy het nu nóch
daagelyks koomen te befchouwenj . zo laat-ons eens onderftéllen, dat
dEkment, alle de kleene lichaampjes der tweede d Hoofd-ftóffe, - zonder eenige
de minfte gereegelde órde in de eerfte Hoofd-ftóffe, die hén van alle
kanten omringt, onder élkandere koomen-te-dryven: dat is, dat da
groote Iichaamen daar in dryven onder de kleene, de e teerling-vór-
mige onder dof ronde klooten, en de ronde klooten onder de róllen f
enz. (bezJe het geheele eerfie H»ofd-deel.)
t Cubes.
/Boiiics
g Cylin-
dres.
Dat deeze kleene lichaampjes de groote wél noodzaakfljk^moetenverlaaten ^
doordien ze eene grooter maate van fnelheid koomen te verkregen als de groote
Iichaamen hébben.nbsp;,
Dit dan zo onderftélt zyndé; dewyle ik, in het voorgaande twee-
dé Hoofd-deel , betoogd en aan-geweezen hébbe , dat de kleene
fcElemem. lichaampjes des tweede ^Hoofd-ftóffe, in'c algemeen, doorhunneon-
i .Ciioc. derlinge i te-zaamen-ftootinge, zo veel grooter maate van fnélheid
bekoomen, als ze zélfs kleender zyn; zo volgd immers onweederfpree-i
Icelyk daaruit, dat de kleene hchaamen, zich by en ontrént zulke
Iichaamen bevindende te weezen, die grooter zyn als zy zélve ,
deeze laatfte wél noodzaakelyk moeten verhaten, doordien de eerfte
liehaamen geen fnélheid genoegen hébben om hên bekwaamelyk tc
kunnen vólgengt; als meede, dat ze zich, zo veel als het hên eenig-
fins moogelyk is, van deeze groote Iichaamen moeten zoeken teont-»
flaan en te ontwarren..
6o
c Gcnerî
tionsSc
corrup-
tions.
Vierde L i ö.
Dat de kleene lichaampjej zich noodzaakelyk, óf rondfom' een zeeker mid-
delpunt moeten hy een-vergaaderen, óf, dat ze daar van daan moeten wyken.
Om zich dan op deeze wyze van de lichaamen te ontflaan en tc
ontwarren, die grooter zyn als zy zélfs, zoisdaartoenoodig, óf, dat
ze zich alle op één hoopby-élkandere-koomen-te-vergaaderen,en,ge-
lyk-als in één éénig a middelpunt; óf liever, dat ze zich, zo veel als «Centré:
het hén doenelyk is, van dit middelpunt trachten te verwyderen, om
de i^ omtrék te gaan innemen en beflaan, terwyle ze op die zélve tyd i-Citconfe-
de andere grootere lichaamen na dit middelpunt toe-dryven, daar ze
zélfs van-daan-koomen. Want der zyn geen mêêr als deeze twee-
derhande manieren óf middelen te bedénken, op wélke deeze kleene
lichaampjes zich zouden kunnen ontwarren óf ontflaan van de lichaamen
die grooter zyn als zy zélve;
Vyfde t. I D,
Dat deeze kleene lichaampjes noodzaakelyk. van een zeeker middelpunt VAn'
daan moeten wyken , en dat zy daar door de groote lichaamen daar na toe
moeten dry ven j en uit wat reede zulks zo moet gefchieden.
Doordien nü déezé zélve kleene lichaampjes veel minder c möeije- ^ojfligyit^
lykheid vinden, om zich te beweegen, vari het middelpunt af na de
omtrék toe, wérwaards de wég voor hên t'éénemaal geopent en ge-
baant is, om aldaar hunne beweeginge vérder te d kunnen achtervól- Conti- .
jen , mét alle de vryheid en uitgeftréktheid die dér tót hunne fnél- «u«-quot;
leid noodzaakelyk wérd vereifcht, al»'er is, om zich te beweegen,
van de omtrék af na het middelpunt toe, alwaar ze malkanderen in
de wég zouden weezen en belétten, om hunne beweeginge vérder te
kunnen achtervólgen , en waar van ze , door hun geftaading teegen-
élkanderen-aan-ftooten, het ééne het andere zouden van daan dry ven j
zo zullen ze ook, door deeze zélve reede, veel êêr die wég neemen en in-
flaan , wélke leid, van het middelpunt af na de omtrék toe; op wélke ^
wyze ook de groote lichaamen bekwaamelyk na het middelpunt toe aia drcoa-
kunnen dryven, daar ze zélfs van-daan-koomen.nbsp;fctrticc.-.
Zéfde E r d.
Op wat wyzje deezje Aardkloot y beneevens ïdè Hwaal-ftarren^ he'bben
kitnnen gefórmeerd zyn geworden.
Men mag dierhalven wél gelooven-, en-mét goede reede ftélleni
H 3nbsp;dm-
-ocr page 90-dat deeze Aardkloot, die wy nu nóch bewoonen, bencevens de Dwaai-
ftarren, van wélke de Aardkloot meede één is, v/él-êér op deeze zél-
ve wyze zyn gefórmeert geworden: dat is, dat, van eene on-eindige
meenigte van kleene lichaampjes, alle uittermaaten veel van élkandere
verfchillende, zo wél inlt;3 gedaante, als è grootheid en beweeginge,
de alderkleenfte, die men c dunne gewoon is te noemen, en van wél-
ke het meefte gedeelte door de ga^itjes ifon)vmz\\c d vaft verknóchte
lichaamen doorgaat, zo veel als het hén eenigfins doenelyk geweeft
is,, de groove en aardfche lichaamen verlaaten hébbende, die op vérre
na niet beweeginge genoeg en hadden omhênbekwaamelykte kunnen
navólgen, deeze zélve groove lichaamen vérder hébbeii voort-gedree-
ven na het middelpunt toe , daar ze zélfs van-daan-kwaamen.
Laat ABC een gedeelte van zodaanig een Bayerd (chaos) weezen, als
wy nu zo aanftonds hébben befchreeven en aangeweezen, waar van D het
e middelpunt zy, Dewylciiu de dunfte en minlt-/oiigereEgcldc.deeltjes
van deeze^ Bayerd de meefte
rnbsp;fnélheid moeten bekoomen,
zo moeten die alle zich ook
JCirconfe-nbsp;t-^^» vj^*?^^nbsp;in órde fchikken en vlyen,on-
ïeace.nbsp;trént^'deomtrékABQenze
moeten de andere lichaamen
weeder in teegendeel na het
middelpunt D toe-dryven.
Doordiender nu onderftélt is,
dat'er in deeze zélve ï Bayerd
een on-eindig getal van deeze
kleene lichaampjes is, die
óver-al uittermaaten veel van
élkandere verfchillen , zo
wél in gedaante als in groot-
Jieyd; zo moeten ook, by
gevólge, deeze zoveel van
.rnalkandere verfchillende li-
chaamen noodzaakelyk vee-
Ie onderfcheidene k béddingen van groove óf dunne ftóffen maa-
ken, en daar uit eindelyk / een groote ronde kloot fórmeeren , die
ten naaften-by gelyk is aan die Aardkloot, wélke wy bewoonen, en
zodaanig, als men die door de vólgende Figmr EFGH A heeft afge-
beeld , m omwonden zynde mét een zeer groot getal van n béddin-
gen óf dampgewéften, wélke alle vervult zyn mét een zeekere foort
van lichaamen, die zo veel te 0 dunder'zyn, als ze vérder van dep op-
pervlakte deezer Kloot zyn afgefcheiden en verwydert.
Zee-
«Fignre.
^Grandeur
^ Subtiles,
à Corps
Iblides.
» Centre,
/irregulier
g Chaos.
Î Cliaós.
^Lits.
/Boule.
«jEnrclop
pe-
« Lits ou
atmofphe-
rcs.
0 Subtils,
p Surface.
Zeevende Lid.
Bat deeze Aardkloot noodzaakelykj^efórmeert heeft moeten werden uit on-
derfcheidene a beddingen van groove fióffen, die de ééne op de andere zyngcftaapelt quot; Lits.
geworden-, als meede, dateer noodzaakelyk. « deszélfs h middelpunt een zee-
kere ftóffe moet fchuilen, die t'éénemaal c dun is, en uit wat-reede dit alles zo' quot; quot;
moet weezen.
De béddinge nu, dit het middelpunt van deeze Kloot beflaat, heeft ^iff^gj^;
noodzaakelyk geformeert moeten geweeft zyn uit de gróffteen d ön- liers.
gereegeldfte lichaamen van alle, t'en zy dat deeze zélve lichaamen,
in haar neederwaards-daalen na dit ^ middelpunt toe, zich érgenson- 'pquot;quot;®'
derweegen overv/élft, en op deeze wyze ƒ het bédde F^? iait-gemaakt
hébben r want irfiztilk een gevarzóudé de ruimtir'/ die'rd^föm^fra
het middelpunt is, vervult moeten geweeft zyn mét een ftóffe die
a dun genoeg is , en die, moogelyk , zélfs wél veel dunder is alsdc
groove lucht die wy daagelyks in-aaflemen. Wanneer men nu op
deeze zaak heel naauw, en als van na-by, wél gaat létten, endieter
deege op den toets der gezonde reede gaat overweegen, zo zal men
f Apatencc. bevinden, dat'er heel veel b fchynbaarheid van goede reede is, waaruit
men wél befluiten kan , dat dit alles ook zo in der daad cn waarheid
is toegegaan, om nu niet te zéggen, dat het genoegzaam onmoo-
, gelyk is om te kunnen c begrypen, dat deeze zélve zaak ooit anders
zoude hebben kunnen voorgevallen óf gebeurt zyn geweeft.
Ja zélfs, by-£tldien'er in den beginne hier óf daar al eenige groove
lichaamen in dceze ruimte mochten verfpreit zyn geweeft, zo zoude
^Matiere. cchter d de dunne ftóffb, die daar in beflooten is, alle deeze groove
fubylc. ftóffe métter tyd h,ebben moeten wégdryven en voort-flouwen, teegen
»Surfacc,
yiLit,
«Snbtilc.
f-^f ï'éMnge F aan: éévèa als men in dc Wyti
it. ziet gebeuren, die aan 't werken,óf opgiften is, wélke haare groeve
fCoiice-
Toir.
•cn fteen-achtige deeltjes, gelyk-als de wyn-fteen en wyn-moer is,
^sdan rondfom na de bmnenfte vlakte van het vat komt- te-wérpen
yit zelve nu en kan niet gebeuren nóch voorvallen, als, doordien
deeze deeltjes, m dit geval, heel ftérk beroert en voort-gedreeven
werdende, door deeze zélve dnft, die hên beweegt en gaandemaakt,
veel meer gemak vmden om zich ontrént het midden van het vat te
beweegen, als ergens anders. Want zy werden, in deeze drift en be-
weeginge, door de binnenfte vlakte van het vat, geduurig na het
midden toe-gedreeven, van waar ze dan ook mét ééne deeze froov-li-
chaamen koonien wég-te-diyven en voort-te-ftouwen , na de binnen-
fte vlakte van het vat toe.
Achtfte L i d.
Oorfprono der laaaevalleijen en hooge bergen op den Aardkloot-, akmeede,
de): onderaardfche hólligheeden, die men allenthalven in het lichaam der Aarde
getuaar wérd.
Dewyle nu zommige van die Iichaamen, wélke de vólgende a béd- ^i.vc
dingen uitmaaken, en die ook mét ééne het bédde F rondfom omvan-
gen , terwylzena haar^ gemeen middelpunt toe needer-daalen, buiten ^Centre
alletwyftel genoodzaakt zyn geweeft om zich aan zommige oorden óf co^^un.
plaatlen te moeten overwelven, gelyk-als in A, Bj C en D, enz. zo en zal
men zich geenfins hier over zo zeer mêêr hoeven te verwonderen dat
men m deeze c Kloot, die nu aanftonds door ons is befchreeven, zo'veel .p ,7.
laage valleijen en hooge bergen bevmt te weezen, wélke meeft alle
van eene uittermaaten verfchillende diepte en hoogte zyn, na dat deeze
neederdaalende Iichaamen zich onderweegen op veelerhande onder-
fcheidene wyzen hébben moeten overwelven.
Neegende Lid.
onwraakbareproeve enhewysvan.
Dat de Aard-heevingen tót eén zeekere en
dit alles verlhék^n.
De Aard-beevingen, diem tgemeen indebérg-achtigeplaatfender
Aarde voorvallen, en wel het meefte aan de voeten van hooge gebérgtens,
zouden heel bekwaamelyk in eenig opficht tót een zeekereen onwraak-
baare proeve en bewys konnen verftrékken,van het geene nu zo aanftonds
door ons is bygebrach t en ter-needergeftélt. Want het vier, in eenige van
deeze onderaardfche hólligheeden ontftooken wérdende, komt daar door
eer) weinig van defzélfsgewélf op-te-lichten, gelyk-als wy hier na, in
het vervolg deezer verhandelinge , in het tiende Hoofd-deel, breêder
cn uitvoeriglyker verhoopen aan-te-wyzen, óf, het doet dit gewélf
©ok wél t'éénemaal over-hoop-vallen, zo-wanneer des zélfs kracht en
gewéld groot en ftérk genoeg is, om zodaanig eene uitwérkinge voort-
re-kunnen-bréngen.
Tiende L i d.
Voorbeeld eener Aard-beevinge ^ die het geheele Eiland Atlantis herft doen
tg-gronde-gaan.
De Hiftorien,. zo wéloudealsheenenfdaagfGhej zyn t'éénemaal ver-
vult mét een meenigte van voorbeelden, zo wél van de eerfte als vaiii
de tweede flag. Plato verhaalt ons in zyn Timaeus , dat men in de
aal-oude a gedénk-fchriften der /Egyptenaaren aan-geteekent yint,.,
van een zeekere over-zwaare Aard-beevinge, wélke het geheele Eiland
Atlantis t'éénemaal heeft doen te-gronde-gaan, dat grooter was als
geheel Afie en Lybie.
Elfde L i d,
Dat hetgeljeele America moogelykjnaar een overbijfz^elis van het Eiland:gt;
Atlanta.
By-aldien men eenige ftaat op dit verhaal, mag maaken, zo is'er
heel veel fchyn van goede reede, waar uit men zoude kunnen gelooven,
en befluiten, dat dè iEgyptenaars door dit zélve Eiland dat land en
waerelds-deel hébben willen te-kénnen-geeven, het geene nu teegen-
woordig bekénd is, onder de naam van America-, en dat ze buiten
alle twyffel, vernoomen hébbende dat 'er geen het minfte overfchót
ófvoetftap éi gens mêêr van te vinden en was, daar door bewoogen
zyn geweeft, om te gelooven en te ftéllen, dat dit heele Eiland t'éé-
nemaal was vernietigden te-gronde-gegaan, doordien moogelyk, een
heel groot gedeelte defzélfs wég-gefonken zynde, dat dicht by de
Zee-kuften van Spanje, enz. was geleegen, zy geene de minftekén-
quot;nifl'e mêêr en konden hébben óf kiygen, van het overgebleevene def-
zélfs , het geene de Scheeps-tóchten en lóffelyke onderneemingen van
verfcheide vermaarde mannen naderhand, inde laatereEeuweq, eerft:
ontdékt en bekénd gemaakt hébben.
Twaalfde L i d.
Dath de val vaneen zo uittermaaten aanmérkeljikgedeelte van het Eiland
Atlantis moogelyk^die over-ff'oote JVaater-vloed wél heeft veroorzaakt, daar
de aal-oude Dichters zo veel van hébben gefprooken en gehandelt.
Dewyle nu zo over-groot een klomp aarde on-moogelyk niet heefc.
«Monu-
mens.
â Chute.
kennen needer-vallen óf wég-finken, zonder den Oceaan mét ééne
genoegzaam over alle de Zee-kuften te hébben doen heene ftroomen j
en, by gevóige, zonder de Zee over genoegzaam geheel Europa, en een
Jroot gedeelte van Africa, en, moogelyk, nóch wél veel vérder, te héb-
Jen doen heene vloeijen j zo zoude men heel wél kunnen gelooven, en
mét goede fchyn van reede ftéllen, dat ééven deeze zélve overzwaare
Aard-beevinge die groote overvloeijinge heeft veroorzaakt, daar by-
na alle de aal-oude Hiftorien zo veel gewag van maaken als meede,
dat het infgelyks deeze Waater-vloed is geweeft, die aan de aal-oude
geleegentheid en ftóSe heeft verfchaft, tót diebekénde Fabel van Deu-
calion en Pjrrha, daar de aal-oude Dichters ons zo veele wonderbaare
gevallen van hébben vertélt en nagelaaten.
Détiende L i d.
F.enige andere voorbeelden van zulke óf diergelykê Aard-beevingen.
Plinius verzeekert ons, dat een zwaare Aard-beevinge, onder de
regeeringe van de Keifer Tiberius, op ééne nacht twaalf gi oote Steeden
van Aßa heeft vernielt en te-gronde-doen-gaan. Fournier doet ons in zyn
Hiftorie een verhaal van eene Aard-beevinge, die in het Jaar 16^04,
•ontrént Peru is voorgevallen, wélke in minder als in een half-vieren-
deel -uure tyds heel verfchrikkelyke verwoeftingen en omkeeringen heeft
veroorzaakt en te weege gebracht, in eene land-flreeke, die aan de
Zee-kant mcêr als drie-hondert mylen lang, en, aan de land-zyde,
■over de zeeventig mylen breed was.
Veertiende Lid.
Foorbeeld eener heel aanmérkens-waardige Aard-beevinge , wélke in het
Jaarnbsp;is voorgevallen.
Maar, zonder zo vérre eens te loopen, en , zonder zyn toevlucht
tót de aal-oude Hiftorien te neemen, in wélke het dikmaals heel moeije-
lyk valt, om de réchte waarheid en gefchaapenheid der zaake zélfs,
uit de verdichtfeien en Fabelen ter deege te kunnen onderfcheiden; ik
zélfs hébbe, in Hólland, opden eerften dagvan Hérfft-maand, (Sep-
tember) des Jaars i59i, ontrént ten twee uuren na de middag, eene
Aard-beevinge gevoelt, die het alles dêé fchudden en beweegen, dat
in het geheele huis was , daar ik my doenmaals in bevond, en, on-
der anderen, ook een flinger (Pendule) van ontrént drie voeten léng-
te, wélke, aaneen houte iólder hangende, nóch wél een geheel half-
vierendeel-uur lang, na deeze Aard-beevinge, zyne beweeginge kwam te
achtervólgen, flingerende, by-na, van het Noorden af na het Zuiden toe.
Vyftiende L i d.
Em wat men daar al uit kan befluiten en van af-leiden,
Dewyle nu deeze Aürd-beevinge zich op één en het zélve oogenblik
heeft doen gevoelen' en gewaar wérden, in de Neederlanden, de Brit-
tannifche Eilanden, door geheel Vrankryk, en een groot gedeelte van
Düitfland, ja zélfs, tót heel in Deenemarken toej zo is het wél te
gelooven , dat alle deeze groote Land-ftreeken, wélice te zaamen het
grootfte gedeelte van geheel Europa uit-maaken., opgt; één en het
zélve lt;?gewélfzel léggen, het geene wy zélfs in onze daagennu hébbea
zien fchudden en daaveren; by-aldien dit gewélfzel nu eens, de eene
tyd óf de andere , t'éénemaal kwam b open-te-barften, en in den af-
grond needer-te-zinken, mét alles dat'er booven op ftaat, zozoudedati
zélve immers de waateren. des grooten Oceaans, na alle waarfchyne-
lykheid, over het grootlle deel van Afla en Africa moeten heene jaa-
gen, en het zoude ook op deeze wyze, eene c overvloeifinge moeten ver-
oorzaaken, wélke t'éénemaal aan die waatervloed gelyk zoude weezen ,-
die de geheele omkeeringe en val van het Eiland Atlantis wcl-éér.heett
veroorzaakt en. te weege gebracht;
Zéftiende Lid.
Voorbeeld eener Aard-beevinge, die t'éénemaal algemeen is-geiveefl.
Mén vint zommige Schryvers, die wydloopig van een diergelyke
Aard-beevinge handelen, die in het Jaar ilt;ïoi is voorgevallen. En,
by-aldien het waar is, gelyk-als zeekere Schryvers ons hier van ten
vollen willen verzeekeren, dat'er wél zommige Aard-beevingen zyn
geweeft, die zich hébben doen gevoelen en gewaar wérden over den
geheelen Aardkloot heene, zo zoude men, by giffinge, daar uit wél
kunnen befluir en, dat het vier, het geene deeze Aard-beevingen heeft
doen voortkoomcn, ontfteeken heeft moeten geweeft zyn, zélfs in df
ontrént d het middelpunt der Aarde.
Zeeventiende L i .Dj -
Dat de algemeene val van een over-groote Aard-brók tweederhande iééne-
maal verfchillendee gewrochten voort-kan-bréngen \ dat is, dat zje een geheele
groote Land-flreekjian doen f ondervloeijen ófuitdroogen.
Ik hébbe hier voor (in het twaalfde Lid deez.es Hoófd-deels) gezégd,
dat ff de val van een aanmérkelyk gedeelte van het Eiland Atlantis,
eene zeer groote h overvloeijinge; heeft moeteiiveroorzaaken 5 maar dit
01^ -
• Youte.
f Grever.
tTnonda-
eton.
jf Seiitrc.
«Effects.
/Iijonder.
g Chute,
è Inonda-
tion.
ö'nderftélt akyd, dat de Zee een gedeelte van dat ^ gewélfzel heeft «Voute,
bedékt gehad, als meede, dat deezen oort, de zwakfhe van allen
geweeft zynde, ook eerft is open-geborften en needer-gezonken. JCrevc'.
Want op deeze wyze zoude de lucht, die in de onderaardfche hóllig-
iieid van dit gewélfzel beflooten is, nérgens anders als door deezen
oort hébbende kunnen heene geraaken, de Zee daar van daan over
alle de naafte-by-ßeleegene Landen heene hébben moeten jaagen. Door-
dien nu dit gewelfzei deeze geopende hólhgheid op vérre na niet al-
léén en heeft kunnen vervullen, mét zélfs d^aar in needer-te-ftorten j
Zo heeft ook, by-gevólge, de Zee, van die Landen weeder^keerende,
daar ze nu reeds al over-heene-gevloeit hadde, de geheele vervullinge
van die holligheid vérder moeten voleinden, en, op deeze wyze ook
weeder een groote ftreeklandsdrooglaaten léggen, dieze vantevoore
kwam-te-bedékken, -
Aèhtiende L i o:
Dat'er heel veel waarfchynelyki^eid is , dat'er wél-êêr , in heele oude (Chutes« -
tyden, onderfcheidene c neederßortingen van heele groote klompen Aarde zyn
voorgevallen geweeft, door wélke verfcheidene over-groote Landßreeken zyn
uitgedroogt geworden i en uit wat reede.
Der is heel veel waarfchynelykheid, dat'er wél-éêr, in heele oude
tyden , onderfcheidene neederftortingen van hèele groote klompen
Aarde zyn voorgevallen geweeft, die zodaanige gewrochten hébben
veroorzaakt, en door wélke verfcheidene oVer-groote Landftreeken zyn
uitgedroogt geworden. Want, zonder dit, hoe zoude men dóch
éénige fchynbaare reede kunnen geeven, óf uitlégginge maaken
over duizentderleije wonderen en onverwachte zaaken, die men ge-
noegzaam daagelyks allenthalven in het lichaam en in de ingewan-
den der x^arde zélfs komt te ontdekken ? Als, by voorbeeld, heele
ö! béddingen van Zee-fchélpen , die zich zomtyds tót eenige mylen
Weegs in 't ronde toe koomen uit - te - ft-rékken , en die eenige
honderden voeten hooger léggen als de peil óf waaterpas (niveau)
der na buurige Zee; overgebleevene geraamtens van onderfcheidene
viflen, van wélke men dezélve foorten in de naaft-by-geleagene Zeen
bevint te weezen j groote hoopen Zee-honde-tanden; paarlemoer-fchél-
pen, mét. peerlen daar in, heeldiepindemarmer-fteen-kuilen, en die
rondfom van het marmer zélfs omvangen zyn^ overblyfzelen van fchip-
breuken, en mêêr andere diergelyke zaaken, wélke alle tót een zeekere
en onwraakbaareproeve en bewys verftrékkienj -datdeZeewél-êêPjin
Jieele oude tyden, op die plaatfen moet geweeft hébben; als meede,
dat-alle deeze onderfcheidene zaaken op zulke plaatfen al moeten byr
iLits.
een-verzaamelt geweeft hébben, t'zeedeit het verloop van zeer veele
cn on-nafpeurelyke eeuwen.
Men wérd deeze béddingen van zee-fchélpen zélfs ookinhethooge
Alpifche gebérgte gewaar j in de bérgen rondfom Parysj en aan zeer
veele andere oorden óf plaatfen der Aarde. Wat nu het bédde van
Zee-fchélpen aangaat, dat men rondfom Parys gewaar wérd , en dat
te Ifly begint i ik hébbe hier ontrént ondervonden en aangemérkt,
dat deeze zélve béddinge mêêr als één geheele voet dik isj dat men
alderhande foorten van zulke Zee-fchélpen daar in bevint te weezen,
als die men overal langs de Zee-kuften van geheel yrankeryk gewaar
wérd; dat men aan zeekere oorden van dat Gewéft deeze fchélpen
in zulk een grooten overvloed heeft, dat men aldaar by-na niets ;.nder.s
aUts. en komt te zien i dat dit bédde van fchélpen na genoeg b ecvenwydig
iParallele aan de gezicht-einder is; dat het heel veel hooger légd, als ede peil óf
al'horizon. ■waaterpas van de rieviere de Seine is j en dat het zich eindelyk eenige
f Niveau, j^yj^n vérre, na de Zee-kant toe, komt uit-te-ftrékken.
Neegenticnde L i d.
Op wat wjze de aderen in de Aardkloot zjn gefórmeert gewerden,
rfBouIe, Maar, om nu ook eens weedsr tót de fórmeeringe van onze d Kloot
te keeren, doordiende groove lichaamen onmoogelyk niet na haar
«Centrc e gemeene middelpunt toe hébben kunnen neederdaalen, zonder een
commuu. zeekere foort van ichaamen mét zich meede-te-fleepen, wélke, al-
hoewél ze op vérre na zo gróf niet en waaren, zich échter daar van
niét en hébben wceten tc ontwarren om die te-booven-te-koomenj
fLits. zo moeten ook, door die zélve reede, alle de ƒ béddingen van deeze
Kloot, meerder óf minder, vervult wéezen van aderen, na dat de li-
chaamen zélve, die deeze béddingen koomen uit-te-maaken, meerder
Materie óf minder^ verfcheel-geOachtige ftóffe mét zich hebben meede-gefteepti
leterogene. ^évcn gelyk-als men zulks ziet gebeuren, zo-wanneer men, na eenig
waater heel ftérk om-geroert en bewoogen te hébben, daar men eeni-
ge ftóf van gemaale fteen in heeft laaten weeken, deeze zélve ftóf daar
na van zélfs alléngskens op de grond van het vat weeder laat needer-
zinken.
Twintigfte L i d.
Aanme'rkenfwaardige Hiftorie van een heel diepe put, die wcl-êêr tót Amfler-
dam is geboort geworden, ter diepte van 232 voeten.
i Lits.nbsp;ontdekt deeze onderfcheidene h béddingen en aderen heel klaar,
zo-wanneer men heel diep in de aarde komt te graaven óf te booren,
ontrént het maaken van diepe putten , óf anderfins j gelyk-als, by
i
voorbeeld, die over-diepe put is, wélke in het Jaar tót Amfter-
dam is geboort geworden, in het Oude-raannen en Vrouwen-Gaft-
huis, en wélkers Hiftorie aldus is.
, Hy is begonnen geweeft den zéftiendenjulijdes jaarsió'o^, en vol-
eindigd geworden in een-en-twintig daagen tyds, door vyf wérklieden,
die hém geboort hébben, ter diepte van 2.32 voeten; gelyk-als men
uit deeze naarvólgende Taafel breeder zien kan.
Den Kj'i'fJulij.
Den 17,
Den i8,
Den 19,
Den 20,.
Den 21,
Den 22,
Den 23,
Den 24,.
Den 25,
Den 27,
Den 28,
Den 29,
Dennbsp;31,
Dennbsp;1, Augufti
Dennbsp;3,
Dennbsp;4,
Den
Dennbsp;6,
Den 7,
daag. 21
voeten.
Saturdagnbsp;p
Woenfdagnbsp;2
Donderdag 2
voet. 232,
T A A F E L
Tgt;ie de voortgang aanwjft, wél-
ke op em iedere dag in het
boor en van deeze put ge-
maakt is.
TAAFEL
Die de onderfcheidene béddingen
der Aarde aanwyfi.
voeten
7
9
P
8
4
10
10.
2.
4-
S'
102.
1-
29.
voeten 232,
Gehoogde tuin-aarde
Daary en veen.
Weeke klay
Sand
Aarde
Klay, taamelyk hart
Aarde
Sand; daar Amfterdam *
meeft opgrondt, en
daar op geheit wérd
Heele blaauwe klay
Heel wit Sand
Zaavel-óf drooge-AarJe
Móllem, óf fpangieufe Aarde i.
Sandnbsp;14.
Sand, mét wat klay geméngd 5.
Sand, geméngd mét hair
en zee-fchélpen, enz. 4.
Harde klay, zomtyds
verméngd mét fchélpen.
Sand, zomtyds verméngd
met kleene fteentjes
Sand
ßeai
-ocr page 100-Een-en-twintigfte Lid.
0lt;p wat wj/zfi een genoegzaam on-eindige meenigte van onderfcheidene
»Litï. ^J^éddingen zich rondfom den Aardkloot heeft op malkandere geflaapelf, en
uit wat reede deeze zélve héddingen zo veel te dmder Hchaamen in zich
koomen te befluiten, als ze vérder van deeze binnenfle klomp der Aarde zyn
af-geleegen.
Na dit alles zal men nu mét geen reede éénige de alderminfte
moeijelykheid mêêr moeten óf kunnen óver-behouden, om wél te
I^unnen begrypen, op wat voor eene wyze het overige der Iichaamen
tRanJrnbsp;gedeelte der b Bayerd zich heeft kunnen c vlyen en in órde
jïBoufc:
t Fluiditc'
fchikken, rondlbm d de Kloot, daarwyde befchryvinge 20 eeven van
^ hebben voor-af-laaten-gaan • want deeze zélve-licH^aamtn, alle in een
zeekere llaat van ^ vloeibaarheid zynde, en de ééne nóch daar-en-booven
veel dunder en geregelder (plusfukils Cr reguliers) weezende als de andere-
Jo hebben ze op dceze wyze eene on-eindige meenigte van onderfchei-
öene 4 beddmgen óf damp-gewéften moeten fórmeeren, rondfom deeze « Lits ou
zelve f Kloot; waar van A, B, C, enD, enz. de onderaardfche «mofphc
iiolhgheeden^verbeelden enaanwyzen; M de Zeen, zo wel diepe als,
ondiepe; Pdey akke vélden,; T de bérg-achtige oorden, enz. iSceze ^
verlcheidene beddingen nu hébben aieh noodzaakelyk meerder óf min-
der van f de oppervlakte deezer Kloot moeten verwyderen, óf daar
aan naaderen, nadat ze zélfs uit lichaamen beftonden, die méér óf'Surface.
tuin d dun óf gereegelt waaien.
quot;nbsp;fSubtilsou
Twee-en-twintigfte Lid.
■Op wat wyzje c de ringvan Saturms heeft kunnengeférmeert zyngeworden.«Anneaii.
Eér dat ik échter dit Hoofd-deel koome te befluiten, zo zal het,
onzes érachtens, nietheel kwaalyk te paffe koomen, om hier ter plaatfe
te (tellen, dat, by-aldien'er in eenig ƒ gedeelte ee^erBayerd-, die mét /'Portiot»
Üie Baycrd gelyk is, daaquot; de Aardkloot wél-éêr van is sefórmeert ee-
worden, eenige lichaamen waaren, die zich overwélft hadden, zon-
der echter een geheele g Kloot te zaamen te hébben kunnen uit-maaken,, Globe
dat die hchaamen,m zufic een geval,wel h een ring te zaamen zouden héb' f A„n4«.
benkunnen fórmeeren die tennaaften-by gelyk zoude weezen mét die '
Ring, welke men rondfom Saturnus ontdela^ terwyle dat de andere
overige lichaamen, veel hager needer-daalende, een volkoome r Kloot
•zouden geformeert gehad hebben, binnen in deeze zélve Ring. '
Van k de zwaarwichtigheid,nbsp;APcfiDKorl
Eerfte L i d.
Wat de zwaarwichtigheid der lichaamen is, en waar die eieentMin
heflaat.nbsp;^ ^^
MEn heeft, in het voorgaande Hoofd-deel j zo eeven aangeweezen
endoen zien, dat, van eene on-eindige meenigte van onder-
Icheidene lichaamen, de eene zich noodzaakelyk van/het,«
middelpunt deezer 7« Bayerd af moeten verwyderen, en dat de andere L chSS
in teegendeel weeder daar aan moeten naaderen, daar toe aan-en-voort-
geftouwt werdende door die lichaainen, wélke zélfs daar van af-wyken.
Knbsp;Na
-ocr page 102-Na dit alles en kan óf moet men mét geen reede eenige de alderminflè'
moeijelykheid mêêr over behouden, om wél te kunnen begrypen5■
waar in eigentlyk de zwaarwichtigheid der lichaamen beftaat, en om
«Pheno- ook, by-gevólge, reede van dit a verfchynflel te kunnen geeven,
meiie. waar van de verklaaringe tót noch toe, ten allen tyde, zo uittermaaten
zwaar en moei jely k heeft gefcheenen te weezen. Want de lichamen,
die men zwaarwichtige gewoon is te noemen, en wérden uit geen
andere reede zodaanige gezégd te weezen, als alléén, doordienze
* Centrc. ^^ ^ het middelpunt der aarde neederdaalen nu daalen ze uit geen
andere reede na dit zélve middelpunt toe, als alléén, dewyle de andere
cSafiHon- lichaamen, diedunderenlóflerzynals zy zélve,haarc te-booven-gaans,
en dat ze ook mét ééne deeze zwaare Hchaamen, door dat te-booven-
gaan, na dit middelpunt toe koomen te dryven, door eene waarachtige
d Choc. onderlinge aan-ftootinge. Alle de lichaamen infgelyks, die men lichte
gewoon is te noemen, en wérden uit geen andere reede zodaanige
gezégd te zyn, als alléén, doordien ze die lichaamen te-booven-gaan,,
»Pefans. wélke men gewoon is e zwaarwichtige te noemen j fchoon dat deeze
zélve lichte lichaamen in der daad en waarheid insgelyks meede zwaar-
wichtig zyn , ten opzichte van andere lichaamen, daar ze zélfs wee-
der van ƒ wérden overtroffen.
Tweede L 1 D;
Dat g ds zM'aarwhltigheid geenfins en moet beginnen te werken door een
on-deelbaar hpaal-tceken, maar dat in teegendeel xeen zwaarwichtig li-
chaam noodzaakelyk moet herinnen, mét een bepaalde k^ hoegrootheid van een
wég door te loopen, in een bepaalde tyd.
Maar, om hier ter plaatfe nét te / bepaalen, op wélk eene wyze
de lichaamen, die men zwaarwichtige gewoon is te noemen, na m het
middelpunt der aarde toe moeten neederdaalen} zo dient men wél
weeder in zyne gedachten te bréngen, het geene in het voorgaande
tweede Hoord-deel nu reeds al « betoogt en aangeweezen is , naa-
melyk, dat een lichaam, hoe uittermaatc klein het ook zoude moogen
weezen, een zeekere 0 hoegrootheid van beweeginge aan een andere
lichaam moet meede-deelen, daar het teegen-aan-ftoot. {bezie dtor-
gaands het geheele tweede Hoofd-deel, en af zonder lyk.,de 4,5,6',7,15,10,21, r»,
z^fe Voorftéllen enz.) Op deeze wyze zal men mét geen reede eenige de al-
derminftemoeijelykheid méér kunnen over behouden, om wél te kunnen
begrypen, datj? de zwaarwichtigheid geenfins en moet beginnen te
werken door een on-deelbaar q paal-teeken, gelyk-als ondeifcheidenc
Schryvers zulks hébben willen ftellen, en^wél voornaamentlyk GaliUus
en Berélli, maar dat een lichaam veel êêr, uit hoofde van de eerfte
r aan-ftootinge , moet beginnen , mét een bepaalde hoegrootheid
van een wég door te loopen, in een.bepaalde tyd.
D.cr-
ƒ Surmon-
tez.
f Pefanteur.
6 terme.
i Corps
pelant.
k Quantité'.
iDetermi*
ner.
»»Centre
delà terre.
» DemoD-
îri.
« Quantité'.
/iPefànteur.
$ Tierme.
fChoc.
Dérde L i d.
Dat zeen z-tvaarwichtig lichaan^ noodzaakelyk^ moet neederdaalen, »4«Corpi
b het middelpunt der aarde toe, vólgens c de voortgang der getallen, i, z-, pefant.
^Centrr
c Progtet
Wanneer men nu teegenwoordig eens onderftélt, dat de eerfte d ftoot, j^hoc.
die een zwaarwichtig lichaam komt te ontfangen, dat voort-dryft,
na bet middelpunt der aarde toe, in een tyd, die door één ƒ oogwink /Inftant.
bepaalt is, by voorbeeld, zodaanig, dat het in die tyd een zeekere
bepaalde^ hoegrootheid van een wég komt afteléggen j zo zal daar « ..
uit vólgen , by-aldien dit zélve lichaam , in de tyd van een tweedenbsp;'
oogwink, weeder nét zo veel wérd voort-gedreeven, als'er vereifcht
wérd om eene eeven-gelyke hoegrootheid van een wég af te léggen,
ni dit zélve è middelpunt toe 5 dat dit lichaam, debeweeginge, die icentre.
het in het eerfte « oogwink bekooraen hadde, geheel- en-al onvermindert i luftant.
behouden hébbende; in het tweede oogwink het dubbeltvandiewég
Zal af-Iéggen, wélke het in't eerfte oogwink nu reeds al hadde doorge-
loopen: by-aldien nu dit zélve lichaam, in de tyd van een dérde oogwink,
nóchmaals nét zo veel wérd voort-geftouwt, als'er wérd vereifcht om
een zeekere ^hoegrootheid van een wég af te léggen, na dit middel- , „
punt toe, en dat deeze hoegrootheid der wég gelyk is aan die hoe- ^*quot;quot;quot;^
grootheid der wég, wélke het in 't eerfte oogwink nu reeds al hadde
doorgeloopen; zo zal daar vérder uit vólgen^ dat dit lichaam, debe-
weeginge, die het in 't tweede oogwink bekoomen hadde, geheel-
en-al onvermindert behouden hebbende, in dit dérde / oogwink hetnbsp;.
-w drievoud van die weg af-zal-léggen, wélke het in 't eerfte oogwink ,„Xripllt;L
nu reeds alhadde door-geloopen, en zo vervólgends; op zodaanig
eene wyze, dat dit lichaam zal koomen needer-te-daalcn, nahet mid-
delpunt der aarde toe., mét een zeekere ma-ate van «fnélheid, wélke ^yj-^gdv^..
op een ieder oogwink aan-zal-waflen , volgaas 0 de voortgang der «Progrcf-
getallen, 1,2,3,4, enz.nbsp;fioa.
Vierde L 1 d.
Dat een zwaarwichtig lichaam moet needer daden na ,p het middelpunt p Centree
der aarde toe, vólgens de voortgang der getallen, i, 2,3.4,onderfièlf
zynde, dat het op een ieder q oogwink, één en dezélve graad van fnélheid 2 Inftanti
bekomt j maar dat zjilki échter in dtr daad en waarheid zo niet en is.
Dit alles nu ruft op die grond, en onderftélt, dat reen zwaar-
wichtig lichaam op een ieder oogwink één en dtzé\vamp; graad van fnél-
heid beiiomt maar, doordien zulks t'éénemaal onmoogelyk is, dewyle ^^
K 2
{vól-
-ocr page 104-{vólgens a de betoogingen der vyfde enéèn-en-twintigjleh Foorftéllendettweei
den Hoofd-deels)etn lichaam,, dat, zich nu reeds al beweegt, zo veel be-
weeginge niet en kan nóch moet ontfangen, van een ander-lichaam,
dat daar mét een zeekere maate van fnélheid teegen-aan-ftoot, als óf het!
t'éénemaal in een volftrékte ruft was j zo is het ook dierhalven t'éénemaal
onmoogelyk, dat de fnélheid van een zwaarwichtig lichaam, terwyle
het komt needer-te-daalen na het middelpunt der aarde toe, op een
ieder oogwink aan-kan-waffen, vólgens de aangeteekende c voortgang.,
Ja men zal zélfs, in het vervólg deezer verhandehnge,. doen zien , dat'er
een zeekere ^^ ündervindinge is die heel aanmérkenswaardig is, cadie
o.ns kandoen kénnen, en onweederfpreekelyk overtuigen, dat de zwaar-i-
wichtige lichaamen, terwyle ze na eenig f middelpunt toe afdaalen,
hunne ihélheeden geenfins méér en kunnen vermeerderen óf doen toe-
necmen, zo-wanneer ze die tót op een zeekere graad óf hoogte toe.
hébben bekoomen:, dat is, zo-wanneer ze zodaanig eene maate van fiiél-
heid hébben bekoomen, dat ze eene weederftand ontmoeten, in het mid-
/Infïint. den daar ze door heene gaan, wélke hên op een ieder f oogwink nét zo
veel beweeginge doet verliezen als ze van de lichaamen koomen te ont-
fangen die hén na dit middelpunt toe dry ven en voort ftouwen..
Dat de liahaamen, die rondfom enf gt;z.yn^. échter needer-daalèn,tennaafien'
hy, vólgens de voortgang der getallen, 1,2,3,4,
Maar^ doordien de kleene lichaamen, wélke ^ de zwaarwichtige li-
chaamen na om laag toe dry ven, eene by-na on-eindige fnélheid héb-
ben; alsmeede, dewyle wy geene hoogtens en hébben, die aanmér-
kelyk genoeg zyn, om, met die alleruitterfte naauwkeurigheid en
fchérpe toezicht die der wél toevereifcht zoude wérden, h de val en'
i toeneeminge van iiiélheid der zwaarwichtige lichaamen ter deege te
kunnen ^onderzoeken; zo kan en mag men in't gemeen-wél zéggen,
dat, zo de zwaarwichtige.lichaamen al niet needer-en-daalen, van deeze
hoogtens af, tót op dien oort toe, alwaar haare val komt te eindigen en-
op te houden, mét een zeekere maate van fnélheid, die waarlyk en vol-
ftréktelyk op een ieder / oogwink aanwaft, vólgens m de voortgang
der getallen, i, 2,3,4,enz. dat deeze zélve lichaamen échtértenmin-
ften needeiwaards daalen,^ ten naaften by vólgens die zélve voortgang.^
Zésde L i d.
Moment. ^^^ ^^ zwaarwichtigtige lichaamen op een ieder n oogwinkmoetenfchynen
needer-te-daalen, vólgens de voortgang der getallen j i • 3, 5,7, enz..
• Cotps, ' Eindelyk, by-aldien de «zwaarwichtige lichaamen mét een zeekere
Ffaas»nbsp;naaatcr
(i.Demon-
ftrations.
b Propofi»
tioDS.
«Prog^ref-
fion.
rfEipe.
licnce.
« Ccntre.
^^orps
pc fans.
l Cliufe.
i Acceleia-
tion..
k Ejcami-
ner.
iinftant.
m Progres
fionr
Maate van fnélheid koomen needer-te-daalen, wélke op een ieder
f oogwink aanwaft, vólgens h de voortgang die nu zoeeven door ons ^inftanc
aangeweezen; zo is het daar door ook c baarblykelyk, dat deeze zélve iProgtef.
iichaamen moeten fchynen needer-te-daalen,. mét een zeekere maate
vanlnélheid, die op élken oogwink aanwaft en toeneemt; dat
op een ieder gevoelige tyd, die,-om zo te fpreeken, te-zaamen-is-
gezet, uit een on-eindig getal van oogwinken, vólgens voortgang jpro2,ef
der on-eevene getallen, i, 3,5,7,enz. gelyk-als zulks alles heellicht fion.
te begrypen is, voor een ieder, die maar mét éénige opmérkingc ea
aandacht wél hier op komt te létten;
Zeevende L r dï
Bat het gewicht, óf de zjivaarwichtigheid van een lichaam, de kracht is,
die het op een ieder e oogwink bekomt, m needer te daalen nn het {middel' ''indum.
pmt der Aarde toe-,nbsp;/Centre de
la tcrrc.
üit alle het geene, dat nu zo aanftonds door otis is ter-neèder-ge-
ftelt en by-gebracht, vólgd dan middag-klaar, dat het gewicht, óf
de zwaarwigtigheid van een lichaam, niets anders en is, als ? de kracht,, porre
die dit hchaam door eenige ftoot ontfangt, op één eénig Ä oog-f i^ftanv
winlc, om needer te daalen na het middelpunt der Aarde toe.
Achtfte L I D.
Verfcheidene i Ondervindingen , die, het geene zß eeven door ons is ter v ■
needtr-geßelt, aangaande k de zwaarwichtigheid,, koomen te bevéjfigen.
^Pcftnteur.'
Het geene men nu zo eeven heeft ter-necder-gcftélt', aangaande de
z^vaarwichtigheid , komt ook infgelyks mét de érvaarentheid zélve heel
wel over-een. Neemt/eenrondckloot, vanglas, óf van eenige andere / Boulc.
aiergelyke ftóffe, die den Aardkloot óf eenige andere m Dwaal-ftar Planctte.
verbeeld; maakt hém eenigfins warm door hem wat te wryven, op
zodaanig eene wyze, dat de onderfcheidene kleene lichaampjes, die
ontrent des zelfs « Oppervlakte zyn,zich daardoor kunnen koomen te be- « Sutamp;cc.
weegen, en zich daar van daan beginnen teverwyderen j • en gy zult zien
dat alle 0 de kleene ondeelbaare veezeltjes, . die in -de lucht rondfom
deeze^.Kloot hier en daarzweeven, needer-zullen-daalen na des zélf»
p middelpunt toe, eeven gelyk als óf ze door eenige natuurlyke
^ zwaarwigtigheid daar toe wierden aan-gezét en voort-gedreeven Of ^ Ccntre-
ifri'' a^T^ reepje van papier, zyde, óf eenige andere dier-^B^Squot;'*
gelyke ftóffe, en, hébbende dat iïfgelyks, door het wat te wryven.
WHigfinswarrn gemaakt, zo zult gv zien en bevinden, dat het zom-
mige andere kleene reepjes zal op-héffen en na zich trékken^ die al
K 3nbsp;van--
-ocr page 106-van eene genoegzaam aanmérkenfwaardige a grootheid zyn, zo dra
als ze maar in b de Kring van zyne vlugheid zullen gekoomen weezen:
dat is, ine de draai-kring, die zeekere kleene lichaampjes, wélke
vanditverwarmde.reepje uitgaan , rondfom 't zélve koomen te maaken.
Wanneer men nu vérders dit reepje , na dat men 't mét wryven
warm genoeg gemaakt hceft.^ maar ééven aan cén éénig eindtje komt
vaft te houden, zodaanig., dat het zich mét eenvolkoomevryheid aaa
alle kanten rondfom ter deege kan beweegen, cn dat gy als dan daar
meede aan eenig vaft en onbeweegelyk lichaam komt te naaderen,
zo zult gy zien en bevinden , dat dit zélve reepje zich alsdan van zélfs
na dit lichaam toe zal buigen,, en het zélve zal trachten te naaderen, mét
eene heel aanmérkelyke vinnigheid. Want, doordien der eene veel
mindere meenigte van groove lichaamen is, die zich ontrént dit reepje
beweegen, na de zyde toe daar zich dit onbeweegelyke lichaam bevint
te weezen, als'er wél aan de andere kant van dit reepje is, om dat dit
onbeweegelyke lichaam zeer veele van deeze licliaamen onderfchépt,
zo moet het wél noodzaakelyk zo weezen , dat dit zélve reepje zich
na dit onbeweegelyke lichaam toe-gaat-kceren.
Neegende L i d.
Dat het waater d een zwaarwichtig lichaam is, tenopzichtevan de lucht,
eeven gelyk-als de Aarde zulks is ten opzichte van het waater-, en de lucht
weeder, ten opzichte van een zjeekf^e floffe die nóchbfoven hém is, enz.
ffGrin-
deur.
b Sphxra
aftivitatis.
«Toutbil-
loQ.
d-Cozps pe-
fant.
Na dat wy nu op deeze wyze de réchte grond-oorzaak der e zwaar-
wichtigheid verklaart en aangeweezen hébben, zo kan men mét goe-
de reede daar uit wél befluiten,, dat het waater , het geene het hólle
deel van onzen Aardkloot beflaat, een zwaarwichtig licliaam is , tea
opzichte van de lucht, eeven gelyk-als de Aarde zu ks weeder is, ten
opzichte van het waater j dat de lucht, die deeze overige hólle plaat-
zen nóch vérder vervult, en die mét ééne het eerfte ƒ darapgewéft
rondfom den Aardkloot fórmeert en uitmaakt, een zwaarwichtig li-
chaam is , dat onmiddelyk het dampgewéft van dc lucht omringt en
omvangt -, en zo vervólgends. Want der en is niets, als alléén die
ftóffe, wélke in de laatfte ^ béddinge óf dampgewéft beflooten is,
dat men volftréktelyk licht óf dun zoude moogen óf kunnen noemen.
rPcGintcur.
f Acrao-
Iphere.
g Lit.
Tiende L i d.
»Expeticn- Eenige h Ondervindingen , wélké te kannen geeven en aanwyzen, dat d«
CCS.nbsp;ludht een zwaarwichtig 'lichaam is.
Om nu vérder klaar te doen zien, dat de lucht in der daad cn waarheid
-ocr page 107-wenige n zwaarwichtigheid heeft, zo heeft mén onderfcheidene on- quot;Pefantcnr.
dervindingen bedacht en uitgevonden, die ten uitterften h naauw- ^ Cuncux.
keurig en aanmérkènswaardig zyn. By voorbeeld , wanneer men de jBjI^^
lucht in c een ronde flés wêêr laat inkoomen , daar ze te voore door
een d lucht-pomp was uit-getrokken, zo zalmen klaar bevinden, dat i Machine
het gewicht van deeze flés zal toeneemen , na maate van de lucht die pncumati-
daar weeder laat in-koomen ; zodaanig zélfs, dat, by-aldien^quot;^-
deeze flés wat groot is , en dat de lucht daar-beneevens wat dik is,
gelyk-als ze in de winter is , het onderfcheid van quot;t gewicht deezer
flés, wanneer ze vol óf leedig van lucht is, wél zomtyds kan opklim-
men tót twee óf drie oneen.
Men neemt ook wél een glaaze pyp , die aan deszélfs ééne einde
lieel dicht is toe-geflooten, {jcellé hermetiquement) en die aan het ander
einde open is; na dat men nu deeze pyp mét kwikzilver heeft gevult.
Zo dompelt mén hém mét het opene einde in een vat, dat insgelyks
vol kwi czilver is. Alle deeze zaaken dan zoodanig gefchikt zynde,
^ ziet men alsdan voor zyne oogen j -dat het kwikzilver , het geenequot;
in deeze glaaze pyp is, die men als dan een wêêr-glas (barometre) ge-
Woon is te noemen , neederdaalt, tót dat het ontrént op de hoogte is
gekoomen van zeeven-cn-twintig en één-halve duimen , booven e het ' Niveau.
Waaterpas van het kwikzilver dat in het vat is : de reede nu hier van is,
dat deeze twee vogten , naamelyk , de lucht die buiten deeze glaaze
pyp is, enhetkv/ikzilverdat daar binnenin is-, als dan^in een nét/ee-/Equilibre.
venwicht zyn. Nu zoudenze nooit in eenig eeven wicht te-zaamen kun-
nen koomen, by-aldienze ook niet inderdaad en waarheid ééven_^ zwaar- g Pefants.
wichtig en waaren , het ééne als het andere : dat is , by-aldien eene
kolomme van kwikzilver van zjeeven-en-twintia en één-halve duimen
hoogte, niet nét zo zwaar en was, als eene kolomme van lucht is.
Van één en dézelve dikte, dóch die zich komt uit-te-ftrékken tót aan
k de oppervlakte van deszélts damp-gewéft toe.nbsp;fon atmo-^
Bter uit vólgd dan-, dat, hoe vérder men-van de Oppervlakte des fpj^^^^^
Aardkloots is verwydert; en, by-gevólge, hoe naader men aan die
oppervlakte is, wélke het damp-gewéft der lucht komt te eindigen
en te bepaalen , hoe minder ook het kwikzilver in het i Wéér-glas. 'Barome-'
Zal moeten op-klimmen.
Elfde L i D.
Bat de lucht z.o k zwaarwichtig niet^^en is in hetrokkfn en ongeftmmig ^pjfan.,,-.
•weeder, als ze wel by hélder en fchoon wêêr is-, en uit wat reede.
Vérder vólgd hier uit} dat het kwikzilver in het l Wêêr-glas needer
moet-daalen, na maate datde lucht mdnder zwaarwichrig.w-érd; en, tje^
by'
-ocr page 108-by gevolge, dat het kwikzilver daar in moet neder-zakken , wanneer
het betrokken en ongeftuimig weeder is.j als meede, dat het daar in
moet op-khmmen , wanneer het hélder en fchoon wéér is , fchoon
dat het réchte teegendeel fchynt voor-te-zullen-moeten-vallen : want
de lucht, in lt;ï betrokke weeder mét dampen belaaden zynde , dat
is, mét heele kleene deeltjes van waater, die alle veel zwaarwichtiger
zyn als de deeltjes van de ucht, zo fchynt het immers de reede naaft
te weezen, dat ze daar door het gewicht der lucht noodzakelyk heel
veel zouden moeten vermeerderen, wél vérre daar van daan, .dat zy
het eenigfins zoudenverminderen.
Niettemin échter , doordien de deeltjes van het waater veel êêr op-
waards zoeken te klimmen, als dat ze zouden needer-zakken, en dat
ze daar door de deeltjes der lucht, die ze in hun wég ontmoeten, op
een zeekere wyze eenigfins koomen op-te-héffen,j zo moeten ze ook
mét ééne, door die zélve reede, het gewicht det lucht veel qêr iets óf
wat doen verminderen , als ,dat ,zy liet zouden doen toe-neemen óf
aan-waflèn.
Eeven zo is het ook mét het ongeftuimige weeder geleegen: want
de deeltjes der groove lucht, alsdan heel veel beweegingebekoomen-
de, zoeken zich, zo veel als het hên moogelyk is., van de opper-
vlaktedes Aardkloots af te verwyderen, om daar-na hunne onderlinge
beweeginge vérder te kunnen achtervólgen, mét alle de vryheid en
ruime uitgeftréktheid die noodzaakelyk daar toe vereifcht wérd; waar
uit dan ook komt te gebeuren, dat de lucht minder zwaarwichtig
J Batome- y^r^^ls zevante voore was, en dat ook, by gevólge, het kwikzilver
tre.nbsp;^ wêêr-glas komt needer te zakken.
Wanneer men nu gemeen waater in deeze glaaze pyp en liet vat
komt te gieten , in de plaats van kwikzilver, zo zal men bevinden,
dat dit waater in de glaaze pyp ftil zal blyven ftaan, ontrént ter hoog-
t Niveau, te van een-en-dertig en een-halve voeten booven c de waaterpas van het
waater dat in het vat is , doordien het kwikzilver ontrént vertier-
maal zwaarder is, als een d gelyk gedeelte waater.
Twaalfde L i
Dat twee Cf laaten, van glas óf van marmer, die heel mauwkeurig glad
gefleepen engepolyß zyn, de ééne teegen de andere, uittermaten vaft op mal-
kandere moeten héchten.
Na dat men dit alles heel wél overweogenheeft, dat nu zo eeven
door ons ister-needer-geftélt., zo en zal het ons geenfins bezwaarlyk
mêêr vallen, om uit te kunnen léggen cn reede te geeven , wa^om
twee plaaten, van .Glas óf van marmer, die heel naauwkeurig glad ge-
a Temps
couvert.
d Egil vo-
lume.
»Plaques.
fleepcn en gepolyft zyn, de ééne teegen de andere , zo uittermaaten
Vaft op malkandere koomen te héchten , dat zélfs een gewicht van
onderfcheidene ponden zwaarte kwaalyk krachts genoeg heeft om ze
van élkanderen af te trékken. Uit wat reede twee a half-ronden, van quot; Hcaiu
glas, kooper, óf van eenige andere diergelyke ftófie , onmoogelyk ^p'»quot;«-
niet van élkanderen en kunnen af-gefcheiden wérden, als door h een ,
gewéld dat ten uitterftc groot en krachtig is, wanneer men de lucht
daar uitgetrokken heeft door c een lucht-pomp, enz,nbsp;^ Machine.
pneuma»
tiquc.
het v y f d e h oo f d-d e e l.
^'^an de Natuur en Eigenfchappen van onderfcheidene lichaamen,
zo wél d vafl-verknóchte als vloeijende.
Eerfte Lid.
H
Dat e de zwaarwichtigheid de réchte grond-oorzaak, is quot;van de vaß-ver- , Pefan^
Iqióchtheid der lichaamen.
tcur.
Et aanmérkenswaardigfte gewrocht der zwaarwichtigheid, is,
de vaft-verknóchtheid der lichaamen ; want die en worden uit
geen andere reede vaft-verknóchte genaamd, als alléén, doordien
alle hunne deelen , mitsgaaders de kleene lichaampjes óf deeltjes die
deeze deelen koomen uit-te-maaken , zo uittermaaten naauw en ftérk
in en door rnalkandere gehécht en verbonden zyn , dat men ze niet
als mét de alderuitterfte moeite en arbeid van élkandere kan af-krygen,.
en lós-maaken j nu zyn ze uit geen andere reede zo vaft aan malkan-
dere verknócht en gebonden, als alléén, doordien de ééne deeltjes zo
Zeer teegen de andere wérden aan-gedrukt, door het gewicht van ee-
\Dige ftóffe die daar op komt te weegen.
Tweede Lid.
Hoe het hj-kpmt , dat'-er zommige vafl-verknóchte lichaamen zjn, wél- /Corps
deeltjes heelft ark aan élkanderen héchten en verbonden zjn.nbsp;folidcs.
By-aldien het gewicht van eene kolomme der ftóffe gt; die fich uit- d^la^^erfc.
ftrékt, van ^ de oppervlakte des Aard-kloots af, tot aan de oppervlak-6 Tourbil-
te van dezélfs^ draaikring toe , dit » gewrocht voort-bréngt, opzo-l°quot;-
daanig eene wyze , dat'er niets altoos tuffchen de kleene deeltjes van ..
een vaft-verknócht lichaam en is, als alléén ide eerfte Hoofd-ftóf-
J Solides^
fe, en, indien deeze zélve kleene deeltjes oppervlaktens hébben die
heel ruim zyn , mét wélke ze malkanderen koomen te raaken j zo
zal daar uit voort-koomen, dat deeze kleene deeltjes zo uittermaaten
ftark en krachtig teegen élkanderen zullen aan-gedrukt wérden, dat
men ze meeft altyd niet weeder van malkanderen af en kan krygen,
als door het behulp van't één óf't anders lt;iwérk-tuig: jazélfsismee-
nigmaal het alderftarkfte vier naauwelyks bekwaam genoeg, om hén
zodaanig van élkanderen af te doen fcheiden, dat ze daar door koomen te
fméltencn wég-te-vloeijen.
Laaten A, B, C, en D vier kleene lichaampjes óf deeltjes van een
vaft-verknócht lichaam weezen, op zodaanig eene wyze teegen mal-
kanderen-aangedrukt wérdende , als men nu zo aanftonds heeft ter-
(Maiiifeflc. tieed er-ge ftélt gt; zo is het c openbaar, dat het lichaam A, alle het ge-
wicht van de kolomme der ftóffe booven zich hébbende , wélke zich
uirftrékt, van de oppervlakte des Aaardkloots
af,tot aan de oppervlakte van deszélfs Draaikring
toe, en geen ander lichaam altoos, tuflchen
hém zélfs en de twee lichaamen B en C héb-
bende, om dit gewicht d teegen-op-te-weegenj
zo zégge ik, dat het zonneklaar is, dat het li-
chaam A op geen andere wyze van de twee li-
chaamen B en C zal kunnen af-gefcheiden wér-
den , als alléén door een zeekere pooginge óf
kracht , die ftarker is als de kracht van
de kolomme der ftóffe die daarop komt te wee-
gen.
fllnftru
meut-
h Corps
folide.
f/Contreba
laiiccr.
A
B
Her is ook ééven zo mét de lichaamen B, C, en D geleegenj
want de ftóffe, die het gewicht uitmaakt, vloeibaar zynde, weegt,
op eene eeven-gelyke wyze, over-al en aan alle kanten; en, by gevói-
ge , is het baarblykelyk, dat het lichaam B op geen andere wyze
van het lichaam C en zal kunnen af-gefcheide wérden, nóch ook het
lichaam D van de twee lichaamen B en C, als door eene eeven-gelij,-
! Efort.
ke e pooginge óf kracht.
Dérdc L i d.
vf»-
Op wat wyzje twee deeltjet van een vaß-verknoht lichaam op
deren kunnen glyen.
Maar , dewyle het lichaam A geen ander lichaam altoos aan zyn
zyde en heeft, en dat het zich ook op deeze wyze aan alle zyne vier
zyden/ gelykelyk bevind gepérft te wérden, zo is het ^middagklaar
dat men geene de alderminfte moeijelykheid en zal vinden, om
dit zélve lichaam A booven op de lichaamen B en C te doen glyen i
ir.ids
t Corps
lolide.
/Egale,
ment.
g Evident.
mids dat de a Oppervlaktens, langs wélke zulke Iichaamen op mal- -gt;Surfaces,
kandereglyen, ter deegen glad en éfFen zyn, óf altyd ten minften,
dat de b verheventheeden , die ze daar ontrént zouden kunnen ont-
jnoeten, zo hoog niet en zyn, als het dubbelt der dikte van c de eer- Tpremiec
Ite Hoofd-ftoffe is, die zich tuflchen hên beide bevintinte weezen. Elciuent.
Vierde L i d,
Hoe het bj/-ksmt, datW va/l-verknóchte Iichaamen kunnen weezen, wei-
ker e deeltjes byna geheel niet op élkanderen en kleeven óf verbonden zyn.
By-aldien de geheele kolomme, wélke zich uitftrékt, vmd de op- ^sucfice.
pervlakte des Aardkloots af, tót aan de oppervlakte van deszélfs
e draaikring toe, op het lichaam A niet en weegt, maar alléén een «Tourbil-
gedeelte van deeze kolomme } zo is het zonneklaar, dat 'er zo veel ion.
ƒ poogingeen kracht niet toe en zal van noode weezen, om het li- /quot;Eforc.
chaani A van de twee Iichaamen B en C te doen af-fcheiden, als men
er wél toe zoude moeten hébben , by-aldien dit lichaam A het ge-
heele géwicht van deeze kolomme alléén kwam te draagen , en dat
ook die geheele kolomme op deeze wyze dit lichaam A kwam te
perffen, teegen de twee Iichaamen B en C aan. Indien het nu alléén
de groove lucht is , die op dit lichaam A komt te weegen, gelyk-
als het gebeurt, zo-wanneer men twee plaaten, van glas óf van mar-
mer, die heel naauwkeurig glad gefleepen en gepolyft zyn, de ééne
op de andere, komt te-zaam^n-te-voegen; zo is het zeeker, darmen,
om de Iichaamen B en G van élkanderen af te-doen-fcheiden, alléén
Zo veel pooginge óf kracht zal van noode hébben , als'er vereifcht
wérd, om het volle gewicht van de kolomme der groove lucht te-
booven-te-kooinen, die op het lichaam weegt.
Deeze geheele kolomme nu, die zich uitftrékt, van de Oppervlak-
te des Aardkloots af, tót aan de oppervlakte van deszélfs Draaikring
toe, en weegt geenfins t'éénemaal alléén op het lichaam A, by-al-
dien der in deeze zélve kolomme een ftóffe is, wélke eene gelykvór-
mige ftóffe, die tuflchen dit lichaam A en de twee Iichaamen B enC
heene gaat, komt ^ teegen-op-te-weegen, en daar door te belécten £
van op het lichaam A te weegen , gelyk-als het overige van die
ftóffe doet, wélke in deeze kolomme beflooten is. Het is nu alléén de
groove lucht, die op het lichaam A komt te wérken, by aldien de
geheele ftóffe, die zich uitftrékt, vmh de oppervlakte des Aard- iSurfacedc
kloots af, tót aan de oppervlakte van deszélfs »Draaikring toe, een la terrc.
wég kan vinden, om tuffchendit lichaam A , en de twee Iichaamen
B en C heene te gaan , en dat de groove lucht alléén daar niet door
heene cn gaat,
L 2nbsp;Vyfde
-ocr page 112-Vyfde L i d.
Hoe nten tót de kénnijfe van 'xde waare gefchaapenheid d-er deelmaan de vaß-
verknóchte en vloeijende lichaamen kan geraaken.
Wy zullen nu, moogelyk, genoegzaam in ftaat weezen, om ree-
de te kunnen geeven , waarom zeekere lichaamen heel licht fmélten,
en andere weeder in tegendeel heel kwaalyk willen fmélten j uit wat
reede zommige lichaamen heel hart, en andere weeder heel zacht en
buigzaam zynj waarom zeekere lichaamen heel hart,-en ^ brós daar
by zyn, cn uit wat reede deeze zélve lichaamen koomen te c veeren,
enz. Dit alles nu, gevoegd zynde by de kénnifle die we nu reeds al
i/Ptfanteur.nbsp;'^^'■^élver zwaarwichtigheid , zal ons , moogelyk, e de
fConfigu-' waare gefchaapenheid van hunne deelen genoegzaam kunnen ontdék-
radon. ken, zonder wélke het ons onmoogelyk is om eenige voortgang in
ƒ Phyfique ƒ de Natuur-kunde te kunnen doen, die van éénig belang is.
Zésde L i d.
Uit wat reede zeekere lichaamen heel bezwaarljk tót fmélten gebracht kon-r
nen wérden.
4 Configu-
xstioii.
b Caflänt.
tFairc
reflbrt.
By-aldien der g vaft-verknóchte lichaamen zyn, van wélke de ééne
heel bezwaarlyk tdt fmélten gebracht konnen wérden , en de andere
K/Siol IJ/^Ki-o»^ -----__l_.t____'11___ rnbsp;i
^emakkelyk willen fmélten j zo kan
en , dat dit uit geen andere reede
ien de deeltjes , daar de eerfte li-
J Plans flus
aropks.
i Premier
Element.
jl;Eforc.
* Propor-
tion.
l Premier
Element,
tn Tourner
an tout
fens.
weeder in teegendeel heel lichten
en mag men, wél gelooven en ftél
zo voor-en-valt, als alléén, doorc....nbsp;, u., tcmc li-
chaam uit zynte-zamen-gezét, veel ^ ruimer vlalaens hébben, als die
deeltjes,, daar de andere lichaamen uit beftaan; als meede, datze ko-
lommen onderfchraagcn , die veel hooger verheeven zyn. Want het is
noodzaakelyk , dat i de eerfte Hoofd-ftóffe zo veel mêêr ipooginee
óf kracht komt te maaken , om deeze kleene deeltjes van élkanderen
af-te-doen-fcheiden, als de kolommen, die ze moeten onderfchraaeen ^
hooger verheeven zyn: en, om hén op aiderhande fatfoenen te kuhnen
doen draaijen, daar de geheele fméltinge in beftaat,. is het van noode,.
oat de eerfte Hoofd-ftóffe zich zo veel te mêêr rondfom deeze kleene
deeltjes komt te vermeerderen, alsze zélfs ruimer vlaktens hébben na.
* de eevenreedentheid van hunne klomp.
Op deeze wyze zal der een veel grooter
overvloed / der eerfte Hoofd-ftóffe rondlbm
een. hchaam, gelyk-als A , van noode wee-
zen, om dat m op aiderhande fatfoenente
doen draaijen, als'er wel toe vereifcht wérd,
om een lichaam zo te doen draaijen , ge-
lyk-als Bis.
Zee-
f Corps fo-
lidcs.
Waavom zommige lichaamen heel hezwaarlyk^willen fme'letn, die échter
heelgemak^lyk.aan de haamer gehoorzaamen.
Zo-Wanneer der nu zommige lichaamen zyn , die heel bezwaarlyk
Willen fmélten , en die nóchtans heel gemakkelyk aan de haamer ge-
hoorzaamen, gelyk-als, by voorbeeld, het goud doet j 7.0 mag men
Wel denken , en mét goede reede ftéllen , dat zulks alléén daar van
daan komt, dat de deeltjes, daar het goud uit beftaat, a oppervlak- /«Surfices.
tens hébben, die wél genoegzaam b glad enéffenzynj maar die éch- ^Li(resamp;
ter kolommen van eene aanmérkelyke zwaarte te c onderfchraagen .
hébben: dat ze d vlaktens hébben die heel f ruim en wyd-uitgeftrékt
zyn, na ƒ de eevenreedentheid van hunne klomp, en dktze mét ééne f Amplesamp;
■kolommen te onderftéunen hébben, die heel hoog zyn, wélke deeze étcndus. .
deeltjes heel ftark teegen élkanderen koomen aan-tc-drukken.nbsp;/Propor-
tion.
g Mallca«
bles.
»
B
Achtfte Lid.
Waarom zstmmige lichaamen zacht en g buigzaam zyn.
Indien nu zommige hchaamen heel zacht en buigzaam zyn, gelyk-
als, by voorbeeld, het loot is , zo dunkt my , dat deeze lichaamen
Uit geen andere reede zodaanig en zyn, als, doordien de deeltjes, daar
ze uit zyn te-zaamen-gezet, h vlaktens hébben die heel weinig uitge- t Phm.
ftrékt zyn , en van welke t de oppervlaktens échter genoegzaam 'Surfaces.
k glad en effen zynj zodaanig, dat deeze zélve deeltjes mét alle ge- i^LifTes sc
mak op malkanderen kunnen glyen.nbsp;Polies.
Neegende Lid.
Uit wat reede zeekere lichaamen heel hart zyn , en met ééne heel kwaalyk^
^n de haamer willen gehoorzaamen.
By-aldien der nu zeekere lichaamen zyn,, die heel hart zyn , en die
ook daar-en-booven heel kwaalyk aan de haamer willen gehoorzaa-
men; zoodaanig zélfs, dat ze zich niet en willen laaten
uit-ftrékken , als mét heel veel moeite en arbeid, en,
na dat ze in het vier wél ter deege gloeijend zyn ge-
maakt } gelyk-als,, by voorbeeld , hetyzer is, zo mag
men wél dénken, en mét goede reede ftéllen, dat zulks
alléén daar van daan komt, doordien de deeltjes, gelyk
A en B, daar deeze lichaamen uit zyn te-zaamen-gezét,
kolommen van ftóffe te onderfteunen hébben, die heel hoog zyn, en
L 3.nbsp;dat
-ocr page 114-dat ze mét ééne lt;* vlak tens hébben, die heel b ruimen wyd-uitgeftrékt
zyn, en die nóch daar-en-booven mét veele kleene c verheeventhee-
den óf puntjes verzien zyn , ontrént als in deeze neevens-ftaande fi-
guur naader te zien is. Op deeze wyze nu, en zouden
die deeltjes geenfins gemakkelyk op malkandere
kunnen glyen, t'en zy dan dat ze door de kracht
des viers eerft een weinig van élkandere waaren
af-gedreeven en verftrooit, en tot dat, by voor-
beeld , de verheeventheeden a, b , e, , van het lichaam A niet
méér in ftaat en zouden weezen , om langer op de verheeventheeden
fi Sy van hetlichaam B vaft-te-kunnen-héchten , óf daar op
mêêr te kunnen kleeven.
Tiende L i d.
Uit wat reede zommige lichaamen heel hart enhrés zyn\ alt meede, waar-
om z' d veeren.
Zo-wanneer der nu lichaamen zyn, die heel hart en brós zyn, ge-
lyk-als, by voorbeeld, * het gehardde ftaal is; zo zullenwe goede reede
hébben, om te gelooven en te ftéllen , dat zulks nérgens anders van
0 Plans.
b Amples amp;
ctenHus,
c Enünen-
ces.
Bezie dc
Figuur van
pag.
(i Faire
lelTort.
• Ader
trempt!.
! | |||
H |
daan en komt, als, doordien deeze deeltjes, gelyk-als C,-D,£, F,
daar dit ftaal uit is te-zaamen-gezét, kolommen te onderlchraagen
hébben die heel hoog zyn, en die deeze deeltjes heel ftérk teegen
malkanderen aan-drukken , en dat ze mét ééne vlaktens hébben die
heel ruim en wyd-uitgeftrékt zyn , mét c verheeventheeden die heel
'Eminen-nbsp;-.j^eiyk zyn J zodaanig zélfs, dat ze op geenderhande manieren
C«forc ele-nbsp;k,„,fen glyen. Dewyle nu deeze deeltjes ins-
gelyks onmoogelyk niet van malkanderen afgefcheiden en kunnen
^ , èéfden, als door ƒ een poo^inge ófkrachtdieten uitterfte groot is
fnbsp;doordien ze kolommen van ftóffe te onderfteunen hebben , die zich
c r niet minder en koomen uit-te-ftrekken, als, van g de oppervlakte des
ISS: Suoots af, tót aan de oppervlakte van deszéUs^Draaikring toe,
ion. 20 is het middagklaar , dat de hchaamen die uit zulke deel jes be-
ftaan, in twee oï mêêr ftukken van élkandere zullen moeten bieeken.
Zo-wanneer men , mét deeze lichaamen krom te buigen, a een poo- « Efore.
ginge óf kracht daar op komt te doen, die genoegzaam groot en
Itark is j óf ook wél, dat ze zich zélfs weeder zullen moeten hérftél-
len, in die zélve ftaat daar ze te vooren in waaren , na dat deeze
kracht, die der op gedaan is, komt op-te-houden het geene men
gewoon is b veeren te noemen.
Elfde L i d.
Op wat wyze C een veerend lichaam aan-fiul^n-zal-fpringen, zo-wan- ^ Corps a
«eer men het al-te krom buigt-, alsmeede, waaremhet in zulkjen geval fomtyds rellbre.
in onderfcheidene ftukke» malkanderen fpringt.
By-aldien de pooginge óf kracht, die men op een hart en dhrós li- d CalTant.
chaam komt te doen , groot genoeg is, om deszélfs deeltjes e van «Ecarccr.
élkanderen af te-doen-wyken , gelyk-als C en F ; op zodaanig eene
wyze, dat een ftóffe, die gelyk is aan die ftóffe, welke m de kolom-
quot;len is die daar op weegen óf pérffcn , tuffchen deeze twee deelpes
in-kan-glyen, en die daar door kan hélpen om van malkanderen at te
Wyken, en op deeze wyze geheel-en-al van élkanderen af-te-fcheiden i
^o zal deeze zélve ƒ pooginge óf kracht ook mét ééne groot genoeg
weezen , om insgelyks de deelen D en G , beneevens alle de andere
'nbsp;^ ^nbsp;deelen die hen noch
vérder zouden moo-
gen vólgen, van-een-
te-doen-fplyten, en,
by-gevólge , óm zo-
daanig een geheel g jr CorpsSo-
vaft - verknócht li-
chaam in twee óf mêêr
fluk^n van malkande
icn-
ren af-te-doen-fpringen. Ik zégge wél uitdrukkelyk in twee óf mek
fiukken, doordien het zomtyd» wél kan gebeuren , zo-wanneer een
lt;» Cirter. lichaam A, B, C, in B korat ^ aan-ftukken-te-breeken; dat de twee
b Reffott. deelen deszélfs , A B en C B , zich door hunne b veeringe mét zo
£ Yiokuce. veel c kracht en gewéld weeder onderling zullen koomen te hérftéllen,
. d,at ze zich j by-na aan de andere kant zo veel in een teegenftrydige
Fiquot; ur Tannbsp;weeder-om-zullen-krommen als te vooren , en datze op
pagquot; 87. deeze wyze nóchmaals m a en b weeder aan-ftukken-zullen-koomen-
te-breeken.
d Corps a
reflbrt.
* Efort.
ƒ Ecartcr.
Twaalfde L 1 o.
Op wat wyze d een veerend lich,tam zich weeder k^n hêrjlcllcn, mdi^
het om-gekromt is geweeft,
By^-aldien nu e de pooginge óf kracht niet groot genoeg en is, om
deszélfs deeltjes, gelyk-als C en F, ƒ van élkanderen af-te-doen-
wyken, op zodanig eene wyze , dat een ftóffe , die gelyk is aan die
itotte, wej [ke in de kolommen is die daar op weegen en pérffen, tuf-
fchen deeze deeltjes niet en kan in-glyen óf in-dringen ; zo is het
f Evident, g baarblykelyk , dat, zo dra als die pooginge óf kracht maar komt
I
Ion.
Efort.
op-te-houden, deeze zélve twee deeltjes C en F, zo wél als de andere
deeltjes D en G , enz. zich noodzaakelyk weeder te-zaamen-zullen-
moeten-voegen , gelyk-als ze te voore geweeft zyn j de ééne teegen
de andere aan-gedrukt en gepérft wérdende , door kolommen van
h Surfacede ftóffe, die zich uitftrékken, van h de oppervlakte des Aardkloots af,
la tcrre. tót aan de oppervlakte van deszélfs i Draaikring toe. Vérders is het
«Toiubil- baarblykelyk, dat de deeltjes E en H , enz. die al-te-zeer teegen
élkanderen-aan-gepérft en gedrukt waaren, zo wél door pooginge
óf kracht die men daarop gedaan hadde, terwyle men dit lichaam
kwam te krommen , als, door' de kolommen, die daar op pérffen en
Wcegen, door* de eerfte Hoofd-ftófFe t weeder van malkanderen
af-gefcheiden, en in haar voorige ftaat hérftélt zullen moeten wérden.
Bygevólge zullen dan ook de deeltjes, C enF, enz. diein*debólle
zyde van deeze kromte zyn, élkandere weeder moeten naaderen jen de
deeltjes Een H, enz. die in a de hólle zyde van deeze kromte zyn ,
Zullen zich , door ééven die zélve reede, weeder van malkandere moe-
ten verwyderen, tótter tyd toe dat de kolommen, die daar op pérf-
fen en weegen , weeder in een volkoomen c eevenwicht zul en ge-
raakt zyn, mét de eerfte Hoofd-ftóffe die tufTchen deeze deeltjes in is,
gelyk-als ze alle waaren, voor den tyd deezer d pooginge óf kracht.
l i d.
na dat z.e om-gekromt z.yngeweeft, »Corps»
tnderfcheidcne i beweegingen heene en weeder koomen te maaken, voor-en-
al-êe'rze zich weeder in die ftaat kunnen hérftéllen, daar ze te vooren r-eeds in
quot;Aanren, al-éêr ze om-gekromt wier den.
* Premier
Element,
t Ecartét.
*Con-
vexite'.
a Conca-
vité.
iEcartér.
f Equilibre.
lt;/Efort.
Dértiende
'jeerende Itchanmen ■
Wamm e dc
Doordien nu de kolommen van ftóffe, die op deeze deeltjes pérf^
fen en weegen, zich onmoogelyk niet weeder in een volkoomen^ ee- g Equiiibri.
yenwicht mét h de eerfte Hoofd-ftoffe en kunnen ftéllen, die hên van 6 Premier^'
eikanderen af-lcheit, zonder éérft onderfcheidene keeren heen cn wêêr te Element.
Kloeten doen , gelyk-als men zulks voor zyne oogen ziet gebeuren,
ontrént alle zulke Iichaamen, die zich weeder in een eevenwicht zoe-
ken tehérftéllen, na dat ze daar uit zyn getrokken geweeft j zo cn zullen
We ons zo uittermaaten zeer daar niet mêérover kunnen verwonderen.
Wanneer we zien, dat i de veerendc Iichaamen zich zélfs niet alléén ^^
t'éénemaal weeder hérftéllen , zo - wanneer ze zyn om-gc- refpjj'^
kromt geweeft; maar dat ze zich nóch daar-en-booven by-na zo veel
aan de andere kant, in een teegenftrydige ftand en zin , om-zullen-
krommen, en dat ze ook op deeze wyze, onderfcheidene bewee- ^Vifera-
g'iigen heene en weeder maakende , voor-en-al êêr ze t'éénemaal tions.
Weeder in ruft geraaken, ten naaften-by I de uitwérkinge van een '
flinger koomen te maaken, die in beweeginge is.nbsp;pendule.
»«Faire
reflbrt.
Veertiende Lid.
Vit wat oorxjiak^de ééne Iichaamen méér xa veeren als de andere.
By-aldien het nu geene heele kolommen van ftófïe cnzyn, die zich
uitftrekken, van « de oppervlakte des Aardkloots af, tót aan de op-
pervlakte van deszélfs 0 Draaikring toe , maar dat het alléén éénige
gedeeltens van die kolommen zyn, die op de deeltjes van deeze Ii-
chaamen koomen te pérfTen en te weegen zo en zal ook dienvólgen-
de a de veerinee deezer lichaamen zo ftérk nóch zo b héftig niet kun--
nen weezen: zo-wanneer het nu de groove lucht maar alleen is, die
daar op komt te pérflen en te weegen, zo zal ook der zeiver veerin-,
ge, by-gevólge, uittermaate flaauw óf langzaam moeten zyn, ge-
yk-als men zulks gewoon is zo te noemen.
Vyftiende L i d.
Middel, om c een veerend lichaam door kunfi te maaken.
Om nu zoodanig een lichaam door kunft te maaken, io hebt óf neemt
onderfcheidene kleene ftukjesglas, die heel dun en glad zyn, ontrent
van vyf óf zés lynen d middellyns, óf zélfs noch kleender, en laaten
die alle het ééne in het andere gewérkt weezen ; fluit daar na alle dee-
ze ftukjes glas op zodaanig eene wyze heel vaft te zaamen in een darm, ,
dat ze onmoogelyk niet op malkanderen en kunnen glyen, en dat ook
die darm op deeze wyze één en dezéive uitwerkinge kan doen als f de gt;
gekartelde oppervlaktensj en gy zult zien en bevinden, dat dit zél-
ve door konft gemaakte ƒ vafte lichaam , zo-wanneer het werdom-
gekromt, insgelyks ook zal koomen te^ veeren..
Zéftiende L i d.'
Uit wat reede zommge lichaamen vloeijende zyn; als mede, waarom ds':^'
ie lichaamsnmeerder en Jlérkervloeijen als de andere.
^Surfaces.
3 Corps
folide.
tsne
Eindelyk, by-aldien der vloeijende lichaamen zyn, welkers deelt^ -
ies , daar ze uit zyn te-zaamen-gezét, in geenen deele éigens aan el-
kandere verbonden zyn j zo mag men heel wei gelooven, en met
goede reede ftéllen, dat zulks nérgens anders van daan en komt, als - ^
alléén doordien deeze zélve deelties kleene ronde klootjes (W«)-
-^yn gelyk-als A, óf een zeekere foort van ei-ronden, (oWw) ge-
lyk-als, B, G, D, enz. die, niet geftélt of bekwaam weezende om
ergens aan malkandere verbonden te kunnen wérden, door de geftal-
te hunner/^oppervlaktens, onmoogelyk te-zaamen ietszoodaanigs uit-
kunnen-maaken, dat men i een vaft-verknócht lichaam gewoon is te
noemen. Zo-wanneer-nu deeze deeltjes ^ vlalitens hébben die heel
«Refforc.
i Violent.
f Corps à
reflbrt.
Ji DiamC'
trc.
»Sutfaccs.
dcntclces.
/Corps
foli.le.
^ Faire.
rellofc.
zyn, zodaanig, dat ze, een zeekere foort van ^ réchtlynige-vlak- quot; Psliedres.
ke-vee
hoeken zynde, maar iets óf wat aan élkandere kunnen verbon-
den wérden, hoe uittermaaten weinig zulks ook zoude moogen weezen;
Zo zullen ze , in dit geval, vétte óf olie-achtige lichaamen kunnen
fórmeeren , wélke iets óf wat zullen hébben van de naatuure en ei-
genfchap der b vaft-verknóchte, en iets óf wat van de naatuure en ei- ^solidet»
genfchap der vloeijende lichaamen.
Zeeventiende Lid.
Onderzoekj, aangaande c de waaregefchaapenheid der deelen van onderfchei-' Config«-
dene lichaamen, z.o wél der vafi-verknóchte alsvloeijendci en wélvoor-eerfi,
aangaande de deelen van het goud.
Het zal nu tecgenwoordigwél tyd zyn, om eens ter deege te gaan
onderzoeken, ót'er niet eenig middelen is, om ten naaften-by tót de
kénnilfe van de waare gefchaapenheid der deelen te kunnen geraaken,
daar een ieder lichaam, zo wel dat vaft-verknócht, als dat vloeijende
IS, noodzaakelyk uit moet te-zaamen-gezét weezen.
Het goud is het zwaarwichtigfte van alle de lichaamen daar-wy éé-
nige kénnifte van hébben j waar uit men wél mét taamelyke goede reede
Zoude kunnen giffen óf befluiten, dat de deeltjes, daar het goud uit be-
ftaat, zo veele teerlingen {Cubes) zouden moeten weezen: maar, .
doordien men bevind , dat d de ftóffe des zeilfteens daar in alle vry- magnéquot;*'
heid door-heene-gaat, zo is het, onzes érachtens, de waarheid naa- tique.
der, dat deszélfs deeltjes réchtlynige-vlakke-veelhoeken {Polyedres)
Zyn, wélke van dien aart zyn, dat ze zommige e tuiTchen-ruimtens,
die wyd genoeg zyn, tufTchen élkandere kunnen open-laaten.
Achtiende l, 1 d.
Waarom men het goud onmoogeljkjiiet tót as en h^n bréngen.
Nooit is 'er éénig Stóffcheider {Chymife) geweeft, die een middel
heeft uit-kunnen-vinden, om het goud op zodaanig eene wyze te
doen veranderen, dat het op-hielt van goud méér te weezen; en, by-
gevólge, kan men ook wél dénken óf ftéllen, dat de deelen , daar
het goud uit beftaat, alle ƒ dichte en héchte hchaamen moeten zyn,/Corps
die geenfins uit éénige andere lichaamen zyn te-zaamen-gezét, die maffifs.
nóch veel kleinder zyn; óf altyd ten minften, by-aldien deeze lichaa-
men al zyn te-zaamen gezét uit eenige andere lichaamen die nóch veeLj^J^J^»quot;'
kleinder zyn, dat deeze kleene lichaampjes booven maaten on-ree-
felmaatig moeten weezen; als meede , datze h vlaktens moeten héb- , Amplès.
en die heel i ruim en breed zyn, na ;tde evenreedentheidvan hunne U'ropor-
M 2nbsp;klom-tion-
-ocr page 120-a klompen, zodaanig zélfsdat men geen middel altoos tót nóch-
toe uit-en-kan-vinden, om hén t'éénemaal van-een-te-doen-fcheiden.
Men kan nóch moet het ook dierhalven geenfins vreemd vinden-,
dat, by voorbeeld y hefvierwél krachts genoeg heeft om eindelyk de
deeltjes, daar het goud uit beftaat, van-een-te-doen-fcheiden, zon-
der échter ooit de deeltjes, óf kleene lichaampjes zélfs, die deeze deelt-
jes uitmaaken, van-een-te-kunnen-fcheiden. Want deeze kleene li-
chaampjes, booven-maaten^'on-reegelmaatig zynde, ene vlaktens
hébbende die heel ruim en breed zyn, na d de eevenreedentheid van
hunne klompen, moeten heel veel mêêr moeijelykheid hébben en vin-
den, om in de eerfte e Hood-ftófïe ƒ op aiderhande fatfoenen te kun-
nen draaijen, daar eigentlyk hunne fméltinge in beftaat,- als de deeltjes'
óf g réchtlynige-vlakkc-veelhoeken hebben, die geformeert zyn ge-
worden uiteen ón-eindig getal van deeze kleene lichaampjes, en wél
voornaamentlyk , by-aldien deeze réchtlynige-vlakke-veelhoeken eene
gedaante hébben, die wat na aan. h deklooüche komt.
Neegentiende L i d.
Uit wat reede het goud heel buigzaam is, en zich tót draaden laatuit'-rékken , -
fchoon dat men het heel kwaalyk^kan doen fmélten.
H Ktnbsp;goud is een ftóffe die men heel kwaalyk kan doen fmélten, maar
^Duftde die échter heel «buigzaam is,en diezichook mét ééne lichtgrot draaden
iPlans. quot; uit-laat-rékken : waar uit dan vólgd, dat de deeltjes, daar het uit is
f» Surfaces, te-zaamen-gezét, l vlaktens moeten hébben, die heel ruim en breed
«Liilesamp;- zyn, maar dat ook hunne oppervlaktens mét ééne ter zélver tyd heel
pplicj; „ glad en éffen moeten weezen; zodaanig zélfs, dat deeze zélve deeltr
jesheel gemakkelyk op malkandere kunnen glyen. {bezie hef zéjde Lid-
deszes Hoofd-deels.)
Twintigfte L i d
3 at men tevergeefs het geheim zoekt uit te vinden, om goud te kunnen maaksn.
Na ailes, dat men nu zo ééven heeft ter-needer-geftélt, aangaandè
bet goudkanmet heel gemakkelyk , en mét goede reede befluiten,
dat de Stóf-fcheiders, {Chjmiftes) die al hun gepoog daar op aan-lég-
gen, om goud te kunnen maaken, noodzaakelyk alle hunnen arbeid en
moeite t'éénemaal te vergeefs moeten befteedenj en dat ook alle die
geene, wélke zich dérven beroemen van dat o geheim uit-gevonden
te hébben, maar een deel p opfnyers en bedriegers zyn, die niets an-
ders en zoeken , als de fléchte en licht-geloovige ménfchen te betrap-
pen , en hên het géld uit de beurs te haaien.
Mén-
»Slaflcs.
è^Irregu-
liers.
c Plans.
d Bropor-
iton.
» Element.
/Tourncr
en tou:
fens.
^Policdres,
/) Figure
Spiicriqiie.
•Secret.
jS.Charla-
caas.
Men kan my ook hier ontrént mét geen reede teegen-wérpen, dat
inen zomtyds wél goud uit den Antimomum kan haaien , enz. Want
het IS ten uitterfte waarfchynelyk, dat'er, in zulk een geval, eenige a-
aertjes óf gremtjes goud onder den Antimonium zyn verbórgen ge-
Weeft } gelyk-als men zulks heel veel in het ftnd ziet, dat uit GuineA
komt, waar m men mét een-« Vergroot-glas een groote meenigte quot; Microfeo-
van deeze goud-greintjes komt te ontdékken en gewaar te wérden.
Een-en-twmtigfte L i igt;.
DatAe deeltjes van het kwikzilver ronde klootjes zyn.
Hetkwikzilver weegt een weinig minder zhde drie-vierde-deelenviin
b een gelyk deel gouds doenj het is ook mét ééne een ftófie die heel ^ Volume
vloeijende is, en c een ontbindend middel van onderlcheidene (borten van
iichaaraen. Waar uit men wél kan befluiten , dat deszélfs deelen^if ronde vSquot;t
klootjes moeten weezen, die heel glad en éflen zynj,/Boules
alsmeede , datdeeze klootjes , in de gaatjes vanzóm- aflezlilfes
mige lichaamen in-dringende , gelyk-als, by voorbeeld, ^
in die van het goud, eenige gemakkelykheid vinden,
om zich tuflchen deeze e réchtlynige-vlakke-veelhoe-
ken in-te-voegen gt;• en hier door gebeurt het dan ook,
dat deeze zelve récbtlynige-vlakke-veelhocken, gelyk-
als A en C, op elkanderen beginnen te róllen , door
hetmiddel der ƒ ronde klootjes van het kwikzilver,/Boules,
gelyk-als B ,• en dat men op deeze wyze daar na fchier
geen moeite altoos mêêr en heeft om hên van malkan-
deren af-te-doen-fcheiden, en , dat dit zélve goud daar r.
door ook._^ een brós en.teeder lichaam komt te wér-fafTaiu. ^ ^
den-
Twee-en-twintigfte
; aan die ménfchen gebeurt, wélke zich van het kwikzilver bedienen, ■
het geneezen van zeekeref ellens.
L I D:
Wat
lt;»itrént
Die ménfchen , wélke zich van het kwikzilver bedienen, ontrént
het geneezen van zeekere fiektens, mérken heel wél aan, dat hunne
fiekealsdan het geheele lichaam, dóch wél voornaamentlyk de been-
deren {lesos) van eene veel bróflér geftake hébben ais na gewoonte,
en, moogelyk, zo-wanneer de deeltjes, die ^ de beenen en het .
vlees uit-maaken., een weinig van élkandere zvn af-geweeken, door/Bo^«'
hetmiddel deezer i klootjes van het kwikzilver, dat de fchérpe i^in- k Humeuts'^
cetende vochtigheeden als dan een bekwaam middel kunnen vinden cortofiycs.-
»mdaai'van daan wég-te-geraaken.
Mnbsp;Drie--
-ocr page 122-Drie-en-twintigfte L i d.
Waarom men het kwikzilver nooit zo vérre en kan bréngen, dat het ophout vm
mêêr kt^ikz-ilver te weezen.
Doordien men nu het kwikzilver nooit zo vérre en kan brén-
gen, dat het t'éénemaal ophout van mêêr kwikzilver te weezen j zo
mag men wél gelooven en ftéllen, dat een ieder van de deeltjes des-
zélts een kleen a dichten hécht lichaam op zich zélfs is; óf altyd ten
minften, dat de deeltjes deszélfs gefórmeert zyn uit heele kleene.li-
chaampjes, die alle ten uitterften b on-reegelmaatig zyn, en die mét
ééne c vlaktens hébben, wélke heel ruim enuitgeftrékt zyn, na^^de
eevenreedentheid van hunne e klompen, ren naaiten-by gelyk-als v/y
zulks van de deeltjes des gouds nu reeds al hébben ter-nceuer-gcftélt.
{bezie hetachtiende Lid deezes Hoofd-deels)
Vier-en-twintigfte L i d.
Uit wat reede de bloem óf oph eeveling van het kj^ikjiilver (Sublirhat) een
heel fiark^ en fél vergif is.
Eindelyk, dewyle het kwikzilver ƒ een heel ftark en fel vergif
wérd, zo-wanneer men, na dat men het mét gemeen So.it 6ï Vitriool
verméngd heeft, het zélve, door de kracht des viers, teegen de
hoogte van het vat aan-komt-te-dryven, daar het in beflooten is j het
geene men gewoon is het opheevelen van 't kwikzilver ( SubUmer Ie
^Boule, ^^jcure) te noemen ; zo mag men wél dénken , en mét goede reede
ÉQuantite', ftéllen, dat een ieder g klootje van het kwikzilver eene over-groote
h meenigte van heele kleene gaatjes rondsom zich heeft, alwaar zich
de deeltjes van het Sout, of van de Vitriool, in
koomen vaft-te-héchten, gelyk-als in deeze neevens-
- ftaande Figuur naader blykt. Doordien nu alle
deeze deeltjes van het Sout, óf van de Vitriool,\Atls an-
ders en zyn, als een zeekere foort van kleene fchérp-
fleekende naaldjes óf lémmetj es , gelyk-als men in
het vervólg deezer Verhandelinge naader zal doen
zienj {bezie het vyf-en-veertigfle Lid deezes Hoofd-
deels) Zo moeten deeze Souten wél noodzaakelyk in die ftaat als zo vee-
Ie mésjes óf dólkjesnbsp;wérden; dewyle ze, gehulpen zynde
door het i klootje van 't kwikzilver, daar ze in-héchten, op deeze
wyze een middel en kracht bekoomen, om alles aan-ftukken-te-fny-
den ófte fcheuren, daar ze maar koomen k^ door-heene-te-gaan gt; het
geene ze onmoogelyk niet alléén te weegeen zouden hébben kunnen
bréngen, uit oorzaak van hunne natuurlyke lichcigheid.
Vyf-
a Corps ]
madif.
h Irregu-
liers,
«PJans,
d Propoc-
tion.
fMiOès.
f Poifön
tres-vio-
leut.
»Boule.
i^Paflcr.
Vyf-en-twintigfte L i d.
Eigenfchappen. van het Loot,
a Volum»
b Boufeî.
c Polyedres.
«/Plans.
* Surfaces.
/quot;Liffesac
polies.
^Polyedres,
b Surfaces.
i Amples.
Propor-
tion.
/ MafTeî.
»»De-
ftruûion.
. Het loot weegt ontrént zo veel als dedrie-vjfde-deelenynn een agè-
jylcdeel gouds doen j het is ook een ftóffe die heel facht en buigzaam
iSi, die heel licht kan gefmolten wérden, en die zich mét ééne heel
gemakkelyk tót as Iaat branden en veranderen, zo vérre zélfs, dat ze
t'éénemaal ophout van loot mêêr te weezen.
Zés-en-twintigfte L i d.
Bat''er niet heel veel onderfcheid en is^ fujfchen de deeltjes van het loet en die
Van het kwiks-Hver^ ■
Men kan dan heel wél hier uit befluiten, dat'er, moogelyk, geen
ander onderfcheid cn is, tuffchen het loot en 't kwikzilver, als al-
léén , dat het kwikzilver beftaat uit kleene ^ ronde klootjes, en het
lootuitzulke c réchtlynige-vlakke-veelhoeken, die, een on-eindig ge-
tal van heele kleene vlaktens hébbende, weinig óf niet van de ronde
Klootjes koomen te verfchillen; dat ^ de oppervlaktens deezer vlak-
ten heel ƒ glad en éffen zyn, zodaanig zélfs, dat deeze g réchtlyni-
ge-vlakke-veelhoeken heel gemakkelyk op élkandere kunnen glyen;
en dat vérders deeze récht ynige-vlakke-veelhoeken uit heele kleene
hchaampjes zyn gefórmeert en te-zaamen-gezét, wélke, /j oppervlak-
tens hébbende die niet heel i ruim ót breed zyn, na dc eevenree-
dentheid van hunne / klompen, zich heel licht van-een-laaten-fchei-
den; datde geheele wvernielinge deezer réchtlynige-vlakke-veelhoe-
ken komt-te-veroorzaaken, die t'éénemaal noodzaakelyk is om het'
loot uit-te-maaken.
Zeeven-en-twintigfte Lid;
kl ^^^nbsp;^^^ waater niets anders en zyn als heele kleene n halmachtige quot; '
Wat nu het waater aangaat; doordien dat niet méér en weegt, als
ontrent het nvintigllegedeelte van o een gelyk deel gouds, en, dewyle «Volume]
het mét ééne heel vloeijende isj zo is 'er reede genoeg om te geloo- egak
venen teftéllen , dat dèszélfsdeeltjesniets anders en zyn als heele kleene
p hol-achtige klootjes, wélke over-al koomen in-te-dringen, daar zy
maar eemge dc minfte opening ontmoeten, die ook mét ééne als een
zeekere natuurlyke trék en geneigdheid hébben om altyd voort-te-
rollen i en wélke insgelykszo veel als- het hêü moogelyk is ge- -
weelty-'
-ocr page 124-weeft, dc hólle plaatzen des Aardkloots vervult hébbende, daardoor
dat geene hébben gefórmeerten uit-gemaakt, het wélke men gewoon
is Zeen te noemen.
Acht-en-twintigfte L i d.
En uit wat reede.
Men behoeft zich ook in geenen deele daar over te verwonderen,
dat ik de gedaante van kleene hól-achtige klootjes aan de deeltjes van het
waater koome te geeven en toe-te-eigenen. Want ik twyfFele mét
goede reede ten uitterften daar aan, óf men wél éénige andere a ge-
daante mét de minfte waarfch^nelykheid ooit aan hên zoude kunnen
toe-voegen, en te gelyk mét ééne aan het waater zyne over-groote
b vloeibaarheid en c lichtheid laaten behouden en vaft-ftéllen.
Neegen-en-twintigfte L, 1 d.
Hoe déez.e klootjes hébben kannen gejórmeert wérden.
Eindelyk , wanneer men my nu vraagt hoe deeze d hól-achtige
klootjes op deeze wyze hébben kunnen geformeert wérden j alsmee-
de, hoe ze dóch hól moogen zyn geworden, zo kan ik heel gemakke-
lyk mét genoegzaame reede daarop antwoordenjdoordien eene on-eindi-
ge meenigte van kleene lichaampjes, terwyle ze aan élkandere kwaa-
men te naaderen, zich onderweegen f overwélft, en alzo die groo-
te hólle kloot geformeert hébben, wélke men den Aardkloot noemt;
(bede het geheele dérde Hoofd-deel, en afi.onderljk.het 6, 7, en Sfle Lid)
dat ook eéven zo onderfcheidene andere kleene lichaampjes, terwyle
ze op eene eeven-gelyke wyze malkandere naaderden, zichinsgelyks
onderweege hébben kunnen overwélven, en op deeze wyze eene over-
groote meenigte van kleene ƒ hól-achtige klootjes hébben kunnen fór-
meeren en uit-maaken.
Dértigftc L 1 d.
Vat deeze klootjes ookjioodzaakeljk. mlt eene on-eindige meenigtevan kjeene
gaatjes doorboort moeten weezen-, en uit ^L'at reede.
« Figure.
iFluidit^.
fLegeretc'.
Boules
crcu(és.
e Youtez.
/Boules
cteufes.
f Tranfpa-
reiu.
Doordien nu het waater een ftóffe is, die ten uitterften g deur-
fchynendeis, en door't wélke de ftraalen des lichts heel gemakkelyk
aan alle kanten kunnen heene dringen ; zomoet het ook noodzaakelyk
zo weezen , dat de klootjes, uit wélke wy zo ééven geftélt hébben
»Quantitc, waater te-zaamen-gezét te-weezen, van eene on-eindige * meenigte
' van heele kleene gaatjes doorboort moeten zyn, wélke daar, mooge-
lyk,
jyk, in kunnen gekoomen weezen door a deonreegelmaatigheidder «Irregula-
kleene lichaampjes, daar deeze Mlt;.lootjes uit zyn gefórmeert geworden,
en die zieh , in de tyd hunner overwélvinge , zo uittermaaten
naauwkeurig en dicht niet in malkanderen hébben kunnen voegen en
onderling verbinden,óf ze hébben échter noch heelveektuflchen-ruim- «InterTalJc»
te tuflclien hen moeten open laaten.
Een-en-dértigfte L i d.
pndcrfcheidene gevolgen., die men kan trékken uit het gene wj z.o aanflondr
quot;ebben ter-nceder-gefielt, ten opzichte van het wmter.
Uit het geene, dat wy zo aanftonds hébbenter-needer-geftélt,ten
Opzichte van het waater, kan men nu heel gemakkelyk reede geeven
Van deeze naarvólgende zaaken 5 - als,
V7or eerft y Waarom het waater by-na geen fmaak altoos en heeft.
Want de klootjes daar het uit beftaat, hébben hunne d oppervlak-
tens al te dicht in^een-geflooten, om éénige mérkelyke e indruk op
de zeenuwen der tonge te kunnen maaken.
Ten tweeden-. Waarom men het waater by-na niet te-zaamen en
kan drukken. Want de kleene lichaampjes, daar deeze klootjes uit
zynte-zaamen-gezet, élkanderen onderfteunende, gelyk het aan alle
Iichaamen gebeurt die eenig géwelf uit-maaken, en kunnen niet heel
licht vcrbrooken óf van-een-gefcheiden wérden.
7 en dérden Uit wat reede de koude het waater doet bevriefen en
dat dienvólgende tót een ƒ vaft-verknócht lichaam maakt. Want, dooi--
dien der alsdan heel weinig van^ de eerfte Hoofd-ftóffe tuffchen de
deeltjes van het waater is, zo moeten de klootjes deszélfs noodzaakelyk
20'uittermaten dicht by malkandere koomen, dat ze daar door belét
wérden in hun geftaadig voort - róllen, en draaijingc op alleiquot;-
hande fatfoenen , zo dra als ze élkanderen aan de zyden van hunne o^
peningen heel dicht koomen te ontmoeten en te naaderen, wélke als-
dan in een zeekere opzicht ontrént het water éénen het zélve gewrógt
moeten voort-brengen, als de'éffene vlaktens doen.
Ten vierden-y Waarom hct waater , wanneer men 'er delucht door
een lucht-pomp {Machine Pneumatique) heeft uitgetrokken, van^uit-
ftrékking komt te verminderen, zo-wanneer men het in die ftaat laat
bevnefen. Want» de klootjes van het waater en kunnen in zulk een
geval élkanderen onmoogelyk niet meerder naaderen als van te voore,
zondermér ééne ietsófwatvanuitftrékkingteverminderen.
Tenvjfden-, Uit wat reede het zoute water heel kwalyk wil bevrie-»
hquot;nbsp;de kleene naaldjes, daar het zout uit beftaat, zich al.s-
oan tuflchen de klootjes van het waater in-voegende, koomen dezélve
Nnbsp;dw
(/Surfaces.
»ItnpreC'-
fiou.
ƒ Corps Co-
lide.
g Premier
Elemeiu.-
É Voldm'ej
i Boules -
daar door te beletten, van zich naainv genoeg aan élkandere vaft-
te-héchten, om a een vaft-verknócht lichaam uit-te-maaken.
Ten zesden i Waarom het waater heel haaft weeder uit een linne
doek, óf uit eenig ander lichaam, dat men nat heeft gemaakt, wég-
druipt, daar in tegendeel de vétteóf olie-achtigevogtenheel kwaalyk
daar weeder fchoon uit willen druipen. Want de deeltjes van het
waater zyn al te rond, en hunne b oppervlaktens al te glad, om zich
érgens aan eenige lichaamen vaft te aaten héchten, in de plaats dat de
deeltjes der vétte en olie-achtige vogten , veel-êêr een zeekere foort
cPolyedres, van c réchtlynige vlakke-veelhoeken zynde, zich vry vaft aan deeze
lichaamen koomen te héchten.
Ten zeevenden -, Uit wat reede het waater en het ftóf van pleifter,
of van eenig ander diergelyk hchaam, te-zaamen-geméngd zynde,
. ... in een heel korten tyd een lichaam te zaamen uit-maaken, dat ge-
* Quamitè. noegzaam d vaft-verknócht is. Want e eene over-groote meenigte
' der kleene liertjes van het pleifter , wélke als zo veele kleene draad-
jes zyn, wikke en zich mét hunne ééne zyde in één gaatje van een
deezer ƒ klootjes , en met hunne andere zyde in een ander gaatje
van een ander deezer klootjes: waar op dan noodzaakelyk komt te vól-
gen, datdeeze klootjes niet mêêr en kunnen voort-róllen als van te
voore3 en datze dan vervólgends ook, op deeze wyze, mét het plei-
fter, een vaft-verlaiócht lichaam koomen uit-te maaken.
Twee en-dértigfte L i d.
Dat de deeltjes van de lucht niets anders en zyn, als heele kleene i' zitamen-ge-
heulde Cirkeltjes, óf kringetjes, (Spheres) die rondsom aan alle kanten ge-
heel-en-al open zyn.
i» Corps
folide.
éSurfaces.
/Boules.
Om nu tot de groove lucht te koomen, die ons van alle kanten om-
ringt, doordien diïc. ontréntacht-hondert-maalmmdeïvicegz , alseen^ee-
ven-gelyke uitftrékking van waater doet gt; en , bygevólge, ontrént zéfiien-
duizend-maal minder, als een eeven-gelyke uitftrékkingvangoudj dat-
ze zich laat drukken en pérflen zo veel als men wil, en , dat ze zich
ook mét ééne , zo dra als deeze drukkinge óf pérflinge komtop-te-
houdeil, mét h een zeekere foort van kracht óf heftigheid weeder in
haar voorige ftaat komt te hérftéllenj zoodaanig zélfs, dat ze alsdan
i eenige klank óf geluid van zich komt te geeven; zo kan men daar
uit heel gemakkelyk dénken en befluiten, dat een ieder van deszélfs
deeltjes gefórmeert en te-zaamen-gezét is uit een over-groot getal van
heele kleene ^kringetjes, die uittermaate l ruim en dun zyn, en die
rondsom, aan alle hunne zyden , m een groote meenigte van heele
kleene n verheeventheedjes hébben; wélke kringetes, zich over-
welft hebbende, een zeekere zoort van o t'zaamenge crulde Cirkelt-
jes
g Volume
egal.
b Violence.
/Faire
reflort.
4 Lames
I Larges amp;
minces.
»»Quantité',
fi Eminen-
ces.
e Cerceaux
entrelacez.
jes hébben gefórmeert en uit-gemaakt, óf liever, een zeeker fing van-
kringetjes, (Spheres) die rondsom aan alle kanten geheel-en-al open
zyn.
Drie-en-dértigfte L i d.
Igt;at de lucht het eerfte bédde óf damp-gewéfi rondfom den uiardkloot fÓTquot;^
^'eerten uitmaakt.
Deeze kringet es nu, die men de groove lucht gewoon is te noe-»
oien j vervullen a Ie de hólligheeden en laage valleijen des Aardkloots,.
die het waater niet en heeft kunnen vul-
len , en fórmeeren ook nóch booven dien,
a een bédde óf damp-gewéft, dat zich-'^''^quot;^
uitflrékt, heel vérre booven de hoogfte
bérgen die wy kénnen. Deeze neevens- ^
ftaande Figuur itélt ons één van deeze
b kringetjes voor oogen, ééven gelyk-als
ze , moogelyk , in hunnen natuurlyken
ftaat zyn, booven op dec oppervlakte van fSutface.
het*damp-gewéft zweevende,.datzekoo-
men te fórmeeren, alwaar ze in geenen P
deele te-zaamen-wérden-gedrukt door eenige andere deeltjes, die
daar op koomen te pérffen óf te weegen, gelyk-als ze allenthalven
gedaan wérden ontrént de oppervlakte des Aardkloots.
Vier-en-dértigfte L i d.
Waarom een iede-r deeltje óf kringetje der lucht noodz.aakeljkßit onderfcheid--
dene andere kleene lichaampjes moet te-zaamen-gezét weezen.
Men behoeft zich ook geenzins te verwonderen, over het geene
hier ter plaatze , aangaande de lucht, wérd voorgegeeven en ter-nee-
der-geftélt; naamelyk, dat alle de deeltjes deszélfs in den beginne ge-
fórmeert zyn geworden uit eene d overgroote meenigte van andere Quantité;
kleene lichaampjes. Want zonder deeze ftéllinge is het t'éénemaal
onmoogelyk, om e het veeren ófklinken van de lucht uit-te kunnen- «Refiort.
léggen , óf éénige fchynbaare reede daar van te kunnen geeven, wat rsyftjjemci^
voor eene ƒ Onderftéllinge men ook mag koomen aan-te-neemen en
©p-te-vólgen.
N
Vyf-en-déirtigfte Lid.
Dat a de kringetjes der Luchtveel mêêr ruimte koomen tehejlaan, als h de
klootjes van het Waater doen-, als meede , dat een ieder kringetje van Lucht
hekwaam genoeg is om onderfcheidene klootjes van Waater te kannen plaatfen en
bevatten.'
Doordien nu de zonne-klaare érvarentheid zélve, ons daar-en boo-
ven nóch leert en aanwyft, dat het waater veel lichter door een hee-
le kleene openinge, die men érgens in maakt, kan door-dringen,
als de lucht doet; zo kan men mét genoegzaame reede daar ook wél uit
befluiten en ftéllen, dat een ieder kringetje van Lucht-veel méér ruim-
te komt te beflaan, als een ieder kootje van Waater doet. Het
zoude zélfs ook wél kunnen weezen, dat éénige van deeze c kloot-
jes, na dat ze inde lucht waaren opgeheeven, zich in deeze krin-
getjes kwamen in-te-wikkelen, en die mét zich kwaamen voort-te-
fleepen, zo-wanneer ze , die beweeginge t'éénemaal verlooren héb-
bende, wélke hên na de hoogte toe deed op-klimmen, doorJhunne
eigene zwaarte weeder om laag kwaamen needer-te-vallen.
•Zés-en-dértigfle L i d.
Waarom het Waater, wanneer het bevrooren is, veel mêêr plaats komt te
beflaan, als wanneer het niet bemosrenis.
Men zal zich dierhalven geenzins mêêr daar over behoeven te ver-
wonderen, dat het waater geheel-en-al mét lucht vervult is; als mee-
de, dat het veel mêêr e uitflrékking en plaats beflaat, zo-wanneer
het bevrooren, als, wanneer het niet bevrooren is. Want het waa-
ter en bevrieft uit geen andere reede, als alléén, doordien de kloot-
jes, daar het uit beflaat, zich alsdan zoo uittermaaten dicht aan él-
kandere koomen te voegen en te héchten, gelyk-als hier booven nu
reeds al verklaart en aangeweezen is : {bez.te het dérde gtvólv van het
een-en-dértigfe Ltd deezjes Hoofd-deels) en, by gevolge, by-aldien de ■
/klootjes, die zich in ^ de kringetjes van de lucht hébben in-gewik-
kelt, zich aan eenige andere klootjes koomen vatt-te-héchten, die daar
wél dicht by zyn, maar die échter t'éénemaal buiten deeze kringet-
jes zyn; zo zullen dceze zélve kringetjes , deeze klootjes niet vérder
iAbandonmét kunnende voort-fleepen, genoodzaakt weezen om die te
moeten h verlaaten, en érgens anders heene te gaan, om aldaar hun-
ne onderlinge beweeginge vérder te kunnen i achtervólgen. De-
wyle nu de klootjes , die booven op^de oppervlakte van het waater
léggen, de éérfle zyn, die zich door de koude aan malkandere koo-
men vafl-te-héchten ; als meede, doordien ze op dceze wyze de
vrye
* Spheres;
b Boules.
€ Boules,
i Spheres.
5»Yo!urae.
/Boules.
j5pheres
ner.
i Conti-
nuer.
/^,Surfacc,
vryc 4 dooltocht aan de kringetjes van de lucht koomen toe-te-ftóp-
jen, en hen tebelétten van vryelyk daar weeder uit-te-kunnen geraa-
ken; zo zullen deeze zélve kringetjes daar door genoodzaakt werden,
om Zich hier en daar, waar ze maar béft kunnen, weeder by-een-te-
moeten-verzaamelen, om hunne onderlinge beweeginge daar ter
Piaatze verder te kunnen achtervolgen. Dit nu en kan onmoogelyk
net op zodaanig-eene wyze gelchieden, óf dit ^ t'zaamen-ftélfel van
ftnbsp;^^^ noodzaakelyk in deezen ftaat heel veel méér c uit-
«rekking en plaats moeten beflaan, als, wanneer het waater nóch on-
Devroorenis, en dat ook dien vólgende de klootjes deszélfs zich gemak-
Kelyk inde kringetjes van de lucht kunnen verbórgen en inwikkelen,
Qie ze daar ter plaatfe koomen te vinden, en , datze op deeze wyze
iiunne d tuflchen-ruimtens t'éénemaal koomen te vervullen.
Zeeven-en-dértigfte L i d.
Waar het geluid in beftaat.
quot;Eindelyk} dewyle men door de zonne-lclaare érvaarentheid nu reeds
al weet, dat de lucht e geluid van zich geeft} dat is, dat ze, na dat
/ de kringetjes deszelfs door éénige? kracht óf gewéld dat van-buiten-
aan-komt zyn geraakt óf gekromt geworden , zich weeder in haar
vooiige ftaat kan of weet te hérftëllen} zo kan men ook heel gemak-
kelyk uit-leggen waar het geluid eigentlyk in beftaat. wfnt alle
feklmkende hchaamen, gelyk-als daar zyn de klókken, gefpanne fnaa-
i-en, en, in t algemeen, allerleije foorten van lichaamen die men i klin-
kende noemt, zodaanig ^ aangeroeit wérdende, dat ze eenig geluid
Van zich kunnen geeven, ftooten insgelyks weeder teegen l de krin-
getjes van de lucht aan die het naafte by hên zyn, op zodaanig eene
Wyze, dat ze hên daar door doen klinken, gelyk-als deeze zélve krin-
getjes zulks weeder aan andere kringetjes der lucht koomen te doen,
en deeze andere kringetjes wederom aan andere, en zo voort, tótter
tya toe , dat deeze aan-ftootinge tót aan die deeltjes der lucht toe komt j
welke onmiddelyk teegen w de wérktuigen van het gehoor aan-ftooten,
Qie dan verders, deeze beweegingen tót in de hérflenen toe over-
orengende, eene n gevoeligheid in ons koomen te verwekken, wélke
men het geluid gewoon is te noemen.
Acht-en-dértigfte L i d.
Pf g«l»id zich onmoogelyk niet een weintg vc'rre kan gewaar-doertquot;
weraen, als m een weinig tyds, en uit wat reede zulks zo moet weezen.
In het tweede Hoofd-deel is nu reeds al gezégd cn aan-geweezen,
N 3nbsp;ibe-
a PafTagc.
èCompofif.
c Volume.
(/ Inter-
valles.
e Fait ref-
fort.
/Spheres.
^ Violerac
eitrueure.
i Corps à
rellbrt.
I Re'(on.
nant.
k Faapez.
/Sphs.
w Organes.
»Senti-
ment.
(bezie a het byvoegzel van het twintigje h Foorfiél) dat een lichaam, het
geen teegen eenander lichaam aan-ftoot, éénige tyd noodig heeft, om
zyne beweeginge aan het lichaam over-te-geven daar het teegen-aan-
ftoot. By gevSge dan, heeft ook c een klinkend hchaam, dat teegen
de kringetjes der lucht aan-ftoot daar het naaft-by is, éénige tyd van
noode, om zyn eige beweeginge aan die d kringetjes der ucht ovei-
te-zétten, daar het teegen-aan-ftoot gt; deeze kringetjes nu hebben mf-
gelyksweeder eenige tyd van doen, om hunne beweegingen op haar
ieurt aan andere nabuurige lucht-kringetjes verder-voort-te-zétten,
daar ze teegen-aan-ftooten gt; en zo voort na malkandere. Dit alles
komt volkoomen wél mét de érvaarentheid zélve over-een. By-aldien
nu f het klinkende lichaam een weinig vérre van/de wérktuigen,
van het gehoor is af-geleegen , zo is het baarblykelyk, en men merkt
ook aan, dat 'er een genoegzaam gevoelige tyd toe noodig is, voor-
en-al-éér die beweeginge, wélke het klinkende hchaam aan de lucht-
kringetjes komt over-te-zéttendie daar naaft -by zyn, tót aan die krin-
getjes toe kan koomen, wélke de wérktuigen. van het ge hoor onmid-
delyk koomen te raaken.
Neegen-en-dértigfte L i 0.
Waarom het geluid., dat vaneen klinkend lichaam van daan komt, op een
bot komt op-te-houden.
Het zal nu ook niet kwaalyk te pas koomen, dat men hier ter plaatze
aanmérke, dat? de kringetjes der Lucht, die onmiddelyk door éénig
klinkend lichaam wérden aan-geroert, weeder t eenemaal m een
volftrékte ruft moeten geraaken en blyven, zo dra als ze weeder tee-
gen eenige andere lucht-kringetjes hébben aan-geftooten, diehetnaa-
fte by hên zyn V dat deeze kringetjes weeder is ruft moeten geraaken
en blyven, zodra als ze van gelyken eenige andere lucht-kringetjes
hébben aan-geroert, die het naafte by hên zyn, en zo voort na mal-
kandere; gelykzals bljkt uit het tweede gevólg des twintig(len Foorjléls van
het tweede Hoofd-deeL Want zonder dat zoude het geluid, dat door
hem Idinkend lichaam wérd veroorzaakt, een zeekere tyd lang moeten
duuren, en niet als maar alléngskens kunnen verminderen óf op-hou-
den; dat reegel-récht teegen de onwraakbaare érvaarentheid zélve aan-
loopt, wélke ons doethooren en gewaar wérden , dat het geluid t'éé-
nemaal op een bot komt op-te-houden.
Veertigfte Lid.
Wat de Echo of Wéerklank.isgt;
Zo-wanneer der eenige lucht-kringetjes zyn,, die in hun wég zom-
mige
«Scho-
lium.
b Ptopofiti-
on.
c Corps
refonnatit.
d Spheres.
f Corps
rtfonnant.
/Organes.
Spheres.
I Corps
relbunaut.
ïïiige Iichaamen ontmoeten, wélke hên doen wêêrom-buigen, op aReflj,
Zodaanig eene wyze, dat ze hunne eigene beweegingen aan die krin- dur.
getjes kunnen over-zetten die het naafte by hên zyn, en deeze weeder
aan andere, enfoo vervólgends, tót aan b de wérktuigen van het ge-
hoor toe, eeven-eens als of dit zélve lichaam in der daad en waarheid
quot;et geluid kwam te veroorzaaken; zo zal men daar door voor de
tweedemaal ééven het zélve geluid weeder koomen te hooren en
gewaar-te-wérden, dat men nu al ééns gehoort heeft; dit zélve ge-
luid nu, dat op deeze wyze verdubbelt wérd, is men gewoon de
£cho óf Wêêrklank te noemen,
Een-en-veertigfte Lid.
c Corps rc»
fonnant.
^ Organes.
A Senti-
ment.
«Corps rc-;
fonnans.
k. Prompts,
/Spheres
de l'air.
Organes.
Uit ivat reede het geluid zwakker werd, na maate dat men vérre van
■c het klinkende lichaam af is, daar het geluid van-daan-kgmt.
Ik geloove ook niet dat het ons nu heel moeijelyk méér zal kunnen
vallen, om wél te kunnen begrypen, uit wat reede het geluid zwak-
ker wérd, na maate dat men vérre van het klinkende lichaam af is,
daar het geluid van-daan-komt. Want het is ^ baarblykelyk, dat «/Evidenr.
de wérktuigen van het gehoor door eene veel mindere ƒ meenigte «-Organcs,
Van lucht-luingetjes wérden aan-geroert, zo-wanneer men heel
Vérre van het klinkende lichaam af is, daar het geluid van-daan-komt,
als, wanneer men daar heel dicht by is.
Twee-en-veertigfte Lid.
Waarom zommige klanken gróf en dof, en andere weeder fijn en fchérp
Kyn.
Zo-wanneer nu de klinkende liehaamen heel langzaam zyn in haar
geluid te verfpreijen, zo zullen ook by gevólge de lucht-kringetjes,
Wanneer ze daar van aan-geroert wérden , heel langzaam in hunne be-
Weeginge moeten weezen,en daar door eindelyk^ de wérktuigen van het
gehoor maar langzaam koomen aan-te-raaken j op zodaanig eene
Wyze, dat deeze zélve wérktuigen eene h gevoelinge in ons zullen
Verwékken, die men een gróf óf dof geluid gewoon is te noemen,
het zy dan dat deeze i khnkende Iichaamen vérre van ons af, ófdicht-
by-ons zyn.
En in teegendeel; zo-wanneer de klinkende Iichaamen heel ge-
zwmd en vaardig zyn in haar geluid te verfpreijen; zo zullen ook
by gevolge / de lucht-kringetjes,wanneer ze daar van wérden aan-geroert,
heel gezwind en vaardig in hunne beweeginge moeten weezen, en ook
emdelyk m de wérktuigen van het gehoor op die zélve maniere moeten
aan-
-ocr page 132-aan-raaken; op zodaanige eene wyze, dat deeze zélve wérktuigcn'
eene a gevoelinge in ons zullen verwékken, die men een fijn óf fchérp
geluid gewoon is te noemen, het zy dan dat deeze klinkende lichaa-
men verre van ons af, óf dichtr by- ons zyn,
Drie-en-veertigfte L i n.
Waar de klanken in beflaan;, die men over-een-koomende toonen óf izaa*
men-klanken (accords ou confonances) gewoon is te noemen.
Zo-wanneer twee óf mêêr h klinkende lichaamen teegen de kringe*
tjes der lucht koomen aan-te-ftooten, en die weeder de wéiktuigen
van het gehoor gevólgelyk koomen aan-te-raaken, op c- eeven-gelyke
tyden, óf altyd op zulke tyden, die men heel gemakkelyk van élkan-
dere kan onderfcheiden, zo koomen deeze zélve wérktuigen, in
zulk een geval, e gevoelingen in ons te verwékken, wélke ƒ de Zang-
kundige gewoon zyn over-een-koomende toonen óft'zaamen-klanken
{accords ou confonances) le noemen; te weeten,, de één-klank, {rumjfon)
de achtfte toon,nbsp;de vyfde toon, {la quinte) de vierde toon,
{la quarte) de grootfte dérde toon, {la tierce ma)eme) de kleenfte dérde
toon, {la tierce mineure) de grootfte zéfde toon, {la fexte m^jeure) endc
kleenfte zéfde toon. {la fexte..mineure.) Dat is, zo-wanneer, by voor^
beeld, twee onderfcheidene klinkendelichaamenheel nét^,eeven-ger
lyke tyden befteeden, om de kringetjes van de lucht aan-te-raaken,
zo zullen deeze zélve lichaamen twee Idanken voort-bréngen, die
men.^ de ééne-klank_gcwooniste noemen: wanneernu het ééne lichaam
twee-maal mêêr tyds befteet om de kringetjes van de lucht aan-te^
raaken, als het andere lichaam daar toe noodig heeft, zo bréngen deeze
lichaamen twee klanken voort, die men i de achtfle toon gewoon is te
iwemen, en men zégd mét ééne, dat deeze twee onderfcheidene klan-
ken acht geheele toonen van élkandere verfchillen: by-aldien nu, terwyle
het eene hchaam twee tyden befteet om de kringetjes der lucht aan-
te-roeren, het andere lichaam drie tyden daar toe aanwend; 20 zullen
deeze lichaamen twee klanken voort-bréngen, die men k^de vyfde toon
gewoon is te noemen: indien deeze tyden tót malkandere zyn, gelyk-
als drie is tót vier, zo zullen de klanken, die deeze lichaamen voort-
bréngen,/ devierdetoon genotmtv^'érdin :;men noemt ze dé m degrootfle
dérde toon, ZO-Wanneer deeze tyden tót élkandere zyn, gelyk-als vier
is tót vyf; nde l^éenfte. dérde toon, wanneer ze tót .malkandere zyn,
gelyk-als vyf is tót zés; 0 de grootfle zésde-toon, by-aldien deeze tyden
tót élkandere zyn, gelyk-als drie is tót vyf: en t dekleenfle zéfde toon,
. wanneer de tyden tót malkandere zyn, gelyk-als vyfis tót acht.
Van alle deeze klanken is het alléén p de één-klank^, die de ziel het
*Scnti-
mcnc.
^ Corps rc-
foniuDs.
e Temps
cgaux.
d Qtgaues.
e Senti-
neiis.
/Mafici.
^T^mps
égaux.
?/L'uiiilîbn,
îL'oecavc.
k La quin-
te.
l La quar-
te.
m Tierce
majeure.
« Tierce
mineure,
eScïte
majeure.
-{■Sexte mi
neure.
p LlunilTon
leWnbsp;wérden. Want ze kan, zonder
Snbsp;heelwéloordeelen, óf twee onderfcheidene
deïï. ïl Tnbsp;^y^en gefchieden óf niet; maar
M 'nbsp;on-aardige fachtheid te voore. b De cju^*
Z tn 7nbsp;glt;=waar wérden. Want ^ L'odavc.
Ldïï dlt f?^ nochmaal zonder éénige de minfte moeite, en
hSl Séf onrd^'l vee aandacht ófopmérkinge daar toe noodig heeft,
tvd Tni? . ^rquot;,'- i deeze twee klanken in twee-maal raéêr
^ ! gefchieden als de andereen, by gevóige, moet haar
5 'nbsp;quot;^en ,als de foet-vloeijcndfte en aangenaamfte
mär ir/^ 'vérders efn weinig, confo.
e kn^nbsp;opmérkinge befteeden, om ^ de vjfde toon gewaar nSÏ
Tri ? quot;nbsp;ze kan als nóch heel wél oordeelenen onder- -^Laquin«.
icneu en, ofde tyden, m wélke deeze twee klanken koomen te ee-
ichieden de nette hélft van élkandere verfchillen, óf niet. No^ch
■nbsp;toe-bréngen, om .
d^^. T^nbsp;'^'^^''^^'d^rde toon te kénnen; nóch meer-jeure.
zenorh.1nbsp;^^^^^ ^^ wérden; en eindelyk moet ifTierccmi.
ze noch al veel meerder aandacht en opmérkinge aan-wénden, en meer
moeite doen, o^ i de kUenfie zéfde tL te onfdecken Ten wél dS
te oordeelen, a s ze behoeft te héhhp,-, ^nbsp;» fn wei aaai at msjeurc,
ven-pennpmr fnbsp;inbsp;om eenigc van de andere boo- isextc mi-
Ven genoemde ^t zaamen-klanken te kénnen óf gewaar te wérden, neure.
Confo-
Vier-en-vcertigfte L i d.nbsp;nances.
. ^^^rde klanken in beflaan, die men wan-lnidende xgt;fu'm-ftémmendetoolt;
''^«(difcordans ou difTonances) gewoon is te noemen.
Maar,zo dra als de twee toonen beginnen zodaanig tót élkandere te ■
^veezen, dat de tyden, in welke ze koomen tegefchieden, niet meer als
^^^ quot;^en een tweede toon lUmi^r^c.
Ü W.) gewoon IS te noemen.; of, zo-wanneer de ééne klank in zee-
ven , acht, of neegen-maal mcêr tyds gefchiet als de andere, enz.
in zulk een geval geraakt het t'éénemaal buiten het vermoogen van
öezicl, om iets heel nét daar van te kunnen onderkénnen, óf mét een
vernichte naauwkeurigheid een oordeel te kunnen véllen, aangaande
dat'ertuftchenallezulkeklankenis,diedahook, ,, ,
eeven door deeze reede, in 't gemeen wan-kudende óf wan-ftém' quot;quot; quot;
quot;quot; DeVeh.ilquot;nbsp;dtßnances) genaamd wérden.nbsp;quot;^'d^oite-
hieVL dat hv i ™nbsp;Zang-kundige beftaat alléén --c
^ ^ ^ zaamen-zéttingen (cflwöo/ï/wi) «behéndiglvk
en aardig deeze . f zaamen-klanken mét ^e ^J-ß/mmende toonen
^nbsp;tc CM.
-ocr page 134-te doen verméngelen, en als-in-een-te-fmelten j eeven-gelyk als de
- Piquant. kóks heel dikraaals in hunne fauffen hetfcherpe gewoon zyn met het
foete teverméngen, om ze daar door des te fmaakelyker. voor de tong
te maaken: en men ondervint by-na daagelyksj dat een wemig pee-
per, óf iets diergelyks, in defauffenveeltvds eene veel beetereuitwer-
kinge doet, als de alderfoetfte dingen zélfs, die geenfmsna-en-zullen-
laaten t'éénemaal on-fmaakelyk te wérden, zo-wanneer men ze met
ê Exces al-te-grooten b overmaat érgens in komt te gebruiken.
Vyf-cn-veertigfte L i d.
Dat mm het vrfdere c onderzoekje aangaande d de waare gefchaapenheid
f Reclicr- ^^^nbsp;^„^ere Hchaamen alhier t'éénemaal mét voordacht
fconfigu- heeft na-geUaten, doordien men z^êks aanhet vermaak van den opmérkenden
Leezer meent over-te-laaten.
Men zoude nu hier ter plaatfe heel bekwaamelyk verder kunneif
voort-gaan,, mét, op deeze wyze als wy nu reeds begonnen hébben,
de waare gefchaapenheid der deelen van zeer veele andere lichaamen
te onderzoeken, die gemaklcelyk onder onze uitterlyke zinnen vallen }
endaarinne, onderenanderen,. te doen zien, dat de fouten, mooge-
lyk, niets anders en zyn, als eene on-eindige op-een-gehoopte mee-
nigte van heele kleene lang-achtige deeltjes, van wélke de zommige
aan het ééne einde, en de andere weeder aan alle beide de einden,
ff.fpits en fchérp zyn; van wélke de zommige heel groot, en andere in
teegendeel heel klein zynj- waar van de ééne deeltjes maar alléén fpits
en fchérp zyn, gelyk-als naaldjes , zonder echter daarom fchérpfny-
dende te weezen, .en de andere weeder fchérpfnydende, gelyk-als
lémmetjes van méffen, zonder dat ze mét ééne fpits óf fchérp van punt-
jes zyn} cn van wélke de zommige te-,gelyk fchérpfnydende en Ipits
éf fchérp van puntjes zyn, enz. Maar ik ben teegenwoordig niet ge-
zint om den opmerkenden Leezer van het vermaak te berooven, dat
hy fchéppen kan, door dit onderzoek zélfs by der hand te vatten, en
te volvoeren , vólgens de beginifelen, die wy nu zo.^anftonds hébben
ter-needer-geftélt en aan-geweezen.
Z£s-en-veertigfte L i r^.
Dat wen échter gezint is, om mét alledeuitterfiemamp;ogeljke »Nauwkeurig-
heid de natuur enSigenfchap van het yfer en vande zetl-jieen te onderzoeken■
en uit wat reede.
Wy zullen ons échter mét alle moogelyke omzicht en naauwkcu-
richeid trachten beezig te houden, ontrént het onderzoeken van ƒ de
waare
ration.
y'Cónfigu-
Htiofl.
Vaare gefchaapenherd der deeltjes, daar het yfer uit Is te-zaamen-
gezét,- als meede ontrént het na-fpeuren van die deeltjes, daar de
Zeil-fteen uit beftaat, om daar door vervólgends in ftaat te geraaken,
om reede, te kunnen geeven, van alle tt de verwondfcrens-waardige «EfFets
gewrochten en uitwérkfelen van deeze wonder-zéldzaame fteen. fufp«-
nans.
Zeeven-cn-vcertigfte Lid.
Hifiorie en eigenfehapfen vm het Tfer.
Na dat het Yfer dan uit de mynen is getrokken, en, zo veel als het
moogelyk is, gezuivert, van ^ de verfcheel-geflachtige lichaamen, ^Corpshe
daar het allentnalven meede vermengd is, wanneer het éérft uit de terogencs.'
myn komt, zo doet men het in een c fmélt-oven, mét een zeekere fFournca«.
foort van aarde, die in 't gemeen in overvloed ontrént deeze Yfer-
niynen gevonden wérd, en die, buiten alle twyffel, door het
fout dat ze by zich heeft, heel veel toe-bréngt, om het Yfer dés te
lichter te doenfmélten. Wanneernu dit Yfer op deeze wyze gefmolten
is, (dat men niet anders als door een uittermaaten f heet en ftérk vier -f violent
doen en kan) en dat men der alle de fchuim heel fchoon booven-af-nbsp;'
genoomen heeft, zo laat men het vérder in vórmen tót ftangen óf
baaren loopen, wélke in't eerfte uit een ftólFe beftaan, die uitter-
maaten hart en brós is, maar die men échter vervólgends genoegzaam
Ä icht óf taai weet te maaken, door ze heel dikmaals d in het vuur te -r
bitten, en ze dan 't élkens , zo-wanneer ze t'éénemaal gloeijende is,
luftig mét den haaraer te flaan.
Ja zélfs zal dit Yfer, na dat het in het vier gloeijend is gemaakt
geweeft, en dat men het daar na heel langfaam kout heeft laaten wér-
den, daar na zacht en taai genoeg wérden, om zich, zo kout als het e Filiere,
door e een trek-Yfer heene re laaten haaien, en zichuit-te-laaten
ï'ekken, zo als men het maar hé':gt;ben wil.
Wanneer men nu dit zélve Yfer op een bot kout laat wérden, na
dat men het in't vuur gloeijende heeft gemaakt gehad, zo zal deszélfs
ouittenfte korft wel heel hart en brós wérden, maar het zal cchter van
binnen eeven zo zacht óf taai blyven als het van te voore was.
Men heeft ook nóch een andere foort van Yfer , dat men ftaal noemt,
het wélke, na dat men het in't viei- heeft gloeijende gemaakt, en dat
men het daar na op een bot kout laat wérden, zyn eerfte hardigheid
weeder komt aan-te-neemen: dit zélve Yfer óf ftaal nu wérd op een
nieuw weeder Sacht enbuigfaam, zo-wanneer men het, na dat het
in 't vier is gloeijende gemaakt, weeder heel langfaam laat verkoe-
ien, het geene men eenige meerder óf minder reizen vervólgends na
malkandere zo kan laaten ' quot; ' ^ quot;nbsp;' ' ' ' quot;
doen ,
O
bevint in
den
na dat men dit Ylèr
-ocr page 136-den beginne wél óf kwaalyk toe-bereit, óf, van een goede óf flécli-'
«Qualitc. tc a, hoedaanigheid te weezen.
Eindelyk, fchoon dat het yfer hethanfte metaal, is dat wy kénnen;
fchoon het zich niet wil laaten fmélten, als door een zeer heet en ftérk
vier, en dat.hetookheel kwaalyk aan de haamer wil gehoorzaamen
zélfs na dat het al in het vier gloeijende gemaakt is, en by gevólge,
na dat het nu reeds al in een ftaat geraakt is, die naaft-by de fméltin-
^ Volume ge is, niettemin weegt het échter nérgens na half zo veel, als b eene
egal. eeven-gelyke uitftrékkinge van goud wel doetj. nóch op vérre naniet
de twee-dérde-deelen van eene even-gelyke uitftrékkinge loots, dat
zich nóchtans heel gemakkelyk laat uit-rékken en fmélten.
Tenlaatften; alle vogten, die. wat bytende, fchérp, en ftark zyn,.
kunnen heel licht op het yzer knaagen, en het.ook métter tyd wél
zodaanig doen veranderen, dat het t'éénemaal op-hout van yfer méér te.
weezen.^
Aeht-en-veertigfte L i d,
Bat de deeltjes van hetj{er balkjes, (Parallelepipedes) 6f hólle kant-zjiilt-^
jes (Prismes) zyn-, en uit wat. reede menditzjikomtte fiéllen.
Om dan nu reede van allé deeze booven-verhaalde zaaken óf ver«-
fchynflélen te geeven; zo heeft men niets anders te doen, als alléén,
zich in-te-beelden en voor-oogen-te-ftéllen, dat de deeltjes van het
yfer niets anders zyn,. als balkjes, (Parallelepipedes) ófhóllekant-zuilt-
jes, {Prismescreux) ten naaften-by, ge-
lyk-als ze in deeze neevens-ftaande Figuu-
re wérden vertoont en afgebeeld; van wél-
ke een ieder weeder gefórmeert en t'zaa-
men-gezét is uit onderfcheidene kleene li-
chaampjes, die zich op deeze wyze inde binnenfte deelen óf inge-
wanden der aarde c in órde hébben gefchikt, en wélke , d vlaktens
hébbende die heel ruim en wyd-uytgeftrékt zyn, .na de evenreedig-
heid hunner klompen, zich uittermaaten kwaalyk willen laaten van-een-
fcheiden..
By-gevólgedan,zomoethetyfer ook veel minderweegen als het
gouden het loot doet, doordien deszélfs * balkjes óf kant-zuiltjes,..
daar het uit beftaat, hól zyn: het moet zich ook, door die zélve ree-
de, heel licht laaten knaagen, door alle zulke vogten, die wat byten-
de,. fchérp, en ftark zyn , die het ook metter tyd wél zodaanig. kun-
nen doen veranderen, dat het t'éénemaal op-hout van yfer méér te
weezen; ,dewyle deeze fchérpe vogten kragtig genoeg zyn, om de-
kleene lichaampjes, daar het yfer uit beftaat, geheel-en-al van hun-
plaatste verzetten, zodaanig zélfs, datze op-houden van/ kant-zuyit-
tqs mêêr te weezen, zonder wélke het yfer ook geen yfer mêêr?
kaa zjn óf blyven.nbsp;'nbsp;jNge-
c Kangcz
(i .Plans.
th. Propor-
tion de
leiirs
mafies.
» Par-illcle-
pipedes
•upiijraes.
Neegen-en-Veeitigfte L i D.
WAarom het yfer heel k^aalyl^tót fmélten gebracht kanwe'rden.
Het yfer wil ook heel kwaalyk fmélten, en het is insgelyks, van
^yne eerlle fméltinge af aan, heel hait cn brósj doordien deszélfs
kant-zuiltjes vlaktens hébben, die heel ruim en wyd-uitgeftrékt zyn, na
de eevenreedigheid hunner klompen; alsmeede, dewyle de oppervlak- - r .
tens van deeze vlaktens heel zeer getandt zyn. Het yfernuwérd fachtenquot;
buigzaam gt;zo-wanneer men het heel dikmaals in het vier zét, en dat men
het daar-na, wanneer het heel gioeijend is, luftig mét den haaraer komt
teflaan} doordiendeeze kleene lichaampjes, daar de ^kant-zuiltjes des-^p •
sélfsuitzyn te-zaamen-gezét, in dit geval alle de tyd hebben die hên
noodig is, om zich in eene behoorlyke. c órde onderling ter deege te cRant;.
können fchikken j zodaanig zélfs, dat hunne kant-zuiltjes, vmdgc- JDam
tandgelykze voor heene waaren , e glad en éffen genoeg wérden om «LiflesSc
op élkandere te kunnen glyen, en op deeze wyze een hchaam te kun-
nen fórmeeren, dat zacht en buigzaamquot;is.
Zo-wanneer men nu dit zélve yièr, na ^dat het in het vier is gioeijend
pmaakt geweeft,. opeenbot weeder kout laat wérden; zo zalquot; deszélfs
buittenfte korft wél heel hart en brós wérden, maar het zal échter daar-
om van binnen ééven zo zacht en buigzaam blyven als het van te voo-
re was; dewyle dekleene hchr.ampjcs, daar ƒ de kant-zuilrjcs deszélfs
Uit bcftaan, door de kracht des viers^ uit malkandere gezét zynde,{Dcra,,
de tyd met gehad en hebben, om zich ontrént h de oppervlakte van ASiuface.
dit yfer weedcr ondeiling? in eene: behoorlyke órde ter deege te kunnen 'Rangcr; ■
fchikken,. ééven-gelyk-als ze zulks heel wél gehad hébben, om ziclv
ontréiTt het midden van het yfer iu órde te kunnen vlyen.
Vyftigfte L i d.
JVat het ftaal eigent lykis •, alsmeede, hoe dat het, na dat het zacht en'
yigzaam is geweeß, weeder hart en brós, als ook.het réchte tegendeel van
dit alles ^ kan wérden. .
'f gemeen ftaal
zacht en buig-
-.yk wérd ook dat yfer, het geene men'in
noemt, van hart en brós, zo als het te voore was,
zaarn , Zo-wanneer men het, na dat het in 't vier gioeijend is ge-
maakt geweeft, heel langzaam weeder kout laat wérden j doordien
dekleene lichaampjes, daar de i;jcant-zuiltjes deszélfs uit zyn te-zaa- fePnsnics;
mEngezep, door de kracht des viers aan 't beweegen geraakt en
'uit malkandere gezét zynde, ruimte van tyd hébben, om zich oigt; /Herangéz,
uerhng wecder ter deegen in eene behoorlyke ©rde te-kunnen-fchik^»^'
;er.
i/DcnteJees.
ken, tei'wyle dat dit yfer heel langzaam en allcngskens weeder kout
wérd; zodaanig zélfs, dat deeze kant-zuiltjes lt;« glad en éffen genoeg
wérden, om heel gemakkelyk op élkanderen te kunnen glyen. Die
zélve yfer nu, zal nóchmaals weeder hart en brós wérden, in de plaats
van zacht en buigzaam, gelyk-als het te voore was, zo-wanneer men
het heel fchielyk kout laat wérden, na dat men het in 't vier éérft gloei-
jende heeft gemaakt; dewyle de kleene lichaampjes, daar deeze
i kant-zuiltjes uit beftaan, door de kracht des viers uit malkandere ge-
gezét zynde, in zulk een geval niet tyds genoeg gehad en hébben,
om zich weeder ter deegen in een behoorlyke órde te kunnen vlyen,
gelyk-als ze voor-heene gefchikt geweeft waaren. Op deeze wyze
moeten dan deeze zélve kant-zuiltjes wél noodzaakelyk een lichaam
te-zaamen fórmeeren, dat hart en brós is, doordien ze genoegzaam
c gekartelt en getand daartoe zyn gebleeven, na hunne laatfte gloei-
jinge en verkoelinge.
Een-en-vyftigfte Lid.
}Vat de Zeil-fleenis.
Wat nu de Zeil-fteen aangaat; men kan daar van wél dénken, en
mét goede reede ftéllen, datze niet anders en is , als een gemeene
en gewoonelyke fteen, dóch die over-al door-zaait is mét een
on-eindig getal van kleene d kant-zuiltjes, wélke by-na gelyk zyn aan
die van het yfer óf ftaal; als meede, dat alle deeze kant-zuiltjes zich
in deeze fteen ten-naaften-by op één en het zélve fatfoen onderling in
eórde gefchikt en gevlydt hébben, voor-en-al-éér dat deeze fteen nóch
t'éénemaal hart was geworden. Dit alles nu zullen wy vervólgends op
zyn tyd (in het geheele neegende Hoofd-deel deezer f rerhandelinge) naa-
der trachten uit-te-léggen en te verklaaren.
polies.
t Pcismes,
fDeiuele'z,
rfPiismes.
t Rilige'z,
fltahté.
Ojf wat injyze de Zon en de vafte Starren zyn geformeert ge-
worden; als meede, van\de natuure en eigenfchappen des viers.
Eerfte l i d.
Op wat wyzede Zon, befteevensdevaße Starren, we'l-êêr zjngeformeert
amp;
■eworden.
S Planètes. y^Y-aldien het waar is, dat ^ de Dwaal-ftarren wél-êér'op z^ilk
tjeene wyze zyn gefórmeert geworden, als wy nu in ons dérde
^^Hoofd-deel deezer ^erhandelinge reeds al hébben ter-needer-ge-
ftélt
-ocr page 139-fteken aangeweezenen , indien het waar is, dat'er, behalven die
quot;Cftaamen, welke \vy kénnen, en mét onze oogen aanfchouwen,
noch eeneon-emdige meenigte van andere lichaamenis, die rondsom
ce valle Starren draaijen en zweeven, gelyk-als men reede genoeg heeft
üTnbsp;T 'nbsp;geheelG^'^cer- .Prcn,,«
«e Hoofd-ftoffe, ten tyde ak de«ze Dwaalftarren eerft zyn gefór- Element,
meert geworden, tuflchende kleene lichaampjes der ^tweedeFfoofd- ^ Second
«ütte van daan zyn gedreeven geweeft, wélke ze mét eene geheel- ^kmenc.
voikoomene vryheid rondfom aan alle kanten doenmaals kwamte om-
vangen, wanneer alles nóch in den allereerften r Bayerd was; cn, . chaos,
oygevolge, zo moet dan ook deeze zélve eerfte Hoofd-ftóffe doen-
maals genoodzaakt geweeft zyn, om zich in één deel, óf hever, in
onderfcheidene deelen, van dhtt groote Heel-Al, tc moeten vertrék- ''quot;«■vequot;.
Ken en by-een-voegen, enze heeft ook daar ter plaatze eene on-eindige
meenigte van heele groote heemelfche vuuren moeten fói-meeren,
weUte men gewoon is de Zon en vafte Starren te noemen.
Tweede Lid.
pat me», om uit-te-léggen, op wat wyze de Zon, en vafte Starren, zich
geamrtg onderhouden, éérji en voor-al wél dient te verklaaren , op wat wy-
J^to dat men hier om-laagkomttezien, wérd onderhouden), ah mee- rfermen-
«f, hoe e de cpgifttnge der lichaamen gefchiet.nbsp;tation.
Om nu vérder te verklaaren en aan-te-wyzen, niet alléén op wat
voor eene wyze deeze heemelfche vuuren cerft gefórmeert zyn gewoi-
den,aan zulke oorden daar wyze mét onze oogen nu nóch koomen te aan-
schouwen, maar ook mét ééne, wat de reede mag weezen, dat men
^le nu nóch daagclyks ten naaften-by van ééne en dezelve fchynbaare
grootheid komt te zien, fchoon dat'er geftaadig aan alle kanten eene r^ ,
oneind.ge meenigte van ƒ uytvloeijingen uit voort-koomen, zo zal het
cut en voor-al wel noodig weezen, dat men eens ga verklaaren
op Wat voor eene wyze het vier, dat men hier om-laag komt te zien'
^eitaadig wérd gevoed en onderhouden; hier toe nu zal noodzaaktquot;!
iyK vereifcht wérden, dat men voor-al onderzoeke, wat dóch g de op- ^ Fermcn^'
giftinge der lichaamen mag weezen, en waar die eigentlyk in beftaat.
. VV anneer men, 'oy voorbeeld, eenig ftérk-waateropvylzel vanvfèr
pet, zo ondervind men, dat alle de deeltjes van dit mengfel, heel
cortdaar-na, niet alléén in eene zeer héftige beweeginge geraaken
A^^^ mét ééne tot ontvonkens toe heet wérden, endatein^
delyk dJtvylzel tót een zeer fyn poeijer daar door wérd gebracht, daar
men daar na, door geen konft altoos, ooit weeder yfer van en kan
Nu-kan men heel wél gelooven en ftéllen, dat dit alles uit geen an~ '
dere-
-ocr page 140-dere-reede20 voor-cn-vak, als alléén, doordien dit ftérk-waater
on-eindige meenigte van kleene lichaampjes in zich bevat, die heel
fpits en fchérp zyn, wélke zich ook, als zo veele hoekige tandjes,
tuffchen de kleene lichaampjes weeten in-te-dringen , daar a de kant-
zuiltjes van het yfer uit zyn te-zaamen-gezét, en die deeze deeltjes
ook mét ééne t'éénemaal van élkanderen af-doen-fcheiden, zodaanig
zélfs, dat de tuflchen-ruimtens, die ze tuflchen malkanderen open-
laaten, niet anders mêêr vervult en kunnen wérden, als alléén door de
eerfle Hoofd-ftóffe. By-gevólge moet dan ook deeze zélve * eerfte
Hoofdftóffe mét een groote kracht en gewéld na deeze tuffchen-ruim-
tenstoe-fchieten, en ter zélver tyd mét ééne aan deeze fpitze en fchér-
pe lichaampjes een middel verfchaffen, om nóch vérder tuffchen de
vleene hchaampjes in-te-dringen, daar deeze kant-zuilcjes van het yfer
uit zyn-te-zaamen-gezét jhet geene onmoogelyk,niet en kan gefchieden,
zonder deeze kleene lichaampjes daar door eindelyk ook t'éénemaal van
élkandere te doen af-fcheiden , cn ze daar door tót een heel fyn poeijer
te bréngen, daar men daar na, door geen konft altoos, ooit wee-
der yfer van en kan maaken, doordiendehóllekant-zuiltjes, die nood-
zaakelyk tót het yfer vereifcht wérden, t'éénemaal door deeze h op-
giftinge zyn vernielt en vernietigt geworden.
Dérde L i d.
Dat'er tweederleije foorten van Hchaamen z.jn, van weTi^e de ééne ver-
brandbaar e, en de andere on-verbrandbaare gezégd wèrdente weezen.
Dat mêêr is 1, men moet ook wél aanmérken, dat'er tweederleije
frunivers,nbsp;yan lichaamen in c het groote Heel-Al zyn, van wélke de
ééne verbrandbaare , en de andere on-verbrandbaare gezégd wér-
den te weezen.
«Prismes.
»Premier
Elcmeiu.
i Fermen-
tation.
Vierde L i d.
Wat dde verbrandbaare lichaamen eigentlyh^zyn-j alsmeede, wat'er al toe
vereifcht wérd om die aan-te-Jleeken.
De verbrandbaare lichaamen nu, zyn, allerleije foorten van droog
hout, turf, vét, olie, Swaavel-ackige geef en , gelyk-als de brande-
wynis, en, in 'talgemeen, alle zulke hchaamen, wélkers deeltjes,
óf kleene lichaampjes daar deeze deeltjes uit beftaen, heel veel lich-
tigheid hébben, en die mét ééne van e eene uittermaaten on-reegel-
maatige gedaante zyn. Want de deeltjes der zélve heel licht zynde,
zo is ook de minfte beweeginge des viers krachtig getwegomhênte
doen beweegen en in de lucht op - te - heffen: doordien nu de lucht
A Combu.
ftibles. ,
«Figure
tres irre-
guliere.
^Ityd vaètZivaavd enSalpeeter, en een groote meenigte van onderichei-
deneandere fouten, t'éénemaal vervult is, die daar in geduurig heen-
en-wêêr-zweeven} zo moeten ook deeze fouten , mét de deeltjes die
op deeze wyze in de lucht wérden op-geheeven , een zeekere foort
van ^ opgillinge te-zaamen uit-maaken, en by-gevólge, de vlam te- aFermca-
voorfchyn doen koomen i dat is, een zeekere vlammende rook, wél-tation.
ke niets anders en is, als eene on-eindige meenigte van heele kleene
on-reegel-maatige lichaampjes, die, terwyle ze mét deeze fouten op-
giften, in de ^eerfte Hoofd-ftóffe koomen te dryven, die door dee- iprcmi
^e opgiftinge van alle kanten daar na toe wérd getrokken, gelyk-als Ekm«!quot;
wy nu zo aanftonds hébben ter-needer-geftélt en aangeweezen. (bew
het tweede Liddeezes Hoofd-deels.)
Deeze opgiftinge nu moet zo veel te lichter kunnen gefchieden,
als ze meeder gehulpen en aan-gezét wérd, door het vuur dat daar
onderis; en de vlam., dieze voort-bréngt, moet insgelyks meerder óf
niinder héftig weezen, na dat de lichaamen , die lt;? de opgiftinge ver-cFermen-
^rzaaken, méér óf min on.reegel-maatig zyn, en na dat de eerfte tation.
Hoofd-ftófte op deeze wyze daar door genoodzaakt vi'érd , om mét
eene meerdere óf mindere maate van d gezwinde fiiélheid, en in een
Kicerder óf minder overvloed , daar na toe tefchieten.nbsp;^ Rapidité.
Vyfde L I D.
Dat ede verbrandbaare 'lichaamen zomtjds wél niets anders als énkele rook
^oort-moeten'bréngen i en uit wat reede.
By-aldien nu de fouten, die geduuriglyk in de lucht heen-en-wêér-
^weeven, van die kracht en datvermoogen niet en zyn, om de deelt-
jes, die daar-inne zyn opgeheeven , 't éénemaal te kunnen ontbinden
en yan-een-te-doen-fcheiden, óf liever, het geene één en't zélve is,
indienze on-vermoogende zyn, om mét deeze zélve deeltjes de op-
giftinge uit-te-wérken, die der noodzaakelyk toe vereifcht wérd, om
^en vlam tc-voorfchyn te-döen-koomen, zo zullen alle deeze deeltjes,
wélke op die wyze in de lucht zyn op-geheeven, niets anders te-voor-
'chyn kunnen óf moeten bréngen, als alléén een énkele rook.
Zéfde Lid.
Waarom de lucht noodz.aakelyk.iSi om éérft het vuur te doen veort-kotmen,
en daar-na, om het z.éi.ve te onderhouden.
Uit alle het geene, dat nu zo ééven door ons is ter-needer-geftélt, kan
genoegzaam blyken, waarom de lucht noodzaakelyk is, om de vlam
te-voorfchyn te-doen-koomen, door het middel der fouten die ze bevat j
e Corps
combuf.
tibks.
maar zc is daar-en-boven nóch ten uitterften noodzaakelyk, cm die
zélve vlam vérder te voeden en tc onderhouden; hier in naamelyk,
dat het gewicht van des zélfs a dampgewéft deeze vlam aan alle kanten
ter deege komt te fluiten en needer-te-drukken. Want de Iichaamen,
wélke op deeze wyze in een naauwe plaats beflooten en needer-ge-
drukt wérden, heel dikmaalsteegensélkandereweeder-aan-botzende,
koomen op die wyze veel ftérker in deeze plaats beroert te wérden
' en ^ op-te-giften, als óf ze in een plaats te-zamen-waaren, die aan alle
kanten open was, en, dien-vólgende, in een volkoomevryheyd, om,
na hun believen, t'éénemaal van élkanderen af-te-kunnen-wy ken.
Zeevende Lid.
»Atmo-
Ipheie.
JFermcn
tcr.
D^ het gewicht van c het dampgewéft, dat den Aardkloot omringt, m
dat dt vlam mét ééne needer-druh, geftaadi;^ eenige kleene beekjes der d eerfte
Hoofd-ftóffe moet laaten door-gaan, die men ßraalen des lichts gewoon is te
als meede , dat deeze iicht-ftraalen zuiver óf on-zjtiver kunnen
f Atmo-
fphcre.
d Premiet
Element,
noemen :
weezen.
Eindelyk y doordien deeze vlam uittermaaten zeer geflooten en
(Atmo- needer-gedrukt wérd, door e het dampgewéft der lucht, diedaar-op
iphere.quot; komt tc pérflcn cn te weegen;- zo moet ze ook noodzaakelyk mét een-
/ Violent, i zeekere foort van ƒ kracht en gewéld uit dien oort uit-breeken, daar
ze zodaanig needer-gedrukt en te-zaamen-gehouden wérd; en ze moet
ook op die wyze , dwars door deeze lucht heene, eene on-eindige
meenigte van heele kleene beekjes der eerfte Hoofd-ftóffe fórmeeren,,
die men ftraalen des lichts gewoon ïs te noemen.
Deeze licht-ftraalen nu kunnen zuiver óf on-zuiver weezen: zui-
ver zullen ze zyn, zo-wanneer der geene van deeze ^^ on-reegelmaatige'
Iichaamen in die ftraalen, en koomen dryven-: en ze zullen in tee-
gendeel on-zuiver weezen, by-aldien der éénige van die on-reegel-
maatige Iichaamen in^dryven. Op deeze wyze kanmen wél geloovea
en ftéllen, dat de ftraalen van de Zon heel zuiver zyn, zo-wanneer
ze tót aan ons toe zyn gekoomen, dewyle ze zich onderweegen al
ont-laft en gezuivert zullen hébben, van die kleene lichaampjes,
wélke,, moogelyk, daar nóchindreeven^ wanneer ze éérftuitdeZon
uit-gingen;, en, in teegendeel, zullen de ftraalen van een kaars on-
^ïrregu-
'iers.
A^Tiajïtï.
»Objets.
zuiver weezen, doordien ze, indiekleine h doortógt, wélke ze koo-
men te doen, van de kaars af tót aan ons toe, op vérre na niet tyds
genoeg gehad en hébben, om zich van alle die kleene lichaampjes na
behooren te kunnen zuiveren en ontlaften, wélke, moogelyk, in
den beginne daar in dreeven. Dit zélve is ook, milfchien, de reede,
en. réchte grond-oorzaajï, door wélke, ons de meefte i voorwérpenby
de
-ocr page 143-de Idaare dag heel anders te-voore-Icomen, als ze by het flaauwe licht
«er kaars wel doen.
Achtfte L 1 d.
PVat a de on~verbrmdbaare lichalt;imeu eigentlyk zyn.
De on-verbrandbaare lichaamen nu, zyn, alledemetallen, fteenen,
aunne en maagere vogten , gelyic-als het waater is , en , in 't al-
pmeen, alle zulke hchaamen, wélkers deeltjes heel weinig óf niet
bekwaam zyn, om met de fouten van de lucht te kunnen b op-giften j
otook, wélkers deeltjes al te f zwaarwichtig zyn, om in de lucht op- ^permcn
geheeven te kunnen werden; alsmeede, die, buiten dat, weinig of ter.
met bekwaam zyn, om mét de fouten van de lucht te kunnen op-
guten, ter oorzaake van hunne d gedaante, óf van e de gróf heid der
kleene lichaampjes, daar deeze deeltjes uit zyn te-zaamen-gezét. ƒ Grdrquot;
Neegende Lid.
Wat'er alaan deeze foort van lichaamen voor-zal-moeten-vallen, zo-wan-
»eer men ze heel dicht hy het vmr kpmt te bréngen: alt meede, wat'er aan
^cn gejmolte hchaam al zal moeten gebeuren, wanneer men dat in een ander
lichaar/i ks^t te werpen, dat niet gefmolten en is.
By-gevólge dan , zo-wanneer men deeze foort van lichaamen heel
dicht by het vuur komt te brengen, zo en zullen de deeltjes der zélve
2;ich geenfins door de kracht des vuurs, daar men ze by-bréngt.
Van élkandere kunnen óf moeten verftrooijen: wanneer men nu een
gefmolte lichaam in een ander lichaam komt te wérpen, dat niet ge-
fmolten en is, dat is, wanneer men een lichaam daar in komt tewér-
pen, waar van ƒ de eerfte Hoofd-ftófTe de deeltjes t'éénemaal van élkan-
dere heeft gefcheiden, zodaanig zélfs, dat ze in een volkoome vry-•
heid zyn, omzichdaarin^ op allerhande fatfoenen te kunnen draaijen,
daar hunne fmeltmge eigentlyk m beftaat, gelyk-als hier booveii nu f„to^
reeds al aangeweezen en uitgelegd isi (bede het zéfde Lid des vyfden ftns.
Hoofd-deels) zo zal dit zélve gefmolte lichaam zo aanftohds moeten h
Itremmen, doordiende eerfte Hoofd-ftófFe, voor eed goed gedeelte,
deeze kleene deeltjes zal moeten verlaaten, daar dit gefinoltelichaam
uit IS te-zaamen-gezet, om in die zelve i eevenreedentheid de deeltjes 1 Proporti-
van net andere lichaam te gaan omringen, en op deeze wyze zal ook oquot;-
dit Jaatlte hchaam, wél vérre daarvandaan, dathetéénigfinsdienftis
zoude kunnen weezen om het vuur te voeden ófte onderhouden, eS
het eene lichaam, by gevólge, zo wél te doen fmélten als het andere,
P 2,nbsp;,iér-
a Incom-
buftibics.
nérgens anders toe kunnen dienen, als alléén, om het eerfte lichaamr
te verkoelen en te doen ftrémmen.
Tiende Lik
Vit wat reede het Waater de Metallen heel fchiely^., en op ßaande voet ^
doet verkoelenj, als meede, waarom het een tinne fchootel belet te fmélten^
fchoon men die op een heel ftérk.en heevig vuur komt te zétten.
fl Premier Doordien het nu zonneklaar is, dat de eei-fte Hóofd-ftóffe de deelt-»
Element, jes van een gefmolte lichaam noodzaakelyk moet b laateo-vaaren, en
j. Abandon-^ulks wel zo veel te lichter, als ze minder c hinder, en meerder ge-
f dbftacle.nbsp;ontmoeten, om de deeltjes van een kout lichaam te
omnngen en te doen beweegen, daar men eengeftnolte lichaam heeft
mtgefmeetenv- zo zal men geen reede hébben om zich veel daar over
te verwonderen, indien men bevint, dat alle metallen op ftaande
voet verkoelen en kout wérden, zo-wanneer ze in het waater geftooken
of gefmeeten wérden; als meede, dat het waater, het geene in een
tmne fchootel ftaat te kooken, deeze zélve fchootel van het fmélten
bewaart. Want de eerfte Hoofd-ftófte, eene over-groote lichtighéid
en pmak vindende om in dit waater in-te-dringen, en het zélve orr
zulk een wyze te doen beweegen als wy nu zoo ééven hébben aange-
weezen, en kan zich onmoogelyk niet genoeg aan de deeltjes van iet
tin vatt-hechten, om die op allerhande wyzen te doen beweegen, endic.
daal- door tot finelten te bréngen. ^
Elfde L i d:
Waarom de lucht eene geheel teegenftrydige uitwirkinge komttedoen.
Alle de teegenwérpinge nu, die men teegen dit alles kan maaken,
beftaat alleenh.enn, dat het fchynt, dat de metallen heel veel fchiely!
ker in de lucht zouden moeten verkoelen, als in het waatS Maa?,
doordien het veel gemakkelyker aande eke Hoofd-ftó£e vairom
de kleene d klootjes van het waater rondfom haareige . middelpunt t^
doen b€weegen,als-,om op deeze zélve wyze.een zekere foort van cirkeltjes
ofopene bolletjes (Spheres) te beweegen, daar da lucht uit beftaat,
(bezte de zfeven-en-twintigße en twee-en-dértigfte Leeden des vyfdenHoefd-
deels, enz.) welke in zulk een geval niet na-en-zouden-kunnen-laaten
van tuflchen eikanderen m-te-dringen; als meede, dewyle, booven
^nbsp;die in de lucht zyn, inditgeval, métdekleene
lichaampjes, daar de metallen uit beftaan, moetén /op-giften, en op
deeze wyze hunne hitte eenigzins moeten voeden en onderhóuden,
zo IS het,, wanneer men alle deeze zaaken wél ©overweegt, tenuit-
, ter--
/Boules,
f Cencre.
/Fermcn-
ler.
gefmolte óf gloeijende metallcn heel«Evident,
waater moeten verkoelen, als inde
£nbsp;' ^^rnbsp;'nbsp;het tin éénigfins zou-
üe beletten te fmelten, zo moet ze in teegendeel heel veel felpen en
meede-werken, om de fméltinge des zélfsfe doen verhaaften.-
Twaalfde L i o.
Uit wat reede het Waater een on-verbrandhaar lichaam it.
Eindelyk, by-aldien der éénige on-verbrandbaare lichaamen zyn-,
geyk-als, by voorbeeld, het waater is, wélkers deelties nooit en
len op-vlammen, fchoon dat ze lichtgenoeg zyn, en dat ze zich
oolclicht genoeg in de lucht willen op-héffen; zo en komt zulks éch-
ter uit geen andere reede alzo te gebeuren, als alléén, doordiende fou-
ten, die m de lucht zyn, geen vat altoos op deeze deeltjes en kun-
nen krygen, om mét dezéive ^ op-te-giften; het is ook door ééven ^
aie zelve reede, datdeeze deeltjes, zonder éénigfins van c gedaante
te veranderen, weeder ontrént aan die zélve oort óf plaats koomen
needer-te vallen, dnar-ze zich van daan hadden op-geheeven; dat is,
Déitienfde L i d.'
, getrokien uit het geene men nu zo aanftonds
»eejt ter-needer-gejlelt, aangaande de natmre cn eigenfchappen des Fums.
Het zal ons nu teegenwoordig zo heel moeijelyk niet vallen om
feede te kunnen geven.
Voor e^r/; Waarom het Waater het Vuur uit-bluft: want het belét
oe louten, die in de lucht zyn, van meerder aan het vuur te kunnen
kaderen: en verders, . de eerfte Hcofd ftóff-e, geene moeijelykheid ,Premier
-HOOS vindende om ƒ de klootjes van het waater te doen beweegen.
Element.
werd ook met kracht daar na toe gedreeven, zélfs van het eerfte v óo^
wink af aan, door de kolommen van ftófte die daar op-pérflen of^
Weegen.nbsp;^
Ten tweeden-. Uit w.it reede tWee onderfcheidene lichaamen, die
men heel ftérk teegea malkanderen aan-wfyft., zomtyds z6-uittermaa-
ten iterk verhit wérden, dat ze zélfs in de brand geraaken, zo-waiï-
neei nethchaamen zyn die de vlam kunnen vatten; en booven-ak i Corh,
r'Jfft'Tnbsp;^^^^nbsp;^^ ^«te kant is!coÏÏfli-
waiu üe.ze iterke wryving is ten vollen bekwaam, om eenige kleene l^'«-
üeeftjes van deeze lichaamen, die men zo ftérk wrjft, af te-fonderen
eiv-
-ocr page 146-ct.lós-te-maaken, en die in de lucht op-te-héffen, alwaar ze niet na-
.Fermen- cnkunnen laaten vanmét die fouten . op-te-giften, welkeon^
delyk in een groote overvloed en meenigte in de lucht zyn, en van op
deéze wyze een vlam daar uit te doen ontdaan. ^nbsp;■ , • ,
Ten dkdcn-. Waarom het bus-kruit by-na in een b oogwmk in de
brand vliegt. Want de deeltjes deszelfs zyn nu reeds alle in een
llaat, om heel licht mét de fouten der lucht te kunnen op-giften , die
een ieder korreltje óf greintje van het bus-kruit om-nngen, zo-wan-
neer deeze opgiflinge maar een weinig door het vuur werd gehulpen of
^^TmvSdlT^Uit wat reede ^^ Phófphcrns, óp altyd-lichtende vuur
dat men van pis maakt, en onder 't waater bewaart zo aanfends
in de brand vliegt, zo dra als men het maar bloot inde ucht zet. Want
de deeltjes des zélfs zyn nu reedsalleineenflaat, omhee gemakkelyk
mét de fouten die in de lucht zyn op-te-kunnen giften, zelfs ook, zon-
der dat deeze op-giftinge ééns door éénigby-koomendvuur, of wry-
vinge, behoeft gehulpen óf gaande gemaakt te werden.
Tenvjfden-, Waarom cdeaafTem-haalingeonszohoog-noodzaakelyk
is. Want de fouten, die in de lucht zyn, die wy geftaadig m-aaflemen,
het bloed en het ghyl, {chylus) die alle beide dooiquot; de vaa^n^^^^^
heene gaan,doeny op-giften, maaken daar door, dat het ghyl in bloed
verandi-t,'en ze geeven mét ééne aan het bloed de vloeibaarheid en
warmte die het noodig hébben moet. Waar mt men zelfs ook wel
zoude kunnen befluiten, dat het hart niets anders als een enkele fpuit
in het lichaam en is; als meede, dat het maar enkd^^^^^^
kar toe dient, om het bloed ter deegen voort-te-zet en en door het
geheL lichaam om-te-doen-loopen; (gelyk als wy noch
naader hoopen te zullen toonen, in een vervolg of tweede deel deezei
^7^ri1riquot;Tuit:wat reede een kleene kaars méér lichts vr.n zich geeft
als een groot vuur zonder vlam doet.
Ten zeevenden-. Waarom een gloeijend Yfer by-na geene heldere
klaarheid altoos van zich geeft.nbsp;^^ .
Ten achthnx Uit wat reede zeekere hchaamen eenige kleene hel-
derheid en licht vertoonen en van zich geeven, zonder echter de al-
derminfte warmte by zich te hébben.nbsp;.
eer.
h Inflant.
cRefpira-
tion.
len neemenden, En waarom weeder in teegendeel zommige hchaa-
men heefaanmérkelyk warm kunnen werden, zonder echter een.g
licht óf hélderhcid altoos te hébben óf van zich te geeven, enz.
Veer-
-ocr page 147-Vertiende Lid.
^ Igt;at de Zoriy en de-vafte Starren, ééven gélykcals de ü Uwaal-ßarreft,
'^an alle kanten omringt moeten weexjen, mét onderfcheidene b béddingen van b Lits.
i'^oove ene dunne ftóffe.nbsp;tSubtils.
Om dan nu tót de Zon en vafte Starren weeder-te-keeren, zo Iaat
ons eens gaan onderftéllen,dat 'er,ten tyde van dc fórmeeringe derDwaal-
«arien,eerie on-eindige meenigte van lichten óf vuüren zynontftooken
geweeft, élk in een zeeker gedeelte van zulk een Bayerd, wélke aan
die d Bayerd gelyk is; daar deeze onze Aardkloot wél-êér uit is ge- -^Chaor.
formeert geworden. Dit dan zo zynde, zo is het immers Zonneklaar,
dat alle deeze lichten óf vuuren , van dat zélve e oogwink af aan, moe- jinf^^^t
ten begonnen gehad hébben van mét onderfcheidene béddingen óf' quot; '
ƒ dampgewéften van groove en dunne ftófFe omringt te weezen, door / Atmo^
eéven dezélve reede, die de Dwaal-ftarren (flanetes) daar van heeft doen fheres.
omringt geweeft zyn; als meede, dat deeze zélve lichten óf vuuren,
al van die tyden af aan, meerder óf minder vergroot moeten zyn ge-
quot;«'orden, na dat'er zich meerder óf minder verbrandbaare ftófFe in. chaos,
hunnen 1 Bayerd heeft bevonden te weezen; en ook, nadat deeze
Zelve ftófFe, door haar eige zwaarte en gewicht, mêêr óf min in
«lt;iat is geweeft, om in deeze lichten óf vuuren needer-te vallen.
Vyftiende Lid,
Waarom de Zon,- beneevens de vafte Starren, in 'tgemeen ten naaften-by
Van één cn dezélve fchjnbaaregrootheid moeten zyn en blyven, als zje altoos
geweeß.
Eindelyk moeten deeze zélve lichten óf vuuren ook in 't gemeen
^en naaften-by vanéén en dezélve fchynbaare grootheid zyn en blyven,
ichoon dat'er onophoudelyk aan alle kanten zeer veele h uitvloeiiingen
^an uit-gaan. Want, om nu hier ter plaatfe maar alléén van de Zon
Jf fpreekcn,. de kleene lichaampjes, óf deeltjes van rook, die daar ge-
itaadig van uit-gaan, en die nu reeds al gedient hébben om hém te
voeden, op een zeekere j afftandvan dit geftarnte zich weederby-een- /Diftance»-
verzaamelende, cn, by gevólge, al te zwaarwichtig geworden zynde,
om hunnen wég vérder te kunnen ^achtervolgen, koomen van zélfsConti
op dit geftarnte weeder nêér-vallen, en, eene opgiftinge maakende, nuer».
met de fouten die hên ontmoeten, in de lucht die hém omringt,
koomen ze daar door een vlam aldaar te verwékken en voort-te-brén-
gen, en verftrékken hém op deeze wyze weeder tóteen eeheeluieuw
onderhoud envoedzel.
Doordien nu alle de verbrandbaare lichaamen , die zonder ophouden
ge*
-ocr page 148-geftaadig uit de Zon uit-gaan, en in rook uit-waalTemen, al kort daar
na, door hunne eigene zwaarwichtigheid, weeder op dit geftarnte
koomen needer-vallen, niets vindende, waar ze zich anders zouden
kunnen heene wénden; zo en blyft'er immers geen reede mêêr overig,
waarom men zich zo uittermaaten zeer zoude moeten verwonderen, daar
over,dat dit geftarnte niets altoos van zyn voorige fchynbare grootheid en
komt te verliezen, fchoon dat'er geftaadig en on-pphoudelyk zeer
veele a uitvloeijingen aan alle kanten van uit-gaan j ééven zo-weinig,
als men reede heeft van daar over éénigfins verwondert te weezen, dat
ons aards vuur komt gevoedt en onderhouden te wérden, door het
geftaadig aan-ftookenen by-bréngen van hout, turf, óf éénige andere
verbrandbaare ftófte, fchoon dat'er infgelyks on-ophoudelyk eenige
uitvloeijingen aan alle kanten van uit-gaan ; óf liever, ééven zo wei-
, nig als men verwondert behoeft te zyn, dat een kaars wél genoegzaam
altyd zoude kunnen brandende blyven, by-aldien men een middel
wift uit-te-vinden, om alle de verbrandbaare ftóffe, die daar geduu-
rig onder de gedaante van rook van uit-gaat, weeder by malkanderen
te verzaamelen, en op de kaars te doen needer-vallen, op die zélve
en juifte maat, als ze daar van komt uit-te-gaan.
Men zal ook nóch dés te gemakkelyker over-hcllen om deeze onze
ftéllmgen aan-te-neemen en toe-te-ftaan, zo-wanneer men eens mét
behoorlykenérnft en aandacht wél komt te overweegen, dat de eerfte
Hoofd-ftóffe, wélke altoos in eene eeven-gelyke/' meenigte in het
c groote Heel-Al is, noodzaakelyk eenige bekwaame plaats m jet héb-
ben en vinden, daar ze wél kan blyven. By gevóige dan, zo-wan-
neer de Zon al kwam te verminderen óf af-te-neemen, dat is, by-al-
dién der ten naaften-by niet eene d eeven-gelyke meenigte der eerfte
Hoofd-ftóffe en was, die de plaats van die ftóffe weeder aanffonds
kwam te vervullen, wélke on-ophoudelyk van de Zon uit-f^aat; zo
zoude noodzaakelyk de ééne ofde andere va fte Star zich weede^-moeten
vergrooten, en, van deszélfs buit toe-neemen; óf liever, derzou-
deérgens, op-een andereplaats des Heemels, weeder een nieuwe Star
uit moeten geformeert wérden, en te-voorfchyn-koomen.
Zéftiende Lid.
Op wat veoT eene wyzede Zon, heneevensdevaßeStaïTcn, in fchynbaaTS
grootheid zouden kannen verminderen en af-neemen.
Zulks nu zoude wél kunnen gefchieden, by-aldien de rook, die ge-
ftaadig van de Zon uit-gaat, óf éénig gedeelte deszélfs, zich op zo-
daanig eene wyze by-cen-kwam-te-verzaamelen, datze onmoogelyk
niet weeder op de Zon kon needer-vallcn, en op deeze wyze aan hém
tót
«Ecoulc-
tnens.
t Quantite
c Uuivers,
i Egale
quantité
dupremier
Clement.
tot een nieuvyvoedzel en onderhoud verfcékkeni alsmeede, zo-wan-
neer deeze zelve roc^c door de ééne óf de andere tuffchen-koomende
oorzaak, genoodzaakt wierd, om op een zeekere « afftand van ditquot;D'^ancc.
gel arnte alte moeten blyven dryven. Maar, zo dra als deeze rook,
v. eike op zodaanig eene wyze by-een-vergaadert is, en die men wé
gelooven en ftellen kan mets anders als een zeekere foort van een fwl-
teen duiftere zonne-vlak te weezen, waar door men zomtyds wélziet
om . ^ eemgfmsverduiftertwérd, eenige openinge óf middel vint,
orn zich weeder in dit geftarnte te kunnen in-dompelen ,• zo moetHy
da^ door ook noodzaakelyk zyn voorige gloed en hélderheid ten vollen
^■eeder aan-ncemen en hérftéllen.
r D.
d EvidcBc.
f Premier
Element.
Zeeventiende L
■nbsp;onderfcheidene b béddingen éf damp-gewéfien der ftéfe dw de Zon b Lirsou
J-'n^gt, gedimng op dn geftarnte kpomen teperffen en te weetren-, als meede -f^ofphc-
quot;-ffa'Tjquot;^''' g'-^'f^f^^^-^^'^rte, ge ßaadig eenige kleene beek] es der eerfle
^oojd-ftoffe daar van doen mt-gaan , welke men ftraalen des lichts aewion
quot; te noemen.nbsp;^
al gezégd en ter-needer-geftélt, dat de Zon
van alle kanten omringt .s mét onderfcheidene béddingen óf damp-
S!/ 7n quot;tIdunne ftöffe.nbsp;het veertiende Lid dZs
^ fd-deels) Doordien nu alle deeze béddingen van ftóffb noodzaake-
gelyk-als die beddingen, welke den Aard doot van alle Énten or^Surf.cc
gingen, op de oppervlakte des Aardkloots weegen en pérflen- zo is
net ook daar door ten uitterfte^^ baarblykelyk, dat e de eerfte Hoofd-
tütte, daar dit geftarnte uit is gefórmeert, ongemeen ftérk daar
wérden. Dewyle nu deeze zélve eerfte
«oofd-ftoffe ten alleruitterften, ja on-eindig, dun en vloeibaar is, ge-
W 'rT wydloopiger het eerfte Hoofd-deel deezer verLnde-
ol i^laar an zienj zo is het daar-en-booven baarblykelyk, dat daar on-
ophoudelyk zo groot eene meenigte van Stóff^e van zal moeten uitvloei -
een. eenigfins moogelyk is; als meede, dat deeze ftóffe daar door
eene on-eindige meenigte van kleene beekjes der eerfte Hooft-ftóffe
dlnbsp;formceren, wélke niets anders en zyn, als, bet geene men
fprft ^^ quot; ® hchts gewoon is te noemen, en die ook métdealleruit-
t, ■'j ê^^winde fnélheid dwars door alle deeze g damp-gewéfte i
neene dnngen, wélke wy na deezen, in het vervólq- deezer Ferkande- 'quot;^^pi'^tc-
de naam van h hemelfche ftóffe zullen geeven en toe-eigenen. itlT.
h Matierc
■ celefte.
A ch-
-ocr page 150-Achtiende L i D.
a Cometes. ' fVat a. de Staarhßarrett eigentlyk -y« gt; als meede, waar z.e haaren oorfprong
vandaan hébben.
Wat nu deStaart-ftarren aangaat} men kan en mag heel wel geloo-
ven en ftéllen , dat die niets anders en zyn, als heele groote b kloo-
ten, die dicht by c de oppervlakte de Zonne gefórmeert wérden, uit
eene on-eindige meenigte van heele kleene lichaampjes van rook, die
geftaadig van deezc Star uitgaan: deeze kleene lichaampjes nu wérden
gefórmeert, ten naaften-by, gelyk als wy nu voor-hecne al getoont
en aangeweezen hébben , dat den Aard lt;.loot wél-éér is gefórmeert
geworden, naamelyk, uit eene on-eindige meenigte van heele kleene
ichaampjes, wélke beflooten waaren in een gedeelte van die Bayerd,
daar ze uit is te voorfchyn gekoomen. {Bezjede zéfdeen zeevende Lee-
denvahhetdérde Hoofd-deel deezer e Verhandelinge)
Op deeze wyze dan, v/él vérre daar van dan, dat deezc ƒ klooten
zoo dra weeder na de Zon toe zouden moeten óf kunnen keeren,
om zich daar weeder t'éénemaal in-te-dompelcn;. moetenze zich in
teegendeel veel êêr éérft daar van trachten te verwyderen , en zulks
wél meerder óf minder, na dat de lichaamen, dieze gefórmeert héb-
ben , zich overwélft hébben , tót^ hóltens, die mêêr óf niin groot
zyn, en, by-gevólge, na dat deeze klooten zélfs meerder óf minder
licht zyn.
i Boules.
( Surface.
/ Gliaos.
e-Traittc'.
/Boules.
f Greux.
'Cometes.
»Effay dc
pioptri-
que.
^Pheno-
ïneiies. ^
ZGomete.
m Qualité
île corps
leger.
«Equili-
bre.
^^Pcfant.
Ik zal hier ter plaatze niet weeder hér-haaien , het geene ik, aan-
gaande de *Staart-ftarren , nu reeds al gezégd en ter - needer - geftélt
hébbe, in myn» PROEVE DER DEÜRZICHT-KÜNDEi al-
waar men in 't lang , en uitvoeriglyk, de volkoomene verklaaringe ■
van deeze k Verfchynffelen zal kunnen vinden en na-zien. {Bezie,in
de boovengemélte Verhandelinge, het tiende Hoofd-deel, van bet neegen-en-
dérti^fle Lid af, tót het zés-en-zeeventigfle Lid toe) Men zoude nu daar
alléén kunnen by-voegen, doordiende zonne-klaare érvaarentheid
zélve ons komt te leeren en aan-te-wyzen , dat / een Staart-Star on-
derfcheidene daagen moet befteeden, om,.in j»dehoedaanigheidvan
een licht lichaam, van de Zon af-te-gaan , naden oort van zyn « ee-
venwicht toe, alwaar hy zyn ruft zoude moeten en kunnen vinden,
by-aldien hy eindelyk niet wêêrom-en-moeft.keeren, om zich in deeze
Star weeder in-te-dompelen; als meede, dewyle hy insgelyks wee-
derom onderfcheidene daagen moet befteeden, om, m de hocdaanigheid
vaneen * zwaarwichtig hchaam, weeder na de Zon toe-te-gaan; dat het
dierhalven ook fchynt,dat de zwaarwichtige lichaamen hunne beweegin-
gen geenfins en moeten verhaaften , vólgens de voortgang {Progreffion}
HET-
-ocr page 151-der NATUUR-KUNDE.
Het Zeevende hoofd-deel.
f'^mde beweeginge des Aardkloots, en der a Dwaalßarren.
^at de Aardkloot, beneevens de Dwad-ßarren, door de ßraalm der
Zonne voort-gedree-.^n werdende, zjgt;rnrnigeuinndd^lpuntigeCirm^^^^^^
fu ksTnbsp;befchrivenf enuHwJZe
'^quot;'ks z.0 moet weezen,
OM nu de réchte grond-oorzaak en oorfprong der bewceeinee
van alle de Heemelfche liqhaamen wél uit-te-léggen, en eén
verltaanbaare reede daar van te geeven ; zo laat S de Zonwee-
eSd'eSrTr '^f^^^^^^he ftóffe, die hém van alle kanten omringt.
Ten Z ?nbsp;oppervlakte deszélfs komt tepérffenen te wfe- ^ Surface.
^ ^^quot;era^al on-eindig getal en meenigte van heele kleene
maïLdlSSl^^nbsp;on-ophoide^k ^ Prcie.
zcwl T otnbsp;oorden toe komt te pérffen envoort-?e-
zenden. Laat verders T de Aardkloot zyn, die in ruft enin^eeven-
èvof wÄ-'nbsp;ééncdieluchtLeftóffeb
welke hem omringt, midsgaadersde Maan, die daar in diyft cekßc.
nét zo veel groove en dunne ftóffe
bevat, als 'erineenzeekere/ruim-/Efpacc,
te van hemeliche ftófie wérd befloo-
ten, die^ heel nét gelyk is aan dieiEgd,
ruimte, wélke deeze zélve Aard-
kloot aan dien oort komt te beflaan,
daarze indryft; óf liever, hetgee-
ne t'éénemaal één en het zélve is,
dat de kleene lichaampjes der Hee-
melfche ftóffe, wélke zich aandien
oort bevinden, daar den Aardkloot
in dryft, mét alle bet geene hém
verzélt, heel nét zo gróf zyn, en,
by-gevólge, dat ze ook nét zoveel
^nbsp;na de Zon toe koomen te pérflen cn
Anbsp;kleene lichaampjes mét malkandere doen, daar de
^ardkloot uit is te-zaamen-gezét: op zodaanig eene wyze, by-al-
«len der al zommige kleene lichaampjes mochten weezen, gelyk-als,
0^2nbsp;by
It Pianet-
tes.
by voorbeeld, dc zulke zyn, daar de Aardkloot en de Maan wél-éêr
uit zyn geformeert geworden, die heel veel grooter zyn , als die li-
chaampjes, daar deeze ^iheemelfche ftóffe uit beftaat; dat'er weeder
in teegendeel veele andere hchaampjes zyn, gelyk-als, by voorbeeld,
de ZM ke zyn, die binnen in deb kant-zuiltjes van het Yzer, en in dc
c klootjes van het waater, enz. beflooten zyn, die heel veel lichter
zyn, als de lichaampjes daar deeze heemelfche flóffe uit beflaat, en
dat ook op deeze wyze de ééne zwaarte de andere heel nét komt op'te-
weegen en te vergelyken.
Dit dan alles zo zynde, zoenzalde Aardkloot, door de ftraalen, die
on-ophouüelyk van de Zon uit-gaan, voort-gedreeven wérdende, on-
moogelyk met langer in T kunnen blyven, maar hy zal in teegendeel
moeten voort-gaan, by voorbeeld, tót aan B toe, alwaar men^/ wél
onderftéllen kan, dat e dé heemelfche ftóffe en de ftraalen des lichts»
heel nét ƒ eeven-gelyke krachten hébben, om hên daar ter plaatze te
zaamen te kunnen onderfteunen, en alwaar-men inseelyks wél kan
onderftéllen, dat de Aardkloot, by-gevólge, ook in zyiUvaarachti-
ge g eeven-wicht is.nbsp;' '
Maar , doordien een lichaam,
dat zich na zyn eevenwicht toe be-
weegt , dat eigentlyk den oort óf.
de plaatze zyner ruft is, zichonmoo-
gelyk niet zo aanftonds, en op een
bot, aan deezen oort óf plaats en.
kan ftil houden; zo moet dienvoi-'
gende ook de Aardkloot, zo-wan-
neer hy uit T komt, niet zo aan-
ftonds en ten eerften in B ftil blyven
ftaan; maar hy zal, in zulk een ge-
val , veel êêr vérder tót aan D toe
moeten voort-gaan, dat by-na ééven
zoverre van B is af-geleegen , als
den oort óf plaats T daar afis ver-
wydert: hier van daan na zal hy zich vérders al weeder na B toe moe-
ten wénden, om heel tót genoegzaam aan T toe weeder - te - keeren,
o-p wélke wyze hynóch al vérder onderfcheidene keeren en gangen
heene en weeder zal moeten hér-haaien en doen, voor-en - al-êêrhy
zich t'éénemaal in B vaft kan koomen needer-te-zéttenenftil-te-bly-
ven-ftaan.
Dit alles nu zoude heel nét op deeze y/yze moeten gefcheiden , by-
aldien de ftraalen des lichts den Aardkloot juift ééven zoveel van de
ééne kant kwaamen te pérflén cn voort-te-dry ven, als van de andere
maar, dewyle der g^ene zo over-al-volkoome? eevaa - gelykheid in der
«Maticte
celcfte.
h Prismes,
e Boules.
d Suppofcr.
e Matiere
celefte.
/Forccs
cgsles.
e Equili-
'b.-p.
4 Precife-
nicnt.
i E^alite'.
natuure zélfs plaats en kan hébben; alsmeede, doordiende Aardkloot
aan de ééne zyde deszélfs diepe Zee-kólken heeft,op wélke de ftraalen der
^onne zo uittermaate ftérken ^ indrukkinge niet kunnen maaken, als -Imprcf.'
ze wel op de vafte Aarde en Steen-rótzen kunnen doen, die ze aan haa-^°quot;-
re andere zyden beeft; en dat ook, booven dit alles, de Aardkloot
heel veel mêêr moeijelykheid moet hébben en vinden, om van T af
naü toe te kunnen koomen , als hy wél heeft, om zyn geheele om-
meloop rondfom de zon te volbréngen, daarhy by-na geen hinderpaal
of belétzel altoos in en moet ont'moèten óf gewaar wérden; uit alle
deeze reedenen en oorzaaken nu , zégge ik, zal de Aardkloot een zeeke-
re wég moeten neemen en in-flaan, die iets óf wat, van de ééne ztf
wél als van de andere beweeginge , heeft over-behouden; en hy zal dan
ook op deeze wyze de uit-middelpuntige Cïxkd {eerde excentrique) T G
moeten belchry ven en door-loopen.
Tweede L i d-.
B at de Aardkloot, beneevens de Dti^a^il-Jlarren, terwyle z.e dwars door
d^e heemelfche jiiffc heene gaan , die zélve ftóffe ook mh ééne mét zich voort-
fleepen-, en dat ze insgelyks op deeze rvyze een b Draai-kring rondfom de bTomhil-
Zon koomen te maaken.nbsp;lou.
Zulks nu en zal op deeze wyze onmoogelyk niet kunnen gefchieden i
Zonder dat dc Aardkloot de heemelfche ftóife, daar hy in zweeft en
dryft, ook mét éene mét zich voortfleepe; cn, by-gevólae , zalhy
ook daardoor ceii zeekere foort van een Draai-kring rondlom de Zon
moeten maaken, en de anderee Dwaal-ftarren mét ééne moeten noodzaa- ' Plane-
ken , om met hém één en dezélve wég te moeten neemen cn inllaan.naa-
melyk, van het Wéften af na het üoften toe , die hy ook op een zee-
kere wyze voor hên komLte baanenen éiTen te maaken.
Dérde L i
D.
Vit wat reede de Aardkloot, beneevens de Dwaal-flarren aiie cp ééne ett-
dezélve wyze rondfom de Zon draaijen.
Het zal dan zélfs niet ééns noodrg zyn dat men hier ter plaatfe ga-
vraagen, óf naader onderzoeken , uit wat reede alle de Dwaal-ftai-
ren in hunnen loop \'=an het Wéften afna het Ooften toe draaijen en voort-
gaan; als meede, waarom, terwyle de de ééne deeze wég neemen en
in-flaan, de andere niet een geheel-en-ai teegenftrydige wég en gebrui-
ken. Want die (i Dwaal-ftar , wélke het éérfte'en het naafte rond- jp, -
fôm de Zon draait, most ook noodzaakelyk die heemelfche ftófFe mét tc.
Z!Ch voort-fleepen, daar hy door heene gaat ; en, by-gevólge, moet
hy oo.c de andere na hém vólgende Dwaal-ftarren mét ééne bepaalen,
om de loop van dceze zélve fïoiFe na - te - vólgen, ea zich alzo op dee-
ze zelve wyze. insgelyks meede te beweegen.
Vierde Lid.
Zommige a ondervindingen wélke dat geene hoornen te bevéftigen,
dat wj nu z.o aanjlonds ter needer-géftelt hébhen, aangaande de beweeginge des
Aardkloots.
Veele ondevvindingen zynder, wélke dat geene heel klaar koomen
tebevéftigen, dat wy nu zo aanftonds ter-needer-geftélt-hébben,
aangaande de beweeginge des Aardkloots rondlom de Zon j dat is , dat
de Aaardkloot, door de ftraalen der Zonne voortgedreeven cn aan-ge-
zét wérdende , veel-êér rondzom deeze Star moet draaijen , en alzo bóc
uit-middelpuntige cirkel TC befchryven, dan dat hy zoude moeten
voort-gaan,, éérft van T af na D toe, daar na weeder-keeren, vanD
af na T toe , nóchmaals van T na D gaan , en, dathyop deezc wy-
ze eene on-eindige meenigte van heene-en-wéér-keeren zoude moeten
doen, voor-en-al-êêr hy zich in B vaft zoude kunnen needer-zét-
ten en ftand houden. Ey voorbeeld.; zo-vvanneer men mét een bal
teegen een muur komt aan-te-drukken : want in zulk een geval, by-
aldien het punt waar op men drukt, alhoewél men het c reegel-récht
,na de muur toe-drukt, maar éénigfins van dat punt is af-geleegen, alwaar
d de middellyn des-zélfs komt te eindigen, dief lootlynigop de muur
valt ; zo zal deeze bal niet na-laaten van te ontfnappen , en ter zyde
uit-te-wyken.
By aldien men van de hoogfte tóp van een toorn een tichel óf een
plank laat afvallen, op zoodaanig eene wyze, dat ééne van de platte
zyden deszélfs ƒ reegel-récht na de grond der Aar^le is toe-gekeert;
zoen zal zulk een lichaam geenfins^ vlak lootlynigop de Aarde koo-
men néêr-vallen, maar het zal veel-êêr in teegendeel , een wég nee-
mende die heel h krom is, aan een zeekeren oort óf plaatze needer-
vallen , die zichtbaarlyk vérre genoeg van de voet des toorns is af-ge-
leegen : dit nu en komt uit geen andere reede óf oorzaak zo te gebeu-
ren , als alléén , doordiende lucht een heel aanmérkelyke teegenftand
aan dit vallende lichaam komt te doen; waar door het ook op deeze
wyze genoodzaakt wérd, om deeze zyne beweeginge wél tc
gebruiken en aan-te - wénden, om zulk een wég te moeten in-flaan,
die wélde gemakkelykfte voor dit lichaam is, wélke dan is, dc
ivtomme wég.
Vyfde L I D.
Waarom i de uitmiddelpuntigheid des Aardkloots nu teegenwoordig z.ogroot niet
mêêr en\is,als z.e wél voorheene heeft geweeft-,als meede,op watwjz.e die tn teegen-
deel weeder t'ééniger tyd veel grooter zoude kunnen wérden, als ze nu tegenwoor-
dig wel is.
/
Na dit alles cn zal men geenfins méér zo zeer daar over verwondert óf
verbaaft wcezen, wanneer men by ondcrvindinge gewaar wérd, dat de
uitmiddelpuniigheid des nardkloots nu teegenwoordig zo groot niet
d Expé-
riences.
f-Exccn-
ttique.
Bezie de
Figuur van
rag,ii4.
t Direcle-
jment.
(ï.Diametre.
«Pcrpen- .
diculaire.
ƒ Direfte
ment.
g Perpendi
cubirc-
nient,
• i Oblique,
j Esen-
tricitc.
méér en is, als ze wél voorheene heeft geweeft, doordien ze, vólgens het
geene wy nu zo ééven reeds al verklaart en ter-needer-geftélt hébben, (be-
^te het eerfte Lid deezesHoofd-deeh)cmédyk dóch ééns t'éénemaal zal moe-
ten ophouden en te-niet-gaan j ten minften altyd,, indien ze niet, door
het ééne toeval óf het andere, weeder en komt hérftélt óf vernieuwt te
wérden;gelyk-als zulks buiten alle twyffel gebeuren zoude, zo-wanneer
de Aardkloot in zich zélfs heel veel fwaarwichtiger kwam te wérden, als
liy nu teegenwoordig wel is; ófook wél, by-aldien de Zon ,,na dat hy een
geruime tyd lang voorheene van eene overgroote meenigte van vlakkem
Was bedékt en omringt geweeft, zich ééns heel fchielykdaar van kwam te
zuiveren en te ontlaften.nbsp;Zésde Lid.
Op wat wyze de Aardkloot de ééne óf de andere tyd wél eens zozwaar-
li'ichtig zoude kunnen wérden, dat hy daar door genoodzaakt zoude weezen, om-
^ich t'éénemaal in de Zon te moeten gaan in-dompelen.
De Aardkloot nu zoude zwaarwichtiger kunnen wérden als hy nu is,datquot;
hy zoude, onder eene veel mindere a uitftrékkinge, wél één en dezélve a Vokmctr
«' meenigte van groove ftófi'e kunnen bevatten j by-aldien éénige van c de b Quantité
gewélfzéls deszélfs eens kwaamen aan-ftukken-te barften,en wél voornaa- Vouces..
Sientlykjindienzulks aan de inwéndigfte d beddingen ófverwulfzels des- ^
zélfs, F, G, H, enz. kv/am over-tc-koomen gt; en dat op deeze wyze alletde
booven-op-léggende ilóife daar door genoodzaakt wierd, om zich
«Ccntre. in ^ het middelpunt E needer-te-moeten-ftorten. Want dat zoude de
Aardkloot, in zulk een geval, noodzaaken, om zich heel fchielyk, en als
op een bot, veel dichter na de Zon toe te moeten wénden, alshynu
wel is: ja zélfs, zulk een voorval zoude de Aardkloot wél eens zo
zwaarwichtig kun nen rnaaken, dathy zich onvermydelyk t'éénemaal
in de Zon zoude moeten gaan in-dompelen, die hém alsdan ook ineen
zeer korten tyd t'éénemaal zoude verteeren, en van de overblyfzels
i Comcres. deszélfs weederZonqe-vlak-en en Staart-ilarren koomen te maaken.
■Zeevende L i c.
lt;r Aphelies. ^nbsp;^^. 2,ome -punten der D^^'aal-fiarren ailcjaaren iets
of wat voorwaards moeten gaan.
Schoon dat het fchynt te moeten vólgen , uit het geene wy nu zo
aanftonds hébben ter-needer-geftélt, dat dc grootfte afftand der Zon-
ne, van den Aardkloot af, die men het vérfte-Zonne-puntgewoonis
te noemen, aan een zeekere oort óf plaatze des Heemels voor-moet-
vallen, d die minder voorv/aards is geleegen als de éérfte plaats, óf
het éérfte punt is, na dat de Aardkloot één geheele Ommeloop in zyn
eige f kring heeft volbracht; zo zal men zich échter zo uittermaaten
zeer daar over niet behoeven te verwonderen, wanneer men bevint,
dat zulks aan een zeekeren cort óf plaats des Heemels komt te gebeu-
ren, die iets óf wat meerder voorwaards is geleegen, als deeze éérfte
tions de Anbsp;'nbsp;'nbsp;vólgens ƒ de Waarneemingen
ftronomes ^er StéiTe-kundigc, van het éér{!^c ontrént twaalff Secunden ver-
' fcheelt. Want men heeft in dit gevd mets anders te doen, als wél
aan - te - merken , dat dc Aardkloot in een zeekere ftófie komt te zwee-
gPIaiictes. ven óf te dry ven, de Dwaal-ftarren nu voorheene reeds al aan
't beweegen geb.acht hébben; en, by-gevólge, dat deeze zélve ftóf-
fe den Aardkloot ook iets of wat mét zich komt voort-te-fleepen:
datis, dat her in ditge-
Bnbsp;val mét den x^ardkloot
ontrént ééven-eens is ge-
leegen,als mét een Schip,
dat, van de wint voort-
gedreeven wérdende, om
van A af na B toe te
gaan , échter daarom
niet na-en - zal-laaten van
inC aan-te-landen, by-
aldien het door de loop
óf
d Moins
avance'.
. Otbc.
/01gt;fcrva-
ófftroom des waaters, daar het zyn wég in moet volbréngen , tót
Zo vérre toe v/érd voort-gefleepten meede-gevoert.
Achtfte Lid.
Waarom a de voorfle-afneemingen der Dwaal-ftarren heel veel grooter val- a Profta-
^en , als hunne b uit-middelfuntigheeden zulks wél fchynen te vereijfchen: als plierefcs.
'^eede, uitwatreedezulksbyna-onqevoelk ts , ten opzichte des Aardkloots t'^Ticca-
tricite'z.
C De Stérre-kundige hébben altyd ondervonden, dat de voorftc-af-
neemingen der d Dwaal-ftarren heel veel grooter vallen , als hunne lt;/Planetcs.
uit-middelpuntigheeden zulks wél fchynen te vereiflchen: het geene,
vólgens alle waarfchynelykheid , uit geen andere reede zo voor-en-
valt, als alléén, doordien ééneen dezélve f meenigte van Zonne-ftraa- '
len, die op de Dwaal-ftarren koomen te wérken, zo - wanneer ze in haare
I naafte Zonne-punten zyn, onmoogelyk daar op niet en kunnen wérken, ƒ Perihc-
vvanneer ze in laare g vérfte Zonne-punten (Aphelies) veel langzaa- li«,
iner moeten voort-gaan, als ze in haare naafte - Zonne - punten, (Peri- ^Aphelics.
helies) wel koomen te doen.
Doordien nu dit onderfcheid by-na on-gevoelig is, ten opzichte
der Aardkloots j zo is 'er heel veel waarfchynelykheid, dat dit uit
geen andere reede zo voor-en-valt, als alléén, doordien den Aardkloot
by na niets anders als vafte aarde na de Zon en komt toe-te-keeren, zo-
Wanneer hy in zyn h vérfte-Zonne-punt is; in de plaats dat hy by-na ^
niets anders als Zëen aan de Zon en komt te vertoonen, wanneer hy in
zyn i naafte-Zonne-punt is. Want, dewyle de ft.iaalen der Zonne heel PeHheiic
Veel minder k. indruk op de Zëen.moeten doen, als ze wél op het va- ;^impref-'
fte land koomen te maalcen, zo moet dit noodzaakelyk l de meenigte fion.
der ftraalen eenigermaate m ver-éfFenen en op-wcegcn, die deeze
Star mêêr na den Aarkloot toe-komt-te-zénden, zo-wanneer hy, ten
opzichte des Aardkloots , in zyn n naafte-Zonne-punt is, als hy wél „ Perihelie.
doet, wanneer hy in zyn 0 vérfte-Zonne-punt is.nbsp;eAphelie. quot;
Neegende L i d.
IVat p de Stérre-kundige al bedacht óf in 't wérkgeftélt hébben, om dit f Aftrono-
^ verfchjnjfel uit-te-léggen, en reede daar van te geeven.nbsp;tni.
jPheno-
De oude Stérre-kundige hébben , om reede van dit verfchynflel te '
kunnen geeven, by de énkele uit-middelpuntigheid , nóch eene uit-
middelpuntigheid van vergelykinge gevoegd, [excentricitatem aquan-
tem.) Copernicus heeft zyn toevlucht tót een by-kring {epicyclus) ge-
noomen i Keplérus tót een lang-rond;nbsp;en andere hébben wee-
der eenige andere diergelyke uit-vindigen bedacht óf in 't wérk-ge-
ftélt.
Rnbsp;Tien-
mene.
Tiende L i d.
Een bekwMm middel, om het onderfcheid te leer en kennen, dat quot;quot; er is,
tuffchen de ftójfe, daar, bj voorbeeld, Saturnus zyn Vi Ommeloop in doet, en
die ftójfe, daar de Aardkloot de zyneinvolbréngt.
By-aldien het dan waar is, dat de ftraalen des lichts de éénige en
réchte grond - oorzaak zyn van de beweeginge der Dwaal-ftarren gt;zo
zal merrdaar uit een bekwaam middel kunnen haaien, om eeniger-maate
uit-te-vinden j hoe veel, by voorbeeld, die: ftófle , daar Sa-
turnus zyn ommeloop in doet, dunder is, alsdeftóffeis, daar de Aard-
kloot de zyne in volbréngt. Want, indien Saturnus nét ééven 20
groot was als de Aardkloot is, en dat hy mét ééne tien-maal zo vérre
van de Zon was af-geleegen, als de Aarkloot is; zo is het d baarbly-
kelyk, dat hy van niet mêêr als alléén van het hondertfte gedeelte van
die ftraalen en zoude e voort-gezét wérden daar. de Aardkloot door
wérd voort-gedreeven. By gevólge dan, vólgens.het geene wy nu
reeds al»« het tweede Hoofd-deel deezer verhandehnge hébben betoogt ea
aan-geweezen, {bezie het twee-en-twintigUe £ Foorflél) zo zoude Satur-
nus zich ook tien-maal zo langzaam in zyn ^ kring moeten beweegen,
als de Aardkloot in zyn eige krin^ voortgaat , by-aldien de ftóffe
heel nét ééven zo gróf was aan de ééne deezer twee oorden óf plaat*
zen, als ze aan de andere is.-
Maar, indien nu Saturnus vter-en-zéftig-maal zo groot was als de
Aardkloot is , en dat hy mét ééne tien-maal zo vérre van de Zon
was af-geleegen, als de Aardkloot isj zo is het * baarblykelyk,
by-aldien de ftóffe aan de ééne deezer twee oorden óf plaatzen nét
ééven zo gróf was, als ze aan de andere is, dat hy zich ook twin-
tig-maal zo langzaam in zyn j- kring zoude moeten beweegen ,
als de Aardkloot, in zyn eige kring voortgaat j nademaal hy, in
zulk een geval, zéftien-maal mêêr h oppervlakte,foude moeten héb-
ben, als de Aardkloot heeft, om de indrukkinge der Zonne-ftraa-
len te kunnen ontfangen-j als meede , dat deeze zélve fttaalen, in dit
geval, ^ een gevaarte óf klomp zouden voort-te-dry ven-hébben ,
dat vier-en-zéftig-^maal. zo groot was, als de klomp des geheelen
Aardkloots is. Maar, doordien de zonne-klaare érvaarentheid zélve
ons leert ^ dat Saturnus zich niet mêêr als ontrént drie-maal zo lang-
faam in zyn kring beweegt, als de Aardkloot zich in zyn kring komt
te beweegen; zo zoude,men heel wél daar uit kunnen befluiten, dat
de ftóffe, daar Saturnus zyn i. ommeloop in doet^ (Jïmaal dunder en
minder bekwaam zouden moeten weezen, om eenigeteegenftandaan
hém te .kunnen doen, als die ftóffe is, daar dc Aardkloot zyn omme-
]c!pp in volbréngt, by-aldien de ftófFe, daar Saturnus uit is te-zaamen-
gc-
» Revolu-
tion.
h Planètes.
«Moins
Groffiere,
Evident.
«Poufle.
/Propolî-
tion.
g Oi-be.
*E^ident.
tOrbî.
é Surface.
i Impref-
£on.
ikMafTe.
/ Révolu-
:ion.
gezét, ook niet teuzélver tyd mét ééne, na de a eevenreedigheid van
zyn klomp, zo veel dundeu en moefte vreezen. Waar uit dan ook
volgd, dat de ftóffe, daar Saturnus zyn ommeloop in doet, ^maal
dunder moet weezen, als die ftóffeis,daarde Aardkloot zyn eige om-
meloop m volbréngti als meede, dat Saturnus c na de eevenreedig-
neid van zyn klomp, j^maal minder ftóffe in zich moet bevatten, als de
«ai-dkloot doet.
By-aldien nu Saturnus hondert enwf-en-twintig-maalzogrootwas,
als de Aardkloot is, zo zoude de ftóffe, daar hy zyn d ommeloop in
doet, vólgens dit zélve f beginffel, ontrént ^Hmaal dunder moeten
jveezen, als die ftóffe is, daar de Aardkloot zyn eige ommeloop in vol-
wengt: en zo voort vervólgends.
Men dient ook wél aan-te-mérken, dat men, in deeze reede-kaa-
velmge ƒ eene aftrékkinge mét de gedachten maakt, van de ring en
^ de ümloopers van Saturnus, die daar ontrént wél eenige verande-
i'inge zouden kunnen te-weege-bréngen,
Insgelyks dient men oocwél aan-te-mérken , dat de^ ftóffe,
door wélkeÄ de Dwaal-ftarren koomen herae-te-loopen, aan hên
on-ophoudelyk nét zoo veel beweeginge doet verliezen, als de ftraalen
van de Zon daar geftaadig aan koomen in- te - drukken en meede-te-
aeelen, overmids ze reeds eene maate van beweeginge hébben bekomen,
tot pp een zeekeretoe, en dat deeze beweeginge onmooeelyk
met vermeerderd en kan wérden, door » de teegenftand, die hên in
«ie ftóffe geftaadig ontmoet, daarze ^dwars door heene gaan • (be-
stehet twee-en-twintigße 1 Voorftél des tweeden Hoofd-deels, beneevens des-
Sflfs gevélg en m Byvoegzjel) indien deeze zélve Zonne-ftraalen aan hên
met een zeekere grooter maate van beweeginge en koomen in-te-druk-
als na gewoonte, óf ook, datde ftófte, daarze haaren n Omme-
loop in doen, niet e lichter en komt te wérden, als ze voorheene se-
^eeftis,nbsp;^
. Op deeze zélve wyze zal ook een Schip , mét één en dezélve wint,
m een meir van foet waater, een veel fnélder vaart kunnen maaken ,
ais het wél in de volle Zee zal kunnen doen.
a Propor-
tion.
h Moins
gtoffierc.
cz Propor-
tion de fa
tnafTc.
ä Revolu-
tion.
e Principe,
/quot;Abflrac-]
tion.
g Satellitcj;
b Planetej,
jRefiftance.
^Travetfer,
I Propofi-
tion.
mScho-
lium.
« Revolu-
tion,
« Moins
groiïiere.
Elfde Lid.
Dat p de 'Dwaal-ftarren zich niet alle in één en dez.éhe vlakje rondfom pPianetes,
dnbsp;beweegen, maar dat q dekringen der zélve malkanderen in teegen- i
fieel fnj/den en waarom zulks zo is.
rnT/nbsp;quot;quot; aanftonds gezégd, datde Dwaal-ftarren zich
Knbsp;^onbeweegen, door een zeekere r kracht, die de ftraa-
len der Zonne daar aan hébben in-gedrukt en meede-gedeelt. (bezie
K 2.nbsp;önbsp;V ^^^^
-ocr page 160-het eerfte Lid deezes Hoofd-deel) Dat méér is, men weet nu reeds ook
al, door a de waarneemingen der Stérre-kundige, datze zich met alle
inéén en dezéive b vlakre rondfom deeze Star en beweegen j maar dat
c de kringen der zélve élkandere veel êêr koomen te fnyden j als mee-
de , dat alle deeze krmgen d de Zonne-wég weeder koomen te fny-
den, in zeekere punten, die men deurfny-punten, óf knoopen der
Dwaal-ftarren {pointsd'intcrfeBion, ounoeuds des Flanetes) gewoon is te
noemen.nbsp;, ,, ^nbsp;,
Men mag ook wél gelooven en ftéllen, dat zulks nergens anders van
daan en komt, als alléén, doordien de ftraalen der Zonne de e Dwaal-
ftarren in den beginne geenfins bepaalt enhêbben, om zich meen en
dezéive ƒ vlakte te moeten beweegen. Maar, doordien de ééne Dwaal-
ftarde andere mét zich heeft voort-gefleept, gelyk-als nu reeds al ge-
zégd is, (bezSe de tweede en dérde Legden deez.es Hóofd-deels) ZOZjn ze alle
daar door genoodzaakt geworden, om zich ten naaften by inéén en de-
zélve vlakte mét élkanderen te moeten beweegen; als meede, om op
ééven die zélve wyze, en mét een zeekere beweeginge.die over-al ge-
noegzaam g eenpaarig óf gelykvórmig is, alle die heemelfche ftóffe tc
óoenbeweegéu en voort-gaan, dieze mét zich koomen voort-te-
fleepen.
Twaalfde L i d.
Dat de reedenen , die men van dit h Ferfchynjfel geeven kan, door de in'
wraakbaare érvarentbeid zélve t'éénemaal bevéfligdwérden.
Jadatmêêris, de on-wraakbaare érvarenthcidzélve leerd ons, dat
alle de lichaamen, die zich beweegen, op de eene of de andere gt;vy-
ze, de beweeginge,. die ze ontfangen hébben, wel foelcen te beftee-
den. By-voorbeeld, neemt een hólle glaaze kloot, gelyk als A O B t.
is: vult hém t'éénemaal mét waater , en met
eenige kleene lichaampjes , die nét ééven zo
i zwaarwichtig zyn als het waater is. Laat
deeze k. kloot vervólgends met heel veel l ge-
zwintheid rondfom zyneige w As AB draai-
jen; zo zult gy bevinden, door het middel
deezer kleene lichaampjes die in het waater
dry ven, dat dit zélve waater geenfins op een
eh dezéive As en zal draaijen, op wélke gy
uw' glaaze kloot doet draaijen; maar dat het
,nbsp;1 O,As zal koomen te-draai jen, wélke de
veel êêr op een zeelce e andere A za ^ ^^^^ ^^^ ^^^ ^
andere As meernbsp;0 gezwinde fnélheid doet draar
kloot met eene mee^^^^nbsp;wélkende Eevenaars-
en; alsmeede, p de djui^ p ^^^^^^^^^^^^
- vlakteegende loop
van dit waate r aan.
a Obferva
tions des
Aftrono-
mes.
b Plan.
Orbes.
(iEccliptica,
r Planctes,
/Plan.
g Unifor-
me.
h Pheno-
mene.
n Obütjue-
rnent.
tgt; Rapidité,
p Points
d'inter-
ièclion.
q .'Ecjuator.
Dit.nu en komt uit geen andere reede zo te gebeuren, als alléén,
doordien dit zélve waater geen ander middel en kan vinden, om alle
die beweeginge wél te belteeden, wélke het door a de omdraaijin- quot;RevoU-
ge der glaaze kloot komt te bekoomen, daar het in beflooten is, by
aldien het zich maar alléén komt te beweegen, vólgens ^de richt-lyn Anireftion
deezer omdraaijinge. By gevólge dan, zo neemt dit zélve waater nóch de cette rc-
daar-en-booven een zeekere andere beweeginge aan, door wélke het voliuion.
zich komt^af-te-buigenvan dceze richt-lyn; en zulks wél zo veel té '^r)ctüur-
ineerder, als men deeze glaaze kloot mét eene grootere maate van ge-
zwinde fnélheid doet beweegen en omdraaijen.
Het is ook door ééven deeze zélve reede, zo-wanneer men het waa-
ter ineen ronde kuipófvat, (yaijjcau cjlindrique) gelyk-als ACBD is;
in 't ronde doet om-draaijen, dat men zal bevin-
den ,dat dit zélve waater zich niet alléén in 't ron-
de en zal beweegen ; maar dat het zich ook nóch
daar-en-booven van zyn d waaterpas c af-zal- ^ Niveau,
buigen , meerder óf minder gevoeliglyk , na «nediner,
dat men dit zélve waater mét eene meerdere of ƒ Rapidité,
mindere maate van/gezwinde fnélheid doet om-
draaijen en beweegen; alsmeede,dat g de deurfny-
punten,wélke het waater,dat in deeze ronde kuip
rondfom draait mét het waterpas zal maaken,altyd
achterwaards-uit-zullen-gaan, en vlak teegen de loop van dit waater aan.
Men mag heel wél gelooven en ftéllen, dat het ééven op deeze zél-
ve wyze mét de heemelfche ftóffe toegaat, wélke zich korat te bewee-
gen door een zeekere foort van beweeginge, wélkende Dwaal-ftar- fePlanctes-
ren,' daaraan indrukkenen meede-deelen, terwyle ze daar dwars door
ïieene gaan: en by-aldien de ^ knoopen of deurfny-punten deezer
ftófFe wélke zich door de beweeginge der* Dwaal-ftarren koomen d.i,,';^.
teopenbaaren,voorwaards-gaan, volgensi.de loop deezer ftófFe, waar fedion,
van men het réchte teegendeel ziet gebeuren , ontrént het .waater , k u cou-
dât in de glaaze kloot AOBE om-draait, en aan dat waater, het ^
geene in l de ronde kuip A C B D om-loopt ; (hez.ie de twee voorige Fi- '
gmren ) zoishet in alle'deelen ten hoogften waarfchynelyk, dat zulks dr.que,
alléén daar van af-hangt, dat alle Dwaalftarren on-ophoudelyk de mPlauetes.
heemelfche ftóffe mét zich koomen voort - te ■• fleepen, daar ze dwars
door-heene-gaan.
Déftiende L i b.
Waarom n de kringen der heneeden {ie Dwaal-ft arren e'lkanderen heel veel „Orbes.
mêêr z.ichtba.arlyk^koomen te fnyden, aU de kringen derboovenfteoDwaal- »Planètes.
fiarren zulks wéldoen.
Doordien nu de Dwaal-ftarren rondfom de Zon draaijen, mét eene
-ocr page 162-^ veel te grootere maate van ^ fnélheid, als ze zélfs naader aan deeze
ölar zyn, nademaal hy de éérfte en éénigfteoorfprong van alle hunne
beweegmge i^j zo en zal men zich in geenen deele daar zo zeer o-
.nbsp;ver behoeven te verwonderen, wanneer men bevint, dat die b Dwaal-
ou points.ltarren, welke men de beneedenfte gewoon is te noemen, enwélvoor-
d .nter- naamelyk de Zonne-vlakken , hunne t knoopen ófdeurfny-puntenheel
veel aanmerkelyker en grooter hébben, als die Dwaal-ftarren, wélke
men de boovenfte Dwaaldcrs gewoon is te noemen: dat is , dat ^ de
knngen der beneedenfte Dwaal-ftarren, en Zonne-vlakken , (macd^
Solares) eikanderen heel veel méér gevoeliglyk koomen te fnyden,als
de knngen der boovenfte Dwaal-ftarren zulks wél koomen te doen.
Veertiende L i d.
*
(iSt^o]^^'^'quot;^^nbsp;^^'^'quot;''^n^eren van breedte.
Eindelyk, by-aldien de Aardkloot iets óf wat in zyn wéa komr
te verandereri, ge yk-als zulks ten uitterfte . waarfchynelyk is Ta-
demaal men heel klaar bevind, en voor zyne oogen ziet, dat dè an^
dere Dwaal-ftarren wél iets óf wat van haar gewoonelykê wég koo-
/Orbes.nbsp;Anbsp;ï Hu-ingen derzélve . deÉonne-légdan
lEccIiptica. ^^ f dan m de andere oort óf plaatfe koomen te fnyden; zo
moet daar uit wel noodzaakelyk de vólgen, dat de vafte Starren insgelyks
meede iets of wat van breedte Qatmdo) moeten fchynen teverandci en.
iExpeiiennbsp;Vyftiende Lip.
^^^xpenen. EemgehOndervrndmen, wélkehlaaraanwyzjen, datde !lr aden der Zon-
iForce. ne 1 l^achts genoeg hebben, om een zeekere beweeginae in-te-drMen aan
de luhaamen , dteze m haaren wég koomen te ontmoeten.nbsp;'
^Rapidicc. „^/quot;j^^^f^^^rï'ooven nu alreeds doen zien en aan^nbsp;, dat
alle de ftraalen noodzaakelyk mét eene zeer groote ^ fnélle gezwiÏÏ-
heid van de Zon moeten uit-gaangt; {be^e het zeevejende Uddes^fL
Boo^-deels) en dat,ze ook, by gevó ge, krachts genoeg moeten
hebben, om de hchaamen, die ze in haaren wég koomen te ontmoe-
ten, te kunnen voort-dry ven en te doen beweegen: maar, bv-aldien
deeze reede-kaavelingen al niet krachtig nóch deurdrineende eenoeï
en mochten weezen, om een moeijelyk óf wan-trouwend Leezerdaa?
fExpe- doorte overtuigen óf genoegen te geeven,, zo zoude men, byalledie
ricnccs. reede-kaavchngen , nóch wel zommige / Ondervindingen kunnen
« Rd-fon. voegen die deeze ftéllinge t'éénemad koomen te bSgenren
krachtbyte zetten. By voorbeeld, zo-wanneer men een kleiHe«^ veer
1%
I VitefTe.
SPlanetes.
c Noeuds
feftion.
d Otbes.
t Aparenc.
in a het brandpunt van een brand-glas óf brand-fpiegel kotot te hou- ^pöyer
den , zo zal men deeze zélve veer onderfcheidene b heen-en-wéêr-flin- ^Viiia-
pnngen zien maaken, die ten uitterftewél gevoelig en zichtbaar zul- quot;oquot;«.
len weezen. De ftraalen der Zonne zullen zélfs de rook uit het boo-
venfte deel vaneen Schoorfteen t'éénemaal weeder na om-laag toe
dry ven. De reizigers verzeekeren ons alle eenpaariglyk, dat de Do-
nau-ftroom, des mórgends, wanneer zich de ftraalen der Zonne tee-
gen zynen loop koomen aan-te-kanten , op vérre-na zo c znélvloei- n. m
.jende met en is, als hy na-de-middag wélis, wanneer de Zonne-fti-aa-
fen, deezen zynen loop koomen te hélpen en voort-te-zétten. Het
IS aan alle de waereld genoegzaam bekénd , dat de Maas-ftroom een
genoegzaam groote en ruime Zee heeft, ten Noord-wéften van des-
zélfs d mond óf uit-loop in de Zee: dewyle nu deeze Rieviere in 't «/Emboai-
gemeen des nachts wél één halve voet hooger op-loopt, als ze des
daags gewoon is te doen, by-aldien de ééne óf de andere f van-buiten-, ^
aan-koomende oorzaak daar ontrént niet éénigeveranderingeéS komt tranyrc*^quot;
in-te-bréngen; zo fchynt het my toe , dat men de réchte grond-oor-
Zaak van dit ƒ verfchynflel nérgens anders aan toe-en-kan-fchryven,/quot;?!«!!©-
als alléén aan de ftraalen van de Zon, wélke, geduurende het grootfte
deekvan den dag , de .Zee wél vérre van de Aarde en Zëe-kuften koo-
men af-te-dryven , daar ze dan teegen den avond alléngskens weeder
komt na toe te-fchieten en te vloeijen, wanneer de Zon is onder-ge-
gaan, en dat de ftraalen deszélfs, by-gevólge, het Zee-waater ifiet •
mêêr en konnen wegr-dryven.
Dat de Mann noodzaakelyk, haaren g Ommeloop rondom defi Aardkloot g^eyoh-
^oetdoen , me't van het Wèflen af na het O aften toe te gaan, langs h een uit-
Middelpuntige Cirkel heene-, en uit wat reede.nbsp;iCerdees-
centiique.
Laat öns dan nu teegenwoordig, oin'reede te kunnen geeven van
«e daagelykfche « om-buitelinge des Aardkloots rondfom zyn eige ^As i Rcvolu-
cn van de beweeginge derMaane, rondfom/ dekring des Aardkloots'
eens gaan onderftéllen, dat de Maan, zo wél als de Aardkloot, rond- '
lom van een zeeker m damp-gewéft omvangen is ; dat ze in de hee- „j Atmo.
Mnbsp;heeft gezweeften gedreeven, en dat ze ingelyks in die fphere. quot;
^^jye ftóffe wél-êêrhaare n ombuitelingen~Tondfom de Zon heeft ge- «Revolu^^'
volbracht, gelyk-als alle de andere o Dwaal-ftarren die
naaften-by, aan de zélve oort óf plaats, daar quot;
heeft en Sréng^nbsp;^^^^ Ommeloop rondfom^deeze Star
Dit dan zo zynde, doordien de Maan ontrént een-en-veertigrmaal kleis-
-ocr page 164-der is als de Aardkloot, en dat ze ook op deeze wyze, ^nadeeeven-
reedigheid vanhaareklomp,doenmaals heel veel mêêr aan de ftraalen
van de zon heeft bloot - gelegen , als de Aardkloot daar nu nóch aan
bloot-ftaat, zo en heeft ze ook, bygevólge, geenfins kunnen na-laa-
ten, van de Aardkloot wél haaft, aan de Wéft-zyde deszélfs, te naa-
deren en by-te-koomen , óf, om beeter te zéggen , van b het damp-
gewéft der luchtfche ftóffe te naaderen en by-te-koomen, dat den
Aardkloot aan alle kanten rondfom omringt.
Laat ons dan nu vérders eens gaan onderftellen ,dat de Maan den Aard-
kloot in het punt E c heeft ontmoet en genaadert. Dit dan zo zyn-
de, zo hébben de Straalen van de Zon S haar vérder moeten voort-
dry ven , van E af naar F
toe, terwyle ze, inde isihoe-
daanigheid van een zwaar-
wichtig lichaam, en, door
de kracht van die bewee-
ginge, wélke zy nu reeds
al in de Heemelfche
ftóffe bekcomen hadde,
in een réchte lyn moeft
needer-daalen, na den oort
óf plaats Vf.n haar e eeven-
wicht toe. Dewyle ze nu
heel dikmaals door deezen
oort óf plaatfe hcene-en-
weeder heeft moeten gaan
en door-gaan , gelyk-als
zulks , ten opzichte des
Aardkloots, nu reeds al ge-
toont en aan-geweezen is}
{bezie het eerfte Lid deezes Hoofd-deels) zo heeft ze ook dien-vólgende
noodzaakelyk ƒ een uit-middelpuntige Cirkel rondfom den Aardkloot
moeten befchryven, ééven gelyk-als g de Dwaal-ftarren die rondfom
de Zon maaken óf befchryven.
t Attrapd,
d Qualité.
/Cercle ex.
ceiitrique.
g Planetes
h Revolu-
tion.
Zeeventiende Lid.
Waarom de Aardkloot zyn daageljkfche hombuitelinge rondfom zjn eige
As volbréngt.
Doordien nu de Maan zich onmoogelyk niet cn kan beweegen,
zonder mét ééne die geheele luchtfte ftóffe t'éénemaal mét zich voort
te-fteepen, wélke de Aardkloot rondfom aan alle kanten om-ringt gt;
zo zal men zich'geenfins daar over mét reede kunnen verwonderen,
wan-
n à Propor-
tion dc
Sa ma/Tc.
b Atmo-
fpehre.
^'anneer men bevind , dat de xAardIdoot, die in het midden van dee-
luchtfche ftóiïe dryft, in omtrent vier-en-twintig uuren tyds één-
niaal a rondfom zyn eige As om-buitelt, van het Wéften af na het «Toumc
Ooften toe j en wél voornaamentlyk, zo-wanneer men heel naauw-
keurig daar op komt te létten, dat 'er veel waarfchynelykheid en
reede is, dat hyhier in heel zeer door de ftraalen der Zonne gehul-
pen en voort-gezét wérd, die hém onmiddelyk koomen voort-te-dry-
ven, en die hém ook mét ééne mét veel méér gezwintheid op zyn
^ige h As doen om-buitelen, aan die zyde , wélke door deluchtfche r .
ftóffe nu reeds ai daar toe bepaalt en bekwaam gemaakt is.
Het is ten naaften by ook op één en dezélve wyze, dat een bal óf
kloot rondfom zyn eige As zal draaijen, zo-wanneer hy door de wint
Om-hoog-vvérd-gedreeven, óf door het waater, dat mét een heelgroo-
te kracht uit een pyp komt fpringen.
Achtiende L i d.
T)at de Maan noodzaak^lyk^ haargewoonelyke wég alt^d moet blyven
houden, zonder dat men éénig het minfte verfchil óf onderfcheiddaar ontrént
geiv aar-kan-ïv érden, zo-wanneer ze na haar laatfte vierde-deel (quartier)
begint te gaan-, fchoon dat zich de ftraalen der Zonne alsdan c reegel-récht cDireéle'
teegen haaren loop kiemen aan-tc-kanten-, en mt wat reede dit alles zo ment.
^'toet weezen,
_ Het zoude wél fchynen, als óf de Maan haar gewoonelyke wég
niet mêêr en zoude kunnen blyven houden, óf vérder achtervolgen,
Zo-wanneerze na haar laatfte vierde-deel {qmnier) toe begint te gaan,
doordien de ftraalen der Zonne zich alsdan reegel-récht teegen haaren
^ loop koomen aan-te-kanten. Men zal zich échter niet heel zeer lt;1 Cours,
öaar over kunnen verwonderen, wanneer men bevint, dat ze die kleine
'^vég, in wélke de Zonne-ftraalen e reegel-récht teegen haar zyn aan-
gekant, mét alle gemak te-booven-kan-geraaken , en haaren loop
^éénemaal vol-einden , zonder dat men zélfs éénigfins iets het gering-
de aan haar kan vermérken óf gewaar wérden, dat na éénige lang-
zaamheid óf traagheid in haar gewoonelyke loop zweemt. Want de
beweeginge , die de ftraalen der Zonne aan de Maan koomen meede-
deelen en in-te-drukken, van ƒ de Vereeniginge deszélfs af métde /Coa-
Zon, tót aan^ de teegenftéllinge deszélfs toe, teegen de Zon aan, ennbsp;.
noch al veel vérder, kan onmoogelyk niet zo fchielyk, en als op een ^
bot, koomen op-te-houden. Ja dat méér is, de Maan zweeft en dryft
geduimg in een zeekere foort van ftófFe, die, door de loop fc der Maa- ^ Cours,
ne, en «de Ombuitelinge des Aardkloots rondfom zyn eige ^As,'.^quot;®'quot;-
eenmaal aan 't beweegen geraakt zynde, haar voorts ten uitterfte be-'^^'j^
Snbsp;hulp-
-ocr page 166-Q^j^g hulpzaam moet weezen j om zich vérder in haar eige a kring te bly-
quot; ' ven beweegen, en op deeze wyze die kleene wég, wélke ze nóch
door te loopen heeft, ten einde te kminen bréngen, mét die zélve
maate van fnélheid , die ze nu voor heene reedsa hadde. Eindelyk,
dewyle ze zich mét ééne in de luchtfche ftófFe bevint te weezen, die
den Aardkloot aan alle kanten rondfom om-ringt, en dat ze in de-
zélve door de ftraalen der Zonne geduurig wérd voort-^edreeven gt; zo
moeten ook deeze zélve Zonne-ftraalen aan haar mét ééne noodzaa-
kelyk zo veel beweeginge meede-gedeelt en ingedrukt hébben, als
ze immers éénigfins hébben kunnen doen , ter oorzaake van de tee-
genftand der ftóffe daar ze dwars door heene komt te gaan; (beziehet
frion^quot;' twee-en-twintigfle b FoorP:él des tweeden Hoofd-deels, midsgaaders het ge-
fSchoüum.c Byvoegzel deszélfs.) ZO dat ze, in gevólge, heel weinig óf
geene veranderinge in de loop der Maane kunnen óf moeten te-wee-
ge-bi'éngen, wanneer ze zich al voor een heel kleene tyd teegen eene
beweeginge koomen aan te kanten,, die zo uittter-maaten gezwind
en fnél is.
Neegentiende Lid.
Waarom de Aardkloot ook, tvaarlyk^rondfom die zélve d As draait,
daar men hém om ziet draaijen,nbsp;^
Doordien nu de Aardkloot geheel-en-al rompelig en on-éffen, en,
buiten alle twyffel, aan deszélfs ééne zyde « veel dichter en héchter is
als aan de andere kant ; zo en zal hy ook uit die reede on-moogelyk
niet zonder eenig onderfcheid op alle gegeevene Affen ééven wél kun-
nen draaijen, maar alléén op die As, wélke door / het middelpunt
van zyne zwaarte heene gaat gt; op zodaanig een wyze zélfs, zo-wan-
neer der eens eene heel aanmérkelyke veranderinge aan den Aardkloot
kwam voort-te-vallen, gelyk-als die fchuddinge is geweeft , wélke
het geheele Eiland Atlantis heeft doen wég-zinken en te-gronde-gaan,
daar wy inde tiende, élfde, en twaalfde Leeden des dérden Hoofd-dah^
breedervan hébben gehandelt, dathy, in zulk een geval, zoude kunnen
beginnen op een heel andere^ As te draaijen als voor-heene;. eeven ge-
lyk als de Aaloude ^Egyptenaars voorgeeven zulks méér als één-maal on-
dervonden en waar-genoomente hébben, vólgens het geene myvoor-
ftaat, érgens, aangaande deeze zaak, geleezen te hébben.
Twintigfte L i igt;.
Reede van defchuinsheid der Zonne-wég j. (Eccliptica) als meede,waar-
om men die nu ter tyd ziet afneemen.
iïiiftant. En »dewyle de Aardkloot op het zélve h oogwink dat hy romdlbm de-
Zon
i Ase.
«Plus
HiafTive.
/Son cen-
tre de gra-
vité.
g Axe.
Zon heeft beginnen te draaijen, zich, moogelyk, in zulk een ftand
fteeft bevonden te weezen. dat hy daar door genoodzaakt is geworden
om zyne daagelykfche ^om-buitelinge rondfom een heel andere As te
moeten doen , als die As is, wélke b eevenwydig is aan de As van
zyn jaarlykiche ommeloop; {revolutionannudle-} zo en zal men zich in
geenen deele daar zo zeer over moeten verwonderen, wanneer men
bevint, dat deeze twee c Aflén geenfins eevenwydig aan élkanderen
en zyn, maar datze in teegendeel malkanderen zodaanig koomen te
iwyden, dat d de deurfny-hoek «a teegenwoordig groot is z^graaden en
minuten. Ik^zégge alhier met voordagt, nu teegenwoordig, doordien
Hipparchus heeft ondervonden en waargenoomen, dat deeze zélve
hoek, in zyn tyd,óf, het geene één en het zélve is, ^ de fchuinsheid
oer Z^onne-weg, ten opzichte van de Eevenaars-kring, U^quator)
groot was , 2 ^ graaden en 51 minuten.
De reede nu deezer veranderingen en is heel niet moeiielyk om uit-
te-vinden : want, dewyle de Maan de voornaamfte oorzaak is van/de
om-buitehnge des Aardkloots rondfom zyn eige As, en datze zich
nooit méér als ontrént 5 graaden van dc zonne-wég af en komt te ver-
wyderen; zo moet ze ook daar door mét ééne de Aardkloot ééniger-
maate noodzaaken, om haare beweeginge te moeten na-vólgen.
Een-en-twintigfte Lid.
Xi^quot;')^^nbsp;der Zonne-wég, (obliquité del'Ecclip-
Men zoude ook booven cjat wél kunnen ftéllen en gelooven dat
de fchuinsheid der Zonne-wég, ten opzichte van h de Eevenaars-krinff
of, om beeter te zéggen, de fchuinsheid van de i kring der Maan, ten
opzichte van de^Eevenaars-kring des Aardkloots, eenige l over-een-
J^omfte heeft, mét het geene men ontrént de kringen der m Dwaal-
starren ziet gebeuren, die élkanderen op onderfcheidene wyzen koo-
men te fnyden ; als meede, dat n de kring der Maan de Eevenaars-
Kring des Aardkloots, door ééven die zélve reede komt te fnyden
ooor wélke de kring des Aardkloots de kringen van Venus en Mer-
eirius fnyt, midsgaders die der Zonne-vlakken, wélke men wél zom-
Vds rondfom de Zon ziet zweeven en dryven.
Twee-en-twintigfte L 1 d.
C7«t wat reede de Aardkloot , in één geheel jaar tyds , een weinia méér »
'IjZln WélnZ:'''^nbsp;p volbréngt, van het%o[}en
^nbsp;*nbsp;A ifm
f Axe.
Men zoude ook, dat mêêr is, wél kunnen ftellen en gelooven,
S 2.nbsp;door-
lt;» Revoïa-
tioii.
b Karcllcîc.
C Axes.
'/Aiiglc
d'iijter-
feaioii.
e Oblique.
/Révolu-
tion de Ia
terre fur
fon Axe.
g Ecclip-
tica.
A jïquator.
iOrbe.
^-5ïquaror.
/ Analogie.
m Planetes,
» Orbe.
Zon-
ne-wég maakt, wélte'doorde oude Stérre-lcunaige^^^-««.«,.; Draa-
ken-h5gt;fdenDraaken-ftaart(../«fer.^«^ Dracoms) werdengenaamt,-
haaren.omme-loop koomen te vol-einden, vlak teegen de loop der
luchtfche ftóffe aan , in de tyd van x^jmren en^z ■weeken, ofdaaron-
trént} ófliever, alléén in de tyd van 49nbsp;of daar ontrent, na-
demaal deeze geheele ftóffe alle Jaaren ^n ommeloop rondfom de
Zon doet; dat^de deurfny-punten, wélke de Eevenaars - kring des
Mxéklooxs {yEquatcr) met deZonne-wég (Mf maaken, insge-
lyks , in de tyd van een jaar, ot een weinig
minder, ééne e ombuitelinge koomen te doen,
vlak teegen de loop deezer ftóffe aan; en zulks
wél door ééven die zélve reede , door wélke
de deurfny-punten, die de Eevenaars-kring-
van ƒ de kloot A O B E, maakt, mét a de Ee-
venaars-kring van het waater dat zich in dee-
ze kloot beweegt, vlak teegen de loop van
dit zélve waater koomen aan - te - gaan; ge-
lyk-als men in deeze nevensftaande naa-
doordien ^ de deurfny-punten, die de kring der Maan mét h de
t, wélke door de oude Stérre-kundige
a Points
d'inter-
feftiori,
iEcclipiica
f Revolu-
tion.
d Points
d'inter-
fèdion.
« Revolu-
der zien kan. '
Drie-en-twintigfte
IVaarom de Aardkloot altyd ten naaften-by g de eeveriwydigheid hehouf, .
alsmeede, uit wat reede de vafte ftarren iets 6f wat fehjnen te veranacu
ren van i léngte.
By-gevólge dan, zo moet de ^As, op wélke de Aardkloot zyn
daagelvkfche / om-buitelinge doet, altyd ten naaften-bj na eene en de-
zélve deelen des Heemels coe-gekeerd weezen, en hy moet ook dien-
vól'^ende, terwyle hy tennbsp;de eevenwydigheid behoud, daar
doo^r het onderfcheid der n jaar-getyden veroorzaaken. Jk.zégge alker
wél uitdrukkelyk, ten naaflen-by , doordien de o deurfny-punten, die de Eer
venaars-kring des Aardkloots mét p de Zonne-weg maakt, m de tyd
van één rond jaar, een weinig meer als een volleg ommeloop vol-
togen , vhk teegen de loop deezer ftóffe aan: waar uit dan ook
vooïf-komt, dat de vafte Starren iets óf wat fchynen te veranderen
van r léngte,
Vier-en-twintigfté L i D.
de Maan zkh veel fnélder in haar eige {kring beweegt, als een
zeeker punt, dat vn t de Eevenaars-krmg des Aardkloots ts.
By-aldien het dan waar is, dat de Maan de voornaamfte oorzaaly^
'ALe paral-
klifme,
;Longitu-
do,
k'hTLe.
/Revo-
lution.
m Le paral
leiifnne.
«Saifons.
v Points
d'innr-
fedion.
f Ecclipti-
ca.
^Revolu-
tion.
r Longitu-
da.
/Orbe.
Î .fiquator,
vanlt;2 de om-buitelingedcs Aardkloots rondfom zyn eige i» As, van het quot;R^volu-
vVéften af na het Uoften toe j terwyle ze, door de gewoonelyke
loop deszélfs, een zeekere beweeginge aan die luchtfche llófFe komt
in-te-drukken, wélke den Aardklootrondfom aan alle kanten omringtj
^ en moet men het geenfins vreemt vinden, dat de Maan, als reer- ^ Premier
ftebeweegfter, zich in haar eige d kring mét twee-maal zoo veel ge-
iiwintheid beweegt, als dat geene doet, het wélke men f de Eeve- yjior
quot;aars-kring des Aardklootsgewoon is te noemen: en zulks nóch wél dés '
te meerder, doordien de Maan in een ftóffe komt te dryven, dieuit-
^rinaate dun en fyn is, en datze, om zo te fpreekcn, aan het uitter-
fte einde van een hand-boom zynde, in zulk een ftaat is, dat de ftraa-
len van dc Zon daar heel veel uitwérkinge en kracht op kunnen doen^
Vyf en twintigfte L 1 d.
Vit wat reede Jupiter z.jn f Ommeloop rondfom zyn eige g As in veel
binder tyds komtte volbréngen, als de Aardkloot [ulks komt te doen.nbsp;^ Axe
Men zal zich insgelyks ook geenfins daarover behoeven te verwón-
deren, zo-wanneer men bevint, dat Jupiter in heel veelminder tyds
eén geheele ommeloop rondfom zyneige As volbréngt, als de Aarkloot
Zulks wél rondfom zyn As komt te doen; naademaaldeeze h Dwaal- ^ Planete.
ft.ir wél vier iMaanen , óf» Omloopers , heeft, die geduurig rond-'
föm hérn draaijen, daar der de Aardkloot niet mêêr als één éénige
en heeft, die rondfom hém heene draait: booven óf behalven dat de
^er Maanen ót Omloopers van Jupiter heel veel naader aan deeze
Dwaal-ftar zyn, als onze Maan aan den Aardkloot is j alsmeede,
doordien ze haaren/^ommeloop mét eene veel grooter maate van / fnél-
«eid doen , als die gezwintheid is, mét wélke de Maan rondfom den 11011^'quot;'
Aai'dkloot komt te draaijen.nbsp;l Viteflei- •
Zés'cn-twintigfte L i d.
, Igt;at Saturnus na alle-ti/aarfcbynelykheidrondfom zyn eigsm As draait-, en m Axc.
ttit -wat reede.
Het is eindelyk geenfins buiten éénige waarfchynelykheyd, dat Sa-
turnus rondfom zyn eige As draait, gelyk-als Jupiter en de Aardkloot
alle beide doen j ja zélis , dat hy zulks mét eene veel grooter maate
van fnélheid doet, als Jupiter; nademaal Saturnus wél vyf Maanen,
of« Omloopers , rondfom hém heeft, booven óf-behalven degröote quot;Sa-telütfs.
«Ring, die insgelyks geen klein gewicht toe en moet bréngen, oib »Avr'''^quot;
hem rondfom zyn eige p As fnél te doen draaijen.nbsp;' '
ijt
Zee-oi-
-ocr page 170-Zeeven-en-twintigfte Lid.
IV-iarom Saturnuf' dtyd, op eene gereegelde wjze , onderfcheidene verfchj-
ningen (phafes) komt te vertoonenT
Alle het geene dat \vy tót nóch toe gezégd en ter needer gefltlt
hébben , aanga'ande de bev/eeginge des Aardkloors, en die quot;van dc
Maan, die hém vergezélfchapt, moet en kan insgelyks meede ver-
ftaan en toegepaft wérden, van en op alle de andere a. Dwaalftarren,
beneevens de b Omloopers derzélve; doordien nu , na alle waarfchy-
nelykheid, ƒ de ling van Saturnus weinig óf niet van d Eevenaars-
kring deszélts af-en-wylctj als meede, dewyle der eene genoegzaam
groote lt;? fchuinsheid is, van de/Zonne-wég deszélfs af, tót aan zyn
^ Eevenaars-kring toe; zo moet ook deeze zélve ring, uit die ree-
de , op eene gereegelde wyze, vier onderfcheidene verfchyningen
(Phafes) aan ons oog vertoonen , terwyle dat Saturnus één volle
Ümmeloop rondfom de Zon komt te volbréngen.
Acht-en-twintigfte L i d.
Uit wat reede de Maan geenfins rondfom haar eige As en dra,ih.
Wat nu de Maan aangaat; by-aldien men daar van raag oordee-
len, gelyk-als men van deeze onze Aardkloot kan doen, die wy be-
woonen , zo zoude men mét heel goede reede daar van wéi kunnen
dénken en vernioeden , dat'er, aan die zyde wélke wy nooit en koo-
men te zien, niets anders en is als énkele Zeën; als meede, dat 'er
aan de zyde die geduurig na ons toe-gekeert is, niets anders als énke-
le Aarde cn is: en dat het ook alléén door deeze reede is, datze geen-
fins rondfom haar eige ^ As en draait, gelyk-als alle de andere
l Dwaal-ftarren doen, doordien ze genoodzaakt wérd, om altyd, zon-
der éénige de minfte veranderinge óf om-buitclinge , haar zwaar-
wichtigfte deel na om-laag, en, by-gevólge, na ons toe-sekeert te
houden, ten naaften-by, gelyk-als men aan een wkuiffel-b'alktjeziet
gebeuren, dat weeder na de Aarde neederdaalt, na dat het om hoog
isgeflaagen geweeft.
Neegen-en twintigfte L i d.
Waarom n de Zonne-vlak^n eene heel langzaams beweeginge róndfont
de Zon hebben.
Voor het teegenwoordige en is 'er voor ons nu niets méér overig,
aangaande de ßoffe die wj in dit Hoofd-deel voorgenoomen hadden te verhan-
n PUneces.
«Satellites,
f Anneau.
d ^Equator.
«Obliquité.
/Eccliptica.
g .(Equator.
i^Axe.
l Planeres.
m Volant,
tl Mâcute
Volares.
dden als, dat wy eenigefchynbaare reede trachten te geeven, waar-
om de Zonne-vlakken (^^acuU Solares) die men zomtyds wel rondfom
eene beweeginge hébben, die heel
traag en langzaam ,s : want de onwraakbaare^ érvaarentheid zélve
doet ons zien en gewaar werden , dat deeze Zonne-vlakken wél
Lr'-^'f;nbsp;tyds van nooden hébben, om ééne b omme-
loop londfomdeeze Star te volbréngen, en het fchynt échter dat ze,
^ by over-een-komae of eevenreedigheid mét de andere d Dwaal ftar-
aanwenden, als drte of vter daagen. Maar dit komt, moogelyk, al-
ken daar van daan, dat de ftóffé, die heel dicht by de Zon is ook heel
veel groover en .dikker is, als die ftóffe is, daa\ de Sei'e Dwï 1
Itarren hunnen ƒ onimeloopm hébbenen volbréngen, en dar ook, bv-
gevolge, deeze j Zonne-vlakken zélve, na deeevenreedigheid hun-
neHichaamen, heel veel dikker en zwaarwichtiger zyn, afsdpande-
(t Experien-
ce-
b Revolu-
tion.
c Pjrrapcrf
oti ProDor-
tion,
d Planetes.
fCondenfc'.
f Revo-
lution.
g MacuJ®
Solares.
b Propor--
tion.
Fan de Ebbe en Vloed der Zee,.
Eerfte L i d..
Bat dc Maande réchte gm2d-eorz.aak,v.an de- Ebbe en Vloed der Ze^ 's
^ tiit wat reede.nbsp;'
De Maan , aangezet en voortgedreeven wérdende door deStraalen
geduungbefchynen, komt alzo dwars door die
amp; ftóffe heene-te-gaan. wélke de Aardkloot rondfom an
a-ie kaïuen-omnngt, en, ter^^vyle ze io deezc zélve ftóffe éénegeTieele
genbsp;Anbsp;' bréngt ze mét ééne daar doó\ te wee- -n.
feitnbsp;^^Ive rondfom zyn eige ^ As draait cn om-bui-
nu
alzo zo zeïï equot;en 'nfiïdehv? wl^^^ -quot;itgeftrékt lichaam is, [S^
len en zoude on ^nbsp;^yf-hondertmy- Duin.
kunnen heene Srequot;!^'^^^' niet dwars door alle deeze luchtfcheftóiTe e.c.
innen heene ^eiaaken, noch ook, by-gevólge, te-weege-kunnen-
bréngen , om de Aardkloot rondfom zyn eige a As te doen draaijen
en ora-buitelen, zonder mét ééne een zeekere foort van beweeginge
aan die itoffe in-te-drukken , daarze dwars door heene komt-te-
gaan, en, zonder dat deeze zélve beweeginge eindelyk ookovcr-ge-
bracht wérde aan h het dampgewéft der lucht, en van daar weeder.,
aan de wgateren des grooten Oceaans, die de Aarde omringen •, en,
by-gevolge, zonder dat deeze zélve waatcren daar door van die plaats
wérden wég-gedreeven, die ze van te voore kwaamen te beflaan.
a Axe.
t Atmo-
fphere.
c Coté
appofé.
d Pouffé.
tPropor-
tion.
yEvidenr,
g OppoTéz
i Baiffcr,
En, dewyle de Aardkloot on-moogelyk van de ééne kant niet vooit-
gedreeven en kan wérden, zonder dat hy ook mét ééne de lichaamen, die
^an c de teegen-over-ftaande zyde deszélfs zyn, wecder nét zo veel
komt voort te dry ven , en, zonder dat hy.zélfe ook nét zo veel daar
van d wérd voort-gezét, gelyk - als nu reeds al betoogt is in het nee-
gentiende e Foorflél des tweeden Hoofd-deels, zo is het immers ƒ baarbly-
kelyk, dat de waatcren des grooten Oceaans, aan deeze twee oorden,
die daar^récht-teegen-over-ftaan, wél noodzaakelyk moeten hv/ég-
vloeijen en needer-zakken, en datze op deeze wyze haaren loop zul-
len moeten neemen , van de verzéngde Waereld-ftreek af, {Zonator-
ridd) na de twee As-punten toe, (Po/?) alwaar ze niet méér gedrukt en
wérden, van waar ze vervólgends vérder na de twee keerkringen (T»-o-
f ici) toe zullen moeten keeren , zo dra als de drukkinge daar ter
plaatze komt op-te-houden : d.it alles nu is men gewoon de Ebbe en
vloed der Zee te noemen.
Bat de Maan , in de tyd van 14 uuren en 50 minuten, óf daar on'
trént, op ééne en de zélve plaatfen óf oorden des Aardkloots, twee-maal
Floed , ,en twee-maal Ebbe meet veroorzaaken en uit %i'at reede zulks zo
moet weezen.
Uit het geene dat wy nu zo aanftonds hébben ter-needer-geftélt,
vólgd dan ; by-aldien de Aard-kloot geene «om-buitelinge altoos rond-
fom zyn eige k As en kwam te doen óf te maaken, dat, in zulk een
geval, de Maan, in de tyd vzn zeeven-en-twimig daagen en één halve
dag, op ééne en dezéive plaatzen óf oorden des Aardkloots, twee-
maal Ebbe, en twee-maal Vloed zoude moeten veroorzaaken : maar,
doordien de Aardkloot één volkoome l om-buiteling rondfom zynei-
Manife- ^^nbsp;te volbréngenJ in dc tyd van 23 uuren , 56 minuten, en
^fecundcn, zo is daar uit middag-klaar genoeg, dat de Maan nood-
zaakelyk twee-maal Vloed, entwee-maal Ebbe moet veroorzaaken,
in de tyd van 24 uwen en 50 minuten, óf daar ontrént, gelyk-als de
onwraakbaare érvaarentheid ons zulks Zonne-klaar doet zienenonder-
i Revolu-
tion.
k.Axe,
/ Révolu
tion.
m
fte.
Vinden^ Want, dewyle de Maan, in de tydyznz.eeven-en-twimif daa-
len een halve dag een wég aflégd van 3^0 graaden, datis, dtt ze,
oy voorbeeld, mt het punt A van daan gaande, daar weeder aan-komt,
mde tyd van zeevenen twintig daagen en éénhalve dag j zo moet ze ook!
volgens die maat van haar loop, ontrént 13 graaden^égs in één dal
«-leggen: En, doordien een zeeker punt des Aardkloots, dat, by
voorbeeld, onder het punt A is, alwaar de Maan is , ontrént 24 m-
y tyds befteet, om één geheele ^ommeloop te volbréngen; zo zal „ ,
öit zelve punt daar-en-booven nóch ontrént 52 minuten tyds moeten f
afwenden , om een wég van 13 graaden af-te-léggen , en de Maan
aaar door te b onderhaalen , aan dien oort of plaatfe, tót wélke ze in ^Attraper.
ae tyd van deeze 24 uuren ïs c voort-gegaan: deeze 52 minuten nu Avancé,
gevoegd (geaddeert) zynde by de 23 uuren en minuten, maaken te-
zaamen uit, 24 Muren, en
minuten. Maar, deWyle
de Maan nóch-maals ontrént
één halve graad in zyn weg
moet vórderen en vooiït-
gaan, in dc tyd van 5 2 minu-
ten, wélke dit zélve punt des
Aardkloots moet beftcedén,
onV een wég van 13 graaden
af-te-léggen, en zo voort
vervólgends i zo zal dit punt
ook nóch ontrent twee 2 mi-'
nuten tyds van noode hébben,
om de Maan volkoomentlyk
te kunnen ^^achterhaalen, en .
zich heel nét wecder daar
onder te zétten, gelyk-als
^et opdiejuiftetyd geweeft
hetn» Anbsp;wanneer de Maan nét in
ten inbsp;Deeze twee mtnutenm-i by dc 24 mrenen^Zminu-
gevoegd (géaddeert) zynde, maaken te-zaamen uit 24 aar^« en
hin^^quot;quot;^quot;quot;' en dit is, immers in het gebruik, nagenoeg, die tyd,
Vl quot;^élke men ondervind cn waarneemt, dat de Maan twee-maal
twee-maal Ebbe veroorzaakt, op ééne en dezélve plaat-
sen, ofoorden des Aardkloots.
'teegenwérpinge, en antwoord daar tp.
Dat men my nu hierter plaatfe niet teegen-en-wérpc, datde Waa-
-ocr page 174-teren, in het midden des grooten Oceaansi midsgaaders aan die oor-
den , wélke wél het vérlte van de Zee-kuften zyn sf-geleegen, het
meefte koomen op - te - zwéllen, zo-wanneer de Maan daar genoeg-
zaam reegel-récht booven ftaat. Want, wanneer de Maan in A is,
zo moet ze een zeekere foort van beweeginge aan die luchtfche ftóffe
in-drukken, wélke wél het naafte by haar is j deeze ftóffe nu moet
zulks weeder aan een andere doen, die nóchmaal weederom aan een
een andere, en zg voort vervólgends, tóttertydtoe dat deeze bewee-
ginge eindelyk gekoomen
is tót aan de waateren des
grooten Oceaan slot. Door-
dien der nu noodzaakelyk
éénige tyd toe noodig is,
voor - en - al - êêr deeze be-
weeginge , die de Maan,
aan de luchtlche ftóffe die
haar omringt, komt m-te-
drukken, tót aan den Aard-
kloot toe kan geraaken, en
dat de Maan ondertuflchen
haar gewoonelyke wég al
geduurig blyft a achtervól-
gen, zo en moet men het
geenfins vreemt vinden, dat
de Maan al tót in D toekan
voort-gegaan, zyn , ja zélfs
nóch wél vérder, voor-en-
■ DewccHii.K^, die ze aan de luchtfche ftóffe kwam in-te-druk-
ken, zo-wanneer deeze ftar, by voorbeeld , nóch in A was, tót aan
den Aardkloot toe kan door-dringen, opdien oort of plaatfe, welke
vlak onder het punt A is geleegen.nbsp;,, ,
Dit alles nu komt volkoomentlyk wél met de onwraakbaare ervaa-
rentheid zélve over-een; doordien men heel klaar ondervint-, dat de
hooefte fpring-vloeden niet juift heel nét op de nieuwe en volle Maa-
nen en Icoomen voor te vallen, maar wél, twee ói dne daagen daar
na, en wél voornaamentlyk, dc Spring-vlocden, die ten tyde der nacht-
eeveningen {lt;i.^qmnoxes)koomen voor-te-valten-.
Vierde Lid.
Waarom de Zee veel hooger ivajl, engevoeliglyker op-z.wêlt, op allenieu-
quot;^eenvslle Maarten, die ten tyde der 2. nacht-eeveningen kpomen voor-te-val-
als, op alle andere nieuwe óf volle Maanen, dte op éenige andere tyden
quot;^an het geheele Jaa^ in-val len.
Men ondervind heel klaar, dat de Zee veel hooger waft, engevoe-
hglyker op-zw^élt, op alle nieuwe en volle Maanen, die ten tydedcr
IN acht-eeveningen koomen voor-te vallen, als, op alle andere nieu-
we óf volle Maanen, die op éénige andere tyden van het geheele jaai-
iii-vallen; het geene heel wél uit i» dc geftéltenis der Zëen en Zee-
kuften zo kan voor-vallen j want de Zee heeft hee veel mêêr c uitge-
ftrékthcid onder de Eevcnnacht-lyn , (lineaty£(iuinoBialis) alsze wél
heeft onder de kêêr-kringen. {Tropici) Ja dat mêêr is, de Maan, 20-
Wanneerze in de «s^Eevenaars-kringis, begint de waateren des grooten «/.^Equator
Oceams dan reeds al van de kuften van 'Guinea af, na de
Zee-kuften van America toe-te-dry ven, die daar récht teegen over zyn
geleegen; van waarze zich vérder wêêrom-Jcoometi-te-buigen, en mét
ten over-groot gewéld en onftuimigheid in het Kanaal (la Manche)
leftorten.nbsp;v
Ëy gevólge moeten deeze waateren als-dan ook heel aanmérkelyk
hoog ontrént deezen oort waflen, en gevoeliglyk op-zwéllen, gelyk-als
dc zonne-klaare érvaarenthcid zulks ook t'éénemaal komt bevéftigenj
doordien ze in één vloed dan wél tót de hoogte van 40 óf 50 voeten
kunnen op zwéllen, tótBriftól in Engeland-, alsmeede, tótBréft en
St. Malo in Vrankryk. Ook moeten de waateren des Oceaans aan
deeze oorden wél noodzaakelyk des te hooger op-vloeijen, nademaal
2e daar ter plaatfe een heel naauwe e doorgang voor hên koomen te
Ontmoeten, wélke hên ook mét ééne daar door noodzaakt, om heel
hoog op malkanderen te moeten'vloeijen.
Maar , zo - wanneer de Maan onttrent de kêêr-kring van de kreeft
[Trepicus Cancri) is , zo en kan ze onmoogelyk op vérre na geen zo
over-grooten ƒ meenigte Waaters na deeze éngte óf ftraat toe-pérf-
len, nóch ook , by gevólge, zo uittermaaten hooge fpring-vloeden
daar door veroorzaaken, als ze wél komt te doen, wanneerzein
de g Eevenaars-kring is. Wanneer nu de M^ian in teegendeel in de
Kéêr-kring van de Steen-bok (Tropicus Capricorni) is, zo is ze niet al-
léén waarlyk veel te vérre van het Kanaal van daan, om zulk een
hooge vloed aldaar te-weegc-tG-kunnen-bréngcn, maar de Zee moet
alsdan nóch daar-en-booven door een zeekere ibort van een éngte, óf
naauwe Straat, heenc-gaan, wélke geleegen is, tuflchen de Zee-ku-
ftenvan Guinea, en de punt óf uithoek van Brafilie.
T 2nbsp;Vyfde
ïJ^jEqut-
noics.
b DifpoS-
tion.
f.Etenduë.
fPaffaae.
/quot;Quaiuitc.
,f .(Equator.
iPaifer.
Vyfde L i d.
Uit wat reede de Vloeden op vérre na. zo hoog niet en moeten óf kunnen
■weezen, langs de Hóllandfche Jiujlen heene , als ze wél inhet Kanaal vallen.
De vloeden nu en moeten ófkunnen op vérre na zo uittermaaten
* La Man- ^oog quot;iet weezen, langs de Hóllandfche Kullen heene, als ze wél in
che. * het Kanaal vallen; want de waateren, die uit deeze naauwe ftraatvan
daan koomen, wélke, in de Hoofden, tuffchen Galais en Douvres,
niet méér als zeeven mylen wyd is, vallen daatelyk daar-na inde ruime
«Ex eriennbsp;J die al ftraks hoe langer hoe wyder wérd. Ook weet men
xpenen- genoegzaam door a ondcrvindinge, dat de Vloeden in 't gemeen wél
yyf óf zes-maal grooter vallen, in het Kanaal, ontrént Galais, als ze
in de Noord-Zee zyn j als meede, datze ten laatftcn genoegzaam on-
gevoehg koomen te wérden,. zo-wanneer de oorden óf plaatfen, daar
• ze koomen voor - te -vallan, heel vérre van deeze zélve éngte ófftraat
zyn af-geleegen.
Zesde L l D.
Waarm de Meiren en Z'éen, die geen gemeenfchap altoos mét de ar oote-
Oceaan f« hébben, dithuitwérk^elvan de Maan in geenen deele en moe-
ten gevoelen óf gewaar wérden.
De Meiren en Zëen nu, die geen c gemeenfchap altoos mét dc
groote Oceaan hébben , en moeten óf kunnen ook dit uitwérkfel
van de Maan in geenen deele gévoelen óf gewaar wérden, fchoon
datze al tuffchen beidede kéér-kringen (van de Kreeft en de Steen-
hok) in zyn; doordiende lt;ruitgeftréktheid der zélve veel te kleenen te
gering is, om op de ééne oort óf plaats heel veel gevoehglyk méér
gepérft óf gedrukt te konnen wérden, als op de andere: en mét nóch
veel meer reede kunnen de doodeZee, de Pontus-Euxinus óf zwarte
Zee, de Cafpifche Zee, de Middellandfche Zee, de Ooft-zee, be-
neevens nóch onderfcheidene andere Zëen mêcr, die buiten de twee
ƒ kêêr-kringen zyn, dit zélve^ uitwérkfel van de Maan onmoogelyk
niet gevoelen óf gewaar wérden, fchoon dat, onder deeze, de zwar-
te en Ga^ifche-Zëen, de Middellandfche Zee, beneevens de Ooft--
Zee, wel deegelyk gemeenfchap mét de groote Oceaan hébben.
Zeevende L i D.
J?eede , waarom mzn binnen de Stad Vmetie Ebbe en Vloedgewaar wérd.
Hst zoude nóchtans wél fchyneft^ als óf de Maan eenige in-druk
óf
^EfFct.
( Commu.
nication.
i Tropid
Cancri amp;
Capri-
corni.
«Etenduc.
/Tropici.
g EfFet.
iMer Bal-
tiquc.
«Commu
nication.
ofuitwérkinge kwam te doen op dat gedeelte der Middellandfche Zee, « EIFcr.
net geene récht teegen-over de Adriatifche Zee, óf Golf van Vene-
tië légd, alwaar deeze zélve Zee ook wél haare aldergrootftebreedte
heeft; enhetisook, waarfchynelyk, door ééven die zélve reede, dat
lïien, aan het einde van deeze Gólf, een Ebbe en Vloed komt gewaar
te wérden, die geheel - en - al gevoelig is: want de waateren, uiteen
plaats van-daan-koomende die heel ruim en wyd is, om in deeze én-
ge Gólfte vloeijen, moeten wél noodzaakelyk die naauwe Zee heel
aanmérkelyk doen ryzen en op-zw éllen; en zulks wéldês te mêêr nóch,
'tademadze , ontrént de Stad Feneiie fluitende, nét langs dezéive wégwes-
derte rugge moeten k^er en, daar ze door ge koomen waaren.
Achtfte L i d.-
Uit ivat reede men, in het geheele overige gedeelte der b Middellandfche ^Mirs
Zftf , niets anders , als alléén eene énkele beweeginge, óf eenparige lotp des
Waater s komt gewaar-te-wérden.
In het geheele overige gedeelte van de Middellandfche Zee nu,en wérd
men mets anders gewaar, als alléén eene énkele beweeginge, óf een-
paarige loop des waaters, fchoon dat deeze zélve Zee wél deegelyk
pmeenfchap met de groote Oceaan heeft j naamelyk, doordeftraat
Van Gibraltar. Want, doordien deeze éngc doorgang {vaffa,e) op het
meefte met boven drie of vier mylen breed en is; zo kunnen de Ua-
teren , die met meer als zes uuren tyds en hébben om daar te kunnen
in-vlbeijen, onmoogelyk m zo groot een meenigte en overvloed daar
niet in-koomen, om deeze geheele Zee eenigfins gevoeliglyk te doen
iquot;yzen en op-zw éllen: cn zulks wél dés te mêêr nóch, nademaal deeze
^elveZec, van het begindeezer naauwe ftraat af aan, tótaan hetuit-
merite einde der Zee toe, al geduurig ruimeren wyderkomt-te-wérden.
Neegende Lid.
^arom de Zee heel veel hooger wa/l, en gevoeliglyker op-zwélt, zo-wan-
^eerde Maan aan de t'zaamen-voeginge »«fi, (conjunèrio) óf teegen-fléllinge
y^V^Oiitio) des zélfs teegen de Zon naadert-, alsze wél komt te doen, wan^
^eer de Maan aan haare vierkantingen {Quzdï:iX\.\ïes) begint te naaderen.
Hetis nu ook geenfins moeijelyk voor ons, om reede te kunnen ge-
ven, waarom de Zee-heel veel ' --------quot; -nbsp;quot; ' '
Conjunc-
als ze wél komt
te doen, wanneer de Maan aan haare e vierkantingen begint te naa- ''Opp^fitio,
fleren. Want, zo - wanneer de Maan aande t'zaamen-voeginge mét,
Tnbsp;(^con-
----- ^ee-heel veel hooger waft, en gevoeliglyker op-
zwelt, zo-Wanneer de Maan aan c de t'zaamen-voeginge mét, ófcC
d teegen-ftellinge des-zélfs teegen de Zon naadeitj quot; - - ' ^^
(conjimElio) óf teegen-ftéllinge deszélfs tegen de Zon begint te naade-
ren, zo komt de Zon, die krachtsgenoeg heeft, om de waateren des
grooten Ocemm door zyne ftraalen voort-te-zétten en aan-te-dryven,
a de doening en pooging van de Maan, in deezen heel zeer te hulpei
en, hy doet hier ontrent eene geheel-en-al teegenftrydige i» uitwérkin-
ge, wanneer de Maan in haare vierkantigen {Quadrames) is.
Fan de Natuure en Eigenfchafpen des Zeil-ßeens.
Eerfte L 1 d.
«Boule. Wat'er al aan een Uïle glaazje c Kloot zal géheuren, die vervult is met
J Xuyiax. Wanter, en heele kleene ó pjpies, van wélke de ftójfe nét ééven zo e zwaar-
rl'elanr. wichtig is als het waater, zo-^^'anneer nfen deeze zelve kloot daar-na opzjn
^nbsp;om-draaijen.
a Aftion.
h Effer.
Neemt een hólle glaaze kloot, gelyk-als
AOBE is, vult hém t'éénemaal met waater,
,en mét éénige heele kleene pypjes, van wélke
de ftóffe nét ééven zo zwaarwichtig is als het
waater. Laat deeze kloot vervólgends , mét
zo veel g gezwintheid als het u éénigfins moo-
gelyk is, rondfom zyn eige As AB draaijenj
zo zult gy bevinden, dat alle deeze kleene pyp-
jes zich métter tyd op zodaanig eene wyze
onderling in órde zullen khikken, dat ze al-
tyd eevenwydig {Paralleles) onder élkandere zullen zyn en blyven, en
ook mét ééne ten naaften - by eevenwydig aan de As van deeze kloot
h Pjrallcies. A B ; dat ze meerder óf minder h eevenwydig aan deeze i As zullen
»Aie, ' zyn, na dat men deeze i kloot mét eene meerdere óf mindere / ge-
^Beule, zwinde fnélheid doet draaijen; en eindelyk, dat alle deeze m kleene
ip^ipidné. • 5 onderling op zodaanig eene wyze zullen koomen te fchik-
nlZT' ken, dat «deryen die deeze As n, Ctrkels rondfom de twee As-
osuccdli- punten {Polt) AenB zullen befchryven, de oeene vervolgends na de
Tcnnci.t. andere voort-gaande, na het vervólg der letteren, a,b,c-, onderftelt
päCoinre- zypje, dat men de kloot doet draaijen, f récht teegen deeze létters aan.
iêiis.
Tweede Lid.
jE» waarom dit alles z.o gebeurt.
Om dan nu reede te kunnen geeven, waarom alle deeze pypjeszich
op zodaanig eene wyze onderling in órde fchikken, zo laatAOBE «Ranger.
^ een kloot wcezen, dieop zyneige c As rondfom-draait, op zulk ee- ^Bou
ne Wyze, als in het voorgaande eer^e Liddeez.es Hoofd-deels nu reeds al
weeder is aangeweezen; ,cn Iaat CÖ G F een pypje zyn, dat in het
Waater dryft, dat in deeze kloot be-
flooten is. Doordien nu d het eindje
G D, van het e pypje G D G F, veel
mêêr teegenftand in zyn wég komt te
ontmoeten, terwyle het zich van de
As A B af poogt te verwyderen , als
het eindje FGgewaar wérd , naade-r. .
maal dit éérfte eindje mêêr fgevórdert
is als het laatfte, en dat ook op deeze
wyze de ftófiè , daar het dwars door
heene-gaat, zich teegen des zélfs zyde
G D komt aan-te-kanten, zonder dat zc
zich teegen de zyde F G eenigfins aan-
kant; zo moet net wel noodzaakelyk
zo weezen, dat dit zélve pypje, terwyle het zich van de^ As AB af ^Axe.
poogt te verwyderen, zich métter haaft h eevenwydig aan deeze As * i'aquot;!'«'^^
komt te i fchikken en te vlyen , gelyk-als men het bevint te weezennbsp;.
in L M=
Dewyle nu de vogt, die in deMcIoot AG BE is beflooten, op al-
krhande manieren die beweeginge wél zoekt te befteeden en aan-te-
'^'^énden, wélke ze door deeze draaijinge des kloots heeft bekoomen;
?o moet ze ook wél noodzaakelyk, beneevens deezc pypjes die daar
jn vcrfpreid zyn en koomen te dryven, in deeze zélve k kloot / om- ^ bouIc.
draaijen , op zulk eene wyze, als wy nu zo aanftonds reeds hébben /Circuler.
aangeweezen, en wydloopiger verklaart, in het twaalfde Ltddeez.es z.ce-
quot;^Mden Hoofd-deels.
Dérde L i b.-
TVkeer alaanhet waater voor-zal-vallen, dat men in meen ronde kuipófquot;'^^'^quot;'^
vat in het ronde doet draaijen ; en uit iuat reede dit alles z.ogebeurt.nbsp;^'.que,
_ Het is door ééven deeze zélve reede, dat het Waater, het geene
la een ronde kuip óf vat is beflooten, dat men, mét alle moogcly!:e ^
c.
liour.
! Tujau.
Vire^
A-,;
gezwintheid rondfom zyneige o As laat draaijen, veel hooger zwélt
e»
-ocr page 180-enop-ryft, adh de ééne zyde van dit vat, als aan de andere j alsmee-
de , dat men, by-aldien dit waater in het begin van de éérfte a om-
meloop in A komtop-te-zwéllen, eninDnéér-
te-zakken, bevinden zal, dat het, in het be-
gin van een tweede ommeloop , in C zal op-
zwéllen en in B needer-zakken, en alzo h ver-
volgends na malkanderen , mids dat men het
waater in dit vat ook doe draaijen , na het ver-
vólg der létteren ABDG.
Vierde L i d.
Vergelykinge des Aardkloots , me't deeze hólle glaaze c kloot.
Dat men zieh nu teegenwoordig eens inbeelde, dat de kloot AOBE
de Aardkloot is; dat de vogt, in wélke deeze kleene pypjes zich dia
órde koomen te fchikken, op zulk eene wyze als wy nu zo aanftonds
(in het eerfie Lid deezes Hoofd-deels) hébben verklaart en ter-needer-ge-
ftélt, een zeekere foort van een zachte en weeke e flym óf klay zy,
die heel diep binnen inde Aarde komt ƒ om-te-draaijen; eneindelyk ,.
dat ^ de pypjes, die in deeze vogt heen-en-wéêr-dryven, wélke in dee-
ze kloot rondfom-beflooten is, h kant-zuiltjes,'óf liever , ? balkjes
van yzer zyn, die over-al, tuflchen deeze flym óf klay, verfpreitzyn.
lt;» Revolu-
tion.
f Boule,
d Ranger;
t Limon.
/Circuler,
^Tuyaux,
é Prismes,
i Parallepi-
pedes.
Vyfde Lid.
J Matière Batkde fyne flóffe , die tujfchen de hólle kant-zuiltjes van het yfer he-
/ Prismesnbsp;eigentlyk de Zeil-fleenige flóffe is (iMateria Magnetica)
noodzaakelyk. rondfom deeze 1 kant-zuiltjes moetom-Uopeny en uit -wat reede
dit zo moet weezen.
Dit dan alles zo zynde, naademual deeze kant-zuiltjes hól zyn, en
open aan beide de m einden, in de gedaante van heele kleene buisjes, (ca-
naaltjes) gelyk-als deeze kleene pypjes zyn, die in het waater van de hólle
glaaze kloot dryFiguur vanpa^: 15o.)als meede,doordien bin-
nen in deeze?zkant-zuiltjes een ftóffe verborgen is, die ten alleruitterftc
0 fyn endun is j zo is het immers/? baarblykelyk, dat deeze gantfche ftóffe
noodzaakelyk, mét alle bedéncelykevryheid, on-bed wongen in deeze
weeke flym óf klay moet zweeven en dryven, en datze ook, byge-
vólge , zich onmoogelyk daar niet in beflooten en kan houden, ter-
wyle dat de Aardkloot op zyn eige As komt om-te-draaijen, vanhet
Wéften af naar het Ooften toe, maar dat ze veel êêr, mét een zee-
kere foort van onftuimigheid (impetuofté) daar altoos on-ophoudelyk
van moet uit-gaan,
Dewyle nu deeze buisjes, {canaaltjes) die binnenin de'kant-zuilt-
jes
») Bouts.
f) Prismes,
«Subtile. ,
ƒ Evident.
jcs {primes) van het yfer beflooten zyn, geenfins ruim en wyd genoe«?
^'izyn, om allerhande foort van ftóffe te kunnen bergen óf cnt^
rangen, en dat ze ook, moogelyk, wél niets anders en kunnen ont-
lanpn, als alleen een ftóffe, die ten alleruitterfte ^ iyn en dun is,
Weke wy ook h^r na altoos, in het vervólg deezer Verhandelin^^e, dc .Subr.Ie
^^^liiccx\igei\oamp;.c{mmertaMagnettcd) zullen noemen; zoen kanook
«eeze ftóffe by-na uit één van deeze kant-zuiltjes zo dra niet uit-gaan
gelyk-als A is, óf daar komt alzo voortwee'
der een zeekere andere ftóffe, die van één en
dezélve aarten eigenfchap is, om deeze ver-
laatcne Icedige plaats weeder te vervullen, en
by-gevólge, moet ook deeze zélve ftóffe on' ^
, ..nbsp;^ ^ ophoudelyk rondfom dit kant-zuiltje c om-
üraaijen , uit het ééne •eindje van deszélfs buisje {canadtje) daar van f CircuJer
Uitgaande, en zo aanftonds aan het ander eindje daar weeder in-koo
mende: Want de d Zeil-fteenige ftóffe, geftaadig wêêrom-geboogen . •
werdende, door alles dat zich teegen ^ de vrye doorgang deszélfs bui- t quot;quot;
ten dit kant-zuiltje komt aan - te - kanten, vint heel veel meerder ge- ^ pX^'
mak en hchtigheid,om deeze/rond-achtige wég te nemen en in-te-flaan
als eenige andere wég, die men éénigermaate zoude kunnen bedénken '
Door eeven deeze zélve reede is iet ook, by-aldien der twee, drie
een grooter getal van deeze kant-zuiltjes {prtsmes) is, gelyk-als
• «•^»••■••ilai
A, B, C, enz. die op een zeekere kleene afftand van élkandere zyn
afgefcheiden, en die als aan één draadje aan malkanderenhangen; dat,
in zulk een geval, de dunne ftóffe, wélke , by voorbeeld, uithetéér-
fte g kant-zuiltje A uit-gaat, zo aanftonds al weeder in het tweede
kant-zuiltje B moet in-keeren, en dat ze vérder op deeze wyze, al vloei- g Prisinc,
jende, uit het ééne kant-zuiltje in het andere, tót aan het laatfte toe,
Weeder in het éérfte kantzuiltje A moet in-koomen , door ééven
die zélve openinge, wélke haar nu voor-heene al mêêr-maalen tót een
ingang heeft verftrékten, datze, op deeze wyze, een geduurige
h (.Ommeloop rondfom alle deeze kant-zuikjes moet doen , ééven als jcirculaquot;
óf 'er in der daad en waarheid niet mêêr als één éénig i kant-zuilrje tion
Weezendlyk en was.nbsp;i Prisme.
Zesde
-ocr page 182-Zésde L i d.
Teegenwérpinge , en antwoord daar opi
«Materia
Magtietica.
i Materia
Magnerica.
t Circuler.
(/Prismes,
«Revolu-
tion.
/Axe.
f Violent.
Dat men my.nu hier ter plaatfe niet teegen - en wérpe , dat a de
Zeil-fteenige llóffe , in de plaats datze op deeze wyze rondfom een
éénig óf onderfcheidene kant-zuiltjes zoude om-draaijen , (circuler) v^el
éér weeder te rugge zoude moeten keeren j en op die plaats wêêr-in-
gaan , daar ze laatft was uit-gekoomen. Want der zoude nét ééven
zo veel kracht toe van noode zyn, om deeze ftóffe in haare éérfte ru-
ft^ weeder te hérftéllen, als 'er toe is vereifcht geweeft, om ze aan
't beweegen te bréngen , waar na der nóch al weeder een nieuwe
kracht zoude moeten by-koomen, om aan deeze zélve ftófïe een be-
weeginge in - te - drukken , die t'éénemaal teegen de eerfte bewee-
ginge deszélfs ftiydig was.
Zeevende L i d.-
Dat de Zeil-ßeenige ftóffe die beweeginge, wélke zji nu éénmaal reeds ah
begonnen heeft , niet alléén vérder en moet achtervólgen, maar dat z.e dis
nóch daar-en-booven geftaadig grooter moet doen wérden, tótdatze tót opeen
zeekere graad óf hoogte toe is op-geklommen j en uit wat reede zulks zo moet zyn.
Het is dan ook by'gevólgezonne-klaar, dat ^ de Zeil-fteenige ftóffe,
zodra als ze éénmaal» begonnen heeft op een zeekere wyze c om-te-
draaijen, rondfom éénige d kant-zuiltjes heene, wél vérre daar van
daan, dat ze ooit weeder te rugge zoude kunnen keeren , veel-éêr
altydj doorde daagelykfche f om-buitelinge des Aardkloots rond-
fom zyn eige ƒ As, haare beweeginge zal moeten vermeerderen, tót-
ter tyd toe , dat ze een zeekere mate van beweeginge heeft bekoo-
men, die zo uittermaaten^ gezwind en fnél is, dat ze op geene be-
dénkclyke wyze éénigfins mêêr kan toe-neemen, door de teegenftand ■
dieze in haaren wég allenthalven komt te ontmoeten..
Achtfte L 1. d.
Teegenwérpinge, en antwoord daar op-.
Dat men my nu hier ter plaatfe niet vérder teegen - cn - wérpe, by'
iMatierc aldien een gedeelte der Zeil-fteenige ftóffe in den beginne door de
Magucti- Noord-pool des Aardkloots was uit-gegaan, om langs de Zuid-pool
lt;iue. weeder in de Aarde in-te-trékken, dat, in zulk een geval, een ander
gedeelte van deeze zélve ftóffe weeder door de Zuid-pool zoude zyn
uit-gegaauj .om langs de Nood-pool in de Aarde in-tc-trékkcn j en
dat
-ocr page 183-■dat op deeze wyze haare beweegingen malkanderen onderling zouden
nebben moeten vernietigen en t'onder-bréngen. Want, indien het
in den beginne alzo met deeze zaak was geleegen geweeft, gelyk-als
men reede genoeg heeftom dit zo te gelooven en aan-te-neemen j zo
Zouden deeze twee teegen-élkanderen-ftrydende beweegingen mal-
Kanderen al zo voort hébben moeten vernietigen en t'onderbréngenj
maar *deZeil-fteenige ftóffe, die in dit geval wél het meefte aan't be-
weegen was, zoude ook mét ééne die ftóffe, wélke het minfte aan't
beweegen was, hébben moeten te - rugge-doen-keeren, en mét zich
voort-fteepen, ééven gelyk-als wy nu m het zeevende Hoofd-deel reeds
al gezien en aan-geweezen hébben, dat de ^ Dwaal-ftarren malkanderen
yel-êér hebben voort-gefleept en doen draaijen. {bezie, onder anderen,. Com««
drie éérfte Leeden van dat Hoofd-deel)nbsp;' Comctcs.
By-gevólge moet dan deeze geheele Zeil-fteenige ftóffe teegenwoor-
dig ook al lang al op één en dezéive wyze vloeijen , dwars door den
Aardkloot heene, en ze moet ook mét ééne rondfom dezéive
draaijen, mét eene zeer groote onftuimigheid , en on-na-
ipeurelyke fnélheid, door de Noord-pool, by voorbeeld, luit
den Aardkloot uitgaande , om daar weeder door de Zuid-pool in-te-
trekken, als meede door ééne en dezéive openingen, die aanhaar nu
voor-heene al mecr-maals tót een ingang hébben verftrékt.
Neegende L i o.
Wat^er al aan e^n kleen deeltje der ^arde ^al-moeten gebeuren ^ dat tót een
^eyinbsp;4e /Tfiit/JiV/4/gt;yt /iiPnbsp;t^ytJ »mI* UJll^ L /. ____
d Materia
Maodctica,
f Rapidité,
/Coim-
nugr.
h Revolu-
tion.
Laat ons nu teegenwoordig eens gaan onderftéllen, dat'er een heel
Kleen deeltje van deeze zélve Aarde, gelyk a b is,tót een fteen verhardt ge-
Worden, en, t'éénemaal mét kant-zuiltjes van yfer vervult zynde, in
Qeeze flraat wérd over-gebracht, na de buittenfte oppervlakte des
Aard-kloots AOBEtoe: Doordien nu de Zeil-fteenige ftóffb mét
eene heel groote e fnélle gezwintheid dwarS door deeze fteen heene
vloeide, terwyle hy nóch in de binnenfte ingewanden der Aarde vvas;
Zo moet ze ook als-nóch vérder ƒ voort-vaaren , om daar op één en
dezelve wyze door heene-te-vloeijen, zo wanneer deeze'fteen uit de
Aarde wérd uit-getrokken j dewyle deeze fteen volhérdt in meede
om-gevoert te wérden, door de daagelyklche h om-buitelinge des
Aardkloots rondfom zyn eige Asj als meede , doordien der een zeer
grc^te kracht toe van noode zoude weezen, om deeze zeilfteenige
itoüe weeder te-rugge te doen keeren. By-gevólge moet dan ook
V 2nbsp;deeze
* Matcria
Magnetic«,
t, «t IVquot;nbsp;»w^nbsp;^nL-monen geveuren, üat tót een
fteen verhardt is geworden, die tnwéndig t'éénemaal mét hólle b kant-zuilt-
jes Van yfer vervult is, en die vervólgends in deeze flaat na de buitten/Ie c Op- ^ Pf'smcrs.
fervlakte des Aardkloots toe wérdover-gebracht.nbsp;' Surfacc.
Bezie dc
Figuur dcc
omftaandc
zyde.
«Matcria deezezélve^^ Zeil-fteenige ftóffe, terwyleze, zo veel als het haar moo-r
Ma^iietica. gelyk is, alle die ftófFe mét zich komt voort-te-fleepen, wélke haar.
m
''■■i,. ..............
^ Circulcr.
jnhaar wég ontmoet, noodzaakelyk al zo voort rondfom deeze ftee»
beginnen te ^draaijen, gelyk-als ze zélfs rondfom den Aardkloot draait.
Tiende L i d.
Dat deeze Been een fland zal moeten aan-neemen, die ree;rel-récht jiryden'
de is mét die fland, wélke, hy inhet ingc%i/and der Aarde heeft gehad.
f uEquator. Zo-wanneer men nu deeze fteen ontrént de c Eevenaars-kring des
Aardkloots in de vrye lucht komt op - te - hangen, opzodaanig eene
wyze, dat hy onverhinderd op allerhande manieren kan rondom-draai-
jen; zo zal hy aldaar ook van zélfs t'éénemaal moeten om-buitelen,
en een ftand aan-neemen, die reegel-récht ftrydendé is mét die ftand,
wélke hy in het ingewand der Aarde heeft gehad; doordien
de Zeil-fteenige ftófïe, die zich daar ter plaatfe in de lucht beweegt,
vlak teegen die beweeginge aan, wélke ze in het ingewand
der Aai-de heeft, en , by gevóige , ook mét ééne vlak tee-
gen
-ocr page 185-gen de beweeginge aan, die deeze ftóffe binnen inde fteen heeft, zich
wél noodzaakelyk teegen die ftóffe moet aaigt;-kanten, wélke rondfom
deeze Steen draait.
Nademaal het na ten hoogftai reedclyk is, te gelooven en te ftél-
len, dat de Zeil-fteenige ftóffe niet op eene t'éénemaal gelyke wyze,
en in-eene eeven groote a meenigte, uit alle de deelen óf plaatfen van quot;
de fteen a h uit en gaat, daar ze wél door uit-moet-gaan j zo moet .
deeze fteen ook noodzaakelyk aan die kant éérft beginnen te draaijen, ^MatTre
daar b de Zeil-fteenige ftóffe wél in de minfte overvloed en meenigte, Magncn-
en, mét het minfte c gewéld, uit te voorfchyn komt; en, by-gevól-que.
ge, zal hy ook ^^ récht averéchts om moeten draaijen; datis, dat, by quot;quot;I'^P«'«-
voorbeeld, het punt van deeze fteen, het geene na het Noorden toe-
gekeerd was, toen hy nóch inde ingev/anden der Aarde was, van het
Noorden af moet draaijen, na het Zuiden toe, door het Ooften hee-
rie, zo-wanneer de Zeil-fteenige ftófte'uit deeze fteen mét eene min-
dere maate van gewéld te-vooriclwn komt, van de zyde die na het
Ooften is toe-gekeert, alsdieftofte wéldoet, wélke van de Wéft-zyde
deszélfs van-daan-komt, opdat de Zeil-fteenige Stóffe , die door de
Jucht heene gaat, quot;terwyle ze uit de Aardkloot uit-trékt, zich by die -
ftóffe zoude kunnen voegen, wélke door de fteen ab heene dringt.
Elfde L I p.,,.
Op wat wyz.e het réchte teegendeel van dit alles kan koomen te gebet
quot;Voor-te-vallen.
mren en
Ondertcfichenv zo-wanneer deeze zélve fteen (wélke men in het
^ervólg deezer verhandehnge bevinden zal niets anders te weezen, als,
^et geene men gewoon is een Zeil-ßeen te noemen) alléén uit debuit-
tenfte korft óf fchorffe der Aarde was getrokken; zo zoude hy,
Zulk een geval, zyn voorige ftand t'éénemaal onveranderlyk moe
n.,nbsp;t^ji^iuu^i^ci n aan-gewee-
^«^»j doordien f de Zeil-fteenige ftóffe, die rondfom den Aardkloot ^f^^jtgj.;
draait, op één en dezélve'wyze door dceze buittenfte korft der Aarde Maenctka,
heene-gaat, als ze door de lucht komt door-te-gaan, en, by-gevólge,
dat ze ook mét ééne op één en dezélve wyze door de lucht trekt, als
Ze. door deeze fteen heene - gaat.
V 3
Twaalfde
-ocr page 186-Twaalfde Lid.
JVat voer namen men al aan de enderfeheidene deelen van de Zeil-jleeK
heeftgegeeven en meede-gedeelt.
Na alles, dat men nu zo aanftonds , aangaande deeze zaak, heeft
ter-needer-geftélt, zal men mét geringe moeite en opmérkin-
ge heel wél kunnen zien , dat de heedensdaagsfche SehryVers
{Auteurs Alodernes) die van de Zeilfteen hébbengehandelt, grooteree-
de daar toe gehad hébben, dat ze een Zeil fteenvaneenklootfche ge-
daante (Figure Spherique) de naam van een kleene Aardi^oot hébben ge-
geevenj dat ze de twee punten van deeze, fteen, die na de twee As-
punten {Poli) des Aardkloots toe - geftrékt zyn, poolen óf Aspunten van
de Zeil-i hebben genoemd; naamelyk, de IVoord pool van de Zeil-
fteen, dat punt, het geene na de Zuid-pool des Aardkloots is toe-ge-
keert; ende Zuid-pool des Zed-fleens ydat^nnt, het geene na deNoord-
. «Azc pool des Aardkloots is toé-gekeert; dat ze vérders de naam van a As
iPoir'' i'fnbsp;aan die réchte Jyn hébben toe-gë-eigend, wélke van het
f Equator, eene b As-punt des Zeil-fteensna het andere toe-gaat; dat ze c de Ee-
venars-krtng die groote Cirkel hébben genaamd , wélke heel nét ééven
J Mcn. verre van de As-punten deszélfs is af-geleegen; d Mtddag-ronden, al-
Je de Cirkels, dievan het ééne As-punt {Pole) na het andere toe-gaan.
Dertiende L i ö.
f Ligne de
direaion.
/Révolu
tion.
g Déclinai
fon,
h Le cou-
rant dc la
matière
Magné-
tique,
f Revolu-
tion.
^Détour-
ner.
I Declinai-
fàn.
Dat de Zeil-[leen zich van e de richt-lyn der As-punten (Poli) van de
daageljkfe f Om-buitelinge des Aardkloots iets óf wat moet af-buioen; dat
men de veranderinge o/g afwj/kinge van de Zeil-jleen gewoon is te noemen.
Doordien nu een Zeil-fteen, in de vrye lucht op-gehangen zynde,
noodzaakelyk h de loop óf vloed derZeil-fteenige ftóffe na - moet-vól-
gen, die rondfom den Aardkloot heene draait, vólgens het geene wy
zo aanftonds mhet tiende Lid deezes Hoofd-deeb hébben aan geweezen ;
zo zal zich deeze fteen ook iets óf wat van de richt-lyn der As-
punten (Poll) van de daagelykfche ï om-buitelinge des Aardkloots moe-
ten ^af-buigen, by-aldien deeze loop der Zeil-fleenige ftóffe zich daar
van daan komt af-te-buigen , en ooc mét ééne nét zo veel als die loop
deezer ftóffe zich daar van af-buigt, het geene men gewoon is de ver-
anderinge óf l afwj/kinge des Zeil-jleens tc nosmcn.
Veertiende L i D.
Hiprie der afwy^^nge (declinaifon) van de Zeil-fieen,
Men weetnureedsaldoorde^ondervindinge, dat de Zeil-fteen zich « Expcrien«
op onderfcheidene oorden óf plaatzen des AardJcloots ook onderfchei-
denüykvanderichtljn der As-punten van de daagelykfche om-buitelinge des
Aardkloots komt af-te-buigen: dat is, dathyopdeééneoortófplaats
^nbsp;,nbsp;quot;nbsp;' —j-V-----------ófpl„„.^
des Aardkloots veel mcêr ahvykt, als hy wél op een- andere plaats
komt-te-doen i dat 'er insgelyks ook zommige oorden op den Aard-
kloot zyn, alwaar de Zeil-fteen ter waereld niets af-en-wyktj dat hy
vérders, op één en dezélve oort of plaats , zomtyds meerder, en
Zomtyds minder, af-zal-wyken, dan na het Ooften, en dan na het
wéften toe; eneindelyk, dat'er insgelyks zommige oorden ófplaat-
ftn op den Aardkloot zyn, daar deeze ^^afwykinge alle jaaren heel ge- fDecIinaj.'
Voeliglyk komt te vermeerderen óf te verminderen; alsmeede, dat'er fon.
Heeder andere oorden zyn, daarze niet anders als heel ©n-gevoelig-
lyk en verandert.
Maar, men weet'ook mét ééne doorde ondervind ingc, na dat men
aangevangen heeft mét deeze afwykinge {declinaifon) ter-deegegaade-te- -
flaan, (offerver) dat ze op één en dezélve tyd mét een zeekere foort
yan eevenreedigheid (preportion) heeft koomen te veranderen, by-na
^n het geheele half-rond, (hemifphere)d-izrze in is «/waargenoomen ge-
ge- (/Obfctvéi.
^veeft.
By voorbeeld , e de afwykinge des Zeil-fteens is'in het jaar 1580
ontrént Londen geweeft» ontrént van ii graaden en ^o minuten, ten f,!^
^'oord-Ooften. In hat Jaar iffii wasze aldaar ontrént van 6 graa- ''
den Qx\\o minuten: In'tjaariö3 3 was ZC van onlxéntio graadent In
tjaar 1667 bevont men aldaar geene afwykinge altoos te weezen, ,
en nu teegenwoordig bevint men die daar ter plaatfe van ettelyke^r^/«-
«e« ten Noord-wéften te zyn. Men heeft by - na één en het zélve te /obfcrvi
^atys ƒ ondervonden: want, in het jaar 1610 was de afwykinge des «Decünai-
Zeil-fteens aldaar ontrént van graaden, ten Noord-Ooften; en in
quot;et jaar 16^0 was ze daar ter plaatlè van ontrént 3 graaden. In het jaar
bevond men'er afwykinge altoos te weezen; en in het jaar
was ze aldaar wecderom ontrént van 6 graaden en-48 minuten y ,
ten Noord-Wéften.
De afwykinge van de Zéilfteen hééft aan de Naald-kaap
5«ï7/lt;jj)jaarlyks ontrént sgt;\ minuten ten Noord-wéften toe-genoomen;
na dat men h waargenoomen hadde, dzVex geene iafwykinge altoos en iObfervé^
■^as; maar, men heeft 'tzeedert eenigen tyd begonnen mét geene de iDcdinJ^
^ïiinfte afwykinge mêêr. gewaar te wérden, ten Wéften van deeze fon.
zélve Kaap , ééven als ÓU de Mlddag-kving des Zeil-fteens, daar
van daan na het Wéllen toe af-gezakt was,, na maate dat üe atwykm-
ge zélfs ten Noord-Wéllen aan deeze kaap ói mt-hoe;i kwam toe-te-
neemen.nbsp;'
Jadatmeeris, de afwykinge {declinaifori) dse dei' geweeft js, ten
Noord-wéften, tufichen denbsp;(caho das AngudLs) mi.znlon
in China, en, ten Noord-Ooften, tuff'chen deeze zelve Kaap , ende
eerfte Middag-kring , ( Meridien) komt op beide die piaatien insge-
lyks af-te-neemen, na Me éevenreedigheid, mét welke ze aan dee-
ze Kaap toe-nsemti ook verandert ze insgelyks zodaanig, datze nu
op zulke plaatfen ten Noord-Wéften is, daar ze voorheene tenNoord-
Ooftenplagt te zyn. Als, by voorbeeld, ze was tót Liffabon van
7 graadencn 30 minuten, wanneer damp;ï geenecaiwykittge altoos ^zn de
Naald-kaap bevonden wierd te weezen : Teegenwoordig is ze daar
ter plaatfe weederom vannbsp;, ten Ncord-weften, jaar-
lyks ontrént 9,minuten toe-neemende, gelyk-als zc insgelyks te Parys
meede doet.
Eindelyk was de afwykingedes Zcil-fteens aan de Naald-kaap (r^-
bodas Anguillas) in het jaar 1^84 ontrént van 10nbsp;ten Noord-
Wéften, en doenmaals'cn was 'er geene afwf^nge altoos, op Z15 My-
len ten Wéften van deeze Kaap: ze nam weederom tce, ontrént
13' araaden, ten Noord-Wéften, van deeze zélve Kaïp cf uit-hoek
af ,'\ót aan het Eiland Madagaskar toe; en ze nam 3af, van
quot;Madagaskaraf, tót aan Mozambique toe , enz.nbsp;,
N.B: Naald-kaap.) Cabo das Anguillas. Dit is een kaap of wt-hoek,
in 't Zmder-deel van Afnca, ontrént 100 Mylen ten OoH-zma-Ooßen van
de kaap der goede hoop (Cabo de Bona Efperan^a) geleegen.
Vyftiende L i d.
d NatUHY-kmdige reedenen van e de afwykjnge des Zeil-fteens.
Op dat wy nu éénige reede mochten trachten te geeven van dee-
ze af-wykint^e des Zeil-fteens, die tót nóch toe by alle Natuur-kundige
voor ƒ on-u.tléggelvk heeft door-gegaan, zo laat ons eens \yeeder gaan
overweegen en in onze gedachten bréngen, het geene hier booven,
inhet vkrdt en vyfde LU deezes Hoofd-deelsnbsp;reeds gezegd en
aan-Peweezcn is, aangaande de fchikkinge of orde , die 0 de kant-
zuilttes van het yfer onderling moeten neemen en houden, terwyle ze
indi-^'weekeflymóf klaykoomen-tedryven, die heel diep binnen
in de Aarde om-draait. Want, nademaal ze geftaadig van órde en
fchikkinge moeten veranderen, vólgens het geene «at op die zelve
plaats wyd-looDiger dies-aangaande is betoogt en ter-needer-geitelt.
a Méridien
Magncti-
quc.
b Propor-
tion.
cDccIi-
nailbn.
dKidCons
Piiyfiqucs.
«Dccluiai-
fon.
ƒ Inexpli-
cable.
^Direction
i Pris mes,
i Limon.
^uiltjes komt na te volgen gt; en, by gevólge , moeten ook mét ééne re Magne-
Qe zeil-fteenige As-punten {PolesMagmtiques) noodzaakelyk rondfom .
«e As-punten van de daagelykfche c om-buitelinge des Aardkloots dSitquot;
«laaijen, ten naaften-by, gelyk-als menziet, dat ö!de As-punten van «Revolu-
«et waater, het geene in de glaaze kloot AOBE e omdraait, rondfom tion.
«e As-punten, A enB , van deeze kloot komen te draaijen: waar
uit dan vólgd, dat de Zeil-fteen noodzaakelyk rgê^Hner
moet ƒ af wyken, van het Noorden af na het ^PoÏe'To'.
Wéften toe, op zulke oorden óf plaatfen, daar real ma-
g de Noord-pool van de Zeil-fteen zich van gnetique.
af komt te verwyderen ; als meede, dat de
Zeil-fteen deeze zélve afwykinge (declinaifon)
maar van langzaamer-hand en alléngskens zal
moeten vermeerderen ófverminderen;en, dat hy-
insgelyks zal moeten afwyken van het Noorden
af na het Ooften toe, mét ééne afwykinge die
maar van langzaamer-hand en alléngskens moet
Jcrmeerderen óf verminderen, op zulke oorden óf plaatzen, daar deeze
Zelve Noord-pool des Zeil-fteen zich na toe komt te keeren en te
naaderen. Zelfs is het ten alleruitterftenwaarfchynlyk, dat deEeve-
quot;aars-kring (^qmtor) des Aardkloots, en de Ëevenaars-kring der
weeke flymóf klay, die heel diep binnen in de aarde om-draait, (cir-
Y^m) élkandere koomen - te - fhyden , door ééven dezélve reede,
uoor wélke wy, in bet zeevende Hoofd-deel, {bezie de zo, zi, 22, 23,
H fi' Leeden deszélfs) getoond hébben, dat de kring van de Maan,
Y^be delà Lune) en de Eevenaars-kring des Aardkloots, {éqmteur de
^terre) de Zonne-wég {Ecchptica) koomen tefnyden; óf, dat ^ dejorbesdes
Ungender Dwaal-ftarren, een zeekere groote Cirkel koomen tefny- Planètes,
die men zich wél inbeelden kan aan den Heemei te weezen,
dienbsp;^^t de naam van Eevenaars-kring van de Draai-kring
^^ Divad-flarren {éq-Aatew du tourbillon des Planetes) dierhalven wél
. ^ noemen. Men zal ook als dan de nétte plaats van deeze groote
, ,^^venaars-kring wél kunnen bepaalen, zo-wanneer men gezien zal i .Equator;
ebben, datde kringen van twee / Dwaal-flarren élkanderen door ^Orbcs.
ftunne grootfte óf kleenfte hoeken zullen gefneedcn hébben : want 'Plan««,
quot;y moet noodzaakelyk door deeze n^ deurfny-punien door-gaan,
eeven gelyk-ais n deZonne-wég door die deurliiy-punten raoet door- feftion',
d quot;a'nbsp;de kring van de Maan maakt, met de Eevenaars-kring «Ecclip-
Zomoet ook mét ééne^ de loop óf vloed der zeil-fteenige ftóffe insge- „ Courant
V^« geduurig veranderen , terwyle ze de b richt-lyn deezer kant- delaMatic-
es Aardkloots, op zulk een tyd, als deeze zélve twee Cirkels élkan-
oere koomen te fnyden, door hunne grootfte óf kleenfte hoeken.
X
Teegenwerpinge.
Men zal my Wcr tcr plaatfe , aangaande deeze ftéllinge, buiten alle
twyffel teegenwérpen, dat men onderfcheidene a waarneemingen,
op verfcheidene oorden óf plaatzen des Aardkloots gemaakt heeft,
wélke alle deeze onderftellingc t'éénemaal tcegen-fprceken, en over-
hoop-wérpcn. Want, men heeft in het jaar löSö' c ondervonden,
tót Quebée in Canada, dat d de afwykinge van dc Zeil-lleen daar ter
plaatfe doenmaals was 15 graaden en 30 minuten , ten Noord-wéften,
terwyle men die in dat zélve jaar ondervonden heeft tót Parystc wee-
zen , van ^graaden en 30 minuten, insgelyks meede ten Noord-wé-
ffcn. Doordien nu dc breedte {latitudo)vsn Quebéc van graadenen
50 minuten, en dc léngte {longitude) deszélfs, op 310'graaden cn 17 minuten
uitkomt; endatdcbreete van Vamp;ïiS/^^ graadenen quot;yO minuten IS, enzync
lengte 2 2 graaden en 50 minuten is, zto kan men, door e de drichocks-rcc-
keninge,heel gemakkelyk uit-reekenen, en bevinden, dat ƒ dc afftand van
de Noord-pool dcsZeil-fteens, tót aan dc Noord-pool des Aardkloots,,
doenmaals maar moeft geweeft hébben , van 10 graaden en 41 minu-
ten-, dat de afftand van Quebéc tót aan^ de Noord-pool des Zeil-fteens,
maar moeft geweeft zyn van 43 graaden en 51 minuten, cn de afftand
van Parys tót aan dc Noord-pool des Zeil-fteens, van 51 graaden en
21 minuten-, als triecde , dat de léngte {longitudo) van de Noord-pool
des Zeil-fteens doemaals maar moeft geweeft zyn van 221 graaden en
27 minuten -, en by-gevólgc , dat de léngte van dc Zuid-pool des
Zeil-fteens, ook niet méér en kon geweeft hébben, als, van 41 graa-
den en 47 minuten.
Ja dat mêêr is, h de ondervindingen en waarneemingen, wélke in
dat zélve jaar 1686 te Louvo, teMakao, enaandeKaapófUit-hock
der goede Hoop {Cabo de Bonna Efperan^a) gedaan cn gemaakt zyn ,
wélke alle een en dezélve i ftand van dc /^As-punften des Zeil-fteens
hadden moeten uitleeveren, bréngen in teegendeel t'éénemaal andere
te voorfchyn, die ten uitcrfte veel daar meede verfchillen. l De afwy-
kinge van de Zcil-fteen en heeft tót Quebéc niet mêêr als 30 minuten,
verandert, van het jaar ](?49 af, tót het aar 16B6 toe; en dat ia
deeze zaak nóch wél het aanmérkens-waardigfte van allen is, is dat
dc afwykinge des Zeil-fteens, wélke, vólgens dc voorgaande »'ui't-
rcekeninge, in het jaar 1672 tót Cayana hadde moeten weezen van 10
graaden en 50 minuten , ten Noord-wéften, daar tcr plaatfe , in dat
zélve jaar , geweeft is , ontrint van 11 graaden ten Noord-ooftcn y
dat een verfchil óf onderfcheid uit-maakt, van 21 graaden en 20 mi-
nuten. Eindelyk zoude ook de 0 afwykinge van dc Zeil-fteen tca
Noord-wéften, vólgens deeze zéive uitreekeninge, tót Parys geen-
flObfcr-
Tations,
iSyfthcme.
c Obfervé.
rfDecli-
naifon.
« Trigono-
metrie.
/Diftance.
g Pole bo-
real raa-
guetique.
fcO'jfcru-
tions.
iPofition.
i(:Poli.
/ Dccli-
naifon.
»j Calcul.
«DifFeren-
ce.
O Decli-
nairon.
fins moeten Ófkunnen toe-neemen, gelyk-als zewaarlyk doet, maar
ze zoude veel-êêr mérkelyk moeten afneemen.
a Apparet.
é Ptismis.
* Materie,
Ma^netica,
c Circulcr.
J Prismes.
e Regula-
rite.
/quot;Adion,
^Troubler.
i Courant.
k Obferva-
tions.
/Points.
d'iiitec-
fcdion,
»w^quator.
n Revolu-
tion.
O Axe.
pPofition.
Antwoord daar op.
Maar doordien het ten uiterften a waarfchynelyk is, dat b de kant-
zuiltjes van het yfer niet over-al nét ééven zeer door [de buitenfte
fchorfleóf korft der Aarde heene verfpreit zyn j dat quot;er in deeze zél-
ve buitenfte korft der Aarde zommige plaatfen zyn , die t'éénemaal
mét deeze kant-zuiltjes vervult zyn , en , rondlom wélke b de zeil-
fteenige ftóffe c om-kan loopen , gelyk-als ze rondfom een groote
Zeil-fteen doed , in dc plaats van rondfom dc Aardkloot te draaijen;
{Cir-culer) en dat'er weeder in teegendeel veele plaatfen in de buiten-
fte fchorffe der Aarde zyn, daar men deeze kant-zuiltjes van het yfer
heel weinig, óf geheel niet, en komt gewaar-te-wérden; zo kan
en mag men ook dierhalven wél gelooven, en mét goede reede ftél-
len, dat deezc zélve byzondere oorzaaken zich allenthalven teegen
e de gerecgcldc gefchiktheid van ƒ de doening der algemeene oorzaak
koomen aan-te-kanten, cn dat ze die ten uiterfte aanmérkelyk koo-
tten te^verwarren: want de zwakke h loop der zeil-fteenige ftóffe,
die rondfom den Aardkloot draaid, (circuleert) en die zich niet als mét
moeite kan beweegen, dwars door de buitenfte korft des Aardkloots
heene , midsgaaders , door de lucht die haar van alle kanten omringt,
komt zich heel dikmaals af-te-leiden, (detourner) om mét dés te meer-
der gemak door de yfer-mynen heene te kunnen gaan, die zich hier en
daar in deeze buitenfte lchorfl:quot;e der Aarde, op-doen, dicht by de
■^vég die ze moet neemen ; als meede, om zichbydie zeil-fteenigc
ftóffe te voegen, die in deeze zélve yfer-mynen komt i rondfom-tc-«circuler.
draaijen.
Het is ook alléén door die zélve reede, dat het onmoogelyk is, door
kleine getal van k ondervindingen en waarneemingen dat men heeft,
om heel nét te kunnen bepaalen, in hoe veel tyds / de deurfny-pun-
ten, die de m Eevenaars-kring des Aardkloots maakt, mét de Eeve-
naars-kring der weeke flym ófklay, (Limon) die heel diep binnen in
de Aarde omdraait , één geheele n ommeloop koomen te maaken,
vlak teegen die ombuitelinge (revolution) aan , wélke de Aardkloot
daagclyks rondzom zyn eige o As doet, het geene onze na-koome-
lingcn , moogelyk, wél eens naauwkeurig zullen konnen bepaalen,
V/anneer ze , na het verloop van éttelyke Eeuwen, het vermaak en
genoegen zullen hébben , van de naaide van het Zee-Kompas nét in
die zélve p ftand te zien, daar ze in was, doen men op de verande-
X 2nbsp;rin-
-ocr page 192-ringe óf miswyzinge deszélfs éérft begon te létten, cn zc ter dcc-
P ge ^ waar-te-neemen; en, wanneer ze die vrucht uit b de waarnec-
iObSquot;' quot;dingen hunner voorouderen zullen konnen trékken, dat ze gemakke-
vations. lyk en zeeker genoeg, de lengte (longitudo) van die plaatzen zullen
kunnen weeten, alwaar ze, na hên, de veranderinge van de Zeil-fteea
zullen koomen waar-te-ncemen en gaade-te-flaan.
Achtiende L i d.
,. , Dat de Kornpas-mdd {iigmXXenbsp;op onderfcheidene oorden óf
finclmee. pi^^tzen des Aardkloots, ook^ onderfcheidentlyk^ C needer-héllende na den
Aardkloot moet weezen y en uit wat reedde.
Eindelyk, doordien'lt;5? de Zeil-fteenige ftófté, die rondfom den
Aardkloot dryft , (circuleert) daar e récht Iqot-lyniglyk uit-komt,
door een van de Zeil-fteenige As-punten (Poles Magnetiques) des-
zélfs heene, en, dat ze insgelyks, door het andere As-punt, daar
wceder loot-lyniglyk in-tréa; dewyle ze , op de afftand Mm-^ograa-
den , van deeze As-punten (Po/i)af, uit dc Aardkloot uit-komt,
en, dat ze daar wceder in-trékt, terwyl ze , mét den Aardkloot
te zaamen, een hoek uit-maakt van 70 graaden datze, op4j
graaden van deeze ƒ As-punten af, daar uit-komt; en, dat ze daar
weeder in-trékt, mét den Aardkloot een hoek uit-maakende van 45
graaden-, en, dat ze eindelyk , op de afftand van 90 graaden van dee-
ze Aspunten af, dat is, langs^ de Zeil-fteenige Eevenaars-kring des
Aardkloots heene, uit de Aardkloot uit-komt, en , dat ze daar wec-
der in trékt, zonder éénige de minfte hoek mét den Aardkloot te
maaken, langs wélkers h oppervlakte ze aan dien oort óf plaatfe hee-
ne - fchuift; zo moet ook de fteen a b insgelyk noodzaakelyk , aan
deeze onderfcheidene , oorden óf plaatfen des Aardkloots, verfchei-
dentlyk needer-hellende weezen, (mclinée) om de Zeil-fteenige ftóffe,
daar ter plaatfe zo gemakkelyk te kunnen ontfangen , als hém éénig-
fins moogelyk is, gelyk-als men zulks ook, in de vólgende Figuur
duidelyk zien kan. Op deeze wyze dan, nademaal in het jaar 1666,
zo-wanneer het Zeil-fteenige As-punt des Aardkloots (Pole Magnett-
quede laterré) het dichtfte by Parys was, de Zuid-pool van de Zeil-
fteen daar ter plaatfe eene i neederhéllingena den Aardkloot toe had-
de, van ontrént 70 graaden ; zoude men daar uit wél kunnen beflui-
ten , doordien k de breedte van Parys is van 48 graaden en 50 mi-
nuten, dat de iZeil-fteenige As-punten des Aardkloots, van de As-
punten (Po/w) des daagelyklche om-buitelinge des Aardkloots, 11
den en 30 minuten zouden moeten verwyderd óf af-gelcegen weezen,
en , dat ook by-gevólge , na het verloop van éttelyke Eeuwen, zo-
wan-
/Materia
Magnetica.
e Perpendi-
culaire-
.tnent.
/Poles.
g Equateur
Magnéti-
que.
A Surface.
îlncli-
iiaifoii.
k Latitude,
/PolesMjg-
netiques.
m Revolu-
tion.
wanneer de Noord-pool van de Zeil-fteen, het vérfte van Parys af^al ^
weezen, de Zeil-fteen alsdan in die Stad , a eene needer-helhnge naf-^^,
den Aardkloot toe zal moeten hebben, die maar alléén is van
dm en 40 mimun.
/ ................................. \
{{im^^jjji
'■••... ' ■■.^ÉrrEr.Vi.....- .................
........
((((^^fÏÏ))
* *», 'quot;quot; ..............
.........................................
Der is échter niet heel veel zeekerheid in dit alles: want de ^
fteen kan van deeze ftand (Situaüon) ook wel koomen b af-te-wyken ,
dat is hv kanook wél meerder óf mindere neederhellen, na de
Aardkloot toe, als dc d ftand van de Asponten (Poli) des Zeil-fteen dSmmoa,.
zulks komt te vereiftchen , door ééven dezélve reede, ^athy, op on-
derfcheidene oorden óf plaatfen des Aardkloot, van e de zeil-fteenige ^^^^^^
As-punten zélfs komt af-te-wyken.
L I D.
Neegentiende
Dat 'er wél zommige Zeil-fleenert zyn , wekersfjsüuntengeenfm^p^^,^^
2 middellymalykteeien malkanderen overflaan-, als meede, dat er insgelyks
%k zommigfZnl-ftinen wérden gevonden , dte wel drie of vier Aspnten ttakment.
fchynen te hébben.
Hier booven is gezégd, dat een Zeil-fteen twee poolen óf Aspun-^
ten heeft, die h vlak middellyniglyk teegen malkanderen oyer-ftaan: tralemcnt-.
X jnbsp;(W- oppofcz,.
-ocr page 194-{bezie het twaalfde Lid deezes Hoofd-deels) maar dit en is geenfins ZO al-
gemeen, óf men vind wel zomtyds Zeil-fteenen, in wélke zeekere
yeemde lichaamen , die daar in beflooten zyn, te-weege-bréngen,
dat a de loop der zeil-fteenige ftóffé eenigfins ter zyde af-geleid wérd,
waar door dan ook denatum'lyke b ftand der Poolen óf As-punten van
de Zeil-fteen van zyn réchte plaats wérd af-gezét.
Men vint zélfs wél zulke Zeil-fteenen, die drie Poolen óf As-punten
fchynen te hébben, en andere, die der vier fchynen te hébben.
Om dan reede van zulk-een vreemde en buitenfpoorige zaak tc
geeven, als deeze is, zo kan en mag men wél conderftellen, dat'er
ten tyde der fórmeeringe van zulk een Zeil-fteen, een zeekere weeke
en fachte ftóffe, en die t'éénemaal mét kant-zuiltjes {prismes) vervult
was, zich in órdreheeft gefchikt, en daar-na verhard is gewórden,
rondfom eenig hard en vaft lichaam, dat échter t'éénemaal zonder
éénige kant-zuiltjes was.^ By voorbeeld, by-aldiender , ter tyde der
fórmeeringe van een Zeil-fteen , een zeekere
weeke en fachte ftóffe, en die daar-en-booven
t'éénemaal met kant-zuiltjes vervult was, zich
in órdre gefchikt hadde, en daar-na verhard
was geworden, rondfom éénig hard en vaft li-
chaam heene , dat échter t'éénemaal zonder
éénige de minfte d kant-zuiltjes was, gelyk-
als A C D is; zo zoude zulk een Zeil-fteen ook,
door die zelve oorzaak-, drie Poolen óf As-pun-
ten moeten hébben, één in A, en de twee andere, ontrént CenD.
Wanneer men nu deeze fteen in F G komt deur-te-fnyden , zo zal
men een Zeil-fteen, daar uit krygen, die vier Poolen óf As-punten
heeft , van wélké de ééne Pool ontrént E zal weezen, de tweede
ontrént H, de dérde ontrént G, en de vierde ontrént D; óf, om
beeter te zeggen , men zal twee afzonderlyke Zeil-fteenen daar uit
krygen , FEG en H G D, die van élkandere zullen afgefcheiden
weezen , door het vreemde lichaam G E H D.
By-aldiender, ten tyde der fórmeeringe van een zeekere fteen, een
weeke en fachte ftófïe, en die mét ééne t'éénemaal mét. kant-zuiltjes
vervult was, zich / in órde hadde gefchikt; en
daar-na verhard was geworden, tuffchen twee
harde en vafte lichaamen in , die échter t'ééne-
maal zonder éénige kant-zuiltjes {Prismes) wuiven,
gelyk als G N G en D M F zyn; zo zoude zulk een
zeil-fteen vier Poolen óf As-punten fchynen te héb-
ben, twee Noord-poolen, Den F, en twee Zuid-
poolen, GenG; doordien ^^ de zeil-fteenige ftóf-
fe uit deeze fteen mét heel veel mcér gewéld door D en F moet uit-
gaan,
a Courant
de la ma-
tiere Mag-
netique.
^Situation.
cSuppofer.
ePristties.
/Uange'e,
^Magne-
tica.
b Impctuo-
£te.
gaan , , als ze door M doet j en dat ze daar ook weeder mét heel veel
grooter gewéld moet intrékken, langs C en G heene, als ze zulks
wel langs N kan doen: óf, om beeter te zéggen, zulk een fteen en
zoude niets anders weezen, als twee onderfcheidene Zeil-fteenen,
die aan élkandere vaft waaren, waar van beide de Noord-poolen na
één en dezélve zyde zouden toe-gekeert zyn, en beide de Zuid-poolen
weeder na een andere zyde, daar vlak-teegen-over.
Men kan hier van heel bekwaamelyk een proef óf a ondervindinge ^^
neemen, mét een ft aale liniaal, dat aan, de Zeil-fteen is geftreeken,
en dat ééven zulke puntenheeft, alsdeezeneevensftaande Figuur aan-
nenec.
..nbsp;quot;................................... v't
i f f
wyftiwant h deaan-een-fchaakelinge van het vylfel van yfer, rondfom dit
liniaal,zalgenoegzaam aan-wyzen,dat de zeil-fteenige ftóffe,die door het
punt B uitgaat en de ftóffe die door het andere punt b uitgaat,élkanderen c Maccri»
^.te-rugge-dry vén, ééven gelyk-als dc zeil-fteenige ftófFe, die langs het Magnerica.
plSarS-trékt,endieyfie, wéUcela,^
punt a daarin-trékt, malkanderen insgelyks te-rugge-zullen-dryven.
en, bv-gevótee, zal dit zélve linaal ook vier Poolen ot As-punten fchynen
te hébben, óf, men zal hetveel-êér dienenaan-te-merken, als twee
byzondereliniaalen, die, aan de Zeil-fteen geftreeken zynde, vaft
aan élkandere zyn, waar van beide de Noord-poolen na een en dezel-
ve zyde zyn toe-gekeert, cn beide de Zuid-poolen na een andere zyde, .
daar vlak-teegen-over.
Twintigfte L 1 igt;gt;
Befehryvinae van een Zeil-fteen, die mer Poolen if Js-punten heeft-,
■waar vJn de%weeZuid-poolenevlakmUdellymghkteegenmd^^^^^ .Diamcrra-
ftaan, en, wélkers twee Noord-poolen insgelyke vlakrntddellymglykteegens kr^nt op-
ükanderen over-ftaan.nbsp;^
De Heer.van Puget heeft een Zeil-fteen, waar van hy op. de naj-
-ocr page 196-«Recueil vólgende wvze fchrvft, in zyne 4! Verzaamelinge der Ondervindin-
d'expcncn-gg°nbsp;^
Deeze Zeil-fleen, daar hier ter plaatfe vm gehandelt we'rd, is van zulk
feConfot-nbsp;een h zonderlingen gefiéltheid j dat rnen niet denken en kan, dat'er ooit ér-
itiationnbsp;gen s een diergeljke gezien óf gevonden is geweeft-, en wél kers uinvérkingen
lingiiliere.nbsp;men ook^niet licht en zal kunnen ever klaaren, óf éénige fchynbaare reede daar
d Hynbsp;geeven, vólgens d de onderftéllingen van wat voor eene e Wysbegeerte
thefes.nbsp;het ook^zoude moogen weezen. Men onderzoekt hém op deeze naar-vólgen-
«Phiiofo-nbsp;de wyze, terwyl men daar een andere Zeil-fleen teegen-over-zét, die ten
pliie.nbsp;naafen-hj van één en dezéive ï grootheid is, en, wélkers Fooien óf As-pun-
ƒ Volume, j-gjj gp de gewooneljke wyze ten Zuiden en ten Noorden zyn gejlrékt.
g Ivoire.
i Diamètre.
«Egal.
O
k Direde-
meiu.
/Cenrre.
wBout.
V.
«Axe ou
diamètre,
p Parallele
à l'Hori-
zon,
Men zét dan éérfl deeze andere Zeil- fteen op een g él-
pen-beene voetje, dat tien óf él f lynen hoog is, en men
plaat ft hém zodaanig, dat hy op eenhmiddcllyn kemt
te-ftaan, die ï gelyk is mét de middelljn van deeze cir-
kel : en, door het middel van een kleene Kompas naald,
die men op een fpilletje légd mét een yvoire fleel, wérd
men gewaar, dat de .Noord-pool van deeze (leen is in
B, doordien de punt der Kömpas-naalde, die na het
Noorden des Aardkloots toe draait, op deeze plaats k reegel-récht na het
] middelpunt van de Zeil-fteen istoe-gekeert. Wanneer men nu op die zélve
•wyze deeze kleene Kompas - naald al fachtjes na het ander m einde van n de mid-
Diamétre. dellyn der Zeil-fteen toe- draait, zo wérd men insgelyks de Zuid-pool van deeze
fteen gewaar in A nademaal de ft aart van de Kompas-naald,die altyd gewoone-
lyk na het Zuiden toe-draait, op deeze plaats infgelyks reegel-récht na het middel-
punt van de Zeil-fteen toe-gekeert is, mids dat men die zodaanig ge-
plaatft hébbe, dat o de fpil ófmiddellyn deszélfs, die van het ééne afpunt
tót het andere toe door-gaat, p eevenwydig aan de gezicht-einder zy.
Daar na moei men vérders die Zeil-fteen, daar hier eigentlyk van gehandeld
wérd, insgelyks op een élpenbeene voetje zétten, wél acht-neemende van om-hoog
te zétten, hoewél niet heel récht, de plaats, die mét een klein kruisje getee-
kent is, mét de punt van een Diamant: wanneer men dan dezelve kleene kom-
pas-naald rondfom, en dicht by de Horizontaale cir-
kel ■y^jw deeze Zeil-fteen bréngt, zo zal men gewaar
wèrden-,hj aldien het punt der kompas-naaide de Noord-
pool van deeze Zeil-fteen , by voorbeeld, ééns in B heeft
aangeweezen, dat hy, op die zélve wy ze, nóchmaals
een tweede Noord-pool aan-zal-wyzen, vlakdaar tee-
gen over, weeder in B, in de plaats van de Zuid-pool,
die de ft aart der Kompas-naaide daar ter plaatfe hadde
moeten doen zien. En men zal vérder bevinden, na dat deeze zélve ftaart ins-
gelyks de Zuid-pool van dee ze Zeil-fteen in A zal hébben aangeweezen, dathy
nóchmaals, weeder vlakdaar teegen over, in A, een tweede Zuid-pool aan-zal-
wjzjsn, in deplaattvan de Noord-pool, die het pmt der Kompas-naaide daar
ter plaatfe hadde moeten 'vertoonen.
Hetistenalderuitterfte moeijelyk^., om éhigebevatbaarereede te kunnen^e-
ven, aangaande adeez.e over-s'-handfche (land van de vier poolen óf As-fun- quot; Situatioa
ten, rondfom deeze Zeilfleen: ^lgt;ant, by-aldien degeejlen, wélke uit die Noord- ®
pool des Aardkloots voort-kwaamen, b het As-punt A al gefórmeert hébben, y pojc.
dat alhier ter réchter-hand ts, doordien ze langs deeze zyde in deeze jleen kwaa-
men in te-dringen, ten tyde doe hy in de myn éérft gefórmeert wierd, wat voor
eenoorzaak,zalmen dóch aan-kunnen-wyzen, door wélke het andere c teegen- ^
over-(taande As-punt A heeft kunnen geformeert zyn geworden, dat zich fuift
Of die plaats bevint te weezen, alwaar d de Zeil-Jteemgeftóffe, die uit het Zui- d Maticre
denvan-daan-kpmt, na alle waarfchynelykheid, noodzaakelyk^een Noord-
pool hadde moeten fórmeeren en te-voorfehyn-bréngen.
Men kan insgelyks ééven de zélve vraag doen, ten opzichte van één der twee
poolen óf As-punten B, van deeze zélve Zeil-fteen; te méér, doordien de
kleene Omtrékyan deeze fteen, de zwaarighetd, om deeze vraag behoor elykop tt
tójfen, maar dés te grooter maakt nademaalhet zoveel temoeijelykervalt, om
wél te kunnen begrypen, op wat voor eene wyze alle deeze vier poolen óf As-pun-
in zulkjen kleenen e ruimte éérft hébben kunnen by-malkandere-koomen, en daar- e Efpace.
na hébben kunnen wérken, gelyk als men waar lykdoor deérvaarentheid bevint
dat ze doen-, naamelyk, op eefietenuitterften leevendige enïbevattelyke wyze
op de twee uitterfle einden of punten van deeze kompas-naald , enz.nbsp;'''
Een-en-twintigfte L j d.
Reede van dit g Ferfchynffel.
Schoon dat dit Verichynffe] in den eerften opflag zo uittermaaten
Zonderiingenbuiten-gemeen fchynt te weezen, dat het, vólgens het
gevoelen van deeze ^IchrandercSchry ver, tenuitterfte moeijelyk zoii-
de vallen, om éénige uitlégginge óf
fchynbaare reede daar van te kunnen
geeven, vólgens de»Onderftéllingen lt; Hypothc-
van wat voor eene i^Wysbegeerte het
ook zoude moogen weezen; zo fchynt
het my échter toe, dat men dit Ver- ^
fchynflcl, vólgens onze Onderftél-
linge, (hypoth^is) heel wél kan ver-
klaaren, en eene genoegzaam ver-
ftaanbaarc cn waarfchynelyke reede
daar van kan geeven. Laat ons dan eens
gaan / onderftéllen , dat twee onder- /Suppofcr.
fcheidene Zeil-fteenen, AOBE en
A9bt,m dat ze een tyd lang in een
ynbsp;zachte
^Phcnomc-
ne.
zachte en weeke ftóffe gedreeven hébben, élkandere dicht genoeg ge-
naadertzyn, om de ééne op de andere te kunnen wérken j als meedoe 5
dat ze zich kort daar-na in zulk een Giftand gezét hébben, die reegel-
récht ftrydig was mét die ftand, wélke ze hadden, êêr ze malkanderen
zo dicht kwaamen te naaderen; gelyk-als men wél aan twee fteenen
ziet gebeuren, zo-wanneer ze alle beide in eene volle vryheid zyn, en dat
de ééne fteen in de £■ kring der wérkelykheid van de andere komt-te-ge-
raaken. Zo-wanneer nu, in vervólg van tyd, deeze zachte en weeke ftóffe
eens kwam verhardt te wérden, tuffchen deeze twee ZeiKfteenenin,en
rondfom dezélve, zo zouden ze te zaamen één Zeilfteen d uit-moe-
ten-maaken, die ten naaften-by zodaanig was,als die Zeil-fteen is, daar de
Heer van Puget ons deeze voorgaande befchryvinge van heeft na-ge-
laaten.
Twee-en-twintigfte L i igt;;
Waarom de Zeil-ßeen het yfer na zich fchynt-te-trék^n.
Om dan weeder tót de e gewoonelyke Ondervindingen van de Zeil-
fteen te keeren i men mérkt wél te récht aan, wanneer mea een ftuk-
«Situation,
iContiairc,
t Spliasra
aftivitatis.
(/Former.
f Eiperienlt;
CCS ordinal'
Ï«,
/Diftance y^^^» cn ccn Zdl-fteen, op een zeekere ƒ afftand van élkandere plaatft,
' dat, in zulk een geval j dat geene van deeze twee lichaamen, het
wélke wél de meefte vryheid heeft, zich aan dit andere lichaam va^
gaat héchten; als meede, wanneer het zich daar éqn-maal aan-vait^
gehécht-heeft, dat men het daar na niet, als mét éénige moeite, wee-
der daar van-af-en-kan-trékken.nbsp;„ „ r» -1 flPhcnomc-
Omnu dit VerfchynlTel uit-te-léggen, zo laat AOBE een ZiCil- „g.
fteen weezen, rondfom wélke ^ de Zeil-fteenige ftófFe on-ophoudelyk ^-Materia
heene-draait, (drmlurt) geduurig daardoor ^ het As-punt B uit-magneuca.
gaande , en langs het As-punt A daar weeder in-trekkende; en laat
BF eenftuk yfer zyn, dat ontrént uit ééven diergelyke^ J^ant'Zuilt-
jes is f te-zaamen-gezét, als dic kant-zuiltjes zyn, daar de Zeil-lteen .Compofc,
vol af is, behalven alléén , dat hunne openingen heel veel wy der en
breeder zyn , als de openingen van dc kant-zuiltjes der Zeil-fteen ;
als meede, dat ze ruim cn breed genoeg zyn, om nóch eenige an-
dere ftófFe te kunnen ontfangen cn bérgen, booven of behalven dc
Zeilfteenige ftófFe. Dat dan zo zynde, doordien de Zeil-fteenige ftofïe, /Pok.
(Matcruhagnctka) dicdoorhet/As-puntBuit-gaat, heel veelmeer
gemak vint, om dwars door het Yfer B F heen-te-gaan, als, om door
de lucht heene te trékken; zo neemt ze ook waarlyk haar wég dwars
door dic kant-zuiltjes heene , daar het yfer uit is te-zaamen-gezcy,
van waarze ook mét ééne, zo veel als het haar moogelyk is, alle de
groove ftófFe van-daan-dryft, die ze aldaar kwam te ontmoeten.
Maar, naademaal het grootfte gedeelte der ^ Zeil-fteenige ftófFe, f Matcnc
terwylze uit het yfer BF uitgaat, weeder in'dc fteen AOBE m-Magncu-
lïioet-trékken , langs het h As-punt A heene ; zo moet ook deeze zcl- ^pj,^^
ve ftófFe mét ééne , als zynde nu reeds al veel vérder van de i kwel- .sourcc.
bron deszélfs af verwydert als het wel noodig is , terwyl zc van het
Yfer B F uit-gaat.zich wél noodzaakelyk langs de kortfte weg daar van
daan * om-buigen,om na het As punt A weeder toe-te-keeren:hct geene ^
ze onmoogelyk op geen andere wyze doen cn kan, als, al hortende en „er.
ftootende teegen de k uitterfte boordjes der pypjes, (Canaaltjes) van
deeze / kant-zuiltjes aan, gelyk-alsnbsp;zyn, daar ze door uit-gaat,' i t'sm«.
en, by gevólge , moet ze ook mét ééne dit zélve yfer BF noodzaa-
kelyk teegen de fteen AOBE aan-ftooten.
Zo-wamieer men nu het Yfer A F op een zeekere afftand (difiance)
van het As-punt A af plaatft , zo zal dc Zcil-ftceni^ ftófFe die uit
het As-punt B uit-gaat, en die, terwyl ze rondfom de Zeil-ftecn quot;'PoIc.
AOBE draaid , {CircuUm) langs het As-punt A daar weeder in-moet
' ^ .nbsp;——Avnbsp;maaken j als
trekken, een'veel grooter« omtrék moeten maaKcn j ais ze„circ«.
wél zoude behoeven te doen,by-aldien der dit yfer met in de weg en was; keru
ook zal ze zich, terwyl ze dwars door dit zélve yfer heene trekt, om
0 reegelrécht na het As-punt A toc-te-keeren, geenfms konnen ont- ^
houden , van teegen p dc uitterfte boordjes der p:^pjes van deeze
q kantzuilties a, b, c, d, aan-te-ftooten, langs welke ze daarm-pBotds.
'nbsp;'nbsp;Y znbsp;trekt, j Piismcs.
ttékt, cn, ^y-gevólge, zal ze ook onvermydelyk het yfèrAFtecgca
' quot; quot; quot; aan-moetcn-dryven.
dc fteen AOB]
K 1—îT quot;quot;inrë-dcïï
? h_s'
Wi
Eévenhetzélvc zaldcr ook nóch al moeten gebeuren, zo-wannccr
men een ftuk yfer, gelyk-als CD is^
op een zeekere afftand vandc^ Eeve-
naars-kring der Zeil-fteen AüBE
plaatft. Want de Zeil-fteenige ftóf-
fe , die uit deeze fteen uit-gaat, door
het As-punt B , om daar langs b het
As-pnnt A weeder in-te-trékken, moet
ncodzaazaakelyk haar wég neemen,
dwars door dit ftuk yfer heene; dit nu
en kan zc on-moogelyk niet doen, zon-
der mét ééne teegen c dcuitterfte kant-
jes der pypjes (canaaltjes) van de d kant-
zuiltjes aan te ftooten, langs wélke zg
daar in-trékt ; als meede, teegen dc
uitterftc kantjes der pypjes van die.
kant-zuiltjes aan , door wélke ze
daar
«^Equator.
IPoïe.
t Bords.
A Piùm«.
daaïuit-trekti en, by-gev61gc , zonder mét ééne dit yfer teegen dc
Eevenaars-kring (l^ralr) van de Zeilfteen A O B E, aan - te ■ dry ven.
Drie-en-twintigftc L i d.
Vit wat reede de Zeil-fleen veelmeer yferna zich trékt, doorde As-punten
(Poli) deszélfs, als hy wél komt-te-doen , door zyn Eevenaars-krwg,
(.Equator.}
Men moet échter dit onderfcheid hier omtrént wél in-acht-nee-
men, dat het yfer heel veel ftérker teegen een van de twee poolen
ófAs-punten der Zeil fteen AOBE vatt-gehecht moet blyven, als
het zulks wél teegen ^ de Eevenaars-kring deszelfs zal-koomen-te-
doen doordient; dc Zeil-fteenige ftóff-c, d.e daar door het As-punt i Mater,..
amp; rekt om daar langshet . Af-punt A weeder in-te-koomen haar -gnen«.
Wég neemt, door alle de bedénkelyke middag-krmgen (Mertdtens
imminables) van dcczc Zeil-fteen heene, op zodaanig eaic wyze, dat
'er niet anders als eene heel kleene d meenigte van deeze ftófte en is,dic ^Qujiuitc'.
dwars door het yfer CD heene gaat, en die het daardoor na deZ.eil-
AOBE toe-komt-te-pérflen.-
Vier-en-twintigfte Lid.
Waarom de Zeilfteen aan het yfer naadert.- •
Door ééven dezélve reede , die het yfer aan de Zeil-fteen doet nai- quot;
deren, zo-wanneer'thetyferalléén is, datmeenvolkoomevryhcidis
moet deZ eil-fteen insgelyks ook na het yfer toc-koomen zo-wanneer
het de Zeilfteen is, di? alléén in vryheid is, endathy me eeneopeen
zeekere . afftand van het yferafisgcplaatft: en, by-gcvolge, zo moet cDiftauce.
een ieder deezer twee lichaamen ontrént ter halver weege koomen.
^vannecr ze alle beide in een eeven-gelyke ftaat zyn geftelt^ om zich ■
na malkandere toe te kunnen beweegen.
Vyf-en-twintigfte L i d.'
Waarom de ééne Zeil-fteen de andere komt-te-naaderen.
Het is eindelyk nóch al door ééven dezélve reede , dat de ééne ^^^^^
Zeil-fteen de andere komt-te-naaderen , zo dra als de eei.e in j ae
aftivitatis.
kring der wérkelykheid van dc andere korot-te-geraakcn, Ichoondat
ze malkanderen op vérre na zo wél nóch ookzofterk met en kunnen
naaderen , als een ftuk yfer wél na de Zeil-fteen toe-komt j doordien
1 dc Zeil-fteenigc ftóffe zo kort een wég niet cn behoeft te neemen,
Yjnbsp;ter-qu5,.
-ocr page 202-terwyi-zcuitde ééne Zeil-fteen na de andere toe-gaat, als ze wél doen
moet, terwyl zc uit het yfer uit-trekt, omna de^il-fteentoc-tc-
keeren , daar dit zélve yfer aan-vaft-is-gehécht.
Zés-en-twintigfte Lid.quot;
Vit wat reede twee Zeil-fieenen malkandere wég-dryven.
Wanneer men zé^d , dat de ééne Zeil-fteen dc andere moet naadc-
ren, zo dra als de ééne in a de kring der wérkelykheid van de andere
komt-te-geraaken ; zoonderftélt men mét ééne, dat de Noord-pool
van de ééne fteen teegen de Zuid-pool van de andere is aan-geftréktgt;
want, by-aldien het teegendeel hier van komt-te-gebeuren, dat is,
indien alle beide de Noord-poolen , óf alle beide de Zuid-poolen,
vlak teegen élkanderen over-kwaamen-te-ftaan; in zulk een geval, wél
vérre daar van daan, datze malkatideren éénigfins zouden naaderen,
moeten ze veel êêr van élkandere vlieden, en, zo doende, malkande-
re wég-dryven.
^Sphsera
adivitatis.
De reede van dit alles nu en is heel niet moeijelyk om uit-te-vin-
den. Want, zo-wanneer de twee Noord-poolen na malkanderen
zyn toe-gekcert, zo komt de Zeil-fteenige ftóffe, die mét een groot
^ gewéld uit dc Noord-pool van één deezer twee fteenen uit-gaat,
f reegel-récht die ftóffe te ontmoeten, wélke mét ééven zo groot een
gewéld uit de Noord-pool van dc andere fteen uit-trékt} waaruit dan
ook noodzaakelyk moet vólgen , dat ze overmydelyk, in zulk een
geval, van élkandere zullen moeten af-wyken, ten naaften-by , éé-
ven als twee d wind-bóllen , óf blaas-balken , zouden doen , wéllic,
beide in een ééven volkoomene vryheid zynde , hunne winden ook
reegel-récht teegen élkanderen zouden aan-blaazen. Wanneer nu
de twee Zuid-poolen na malkanderen zyn toe-gekeert, zo komt ins-
gelyks dc Zeil-fteenige ftóffe , die mét een groot gewéld uit de
Noord-pool vanéén deezer twee fteenen uitgaat, ƒ reegel-récht die
ftóffe te ontmoeten , wélke mét ééven zo groot ccn gewéld uit de
Noord-pool van de andere Zeil-fteen^ uit-trékt j waaruit dan al mee-
de noodzaakelyk moet vólgen, dat deeze zélve twee fteenen, in zulk een
gcval,onvermydelyk van élkandere zullen moeten af-wyken. Ja dat mêêr
is, zo wél in het ééne als in het andere deezer twee gevallen, wérd'er
noodzaakelyk een bekwaame plaats toe vereifcht, in wélke de Zcil-ftcc-
nige ftóffe , vryelyk, cn zonder éénige moeite, rondfom deeze Zeil-
fteenen kan h heene-draai jen , om in de Zuid-poolen van dezélve in-
te-konnen-dringen, terwyl ze door de Noord-poolen der zélve daaï
weeder-uit-gaan.
h Itlipctuo
fite.
( Direde-
ment.
rf'Eolipi-
les.
f Matcria
magnetjca.
/Direâe-
niciit.
g Impetuo
fite.
i Circuler.
Zee-
-ocr page 203-Zeevcn-en-twintigfte L i D.
IVaarom twee Zeil-ßeenen zich aan élkandere moeten vertoonsn, mét a vlaken Gontrai-
teegenßrydigepoolen éf As-punten,
Men moet ook hier ter plaatfe wél aanmérken, dat die Zeil-fteen,
^'ï^élke in een ganfch volkoome vryheidis, niet alléén noodzaakelyk
Van die fteen en zal moeten afwyken; die érgens aan vaft is, zo-wan-
ncer hunne Zuid-óf- Noord-poolen na genoeg by élkanderen zyn,
maar , dat hy zich nóch daar-en-booven ineen b ftand zal moeten ftél-
len, die vlak teegenftrydig is mét die ftand, wélke hy van te vooren
hadde - want der is heel veel waarfchynelykheid van goede reede.
Waar uit men wél befluiten kan, dat één en dezéive Zeil-fteen
geenfins ovcr-al ééven goed óf krachtig en kan weezen: dat is , dat
hy op alle plaatfen niet ééven zeer mét * kant-zuiltjes vervult en is;
en , by-gevólge , dat ook de Zeilfteenige ftófté geenfins over-al in
één en dezéive overvloed, en mét één cn het zélve c geweld, en kan
in-dringen óf uit-trékken ; waar uit dan ook zonne-klaar moet vol-
gen, dat die Zeil-fteen , wélke in eengantfch-volkoome vryheid is,
ook het éérfte van de andere fteen moet beginnen afte-wyken, na die
kant toe , uit wélke d de zeil-ftcenige ftóffe uit deeze twee. Zeil-
fteenen in de grootfte overvloed , en mét het meefte gewéld , komt
yit-te-gaan, S'daar ze mét de grootfte fnélheid weeder in-trékt, en,
dat zich die zélve fteen ook op deeze wyze noodzaakelyk in eene vlak
teegenftrydige ftand zal moeten ftéllen.
Acht-en-twintigfte L i n.
Vit ^vat reede twee onderfcheidene Zeil-ßeenen , die boeven malkanderen
inde vrye lucht zyn op-gehangen, altyd ééne en dezéive Mtddag-kxingen
(Meridiens) aan élkandere zullen vértoonen.
Het is ook ifit ééven die zélve reede, dat twee onderfcheidene
2«il-fteencn , zo-wanneer de ééne fvlak booven de andere wérd op-,neiu.
gehangen , op zodaanig eene wyze, dat de Noord-pool van de éene
ileen Ha de Zuid-pool van de andere is toe-gekeert, altyd eene cn
dezéive middag-kringen (Meridiens) aan élkandere zullen vertoonen
Want g de zeilfteenige ftóffe , die uitéén van deeze twee Zcil-fteenen^,g„e.
uitgaat, en trékt daar geenfins over-al in één en dezelve overvloed , „quc.
cn mét één en het zélve fgewéld weeder in; en, by-gevolge, moet ze ê impetuo-'
ook de andere Zeil-fteen op zodaanig eene wyze doen draanen , dat
ïe daar op haar meefte gemak weedcr kan in-dringen, volgens die , impeta«-quot;
«laatc van overvloed óf» kracht die zc beeft daï is, dat de zeil- c^é.
ftCC'
res.
ii situation,
contraiic. ■
* Prismes,
clmpetuo
fité.
J Materia
aaagnciica.
/Situation
contraire. -
ftcenigc ftóffc de Zeil-fteen die in vryheid is zodganig doet. draaijen,
dat dien óort van één'deezcrtwee Zeil-fteenen, daar ze in de groot-
fte overvloed, en mét de grootfte kracht door uit-trékt, récht-tcegen-
oycr dien oort van de andere Zeil-fteen koome - tc - ftaan , daar deczc
zélve ftóffc insgelyks in dc grootfte overvloed, cn mét dc grootfte
kracht door uit-trekt. Waar uit dan ook vólgd, dat deeze zélve twee
ftecnen altyd óp ééneen dezélve wyze na ma kanderen zullen toe-ge-
keert weezen , óf liever, het geene t'éénemaal één cn Iict zélve is,
datze geftaadig ééne , cnrdezéve a Middag-kringen aan élkandere
zullen moeten vertoonen.
Uü wat reede de Zeil-fieen geenfins alltrhande foorten van Iichaamen^
zonder e'énig onderfcheid, na zieh en ksmt-te-trékken.
Het cn zal ons ook geenfins moeijelyk vallcn,om hier ter plaatfe reede tc
geeven, waarom de Zeil-fteen geenfins allerhandeloortcn van Iichaa-
men, zonder éénig onderfcheid, na zich cn komt te-trékken. Want,
doordien de zeil-fteenige ftóffe ten alleruitterftc fyn en dun is,quot; zo en
kan men zich ook mét geen reede éénigfins daarover verwonderen, dat
ze door mecft alle Iichaamen heel vryelyk komt heenc-te-gaan, zon-
der zich érgens aan op-tc-houden. Deeze ftóffe nu, terwyl zedoor
dic Iichaamen heene gaat, en komt zich daarom gecnfins van dc Zeil-
fteen af te verwyderen , daar ze van uit-gaat, gelyk-als ze wel ge-
noodzaakt is te doen , zo-wanneer ze door hetyièr komt ^heene-tc-
dringcn en, by-gevólgc , vind ze zich ook niet gedwongen ,om tee-
gen de c dc uitterfte kantjes der gaatjes aan-te moeten-ftooten daar
zedoor uit-trékt, óf altyd ten minften , wanneer zulks al komt-tc-
gebeuren, zo ftoot ze daar ^^ op alderhande manieren tcegen-aanj
dat is, dat ze deeze zélve Iichaamen nét zo veel na de Zeil-frecn
komttoe-te-ftooten, als zc die daar-van-daan - dryft: waar uit dan ook
tenuitterften. baarblykelyk is, dat de Zeil-fteen alle zulke Iichaamen
onmoogelyk niet cn kan, ofgcenfins moet na - zich - trékken.
Op wat wyze twee Zeil-fleenen malkanderen éérfl kunnen wég-dry ven,
en daar-naweederna-zjch-trék^en, door ééneen dezélve poolen ófAs-pmten.
Heten zal ons nu ook vérders geenfins moeijelyk vallen, om reede tc
geeven, waarom twee Zcil-ftcenen élkanderen éérft kunnen wég-
dryvcn, en dgar-na weeder na-zich-trékken, door ééne en dezélve
0 Metl-
diens.
iPuflcr.
«Bords des
Pores.
J En tout
fens.
«Evident,
poolen óf As-punten. By-voorbeeld , zo-wanneer men de Noord-
pool van een heel krachtige Zeil-fteen van vérre na de Noord-pool
van een heel zwakke fteen toe komt-te-houden, zo zal men de zwakke
Zeil-fteen aanftonds te rugge zien wyken; ook en is zulks in t'geheel
niets zéldzaams, daar men zich mét reede veel over kan verwonderen.
Maar, wanneer men nu deeze zélve Noord-pool van de krachtige
Zeil-fteen eens fchielykheel dicht aan de Noord-pool van de zwakke
Zeil-fteen komt-te-houden , zo zal men deeze zélve zwakke fteen
Voort mét zyn Noord-pool na de Noord-pool van de krachtige Zeil-
fteen toe zien naderen; het geene alléén daar van daan komt, doordien
« de Zeil-fteenige ftóffe, die mét een over-groot b gewéld uit de krach- „ Matfrii
tigfte Zeil-fteen uiftrékt, in dit geval, alle die ftóffe weeder mét magnetica;
zich te-rugge-doet-keeren, wélke niet anders als heel zwak en lang-^ impttaa-
Zaam uit de krachtelooze Zeil-fteen te-voorfchyn-komt; waar door
dan ook, by-gevólge, komt-te-gebeuren, dat deeze zélve ftóffe, de
poolen óf As-punten van de zwakke-Zeil-fteen veranderende, dat is,
de Noord-pool deszélfs in een Zuid-pool, en de Zuid-pool deszélfs in
een Noord-pool doende verkeeren, daar door de zwakfte Zeil-fteen
nade krachtigfte toe komt-te-dryvcn., voor-en-ahêér dat deeze zélve
krachtelooze fteen de tyd ter deege kan hébben, óf zich in ftaat kan
ftéllen , om van die krachtige fteen éénigfins af-te-wyken.
Een-en-dercigfte L i d.
Rede van verfcheidene andere c Ondervindingen.
Men zal nu ook heel gemakkelyk reede-kunnen-geeven.
Foor eerd -, Wanneer men een Zeil - fteen op zodaanig eene wyze
komt door-te-fnyden, dat de vlakte der fneede {fUn delà feston) d eeven-
^vydig aan de As is; uit wat reede, in zulk een geval, deeze twee
deurgefneedene ftukken als-dan e een ftand koomen aan-te-neemen,
die reegelrécht mét die ftand ftrydig is, wélke deeze twee ftukken
Voor de tyd hunner onderlinge ƒ deelinge hadden. Want deeze twee
ftukken en zyn, na hunne deelinge, niets anders, als twee.onderfchei-
dene zeil-fteenen.
Ten tweeden-y Waarom een ieder deezer twee ftukken, na dc^ eeven-
reedentheid van de grootheid derzélve, nét zo veel kracht moet héb-
ben, als de geheele fteen, voor de deelinge deszélfs, hadde. Want
A de zeil-fteenige ftóffe moet wél noodzaakelyk verminderen, nade
eevenreedentheid der grootheid van het ftuk.
Ten dérdenzo-wanneer men een Zeil-fteen op zodaanig eene wyze
komt door-te-fnyden, datïde vlakte der fneede eevenwydig aan de
Asisi uit wat reede, in zulk een geval, de twee punten, dieélkan-
cErpcticii-
ces.
^Parallèle
à l'axe.
«Situation
contraire.
ƒ Divifion.
^Propor-
tion.
^Matière
Hiagnc-
tiquc,
) Plan Je-
lafcaion
Toit pcrpea-
«i'culairei
laïc.
dere voor deeze deelinge onmiddelyk kwaamen-te-raken, na die zél-
ve deelinge twee onderfcheidene poolen óf As-punten koomen-te-
wérden.
Tenvierden-, Waarom een ieder deezer tweeftukken, na de eeven-
reedentheid van de grootheid derzélve, veel mêêr kracht moet hébben,
als de geheele fteen, voorde deelinge deszélfs, hadde. Wantde
doeninge óf roeringe des zeil-fteenige Itófte en kan óf moet geenfins zo
(Grandeur. verminderen, als de eevenreedentheid c der grootheid van het
'ftuk wél komt-te-bedraagen: en het is ook door ééven deeze zélve
reede, dat een kleene fteen in 't gemeen veel méér krachts heeft als
een groote, na de^^eevenreedentheid van de grootheid deszélfs.
Ten vyfden-, Waärom een heel groote Zeil-fteen, alhoewél hyzwak
is, zyn kracht óf roeringe heel veel vérder komt uit-te-ftrékken, als
een kleine fteen wel kan doen, fchoon dat hy heel krachtig is. Dit
allesnu kan veel te gemakkelyk verklaart wérden, om ons éénigfins daar
meede op-te-houden.
Twee-en-dertigfte Lid.
Dat de verwonderens-waardigfe eigenfchap van de Zeil-fiecn daar in be-
ßaat,. dat hy zyn kracht a,an het yfer kan meede-deelen. (aimanter le fer.)
De verwonderens-waardigfte eigenfchap van de Zeil-fteen beftaat'
daar in, dat hy zyn kracht aan het yfer meede-deelt, zo dra als hy
het maar komt aan-te-raaken; óf ook, wanneer men mét het yier
maar tót op een zeekere afftand van de Zeil-fteen naadert: want men zal
alsdan bevinden, dat dit yfer, het geene men zégd door deeze aanraa-
kinge de kracht van de Zeil-fteen aan-genoomen te béhhcn,(avoir/te'at-
manté.) twee onderfcheidene poolen óf As-punten heeft, die zich, ééven
«Poles m»- als de Zeil-fteen zélfs , na de f zeil-fteenige As-punten des Aardkloots
gnetiques. toe koomen-te-draaijen; het tilt een ander ftuk yfer op, en het zét
daar een gedeelte van die zélve kracht weeder aan over, die de Zeil-
fteen zélfs voor heene aan het yfer hadde meede-gedeelt; het doet
/ Aimanté. weeder in teegendeel een ander ftuk yfer van hém af-wyken, dat ƒ aan
^Sembla- de Zeil-ftecn isgeftreeken, zo-wanneer hunne^ gelyke poolen óf As-
bl«- punten na-malkanderen-zyn-toe-geftrékt, enz.
Drie-en-dértigfte L i d.
b Aimanter Op wat wyze de Zeil-ßeen h zynk^acht aan het yfer kan meede-deelen, en
»■quot;(^lalitez ^^^^ ^ hoedaanigheeden deszélfs daar aan kan over-zétten.
Lnquot;!^*^^ Om dan nu reede van zulk een ^Lverwonderens-waardigen lgewrócht
/EfFet. te geeven, zo Iaat AOBE een Zeil-fteen weezen, en laat BF een
ftuk
l-
«Propor-
tion.
b Adlion.
J Propot'
tion.
ftukvfer zyn, dat tegen één der poolen óf As-punten van deeze Zeil-
fteen aan-raakt, gcTyk-als, by-voorbeeld, teegen de Noord-pool
deszélfs aan. Zo zal,nbsp;, / a
VooréérA-y ^ De zeil-fteenige ftóffe door dit zelve Noorder b A^ ^ Matiere
punt mét veel méér c kracht moeten uit-gaan, als óf'er dit yfer BI magneti-
niet ontrént en was, doordien de gehee e ftóffe, die door de Zeil- que.
fteen AOBE verfpreit was, en die heel veel mêêr gemak vint, om ^
haar wég dwars door dit yfer heen-te-neemen, als, door de lucht,
die haar van alle kanten omringt, zich ontrént dit zélve d As-punt ^poi«.
t'éénemaal bv-een-komt-te-verzaamelen.
....... ......■.. '■••.. quot;■•..quot;••.quot;*lt;
........
.....
Tentweeden, De zeil-fteenige ftóffe zal, terwyle ze dwars door dit
yfer heene-Paat eelvk-als óf het een canad was, waar van de lucht
L Wdquot; MiLnbsp;^o veel als ^et haar ^^^
allediegrooveftóffemoetenwég-dryven,weUcezichtuffchen.de^
zuiltjes m bevontteweezen, daar dit yfer uit is te-zaamen gezet gt; en
Wélvoornaamentlyk,by-aldienmendit zélve ftukyfereengeruimentyd
lang aan deeze Zeil-fteen laat vaft-gehécht blyven.nbsp;_nbsp;/•Materia
Ten derden. Het grootfte gedeelte van deeze ƒ zeil-fteenige ftotte, magaetica.
Z i
-ocr page 208-die langs a,h,e,d, uit het yfer uit-trékt, zal noodzaakelyk wccdernadc
Zuid-pool van de zeil-fteen toc-mocten-keeren.
Ten Vierden. Het overfchót van deeze ftóffe, die, in een kleene
meenigte langs e^ftg, uit het yfer uit-trékt, zal daar noodzaake-
lyk door h,iykjil,m, weeder moeten in-keeren, dewyle b de zeil-ftee-
nige ftóffe, die, in een groote overvloed, en mét c heel veel kracht;
langs a,b,c,d, uit dit yfer uit gaat, om weeder na de Zeil-fteen
toe-te-keeren, geenfinseengenoegfaame ruime plaats open-laat, aan
de zeil-fteenige ftóffe, die doorf,/,jj, uit het yfer uit-trékt, om
d van-gelyken weeder na de Zeil-fteen zélfs toe-te-kunnen-keerenquot;:
waar uit dan ook onvermydelyk moet voort-koomen, dat deeze zélve
ftófte, voort-gedreevcnen e wcêrom-geboogenwérdende na hetyier
BF toe, door dieftóffe, wélke langs a,b,c,d, uit het yferuit-gaat,
genoodzaakt wérd, om, door b,i,k.,l.,m,daar al weeder in-te-moeten-
keeren, en, by-gevólge, om geftaadig rondfom dit zélve yfer/heene-
te-nioetcn-draaijcn.
En eindelyk mz Vj/fden; zo-wanneer men dit ftuk yfer van de Zeil-
• fteen af t komt-te-plaatfen, zo zal men bevinden, dat het een gedeel-
te der zcil-ftcenige ftóffe, die rondfom dit yfer heene-draaid, ter-
wyle het daar noch aan vaft-gehécht was, aan deeze zélve Zeil-fteen zal
koomen-tc-ont-trékken : dit gedeelte nu der zeil-fteenige ftóffe,
wélke dit yfer aan de Zéil-fteen komt-te-ont-trékkcn, h achtervolgen-
de mét rondfom het yfer hecne-te-draaijen, moet daar noodzaakelyk
alle de i eigenfchappen van een waarachtige Zeil fteen aan m.cede-deelenquot;
en over-laaten.
Zor wanneer nu het yfer AF-aan de Zuid-pool van deZéil-ftccn
AOBEv;érd vaft-gehécht, door wélke men onderftélt dat de zeil-
fteenige ftóffe wceder in de Zeil-fteen in-trékt, na dat ze uit dit yfer is
uit-gegaanj zo zal een groot gedeelte van deeze zélve ftóffe, die langs
a,b,c,dy in het yfer in-trékt, om na de Zeil-fteen AOBE toe-te-
gaan, zo wél ter-réchter-als ter-ftinkcr-hand, daar van daan moeten
^yerftrooijen enwég-geraaken, voor-en-al-êér ze tot aan de Zeil-fteen
zélfs toe-kan koomen voor eerft, doordien de zeil-fteenige ftóffe, wél-
keals eenzcekerefoörtvan/eenvloeijendeftóffeis, ófliever, dieecni'
ger-maate na een m ftérke ftraal óf ról van waater gelykt, wélke mét
groote kracht uit eene on-eindige meenigte van heele kleene builjes
uit-fpringt, heel veel zwaarigheid vint, om door de mzxmccanadtjes
der «Kant-zuiltjes van de Zeil-fteen daar in-te-konnen-dringen, ter-
wyle ze uit de ruime en breede canaalen der kant-zuiltjes van het yfer uit-
komt; enten tweeden y dewyle o de zeil-fteenige ftóffe, die doorheb
midden van dit yfer door-gaat, on-ophoudelyk die ftóffe komt voort-
te-ftou wen en van zich af-te-dryven, wélke ontrént p dc Omtrék vao
het yfer is: waar door het dan ook komt-te-gebeuren, dat een gedeelte
der
a Quantité
if Matiete
magnéti-
que.
tliiipctuo-
fite'.
«/Pareille-
ment.
«Pvcflechie-
/Circuler.
f Eloigner
g Materia
b Conti-
nuant à
circuler.
j Qualite'z.
4 S'écartcr.
/Liquide.
m Jet ou
cylindre
d'eau.
»Prifmes.
« Matière
magneti-
qu».
p Circonfe
rence.
der zeil-ftccnige ftóffe, die langsnbsp;in hct^er AF in-trékt,
genoodzaakt wérd, om door fe, t, k /, w, daar weeder uit- te- moeten-
irDoquot;nbsp;»
dooruithetyfer AFuit-gant,al zonbsp;icïrcuia-
der komt-te-ontmoeten, wélke uit de Zeil-fteen A O B E uit-trekt, om
na het yfer A F toe-te-gaan; zo wérd die ook met eene daar door weg-
gerukt en voort gedreeven, naar.,/,,-, toe, door welke doorgan-
gen ze genoodzaakt wérd om al weeder op een nieuw in het yfer A t in-
te-moeten-dringen, en, op deeze wyze, een geftaadige^ Ommeloop
londfom dit yfer te-moeten maaken.
Men moet ook hier ter plaatfe wéU aanmerken, Jit de lengte en diiae ^^^
vanhetftukyfer, daar men de kracht van de Zeil-fteen wil in-drukken, .p.op«,^
(aimanter) éénige f gelykvórmigheid óf over-een-komfte moet heb-onuc«.
.....................................
Vier-en-dértigfte -----
n .nbsp;r ren üuk ffer z.o (iérk.dan de Zeil-fteen kanftrjken, en ^ Aimanter
xjilki te dçen.
Tlaatfe wéU aanmerken, dat de léngtc en dikte
len de kracht van de Zeil- fteen wil in-drukken,. proporti-
. « • t ir ______ripK»
-ocr page 210-«Grandeur, * dc4grootheid van de Zeil-fteen zélve, zo-wanneer men
hébben wil, dat, dit ftuk b yfer.zo veel kracht van de Zeil-fteen zal
h Aimancé ontfangen als het éénigfins moogelyk is : want, by-aldien dit ftuk yfer
autant al te dik is, zo is het t'éénemaal on-bekwaam om de kracht van de
^ujiiepeut Zeil-fteen te kunnen ontfangen, (il ne f^auroit être aimante') doordien
tCiîconfc- zeil-fteenige ftóffe, dic ontrént c de omtrék van de ról {cylindre)
rence. dicr ftóffc is, wélke daarin dringt, terwylze door de Noord-pool van
de Zeil-fteen AOBE daar uit-trékt, voort-gedreeven wérdende
rf Cylindre, door dc ftóffc die in het midden van deeze d ról is, in de plaats van
...........
«reegel-recht haar weg te kunnen achtervólgen, veel-êér genood-
zaakt wérd, om, zowélterréchter-alster-flinker-hand, van/dccze
réchte wég af-te -moeten-dwaalen, by-na zo haaft als ze maar uit
te-voorfchyn4comt; ten naaften-by ééven als men aan een
fué, weid uit een buis komt uit fpnngen.By-gevolge kan dan ook de zeil-ftee-
nige Itofle, die langs e, /, g, uit de Zeil-fteen AOBE uit-trékt,
ten
t Directe-
ment.
/Détour-
ner.
I Pole.
ten naaften-by mét zo groot een kracht en gewéld, als dre ftóffe doet,
Wélke door h, c, d, daar uit-gaat, onmoogelyk niet na de yfere kloot BF
toe-gedreeven wérden; maar ze zal veel êêr, een genoegzaam groote
« ommeloop neemende, éénig middel zoeken te vmden, om, mét «Tour.
de andere overige ftóffe, wéér na de Zeil-fteen A OB Etoe-te-keeren}
en zulks alles wél zo veeltehchterengemakkelyker, als het yfer meer-
der dikte heeft, na dei-eevenreedentheid van de lt;; grootheid der Zeil-
fteen zélfs; gelyk-als zulks alles heel gemakkelyk tebegrypenjs, zo- J^^^ror
Wanneer men zyne gedachten maar mét éénigenérnft en aandacht over
deeze zaaken ter deege laat gaan.
Men zal zich dan ook in geenen deele daar over moeten verwonderen,
Wanneer men bevint, dat een ftuk ftaal óf yfer, dat al-te-dik is, on-
moogelyk niet d aan de kracht des zeil-fteens deelachtig gemaakt
en kan 'wérden; want het is, in dit geval, t'éénemaal onmoogelyk, .
om éénig gedeelte der ^ zeil-fteenige ftóffe, hoe gering het ook zoude ^^^^^^
nioogen weezen, rondfom dit dikke ftuk yfer te kunnen f doen draaijen.,
mageti-
que.
yCirculcr,
rcrfcbeidene g Oitdervindingen, wélke de h uitlégginge bevéfli^en, die
, (in de drie voorgaande Leeden deezes ]:looiè-deQ\s)gegeeven hebben, g Expcrien-
quot;»^aarom een Zeil-fteen alle zjyne i krachten aan een ftuk.)[er meede-deelt en ces.
o^er-z-ét, dat daar teegen-aan-wérd-gehouden. _nbsp;tioin^ '
i Vertus.
Een groote meenigte van heel ^ naauwkeurige ondervindingen
is'er, die deeze onze uitlégginge, aangaande de Zeü-fteen diewy
drie naajl-voorgaande Leeden deezes Hoofd deels, ter-needer geßelt- hebben,
t'éénemaal koomen bevéftigen, enkracht-by-te-zetten; als
f^oor éér}; Een Zeil-fteen, na dat hy / zyn kracht aan onderfcheidene
ftukken yfer óf ftaal heeft over-gezét, verheft daar door heel veel van' Aimantc'.
^yn voorige?» kracht en ftérkte. De Heer Joblót, die by de geleerde
veel «achting heeft verkreegen, door zynenaauwkeurigeondervin-^^j^
dingen, die hy dikmaals, in't openbaar, aangaande de Zeil-fteen,
heeft in't wérk-geftélt, verzeekert ons dies-aangaande, dat zjn eige
2«il-fteen , die, behoorelyk gewaapent zynde , in 't gemeen wél
^eegentien óf twintigponden gcwichts^'^nykrkzno'p-h^^xtx-i' ichoon dathy
=2élfs niet mêêr twaalf oneen en weegt, niet mêêr na-zich-en-kan-
trékken, als ontrént dértten óf veertien fanden gewicht s, na dat hy veele
ftukken yfer daar meede heeft geftreeken, en dc kracht des Zeil-
fteens daar-aan over-gezét j (aimanté) maar dat hy echter m t ge-
nieën zyn voorige kracht wél wéêr-aan-neemt, in de tyd van acht óf tien
«Waagen.nbsp;_
Tm
ur.
Vyf-en-deitigfte L i d.
Ten tweeden-. Een Zeil-fteen verlieft niets ter waereld van zyn
voorige a kracht óf ftérkte ,al raakt hy nóch zo veele klooten óf ftuldcen
yfer aan, die al-te-dik zyn.
len Derden-, de Aarde kan wél inéén b oogwink een dikke en lange
ftaaafyfer cméteen zeil-fteenigekracht verzien, die de ftarkfte enbé-
fteZeil-fteen, daar men nóch ooit van heeft geweeten, onmoogelyk
geen zeil-fteenige kracht en zoude kurmen by-zétten: (aimanter) zulks
nu kan men heel klaar gewaar wérden, zo-wanneer men métzulk een
ylëre ftaaf heel dicht by een Kompas-naald komt-te-naaderen; v^zant,
fchoon dat men al mét een Zeil-fteen zodaanig een ftaaf heeft aan-ge-
raakt, zo en is hy échter geenfins krachtig genoeg , om éénige de
minfte kracht aan deeze yfere ftaaf meede-te-kunnen deelen ófby-zét-
ten, het zy dan, om deeze Kompas-naald éénigfins iets ófwat na zich
-te-trékken, ófvan zich af-te-dryven; in de plaats dathy, zo-wan-
rfPerpcn.
diculaire-
nicnt.
t Excrcaii-
te'.
/Vertu.
g Pole op-
polé.
iBout.
t Venu.
Pole op-
pofé.
I Iiiflaiit.
m Maticre
magiicti-
que.
tl Experien-
ce.
»Materia
magnetica.
toe
neer men zulk een ftaaf yfer vlak lootlyniglyk komt op-en-néér-tc-
hangen, deszélfs ééne e einde, datnade Aardeis-toe-gekeert, en dat,
in deeze Noorder-gewéften des Aardkloots, /de kracht van een Zuid-
pool komt aan-te-neemen, het punt der Kompas-naaide, dat de kracht;
van dezéive Zuid-pool heeft,van hém af-zal-dry ven,en ter zél ver tyd mét
ééne het andere punt van deeze zélve naaide , dat de kracht heeit van
g het teegen-over-ftaande As-punt, na-zich-toe-zal trékken. In tee-
gendeel zal men bevinden, dat het andere h einde van deeze ftaaf, liet
geene het vérfte van den Aardkloot afis, en dat, in deeze zél v.c
Noorder-gewéften des Aardkloots, i de kracht van een Noord-pool
komt aan-te-neemen, het punt van deeze Kompas-naaide, dat de
kracht van dezéive Noord-pool heeft, van hém af-zal-dryven , en dat
het dat punt der Kompas-naaide na zich-toe-zal-haalen, het geene de
kracht heeft van het /^teegen-over-ftaande As-punt. Vérder is het een
zaak die ten alderuittcrftcn aanmérkens-waardig is, dat men de poolen
óf As-punten op dat zélve / oog-wink geduurig kan doen veranderen;
als men de ftaaf maar het onderfte booven-komt-te keeren; hetgeene
nérgens anders van-daan cn komt, als alléén, doordien m de Zeil'
jteenige ftóffe 5 die geduurig rondfom den Aardkloot draait, {circuleert)
alle die ftófte voort v/eederte-rugge-doet-keeren, wélke langs deezs
fraaf heene-vloeide. Hoegrooterendikkernu zulk een yferc ftaaf is,
hoe gevoeliger men ook deeze n Ondervindinge zal bevinden te wee-
zen; zodaanig zélfs, dat men bevinden zal, zo-wanneer deeze ftaaf
heel lang en heel dik is, dat hy deeze zélve Konipas-naald mét zulk een
groote kracht-na-zich-toe-zal-trékken, ófvan hém af-zal-dryven,dat hy
deeze naaide verfcheidene keeren op haar fpil zal doen rondom-draaijen.
len vierden-. Een yferkan wél, aan een Zcil-fteen ; die heel
ftark is; een geheele kloot van Zeil-fteen óf van yfer, onttrekken.
Want, dewyle i^le zeilfteenige ftófte, die door de Noord pool van dc
« Vertu,
I Iiiflant.
(Aimanter.
Zeil-fteen AOBE uit-gaat, en die daarvandaan weeder in de Kloot
C in-trékt, het zy dan dat die van yfer ófvan Zeil-fteen is, niet mêêr uit
deeze Kloot uit-en-gaat, om na de Zuid-pool van de Zeil-fteen AOBE
weeder toe-te-keeren, maar, dat ze veel êêr 4 reegel-récht na het yfer ^
D F roe-gaat; zo en is 'er niets, dat de Kloot C kan noodzaaken, om aan
deeze Zeil-fteen vaft-gehécht te moeten blyven: en, door dien dc zeil-
fteenige ftófte, die langs uit het yfer uit-gaat, daar weeder door h, i,
4,/, w, in-tréckt,om rondfom b de Kloot C en het yfer DF te c draaijen,zo i, bouIc.
moet ze deeze zélve kloot wél noodzaakelyk aan-dringen, omaanhetcCuculcr.
..........\ : '
...............
yfer DF vaft-gehécht te moeten blyven Ja zélfs,by aldien deZeil-fteen al
heel veel kracht heeft, zo zal échter de Kloot C de Zeil-fteen wél moeten
verlaaten, om zich na het yfer D F toe-te-bcgeeven, fchoon dat dit yfer
d Boule.
al iets óf wat van d Kloot uf mocht verwydert weezen, gelyk-als de .Gatier
... _______l^l^rt»«
m
ivio Ui WÜL van U J.V1WVJ1. ainbsp;----- J------ - ^ LJJ
on-wraakbaare érvaarentheid zélve ons zulks zonneklaar komt aan-te- magneci-
wyzen; waar toe ook.de zeil-fteenige ftóffe zélft heel veel kanfhel- que.
pen, mét deeze Kloot, door defzélfs^ vloed, nadityfertoS-te-dryven./J-«quot;quot;.-
Want de zéil-fteenige ftófte, uit de fteen te-voorfchyn-koomende,^ Courant,
gelyk-als een ftérke ftraal waater, die uit een naauwe fepyp uit-fpringt, ^ canai.
Aanbsp;en
-ocr page 214-en kan onmoogelyk de canaaltjes óf pypjes van a de kant-zuiltjes dei^
h Kloot zo wélniet lt;7 ontmoeten, óf ze komt échter nóch altyd éénig-
fins teegen de d uitterfte kantjes óf boordjes derzélve aan-te-ftooten j quot;
en, by-gevólge, moet ook deeze zélve kloot, doordien der niets al-
toos en is, dat hém teegen de ZciL-fteen-faan-kan-houden, dewyle de
zeil-fteeenige ftóffe, dc kloot verlaatende, geenfins weeder na de Zeil-
fteen toe-en-keert, maar dat ze in teegendeel reegel-récht na het yfer
toe-gaat, dat men booven deeze Zeil-fteen komt-te-houden; deeze
Kloot, zégge ik, moet dan ook wél noodzaakelyk de Zeil-fteen méslt;
«Prifmes.
A Boule,
e Rencon-
trer.
Bords.
e AïrfiC^r.
.— ......
. **■
céne verlaaten, om zich nahet yfer toe-te-begeeven, fchoon dat'er al'
geen andere oorzaak altoos ontrént en was, die daar in éénigerhande.
manieren iets óf wat mêêr toe kwam te hélpen óf toe-te-bréngen.
Ten vjifden-y Dit yfer DF en zalde ƒ Kloot C geenfins aan de Zeil-
ftecn AOBE kunnen onttrékken, by-aldien deeze Zeil-fteen heel zwak
'g Materia krachten isidoordien^de zeil- fteenige ftófFe, terwyleze uit die zwak-
' ^^^ Zeil-fteen uit-trékt, niet krachts genoeg en heeft, om ^ reegel-récht
na het yfer DF toe-te-kunnen-gaan,, en, dat op deeze wyze het groot-
fte
fBoule:
ment
Beginsselen der natuur-kunde
U-MUS: C 10 HAR 1#0UD dl 1
p.187-188 niet aanwezig
p.187-188 missing
Beginsselen der natuur-kunde
U-MUS: C 10 HAR 1#0UD dl 1
p.187-188 niet aanwezig
p.187-188 nnissing
fte gedeelte van deeze ftóffe, die uit dc Zeil-fteen AOBE uit-trekt,
door de Noord-pool deszélfs, om daarlangs de Zuid-pool weeder in-te-
dringen, daar door genoodzaakt wérd, om haar wég door de Kloot
C heen te-moeten-neemen, zonder het yfer DF ééns te hébben kunnen
bereiken: waar uit dan ook vólgd, dat deeze zélve Kloot noodzaakelyk
aan deeze zwakke Zeil-fteen vaft-gehécht zal moeten blyven; alsmee-
de, dat het voor het yfer D F onmoogelyk moet zyn en blyven, om
deeze ^ Kloot Cvan de Zeil-fteen af-te-kunnen-trékken, om hém ver- «Boule.
vólgends vérder mét-zich-te-fteepen, enz.nbsp;, ^ „ ., .
TÏn MnyVievi kan een yfer onmoogelyk b de kracht des Zeil-fteenniet ^
wél meede-deelen, zo-wanneer men het op zodaanig eene wyze komt-
te-houden- dat het ééne van deszélfs lt;;uitterfte einden, aanééndervoe-^ Exttemi-
ten van d de waapening des zeil-fteens komt-te-raaken. en, dat het an- téz
dereeindevan hetyferaande andere voet der waapeninge van de Zed- A™urc.
fteen raakt: want J in zulk een geval, komt alle . de zeil-fteeni^e ftoffb ,
t'éénemaal langs dit yfer heen-te-vloeijen, zonder datze daar eemghns
ƒ rondfom-kan-draaijen.nbsp;n , rnbsp;1
Ten zeevenden; By-aldien de léngte en dc dikte van een ftuk yfer/C.rculer.
éénise ? over-een-komfte óf cevenreedentheid hebben met de Zeil-
fteen, zo zal dit zélve yfer daar nét zo veel h kracht van ontfangen,
als het éénigfins daar van kan deelachtig wérden, zo-wanneer men het j v„tu.
al fachies langs één van de poolen óf As-punten deezer Zeil-fteen heene-
ftrykt mét één van «de uitterfte einden deszélfs beginnende, en aan «Extremi-
het ander einde ophoudende. Want op deeze wyze zal de zeil-ftee-
nige ftóffe, die rondfom deeze Zcil-fteen heene draait, {circuleert)
de noodiee tyd bekoomen, om alle de groove ftóff-e daar-van-daan te-
konnen-dryven, die in de hólle ^kant-zuiltjes fit, daar dit yfer uit is
te-zaamen-gezét.nbsp;, ,nbsp;j t -i
Ten achtten-. Een ftaaleW/kan men veel beeter aan de Zeil-iteen
fti'yken, zodaanig, dat het / de kracht daar af ontfangt, als men zulks'Aimanter.
aan een liniaal van yfer kan doen; maar, een yfer lintaal zal weeder
in teegendeel veel ftarker aan de Zeil-fteen héchten, als een ftaalc »»En re-
Wj zodaanig zélfs, dat, by-aldien de Zeil-fteen krachts genoeg
heeft om een ftaale linaal van drie oneen na-zich-te-trékken en op-te-
liehten, deeze zélve fteen heel gemakkelyk een//W van yfer op-zal-
Hchten, dat vier oneen weegt cn nóch wél iets daar-booven.
Omnu reede van deeze tweezaakente geeven, die zo uittermaaten
teegen élkandere fchynen te ftrydeni zo laat ons eens onderftellen,
dat de buisjes ó£ canaaltjes der n kant-zuiltjes van het ftaal veel enger „ Pnfmes.
zyn,alsdenbsp;der kant-zuiltjes van het yfer; en, dat ook op deeze »Mat.erc
WyzeodeZeil-fteinigcftófi'e, mét veel mêêr gezwinde fnelheid door
de énge canaaltjes der q kant-zuiltjes van het ftaal heene-gaande, als ze ^Rapijite'.
Vrél door de ruime en breede canaaltjes der kant-zuiltjes van het yfer ^Prifm«,
oExtrcmi- kan doen, daar door veel beeter ^ het uitterfte einde van een ftaale
te.nbsp;kan bereiken , gelyk-als B F is, als, het uitterfte einde van een
diergelyk liniaal, dat van yfer is. Dit dan zo zynde, zo zal de zeil-
JViolei.ce fteenigeftófFe, é\tdoox a,b,cmét veel mêcr Mcracht en gewéld
' uit dit liniaal BF uit-trékt, zo-wanneer het van ftaal is, als ze wel
komt-te-doen , wanneer het liniaal van yfer is, eene veel grooter
, cmeenigte der zeil-fteenige ftófFe, die door e,f,g, daar uit-gaat,
«nbsp;moeten noodzaaken, om weeder na dit zélve hniaal toe-te-keeren,
,/CircuIer endaar^irondfom-heene-te-draaiien, zo-wanneer het van ftaal is: als
«Aimanter
/Prifmes.
f Raport.
i Quantité'.
i maticre
irragneti-
quc.
ze wél zal doen, wanneernbsp;maar van yfer is: en, by gevóige,
zal ook het ftaal e de kracht van de Zeil-fteen veel beeter aan-kun-
nen-neemen, als het yfer zulks kan doen; doordien het ftaal, wélkeis
/kant-zuiltjes veel mêêr ^over-een-komfte hébben mét de kant-zuil-
jesvande Zeil-fteen, alsde kant-zuiltjes van het yfer wél hébben, eene
veel grooter fe meenigte der i zeil-fteenige ftófïe aan de Zeil-fteen kan
ont-
Ipo
onttrékken, als het yfer kan doen: maar een yfer liniaal zal weeder
* in teegendeel veel ftarker aan de Zeil-fteen moeten héchten, als een « En re-
ftaalezulks zal kunnen doen, dewyle de zeil-fteenige ftófFe,
die rondfom het /mWBF draait, terwyle het aan de Zeil-fteen is
vaft-gehéeht, onmoogelyk, op geenerhande bedénkelyke wyze,
iets altoos toe-en-kan-bréngen, om dit zélve liniaal teegen deeze (teen
aan-te-dryven.
Ja dat mêêr is, doordien de zeil-fteenige ftóffe, mét veel mêêr
^ gezwinde fnélheid dwars door de éngebuis)esóf canaaltjes der kant- ^Rap'a««.
zuiltjes van het ftaal heene-gaat, als ze wel door de ruime en breede
Canaaltjes der kant-zuiltjes van het yfer komt-te-doen, en, dat ze ook op.-
deeze wyze, terwylezeuitdekant-zuiltjesvanhetyferuit-trékt, zich
veel. mêêr van dit zélve ftaal af-moet-verwyderen, als ze zich wel van -
.............
».ai « I
het yfer moetófkanaf-begecven, terwyle ze uit c dekant-zuiltjesvan'
liet zélve yfer uit-trékt i zo-moet ook d de zeil-fteenige ftóffe, ter-
wyle ze een korter wég komt-te-neemen, uit het yfer uittrékkende,
om weeder na de Zeil-fteen toe-te-keeren, alsze wel neemt, terwyle ^^^^
ie uit het ftaal uit-trekt, om na de Zeil-fteen toe-te-gaan, wel nood-
Aa 3nbsp;zaa-
-ocr page 220-ipinbsp;BEGINSELEN
zaakelyk het ftaal mét een veel minder kracht teegen deeze Zeil-ftecn
flPouITer quot;«^^^'dryven, als ze het yferkomt-te-doen.
i 0.
Zes-en-dértigfte L
Teegenwérpinge, en antwaord daar op.
Na dat men dit alles dan wél heeft overwoogen, het geene nu
zo aanftonds door ons is ter-needer-geftélt, zo fchynt het, dat de Kloot
C, wanneer hy aan de Zuid-pool van een Zeil-fteen is vaft-gehécht,
dic fteen geenfins en zoude moeten verlaaten, om het yfer D F te gaan
naadcren, en zich daaraan-te-héchten, doordien hetfchynt, datZ'dc
zeil-fteenige ftóffe, terwyle ze uit het yfer DF uit-trékt, deezezélve
f Kloot teegen de Zeil-fteen aan^si-zoude-moeten-dryven.
Maar, dewyle de pypjes óf canaaltjes der e kant-zuiltjes van hetyfer
BF, cn de canaaltjes der kant-zuiltjes van de Kloot C, heel veel ge-
lykenis mét malkanderen hébben, daar in naamelyk, dat de ééne
ééven zo ruim en breed zyn als de andrre, en, dat in-teegendcel de
canaaltjes der kant-zuiltjes van de Zeil-fteen heel veel énger zyn als
die van het yfer, zo kan ook dierhalvenƒ de zeil-fteenige ftófte heel
gemakkelyk in de kant-zuiltjes van de Kloot C in-dringen, terwyle
ze uit de kant-zuiltjes van het yfer DF uit-trékt, in de plaats dat ze
heel kwaalyk, en niet zonder groote moeite, in de naauwe pypjes óf
canaaltjes der h kant-zuiltjes van de Zeil-fteen in-kan-dringen, terwy-
le zc uit de ruime en hreede canaaltjes der kant-zuiltjes van de Kloot C
uit-gaat: waat uit dan ook noodzaakelyk moet voort-koomen, datde
zeil-lteenige ftófie, al borrelende, om zo te fpreeken, tuflchen de Kloot
en de Zeil-fteen, weeder-te rugge fpringt, van de Zeil-fteen af, tee-
gen de Kloot aan, en op deeze wyze »de Kloot daar-van-daan-komt-
tc-dryven, by-aldien de zeil-fteenige ftófFe, van de andere kant, dee-
zezélve Kloot niet nóch veel ftérker teegen de Zeil-fteen zélfs aan-en-
dry ft. Deeze k uitlégginge nu zal ons in het vervólg deezer Verban-
de ïnge{m de zeeven-en-acht-en-dérttgJleLeeden deezes Hoofd-deels)hee\ veel
kunnen dienen, om daar door wél te begrypen, op wat wyze dat
geene, het wélke men / de waapening van de Zeil-[leen gewoon is te
noemen, de kracht deszélfs kan vermeerderen en aan-doen-groci-
jen, zélfs tót hethondert-voudige toe; ja nóch heel veel daar booven.
Het en zal ons nu teegenwoordig heel niet moeijelyk mêêr vallen,
om uit-te-kunen-léggen, en reede te kunnen geeven:
Vooréérfii Waarom een ftuk yfer, dat aan m de Eevenaars-kring
van de Zeil-fteen raakt, heel veel minder n kracht daar door bekomt,
, als óf het aan één der poolen óf As-punten van deeze zélve Zeil-fteen
wierd geftreeken, ófkwam-te-raaken.
h Materia.
magnetica
«Boule.
d PoulTer.
ePrifmcs.
/Matiere
niagneti-
que.
gBouïe.
b Priftnes,
»Ecarte la
Boule.
4 Explica-
tion.
/Artnure
de l'aitnan
»»Expli-
quer
».^uator
Ten tweeden; Uit wat reede , zo-wanneer men een ftuk yfer langs
éénder poolen óf As-punten van de Zeil-fteen heen-komt-te-ftrykenj
hetlt;iuitterfte-einde van dit yfer; dat dit As-punt het laatfte hee taan- «Extrc-
geraakt, ,mêêr ^ kracht komt-te-hébben, als het andere einde, dat niitjf.
daar éérft aan-is-geftreeken. Want, na dat men dit ftuk yfer van de ^ Vertu.
Zeil-fteen heeft af-gelégd en gefcheiden, en dat c de zeil-fteenige ^
ftófFe, die langsnbsp;uit dit yfer uit-trok, terwyle het nóch aan
de Zeil-fteen vaft-was-gehécht, wêêrna de Zeil-fteen is toe-gedraait, quc,
donder wéér na het yfer toe-te-kunnen-keeren j zo komt de zeil-ftee-
nige ftófFe, die rondfome dit gedeelte van het yfer heene-draaide, dat
................
\llli K. 1 li |
f e d cfo | |
/mi K 1 h |
oquot; 0 |
re d Cb |
/ / ƒ |
h:t dichtfte aan dc Zeil-fteen is, zich uit-te-ftrekken totaan hetan-
der gedeelte van het yfer toe, en ze begint met eene rondfom het
geheele yfer ^heen-te-draaijen, zonder, het middelpunt van ƒ de om- ^ ^cf:.
meloopdeszélfséénigfinsteveranderen : waar uit dan ook voort-komt, egn .
datde zeil-fleenige llóffe,. in een veelgrooter meenigteofovervloed,
door? het uitterfte einde van het ftuk yfer, dat het laatfte aan de Z-eil- ^
fteen-heeft geraakt, uit het yfer uitgaat, óf daar m-trekt, als hej^mus.
wel door het andere einde doet} en, by-gevólge, dat dit éérfte einde
van het ftuk yfer ook veel mêêr kracht heeft, als het andere-'
Ten dérden-j Waarom h het middelpunt der c Ommeloop van de
zeil-fteenige ftóffe, rondfom een ftuk yfer, d dzt aan de Zeil-fteen
is geftreeken, altyd veel naader aan dat einde van het yfer is, het
geene het laatfte aan de Zeil-fteen heeft geraakt, als het wel aan het
andere einde,is.
Ten vierden-. Uit wat reede, wanneer men een ftuk yfer langs één
der poolen óf As-punten van een Zeil-fteen heen-ftry lt;.t, op eene
^ récht-teegenftrydige wyze als men dat zélve ftuk yfer een weinig
van-te-voore daar langs heen-geftreeken hadde, de twee uitterfte
einden van dat zélve ftuk yfer eene verwiffehnge van hunne/krach-
ten zullen maaken, en waarom het^ middelpunt der Ommeloop van
de zeil-fleenige ftófFe infgelyks ook van plaats zal veranderen.
Tenvyfden; Waarom h het uitterfte einde van een ftuk yfer in één
«oogwink dc kracht van dit i\s-punt bekomt, het geene / vlak
teegenftrydig is mét het As-punt daar hetaan-raakt; en, waarom het
ander einde van dit yfer de kracht van het As-punt aan-neemt,
daar het ftuk yfer aan-raakt.
Tenzéfden-, Uit wat reede een ftuk yfer, dat ontrént het-midden
deszélfs aan één der poolen óf As-punten van de Zeil-fteen wérd ge-
ftreeken, mdit zélve midden de cracht van dat « As-punt bekomt,
het geene o vlak teegen over het As-punt ftaat, daar het aan-wérd-
geftreeken; als meede, waarom het aan de twee/ uitterfte einden
deszélfs de kracht van dat As-punt bekomt, daar hec aan-wérd-ge-
ftreeken.
Ten zeevenden-. Waarom een ftuk yfer, q dat aan de Zeil-fteen is
geftreeken, altyd iets óf wat van zyn »'kracht komt-te-verliezen, na
maate dat men eenige andere ftukken yfer daar meede aan-raakt,
aan wélke het iets vin deezc zyne aangenoomene kracht kan meede-dee-
len en over-zétten; en, by-gevóige, waarom het niets altoos van zyn
aangenoome kracht en verlieft, wanneer men eenige yfere/Klooten
daar meede aan-raakt, óf zulke ftukken yfer, die al-te-dik zyn, om
de Zeil-fteenige kracht van dit yfer éénigfins te kunnen ontfangen óf
na-zich-trékken.
Tenachtften-, Uit wat reede een ftuk yfer, na dat het taande
Zeil-fteen is geftreeken geweeft, en, na dat het zo veel kracht van
een zeekere Zeil-fteen heeft na-zich-getrokken, als het éénigfins
heeft kunnen doen, een zeeker gedeelte van deeze zyne aangenoomene
kracht vi^eeder komt-te-verliezen, zo-wanneer men daar meede aan een
andere Zeil-fleen komt-te-raaken , die zwaliker van krachten is,
als de Zeil-fteen daar het zyn kracht van heeft ontleent} doordien
deeze zwakke fteen een gedeelte van de zeil-fteenige ftóffe
« Vertu.
b Centre.
( Aimamc.
rf Circula-
tien.
f àContrc-
fens.
/Vertus.
g Centre
delà circu-
lation.
//Extrémi-
té.
gt; indant.
k Pole.
iConttaire,
m Vertu.
fgt; Pole.
«Contraire,
p Extreaii-
ce'z.
5 Aimante',
r Vertu.
t Aimanté,
komt na-zich-te-trékkee, die rondfom dit yfer heene draaide.
Ten neegciden-. Waarom een yfere draad, die dun en buigzaam is,
heel flap a aan de Zcil-fteen geftreekenzynde, zyn geheele b kracht ^ y^j^y^
komt-te-verliezen, na dat men die op onderfcheidene manieren ge-
kromt en gedraait heeft. Want deeze draaijinge komt de ftand der
kant-zuiltjes t'éénemaal te veranderen, daar deeze yfere draad uit is f Prifmes:
te-zaamen-gezét.
Ten tienden-. Uit wat reede een^ vylfel van yfer, in een pypjes ge- ^
daan zynde, d de kracht van de !^il-ftecn komt na-zich te-trékken.
Want men moet dit vylfel van yfer, in zulk een geval, niet anders
aanmérken, als één éénig fliuk yfer, datfaan-malkanderen-is-vafl;-ge- »Continu,
hécht.
Tene'lfden -, Waarom dit zélve
vylfel niet méér van de kracht des
zeil-fteens en fchynt over-behou-
den-te-hébben, [aimantée) na dat
men het in dit pypje ter deege
heeft heen-en - wéér - gefchudt.
Want deeze greintjes van het
vylfel, die zich onderling te-zaa-
men-in - órde - gefchikt - hadden,
onder de gedaante van zo veele
kleene naaldjes, die alle de kracht
van de Zeil-fteen gevat hadden,
(aifnantées) koomen alle, door
deeze héftige fchuddinge, uit
haar voorige órde en plaats te
geraaken, (deranger) en fchikken
zich daar-na weeder , zonder
éénig onderfcheid, de ééne open
na de andere, zodaanig zélfs, dat
de ééne de roering of doening
(action) der andere koomen te
bclétten; doordien ƒ de zeil-ftee- ^ .
nige ftóffe uit de poolen óf As-
punten van de eene greintjes uit-
trekkende , om al zo aanftonds
Weeder in de As-punten van de andere in-te-dringen, die daar het naa-
fte-by-zyn, onmoogelyk nieten kan wérken, óf éénige de minfte
^acht doen, op het yfer, dat men teegen dit vylfel komt aan-te-houden.
Het is ook door ééven deeze zélve reede, dat een yfer, het geene aan de
^eil-fl:een is geftreeken, in twee ftukken tezaamen-gevouwen, óftót
ring gekromt zynde, op-zodaanig eenewyze, dat hetéénevan de^j .
binden deszélfs aan het andere komt-te-raaken , by-na zyn geheele
4 kracht komt-te-verliezen: wantdel'zeil-fteenige ftóffe, die uit het
ééne der einden van dit ylér uit-gaat, trékt daar al zo voort weeder in het
andere c einde in, zonder anders als heel Hap van buiten te-konnen-
wérken. Maar.dit zélve yfer neemt échter zo-aanftondszyn voorige
kracht ten vollen al weederom aan, zo dra als men het weeder komt-te
hérftéllen. Het is vérder ook door deeze zélve reede, dat de naald
CD, die zich over-eind gericht-hout, door het middel van de Zeil-
fteen AOBE, zo-aanftonds komt-needer-te-vallen, zo dra als men
aan deszelfs punt C mét de punt van een andere naald F G komt-te-
naaderen. Want de zeil-fteenige ftóffe, die voorheene rcegel-récht
na de naald GD toe-ging, komt
zich hier door af-te-buigen, oni
veel éér na de naald Fü toe-te-
trékken; en, by-gevólge zal ook
deeze eerfle naaide, van die zeil-
fteenige ftóffe verlaaten zynde,
noodzaakrlyk al zo voort t'ééne-
maal moeten ter-needer- vallen.
Ten twaalfden-,. Viz wat reede
twee ftukken yfer. d die aan de
Q Zeil-fteen zyn geftreeken, en die
daar-na élk op een fpil gelégd wér-
den, het ééne achter het andere
op zodaanig eene wyze, dat het
ééne ftuk yfer op het andere kan
wérken , zich altyd op één en
dezélve e richt-lyn zullen houden
zonder zich éénigfins na de zeil-
fteenige poolen óf As-punten des-
Aardkloots toe-te-keeren , wat
voor een ƒ ftand men deze ftuk-
ken yfer ook koome te geeven.
Want g de zeil-fteenige ftóffe,
die rondfom den Aardkloot heene-
draait, {circuleert) is veel te zwak,
om hên aan h de vloed óf loop deszélfs te kunnen doen gehoorzaamen,
cn, om de. overhand te kunnen bekoomen op de vloed der zeil-fteenige
ftóffe, die dwars door deeze twee ftnkken yfer heene-trékt, die
i de kracht van de Zeil-fteen na-zich-hébben-getrokken.
Ten dértienden; Waarom, een ftuk yfer, dat aan de Zeil-ftecn is
geftreeken geweeft, eindelyk zyn geheele l kracht t'éénemaal kan
verliezen. Want een zeekere groove ftóffe, en ditmïn alle deelen
gelyk is aan die ftóffe, wélke voor-heene « de kant-zuiltjes deszélfs
lt;j Vertil.
b Maciere
migiieti-
qje.
cBouc.
(iAimsntcr.
/Situition.
I^Macetia
magiitica.
b Courant.
jAimante'z,
Aimantc,
iVertu.
mScmbla-
Wc.
»PrifsBcï.
kwam-tc-vervullen, wérd eindelyk, door langheid van tyd , machtig
genoeg, om de loop van de zeil-fteenige ftóffe j die daar rondfom
leene-draait, t'éénemaal te doen ftrémmen en ophouden, en om,
by-gevólge, deezc ftófte daar weeder van-daan-te-dry ven, gelyk-als
Ze voorheene zélfs daar uit-gedreeven was geworden.
Ten veertiendenUit wat reede een Kompas-naald, gelyk-als NS
is, die récht teegen-over a de Eevenaars-kring vaneen-Zeil-ftecn is, «^quatoc.
gelyk-als AOBIi, en die mét ééne b eevenwydig is aan de As, van é Parallele,
deeze c ftand komt-af-te-wyken, zo-wanneer men een ftuk yfer, gelyk- f''^f .
sis DF is, aan één van de poolenóf As-punten deszelts doet naaderen. ^^«quot;»quot;on.
Want d de zeil-fteenige ftóffé draait op eene geheel andere wyze rond- ^ datiere
-fomde Zeil-fteen enhet yfer DF heene, als ze wél rondlom de Leil- magneti-
que.
^ £ e
1 ^
dei
.............. ........
.........................
fteen alléén zoude doen-, en, by-gevólp, zo moet deeze zélve Kom-
pas-naaide zich ook wél noodzaakelyk iets of wat van deze ftand
lande af-buigen, die ze
van-te-vooren hadde, doordien ze zich wei,
moet/richten na de loop óf vloed der zeil-fteenige ftófte, die daar ƒDitig«.
rondfom heene-draait.nbsp;r-r»
Tenvyftiendeni Waarom twee Kompas-naalden, AB en C D die
Bb znbsp;«e^
-ocr page 226-a nét ééven fterk van krachten zyn, de ééne wat hooger als de ander©
gelégd zynde, en élk op zyn eige fpil, op een zeekere afftand van
élkanderen , alle beide nét ééven vérre van de Middag-Iyn EP
{Mertdien) af-zullen-wyken, de ééne na de ééne zyde van deeze lyn
toe, en de andere, na de andere zyde. Want, dewyle de zed-fteenige
ftóffe, die mét een groote kracht en gewéld uit dc naaide AB uit-
trékt, ter halver weege die ftóffc komt-
te-ontmoetcn , wélke mét dezelve
h kracht en gewéld uit dc naaide C D
ait-trékt ; als meede, doordien c de
zeil-fteenige ftófFe, die rondfom den
Aardkloot draait, veel te zwak en te
krachteloos is, om lt;a! de doening of
roeringe der zeil-fteenige ftóffe, die
uit-deeze twee Kompas-naalden vloeit,
t'éénemaal tc kunnen belétien óf aflei-
den ; zo moeten ook dierhalven de twee
Hinten deezer naalden wél noodzaake-
yk van élkanderen af-wyken, en zich
heel nét ééven vérre van e deMiddag-
lyn E F af-begeeven, het ééne aan de ééne, en het andere aan de andere
zyde r en, by-gevó!ge, moeten ook deeze zélve twee naalden zo
veel tc vérder van de Middag-lyn E F af-wyken, als 2e ftérker/aan
de Zeil-fteen zyn geftreeken , óf, als ze malkandere meeder koo-
men-te-naadercn, tótter tyd toe, dat zc zo dicht-by-élkandere koo-
______, dat het punt van dc ééne naald zich^5 reegelrécht booven de flaart
van de andere naald komt-te-plaatfcn: en alidan zullen deeze zélve
twee naalden zich altoos in die zélve h fland onveranderlyk moe-
ten houden, na wat voor een punt van i de gezicht-einder men
die ook komt-toe-te-draaijen. By-aldien nu deeze twee Kompas-
naalden niet ééven ftérk van krachten en zyn; zo zal de zwakfte
naaide nét z.o veel meer van de i^Middag-lyu EF inoetcn / at-wy-
ken, als de eevenreedentheid van de kracht deszélfs be-
draagt.
l^n zéftiendenUit Vi^at reede, zo-wanneer men-op een bot, cn
op een zeekere af'-ftand, de Noord-pool van een Zeil-ftecn aan het
punt van een Kompas-naald komt-te-houden, óf, dc Zuid-pool van
een Zdl-fteen aan dc ftaait deszélfs, tieeze zélve naaide alsdan on-
derfcheidene n hcene-en wêcr-draaijingen komt-te-maaken , voor-
en al-éêr ze weeder tót flilftand kan geraaken. Want het is t'ééne-
mal onmoogelyk, om de ppol óf het As-pnnt van een Zeil-fteen zo
uittermaate nét aan het punt, óf aandcftaart, van de Kompas-naaide
ie, kunnen houden, dat 0 de As van.de Zeil-fteen niet wél iets óf wat
van ^
« Forces
egales.
f Méridien,
/Aiman-
tées.
jDirefte- men
ment,
h Situation
i Honfon.
{; Méridien.
i Decliner.
tn Propor-
tion.
«Vibra-
tions,
0 Ase,
van de As der naaide en zouden af-wyken, en, by-gevólge, dat de« Dediner;
Zeil-fteenniet wél éénigemeerdere óf mindere b heene en-wêêr-draai-
jingen aan deeze naaide en zoude móeten doen maaken, na dat men ,obliquité.
hém mét eene meedere óf mindere c fchuinfheid aan deeze naaide
komt-te-vertoonen. Het is ook door ééven deeze zelve reede, dat
het onruft van een uur-wérk zich veel fnélder komt-te-beweegen, d Balanciec
Zo-wanneer men daar mét een Zeil-fteen heel dicht by komt; als
meede, dat het, ontrént een oogenblik daar-na, wél vérre daar van
daan dat het zich op deeze zélve wyze zoude blyven beweegen, t'ééne-
lïiaal komtftil-te-ftaan, en in ruft-te-blyven.
Ten z.eeventiendcn-,-VJz-xxom twee naalden,
CD en FG, op de pool óf hrt As-punt van
een Zeil-fteen, gelyk-als AOBE, gezet zynde;
elkandere koomen wég-tc-dry ven. Want
hunne twee punten, C en F, zyn daar door
twee gelyke As-punten fpo/« fe?nblables) gewor-
den, die élkandere van-zich-af-dry ven.
Ten achtienden-. Uit wat reede twee tolletjes,
de ééne onder de andere aan een Zeil-fteen op-
gehangen weezende, door de kracht van deeze
fteen kunnen koomen-te-draaijcn, de eene e vlak ^ j Contie-
teegen de andere aan.nbsp;fens.
Ten tieegentienden; Waarom ccn Kompas-
naald op zommige plaatsen des Aardkloots ge-
hecl-en-al onverfchillendekan weezen, om zich
na éénige byzondere zyde van ƒ de gezicht-einder
toe-te-draaijen, wat voor een zyde het ook zoude moogen zyn; het/H»quot;^'«quot;-
geene men tv/oon is^ het fpoor byfler te noemen. W ant h de zed-fteenige ^
ftóffe kan wél zoodaanig van deeze oorden^ af-gedraait weezen, doorMateria
eene meenif^te van yfer-mynen, die daarontrént kunnen zyn, zo wel ter magnetica.
i-échter-als fer flinker-hand , dat 'er geen zeil-fteenige ftófté altoos mêêr' D«our-
over-en-fchiet, die door deeze oorden óf plaatsen heene-gaat; óf altyd •
tcnminften, zo uittermaaten weinig, dat ze onmoogelyk niet Hmchts
genoea cn heeft, om deeze Koinpas-naald te kunnen beftjeren, lt;gt;ƒ,
hém na éénige byzondere zyde van 1 de gezicht-einder heenc-te-tré%en. /HorifüH,
Ten twinti/lien; Op wat wyze een gemeene fteen, daar een ftuk
yfer binnen-in-is-bcflooten, cn die op deeze wyze, geduurende den
tyd van veele achter-ccn vólgende Ecuwen, in de vrye lucht b oot
blyftftaan, eindelyk ccn waarachtige Zeil-fteen kan werden; ge yk-
als zulks aan de fWen van de toorn der ftad Chartresis voor-gevallen,
daar het yfere kruis van deeze toorn éénige eeuwen lang op heeft ge-
ruft en in vaft is-gehccht-gevirceft.
Ten -ecn-en-twimiq^fien-. Waarom een Zcil-ftecn, wanneer hy eet*
-ocr page 228-geruimen tyd lang in een vochtige lucht blyft ftaan, eindelyk komt-
te-bedérven. Want de zwaavel, en de fouten, die geduurig inde
«Voltiger., lucht ^heen-en-wêêrzweeven, bekoomen alsdan een middel, om/-de
kant-zuiltjes van de Zeil-fteen méttertyd t'éénemaal te vernietigen,
door ede oj^giftinge die ze daar inne komen-te-verwékken. Het is
ook door ééven deeze zélve reede, dat het vuurde Zeil-fteen bedérft.
Infgelyks is het door die zélve reede, dat, hoe een Zeil-fteen uiteen
dieper myn is gehaalt, hoe beeter en krachtiger hy ook is: Vérders
komt hetjuit ééven die zélve oorzaak ook voort, dat de ftukken der
buittenfte fchorfle van de,Zeil-fteen des toorns van Chartres, bevon-
den zyn geweeft geen d kracht altoos te hébben.
Ten twee-en-twintigsten:Uit wat ree-
de, de f Klootjes C, D, F, G, aan de
Noord-pool van de Zeil-fteen AOBE
vaft-gehécKt zynde, zo-wanneer men mét
de Noord-pool van een andere Zeil-fteen
aobede twee klootjes F en Gkomt-te naa-
deren, het laatfte klootje G zich van het
klootje F af-zal-zonderen, en t'éénemaal
needer-vallen. Want ƒ de zeil-fteenige
ftóffe, die uit de Noord-pool van de Zeil-
fteen aobe uit-trékt, doet die ftóffe weeder-
te-rugge-wyken , v.'élke door het klootje F
uitgaat, om in het klootje G weeder in-te-
trékken: waar uit dan ook voort-moet-
koomen, dat het klootje F noodzaakelyk
needer-zal-moeten-vallen , doordien het
van de zeil-fteenige ftóffe t'éénemaal ver-
laaten is.
Zeeven-en-dértigfte L i d.
Uit wat reede een Zeil-ßeen, mét een ßuk. jfer gewaapent zynde, een
fArmure. veel grooter gewicht kéff op-trékken, als hj zonder ^deeze gwaapening kan
doen.
Men heeft hier booven reeds al gezégd en aan-geweezen, {beziehet
drie-en-dertigße Lid deezes Hoofd-deels) zo-wanneer men een ftuk yfer aan
de pool óf het As-punt van een Zeil-fteen heeft vaft-hécht, dat, in zulk
SMatcria een geval, fe de zeil-fteenige ftóffe, die door deeze fteen heene-draait,
magnetica. zich rondfom van alle kanten by-een-komt-te-verzaamelen, om zich
na dit zélveï As-punt toe-te-begeeven, en dat ze ook, by-gevólge,
langs die zélve As-punten daar in-dringt, óf daar door uit-trékt, méc
heel
è Prifmes.
f Fermen-
Cacion.
rf Vertu.
« Boules.,
/Matiere
magneci-
que.
heel veel mêêr (i kracht en gewéld, als óf'er dit ftuk yfer niet aan vaft quot; impctuo-
en was gehécht. Zulks nu en kan geenfins zo gefchieden, zonder
dat de zeil-fteenige ftófFe ook métééne, mét een veel grooter kracht en
gewéld, in deeze zélve Zeil-fteen in-dringt, óf daar weeder uit-trékt,
door óf langs i het teegen-ovcr-ftaande As-punt.nbsp;h Pole
Het komt ook daar van daan, dat een oppofé.
Zeil-fteen, gelyk-als AOBE, op deeze
wyzcgewaapent zynde, heel veel krachtiger
komt-te-wérken, dwars door het ftuk yfer
.B C heene, zélfs ook mét het teegen-over-
Iftaande As-punt A, als óf'er dit ftuk yfer
niet aan vafl en. was gehécht; mids dat
nóchtans dit zélve yfer zo dun niet en zy,
dat het niet machtig genoeg en is, om alle
c de zeil-fteenige ftófFe in't geheel te kunnen
ontfangen, die zich aan-komt-bieden, om
daar in-te-dringen: nóch ook zo lang, dat de zeil-fteenige ftófFe het qHc!
weeder moet verlaaten , voor-en-al-êêf ze tót aan d het uitterfte ein- Extremi-
de dezélfs toe kan geraaken, en, dat een groot gedeelte deezer ftófFe té.
daar door genoodzaakt wérd, om rondfom dit zélve yfer heen-tc-moe-
ten-draai en, (cfVca/fr) na de zyde toe, daar meede het aan de Zeil-fteen ■
is va'ft-gehécht.
By-aldien men nu een diergelyk ftuk yfer insgelyks aan het teegen-
over-ftaande As-punt van deeze Zeil-fteen vaft-hccht, zo zal dit zelve
ftuk yfer de kracht van het andere As-punt (pö/d)nóch al meerder doen ■
toe-neemen ééven gelyk-als dit andere As-punt insgelyks zyn kracht
Zal doen aan-waften. Op zodaanig eene v/y ze dan, zo-Vv'anneer dee- , Pardcau.
Ze twee ftukken yfer op zulk een fatfoen gekromt zyn , dat ze mal-
kandere kunnen hélpen, in het draagen óf op-lichten van eenige e ge-
wicht, gelykzdsTKcn zMlks in deeze
neevins-flaande Figmtrnaauwkeuriger
zien kan, zo zullen ze wél hondert en
tachtentigmaalmêêr gewigt óf zwaar- '
te te-zaamen-kunnen draagen óf
oplichten, als een ieder pool óf As-
punt 'vaivzulk een Zeil-flecn af-
zonderlyk niet en zoude hébben
kunnen op-lichten , zonder het /Armurè
behulp van deeze ftukken yfer, het dcraimanv
geene men ƒ de waapening van ds
Zeil-fisengewaon is te r.omen.
Wat men al ontrént de waapening van em Zeil-fieen heeft in-ack-te-nee-
men.
Om nu een Zeil-fteen wél te waapenen, zo dient men zommige
zaaken heel wél in-acht-te-neemen, die ten alderuitterften noodzaa-
flElTemiel-kelyk , en weezendlyk daar aan zyn. Als,
les.nbsp;roor eerfi-, Is het noodig, dat de twee ftukken der b waapeninge
t-Armu . alle de plaatfen van de Zeil-fteen heel wél koomen-te-bedékken, daar
c de zeil-fteenige ftófte door kan in-dringen óf uit-trékken; dat is,
dat hei ééne deezer twee la/ftukken alle die t plaatsen v/él moet bedék-
ken, daar de zeil-fteenige ftóffe door kan uit-trékken, enhet andere
ftuk, alle de plaatfen, daar ze langs kan in-dringen; op dat alle de ftóffe,
die door de Zeil-fteen heene gaat, daar door mooge onderfchépt,
en genoodzaakt wérden, om door dp twee voeten der/waapenint^etc
moeten heene-gaan.nbsp;^
Ten tweeden-, Is het noodzaakelyk, dat de twee ftukken yfer der
waapeninge niet al te-dun, nócb ook al-te-dik en zvn: want, by-aldien
ze al-te-dik zyn, zokomt^ de zeil-fteenige ftófïe zich heel licht
daar van fe af-te-leiden, om t rondfom de Zeil-fteen heen-te-draaijen,
zonder t'éénemaal door de voeten der waapeninge heen-te-trékken:
i Circuler. en, indien ze weeder al-te-dun zyn , zo zal de zeil-fteenige ftóffe,
Uoipctuo-die mét een groote k. kracht en gewéld uit de Zeil-fteen uit-
trékt, en die weeder aan de andere kant mét die zélve kracht enge-
W'éld door het yfer der waapeninge daar in-dringt, ten deele dwars door
dit zélve yfer heen moeten-trékken, voor-en-al-éér zeéénsterdeegen
in ftaat kan weezen, om zich na de voet der waapeninge zélve/ toe-
tc-konnen-wéndenj en ze zal ook op deeze wyze een heel bekwaam
,HCirculer. middel bekoomen, om m rondfom de Zeil-fteen heen-te-draaiien,
« Atmure zonder geheel-en-al door de voeten der « waapeninge heen-te-rnoe-
ten-gaan. ^ By-gevólge moeten dan dc yfers der waapening ook
e Grandeur noodzaakelyk meerder óf minder dikte hébben, na dat ode grootheid
OU force. en kracht van de Zeil-fteen zélve is; en het is ook mét ééne noodig,
dat ze aan die plaatfen van de Zeil-fteen dikker zyn, langs wélke de
p Impetuo zeil-fteenige ftóffe mét heel veelp krachten gewéld in-óf-uit de Zeil-
fué. fteen trékt, als, op zulke plaatfen, daarlangs ze met veel minder
krachten gewéld daar in-óf uit-trékt.
Tenderden-, Is het noodig, dat de yfers der q waapeninge zo dicht
fSenl' '^'^egen de Zeil-fteen aan-koomen, als het éénigfins moogelyk is; als
n'agnciicanbsp;^^nbsp;^eeze fteen wérden aan-gedrukt,
/Pnfmes. opdat r de zeil-fteenige ftóffe , die uit ƒ de kant-zuiltjes van de Zeil-
fteen
. «Maticre
magneti-
que.
d Pieces.
« Eudroits.
/Armure.
^Materia
magnetica
b Detour-
ner.
/Detour-
fteen uit-gaat, dês te gemakkelyker in de kant-zuiltjes der waapeninge
Zoude moogen in-dringen, zonder heel veel teegen a de buittenfte ^ g^j^ds.
feantjes dernbsp;van de kant-zuiltjes der ^ waapeninge aan-te-ftoo- ^Atmurc.
ten i en} dat ook mét ééne die ftófte, wélke uit de kant-zuiltjes der
Waapeninge uit-trékt, weeder inde kant-zuiltjes van de Zei-fteen
Zoude moogen in-dringen , zonder heel veel teegen de buittenfte
kantjes der canaaltjesvan de c kant-zuiltjes der Zeil-fteen aan-te-ftooten: f Prifmes.
- iUferamp;
te
po
dat men
en dierhalven zoude het ook wél noodzaakelyk weezen ,
een ieder ftuk yfer der waapeninge 4 kwam-te-ftypen en ^
lyften, op die plaats, daar men het teegen de Zeil-fteen wil aan- P®'quot;^*
«échten.
len vierden, Is het ook noodig , dat de voeten der e waapeninge, ,Armure.
®nhet yfer dat men wil op-lichten, óf/aan de Zeil-fteen ftryken,/Aimaiucr.
élkanderen heel volmaakte yk wél koomen-te-raaken. Want, op
het minfte dat dit yfer van de voeten deezer waapeninge zoude moogen
af geleegen weezen , zoude ^ de zeil-fteenige ftóffe onmoogelyk
niet kunnen vermyden, om teegen h de uitterfte kantjes van de canaaltjes magneti-
der i kant-zuiltjes van dit yfer aan-te-ftooten, zo-wanneer ze zich que.
komt aan-te-bieden om daar in-te-dringen; deeze zélve ftóffe fp
gevólgelyk uit de kant-zuiltjes van dit yfer weeder uit-trékkende, en
Zoude infgelyks onmoogelyk niet kunnntn vermyden, om teegen de
uitterfte kantjes van de ,canaaltjes der icant-zuiltjes van de andere voet
der/^waapeninge weeder aan-te-ftooten, zo-wanneer ze zich nóch-^ Armute.
anaals komt aan-te-bieden om daar in-te-dringen, zo dat ze dan nood-
zaakelyk daar-van-daan weeder-te-rugge-moet-fpringen, teegen dit
yfer aan. Op deeze wyze zal dan ook deeze zélve zeil-fteenige ftóffe,
®P het minfte dat het yfer, het geene men wil op-lichten óf / aan de /Aimant«-.
^-eil-fteen ftryken, van de voeten der m waapeninge zoude moogen «j Armurc.
af-geleegen weezen, de « doening óf roering van die ftóffe moeten quot;Adign
tgt;elétten en 0 teegen-op-weegen, wélke dit yfer teegen de tweevoe-
tender waapeninge komt aan-te-dryven: dit zélve nu wérd door de
onwraakbaare ondervindinge zélve t'éénemaal bevéftigd: want p de p imcrpoS-
tuflthen-ftéllinge van het minfte ding zélfs, al was het ook, by voor- tion.
^ecld, maar één énkeld blad papier, tuflchen de waapeninge en het
yfer dat men op-wjl-lichten ^f aan de Zeil-fteen ftryken,, komt de uit-
wérkinge van de Zeil fteen ten uitterften aanmcrlielyk veelte verhin-
deren en tebelétten.nbsp;,nbsp;,
Men zal zich dan geenfins heel zeer daar over moeten verwonderen,
Wanneer men bevint dat een Zeil-fteen wél hondert-en-tachtentig-maal
méér zwaarte op-kan-lichten, wanneer hy wél gewaapent is, als hy
doet, wanneer hy niet gewaapent en is. Want het yfer, dat men
^^rilop-lichtenóf^ aan de Zeil-fteen ftryken, kan veel beeter aan denbsp;'
kant-zuiltjes der waapeninge naaderen, als, aan de kant-zuiltjes dei'armuK.
-ocr page 232-van de Zeil-fteen j doordien het meefte deel der kant-zulltjes van dc
Zeil-fteen, buiten alle twyfFcl, omringt, en als omwonden zyn, mét
een fteen-achtigeen a anderflachtige ftóffe, in wélke ze hier en daar
verfpreit léggen; zodaanig zélfs, dat'er,.moogelyk, zeer weinige
gevonden zouden konnen wérden, die on-middelyk teegen de kant- -
zuiltjes van het yfer aan-zouden-raaken, dat men daar aan. komt-te-
voegen.
Vérders is 'er ook veel mêêr b over-een-komfte tuffchen c de kant-
zuihjes der waapeninge, en die van het yfer, dat men wil op-lichten
6£d aan de Zeil-fteen ftryken, als'er is, tuffchen de kant-zuiltjes van
het yfer, en die van de Zeil-fteen. Eindelyk vint ook de geheele
f zeil-fteenige ftóffe, die rondfom de Zeil-fteen ƒ heene draaide, een
heel bekwaame wég, en gereed middel, om door de voeten der
waapeninge heen-te-konnen-gaan.
Necgen-en-dértigfte L i d..
Waarom een Zeil-ftcsn niet méér als één éénige ring van yfer en kan op*
trékken y zo-wanneer deeze zéhe ring aan alle beids de voeten der g waape-
ninge.van de Zeil-fteen komt-te-raaken.
Het zal ons nu ook niet moeijelyk vallen, om reede-te-kunnen-
geeven, waarom een Zeil-fteen, die krachts genoeg heeft om vier
óf vyf yfere ringen, door de ééne voet van deszélfs waapeninge op-
te-trekken, met mcêr als de eerfte deezer ringen op-en-zal-kunnen-
lichten, ,zo-'wanneer men deeze zélve ring zodaanig komt-te-fchik-
ken, dat hy aan beide de voeten van deeze waapeninge raakt.
Want h de zeil-fteenige ftóffe neemt, in dit geval, haar wés maar
alléén door de éérfte ring heene, om van de ééne voet der » waape-
ninge na de andere toe-te-gaan j waar uit dan ook noodzaakelyk voort-
moet-koomen, dat alle dé andere ringen, van de zeil-fteeuiee ftóffe ver-
laaten zynde, ter-needer-moeten-vallen.
«Hetero-
gene.
t Rapport.
c Ptifmes.
d Aimanter
»Matiere
niagneti-
que.
ƒ Circuler.
g A-tm»rc.
iMatiere
magneti-
que.
3 Arraurc.
Veertigfte L i d.
Op wat wj ze men de wég kan leer en kénnen, die de zeil-fleenioe iliff-g komt-
kkimMtéz. te-neemen, rondfom twee, óf méér, ftaahUnaalen heene, dte aan de
Zeil-fteen zj/n geftreeken
Men kan J wég,, die de zeil-fteenige ftóffe komt-te-neemen,
rondfom een Zeil-fteen , of een ftaale liniaal htcnt, dat aan de Zeil-
fteen isgeftreeken, op een bekwaame wyze leeren kénnen, door de
chikkmgeenorde, die het vylfel van yfer rondfom deeze lichaamen
komt-te-neemen. Het is heel gemakkelyk om daar een proef af te
neemen, en mét ééne reede daar af te geeven , door het geene hier
booven nu'reeds al ter-needer-is-gefték. (bezie het neegentiende Lid deezes
Hoofd-deels)
Zo-wanneer men twee ftaale««die aan de Zeil-fteen zyn «AimantcT;.
geftreeken, gelyk-als AB en ab, op een ftuk bórd-papier, óf, op
een koopere plaat légd, op zodaanig eene wyze, dat de Zuid-pool
Van het ééne iniaal vlak teegen de Noord-pool van het andere aan-
komt} b de fchikkinge en órde die dit vyfel van yfer zal neemen, rond-1, oifpo,
iom deeze twee liniaalen heene, zal ten-naaften-by zodaanig weezen, fition.
als deeze neevens ^amdtFigmr zulks naader komt aan-te-wyzen.C c zyn
in dezélve de twee c middelpunten der d Ommeloop van e de zeil-^
fteenige ftóffe, wélke, door D-s/daar uit-trékkende, langs Er weeder
daar komt in-te-dringen: De zeil-fteenige ftóffe nu, die door F daar »Nadere
uit-trékt, zulk een wég neemende die voor haar het gcmakkelykfte magneti-
is, dringt langs ƒ daar weeder in, om daar-na door^ nóchmaals daar-
C E E |
C |
D DF |
G |
F | |
A. |
B F F | |
a |
■B | |
GE E . |
c |
DDF |
£
Fee
/I
''••««•■•••««•■«■•««•«««««fni'nnivianTvitiaivii«*»«!««'!!!««««
«tii.vmii« ■»
dezelve wég te neemen en door-te-gaan.
Zo-wanneer men nu deeze zélve twee liniaalen zodaanig teegen él-
kandcren-over komt-te-plaatfen, dat dc Noord-pool van het ééne liniaal
vlak teegen de Noord-pool van het andere liniaal aan-komt te-ftaan,
óf, dat de Zuid-pool-van het ééne liniaal vlak teegen de Zuid-
pool van het andere aan-ftaatj zo zal men bevinden, door ƒ de fchikkinge
CU órde die het vylfel van yfer komt-te-neemen, rondfom deeze
//«/W^», dat lt;1 de zeil-fteenige ftófFe, die uit het ééne van dcezetweÊ
liniaalen uit-trékt,die ftófFe t'éénemaal zal verdry ven en te-rugge-jaageHy
zp-wél ter réchter als ter flinker-hand, wélke uit het ander liniaal
uit-trékt j ten-naaften by, gelyk-als twee rievieren zouden doen, dic
^reegel-récht teegen élkanderen-aan-kwaame«;te.rftroomen.
Een en-veertigfte Lid,
Uitlégginge van zommige zeer aanmérkfns-waardige zaaken óf gewróch'
}eny aangaande de Zeil-jleen, die de Heer Butterjield heeft ondervonden ert
aangemérkt.. _
Ik hébbe hét vermaak gehad van onderfcheidene m.aaien hét meefté
gedeelte deezer booven-verhaaldet Ondervindingen en Waarneemin-
gen te zien en by-te-woonen, hy de Heer Butterjield, die daar ten ^
uitterften behéndig en geeftig meede weet om-te-gaan; en die my
ook nóch daar-cn-booven verfcheidene d Waarneemingen heeft meede-
gedeelt , die, hy ontrént een groote meenigte van onderfcheidene zeilquot;
fteenen heeft gedaan. Deeze naarvólgende zyn éénige daar van..
Foor eerfi heeft hy dan ondervonden; dat men-zomayds wél éénige
zeil-fteenen vint-, die heel veel e uitwérkinge doen,, zonder éénige
de minfte ƒ waapeninge, en die, zo-wanneerze gewaapent zyn, op
vérre na die verwachtinge niet en koomen te-voldoen, wélke men
zich daar af wel belooft hadde; en, dat men weeder in teegendeel
zommige ,zeil-fteenen vint, dic veel méér uit-wérkinge koomen-te-
doen, wanneer, ze gewaapent zyn, als ze wél fcheenen te zullen
moeten óf kunnen doen, voor hunne waapeninge.
Ten tweeden-, Dat het heel félden gebeurt, dat een Zeil-fteen nét
zo veel-kracht in zyn ééne pooi óf As-punt heeft, als hy wel in zyn
andere pool heeft, en dat échter daarom een ftuk yfer óf ftaal ^ nét
éévenveel kracht van de twee poolen óf As-punten van één en de-
zélve Zeil-fteen af-zal-trékken.
Ten dérden-y Dat men wél zommige zeil-fteenen vint, die heel veel
gewicht kunnen op-haalen, en die niettemin t'éénemaal onbekwaarn
bevonden, wérden te weezen, om h hunne kracht aan een ftuk yferót-
ftaal. tes deege meede-te-kunnen-deelen; zo vérre zélfsdat een
Zeil-fteen, die ,behoorelyk gewaapent zynde, » krachts genoeg hadde
om een ftuk yfèr op-te-haalen, dat volkoomentlykzeevenpontzwaaf
was., échter gecnGiis bekwaan en was, om zyn kracht aan een yfer liniad
zodaanig /tmeede-te-konnen-deelen, dat het daar door machtig wierd
orn een. dunne naald flechts opte-kunnen-hchten, hoe kleenen licht
die ook zqude moogen weezen.
Ten vierden-, ,Dat een Zeil-fteen,.^ die voor-heene volkoomentlyk
iSfhtim. oneen gewoogen hadde 5 tót op het gewicht van zés oneen y^ ^
« Mâteria
mannetica.
rnent.
c Expéri-
ences..
i OÏgt;reiva
tions.
«Effet.
fAtmure.
Ç Aimanter
sgalemcnt
bien.
iAimante'r
i Force.
X CommuT
siiquer.
daar ontrént gebracht zynde, échter
a uit-wérkinge hadde kunnen doen,- als hy voor deeze groote atnee
reedevanalle deezeboovenverhaalde
uitwIrkrngeSgeevenquot; door het geene nu hier booven door onsreeds
is bv-Rebracht-en ter-needer-geftélt} wantnbsp;u- .^^„A
IfZfi- zo^wanneereen Zeil-fteen hee veel b
fom zyn/As heeft-, en ^vél voornaamentlyk■ ontrent c^^P^e^^^^^
As-punten deszélfs, en weinige óf geene ^oor jn geheek a^^^^^^^
lichMrnófKlompheene} zo zal zodaanig een fteen ten-naalten-oyae
de poolen óf As-punten van deeze Ze.l-fteen ^ «'quot;^oor en langs de yier ^^^^
cSènTals hy wél fcheen te belooven, voor-en-al^eer hy ter deege-/EfFcc.
Wanneer nu-^ de kant^Zuiltjes, door wélke dé zeil-
ftelniSóS^^oetheene-gaan, zich ineene veel grootere ^meaugte.Prifmcs.^
Öftf™ ontrélt het ééne ^ As-punt ^^nbsp;'
als ontrént het andere As-punt, of, zo-wanneer ze dichtet bv de
Sne pS zyn als by de andere^ zo moet ook, by-gevólge, die pool, daar
Seïcanïzuilties inde grootfte meenigte by-één-zyn, as ine^e,
ueezenbsp;° af-geleeeen, veel mêêi- ^kracht hebben, ^vertu.
daar ze het minfte van zyn at g ^ . »nbsp;^^^^^
™ ÄS« k.n uit «1= onderfcheidene oomaken voort-
koomen dat'ecn Zeil-ft«n onbekwaam is om » xyn tacht aan n ^
wel ter rechter-als ter flinlcei-nana, iwiunbsp;J kan koomen, magneti-
aandit/»«/^'^/meede-te-kunneivdeelen. Tentweedenym^hct^
-ocr page 236-gebeurt, dat alle de zeil-fteenige ftóffe, die uit de.fteen AOBE uit-
trékt, in het yfernbsp;.niet weeder in-kan-dringen, en, dat
een groot gedeelte deezer ftóffe daar door genoodzaakt wérd, om
van ter zyden in dit limaal in-te-trékken} zo zal dit gedeelte der
«Directe- ï^cft-ftecnige ftóffe, dat na de zyde van dit Umaa/toe-gaat, a reegel-
tnenc.
uit het liniaal
récht genoeg die ftóffe ontmoetende wélke langs f,/,^,
B F uit-trékt, dezéive ftóffe daar door t'éénemaal belétten, om door
daar wecder in-te-konnen-dringei), maar ze zal haar veel-
...........................
............. ,..•• ..••■ • /
.................................. ^
eer mét zich voort-fleepen, na èhetteegen-over-ftaande As-punt toe:
waar uit dan ook voort-zal-moeten-koomen, dat dit zélve liniaal^
feene c zeil-fteenige ftóffe altoos hébbende die daar ontrént rondfom
raait, ook niets van de Zeil-fteen zélve en zal kunnen af-trékken, ea
dat ze ook, by-gevplge, geen kracht altoos van de Zeil-fteen en zal
kunnen deelachtig wérden , enz. {ne iaimmte point)
Ja dat mêêr is, 20-wanneer men het ftuk yfer van de Zeil-fteen,
daar het aan-raakte, komt af-te-fcheiden, 20 zal dc zeil-fteenige
ftóffe, dierondfomdeezeZcü-ftceahccnedraaide, diewégin-flaande,
..nbsp;'nbsp;wéll«e
iPoIe
appofé;
«Matiete
magticti-
wélke het gemakkelykfte voor haar is, zich t'éénemaal koomen-te-
verdeelen, tuflchen de Zeil-fteen zélfs en het ftuk yfer, vólgens het
gemak dat ze vint, om veel-êér rondfom het ééne, als het andere
deezer twee lichaamen heen-te-draaijen: dat is, by-aldien ze tien-
maal mêêr gemak bevint te wcezen, in rondfom de Zeil-fteen te
draaijen, als; om het ftuk yfer heene; zo zal deeze zélve Zeil-fteen
het élfde gedeelteyamp;n zyn eige b zeil-fteenige ftóffe aan dit ftuk ^fer over-
laaten, en hy zal zélfs de overige tien elfde deelen deezer ftóffe voor
zich behouden: mdiemehondert-maal mêêrgemak bevint te zyn, in
rondfom de Zeil-fteen te s draaijen , als, om het ftuk yfer heene j
Zo zal deeze Zcil-ftecn het tóI deel van zyne zeil-fteenige ftóffe aan
dit ftuk yfer d meede-deelen, en hy zal zélfs de overige iöf deelen
deezer ftóffe voor zich behouden: by-aldien ze duifent-maal mêêr
gemak bevint te weezen, in rondfom de Zeil-fteen te draaijen, als,
ïondfom het yfer heene i zo zal deeze Zeil-fteen het^r^^l gedeelte
van zyn eigc zeil-fteenige ftófte aan dit ftuk yler over-laaten, en hy
zal de overige illf deelen deezer ftóffe voor zich zelve behouden:
cn zo voort: door dit éénige middel nu, óf,, door deeze zélve reede.
Zoude men, moogelyk hee gemakkelyk, enopeeneverftaanbmrewyze,
e uit-kunnen-léggcn , op wat voor eene wyze de Zeil-fteen ƒ zyn
kracht aan het y iér komt over-te-zétten, zonder zo veele^^^ fpitf-vinnig-
heeden ééns daar ontrént te zoeken óf in't wérk-te-ftéllen, gelyk-
als ik wél in geheele Hoofd-deel, daar toe aan-gewéndt hébbe.
Doordien der^nu heel veel fchyn van goede gezonde reede is,
'wélk'^ fchyntte bevéftigen, dat alle de zeil-fteenen juift niet nét één en
dezélve aart en eigenfchap hébben.; als meede, dewyle men bevint,
dat'er zommiee zeil-fteenen zyn, die de canaaltjes vm hunne h kant-
Zuiltjes veel ruimer en wyder hebben de ééne als de andere: zo kan
men heel wél gelooven, en mét goede reede ftellen, dat ^ de zeil-
fteenige ftóffe geenfins mét dezélve lichtheid en gemak zo wel inde
ééne canaalijes kan vloeijen en in-dringen, als in de andere, cn dat men
dierhalven ook wél zommige zeil-fteenen kan vinden, rondfom de-
wélke de zeil-fteenige ftóffis mét zo veel gemak en lichtheid heene-
draait, dat een ftuk yfer, dat daar aan komt-te-raaken, daar genoeg-
zaam niets van en kan. af-trékken, om daar doorgaan de kracht oes
Zeil-fteens dcel-achtig te kunnen wérden.
Ten vierden. Zo-wanneer een Zeil-fteen heel veel / kant-zuiltjes
ontrént het», middelpunt deszélfs heeft,, en wemige of geene ontrent
deszélfs « Omtrék; of ook, wanneer hy o ten uitterften verwart en
on-rcegelmaatig is; zo zal hy, wél vérre daar van daan, dat hy min-
der p kracht zoude fchynen te hébben, zo-wanncer men hem iets ot
komt af-te-neemen, veel êêr moeten fchynen meerder kracht be-
koomen tc hébben als hy voor-heene hadde, enz.nbsp;_
« Circuler.
i Matière
magneti-
que'
c Circuler.
d Comma-
niquer.
«Expliquer.
/Aimanter,
g Fineflss.
b Prirmes,
i Msteria
raagneticî.
k. Aimanté.
/ Prifmcs.
m Centre.
n Circon-
férence.
0 Inregu-
liere.
p.Vcttu
jlt;.
. Van de Onderaardfche Vmrm m Aard-beevingen.
Eerfte Lid.
■ Op wat wyze het vuur in de binnenfle ingewanden der Aarde kan ont'
ßooken werden, en, hoe het daar door dat geene kan veroorzaaken, datmen
een Aard-beeving gewoon is te noemen.
In het ze'fde Hoofd-deel deezer Ferhandelinge hébben wy nu reeds al
uit-gelégd en verklaart, wat het vuur eigentlyk.is, hoe het aan den
heemél en op de aarde kan ontftooken wérden ;als meede, op wat wyze
het zich aldaar kan onderhouden, enook weeder ui t-gebluft wérden.
Ka dit alles zullen wy nu teegenwoordig heel gemakkelyk konnen
gaan verklaaren, op wat vooreene wyze het vuur infgelyks in de bin-
nenfte ingewanden der Aarde kan wérden ontftookenj als meede,
•hoe het daar door alle diegi ouwzaame en rampzaalige a uitwérkingen
kanvexQOTZanktn, daarin het d-érde Hoofd-deel deezer Verhandelinge
breeder van hébben gefprooken en gehandelt.
Wanneer men b een deeg-kloot maakt, van ééven-veel deelen
zwaavel en vylfel van yfer, en, dat men dic klomp daar^va mét wat
-waater komt nat en week te maaken j zo zal men c gewäar wérden,
dat dit méngfel métter tyd heel aanmérkelyk warm, ja heet zal wérden,
en dat het zélfs ook t'éénemaal zalontvonken en in brand geraaken, zo-
wanneer men een gewicht van tachtentig óf hondert ponden te gelyk
daar van op de booven-verhaalde wyze komt-te-méngen en te maaken.
De reede nu hier van is, dat de klootjes van het waater, die,
ter oorzaake van hunne e gedaante en lichtigheid, ineenegeduurige
beweeginge zyn, tuflbhen de kleene fpitfe lichaampjes van de zwaavel
in-dringen, die daar door van élkandere koomen af-te-fcheiden} op
zodaanig eene wyze, dat deeze ƒ ipitfe lichaampjes, mét heel veel
geraak en lichtigheid booven op die klootjes róllende, die hên als
voor een g voeffel verftrékken, en daar ze ook mét ééne alle hunne
beweeginge van moeten ontleenea, zich tuflchen deeze kleene
lichaampjes koomen/» in-te-voegen, daar» de kant-zuiltjes van het
yfer uit zyn te-zaamen-gezét,. en dat ze daarin, by-gevólge, ^eene
opgiftinge koomen-te-veroorzaaken , op zulk eene wyze , als dit
nu reeds aldoor ons is verklaart,en ter-needer-geftélt, in het zésde
Hoofd-deel deezer Verhandelinge. (.bezie, onder andere, de2,^,en
Leeden van dat Hoofd-deel.)
Wanneer het dan gebeurt, dat 'er een zeekere ftóffe, die, éenige
aoYCX'
lEfFets,
fc Pâte.
c Remar-
quer,
li-BouIes.
' Figure.
/Corps
pointus,
g Vehicu-
lum.
h Engager,
»•Prifmes,
k -Fermen-
tation.
^ over-een-komfte mét deeze booven-vcrhnalde b deeg-klomp heeft,
zich in zeekere onder-aardfche holligheid bevint te weezen, en, dat
■zich een zeekere c meenigte waaters daar onder komt-te-mengen,
die genoegzaam is om deeze ftóff-e na behooren te kunnen door-weekeiii
dat is, dat'er niet al-te-veel nóch al-te-weinig waater by-en-komt,
om deeze ftóff^e te door-weeken; zo zal dit méngfel daar door nood-
zaakelyk moeten ^ op-giflen , en , by-gevólge, heet vverden, tot
Zo-véi4 zomtyds toe , dat het t'éénemaal komt-te-ontvonken: En
wanneer het Lr zélver tyd mét ééne gebeurt, dit deeze zelve hol-
ligheid met een zeekere foort van lucht vervult is, die heel fte k
« in-een-gedrukt en gepérft is, en die in zulk een geval eene geduu-
rige/ po?gingekoau-Ldoen om zich ^ uit-te-fp.-innen, en zich zo
dSndHn haar natuurlyke ftaat weeder te hcrftdlen; zo moet deeze
zélve luc tVop die wyze door h de eerfte Hoofd-lfoff-euit-gefp^anen
wS-dende , die daar van alle kanten op toe-komt-fch,eten, . 1 et ge-
wé fze dee^e^nbsp;hólligheid alléén een weinig op-hchten
en d^en ffhudden: dit zélve nu is het, dat men .... Aard4eevpe
g vvoo^ is te noemen: ja zélfs kan ^^mtyf^nbsp;fl Jul
wél t'éLemaal doen open-barften, cn het zo-doende geheel-en-al m
-deeze onder-léggende hólligheid doen needer-ftorten.
Tweede L i D.
Onderfcheidene üitwérkfèlen vm Aard-heevingen.
Zommige Schryvers zynder, die voor-geeven, dat Cmaal fU
M^ZrEt aeeii Engeland en TrM^^van malkanderen f/cheid
C?n eeSen oorfprong aan Aard-beevingen verfchuldig zyn; dat het
Sd ^T« ^ aan nalie is vaft geweeft, tn Engeland am Hol-
deeze Landfchappen wél-êêr door Aard-beevin-
gen op zodaanig eene wyze van élkanderen zyn af-gefcheiden gewor-
in, als mSi die nu nó6h heedenfdaags komt-te-aanfehouwen.
j / u ^irhTovérre kankuit-fpannen,datzewélhondert' k^ihtzT.
daar-en-booven.
■ Om dan / uit-te-léggen, op wat wyze de lucht zich zo vérre kan ;Expli. .
uitspannen, dat ze wl hondert-maal mêêr plaats komt-e-beflaan qucr.
als voor-heene, ja nóch wél veel mêêr daar-en-booven, gelyk-als de
a Rapport.
b Pâte.
c Qjiï'üite»
d Fermen-
ter.
«Compri-
mé.
/Effort.
g Dilater.
h Premier
Element.
I Voute.
*nbsp;zon*
-ocr page 240-aonneklaare érvaarentheid zélve ons zulks genoegzaam aan-wyftj
zo laat ABCDEFGH één dtxcirkeltjes weezen, van een kringetje
(Sphere) der lucht, (bezie detwee-drie-envièr-en-dertigjlc Leedendesvyfdeti
Hoofd-deels.)
^ De eerfte Hoofd-ftóffe dan, diedaar, door de ^ opgiftinge, na-
toe-komt-fchieten, moet noodzaakelyk de deeltjes A,B,C,D, die
aan de zyde der c holligheid van dc kromte zyn, van den anderenaf-
)érffen en dry ven, doordien ze zich in die plaatfen veel te dicht in-één-
^eftooten bevint te weezen , maar ze moet weeder in teegendeel niet
iet alderminfte d gewéld doen op de deeltjes der e hólligheid van de
cromte, nademaal ze op die plaatfen t'éénemaal op haar wydfte is.
Door ééven die zélve reede nu zal ze infgelyks ook de deeltjes E, F,
G,H, van de zyde der hólligheid van de kromte, van den anderen
af-moeten-dryven, zonder éénig het alderminfte gewéld te doen op
de deeltjes van de zyde der ƒ hólligheid van de kromte. Dit alles nu
en kan in geenen deele zo niet gefchieden, zonder dat zich deeze
zélve lucht heel aanmérkelyk komt^ uit-te-fpannen, en, zonder dat
hy mét ééne alles om-vérre-wérpten vernielt, dat hém voor-heen op-
geflooten hielt.
Vierde L i d.
Wat voor een foort van lichaan,en het is , die onhehwaam zyn tót éènigs
h Dilata- groote h uit-fpanninge.
tion.
Men moet hier ter plaatfe wél aan-mérken, dat alle lichaamen,
iSituaton. wélkcrs deeltjes geduurig in één en dezélve i ftand blyven, de ééne
ten opzichte van de andere, zich niet mêêr en moeten óf kunnen
KcnTe'r ^quot;'quot;^quot;^pannen, als alléén, voor zo veel als'er/de eerfte HoofU-ftóffe
Element, tuffchen-beide-komt, dic hên doet uit-fpannen. Op deezc wyze zal
het
«.Prernicr
Eli; m en r,
i-Fcrmen-
tacion.
«Concavité
delà cour-
bure.
d Efort.
e Convexite'
de la cour-
bure.
/Concavité.
g Dilater.
het lichaam, dat uit de deeltjes A,B,C,D, is te-zaamen-gezét,
zich niet vérder moeten óf kunnen uit-fpannen ,
als alléén, voor zo veel als'er de eerfte Hoofd-ftóffe
tuflchen-komt, die het doet uit-fpannen, by-al-
dien deeze zélve deeltjes geduurig in één en dezélve
^ ftand koomen-te-bly ven i datis, by-aldien hunne ^jijuj^jo,,;
h Oppervlaktens , die na malkanderen^ toe-ge- ^surfaces.'
keert zyn, geftaadig c eevenwydig aan élkandere cParalkles.
zyn en blyven.
Eerfte l i d.
V/at dt Wind eigentlyk «gt; beneevens de gewoone oorzaak deszélfs.
Men is d de beweeginge, óf e de vervoeringe van een gedeelte der j^gitation.
lucht, van het ééne/gewéft na het andere, gewoon WIND te «Tranfport!
noemen. De gewoonelykfte en meeft bekénde oorzaak nu van deeze /Contree.
Vervoeringe der lucht, is, de daagelykfche ^om-buitelinge des Aard- j? Revolu-
kloots rondfom zyn eige h As, van het Weften af na het Ooften toe:
^ant de luchten de waateren, deeze over-fnélle beweeginge niet
'quot;as genoeg kunnende-na-vólgen, moeten daar door noodzaakelyk altyd
iets óf wat te-rugge-blyven, en op deeze wyze een geftaadige wind
veroorzaaken, die geduurig van het Ooften af na het Weften toe-
quot;Waait.
Tweede Lid.
Bat de gewoonelykê oorzaak van de wind zomtyds wel verhindert wérd
^quot;or éénige hy zonder oor zjtaken, en wélke die zyn.
Maar deeze gewoonelyke oorzaak der wind wérd zomtyds wel
lt;3oor éénige « byzondere oorzaaken verhindert en teegen-^ehouden i jCaufes
naamelyk, door de ftraalen van de Zon, die de lucht nu in het eéne ge wéft patticulie-
des Aardkloots koomen k te-verdunnen, en dan weeder in hetanderej res.
door het ontmoeten van heemel-hooge bérgen,en andere hooge-verhee- lt;
vene Iichaamen, die de lucht te-rugge-dry ven en van zyn gewoonelyke
— ' • 'nbsp;quot; ^ geduurig uit de Aarde en de /Fermcn.
■; lucht gefchieden, enz. tations,
Dérde
vene Iichaamen, die de lucht te-rugge-dry ven e
wég af-bréngenj door de dampen, die geduu
Zee op-ryfenj door / de opgiftigen die in de
Dérde L i d.
'Waarom de Wind, die van de Zuid-kufien van Africa van-daan-komt,
na het zuiden toe-hélt; als meede,' uit wat reede de wind, die van de Noord-
ktiflenvan dat deel des Aardkloots van-daan-komt, infgelyks ook na het
^horden toe-hélt.
De ftraalen der Zonne nu leiden de wind af, die, ter oorzaakevan
de daagelykfche a Om-buitelinge des Aardkloots rondfom zyn eige
h As, tuffchen de twee K^êr-kringen (T■■opici) zoude moeten heer-
fchen, en, die aldaar geftaadig zoude moeten waaijen, van het Ooften
af na het Wéften toe; doordien de Zon de lucht veel méér komt-
c te-verdunnen onder de Eevenaars-Kring, {y£quator) als op éénige
andere oort óf-plaats des geheelen Aardkloots, en, dathy deeze lucht
daardoor, by-gevólge, minder zvi^aarwiehtig, en, ter zélver tyd,
ook zwakker komt-te-maaken, als de lucht die ontrént de twee Kcêr-
kringcn(7röp/«) is: waar uit dan voort-komt, dat de lucht, die on-
der de Eevenaars-kring {y€quator) is, voor de kracht en het gewéld
van die lucht komt-te-wyken, wélke van de Kéêr-kringen (^ropici)
van-daan-komt, cn dat ook mét céne de wind, die van de Zuid-kuften
vannbsp;van-daan-komt, na het Zuiden toe-hélt; als meede, dat
die w)nd, wélke van de Noord-kuften van dat deel des Aardkloots
van-daan-komt, infgelyks ook na het Noorden toe-hélt, gelyk-alsde
érvaarentheid zélve ons dit alles komt aan-te-wyfen en te bevéf-
tigen.
Het is ook door ééven deeze zélve reede,dat de wind,die van de Noor-
dcr-kuften [van Africa van-daan-komt, na het (Joften toe-helt, zo-
wanneer de Zon in dc Noorder teekens van hetTaan-rond(2Wwc)is;,
en, dathy na het Noorden toe-hélt, zo-v.'anneer deeze ftar inde Zui-
der teekens van de Zodtac is.
Vierde Lid.
Zommige d waarneemingen, die men gemaal.^ heeft, aangaande de %vin-
den, die op onderfcheidene oorden óf plaatfen der Aardkloots hee-rfchen, encp
onderfcheidene e getjden des 'Jaars.
Men bevint, dat 'er tuffchen de twee f Kcê: -kringen een algemeene
/Tropiei. wind heerfcht, die van het Ooften af na het Wélten toe waait , die
ook het gehee'.e Jaar door duurt, zonder éénige aanmérkelyke ver-
anderi^nge te ondergaan óf onderworpen te weezen; als alléén, dat
hy wéi een weinig méér óf min na het Zuiden óf na het Noorden coc-
?siwatioiï I«n-héllen, na de onderfcheidene ftand ófgeleegenheid derplaatfea
O Revolu-
tion.
/-Axe.
«Dilater.
d Obtêrva-
tions.
'Saifons.
der-breedte at, tótnbsp;die heel
geduurig eennbsp;fj
zélden van het -f^^fg^Nnbsp;heen-zal-draaijen
toe, óf, die ooknbsp;Zee het geheele Jaa^^
Doordien
^/n«van-daan k^nbsp;^^^ deezenaau-
tiende ^^r^^^Z-uidei o eenbsp;ontrént het midden
we Straat. heenete-ttlU^nbsp;^^^^ dezélve ^.acflechk.-
'nquot;- .r kan onmoogelyk niet gefchieden, zonder dat deeze
Zulks nu cn f ^nbsp;oort óf plaatfe hunner te-zaamen-
voort-moet koomen.nbsp;i^id-pn van (Tww^t van ontrént .
. quot;^quot;Tf'nbsp;derb,Ïea« rf »»hec E,h'„d
de tiendenbsp;h Nooiüernbsp;' 'Luiden toe-moet-keeren, na
toe, de Zuid-Üoi^e wind z,ch ^nbsp;^^
de maate dat hy het land komt-te naad^
dat hy t'éénemial Zuid-Wéft werd, wanneei liy toto
toe is gekoomeivnbsp;A'u.Aftnlmte is. die zichuit-ftrékt,^ van
Ten tweeden, Dat'er een ftilte of kalmte ^nbsp;élkanderen
den oort ófplaatie af, daar deezenbsp;^ee-kuften van Gu^ne.
af-koomen-te-fcheidcn, (de eei^, om na .dt u^nbsp;^^^^..
Dd 3
-ocr page 244-toe-te-gaan, en de andere, om zich na de Carihifche Eilanden toe-te-
wénden) tót aan dien oort óf plaatfe toe, alwaar de laatfte deezer
twee winden de Noord-Oofte wind komt-te-ontmoeten, die van het
Noorder deel van Afnca af-komt, en die zich uit-ftrékt, van die plaats
af, tót aan den oort toe, alwaar de Zuid-Wéfte wind deeze zélve
Noord-Oofte wind komt-te-ontmoeten j naamelyk, ontrént aan de
üméegraad der Noorder breedte: op zodaanig eene wyze, dat den oort
ófpl aats, alwaar deeze booven-gemélte ftilte óf kalmte is, een zeekere
Ibortvan^ een gelyk-zydige Driehoek komt-uit-te maaken.
Te7t derden-. Dat, van de vierde ^r^j^^if Noorder breedte af, tót aan
dc vierde graad ^ Zuider breedte toe, de Winden, die tuflchen dceze
kalmte en den c uit-hoek van Brefü heerfchen , altyd tuflchen het
Zuidenen het Ooften zyn, zonder dat ze ooit deeze vaft-gezétte paaien
éénigfins kunnen te~boQven-koomen.
Zéfde L I D.
NB Benbsp;^^nbsp;'tgemeen ontrént de Carihifche Eilandenm den Ooften
. 'j ' moetivaaiien.
z,te de
^Kaart der ^oordien nu deeze wind, aan het uitterfte punt der kalmte, dat
Winden ^^ Z-ee-kuften van America] toe-geftrékt is, de Noord-Oofte wind
aan het J^o^t-te-ontmoeten, die vm Caho-rérde ;i[-komt-, zo zullen ook deeze
einde dee- ^^Ivc twee wmden, zich te-zaamen-méngende, een Oofte wind moe-
zes Hoofd [en «'F-iquot;aaken ; eeven gelyk-als de érvaarentheid zulks komt-te-
deels. beveftigen en aan-te-wyzen. Want, ontrént de Canbifche Eilanden
waait de wind gemeenelyk uit den Ooften, en zomtyds ook wél
Coft-ten-Zuiden} maar hy draait byna nimmermeer over het Ooften
na het Noorden toe , als alléén ten hoogften mét één óf twee kleene
punten óf ftreeken.
Zeevende L i d.
üit^uat reede de Zuid-Oofle wind, die van de zuiderlyke deelen van
Africa van-daan-komt, zyn wég door die Zee neemt, wélk^ is tuffchen
het punt óf de uit-hoek vanBrefil, en de Zee-kujien van Gmnea. '
De reede nu waarom de Zuid-Oofte wind, die van de Zuiderlyke
deelen van Africa van-daan-komt, zyn wég, zo veel als hy kan,
f/Dctroit, door die d Straat neemt, wélke is, tuflrhen het punt ófde uit-hoek
van Brefil, en de Zee-kuften van Guinea , is, dat de lucht, die van
de Zuid-kuften van Africa van-daan-komt, heel veel teeweuftand op
de kuften yan Brefil komt-te-ontmoeten, en dat hy, amp;y-eevólee,
eeven als alle lichaamen doen die zich beweegen, door de gemakke-
«Triangle
equilateral
i Latitude
nieridiona
Je.
* Pointe,
lykftewég die hy vinden kan tracht a heene-te-gaan, en, dierhal-«Pafler.
ven, door deeze zélve b Straat tracht c wég-te-fnappen. Op deeze
Wyze ziet men het daagelyks gebeuren, in een weeder dat wat aan de ^ *
ftillekantis, dat de lucht de loop van het waater t'éénemaal komt
na-te-vólgen, waarvan hy alsdan fchynt voort-gefleept te wérden,
glyende, gelyk-als dwars door een canaal, tuflchen de twee oevers heene:
ook ziet men het dikmaals genoeg gebeuren, dat de winden zélfs
mét de Ebbe en vloed der Zee koomen-te-veranderen.
Achtfl:e L I Di
Waarom de Winden veel van hunne è krachten verliezen, .na datzeAme-j-p^^^^^^
T^ica meerder óf minder koomen-te-naaderen.
Men wérd ook nóch gewaar, dat alle de Winden, die van Africa
van-daan koomen, veel van hunne krachten verliezen, na dat zé de
Zee-kuften van America meerder óf minder koomen-te-naaderen: zulks
nu komt alléén daar door te gebeuren, doordien de Kuften van dit
deel des Aardkloots zich heel aan-mérkelyk teegen hunnen loop .aan-
kanten , tót zo vérre zélfs, dat de winden aldaar wél ƒ koomen w cérom-' Opp^fquot;-.
I • 'nbsp;/Rcflccfair.
ic-buigen.
Neegende L i d.
Vit wat reede de Wéfe Winden in 't gemeen waaljen buiten de twee Kêerquot;-
kingen. (Tropici.)
Ja dat mêêr is, de winden; die zich van deeze kuften koomen
^af-te-buigen, moeten noodzaakelyk zélfs die wmden ^ weeder-te-^
ïugge-dryven, wélke, door i de Om-buitelinge des Aardkloots rond- feRepouffcr.
lom zyn eige k. As buiten de twee l Kêêr-kringen zouden moeten . Revola-
Waaijen, v^i het Ooften af na het Wéften toe, gelyk-als diewmden quot;oquot;-
Waaijen, wélke tuflchen de twee Kêêr-krmgen (rroj?»«) heerfchen:
deeze winden nu moeten heel gemakkelyk weeder te-rugge-kunnen-
keeren, doordien de deelen des Aardkloots, die buiten de twee Ivêêr-
kringen geleegen zyn, haare om-buitelinge mét zulk een n gezwm-
de fiSlhdd met en volbréngen, als die deeleii wel doen, welke tuf- -Revolu-
fchen deeze tweecH.// in-léggen: waar uit dan ook voort-komt, dat ^ ^
deeze zélve winden veel zwakker zyn als de andere, en, wel voornaa-
mentlyk, zo-wanneer de Zon heel dicht by hen is; en, dat ze zich
ook op deeze wyze heel licht weeder laaten o te rugge-dryven, en «RepoufTer.
alzo in een/récht-teegenilrydige wind veranderen, die van het Wel-f Contraire,
tai af-waait, na het Ooften toe.
By-oevólgedun, zo-wanneer de Zon in de-Zuider teekens vanhct
^nbsp;Taaigt;.
Taan-rond (ZW.W) is, zo moet de Wéfte wind ook beerfchen en
waaiien, iets óf wat booven de Kéêr-kring van deSteen-Dok; (TroPius
Capncorni) doordien deeze Star de lucht alsdan daar ter plaatfe komt
^ te verdunnen en l^zwak-te-maaken, geduurende den tyd van onder-
fcheidene geheele maanden achter-ééngt; als meede, dewyle de Z.ee-
kuften van het Zuider deel van America op zodaanig eene wyze leg-
gen en gefchikt zyn, dat ze die wind heel gemakketyk reegel-recht
weeder-te-rugge-kunnen-dryven, wélke, van het Zuider deel van
^/w^af-koomende, alsdan na het Ooften toe-helt.
Doordien nu de Zee-kuften van het c Noorder deel van Amertcts
op zodaanig eene wyze léggen en gefchikt zyn, dat ze, ten naaften-
by ten allen tyde, maar wel voornaamentlyk, zo-wanneer de Zon
in de Noorder teekens van het Taan-rond (Zo^wc) is, met alleen die
geheele wind , wélke van de Noordcr-deelen van Afnca van-daan-
komt, t'éénemaal weeder na EKrc/^^ toe-kunnen-zenden, maar zelts
ook nóch daar-en-booven een goed gedeelte van die wind, welke,
d de Zee door-trék kende, die der is, tuflchen het punt of deuit-koeK
van Breßl, ende Zee-kuften van Guinea, heel van de ^ Zuider-deelen
vannbsp;van-daan-komt j zo moeten ook door die reede , deWéfte-
en Zuid-Wéfte winden, wél meeft altyd en over-al in Europa heef
fchen en de overhand hébben; en, booven-al, in rrankrjkcn h'ólland-,
cn zulks wei dés-te-meerder nóch , doordien deeze zelve winden, na
dat ze van de Zee-kuften van America f weeder te-rugge-zyn gekoo-
men, terwyl ze degemakkelykfte wég voor hen zoeken-te-neemenefi
in-te-flaan, wélnoodzaakelyk óoor het Canaal, (la Adanche) hngs ds
kuften van Vrankryk en Engclandheene-xnoaen-glyen,
Tiende L i d.
mßorieen befchryvinge der Winden, die in de Indiaanfche Zee waatjegt;f
en de overhand hébten.
Nadat men nu dit alles heel wél verftaan en overwoogen zal héb^
ben het geene tót nóch toe, aangaande de winden, m dit Boojd'
deel^dooï ons is ter-needer-geftélt, zo zal het ons nugeenfinsmoei-
jelyk mêêr kunnen vallen, om^ uit-te-léggen, en reede-te-geeven:
Foor eerft-. Waarom men, in de Indiaanfche Zee, tuflchen dc
bUümic tiende en déxtig'üie graad, ^ Zuider-breedte, altyd een vafte en ge-
fAc^'quot; reegeldeZuid-Ooftê-wind gewaar wérd.
Ten tweeden Uit wat reede deeze zelve wind zich, van de Maana
quot;^uni-^ï, tót de Mamp;zndNovember toe, uit-komt-te-ftrékken, tót aan
de tiende graad der-Zuider-breedte toe. Want het is wel voornaa-
mentlyk geduurende die zélve tyd, datde Zon die geheele lucht
aDilater.
h Affoiblir.
« Septeii-
tnonale.
d Pâffant
Ia iner.
e Méridio-
nales.
/ReSedlis,
^Expli-
quer
fegt;tnt a. te verdunnen en zwak-te-raaaken , wélke in het Noorder-
deel des Aardklootsis.
Ten dér den-. Waarom men, inde geheele Indiaanfche 6ï Arabifche
Zee. alsook, inde Golf van Béngaale, een vafte Noord-Oofte-Wind
«eeft, die geftaadig aldaar door-waait, van de MaandOao^ifraf, tót
de Maand April toe. Want de Zon komt alsdan de lucht te ver-
dunnen en zwak-te-maaken, die ^ aan geene zyde van de Eeve-^Audela.
«aars-kring is.nbsp;c .^Equator.
Ten vierden-. Uit wat reede men, van de Maand November af, tót
de Maand quot;Juni toe, dicht by het Noorder punt van Madagafear,
ook, ontrént Java enSumatra, tuftchen de tweede en tiende^y-^z^^^
Zuider-breedte, altyd een vafte Noord-Wéfte-Wind gewaar wérd.
Want de wind, die men dicht by het Noorder-punt vmMadagafcar
Ontmoet , is de Noord-Üofte-Wind , die de Zee-kuften van A-
friea, wélke dicht-by «^e Roodé Zee léggen, wéérom-kaatfen, en,
Zo doende, in een Noord-Wéfte-Wind veranderen; de wind nu,
die men ontrént Java en Sumatra gewaaiquot; wérd, is de Noord-Oofte-
Wind, die de kuften van ComW//isi wéérom-kaatfen, en die ze, ^Repoufler^
^o doende, in een Noord-Wéfte-Wind koomen-te-veranderen.
Ten vyf den. Waarommen, in ede Straat, dic der is, tuflchen het
Eiland Madagafcar, en de Zee-kuften van Africa-, als meede,
deeze Straat af, tót aan de ƒ Eevenaars-kring toe, van de Maand
April af, tót de Maand October toe, een geftaadige doorgaande Zuid--'
Wéfte-Wind gevoelt, die geduurig iets óf wat g na het Wéften ^s'indinc
toe-hélt, na de maate dat hy h vérder nahet Noorden-toe komt-te-versie cou-
geraaken; zo vérre zélfs, dat hy eindelyk t'éénemaal een Wéft-Zuid-chanc.
Wéfte-Wind komt te-wérden. Want het is de Zuid-Oofte-Wind, ^s'avance
die langs de Zuid-kuft van deeze i Straat daar-in-komt, en die dan
Ook vervólgends, terwyle hy langs de andere kuft daar-weeder uit-
trékt, zich in een Wéft-Zuid-Wéfte-Wind komt-te-veranderen,
doordien hy veel méér gemak vint, om na het Ooften toe-te-gaan,
als na het Wéften, alwaar de Zee-kuften van Afrka zich teegens
deszélfs ^loop koomen l aan-te-kanten. Het is infgelyks ook al deeze k Cours.
Zélve wind, die, van de Maand April af, tót de MaandtoeOppofer.
^^ de Arabifche Zee, en in de Gólf van Bengaale, geftaadig uit den Zui-
den waait.
Ten z.éfden. Uit wat reede men bevint, dat, van Nieu-Guinea af,
tót aan Sumatra toe, en, van Sumatra af tót aan Japan toe, de Noorde-
Wind doorgaands heerfcht en de overhand heeft, in de Maand van
Ofiober, midfgaaders in de naaft-daar-aan-vólgende Maanden, tót
in Mey toe; en, dat dejZuide-Wind weeder in teegendeel in alle die
Oorden ófplaatfen de overhand neemt, in de Maand van il/e;, en inde
ïi^aft-daar-aan-vólgende Maanden, tót in OMer toe; maar, dat
échter de Noorde-Wind, ^ aan de Zuid-^de van den Ee venaar, altyd
na het Noord-Ooften toe-hélt, en de Zuide-Wind, na het Zuid-
Wéften. Want h de geftéltenis en órde der Zee-kuften van China,
Nteu-Hólland, Nieu-Guima, en van alle die groote Eilanden, wélke
tuflchen deeze over-groote Land-ftreeken in-léggen, is de réchte
grond-oorzaak) dat de Noord-Oofte-Wind, die, door ede om-bui-
telinge des Aardkloots rondfom zyn eige d As, alsmeede, doordien
de Zon de lucht in de zuidelyke deelen des Aardkloots komt e te ver-
dunnen en zwak-te-maaken , geduurig zoude-moeten-waaijen, van
de Maand Octoher af, tót de Maand van Mej toe, zich ƒ aan deeze zyde
der Eevenaars-kring {^AEquator) in een Noorde-wind komt-te-veran-
deren, ja, dat hy zélfs, ^ aan geene zyde van deeze Cirkily na het
'.Noord-Ooften toe begint te héllen: en de h geftéltenis en órde van
deeze zélve kuften is infgelyks de réchte grond-oorzaak, dat deZuid-
Oofte-Wind, die, door de om-buitelinge des Aardkloots rondfom
zyn eige As, als meede, doordien de Zon de lucht indeNoordelykc
deelen des Aardkloots komt te verdunnen en zwak-te-maaken, ge-
duurig zoude moeten-waaijen, van de Maand Aley af, tót de Maand
October toe, zich i aan deeze zyde der Eevenaars-kring {ty£qmtor)
in een Zuide-Wind komt-te-veranderen, en, dat hy zélfs na het
Zuid-Wéften toe komt-te-héllen, k aan geene zyde van deeze
Cirkel.
Ten aeevenden-, Op wat wyze de Wéfte-Wind, ontrént/de Zuid-
landen, zich in een Oofte-Wind kan veranderen. . Want de Wéfte-
Wind kan zich van de Zee-kuften van Nieu-Hólland heel gemakkelyk
m af-buigen, en, op deeze:wyze in een Oofte-Wind veranderen.
Ien achtften), Waarom de Noord-Oofte-Wind in de Vrcedzaame
Zee (Mare Paeificum) heerfcht en de overhand heeft, aan de Noord-
zyde van den Eevenaars-kring; endeZuid-Oofte-Windaan deZuid-
zyde van deeze Cirkel.
Ten neegenden-y Waarom « de fcheidspaaleri, alwaar deeze winden
van P de Vreedzaame Zee koomen op-te-houden, ten-naaften-by ééne
en dezélve zyn, als die fcheidfpaalenzyn, alwaar dewindénop-hou-
den , die in dc andere Zifen waaijen. i
«Du côté
de i'Equa-
teur.
l Difpofi-
tion
f Revolu-
tion.
d Axc.
I Dilater amp;
afFoiblir.
/Eli deçà. .
g Au delà.
h Difpofi-
tiou.
»En deçà.
Au delà, ,
/Terres
Auftrales.
tn Réflé-
chir.
«.Equator,
«Limites.
ƒ Marc Pa.
cificum,
J Limites.
r Variables,
j Saifons.
Ten tienden-y Uit wat reede men, buiten de Streek van alle deeze
q fcheidfpaalen, altyd r veranderlyke winden komt-te-ontmoeten en
gewaar-te-wérden, óf liever, Wéftelyke Winden, na de loop van fde
getyden des Jaars, enz, ..
Bat alle het geene, dat wytit nu toe', aangaande de Winden, ter-meder-
he'bhen-geße'lt, alléén van die Winden verßaan meet werden, wélke op de
Zee, heel vérre van het land af, heerfchen en de overhand hébhen.
Men moet hier ter plaatfe wél aanmérken i dat alle het geene, dat
Wy tót nu toe, aangaande de winden, ter-needer-hébben-geftélt,
alléén van die winden verftaan moet wérden, wélke op de Zee, heel
vérre van het land af, heerfchen en de overhand hébben; alwaar de
1 uit-waaflemingen,die on-ophoudelyk uit de Aarde op-ryzen, tnidsgaa- ^Exlialäi-;
ders de b onderfcheidene ftand en geleegenheid der Bérgen, val- fons.
leijen, enboftchen, niet krachts genoeg en hébben, om hén éénig-^ Situation
fins te kunnen ftooren óf verhinderen.nbsp;diverfe.
Bat c de loop óf vloed der waateren van één en het zélve d beginjfel lt; Lecou-
hangt, daar de winden van af-hangen.nbsp;rant.
d Principe^
Men dient ook vérder wél e aan-te-mérken, dat de loop óf vloed 'Remar-
der waateren van één en het zélve beginflel af-hangt, daar de win-
den van af-hangen : dat is, dat ze infgelyks van de daagelykfche
/Om-buitelinge des Aardkloots rondfom zyneige^ As af-hangt, wél- /Revolu-
ke van het Wéften at na het Ooften toe draait j maar dat échter de tion.
ftraalen van de Zon op het waater h eene geheel-en-al-teegenftrydige J^xe.
uitwérkinge moeten doen, als ze op de lucht koomen-te-maaken; (.„nj^jj^®quot;'
gelyk als zulks heel gemakkelyk te begrypen zal weezen, voor een
ieder, die maar mét éénige de minfte érnften aandacht zyne gedach-
ten hier over zal gelieven te laaten gaan; want de ftraalen van de Zon
dryven de waateren voor zich heene, die zy niet-en-kunnen verdun-
tien, en ze trékken in teegendeel de lucht na die oort óf-plaatfe toe,
alwaar ze, récht i lootlyniglyk daar op vallende, de lucht ook, by- ' Perpendir
gevólge, koomen te verdunnen en te verzwakken, die daar door dan
meede genoodzaakt wérd, om voor de kracht en het gewéld van die '
lucht te-moeten-wyken, wélke daar rondfom is.
Wj
T hébben het, tendienjie vanden Naauwkeurigen Lee-
zer, noodig geacht i om de neevens-Jiaande Kaart hief
in-te-voegen; waarm men, als mét één ofjlag der oogen, zien
kan, het geene in dit naajl-voorgaande Hoofd-deel, aangaande
Hier moet het waaijen dér gereguleerde winden, enz. kortelyk en be-
dt groote knópt IS ter-needer-gejtélt.
Veeze Kaart nu hébben we ontleent, uit Het veertiende Hoofd-
deel des vyfdenBoeks der Natuur-kunde, van de HeerPierre
Sylvain Regis in het Frans befchreeven. En, dewyle de JiélUn-
gen, enz. die deeze geleerde en fchérpzinnige JVysgêêr , daar
ter plaatfe by-bréngt, on'zes érachtens, tót het réchte verfiand
deezer zaake ten mtterflen dtenjiig zyn, zo hébben wegemeent,
den Opmérkenden Leezergeenordienfl te zullen doen, mét de
woorden en fléllingen van deezen Heer zélfs hier tuJlchen-in-te--
lajjen, zo als ze door ons uit het Frans zyn vertaald. H]
zégd dan daar ter plaatfe aldus,.
Eerfte L i d.,
Dat de Heer Halley wel het naatnvkemgfle van allen aangaande deHiquot;'
ftorie der Winden heeftgefchreeven.,
Onderfcheidene Schryvers hébben zich onderwonden, aangaande
de Hiftorie der Winden te fchryven. Maar, men moet bckénnen,
dat de Heer Halley, Lid van b het Koninglyhe Genootfchap der Weeten-
fchap^en tó( Londen, óoay van omftandiger en naauwkeurigerhandelt, ■
als éénig anderSchryverooittótnóchtoegedaanheeft,. immers, voor
zo veel als tót.myne kénnifle is gekoomen Want, booven óf be-quot;
halven dat Hy dat geene, het wélke Hy van deeze zaak ter-needer-
ftélt, vande Ervaarendfte Stierluiden en Lootfen geleert onder-
vraagt heeft,, die de Ooflerfche Zëen {Aiers Orientales) laügen lyd
hébben bevaaren; zo heeft Hy zélfs ook een geruimen tyd laiiginde
Atlantifche Zee [Mare Atlanticum) zich opgehouden , alléén , om •
« Obfexver.ten naauwkeurigften,c waar-te-neemen wat daar al omging, ten op-
zichte der wmden, en , om zulks ook , dienvólgende , mét dés tc ■
meerder zeekerheid, ombefchroomt te kunnen gemeen maaken.
Hy heeft dan tót dien einde deeze neevensflaande Kaart afgetee-
kent} Die ons de Onderfcheidene oorden der Zëen, beneevens alle
de verfcheidene Winden die aldaar heerfchen óf de overhand hébben,
veel klaarder voor oogen koxnt-te-ftéllen, (reprefentctren) als men zulks
door.
W
Kaart der
winden
in-ge-
voegt
wérden.
^Société
Ëojale.
g jj^ X A. l\hMJUtM MEDITE REA.NI} VJ^. M W. Iv -
W.
Y-h.
VIL h. cHIJSr A
ni h.
.Made/riv ^ 1 h-
■laJrcnt^Pai^s
FLORIDA
Ven4z MztuzMlis
^er^nudd.
m
INDIA
(
iTtf a « f «
\RABIJL
Tùn Kl/.
Szile^
Z o
y
y
Jîl^Ul
■.a:-
T/ûmmV'
t/J
yC.VefJe
.y
y
^ê/BÛ
.y
Cam^tU'
Caniiofa
y/p}
y*
^ ÇVerde,
y
y
y
y
y
10
/
àcnbsp;^
\ Tornades //
l I I I l' I
\ V
V \ \ \ v\ \
V
rR r .s-
\
w V
\ gt; V \\
\ V V \\
\ V \
\ A
\
V .V,
PAO-l^FIC
V^v^vt
\ V VA'
y
.y
iguinea -
A
y
\
y'
JÇ.THIOPIA
V
V \
gt;
/
V
7 ƒ f T f
A'
GUIA^JC
S
N
S^THIOIK
AMfeklCA
V V
v
\ V
\ \
^'iirie^
V
%
V
\
\
\
s, \ N ^
V V V
V
\
V
V
V
\ N
V
V
v
V
3
Aquot;
V
V
V
V
■V ^v v '
.V vX, -
-Si:
V
V
V
V
V
V
N-v V V
\
\
V
V
V
V
V
V
V
N
V
„■V
V
V
\
V ^ ^ v
- y V V N
V
V
V
V
io-t-nexn
✓ ^ / y y
• lt;lt;
^iîlgiSP*!
5 r
■NV^AN
\\\\\\
-
OCEAmM
v\ Vv
\\\
^_^
W A \\
HOI.I.AN
DIA
V \\ \ V, V V \ \ ^
2.$ -
: V V V, V
\ V V \
V V V \ \\
KxV\V V
y
y
■esJ
1
...... mm
A»
'U r r '
fZfjrjrjr
'^crmeSjp^
V V.
IV^-N,
V Si
:v
vm h.
X -
nu. h .
VI
n.h.
mttv
h.
U
ll'^.h
F'
m
--■■If^ -
- (
.i-l^'Si
U.
quot; ». ' r
—^
— V.
• - quot;
/ y
.: .f' ■
I
i
■ M,: r'
TV.
door éénige voorbedachte reedeneeringe bekwaamelyk kan doen.
De kleene fpitfe lynties ilknes pomauées) die men m, de Atlanttfche en
SS I « gL ar wfrd, . wyzen de fcheidfpaalen aan, zowel ..Mar.uent
■van de gereguleerde als veranderlyke Winden. De fp.tfe lyntjes nu, les co.fi.s.
^xtmcnm delnMaanfche en AraHfche Zeen ziet, vertoonen de uit-
geftSktheid der rondfomloopende Windas, (rétendue
Iques.) Wat nu b de loop de.quot; Winden aangaat, die isindeezeKaa t ^cou«.
dJor zulke kleene lyntjesnbsp;de zelve quot;-htmg^ ^
n.«) hébben, als een fchip in Zeenbsp;heb^^quot;' Ift.nL
voor de wind zeilde; daar ontrént men echter deezeeomftandigheid
wél iS 'herft^tc-neemen, dafhet fchérpfte emd,e van een lede
SzS kleene lynties den oort van de Gezicht-éinder de rbonzon)
tïXS na alle waarfchynelykheid, t'éénemaal gelyk zyn aandie
Wnbsp;wélke in de Atl^itifche en Ëthiopifche Zee waaijen, zo.
K r^e^geoordcelt dat het onnoodig óf overtólli- werk zoude
gSvlerzyn^ om deeze groote Z^e geheel-en-al m deeze Kaart te
vertoonen en af-te-teekenen.
Tweede L i d-quot;
Dat deeze Schryver den geheelen Oceaan in dne voornaame Hoofd-Men.
afdeelt-, enwélke die zyn.
Deeze Schrwer nu verdeelt zo aanftonds daar na den geheelen
malkanderen af gefcheiden, door overg^o^nbsp;^^^^
Edanïn, éfNuu-HólL^. ^ndeZtud-Zee fkxekt zichuit, tuflchoi-^
de PhU.nwfche Eilanden heene vérder , langs Chtna en Japanj^ ^
m Nieu-Hólland toe, ten Wéften, enten Ooften, langs de Kuften
van America heene.
Dat hy onderfcheidene a Waarneemingen maakt, aangaande de Winden
der Atlantifche Zee.
a Obferva-
tious.
De Heer Hallej dan, de Hiftorie der Winden aan ons willende
vertoonen , vólgens deeze voor-verhaalde Afdeelinge, maakt zyn
begin mét de Winden der Atlantifche Zee \ zéggende dat 'er in dee-
ze groote Zee één algemeene wind heerfcht, óf de overhand heeft,
die zich tuflchen de Keer-kringennbsp;in hout, en diehetgehee-
lejaar door waait, zonder éénige aanmérkelyke veranderinge on-
derworpen te weezen, als alléén, dat hy op de ééne tyd wel wat na
het Noorden, en op de andere tyd wel wat na het Zuiden toe hélt, na de
h sttuation. onderfcheidene b geleegenheid der oorden óf plaatfen daar hy waait.
Deeze naavólgende zaaken nu zyn wel de voornaamfte, die men, aan-
gaande deeze veranderingen, aangemérkt en in-acht-genoomen heeft.
Vierde L i d.
Eerfle c Waarneeminge.
DeeefteW^aarneemingedanisj dat men, ontrént dc Zee-kuften
van Africa weezende, zo dra als men de Canarifche Eilanden is voorby
gevaaren, wél vaft-kan-ftéllen, ontrént dien oort een ftérke door-
dringende wind te zullen ontmoeten, die Noord-Oojl zal zyn, on-
trént de 11 graaden Noorder breedte; en die heel félden van hethoflert
tót het O op-Noord-O oflen toe zal draaijen, óf over het Noord-Noord-
Oofien heene fchieten. Deeze wind nu blyft die geene on-ophoude-
/tnbsp;, het Zmden toe zeilen, tót op de hoogte van lo oraadert
cObfèrTS-
tion.
Noorderbreedte, en, ontrént, tót op de afftand van ico'^Mvien
van de Kuften van Guinea af. Wanneer ze nu tót zo vérre zyn ge-
koomen, zo vervallen ze daar ter plaatfe in eene d ftilte, die henby-
blyft, tót ontrént op de hoogte van ^graaden Noorder breedte waar
uit ze zich ook niet als mét zeer groote moeite kunnen rédden ge-
lyk- als in 't vervólg naader zal aangeweezen wérden. {Bez.ie het élfde
Lid deez.es Hoofd-deels.)
d Calme.
Nyfdc
-ocr page 255-Tiveede a Waarneeminge.
De tweede is; dat die geene, wélke n^de Carihifche Eilanden,
ó£ de Antilies, toe zeilen, gewaar wérden, zo-wanneer ze de Kuiten
van ^wmeij beginnen te naaderen, dzt de Nfiord-0ofte Wind, daarin
het naaftvoorgaande Fierde Lid afisgefprooken, hoe langer hoe meer-
der na het Ooiten toe begint te draaijen; zo verre zelfs, dat hy wel
zomtyds féénemaal een Oofte Wind wérd, of ook wel, een Oojle-Wind-
ten-Zuiden: dat deeze zélve Noord-Oofte Wind ook zomtyds wel een
geheele ftreek óf twee komt te draaijen, van het Oö/?;« af na het
%iden toe, maar heel félden meerder. Linde yk werd inen ook
gewaar, dat de kracht van alle deeze winden allengskens komt te
?cSerenen af-te-neemen, na dat men meerder na het Wéften toe
komt te naaderen.
Zéfde Lid.
De'rde Waatneeminge.
De dérde h Waarneeminge is; dat c de fcheidspaalen der vafte en ^ obferva- '
d rondfom-loopende Winden zich in deeze Zee vérder uitftrekken na tion.
de kuften van America toe, als ze zulks wel na de kuften van Africa tLimites.
doen; doordien mende vafte winddaar ter pkatfeniet eerdér ge^^^^^^^^
en wérd, als, na dat men,quot; na de kant Afnca , . de breedte var^ . ..
^8 gr,,d n is te-booven-gekoomen; daar zich deeze zelve Wmd na
deiant van Amcnca toe, wél komt uit-tc-ftrekken, totop deb.eed-
tevan ïo, u, óf 31 gr^^^^n. Eéven dit zelve nu werd men ook
gewaar , ontrént de Kuften van het Zuider gedeelte ƒ der Levenaars- /-^qu.tor, quot;
kring; want dicht by de Caho de Bonna Efperanlt;^a zyn g de Icheids- jLimit«,
paaien der gereguleerde winden wél 3 óf 4 graaden naader aan de ^
Ëevenaars-lyn, {Linea ^qmnoBialisy Hh ze zulks wel zyn: ontrent
de Kuften van Brefl.. (bezie hier op debygevoegde kaart.) ■
a ObferTa-
tion.
SObfs
IcrYa-
Zeevende L 1 d. '
Vierde b Waarmminge.
, tiou.
De vierde Waarneeminge is; dat deeze zelve Winden, van de ^
Koorder breedte van 4 graaden af, tót aan deeze »fcheidfpaalen toe^^Liraites.
na de kant van het Zuider gedeelie der ^Eeyenaars-liiing, cieeft altyd
zullen waaijen, tujfchen het Zuiden en het Ooften-, en, in het gemeen,
tuffchen het Zuid-O ofte en het Ooften: dat ze vérders meeft altyd deeze
órde houden, dat ze Zuidelyker waaijen na de kant van Africa', en
Ooftelyker na de kant van America. De Heer Halley verzeekert ons
' daar-en-booven, dat hy zélfs ondervonden heeft, dat de Zuid-Oofle
IVind daar ter plaatfe meeft altyd mét deeze voorverhaalde Omftan-
digheid gewoon was te waaijen^ mét dit onderfcheid échter, dat
hy, zo-wanneer hy ééii^fiins mêêr naJjet Ooften toe hélde, dan ook
mét ééne veel ftérker Was, en mét reegen óf onwêêr verzéltj en,
dat de lucht in teegendeel meeft altyd hélder en klaar was, wanneer
de wind na het Zuiden toe hélde.; maar, dat hy de wind aldaar nooit
en hadde zien draaijen, over het Zniden heen na het Wéften toe; nóch
.ook, over het Ooften heen na het Noorden toe.
Achtfte .L i d.
Vyfde Waarneeminge.
.» Obfcrva- De vyfde a Waarneeminge is; Dat het onderfcheid der Jaargetyden
.£iou. (Saifons) ook wél ééninge veranderinge aan deeze gereguleerde win-
den kan veroorzaaken: want, dat de Zuid-Oofte Winden, tuflchen
Breftl en Guinea, wél iets óf wat koomen te veranderen, terwyle
ze zich éénigfins meerder na/jff Zuiden toe buigen, ten tyde alsde
Zon heel vérre om het Noorden, en, by-gevólge, wyd genoeg van
,1 ^Equator, de b Eevenaars-kring af is ; als wanneer de Noord-Oofte Winden in 't
' gemeen ook een weinig OoftAyker gewoon zyn te waaijen. En in
teegendeel wérden de Zuid-Oofte Winden vjeeder wat Ooftelyker, zo-
wanneer de Zon na de Kêêr-kring van de Steenbok [Tropicus Capri-
corni) begint te naaderen; als wanneer de Noord-Oofte Winden, aan
deeze zyde van de Eevenaars-lyn, (linea iy£quinoBialis) ook mét ééne
in t'gemeen wél iets óf wat mêêr na het Noorden toe gewoon zyn te
,héllen.nbsp;gt;
Neegende L i d.
Zéfde Waarneeminge,
De zésde c waarneeminge is; Dat'er in deeze zélve Zee een zeeke-
ren oort is, alwaar de Zuide en Zuid-Wffte Winden altyd en zonder
ophouden heerfchen en de overhand hébben; naamelyk, dicht by
de Zee-kuften van geheel Guinea-, dat een ftreek lands is van mêêr
als JOG Mylen, die zich uirftrékt, van Siërra Lionaaf, tót aan het
Eiland S'- Thomas toe. Want de gereguleerdenbsp;, ^ de
Ecve-
f-Obfetva-
tiod.
iiEquator,
-Sevcnaar doorgegaan {gepajfeert) zynde, wanneer hy Guinea begint te
naaderen, in dc ruimte van ontrént 80 óf 100 Mylenj zo hélt hy
mêêr en mêêrna deeze (Kuften toe, en hy verandert daar door in een
Zuid- Zuid-Ooße wind-, en, na de maate dat hy het land naadert j
draait hy zich alléngskent ook om, éérft na het Zuiden toe, daar na
na het Zuid-Zuid-Wéden-, en eindelyk, wanneer hy tót dicht by hel
Lgnd is genaadert, wérd by t'éénemaal Zuid-Wéft.
Tiende L i rgt;.
Zerrende en laatße a Waarmeminge.
'De zeevende en laatfte Waarneeminge is} Dat'er, aandcNoord-
ü^yde van den Eevenaar, (i^^uator) tuflchen de vierde en de tiende
graad in de h breedte, en tuflchen c de Middagkringen \mCaboFer- b Latirudo.
en de andere Eilanden van de zélve naam, die wat Oofteljker léggen^ c Meri-
een groote ftreek Zee is, binnen wélke men wél zéggen mag, dat di^ns.
geen gereguleerde óf d rondfomloopendc wind altoos en heerfcht óf
de overhand heeft ; zynde deezen oort altoos in eene geftaadige kalm-
te, die échter verzélt'is mét zwaare on-wcêren, donder en blikfem,
en by-na geduurige flag-reegens. Hier hebben we nu eengoet getal
Van zaaken en e vvaarneemingen , daar men den oorfprong van te « obfcrvi.
^-oeken heeft, en die men wel verftaanelyk dient te verklaaren.
/Explict-
ciün.
Elfde L I J3. •■
ï Verklaaringe van de Berße Waarneeminge.
Het zal niet noodig zyn, dat we ons hier ter plaatfe ontrént de
^oord'Oop wind vérder o'phondcn; wélke die geene verzélt, die.
Van deg Noorder breedte van z^ graaden afzeilende, hun cours na^Ljjjjyjg
Zuiden toe zétten, doordien het ééven deeze zélve wind is, daar Boreale,
^e den oorfprong reeds al van hébben uitgelégd in het neegende
Hoofd-deel deezes Boeks, {Bezie het geheele naajl-voorgaande Hoofd-
deel van de windeni dóch inzonderheid de 3 ,4,5 ,(J,en7''« Lee^/f« des-
zélfs) Maar het is wél ten hoogften noodzaakelyk, dat we éénige
verftaanbaare reede trachten te geeven van die groote ^ftilte, wélke de iCalrae.
Scheepen in het zeilen gewaar wérden, ontrént 100 Mylen van de
kuft van Guinea af, tót op dezélve Noorder breedte graaden
toe. Men zal nu heel gemakkelyk reede hier af kunnen geeven,
xvanneer men wél i in-acht-neemt, dat de lucht zodaanig inde woe-
ftynen vmLybie k verdunt wérd, door de by-na geftaadige teegen- ^'Rarefier
Wpprdigheid van de Zon booven deeze / Landftreek, dat daar door de /contrée.'
a Obfervi-
tion.
Lucht, die booven dat gedeelte der Zee is daar we zo aanftonds van
hébben gefprooken , genoodzaakt wérd ,' om zich mét ééven zo
^EfFord. grooten «ïkrachtnadicLandftrcektoete beweegen, als de algemeene
h Sciis coii- Ooße wind kracht aanwénd, om die zélve Lucht in een b teegenftry
trairc. ' (jige zin tc docn voortgaan; het wélke dan ook te weege bréngt j
£ IiidifFe- ^jjj. jjg Lucht daar ter plaatfe c onverfchillig moet weezen, om zich
na de ééne óf na de andere kant te wénden. Deeze reede nu is, on-
(iobfena- zes érachtcns, genoegzaam, om aan deeze eerfte Waarneeminge
tion, te voldoen, en die op-te-lóften.
Twaalfde L i d.
Uitlégginge van de tweede Waarneeminge,.
Wat nu die geene aangaat, wélke na de Carihifche Eilanden, ófde
Antilles, toe zéilen ; men behoeft zich in geenen deele daar over te
verwonderen, wanneer men bevint, datze, zo-wanneer ze de Ku-
ften van -^wen« beginnen te naaderen,, gewaar wérden, dixdeNoard-
Ooße wind, die onophoudelyk tuflchen de twee Kêér-kringen {Tropiei)
waait, hoe langerhoemeerderOöfW;/'^begint te wérden; als meede,
dat de algemeene Oofte wind alléngskens begint te verminde-
ren en af-te-neemen, na dat men meerder na het Wéften toe
komt te naaderen, gelyk-als zulks in de tweede e Waarneeminge is
ter-needer-geftélt. Want men mag wél vryelyk gelooven, dat dee-
ze zélve veranderinge van de IVoord-Oofte-ineennbsp;daar alléén
van-daan-komt, dat, na maate dat Noorde wind, d'A'iiX de Noord-O oße
wind uit ƒ is te-zaamen-gezét, de Eevenaars-lyn (Linea z/£q'unoÜialis)
begint te naaderen, ook ééven zo de Zuide wind, d-Aarde Zuid-Oofie
wind insgelyks meede uit is te-zaamen-gezét, ihém méér en mêêr
teegenftaand begint te doen, en, dat hy eindelyk door dit middel
te-weege-bréngt, d-it de Noord-Oofte wind alléngskens zo uittermaaten
ongevoelig wérd, dat'er genoegzaam niets mêêr als de zuivere Oofte
w^W over-en-blyft, die zich gewaar doet wérden. Deeze zélve Of,
wind nu moet ook noodzaakelyk heel veel van zyn eerfte kracht ver'
liezen, na maate dat men meerder na het Wéften toe komt te naade-
ren; doordien de hooge Bérgen van America, die zich teegen d^
g Reflcchir. (je loop {cours) deszélfs aankanten, deeze zélve wind daar door ooic
noodzaaken omzich_^ om-te-moeten-buigen; door wélke wêêrom-fttiiquot;
tinge {reflexio) ze hém ook dceze zélve Wéfte wind doen veroorzaaken,
daar nu reeds al van is gehandelt, die buiten de twee ^ Kéêr-kringen
heerfcht. {Bezie de i ,'i ,m ^ Leeden in het naaft-voorgaande Hoofd-
deel van de Winden.)
Dér-
-j-Generale.
f Obfèrva-
tion.
ƒ G.ompofö
i Tropiei.
Dértiendc L i d.
a OpUjfinge vm de dérde Waarneeminge,
By-aldien de Lucht tulTchcn de Kêêr-kringen {Tropid) over-al nét
ééven zéér b verdunt v.'ierd, zo zou'er eene goede fchynbaarheid van iRgfefier»
Waarheid weezen, dat de gereguleerde winden zich overal ook nét
ééven vérre van den Eevenaar {^Aiquator) zouden uitrtrékken: Maar,
doordien de Lucht heel veel meerder booven het Land als booven de
Zee verdunt wérd, en nóch daar-en-booven mérkelyk mêêr booven
de Landftreeken die fandachtig zyn, als booven de Landen die zulks
niet en zyn, zo moet dit ook noodzaakelyk eene mérkelyke veran-
deringe ontrent de uitgeftréktheid der gereguleerde winden veroor-
zaaken; dat is, dat deeze winden zich wél noodzaakelyk vérder na
de kant van Amertca toe moeten uitftrékken, als ze zulks wel na de
kant van Africa koomen te doen; na de gelykmaatigheid(PVf/^orfio)
dat'er in Africa Landftreeken zyn, diebekwaamerzyn om de luchtte
verdunnen, als 'cr wél in America wérden gevonden. Want het is
c baarblykelyk, dat de lucht, die verdunt wérd booven de landen die .Evident,
huiten d de Kêêr-kringen zyn, winden moet veroorzaaken, die vlak ,/Tropici.
teegen dc gereguleerde winden aan-loopenj dewyle deeze geregu-
leerde winden veroorzaakt wérden, door een lucht, die door zyn
eige gewicht voort-geflecpt wérd na de Eevenaars-lyn toe, {Linea
iyEquinoélialis) en dat de andere winden voortkoomen, uit een lucht,
die door zyn gewicht na de As-punten {PoU) toe .wérd gedreeven. Dit
alles nu wérd volkoomentlyk door de onwraakbaareErvaarentheid zélve
^evéftigd, die ons zonneklaar doet zien en bevinden, dat men, vól-
gens de dérde « Waarneeminge, deeze vafte Winden na de kant van
Afrtca niet eerder gewaar en wérd, als, op^de breedte van 30,31,
óf -^z rraaden-, het geene men insgelyks ooi zo ziet gebeuren na dc
Zuïd-kant van den^g Eevenaar toe: want h de fcheidspaalen der ge-
'■eguleerde Winden zyn, ontrént de Cabo de bonna Efperam^a, wél on-
ti'ént 3 óf4 graaden naader aan de Eevenaars-lyn; {Linea t^qttino-
^tialis) als ze wél na de kant van Brefil zyn ; gelyk-als hier booven
in het zéfde Lid nu reeds al gezégd is, {bezte hier op de bj-gevoegde
Kaart op pag. zzo.)
Veertiende Lid.
rei-k}aaringe van de vierde i Waarneeminge.
Het geene ten uitterften aanmérkens-waardig is, aangaande de ge-
leguleerde Winden, beftaat daar in, dat deeze Winden, van de
«Explica-
tion.
e Obfetvi-
tion.
f Latitudo.
g jïquator.
lgt; Limitcs.
i ObfcrYa-
tion.
Noorder breedte van ^g^raadenzf, tót aan dezelve ^ fcheidspaalen
toe , na de Zuid-kant van den b Eevenaar, meeft altyd waaijen tuf-
fchen het Zuiden en het Ooften-, houdende meeft altoos deeze Reegel»
dat zc Ziiiderljker zyn na de kant van Africa roe, en Ooftelyker na de
kant van America. En ondertuflchen zoude men, vólgens de alge-
meene rcegel, die ontrént de gereguleerde Winden vait-gefték is,
een Noord-Üofte Wind gewaar moeten wérden, ontrént de Noorder
c breedte van graaden, alwaar men échter een Zuid-Oofte, óï Oofl-
Zuid-Oofle Wtnd gewaar wérd. Het cn zal ons échter moogelyk niei^
heel moeijelyk vallen, om ook dceze zwaarigheid op-te-lóflen, zo-
wanneer men maar wél in-acht-necmt, (conftdereert) dat geleegen-
heid en hoedaanigheid der Landltreeken bekwaam genoeg is om de
Winden tc kunnen doen veranderen: want het is e baarblykelyk,
dat dc Noorder Landen van Africa, heel veel mêêr verhit zynde
als de Zuider deelen van dat zélve Waerelds-deel, daar door ook veroor-
zaaken , dat de Zuid-O O jle Wtnd zich vérder na het Noorden toe
koint uit-te-llrékken, en, dat hy wél ontrént /^graaden booven den
ƒ Eevenaar komt heene te waaijen, alwaar anderfins, natuurlyker wyze,
zyn g loop zoude hébben moeten eindigen. Hét is ook infgelyks-
door ééven die zélve reede, ólt;\tde Zuid-Oofte Wind in t'gemeen Zui-
dclykervzlz, mdekantvm Africa, cn O oftelykem^ de kmt van y^meri-
ca-, want, doordien het Noorder deel vannbsp;heel veel minder
verhit wérd als het Noorder deel van Africa, zo geeft het ook dien-
vólgende veel minder plaats aan de Zuid-Oofte Wind, om zich dérwaards
heene uit-te-ftrékken, het geene danookmétééne-te-weege-bréngt,.
dat deeze zélve Wind daar ter plaatfe Oo^eZ/ifr fchynt te weezen.
Vyftiende L i d;
Uitlégginge van de vjfde h Waarneeminge.
By-aldien de Zon altyd heel nét ééven vérre van den Eevenaar^
(ty£quator) af vervö'ydert v/as, zo zoude hy ook door die zélve 'reede~
de lucht, die tufichen de twee Kéêr-kringen (Tropiei) is, op eene
a Limites.
b ]uator.
c Lat it IJ do
d Sit'jation
amp; quabté,
e Ev; jcrit.
ƒ Equator,
1 CüUiS.
é Oöftrva.
tlOl).
slyk gevólg
k: Dinancc. lende afftand van de Zon eenige veranderinge komt te veroorzaaken,
aan die gereguleerde Winden, wé'ike van deeze l verdunninge der
lucht afhangen: want, by voorbeeld, .wie en ziet niet, zo wanneer
«jSqjator. ^^^ ^.on nagenoeg aan den Eevenaar is, dat alsdan de lucht, d.-e
onder de Kêêr-kring van de Kreeft (Tropicus Cancri) is, mcêr verdiliC
zviideali de lucht die vlak onder de Zon zélfs is, na de lucht die
-ocr page 261-onder de Zoa is toe-z.l-moeten-trékken, en, dat hy daa-: door ook
mét ééne Noord-Oofte Wrnd zal moeten verooi^aaken? W ^let
ook in teegendeel niet, wanneer de Zon xn a de Keei;knng van de Trop.cus
Kreett is. dat alsdan de lucht, die vlak onder deeze Keer-krmg is, Cancr..
heel zeer verdunt zynde, onmoogelyk niet van zelfsna den Eevenaar
{^^quator) toe en kan trékken; maar, dat hy daar alleen na oc wud
gedreevcndoor delnchtdie achter hém is; welke, op hem ncuzak-
Kende, hém een wind doet h te zaamen-ftéllen die noch wat Ooflely- b^o-
V is als Noord-Oofie wmi zéjts ?^Door eeven deeze zelve^ i^^^^^^^ fe.
fZoll ï m'elluimighcid vlak na den . Eevenaar toe , en hy lomt ^ ^
Cdoor oof en Wind te veroorzaaken , die zo veel tc meer na
hS 7M°c en toe hélt, als de plaats, daar hy van daan komt, naader /Tropgt;cu.
aan deTK éSrJ^g ^an de ^teei« is. ^Eeven dit zelve nu doctX.pnco.u.
mS de omvraakba-ie érvaarentheid zéive middagklaar zien tuffaaen
BreCü en G.rne. , alwaar de Zuid-Oofte wmden , volgens de vytdc
WamSminge, altyd na het Zmderi toe héllen, en de Noord üojrewtndcn
na het O./^«, zo-wanncer de Zon is in de Kéêi-knngvandelvvcetr.
{Tropicus'Cancri.)
g Obfetva-
LLlz».kelyU „/dec.. Kuften
r S Slrcit^e^inbsp;de . ^fidae,-
dellandfche deélen van datGewéft is, die zelve Wmd na deeze ooi-
den toe doet héllen. Het is zélfs ten uitterften zichtbaraquot;, volgei|lt;i.
Obfeiva- de zésdc a Waarneeminge, dat deeze zélve Wind zich wél noodzaake-
]yk na het Zuiden toe moet draaijen, na maate dat hy het Land komt
te naaderen j alsmeede, dat hy eindelyk t'éénemaal Zuid-Wéll moet
wérden , wanneer hy heel dicht by het Land is gekoomen.
Zceventiende Lid.
Vrrklaaringe van de zeevende b Waarneeminge.
Ons is nu eindelyk maar alléén overig, dat we reede trachten te
geeven, van de zwaare on-wééren, donder en blikfem, en geduurige
flag-reegens, die de kalmte verzéllen, daar in het tiende Lid breeder af is
gefprooken, en die het c onderwérp uit-maaken van de zeevende en laat-
lte Waarneeminge. Maar, doordien we nóch niet onderzócht en héb-
ben , waarin de réchte natuur en oorfprong der fl:órmen en onwééren
in t'algemeen in beftaat, zo zullen we ook om die reede voor als
nóch uiiftéllen, om van de byzondere ftórmen en onwééren te han-
delen, die men in deèze kalmte gewaar wérd.
d Uittrékfel uit het dértiende Lid des acht.en4-jvimigsten Hoofd.
, deels van dit Zélve Boek der c Natimrhinde.
Het en zal nu hier tcr plaatfe niet kwadyk te-pdjfckpomen, dat we reeds
trachten te geeven van de zwaare on-we'êren, donder en bliksemenaeduurtiC
flag-reegens, dte men in de kalmte gewaar wérd, daar in de zeevende
U aarneeminge des vyftienden Hoofd-deels, op de 10 en Lee-
den, breeder af is gefprooken, en die men in de Atlmtifche Zee gt;rewaar
wérd: want het is mt het voorverka?idelde nu klaar genoeg, dai { de'dampen
sn uilwaaffemingen, die geftaadig van alle kanten na quot;deeze kalmte toe-aedr ee-
ven wérden, door de Winden, die deezen oort rondfom omrinlt;ren, quot;■eele
di^neevelsjn zwaare zuolken moeten veroorzaaken wélke, inaeviheop
e kandere neerzakhnde, alle deeze g Ferheeveltngen veroorzaaken envoort-
brengen, enz. .nbsp;,nbsp;^^nbsp;v.
Na het geene, dat tótnutoepzégdis, aangaande de gereguleerde
Winden, die tuflchen de twee^Kéêr-knngen mt den oTften waaiien,
zal her ons nu ook met moeijelyk méér vallen, om reede van dis
Wéfle wind te geeven, daar nu reeds al van is gefprooken, wélke ftand-
vaftiglyk buiten de Kéêr-kringen waait, tót op een zeekere »breedte
toe: want het is ^baarblykelyk, zo-wanneer de gereguleerde
OoHe en Noord-O0 fle winden tót aan Amenca toe zyn gekoomen dat
alsdan de hooge Bérgen van dat Gewéft, die zich teegen haaren /'loop
aan-kanten, haar op zodaanig eene wyze doen m wéérom-buieen dat-
ze,met kunnende weeder te-rugge-keeren nade plaatfen daarze van daan
kwaamen, door de meenigte der Winden die hen geftaadig onmid-
delyk
^Obfetva.
f Sujet.
/Vapeurs amp;
exhalai-
fous.
fMctsores.
i Tropi-
ques.
•iLatitudo.
\ Evident.
/Cours.
m Réflé-
chir,
delyk vólgen, daar door genoodzaakt wérden om op zodaanig eene
maniere al weeder te-rugge-te-moeten-kcercn, dat de Noord-Oofte
wind daar door in een Zuid-Wéfie wind komt te veranderen, die ook
inseelyks ééven zo volftrékt buiten de Kéêr-kringen (Tropiei) zoude
heafchen en de overhand behouden, in het Noorder deel des Aard-
kloots, als de Noord-Oofte tn Zmd-Oofte winden heerfchen in de Ver-
zéngde Waereld-ftreek, (zona Torrida) by-aldien hy door de by^on-
dere winden daar in niet verhindert en wierd, die zich teegen uceze
zynen ^ loop koomen-aan-te-kanten,, en die van de onophoudelyke
^ opgiftingen afhangen, die geftaadig uit de Aarde voort-koomen, «Cours
wé ke zonder éénige de alderminfte maat of reegel verwekt werdende,
zo en is het ook dierhalven geen wonder altoos, dat men de Winden, die
daar van af-hangen, zo uittermaaten onzeekcr cn'veranderlyk bevint
^^HirSene dat zo aanftonds door ons is ter-needer-geftélt, aan-
gaande de Winden der Atlantifche Zee, nu eens onaerftelt zynde,-
?o en zal men zich geenfins daar over behoeven te verwonderen,
zo-wanneer men bevint, dat de Scheepen, die m hetZmden toc-zei'
len, zo veele zwaarigheeden ontmoeten, gelyk-als de ervaarentheid
ons leert, om die Arm der Zee (Trajet de Mer) door-te-vaaren, die
der is tuflchen Breftd cn Guinea, en wél inzonderheid in de Maan-
den van Julius en Auguftus-, want zulks werd buiten alle twyffel al-
léén doornbsp;winden veroorzaakt, die zich aldaar ontrent
ditcPetvde des Jaars éctelyke graaden booven hunne gewoonelyke
d paakn'uitftrékken, wélke zyn, vtcci graaden e Noorder breedte, .latkude
en die alsdan ook 'zo ZmdclyK wérden, dat ze zomtyos wel met boreale,
alléén t'éénemaal ZmW. winden fchynen te weezen maar dat ze noch
wel daar-en-booven één ftreek óf twee van het Wcftcn fchynen te
krvsren Hi'-r toe nu-en is alsdan voor de Zeevaarende luiden ■
geen beeter middel te bedénken-, als, de bocht van Guinea ten Zmd-
Wethn, óf ten IVéft-Zuid-V/éilen te laaten léggen, om zich vandeeze
Wind te bedienen; doordien zc alsdan zeekerlyk, wanneer ze
Zmd-Wéa aan-zeilen, een wind zullen ontmoeten, die hoe langer
hoe meerder uit den Doften zal waaijen; maar zulks is échter met dit
gevaar vermén^d, dat hén deeze zélve Wind wél tot heel op de
Kuftvan Bre^ kan dry ven. W^at nu vxjcler die geene aangaat, ,
welke haaren loop (com) neemen na het Ooft-Zuid-Ooften, die zullen
by-na nooit miffen van ontrént op de kuften vannbsp;te verval len ,
daar ze niet wél weeder van daan en kunnen geraaken, als, met nun
loop (cours) Ooft %paards op te neemen, tót aan het Eiland S'. I homas toe.
Dit nu zoude aan veelcn heel vreemt vooi-koomen, by-aUlien men de
reede daar van niet klaar en wift, die we nu in de Oploffmge van de
.quot;Jsde WAArneeminge reeds al hébben ter-nceder-geftelt.nbsp;^ ^
Wat vérder de geene aangaat, die na America toe willen zeilen,
deeze trachten terftond het Zuiden te kragen, als wél verzeekert zyn^
^ de, datze, wanneer ze zo vérre gevórdert zullen weezen, attxx
«Vent lavo. gy^fl-jgg wjnd zullen ontmoeten, die hên na het Wéften toe zal brén-
gen. Door ééven deeze zélve reede moeten ook die geene, wélke
uitnbsp;nanbsp;toe willen zeilen, zo dra als het hên mooge-
lyk is, de breedte van 30 graaden trachten te krygen, alwaar ze een
Zuid-Weftewind zullen beginnen te krygen, die hên voorts na het Oofte»
toe zal bréngen.
Behélfende de Hiftorie der Winden van b de Tndiaanfthe Zet s
beneevens eene Verklaaringe der aanmérkens-waardtgfie
Veranderingen die ontrent dezelve voor-vallen,
Eerfte Lid.
Dat'er inde Indiaanfche Zee zommige gereguleerde, en zommige c rondfomquot;
hopende ivinden plaats hébhen.
In de Indiaan fche Zee zyn de W^indcn ten deele gercgul eert, gelyk-
als in de Adaantijche Zee, en ten deele rondfómloopende} dat
zodaanig, dat ze de ééne hélft van het jaar uit den éénenhoek waai'
jen, en de andere hélft van t'Jaar uit een vlak daar-teegen-over-ftaande
hoek; maar échter op zodaanig eene wyze, dat deeze verwifleHngen
op onderfcheidene tyden koomen voor-te-vallen, na de verfcheidene
fl! geleegenheeden deezer Ziien, ten opzichte der Landen, en van
JSitua-
[ions.
e Bornes.
/Périodi-
ques,
g Supputa'
tion iiirtij-
rique dfs
Vents,
i Obferva-
ticn.
iRemar-
j^usa.
v,».,'pen zyn, heel nét te,bepaalen: doch ik zal echter hier ter
plaatze alléén hérhaalen, het geene de Beer Halley daar van zégd, ia
zyne g Hifioriefche uitreek^ninge der Winden,
Tweede L i ».
Eerfte h Waarneeminge, aangaande deeze Winden.
Hy i mérkt dmvoor eerft aam dat'er in t'algemeen,tuflchen de xo en 30
^randen Zuider breedte, een gereguleerde Zwd-Oeftcwind allenthalven
^ Périodi-
ques,
heerfcht, wélke wind ookdezélveis, dit inde Jtlantifcht Zee ontrent
op eene gelyke breedte waait.
Dérde Lid.
Tweede h Waarneeminge.nbsp;iObfctvi-
tion.
Ten tweeden-. Dat deeze zélve Wind, van de Maand Junius af,
tót de ybasid November toe, zich uitftrékt, tót op twee graaden van
den c Eevenaar: maar dat men, van de Maand November af, tót de , j; „jj^r^
Maand Junius toe, d eeméc\it-d^'iX-tee^en-'kx^d\^eNoord-Wéftewind ^Ycluon^
gewaar wérd, tuffchen de Zuider breedte van 3 en lo graaden, dicht traite,
jy het Noorder punt van tonbsp;alsmeede, tuflchen
de 2 cn 11 graaden van die zélve Zuider breedte, dicht by de
Java en Sumatra.
t Obferva'
tion.
Vierde L i d.
Ttérde e Waarneeminge.
Tendérden-, Dat'er, van de dérde^rW Zuider breedte af, in de ge-
heele Indiaanfche en Arabifche Zee, als ook in de Gólf van Bengale,
tót op deKuftvan Africa toe, doorgaands ^^»iVöor^i-Oo/f wW heerfcht,
die van de Maand OBober af tót de Maand van April toe hélder door-
'«'aait; en een Zuid-Wéfle wind , die van de Maand April af tót de
Maand van OBober toe door-waait.
«
Vyfde L i d.
Vierde Waarneeminge
Ten vierden-yTi^t men, van de Maand April af,tót de Maand van OBober
toe, van de Zuid-kant van den ƒ Eevenaar af, tuffchen Africa en het f JEquatot,
£tUnd Madagaskar, Noord-waards aan, tót den Eevenaar toe, een
^geftaadige, doorgaande Zmd-Zuid-lVéfte wind gzv^'^^x wérd, die ^Vent„n-
20 veel te mêêr na net Wé^en {le Couchant) toe gewoon is te hellen,
als hy vérder om de Noord komt; tót zo verre zelfs, dat hy einde-
lyk t'éénemaal Wéfi-Zuid-Wéf wérd. De Heer Halley zegd verder,
dat hy tót nóch toe niet wél en heeft kunnen ontdekken, wat het
voor Winden zyn, die ontrént deeze boovengenaamde Kuiten gewoon
Zyn te waaijen, van de Maand OBober af, tót de Maand van Apnl
toej doordiende Stuurluiden, die uit Ooß-hdie weeder m Europa
toe vaaren, hun h ftreek altyd gewoon zyn te neemen ten Zuiden van
/»Pareüte
Latitude.
het Eiland Madagaskar-, waar door ze ook heel weinig óf geene kén-
nifle en kunnen hébben, van. die Winden, wélke ten Noorden van
dat zélve Eiland heerfchen en de overhand hébben.
Zésde Lid.
Vjfde a Waarneeminge.
a ObfetY»-
tion.nbsp;Ten vyf den-y Dat, zm de Noord-xyde van den h Eevenaar, van ^^^
--Equator.nbsp;Sumatra en Malakka af, als meede, van de Kuften van Camhoja
cn China''af, tót am de Philippjnfche Eilanden loe, ten Ooften, en, tót
aan y-ap.m toe, ten Noorden, de Winden gewoon zyn uil den Noorden
en uit den Zuiden te waaijen j dat is, dat dezélve Wind , die in de
Golf van Bengale Noord-O oft is, in deeze Gewéften heel zeer na het
Noorden toe-fchietv alsmeede, dat die Wind, wélke in de eerft-ge-
naamde plaatsen Zuid-Wéft is, in de laatft-genaamde Gewéften
zeex n-àhet Zuidemoe-\\é\t-, op zodaanig eene wyze échter, dat de
Noorde wind in de eerft-genaarade Zëen heerfcht, van de Maand;
Oéloher af, tót de Maand van May toe, en de Ztiide wind, van de
Maand May af, tót de Maand van OBober toe.
Zeevende L i Di
c ©bfcrva-nbsp;Zésde c Waarneeminge.
tiiin.
Ten zésden-yXy^t men, aan de Zuid-zyde van den d Eevenaar,
/ y£quator..-jj Zee, tuflchen Sumatra, Java, en nieu-Guinea geleegen, de-
zelve NomdeenZnide winden insgelyks ook gewaar wérd; maar éch-
ter mét dit onderfcheid j dat de Nóorde mW ontrént deeze Gewéften
éénigfins na het Noard-Wéflen hélt , en de Zuide wind na ha. Zuid-
Ooften.
' Achtfte L I D;
Zeevende en laatfte Waarnee-minge.
»Ventscon Ten zjeevenden-. Dat alle dceze ; teegen-élkandere-ftrydende W!n'
denjuift niet heel nét op één en dezélve tyd, nóch ook op éénen-
dezélve wyze en koomen-te-veranderen -, doordien der zommige
oorden óf plaatfen onder zyn, in wélke men deeze aanftaande veran-
deringe door eene voorafgaande kalmte óf ftilte kan voorzien; en?
dat'er weeder in teegendeel zommige andere Gewéften onder zynr
daar deeze zélve aanftaande veranderinge door voor af-gaande ver-
anderlyke Winden wérd te-kénnen-gegeeven. Dit is nu alle het
geene
-ocr page 267-geene. dat men tót nóch toe in het byzonderlt;«heeftwaargenoomen, aOb^e:yé.
aangaande het aanmérkens-waardigfte , dat'er voorvalt, ontrent de
Winden van de Indiaanfche en Arabifche Zee -, nu zullen wy trachten,
om, zo veel als het ons doenèlyk is, van dit alles eene órdentlykeen
verftaanbaare reede te geeven.
Neegende
Verklaaringe vand? eerfte b Waarneemenge.
Het fchynt niet dat'er mét éénige reede aan te twyffelen valt, óf
■de Zuid-Oofte wind, die, vólgens de eerfte Waarneemmge, ni de
Indiaanfehe Z.v waait, tuftthen de lo en 30 .rW.« Zinder breedte,
hangt t'éénemaal van-één en het zélve-beginflel af, daar die Wmd
van^ithangt, wélke in de Ethiopische Zee waait, op eene eeven-ge-
lyketbreeltè; daarvan daan naamelyk , dat de lucht, die onder de tLat,tudo.
Kêêr-krineen {Tropci) is, veel minder verdunt zyn^, als die lucht
is,'wélke onder den Eevenaar(»^^«^/o»quot;) is, en zich ook dierhalven
na den Eevenaar tós-begeevende, om de lucht, die onder dezelve is,
in c een eevenwicht mét hém zélfs te bréngen, daar door ook eert c EquiLbrc
Zuid-OoHe wind komt-tc-veroorzaaken. (hez.ie de achtfte en Fj/ftiende
Leeden des voorgaanden Hoofd-deels.)nbsp;■ ^
Tiende Lid.
Uitlégginge van de ttfcede d Waarneeminge. ,nbsp;^ obfervi-
tioii.
Het fchvnt zélfs wél e baarblyklyk te weezen, dat de Zuid-Oosie wind, e Evtdcnt.
van de Maand Junius af, tót de Maand van aW.^ toe z,^
der als na gewoonte,moet uitftrékken; )a, dat hy in die tyd zehs tot
geheel aan fden Eevenaar toe moet waaijen, doordien de lucht, die ^^qujtor.
aan de andere zyde na de Kêêr-kring vande Kreeft (7ropicus Cancrt)
toe is, heel zeer f verdunt zynde, daar door geleegentheid en plaats ?Rarefic.
aan die lucht verllhaft, wélke ontrént de Kêêr-krmg van de Steen-
bok {TropicusCapricorniyis, om zich mét des te grooter f geweld T^^-P««»
L i d.
^ObfctTi.
tion.
en ongeftuimiehéid na de Kêêr-kring van de Kreeft toe-te-wenden.
» . ngeituimigu 1nbsp;^^^^^^ Waarneeminge zal hier na verder
Elfde
wSden^ ontp'lóft quot;rS^Ti 'dértiende Lid deezes Hoofd-deelsi
TtXl^fuL LU Z Elfden Hoofd-deels van de Heer Hartfoe-
keï,van de winden, op pag. 217.)
Gg t
-ocr page 268-«Obrem'nbsp;Oplójfinge vm de dérde a Waarneeminge.
tioa.
Het zal ons nu heel gemakkelylc vallen , om reede te geeven van
de Noord-Ooïie en Zuid-Wéfte winden, daarindedérde Waarneeminge
van is gehandelt; wanneer men maar wél in-acht-wil-neemen, [con-^
ftdereeren) daz dc L,mden van Afia zich aan alle kanten uitrtrékken,
ilimites. tufl'chende fcheidspaalen van 30Noorder r breedte in; en,
t Latitudo. jj^gj^inbsp;daar wél op gelieft te létten, dat deeze Landen van
u4fta, door dezélve reedenen heet werden gemaakt, die deMiddelland-
fche Landen vm Africa zo zeer docn verhitten, zo-wanneer de Zon
in het Noorder-deel des Waerelds is, maar datzeinteegendeel weeder
heeMgemaatigd wérden, wanneerde Zon in het ^ deel des Waerelds
is, dat daar vlak-teegen-over-légt. {Bezie de zéftiende en zeeventiende
«Partie op- Leeden des voorgaanden Hoofd-deels.) Dat dit nu de réchte grond-oor-
pofée. 2,aak van deeze Winden is, blykt zonneklaar, uit de tyd, in wélke ze
de overhand beginnente krygen; want, men wérd aanftonds gewaar,
zo dra als de Zon die Landen begint te verhitten, wélke na het Noorden
toe léggen; dat de Zuid-Wéfte wind alsdan ook voort begint te waai-
jen. Men bevint weeder in-teegendeel, zo-waleneer de Zon uit het
Noordén van-daan-trékt, en dat de Middellandfche Gewéften begin-
nen verhit te wérden, dat de Zuid-Wéfte wind als-dan ook aanftonds
begint'op-te-houden, cn de Noord-Oofienbsp;door-te-waaijen; het
geene alsdan ook mét. ééne. op zodaanig. eene wyze gefchiet, dat
deeze laatfte Wind ontrént de Maand van Oélober al begint-re-waai'
jen, en dat hy eerft ontrént de Maand van ^/r/Zkomtop-te-houden,
en, dat de éérfte óf andere Wind, weeder ontrent de Maand van
April al begint te waaijen, en.,.. ontrent de Maand van OBober eeift
weeder komt op-te-houden.
Twaalfde L i d;
Verklaaringe.van de. vierde Waarneeminge. .
^nbsp;Wütn'JtdeZuid-Zuid-Wéfe^v.'ind^mg^amp;z, daar in de vierde/Wnar-
ft)bfova- j^eetjjinge vanvis gehandelt, wélke heerfcht, tuflchen het EiUnd
kuften van^/r/V^, cn Axc ^^hyd n^L het Noorden zoquot;
f Equator, trékt, tót aan den ^ Eevenaar toe;, men heeft, reede genoeg om f'
gelooven en te ftéllen, dar deeze Wind niets anders en is aïs eene
W éérom-ftuitinge {reflexion) van de Algemeene Zuid-Ooße wind, v/él-
inbsp;teegen deKuftenvaxi^/w^aaivftoorenJe, zich komt hwccroraquot;'
te-
rfTcmpe-
rees.
te-buieen tuflchen dit 4 vafte land en het Eiland Madagaskar,en wel mét , conti-
?o veeTte' g^ gewélden ongeftuimigheid a s de^^^^^^^^^^^
door moet heene-gaan,nbsp;^^^^nbsp;fit-
en gedachte nóch te mêêr komt-te-beveftigen, is, dat a^eze zcivc ^ Equator.
Wmd tót dquot;cht-by .den Eevenaar genaadert ^ynde, en aldaar
Intmoetende die daar ^er plffe heerfcht,^v^^^^^
Säo^Z zuid-Zuid-mp W te yeroop-aaken, die m
van hébben gehandelt.nbsp;der Zee-kuften van ƒsuua.ion.
kan veroorzaaken.
\
g Obfervi--
tions.
i Deter-
mination
du mouve-
menc.
i^Dircßlon
delcuis
Cütes.
Dértiende L i o»
Oplijfingevan de vyfde en zésde ^Waarncemingen.
yi/tnbsp;7irh ook vérder geenfins daar ov£r te verwonderen,
Men bjhoef zich ve, ^ /.^Eevenaar, vannbsp;en Malakh 'gt; ^T'^'or.
dat, aan^.nbsp;Kuften van Cambeja en Ch,na af, tót aan de
af, als meede, van denbsp;tót aannbsp;toe, ten Noor-
PhiUppynfeheBUndentoc, ^^nbsp;té waaijen ;
IILnbsp;e^^i- van daan-komt, daar door wel genood-
AJataiiKa,nbsp;.. y beweeginee te moeten neemen.
ae zéL wa.nee.lnge.
(bezie bier op de by -gevoegde K^n op Pag. O.)
Gg 3
Veer-. -
-ocr page 270-Veertiende Lid.
Uitlegginge van de zeevende a IVaarneeminge.
Eindelyk, de maniere, op wélkende rondsomloopende Windea
vólgens de Jaargetyden (Saifons) koomen-te-veranderen , en moet,
óf kan overal geenfins één en dezéive weezen.- Want het is zeeker,
dat'er voor deeze veranderinge, op zulke Oorden óf Plaatzen die heel
vérre van deeze veranderlyke Winden zyn af-geleegen, een zeekere
kalmte ófftilte moet c voor-af-gaanj diedaar-van-daan-komt, dat de
Zon, vm. het Noorden nu het Zuiden, en, van het Zuiden weeder na
het Noorden toe-gaande, eindelyk aan een zeeker punt moet koomen,
van waar hy de lucht die tuflchen beiden is, over-al nét op eene ge-
lyke maniere verwarmt; het geene dan ook te-weege-bréngt, dat
deeze zélve lucht zich ééven zo weinig na de ééne als na de andere
kant toe kan begeeven, en, by-gevólge, ook geen Wind altoos
cn kan veroorzaaken. Maar het réchte teegendeel van dit alles zal
der op zulke Oorden óf Plaatfen moeten gebeuren, die heel dicht by
deeze veranderlyke Winden zyn geleegen, doordien deeze zélve
Winden niet na-en-zullen-laaten, om de plaats der d rondsomloopende
Winden, daar die koomen-op-te-houden, al zo aanftonds in te-nee-
men en te vervullen, tótter tyd toe dat deeze Winden weeder ftark
gaioeg zyn geworden om hunne voorige plaatfen in-te-koomen-nee-
men, en zich daar door weeder tc hérftéllen.
a Obferva-
tion.
b Vents Pé-
riodiques.
c Pre'céder.
J Vents Pe-
riodiques.
Deeze veranderingen nu, die aan de Winden in deindiaanfcheZee
voorvallen, veroorzaaken, dat die geene, 'wélke deeze Zëen bevaa-
ren, genoodzaakt zyn, om de Jaargetyden (■S'^wJê^j) heel naauwkeu-
rig e in-acht-te-neemen, die bekwaam zyn in hun gaan en keeren:
het wélke wanneer ze wél koomen-te-doen, zo en kunnen ze ook
nietmiffen, van ƒ gunftige Winden te ontmoeten; maar ze moogen
ook mét ééne wél ftaat maaken van in hunne haavens te moeten bly-
ven daar-ze in zyn , zo-wanneer ze het ^ Jaargetyde hébben laaten
verloopen, dattotdietócht bekwaam was, en het naaft-vólgende Jaar-
getyde daar ter plaatfe af-te-wachten. (NB. de Zeevaarende lieden
KU» gewoon deeWinden Moufons te noemen)
/quot;Vents fa-
vorables.
^Saifon.
Behelzende de Hiftorie der Winden van de a Vteedzaame Zee-, ^^^^^^
heneevens eene verklaaringe van het byzonderfte dat die cigcum.
(i^inden m-zich-hébben.
Eerfle L i d.
Dat men in de Vreedzaame Zee by-na niets, anders en ként, als loutere
gereguleerde JVindtn.
De Vreedzaame Zee is by-na zo groot als de twee andere Zëen te
zaamen: want hy ftrékt zich uit, van de Wéll-kufl van Amrnea af,
tót aan PhilippUehe Eilanden toe. Der is by-na niemand anders, die
éénige kénnifft van deeze Zee heeft, als alléén de Spanjaarden; d^
deeze Zee Jaarlyks door-kruiffen, wanneerze uit Nieu-Spanje m de
Manilles toe vaaren, in wélke Zee-tóchten ze altyd genoegzaam een
en dezelve flreek icours) gewoon zyn te houden; waar doormen ooK
geen zo volkoomene kénnifTe en kan bekoomen, van die Winden,
quot;Wélke op deeze Zee heerfchen en de overhand hébberi, als men de
Winden wel ként die op de andere Zëen heerfchen. Het zeekerite
échter dat men daar afweet, beftaat daar in, dat'er eene heel groote
^'over-een-komft is, tuflchen de Winden van deeze Zee, en die der y Rapport.
. lantiCche 7e' - dat is dat de Noord-Ooftewind aldaar heerfcht aan deNoord-
.;i^tfdenfS4aar, en .. Zuid-Oofte windnbsp;^
deszélfs. Deeze Winden nu waaijcn zo volftandig en vaft, de ccne
aan de ééne, en de andere aan de andere zyde van den Eevenaar,.
{^mmr) dat de Stuurluiden de Zeilen by-na met eens en behoeven
aan-te-raaken ófte laaten veranderen; ook waaijen ze zo uittermaate
ftérk door, dat ze in 't gemeen, in de tyd van ontrent zes of zeeven
Weeken deeze geheele groote Zee féénemaal hébben door-gevaar^n,,
tervvyl ze wél ontrént 131 Mylen in één Etmaal koomen-te-vorde-
ren. d De fcheidspaalen van deeze algemeene Winden zyn ook mee-
rendeels dezélve lt;ils die der Winden van de Atlantifche Zee, nazmc-
dan de Spanjaarden St de Manilles willen weederom-keeren , zo heb-
ben ze zichinaar altyd van de Znideljke winden^ te bedienen, d e al-
daar de geheele Soomer door waaijen , gcdmng Noord-waards aan
zeilende, tótdat ze deeze ftraks-genaamde breedte van 30 We«
hébben bekoomen, als-wanneer ze vérder veranderlyke Winden koo-
men-te-krygen, die hên geheel m het Ooften toe brengen engdciden.
Tweede L i d.
Dat alles, het geene men hier ter-needer-ßät, aangaande de gereguleerde
«Vcnts Pe- en a rondsomloopende Winden, alléén van dieJVindenverßaan moet werden,,
riodiqucs.nbsp;y^ijyjg f„ groote Zeen waaijen.
Men dient échter alhier wéU in-acht-te-neemen, dat alles, het
geene men hier zo-aanftonds heeft ter-needer-geftélt, aangaande de
gereguleerde en rondsomloopende Winden, alléén van die Winden
verftaan moet wérden, wilke in de Zee heerfchen, op een genoeg-
zaam c aanmérkelyke afftand van het Land af: want, wat de Winden
aangaat, die dicht-by, en onder de Kuften waaijen, dezélve zyn,
nóch gereguleert nóch rondsomloopendej maar alléén veranderlyk;
dat is , aan veele zulke veranderingen onderworpen , die van eene
oneindige meenigte van onderfcheidene oorzaaken af hangen, van wélke
wél devoornaamfte zyn , de onderfcheidene d ftand en geleegenheid
der Bérgen, Valleijen , en BolTchen., midsgaaders de onderfcheidene
aart en eigenfchap der Landen zélve ; na dat de ééne minder ófmeer-
der bekwaam zyn om de hitte der Zonne te kunnen e ophouden óf
wéérom-kaatfen; alsmeede, na datzededampenenuitwaaftemingen
kunnen verdikken óf verdunnen, die daar uit te-voorfchyn-koomen.
Eindelyk, nademaal de Winden heel veel ƒover-een-komft hébben
mét de beweeginge van de Zee, zo vereifcht het de goede órde,
dat we , na dat we van de eerfte gehandelt hébben, ook van deeze laat-
fte een weinig zéggen.
/Rapport,
f^an de beweeginge der Zee, -van het Ooften af na het Wéften
toe; als meede, van de ftroomen in 't algemeen.
Eerfte L i d.
Navi^a- Waarom g de Schipvaart veel gemakkêlyker valt, uit OcH-Indie nan^
fion. Jfrica toe, als , van jifrica na. Ooft-Indte.
Men wérd alfins middag-klaar gewaar, dat deZee overal eene/)eeven-
iEgalamp; gelyke en gelykvórmige beweeginge heeft, van het Ooften af na het
uniforme, f^gftf^toe-, maar men érként deeze beweeginge nérgens meerder, als
tufTchen
Ô Remar-
quer.
c Diftancc
confidcra-
ble.
i Situation.
«Retenir ou
réfléchir.
tuflchen de Kcêr-kringenin, (Tropjci) alwaar ze zo uittermaaten a héf- „vi»knt.
tig is, dat de ftérkfl:e ^ teegenfl:rydige Winden zelfs op vérre naniet iVentscou-
krachts ^^enoeg en hébben om die beweeginge te doen c ophouden: quot;aires.
het wélke ook de reede is, waarom^ de fchipvaart veel gemalckelyker
valt, uït Oojl-IndiemiX Africa toe, en van Africa na Brefvl, als^ van quot;
Brefil na Africa, en van daar na Ooft-Indie. Deeze zélve bewee-
ginge wérd men infgelyks ook nóch al in de Noorder Zee {Oceams
Septemrionalis) gewaar; dóch échter mét dit onderfcheid, dat ze daar
ter plaatse niet mêêr zo groot óf zo héftig en is; als meede, dat de
Noord-O ofte en Zuid-O ofte winden, daar in het naafli-voorgaande Hoofd-
deel van is gehandelt, die beweeginge genoegzaam ongevoelig maa-
keni daar het ookvan-daan-komt, dat men buiten de eKêcr-kringen «TropicL
genoegzaam gemakkelyk vaaren kan, van hef Wéften af na het Oofien
toe.
Tweede L 1 d.
Waar de hewecginge der Zee van af-hangt, van het O of en af na het
Wéfen.toe,
Men kan deeze zélve beweeginge der Zee ook heel gemakkelyk
vei klaaren en oplófl'en , door ééven het zélve ƒ beginflel, daar door/Principc.
Vve voorheene de Oojie wind reeds al hébben uitgelégd, dieonophoude-
lyk tuflchen de twee ^ Kêérkringen waait : (bezie de12, 13, H» .t™.
15 Leedm des veertienden Hoofd-deels.) want het is zeeker , * -
dat het h Waater, een vloeijend lichaam zynde, gelyk als de lucht jcorps
is , niet wél volkoomentlyk zo fnél van ^ Weften af na het Ooften flmdc.
lot en kan draaijen, als de geheele Aardkloot m t'algemeen zulks
gt;vel komt-te doei; waar uit dan ook vólgd,dat het Waater. eene gantfch .
teegenftrydige beweeginge moet Ichynen te hebben, van het Ooften at na ^^^^
^et wijlen toe, wélke beweegiuge ook nóch daar-en-booven heel veel contraire,
vermeerdert en aangezét wérd, door de Oofte wind : maar wel het
ineefl:e van allen , door de eige ^gedaante der Hoofd-ftóffige Klomp ^Figure.
Zélfs; (majfa Elementaris) wélke, eirond-achtig (ellipttque)nbsp;,nbsp;„
de Waateren der Zee onder de kleene / middellyn deszeUs veel meer D-am^rc.
komt-te-pérflen, als hy zulks wél onder deszélfs groote iniddellyn doet:
tót zo-vérre zélfs, dat^de geheele Aardkloot onmoogelyk met van het
Wéften af na het Óo^.«toeenkan draaijen, gelyk-als hy waarlykdoet,
óf hybepaakde Waateren derZee daar door ook met eene, om;«ccnlt;
m Mouve-
ment con-
traire.
om m eene
wélke
UI iiy ucpaaii ae vy aavcicu utinbsp;— - -
gantfch-teegenftrydige beweeginge te moeten aan-neemen.
gjiat, van het Oofien af na het Wéften toe, .nbsp;, . .
Om nu deeze ftéllinge verftaanelyker te maaken, zo-laat, m de «Ma(IaElc.
neevensftamde Figmr, hiQTgt; «de Hoofd-ftóffige Klomp zyn, welkers
de
Aardkloot zyn, wélkers b op-
perylakte t'éénemaal met de
Zee bedékt is, op zodaanig
eene wyze : dat de deelen
Ë en G, heel nét onder de
) D kortfle middellyn van dit Ei-
rond {Diametre de cette Ellipfe)
flf koomen, en de deelen F en
H, onder de langfle Middel-
lyn deszélfs.
Dit nu ailes ZO zynde,zoishcC
®nbsp;e baarblykelyk, dat de Zee heel
veel platter in E en G zal moe-
ten weezen, als Ze wél in F en H is doordien ze ontrént de éérfte twee
punten veel ftérker wérd needci-gedrukt, als,ontrént de tweelaatflc
punten: zodaanig zélfs, dat, by-aldien de Aardkloot t'éénemaal on-
beweegelyk was, e de gedaante derHoofd-ftóffige Klomp {majfa E Ie-
mentaris) m zulk een geval geen andere ƒ uitwérkinge altoos op de
Zee en zoude kunnen doen, als, datze haar infgelylis meede een
h Eirond-achtige gedaante zoude doen aan-neemen , door haar veel
ftérker onder de kleene i middelyn deszélfs needer-te-drukken, als
onder de groote: maar, doordien de Aardkloot zich on-ophoudelyk
komt-te-beweegen5 van hetWéfien af m het Ooften tocj als meede,
nademaal alle de deelen van de Zee daardoor ook /^vervólgends, op
haar beurt, de ééne na de andere, onder de kleene middellyn der
Höofd-ftófïige Klomp (p
etit Dianktre delà Maffe Elementatre^hoomcti-
te-geraaken, zp wérd het ééven daar door ook mét ééne noodzaakelyk
dat de Waateren der Zee wél moeten voort-gedreeven wérden, van
het Ooften af nahet Wéften toe; als meede, dat ze daar door eene
l doorgaands-gelyke óf over-een-kooménde beweeginge aan-moeten
neemen, die zodaanig is, als men die ook inder daad en waarheid
zélfs tuffchen beide de Kêêr-kringen {Tropid)
in komt-te-gevoelen en waar-quot;
te-neemen.
Axcci-I^irigcriiriy uuiunuruour IC-KCIllJ
deezebeweegingederZee algemeeni., ---------------------puunji'
lt;«-gedaante cirond-achtig.is ; laatAG hctkortfte Eirond(E////7//) weezen
laat vérders E F tî H d^
«Figure
cilipïique.
i Surface.
i/Rcrpon-
dre.
E | ||
Fr |
'Nh \ | |
0 i —■■ |
V, |
y 1 |
a |
«Evident.
/Fignre.
^Effecl.
fc Figure El
liptique.
î Diametre
j^Succeiïî-
vement.
l Mouve-
ment effjl
ou unifor-
me.
SB Géneral.
óf As-punten des Aardkloots geenfins gevoelt en kan wérden, alwaar
ze zo veel te kleender moet fchynen tc weezen, als dc beweeginge
van den Aardkloot zélve daar ter plaatfe waarlvi traagcr' en langfaa-
Igt;(it de Zee daar-en-booven nóch veelderhande byz.ondere beweegingen heeft,
die men ^uoovacn gewoon if te noemen.
Booven óf behalven deeze doorgaands-gelyke en over-een-koo-
fflende beweeginge {mouvement egal er umforme) der Zee, daar wy nu zo
aanftonds van hébben gehandelt , heeft de zélve Zee ook nóch
onderfcheidene andere en ^ byzondere beweegingen, die men
^en eewoon is te noemen; van wélke de zommige b altyd heel nét Ucrs.
op zeekere gezétte tvden des Jaars (Saifons deVAnme)nbsp;te^Conftam-
koomen , en de andere weeder in-tccgendeel geen nétte gereguleerde
tyd altoos te houden. Wanneer men na Ooß- Indie toe vaart j zo wérd
men onderweege zeekere t Stroomen gewaar, die heel c Snél enhéf-1courants,
tie-'vn en wélkers ^irichtinge is,^^« de Mddtvifche Eilanden af, na Rapid«.
het k Hand Romer toe. In de Zee van S'-Lazarus, (Archipelago (ijiDircftion,
Lazaro) op ontrént 400 Mylen vannbsp;Ternate af, trék-
kende na de Philippynfche Eilanden toe, heeft men uittermaate fnélle
ftroomen: want,'fchoon dat f de vloeden daar ter plaatfe niet hoogernbsp;^
kis tót ontrént twee óf drie voeten toe loopen, zo ftrékken ze zich^'^^f«quot;'
échter aldaar wél i j óf 13 uuren lang om de Noord uit, en het ooverige
Van de tyd ten Zuiden, mét eene zo uittermaaten g; oote ƒ héftigheid ƒYioI^nce.
en kracht, dat ze zomtyds wél een geheel Schip; dat ten anker légd,
quot;Ȏg-kunnen-doen-dryven, door het breeken der zwaarfte ^ Anker-f Cables,
touwen {Bezte het 35 C' Hoofd-deel des neegende JSoeks der h PVaater-''^yj^o-
kunde vm de Heer Fournier, alwaar men een geheele i ^^-^^ hß deezer
ftroomen vinden x.^1.)
^ Courants,
Vierde Lid,
Waar de geregnleerdek Stroomen vm af-hangen.
Nu is 'er heel veel goede fchyn van reede en waarheid, dat die
Stroomen, wélke tuflchen beide de / Kéêr-kringen op eene gercgu- ^
leerde en ftandvaftige wyze vloeijen, daar alléén door voort-koomeu,
dat de Waateren, die na het Wéften toe vloeijen, op de eene plaatsen
veel dichter zyn in-één-geftooten als op dc andere; het zy dan dat
zulks daar uit voort-komt, dat de grond van de Zee daar ter plaatse
veel hóller en dieper is als op andere oorden, of, dat zulks werd ver-
oorzaakt, doordien men aldaar, op de grond der Zee , een lange
reeks van Rótfen gewaarwerd, die n eevenwydigaanelkanderezyn, «Paraikks,
cn die het Waater daar door ook noodzaaken om hunne 0 nchtinge
te moeten op'vólgen,nbsp;___ ^
Wat nu die a ftroomen aangaat, wélke, fchoon dat ze bulten dc
^nbsp;b Kêêrkringen zyn, échter altyd op ééne en dezélve wyze voort-vloeijen;
. men heeft reede genoeg om te gelooven en te ftéllen , dat die door
zommige Rievieren v/érden veroorzaakt, die zich onophoudelyk daar
ontrént in de Zee koomen-te-ontlaften : want, ééven gelyk-als
men veele Rievieren gewaar wérd, die op de Aarde zélfs te-voorlchynquot;
koomen, zozynderook, naallewaarfchynSlykheyd, Rievieren, die
nooit uitwéndig op de Aarde en vafchynen, maar die geduurig be-
nee.dea c de oppervlakte der zelve vooKt-vloeijen., van haaren oorr
fprong af tót in de Zee toe.
Vyfde L i d.
{Surface.
Waar de on-geregdeerde d Stroomen van af-hangen.
En, wat de Stroomen aangaat,, dieniet gereguleert en zyn, nóch
ontrént e de Jaar-gctyden , nóch ook ontrént ƒ de bepaalinge van
haare beweeginge; die hangen, naallev/aarfchynelykheid van goede
reede, alléén daar van af, dat de grond van de Zee, aan die oorden
óf plaatfen , mét onderfcheidene rócfen is doorfneeden en afgebroo-
ken, wélke rótfèn op onderfcheideneftreeken óflynen zyn léggende,
die verfcheidentlyk na de vier voornaamfte hoofd-deelen van^de gezicht-
einder toe-héllen: want de v;inden en kunnen uit dien hoofde aldaar
onmoogelyk niet waaijen, df ze moeten ook met ééne de Waateren
van die Zee mét eene h groote ongeftuimigheid en gewéld tuflchen
deeze rótfen in-dryven, waarom ze dan ook, terwyle ze deeze Waa-
teren op die wyze voort-dry ven , i een ftroom óf loop aan hen doen
neemen, die zo veel te fnéller is, als de Winden zélve'ftérker zyn,
óf, als de k ruimtens, die tuflxhen deeze rótfen in zyn , naauwer
vallen.
Men kan daar ook nóch wél by-voegen, dat dc waateren van de
Zee, / on-ophoudelyk door dc Winden voort-gedreeven wérdende,
daar door ook noodzaakelyk te-weege-moeten-bréngen, dat de geregu-
leerde Winden ook gereguleerde m Stroomen moeten veroorzaaken ?
dat n de rondfomloopendc Winden daar ter plaatfe ook rondfom-
loopendc Stroomen zullen moeten voort-doen-koomen; eneindelyk,
dat O de veranderlyke Winden infgelyks meede veranderly ke Stroomerv
te-wecge-zullen-bréngeit
IÎ Courants.
* Saifons.
ƒ D. terrai
nation.
g Horizon.
h Impetuo-
fitd.,
I Cours.
^Efpaces.
/Contiiiuéi-
k'itiei)t
»;,'Courants.
« Vents Pe-
rio.liques.
e Veiits Va
liables.
'löf dm. vérre de Be^r Pierre Z^ham Re^is'.
-ocr page 277-oMcteores.
Eerfte L i d.
Dat'er binnen in de Aarde^ eene en-eindige meenigte van lichaamen verhór' i-gi^ya,
gen is, die zich in de lucht b op-hejfen.
Niemand Ican mét éénige reede daar daar aan ^twyftblen, dafer in
dc Aarde niet eene on-eindige meenigte van heele kleene Iichaampies
verbórgen en is, die, door de ftraaeader Zonne, door de wmd,
6f doof zodaanig een andere oorzaak als het ook zoude moogen oi
luinnen weczenT on-ophoudelyk uit de Aarde koomen u,t-te-trekken,
en zich inde lucht op-te-héften; van waar ze, door haare agcno
zwaarwichtigheid, al weeder opde Aarde koomen needer-te-vallen,, ^ Pcfaiucur.
na dat ze zich hier. óf daar weeder by-een-verzaarne t hebben, en,
na dat ze haare kracht van beweeginge verboren hebben, die hen
in de lucht hadde doen op héftl-n.^
Alle deeze lichaamen wérden met een gemeene r^a^m dmtwaaljemtn-^^^^h^i^i,,
gen genaamd; behalven die geene, wélke uit het waater uitwaalTemen, fo,.s.
die men, damven, dMw ryp , wolken miften óf neevels, fneeuw,
reeaen, haalt;reL rym, enz. gewoon is te noemen, na de onderfchei-
dene wyzen óf manieren, mét wélke deeze kleene lichaampjes,
«klootjes vanuit-gewaaflimt waater, zich aan onze oogen koomen-ïe-
Veitoonen.nbsp;•
Tweede L i d.-
ran de Natuure en eigenfehap der Dampen:
Z6-wanneer nu deeze Klootjes van waater maar zo quot;Vcn ^rft ^
de Aarde koomen op fchieten, en, dat^ze noch in het ^^e fte Idte
van hunne beweeginge zyn, zodaanig zelts, dar zc noch Imchts genoeg
hébben, om hier en daar onzichtbaarlyknbsp;'Ie lucht te runnen
ƒ iTeeue-z weeven, zo is men die gewoon^ dampen te noemen.nbsp;I ^
L 1 D-
ran deh Dauw.nbsp;iRofce»
Wanneer deeze,Klootjes nu eindelyk, op hetflaauwftevanhuune,^^,^^^,
Wegin^e,, zodaanige lichaamen koomen-te-ontmoeten, die hen
Hh 3
-ocr page 278-de weinige overige, beweeginge t'éénemaal doen verliezen, die z^
tót dic tyd toe nóch over-beiiouden hadden, zo-koomen ze zich aan
zodaanige lichaamen a vaft-te-héchten j waar na ze zich vérder, aan
alle kanten door de lucht gedrukt wérdende die hén omringt, tót
heele kleene druppeltjes weeder-by-een-verzaamelen, dje men M''
dauw gewoon is te noemen.
Vierde Lid,
Waarem d? Dokw wélvoornaamentljk^dus mórgem te-voorfchjn'hmt.
Deeze dauw nu ziet men wél voornaamentlyk des mórgens tc^
voorfchyn koomenj doordien de kleene klootjes, daarzejuit beftaat,
de geheele nacht door ruime tyd genoeg gehad hébben, om hier en
daar in de lucht hérom-te-zweeven , en, om daar door hunne bewec
ginge aldaar t'éénemaal te verliezenjdic de ftraalen van deZon aan dezél-
ve, geduurende den voorgaanden dag, daaraan hadden in-gedrukt,
terwyle ze die indeluchtkwaamenop-te-héfien: want, zo-wanneer
ZC nóch in het fterkfte van hunne beweeginge zyn, zo en kunnen
ze zich by-na nérgens aan vaft-héchten óf op-houden , maar ze moe-
ten zich veel éér wéérom-buigen , op het ontmoeten van zulfec
lichaamen, daar ze koomen teegen-aan-te-|tDoten.
Vyfde Li.d.
Fan de Natuure en eigenfchap der Rjp.
By-aldien de f Klootjes van het Waater, die zich op die lichaameii
by-een verzaamelen, wélke ze in hunnen wég koomen-te-ontmoeten,
door de koude die der in de lucht is, al-tc-dicht by-een koomen-te«-
verzaamelen, om vérder rondfom hunne d middelpunten te kunuen
draaijen; zo koomen ze daar door e een vaft-verbonde lichaam' uit'
te-maaken, maar dat échter uittermaate ƒ fyn cn dun is; doordien
de lucht deeze hchaampjes onmoogelyk niet^ van élkanderen af-em
g Decacher. kan-fcheidcn, om ze daar na weeder by malkanderen te verzaame-
len , en daar heele kleene reegen-druppeltjes van te maaken. Op dee»
éVoutcr. ï^^wyze koomen dan deeze Klootjes van waater, terwyl ze zich op
duizentderhande onderfcheidene wyzen en manieren h overwélven, hee-
le kleene deeltjes van ys te fórmeeren, die men ryp gewoon is (te noemen.
Zésde L ï D,
Fan de Wglken,
JcS dquot;r Wanneer izch nu deeze waater-kIoot:jes tót aan i het middelfte gewéft
yg der wcht toe koomen op-te-héften, alwaar de koude in t'gemeen heel
s Arrêter.
lgt; Eofcc.
; Boules.
d Centre',
e Corps lo
lide.
/Rare.
veel grooter is,alsze dicht aan den Aardkloot is,en datze aldaar alle hunne
beweeginge t'éénemaal verliezen, die ze voor-heene bekoomen hadden;
Zo begmnen ze zich in deeze koude lucht in eene over-groote meenig-
te op malkanderen te-hoopen,zonder vérder rondsom hun eige a middel- a Centrc;
punt te kunnen draaijen, en ze koomen zo doende mét ééne, terwyle ze
zichopduifentderhande onderlcheidene wyzen en manieren overwél-
ven, als een Sacht en heel licht dons-bédde te fórmeeren, dat mét de
^vind over-al heene-dryft, en daar men de naam van mlke» aan ge-
v^oon is te geeven.
Zeevende L i
Vm dc Miftm óf Neevch.
Wanner der nu geen wind altoos voor handen en is, om deeze
^voIken te konnen onderfteunen, zo gebeurt het daar door, dat zc
alléngskens wecder na de Aardkloot koomen toe-zakken; alwaar ze,
in't gemeen warmte genoeg ontmoetende, om daar door te kunnen
foiéken, weedertót heele kleene en b onbcvattelyke drupjes gebracht Älmperccp
^vérden; deeze kleene drupjes nu, bieren daar door de lucht heene quot;bles.
Zweevende, door de beweeginge, die ze hier ter plaatse weeder koo-quot;
men-te-krygen, fórmeeren daar door 'dat geene, het wélke men -
^ißen óf neevels gewoon is te noemen.
Achtfte L i d.
yan ds Sneemv envan.de Reegeri.
Zo-wanneer nu deeze wolken heel dik zyn, en wél zodaanig dat '
de wind niet krachts genoeg mêêr en heeft, om ze, ter ooozaake van hun-
fec zwaarwigtigheid, langer te kunnen onderfteunen, zomoeten ze ^ pefantcur.'
noodzaakelyk al wceder op de aarde needer-vallen, onder de gedaante
quot;^an vlókken, die men Sneeuw gewoon is te noemen; échter onderftélt
^ynde, datze, van den oort óf plaats van haare val af, tót op den
Aardkloot toe, geen warmte altoos en koomen-tc-ontmoeten, die
hên kan doen imélten. Want, by-aldien ze onderweege warrnte
genoeg krygen, om daar door gefmolten te kunnen werden, zo vallen •
ze als waatef-druppclen needer, dat men in t'gemeen reegen noemt.
WaM de reegen-druppelen ntmmermecr een zee^red dikte te-booven-gaan. ^ Sroflèur.
Men mérkt ook aan, datdeeze reegen-drüppelen nimmermeer een
'icekerediktcte-booven-gaanjen, dathethee zéldengebeurt, d^^ze
d.
-ocr page 280-mêêr als drie hnm a middellyns hebben. Want, eeven gelyk-als me«
/ipiamme. mét zyne twee handen niet mêêr als een zeeker getal van ^ kleene
iBouks. klootjes en kan bevatten, zo kan ook de lucht, die de waater-druppelen
rond maakt, terwyl hy de klootjes, die een ieder drupje fórmeeren,
over-al op c eene eeven-gelyke wyze te-zaamen-drukt, niet mêer ais
P-g^l«- een zeeker bepaalt getal derzélve te-zaamen-drukken en onderfteunen,
^Gro/reur. om daar een waater-drupje vaneen zeekere bepaalde dikte van te
maaken-
Tiende L i d.
Waarom de reegen-drfpelen des Soorners m t'ggmeen grooter en dikk^
vallen, als des Winters,
Jadatmêêris, men wérd ook mét ééne gewaar, dat deeze reegen-
- druppelen des Soomers in 't gemeen veel grooter en dikker vallen, als des
W inters: dit nu gebeurt alléén daardoor, doordien de warmte, by Soo-
mer-tyden tót aan de wolken zélve toe op-ryzende, de fneeuw-vlók-
ken aldaar zélfs al komt-te-fmélten, daar deeze reegen-druppelen
haaren oorfprong aan verfchuldigt zyni en, dat op deeze wyze die
kleene e onbevattelyke drupjes, die daar in t'éérlte uit gefórmeert
wérden, de tyd wél hébben, om zich, al needervallende, by-el-
kanderen-te-kunnen-voegen, en zich alzo vervólgends grooter e.n
dikker te maaken: Dewyle nu de warmte, by Winter-tyden, op
vérre na zo hoog niet op-en-ryft, als ze des Soomers wel doet, zo
moeten ook, by-gevólge, de fneeuw-vlókken, tot [zélfs al dicht aan
den Aardkloot toe needer-daalen, êêr dat ze ééns kunnen fmélten;
de kleene onbevattelyke drupjes d?.n, die daar uit voort-koomen,en héb-
ben onmoogelyk de tyd niet, om zich des Winters, al needervallende,
zo zeer by-malkanderen te-kunnen-voegen, als ze des Soomers we! kun'
oen doen, cn zich alzo vervólgends grooter en dikker te maaken,
Elfde L I ö.
Vm dg Nat uur e en eigenfchap der haagel tn rym.
Zo-wanneer het nu gebeurt, dat deeze zélve drupjes, voor-en-
al-êêr ze op de Aarde koomen needer-vallen, door een foort van lucht
/heene-trékken, die kout genoeg is om hên te doen bevriezen, zo koo-
men zcop de Aarde needer-te-vallen, onder de gedaante van heele
kleene ftukjes ys, het geene men haagel gewoon is te noemen. Wan-
neer nu deeze drupjes maar alléén koomen-te bevriezen, na dat zede
Aarde nu reeds a bereikt hébben, en, na dat ze de Iichaamen nu
reeds al nat gemaakt hébben, die hên, door haare koude, doen be-
vriezen, zo is men die, in zulk een geval, rym gewoon te npemen,
I impercep-
tjbles.
/TaflTer,
Twaalfde L i d.
marornde Lucht, die dicht by den Jardkloot if, in't genteenmêêr warmte ^^^^^^^
heeft, als die Lucht, welke in het Ageweß der wolken is.nbsp;desnucs.
Men zal my hier ter plaatfe miflchien af-vraagen, waarom de Lucht,
die dicht by den Aardkloot is, in'tgemeene meer warmteheett,^
die Lucht, wélke inhetgewéft der wolken is Waarom het zora
tyds gebeurt, dat zo wél de ééne als de andere lucht zo quot;'quot;ermaate te
is, daar der ondertufichen b een béddingeóf ftreek van l^^^^t tuffchen ^ Lus.
beiden loopt, die warm óf heet genoeg is? Als de, hoe
dóch zyn kan, dat'er, van . de oppeivlakte des ^ardkloow ^^
aan . h^et gewéftder wolken.^^^ ^ïSr eÄÄ^W^^^
/de uitwaaffemingen niets anders en zyn, als eene f^ff^'^^^^r^^ Ls.
van onderfcheidene kleene lichaamp}cs, die uit de Aaide op-iylen,
gelyk als wy nu zo ééven hébben aangeweezen, Cbez.te de twee eerjte
VeL deeJes Hoofd-deels) zo en kan het onmoogelyk n,et .mders wg-
2en,ófder zyn,onder deeze on-eind,ge meenigte van kl^^^^j'^^haa^
zee veele, ^die^ zwaavelachtigziltig óf falpeeterachtig, en van ecquot; S., ha
vérdere andere aart ófeigenfchap zyn, wélke alle te-zaamen-pmengy-^^^^_
2ynde , eene t'zaamcnftéllinge {compoßtion) uit-kunnen-maaken, die
éeniee » over-een-komfte mét dat t'zaamen-mengfel heeft, daar wy
innbsp;l\frnfA.deel deezer Verhandelinoe breeder over hebben gerec- /^Q^antue.
lucht k^^^omfteeken en veroorzaaken, die van eenigenbsp;fino.^^^^
^quot;oeTyTen^« de uitwaaffemingen hcel^
:^olkenLc op-ftygen, als alléén zomtyds des Soomeis, wannee de ^^^^^
Zon eene heel ftérke beweeginge aan hên komt meede-te-deel.nen
gen ardeSeoordeiiófplaarfen koomen voor-te-vallen, en dierhalven ,Ferm..-
de ucS^^^^^^^nbsp;uit zyn eigen aart, kout. En
doordienmendeke r uitwaaffemingen a^tyd in een grooten oveijlo^
en meeniSe dicht by den Aardkloot heeftgt; alsmeede, dewyle der m
gemeen/f 4en genoeg by en ontrént zyn, om deezenbsp;' Ddayc.
\vél te kunnen f door-wecken zo moeten ook dierhalven de « opgiftm- „ Fermca-
gendaart^plalfcheel meenigvuldigweezen: en,^^
ook de hittïóf warmte aldaar heel jcd ^^^^^^^ Ä-quot;'quot;'
ook de hitta óf warmte aldaar heel veel grooic .yn,nbsp;v .
het gewéftder wolken is; daar x de wcerom-kaatiinge der Iti aaien
li
-ocr page 282-van de Zon , die op den Aardkloot gefchiet, insgelyks ook heel veel toe
by-bréngt. {contribueert)
Wanneer het dan komt-te-gebeuren dat 'er heel veele a uitwaaf-
femingen zyn, op een zeekere b afftand van den Aardkloot af,, en ook
. mét ééne c dampen genoeg, om deeze uitvvaaflemingen te konnen dopt'
weeken} als meede, zo-wanneer het ééne deezer twee zaaken, óf
- ook wél alle beide te-zaamen, onder en booven deezen oort óf plaatfe
koomen te ontbreeken, dat is, en dicht by den Aardkloot, enin^ihet
gewéft der wolken; zo zal der in deeze e rui mtedie'er tuflchen beiden
is, eene/opgiftinge beneevens eene warmte moeten ontftaan, die groot
genoeg zal weezen om de fneeuw-vlókken te doen fmélten,. diedwars-
door deeze ruimte heene gaan, terwyl der weeder onder deeze ruimte
koude genoeg zal zyn, om de reegen-druppelen te doen ftrémmen en
bevriefendie gemaakt en gefórmeert waaren gewordeninhet door-
trékken door deeze eerft-geméldte warme lucht.
Dértiende L i R-
g Pheno-
menes.
b Horizon,
i Exhalai-
fon.
i^Fermen-
tation.
/Exhalai-
fons.
tn Fermen-
tation.
«Interrom-
pre.
Uiltéggingeen Verklalt;iringamp;. quot;Jan onderfcheidene g Ferfchynjfelen.
Het zal ons nu teegenwoordig gants niet zwaar mêèr vallen, om tc
verklaaren emuit^te-léggen,
Voor eerfi y Wajfrom het zomtyds des nachts, alsde Zon onder h dc
kimmen is, in Vrankryk , en op mêêr andere oorden ófplaatfen y wél komt-
te-vriezen, zélfs in het midden van de Soomer,. wanneer het des daagS'
te vooren heel hélder en klaar weeder is geweeft. Want, fchoon dat
de Zon al, geduurende den dag, i uitwaaflemingen genoeg uit de aar-
de heeft doen op-ryfen, zoen is'er échter, in zulk een geval, óp vérre
na niet vochtigheid genoeg in de lucht, om deeze uitwaaflemingen
te door-wéeken ,.endaar door i^eene opgiftinge te kunnen veroorzaaken-
Ten tweeden-, Wdarom het in Vrankryk, geduurende een betrokke lucht,-
dikmaals, in het midden van de winter, een heel facht en handfaar»
weeder maakt. Want in dit geval is'er vochtigheid genoeg'in de lucht,
om / de uitwaaflemingen, die zich aldaar bevinden te weezen, genoeg-
zaam te kunnen door-weeken, en, om ook op deeze wyze daar ter
plaatfe m eene opgiftinge te doen voort-koomen.
Ten dérden-y Uit wat reede een ftérke doordringende wind altyd kouC
is. Wanthy komt geduurig alle de opgiftinge n af-te-brceken en tc
doen op-houden, die der in de lucht gefchiet.
Ten Vierden y Waarom men in 't gemeen heel felden, na een reegen-
achtigenhérfft, een heele koude of ftrén^ winter heeft. Want in zulk
een geval geeft het land , door dc veelvuldige reegens nat geworden zyn-
de» dampen genoeg op, om de uit waaflèmingen te kunnen 4oor-wee-
leen.
A Exhalai-
fons.
b Diftance
f Vapeurs.
d Region
des nues.
t Efpace.
/Fermen-
tation.
ken, die zich alsdan in de lucht bevinden te weezen, enom ook op dee-
ze wyze daar ter plaatfe eene opgiftinge tc veirwékken.
Ten vyf den i Waaromde wind, die, geduurende de Winter, inHoL-
Und heei kout is, en die daar veeltyds een ftérke vórft veroorzaakt,
échter facht genoeg innbsp;komt over-waaijen, na dat hy die
korte arm der Zee is door-getrokken, die der tuflchen deezetwee Land-
ft:reeken is. Want, geduurende de winter, wanneer het hart vnelt,
en dat alles daar door heel droog is op de aarde,is'er op vérre na niet voch-
tigheid genoeg in de lucht, om de-ïuitwaaftemingen te kunnen door-
Weeken, en, om daar door, by-gevólge ^ eene opgiftinge te veroor-
zaaken. Maar, zo-wanneer deeze zélve uitwaaflemmgen, door de
^vind wée-gevoert zynde, de Zee c over-gaan, zo Itoomen/ze aldaar
onderfcheidene foorten van dampen te ontmoeten, die zich uit deZ.ee
op-héften, in eene genoegzaam groote d meenigte, om deeze uit waal-
femingcn te kunnen door-weeken, en daaruit, by-gevolge, eene op-
giftinge te doen voort-koomen.nbsp;„nbsp;.nbsp;j
7enz.ésden-, Uit wat rcede de wind, die des Soomers in HolUnd uitter-
maaten heet is , échter't éénemaal getémpert in Engeland komt oyer-
Waaijen. Want de Zon doet, geduurende de Soomer,een groote meenig-
te van.uitwaafll:mingen uit de Aarde op-ryzen, en dampen genoeg
daar-beneevens, om deeze uitwaafl'emingcn te door-wecken, en/eene
opgiftinge daar door te doen ontftaan. Maar, zo-wanncer nu deeze
üitwaaflemingen en dampen, door de wind wég-gedreeven wérdende,
de Zee ? over-gaan, zo koomen ze aldaar nóchmaals eene andere mee-
nigte van dampen te ontmoeten, en wél in zo groot een overvloed, dat
dedrooscuitwaairemingen zich daar in, om zo te fpreeken, alst ee-
ncmaalloomenteverdrinken, en daar door onbekwaam te werden
hunne gewoone opgiftinge te kunnen h achtervolgen: gelyk-als men
zulks insgelyks ooTziet gebeuren, wanneer men al-te-veel waater op
eenig pleffter óf ongeblufte kalk giet, óf ook op die t t'zaamen-mengm-
ïc, daar wy in het eerfle Lid des tienden Hoofd-deels van deezjVrrhandelinge
ireeder van hébben gefprooken.
flExhahi-
fons.
b Fetmen-
tation.
c PalFer.
d Quantitc.
« Exhalai-
fons.
/ÏFermenta-
tions.
ePalTcr.
h Conri-
cuer.
i Cowpo-
Ction.
Veertiende L i d.
Waar de groote flag- reegens van-daan-koomen.
Zo-wanneer nu dc uitwaaflemingen in eene heel groote ^meenigte ^ (^antité.
tótaan/hctgewéftderwolkentoeopftygcn, en, dat ze daar te plaatfe R g.ondcs
vochtigheid genoegvinden, om daar van te kunnen door-weeken, zo quot;ucs.
cn kunnen ze onmoogelyk ook niet na-laaten van eene fkrke opgiltm-
gc te veroorzaaken, die, by-gevólge, de wolken doet fmelten, encte
j i -jnbsp;réchte
-ocr page 284-réchte grond-oorzaak is, daar de over-groote flag-reegens uit outr
fl;aan.
Vyftiende L i d.
Watdejlómen óf onwiêren eigemlykz.yn.
By-aldien dan deeze.luitwaaflemingen in het midden der wolken,
daar ze in beflooten liggen., koomen op-te-giften j zo zullen dc
, ,, , lucht, beneevens de dampen, die daar,, met een groote b kracht en
'eJh ik/' gewéld, aan alle kanten, als uit zo veele. wmd-bollen, van uit-trek-
.Eolipiks.nbsp;^^^ ^^^^^ ^^^^^^ veroorzaaken en te-weege-brengen j dat
men Strórmen óf onwééren gewoon is te noemen.
Zéfticnde L i d,
Waarom de wind in de ftórmen mét rukken waait.
Doordien nu deeze opgiftingen de ééne tyd ftérker en krachtiger
zyn als de andere, na de meerdere óf mmdere meenigte van uitwaal-
fcmingen, die der voor-handen is alsmeede, na dat deeze zelve mt-
waaflemingen meerder óf minder door-weekt zyn, vaii.de vochtig-
heid die hên daar ter plaatze te-gemoet-komtj. als ook, , na dat de
wolken, die hên beflooten. houden, dikker óf dunder zyn, en, na
dat ook, by-gevólgc, de lucht en de dampen, die van de uitwaal-
^Exhalai- fcmingen vcrgezélt zyn,, daar zomtyds mét meerder, en zomtyds
fons. mét minder kracht en gewéld uit-trékkcn} zo moet ook daar door da
Wind deezer ftórmen noodzaakelyk mét rukken waaijen,
Zceventiende L i d.
Waarom de (lórmen in ''tgemeen veel héftiger op de Zee zyn-, als ze
3p het land vallen.
Deeze ftórmen nu zyn.in'tgemeen veel héftiger op de Zee, alsze
wel op het land vallen; doordien de wind, die hen verwékt, geen
„ . c hinderpaal altoos op de Zee en ontmoet, als ook geen gelccgent-
Vpnbsp;heid ter waereld.omzich érgens/wêêrom-te-kunnen-buigen, gelyk-
/Rcflcchir,nbsp;alleoogenbhldien op de Aarde komt-te-bejeeggnen
«Eithalai
foDS.
ófte ontmoeten.
-ocr page 285-Achtiende Lid.
mt de mlkkolommen óf Zee-hoofen eigentlyk^myfi-
Wanneer het dan gebeurt, dat een zeekere ftórm-wind nérgens an^
ders van-daan-en-komt, als alléén van één eenige wolk, die zi^chop'
één óf mêêr plaaten te gelyk komt-te-openen, zo werd die Itorm-
wind in't gemeen door de wind meede voort-gefleept, die daar ter
plaatfe heerfcht, en hy zal ook nirt langer op een en dezeke
plaats duuren, als, zo lang als de wolk, die deeze ftorm verooi-
?aït , in de mbuurfchap van deezen oort is en blyf.: by-aldien nu
deeze zelve wolk heel groot en heel dik is;
groote 4 meenigte van llóffe in zich beflooten houdt die daar ter ^
Kekomti-op-te-gillenj en, zo-wanneer dcc kracht der opgiftinge
ïo g oS da? hy ieze wolk daar door noodzaakt om zich jeen.Force.
éénige plaats allééii te moeten openen, en wel voornaamentlyk, zo
die plaats der openinge dan nóch daar-en-beoyen reegel-recht na de
Aarde is toe-gekeert, óf wat dicht daar by is-,
deluchtende^dampen, die daar, alsuit een groote d wmd-bol met. I^pc.ac-
een ^ zeer groot gewéld uit-trékken, dat geene fórmeeren, hetwel-
ke men Vimk,kolomwen óf Zee-hcefen gewoon is te noemen j üle alles
koomen tc vernielen en te-gronde te-wérpen, wat hen maar in hun
Wéeteeeen-komt, de grootfte boomen met Wbrtel met al uit de
Aarde rulckende, cn de ftérkfte huifenen gebouwen te-gronde-wer-
pende, en wél voor-al, by-aldien de wolk, die deeze rampzaal.go
erfchrikLlyke uit-wérkingenkomt-tc-veroorzaaken, heel d.chc
kngs df Aaffioot heene-gaat, en, indien kt cananl, daar deeze -
lucft en dampen door uit-t?ékken, ook mét ééne heel naauw is.
Neegentiende l r d.
Hiüone van twee Wolkrkolommen, die voor éénige Jaaren récht over
Hólland heene-getro%en zjfn.
eeneeindetot het andeie, m zyn^ JfeV nnzo ééven, tnhftnaafl-
rampenveroorzaakt en uit-gewena, uic wj unbsp;'/lAir ^n nn-
voorlaande Lui deeez.es Hoofd-deels, hébben
getélt; ea, drie daagen daar-na , heeft weeder
lolomme. die nóch veel héftiger was als de eerfte, ^enwegn^™
die ten-naaften-by ƒ eevenwyd^ was mét de weg der eeifte WoU^ ƒ
kolomme, eadilvlak.ove/dhadüitreck heene-gmg, by-na a e
li 3nbsp;—
-ocr page 286-dehuifcn van dieStadbefchaadigt, de Dom-Kérk ter needer-gefme^
ten, zonder échter den toorn te befchaadigen} hj befchaadigde óf
vernielde voorts by-na alle de andere toorns der Kerken van die zél-
ve Stad, hy rukte boomenuit de aarde, mét wortel mét al, die van
eene wonderbaare en ongemeene dikte waaren, en hy veroorzaakte
méér andere diergelyke a rampenen verwoeftingen, langs de geheele
b wég heene, die.hykwam-te-neemen.
Wanneer het dan vérder gebeurt, dat 'erin de wolken, daar dee-
ze kolommen hunnen oorfprong uit hébben, hier en daar éénige lic-
haamen verfpreit zyn, die niet alléén heel bekwaam zyn om e op-te-
konnen-giften , wanneerze door eene genoegzaame d meenigte van
waater wél door-weekt zyn, maar ook, om daar-en-booven nóch te
kunnen ontvonken-, zo zullen, in zulk een geval, deeze wolken,
beneevens hunne kolommen, op zommige pla.tfen t'éénemaal ver-
dicht fchynen te weezen.
Twintigfte L i d.
JVat e de Dwaal-lichtjes z.yrt.
De vuuren, die de Matroofen en Zee-vaarende Lieden in 't gemeen
gewoon zyn DwaaH/chtjes te noemen, die de Franff(;he gewoon zyn
vmrenvan S^- 7e/?w-te noemen,' en die de Oude in't gemeen
Helena noemden, wanneer der zich maar één Hchtje alléén vertoonde,
en, de Starren van Cajler en Pollux , wanneer z.e twee zulke lichtjes
by élkanderen zaagen zweeven, en zyn niets anders, als een zeekere
foort van een vétteen olie-achtige/uitwaaffeminge, wélke, zich aan
dè maften óf aan het tou-wérk der fcheepen vaft-gehécht hébbende,
en, door de vochtigheid die der in de lucht is door-weekt zynde, daar
ter plaatfe zodaanig komt g op-te-giften, dat ze daar door zélfs
t'éénemaal komt-te-ontvonken.
Een-en-twintigfte L i d.
Van de natuure en eigenfchap der vuuren, die men zomtyds wel, by mooi
en hélder weeder, door de lucht ziet h heen-en-wéér-zweeven, en van den
h Volt.gcr.nbsp;needer-vallen.
Alle de andere vuuren, die men zomtyds wel, by mooi en hélder
weeder, door de lucht ziet heen-en-wéér-z weeven, en van den hee-
mei needer-vallen, gelyk-als óf het zo veele Stérretjes waaren, kun-
nen insgelyks ook wél hunnen oorfprong aan zulke uitwaaflèmingen
t'éénemaal verfchuldigt zyn, wélkers deeltjes zo uittermaaten dun en
a Ravages.
i Route.
f Fermen-
ter.
«/Quantité.
«
f Feux (le
Saint Tcl-
me.
/quot;Eihalii-
Ibii,
Fermen
g
ter.
m
teedcr (delicates) zyn, en die zich ook zo hcht van élkandere laaten
af-fcheiden, dat ze zélfs mét de fouten van de lucht koomen op-tc-
giften, ja tót zo vérre toe, dat ze daar door mét ééne ontvonkp,
zonder dat ze éénig het minfte waater daar toe noodig hébben , • om
daar van week gemaakt te wérden, en om hên tót a een voerfel te^y^j^j^^^^
Verftrékken: ja het waater zoude aan hên booven dien nóch wél fchaa-
delyk kunnen weezen, en hunne opgiftinge t'éénemaal kunnen belétten,
terwyle het de fouten van de lucht belétten zoude om daar dichter-by-te-
kunnen-koomen : gelyk-als het waater zulks ontrént de Phófphorus
komt-te-doen, die uit ménfchen-pis wérd toe-bereit, die men ge-
Woon, is in en onder het waater te bewaaren.
Twee-en-twintigfte L i d'.
pTan de natuure eti eigenfehap der Orkaanen.
Zomtyds gebeurt het ook wéld en inzonderheid ontrént de voor-
Eilanden van America y {Ifles'Antilles) dat de geheele Zee daar ontrént
begint te kooken, ééven als óf'er een heel groot onwêêr in til wa«,,
fchoon dat het échter heel ftil weeder is; dit zélve nu kan heel wél
nit eenige Aard-beevinge voort-koomen, die daar ontrént op de grond
Van de Zee voor-valt; wélke ook zomtyds wél zo héftigkan weezen
ófwérden, en zo uittermaaten grooten meenigte van lucht ert dam-
pen na b deoppervlakte der Zee toe-kan-dry ven, datze daar dooreen-^j^^^^^
Waarachtige ftórm komt-te-verwêkken, die men in't gemeen een
gewoon is te noemen.nbsp;^nbsp;,nbsp;,
De dood van een over-groot getal van viften,, die menallenthalven
daar ontrént bymeenigten ziet op het waater dry ven, kort nadat deeze
0*-k^anen eerft zyn geftilt en over-gegaan, fchynt deeze gedachten
t'éénemaal te bevéftigenj van dat de Zee zélfs, by voorval van zulk
Or^an, ten alderuitterften héftr^ moet c beroert geweeft zyn ^
nietalleen ontrént oppervlakte deszelis, gelyk-als men zulks in't ,/sutface.
gemeen in alle ftórmen óf onwêêren ziet gebeuren, maar,, zélfs ook,
tót op de diepfte grond deszélfs toe;- als meede, dat de ééneófd'an-
dere e kwaad-aardige damp, die uit het binnenfte der Aardeisop-ge-, vapeur
fehooten, het geheele waater, om zo te fpreeken, t'éénemaal heeft maligne,
vergiftigd, en alle die meenigte van viftên daar door heeft doenftér-
Ven.
,,Vocr-Eilanden van America.) {Ips Antilles.) Ze zyn geleegen in
5, Noord-America, inde groote Noord-Zee, óf Mar del iVo«, tuf-
«fchen Nieu-Andalouzie en 't Eiland PuertoRico, óf't landfchap
5gt; Florida. Ze zyn ontrént 2 8 in 't getal; en ze zyn meeftendeels zeer
»vruchtbaar , en overvloedig verzien, van alles, dat tót het leeven óf
Si'tvermaakvan de ménfchen éénigfins noodig islt;nbsp;Dtie-;
■ Di'ie-cn twinti'gde Xi o.
*nbsp;. Wat het Wéér licht eigentlyk is.
Men ziet veeltyds ook wél een deel vuur door de lucht heen-zwec-
ven en flikkeren, zonder dat men échter éénig het alderminflie ge-
luid óf gerommel komt-te-hooren; zulks nu komt, na alle waarfchy-
nelykheid, daar van.daan, dat'er als dan heel veel falpeter-en-..zwavel-
■achtige ^ uitwaaflemingen in de lucht zyn, wélke, door eene ge-
noegzaame meenigte van waater door-weekt zynde , in de vryc lucht
koomen b op-te-giften, tót zo vérre zélfs, dat ze daar door t'ééne-
maal in de brand gei-aaken. Want dit zélve vuur, inde ruime lucht
ontftooken wérdende, zonder in éénige wolk beflooten te weezen,
cn kan óf moet geen méér geluid altoos van-zich-geeven, alshet bus-
poeder komt-te-doen j wanneer men dat aan-fteekt, zonder dat het
£rgens in beflooten is: deeze foorten van vuurennu is men Wéérlichteff
gewoon te noemen.
Wat de Donder en Blikfem is.
Maar, zo-wanneer deeze c uitwaaflemingen in het midden van een
groote en dikke wolk kooraen-te-ontvonken; zo ziet men eenfchit-
terend vuur daar uit te-voorfchyn-koomen, het wélke, mét een
groote kracht en gewéld uit de wolk uit-fchietende, daar het in
beftooten was, een zwaar geluid en gerommelvanzichkomt-te gee-
ven, dat men de Donder noemt; cn dat vérders, wanneer het mét een
groote e verwoetheid en drift teegen de Aarde komt. ƒ aan-ftooten,
dc naam van.B/;^J^ff2aan-necmt.
Het en zal ons nu geenfins moeijelyk méér kunnen vallen uit-te-
léggen , en reedc-te- geeven:
{^mr eerft y Waarom het geluid en de flag van dc donder zomtyds
als uit onderfcheidene, plaatfen van-daan-komt. Want de vlam der
blikfem kan gemakkelyk op onderfcheidene oorden óf plaatfen uit de
wolk te-Toorfchyn-koomen, van onderen cn van booven, ter réchter
enterflinker-hand: dic vlam nu, wélke uit het beneedenfte deel van
de wolk voort-komt, moet noodzaakelyk dehardfte flag en'tmeefte
gekraak veroorzaaken j en dit zélve geluid moet zich ook het eerfte
van alle doen hooren, door de-na-byheid.der plaats daar het van-daan-
komt.
Ten tweedeny Uit wat reede. men-veeltyds nóeh zeekere h na-rom-
«Exhilai-
fons.
fFcrmcn-
tcr.
rE*lialai-
fons,
d Impetuo-
fi te'.
e Violence.
/Elancer.quot;
g Expli-
quer.
4 Roulades,
rRclin^en in de lacht komt-te-hooren, m dat de zwaarftc flag vaioxic ^
Donder nu reeds al is-^ voorby-gegaan. Want deeze rommelmgen
cn zyn niet anders als EchSs óf Weerklanken, die door de wolken zel-
ve veroorzaakt wérden., beneevens het tuifchen-koomen van on-
derfcheidene lichaamen, dic men allenthalven op den Aardkloot vmt.
Ten dérden-. Waarom een ieder zwaare dondcr-flag veeltyds kort
daar aan van een groote flag-rcegen gevólgd wérd. Want de vlam
der Blikfem fméltin zulk een geval een heel groot gedeelte van de
fneeuw-, in de wolk daar ze in beflooten was.nbsp;^nbsp;, ,
Ten vierden-. Op wat wyze de Blikfem zomtyds wel een geheelen
Toorn kanom-vérre-wérpen, een boom in twee ftukken Iply^ten, ot
zélfs, hém wél geheel-en-al tót gruis flaan, enz. W;fit deBhklem
komt, mét zo uittermaate groot een b kracht en geweld uit de wolk ^ Impecuo-
dringen, daar hy in beflooten was, dat ik, die dikmaals wel verge-
leeken hébbende by de vlam die uit een flukcmon te-voorfchyn-komt ,
genoodzaakt wérde te ftéllen, dat de Blikfem-vlam wel ten mmftcn
tien-maal zo fnél en zo krachtig aan myn gezicht toe-fchynt te wee-
zen, als de vlam is, die uit een flukg^of-gefchut komt uit-barften.
Ten vyf den-. Op wat wyze de Blikfem een koopere draad kandoen
fmélten, daar hy échter ter zélver tyd een hennepe draad zal laaten
hangen en fpaarcn, die niet alléén dicht aan de zyde van deeze koopere
draad hangt, maar die der ook mét ééne aan raakt. Want het koo-
per zich teegen de ovei-fnélle beweeginge van de Blikiém-vlam aan-
kantende, verfchaft daar door eene genoegzaame geleegentheid en
tyd aan de Salpeeter-en-Zwaavel achtige geeftcn, daar deeze vlam
t'éénemaal uit beftaat, om het te kunnen ontbinden en fmélten} in
dc plaats dat de hennep, een fachte en bu.gzaame ftóffe iiit haar
eigen aart zynde, en die niet heel dicht in-één-flu.t, deeze zelvefyne
envlugge geeften al-te-licht en fchielyk laat.door-trekken, omdaar
éénigfinsvan befchaadigt te konnen wérden. .
T?n zésden-. Waarom dc Blikfem in't gemeen d goUs-wyze uit de onJo.
Wolk komt fchieten, daar hy in beflooten was. Want hy tracht yam.
altyd door die oorden óf plaatfen heen-te-trckken , daar hy de
minfte teegenftand komt te-ontmoeten : deeze plaatfen nu zyn
nimmermeer in een réchte lyn vlak teegen-éikanderen-over-gelee-
^%n^z.eevenden-. Wat de reede is, xyaarom men het des Winters
heel félden hoort donderen. Want . de uitwaaflemingen ftygcn als- 'C^l-
dan maar heel félden zo hoog op, dat zcdcwo,ken kunnen bereiken, ^ch^ieur
Tenachtften-, Waarom ƒ cene onmaatige fmooi-hitte ücs boomei^ étouffante.
by-na?een zeeker en ontwyffélbaar kén-tecken is, dat het wel haalt ^ M.rque
zal donderen, óf ten minften, wcérlichten. W^ant deeze z\yaare y.fa, Ijle,
hitte is eeiiieeken, dat 'er .zeer vcdc. fc uitwaafTemingen in de lucht
Kk
-ocr page 290-by malkanderen zyn, die nu reeds al hébben begonnen mét daar-ter-^^
plaatfe i op-te-giften.
V
Vyf-en-twintigfte L 1 jd.
JVat de Hooning-Dauw is.
Wanneer het nu komt-te-gebeuren, dat 'er 2x)mmige vét-achtige
a uitwaaflemingen , die mét ééne van dampen vergezélt zyn y op
de bloemen, op het koorn, ófop éénige andere vruchten vallen, en dat
de Zon, éénigen tyd daar-na op-gaande, een gedeelte van het waa-
ter, dat daar onder geméngd was, weeder doet^bit-waaflemenj zo
'zullen deeze zélve uitwaaflemingen, door de ftraalen van de Zon
heet gemaakt wérdende, en daar door op deeze vruchten aan bat c giften
geraalt;ende, die vruchten koomen-te-fchénden en te bedérven; dit
zélve nu is het, dat men in 't gemeen Hooning-Dauw noemt.
Ik laate mét wél-bedachte opzét na, om hier ter plaatfe wydloopig
over de Reegen-boog, de By-zonnen, (parhelies) en onderfcheidene
andere d diergelyke verfchynfl'elen te reedeneren ééns-deels, om-
dat ik noch ergens anders uitvoeriglyk daar over verhoope te zullen
handelen; en ten anderen, doordien den. opmérkenden Leezer dc
e grond-véften van de gemélte verfchynflelen in myn Proeve der Deur-
zick-kunde kan vinden en na-zien. {Bezie bet vierde Hoofd-deel van dis-
zélve F'.rhandelinge)
i^snetict,
Van de Oorfprong der Fonteinen, Putten, en PJevieren.
Eerfte L i n.
Oorfprong der Fonteinen.
Het waater,. dat uit den Hecmel valt, onder de gedaante van rcc-
gen. Sneeuw, haagel, enz. óf op zulk een andere wyze óf maniere
als het ook zoude moogen weezen, klimt ten deele wecder ten Hecmel
op, en dringt ten deele in de aarde in, die het op deeze wyze be-
vochtigd, door eene on-eindige meenigte varhheele kleene canaaltjes-
heene vloeijende, tótter tyd toe, dat het eindelyk ccn zeekere foort
van vétte Aarde, óf harde rótzen komt-te-ontmoeten, daar het on-
moogelyk niet ƒ door-cn-kan-dringen. Hier uit komt dan vérder
voort, dat dit zélve waater, door angheid van tyden, in deeze rót-
zen,
iFermcD
ter.
♦Exhalai-
fons.
h Evaporer
f Fermen-
tet.
iPheno-
nicnens.
«Fonde-
ncns.
óf vétte aarde, een zeeker getal van heele kleene 4 grachtjes «Fofféz.
komt-te-graaven en uit-te-hóllen, langs en door wélke het zyn wég
komt-te-neemen, tótter tyd toe, -dat het hier óf daar érgens weeder
een uit-wég weet te vinden j waar uit dan by-gevólge dat geene
gefórmeert wérd, het wélke men gemeenelyk Fonteinen gewoon is te
noemen.
Oorfprong der Putte».
By-aldien nu het waater, dat in de aarde in-drin^t, nérgens geen
bekwaame uitgang en kan vinden , doordien de vette aarde, ófde
rótzen, daar ontrent, altemaaU hól zyn, en, ontrént van de gedaan-^ Cteux
tc van c een Fontein-bak, zo zal dit zélve waater, dat op deeze wy- cuafl-,,,.'
Ze genoodzaakt v/érd om daar ter plaatfe te moeten blyven, aan dat
geene zyn oorfprong geeven, het wélke men in 't gemeen Putten
noemt.
Dérde Lid.
IVkar het van-daan-komt , dat W z-ommige Fonteinen gevonden wérderi^ ■
quot;^an Mineraal waater , heet waater, enz.
Zo-',vanneer nu dit zélve waater éénige fouten , oiie-achtige dec-
ken, bérg-óf-myn-ftóffen, [matieres metalliques ou minerales)
óf éénige andere lichaamen, in zyn wég komt-te-ontmoeten, daar
het éénige kleene deeltjes van kan lós maaken en af-fcheiden gt;'die het dan
Vervólgends mét deszélfs loop «i meede voort-komt-te-fleepen j zonbsp;.
Zal dit waater daar door e de hoedaanigheeden van die lichaamen „er.
éénigfins aan-moeten-neemen, daar het ƒ door-heene-gaat: By-aldien « Qualitéz.
het dan daar beneevens komt-te-gebeuren, dat dit waater een foort/PalTc.
een ftóffe ontmoet, die éénige g over-een-komfte met de h deeg- ^^^ ^^^
l'lomp heeft, daar wy in het Eerße Lid van het tiende Hoofd-deel deezer
^erhandelinge breeder van hébben gereedeneert; zo zullen i de kwél- , souróes.
oronnen der Fonteinen, die door dit v/aater wérden gefórmeert,
nieerder óf minder heet óf warm weezen, na dat k de hoedaanigheid k Quahttf.
Van deeze ftóffe zelfs is: als meede, na dat dit zelve waater deeze
ftóffe wel óf kwaalyk te paffe heeft door-weekt, om daar eene meer- ^
dere óf mindere / opgiftinge in te doen koomen.nbsp;tation. ^ i
Kk. ï
Vicrd L ï O.
Uitrw'at reede zotumigc Fontcine?i altyd éévenftérk vosrt-vloeijen, zondi^
rtDiminu- hy-na éénige de minfle avermindennge te lyden.af gcwaar-te^werden.
tioii.
Men vint ook allenthalven veele Fonteinen, die altyd eéven ftcik
voort-vloeijen, zonder dat ze by-na ooit éénige gevoelige verminde-
ringe koomen-te-lyden óf gewaar-te-wérden: hier van nu kan men
heel gemakkelyk reede geeven. Want het kan heel wél weezen,
dat deeze Fonteinen, onder in de grond, heele groote b waater-bak-
ken hébben, die aan hên on-ophoudelyk waater genoeg in overvloed
kunnen verfchaffen en toe-voeren.
Vyfde L i d.
IVaartm de Fonteinen in 'f genteen des Soomers z.o jlérk^niet en vloeijen^
ds ze des Winters wel doen.
(Ex liqucrnbsp;thc.n 10 gemakkelyk c uitléggcn,waarom de Fonteinen
i Rapidité! lt;les Wintens in 't gemeen altyd mét een zeekere d gezwinde fnélheid
' voortvloeijen, in de plaats dat de meefte Fonteinen des Soomers niet al-
léén heel aanmérkelyk in hunnen loop zullen koomen te verminde-
ren, maar, dat ze zélfs in die tyd zomtyds wél 't éénemaal uit-droo-
gen. Want by de Soomer zal het grootfte deel van het waater,
dat alsdan uit den Heemel komt needervallen, wél weeder aanftonds,
in dampen uit-waaflemen ; in de plaats dat het grootfte deel van
dit zélve reegen-waater, by Winter-tyden, tót inde binnenfte inge-
«Penetrer. Wanden der Aarde toe komt e door-tc-dringen.
•Zésde Lid.
-Oorfprong der Rievieren.
b Refer-
voirs.
/j
^ 7
^ hr^.
Eindelyk enten laatften; de beekjes en de Rievieren wérden uithet
/Sarface. Waater gefórmeert, dat uit de Fonteinen op ƒ de Oppervlakte der
Aarde komt vloeijen en ftroomen; deeze zélve Rievieren nu zwél-
len in 't gemeen zo veel te méér op, als ze dichter aan de Zee koo-
incn-te-naaderen, en laager needer-te-daalen.