-ocr page 1-

......a

-ocr page 2-
-ocr page 3-

C (O Hft^ quot;itf oMö

mm.

INTREE^REDE

OVER

HET NUT DER NATUURKUNDE IN
'T ALGEMEEN, EN VOOR DE GE-
NEESKONST IN 'T BYZONDER,

DOOR

MAR.TINÜS VAN MARUM,

A. L. M. PHILOS. ET MED. DOCT.

ALS LECTOR IN DE WYSBEGEERTE EN WISKUNDE
TE HAARLEM

\ /

opentlyk uitgesproken , op den 8. juny CIO 10 cc lxxvii,

Of HET VERPLICHTEND VERZOEK VAN HUN ED. GROOT
ACHTBAREN, DE HEEREN BURGEMEESTEREN EN
REGEERDERS DEZER STAD, UITGEQEVE.

T É B A A R L' E M ,

By J. ]} O S C H i Boek - en Papierverkooper.

Utrechts

-ocr page 4-

f f I • gt;nbsp;• ' -l

mG/tm:

TA ^ - ,

, V - ' r./rf

. ' - ' '' v

V ' ' A,

- ■, Ï ' i; ^

quot;T-Vi'-

. i ■ • quot;

--J-

Ir

A. II a T

'^■L -I

■ n j ^ ' ■

i J - vlc^ûO , 0 ?. 0 a. -t

-ocr page 5-

PFEL EDELE GROOT ACHTBARE HEEREN,

BURGEMEESTEREN en REGEERDERS

DER STAD HAARLEM,
EN DERZELFER MINISTERS .

DE HEEREN,

Mr. MÄTTHEÜS WILLEM van VALKENBURG,

HOOGHEEMRAAD VAN^ RHYNLAÎÎD , ENZ. ENE. ENZ.

Mr. FRANÇOIS BENJAMIN FAGEL,

BAILLIU.W EN STADHOUDER. VAN DR LERNEN VAN BREDERODE .
CURATOR DER LA'fYNSCHE SCHOLEN , 'enz. ENZ. ENZ. ^^^^^^ »

ANTONI KUITS,

BEWINDHEBBER DER WESTINDISCHE COMPAGNIE, RENTMEESTER
VAN DE GEESTELYKE GOEDEREN , EN VAN DE COMMANDERY-
GOEDEREN VAN ST. JAN, DIRECTEUR VAN DE HOLLANDSCHE
MAATSCHAPPY DER WETENSCHAPPEN , enz. ENZ. ENZ.

Ml'. A N T O N I S S L I C H E R,

COMMISSARIS TOT DE SÜPERINTENDENTIE DER ZEE-DYKEN VAN
DE NOORDER-KOGGEN, MEESTER-KNAAP VAN DE HOUTVESTE-
RY
van ßREDERODB, DIRECTEUR VAN DE HOLLANDSCHE MAAT-
SCHAPPY DER WETENSCHAPPEN , enz. ENZ. ENZ.

« anbsp;Mr.

-ocr page 6-

Mr. ADRIAEN VAM ZEEBEROH,

RAAD BN PENSIONARIS.

e n

OCKER VAN SCHÜYLENBÜRCH,

SECRETARIS.

lnbsp;• X.

w o r dt deze
IN T R je E - ' k E D E
in diepen eerbied opgedragen

door

1 ' quot; ' , ■ _
Hun Wel Ed. Groot Jcbth. onderdanigßen Dienaar

martinus van marüm.

-ocr page 7-

INTREE - REDE

OVER

HET NUT DER NATUURKUNDE IN
'T ALGEMEEN, EN VOOR DE GE-
NEESKONST IN 'T BYZONDER.

EDELE GROOT ACHTBARE, EN EDELE ACHTBARE
HEEREN, REGEERDERS EN WETHOUDERS DE-
ZER AANZIENLYICE STAD : BURGEMEESTERS ,
SCHEPENS , VROEDSCHAPPEN , EN WIE VER-
DER DE HOGERE STADS AMPTEN BEKLEDEN ;
HOOG AANZIENLYIOE MANNEN.

UITLEGGERS DES GODDELYKEN WOORDS; ZEER
GELEERDE , ZEER GETROUWE , VEEL EER-
WAARDIGE MANNEN.

Anbsp;WIE

-ocr page 8-

WIE DEN TRAP VAN MEESTER OF LEERAAR IN
ENIGE WETENSCHAP VERKREGEN HEBBÈN ;
ZEER VERSTANDIGE , ZEER ERVARENE , ZEER
NUTTIGE MANNEN.

BURGERS EN INWOONDERS DEZER VERMAAR-
DE STAD , EN ALLEN , DIE HIER VERDER TE-
GENWOORDIG ZYT , VAN WELKEN STAAT OF
RANG GYLIEDEN ZYN MOOGT; ZEER GEAGTE
TOEHOORDERS.

De algemeene gewoonte, van een openbaar leeraar - ampt
met ene intree-rede opentlyk aantevaarden, dreef my,
van Uw
Wel Ed. Groot Achtbaren met deze waardigheid
begunlligd, tot deze plaats. Niet zonder befchroomdheid ben
ik dezelve beklommen. Voor zo ene talryke Vergadering ,
voor zo veele Geleerden en Aanzienlyken te fpreeken , ver-
eifcht meerder ; welfprekendheid , dan van my , die thans voor
de eerftemaal in 't openbaar ene rede ftaa te houden , te ver-
wagten is. Zekerlyk zou deze overweging my geheel affchrik-
ken , indien ik niet vele redenen vond om my met Uwe toe-

gene-

-ocr page 9-

genegenheid te vlyen. Ik zal het dan wagen , in hoop van
Uwe gunftige aandacht.

\Ji7^aiineer men enige oplettenheid tot ene flegts oppervlak-
kige befchouwing der werken der Natuur verlene, verwondert
zich ene geregeld denkende ziel wel ras over zulk ene menig-
te en verfcheidenheid van levendige en levenloze wezens ,
die zich aan de oppervlakte van onzen aardbol bevinden.
Welk ene verfcheidenheid van werktuigelyke wezens, ( van
dieren en van planten , meen ik,) ontmoeten wy niet op die
kleine vlakte , die wy meest gewoon zyn te betreden ! Welk
ene menigte , welk ene verfcheidenheid van onwerktuigelyke
zelfflandigheden omringt ons niet daarenboven, en gebruiken
wy dagelyks !

Maar hoe aanmerkelyk ook het aantal der verfchiliende foor-
ten van wezens, die zich dagelyks voor onze ogen verto-
nen , zyn mag : het is voorzeker zeer gering , in vergelyking
van dat geen, het welk in de overige bekende delen der op-
pervlakte van onzen aardbol zich aanbiedt. Het groeijend
ryk , zo ver het nu bekend is, bevat omtrent twintig duizend
planten. Het getal der dieren , die wy thans onderfcheident-
lyk kennen, is geenzints kleiner. Doch wat baat het
ons, het
getal der bekende dieren en planten te berekenen , daar het

A 2nbsp;bui-

-ocr page 10-

buiten twyïel is, dat het getal der noch onbekende foorten ,
zo wel in het dierenryk , als in dat der planten , verre wech
het getal der bekenden overtreft.

Men veroordeele inyn gezegde niet, noch denke , dat ik
by vergroting fpreeke : de menigte en uitgeflrektheid
van on-
bewoonde en min doorzogte landitreken , welke echter van
dieren rykelyk bewoond , en meest van planten niet fchaars
voorzien zyn , doch ter welker opmerking weinige reizigers,
flegts maar ter
loops , hunne aandacht vergund hebben , en
het waarfchynelyk beftaan van vele onbekende landen, tonen
'er de waarfchynelykheid
van aan; en het verbazend aantal van
Ideine planten , doch inzonderheid dat der dieren , het welk,
als in 't oneindige, fchynt voort te gaan, wettigt, durf ik zeg-
gen , deze Helling. Hoe vele foorten van diertjes ontdekt
men niet
telkens, die door hunne kleinheid ónzè opmerking tot
nu toe ontfnapt waren. Welk een aantal van nieuws
ontdek-
te foorten zyn wy niet aan de vlyt Van eenen Leeuwenhoek
vérfchuldigd. Ter plaatze , daar men nooit het aanwezen van
iets dierlyks zou hebben kunnen vermoeden heeft hy ene
menigte van verfchillende foorten opgefpeurd. ' Wie zou ge-
gist hebben , had onze Landsgenoot zulks niet , door zyne
fcherpziende en wel gewapende ogen, ontdekt, dat vochten ,
welkers helderheid ons niets ongelyldbortigs fchynt te kennen te

geven,

-ocr page 11-

geven , echter met kleine diertjes vervuld zyn. Byna ieder
byzonder foort van planten , enen korten tyd in water gelegd,
verrykt het zelve met byzondere foorten van diertjes , fchoon
men 'er dikwyls , met het blote oog , volftrekt niets van be-
fpeurd. Zelfs leveren ons fommige planten , op deze wyze
onderzogt , ene menigte van zeer onderfcheidene foorten.
Somtyds zyn zodanige aftrekfels van planten , zo opgepropt
met diertjes , dat zy , zonder ene voorafgaande verdunning ,
niet te onderfcheiden zyn. Ja , het geen noch verder gaat,
de vergroot - glazen leren ons , dat zelfs het zuivere regen-
water , wanneer het flegts äen de lucht is blootgelteld , ene
verbly^laats voor verfcheidene, trapswyze in grootheid van el-
kander verfchiliende, foorten van dieren is ; waar van fommi-
gen hare byzondere delen duidelyk onderfcheiden laten , ter-
wjl anderen , fchoon door de fterkfte vergroot - glazen be-
fchouwd , zich echter noch zo klein vertonen , dat zy alleen
door hunne bewegingen voor dieren te onderkennen zyn. Een
geheel millioen van dezen kan nauwlyks aan de grootte van
ééne zandkorrel evenaren.

Wie ftaat niet verrulu over zulk een aantal van onzichtbare
fchepzelen ? Welk een eerbied verwekt zulk ene befchouwing
niet voor den
Almachtigen Maker ! Zeer waarfchynelyk

A 3nbsp;ont-

-ocr page 12-

ontdekken wy echter noch het minfte der gefchapene wezens.
Immers, daar zulk ene trapswyze opvolging in derzelver groot-
heid plaats hebbe , is het zeker niet waarfchynelyk , dat die
genen, die wy door onze vergroot - glazen thans onderfcheiden
kunnen , juist de kleinften zyn. Doch hoe dit ook zyn mag ,
de bygebrachte redenen zullen echter , vertrouw ik , genoeg-
zaam
bevestigen , dat het aantal der bekende en zichtbare
wezens verre weg het minfte is.

Hoe zeer ook zulk ene verfcheidenheid van wezens , wel-
ke van naby onder het bereik van onze zinnen valt, alle caize
ven^^ondering naar zich trekt, zy verdooft echter fchier ten
enemaal ,
wanneer wy tot de befchouwing der wyduitgeftrekt-
heid van 't Geheelal overgaan.

gt;

(Vergun my, zeerAanzienlyke en zeer Geëerde Toehoorders!
in de befchouwing der gefchapenheid wat verder uit te weiden.
Myn oogmerk is, UL. de gepastheid der Natuurkunde, om
ons tot eerbiediging des
Grooten Scheppers oneindige
Almacht en Wysheid optewekken , als derzelver eèrfte mittig-
heid, voor te ftellen.)

De

-ocr page 13-

De oppervlakte van onzen aardbol bedraagt , volgens de
nauwkeurigfte berekeningen, ten naesten by zestien millioenen
vierkante mylen; en echter zal het ons blyken , dat deze met
zyne ganfche verfcheidenheid van bezielde en onbezielde
lichamen flegts als een enkel ilipgt; is aantemerken, in vergely-
king der zichtbare wereld.

Welk een klein gedeelte van ons Zonneftelfel is deze Aar-
de ! De zon , waarom wy jaarlyks
met dezelve enen kring
befchryven, weet men door nauwkeurige fterrekundige waar-
nemingen en gegronde
berekeningen , dat ten minften één en
tachtig millioenen mylen van ons af is. Uit dezen afftand,
en uit hare fchynbare middellyn , kan men met zekerheid
opmaken, dat de zons - middellyn negen honderd duizend maal
die van
de aarde overtreft. Intusfchen behoort de aarde noch
onder die
flaneeten , die het naast by de zon zyn. Mars
Haat veel verder van de zon af. De zons aflland van Jupi-
ter
is meer dan vyf maal, en die van Saturnus omtrent ne-
gen maal groter dan die der aarde. Immers bedraagt de laat-
fte (die van
Saturnus namelyk) zeven honderd en zeventien
millioenen mylen.

Maar deze verbazende afftand , die afgryfelyke Imng , wel-
ken
Saturnus befchryft, bepaalt noch geenzints de wydiütge-

ftrekt-

-ocr page 14-

ftrektheid van dit zoniieftelfel. Tot het zelve behoren ook
de nu en dan verfchynende
cometen , met het zelfde recht,
als de
planeten. Immers zy worden , even als dezen, om de
zon bewogen. ;^Beiden befchryven zy
eUipfen : beiden heb-
ben zy de zon in het ene
elUptifche brand-punt Van haren
loop - kring geplaatst, 't Verfchil van hare kringen beftaat al-
leen hiet in , dat daar de zon zich niet verre van het mid-
delpant der kringen bevindt , welke de aarde en de overige
planeten befchryven , zy in tegendeel in de meer langwerpige
loop-kringen der
cometen naby hun ene eind geplaatst is ; zo
dat zy , dan eens zeer naby de zon , dan weder 'er zeer verre
van verwyderd , en uit dien hoofde buiten het bereik van ons
gezicht zyn.
Het aantal dier ftaart-fterren, welker loop - krin-
gen wy kennen , overtreft reets zeer verre dat der dwaal-
Herren. En noch veel groter is het aantal van anderen,
welkers verfchyningen men alleen vindt aangetekend , doch die
veel te kort geweest zyn, om hare loop-kringen hier uit te
bepalen. Ik wil nu hier niet aandringen op het gevoelen dier
Wysgeren , die , tot -enen grondregel Hellende , dat 'er in de
Natuur gene vergeeffclie ruimte te vinden is ., de wereld, als
zo veel mogelyk , met wezens opgevuld befchouwen , en op
dien voet berekenen , dat het aantal der
cometen , die tot dit

zonne-

-ocr page 15-

zonneftelzel behoren', enige miUioenen uitmaakt. Hier van
de waarfchynelyliheid te betogen, zou my te ver afleiden.
De bekende, en in haren loop nagefpeurde ,
cometen be-
wyzen genoeg, dat zy niet flegts het grootfte gedeelte der
Hemelfche lichamen , die tot dit zonnefl:elzel behoren, uit-
maken; maar dat hare loop-kringen onnoembaar verder, dan
die der verst afftaande
planeet Saturnifs, zich uitftreldien.

Niet zonder grond kan dan ons zonnefl:elzel worden aange-
merkt , als voornamentlyk uit cometen befl;aande, en tot der-
zelver loop hoofdzalielyk ingericht; tusfchen
welken onze aar-
de met de vyf overige
planeten , en hare manen, flegts om
ene ledige ruimte te vullen, die door het famenfl:el der
co-
meten in haren loop wierd overgelaten, van den Schepper
Zjm ingeplaatst.

Doch welk een allerkleinst gedeelte der zichtbare wereld
is niet dit ganfche famenftel van flaart- en dwaal-fl;erren •
welke zich rondsom onze zon bewegen ! Hoe groot ook de
afïland der zon van de aarde zy, de afftand der vaste fter-
ren is hier by geenzints te vergelyken. De naast byftaande
vaste fl:er flaat te ver af, om enig verfchilzigt van dezelve,
by de meest verfchiliende flianden der aarde in haren loop-

Bnbsp;kring.

T

-ocr page 16-

iü'ing, te kunnen ontdekken. Hoewel ons dus het enigfte mid-
del, waar uit de afftand der hemel-lichten te berekenen is»
by deze ontbreekt, kan men dit echter met zekerheid hier
uit opmaken , dat de affland der naast byftaande vaste fter ,
ten minften vyf honderd duizend maal, dien
verbazenden af-
ftand der aarde van de zon overtreft. Wie zal bepalen,
hoeveelmaal dezelve groöter is ? En indien wy
Hellen mogen »
dat de zo zeer verfchülende fchynbare grootte der vaste
Herren, en de
meerdere of mindere helderheid van haar licht
voornamentlyk uit het verlchil van hare afilanden bntftaat,
ene ftelling , die ten hoogften
waarfchynelyk is , dan wordt

de waarlyk onmeetbare afltand van Spius , de naast byftaande
vaste fter,- zeer verre door dien der andere fterren overtroifen.
Ja, gewichtige redenen ftellen het fchier buiten twyfel, dat
zelfs de
fterrèn , die ons het digtst by eikanderen fchynen , op
foortgelyke afftanden van elkander, als S^r'ms vm de zon,
geplaatst zyn. Kon de menfch dezen aardbol verlaten, en
zich , niet; ene vlu^eid misfchien aan een hoger foort van
wezens eigen, tot ene der vasté fterren verheffen, zeker-
lik zouden hem ook daar aUe de vaste fterren even ver van
zich afftaande fchynen, als hier op,deze^arde.

Doch,

-ocr page 17-

Doch, wat zyn deze vaste fterren , die dus by duizendeiï
aan den hemel als gezaaid fchynen ,? Hare heldere glans ,
niettegenftaande hare onmeetbare afftand , z^t ons duidelyk ,
dut
ZY 7.0 quot;^qIq zonnen zyn., die ons op zulke afftanden on-
mogelyk zichtbaar zouden kunnen, zyn , zo zy niet ten muiften
aan de grootte van onze zon evenaarden.

Maar tot wat einde , vraagt men te regt, mach de w y z è
Schepper
daar zo vele zonnen vérordend hebben ? Wie
kan zo trotfch zyn van zich te verbeelden , dat die Verbazend
groote lichaamen op zulke onmèëtbare äfflanden flegts zouden
daargefteld zyn , om door ons , bewooners dezer aarde , als
zo vele verlichte ftippen befchouwd
te worden. Wie ziet
niet, dat dit voorzeker des
Scheppers doelwit geenzints zyn
kan ; daar immers de meeste fterren met anders dan met
gewa-
pende ogen te befchouwen zyn?

De venvonderenswaardige overeenftemming tusfchen de wer-
ken en hare oogmerken , welke in de ganfche natuur zo
duidelyk fpreekt, doet ons noodwendig de vaste fterren als
waare zonnen befchouwen , waar van elk, even als onze zon,
een byzonder zamenftel van
planeten en- cometen rondsom zich
geplaatst heeft, welken zy door har e aantrekkings - kracht in

B 2nbsp;hare

-ocr page 18-

hare loop-kringen houden , en door hare uitfchietende ftralea
verlichten en verwarmen. — Laat ons verder gaan.

Gods oneindige wysheid en goedheid gedogen gene nutteloze
gewrogten : zodanigen zouden echter alle deze millioenen van
hemel-bollen zyn , wanneer zy niet door
redelyke fchepzelen
bewoond wierden.
H y , die op onzen aardbol, dit Hip in 't
heelal , zo vele gevoelige wezens geplaatst heeft,
zou die in
't onmeetbare ruim zo vele ledige woestenyen geftigt hebben ?
Hy , die geen ander oogmerk in het ftigten van deze wereld
kan gehad hebben, dan om
zyne oneindige goedheid aan rede-
lyke wezens te doen
blyken, en hen gelukkig te maken, en te
gelyk aan gevoelige wezens genoegens te verfchafFen i dien
het daar by niet aan macht ontbreekt, om, naar zynen wil, al
te fcheppen , wat
hem behaagt, zou die zo vele bekwame
verblyfplaatzen voor redelyke en gevoelige wezens hebben le-
dig gelaten , waar geen verftand de werken van den
groten
Maker bewonderen, noch enig gevoelig wezen de blyken vhn
ZYNE oneindige goedheid genieten kan ? Wie kan aan zulk
ene, waarlyk
God beledigende ftelüng, gehoor geven ? Zy
is te ongerymd , zy verdient gene wederlegging!

Daar dan de overige tot ons zonneftelzel behorende
plamten , niet alleen die hemelfche lichamen zyn , die,

om

/N

-ocr page 19-

om dat zy , even als onze aardbol, in hare loop-kringen
om de zon worden omgevoerd , en door haar befchenen wor-
den , insgelyks voor bewoonde aardkloten te houden zyn;:
noch ook de tot ons zonneftelzel behorende
comeUn (wier
aantal waarfchynelyk aUe onze verbeelding te boven gaat, en
welke om dezelfde redenen voor verblyfplaatzen van redelyke
en gevoeUge wezens moeten erkend worden} het overige ge-
tal der bewoonde bollen geenzints
uitmaken maar , daar zefs
de vaste fterren zonnen zyn , van welken een ieder, ter in
ftand houding en verlichting van een geheel ftelzel van
plat-
ten
en comeun gefchikt is : hoe oneindig groot vertoont zich
dan niet de gefchapenheid !

Hoogstwaarfchynelyk beflaan echterde zichtbare fterren noch
maar een klein gedeelto der ruimte van 't geheelal. Den melk-

wech, dien witten ftreek, welke den hemel omringt, vertoont de
verrekyker , uit ene oneindige menigte van onzichtbare fterren
te beftaan , wier afftand te groot is , dan dat zy door het
blote oog te onderfcheiden zyn. Door de meest vergrotende
verrekykers kan men er zelfs noch maar enigen van ontdek-
ken. Wie kan dan het aantal der millioenen der geheel on-
zigtbare zonnen giszen ? Zy fchynen ten minften de hoeveel-
heid der zandliorreleo van onzen ganfchenaardlüoot te evenaren.

B 3nbsp;Waar

/N

-ocr page 20-

Waar blyft dan onze zö uitgeftrekte aardbol, met hare ganfche
verfcheidenheid van wezens, in vergelyldng van 't geheel-al ?
By deze befchouwing Verdwynt hy als niets. Niemand , die
ooit met behoorlyke aandacht den mell^wech door ene meest-
vergrotende kyker befchouwd heeft, zal my befchuldigen, dat
ik by vergroting fpreke. Het is 'er verre van daan. Geta-
len en woorden ontbreken ons , om de wyduitgeltrektheid der
werken des
groten Scheppers uit te drakken. Te regt zegt
dan zeker dichter :

„ Terra igitur cum fic millefiina pórcio folis;
„Pars orbis fol parva fai ;'qui continet orbis
„ Solem, ftelligeri exilis fit pórtio coeli;

Srelligero tellus fi coraparatur olympo,

.1

„ Nulla queaf nuraeris ratio compréndere, tellus
„ .P»rs quota fit vafti i qui continet omnia, Mundi.

Buchan. de Sfhcera.

Dus ziet gy, zeer aanzienlyke en zeer geëerde Toehoor-
ders ! dat zelfs éne maar oppervlakkige befchouwing van de
werken des groten Makers , ons van zyne oneindige
almacht op 't nadrukkelykst overtuigt. Ene meer nauwkeu-
rige overweging van de vermogens , waar mede de onbezielde
Wezens begaafd zyh ,' door welker werking hare order ih

-nbsp;ftand

-ocr page 21-

ftaiad gehouden wordt, en de nodige veranderingen in dezelve»
worden voortgebracht, doet ons iiiet minder over des
Schep-
per
^ oneindige wysheid verl?aasd Haan. Alles , zien \vy , k
aan verandering , en zeer veel aan ene gedurige afViszeling
onderhevig. Deze veranderingen en afwiszelingen bewerkt de
Albestjerder niet onmiddelyk. Het heeft zyne wyslieid be-
haagd , het gefchapene zodanige vermogens fn te leggen , die'
dezelven dus te weeg brengen , dat echter het geheel,'er by
in ftand blyve. Ja zelfs bewerkt ook de
Schepper, door de-
ze zelfde vermogens , de in ftand houding zelve. De fchik^
Idng dier vermogens, die men gewoon is twede
oorzal^en-te
noemen (fchoon wy 'er maar weinige trekken van' kemiengt;
tekent ons echte; op het duidelykst de trefi^ndfte blyken van
ZYNE oneindige wysheid af. — Vergun my , dat ik 'er Ul.
icaar ién van ten voorbeelde , herinnere.

De, onderlingenbsp;welke de ondervinding onte-

genzeggelyk leert , dat tusfchen alles, wat ftoffelyk is , plaats
h£bbe,; die neiging , door welke alle lichamen malkanderen
trekken, en tot malkander getrokken'worden ; tot welke, voor-
name oogmerken is deze niet van den
wyzen Schepper in het
ftoffelyke ingelegd. Wy kemien 'er zonder t^^^fel flegts zeer
weinigen van , en echter weten wy 'er verfcheideu van aan te

wy-

-ocr page 22-

wyzen. — Niets minder, dan de in ftand houding van 't ge-
heel-al , is hier aan toe te fchryven. 't Is deze onderlinge,
aantrekkings - kracht , die de hemelfche lichamen in haren
loop bepaalt. De grote
Newton , wiens vernuft, als wa-
re het , door
ene Goddelyke ftraal fchynt verlicht geworden ,
heeft uit dit beginfel niet Üegts den loop der hemel - lichamen
volkomen verklaard , en
alle deszelfs fchynbare onregelmatig-
heden uit het zelve, als noodwendige gevolgen, afgeleid; maar
heeft ook dit zyn
ftelzel door wiskunftige betogen en bereke-
ningen
zo overvloedig bevestigd , dat het zelve geenzints den
naam van ene Helling , maar veel eer van ene bewezene waar-
heid verdient.

Dezelfde aantrekking, welke de aarde ook op de maan
oeffent, doet haar enen kringswyzen loop aannemen. De
aarde wordt
insgelyks door de zon getrokken , en door die
oorzaak alleen in den kring gehouden , welken zy 'sjaarlyks
om dezelve befchryft. Het is dezelfde aantrekkings - kracht
der zon, die ook de overige
planeten in hare loop-kringen
houdt. De
cometen zelfs worden door die zelfde kracht in
haren loop beftuurd. Gene der bewegende hemels - bollen
is 'er, die
niet aan deze algemene beweging zynen krings-
wyzen gang verfchuldigd is.

De

-ocr page 23-

Dezelfde aantrekkings-kracht, weten wy, is de oorzaak van
vele verfchynzelen , die aan de oppervlakte van onzen aardbol
zich vertonen. Het nedervallen der lichamen , een verfchyn-
zel, waar aan wy te veel gewoon fchynen, om 'er de rede
van te vragen, is ook hier uit af te leiden : 't is die zelfde aan-
trekkings-kracht der aarde , die alles , wat Itolfelyk is , aan-
trekt , en naar deszelfs oppervlakte dalen doet.--De lamen-

lt;

hang van vele lichamen is zonder twyfel aan deze zonderlinge
aantrekking der ftof toe te fchryven. — De dampimng wordt
ook door die oorzaak alleen by de oppervlakte der aarde gehou-
den , en zyne dichtheid hier door bepaald.

Niet üegts de aantrelvkings - kracht der aarde is aan ons
deszelfs bewooners , van nut i maar ook die der maane is
ten onzen
opzichte van ccn zeer aanmcrkclyk belang. De
ebbe en vloed der zee , verfchynzelen , wier uitgeftrekte nut-
tigheden aan ieder opmerkzame als van zelfs in het oog lo-
pen , zyn van de aantrekking der maane zo zeer afhangelyk,
dat ze uit haren ftand alleen berekend worden.

Welk ene wysheid , die tot zo vele voorname einden één
enigfte, een zo eenvoudige oorzaali beftemdt ! Het is ook by-
zonderlyk hier in, dat de
almachtige Maker zyne hoogfte

Cnbsp;wys-

-ocr page 24-

wysheid toont, dat hy naraentlyk tot menigvuldig veel wer-
kingen zeer weinig oorzaken bezigt. Hoe meer wy de na^
tuur leren kennen , hoe meerder blyken wy hier
van ondek-
ken. Doch de taak , welke ik voorgenomen heb , laat my
niet toe in dit vernikkelyk veld uit te weiden; het gegeve
voorbeeld bewyst genoeg , dat ene wetenfchap, welke in d©
befchouwing der gemelde vermogens
beftaat , der twed© oor-
zaken namentlyk, of hare uitwerkzelen , en welko om die
rede den naam
van Natuurkunde verdient , de aandacht van
enen iegelyk , die enige prys ftelt op zyne duure verplichting
aan onzer allen
Schepper in acht te nemen, ten hoogften
waardig is. Weinig doet het ter zake , of hei doelwit van
den
almachtigen Maker by de voortbrenging der wereld
zich voornamentlyk tot de verheerlyking van
zynen naam be-
paald hebbe, dan of
hy inzonderheid zyne geedgunftigheid aan
redelyke wezens te bewyzea , daar door beoogde ; een ver-
fchil, het geen zedert lang onder de Wysgeren heeft plaats
gehad. Gewigtige redenen fchynen wel voor de laafte Hel-
ling te ftryden ;
deze echter fluit geenzints onze verplichting
uit, om
Gods oneindige goedheid en wysheid uit zyne werken
te ler^en kennen. De gezonde rede geeft hier voor ontege«»
zeggelyke bewyzen aan de hani De ganfche nattiur ft)reekt

ook,

-ocr page 25-

ook , als 't ware , dat de Schepper ons uit zyne werken
ZYNE volmaaktheden wil doen opmerken. En of.dit noch
niet genoeg ware , zo fnyden de heilige bladeren hier om-
trent alle twyfeling volflrekt af. Pryszelyk is derhalven het
voorbeeld van den godvruchtigen Engelfchen Wysgeer, den
Ridder Boyle , die, uit overtuiging, dat ene natuur - kennis
ter betoging van
Gods oneindige volmaaktheden by uitne-
mendheid gefchikt is , de hum- van zyn huis te
London be-
ftemde , om na zynen dood ter beloning van enen Gedgeleer-
den te dienen , die 'sjaarlyks enige Natuurkundige redevoe-
ringen uitfprak.

My dunkt, Gyl. ftemd my dan allen toe , zeer geëerde
Toehoorders, dat, al ware het, dat de Natuurkunde gene
andere , dan de betoogde nuttigheid ,
behelsde, zy echter

zich zelve hier door niet flegts genoegzaam zou aanpryzen ,
maar zelfs , dat .hare beoeffening , zo zeer ter verheerlyking
van
Gods groten naam gefchikt, niet zonder plichtsverzuim
kan worden nagelaten..

Vestigen wy onze aandacht op de nuttigheden, welke de
beöeffening der Natuurkunde in de famenleving aanbiedt, niet

G 2nbsp;minder

-ocr page 26-

icinder verheft zy zich in dit opzicht boven vele andere we-
tenfchappen.

Laten wy , in de befchouwing van deze nuttigheden dey
Natuurkennis , met de
Beweegkunde , die met zeer veel
recht derzelver eerfte tak mach genaamd worden , enen aan-
vang maken.

Dikwyls zyn de lichamen , die wy verplaatzen willen , te
groot, te zwaar, of haar ftand is te ongevoegelyk , om door
de
blote kracht van menfchen of dieren , naar vereifchten te
kunnen bewogen worden. Als dan hebben
wy werktuigen no-
dig , om onze vermogens , of voordeliger , of gevoegelyker
aan te wenden. In alle zodanige gevallen de gefchiktfte werk-
tuigen te gebruiken , leert de beweegkunde. Zo menigvuldig
nu het
gebruik van werktuigen vereifcht wordt , zo nuttig
is
derhalven deze kennis. 't Is waar , vele werktuigen
worden door onkundigen , alleen uit gewoonte , dikwerf
vry wel gebezigd ; doch om ze in alle gevallen op de ge-
pastfte , voordeligfte en zekerfte wyze te gebruiken, om ze
naar de byzondere omftandigheden te kiezen , om zommigen
met
malkan lei en te verenigen , en te plaatzen , hier toe
wordt meer als gewoonte , hier toe wordt geöelFenheid in de-
ze weienfchap vereifcht. De nadelige gevolgen, en te letir

ftellin-

-ocr page 27-

ftellingen, die dikwyls alleen uit onkunde van de wetten van
beweging, en die van het evenwigt, zyn voort^elproten waar
van vele voorbeelden bekend zyn , bewyzcn genoegzaam myn
gezegde.

Het is niet alleen ter verplaatzing van zware lichamen , dat
de beweegkunde te ftade koomt ; zy is voor de konsteit en
wetenfchappen , die in de famenleving onontbeerlyk zyn ,
nuttig , voor zommigen volftrekt noodzakelyk ; en zo het al
waar is , dat velen van dezelven zonder beweegkemiis op
den ouden trant kunnen geoefend worden , is dit ten minften
zeker, dat gene verbeteringen van belang in
mechanifche kons-
ten zullen worden uitgedagt , dan van hun alleen , die in de
beweegkunde gene vreemdelingen zyn. Doch welke konsten
zyn volmaaKt of onverüeceriyK:
V Zonder twyfel zouden zy
van tyd tot tyd meer v-erbeterd worden , indien konste-
naars en handwerkers meer gewoon waren zich ten minften op
de grondbeginzelen dezer wetenfchap uit te leggen. Laat de
ondervinding hier fpïeken ; laat zy befliszen , of niet de
me-
chanifche
konsten hare verbeteringen alleen aan de zulken
verfchuldigd zyn , die , of door befchouwing , of door lang-
durige ondervinding , ene gegronde beweegkennis verlcregen
hadden.

C 3nbsp;Hoe

-ocr page 28-

Hoe vele uurwerkmakers hebben niet voor Huycheks
tyd de verbetering van den ongeregelden gang der uurwerken
vergeefs gezogt. Hy was die grote Natum-kenner en Wis-
konstenaar, die eindelyk het middel daar toe gefchikt, een be-
ftuurder , die hunnen gang regelt , in den flinger gevonden
heeft. Geen wonder , dat zo vele pogingen van min kundi-
gen voorheen vruchteloos geweest zyn. Ene gegronde
kennis in de beweeg- en wiskunde , die zo zeldzaam by
konstenaars gevonden wordt , was tot zulk ene vinding nood-
zakelyk ; ene vinding , daar men voorzeker zeer veel aan ver-
fchuldigd is. Van groot belang is het immers voor de fcheep-
vaart, den afftand van ver afftaande plaatzen te weten ; hoe
verre de plaatzen ten oosten of westen van elkander gelegen
waren , heeft men te voren flegts kunnen giszen , doch nu,
zederd het
gebruik der flinger - uurwerken , kan men , door
het waarnemen der fl;erren , den juisten aflland zeer naby be-
palen ; langs dezen wech heeft men dén affland van ene
menigte van plaatzen , die vele mylen te dicht by , of te ver
van eikanderen gefchat , en op de kaarten dus verkeerd
gete-
kend waren , verbeterd; verbeteringen , die vele fchepen
voor het verzeilen behoedt, en duizenden van menfchen het
leven fpaart.

In

-ocr page 29-

In de Kr^gskunäe iä de beweeg- en wiskunde volftrekt
noodzakelyk. Zy is 'er , als 't ware , de ziel van. Zo n
(X)d-
wendig derhalven deze kundigheid geworden is ,
om onze be-
zittingen tegen de baatzugtige aanvallen van anderen te bevei-
ligen , van
zo veel belang is dan ook de beweegkunde , met
de wiskunde gepaard , in dit opzicht.

Uit onwetenheid in de beweegkunde , ontftaan aan den an-
deren kant zeer vele vruchteloze pogingen ter verbetering
van werktuigen , of ter bereildng van oogmerken , die onmo-
gelyk te
verkrygen zyn. Op dat ik een voorbeeld noeme :
de zo' genaamde eeuwigdurende beweging , ene zaak , waar
van de onmogelykheid, uit de zekerfte grondregelen der beweeg-
ktmde , wiskundig te betogen is, hoe vele , zelfs fchrandere

konstenaars , hebben laict hwn tyd , bu« gold , hunne kost-
winning geheel te vergeefs hier aan opgeofferd ,
daar zy anders
hunne bekwaamheden tot aanmerkelyk nut voor de zamenle-
ving zouden kunnen befteed hebben. Ja 'er gefchieden noch
heden , alleen uit onkunde , zodanige dwaze ondernemingen.

Van geen minder belang is da kennis der waterperßng,
voor ons vooniamentlyk, die een land bewonen, wiens op-
per-

-ocr page 30-

pervlakte op verfcheidene plaatzen veel lager is, dan de bo-
dem der aangrenzende ftromen en wateren. Het is deze we
tenfchap , welke uit zekere gronden , de perfmg , die het wa-
ter tegen en
fluizen oelFent, volkomen opgeeft. Uit
deze wetenfchap zyn dan alleen de juiste middelen afteleiden,
om de kracht van het water met de zekerfte , en te gelyk
minst kostbare middelen tegen te
gaan ^ middelen, waar van
het behoud van ons land geheel afhangelyk is. By ons,
derhalven , behoort de waterperskunde inzonderheid gekend
te worden.

Ter ontlasting van 't water van onze lage landen, die niet
anders , dan door water - werktuigen , als fchepraden , wa-
terfchroeven , of foortgelyken
kan verkregen worden , is de
waterperskunde insgelyks van zeer veel
belang. Aan den
enen kant zyn de genoemde werktuigen dien trap van vol-
maaktheid , welken zy nu hebben, hier aan meest vérfchul-
digd. Aan den anderen kant zyn noch die , welken wy thans
gebruiken , in alle opzichten geenzints voldoende : zy verei-
fchen aanmerkelyke verbeteringen , tot welken ene gegronde
kennis der beginzelen dezer wetenfchap , gepaard met die der
beweegkunde , vereifcht wordt.

Die

-ocr page 31-

pie den loop der Rivieren van ons land met aandacht
heeft nagegaan , ziet ligtelyk , dat de kennis der
waterlei-
ding
voor Neerland noodwendig vereifcht wordt: daar twee
zo llerk vloeijende rivieren , de
Rhyn en de Maas , zich
over onzen bodem in verfcheiden taldien verdelen , en zee-
waarts inlopen ; en de menigte van water, die zy zomwylen
toevoeren , zo groot is , dat de afloop langs dezen minder
hellenden bodem aan den toevoer niet langer
gelyk is. Hier
van daan zo menigvuldige overftromingen , van welken zedert
lang flegts weinige jaaren zyn vry gebleven
; waar onder zelfs
zommigen de vernieling van een aanmerkelyk gedeelte van
ons land gedreigd hebben. De grondbeginzelen der waterloop-
kunde derhalven hier omtrent in acht te nemen , en volgens

dezelven , het geen den afluup viujt dit in sulk cnc hoeveel-
heid af\^loeijende water begunftigen kan, quot;in 't werk te Hel-
len , ziet een iegelyk , dat voor ons Vaderland van 't uiterfte
belang is. Doch wat hebben wy woorden nodig, daar de zaak
thans zelve fpreekt. Door de goede fchikking van 'slands
Vaderen , en het waakzaam beleid van dien zeer kundigen
Man, aan wien het opzicht over de rivieren zo wel is toever-
trouwd , mogen wy thans het nut der waterloopkunde voor
Nederland door een dubbeld voorbeeld bevestigd zien.

Dnbsp;Den

-ocr page 32-

Den Tszel, te voren , dan door gebrek aan water onbe-
vaarbaar , dan weder zo veel water te gelyk ontvangende ,
dat de dyken dikwyls tegen het zelve niet beïland waren , en
de aangrenzende landen, tot groot nadeel van hunne bewone-
ren, overftroomd wierden , zien wy thans door een middel ,
het geen op waterloopkundige beginzelen gegrond is, zo ver-
re herfteld , dat hy
zedert meesttyds bevaarbaar geweest is ,
en by de fterkfte toevoer maar tot ene matige hoogte is op-
gerezen.

De doorfnede der Bylandfche waardene ftrooms verlei-
ding , waar van wy
reeds de nuttige gevolgen ondervinden
mogen , geeft thans een ander voorbeeld, dat de waterloop-
kunde voor
Neêrland onontbeerlyk is. Byzonderlyk is dit by
deze onderneming gebleken , welker gunftigen uitflag, niet-
tegenftaande
verfcheidene zeer ongunftige omftandigheden ,
men alleen aan de gepaste aangewende middelen, uit water-
loopkundige grondbeginzelen afgeleid , hebbe toetefchryven.

Zeer nuttig voor de famenleving is insgelyks de Gezicht-
kunde.
Uit de kennis der breking en te ruch-kaatzing der
lichtftraalen heeft de uitvinding der
yerrekykers haren oorfprong;
werktuigen , die , zo zy al op gene ^andere nuttigheid voor het

men-

-ocr page 33-

menfchelyk geflacht konden roemen , voor de fterrekunde , en
dus ook voor de zeevaart ten hoogften noodzakelyk zyn.

Van geen mhider nut voor de zeevaart, waar aan dit geme-
nebest zo veel gelegen legt , is het
Oamp;ant ; welks uitvinding
alleen uit gezichtkundige beginzelen is afgeleid.

De Luchtkunde laat ons ook niet van haren nuttigen invloed
onovertuigd. Van de bekende eigenfchap der lucht, dat zy
namentlyk zich door warmte uitzet, en door koude inkrimpt,
maakt men in verfcheide gevallen met veel voordeel gebruik.
Ter voorkoming van fehade in andere gevallen is zy niet
minder dienltig. Het bersten van geflotene vaten , door het
uitzettend vermogen der verhitte lucht, die in dezelven beüo-
ten was, heeft meer dan eens onkundigen het leven gekost.

Zonder luchtkennis zou men voorzeker die allemuttiglle
werktuigen ter bluszing van brand , de
brandfpuiien , nim-
mer hebben uitgevonden. '

Noch ook het vuurtuig, waar van men in andere landen,
tot het opbrengen van water uit mynen en andere diepten,
xnet zo veel voordeel gebruik maakt, zoude nooit, ware men
onitrent de eigenfchaßpen dei lucht onkundig gebleven gt; zyn

D 2nbsp;uit-

-ocr page 34-

uitgedagt. Ligtelyk zal ook binnen kort ons land de voor-
delen van die treffelyke vinding genieten mogen.

Alle nuttigheden , van alle de delen der natuurkunde , in
hare juiste waarde thans aan te tonen , gedoogt
het plan myner
rede niet. Ik zal noch alleen van haren jongften tak fpreken ;
ik bedoel den genen, die de
EleSfriciteit ten onderwerp heeft.
Om kort te zyn , zal ik Ul. flegts zyne voornaamfte nuttig-
heid herinneren.

Deze leert ons niet alleen den waaren aart en oorzaak van de
verfchrikkelykfte verfchynzelen in de natuur ,
den donder en
den blixem, en verbant dus zeer vele vooroordelen en verkeer-
de begrippen , welken 'er zo lang omtrent dezelven hebben
plaats gehad : maar wyst ook een allerzekerst middel aan , oin
ons zelfs , onze gebouwen en fchepen tegen de fchadelyke
uitwerkzelen van dezelven te beveiligen ; een middel, waar
van reeds verfcheide Natiën met groot voordeel gebruik ge--
maalit hebben.

Zeer waarfchynelyk geeft ene verdere beöelFening van dezen
tak der natuurkunde meer voordelen aan de hand. De Elee- '
trike ftof, ene ftof van zulke verbazende vermogens voorzien,'
en waarmede de ganfche natuur zo zeer is opgevuld, is zonder-

twy-

-ocr page 35-

twyfel van den alwyzen Schepper tot zeer voorname einden
beftemd. Zy is zonder twyfel de oorzaak van vele verrigtin-
gen. in de natuur, welker kennis voorzeker van zeer veel be-
lang voor 't menfchdom zoude zyn.

Ik heb , dunkt my , genoeg gezegd , om de quot;nuttigheid der
Natuurkunde in 't algemeen te ftaven. Ik ga derhalven tot
het andere gedeelte myner rede over, het onderzoek nament-
lyk van den nuttigen invloed van die wetenfchap in de Ge-
neeskonst. -— Laat ons de zaak eerst algemeen befchouwen.

De Natuurkunde bepaalt zich voornamentlyk : of tot de
kennis der vermogens , die de lichamen op malkanderen oef-
fenen , en door weiKers onderlmge werKuigen de
veranderin-
gen , die de lichamen in Verfcheide opzichten ondergaan, wor-
den te weeg gebragt : of, daar men de kennis dier vermogens
niet bereikt , leert zy , welke uitwerkzelen beftendig plaats
hebben. Dezen beftendigen loop der uitwerkzelen noemt zy
•wetten , regelen. De ganfche natuur toont ons , dat dezelf-
de vermogens overal dezelfde uitwerkzelen trachten te ver-
oorzaken ; dat het tegengellelde volftrekt onmogelyk is, hier
van overtuigt ons de Bovennatuurkunde met ene wiskundige

D 3nbsp;zeker-

-ocr page 36-

zekerheid. Dus kunnen wy dan in alle de byzondere geval-
len , waar wy dezelfde vermogens vinden plaats hebben, met
volkome zekerheid befluiten , dat zy dezelfde uitwerkzelen
trachten voortebrengen.

Alles is dan aan dezelfde natuurlyke vermogens , naar zyne
byzondere geaartheid , ondenvorpen. Overal houdt de natuur
hare wetten ,
hare regelenv Men merkt reets , twyfel ik
niet, wat ik bedoel. Dit bedoel ik : dat ons lichaam ook
door dezelfde algemene oorzaken beftierd wordt ^ dat dezelf-
de natuur-wetten derhalven ook in ons ftand houden. Zul-
len wy dan de byzondere werkingen en verfchynzelen van
ons lichaam verftaan , zo behoren ons de algemene oorzaken,
de algemene Natuur-wetten bekend te zyn , om dezelven op
het byzondere famenftel van ons lichaam te kunnen toepas-
gen.nbsp;Laat ons dit nu in de byzondere verrigtingen

nagaan.

Ons lichaam is een werktuig , dat meest uit vaten en bui-
ze , van zeer onderfcheide maakzel en wydte , zeer kon-
ftig is famengefteld , en met vochten van enen zeer verfchil-
lenden aart is opgevuld. Deze vochten houden enen geduri-
gen omloop of plaatsverandering. Zy gaan geftadig van dè
ene buis ia de andere over ; uit nauwere buizen in wyderen ;

uit

\ »

-ocr page 37-

uit wyderen in nauweren ; uit buizen in holten of vergaar-
plaatzen ; uit zommigen van dezen worden zy wederom door
andere buizen afgeleid. Nergens ftaan 'er vochten ftil, dan
aUeen zulken , die ter uitwerping afgefcheiden en bewaard u;or-
den. Van dezen gedurigen omloop der vochten hangt het le-
ven af. Door dezen zelfden omloop fchynen de vochten de
nodige veranderingen te ondergaan ; ten minilen gefchieden de
affcheidingen der verlchillende foorten van vochten , die tot
verfchillende einden gefchikt zyn , als ook de afzonderingen
der overtoUige en fchadelyke delen , zo niet geheel , althans
grotendeels door deze gedurige voortiluwing. De verande-
ringen , welke de vaste delen zelve ondergaan , zyn ook voor
een groot gedeelte van den gedurigen loop der vochten af-'

hangelyk.

Het kennen der huishouding van ons Hchaam is dan voor-
namentlyk in de kennis van den omloop der vochten en deszelfs
uitwerkzelen gelegen. Maar wie zal haren loop verftaan , dien
de vermogens, welke hier toe Itunen werken, onbekend zyn,
of die in de algemene wetten en regelen van den loop en de
werldngen der vochten een vreemdeling is. De regelen der
waterperzing en waterleiding behoren hem bekend te zyn :
want, vermits deze niet uit den byzonderen aart van 't wa-
ter.

-ocr page 38-

ter , maar uit den algemenen aart der vloeiftofFen zyn aftelei-
den , zo zyn ze noodwendig op den loop en leiding van alle
vochten toepaszelyk. Wie kan dan waanen , dat de vochten
van ons lichaam alleen hier van zyn uitgezonderd , en dat
derzelver leiding en werking niet mede volgens deze wetten
verklaard moet worden. De onfterfelyke
BoerhaVe dmkt
zich dus uit : „
Vitalium aamp;iones humorum fcire pojje nemi-
„ nem , qui Aquikgum régulas ignorât , palam affirmo quot; f.
Ik koom 'er opentlyk voor uit (^-Le^t hygt; dat niemand de
werldngen der levens - vochten verllaan karj , die in de rege-
len der waterleiding onlmndig is.

Daar dan vele verrichtingen van ons lichaam in de gedu-
rige verplaatzingen der vochten beftaan , daar zeer vele ver-
anderingen , zo van den aart der vochten , als der vaste de-
len , door
dezelven bewerkt worden , wie ziet dan niet klaar-
blykelyk, dat van den geregelden loop der vochten onze ge-
zondheid grotendeels afhangelyk is. Alles , wat den loop der
vochten ongeregeld maakt, ftrydt dan noodwendig tegen de-
zelve , en veroorzaakt ziekten. Beftaat nu de genezing der
ziektens in 't wechnemen van derzelver oorzaken , en is het

bui-

t Oratio de üfu ratiocinii mechanici in medicina.

-ocr page 39-

bmten tegenfpraak , het geen Gyl. my zekerlyk toeftemt, dat,
naar mate men de oorzaken der ziektens beter kemie, men ook
dezelven met zo veel te meerder zekerheid kan tegengaan, quot;dan
volgt het van zelve , dat ter genezing dier ziektens , die uit
enen ongeregelden loop der vochten ontftaan, óok de kennis der
oorzaken dier ongeregelheden vereifcht wordt. Dan dezelf-
de regels der waterperszing en waterleiding , welke ter ver-
klaring van den geregelden loop dér vochten
vereifcht worden^
gelden ook noodwendig by haren ongeregelden loop; die re-
gels lyden nooit uitzondering. Zo noodzakelyk dan de water-
perskunde en waterloopkunde tot de regte kennis van den gere-
regelden omloop en plaatsveranderingen der vochten van het
dierlyke Hchaam zyn , even zo noodzakelyk zyn dan ook deze
wetenfchappen om hunnen ongeregelden luup te verftaan. Het

lydt dan geen tegenfpraak, dat deze beide voorname takken
der natuurkunde voor de geneeskonst onontbeerlyk zyn.

Denkt niet , zeer geëerde Toehoorders , dat dit gedeelte
der natuurkunde het enigfte is , dat op onze lichamen is toe
te paszen. Het tegendeel zal UI. ras blyken , wanneer ik UI.
flegts herinner , dat onze lichamen uit werktuigen van verfchil-
lenden aart zyn famengefteld. De meeste beenderen zyn zo

Enbsp;vele

-ocr page 40-

vele hefbomen, die door de werkingen der fpieren bewogeii
worden. Gene foort van hefbomen is 'er, welke ook niet in
ons lichaam gevonden wordt. De inhegtingen dér Ipieren -aan
de beenderen zyn zo verfcheiden, dat hare vermogens niet
zonder ene volledige kennis van de eigenfchappen der onder-
fcheidene foorten van hefbomen kannen gekend worden. Hier
koomt noch by , dat de beenderen meesttyds niet door ene en-
kele fpier , maar door verfcheiden te gelyk, die in verfchillen-
de ftreeklynen
trekken , bewogen worden. De wetten der fa^^
mengeftelde beweging worden derhalven ook tot ene gegronde
kennis van de werkingen der
fpieren vereifcht ; ene kennis ,
die tot de teregtftelling van verplaatfte en ontwrigte been de-
ren , en in vele andere gevallen van zeer veel belang is.

ïn verfcheidene andere opzichten is de beweegkunde in dat
gedeelte der geneeskonst , het geen de uitwendige ziekten be-
treft , ten hoogften nuttig. Zy leert ons onze krachten in alle
gevallen op de voordeligfte , en te gelyk op de zekerfte wy-
ze aanwenden. Waar derhalven, het zy ter herftelling van
ontwrigte leden , het zy in andere gevallen , kracht vereifcht
wordt, is zy onmiddelyk van nut. Hoe dikwyls fchiet niet,
by de herftelling van ontwrigte leden, des Heelmeesters kracht
te kort j of het deel, het geen verplaatst moet worden , is

dus

-ocr page 41-

dus gelegen , dat hy zonder werktuigen de vereifchte ver-
plaatzing niet bewerken kan. Wederom koomt hem de be-
weegkunde te ftade , die hem ten dien einde het gefchiktfte
werktuig, en de beste wyze van het zelve aan te wenden ,

aan de hand geeft.

Waar ene geftadige drukking , het zy ter inhouding van uit-
zakkende delen, het zy ter herftelling van wangeftalten ver-
eifcht wordt , licht hem de beweegkunde even fterk voor.
Het is deze kennis, die hem in de meeste gevallen het beste
en zekerfte middel aantoont.

De ftof ontbreekt my niet, om UI. het nauw verband tus-
fchen de beweeg- en heelkonst in vele andere opzichten aan
te wyzen. Dit behoorde voorzeker ook tot myn tegenwoor-
dig
onderwerp : wanc de heelkunde is van dc geneeskonst

niet aftezonderen , het genezen van uitwendige ziektens is im-
. mers haar onderwerp ; zy maakt dus een gedeelte der ge-
neeskonst zelve uit. Doch , op dat ik niet zoude fchynen
dezen tak
byzonderlyk nodig te hebben , om het nut der be-
weegkunde voor
de geneeskonst aan te tonen , wil ik my liier,
in hefst niet verder inlaten.

Het nut der beweegkunde , voor de ganfche leer der ge-
neeskonst , laat zich niet moeijelyk inzien : daar immers door

E 2nbsp;ons

-ocr page 42-

ons gehele lichaam ene gedurige verplaatzin'g van delen ge-
fchiede , zo fpreekt het van zelve , dat de uitwerkzelen van
die gedurige verplaatzing uit de regelen der beweging best te
verklaren zyn. Hoe kunnen wy hier aan twylfelen daar wy
'er de overtuigendlle proeven van hebben. Wie de werken van
Borellus, Bellinus, Pitcarn , Schelburn,
en foortgelyken gelezen heeft, en de uitmuntende flappen ,
welke deze Beweegkundigen in vele opzichten in de geneeskun-
de gedaan hebben , wel overweegt, zal zich van de zaak ,
myns bedunkens , genoegzaam overtuigd achten. Ja zelfs de
grote
B'OERHAAve is zyne onllerfelyke naam voornamentlyk
hier aan vérfchuldigd, dat hy de beweegkunde op de genees-
konst zo gelukkiglyk heeft toegepast.

De Luchtkunde is enen Geneesheer insgelyks behulpzaam.
Kik ogenblik ademen wy de lucht in onze longen in , en
ontlasten haar v/ederom kort daar na, . Ene werking , zo nood-
zakelyk voor ons leven , dat wy zonder dezelve maar enen
zeer korten tyd kunnen beftaan. Deze kan echter van nie-
mand wel begrepen worden, die in de eigenfchappen der
lucht onbedreven is.

Myne rede zoude te breed uitweiden , wanneer ik UI. al-
le

-ocr page 43-

Ie de voordelen, die de beoeffening der natuurkunde de ge-
neeskonst aanbrengt, in hare juiste waarde wilde voorllellen.
Ene volledige befchouwing daar van kan ook van Genees-
kundigen alleen begrepen worden.

Is dan de Natuurkennis van zo groot belang voor de Ge-
neeskunde ; hare vordering moet dan ook dezelve ten nutte
ftrekken. De gefchiedenis der geneeskunde geeft hier vele
voorbeelden van. De ontdekkingen van den uitmuntenden En-
gelfchen Natuuronderzoeker ,
Doamp;or Priestley, zyn al-
leen genoegzaam in ftaat, om ons te overtuigen, hoe veel
natuurkundige nafpeuringen kunnen toebrengen ter bevordering
der Geneeskonst. Ene van deze ontdekkingen , die nu on-
langs eerst het licht ziet , is, myns bedunkens , van dat ge-
wicht , dat dezelve niet duit flegts ter loops te worden aange-
roerd. Hare nieuwheid vordert hier een nauwkeuriger verhaal.

Van oude tyden af is het nut der ademhaling , of eigent-
lyk de nuttigheid , welke de lucht in de longen ingehaald ,
aan het bloed verfchaft, het voorwerp geweest van vele vruch-
teloze nafporingen. Het is zedert lang bekend , dat flegts wei-
nige dieren zonder ademhaling leven kunnen ; en het is even
10 bekend , dat lucht, na verfcheide malen geademd te zyn ^

E 3nbsp;niet

-ocr page 44-

lüet langer ter ademhaling dienen kan ; doch welke hoedanig-
heid de lucht voor het dierelyke leven zo noodzakelyk maakt,
en waarom zy , na enige malen geademd te zyn , niet langer
tot dat zelfde einde kan verftrekken , is van niemand ontdekt.
Ene menigte giszingen zyn hier omtrent voorgefteld.
Hip-
pocrates meende, dat de lucht onder de voedzels behoor-
de. . Van de
latere Geneeskundigen oordeelden zommigen ,
dat de lucht zelve van het bloed wordt ingezogen i terwyl
anderen het daar
voor hielden , dat 'er uit de lucht zekere
fyne levendigmakende deeltjes in het bloed overgaan. Ande-
ren hebben weder
andere giszingen gewaagd ; allen hebben
zy den bal misgeflagen. De beroemde
Doamp;or Priestley
ontdekt ons thans het geheim.

Hy onderzogt de geileldheden der lucht , die op verfchil-
lende 'wyzen
befmet was , en dezen met die der uitgeademde
lucht vergelykende , bevond hy , dat de lucht, na verfcheide
malen geademd te zyn , dezelfde hoedanigheid had aange-
nomen , welke zy aanneemt by alle die fcheikonftige bewerkin-
gen , waar in zy dat beginzel , het geen in alle hchamen huis-
vest , en van de Scheikundigen hoofdltoffelyk vuur of
PA/ö-
gifion genoemd wordt , in ene grote hoeveelheid uit de zich
ontbindende lichamen ontfangt.

Hier

-ocr page 45-

Hier uit leide hy toen met recht dit gevolg af: dat de
iacht in de longen dan ook met
phlogifton wordt, opgevuld.
De waarheid hier van Hellen zyne thans in 't licht gegevene
proeven in zulk een helder licht , dat 'er gene de minile re-
de tot twyfeling meer overig blyft.

Hy bewyst verder , dat het phlogifton , het welk de lucht
in de longen aamieemt , uit het aderlyke bloed voorkoomt.
Hy toont namentlyk , dat het bloed , wanneer het van de
byzondere delen van het lichaam door de aders naar het reg-
ter hart te rug keert , als dan met
phlogifton is opgevuld :
doch dat in tegendeel dat zelfde bloed , na dat het door de
longen naar het üinker hart is doorgegaan , en in de flagaders
gekomen is , als dan zyn overtollig
phlogifton is kwyt geraala.
Hy
toont verder , dat hier in het voorname verfchil Van het

flagaderlyke en aderlyke bloed beflaat, en dat de zwarte Meur
van het aderlyke bloed alleen van het
phlogifton , waar mede
het dan overladen is, afhangt ; ene zaak , waar van men zo
lang vruchteloos de oorzaak gezogt heeft.

Welke ontdekkingen ! welk een voordetl moeten niet
dezen de Geneeskunde aanbrengen ! Zy tonen ene geheel
nieuwe nuttigheid van het bloed , op welke men te voren
nooit heeft kunnen giszen. — Zy leren , dat ene voorna-
me

-ocr page 46-

me nuttigheid van het bloed hier in beilaat, dat het het di'e-
relyk lichaam van zyn overtollig
phhgiflon ontlast. — Zy
doen ons de lucht als het ontbindvocht van die fbof befchou-
wen, en ftellen ons duidelyk de ware rede voor ogen, waarom
de ademhaling zo volftrekt noodzakelyk is : om namentlyk
het bloed van z}n overtollig
phhgiflon te ontlasten; het geen
wy zien , dat ter behoudenis van het
leven zo noodwendig
vereifcht wordt. — Zy tonen ons klaarblykelyk , waarom
lucht, na dikwyls geademd te zyn , niet langer ter ademhaling
dienen kan : de lucht kan immers naar den algemenen aart
der ontbindvochten ,
maar ene zekere hoeveelheid phlogiflon
aamiemen ; als zy van deze opgevuld is, zo kan hare in-
ademing niet langer tot ontlasting van
phlogifton verftrek-
ken. Het dier fterft dan noodwendig om dezelfde rede , als
of het geheel lucht ontbeerde. —
Ten laatften leren ons
deze ontdekldngen niet flegts die voorname gemelde nuttig-
heid van het bloed kennen , maar zy tonen ons te gelyk aan,
hoe uit de kleur van het bloed hare juiste hoedanigheid te
onderfcheiden is.

Is nu de kennis der nuttigheden van het bloed noodzakelyk,
om de huishouding van ons lichaam te verftaan , en wordt het
■kennen van den aart van deszelfs gebreken vereifcht, - cm de-
zelve

-ocr page 47-

zeiven met de meeste zekerheid, door de gepaste middelen
tegen te gaan ; ene zaak , welke voorzeker niemand van UI.
in twyfel trekt , dan zyn zekerlyk deze ontdekidngen van het
uiterfte belang Voor de geneeskonst.

Dikwyls verlangt de Geneesheer den trap van zuiverheid
en gefchiktheid der lucht voor de inademing te kennen.
Tot noch toe heeft ons het kenteken ontbroken. Die zelf-
de navorfchingen , welke aan onzen vlytigen Natuuronderzoe-
ker den wech gebaand hebben tot de zo even verhaalde ont-
delddngen , hebben hem ook een middel aan de hand gege-
ven , om , in hoe verre de lucht ter inademing gefchikt is ,
dat is, in welk enen trap zy met
phlogijion is opgevuld , met
zekerheid te kunnen beproeven.

Doch hier by bepalen zich zyne gewichtige ontdekidngen
niet. Hy heeft ook de middelen ontdekt, door welke de
lucht van
phlogifton gezuiverd wordt. Dikwerf heeft het de
Wysgeren bedenldng gebaard, op v/elkewyze de lucht van den
dampki'ing van al die fchadelyke uitvloeizelen , welken zy ge-
ftadig door de uitademingen van zo vele menfchen en dieren
20 vele eeuwen agter een , door de verbranding der lichjv;
men , by welke hun
phhgifion meest al in de lucht overgaat,

Fnbsp;en

-ocr page 48-

en door andere oorzaken aanneemt, gezuiverd wordt; Aan
denzelfden
Priestley zyn wy die waarlyk grote ontdek-
king vérfchuldigd , dat de
gewaszen aan dit grote oogmerk
beantwoorden. De bomen en planten zuigen geftadig het
phlogifion uit de lucht in , het geen zy door ademing , door
verbranding , of op andere wyze had aangenomen, 't Zyn
gene giszingen
, welke ik Ul. verhaal; Gyl. kunt 'er allen de
proef van nemen. Stelt dieren in dicht geilotene ruimtens,
en neemt den tyd in
acht, welke zy in dezelven leven : fluit
vervolgens gelykfoortige dieren in dezelfde ruimtens, en fl:elt
'er te gelyk planten in
; de ondervinding zal Ul. leren , dat
zy in 't laatfl;e geval veel langer leven.

Welk ene fchone , welk ene gewichtige ontdekking ! Wie
fl:aat niet verrukt over die wyze fchikldng van den
almach-
tigen Schepper !

Doch wie ziet teffens niet aanftonds, hoe nuttig deze ont-
dekking is ter behoudenis der gezondheid van 't menfchelyk
geflacht. Onmiddelyk leert zy immers , dat ter zuivering van
de lucht , op alle plaatzen , waar zy met veel
phlogifion be-
laden wordt , flegts bomen te planten zyn. Heilzaam is der-
halven de gewoonte , welke in onze landitreek zo algemeen is
(fchdon niet uit dit inzigt oorfprongelyk) van namentlyk de

fl;eden

'■rr

/

-ocr page 49-

fteden met bomen te beplanten. Ik twyfel geenzints , of de
naburige volkryke ftad zoude veel meer de gevolgen der luchts-
befmetting door zulk ene fterke bevolking ondervinden , by
aldien zy niet van zo vele bomen voorzien ware.

Van een aanmerkelyk nut voor de geneeskunde zyn ook de
ontdekkingen van denzelfden
Doamp;or Priestley, betref-
fende de eigenfchappen van die veerkrachtige vloeiftof, die,
om dat zy in enen vasten Haat een mede famenitellend deel der
lichamen uitmaakt, te regt
vaste lucht genoemd wordt.

Zy leren niet alleen de ware eigenfchap der meeste bron-
wateren , voornamentlyk van 't zo heilzaam
Pyrmonts - water,
welke men te voren niet regt gekend heeft; hoe het nament-
lyk ene zeer grote hoeveelheid van deze
vloeiftof bevat, en
dat hare byzondere kracht hier aan meest is toetefchryven :
maar zy geven ook een gereed middel aan de hand , om dit
water ten alle tyden geredelyk door konst te verkrygen.

Zy verryken daarenboven de geneeskonst met een geheel
nieuw geneesmiddel. De Proeven van den beroemden
Doamp;or
PERcivAL,en andere Engelfche Geneesheeren , geven ons

reeds hier van verfcheide trelFelyke voorbeelden. __ De

vaste lucht heeft men zeer heilzaam bevonden in verfcheide

F anbsp;long

-ocr page 50-

De vaste lucht, leert hunne ondervin-

ding , is een verzagtend middel in den kanker , ftilt de pyn ,

- In de onmatige buiksontlastingen,

en verbetert den etter. —
welke dikwyls met rot-koortzen gepaard gaan , heeft de vaste
lucht, in verfcheide gevallen, uitmuntende dienften gedaan.

Zie daar ! welk ene reeks van heilzame gevolgen voor de
geneeskonst , die alleen zyn voortgevloeid uit de natuurkun-
dige nafpeuringen van énen Man , binnen den tyd van vyf
jaren in 't werk gefield.

Ik vleij my dan , zeer geëerde Toehoorders , Uwe toe-
ftemming gewonnen te hebben, dat de beoeffening der na-
tuMmide , zo ten nutte van 't menfchelyk gellagt in 't algg-»
meen, als voor de geneeskonst in 't byzonder, ten uiterfte
nuttig is. Ik zeg te weinig. De natuurkennis is voor de
geneeskonst onontbeerlyk. Noch de befchoiiwende , noch de
beoefenende geneeskunde kan van dezelve worden afgezonderd.
De geneeskonst is geheel en al ene natuurkundige wetenfchap.
Zy is de natuurkunde op het menfchelyk lichaam toegepast;
ene zaak , die van de Engelfchen zo wel begrepen wordtdat
zy hunne
Armn gewoon zyn QPhyficians') Natuurkundigen
te noemen.

't Is

long teringen.

44-

INTREE-REDE

-ocr page 51-

't Is dit inzien der algemene nuttigheid der Natuurkunde ,
doch wel inzonderheid hare betoogde noodzakelykheid voor
de geneeskonst, van welke ik wel ras , na dat ik my op het
befchouwende gedeelte dezer wetenfchap begon toeteleggen ,
overtuigd wierd; 't zyn deze beweegredenen , zeg ik , welke
my tot de beoefening der natuurkmide hebben aangezet : 't
zyn deze zelfde beweegredenen , welke my blyven aanfpo-
ren , laat ik liever zeggen, verplichten , om een gedeelte my-
ner tyd tot verdere beoefening van deze zo nuttige , voor my
zo noodzakelyke , wetenfchap te belleden. Het
enig Op-
perwezen,
van wien ik in den diepften eerbied myne af-
hangelykheid erken , zal, bid ik , myne pogingen doen ftrek-
ken ten nutte van 't menfchelyk geilacht.

Doch ik Inerk te ver te zyn uitgeweid , om UI. de natuur-
kunde aan te pryzen , welker waarde van velen Uwer zo wel
erkend wordt. Met recht mag
HoUmd roemen op haren alge-
menen fmaak voor deze wetenfchap , die zedert enige jaren zo
fterk geheerfcht heeft; maar inzonderheid munt hier in deze
ftad uit, die reeds voor drie eeuwen door de zo nuttige uit-
vinding der drukkonst, ene vinding , waar toe ten minften

F 3nbsp;enige

-ocr page 52-

enige bedrevenheid in de beweeg - en werktuigkunde vereifcht
wierd, de gehele wereld door beroemd is geworden.

De oprichting van de Maatfchappy der wetenfchappen binnen
deze ftad , wiens voornaam doelwit is de natuurkennis ten
nutte van ons Vaderland toe te paszen , en welke nu reeds 2 5
jaren lang met zo veel roem aan dit d9el beantwoord heeft,
geeft een fprekend bewys , dat
Haarlem deze wetenfchap
byzonderlyk is toegedaan. Het nieuw ontwerp dezer Maat-
fchappy ter bevordering van konften en handwerken , het
geen op 't punót ftaat van het licht te zien , zal voorzeker
noch veel verder den roem van deze flad uitbreiden , en ha-
ren yver ter bevordering van konilen'en wetenfchappen-, meer
en meer wyd en zyd doen bekend worden.

REDE

4lt;5

INTREE

Behalven dit ons bloeijende genootfchap , het geen de aan-
dacht , zelfs der buitenlandfche Geleerden , zo zeer naar zich
trekt, bewyzen verfcheide andere byzondere inrichtingen en
gezehchappen, die opzettelyk ter oefi^ning van 't verftand ,
tot bevordering van wetenfchappen , en ter voortzetting van
nuttige konften, hier ter llede, meer dan elders in ons
Neder-
land
, gevonden worden, dat onder de bewoners van Haarlen^.
ene meer algemene fmaak voor wetenfchappen heerfcht.

On^

-ocr page 53-

Onder andere redenen heeft ook deze veel toegebragt,
om my deze ftad tot myn woonplaats te doen verkiezen. Ene
keuze , waar van de uitflag my verre boven myne verwag-
ting behaagt. Niet flegts heb ik het ftrelend genoegen ge-
had , fchoon hier geheel een vreemdeling zynde , door velen
Uwer , zelfs der alleraanzienlykfte dezer ftad , zeer gunftiglyk
te zyn ontfangen , en in Uwe, verkering te worden aangeno-
men : maar het heeft ook U Wel Ed. Groot Achtbare , Hoog-
wyze Regeerders dezer aanzienlyke Stad , behaagt , tot een
blyk van Uwe gunst , en om myne lust tot het voortzetten
van onze aangeprezene wetenfchap aantewakkeren , my met
de waardigheid van opentlyke leeraar te verëeren. Hartgron-
dig zeg ik Uw Groot Achtbaarheden opentlyk dank voor deze
begunftiging. Aan Uwe zo gunftige verwachting , zo veel
my mogelyk is, te beantwoorden ; aan deze Stad , over welke
Uwe wyze Regering , en waakzame zorg zich uitftrekt, naar
myn vermogen nuttig te mogen zyn , en my hier door Uwe
begimftiging , aan welke ik my met allen eerbied nedrig aan-
beveel , waardig te maken , zal voortaan een voornaam doel-
wit myner pogingen zyn.

IK HEB gezegd.

-ocr page 54-

Aîa T^ii.Tvf a .V

-nbsp;—' ■/nbsp;,nbsp;•nbsp;.nbsp;rnbsp;•

quot; j-'Vr-quot;nbsp;'c') -quot;'frtr ,

è^ i ./J

BtS^-^ quot; -''quot;Su

^nbsp;:

;nbsp;I'.o , rr:^; ra'^om tl'f'-a ne. c.,.....

; -Vnbsp;^nbsp;^ •nbsp;■ gt;nbsp;;nbsp;'nbsp;.nbsp;quot;nbsp;■ . *

ii^fcfnocvnbsp;r r -nocv ^ ns^nrrr gibiuw -.-'jcvr-f

r

-a 3 2 s Ii o 3 H i

O •• :

-ocr page 55-

I

.f f ■

F
if

M*;-.

/fe.

-ocr page 56-

I^H ■