PROEVE
der
In het Frans befchreex-cn van de Heer
NiCOLAAS HARTSOEKER5
En Vertaald door
A: BLOCK.
%Jan ten Hoorn, Boekverkooper over 't Oude-zyds Heeren
Logemént, in de Hiftorie-Schryver.
W^wmiui , .........................lINWii I I • I _
• lt; • M
I ^
R '
AAN
Root isdeverplichtinge, die de geleer-
de Waereld , en réchte Lief hébbers
der waare Wysheid en Wiskunft j
waarlyk hébben , over de veelvuldige
nieuwe Ontdékkingen. die U: E: t'zee-
dert eenige Jaaren hérwaards , in de
Gezicht-en Natmr-kmde zo gelukkig-
lyk gedaan en gemaakt hébt, 20 wél
door het maaken en toe-ftéllen van
U: E: voortréfFelyke Glaazen der Vérre-kykers en Vergroot-
glaazen, die alle de andere, tót nóch toe bekende , van die
foort. heel vérre te booven gaan, als wel voorn^mentlyk, met
het uitgeeven voor eenige jaaren , in de Franflche taaie, van
-ocr page 4-twee uwer doorwróclite Werkjes ^ zynde het ééns een Troe-
ve der Deiirzicht-kunde, waar inne U: e: onder anderen, zo
eedelmoediglyk aan de Liefhébbers der Gezicht-kunde meede-
deelt , uwe voortréfFelyke Methode om de Glaazen der Vér-
re-kykers wél te flypen, en het geene men vérder dies-aan-
gaande in-acht te neemen heeft ■, en het andere bevattende
eenige Beginffelen der Natuur-kunde. Men kan in deeze bei-
de Wérkjes'U: e: doordringend oordeel , eh diepe , dóch
klaare befpiegelingen , heel hélder zien uitblinken j die,
zich aan geene Anthoriteit_ óf gezag kreunende, énkel en al-
léén de waarheid beoogt, en het onpartydig onderzoek des-
zélfs. Het verlangen, dat eenige Liefhébbers der Wysbe-
geerte enz. hier te Lande, die in de Latynflche óf Franflche
taaien on-kundig zyn, gehad hébben , om deeze uwe wérk-
jes in onze Neèderduitlche moeder-taaie te zien , en daar
door hun nut gebruik daar van te kunnen hébben, heeft my,
op hun verzoek , en u: e: toeftémminge , dan doen beflui-
ten, om deezen arbeid mét luft gewillig op my te neemen,
en daar aan zomtyds eenige uuren mét vermaak te beftee-
den. Zynde nu ten einde geraakt van Uwe eerfte Verhan-
dehnge, zo hébben dezéive goede Vrienden my vérder ge-
pérft , om hun verlangen te voldoen, mét het uitgeeven van
dit eerfte Wérkje, terwyle ik vaft beezig was aan het vertaa-
ien van het tweede Wérkje óf Deel , dat de BeginJJelen der
Natmir-kunde bevat j zo hébbe ik aan hên dit verzoek niet
kunnen , óf willen weigeren , maar het zélve , voor-af, ter
druk-pérflé over-^egeeven. Dewyle ik dan dit Wérk , dat
waarlyk U: E: eigen is , aan niemand naader en kan op-
draagen , als aaa ü: e: zélfs, die het mét alle récht toe-
komt, alzo ik het maar alléén een Neederduits kleed hébbe
aangetrokken i zo is het, myn Heer, dat ik mids deezen de
vryheid neeme van aan U: E, op te ófferen uw' eige wérk,
dat ik, als gezégd , ten dienfte van myne Landsgenooten-,
alléén in een Neederduits kleed hébbe geftooken. Hoe wél
óf kwaalyk nu zulks door my is uirgevoert , zal ik volkoo-
men , eerft aan 't oordeel van U: E: en daar na , aan die
geene overlaaten , wélke deeze myne Vertaalinge teegen het
oorfpronkelyke mét onpartydige opmérkinge zullen gelieven
na te zien. Hier bén ik altyd wél af verzeekert, dat ik ge-
tracht hébbe verftaanelyk te weezen , zuiver Neederduits te
fchryven , en U: E: gedachten in die taaie wél uit te druk-
ken , zonder échter my al te flaafs te willen binden aan
zommige woorden , die, door het overlang gebruik, alreede
genoegzaam goede Neederduitfe woorden zyn geworden.
Hoe nu dit zäve wérk den réchten Lief hébberen der Wys-
begeerte en Wiskunft , enz. zal behaagen, laate ik volkoo-
men aan de tyd over , als wél verzeekeit zynde , raynes
bedunkens , dat het aan de réchte kénners deezer \V eeten-
fchappen niet anders als wél en kan voor-kooraen , die de
eere hébben van den fchranderen Schryver deezes Wérks ee-
nigfins te kénnen , en daar by de moeite willen neemen van
het Wérk zélfs wél in te zien, doordien als dan, gelyk het
fpreekwoord wél zégd, goede waar zich zélfs genoegzaam kan
en zal aan-pryzen. Hier toe nu , myn Heer , behoeft men
niemand hee'1 angftig te noodigen , dien het luft, dit Uw'
doorwrochte Wérk wélin te zien, zal zich, door het voor-
deel dat hy'er uit kan trékken , dês moogelyk kunnen be-
danken, e« voor onkundige óf onachtzaanie Leezers is wei-
nig raad te geeven, en, hoe minder men zich des bekreunt,
hoe beeter men doet.
Ik hébbe, als U: E: bekénd is , alléén één zaak uit myn eige
daar by gedaan , die daar in beftaat, dat ik, zo wél tot op-
hélderinge myner Vertaalinge, als tót meerder verhchtinge
van den Neederduitfchen Leezer , hier en daar eenige aan-
mérkinsen tuffchenhet Wérk zélfs hébbe ingelaft, die ik ook,
op dat ze van U: E: eigene ftélhngen te beeter zouden kun-
nen onderfcheiden wérden, mét een byzondere Letter hebbe
doen drukken.
Neemt het dan aan . mét dezelve geneegentheid. waaf
meede ik dit Wérk aan U: E: opdraage , en geeft my Yér-
der geleegentheid; om te toonen, dat ik ben.
MYN HEER
Uw' E: dienftwillige Dienaar
en Vriend,
A: BLOCK,
In Amfteldam den z8 Tan Wintet-
raaand, desjaars K^i.
DER
PROEVE
DER
Van de Natuur en Oorfprong der Straalen van het licht.
niet.nbsp;.
r-tvsede Lid. Dat het ten uittcifte
mocijelyit valt, om te begrypen,
dat'er ooit eenige de gennglte be-
weeginge zoude kunnen gelcnie-
den, zonder het ftéllen van ee-
nig Ydel, by - aldien de ftufFc in
der daad en waarheid zodaanig van
aart is, als de Wysgêêren die in het
gemeen gewoon zyn tc bevatten, i
Düde Lid. Dat het. aan de andere
kant, nóchveei moeijclyker valt,
om te begrypen, dat'er eenig Ydel
in de Natuur zoude weezen. }
r,erde Lid. Men Ican dierhalven vei-
liglyic gelooven, dat'er in het groo-
te Heel-Al een on-eindig getal is
van kleene veezelkens , uittermaa-
ten veel van élkanderen verfchil-
lende, in gedaante , grootheid, en
beweeginge.nbsp;5
Vyfde Lid. Dat'er een zeekere vloeiji-
gc zélfflandigheid is, daar deeze
lichaamen, óïondeelbaare veezel-
tjes, aan alle kanten rondfomme
van omringt zyn, in dewélke zy ook
geftaadig en altoos koomen te dry-
ven , zonder élkanderen échter ooit
aan te raaken.nbsp;4
Zésdi Lid. Dat deeze zélfflandigheid,
beneevens de lichaamen die daar in
zyn gewikkelt, de twee éénige
Hoofd-ftóffcn zyn, daar het groote
Heel-Al wél-eer van is tezaamen-
geftélt.nbsp;4.
Zfevendi Lid. Dat van deeze vloei-
baare zélfflandigheid, wélke men
wél mét reede de Eerfte Hoofd-
ftófFe zoude zoude kunnen noemen,
deZon, vafte Starren, cnftraalen
des lichts zyn geformeert.nbsp;4
Van de Duif ere en Deur jichtige Li-
chaamen.
EerfleLid. Dat de Ideenelichaampjes
der tweede Hoofd-ftóffe , geduu-
viglyk, zonder eenige de minfte ge-
reegelde órde, en gelyk als in een
waarachtige Baj^erd , dry ven inde
eerfte Hoofd-ftóffe , naamelyk ,
de kleene by en neevens de groote,
de teerling-vórmige neevens de ron-
de klooten, enz,nbsp;5
l/viieds.-
-ocr page 8-YmtcJe Lid. Dat de kleene lichaamen
zich uit die reede van de groote
■weeten te ontwarren , om dat ze
eene fnéldere beweeginge hébben
als de groote lichaamen.nbsp;5
Dér Je Lid. Dat ze zich daar van niet
cn kunnen ontwarren, als op ééne
van deeze twee wyzen, naamelyk,
óf mét élkanderen te naaderen , óf
van malkanderen af te wyken. 5
Vierde Lid. Dat deeze kleene lichaam-
pjes zich van de grootere zullen
ontwarren, me'c van élkanderen af
te wyken; uit reede, datze èene
fnéldere beweeginge hébben alsde
groote lichaamen; wélke weeder,
uit eeven die zélve reede, malkan-
deren geftaadig mêêr en mêêr zul-
len naaderen , en zich , by gevol-
ge , ontrént het Middelpunt by-een
koomen te vergaaderen.nbsp;6
Vifde Lid, Dat van deeze tweeder-
leije foorten van lichaamen , de
groote, zwaare wérden genaamt,
en de kleene, lichte: dat vérders
tleeze groote lichaamen noodzaa-
kelyk moeten needer-daalen , na
haar gemeene Middelpunt toe, mét
eene fnélheid, die op een ieder oog-
wink moet aanwaOchen , vólgens
de voortgang der getallen, i. 1.3.4.
enz.nbsp;6
ZésdiLid. Deeze lichaameii moeten
noodzaakelyk r.eederdaalen , nade
maate van een zekere andere voort-
gang ; wanneer men begrypt, dat
ze neederdaalen , vólgens zeekere
lt;joogenbIikken, die uit ^oogwin-
ken zyn te zaamen-geftélt.nbsp;7
Zeevende Lid. Véiders moeten ze
neederdaalen , vólgens de voort-
gang der getallen , I. i!-. enz.
wanneer men élk oogenblik be-
grypt te zaamen gezét te zyn uit
twee oogwinken. 7
tAchtjie Lid. Maar ze moeten needer-
daalen , vólgens de voortgang der
getallen , r. , 4lli , enz.
wanneer men élk oogenblik be-
grypt te zaamen gezét te weezen
«xro-
mrlis.
k In.
lUns.
uit duizent oogwinken.'nbsp;S
'Neegende Lid. Eindelyk moeten ze
neederdaalen, om zo te zéggen,
vólgens de a voortgang der on-
eevene getallen , 1. 5, 5. 7. enz.
wanneer men élk oogenblik be-
grypt te zaamen gezét te zyn uit een
on-eindig getal van oogwinken. '8
Tiende i/J.Op wat wyze deeze Aard-
kloot heeft kunnen gefórmeert zyn
geworden , beneevens de geheele
lucht die hém omringt: als meede,
hoe hy in eeven die zélve ftaat heefc
kunnen blyven , daar wy hem nóch
heedensdaagsinbefchouwen. 9
E'fdi Lid. Op wat wyze de lucht, die
den Aardkloot omringt, en die al-
tyd, hoe hooger hoe dunder moet
weezen, tót aan het einde van zyn
Draai-kring toe , kan koomen te
weegen op deszélfs Oppervlakte. 9
Tivaalfde Lid. Op wat wyze het op-
een-geftaapelde gewicht van alle
deeze lucht de vaftgeklonke dicht-
heid der lichaamen kan te weege
bréngen,nbsp;10
Dértien Je Lid. Uit wat reede zeekere
foorten van lichaamen noodzaake-
lyk vloeijende moeten weezen. 10
Veertiende Lij. Uit wat reede het
Kwikfilver vloeibaar moet wee-
zen.nbsp;10
Vyftiende Lid. Uit wat oorzaak het
Waater een vloeijend lichaam, en
het Ys een vaft-verknócht lichaam
moet weezen. 11
ZtlftienJe Lid. Waarom alle lucht, zo
wél groove als dunne, vloeijende
moet weezen. n
Zeeventiende Lid. Dat de kleene li-
chaampjes van het Waater, de
lucht, enz. daar-en-booven nóch
te zaamen gevoegt zyn uit onder-
fcheidene andere, veel kleendere,
lichaamen. 11
.Achtiende Lid. Reedenen , die my
bewoogen hébben te ftéllen, dat
het Waater moet beftaan uit kleene
ronde bolletjes,wélke hól-achtig,
en aan alle ka nten open zyn, en de
lucht,
n PfO-
gref-
fion.
iucht, uit kleene dunne draadjes.
11
NeegtHtieitde LiJ. Uit wat rcede zom-
mige lichaamen duifter, en andere
weeder deurfchynende moeten \ve-
2en.nbsp;I}
T-Kintigfte Lid. Waarom het Kwik-
filver duifter , en het glas deur-
fchynend moet zyn.nbsp;ij
Eetfen-tiointigjle Lid. Uit wat reede
alle de lichaamen, diewy kénnen,
geftaadig moeten verléngd 6f ver-
kort wérden.nbsp;14
l'wie-en'tviintigjfs Lid. Oorzaak ,
waarom het ï'chynt, dat een (»Slin-
ger niet langer en moet weezen,
als 3 voeten, lynen om de fe~
cuntlen al flaande aan te wyzen op
het Eiland Cayana. 14
Drie-in-fwintigfleLid. Uit wat reede
de Waarneemingen der Stérre-kun-
dige , wélke op onderfcheidene ty-
den gedaan werden , zomtyds zo
uittermaaten veel van malkandere
koomen te verfchillen. , 5
P'i(r-e»-t'[vintigfteLid.Dit de b Dwaal-
ftarren eeven op die zélve wyze
hebben kunnen gefórmeert zyn ge-
weeft, als onze Aardkloot. 16
F^-en-fwintig/li Lid. Dat de Zon van
een zeekere foort van lucht moet
omringt zyn , eeven op die zélve
wyze, als de Aardkloot insgelyks
van zyn eige lucht is omvangen.
16
Zér-eu-ttuintigjle Lid. Dat men een
overflag zoude kunnen maaken, van
de wêêrkeerige zwaarwichtigheid
der Stóffè , daar élke Dwaal-ftar
Zyn Omloop in doet.nbsp;16
Zeeven-en-ticintig/le Lid. Dat men,
door de beginfièlen die hier ter nee-
der-geftélt zyn , onderfcheidene
Verlchillen, de Natuurkunde raa-
iende , zoude kunnen oplóflen, en
reede daar van geeven.nbsp;17
«tule.
tPla-
quot;«tes.
Fan de Straalen die óch uitftrèkken
in een réchte Lyn.
Eer ft (Lid. Wat de reede is, waarom
de Straalen des Lichts in een réchte
lyn dwars door zeekere .foorten van
lichaam en heenegaan.nbsp;18
T-weede Lid. Uit wat reede der een
weinig tyds toe van noode is, voor-
en-al-eer men het licht, dat van
een heel vérre afftand van daan
komt, kan gewaar wérden. 18
Dérde Lid. Dat deeze Redeneering
bevéftigd we'rd, door eene Waar-
neeminge, die men ontrént dc eer-
fte Omlooper van Jupiter gemaakt
heeft.nbsp;19
Fierde Lid. Als m eede, door eene on-
dervindinge , wélke men maaken
kan mét een ontfteeke Fakkel, in
een hél-duiftere plaats, wélke in
een heel langen tyd niet en is ver-
licht geweeft.nbsp;19
a Fan de Wanftraaling en Wéérquot;
buiging.nbsp;aioT
amp;refle.
Eer He Lid. Verklaaringe van de voor- x'»»-
naamfte eigenfchap der Wanftraa-
linge.nbsp;10
Tru:sedeLid. Uitlegginge van een an-
dere eigenfchap der Wanftraalinge.
II
Dérde Lid. Eerfte gevólg, getrokken
uit de eigenfchappen der Wanftraa-
linge.nbsp;21
Fierde Lid. Tweede gevólg, getrok-
ken uit de eigenfchappen der Wan-
ftraalinge. 21
FyfJe Lid. Deeze eigenfchappen der
Wanftraalinge wérden insgelyks
door de érvaarentheid bevéftigd.
ZétdeLid. Dat de ondervindinge ons
zonneklaar doet zien, dat de reede
* *nbsp;der
der-»Hoekmaatsn,nagenoeg, is,
als i is tot 3, quot;((ratifleer de Licht-
•nbsp;ör^al uit de lacht komt valten öp
het glas.
Zeevendm Lid. Natuurkundige reede
van de. Wanflraalinge in 't alge-
naeet). i 'nbsp;/5
^cht{it Lid, Natuurkundig^ reede,
van de voorHaaratk eigenlchap der
Waftftraalir.ge, wélke is , dat ze
op de naau-wkeurigtk wyze ge-
fchiet, vólgens de reede der Üoek-
maaten.nbsp;. .nbsp;, ^ 5
megende Lid. Dat de hoegrootheid
der Wanftraalinge van een zeeker
eevenwicht van krachten afhangt,
- wélke de Straal des lichts, en één
van de twee Stóften daar deeze
Straal door Fieene gSat , gezaa-
mentlyk teegen de andere Stufte
koomen aan te zétten.
Tiende Lid. Dat een Straal des lichts
noodzaakelyk nét die zélve wég
weeder te rugge moet neemen,
langs wélke hy gekoomen is. zg
Elfde Lid. Dat de Straalen des lichts
wéêföm moeten buigen , op zo-
daanig eene wyze, dat haare Raak-
en WèêrfSuit-hoekerï aSn malkan-
dere gelyk zyn , wainneer ze, dwars
door zeekere Stófte heene trékken-,
de, in haaren wég zeekereaddere
Stófie kóomen te ontmoeten, met
eene fchuinsheid, wélke baar meer
teegenftand doet, als de eerfte ftóf-
cedaan hddde.nbsp;19
quot;ïv^aalfde Lid. Dat de ftraalen des
lichts noodzaakelyk op zodaanig
eene v«y zê moéten w'êérora-buigen,
wanneer ze, dwars doordedunne
•nbsp;ftóffe heen trékkende dié iti het glas
is, die ftóffe iflhaareti Wég koütaen
te ontmoeten, wê'.ke tullcheo de
kleene deeltjes \'an dé lücht is, mét
éefi kaakhoSk van 41 gr naden en
^^Vminufoi. ...... 3°
'VériiendeLid. Uit wat reede de ftraa-
len des lichts Wêêrota -moeten bui-
gen, \pnneer Ze eenige harde li-
ebaaitien köörtien fe_ onftnoeten,
van wat gedaante óf aart ze ook
moogen weézeti.nbsp;3®
»Su
nus,
Veertiende Lid. Teegenwérpinge ,
wélke itteo teegen deere myne on-
derftéllifige zoude kunnen maaken,
' aan'gaaffde dé Wanftraalifige, fflidf-.
■nbsp;g^adérs-- myf) atit^óórd op dezélve
' teegenwérpirigè,
Vyfiiendë Lid. Dat dé Straalen des ,
liCbts,, ter-Svylé zé uit de' ééne Stófte
in de andéfé overgaan, en térwyle
ze zich in deeze doóf tocht van baai*
geWOónelyké wég koomen af te lei-
den , kromme lynen befchryven,
wélke gèheél-en-al van dé Cirhl-
■nbsp;höogen verfchéiden zyn.nbsp;3 ^ ;
ZJfiienJe Lid.Dat men ondérfcheidéne
levólgen, uit de nieuwe ondérftel-
inge der Wanftraalinge getrokken ,
hier ter plaatze zoude kufirién op- ,
téllen, maar dat riién die, ömree-
(fé, tót eene beetere bèetérc gelee-
gentheid zal bewaaren,nbsp;Ü
'Zeevemimde Lid. Het voornaamfte
gevolg, dat men échter hier uit kah
trékken , is, dat de Wanftraalinge
óf grooter óf kleender riloet Wee-
zen, na'dat één ftraat dés lichts,ge-
duurende dé doorgang deszélfs,
van hét eene déürfchynend lichaam
in het andere , ' méér óf minder
kracht heeft; óf liever, na dat hy
meerder óf minder gez-windheid
heeft. ii
^chuende Lid. Reede , uit welke
men befluiten kan , dat een ftraal
des lichts , geduurende deszélfs
doorgang van het éene doorfchy-
rend lichaam in het andere, wei-
nig Wanftraalinge heeft te lyden ,
zo wanneer hy heel veel kracht en
fnélheid heeft; als meede, uit wat
reede hy in teegendeel veel Wan-
ftraalinge moet ondergaan , wan-
neer hy heel weinig kracht en fnél-
heid heeft: En dat men ook, op
deeze gronden , onderfcheidene
Reegels vaft kaft ftéllen.nbsp;34
-ocr page 11-l^eegentkKde 144. Dat'er zommige
Straalen des lichts zyn, weljic op
de wérlttuigen des gezichts ecn
zwakker óf ftérker indruk mgaken,
de cene.minder, en dç andere tneer-
der ; als meede , dat alle de
nigvuldige verfcheidçpthçid tier
couleuren, -ttiélkc men allepthiilven
gewaai' wérd, énkel en alléén d^ar
in bgûaat.
Tisittigfte Ud. Oorzaak vtn liet ver-
fchyniïfil der ropdeçojilçur. 36
Eeti-etp-t'wwtigPe X,iJ. Oprzaak van
het verfchynflfil der geele couleur.
}6
T'wee'-eK-t'wiitigfie Lid. Oorzaak van
het verfchynfTel dei- witte couleur.
36
Dfie-eu'tiuintigftt: Lid. Oorzaak van
Jiet verfchynffel der blaauwc cou-»
leur.nbsp;37
Vitr-m-fwitttigfle Lid. Ooorzaak van
het verfchynflel der vjole'tte cou-
leur.nbsp;37
Vyf-en-iioiatigfle L,id. Dat het niet
moeijelyk en valt, om reede te
geeven , waarom de gecouleurde
« Pris. ftraalen, die dwars door een a Kant-
zuil van glas hqene gaan,, altyteen
zekere gereegelde órde na die door-
gang koom.er: te-,houden. 37
Zéi-en-fwintigfte Ui. Dat het insge-
lyks geenfins moeijelyk en is, pm
reede te geeven van verfcheide on-
dervindingen , die men met een
Kant-zuil van glas kan maaken.
37
Zeeveif-!K-tv)i»Jigf}e,Lid. Uit wat ree-
de zommige couleuren veelfchopn-
deren leevendigei zyn, deeeneals
de andere.nbsp;38
^Achi-eH-twinii^/ïe Lid- Oorzaak van
het verfchynflel dergroenc couleur.
39
J^tegen-in^ticinligfte Lid. Aanmerkin-
gen op onderfcheidene verfchynfle-
len des Lichts, wanneer men dat
dooreen kleenrotid gaatje laatin-
koonien , en , wanneer men het
daar na ontfangt, op v^rfcheidene
afftanden van dit zélve gaatje, op
platte oppervlaktens die daar ree-
gel-récht teegen over ftaan. 39
Dartigfte LJd. Uit wat reede de ope-
ningen der Voorwérp-glaazen, die
men in de -Vérre - kykers. gebruikt,
eevenreedig moeten gt;v;èezen mét de
afftand vanderzélver Brandpunten.
44
Ecn-eH-dartigfie Lid. Wat de vafte
couleuren zyn.nbsp;_ 4?
Ttoie-sn-dartigßo Lid. Dat men in't
gemeen vyfderleije voornfipme en
en hoofd-couleuren gewoon is op te
téllen.nbsp;45
Dne-en-darligße Lid- Oorzaak *'an
het verfcbyniTel der witte couleur.
45
Fier-en-dartigfle L\d. Oorzaak van
het verfchynlfel der zwarte couleur^
Fyf-en- dartigßii Lid- Oorzaak van het
vecfchynflèl.dcr andere vafte cou-
leuren,.nbsp;47
Zt,'f:.e»-dagt; tigße Lid. Oorzaak van het
verfchynflel derr.oode coqleur. 48
Zuvamp;H-eh' Jariigße Ud. Dat bet, vól-
gens onze begiiiflèlen , heel licht
val.t, om de oorzaaken,uit te vin-
den , van het verfchyiifllel der ande-
re vafle couleuren. 48
^cht fn-daf.tigße Lid. Dat',er twee-
derhande órdens zyn, pra van wit
zwart te kunnen wérden.nbsp;49
l^eegen-en-dartigfie Lid. Dat, ten op-
zichte van de coulevnen , de eenè
in 't gemeen,wéi;d-veroorzaakt door
eene minder meenigte van ftraalen
als de andere , maar échter altyt
door zulk een foort van ftraalen,
wélke , óf zwakker, of ftdiker
zyn als een andere couleur. 49
Fesrtigße Lid. Uit wat reede de roode
couleur het gezicht komt te ver-
blinden , en waarom in teegendeel
de groene couleur dat verheugt en
Terftérkt.nbsp;50
]ßm-!n-veertigßi Lid, Dat de geheele
* * inbsp;k(jnfl
konft om alderhandc witte ftoffen
gouleurt te vérwen, énkel en alléén
daar in beftaat , dat men dezélve
mét een zeeker foort van vernis be-
dékt , dat hart en gecoulcurt is.
50
Twee-e»-veertigße LiJ. Dat de zwarte
couleur in geenige andere couleu-
ren kan vervérwt'óf verandert wer-
den , zulks bevélligd en verftérkt
deeze gedachte.nbsp;51;
Drie-sn-vyftigße Lid. Maniere , om
ftóffèn van witte wolle Scharlaaken
tevérwen.nbsp;jï
Fitr-en-vyfligßiLid. Datde Conche-
nilje, daar men zich voornaament-
lyk inhet Scharlaaken vér wen van
bedient, het popje fchynt te wee-,
zen van een b oedeloos diertje,
wanneer men het heel naauwkein ig
mét een Vergroot- glas kornt te
bezien, na dat men het alvoorers
eenige daagen lang in liet waater
wél heeft laaten door--weeken. lt; 1
Vyf-en-viertigfte Lid. Waarom men
Alluin in het vérwen gebruikt. 5 2
Ze't en-xeirfigße Lid, Uit wat reede
men zich in het Scharlaaken vérwen
van een tinne keetel bedient. 5 j
Ztevsn-en-veertigßi Lid. Dat de zin-,
' twiftingen van twee Wysgêêrenmy
hébben doen onderneemen , om
hier ter plaatze te fthryven. aan-
gaande de Wanftraalinge die in de
lucht gefchiet.nbsp;5 ?
^Cht-en-vtertigfle Lid. Dat men wél
kan onderftéllen, dat de ftófte, dic
tuflchen de deeltjes der groove lucht
is, veel dikker is , als die Stófte,
wélke tuffchen de deeltjes der du;.-,
lucht is.nbsp;5 5
Neegen-en-veertigfle Lid. Dat een ftraal
des lichts, on-eindige maaien door
de eene dunne luchc doorgaande ,
ineen andere die zo dun niet en is,
eindelyk eene gevoelige Wanftraa-
linge komt te maaken, terwyle hy
een kromme lyn befchryft.nbsp;54
Vyßi^ße Lid, Uit wat reede deez-e
foort van Wanftraalinge aan de Ou^
de fchynt onbekénd geweeft te zyn.
54
Een-en'vyftii(le Lid, Dat ééne onder-
vindinge, mdceen Vérre-kykcr ge-
maakt , deeze Wanftraalinge ten
uitterftenwél gevoelig maakt. 54
twee-ett-vyfiigfle Lid. Op wat wyze
men de hoogte van een groove lucht
zoude kunnen vinden, by-aldien'er
een zeekere lucht was, die gelyk-
flachtig, eeven-.middelpuntig aan
de aarde, en daar beneevens om-
vangen was mét eenige andere
luchc, die zo grof nieten was. jj
Dfie-in-vyftigfte Ud. Dat de récht«
plaats, op wélke eene on-eindige
meenigte van heele kleene ongevoe-
lige Wanftraalingen, eene Wan-
ftraalinge begint t€ maaken , die
eeniglins gevoelig^is, hoe weinig
het ook zoude moogen weezen,
moogelyk weinig mêèr 6f min van
de Aardkloot is afgeleegen, als die
groove lucht is, wélke de Mórgen-,
en Avond - fcheemeringen komt te
veroorzaaken.nbsp;56.
Fier-eti-vyftig/Ie Lid. Op wat wyze
men de hoogte van deeze groove
lucht kan bepaalen..nbsp;56
Fjf-en-vyftigfli Lid, Dat alle Avond-,
fcheemeringe ophoud van mêêr
zichtbaar te weezen , wanneer de
Zon ontrént zo graaden beneeden ^ ^^^
de a Gezicht-einder is.nbsp;57 'jfon.,
Zit-en'vtftigfie Lid. Dat de hoogte
van de groove lucht ontrént is van
lo f Daitfche Mylen.nbsp;jg
Z'teven-en-vyfiixfte Lid. Oorzaak van
het verfchynflèl der Daageraad. 59
tA^ht-en-vyfrigJIc Lid. Uit wat reede
de Maan échter nóch eenigfins ver-
licht komt te blyven, fchoon ze
vlak door het midden van de fcha-.
duwe des Aardkloots door gaat.
60
J^cegen-en'vyftigfts Lid. Dat men Wt^l
kan onderftéllen, dat'er een zeeke-.
re gelyk-üachtige Lucht is, tót op
eenige^
-ocr page 13-eenige afftand van den Aardkloot
toe: dat deeze lucht een Damp-
gewéft maakt, dateeven-middel-
puntig is mét den Aardkloot; als
meede , dat deeze lucht daar-en-
booven nóch in een zeekere andere
lucht is ingewijtkelt, die nóch veel
dunder is,nbsp;6o
Zéftigfie Lid, Dat, wanneer men één
halve lyn hoogte aan het Damp-
gewéft der groove lucht komt toe
te eigenen , de Wanftraalinge in
reede weezen zal, als 99968 is tót
99941; gelyk als zulks ook door
de érvaarentheid wérd bevéftigd.
61
Sen-en-zéftigfle Ltd. Dat deeze Wan-
ftraalinge de Horizontaale Middel-
lyn der Maan niet éen éénige 5e-
cunde grooter en kan doen fchynen
tc weezen, als ze in der daad en
waarheid is.nbsp;64
Twee-eti-zépglTe Lid. Uit wat reede
de Sterren zo hélder niet en zullen
flikkeren , wanneer ze heel dicht
aan de Gezicht-einder zyn, als ze
wél fchynen te blinken, wanneer
ze vérder daar van zyn afgeweeken,
64
Drk-en-zéllig(le Lid. Dat de Wan-
ftraalinge inde Lucht eene kleende-
re óf grootere reede zal hébben ,
na de onderfcheide hoogte van het
Damp-gewéft der groove lucht. 64
Fier-en-zéftigjh Lid. Betooginge van
tweevoor-bewyzen, die noodzaa-
kelyk zyn, om te doen zien , dat de
■Wanftraalinge dc Hoofd-tóppige
Middellyn der Maan kleender moet
doen fchynen, als ze wél in der daad
en waarheid is.
yyf-en-zt'fiigftc Lid. Detooginge, wél-
ke doet zien , dat de Wanftraalin-
ge die in de Lucht gelchiet, de
fiopfd-tóppige öiiddellyn der Maan
r?quot;^®*^ moet doen fchynen, als ze
wel in der daad en waarheid is.
66
Zéfen-z^jUgp. Lid, Dat men in een
ander Hoofd-deel zal doen zien, uit
wat reede de Maan zich veel groo-
ter komt te vertoonen , wanneer
ze dicht aan de Kimmen is , als,
wanneer ze vlak in het Tóp-punt
ftaat.nbsp;68
Van het Gez,ieht-kundig punt.
EerfieLid, Dat een Voor-wérp, dat
deszélfs beeld niet vérder uit en
ftrékt, als op het uitterfte eindje
van één éénig pypje óf draadje der
Gezicht-zeenuw , een punt kan ge--
naamd wérden , hoe uittermaaten
groot ook dit voorwerp zoude
moogen weezen.nbsp;69
Tiuetde Lid. Dat alle de Straalen des
lichts, die op een voorwérp vallen
van één lyn in 't vierkant, een getal
uitmaakenvan 583747842.8, wan-
neer dit zélve voorwérp genoeg-
zaam wél verlicht is, maar datze
daar nét eeven zo veel plaats in
koomen te beflaan , als óf 'er
74^9518000 ftraalen waaren , die
lootlyniglyk daar op kwaamen nee-
der te vallen.nbsp;6p.
Dérde Lid. Dat men wél zéggen mag,
dat alle de ftraalen des lichts, wél-
ke op een voorwérp koomen te val-
len, dat één lyn in het vierkant
groot is, een getal uitmaaken vau
1167451568^6, wanneer het genoeg-
zaam wél verlicht is.nbsp;71
FietdeLid. Dat het geenfins onmoo-
gelyk is, dot een getal van ftraalen,
dat nóch on-eindig maal het getal
van 11674956856 te booven gaat,
plaats genoeg zoude kunnen vinden
opeen voorwérp vanéi^nlynin het
vierkant, en dat het, bygevólge,
zo heel moeijelyk niet en is, om tc
begrypen , op wat wyze alle de
Gezicht-ftraalen malkandere kun-
nen kruiflen.nbsp;71:
FyfdeLid.Dit één pypje óf draadje van.
* * h
de Gezicht - zeenuw by - na geen
mêêr breedte en moet hébben, als
het vyfde deel der Middellyn van
een Spinnekóps-draad , én geen
grooter dikte, als liet vy f-en-twm-
tigfte deel van zulk een draad. 7 2-
Zésde Lid. Dat een voorwérp dat ver-
re óf na-by is, altyt op eene eeven-
gelyke wyze moet fchynen verlicht
te weezen. mids dat het altoos ee-
ven-zeer van een hélder-glinfterend
lichaam verlicht wérde.
Van het Oog.
Eerfie Lid. Befchryvinge van het Oog.
7)
Tvjeede L'-d. Het geene in een duiftere
kaamer komt te gebeuren. 75
Dérde Lid. Vergelykinge van het
Oog mét dce^e duiftere kaamer.
75
Vierde Lid. Reede, waarom men de
voorwerpen dic na-by en die vérre
afgeleegen zyn , eeven onderfchei-
dentlyk komt te zien; alsmeede,
dat het noodzaakelyk moet weezen,
dat dc verandering der Chriftallyne
vogt, zo wél als die van het ge-
heele Oog, daar toe op ééne en
dezélve tyd moet meedéhélpen en
re zaamen koomen.nbsp;76
Vyfde Lid. Wat men moet doen,wan-
neer een voorwérp al te dicht by een
oog is , dat al te plat is, óf al te
vérre afgeleegen , van eenoog dat
al te rond is, om onderfcheidentlyk
genoeg befchouwt te kunnen wér-
^nbsp;78
Zésde Lid. Uit wat reede zommige
■ me'nfchen ftikziende zyn., en ande-
re wecder in teegendeel niet als van
vérre wél kunnen zien.nbsp;78
Van de Zienmg.
Eerfte Lid. Verklaaringe op wat wy-
ze de Ziening gefchiet.nbsp;79
Tweede Lid. Dat dc iodrukfels , die
de voorwérpen op de uitwéndige
leeden maaken, tót in de ziel toe
doordringeu , door het tuffchen-
'koomen der zeenuwen; alsmeede,
dat de Ondeed-kundige drie onder-
fcheidene zaaken in deeze zeenu-
wen gewaar wérden. 79
Dérde Lid. Dat de onderfehcidene
beweegingen, wélke de voorwer-
pen die buiten ons zyn , aan de
dierlykegeeften raeede deelen, alle
-de gevoelige hoedaanighceden in
ons koomen op te wékken. 80
Vierde Lid. Dat de fcbynbaarheeden
des lichts en van de couleuren in
ons wérden verwékt , door de oit-
derfcheidene beweegingen die de
ftraalen des lichts In de dierlyke
geeften koomenin'tedrukken, die
in de pypjes óf draadjes der Ge-
zicht-zeenuw zyningeüooten. 80
Vyfde Lid. Dat de Ziel niet één éénig
deeltje van eenig voorwérp, hoe
gering het ook zoude moogen wee-
zen , afzonderlyk en kan ondcr-
fcheiden, nóch ook het onderfcheid
van alle de couleuren en kan onder-
kénnen , dat zyn beeld niet anders
af en teekent , als alléén op het
uitterfte eindje vanéén éénigpyp-
je üf draadje der Gezicht-zeenuw.
St
Zésde Lid. Dat de voorwérpen mccc
óf min onderfcheidentlyk van ons
gezien wérden, na dat ze hunne
beelden mêêr óf min op de Gezicht-
zeenuw koomen uit te ftrékken.
81
Zeevende Lid. Dat'er zésderhande
Jioedaanigheeden ayn , die wy in
de voorwérpen des Gezichts ge-
waar
waar wérden, behalven het licht
en de coaleuren ; als njeede , op
wat wyze men de ftand kan leeren
kénnen, die de voorwerpen kunnen
hébben, ten opzichte van ons li-
chaam.
^chtjle Lid. Reede, waarom mgn
' dc voorwerpen in haare natuurly-
ken ftand komt tc zien, fchoon ze
haare beelden omgekeert op het
nette-vlies vertoonen.nbsp;81
Neegende Lid. Dat de ménfchen, op
wdlkers nétte-vlies devoorwérpen
haare beelden altyt in haaren waar-
achtigen ftand hadden afgeteekent,
deeze zélve voorwérpen échter om-
gekeert zouden befchouwen, by-
aldien zy op een bot en aanftonds
haare beelden omgekeert op het
nétte-vlies kwaamen af te tceke-
nen.
Tiende Lid. Reede, waarom de voor-
wérpen zich niet dubbelt aan ons en
moeten vertoonen, fchoon dat ze
haare beelden op de grond van een
ieder onzer oogen koomen af te
teekenen.
Elfde Lid. Reede, waarom men de
voorwerpen dubbelt ziet, zo wan-
neer men de oogen daar van komt ai:
te wénden.nbsp;j'f
^■waalfdc Lid. Reede, waarom de
ménfchen die fcheel zien , dc voor-
wérpen niet dubbelt en befchou-
wen, fchoon ze hunne oogen met
eevenwydig aan malkanderen en
hébben.nbsp;85
'Déftiende Lid. Op wat wy zemen de
afftand der voorwerpen kan leeren
onderkénnen.
Veertiende Lid.Dc voornaamfte grond-
véftdcrSchilder-konft.nbsp;86
VyfiienJe Lid. Hoe de Inbeeldinge
ons gewoon is te bedriegen, on-
trént het oordeel dat ze velt, aan-
gaande de afftand der voorwerpen.
86
Zéftiende Lid. Wat wél het meefte
tocbréngt, in het oordeelen dat de
Maan veel vérder van ons is afge-
leegen alsze in der daad cn waar-
heid wélis, wanneerze heel dicht
aan dc Kimmen is.nbsp;87
Zeevsatimde Lid. Op wat wyze men
de grootheid der voorwérpen kan
leeren kénnen.nbsp;87
Achtiende Lid. Uit wat reede men de
Maan veel grooter komt tc zien,
wanneer ze dicht aan de Kimmen
is, dan, wanneerze de Middag- jj^nTquot;
kring naadert.nbsp;88
J^eigentiende Lid. Op wat wyze men
de gedaante, beweeginge , en ruft
der voorwérpen kan leeren kénnen.
88
Twintigfte Lid. Op wat voor eenewy-
ze de Ziele de teegenwoordige
voorwérpen gewaar wérd ; als
meede, wat de Inbeeldinge is. 89
Esn en-fwintigjh Lid. Dat dedierlyke
geeften zo uittermaaten ftérk niet
bewoogen en wérden in de Inbeel-
dinge, als zyhet wét zyn door de
teegenwoordigheid der voorwér-
pen zélve, t'en zy dat de Inbeel-
dinge ten uitterften leevendig en
verhit zy.nbsp;89
T-wee-en-fwintigfti Lid. Wat de wér- ■
kende, en wat de lydende Inbeel-
'dingeis.nbsp;90
Dne-en-tiuintigfteLid. Uit wat reede
men in veele ménfchen zo over-
groot een onderfcheid van gefta!-
tenis van geeft komt gewaar te
wérden.nbsp;9°
Vier-en-t-wintigde Lid. Vn wat reede
de menfchcn on-eindiglyk booven
de beeftcn uitmunten, door haar
verftand enweetenfchap; alsmee-
de , waarom deeze weetenfchap
zolaat en traaglyk in de ménfchen
te voorfchyn komt,nbsp;90
Van de maniere om de Glaaxjen der
Vérre-kykers wél te Jlypen.
Eerfle Lid. Dat de deu^d van de
groote Glaazen der Verre-kykers
wël voornaamentlyk van de ftófte
afhangt, daar men ze van maakt j
maar, dat het ten uitterften moei-
jelyk vak, om eenige flófie tc be-
koomen , die geheel-en-al goet is.
9»
Tvxede Led. Fouten die men in 't ge-
meen in de ftófFe gewaar wérd. 91
Dérdt Lid. Wat de a Tandjes óf blaas-
jes in het glas zyn.nbsp;91
Fterde Lid. Dat de Koel-oven van
het glas uittermaaten dienftig is,
om daar de Tandjes of blaasjes, en
kleene onzichtbaate buisjes van wég
te doen gaan. 91
Vyfde Lid. Dat een lucht, dic dunder
is als die wy daagelyks in-aaflemen,
het glas zomtyds wel doet Tplyten.
Zèide Lid. Dat men zich geenf?ns
daar over cn behoeft te verwonde-
ren , dat een langwérpige Glas-
diuppel, van wélkers dunne ftaart
men een klein ftukjc komt af te
breeken, in een groote ronde Flés,
daar men de groove lucht eeven te
vooren heeft uitgetrokken , riet
alléén t'eenemaal en komt te ver-
bryfelen , maar, dat ze zélfs mét
een veel grooter gewéld cn geraas
in deeze Flés aan flukken breekt,
als in de vrye lucht,nbsp;93
Zeeveade Lid. Uit wat reede de fano
jes óf blaasjes aan de Glaazen dei-
Vérre-kykersccnig kwaad koomen
toe te bréngen.nbsp;94
tAcbifie Lid. Op wat wyze men dc
fandjcs óf blaasjes voor kan koo-
men.nbsp;94
quot;Neegende Lid. Wat de i drupjes in het
glas zyn, midsgaaders het kwaad
a
Poincs.
iLJf
CllS.
dat ze aan de groote Glaazen dei
Vérre-kykers kunnen toebréngen.
9i
Tiende Lid. Dat de drupjes mcêc
kwaad aan de Glaazen der Vérre-
kykers toebréngen, als de fandjes
óf blaasjes.nbsp;95
Elfde Lid. Waarom de drupjes het
meefte kwa.id doen.nbsp;95
Twaalfde Lid. Wat de a draadjes in »Pquot;««'
het glas zyn, en het kwaad datze
aan dc groote glaazen der Vérre-
kykers doen.nbsp;LTr
Dartiende Lid. Wat de b déddingen óf quot;
taaffels in het glas zyn. , 96
Veertiende Lid.. Hoe men dc béddin-
gen zal en kan vermyden, mids-
gaaders de vouwetjes óf adertjes,
daar ze in 't gemeen van verzélt zyn.
Vyftiende Lid. Dat dc c vouwetjes óf ' Jjj-
adertjes de alderaanmérkclykfte
gebreeken zyn, van alle de fouten
die men in het glas kan Vinden.
97
ZéjliendeLid. Dat'er vcelerlcije foor-
ten van vouwetjes óf adertjes iu
het glas zyn.nbsp;97
Zeeventiende Lid. Ménging van het
glas], dat tót de Spiegels en Glaazen
der Vérre-kykers wérd gebruikt,als
meede, wat dc vouwetjes óf ader-
tjes eigentlyk zyn.nbsp;98
Achtiende Ltd. OorTprong van een
zekere Toort van di upjcs in het glas.
98
I^eegemiende Lid. Dat het in geenen
deele noodzaakelyk is , om wyd-
loopig alle het kwaad aan tc wy-
zen , dat de vouwetjes óf ader-
tjes aan de groote glaazen der Vér-
re-kykers kunnen toebréngen, als
meede, dat'eronderTcheidene foor-
ten van dezélve in het glas zyn,
van wélke de eene nóch veel gevaa-
relyker zyn als dc andere.nbsp;99
Ttciniigfle Lid. Dat het nóodélooze
en vergceffche arbeid is, wanneer
men een glas van een Vérre-kyker
wee-
-ocr page 17-quot;weeder voor de tweede maal gaat
vérflypen, dat de eerfte reis niet wél
is uitgevallen j en uit wat reede.
99
Een-en-fxirttigjle Lid. Op wat wyze
men de groote Glaazen der Vérre-
kykersmoetbewérken.nbsp;loo
TiDse-en-tiKintigfie Lid. Wat men al
doen moet, om Glaazen van Vérre-
kykers te krygen, die van een be-
paalt Brandpunt zyn.nbsp;lOO
Drie-sH-twintig/le Lid. Hoe men de
Glaazen der Vérre-ky kers moet ver-
zachten. 101
Vier-en-t-wintiglit Lid. Hoe men het
glas moet polyften. loz
ryf-en-tvsintig(li Lid. Dat men hier
ter plaatze niets overgeilaagen
heeft, als alléén zommige kleinig-
heedjes, die deeze maniere mét alle
andere gemeen heeft. loi
Zét-en-tzcintigjie Lid. Dat'er weinig
kans is, om eenige beetere maniere
ooit uit te kunnen vinden , door
wélke men éénige beeteren uitflag
mag verhoopen te zullen hébben,
ontrént het flypen en bewérken van
de groote Glaazen der Vérre-ky-
kers, als die maniere is, wélke nu
zo aanftonds door my is aangewee-
zen. 101
Zeeven-itt'fwintigUe Lid. Hoe men de
Oog-glaazen moet flypen en bewér-
ken. 10}
»Acht-en twintig/Ie Lid. Dat de houte
handvatfels, en alle andere foorten
van konft-wérken, zo wél hinder-
lyk zyn in het bewérken der Oog-
glaazen , als in het bewérken van
de groote .Glaazen der Vérre-ky-
kers. loj
Neegen-en-fwintigjlc LiJ. Hoe men de
kleene Oog-glaasjes moet flypen en
bewerken. i o j
Dariigjie Lij. Hoe men deeze Glaasjes
moet polyften. 104
£ei*-en-Janigflg i^jj^ jjoe men de
kleene Oog-glaasjes moet maaken,
ÖK een Brandpunt hébben , dat
kleender is als het vierde deel van
een lyn.nbsp;, ^»o'ï
Tiose-en-JartigfleLed. Datdegebree-
ken van het Glas opeen heela^erc
wyze aan de groote en kleine Oog-
glaazen fchaadelyk zyn, alsze aan
de groote Glaazen der Vdrre-kykers
hinderen.nbsp;'quot;4
Dne-en dartigfie Lid. Dat'er heel veel
aan geleegen is, dat de Glaazen wél
gepolyft wérden.
Fan de maniere om zich wél te hc, ,
dienen van de Glaazen der . ,
Férre-kykers.
Eer/leLid. Dat'er tweederhande zaa-
ken zy n , die de eevenwydige ftraa-
len koomen te belétten van zich heel
volmaaktelyk in één punt weeder te
zaamen te vereenigen.nbsp;106
Ticende Lid. Dat'er geen middel altoos
en is, om zélfs maar één van deeze
twee zaaken afzonderlyk te kunnen
vermyden.nbsp;106
Dérde Ltd. Dat de Klootfche gedaan-
te daar nóch veel beeter aan komt:
te voldoen , als eenige andere Fi-
guure, wélke men ooit óf ooit in
zyne inbeeldinge daar van zoude
hébben kunnen fórmeeren. 107
Fierde Lid. Betooginge van eenige
Voorftéllen, raakendedc a Wêêr- «R««®»
om-buiginge.nbsp;107
Fyfde Lid. Betoogingen van eenige ^^
Voorftéllen, raakende de ^ Wan-
ftraalinge.nbsp;iii ttioB,
ZétdeUd. Dat'er tweederhande oor-
zaaken zyn, die de volmaakte te-
zaamen-komfte der Raak-ftraalen
belétten, die eevenwydig aan dc
As zyn.nbsp;14}
Zeevende Lid. Dat dit alles ons nood-
zaakt , om een zeekere maat te
moeten houden, ontrént de ope-
ningen van de Glaazen der Vérrc-
kykers,nbsp;14 ^
* * *nbsp;^eht'
-ocr page 18-lAckJleLid. Maniere om deeze ope-
ningen wél te bepaalen, aangaande
de Glaazen van allerhande iborte
van grootheid.nbsp;145
l^segetidi: Lid. Dat alle het geené, dat
wy nu zo aanftonds ter needer ge-
ftélt hébben, aangaande de ope-
ningen van de Glaazen der Vérre-
kykers, een gevólg is van
dcf Cirkelt en der Wanftraalinge.
146
Tiende Lid. Uit wat reede de ope-
ningen der Vérre - kykers , en de
^ Brandpunten der Oog-glaazen in
* eene onder-dubbele reede moeten
weezen, van de Brandpunten der
Voorwérp-glaazen.
Elfde tid. Op wat voor beginflelen
. men deeze naarvólgende Taafel
heeft opgeftélt, aangaande de ope-
ningen der Voorwérp-glaazen, be-
neevens de Brandpunten der Oog-
glaazen.nbsp;146
T/waalJde Lid. Dat deeze Taafel toe-
geftélt is voor Vérre-kykers van
twee glaazen, alsmeede, uit wat
reede men openingen moet geeven
die nóch veel kleender zyn, benee-
vens Oog-glaazen die nóch veel
zwakker zyn, aan de Vérre-kykeis
van vier glaazen.nbsp;148
Ddrtiende Lid. Dat de Vérre-kykers
zo veel te kleender openingen moe-
ten hébben , als d- Voorwéipen
meerder fchitterende, en hélderder
van licht zyn.nbsp;148
Viertiende Lid. Dat men een Vérre-
kykcr zoude moeten hébben , van
ontrént 15 halve-midddlynen des
Aardkloots, beneevens een Voor-
wérp-glas, van 701^ voeten ope-
nings, omeenvoorwérp van 5 voe-
ten Middellyns in de Maan daar
meede te befchouwen.nbsp;148
VyfiiendeLid. Hoe men deeze uitree-•
keninge gemaakt heeft.nbsp;149
Zépende Lid. Dat'er niet mêêr als
driederhandc foorten van Vérre-
kykers zyn, dic van eenig g.oed ge-
bruik konnen weezen.nbsp;tlt;o
Zeeventiende Lid. Wat de Vérre-kykers-
zyn, die te zaamen zyn gezét uit
één vx)or-wérp - glas dat ból-, en
één oog-glas dat hól-gefteepen is.
159
Achtiende Lid. Dat de Vérre-kykers
van 11 óf 12 duimen léngte , mét
één hó!-ge(leepen Oog-glas , van
geen heel groot gebruik en kunnen
152
weezen.
'Neegentiende Lid. Dat de Vérre-ky-
kers, die van twee ból-gefleepei;e
glaazen zyn te zaamen gezit, de
béfte van allen zyn, en uit wat ree-
de.nbsp;15 2-
Twintigfie Lid. Dat men de voorwér-
pen veel verwarder ontrént de ran-
den moet zien , als ontrént het mid-
den van de Vérre-ky ker, en uit wat
reede. 154
Een-en-tzointigjie Lid. Waarom men
noodzakelykeen middelfchót moet
maaken , ontrént het gemeene
Brandpunt van het Yoorwérp-en
Oog-glas.
Tioee-en-tzointifle Lid. Wat'er zal
moeten gebeuren, zo wanneer het
Oog-glas al te dicht aan het Vooi -
wérp-glas is j als meede , wat'er
voor zal moeten vallen , wanneer
het Oog-glas al te vérre van het
voorwélp-glas is afgeleegen. 155
Drie-en-tTjointigjle Lid. Wat de Vérre-
kykers van vier Glaazen zyn ; als
meede, wat ze al voor gebreeken
hébben. 156
Vier-en-tiointig/le Lid. Dat échter een
Vérre-ky ktr van vier Glaazen vérre
booven een Vérre-kyker van drie
glaazen te achten is , fchoon dat
het réchte teegendeel fchynt te zul-
len moeten voorvallen. 157
Vyf-en-iiuintigfle Lid. Befchryvinge
van een Vérre-kyker,mét vier glaa-
zen; beneevens onderfcheidene aan-
mérkingen die men ontrént dezélve
kan maaken,. »57
Zei'
-ocr page 19-Zéfin-t'w'Ditigfte Lid. Eerfte aantnér-
liinge, aangaande de Vérre-kykers
van vier glaazen.nbsp;159
Zeeven -en- ttoirtiigfle Lid, Tweede
aanmérkinge.nbsp;159
tAcht-en-tiaintigjle Lid, Derde aan-
mérkinge.nbsp;1,60
Neegen-en-t-Kintigße Lid, Vierde aan-
mérkinge. i6i
Dartigße Lid, Vyfde aanmérkinge.
161
Een-en-dartigfte Lid. Verfcheide an-
dere a aanmerkingen , aangaande
de Vérre-kykers van vier Glaazen.
' l6i
T'ivtisn-dartigßo Lid. Befchryvinge
van een Vérre-kyker van drie glaa-
zen , a's meede , onderfcheidene
Aanmérliingen, diemenmétdèzél-
ve kan maaken.nbsp;16 j
Diic-en-dartigße lid. Dat het noo-
deloos is , hier ter plaatze veel te
willen handelen van de Vérre-ky-
kers mét 5 , 6, óf 7 glaazen, enz.
.65
Vier-en-dartigße lid. Dat ik bier ter
plaatze ook mét voordacht nalaate
van die Vérre-kykers te fpreeken ,
igt; daar men mét de twee oogen te
gelyk door ziet, en waarom. 165
Fyf-en- dartigße Lid. Befchryvinge van
een Vergroot-glas ( Microfcopium)
mét één éénig glaasje.nbsp;i66
Zés-en-dartigße Lid, De gebreeken
deezer Vergroot' glaazen , ( 'Mi-
crofcopia) alsmeede, tut wat voor
foorten van Voorwérpen ze wél het
meefte konnen dienen.nbsp;167
Zeeven-en-dariigße Lid. Befchryvinge
van een andere foort van een Ver-
groot - glas ( Microfcopium ) mét
twee glaazen.nbsp;1Ö7
^cht-en-dartigße Lid. Op wat wyze
meneen Voorwérp kan verlichten,
dat van zich zélfs niet genoeg ver-
lichten is.nbsp;'nbsp;169
Neegen -cn-dartigße Lid. Dat men
noodzakelyk een middelfchót moet
maaken in een Vergroot-glas ( Mi-
crofcopium ) van twee glaazen, als
meede , wat men daar uit kan be-
fluiten.
«Re.
mar-
t Bino-
cles.
Fände Ondervindingen en Waarneei
mingen, die men mét de Vérre-
kjkers en a Fergreot-glaazjen
gedaan heeft.
«Mi-
crorco^
pia,
Eerfte Lid. Dat men een Voorwérp in
de Maan van 14000 voeten Mid-
dellyns , onder een hoek van (J mi'
nuten. zien kan , mét een Vérre-
kyker van 36 voeten léngte , en
•^aar van het Oog-glas j duimen
Middellyns heeft.nbsp;170
Tvieede L'd. Befchryvinge van een
zeekere vlak in de Maan, aan wélke
I. B. Riccioli de naam heeft gegee-
ven van Tycho.nbsp;«70
Dérde Lid. Dat'er groote waarfchy-
nelykheidis, dat niet alléén deez^
vlak , maar zélfs ook de meefte
andere vlakken, een zeekere foort
van Steeden zyn. »7*
Fierde Lid. Dat de vlak , Tycho ge-
naamd , op deeze wyze deHoofd-
ttad zoude weezen , van alle die
vlakken óf putten , wélke daac
rondfommezyngeleegen. 17 ^
VyfdeLid. Dat de vlakken 4,11, enz.
insgelyks ook Hoofd-fteeden zyn.
Ï71
Zéfde Lid. Dat de duiftere deelen in de
Maan geene Zëen ert zyn, gelyk
als men tót nócli toe beeft gelooft
gehad, maar veel êêr een zeekere
foort van groote Boflchagien. 172.
Zeevende Lid. Dat'er Steen-rótzen in
de Maan zyn.nbsp;17'
.Achtjle Lid. Dat de Rievieren, die
men op de Maan fchynt te ontdék-
ken , onmoogelyk niet zichtbaar
en kunnen weezen, óf ze moeften
van eene alleruitterfte groote breed-
te zyn.nbsp;J7i
* * » a NiC'
'Neegende Lid. Dat ik een glas van 600
voeten vervaardigt héSbe, om de
Maan daar meede te befpiegekn.
•73
Tiende Lid. Dat ik aan dit glas eene
openinge zal geeven van één gehee-
le voet, midsgaaders, een Oog-glas
van e'én voet, om daar meede in de
Maan een Voorwérp te onderkén-
nen, van jjoo voeten Middellyns,
onder een hoek van 6 minuten,
»73
Elf Je Lid. Dat ik een Kaart van de
Maan zal doen maaken, wanneer
ik^tfene bekwaame geleegentheid
Zal gevonden hébben, om my wél
van dit groote glas tót myn genoe-
gen te konnen bedienen.nbsp;17 j
Twaalfd; Lid. Wat men al komt te
ondervinden , aangaande de tw-.;e
Dwaal-ftarren , Venus en Mercu-
rius. 174
Dertiende Lid. Dat de Dwaa!-ftar
(^Planctte) Mars zich altyd roodr
achtig aan ons gezicht vertoont,
en uit wat reede. 3 74
Vcertienie Lid. Dat hy i,n de tyd van
14 uuren en j^o minuten rondfom
zyneige As draait. 174
Vyftiende Ui. Dat'er onderfcheidene
héldere en duiftere ftreepen in de
Dwaal-ftar J^ipiter zyn. 174
Zé/liendeLid. Dat'er, behalven deeze
ftreepen, verfcheide heldere en dui-
ftere plekken in dceze Dwaal-ftar
zyn. 175
Zeeventiende Lid. Dat Jupiter van vier
Omloopers ( SateJliter ) omringt is;
als meede, op wat wyze ze haaren
ommeloop rondfom Jupiter koomen
te volbre'ngen. 175
'Achtiende Ud. Uit wat reede deeze
zélve Omloopers zich op. de eene
tyd veel grooter vertoonen alsop de
andere. 175
Neegentiende Lid. Dat deeze Omloo-
pers geenfins rondfom hunne eigene
Aflèn en draaijen. 176
l'^sintigjle Lid. Dat de Kloot van Ju-
piter t'eenemaal gelyk is aan deeze
onze Aardkloot.nbsp;176
Eeu-en-tivintigfle Lid. Dat'er op dceze
onze Aardkloot veelerhande heene-
en-wêêr-vloeijingen der Waateren
en Winden zyn , die geftaadiglyk
van het Ooften na het Wéften toe
loopen, cn uit wat reede zqlks ge-
fchiet.nbsp;176
Ttoee-en-tviiniigfle Lid. Dat deeze
heene-cn-wêêr-vloeijingen heel veel
ftérker moeten weezen op de Klooï
van Jupiter , als ze op den Aard-
kloot zyn, en uit wat reede. 17 7
Drie-ett'twintigfte Ud. Dat'er door
deeze heene-en-wêèr-vloeijingen
geftaadige veranderingen op de
Kloot van Jupiter voor moeten
vallen. 177
Vier-tu-twintigjle Ud. Dat de Stérre-
kundige van deeze Eeuwe uitter-
maaten daar over verwondert en
verbaaft zyn geweeft, dat ze rond-
fom Saturnus een dunne en platte
Ring zyn gewaar geworden , die
men t'eenemaal uit het gezichï
komt te verliezen, wanneer des-
zélfs fchérpe zyde gehecl-en-al na
ons is toe-gekeert, dat men altyd
Ziet gebeuren, van 15 tót 15 Jaa-
ren. 1
Vyf-en-ttttintigfleLid. Dat'er, behal-
ven deeze Ring , noch vyf Om-
loopers zyn, wélke haaren ommer-
loop rondfom deeze Dwaal-ftar
{Saturnift) hébben. 179.
Zdr~en-ttaintig/ie Lid. Dat men deeze
Omloopers zomtyds grooter , en
zomtyds kleender op het oog komt
te zien ; als meede, dat'er één on-
der deeze is, die zich, göduurende
een zeekere tyd, t'eenemaal voor
het gezicht komt te verbergen, en
uit wat reede zulks gefchiet. 179
Zeeven-en-twintig/ie Lid. Uit wat ree-
de de laatfte Omlooper van Satur-
nus in een iedere ommeloop mêêf
als één geheele maand lang onzicht-
baar blyft; alsmeede, waaronxde
Maaa
-ocr page 21-Maan geenfins rondfom haar eigen
As en draait.nbsp;179
^chj-en-tiointig/leLid, Dat Saturnus
zyn fchaduwe op de Ring, en de
Ring weederom zyn fchaduwe op
Saturnus komt uit te ftrékken. 180
quot;Neegen-en-fwittliglli Lid. Dat het
waarfchynelyk is, dat Saturnus
rondfom zyn eige As draait, en
waarom.nbsp;18«
DartigUe L/J,Wat'er moet voorvallen,
by-aldien Saturnus rondfom zyn ei-
ge As draait, en de Ring weeder
rondfom Saturnus.nbsp;181
Een en-dartigjh Lid. Wat'er zoude
kunnen gebeuren , indien'er op de
fchérpe zyde der Ring van Sa-
turnus waater wasvnbsp;181
Tixes-en-dartigjle Lid. Dat men wél
zomtyds zeekere vlakken in de Zon
gewaar wérd , maar dat men die,
t'zeedert eenigen tyd hérwaards,
heel weinig heeft kunnen te zien
krygen. i8i
Drie-ett-dartigfie Lid. Dat het wél eens
zoude kunnen koomen te gebeuren,
dat deeze zélve Zonne-vlakken de
geheele Oppervlakte van de Zon
t'eenemaal kwaamen te bedékken.
i8z
Visr-en-Jgrtig/le Lid. Wat men al,
ontrént deeze Zonne - vlakken ,
komt gewaar te wérden,nbsp;183
Vyf-sn.darti^lloLid. Wat voorgiifin-
gen en gevolgen men al uit deeze
Waarneemingen kan trékken. 184
Zèt-sn-darUgjle Lid. Wat voor be-
fluiten men uit deeze giffingen en
gevolgen al zoude kunnen haaien,
onderftélt zynde datze waarachtig
waaren.nbsp;184
Zeevsn-en-dartigfte LiJ. Eenige waar-
neemingen van Lichten, die zom-
tyds aan den Heemel zyn te zien
geweeft.nbsp;185
Acht-en-dartigfle Lid. Dat deZonre-
vlakken by-na geene dikte altoos
hebben , en, waar uit men zulks
kan Iseren kénnen,.nbsp;186
Neegen-tn-dartigfle Lid. Dat'er wél
eens een Kloot, die veel grooter
zoude kunnen zyn als deeze onze
geheele Aardkloot is , in dc Zon
zoude kunnen gefórmeert wérdenj
als meede, wat'er al ontrént zGilaa-
nig een kloot zoude kunnen koomei»
te gebeuren.nbsp;186
Vesrtigiie Lid. Dat deeze Kloot van
een Damp-gewéft van rook omringt
za! moeten weezen.nbsp;187
Men-sn-veeriigfle Lid. Dat deeze Kloot
zich moet vertoonen in het midden
van een zeekere hair-achtige veeze--
ligheid, en mét een ftaart van licht,
187
Ttvet-en veertigjlö Lid. Dat deeze ftaarc
óf groot óf klein kan fchynen te
weezen, enuit wat reede. 187
Dri: -en- veertigfk Lid. Wat'er aan
deeze zélve Kloot al zal moeten
gebeuren, wanneer hy zich op zo-
el.ïanig eene wyze van de Zon af
komt te verwyderen, dat wy hém
daar door voor een geruimen tyd uic
het gezicht verliezen,-nbsp;187
Vier-en-veeriiglle Lid.Dsit deeze Kloot
ons, opzyneterugge-komftenade
Zon toe , ten naarteii-by ééne en
deze'ive verfchynflèlen weederom
moet vertoonen, die hy ons te voore-
reeds al vertoont hadde, terwyle
hy van de Zon af ging; maar éch-
ter niet t'eenemaal dezélve ver-
fchynffelen . en uit wat reede. 188
Fyf-en-veertigjle Lid. Dit men deeze'
Kloot op veele onderfcheidene ma-
nieren den Aardkloot kan zien
voorby-gaan.nbsp;188
zet-en-veertigfte Lid. Datdeeze zélvsquot;
Kloot eindelyk weeder na de Zon
toe moet keeren, en uit wat reede.
189.
Zeeven- en-veertigfle Lid. Dat het zom-
tyds wél kan gebeuren , dat deeze
Kloot niets anders als zyn rook
aan ons cn komt te vertoonen...
190
ur^cht'en-veeriig(le Lid. Dat,het ook
*** 3,nbsp;wél
wél zoude kunnen gebeuren , dat
deeze zélve Kloot zyn rook éérft
's mórgens, en daar na 's avonds
kwam te vertoonen , voor-en-al-
êêr dat hy zélfs te voorfchyn kwam.
190
^eege»-sn-veeriiglle Lid. Dat deeze
zélve rook ook wél te voorfchyn
zoude kunnen koomen mét een
duifterachtigs ftreep in het midden;
alsmeede, dat deeze rook zich ook
wél kan yertoonen onder de gedaan»
te van een ftaart eener Zwaaluwe.
^yft'gfle Lid. Dat deeze Kloot de
«Zonne-wég moet fchynen tefny-
gj'quot;quot;'quot; den.nbsp;igr
Men-en-vyftigjle Lid. Dat deeze zélve
Kloot een kromme lyn zal moeten
befchryven , wélke uit driederhande
onderfcheidene beweegingen is te
zaamen-gezét.nbsp;191
Twee-tn-vyffigjle Lid. Dat de rook
deezer Kloot van de teegen-ftél-
Unge der Zonne moet fchynen af
te wyken , en waarom.nbsp;192.
i Gon. Drie-in--vyftigjli Lid. Dat de b bólle
vcxe. zyde van deeze rook zich aan ons
mét eene veel grooter leevendigheid
t Con- moet vertoonen , als de c hólle zyde
deszélfs, enuitwatreede. 191
Viey-en-vyftiglle Lid. Dat men deeze
Kloot mét een zo veel te grooter
en leevendiger licht zal aanfchou-
wen, als hy zélfs naader aan de Zon
is.nbsp;191
yyf-en-vft'sft' Lid.Op wat wyze dee-
ze Kloot zomtyds ook wél kan
fchynen ftil te ftaan , en ook te
rugge te gaan.nbsp;193
Zét-en-vyfu^p Lid. Dat deeze zélve
Kloot zich ook kan doen zien en
gewaar wérden , aan alle bedén-
kelyke oorden óf plaatzen van den
geheelen Heemel, en zonder eenige
de alderminfte gereegelde órde óf
beweeginge.nbsp;194
Zeeven-en-vyfiigfe Lid. Dat het on-
moogelyk is, om de tyd der ver-
fcbyninge van deeze Kloot, enz.
ovt.
heel nét aan te kunnen wyzen.
194
^cht-en-vyfügfs Lid. Dat men wél
zéggen, en mét goede reede vaft-
ftéllen kan, dat deeze Kloot niets
anders en is , óf zyn en kan , als
een Scaart-ftar, en uit wat reede.
195
Neegen-em-vyftig/IeLid. Dat het geen-
fins onmoogelyk en is , dat het
binnenfte deel van een Staart-ftar zo
veel rook wél kan uitleeveren, als
'er van, noode is om deszélfs ftaart te
fórmeeren.nbsp;195
Zdjiigfle Lid. De meiningen van Ari-
ftotelés en Des Cartes, aangaande
19c
19c
de Staart-ftar ren.
Een-m-zéfl'gfte Lid, Dat men hier ter
plaatze de moeite niet eens zal nee-
men , om de fte'llinge van Aiifto-
teléste weederléggen, dewyle ge-
noegzaam de geheele waereld ( der
lieden van oefftininge ) van deeze
ftéllinge heel wél geneezen is,
maar dat men in teegendeel de ftél-
linge van Des Cartes zal trachten
te weederléggen , doordien het
meefte gedeelte der heedensdaag-
fche Wysgêêren deeze Stéllinge
aanneemt en toeftaat.
Twee-en-zéßrgffeLid. Ondervindinge,
wélke ons doet zien, dateen voor-
wérp , het geene 134^ maal vérder
van de Zou is afgeleegen als wy
zélfs zyn, nóch quot;échter 3 óf 400
maal mêcr door de Zon verlicht
wérd, als dit zelve voorwérp ver-
licht zoude wérden , door alle de
Starren gezaamentlyk , op een uit-
termaaten he'ldere en Starre-lichte
nacht.nbsp;197
Dfie-en-zeßigße Lid. Dat een vafte
Star, die nóchiwél het naafte by
ons is , ten minften wél ontrént
idooo maal vérder van ons moet
verwydert weezen, als de Zon van
ons is afgelegen.nbsp;199
Vier-ert-zißigfle Lid. Hoe men tót
deeze uitreekenioge lieeft kunnen
ge-
-ocr page 23-geraaken , en wat men ciaar on-
trént al heeft moeten onderftéllen.
'99
Vyf-en-zéftigfie Lid. Dat'er nóch wél
quot;onderfcheidene andere middelen
zouden zyn , om tót de kénniflè
van de vérre-afgeleegentheid der
vafte Starren te kunnen geraaken,
zonder zyn toevlucht tót het ver-
fchcel-licht( Parallaxit) te moeten
neemen.nbsp;io i
Zét-en-z éjiigfle Lid. Dat'er onder de
vafte Starren , die men ontdékt,
v/él zommige zouden kunnen wee-
zen ^ die éttelyke millioenen maal
verder van ons af ftaan, als de Zon
doet.nbsp;iai
Zuven-en-zéftigjle Onderzoek der
Onderftéllinge van Des Cartes, aan-
gaande de Staart-ftarren.nbsp;10 2
^cht-en-zéfl'gjle Lid, Dat'er Waar-
rieemingen van zommige Staart-
ftarren by de Schryvers over die
Stóffe gevonden wérden , wélke
aanwyzen , dat zommige Staart-
ftarren heel dicht byons, ja zélfs,
bcneeden de Maan , zyn geweeft.
204
Itiiegen en-zdftigfie Lid, Dat het ten
uitterfte moeijelyk valt , om de
afftanden der Staart-ftarren van den
Aardkloot, mét eenige vereifchte
naauwkeurighéid te kunnen afmee-
ten, zo wanneer ze heel veel hoo-
ger zyn als de Maan is, en uit wat
reede.nbsp;^óf
Z^cveniigjie lid. Op wat wyze men
wél het bekwaamfte en gemakke-
lykfte daartoe kan geraaken. 205
Men-sn-zeevmiiglle Lid. Onderfchei-
dene Waarneemingen , aangaande
de Staart-ftar van het jaar 1680,
wélke ons te kénnen geeven , en
klaar doen zien, dat deete Staart-
ftar zyn oorfprong nérgens anders
van daan en kon hébben, als alléén
van de Zon.nbsp;io6
Tavee-in-zesventigjie Lid. Dat het t'ee-
maal onmoogelyk is, dat alle deeze
ondervindingen en waarneeminge»
over-één-kunnen koomen, mét eene
onderftéllinge van eene eeven-jiely-
ke beweeginge der Staart-ftérre,
langs een réchte lyn heene, daar
hy door omgevoert wérd , en ui6
wat reede.nbsp;210
Drie-en-zteveatig/is Lid. Dat men in
teegendeel heel gemakkelyk van alle
de Verfchynffelen deezer Staart-
ftérre reede kan geeven , wanneer
men onderftélt dat hy zyn réchte
oorfprong alléén uit de Zon heeft.
2It
Vier-.en-zeeventigfti Lid. Teegenwér-
pingen en antwoord op alle deeze
iléllingen.nbsp;214-
Vyf-en-zseventigfle Lid. Een geheele
byzondere maniere om de afftand te
onderzoeken, die der is , van den
Aardkloot af, tót aan een Staart-
ftar tos.nbsp;ii4
Zét-en-zeeventigjlc Lid. Dat dit middel
onderftélt, dat men eene naauw-
keurige kénniffe hebbe , van de
Afftand der Zonne van onzen Aard-
kloot af.nbsp;2.16 ,
Zeevsn-en-zeevsatigfle Lid. Dat het,
wanneer men eene naauwkeuiige
kénniflè hadde van de ne'tte afftand
der Zonne van den Aardkloot af,
heel gemakkelyk zoude vallen ,
om daar uit ook de afftanden der
Dwaal-ftarren van den Aardkloot
heel nét te kunnen leeren kénnen,
en hoe inen alsdan deeze nétte
kénniüè zoude kunnen bekoomen.
216
^chi-:n-zeeventiglie Lid. Op wat wy-
ze men de over-een-komfte kan
leeren kénnen, die de afftanden der
Dwaal-ftarren onder malkanderen
hébben.nbsp;218
2^eegen-en-zeeveniigfie Lid. Dat men ,
terwyl men zich' van dit 20 eeven
aangeweeze middel bedient, ook
wél eenige opzicht dient te neemen,
opdei»uit-middel-puntigheden des a Ek«
aardkloots en der dwaal-itarren. 218 cemri-
Tuch-
-ocr page 24-Tachtigfle Lid. Dat c3e Staart-ftarren
zich meeft altyd des Winters , en
heel zelden des Zoomers, zien laa-
ten , en uit wat reede zulks zo ge-
fchiet.nbsp;ïi8
Een-en-taohtigjie Lid, Dat een zeekere
foort van Sceenen, van een wonder-
baare grootheid, wélke men wél
zomtyds uit den Heemel heeft zien
vallen, nérgens anders van daan en
hébben kunnen koomen, als alléén
van de Zon. 119
Tviee-en-tachtigllc Lid. Op wat wyze
een vafte Star te voorfchyn kan
koomen, en, eenigen tyd daar na,
weeder verdwynen. zio
Drie-en-tachtigfle Lij, Op wat wyze
een vafte Star op zeekere geteegelde
tyden te voorfchyn kan koomen , en
•weeder t'eenemaal verdwynen. izo
Fier'Sn-rachtigfie LJd. Dat de Onder-
vindingen en Waarneemingen, die
men door het middel der Vergroot-
glaazenkan maaken, waarlyk on-
eindig zyn. Zll
Vyf-en-tachtigfle Lid. Dat men een on-
eindig getal van bloedelooze dier-
tjes jn hec ftilftaande waater gewaar
wérd, en hoe ze daar in koomen.
lil.
Zé*-eti'iachtigftt Lid, Proeve der boo-
ven-gemélte giflinge.nbsp;i i i
Zeeven-en-tachtigfte Lid. Dat het zélve
uraater, het geene eenigen tyd te
vooren t'eenemaal mét bloedelooze
diertjes is vervult geweeft , wél
zomtyds weeder geheel en al klaar
en deurzichtig wérd , zonder dat
men'cr het minfte bloedelooze dier-
tje mêêr in gewaar kan wérden, en
uit wat reede zulks gefchiet. izi
.Acht-in-tachtigfle Lid. Dat het zaad
van meeft alle viervoetige dieren
t'eenemaal vervult is mét een on-
eindig getal van heele kleine dier-
tjes, wélke ten naaften by de ge-
daante hébben van gebooren-wér-
dende Kik-vóilTchen; en dat het
zaad der voogelen insgelyks mét
kleene diertjes vervult is, die de
gedaante van Wurmpies óf Aaltjes
hébben.nbsp;üj
'Neegen-en-tachtiglie Lid. Gillingen en
gevolgen, die ik getrokken hébbe
uit deezeOndervindinge ,*aangaan-
dede voort-teelinge.nbsp;224
üeegentigflc Lid, Wat het ei van een
VI ouwe is , als meede , op wat
wyze een kind in 't gemeen ter
waereld komt.nbsp;^2.6
Een-CK'HcegentigJit! Lid. Dat men dit
ontwerp, aangaande de voort-
teelinge , nóch wél veel vérder
zoude kunnen voort - zétten , cn
op wat wyze zulks zoude kunnen
gefchieden.nbsp;117
Tme-en'neegentigjte Lid. Wat ik hier
ter plaatie door de naam van het
2aad wil verftaan hébben. 227
Drie-en-neegentigfle Lid. Onderfchei-
dene Waarneemingen , aangaande
het zaad der dieren.nbsp;^^
Vitr-en-ueegentigjls Lid. Dat men ook
insgelyks eeven het ïélve van het
voort-koomen der Planten zéggen
kan, en dat de dieren cn de planten
lieel veel gelykcnismét malkanderen
hébben.nbsp;»^j
DER
Ewyle de Straalen van Tiet licht de voornaamfte voor-
wérpen der] lt;ïDeurzicht-kunde zyn, zo zal ik, in deeze a Dloptci-;
kleene ^Verhandelinge, myn eerfte begin neemen mét que.
het onderzoek van der zeiver oorfprong ennatuurej en ^-Ttaai«
daar na zal ik my trachten beezig te houden aan het '
Iiiafpeuren van de natuure der lichamen, zo wel derv ^ Opaques.'
'' duiftere , als der d deurzichtige. Ik zal dan reede d Diapha-
trachtcn te geeven, waarom de ftraalen des lichts zich koomen uit tc
■ftrékken e in een rechte lyn, terwylze door een deurzichtig lichaam jfJJj^®
Van het zelve gedacht heene fchynen ; vérders zal ik aanwyzen , uit
'^vat reede die zelve ftraalen, wanneerze door deurzichtige lichamen door-
gaan, die van een onderfcheide geflacht zyn, zich van haar gewoone
^ég afbuigen, tervi?yl ze ten uitterften naauwkeuriglyk ƒ dereegelder /Laregï«
^loekmaatenkoemenoptev.Mgen: daar na zal ik toonen, waarom deeze des Sinus,
ftraa'len ^ wederom ftuiten, wanneer ze eenige hardelichamen koomen ^Reflechir.
•te ontmoeten, mitsgaders,uit wat reede, terwyle die zelve ftraalen we- ^ j
^erom ftuiten, de/^wéérftuit-hoekenmetderaak-hoekcngelykzyn. d'incidencc
Na dit alles zal ik gaan verklaaren, wat men by een punt te verftaan amp; de lefle-
^ceft:, ontrent zaaken ï de Gezicht-kunde raakendc. Hier op zalvól-lion.
gen een korte en beknópte befchryvinge van het Oog, alsmeede, op »Optiquc.
Wat wyze het Gezicht toegaat. En eindelyk zal ik een lichte en ge-
makkclykc maniere aan gaan wyzen, om allerleije foorten van Glaazen
en Vérrekykers wél tc flypen , mitsgaaders , op wat wyze men zich
mét de meefte nuttigheid'^daar van kan en moet bedienen. Op alle dec-
■Ze zaaken zullen, tot een flót deezer Vei handehnge, vólgen, verfchei- '
dcne^ Waarneemingen, die door het behulp deezer glaazen zyn gedaan, k. Obfervn-
Wélke moogelyk bevonden zullen werden zeer veel gcwichts toe te brén- tious.
gen, tót het oplóflen van veele verwonderenswaardigc gewrochten dei:
Van de Natuur en Oorfprong der Straalen van het Ucht.
Eerfte L I Di
Dat de a Wysgêêren inH gemeen hier in zeer van élk/tnderen verfchillen y óf er
in de. natmr eenhXdel is óf niet.
MEn kan wel met geen genoegzaame reede ooit Kier aan twyf-
felen, óf dit c groote Heel-Al beftaat zeekerlyk uit een oneindig
getal van uittermaaten kleene lichaamen, wélke alle zeer veel
van élkandere verfchillen , zo wel in grootheid en figuure , als be-
weeginge} maar men kan mét élkanderen gemeenelyk hier in niet heel
irfYiiidc. wél over-een-koomen, óf deeze zo vaftgeftelde lichaamen ook eenig
Ydel van noode hebben om zich onderling te konnen beweegen,
©f wél, óf het tót die beweeginge genoegfaam is, dat men ftél-
«Brifer. le, dat ZC zich tót in het oneindig onder élkandere e vermorflelen,
/ünivMS. wanneer men Jcomt vaft, te ftéllen,. dat dit ƒ groote Heel'Al t'eenemaal
aan alle kanten vol isi
Tweede L i d;
jConccToiï Dat het ten uitterfte moeijelyk. valt, om te g begrypen, dateer ooit eenige dt
'' Jen gefchieden, zonder het ftéllen van eeni^
S Vacuum.
iPhilofo-
fhcs. i
ki^m.
i Pïife.
Niets fchynt my meer teegen dè gezonde reede aan te loopen , als
het gevoelen en de ftéUingen deezer laatfte te willen voorftaan en ftaan-
de houden j. want, behalven dat het ten uitterften kwaalyk te begrypen
is, dat'er eenige lichaampjes, van eene alleruitterfte cn oneindige klein-
heid , en wélke daar en booven, zonder /^gaaten zynde, geene de alder-
minfte / vat op maUcanderen toelaaten , ooit of ooit onderling zouden
kunnen verandert werden, in bolletjes, fpilletjes , fchroefjes, óf ee-
im PhUofo- nige andere zodanige gedaantens,. als het aan eenig w» Wysgêér goet
dunkt hên toe te voegen, om dat hy meent zulks van noode te hebben,
«Hypothe- om daar n-ieede zyne « Onderftéllingen te bewyzen en vaft te maaken }
fes, velSy- Hetfchyndmy, zegge ik, t'eenemaal onmoogelyk te zyn, dat'er ooit
fthcniata. eenige de minfte beweeginge, in een plaats die t'eenemaal aan alle kan-
ten vol is, op zodanig, eene maniere zoude kunnen gefchieden, als de
Wysgêêren die in quot;^t gemeen gewoon zyn te begrypen. Want, ikbid-
de u, hoe kan men zich op eenige de geringfte wyze verbeelden, dat
11wee oüderfcheide lichaamen,. die élkanderen onmiddelyk komen te raa-
Jtcn?j
kPhilbfo-
phes,
* Yacuum.
geringfle beweeginge zoude kunnen gefchieden, zonder het ftéllen van eemg
hTdel, byaldten de jlójje in der daad en waarheid zodaanig van aart is, als
de i Wysgêêren die in het gemeen-gewoon zyn te bevatten.
ken, ooit ofooit van malkanderen weeder kunnen afgefcheiden worden,
dewyle haare onderlinge fcheidinge niet alleen een tuffchenruimte on-
derftélt, die zo Ideen en gering is, als men zich eenigermaate kan in-
beelden, daar ook nóch, by gevóige, eenige heel geringe lichaampjes
tuften beide zouden moeten koomen, om die tuflchen-ruimte te vervul-
len, wélke ftellinge t'eenemaal de deelbaarheid der ftóffe tot in het on-
eindige zoude koomen om te ftooten., die échter zo uittermaaten nood-
zaakelyk aan deeze a Wysgêéren is , maar dewylmen daar-en-booven aPhifofa;
nóch zoude moeten onderftéllen , dat zodaanige lichaampjes, geen tyd plies.
altoos van noode zouden hebben , om deeze tuflchenruimte door
te loopen, alsmeede, datze op even dezelve tyd en oogenblik tót in het
midden toe hadden konnen doorgedrongen weezen., alsze daar aan de uit-
terfte kantjes waaren ingekoomen.
Derde L i u.
Tgt;aihet, Aan d'andere kant, noch veel moeijelyker valt^ te h hegrypen.^ dat
'er eenig c Tdel in de Natmr z.oude iveez.en.
Maar, al ontmoeten onso vergroote zwarigheeden, ontrenthettoet-
fen der gevoelens van zodanige d Wysgêéren, daar ik zo even van ge-
fprooken hebbe, 20 en ontmoeten ons échter geene mindere bedenkin-
gen, ontrent de ftéllingen der Voorftanders van het Ydel; en ik kan
f eenfins begrypen, op wat wyze men in de Natnur een enkel Niet
an toeftaan, dat échter alle de eigenfchappen zoude moeten hebben-,
die men van eeaedaadelyke zaak gewoon is vaft te ftéllen.
Vierde L 1 d.
Men kan dierhalven veiliglyk. gelooven, dat'er in het f Groote Heel-Al een
oneindig getal is van g kfeene veeaelkens, uittermaaten veel van éll^n-
deren verfchillende, in gedaante, grootheid, en beweeginge,
Ik geloove dan, dat'er in het groote Heel-Al, een oneindig getal is
Van kleene lichaamen, uittermaaten veel van élkanderen verfchillende,
ingedaante^, grootheid, en beweeginge, maar ik geloove ook met ee-
ne, datze van eene zo volflaage hardigheid zyn, datze in geenerhan-
de manieren ooit kunnen vermorfelt, onthoornt, óf op eenige andere
■^yze verandert werden i zo dat ze in dien zin waarlyk^ Ondeeligeof
Veezelkens konnen genaamt werden, wélke uit haar eigen aart ondoor-
dringbaar en ondeelbaar zyn, fchoon men ze échter, mét de gedach-
ten, altyt, tótinhet;oneindig!toe, kan verdeden, alsmeede, dat men
iConcevott
e Yacuum«
.iPhilofo.-
phes.
( Chofc
reelle,
/quot;Uiiivers.
g Atomi.
b Atomi,
Vyfde
A a
Dai'er een zekere a vloeijige zelffiandigheid is ., daar déze lichaamen , of
b ondeelbaare veezeltjes, aan alle kanten rond[omme van omringt zyn,
in dewelke zy ook.geftaadignbsp;koomen te dryven, zonder éli^ndereü
échter ooit aan te raaken.
quot; Ik geloove daar-en-booven, dat'eiquot; een zekere zélfftandigheid weezenf
lyk is, wélke van eene oneindige uitgeftréktheid is, die oo c daar beneveirs
overal, aan zich zelve gelyk, vloei- en buigbaar is , zonder zich
ooit te kunnen' c vcrmorlelen , of in zulke deeltjes-van een fcheiden,
wélke, geene d t'zamenbindinge altoos met het geheel meer hebben^
de , daar t'eenemaal van zouden afgetrokken zyn en moeten blyven gt;
en dat ook dierhalven deeze zélfftandigheid óf ftófie is als een waarachr
tig geheel zonder eenige deelen. Eindelyk geloove ik ook, datdeeze
e zélfftandigheid nooit érgens in-eenige de minfte ruft is, óf weezen kan,
maar datze vooi- zeker ƒ voerfel, en eerfte beweeglyke verftrékt, vaiï
alle deeze kleene lichaampjes, daar wy zo even van hebben gefprooken,
wélke altoos daar in koomen te dryven, om zotefpréeken, zonder éch-
ter élkanderen ooit te kunnen aanraaken, als geftaadig, en aan alle kan-
ten , zodanig ff daar ingcwikkelt zynde, dat het onmoogelyk is daar
ooit of ooit vaifl) verlaaten te kunnen werden, aan. wat kant het ook
zoude moogen weezen.,
Sesde L' i v:
Dat deeze zélfftandigheid, beneevens de lichamen die daar in zyn gewic-
kelt, de twee eenige i Hoofdftajjén zyn, daar het k groote.HccU^il wd-
eervmis te zamen geftélt.
Hieruit v.'gt;lgd dan, dat deeze / vloeibaare zélfftandigheid, benecvcn«
de kleene lichaampjes, wélke rondfom aan alle kanten w daar in ge wik-
kelt zyn, gelyk we zo aanftonds gezégd hebben, de twee eenige Hoofd-
ft^ftcn zyn,- daar dit groote,Heel-Al wel eer van is tezamen geftélt.
Zèevende L i d.-
Dm van deeze vloeibaare zélfftandigheid, wélke men wel met reede de n eer'
fte Hoofddófe zoude kunnen noemen, de^Zon , vafte Starren, en Straa-
len des Lichts .zyn gefórmeert.
De Zon, de., vafte Starren, yvélke als zo veele Zonnen zyn, cn zy^
• Subaance dan nicts anders,alseene groote verzaamelingc van deeze o vloeibaare zelf-
liquide. flandighcid, die wy,, in 't vervólg deezer verhandelinge, de naam van
p Premier p Ecritc Hoofdftvfte. zullen geeven. Wat vérders de Straalen des Lichts
SJcmeiit. aangaat, deeze en zyn niets anders, als zeer fync en dunne draa-
den.,,. óf,, om beeter te zéggen, klecnc beekjes van deeze Eerfte Hoofd-
ftóffe , wélke men uit dc Zon en vafte Starren op even die zelve wyze ziet
uitvloeijen, als mende waateren van haare kwelbronnen ziet afloopen.
Jict
k^abftantia
£uida.
h Atomi.
«Brifer.
d Liaifon.
«Subftancc.
/Vchicu-
Jum.amp;pri-
mura mo-
bile.
^Envclo-
pcz.
i Abandon-
ner.
i Elemens.
Univers..
l Subftancc
liquide,
jji Envelop-
pel.
«Premier
Element.
Van de a 'Duipre en h Deurzkhtige Lichaamen.
Eerfte L I D.nbsp;cSecond
Sat de kleene lichaampjes der c tweede Hoofdfiófe , gedmriglyk-gt; Z-on-
drr eenige de minjle gereegelde órde, en gelyk.als in een waarachtige cB^erd, ^ ^^^^^^^
dryvenm de d eerfte Hoofdfiijfe, naainelyk.., dekleeneby en neevens de groo- ^Premier
te, de c teerlingvórmige neevens de ï ronde klooien, ent.nbsp;fcXquot;''
OM dan nu tc koomen tit het onderzoek der natuure van de dui-
fterc en deurzichtige hchaamen, zo laat ons ons n' ch eens mbeelden, .
dat'er in het ? groote Heel-Al eene oneindige verzaamelmge is van zekere g Umverj,
kleene lichaampies , wélke alle tenuitté'rften ved van élkanderen ver-
fchillen, ingrooriieid, gedaante, enbeweeginge:wy moeten ons ver-
ders inbeelden, dat alle deze kleene lichaampjes dryven in de h eeifte ^P«
Hoofdft'ffe , van wélke zv aan alle kanten t'eenemaal omringt zyn;
maar datze échter daar geduuriglyk in koomen te dry ven, zonder eenige
de minfte geregelde órde, en gelyk als in een waarachtige t Bayerd, ten iChoas.quot;
uitterfte wel gely kende na die l^iyerd, daar de Aaloude Dichters ons zo
veele zaaken van hebben naagelaaten. {Bezie, onder anderen, Ovidiusj,
ink begin fijner Hérfchéppingen, enz.)
Tweede L i d.
Dat de kleeie lichaamen zich uit die reede van de groote weeten te ontwarren^
om datze eene fnéldere beweeginge hebben als de groote Hchaamen.
Dit dan zo onderftélt zynde, nademaal onder dc kleene lichaampjes
deïleiSle meer k. oppervlakte'hebben als dc grootfte-, / na reede van ^surfacc.' ^
haare klompen óflic^amen, en dat ze ook uit dien hoofde meerder ia propor-:-
bCt éS ^or de eerfte'Hoofdftóff^e , wélke de . eerfte beWeeget
is, zo wel van de eene als de andere, gelyk a s nu reeds al door ons
is gezégd • zo zal hier uit voort mocten koomen, dat de kleenfte lichaam- ,„ ^ xpofea
Pies veel ftarkei- o-bewoogen zullen werden, als de groote, en datze au prccniec
Schop deTzewyze van de^groote zullen koomen te ontwarren , welke Elemcnr
geene beweeginge hebben^die ftark genoeg is om haarte kunnen vol- « P-m «
gen Dit is fen zaak die ten uitterften wel bekend is, en die men daa- ^ ^
gelyks voor zyne oogen xiet gebeuren, in oneindige p opgiftmgen. pj^rmeutai
Derde L i o-nbsp;'
Batz^ zich daar van niet mkunnen ontwarren , als op eene van deeze twee
wyzen, naamelyk^, if mét élkanderen te naaderen, of vanmdksnderenaj
zeeker, datze zich vandeeze groQterc lichamen onmoogely^
« Opaquefc
h Diapha«
nes.
- niet cn kunnen ontwarren, als op eene van deze twee wyzen: nameiyk,
met zich op malkanderen op te hoopen, cn op deeze wyze alle de zwaar-
dere Iichaamen zich rondfom hén heene te doen fchikken, en die zo
doende wég te dryven, als van het a Middelpunt na de h Omtrék toci
of, mét die zelve Iichaamen na het Middelpunt toe te dryven, en zélö
de plaats der Omtrék tc gaan inneemqn en beflaan.
Vierde L i d.
Dat deeze kleene lichaampjes zich van de grootere zullen ontwarren, mét va'ü
élkanderen af te wjken-, uit reede, dat ze eene fnéldere beweeginge hebben
als de groote Iichaamen welke weeder, uit even die zelve reede, malka»'
^«Ceijtre. deren gefladig meer en meer z,ullen naaderen , en zich, by gevólge, ontrent
het C Middelpunt, by een koomen te vergaderen.
Maar, dewyle het aan deze kleeni: lichaampjes veel gemakkelykcr
valt, van het Middelpunt na dc Omtrélc te gaan , wérwaards zy een
t'eenemaal geopende wég voor zich vinden, om daar na, in gevólge,
haare beweeginge daar ter plaatfe mét meerder ruimte tc achtcrvólgcn,
als, van de ^ Omtrék zich na het Middelpunt toe te moetenbegcevcn,
daarze malkanderen noodzaakelyk zeer zouden moeten in de weeg wee-
zen j en zich onderling onvermydelyk uittermaaten koomen tc verwar-
ren j alwaar ze zich ook haaft genoodzaakt zouden vinden, omdiezéh
ve wég wederom te moeten neemen, die zc in 't ccrft reeds al door-
fegaan waaren; zo zullenze veel ccr die wég zoeken tc neemen, wél-
c van het Middelpunt afleit, na dc Omtrék toe , als die, wélke van
dc Omtrék na het Middelpunt afdaald. En op deeze wyze is het, dat
ze de grootere Iichaamen na het Middelpunt toe zullen koomen wég tc
dry ven, na die plaatze daarze zélfs van daan kwaamen.
gt; Vyfde L i u.
Dat van deeze tweederleije foorten van Hchaamen, de groote, zwaar e wer-
den genaamt, ende de kleene , lichte: dat vérders deeze groote Iichaamen
noodzaakelyk»focten nederdaal en, na haar c gemeen Middelpunt toe, mét
,eene fnélheid., die op een ieder {oogwinkmoet aanwajfchen, vólgens g de voort-
gang de-rgetallen, i. 2. 3.4. enz.
Van deczc tweederleije foorten van Iichaamen , werden de groote ,
zwaare, endeklcene, lichte genaamt. Dewyle nu deeze eerfte Iichaa-
men alleen ten deezen opfichte zwaare gezégd werden tc weezen, de-
wylze van de andere liehaamen', die haar waarlyk in fnélhcid van be-
weeginge vérre overtréffèn, door eene waarachtige ^b t'famcn-botfingc
werden i voortgedreeven, en uit haare eerfte plaatfen gezét, op dat dee-
ze kleene en lichte lichaampjes die zélfs zouden kunnen koomen tc ver-
vullen en in tc neemen j, en dat'er, by gevólge, gccnc de allerminfte
noodzaakelykheid en is, die haar, al k, nederdaalendc na cenig Mid-
delpunt,
«-Centre.
t Circum-
fcrence.
■^^Circum-
^fcreiicc.
« Centre
commun.
/ïnftant.
g Progrcf-
lion.
i Pcrcuf-
fion.
i PoulTer.
k En de-
Icendanc
Tcrs quel,
que ccntre.
delpunt, zoude kunnen doen doorgaan door alle de moogelykc * trap- «negreaJjl-
pen van fnélheid; zo kan men gemaltkelyk daar uit befluiten; dat zc Titcflè.
altoos mét eene foorte van fnélheid zullen neederdaalen, wélke op een ,
ieder b oogwink zal aanwaffchen, vólgens de voortgang der getallen,
1.2. 3.4. enz. Onderftélt zynde dat het waarachtig is, dat deeze lichaa-
men, in haar nederdaalen, op een ieder c oogwink, nét een zélve «inftanjf
niaat van aanwasder fnélheid bekoomen.
Sesde t. i igt;.
Deez^eliehaamsn'moetennoodz^akeljk^nederdaalen, na demaatevaneen z.eh^rt
andere d voortgang wanneer men begrypt, dat z^e nederdaalen , vólgens rfProgreC'
e ovgenbli%en, die uit £ oogwinken zyn te zjiamen geflélt.nbsp;^M mens'
Maar, wanneer men , in plaats van te begrypen dat het nedervallen /inftans. *
Van zwaare lichaamenm eenige Middelpunt tóc , door zekere h oog-,
^vinken gefchiet, een zeker bepaald getal ftélt, om daar door een ze- f
kcrc gevoehge tyd uit te drukken, als, by voorbeeld, een i oogenblik /Momcut,
is, en wanneer men begrypt, dat dit nedervallen door oogenbhkkennbsp;'
Jefchiet, zo zal men bevinden, by aldien de wég, die een zwaar hc- -
^aam komt door tc loopen, in het eerfte oogenblik is i, dat die zél-
ve wég van't zélve lichaam, in een tweede oogenblik, uit zal maaken
en iets weinigs daar en booven; als meede, dat dit/^verfehil óf groo-nbsp;—
f'^r óf kleender zal zyn, na de maate van het begrip daar men dit l 00-
genbhk meede bevat, alsuit meerdere óf mindere oogwinken te za- ^ quot;quot;quot;ös,
ttien geftélt zynde, zonder dat het nóchtans ooit of ooit tót het volle
getal van 2 kan opklimmen. Vérders, dat dc wég, die dit zélve lig-
haam in het dérdc oogenblik komt door te loispen , de wég, die het
geduurende het tweede oogenbhk heeft doorgeloopen, nét zo veel zal
te booven gaan, als de vaart van dit zélve lichaam, in het tweede oo-
genblik, fnélder is geweeft als in het eerfte 5 wélkalles, op deeze wy-
inhet vervólg der oogenbhkken, achter malkandere vólgd. v
Sevende L i d.nbsp;_
Fe'rders moeten z.e nederdaalen, vólgens de nvoortgangder getallen .,1. n. 3f.nbsp;'
enz., wanneer men élk. o oogenblik^begrypt te zAmen gez.ét te z.yn »it twee „ Moment^
^oogwinken.nbsp;pinftaatj?'
Op deeze wyze, wanneer menonfterftélt, dat twee oogwinken een
oogenbhk uitmaalcen, - zal een zwaar lichaam koomen nederwaards te
daalen, vólgens de voortgang der getallen, 3.7.11.15. ói liever, het
Wélke op een en 't zélve uitkomt, cn door dezelve reede, vólgens de voort-
gang dc getallen, i.zi. 3f. 5. enz. Op zodanig eene wyze, dat de ruim-
die het hchaam reeds heeft doorgeloopen, in de eerft-verftreekc-
fic oogwink, en die het in de naafte oogwink daar aan onaaiddelyk moeS-
doorloopen, altyd ondw élkandere aai verfchüka i i.
^Inflans.
V,oortgang der oogwinken. |
X. 2. |
5- A- |
5. tf. |
7. ». |
enz, |
Voorrgang der ruimten, wélke een |
3- |
7- |
II. |
15. |
enz. |
Of, vólgens dezc'lve reede. |
I. |
■ li. |
enz. |
Achtfte L I D,
^Progref- J/'^'^tf ze moeten nederdaalen, vólgens b de voortgang der getallen
fion.nbsp;ewx,. wanneer men élk_C oogenblik^begrypt te zaamen gezet te weezen
e Moment. duizent d ooowinken.
d Inftans.
Wanneer nren nu looo Oogwlnken neemt, om een oogenbhk uit
te maaken, zo zal een zwaar hchaam neder waards daalen, vólgens d«
voortgang der getallen, 500J00. 1500500. 2500500. 3500500. enz-
-Of liever, het wélke een en dezelve zaak is, en door dezelve reede,
vólgens de voortgang der getallen, i. if'dj, , ófili, ■ enz. Op
zodanig eene wyze, dat de ruimte, die het lichaam reeds heeft doer-
geloopen, en die het onmiddelyk daar na moet doorloopen, altyd ou-
der élkanderen zal verfchillen, ifoïj.
, i.nfm,
Voortgang der oogwinken.
1.2.5. enz,1000.
lOOt. 1002, enz. 2000
2001.2002. enz.jooo-i
Voorts;aiigdcr ruimten, wélkeeen
zwaar lichaam , al iied^rdaalendc,
door-loopt, in 1000 oogwinken.
.Q(, vólgens dczdlve reede__
500500.
1500500.
1500500.
'yoof.
'Eindelyk. moetenze nederdaalen , om zo te zeggen, c vólgens de voortgang
der oneevene getallen, i. 3. 5. 7. enz. wanneer men élk oogenblikjbegryf^
te zamen gezét te zyn uit een f oneindig getal van oogwinl^n.
Ten laatften, hoe grooter getal van oogwinken men komt tc nee-
men , om een oogenblik uit te drukken , hoe naader men ook die g
voortgang zal koomen, wélke door Galilarus eerft is uitgevonden} na*
melyk , die der opeevcne getallen, 1.3,5.7. enz.
Men
» Suivant la
ptogreffion
des nom-
bres im-
pairs.
/Infinité
d'inftans.
g Piogtef-
fiou.
Men heeft 6 en 7Lid, dc woorden van Momentsnlnßant , geraaden ge-
vonden door oogenbUkken en oogwinken te vertaaien, om dat den opmerkenden
Leezer wél zal kunnen begrypen , dat een oogenblik zich, natuurlyker wyze,
in twee deelen kan verdeelen, naamelijk, in het op- en toedoen der oogen.
Maar, datmen 8en 9 Lid , dit zélve woord van oogivinbn heeft moeten behou-
den, om een onbedénkelyk minder tyt uit te drukken, als te vooren, is gefchiet,
by gebrék van een woord, in onze taaie, dat 20 een kleen gedeelte van een oo-
genblik gevoegelyk koft uitdrukken , daar men een gedeelte des tyds door
vei-ftaan moet, zo kleen als men eenigfins, mét zijne gedachten , reedelijker
^^'yze, begrypen kan.
Tiende L i d.
Op wat wyze deeze Aardkloot heeft kunnen gefórmeert zijn gewerden, be-
neevens de geheele Lucht die hem omringt : als meede, hoe hpn eeven die
zelve ftaat heeft kunnen blyven , daar wy hem nóch heedensdaags in be-
fchouwen.
Wanneer men nu eens naauwkeurig gaat overweegen, op wat \vy-
^e, van een overgroote verzaamelde meenigte van allerhande hchaamen,
Uittermaaten veel van élkandere verfchillende, in grootheid, gedaan-
te, en beweeginge , de eene gedwongen werden zich te begeeve^an „ centtè;
het 4 middelpunt af na de b Omtrék toe, en de andere, van de üm- iCircum-
trék af nahet middelpunt toe; zo zal men zonder veel moeite wel fcrence. ,
kunnen begrypen , op hoedaanig eene maniere deeze onze Aardkloot
heeft konnen gefórmeert zyn geworden, en vérders, hoeze, tót dee-
teegenwooi dige tyd toe, in eeven die zélve ftaat en órde heeft kun-
nen verblyven , daar wyze nu noch in koomen te befehouwen; naa-
melyk, van alle kanten omringt, en eenpaariglyk gedrukt werdende,
van een ftóffb, die op eene even-gelyke wyze alles na het middelpunt
toedrukt, en die zich vérders komt uit te ftrékken , om zo te Ipreeicen,
Van de eene verdiepinge tót de andere, tót vérre booven de iVlaan toe.nbsp;'s
Elfde Lid.
Op wat wyze de Lucht, die den Aardi^loot omringt, en die altjd hoehoo-
ger hoe c dunder meet weezen , tót aan het einde van zijn d draai-krtng j Xourbil-
toe, kan koomen te weegen op deszelfs e Oppertgt;lakte.nbsp;Ion.
De groove Lucht, die wy geftaadig inaaflemen, fórmeert in Jeze ^
de eerfte verdiepinee, en drukt eenpanglyk de oppervlakte des Aard-
JUoots, daar toe aangedreeven en genoodzaakt werdende dooreen
andere foort van Lucht, óf dunder ftóffb, die zich van dceze eerfte
komt te ontwarren, en die zich booVcn deeze groove Lucht ophett.
Zo veel alsze eenigfins kan, om eene tweede verdiepinge te tormeeren,
W-élke, door eeven die zelve reede, deeze groove Lucht aan alle kan-
nen eenpariglyk drukt, eeven gelyk als een dérde ftóffb deeze tweede
komt te drukken}: het wélke alles y, op deeze maniere, zo op malkan-
deren vólgd, tót op de laatfte en fynfte ftóffe toe, die alle het onder-
léggende gelykelyk neederdrukt,. en die op deeze wyze a. de draai-
kring des Aardkloots komt te eindigen en te bepaalen.
Twaalfde L i d.
Op xvatwfxß het op-een-geßaapelde gewicht van alle deeze Luchth devaßge''
klonke dichtheid der Iichaamen k.an te weege bréngen.
Het is dan door het^p-een-geftaapelde gewicht van deeze geheele ftó fFe, •
wélke zich uitftrékt, van de oppervlakte des Aardskloots af, tót aan
het einde van de draai-kring deszelfs toe, dat alle de deeltjes derc vafte
Iichaamen zo uittermaaten vaft aan en in malkanderen zyn verknócht en
vereenigt , dat menze veeltyds onmooglyk niet van elkandere af en
kan fcheiden, zonder daar toe het een óf het ander d wérktuigtebee-
zigen en te hulp te neemen ja dit gaat zomtyds ook zo vérre, dat
zelfs het alderftérkfte vuur naaulyks krachts genoeg heeft om deeze
vaft-verknóchte deeltjes zodaanig van élkandere af te kunnen fcheiden,-
datze daar door koomen te fmélten , en wég te vloeijen.
Dartiende L i d.
Vit wat reede zeekere foorten van Hchaamen noodzaakelykc vloeijende m»e'^'
ten weezen.
Men kan dan uit dit alles genoegzaam befluiten , dat alle zulke li-
ehaamen, wélke men gewoon is vloeijende te noemen, het uit geene
andere reedenen en zyn , als , doordien alle dit drukkende gewicht
niet machtig genoeg en is om alle de deeltjes der zélve vaft genoeg in '
'malkanderen te fluiten , het zy dan dat zulks voortkoome uit de ge-
daantens der zelve deeltjes, óf, door het weinige óf geringe gewicht
der ftóffe, die op dezelve komt te wérken.
Veertiende L i d.
Vit wat reede ï het Kwiksilver g vloeibaar moet weezen.
i* Tourbil-
lon de la
ïerre.
b Soiidite'
des corps.
f Corps So-
lides.
4 Inftru-
jBDcnr.
I Fluides.
ƒ h Mer-
eure.
g Fluide.
Het Kwikfilver cn is dan uit geen anderereedevloeibaar, als doot'
dien de kleene lichaampjes daar het uit beftaat, buiten alle twyffel klee'
h Boules ^ ronde bólletjes zyn } wélke , i hécht in een geklonken en ghid
i Maffives gcflccpen Zynde, door geenige drukkinge van ftófïe ooit kunnen by
amp; bien po- een-gchouden, óf vaft gebonden, werden,
lies.
Vyf-
-ocr page 35-■Vit wat oomaak het Waater a een vloeijend lichaam , en het Ts b een v/tß-
verknocht Itchaam moet weezeen.
Het Waater en is ook uit geen andere reede vloeijende, als, door dien
alle deszclfs kleene deeltjes., moogelyk, niets anders en zyn als kleene
c ronde bolletjes , óf van eene gedaante die ten naaftenby daar meede
■over-een-komt, die van binnen hol-achtig , overal open, en mét eene
uittermaasen fyne ftóffe vervult zyn , en die nooit in haare geftaadige
beweeginge en voortgang eh kunnen verhindert óf opgehouden wer-
Werden, als op zulk een tyd, wanneer d de eerfte Hoofdftóffe rondfom
haar zeer komt te verminderen, zodaanig , datze, élkandere ontrent
haare e openingen ontmoetende, wélke byna het zelve gewrócht moe-
ten uitmaaken'^ls kleene ƒ éffene oppervlaktens, niet meer als te voore
en konnen ftroomen, en datze op deeze wyze, door^de fwaarte des
Luchts als te zaamen werden gebonden, en een hchaam koomen uitte
maaken, dat h hart en doorzichtig is, het wélke men gemeenelyk Ys
noemt-i maar dat ook door de minfte warmte, óf liever, doordetnin-
fte vermeerdering der i eerfte Hooftftóffe rondfom haar , heel hcht
Weeder werd ontbonden en losgemaakt, door dien de éffene opper-
vlaktens, daar doorze aan malkandere zyn vaftgehécht, mét de min-
fte vermeerdering der eerfte Hoofdftóffe, heel hcht weeder van élkan-
dere koomen af te fcheiden.
Seftiende L i d.
Waarom alle Lucht, z.o wel groove als dunne, vloeijende moet weez^n^
Byaldien de Lucht dan l vloeijende is, zoisze zulks uit geen an Jre / ji^y^
oorzaak als, door dien de kleene lichaampjes daarze uit beftaat, en die,
«a alle waarfchynelykheid , niets anders en zyn als heele dunne m draadjes, m Filets,
«wélke heel kwaalyk in malkandere gevoegt zyn, zo uittermaaten wei- „ Mal at-,
•nig,'en op zo weinige plaatfen, aan élkandere verbonden zyn, dat zelfs rangez.
de alderminfte beweeginge krachtig genoeg isomze o van malkanderen „Defunir.
af te doen fcheiden: maa^' P de dunne Lucht, ófdunfte ftóffe, en is ^ l'Ait fuU-
Uit geen andere reede vloeibaar, als, door dien'er geene genoegzaame
5 zwaarwichtigheid en is, die op haar komt te wericen.
Seventiende L i d.
Dat de kleene lichaampjes van het Waater, de Lucht, enz., daar-en-hooveft
nóch te zaamen gevoegt z.yn uit cnderfcheide andere , veel kleendere ,
chaampjes.
Eindelyk kan men ook mét genoegzaame reede gelooven , dat dc
a Corpî
fluide.
h Corps
folide.
c Boulet.
d Premiet
Element.
e OuYcrtU«
res.
f Plans.
^Pefanteur.l
h Solide SC
Diaphane.
i Premiec
Element,
Plans.
1 Com po-
fez. ^
3nbsp;Sejoi-
gnantde
fort préz.
4nbsp;Plans.
5nbsp;a Propoi'
lioii.
« MafTes.
7 Defunsr. Reedenen., die my bewoogen hebben te ftéllen, dat het waater moet 8 beftaan
f^j. mpo-nbsp;kleene 9 ronde bolletjes, wélke hól-achtig, en aan alle kanten open zyn,
$ Boules. ^^ de lucht, uit lo heele dunne draadjes.
10 Filets.
Verfcheide reedenen zyn'er, wélke my bewoogen hebben te ftéllen,
dat de kleene lichaampjes, daar het waater uit beftaat, kleene ronde bol-
letjes zyn, óf ten minften, van een F iguur die ten naaften by daar meede
iiCreufcs. over-een-komt, wélke van binnen 11 hól-achtig, aan alle kanten open,
ftbtTie^^'nbsp;^ ^ dunne ftóffe vervult zyn. De eerfte is, de 13 moeije-
i^jDifficul- ^y^^heid die men heeft om het waater eenigfins 14 te zamen te druk-
té. ken, hoe weinig het ook zoude moogen weeZen ; de tweede is, de
ï4 Com- overgroote 15 vloeibaarheid des zelfsj de dérde is,de groote 16 daad-vaar-
primer dighcid die het heeft, om het licht te laaten doorgaan; en eindelyk, de
IJ Fiwdi- viej.je j-ggjg - j ^ j ^ jg geringheid van des zelfs fwaarte, wélke maar on-
léFacilite. ^^nt het veertiende deel van het gewicht komt uit te maaken, van een
lySonpeu eeven-gelyk gedeelte Kwikfilver. En dewyle het Kwikfilver, hetgee-
depoids. nenóch nérgens-na het zwaarwichtigfte hchaam is dat wy kénnen, een
uittermaaten vrye, 18 doorgang geeft aan de 19 ftóffe des Zeilfteens,
maeneT'^ kan men daar uit, rfiétgènoégzaame geloofwaardigheid, ftéllen, dat
de inhoud des waaters moogelyk maar het twintigfte, óf heverhet déf-
2Q Portion tigfte deel zal uitmaaken,van 20 een even-gelyk gedéblte van-heel 21 dich-
egale. ___ te Stóffe, en die t'eenemaal zonder eenige 2 2 gaatjes is: want het blykt
klaar, uit de beginflelendiewe zo eeven hebben ter needer geftélt, dat
alle lichaamen niet zwaarwichtig en zyn , als 23 na de maate en 24
hoegrootheid der ftóffb daarze uit zyn gefórmeert.
kleene lichaampjes, uit wélke het Kwikfilver, het Waater, de Lucht»
1 Corps fo- en alle foorten van i vaft-verbondene lichaamen zyn 2 te zamen gezét?
'nbsp;nóch daar-en-booven beftaan uit zekere andere, veel kleendere, lic-
chaampjes, wélke, 3 heel dicht in malkandere fluitende, en door 4 op-
pervlaktens, wélke heel groot z^n, 5 na de maate van hunne 6 klom-
pen, uittermaaten kwaalyk van élkandere konnen 7 afgefcheiden wer-
den.
Achtiende Lid.
z iMaffif.
at Pores.
a Pro-
portion.
24Quan[i-
ïé.
Wat nu de Lucht aangaat, dewyle die niet meer en weegt, als on-
trent het acht hondertfte deel van een eeven-gelyk gedeelte waaters,
20 moet die, by gevólge, noodzaakelyk zo veel minder ftóffe inhou-
den j en deszelfs kleene lichaampjes moeten ook gevólgelyk, ten
naaften by van eene gedaante zyn, als wy 20 eeven hebben ter needei'^
geftélt.
Vit wat reede zommige lichaamen i dnißer, en andere weeder 2 deurfchynende ^Opa^es-
moeten weezen.nbsp;ncs.'^''
3nbsp;Solidité.
4nbsp;Fluidité.
4 Opaques.
^i-Opaque»
10nbsp;Diapha-
ne.
11nbsp;Fluide,
iz Boules
maiïives.
15 Ranger.
14nbsp;Traver-
fer.
15nbsp;Corps
folide.
16nbsp;Diaph»']
ne.
17nbsp;Polyè-
dres.
18. Plans.
19 Matière
fort fubtile.
lO Palfage,
2.1 Polyc-
dres.
21 Matière
e'theree.
aj Corps,
folide, i
Na dat wy op deeze wyze bepaalt hebben, waar in, zo wél 3 dc
Vaft-verknóchtheid, als de 4 vloeibaarheid der lichaamen beftaat, zo
kan men lichtelyk daar uit beflniten, dat de eene 4 duifter zyn, uit die
ïeede, dewyle de Straalen van het licht niet krachts genoeg en heb-
ben om de deeltjes deszelfs van élkandere af te fcheiden, en die op zo-
daanig eene wyze 5 te fchikken, dat die zelve Straalen mét alle moo- ^ Ra„ger.
gelyke vryheid dwars door dezéive heene konnen 6 doorgaan j als mee- ePailèr.'
de, dat de andere lichaamen uit geen andere reede 7 deurfchynende zul- y^iapha-
len weezen, als, door dien derzei ver kleene deeltjes heel gemakkelyk
van élkandere kunnen afgefcheiden, en zodanig gefchikt werden, dat
de Straalen des lichts daar in alle vryheid konnen 8 door heene drin- s Penetrcï.
gen.
Twintigfte Lid.
Waarom het Kwikz^iher 9 duifter, en het glas xodeurfchynendmoet zyn.
Het Kwikfilver, hoewelhet n vloeijende is, zal échter uit die ree-
de duifter zyn, doordiende Straalen des Lichts op vérre na niet krachts
genoeg en hebben, om de kleene en 12 dichte ronde bolletjes, daar
«et uit beftaat, zodaanig te kunnen 13 fchikken, datze dezéive in alle
^'l yheid kunnen 14 doorgaan. Het glas in teegendeel, alhoewel het een
Vaft-verknócht lichaam is, zal éehter daarom 16 deurfchynend weezen,
•doordien de kleene lichaampjes, daar het uit is te zaamen gezét, moo-
gelyk een zekere foort van 17 veelhoeken zyn , uit rechtlynige vlak-
tens beftaande, wélke van binnen hól-achtig, aan de zyden van hunne
oppervlaktens open, en mét eene 19 heel dunne ftófte vervult zyn,
'^ieook, uit dezelve reede, heel gemaickelyk de vrye 20 doortógt aan
Straalen des Lichts vergunt. Het weinige gewicht dat het glas
«eeft, bewyft eeniger maate het geene wy dies aangaande zo eeven ge-
ftélt hebben, en het moet noodzaakelyk weezen, dat deszelfs kleene
lichaampjes een zekere foort van 21 rechtlynige-vlakke-veelhoeken
Zyn, dewyle het gewicht en de geftaadige drukkinge van de 22 Stóf-
|e des luchts het zelve, zonder dat, niet en zoude konnen te zaamen
binden, cn eea 23 vaft-verloiócht lichaam daar van maalden.
P î
Rechtlynige-vlakke-vedhoeken,] HetGrond-konft-woord is POLYEDRES,
« Equilate- ^steekenende een lichaam , uit veele recht-lynige vlaktens beftaande , wélke
nux. ' quot; gs'y'^'^y^'g- onder malkandere gelyk zyn. Deeze Iichaamen nu zyn,
i Regulier. ^ quot;quot;e^gelmaatig, of onreegelmaatig. Ddrsegelmaatige PolynJret
' geftélt van vier óf acht Driehoeken, en van fes, vier-'óf twaalf vyf-hoeken en^
fPhns.nbsp;onreegelmaatige Potycdres z'jn aWs zulke, wdlkcrs c oppervlaktens niet t'ceno
maal méc élkandere o ver-een-koomen.
Een-cn-twintigfte Lid.
Uit wat oor zaakjille de Iichaamen, die wy kénnen, geftaadin smeten verléngt
óf verkort werden.
Dewyle wy nu reeds al gezégd hebben, (bezie het II. Hoofd-deel)
dat een ieder lichaam, hoe Ideen het ook mag weezen, aan alle kanten
omringt is door de i Stólïe der eerfte Hoofdftófle, wélke nooit érgens
in éénige de alderminfte ruft en is, zo zoude men my kunnen teegen-
wérpen, dat dan ook geene van alle deeze kleenelichaampjes insgelyks
ooit óf ooit in éénige de minfte ruft en konnen zyn ; maar datze in tee-
gendeel veel eer in eene 2 geftaadig-roerende beweeginge moeten wee-
zen, zich altyt, zonder ophouden, van élkandere moetende verwyde-
ren , óf malkanderen eenigfins moetende naderen, na maate van t de
StófFe der eerfte Hoofdftófle , die zich ontrent hén komt te vermeer-
deren óf re verminderen. Maar, wel vérre daar van daan, dat ik in ee-
nigen deele het gevólg daar van zoude willen ontkénnen, zo ben ik in
teegendeel ten uitterften van de waarheid des zelfs wél overtuigd , en ik
geloove vaftelyk., dat men in geenen deelc mét éénige rechtmaatige
reede meer daar aan én kan twyftélen, nadien met door dc onwederfpree-
kelyke érvaarenthcid zonneklaar heeft ondervonden, dat onderfcheide-
ne ftukken óf ftaafjes, van 3 verfcheide ftóffe , als , by voorbeeld,
van kooper , yzer , glas , enz. wélke heeden op de aldervolmaaktfte
wyze van ééne en dezélve grootheid bevonden werden te weezen, zulks
in geenen deele meer zo naauwkeurig en zullen bevonden werden tc
zyn, wanneer men die een geruimen tyd, ja maar eenige daagen daar
na, mét dic zélve naauwkeurigheid komt te onderzoeken en op den
toets te bréngen.
,1 Materia
primiElc-
aicnti.
i Agitation
continuellc.
j-Materia
primi Ele-
.meiiti.
} Differen-
te matiere.
L i d.
Twee-en-twintigfte
Oorzaak^, waarom het fchynt dat 4 een Slinger niet langer en moet weezen t
als 3 voeten, en lynen, om de Secunden al flaandeaan te wyzen, op het
Eiland Cayana.
. . Uit die reede vinde ik my ook genoegfaam verplicht, om te geloo-^
wiSëue. ven, dat deeze zelve 5 geftaadig-roerende beweeginge van de deelen
'4Un pen-
dule.
der I vaft-verbondene lichaamen , de réchte grond-oorzaak is, dat 2 i Corpe
een Slinger niet langer en moet weezen, als 3 voeten en lynen, om folides,
de Secunden al llaande aan te wyzen op het Eiland Cayana; (geleegen in lUnpea
het Zuider-deel van Amerika) en dat even die zelve foort van een Slinger,
4 voeten en 8? lynen lang moet zyn, om dezelve Secunden tè Parys al
flaande aan te wyzen. Want 3 een Slinger, die tót Parys ? voeten en 5 Uu pee-
Si- lynen lang is, zal, door dceze reede , buiten alle twyffel, geduu- dule.
rende de tyd binnen wélke hy van Parys na Gayana overgebracht werd,
Ij lyn verléngd werden; - óf, om nétter te fpreekenj i j 4 fchynbaare
en verléngde lynen, wélke ifè^l lynPiiryflchemaat uitmaaken: zodat
Wanneer men zulk een Slinger i? , óf liever, iiiff lyn korter maakt,
Zynde de nétte lengte die hy in het overvoeren van- Parys na Cayana
komt toe te neemen, zo zal hy échter nóch de léngte behouden, van
3 voeten en 8? lynen, om zo wél de Secunden al flaande op het Eiland
Cayana aan te wyzen, als binnen Parys ; en geene 3 voeten en 7i ly-
nen, gelyk als men tót nóch toe heeft gelooft envaftgeftélt gehad.
Nb.' Bj een lyn iverd hier ter plaatze verftaan tJ duijn ; houdende een voet
12 duimen, alles Parjijfche maat-, zjnde- een Payjfche duim Its van een'
Rhjnlandfe duim.
f Obfcrvâ^
Drie-en-twintigfce L i r».
Uit %i'at reede 5 de wanrneemingen der Ste'rre-kundige, welke op onderfcheide üon^ des
tyden qedaamverden, zemtyds zjo uittermaatenvedvanmalkanderekoomen Afttono-
.„J'rLil/^y,nbsp;mes.
(Î Agitationquot;
courinuelle;
7nbsp;Corps
folides.
8nbsp;Different '
ces.
51 Iiiftru-
ment.
loSenfi-
blement.
II Älterer?quot;
iz Limbe.
13 Matietîj
te ve^chillen.
Vérders geloove ik ook, dat eeven deeze zélve (5 geftaadig-roerende
beweeginge van de deelen der 7 vaft-verbondcne lichaamen, de voor-
naamfte grond-oorzaak is van zo uittermaaten veele 8 verfchillentheeden,
als men ontrent de Waarneemingen der Stérre-kundige allenthalven
ontmoet; die op onderfcheide tyden werden gedaan. Want deeze ge-
ftaadig - roerende beweeginge d'er deelen moet onvermydelyk 9 het
Wérk-tuig, daar men de Waarneemingen meede doet, genoegfaam
lo gevoelig doen 11 veranderen, en een aanmérkelyk onderfcheid daar
aan veroorzaaken; datis, byaldien 12 de rand van eenige andere 13 ftóffe
is, als het andere overige gedeelte van het wérktuig., en dathet ééne,
by voorbeeld, zy van kooper , en het andere van yzer , wélke twee-
derhande metallen zyn, die op onderfcheidene wyzen veriéngt óf ver-
kort werden. Om nu deeze ongeleegentheid eenigfins voor te koo-
men, zo zoude men een ieder zodaanig werktuig van een en dezelve
Stóffe, óf liever, uit een en dezelve 14 Smelting, konnen en moe-
ten maalden.
i Planetes. Datde i Bwa/il-flérren éévenopdie z,élve •wyz.e hehhenhjinnengefórmeertzfit
geweeß, als onzje Aard-kloot.
Byaldien dan deeze onze Aardkloot op zodaanig een wyze heeft kun-
nen gefórmeert zyn geweeft , als wy nu reeds hebben aangeweezen,
{bez.ie het lo,ii,en iide Lidvan dit Hoofd-deel) Zo kan men mét genoeg-
zaame reede gelooven en ftéllen , dat niet alleen de Dwaal-ftérren,
;(. S»tcllites, maar ook zélfs de Maan, beneevens 2 de Omloopers van Jupiter en Sa-
turnus , op ééven die zélve wyze hebben kunnen gefórmeert zyn gewor-
den ; als meede, datze, uit ééven die zélve reede, tót deeze teegen-
woordige tyd toe, in die ftaat hebben kunnen blyven, daar wy ze nu
nóch in befchouwen.
Dat de Zon van een zekere foort van lucht moet omringt zyn , eeven op die
z.élve wyz.e als de Aardkloot insgelyki van zyn eige luc ht ps omvangen.
Eindelyk kan men ook reedemaatiglyk ftéllen en gelooven , dat de
Zon van een zekere foort van Stóffe omringt is, wélke zich komt uit
} Planetes. te ftrélckcn tót vérre booven de 3 Dwaal-ftérren, en dic alles 4 na zyn
fon «ime inii^dclpunt toe drukt, uit eeven die zélve reede die wy hier voor gegee-
/Matkre^'^^quot; hebben, {hex.ve het ude Lid van dit Hoofd-deel) aangaande 5 de
«kherde. Luchtfê Stóffe die onzen Aardkloot omringt, wélke alles na deszelfs
oppervlakte toedrukt, dat ook op ééven die zélve wyze alle deeze ftóffe,
welke rondfom de Zon is, en dezelve eenpaariglyk drukt, zo veel dik-
ker en groover moet weezen, alsze naader by de Zon is.
I D.
de weêrheerige z-waaf'
zyn omloop indoet.
teurreci
proquedc
la matiere
S Plaaetc.
Zes-en-twintigfte L
€ Caiculer. J)at men een 6 overflag z.oude kunnen maaken, van 7
wichtigheid der Stójfe, daar élke 8 Dwaal-fiér zy,
En, byaldien het waarachtig is, dat dc Straalen des lichts de éénig-
fte grond-oorzaak zyn van debeweegingé der Dwaal-ftérren, zo zou-
de men zélfs kunnen naareekenen, en uitvinden , hoe veel de Stóffe,
in wélke de eene Dwaal-ftér zyn omloop doet, mééróf mindikóf dun,
óf zwaarwichtig is, als de ftóffe daar een andere Dwaal-ftér zynomlo^
in heeft, onderftélt zynde, dat men eene genoegzaame nétte kénnifle
heeft, van der zeiver grootheid, en afftand van de Zon.
Zeeven-en-twintigfte Lid.
Dat men , door de bcginjfelen die hier ter needer gefte'lt zyn , onderfcheidene «problèmes
uc.
b Satellites.;
c Tourbil-
lons.
d Planetes
principales,
e Tourbil-
lon du
Soleil.
ƒMaticres
différentes.
g Maculae-
So lares.
h l'Anneau.
a verfchillen, de Natmrkynde raakende, zjoude kunnen oplóffen, en reede ècVhyCici\
daar van geeven.
Ik zoude dan hier ter plaatze genoegzaame reede kunnen geeven,
Waarom b de Omloopers de c Draaikringen van hiinnc d Hoofd-Dwaal-
Stérren noodzaakelyk hebben moeten bereiken, alsmeede, uit wat
oorzaak ze ook alle, bygevólge, de wég van het Wéften na het Ooften
hebben moeten neemen: uit wat reede de ftóffe, die aan het einde der
Draaikring van eenige Dwaal-Stér is, veel dunder moet weezen, als die
ftóffe is, wélke op die zelve plaatze van de e Draaikring der Zonne is,
daar deeze Dwaal-ftér zyn omloop in heeft. Wat de reede is, wélke
belét, dat deeze tweederhande ƒ onderfcheidene ftóffen, fchoon de ee-
ne veel zwaarder is als de andere, zich échter nooit in malkandere kunnen
koomen te verwarren. Waarom de^ Zonne-vlakken zo langzaam rond-
fom deeze Stér loopen. Wat de reede mag weezen , waarom de aarde
inwéndig moogelyk geheel en al hól is. Op wat wyze h de Ring van Sa-
turnus heeft kunnen gefórmeert zyn geworden. Uit wat oorzaak het
Voortkomt, dat zommige lichaamen heel facht, en andere weeder in tee-
fendeel uitterniaaten hai t zyn. W aarom de harde lichaamen een wéér-
lank van zich geeven, wanneer men'er teegen aan ftaat. Wat de reede
is, waarom het ééne lichaam veel eer fmélt, als het andere. Uit wat oor-
Zaak het Kwikfilver een i ontbindent middel is van verfcheide andere li- /Diflblrant:
chaamen; waarom het zélve Kvv^ikfilver , in de Weêrglaaién, moet nee-
derdaalen, wanneer het reegen-achtig en buijig, cnopklimmen, wan-
neer het hélder en mooi weeder is. Uit wat oorzaak het zout het waater
Van het bevriefen bewaart, en verfcheide andere k. Verfchynftelen der
Natuure meer, van diergelyk een aart zynde. Ik zoude , zegge ik,
bekwaamelyk reede van alle deeze, en diergelyke zaaken konnen gee-
ven, indien ik dit alles met al te wydloopig en oordeelde te zullen wer-
•^en, cn machtig, om my veelte vérre van myn voorgenoomene / On-
derwérp af te voeren, behalven dat dit alles, uitdebeginfTclen, diewy
nu reeds geftélt hebben, afvloeit, en, mét een weinig aandacht cn op-
»lérkinge, van dezelve heel gemakkelyk kan afgeleit werden.
^Pheno-
menes del»
Nature.
/Sujet,
M
Van de Straalen die zich nitßrekken 3. in een réchte lyn.
Eerfte Lid.
JVat de reede is, waarom de Straalen des lichts in een b réchte lyn dwars door
zekere foor ten van lichaamen heene gaan.
'Anneer de Straalen uit eenige c hélder-blinkende lichaamen uit-
fchitteren, zo fchikkenze, gelykwe nu reeds al gezégd hebben,
{beziehet 7de Lid van het L Hoofd-deel) de kleenfte en dunfte lichaam-
pjes der d tweede Hoofdftófte op zodaanig eenewyze., datze mét eene
genoegzaame vryheid dv/arsdoor dezelve kunnen heene gaan; enhetis
onmoogelyk datze op eenige anderebedénkelyke maniere daar door heene
kunnen koomen, overal« gelyk-deelig, en t'eenemaal aan zich zélve gelyk
zynde, en deeze fyne Straalen gelykelyk pérflende en voortftouwende,
hén van de eene kant geen mêêr nóch minder hinder en koomen toe te
bréngen als van de anderejmaar datze veel êêreenpaariglyk aan alle kanten
daar voor koomen te wyken.Deeze zaak is zo baarblykelyk en zonneklaar,
datze, mynesérachtens, geen breedere uitlegginge altoos mêêr noodig
cn heeft; gelyk als het insgelyks ten uitterftenmiddagklaar is-, datdee-
ze zélve Straalen een aanvang kunnen neemen van zich te beweegen en
zich gewaar te doen werden, ƒ op eene afftand, die onmeetelyk verre
van haaren oorfprong is afgeleegen, bjna op ééne en dezéive tyd datze be-
ginnen uit te Ichieten, en zich van haaren oorfprong te vcrwyderen ,
mét zo ftérken gewéld cn pooginge, als men zich eenigüns met zyne ge-
dachten, reedelykerwyze, zoude kunnen verbeelden.
Tweede L i d.
Wit wat reede der een weinig tyds toe van noode is, voor-en-aleer men het
licht, dat van een héél virre afftand van daan komt , kan gewaar wer-
den .
Ik zégge hyna op ééne en dézelve tyd, om dat ik heel klaar kan begry-
pen, dat'eréénige, hoewel een heel kleene, tuflchen-tyt toe van noode
is , voor-en-aleer zodaanig een ftraal des lichts, de kleene lichaampjes,
daarze haaren wég door heene moet neemen, op zodaanig eene wyze
in órde gefchikt en eevoegt heeft, datze zich gevoelig kan doen gewaar
werden, op eene «ftand, die eenigfins aanmerkelyk verre van haarequot;
oorfprong is afgeleegen, gelyk als, by voorbeeld, is, de afftand der
Zonne vanden Aardkloot, en, voor-M-aleer de bewcegmg, diezevan
haarea ooifprong zélfs ontfangt, tot zo verre toe kan doordringen»
«En ligne
droite.
I Travcrfcc
certains
corps cn
Jigne droite-
t Corps.
lumineux.
â Second
Elcincnc.
»Homoge-
ne.
ƒ à une di-
ftaaceim-
menfe de
leurs four-
ses.
datze aan deszelfs a uit-einde kan werden meedegedeelt: byna eeven op
ééne en dezelve wyze, als het waater, dat, by voorbeeld, ineen darm
beflooten is, een heel weinig tuflchen-ty t noodig zoude hebben om des-
zelfs kleene deeltjes na behooren uit te te kunnen lïrékken, en zich in d ie
ftaat te ftéllen, dat het van de eene kant na de andere zoude kunnen vloei-
jen , mét eene beweeginge die overal eevcn-gelyk is.
Derde L i c.
Dat deeu reedeneering heveßigd werd , door b eene waarneeminge die men b Obfcrva-
ontrent de eerße cOmlooper van Jupiter gemaakt heeft.nbsp;tion.
cSstelIitc.
Het zélve nu, daar de reede ons hier van overtuigd, bevéftigd ins-
gelyks de érvaarentheid meede , wélke ons onweederfpreekelyk over-
tuigt, dat de d doorgang van het licht in geenen deele e oogenblikke-
lyk enis, gelyk als veele groote ƒ Wysgcéren zulks voorheene wel ge-
looft en vaft geftélt hebben; want men is, door de veelvuldige ^ verdui-
ftcringenvan de eerfte h Omlooper van Jupiter, die het naafte aan on-
zen Aardkloot komt, ontwyftelbaar gewaar geworden , dat deszélfs
' wégdompelinge altyt een heel kleene tyt is /^verhaaft, en zyne l wee-
der te voorfchynkoominge altoos iets óf wat is m verachtert geweeft ;
na reede van het naaderen óf afwyken van onzen Aardkloot van óf aan
dezélve, geduurende deszelfs jaarlykfen ommeloop. Hier uit heeft men
dan mét genoegzaame reede kunnen befluiten, datde ftraalen des lichts,
éénige, hoewel heel geringe, tuflchen-tyt van noode hebben, om ze-
kere aanmérkelyke n ruimte 0 door te trékken, en men heeft, dooree-
11e naauwkeurige uitreekeninge , bevonden , dat het licht ontrent 22.
Minuten tyts van noode heeft, om de geheele p middellyn van de q Jaar-
lykfe Aardkloots wég door te trékken, cn, by gevólde , ontrent een
^ecunde tyds, om een wég af tc léggen, van ontrent Llf hondert maal
hondert duifcnt roeden ruimte, om zich op zodaanig eene afftand te kun-
'len doen gewaar werden.
Vierde Lid.
Als meede, door r eene ondcrvindinge, wélke men maaken kan mét een ont-nbsp;, ,
ßeeke fakkel, ineen hél-duiflereplaats, welke in een heel langen tyt niet eff
verlicht geweeß.
Daar-en-booven dunkt hetmy, dat , wanneer men met eenontftee-
fce fakkel in een hél-duiftere kélder treet, in wélke in langen tyt geen
hcht altoos en is geweeft, men ten eerften eenige moeite zal gewaar wer-
den , om de voorkoomende f voorwérpen wél te onderfcheiden, wélke ƒ■ oi^-^^j,
ßien in teegendeel, in een andere duiftere plaats intreedende, dóch die ' '
C 2nbsp;dea
a Extremi-
tc.
//PafTage.
e Inftanta-
né./Philo-
fophes.
g Eclipfes.
Ä Satellite.
/Immer-
fion.
4 Anticipé.
/Emerfion,
m Retardé.
«Efpace.
«Traverlcr,
/Diametre.
f Orbe
annuel del»
terre.
den gantfchen dag te voore door de Straalen der Zonne is verligt ge^^^
op ééne en dezéve afftand heel gemaldcelyk kan onderkennen. Hieruit
bkuite ik dan, dat de beekjes des lichts in deeze laatfte plaats noch niet
t'eenemaal en zyn uitgeroeit geweeft, na eenige wemige uuren tuflthen-
tyds, datze opgehouden hebben van dérwaards heene geüreeyen te vyer-
den, en in * een réchte lyn daar ter plaatfe te koomen; ge yk als die zelve
licht-ftnialtjes buiten alle twy ffél al lang van te vooren in de eerft-gemelt-
te hél-duiftere kélder hebben vernietigt geweeft, waar eoor dan ook de
tluflans. ftraalen des lichts van de meergeméltte fakkel eenige weinige t oog-
winken van noode hebben, om zekere nieuwe beekjes van 1 cht te fór-
meeren, wélke dan ook eerft tót de voorwerpen, en daar na daarvan
daan tót aan onze oogen toe kunnen en moeten naaderen.
* En ligne
droite.
a Fan de fFanJlraaling en Wèèfhuiging.
h Verklaaringe van de voornaamfte eigenfchap der c Wanftraalinge.
De voornaamfte eigenfchap der Wanftraalinge is deeze; wan-
neer een ftraal des lichts, gelyk als AB, ^ een doorfchynend lichaam
doorzweevende, gelyk als C A G B, in zyn weg , aan het punt B,
ede éffene oppervlakte van cenig ander door-
fchynend lichaam ƒ van ter zyde komt tc
ontmoeten, gelyk als C D E F, wélk twee-
de doorfchynend Hchaam aan het eerfte by
deeze geleegentheid een veel vryer g door-
tóchtkomt tc verkenen, als het in't eerfte
lichaam heeft gehad : waar door het zich
dan komt h af te leiden, aan het i raak-punt
B, nade réchte lyn FG, wélke ^de Op-
pervlakte C D réchthoekig fnijt: zo dat,
wanneer men uit her punt B, met B A als / fb aal, het m rond A D E.O
befchryft, de n hoekmaat van de hoek ABG, een zekere reede heeft
tót de hoekmaat van de hoek F BE, wélke opdealdernaauwkeurigfte
wyze altyt ééne en dezélve is, ontrent alle o de neederhélhngen der
p raak-ftraal.nbsp;• , ,
Wanneer nu de ftraalen des lichts uit de lucht koomen needer te daa-
len op het glas; zo is deeze q reede der hoekmaaten ten naaften ^yS^'
a De la
refradlion
Sftcflexion.
J Explica-
tion.
f Refra-
âion.
d Parcou-
rant un
Corps
tranfparcnt.
»Surface
unie.
/Rencon-
trant obli-
guemeiit.
gPaffage.
b Détour-
ner,
jquot; Point
d'incidence.
^ Surface.
/Radius.
ngt; Cerclc.
n Sinus,
einclinaifon
ƒ! Rayon
d'incidence.
^ Raifbn
des Sinus.
lyk 5 tót 2 ; wanneerze uit de lucht koomen vallen op het waater,
is die zélve reede der hoekmaaten, nagenoeg, gelyk 4 tót 3: en deeze
zélve reede verandert altyt, na de maate der ftraalen des lichts, wélke,
uit de lucht neederdaalende, op onderfcheidene foorten van a deurfchy- j
nende lichaamen koomen te val en.
zo
Tweede Lid.
b Vulegginge van een andere eigenfchap der c Wanftraaling
h Explica-
tion.
c Rcfra-
(Sion.
d Récipro-
quement
proportio-
nelles.
e Corps
tranTparent
/La perpen-
diculaire.
g Rompre;
h Refra-,
âion.
Een andere eigenfchap der Wanftraalingen is , datze d weêrkee-
figevcnreedigzyn, tuflchen de ftraalen des lichts, die op eenig e deur-
fchynend lichaam needer te vallen, en die ftraalen, wélke zich uit dat
zélve lichaam na de hoogte toe begeeven j dat is te zéggen, dat, by-
aldien de licht-ftraal AB, wanneerze op eenig deurfchynend lichaam
komt needer te daalen, het wélk een veel vry er doortócht daar aan komt
teverleenen, als het in 't eerfte lichaam heeft gehad, daar het uit komt,
komt te naadeien aan de ƒ loot-Iyn, cn in B E aan ftukken te breeken, zo
ï'Uode die zélve ftraal EB nét eeven zo veel van die zélve Loot-lyn afwy-
ken, en in B A ^ weeder aan ftukken breeken , wanneerze uit EnaarB
kwam te rugge te keeren.
Derde L i D.
Eerfe gevólg, getrokken uit de eigenfchappen der h Wanflraalinge.
Hier uit vólgd dan, wanneer in de Wanftraalinge de reede der .
^ Hoek-maaten is, gelyk 2 tót 3, dat ^de Raak-hoek E DF in zulk ^^Ang^iuj
^en geval kleender moet weezen, als 416 48'; om aan deeze ftraal E B inddeiui*;
een vrye uittócht te verkenen uit dit doorichynend lichaam; en dat ook
insgelyks deeze hoek niet grooter en moet weezen, als 48« 3 lt;J', wanneer
de l Hoekmaaten onder malkandere zyn, als 3 tót 4, want by de min- 'Sinus,
fte mangel van eenige deezer eigenfchappen, zoude de ftraal E B on-
moogelyk niet uit dit lichaam kunnen opkhmmen, op geenerhande ree-
delyke óf bedénkelyke manieren.
m Refra-
Vierde L i D.
Tweede gevólg, getrol^en uit de eigenfchappen der m fVanJfraalinge.
Vérder vólgd hier uit, wanneer deeze reede is, gelyk 3 tót 2 , óf, quot;quot;quot;quot;
felyk 4tót3. enz. dat een hcht-ftraal altoos in een n deurfchynend lic- « Corps
aam zal kunnen indaalen , hoedanig eene 0 neederhéliinge dit zélve diaphane.
lichaam ook zoude moogen hebben.nbsp;quot;incima-
foi».
Vyfde
-ocr page 46-«Eïpeticn.nbsp;eigenfchappen der Wanftraalinge werden insgelyks doer a de ér-
vaarentheid hevéftigd.
Alle deeze zaalcen, die wy hier booven ter needer hebben geftélt,
ftExpencn- koomen volmaaktelyk wél overeen met de b ondervindingen die ver-
^nbsp;fcheide geleerde mannen op de naauwkeurigfte wyze daar over gemaakt
hebben , zich ten dien einde van onderfcheide middelen bedienende,
om daar toe te geraaken. Wat my zélfs in het byzonder aangaat, ik
hebbe my ontrent deeze onderzoekinge bedient van een vierdepart van
een rond, {Qmdrant) y^n gcly cals ABC is, waar van ik alléén
tCourbure. de zyde A B , en de c kromte
BC, glad-gefleepenhebbe,laa-
tende de zyde A C niet alléén on-
gefleepen , maar dezelve nóch
Corps daar-en-booven mét een dui-
opaque. fter lichaam bedékkende. Dit
Glaaze jg^ir.«»? hebbe ik daarna
op deeze wyze op een grooter
Quadrant van kooper AGEF
eUnrayon, vaft gemaakt, het wélke f een
ftraal hadde van twee voeten',
/AlhidaJes. en twee ƒ doorzichten (vtfrs.)
AD, cnAE, wélke alle beide
aan het punt A be weegelyk waa-
ren , dat het g gemeene middel-
punt is der tvs^ee bólligheeden
(convexitez..) C B, en F G: heb-
bende nu de geheele zyde AB, mét een duifter lichaam bedékt, be-
halven alleen het punt A, om in het zélve een ftraal van de Zon te ont-
fangen, zo hebbe ik, door het behulp van de h doorzicht (vifir) AE,
heel gemakkelyk t een raak-hoek kunnen afmeeten, gelyk C AE. En
dewyle het licht, door k het middelpunt van de bólligheid BC inkoo-
mende, geene l Wanftraalinge altoos en moet ondergaan , wanneer
het door deeze zélve bólligheid weeder opwaards na booven keert, zo
hebbe ik , door 't behulp van de m doorzicht A D. n wérkdaadiglyk
kunnen afmeeten, de grootheid van o de Wanftraal-hoek DAE,
óf liever, p de gebrooke hoek F AD.
g Centre
commun.
iSgt; Alhidade.
» Angnlus
incidentiae.
k. Centre de
la convexi-
té.
/Refra-
dion.
»;Aihidade.
«Mecbani-
cé.
t Aiigulus
refraûio-
tiis.
p L'AnoIe
lompu.
Zésde
Zésde Lid.
Dat de ondervindinge o!JS zonneklaar doet zien, dat de reede der a. Hoekmaa-
ten, na genoeg, ^ , als ^ tót z, wanneer de licht-ftraal uit de lucht komt
vallen op het glat.
Hebbende dan op deeze wyze , mét alle moogelyke naauwkeurig-
héid en voorzórge, verfcheidene b waarneemingen gedaan , over on-
derfcheide c raak-hoeken, zo hebbe ik altyt zonneklaar bevonden , dat
de ftraal geduurig d kwam in ftukken te breeken, op zodaanige eene
quot;Wyze, dat e de Hoek-maat vandeRaak-hoek altyt één en dezelve ree-
de hadde tot de Hoek-maat van de gebrooke Hoek, als meede, dat
deeze reede, na genoeg, was, als 3 tót 2.
A Sinus.
h ObferT»«'
tions.
f Angles
d'incidence,
d Se rom-
poit.
«Le finue
dc l'angle
d'icddeiiceî
K
ƒ Natuttrkundige reede van de Wanftraalinge in V algemeen.nbsp;^^^^^^
yKalCoÜ '
Fhyfiquc
refraj
Omdaneennatuurkundige reede re geeven, die eenigfins waarfchy-
«elyk 15, van alle dcezc ^ verfchynfleien, 20 laat ABCD een ftraal
des
g Pheno»
msnsii
M
des lichts zyn, wélke, na ineen réchte lyn zekere a dunne ftoffs door-
getrokken te hebben, gelyk als, by voorbeeld, die ftófFe is, wélke
tufFchen de kleene d seltjes van de lucht is, en daar die zélve ftraal op eene
eeven-gelyke wyze aan alle kanten eenpaariglyk van is gedrukt geweeft,
daarna, in het punt D, zekere andere ftófFe b van ter zyde komt te ont-
moeten, die nóch veel dunder is als de eerfte, gelyk als, by voorbeeld,
die iiófte is, wélke in de kleene t hólle deelt jes is, daar het glas uit is te
zaamen gezét.
Dewyle nu deeze laatfte ftófFe, als veel dunder zynde, deeze ftraal met
een veel minder d kracht moet drukken envoortftouwen, als die eerfte
ftófFe gedaan heeft daar hy uit komt j zo is het ^ baarblykelyk, dat deeze
ftraal, zodaanig beflooten zynde , van het punt D af, tuflchen deeze
twee onderfcheidene ItófFen, die van eene ongelyke kracht zyn, niette-
genftaande ƒ de pooging , die hy door zyne g gezwinde fnélheid zal
doen, om zyne beweeginge h in een réchte lyn te achtervclgen , ge-
V |
/ F- | |
D/ | ||
• | ||
/ |
V |
dwongen zal werden om die drukkinge van de ftóffe na te vólgen, wélke
dc eerfte in krachten komt te overtréffen, en daar ook, bygevólge, ^^
andere
d Matiere
fnbtilc.
Î Rencon-
trer obli-
quement.
( Creux.
Force.
»Evident.
/EfFort.
g Rapidité'
h En ligne
liroite.quot;
andere ftóffe noodzaakelyk voor zal;moeten wyken: Deeze Straal dan
Zal op deeze wyze, op een ieder a oogwink, iets óf wat alléngskens
moeten naader koomen aan de h loot-lyn N D, zyn wég neemende langs
een kromme lyn, tót dat deszelfs deel C zich insgelyks in die zélve ftóf-
fe zal ingedompelt hebben, daar het deel D nu reeds al te voore onder ge-
dompelt was. Maar, byaldien een zekere andere ftraal des lichts, als
GLKF, na in een réchte lyn zekere c dunne ftóffe doorgetrokken te
hebben, aan het punt F een ftóffe komt te ontmoeten die zo dun niet
enis, en daar hy ook., by gevóige, mét een grooter kracht van zoude
gedrukt geweeft zyn als van de eerfte Stóffe, zo zoude die zélve Straal
Van d de Loot-lyn afgeleitzyn geweeft, door eeven die zélve reede,
wélke wy zo aanftonds hebben ter needer geftélt, ten opzichte van het
naaderen der Straal aan de Loot-lyn.
Achtfte L i d.
e Natuurkundige reede van de voornaan^fle eigenfchap der f Wanftraalinge, fRaifon
^ïvélkeis, dAtz.eop de naaamvkeurigfle wjze gefchiet, vólgens dereede der Pbyfique.
ghoekmaaten.nbsp;/f^f»'
Om dan nu hierter plaatze tc doen zien, waarom de Wanftraalinge «Smus,
heel naauwkeurig gefchiet vólgens de reede van de Reegel der Hoek-
ttiaaten; zo laaten wyons zélve eens inbeelden, dat een ieder ftraal des
lichts eeven is gelyk een wint die daar heene blaaft; óf, gelyk het waa-
'^er, dat mit een fnélle Stroom door eennbsp;heene ftroomt; en laat
ABCD eenftraal des lichts zyn, die h van ter zyde uit het eene i deur- ^ oWiquc-
fehynend-lichaam in het andere overgaat, gelyk als, by voorbeeld, uit de „ent.
ftóffe die'eris-tuffchen de deeltjes van de lucht, in die ftóffe, wélke in «Corps
de kleene i hólle deeltjes van het glas is, wélke tweederhande l ftóf- tranfpa-
fcn, door t de oppervlakte Hl, by voorbeeld, van élkandere werden J^'creur.
gefcheidcn.nbsp;/ Matierej;
Dewyle wy nu onderftélt hebben, dat de ftóffe die'er tuffchen de Idee- Surfacc.
deeltjes van de lucht is, groover is, als die ftóffe, wélke tuffchen
kleene lichaampjes van het glas zit, zo moet dan ook deeze laatfte
ftóffe deeze ftraal mét een grooter m kracht voortdry ven, en hem na m Forec,
de « Loot-lyn teeftouwen. Maar, dewyle deeze ftraal onophoudelyk «Perpendi-
mét een zeJ^ere maate van kracht en foélheid voortgaat, zo moet hy zich culaite.
Ook noodzakelyk meerder óf minder teegen die ftóffe e aankanten, wélke ' Oppo^cr-
hem geduurig na de p Loot-lyn ND komt toe te dry ven, nadeklee- pPerpendi-
ne óf gi-oote maate van kracht óf fnélheid die hy heeft j en hy moet
Van de eerfte ^ oogwink af aan die zélve Loot-lyn hoe langer hoe meer-nbsp;•
der naaderen 9 tótter tyd toe dat zyne krachten, en die van de ftóffe,
'Wélke onder de r oppervlakte H 1 is, gezaamentlyk mét malkandere rSurfacc,
^e krachten van dic ftóffekoomente ƒ eevcnaarcn, wélke booven dee-
»Inftant.
b Perpeadi-
culaiic.
c Matiere
fubiilc.
d Perpendi-
culaire,
« Equilibre, ze oppervlakte is, en datze op deeze wyze in een volmaakt 4 eevenwicb t
* Force. Jtoomcn te geraalcen. Dewyle nu de I; kracht van deeze Straal altyt één
îMatîere.
^Surface.
«Force.
/Pouffer.
jf Perpendi
lairc.
»Inftant.
i C^antite'.
Arcs de
«ejtk,
en dezéive is, alzo hy zyn wég geduurig komt tc achtervólgen mét
eene eenpaarige maate van fnélheid i dewyle de f ftóffe, die onder de
«/oppervlakte Hl is, hém geftaadig mét eeven dezéive e kracht ƒ voort-
dryftjom hem van de^ Loot-lyn N D mêêr en mêêr te doen vcrwyderen}
• cn dewyle de ftóffe, die booven deeze oppervlakte is, hém geduurig
infgelvks mét ccn gelyke kracht voortftouwt na de Loot-lyn toe, ge-
duurende de wég die hyaflégtj van CD naar F G, het geen men hicr
ter plaatze zo kan onderftéllen te weezen j zo zal hy op een ieder h oog-
wink.dc Loot-lyn mêêr cn mêcr koomen tc naaderen, méteeneeevm-
gclyke i grpothieid van weg y cn hy zal op dccze wyze twee ^pees-dccjcn'
befchiyven, CF, en DG, tótter tyt toe, dathy, deOppervlakte «sutfiice.
' H1 bereikt hebbende mét zyn deel C , nóch daar-en-booven in een
réchte lyn komt door te trékken h de ftóffe die onder de Oppei-vlakte ^ Matiere.'
Hl is, vólgens de laatfte c Raak-Iy nen deezer pees-deelen óf boogen, cTmgen-'
doordien hy op een nieuw aan alle kanten eevengel^kelyk weeder zal tes.
gedrukt en gepérft werden, eeven gelyk hy is gepérft geweeft, van
de ftóffe die booven deeze d oppervlakte was.nbsp;^ Surfa«;
Neegende L i d.
Dat-de c hoegrootheid der Wanjiraalinge van een aeekp- f eevenwicht van t Quaiitité
krachten afhangt, wMke de ftraal des lichts , en één van de twee ftóften desrefra-
daar deeze StrZil door heene gaat, gezaamentljk,teegen de andere
koomen aan te zétten. .
En, dewyle de hoegrootheid der Wanftraalinge afhangt van het
eevenwicht dat deeze twee ^ krachten de eene teegen de andere koo-
men te maaken j en dat wy geene volkoomene kénniffc en kunnen
hebben , nóch van de volftrékte krachten van een ftraal des lichts,
nóch van die kracht, wélke de eene van deeze twee h ftóffen booven
de andere kan hebben, zo is het ons uit dien hoofde ook onmooge-
lyk, om op eenige andere bedénkelyke wyze .nét te kunnen weeten,
tót hoe vérre deeze » hoegrootheid der k, Wanftraalinge zich uit kan
ftrékken, anders, als door de bloote l ondervindinge alleen. Maar
ook weederom , zo dra die ons éénmaal ter deege zal bekénd zyn,
aangaande één éénige m raak-hoek alleen; óf liever, zo dra alswyde
nétte n eevenreedentheid ééns ter deege zullen kénnen, wélke'er tuf-
fchen de twee o boogen CF en DG is, zo zullen wy die ook heel ge-
niakkelyk kunnen bepaalen, ten opzichte van alle anderep raak-hocken:
Want, dewyle de kracht van de ftraal altyt één en dezélve is, en dathy
zyn wég geftaadiglyk achtervólgd mét eene eevengelyke maate van
fnélheid , op wat voor eene wyze hy ook mag koomen q needer te
héllen na de r oppervlakte Hl toe; Vérders, dewyle de ftóffe, wél-
ke onder deeze oppervlakte is, dezélve geduuj-ig mét een eevengely-
ke/kracht komt te pérffen , om die, zo veel als moogelyk is_, van dc
t Loot-lyn N D te docn afwyken ; dat ook insgelyks de ftóffe , die
booven dceze oppervlakteH I is, dezélve weederom onophoudelyk mét
ééven die zélve kracht na dceze zélve Loot-lyn toe komt te drukken,
waar uit dan onvermydelyk vólgd, dathet u eevenwicht deezer twee
krachten, datis, die van de ftraal A B CD, en de ftóffe die onder
de oppervlakte H l is, teegen dc ftóÖe die booven deeze oppervlakte
werd gevonden, altyt één cn dezélve is: De twee .ï boogen, CF en
DG, zullen ook geduurig één en dezélve reede onder malkandere be-
D 2nbsp;hoUquot;
des forces.
g Forces.
b Matières.'
i Quantité.
k Re/ra-
iSion.
1 Experien-
ce.
tn Angle
d'incidcB-
ce.
« Propor-'
tion.
0 Arcs.
p Angles
d'incidctt-!
ce.
ij Incliner,
r Surface.
/quot;Force.
t Perpendi-
culaire.
«Equilibré
w Forces.
X Arcs,
Angles houden, in alle de a raak-hoeken, en zc zullen ook bygevólge altyt
d'incidcn- de opicchtc cn. waarachtige maat weezen, van alle b Wanftraalinge.
cc.
ce
^Refra
öion-
ÏArcs.
i Demi-
iliamecres.
* Angles!
i)'incidengt;
ce.
/Refra-
flion.
g Sinus.
h Angle
{Oinpit.
Dewyle nu deeze twee c boogen, hoe groot ze ook ooit óf ooit zou-
den moogen óf kunnen wérden, altyt die zélve reede onder élkanderc
zullenbehoudea, vanderzelverfiihalvc-middellynen E C cn E D, óf,
E F en E D; zo vólgd daar uit baarblykelyk, dat eeven deeze zélve halve-
middcllynen , E F en E D, altyd de waarachtige maat zullen zyn en bly-
ven ,,van alle e raak-hoeken, en dat ook, by gevólge, de ƒ Wanftraalin-
ge, in alle raak-hoeken, moet gefchicdcn, vólgens de rccdc derg hoek-
maaten : want, in de Driehoek ED F, is de zyde EF de ho^-maat
van de hoek (E D F,) óf, C D F, wélke gelyk is mét de raak-hoek
A D N, en de zyde E D, is de hock-maat van de hoek E F D, wélke
gelyk IS aan de h gebrooke hoek M F K..
Dat een flraal des lichts nosdzaakelyk^nét die zélve wég weeder te rugge moei
neemen, langs wélke hy gekoomen is.
Eindelyk, zo wanneer deeze ftraal weeder te rugge k v^^ain te 'keeren,
cn dat hy in het uittrékken op die zélve m iiniere zyn wég kwam voort te
zétten, {alsinhetvoorgaande Lid'bréederis aangeweezen) onderde a op- aSurfaee.
pervlakte UI, mét die zélve maate van h kracht daar hy meede was in- il'orce.
gekoomen} zo is het baarblykelyk, dat hy noodzaakelyk weeder die
zélve c boogenj GD en FC zoude moeten befchryven j en dat hy, cArcs.
heel naauwkcuriglyk eeven'die zélve wég wceder te rugge neemende,
langs wélke hy gekoomen was, zich van de d Loot-lyn z®üde-koomen lt;/Perpendi-
f af tc buigen, vólgais dc rcede der ƒ Hoekmaaten E D'cn E F. rÈ'toür
lier.
/SitlUï.
Elfde L I ö.
Dm de ßraaien des lichts g weerom moeten buigen, op zodaanig eene wyze, ^Reflj^iir;
dat haare h Raak: en wêêrftuit-hoeken aan malkandere gelyk^zyn, wanneer hA.r)gk%
zc, i dwars door zekere ftóffe heene trék^ende, in haaren wég zekire andere d'incidcn-
ftóffekoomen te ontmoeten, mét eenckfehuinsheid, wélke haarméêr teegenßänd c« ^ dcrc-
doet, alfdeeerfte ftóffe gedaan hadde.nbsp;fxra quot;e'rfer;
Byaldicnnu zekere ftraal, als ABC D , na in een réchte lyn dwars feobliquité.
door eenige l dunne ftófte doorgegaan te zyn, zekere andere ftóffe kwam
tc ontmoeten, wélke zo dun niet en was, en die van de eerfte was afge- j^^sutfr«.
fcheiden door de m oppervlakte F G, door een n Raak-hoek , welige „ Angle
Van die aart was, dat deszélfs deel Cj terwyle het zyn o boog bcfchrcef d^incidèn-
0 AtC.
rondfom het middclfjunt E, deeze oppervlakte niet en konde bereiken}nbsp;■
®f liever, dat dit zélve deel Cp evcnwydig aan deezc^ oppervlakte qSutfacfc'
-ocr page 54-kwam voort te gaan, zonder dezélve echter te hebben kunnen bereikcni
zo is het a baarblykelyk, dat het zélve deel C zyn wég zoude achter-
vólgen, eeven als het van her punt D af aan reeds al begonnen hadde tc
doen: tót dat het, nade twee h boogen DI en CH befchreeven tc
hebben, -uit die ftófFe kwam uit te gaan, wélke onder de c opper\'laiae
FG is, nét in het punt I, op eeven die zélve wyze als het daar voor-
heene was ingekoomen in het punt D , en dat het, by gevóige ,
gelyke hoeken ADF en PIG zoude koomen te maaken j deeze zaA^
nu is men gewoon d Wécrom-buiging te noemen.
Twaalfde L i d.
! Rcflechir. Dat de Strahlendes lichts noodzAakelyk^op zodaanig eene wyze moeten e weeY'
ombuigen, wanneerze., dwars door de dunne ßoffe heen tre\kedde die inhet
glMis, die ßoffe in haaren wég koomen te ontmoeten, wélke ttffchen de kleene
deeltjes van de lucht ps, met een £ raak:heek.van graaden, f« 48' Wi'
nuten.
Wanneer het dan komt te gebeuren, dat twee onderfcheidene ftof-
fen , wélke de eene de andere raaken, zo veel van rnalkanderen in g krach-
ten verfchillen, dat een ftraal des lichts,, ygn de eene ftóffe. in de andere
koomende, mét zyn opperfte deel genoodzaakt wérd een h boog te be-
fchryven, wélke een reede heeft tót de boog die hy mét zyn onderfte
deel befchryft, als z tót 3, het wélke gebeurt, zo wanneer de ftraal uit
het glas in de lucht komt; zo is het /baarblykelyk, dat deeze zélve ftraal
nimmermeer in die ftóffe cn zal kunnen intreeden, wélke de eerfte m
krachten vérre overtréft, maar dat hy altoos weeder zal te rugge moeten
keeren, evenalsóf hy ^'^wéérom-gcboogenwas, zodra als zyn l raak-
hoek grooter zal koomen tc werden, ais graaden, en 48^ minuten.
Dértiende L i D.
Uit wat reede de flraaien des licks 1 wcérem moeten buigen, wanneerze eenige
harde lichaamen koomen te ontmoeten , van wat ged^nte óf aart ze ook^meo-
gen weezen.
En ik geloove vaftelyk, dat alle dc m Wéêrbuigingen der ftraalen op
éénige harde lichaamen, als Steen, Metallen, enz. wélke men in't
gemeen gewoon is voor onbeweegelyke te achten , op geene andere
wyze altoos en gefchieden, want, byaldien van twee onderfcheidene ftóf'
fen, wélke door zekere n oppervlakte van malkandere zyn afgefchei-
den, de eene de andere zo vérre in o krachten te booveriging, dat een
ftraal des lichts daar door genoodzaakt wierd mét deszélfs boovenfte deel
eenP boog te befchryven, wélke, tót de boog, die hy mét deszélfs on-
derfte deel kwam te befchryven, een reede hadde, als i tót ioooqo^
ói
«Evident.
b Arcs.
eSurfïcc.
i Rcfle-
ziou.
/•Angle
d'incideii-
,ce.
g Forces.
hhxc.
»Evident.
k Refledii.
/ Angle
d'incidcn-
1 Reilechir.
wKcfle-
xions.
tl Surfjce.
«Forces.
t Ate.
31
óf200000. enz. zo is het a baarblykelyk, dat deeze ftraal geenfins en zou- ^ j. _
de kunnen in die ftóffe koomen, wélke onder deeze h oppervlakte was; ^surfacc.'
maar dat hy altoos wêérom te rugge zoude moeten keeren, mét een
hoek, die altyt mét de c raak-hoek gelyk moet zyn , zélfs ook wan- c Angle
neer deezezélve raak-hoek niet grooter en was als etn Secmde óf een dér- d incidence.'
de, enz., alsmeede, dat deeze ftraal, op deeze wyze, loot-lyniglyk, lt;i Perpendi»
om zo teiprecken, op deeze oppervlakte zoude needervallen.nbsp;cuiaire-
Veertiende Lid.
'wérpinge, wélke men teegen deeze mjne e onderjléllinge zoude kmnen^ Hypothc^
tizen, aangaande f de Wanpaalinge , midsgaaderf mjn antwoord op fjj.
dezélve teegenwérpinge.
Teegtnwérpinge
maaien
/Refra-
dlion.
Nu zoude men my moogelyk hier nb, e*x.if
ter plaatze kunnen teegenwérpen, dat mét eene dt
de ftraalen des lichts niet aangemerkt ^'S'quot;*quot; quot;^'Oquot;
en moeten werden als balken, (jparalle-
lepipedes) maarveeléér als róllen, {cy-
/»»4w)dewyleze in een ftófFe beflooten
zyn, die hén rondfom aan alle kanten
even hart drukt; en dat deeze zélve
ftraalen des lichts,wél vérre van boogen
van ronden (cirkel-boogen) te befchry-
ven, veel éér twee foorten van krom-
me lynen zullen befchryven, wélke
van een geheel andere natuur zullen
Weezen, als dé cirkel-hoegen j Want, laat, by voorbeeld, a l m h een
zyn} laat vérders A B C D (in de Fig. p.iS.^écg grond zyn van een g La bafe.
^öl-zchüge ÜrAz\,(rayoncylindri^ue) en hut ab de h middellyn van deeze bnumeKt:
Cirkel weezen: Dit dan zo zynde, wanneer deeze ftraal t'eenemaal in
ftóffe isingezönken, wélke onder de«Oppervlakte Hl is, tótaan »Surface.
\.dc pees/w toe, zo is het openbaar, dathy, door de ftóffe die boo-
quot;«'cn deeze Oppervlakte is, nade / Loot-lyn toe zalgedreeven werden,
vólgens de m Middellyn ab, en dat hy ook weeder zal te rugge ged^iee- mDiame-
venwerden, om zo te fpreeken, om vérder van die zélve Loot-lyn df te tre.
^yken, door de ftóffe die onder de « Oppervlakte HI is, vólgens de
• pees / en door de ftóffe die booven deeze Oppervlakte is, vólgens sinusvcïl'
p de omgekeerde Hoek-maaten ao,nb-, dat is, dat deeze ftraal tuflchen fez.
deeze twee ftófFen zal ingeflooten werden, die van gi ongelyke krachten ^Forccs
zyn, wélke hem alle beide zullen voortftouwen, de eene, om hem de in^gal«- ,
»• Loot-lyn mêêr en méér te doen naaderen, de andere, om hem hoe lan- ^ J^'k
ger hoe meerder daar van te verwyderen, alle beide volgens de ƒ pees r
f w. Wanneer dan gevólgelyk deeze ftraal t'eenemaal in die ftóffe zal
ia;-
c
in n \ | ||
i\ |
/ | |
4 |
ingezonken weezen, wélke onder c!e a Oppervlakte Hl is, tót aan dc
b pees j i^toe, zo is het c baarblykelyk, dat deeze ftraal tuflchen twee
ftfeen zalingeflooten weezen, dieongelyk van Icrachten zyn, wélke
hem alle beide eeven zeer zullen yoorfftouwen, de eene , öm hem de
Loot-lyn méér en mêêr te doen naaderen, ende andere, om hem hoe
langer hoe meerder daarvan te docn verwyderen, alle beide vólgens de
e pecs i als meede, dat deeze ftraal, by gevólge , mét meerder
ƒ kracht na de Loot-lyn toe zal gedreeven werden, wanneer hy geheel-
en-al in die ftóffe zal ingezonken weezen, wélke onder de g Oppervlak-
te Hl is, tót aan de h pees i k toe, dan,.wanneerhyindiejzélveftóffe
maar is ingezonken tot aan de pees / m toe. Hoedieper dan deeze ftraal
komt in te zinken in de ftóffe die onder de i Oppervlakte H I j,s, hoe
mêêr hynade ^Loot-lyn toe zal gedreeven werden, tótter tyt toe dat
hy daar mét zyn geheele hélft t'eenemaal zal ingezonken weezen, en,
hoe dieper hy daar na in die zélve ftóffe zal inzinken, hoe minder hy na
de Loot-lyn toe zal werden voortgedreeven.
Vyftiende L r d.
Dat de ftraalen des licks, terwyle z.e uit de èéne ftóffe in de andere overgaan.')
en terwyle z.e z.ich in deeze doortócht van haar gewoonelyke wég koomen af
te leiden, kromme lynen befchryven , ji'élk^ geheel-en-al van deCivkd'
boogen verfcheiden zyn.
«Surface.
b La corde.
c Evident.
rfPerpendi
culaire.
e La corde,
ƒForce.
g Surface.
h Corde.
i Surface.
/^Perpendi-
culaire.
De Straalen befchryven dan kromme lynen j wélke geheel-en-al van
de Cirkel-boogen vcricheiden, en van een gantfch andere natuur zyn »
maar , quot;dew,yle deeze kromme lynen van dien aart zyn, en datze geftaa-
dig zodaanig eene / evenreedentheid onder malkanderen koomen te
houden, aangaande alle haare m Raak-hoeken , dat haare n Raak-ly-
nen, ter plaatze daar haare ftraalen eenige o Wanftraalinge beginnen
te ondergaan, en daarze ophouden.van die te lyden, altyt vanéén en
dezélve aarten natuure zyn, als óf het Cirkd-bMgen waaren, byaldien
deeze ftraalen eenige koomen te befchryven , gelyk als men heel ge-
makkelyk kan gewaar werden uit het geene wy zo aanftonds gezegd
hebbenj zo en kan échter zulks de natuure der;; Wanftraalinge van
die zélve ftraalen in 't minfte nérgens in doen veranderen, óf bclétten
dat men die door ar^eZ-^oo^gw nieten zoude konnen afmeeten, en eeven
op die zélve wyze ^ begrypen, als ófze inderdaad en waarheid Cirkei'
boogen kwaamen te befchryven.
l Propor-
tion .
m Angles
d'inciden-
ce.
t) Tangen
tes.
«Refra-
dion.
p Rcfra-
flion.
g Conce-
Toir,
Seftiende L i d.
TXat men onderfcheidene gQVÓlgen, uit deeze niarwe a OnderfléUinge der Wan- «Hjpothe-
ßraalinge getrokken, hier ter plaatze zoude kunnen optellen, maar dat mennbsp;,
die, om reede, tót eene be.etere geleegentheid zal hewaaren.
Ik zoude nu hier ter plaatze onder'fchéidene zaaken kunnen verhan-
delen en ophaalen, wélke moogelyk genoegzaam aanmérkenswaardig
cn naauwkeurig zouden weezen, cn die oolc als zo veelerhande gevolgen
Zouden zyn, getrokken uit deeze myne onderftéllinge , aangaande dc
Wanftraalinge, indien my dit alles met veel te vérre af en zoude lei-
den van die paaien, wélke ik my in deeze kleene b Verhandelinge
hebbe voorgeichreeven, en byaldienikgeenvoorneemen en hadde om
t'eeniger tyd eene geheele byzondere verhandelinge diesaangaande op
te ftéllen en in't licht te geeven, waarinne ik van voorneemenbenom
uitvoeriglyk reede tc geeven van de meenigvuldige c Wanftraalinge ^ Refra-
van het Yftands Chriftal, waarin ik ook mét eene wydloopig meencte
verhandelen dc reede der meenigvuldigheid van decouleuren, en, on-
der deeze, voornaamentlyk, die van de Reegenboog.
ê Traite.
Het voornaamfte gevólg dat men ondertuftchen hier uit lan trékken, f R^pTiité.
is, dat, hoe meerder kracht cn gezwintheid een ftraal des hchts heelt,
geduurende de doorgang deszélfs van het eene doorfchynend hchaam
in het andere , hoe kleender ook de i Wanftraalinge deszélfs moet ' Refra-
wcczen. Deeze ftéllinge nu kan wel mét reede voor een heel aan-
mérkdyke K Wonderfpeuk , ten opzichte der l Dcurzicht-kunde , inbsp;'
doorgaan, dewyle alle die geene, wélke tót dccze tyd toe van die ftof- que.
fegefchreeven hebben, altyt, als eene onweederlpreekelyke Al- Axioma,
gemeene kundigheid, onderftélt hebben, dat de ftraalen des hchts zich
maar alleen « van malkanderen afbuigen , volgens dc onderfcneidene
e tecgenftand van haare middelfte deelen.nbsp;öRefiftaiicc^
E
Reede, ukwélke men hejluken kan, dat een ßr aal des lichts, geduurende des-
zélfs doorgang van het eem doorfchynend lichaam in het andere , weinig
a Wanftraalinge heeft te lyden, zo wanneer hj/ heel veel kracht en fnélhetd
heeft; als meede, uit wat reede hy in teegendeel veel Wanftraalinge moet.
ondergaan, wanneer hy heel weinig kracht en fnélheid heeft. En dat men
ook., op deeze gronden, onderfcheidene reegels vaß kan ftéllen..-
Men kan ook van deeze zaak, mynes-érachtens, heel gemakkelyk
reede geeven; want, hoe grooter kracht en fnélheid een ftraal heeft,
hoe méér hy ook in ftaat zal weezen om zyne reeds-begonnene be-
weeginge in een réchte lyn te kunnen achtervólgen, en mét eene tebe-
létten, dat hy in geenen deele daar van en komt afgeleid te wérden,
na de eene of de andere zyde, door eenige de minfte van buiten aan-
koomende oorzaake, hoedaanige die ook zoude moogen weezen.
Nu en kan ik ook niet ziet zien dat het eenigzins noodzaakelyk is,
dat alle de ftraalen des lichts heel volmaaktelyk onder élkandei-e gelyk
behoeven te weezeninkracht en fnélheid i dit zélve zoude ook, onzes
bedunkens, een zekere foort van ongerymtheid zyn ,quot;.dat. men eene
geheel volmaakte b gelykheid aan hén allé zoude willen r toe-eigenenj
behalven dat de zonneklaare érvaarentheid zélve ons leert, dat van ee-
ne oneindige meenigte van ftraalen, wélke op de d Oppervlakte van
een deuifchynend lichaam vallen, métééne en dezélve e buiginge, de
eene veel méér ƒ Wanftraalinge koomen te lyden als de andere , terwy-
le ze dwars door een deurfchynendlichaam heene^aan.. Op deeze wyze
kan men de naarvólgende reegelen hier uit vaft-ftellen,
Buiginge. (Inclmaiß».) In de Deuizicht-kunde werd by de buiginge vari
eenlbaal, {rh'clinaifon d'm rayon) die hoek verrtaan, wélke die zélve ftraal
maakt mét de raak-fpil, (l'axe d'ineidence ) in het eerfte midden, en op het zel-
ve punt, daar hy een tweede ftraal komt te ontmoeten,
1.nbsp;W^anneer'er twee ftraalen des lichts zyn, die geheel cn al aan mal-'
kandere gelyk zyn , in dikte en fnélheid, en dat die zélve ftraalen,
mét ééne en dezélve ^ buiginge uit het eene h deurfchynend lichaam in
het andere koomen té vallen, zo zullen zulke twee ftraalen eene eeven-
gelyke i Wanftraalinge ondergaan.nbsp;„ , ,
2.nbsp;Wanneer zulke twee ftraalen deslichts aan malkandere wel gelyk
zyn in fnélheid, maar ongelyk in dikte, zo zal de dikfte ftraal de min-
fte Wanftraalinge lyden; wanthy zal altyt méér in ftaat zyn alsde an-
dere, om zyne beweeginge en wég ineen réchte lyn te kunnen achter-
vólgen; cnbygevólgezalhvook, beeter als de andere, alle de ^ van
buiten aankoomende oorzaaken kunnen afweercnen weederftaan, dic
hem eeniefinsinzyn wég zouden óf willen hinderen, óf hem daar van
« Refra-
J Egalité,
f Attribuer.
d Surface
d'un corps
diaphane.
! Inclinai-
fon.
/Refra-
i^lion.
^ïnclinai-
10 n.
b Corps
diaphane,
j Refra-
ïion,
j^Caufes
ctrungeres
3.nbsp;Wanneer zulke twee ftraalen des lichts wél gelyk in dikte zyn,
maarongelyk inftiélheid, zo zal die ftraal, wélke mét de meefte ftiél-
heid voortgaat, de minfte a Wanftraalinge lyden; want hy zal, veel
^ijeeter als de andere, die pooginge kunnen weederftaan, wélke de ftóffe
komt te doen, die zich in ftaat zal geftélt hebben om hém te naaderen, óf
hem van de b Loot-lyn te doen afwyken.nbsp;^ Perpendi::
4.nbsp;Wanneer zulke twee ftraalen des lichts ongelyk zyn, zo wél in culaire.
dikte als fnélheid, op zodaanig eene wyze , dat het c overwicht der ^
dikte van de eene ftraal vergolden en goet gemaakt werd door het ver-
fchilder fnélheid van de andere, zo zullen deeze twee ftraalen, in zulk
een geval, eeneen dezélve maate van e Wanftraahnge moeten onder- «Rcfia.
gaan.nbsp;'nbsp;i
5.nbsp;Wanneer zulke twee ftraalen des lichts ongelyk zyn, zo wél in
dikte als feélheid, dóch échter op zodaanig eene wyze, dat ƒ het over-/Exces; |
quot;Wicht der diktevan de eene ftraal., niet vérgolden en goet gemaakt en
werd door het^-verfchil der fnélheid van de andere, zo zullen deeze fnbsp;!
twee ftraalen, in zulk een geval, eene ongelyke maate van ^Wanftraa-nbsp;j
hnge moeten ondergaan, wélke zo veel te ongelyker zal weezen, als
■het overwicht van 'de éene ftraal, het verfchil van de andere minder zal
'kunnen opweegen óf goet maaken.
Neegentiende L i b.
'Dafer zommige f raden des lichts zyn , wélh^ of i de Werktuigen des Ge-
zicht s een zwakker óf ftérker k. in druk^maaken , de eene minder , en de an-
dere tneerder; als meede , d.at alle de meenigvuldige verf :heidentheid der eou~
leuren, welke men allenthalven gewaar werd, énkel en alleen daar iu be-
ftaat.
Vérders, deeze / Onderftéllinge leid ons, als mét de hand, tót de
■kénnifle van de natuure, en den oorfprong der couleuren, daar de m wan-
ftraalinge onaffcheidelyk meede vergezelfchapt is.; en het is ook door
■het middel van deeze onderftéllinge, datmen, onzes érachtens, be-
kwaamelyk reede kan geeven van dit n verfchynflel, het wélke tót dee-
ze tyd toe één van de zwaarfte heeft gefcheenen te weezen van de gehee-
le 0 Natuur-kunde., ja dat meer is, t'eenemaal onverklaarbaar; want de
■ftraalen des lichts, mét meerder óf niinder ƒ kracht en fnélheid in onze
oogen indaalende, en aldaar, bygevólge, mét onderfcheidene bewee-
gingen wérkende op de q Wérktuigen van het gezicht, kunnen ons
daar ter plaatze zeer veele onderfcheidene r gevoelingen doen befpeu-
ren, en, moogelyk volkoomentlyk zo veele, als wy van noode heb-
ben, om ons eene zo overgroote verfcheidentheid van couleuren f ge-
Waar te doen wérden, als wy in der daad en waarheid allenthalven koo-
löen gewaar tc wérden.
E 2nbsp;\vin-
i Lei orgi^
nes de la
veue.
k, Frapper,
l Hypothe«;
fe.
wRefta-
dion.
« Phe'no-
mene.
0 Phyfiquc^
p Force.
q Organes
dc la veuc,
r Senfa-
lions.
/Aperce-
Toir.
.J
Twintigfte L i d:
Oerz.aak.'van het verfchjnjfel der roode couleur.
Wanneer men dan deeze ^ Onderftéllinge komt vaft te ftéllen , cfl
dat mendaarnamét eene behoorelyke opmerkmge wel komt te letten
op alle de h verfchynflelen des lichts, die dwars door een c Kant-zuu
van glas doorgaan , zo zal men gemakkelyk daar mt kunnen beftui-
Dat, onder de fti-aalen des lichts, dezulke, wélke de ftérkftc
zyngt; datis, die de meefte dikte hebben, en die met eene met de groo;
fte fnélheid voortgaan, geduurende derzelvcr ^ zydelingfche . doo
gang, uit het eene deurfchynende lichaam m het andere, de mimtc
ƒ Wakraalinge ondergaande, zich altoos zullen koomen afte fcheiden
van alle het overfchót der andere ftraalen} alsmeede, datze, hetzyze
in een groote óf kleene meenigte by malkandere zyn, g eene gevoe-
linge in ons zullen verwékken, wélke men gewoon is ^^« roode couleur
te noemen. Ik zégge alhier mét voordacht, van een groote of kleene
meenigte, dewyle een groote meenigte van roode ftraalen, m een ze-
kere Ruimte by-een-verzaamelt zynde, aan onze oogen een leevendig
cn glinfterend rood, en een kleen getal van zulke ftraalen, in een en de-
zélve ruimte by een zynde verzaamelt, een duiiter rood zullen ver-
roonen,,
Een-en-twintigfte L i d.'
Oerzaak-van het verfchynffel der geele couleuren.
z. Datdeftraalen, wélke, byvoorbeeld, maar één graad zwakker
zyn akdeecrfte, zichnóchmaals van de oovenge zullen afzonderen, cn
i scnfacion cLe.gevoelmgedeslichtsinonszullenverwckken.welkemengewoon •
de Jiimicte, is een geele couleur tc noemen.
Twee-en-twintigfte L i d.
0'orzaak.van het vcrfchynjfel der witte couleur. -
5. Dat zulke ftraalen, die nóch één graad zwakker zyn als de twcc
eerfte, en die, om zo te fpreeken, een middel-weg houden, tuffchen
de roóde, geele, blaauwe, en violétte ftraalen , de witte couleur koo-
men uit te Ween j zo wél als dezulke, die, voortkoomendeuiteen
t'zaamen-méngfel van roode, geele , blaauwe , en violette ftraalen,
^Rarrg. één en dezéive ^órdc mét deeze koomen te houden, endie ook rnet
/ Degté de eene dezéive l maate van kracht hebben alsde witte ftraalen, wanneer
2e daar., van zyn afgefcheiden.^
«Hypothe
fc.
4Phcno-
nicnes.
c Ptifma.
i Oblique
nienr.
r PalTage.
/Refra-
öion.
gSenfation
J.Efpacc.
Drie-en-twintigfte Lid.
Oorzjiakyan het verfchpffel der blamwe couleur.
4. Dat die ftraalen, wélke nóch één graad zwakker zyn als de drie
eerfte, de blaauwe couleur zullen vertoonen.
Vier-en-twintig L i d.
Oorzaakjvm het verfchynjfel der violette couleur.
4 Eindelyk , dat de zWakfte van allen, geduurende derzélver
« fchuinfte doorgang uithet eene deurfchynende liehaam mhet andere, « PafTagt
de grootfte b Wanftraalinge van allen moetende lyden, zich zullen koo- o^hque-^
men te ^ vlyen, vlak teegen over die plaats, daar de ftraalen, die de
roode couleur uitmaaken, zich in órde hebben gefchikt, en ze zul en
op deeze wyze eene d gevoelinge des lilt;:hts in ons verwekken, welke d Seniation
men gewoon is een violette couleur te noemen.nbsp;lumietc.
Vyf-en-twintigfte L i d.
Dat het niet moeljeljken valt, om reede te geeven , waarom de gecouleurde
ftraalen y die d^uars door een e Kant-zuil van gl04 heene gaan , altyt een 'y^jj- '
zekere gereeaelde órde na dié f doorgang koomen te houden.nbsp;'
Na dat wy dit alles wél zullen overwoogen hebben , zo en zullen
Wy ons in «^eenen deele zo zeer mêêr hier over kunnen verwonderen.
Wanneer wy zien, dat de deelen, die aan de bólle zyde van eenig ge- ^ CoiivesH
kromt óf gebrooke licht zyn, altoos een roode conleur komen te ver- f
toonen, en dat m teegendeel die deelen, weke aan de holle zyde van J.Concav.,
die zélve kromte zyn, altyt een violette couleur verbeelden, mids dat
mendie beide ontfange op eene afftand die het befte met haare t w an- ,
ftraahnee over-een-komt; dat vérders die deelen, welke het naaite aan aion.
de roode couleur zyn, altoos een geele couleur zullen vertoonen ; als
meede, dat die geene, wélke het naafte aan deviolétte couleur zyn,
geftaad'ig een blaauwe couleur zullen aanneemen -, en eindelyk, dat
de witte couleur altyt nét het midden van een gekromt óf gebrooke
licht komtte-beflaan.
Sés-en-twintigfte L 1 Jgt;:
het insgelyks geenftns moet]eljk.en u , cm reede te geejJen van verfcheide
onderàndlL, die men mót een 1 liant-zml van glM kan maaken.
ti» j
Dat
k
^Experieti;
ces.
Wy zullen insgelyks nóch veel minder behoeven verwondert te
weezen, uit wat reeL een gebrooke licht, altyt, na onderfcheidene ^^^^^^^
op malkanderen vólgende WanftraaUngen, eeneen dezelve coulea-
E ?
ren, en in ééne en dezélve órde kongt;t te behouden , mids dat ee-
ven die zélve deelen van het gebrooke licht altyt in ééne en dezélve
a ftand koomen te blyven, ten opzichte van de h ból-óf holligheid van
haare kromtens: waarom eene tweede c,Wanftraalinge, die wel even-
gelyk is aan de eerfte^ maar die échter reegel-récht daar teegeq aanloopt:,
te weege brengt, dat alle de couleuren, die de eerfte wanftraalinge aan
het licht hadde veroorzaakt, t'eenemaal koomen te verdwynen ; en
dat vérders alle dit licht, niets over behouden hebbende als de witheid,
zich wyders op zodaanig eene wyze komt uit te ftrékken , als of hec
nooit eenige de minfte d Wanftraalinge en hadde ondergaan óf gelee-
den : uit wat reede eene tweede Wanftraalinge, wélke wél reegel-
récht teegen de eerfte aanloopt, maar die échter veel grooter is als dc
eerfte, de órde en fchikkinge der couleuren geheel en al komt te veran-
deren , dat is, dat die zyden, wélke te voore violét en blaauw waaren,
hier door koomen te veranderen, inroode, geele, enz.
Zeeven-en-twintigfte L i d.
Utt wat reede zommige couleuren veel fchoondp- e» leevendiger zyn, de eem
als de andere.
Men zal hier ook wél te réchte kunnen aanmérken, dat alle de cou-
leuren zo veel te fchoonder en leevendiger zullen weezen, als de e Wan-
ftraalingen grooter vailen: want alle groote Wanftraalingen verfchaf-
fen aan de ftraalen des lichts eene bekwaame geleegentheid, om zich,
op eene genoegzaam kleene afftand vande plaats daarze de Wanftraa-
hnge geleeden hebben, van malkanderen te kunnen ontwarren, enze
verfchafièn aan ons, by gevolge, ook een heel bekwaam middel, om
een groote meenigte van roode ftraalen in een kleene ruimte te kunnen
bevatten, en weeder, in een andere kleene ruimte een groote meenigte
van geele ftraalen, enz; Inde plaats dat de kleene Wanftraalingen de
ftraalen met gevoegelyk van élkanderen konnen ontwarren, als heel vér-
re van de plaats daarze de ƒ Wanftraalinge ondergaan en geleeden heb-
ben: Hiervan daan nu komt het, dat fêne en dezélve g meenigte van
roode, geelé, enz. ftraalen , wanneerze een groote ruimte bellaan ,
een heel duifter rood aan onze oogen koomen te vertoonen, in de plaats
van een leevendig en flikkerend rood, midsgaaders, een heel duifter
geel,^ in de plaats van een leevendig en héldergeel, enz.
Vérders zalmen hier ook wél teréchte kunnen aanmérken, dat dc
ftraalen, die'er nóch koomen over te fchieten, na dat de roode, geele
blaauwe , en violétte ftraalen zich door de h Wanftraalinge van hén
zullen afgefcheiden hebben , een witte óf wit-achtige couleur aan
onze oogen zullen vertoonen, na dat zy in een groote of kleene» mee-
nigte ineen zekere ruimte zullen by een vergaadert weezen} eeven ojgt;
« Situation,
h Convexi ■
tc Gu con
cavite des
courbures,
f Réfra-
ction.
d Refra-
(Stion.
i Refra-
ctions.
/ Refra-
ction.
g Quantité,
i Refra-
ction,
i Quantité.
ééne en dezélve wyze als het komt te gebeuren , wanneer'er nóch gee-
ne affcheidinge altoos van eenige ftraalen gemaakt en is , maar dat ze
nóch t'eenemaal onder malkandere zyn verwart, engeheel-cn-altezaa-;
men verméngt.
Oorzaak van het verfchynjfel der groene couleur.
Dewyle men nu door dc érvaarentheid reeds daar af verzeekert is,
dat de groene couleur voortkomt uit eene verméngelinge van blaauwe en
geele ftraalen, zo zal men zich geenfins hier over verwonderen, dat men
altyt, in het midden van een ftérk-gebrooke licht, een groene vérwe
gewaar wérd , dicht by de plaats daar de^ a Wanftraalinge is voorge- a Refra-
vallen, als meede, dat men op eeven dezélve wyze het groen komt te «ftion.
bcfpeurcn, in het midden van een licht dat maar middelmaatiglyk ge-
brooken is, opeen zeekere afftand van de plaats daar de Wanftraalinge
is gefchiet,. dewyle het noodzaakelyk zo moet weezen, dat de geele
en blaauwe ftraalen malkanderen opbeide die plaatièn koomen te ont-
moeten , en, by gevólge, door hunne onderlinge verméngelinge de groe-
ne vérwe te veroorzaaken.
Negen-en-twintigfte L i d.
b Aanmerkingen op' onderfcheidene c verfchj/njfelen des lichts -, wanneer men ^ Remar-
dat door een kleen rond gaatje laat inkoomen, en , wanneer men het daar
na ontfangt , op verfcheidene d af (landen van dit zjlve gaatje , op platte
e oppervlaktens die daar reegel-recht teegen over [laan.nbsp;d Diftances.
Maar , om alle het geene dés tc beeter te begrypen , dat tót nóch
tóe van ons is by gebracht, ten opzichte der ƒ verfchynende couleuren, i^j jj.
gelyk als men die in 't gemeen gewoon is zo te noemen, als meede, redemenc
om mét dés te meerder fondament, en uitvoeriger, van deeze ftóffe oppofdes.
te redenecren, zo zal het niet ondienftig zyn , dat men eens voor
mét de alleruitterfte naauwkeurigheid ga létten op de verlchynftelen ^
der navólgende h ondervindinge.nbsp;menes.
Laat AB de » middellyn der Zonne zyn, en laat die van graaden iExperien.;
weezen; laat C D de middellyn weezen van een kleene rondeopeninge
van 3 óf 4 lynen, óf daar ontrént, waar door men het licht der Zonne ' '^^netrc.
komt te ontfangen , in een plaats die wél ter deege duifter is, op de ^surface»
platte vlaktens EF, GH, IK, LM, enz. die daar reegel - récht piatcs.
teegen over ftaan.nbsp;, ,, t^^,
Wanneer men nu dit licht op de platte vlakte EF komt te ontfangen, ^'«rf'»«-
wélke op zodaanigeene wyze van de openinge CD afwykt, dat,
neer men uit het midden deezer vlakte twee lynen trékt, als^ •
G Q_en D Q^, op de twee l uitterfte einden der openinge C D , de
hoek CQD als dan groot is 3a mintiUn^ zynde de nétte grootheid van
de ?» Middellyn der Zonne,
I. Zo zalde ruimte der a geheele verlichtinge GH, tót deopenin-
geCD, in rcedeweei^en, als4tót r.
z. Dcb volle verlichtinge en zal niet mêêr als een punt zyn , dat
vaneen ieder punt der Zonne één ftraal zal ontfangen j v;ré!k punt dan
Gok , by gevólge, het c niiddelpunt der d by-fchaduwe zal moeten
Weezen, die de geheele verlichtinge zal eevenaaren.
By-fcliaduwe. ( Pcnombre.) De Stêrrc-kundige zyn op deeze wyze gewoon
dat gedeelte te noemen, het wélke zich iiitftrékt tuflchen de waarachtige fcha-
duwe, en het héldere Tchitterende licht ; in wélke het byna onmoogelyk is om
nét te kunnen bepaalen, waar de fcliaduvve haar begin, óf het licht zyn einde
heeft.
3. Het licht der by-fchaduwe zal van dit middelpunt af altoos alléngs-
kens verminderen en flaauwer wérden , tót aan de e omtrék toe, die
het zal bepaalen, en van wélke een ieder punt niet mêcr alséén éénige
ftraal der Zonne cn zal ontfangen.
Wanneer men dit.hcht op de platte vlakte EF komt te ontfangen,
wélke tweemaal naader aan de openinge C D is, als de platte vlakte G H,
cn wélke, by gevolge,-^ op zodaanig eene wyze van de openinge CD
afwykt, wanneer men uit het midden deezer vlakte twee lynen trékt,
als N C en N D, op de twee ƒ uitterfte einden der openingen C D, dat de
hoekC N D alsdan groot is, byna i graad cn4 minuten.
1.nbsp;Zo zal de g geheele verHchtinge E F tót de openinge C D in
reede weezen,, als 9 tót 4. Ik noeme de geheele verlichtinge, die ruim-
te, op wélke het geheele licht, dat door de openinge inkomt, zich
uitfpreid op ééne van deezei» platte vlaktens, en i volle verlichtinge, de
ruimte der geheele verlichtinge, wannecr'er dc plaats, die ^de by-
fchaduwe beftaat, van is afgetrokken.
2.nbsp;De I volle verlichtinge OP , zal tót de openinge CD in reede
Weezen, als i tót 4, en, bygevólge, aan w de geheele verlichtinge,
in reede, als i tót 9, en aan de n by-fchaduwe in reede , als i tót 8.
3.nbsp;Een ieder punt der volle verlichtinge -zal één ftraal krygen van
élken punt der Zonne , zo dat deeze verlichtinge , by gevólge , tot
haar deel zal kiygen, één vierdepart van alle de ftraalen die door dc
openinge C D inkoomen, en 0 de by-fchaduwe dc overige drie ande-
re deelen.
f. De leevendighcyd van het licht op de by-fchaduwe , zal altoos
alléngskens verminderen en flaauwer wérden, van de volle verlichtin-
ge af, daarze zal beginnen, tót aan de plaats toe daar een ieder punt niet
mêêr als één éénige ftraal der Zonne zal ontfangen, daarze zal koo-
men te eindigen.
Wanneer men het lieht op^het ^ plat vlak I K komt tc ontfangen,
het wélke tweemaal vérder van de openinge CD af is als het plat vlak
« Toute
1'iilumina-
tion.
b L'illumi-
nation
entière.
c Centrc.
J Pénom-
bre.
t Circon-
fcrcncr.,
/ JEstremsi
tcz.
g Toute
l'illamiu«-
cioii.
h Surfaces
plates.
i Illumina-
tion entiè-
re.
k. Pénom-
bre.
/ L'illumi-,
natioa
entière.
m Toute
l'illumina-; !
tion.
» Pcnoitilt;t
bre.
« Pcnom»
bre.
p L'illumi-
nation
enticre.
f Surface
pUtc.
GH, het wélke, by gevóige, op zodaanig eene wyze van de openinge
CDafwykt, dat, wanneer men uit het midden van deeze vlakte twee
lynen trékt, als CR en DR, op de twee a uitterfte einden der ope-
ninge CD, de hoek CRD als dan heel na by groot is minuten.
1.nbsp;Zo zal de ^ geheele verlichtinge IK, tot de openinge CD, in
reede weezen, als 9 tót i.
2.nbsp;De c volle verlichtinge ST, zalgelykzynaan deopeningeCD,
en, by gevóige, zal zc aan de geheele verlichtinge in reede weezen, als
i tót 9; en aan d deby-fchaduwein reede, als i tót 8.
3.nbsp;Een ieder punt der volle verlichtinge zal verlicht wérden door het
vierde deel der Zonue, en deeZe verlichting zal, bygevóge, tót haar
deel krygen, het vierdepart van alle de ftraalen die door de openinge
CD inzoomen, en e de by-fchaduwe de overige drie andere deelen.
4.nbsp;Het licht der by-fchaduwe zal altoos alléngskens verminderen en
flfaauwer wérden, vande ƒ volle verlichtinge af, tótdeichaduwe toe,
alwaar een ieder punt niet méér als één éénige ftraal der Zonne en zal
ontfangen.
En, wanneer men eindelyk het licht op het g plat vlak L M komt te
ontfangen , het wélke viermaal vérder van de openinge CD af is ah
hetplatylak GH, hetwélke, by gevóige, op zodaanig ccne wyze van
de openingeCD afwykt, dat, v/anneer men uit het midden van deeze
vlakte twee lynen trékt, als VC en VD, op de twee h uitterfte ein-
den der openinge C D , de hoek C V D als dan groot is, na-by 8 mi-
nuten.
1.nbsp;Zo zal de i geheele verlichtinge LM, tót de openingeCD, in
reede weezen, als 2 5 tot i.
2.nbsp;De ^volle verlichtinge XY, zal tót de openinge CD in reede
weezen, als p tót i, en, by gevóige, zal ze aan de geheele verlich-
tinge in reede zyn, als 9 tót 2 5, en, aan deszélfs / by - fchaduwe ia
reede, als 9 tót 1
3.nbsp;Een iede:: punt der w» volle verlichtinge XY, zal verlicht wérden
door ri deel der Zonne , en deeze verlichtinge zal, by gevóige tót
haar deel krygen, de deelen van alle het licht dat door de openinge
CD inkomt, en de n by-fchaduwe de deelen die'er overfchieten.
4.nbsp;Het licht der by-fchaduwe zal altoos alléngskens verminderen en
flaauwer wérden, van de 0 volle verlichtinge af, tót de fchaduwe toe,
alwaar eenieder punt niet méér als één éénige ftraal der Zonne en zaï
ontfangen.
Men kan ook, op alle deeze zaaken, in het algemeen aanmérken,
I. Dat, van de openinge CD af, tótaanhetpuntQ^toe, alwaar het
t'zaamen-koomen der twee lynen , die van de twee » uitterfte einden
der openinge CD koomen, een hoek maakt van ti^z graaden , zynde
de voile grootheid van de geheele ^ middellyn der Zonne, de mid-
delt
« Extremi-
tez
b Toute
l'illumina-
tion.
t L'illumi-
nation
entière.
Penom-
bie.
« Pénom-
bre.
f L'illumi-
nation
CHtiere.
if Surface
plate.
iExtremi-
tcz.
r Toute
l'illumi-
nation.
L'illumi-
«ation
entiere.
t Pénom-
bre.
»»L'illumi-
ration
entiere.
tl Pcnom-
bte.
O L'illumi-
nation
«iKiere.
f Exttcml-
tez.
jDiametcr.
dellynen der a ringen van de by-fchaduwe , de eene tót de andere, « Anntaur
zullen weezen in reede, als haare afftanden van de openingej als mee- ^^^ pe-
de, dat aan de andere zyde, van het punt Q^af, een ieder van deeze
middellynen aan de middellyn der openinge gelyk zal weezen , op
hoedanig eene affland van de openinge men ook het licht koome tc
ontfangen.
2.nbsp;Dat alle dc verlichtingen, de eene tót de andere, zullen zyn in
eene dubbele reede der aflfanden van de openinge CD, een ieder der-
zélve vermeerdert zynde mét de afftand die'er weezen zal, van het punt
Q_af, tót deeze openinge toe.
3.nbsp;Dat alle de h volle verlichtingen, dc eene tót de andere, zullen b Illumina-
weezen in eene dubbele reede haarer afftanden van het punt Q.nbsp;tions cncie-
4.nbsp;Dat, van de openinge CD af, tót het punt Q^ioc , een ieder
punt in eene volle verlichtinge, door eene c even-gelyke meenigte van ' Quantitlt;5
ftraalen zal verlicht wérden, alsmeede, dooreeven zo veele ftraalen,
als eenig punt zal koomen verlicht te werden, in éénige andere d vol-
le verlichtinge, hoedaanige die ook zoude moogen weezen; want een
ieder punt zal verlicht wérden door één ftrael van élke punt der Zonne,
het geene in alle de verlichtingen eene even-gelyke leevendigheid van
licht zal veroorzaaken. 'Alsmeede, dat aan de andere zyde van het punt
Q^, een ieder punt eencr volle verlichtinge door eene even-gelyke mee-
nigte van ftraalen zal verlicht wérden , en dat de leevendigheid des
lichts in de eene volle verlichtinge zyn zal, tót de leevendigheid des
lichts in eene andere volle verlichtinge, in een dubbele t wêêrkeerige -j-Raifon
reede haarer afftanden van de openinge C D.nbsp;reciproque.
5.nbsp;Dat, van de openinge CD af, tot het punt Q^toe, de f mcenig-^ Q^^^^jit^.^
te des lichts, wélke aan eenige volle verlichtinge ten deele zal vallen,
zyn zal tót de meenigte des lichts die aan eenige andere volle verlieh-
tingc is ten deele gevallen, in eene dubbele reede haarer afftanden van
het punt en, dat aan de andere zyde van het punt Q^, de meenig-
te des lichts, wélke aan éénige andere ƒ volle verlichtinge zal ten dee- /iilumina-quot;
Ie Vallen, zal weezen tót de meenigte des lichts die aanccnige andere tion entic-
volle verlichtinge is ten deele gevallen, in een dubbele reede haarer rc.
afftanden vanhet punt gedeeld zynde door het vierkant haarer af-
ftanden van de openinge GD.
«f. Dat de leevendigheid des lichts , vallende op eenige ^^ by-fcha- ^PenoraJ
duwc, zo veel tc grooter zal weezen, als ze naader aan de openinge bre.
Zal zyn.
7.nbsp;Datde leevendigheid des lichts, vallende op eenige by-fchaduwe,
altoos alléngskens za verminderen en flaauwer wérden, van dc volle
verlichtinge^deszélfs af, tót aan die fchaduwe toe , alwaar een ieder
punt niet mêêr als één éénige ftraal der Zonne en zal ontfangen.
8.nbsp;Dat, van de openinge C D af, tótaan het punt ^toc, dc
F znbsp;mee-
d Illutnina-
tiou entic-
rc.
4 meenigte des lichts, die op eenevolle verlichtinge zal vallen, zyrf
zal tót de meenigte des lichts die op de geheele verliclitinge zal vallen,
datis, tót de meenigte des lichts wélke door de openinge CD zal in-
koomen , in reede van de volle verliehtinge tót de openinge CD: en
dat, aan deandere zyde van het punt CL, de meenigte des lichts, wélke
» Quiiuite. op eene volle verhchtinge zal vallen, zyn zal, tot de c meenigte des
lichts die op de geheele verhchtinge zal vallen, gelyk- als dceze volle
verliehtinge, gedeelt zynde door het vierkant van deszélfs afftand van dc
openinge CD, weezen zal tót de eenheid.
lt;j. Dat, van de openinge CD af, tót het punt Q toe, de meenigtff
des lichts, wélke op eenige d volle verliehtinge zal koomen te vallen,
weezen zal tót de meenigte des lichts die op deszélfs e by-lchaduwe
zal vallen, gelyk als deeze zélve verliehtinge zal weezen tót het verfchil
dat'er in zuUv een geval zal zyn tuflchen deeze verliehtinge en de ope-
ninge CD; endat, aan de andere zyde van het punt Q, de meenigte
des lichts, wélke op eenige volle verliehtinge zal vallen, zyn zal tót de
ƒ meenigte des lichts die op des zelfs ^ by-fchaduwe zal vallen, als dee-
ze zélve verliehtinge, gedeeld zynde door het vierkant van deszélfs af-
ftand van de openinge CD, zal weezen tót het verfchil dat'er zal zyn
tuflchen deeze verliehtinge , op deeze wyze gedeeld weezende door
het vierkant van deszélfs afftand van de openinge CD, en de een-'
heid.,
Dartigfte L i d.
üit wat reede de openingen der h voorwérp-glaazen, die men in de Férreky-
kers gebruikt, i eevenreedig moeten ^veezen mét de afjlaud van der zélver
k brandpunten.
Wanneer men nu méteenige de minfte aandacht wél gaat létten op
het geene hier is ter needergeftélt, aangaande de ongelykheid van dc
ftraalen des lichts, zo wél ten opzichte van de dikte, als van de fnél-
heid derzélve, als meede, op het geene wy gezégd hebben, raaken-
de de ongelykheid van derzélver l Wanftraalingen, zo wél als van dc
overgroote verfcheidentheid van haare couleuren , die noodzaakelyke
gevólgen van dezélve zyn, gelyk als nu reeds door ons is aangeweezen;
zo zal het-ons heel licht vallen om te oordeelen, uit wat reede deope-
ningen der ?» voorwérptglaazen, die men inde Vérrekykersgebruikt,
n evenreedig moeten weezen met de afftand van derzélver o brandjiun-'
ten, en, bygevólge, waarom, nóch de waflrnde fneeden, (hjper-
bhles) nóch de lang-ronden, (elHpfes) nóch eenige andere figuuren die men ■
zich eenigfins zoude moogen inbeelden, ooit óf ooit in eenige deelen
de verwachtingen en zullen kunnen voldoen, die verfcheide geleerde en
groote Mannen, die van dej? Dewzicht-kunde hebben gefchreeven,
(•Quantité.
h Illumina-
tion eutie-
ic.
À Illumina
non entiè-
re.
e Pénom-
bre.
/quot;Quantité.
ç Peiiom-
fie.
»Verres
objelt;Sifs.
«Propor-
tionnez.
k Foïeis.
fRefra-
^011$.
f» Vertes. gt;
objcdifs.
tt Propor-
tionnez.
«Foïers.
^Dioptti-
ijue.
daar wél van gehad hebben, en wélke, haaic a reede-kaavelingcn op Raifon
• . . ,nbsp;rL 1. _i_L j- .]_____ T/-____1 r.____Vift- ncmens.
valfche beginffelen gevéft hebbende, deeze Keegel-fneeden booven het
Cirkel-rond b hébben geftélt j alhoewel ze in der daad en waarheid op
vérre na van zo goeden gebruik en waardye niet en zyn als het Cirkel'
rond, gelyk als zulks alles heel gemakkelyk zoude té bewyzen zyn,
Een-cn-darrigfte L i d.
Wat de vafle Cotdeuren zyn.
Nu is'er nóch overig, om kortelyk hier ter plaatze iets te zéggen
van de vafte en duurzaarae couleuren, gelyk men die gewoon is zo te
noemen, doordienze zich altyt byna op ééne en dezéive wyze aan onze
oogen vertoonen, het zy men die récht van voore, 6ic van ter zyde c
komt te befchouwen.
Obliquc-
mcnt.
Twee-en-dartigfte L i d.
Dal men in 't gimesn vjfde-rleije voornaame, en hoofd-eouleuren gewoon ii op
te tellen.
Men reekent in 't gemeen dat deeze vafte couleuren in vyfderleije
hoofd-couleuren beftaan, als, de witte, defwarte, de roode, de gee-
le, en de blaauwe couleur. Alle de andere couleuren kunnen gemaakt
en veroorzaakt wérden, door het verméngelen van zommige derzélve
onder malkanderen.
OorzMk.van het d verfchjnjfcl der %vitte couleur.nbsp;j ApparenJ
Deeze foorten van couleuren ziet men in de gecouleurde glaazen,
op de bloemen, ftóften, metallen, bérg-wérken, enz. En wanneer
Zommige van deeze lichaamen een witte couleur fchynen te hébben*.
Zulks en gefchiet uit geene andere reede, als, door dien deeze foorte van
lichaamen mét eene on-eindige meenigte van heel kleene e bólle vérheer «Eminent
ventheeden verzien zyn, op wélke dc ftraalen des lichts koomen ƒ wêêr- «s cohtc-
om te buigen, als op zo veele heel kleene bólle fpiegekjes, zonder ee-
nige de minfte^ Wanftraahnge tclyden, en, bygevólge, zonder mp^^f^j,, '
't minfte iets van haare h wyziginge te veranderen. Want, terwyle deeze aion.
ftraalen des lichts op zulk eene wyze koomen / wêêrom te buigen , zo AModifitt«
moetenze noodzaakelyk eene on-eindige meenigte van heel kleene beel- ti«^'- ,
tjes der Zonne aan onze oogen vertoonen; cn, bf^vólge, een on-ein- '
dig getal van witte puntjes, daar de witte couleufin beftaat, dewylde
Zon zélfs wit aan önsfchynt te weezen, gelyk als men zulks heel ge.»
ïüaldielyk kan gewaar werden en ondervinden, wanneer men de Zon.
F 3nbsp;komE -
-ocr page 70-komt te bezien, dwars dooreen heel kleen rond gaatje, dat men mét
de punt van een naald ineen blad van latoen heeft gemaakt.
Al waaren nu deeze kleene verheeventheeden der lichaamen fchoon
t'eenemaal mét eenig vernis, óf hélder en deurfchynend Chriftal bedekt,
zo zoudeiize dés niet te min échter een witte couleur aan ons moeten ver-
toonen: want de ftraalen des lichts , terwyle ze op deeze verheevent-
heeden a wéêrom-buigen, alsopzo vèele h bólle fpiegels van glas die
van achteren vertint zyn, en zouden échter daarom, door deeze haare
dubbele c doorgang, dwars door dit vernis óf chriftal heene, (onder-
ftélt zynde dat alle deeze verheeventheeden op eene even-geiyke wyze
daar van bedékt waaren) niet het minfte van haare ^iJwyziginge koomen
te veranderen, en op deeze wyze.zouden ze échter van ge y ken eene on-
eindige meenigte van heele kleene beeldjes der Zonne aan onze oogca
moeten vertoonen.
Vier-en-dartigfte Lid.
Oorzjiak.van het e verfchynjfel der [warte couleur.
Der en is geen couleur diemêérvanhet wit ƒ verfchilt, als hetfwart,
en dewyl deeze couleur, omeigentlykte fpreeken, niets anders en is,
als een gebrék van het licht, zo moeten ons alle zulke lichaamen als fwart
voorkoomen, wanneer de kleene deeltjes, daarze uit beftaan, een zeekere
figuur hebben, en op zodaanig eene wyze gefchikt zyn, dat haare g op-
pervlaktens geen licht altoos na onze oogen toe h wcêrom en kaatfen,
óf, wanneer dit licht, datze wéérom kaatfen, zo uittermaaten flaauw
en zwak is, dat het in geenen deele genoegzaam is om de i wérktuigen
van het gezicht behoorelyk te kunnen doen beweegen.
Wanneer men , by voorbeeld, li-
chaamen hadde , die geheel en al van
/^keegels, óf lang-achtige piramiden
te zaamen geftélt waaren, die alle boo-
ven heel fchérp en fpits toeliepen, als
A, B, C, D, enz. zo zouden'er heel
weinige ftraalen des lichts weezen,
wélke, op deeze lichaamen vallende,
zich eenigfins van dezélve zouden kun-
nen lós maaken , en dit zouden ook
maar alléén die ftraalen kunnen doen,
wélke vlak op de boovenfte puntjes de-
zer piramiden kwaamen te vallen. Alle
de andere ftraalen, gelyk als, by voor-
beeld, EF, wélke / wéërom-buigt,
van F in G, van G in H, eii van H
in I, enz. zullen altoos in dezélve moe-
ten verflonden wérden, als nooit in ee-
nigen
«Réfléchir,
iConvexes.
f Paflage.
-/Modifî-
cacioii.
« Apparen-
■ce.
y Oppofe'.
g Surfaces.
iReflecliir.
i Les orga-
nes de la
Vëuc.
Cones.
/Réfléchir.
nigen deele weeder kunnende opklimmen, óf uit die fteile diepte koo-
men, daarze in vervallen zyn ; deeze ftraalen nu , haare krachten in
het binnenfte van deeze lichaamen doende, alwaarze alle de a hoedaa- «Qualité.
nigheid van ftraalen alléngskens zullen koomen te verliezen, terwylze
Zich rondfom de hchaampjes van de h tv/eede Hoofdftóffe uitfpreiden.
Zullen, bygevólge, deeze lichaamen veel mêêr koomen te verhitten,
als ófze in haaren wég eenige witte lichaamen hadden ontmoet, die
hén al zo voort hadden doen c wéêrom buigen.
Eindelyk, wanneer dc tuffchenruim-
tens deezer piramiden A, B, C, D, enz.
mét eenig foort van vernis óf deurfchy-
nend chriftal vervult waaren, zo zoude
hier uit échter ontrent één en't zélve ge-
wrócht moeten voortkoomcn j want by-
na alle de ftraalen zouden hier eevenwél
insgelyks in moeten verflonden wérden.
De ftraal E F, by voorbeeld, vallen-
de op de d Oppervlakte van dit vernis óf
chriftal, zou op zyn e raak-punt F moe-
ten koomen te breeken; dezélve ftraal
nu in 't vervólg de oppervlakte van de pi-
ramide A ontmoetende, in het punt G,
zal zich daar van daan ƒ wéêrom buigen /Refiechir,
na H, envanHnal, enz. zonderooit
weeder te kunnen opklimmen, óf uit die
fteile diepte koomen,daar hy in vervallen
is. Het fwarte glas, de fwarte fteen, en
méér andere diergelyke lichaamen, zyn,,
buiten alle tw7ftel, van deeze laatfte
foort van lichaamen.
(/Surface,
«Point
d'incidcn»
ce.
Vyf-en-davtigfte L i d.
Oorz,iiakjvan het g verfchj/njfel der andere vafle couleuren.nbsp;g Appaeea-
Om dan nu reede te geeven van het verfchynfTel der andere couleu-
»■cn, gelyk als het root, geel, blaauw, enz. zo laat onsonde.ftéllen,
dat'er een zekere deurfchynende ftóffe is, die overal mét eene on-ein-
dige meenigte van heel kleene deeltjes doorzaait is, wélke de ftraalen
des hchts overal op eene eeven-gelyke wyze belétten, om, by maniere
Van h wêêrom-buiginge , daar van daan weedp- op te koomen, óf, ^RefiexioBi.
Om dwars daar door heene te geraaken , by-aldien dezélve 20 dik is,
dat'er, om zo te fp reeken, geen één éénige ftraal en is, die niet eeni-
fie hinderpaal in zyn wég en komt te ontmoeten, en die niet eenigfins^
op-
47
i Second
Element.
«■Réfléchir,
opgehouden wérd, dooreenigc van deeze kleene deeltjes. Dit dan zo
zynde, zo vólgd hier zonneklaar uit, dat deeze ftófte geenfins mêêr
deurfchynende en zal kunnen blyven, maar datze métter tyd t'eene-
maal fwart cn duifter zal v/érden.
Ses-en-dartigfte L r o.
Oorz.ainkjvan het a verfchjnjfel der roode couleur.
Maar, wanneer men onderftélt, dat deeze zélve ftóffe zo weinig
dikte heeft, dat'er zeer veelt ftraalen des lichts zyn, die daar dwars,
door heene kunnen geraaken, zonder eenige v.an deez? kleene deeltjes in
haaren wég te ontmoeten, zo kan men heel gemakkelyk gelooven, dat
de ftraalen dic de eerfte vcrgezélfchappen, het zélve gemak in haaren
b doorgang niet vindende, dewylze door zommige van deeze kleene
deeltjès werden opgehouden, en échter haar uitterfte béft doende, om
op deeze óf geene wyze uit die ftóffe tc geraaken, z© zullenze zich ten
deele koomen te voegen by die ftraalen,. wélke daar vryelyk dwars door
heene gaan, dieze ook op deeze wyze, gcduurepdc derzélver doorgang,
zullen koomen te verfterkenj datis, grooter maaken, cn mét eene
f Rapiditc', meerdere f fnélheid doen voortgaan, gelyk als/meijsiet, dat eene rivie-
re veel wyder en fncl-loopender wérd , door het vereenigen van des-
zelfs waateren mét eene andere riviere, die zich in haaren boezemkomt
te wérpen en te ontlaften.
Dewyle wy nu gezien hebben dat de ftraalen des liclits uit geene an-
dere reede een roode couleur aan ons en koomen te vertoonen, als,
doordien ze heel dik en fnél zyn, zo kan men gemakkelyk gelooven, dat
deeze ftraalen, na dat ze alle deeze deurfchyndc ftóffe zullen doorge-
gaan zyn, uit geen andere reede rood en zullen fchynen te weezen, als,
dewy leze, geduurende derzélver doorgang, door die andere ftraalen
zyn vcrftérkt geworden, cn datze ook, moogelyk, op eeven die zélve
wyze daar door zyn verftérkt gev/orden, als wy nu zo aanftonds ver-
klaart en tcr nceder geftélt hébben.
L i d.
Secven-en-dartigfte
Dat het, vólgens onze beginffelen , keel licht valt, om de oorzjtak^n uitje
d Apparcn- vinden vanhet d verfchjnjjel der andere vafte, couleuren.
Het zal ons nu tegenwoordig heel licht vallen , om tc oordcelen, dat,
vólgens deeze beginflelen, verfcheide ftraalen des lichts, terw^lcze
dwars door eenig deurfchynend lichaam hecnc gaan, zich aldaar nét zo
veel zullen konnen verftérken, als ze van noode zullen hebben, om een
geele couleur te verbeelden, als meede, datze, in teegendeel, aldaar
eok nét zo veel zullen verzwakt kunnen wérden, als hén noodig zal wee-
acn om een blaauwe, violette, ^ óf eenige anderecouleurtc vertoonen.
quot;nbsp;Acht-
J Appareu-
c
6 PafTagc.
Acht-en-dartigfte i d.
Dat'er tweederhande ôrdens zyn, om van wit fwart te kunnen wérden.
Door alle het geene dat tót nóch toe van ons is ter needer-geftélt, kan
men heel klaarbemérken, dat'er tweederhande órdens en manieren in
de couleuren zyn, om van het wit tót het fwart te kunnen overgaan ^
dc eerfte is, van het witte, tót het geele, het roode, en het fwarte-,
de tweede is, van het witte , tót het blaauwe, het violétte, en het
fwarte} maar men moet dit vólgende onderfcheid hier ontrent wél in
acht neemen, dat men, op een zeekere wyze, van het v/it tót het fwart
kan overgaan, door het blaaim, zonder dat het daarom noodzaakelyk
is dac de ftraalen des lichts eenige de minfte a Wanftraalinge hoeven tc «Rcfu-
ondergaan, in de plaats dat fulks t'eenemaal noodzaalcelyk is, zo wan- lt;^1011.
neer c e ftraalen van het wit na het fwart koomen door te gaan, door
het geele.
Neegen-en-dartigfte Lid.nbsp;-
Dat, ten opz.ichte van de couleuren , de eene in 't gemeen wérd veroorz.aakt
door eene minder b meenigte van firaaien als de andere, maar échter altyt o Quantité.
door z.ulk.een foort van ftraalen, wélke ^ ófzwahfier , óf ftérker z.yn alt
een andere.couleur.
Men ziet ook nóch mét eene, dat het wit wél door eene groote
meenigte van ftraalen wérd veroorzaakt, maar dat deeze zélve ftraalen
échter nimmermeer, óf al te zwak, óf al tc ftérk en zynj datde gee-
le en blaauwe couleuren in't gemeen wél veroorzaakt wérden door eene
mindere c meenigte van ftraalen als de witte couleur} maar datze éch- « Quantité,
teraltyd in de geele couleur een weinig mêêr d krachts hebben, en een -iFoice.
Weinig minder krachtsin de blaauwe couleur, als die ftraalen, welke
de witte couleur uitmaakenj dat de roode en violétte couleuren in'tge-
meen wéi voortkoomen uit eene mindere meenigte van ftraalen, als de
geele en de blaauwe couleuren, maar dat échter die ftraalen , wélke
de roode couleur veroorzaaken , altyt mêcr krachts moeten hebben,
als de zulke, die de geele couleur uitmaakenj alsmeede, dat in tee-
gendeel de ftraalen die de violette coiilcur uitleeveren , altyt minder
e krachts hebben, als de zulke., wélke dc blaauwe couleur koomen te lt; Force,
veroorzaaken-, en dat eindelyk, een bruine en ƒ éftene roode couleur, ƒ
na het purper trékkende, in 't gemeen voortkomt uit eene kleene g mee- g Quantité,
nigte van ftraalen, wélke heel veel krachts hebben : dat is, die uitter-
maaten leevendig zyn, en die mét veel gewéld de wérktuigen van het
gezicht koomen tetréffen, tót zo vérre zélfs, dat ze die niet alleen on-
gemak koomen aan te doen, maar zélfs op een zekere wyze te kwét-
len gt; gelyk als zulks alles door de zonneklaare érvaarentheid wérd be-
véftigd.nbsp;Gnbsp;Veci-
Uit W4t reede de roode couleur het gemicht komt te verblinden ^ e» wamm in
teegendeel de groene coulenr dat verheugt en verkerkt.
Het komt ook uit deeze reede voort, dat de roode couleur het ge-
zicht verblint, dat door de groene couleur verheugt en verftérkt wérdj
het groen nu verheugt en verftérkt het gezicht, doordien de ftraalen
des lichts die deezevérweveroorzaaken, nóch al te ftérk, nóch al te
Zwak en zyn, als meede, datze in geene al te groote, óf al te kleene
«Qnantité. meenigte voort en koomen, als zynde een bequaam te zaamen-méng-
fel van geele en blaauwe ftraalen.
Een en-veertigfte L i d.
Dat de geheele konfl om allerhande witte flójfen couleurt te vérwen , énkel C't
alléén daar in beftaat, dat men dezéive mét een zeeker f gt;ort van vernis bedékt,
dat hart en gecouleurt is.
Wy hébben voorheene gezégd , ■ { bezie het 3 3/ff Lid ) dat de lichaa-
men, wélke mét eene on-eindige meenigte van i» bólle verheeventhee-
den verzien zyn, aan ons wit moeten fèhynen te weezen , terwyl ze
eene eindelooze meenigte van heele klèene beeldjes der Zonne aan onze
oogen koomen te vertoonen, gelyk als, byvoorbeeld, alle witte ftóf-
fen, het linnen, enz op wélkedeftraalen des lichts koomen c wèér^
om te buigen, als op zo veele i-bólle fpie^els, zondereenigede min-
fte e Wanftraalinge te lyden, en, by gevolde , zonder eenigfins van
ƒ wyziginge te veranderen. Wy hébben verders gezégd , dat eeven
die zélve zaak échter zoude gebeuren , fchoon dat een ieder deezer
kleene verheeventheeden op eene eèven-gelyke wyze t'eenemaal mét^
een zeeker foort^van vernis óf hélder en deurfchynend chriftal bedékt
was} maar, by-aldien een ieder deezer verheeventheeden op eene ee-
ven-gelyke wyze t'eenemaal bedékt was van eene heel kleene dikte van
vernis óf deurfchynende ftóffe , zo als wy dezéive zo aanftonds heb-
ben befchreeven y. zo is het baarblykelyk , dat de ftraalen des lichts,
dwars door deeze ftóffe heene gaande , en voor dc tweedemaal daar
weeder doorgaande , na datze door deeze kleene verheeventheeden
zyn^^ wcérom-geboogen geweeft, aan ons deeze lichaamen zullen doen
vertoonen, óf aJs rood, ófalsgeel, ófalswit, enz. vólgens de è fchik-
kinge en inwéndige i geftéltheid der deeltjes, daar deeze ftóffe uit is ^
te zaamen geftélt, als meede, na dat deeze ftraalen óf verftérkt óf ver-
zwakt zyn geworden door deeze dubbele k. doorgang. Men kan dan
dierhalven nu heel gemakkelyk gelooven en ftélkn , dat de geheele
konft om allerhande witte ftóffen couleurt te vérwen, nérgens anders
ia beftaat, als dat me» dezelve mét eenig vernis komt te bedékken.
^ Ertiinen
ces convc'
xcs.
( Reflechir,
lt;?Gonvexes.
«Refra-
/Modifi-
cacion.
jfRefiéchir.
i nifpofi-
tion.
i Strudurc.
^Paflagc.
dat rood, geel, óf blaauw, enz. is j en dat men zulks ook vérders op^Ik
een wyze komt te doen, dat dit vernis duurzaam zy, en van een heldere
en glinfterende couleur. Déeze laatfte eigenfchappen nu en zu len
geenfins achterblyven, wanneer men by dit vernis een wpnig al uin
Lmt byte doen, óf eenige andere diergelyke ftófFe, welke die klee-
ne deeltjes, die we nu getoont hebben de voornaamfte grond-oorzaake
van het gecouleurde licht te weezen , komt te bewaaren , als ui een
zeeker foort van heel duurzaam chriftal; en die mét eene belet, dat de
ftraalen des lichts, terwylze deeze deeltjes in órde fchikken , door de
geduurige pooginge die ze daar ter plaatze maaken terwyl ze daar dwars
door hetnegaan, in al te weinig tyds geene ^ doorgangen aldaar en quot;P^flagc.
koomen te maaken, die al te ruim aan alle kanten zyn, en die, byge- ^
vólge, deeze couleur daar door niet al te zeer en koomen te h vei-hel-
deren , wélke de voorige c fchikking deezer kleene deeltjes eerft had- ^ Arrange-
de doen voortkoomcn.
Twee-en-veertigfte L i D.
Dat de fwarte couleur in geenige andere couleuren kan verwérwt óf verandert
Tvérden, zulks hevóftigd en verfiérkt deeze gedachte.
Het geene nu, dat my uittermaaten zeer in deeze gedachte verftérkt,
naamelyk, dat de .geheele kunft der vérwers riérgens anders in en be-
ftaat als in het bedékken der witte ftóffen mét eenig foort van rood,
ïeél' óf blaauw vernis, enz. is, dat men de fwarte couleur onmooge-
vk 'door eenige nieuwe vér-vérwinge, niet in éénige andere couleuren
kan'doenveranderen; maar dat die altyt fwart is, en blyft, als van tc
vooren; want de ftraalen des lichts , na dat ze dit nieuwe verms zyn
doorgegaan, koomen altyt in dit fwarte lichaam te verdwynen, zonder
daar ooit weeder te kunnen uit geraaken.
Drie-en-veeitigfte Lid.
Maniere} om ftóffen van witte welle fcharlaaken te vérwen.
Om, by voorbeeld, ftófiènvan witte wolle fcharlaaken tc vérwen,
gelyk als zulks in verfcheide Koop-fteeden van Europa heel veel ge-
daan wérd, en daar men de uitvindinge van aan een Hóllander is ver-
fchuldigt, genaamt Kujfelaar, zo neemt men, tót ieder pont zwaarte
vandeeze ftófte éénhalve ém mer vol vars waater, het zy reegen-óf ri-
vier-waater, dat wél ter deege hélder en klaar is, één en een half ons
van de béfte gepulverifeerde wynfteen , t ons Roomfche alluin, en.
h ons tin, dat in twee oneen ftérk-waater ontbonden is; wanneer men iDiflbIwf,
nu dit alles ontrent één uur lang in een tinne keetel mét malkandere
Wél heeft laaten kooken, zoneemtmen'erdeftófieuit, menlpoeltdc
G anbsp;keetel
-ocr page 76-keetel fchoon om en men doet'er daar na, mét dc ftófFe, op het nieuw
weeder één halve émmer vol hélder vars waater in, tót een ieder pont
zwaarte der ftófFe, midsgaaders, ? onsgepulverifeerdewynfteen. Hier
by doet men daarna, zo dra als het waater ter deege begint tc koo een,
één ons van de béfte conchenilje, die wél ter deege gcpulverifeert isj
beneevens i ons tin, dat in één ons ftérk-waater ontbondenquot; is: Wan-
neer nu difalles één half uur lang wél mét malkandere gekookt heeft,
zo haalt men de ftófFen uit de keetel, en men fpoelt ze ter deege in heet
«Obferver. waater weeder uit. Hier ontrent moet men a aanmérken, dat deeze
couleur, zonderde Roomfche alluin, eenigfins na het Oranje zoude
trékken, alsmeede, dat het eene rivier-óf reegen-waater hier toe niet
bekwaamer óf onbekwaamer en is als het andere , wanneer het maar
ler deege hélder en klaar is.
Vier-cn-vcertigfte L i
Vat de conchenilje, daarmenzich vaornaamentlykinhet fcharlaakcnvènven
van bedient, het b fopje f:hynt tenveezjen van een c bloedeloos diertje wan-
neer men het heel naauwkeurig mét een d vergroot-gUs komt te bezjen na
dat men het alvoorens-eenige daagen lang in het waater wél heeft laatctt
door-weeken.
De .conchenilje is de grond en voornaamfte Drogw die deeze Cchoane
roode couleur Icomt te veroorzaaken, door het roode fap dat ze by zich
heeft. Ze is het popjevan een klein bloedeloos diertje van Amerika,
datin de Zon óf in een ooven wél ter deege gcdroogt is: zulks nukan
men heel klaar koomen te befpeuren, wanneer men het twee óf drie
daagen lang na malkanderen in eenig. waater wél ter deege laat door-
weeken , als wanneer het, zyne natuurlyke gedaante weeder krygende^
zichdooreenvergroot-^las van 5 óf 6 lynen e brandpuntsten naaftenby
komt te vertoonen, als deeze neevensflaande Figuur aan-
aanwyft, als op zyn rugge léggende. Ik hébbc'er fom-
tyds wel eenige van geoopent, en hébbe bevonden, dat
het meefte gedeelte derzélve t'eenemaal vervult was mét
een-overgroote meenigte van heele kleene eijertjes , die
my een uitfteekend fchoon rood fap uitleeverden, wanneer
ikzekwamteopenen.
Vyf-enrveettigfte Lid.
Waarom men alluin in het vérwen gebruikt.
De alluin dient, .gelyk als we nu reeds al gezégd hébben, om de cou- -
leuren veel fchoonder cn leevendiger te maaken, als meede, om zc in die
ftaat te behouden; en, by-aldien het vernis, dat uit het roode fap der
conchenilje, vaaden alluin, „en de. andere ƒ inméngfelen, voortkomt,
zo
J Cocon.
lt;Infc£le.
il/oupe.
» Foïer.
ƒ Ingre*
diens.
zo harten duurzaam was, als de gecouleurde glaazen zyn, die men veel-
tyds in de Kérken ziet, zo zoude het zyn volle couleur kunnen behou-
den^ zélfe veele eeuwen lang, zonder heel veel te veranderen j óf heêl
zichtbaarlyk witter te wérden.
Ses-en-veertigfte L i d.
Uit wat reede men zich inhet fcharlaal{en vérwen vau ccn tinne lieetel bedient.'
Men is, inhetfcharlaaken vérwen, altyt gewoon een tinne keetclte
gebruiken, cn geenfins een koopere, doordien het ftérk-waater, dat'er
m komt, een blaauwe couleur uit het kooper zoude trekken.
Seeven-en-veertigfle L i d.
Dat de a zin-twiftiniren van twee Wjsgéérenmj hébben doen onder neemen, em
hier 'ter plaatze tffchrjven, aangaande de'b Wan ftraalinge die in de lucht
gofchiet.
Ik zoude nu hier ter plaatze dit Hoofd-deel, aangaande de Wanftraa-
linge , hebben kunnen eindigen'ent)efluiten, zonder van die Wanftraa-
linge te %recken, die'er gefchiet, zo wanneer de ftraalen des lichts uit
de eene c dunne lucht in eene andere overgaan, die zo dun niet en is, de-
wyle die t'eenemaal ruft en fteunt op dezéive beginftelen, als de W^an-
ftraalinge, • die gefchiet, zo wanneer de ftraalen des lichts uitde lucht op
het glas vallen: maar de nieuwe ^ zin-twiftinge van twee e Wysgêêren
vx{\lt;^rootcm3.nyenachünge,( Malebranche en Rem) waarvan de eene
voomecft, dat deeze f Wanftraalinge de waarachtige grond-oorzaak
van de fchynbaare grootheid der Maane, in de g gezicht-einder, zoude
weezen, fchynt rny te verplichten, om, inhet verbygaan, meede iets
diesaangaande te zéggen,en eens te onderzoeken, of deeze boovenfchree-
ve WaStraalinge de waare grond-oorzaak daar van wél kan v«^eezen.
Acht-en-veertigfte Lid.
Dat men wél kan onderfléllen, dat de ftóffe, die tuffchen de deeltjes dergroovélucht
if, veel dikker is, als die ftóffe, wéH^tujfehen de deeltjes der h dunne lucht ps. bz'ak
Wy weeten nu alreeds, dat de Aardkloot omringt is vaneen i damp-
gewéft van lucht, dat zo veel te dunder is, als het vérder daar van is af- fpi,erc. j
geleegen. En, dewyle wy nu reeds al onderftélt hébben, dat, onder
de dunne'ftóffen, wélke een vrye k. doorcóoht aan de ftraalen des lichts ^Paflagc. '
(I Difputei,
5 Refra-
ftion.
cViit
fubtil.
rfDifputeJ
oPliilofr»-
pfies.
fKzCta-
«ftion.
g HorizP!^
Dat een ftraal des lichts, oneindige maaien door de eene dunne lucht doorgaande,
ineen andere die zjo dun met en is-, eindelyk,eene gevoelige a Wanftraalinge
ksmt te maaken , terwyle hy een kromme lyn befchryft.
Dit dan zo onderftélt zynde, zo is het baarblykelyk, dat een ftraal des
lichts, uit de eene dunne lucht doorgaande, in een andere lucht die zo
dun niet en is, en, uit deeze b groovere lucht weeder in een andere
koomende, die nóch een foortgroover is, en zo vervolgens, tót dat hy
zal gekoomen zyn tot aan de c oppervlakte des Aardk oots, op deeze
wyze eene on-eindige meenigte van heele kleene cn ongevoelige d Wan-
ftraalingen zal ondergaan, en zo doende eene kromme lyn zal koomen
» Tangens, te befchryven, waar van de e raaklyn, die tót in ons oog zal indaalen,
ƒ Quantité de ƒ gevoelige mccnigte van alle deeze ongevoelige Wanftraalingen aan
ons zal geeven, en ons mét eene doen zien, de fchynbaare plaats van een
voorwerp, dewyle de ^.voorwérpen niet anders als in een réchte lyn en
kunnen gezien wérden.
Vyftigfte L i d.
Uit wat reede deeze foort van h Wanftraalinge aandeOude fchynt onbekend ge-
weeft te zyn.
Deeze foort van Wanftraalinge fchynt t'eenemaal aan de Oude onbe-
kénd te zyn geweeft; want, by-aldien zy iets het alderminfte daarvan
hadden geweeten, zo zouden ze zo zeer niet verbaaft geweeft hebben,
. wanneer ze de Maan zaagen i verduifterenj terwyle de Zon nóchboo-
' ' ven dc k. Gezicht-einder was. De verwonderinge van Ptolomeus en
zoude zo groot niet zyn geweeft, wanneer hy op één en dezelve dag de
I Obfervcr. nacht-ecvcning {eejmnstlium) tweemaal kwam / waar te neemen; en
de Hóllanders, wanneer ze op Nova-Zémbla moeften overwinteren,
hadden wél kunnen begrypen, uit wat reede ze dc Zon feeventien geheele
daagen eerder kwaamen tc zien, alsze hém eerft moeften gewaar wér-
den, vólgens haare»? Stérre-kifndigeuitrcekeninge.
Een-en-vyftigfte Lid.
Dat ééne ondervindinge, mét een Férre-kïker gemaakt, deeze nWanftraalin-
ge ten uitterften wél gevoelig maakt.
Eene o ondervindinge is'cr, die deeze Wanftraalinge geheel zicht»
baar maakt, wélke daar in beftaat, dat één en het zélve p voorwérp, mét
een Vérre-kyker, die men onbeweegclyk vaft laat ftaan, op onderfchei-
dene tyden bezien zynde, niet altyt bevonden en zal wérden, nét van éene
en dezélve hoogte te zyn, maar, dat, óf hooger óf laager zal fchynen te
weezen,na de veranderinge die'er in die lucht ondertuAxhen is voorgeval-
len , door wélke deeze ftraalen des lichts haaren loop moeten neemen.
«Rcfra-
Öioil.
l Moins
fubtil.
e Surface.
iiRcfra-
dlions.
fenfiblc.
g Objets,
t Refra-
^Uoo.
»Eclipfcr.
tn Calcul
Aftrono-
mique.
«Refra-
öion.
eExperien-
ce.
e Objcdl,
Op wat wyzje men de hsepe
van een groove lucht z.oude
kunnen vinden, byaldten er
een zeekere lucht wm , die
a geljkrjlachtig, b eeven- «Homoge^
middelpuntig aan de aarde, nc.
en daarbeneevens c omvan- ^ Conccn-
gen Wits mét eenige anderenbsp;.
lucht , die zo gróf niet en
WlU.
By-aldien'er een zeekere
gelykflachtige lucht was,
wélke , van de d opper-
vlakte des Aardkloots af,
tot op een zekere hoogte
töe, verheeven was, en,
daar beneevens, mét eenige
ahdere e gelykflachtige
lilcht omvangen,die wél zo
dun niet en was als de eer-
fte lucht, maar die échter
eeven - middelpuntig was
aan de aardkloot, zo zoude
men deeze hoogte heel ge-
makkelyk kunnen vinden,
wanneer men het ƒ verfchil
der g fchynbaare hoogte,
die eenige ftar zoude moo-
gen hébben booven de
waarachtige/)gezicht-ein- j Hotifoa:
der, kwam te vergelyken
mét het verfchil der fchyn-
baare hoogte, die deeze
ftar zoude moogen hébben
booven de waarachtige »
hoogte deszélfs, wanneer
hy eenige graaden van de
i Gezicht - einder af ftont j.
maar, dewyle het i^damp-
gewéft der luchtdie de
Aardkloot omringt, van
de / oppervlakte des Aard-
kloots af, tót aan het w uit-
terfte
d Surface;
«Homoge-
ne.
/Exclt;?#'
^Hauteut
apparents.
i HorifoE^
it Atmo-
f^hère.
/Surface».
wExtrc-
luicd'
« Toutbil- tcrfte einde van deszélfs ^draaikring toe , zoveel te dunder is , alsze
Ion. vérder van de Aardkloot is afgefcheiden , zo is'er heel kwaalyk éénig
zééker middel tevinden, om de réchte hoogte van dit damp-gewéft
onfeilbaar te bepaalen, óf, om beeter te zéggen, teftéllen, op wélk
eene afftand van de Aardkloot die komt te beginnen.
Drie-en-vyftigfte Lid.
Dat de réchte pladts , cp wélke eene an-eindige meenigte van heele kleene onr
gevoelige b Wanjlranlingen, eene Wanftraalinge begint te maaken, die ee-
nigfins c gevoelig is, hoe weinig het ook^ zoude moogen weezen ,, mooqe-
Ijiweinig ma-r 6f min van de Aardkloot n afgeleegen , als die aroove
lucht is , wélke de d Mórgen-en Avond-fcheemeringen komt te veroor-
zaaken.
Ondertuftchen zyn'er verfcheide gewichtige reedcnen, die my doen
beüuiten en gelpoven , dat de réchte plaats van het e damp-gewéft,
op wélke eene on-eindige meenigte van heele kleene ongevoelige wan-
ftraalingen, die van deszélfs uitterfte einde afgemaakt zyn, eene wan-
ftraalinge beginnen tc maaken , die maar eenigfins gevoelig is , hoe
uittermaaten weinig het ook zoude moogen weezen , niet heel vérre
van dc Aardkloot en is afgeleegen, en, moogelyk, weinig mêêr óf min,
als die groove lucht daar van is afgefcheiden , wélke de ƒ iMórgen-en
Avond-fcheemeringen komt te veroorzaaken.
Vier-cn-vyftigfte Lid.
Of wat ti'jze men de hoogte van deeze groove lucht kan btpaaten.
Om nu de hoogte van deezc groove lucht te bepaalen, zo laatBDT
de^ Omtrék des Aardkloots zvn, waar van A het h Middelpunt is.
Laaten EFX, enz. de omtrékken van verfcheide i damp-gewéften
weezen, van zulke luchten , die -geeven - middelpuntig zyn aan de
Aardkloot, cn laaten ze 2X) veel te groover weezen , als ze de Aard-
kloot meerder koomen te naaderen gt; laat vérders BG de / zichtbaare
Gezicht-einder zyn; Iaat HIP het lichaam der Zonne weezen, waar
van L het middelpunt is; Iaat M N F de fchaduwe des Aardkloots
zyn; en, laat eindelyk M T D dat gedeelte des Aardkloots v/eezen,
dat van de Zon wérd vérlicht, het wélke, ter oorzaake van het wver-
fchilvande middellyn der Zonne, booven de middellyn der aarde, on-
trent grootïs i^o graaden ea z^ minuten en, by gevóige, zal deszélfs
hélft TD, dat is, de hoek T AD, groot zyn, graaden em 4 nti-
nuten,
^.ÏSLefri-
Clions
cSenfible.
d Crepuf-
cules.
» Atmo-
Iphcre.
/Crepuf-
ciilcs.
g Circonfe-
rences.
i Centre.
; Atmo-
fplieres.
\ Concen-
triques.
/HorifoB
Tifible.
»«Exce'sdu
djaijictre.
Vyf-cn-vyftigfte Lid.
Dat die Tiavondfcheemeritige
ephoud van mêêr zichtbaar
te weezen,ugt;anneer de Zon
ontrént 20 graaden henee-
den de b Gezicht-eindcr it. b Hotifon;
Dewyle nu alle het licht,
dat de avond-fcheemeringc
maakt, ophoud van mêêr
zichtbaar te weezen, wan-
neer de Zon ontrent 20
graaden beneeden de Ge-
zicht-einder is, een wei-
nig mêêr óf min , na het
onderfcheid der Lucht-
ftreekcn (climats) daar de
c waarneeminge in ge-
fchiet, alsmeede, na het
onderfcheid der tyden daar
ze in wérd gedaan, zo laat
de hoek A D O zyn van
79 graaden en ij^ minuten,
en, by gevólge, de hoek
BAD, van graaden en
46 minuten, dewyl de hoek
B A O récht is. En, de-
wyle een ftraal des lichts,
alsPX, na dathy de op-
pervlakte van het eerfte
e damp - gewéft ontmoet
heeft, en daar uit ontél-
baare maaien is voortge-
gaan, van de eene groove
lucht in een andere , die
nóch groover is, en, na
dathy op deeze wyze eene
on-cindige meenigte van
heele kleene ongevoelige
ƒ wanftraalingen zal gelee-
den hébben , die al e mét
malkanderen g één wan-
ftraal-hoek zullen uitge-
maakt hébben, van 32
mitentmo fecunden, voor-
Hnbsp;cn»
«Crepufcft»
Ie.
f ObfcrTa^
tion.
iSarface,'
«Athmoquot;
fphcic.^
/Rcfra-
ftions.
g Angle de
refraition.
en-alêêr dat deeze ftraal dc oppervlakte des aardkloots in het punt C
heeft kunnen bereiken , het wélke 31 minmn en 20 fecunden van het
punt D is afgeleegen: want op deeze wyze is het, dat de Stérre-kun-
dige van Parys het hebben a waargenoomen, dat men, wanneer de
Zon 32 minuten en 20 fecunden onder de b Gezicht-cinder is , als dan
AG kan trékken,, het wéike de hoek CAD zal uitmaaken, van 3a
minuten en 20 fecunden , en de hoek B A C, van graaden, 13 minu-
ten, en 40 fecunden.
Eindelyk, dewylè de gebrooke ftraal XC, terwyle hy-ontélbaare
maaien van de eene groove lucht in een andere komt voort te gaan, die
zo gróf niet enis, nóchmaals eene on-eindige meenigte van hcele klee-
ne ongevoelige c Wanftraalingen komt te lyden j wélke, alle te zaamen
genoomen zynde, nóch eens een hoek zullen uitmaaken van 3 2 minwquot;
ten en 20 fecunden, en dewyle hy, om de d avond-fcheemeringe te ver-
oorzaaken, terwyle hy zich , vanhet laatfte e damp-gewéft der groo-
ve luchtaf tót naonzeoo^en toe,, inhet punt B kon;it ƒ wéêrom tc bui-
gen, nóch al eens die zelve Wanftraalingen moet ondergaan, voor-
cn-al-eer hy die plaats kan bereiken zo kan men de twee lynen BE
cn CE trékken, op zodaanig eene wyze, dat de twee hoeken EBG-
en E C G 5 élk insgelyks. van 3 2 minuten en 20 fecuvden zullen wee-
zen.
Dewyle nu de j avond-fchcemeringe in het punt G- komt te eindi-
gen , óf veel êêr, ter oorzaake van deeze twee laatfte h Wanftraalin-
aions. gcquot; 5 aan het punt E, als meede, dewyle de twee lynen B G en C G
i Circonfe- gelyk zyn, door dien ze alle beide de i omtrék des aardkloots koomen
leiicï. te raaken, en dat ze alle beide in het punt G te zaamen koomen , -
cn,. by gevólge, ook de twee lynen, B E en E C, dewyl de hoek G B E
aan de hoek GGE gelyk is; zo kan men van het punt G de lyn GA
trékken, wélke de hoek BA C, van graaden, 13 minuten , en 40
R'fg»'«* fecunden in twee /^eeven-gelyke deelen zal deelen. Dierhalven zal in de
Driehoek B A E, wélkers zyde A B ontrént van S60 mylen is , van
wélke de 15 éèn graad koomen uit te maaken in de groote Cirkel des ■
aardkloots, de hoek B AE zyn, 9graaden, i^Cminuten.; en jo fe-
cunden , dewyle hy de nétte hélft is van de hoek B AC, en de hoek
A B E van 89 graaden, 27 minuten^, en 40 fecunden , doordien'er niet
mêêr als 32 minuten en 20 fecunden aan en fcheelen , óf hy zoude een
réchte hoek zynj en op deeze wyze kan men mét geringe moeite uit-
vinden, dat de zyde A E ontrent.870 f mylen lang is, en dat, byge-
vólge, RE, zynde het onderfcheid dat'er is tuflchen AE cn AR, óf •
aC dat daar meede gelyk is, is van io± mylen.
«sObfervé.
h, Horifon.
t ïtefra-
ftions.
(^Crcpufcu -
le.
t Atmo-
fplierc.
/Reflcchir.
^Crepofcu-
Tc.
b Refra-
Ses-en-vyftigfte Lid.
van- loi
Deeze loi Mylen maa-
ken dan de geheele aflland
uit, wélke'erds, van de
aardkloot af, tót aan het
laatite a damp gewéft der quot; Atrao-
groove lucht toe , wélke
ontrent dezélve plaats is,
daar de ^mórgen-en avond- ^Crepufcjiquot;
fcheemeringen koomen te
eindigen.
Seeven-en-vyftigfte Lid.
OorzAakymhet cverfihjnf- ' Appare*i
[el der Daageraad.
. Wanneer nu de Zon maar
een weinig booven de
d Gezicht-einder is , en d Hodüm^
dat'er, bygevólge, nóch
zeer veele ftraalen zyn, d ie
tót aan onze oogen toe
iunnen koomen in B, zo
moet ons de lucht voor-
koomen als geheel-en-al
gefchakeert en door-vérwt
zynde mét allerleije witte,
geele, en roode couleu-
ren, het geene men in 't
gemeen de e daageraad is «AuroraJ
gewoon te noemen j het
looti nu moet ons altyd
voorkoomen, als eeven op
de ƒ Gezicht-einder lég- f Horifoni
gende, alzo het door zul-
ke ftraalen des lichts wérd
veroorzaakt, die, heel veel
kracht en fnélheid hébben-
de, heel weinig g Wan- jRefra^
ftraalinge komea te lyden.
H a.nbsp;.Wat
Wat de blaauwe cn violétte ftraalen aangaat, wélke, heel weinig
« kracht cn fnélheid hébbende , heel veel Wanftraalinge moeten ly-
den, dccze moeten ons voorkoomen , als veel vérder vp de b Ge-
zicht-einder afgeleegen zynde, maar men kan ze wêêr in teegendeel
heel kwaalyk bekénnen , van weegen haare flaauw-cn zwakheid,
beneevens de blaauwe couleur van den heemel.
Acht-en-vyftigfte L i d.
Uit wxt reede de Mam échter nóch eenigfins verlicht kemt te blyven, fchoon
ze vlak, door het midden van de fchaduwe des Aardkloots doorgaat.
Ten laatften, de ftraalen des des lichts, wélke dwars door de groo-
ve lucht heene gaan, terwyle ze eene on-eindige meenigte van heele
kleene ongevoe ige c Wanftraalingen koomen te lyden, moeten nood-
zaakelyk , heel vérre van dc aardkloot, weeder by malkandere koo-
. men , eeven gelyk óf ze eerft vérs dwars door een groot d voorwérp-
glas waaren heene gegaan. En dewyle die ftraalen , wélke van het
■ punt P af koomen, dat de e boovcnfte kant van de Zon is, zich wce-
der by-een moeten verzaamelen wél vérre booven dcMaans wég , als
meede, dat die ftraalen, wélke uit het punt H voortkoomen, dat de
bcneedcnfte kant der Zonne is, insgelyks heel vérre van die zélve wég
wceder by-een moeten koomen, zo zal men het, uit die reede, geenfins
vreemd kunnen vinden, wanneer men voor zyne oogen ziet, dat de
Maan nóch échter eenigfins verlicht blyft, terwyle ze verduiftert wérd,
{ecUvfeert)' endatze dwars door dc fchaduwe des aardkloots komt hee-
ne te gaan, gelyk als dc zonne-klaare érvaarentheid ons doet zien en ge-
waar wérden.
« Force.
b Horifon.
ïRefra-
élions.
rf Verre ob-
jcaif.
* Bord fu-
fcricHt.
Betie de Fi-
jtuur van
m 5?'
Necgen-cn-vyftigfte L i d.
Bat men wél hn onderftéllen, dat'er een zeekere ( gelykßaehtige lucht is, tót
op eenige afftand van den aardkloot toe: datdeeze lucht een g d^mp-getvéfl
maakt^ dath eeven-middelpuntig is mét de aardkloot-, alsmeede, datdee-
ze lucht daar-en-booven noch in een zeekere andere lucht is ingewik^lt,
dte nóch veel dunder is.
Alhoewél de ftraalen des lichts, ten,vyle ze on-eindigc maaien uit
een dunne lucht koomen over tc gaan in een andere die een wcinigje
groover is, voor-cn-aleerze tót in onze oogen toe koomen in te daalen,
ccne on-emdige meenigte yan heele kleene en i ongevoelige Wanftraa-
ƒ Homoge-
ne.
^ Atmo-
fphere.
h Concen-
trique.
»'Réfrac-
tions in-
fculIbUs.
mn^r^-n ondcrsaan, wélke alle , te zaamen genoomen zynde,
ééfSnTueïevSinbsp;dtmaaken, zo kanmen echter,
r zthïéf voquot; S vanalledeezeWvoelige Wanftra^
wirren mét genoegzaame reede onderfte len, datei een zeelveie
rSlachdge lucht is, tót op eenige aflland van den aardkloot toej
daf deeze lucht een b damp-gewéft iomt te maakcii, dat ^ eeven-
mlddelTuntig is met de aarkdoot; als meede dat deeze zelve lucht
Sarïn boov?n nóch ineen zeekere andere lucht ^ is uigewikkelt,
d e nSh veel dunder is, zo dat de ftraalen des lichts, die vaneen ze-
kére fer afkoomen, d e rninutcn en zobeneeden de . Ge-
zicht cTnde is, op één bot ƒ een Wanftraal-hoek koomen te maaken
^Inr ^^nbsp;terwyl ze uiteen dunne hcht koomen
leencrlwnde wyze één,ge de minfte veranderinge in de natuuie en ei
gcnlchappen deezer wanftraalinge.
Zéftigfte Lid.
Dm warneer men -één halve mjl hoogte aan het g damp-ge^i^él^ fer groove ^ Acmo-
/«'knbsp;, ^^ IVanfiraaUnge in reede weezen zal ontrent, fpl-«.
t6t 99941; gelyh^^l^ zulks ook^doar de e'rvaarentBetd werd be.
véjltgd.
:s d.„ .0 .ynde, zo kat C B L denbsp;^^^^^^^ Sr'
van A het . mlJddpunc .snbsp;. c™.
ke de aardkloot in B komt
te raaken , laat D E de
afftand zyn, die'er is, van , ,
de / oppervlakte des aard- '^«ttaee..
Idootsaf, tót de gemeene
oppei-vlakte der dunne en
groove lugt toe,wélke van
één h alve myl zy, en laat E
G een ftraal des lichts wee-
zen,die, van de beneeden-
fte kant der Maane af koo-
a Air ho-quot;
mooene.
i Atrao-
fphere.
e Concen-
trique.
i Eiivelop'
plt;f.
e Honfon.
/Angulus
rcfraftio-
nis.
Dit alles
zyn, waa
.NT
ite Kant aer muauc ai ^uu
wanneerze 33 minuten en lobeneeden de w Gezicht- „
is, heel« van ter zyde de oppervlakte der groove lucht LI Jy^ mcuc.
mende
einder
in het punt E komt te ontmoeten, ter plaatze daar de zichtbaarc
a Gezicht-einder BF deeze oppervlakte komt te fnyden, cn vanwaar
hy zich vérders komt af te leiden,op zodaanig eene wyze, dat hy
aldaar een h Wanftraal-hoek komt te maaken ,';van mimun cn zo
feemden, en dathy, by gevolge^ langs de zichtbaarc Gezicht-einder
B F komt c heene te fchuiven. Men zal dan hier door, in de récht-
hoekige Driehoek A BE, van wélke de zyde AB is van 8amp;o mylen,
cn de zyde AE van Sö'o' mylen , heel licht kunnen vinden, dat de
zyde B E ontrent mylen groot isj cn vérders, dc hoek B A E,
van I grmad, 5 7 minuten, en 2 0 [ecunden, midsgaaders, de gebrooke hoek
B E A, van 8 8 graaden, i minuut^, en 40 feeunden; waar uit dan vólgd, dat de
d Raak-hoek HEG, ontrent van 88 graaden, en 34 fecunden zal wee-
zen. Men kan dierhalven uit dit alles mét genoegzaame zeekerheid
befluiten , dat de e Wanftraalinge , die de ftraalen des lichts koomen
te lyden , terwyl zc uit een dunne lucht in een andere overgaan die
groover is , van wélke wy onderftélt hebben dat M P E de ƒ gemee-
ne Oppervlakte is, ontrént in reede is , als 99908. is tót 99941; het wél-
ke genoegzaam wél over-een-komt mét dc .g naauwkeurige waar-
necmingen, die hier van in het Observatorium van F arjs zyn gemaakt,
gelyk als men in deeze navólgende Taafel breeder kan 2icn , waar-
inne de h Wanftraalingen, óf verfchillen der fchynbaare hoogtens,
wélke dc Starren booven de waarachtige hoogtens hebben, zyn aan-
geweezen, op een xcdct graad van haare verhéffinge.
jï Horifon
f Angulus
refraftio-
nis.
I Rafer.
V Angulus
incidencix.
C Refra-
«Sion.
ƒ Surfacc
commune.
g Obferva-
tions exa-
des.
h Refra-
flions ou
, eices des
jbauceurs
^appaientes.
TAAFEL der W AN STR A AL IN G EN^
Of3 van de verfchillen der zichtbaar e hoogtens j booven de
Hoogte. |
Wanftr. | |
ogr. |
32- |
20 |
I |
27 | |
2 |
21 |
4 |
3 |
ï^ |
d |
4 |
11 |
48 |
10 |
3^ | |
6 |
8 |
55 |
7~ |
7 |
44 |
8 |
47 | |
9 |
6 |
4 |
lO |
5 |
28 |
II |
4 |
58 |
12 |
4 |
31 |
M |
4 |
12 |
14 |
3 |
54 |
ï5 |
3^ | |
\6 |
3 |
24 |
17 |
3 |
II |
18 |
3 |
0 |
19 |
T |
49 |
iO |
39 | |
21 |
2 |
31 |
22 |
2 |
n |
2 |
18 | |
24 |
12 | |
25 |
2 ■ |
6 |
16 |
2 |
0 |
27 |
I |
55 |
28 |
I |
51 |
29 |
I |
4lt;J |
30 |
ï |
Wanftï.
38quot;
34
30
20
18
15-
12
10
7
5
I 3
I I
O 59
58
5^
54
52
5°
49
47
45
43
41
40
38
37
35
34
Wanftr.
62 gi-. |
31quot; |
30 | |
28 | |
67 | |
68' |
24 |
22 | |
70 |
21 |
71 |
20 |
72 |
19 |
73 |
18 |
■74' |
17 |
75 |
l(S |
76 |
15 |
77 |
14 |
78 |
13 |
79 |
12 |
80 |
II |
81 |
10 |
82 |
9 |
83^ |
8 |
84 |
7 |
85 | |
8(J |
5 |
87 |
4 |
88 |
3 |
89 |
z |
90- |
3 |
Hoogte.
31 gA
33
34
n
37
38
39
40
41
4a
43
44
45
4^
47'
48
49
50
51
53
54
55
57
58
59
(Jo
Eéer
-ocr page 88-Ecn-en-zéiftigftc L i d.
-Refcaai. Vat deeze a WanBradin^e de Horizontaale h middelljn der Maan niet e'/tt
on.nbsp;e'éniire Secunde moter^ en kan doen fchynen te weezenalsze m der da/A
tDianieter.
»Surface.
d Angle
d'incidence
«Angle de
lefradion.
/Horifon.
|Diame:re.
'i Horifon.
Inclinai-,^
Ion.
i Qiiantite'
dc 1'anglc
de refrac-
tion.
li Quantité.
»■ReftïC-
cion.
f Atmo-
iphere.
éénige Secunde gr
en waarheid is.
Men kan uit dit alles hier ter plaatze middag klaar zien, dat dc Straa-
len des lichts, wélke op ^ de oppervlakte van een groove lucht koomen
te vallen, mét een Raak-hoek van ontrent zéftien minuten, zelfs geen
e Wanftraal-hoek van één halvefecunde en zouden kunnen maaken. En
dewyle die Straalen, wélke van de uitterfte einden der Horizontaale mid-
dellyn van de Maan af koomen, op de oppervlakte der groove lucht
koomen te vallen , mét een hoek die ontrént zeftien mmuten groot is,
' om zich, in dien zin daar ik het hier ter plaatze m vcrfta, eevcnwydig-
lyk aan de ƒ Gezicht-einder daar van af te leiden j zo en kan, bygevólge,
deeze geheele g middellyn niet één éémgc fecmtde fchynen grooter ge-
worden tc weezen, het geene t'eenemaal onbegrypclijk moet zyn.
Twce-en-zéftigfte L i d.
Uit wat reede de Stérren zo hélder niet en zullen fchynen te flikkeren, xuannerr
ze 'heel dicht aan de h Gezicht-einder zjn, als ze wel fchynen te blinken wan-
neer ze wat vérder daar van zjn afgeweeken.
En zeeker, het en zal nergens toe dienen, dat men zégge ,dat de ftraa-
len des lichts, die van de Maan afdaalen,wanneer ze dicht aan de Gezicht-
einder is, veel mêêr groove lucht hébben door te gaan, als die ftraalen,
wélke daar van afllt;oomen, wanneer ze vlak booven ons hoofd ftaat gt; want
het is de hoek van haare t necderhéllinge , mét wélke zy uit de dunne m
de groove lucht koomen over te gaan, die de i grootheid der Wanftraal-
hoek bepaalt, cn geenfinsde meenigte dergroove lucht, die ze nóch
hébben door te gaan, en dicniets anders en kan doen als de Maan te ver-
duifteren, door het onderfchéppen van eene groote meenigte van licht-
ftraalcn die daar van uitgaan gt; op eeven die zélve wyze als men zulks ziet
gebeuren, wanneer men eenig voorwérp komt te befchouwen door een
glas dat heel dik is.
Drie-en-zéftigfte L i d.
Dat O deWanjhraalinge inde lucht eene kleendert óf grootere reede zal hebben,
na de onderfcheide hoogte van p het damp-gewéft dergroove lucht.
By-aldicn dan het dampgewéft der groove lucht één geheele myl hoog
is, zo zal de Wanftraalinge, die deftraalendes liehts zullen lyden, tei-
«wyle ze uit een dunne in een groovere lucht koomen over te gaan , on-
trent in reede reezen, als 2 ^ is tót ^»f) 8 8 3 j cn zo wanneer deeze hoogte
maar fleclits van één vierdepart van een rayl is, zo zal deeze zélve Wan-
ftraalinee ontrént in reede weezen, als 99989 is tót 99970 , gelyk als mea
zulks alles heelgemakkelyk kan uitreekenen.
a Betooffinge van twee b voorbewyz.en , die noodz/fakeljk. ^J^ jnbsp;doen
zien, datdecWanfiradingede d H»ofd-tóppigemiddellyn'der Aiaankleen-
der moet deen fchynen, aïs zewél tn der daad en waarheid is,
Teegenwoordig zal hettyd '^;yn, om de twee navólgende e voorbe-
wy zen hier ter plaatze in te voegen, wélke zullen doen zien, het gee-
ne'er zal koomen te gebeuren, ren opzichte yan de boovenfte kant der
Maane, óf, by-aldien men beginnen wil mét het ƒ onderzoek van de
boovenfte kant deszélfs, om daar na te doen zien wat'er van de benee-
denfte kant der Maane voor zal moeten vallen.
Laat dan A hct^^ Middelpunt weezen der. twee Cirkels, CMD en
EF, enlaatdehoek EAF .gélyk zyn aan dehoek CAD. Wanneer
men dan, van het punt C af, door het
punt E heene, de Lyn CKkomttc
trékken, en, van het punt D af,
door het punt F heene, de lyn K D,
wélke met de réchte lyn C K in het
punt K te zaamen loopt; zo zégge
ik, dat de hoek C K E) gelyk zal
weezen mét de hoek CAD, óf,
mct.dehoek EAF.
i Betcoginge. Dewyle dat, inde
twee Driehoeken, CEAenDFA,
de zyde AC gelyk is aan de zyde AD,
de zyde E A, gelyk aan de zyde F A, en dat de hoek E A C gelyk is aan dc
hoek F A D; zo^zal ook de hoek C E A gelyk zyn aan de hoek D F A. Dc
hoek C E A nu is gelyk aan de twee hoeken, E fv L en K L E, van de
Driehoek E K L; en de hoek D F A is gelyk aan de twee hoeken, F L A
en L A F van de Driehoek F L A. Dierhalven, doordien de twee hoeken,
CEAenDFA, gelyk zyn, zo zullen ook de twee hoeken, EKLen
ELK, gelyk weezen aan de twee hoeken, FLAen LAF. En, de-
wyle de twee hoeken, ELK en FLA gelyk zyn, zo zullen de twee
hoeken, E K L en E A L insgelyks meede gelyk weezen; het geene te
bewy zen was. Wanneer men nu van het punt E af de réchte lyn EM
trekt, ^Lcevenwydigaan de lyn KD, zozaldehoekCEMgelykzyn
aande hoek CIvD.
Laat nu A nóchmaals het Middelpunt weezen van dc twee Cirkels,
CMD enEFj enlaatdehoek EAF eelyk zyn aan de hoek CAD.
Inbsp;Waia'
« Demon;
ftraiiou,
lgt; Lemmer.-
c Refra-
ftiou.
d Diametrc
vertical.
e Lcmmcs,
ƒ Examen.
g Cencrc,
»Demon«
flratiou.
k Paralielc;
Ziet it vél»
gende Fi-
gtiHr,
Wanneer men dan uit het punt C de lyn CE trékt, zodaanig, dat ze
de Cirkel EF inhet punt E komt te raaken, en, wanneer men van het
punt D af, de ly n DFK trekt, zodaanig, datze de Cirkel E F in het
punt F komt te raaken, en dat ze mét de lyn C E in het punt K te zaa-
men loopt; zo zégge ik, dat de hoek C K D gelyk zal zyn aan dc hoek
CAD, óf, aan de hoek E AF.
a Betooginge. Dewyle dat, in de twee Driehoeken, CEAenDFA,
de zyde AC gelyk is aandezj'de AD, de zyde EA gelyk aan de zyde
F A, en dat de hoek E A C gelyk is aan de hoek F A D , zo zal de hoek
E C A ook gelyk zyn aan de hoek f' D A.En, dewyle de hoek C L D aan
detwee hoeken, KCL en
CKL, van de Driehoek
KCL gelyk is, en, dat hy
i Parcillc- b meede gelyk is aan de twee
hoeken , L A D en L D A,
van de Driehoek L A D, zo
zullen ook de twee hoeken,
K C L. en C K L , gelyk
weezen aan de twee hoeken,
L A D en L D A} en de
hoek D K C zal gelyk zyn
aan de hoek C A D, óf, aan
de hoek E A F , het geene
te bewyzen was.
iparallcle. Wanneer men nu van het punt F de réchte lyn FM trékt, c eeven-
wydig aan de' réchte lyn EC, zo zal de hoek MFD gelyk zyn aan de
hoekCKD.
lt;JDemon-
flration.
( Refra-
Clioii.
y Diametre
vertical.
I-Pareille-
ment.
jamp;Diametre.
i Surface.
k Angle
diuciden-
ce,
I Le rayon
rompu.
m Surface.
Vyf-en-zéftigfte L i D.
d Betooginge , wélke doet zien, dat de e iVanflraalinge die in de lucht ge-
fchiet, de i Hoofdtóppige Middellyn der Maan kleender meet doen fchy-
nen alsz.e wél in der daad en waarheid is.
Laat nu {in de vólgende Figuur) GA getrokken wérden, zodaanig,
dat de hoek C AB groot zy 32 mimaen^ en laat men vérders AM trék-
ken, zodaanig, dat de hoek M A H ^ insgelyks zy van 32 minuten.'
Dewyle nu de Maan h een Middellyn heeft van 3 2 minuten, zo is het
baarblykelyk, dat eenftraal des lichts, van de boovenfte kant O nee-
derdaalende,en op de i oppervlakte der groove lucht in het puntM vallen-
de, dat 32 minuten van het punt E is afgeleegen , zyn Raak-hoek
NMO^zal maaken, gelyk aan de Raak-hoek HEG, en dat op dee-
ze wyze, haare gebrookene hoeken, BE A en CM A insgelyks gelyk
zynde, de l gebrooke ftraal MC de w Oppervlakte des aardkloots in
~nbsp;het
« Demon-
(liaciou.
het punt C zal koomen te raaken, dat van het punt B, alwaar het oog
is van de aanfchouwer, meede 32 minuten is afgeleegen. Maar, de«
Wyle het van noode is, om de boovenfte kant van de Maan in het punt
B te befchouwen , dat'er
een ftraal zy, wélke, van
daar af koomende, de a op- aSurfacc,
pervlakte der groove lucht
onaer het punt M komt te
ontmoeten , op zodaanig
eene wyze , dat deszélfs
b gebrooke ftraal reegel-
récht daarvandaan nahet
puntB zoude kunnen toe-
gaan i zo laat dan B P ge-
trokken wérden, f eeven- f Paraüde;
wydig aan C M. Indien nu B P deeze gebrooke ftraal was van de
«f Raak-ftraal OP, zo is het baarblykelyk , dat men de f Hoofd-tóp-
pige Middellyn van de Maan zonder eenige de alderminfte vergroo-
tinge zoude kunnen zien, hém onder de hoek EBP befchouwendej f Diametrc
dewyle, vólgens ons tweede ƒ voorbewys, deeze hoek gelyk is aan de venical.
hoek E A M, die van 3 2 minuten is. Maar, dewyle de g Raak-ftraal f Lemma
OP, al vallende op de h Oppervlakte der groove lucht, inhetpuntP,
een/Raak-hoek maakt, die kleender is, alsóf hy op het punt M kwam éSürfacequot;
te vallen, en, bygevólge, ook een k gebrooke hoek die kleender is; Mnglc quot;
Zo is het baarblykelyk, dat BP, die / eevenwydig aan CM is, de ge- d'inci-ien-
brooke ftraal van de m Raak-ftraal OP onmoogelyk niet zyn en kanj
maar dat het, by voorbeeld, een ftraal moet weezen, als PR, die de
« Opper-vlakte des aardkloots tuflchen de twee punten B en C komt te i ParallelcJ
ontmoeten; en dat het, by gevólge, noodzaakelyk is, dat hy een »1 Rayon
0 Raak-ftraal hebbe als O S, wélke de Oppervlakte der groove Incht 'quot;^iden:.
in het punt S komt te ontmoeten , dat beneeden het punt P is, op
dat hy zyngebrooke ftraal SB kan zénden, reegel-récht na het Snquot;
punt B toe , dwaar het oog van de aanfchouwer is. Dit dan alles p Rayon
Zo zynde, zo is het zonneklaar , dat de tj Hoofd-tóppige Middellyn ron.pu.
Van de Maan zich veel kleender moet vertoonen in het punt B, als des- ? Diametrc
zélfs r Gezicht-einderfche Middellyn is, dewyle men hém onder de ^^Diametre
hoek EBS komt te befchouwen , wélke veel kleender is als de hoek horifontX
EBP, die, van 32 minuten weezende, hém aan ons doet zien in zyne
Waarachtige grootheid.
Dit alles nu is t'eenemaal wéI over-één-koomenJéméthergeeneonamp;
de middag-klaare ondervindinge zélve diesaangaande komt te leeren.
Maar, nademaal de c Wanftraalingen de d Hoofd-tóppige middellyn
der Maan geenfins grooter en koomen te maaken gt; maar dat ze die in-
teegendeel kleender maaken, gelyk als we nu zo eeven hebben aange-
weezen y alsmeede, dewyle ze des zélfs f Gezicht-einderfche middel-
lyn niet anders als oagevoeliglyk en alléngskens koomen grooter te maa-
ken, zonder byte bréngen^ dat, en de eene en de andere deezer Mid-
dellynen aanons waarlyk en in der daad kleender moeten fchynen te wee-
zen, zo wanneer de Maan dicht aan ƒ de Kimmen is, als wanneer ze
vlak in het Tóp-punt ftaat, waar van daan komtdan, zoude my ie-
mand moogen vraagen, deeze ^ fchynbaare grootheid der Maan, wan-
neerze dicht aan de ^ Kimmen is, en wél voornaamentlyk, by reegen-
achtig weeder? Ik zal daar rcede van trachten te geeven in het naarvól-
gende zeevende » Hoofd-deel {aanhet i6y,i7,en lide- Lid) alwaar ik
van de /^Ziening zal handelen.
Horifon.) Zicht-einder, óf ï{immm. Is een C'tAel aan dén heemel, op die
plaats verdacht, daar de zichtbaare hélft van de onzichtbaare werd gefcheiden.
Hy heeft twee punten , één récht booven ons hoofd, en één récht onder onze
Toeten: het eerfte wérd Zenith óf Tóp-punt genaamt, en het tweede Nadir,
óf Nêèrpunt. Deeze Cirkel, midsgaaders de boovengeméite twee punten des-
zélfs, is veranderlyk; na dat men zélfs van plaats verandert, veranderen óf ver--
j^Uatzen deeze zich msede.
Refra-
öions.
d Diametie
Tcrtical.
« Diametre
Hoiübatal.
ƒ Hörifón.
* Zenith,
j Grandeur
apparente.
h Horifon.
i Chapitre.
it,Vilion.
t Zenith.
Finn het a Gezicht-kundig pmt.nbsp;« Point opgt;
«que.
Eerfte Lid.
Dat een voorwérp y dat desz.Ufs becld niet vérder-uit en firékt, als op het uit-
terfte eindje van éen éénig pypje óf draadje der gezicht- zeenuw, een punt kan ge-
naamt wérden, hoe.mttermaatengrQOt ookdit voorwérp zoude moogen weezen.
quot;CEn punt, in ftóffe de ^ Geziclit-kunderaakende, en is niets anders ^ Optica:
-^als een geheellichaam, het zydathct groot óFklecn is, het wélke,
onder een zeekere hoek gezien zynde , deszélfs beeld niet anders op
de wrond van het oog en komt uit te ftrékken, als opéén éénig/ pypje
óf draadje, van die alle» daar de d Gezicht-zeenuv/uit is e te zaamen-
gezét. Een gelreel leeger dan zal ons maar als een punt voorkoomen,
wanneer we der zo vérre van af zyn, dat hst deszélfs beeld maar alleen
kan uitftrékken op het ƒ uitterfte eindje van één deezer^ PYPj^s óf draad-
jes. Wanneer men'er een weinig dichter bylcomt-, zal ons een ^ Icrygs-
bénde als een punt voorkoomen ; daar na, een i vaandel foldaaten;
daar na, een ieder foldaat in het byzondcr, en zo vervólgends ; ja het kan
wél weezen, dat een vafte ftar ons maar al lécn als een punt zal voorkoo -
nnen, fchoon ze échter wél éttelyke hondert duizent maaien grooter kan
zyn alsdeZonzéffsis.
Tweede L i d;
Dat alle de ftraalen des lichts, die op een voorwérp vallen van'één ^ lyn^in 't
vierkant, een getaluitmaakin van 5837478428, wanneer dit zelvev-ovr-
wérp genoegzaam wélverlicht is 3 maar dat ze daar néteeven zo veel plaat t
inkoomen te beftaan, als óf'ernbsp;ftraalen waaren, .die kloot,
lyniglyk^daar op kwaam.en needer te vallen.
Dit dan zo wél ingezien zynde, zó zal het , mynes bedunkens, niet
heel zwaar om te begrypen zyn, op hoedaanig eene Wyze een by-na on-
eindig getal van ftraalen,. gelyk als de l Gezicht-kundige zéggen, Van
één éénig punt van een voorwérp kunnen afkoomen; want, by-aldien
we onderftéllen,. dat m eenig voorwérp; onder een hoek van é/»
fezien-zynde, aan ons niet anders-als een purit voor en komt, terwyle
et deszélfs beeld niet vérder als op het n uitterfte eindje van ééne der
e pypjes óf draadjes van de Gézicht-zeenBW en komt-uit te ftrékken,
zo zullen we heel gemakkelyk, door de p Driehoeks-reekeninge, kun-
sïcn vàtieekenenj- dat een voorwérp, van één lyn in 't Yicrkaat, aan
11nbsp;m
c Filer,
d Netf op»
tique.
c Compoß.
f Extrémi-
té.
Filets.
h Regi-
ment.
zCoaipa«-
gnie.
^Perpendi-'
culaite-
mcnc.
/ Optici.
fwObjeil:.
n £xtremi-
td.
O Filets du '
nerfopti-
que.
f Trigonoi
metric.
ons niet grooter en moet voorkoomen , als een punt, wanneer we daar de
wydte van 3 43 8 lynen van daan zyn. Wanneer men nu onderftélt, dat een
ieder punt van een voorwérp,dat genoegzaam wél verlicht is,niet mêêr als
100ftraalen nade a Oog-appel toeenkomt te zéndengt; datis, dat 100
ftraalen des lichts genoegzaam zyn, om een genoegzaam leevendig b in-
drukfel in de c diergelyke geeften te veroorzaaken, die in één éénig d pyp-
je óf draadje van de Gczicht-zeenuw beflooten zyn, zodaanig, dat de
ziel ondcrfcheidentlyk genoeg gewaar kan wérden uit wat punt ze voort
koomen; wanneer men vérders komt te onderftéllen, datde eOog-ap-
pel eene openmge heeft van één lyn in 't vierkant, om deeze 100 ftraalen
te ontfangen; zozullcn'er 58 3 7478428 in alles moeten weezen, wélke
op ecn voorwérp znllen vallen, dat één lyn in 't vierkant groot is, wan-
neer het genoegzaam wél verlicht is: want ons is door de ƒ betoogin-
gen van ylrchimedes bekénd , dat de g Oppervlakte van een Kloot,
wiens halve-middellyn van 3438 lynenis, 148550360 vierkante lynen
inhoud; en dat, by gevólge, de Oppervlakte van een h halve Kloot
74295180 van deeze lynen inhoud. Dewyle wy nudeopeiünge van de
i Oog-appel zo eeven onderftélt hébben van één lyn in 't vierkant te
weezen, zo is het immers baarblykelyk, dat dceze zélve Oog-appel
op 7429 5180 onderfcheidene oorden van de /lt;. halve K loot kan geplaatft
wérden, om de ftraalen des lichts te ontfangen, die van een voorwérp
af koomen, dat één lyn in 't vierkant groot is , het wélke in l het
middelpunt van ecn Kloot is , wélkers m middcllyn is van 6876 ly-
nen.
Wanneer nu dit voorwérp nét 100 ftraalen lichts na dc oog - appel
toe kwam te zénden, niet alleen als het vlak n loot-lyniglyk daar tee-
gen over ftont, maar zélfs ook aan wat oort van de 0 halve Kloot het
geplaatft was, zo en zoude men niets anders te doen hebben, als de
74295180 vierkante lynen mét 100 te p vermeenigvuldigen, om daar
door het getal der Straalen des lichts te krygen, dat op een voorwérp
zoude kunnen vallen, dat één lyn in't vierkant groot was, en dat ook
dienvólgende tót het getal van 74295 i8oco zoude koomen op te
klimmen.
Maar, dewyle een voorwérp, dat niet mêêr als 100 ftraalen na de
q Oog-appel toe en zénd, wanneer het'er heel vlak teegen over ftaat,
niet mêêr als 50 ftraalen op ééne en dezélve afftand daar na toezénd,
wanneer deeze ftraalen uit dit zélve voorwérp koomen tefchieten, mét
een r buig-hoek van -^ograadendathet niet mêêr als 10 ftraalen daar
na toe zént, wanneer de buig-hock niet grooter en is als ^ graaden en
40 minuten-, en dat het niet mêêr als één éénige ftraal daai'na toe en zént,
wanneerde ƒ buig-hoek niet grooter en is als 35 minuten, enz. dat is,
dat de t meenigte der ftraalen, die een voor-wérp na de « oog-appel
toezént, is, eeven als de w hoek-maaten haarer buig-hoeken zyn op
dat
a Prunelle.
b Imptcf-
lion.
c Efprits
animaux.
(/Filerdu
nerfopti-
qiie.
e Prunelle.
ƒ Demon-
ftrations.
Surface
d'un fphe-
rc.
h Hcmi-
fphere.
î Prunelle.
h. Hemi-
fplicre.
i Centre de
h fphcre.
m Diame-
w Perpendi-
culaire-
rnent.
aHemi-
fphere.
p Multi-
plier.
5 Prunelle,
r Angle
d'incliuai-
fou.
f Angle
d'inclinai-
fon.
» Quantité'.
« Prunelle,
îv Sinus.
dat voorwérp: zoenzullen'erdangeene 742c)5i8ooofl;raalenzyn^ die
op dat voorwérp zullen vallen , en die zich daar Van daan * wêêrom
zullen buigen na de geheele b halve Kloot toe j nvaar wél , een getal
vanilraalen, dat tót dit getal van 7429 518000 zyn zal, gelyk de fomme
van alle dc c Hoek-maaten istótde fommevan de d geheele Hoekmaa-
ten. Dewyle nu de fomme der geheele Hoekmaaten, tót de fomme van
alle de hoekmaaten, is, als 14 tót 11, zo kan men licht, door één ree-
gel van driën, uitreekenen, dathetgetalvan 5837478428, het nétte
fetal is, van alle de ftraalen, die op een voorwérp van één lyn in't vier-
ant koomen te vallen, en die van dit zélve voorwérp weedcr wérden
wég-gezonden, door de geheele e halve kloot heene, daar het zélfs het
ƒ Middelpunt van beflaat i maar die échter uit de kracht van haare ^ nec-
derhéllinge, nétzoveel plaaasopdit geheele voorwérp koomen te be-
flaan , als óPer in der daad en waarheid 7429518000 ftraalen waaren,
die daar h lootlyniglyk op kwaamen needer te vallen.
Dérde L i d.
I) at men wél zéggen mag, dat alle dv flr aaien des lichts, wélke ap i eenvoor- iObjefl-
wérp koomen te vallen, dat één lyn in het vierkant groot is, een getal uit-
maakenvan i 16749 5 68 5 (j,, tv anneer hn genoegzaam wél verlicht ts.
En, dewyle de ftraalen des lichts, die op eenig voorwérp vallen,
daar na koomen ^wéérom te ftuiten, én, by gevólge, eens zo veel
Jlaats aldaar te beflaan als van te vooren, zo mag men wél zéggen, dat
iet dubbelt van 5 8 3747842 8 ftraalen, dat is, een getal van 116749 j ö8 5 5
ftraalen, plaatsgenoegkunnenvinden, op een / voorwerp dat één lyn /Objca,
in het vierkant groot is, zonder zich aldaar onderling te verwarren , óf
malkanderen eenigfins in de weeg te weezen.
Vierde L i d.
Dat het geenjins onmoogelykis, dat een getal van firaden, dat nóch on-eindig
maal bet getal van 116749 5 (58 5 5 ïf booven gaat, plaats genoeg zeude kun-
sten vinden op m een voorwérp van één lyn in het vierkant, en dat het, hy mObjcd;
gevólge, zo heel moeijelyk,nieten w, om te begrypen, op wat wyze alle de
u gezicht-ftraalen malkandere kunnen krmffen.
Het is wel waar, dat onze inbeeldinge zich zélfs als verlieft, inhet
befchouwen van dc overgroote en vreemde 0 teederheid die een licht- «Dclica-
ftraal moet hébben, by-aldien het over-groote getal van ftraalen, dat we tellc.
zo eeven hébben uitgevonden, eene genoegzaame ruimte van plaats kan
hébben, op p een voorwérp , dat rriet méér als één lyn in 't vierkant ^ objeft,.
groot is, zonder dat deeze ftraalen zich aldaar onderling koomen te ver-
^varren, en d'eend'ander inde weeg tc weezen. Maar, indien we niet
-I Reflechir.
h Hemi-
fphcre.
c Sinus.
d Siuus to-
uux.
e Hemi-
(phere.
/'Ceutrc.
g Inclinai-
foii.
h Perpendi-
ciilaire-
mciic.
hébben cn willen dat onze geeft mét onze ogen te gelyk komt ftil te ftaan»
cn dat hy eeven zo éngelyk zal bepaalt weezen als onze mbeeldmge en on-
ze zinnen zyn, zo en zullen wy geenfins fchroomen om hier ter plaatze
Qnantité. te verzeekeren en vaft te ftéllen, dat, niet alléén deeze gevonde a groo-
te meenigte, maar zelfs een getal, dat, om zo te fpreekcn, ditgeyon-
de getal nóch on-eindige maaien overtréft, daar plaats genoeg zal kun-
. nen vinden; en, na dit alles, zo en zal het voor ons in geenen deele tnoei-
jelyk vallen om te begrypen, hoe het kangefchieden, datalledezicht-
baare ftraalen, die van alle inbeeldelyke oorden koomen, malkanderen
échter nóch kunnen koomen tckruiflen, zonder élkandere eenigfins m
dc weeg tc weezen, óf de eene de andere te belétten.
Vyfde L i d.
Dat éèn b pypj^ óf draadje van dc Gezicht-zjeenmv hy-na geen méér breedte en
moethéb'Jen, als het vyfde deel der c Middellynvan een Spinnekpps-draad,
en geen grooter dikte, als het vyf-en-twintigfe deel van zidk^een draad.
Wanneer men nu eens gaat onderftéllen, dat het oog niet mêêr als
één duim Middellyns heeft, alsmeede, dat de voornaam.fte ftraalen,
die van de d uitterfte einden van eenig c voorwerp af koomen, dat één lyn
Middellyns heeft, en dat 3 43 8 lynen vérre van het oog is afoefcheiden,
door het ƒ Middelpunt van het oog heene gaan, en dat ze het^ nétte-
vlies in dat punt koomen te ontmoeten, daar alle de ftraalen zich weeder
mét malkandere vereenigen, zo zal men bevinden, dat de dikte van één
fcpypje óf draadje der Gezicht-zeenuw niet meer zyn en zal als het 5 7 3 fte
deel van een lyn, óf, het vyfde part van een Spinnekóps-draad, onderftélt
zynde dat zulk een Spinnekóps-draad ontrent eeven zo breed is als het
n 3 de deel van een lyn.By-aldien nu de breedte,of, om beeter te zéggen,
de i Middcllyn van één pypjc der k Gezicht-zeenu vv met grooter en is als
het vyfde deel der dikte van een Spinnekóps-draad, zo zal deszélfs ge-
heele dikte niet grooter zyn, als ontrent het vyf-en-twintigfte deel van
zulk een draad; het geene ons d an klaar doet.zien, dat de /. dierlyke gee-
ften, die in deeze pypjes,zyn beflooten, van eene alleruitterfte, teedor-
heid en onbegrypelyke kleenheid moeten weezen.
Zesde L i d,
Dat een voor^i'érp dat vérre óf na-by U, altyt op eene eeven-gelyke wyze moet
fchynen verlicht te %i.'eezen, mids dat het altoos eeven.zeer vaneen mhélder-
glinfterend lichaam verlicht wérde.
Uit alle het geene dat tót nu toe (voornaamentlyk^ in dit Hoofd-deel) van
«Interpo- onsis bygebracht, blykt middag-klaar, dat, by-aldien de « tuffchen-
ftélling van heel veel groove lucht, tuflchenhet 9 voorwerp en het oog,
fc Filet du
nerf opti-
que.
{ Diametre.
d Extrcmi-
tez.
t Objed:.
/Centre.
g Rctine.
AUn filet
du nerf
opcigue.
j Diametre.
Nerfop-
lique.
JLes efprits
aiamaui.
jw Corps
lumineui.
niet een groote a meenigte van ftraalen kwam te onderfchéppen, een «Quantité.
ieder punt van het voorwérp geftaadig eene b eeven-gelyke meenigte ^ Egale
van licht na onze oogen toe zoude zénden, het 2^y dat het vérre van quaattté.
ons af, óf na-by ons wasj als meede, dat één en het zélve voorwérp,
bygevólge, altyt aan ons eeven zeer verlicht zoude fchynen te zyn, op
wat voor eene afftand men het ook mocht koomen te befchouwen, mids
dat het échter altoos eeven-zeer van een c hélder-glinfterend lichaam
verlicht wierd.
NB. een lyn wérd in dit geheele Hoofd-deel, ds meede, in deeze geheele
Verhandelinge, verftaan duim , houdende één voet 12 duimen, alles
Faryfche maat j zyndeeen Paryfche duim iii vatteen Ehjinlandfche duim.
Membra-.
tez.
Eerfte Lid.
Befehrjvinge van het Oog.
Anneer men een oog nét in't midden kwam deur te fnyden, Zo-
daanig, dat de a fnêê récht door het midden van de b oog-appel flSe£lion:
heene ging, zoude het zichten naaften by op zodaanig eene wyze ver- b Pruuelle;
toonen, als het in deeze navólgende Figuure vertoont wérd. A B C B A
is eene vlies, dat reedelyk hard en dilos, het geene het geheele oog
omvat, rond-achtigis, en-in't wélke alle deszélfs mwéndige deeltjes
begreepen zyn. D EF is een ander vlies, dat nóch dunder is als dit
buittenfte, het wélke, alseen tapyt, in het eerfte vlies is uitgefpreit.
ZH is de «i Gezicht-zeenuw, wélke uit een on-eindig getal van heele ^ N^f op;
fyne en dunne hólle pypjes is te zaamen-gezét, wélkers e uitterfte tiquc.
einden, nahet oog toe, zich in de geheele ruimte GHI koomen uit ' Exticmi-
tefpreiden, alwaar ze, zich mét eene ontélbaare meenigte van/ aderen
1Ï11- re. TT-iooVf^n
en flagaderenvcrméngende, een dérde^ vlies koomen uitte maaken, ^j„cres.
dat uittermaaten dun en teeder is, het wélke het nétte-vlies wérd ge- g Membr».
naamd, en dat de geheele grond van het tweede vlies t'eenemaal be- na.
dékt: haare andere einden koomen in de hérfTenen uit, en wélzodaa- * R«quot;'«-
nig, dat, wanneer de einden, diehaarinderuimteGHI verfpreiden,
geraakt wérden, de ziel hier af terftont kénniffe draagt, door de be-
weeginge der geeften, die door deeze pypjes heene gaan. K, L, M,
zyn driederhande zeer dunne deurfchynende vochten , die de geheele
ruimte koomen te vervullen, die binnen in deeze vliezen is begreepen,
niuKux.
S
en waar door de ftraalen deslichts,
die uit een ieder punt van het a voor-
wérp afkoomen, zich vereenigen
op de b uitterfte eindjes van zo veele
c pypjes óf draadjes der gezicht-zee-
nuw, zonder wélke alle lt;3! Ziening
verwart zoude zyn, eeven-eens ge-
lyk als men ziet gebeuren ontrént de
f.Stik-ziende, en ƒ die maar alléén
van vérre wél zien. De érvaarent-
heid leert ons, dat de g chriftallyne
vocht by-na één en dezélve /j Wan-
ftraalinge maakt, als het glas óf het
Chriftal doet, als meede , dat de
twee andere vochten , K cn M,
haar een weinig minder koomen te
veroorzaaken, by-na als het gemee-
ne waater doet.
Het deel BCB , van het eerfte
i vlies A B C B A, is deurfchynend,
en een weinig mêêr /^geboogen, als
het overige deel B A B. Het deel
E F F E van het tweede vlies D E F
F E heeft in het midden een klein
rond gaatje , FF, dat de / oog-
appel wérd genaamd, en dat, wan-
neer men het van buiten beziet, heel
fwart, en in het midden van'toog
is. Dit gaatje nu en is niet altyt
van ééne en dezelve grootheid: en
het deel E F, van het vlies daar het
in beflooten is , zweeft, zonder
cénige de minfte belémmeringe,
in de vocht K , die uittermaaten
vloeijende is, en die ook , om die
zélve reede, de naam heeft gekree-
gen van m waater-achtige vocht.
Dit deel fchynt ook als een n klein
fpiertje te weezen, dat zich intrék-
ken en uitbreiden kan, na maate dat men de 0 voorwérpen naader ot
veerder, klaarder óf duifterlykeraanfchouwt, óf hên mêêr óf min on-
derfcheidentlyk wil zien. De binnenfte p Oppervlakte van dit deel
EF, die na de grond van het oog toe ftrékt, is ook uit die reede geheel
pObjea.
b Exttemi
tcz.
f Fiktsdu
nerf opti-
que.
d Yifioii.
t Myopes.
ƒ Presbites,
g Humor
chriftalli-
31US.
h Refra-
ûion.
S Membra-
na.
Voute.
I Prunelle.
'tn Humeur
aqueufe.
» Petit
mufcle.
«Objeas.
t Surface.
en-al pik-fwart, om de ftraalen daar door te verdooven, die anderfins
na het a nétte-vlies toe zouden kunnen b wcêrom-buigen, en det zie-
ning zodoende verwart koomen te maaken.
EN, EN, zy n on J erfch eide zwarte ö! draadjes óf pypjes, die men
e de oog-hair-gelyke banden noemt. Ze omringen de vocht L rond-
fomme, en ze koomen uit het tweede ƒ vlies voort, ter plaatze daar
het dérde vlies eindigt, alwaar zc niets anders en fchynen te weezen als
heele kleene^ peesjes, door wélkers middel deeze vocht L nu ronder,
en dan platter wérd, en zich op ééne en dezéive tyd meerder óf min-
der na het h nétte-vlies komt te naaderen, na dat men de i voorwér-
pcn van vérre óf van na-by komt te befchouwen.
a Retint.
b Reflechir.i
c Vifion.
d Fiiets.
e Ligamens
cilaires.
ƒ Membra-
na.
ç Tendons»
h Rétine
i ObjeiaSi
k. RetineJ
l Objeds.
Endelyk zyn O O zés óf zeevenfpieren, van buiten aan het oog vaft,
om het naar alle zyden toe te kunnen doen draaijen en beweegen, en,
moogelyk ook, ora het mét eene te doen naaderen óf afwyken, na,
ófvan het het nétte-vlies, na dat de / voorwérpen óf vérre óf na-by
zyn.
Tweede Lid.
Het geene in een m d-Mere kramer komt te gebeuren.nbsp;wChambré
Wanneer men een kaamer heel dicht komt toe te fluiten, en alle de
lucht-en hcht-gaatjes zodaanig komt toe te ftóppen, dat'er geen licht al-
toos in die kaamer en kan koomen,als door één éénig rond gat alleen, daar
men een « ból-geflcepen glas in heeft gezét j zo kan men, op een wit «Verre
linnen laaken, dat men, in deeze zélve kaamer, op een zeekere afftand convexe,
van het glas, heeft uitgefpreit, de beelden der ^ voorwérpen ontfan- pObjedj^
gen die buiten deeze kaamer zyn. Men moet échter wél hier op lét-
ten, dat dit gat niet al te groot ófal te klein en zyj want, by-aldicn het
al te groot is?zo zullen zich deeze beelden daar ter plaatze wél met eenige
hélder-en leevendigheid vertoonen, maar ze zullen zeer onder malkan-
dere verwart zyn, doordien de ftraalen des lichts, die van onderlcheide-
ne punten vaneen voorwérp afkoomen, zich op dit linne laaken niet
quot;Weeder te zaamen en kunnen vereenigen, mét alle de juifte nétheid
die'er wel noodzaakelyk toe vereifcht wierd; en in teegendeel, wanneer
dit gat al te klein is, zo vertoonen zich de beelden wél q onderfcheiden q Diflinti:
genoeg, maar ze hébben alsdanheel.weinig leevendigheid.
Dérde L i ü. '
Vergelykingevan het oog met deeze duiftere kramer.
Wanneer men nu het oog by deeze duiftere kaamer vergelykt , zo kan r Retine;
men mét reede zéggen, dat ditgat de r oog-appel veijeeld j dit/bol-
gefleepeglas, dechriftallyne vocht, ófliever, alle de deelen van het ^
oog, die eenige t Wanftraahnge koomen te veroorzaaken} dit linne '
znbsp;laaken,
-ocr page 100-kaken, het binnenfte a vlies, dat doordeuitbreidinge vande b pypjes
óf draadjes der Gezicht-zcenuwwérd gefórmeert gt; en eindelyk, datde
hand van die geene, die het glas t'élkens komt te veranderen, na de on-
derfcheide afftand der voorwérpen, de c oog-hair-gelyke banden ver-
beeld, wélke, opzwéllende, als zo veele öJfpier-achtigeveezeltjes, dc
chriftallyne vocht, die ze beftooten houden, platter koomen te maa-
ken, terwyle ze inkrimpen, en haar vérder vande grond van betoog
doen afwyken; óf die, néérflénkende, deeze zélve chriftallyne vocht
weeder ter plaatze laaten keeren daar ze was van daan gekoomen, en die
haar mét eene ter zélver tyd haare eerfte e bólligheid wecder doen aan-
neemen; alsmeede, datde hand van die geene, die, by gebrék van
genoegzaam verfchiet van glaazen, het hnne laakcn kwam uit tc fpannen
op eene bekwaame vereifchte afftand van het glas, die ƒ fpierenkomttc
verbeelden, wélke de grond van het oog óf achterwaards trékken , óf
voorwaardsdoen guan, vólgens de onderfcheide afftand der voorwér-
pen. En ik geloove vaftelyk, dat, nóch de glas-achtige vogtighcid,
en nóch minder de waater-achtig® vogtigheid, eenigfins bekwaam zyn
om deeze g wérkingen der fpieren en banden aanmérkelyk te kunnen be-
létten: want de g as-achtige vogtighcid, van eene //beftaanelykheid
zynde die ten naaften by gclyk is mét het t krachtig geftólde vlees-nat,
óf liever, van eene beftaanelykheid weezende, die middel-eevenrcedig
is tuflchen het vlees-nat en het wit van een ey, moet heel gemakkelyk
van figuure konnen veranderen, en zich na die gedaante fchikken, wél-
ke men aan het lichaam geeft daar het in beflooten is; en de andere vog-
tigheid , ten naaften by van ééne en dezélve /^beftaanelykheid weezende
als het gemeene waater is, moet zich na dit alles nóch veel gemakke-
lyker kunnen fchikken, en over al voor weeten te wyken.
Vierde L i d.
Keede, waarom men de 1 voorwerpen die na-by en die vérre-afgeleegen zyn,
eeven onderfcheidentlyk,kemt te zien, alsmeede, dat het noodzaakelykjnoet
weezen, datde verandering der chriflallyne vogt, zowél als die van het
geheele oog, daar toe op ééne en dezelve tyd moet meede hélpenente zaamen
koomen.
Het zal dan nu niet kwaalyk te paflê koomen, dat men hier ter plaat-
ze eens naauwkeuriglyk gaat onderzoeken, óf de voorwérpen, die na-
by en die vérre- afgeleegen zyn, hunne beelden eeven onderfoheidentlyk
op het m nétte-vlies koomen n af te teekenen, doordien dc chriftallyne
vogt ronder óf platter wérd na de onderfcheide afftand der voorwérpen,
óf wél, ter oorzaake dat deeze zélve vogt dc grond van het oog mêêr
komt te naaderen, óf verder daar van af tc wyken; óf ook, doordien
de Q fpieren de grond van het oog voorwaards óf achterwaards trck-
«Membra-
na.
JEiletsdu
nerf opti-
que.
» Ligamens
ciliaires.
d Fibres
mufculeu-
f«.
€ Convexi-
tc',
Mufçlcs.
«Avions
Ses mufcles
amp; liga-
mens.
h Confi.
flence.
i Gelée.
it Confi.
fteiicc.
i Objets.
m Rétine,
a Tracer.
î Mufcles.
Laat dan S een a voorwérp zyn, flObjea.
dat zeeven óf acht duimen van het
oog C is afgeleegen , en welker«
ftraalen, die daar van uitgaan, zich
op, het b nétte-vlies, in het punt i'Rctinc. ^
D, weeder te zaamen koomen te
vereenigen. Dit dan zo zynde,
wanneer men een e een ból-geflee- t Vérre
pc glas , als P R , tuffchen het convexe,
oogen het voorwérp komt te plaat-
fen , zo is het baarblykelyk , dat
deeze zélve ftraalen zich weeder te
zaamen zullen moeten vereenigen, .
voor-en-aleerzchetö! néttevlieszul- «Retmc. ■
len bereikt hebben,als,by voorbeeld,
in M, wanneer het oog altyt in één
en dezélve ftaat bleef: dat is, zo
wanneer het nétte-vlies, óf de chri-
ftallyne vogt, nooit eenigfins van
plaats cn kwaamen te veranderen,
óf liever , by-aldien deeze zélve
vogtigheid niet iets óf wat platter
en wierd: en dat men ook, door
die reede, dit f voorwérp niet an- «objed.
ders als heel verwart en zal kunnen
befchouwen.
Vérders is het baarblykelyk, in-
dien dc ƒ fpieren het g nétte-vlies ^JJ™'
tót aan het punt M toe voortdree- ^
ven, ói liever, by-aldien de chri-
ftallyne vogt, in de plaats van dit,
het nétte-V ies dicht genoeg kwam
te naaderen , dat dit zélve voor-
werp zyn beeld daar ter plaatze wél
zonder eenige de minfte verwarrin-
ge zoude vertoonen , maar échter
veel kleender als het in der daad en
waarheid is, en, bygevólge, ook
veel onvolmaakter: dat is, dat men
op deeze wyze alle deszélfs deeltjes geenfms zo wél en zoude kunnen
oixtdékkenra befchouwen, Mag ,^dewyle men door de érvaarenthcid
ken i óf eindelyk, doordien alle deeze zaaken tót dit ge wróeht meede -
hélpen cn te zaamen koomen.
S
iï
zélve het réchte teegendeel bevint waarachtig te weezen; dat is, dat
een a voorwérp ons en grooter en onderfcheidently ker voorkomt, door
het plaatfen van een h ból-gefleepe glas tuffchen het oog en dit zélve
voorwérp, zo moet men noodzaa celyk daar uit befluiten, dat de chri-
ftallyne vogt in zulk een geval niet alleen vérder van het c nétte-vlies en
komt af te wyken, maar datze ook nóch daar-en-booven op eeven die
^^ Convexi- ^^Ivetyd platter wérd, ja nóch meerder zélfs, als het glas eene hóllig-
heid aan het oog heeft meede-gedeelt.
Vyfde L i d.
Wat men moet doen, wanneer een voorwerp al te dtcht hy eenoog is, dat al te
plat IS, óf al te verre afgeleegen, van een oog dat al te rond is, omonder-
fchetdefitljkgenoeg bejchouwite kunnen wérden.
Wanneer het dan komt te gebeuren dat een ^ voorwérp zo naby een oog
is, dat de chriftallyne vogt niet rond genoeg en kan werden, om het
beeld van dit voorwérp klaar genoeg op het ƒ nette-vlies te vertoonen,
zomoet men zyn toevlugt tót de konft neemen, ter plaatze daar de na-
tuur te kortfchiet, en die te hulp zoeken te koomen, dooi-het plaat-
zen van een ^ ból-gefleepe glas tuflchen het oog en het voorwerp Maar,
wanneer eenig voorwérp zo vérre van een oog is afgeleegen dat al te rond
is, en dat de chriftallyne vogt niet plat genoeg gemaakt kan werden, om
het beeld van dit voorwérp klaar genoeg op het h nette-vhes te ver-
toonen, zo moet men insgelyks zyn toevlugt weederom tot de konft
neemen, en dit oog zoeken te hélpen, door het plaatfen van een » hol-
gefleepe glas tuftchen het oog en het voorwérp.
Zésde L i d.
■jjn, cn andere weeder in tee-
' gendeel niet als 1 van vérre wél konnen.
« Objccl.
h Verre
convexe.
c Retine.
itObjed.
ƒ Retine,
j Verre
couvexe.
16 Retine.
i Verre
concave.
k Myopes.nbsp;y^^de zommige menfchen k flikzZ-iende zjn, en andere weeder in
Presbues.nbsp;niet als 1 van vérre wél können zien.
m De luiden vanoeffeninge, en die mcnfchen, wélke gewoon
alle dingen van na-by te befchouwen, zyn in 't gemeen dit laatfte gebrék
onderheevigi en het eerfte gebrék is een by-na noodzaakelyk gevólg
m Gens de m De luiden vanoeffeninge, en die mcnfchen, wélke gewoon
lettres.nbsp;J'______________U»»nbsp;^7^71-» ïn ■'r rrr^mppn rlïtnbsp;crpKr/^lr
«Fibresdes van den ouderdom, dewyle de «veezeltjes der oog-hair-gelykc banden,
ligamens ^o wél alsallcde andere leeden des lichaams, als dan on-buigbaar be-
ciiuires. ginnende tc wérden, en eenigfins in te krimpen, de chriftallyne vogt
eenigermaate plat koomen te maaken, en daar door het middel te be-
neemenom genoegzaam rond te konnen wérden.
DEURZICHT-KUNDE.
VII. HOOF D-D E E L.
tfViflon:
Eerfte Lid.
V^hlaaringe op wat wjza de Ziening gefchiet.
IK zal hier ter plaatze, mét alle moogelye kort-en klaarheid, trach-
ten aan te wyzen, op wat voor eene wyze de Ziening gefchiet j dat
is, op wat wyze de ziel de h voorwérpen gewaar wérd , die buiten Objefts;.
ons zyn, na datze haare beelden op het c nétte-vlies d hébben afge-
teekent.
Tweede Lid.
Dat de e indrukfels , die de voorwerpen op de uitwendige leeden maaken y tót
in de z.iel toe doordringen y door het tujfchenkpomen der zeenuwen-, als mee.
de , dat de f Ontleei-kundige drie onderfcheidene zaaken in deeze zeenu-f
wen gewaar wérden.
Al de waereld weet wél, datde indrukfelen, die de f voorwérpen .^objcfts.
op de uit wéndige leeden maaken, tót in de ziel toe doordringen, door
de tuflchen-komfte der zeenuwen. De quot;f Ontleed-kundige wérden | Anato-
drieonderfcheidene zaaken in deeze zeenuwen gewaar, naamelyk, de mici.
h vliefen , daar ze in zyn gewonden, en die, haaren oorfprong nee- amp;Membra^-
mende van devliefen, daar de harflenen» in beflooten léggen, als hee-
le kleene pypjes zyn, die in een eindeloos getal van takjes zyn verdeelt, p^^^ ^ ^'
die zich door alle de leeden des lichaams koomen uit te breiden, ten
naaften by als de k aderen en flag-aderenj haare inwendige zelffandig- k VeinesSc
■ ■■nbsp;■ - - ■ - attercs.
/ Filets
heid, wélke niets anders enis als een on-eindig getal van heele kleene
I hól-achtige pypjes óf draadjes, wélke, zich geheel-en-al langs dee- ^^^^^
ze m vlies-achtige pypjes uitftrékkende , van de hérflenenaf, daarze ^xuyaus
haaren eerften oorfprong uit hébben, tót aan de n uitterfte einden der membra-
andere leden toe, daar ze zich aan vaft héchten; op zodaanig eene wy- ueur.
ze, datmen zich kan en moet verbeelden in een ieder deezer kleene pyp- «Extremi-
jes weeder een eindeloos getal vandeeze kleene hól-achtige o pypjes te '/pj.gts.
Weezen, die geene de alderminfte gemeenfchap mét malkandere en héb-
benicn eindelyk, p de dierlyke geeften, wélke de alderfynfte deeltjes van het j Les ef-
bloedzyn, die zich van de andere eroovere deelen koomen af te fchei- pn«»'
j- ,nbsp;/,i ,nbsp;____XfU.__maux.
i aui-
den in de q Idieren, wélkedeas-vérwigeenfchors-achtige óf buitten- quot;
fte deelen der hérflienen uitmaaken, en die daar van dan , door deeze ^nbsp;'
- pypjes óf draadjes, heel fachtjens na de mafiftUn toe vloeijen, die ze rPiUts.
se:
-ocr page 104-geftaadig opgeblaazen en uitgeftrékt houden j op zodaanig eene wyze,
dat de beweeginge, die zieh in de dierlyke geeften komt in te drukken ,
wélke aan het ééne einde van eenige deezer pypjes óf draadjes zyn, zien
op één en het zélve a oogwink ook kan gemeen maalcen en gewaar doen
wérden aan het andere einde deezer pypjes.
Dérde L i d.
Dat de onderfcheidene beweegingen, wélke de voorwérpen die buiten ons zyn,
aan de b dierlykegeeften meede deelen, alle de c gevoelige hoedaanighceden
in ons koomen op te wékken.
Dewyle het nu openbaar is, dat de voorwérpen die buiten ons zyn,
niet op deeze d pypjes óf draadjes en wérken, óf liever, op de dierly-
ke geeften die daar in beflooten zyn, als door de beweegingen die ze
daar van daan tót in de hérflenen toe overbréngen j zo kan men met goede
reede ook wél dénken, dat het niets anders als deeze onderfcheidene be-
weegingen en zyn, wélke de voorwérpen die buiten ons zyn, in de lt;? dier-
lyke geeften koomen in te drukken, die aan de ziel het gevoelen doen
kryo-en , van het licht, van de couleuren, het geluid, de warmte, enz.
als meede, dat alle deeze fchynbaarheeden alléén van ons zélve afkoo-
,men, en geheel-en-al aan ons zélfs moeten toegeëigentwérdeo.
Vierde Lid.
Datde fchynbaarheeden des lichts en van de couleuren in ons wérden verwékf^
door de onderfcheidene beweegtngen die de ftraalen des lichts in de dterljks
geeflen koomen intedrukkquot;, dte inde {pypjes óf draadjes der gezicht-zee-
nuw zyn ingeflooten.
« Iiircant.
iEfprits
animaux.
c Qualite'z
finübles.
,-/Filets.
«Efprits
animaux,
/Filets du
netf opti-
que.
f Apparen-
ces.
h Qualite'z.
i Objeds.
\ Pilets du
inerf opti-
que.
l Force,
Het is dan op deeze wyze dat de ^ fchynbaarheeden des lichts en van
de couleuren, wélke de eenigfte zyn, onder alle de h hocdaanigheeden
die Wy inde i voorwérpen gewaar wérden, die tót het gezicht behoo-
ren , in ons niet anders en wérden verwékt, als door de onderfcheide-
ne beweegingen, mét wélke de ftraalen des lichts koomen tc wérken
op de geeften die in de k. pypjes óf draadjes der gezicht-zeenuw zyn
ingeflooten: dat is, dat de l icracht van haare beweegmge in 't alge-
meen, dieze in deeze geeften koomen in te drukken, het gevoel des
lichts in ons verwékt, en het onderfcheid van de kracht deszélfs, die
van de couleuren, óf liever, het gecouleurde licht.
Vyfdlt;?
-ocr page 105-Dat de ziel niet één éénig deeltje van eenig a voorwe'rp, hot gering hei oo^dObjcti;,
zotide moogen weezen, af zonder lyk^en ^n onderfcheiden, noch oo^het on-
derfcheid van alle de code ter en deiz.élfs en kan onderkennen , dat zjn beeld
niet anders b af enteekent, als alléén op het c uitterße eindje vanéén éénig
pypje óf draadje der Ge zicht-zeennw.
Overmids wy nu reeds al onderftélt hébben, (bezie het tweede lid des vyf-
den Hoofd-deels) dateen iederpunt, van een voorwérp dat genoegzaam
wél verlicht is, niet rnéêrals hondert Licht-ftraalennade d Oog-appel
toe enzénd, wélke, zich alle weeder tc zaamen vereenigende , op
het uitterfte vanéén éénig pypje óf draadje der Gezicht-zeenuw, haa-
beweeginge koomen meede te deden aande dierlykegeeften die in dit
* pypje óf draadje zyn ingeftooteui zo is het openbaar-, dewyl deeze
ftraalen deeze geeften niet anders en kunnen doen beweegen als opéén
éénige maniere alléén, dat de ziel nooit eemge deezer kleene deeltjes
van één éénig punt ineen e voorwérp afzonderlyk en zal kuntienonder-
fcheiden, niet mêêr als men iets byzonders van een punt, óf van een
lyn, die op het papier is getrokken, zoude kunnen onderkénnen, fchoon
dat een overgroote meenigte van zulke punten en lynen , die wyds en
Zyds over al op dit papier geteekent ftaan, aan onze oogen kwaamen tc
vertoonen, Huizen, Steeden, Landfchappen, Véld-ófZee-ftaagen,
enduizentderleije andere zaaken mêêr. By gevólge dan, fchoon dat
Zodaanig een voorwérp al mocht beftaan uit eene on-eindige meenigte -
van couleuren, die geheel-cn-al van malkanderen onderfcheiden waa-
ren, zo en zoude het zich échter aan ons Gezicht niet anders kunnen
vertoonen, als onder één éénige couleur alleen; datis, mét zulk een
couleur, die voort zoude moeten koomen uit de t'zaamen-mengehnge
van alle die couleuren daar het uit beftont.
Zesde L i D.
Dat de [voorwerpen meer óf min anderfcheidentlyk^van ons gezien wérden, /Objcas.'
na dat ze haare beelden mêêr óf min op de g Gezicht-zeeninu koomen uit ^Rctinc^
te ftrékken.
i Tracer;
c Extremî-
te'd'an feu!
filet du nerf
optique.
d Prundlç^
* Filet:
t ObjeSI
Wy kunnen dan nu uit dit alles mét genoegzaame reede befluiten,
dat, hoe zich het beeld van één cn het zélve voorwérp mêêr op de Ge-
zicht-zeenuw komt uit te ftrékken, hoe onderfcheidently keren klaar-
der men het ook moet zien i en, bygevólge, dat men alle lichaamen
in't algemeen veel klaarder en onderfcheidentlyker van na-by, als van
vérre, kan cn moet befchouwen.
Secvendc Lid.
Dat'er zésdcrhande a hoedaanigheeden zyn, diewy in de voorwerpen des ge-
zichtsgewaarwe'rden, behalven het licht en de couleuren-, alsmeede, opwat
ivjz.e men de b ftand kan leeren kénnen, die de c voorwérpen kunnen heb-
ben, ten opz.ichte van ons lichaam.
De hoedaanigheeden nu, die wyin de voorwérpen des gezichts ge-
waar wérden, zyn, behalven het licht en de couleuren, de ftand, dc
afftand, de grootheid, dee gedaante , de beweeging , en de ruft-
Wat nu de ƒ ftand aangaat, wélice een iegeiyk deel van een g voor-
wérp, óf onderfcheidene voorwérpen, hébben kunnen, ten opzichte
van ons lichaam, wy zyn gewoon die te onderkénnen, door dc ftand
der deelen van onze hérftenen, daar de h pypjes óf draadjes, daar dee-
ze geeften in beflooten zyn , die door deeze voorwérpen bewoogen
wérden, haaren oorfprong van daan hébben.
Achtfte Lid.
Reede, waarom men devoor%vérpeninhaarennatuurljken i ftand komt te z.ien,
fchoon z.e haare beelden k omgekeertop het nétte-vUes vertoonen.
En, alhoewél de voorwérpen haare beelden omgekeert op het / nét-
te-vlies vertoonen, en dat ze ook op deezc wyze na de hérftenen toe
wérden voort-gezonden, zoen kunnen óf moetenze zich échter daar-
om geenfins omgekeert aan ons vertoonen óf fchynen te weezen : want,
nademaal de ziel nu reeds al weet, in wélk een ftand deeze m voorwér-
3cn waarlyk zyn, ten opzichte van ons lichaam, eneindelyk, dewy-
e hy gewoon is van de dingen te oordeelen dooreen zeekere n hébbe-
ykheid en gewoonte , en zonder eenige de minfte o reedekaavelinge
daar over tc maaken, dat ze altyd in een p ftand zyn, die récht teegen-
ftrydig is mét die ftand , wélke haare beelden hébben op het q nette-
vlies, zo moeten deeze beeldendaar door noodzaakelyk in haaren réch-
ten en waarachtigen ftand zyn , óf fchoon ha^re fchilderye r een ge-
heel-en-al teegenftrydige ftand heeft op de grond van het oog.
Neegende Lid.
Dat die ménfchen, op wélkers fnètte-vlies de t veerwérpen haare beelden al-
tyt in haar en waarachtigen u ftand haddenv^ afgeteekent, deez.ezélve voor-
wérpen éehter X omgekken zouden befchouwen, by-aldien zy op een bot en
aanjlonds haare beelden omgekeert op het y nétte-vlies k;waamen af te tec
kenen.
Uit alle het geene dat tót nóch toe van ons is by gebracht, vólgd dan,
by-aldien iemand een zeeker ^ voorwérp nooit anders en hadile be-
« Qualitez,
i Situation.
f Objelt;as.
J Diftance.
t Figure.
/Situation,
f Objeft.
^.Filets.
i Situation,
it Reuver-
fez.
l Rctiric.
tn Objeds.
»Habitude.
«Raifbnne-
ment.
I? Situation.
5 Retine.
* Situation
cojBtxairc.
ƒ Retine.
* Objefts.
wSituationlt;
13J Tracé.
,v Renver-
fez.
ƒ Retine.
iObjeit,
fchouwt, als dwars door zeeker a Konft-wérk heene, dat van zo- «Machine,
daanig eene uitwérkinge was, dat de voorwérpen haare beelden daar
door in haaren waaracitigen h ftand op de grond van het oog moeften ^Situation.
drukken, dat de zodaanige alle deeze beelden in zulk een ftand zou-
de befchouwen, en eeven-eens als wy ze koomen te zien , maar dat
hy ze in c een récht teegenftrydige en omgekeerde ftand zoude aan- c Situation
fchouwen, wanneer men hém dit d Konft-wérk ééns van voor zyne contraire sc
oogen kwam van daan te neemen. Alle de ménft;hen , die heel veel
zulke Vérrekykers gewoon zyn te gebruiken, die de voorwérpen om- achme^
gekeert vertoonen, kunnen heel licht door de érvaarenthcid zélve ver-
zeekert wérden, van de waarheid deezer zaaken , die wy nu hier zo
eeven hébben ter needer geftélt.
Tiende Lid.
Reede, waarom de e voorwérpen zjch niet dubbelt aan ons en moeten vertöO' «Objeits,
nen, fchoon datze haare beelden op de grond van een ieder onzer oogen koe-
men i af te teekenen.nbsp;'nbsp;* ncev.
Het is eindelyk ook door eeven deeze zélve reede, dat een zeeker voor-
wérp zich geenfins dubbelt aan ons en moet vertoonen, fchoon dat het
deszélfs beeld op de grond van een ieder onzer oogen komt af tc tee-
kenen: want wy zyn altoos gewoon onze oogen op zodaanig eene wy-
ze na eenig ^ voorwérp heene te leiden, dat een ieder deezer punten
zyn beeld op de grond van élk oog komt h af te teekencn, op het
» uitterfte eindje van een pypje óf draadje der Gezicht-zeenuw, dat in
élk oog in één en dezélve órde is , cn eeven vérre van dat pypje óf
draadje afgefcheiden, dat in de k^As is. Laat, by voorbeeld, A, óf
D, een punt zyn van eenig I voorwérp, dat van de oogen , B en C,
op eene taamelyk-reedclyke afftand is^ afgefcheiden •, laaten vérders,
lt;r, b, c, d, enz. en i, 2, 3, 9 enz. dc m uitterfte eindjes weezen van
onderfcheidene pypjes óf draadjes der twee Gezicht-zeenuwen, door
het uitfpreidcn van wélke het ééne en het andere n nétte-vlies is ge-
fórmeert. Wanneer dan deeze twee oogen , B en C , op zodaanig
eene wyze na het punt D zyn gericht, dat het zyn beeld in het oog B
komt 0 af te teekenen, op het uitterfte eindje van het pypje óf draad-
je 6, dat op een zeekere afftand van het pypje is afgeleegen, dat in
^'deasis} als meede, dat dit zélve punt D een ander beeld in het oog
C komt af te teekenen, op het uitterfte eindje van het f pypje ófdraad-
je 2, dat op ééne en dezélve afftand van het pypje i is, cn dat ook
mét eene in die zélve órde isj dat is, dat,
g Objeft.
h Tracer.
»Extrémité
d'un filet
du nerf op-
tique.
/Objea.
M Extrcmi-
tez.
»Rétine.
flTracer.
f Axe.
7 Filet.
Setie dl
völ^endt
figuur.
jes óf draadjes, 6 en 2 , aan één en dezélve
« cn i zyn, en dat ze mét eene eeven vérre daar van zyn afgeleegen,
L 2nbsp;zo
, by-aldien deeze twee pyp-
élve zyde van haare Aften
20 en zullen wy dit
J(Obicd. a voorwérp geenzins
dubbelt aanfchouwen,
dewyl onze ziel, in dit
geval, gewoon is te oor-
deelen, dat'er niet mêêr
als één éénig voorwérp
waarlyk en is. Deeze
f Filets. b pypjes óf draadjes nu,
acn I, b exy z, c en 3,
enz. kunnen mét goed
récht gelyk - vórmige
pypjes óf draadjes ge-
naamd wérden.
t)
Elfde L I D.
JReede , waarom men de
voorwérpen dubbelt zjet,
z.0 wanneer men de oe-
gendaar van komt af tt
wénden.
Maar, wanneer men
zyne oogen zodaanig
van eenig e voorwérp
komt af te wénden, dat
het zyne twee beelden
op de twee gelykvórmi-
ge pypjes óf draadjes der
Cjezicht-zeenuw niet af
cn kan reekenen; zo is
het heel gemakkelyk te
begrypen j dat men in
zulk gevd noodzaake-
lyk twee voorwérpen
zal moeten aanfchou-
wen , fchoon dat'er niet
mcêr als één éénig voorwerp buiten ons weezendlyk enis,
«Objcd.
Reede, w/iaram de ménfchen die fcheel zien, de voerwérfen niet dubbelt en be-
fchouwen , fchoon ze haare otgen niet eevenwydig aan malkanderen en hébben.
Het is ook niet min gemakkelyk te-begrypen, dat dc ménfchen die
fcheel zien, échter daarom de a voorwérpenVniet dubbelt en bcfchou- «Obica?.
wen, fchoon dat een ieder punt van een voorwérp zyne twee beelden ^
niet op eenige b gelykvórmige pypjes óf draadjes en komt af te teeke-
ren, op de grond haarer oogen ; ja zélfs , dat zquot;. die in teegendeel
noodzaakelyk dubbelt zullen moeten zien, wanncerzchaarcoogenop
Zodaanig eenewyze daar van koomen af te w^énden, dat een iederpunt
van het voorwerp deszélfs twee beelden op eenige gelykvórmige pyp-
jes óf draadjes komt afte teekenen.
c Obieftj.
Op wat wyze men de afftand der voorwérpen kan leeren onderkennen.
Wat nu dc afftand der c voorwérpen aangaat, de natuur zélfs heeft
ons onderfcheidene middelen aan de hand gegeven, om die te kunnen
leeren onderkénnen, wanneer ze niet al te vérre van ons cn zyn afge-
leegen. Want wy kunnen zc kénnen,nbsp;dooreen natuurlyke
Meet-konft, dat is, door dc kénnilfcdie wy natuurlykcr wyze héb- -/Geome-
ben van de e afftand onzer twee oogen, het eene van het andere, als
meede, van dc twee hoeken, mét dewélke zy óf mêêr óf min na de
voorwérpen toe ƒ wérden geboogen. Ten tweeden j door de g gedaan-
tc van het oog, die t'élkens komt te veranderen, na dat eenig, voor- ^
wérp aan het zélve naadcrt, óf daarvan afwykt, van wélke verande-
ringe onze ziel aanftonds verwittigd wérd door de h wérktuigen die h Organes;
Ze maaken. Ten dérden ^ door de vergelykinge van derzélver onder-
linge i grootheid, wanneer wy die heel wé kénnen, mét de groot- «Graiidcuri
heid der beelden die ze op het k nctte^vlies koomen afte teekenen, ^Retme.
Ten vierden-, lt;loor de l tutichcn-ftéllinge van verfcheide voorwérpen, MntcrpoCi
daar van ons de m afftand ten naaften by bekénd is. Ten vyfden-, door
de n onderfcheidentlykheid, óf o verwartheid van haare/' gedaantensj „pjf^i,,. '
en eindelyk ten zésden-, door de f kracht óf flaauw heid van haar licht: aion.
dat is, wanneer men de voorwérpen langs de r Gezicht-einder heene , Confu-
komttcbefchouwen, alwaar de tuflchen-ftéllingc van heel veelgroo- fioquot;-
ve lucht, die zomtyds ook nóch daar-en-booven mét veel ftóf en on-
zuiverheid vervult is, eene over-groote meenigte van ftraalen belét tót
aan onze oogen toe tc naaderen: want anderüns zoude een voorwérp, r Horifon,'
dat heel vérre van ons is afgeleegen, als , by voorbeeld, een zeekere
f dwaal-ilar, wanneer ze in het tóp-punt (zenith) ftaat, aan ons veel ƒ Planctte^
L 5nbsp;wéér
-ocr page 110-mêêr verlicht moeten fchynen te weezen , als, wanneer wy daar heel
.......... dicht by waaren; want deszélfs beeld komt alsdan heel weinig ruimte
op het a nétte-vlies te beflaan, waar van het overige deel kwaalyk eens
b Objcds. bewoogen wérd, door eenige andere b voorwérpen die daar rondfomme
zyn; zo datde ziel ook, bygevólge, alle haare aandacht geheel-en-al
dérwaarts kan heene itieren, zonder,die eenigfins te verdeelen; en uit
die reede oordeelt ze ook dit voorwérp veel meerder verlicht te weezen,
als het in der daad en waarheid wel is.
rFonde-
f.mcnt.
d Plan uni.
» Surface
plate.
Veertiende Lid.
Dc voornaamfte cgrond-véft der Schilder-kgnft.
De konfl: van't Schilderen, en onderfcheidene voorwérpenop«! eene
gladde en éflene vlakte te vertoonen , befl:aat wel voornaamentlyk in
Kt naauwkeurig in acht neemen van by-na alle deeze middelen: want,
wanneer men op e eene platte vlakte zommige voorwérpen wil vertoo-
nen, die verfcheidentlyk van malkanderen zyn afgeleegen, zo draagt
men voor-al goede zórge, dat men dat voorwérp, het geene men als
hetnaafl:e by ons wil doen vertoonen , óf, gelyk als de Schilders ge-
woon zyn te zéggen, dat op de voor-grond der Schiiderye is, mét
heelé fl:érke enleevendigecouleuren, heel ondcrfcheidentlyk, en mét
ftérke fchaduwen komt af te fchilderenen uit te haaien; en in teegen-
deel, dc voorwérpen, die men, als van heel vérrekoomende, wfldoen
vertoonen, is men gewoon mét heel weinig onderfcheid, fachtverfchic-
tende couleuren, en flaauw-dommelende fchaduwen af te beelden; óf
liever, om my van de fpreek-wyzen der Schilders zélfs te bedienen,
mét couleuren en fchaduwen, die heel facht en teeder zyn.
/Pagina-nbsp;Vyftiende L i d.
;r Diftancc Hoe de ï inbeeldinge ons gewoon is te bedriegen, ontrent het oordeel dat z.e vélf,
des objcfts, Aangaande de g afftarS. der voorwérpen.
Het is nu hier in dat onze inbeeldinge ons gewoon is te bedriegen,
als, wanneer men van heel vérre eenig gebérgte ontdékt, dat vande
Zon verlicht wérd, en dat booven een heel duiftere en Ichaduw-ry ke laan
óf bos van boomenuitfteekt, want als dan zullen wy dit gebergte veel
naader by ons oordeelen te weezen , als het in der daad en waarheid
wel is: als meede, wanneer men de maan heel zeer verlicht aanfchouwt,
in't midden van een heel duiftere blaauwe lucht, het geene veeltyds
ftMeridicn. gebeurt, wanneerde Maan in de h Middag-kring is: want als dan zul-
len wyze oordeelen niet heel vérre van ons afgeleegen tc weezen, m
de plaats dat wy de Maan heel veel vérder van ons afgeleegen zullen
«Horifon oordeekn te zyn, wanneer wy die dicht aan i de Kimmen koomen
«Retine.
tc befchouwen, dwars door eene over-groote meenigte van groove lucht
en dikke neevels heene, en mét heel weinig hcht en onderfcheid , in
't midden van een heel klaare en héldere lucht, fchoon dat ze altyt op
beide die plaatzen by-na eeven vérre van ons is afgeleegen.
Zéftiende L i d-
IVat wél het mesfle toehre'ngt, in het oordeelen dat de Maan veel vérder van
ons is afgeleegen als z,e in der daad en waarheid wei is, wanneer zje heel dtcht
aan de a Kimmen is.nbsp;lt;» Horifon,
Dit alles zal ons ook moogelyk wél kunnen doen begrypen, dat men,
om te oordeelen datde Maan vérder van ons is afgeleegen wanneer ze
heel dicht aan de Kimmen is, als, wanneer ze de b Middag-kring naaderr, b Meridieo.
ge-enfins van noode en heeft om zyn toevlucht te moeten neemen tót de
c tuflchen-ftéllinge van eenige aardfche voorwérpen, óf ook, tót de fjnterpoa-
C lang-ronde gedaante des heemels} dewyle zélfs den geheelen heemel, ^^
beneevens de gantfche aarde, zich kunnen verbérgen, zonder nóchtans ,Figurc él-
de fchynbaare afftand van dit geftérnte mérkelyk te kunnen doen ver- liptique da
anderen; alhoewel ik heel geerne wil toeftaan, dat de tuflchen-ftéllinge ciel.
van het vlakke véld, beneevens de lang-ronde gedaante des heemels, daar
wél iets tóe kimncn by-bréngen, en ook, moogelyk, wél zo veel, als
het geene ik daar van de oorzaak zégge te weezen.
Zeeventiende Lid.
Op wat wyzje men f de grootheid der voorwérpen kan leeren kgt;
Ten opzichte dan van de grootheid der voorwérpen; men kan die
leeren kénnen, door de beelden die ze op het ^ nétte-vlies koomen h af
te teekenen, vérgeleeken zynde mét het oordeel dat wy véllen over haare
i afftanden. Dit is van zich zélfs openbaar genoeg , door het geene
de geduurige daagelykfche érvaarentheid ons daar van leert; want,
alhoewél twee onderfcheidene voorwérpen, die van eene ongelyke
grootheid en afftand zyn, twee gelyke beelden op het nétte-vlies koo-
men af te teekenen, zo en laaten wy échter daarom geenfins na , ora
Wél genoeg van haare waarachtige weezendlyke grootheid te oordeelen,
doorhet behulp van eenige der middelen daar hier booven breeder van
is gefprooken, (bezie h^t i^de Liddeezes Hoofd-deels) en geenfins door
de kénnifle die wy anderfins daar van zouden kunnen hébben, het gee-
ne men wél dient in acht te neemen. By gevóige dan, wanneer wy
al eenigfins bedroogen mochten zyn, in het oordeel dat we koomen te
véllen, aangaande de / afftand van eenig voorwérp, door het behulp
Van eenige deezer middelen, zo moet het ook mét eene noodzaakelyk
ƒ Grandeur
des obje^ls.
'Jnnen.
g Retine.
h Tracer.
iDiftattceCi
i^Obferver;
/ Diftanci^
-weezen, dat dit voorwérp ons zo veel te groóter voor zal koomengt;
wy hetvérdeï van ons afgeleegen zullen oordeelen te weezen.
Achtiende Lid.
Uit wat reede men de Maan veel groeter kpmt te z.ien, wanneer z.e dieht Aitn
de a Kimmen is, dan, watineerz.e'de b Middag-kring naadert.
En, eeven gelyk als wy nu reeds gezien hébben, dat wy dc Maan
veel vérder van ons afgeleegen hébben geoordcelt te weezen , wan-
neer ze dicht aan de Kimmen is, dan, wanneer .ze dc Middag-kring
naadert, zo zal daar ook uit vólgen, dat wy ze niet altyt eeven groot
en zullen kunnen zien, alhoewal ze échter altoosten naaften by eeven
vérre van ons af is, alsmeede, dat wyze óf grooter óf kleender zullen
f Horifon. moeten befchouwen, na dat ze óf méér óf min booven de f Gezicht-
■ einder is verheeven.
m Hotifou.
iMcfidicii'
Neegentiende L i tgt;.
Op wat voor eene wjxjt men de d gedaante, beweeginge, en ruft der e voor-
wérpen l^an leeren k/nnen.
Figure.
«Objccis-
/Figore.
^Opinion.
^Situation.
iRetine.
k. Globe dc
l-ocil.
i Objccis.
m Rctine.
Eindelyk, wat de gedaante, beweeginge, en ruft der voorwérpen
aangaat, ik geloove niet dat het ons nu heel moeijelyk zal vallen om te
kunnen begrypen, na alles wél overwoogen te hébben datwy zo aan-
ftonds dies-aangaande hébben ter needer geftélt, opwatvoor eene wy-
ze wy daar van eene taamelyke goede kénnifle kunnen bekoomen: want,
men is gev/oon van de ƒ gedaante van eenig voorwérp te oordeelen, door
dc kénnifl'e, óf, tenmmften, door het ^ gevoelen dat men heeft, aan-
gaande de h ftand van deszélfs onderfcheidene deelen; vérders is men
gewoon van de beweeginge óf ruft der voorwérpen te oordeelen, door
de beweeginge óf ruft van derzélver beelden op het »nétte-vlies, ten
opzichte der beweeginge óf ruft van het ^ gantfche oog: want, alhoe-
wél de beeldender voorwérpen van plaats koomen teverandcren op het
nétte-vliss, terwyle men het oog óf het hoofd omdraait, en dat men
daar van, bygevólge, eenige andere deelen by beurten doet fchudden
en beweegen; zo en zullen échter deeze zélve voorwéi-pen l daarom
geenfins nalaatcn van in ruft re fchynen te weezen , dewyle de ziel,
van te vooren reeds al wél onderricht zynde, van de veranderinge die'er
aan het oog óf aan het hoofd is voorgevallen, érkent, dat de verande-
ringe deezer beelden op het m néttevlies, voort komt van de bewee-
ginge van het oog, óf van hethoofd, en geenfins, door eenige veran-
deringe die'er aan deeze voorwerpen is voorgevallen.
Twintigfte Lid.
Op wat voor eene wjze de ziel de teegenwoordige a voorwerpen gewaarwerd, «Objeds.
als meede, wat de inbeeldinge n.
Na dat de voorwérpen , die buiten ons zyn, haare beelden op dc
h uitterfte eindjes van de pypjes óf draadjes derGezicht-zeenuwenhéb- * Ertremi
ben afgeteekent, op zulk eene wyze als wy nu reeds hébben aangewee- te^ ''es fi-
zen, en dat de zie van derzélver teegenwoordigheid verwittigd is,nbsp;.
door eenige beweeginge óf loop der dierlyke geeften , die in deeze que/.'*^quot;'
£■.pypjes óf draadjes zyningeilootenj zodruktze, door eene gelykvór-f Filets. ^
mige beweeginge der dierlyke geeften, eenige voetftappen óf mérk-
teekens van dezéive in dc hérflenen} die aan haar dan , gevólgelyk,
door eene nieuwe beweeginge der geeften, als in zo veelerhande fchil-
deryen, deeze afweezende voorwerpen weeder koomen tc vertoonen,
als ófze bj-na eenigermaateteegenwoordigwaaren: het geene men gewoon
is Inbeeldinge te noemen.
Een-en-twintigfte L i D.
'Dat de dierlyke geeften zo uittermaaten ftérk^ niet bewoogen en -wérden in de
Inbeeldinge, als zy het wel zyn door de teegenwoordigheid der d voorwér- /objeds.
pen zélve, t'en zy dat de Inbeeldinge ten uitterften leevendig en verhit zy.
Ik zégge, als óf ze by-na eenigermaate teegenwoordig waaren-, want de
beweegingen der dierlyke geeften , door deeze voetftappen óf mérk-
tcekens in de hérflenen opgewékt zynde, en kunnen onmoogelyk op
vérre na zo uittermaaten ftcrk niet weezen, als zc wel zyn, wanneer ze
door dc voorwérpen zélve wérden verwékt; en dc ziel oordeelt en beeld
zich by gevólge wél in, dat, het geene zy haar komt in te beelden,
buiten haar niet weezendlyk en is } maar dat het alleenlyk binnen in de
hérfl:enenis: datis, dat ze deeze voorwérpen maar alléén als afweezen-
de komt gewaar te wérden} t'en zy dat de Inbeeldinge ten uitterften
leevendig cn verhit zy, gelyk als zulks wel zomtyds aan die ménfchen
gebeurt, wélkers dierlyke geeften uittermaaten zeer e beroert zyn, itj^.
door het veel vaften, waaken, een heete koorts, enz. en dat op dee-
Ze wyze de beweegingen der dierlyke geeften, door de ƒ voetftappen /quot;Tracés,
der hérfl'encn opgewékt zynde, by gevólge ten naaften by eeven zo
ftérk koomen te wérden, als die geene zyn , wélke zouden konnen
verwékt zyn geweeft, door de teegenv/oordigheid der voorwérpen ^ objeds.
zelve.
M
Twee-en-twintigfte L i. fx-
Wat de a wérkende , en wat de Ijdende Inbeeldinge is.
Wanneer nu de dicrlyke geeften door de ziel aangezet wérden, na.,
deeze b voetftappen toe, en dat de ziel die door het middel deezer geeften
komt gewaar te wérden, eeven als een bhnae-manhet: onderfcheid der
voorwérpen door zynftók gewaar werd; zo is zulks eene Inbeeldrnge,
die men gewoon is .wérkende te noemen; dat is eene Inbceldm^e,
die van het bevél der ziele afhangt; m dc plaats datze d lydende we.-d,
genaamd, wanneer deeze geeften werden aangezet door deeze . voet-
ftappen der ziele zélve..
Drieen-twingtigfte Lid.
U,t wat reede men inveeie ménfchen zo overgroot een onderfcheid van f geflal -
tenis van geeft komt gewaar te tférden.
Het zal dan nu teegenwoordig heel niet zwaar zyn, om te konnen
bemérken, dat het^ vermoogen van in tc beelden, ten opzichte van
het lichaam, nérgens anders van af en hangt, als vande dierlyke gee-
ften, cn de h óxdening van de » veezeltjes der hérilenen, op welke ze
koomen tc wérken. Dewyle nu deeze geeften in eene groote ot klee-
ne i meenigte kunnen by malkandere zyn , veel oi weinig /.beroert,,
gróf óf tceder ktmnen weezen; en dat de nt veezeltjesdei- herftenen, op
wélke dc ziel, om zo te zéggen , de beeldender voorwerpen, door
het behulp deezer geeften komt « af te teekeneii, ten naaften by ge-
Ivk als een Plaat-fnyder mét een gravcer-yzeronaerfcheidene figuuren
op een koopere pla.« teekent, insgelyks ook o grof of teeder , bu.g-
zïam óf onbuigzaam enz. kunnen zyn, zoen zullen wyons m geenen
deele daai' ovel- kunnen óf moeten verwonderen, dat men ontrent de
meefte ménfchen zo overgroot een onderfcheid van p geftaltenis vaß
geeft komt gewaar te wérden.
Vier-en-twintigftc L i tgt;.
Uit wat reed^,de ménfchen on-eindiglykpoovende heeften uitmunten door haar
verfiand en weetenfckaf ; als meede, waarom deeze weetenjchap zo laat
en traagly'^in de ménfchen te voorfchyn komt.
f^S ta^H^b^rgW u-t/eftrékthcd der ^^en m^e
l^ppflen 7o en zullen WY ons geenhns daar over meer kunnen ot moe
Is «Äen, Änbsp;quot;toermaaten grootcn^cn-
« Imagina-
tion aftive
ou paffivc.
b Traces.
«Aâive.
-/Pa/ave.
»Traces.
/Caraftere
(j'cfprit.
J Faculté'.
h Difpofi-
tion.
»Fibres.
K Qu.intitc.
I Agitez,
wiïibrcs du
cerveau.
» Tracer.
« Groiïiercs
ou delica-
tes.
p Caraâere
d'efprit.
derfcheidis, tuflchen de kénnifl'e en wcetenfchap van de eene en de an-
dere j als meede, datde meefte heeften in hcel weinig tyds eene vol-
koomene kénmfle kunnen kiygen , van alles dat zc noodzaakelyk moe-
ten weetenj inde plaats dat de ménfchquot;, die door zyne weetenfchap en
kénnifl'e de heeften on-eindelyk vérre tc booven gaat, niet, als door ee-
ne langduurigc oeffeningc, midsgaaders , door een lange reeks van
jaaren, kan te weeten koomen , het geene hy kan, óf noodzaakelyk
moet weeten. De hérflenen van de ménfch zyn eeven-eens als het
ïrootfchc Palais vaneen over-machtig Kooning j dehérfl'enen vaneen
aeeft daar-en-teegen, zyn gelyk het kleene hutje van een arm en ellen-
dig Schaap-harder: men heeft veele achter - een-vólgende jaaren van
noode, om het eerfte wél cnna behooren teftoffeereni doci het laat-
fte kan in minder als één uure tyds van huisraad volkoomen voorzien zyn j
maar het onderfcheid is ook weeder booven maate groot, wanneer men
mét het verderen enoptooijen van het eene en het andei-e eenmaal ten
einde is gekoomen.
Van de maniere om de Glaazen der Vérre-kjkrs uvei
Eerfte Lid.
Dat de a deuid van de mate Glaazen der Vérre-kykers wel voornaamernlyk^Bomé.
van de b /?lt;# afhan'gd, daar men ze van maakt i maar dat het ten unter- iMauere.
terfte moei]eljk.valt ^ eenige ftiffe te bekoomen, die geheel-en-al goet ss.
De deugd van de groote Glaazen der Vérre-kykers hangd wel voor-
naamentlyk van de goetheid der ftófte af, daar ze van wérden ge-
maakt j maar het is ook weeder zo uittermaaten moeijelyk om eenige
ftóffé te bekoomen die de réchte vereifchte deugd en goetheid heett,
dat ik, van mêêr als twee hondert groote ftukken glas, dieikmethcel
veel zórge cn fchérpe toezicht hébbe laaten flypen en polyften , nooit
mêêr als twee glaazen en hébbe kunnen bekoomen, die reedelyker wy-
2e goet, en vyf, die taamelyk goet waaren.
Tweede Lid.
,nbsp;c Points.
Fouten, die men in''t gemeen in de ftojje gewaar wérd.nbsp;lt;/Larmes
De f fandjes, d drupjes, e draadjes, /béddingen, en de ^vouwe- ^
tjes óf adertjes, zonder van de andere gebreeken te fpreeken , die zo
M znbsp;aan-
-ocr page 116-aanmérkelyk niet cn zjn, ftrékken tót een geduurigc hinderpaal daar iaj
en zo dra als men eenituk glas kaïi bekoomen, dat gcheel-en-al van deeze
gebreekcn vry is, zo mag men zich ook mét eene, ter zélver tyd, om
zo te fpreeken, wél verzeekeren, van een uitftcekend fchoon glas van
een Vérre-kyker daar uit te zullen kunnen maaken, door het middel en..
de maniere daar ik my van gewoon bén te bedienen.
Dérde L i d.
Wat de a fandjes óf hlaaijes in het gl^ zjfn.
«Poiutî.
Wat de fandjes óf blaasjes aan,
uit voort, dat de ftófte,. die ge
^Fourneau
«Expofé.
d Surface.
t Litjuidc,
^Subtile.
h Points.
i Canaux,
i; Points.
/s'àrecir.
ion.
«Points.
«Canaux,
p Points.
Taat, ze koomen in 't gemeen hier
reel-en-al gloeijende en rood uit de
h fmélt-ovenkomt, alte dra aan de koude lucht c wérd bloot geftélt,
wélke deszélfs d Oppervlakte komt toe te fluiten cn hart te maaken,
terwyle het binnenfte deel nóch e week en vloeijende is: want, dewy-
le deeze ftófte alsdan mêêr ruimte komt te beflaan als haar noodig is.,,
cn dieze onmoogelyk niet t'eenemalen kan vervullen wanneer ze ver-
koelt is; zo vind ze haar genoodzaakt, om, terwyl ze koel wérd, zich
/Surfacc. nadie ƒ Oppervlakte te moeten fchikken, die nu reeds te voore al hart
gev/orden is., en, bygevólge,.ora eenige heele kleene leedige ruim-
tcns tu.flchen beide te moeten laaten blyven, die onmoogelyk niet ver-
vult ea kunnen wérden , als mét een ftóffe die uittermaaten g fyn en
dun is. En, wanneer men mét eenige behoorelyke aandacht maar wél
komt te létten, op de maniere daai' deeze h blaasjes óf kleene leedige
ruimtens door gefórmeert en veroorzaakt wérden, zo zal men heel ge-
makkelyk gewaar konnen wérden, dat ze heel wél kunnen vcrgezél-
fchapt weezen van heele kleene onzichtbaare i bui.sjesy wélke, als za
veele ftraalen, uit deeze fandjes óf blaasjes voortkoomende, zich al-
léngskens iets óf wat i vernaauwcn, tót dat ze, óf t'eenemaal verdwy-
nen, óf zich mét mêcr andere kleene buisjes koomen te verméngelen ea
gemeen te maakeru
Vierde Lid.
in Rccuif-nbsp;Koel-cven van het glas uittermaaten dienflig-is, om daarde n fand'
jes óf blaasjes, en kleene onzichtbaare o buisjes van wég te doen gaan.
Men verbcetert en verdryft deeze p fandjes óf blaasjes wel eenigfins.
door dcKoel-oven, maar, dewyle deeze Oven het glas geenfins vloei-
jende genoeg en maakt, om de limdjes óf blaasjes t'eenemaal te ver-
dryven, die eenigfins aanmérkelyk zyn, zo is het al heel veel gedaan,
jPoints. wanneer deeze Koel-ovcn maar alléén de onzichtbaare 51 fandjes óf blaas-
r Caiiaux. jes kan wég-neemen, zo wél als de kleene r buisjes, daar we zo eeven
yan hebben gefprooken, die anderlins aaadeiuclit geleegentheid zou-
den
den hébben gegeevcn, om, terwyle ze daar tuflchen in kwam, het
glas tót aan die plaats toe tedoenfplyten, daarzeecnealtegiootentccv
genfl:and zoude- gevonden hébben.
Vyfde L i d:
Dat een lucht, die dunder ii als die -wy daagelyj^s in-aafemen, hetgl/iz.cm~
tyds wel doet fpljten.
Menzoudemét goede reede hieraan wél moogen twyffelen, ófde
groove lucht, dat is, de lucht die Avy daagelyks in= aaflemen, de waar-
achtige gTond-ooi-zaake al is van dit gewrócht, dan óf het een zeekere
fbortvan lucht is, die nóch ««dunder is.-nbsp;» Plasfuk-
Maar, wanneer ik eens mét aandacht ga overweegen, mét watvoor
ccn h gewéld alle de lucht, het zy dat zc gróf óf dun is, op het glas ^ ViolencE»
komt te wérken, en wel voornaamentlyk, op het geene men in 't ge-
meen langwérpigc glas-druppels {Iarmes de verre) gev/oon is te noe-
men, die zc in minder als in een oogenblik tyds geheel-en-al aan gruis
komt tc flaan , terwyl ze door een onzichtbaar c buisje van deszélfs
dunneafgebrooke ftaart komt in te dringen en dat ik ter zélver tyd mee-
de wél ga bedénken, dat dc érvaarentheid zélve ons leert, dat dc groeve
lucht ecn aanmérkelyk lange t)'d van noode heeft, om, door eene ope-
ninge die genoegzaam en ten vollen zichtbaar is, in d een groote ron-
de Fiés weeder in te dringen, daai men de lucht van te vooren door
e ccn Lucht-pomp hadde uitgetrokken gt; zo dunkt my, dat'er geen «Antlia
plaats óf flófle om eenigfins te twyffelen mêêr over en fchict, óf het is poeumatU'
alléén dc ƒ dunne lucht, die zulk een vervvronderenswaai-digen gewrócht XL'air fufe,
komt uitte wérken.nbsp;'nbsp;til.^'^ quot;
Zésde Lid.
D'at men z.ich geen Uns daar over en behoeft te verwonderen ^'dat een glaniwe'r. .?LarmeiO'
pige glM-druppel^vamfilkers dunne f aart men een hceiklein Jiuige komt
af te'breeken, in een h groote ronde Fles, daar men de-groove lucht eeven
te voeren heeeft uitgetro%en, niet alleen t'eenemaal en kfmt te verhryfelen,
mAar dat ze zélfs mét een veel grooter geweld en geraas in deeze jlés aan
fiuh^n breekt, al sin de vrye lucht.
Wy zullen dan geenfins verwondert behoeven te weezen, wanneer -u-
wy zien, .dat ccn i langwérpige glas-druppel, in ecn groote ronde Hés Tme™*
geflooten zynde, daar men de lucht eeven te voore mét eenLucht- k. Machine
pomp heeft uitgetrokken, mét veel méér / geraas en gewéld daar in komt pneuosaci-
te verbryfclcn, wanneer men een klein puntje van deszélfsdunne fl:aart
komt af tc breeken, dan, wann eer men zulks in de groove en vrye lucht'
komt tc doen: want de lucht-gaatjcs, (port) die in de Oppervlakte
n
f Can»i„
VBalon.
van deeze glas-druppels zyn, heel veel énger geworden zynde , door
het koude waater, daarze de wérk-liedeninfm^ten , zo dra als ze uit
de pot gehaalt zyn , deeze a lucht-gaatjes, zégge ik, weigeren de
h vrye doorgang aan de dunne lucht, die in deeze c groote ronde Fles
is ingedrongen, door deszélfe eigene lucht-gaatjes, {fori^ die door de
^ ^nbsp;lt;afKoel-oven wyder zyn geworden als ze te voore waaren. Jadatmêêr
«Paroisdcia is, de groove lucht kan nóch daar-en-booven de e buittenfte korften
larmc. Van dcezc glas-druppel ondcrfteunen , en mét eene, de al-te vrye in-
/Airfubtil. dringing der ƒ dunne lucht'belétten , door de openinge van deszélfs
g Yacuura. afgebrooke ftaart: in de plaats dut in hct^ Ydel, de dunne lucht alle
de noodzaakelyke geftélteniflén naar wénich gereed vint, om mét alle
bedénkelyke,vryighcid cn gemak daar in te konnen dringen, en, zon-
der eenigfins door de groove lucht daar in verhindertte wérden.
Zeevende Li®.
Woints. Uit wat reede de h fandjes 6f blaasjes aan de glaazen der Vérre-kyh^rs eenig
kji'aad koomen toe te brengen.
Alle het kwaad dat de fandjes of blaasjes aan de glaazen der Vérre-
kykers kunnen toebréngen, beftaat alléén daar m, dat ze deftraalen mêcr
» Foyer, ófmin icts van het i Brand-punt koomen af te buigen, na dat ze daar mcêr
k Oblique- ófmin k fchuins inkoomen, en, by gevóige, te weege bréngen,^ dat
de Star, die men l befpiegelt, zo licht en hélder, nóch ook mét zo
liD^itoquot; veel w onderfcheid, aan onze oogen niet voor en komt, als ze wél doen
' zoude , by-aldien'er geene n fandjes óf blaasjes altoos in het glas en
waaren, als meede, dat die zélve Star ons voorkomt op een lichte en
héldere grond, daarze ons andei fins op een duiftere grond moeft voor-
kioomen.
«ftion.
a Points.
Op wat wyze men deeze fandjes óf blaasjes voor kan koomen.
'Pointsnbsp;hébbe deeze o fandjes óf blaasjes volkoomentlyk kunnen vermy-
^auantitc? den en voorkoomen, laatende een goede p meenigte van ftóffe in een
Ï fourneau. a Smélt-ovcn Wy ven, die al by-na een geheele maand lang was uitgcbluft
geweeft, en zulks, voor-en al-êêr ze haare hitte t'eenemaal hadde ver-
„ , , oorenj want ik hébbc'er een teerhng-vórmig glas uitgehaalt, dat
rCubedenbsp;^^^^ geheele voet groot was, daar niet het alderminfte merk-
* Pori.
h PalTage.
fBalou.
i Rccuif'
fon.
teeken van eenig fandje óf blaasje in en was.
-ocr page 119-PVlit de a drup] es in het ghu zyn, midsgaaders, het kwaad dat z.e aan de gr oe-
te glaaz.en der Vïrre-kjkers kunnen toebréngen.
Het b verheemelte van de Smélt-oven, wélke , door de overgroo-
te kracht en hitte des viers e tót glas wérdende, alléngskens by kleene
druppeltjes in de pótten neederdruipt ,. daar de glas-üófFe in is , is dc
gewoonelyke d oorfprong der drupjes in her glas. Zy doen ten naaften-by
ecncn het zélve kwaad aan de glaazen der Vérrc-kykcrs, als de f fand-
jes óf blaasjes: want, dewyle ze in 't gemeen van eene harder ftóffe zyn,
als die ftoiïe is, daar ze zich in bevinden te weezen, zn cn kunnen de
ftraalen, die daar ƒ dwars door heene gaan, niet nét ééne en dezélve
maate van^^ Wanftraalinge ondergaan , als die ftraalen doen , wélke
daar niet door heene gaan, en ze moeten zich ook, by gevólge, ten
naallcnby op céne en dezelve wyze h daar van af-buigen ,-als die ftraa-
len doen, wélke i dwars door de fandjes ói'blaasjes heene gaan.
Tiende L i d.
Dat de drupjes méér k^aad aan de glaazen der Férre kj/kers doen, als de.
fandjes óf i'Uasjes.
De drupjes zyn échter veel gevaarelyker aan de glaazen der Vérre-nbsp;'
a Larmes»
iLa cou-
ronne dij
fourneau,
f Vitrifiant.
J Source
des larmes,
e Points,
/quot;Traverfer.
e Refra-
âioii,
A Derout-
«ir
i Traverfer
lespoiii«.
kyke rs - als de / Tandjes óf blaasjes, doordien de ftraalen, die daar dwars f oyer.:
door heene gaan, zo aanmérkelyk vérre van het Brandpunt van het
glas niet af wyk^nde, als het meefte gedeelte der ftraalen doet, die dwars
door de n ftmdjes óf blaasjes heene gaan, daar tcr pkarze her beeld van
het ö voorwérp koomen te p beroeren, en eene veel grootere verwar- quot;j.J'lf
ringe tevaoorzaaken,..als óf ze vcelvérder van hetSrandpunt vauhet '
glas afwceken..
Elfde L 1 D.
Wanneer deeze q drupjes het meefte kti^aad deen.
5 Larmes,'
Men kan dan heel gemakkelyk daar uit befluiten, dat de drupjes 20
Veel te gevaarelyker zy n , als zc aan dc natuur van dc ftóffe naader koomen
daar zc m beflooten zyn ,. t'cn zy dat ze hcel uittermaaten na daai' by
koomen.
Wat a de draadjes in hei gldt zyn , - en het kwaad dat ze aan de groote gU^
zen der Vérre-kykers doen.
-De draadjes zyn een noodzaakelyk gevólg der ^ drupjes, wélke,
terwyl ze needervallcn, en dwars door dc c vloeijende Itóffe heene
gaan, die in deglas-pótten is, zich tót de draaden coomenuittefpin-
nen, en zommige Haartjes.óf dunne draadjes achter zich meede te flee-
pen. Ze doen de Star, diemcn aJ befchouwt, aan onze oogen vertoo-
nen, mét een e ftaart aan beide de kanten, waarvan ecn ieder de reede
genoegfaam wél zal kunnen begrypen, uit het geene wy nu zo aanftonds
hébben ter needer geftélt, aangaande de gebreeken, die door de ƒ drup-
jes cn^ (andjes, óf blaasjes wérden veroorzaakt.
Dertiende Lid.
Wat de h béddingen óf taafels in het glm zyn.
De béddingen koomen daar van daan, doordien de wérkliedcn ge-
pLcequot; woon zyn het i gloeijcnd glas uit depót te lichten., invieróf vyf i^ret-
■ 1 Reptifcs. 2.en, óf méér, na dat het ftuk glas groot óf klein is , en het zélve
voort daar na élke reis over een koude marmere taaftel heene te róllen,
die nóch veeltyds daar-en-booven vol As en Stóf is.
«»Filets.
JLannes.
c Matiere
liquide.
d Obferver,
rTraine'e.
ƒ Lartnes.
g Poiuts.
•6-Ta'oles.
Veertiende L i d.
Hoe men de I Béddingen zal cn kan vermjdcn, midsgaaders m de vouwetjes
óf adertjes, daar ze in 't gemeen van verzélt zy/n.
/T^.bles.
»»Fibres.
«Tables.
Fibres.
fUfer.
q Grais.
■r Lere'e.
Niets is'er zo gemakkelyk , als deeze n Béddingen te yermyden,
zo wél als ecn zeekere foort van o vouwetjes óf adertjes die hén ge-
meenelyk verzéllen, mids dat men dan ook geene ftukken glas en laa-
te blaazen die al te overmaatig groor zya-, men heeft dan niets anders
te doen, als aan de Glas-blaazer te belaften, die .ze maakt, dat hy de
ftóffe niet méér als alléén twee-maaien en zal hébben uit de pót te haa-
ien; want men kan daarna, wanneer men het ghsp afflypt mét q fyn
gemaale fteen óf gróf fand, mét alle gemak de eerfte r iichtmge da'ar
van af-neemen , die heel weinig zal te beduiden hébben, en zich al-
léén van de tweede bedienen, die eevenwél nóch volkoomen dik ge-
noeg zal weezen tót dat geene daar men ze toe van noode heeft.
Dm de xvcmvetjes óf adertjes de alderaanmérkelykfte gehreeken zyn, van alle «F'^^res,
de fouten die men in het glas kan vinden.
Dc vouwetjes óf adertjes zyn het alderaanmérkelykfteen gevaarïyk-
fte gebrék, dat de glaazen der Vérre-kykers ooit kunnai hébben; ook
bén ik ten uitterften daar wél af verzeekert, dat men heel veel moeite
• zoude hébben, om één éénig ftuk glas te kunnen vinden , dat eenig-
fins wat groot en dik is, dat van dit gebrék t'eenemaal vry is.
Zéftiende Lid.
DiU'er veelerleye foorten van b vouwetjes-óf adertjes in het ghn zyn. iFibrc«!
Ik meende in het begin dat'er geene andere vouwetjes óf adertjesin
het glas en waaren, als de zulke, die, gelyk als ik nu reeds al gezégd
hébbe , de taaftels óf béddingen in 't gemeen vergezélfchstppen, en
die, zich bevonden hébbende opde c Oppervlakte der eerfte d lichtin-
ge , ?.1 te hart waaren geworden door de koude lucht die hên hadde
omvangen, om in eene tweede lichtinge tót zo vérre toe e vloeijende ' Liquides^
te kunnen werden, om t'eenemaal één en het zélve lichaam mét de-
zélve uit te maaken, en, zo doende, geheel-en-al daar van uitgewifcht
te hébben kunne« wérden. Maar ik bevond my échter wél deegelyk in
myne meeninge bedroogen te weezen, wanneer ik, de eerfte ƒ lich- /Leve'c^
tinge van een ftuk glas wég-gcnoomen hébbende , dat niet mêêr als ~
alléén twee onderfcheidene reizen uit de pót en was gelicht geweeft,
•daar naeevenwél.in de tweede lichtinge nóch^ vouwetjes ófquot;adertjes ^Fibres-
bevond te weezen; en ik konde doenmaals derzélver oorfprong nér-
c Surfacc^
à Levée.
fens anders aan toeichryven, als aan de maniere, mét wélke deGlas-
laazers gewoon zyn dc ftóffe uit de glas-pótten te haaien, aan het ein-
de va.n hunne h yzere ftókken , want ze doen zulks in 't gemeen, na
datze de ftókken een wylctyds inde potten geduurig hébben röndfom
gedraait, om daar door een grooter i meenigte van Glas-ftóffe in één
reis uit de Smélt-oven te kunnen haaien. Maar myne verwonderinge
Was wél groot, wanneer ik, in een ftuk glas, dat ik uit het midden
van het i^teerling-vórmige glas hadde doen zaagen, daar hier booven
{in het achtle Lid deezes Hoofd deels) breeder van is gclprooken, ee-
venwél nóch l vouwetjes óf adertjes daar inne bevont te weezen , en
dat ik dierhalven ook nu nócil na de oorzaak vau deeze moeft gaan
Zoeken.
b Cannes.
i Quantité»
^CubedeS',
terre.
/Fibres.
N
Zeeventiende Lid.
« Compofi-
lion.
iFibrej.
fCompoft.
i Ingrc-
dieus.
ypondant.
r Fibres.
iïilcts.
gcamp; ds mhe. wat dc b voim^ctjes^éf adertjes etgentljk^yn.
Men wt nu reeds al, dathet^ksvdathetbekwaamfte«^
re-kYkerTquot;an teflypen,,cndat mft eene ook gebruikt werdomSpie-
eelfvan te ^ nérgens anders van r toegeftélt en werd, als van .
geis van tc iiirta , amp; M^nees en Z^ar, daar men zomtyds
Ät vo mXlyl wél 'te weege bréngt. Met weet ook mét ee-
ne Z i z4ar dal maar alléén wérd by-gedaan, oin de al-te-geelc
Sleur it hetllas te verdryven, ende ^JSffïdéft^i^^^^^^^^
..Fpnaa..nbsp;^ - het gk
o5' by ïevólgl, méér óf minder hart moet zyn , na dat er meer of
minder 5L. inkomt. Dewyle'er nu nietshekwaam genoeg ,5, 0m
Sie deeze ^ t'zaamen méngfelen zo uitterniaaten we en engelyk/e
SamcTttverknóchten en te méngen, dat het éene met e.^ens .n ee-
Sreedeelte der Itóffe het andereen koometeovei^heerflehen, als het
mg geaeciic uc.nbsp;bedacht kan werden i zo en
we zomS ee^^ige deeltjes óf ftukjes in het glas gevonden werden , ■
weinbsp;f. J de eene als de andere , na, dat ze meer-
der ?f mi£ mi het ƒ f Sllmiddd verméngt zyn , en van.wélke een
der ót minaei met »c jnbsp;trachtende te bewaaren, zo veel als
S^'^-'^'tS.elvk i^ 'aftït J voawetjesóf adertjes, óftót^draad-
nfallenby g^elyk als men in een glas ziet
lebeuSn , wanneer men daar. in waater en wyn onder matkandeie
lomtte verméngen.
Achtiende l i ik
Oorfprong van em zeekere foort vari i drupps in het gl^.
Wat nu de deeltjes der ftófFe aangaat, die al te hart zyn om z.ch
, ...es. ZSe^ïrhnbsp;vt^. drupjes aanonze oogen koomen
Neegeai
-ocr page 123-Dm het in ftmn deele noodzaakelyk^ em wjdbopig alle hetkwa^d^te
wyzen datde » vouwetjes óf adertjes aan de groote glaazen der Fsrrc-^^ ^ ^htes.
kunnentoebréngen, *ls meede, dat'er onderfeheidene foorten van dezfhe tn
het glM z-yn, van wélke de eene nóch veel b gevaareijker zjrn als de andere. JDange-
Ik eeloove ook niet dat het eenigfins noodzaakelyk zal weezen, om
wvdloopig alle het kwaad aan te wy^en, datdeeze ^ vouwetjes of ader-
des aan de groote glaazen der Vme-kykers kunnen toebrengen , de-
wvle heteenzaakis die ten uitterften wél verftaanbaar en gevoelig is,
aan ecn ieder, die mét eenige de minfte aandacht zyne gedachten hier
over laatgaan. Hetzal alléén genoeg zyn, om hier ter plaatze aan tc
mérken, dat de onzichtbaare vouwetjes ÓUdertjes, als meede die gee-
S wélke het aldernaafte aan de natuure en eigenfchap van het overige
SdedS derftóffe zélvekoomen, dealdergevaarelykfte van allen moe-
ien weezen, door eeven die ^élve reede, die weim reeds al by^^^^^^^
hkhpn (ihet^de, lode, en iideLiddeezjes Hoofd-deels) h^nddcn-
Kn dc^^dX^; en he't zalgenocg zyn, dat men dc Glas-flypers ^La.mc^
hier ter plaatze waarfchouwe , datze verlooremoeitezu len doen , om
een glas van een Véne-kyker, dat de eerfte maal niet heel wel is üit-
SvalU, weederom te ver-Gypen, onderftélt zynde datze dit flypei.
mét alle mooeelykeennoodigc voorhoede en fcherpe toezicht reeds wel
verricht hébben, want het zal buiten alle twyffel ccn teeken zyn , dat
zulk een das t'eenemaal vervult is méteenon-andig getal vanonzicht- -
S re. Jouwetjes óf adertjes, en/draadjes, óf het Ichoon zich voor'Jb«
S oog Lmt te vertoonen als het fchoonfte en zuiverfte glas des wac-/ ^
lelds.
Twintigfte L i o.
Dathet noodelonze en ver ^eeffche arbeid ^s, wanneer men een gl^ van eenFér,
re-kykp- weeder voor de tweede maal gaat verfjpen, dat de eer jle rets met Wel
if uitgevalleny en nit wat reede.
Het is my zélfs wel gebeurt, dat ik zommige glaazen van Vérre-
kykers tót zeeven Öf acht onderfcheidene reizen na malkanderen wee-
derhébbever-fteepen, zonder by-na over de laatfte flyping iets ter wae-
reld mêêr voldaan te weezen, als over deea-fte. Ze vieien altoos ee-
ven kwaalyk uit, zonder in 't minfte iets of wat erger te werden, ot
ook, gevoeliglyk beeter. En, om my dés tc meerder eens voor al te ver-
zeekeren, cn t'eenemaal daar van overtuigd te zyn en te blyven, dat
het veel êêr aan de ftóffe zélfs fcheelde, als aan de rechte maniere om
4ie wél te bewerken, dat ik in gebrceke bleef van mynen arbeid wei
M anbsp;^^
-ocr page 124-te doen uitvallen , zo hébbe ik gedult genoeg gehad , en ik hebbe
«Refolver. kunnen a befluiten , om eenige glaazen van Vérre-kykers onderlchei-
dcne reizen na malkanderen te bewérken, en mét alle moogelyke .toe-
, zicht te ver-flypen, fchoon ze zélfs al de eerlte maal volkoomen na myn
wénfch en genoegen waaren uitgevallen ; en ik hébbê van mynen ar-
beid dat genoegen genooten en wég-gedraagen, dat die glaazen m ei-
ken ver-flypinge ten naaften-by ééne en dezélve maate van deugd cn vol-
maaktheid volkoomentlyk kwaamen te behouden, die ze al van de eer-
fte flypingeaf aangehad hadden, zonder by-na iets het minfte te ver-
anderen. Op deeze wyze nu is'er geene de alderminfte reede van tv/y t -
felingeby my mêêr overig gebleeven, aangaande de uitfteekentheid der
maniere vanher glas te bewérken, daar ikmy van bediende, en waar
.lt; lt; .nbsp;1 ^nbsp;» 1 ______♦.«-rt.r-»!-»»-/»!-*nbsp;kort c^
Een-en-twintigfte L i b.
Ik beginne dan voor-eerft mét het uitzoeken van een ftuk glas, dat
20 volmaakt en b héldcr-deurfchynende is, als ik heteenigzins kan be-
koomen: vérders neeme ik het van eene c behoorelyke grootheid, om
aan het glas van de Vérre-kyker, dat ik van voorneemen bén daar van
te flypen, eene genoegzaamciaf openinge te kunnen geeven: ookdraa-
Te ik goede zórge dat het glas zo veeU dikte hébbe , als het noodig
leeft, om niet onder het bewérken f om te buigen , als meede , dat
het niet aan de hand en koome te gehoorzaamen die het beftiertj en
eindelyk maake ik het ook zodaanig , dat deszélfs buittenfte randen
over-al van eene eeven gelyke dikte zyn, het geene men heel gemak-
kelyk kanleeien onderkennen, door het behulp van een kromme paf-
fer.
Twee-en-twintigfte L i d.
Wat men al doen moet, om glaazen v.m rérre-kykers te hjgen, die van een
. bepaalt g brand punt zjn.
Daar na neeme ik twee ftukken glas, van de dikfte die ik kan be-
koomen , en van wélke een ieder ftuk niet mêêr als ontrent één dérde deel
grooter is als het eerfte ftuk glas: deeze beide ftukken plakke ik mét wat
maftikvamp;ü. op een taaftel van fteen, óf van eenige andere harde ftóffe,
die de verandering van het weeder niet al te zeer onderworpen en is-}
fu terwyle iii alsdan mét grói fand een glas daar in flype, dat maar een
kleinft
$ Tranfpa-
»ent.
(■Grandeur
couvcna-
ble.
d Omerm-
xe. •
f Epaiffcur.
/PJier.
t Foyer,
Mcine a Middellyn heeft, zo b hólle ik deeze twcc glaaZen allengs-^ Diamc«
kens zo veel uit, dat ze my daar na diaien kunnen voor twee c flyp- ^^
fchootels, om myn glas daar inne te llypeii, van zulk een ^ Brandpunt
als ik het wil hébbenï verders; verfachte ik alléngskens eene der twee ^p^yer.
zvden van dit glas in de eene, cn de andere zyde in de andere glaaze
t fchootel, en vervólgends wryveikdceze twee zyden ƒ droog, en uit 'Baffin.
allé myne krachten,tót der tyd toe datze hélder genoeg zy»,en inüaat om ƒ ^ s^r.. .
zo vcelc licht-ftraalen te kunnen laaten doorgaan als ik noodig hébbe om
daar^de g voorwérpen dwars door heene bekwaamelyk te kunnen on- «Obj^as.'
derkénnen, als wanneer ik daar een gefleepe glas byvoege, daar my het
h Brand-punt volmaaktelyk wél van bekénd is, het geene my een nieuw ^ ^ - ;
Brand-punt komt te geeven, dat kleenderis als het Brand-punt datmy
nu reeds al bekénd is j ^einddyk zégge ik, door een reegel van dnen gt;
Gdy^als het i onderfcheid dat'er tufchen het k Brand-pHnt van het glas
dat ik.nH reeds kinne, en het Brandpunt dat i'n^vinde, na deeze twee gUa-
xjen te zaamen gevoegd te hébben,nbsp;^
Tót het Brandpunt van het glas dat my nu reeds-bekend u-,nbsp;' i
Zo IS ookhet brandpunt der t^vee te zaamen gevoeg^de glaazen y
Tót het Brandpunt van het verhélderde glu^ , datik^zoeke.
Wanneer ik dan gewaar wérde, dat hét Brandpunt langer óf korter
IS-als ik het hébben wil, zo vervólge ik mét deeze twee glaaze fchoo-
tds vérder / uitte hóilen, en ze zodaanig te m hérftéllen, tót der tyd /Crcufer»
toe dat ik my ten naaftcn-by op het begeerde punt bevinde gekoomen tc ^^ref-;
weezen.nbsp;•
Dric-en-twintigfte L i d.
Hee men de glaazen der Férre-kykers moet n verzachten.
■ Aïslan légge ik allerhande foorten van f Konft-wérken ter zyde,
als zo veele P uitvindingen die maar fchaade en hinder kunnen toebren-
een aan het bewérken van de glaazen der Vérre-kykers, en zélfs ook
de c, houte handvatfélsf wélke, de hand des flyp.rs op zodaanig eene
wvze beftierende, dat de randen va, i het glas mêcr koomen beflcepen te
Wérden als het midden deszélfs, het gJas fiéchts doen afwyken van
de fKlootfche gedaante die het noodzaakelyk hebben moet; en ver-
ders, alléén myn hand daar fachjes op leggende, zo ved als het
noodig is om het glas maar wd.te geleiden; zo trachte ik het op dee-
ze wyze alléngskens ^ te verzacnten, eerft met._/}.» fW , en aaar na
TOét Amuril fteen, daar ik deezen arbc d geduurig al oet]cs meede ver-
vóbe, tót der tvd toe dat de AmariUftecn gehcei-en-al tot een heel wit„
fyn en a ontaftbaar poeijer is gebracht, tn dat het g.as ook met eene
tótLlkeenftaatisgekoomen, dathetvérders m onucntééüuuretyds.
« iidoucir»-
nMachincs»quot;
p Inven-
tions.
1 Molctfesl
r Devier.
! Figure
iphenque.« ■
t Adouciri
»Iinpaltó'
ble/
óf twee, volmaaktelyk wél kan gcpolyft wérden., al hadde het ook
,diameter, fchoon zccvea of acht duimen a Middellyns.
.Hoe men het glas moet
} B»in«. Om dit glas nu wél te polyften, zo plakt men in de^ fchootel eera
ftuk papier, dat fyn is, en wat aan dc vafte kant, zo gelyk als hcc
eenigfins moogelyk is, en men bedékt ze daar na met het ftof yan de
béfte Trwoli, na dat men ze mét een Puimfieen over-al eeven dik heeft
«Figore. gemaakt, en van ééne en dezélve gedaante als de glaaze IchoQtcl is.
Vyf'Civtwintigfte Lid.
als alleen zommige
4 Minuties
Datmen hier ter ffUatze niets overgeßaagen en heeft, als alleen
d kltintgheedjft, die deezje maniere mét die andere gemeen heejt^
.»Secret.
.Ziet daarnü waarin het geheele f geheim beftaat, om groote glaa-
zen van vérre-kykers wél te llypen, zonder dat'er-, mynes wectens, een
éénige omftandigheidvanmv is overgeftaagen, die eenigfins ncwdzaa-
Icelyk is, van wat aart die ook zoude moogen weezen ,óf het moefte hier
ƒ Minutie. óf daar het eene óf het andere ƒ kleinigheidje zyn, die deeze ftóffe met
alle andere gemeen zoude kuunen hébben , en wélke men ook veel
jEiperien- beeter zal kunnen leeren door een weinig^ hébbclykheid en ondcrvindm-
alsdoor alle het geene men hierter plaatze daar van zoude kunnen
quot;nbsp;of moogen zéggen.
Zés-cn-twintigfte L i d.
Dat'er weinig kans is, om eenige beetere maniere oeit uit te kannen vinden,
door wélke.men éénige beeteren uitßag mag verhoopente zMÜen hébben, on-
trént het ßypen en èewé^ken van de grotteglaazen der Vérre-kykers, als
die maniere M, wélke zo aanßonds door my tsaangeweezfn.
Ook twyfFele ik grootelyks , óf men wél ooit éénig beeter óf ge-
makkelyker middel zal kunnen uitvinden, om het flypen en bewérken
van de groote glaazen der vérre-kykers van een h Klootfche gedaante
wél te doen gelukken en uitvallen, wélke Figuure, uit veelerhando
reedencn, véne booven het * Lang-rond , en ^de waffende fnêê, en
eenige andere diergelyke Figuuren, is te achten, welke maar alleen
inéai éénige órde van lynen, en die men bygevólge ook onderfte.lea
moet van ccn éénig punt af tc koomen, aan die l uitwerkinge zouden
kunnen voldoen, die de m Dcurzicht-kundigc daar af verwachten.
Zecventf
fpheriquc.
tEllipfis.
k. Hyperbo
le.
f Préféra,
bic.
^wEffeiä.
IJ Diopttiçi.
Zéeven-cn-twjmigfte L i d.'
Hae mtn de ^tog-^glaaun meet fype» en hewérk^n.
Wat nu de oog-glwzcn aangaat, die moeten niet anders gefleepen
co bewérkt wérden, alsde groote glaazen der vérre-kykers, mét dat
onderfcheid alléén, dal men die wel dient af te flypen in vórmen van
kooper, óf van eenig ander hart metaal, alzo zulke vórmen 2:0 zeernict
onderworpen en zyn om van h gedaante te veranderen, als de glaaze ^i^'gur«-
vórmen.
Acht-en-twintigftè L i D.
Jgt;at de c haute handvat felJ^ en alle andere foor ten van d konft we'rkeft, z.o cMoIerccï.
wél hmderlyk^zyn in het bewerken der e oag-gUazen, alt in het bewerken lt;i Machi-
van de groote glaazen der rérre^kykerf.
By- aldien dehoute handvatfels, cn allè andere foorten van konft'wér-
ken hinderlyk zyn aan het bewérken van de groote glaazen der vérre-
kykers, zo en zynze zulks by-na niet minder in het flypen en bewér-
ken der oog-glaazcn, alhoewél men zich wél mét goede vrucht daar
van zoude kunnen bedienen, om de glaazen in weinig tyds cnhaaftelyk
daar meede af te flypen. Maaj', in dc plaats van de ƒ houte handvat- ƒ MoJcttcsi
fels, die zo veel te mêêr fchaade in het flypen moeten todïréngen als
Ze hooger booven het glas zyn verheeven, zo kan men, terwyle men '
^gluazen verzacht óf polyft, wél een klei» drupje lak.óf ma/lik^dnav op
laaten vallen, op dat de vinger, geduurende deezen arbeid , niet van
het glas ai tedikmaals en zoude koomen af te glyen.
Neegen en-twingtigfte L i
Hoe men de kleene g oog-glaasjes moetftypen en bewerken.
De glaazen, die men in 't gemeen gewoon is kleene oog-glaasjes te
noemen, moeten insgelyks op ééne en dezélve wyzc geflecpen en be-
wérktwérden} maar, dewyle onze vingers veel te tc dik cn te gróf zyn,
om zulke tecdere en kleene glaasjes na behoore te behandelen, (want
men kan ze hébben en maakcndie by-na niet mêêr als één vierde deel van
een lyn h Brandpunt héiiben) zo moet menzich wél noodzaakelyk» ip^
hét flypen en bewérken van zulke uittermaate kleene glaasjes, van de
i houte handvatfels bedienen} men kan ook deeze glaasjes booven dien
aan de zyden door eenige andere glaasjes, óf iets diergel^ks, wé) on^
derfteunen, óf die yit een gedeelte vaneen ^ Kloot bewerken dat wat
^ootis, het geene men hier tér plaatze wél heeft in acht te neemengt;
alsmeede, datde vórmen, daar men ze in flypt, niet veel kleender moe-
ten weeïen alseen/ halve CirkfU
« Otülai-^
ces.
ues.
« Oculaircs»
j Lentülssi
i Foyer,
i Moletteji
4Sphere»
/Demi-
fphcie. •
Uoe men deeze glaasjes moet foljflen..'
Om nu deeze glaasjes te polyften, zo moet men een blad papier nee-
«nen, en dat, door wat waater, tót een pap óf deeg kneeden , waar
an men heel gemakkelyk dezélve Figuur kandrukkai, diedefchootéi
heeft, daar dit glaasje m is verzacht geweeft; wanneer nu deeze nieu-
-w^e vórm ^eheel-en-al hart en droog is geworden, zo kan men die be-
dékken, óf liever, t'eenemaal vervullen, mét feeijer vun Tripoli. Men
kan deeze glaasjes ook wél polyften in een houte vórm, daar ze ook
volmaaktelyk wél in gepolyft kunnen wérden, mét een weinig nat-ge-
,maaictetm-as. (pófi^;'.)
Een-en-dértigfte l. i d.
gt;LcntllIes. Hoe men de a kleene oog-gla^sjss moet maaien, die b een Brandpunt héhhen,
dat kleender is alseen vierde deel van een lyn.
■nbsp;Wanneer men kleene Oog-glaasjes wil hébben, dic een'Brandpunt
7hébben, dat kleender is als het vierde deel van een lyn, zo zal het veel
beeter weezen, dat men die laate fmélten óf afdruipen, inde vlam van
;Cen lamp óf kaars, op dc punt vaneen Naaide, alsdieop zodaanig ee-
^na wyze te bewérken, als nu zo eeven door my isaangeweezen; want,
wanneer men zulke gbas jes op deeze wyze laat afdruipen, mét een
■nbsp;weinig bchéndigheiden goede voorzórge, zo zullen ze ten minftenim-
meis zo goet, cn veeltyds beeter weezen, als die glaasjes zyn, wélke
mét heel \'ce! moeite cn zórge zyn gefleepen en bewcikt op de reeds
aangeweeze w) ze.
Twee-en-dértigfte L i d.
gt; Oculaires Dat de gebreeken van het glas op een heel andere %^yze aan de c groote en kleine
$c lentilles.. eog-glaazen f ibaadely^zyn, als zje aan de groote glaazen der Vérre-kykers
hinderen.nbsp;^nbsp;^
■■ Indien nu de gebreeken, die men in de ftóffe komt te pntmoeten, en
daarwe hier booven breeder van hébben gehandelt; {y^n het eerfie Lid
deezes Hoofd-deels af, tót het 17de Lid toe) aan de groove glaazen der
■■nbsp;Vérre-kykers fchaadelyk zyn, zo en zyn ze zulks niet yeel minder aan
lt;f Oculaires-(3e ^ groote en kleine oog-glaazen; maar échter mét dit onderfcheid,
dat die gebreeken, wélke de meefte hinder aan deeeifte koomen toe te
bréngen, de minfle fchaade aan de laatfte doen, wàar van een ieder,
m 'r eenige érnftige opmérkinge, de reede heel gemakkeljk zal kunnen
yitvinden.
Drie-en-dértigfte L ï d.
Dat'er heel veel aan geleegen is, dat de glaazen wéi gepolyfl wedden.
Der is nu nóch maar alléén overig, dat men aan de Glas-flypers ten
hoogften lt;« aanbe veele, datze voor al goede zórge draagen, van hunne «Reco«,
glaazen volmaaktelyk wél te verzachten, op dat ze daar na ook heel wél mandct.
moogen gepolyft konnen wérden, en zodaanig glad en éffen gemaakt,
dat'er, om Zo te fpreeken, niet één éénig gaatje, hoe gering het ook
zoude moogen weezen, inen wérde overgelaaten, van alle die geene,
wélke de fyne ^»»m/^fw voor heene daarinne zoude moogen óf kunnen
gefórmeert gehad hébben: want élken kleinen gaatje, nét zo veele
ftraalen des lichts laatende doorgaan, als ófdie plaats op de volmaaktfte
wyze wél te zaamen gevoegt was, moet daar ter plaatze ééneen dezéi-
ve h uitwérkinge koomen te doen, als c de fandjes, en op eene by-na h EfFeÄ.
eeven-gelyke wyze de ftraalen daar van afleiden, die daar door heene (Points,
gaan.
rfTtaOaf
tus.
« TourbiU
Ion.
* Centre.
/Poli.
g Ecchpti*
ca.
bAxe.
i Pole.
Igt; Matiere
d'optique.
NB. Alzo voorheene, op zommige plaatzen reeds al is gefprooken, en, in
het naaft-vólgende Hoofd-deel niet alléén, maar ook in het vérdere vervólg dee-
Zer d Verhandelinge, meerder zal wérden gefprooken, van zommige woorden,
die ntoogelyk eenige hinder, óf, tenminften, ftilftand van gedachten, zouden
kunnen veroorzaaken, voornaamelyk aan een Leezer, die in deeze ftóffe nietal
te zeer door-oeffent en is , zo heeft het ons goet gedacht, deeze woorden, óf lie-
ver zaaken, hier ter plaatze ééns voor al te bepaalen, en mét ééne, te verklaa-
ren, wat men daar meede wil gezégd en verftaan hébben.
Deeze woorden zyn dan, Draai-kring, (Tourbillon) Middelpunt, {Centre)
Zonne-wég, XEccIiptica) As-punten, (fa//) en de As. (I'^xc.)
Door het woord van e Draai-kring dan, moet raen verftaan eene heel groote
meenigte van zul ke deeltjes der ftóffe, die te zaamen vereenigt zyn, om zich rond-
fom één en het zélve Middelpunt te beweegen. Door * het Middelpunt van een
Draai-kring, verftaan wy dat punt, rondfom het wélke alle dc deeltjes koomen
te draaijen, die deeze Draai-kring uitmaaken.
Dewyle nu, wanneer een Draai-kring zich beweegt, alle de punten van des-
zélfs Oppervlakte krommelynen koomen te befchryven, dieeenigfins na Cirkelt
gelyken, behalven alléén twee punten, die rondfom zich zélve draaijen, zo is
het uyt die reede, datdeeze twee punten ƒ «^/-/»«»/ew wérden genaamd. ^ De
Zonne--wlt;lg nu wérd die Cirkel genaamd , wélke nét eeven vérre van beide de
punten is afgeleegen; en h de , die réchte lyn, wélke van het ééne Af-
punt af, na het andere i As-punt toe gaat, terwyle hy ondertufichen door het
Middelpunt der Draai-kriug komt heene te gaan. ^
Brandpunt (Foyer) wérd in ft gezicht-kundige ftóffe dat punt genaamd, al-
waar zich heel veele ftraalen weeder te zaamen koomen te vergaaderen, het zy dan
dat zulks gefchiet door Wanllraalinge óf wéêrom-buiginge. ( Refradion ou Re-'
fiexion.) bit punt nu wérd zogenaamd, om dat het nét de plaats aanwyft, al-
waar de Brand-fpiegels óf Brand-glaazen bekwaam weiden om te kunnen bran-
den, Men zégd ook, ten opzichte der ; Zicninge, dat het noodzaakelyk is, i vifio«;
Onbsp;dat
-ocr page 130-datde m Oppervlakte van het Nétte-vlies nét in het Brandpunt der Chriftallyne
vogt moet koomen, datis, opdieplaats, alwaar de ftraalen, wélke deezezdi-
ve vogt éérft liaddc gebrooken , wecder te zaamen koomen te vereenigen. Ha
n volfirékte: Brandpunt navaneenbSl-geüec^ glas, {verre convexe ) is die plaats,
alwaar de ftraalen, die eeven te voore door dit zélve glas éérft gebrooken waa-
zich weeder te zaamen zouden vereenigen, indien zy daar innc niet door een
m Surfarc
dc la Réti-
ne.
« Foyer
«bfoJu.
•Verre con-
vexe.
iDiatiietre.
ren
ander glas verhinderten wierden. En bet vdflribe Brandpunt vaneen hól-ge(lce-
pe glas, {verre ceneave) is dat punt, alwaar zich de ftraalen weeder te zaamen
koomen te vereenigen, die anders door een » ból-gefleepe glas zouden hébben
kunnen heene gaan .dat gefleepen was, uit een gedeelte van een Kloot, ( portion
d'une fphere) die één en dezélve;- Middellynhadck als het hól-gefteepe glas.
Van de rmtiiere om zkh wél te bedknen van de Glaazen
der Vérre-kykers^
Eerfte L i d.
ératalleks. jyat'er tweederhande zaaken zyn , die de a eeven-wydige ftraalen koomen te
belétten van zich heel volmaaktelyk^ in één punt weeder te zaamen te ver^
• eenigen.
INdien het moogelyk was om zodaanig een Figuur te kunnen uitvin-
den, wélke de eigenfchap hadde, om juift alle de ftraalen, die van
I Objeift. onderfcheidene punten van eenig b voorwérp afkoomen, heel nét wee-
der te zaamen te vereenigen in zo veele andere punten, en, by-aldien
»Refra- 'crdaarnanóchbooven dien niet een zeekere eigenfchap in de c Wan-
Äion. ftraahnge en was, wélke deeze zo volmaakte te zaamen-komfte der
ftraalen t'eenemaal kwam te belétten , gelyk als wy nu reeds hier booven
al breeder hébben aangeweezen, (hezie 17,18, j p, tót het 3 i/lt;f Lid
toe van het vierde Hoofd-deel) Zo zoude men, om zo te fpreekcn, zodaa-
nig eene openinge aan de Glaazen der Vérre-kykers kunnen geeven als
men wilde, en men zoude gelukkiglyk het groote geheim hebben uit-
gevonden, vanzoveel^ óf méér, tc kunnen uit wérken, mét ccn Vér-
re-kyker van eenige weinige voeten langte , als men teegenwoordig,
mét een Vérre-kyker kan doen, die heel veel langer is.
Tweede L i igt;.
Dat'er geen middel altoos en is, em zélfs maar één van deeze twee zaakefT
afzonderlyk.te kunnen vermyden.
Maar^ wél vérre daarvandaan, van éénig hulpmiddel uittekunnen
vrndenj
-ocr page 131-vinden, om deeze twee voorwaarden te gclyk te kunnen volbréngen»nbsp;^
20 is het ons zélfs onmoogelyk, om maar aan ééne van deeze twee af-
zonderlyk te kunnen voldoenj zo dat wy op deeze wyze nóch heel vérre
van dic volmaaktheid af zyn , wélke verfcheide groote Mannen , op « Principw;
valfche a beginfTelen reedekaavelende, nu al t'zeedert langen tyd te ver-
geefs gezocht hébben, in de Vérre-kykers.
l Figure
Spheri^ueJ
Dérde Lid.
Dat de b Klootfche gedaante daar veel beeter aan hmt te voldoen, ah eenige
andere Figuure, wélke men ooit óf ooit in zyne inbeeldinge daarvan z.oude
hébben kannen fórmeeren.
Dewyle nu de Klootfche gedaante veel beeter aan de eerfte voorwaar-
de komt te voldoen, als eenige andere Figuure, wélke men ooit ófooit
in zyne inbeeldinge daar van zoude hébben kunnen fórmeeren} en dat
ook booven dat de konft, niet vérre genoeg gaande, ons geenfins toe
en Iaat, om Glaazen van vérre-kykers, die van een eenige andere Fi-
guure zyn, tekunnenflypen óf bewérken, mét eenige vereifchter nét- fjufleffc2
tigheid óf naauwkeurigheid; zo zal ik hier ter plaatze nérgens anders
van trachten te handelen, als alléén van dc Klootfche gedaante,
Spherique) mét voordacht zélfs zommige d kleinigheidjes overflaande,
die men wél kan verby gaan, zonder échter daarom eenige e gevoeli-
ge misflaag te begaan. En, op dat dit Hoofd-deel des te volkoomener
zoude moogen weezen, zo zal ik eerft cn voor-al hier ter plaatze doen
wat'er al aan de ftraalen moet gebeuren, wanneer ze op een
d Minuties«'
c Erreur
rcadbie.
/Figure
Spherique;
g Réfléchir.
b Demott-
ftration.
J Propofî-
tions.
k Reflexi-
ons.
l Obliqui-
té'.
m Surface
plate.
n Rayon
incident.
0 Point
d'incidence»,
P Perpcudi-
culauc.
Zien
ƒ Klootfche gedaante koomen needer te vallen, die haar doet^ wéêr-
om-buigen.
, Vierde L i D.
h Betoogingen van eenige i voorftéllen, raakende de k Wêêrom-buiginge,
Voor de Weerom-Buiginge.
Eerfte Voorstel.
■ Een ftraal gegeeven zynde , die mét een zeekere l fchuinsheid Op
een m platte vlakte komt te vallen , deszélfs v^êêrom - gebooge ftraal
te vinden.
Laat A B de w Raak-ftraal zyn, Iaat C D de platte vlakte weezen,
en laat van het Raak-punt B getrokken wérden B E , zodaanig, dat
de hoek E B ü gelyk is aan de hoek ABC; óf liever , Iaat van het
e Raak-punt R, de p Loot lyn B F, cn de Lyn B E getrokken wér-
den, zodaanig, dat de hoek F B E gclyk is aan de hoek A B F ; zo
zal BE de wêêrom-geboogeftraal weezen
van de b Raak-ftraal AB.
Dit is alles openbaar, uit het geene wy nu
reeds in het vierde Hoofd - deel al gezégd
hébben, aangaande de c Wêêrora-buigin-
ge-
Tweede d roor/te'l. Een ftraal gegeeven zyn-
de , die op een Klootfche Opper-vlakte (/«/••'
face (pherique) komt te vallen , die e hól óf
/ból is, en die mét eene g eevenwydig is aan de As, deszélfs h wêêr-^
om-gebooge ftraal te vinden.
Laat E F de Raak-
ftraal zyn , en laat die
eevenwydig aan de as
A C weezen ; en laat,
van het k. Raak-punt E,
door de as A G, de / pees
E P getrokken wér-
den , zodaanig , dat ze
gelykis aan de pees FEj
zo zégge ik, dat EP de
wêêrom-gebooge ftraal
zal weezen van de raak-
ftraal FE.
m Eetoaginge. Laaten
'er, van het n Middel,
punt B , dc drie halve-
middellynen, BE,BF,
cn B P getrokken wér-
den. Zo zal dan, door-
dien de twee • eeven-
beenigeDriehoeken, E
BF en EBP, gelyk zyn , de hoek BEP gelyk weezen aan de hoek
F EB, en, by gevólge, zal E P de wêêrom-gebooge ftraal zyn van
de Raak-ftraal FE.
Dit voorftél kan ook nóch op eene andere maniere betoogt wérden:
want, laat FE, dc Raak ftraal, ^ eevenwydig weezen aan dc as AC}
laat vérders, uit het Middel-punt B, de halve-middellyn B E getrok-
ken wérden, en, in het punt G, in twee gelyke deelen gedeelt zyn, laat,
uit het punt G, de lyn GH getrokken wérden, zod'aanig, datze r dc
Loot-lyn is op de halve-middellyn B E, cn laat, van het /Raak-punt E,
door het punt H heene, alwaardcLoot-lyn GHdcasfnyt, de réchte
lyn E H getrokken wérden. Zo zégge ik, dat E H de wêérom-eebooge
fcsal zal weezen, van de f Raak-ftraal F E.,
• Rayon
réfléchi.
b Rayon
incident.
«Refle-
xion.
WPropofi-
tion.
» ConcaTc.
f Canvexe.
f Parallele
à l'axe,
i Rayon
réfléchi.
i Rayon
ineidenr.
k. Point
d'inciden-
ce.
l La corde.
m Demon-
dration.
n Centre.
elfocîles.
/Rayon
incident.
q Parallele
a l-àxe.
rPerpendi
culaire.
/Point
J'inciden-
».
# Rayon
jucidtat.
a Betooginge. Dc hoek FEB is gclyk aan de hoek ABE } en, de-
quot;wyle dc hoek ABE ook gclyk is aan de hoekB EH , 20 zal dezéive
hoek B EH ook gclyk weezen aan de hoek FEB ^ en, by gevólge,
zal EH dc ^ wéêrom-gebooge ftraal zyn van den Raak-ftraal FE.
Hier uit vólgd dan, voer eerfl} dat E H gelyk is aan H B.
Ten tweeden -, dat het punt N, alwaar de c halve-middcllyn A B in
twee gelyke deelen is gedeelt, het d Paal-teeken is, onder het wélke,
ten opzichte van het Middelpunt, geen wêcrom-gebooge ftraal van
een e Raak-ftraal die eevenwydig aan dc as is, de as ooit en kan fiiy-
den j want de réchte lyn B H en kan nooit eenigfins kleender weezen
als het vierde deel van de ƒ middellyn G B.
Ten dér den-y dat de wêêrom-gebooge ftraal van de Raak-ftraal, die
eevenwydig aan de as is, en die onmiddelyk op die ftraal komt te vól-
gen wé ke^ de as uitmaakt, ófliever, dieindeasis, deeze ftraal, om
zo te zéggen, fnyt, nét op. het vierde deel van de Middellyn, in N:
want het is baarblykelyk, vólgensde fcMeet-kunftigeftréngheid, dat
geen ftraal ooit tót daar toe en kan koomen, als de ftraal die in de as
zélve is.
Ten vierden-. Dat F E is tót B E, gelyk als B E is tót E H, óf tôt
H B : want de twee Driehoeken F E B F en B E H B zyn gclyk.
Ten vjfden-, dat B H de « Sny-lyn zal weezen van de loek G BH,
ófliever, van de/^Raakhoek FE B, die mét de hoek G B H gelyk
is, wanneer men onderftélt dat GB de / geheele Hoekmaat is, en dat
N H het onderfcheid zal weezen, dat'er is,. tufl'chen deeze Sny-lyn,
cn de geheele Hoekmaat GB.
Ten zésden } Wanneer men de m Raak-lyn A L trékt. Dan zal
doordien de twee Driehoeken, H G B en A L B, gclyk zyn , G B
tót H B weezen, alsABistót BL; en, bygevólge, zal BL het dub-
belt zyn van H B, en L B het dubbelt van 1
Ten zeevonden i Wanneer een ftraal, als TM, op de Cirkel komt tc
vallen , op 45 graaden van het n Tóp-punt A, zo zal de 0 wêêrom-
gebooge ftraal , de As A C récht-hoekig fnyden : want de hoek B
MX is gelyk aan de hoek MBX, die onderftélt isgeweeft 45 graaden
groot te weezen, en, bygevólge, is de hoek MX B récht.
lt;1 Dcmen-
(IratioDv
i R«yott
réfléchi,
t Diaiuc-
tre.
éi Terme.
t Rayon in-
cident pai-
railelc à
l'Aie.
/Diamè-
tre.
S l'Axe.
b Géomé-
trique..
iSccatisv
Angle
d'incidea»-
ce.
l Sinus
total.
wTaugenti»
« Sommet«
«Ray ou
réfléchi,
p Axe.
q Sommet»
r Rayon
leflechii J
Tm achtfien-, Wanneer een ftraal, alsRS, op de komt te val-
len, opnbsp;van het^Tóp-punt A, zo zal der wêêrom-geboo-
ge ftraal door het Tóp-punt heene gaan : want, by-aldien de hoek S B A
60 graaden groot is, zo moet de hoek A S B noodzaakelyk ook zo groot
Weezen, en ook, by gevólge,. de hoek S AB. Dierhalven zal AB,
gelyk zyn aan B S, óf aan SA, en de wêêrom-gebooge ftraal S A,
de/as Inydcn aan het Tóp-punt A.
zal
/Axe»
Oj
'11
ïi.ii
Vérdei
-ocr page 134-Dérde liVoarftél. De
hoek, die gemaakt wérd
door twee wêérom-ge-
booge ftraalen die mal-
kandere kruiflen, is het
dubbelt van de hoek die
in het b Middel - punt
valt.
Laaten S A cn M X
de twee c wêêrom-ge-
booge ftraalen weezen,
die malkanderen in het
punt O kruiffcn. Zo zég-
ge ik,dat de hoek S O M
het dubbelt is van de
hoek SB M, die in lgt;et
Middelpunt valt.
d Betooginge. De hoek
D A S is gelyk aan de
twee hoeken AOX en
A X O, óf, aan de twee
gelyke hoeken ASBennbsp;.nbsp;iiliv
A B S i dewyle nu dc koek A X O gelyk is aan de twee gelyke hoeken X
M B en X B M, wélke alle beide nét zo veel klemder zyn als de hoeken
A S B cn A B S, als de hoek S B M groot is; zo zal ook, by gevóige,
de hoek A O X, óf de hoek MOS, nét het dubbelt weezen van de hoek
SBM, die in het Middelpunt valt. ,nbsp;^ ,nbsp;,, ,nbsp;,
Hier uit vól-d dan ; dat de wéérom-gebooge ftraalen malkandere nood-
zaakelyk moeten kruiftèn, voor-en-al-êêr ze de c As kunnen bereiken;
vérders vólgd hier uit; dat ze malkandere zo veel te naader aan de as moe-
ten kruiflen, alsmeede, datze de As moeten fnyden, m pimten, die
zoveel tenaader aan malkandere zyn, als haai e ƒ Raalc-ftraalen naader
aan de as koomen, fchoon dat de punten van haare g raaldngen altyt op
ééne en dezélve afftand van malkandere zyn en blyven.
Fterdeh FosrM. Een ftraal gegeeven zynde, die op een »Klootfche
Oppervlakte komt te vallen die hól is , en die niet k eevenwydig aan
de as is, deszélfs wcêrom-gebooge Straal te vinaen.
Laat E F de Raak ftraal zyn; en laat van het Raak-punt Ede / pees
EP vetrokken wérden , gelyk aan de pees liD: dat is , gelyk aan de
ftraal E F, die verléngtis, tót aan dc m Omtrek vmdeCtrkel toe, m
D; zozégoe ik, dat EP de wéérom-gebooge ibaal zal weezen van de
« Raak-ftiaal E F. Of liever, laat E f de raak-ftraJ zyn; laat, uit
het # Middel-punt B, de halve-middellyn B G wérden getrokken, p ee-
^nbsp;venwydig
.«Propoli-
tion.
. Î Centre.
«Rayons
, Eçfiecbis,
JDenion-
,ifcatioa.
«Axe.
/Rayons
incideiis.
g Incidens.
fcPropofl-
tion.
i Surface
fpherique
coBcava.
it ParaileJe
â TAïc.
J La corde.
tn Circon
ference.
tt Rayon
iiieidcnt.
«Centre.
^ Parallèle,
venwydig aan de Raak-ftraal FE; laat, uit dit zélve Middelpunt B,
de halve-middellyn BE getrokken wérden, en laat die, in het punt N,
in twee gelyke deelen wérden gedeelt; laat, uit het punt N, de
a Loot-lyn N H getrokken wérden, op de halve-middellyn BE; laat a Perpendi-'
vérders, uit het b Raak-punt E, door het punt H heene , alwaar de quot;lairc.
Loot-lyn NH de halve-middellyn BG komt te fnyden, de réchte lyn J.^en-.
e-p getrokken wérden, die de e As in het punt Q^komt te fnyden. „
Zo zégge ik, dat E Q.a'Are.
de wéêrom - gebooge
ftfaal zal weezen van de
Raak-ftraal EF.
De betoogingen van
dit voorftél en zyn gee-
ne andere, als die wy nu
reeds al ter needer - ge-
ftélt hébben , aangaan-
de de ftraalen die e ee-
venwydig aan de as zyn.
Hiér uit vólgd , be-
halven onderfcheidene
zaaken, die wy zo aan-
ftonds hébben aange-
mérkt , aangaande de
Raak-ftraalen die eeven-
wydig aan dc as zyn.
roor eerft ; dat F E is
tót FQ, gelyk als HB '
is^tót Bd; Ten tweeden-. Dat FE is tót FB, gelyk a s E Q^is tót
BQ; en dat, bygevólge. wanneer men de halve-middellyn AB zo-
daanig in het punt Q_komt tc deelen, dat AF tót FB is, als A (^is /Tetme.
tót Q__B, het punt Q het ƒ paal-teeken zal weezen, onder het wélke,
ten opzichte van het^^ Middelpunt, geen wêérom-gebooge ftraal de
h As ooit zal kunnen fnyden.
Ten dérden-, zo wanneer de ftraalen uit het punt C kwaamen uit te » Extrcm.^
gaan, dat aan het i uitterftecindje van de Miduellyn AC is, dat het
/^Paal-tcekcn, onder het wélke , ten opzichte V^n het iVlldodpUnt 5 j^Xerme,
geen/wêêrom-gebooge Straalde As ooit en zoude kunnen fnyden, als / Rayon re»
dan van het m Middelpunt B zoude afgeleegen weezen, nét één dérdeiv flcdii.
deel van de Middellyn.
Ten vierden-, zo wanneer één van deeze ftraalen, die uit het punt C
kwaamen uit te gaan, de Cirkel kwam te oncmoeten, in een punt dat
50 graaden van het n Tóp.punt A was afgeleegen, dat in zulk een ge-
val deszélfs« wêêrom-gebooge ftraal de p as zoude koomen te fnyden ^
indiï Tóp-punt,nbsp;Tm-
J Riïon
incidcnc.
fParailcIeiï
al'Aie. .
Ten vyf den \ by-aldien
'er een punt was, gelyk
als SjWaarvan de ftraalen
kwaamen uit te gaan na
dezéive Cirkel toe ; to
zoude de réchte lyn T
M, door dit punt S en
door het a Middelpunt
D heene getrokken zyn-
de , een nieuwe h as wee-
zen ; en, by gevólge,
by-aldien het puntSee-
ven zo vérre van het
Middelpunt B was af-
geleegen , als het punt
F daarvan is verwydert}
als meede , by - aldien
F S een zeeker e Voor-
wérp was, zo zoude dés-
zélfs beeld (IR zich
vertoonen aan de andere zyde van het Middelpunt B , cn zodaanig daar
van afgeleegen weezen, dat A F tót B F zoude zyn , als A Q^is tót
Q B, en M S zoude weezen tót B S, als M R is tót R B, enz. Hier
uit vólgd dan, dat, by-aldien dit voorwérp in het Middelpunt van de
Cirkel was, zo zoude het deszélfs beeld daar ter plaatze ook aanraaken}
als meede, by-aldien dit voorwérp aan de eene kant van dit Middelpunt
na het d Tóp-punt A kwam te gaan, zo zoude het beeld deszélfs aan
de andere kant van dit Middelpunt moeten koomen, enz.
4 Sommet.
«Demon-
ftrations.
/Propofi-
tions.
ƒ Refra-
âions.
bRayon
rompu,
i Surface
plate.
Diapha-
nes.
l Efpece.
m Perpen-
diculaire,
n Rayon
incident.
C Beteogingen van eenige f voorftéllen, raakgnde de g Wanftraalinge.
Eerfe Foorftél. By-aldien ^ een gebrooke ftraal, als CD, opeen
/.» platte vlakte komt tcvallen, als AB, die een fcheidinge maakt tuf-
fchen twee /^deurfchynende lichaamen van een onderfcheide/geftachtj
zo zullen de gebrooke ftraal D G en de verléngde ftraal D H, alle bei-
de bepaalt wérdende door w de Loot lyn BG, onder malkandere wee-
zen, als ^ tót 2, by-aldien de n Raak-ftraal CD inhet Raak-punt D
uitde lucht komt vallen op het glas.
üCentr«.
i Axe,
^Objeft,
^Betoeginge. De hoek D HB is gelyk aan h dc aOemoai
Raak-hoek CDF, en de hoek D GH is gelyk ftration.
aan de gebrooke hoek E D G. Dierhalven zal ^ ^quot;gle
GD tótDH weezen, als f dehoekmaacvande
raak hoek is tót de hoek-maat van de gebrooke c sinus,
hoek, datis, gelyk als 3 is tót 2.
By-aldien dan DG ^^ de raak-ftraal was, en, ■/Rayon
dathy in het raak punt D uit de lucht kwam val-
len op het glas, zo zoude CD deszélfs gebroo-
ke ftraal weezen, en de verléngde ftraal DH
zoude tot deeze raak-ftraal weezen, als 2 is tót 3.
T-weede e Voorftél. Een ftraal gegeeven zynde, ^PfopoS-
die op ƒ de Klootfche Oppervlakte van een glas ^^saiface
komt te vallen, dat^ eevenwydig is aan de as, fpheriquc.
h Meetkonftiglyk deszélfs gebrooke ftraal tc ^ Paralklc
v'mdtn. {Bezie de vólgende Figuur.)nbsp;al'Axc.
Laat GE het Middelpunt van de i bólligheid ^Geome-:
weezen, laat AB /^dc Raak-ftraal zyn, die eevenwydig aan de as is, „^nf/
cn laat die tót in E toe verléngt zyn, zodaanig, dat B E gelyk zy aan »Rayónin-^
/ de Middellyn der bólligheid; laat, uit het »2 Middelpunt G, de hal-eigent,
vc-middellyn GB getrokken wérden j laat vérders, uit het punt E, de kComexi-
lyn E V^ getrokken wérden, n eevenwydig aan deeze halve - middel- Joia^etjg
lyn: cn laat eindelyk, uit 0 het Raak-punt B, de réchte lyn BD ge- wCcntrc.'
trokken wérden, zodaanig, dat ze tot BE zy , als 3 is tót 2, en laat « Parallcl'e,
ze door dezélve p Loot-lyn E V bepaalt weezen; zo zégge ik, datBD quot;Point
de gebrooke ftraal zal zyn van de Raak-ftraal A B.nbsp;d^inciden-
q Betooginge. Ije hoek ^EB is is gelyk aan dc r Raak-hoek ABF, ^p^
cn de hoek B D E is gelyk aan de gebrooke hoek G B D. Dierhalven culaite.
is B D tót B E, gelyk de ƒ Hoek-maat van de Raak-hoek is tót de hoek- lt;f Demoii-
maat van de gebrooke hoek. Nu, BD is tót BE, gelyk als 3 istóti: ftration.
en daarom is ook B D de gebrooke ftraal van de t Raak-ftraal A B.nbsp;^
Hier uit vólgd, by-aldien de halve-middellyn GB beweegelyk was, (.g'quot;quot;
rondfom het u Middelpunt G, en dat de lyn B E beweegelyk was rond- ƒ sinus.
fom dc punten B en E, alsmeede, dat lyn V E beweegelyk was rond- f Rayon inJ
ibm het punt K, en dat eindelyk dc lyn B D beweegelyk was rond- «^'d^quot;'-
fom het punt B, zodaanig, datze geheel-en-al lanlt;Ts de lynEV hee- «^«quot;quot;c*
ne konde glyen, dat men, in zulk een geval, mét ééne en dezélve op-
flagvan het gezicht, om zo te fpreeken, alle de gebrookene ftraalen der
raak-ftraalcn zoude kunnen vinden, w die eevenwydig aan de as waaren. ^par^fie-
Hier uit vólgd nóch daar cn-booven,nbsp;lesaTAxe,
Voor eerft i dat de gebrooke hoek het f deel uitmaakt van de x Raak- j; Angle
hoek, zo wanneer deeze laatfte hoek heel klein is.nbsp;d'incidcn-
. Tentwcedcn-, Dat BE is tót BD, alsMKistót MD, óf, alsMG
-ocr page 138-ij tótMBj dat GM is tót MK, alsBM is tót MD; dat B Gis tót
BM, als E Dis tót BD, enz. Want de drie Driehodcen, DBED»
MGBM, en MKDM zyn gelyk.
tta dii-tUn j Dat het punt K, het geene men hier ter plaatze h^
vol-
-ocr page 139-« rolftréktc brandpunt wél noemen mag, het b Paal-teeken Ij, onder
hetwélke, ten opzichte van het c Middelpunt, geen gebrooke ftraal
de d as ooit en za fnyden: want BE en EK zyn alle beide te zaamen
gelyk aan BD , óf aan H K, van wélke eenieder, by gevóige, ook
zo veel is, als drie halve-middellynen.
Hier uit vólgd ook, by-aldien twee ftraalen, als AB en NO, van
wélke de eerfte veel naader aan de as is als de tweede , e eevenwydig
aan de as koomen te vallen op de ƒ hólligheid, dat, in zulk een geval
de gebrooke ftraal B D de as H K zal fnyden, veel vérder van het^ mid-
delpunt G, als de gebrooke ftraal OT deeze zélve as zal fnyden, en,
by gevóige, dat de gebrookene ftraalen malkandere noodzaakelyk zullen
moeten Inyden, voor-en-al-êér ze tot aan de h as toe kunnen koomen.
Vérders vólgd hier nóch uit; by-aldien drie ftraalen, alsAB, NO
en RS daar ter plaatze zullen vallen, eevenwydig aan de as, op drie
punten, B, O, en S, wélke alle drie nét eeven vérre van malkande-
ren afftaan, dat de gebrookene ftraalen, BDenOT, wélke van dc
twee i Raak-ftraalen zullen afkoomen, die het naafte aan dc as zyn,
deeze zélve as zullen koomen tc fnyden, in twee punten, wélke veel
naader aan malkandere zullen weezen, als die twee punten zyn, door
dewélke dc twee gebrookene ftraalen, OTenSV, zouden zyn door-
gegaan geweeft.
«.lok vólgd hier uitj by-aldien men onderftélt, dat de halve-mid-
dellyn is looooo, dat het punt Y, dat het Paal-teeken zal weezen,
booven hetwélke, ten opzichte van het l Middel-punt, geen gebroo-
ke ftraal de m as ooit en zal fnyden , tISï'J deezer deeltjes van het
« Middelpunt G zal afgeleegen weezen: Want, in dc récht-hoekige
Driehoek GYSG, alwaar GY is tót SY , als 2 is tót ?, is de hoek
GS Y groot 41 graaden en 48, minuten, en dierhalven is G Y
Mét eeven dat zélve gemak zoude men ook wél kunnen uitreekenen,
de afftand die'er is, van het Middelpunt G af, tót het punt toe, al-
Waar de gebrooke ftraal van t eenige Raak-ftraal, die p eevenwydig
aandeasis, deeze zélve as moet fnyden. Want, by-aldicn, by voor-
beeld, dc Raak-hoek ABF, óf de hoek HGB, die metdeeze raak-
hoek gclyk is, van tien graaden is, zo zal de hoek G M B van 6 graa-
den, en 39 minuten zyn , doordien dat G M tót B M is , gelyk als z
is tót 3, en uit dic oorzaak zal ook dc hoek GMB van 3 graaden , en
21 minuten weezen, en G M 198114 ; en op deeze zélve wyze kan men
ook mét alle de andere afftanden, enz. doen.
Dérde q Foorftél. By-aldicn de gebrooke ftraal B M, in de plaats van
zyn wég te vervólgen, van het punt B af, door het glas heene, de
r platte vlakte van de lucht BC, kwam te ontmoeten, zonderdooree-
nige gevoelige dikte van glas heene te gaan, zo zégge ik, dat BI, ge-
trokken zynde uit het punt B,gelyk zynde aan G M, en bepaalt wérdende
a FoyerïS^
fola.
b Terme.
c Centre.
-/Axe.
e Parallelef
à l'Aie.
ƒ Convexi-
té.
f Crntre.
hhxt.
i Rayons
incid«ns.
k Terme.'
l Centre.
»» l'Aie.
It Centre.
0 Rayon
incident.
p Parallèle
à l'axe.
qPtopofi-
tion.
r Surface
plate.
de 4 as HK, de gebrooke ftraal zoude weezen vande b Raalc-ftraja
itAïe.
i Rayonnbsp;7 om beete'r'te zéggen, van de Raak-ftraal B M.
incident.
tfOemotj' ^ Wetooirirrge. B M is de Raak-ftraal op de platte vlakte BC, die tof;
itration. ^ ^^^ veriéngt is. Nu is B M tót M G, als j is tót z ; en, by-
gevol-
-ocr page 141-gevólge, wanneer men BI trékt, gelyk aan GM, en zodaanig,- dat
ze van één en dezéive a Loot-lyn H K bepaalt wérde , daar BM nu aPerpen-
reeds al van bepaalt is, zo zoude BI de gebrooke ftraal weezen van de diculaire.
b Raak-ftraal A B.nbsp;f^^'J»!quot;»
iiVierde c Fotrftél. Een plat-verheeve glas gegeeven zynde, waar quot;pcopofi.
van de platte zyde na het voorwérp toe gekeert is, e meetkonftiglyk de tion.
gebrooke ftraal te vinden, vaneen Raak-ftraal, die ƒ eevenwydig aan Plan-
de as is.nbsp;convexe.
Laat E het Middelpunt van het
^plat-verheeveglas zyn} laat EG p^ént.
de h Raak-ftraal zyn, die eeven- /'Parallele
wydigisaandeasEG, en laat die al'Axej
onbepaaldelyk verléngt weezen.
Laat, uit het Raak-^unt C , de 'XJo^
halve-middellyn E C getrokken incidenu
wérden y en laat, door het punt
G, dat in de i as moet weezen, »'Axe,
en drie halve-mlddellynen van het
Middelpunt E afgeleegen ,. de
réchte lyn AB getroldcen wérden,
l eeven-wydig aan deeze zélve ' Parallelci.
halve-middellyn i en laat einde-
lyk , uit het Raak - punt C, dc
réchte lyn C ü getrokken wér-
den, zo wél van de m Loot-lyn mPerpeiï«
AB bepaalt wérdende als GB, en d'cukuc.
zodaaiaig, dat GB, die zoveel
doet als drie halve-middellynen ,
tót G D zy , als ^ is tot 1 ; zo
zégge ik , dat G D de gebrooke
ftraal zal weezen, van de «Raak- »Rayo»
ftraal C.nbsp;incident.
0 Betooginge. Dc hoek ABC is gelyk aan de p Raak-hoek ECF,
cn dé hoek A D C is gelyk aan de gebrooke hoek D C L. D G is dan
tót BC, als de ^ Hoek-maat.van de Raak-hoek is tót dc Hoek-maat d'iucidea-
van de gebrooke hoek. Nu, DC istót CB, als 2 is tót 3, en dien- ce.
vólgende is ook D G de gebrooke ftraal van de Raak-ftraal E F.nbsp;q Sinus.
Hier uit vólgd ; by-aldien de halve-middellyn EC beweegelyk was
rondfom het r Middel-punt E , zo de lyn C B rondfom de punten C rCentre,
en B beweegelyk was, alsmeede, indien de lyn A B beweegelyk rond-
fom het punt G was, en dateindelyk de lyn D C beweegelyk was rond-
fom het puntC, zodaanig, dat ze geheel-en-al langs 'de lyn AB koft
heene glyen ^ dat men alsdan, mét eén éénige opflag, omzotefpree-
P 3nbsp;ken^
-ocr page 142-ken, alle dc gebrookene ftraalen
zoude kunnen vinden, van alle dc
« Raak-ftraalen, die eevenwydig
aan dc as waaren.
Hier vólgd uit j dat, zo wan-
neer de Raak-hoek heel klein is,
deeze hoek het | deel uitnaaakt
van de gebrooke hoek , cndat,
h Angle dc bygevólge, dei»Wanftraal-hoek
rcftaaion. het ander 4 deel van deeze ge-
brooke hoek uitmaakt, en de hélft
van de c Raak-hoek.
Nóch vólgd hieruit 5 dat BG
is tót CD, gelyk als HG is tót
HD, cnHEtótHCr datHE
is tót HG , gelyk als HC is tót
H D; dat E C is tót E H, gelyk
als B D is tót B C , enz. W ant
de drie Driehoeken , B C D B,
DHGD, enECHE, zynalle
gelyk.
Ook vólgd hier uit, dat het
rf Foyer
abfplu.
t Terme.
/l'Àxe.
ƒ Demi-
diametres.
l Parallèles
à l'Axe.
jPlan-
convfic.
Rayon
d'inciden-
ce.
/1'Axc.
m Paralle-
le.
n Plan-
convexe,
»Rayons
tncideus.
punt G, dat men hier ter plaatfe
het d volftrékte brandpunt wél
mag noemen, het e Paal - teeken is, onder het wélke, ten opzichte
van het Middelpunt, geen gebrooke ftraal dc ƒ as ooit en zal kunnen
fnyden: want CB min GB, f/w EC : dat is , CD , EC zyn ge-
lyk aan EGj en, bygevólge, is het volftrékte brandpunt G al tytdrie^
halve-middellynen van het Middelpunt E afgeleegen.
Hier vólgd meede uit; by-aldien twee ftraalen , die h eevenwydig
aan de as zyn , op een i plat-verheeve glas koomen te vallen, waar
van de platte zyde na het voorwérp is toegekeert, dat dan de gebrooke
ftraal, die van k de Raak-ftraal afkomt die het naafte by de as is, deeze
zélve as veel vérder van het Middelpunt E af zal fnyden, als een gebroo-
ke ftraal doen zoude, die van een Raak ftraal afkomt die wél het vér-
fte van de / as is afgeleegen, cn, by gevólge, dat alle de gebrookene ftraa-
len malkanderen zullen moeten fnyden, voor-en-al-êêrzetót aan de as
toe kunnen geraaken,
Nóch vólgd hier uit; by-aldien vier ftraalen, die m eevenwydig aan
de as zyn, op ecn n plat-verheeve glas koomen te vallen, waar van de
jlatte zyde na het vooi-wérp toe is gekeert, dat alsdan detwee^ebroo-
eene ftraalen, die van de tvvee e Raak-ftraalen afkoomen, welke het
naafte aan de as zyn, deeze zélve as zullen fnyden, in tweepunten, die
• Rayons
incidens
paralleles
» l'Axe.
c Angle
d'incideu-
ce.
veel dichter by malkandere zullen weezen, als znlke gebrookene ftra^
len wél doen zouden, die van de twee Raak-ftraalen afkwaamen, die
het vérfte van de as waaren afgeleegen, fchoon dat de twee eerfte raak-
ftraalen op twee punten van a. de bólligheid koomen te vallen, die niet aConred-
vérder van malkanderen en zyn afgeleegen, als de twee andere punten- te,
zyn, wélke in dic zélve bólligheid zyn, en op wélke de twee laatfte
t Raak-ftraalcn needer-vallen.nbsp;iacidcns.
Vérders vólgd hier uit; zowanneende c Raak-hoek groot is 41 graa- f Anglc
de» cn 48; minuten, datde gebrooke ftraal alsdan de as zal fnyden in het d'aicidciv.
JuntM, dat van het glas ilUlï deelen zal afgeleegen weezen; datis,
iet geheele d verfchil, datde tSny-Iyn van deeze hoek hebben zal boo- ^ secjHs.
ven een f geheele hoekmaat van 100000 ,onderftélt zynde, dat de halve- ƒ sinus'
middellyn groot is 100000; want, in de Driehoek E G iM E, alwaar de toul.
hoek M E G groot is 41 graaden en 48;. minuten, en alwaar E M tót
M C is is, als 3 is tót 2 ,• doordien de Driehoek E C M C gelyk is aan de
Driehoek AC BA, zo moet ook de hoek ECM récht weezen , en,
by-gevólge, moet E M de ^Sny-lynyan de hoek M EG weezen, waar
van de h geheele Hoekmaat onderftélt is geweeft te zyn van 100000
deelen.
Eindelyk vólgd hier uit; dat het punt M het« paal teeken is, boo- iTcrme.
ven het wélke, ten opzichte van het ^Middelpunt E, geen gebrooke ^Cemte.
ftraal de / as ooit en zal fnyden, als meede, dat de gebrooke Straal, die '
door dit punt heene gaat, de laatfte Straal is die uit het glas zal kunnen
Vjfde m Voorftél. Een « plat-verheeve glas ge-
geeven zynde, waar van dc 0 bólligheid na het voor- „ Phn.
wérp toegekeert is, zo zullen de Straalen, die,p ee- convexe,
vcnwydigaande as zyn, zich in het q volftrékte » Convexi-
brandpunt weeder te zaamen vcrcenigen, dat van 'p^^^u^j^g
het glas is afgeleegen de léngte vp één r Middel- ipAxe.
lyn van het glas, min van deszélfs dikte.nbsp;^ Foyer
Laat E het Middelpunt weezen der f bólligheid ablblu.
van het f plat-verheeve glas CDB; laat D het-'Dumetr^^
» Tóp-punt zyn5 DP de dikte, F het voHh-ékte
brandpunt van de bolligheid CDB , zo wanneer ,pi3„.
het alléén is ; laat R H de Straal weezen , die convexe,
door de w platte vlakte CPR gebrooken is-, en » Sommet.
laat dierhalven H het x volftrékt brandpunt zyn;
zo zégge ik, dat HP zoveel doet als éen geheele
X Foyer
y Middellyn, min } der dikte DP.nbsp;abfolu.
zBetooginoe. RF is tót RH, gelyk als ? is tót /Diamct».
2; nu, dewyle R F gevoehglyk gelyk is aan EP,^»?^
endatRHaanPHgelykisi zoisPFookt.tPH,
gelyk als 3 is tót 2, maar PH is gelyk aan drie halve-middelIyncn mia
PD; dierhalven is HP gelyk aan één ^ middellyn, miniDP.
Hier uit vólgd dan j dat het b volftrékte brandpunt van een c plat-
verheeve glas, daar altyt veel vérder van is afgeleegen, zo wanneer dc
platte zyde na het voorwérp is toegekeert, als, wanneer de d bólle zy-
de daarnatoegekeert is j a s meede, dat dit onderfcheid tot f der dikte
van het glas komt op te klimmen.
Vérders vólgd hier uitjdat het te zaamen-koomen der gebrookene ftraa-
len veel volmaakter komttegcfchieden, zo wanneer de bólle zyde na
het e voorwérp is toegekeert, om daar op de ftraalen tc ontfcngen, die
e Objea.
ƒ Paralleles
à l'Axe.
^Plan-
convexes.
iConvexes.
platte zyde daar na is toe-
e^ plat-verhetvcneglaa-
ie aan beide de zyden ver-
ƒ eevenwydig aan de as zyn, als, waiineer de
gekeert; en dierhalven fchynt het, dat men di
zen booven de glaazen zoude moeten ftéllen , di
heeven zyn, en dat men heel goede zórge zoude moeten draagen, om
de h verheevene óf bólle zyden wél na het voorwérp toe te keeren. Onder-
tuftchen échter, dewyle het een bekénde zaak is, door eene on-eindige
meenigte van i ondervindingen , dat de plat-verheevene glaazen heel
volmaaktelyk één en het zélve koomen uit te wérken, zonder dat men
eenig het alderminfte onderfcheid daar ontrént ooit gewaar kan wérden,
het zy dat derzélver platte óf k. bólle zyden na het voorwérp toegekeert
zyn; zo dunkt het my, mét heel veel reede, dat het ten uitterften
onnoodig en vruchteloos zoude weezen, ora eenige andere Figmre aan
de glaazen der VérreJcykers te willen geeven, als alléén de l Klootfche;
want. het onderfcheid dat'er is, tuftchen de volkoomene te zaamenkom-
fte der ftraalen, die dwars door m een plat-verheeve glas heene gaan,
wanneer de platte zyde deszélfs na n het voorwérp is toegekeert, en de
volkoomene tc zaamenkomfte derzélve ftraalen, die door dit glas hee-
ne gaan, wanneer de 0 bólle zyde deszélfs na het voorwérp is gekeert,
is zo uittermaaten aanmérkelyk, dat het onmoogelyk is, om booven
maaten aanmérkelyk is, fchoon dat'er al een zeeker-e FigmrwaSy óf be-
dacht kon wérden , die alle de p eevenwydige ftraalen in één éénig
f Wiskunftig punt, om zo te fpreeken, by-een koft vergaaderen.
Zesde r Foorflel. Wanneer der een glas is, dat f aan alle beide de zy-
den ból is, en waar van de t bólligheeden gelyk óf ongelyk kunnen
zyn; zo is één der twee u middellynen van de bólligheeden , tót de
atïland van het ïf volftrékte brandpunt, eeven als de fomme der twee
Middellynen istót de andere ééne Middellyn, onderftélt zynde, dat men
alléén de dikte van het glas komt over te flaan.
Laat KE het a; bólle glas weezen; laaten B en C de j middelpunten
der bólligheeden zyn; en laat D E een Raak-ftraal wcezen, die z. ee-
venwydig is aan de as. By-aldien nu de Raak-ftraal D E niet anders als
;»Uéénde eerfte vï Wanftraahnge en hadde te lyden, zo zoude deszélfs
ge-
ïEx^ietien-
ces.
it Côtez
convexes.
/Spherique.
«)Ekn-
Cüiivcxe.
« Objcift.
c Côté con-
■yexe.
^iParaüelcs.
çPoint Ma-
thémati-
que.
r Ptopolî-
ƒ Convexe het zél VC nóch tót eenig onderfcheid te kunnen geraaken, dat zo uitter-
des deuxnbsp;..... quot; ' - - •nbsp;■ -•
côtez.
t Couvexi-
téz.
« Diame-
ttes.
w Foyer
abfolu.
«Verre
convexe.
ji Centres
des con-
■ïcxitéz.
aParallele.
a Refra-
«Diamètre.
i Foyer
abfolu.
c Plan-
convexe.
dCôté
convexe.
gebrooke ftraai a de as in het punt F koomen te fnyden , dat van het
é Tóp punt A afgeleegen was, driemaal de léngte van A C j maar, b Sommee
dewyle dce7,e zéive ftraal nóch booven dien eene tweede Wanftraalin-
ge heeft te lyden, zo laat, uit het c Middelpunt B, de réchte lyn B-G ^^p^j'n'i
wérden getrokken, eevenwydig aande gebrooke ftraal EF, en laat ' '
vérders E G getrokken wérden , die de as in het punt H zal fnydenj
.zo zégge ik, dat het e volftrékte brandpunt tót het punt H zal weezen, en e Foyer
dat het van het glas K E zal afgelegen weezen, abfoln.
nét in de reeds-geftélde ƒ cevenreedentheid. f Propor«
g Betooginge. Dewyle de Raak-ftraal D E
door dc eerfte h Wanftraalinge reeds is afge- ftratquot;quot;quot;'
boogen geweeft, als om naar F toe te gaan, ARefra-
dat, van het « Tóppunt A, drie halve-mid- aion,
dellynen vérre van de eerfte hólligheid K A E « Sommet;
is afgeleegen ; zo zal de tweede Wanftraa- ^^Convexi-,
linge deeze * Raak-ftraal vérder afbuigen, * ^ jj
om na het punt G toe te gaan, dat van het incident,
middelpunt B drie Halve - middellynen der
tweede l bolligheid KNE zal afgeleegen / Conyexi-;
jj,nbsp;—E weezen; dat is, de wydte van driemaal N B:
' quot;N ii: want B G kan hier aangemérkt wérden als de
m as der hólligheid KNE; en de Straal E F, ^ ^i»;
als de n raak-ftraal, die eevenwydig is aan dee- « Rayon
ze as. Dierhalven dan, dewyle de twee Drie- incident,
hoeken, BGHBenEHFE gelyk zyn,
zo is B G tót F E, gelyk als G H is tót H E }
en, O izaamen-ftéllende, G B E F is tót E F, «Cotnpo-
gelyk als G H H E, die te zaamen zo veel nendo.
doen aIséén/7 middeilyn dcrbólligheidKNE, f Diametre
istótHE: dat is, dat drie halve-middellynen
der tweede bolligheid K N E,p/w drie halve-
middellynen der eerfte q bólligheid KAE, ^Convewï
zyn, tót drie halvc-middellyaen deezer laatfte cc.
bolligheid, gclyk ais één middellyn der twee-
de b^ligheid K N E, is, tót de afftand van het
r volftrékte brandpunt van het glas. Maar, in
de plaats van dit, kan men wél zeggen, dat één ^ °
/middellyn der tweede bólligheid K N E /Di^racKc:
één middellyn der eerfte bólligheidK A E;dat
is, de fomme van de middellynen der bóllig-
heedcn, is, tót de middellyn van ééne deezer
twee/bólligheeden , gelyk als één middellyn
derandere bólligheid, is, tót de afftAndvan
het« volftrélcte brandpunt van het glas.nbsp;Qnbsp;Hier abroi«.
Bi
Hier uit vólgd j dat het volftrékte brand-
punt H, altyt veel dichter aan het glas is,
als de groote halve-middellyn lang is, en veel
vérder daar van af, als de kleine halve-mid-,
dellyn langis, alsmeede, dat dit zélve vol-
ftrékte brandpunt nooit in het a middelpunt
C en kan vallen , als alléén dan , wanneer
deeze twee b bólligheeden heel nét eeven.
gelyk zyn.
Vérders vólgd hier uit j dat, wanneer
deeze twee bólligheeden heel nét eeven-ge-
lyk zyn, het brandpunt dan ook nét in hec
middelpunt komt te vallen, zo wél van de éé- j
ne kant als van de andere.
Ten laatften vólgd hieruit; wanneer men'
twee c bólle glaazen te zaamen komt te voe-
gen, het ééne teegen het andere , dat als-
dan de femme haarer twee brandpunten tót één,
deezer brandpunten zyn zal, gelyk als het
andere Ebrand punt is, tót het nieuwe brand- ■
punt, dat voort moet koomen uit detezaa-
men-voeginge deezer twee bólle glaazen.
Zeevende e Foorftél. Wanneer der een glas,
is, ƒ dat aan alle beide de zyden ból is, en
waar van de bólligheeden gelyk óf ongelyk
kunnen zyn, en dat men de dikte van het
glas in acht neemt; zo zullen de drie halvegt;.
middellynen van de bólligheid die het vérfte
vanhet h voorwérp is afgeleegen, plm, de
drie halvc-mi,ddellynen der andp-e bóUigheid,
min de dikte van het glas, zyrt, tót de drie
halve-middellynen deezer laatfte i bóllig-
heid, insgelyks min de dikte van het glas,
gelyk als de geheele /^Middellyn der bóllig-
heid, die het vérfte van het voorwérp is af-
geleegen, zyn zal , tót de afftand deszélfs
van het het / volftrékte brandpunt.
I.aat (in de vólgende Figmr ) A K E het bólle m glas weezen; laaten B en
C de middelpunten zyn der n bólligheeden K EenK A; laatD E een
oRaak-Straal weezen, die eevenwydig aan de as is; en laat E A de dikte
van het glas zyn. By-aldien nu de Raak-Straal D E niet mêêr als de eev fte
n Wanftraalinge en hadde te lyden,. zo zoude deszélfs gebrooke Straal de
as nét in het punt F komen te fnyden,dat vanhet Raak-punt E drie halve-
a Centte.
t Convexi
kz-
«Vefres
soDYexcs.
(/Foyer.
H
ePropofi-
tion.
jf Convexe
des deux
cotez.
g Convexi-
tez.
t Objea.
7 Convexi-
té.
i^Diamette.
i Foyer
abfolii.
m Verre
convexe,
« Conve-
sitez.
O Rayon
^ncidenc
paral Iele a
1-Aie.
ƒ Refra-
éi:ioa.
middellynen der bolligheid K E is afgeke-
ken ; maar, dewyle deeze Straal iióch
ioovcn dien eene tweede Wanftraalinge
te lyden heeft, in het punt A, na dat hy
de dikte van het glas EA is doorgegaan;
20laat, uithet^middelpuntB, de réchte «Centtc.
lyn BG getrokken wérden, b eevenwy- ^ Pa^l'slc-
dig aan de gebrooke Straal EF; en, laat,
uit het punt A, daar de tweede c Wan- ^Refc»-
ftraahnge moet gefchieden, A G getrok-
ken werden, die de as in het punt H zal
fnyden; zo zégge ik, dat ^ï! het volftrék-^p^iyeg ,
te brandpunt in het punt H zal vallen, en abfolu.
dat het van het glas A K E zal afgeleegen
weezen, nét in de reeds-geftélde e eeven- 'Propor-;
reedentheid.
f Betooginge. Dewyle de g Raak-ftraal /Demon-
DE door de eerfte Wanftraalinge reeds is ftration.
afgeboogen geweeft, als om naar F toe te ^ Rayon
gaan, dat van het Raakpunt-E drie halve- 'quot;cidcnt, _
middellynen der h bólligheid KE isafge-
leegen; zo zal de tvi^eede i Wanftraahnge j Rcfra-
deszélfs gebrooke ftraal E A , aan het dion.
Raak-punt A, weederom afbuigen, om _
naar het punt G toe te gaan, dat van het
/^Middelpunt B drie halve-middellynen ^Centre.
der bólligheid KA is afgeleegen; dat is,
zo veel als driemaal AB : want BG kan
alhier aangemerkt wérden als de l as der ' Atedela
bólligheid KA, en de Straal EA, die de ««^«'tó-
gebrooke Straal is vande Raak-ftraal DE,
gelyk als een m Raakftraaldie n eevenwy- '»Rayoa
dis aan de as is. Dierhalven dan , dewyle quot;'pj'lf;,j
de twee Driehoeken,BGHBenAHFAnbsp;t
gelyk zyn, zo is BG tót FE min AE,
gelyk als G H is tót H A; en, 01'zaamen-
pllende, B G E - A E, is tót F E-
A E, gelyk als A G is tót HA: dat is,
de drie halve-middellynen der p bólligheid
K A , dc drie halve-middellynen der
bólligheid K E, rnin de dikte van het glas,
zyn tót de drie halve-middellynen der bolligheid KE, insgelyks w«
de dikte van het glas, gelyk als één geheele q middellyn der bolligheid ^Dianictrc.
Q_ 2,nbsp;KA,
0 Corapo-
nendo.
Convexi-
té.
KA, is tót H; A , de afftand des volftrékten brandpunt van het
Hier uit vólgd y dat die glaazen ,. wélkers h bólligheeden ongclyk
zyn, haar brandpunt veel vérder van het glas af hébben wanneer
de bólle zyde na het voorwérp is toegekeer t, dan, wanneer dc c minft-
verheeve zyde van dit zélve glas na het voorwérp toegekeert is: zo-'
daanig zélfs, dat, wanneer deeze onge-
lykheid heel groot is., en dat het glas
daar-en-booven eenigfins na het d plat-
verheeve komt te trékken ,. het onder-
fcheid van de afftanden der brandpunten
alsdan heel na komt aan de twee dérde
deelen der dikte van het glas.
Vérders vólgd hier uit v dat een ronde
glaaze kloot , deszélfs e volftrékte brand-
punt buiten zich zélve uit zal bréngen, op
de afftand van het vierdedeel van deszélfs
ƒ Middellyn : want BG EF - EA,,
is tót E F E A gelyk als G A is tót
H A: dat is, dat de twee middcllynen der
g ronde kloot zyn tót één halve-middellyn.
deszélfs gelyk als één h geheele mid-
dellyn deezer kloot i.s, tót hetvierde deel
van een middellyn deszélfs, het geenede
nétte afftand is van het volftrékte brand-
punt, dat deeze ronde glaaze kloot bui-
ten zich zélve uit zal bréngen.
u^chtfte i Faorfiél. De Straalen ,' die
^eevenwydig,onder malkandere zyn, en
die de l as fnyden, hébben haar»-/ichuins
brandpunt nét zo vérre van het glas afge-
leegen, als-M het voornaamfte brandpunt,,
dat in de as komt, daar van is verwyderd,
mids dat nóchtans de hoek die ze maaken,
terv/yl ze de as fnyden , niet al te groot,
en zy.
L^i\tyooK-eer^{mdevélgende Figmr) BH K een « plat-verheeyeglas
zyn. waar van de platte zyde na het p voorwérp is gekeert; laat DB een
^Raak-ftraal weezen, na believenenlaatG Heen Raak-ftcaal zyn, die
r eevenwydig aan de Straal D B is, cn waar van de gebrooke Straal H K,óf
liever, desz^fs verléngde Hl, door het punt I heene gaat, dat het
ƒ middelpunt der bólligheid is. Zo zégge ik, dat de gebrooke Straa-
len der ecvenwydige Raak-ib-aalen, DB en GH,. zo wél als alle de
air
i) Foyer
abrdu.
b Conveïi.
tez.
f Moins
co«vcxe.
JVhv).
COUTCXC.
t Foyer ab-
folu.
/bàmctre.
g Boule,
fciawctte.
» PropoG-
tion.
i^Paralfeles.
/Axe.
»» Foyer
oblique,
w Föyer
principal.
# pran-
£oiivexe.
f Objcft.
f -R-ayon
inciJent.
f Parallele.
ƒ Centre de
la couvexi-
té.
andere Straden , die eevenwy-
dig aan dezéive zyn, zich in
het punt C weeder te zaamen
zullen vereenigen , dat haar
* fchuins brandpunt zal wee-
z.-n, endatvanbetglasBHK
nét één geheele b Middellyn
derf bolligheid zal afgeleegen
zyn: dat is, nét zo veel, als
het voornaamfte brandpunt,
dat in de as komt,, daarvan is
vervrydert.
d Betooginge, Alle de Straa-
len , die eévenwydiglyk op
e eene éffene platte vlakte koo-
men te vallen , hébben ook
haare gebrookene ftraalen ƒ ee-
venwydig aan malkanderen.
De gebrooke Straal BOisdaji
ookevenwydig aan de gebroo-
ke Straal HK, ófliever, aan
deszélfs verléngde H1. De ge-
brooke Straal IK.nu kan hier
terplaatle aangemérla wérden
als de as f dér bólligheid, doordien hy door het Middelpunt I heene gaat^
en, bvievólge, zal de gebrooke Straal O C deeze as, wanneer ze on-
bepaaldelyk verléngt is , in het puntC koomen te fnydea, dat het
H?huinsbrandpuntquot;zal weezen vanhet glas ^^^^^^^^^^^^f^Zt
afeeleecen weezen nét één geheele i M.ddeliyn der bolligheid. datis,
nét zo veel als het voornaamfte brandpunt, dat in deas is, daar van is
''^Strin het tweede geval, K FO een ^ plat-verheeve glas zvn,
waar van de / bólle zyde na het m voorwérp is toegekeert •gt; laat D B
ccn Raak-ftraal weezen, na believen-, en laat GH « een Raak-ftraal
zyn, die . eevenwydig aan de Straal DB is, en^die p lootlyniglyk op
« dc bólligheid komt te vallen. Zo zégge ik, dat haare gebrooke^nc
Straalen, SP en KP, zichweederte zaamen zullen vereenigen inhct
punt P , dat het r fchuinfte brandpunt zal weezen der ƒ eevenwydige
Raak-ftraalen, DBen GH, en dat van het glas ivFOnet zo verre
znl afgeleegen weezen, als het voornaamfte brandpunt, dat inde as
komt, daarvan is verwydert. (Be z,te de vólgende Ftgmr.)
t Betooginge. By-aldien de eevenwydige Raak-ftraalen, DBenGH,
nietanders als alléén de eerfte « Wanftraaiinge en hadden tc lyden, zq
Q^jnbsp;zoude
« Foyer
oblique,
iDiametre,
c Coüvexii
tc.
(/Demcsi
ftratioti,
«Surface
plate \infe;
/Patalleîeî^
ç Atedlelar '
coiivexitc'^
6Foyet
oblique,
i- Diamètre«
delà con-
vexité.
ü:Plan-
coiivere.'
Inbsp;Convezii
te'.
mObjcdi..
IInbsp;Rayoa ■
incident.
lt;7 Parallèle*
p Perpeadi''
culaire-
ment,
ij Couveïii
té.
f Foyer
tblique.
/ Parallèles,
»UciOii-
riiadou.
Refri.
dion. ,
Zoude de ftraail G HI konnen
aangemérkt wérden, als de
lt;« as der bólligheid , cn de
febrooke ftraal BI, van de
Raak - ftraal D B , zoude
deeze as in het punt I koo-
men te fnyden, dat van het
c Tóp punt H drie halve-
middellynen der bólligheid
H B F zoude afgelegen wee-
zen. Maar, daordien deeze
zélve Straalen nóch daar-en-
booven eene tweede d W an-
ftraalinge hébben te lyden,
wanneer ze de e platte vlakte
K C koomen te ontmoeten,
Zo laat uit het punt I de lyn
IC getrokken wérden, zo-
daanig, dat ze ƒ lootlyniglyk
op de platte vlakte K C komt
te vallen j laaten vérders, uit
de punten K en S, de twee
gebrookene Straalen, K P en
SP, getrokken wérden, die
van de loot-lyn C P bepaalt
wérden, en zodaanig, dat ICP tót K I zy, en van gelyke SP tót Sl,
gelyk als z is rót 5. Dewyle nu KI cn SI, na genoeg gelyk zynde,
élk zoveel doen als drie halve-middellynen der ^ bolligheid HBF, min
dc dikte van het glas, zo zullen ook dc twee gebrookene Straalen, K P
en SP, insgelyks na genoeg gelyk weezen, en ze zullen,élk zo veel
doen als één geheele h Middellyn deezer bólligheid, min 4 der dikte
van het glas; en dierhalven zal ook het punt P het i fchuinlTe brandpunt
weezen der ^ cevenwydige Raakftraalen, D B en G H, cn het zal ook
mét eene nét zo vérre van het glas afgeleegen zyn, als het voornaamfte
brandpunt, dat in / de as is, daarvanisverwydert.
Laat, in het dérde geval, F C O K een glas zyn, dat aan alle beide
de zyden m ból is; laat D B een Raak-ftraal weezen, na believen, en laat
G H de Raak ftraal zyn, die » eevenwydig is aan dc Straal DB, en die
0 lootlyniglyk op de bólligheid HFC komt vallen. Zo zégge ik, dat
haare gebrookene Straalen, K P en S P, zich in het punt P weeder te
zaamen zullen vereenigen , dat het q fchuinfle brandpunt zal weezen
der r cevenwydige Raak-ftraalen, DBenGH, alsmeede, dat dit zél-
ve punt aéc zo verre vanhet glas FCOK zal afgeleegen weezen, als
des:
■Û Axe delà
convexité.
Rayon
incident.
e Sommet,
d Refra-
£lion,
»Surface
plate.
/Perpendi-
culaire-
ment.
ï\
g Convexi-
té.
ADiametre.
j'Foyer
oblique.
J^Parallelcs.
/Axe.
wConvexc.
« Parallèle.
«Perpeiidi-
culiire-
inent.
y Foyer
oblique.
r Rayons
inciïcns
parallèles.
«Foyer
deszélfs 4 voornaamfte brandpunt, dat in b dé as is, daar van is ver- priquot;cipaïw
c. Beteoginge. By-aldien de eevenwydige Raakftraalen, DB en GH, ftration'^
niet anders als alléén de eerfte d Wanftraalinge en hadden te lyden, zo iRcfn^
Zoude de Straal GHl konnen aangemérkt wérden, als de as der e ból-
ligheid HFC, en de gebrooke ftraal BI van de Raak-ftraal DB, zou-'
de deeze zélve ƒ as in het punt I koomen te f^den, dat nét drie halve-y^^xe.
middellynen der bólligheid HFC van het Tóp-punt H zoude afge- ^ Sommes;,
leegen zyn. Maar, doordien deeze zelve Straalen nóch daar-en-boo- ARtfta-
Ven eene tweede h Wanftraalinge hébben te lyden ,, wanneer ze de
» Klootfche Oppervlakte K. O S koomen te ontmoeten 3 zo laat de fph«;quot;^'
Raak-ftraal N C getrokken wérden,, /^eevenwydig ;ian dc Raakftraa- ^^ PapJjjj;;^.
kö
-ocr page 152-len DB en GH, en, waarvande gebrooke ftraal CQ, ófliever, der-
zélfs verléngde MCL, door het a Middelpunt der bólligheid M heene
eaat. Dit dan alles zo zynde, zo zal M Q^lyn-récht pa het punt I toe
gaan, zonder eenige de minfte b Wanftraalinge te lyden, wanneer hy
de bólligheid KSCtkomtte ontmoeten, en hy zal ook, by-gevolge,
aangemérkt kunnen wérden, als de c as deezer bolligheid , welke de
Ra Jk-ftraalen, HK en BS, van het punt I zal koomen af te buigen,
nahet punt P toe, op eeven die zélve wyze als nu reeds al door ons in
het zeevende d Voerflel is aangeweezen en betoogt: en , by gevólge,
zal het punt P e het fchuinfle brandpunt weezen der eevenwydi^c raalt-
ftraalen, GH,DB, enNC, en het zal mét eene ook nét zo verre van
het glas F GOK afgeleegen weezen, als het voornaamfte brandpy,
dat in de as is.
fflCentrc
dclacon-
▼exitrf.
iRefra-
ftion.
; Axe.
iPtopoII-
tion.
I Foyer
obliguc.
Men kan uit dit alles heel gemakkelyk zien, dat het fchuinfle brand-
punt eenigfins gevoeliglyk naader aan het glas zal weezen, als het a voor- a Foyer
mamfte brandpunt is, zo wanneer de fchuinsheid der eevenwydige raak- prindpal.
ftraalen heel groot op het glas is.
JVeegende b roorftU. Een glas gegee-
Pnbsp;Ven zynde, waar van de twee over mal-
kanderen ftaande zyden plat zyn, en
c eevenwydig, de eene aan de andere, Parallelet.]
zo zal een d raak - ftraal, na believen f'
genoomen zynde, door ééne deezer twee
zyden van dit glas mét ééven die zélve
e fchuinsheid heene gaan, die hy te voo- (ObHauitél
le reeds al hadde , wanneer hy van de
andere kantin dit zélve glas kwam in te
dringen.
Laat AB CD eenglas weezen, waar
van de twee zyden , A B en C D plat
H 2.yn, en eevenwydig aan malkanderen i
cn laat EF een raak-ftraal zyn, die aan
liet punt F breekt, inFG, cnaan het punt G in GH : zo zégge ik,
dat dehoek EFI gelyk zalweezewaande hoek KGH.
f B etooginge. De hoek iMFG is gelyk aan de hoek FGL; en, by- /Demon;
gevólge, zullen de twee hoeken, E F I en K GH , die aangemérkt ftration.,
kunnen wérden als de twee gebrookene hoeken der twee hoeken, M F G .
cn FG L: dat is, EFI, de gebrooke hoek der g raak-hoek MFG, ^ ^
en KGH, degebrooke hoek der raak-hoek F Gl, insgelyks meede
gelyk wee zen.nbsp;^nbsp;b Anglc
Tiende i Foorftél. Een ^plat-verheeve glas gegceven zyndc , óf, dat rompu.
/ ból aan beide de zyden is, zo zal'er altyt één ftraal weezen, onder die «Propofi-
geene, wélke m eevenwydig op het glas vallen, die mét ééne en de-
zélve n fchuinsheid daar weeder uit zal gaan , die hy te voore reeds al conveTe.
hadde, wanneer hy in het glas kwam in te dringen, wat voor eene t Convex«
fchuinsheid deeze andere eevenwydige ftraalen zélfs ook zouden moogen m Paralle-
óf kunnen hébben.nbsp;. • r .nbsp;a «obliqnitc.
o Betoogtnge. Laat, t/W-ffr/, ,Demon-
ACD een plat-verheeve glas ararion.
weezen, waar van;gt;dc bólle zy- p Convexi-
de na het voorwérp toegekeert
zy, en laat LCeen Raak-ftraal
zyn, wélke aan het ^Tóp-punt ySommc't
der bólligheid C, in C E komt delaeou-
te breeken, en, aan het punt E
in G. Dierhalven, dewyle dc
R.nbsp;hoek
D —
P L | ||
\ | ||
M G |
K \ |
hoek GEB aan de hoek F C E gelyk is, zo zal de hoek HEG
insgelyks ook gelyk weezen aan de hoek [,CI.
L.aat, ten tweede» , A C D een r plat-verheeve glas -Lvn , waar van
de platte zyde na het voorwérp toegekeert zy j cn laat G E een Raak-
ftraal weezen, die, aan het punt E, in E G komt aan ftukken te bree-
ken, en, aan het punt G, dat het Tóp-punt is der bolligheid, inCL.
Dierhalven, dewyle de hoek FCE gelykisaandehoek G E B, zo zal
de hoek LGI insgelyks ook gelyk weezen aan de hoek HEG.
a Foor-hewys. Twce^'pees-deelenvanefwCïï'^f/gegeevcn zynde, die
gelyk óf ongelyk zyn , die malkanderen in haare c peezen koomen tc
laaken, en wélkers d omgekeerde hoekmaaten, die élkandere raaken,
tót malkandere in reede zyn, als haare e Middellynen j wanneer men
een onbepaalde lyn trékt, door het punt heene gaande, al waarde twee
omgekeerde hoekmaaten élkandere raaken, zo zalde ƒ boog, begree-
pen tuffchen deeze lyn en één der omgekeerde hoekmaaten, gelyk zyn
^an de boog , die begreepen is tuflchen deéze zélve lyn cn de andere om-
gekeerde hoekmaat.
Laaten A L B en G G D de twee g pces-
deelen van een Cirkel zyn, die malkandere
op de reeds-befchreeve wyze koomen te
raaken i en laat EH de onbepaalde lyn
weezen, 'door het punt I heene getrokken
zynde, alwaar de twee h omgekeerde hoek-
maaten malkandere raaken j zo zégge ik ,
dat de boog E G gelyk zal weezen aan de
boogLH, ófliever, hetgeene één en het
zélve IS, dat de hoek LFH gelyk zal zyn
aandehoek EKG.nbsp;.
IGistotlL, gelykalsIKistotFH, en, bygevólge, isooklK
tót IF, gelyk als EK is tót FH. Dierhalven, dewyledehoek FIH
^elyk is aan dcHoek EIK, zo zal de hoek LFH insgelyks ook aan dc
loek EKG gelyk zyn, ófliever , het geene één en het zélve is, de
i booa HL zal gelyk weezen aan de boog EG.
Hier uit vólgd j dat de hoek K E H gelyk zal zyn aan de hoek
FHE
• Laat, ten dérden, (in de vólgende ) A C D E een glas weezen ,
k^dit aan beide dc zyden ból is, waar van de bóUigheeden gclyk ófonge-
lyk kunnen zyn, laat E F de halvc-middcllyn van eene deezer twee / bol-
ligheeden zyn, die onbepaaldelyk verléngd is, cn laat B G de halvc-mid-
dellyn der andere bólligheid weezen, wélke insgelyks onbepaaldelyk ver-
léngd is; en laat L Geen/raak-ftraal zyn, die, aan het punt Gin G E aan
ftukken breekende, en, aan het punt E in E G, door het punt heene gaat,
alwaai de m omgekeerde hoekmaaten, die malkandere raaken, onder
ClxUAiyquot;
f Plan-con-
vexe.
0nbsp;Lemma
1nbsp;Segmcnj.
c Cordes.
Sinus Tcr-
fes.
■•Diamè-
tres.
/L'arc.
g Segmens.
i Sinus
verfés.
sl'Arc.
II^ConTexe
Jes deux
côtez.
J Convexi-
téz.
i Rayon
Micideut.
»iSinus
wïfta.
élkanderen in reede zyn , als de n Middellynen haarer o bólligheeden* » Diime-
Dierhalven , dewyle de hoek FEC gelyk is aan de hoek BC E, zonbsp;j
zal ook dc hoek HEG insgelyks gelyk zyn aan de hoek LCK , om
dat deeze twee hoeken, HEG en LCK, aangemérkt konnen wér-
den als detwee gebrookene hoeken der gelyke hoeken FCE enBCE;
dat is. HEG, als de gebrooke
hoek der a Raak-hoek FEC, ^ ^ngle
en L C K, als de gebrooke hoek d'incidcncc;
der Raak-hoek B CE.
Hier uit vólgd, datFH/^ee- t Parallcle,
venwydig zal wcezen aan B K,
en LC eevenwydig aan EG.
Hier uit vólgd meede ; dat
de ftraalen die door de e bóllig- c Convexi-
heid van een plat-verheeve
glas uitgaan, mét ééne en de-
zélve fchuinsheid, diezc nu te
voore reeds al hadden, wanneer
ze door de platte zyde, die na
het voorwérp toegekeert is, in
het glas kwaamen in te dringen,nbsp;'
alle door e Tóp-punt der ból- t Sorasnct,'
ligheid moeten heene gaan,
wat voor eene maate van -nbsp;gt;
ƒ fchuinsheid ze ook zouden /pbliqui-
moogen óf konnen hébben.
d hier uit i dat de verléngde lynen der gebrookene ftraa-
ie platte zyde van een^ plat-verheeve glas heene gaan, ^pian-
die haare ^Raak-ftraalen nu reeds al hadden, convexe.
Vérders vól
len, die door ,
mét die zélve fchuinsheid
metüiezeivc iciiuMioiJlt;-*j,nbsp;——----------^nbsp;. , -'tn
wanneer ze door de bólle zyde, dic na het; voorwerp toegekeert is,daar m ^ Ry oquot;»
drongen,alle,om zo te fpreeken, quot;
door een zeeker punt moeten *
heene gaan, dat éen dérdendeel
der dikte van het glas onder het
^Tóp-punt der bólligheid is, ^sommét
mids dat nóchtans deeze Raak- delacou-
ftraalen niet al te fchuins op het
glasen koomen te vallen: want
in zulk een geval is E C gclyk,
óf na genoeg gelyk, om zo tc
fpreeken, aan CF; en de hoek
CE 4 is het nétte dérdendeel vande hoek N -»C; en dierhalven is ook
Ca het dérdendeel van Cf-, dat de dikte is van het glas.
Hiev vólgd insgelyks uit; dat de verléngde lynen der gebrookene ftraa-
len, die uit een glas koomen dat l ból aan beide de zyden is, mét ééne
en dezélve maate van m fchuinsheid , als haare Raak-ftraalen nu reeds
al hadden, wanneer ze in het glas kwaamen in te dringen, alle, omzo
te fpreeken, door een zeeker punt moeten heene gaan, dat één dérden-
deel der a omgekeerde hoekmaat van de laatfte bólhgheid onder het punt
is, alwaar deeze hoekmaat, en de hoekmaat der andere b bólligheid,
malkandere koomen te raaken j mids dat échter deeze hoekmaaten on-
der malkandere in reede zyn, gelyk als haare c Middellynen, alsmee-
de, dat deeze ftraalen niet al tc fchuins op het glas cn vallen; want ia
zulk een geval ïsEa gelyk, óf
na genoeg gelyk , om zo te
fpreeken, aan ab, ende hoek
R E ^ is het nétte dérdendeel
van de hoek N R-«, en uit die
reede is ook lt;2 R het dérdendeel
van a b , dat de omgekeerde
hoekmaat is der bolligheid
AED.i
Ik zal dit punt a na deezen
noemen d hetTóp-punt vande
e keegel der ftraalen die het
beeld fórmeeren j ditTÓp-punt
nu is in de ƒ plat - verheevene
glaazen nét één dérdendeel der
dikte van het glas van een an-
der punt afgeleegen , dat daar
booven is, en dat men om ee-
ven die zélve reede ook wél
noemen mag hetTóp-punt van
dc keegel der ftraalen die van
g het voorwérp af koomen :
dóch in dc glaazen die h ból
zyn aan beide de zyden, zyn deeze twee i Tóp-punten van malkandercrc
afgeleegen, nét één dérdendeel der /^omgekeerde hoekmaaten vanhet
ééne en het andere.
Elfde l Foprflél. Alle dc m fchuinfte brandpunten, mids dat zc éch-
ter niet alte fchuins en zyn, zyn, in de plat-vcrheevcne glaazen, waar
vargt;de platte zyde na het voorwérp is toegekeert, in^eenegeboogent-
heid, die befchreeven is, mét het Tóp-punt der «bólligheid, als mid-
delpunt, en de tuftchen-ruimtc die'er is , van dit Tóp-punt af, tót
aan het a voornaamfte brandpunt toej. en, in dc plat-vcrheevcne glaa-
zen j waar van de b bólle zyde na het voorwérp toegekeert is, alsmee-
de.
t Convexe
des deux
côtcz.
m Obliqui-
té
«Sinus
verfé.
h Convcxi-
xL
t Diame-
Mcs.
ƒ Sorame't,
«Coue.
/Plan-
jonyexc.
i Objeft.
b Convexes
destfeux
côccz.
i Sommets.
k. SlMS
verrez. ■
l Propofi-
tion
WjObüques.
«Courbure.
e Convexi
té.
a Foyet
principal.
% Couvexi-
dc, in de glaazen die ból aan beide de zyden zyn , zyn deeze zélve
brandpunten ineene geboogentheid , die beichreeven is , mét het .
«•Tóp-punt van de keegel der ftraalen die het beeld fórmeeren, en de ^Sommét
tuffchen-ruimte die'er is, van dit Tóppun.t af, tót aan het voornaam- ducoue.
üe brandpunt toe.
d Beteo^inge. Alle de e eevenwydige Raak-ftraalcn , fchoon dat ze ^Demon;
ƒ fchuins zyn, vereenigen zich échter weeder te zaamen in een zeeker
punt, dat, in de plat-verheevene glaazen, wélkers platte zyde na het ƒ Qbliques.'
voorwérp is toege ^eert, nét zo vérre van het Tóp-punt der g bólligheid Convcxi.
is afgeleegen, als het voornaamfte brandpunt, dat inde ^ as is, daar té.
van IS verwydcrt j en alle deeze ftraalen koomen zich weeder in een zee-
ker punt te zaamen te vereenigen, dat, in de ülat-verheevene glaazen,
Wélkers i bólle zyde na her voorwérp is toegekeert, alsmeede, in de ^Convexsa
glaazen die k ból aan heide de zyden zyn , nét zo vérre is afgeleegen des deux
van l het Tóp-punt van dc kcegel der ftraalen die het beeld fórinec- cótéz.
.R jnbsp;psn^'Sotnmcii;.
-ocr page 158-ren, als het voornaamfte brandpunt, dat in de as Is, daarvanisvcrwy-
fParaHeicï. dgit. Maar, tuflchen alle deeze a eevenwydige ftraalen, is'er altyt een
tttit it
tiguartn
ierom-
ftaaitJt
ftraal, gelykalsEF, in del'plat-verheevene glaazen, cnDB, inecia
glas dat c ból aan beide de zyden is, die door eéne der (ydcn van het glas
mét die zélve maate van d fchuinsheid uitgaat, die hy nu reeds te voo-
ren al hadde, wanneer hy aan de andere zyde in het glas kvi^am in te drin-
gen, cn die t'eenemaal in een réchte lyn, om zo tc fpreeken, door dic
glas heene gaat, eeven alsóf hy geenede alderminfte e Wanftraalinge
en hadde ondergaan óf geleeden} in de plat-verheevene glaazen, wél-
kers platte zyde na het ƒ voor-wérp is toegekeert, gaat deeze ftraal door
het^ Tóp-punt der bólügheid heene , en in de plat-verheevene glaa-
zen, welkers h bólle zyde na het voorwérp toegekeert is, als meede,
ôPlan-con-
▼exes.
e Conrexc
des deux
ciie'z.
i/Obüquitt?.
« Refra-
âion.
/Objeft.
ySomraét
dcia con-
vexité.
Ô Côté
çonvczc.
in dc glaaïcn die ból aan beide dc zyden zyn, gaat dc verléngde lyn van
deeze ftraal door hetTóp-puutvan dc a kec^cl der ftraalen hecnc, dis «Cone.
het beeld koomen tc fórmeeren j en, bygevólge, is het openbaar, dat
alle de Kchuinfle brandpunten m de c geboogentheeden P A C en L A P ^
zyn, wélke op die zélve wyzen befchreeven zyn, alswy nureedsalhéb- quot;cTtbu-
ben aangeweezen.nbsp;res.
Men kan op deeze wyze, uit het geene dat nu reeds al is ter needer ge-
ftélt, heel gemakkelyk verklaarcn, op hoedaanig eene wyze het beeld
van eenig zoorwérp, dat heel vérre van ons is afgeleegen, en waar van
men reekenen moet dat élken punt loutere * eevenwydige ftraalen na *PatalIclcs»
het glas toezéndt, zich inhet brandpunt komt te vertoonen óf te fór-
meeren.
Hier uit vólgd dan; dat de d fchuinfic brandpunten , die niet heel -'Foy«»
vérre van het voornaamfte brandpunt en zyn afgeleegen , alle , mét
ditfHoofd-brandpunt, gevoeliglyk in één en dezéive platte vlakte zyn, prindp»!.
die ƒ lootlyniglyk op de g as valt; want een heel gering deeltje eener / Pcrpcndi«
i kromte, is, gevoeliglyk, en na genoeg, plat.nbsp;^ culairc-
Nóch vólgd hieruit} dat de afftanddie'er is, van hft voorwérp af,
tót aan het i Tóp-punt van de keegelder ftraalen toe die daarvan uit- fcourburc.
gaan, is, tót de ^ Middellyn van het voorwérp, gelyk als de afftand ,sommét '
die'er is, van het beeld af, tót aan het Tóp-punt van de Kcegel der du cone.
Straalen toe die het fórmeert, is , tót de Middellyn van dit zélve ^owmecra.
beeld.
Vérders vólgd hier uit; dat men heel gemakkelyd de l Raak-hoek ' Anglc
vaneen m voorwérp op het glas kan vinden, wanneer ons dc Middel- qquot; ^^^ •
lyn van het beeld nu reeds al bekénd is, beneevens de afitand deszélfs
van het Tóp-punt van de Keegelder ftraalen die het komt tc fórmee-
■m
\
ren.
By gevolge dan , wanneer ons heel naauwkcuriglyk de Middellyn
van het beeld der Zonne bekendis, beneevens de afftand die'er is, van
dit beeld af, tót aan het Tóp-punt van deKeegel der ftraalen toe die
het fórmeeren, zo kan men heel gemakkelyk de n fchynbaare groot-
heid der Zonne uitvinden: dat is, mét wat voor een hoek ohy op het «GranJcué
glas komt vallen. Maar, men dient in dit geval heel wél in acht te nee- ^f^Hcnce-
men, dat men zórge draagt van maar eene heel kleine openinge aan het
glas te geeven, op dat het beeld der Zonne daar op niet meerder en
koome uitgebreitte werden als het noodig is; door het middel van zul-
ke ftraalen, die, van één en het zélve punt der Zonne afdaalcnde, cn
eene altc grooten openinge aan het glas vindende, zich te zaamen zul-
len vergaaderen onder de gedaante van een heel klein gevoelig CirkeU-
tje, inde plaats dat ze anders in één éénig punt moeten te zaamen koo-
men, eeven-eens als men ziet gebeuren, wanneer men de Zon heel ^HoriiKitï
éichtaan de p Kimraenkomt ^ waar te neemen, mét eene heel groote ^obfeiK^.
openinge der a oog-appel: want alsdan vertoont zich deszélfs h Mid-
dellyn veel grooter, als in het c Middag-rond, dewyle het over groo-
te fehitterende licht dat ons alsdan omringt, ons noodzaakt om deeze
onze oog-appel heel zeer te moeten intrékkencnnaauwer te maaken.
Eindelyk vólgd hieruit; dat'er altoos eene d eeven-gelyke meenigte
van licht uitgelbékt is op eene eeven-gelyke e ruimte van een beeld,
het zy dan dat het groot óf klein is, mids dat de openinge van het glas
ook mét eene vermeerdert wérde in dezélve reede van het beeld.
Twaalfde (Feorjlcl. Wanneer men een ^ plat-verheeve glas mét des-
zélfs platte fyde na de Zon toe komt te keeren, zo zal het meefte ge-
deelte der Straalen die op ditglas vallen, daar dwars door heene gaan;
de platte zyde doet'er een deel van fe weerom-buigen, en de «bólle zyde
doet'er ook een deel van wêérom-buigen ; maar een veel minder ge-
deelte, als dat door de platte zyde daar van wérd wéérom-geboogen;
en het i^brandpunt deezer l wéêrom-geboogene ftraalen door de bólle
zyde, is van het glas afgeleegen, één zésde deel ven de »/Middellyn
der bólligheid, min f deel der dikte van het glas.
Laat A B C het glas weezen, en laat D A een « raak-
ftraal zyn, die o eevenwydig is aan de as EB.
p Betêoginge. De Straal D A gaat tót aan de bóllig-
heid AB toe deur, zonder eenige de minfte f Wan-
ftraalinge te lyden, en deeze bólligheid doet hem eerft
r wéêrom-buigen, als om na het punt E'toe te gaan,
alwaar het vierde deel van deszélfs middellyn is. Maar, A. ^
dewyle deeze ftraal weederom eene Wanftraalinge
te lyden heeft, in deszélfs uittógt uit de ƒ platte vlak-
te GC, die deeze ftraal vérder na F toe af zal leiden , zodaanig, dat
G E tót G F zal zyn, óf C E tót C F, gelyk als 2 is tót 3; zo zal C F
zo veel dcKn als de twee dérde deelen van het vierdepart der middellyn
van de bólligheid , óf liever , het i deel der geheele middellyn, min
\ van C B, dat de dikte van het glas is.
Dertiende t Foorflel. Wanneer men een plat-verheeve glas mét des-
zélfs bólle zyde na de Zon toe komt te keeren, zo zullen de ftraalen -
die»wêcrom zullen geboogen wérden door het ontmoeten van de plat-'
te zyde , zich vi^eederom te zaamen vereenigen in het w Middelpunt der
bólligheid, onderftélt zynde, dat men alsdan alléén de dikte van het glas
als niet en koome te achten.
Laat ABC hetglas weezen, en 1 aat D A een .v Raak-ftraal zyn, die
y eevenwydig is aande as GF. {Beüe de vólgende Figuur.)
z Betooginge. De eerfte a Wanftraalinge zal dc'ftraal D A afleiden,
gelyk als om naar F toe te gaan, dat van B nét dne halve-middellynen
der bólligheid zal afgeleegen weezen. Maar, dewyle hy in het punt
A de platte vlakte A C komt te ontmoeten, die hém moet doen
m Prunelle.
^Diametre.
* Metidien.
d Quantité
eg.ilc.
«Efpâce.
/PropoS-
rion.
g PJaii-
convexe.
i Réfléchir.
«Coté con-
vexe.
Foyer.
/Rayons
réfléchis.
«iDiamctre
dclacon-
Texite'.
n Rayon
incident.
«Paralkle.
f De mon-
ftration.
jRefra-
■âion.
r Reliechir.
/Surface
plate.
E
Ç-
îPropofi-
tion.
«Réfléchir.
K/Ceiurede
]a convexi-
té.
X Rayon
incident.
y Parallele.
i. Demon ■
ftration.
d Refra•
âion.
è Surface
î»2atc.
wêêrom-buigen, 20 zal hydaar wéér van afgeleid wêr,
den, als om na het punt G toe te gaan, dat nét zo vér-
re van het punt B zal afgeleegen weezen, als het punt
F daar van IS verwydert: want de a, Wéérom-buiginge «Rcflcitioï.
zal de hoek DAG gelyk maaken aan de hoek D H,
en dewyle de hoek HAD gelyk is aan de hoek AFB,
en dat de hoek DAG meede gelyk is aan de hoek A G B,
Zo zullen de twee hoeken, 1' enG, gelyk weezen, en,
by gevólge, zullen ook de twee punten, F enG, élk
néteeven vérre van het glas AB Cafgeleegenzyn. De- ,
wyle nu de ftraal AG nóch daar-en-booven ééne wan- ^^^
ftraalinge te lyden heeft, in deszélts uittógtuitdefból- conveii.
ligheid ABC } zo is het klaar, uit het geene dat nu té.
reeds al in hn z.ésdeFeorftél betoogd is, dat deeze Straal
na het punt K toe zal gaan, als meede , dat dit zélve
Êunt K, nét één halve-middellyn der bólligheid van
et glas zal afgeleegen weezen.
By-aldien de glaazen, wanneer menze, dan van de
eene zyde en dan vande andere, nade Zon komt toe tc
keeren, geen onderfcheide Brandpunt maaken, ge- dTa^tr,
lyk als wy zulks nu zo aanftonds gevonden hébben zo tc
weezen, cn dat dc ééne zyde minder is als het drievout van de andere zy-
de, zo zullen die glaazen tf ból zyn aan alle beide de zyden; cn, zo wan-' Convem
neer het Brandpunt van de eene en vande andere kant op eene eeven- lt;1«/^cuk
gelyke afftand van het glas gemaakt wérd , zo zal zulk een glas ook
nét eeven ból aan beide de zyden zyn, en het brandpunt zal koomen tc
vallen, opeenvierdepartdcr halve-middellyn vérre van het glas af.
nmiendf i roorM. Een ftraal gegeeven zynde, die opdc^ holleen
Klootfchc Oppei-vlakte van een glas komt tcval- ^ s^^f.^^
len, dat eevenwydig aan de as is , zo kan men concave«c
h Meetkonftiglyk de verléngde lyn van deszélis iphetique.
gebrooke Straal vinden.nbsp;G^omc-
Laat L het middelpunt der hólligheid weezen}
laat AH de Raak-ftraal zyn, die i eevenwydig aan
de as is, en laatzc gelyk aan de i middellyn der ^^diametrc
hólligheid weezen : Laat, uit het l Middelpunt ^^la cou-
L, de halve-middellyn LH getrokken wérden, cavitd,
cn, uithetpuntA, delynAD, eevcnwydigaan'Ccmre.
deeze halve-middellyn; cn laat eindelyk, uithet
., . Raak-punt H , de réchte lyn H D getrokken
iv ^^ wérden, zodaanig, dat ze tót H A zy, gciyk als
1nbsp;! ^ is tót 2 , en bepaalt zyn van deeze 2: Ive n loot- « Prrpen-
Xnbsp;lyn A D} zo zégge ik, dat H D de veiléngdc lyn dicukuc
«Ier gebrooke ftraal zal weezen.nbsp;Snbsp;^^
K
De Bemgtme vm dit roorftcl en is niet anders, als die van het tweede
F'oorpi is geweeft, en men kan'er ook ééne en dezélve gevolgen uit
^^ryftiende a.l^oorjlél. Een plat-hól glas, waar van de hólle zyde na het
voorwérp is toegekeert, leit de ftraalen , die c eevenwydig aan de as
daar op vallen, op zodaanig eene wyze af, als óf ze van een zeeker punt
af kwaamen, dat van dit glas is afgeleegen, nét één geheele middeU
lyn derhólte, min k der dikte van het glas.
■ Laat G het ? middelpunt der hólte N B weezen j
H het ƒ Tóp-punt i HP de dikte; E het punt, al-
waar de ver éngde lyn der gebrooke ftraal de as zoude
fnyden, en dat van het Top-punt H nét drie halve-
middellynen der g hólte zoude afgeleegen weezen ,
by-aldien het éénig en alléén de h Raak-ftraal kwam
af te leiden laat vérders K F de verléngde lyn der
ftraal weezen, die door de i platte vlakte P ICgebroo-
ken is; en laat ook dierhalven F het punt zyn , waar
in deeze zélve ftraal de as zal fnyden, na dat hy eerft
door de twee oppervlaktens is gebrooken geweeft; zo
zégge ik, dat F H zo veel doet als één geheele mid^
dellyn, ww i der dikte van het glas.
k Betooginge. De lyn KE, die zoveel doet als drie
halve-middellynen, / en de dikte van het glas, is tót
KF, gelyk als 3 is tót 2. Dewyle nu K E gevoelig
en na genoeg gelyk is aan PE, en KF aan PF , zo doet, bygevól,
ge P F zo veel, als één m geheele middellyn en ? der dikte van het
glas , en F H zo veel als één middellyn min i der dikte van het zél-
ve glas.
Zéftiende n roorftc'l. Een zeekere ftraal in het glas gegeeven zynde,
die op de 0 Klootfche Oppervlakte der lucht komt
te vallen , zo kan men p Meetkonftiglyk de verléng-
de lyn van deszélfs gebrooke Straal vinden.
Laat G het Middelpunt der bólligheid zyn; laat
AE de Raakftraal weezen , die ^ eevenwydig aan
de as is , en ook mét eene gelyk aan de Middellyn
der bólligheid: laat, uit het Middelpunt G, dehal-
ve- middellyn G B getrokken wérden, en uit het punt
A de lyn A D, eevenwydig aan deeze halve-middel-
lyn; en Iaat eindelyk, uit het r raak-punt B, de rédi^
te lyn B D getrokken wérden, zodaanig, dat ze tót
B A zy, gelyk als 2 is tót 3, en laat ze van dezélve
ƒ Loot-lyn AD bepaalt weezen; zo zégge ik, dat
B D de verléngde lyn zal zyn van de gebrooke ftraal
B F,
«Propotï-
tion.
iPIan con-
cave.
fParalleles.
(/Diametrc.
e Centre.
f Somme't.
f Concavi-
té'.
b Rayon
incident.
»Surface
flate.
it Demon-
ftration,
/Plus.
m Diame-
tre.
ft Propor-
tion.
e Surface
rpherique.
f Geome-
trique-
ment.
^ Parallclc
al'Axe.
r Point
d'inciden-
ÇC.
ƒ Perpen-
diculaire.
ï)e Bttocginge van dit norp'l tn is niet anders , als die van het vierde
geweeft is.,, en nien kan'er ook éene cn dezelve gevolgen uit
^^^Sevemiende a Foorflél. Een glas dat hól aan beide de zyden is, waar
van del' hólligheeden gelyk ót ongelyk kunnen weezen, doet deftraa- ^ concavi-
len die daar op koomen vallens eevenwydig aan de as, zodaanig daar téz.
van'afleiden, als ófze van een zeeker punt afkwaamen, dat nét zo vérre ^Paralkles.
van de laatfte hólligheid is afgeleegen, dat deszélfs afftand is tót de d mid- ^Diameter..
dellyn deezer hólligheid, gelyk als de drie halve- middellynen der and^ere ^ ^^^^
hólligheid, e en de dikte van het glas., zyn, tót de dnehalvc-middel- .
lynen der ééne , en de drie halve middellynen der andere holligheid,
insgelyks, f« de dikte van het glas.nbsp;,nbsp;r.
Laat, {tn de vólgende Ftguur) A D K het glas weezen; laaten Ben C
de f middelpunten der hólligheeden A D en P K zyn ; laat E D een ^^esconca-
Raak-ftraal weezen die eevenwydig aan deasis; cn laat A l otnbsp;de vitez.
dikte van het glas zyn. By-aldien nu de^ Raak-ftraal E D mets an- Rayon
ders alsde eerfte h Wanftraalinge en hadde te lyden, zo zoude de ver-
léngde lyn der gebrooke ftraal de as in het punt F koomen te fiiyden, d^
van het Raak-punt D npt drie halve-middellynen der i bolligheid A U , convexi-
zoiide afgeleegen weezen; maar, dewyle deeze ftraal booven dien noch td.
eene tweede Wanfti:aalinge te lyden heeft, na deszélfs uittógt uit denbsp;_
eene twenbsp;^ hólligheid PK, aan het punt K , na dat hy ^,Concayi-
dwars door de dikte van het glas DK is heene ^Qntre.
gegaan; zo laat dan vérders, uit het l middel-
punt B, de réchte lyn B G wérden getrokken,-
m eevenwydig aan de réchte lyn D F , dat de
verléngde lyn van die ftraal is , wélke door de
hólligheid AD is gebrooken; en laat einddyk,
uit het punt K, alwaar de tweede « Wanftraa-
linge moet gefchieden , KG getrokken wer-
den, die de as in het punt H zal koomen te fny-
den. Zo zégge ik, dat het glas A D K de ftraa-
len, diedaarop koomen te vallen, O eevenwydig „ Paralldej
aan de as, op ééne en dezéive wyze af zal leiden, iraxe.
als ófze van het punt H afkwaamen; als mee-
de, dat dit zélve punt H, zo vérre van de laatfte
hólligheid zal afgeleegen weezen , daar de ge-
brookene ftraalen door uitgaan, nét in de p ee- pPropoÜ-
venrcedigheid die hier booven nu reeds al isaan-
geweezen.
q Bemzifige. Dewyle de Raak-ftraal E D nu ^ Demon-
reeds al is afgeleit geweeft door de eerfte Wan- llration.
ftraalinge , gelyk als óf hy van het punt F af
S 2nbsp;kwam,
kwam, dat van hetRaak-punt D net drie halve-middeHjrnen der ïiól^
ligheid AD is afeeleegenj zo zalde tweede h Wanftraalinge deszélfs
gebrooke ftraal DK, aan het Raak-punt K, weederom ten tweeden
maale op ééne en dezélve wyze afleiden, ^s óf hy van het puni G af
kwam, dat van het Middelpunt B zal afgeleegen zyn, driehalve-mid-
dellynen der c hólligheid PK: want BG kan alhier aangemérkt wér-
den, als de as der lolligheid PK, ende ftraal DK, diedegebrooke
ftraal is der Raak-ftraal E D , gelyk als een Raak-ftraal die d eeven-
wydig aan deeze as is. Dierhalven dan, dewyle de twee Driehoeken,
BGHBenFHKF, gelyk zyn, zo isBG tótFD ^DK, gelykalsgt;
GHistótHK. En, e t^zjiamenflélktide, BG FK is tót FK, ge-
lyk als GK is tót HK, datis, de drie halve-middellynen der hólligt
heid PK, fm de drie halve-middellynen der hólligheid AD, ende
dikte van het glas DK, zyn, tót de drie halve-middellynen der^hól-,
ligheid,nbsp;de dikte Van iKt glas DK, gelyk als GK, dic zo veel
doet als één geheele h Middellyn der hólligheid PK, is tót HK, dat,
de afftand is, die'er is, vande holligheid PK af, tót aanhet punt H
toe, waarvandaan de ftraal ED fchynt te koomen, na dathy dctwec
onderfcheidene « Wanftraalingen heeft geleeden inde punten.KenDlt;
Hier uit vólgdi by-aldien een zeekere ftraal, gelyk als LK, zya
wég kwam te neemen, gelyk als om naar het punt H toe te gaan, dat
deeze zélve ftraal alsdan zyn wég zoude moeten vervólgen \ eevenwydig
aan de as, na dc twee onderfcheidene Wanftraalingen geleeden tc hébben'
in de punten K cn D,
Nóch vólgd hier uit} by-aldien'cr een zeekera ftraal.was, die:zynwég
kwam te neemen, gelyk als om na een zeeker punt toe te gaan, dat in
de as genoomen is, tuffchen het punt H en het glas, dat in zulk een
jeval deszélfs gebrooke ftraal de as zoveel te naader aan het glas zoude
loomen te fnyden, als dit zélve punt, na het wélke hy zyn wég toe zoude
neemen, daar naader by was.
Vérdersvólgd hieruit; by-aldien'er een zeekere ftraa\ was, die zyn.
wég kwam teriéemen, gelyk als om na een zeeker punt toe te gaan,
dat in de as genoomen is, booven het punt H , dat in zulk een geval
deszélfs gebrooke ftraal-zo veel te vérder van de as zoude moeten afwy- .
k-en, als ditzclve punt, nahet wélkehy zyn wég zoude neemen,, ver-
der van het punt H-af verwydert zoude zyn.
' Het is baarblykelyk genoeg., uit het geene wy tót nutoereeds be-
toogt hébben, datde / hólle glaazen de m ecvenwydige en » fchuinfTe
ftraalen op ééne en dezélve wyze koomen af te leiden, als ze die ftraa-.
len af leiden 3 wélke eevenwydig aan de as,^op het zélve glas val--
len.'
Jchtiende o Fovrfiél. By-aldiendcrecnzeckefc ftraal is, die, opeen .
p ból glas vallende^ uit een zeekcj: pujitvandeas afkomt, dat booven,
het:
Aïoinl
4'incidcnce,
iRefra-
Aton.
€ Concavi-
tc,
Pawllcle.
f Gompo-
uendo.
/•pius.
i Concari.
té;
^Diametci.
LRcfra-
iïions.
tParallele
a^l'axc.
;VcrrfS
concavts-
m Parallc-
ks
« ObIilt;]Ucs.
# Propte I):
tion.
f Verre
Ï^HYCX?.
het M volftrékte brandpunt is , zo zoude de hoek, «Forejf
^greepen tuflchen de lynen die getrokken zyn, abfolo.
van het ó Raak-punt afna het volftrékte brandpunt
toe, en ook, nahetpunt toe daar deeze ftraal van
uitgaat, gelyk weezen aan die hoek , wélke be-
greepen is tuflchen de as-en de gebrooke ftraal.
Laat AE het bólle glas zyn; laat DFde tf As
weezen; laat CG afeev-enwydig aan deeze as zynj
laat D Ede f Raak-ftraal weezen; laat B het vol-
ftrékte brandpunt zyn ; en laat eindelyk E F de
gebrooke Sn-al weezen; zo zégge ik, datde hoek
ED gelyk zal zyn aan de hoe i B F E.
f Betooginge. By-aldien de Raak ftraal reegel- ^Demon-
récht van het punt B afkwam, dal het volftrékte
brandpunt IS, zo zoude deszélfs gebrooke ftraal
zyn wég alsdan moeten vervólgen * eevenwydig * ^»rallcïc
aan dc as; maar, dewyle hy van het punt D af *
komt, en dat hy op deeze wyze de lyn C D komt
te naaderen, nét de^ grootheid van de hoek B E D, Qü'ntitéi
zo moet deszélfs gebrooke ftraal E F zich ook dier-
halven nét zo vérre van de lyn C G af verwyderen,,
en het, by gevólde , zo maaken ,. dat de hoek.
BED gelyk zy aan de hoek F E G, of liever, aan de hoek B F E.
Hier uit, vólgd dan ; dat de afftand die'er is , van het glas af, tót ^
aan het h Schei-punt D toe, min de afftand die'er is, van het gks af,
tót aan i het volftrékte brandpunt B toe , is, tot deeze zelve afftand iFoyci:
van het volftrékte brapdpunt van het glas, gelyk ak de afftand is,, die abfolu.
'er van het Schei-punt D af istót aan het glas toe, tot de afftand, die
'er is van het clas af tót aanhet punt F toe, alwaar de gebrooke ftraal
in de ^s loopt: w-ant de twee Driehoeken, D B ED en F E D F zyn K ge- Jf-''^!»--
lyk en dierhalven is ook DH W« BH ; dat is, DB, tot BE , die^'quot;-
gevoeligly k óf na genoeg gelyk is aan B H, gelyk als D E is tót E F,
die eevoelrglyk óf na genoeg / gelyk is aan F K.,
Nóch vólgd hieruit; dat alle de fbaalen-, dic van een-punt afkoo-
men dat tweemaal zov.érre van het glas is afgeleegen , a shet;?. volftrek;
te brandpunt daarvan is verwydert, zich noodzaakelyk weeder op cc-
ne en dezelve afftand mét malkandere zullen moeten \'creenigen.
Verders vólgd hieruit; dat men heel gemakkelyk de alftand kan
vinden, die'er is, , van eenig » voorwap at tét aan het glas toe, door
de kénnifTe die men hébben kan van het volftrékte brandpunt van het
das, envandealjftand die'er is, vandit gliis af, tót aan het beeld van
K't voorwérp toe, mids dat dit voorwérp nietaheonmaatig vérre daar
ce.
B
cVAxe.
i PînlfcJe..
»Rayoa
(QcidcMi
H
dc
I Egale.
m Foyer
« ObjeCi
- N.eegentipide^VoorfiéL By-aldien der een zee^ire ftraal is, die, op een
^^ ból glas vallende, uiteenpuntvan deas.afitomt, dat onder het f vol-
ftrékte brandpunt is; zo zal de alftand, die der zyn zal, van het vol-
ftrékte brandpunt af tót aan het glas toe, min de afftand, van het ^^Schei-
Inbsp;________^nbsp;J.» „iYX,,.,,-! ----
3unt at tót aan het
jrandpunt af tót aan
?unt af tót aan het g
ïlastoe, zyn, tót de afftand, van het volftrékte
ret glas toe, ^elyk als de aiftand, van het Schei-
as toe, is, tot de afftand, van het glas af, tótaan^
iet punt toe, alw^r de gebrooke ftraal, verléngd zynde, de e as zal
koomen te fnyden.
Laat (inde vólgende. Figmr) A E het ƒ bólle glas zyn; laat BH de as
weezen; laat CG een lyn zyn die^^ eevenwydig aan de as is , en die
door het Raak-punt E heene gaat; laat D E de Raak-ftraal weezen;
laat B het volftrékte brandpunt zyn; en laat eindelyk EL de gebroo-
ke ftraal weezen, waarvan EN de verléngde lyn is; zo zégge ik, dat
B D tót B H zal zyn, óf tót BE, die gevoelig yk óf na genoeg gelyk
lykisaanBH, gelyk als DH, óf DE, die gevoeliglyk óf nagenoeg
gelyk is aan DH, zynzaltótNH, óftótN li, die insgelyks gevoe-
lig.yk óf nagenoeg gelyk aan malkanderen zullen weezen.
«rropofl-
tion.
l Convexe.
c Foyer
abfolu.
(i Point de
divergence,
«1'Axe.
f Verre
convexe.
g Parallcle.
/6 Point
d'incidcn-
cc.
a Egale.
i^Denion-
flration.
/Sembla-
bles.
zal B Dook tót BE weezen, óftotBH, gelykalsDH, oiDE, zyn
I^oquot;entaat bySdien in teegendeel de ftraal LE in hetpunt E
op hc? das^^ E kwam te vallen , gelyk als om na het punt N toe e
gL fat deeze ftraal zich alsdan daar van zoude koomen^ af te bm-
fen, omde asinhet punt D tegaanfnyden, datvanhetglas AEzo^
m Detout'
Bcr.
de afgeleegen weezen, zodaanig, dat N H tót D H zoude weezen,
gelyk als N H-h B H tot B H zoude zyn: 'want E N is tot N D, ge-
yk als E B is tót DE; en « t'zAamnffélUnde, EN E B is tot EB, aCoropo-
gelyk als ND DE is tot DE. NE nu is gevoeliglyk , óf na ge- ncidquot;-
noeg, b gelyk aan N H , B E aan B H, en D E aan D H. Dierhal- ^
ven, enz.
Zésde L I D.
Dat'er tweederhande oorzaahen zyn, die de volmaakte cte z.aamen-komfte der
Maakzftraalen belétten, die d eevenwydig aan de As zyn.
Wy hébben nu zo aanftonds reeds gezien, op wat voor eene wyze de
ftraalen des lichts, die opeen f Kloots glas Wmen te vallen, wanneer
ze ƒ eevenwydig aan de as zyn, en heel dicht daar by, óf altyt niet al te
wyd van deeze as afgeleegen, zich weeder te zaamen koomen te veree-
nigen, by-na inéén punt, datw^hefi^ volftrékte brandpunt genoemd
hébben: maar wy hébben ook mét eene ter zélver tyd gezien, op wat
voor eene wyze die ftraalen, wélke een weinig vérre van deeze zél-
ve as zyn verwydert, van dit brandpunt koomen afte dwaalen , ter-
wyle ze het glas naaderen , en zulks wél dês te meerder , na dat het
fe punt van haare raakinge vérder van de as is afgeleegen; en wy hébben
booven dit alles nóch gezien, in het vierde Htofd-deel, dat'er een zee-
kere eigenfchap in de i Wanftraalinge zélve is , die de volmaakte te
Zaamen-komft deezer ftraalen t'eenemaal komt te belétten. ( Bezje het
hef^ifte Lid toe van het vierde Hoofd-deel.)
cConcours.
(iPatalIelcs.
f Verre
fpheriquc.
/Paralleles.
If'Foyec
abfolu.
i Point de
leurinci-
dence.
iRefta-
dioiv
Dat dit alles ons noedz.aakt, om een zeekere maat te moeten houden, ontrént
de openingen van de glaazen der Férre-kykers.
Deeze tweederhande i^ongeleegentheeden, maar wél voornaament- k Inconvü-i
lyk de laatfte, die veel mêêr wan-órdeen verwarringe veroorzaakt als
de eerfte, en van wélke geene bedénkelyke Figuure ooit t'eenemaal vry
en kan weezen, noodzaakt onsdierhalven, om een zeekere maat te moe-
ten houden, ontrént de openingen van de glaazen der Vérre-kykers,.
wélke men hier ter plaatze, mét goet nut en voordeel, zal en kan gaan
bepaalen.
Achtfte L I D.
Maniere om deeze openingen wél te bepaalen , aangaande de glaaztn van al-
lerhande fvorte van grootheid.
I Verre-
Laat dan, vooretrfl^ -{in de vólgende Figutir) A B een / ból glas. wee- convexe,
zena
-ocr page 168-zen, dat één vierde deel van een lyn a brand-
punts heeft, en één vierde deel van een Tyn
b Middellyns; laat CD eenig vérre-afgelee-
ge voorwérp zyn, dat deszéitsbeeld E r mét
ICO llraalen inhet brandpunt van het glas AB
komt * af te teekenen, maar échter op zodaa-
nig eene wyze, dat de llraalen, die van een
ieder oort van het f voorwérp CD afkoomen,
na dat ze dwars door het g as A B zyn heeoe
gegaan, zich daar na door die geheele ruimte
coomen te verfpreijen, waar van E F de Mid-
dellyn is. Dit dan alles zo zynde, wanneer
men mét het oog het beeld E F zodaanig
komt te naaderen, (laat ons eens onderftéllen
dat het één vierde deel van een lynzy) dat alle de 100 ftraalen die dit
beeld af teekenen, van daar uitgaande, alléén op het d uitterfte eindje van
één éénig e pypje ót draadje der Gezicht-zecnuw koomen te vallen; zo
moet zich het voorwérp 0 D aan ons niet anders vertoonen als één éé-
nig punt, enopdeczewyze en is'er ook niet aan geleegen, opwatvoor
eene wyze deeze loo ftraalen op het uitterfte eindje van dit pypje ót
draadje koomen te vallen
Ten tweeden ; Laat A B ƒ een ból glas weezen , van één halve lyn
g brandpunts, en van één halve lyn * middellyns. Dit dan zo z;^nde,
zo zal het voorwérp CD deszéhs beeld viermaal zo groot, en mét vier
maal zo veel ftraalen afteekcnen, en zulks wél zodaanig, dat deftraa-
len, dic uit een ieder zyner punten uitgaan, zich over die geheele ruim-
te vérder zullen uitfpreijen, waar van EF de Middellyn is , en, by-
vólge ook, wanneer men met het oog één vierde deel van een lyn naader
aan dit voorwérpkomtals van te voore, zo zullen alle de 400 ftraalen,
die dit beeld koomen af te reekenen, van daar uitgaande , op^e i uit-
terfte eindjes van vier k. rypjquot;®'^^ draadjes der Gezicht-zcenuw vallen,
en hetvoorwéqgt; CDzalzichook, bygevólge, wélvier maal zo groot
als van te vooren aan ons gezicht moeten vertoonen, maar échter, mét
eeven dic zélve hélderheid of verwarringeals voor heene: want, by-
aldien het / voorwérp al métvicrderhande couleuren afgefchildert was,
die t'eenemaal van malkanderen onderfcheiden waaren, zo en zoude
het échter aan ons niet anders voor konnen koomen , als onder één éé-
nige couleur alléén, die voort zoude moeten koomen uit de verménge-
linge van alle vier deeze couleuren.
Ten dérden ; By-aldien nu A B een ból glas is , van één halve Lyn
brandpunt' , en van één vierde deel van een lyn Middellyns, zo zal het
voorwérp C D deszéits beeld wélvier maal zo groot, en mét ééne en
dezélve m meenigte van ftraalen afteekenen, ais inhet eerfte geval ge-
ftélt
«Foyer.
(Dutnctrc.
«Tracer.
eObjeft.
i Eitremi'
te. ,
»Filet
nerfopti-
que.
/Verre
convexe.
g Foyer.
♦Diametre.
b Objed.
i Ejüfcmi-
Tcz.
Filets dn
nerf opti-
que.
l Objea.
»HQuintltt'
iléltis, maar het zal dit beeld ook zodaanig afteekenen, dat een ieder
van deszélfs punten geene ftraalen en zal verfpreijen, door de geheele
ruimte heene, daar EF de 4 Middellyn van is, ja zélfs, niet volkoo- .iDiamcter,
men over het vierdedeel deezer geheele ruimte heene; en, bygevól-
ge , wanneer men alsdan mét het oog nóch één vierde deel van een lyn
naader aan dit voorwérp komt, zo zullen alle de ftraalen , die het af-
teekenen, van daar uitgaande, op de uitterfte eindjes van vier pypjes óf
draadjes derGezicht-zeenuv^ koomen te vallen, en het voorwérp CD
zal zich alsdan aan ons wél viermaal grooter vertoonen, en vier maal min-
der verlicht, maar ook mét ééne, mét vier maal mêêr onderfcheid als
van te voore: want, by-aldien élk vierde deel van dit ^^ voorwérp vannbsp;' '
eene onderfcheide couleur gefchildert was, zo zoude een ieder deezer
deelen 25 ftraalen op élk c uitterfte eindje vande vier pypjes óf draad- ^quot;emi-
'ies der Gezicht-zeenuw moeten zénden, en op deeze wyze zoude men ^pijetsdu
ook vierderhande onderfcheidene couleuren op dit zélve voorwérp kun- nerf opti-
nen en moeten onderkénnen.
Ten vierden-, Laat A B een e ból glas wee-
zen, van één halve lyn brandpunts, en laat
deszélfs/Middellyn zyn» tót de middellyn /^'^c.
vanhetbólle glas van het eerfte geval, ^inee- Ijus-dou-
ne onder-dubbele reede haarer brandpunten, yde
Dit dan zo zynde, zo zal het voorwerp CD delcurs
deszélfs beeld wel vier maal zo groot, en mét
tweemaal zo veel ftraalen* afteekenen, als in Tracer,
het eerfte geval, maar, het zal zulks ook métquot;
ééne op zodaanig eene wyze doen , dat alle
de ftraalen , die van deeze punten uitgaan,
zich geenfins over deeze geheele ruimte en
zullen uitfpreijen, waar van EF de Middel-
lyn is, maar wél, over de hélft deszélfs, en
nóch wél iets óf wat daar-en-booven , en, by gevólge , wanneer
men alsdan mét het oog nóch één vierde deel van een lyn naader aan djt
voorwérp komt, zo zullen alle de ftraalen, dic het afteekenen , van
daar uitgaande, op de h uitterfte eindjes van vier i pypjes óf draadjes 4 Extremi-
der GezTcht-zeenuw koomen te vallen, en het voorwérp CD zal zich «z
alsdan aan ons wél vier maal zoo groot vertoonen, en tweemaal minder
verlicht; maar ook mét eene, volkoomen met tweemaal meer onder-
fcheid als van te voore. Maar, zo wanneer men.met het oog daar zo na
bykwam, dat deeze afftand tót dc andere was, die vanéén vierdedeel
van een lyn is, in eene /^onder-dubbele reede van de brandpunten der
twee glaazen; dat is, in reede van de / Middellynen haarer openingen;
20 zoude het voorwérp C D alsdan tweemaal grooter aan ons moeren
voorkoomen ab vwr r heene, eeven zeer verlicht, en mét twee- /Diamctres.
Xnbsp;^^^al
-ocr page 170-maal mêêr onderfcheid, óf nóch wél iets óf wat meerder, als van tó
vooren.nbsp;, ^
Neegende Lid.
Dat alle het geene, datwy nu z.o aanftonds terneeder geftélt hébben, aangaan-
de dc openingen vande glaazen der Férre-kykers, een gevólg is van de na-
tuure des Cirkels en der a Wanftraalinge.
Dit alles is een gevólg van de natuure des Cirkels en die der Wanftraa-
linge, en, uit het het geene wy nu zo aanftonds hébben ter needer ge-
ftélt, vólgd ook meede, dat, hoeeenigvoorwérp mêêr verlicht is, en,
hoe eenig glas mêêr gepolyftis, en van eene mêêr onreegelmaatige Fi-
guure, hoe minder openinge zulk een glas zal konnen lyden.
►
Tiende Lid.
Vit wat reede de openingen der Vérre-kykers, en de brandpunten der Oog-glaazen,
in eene b onder-dubbele reede moeten weezjen, van de Brandpunten der Foor-
wérp-glaazen.
Dewyle nu het Voorwérp niet alléén mét tweemaal zo veel onder-
fcheid aan ons te voore moet koomen, maar ook mét nóch iets óf wat
mêêr daar-en-booven, wanneer de c Middellynen der glaazen, zowél
als de afftanden die der zyn tuflchen het Oog en het Beeld, zyn in
eene onder-dubbele reede deezer Brandpunten i zo zoude meri deeze
reede ook wél een weinig grooter kunnen neemen, om door dit mid-
del een voorwérp en
als voorheene, en dat
Maar, dewyled
iiRefra-
^Raifon
fous-dou-
blée des
Foyers.
«Diamè-
tres.
grooter en onderfcheidentlyker te kunnen zien,
iet échter eeven zeer verlicht zoude zyn en bly-
e glaazen der Vérre-kykers, hoe ze grooter val-
len, hoe zc ook méér die gebreeken onderworpen zyn, wélke on-af-
fcheidelyk zyn aan de ftóffe en aan den arbeid, en dat ze ook nóch boo-
ven dien zeer veele ftraalen koomen te onderfchéppen , ten opzichte
vande dikte, die ze noodzaakelyk moeten hébben, na «jf de eevenree-
digheid van haare grootheid j zo en zoude ik haar nooit éénige meer-
der openinge willen geeven, nóch ook het oog naaderby haare brand-
punten willen bréngen, óf liever, dat één en het zélve is, zoude ik haar
nooit eenige Oog-glaazen willen toevoegen , die ftérker waaren, als
in e eene onder-dubbele reede haarer grootheeden.
Elfde L i 0.
Opwatvoor {heginlfelen men deeze naarvólgende Taafel heeft opgeftélt, aan'
gaande de openingen der Foorwérp-glaazen , beneevene de g Brandpuntett,
der Oog-glaazen.
Dewyle nu de natuur de openinge der h Oog-appel aan ons veel grooter
heeft
ven
A Pro-
portion de
ieur gran,
deur.
e Raifon
fbtisdou-
bléede
leurs
grandeurs.
/quot;Principes.
i Foyer.
k Ptunelle,
lilt;-eft eeeeeven, als het wél van noode zoude weezen, om het meefte
deel dfr voorwérpen onderfcheidentlyk en klaar genoeg gewaane wer-
den, en wél voornaamentlyk de Starren, die men alleen by nacht komt
te zien zo en hébbe ik niet mêêr als één vierde deel van een lyn ope-
nintre èe^eeven aan een Voorwérp-glas van één vierde deel van éen lyn
brandpantsi en, hébbende het Brandpunt van het Oog-glas genoo-
men, dat béft daar by paft, gelyk aan deeze opemnge, zo hebbe ik daar
op deeze naarvólgende Taaiél toegcftélt.
Openin.
5 d.ól. | |
5 |
9 |
5 |
11 |
6 |
■ 2 |
6 |
5 |
6 |
7 |
6 |
9 |
6 |
II |
7 |
I |
7 |
6 |
7 |
II |
8 |
4 |
8 |
8 |
9 duim. | |
9 |
4 |
9 |
8 |
10 duim. | |
10 |
61. |
11 | |
11 |
6 |
I |
voet. |
Openin.
i lyn.
Brandp.
i lyn.
I
i duim.
z
3
4
5
6
7
8
9
10
11
1nbsp;voet.
2
3
4
y
6
7
5
n
3
3^
4
4I
5
5?
Vi
6nbsp;lynen.
8;-
lO'-
j duim.
i.d. i-.l
5-
I.
I.
I.
^aafet, aamaande de openmgen der f^orwérp-glaa^en.,
beneevem de Brmidfmiten der Oog-giaa^e-a.
Brandp. |
Openin. |
Brandp | |
9 voeten.' |
I d.6.l |
120 | |
10 |
I 7 |
130 | |
11 |
I 8 |
140 | |
12 |
I 9 |
150 | |
H |
I loi- |
160 | |
i6 |
z |
170 | |
i8 |
Z IV |
180 | |
20 |
i 3 |
190 | |
z 5 |
zoo | ||
3° |
2 9 |
2Z5 | |
3Ó |
3 |
250 | |
40 |
3 ^ |
^75 | |
45 |
3 4 |
300 | |
5° |
3 ^ |
3M | |
55 |
3 8 |
350 | |
60 |
3 10 |
375 | |
65 |
4 |
400 | |
70 |
4 2 |
440 | |
80 |
4 ^ |
484 | |
90 |
4 ? |
530 | |
100 |
5 |
57lt;s | |
' IIO |
5 3 |
NB. By een lyn wird, v4n het zeevende Lid deezes Hoofd-deels af, tot
hier toe, verßaan, . J duim , houdende één voet 12 duimen j alles Paryfche maaf,
x.jnde één i'aryph$dt4imiTi vanéén Rhynlandfche duim.
-ocr page 172-fcDrcff^e. ])at deeze Taafel a toêgeflèlt it vtor de Férre-kykéfi van tweglaaz/ft] ah
meede, uit wat reede men openingen moet geeven die nóch veel kleender zyn,
beneevens Oog-glaazen die nóch veel zwal^r zyn, aan de Férre-kykers van
vier Glaazen.nbsp;.
Deeze Taafel nu is alléén toegeftélt voor dc Vérre-kykers van twee
I, Obferver. Glaazen, wélke men gebruikt om de Stérren b te befpiegelen: want men
moet noodzaakelyk aan een Vérre-kyker van vier Glaazen eene openinge
geeven, die nóch veel kleender is,en Oog-glaazen die nóch veel zwakker
zyn . als deeze Taafel wélaanwyftj door dien deeze vier Glaazen veel
méér Straalen koomen te onderfchéppen als detwee Glaazen doen j als
meede, om dat deeze Vérre-kykers van vier Glaazen zeekere gebree-^
ken onderworpen zyn, daar wy in't vervólg breeder over zullen han-'
delen.
I
Dértiende Lid,
*
Dat de Fe'rre-kykers zo veel te kleender openingen moeten hébben, als de Vtor.
werpen meerder fchitterende , en hélderder van licht zyn.
Eindelyk, wat de Vérre-kykers van twee Glaazen aangaat, men moet
eene meerdere óf mindere openinge aan hên geeven, en Oog-glaazen
die ftarker óf zwakker zyn , na dat het Geftarnte, dat men komt te'
f Obfcryer, f befpiegelen, meerder óf minder fchitterende óf héldei-hchtendc is.
Veertiende L i d.
Dat men een Fém-kjker zoude moeten hébben, van ontrént r J halve-middel-
«TDiaractte Ijnen des Aardkloots , beneevens een voorzuérp-glas van 701^ voeten ope-
nings , om een voorwérp van 5 voeten d Middellyns in de Adaan da*r
meede te befchouwen.
I^etzalons nu teegenwoordig heel gemakkelyk vallen, om zeeker-
lyk te kunnen weeten, dat wy, naonze teegenwoordigekénnifte, nóch
wél vérre daar van af zyn, om, inde Stérren, ófzélfsindeMaan,, die
nóch aldichtgeiaoegbyonsis, eenige byzondere zaaken, te kunnen be-
fchouwren, die eenige de minfte over-een-komfte hébben, mét zulke
onderfcheidingenalswy wél mét de Vérre-kykers op den Aardkloot ge-
. waar wérden ; als meede , dat alle zulke Schryvers wél deegelyk in
hunne opgevatte meeningen zyn mifleit en bedroogen geweeft, dic ons
eenige dealdermiaftehoop dies-aangaande hébben willen geeven. Men
zoude een voorwérp-glas moeten hébben van 70 i j voeten opcnings, en
dat een Brandpunt hadde van 283 i8i7lt;ro voeten, die ten naaften-by i j
Ïialve-mïddellyncn des Aard-ldoots uitmaaken , om fléchts alléén een
voorwérp in de Maan te a befpiegelen, dat 5 voeten middellyns aObfervet;
hadde.
Vyftiende L i d.
'Hoe mm deeze uitreekemnge gemaakt heeft.
Om nu tót deeze uitreekeninge te koomen, zo hébbe ik onderftélt,
dat de Maan van deeze onze Aardkloot is afgeleegen 115 707 8400 voe-
ten; nu kan men 21424 voeten neemen voor één Duitfche myle; 860
mylen voor één halve-middellyn des Aardkloots; en lt;So halve-middel-
lynen des Aardkloots voor de afftand die'er is, van de Maan af, tót aan
ons toe. Vérders hébbe ik nóch al onderftélt, dat men een voorwérp
van lt; voeten Middellyns onder een hoek van 6 wmjfe« met onderfdieid •
eenoeff zoude kunnen onderkénnen; óf liever, dat één en dezelve zaak
8, op de afftand van 2865 voeten; en eindelyk hébbeik ook nóch al
onderftélt, dat ik alle deeze zaaken klaar en onderfcheidentlyk genoeg
koft onderkénnen, mét eene openinge der b Oog-appel, van ten vier- ^
de deel van een lyn. Dit dan alles zo zynde, zo en hadde ik verders mets
anders te doen, als te zéggen, by-aldien ik een c voorwérp van 5 voe- ^objcd.
ten d Middellyns op eene afftand van 2865 voeten bekwaamelyk ^^e- -^Damare.
noeg kan onderkénnen, mét eene openinge der ^ Oog-appel van eén 'Pruncik.
vierde deel van een lyn, hoe veel openinge zoude men dan van noode
hébben, om dit zélve voorwérp métééne en dezélve hélderheid te kun-
nen zien: datis, mét ééne en dezélve ƒ meenigte van Straalen, op ee--/Q,,antitc'gt;
ne afftand van 1157078400 voeten, dat ontrént de afftand is, die'eris,
van de Maan af, tót aan ons toe, het geene tny eene openinge van
7.ii voeten zoude koomen te geeven. En, dewyle de Voorwerp-
claazen in eene dubbele reede haarer openinge moeten weezen, ge.yk
§s we nu reeds al gezien hébben , en dat een voorwerp-glas van een
voet openings, vólgens onze Taafel, 576 voeten jr Brandpunts moet
hébben , zo was het my heel gemakkelyk, om uit te kunnen vmden,
dan een voorwérp - plas van 70voeten openings 2831817^0 voeten
Brandpunts moeit hébben: datis, eenBrandpunt, van ontrent 15 hal-
ve-middellynen des Aardkloots. Dewyle nu het Oog-glas weezen
moet, gelyk alsde openinge van het Voorwerp-glasis: datis, dat het
insselylfs van 7oii voeten zoude moeten zyn , voor dit Voorwerp-g as
van 283181760 voeten; zo zoude een Verre-kyker, welkers Oog-glas:
was van 701 i voeten, cn Voorwérp-glas van 2 8 31817(^0 voeten, met
eene openinge van 701 ■ voeten, een voorwerp 40 3 8 21 maal aan het oog
doen naaderen, cnhy'zoude, by-gevólge, de Maan, die ontrént
lt;7078400 voeten van ons is afgeleegen, aan ons oog koomen te ver-
toonen als óf ze niet vérder van ons af en was, als voeten, als meede,
' - --------------X 3
. mét eeven die zélve klaar-en hélderheid , onderftélt zynde, dat me»
geen verlies van Straalen altoos en kwam te lyden, geduirrende de ovei:-
groote wég die ze hadden af te léggen, van de Maan af, tôt aan ons to^
daar beneevens, dat'er geene Straalen altoos verlooren en gingen, door
(t Surfaces, het ontmoeten van de a Oppervlaktens der glaazen, dat nóchtans wel
ten naaften by op de geheele hélit uitkomt.
Zéftiende Lid.
Dat'er met mcèr ah driederhandefoa^ ten van Férre-kjikers en zyn, die vaneÇK
nig goed gebruik^ konnen wee zen.
Van alle de Vérre-kykers, daar de Schryvers ooit eenig gewag van
hébben gemaakt, cn zyn'er niet mêêr als driederhande foorttn, die men
eenigfins in 't gebruik kan bréngen, wanneer men eenige nuttigheid en
vrucht daar uit wil trékken, als
Foor eerft-. De Vérrc-kykers, die te zaamen zyn gezét uit één voor-
érp-glasdat b ból gefleepen iS, en één Oog-glasdut c hól isgefleepen.
wer
b Convexe.
t Concave.
voordcVoorwérpt n die ons op den Aardkloot ontmoeten.
Tf» «we«/««; Zulke Vérre-kykers, die beftaan uitéén V'oorwérp-
d Convexe, glas, dat ból geflespen is en één Oog glas datinsgeiyks d ból is ge-
fleepen, daar men zich van bedient om dc voorwérpen aan den Heemei
' Obferver.nbsp;^ te befpiegekn; en
Ten dérden-. Die Vérre-kykers, wélke te zaamen-gezét zyn uit één
*Convexcf, Voorwérp-glas dat ból gefleepen is, en drie* bólgefleepene Oog glaa-
' zen die gebruikt wérden om allerhande voorwérpen op den Aarukioot
meede te befchouwen. Alle andere fo orten van Vérre-kykers, die men
zoude kunnen toeftéllcn, van drie, vyf, ót zés glaazen, zyn veel flét:h-
tcr als deeze drie aangeweezcne foorten, gelyk als zulks heel gemakke-
lyk te bewyzen zoude zyn : zo dat ik m^ heel dikmaals zélts daar over
hébbe moeten verwonderen, dat men noch, in zo baarblykelyken zaak,
zommige Schry veis vint, die ons aanraaden en onderwy zen willen, onj
Vérre-kykers toe te ftéllen, van neegen, óf tien glaazen. enz.
ƒ Convexe.
g Concave.
Zeeventiende Lid.
Wat de Fe'rre-kykers zyn, die te zaamen zyn gezét utt één Feorwerp-gltU dat
f ból-, en éen Oog-ghts dat g hól gefleepen is.
Die Vérre-kykers dan, wélke te zaamen zyn gezét uit één voowérp-glas
dat ból-, en één Oog-glas dat hól-gefleepén is, hébben alle dit gebrék,
datze niet als een heel klein gedeelte van het voorwérp en ontdékken:
want, laat A B eenig voorwérp zyn, dat vén-e van ons is afgeleegengt;
laat CD een voorwérp glas weezen, dat ból-gefleepen is, van 12 dui-
men
inetttfBfandpunts: datis, dat het è Tóp-punt van de Keegelder Straa- «r
len, die het beeld fórmeeren, nét iz duimen vérre van dit glas is afge- I'S
leegeni laat EF eenhól-gefleepe Oog glas zyn, van één halve duim
brand-punts, en van één lyn e Middellyns , en dat
vanhet Tóp-punt van de Keegel der Straalen, die
het beeld fórmeeren ili duimen is verwydert; en
laat vérders G H de Middellyn der d üog-appel
weezen. Dit dan alles zo onderftélt zynde, zo is
het openbaar, dat de hoek AIB, ófliever, de hoek
EI F, die aan deeze hoek gelyk is, zyn zal, van on-
trént 24I minuten.
Dewyle nu, vólgens de wétten der e Wanftraa-
linge, de Straalen C/- en IF, die van het punt A
afkoomen, ƒ eevenwydig aan malkandere wérden ,/'Paralklcs.
na dat ze dwars door het glas E F zyn heene gegaan,
dewyle het glas E F cn het glas CD haar brandpunt
gemeen hébben: dewyle nu deeze Straalen ook mét
eene eevenwydig wérden aan een zeekere réchte
lyn, gelyk als dg, die getrokken is door het mid-
den van het glas E F heene, tót aan het punt g toe,
alwaar ze, zonder toedoen van het glas E F, alle bei-
de hadden moeten te zaamen koomen, zo kan men
dc hoek a dg groot vinden te weezen, 4 graaden en
53 minuten.' Want dehoek dag is récht; ad is van
5 lynen, en ag is van tIJIIo van één lyn, doordien,
in de réchthoekige Driehoek a\ g, de zyde al is
van iz duimen, cn de hoek alg van izi minuten.
Dehoek cdg dan, by gevólge, het dubbelt wee-
zende van de hoek adg, zal groot weezen 9 g;raaden
en 4lt;S minuten , onder wélke men het voorwérp ^ objca.
AB zal koomen te befchouwen , dat men anders,
zonder de Vérre-kyker, gezien zoude hébben onder
een hoek van 241 minuien ; onderftélt zynde , dat
de h Middellyn der Oog-appel méér als twee ly-
nen openings heeft, en dut inen die dc ruimte van
zés lynen aan het glas E F kan doen naaderen: want,
dewyle, in de réchthoekige Driehoek adg, waar
in de zyde ad is van 6 lynen, en de hoek adg van
4 graaden en 5 3 minuten, de zyde ^ ^ is van ïdilfS,
dat de réchte lyn ^ H is van één halve lyn, doordien
ze eevenwydig is aan iF, die één halve lyn groot is,
en dat ze mét d F tuflchen twee i eevenwjdige ly-
ïlen ^^ en FH, in ftaat, en dat op deeze wyze de geheele reghie^ly^ .
«Foyer.
' Sommée
cône des
rayons,
c Diametre.
d Prunelle.
f Refra-
dion.
h Diamètre
de la Pru-
nelle.
C. a
GH groot is zjolill: 20 is het openbaar, dat dc
ftraalen E G en F H , die van de punten A en B
afkoomen, op de afftand van 6 lynen van het glas
EF, van malkandere zullen afgeleegen weezen,
lynen. De ^Oog-appel zal dan eene ope-
ninge moeten hébben van z^^llll lynen , om, op
eene afftand van lt;J lynen van het glas EF, deStraa-
len, dievan de punten A en B afkoomen, te kun-
nen ontfangen; en ze zal zélfs nóch maar ontrent
de hélft van die Straalen ontfangen, wélke van dee-
ze twee boovenfchreévene punten afkoomen: gc-
lyk als alles heel gemakkelyk te onderkénnen is.
a Prunelle,
Achtiende I-. i d.
Bat de Vérre-kykers van ii óf i i dumen léngte, rne't
è Concare. éénhhól-gefleepen Oog-gla^, van geen heel groot ge.
bruik^en %)nnen weezen.
Deeze foorten van Vérre-kykers en kunnen derhal-
ven van geen heel groot gebruik weezen, wanneer ze
de léngte van 11 óf 12 duimen te booven gaan , ja
zélfs ook niet die geene , wélke al volkoomen dic
léngte hébben, door dien ze niet als een al te klee-
nen gedeelte van het c voorwérp en koomen te ont-
dekken.
Lid.
à Verres
convexes.
« Objea,
Neegentiende
Datde Vérre-kykers, die van twee d ból-gefeepene
glaazen zyn te zaamen-gezét, de béjle van allen zyn,
en uit wat reede.
De Vérre-kykers dan, die te zaamen-gezet zyii, h
uittiénvoorwerp-en één Oog-glas, die beide bólnbsp;[;
zyn geüeepen, zyn de béfte van allen , doordiennbsp;f
ze heel veele voorwérpen op éénmaal te gelyk koo- y /
men te ontdékken, en dat ze daar-en-teegen geen
ander gebrék en hébben booven de andere, dan al-
léén , dat ze de voorwérpen het onderfte booven vertoonen.
i Objea. I.aat A B een zeeker vérre-afgeleege f voorwérp weezen; laat C D
ƒ Convexe, een ƒ ból-geftcepc voorwérp-glas zyn, van 12 duimen g Brandpunts j
gVoyet. i^jjjnbsp;jjggj^^ weezen van het voorwérp A Bj en laat GH een
bóh
-ocr page 177-ból-gefleepe Oog-glas zyn van één halve duim
Brandpunts, envan vier lynen a Middellyns. «Dlimctr«.
Dit dan alles zo zynde, dewyle, in de récht-
hoekige Driehoek L N H L de zyde L N lang
is 12^ duimen, en de zyde NH van twee ly-
nen, zo zal ook de hoek L N H zyn van
minuten, en, bygevólge. Zal de hoek G LH,
óf liever, de hoek A L B , die daar meede
gelyk is, zyn , van i graad en 3 z minuten.
Dewyle nu , in de réchthoekige Driehoek
L M FL de zyde L M is van 12 duimen, en
de hoek M L F van 46 minuten , zo Zal ®ok
de zyde MF, die de halve-Middellyn is vart
het beeld E F, zyn van irtli»!/ynen. En,
dewyle, in deréclit-hockige Diiehoek M N
F M de zyde M N van 6 lynen is, en de zy-
de E F van iriiUl lyn , zo zal ook de hoek
M N F zyn , van 17 graaden en 48 minuten^
die, by dehoek MN E gevoegtzynde, die
gelyk is aan de hoek M N F, de hóek E N F
uit zal maaken, van 35 graaden Gn^t^ó minuien.
De hoek G O H nu is gelyk aan dc hoek E N
F, dewyle HO eevenwydig is aan NF, en
dat G O f» eevenwydig aan N E is : want,
vólgens de natuure des Cirkels en der c Wan-
fl:raalinge, zyn alle de ftraalen, die van eenig
punt afkoomen , datin hetBrandpunt van «'Foyer-
een glas is, gelyk als GH, eevenwydig on-
der malkanderen, na dat ze door dit glas zyn
heene gegaan, en ze zyn ook insgelyks eeven-
wydig aan een zeekere réchte lyn, gelyk als
F N, die nét door het midden van dit glas
heene gaat. Wy zullen dan dit voorwérp A B
ondereen hoek van 3 5 graaden cn 36' minuten
koomen te zien, dat wy anderfins , zonder
de Vérre-kykers, maar onder een hoek van
één graad en 3 2 minuten befchouwt zouden
gehad hébben; ondcrfl:élt zynde, dat de toog- (Pruiielle.
appel heel nét in het punt O is, dathet punt
h Farallclci
c Refra-
aion.
Em-
isvan de ƒ Gezicht-hoek, en dat op deeze wyzealle de Straalen , die /Anjlc
eevenwydiglyk uit het glas GH gaan, daar zouden kunnen inkoo-
Het is openbaar, uit het geene zo aanftonds van ons is ter needer ^e-
-ocr page 178-ftélt , gelyk als het a Brandpunt van het Oog-glas is tót het Brandpunt
van het voorwérp-glas, dat ook alzo de b Raak-lyn van de hélft der
c Gezicht-hoek op de Vérre-kyker, is , tót de Raak-lyn van de^hélft
der Gezicht-hoek, d vermeerdert zynde mét de Vérre-kyker. Verders
is het openbaar, dat een Vérre-kyker zo dikmaals de voorwérpen ver-
meerdert en doet naaderen, als het Brandpunt van het Oog-glas is be-
greepen in het Brandpunt van het voorwérp-glas j dat is, dat deszelfs
e vermeenigvuldigingkan uitgedrukt wérden, door het ƒ zoveelde der
P deelingevanhet voorwérp-glas door het oog-glas. En, by gevólge,
dat het geenfms en is door de vermeenigvuldigmg der Gezicht-hoek,
datmen de vermeenigvuldiging van een Vérre-kyker, beneevens het
aan-naaderen der h voorwérpen, uit moet drukken.
Nóch vólgd |hier;uitj datjtwee onderfcheidene Vérre-kykers onder
malkanderen in reede zyn,. als deezezélve i zoveeldens.
Twintigfte Lid.
DAt wen de voorwirfsn veel verwarder tntrént de randen mstt zjen, aU on- _
trcnt het midden van de Férre- kyker-f en uit wat reede.
Men kan hier uit ook heel, gemakkelyk begrypen, uit wat reede dc
voorwérpen , die men ontrént dc buitenfte randen der Vérre-kykers ont-
dekt, cn waar van het beeld gefórmeert wérd door ftraalen dic al tc
;^fchuins zyn, noodzaakelyk zeer verwart gezien moeten wérden, by-
aldien men dc Opg-glaazen van een al te grooten gedeelte van een / Kloot
neemt, als meede, waarom zc aan ons zo veel te verwarder moeten voor-
koomen, als dit gedeclrcvancen Kloot grooter is: want dc m Brand- _
punten, zowél vanhet Voor-wérp-als Oog-glas, die, omdewZiening
onderfchciden te maaken, malkandere raaken moeften als twee f platte
vlaktens, en raaken élkandere niet anders, als, gelyk twee ƒ Kloo-
ten, waar van de eene tót zyn halve-middellyn heeft, dc afftand die der
is, vanhet gemeencBrandpunt af, tót aan het Voorwérp-glas toe, en ,
de andere, de afftand die der is, van dit Brandpuntaf,tót aanhet Oog- -
glas toe,
Een-en-twintigfte L i d.,
Waarom men neodz.aakeljk.een q middelfchót moet maaken, ontrént het gentef^-
ne Brandpunt van het Foorwérp-en het Oog-gltn.
Het is dan ook, bygevólge, vande uitterfte noodzaakelykheid, dat
men ontrént het r gemeene Brandpunt een middelfchót maake, omdc
/doorgang van zulke ftraalen daar door te ftuiten, die al te t fchuins zyn,
.en die anderfins de voorwérpen, daar ze van daan koomen, mét heel
• veel verwarringe zoude koomen te vertoonen. Men kan ook, booven
................•nbsp;dien,.
V Foyer.
i Tangens.
e Anglc
Tlfucl.
J Multipli
ce.
e Multipli-
cation.
yquot;Quotient
g Di^ifio.
Objeds.
i Q^uoticns
^pbliques-
/Sphrxra.
»1 Foyers.
flViiïon.
«Plans.
f Globes.
^Oiaphrag
ma.
rFoyer
commun.
j Pairage'.
} pMicjues
dien, de twcc glaazen rnalkanderen eenigfins'doen naaderen , zodaa-
nig, dat haare a Brandpunten élkanderen iets óf wat koomen te fnyden, «Foyers,
gelyk als men hier ziet, datdetwee Cïr/^f/j, AenB, mal-
A Kandere fnyden. Maar, men moet ook mét eene daar goede
^^^ zórge voor draagen, dat men deeze twee glaazen het eene
het andere niet alte veel en doe naaderen, op dat de/»voor- ^objcas,
Werpen, die in het midden van de Vérre-kyker koomen, zich niet heel
verwardelyk aanons Gezicht en zouden koomen te vertoonen, terwyle
dat die voorwérpen, wélke na de kanten toe koomen, zich mét de uit-
terfte nettigheid en onderfcheidentlykheid afbeelden , gelyk als me»
zulks alles door de érvaarentheid zélve bevint zodaanig te weezen.
Twee-en-twintigfte L i D.
Wafer zjti moeten gebeuren, z.o ^vaaneerhetOog-gllU alte dicht Mn het Foor-
we'rf-gltt* is i alsmeede, wafer -voor zalmoetenvallen, wanneer het O 9g~
gltis alte ve'rrevanhet roorwe'rp-glas is afgeleegen.
Ik geloove niet dat het nu zo heel moeijelyk om te begrypen zal zyn,
uit wat reede men zomtyds een Star eenigfins blaauw-achtig komt te
befchouwen, wanneer de twee glaazen van een Vérre-kyker op een zee-
kere afftand al te dicht by malkanderen zyn ; want alsdan koomen'er
zeer veele roode ftraalen te ontfnappenen teverdwynen, zonder dat'er,
om zo te fpreeken, één éénige blaauwe ftraal kan wég-geraaken; als
meede, waarommen in teegendeel zulk een Star eenigfins rood-achtig
komt te zien, wanneer de twee glaazen van een Vérre-kyker op een
zeekere afftand alte vérre van malkanderen zyn afgefcheiden: wantin
zulk een geval koomen'er zeer veele blaauwe ftraalen wég te fnappen,
zonder dat'er één éénige roode ftraal kan weg-geraaken.
Laat A B een zeekere Star zyn, wélkers beeld G H zich in het c brand- f Foyer,
punt van het voorwérp-glas CD komt te vertoonen, wanneer men nu
het Oog-glas tót aan E F toe roort-fchuift, zo zullen dc roode ftraalen,
aCcnaD, aan het Oog-glas E F koomen te ontfhappen, Zonder dat dc
blaauwe cn violétte ftraalen Cc en bD, zullen konnen wég-geraaken-
V 2nbsp;En
-ocr page 180-Enwanneer men in teegendeel het zélve oog-glas tot aan I K toe te
ruggetrékt, zo zullen de blaauwe en violétte ftraalen, Cc en amp;D, Mn
het glas I K ontfnappen, zonder dat de roode ftraalen, a C en.^ D,
daar uit zullen konnen wég-geraaken.nbsp;, _
Hier uit kan men ook heel klaar ziea, uit wat reede de. voorwerpen,
die men dicht aan de randen van een Vérre-kyker gewaar werd, zich
altyd eenigfins rood-achtig aan ons gezicht vertoonen: want altoos zyn-
der zommige blaauwe en violétte ftraalen, die aan het oog-glas koo-
men te ontfcappen, zonder dat'er eenige roode ftraalen uit kunnen wég-
geraaken.
Drie-en^ twintigfte L i a.
mtde Férre-hykcrsvanvier glaazen zyn-, als meede, wat ze al voor géree-.
ken hébben.
De Vérre-kykers eindelyk, die te zaamen zyn gezét, uit één ^ ból-
gefleepe voorwérp-glas, en drie ból-gefleepene oog-glaazen , wélke
men alle drie wél uit één en het zélve b Brandpunt kan neemen, herftel-
len de voorwérpen inde'r daad en waarheid wél t'eenemaal, zodaanig,
datze die in haaren natuurlyken ftand aan ons ge zicht koomen tc vertoo-
nen; maar ze hébben ook weeder in teegendeel haare andere gebree-
ken, die al immers zo aanmérkelyk zyn als haare voordeden : want,
niet alleen raaken.de twee Brandpunten, van hetvoorwerp-glasen van
het eerfte oog-gl-as, malkandere maai' heel onvolmaaktelyk, gelyk als
wy nu zo eeven hébben aangeweezen, maar, de twee brandpunten der
twee laatfte oog-glaazen raakenélkandere nóch veel onvolmaakter; cn,
bygcvólo-e, is men genoodzaakt, om een veel kleinder f Middelfchót
te maakeli, ontrént het d gemeene brandpunt deezer twee laatfte oog-
glaazen, als men wél geplaatft zoude gehad hebben ontrent het gemee-
ne Brandpunt van het voorwérp-en het eerfte oog-glas, by-aldien der
deeze twee laatfte oog-glaazen heel niet geweeft en waaren, en indien,
men zich hadde willen vergenoegen mét de voorwérpen het onderfte
booven'te befchouwen. '
Het is dan eene onvolmaaktheid, die onvermydelyk aan deeze foort
van Vérre-kykers is vaft-gehécht, datze ^cenfinszo grootenvéld, ge-.
lyk als men ipreekt, en koomen te ontdekken, als die Verre-kyjcerS,
doen, wélke van twee e ból-gcfleepene glaazen zyn te zaamen-gezét.
Eene andere onvolmaaktheid is , het vedics van eene zeer groote
ƒ meenigte van ftraalen, wélke op de g Oppervlakte deezer vier glaa-
zen komt te gefchieden, en die genoegzaam.met mmder en beloopt,
als de drie vierde deelen, óf twee dérde deelen van het geheel. Voeg
hierby, de ^ moeijelykheid der Buizen : want, dewyle alle .deeze
onvolmaaktheeden belétten, daf men geene genoegzaame openinge,
■nbsp;quot; 'nbsp;iwcli..
«Convexe.
iEoyer.
: Dupljra-
gmc.
^r Foyer
^omnlLln.
j Verrcs
ïgiivcxcs.
f Quantite'
^ Surfacc.
iE.ubaras,
nlt;5cïi ook Oog-glaazen aan het yoorwéfp-glas geeven en kan, vólgens
die * eevenreedigheid, wélke hier voor in onze Taafel nu reeds al isaan- a Proporgt;
geweezen , {hexie het élfde Lid van dit Hoofd deel) zo isgtnotgz^^m de quot;on.
geheele hélft van de léngte deezer Vérre-kykers, door de drie Oog-
glaazen beflaagen, wanneer deeze Vérre-kykers.wat aan.de kleine kant
Vier-en-twintigfte JL i !gt;.nbsp;hvï
Dat e'chtir een Férre-kyker van vier glaazen vérre b booven een Vé-rre-kyker
van drie glaazen te achten is, fchoon dat het réchte teegendeel fchynttezul-
len moeten voorvallen.
Maar , dewyle een Vérre-kyker van drie olaazen één glas minder
heeft, als zulk een, daar wy nu zo eeven vanliébben gefprooken , zo.
fchynt het immers, dat men de eerfte mét reede vérre booven de laatfte
foort zoude moeten en kunnen ftéllen, en men zoude zulks ook ontwyl-
felbaar. doen moeten, by-aldien deezelaatftefoortvanvérre-kykers mét
drie glaazen, in teegendeel geene andere gebreeken en hadde, die nóch
heel veel aanmérkelyker waaren, als die van de eerfte foort,
'Vyf-en-twintigfte L i ö-^
Befchrjvinge van een Férre-kyk^r métvierglaazen-, beneevens onderfcheidene
C aanmerkingen die men ontrent dezelve \rn maaken.
Om nu t'eenemaal daar van overtuigt te weezen,^ zo cn heeft men
niets anders te doen , als deeze twee loorten van vérre-kykers , n^t vc.ig,nd$
drie en vier glaazen, eens ter deege mét malkanderen te gaan vergcly- F,gtiur.
ken. En, laat voor eerft, ten opzichte van ecn verre-kykcr met vxer
glaazen, AB een zeeker vcrre-afgeleege voorwérp zyn; laat CD een
Voorwérp-glas weezen; laat EF het d gemeene Brandpunt zyn, van Foyer
hctvoorwérp-glasCD, cn het eerfte oog-glas G H; laat IK. het twee-
de oog-glas weezen, dat van het eerfte oog-glas is afgeleegen, nét dc
afftand haarer brandpunten ; laat L M het gemeene brandpunt zyn,,
van het tweede oog-glas IK,, en hec laatfte oog - glas N O; en laat
eindelyk P Qde e oog-appel weezen van het, oog T.nbsp;^ Prunelle.
Dit dan alles zo zynde , zo zullen de ftraalen , die van het punt F
af koomen, ƒ eevenwydig aan malkandere wérden, na dat ze dwars / ' '
door het glas GH zuilen heene gegaanzyn, en op eeven die zélve wy-
ze zullen ze ook op het glas IK koomen.te vallen.
•Dewyle'er nu veele roode en blaauwe ftraalen ondèr dezélve zyn,
20 zullen de roode ftraalen, door dien ze de kleinfte g Wanftraalinge
lyden, zich van de andere overige t'eenemaal affcheiden, en ze zullen aion^
kCQn
t Remsr-
fjucs.
koomen te vallen , by Voor-
beeld, op het punt Ri en de
blaauwe en violette ftraalen, de
grootfte Wanftraalinge lyden-
de, zullen zich insgelyks van
de andere ook t'eenemaal af-
donderen, en zullen vallen, by
voorbeeld , op het punt I.
Maar, doordien deeze Straa-
len , zodaanig van malkande-
ren afgefcheiden zynde, zich
daar na weederom wél genoeg
in het a gemeene Brandpunt
der twee glaazen, IK en N O,
tc zaamen moeten vereenigen,
in het punt L, ófaltyt een wei-
nig onder dit punt, na datze
dwars door het glas I K zyn
heene gegaan, dat ze alle wee-
der moet hérftéllen, en op die
wég bréngen, daarze het glas
G H van hadde doen afdwaa-
len; zo moeten alle de ftraalen,
die van het punt A zyn uitge-
gaan, ten naaften by niet an-
ders op het glas N O vallen,
vanhet punt L afkoomende,
als zc op het glas G H gevallen
zouden geweeft zyn, terwyl
ze uit het punt F afkwaamenj
en, bygevólge, moeten dcc-
ze ftraalen geenftns mét een
veel meerder couleur óf onder-
y Prunelle. linge verwarringeinde b oog-
appel PQ^indaalen , wanneer
die aan het Brandpunt van het
glas N O geplaatft is , als óf
die zélve oog-appel geplaatft
was geweeft aan het Brand-
punt van het glas G H, op dc
plaats a b.
«Foyer
comnuin.
J »Cii ^
-ocr page 183-Etrfie a aanmérhinge, MngAandc dc Ftrre-kjfkers vm vier glaazen. ^^^^
Men zal dan nu teegenwoordig heel gemaldcelyk kunnen begrypen,
v»«*-eerfii Uit wat reede men veeltyds eenig rood komt te zien, aan
de randen der Glaazen, zo wanneer de twee Glaazen , G H en I K,
veel vérder van malkandere zyn afgefcheiden, als de afftand haarer
Brandpunten is : want in zulk een geval komt'er eene groote b mee- ««Ü?»quot;quot;«-
nigte van blaauwe Straalen, gelyk als en o I, aan het glas l K te
oiitfnappen, zonder dat de roode Straalen, gelyk als en of daar ook
meede kunnen uit-geraaken.
Tweede c aanmérkinge.
Ten tweeden-f Waarom men het blaauw en violét aan de randen der
glaazen gewaar wérd , zo wanneer de twee glaazen , G H en I K,
dichter aan malkandere ftaan , als de afftand haarer d brandpunten is,
Want in dat geval komt'er eene groote e meenigte van roode ftraalen,
gelyk nis a b , aan het glas N Ü te ontflippen , zonder dat'er eenige
blaLwe óf violétte ftraalen , om zo te fpreeken , meede kunnen uit-
Men moet hier ontrént nóchtans wél in acht neemen, dat het veel
beeter is, dat de twee glaazen, GH cn IK, al te na aan malkandere
ftaan, dan datze al te vérre van élkandere zyn afgefchciden.i want de
blaauwe Straalen en zyn op vérre na zo gevaarlyk niet, nóch ontroeren
ook het voorwérp op vérre na zo ftérk niet^ als de roode ftraalen zulks
wél koomen te doen.
«Rcmaiquot;
f Remar^
que,
(iïoyer».
I Quantiti.
Seite Jt Fi'
innren d'r
fmßanndf
fjdi.
Vérdere moet men ook wél in achtrieemen, dat het beeter is, dat
het tweede Oog-glas IK een weinig meerder openinge hébbe als het
eerfte Oog-glas G H , om niet al te veel blaauwe ftraalen te verhe-
zen, het geene een weinig verwarringe zoude veroorzaaken , en tc
weege bréngen dat men ontrent de kanten van het glas eenig rood zou- ;
de koomen te zien,.
Aéhi-
-ocr page 184-E^---Ï^P
gt;H
! ■
Vk.
mm
O
Acht-cn-twintigftc L i b.
Derde a aanmerkinie.
äRcraar-nbsp;^nbsp;^t
que.nbsp;Ten derden'. Uit Wat reede men het rood aan de randen der Glaazen
gewaar wérd, wanneer de twee Glaazen, G H cn IK. dichter aan foal-
^nbsp;'nbsp;- • • • ' - •nbsp;kandere
kandere ftaan, alsde afftand des brandpunts van het glas GH is : want
in zulk een geval komt'er eene groote meenigte van blaauwe en violétte .
ftraalen, als^^^, aanhetglasNO teontftippen, zonder dat'er eenige
oode ftraalen, gelyk als c meede kunnen uit geraaken.nbsp;^„„v f,an d'
everpaani*
Neegen en-twintigfte L i o.
Vierde a Aanmérkir'ge.
a Rera«-
quc.
c Scmcttrc
en divcr-
gence.
i/Faralleles.
c Biin,
X
Ten vierden-j Waarom men al-
le de gebreeken van het glas G H,
ja zélfs het alderminfte ziertje
van ftóf dat'er op is, zo klaar
komt te zien, wanneer men dit ^po-jj^
glas heel dicht by het brandpunt
EF komt te fchuiven , zodaa-
nig, dat de ftraalen , die , by
voorbeeld, uit het punt F koo-
men, t'eenemaal verftrooijen, en
van c élkanderen af geraaken, in
de plaats van d eevenwydig aan
ma kandere voort te gaan, wan-
neer ze uit het glas G H koo-
men , en, wanneer men ter zél-
ver tyd mét eene de twee Glaa-
zen , IK en NO, zo vérre van
malkandere'komt af te fchuiven ,
dat de ftraalen , die, by voor-
beeld, uit het punt Ó.koo men,
eevenwydig aan malkandere
voort kunnen gaan, wanneerze
uit het glas NO koomen: want
een iedere ziertje van ftóf onder-
fchépt alle de ftraalen die van
een zeeker punt in het voorwérp
AB afkoomen, en het doet ook,
by gevólge, dit punt t'eenemaal
aan ons gezicht bedékken.
Dértigfte L i D-,
Fj/fde a Aanmérkifige'
inRcmarJ
Foyer.
Ten vyfdeni Uit Wat reede men alle de gebreeken van het glas IK
20 klaar komt te zien, ja zélfs het alderminfte zierte van ftóf dat'er op
is , wanneer men het glas G H wat vérre van het h Brandpunt E F
komt af te fchuiven , zodaanig, dat de ftraalen, die, by voorbeeld,
uit het puilt P koomen, zich weeder te zaamen koomen tevergaade-
lt;P»raIlelcs. j.gjj teegen het glas IK aan, in de plaats van c eevenwydig aan malkan-
dere voort te gaan, wanneer ze uit het glas G H koomen, en, wanneer
men ter zélver tyd mét eéne de twee glaazen, IK en N O, zo dicht
aan malkandere komt te fchuiven, datde ftraalen, die, by voorbeeld,^
uit het punt L kooinen, eevenwydig aan malkandere voort kunnen gaan,'
wanneer ze uit het glas NO koomen, enz.
Een-en-dértigfte L i d.
Ferfcheide anders d Aanmerkingen , aangaande de Fe'rre-kykers van vier ,
glaazen,nbsp;*
Uit alle het geene, dat wy nu hier zo aanftonds hébben ter needer-
geftélt, vólgd dan, voor eerft-. Dat het beeter is drie Oog-glaazen te
gebruiken, die van één en het zélve Brandpunt zyn, als die onderfchei-
dene Brandpunten hébben.. Ten tweeden-. Dat het beeter is heele goede
Oog-glaazen en een middelmaatig Voorwérp-glas te gebruiken, als
een heel goet voorwérp-glas mét middelmaatige oog-glaazen, dat ons
de bloote érvaarentheid zélfs al heeft geleert: want drie Oog-glaazen,
die heel goet zyn, mét één middelmaatig Voorwérp-glas, maaken één
goede Vérre-kyker uit, in de plaats dat drie middelmaatige Oog-glaa-
ïcn en één goet Voorwérp-glas, niet anders als een fléchte Vérre-ky-
ker üitenleeveren., Ten dérden-, ,Dat het veel beeter is, dathet Oog-
glas , dat moogelyk minder van deugd zoude konnen weezen als de twee
andere Oog-glaazen, na.de zyde van het oog toe koome, als na het voor-
wérp-glas , ofliever, dat men het in het midden van de drie oog-glaazen
plaatze. Tenvierden-, Dat men een o Middelfchót van eene heel kleene
openinge, gt\ykz\s db, kan plaatzen in het ƒ gemeene Brandpunt der
twee glaazen GH en IK *. Ten vyfden-, By-aidieo-het tweede Oog-
glas IK van éen kleender Brandpunt is als de twee andere Oog-glaazen,
G H en N O 5 zyn, wélke ik onderftélle alle beide van één en het zélve
Brandpuntte weezen; dat in zulk een geval de Vérre-kyker de Voor-
wérpen minder zal doen naaderen en vergrooten, als, zo wanneer dit
Oog-glas IK van één en het zélve Brandpunt was als de twee andere
Qog-glaazen zyn, en ook het teegendeel. Ten zesdenBy-aldien het
(/Remar-
ques'.
«Diaphrag.
nie.
ƒ Foyer
comniun.
* Bezii J^
ueevtns-
jUttide pj,
guur.
eerfte oog-glas van een kleen-
der brandpunt is als de twee
andere, IKenNü; wélke
ik onderftélle alle beide van
één en het zélve Brandpunt tc
weezen, dat in zulk ernge-
val de Vérre-kyker dc Voor-
wérpen meerder zal doen naa-
dcren en vergrooten, als, zo
wanneer dit Oog - glas G H
van één en het zélve Brand-
punt was, als de twee andere
oog-glaazen zyn, encok het
teegendeel. Ten zeevendev^
Dat eeven het zélve zal ge-
beuren , wanneer het dérde
oog-glas N O van een kleen-
der brandpunt is, als dc twee
andere oog -glaazen, G H en
IK, zyn , wélke ik onder-
ftélle alle beide van één cn het
zélve brandpunt te weezen ,
enz.
Twec-en-dértigfle Liéï-
Befchryvinge van eenFe'rre-kyker
vm drie glaazen als meede,
tnderjcheideue a^Ammerkin- »^emat-
gen die men over dezjélve kan
maaken.
Laat ons nu teegenwoordig
eens een Vérre-kyker van drie
glaazen ga.an onderzoeken,
en laat AB-(in de vólgende Fi-
guur) een zeeker vérre-afge-
leege b voorwérp weezen 'j ^
laat C D een voorwérp - glas
zyn gt; laat E F de plaats wee-
alwaar zich het beeld van ditvoorwérp komt te vertooneni laat
^het^erfte oog-glas zyn; laat , K het tweede oog-glas weezen; cn
deszélfs Brand-
punt
Prunelle.
20 zS/^oish?t noodzatkelyk dathetbee d EF net zo verre van het
lïasGH af verwydert zy, als tweern aal delcngte van
punt is, ora, op dezéive afftand van dit glas, in LM nóch een ander
beeld te kunnen vertoonen.
Maar, dewyle de ftraalen, die uit het punt F koomen. aan het glas
« Extremi- cK ontftipt zouden zyn geweeft , by-aldien ze op de a uitterfte rand
vanhet glas GH waaren koomen vallen, door dien ze aan het punt R
door het brandpunt van dit
tc.
i Diamè-
tres.
c Egales.
d Qualité'.
: ét
glas koomen heene te gaan,dat
tweemaal naader aan het glas
G H is , als aan het glas c K,
van wélke ik de b Middellynen
onderftéllc c gelyk te weezen;
zo kan ook dierhalven zo-
daanig een Vérre-kyker zo
veele voorwérpen niet te ge-
lyk op éénmaal ontdékken, als
een Vérre-kyker van vier glaa-
zen wel kan doen, wélke drie
oog-elaazen en één voorwérp-
glasl heeft van ééne en dezéive
eihoedaanigheid
Buiten dit zo en kunnen oolc
de roode ftraalen, gclyk als
enbd, beneevens de blaauwe
Straalen, gelyk als bc cnao,
zich geenfins in één en het zél-
ve punt weeder by-een-verzaa-
mclen; maar de blaauwe ftraa-
len zullen zichveel éér aanhef
punt L weeder by-een-verzaa-
melen , en, bygevólge, op
deeze wyze aan het glas c K
ko.omen te ontflippen ; ook
zullen zich de roode Straalen
aanhetpunc e weeder by-een-
vergaaderen, en, bygevólge,
alle op het glas cK kpomen te
vallen, hetgeene ons heel veel
rood ontrént de randen moet
doen zien , en wél voornaa-
mentlyk, zo wanneer der heel
veel blaauwe Straalen zyn, die
reeds t'eenemaal aan het glas
c K ontftipt zyn.
Eneindelyk, doordien het beeld EF vanhet-^voorwérp A B, twee- n Objcft.
maalde léngte des Brandpunts van dit glas, van het glas GH moet af-
geleegen weezen; dat de twee oog-glaazen, GHene'K, driemaalde
^ngl:e van dit zélve i» Brandpunt van malkandere moeten verwydert zyn, ipoyer.
onderftélt zynde dat deeze twee oog-glaazen gelyk zyn; en dat de ftraa-
len , die élkanderen in R kruiflen, malkandere niet mêêr en kunnen
kruiflen om inde Oog-appel PQ. in te gaan, als op één éénige plaats al-
léén, die nét 'zo vérre van het glas cK is afgeleegen, als het punt R
daar van is verwydert; zo zal noodzaakelyk zodaanig een Vérre-kyker
nóch veel langer moeten weezen, dan óf ze uit vier glaazen was tezaa-
meia-gezét.
Men zoude ook nóch wél een andere órde en fchikkmg aan deeze
glaazen hébben kunnen geeven, als deeze, die nu zo eeven door ons is
ter needer-geftélt, maar deeze geltélde órde is nóch wél de béfte en
voordeeligtte van alle, diemenzrch eenigfins zoude kunnen inbeelden.
Drie-en-dértigfte L i d.
Vat het noodeloos is , hier ter plaatze veel te willen bandelen van de Vérre-
ky kir s mét 5,6, óf 7 glaazen ,-enz.
Na allés, dat zo aanftonds is aangeweezen en ter needer geftélt, aan-
naandc de Vérre-kykers van drie glaazen, zo zoude ik mynen tyt niet
alléén zélfs onnuttelyk gelooven te zullen befteeden, maar die ook
tevergeefs aan andere te zullen doen vevflyten, die deeze myne verhan-
delinge mochten koomen te leezen, by-aldienik alhier vérder, en moo-
Gclvk mét eenigc langwyligheid, wilde gaan toonen , dat de Vérre-
kykers van 5, 6, óf 7 glaazen, enz. vérre beneeden die Vérre-kykers
te ftéllen zyn , wélke- maar alléén uit vier glaazen zyn te zaamen-
gezét.
Vier-en-dértigfte Lid.
Vat ik. hier ter plaatze o»k.mét voordacht nalaate van die Vérre-kykers te
fpreeken, daar men mét de twee oogen te gelyk^deor ziet;, en waarom.
Ik laate ook mét voordacht na, om hier ter plaatze mét veel omme-
zwaai re handelen van die foorte van Vérre-kykers, daar men mét de twee
oogen te gelyk doorziet, {Binocles) doordiende afverwérringeen het ^Embarr
binder dat ze veroorzaaken, heel vérre de nuttigheid te booven gaat, ras.
die men -daar van booven de andere ooit zoude kunnen verhoopen, en
die men ook, de zaak zélfs in de grond wél inziende, bevinden zoude ^
weinig óf niet te beduiden te hébben.
X
Vyf-en-déitigfte Lid.
••»Lcïrtiüt. BefchryvingcvanecnFergroot-glM (Microfcopiura) mét één eenig ^glaasje.
Na dat wyinhet breede van de vérre-kykers hébben gehandelt, zo
is nu nóch overig, om van de vergroot-glaazen (microjcopia) iets te
zéggen. Het zyn de béfte, die maar uit één éénig glaasje alléén be-
ftaan , dat een brandpunt heeft , van twee óf drie lynen af , tót het
tiende deel van een lyn toej waar van men zich mét heel goet gemak
bedient, door het behulp van een zeeker Konft-wérk, {machine) waar
van hier zo aanftonds de befchryvinge zal vólgen. A B is een zeekere
b CoquiLe. ^^^^ ^^^^ y ^ ^^ ^^g jg^j. jj^ ^^ fteeken, en daar door te be-
létten; dat'er geene ftraalen altoos van ter zyde in het oog en kunnen
fBöette. indaalen. P is een c doosje, daar men ecn ^^ vergroot-glaasje indoet,
iLentille. tuflchcn twee filvcre plaatjes is ingezét, en dat op het dópje AB
oVaavis. ,^ gg^chroeft wérd. OC en QD zyntweepilaartjes, diederingen CD
/ Coquille, en O Q^onderfteunen. Het ƒ dópje A B wérd in de ring O Qgefchroefr.
gRcilorc Van binnen ziet men ^ een veer, die het voorwérp, dat tuflchen twee
cn helice. ftukjes Muskovis glas (talc) vaft-geflooten is, na het h vergroot-glaas-
b Lentille. j^. toe dryft, óf het iets óf wat daar van doet verwyderen, na dat zulks,
op het gezicht des onderzoekers, van noode is. Het voorwérp nu
Chaffls doet men in een kooper i raampje GH, dat men kan openen en toe-
iluiten,
-ocr page 191-fluiten, door het middel van een héngfel, als Men plakt ook twee
ftukjes Muskovis glasop beide de zyden van dit a raampje, om het eene
óFhet andere leevendige voorwérp daar in te fluiten, dat men wil gaan
lgt; befpiegelen, maar indien het eenige vogtigheid is, die men wil c on-
derzoeken, zo en heeft men niets anders te doen, als maar een ftukje
Muskovis glas in dit raampje te doen, waar op men een klein drupje van
die vogtigheid heeft gedaan, wélke mengezint is te onderzoeken, en
ditfteektmen na de Zyde OQ_toe. E en F zyn twee koopere plaat-
jes , die heel dun en fyn zyn , die men kan op-en needer-fchroeven, langs
de twee pilaartjes OC en QD heene, en die dienen om het d raampje
GH, daar het voorwérp in is opgeftooten, tuflchen deeze twee pilaar-
tjes in te fchuiven. IKJs een klein buisje, dat méteen fchroef wérd
omgedraait in de ring G D, en dat het raampje G H nahet e ver^root-
glaasje toedryft. L M is nóch een ander klein buisje , dat met een
fchroef wérd omgedraait in de buis IK, endaar men een ƒ klein doosje N
booven in fchroeft, daar men een groot-achtig g vergroot-glaasje in
leit, om h het voorwérp óf meerder óf minder daar door te verlichten,
na dat men oordeelt zuUts noodig te weezen.,
Zés-en-dértigfte L i d.-
De gehreeh^n deezer VergrootrgUazen, (Microfcopia) als meede, tót wat ;
voer foorten van voorwérpen ze wél het meeße können dienen,
Dee~^ Vergroot-glaazen ( Microfcopia) hébben dit ongeryf by haar,,
dat men niet méêra seen heel klein gedeelte van een voorwérp te gelyk
daar meede en kan befchouwen, alsmeede, dat men het voorwérp niet
als alléén van achteren en kan verlichten, en dwars door deszélfs dikte
heene, zo dat deeze i vergroot-glaazen by-na van geengebrudc altoos '^Microica-
en kunnen weezen, als alléén ontrént zulke voorwérpen, die van eene
aller-uitterfte kleinheid zyn, gelyk als daar zyn, de ibloedeloozedier- k. Infcacs.s.
tjes, diemen in deftille-ftaande waateren ziet zwémmen, die men in
het zaad van alle dieren ziet, enz óf ook, ontrént de voorwérpen die ,
by-na deurfchynende van zich zélfs zyn, gelyk als eeriLuis, ccnVIoo, ,
e^nkleine Weeg-luis, enz.
Zeeven-en-dértigfte L i d. ,
Befcloryvinge van een andere foort van een Fergroot-ght^ (Microfcopium) métfi
twee glaazen.
Wanneer mennubegeerigisom de / voorwérpen van booven verlicht
te befchouwen, als meede, wanneer men een groot gedeelte daar van
te gelyk wüzien, zo kan men wél een foort van vergroot-glaazen
■ ■nbsp;crpfcopif) ;
oChaflîsv:
ÂObfetYîr.
cExaminct.
d Chaflls.
ietit de ne-
vetisjlaandl
Piguitr.
f Lentille.
/Boctre.
g Lentille.
éObjea.
crofcopia) toeftéllen, die van twee glaazen zyn, enwaarvandebefchiy-
vingehierneevens
«Lentille.
Laat A B een zeeker voorwerp weezen;
laat C D een lt;« vergroot glaasje zyn,dat zo-
daanig van het voorwérp A B. is afgelee-
gen , dat deszélfs beeld L M zich acht-
óftien-maal vérder, enz. van dit vergroet-
glaasje afgeleegen vertoont tc weezen,
als het'er wél inderdaad en waarheid vaii
is afgeleegen, en, by gevolge, ook zo veel
grooter; laat E F een oog-glas zyn, dat
van dit beeld isafgeieegen, nét de atlland
iFoycr. van deszélfs h Brand-ptmt; cn laat eiude-
f iVuuelle. Jy,^ pQ^de f Oog-appcl weezen van het
oog T. Dit dan alles zo zynde, zo zul-
len de ftraalen , die van het punt A af-
koomen , zich aan het punt M weeder
te zaamen vereenigen , na dat ze dwars
door het glas CD zyn heene gegaan ,^en
dit punt zal ook zodaanig van liet glasC D
afgeleegen weezen, dat de afftand die der
is, van dit glas af, tót aan deszélfs Brand-
punt toe, zyn zal, tót de afftand van dit
zélve glas af, tót aan het punt M toe,
gelyk als de afftand van het punt A.af, tót
aan het glas C D toe, min de afftand, van
het Brandpunt .af, tót aan het glas toe, is,
tót de afftand,, van het punt A af tot aan
het glas toe.
De ftraalen nu, die vari het punt M af-
(/Parallcles. koomen, zullen d eevenv^ydig aan malkan-
dere wérden, na dat ze dwars door het
het glas E F zyn heene gegaan, doordien
het punt M in deszélfs Brandpunt komt.
En, dewyle alle de ftraalen, die uit een
zeeker punt van het e voorwérp A B af-
koomen, zich onderling inhet glas CD
moeten kruiflen , beneevens de andere
ftraalen, die uit een zeeker ander punt van
dit zélve voorwérp A B afkoomen , zo
zullen ze zich nóch eenmaal onderling
moeten kruiflen,na dat ze te zaamen dwars
door het glas EF zyn heene gegaan, op
iaat.
«Obi«a.
zo-
xodaanig eene wyze, dat de afftand die de^
^ynzal, van dit glas af, tót aan deszélfs
Brandpunt L Mtoe, is, tót de afftand,
van dit zélve glas af, tót aan die plaats
toe, alwaarze zich ten tweeden maale
kruiflen, om van daarin de a Oog-^pel .1 Prunclle.
P Ciin te dringen , gelyk als de afftand
is, die der is, van het glas CD af, tót
aan de plaats LM toe, die het h brand- * Foyer,
punt is vanhet glas EF, tót de afftand,
die der is, tuflchen dc twee glaazen, CD
cnEF.
Acht-en-dértigfte Lid.
Op wéitwyzje men ecn voorwérp kan verlich-
ten, dat van z.ieh zélfs niet gemegzaat»
verlicht enis.
Wanneer nu het vootwérp A B van
zich zélfs niet genoegzaam verlicht en
is, zo zoude men het wel gevoegelyk
kunnen verlichten , mét het, mêêr óf
min, te ftéllen, in het Brand punt van een
lt;• ból-gefleepe glas, gelyk als N is. c Verre
convexe.
Neegen-en-dértigftc L i d.
Dat men noodzaakelyk^een d middel-fchót meet rfDiaphrag-
maaken in een Fergroot-gl^ (microfco- tne.
pium) van twee glaazen , als meede,
wat men daar uit kan bef uiten.
Het zal ook ten uitterften noodzaake-
lyk weezen, dat men een middellchót
maake, aan het e Brandpunt vap hetglas
EF: datis, in LM, door ééven die zél-
ve reede, die we nu reeds al gegee-
ven hébben , {bezie het Een-en-twi-ntigfe
Lid van dit Hoofd-deel) aangaande de nood-
Zaakelykhcid die der is , om een ƒ middelfchót in de Vérre-kykers te /biaphra^
maaken; deeze zélve reede nu kan ons ook mét eene doen zien, dat me.
het dérde glas, dat men in 't gemeen gewoon is tuflchen de twee ande-nbsp;^
l.H
,1
il
m:
re glaazen in te zétten, om daar door een grooter véld, als men zégd,
te ontdékken, daar ter plaatze t'eenemaal onnoodig,nbsp;en onnut daar
toe is.
k Obferya-
ïioiis.
l Mictof-
popia.
icObjca:.
^Diamctre,
«Tachc.
Fan de a Ondervindingen en Waarneemingen , die men mét de
Férre-kykers en b Fergroot-glaazen heeft gedaan.
Eerfte L i d.
Bat men een c voorwérp in de Maan, van 14000 voeten d Middellyns
der een looek^van 6 minuten zjen kan , me't een Vérre-kyker vari-i6voe.
ten léngte , en waar van het Oog-glas 3 dnimen Middellyns heeft.
quot;V^Anneer men de Maan mét een Vérre-kyker van 3 lt;? voeten léngte
*» komt te bezien, wélkers openinge en oog-glas allebeide zyn van
j duimen Middellyns; zo is het klaar, uit het geene wy nu reeds al
hébben ter needer-geftélt, ( Bezie het neegentiende Lid yan het neegende
Hoofd-deel) dat men een voorwérp van 14000 voeten Middellyns on-
der een hoek van ontrént 6 minuten in dezélve zal kunnen en moeten
Zien. En de Maan moet haar in het geheel ontrént' zodaanig aan ons
gezicht vertoonen, als deeze neevensftaande Figuur breeder aanwyft.
Tweede Lid.
Befchryvinge van een zeekere e vlak,in de Maan, aan wélke I. B. Riccioli
denaam heeft gegeeven van Tycho,
21, Is een zeekere vlak in de Maan, aan wélke I.B. Riccioli dem-im
heeft gegeeven van Tycho. Het is een zeekere foort van een ronde put
van eene uitneemende groote diepte, en die daar beneevens ook uitter-
maaten breed is. JVJén ziet, van de buittenfte rand van deeze put af,
verfcheide witte, en hélder-verlichtte ftreeken , zich wyds en zyds na'
onderfcheidene oorden toe uit-ftrékken, van wélke de meefte alléno-s-
kens koomen in te krimpen en flaauwer te wérden , na dat ze vérder
van deeze put afwyken: zommige van deeze lichte ftreeken ftrékken
Zich vérders ook uit, tót aan zeekere andere putten toe, die wel ontrént
v.an ééne en dezélve gedaante en maakfel zyn, maar wélkers diepte en
breedte heel veel minder zyn, als die van de groote hoofd-put is. Zom-
mige van deeze putten fchynen ook geen ƒ koupel altoos te hébben.
/■póme.
Pérde
-ocr page 195-i l 'i H\
m
--W, -..•'.-.•a'^
NAAMEN van de
VLAKKEN
Hermés.
Póffidonius.
Caflini.
Plinius.
Fegiomontanus,
Purbachiiis,
en Metius.
Des Cartes.
Nepérus.
Hevelius.
Alphonfus.
Proclus.
Cleomédes.
Snéllius en Fournier.
Riccioli.
Democritus.
Albatégnius.
Het eerfte Bos.
Het tweede Bos.
Het dérde Bos.
Het vierde Bos.
Het vyfde Bos.
Het zésde Bos.
Het zeevende Bos.
Het achtfte Bos.
26.
27-
28.
29.
30-
31-
32-
33-
34-
35-
36.
37-
38.
39-
40.
A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
DER
MAAN
1.nbsp;Grimaldus.
2.nbsp;GaUlseus.
g.nbsp;Ariftarclius.
4,.nbsp;Kepierus.
5.nbsp;Gaffendus.
7.nbsp;Harpalus.
8.nbsp;Heraklides.
9.nbsp;Lanshérge.
10.nbsp;Reinólds.
11.nbsp;Copernicus.
12.nbsp;He icon.
13.nbsp;Pythagoras.
14.nbsp;Bulialdus.
15.nbsp;Eratófthenes.
16.nbsp;Timocharis.
17.nbsp;Plato.
18.nbsp;Archimedes.
19.nbsp;Ptolomreus.
20.nbsp;Hipparchus.
21.nbsp;Tycho.
22.nbsp;Eudoxus.
23.nbsp;Ariftotelés.
24.nbsp;Manilius.
25.nbsp;Menelaus.
Men zal het moogelyk heel fliet goet keuren, dat ik zom-
mige naamen verandert hébbe , van die geene, wélke J: B:
Rtccwlta^n de Vlakken der Maan heeft gegeeven, en zulks
171nbsp;Verklaring van Ae Maan.
dés te meerder nóch, dewyl deeze oude naamcn door de ge-
woonte reeds al fchynen als ingevoert te weezen , en récht
van bezittinge gekreegen te hébben j maar , dewyle dat ik
zégge, dat die Oorden , wélke hy gelooft Zëen te weezen,
mynes érachtens, niets anders als Boflchagien en zyn, zo bén-
ik wél genoodzaakt geweeft, om deeze kleene veranderinge
te moeten maaken, en mét eene hébbe ik ook de vryheid ge-
noomen, om aan zommige Vlakken zulke naamen toe te voe-
fen, die my veel vermaarder fcheenen te zullen weezen, als
ie naamen waaren, wélke hy daar aan hadde toegeëigent.
Vérders hébbe ik gezégd , dat het meefte deel dér Vlak-
ken in de Maan een zeekere foort van ronde Putten zyn;
maar , dewyle ze heel veel mêêr breedte als diepte hébben
en dat op deeze wyze het woord van Putten moogelyk maar
heel on-eigentlyk op hên zoude kunnen toegepaft wérden, als
een geheel ander Dénkbeeld ( Z^f^z} mét zich brengende'; za
zoude ik miffchien ook beeter gedaan hébben;, mét teftéUën,
dat het een zeekere foort van Bakkm^^xtn, QBaffins^ mét
eene verheeventheid in het midden , in de gedaante van een-
Kougel, (Dome), óf van een.ronde Eérg.
Dat'er mote waarfchynelykheidis, dat niet alléén deeze a vlak., ntaarxjélfs aTache.
«Qk.de meefte andere vlakken, een ziekere foort van Steeden zjn..
Men kan ook wél onderftéllen , dat de inwoonders van de Maan, by-
aldien der eenige waarlyk in zyn, deeze putten gegraaven hébben, om
zich binnenin dezélve te befchuttenen te bevryden, voor de hitte der
Zonne, geduurende hunne daagen, van één geheele halve maand een _
ieder, als meede, datze deeze b koupel tót die hoogte hébben opge- «Dome,
worpen, daar wyze in befchouwen, uit de ftóffe die ze uit deeze put
hébber gehaalt, terwyl ze die hébben gegraaven. En, bj-aldien de
siffingen hier éénige plaats konnen hébben, zo kan men wel gelooven,
dat ze en in deeze koupel, en in de geheele omtrék van deeze put,
zeer veele hooien en gaaten hébben gegraaven, ten naaften by, gelyk als
de Inwoonders van Lap-en Fin-land op deeze onze Aardkloot gewoon
zyn te doen, om zich binnen in dezélve te verbergen, en zich mét ee-
ne daar inne tebefchutten van de over-groote koude, geduurende der-
zélver lange nachten, vanéén geheele halve maand een ieder; zo dat
alle de putten die men in de Maan komt te ontdékken, hunne gewoone-
lyke woonplaatzen zynde, op deeze wyze niets anders en zouden wee-
zen , als een zeekere foort van Steeden.
Dat de C vlak. Tycho genaamd, op deeze uy ze de Hoofd-ft ad zoude wee- cTachc^
^en, van llle die vlaken of putten, wélke daar rondfomme zyn ge^
teegen.
Dit dan zo zynde, zo zoude men mét eene wél kunnen gelooven, dat
deeze witte en hélder-verlichtte ftreeken, die van deeze Stad afgaan,
wélve wy in het voorgaande dérde Lid befchreeven hebben , na andere
plaatfen toe, die daar rondfomme zyn geleegen, niets anders als groote
en breede weegen en zyn, die door deeze inwoonders gebaant en effen
geLakt zyn, en dat moogelyk deeze Stad {Tycho) de Hoofd-ftad is
van alle de andere.
Datde d vlakken, 4,11, enz. insgelyks eok^Hoofd-fteeden zyn.
(JTachc?,
Het zélve zoude men ook wél kunnen onderftéllen, van de vlakken
eo II j midsgaaders, van nóch eenige andere vlakken.
DAtdeduifiere deelen in de Maan geene Zëen en ayn, gelj^als men tót nóck
toe heeft gelooft gehad ^ maar veel éér een zjiekere foort van groote Bojfcha-
gien.
Wat nu de duiftere deelen óf pkatzen in de Maan aangaat, cn dié
men tót nóch toe in 't gemeen geftélt en gelooft heeft gehad zeekere
Zëen te weezen, ik zoude veel liever gelooven en ftéllen willen, dat
, - het niets anders als heele groote en woefte Boflchagien zyn : want,
wanneer meadeeze oorden heel naauwkeurig komt te a befpiegelen,
mét Vérre-kykers van loo en 200 voeten léngte, zo kan men heel on-,
derlcheidentlyk eeiie on-eindige meenigte van heele kleene hélder-ver-
lichtte puntjes óf plaatsjes m dezélve gewaar wérden ,. en wél voomaa-
iPerpendi- nientlyk,, wanneer de Zon daar b vtói lootlyniglyk op fchynt, zo dat
(tulaire-nbsp;buiten alle twyffel, nietsanders als zulke oorden en zyn, daar nóch
boomen nóch eenigc andere gewafl!en.gevonden wérden, en wélke,
moogelyk een weinig fand-achtig weezende, het licht veel beeter wéér-
om koomen tc kaatfen, als de blaaden en takken der boomen wel kun-
nen doen. Dewyle men eindelyk ook nóch daar-en-booven t onder-
vonden heeft, dat de eene zyde deezer duiftere deelen ófj)laatfen veel
hélderder lichtende is als de andere , dat het midden der zelve zomtyds
mêêr is verlicht als de randen, óf, datderandenzomtydsin teegendeel,
méér verlicht zyn als het niidden, enz. zo en is'er , onzes érachtens,
weinig óf geene waarfchynelykheid in , dat deeze duiftere deelen óf
plaatfen. der Maane Zëen zouden kunnen weezen , die oyer-al eeven
flaauwelyk óf ftérk verlicht zouden moeten zyn,
Dat'er Steen-rótz.en in de Maan zyn.
Vérder ziet men ook verfcheide fteile, hooge , en ontoegankelykc
Steen-rótzen in dc Maan, waar van,de fchaaduwe zich heel kénnslyk
wyd-uit komt te ftrékken,. over het vlakke-véld van de Maan heene,
en die zich ook mét eene heel kénnelyk komt te verkorten en inte la-itn-
pen, na dat de Zon daar meerder v}ak komt op te fchynen.
Achtfte Lid.
Dat de Rievieren, die men op de Maan fchynt teontde'k^n, onmeegelyknieti
zichtbaar e-4 kunnen weezeff, óf ze moeften van eene alderuitterfte groote
breedte zyn.
Wat nu de Rievieren aan^aat, het fchynt my toe, dat men'er drie
óf vier in.de Maan kan ontdékkefl óf gewaar wérden 1 moo,- .i-y^yle
ment.
fObferve'.
te i4lt;5i»o voeten breedte moeten hébben-, om , mét een,Vérre-kyker
van 3lt;S voeten lang , gezien te können wérden onder een hoek van tf
minuten \ zo en kunnen deeze Rievieren niet wél zichtbaar aan óns wee-
zen, pfzemoeften van eene alleruitterfte groote breedte weezen.
Neegende L i d.
Dat ik een glas van 600 voeten vervaardigthéhbe, om de de Maan daar mee-
de te a Fefpiegtlen.
Ik hébbe een Voorwérp-glas vervaardigt, dat ontrént 60a voeten
t Brandpunts heeft:, dat ik mét voordagt hébbe gemaakt, alléén ojn ^Foyer.
de Maan daar meede te befpiegelen, want, wat de andere c Dwaal- f Planequot;«-
ftérren aangaap, het is alles dat men dan doen, datmen die wél «ibe/pic- '»o®'quot;*quot;»
geit, miéteen glas vai; zoo voeten Brandpunts,
Dat ik, Mn dit glai eene openinge zA geeven van ée'n geheele voet, midtgaa '.
ders, een Oog-gla/s van éen voet, om daar meede in de Maan een voorwérp
te onderkennen van 3500 voeten e AJiddellyns, onder een hoek^van 6 mi- »Diametrer
nuten.
Ik zal aan dit voorwérp-glas van 600 voeten eene openinge geeven:
van één geheele voet, midsgaaders, een Oog-glas van één voet, om
daar meede in de Maan een voorwérp te kunnen onderkénnen, van 3 5 00
voeten Middellyns, onder een hoe ^van 6 minuten. En ik geloove va-
ftelyk, datnienreedelykerwyze geenhoope hébben en mag, omooic
veel vérder te zullen kunnen koomen, uit oorzaak van de moeijelyk-
heid ca verwarringe, die deeze over-groote Vérre-kykers onderwor-
pen zyn, door de ovcr-lnélle beweeginge van ditGeftemte.
Elfde Lid.
Dat ik.een Kaart van de Maan zal doen maaken., wanneer ik_eene bekwaa-
me geleegentheid zal gevonden hébben, tm u^j wél van dit groote gUi tót
myn genoegen te können bedienen.
«ObferTet;
Wanneer ik nu eene bekwaame geleegentheid zal gevonden hébben,
om my van dit groote glas tót myn genoegen wél te kunnen bedienen,
20 zal ik een naauwkeurige Kaart van de Maan-trachtcn te mitukcn,
envan alles dat men daar inne kan ontdékken, dat eenigfins aanmér-
kenswaardig is, opdat de nakoomelingen namy kénnifte zoudenkun-
nenneemen, óf'er ook, t'zeedertdietyd, eenige aanmérkelyke veran-
deringe in de Maan is voorgevallen ót niet.
Twaalfde
-ocr page 202-«Obfervcr ^^^nbsp;^ •ndervinden, aangaande de twee h Dwaal-fie'mn^
IvhmiKs, Venus en Mercwim.
Men ziet dat de twee Dwaal-ftérren, Venus en Mercurius , insge-
lyks meede van c plékken koomen te veranderen, eeven als de Maan
doet, als meede, dat ze in fchynbaare grootheid koomen toe-óf af-tc
(iPoficions. neemen, vólgens hunne onderfcheidene ftanden, die ze hébben, ten
opzichte van de Zonne, óf van den Aardkloot.
Dértiende Lid.
Dat de Dwaal-flér (Planette) Mars sjch altydrotd-achtig aan ont gezicht
vertoont, en uit wat reede.
ïObferve. Men e bevint altyt, dat de Dwaal-ftér Mars zich altyt rood-achtig,
enméteenrófle couleur aan ons gezicht vertoont, waar uit men, door
ƒ Planette. giffing^, kan befluiten, dat'er altoos rondfom deeze ƒ Dwaal-ftér heel
' veel wolken en neevels moeten weezen j de ftraalen des lichts nu, die
van deeze Star uitgaan, heel dikmaals door deeze neevel-achtige lucht
moetende heene en weeder gaan, voor-en-al-éér ze tótaan ons gezicht
toe konnen geraaken, doen ons deeze Star befchouwen onder eenrós-
achtige couleur, en zonder eenig onderfcheid dat heel nét is.
Veertiende L i d.
^Axe.nbsp;h ^^nbsp;en ^o minuten rondfom ftjn eige g As
draait.
i Taches. Men ontdékt ook nóch daar-en-booven zommige h vlakken, in des-
zélfs ronde-ommekring, (difque) ten naaften by van dien aart als men
ze in het lichaam der Maane gewaar wérd, wélke ons doen onderkén-
nen, dat hyin de tyd van ontrént 24 uuren en 30 minuten rondfom zyn
eige As draait.
Vyftiende L i d.
'^'^Phi^-ttenbsp;onderfcheidene héldere en duiftere i ftreepen in de k Dwaal-ftér Jupi',
Wat nu de Dwaal-ftér Jupiter aangaat gt; men komt onderfcheidene
héldere en duiftere ftreepen ( bandes ) in deszélfs ommekring ( difque )
gewaar te wérden, die zich uitftrékken, van het Ooften afna het Wé-
ften toe, en die, voor het meefte gedeelte , eevenwydig aan malkandere
(^Paralleles) loopen: Ik zégge métvoordagt, voor het meefte gedeelte ^
ƒ Obliques, dewyle'er zommige duiftere ftreepen onder loopen, die / fchuins ge-
noeg
c Phafes.
noeg zyn, en die, dwars door een héldere a ftreep heene loopendc, a Bande;
aan de eene en de andere zyde in een duiftere ftreep koomen te ein-
.Zommige van deeze ftreepen omringende geheele b Kloot van dee- 4 Globe.
2e Dwaal-ftér, en de andere weeder, afgebrooken wérdende, cn ftrék-
ken zich niet vérder uit, als tót aan éen gedeelte van deszélfs c Om- '
trék toe, het meefte gedeelte deezer à ftreepen is ook geftaadige ver- '/sandes.
anderingen onderworpen, en wél voornaamentlyk de e fchuinlïè. « obliques.
Zéfticnde L i d,
P^V, iehdvendeezje fftreepen, verfeheide héldere en duiftere gpUk^en in
dtezje Dwad-jlér zyn.nbsp;^ ac e^..
Men ontdékt ook nóch in die zélve Dwaal-ftér, {Jupiter) behalven
■ deeze ftreepen, onderfcheidene klaare plékken, middenin dedUifteie
A ftreepen, alsmeede, zommige duiftere »quot;plékken, midden in de klaa-
re en héldere ftreepen, wélke alle insgelyks ook eenige geduurige ver-
anderingen onderworpen zyn, en wél voornaamentlyk de héldere k plék- ^ Taches,
ken, wélke men midden inde duiftere / ftreepen gewaar wérd j deeze /Bandes,
plékken nu doen
ons dooi'ondervindinge kénnen, dat deeze w Dwaal- Plawettc,»
ftér in minder als tien uuren tyds rondfom zyn eige n As draait,nbsp;quot;
Zceventiende L i rgt;.
B/tt Jupiter van-vier Omleopers (Satellites) omringt is-, alsmeede, op
wat wjzje Z.e haaren Ommeloop rondfom Jupiter koomen te volbrengen.
Wat nu de a Omloopers van Jupiter aangaat, men ziet heel klaar, rtSatelïites,
dat ze hunne fchaduwen op den. b Ommekring van deeze Dvvaal-ftar i-Difquc.
koomen tc wérpen, alsmeede, datze zélfs koomen te verduifteren,
(eclipfer) zo wanneer ze dwars door de fchaduwe van Jupiter heene
gaan.
De eerfte der zélve doet zyn c Ommeloop rondfom Jupiter in de tyd
van één dag, i8 unren, en 29 minuten : De tweede , in 3 daagen, 13
uuren, en minuten-. De dérde, in 7 daagen, enduur en: eneindelyk,
de vierde, inde tyd,van \6 daàgen, 18 uuren, en j minuten.
Achtiende Lid,
D^^^y (Jupiter) van vier o Omloopers verz.élt
is, als meede, opivatwyz.e ^ sateijffj
die haar ^ Ommeloop volbréngen.nbsp;'nbsp;/gt;Revolu.
t!
Dewyle nu deeze Omloopers zich op de ééne tyd veel grooter koomen .
te vertoonen als op de andere, ja.zélfs, dewyle ze zomtyds veel klein-.
deï'i
tion.
1 Difque. der fchynen te weezen, als hunne fchadu wen zyn, die ze op dfen q ^m-
mekring van Jupiter koomen uit te ftrékken, zo kan men mét heel veel
f Taches. waarfcliynelykheid wél ftéllen, dat zy insgelyks meede zommige r plék-
ken op hunne Ommekringen hébben, gelyk als'er zommige plekken oP
ƒ Difque. den f Ommekring der Maane zyn, en dax. ze zich op deeze wyze of
grooter óf kleender aan ons vertoonen, na datze hunne héldere óf dui-,
ftere deelen méér ófmin na ons toe koomen te keeren.
Neegentiende Lid.
t Satellites. Vot deeze t OmleobersgeenftnsrondfomhwineeigeneVL Affen endrAaijett.
u Axes.
Eindelyk kan men ook wél gelooven en ftéllen, dat deeze Omloopers
geenfins rondfom hunne eigene AfTen en draaijen, eeven gelyk als de
Maan ook rondfom zyn eige As niet en draait, dewyle zich altyt
a Appareii- ééne en dezélve a verfchynflélen koomen tc vertoonen, nét op dezélve
deelen van hunne b kringen.
i Otbcs,
Twintiende Lid.
Bat de c KÏiot van Jupiter t'eenemaal geljk_ is aan deezefJ onzen Aard-
liloot.
Men kan mét genoegzaame reede ook wél onderftéllen , dat de Kloot
van J upiter t'eenemaal gclyk is aan deezen onzen Aardkloot, die wy be-
wooncnj dat de duiftere ftreepen, die men daar in ziet, niets anders
en zyn als Zeen dat de ^ héldere plékken, die men daar in gewaar wérd,
niets anders als Eilandenen zyn , die in deeze Zëen léggen; datdehél-
dere ƒ Tuflchen ruimtens niets anders als^f Aard-ftreeken cn zyn, en
eindelyk, dat de fc duiftere plékken niets anders cn zyn als groote i Mei-
ren, óf Ondervloeijingen van Land - ftreeken , óf ook wél, groote
Boflchagien, wanneer deeze plékken geftaadig één en dezélve plaats
koomen te houden.
(Globe.
Bandes.
»Taches
chites.
/Intctfli-
ces.
jt Ttrees.
i Taches
obfcurcs.
, i Lacs.
Ëen-en-twintigfte L i
k Courant! Dat'er op deeze onze Aardkloot veelerhande k heene-en wêér-vloeijingen der
a-ciu amp; dis Waateren en der Winden zyn , die geßaadiglyk. van hee Ooßen af na het
•»enis.nbsp;Wéften toe loopen, eu uit wat reede zulkf gejehiet.
Men wérd op deeze onze Aardkloot ook gewaar, dat'er onderfchei-
l Courants Winden zyn, en / Stroomingen van Waateren, die geftaadiglyk
d'eju. van het Ooften af na het Wéften toe loopen, t'en zy datze daar inne
m Caufe door cenigc m van-buiten-aankoomende oorzaaken wérden verhindert,
c'traiigere. gfiyk als, door de Straalen van de Zon, ófookwél, door eenig ander
lichaam, dat zich teegen deeze hunne voortgang komt aan te kanten.
Nu is het wél ten uitterften waarfchyneh'k, dat zulks alles uit geen
andere oorzaak enkomt te gebeuren, als,'door diende Aardkloot, in
de tyd van 24 uuren rondfom zyn eige« As draaijcnde, Van het Wéften «Axc.
af na het üoftentoe, de Lucht en de Waateren een weinig achter zich
laat, door dien deeze twee lichaamen de over-fnélle beweeginge des-
zélfs zo heel wél niet en kunnen navolgen.
Twee-en-twintigfte L i d.
Dat deeze o heene cn-wêêr-vloeijingen heel vtel ftérker moeten iveezen op de
p Kloot van Jupiter, ah ze op den Aard-kloot zjn, en uit ii'at reede.
En, dewyle ecn zeeker punt, dat, by voorbeeld, in de ^ Eevenaars-
kring van Jupiter is, zich ontrént 25 maal zo (iiélmoet beweegen, als
eenpuntdoet, dat in de Eevenaars-kring van deeze onze Aardkloot is,
door dien a de Omtrék van Jupiter, na genoeg , 10; maal grooter is,
als die van den Aardkloot is, endatdccze i'Dwaal-ftérook ontrént met
maal zo grooten fnélheid rondfom zyn eige As draait, als de Aard-
kloot rondfom zyn c As wéntelt ; dewyle deszélfs vier d Omloopers
Maanen zyn, die veel grooter zyn als onze Maan is, als meede , de-
wyle ze heel veel dichter aan deeze Dv^aal-ftér zyn, als de Maan aan
onze Aardkloot is-} en eindelyk, dewyle, na alle tr fchynbaarheid, de
ƒ Eevenaars-kring van Jupiter heel wéinig óf niet afwykt van deszélfs
Zonne-wég: (Eccliptica) zo is het wél te gelooven, dat de Winden,
cng heene-en-wêér-vloeijingen der Waateren op jupiter ook mooge-
lyk ontrént 100 maal grooteren ftérker zyn, alszéopdeezeonze Aard-
kloot vallen} en dat ook, bygevólge, de Ebbe en Vloed, midsgaa-
ders de Overftroomingen die ze koomen te veroorzaaken, aldaar ook
heel veel aanmérkelyker moeten weezen , als ze op deeze ónze Aard»
kloot zyn.
Drie-en-twintigfte L i O.
Dat'er door deeze heene-en-wêer-vloeijingen geftaadige veranderingen op de
h Kloot van 'Jupiter voor moeten vallen.
Dewyle nu de geftaadige / ondervindinge zélfs ons leert,dat dc^ heene-
en-wêêr-vloeijingen vanhet waater veelerhande vervaarelyke verande-
ringen en omkeeringen op deeze onze Aardkloot kunnen maaken;
dat ze zomtyds geheele Eilanden van de ééne oort van daan rukken,
die ze op een andereplaats weeder op het nieuw fórmeeren; dat ze op
veele plaatzen nieuwe boezems en killen maaken, en nieuwe l door-
gangen koomen te zoeken; zoen zullen wy ons zo heel zeer daarover
niet behoeven te verwonderen, datmen inde m ftreepen cn n plekken
van Jupiter geftaadig zo veelerhande veranderingen gewaar werd , als
meede, uit wat reede het meefte gedeelte deezer ftreepen genoegzaam
Znbsp;eeven-
t Courants.
f Globe.
q jEquator.
a Circonfé-
rence.
b Piïnettc.
c AxC.
d Satellites.
( Apparen-
ce.
/.Equator.
^Couratits.
AGlobs.
i Experien-
ce.
li Courants
d'eau.
/ PalTages.
m Bandes.
n Taches.
e?«allclcs. «eevenwydig aan malkandere loopen, en wél voornaamelyk, by-aldicö
het waarachtig is, gelyk het heel wél zoude kunnen weezen, en het gee-
ne men mét genoegzaame reede zoude kunnen giffen, uit het hélder-
jReflechit, fchynende hcht, datdeeze/; Dwaal-ftér na ons q toekaatft, dat deeze
/fPUnette. Star, m de plaats vanfteile Steen-rótzen, en een foort van aarde, daar
deeze onze Aardkloot uit beftaat, die wy bebouwen en bewoonen ,
meeft beftaat uit een zeekere foort van hélder-lichtend fand , dat zich
heel gemakkelyk van de eene plaats na de andere laat beweegen , ten
naaften by, gelyk het fand der duinen is, dat men in veele gewéften
des Aardryks kings de Zee-kant ziet léggen.
Vier-en-twintigfte Lid.
Dat de a Stérre-kttndige van deeze Eeuwe uittermaaten daar over verwondert
en verbaafl zjn geweeß, dat ze rondfom Saturnus een dunne en platte b Ring
zyn gewaar geworden, die men t'eenemaal uit het gezicht komt te verliezen,
wanneer deszélfs fchérpe zyde geheel-en-al na ons ps toegekeert, dat men al-
tyd ziet gebeuren, van 15 tót 15 jaar en.
Niets is'er 5 dat de Stérre-kundige deezer Eeuwe zo zeer heeft doen
verwonderen, en daarze mêêr over zyn verbaaft geweeft-, a}s , dat ze
de c Kloot van Saturnus omringt hébben bevonden te weezen mét een
zeekere foort van een dunne en platte d ring , waar van de e plékken
op élken dag ongevoeliglyk eenigfins koomen te veranderen , zodaa-
nig, dat, daar hy ons opde eene tyd ééne van zyne platte zyden komt
te vertoonen mét heel weinig ƒ fchuinsheid, en zo hélder en klaar als
hy doen kan, hy ons ontrént 71 jaareivdaar na zyn fchérpe zyde, indien
men hém zo noemen mag, vertoont, het geene deeze ring alsdan t'ee-
nemaal onzichtbaar maakt;-en dathy weederom, ontrént 7ijaarendaar
na, deszélfs andere platte zyde na ons toekeert, insgelyks mét heel,
weinig fchuinsheid; en dat men nóchmaals, ontrént weederom 7'. jaa-
ren daar na, deszélfs fchérpe zyde komt te zien, en zo vervólr
gends.
Wanneer ik hier fpreelce van de platte zyde van deeze ring , zo en.
moet men my zodaanig niet vei ftaan, als óf ik ftéllen wilde dat deeze
zyden t'eenemaal en volmaaktelyk plat waaren ; want, dewyle men,
door de érvaarentheid zélve bevint, dat altyd het ééne gedeelte deezer
platte zyde mêêr verlicht is als het andere deel; dat is, dat deel, het geene
aan deeze kant van het lichaam van Saturnus is, Zo is'er heel veel waar-.
, fchynelykheid, dat deeze twee deelen der zyde een weinig^ ból-ver-
heeven moeten weezen; en dat ook op deeze wyze de ftraalen deslichts,
meerfifer h lootlyniglyk op die zyde vallende , wélke aan geene kant
van het lichaam van Saturnus is, als ze wel vallen op die zyde, wélke
aan deeze kant is_, het eerfte gedeelte mêcr koomen te verlichten als
het laatfte.nbsp;Yy^:
Afttono-
inici.
b Anneau.
c Globe
lt;( Anneau.
! PhaTes.
/Obliqui-
té.
^Convexes
i,Perpendi-
culaire-
inent.
'dat'er, bthdt/eft deéte i Rbfg., nóch vyf k Omtoópers tyn, tvélke huaren i Atineau.
1 Ommdópp nndfm deeze ta Dwaal-ftér (Saturnus) héWen.
!!l
ii'i
lt;;Sacellitcs.
/Revolu-
tion.
Men bevint niet alléén, dat deeze Dwaal-ftér van deeze Ring óm- mPlanettc.
vangen is, maar dat hy ook nóch daar-en-booven van vyf Omloopers
omringt is} van wélke de eerfte zyn Ommeloop rondfom Saturnus doer,
in één dag, 2i uuren, en \ ^minuten: De tweede, in z daagen, zj uur en,
en 43 minuten : De dérde, in 4 daagen, 12 uuren, en zj minuten : De
vierde ,««15 daagen, 13 uuren) en minuten : en eindelyk de vyfde,
in 79 daagen en zi uuren.
Zés-en-twintigfte Lid.
Dat men deeze a Omloopers zomtyds grooter, en zomtyds kleender op het oog
kpmt te zJen, als meede, dat'er éen onder deeze is, die zich, geduurende
een zeekere tyd, t'eenemaal voor het gezicht komt te verbérgen, en uit wat
reede zulks gefchiet.
En, de wy Ie men ontrént deeze Omloopers van Saturnus tneedei ge- ^ Oi»rcrT8.
waar wérd, datze, eeven gelyk als die van Jupiter, de ééne tyd aan
ons veel grooter fchynt te weezen als de andere, ja zélfs j dat de vyfde ..
Óf laatfte f Omlooper, geduurende een zeekere tyd, t'eenemaal komt
verduiftert te wérden, zo kan men, mét goede reede, daar-en-boo-
ven hier uit befluiten, dat hunne fchynbaare grootheid uit geen andere
oorzaak zodaanig en komt te veranderen, als, door dien ze óf meer-
der óf minder hunne duiftere óf verlichtte deelen na ons toe keeren, als
meede, dewyle deeze zélve fchynbaarheedcn altyd op ééneen dezélve
deelen van hunne Klooten koomen voor te vallen, zo kan men mét ge-
noegzaam récht ook daar uit wél befluiten en ftéllen, dat ze geenfins
rondfom hunne eigene Afl'en en draaijen, niet mêcr als onze Maan doet,
die insgelyks rondfom zyn eige As niet en draait.
Zeeven en-twintigfte Lid.
, üit wat reede de laatfte Omlooper van Saturnus, in een iedere Ommeloop méér
als één geheele maand lang onzichtbaar blyft-, als meede, waarom de Maan
geonfins rondfom zyn eige e As en draait.nbsp;, Ate.
Dewyle nu deeze laatfte ƒ Omlooper , die t'eenemaal verduiftert/^atcllite.
wérd, in een iedere h Ommeloop van 79 daagen en 21 uuren , mêêr als
één geheele maan i lang t'eenemaal onzichtbaar blyft, als meede , dat
zulks aan hém komt voor te vallen, wanneer hy, van het boovenfte ge-
deelte van zyn i kring af koomende, needcrwaards daalt, en alzo den ,Oibc.
Z 2nbsp;Aard-
-ocr page 208-Aardkloot meerder naadert j zo kan men mét goede reede wél onder
(tSatellitc. ftéllen, dat die zyde vcui deeze iOmlooper, wélke alsdan na ons is
toegekeert, niets anders en moet weezeaals waater, dap het licht op
i Rfflechir. vérre na zo wél niet / weederom en kan kaatfen, als het land wel kómt
«j Globe, te doen, dat aan deandere zyde van deeze w Kloot isj ook kan dit zél-
ve waater, aan de ééne zyde der Kloot van deeze Omlooper, als veel
lichter wezende uit zyn eigen aart als het land is, heel wél de oorzaak wee-
zen , dat deeze zélve Omlooper onmoogelyk niet op zyn eige « As en kan
draaijen, maar dat hy zich hier door in teegendcelveelcérmét deszélfs
iïzwaarwigtigfte deel om laag moet houden, na de Kloot van Saturnus
tóe, tennaaficnby gelyk al% ihen vaneen h kuiffel-balletje ziet gebeu-
ren, dat in de luchtheenenwécrzweeft: alle deeze giffingen nukun-
nen ons mét eene ook amleidingc geeven, om eeven die zélve gedachten
aangaande de Maan te hébben.
«Axe.
iPefant.
i Volant.
i d.
Acht-cn-twintigfte L-
ff Anncaunbsp;Saturmis ^yn fchaduuT op de c Ring , en de Ring weederom zyn feha-
duwe op Satnrnm komt ^t te ftrékken.
dGlotc. Men wérd vérders ook gewaar, datde^^ Kloot van Saturnus zyn fcha-
duwe op de Ring, en dat deeze Ring weederom zyn fchaduwe op S-a-
«Argu- turnus komt uit tc ftrékken, het geene voor een e onweederfpreekelyk
snciit in- bewys kan verftrékken, dat deeze tweederhande lichaamen ƒ duifter,
/Atf^' enniet^ deurzichtigenzyn.
g Diapha-nbsp;L
nes.
en
Néegen: en-twintigfte
Dat fjet WMrfihyne/jk, is, dat Satimm rondfom zyn eige As draait ^
1 D...
waarom.
Niets is'er wél, mynes weetêns, dat ons heel klaar cn onweeder-
, , , zéggelyk kan gewaar doen werden, datde h Kloot van Saturnus rond-
»Aienbsp;' ^^ draait, gelyk als men Jupiter om de zyne ziet draai-
i; Anneau. jen; nóch ook , dat deszélfs k. Ring zyn l ommeloop rondfom hém
/Revoiu- komt tc doen, op eéven dezélvevvyze als zyne Omloopers om hém
tion. heene róllen; maar der is oc,k weeder in teegendeel niets, dat men mét
wiSatcIlites. g,.ooterfchyn van genoegzaame reede van Saturnus vaft kan ftéllen, als
eeven dit zélve, niet alléén,, door dien men heel klaar ondervint, dat
.1 Planettcs. andere n Dwaal-ftcrren rondfom hunne eigene Aften draaijen; maar zélfs
ook, door dien'er heel weinig fchyn van reede is , dat, óf Saturnus
zélfs, óf zyn ring, één van beide óf alle beide, in een ftille en onbewee-
gelyke ruft zouden kunnen blyven, in het Middelpunt van vyf groote
kringen , in e«n ieder van dewélke een genoegzaam, grpot eri :^waar
'nbsp;lichaam
lichaam zyn eige ommeloop komt t§ vol-einden mét'.eene heel groote
gezwindheid en laaeht.
Dértigfte Lid.
Wai'ermeet vosrvallen, hy-aldien Satitrnmrêndfom zytteige^ Asdraaity en a Axt.
de b weeder rondfom Saturnus^nbsp;Aiineaa.
Indien men nu eens komt te onderftéllen, dat Saturnus y te zaamen
met zyn Ring, rondfom zyn eige As draait, zo is het middagklaar,
dat deeze Ring nooit heel vérre van de c Eevenaars-krmg van Saturnus c ^Equator,
af en kan wyken, en het is méteene ten uitterften waarlchynelyk, dat
Ti/»rnbsp;der d ülékkcn van deeze
in wtiis-i- quot;ynbsp;wwA.i.w*—------------------jnbsp;.
jaaren, mét een hoek komt te fnyden, die grooter is als graaden, al-
tvd na één en het zélve Gewéft van den Heemel toegekeert is, terwy-
le hy zyn ommeloop in zyn Kring komt te volbréngen, en dat zulks aan
hém gebeurt door eeven die zélve reede, wélke te weege bréngt, dat
de as des Aardkloots dérwaardsis heene geftrékt, terwyle die deszelfs
jaarclykfchen Ommeloop komt te volbréngen.
Een-en-dértigfte L i
fV0t'-er zfiiide kunnen geheuren , indien er op de fche'rpo zyde van de Ring van ^
Saturnm waater WM.
Wanneer men nu vérders eens onderftélt, dat de Ring van.Satur-
nus zyn Ommeloop komt te volbréngen , mét een zeekere maate van
fnelheid, die eenigüns g eevenreedig is aan die inélheid , met welke giropor-
deszélfs/;^ Omloopers hkren Ommeloop vol-eindigen, alsmeede, by-
aldien het boovcnfte deel van deeze Ring, óf liever , dat geene, het
wélke wy hiervoor (inhet zj^h Lid deezes Hoofd-deeh) deszelfs dunne
óf fchérpe zyde genoemd hébben, van een zeekere foort van Aarde en
Waater te zaamen gefórmeert wasj zo en is'er mét geen reede eenig-
fins aan te twyftelen, óf het waater zoude daar ter plaatze m het mid-
den een zeekere foort van een grift koomen uit te graaven , en dat pp
deeze wyze zélfs deeze fchérpe zyde van de Rmg zich aan ons Gezicht
zoude moeten vertoonen, als hélder-lichtende aan beide de kanten, met
een duifter-achtige i ftreep in het midden, indien wy maar ftéchts Ver- iBanac,
re-kykers hadden, óf witten toe te ftéllen, die lang en bekv/aam genoeg
waaren, om alle deeze zaaken na behooren wél te kunnen ontdékken.
Z. 3nbsp;Tvfcat,:
-ocr page 210-Twee en-dértigfte L i u.
oTachés. Dat men wél zeekere a vlakkert in de Zon zomtyds gewaar wérd, maar da(
men die t'zeedert eenigen tjd hérwaards, heel weinig heeft kannen te xjen
krygen.
Het is nu al ontrént 50 óf 60 jaaren geleeden, dat men de Zon by-na
iObfervcr, nooit en kon koomente befpiegelen, zonder daar in zommige vlakken
c Corps gewaar te wérden: datis, eenige c duiftere Iichaamen , die, op des-
^rutfa«. ^ Oppervlakte dryvende, een gedeelte van deszélfs hélder-flonke-
rend licht voor ons gezicht kwaamen teverbérgen; maar teegenwoor-
dig koomen onsdeeze Zonne-vlakken zo uittermaaten weinig te vooren,
dat'er zomtyds wél twee óf drie geheele jaaren kunnen voorby-gaan,
zonder dat'er ééns één éénige Zonne-vlak ter deege te voorfchyn komt.
L i ü.
Drie-en-dértigfte
Dat hei wél eens x.oude kunnen kgomen te gebeuren , dat deeze zélve t Zonne-
vlakten de geheele Ofpervla^evan de Zon t'eenemaal kwaamen te bedékken.
r Macula
Solares.
/ Surface.
Hier uit zoude men, mynesérachtens, mét ^oede reede wél kunnen
befluiten, dat deeze zélve Zonne-vlakken de eéne óf de andere tyd óf
eeuwe wél eens zo groot en zo meenigvuldig zouden kunnen wérden,
dat ze de geheele ƒ Oppervlakte van de Zon t'eenemaal kwaamen te be-
dékken, óf altyt ten mmften deszélfs grootfte gedeelte: gelyk als zulks
voor deeze wél méér fchynt voorgevallen geweeft te zyn. Plutarch^,
en verfcheide andere geloof-waardige Hiftorie-fchryversméêr, verhaa-
len ons, dat dit Geftarnte een zo uittermaate flaauwen en droevigen
licht van zieh gaf,geduurende meeft het geheele eerfte jaar der regeeringe
van u4uguj}us, dat men het zélve , zonder eenige de minfte hinder óf
kwétfingevanzyn gezicht, volkoomentlyk wél konde aanichouwenj
en dat daar door ook het meefte gedeelte der vruchten onmoogelyk niet
tót zyne vereifchte rypheid en konde geraaken. En Kepierus vertélt ons,
dat de Zon in het jaar 1547 op deeze wyze de gantfche Aardkloot
heeft befcheenen, van den 24 April af, tót den ziften April toe, mét
een rós-achtige óf droevig - roode couleur , gelyk als, wanneer men
dc Zon door een dikke milt óf neevel komt heene te zien.
fVat men al, entrént deeze Zanne-vlak^n, komt z gewaar te wérden. « Obferver,
Het aanmérkenswaardigfte , dat men ontrént deeze Zonne-vlakken
komt gewaar te wérden, is, dat ze geen gereegelde, zeekere, óf by-
zondere b gedaante altoos en koomen te houden; dat het meefte gedeelte ^ Figure.
derzélve zich van een zeeker c Damp-gewéft, in de gedaante van een 'Atmo-
wolk óf rook, omvangen bevint te weezen, waar in men ze komt te /Noyji,.
zien, ten naafttnby gelyk als men d het binnenfte deel in een e Staart- c Comete.
ftar zietj dat'er zommige Zonne-vlakken onder loopen , die niets an-
ders en fchynen te weezen als één énkele wolk óf rook, zonder eenige
het minfte vafte lichaam in haar fMiddelpunt te hébben; dat het fchynt, f
dat ze zweeven óf dryven, onmiddelyk op de g Oppervlakte van de^
Zon, eeven gelyk als men het fchuim ziet dry ven, booven op eenige vog-
tigheid die begint te kooken: want zy befteeden in;'t gemeen, om van
de eene rand der Zonne tót aan de andere te gaan, de geheele hélft van
de tyd, die ze van noode hébben, om hunne geheele h Ommeloop rond- ° quot;
fom de Zon te volbréngen j dat ze alle aan zommige geftaadige veran-
deringen onderworpen zyn j zo wel, ten opzichte van hunne gedaante,,
als, ten aanzien van hunne grootheid, als meede, door dien ze in een
zeer korten tyd koomen te vcrfchynen , en weeder geheel: en-al te ver-
dwynen, en wél voornaamelyk de zulke, die niets anders en fchynen.
te weezen als een rook j dat ze rondfom de Zon koomen te draaijen in,
de tyd van ontrént z 5 daagen , dat is, ten opzichte van de vafte Starren:
want het is in ontrént 2,7 daagen tyds, dat ze rondfom dit Geftarnte
draaijen, ten aanzien van de f fchynbaarheid aan onzen Aardkloot;.' Appareiif.
maar, dat het heel zélden komt te gebeuren, dat ze een geheele on-af-
febrooke Ommeloop kunnen volbréngen; dat ze altyd rondfom de
,on draaijen, l eevenwydig aan deszélfs eige m Eevenaars-kring,, die / Parallele.,
van de vlakte van.deszélfs Zonne-wég {Eccliptica) ontrént 7 graaden mem.
n afwykt, en die hém komt te fnyden , ontrént de 10 graaden in de Aecjua-
.Tweelingen,, (Gemini) alwaar deszélfs 0 Klim-knoop is , en weeder- ^ pcclïner
om, ontréntde 10 ^riiWe'» inde Schutter, {Sagmarius) alwaar deszélfs. ^ j^jjj.^^)
p Daal-knoop is; en dat eindelyk in die plaats der Zonne, alwaar deszélfs cendant.
vuur eenige Zonne-vlak heeft verteert en overwonnen, een veel leeven- ^Naud
digerenflonkerendervuurkomtteverfchynen, als dat vuur is, hetgee- descendant,
ne men op het overige deel van deszélfs ^Oppervlakte komt»- gewaar ^oWeiTey,
te wérden, dat ook zo uittermaaten ftérk en krachtig is, dat het fchynt,
als óf'er eene booven-gewoone klaare en hélder-flonkerende vlammein
deszélfs plaatfe was gekoomen, eeven gelyk als het komt te gebeuren 3
20 wanneer men eenige licht-brandende ftófFe in het vuur wérpt.
'[fiii
Vyf-en-dértigfte L i D.
Obferva. Wat voor giffingen en grMgen men al uit deeze n waarneeminien kan trékken.
Deeze waarneemingen, en wél voornaamelyk de laatfte
ons heel bekwaamelyk, en als met de hand, leiden tot deeze naar-
vólgende giffingen en gevólgen gt; naamelyk dat de Zon quot;iets anders
enit alseeneover-groote verzaamehngeder/^ Eerfte Hooid-ftoffe of
liever, alseen vier, dat ten naaften by gelykis met het geene dat men
l ier om laas geftaadig gewaar wérd; dat dit vier on-ophoudelyk nieuw
VoedfS tai-n^oode heftt, het geene het geftaadig vmt en ov^vloedig
weet te krygen in delueht die hém al enthalvenomringt, endiemoo-
eelvk met heel veel Salpeeter , ót andere licht-brandende ftofte, ver-
fuftL feSLze groove lucht is, die wy geftaadig in-aalleineni
S d?geSk ^nbsp;aer Zonne altyt omrmgt is met een zeekei_e
foortv^n heele lichTe endunne rook die zichgeduunglyk van d^^^^^
Middelnunt tracht te verwyderen, door eeven die zelve leede , waar
doÓ7d1Ck van oS aardlL vaurzich van het Middelpunt des Aard-
kloots komt te verwydereh.
mt voor hefuiten men uit deeze giffingen en gevólgen al zoude hnnen haaien,
onderftélt zynde datze waarachtig waaren.
Dit dan alles zo zynde, zo zoude men S^^dereede hieruit w^
kum en befluiten, dat deeze zélve rook weederom na de Zon toe zal
moe e Së d ak^ ^o wanneer der een over-groote meenigte van
deSh ï einfdeeltjes zodaanig is op-malkanderen-gehoopt, dat ze,
bySv^ zwaar^htig genoeg zyn ge worden, om dérwaards hee-
net^'e kunnen weeder-keeren, en daardoor weedertot een nieuw voed-
fel aan dit geftarnte te kunnen dienen; dat deezejook, zondcrophou-
den uitalle^e zyden der Zonne uitgaande, nietheel veel wegs en kan
. iEquator. ^quot;^en, zonaer weederom na de . Evenaars-knngder zonne toe voort-
ƒnbsp;fedfeeven S wérden, alwaar de ƒ Luchtfche ftóffe veel meer bewee-
ILèe St' al ontrkt deszélfs ^ As-punten ; dat deeze zelve rook,
^nbsp;^ofJncSlc zich vérre genoeg van de Zon komt te verwyderen, zo-
dirr dat de Straalen v^an dit Geftarnte , die haar onderweege on -
mSn zich daar van daan wéér na ons toe kunnen buigen, z.ch als
Srzeekeie foor? van licht aan ons moet vertoonen, ontrent gelyk als
t Ecliptica. StSfi , het geene men ontrént de h Zonne-wég begint gewaar te
wérden, óf 1 evef, tuffchen de Eevenaars-knng en Zonne-we^ (
derZonnem, en waar op het fchynt dat c|oud^
a
nous.
5 Premier
ElemeKt.
e Surface.
d Genire.
Stérre-kundige nooit in 't minfte iets gelét hébben, onderftélt zynde dat
deeze rook zich altyt heeft vertoont gehad, zomtyds wat meerder, en
dan weeder wat minder, gelyk als zulks alles ten uitterften waarfchy-
nelyk isj en eindelyk ook, dat deeze rook , terwylze zich in de ge-
daante van een bal van de Zon af verwydert, die groot en dik genoeg
jo, om zicheengeruimentyd lang in die zélve ftaat te kunnen houden,
zonder eenigfins aanmérkelyk te verftrooijen, ons in den Heemel zoude
kunnen doen zien, kruiflen, zwaarden, véld-óf zee-flaagen, en dui-
zentderleije andere zaaken mêêr, na dat het bloote a toeval alléén van
de deeltjes deezer rook kwam te fchikken, eeven gelyk als men wél ziet
gebeuren, zo wanneer men zulke óf diergelyke zaaken in de wolken
.komt te ontdékken.
.Zeeven-en-dértigfte L i t».
£enige b Wattrneemingen vm zeekere Lichten, die zomtyds Aan den Heemel, f Obfcrta-
zyn te zien getueefi.
Menvintin de oude Hiftorien, onderfcheidene waarneemingen aan-
geteekent, aangaande deeze foorten van Lichten, waar van ik hier ter
plaatze maar eenige weinige zal te bérde bréngen. Charimander, vól-
gens het zéggen vanSeneka, inhet begin van het zeevende Boek zyner
Natuurlyke Vraagftukken, verhaalt, dat Anaxagoras een heel groot en
wonderbaar licht heeft gezien en waargenoomen, dat zich onderfchei-
dene daagen lang achter malkanderen heeft vertoont gehad , onder dc
ï-edaante en grootheid van een lange vlammende balk j en dezéive Sene-
'a zégd ook nóch, dat Callifthenes een diergelyk licht heeft gezien en
waargenoomen, het geene zich vertoonde onder de gedaante van een
vier, dat in de léngte uitgeftrékt was, eeven voor dat de twee vermaar-
de Steeden van Achaje, Helice en Buris, van de Zee wierden verfton-
den, en alzo kwaamen te vergaan.
Op den tienden dag van Maart, in het Jaarnbsp;is'er ook een ge-
a Hazard.
heel pad van licht tc voorfchyn gekoomen, het wélke wél ontrént de
30 graaden in de léngte befloeg, en een weinig meerder als i', graad in
delireedte. Dit licht ging, door zyn eige beweeginge, eerft nahet
Ooften toe, en daar van daan na het Noorden; ook ging het, geduu-
rende den tyd van neegen geheele daagen , door onderlcheidene Stér-
ren van de vloed Eridanus heene, zonder aan ons échter het gezicht
van deeze Stérren t'eenemaal tc beneemen óf tebelémmaen.
A a
13
Acht-
-ocr page 214-jDat de Zotine-vlakkf» hy-na geene dikte altoos en hébben, e», wAar uit mrt
xjtlks k^n leeren kinnen.
Alle het geene, dat wy tót nóch toe aangaande de a Zonne-vlakken
hébben ter needer geftélt, en moet raen niet anders verftaan , als van
die Zonne-vlakken, wélke als t'eeneraaal onmiddellyk booven op des-
fSurface. zélfs b Oppervlakte fchynen te dryven; dewyle men die voor zyne oo-
gen ziet naauwer en kleinder wérden, na dat ze de buittenfte kanten
van de Zon meerder koomen te naaderen.
Neegen-en-dértigftc Lid.
f Globe. Dateer wél eens c een Kloot, die veel grooter zoude kj^nen weezen als deeze
onze geheele Aardkloot is , in de Zon zofide kunnen gefórmeert wérden,
aIs meede , wat'er al ontrént zodaanig een Kloot zoude kunnen koomen te
gebeuren.
Maar , wanneer het eens kwam te gebeuren , dateer eene genoeg-
zaam aanmérkelyke meenigte en klomp van de d ftóffe der tweede hootd-
ftóffe, in het lichaam der Zonne zélfs kwam by-een-vergaadert te wér-
den , zo zoude zich alle deeze ftóffe aldaar noodzaakelyk moeten op-een-
hoopen, onder de gedaante van een e ronde Kloot, doordien ze van al-
le kanten gelykelyk in malkanderen zouden moeten gedrongen wérden.
By-aldien nu deeze Kloot, wélke deeze onze geheele Aardkloot in
grootheid wél zoude kunnen eevenaaren, ja zéltsvérre te booven gaan,
juiten de Zon kwam gedreeven te wérden, zo zoude hy zich mét eene
Zo veel te grooter ƒ gezwinde fnélheid daar van moeten verwy deren, als
hy lichter zoude zyn als de ^ Luchtfche Stoffe is die hém zoude moeten
ontfangen j en op deeze wyze zoude hy ook zyn wég vérder moeten ver-
vólgen, tótter tyd toe, dat hy , zynde gekoomen vérre booven het
iEquilibre. gewéft van zyn èeevenwicht, gerraodzaakt zoude weezen om weeder-
om na dit Geftarnte toe te moeten keeren, mét eeven die zélve maate van
fezwinde fnélheid, daar hy meede van de Zon was afgegaan, cn zich op
et nieuws daar wecder in te dompelen. En, indien deeze Kloot licht
fenoeg is, ora in z^-n loop tót aan de wég van Mars óf Jupiter toe te
unnen geraaken, óf ook wél vérder, en dat zulks ook op zodaanig
eene wyze komt re gefchieden, dat de Straalen van de Zon, die hém
iHemi- ontmoeten, terwyle hy door het i half-rond heene gaat daar de Aard-
fphere. kloot in is, weedcr na ons toe kunnen geboogen wérden j zo is het open-
\ Globe, baar, dat deeze zélve k Kloot in zulk een geval een boog van een heele
groote Cirkel aan den Heemel zal fchynen te befchryven , óf altyd ten
minften ecnboogvanzullicenJFgt;g««rj die heel na-by aande Cirkelkomt.
Veer-
• Maculx
Solares.
d Materia
fècumli
Elementi.
«Glebc.
ƒ Rapidité
g Matiere
«thetée.
Vat deezjt Kloot vm ten a Damp-gewéfi van rook. omringt x.d moeten wee- ^AtmoJ
zjen.nbsp;fpl»quot;«-
Dewyle nu deeze Kloot, terwyle hy op zulk eene wyze van de Zon
afwykt, als vaneen^vuur-oven, niets anders als een brandend lichaam « Fournai.
cn kan weezen, en dat ook, by gevólge, aan alle kanten vol rook isj
20 moet hy ook dierhalven noodzaakelyk als omringt weezen van een
zeeker Dampgewéft van rook, het wélke, heel veel lichter zynde als
dit rookende hchaam zélve is, het zélve moet koomen tc verlaaten, na
de maate daar meede het daar van komt uit te waaflemen, en voor het
zélve mét eene ten uitterften aanmérkelyk f heene te gaan.nbsp;ucTancer.
Een en-veertigfte L i d.
Dat deeze Kloot zich moet vertoonen in het midden van een z.eekere d hair- d Chevcl«-
achtigeveezeligheid, en mét een ftaart van licht.
En, dewyle Straalen der Zonne niet alléén deeze geheele Kloot en
moeten verlichten, maar zélfs ook alle dc rook die hém vergezelfchapti
zo zal hy ons voor moeten koomen onder de gedaante vaneen btar, m
het midden van eene hair-achtige veezeligheid, en met een ftaart van
hcht, dat gericht moet zyn, ten naaften by vlak teegen overdeZ-on.
Twee-en-veertigfte L i d.
Dat deeze Itaart éf groot óf kleinkan Jchynente weezen, en nit wat reede.
Deeze ftaart nu kan óf groot óf klein fchynen te weezen, na dat dit
rookende lichaam zélfs groot óf klein is , en in ftaat om veel of wei-
nig rook te kunnen uitleeveren} ook zal ze zich als zodaanig aan ons
koomente vertoonen, nadatze heel na-bv,nbsp;^^f' ^ .ObliquitC.
meede, nadatzemét heel weinig, óf veel c fchuinsheid van ons werd
gezien.
Lid.
Dric-cn-veertigfte
iVat'er aan deeze zélve ï Kloot d zal moeten gebeuren , wanneer hy dch op /Globe.
zodaanig eene wyze van de Zon afkamt te verwyderen, dat wy hem daar
doorvoor een geruimen tyd uit het gezicht verliezen.
By-aldien nu deeze Kloot zich op zodaanig eene wyze van de Zon af
komt te verwyderen, datwy hém daar door voor een geruimen tyd uit
het gezicht verliezen, zo moet hyons échter, op zynetcrugge-kora-
«Pheno- fte na de Zon toe,. ten mapn-by éém en dezJlve a verfchynjfelen weeder-
menes. ^ om vertoonen, die hy ons te voore reeds al vertoont hadde , terwyle
b obfcrvé. J^y ygjj (Jg 2jon afging: want, hébbende te vooren^ wél aangemérlït,
dat den Oven van een Glas-huis, dié men van zélfs-liet uitgaan, na allé
de lucht-gaaten en openingen wél ter deege dicht toe-geftópt te héb-
ben, mêêr als één geheele maand tyds van nooden hadde, voor-en-al-
êêr hy zyne hitte t'eenemaal konde kwyt geraaken, gelyk als wy nu
reeds al aangeweezen hébben; (bezie het zeevende Liddes achtfien Hoofd-
deels) zo.geloove ik ook, dat men mét genoegzaame kracht van reede heel
wél kan, en mag befluiten, dat deeze zélve c Kloot, ten opzichte van
deszélfs wonderbaare grootheid, niet alléén zyn grootfte hitte wél kan-
behouden, geduurende den tyd van zommige maanden, maar zélfs ook.
wél, veele jaaren, achter malkandere.
Vier-en-veertigfte L i ts.
Dat deeze Kloot ons^ op zyne te rugge-komfle na de Zon toe , ten naaften-by,
ééne en dezélve d verfchynjfelen weederom moet vertoonen , die hy ons te ~
voore reeds -al vertoont hadde-, terwyle hy van de Zon afging: maar éeh-
ter niet t'eenemaal dezélve verfchynjfelen, en uit wat reede.
Ik zégge, dat deeze Kloot ons échter, op zyne te rugge-komfte na
de Zon toe. Jen naaften-by ééne en dezélve verfchynffelen weederom moet
vertoonen ,, die hy ons te voore reed.s al vertoont hadde, terwyle hy van
de Zon af ging; dewyle hy métter tyd heel veel van zynevoorigehit-
te moet verliezen, en, bygevólge, ook veel minder rook uit-leeveren, .
Ê Chevelu- om zyncfhair-achtige veezeligheid en ftaart te fórmeeren, t'en zy dat
ïc.nbsp;hy uittermaaten ftérk/ ontftooken is geweeft , terwyle hy vande Zon .
/Enflam- afging, alsmeede, dat deeze vlamme t'eenemaal was uitgebluft , op
zyne te rugge-komfte na de Zón toe: .want j in dit laatfte geval, zou-
de deszélfs rook noodzaakelyk veel overvloediger moeten weezen, als
ze op die tyd was , doen hy nóch t'eenemaal brandende was, en datgt;
deszélfs vlamme ook , by-gevólge , heel veel van zyn rook kwam te.:
verliezen.
gPaflir.
4 Globe.
Vyf-en-veertigfte L i d.v
Dat men deeze Kloot op veele onderfcheidene manieren den Aardkloot kan zien
g voorby-gaan.
By-aldicn nu deeze h Kloot, terwyle hy van de Zon af gaat, récht
teegen over zulke Heemel-teekenen den Aardkloot komt voorby-te-
;aan, die hy nóch ééns moet door-loopen, zo moet hy zich noodzaake-
yk aan ons fehynente beweegen, vlak teegen de órde deezer HeemeL
$cekens aan5. het réchte teegendeel nu zal moeten gebeuren, zo wan^
«Globe.
lt;JPheno-.
sneues.
neer hy zyn wégkomt te neemen, tuflchen de Aardkloot en deeze tee^
kens heene, die hy nu reeds al doorgeloopen heeft, gelyk als men zulks
heel klaar indeneevensftaande Fi-
guUre zien k-ah , alwaar S C de wég
van de Kloot verbeeld ; F G K de
Aardkloots wég, en S het lichaam
dér Zonne : want, by-aldien de
Aardkloot in L is, wanneer deeze
Kloot langs de wég S C komt hee-
ne tc gaan, zo zal hy zich aan ons
moeten vertoonen, als voortgaan-
de, récht teegen de órde der Hee-
mel-teekenen aan; het réchte tee-
gendeel nu zal men moeten zien,
zo wannéér hy deeze zélve wég S C
komt té neemen, als de Aardkloot
in G is. Weederom zal het réch-
te teegendeel aan deeze kloot moe-
tén voorvallen , wanneer hy wee-
derom na de Zon toe gaat: want, by-aldien'de Aardkloot alsdan, by
voorbeeld, • in G is, zO wanneer deeze Kloot langs de wég P S te rugge
keert, zo zal hy zich aan ons vertoonen , als reegel-récht teegen dc
órde der Heemel-teekenen aangaande j en hy zal zich, als vólgens de
órde der Heemei-teekens voort-gaande, aan ons vertoonen , zo wan-
neer hy deeze zélve wég komt te neemen, als de Aardkloot van H af-
naar K toegaat.
Zés-cn-veertigfte L i d.quot;
Dat deeze zélve a Kloot eindelykjiveeder na de Zon toe moet keeren , en uit « Globe.
wat reede.
Het zal ons nu, mynés bedunkens', nietheelmoeijelyk mêêr vallen,
om wél te kunnen begrypen, (datdeeze zélve Kloot eindelyk eens wee-
der na de Zon toe zal moeten keeren, niet alléén mét die zélve maate
van fnélheid , die hy nu reeds al hadde wanneer hy daar van uitging,
maar, dat hy zélfs wecder na de Zon zal moeten tockeeren, met een
zeekere maate van fnélheid die nóch veel grooter is, nadien hy zoveelnbsp;,
tc b zwaarwichtiger moet wérden, als hy zyn rook vérder komt uit te
■wérpen, waar door hy zich ook eindelyk, bygevólge, weeder t'eene-
maal in dit Gefl;arnte zal moeten indompelen, dat hém in ecn zeer korten ^
tyd t'eenemaal zal koomen te verteeren, om daar weederom c ZonnC- f^i^fgj^
vlakken van te maaken,- en rook, op deszélfs d, Oppervlakte j óf, die jsurface-
A a 3nbsp;to
-ocr page 218-hémook wél'weeder, geheel en al ontfteeken, en brandende als van te
voore, wég zal wérpen, inde lucht die hém omringt, om ons nóch-
maals daar door ontrolt ééne en dezéive verfchynflelen weeder te doen
zien.
Dm het zomtyds wél kan gebeuren, d^e deezje Klott niets anders dszjn rooi,
amons en k^mttevertionen.
By-aldien nu deeze Kloot, terwyle hy uitde Zon uitgaat, zyn wég
komt te neemen , ten naaften by
ontrént die plaatze, daar zich de
Aardkloot alsdan bevint te weezen,
cn dat deszélfs rook, die voor hém
heene moet gaan, zich van de ftraa-
len der Zonne al heeft ontflaagen,
terwyle dat de kloot zélfs daar nóch
t'eenemaal is ingezonken ; zo zal
deeze rook aan ons moeten voor-
koomen, als een licht, dat eeven
( Horifon. booven de b Kimmen légd. En,
zo wanneer het lichaam van deeze
«Pefant. Kloot al te c zwaarwichtig was,
om tót zodaanig eene hoogte toe te
kunnen opklimmen,als'er noodzaa-
kelyk vereifcht wierd om zélfs te
voorfchyn te konnen koomen, zo
zoude men in zulk een geval niets anders te zien kunnen krygen, als alléén
dit hcht, eevea booven op de Kimmen léggende.
Acht-en-veertigfte Lid.
Dat het ook wél zoude kunnen gebeuren, dat deeze zélve Kloot zyn roeke'érfi
's mórgens, en daarna 's avonds kwam te vertoonen, voor-en-al-éér dathy
zélfs te voorfchyn kwam.
je i Dt ci Indien nu deeze Kloot, terwyle hy uit de Zon uitbaat, zyn wég
''' ' kwam te neemen, na een zeekeren oort der d Zonne-wég toe, daarde
Aardkloot na toegaat, en dat hy uit de Zon uitging , om, by voor-
beeld, langs de lyn SC heene tc gaan , terwyle dat de Aardkloot in
L is; zo zoude het wél kunnen gebeuren, dat deszélfs rook zich éérft
'smórgens, cn, eenigen tyd daar na, 's avonds kwam tc vertoonen,
voor-en-al-éêr dat hy zélfs ééns te voorfchyn kwam.
nPlieno'
Btcnei.
Datdeezje zJlv»r9ek_9ok.wél te veorfchjnzjoudekttnnenkoomtn mêtee»dmjfer~
éckige ftreep in het midden, als meede, dat deeze nok, zJeh eek. wél kgtH
vertoonen onder de gedaante van een ftaart eener Zwaaluwe,
By-aldicn, in dc Rook-colomme, die ftreep, wélice in het midden
is, heel zwart, dik, en machtig genoeg is , om alle , óf de meefte
Zonnc-ftraalen, die daar op vallen, te kunnen verdooven , zo zoude
men deeze zélve rook kunnen befchouwen , mét een duifter-achtige
ftreep in het midden j dit zélve zoude insgelyks ook nóch wél kunnen
veroorzaakt wérden, door de fchaduwe van de Kloot zélve, diedaar
dwars door heene moet gaan. En, zo wanneer het midden van deeze
Rook-colomme zo zeer mét zwaare rook niet bekaden en was, als des-
zélfs uitterfte zyden aan alle beide de kanten zyn, en wél voornaament-
lyk ontrént de plaats daar ze komt te eindigen, zo zoude zich deeze roolS
ook wél kunnen vertoonen , onder de gedaante van een ftaart eenet
Zwaaluwe.
Vyftigfte Lid.
Dat deeze Kloet de a Zonne-wég moet fchynen te fnyden.nbsp;«Ecdipticaw
Zo wanneer nu deeze Kloot uit de Zon kwam uit te gaan, door een
zeekere oort heene, die eenigfins van de vlakte der Zonne-wég (plande
i'Eccliptique) was afgeleegen, en, indien hy kwam op te klimmen tót
aan de Aardkloots wég toe, óf nóch hooger , zo zoude het eindelyk
niet kunnen miflen, óf hy zoude in die zélve vlakte niet alléén ook moe-
ten koomen, door dien het eeven daar ter plaatfe is, alwaar wél de mee-
fte beweeginge wérd gevonden, maar het zoude zélfs geenfins miflen
konnen, óf hy zoude dwars door deeze geheele h vlakte der Zonne-wcg
moeten heene geraaken, en, bygevólge, zoude hy daar na deeze zélve
Zonne-wég (Eccliptiea) mcêr ófmin e fchuins moeten fchynen te fny-
den, na dat hyuit een oort van daan kwam, die minder óf vérder van
deeze vlakte der Zonne-wég was afgeleegen , als meede , na dat de
d onderlcheide ftand des Aardkloots was, ten opzichte van de e door-
gang deezes Kloots, dwars door deeze vlakte der Zonne-wég heene.
JPlan dè
1'Eccliptp.
quc.
cObli-
quemmcnrr
iPofitioiv
divetfe.
* PaiTage.
Een-en-vyftigfte Lid.
Dat deeze zéhe Kloot een kromme lyn zal moeten befchryven, wélkeuit drie^
derhande onderfcheidene beweegingen is f te zaamen gezét.nbsp;/Compoif.
Dewyle nu deeze Kloot insgelyks ook dwars door deeze geheele It^fg®quot;quot;®
^ Luchifche ftóffe komt heene tc gaan, -«'élKers kracht dc h Dwaal- ^ pijmettca
ftérrendoct beweegen en omdraaijen, van het W éften af naar het Oo-
ften toe, door de over-fnélle beweeginge , die de ftraalen der Zonne
daar aan koomen in te drukken, zo zal deeze zélve Kloot noodzaakelyk
een kromme lyn moeten befchryven, wélke te zaamen zal gezét wee-
zen, uit die beweeginge, door wélke hy naadert óf afwykt / van,-óf
aan hetMiddelpunt der zonne, uit die beweeginge, door wélke hy
de vlakte der Zonne-wég {flande VEccUptique) mzdtrt-y en eindelyk,
uit de beweeginge der b Luchtfche ftóffe, door wélke hy zyn wég komt
heene te neemen.
Twee-en-vyftigfte Lid.
Dat de rook. deezer Kloot van de c teegen-fiélUnge der Zenne moet fchjmn
d af te wjken, en waarom.
Alzo nu de rook van deeze Kloot mét eene veel grooter maate van
fnélheid opwaards trékt, als de Kloot zélve wel doet, en dat ze ook,
by gevólge, heel veel minder tyds in een ftóffe kan blyven, die mach-
tig genoeg is om haar mét een zeekere maate van fnélheid van het Wé-
ften af naar het Ooften toe te kunnen voeren, en haar vandaar vérder
voort te ftouwen nade vlakte der t Zonne-wég toe; zo zal deezezélve
rook zich.aan ons gezicht moeten vertoonen , als , van de ƒ teegen-
ftéllinge der Zonne afwykende, na dien oort toe , daar deeze Kloot
yan daan komt, by-aldien het oog buiten de vlakte van deszélfs wég
is, ja zélfs zal ze zich alsdan een weinig fchynen om te krom men; ook
moet ze zich aan ons gezicht vertoonen, als zo veel te vérder van de
teegenftand der Zonne g afwykende , als het oog des aanfchouwers
meerder reegel-récht teegen deeze h vlakte der Zonne-wég over ftaat.
Drie-en-vyftigfte L i d.
Dat de i bólle zyde van deeze rook. zich aan ons mét eene veel grooter leevenim
digheid moet vertoonen, als de k hólle zyde deszélfs, en uit wat reede.
En, door dien zich altyd eene meerder meenigte van rook aan dc
/ bólle zyde deezer m kromte moet vertoonen , als aan de hólle zyde
deszélfs, zozalmenook, door die zélve reede, dc bólle zyde deszélfs
méteene veel grooter leevendigheid en onderfcheid moeten en kunnen
zien, als de « hólle zyde.
Vier-en-vyftigfte L i d.
Dat men deeze o Kloot mét een zo veel te grooter en leevendiger licht zal aan-
schouwen, ais hy zélfs naader aan de Zon is.
Dewyle nu deeze zélve Kloot zp voornaamife lick vun de Zon ont'
fangt.
a Centre.
t Matiere
Ethere'c.
tOppofi-
tion.
d Decliner,
«Plan dc
l'Eïclipti-
que.
/OppoP-
tioii.
gDccIinant.
«Plan de
I'Ecclepti-
que.
»■ Coijycxe.
it Concave.
l Convexe.
m Courbu-
re.
q Concave.
«Globe.
fangt, zo moet hy ook met een zo veel te hélderder licht van ons aan-
fchouwt werden, alshyzelfs naader aan de Zon is, fchoon dathy nooit
cn kan nóch mae te voorfchyn koomen, mét een licht, dat zo leeven-
dig is, en zo wélbepaalt, als het licht der .ïD waal-ftérren is, doordien quot;P'ancHcsr
dat'er onvermydelyk een over-groote meenigte van Zonnc-ftraalen moet
verflonden en wég-gerukt wérden, door de rook die hém allenthalven
omringt.
Ik zégge, dat hy zynvotrnaamfle Ucht van ie Zon ontfangt, doordien
hy, by-aldien hy in eenig deel van zyn eige lichaam ontvonkt en bran-
dende is, van zyn eige vier , dat in hém is, een weinig zal moeten
verlicht wérden , zo wél als de rook die hém van alle kanten om-
ringt.
Vyf-en-vyftigfte L r d.
Op wat wyze deeze Kloot zomtyds ool^ wél kan fchynen b Jlil te flaan , en
ookc te rugge te gaan.
Wy hébben nu reeds al gezien,
op wat voor eene wyze deeze
Kloot, geduurende deszélfs op-
waards khmmen langs de lyn SC,
terw7l dat de Aardkloot in G is,
kan lehynen voort te gaan vólgens
de órde der Heemei-teekens {bezie
het vyf en-veertigfle lid deezes Hoofd,
deels) mazr, wanneer het nu komt
te gebeuren, dat deszelfs bewee-
ginge , van F af naar C toe, cn
de beweeginge des aardkloots, van
Gaf naar H toe , malkandere heel
nét kwaamen te eevenaaren, ten
opzichte van den aanfchouwer,
... .nbsp;..... zo zal deeze zélve Kloot fchynen
ftil te ftaan; en vervolgends zal hy ook te rugge fchynen te gaan, zo
wanneer hy met genoeg van F af naar G toe naadert, terwyle de Aard-
kloot van G af naar H toe gaat, óf ook wél, by-aldien hy, teneinde
van zyn loop gekoomen zynde, langs de lyn PC weeder na de Zon toe
keert, terwyle dat de Aardkloot zé fs voortgaat, van H af, naar K
toe.
I Station-
naite.
f Retro»
gtade.
Insgelyks kan het ook op veele onderfcheidene wyzen en manieren
gefchieden, dat deeze Kloot aan ons gezicht kan fchynen toe-óf af-te-
neemen , ^^ ftil te ftaan óf f te rugge te gaan, het geene een ieder, mét
een weineg aandacht en opmérkinge , zélfs heel gemakkelyk kan ge-
d Starion-
iiaire.
t Retro,
gradc.
Bb
Zés-
-ocr page 222-Uat deeze zihe a Kloet zich ook k^n deen xienengewAOf wérden, AmdU
bedénkslyke oorden óf plaatfen van den geheelen Heemel, en zonder eenige
de alderminfte gereegelde órde óf beweeginge.
Eindelyk; dewyle deeze Kloot, na de zyde des Aardkloots toe, na
het Ooften óf na het Weften, na het Zuiden óf na het Noorden, enz.
kan gaan, zo kan hy zich ook, bygevólge, doen zien en gewaar wér-
den, aan alle bedénkelykt oorden óf plaatzen van den geheelen Hee-
mel j hy kan fchynen, dan, dwars door Me Zonne-wég, en dan wec-
der, door c de Eevenaars-kring heene te gaan;, daarna weeder, door
hetZuider, en dan, dooj; het Noorder As-punt des waerèlds door tc
gaan, enz. En, alzo hy ook zyn wég kan neemen, wat dichter aan
den Aardkloot, óf, waf vérder daar van af j nadien hy onderfcheidene
e trappen van zwaarwichtigheid kan hébben , en , by gevólge , mét
wat meerder óf minder fnélheid voert kan gaan, en zich ook wat meer-
der óf minder van de Zon af kan vcrwyderen; dewyle hy insgelyks ook
wat mêêr óf min van de Aardkloot kan afgeleegen weezen , zo wan-
neer hy op de plaats van zyn f eeven-wicht is, daar hy mét de alder-
grootfte fnélheid van allen na toe moet gaan, eeven gelyk als een
g flinger mét de grootfte fnélheid die hém moogelyk is na die plaats
toegaat, daar hy zyn ruft moet vinden j zo kan hy ook, bygevólge,
een groot óf klein gedeelte van den Heemel fchynen door te loopen j
mét heel veel, óf heel weinig fnélheid in het begin zyner vcrfchyningc
fchynen voort te gaan, en heel langzaam, op hetemdcvan zyn loop-,
baan, als meede, het réchte tegendeel van dit alles, enz.
Zeeven-en-vyftigfte L i D.
Dat het onmoogelyk,is, em de tydderverfchyninge van deeze Kleot, enz. heel
nét aan te kunnen wyzen.
Ten laatften i uit alle het geene , dat tót nóch toe van ons is ter nee-
der geftélt, {vanhet neegen-en-dértigfte Lid deezes Hoofd-deels af, tót nu
toe) blykt middag-klaar , dat men geen zeekere nóch ontwyftelbaare
Reegel altoos vaft en kan ftéllen, aangaande de tyd der verichyninge
van deeze Kloot; nóch ook, aangaande de grootheid van dat deel des
Hcemels, het geene hy door moet loopen; als meede niet, aangaande
de lang-duurigheid van deszélfs vcrfchyningc; gelyk ook niet, noopen-
de de fchynbaare grootheid van deszelfs lichaam óf ftaart j insgelyks
meede niet, ten opzichte van dat gedeelte des Heemels ,„daar hy quot;het
eerfte te voorfchyn moet koomen; wanneer men daar alléén van uitzon-
dert, dat hy veel êêr in dat h Half-rond moet tc voorfchyn koomen,
daaj'
É! Globe,
JEccliptica.
e .Equator.
d Polus.
e Degrez de
pcfaiiceur.
/Equilibre.
I Pendule.
l Hemi-
^lacie.
daar dc Zon in is, als in het andere Half-rond, dewyle hvzA^noorfpron
geheel-en-al uit de zon heeft, enz.
Acht-en-vyftigfte Lid.
Dat mm wél zéggen, en mét goede reede vafl-Jtéllen kan , dat deeze Kloot
niets anders en is , óf zyn en kan , als een a. Staart-Jlar, en uit wat reede. aCotatic.
Comcte.
Dewyle nu de meefte geloofwaardige Hiftorie-fchryvers, die éénig
_ ;wag hebben gemaakt vande b verfchyningen der Staart-ftarren, by-
na nergens anders van hébben gefprooken, als eeven van zulke óf
diergelyke verfchynflelen, wélke aan zulk een c Kloot kunnen overkoo- ^lobc.
men, daar wy nu zo aanftonds de befchryvinge van hébben ter needcr
geftélt} zo fchynt het my toe, dat ik wél vrymoediglyk mag zéggen, en ^
mét genoegzaame goede reede vaft-ftéllen, dat een d Staart-ftar niets
anders waarlyk en is, óf zyn en kan, als zodaanig een Kloot, die geheel-
cn-al brandendeen rookende, uit de Zon te voorfchyn komt.
Neegen-en-vyftigfte Lid.
Dat het geenfins onmoogelyk en is , date het binnenfte deel van een Staart- lt;Noy»iï.
jlar zo veel rook,wél kan uitleeveren, als'er van noode is om deszélfsfiaart
te fórmeeren.
Men kan my ook hier ter plaatze mét geen genoegzaame reede tee-
gen-wérpen, dat het onmoogelyk is, datdeeze ƒ Kloot, datis, het/Globe,
ichaam óf^ het binnenfte deel zélve van h een Staart-ftar , zo groot
een meenigte van rook zoude kunnen uit-leevcren, als'er wél vannoodc
zyn zoude, om een ftaart te voorfchyn te doen koomen, die mêêr als
het zésde deel van den geheelen Heemei zoude beflaan, gelyk als de
ftaart is geweeft van die Star, wélke zich in hetjaar i 680 heeft laaten
zien: want, by-aldien'er van ecn kleene hoop hooi óf ftroo, datmen
in de brand ft^eekt, eene wonderlyke groote meenigte van rook kan uit-
gaan i als meede, dewyle men deeze zélve rook voor zyne oogen zich ziet
op-héfFcn, wél vérre van deszélfs oorfprong af, gelyk als de middag-
Idaare érvaarentheid ons zulks daagelyks doet zien, en wél voornaame-
lyk, zo wanneer'er geen vlam by en is om deeze rook eenigfins te ver-
teeren; hóeover-groot, ja on-noemelyk eene meenigte van rook zal
der dan niet wél moeten óf kunnen uitgaan, uit een gloeijende en fmeu-
lende Kloot, wélke, moogelyk, veel grooter is als onze geheele Aard-
kloot, gelyk wyzo aanftonds geftélt en aangeweezen hébben, en wel
voornaamentlyk, by-aldien deeze Rook-colomme een weinig dicht aan
onzen Aardkloot is, en dat wy die daar-en-booven maar mét eene heel
kleene i fchuinsheid koomen te befchouwen.nbsp;'
itc.
Bb 2
Zéftig-
-ocr page 224-Zéftigfte L i d.
#Com«e^ ^nbsp;van Ariftotelés en Dei Cartes, aangaande de b Staart-ftar-
if Exhala-
tions,
rf Region
derail.
/Vortex.
Z Diftance.
i Revenu.
i^Philofo-
phi.
Ariftotelés en Des Cartes hébben élkmeiningen en ftéUingen gehad
aangaande de amp;aart-ftarren , die t'eenemaal van malkandere verfchei-
den zyn, ja die zélfs niets gemeens mét élkanderen en hébben : want
de eerfte, voorgeevende, datze nietsanders en zyn, als c op-dampin-
gen van den Aardkloot, wélke in het hoogfte d gewéft der lucht kpo-
men aangeftooken te wérden, het geene hy daar-en-booven nóch heel
veel laager geloofde en ftélde te weezen, als de Maan is, plaatft de
Staart-ftarren altyd in dat zélve gewéft. De laatfte in teegendeel
voorgeevende dat de Staart-ftarren waarachtige vafte Starren zyn'
wélice, na datze mét een vafte korft óf fchorlTe zyn omvangen gewor-
den, en, in gevóige van dien, uit haare voorige plaatzen verdreeven
wérdende, door de naaft-by-geleegene Stérren , uit de ééne /Draai-
kring in de andere overgaan , komt daar door deeze zélve Staart-ftar-
ren op eene zo uittermaaten onmeetelyk vérren^ afftand van ons af te
plaatlcn, dat is, ter halver weege, tuflchen onzen Aardkloot en een
vafte Star m, wanneer ze nóch al zichtbaar zyn en blyven, dat hv daar
door zyne memmge en ftéllinge op het minfte al immers zo weinig waar-
fchynelyk maakt, als dc eerfte gedaan heeft.
Een-en-zéftigfte L i 0.
h Opinion. Datmenhierter plaatze de moeite nieteens zal neemen, om de h minoevan
fnjfoteles te weederléggen , dewyle genoegz.aam de geheele waereld (der
heden van oefienmge) van deeze ftéllinge heel wél i aeneezen a.-, maar
dat men tn teegendeel de ftéllinge van Des,Cartes zal trachten te weederléa-
gen , door dten het meefle gedeelte der heedensdaagfche k mseééren deeze Él.
Itnge aanneemt en toegaat.nbsp;^^ . ■gt;
Men is teegenwoordig in 't gemeen zo wél van deeze ftéllinge v^n
Ariftotelés geneezen, dat het genoegzaam onnoodig, en verloore moe quot;
vLToïm'/^nbsp;ongegrondheiddlèzer mérningeSt
veelomme-zmaivanwoordentewillenaanwyzeni maar, mét deftél-
hnge van Des Cartes, aangaande de Staart-ft^en, enis het geenfins zo
feT^ heelveelelicdenvan oeff-eningc; zynnutefgen^
d.gnochvanzyn gevoelen, mdeezezaak, enhoudenhet, rSétallede
crachtvan hunne reede. ftoandé, hetzal dandierhalven, onzSS-
D E VKZl C HT-K U N-D E.
Twee-cn-zéftigfte Lid.
X Ondervindinge f we'lke ons doet zien, dat h een voorwerp, het geene « Expericn-
mad vérder vande Zon is afgeleegen alswy zélfs zyn , noch échter:^ óf ^oo cc.
mad méér deorde Zm verlicht wérd, als dit zéive voorwérp verlicht zoh- ^Obfjcd.
de wérden, door die de Starren gezaamentlyk,, op eene uittermaaten hélde
re en St^rre-lichte naeht.
Hebt dan een kaamer, wélke heel vlak opde Zon ftaat, cn die ook
mét ééne zo dicht over-al is toegeflooten, dat'er geen licht altoos en kan
indringen, als alléén door ééne heel kleene openinge, wélke niet mêêr
als één tiende deel van één lyn c Middellyns heeft: datis , die zo klein
is, dat men'er maar ter naauwer nood een hairtje zoude kunnen deur-
fteeken. Dit dan zo zynde , zo ontfangt, op d eene platte Opper-
vlakte, het licht der Zonne, dat door dit gaatje heene fchynt,, op eene
e afftand van tien voeten van deeze openinge af; ófliever , het geene , Diftance.
één en het zélve is, op eene afftand van 14400 tiende deelen van een lyn,
wélke te zaamen nét tien voeten uitmaaken; en gy zult bevinden, dat
de plaats, op wélke de ƒ volle verlichtinge valt, moogelyk ten minften
nóch wél 3 óf 400 maal mêêr door de zon verlicht zal weezen, als ee-
ven die zélve plaats, op eene uittermaaten héldere en Stérre-lichte nacht,
door alle de Stérren te zaamen mét malkandere verlicht zoude wérden.
En nóchtans is deeze plaats ondertuffchen niet mêcr van de zon ver-
licht, als óf hy daar 13 4i maal vérder van wasafgeleegen, alshyinder
daad en waarheyd wel is.
Laat, byvoorbeeld, {inde omftaande Figuur) C D de openinge van
deeze kaamer weezen, wélke maar één tiende deel van. één lyn groot is;
en laat L Méene g platte Oppervlakte zyn , op wélke men reegel-
récht het licht der zonne komt te ontfangen, op eene afftand van 14400
tiende deelen van een lyn, van de openinge CD af, waar door dit licht
komt in te dringen. Dit dan zo zynde, dewylede^ meenigte des lichts,
dat op eene i volle verlichtinge komt vallen, wanneer men dat reegel-
récht op eene platte Oppervlakte ontfangt, is , tót de meenigte des
lichts, die op een ieder punt van eene andere volle verlichtinge komt
vallen, in eene /t dubbe e wêêrkeerige reede haarer afftanden van de
openinge CD; en, dewyle men door de Driehoeks-rcekeninge (Tri-
oonometrie) uitvint, dat het punt der volle verlichtinge, {Illumination
quot;entiere) het wélke juift door de geheele zonne wérd verlicht, van de ope-
ninge CD af is geleegen , ontrént 107 maal de geheele l Middellyn
deezer openinge, zo is het immers m openbaar, dat een ieder punt der
volle verlichtinge, dat van de openinge C D 14400 tiende deelen van een
lyn is afgeleegen, niet mêêr verlicht en zal kunnen weezen , als door
ontrént het iSo^ofte gedeelte van de zon: datis, eeven als .óf het daar
Bb 3nbsp;m
«D;amct:c.
./Surface
place.
f Illumina-
tion emie-
re.
g Surfacc
place.
li Quantitc'.
j Illumiua^
tion entie-
re.
k Raribti
doublce
reciproque
delcurs
diftances.
/ Diameter,
m Evidcn-j
maal vérder van was afgeleegen, als het in der daad cn WJörheiJ
wel X5.
Drie-en-zéftigfte Lid,
Dateenvafte Star, die nóch wél het naafte by ons is, ten minflenwélontrjnt
160Q0 maal vérder van ons moet verwydert weezen, als de Zon van onsk
éifgeleegen.
Dewyle nu een ieder punt deezer verlichtinge nóch wél ten minften 5
óf 400 maal mêêr door de zon verlicht wérd bevonden te weezen, als ee-
ven dat zélve punt, op eene uittermaate héldere en Stérre-lichte nacht,
door alle de Stérren te zaamen mét malkandere verlicht zoude wérden,
en dat'er op het minfte wél 700 Stérren zyn, zo groote als kleinte, be-
halven een by-na on-eindig getal andere, die men aan alle oorden van
den Heemel mét de Véne-kykers ontdékt en gewaar wérd , die ons
alle te zaamen op een héldere en Stérre-lichte nacht vcrHchten; zo kan
mendaaruit, wanneer men dit alles heel wél overweegt, métgenoeg-
zaame kracht van reede wél befluiten en vaft-ftéllen, dat een vafte Star,
die nóch wél het naafte by ons is, ten minften wél ontrént i5ooomaal
vérder van ons moet verwydert weezen als de Zon van ons is afge-
leegen.
Vier-en-zéftigfte L i d,
Hoe men tót deeze uitreekeninge heeft kunnen geraaken, en watmen daar ontrént-
al heeft moeien onderftéllen.
In het maaken van deeze uitreekeninge hébbe ik dan onderftélt, dat
alle de vafte Starren niet alléén van dezélve aart en natuure lyn, als de
zon is, maar zélfs ook, dat ze alle van ééne en dezelve grootheid met
de Zon zyn: want, dewyle men groot ohgelyk zoude hébben, mét te
willen a voorwénden , dat deeze onze Zon juift de grootfte óf de klein- «Prctcndte;
fte van alle de vafte Starren zoude moeten weezen, alsmeede, dewyle
het veel reedelyker is , te gelooven en te ftéllen , dat'er zo wel vafte
Starren aan den Heemel ftaat), die grooter zyn als dc Zon, als'er Star-
ren zyn die kleinder als de Zon zyn, zo hébbe ik , mynes erachtcns,
mét heele goede reede, moogen en kunnen onderftelkn, dat ze alle, ten
opziéhtc van deeze te maakene uitreekemnge, van eene en dezelve groot-
heid waaren, als de Zon is.nbsp;.nbsp;j ,
Dit dan zo onderftélt zynde, zo kan men verders welzeggen, dat er
twaalf vafte Starren zyn, die men wél Starren van de eerfte grootheid
kan noemen, waar vande b Draai-kringen aan die van de Zon koomen b Vonices;
te raaken: Dat deeze n Starren weeder van 48 andere Starren c wér- rBomei,
bepaalt, wélke men de naam van Starren van, de tweede grootheid wél
•nbsp;kan
Ican geeven i dat deeze 48 Starren nóchmaals door 108 Starren werden
omvangen, die men Starren van de dérde grootheid kan noemen j dat
deeze 108 Starren al weederom door ijn andere wérden bepaalt, die
de naam kunnen voeren, van Starren van de vierde grootheid j dat dee-
ze 15)2 Starren insgelyks al weeder door 3 00 andere Starren wérden om-
vangen, die de naam van Starren van de vyfde grootheid kunnen voe-
ren j dat deeze 300 nóchmaal door 432 andere wérden omringt, die
de naam van Starren vande zésde grootheid mét reede kunnen draagenj
en dat eindelyk deeze 432 Starren door 588 andere Starren omvangen
wérden, die men de naam wél mag geeven , van Starren van de zee-
vende grootheid. En, dewyle eenieder deezer ryen (rangs) den Aard-
kloot mét eene eeven-gelyke meenigte van licht zoude moeten verlich-
ten, doordien de vérre-afgeleegentheid vaneen ieder deezer byzonde-
re ryen weeder goet gemaakt en ver-éffent wérd, door het getal der
Starren, daar het uit beftaat j zo is het immers openbaar, dat alle deeze
a ryen van Starren, die te zaamen een getal uitmaaken van 16^6, den
Aardkloot nét eeven zo veel zouden moeten verlichten, als of'er in alles
7 maal 12, datis, 84 Starren, waaren, yan wélke ons alléén de hélft,
datis, 42 Starren, zouden koomen te verlichten, op eene uittermaaten
héldere en Stérre-lichte nacht, door dien het maar alléén de hélft der
Starren is, die te gelyk aan b de Gezicht-einder te voorfchyn komt.
Dewyle nu deeze 42 Starren te zaamen, óf liever 33 Starren, door
■ dien alle de 42 Starren haar licht onmoogelyk niet c lootlyniglyk na de
Aardkloot en zouden kunnen toezenden, dit booven gemélte d voor-
wérp niet mêêr en zouden kunnen verlichten als ontrént 400 maal
minder, als het iSopcfte gedeelte van dc Zon alléén zulks kan doen,
dat is, dewyle een geheele Star dit voorwérp maar iléchts ontrént zo
veel kan verlichten, als het 2 3 gySSooofte gedeelte van de Zon alléén kan
doen, zo kan men daar uit, mét genoegzaame krachtige reede, wél
belluiten, dat een vafte Star,-die nóch wel het naafte by ons is , wél
15452 maal vérder vanonsmoet verwydcrt weezen, als deZonvanons
is algeleegen; dat is, gelyk als de vierkante wortel uit het getal van
238788000, alzo geene ftarren ons vérder en koomen tevedichten, als
e in een wéérkeerige reede der vierkanten van haare afftanden.
Men zoude ook vérders nóch wel onderfcheidene andere middelen kun-
nenbedénken en uitvinden, om mét eene genoegzaame gemakkelyk-
heid en zeekerheid de wonderbaare vérre-afgclecgcntheid der vafte ftar-
ren van onzen Aardkloot tc kunnen onderzoeken, en ook eenigermaa-
ten uit te vinden, zonder zyn toevlucht rót het verfcheel-licht (parallaxis)
te moeten neemen, daar zich de ƒ Stérre- kundige tót nóch toe van bedient
hébben, en zulks alles wél heel ongevoegelyk, onzes érachtens, door
dien het t'eenemaal onmoogelyk is, om ooit, het zy door eenig g Konft-
wérk-tuig, óf iets anders, eenig h verfcheel-licht ter deege te kunnen
uitvinden,nbsp;Vyf-
a Rangs.
lgt; Koriion
c Perpendi
culaire-
niciit,
d Objcd.
r Raifcm
reciproque
desqiiarréz
de leurs
diftances.
ƒ Aftrono-
ini.
jf Inftru-
inent.
4 Parallaxe.
Vyf-en-zéUJgfte L i d.
Dat'er nóch wél onderfcheidene andere middelen zouden zyn, emtótdekénnijje
van de vérre-afgeleegentheid der vafte Starren te kannen geraaken, zender
zyn toevlucht tót hetverfeheel hcht (parallaxis) te moeten neemen.
Om dit dan te doen , zo hebt óf neemt een Vérre-kyker , die de
fl Middellyn van een voorwérp 5oo'maal kan doen vergrooten, en b be-
fpiegelt daar meede één van de vafle Starren, die wel het bélderfte van •
allen in het ooge c flonkerende is, gelyk als, by voorbeeld, de héldere ^obfetvcr:
Star is in de groote Hond: ter naauwer noot zult gy mét deeze Vérre- c Briljant,
kyker deszélfs ronde Ommekring kunnen befchouwen, dat is, datgy «iDifque.
deeze Star niet wél anders , als onder een hoek van één minuit en zult
kunnen zien. Dewyle nu de Zon zyn e Middellyn heeft van 31nbsp;'nbsp;'
fchynbaare grootheid, zo moet ook dierhalven deeze vafte Star noodzaa-
kelyk ontrént i óooomaal vérder van ons afgeleegen weezen,als de Zon is ,
onderftélt zynde, dat hy eeven zo groot is als de Zon: want, by-aldien
hy achtmaal grooter als de Zon was, zo zoude hy ook, by gevóige,
ontrént 32000 maal vérder van ons moeten afftaan , als de Zon doet:
indien hy 27 maal grooter als de Zon was, zo zoude hy 48000 maal
vérder van ons moeten verwydert zyn; en, by-aldien hy 64 maal groo-
ter was als de Zon is, zo zoude hy ook Ö40oomaal vérder van ons moe-
ten afftaan, alsde Zon van ons is verwydert.
Zés-en-zéftigfte L i D.
Dat'er onder de vafte Starren, die men ontdékt, wél zommige zouden kunquot;
nen weezen, die moogelyk éttelyke millioenen maal vérder van ons afftaan,
als de Zon doet.
Uit het geene dat wy tót nóch toe, aangaande deeze zaak, hébben
ter needer geftélt, blykt het middag-klaar, dat'er wél zommige vafte
Starren zyn, onderhetgrootegetal van dic geene, wélke nacn mét het
bloote gezicht alleen kan ontdékken, die moogelyk wél twee-óf
drie-hondert duizent maal vérder van ons aHlaan, als de Zon doet, als
meede, dat'er onder de Starren , die men maar alléén door het behulp
der Vérre-kykers kan gewaar wérden, milTchien wél zommige zouden
kunnen weezen , die moogelyk éttelyke millioenen maal vérder vaa
ons afftaan, als dc Zon van ons is afgeleegen.
Cc
a Onderzoek der onderjtéllinge van Des Cortes, aangaande de b St4art*
ftarren.
Laat ons nu, na datwy alle het booven-verhandelde hébben laaten voor-«
af-gaan, eens weederom.tót de c onderftéllinge van Des Cartes keeren,
aangaande de Staart-Saaren; en laat ons, om deszélfs onraoogelykheid
en ongerymdheid aan te wyzen, die d Staart-ftar eens tót een voorbeeld
f aanneemen, wélkezichopheteinde vanhet jaar ilt;J8oaan,den Heemel
eeft vertoond gehad.
Hy was dan, den ^den Januarij des Jaars ixïSr. in zyn naafte punt,
iperigeum) en hy heeft, van die tyd af, tót deH; dérden óf vierden dag
van Maart toe, wanneer hy t'eenemaal kwam te verdwynen, ontrént
het vierde deel vande geheele e Ommeikringdes Heemels doorgeloopen,
en, by gevólge, vólgens de ftéllinge van deeze ƒ W ysgéer, mêêr als dc
geheele halve-middellyn van onze gantfche^ Draai-kring. Wanneer men.
nu eens onderftélt, datdeeze zélve halve-middellyn 8000 maal grooter is,
als de h halve-middellyn van de jaarlykfche Ommeloop des Aardkloots,
zo zoude deeze Staart-ftar (Comete) in 60 daagen tyds zo doende een
wég afgelégd hébben , die 8000 maal deeze geheele halve-middellyn
zoude te booven gaan, en, bygevólge, in minder als//ƒ minuten tyds,
mêcr wégs, als'er is, van deeze onze Aardkloot af, tót aandeZontoej
het geene waarlyk, indien,het zo was, eene fnélhcid zoude weezen,
die alle bedénkelyke foort van inbeeldingc heel vérre zoude te booven
gaan.
Uaafte punt ) ( Peregaum) Dit wérd, in de Stérre-kunde, gezégd dat punt te
■weezen, het zy clan van de Zon, óf van eenige andere Dwaal-ftarren, {Planettc/)
enz. dat .uit-middel-puntigis, {Exsentrique ) en dat mét eene het naafte is aan
ónzen Aardkloot.
Wanneer men nu,vérders de beweeginge van die i Staart-ftar eens
gaat onderzoeken, wélke zich op het einde van het Jaar 1654 heeft ver-
toond gehad, zo zal men bevinden, dat die zélve Staait-ftar, vólgens
k. Syfteme. deczc zélve onderftéllinge van Des Cartes, ten naaftcn by nóch wél
tweemaal zo veel wegs in één en dezélve tyd heeft moeten afléggen, als
dc Staart-ftar van het Jaar icïSo, enz. gedaan heeft, dat eene alleruit-
terftc fnélheid zoude moeten zyn, die nóch daar-en-booven zo veel te
onbcgrypelyker zoude weezen, door dien deeze l Staart-ftar , teegen
dc órde der Heemel-tcekenen zichtbaarlyk voortgaande , booven dit
alles nóch zoude te overwinnen ^ehad hébben, die nï over-fnélle bewee-
ginge , wélke deeze n Wysgêêr aan de 0 Luchtfche ftófFe toe eigent,
die aan het p uitterfte eindje van een iedere Dr^ai-jki'ing is, zonder ee-,
nige
O Examen
duSyftemc.
h Coraetes.
e Hypothe-
es.
Comete.
»Circuit.
/Philofo-
phe.
g Vortex.
i Demi-
diametre
deTotbc
annuel de la
£crtc.
j Comete.
I Comete.
m Ra pi de,
«Philofo-
phe.
c Matiere
Etherée.
f Excremi
Eindelyk, by-aldien een h Staart-ftar aan het uitterfte einde van onze
Draai-kring algezien konde wérden, ja zélfs ook, nadat hy in een an-
dere c Draai-kring was overgegaan, die naaft by de onze is ; dat is,
na dathy al mêêr als ter halver weege was gekoomen, tuflchen ons en
eenige vafte Star, zo zoude men nóch, mynes bedunkens, genoodzaakt
zyn te zéggen, dat hy zich in dien ftand zoude kunnen laaten zien, zon-
der één éenige Licht-ftraal, om zo te fpreeken, na ons toe te zénden:
want, zo wanneer deeze Staart-ftar ter halver weegen is, tuflchen on-
zen Aardkloot en een vafte Star in, die het naafte daar byis, zo zalhy
door deeze zélve vafte Star aan de eene kant nét zo veel verlicht wérden^
als hy door de Zon aan de andere kant wérd verlicht, onderftélt zynde,
dat de Zon en deeze vafte Star van één en dezélve aart, eigenfchap, en
grootheid zyn, en hy zal alzo door de Zon niet méér verlicht kunnen
wérden , als hy , op deeze onze Aardkloot, van vier vafte Starren
t'eevens verlicht zouden weezen.
«Revolu-
tion.
b Comete^
c Tourbil-
lon.
En, dewyl'er, wanneer men al onderftélt j dat een Staart-ftar 20
grootis, als de geheele Zon, by-na niet mêêr als het 18 54720ooooooofte
deeltje van het kleene licht is , dat gelyk is aan dat licht, het wélke
vier vafte Starren op een héldere nacht na ons zouden toezénden, dat
tót aan ons tóe zoude kunnen reiken, doordien deeze zélve lt;5^ Staart-ftar
dit licht weeder te rugge zoude moeten zénden, na alle de deelen van het
f Half-rond tóe, daar hy zélfs het f Middelpunt van beflaat, en waar
van de g Middellyn 3680000 maal grooter zoude moeten weezen, als
de middellyn der Staart-ftar zélve iSj zo kan men uit dit alles, wanneer
men het mét aandacht en érnft wél overweegt, heel gemakkelyk beflui-
ten, dat dceze h Wysgêêr niet heel wél i gegront is, in alles, dat hy
korat te ftéllen, aangaande de ^Staart-ftarren, en de afftand der zélve
van ons af. En , dewyle'er by-na geen mêêr waarfchynelykheid ge-
vonden en wérd, in alle het geene hy vérders komt vaft te ftéllen, aan-
gaande de / verfchyninge der hair-achtige veezeligheid, en ftaart, enz.
derzélve Staart-ftarren, gelyk als men mét geringe moeite en aandacht
heel wél begrypen kan, mids dat men maar eenige maatige kénnifle
hébbe, van het geene dat de w* Wanftraalinge eigentlyk is óf zéggen
wil, zo dunkt het my onnoodig te weezen, om deeze ftéllingen hier
ter plaatfe mét eenige breeder omme-zwaai van woorden vérder te wee-
derléggen.
i Comete.
« Hemi-
fphere.
/Centre.
^Diamètre.
Philofo-
phe.
» Fonde.
i^Cometes.
/Chevelure.
m Rcfra-
dion.
Acht-i
Acht-en-zéftigftc L i D.
S ObfcrTa- jy^t^gy a WaArneem'mgen van zommige b Staart-ftarren by de Schryvert «vet
die ftófegevende/1 werden, welke a^n^vyzen, dat zommige Staart-ftarren
heel dich) by ons, ja zélfs, beneeden de Maan, zyn geweeft.
De Hiftorie-Sehryvers, die eenig gewag van vcrfchyningen van
Staart-ftarren aan ons hébben na-gelaaten , doen ons eenige verhaalen
van c Waarneemingen , aangaande de Staart-ftarren , uit wélke men
heel gemakkelyk befluiten cn oordeelen kan, dat deeze zélve Staart-
ftarren niet alléén zomtyds wél heel na byons zyn geweeft, maar dat ze
zich, mêêr als éénmaal, zélfs heel vérre beneeden de Maan aan ons hébquot;
ben laaten zien.
Rcgiomontanus is al te^afgeréchtenennaauw-keurigenStarre-kun-
digegeweeft, dat hy niet en zoude verdienen, dat men eenig opzicht
en geloof aan zyne e Waarneemingen zoude geeven. Hy verzee-
kert ons dan, dat hy ontrént de ƒ Staart-ftar, die zichinhet Jaari47j
aan den Heemel vertoonde, g een afwykóf verfcheel-licht^ heeftont-^
dékt van zés geheele graaden groot: waar uit men mét goedereede wél
zoude kunnen befluiten, dat deeze zélve Staart-ftar doenmaals ontrént
zésmaal naader aan onzen Aardkloot is geweeft, als de Maan is; in het
verhandelen van de Hiftorie en de verfchynflelen van deeze Staart-ftar
ïNoyau verhaalt hy ons wyder, dathy, in't eerfte een heele kleine » binnenfte
knoop óf deel hébbende, zich begon te vertoonen, tuffchen de Starren
van de Maagd in, (Virgo) mét eene beweeginge die heel langzaam cn
traag was; dathy daarna, heel fchielyk ^overdaadig groot geworden
zynde, mét zo uittermaate fnéllen beweeginge door het l Noorder As-
punt heene ging, dat hyin de tyd van één dag een Cirkel-boog doorliep,
die ontrént 40 graaden groot was, en dat hy eindelyk, in het teeken van
de Ram, {Aries) zich ftrékkende na de Starren der Viflentae, {Fifces)
te niet ging en verdween.
tipns.
è Comercs,
■f ObfcrTa-
tions.
lt;/Habile.
e Obferva'
tions.
/Comete.
^ Pat .lila-
sis.
» Obfervc.
i^Excedlf.
/PoIeBo'
ical.
Men vint ook zommige Hiftoric-Schryvers, die ons een verhaal van
m Staart-ftarren doen, die booven maate groot, en heel dicht by onzen
Aardkloot zyn geweeft; onder wélke Seneka en Plinius gewag van een
Staart-ftar maaken, die, vólgens de n Waarneemingen die doenmaals
daar over zouden gedaan zyn, in fchynbaare grootheid de geheele Zon.
en Maan zoude 0 geëvenaart hébben; gelyk als ook die Staart-ftar ten na.i-
ftenby gedaan heeft, wélke in het Jaar te voorfchyn kwam, mét
drie heele hélder-flikkerende punten, gelyk als óf het drie onderfchei-
dene brandende plaatfen waaren, in het midden van deszélfs knoop óf
middelfte deel. (Noyau.)
»«Cometes.
n Obfcrva-
iions.
»F-2alé.
Dm het ten uitterg moeijelykjvalt, om de afftand der ^Staart-ftarren van den
Aardkloot mét eenige vereifchte naauwkeurigheid te knnnen afmeeten , z.e
wanneer zje heel veel hooger zyn als de Maan is, en uit wat reede.
Zo wanneer een Staart-ftar heel veel vérder van den Aardkloot is af-
feleegen, als de Maan daar van af is, zo kanmen niet, ats mét deal-
eruitterfte moeijelykheid en fchérpe toe-zicht, deszélis waarachtige
h afftand van den Aardkloot na-fpem-enen leeren kénnen, en wel voor-
naamentlyk , by-aldien een Staart-ftar zich bevint m het geweft der
Dwaal-ftarren {Flanettes) te weezen: want, in zulk een geval, is de
Halve-middellyn des Aardkloots, waart;neede men dec gronden moet
neemen om deeze afftand wél af te meeten, veelte klein, om een goe-
de d gelykmaatige grond daar meede te léggen, tót het afmeeten van
een alftand die zo f uittermaaten groot is; ja deeze geheele Halve-mid-
dellyn des Aardkloots wérd alsdan genoegzaam als ƒ ongevoelig, ten
opzichte van zo onmeetelyk grooten afftand, dewyle deszélfs geheele
afwyk-hoek {angle de varallaxe) genoegzaam als tót niet werd ge-
brachti om nu nóch daar van ftil te fwygen, dat de^ Starre-kundige
Wél zomtyds , uit gebrék van de behoorelyke naauwkeuri^lieid en
fchérpe toe-zicht, die hier ontrént noodzaakelyk vereifcht werd, ge-
heel iets anders als deréchte h afwyk óf het verfcheel-licht koomen te
vindenen aan te teekenen, dat is, dat ze zomtyds hunne eigene mifilaa-
gen en onachtzaamheeden voor af-wykingen óf verfcheel-lichten {pa-
r 'allaxes) koomen te neemen en aan te teekenen.
Zeeventigfte L i d.
Op wat w)z.e men wél het bekivaamfte en gemakkeljkfte daar toe kan ge-
raaken.
Het gemakkelykfte middel nu om het verfcheel-lichtvan een Staart-
ftar wél af te meeten, is, dat één en dezélve onderzoeker (Obfervateur}
dat zoeke uit te vinden, door de veranderinge van zyne at-wykinge
{declinaifon) op onderfcheidene uuren van één en dezélve nacht; ot
ook, door de fchynbaare veranderinge van zyne i réchte opklimmmge,
dat is, door de veranderinge van die opklimminge, wélice aan de be-
weeginge van de Staart-ftar komt voor te vallen, tenopz'chte van deeze
Zelve\Onderzoeker, vólgens de lyn, die récht van het Ooften at na ^^^^
het Wéften toe loopt, tuffchen dc Cirkels der l Starre-kundige uuren./ Aarono-
in; wélke veranderinge ook zo veel te gevoeliger is, als de Staart-ftar miques,
zélve dichter aan onze'n onzen Aardkloot is , en wy zélfs dichter aaa
Cc:!
a ComMc.
b Diftancc.
fBafcs.
d Bafc pro-
portionnée»
f Exccflif.
/Impet-
ccpiiblt.
g Aftrono-
mi.
iParalb,-
xis.
* Jïquator. de * Ecvcnaars-kring zyn } maar deeze tweederhande middelen voór-
onderftéllen altyd^, als een noodzaakelyke zaak , dat de Onderzoeker
zélfs voor-al eene uittermaaten nétte en grondige kénnilTe hébbe vail
a Comete. debyzondere beweeginge der a, Staart-ftar in deszélfs eige Cirkel.
Farallaxn.) Verfcheel-Iidit óf afwyk. De Stéi re-kundige zyn op deeze wyze
gewoon te noemen, die boog van het Uitfpanfel ( Firmament ) der Heemelt, moél-
ke bigreepen it, tuffchen d$ -waarachtige en fchynbaare flaatt van het Gefiarnte dat
men onderzoekt.
Een en-zeevehtigfte L i ïgt;.
l Obferva- Onderfcheidene b Waarneemingen , aangaande de cStaart-flar van het Jaar
I(58o, wélke ons te kénnen geeven, enklaar doen zien, dat deeze Staart-
ftar zyn oorfprong nérgens anders van daan en kon héhhen, als alUén van
de Zon.
Het Zal nu hier ook, onzes bedunkensi, niet heel kwaalyk te pafte
koomen, dat men eens ga d onderzoeken , óf het wél moogelyk is,
dat de Staart-ftarrenhunnen oorfprong érgens anders van daan kunnen
hébben, als alléén van de Zon. Laat ons dan eens tót ons voorbeeld
gaan neemen die Staart-ftar , wélke zich op het uitgaan van het Jaar
i68o aan den Heemei kwam te vertoonen. Op den 22ften December,
ten 4 uuren en 45 minuten 's avonds , wanneer de Aardkloot ontrént
I graad en 49 minuten in de Kreeft (Cancer) was, wierd deeze Staart-
ftar eerft e ontdékt, op 6graaden en minuten in de Steenbok, {Ca.
pricornui) mét 8 graaden en 26 minuten f Y^ooxàex breedte, en mét ee-
ne fchynhaare beweeginge van 2 graaden en 15 Wiinuten op een iedere
dag.
Laat dan, {in de neevensftaande Figuur) A de Zon zyn; B den Aard-
kloot, op i graad en 49 minuten in de Kreeft; {Cancer) laat C het be-
gin van de Kreeft v/eezen; D het begin van de Steenbok; {Capricor-
nus) Laat E een punt zyn, dat G graaden en 33 /»»««ff« in de Steenbok
légd ; Laat B F een onbepaalde réchte lyn weezen in de vlakte der
g Zonne-wég, die h eevenwydig is aan de lyn AE, die getrokken is,
van de Zon af na het punt E toe; en laat eindelyk BP een onbepaalde
réchte lyn weezen , die getrokken is , i reegel-récht op de lyn BFj
en op zodaanig eene wyze, dat ze mét deeze lyn B F een hoek uitmaake
van 8 graaden en z 6 minuten.
Dit^'dan alles zo zynde, zó is het baarblykelyk, dat deeze Staart-
ftar op den 2 2 ften December, 'savonds, ten^urnen en minuten, in
de lyn BP heeft moeten geweeft zyn.
Op dendérdenjanuarij des Jaars i(58i, 's avonds t«n 5 uuren, wan.
neer de Aardkloot ontrént graadenen 6 minuten m de Kreeft {Cancer)
tions
c Comete
t/Exami-
11 tr.
* Obfervé.
/Latitude
Boreale.
^Êcclipti-
ca.
h Parallcle,
I Direüc-
mcnt.
\ Co.nete.
W«, heeft men deczc Staart-ftar , die doenmaals in zyn 4 naafte punt «PerJgeum.
wtó, met ccne icnynbaarc beweeginge van ontrént 41 grattden's daags»
^ondervonden, te weezen, op ontrent graaden tn mimten in i
de Waater-man, {Jquarm) mét graden tmx minuten Noor- cLatitudo '
der breedte.nbsp;boreale. '
'nbsp;tn 6 minuten in de
rrr^ w ' ^ quot;quot;quot;nbsp;pun?weezen , op 18 graaden en. -
5? mmrnn in de Waater-man {Aquarins) laat H l ïen onbepaalde
rcchcc.;
-ocr page 236-. Ecclipti- réchte lyn zyn, hidevkkteder ^Zonne-wég, die ^ ecvcnwyaigis^
C. dc lyn AG, getrokken zynde, van de Zon afna het punt G toej cq.
i Parallde,
laat eindelyk HQ.een onbepaalde réchte lyn weezen, die getrokken
is, c reegel-récht op de lyn H I, en op zodaanig ccne wyze j dat ze
mét deeze zélve lyn Hl een hoekuitmiiéieyzni^ graaden eni^ mimten.
Dit dan alles zo zynde, zo is het middag-klaar, dat deeze zélve Staart-
ftar, opden dérden Januarij desjaars ilt;s8i, 'savonds ten 5 uuren, in
de lyn H Opheeft moeten geweeft zyn.
fDiredc-
ment.
Op den zeevenden Januarij , 's avonds ten (S uuren , wanneer dc-
Aardkloot ontrént iS^rWraeni^ minmn inde Kreeft {Cancer) was,
heeft men deeze a Staart-ftar b ondervonden te weezen , op 8 graaden a
en 12 minuten in de Viffchen , (Pifces) mét 28 graaden en 3 minuten
rNoorder breedte, het geene, op 17 óf 18 minuten na, zyn grootfte
breedte heeft geweeft.nbsp;.
Laat dan a de Aardkloot weezen, op 18 graaden en 13 minuten in de
Kreeft i (Cancer) laat een pnnt zyn, op ^ graaden eniz minuten inde
Viffchen ■, (Pifces) laat a c een onbepaalde réchte lyn weezen in dè
d vlakte der Zonne-wég, die eevenwydig is aan dc lyn A^-, getrok- ^piandc
ken zynde, van de Zon af na het punt b toej en laat eindelyk ao een l'Ecchpu-
onbepaalde réchte lyn zyn, die getrokken is, f reegel-récht op de lyn
en op zodaanig eene wyze, datze mét deeze zélve lyn een hoek
uitmaakevan z% graaden en 3 minuten.
Dit dan zo zynde , zo is het baarblykelyk , dat deeze Staart-ftar,
op den 7den Januarij, 's avonds ten 6 uuren, in de lyn at heeft moe-
ten geweeft zyn.
Op den veertienden Januarij, 's avonds ten 6 uuren en 6 minuten,
wanneer de Aardkloot ontrént op 25 graadenen 22 minuten in de Kreeft
(■Cancer) was, heeft men deeze Staart-ftar ondervonden te weezen,
op 5 graaden en 53 minuten in de Ram, (^ries) mét z6graaden en 28
minuten Noorderbreedte, en mét eene fchynbaare beweeginge van on-
trént 2 graaden en 28 minuten 's daags.
Laat dan N de Aardkloot weezen, op 25 graaden enzz minuten in de
Kreeft} (Cancer) laat L een punt zyn, op 5 graaden en 53 minuten in
de Ram; {Artes) laat N M een onbepaalde réchte lyn weezen, inde
vlakte der Zonne-wég, {Eccliptica) die f eevenwydig is aan de lyn / Paralklc
AL, die getrokken is, van de Zon af na het punt L toe} eri laat ein-
delyk N R een onbepaalde réchte lyn zyn , die getrokken is , g ree-
gel-récht op de lyn N M , en op zodaanig eene wyze, dat ze met
deeze zélve lyn N M een hoek uitmaake van z6 graaden en 28 mf
'^^Dit dan alles zo zynde, zo is het middag-klaar, dat deeze zélve Staart-
ftar op den i4den Januarij, 's avonds ten 6 uuren en 6 minuten m de lyn
NR reeft moetengeweefl zyn.nbsp;„ , ,
Eindelyk heeft men nóch, booven dit alles, fo ondervonden en waar- j obfervé^
genoomen, aangaande deeze zélve » Staart-ftar} Fooreerfl, Dat hy ge-Comete.
ftaadig in fchynbaare grootheid kwam toe te neemen, en dat zyn ftaart
insgelyks ook langer wierd, nade maate dat zyne beweeginge fnélder
wierd'} want deeze ftaart, die den 2 2ften December 1680 niet mêêr
plaats en befloeg als ontrént 40 graaden , kwam den dérden Januarij
1681 een plaats aan den Heemel tc beflaan, diemèèi-^Lhyo graadenling
was. T'.n tweeden j Dat, van den dérden Januarij af, tót zyne geheele ver-
m
dwyninge toe, de fnélheid zyner daagelykfche beweeginge geftaadig
kwamte verminderen, zo wél als zyne fchynbaare grootheid , en die
van zyn ftaart. Ten dérden ; Dat zyne hélderheid, van zyne eerfte ver-
fchyningeaf aan, alle daagen iets óf wat kwam af te neemen en te ver-
minderen, Ten vierden; Dat het niet zo zeer en was door de afneemin-
ge zyner fchynbaare grootheid , die door zyne vérre-afgeleegentheid
veroorzaakt wierd, als het wél was door de groote ftaauwheid van zyn
licht, dat hy eindelyk t'eenemaal kwam te niet te gaan en teverdwy-
nen; dewyle men hém nóch een geruimen tyd daar na mét een Vérre-
kyker gewaar koft wérden, onder de gedaante van een klein wit-ach-
tig wollqe, en iets óf wat grooter als Jupiter, na dat men hém al in ee-
nigen tyd mét het bloote gezicht alléén niet mêêr en hadde kunnen on-
derkénnen. Ten vyfden-, Dat zyn aldergrootfte a breedte geweeft is,
van ontrént z8 graaden en 30 minuten. Ten zesden ; Dat deeze zélve
breedte in gevólge geenfins. zo veel en verminderde, als ze wél hadde
behooren gedaan te hébben, by-aldien deeze h needer-héllinge c beftan-
dig was geweeft, maar dat deeze breedte daar na nóch in teegendeel
grooter bleef, eeven alsóf de d afwykinge van de wég der e Staart-ftér-
re, na de ƒ Zonne-wég toe, t'zeedertdie tyd mérkelykwastoegenoo-
men geweeft. Ten zeevenden j Dat zyn ftaart afweek, van de g lyn der
tcegenftéllinge van de Zon af, na de plaats toe daar hy van daan kwam,,
door zyn eige afzonderlyke beweeginge, hébbende zélfs min óf mêêr
eenige h kromte. Ten achtften; Dat deeze ^afwykinge, na zyne eerfte
verfchyninge, altyd daagelyks iets óf wat kwam te vermeerderen. En
eindelyk ten neegenden-, dat deeze zélve ftaart altyd beeter en zichtbaar-
der eindigde en bepaalt was, na het Ooften toe, als ze zich aan de Wéft-
kanr kwam af te fcheiden,
Twee-en-zeeventigfte L 1 d.
a, Laticudo.
h Inclinai-
fon.
fPcrmar
lient.
d Déclinai
fon.
t Comete.
/Eccliptica.
^ Ligne de
l'oppoiî-
tion.
iCourbare,
» Declinai-
fon.
Wanneer men nu alle deeze booven-verhaalde ondervindingen en
waarneemingen eens ter deege gaat onderzoeken en op den toets der
gezonde reede bréngen , zo zal men heel gemakkelyk kunnen zien,
dat ze in peenen deele en kunnen over-een koomen mét eene onderftél-
linge van'eene eeven-gelyke beweeginge der Staart-ftarre , langs een
réchte lyn heene, daar hy door omgevoert wérd, ófliever, dat men
ze niet verftaanbaar uit en kan léggen, door een 0 gedeelte der Omtrék
\:aneen Cirkel, die c uit-middelpuntig is aan dc Aardldoot, doordien
k Obferva-
lions.
/Hypthe-
(Is.
m Mouve-
ment egal
4e la Co-
mcte.
tt Trajec-
toire.
«Portion de
circonfé-
rence.
f Excentri-
que.
het ötimóogelyk is, cht lïién éétt ëéhige réchte lyn óp zödttanig èthé
zedoor de drie I)rrien, BP, HQ_, en N R zoüdfc Icuntleh heenè haa-
ien, dat deeze zélve a Staart-ftar, terwyle hy dwars doorde lyn N R « Come
heene gaat, doorheen Gezicht-kundige oorzaak, nét zo veel be wee- Caufe
ginge zoude hébben kunnen fchynen te hébben, als hy wél zoude fchy- op^que,
nen te hébben, terwyle hy dwars door de lyn HP heene gaat, alsmee-
de, eene beweeginge die riét tweemaal traagcr is, als hy zoude fchy-
nen te hébben, terwyle hy dwars door de lyn heene gaat.
Deeze zélVe Staart-ftar zoude dan noodzaakelyk eene t'eenemaal on-
gelyke beweeginge moeten fchynen gehad te hébben, geduurende des-
lélfs geheele doorgang langs een réchte lyn heene c daarhy door omge- '^Trajcaoi
voert wérd; cn, by gevolge, zoude men ook een d Natimr-kundige quot;caufo
oorzaak aan die zélve ongelyke beweeginge moeten toe-eigenen } dit Phyfiquc.
zélve nu zoude geengeringezwaarigheid mét zich fleepen, om dat wél
te doén, behalven dat men niet zonder de uitterfte moeijelykheid ee- de Pt-
nige fchynbaare reede zoude kunnen geeven, waarom dekélfs hél-
derheid, van zyne eerfte verfchyninge af aan, alle daagen iets óf wat
kwam af te neemen en te verminderen v/aarom de langte van zyn ftaart
geduurig toenarh, tót den dérden Januarij toe, als wanneer hy in zyn
e naafte punt Was; Wat de reede mag geweeft hébben, waarom deezc p
ƒ Staart-ftar veel éér door de flaauwheid van zyn licht, als door zyne /Comequot;c'!''
vérre-afgeleegentheid van den Aardkloot kwam te niet te gaan en te ver-
dwvnen, enz.
Apparen-
Drie en-zeeventigfte L i rgt;.
Dat men in teegendeel heel gema%£lj/kjvan alle de g verfchjnjfelen deezer Staart- g A]
ftérre reede kan geeven, wanneer men onderftélt dat hy zyn réchte oorfprong ces.
alléén uit de Zon heeft.
Maar, by-aldien het waar is, dat de Staart-ftarren hunnen réchten
oorfprong alléén uit de Zon hébben, ten naaftenby op zulken óf dier-
gelykenwyzè als wy nu reeds al hébben aangeweezen, zo en zal der,
onzes bedunkens, Zo heel veel zwaarigheid niet mcêr overig weezen,
om reede te konnen geeven, van alle de verfchynflelen van die Staart-ftar,
daar we nu reeds van hébben gefprooken, en die alle volmaaktelyk wél
mét malkanderen te doen over-een-koomen : want ik onderftélle;
Voor eerft. Dat hy uit de Zon is uitgegaan geweeft, aan een oort, die
heel veel booven de h Vlakte der Zonne-wég was. Ten tweeden; Dat ''Plan de
hy daar na, langs de lyn B P heene, tót aan het punt S toé gekoomen ''Ecdipti-
is, in het wélke hy zich mét heel veel hélderheid vertoonde, doordien
hydoenmaals, in het punt S zynde, heel dicht aan de Zon was, alwaar
hy zich ook mét heel wemig« breedte, een klein hoofd, en een middel- /Latitude.
baafc ftaart kwam te vertoonen, ter oorzaake dathy op die plaats heel
vérre van den Aardkloot af was. Ten dérden} dat hy daar na verder is
voort-gegaan, langs de lyn H Q^heene, tdt aan het punt T toe , al-
waar hy mét zyn aldergrootfte beweeginge is verfeheenen, met, om-
dat hy daar ter plaatfe waarlyk in zyn a naafte punt was j maar, de-
wyle hy aldaar op de plaats van zyn b eevenwicht met de e Liichtlche
ftóffe was. Zyn breedte cn fchynbaare grootheid waaren beide in dit
zélve punt T heel aanmérkelyk toegenoomen, uit oorzaak dat hy daar
ter plaatfe heel veel naader aan de Aardkloot was : zyne helderheid
hadde aldaar heel mérkelyk afgenoomen , doordien hy daar ter plaatfe
heel vérre van de Zon afwas gt; en zyn ftaart fcheen aldaar ontrent het
grootfte deel van den zichtbaaren Heemei te beflaan , doordien men
'lém doenmaals mét heel weinig d fchuinsheid befchouwde, als zyn-
de aldaar genoegzaam e reegel-récht teegen over den Aardkloot ge-
plaatft. Ten vierden-y Dat hy daar na al vérder is voortgegaan, langs
de lyn ^ s heene, tót aan het punt O toe, alwaar zyne ƒ breedte ^ on-
dervonden is, geweeft te zyn van 28 graaden en 3 mmuten, welke ook
ten naaften by zyn grootfte breedte is geweeft, dewyle hy daar ter
plaatfe in zyn waarachtige h naafte punt was, en dat deszélfs weg de
yn a e aldaay genoegzaam réchthoekig kwam te fnyden } waar na
deeze zélve i breedte geenfins heeft moeten óf kunnen verminderen,
mét die zélve eevenreedentheid daar zc meede was toegenoomen,
alzo dceze Staart-ftar voor heene heel uittermaaten fchielyk en fnél
de Aardkloot was genaadert, en dat hy daar na mét eeven dic zelve
maate van fnélheid n,ict weeder van daar en l vertrok, daar hy meede
gekoomen was, als meede , dewyle hy voor heene veel vérder vande
m vlakte der Zonne-wég af verwydcrt was geworden, als hy daar na
deeze zélve Zonne-wég weeder hadde kunnen naaderen, door de ver-
anderinge der « afwykinge van zyn wég, na de Zonne-wég toe. r^«
vyfden-, Dat hy eindelyk van daar is voortgegaan , langs de lyn N R
heene, tót aan het punt R toe ,. alwaar zyne 0 breedte p ondervon-
den is geweeft minder te zyn, als ze in de lyn a O was geweeft ,
doordien zyn afftand van den Aaardkloot daar ter plaatfe veel groo-
ter is geweeft , als doen hy in de lyn a_ O was 3 en alwaar deszelfs
klaar-en hélderheid heel zeer kwam af te neemen, zonder dat men zy-
ne fchynbaare grootheid iets mérkelyks kon zien verminderen, dewy-
le hy aldaar heel aanmérkelyk veel vérder van de Zon was verwy-
dcrt , cn dat hy mét eene by na maar eeven vérre van den Aardkloot
was afgeleegen, als hy'er van af was , wanneer hy nóch in dc lynlt;iO
quot;^^rlnTaatjlen ; Dewyle deczc a Staart-ftar van dc r Luchtfche Stóffe
omgevoert wierd , van het Weften af na het Ooften toe , en dat de
afwykinge van zyn wég , na ƒ de vlakte der Zonne^wég toe, geduu-
«Perigeum.
^Equilibre.
c Matiere
Etheree.
^Obliquité.
»Direds-
inentoppo-
fd à la ter-
re.
ƒ Latitudo.
g Obfervé.
iPerigeum.
i Latitudo
Propot-
tioa.
/Retirer.
J» Plan de
l'Ecclipti-
q.JC-
« Déclinai
foit
»Latitudo
f Oblcrve',
9 Comete.
r Matière
Ethcrc'e.
ƒ Plan dc
l'Ecclipti-
rig kwam te verminderen, 20 moeft ook , by gevólge, zyn ftaart
noodzaakelyk afwyken, van de lyn der a teegenftellingevandeZonaf, «Oppofi-
Vier--
tion.
na dien oort des Heemels toe, daar de Staart-ftar door zyn eige byzon-
dere beweeginge van daan kwam.
Vier-en-zeeventigfte L i d.
Teegenwérpinge en antwoord op alle deeze fléllingen.
llc zie niet dat men mêêr als één éénige teegenwérpinge teegen dee-
ze myne 4 onderftéllinge maaken kan, ten opzichte v.n deeze Staart-
ftar; daar in beftaande, dat hy noodzaakelyk hooger als de Zon heeft
moeten geweeft zyn , doordien men hem reeds rond heelt bevonden
te weezen op i/i graaden afftand van dit Geftarnte j maar, dewyle
hv geftaadig heeft moeten omringt geweeft zyn van een b Dampge-
wéft van rook, dat heel aanmérkelyk groot was, daar de Straalen der
Zonne heel gemakkelyk konden door heene dringen; zo heeft hy ook,
door eeven^ie zélve reede, vérre booven de Zon kunnen geweeft
zyn , fchoon dat men hém geheel-en-al rond kwam te befchouwen
op eene afftand van 2 21 graad-en van dit Geftarnte af.
fl Hypothe-
fis.
b Atmo-
fphcte.
Vyf en-zeeventigfte L i d.
cMethodc. tenegeheele byzondere c maniere om de afjiand te onderzoeken , die der is,
d Cüjnetc. van den Aardkloot af, tót aan een d Staart-flar toe.
Laat ons nu teegenwoordig eens gaan bezien en onderzoeken, óf'er
voor ons ook niet nóch eenig middel overig en zoude kunnen weezen,
om eenigermaate tót de kénnifle te kunnen geraaken, van de afftand,
die een Staart-ftar heeft, van onzen Aardkloot af, dooor deeze naar-
vólgende maniere , óf, altyt ten minften , om daar door te kunnen
leeren onderkénnen, de . over-een-komfte d.e der is , tuflchen deeze
zélve afftand der Staavt-ftérrê van onzen Aardkloot at, en de aiftand
der Zonne en ƒ Dwaal-ftarren van den Aardkloot.nbsp;, ,,nbsp;,
De Staart-ftar dan , daar wy nu over beezig zyn te handelen, (be-
zie het geheele Een-en-zeeventigtte Lid deezes Hoofd-deels) heeft op dcrt
zeevenden Januarij 1681. zyn grootfte^ breedte gehad , en het was
ook , by gevólge, op die tyd , dat deszélfs wég de lyn ^^ O genoeg-
zaam récht - hoekig cwam te fnyden , en dat hy ook met eene boo-
ven de lyn a c kwam heene te gaan, die m de h vlakte der Zonne-
quot;WC2 is.
Laat dan (in de neevens^aande Figuur) A ^ de afftand weezen , die
der IS,: van de Zon af, tót aan den Aardkloot toe,. wélke ik onderftél-
le te Weezen van 20000 halve-middellynen des Aardkloots j. dewyle nu
de hoek h. ah t ondervonden is geweeft ontrént 50 graadeu groot tc
weeaen, en dat dehoek A^^ teaaaaftenby, óf na genoeg, recht is}
zo
' Rapport.
/Planettes.
t Latitui^o.
h Plan dc
rEcclipti-
que.
i Obferve'.
20 zal ook de zyde éth ontrént 128 5 5 halve-middellynen des Aardkloots
groot moeten zyn.
Deeze Staart-ftar nu hadde doenmaals 2 8 graaden en 3 o mimi en a Noor- « Latitude
derbreedte, en, bygevólge,is in de récht-hoekige Driehoek 4O lt;1, Boreale,
■wélkers zyde ah is van 12855 halve-middellynen des Aardkloots, en
dehoek fc-ïo van t^ graaden en-3,0 mimten, de zyde O van 14^72dee-
zer zélve halve-middellynen, wélke de waarachtige afftand is, die der
doenmaals was, van den Aardkloot af tot aan de Staart-ftar toe, en di«
ook de minfte van allen is geweeft.nbsp;Zés«
Zés-en-zeevcntigfte L i d.
«Methode. Dat dit amp; middel onderftélt, dat men eene naauwkeurige kénnijfe hébbe, vande
afftand der Zonne van onzen Aardkloot af.
Ik hébbe nu zo eeven onderftélt, dat de Afftand der Zonne van on-
zen Aardkloot 20000 halve-middellynen des Aardkloots groot isj want
wy zyn tót nóch toe wél uittermaaten vérre van eenige nétte kennifte
JPar-llaxis dies-aangaande afgefcheiden : want het b verfcheel-licht der Zonne en
' kan men in geenen deele zo heel nét bepaalen , als het hier toe wel
cExceffif 2;oude vereifcht wérden, zo wél, door de lt;7 onmaatige verre-afgelee-
■ gentheid van dit Geftarnte van ons af, als ook , doordien men hem
onder de vafte Starren niet eens en kan zien , om hém op onderfcheidene
oorden des Aardkloots mét dezélve tc vergelyken , óf ook wél, op
één en dezélve plaats des Aardkloots , maar op onderfcheidene uuren
van den dag.
Zeeven-en-zeeventigfte Lid.'
Dat het, wanneer men eene naamvk^urige kénniffe hadde van de nétte afftand
der Zonne van den Aardkloot af, heelgemakteljk^z/iude vallen, omdaar
JPlancttcs. uit ook.de afftanden der d Dwaal-ftarren van den Aardkloot heel nét te
leeren kénnen , en hoe men als dan deeze nétte kénniffe zoude kunnen be-
koomen.
By-aldien men nu deeze zélve afftand heel nét konde bepaalen , 20
zoude men ook, mynes érachtens, mét eene de e afftanden vaiiallede
Dwaal-ftarren nét kunnen bepaalen, hoe uittermaaten verre die ook
van ons zouden moogen afgeleegen weezen. Dóch, laat ons eens on-
derftéllen , dat ons dic heel net bekénd is, als meede, dat die van
20000 /halve-middellynen des Aardklootsis. Laat dan {in de volgende
Fimur) A de Zon weezen; laat B DEC de^Jaarlykfche Ommekring
des Aaardkloots zyn j laat BC de h Middellyn deezer ommekring wee-
zen, die 40000 halve-middellynen des Aardkoots groot is; en laat ein-
delyk FGH de i ommekring van een zeekere Dwaal-ftar zyn , gelyk
als, by voorbeeld, die van Mars.
Dit dan alles zo zynde, dewyle de Aardkloot zyn k ommeloopvol-
bréngt in 365 daagen, 5 uuren, 48 minuten, en 47 jecunden , óf daar
ontrént, en dat de l Dwaal-ftar Mars die zélve ommeloop voleindigt
in 6^6 daagen, zz uuren, en ^o minuten, óf daar ontrént; zo moet ook,
vólgens die reede , deeze zélve Dwaal-ftar eenige graaden fchynen
«Diflances.
ƒ Deaii-
dlaraetrcs.
g Ortean-
nuel.
Üiiamette,
i Orbe.
\ Kevolu-
tion.
l Pianette.
* tc ragge te gaan, zo wanneer de Aardkloot mét een veel fnélder loop «Retrog»
tuflchen hém en de Zon komt heene te gaan.
Dewyle nu, in de tyd dat
Mars te rugge gaat, óf fchynt
te gaan, dc Aardkloot insge-
lyks een zeeker gedeelte van
zyneige b Ommekring door- ^
loopt, gelyk als , by voor-
beeld , van E af tót aan D
toe, waar van men dè c peeS
D E kan leeren kénnen, zo
wanneer men de d Middellyn
B Gként, wélke ik onder-
fl:élt hébbe 40000 halve-mid-
dellynen des Aardkloots groot
tc weezen j en dat men, by
gevólge , de léngte van de
zyde K E, en de hoek K L E,
de récht-hoekige Drie-
c Cordc.
iDiametic?
men nu /Poriiom
in
hoek K L E K heeft leeren
kénnen, wélke zyde en hoek
de nétte hélft uitmaaken van
de e te rugge-gang der dwaal- ' Retrogrt-
flar, zo kan men ook vervól-
gends heel gemakkelyk de ^
zyde KL vinden, en insge-
lyks, by gevólge, AL.
Maar, terwyle de Aardkloot op deeze wyze in zyn eigeommekrmg
komt voort te gaan, van E af tót aan D toe, zo doorloopt Mars van
gelyken een zeeker ƒ gedeelte van zyn ommekring j dewyle men nu
dit zélve gedeelte door ondervindinge na genoeg kan weeten, zotrék^
ke ik, uit de Zon A, de twee lynen FA en GA, zodaanig, datze tc
van wélke de laatfte hoek LAG de nétte hèltt is, der boog
komt te voleinden, terwyle hy fchynt g te rugge te gaan , vint men ^
A G, zynde de h afftand van Mars van de Zon af j wanneer men nu grader.
NA daar van aftrékt, het geene men onderftélt heeft 20000 halve-mid- i Diftance.
dellynen des Aardkloots groot te weezen, zo i fchiet'er NO nóch over,
dat de waare afftand is des Aardkloots van Mars af, zo wanneer hy in zyn j. p^^j,
^naafte punt is.nbsp;_nbsp;_ gcum.
Eeven dit zélve kan men ook onderzoeken en bevinden, ten opzichte ananettts.'
derandere / Dwaal-ftarren.nbsp;E cnbsp;Acht-
Acht-en-zeeventigfte Lid.
«Raport. Qp ji/^f wyzjs men de a ever-een-komfie kan leeren kénnen , die de afftanden
der Dwaal-ftarren onder malkanderen hébben.
Hier uit vólgd dan, óf het wél fchoon t'eenemaa\ onmoogelyk is, om
de waarachtige afftanden , van den Aardkloot af v ót aan de Dwaal-
ftarren toe , heel nét te kunnen leeren kénnen , dat men échter ten
minften de over-een-komfte wél heel nét kan leeren kénnen, die ze on-
der malkandere koomen te hébben, in de groote t'zaamcn-ftéUingedes
Waerelds, (Syfteme du Monde) zonder dat men daarom zyn toevlugt
h RcTcrics, eens behoeft te neemen tót duizentderleije b zótte inbeeldingen en wil-
de droomen in de lucht, die de ménfchen zomtyds daar wel over gewoon
zyn te maaken.
Vérders vólgd hier uit; by-aldien'er maar één éénige cHoofd-dwaal-
ftar was, die zyn wég na genoeg aan de Aardkloot kwam te neemen,
dat men uit deszélfs loop alléén de waarachtige afftanden van alle de
andere Dwaal-ftarren heel gemakkelyk zoude kunnen leeren kénnen
midsgaaders, de waare afftand der Zonne van onzen Aardkloot af.
Ncegen-en-zeeventigfte Lid.
JMetliodc. men, terwyl men zich van dit z.9 eeven aangeweezjt d middel bedienty,
t Excentti- ook^wél eenig opzicht dient te neemen, op de e uit-middel-puntigheeden des^
des Aardkloots en der f Dwaal-ftarren.
eitéz.
/flanettes
Het en zal ook, onzes bedunkens, alhier niet kwaalyk te pafte koo-
men, dat men den Leezer waarfchouwe, dathy, terwyle h^ zich van
dit zo eeven aangeweeze middel bedient, ook wél eenig opzicht dient
te neemen, op de uit-middel-puntigheeden des Aardkloots en der Dwaal-
ftarren , om de waare afftanden der Dwaal-ftarren van den Aardkloot
récht ter deege en wél te leeren kénnen.
Tachtigfte Lid.
en heel zéldendes Soo..-
Cotnetcs ^^ 8 Staart-ftarren zich meeft altyd des Winters, en f.
*nbsp;' mers , zien laaten, enz. en uit reede zulks zo gefchiet.
Men is ten allen tyde ook heel zeer daar over verleegen geweeft,.
op wat wyze men dóch eene bekwaame en verftaanbaare reede zoude
kunnen geeven, waarom de Staart-ftarren zich genoegzaam altyd des
Winters, en heel zelden óf nooit des Soomers, zien laaten, als mee-
de.
f Pianette
principal.
de, uk wat reede ze zich vcdmêêi- 3»n het Noorder-, als aanhet Zai-
der-deel des Heeraels koomen te vertoonen; en ook vérder, waarom ze
zich , van hunne eerfte verfchyninge af aan , %o uittermaate groot quot;Appati-
vertoonen, zonder daar na eenigfins iets mérkelyks in b fchynbaare ,
grootheid toe te neemen; maar, men heeft, onzes érachtens, heel wei-
mg reede, om daar over zo uittermaaten zeer bekommert ófverleegen quot;PPquot;quot;quot;®'
te weezen: Want, men heeft des Wintershyna ééns zo veel nacht als
des Soomers; ook vallen de nachten door den bank des Winters heel
veeUduifterder als des Soomers, en, bygevólge, moet de hélderheid cPIus Som-
en kortheid der Soomerfche nachten alle zulke Staart-ftarren noodzaa- ^rcs.
kelyk t'eenemaal voor ons gezicht verbérgen, die, óf al te klein, óf al
tc verre van dc Zon en yan den Aardkloot afgeleegen weezende , niec
anders als een licht hébben, dat uittermaaten flaauw en zWak is. Het
IS ook door eeven deeze zélve reede, dat men deeze Staart-ftarren meeft
altyd veel écr mhet Noorder-, alsinhctZuidcr-deeldcsHeemelskomt
teontdekken en gewaar te wérden} alsmeede, doordien men in't ge-
meen veelmeer d Onderzoekers cn Waarncemers in hetNoorder-deel i OUctn-
des Aardkloots vint, als'er wel in het Zuidei-deel zyn, die afgerécht beurs-
en behendig genoeg zyn, om deeze Staart-ftarren behoorelyk waar te
neemen Eindelyk ziet menze in't gemeen, van hunne eerfte verfchy-
ningeaf aan, zich heel groot aan den Heemd vertoonen, zonder daar
na eenigfins iets merkclyks in fchynbaare grootheid toe te neemen, door-
dien ze als dan gemeenclyk nagenoeg aan de Zon en aan den Aardkloot
zyn, wanneerze eerft beginnen te verfchynen, en zich uit de ftraalen
van dat Geftarnte te ontwarren} voeg hier jby, dat het bloot en alléén by
geval IS, wanneer men ze het eerft komt te ontdékken cn gewaar te
wérden, in de plaats dat men ze daar na altyd kan na-vólgen, tótter tyd
toe dat ze t'eenemaal uit onsgezicht koomen te verdwynen, uit oorzaak
van hunne uittermaaten groote kleinheid , óf fiaauwheid van haar
licht.
Een-en-tachtigftige L
Dat een zeekere foort van Steetien , van eene wonderba^re grootheid , wélke
men wel zomtyds uit den Heemel heeft zien vallen , nérgens anders van
daan en hébben kimnen koomen als alléén van de Zon.
By^ldienhet ookwaar is, datPlinius, Cardanus, en zommige an-
dere Hiitorie-bchryvers méér, ons vcrhaalen , aangaande een zeekere
loort van ftecnen, van cenewonderbaare cn verbaatd-maakende groot-
heid, die men wel zomtyds uit den Heemel heeft zien vallen, op zul-
ilriït^arnbsp;'nbsp;brandende bergen
altoos eenigfins op verre na ontrént waaren, zo geloove ik niet, dat
Ee 2nbsp;men.
I tgt;.
' men, mét éénige goede óf fchynbaare reede, den oorfprong van alle
zulke fteenen érgens anders van daan zoude kunnen haaien , als enkel
en alléén van de Zon,
*nbsp;Twee-en tachtigfte L i d.
Op wat wyze een vafte Star te vaorfchyn hén koomen ,. en, eenigen tyd daar
na, weeder verdwynen^,
Wy hébben nu reeds al gezien , op wat wyze den Aardklöot, de
4PIanettes. 4 Dwaal-ltarren, van wélke deeze onze Aardkloot één is » beneevens.
amp;Satelli:es. hunnct Omloopers, wéUce daarrcn-booven nóch zo veele Dwaal-itar-
ren zyn, hébben kunnen gefórmeert zyn geworden, onderftellende,
C Unirers. dat dit groote C Heel-Al in den-beginne niets anders geweeft en is, als.
Chaos, een over-groote en woeftèflïBayerd. Maar, by-aldien alle deeze ftóffe,,
waar van niet alléén alle de Dwaal-ftarren in den beginne zyn gefórmeert
geworden die wy nu reeds kénnen; maar, moogelyk, nóch wél een.
groote meenigte andere, die, óf al te klein zyn , óf veel te vérre van
ons zyn afgeleegen, om mét ons zwakke en bepaalde gezicht alleen ont-
dékt te kunnen AVéi-den, en wélke het geval aan ons óf aan onze nakoo-.
melingen moogelyk nóch wél de eene óf de andete tyd óf eeuwe kan ,
óf zal te voorfchyn bréngen; by-aldien deeze geheele ftóffe,zégge ik,zich
eens rondfomdeZonalléénby-een-verzaameltenop-gehoopthadde, in
i Centres, de plaats van [zich rondfom onderfcheidene « Middelpunten needer te
zétten, zo zoude alle die onmeetelyke meenigte van ftóffe de geheele
Zon, moopelyk, wél t'eenemaal hébben kunnen bedékken en verdui-
fteren, tótter tyd toe, dat het Vier van dit Geftarnte, aan deeene oort
ófaan de andere , érgens weeder de overhand hébbende gekreegen,
deeze zélve ftóffé wceder aan alle kanten verftrooit en weg-gedreeven
hadde, wélke ftóffe daar-na al weeder daarop needer-vallende, dezel-
ve Zon eenige tyd daar na wél weedcr t'eenemaal zoude kunnen koo-
men te vcrduifteren en te bedékken. Zodaanig, óf diergelyk een lót,
kan die vafte Star v/él gehad hébben , wélke in het Jaar 1572 op dc
borft van Cafliopea vcrfcheen 3 als ook die Star, wélke in het Jaar 160^ .
m de Schuttcr (Sagittarius) te voorfchyn kwam, en vcrfcheideandere.,
diergelyke Starren'mêêr,.
Drie-en-tachtigfte L i d.v
Op.wat wyze een vafle Star op zeekere gereegelde iyden te voorfchyn k^n koo--
rnen, en weeder t'eencmad ^erdwynen,.
Wanneer het nu eens kwam tc gebeuren, djit alle de ftóffe, ge-
-ocr page 249-dourendè haar naaderen na de Zon toe, zich onderweegen, en op ee-
nige aanmérkelyke ^afftand van de Zon af, t'eenemaal hadde koomen te « Diftance.
overwélven, zo zoude die zélve Stóffe de Zon ook, in zulk een geval,
wél t'eenemaal bedékten verduiflert hébben, by-aldiender niet érgens,
aan de eene oort óf de andere, in dit b Damp-gewéfl der overwelfde ^Atmo-
Stóffe, eenigc openinge en was overgebleeven: want in dit geval zou- fpherc.
de zich de ïon wél geheel-en-al verborgen gehad hébben , maar- hy
zoude zich échter weeder op zeekere gereegelde tyden hébben laaten
zien ,, onderftélt zynde, dat deeze geheele c klomp van overwélfde fMafTe.
Stóffe daar geduurig rondfbmme hadde koomen te draaijen, ten naaften
by, gelyk als men zulks ontrént de d Zonne-vlakken cn e Dwaal-ftar-
ren ziet gebeuren.nbsp;tPianeücs.
Zodaanig kan ook wél het lót geweeft hébben van die vafte Star,
wélke zich aan den hals vande Walvis (BaUna) laatzien, dieallejaa-
ren ontrént zeevcn óf acht maanden onzichtbaar blyft, en zich weeder
op zyn beurt ontrént drie óf vier maanden achter-één aan den Heemel
laat zien , weederom métééne en dezélve grootheid te voorfchyn koo-
mende , na dat hy een ommeloop heeft gedaan van 3 30 daagen , óf
daar ontrént»
Viér-en-tachtigfte L i d;
Datde f Ondervindingen en Waarneemingen , die men door het middel der f obferva-.
g Vergroot-glaazjen kan maaken, on-eindig zyn.nbsp;tions.
g Microf-
De Ondervindingen en Waarneemingen, die men door het middel
der Vcrgroot-glaazen (Microfcopia) kan maaken, zyn waarelyke tal-
leloos en on-eindig: want de Lucht, het Waater, en de Aarde ver-
fchaffen ons alle te gelyk een on-noemelyk getal van voorwérpen, wél-
ke alle, om zo te fpreeken, als mét vollen monde, de on-eindige Wys-
heid en Al-macht des grooten Schéppers uitrtrompétten. Maar , ik
zoude hier ontrént genoodzaakt zyn, om niet alléén één , maar zélfs
veele boeken , te moeten befchryven , by-aldien ik alle de h Onder- i Obferv.«-
vindingen en Waarneemingen zoude gaan ophaalen , die ik wél mét
deeze » Vergroot-glaazen gedaan hébbe. Onder alle de bloedelooze f^opjsquot;'
diertjes, van wélke ik nóch eens een volkoomen verhaal meenetemaa- lufc'aej,,
kenen in 't licht te geeven, hébbe ik my wel voornaamentlyk gehou-
den aan de Luis, om die ter deegen te onderzoeken, en waar van ik alsdan
eene heel naauwkeurige befchryvinge zal trachten te geeven, van zyn be-
gin af aan, wanneer hyuit Zyn ei te voorfchyn komt, tót aan zyn laat-
fte einde toe; daar inne meéne ik te doen zien, op wat wyze hy uit;
zyn ei te voorfchyn komt, hoe hy zich daar na komt te voeden , op
wat wyze zyn voedfel verteert, hoe hy zyne leeden beweegt, hoe hy^
E e 3nbsp;vao I
-ocr page 250-H Infeftes, van huid komt te veranderen, gelykalsby-na alle de bloedelooze dier-
tjes docn, enz.
Vyf-en-taehtigfte L i d.
\
Dat men een on-eindig getal van bloedeloozje diertjes in het Jlil-fiaande tv/uet^
gewaarwerd, en hoe zje daarin kgomen.
Wanneer men een weinig gemeen waater geduurende den tyd van
vier óf vyf daagen ftil in de lucht needer-zét, een weinig mêêr of min,
na dat b de tyd van het jaar zulks meede-bréngt} zo zal men het zélve
waater t'eenemaal vervult bevinden tc weezen mét een on-noemelyk
g^'^^^van heele kleine c bloedelooze diertjes, van onderfcheidene «ifge-
daantens en grootheeden, en wél voornvtamelyk, zo wanneer men in
dit zélve waater iets komt te doen, e dat wat lieffelyk is en ftérk ruikt.
Ik ben t'eenemaal van dit gevoelen, dat genoegzaam alle deeze bloedc-
looze diertjes, wélke men in dit waater ziet zwémmen, uit zeekere ei-
jertjes voort koomcn , wélke onderfcheidene vliegende bloedelooze
diertjes, door de ftérke en goede geur die dit waater alsdan komt van
zich te geeven ten deele daar na toe gelókt zynde, in dit waater koomen tc
léggen. om daar in uitgebroeit te wérden.
Zés-en-tachtigfte Lid.
iSaifon.
d Figures,
« Arorna-
tiq.
Proeve der booven-gemélte gijfmge.
Ik bén uit die reede te meerder ƒ geneegen, om te gelooven dat dc
voort-teeling deezer diertjes op dc booven - verhaalde wyze gefchiet,
doordien ze ^ gelyk-vórmig is mét dc voort-teelinge der Muggen, van
fc het haft, {een diertje dat maar één dag leeft) en onderfcheidene andere
vliegende bloedelooze diertjes mêêr.
Zeeven-en-tachtigfte L i d.
Dat het zélve waater, het geene eenigen tyd te voorenfeenemaal mét'i bloede-
looze diertjes is vervult geweeft, wél zomtyds weeder geheel en al klaar en
k deurzichtig wérd, zonder dat men er het minfte bloedelooze diertje mêêr
in.gewaar kan wérden, en uit wat reede zulks gefchiet.nbsp;^
Zomtyds gebeurt het ook wél, dat het zelve waater, het geene men
eenigen tyd te vooren t'eenemaal mét een on-eindig getal van bloede-
looze diertjes heeft vervult aezien , eindelyk weeder t'eenemaal klaar
cn deurzichtig wérd, zonder dat men'er één éénig van deeze kleine
diertjes
/Porté.
g Analo-
gue.
b Epheme-
metes.
« Infeitcs.
kTranfpa-
rcut
diertjes mêêr in gewaar kan wérden, ja zélfs niet, dc alderminfte reuk
óf ftank} dit nu geloove ik zeekerlyk, alléén daar van daan te koomen,
doordien deeze diertjes, alle het voedfel dat ze in dat waater vonden
fchoon opgeteeit hébbende, aldaar eindelyk van honger zyn koomen te
ftérven, waar na ze na de grond van het waater zyn needergezonken,
laatende op deeze wyze dit waater weeder hélder en klaar wérden.
Ik hébbe zomtyds dit zélve waater wél een geruimen tyd lang in
die zélve ftaat bewaart, zonder échter ooit wecder nieuwe diertjes daar
in gewaar te hébben kunnen wérden: want de vliegende bloedelooze
diertjes zouden hnnne eijcrtjes heel wél daar in kunnen koomen léggen,
maar de diertjes die daar uit zouden voort-koomen, aldaar niets voor haar
tc eeten vindende, zouden ook, zodraby-na alszegebooren waaren,
weedcr van honger hébben moeten ftérven.
Alle Reizigers, welke eenige lange óf vén-c reizen hébben gedaan,
cn wél voornaamelyk te waater , bevéftigen genoegzaam één en het
zélve, van het vars waater, datze tót hun gebruik koomen tc bcwaa-
renu
Acht-cn-tachtigfte L i d.
Dat het K.aad van meefl alle viervoetige dieren t'eenemaal vervult is mét een
tn-eindig getal van heele kleine diertjes, wélke ten naaften hjf de gedaante hébhen
van gebooren-wérdende Ktkvórfchenen dat het zaad der voogden insge-
lyks mét kleene diertjes vervult is , die de gedaante van Wurmpjes óf
Aaltjes hébben.
Het is nu al méér als twintig jaaren geleeden, dat ik, na mynekén-
hifle het eerfte van allen, het zaad der dieren mét de Vergroot-glaa-
zen (Microfcopia) hébbe beginnen tc onderzoeken , het wélke ik t'ee-
nemaal vervult hébbe bevonden teweezenmét een on-eindig getal van
kleene diertjes, ten naaften by de gedaante hébbende van gebooren-wér-
dende Kikvórflchen j gelyk als ik zulks ook tót Parys, in het 3 ofte Journal
des Scavans van het J^iar 1678, hébbe bekénd laaten maaken, ontrént
_^^^—^ gelyk als dccze neevensftaande Figuur
—--———het aanwyft: dat is, dat het zaad der mén-
fchen cn viervoetige dieren ten naaften by deeze gedaante heeft: want,,
wat het zaad der voogden aangaat, dat vint men vervult te weezen mét
een eindeloos getal van heele kleene diertjes, die byna de gedaante
hébben van Wurmpjes óf Aaltjes.
Neegen-
-ocr page 252-« Obrervi- Oiffingen en gevolgen, die ingetrokken hébbe uitdeez/;nOndervindinge, aàH-
tion.nbsp;gaande de voort-teelinge.
Zo dra als ik deeze booven-verhaalde Ondervindingen gedaan hadde;
maar wél voornaamentlyk die, aangaande het zaad der voogelen , en
dat ik daar-en-booven wél b overwoogen hadde , dat de vliegen, ka-
péllen, beneevens een on-eindig getal van andere vliegende c bloede-
ooze diertjes mêêr, van allerhande flag en gedaante, wélke alle , om
eigentlyk te fpreeken, niets anders en zyn als een zeekere foort van
voogelen j dat, zégge ik, alle deeze diertjes uit zeekere wurmpjes
voort-koomen, wélke deeze diertjes in zich koomen te befluiten , en
maar alléén voor ons gezicht tc verbérgen ; zo begoll ik aanftonds in
myne gedachten d een ontwérp te maaken, aangaande de ^ voort-tee-
linge der dieren, dat ten uitterfte veel verfchilde van alle die gedach-
ten, wélke de meefte, zo wél oude als nieuwe ƒ Wysgêêren , ooit
over deeze zaak gehad hébben, 20 veel altyt, als men uit hunne na-ge-
laatene Schriften heeft kunnen befpeuren.
Dit zélve ^ ontwérp nu maakte ik, al kort na die tyd, aan verfchei-
de myner goedcvrienden bekénd, en wél vooi'naamentlyk aan de Schiy-
veiquot; vanhet Onderzoek der W aarheid, ( Recherche delà Vérité.) aan wién
ik doenmaals, aangaande deeze zaak, ontrént op de naarvólgende wyze
kwam te fchryven.
Myne gedachten loopen daar heene, dat een ieder wurmpje, het
h Confide-
ré.
c In redes.
i Concept,
f Genera-
tion.
yPhilofo-
phi.
g Concept.
b Âauelle-
ment.
feene men in het zaad der voogelen komt te zien , ^ in der daad en waar-
eid een geheele volkoome voogel in zich komt te befluiten , van
dezélve foort daar het zaad van is, het zy dan een mannetje óf een
wylje: dat dit zélve zaad, ten tyde der te-zaamen-komfte, {tempore
congreßs) als wanneer het mannetje zyn zaad in de balletjes óf eyer-
Ichaal {ovarium) van het wyfjefchict, deeijeren, diezich aldaar be-
vinden, t'eenemaal om-vat : Dat vérders een ieder wurmpje van dit
zaad zyn béft doet, om binnen in één van deezc eijertjes tc koomen, om
aldaar vérder gcvoet te kunnen wérden, en mét éene een i aanmérkelyke
wasdom te bekoomen. Dat een ieder ei niet mêêr als één éénige ope-
ninge en lieeft, om daar door één wurmpje te laaten inkoomen, in
dat deel van het ei, het wélke men gewoon is de kérne óf haan
(germe) te noemen j dat vérders, zo dra als'er één éénig wurmpje is
ingekroopen, deeze zélve openinge zich heel dicht komt toe te flui-
ten, endaar door het inl^oo men te belétten, van alle andere wurmp-
die'er nóch zouden moogen ontrént zyn : wanneer het dan al eens
i Confide-
lable.
k Hazard.
/Germe.
y k. geval gebeurt, dat'er twee wurmpjes te gelyk in de / kérn van
eenig
les.
bv:
eenig ei indringen, zo zullen deeze twee dieren, die te gelyk daar in
gevoed wérden, zich mét het ééne ót het andere deel van hunne Iichaamen
te zaamen voegende, óp deeze wyze een zeeker foort van een Wan-fchép-
fel óf Monfter-dier uitmaaken. Dat'er eindelyk geen ander onderfcheid
altoos en is, tuflchen de a voort-teelinge der Vliegen, Kapéllen, en alle
andere vliegende b bloedelooze diertjes, cn die der Voogelen , als al-
léén, dat de eerfte voor onze oogen c van gedaante koomen te veran-
deren, van wurmen in vliegende diertjes, en dat de laatfte in voogels
veranderen, zo dra alsze in de eijeren zyn ingedrongen, alwaar ze, in
heel korten tyd een genoegzaam aanmérkelyke wasdom krygende ,
uit die huidjes koomen uit tc kruipen, daar ze voor heene in befloo-
ten waaren , en die hén de gedaanie van wurmpjes dceden hébben.
Men kan cok mét heel goede reede écvcn het zélve onderftéllen,
aangaande de diertjes die men in het manneiyke zaad der ménfchen en
viervoetige dieren bevint te weezen, en daar van zéggen, dat een ie-
der klein diertje, onder een huitje dat uittermaaten dun en d teeder is,
einder daad en waarheid een geheel volkoomedicrbefluiten verbérgd,
het zy dan een mannétje óf een wyfje , van de zelve fóort en aart daar
het zaad van is, daar ze in zyn j wanneer der nu een dicitje in het ei
is ingedrongen , dat de vrouw ren tyde der te zaamen-komfte (fm-
jgt;ore congrejfM) uit haare ƒ klootjes óf eijerfchaalcn in de lyf-moeder
heeft gefchooten, langs zulke ^ groefjes heene, wélke de Ontleed-
kundige {Anatomici) daar ter plaatze zichtbaarlyk ontdékt hébben j
zo komt dit zélve diertje zich mét dit ei te vereenigen, in het aldertee-
derfte deeltje van zyn geheele lichaam , en het ei aan de lyf-moederi
eeven gelyk als twee ménfchen zouden kunnen doen, die alle beide ee-
nig deeltje hunner Iichaamen vilden j en dat een geruimen tyd lang hcel
dicht aan malkandere geflooten hielden; want zy zouden hier door te
weege kunnen bréngen, dat hunne twee Iichaamen op die gevilde plaat-
zen als tót één lichaam tc zaamen zouden groeijen; dat is, zy zouden daar
door maaken kunnen, dat haar onderlinge bloed, doordek ommeloop,
uit het eene lichaam in het andere zoude overgaan, cn dat ze op deeze
wyze haare i vogten cn haar bloed gemeen zouden hébben ; dat ook
eeven op die zélve wyze deeze drie Iichaamen , de vrouwe , het ei,
en het kleine diertje dat in het ei beflooten is, by gevólge, niet anders
en moeten aangemérkt wérden , als voor één éénig lichaam, het bloed
zélve, door de/^ommeloop, overgaande, v.an de vrouw na het ei, en
Vanhet ei na het kleine diertje dat in het ei is, en weederom, vanhet
kleine diertje na het ei, en vanhet ei na de vrouw toe.
Wy hébben zo eeven gezégd, dat her kleine diertje zich mét het ei
komt te vcrcenigen , in het aldertecderfte deeltje van zyn geheele li-
, Dit deeltje nu geloove ik het uitterfte eindje van zyn ftaart re
ïif dat deeze ftaart / de naavel-óf ftréng-vaaten in zich komt te
F fnbsp;be-
« Gcncta-
fioi).
i IiiMcs.
c Transfor-
mer.
r/Dcücat.'
e AHueilc-
tneuc.
ƒ Tcfliculcs
OU ovaires.
g Cauüux.
b Circufa-
tion.
i Huineurs,
i^CircuIa:
tion.
chaam
Weezen
/Vafaum.
bilicalia.
befluiten, en dat men, wanneer men dit kleine diertje dwars door hetquot;
huidje heen konde bezien, dat hém bedékt, het zélve ten naaften by
van die a gedaante zoude bevinden te weezen, als deeze neevensftaande
Figuure aamvyü, behalven dat, moogelyk, het hoofd van het diertje
wél wat grooter zoude kunnen weezen , na de è eevenreedigheid van,
het overige lichaam, als men het alhier heeft afgeteekent.
« Figure.
i Ptopor-
tion.
Neegen tig fte
fVat het ei van een vromve if , als meede , «Jï
wat wyzj een kind in 't gemeen ter waereld
komt.
Ten laatften; het ei der vrouwe en is anr
ders niet , als, 't geene men in 't gemeen
gewoon is de Moeder-koek {Placenta) te
noemen, waar vanhet kind,, na dat het een
zeekere bepaalde tyd daar in is geweeft,.
heel krom in-een-geboogen zynde, alsóf
C Mcmbra- j^gt: in een fpélde kuflén zat, 'de c vliezen-
eindelyk komt in ftukken te breeken , die.
het bedékt en omvangen hadden, terwyle
het zich, zo veel als het kan, komt uit te
ftrékken en langer te maaken ; en terwyle
het vérders, beide zyne voeten teegen de
i Hlacenra. V Moeder-koek aan-zéttende, die nóch op de
grond der lyf-moedcr is vaft-gebleeven, zich ■
op deeze wyze , méc het hootd voor-uit, uit
zyne gevangenis tracht te dryven in de rui-
me lucht- Inalle wélke poogingen het kind
heel veel door de moeder geholpen wérd,
welke , gedreeven zynde door haare wéén
en de fmérte dje ze gevoeld, de grond der
lyf-moeder, zo veel als ze kan, naar benee-
den toe drukt,, waar door ze ook, by ge-
vólge , zo veel tc mêêr geleegentheid aan
het kind komt te geeven , om zich zélve
voort te zétten , en op deeze wyze ter wae-
reld te koomen.
Dc érvaarentheid zélve leert ons ook,dat de
meefte dieren ten naaften by al op ééne en de-
zélve wyze uit de eijeren te voorfchyn koo-
men, daar ze in beflooten laagen,.
L i d.
Eeni
Een-en-neegentigfte Lid.
DMmen dit nieuwe z ontwerp, aangaande de h voort-teelinge, nóchweTveel Concept,
c vérder zoudenbsp;voort-zétten , en pp wat wyze zulks zoude kannen
r \ • inbsp;inbsp;ynbsp;^nbsp;tion.
gefclneden.nbsp;^PoufTer
plusloin,
Men zoude ook dit nieuwe ontwérp, aangaande de vooit-teelinge,
:nóch wél veel vérder kunnen voortzétten , en zéggen, dat een ieder
deezer mannelyke diertjes eene on-eindelyke meenigte van diergelyke
diertjes van het zélve geïlacht in zich komt te befluiten, zo wél manne-
tjes als wytjes, maar die mét eene ook van eene alleruitterfte , ja on-
eindige kleinheid zynj dat deeze mannelyke diertjes weederom zeer
veele mannelyke en vrouwelyke diertjes van één en het zélve geflacht
omvatten, en zo vervólgends; zodat, vólgens dit ontwérp, de eerfte Concept.quot;
mannetjes van alle dieren zouden gefchaapen zyn geweeft, in zich be-
vattende alle de dieren van het zélve geflacht, niet alléén die zy zélfs
voort-gebracht hébben , maar die door de voort-teelinge nóch zullen
te voorfchyn koomeii, tót aan het einde óf de vol-eindinge der Eeu-
wen toe.
Twee-en-necgentigfte L i d.
Wat ik hier ter plaatze door de naam van het zaad wil verftaan hébbefJ.
Wanneer ik nu hier ter plaatze van het zaad koome te fpreeken, zo
geeve ik niet voor van die lym-achte ftóffe te handelen , die van de
e voorftanders komt; maar alléén van die vogt, wélke de diertjes in
zich bevat, en die uit de balletjes óf klootjes voort-komt: want in dee-
ze lym-achti^e ftóffe en vint men nooit eenige deminfte diertjes altoos,
zo dat het wél fchynt dat deeze ftóffe maar alléén dient, om de wég te
baanen, en gladder te maaken, ora zo te fpreeken, langs wélké deeze
diértjes koomen heene te gaan, op dat ze, geduurende haaren doortógt,
niet eenigfins en zouden moogen koomen gekwétft te wérden.
/Obferv»-;
tions.
Drie-en-necgentigfte L i d.
Onderfcheidene { Waarneemingen, aangaande het zaad der dieren.
Vérders hébbe ik nóch ondervonden , dat deeze zélve diertjes veel
langer in t leeven kunnen blyven, zo wanneer ze van een dier voort-
koomen dat jong en ftark is, als van een dier dat oud is i dateenewarm-
te van het vier, alhoewel het maar heel maatig is, deeze diertjes zo
aandonds doet ftcrvcn; maar dat men ze in teegendeel wél eenige uu-
ren lang achter malkanderen, in dé grootfte koude des winters, bloot kan
laaten léggen, zonder dat zy échter daar van koomen te ftérven gt; dat
één éénig drupje brandewynquot;, ót andere ftérke vogt, hên zo aanftonds
doet ftérven; dat men geene vandeeze diertjes altoos in het zaad van
een man gevonden heeit, dat ik onderzócht, na dat hyop ééne ende-
zélve nacht eene vrouwe onderfcheidene maaien na malkandere bekénd
hadde. Hier cn is ook niets in daar men zich zo uittermaaten zeer over
behoeft te verv^^onderen : want de zaad-vaaten, waar innc het zaad,
als in een bak, bewaard wérd, na dat het uit de a balletjes óf klootjes
daar natoegevloeit is, leedig geworden en uitgeput zynde, zoenkan
der niets anders tc voorfchyn koomen , als-alléén deeze lym-achtige
h Proflatcs. ftóffe, die uit de h voorftaiiders van daan komt, daar ik in het voor-
baande Lid van hébbe gefprooken , dat men ook niet, als heel on-eigent-
yk, het zaad en kan noemen, en waar in zich nooit éénige van dceze
, deine diertjes koomen te vertoonen.
Het geene nu hier ter plaatze zo aanftonds gezégd is, aangaande de
voort-koominge der dieren: dat is, dat de eerfte mannen aller dieren '
zouden gefchaapen zyn geweeft, in zich bevattende alle de dieren vari
het zélve geflacht, nlequot;r alléén die zy zélfs vport-gebracht hébben,
maar die door de voort-teelinge nóch zullen te voorfchyn koornen, tót
aan het einde óf de volcindinge der Eeuwen toe, dit zélve, zégge ik,
kan men , booven dien ook, nóch mét immers zo veel reede , onder-
ftéllen, tenopzicht van-het waflxheu en voort-koomen der Planten en
GewafTcn: want, zo wanneer men mét een c Vergroot-glas eenig zaad,
óf het pit van eenige vrucht, heel naauwkeurig komt te onderzoeken,
in het wélke de kérnc {germe) maar eenigfins zichtbaar is , zo komt
men in het zélve de geheele volkoome Plant te ontdékken, waar in bui-
ten alle twyffel wecder nieuw zaad zit, dat insgelyks weeder veele
• nieuwe d kérnen in z,ich heeft, wélke nieuwe kérnen al weeder onder-
fcheidene nieuwe planten, beneevens haare zaaden, in zich bevatten,,
en zo vervólgends.
Vier-en-neegentigfte L i d.
a Tefticu-
Ics.
c Microfco
pc.
lt;i Germes
Datmen ook, ins^^eljks eeven het zUvevanhet e voort-koomen der Planten zég-
gen kan, en dat de Dieren en de Planten heel veelgelykenu mét malkande-
ren.hébhen. ■ .nbsp;;
«Produ-
Eindelyk fchynt het my ook toe ,, dat de Dieren en de Planten heel
f Rapporr. veel ƒ over-een-komft en gelykenismét malkanderen hébben: Zy trék-
' ken door haare wortels., als door zo veele ppenemonden, het fap der
aaide na zich, om zich daar meede, te yocdcn. Dit fap komt zichdaar
na te verd celen in zeekere pypjes, wélke als zo veele vaaten van de plant
zyn, en die langs haare geheele ftriiik heene , die haar draagt, overal
vanzeekéreandere pypjes verzélt zyn, wélke, mét lueht vervult zyn-
de, haar moogelyk op ééne en dezélve wyze koomen te dienen, alsde
lonw de dieren dient. In de tuflchen-ruimtens,. wélke tuflchen deezc
tw^derhande pypjes zyn, vint men een on-eindig getal van kleine
blaasjes, (veftcnles) om daar inne dit voedzaame fap tc ontfangen, en
o;n het daarna daarvan daan weeder teverzénden, ter plaatze daar het
van nooden is. De jongs vrucht wérd in de knóp gevoed , die hém
t'eenemaal verbérgd en omvangt, gelyk als het kind in de lyf-moeder
wérd gevoed enornvangen. Eindelyk, wanneerdcéze vrucht eerft uit
de knóp begint uitte fchieten, die zich daartoe van zélfs als dan komt
te openen, zo is hy eeven als een jong kind, dat aan de borft van zyne
moeder légd, en hy trékt zyn voedfel alsdan door de bloemen van de
plant heen, wélke hém voor borften vertfrékken, doordien hy op die
tyd nóch al te zwak en teeder is, om eenig groover voedzeltekunnt»
verdouwen, dat hém anders onmiddelyk uit dc ftruik zélve, óf uit de
blaaden, zoude toekoomen, wélke als de ingewanden van de Plant
zyn.
u-
VJJ Y heWen onöoodig geacht Je dtük fouten alle aan-te-wyzen, die weinig in 't getal, en
quot; maaralleen iii het te veel, te weinig,óf verkeert zérten van een Le'tteróftwec hier en daar
fcedaan :. verzoekende dat de befcheide Leezer die, zo wanneerze hém voor-koomen,
zelfs gelieve tc vcrandeten , aizote van dien aart niet en zyn, datze de zin t'eenemaal kun-
nen yerandéren , of hinder in het leezeu en overweegen van het wérk ze'lfs toebrengen.
Dóch alzo der e'chter nóch eenige Druk-fouten zyii doorgefloopen , hoezeer men die ook
heeft getracht te verhoeden, die van meerder .gewicht zyn, en die de zin zélfs eenigfins
koomen te verwarren ófonverftaanelyk te maaken , vooreen opmérkend na-vótflcher dee-
zer verhanJelinge, zo heeft het ons noodig gedacht te weezen, om die mids deezen aan te
wyzen: zynde
1
Op
Pag. |
Lin. |
Staat, |
Lees. |
II |
17 |
dat |
die |
II |
ip |
werd |
wérden |
18 |
10 |
hén |
door dienze hen |
»? |
aan otizen Aardkloot |
aan Jupiter | |
ip |
zS |
om zich |
óf liever om zich |
SU |
9 |
weérkeerig evenreedig |
wêêrkeerig |
ii |
weeder opwaatds na boo- |
heene gaat | |
S |
als meede |
fchoon dit | |
31 |
25 |
laat vérders A B C D de |
en de grond van de ról-adt- |
grond Zyn van een tól- |
rige Siraal ABCD. | ||
achtige Straal. | |||
Si |
laatfte reegel |
middelfte deelen. |
middens. |
48 |
1,4 |
20 zullenze zich ten deele zich ten deele zullen | |
H3 |
8 |
uit de lucht kwam val- |
uit het glas kwam vallen 0» |
gezét wérden dit vólgende.
Uh'watreededeet.ei.élvtOmloopers (Satellites) ticbopdeéènetjd g/eilgrtt'
ter vertconen, als cp de andere tfd.
twintiende
fchynt
twintigfie
fchynen
vettecren.
j8
179
verliezen.
-ocr page 259-\
gt; ■ ^
f:
-ocr page 260-I ■
H '
h
Jl
-iti
7
■ -V'
■i/
Ui'
■ I'
I
- i lî
r V
■ i
•-'-i/l
f0:quot;'
■ ■ ' f.
f
l '
/
■ l J
1
• f!
■Ff
■ « ■ ■ i
' :hquot;. .
s-
• v.-
i-
If :
■ ■ »
.. (
I
-m-
.•S
I
(
:
/
¥
. _ c
■ ■ -/i'S,:
■ • A. • i. ■- s.vï:'.-:.«!;-..' . .- .i; ',
- lt;
n
! ■
(
\
S
. '!
ï
m'
). ri- •nbsp;■
H
i.
f-
■ ■■ ^
Liï;
pi^f,
'itr
N
-i:
-ocr page 265-nri'
■ quot;a
» lt;S»1.
.1
■ ». -. ' ; 1
• ' ■ lt;nbsp;4-1
-
SM-
r
L
-nbsp;quot; V V:
-St-^