mi.
f?^'nbsp;^^^T
F^JT
iSfSfc-*...
-ocr page 2-■ 1
-k ;
.
■'T-t .
A
tç-quot;
t. .'V .
\
f
f
■M
V.
m.
r ■ V- i-ii*';*--'i. inbsp;vj '' .nbsp;' '
• -
tenbsp;'ïiriD;- .nbsp;fS;-nbsp;: ^
SrÇiw ■nbsp;tj« .nbsp;.nbsp;: i .i:/rr. iv. ■ . - ■. .nbsp;»
liï»' ' • »î^r.nbsp;if ..gt;t - \ iM ^ •
t i
h ^ ^ -
iî.'
-ocr page 5-- ---a
/
i. -i 'Wff
1
V' » '
V vfK
EOW r
3 -
\
î quot;
■ f'
- -O •-
■ • l
f -f- quot;
■ • - . ^ ■ - '-f^ ' ■■ .
quot; j'T- - k
, . ■ . ^ :C; L. t.
-ocr page 6- -ocr page 7-DOOR
Doctor ^ ^ bh Regten, Lm van de Koninklijke Societeit van Londen, '
Kappellaan van zijne Koninklijke Hoogheid FREDFRTK
PRINS VJN WALLES enz.nbsp;'
DOOR
Een Liefhebber der Natuurkunde.
Met zm veele Platen opgehelderd.
By
TE AMSTERDAM
ISAAK T I R I O N.
at
è
■f
■. :
/^t
I.Î.
rquot;
■ - Mm
■9 -t
i :
I !
quot;-i ^
t äj- :-'
«
' -iL.,
Utrechts û.nvortîivîtamp;
^luseum
berigt
|ij'tgeeniktergelegenheid van de Uitgaaf van het eerfte en twee-
- de Deel der Natuurkunde van Dr. DES AGULIERS den Lezer
berigt heb^, zou ik bij de Uitgaaf van het geheele Werk, dat nu
^nbsp;mdrieUfien voltooidis, niets bijzonders te melden hebben,
indien de lankheid^van tijd tuffen de Uitgaven der bijzondere Deelen
geene gelegendheid had gegeven tot twee zaken, waar van ik dienftiff
geoordeelt heb iets te zeggen.
De eerfte is, dat Dr. Desa^uUers na de Uitgaaf van het L Deel
van zijn Werk gelegenheid gehad heeft; om eenige Bijvoegfelen tot
verbetering, ten deele door hem zelf ontdekt, en ten deele hem
door anderen opgegeven , in zijn 11. Deel den Lezer meê te dee-
len. Het is 'er zoo ver van daan, dat het erkennen van misfla-
gen, welke iemand verbetert, tot vermindering van agdng voor zij-
ne Werken zou ftrekken, dat het in tegendeel de zeiven desl
meer agting bijzet, dewijl bij daar door een blijk geeft van Edel
moedigheid , een regtfchapen Filofoof paffende, die dtis doende
toont dat het hern niet zoo zeer om Eer te doen is, als om de
Waarheid te ontdekken, en aan anderen meê te deelen en dus
het mensdom dienfl te doen. Dewijl die Bijvoegfels niet alle op
hare plaatfen ingevoegd hebben konnen worden , heb ik dienftis
poordedd den Lezer te waarfchuvven, dat ze te vinden zijn in het
het 111. Deel bladz. 173. en volgende, om , indien hij 't goed vindt
m het L Deel de plaatfen aan te teekenen , alwaar iets bijgevoegd
moet worden, en waar het te vinden zij.
Het tweede, dat ik hier te melden had', is, dat de Gezïgtkunde van
^nbsp;Dr,
-ocr page 10-Dr.SiMiTH ondertufTen hier te land meer en meer bekend geworden zijnde,
eenige Liefhebbers der Natuurkunde, daar door opgewekt, den Drukker de-
zes aangezet hebben , om dat doorwrogte Werk van Dr. Smitb
liever in het geheel in 't Neer duits uit te geven, dan alleen dat ge-
deelte , het welk hij de Gemeenzame Geztgtkunde noemt, waar toe
Dr. Desaguliers zijnen Lezer had gewezen, en het welk bij de Uitgaaf
van het II. Deel dezer Natuurkunde , als een Aanhangfel van het
III. Deel beloofd was. Een Liefhebber van de Wiskunft en Na-
tuurkunde de Vertaling van de geheele Gezigtkunde van Dr. Smith
wel op zig hebbende willen nemen , heeft de Drukker dezes het
befluit genomen , om de zelve, onder Voorwaarden, tegenwoordig
aan het Gemeen voorgefteld , in het Neerduits te drukken. We
hopen, dat 'er aanmoediging genoeg gevonden zal worden , om dit ter
uitvoering te brengen, waar door onze Landsgenooten, in plaats van die
Gemeenzame Gezigtkunde alleen , dan bij de Wiskundige nog zullen
krijgen de Verhandelingen over hQi Jlijpen Qnpolijflen van Vergroot-
glazen , het gieten en Jlijpen van Metalen Spiegels en het maken van den
toeftel tot Mifcrocopiè'n, Verrekijkersi^n alderhande Gezigt-enSterrekun-
dige Werktuigen^ met derzelver gebruik en vele ontdekkingen,die daar
door gedaan zijn.
OndertufTen hebben zij hier een voltooid Samenflel van Natuur-
kunde , waar in de Schrijver, behalve al het overige , 't welk tot
een volkomen Natuurkunde behoort, zig ook bijzonderlijk op de
Werktuigkimde toegelegd heeft, die nutte Wetenfchap , welke zoo
veel tot geluk en gemak van 't mensdom toebrengt; waar bij uit de
Fhilofophical. Transadions, of Filofofife Verhandelingen der Koninklijke
Sociëteit te London, alles gevoegd is , wat de Schrijver zelf over de
Gezigtkunde in 't ligt gegeven heeft.
Tot gemak der Lezeren heb ik agter dit Deel gevoegd, behalven een alge-
meen Regiüer vanZaaken,een bijzonder Regifter totVerklaring der Kunst-
woorden, in de drie Deelen voorkomende , waar door ik hoop dat
de' min ervaren zelf genoeg in ftaat gefteld zullen zijn , om het gehee-
le Werk met vrugt te konnen lezen.
KORTE
-ocr page 11-VAN HET
Over WERKTUIGEN, in7,onderheid van de
WATERWEGING en WATERLEIDING.
i.nbsp;Afdeelikg. quot;XYeTeiJlens in het maken
V Werktuigen.
Bladz. i.
Befchrijving van de Hei van Mr. Vau-
louë.
ii.nbsp;Afdeel. ManzVr om Hoeveelheid van
■ Water te meten, die door een Rivier
aangevoerd wordt.nbsp;lo
in. Aideel. Wat 'er ontrent een Onder
flag-molen 'waar te nemen zij. 13
rV. Afdeel. Over Koornmolens. 20
Over de werking van Molenfteenen. 21
Befchrijving van de deelen Van een Onder
flag Koornmolen.nbsp;24,
V.nbsp;Afdeel. Befchrijving van ee/ï Werktuig
van den Heer Holland , het welk een
• Waterfprong maakt zonder Verkat-
bak.nbsp;26.
Aanmerkingen op het zelve.nbsp;29.
Aanmerkingen op de Pijpen van Water-
fprongen en de Snelheid van 't Water in
de zeiven; Aanteek. i.nbsp;32.
VI.nbsp;Afdeel. Befchrijving van het Werktuig
van de Londenfe Brug.nbsp;34.
Het Virmogen, waar meê de Raderen be-
wogen wordennbsp;• 43.
1 -,
È'V
Aanmerkingen van den Heer Beighton op
dat Werktuig.nbsp;, .. , 45.'
——■ van dén Schrijver; Aanteek. 3.
a6.
VII.nbsp;Afdeel. Befchrijving van het Werk-
tuig te Marly.nbsp;, 48.
Aanmerkingen op het Aanteek. 4.
58.
VIII.nbsp;Befchrijving van een Boven-flag
Koornmolen.nbsp;58
Vergelijking van deze met een Ohder-Jlag
Molen; Aanteek. 5.nbsp;64.
IX.nbsp;Afdeel. Befchrijving van een Middel-
flag Rad.nbsp;65.
Verbetering aan zulk een Rad door Dr.
Barker.nbsp;66.
X.nbsp;Afdeel. Ketting-pomp van dén Heer
Ketting-pomp van Mr. Coflar.nbsp;70.
Virbetering aan het Middel-flag Rad van
Dr. Barker,nbsp;71.
XI.nbsp;Afdeel. Molen zonder Wiel, Schijf-
loop , Kam of Staaf.nbsp;72.
XII.nbsp;Afdeel, Werktuig van Mr. Gerves.
XIII.nbsp;Afdeel. Wanneer men een rivier,
-ocr page 12-beek of vergaring van bronnen tot zijnen
dienfi heeft, is het befi een Onder-flag,
Boven flag, of Middeirflag Molen te
gebruiken, om Water op te brengen. 79.
XIV.nbsp;Afdeel. Hifiörie van het Fnur-tuig.
80.
Befchrijving van het Vuiir-tuig. 83-
Bijlwie van de verfcheiden verbeteringen,
aan het Vuurtuig toegehragt. Aanteek.
6.nbsp;92-
Befigt van een Froef mei het Vuur-tuig
om te weten , hoeveel Stoom een teer-
lingvierkante Duim WaUr v'oortbrenge;
Aanteek. 6.nbsp;93-
Befchrijving van het gebou, waar in het
Vuur-tuig jlaat, en van de gedaante van
den Ketel en de Buis.nbsp;100.
fVerking van het Vuurtuig, vf manier mn
het eerfl aan den gang te helpen. 104.
Aanmerkingen op het Vuur-tuig en Tafel
van des zelfs Vermogen. Aant. 7. 104.
' Proeven ontrent de kragt van Stoom met
Kaarsgranaten.nbsp;106.
XV.nbsp;Afdeel. Verbeteringen van den Schrij-
ver aan het Vuw-tiiig van Kaptein Sa-
vefy.nbsp;108.
JVerking van het Vmr-tuig uit Savery, of
liever uit den Markies van Worcefter,
verbeterd door den Schrijver. lio.
XVI.nbsp;Afdeel. Welk het grootjle Uiterfte
zij in het opbrengen van JVater. 114.
XVII.nbsp;Afdeel. Befchrijving van een Werk-
tuig oM Water op te brengen door be-
hulp van Kwikzilver, uitgevonden door
Jofua Haskins, en verbeterd door den
Schrijver.nbsp;116.
XVni. Beveftiging quot;oan het grootfie Uiterfie ■
in het opbrengen van Water. 124.
XIX.nbsp;Befchrijting van het Werktuig van Mr.
Du Pui , om Water op te brengen door
middel van Blaasbalgen.nbsp;126.
XX.nbsp;Afdeel. Éefchrijving van de Pomp van
Meffieurs GolTet en De Ja Deuille, met
vrugt gebruikt in den tuin van den Ko'
ning van Vrankrijk te P^ijs. 128.
XXI.nbsp;Afdeel. Een Werktuig om het meefte
Water in den kortjien tijd op te brengen
zonder Schuring.nbsp;131.
XXII.nbsp;Afdeel. Hoe veel Water een man kan
opbrengen.nbsp;132.
Befchrijving van de Brandipeuit van Mr.
Newfham.nbsp;133.
Een Wonderftelling van Watervveging
verklaard.nbsp;152.
Aanmerking op Windmolens. 153.
Aanhangsel. Verfcheiden manieren omLugt
te verwißelen, te zuiveren, en van de
ééne plaats naar de andere te brengen.
Pfoeten met een Kunß-tuig om dampen of
vervuilde Lugt uit Mijnen te trekken
•door den Schrijver,nbsp;I61.
Befchrijving van een Blaas-rad om in kor-
ten tijd Lugt te verwijjelen in Kamers
enz.nbsp;154.
Üitrekening van de Snelheid, waar meê de
Lugt door dat Rad wordt bewogen. Aan-
teek.
Bijvoegingen op het I. Deel.
Aanmerkingen op Katrollen.nbsp;173.
Aanmerkingen op Wielen van Wagens door
den Heer Beighton.nbsp;174.
■ op de Trek-lijn van paarden door
den zelfden.nbsp;177.
De ßand van trekken betoogd door den
Aanmerkingen op het Slinger-punt. i8q.
Celidographie , of Verhandeling over de
Dixiaal-fier Venus , gelijk ze door middel
van een Raderwerk op een Planetarium
vertgond wdt, door den Schrijver. 19 ï-
VAN
Eenige Proeven ontrent Ljgt en Kokuren,
in 't bijzonder ontrent de Scheiding ua«
Ligtjiralen.nbsp;197.
Een duidelijke en gemakkelijke Proef tot
bevejliging van Je verfchillende Breekbaar-
heid van Ligtjiralen. _nbsp;211.
Proeven met een Brandlpiegel yan den Heer
Villette. _ 215,
Middel voor Bijzienden om Verrekijkers te
gebruiken zonder Oogglazen. 217.
Proef ontrent de Breekbaarheid van Ligt^
Jlralen.nbsp;221,
Andere Proeven ontrent die Breekbaarheid, en
een Berigt van de Gezigtkunde Van Sigr
223.
Fan het buigennbsp;der Stralen in hunne £re^
king.nbsp;237,
-nbsp;■ ^quot; ■. quot; hutine Ter
rugkaatfing,nbsp;239,
REGISTER van KUNSTWOORDEN
benevens derzelver VERKLARINGEN,
aanwijzing
VERKLARING der PLATEN
VAN HET
Plaat
53.
59.
65.
67.
73.
I2y.
135.
141.
163.
199.
207.
217.
231.
237.
N,,nbsp;..nbsp;Bladz.
iewe Hei van Valoue.
II.nbsp;Manier om te meten , hoeveel Water door een Rivier worde aangevoerd • het
getal van Waterborden aan een Onderflag-Rad: Doorfnijding van een Koorn-
molen met een Onderflag-Rad; Schijfloop met drajende Staven.nbsp;ii.
III.nbsp;Water-Werktuig van den Heer Holland.nbsp;25.
IV.nbsp;Water-Werktuig van de Londense Brug.nbsp;05
V.nbsp;Plan en Profiel van de Waterleiding en Raderen van het Werktuig te Mar-
ly met het geen er toebehoort van de Rivier tot aan de Waterleiding 40
VI.nbsp;Profiel der Pompen van de Waterbakken te Marly.
VII.nbsp;Eene der befte Bovenslag-molens van gants Engeland.
VIII.nbsp;Middelslag Rad van Dr. Barker.
IX.nbsp;Ketting Pomp van den Hr. Francinl
X.nbsp;Molen zonder Wiel, Schijfloop, Kam of Staaf.
XI.nbsp;Werktuig van Gerves om het Water van een Bron met een kleinen Val tot
een groote hoogte op te brengen.
XIL Geraamte van een Werktuig om Water door Middel van Vuufop te bren-
gen , het Vuurtuig genoemd.
XIII.nbsp;Uitvoeriger Afbeelding van het Vuurtuig.nbsp;go'
XIV.nbsp;De bijzondere gedeeltens van het Vuurtuig en der zeiver Werkmg oq^
XV.nbsp;Het Huis, de Ketel, het Fornuis, de Buis van het Vuurtuig.nbsp;c»
XVI.nbsp;Het Vuurtuig van Kaptein Savery verbeterd.nbsp;lor
XVIL Een Werktuig om Water op te brengen door middel van Kwikzilver^
XVIII.nbsp;Het zelfde Werktuig verbeterd door Dr. Desaguliers.nbsp;no'
XIX.nbsp;Blaasbalgen van Mr. du Pui , om Water op te brengen : Zuiger zonder
Senunng van Mrs. Gosset en de la Deuille.
XX.nbsp;De Brandspeuit van Mr. Newsham.
XXL Des zelfs bijzondere deelen.nbsp;®
XXil. Kunft-tuig om de Lugt in Vertrekken en Schepen te zuiveren, enz.
XXIII.nbsp;Proeven omtrent de Scheiding der Ligtftralen.
XXIV.nbsp;Proeven over 't zelfde Onderwerp.
XXV.nbsp;Verrekijkers zonder Oog-glazen voor Bijzienden,
•XXVI. Proeven ontrent de Breekbaarheid van Ligtftralen.
XXVII.nbsp;Proeven wegens het buigen der Stralen in hunne Breking. quot;
XXVIII.nbsp;Verfcheiden Afbeeldingen, behoorende tot de Verklaring der Kunst-
woorden.nbsp;240
BERIGT voor den BOEKBINDER.
NB: Aan de Platen is zoo veel wit gelaten , opdat ze tegen over de aangewezea
Bladzijden buiten het Boek zouden konnen uitflaan.
Als het Werk of de drie Deelen gebonden worden, dan moet, in plaats van de oude
Tijtel van het Eerfte Deel, het nieuwe Tijtelbiad gevoegd worden. Het Blad ** 2, be-
helzende de Korte Inhoud van het Eerfte Deel, moet in het'Blad agter de Voorre-
den van den Schrijver geplaatft worden. Onderwijl kan men deeze twee Bladen plaat-
fen voor de Tijtel van dit Derde Deel,
DE
-ocr page 15-Over werktuigen, inzonderheid van de wa-
terweging en waterleiding.
|N het eerfte Deel van mijne Natuurkunde heb ik zoo veel
^ gezegd over de natuur en nuttigheid vanKunfttuigen en de
eenvoudige Werktuigen , waar uit alle de famengeftelde
beftaan, en bewezen de onmogelijkheid van een eewigdu-
rende Beweging, en dus ook dc dwaasheid van 'er naar te zoeken, dat
ik mijnen Lezer moet verzoeken, eer hij met deze Les voortga, in mijn
eerfte Deel met opmerking te willen nalezen de dde Aanteekening op
de II. hes, de geheele III. Les, en de ifte en 14de Aanteekening op
dezelve. Hier door zal hij vers in zijn geheugen hebben, 't geen hier
herhaald had moeten worden, waar toe ik ongenegen was, om nief
tweemaal het zelfde te zeggen. Ik zal 'er nu maar eenige weinige waar-
fchuwingen bijvoegen voor luiden, die Werktuigen moeten gebruiken •
maar vooraf moet men het volgende wel bedenken.nbsp;' '
I. Daar zijn zekere Palen in het werkftellig maken van Werktuigen
die men nooit te buiten kan gaan. Dat velen hier onkundig van zijn
is oorzaak, dat zezoo veel ophebben met niewe vindingen in hoop
van groote verrigtingen, daar nogthans de uitwerking vanhet befte
Werktuig die van het Jlegtfle geen vijfde gedeelte te boven ga-, maar
hier ontrent moet ik mij wat nader verklaren, en mijnen Lezer melden,
iii. Deel.nbsp;Anbsp;dat
dat ik onderftel, dat in 't geen ik httßegtßc Werktuig noem de ftof-
fen 200 goed en de Deelen zoo voltooid zijn, en het werk zoo wel ver-
rip-t wordt, als in het geen ik het beste noem, dus alleenlijk genoemd
uit hoofde van de verfchillende toeftelling. Dat is, indien een zeker
Vermoeen een zeker Gewigt in een zekeren tijd opligt doormiddel van
een zeer eenvoudig Werktuig, zoo is het buiten ^t bereik yan Kunft
een ander Werktuig toe te ftellen, waar door het zelfde Vermogen
één vijfde meer Gewigts in den zelfden tijd zal opligten, of het zelfde
Gewiet in één vijfde minder tijds. Dit zal een Wonderftellmg fchijnen
aan menfen die de Grondbeginfelen der Beweegkunde met verftaan,
omdat men dagelijks het zelfde getal van menfen, of van paarden ,^ot
den zelfden Waterftroom tienmaal meer ziet doen met het eene , dan
met het andere Werktuig; maar dit gefchi^edt niet uit hoofde van de
deugd vannbsp;maar om de ondeugd van hetder twee
Werktuigen. Verloren of kwalijk aangevoegd Vermogen, llegte ma-
terialen , onnoodige Schuringen, fcheuine Trekkingen, daar ze regtftan-
dTg hadden moeten zijn, dieren, die in
Waterftroomen,die half verloren gingen, Volg-water,
dat te rus loopt, geheele Werktuigen kwalijk famengefteld enz. zijn
oorzaak van dat verfchil geweeft. Daar is veel gelegenheid voor on-
kundige onderneemzieke luiden, om elkander m gebreken ontrent Werk-
Ligen te overtreffen. Daar is onder luiden, die hout of metalen met
den Hamer, den Draaibank en de Vijl bewerken, Zoo wel een Ulip
fchranderheid , als onder de Verzenmakers , en daar zijn onder
Werktuigmakeren zoowel Gedagtendieven, als onder Schrij^veren,en
die even dikwijls een kwaad gebruik maken van 't geen ze ftelen. Een
onderneemzugtig Loodgieter had eens een Water-werktuig pmaakt
mefeen dubbll Wmd-as met twee Pompen, om Water op he huis
van een Heer te brengen alleenlijk ter hoogte van ontrent 30 Voet;
en aan een ander Werktuig eens en Windvleugel gezien hebbende,
alwaar dezelve een eenparige Beweging regelmatig maakte, dagt hi)^
dat 'er Krast meê werd gewonnen, waarom hij een zeer grooten maak-
te aan denamp;aagften Beweger van zijn Werktuig ^ in plaats van aan
den fnelften. Toen die Heer mij zijn Werktuig het zien, waar aan
vier man zwaar werkten, om het Water op 't huis te brengen , nam
ik'er den Windvleugel af, entoen bewerkte één man het met meer
gemak, dan ze met hun vieren deden, toen 'er de Windvleugel aan
was. Het gebeurt ook wel, dat fommigen door onkunde, eenuitwer-
kmg kwalijk volbragt vindende, door een zeer gebrekkelijk Werktuig,
een andere manier vinden, om hetzelfde ding te doen, en zig ver-
beelden, dat ze,iets niews hebben uitgevonden, dat zoo veel beteris,
als het werk beter uitvalt; daar het oude Werktuig, indien het wel
uitgevoerd geweeft was, maar zeer weinig van het nieweverfchildzou
lebben. Uaar was'er eens één, die een Oktrooi zogt voor 'tgeen
hij een nipwe ontdekking noemde fmaar de vindine was niet niew,
en ook de zijne met} en toonde het aan een Heer, door wiens gunft
hl) zijn Oktrooi hoopte te krijgen. Die Heer zei mij, dat zeker per-
foon hem zulk een verbetering aan Wagens vertoond had, dat ze de
gemeene 20 of 30 maal zouden overtreffen. Dewijl ik will, dat het
onmogelijk was, en de perfoon mij zijne verbetering niet wilde laten
zien, gebruikte ik een ervaren vriend, om 'er een gezigt van te nee-
men, die mij berigte, dat het Modél,'t welk de gemeene Wagens ver-
beelde, waar tegen hij zijn Werktuig vergeleek, met voordagt kwalijk
gemaakt was, zeven of agt maal erger , dan een goed Modél, met
onregelmatige Wielen en Asfen; zoo dat, fchoon zijn Werktuig dat
gene, t welk hij de gemeene Wagens noemde, veel malen overtrof,
hetgeJieele Ituk een bedriegerij, en het voordeel zeer kjein, indien
iets, was, gehjk de uitkomft eindelijk leerde. Zoo heb ik guiten van
werkluiden gekend , die door een verborgen kunsje voorgaven een
eewigdurende Beweging gevonden te hebben, of, 't geen het zelfde is.
zulke Stellingen, waar van een eewigdurende Beweging het gevolg zou
zijn, om van hgtgeloovige menfen geld te krijgen. Daar was'er%iet
langgeleden, een, die een goede koftwinning verliet, om zig; met
ontwerpen m de Werktuigkunde op te houden, en een Modél ver-
toonde, waar door hij menfen van een gemeen verftand deed £reloo.
ven dat één Pond ééne Voet dalende, vijf vierendeel Ponds tot de-
zeltde hoogte, of door zijne daling van ééne Voet één Pond totmo-
ter hoogte zou opbrengen.nbsp;°
In de Burger- en Krijgs-boukunde en zulke Werken, waar meê geen
\V ater gemoeid is, worden de minfte misflagen in W^erktuigen begaan,
ot de fouten worden gemakkelijkft verbeterd. Boumeefters en Ingeni-
eurs zijn ervaren (of behooren het te zijn) in't gebruik van eenvoifdige
^^/erktulgen; en dewijl ze inweinigenhunnerwerkenaantijd,of ruim-
te, bepaald zijn, konnen ze de uitwerking van een Vermogen ten al-
A 2nbsp;len
-ocr page 18-len tijde vergrooten door het verminderen van de betrekkelijke Snelheid
van 't Gewigt j het welk gefchieden kan, omdat ze meeft altoos den
tijd en de ruimte in hunne magt hebben. Dit was wel bekend bij de
ouden, die zoo veel gebruik maakten van Werktuigen, dat de Praktijk
van Werktuigkunde een gedeelte uitmaakte van de Oorlogskunde, waar
toe geene koften gefpaard werden; maar de uitvinding van het Bus-
kruid heeft de manier van vegten zoo veel veranderd, dat'ervelefchoo-
ne uitvindingen verloren zijn, die wel haaft buiten gebruik geraakten,
toen ze niet langer op koften van 't gemeen doorgezet werden. Water-
werken, waar Wn zij weinig willen, en Molenwerk door middel van
Water of Wind, waar van zij niets geweten hebben1, zijn wel door
Burgerluiden voortgezet om het voordeel, dat 'er van te trekken was;
maar daar zijn tot Waterwerken meer hoedanigheden noodig, dan men
zig gemeenelijk verbeeldt, en evenwel zijn 'er mogelijk meer Kwak-
zalvers in deze, dan in eenige andere Kunft, uitgezonderd nog ééne.
Die zig met Waterwerken wil bemoejen, moet zoo veel van de Wis-
kunft weten, dat hij de Grondbeginfelen verftaat van de Beweegkun-
de, zoo veel van de Natuurkunde weten, dat hij in de Waterweging
en Lugtkunde bedreven is, en zoo goed een werkman wezen, dat hij
de natuur de^ materialen kent, en weet,. hoe ze beft famengevoegd
konnen worden- Zulke luiden waren de ondernemers van Water-
werken tot in de laatftvoorgaande eew.
Daar zijn 'er wel geweeft van een fterken natuurlijken geeft tot de
Werktuigkunde, die zonder eenige voorafgaande kennis van de Wis-
kunft en Natuurkunde groote werken gemaakt, en op feiten en waar.
nemingen Regelen geboud hebben, die hen van veel dienft geweeft
zijn. Door zig te gewennen, om maar op één ding te gelijk te den-
ken, hebben ze kennis gekregen van vele eigenfchappen en Evenredig,
heden van Lighamen. Door de zeiven naderhand met groote oplet-
tendheid tegen elkander te vergelijken zyn ze voorzien geworden met
een natuurlijke Wiskunft van hunne eigen vinding. Dusdanigen
waren Hadleij en Sorocold, de eenige Werktuigmakers van eenigen
naam in Engeland in de laatfte eew, die nooit feilden in hunne on-
der-
1nbsp; Om Koom te malen, heeft men men- molens werkftellig gemaakt werd, en van
fen en andere dieren gebruikt tot de zesde Wind heeft men zig niet bediend voor
eew, wanneer het Water eerfl;aanKoorn- ontrent het jaar 1200.
dernemingen wel te Hagen, omdat hun voornaamfte oogmerk was te
overdenken, tot welke uitvoering de Werkftukken gebragt konden wor-
den, eer ze overwogen, welk voordeel zij 'er van konden trekken. Nu
wordt men overftroomd van Kunftenaren en Ontwerpmakeren, inzon-
derheid in Waterwerken, die, maar bedenkende, wat ze met een ftuk
Werks zullen winnen, of wat voordeel gedaan kan worden met een
hoog opgegeven onderneming, de dingen fchielijk en ligt en digt op-
maken , om de Werktuigen af te zetten, en halen fomtijds een meenig-
te van menfen over tot fchadelijke ontwerpen, en die niet werkftellig
gemaakt konnen worden. Weinigen behartigen, gelijk wijle Richard
Nezvjham, het voordeel van de koopers hunner Werktuigen, De Le-
zer zal van die van Newfham konnen oordeelen uit der zeiver Teeke-
ningen en befchrijvingen op het end van deze Les. Meeft alle Lood-
gieters en Molenmakers geven zig tegenwoordig uit voor Werktuig-
makers, fchoon ikgeloove, dat'er naaulijks twee onder zijn, die de
Hoeveelheid van Water konnen meten, die 'er noodig is, om een
Onder-flag, Boven-flag, of Middel-flag Molen [f/'/ï^^^r-y/^o^ , Over-
jhot, Breafl-imU]tt doen omgaan. Ze oordeelen van een Stroom
maar op het oog, en die het meefte te doen, of de meefte praktijk heeft,
heeft de meefte kans, om wel te flagen.
Somtijds hebben Wiskunftenaars, die meer werks maken van zui-
vere, dan van gemengde Wiskunfl, en aan verrigtingen met Werk-
tuigen niet gewend zijn, het opregten van een Waterwerk onderno-
men, dat geen goeden uitflag gehad heeft, of door de onkunde, of
door 't bedrog van werkluiden: want wanneer een Wiskunftenaar,
zijn ontwerp in 't algemeen overwogen, en de Kragtigheid van zijn
Vermogen en zijn Gewigt uitgerekend hebbende, de uitvoering van
de bijzondere deelen van zijn Werktuig aan de werkluiden overlaat»
Zal de onbedreven iets ondernemen, daar hij niets van weet, en de
Bedrieger zal zijnen Meefter te leur ftellen met dat gene kwalijk te ma-
ken , 't welk hij kan verklaren zyn eigen ontwerp, o/ vinding niet te
%yn. Daar is een famenfpanning tuffen de meefte werkluiden, om een
geheim te maken van hunne Kunften, en ze houden zulk eenen voor
een valfen broeder , die luiden van eenigen rang kennis geven van
hunne manier van werken, en van den prijs der Materialen. Wiskun-
ftenaren en Filofofen noemen ze luiden van Befchouwing, en ze heb-
ben een Denkbeeld verfpreid, het welk zoo algemeen, als vals is, namen-
A 3nbsp;lijk
-ocr page 20-lijk dat vele zaken, die in de Befchouwing goed zijn, in de Praktijk
niet wel uitkomen. Maar het is 'er dus meê gelegen, dat een ligte fchets
van een ontwerp en algemeene Evenredigheden dikwijls een Befchou-
wing genoemd wordt,'die onvolkomen zijnde in de Praktijk zalmiffen.
Maar om een volkomen Befchouwing te hebben, moet de onderne-
mer verftand hebben van Metfelwerk, Molen werk, Smitswerk en Tim-
merwerk ; hij rnoet kennis hebben van de fterkte, duurzaamheid en famen-
hang van lighamen, en in ftaat zijn, om niet alleen een algemeen ont-
werp te teekenen van het geheele Werktuig, maar van elk bijzonder
gedeelte, en de kleine deelen moeten naar een grooter Schaal of Voet-
maat geteekend worden, om alles wel te konnen onderzoeken, eer
men iets werkftellig make. Zulk een Ontwerp, dat de Franfen een
Bevis, en de Hollanders een Beflek noemen, en van hunne Ingeni-
eurs verwagten tot de Veftingwerken van plaatfen,of van de onderne-
mers van groote werken, is de eenige volkomen en regte Befchouwing.
Indien iemand, die een groot werk onder handen neemt, de Wiskunft
genoeg verftaat, om uit te rekenen, wat de uitwerking van zijn Ver-
mogen zijn moet, daar genoeg van aftrekkende voor de Schurmg en
andere toevallen, en zoo veel van de Praktijk verftaat, dat hij denaar-
ftigheid, de bekwaamheid en eerlijkheid van de werkluiden kan na-
gaan, zoo durf ik zeggen, dat de uitvoering zulk een Befchouwing
altijd'zal beantwoorden. Ik heb luiden van middelen gekend, die, gie-
rig zijnde, maar het niet willende weten, vervtild met het denkbeeld
van 't verfchil tuflen Befchouwing en Praktijk (of zig daar meê verfchoo-
nende) aan de onkundigfte voorgevers, die zig zeiven luiden van Prak-
tijk noemden, gehoor gaven , om geld uit te winnen , wanneer ze
water om hoog hadden'te brengen, het welk zij onderftelden, dat zul-
ken, die in kennis in dat ftuk uitmunteden , wel verrigten zouden,
en meenden, dat dat werk, wel genoeg, en goedkoop gemaakt zijnde,
genoegzaam zou wezen, als of'er geen meer verftand noodig waar,
om water omhoog te brengen, dan om een hegge te maken, of floot te
fchieten. Dus gebruiken velen den Apotheker, om de koften van een
Dokter uit te halen.
Een jaar drie of vier geleden was 'er zekere Hugh Roberts (wien
ik om zijne onkunde geloof een Paardendrijver ergens aan een Kool-
mijn in Wales geweeft te zijn) die hoog opgevende van zijne groote
kennis van Waterwerken (ver boven het geen mogelijk was) vele Hee-
ren
, ■ I
; ,1
; I
f
. lt;
' 4
s
-ocr page 21-a îX/ ^ir , 13 I' jv/.^aiV
* 'ï
t
!
3. J ( gt;
• r '
-ocr page 22-O
e
ren overhaalde, om hem geld te fchieten, en verlof'kreeg, om het
Water te pompen uit Rofemonds Vijver in het Park van St. James
een proefje van 't geen hij doen kon; maar de uitvoering van de zaak
en weeromgeving van het geld zal te gelijk komen. Ik ken vijf of zes
5erfonen,die daar meê bedrogen zijn, zelf nadat ik hen gewaarfchuwd
lad, dat het volk, 't welk hen aangezogt had, onkundige voorgevers
waren. Het geen zij daar meê verloren hebben, zal hen, wanneer
Ze dit lezen, mijne waarfchuwing nog wel te binnen brengen. Deze
ftoute ondernemers, die gemeenelijk eewigdurende Bewegingsluiden
zijn, zijn zoo onkundig, dat ze zelfde taal niet verftaan, waar meê
ze van hunne dwahng overtuigd moeten worden, en ik heb 'er vande
vijf en dertig maar éénen gekend, die overtuigd is geworden, dat hij
in zijn ontwerp van een eewigdurende Beweging misgetafl had.
Opdat niemand in 't vervolg meer bedrogen zou worden ontrent
Molens, of Waterwerken, zal ik in dit Hoofdftuk het grootße Uiter-
fte [Maximum^ in die gevallen aantoonen, dat is, hoe veel Water op-
gebragt kan worden tot een zekere hoogte in een zekeren tijd door
zulk of zulk een Waterflroom, tegen een Rad ftootende, of door een
Zeker getal van menfen, of paarden. Dan zal men zig verzekerd kon-
nen houden, dat een ijgelijk, die voorgeeft een Werktuig uitgevon-
den te hebben, dat meer doen zal, dan in die Evenredigheden, of zig
zeiven bedriegt, of anderen zoekt te bedriegen.
Na het geen ik nu en in het II. Deel van dit Werk over de Pompen
gezegd heb, zal de Lezer bevinden, dat ten aanzien van W erktuigen,
waar in geen tijd verloren, en daarom het Vermogen meeft in agt ge-
nomen moet worden,gelijk in Werktuigen, die door middel van Wa-
ter moeten bewegen,of die Water moeten opbrengen, een berigt van
if of 20 van de beften, die 'er zijn, tot zijne onderregting zoo ge-
noegzaam zijn zal, als of ik'er 100 opgaf, dewijl de overigen maar
een ftuk van Liefhebberij zijn. In Werktuigen, die niet tot de Water-
leiding behooren, gebeurt het wel , dat men in fommige omftandig-
heden geen tijd verlies kan toeftaan, fchoon men het in andere omftan-
digheden genoodzaakt zij te doen. In zulk een geval moet men zorg
dragen , dat de ééne werking van het Werktuig aan de andere
werking geene belemmering toebrenge; dewijl men anderfins bei-
de die uitwerkmgen niet hebben kan. Een kort berigt van de
Kraan te Briftol , zal tot een blijk verftrekken, wat men in zulk
een
-ocr page 24-een geval doen moet. De groote Kraan , aldaar opgeregt door
wijlen Mr. Padmore, beweegt met een zeer klein Rondfèr, welkes Sta-
ven de Kammen vatten van een zeer groot Rad, zoodat het Vermo-
gen van twee mannen genoeg is, om de zwaarfte goederen uit een
Schip te hijfen, mee den noodigen tijd aan de werking te hefteden;
• maar dewijl vele pakgoederen 5 of 6 maal ligter zijn, dan de zwaarfte
goederen, en het tijd verlies zijn zou de Kraan op de reets befchreven
wijs te gebruiken, om ze op te hijfen, is 'er een toeftel aan, om het
Rondfel uit de Kammen te loffen, en dan gaan de zelfde man-
nen m het Rad, dat ook een Trê-rad [Walking- Wheel] is, in welk
geval zij Vermogen genoeg hebben, om de kleine of ligte goederen ?
of 6 maal fchielijker op te hijfen, dan de zwaarfte, zoodat de Kraan
daar door van een algemeen gebruik worde,
_ In werken, waarin men aan tijd bepaald is om liet Watergeti j, ge-
lijk in het maken en herftellen van bruggen, moet men zorg'dragen,
dat men het Vermogen zoo beftiert, dat 'er geen tijd verloren ga. Wij-
le Meefternbsp;ürloziemaker heeft het befte Werktuig van die foort
uitgevonden, dat miflchien ooit gezien is, en ontrent vijfmaal vaardi-
ger werkt, dan het befte, waar van ik ooit gehoord heb. Het is, en
wordt nog gebruikt aan de niewe brug te Weßmunfter; en fchoon ik
voorgenomen had den Lezer in dit Hoofdftuk alleenlijk Werktuigen
van de Waterweging en Waterleiding meé te deelen, zal ik evenwel
met dit om deszelfs voortreffelijkheid een begin maken.
Befchrijving van wijlen Mr. Vauloué 's niewe Hei.
f'ig' 1.
A (Fig. I.) De groote Stander, waar aan het grootfte Rad en
de Trommel vaft is.
B Het groote Rad met Kammen , 't welk een Rondfel met een
Wind-vleugel doet drajen, om de Paarden niet te doen vallen, wan-
neer het Hei-blok geloft wordt.
C De Trommel, waar op het grootfte tou wordt gewonden«
D De Volger (met een Rol aan éénen hoek) waar in de Tang ab,
die het Hei-blok vat, gevoegd en vaft gemaakt is aan het andere end
van 't groote tou, dat over de Rammelfchijf loopt aan het boven-end
van de Leiders, tuffen welke het Hei-blok valt.nbsp;E De
l.fE^^tl^^'''' welke dienen, om de Tang te openen.
J ^Üf;nbsp;^quot;i^gewijze Ton, die vaft is aan den Trom-fgt;^. =
me , waar op een tou worde gewonden met een Tegenwigt, om den^°
ilff^bK^-tt fat^nbsp;'«i - Ledfn'gLlt
gro^iRfd ifu,?nbsp;Trommel aan hetf,^.
H (Fig I en 3.) De kleine Ligter,aan welkes één end eenrewirt rquot;''
«fd® entreï^ ^'^^quot;quot;door den grooten Stander beneden
den Tromi fnbsp;Hnbsp;«P te ftoot®, en
den 1 rommel aan het groote Rad te fluiten.
dennbsp;'»'kquot; As gaat vana ,
den grooten Stander, en op den kleinen Ligter draagt en ontrent
K (^Fis- I en j.) De groote Ligter, die het Dnik-iizer neer nerft «gt; .
ger%X~nbsp;doquot;
isnbsp;welkes één end een Rol/v^. ,
IVnT . n -nbsp;^^^nbsp;draagt op de Pal^quot;
van hetDruk-ijZer, terwijl de Volger naar beneden gaat
M CFig. .1) De Veer, die tegen den krommen Ligter drukt .
hem los maakt van de Pal van 't Dmt iiV^^ i r. inbsp;en^^g. 2.
hr4itknbsp;^I^^aar ze^opeSi'wort S
Aanftonds nadat het Hei-blok geloft is, vat de Rol, die aan het
«ne end van den Volger is,het tou, dat v'aft is aan het ange endvS
den grooten Ligter, en ligt het op. waar door het ander! end iS
Druk.iper neer perft. cn den Trommel ontfliüt, en de Volger dus door
zijne eigen zwaarte neer komt.nbsp;ë'-'uuiuoor
Zoo haaft de Volger het Hei-blok raakt, wordt het groote tou flan
en de V^eer M loft den krommen Ligter van de Fal van^:X,k. iS
111 JJEEL,nbsp;^ ^
om
en geeft den kleinen Ligter Vrijheid, om den grooten Sluit-bout op te
ftooten, en den Trommel aan het Rad te Iluiten j en dan wordt het
Blok weer opgehaald, gelijk te voren.
Toen ik in het II. Deel vm dit Werk bladz. 141 en volg. Regelea
opgaf voor Waterfprongen, Helde ik een manier voor, om de Hoe-
veelheid van Water te meten , die toegevoerd werd door een V^'erlaat-
bak, Bron of vergaring van Bronnen; maar dewijl ik hier onderno-
men heb te fpreken van Molens, of Werktuigen, die bewogen wor-
den door groote Hoeveelheden van Water, als groote beken, gedeel-
tens van rivieren, en fomtijds geheele rivieren enz-, heb ik, opdat men
niets op een lofTen voet zou ondernemen, het dienrtiggeoordeeldhier
aan te wijzen, hoe men die Hoeveelheid van Water quot;kan meten, die
door een rivier aangevoerd wordt, opdat een ervaren Werktuigkundi-
ge(of Werktuigmaker) hetzij een gedeelte van de rivier, hetzij ze
geheel gebruikt worde) weten mag, wat Vermogen hij gebruike, en
met hetzelve de grootfte zoo wel, als de dienftigfte Uitwerking voort
mag brengen. _ Daar zijn wel vele manieren om te meten, hoe veel;
Water een rivier aanvoere; maar ééne van de gemakkelijkfte,.en voor
de Praktijk naaukeurig genoeg, is de volgende, die ik, voor zal ftellen,
zonder de Befchouvs^ing te onderzoeken, waar op ze geboud is.
Zoek een plaats, daar de oevers van de rivier fteil en evenwijdig
zijn, zoodat ze een foort van Trog maken, daar het Water doorloopt^
gelijk de gefchoeide rivier bij Mngton, alwaar de niewe rivier dusge-
noemd wordt. De diepte over dwers metende, krijgt gij een Door-
üiijding van de rivier. Span dan een tou in den Haak over de rivier,
en wac verder een ander tou evenwijdig met het eerfte. Werp dan
een appel, oranjeappel,, of een bal, die op het water drijft, boven de
touwen in de rivier. Van het oogenblik, dat hij onder het eerfte tou
komt, moet gij met een Halve-fekunden Slinger, een Stop-orlozie, of
een ander Inftrument, dat een klein gedeelte van tijd kan meten, gade
liaan,, hoeveel tijds de bal beftede, om van het ééne tot het andere tou;
tekom.en, om daar door de Snelheid van 't Water te krijgen, welke
op de Oppervlakte gemeten naaukeurig genoeg zijn zal. Onderzoek,
dan., of de Trog,of het Innaai vlak-zijj,. door het peilen, vande diep-
tens.
, 11 . .i !
gt; Anbsp;!
h
a'
I -. ; •■^'.jMemf ■
■ • jlf-
i ■■•--..^.tÄ -
. f '
PL.II.
0/ | |
ÊK | |
oi |
ho |
le . |
I
PL
M
-ocr page 29-tens van 't Water, om dc Doorfnijding daar te vinden. Indien deze
tweede Doorfiiijding evengelijk is aan de eerfte, is alles wel; mpr in-
dien ze grooter, of kleiner is, zoo voeg ze bij de eerfte Doorfnijding,
m neem de helft van hare Som voor een middelbare Doorfnijding. De-
ze middelbare Doorfiiijding vermeenigvuldigd door de lengte, die de
bal gedreven is, zal de lighamenlijke Hoeveelheid van Water geven,
Welke door die Doorfnijding loopt in den tijd, dien gij gemeten hebt,
onderftel lo Sekunden. Het lighaam van Water tot Tonnen gebragt
hebbende, zeg dan door den Regel van Drien, Indien to Sekunden.'
zoo veel Tonnen Waters geven:: hoeveel zullen 3600Sekunden, of
één Uur geven ? Het gedeelte van 't Kanaal onder een brug is hier beft
toe, omdat de breette van de rivier daar evengelijk, en 't Kanaal on-
der de brug gemeenelijk overal even diep, en de Snellieid van de Op«
pervlakte van t Water de middelbare is van alle andere Snelheden.
Het voorbeeld, dat ik hier opgeef, is van een meting, die ik gedaan
heb in 'tjaar 1719, om de Hoeveelheid van AVater te Widen van den
Cowley ftroom, éénen der fpranten van de Uxbridge rivier, die men
naar Zo/^if« wilde brengen, om het gebrek van Water te vervullen,
dat men gekregen had federt de vermeerdering van de niewe gebouwen.
Het gedeelte van de rivier, door de brug bedekt, was tien voet lang;
lt;3e lengte van de brug, of liever de breette van 't Water onder dezel-
ve, was 20 Voet; de diepte van 't Water van den éénen tot den an-
deren kant was overal 3 Voet; de Snelheid, of tijd, waar in de appels
de lengte van 10 Voet voortdreven, was 10 Sekunden. Vermeenig-
vuldig 20 Voet, de breette van de rivier, door Voet, de diepte van
''t Water, en gij zult 60 krijgen voor de Doorfnijding, het welk weer
vermeenigvuldigd door 10 Voet, de doorgeloopen lengte, geven Zal
^00, het getal van teerlingvierkante Voeten in dat lighaam van Wa-
ter, het welk door de genomen Doorfnijding loopt in 10 Sekunden.
Zeg dan.
it
10 : 600
Indien 10 Sekunden :,
Geven 6co teerlingvierkante Voeten Water : :
Hoeveel zullen 3600 Sekunden, of één Uur geven?
Antwoord^ 2 Kjooo teerlingvierkante Voeten Water,
B 2
3600
600
i0-r2iÖ000 0
Ver-
Meting mn de Hoeveelheid'van Water;
Verdeel ^t getal door 34,68, de teerlingvierkante Voeten in een
Vat (ot 4 Oxhootden) en gij zult krijgen 6228 Vat in 'tUur, welke
die nvier geeft.
NB. Indien men maar ééne Doorfnijding van de rivier heeft (mits
het Water overal-even fnel loopt) en de nette Snelheid van 't Water
in die Doorfnijding, zal de Uitrekening goed zijn.
Hier kan ik niet nalaten gewag te maken van een valfe Uitrekening'
die van de Hoeveelheid van Water, door dezen ftroom aano-evoerd*
ingeleverd is aan een Kommitté van 't Huis der Gemeentens^ aange-
fteld om de waarde te onderzoeken van het ontwerp ora Water in de
ftad te brengen, waar uit blijken zal,hoeveel m_oeite men nemen kan
om misleid te worden.nbsp;''
Zeker perfoon, die zig een Wiskunftenaar noemde, door detep-en-^
ftanderen van de Bil voorgefteld, zei, dat ik de Hoeveelheid van Wa-
ter, veel te groot gefteld had, gelijk hij kon be\^jzen door een fchets
van de Proeven, die hij genomen had. Hij had 3 2© Voergenomen
om een genoegzame lengte te hebben, gelijk hij zeinoodig te zijn, waar
in hij een middelbare Snelheid had gemeten , en verfcheiden Doorfnij-
dingen in die lengte, waar van hij de middelbare genomen had, ea
gevolgeli;k_ moeft hijnaaukeuriger zijn, dan ik, die zoo kleine lengte
van de rivier had genomen, en dat deze manier maar 3000 Vat in een
Uur gaf. Zijne manier nu kan meer, of mirider, geven, bijna in allerlei
Evenredigheid, gelijk ik zal toonen, en derhalve^kan men het getui-
genis, daar op gegeven, wel eens tegen fpreken. V/e Zullen dit met
een voorbeeld bewijzen; - maar vooraf moet men wel bedenken dat 'er
door elke Doorfnijding van een rivier evenveel Water loopt in den zelf-
den tijd, zijnde de Beweging fnelft, daar de rivier ondiepft is. en naar
Evenredigheid trager, daar ze diepft is.
11.
II. Laat-de ifte Figuur van Flaat II. het Bed van de rivier verbeelden'
Fis. I. AF de Oppervlakte, tnadbecf AengronA^ zoodat de verfchillende
dieptens door die kromme Lijn afgebeeld worden. Laat Kg Y)h
B/, E/è, Cl en F?;/de breedte van de rivier verbeelden op de biizon!
dere Doorfnijdingen, die we elk(om Gebrokens te ontgaan) zullen ftel-
len geheel van dezelfde diepte te zijn. Laat de lengte AF zijn 220
voet, en de.tijd, waarin het Water die lengte doorloopt, 400 Se.
Fo.ot-'
-ocr page 31-Vooreerft, laten we de middelbare Doorlhijding van de drie
op de ondiepfte plaatfen nemen. In A is de rivier 2 Voet diep
en 20 Voet breed, liet welk een Doorfnijding geeft van 40 Voet:
want 2 X 20ZZ4.0.
Ten anderen, in B is de rivier 18 Voet breed, en 1 Voet en 8 Duim
diep , liet welk een Doorfnijding geeft van 30 Voet : want ifX'
iS—^o.
Ten derden, in C is de rivier x 1 Voet breed, en 2| Voet diep, het
welk een Doorfnijding geeft van f2| Voet, om dat 21X^1—
Deze drïQ Doorfnijdingen vergaard, en een derde van die Som voer
een middelbare Doorfnijding nemende, krijgt men401 Voet.
Dan vermeenigvuldigt men 320 Voet, de genomen lengte, die het
Water doorloopt in 400 Sekunden, door 40!, de middelbare Door-
fnijding , het welk geeft 12^60 teerlingvierkante Voeten voor het lig-
haam van Water, dat in 400 Sekunden loopt door een Doorfnijding
van de rivier, indien deze manier goed was; maar de Proef zal lee-
ren, dat ze vals is, Indien 400 Sekunden : geven 125x50 teerling-
vierkante Voeten Water : : hoeveel geeft dan één Uur, of ^(joo Se-
kunden ? Antwoord, ii(Só40-teerlingvierkante Voeten, of 3365,3
Vat.
Maar indien men drie Doorfnijdingen had genomen op diepe plaat-
fen, bij voorbeeld in D, E en F, al het overige het zelfde blijvende,
zou de Hoeveelheid van Water-groGter uitgekomen zijn naar Evenre-
digheid, waar in de middelbare Doorfnijding van deze drie grooter
geweell: was, dan de middelbare Doorfnijding van de drie ondiepe.
De Doorfnijding in D is —200, inEm 162 , in F =z.i(io.- Derhal-
ve is de middelbare Doorfnijding 174. Derhalve, Gelijk 40,5-, de mid-
delbare van de ondiepe Doorfnijdingen: is tot 174, de middelbare van
de diepe Doorfnijdingen :: zoo is 33(53, 3 Vat: tot 14448, 7 Vato.
Dit 's meer, dan het dubbel van mijne Hoeveelheid, ergo.amp;cu
IIL AFDEEL.ING:
I. Dé werktuigkutidige Lezer heeft nu onderrigtingen genoeg, om
te oordeelen van de Hoegrootheid van zijn Vermogen, en van wat ge-
deelte van het zelve hij gebruik wil maken. Om het nu aan zijn Werk-
tuig te voegen, zullen we eerft overwegen, hoe Water op een On-
B 3nbsp;der-
-ocr page 32-derfltg Rad werke, gelijk het gebruikt wordt, om koornte malen,in
verfcheiden Fabrijken verfcheidenheid van werk te doen, en Water op
te brengen ten dienft van fteden en Heeren Lufthuizen, enz.; maar
inzonderheid, dewijl men weet, wat hier het grootfte Uiterfte zij,
en, eer men een Werktuig opregt, om door een Onderllag Rad te
bewegen, het Vermogen kent, weet men ook het Uiterfte, dat ge-
daan kan worden.
2.nbsp;Het volgende, dat in agt genomen moet worden, is te overwe-
gen., of het Water fchoon van 't Rad kan afloopen, zoodat het geen
Volg - water aan de Borden houde, het welk deszelfs Beweging kan
fteuiten, en hoeveel Val men kan hebben, om het Water, door een Schuif
komende , een Snelheid te geven, die genoegzaam is, om tegen de
Schoppen, of Waterborden, met een bepaalde kragt te ftooten.
3.nbsp;Indien men verder den Val van 't Water heeft, dat is, de hoog.
te boven het Aliddelpunt van de Slak, of van de opening, waar door het
door middel van de Schuif doorgelaten wordt, moet men weten, wel-
ke de gedurige Snelheid van het Water zijn zal.
Integendeel heeft men fomtijds de ftandvaftige Snelheid van't Water
en men weet de hoogte niet, welke die Snelheid veroorzaakt. -.Deze
nu kan men ten allen tijde vinden door éénen enkelen Regel, en een
gemakkelijke werking van de Telkunft.
4.nbsp;De eerfte vereifte zaak is deze,
De regtftandige hoogte van den Val gegeven zijnde in Voeten en
Tienden vm\ een Voet^ zoo kan de Snelheid, die het Water zal ver-
krijg
CO Die Regels worden op de volgen-
de wijs opgemaakt.
De lengte van een Slinger , die een
Sekunde van middelbare Zonne-tijd flingert
(bevat tuffen het Hang-punt en Slinger-
punt) is door eenige onlangs genomen
zeer naaukeurige Proeven bevonden te
Londen te zijn niet minder dan 39,126
Duim, en niet meer, dan 39,130 Duim,
dat IS, midden door gerekend 39,128 En-
gelfe Duimen. [Zie bet J. Deel, bladz.'A.'^C
in de Aanteekening.']
Nu, het is betoogd, dat de Omtrek is
tot zijne Middellijn , vermeenigvuldigd
door den vierkanten Wortel van 2, gelijk
één Sekunde, of 60quot; [dat is , 60 Tertiën
zijndi een Tertie een fefligjie gedeelte van een
Sekunde] is tot 27quot;',oo9, den vereiften tijd
om in 't Lugtledige de Ruimte van zulken
Slinger te vallen. Daarenboven , dewijl
de Ruimtens, die in verfchillende tijden
do orgevallen worden, zijn gelijk de Vier-
kanten dier tijden, zal de Ruimte, die een
lighaam in 't Lugtledige doorvalt in een
Sekun-
-ocr page 33-kHjgèn elle Sekunde, uitgedrukt in Voeten en Tienden, gevonden
worden door den volgenden Regel.
Regel. Vermeqnigvuldig dit ftandvaftige getal ^4,2882 door de
gegeven hoogte ; en de vierkante Wortel van de Uitkomft zal de ver-
eifte Snelheid zijn.
I.nbsp;Voorbeeld. Indien de hoogte 2 Voet is, ti\ de Snelheid be-
vonden worden te zijn 11,34 Voet in 't Sekunde, ten naaften bij.
II.nbsp;Voorbeeld. Indien de hoogte is 16,0913 Voet, zal de Snel-
heid zijn 31,1^3 3 Voet in 't Sekunde, gelijk te voren getoond is.
III.nbsp;Voorbeeld. Indien de gegeven hoogte is 50 Voet, zal de
Snelheid zijn 50,69 Voet in 't Sekunde.
De tweede vereifte zaak is deze,,
De eenparige Snelheid van een Vloeiftof gegeven zijnde, uitgedrukt:
m Voeten en Tienden van een Voet in 't Sekunde, zoo zal de hoogte
van den Val,, om %ulk een Snelheid te veroorzaken, gevonden wor-
den door den volgenden Regel.
Regel. Vermeenigvuldig de gegeven Snelheid door zig zelve, en
verdeel de Uitkomft door 04,2 88 z, en het Hoeveelfte \_Quotient'\ zal
de vereifte hoogte zijn in Voeten en Tienden.
I.nbsp;Voorbeeld. Indien de gegeven Snelheid is 3 Voet in 't Se-
kunde,, zal de hoogte zijn 0,1395? van een Voet.
II.nbsp;Voorbeeld. Indien de gegeven Snelheid is 3 2 318 2 (5 Voet in
't Sekunde, zal de hoogte zijn 16,1105 Voet.
III.nbsp;V o o r b e e l d. Indien de Snelheid is 100 Voet in 't Sekunde,
zal de hoogte zijn if Voet.
NB. De reden van de twee voorgaande Regelen wordt hier onder
in de Aanteekening bewezen (i).
Sekunde tijds , bevonden Vv'orden te zijn
16,0913 Voet, en de vierkante Wortel
4,0713 Voet.
En op het end van dien tijd van één Se-
kunde , zal het lighaam een Snelheid ge-
kregen hebben van 32,1826 Voet in 't Se-
kunde. Nu, dewijf die Snelheden zijn,
gelijk de vierkante Wortels der doorge-
vallen Ruimtens,, zoo zal men, mdien eeni-
gerlei doorgevallen Ruimte is _R, en de
verki-egen ènelheid i: S Voet in 't Sekun-
de, deze Evenredigheids Rekening knjgen
450713 Voet: 2 1/R ::: 32,i'82Ö Voet: S,
32,1826 X
4,0713
y-R 3 S,of 64,2882 X R - SS, het welk
de reden bewijft van den eerften Regel.
En uit de laatfte VereiFening is het niet
min Iclaarblijkelijk , dat men mag beflui--
SS
ten, dat ^^ - -R, het welk de redcö'
,bewijft van den tweeden Regel,
-r: S; dat is 8,02298'
waarom
Verder, indien men weten moet, met welke Hoeveelheid van Bc-'
weging , Beweegkragt, of Aanftooting [ImpulfeJ een Vloeiftof, met
een gegeven Snelheid bewegende, ftoot op een vaften hinderpaal (on-
derftel van een Voet in 't Vierkant) zoo moet men eerft door den laat-
ften Regel zoeken de hoogte van den Val, welke die Snelheid voort
zou brengen, en die hoogte vermeenigvuldigen door 62,5 Pond Aver-
dupois, indien het zuiver Regen-water is, door 63 Pond, indien het
zeer troebel Water, en door Pond, indien het Zee-water is.
Voorbeeld. Onderftel, dat een Stroom van klaar Water, tegen
3 Voet in een Sekunde loopende, een vaften hinderpaal ontmoet van(gt;
Voet breed en twee Voethoog, dan zal de oogenblikkelijkeDrukking
of Aanftooting, op deze wijs gevonden worden. De hoogte, die
zulk een Snelheid voort,zou brengen, zal men door den laatften Re-
gel .vinden zz 0,139.van.een Voet, het welk vermeenigvuldigd door
62,5- Pond tot Uitkomft [Pro^/ï/^f?] geeft 8,6875 op elke vierkante Voet,
het welk vermeenigvuldigd door 12, 't getal van vierkante Voeten van
den hinderpaal, tot Uitkomft zal geven 104,2^ Pond, loooende met
de gegeven Snelheid van 3 Voet in 't Sekunde.
•5-. De kennis van de voorgaande bijzonderheden is volftrekt noo-
dig, om een Onder-ftag Rad te doen werken; maar het voordeel,dat
men 'er meê doen zou, zou nog maar giswerk zijn, en men zou nog
verlegen wezen, om het Uiterfte te vinden, dat het doen kon, indien
men niet een fchrander uitgedagte Stelling had van dien uitmuntenden
Werktuigkundigen, den Heer T ar ent. Lid van de Koninklijke Aka-
demie van Wetenfchappen, die ons een grootft Uiterfte in dit geval
meegedeeld heeft met te bewijzen, Dat een Onäer-ßag Rad het meefle
naer^k doen kan, wanneer deszelfs Snelheid evengeliftc is aan het derde
deel van de Snelheid van 't Water, V welk het omdrijft.
6. Om dit bevatbaar te maken, zoo laten we eens in aanmerking
nemen, dat, indien een Rad geen werk doet, in Evenwigt zijnde,
en deszelfs Halzen zeer vrijelijk drajende , het wel haaft zoo fnel zal
bewegen, als het Water, dat tegen deszelfs Waterborden ftoot. Dus
zal het bij voorbeeld drie Vroet in een Sekunde bewegen, indien de
Snelheid van 't Water dusdanig is. Onderftel dan, dat het Rad door
fijnen toeftel aangevoegd wordt, om te werken. Dan kan 'er 00
■J
veel werk aan gegeven worden, dat het zoo veel Weerlland heeft,dat
het ftil ftaat, zoodat de geheele Aanftooting.,yan 't Water het met
voort kan doen gaan. Indien de Weerftand dan van langzamer hand
worde verminderd, zal het Rad beginnen te bewegen, en zijne Snel-
heid vergrooten, naar mate zijn werk verligt worde. Nu, wanneer
het werk te veel verligt wordt, kan het Rad te fchielijk omgaan, en
daarom niet genoeg verrigten.
DeHeerP^rm? heeft bewezen, dat, wanneer het Rad met een der-
de van de Snelheid van 't Water omgaat, het in ftaat is, om 't meefte
werk te doen, omdat dan twee derde gedeeltens van 't Water belteed
worden in het omdrijven van 't Rad met een Kragt, die evenredig is
aan 't Vierkant van zijne Snelheid.
Indien men de Oppervlakte van de Slak, of de opening, vermeenig-
vuldigt door de hoogte van 't Water, zal men de Kolom van Water
hebben, die-het Rad beweegt. Het Rad, dus bewogen, zal aan den
anderen kant met meer dragen dan t van dat gewigt, 't welk het in
Evenwigt zal houden; maar't geen het bewegen kan met de Snelheid,
waar meê het omgaat, zal maar | van dat gewigt van Evenwigt zijn,
dat is, 54 van 'c gewigt van de eerfte Kolom, welken Weerftand het
Rad overwinnen kan met Koorn te malen, Hamers te hgten, Water
op te brengen, of eenig ander werk te doen. Dit is het uiterfte, dat
men kan verwagten , fchoon dikwijls minder gedaan worde , omdat
we hier onderftellen, dat alles wel gemaakt, en 't Water op de befte
wijs aangeveegd is. Dewijl men derhalve nooit tot het grootfte Uiter-
fte kan komen, moet men ^er zoo na bij komen, als men kan, met
zoo weinig, als doenlijk is, te verliezen van de Aanftooting van 't
Vermogen.
7. Het is geen voordeel, dat men een groot getal van Waterborden
heeft, omdat, wanneer het Water tegen alle aanftoot op de befte wijs,
waar op men het tegen dezelven brengen kan, de Som van alle de
Aanftootingen maar evengelijk zal zijn aan de Aanftooting, die in den
Haak gefchiedt tegen een Waterbord door al het Water, dat uit dc Schuif
door de Slak tegen het Waterbord aankomt; maar dewijl dit Waterbord
(het welk, wanneer 't op zijne plaats blijft, het geheele gewigt draagt
van 't Evenwigt, of ^ van 't gewigt van 't Water, dat op het Rad
werkt) moet voortgaan met genoeg overgelaten Kragt, om f van de
m. Deel,nbsp;Cnbsp;gemel-
-ocr page 36-r.eide p,
_______ of ïf te dragen, moet 'er een opvolging van quot;Waterborden
wè^en, om de Aanfcoüting van 't Water te ontvangen; en, dewijl ze
niet aanftonds in den Haak konnen ontvangen, zal 'er eenig ver-
lies van Aanftooting wezen in die opvolging. Daarenboven, wan-
neer het eerfte Bord de regtftandige geftalte zoo ver voorbij is, dat de
Aanftooting door het volgende onderfchept wordt. Wordt het belem-
merd door het aanhangende Volg-water, waardoor het gaan moet,
in 't rijzen uit het Water, en daar zoo door vertraagd wordt, dat
het een gedeelte afneemt van de volle Aanftooting op het volgende
Bord Indien al het Water afviel na de Aanftooting, Zou dit wel niet
febeiiren; maar dit kan zeer zelden werftellig gemaakt worden inOn-
er-flag Molens, inzonderheid die aan rivieren geboud zijn. Al wat men
hier tegen doen kan is, dat, wanneer men een bepaling gemaakt heeft
van de grootte van 'tRad en de breedte der Waterborden naar het Wa-
ter, dat men 'er tegen kan krijgen, men zulk een getal van Waterbor-
den neemt, dat elk, nadat het zijne volle Aanftooting gekregen, en
daar meê gewerkt heeft, zoo fchielijk uit het Water kome, als mogelijk
is.
Pl. II Dit zal opgehelderd worden door het onderzoeken van de zde, 3de
Fig- 2. quot;3. en 4de Figuur van Flaat II. Het Rad van Figuur 2. heeft te veel
Waterborden. De Aanftooting gefchiedt hier regtftreeks tegen het on-
derfte gedeelte van 't regtftandige Bord C D , maar niet tegen het
bovenfte gedeelte om de tuffchenkomft van het volgende Bord LE,en
derhalve drukt DB de geheele Aanftooting uit, die dan gefchiedt tegen
CB. Dewijl de Aanftooting te^n het gedeelte FE van 't Bord LE
fcheuin is, moet men FG (de Hoekmaat van den Hoek EFG) maar
noemen de Aanftooting tegen het Bord LE, welke gevoegd bi) DB
een Aanftooting zal geven, die evengelijk is aan 't geen ftooten zou
tegen CB, indien 11e niet in den weg was; maar dewijl het Bord
1H het welk bewerkt was in den Streek van 't Watei;,. door 't Pijltje
aangewezen, niet langer in dien ftreek aangezet wordt, maar het Wa-
ter voor zig uitftoot met een Kragt, gelijk KH, wordt die Kragt een
ontkennende [negative'] Kragt, en moet afgetrokken worden van CB,
de Som der Kragten, die op het Rad werken.
Maar indien men minder Waterborden heeft, gelijk in Fig. 3 gt; zoo
gefchikt, dat, wanneer CB regtftandig is, het voorgaande Bord G
II.
PL.
FiS'
r
juift fchoon uit het Water gaat, en het volgende L E daar juift mkomt}
heeft men de volle Aanftooting op CB; en dewijl CB voortgaande
afwijkt van den regten Hoek, en derhalve een kleiner Aanftooting
krijgt, behalve 't geen het door 't onderfchept worden van 't Water
veriieft van 't minder ftooten tegen zijn bovenfte gedeelte, zal het ee-
nige vergoeding krijgen door de Aanftooting, die gefchiedt tegen dat
gedeelte van LE, 't welk in 't Water komt, die gefchat moet worden
naar deHoekmaat van den Hoek, waar in het Bord L E zijne Aanftoo-
ting krijgt. Deze Kragt is een veranderlijke Hoeveelheid, die vergroot
en verkleint, en altijd gevoegd moet worden bij het overfchot van
Kragt in CB; maar ze zal nooit evengelijk zijn aan de Aanftooting,
die CB krijgt, wanneer 't regtftandig is.
De ifdenbsp;vertoont, wanneer de Aanftooting de minfte vanpu ir.
allen is, wanneer 't getal van Waterborden wel gefchikt is. Wanneer 4-
twee van de Borden even ver afzijn van de Loo'dlijn FG, krijgt het
voorgaande Bord L geene Aanftooting, wordende dezelve geheel on-
derfchept door het volgende DB; en dewijl DB fcheuin wordt aan-
geftooten, is deszelfs Aanftooting maar gelijk EB, de Hoekmaat van
den Hoek E B D. Derhalve is de geheele Aanftooting dan maar gelijk
FNzzEBizFG—NG. Dus zal de Aanftooting tegen het Onder-
flag Rad altijd blijven tuften de Hoegrootheden FG en FN; niet re-
kenende, hoeveel meer afgetrokken moet worden voor den Weerftand
van het Volg-water.nbsp;, •• ,nbsp;»
Dit's derhalve al de Uit werkmg, die men krijgen kan, waar meêmeri
zig te vreden moet houden; en om dezelve te krijgen, of 'er zoo nabij
te komen, als men kan, zal het niet kwalijk te pas komen hier een
manier voor te ftellen, om het befte getal van Waterborden te geven
aan een Rad van eenigerlei Middellijn, wanneer men een beftuit ge-
nomen heeft ontrent de hoogte, die men de Borden wil geven NB.
De breedte der Borden doet hier niets tot de zaak, zijnde alleenlijk
mar de breedte van een Stroom, daar men gebruik van ml maken.
De Heer Titot, Lid vande Koninklijke Akademie van Wetenfchap.
pen te Parijs,httït ons een Tafel gegeven, waar door men, den Straal,
of de Halve-middelijn ^Radius] van een Onder-flag Rad wetende, en de
hoogte, die men aan de Waterborden wil geven, der zilver getal kan
Getal der Waterhorden.
4. f (gt;' 7' 9- 10. II. 12. 13. 14.15'. 16.17^18.lp.20.
Hoogte der Waterborden.
1000.69100.;77.293.234.191.1 jp.134.II4.99.86.76.67.60, f4.49.
Deze Tafel is uitgerekend voor een Straal verdeeld in 1000 evenge-
lijke deelen, en de Cijferletters in de tweede Linie drukken het getal
uit van die deelen, die men geven moet aan de hoogte, of breedte van
het Waterbord. Bij voorbeeld, indien men weten wil, hoevele Wa-
borden van twee Voet hoog een Rad van tien Voet Straal moet heb-
ben , moet men het bewerken door dezen Regel van Drien. Indien
10 Voet, de Straal van 't Rad, geeft 1000 voor den Straal van de
Tafel, hoeveel zal 2 Voet, de hoogte der beoogde Waterborden,ge-
ven voor het getal van Borden van de Tafel, het welk geven zal het
getal van 200. Zoek dan het getal, dat hier naaft bij komt in de twee-
'de Linie van de Tafel, en gij zult vinden ipi, en 't getal, dat'er bo-
ven ftaat, is 10, namenlijk het getal van Waterborden, die men aan
't Rad moet geven.
8. Alle noodige onderrigtingen gegeven hebbende tot het opregten
van Molens, hetzij om Koorn te malen , handwerken te verrigten,
Water op te brengen enz., zal ik nu overgaan tot de befchrijving van
verfcheiden nutte Werktuigen, op deze Grondbeginfelen geboud, cn
beginnen met de befchriiving van een Onder-ftag Koornmolen uit den
Heer Belidor. \_Architedure Hydraul. Tom. L pag, 277 amp; fuiv.j
Velen zullen zig verbeelden, dat het naaulijks de moeite waardig
is over zulk een gemeene zaak te fchrijven, als een Koornmolen is; maar
de gemeenheid toont deszelfs nuttigheid, en daarom zal ik zonder ver-
dere verfchooning beginnen,
ï. Weinigen zijn'er, die niet weten, dat Koorn gemalen wordt
door twee Molenfteenen, boven elkander geplaatft zonder te raken.
De onderfte, of de Legger is onbewegelijk, maar de bovenfte, ofLoo-
per, drajende loopt op een Taats. Dewijl 'er ontrent den laatften
verfcheiden aanmerkingen te maken zijn, die gemeenlijk over 'thoofd
gezien
-ocr page 39-gezien worden, moeten we, eer we voortgaan, het volgende in over-
weging nemen.
De tegenovergeftelde Oppervlaktens van de twee Steenen, die wer-
ken, om het Koorn te raaien, zijn niet plat, de bovenfte is hol, en
de onderfte wat verheven, zijnde beide van een kegelagtige gedaante,
welker As zeer kort is naar Evenredigheid van de Middelhjn van haren
Voetfteun: want de bovenfte zes Voet over 't Kruis zijnde, is maar
ontrent éénen Duim hol in zijn Middelpimt, en de onderfte rijft maar
ontrent I Duim. Dus komen deze twee Molenfteenen nader en nader
aan elkander naar den Omtrek, of den buiten kant, 'twelk het Koorn,
dat uit den Tregter valt, ruimte geeft, om in te fchieten tot f van den
Straal, of van de Halve-middelhjn, 't welk de plaats is, alwaar het be-
gint gemalen te worden, zijnde de ruimte tulfen de twee Steenen
daar ter plaatfe maar t of | van de dikte van een Koorngraantje; maar
dewijl de Molenaars den bovenften Steen wat konnen ligten, of laten
zakken, konnen ze den afftand fcliikkennaardat ze het Meel fijner, ^
of grover, willen hebben.
2. Daar zijn twee zaken te befchouwen in de Uitwerking van een
Molenfteen , die draait, des zelfs Gewigt en des zelfs Snelheid, han-
dende des zelfs werk af van zijne Hoeveelheid van Beweging, welke
lier is de Uitkomfl {-Produótjvan zijne Snelheid vermeenigvuldigd door
een gedeelte van zijne Mafa; ik zig, een gedeelte van zijne Maffa;
want dewijl die Steen draait op een Taats, wordt zijn volftrekt ge-
wigt niet geheel befteed in 'c malen van het Koorn, en 't is niet gemak-
kelijk te bepalen, welk gedeelte daar het meefte deel in hebbe ;leerendc
de ondervinding, dat, indien twee Molenfteenen de zelfde Snelheden
hebben, maar van ongelijke gewigten zijn, hunne Uitwerkingen, of
Hoeveelheden van meel, in den zelfden tijd gemalen, ten naaften bij
zijn zullen in Evenredigheid van hunne volftrekte gewigten. Dewijl
Molenaars hunne Molenfteenen bijna elke maand moeten billen,moe-
ten de diktens der Steenen, en gevolgelijk hunne gewigten, ongevoe-
lig verminderen, en ^^-anneer ze zoo ver zijn afgenomen, dat ze maar
drie Vierden, of de helft, van de dikte hebben , die ze hadden, toen
Ze niew waren, geven ze maar drie Vierden, of de helft, van 't Meel,
dat ze in 't begin gaven. Dit is een zaak, die alle Molenaars erkennen
ioodanig te zijn.
5. Dewijl de middelpuntfchuwende Kragt het Koorn naar den Om-
trek drijft, is het natuurlijk , dat het gekneusd wordt, wanneer liet
tot een plaats komt, alwaar de tulTenwijdte tuffen de twee Molenftee-
nen klemer is, dan de dikte van 't Koorn; maar dewijl de bovenlle
Steen een Stop-punt heeft, het welk hij nooit kan verlaten, blijkt het
niet klaar , w aarom hij een grooter Uitwerking voort 20U brengen,
wanneer hij zwaarder is, dewijl hij, indien hij altijd even veraf was
van den onderften Steen, maar in ftaat zijn zou, om een bepaalde in-
drukking te maken; maar dewijl de ondervinding het tegendeel toont,
heb ik vermoeden gehad, dat 'er in de werking van dien Steen iets meer
zijn moeft, dan gemeenlijk in aanmerking wordt genomen, en dat hij,
behalve zijne cirkelronde beweging, ook een regtftandige Beweging
moeft heblDen. De zaak hier op naaukeuriger onderzoekende, heb ik
gevonden, dat het zoo was: want het end van de Taats van den Mo-
lenfteen ruft op een waterpas leggende ftuk hout, zes Duim breed, en
vijf Duim dik, ontrent negen Voet lang tuffen de Stutten of den Ezel.
De Veerkragt van dit ftuk geeft den Steen een weinig fpelens, of een
gedurige Beweging op en neer, welke, fchoon klein, evenwel duide-
lijk gezien kan worden. Dit is 'er de oorzaak van.
Dewijl de middelpunt-fchuwende Kragt, gelijk ik zei, de Koorn-
graantjes van het Middelpunt naar den Omtrek drijft, doende elk van
de zelven een Schroeflijn befchrijven, fchieten ze, gelijk Wiggetjes,
tuffen de twee Steenen , en doen den bovenften iets rijzen. Het
waterpas liggende Steunftuk of de Pas, om laag iets verligt zijnde van
't Gewigt, dat het droeg, ftijft dan op, en tragt tot zijnen natuurlij-
ken ftand te rijzen; maar een oogenblik daarna, wanneer de Steen het
Koorn , dat hem onderfteunde, gekneusd heeft, wordt het Steun-ftuk
of de Pas, weer neer gebogen, en des te meer, hoe de Steen zwaar-
der zij. De Koorngraantjes, waar van we fpreken, en die in 't eerft
maar gekneusd konden worden, volhardende naar den Omtrek voort
te gaan, om daar geheel tot ftof gemalen te worden, worden zooveel
te fterker door 't gewigt van den Steen gedrukt, als ze in nawer plaats
gedrongen worden.
4. Dewijl het de cirkelronde Beweging van den Molenfteen is, die
het Koorn met horten uit den Tregter brengt, en met een 'Snelheid,
die afhangt van de Snelheid van den Steen, volgen 'er gedurig andere
^aanties, die lt;3en Steen op niew opligten, en het gemaakte meel met
langer'gedrukt wordende wordt weggevoerd m de Buil * door den
Ornloop vande Lugt, die door den Molenfteen in Beweging gebragt
wordt, en daar een zwarling maakt. Dewijl dan de twee Bewegin-
gen, die ik verklaard heb, famenloopen in het malen van Koorn, be-
fluit ik, dat de Uitwerkingen van twee verfchillende Molenfl eenen zijn
in een Reden, diefamengelleldis uit hunne Snelheid en hun gewigt;
en dat in 't algemeen de zelfde Uitwerkingen veel minder zijn zouden,
indien deTaatlèn van de ijzers , welke die Steenen onderftutten, in
plaats van op een verend ftuk houd te dragen,een vaften Stut hadden,
gelijk ik aangetoond heb met het waterpas leggende ftuk hout met
wiggen vaft 'te doen zetten op de plaats, daar het draagt, zoodat de
Molenfteen geene andere, dan een waterpaffe , Beweging kon heb-
ben; entoen was het Meel zoo grof, dat het naaulijks van de Zemelen
gefcheiden kon worden.
f. Door de Snelheid van een Molenjleen moet men verftaan den
weg, die befchreven werdt door één van de Punten van deszelfs mid*
delharen Omtrek, gedurende zekeren tijd, en die Omtrek heeft tot
Straal [Radius] de twee derde gedeeltens van den Straal van den Steen.
Ik zal hier nog bijvoegen , dat een Molenfteen maar óo malen in een
Minuut moet omgaan, om het meel niet heet te maken.
6. Ik zal niets melden van de grooter of kleiner Oppervlakte van
den Voetfteun van Molenfteenen van verfchillende■ Middellijnen: want
indien ze de zelfde Hoeveelheid van Beweging hebben, zullen ze altijd
de zelfde Uitwerking voortbrengen. T is waar, dat het in den eerften
opflag wel fchijnt, dat van twee Molenfteenen van 't zelfde ^ewdgt
die, welke den grootften Voetfteun heeft, in ftaat zijnde om een groo-
ter Hoeveelheid'van Koorn te drukken, in den zelfden tijd meer zou
malen; maar dit gefchiedt egter niet, omdat, indien 'er onder deze
Steenen een Hoeveelheid van Koorn gefpreid is naar Evenredigheid
van der zeiver Voetfteunen, het gewigt, waar meê elk graantje gedrukt
wordt, maar zal werken in een weerkeerige Reden van de Vierkanten
der Middellijnen r dat is ^ elk graantje, overeenkomende met den groot-
ften
VMOi^njK
IHet Kocrv m^ dt
Engeland op de Molen gehuild.}
Hen Voetftenn, zal zooveel minder gedrukt worden, dan elk graantje,
dat oveenkomt met den kleinften Voetfteun, als het Vierkant van de
Middellijn van dezen laatften kleiner zijn zal, dan 't Vierkant van de
Middellijn van den eerften. Evenwel heeft de enkele Reden der Mid-
dellijnen ook eenigen invloed op de Uitwerking dezer twee Molenftee-
omdat derzelver Snelheden zijn in een Reden, die famengefteld
die ze in den zelfden
is uit derzelver Stralen en't getal derOmloopen;
tijd doenlt;.
J. De Middellijn van gemeene Molenfteenen is in 't gemeen van 5-
tot 7 Voet, en de dikte van 12 , i f of 18 Duim. Ze duren 3f of 40
iaar en wanneer ze zoo lang gebruikt zijn, dat hunne dikte veel ver-
m'inderd is, worden ze op niew gehakt, dat de Oppervlaktens een te-
genftrijdige gedaante krijgen van die, welke ze eerft hadden, zoodat
de bovenfte Steen, of de Looper, de onderfte worde, en dan konnen
ze in dien ftand weer eenige jaren gebruikt worden.
Verder fpreektde Heer Belidor vzn de gedaante, die hij zou geven
aan de Goot, of Waterloop, waar in de Waterborden bewegen, na-
menlijk dat hij ze in 't begin iets wijder zou maken, dan 't gat van de
Slak, en dan zooveel nawer, dat ze zoo digt floot tegen de Water-
borden, die de Aanftooting krijgen, dat'er geen Water tuffen beide
te loor ging, vervolgens voorbij het regtftandige Waterbord wijder en
met eenVoote afhelling , om alle verhindering van het Volg-water
voor te komen. N B. Dit is goed, wanneer het Rad bewerkt wordt
door Wüter uit een Verlaat-bak, of verzameling mn Water, maar
kan in een rivier niet werkjlellig gemaakt worden.nbsp;_
Ik zal vele anderen van zijne onderrigtingen en waarfchuwingen
voorbijgaan, omdat ik 'er reets omftandig over gefproken heb, en over-
gaan tot de befchrijving van de deelen van een Onder-flag Koornmo-
len.
8. AB (Flaat II. Fig. 5.) is het Onder-flag Rad, aan welkes AsD
gehegt is een Kam-radE, welkes Kammen vatten de Stpen van het
Rondfel G, het welk den Molenfteen doet omgaanm deKuip, of ron^
den Bak I, bevattende den onderften Steen of Legger inN N, en den
bovenften in V V , zijnde de Spil van den bovenften fcteen de
ijzeren ftaaf F,.nbsp;^^^
Pl. n.
Fig. 5.
; t-
'-X'
t.
Y' --
j
^ ■
•«
1 '
- ^ ' .
•V ' ■nbsp;■
- ^ ■ ' ,
-ocr page 44- -ocr page 45-Men maakt deze foort van Raderen gemeenelijk van 12 tot i8 V oet
Middellijns, de Waterborden ontrent 2I of 3 Voet lang met een breedte
van 10 of 12 Duim; den As i f of 18 Duim Middellijns.
Het Kam-rad is gemeenelijk van agt Voet Middellijns, te meten lut
het midden vande Velling (dat is, daar de Kammen ftaan , ora de
Staven van het Rondfel te vatten) aan den éénen kant tot het midden
van de zeiven aan den anderen kant. De Velling, of Rand, van dit
Rad moet gemaakt worden van twee ftukken, agt Duim dik, verfcherfd
over elkander leggende, zoodat ze de breedte van agt Duim hebben.
Dit Rad heeft 48 Kammen vier Duim hoog, 31 Duim wijd, en 2 Duim
dik aan de boven-enden en 2|Duim aan de onder-enden uithoofde van
de Hielen. Derzelver Staart is 12 Duim lang, en Duim in 't Vier-
kant van boven, fpits afloopende op li Duim.
Het Schijfloop beftaat uit twee ronde Stukken, of platte Schijven van
2 2 Duim Middellijns, en 4 Duim dik, waar in geftoken worden 9 Staven
van 2| Duim Middellijns, en 18 Duim hoog. Het Middelpunt dezer
Staven moet ftaan op den Omtrek van een Cirkel van 9 DuimStraals,
welke genomen moet worden voor den Straal van 't Schijfloop. De
Staven moeten gemaakt worden van hard hout, van wilde Peren-
boomen, of Sorbenboomen. Door het Schijfloop gaat een ijzeren As
van 2| Duim in 't Vierkant, en van een hoogte, die gefchikt is naar
de legplaats van de Molenfteenen met betrekking opjiet Kam-rad. Hij
moet wel vaftgezet worden in den bovenften Molenfteen, en des zelfs
onder-end moet te niet loopen tot een Taats van ontrent een halven
Duim Middellijns, welke draait in een Pot, die ingelaten is in het wa-
terpas leggende Draagftuk H. De zelfde groottens geeft men aan de
deelen van een Wind-molen.
Hier volgen de namen en maten van alle de deelen van zulk een Mo-
len , die men noodig heeft, om hare Uitwerking uit te rekenen, het welk
gemakkelijk te doen is voor iemand, die de Algebra, of Stelkunft ver.
ftaat.
a-^ Voet, Straal van 't Water-rad.
^=4 Voet, Straal van 't Kam-rad.
r = 9 Duim, Straal van 't Schijfloop.
d- 2 Voet, middelbare Straal van den Molenfteen.-
fzz s Duim Straal van de Halzen van 't Rad.
' 4-
h
d
26
h-i'Dmm, middelbare Straal van 't end van de Taats van den Mo-
fteen, of ^^^ Schijtloop.
quot;p^ico Pond, de Kragt van 't Vermogen, dat het Rad doet dra»
jen.
^ = i3of Pond, de Schuring van de Halzen.
r=4348 Pond, het gewigt van den Molenfteen, het Schijfloop en
des zelfs As.
.r=het gewigt van evenveel kragt, als de Weerftand, dien de Mo-
lenfteen ontmoet in het malen van Koorn.
Zulk een Molen, als deze, welker Molenfteen van 6 Voet Mid-
dellijn is, en van ontrent 4348 Pond gewigt, en die ontrent f3 ma-
len in een Minuut omgaat, kan in 24Uren ontrent 120 Mudden [Ä^-/»-
iiers'] Koorn malen, elk 75 Pond wegende, wanneer de Steen eerft
gebild en van een goede hoedanigheid is, zijnde de hardfte en fponft-
eufte de beften enz.
Hier volgt een befchrijving van een Werktuig, het welk bij den zeer
agtbaren Lord Tinley te Wanßead in Effex een Water-fprong maakt
zonder eenigen Verlaatbak, wordende de eerfte Aanftooting gemaakt
door Water, werkende op een Onder-flag Rad. De Teekening en
befchrijving heb ik van mijnen fchranderen en zeer goeden Vriend den
Heer Henry Beighton, van Grif, bij Coventry in Warwickjhire,
van wien ik ook de Teekeningen, Befchrijvingen en Uitrekeningen
van nog vier andere Werktuigen gekregen heb, en eenige fchrandere
aanmerkingen op rijtuigen.
Beßbrijving van het Werktuig van den eerwaardigen Heer Holland
AB. (Flaat III. Fig. i.) De As van \ Werktuig 24Voet lang,en
van 14 Duim Middellijn.
CCCC, een Onder-flag Water-rad van 30 Voet Middellijn, wel-
kes Waterborden 18 Duim breed zijn. De Goot, of Waterloop is
18 Duim breed en 12 diep. De Val is zeven Voet.
D,E,F,G, vier beweegbare Ringen, of Kragen, geplaatft aan den
Pf-. III.
Fig. I'
I I \
' 'i ■
I ! '
I
;l
I ' f : i
■
ir! ;
n
As, (gelijk 'er in Fig. 2. één afzonderlijk vertoond wordt) van 3 Voet
Middellijn en 6 Duim breed.
H, I, Kj L, vier Pers-zuigers beurtelings opgaande en vallende door
middel van deze Kragen, waar aan vier Kettingen gehegt zijn, die
ook vaft zijn aan de boven-enden van dei'ers-zuigers, gelijk W,X,Y,Z
vertoonen. De Pers-zuiger L is afgefneden, om de Ketting duidelij-
ker te vertoonen. Wanneer de Kraag G (^met het Rad en den As)
half omgaat naar u toe, zal de Ketting Z, met het ééne end gehegt
aan het onderfle gedeelte van den Kraag G in 2, en met het andere
end boven aan den Pers-zuiger L i, den zelven 41 Voet neertrekken;
en ter zelfder tijd zal een Ketting i, gehegt aan 't boven-end van den
Pers-zuiger K, dien Pers-zuiger 41 Voet optrekken, in welken tijd de
Kraag G zijnen Aftrekker 2 opgebragt zal hebben tot de Gooding i / , die
den Aftrekker zal ontfluiten; en de Aftrekker 3 in den Kraag F zal
agterwaarts neer gebragt worden tot Y, en daar den Kraag F fluiten.
Dan zal, de Beweging bli vende aanhouden, de Pers-zuiger K 4I Voet
neergedrukt worden, en de Ketting 1,1 zal over deSchijfR den Pers-
zuiger L 4t Voet opligten. Dus blijven deze twee Pers-zuigers en Kra-
gen op en neer gaan, voor- en agteruit bewegende, en beurtelings
fluitende en ontfluitende.
Op de zelfde wijs bewegen de twee andere Kragen D en E met hun-
ne Pers-zuigers H en I.
Om te maken, datde één Kjaag niet fchielijker agteruit, dan de an-
der vooruit bewege, is 'er een Dwang-ketting 4 vaft gemaakt aan den
Kraag G, gaande over een andere fchijfT tot den Kraag F in f, die
der zeiver Beweging regelt. Deze Kettingen worden door middel van
Schroeven verlengd, of verkort, naardat het noodig zij.
M, N, O, P, vier geelkoperen Buizen, of Pompen, 7 Voet lang-,
de openingen van M en N van 6 Duim Middellijn, en van O en P van
7_ lebbende beneden in /,/,/,/ elk een Klapje, om Water in te ne-
men, en innbsp;Klapjes in de waterpas leggende gedeeltens.
De Spranten m n, m n brengen het Water vari hunne twee Pers-
zuigers bij elkander door de Pijpennbsp;dus in ééne Pijp 0. Dan ver-
eenigt O, van de twee anderen komende, zig met 0, en dus wordt
het Water in ééne Pijp geperfl. Dit maakt een Water-fprong van 70
Voet, en brengt het Water ten dienft van 'thuis op tot over de 70 Voet
regtftandige hoogte. Het perft ontrent Okshoofden op in 't uur
voor den Water-fprong, en 47 voor den tuin. g h zijn twee Water-
bakken, die voorzien worden door een Pijp in /gt;, om de Zuigers altijd
nat te houden.
ab ede f is ÓQ houten Raam om de fchijven Q_, R, S, T en de Gordin-
gen üykktQ dragen.
Het Water-rad gaat ontrent ^ malen in \ Minuut rond, om het Wa-
ter op 't huis te brengen , en maar 3 malen, wanneer het Water 80
Voet opgebragt wordt voor den tuin. Eene omdrajing van 't Rad
maakt 4 Slagen, namenlijk elke Pers-zuiger i.
Een 6 Duims opening houdt in Voet = 4,5- Bier Gallons.
---^----
Eéne omdrajing van 't Rad
ihS
1255-
25,0
4 malen in ^t Minuut
100,0
tl
«gt;3) 6000 Cp f, 3 Oksh. in't Uur.
l. 47,0
Het Slot wordt afgebeeld in Fig. 2 en 3.
pt iii. A BCD (Fig.T.) is een ijzeren Plaat ontrent 21 Duim lang, en f
Fis- 2. breed, en ten naaften bij een Vierde van den Cirkel van den Pvraag
bellaan de.
E^ de Pal of Tuimelaar, drajende om een Nagel in E, ontrent 11
Duim lang.
N F de legenhouder aan een Nagel in F; het endE/3 Duim;, en
F^ 7 Duim.
G de Aftrekker met een Borft in ^, om F op zijne plaats te hou-
den , 8 Duim lang.
H een Veer, onder den zeiven geplaatft, om het end g te ftooten in
des zelfs Inkeping, of tegen de Borft in g.
D. In D is een Stut, omE^ tegen te houden, dat hij niet te ver draje,
zoodat iüj den Tegenhouder in F net inneme in of.
• ^ Over dit alles legt een andere Plaat, gelijk ABCD, die neer ge-
fchroefd wordt, in 1,2,3,4,5' ^nz.; en de kanten aaaa houden de Platen
j
If
op een gepaften afftand. In den boven-rand is een fchuivende Pla^
mee een Veer, ora G te houden in allerlei ftand, waar in hij geplaatft
Dit Slot is geplaatft binnen in den Kraag, gelijk gezien kauworden
in het afgefneeden gedeelte in de holligheid CA, waar uic de Hand-
vatfels e en G vrijelijk konnen uitdrajen in den kant van den Kraag in
de Sleuven h en i.
De Kragen beftaan uit vier cirkelronde ftukken hout,famengevoegd,
gelijk Veilingen in een Rad, 8 Duim dik, en 6 breed, aan welker kanten
ijzeren Platen zijn, gelijk k l m n met Schroef-nagels,omzevaft te heg-
ten, wanneer ze in de Inkeping van den As gelegd worden.
Op vier plaatfen van den grooten As (zie Fig. 3.) twee Voet vanpi,. ni,
elkander zijn Inkepingen, 6 Duim breed en 11 Duim diep, geheel rond-3-
om den As, gQXi]kab, ah, 'm. welker midden weer een Inkeping
is, li Duim breed en 2 Duim diep, ook geheel in't rond, gelijk f enlt;/,
waar in een Kram, of Pen, ^fteekt, zoodat de Pal E halfrond kan
gaan, eer ze de Pen vatte.
De werking van het Slot gefchiedt op deze wijs. Wanneer de As p l. ni.
van 't Rad rond gaat van C naar D regtsom, fteept de Pal E, (Fig. 2.)
de Pen in den As in d gevat hebbende, den Kraag met zig meê; maar
zoohaaft de Aftrekker G bij den balk I komt, wordt hij ontfloten uit
de Inkeping^, het andere end van den Tegenhouder ftipt uit in/,
verligtende de Pal, en e vliegt in den ftand van p. Dus gaat de As
voort zonder den Kraag, het welk hij half gedaan hebbende,, en den
Kraag half rond te rug getrokken zijnde (door een Ketting van den
volgenden Kraag) wordt p, terug gaande onder den balk I, neer ge-
drukt in den zelfden ftand, waar in het eerft v/as in e. Dus wordt ook
de Aftrekker G, wanneer hij onder bij den Balk K komt , in zijne
eerfte plaats geftooten, en vaft gelloten, in welken tijd de Kram, of
Pen d, de Pal weer gevat heeft, en 'er meê. voortgaat tot I, wanneer
hij weer ontfloten worde.
Op deze wijs werken ze alle vier, beurtelings twee aan twee.
Aanmerkingen op Werktuig van den Heer Holland.
De manier van het optrekken en neer ftooten van de Zuigers is iets,
dat ik in geene Traktaten over Werktuigen gelezen heb.
O
De Sloten en Kragen zijn zoo aardig gemaakt, en de Kettingen daar
zoo juift aangevoegd, dat 'er weinig of geene fchokking plaats hebbe
in het opvatten en los laten, waar aan zulk werk onderhevig is.
■ I. De Beweging is zoo traag, dat 'er veel Water moet doorflippen
ter zijde van de Zuigers, tenzij ze zeer flijf geleerd zijn, en dan heb-
ben ze groote Schuring.
2. De onderfte gedeeltens van de Pompen zijn Zo naau, dat 'ereen
groote Schuring zij in het innemen, of vullen van de Pompen.
2. Het Water in de twee 7 Duims of twee 6 Duims Pompen
wordt geheel geperft door een Pijp van minder, dan 3 Duim wijdte.
Dus moet de Sc luring vreefelijk groot zijn:
i'ï
12 Duim diep.
lt;fgt;
210 vierkante D.
•M
'i t 1
want ^ ^nbsp;), en 3 X 3=9. Dus moet de Hoeveelheid 8 5- ge-
perft, ofgedraad-trokken worden door 9, en in Evenredigheid van
9 tot I.
Dit Werktuig kon tweemaal zoo veel Water opbrengen, indien de
twee laatfte Misflagen gemijd waren , en des zelfs Snelheid vergroot
was. pf verdubbeld = 190 Okshoofden in 't Uur, het welk verdub-
beld =380 Okshoofden in 't Uur; maar voor den Sprong is het noo-
dig , dat alles door een nawe Pijp of Sprong-pijp geperft wordt. Een
wel gemaakt Rad van 18 of 20 Voet hoog met den zelfden Stroom zou
bijna tweemaal zoo veel Water opbrengen.
Deze manier van den Heer Holland is in geenerlei opzigt in ftaat,
om meer Water op te brengen, dan liet gemeene driedubbele Kruk-
werk,* of eenig fchuivend of Slag-werk \ßliding or Boh-Wor1C\.
Snelheid van Water en H Rad.
De opening 18 Duim wijd. De Val van 't Water ontrent 7 Voet
—84. Duim.
Een zwaar hghaam valt 84 Duim
in 40 Sekunden.
In welken tijd een kolom van twee-
maal die hoogte zal uitloopen.
In-
'1'
'iil
Indien ^oTertiën: i^Voet:: i Min.
60
60
^5oo--De Omtrek van 't Rad Voet
gaat op zijn beftenbsp;5 maal
-----3 600 rond in 't Min. _
40) 5*0400 (i 260 Voet in 't Min.nbsp;470
470) 1260 (2,68 Dus is de Snelheid van het Rad tot de Snelheid van
het Water, gelijk i tot 2,63.
Maar de Snelheid van het Rad is naaulijks I van het
Water.
Water verfpild, of uitgegeven op het Rad.
Perk \_Area'] van de opening i,5-Voet. Dit Werktuig brengt in'tlJur
I2Ó0 op9f)io8oo(ii30kshoofd.
-- Dus word 'er 113 maal meer
Teerl. Voeten Water in 't Min. 18 lt;?o verfpild, dan 'er op gebragt
- Gallons in een Voetnbsp;6 .wordt.
63)11340 Bier Gallons in 't Minuut
(i 80 Okshoofden in 't Minuut.
10800 Okshoofden in 't Uur.
Kragt of Vermogen i'an 't WaJer en V Werhuig.
Perk l^Area'] van de opening i, f
Hoogte van de Kolom 14
215O
6 Gall
in een Voet
Twee 7 Duims openingen
70 Voethoog van Water
wegen 2300 Pond.
—20 Kwintalen.
1,7 Straal van de Kragen.
126
1 G«/. weegt
loVondAnjerd. 34,0 verdeeld door den
Straal van 'tRad 14 geeft
11)1260 (II Kwint. 2i Kwintalen.
Maar
-ocr page 52-Maar In Onder-Üag Raderen wordt | van die Kragt gebroken, of
verloren: want voor eerft vullen de Waterborden den doortogt niet,
en ten anderen ftaan ze niet digt tegen de openinge*n.
Derhalve^) ii Kwint. (3,6, afgetrokken van ii blijft 7,4. Kwint.
De Weerftand van de Waterborden 2,5
i^) Het is niet genoeg Pijpen te maken
van een genoegzame llerkte, om Water
te tirassen volgens de grootfte hoogte van
de Kofom; maar men moet ook de Snel-
heid bepalen, waar meê het Water in de
Pijpen moet loopen, inzonderheid indien
het door een Werktuig in de zelven ge-
jaagd wordt. Ik heb door vele Waarne-
mingen gevonden , dat vier Voet in een
Sekunde zoo fnel is , als men Water be-
hoort te jagen; maar indien men beoogt
de grootfte mogelijke Hoeveelheid op te
brengen, moet de Snelheid minder zijn ,
twee Voet in 't Sekunde, en in fommige
gevallen maar ééne Voet. Evenwel wil
ik hier niet meê te kennen geven, dat
men de Snelheid dus moet vermmderen
in de zelfde Pijpen : want dan zou men
waarlijk de Hoeveelheid verminderen ;
maar dat men dc Pijpen naar Evenredig-
heid wijder moet maken. Integendeel
indien men beoogt Waterfprongen te ma-
ken en het Water tot een groote hoog-
te of afftand te fpeuiten, moet men niet
denken , dat mea de zelfde Hoeveelheid
van Water zal opftooten, die men tot die
hoogte zou oppompen met het zelfde Ver-
m.ogen wel aan te voegen. Bij voorbeeld,
fchoon een man, die een Okshoofd Wa-
ter in een Minuut lo Voet hoog kan op-
pompen, een half Okshoofd 20 Voet hoog
brengt in den zelfden tijd, en een Vierde
van èen Okshoofd 40 Voet, zoo zal, in-
derom, indien hij dc opgaande Pijp digf.
aan zijn Werktuig afneemt , en 'er een
Sprong-pijp in de plaats ftelt, om het Wa-
ter zonder Lei-pijp tot de zelWe hoogte te
doen opgaan , kan dit niet gedaan wor-
den zonder een Schuring te maken, die
het Water draad-trekt (gelijk het genoemd
wordt) en zoo veel als 'er van het Vermo-
gen befteed wordt, om die Schuring te
maken, zoo veel moet 'er ook afgetrok-
ken worden van de Hoeveelheid van Wa-
ter , dat opgebragt wordt.
Die een groote Hoeveelheid van VV ater
met een Werktuig op wil brengen, moet
niet verwagten, dat hij een goeden Wa-
ter-fprong zal krijgen van het zelfde Werk-
tuig; en die een Werktuig maakt, om een
goeden Water-fprong te hebben , moet
niet denken, dat hij met het zelfdeWerktuig
een groote Hoeveelheid van Water op zal
brengen, wanneer het noodig is. Even-
wel kan zulks met groote ervarenheid in
de Kunft van Waterleiding gedaan worden
met bekwame veranderingen, wanneer het
noodig is ; maar het Werktuig moet 'er
van 't'^begin af toe gefchikt zijn; dat is,
de Werktuigmaker moet beide deze zaken
in 't oog hebben, eer hij eenig gedeelte
van zijn Werktuig opmake: maar indien
een Werktuig gemaakt is, om een goeden
Water-fprong te geven, kan het niet ge-
bruikt worden, om het meefte Water op
te pompen tot zekere hoogte in zekeren
Zuiger gebruikende, de opgaande Pijp van meefte Water opbrengt,
veel' kleiner Middellijn maakt, de Schu- mogen m ftaat is. gebrui
ring , die dus vermeerderd wordt , de
i loeveelheid van Water vcrniinderen. We-
___________^ _______ ^waartoe het Ver-
mogen in ftaat quot;isTgebmiken , om een goe-
den Water-fpronc; te geven met ftet groot-
fte voerdeel. Het zou derhalve geen
onnut
voor de Schuring en-Snelheid van het Werktuig, welke
g?oot isin Wate?, het welk uit 7 Duims openmgen geperft mou wo^
Sen door 5 Duims openingen, gelijk luer voor m denderden MUUag
^quot;^Sgfverdere aanmerkingen van mij zelven worden in de onder-
ftaande Aanteekening gevonden (2}.
ftnnut Voorftel zijn, om de oefenaren van
de Kunft van W^aterleiden op te geven:
De Hoeveelheid en Snelheid van een Water-
flroom, een zehren Val van een zekere Hoe-
fueelbeid van Water, en een bepaald getal van
Menfen of Paarden gegeven zijnde, zulk een
Werking te maken , dat eenig van de gemelde
Vermogens een Water-fprong voort zal bren-
gen van de grootfle hoogte door een Sprong-piip
vaneen gegeven Middellijn; of op een fchielijke
veranderingin betWerktuig degrootfleHoeveel-
heid vanWater opbrengen tot een gegeven hoogte.
Wijle de Eerwaardige Heer Holland ,
Predikant te Amersbury bij Stonebenge in
Wiltfbire had zeer veel geeft tot de Werk-
tuigkunde , maar was zoo ver geen Filo-
foof, dat hij in ftaat was, om de Kragt van
een Vermogen uit te rekenen, of het pn
te voegen tot het meefte voordeel. Hier-
om was zijn doen maar gis.-weA gehjk
het ■'aat met de meeften, die Werktuigen
maken, om Water op te brengen. Bij
voorbeeld hij wift de Hoeveelheid van Wa-
ter niet te meten, waar van hij zig zou
bedienen , 'Qf een evenredig getal van Wa-
terborden aan zijne Raderen te geven. Hij
wift wel, dat 'er veel Schuring gegeven
moeft worden, om een zeer hoogen Sprong
voort te brengen met maar weinig tuften-
pozing van verandering in de hoogte ; maar
indien hij maar dagt, dat hij Water genoeg_
had, en Schuring genoeg gaf, hield hij
'naaukeurig uitgevoerd, dat ze geen mer-
kelijke fchokking hadden, en de tijd van't
werken der Zuigers^ was juiftehjk gepaft.
Deze dingen zoo wel uitgevoerd zijnde,
ftaagde hij overal wel, waar hi]zi]ne Werk-
tuigen opregte, uitgezonderd op het lamt-
gold van den Lord »y gt;
Water na de eerfte opregtmg van het W eiK-
tuig fomtijds niet genoegzaam gevonden
is, om het te doen werken, fchoon alles,
wanneer het werkte, zeer wel ging;maar
dit werd hem niet als een mifflag toege-
rekend, onderftellende velen, dat het zijn
werk niet was dit te overwegen; fchoon
een Filofoof zou zeggen, dat het over-
wogen had behooren te worden, en dat
daar een Rad naar gemaakt moeft wezen.
Hij heeft, vele jaren geleden, ^nVVerK-
tuig opgeregt voor wijlen den Oraar van
Pembroke, het welk m.et een Rad van maar
12 Voet Middellijn zijn werk veel beter
doet, dan dat van den Lord Tinley deed,
toen het niet lang opgeregt was, en de
Heer Beighton heeft 'er een Teekening van
gemaakt in 't jaar 1720. Dewijl de ^gen-
woordige Graaf van Pembroke de uoed-
heid gehad heeft van mij onlangs met de
Evenredigheden van die Werktuig te be-
gunftigen, zal ik daar door in ftaat zijn,
bm een vergelijking van de Raderen en
Werktuigen te maken.
De Heer Holland wift wel, dat 'erSchu-
had, en öcnuring genoeg gar , mem mj
Sa 'voldaan. Vooihiet overige was hij ring gegeven moeft worden, om Snelheid
zier naaukeurig en fchrander.^ Hij vei-voort te brengen, en den Water-fprong
fterkte zijne plpen op de befte wijs, hij te doen aanhouden , maar verdeelde de
deed al zi n werk ten uiterften net gaan; Schuring over de geheele lengte zijner Pij-
en om zijne Kragen cn Sloten had niemand pen, daar het genoeg geweeft zou zijn,
S voren ooit gedagt, en ze waren zoo indien hij de Lei-pijp aan den Sprong^ en
lU. Deel.nbsp;^nbsp;öaar
^tnS^fnbsp;Water-werk van de Londenfe Bru^
ÖeS^^^^^^nbsp;Aanmerkingen door dei( zeS
daar ontrent vemaaud had, geFijk ik aan-
gewezen heb te moeten gefchieden, wan-
neer een Sprong zijn Water krijgt uit een
zeer hoogen Verlaatbak, gelijk te zien is
in de Tafel der hoogtens van Sprongen,
JI. Deel, bladz, 146, en verder bladz. 152.
Plaat XIIL Fig. 5-: want een behoorlijke
vernawing gemaakt zijnde aan den Sprong,
wordt 'er geen meer Snelheid vereift in
de Lei-pijp, dan om den Straal aan te voe-
ren van zulk een hoogte en dikte, als men
noodig heefc.
De fouten, die mijn Vriend, de Heer
Beighton, vmdt in 't Werktuig van den
tteer Holland, zijn ware Misjla^en, gelijk
hij ze noemt; maar ik moet 4i-miinlaan-
merking op maken , omdat het geen ik
daar ontrent te zeggen heb , van dienft
kan zijn in andere Werktuigen.
Eerfte Misflag. De Beweging is zoo traag,
dat 'er veel Water moet doorjlippen ter zijde
van de Zuigers, tenzij ze zeer ftijf geleerd
zijn, en dan hebben ze groote Schuring.
Daar is een manier om Zuigers zoo te
leren, dat ze zeer groote Water-kolom-
men konnen dragen zonder lekking, en
de Schuring zeer weinig vergrooten, die
ik in een«.andere Aanteekening voor zal
ftellen; maar ik geloof, dat de Heer/io/-
land die manier niet geweten heeft.
Tweede en derde Misflag., Dè onderfte
gedeeltens. van de Pompen zijn zoo naau, dat
'er een groote Schuring zi] in bet innemen,0}
vullen van de Pompen. En bet Water in de
tnxee-]. Duims of twee 6 Duims Pompen wordt
geheel geperft door een Pijp van mifider, dan
3 Duim wijdte. Dus moet de Schuring vree-
Jekjk groot zyn: wauL — de Hoeveelheid
85 moet geperft, of gedraad-trokken worden
ücor 9, enin Evenredigheid van p tot i.
Deze zijn hier ware Misflagen ; maar
Bs-
men moet het niet voor een algemeenen
Kegel nemen, dat de Draad-trekking van
t Water, gelijk het genoemd wordt, altijd
een fout is: want laat het Water in een
nawe Pijp feeller loopen, dan in een wij-
rï ^FHH^ir?'^ ^quot;'ger van een groo-
te Middellijn volge , of voorga , indien
dit gedraad-trokken Water maar niet amp;eL
er loopt, dan tegen vier Voet in een Se-
kunde , zoo is de Beweging niet te fnel
en de Schuring ook niet te veel. Maar
hier wordt het Water gedraad-trokken tot
een fout, gelijk we bewijzen zullen.
Het Water beweegt hier in een Staande-
ftuk van 7 Duim Middelfijn volgens de
Snelheid van des zelfs Zuiger 1,2 Voet in
. .derhalve moet het Water, dat
volgt Cdewijl de naaufte der Zui'r.püpen
Ineller te loopen) bewegen tegin 10,8
Voet in 't Sekunde, het welk twie en een
half maal fneller
is, dan het behoort tS'
TV;,nbsp;8'jviiaudH IJl
Maar indien de Zuigers, zonder eeni
gemak aan 't WerÊuig', z^ ved lang-
zamer bewogen hadden (en bepaald
^eft waren, om dat te'doen/dat fet
Water, door een nawe Pijp volgende,de
Fompen volkomen voorzien had , zonder
ineller te bewegen in de nawe Pijn dan
vier Voet in een Sekunde, zoo zou dt zoo
ver afgeweeft zijn van een Misflag te zijn,
dat het een goede bezuiniging gewedffi
Midddim. te gebruiken, in plaats van Pij-
len en Klappen van zeven Duim Middel-
en te maken, die de rekening van den
Oeelgieter en Loodgieter zeer veel ver-
zwaren. Ik kan dit niet beter ophelderen ,,
dan met een berigt te gevep van een Regts-
pleging, waai-in wijle Mr. Newfham bij.
na.
];on-
ang-
gt;v r,»'
m:
/ -ti -
'-•rquot; 'M'a
A
1
- -
V
t
■f,.
• 1
;
i
- ^ - -
■T
-■ßt
»
^efchrtj'üing van het Waterwerk van de Londenfe Brug, verkla-
rende de Teekening Plaat IV. door H. Beighton, Lid van
H Koninklijke Genootfchap,
De Raderen zijn geplaatft onder de Bogen van de Londenfe Brug,
3f
ren, als de »tegenwoordige noodzakelijk-
heid vereifte. Bij voorbeeld, eiken Klap
van 4 Duim Middellijn zijnde, kan elks
Waterloop 16 genoemd worden, hetwelk
vermeenigvuldigd door 3 geeft 48 , den
geheelen Waterloop door de drie Klap-
pen ; dog de Lei-pijp, die dit Water ont-
ving , maar van 6 Duim wijdte zijnde , had
maar 36 Duim voor haren Waterloop; en
kon derhalve de geheele 48 Duim niet
wegvoeren, die de Klappen konden aan-
brengen ; zoodat 'er geene verhindering
voor het Water aan de Klappen zijn kon;
en derhalve, indien het Water gedraad-
trokken werd , werd het gedraad-trokken
door de zes Duim: want indien de Klap-
Ïen grooter W^ateiioop hadden, dan de
.ei-pijpen, zoo kwam het 'er niet op aan,
hoe naau ze waren.
Newfham iserd befchuldigd, dat hij hét
Shad-well Genootfchap te kort gedaan had,
dat bij, in plaats van één himner Werktuigen
te verjiellen op een eerlijke voijs, en gelijk
een werkman betaamde, Klappen gemaakt had
van zoo nawen Waterloop, dat hunne Paar-
den zwaarder moeflen werken in het omdrajen
van 'f Rad , omdat de Zuigers zooveel flram-
mer gingen in de Pompen, omdat bet Water
werd gedraad-trokken, en dat dus de huur-
ders niet met imnne volle Hoeveelheid van
Water bediend konden worden, gelijk ze ge-
wend waren; tot groot nadeel van Im Ge-
nootfchap ; en gevolglijk dat Newfham , in
plaats van voor zijn werk betaald te worden,
bet Genootfchap voldoening moefl geven voor
het nadeel, ben toegebragt.
De getuigen van de aanklagers hadden
lang werk en veel moeite, om de Regts-
geleerden te doen verftaan, wat 'er ver-
ftaan werd door Water te draad-trekken;
maar eindelijk werd het op deze wijs op-
E 2nbsp;ge-
ïia in Jfeliminjler Hall gezet, en genood-
zaakt zou geweeft zijn een boete te betalen
voor een wezenlijken dienft gedaan te heb-
ben aan de eigenaren van een Water-werk,
het welk hij verfteld had. Het geval was
dit. Het Sbadwell Genootfchap van de
aannemers om Theems Water op te bren-
gen , om de nabuurfchap te voorzien, ge-
bruikt Werktuigen, waar in paarden trek-
ken, om een Rad te doen gaan, het welk
Water brengt in verfcheiden Pompen, on-
derftel drie, die haar Water in ééne Lei-
pijp voeren , om de ftraten te voorzien,
daar de Lei-pijp doorloopt, alwaar de zel-
ve weer in verfcheiden Spranten verdeeld
wordt, om naar de bijzondere huizen te
gaan.
Mr. Neivfham
merkte , dat 'er in het
fedeelte van'tPaarden-werk, het welk ze
em te verftellen gegeven hadden , dne
Pompen van zeven Duim wijdte zi]n moe
ften, om een eenparigheid te houden met
het overige van 't Paarden-werk , en dat
het Water van déze drie Pompen geheel
geleid moeft worden in eene vafte Lei-pijp
van zes Duim Middellijn, die niet veran-
derd of vei-plaatft kon v/orden. Hier op
(fchoon hem belaft waar de Klappen en
het Paard, of de Pijp van gemeenfchap,
zoo groot van Water-loop te maken , als
de Staande-ftukken) maakte hij ze van maar
vier Duim W^aterloop, omdat hij dus voor
het Genootfchap 40 of 50 Pond Sterling
aan.Koper uithaalde, het welk de groote
Klappen enz. meer gekoft zouden hebben,
fchoon hij ( om dit in 't voorbijgaan aan
te merken) ook zijn voordeel daar van ge-
had zou hebben, dewijl één van zijne me-
deftanderen een Geelgieter was. Hij nam
in overweging, dat de Klappen, die dne
iö getal waren, ten vollen zoo groot wa-
en worden bewogen door den Stroom van de Ebbe en Vloed van de
Rivier de Theems.
Pl. IV. AB QFlaat IV.) is de As van het Water-rad, ip Voet lang, en
gehelderd. — Een vStaande-ftuk van 7 Duim
wijdte heeft 49 Duim Waterloop; de Klap
is maar van 4 Duim Ivliddellijn, en gevol-
gelijk des zelfs Waterloop 16 Duim. New-
fUm mi had op eiken Slag van elke der
drie Pompen het Water, dat bevat werd
in een Staande-ftuk van 49 Duim Water-
loop doen dringen door een gat van maar
16 Duim Waterloop. — Indien dit bewe-
zen kon worden, moeft de gezworen Goe-
nianfchap {Jury] de aanklagers gelijk ge-
ven. Het werd wel haaft bewezen , dat
Mr. Newjham's Staande-ftukken van 7 Duim
wijdre waren, en de Klappen maar van 4
Duim , cn derhalve dat hi] al het Water van
49 Duim had doen gaan door 16; en indien
dit genoemd werd Water te draad-trekken,
had hij het gedraad-trokken grootelijks tot
nadeel zijner aanftelleren. Toen Mr. New-
Jbanfs getuigen (waar van ik 'er één was)
geroepen werden, was het onmogelijk de
Regtsgeleerden te doen begrijpen , dat 'er
een foort van Draad-trekking van Water
zijn kon, die een Werktuig niec nadeelig
was. Ze hadden hunne aandagt te lang
geleend aan Kunftwoorden van de Wa-
terleiding , om te leeren, wat Draad-
trekking van Water waar,, om met eenig
gedukriets meer te hooren wegens de ver-
fcheiden foorten van Draad-trekking, in-
zonderheid dat eenige foorten niet nadee-
lig konden zijn. Het was vrugteloos te
bewijzen, dat de Waterloop van de Lei-
pijp, die al het Water afvoerde, maar
van 6 Duim Middellijn zijnde, maai- 36
Duim Waterloop had, en al het Water
niet af kon voeren, dat zijne drie Klappen
(welker Waterloop famen 48 Duim was)
gedurig toevoerden; en gevolgelijk dat de
Weerftand was in de Lei-pijp, een Pijp,
die hij niet gelegd had, en die hij niet
te de zaak begrijpen, en kwam het ge-
zworen Goemanlchap voor, dat ze hun
vonnis niet gaven ten voordeele van de
aanklagers- tegen Newfham. Dit toont, hoe
mannen van het grootfte verftand in groo-
te misflagen geleid konnen worden door
gebrek van doordringende oplettendheid.
Nadat ik nu bewezen heb, dat het Wa-
ter in Mr. Hollands Werktuig tot nadeel
gedraad-trokken wordt in het zuigende ge-
deelte, zal ik nu het perfende gedeelte
in overweging nemen , en wel vooreerft'
dat gedeelte, 't welk Water naar het hms
brengt, zonder den Water-fprong te ma-
ken. Deze Pijp van de zelfde wijdte zijn-
de , als de Zuig-pijp, loopt het Water hier
ook negen maal Ineller, dan de Zuigers
in de Staande-ftukken bewegen, het welk
hier 10,8 Voet maakt in een Sekunde, daar
het maar 4 Voet in een Sekunde gegaan
moeft hebben ; en derhalve worät het
Water hier ook tot nadeel gedraad-trok-
ken. Indien deze Pers-pijp Van 5 Duim
Middellijn geweeft was, zou'er de zelfde
Hoeveelheid van Water (namenlijk 95
Okshoofden in 't Uur) doorgegaan zijn
met een, Snelheid van 3,4 Voet in 't Se-
kunde ; en , fchoon gedraad-trokken in
opzigt van het Water in de Staande-ftuk-
ken, zou het geen nadeel aan de Bewe-
ging veroorzaakt hebben. Ja, die Staan-
de-ftukken, welke perfen, zouden ligter
gegaan hebben in hunne Bewegingen; en
derhalve, indien ze verligt waren in hun
zuigende gedeelte, | meer Water hebben
konnen voeren,(dat is, 10-7 Okshoofden,
in plaats van 95, in 't Uur,') dat dan maar
3,825 Voet in 't Sekunde gegaan zou heb-
ben in de Pers- of Lei-pijp. Dit zou, in
plaats van Schuring het Rad een weinig
-O- ......,,nbsp;-----1meer werks gegeven hebben, 't welk het
weg kon nemen. Eindelijk deed één vanjgebragt zou hebben tot het grootfte Uiter-
de Heeren, die meer oplettendheid had,!fte van den Heer Parm, namenlijk het
dan ae overigen, het Hof met veel moei-|te doen gaan met f van dc Snelheid van
hec
-ocr page 59-van drie Voet Middellijn, waar in vier ftellen Spaken fteken, agt op elke
plaats, waar aan vier Ringen, of ftelfels Vellingen G,G, G, G valt ge-
maakt zijn, van 20 Voet Middellijn, met Waterborden H,H,H, die
het Water. Maar dit fteunt op onder-
ftelhng dat het Water wel op het Rad ge-
bragt, de Waterborden op de befte wijs
gemaakt, en de Zuigers behoorlijk geleerd
ziin alle welke vereiftens 'er ontbraken.
Wat de Water-fprongen belangt, in de
zelve is het draad-trekken van Water nood-
zakelijk, en de Schuring, die de Pijpen te
voren leden, wordt geheel tot den Sprong
overgebragt. Alles , wat 'er verder ver-
eift wordt, is , dat het Water Snelheid
genoeg heeft in de Pijpen, om aan te voe-
ren het geen de Sprong wegneemt, het
welk de Pijpen nu meer dan genoegzaam
doen konnen.
De manier om een Straal te maken zon-
der een Verlaat-bak met dit af eenig an-
der Werktuig is te overwegen , wat 'er
gefchiede in een Straal, die gemaakt wordt
door een Val uit een Verlaatbak en het
zelfde zoo na , als doenlijk is , te doen
met een Werktuig. Men onderftelle, dac
de beoogde Straal 70 Voet hoog moet ^an,
en fpringen door een Sprong van | Duun
wijdte. Men zoeke eerft, welke hoogte
van Verlaat-bak 'er vereift worde, om een
Straal te geven van 70 Voet hoogte, wel-
ke men bevinden zal te zijn 86 Voet en 4
Duim, zie II. Deel, bladz. 148. Men zoe-
ke dan, welke Lei-pijp zulken Straal kan
aanvoeren, indien de Sprong % Duim is,
en men zal (11. Dee?,bladz. 149.)vinden,
dat de Middellijn van zulk een Lei-pijp 5
Duim is. De Snelheid van zulk een Straal
is 74,4 Voet in 't Sekunde, dit DeeZ, blad
15. Derhalve is het Water, dat 'erineen
Sekunde doorfpeuit, 24,3 Tards, welke
wegen 13,9 Pond (omdat een Tard Wa-
tervan een Duim Middellijn i Pond weegt,
II. Dee/,bladz. 15.1.,en dees Straal ver-
minderd moet worden in Evenredigheid
van 16 tot 9, of het Vierkant van i tot
het Vierkant van de wijdte van den
Sprong) en 22,3, Ton in 't Uur geven.
Om dit aan te voeren in een 5 Duims
Pijp , behoeft het Water geen meer Snel-
heid te hebben, dan ^§1 gedeeltens van-
een Duim in't Sekunde; maar meer Snel-
heid naar Evenredigheid, waar in 't Vier-
kant van de Middellijn van de Pijp klei-
ner is. Bij voorbeeld in deze Pijp van 3
Duim Middellijn zal 1,52 in 't Sekunde
een genoegzame Snelheid zijn; maar de-
wijl 'er geene tuffenpozing moet wezen,
zoo doen de Pers-zuigers van den Heer
Holland, die elkander zoo net opvolgen ,
en hare volle Kragt hebben in 't begin
van den Slag , dat gene , het welk met
geene driedubbele Kruk gedaan kan wor-
den, welker Slagen in 't'begin en in 't
laatfte zwakft zijn , tenzij af het Water
eerft gejaagd worde in een zeer groote
Lugt-buis, welke geplaatft kan worden in
een Vijver, om 'er een Straal boven uit
te doen fpringen door een Pijp , die uit
des zelfs grond komt, gelijk die van New-
fbam,Aie del AiG;t-buis met Rotswerk bedekt
heeft. N. B. Eéne van gegoten ijzer van on-
trent een Yard AUddellijn, en 12 Voet hoog,
kan in zulli een geval van dienji zijji.
Hier volgt een vergelijking van't Werk-
tuig van den grootagtbaren Graaf van Pem-
brokexe Wilton, vele jaren geleden door den
Heer Holland opgeregt,met het Werktuig
van den grootagtbaren Lord Tinley (hier
befchreven) te Wanjiead opgerigt vele ja-
ren na dat vznWilton. Dit niettegenftaan-
de worden 'er beter Sti-alen voortgebragt
tc ÏVilton met een Onder-ftag Rad van 12
Voet Middellijn, dan met het Onder-flag-
Rad van 30 Voet te Wanjiead.
De Middellijn van 't Rad te Wilton isquot;
12 Voet.
De Val van 't Water is ontrent 5 Voet.
De Waterborden, die 10 Duim in 't
Water gaan, zijn 31 Duim lang. Derhal-
ve is der zeiver Oppervlakte 2,15 Voet.
Het gewigt van de Water-kolom, pef-
3nbsp;fende
ne? n de'aSnnbsp;geelkoperenPan:
nen itukken MN, die twee groote Ligters zijn, welk«Schraag
IS
lijk ï tot 2,58.
. Maar het Rad te Wüton gaat 288 Voet
in t Minuut, en de Snelheid van 't WatS
is 894 Voet in 't Minuut; zoodat het Rad
ga met ontrent § van de Snelheid van 't
mter, en dit brengt het Rad te Wilton
tot het grootfte Uiterfte van den Heer Pa-
f BTlX,
te Wanfleadmet
kon gefchieden, was de kwade Aanvot
ging van een genoegzaam VermogenTwant
iet getal der Waterborden van SetRrdL
Wanjtead moeft niet boven de ig geweeft
zij'n , en het is boven de 30; en het Rad te
Wilton hech 11 of 12 Waterborden vol-
gens zijn juift getal. Zie dit Deel bladz
19. N. B. Daar is ook grooter Waterloop
in de Pijpen te Wilton.. Derhalve heeft
'^'^„'le^ken, dat, toen de
Heer Holland het Werktuig te Wilton OD-
regte hij ergens een Onder-flag Rad S
zien heeft, dat wel gine ^n Tii; ^
volgd heef^ maar dat^ft^^ilJll:
ne eigen gifting heeft gevolgd, zonder ken-
nis te hebben van genoegzame Grondbe-
algemeen verbeeldende,
dat een langer Hefboom genoeg was, om
een grooter uitwerking voort te^bren-en
en dat het vernawen der Pijpen een hon
ger Straal zou geven. ^^
Niettegenftaande de fouten , die ik in
de Werktuigen van den Heer Holland heb
aangewezen,hebben ze evenwel harever
dienfte: want daar hij Water genoeg had,
gaf hij altijd fchoone Stralen In met wei-
nig of geene tuffenpoozing, het welk den
perfoon moeft behagen, voor wien het
Werktuig opgeregt was, fchoon fommige
dingen met verrigt waren naar de juifte
kegelen van de Kunft, die de eigenaar
van het Werktuig niet onderfteld wordt te
jverftaan. De Heer Holland, wiens Zedig-
heid al te ver ging, werd dikwijls bedrie-
gelijk beroofd van 't voordeel en de Eef
gelijk aan het gewigt van ^0,75'teerling-
Voeten Water. Zie dit Deel
vierkante
bladz. 15
Dewijl het Rad maar van 12 Voet Middel-
w^rll' ^^ S A' ^nbsp;Straal, die
werkt, of Hefboom van de tweede foort,
maar 5 Voet lang, maar de afftand van 't
Vermogen 5 Voet, waardoor men 10,75
Voet vermeenigdigende tot Uitkomft krijgt
53»75 teerlingvierkante Voeten , of Qrijg
Pond Water voor de Perfmg van 't Ver-
mogen, het welk het Rad 7I maal in een
Minuut omdrajende, uit de Staande-ftuk-
ken jaagt een Kolom van 135 Voet lang
en in dikte evengelijk aan de middelbare
^eiffv^f/^tquot;?'^quot;;^quot;^'''^quot;' een Straal
io Voirhlog.quot;quot; '
Het Rad te Wanjiead heeft Waterborden
van 1,5 Voet Oppervlakte , zoodat een
Water-kolom van 7 Voet hoog tegen het
zelve weegt, of perft met een gewigt van
10,5 teerlingvierkante Voeten; en werken-
ke met een Hefboom, welkes Vermogen
den afftand heeft van 14 Voet, moet een
Perfing maken van 73,5 teerlingvierkante
Voeten Water, of 4593 Pond. Evenwel
jaagt dit Rad met al dit voordeel door de
Staande-ftukken maar een Kolom van 72
Voet in een Minuut.
Dewijl dit Rad 21 maal grooter van Mid-
delhjn IS, dan het Rad te Wilton, moeft
deszelfs Omtrek fneller bewogen heb-
ben, om het in die Evenredigheid over-
trotten te hebben in opzigt vkn des zelfs
gemak van bewegen: want des zelfs getal
van omdrajmgen moeft evengelijk geweeft
^jn , om het zelfde getal van Slagen ge-
makt te hebben.
hpid v^^v^frquot;^ quot;quot; natuurlijke Snel-
innbsp;ï2lt;JoVoet in 't Minuut,
en de Snelheid van den Omtrek van't Rad
IS 470 Voet m 't Minuut, het S is ge
is een boogsgewijs hout L, zijnde de Ligters aan den onder-I^ant cir-
kelrond gemaakt op een Boog, waar van de Straal is M O, en op hun-
ne plaatfèn gehouden wordende door twee boogsgewijze Leiers, vaft
ge-
van zijne vinding: want Iiij is zekerlijk de
eerfte geweeft, die uitgevonden heefteen
Straal te maken zonder Verlaatbak. Ik zal
zijne gedagtenis regt doen in 't geen tot
mijne kennis gekomen is. Zeker perfoon,
die Volks-verbeelder [ReprefentativeJ zogt
verkozen te worden voor de Stad yanShafis-
hury, ondernam die Stad van Water te
voorzien, om door de verdienfte en kos-
ten van die verrigting zijne verkiezing te
weeg te brengen ;en liet daar op den Heer
Holland een zijner Werktuigen opregten,
het welk zeer wel ging, maar nam zoo
weinig belang in zijnen Kunftenaar, dat
hij hem liet arrefteren om het werk van
eenige gedeeltens van 't Werktuig. Daar-
enboven gaf hij zig uit voor den Au-
teur en Maker van het Werktuig, noe-
mende het zijn Water-werktuig. Hij deed
wijlen zijne Majefteit en alle de Heeren
en Dames, die met den Koning uit Ha-
nover gekomen waren, gelooven, dat de-
ze verrigting de zijne was^ en verfpreide
daar ter plaatfe, dat hij Opziener was van
de Bank van Werken [Surveyoi- of tbe.
Board of JVorksl. Wijle een grootagtbaar
perfoon, digt bij den Heer Holland wo-
hij, zijnen Meefter miflende , nu en dan
';roote moeijelijkheden ontmoete. Ja al
jet volk, dat tot het maken van 't uitvoe-
rende gedeelte van dit werk gebruikt werd,
was zoo onkundig, dat ze een regthoeki-
ge bogt maakten aan de Lei pijp bij den
,Sprong, daar de Straal moet Spelen, ge-
lijk befchreven is in het 11. Deel, bladz.
152., en daar afgebeeld Plaat XIII. Fig. 3.;
zoodat, toen wijle zijne Majefteit met
het geheele Hof de eerfte Proef kwam
zien van dat berugte en koftbare Werk-
tuig, het Water in plaats van 100 Voet
hoog te fpringen, niet meer dan 10 Voet
fprong ; en ze wiften zoo weinig, waar
het aan haperde, dat zekere Andrew, die
het beftier had, en de hoofdperfonazie in
deze onderneming was, op 't punt ftond
van zig met al zijn volk weg te pakken,
indien ze door een verzoek aan de Bank
geen verlof konden krijgen, om een Ver-
laat-bak te maken, om Water voor den
Straal te verfchaffen.
Bij geval, dat ze hunne klagt deden aan
eenen Jean Helot, een Franfen Orlozie-
maker, en hem zeiden, dat ze alle bedur-
ven waren, zei hij hen, dat, toen hij het
, J ^ ------r.uiwi,nbsp;UJJ II^-HJ uat, LUCil IIJJ UCC
nende, heett mij dit verhaald, en mij be- end van hunne Lei-pijp opgebogen gezien
laft daar geen geheim van te maken. Na-jhad tot een Hoek van 90 Graden bij den
derhand haalde die Heer zijne Majefteit!Sprong, of de Spring-pijp, hij nooit ver-
over, om hem één dezer Werktuigen voor
hem te laten opregten in zijne tuinen te
Hernbaufen, het welk nu zeer wel gaat,
hebbende tot Vermogen de Kragt van een
geheele rivier; maar'de Heer Hollandhaó
nog de Eer van dit Werktuig, nog eenig
voordeel van hetzelve, fchoon 'er zijne
Majefteit drie maal zoo veel voor betaalde,
als 'er voor bedongen was. De HeerB.....
nam met zig den Smit van den Heer Hol-
land , en des zelfs Meefterknegt, welke
Jobn Cleve hiet (nu nog te Hernhaufen, in-
wagt had, dat het Water tot de voorge-
ftelde hoogte zou klimmen; maar dat hij
geloofde, dat het de verwagting voldoen
zou, indien ze hunne Pijp ophogen , met
een kromme bogt, gelijk hij 'er^ééne met
zijnen rotting in het zand teekende. Zie
II. Deel, Plaat XIII. Fig. 4.
Andrew vatte het, en de zaak aan Cleve
meedeelende, veranderden ze hunne Pijp
naar die Schets, en in weinig dagen fprong
deSti-aalbij de 100 Voeten hoog. Ze gaven
voor, dat p de Pijpen Ichoón gemaakt
jyun^wvK ^^nu Liu^ nvuujm, m- voor, üat ze cie rijpen Ichoon gemaakt
dien hij met oyerieden is) en door dezen hadden , die door krullen en fpaanderen
ffianwerd het Werktuig opgeregt, fchoon verftopt geweeft waren , hunnen mifflag
voer-
-ocr page 62-gemaakt in den balk L , door twee Sleuven in den Ligter M Nquot;.
Het Rad rijft en 2akt door middel van deze Ligters met het Tij, het
welk op deze wijs gefchiedt. De Ligters M N zijn 16 Voet Lang;
van M, de Schraag van den Ligter, tot O, den Hals van 't Water«
rad, lt;5 Voet, en van O tot den Boog in N tien Voet. Onder aan
den Boog M is vaft gemaakt een fterke driedubbele ketting P, gemaakt
op de wijs van een ürlozie-ketting, maar de Schalmen zijn gemaakt
met Bogen op een Cirkel van een Voet Middellijn, en hebben Inke-
pingen of Tanden, om de Staven te vatten van een Rondfel van ge-
goten ijzer van i o Duim Middellijn, met 8 Staven, drajende om
een As. Aan het andere loffe end van deze ketting hangt een groot
gewigt, om het Rad tot een Tegenwigt te helpen ftrekken, en te ma-
ken, quot;dat de ketting n[et glije over het Rondfel. Aan den zelfden As
is vaft een Kamrad R,~van 6 Voet Middellijn met 48 Kammen. Hier
aan wordt gevoegd een Rondfel S van 6 Staven, en aan den zelfden
As ftaat T^een Kamrad van Kammen, waar in het Rondfel V
van 6 Staven werkt, aan welkes As een Kruk W is , waar door één
man met twee Krukken het Rad ligt, of laat zakken, naardat het noo-
digzi).
lin omdat de Schragen van de Ligters M N in den As zijn van het
Rondfel K, namenlijk
in M of X, zoo is het Kamrad 1,1, in wat
ftand het Rad geligt, of neergelaten mag worden, altijd even ver van
M, en werkt naar behooren.
Door middel van dit Werktuig kan de fterkte van een gemeen man
ontrent vijftig Ton gewigt opligten.
1,1 is een Kam-rad, vaft gemaakt ontrent het end van den grooten
As, van 8 Voet Middellijn en 44 Kammen, werkende in een Rond-
fel K van4ï Voet Middellijn en 20 Staven, welkes As, of Spil, van ge-
goten ijzer is van 4 Duim Middellijn, leggende aan beide de enden in
geelkoperen Pannen, gelijk in X.
Z,Z is een vierdubbele Kruk van gegoten ijzer, zijnde het metaal
6 Duim in 't Vierkant, en de Halzen gedraaid éénen Voet van de
As-ptinten, welke vaft gezet zijn in twee Kamen, die neergehouden wor-
den
voorzigtig verbergende; maar ze vergaten indien ze hem voor zijnen raad alniethad-
ééne zaak, namenhjk aan Jean Helot een den willen beloonen. Dan zouden 'er hon-
vereering te geven , wien ze wel tot ge- derden hunne onkunde niet geweten heb-
heimhouding bewogen mogten hebben, ben, die'er iïetoz kennis van gegeven heeft
IK,
-ocr page 63-den door middel van Sluit-krammen. Het ééne end van dete Kruk in
Y komt digt tegen bet end van den As X, alwaar ze aan deze enden
zijn van 6 Duim Middellijn, hebbende elk een lleufin de enden,^vaar
in een ijzeren VVigge wordt geftoken , de ééne helft in het end X,
de andere helft in Y, door middel van welke de As X de Kruk Z Z
omdraait.
De vier Halzen van de Kruk hebben elk een ijzeren Stang, of Roe-
de , met hare boven-enden vaft gemaakt elk aan haren Ligter a \, « 2,
ai, ^4, drie voet van het end af Deze Ligters zijn 24 Voet lang,
op Alfen bewegende in den Raam bhhb. Aaii derzelver enden c i.
Cl , c^., zijn gevoegd vier Roeden met hare Pers-zuigers, wer-
C2
kende in di, dz, d^, d^, vier Pompen van gegoten ijzer,4!Voet
lang, van 7 Duim opening vanboven, en p van onderen, alwaar de
Klappen leggen, vaft gemaakt met gefchroefde Borften over de vier
gaten van een Buis, of Bak, van gegoten ijzer, waar'in Vier Klappen
zijn net bovennbsp;alwaar de onder-enden van de Pompen komen,
en aan één end van den Bak is een Zuig-pijp met Roofter-werk in/,
in 't Water ftekende, welke alle vier de Pompen bij beurten van Water
voorziet.
Uit het onder-end van de Pompen di, di,nbsp;komen Tui-
ten, boogsgewijs naar boven fchietende, gelijknbsp;welker bo-
ven-enden gegoten zijn met Borften, om te fchroeven aan den Bak bhhh,
welke Tuiten van 7 Di-üm Middellijn zijn van binnen. In den Bak zijn
gaten, die 'er gemcenfciiap meê hebben, en op de plaatlèn der famen-
voegmg zijn vier Klappen. De Bak is gegoten met vier Randen, of
uitfieekfels, uitltekende tegen de Klappen, om plaats te maken voor
der zelver opening en lluiting, en aan den boven-kant zijn vier gaten,
met Proppen geftopt, die 'er uitgenomen konnen worden , om de
Klappen Ichoon ie maken. Eén end van dezen Bak wordt geftopt met
een Prop i. Aanhetandere end zijn ijzeren Pijpen met Borften gevoegd,
gelijk / 2 , waar door het Water tot eenigerlei loogtejof vereifte plaats,
opgeperft wordt.
Behalve deze vier Pers-zuigers zijn 'er nog vier geplaatft aan de an-
dere
maken van vele Regelen op verfcheiden
gevallen in dc Kunft van Waterleiding,
waar op ik heb gewezen met aanhaling der
bladzijden, alwaar ze te vinden zijn.
Ik aou zoo omftandig niet geweeft zijn
in mijne aanmerkingen op dit Werktuig,
indien het mij geene voorbeelden aan de
hand had gegeven, om een toepaffing tc
41
dere enden van de Ligters (hier niet vertoond, om ver\varring te mij-
den, maar aan de hnker hand re zien) zijnde de Roeden, of Stangen,
vaft gemaakt in^i, a^^a^^ werkende in vier dergelijke Pom-
pen met der zeiver gedeeltensnbsp;ƒ,
i, gelijk reets befchreven zijn, ftaande bij ^,^
Aan het andere end van 't Rad in B is al het zelfde foort van werk
geplaatft, als aan het end A befchreven is, namenlyk
Het Kamrad I. De vier Ligters ö'i;, enz,
8 Pers-zuigers ad enz.
8 Pompen de, de enz.
4, Bakken, gelijk hh
^^ ^ 2 Pers-pijpen, gelijk i 2.
Zoodat één eenig Rad 16 Pompen doet gaan.
Al dit werk kon niet in één Perlpektief geteekend worden, zondef
het zelve zeer verward te maken.
Het Rondfel K.
De Spil X.
De Kruk Y Z.
DeZuig-pijpen f.
16 Pers-pompenw
Uitrekening van de Hoeveelheid van Water ^ opgebragt door het
Werktuig van de Londenfe Brug,
In den iften Boog digtft naar de Stad is één Rad'
met dubbelwerk van -
j' I fte Rad dubbel werk aan het-
J ééne end en enkel aan het |
Inden3denBooglt;' andereend - - _ - -J
j 2 de Rad in 't Midden
■ 12
8
».3de Rad.....- - 16
, .. „ ,nbsp;, in't geheel 52 Pers-pompen.
Eeneomdrajingvan'tRadgeeftaan eiken Pers-zuiger 2I Slagen.
Zoodat ééne omdrajing van de vier Raderen geve 114 Slagen.,
Wanneer de rivier op haar hoogfte is, gaan dè Rade-
ren 6 malen rond in een iMinuut, en maar 4i maal met
middelWater........- .
'Bkv-Gal/ons.
Dat
Het getal van Slagen in een Minuutnbsp;(58^
De Slag is 2! Voet in een 7 Duims wijdte, brengt op ^
Ze brengen op in 'c Minuut 2052'
w« L O N D E N S E Brug,nbsp;43
Dat is, 123120 Gallonsnbsp;Okshoofdenquot; in 't Uur, en tegen
46896 Okshoofden op een dag, ter hoogte van 120 Voet.
Dit is de uiterfte Hoeveelheid, die ze konnen opbrengen, onder-
fteld zijnde, dat 'er in 't geheel geene onvolmaakt leden, of verlies,
plaats hebben.
Maar uit de volgende bedenkingen blijkt het zeker, dat geen Werk-
tuig zoo veel op kan brengen, ah overeenkomt met de Hoeveelheidvan
Water, die de Pomp bevat in de lengte van de Beweging van den
Zuiger: want
Vooreerfl het opengaan en fluiten der Klappen verlieft bij na Zoo veel
van die Kolom, als de hoogte, die ze rijzen, en Zakken.
Ten anderen is 'er geen Leer zoo fterk voor den Zuiger, of daar
moet gedurig eenig Water tuften beide doorzijpelen, wanneer hij tot
een groote hoogte geligt wordt; en wanneer de Kolom kort is, zal ze
het Leer niet genoeg tegen de wanden van de Pomp drukken. Inzon-
derheid is 'er in 't begin, of het eerfte bewegen van den Zuiger zoo
weinig gewigt aan, dat'er eenig verlies zijn moet, eer het Leer zig
iiitzette.
Ten derden is dit verlies meer ofmin, naardat dat de Zuigers lolTer
of ftijver geleerd zijn.
Ten vierden, wanneer het Leer te zagt wordt, is het niet in ftaat ^
om de Kolom te dragen, die opgebragt moet worden.
Ten vijfden, indien ze zeer ftijf geleerd zijn, zoodat ze geen Wa-
ter verliezen, dan wordt 'er veel Kragt van 'tWerktuig verlorendoor
de Schuring.
Volgens eenige Proeven, die ik zeer naaukeurig genomen heb on-
trent Werktuigen, welker deelen groot en uitftekend wel gemaakt wa-
ren, verliezen ze I en fomtijds I van de uitgerekende Hoeveelheid.
Evenwel moeten de volmaaktheden en misflagen van Werktuigen
tegen elkander vergeleken worden uit de uitgerekende Hoeveelheden
of Kragten : want, naardat ze in deze verfchillen, zullen ze ook naar
Evenredigheid in hunne dadelijke verrigtingen verfchillen.
Het Vermogen, waar door de Raderen bewogen
worden.
Het gewigt van een Kolom van Water aan een Pers-zuiger van 7
E 2nbsp;Duim
-ocr page 66-Duim Middellijn, en 120 Voet hoog
7X7=49 Pond. De Ponden Averdupoïs in
een Tard ten naaften bij.
40 Tards hoog.
19Ó0 Pond, aan éénen Pers-zur^er.
.nbsp;^ 8 Pers-zuigers altijd ligtende.
Het geheele gewigt- - - : i^^So Pond 140 Kwintalen - 7 Ton
gewigt aan het Werktuig te gelijk.
De Kruk trekt den Ligter drie Voet van den Pers-zuiger, en 8,2
Voet van 't Middelpunt,nbsp;^ '
7 Ton
Xih?
^53) CpjSTon aan de Kruk.
Schijfloop. 2,2)9,5(4,3 Ton aan het Rondfel.
Het Kamrad 4
De Straal van 't groote Rad - -nbsp;Ton.
(20
De Kragt op de Waterb, 18 Kwint.40~Pond34^ Kwintalen.
Maar om voor de Schuring en Snelheid een aftrekking te maken,
mag men het op Ton rekenen.
De Waterborden 14 Voet lang , en 18quot;?
Duim hoognbsp;_ƒ —2 2,4 vierkante Voeten.
De Val van 't Water op een middelbare hoogte 2 Voet.
44,8
6 Gallons in een
teerl. vierk. Voet.
44
200,0
10, Pond in een Gall.
7).nbsp;., ,, r.. ,nbsp;Tr . ï 102688(24 Kwintalen.
ne^lelheid mn V IFater, 4 Voet m 21 Tertiën tijds.
2.1 i ertien : 4 Voet : ; do Sekunden : j Voet in 't Minuut.
De Snelheid van 't Rad=:3ro Voet in 't Minuut.
Hoeveelheid verfpild op het Rad naar de Snelheid van den Stroom
Ï433 Okshoofden in 't Sekunde.
Maar naar de Snelheid van 't Rad Okshoofden in 't Sekunde.
De Snelheid van't Rad tot de Snelheid yan't Water, gelijk 1 tot 2,2.
Eenige aanmerkingen op deze Waterwerken.
Schoon ze regtmatig voor zoo goed mogen gehouden worden, als
*er eenigen m Europa zijn, zijn 'er evenwel naar mijne gedagten eeni-
ge dingen in, die tot groote verbetering veranderd konden worden.
Floreerjl, Indien ze in plaats van 16 maar 8 Pers-zuigers bewerk-
ten, Zou de Slag van eiken Zuiger f Voet konnen zijn, die veel meer
Water op zou brengen met het zelfde Vermogen aan't Rad: want dan
^ou 'er maar half zoo veel opening en fluiting van de Klappen zijn, en,
gevolgelijk maar de helft van dat verlies. Een fVoetsSlag brengt ook
boven de dubbele Hoeveelheid van twee Slagen, elk van li Voet, ten
naaften bij I meer op , omdat de Snelheid dubbel is, het welk van 't
meefte belang is, dat in agt genomen moet worden in een Werktuig,
waar in de Pijpen die Kragt weerftaan konnen.
Ten anderen, de wijdtens, die het Water van de Pers-zuigers af-
voeren, zijn te klein, wordende (ten naaften bij) altijd twee Kolom-
men van 7 Duim Middellijn geperft in ééne Pijp van de zelfde Middel-
lijn , en 7 X 7 = 49 4- 49 = 98-
Hierom moeften de Pijpen van wegvoering ontrent van 9 Duim Mid-
dellijn wezen.
Be Volmaaktheden van Werktuig.
Al het houtwerk is wonderlijk wel gemaakt, en de famenftelling en vin-
ding tot fterkte en gebruik worden niet overtroften door eenig Werk-
tuig , dat ik ooit gezien heb.
De gegoten ijzeren Krukken zijn beter, dan gefmeden, omdat ze
Zeer ftijf zijn, en niet buigen zullen, maar veel eer breken. Daaren-
boven zijn ze goed koop, en men kan 'er gemakkelijk niewe inzetten.
De Wigge om de Kruk en Pers-zuigers aan te zetten, of los te ma-
ken, is beter, dan de fchuivende Sluit-ringen, die gemeenelijk gebruikt
\vorden,
E 3nbsp;De
4-J
4$ Water-Vüerk c^??^ L O N D E N S E Brug,
De Pers-pompen, Bakken, en al der zeiver toeftel zijn zeer aardig
uitgedagt, om ze in elkander te zetten, te verftellen, te veranderen,
of fchoon te maken, en zoo weinig Schuring onderhevig, als in datge-
deelte mogelijk is.nbsp;.nbsp;0nbsp;amp;
Het Werktuig om de Raderen te ligten, en te laten zakken is zeer
goed, Ichoon het zelden gebruikt worde, gelijk mij gezegd is: want
ze zullen bijna op allerlei diepte van Water omgaan, en wanneer het
Tij kentert, volgen de Raderen den zelfden weg van het Tij.
(3) Mr. SorocoU heeft dit Werktui^an
de Londenfe Brug opgeregt tuffen de 30
en 40 jaren geleden, het welk nog in we-
zen is , en vele jaren zal blijven dureq.,
als een blijk van de uitmuntende bekwaam-
heid van den opregter. Wat den toeftel
belangt van het Water-rad te doen rijzen
en zakken, dat was de vinding van Mr.
Hadley, die het eerfte werk van die natuur
gemaakt heeft te Worcefler, en waar toe
lem een Oktrooi vergund werd.
Het is waar, gelijk de Heer Beigbton
hiervoor bladz.45 aanmerkt, dat 'er veel
Water wordt verloren door de al te groo-
te veelheid van Klappen, die open en toe
gaan, en dat 'er derhalve meer Water op-
gebragt zou worden met minder Pompen,
welker Slagen naar Evenredigheid langer
waren, als mede dat een driedubbele Kruk
het Vermogen beter verdeelt, dan een
vierdubbele , die maar aangemerkt kan
worden, als een dubbele Kruk, dubbel
belaft.
Ik heb over 20 jaren al een fout in dit
Werktuig aangemerkt, die evenwel nog
niet vebeterd is, hier in beftaande, dat
men de Pei-s-zuigers van zeer ftijf Leer
maakt, buigende het ééne ftuk Leer na
boven en het andere naar beneden, welk
Leer met een hamer in de Pomp gedre-
ven wordt. Dit werkt zoo moejelijk,
uat ik dikwijls gezien heb, dat 'er 50 Pond
noodig was, om den Zuiger in de Pomp
op en neer te bewegen, wanneer hij nie-
welings geleerd was; en na verloop van
eenigen tijd, wanneer dit dikke Leer ge-
heel doorweekt was, liep 'er veel Water
ter zijde door , zoodat de Schuring eerft
veel vergroot, en naderhand veel Water
verloren wordt.
Pers-zuigers gemaakt met dun getoud
leer ontrent van de dikte vafi het boven-
leer van boeren fchoenen (gelyk in het
IL Deel, bladz. 210. de tweede foort van
Pers-zuigers genoemd , en Plaat XXIL
Fig. 17-22. afgebeeld worden) zijn genoeg-
zaam, om een Kolom van Water te dra-
gen van IOC Voet hoog. Der zeiver ge-
heele voortreffelijkheid beftaat hier in ,
dat de g^lkoperen Rol, die tot Leider
dient, tuften het Leer en de Pomp zoo
wel lluit, dat ze juiftelijk op en neer fchui-
ve in de Pomp, die overal van de zelfde
wijdte moet zijn. Indien men een Em-
mertje gebruikt, moet het enkele Leer,
dat naar boven ziet, oprijzen tuffen den
kleinen koperen ring , die 'er boven is ,
nnbsp;te komen, gelijk we
onderfteld hebben, dat de twee Leren
van den Pers-zuiger niet rijzen boven de
ringen, die 'er in zijn , nog beneden de
zelven zakken. Ik v^eet, dat Mr. Clarke
(de Kunftdrajer, van wien ik wegens den
Water-v/eger heb gefproken) Water op-
gebragt heeft tot het grootfte Uiterfie
,iBet een zeer ftegt Werktuig, waarmeê
een klem zwak paard een enkele Kruk om-
draaide, en een Okshoofd Water in een
Minuut 50 Voet hoog opbragt, en het
een Uur uithield, terwijl ik de proef nam
van het Water te meten , en het wel 8
Uren uitgehouden kon hebben.
N. B. Wamieer men geelkoperen Staande-
flukken gebruikt, zullen Pers-zuigers met dik
Leer
Deze Werktuigen van de Londenfe Brug winnen het ver van die te
Marly in Frankrijk'm opzigt van het Kruk-werk en andere deelen,
die zeer kwalijk gefchikt zijn.
H. Beighton,
Lid van 't Koninklijke Genootfchap.
Ik zal bij 't geen mijn Vriend van deze Waterwerken gezegd heeft
nog eenige weinige aanmerkingen voegen in de onderftaande Aantee-
kening (3;.nbsp;vn. AF-
Leer fchielijk hameren, dat is, de Staande-
fiukken zullen jcbielijiier wijder worden in het
werliende gedeelte, dan aan den mond, of la-
ger , zoodat een Pers-zuiger , die met moeite
in den mond zou infchieten, in bet gehamerde
gedeelte te gemakkelijk zou bewegen. Zuigers
met zagt Leer zullen zoo fcbielïjk niet kame-
ren; viaar evenwel zidlen ze ij'et met 'er tijd
doen. Hierom 7Hoeten de Zuigers in hunne
werking met hun bovenfte Leer half bovenden
top van 'ï Staande-ftuk uitrijzen, en het on-
derfte Leer moet gedeeltelijk in de holte fchie-
ten, die aan bet onder-end der Staande-ftuk-
ken gemaakt is voor het rijzen der Klappen.
Dit IS de manier, die Mr. Newfham a tijd
gebruikt.
Mijn Vriend meent,- dat de openingen,
die het Water van 't Werktuig afvoeren,
te klein zijn, wordende (ten naaftenbij)
altijd twee Kolomimen van 7 Duim Mid-
del ijn geperft in ééne Pijp van de zelfde
Middellijn, cn 7x7=494.49—98.
Maar het geen ik in de voorgaande Aan-
teekening gezegd heb zal toonen, dat de-
ze tegenwerping van geene kragt is, ten-
zij de Snelheid van dè Zuigers zeer groot
waar; maar hier is de Snelheid van het
Water, dat door de gemelde Water-bor-
den loopt, veel minder, dan twee Voet
in Een Sekunde: want dewijl elke omwen-
teling van 't Rad in een Pers-zuiger bene-
den de 2,5 Slagen maakt, en de Slag,
Voet is, zoo vermeenigvuldig 2,5 x 2,5 =
6,25; en dewijl het Rad op zijn meefte
maar 6 malen in een Minuut omgaat, zal
de Snelheid van den Pers-zuiger maar we-
zen 6x6,25 = 37,50, zoodat tweemaal die
Snelheid maar zijn zal 75 Voet in een Mi-
nuut, of i| Voet in een Sekunde.
__ In dit Werktuig zijn de Kammen van'
ijzer gemaakt, om re duurzamer te zijn;
maar daar is een verdere verbetering van
Mr. Clarke, die hier, en in allerlei Mo-
len-werk , V3n vcci dienft ka.n zijn. Dc-
wijl hij 'er mij een Teekening en befchrij-
vmg van gezonden heeft, kan ik niet wel
nalaten zijne befchrijving hier in te voegen.
Brief van Mr. Clarke aan den Schrijver.
„ Mijn Heer.
„ Dewijl 'er wel vele pogingen gedaan
„ zijn , om de Schuring in allerlei foor-
„ ten van Molen-werk om Koorn te ma-
,, len , Water op te brengen otz. te ver-
„ minderen of weg te nemen; maar niets
„ verrigt is, 't welk dat oogmerk heeft
„ beantwoord , heb ik een niew Schijf-
„ loop uitgedagt en gemaakt, dat in de
„ Water-werken in Villars-ftreet in Tork-
„ buildings gevoegd is am een Werktuig,
„ welkes Pom.pen van 7 Duim wijdte zijn,
„ en 't welk door zeven Paarden wordt
„ bewerkt. Dit Schijffoop is zoo gemaakt,
„ dat, zoo haaft de Kammen raken tegert
„ de Oppervlakte der Staven, de gedruk-
„ te dee en van de Oppervlakte aanftonds
„ wijken , en in geenerlei manieren tegen
„ elkander ichuren of kawen; en dewijl
„ de Staven van ijzer gemaakt zijn, zijn
„ ze geene verflijting onderhevig, en de
„ Staven werken alle in geelkoperen Pan-
„ nen , het welk niet alleen de Schuring
„ verhgt, maar ook het Schijfloop zoo in
„ ftaat houdt, dat het in vele jaren gee-
„ ne verftelling noodig heeft. Ook flijt
„ het
-ocr page 70-Dewijl 'er van het Werktuig te Marly om dg tuinen van den Ko-
ning van Frankrijk te Verfailles van Water te voorzien , zoo
veel wordt gefproken wegens des zelfs verbazende grootte , getal
■va'n deelen, kollen van het eerfte opregten en jaarlijkfen onderhoud,
en met één woord van des zelfs Grootsheid, heb ik niet wel konnen
nalaten hier een berigt van het zelve te geven , het welk ik' genomen
heb uit den Heer Belidor, \_Archite[iure Hydraulique Tom. II. pag.
ipj. amp; fuiv.]
Zekere RanneqUin uit LuiHj^rland een man van een uitmuntenden
feell tot de Werktuigkunde, had moeds genoeg, om te ondernemen
et Water in zulken overvloed te Marly en te Ferfailles te brengen,
als of'er daar ter plaatfe zelf Bronnen waren. Het Werktuig, dat hij
daar toe gemaakt heeft, begon in 't jaar 1^82 te werken. Men zegt,
dat het over de agt Millioenen Franfe Livres {ontrent 4 0 Tonnen Goudf]
gekoft heeft. Ik heb lang getwijfeld, of ik 'er in dit Werk een berigt
van zou geven, om de moejelijkheid van het wel te befchrijven, en 'er
een naaukeurige Teekening van te krijgen. Daarenboven 'is des zelfs
uitvoering van zulke groote koften,dat het mij befpottelijkvoorkwam,
dat ik het voor een Modél zou geven aan luiden, die mijn Boek zou-
den lezen, om 'er middelen in te zoeken, om Water op te brengen.
Even-
„ het de Kammen van 't groote Rad niet
„ uit, gelijk andere Schijflopen doen. Hier
,, heeft het groote Rad honderd en zeven
„ en veertig Kammen op zijne Velling.
„ Dewijl de Molenmaker in deze manier
„ van werken een grooten miflag meen
„ de te vinden , toen dit ftuk eerft ge-
„ maakt werd, en zei, dat de Kammen
„ in den tijd van twee maanden verfleten
„ zouden zijn, omdat het hout op ijzer
„ werkte, z6o wilde ik, om het tegen-
„ deel te toonen, niet hebben, dat de
„ Kammen, of Staven, in een jaar, na-
^ dat het werk gemaakt was, met vet of
„ zeep gefineerd zouden worden , of dat
„ men 'er iets anders aan doen zou, 'tgeen
„ welgedaan wordt, om ze voor ftijten
„ te bewaren ; en nu heeft het gedurig
„ 16 Uren op een dag al ontrent twee ja-
„ ren lang gewerkt, en evenwel zijn de
„ Kammen zeer weinig erger, dan toen
„ ze eerft begonnen te'werken. Ik zend
„ u hier nevens een Teekening van dit
„ Schijfioop, en ben
EERWAARDE Heer.,
Uw verpligte onder-
daniae dienaar
J. C L A R K E.
A A
-ocr page 71- -ocr page 72- -ocr page 73-Evenwel overwegende, dat dit Werktuig tot nog toe gants Europa
tot verwondering geftrekt heeft, heb ik gemeend, dat het de Liefheb-
beren niet onaangenaam zijn zou een befchrijving van des zelfs bijzon-
dere gedeeltens te krijgen. Ook konnen 'er verfcheiden ftukken van
nagemaakt worden, waar van men zig met voordeel kan bedienen,
dewijl het 'er vele aardigen bevat, die men elders niet zou vinden.
Ik heb lang vergeefs gezogt naar de Plans enProfilen van dit Werk-
tuig en des zelfs deelen, omdat het geene kleine moeite was, om ze
op de plaats zelf te gaan teekenen; maar eindelijk heb ik het geluk ge-
had, dat één mijner Vrienden, die ze had, de zeiven mij heeft meege-
deeld. Om verzekerd te zijn, dat ze naaukeurig waren, en om 'er
een befchrijving van te maken, heb ik mij agt dagen bij het Werktuig
zelf opgehouden, alwaar de Heernbsp;die'er Üpziender van
is, mij alle ophelderingen heeft gegeven, die ik verlangde.
Dit werktuig is gelegen tuften Marly en het dorp de la Chausfée.
De rivier wordt daar ter plaatfe gedeeltelijk opgeftopt door het Werk-
tuig en gedeeltelijk door een Dam, die het Water ophoudt; en om de
vaart niet te ftremmen, heeft men t^fjQt [Franfe'] Mijlen boven Marly
een graft gemaakt voor den doortogt der vaartuigen. Ook is 'er 30
of 3 f Toifes [of of ij Roeden] van het Werktuig een IJsbreker ge-
maakt, opdat geene 1 Jsfcliotfen, of hout, de rivier komende afdrij-
ven , het Werktuig zouden befchadigen; en om de Schuiven en Wa-
tergoten, Waar in de Raderen bewegen, te beter te beveiligen, is 'er
nog een Tralij-werk van balken gemaakt, om alles , wat den IJsbre-
ker ontfnapt is, tegen te houden.
AA (Plaat II. Fig, g.) is een vierkante koperen Bos met zijn gat en Buis in K,?, tt
ijzeren Staaf van twee Duim Middellijn, waar in de Halzen A « of B van de Staven k'
TTooi-Mnnnbsp;1____ .J:-.____1____-1 .nbsp;1' j___• „nbsp;' 'ö'
drajen.
f g bi zijn gaatjes voor de Schroeven,
die deze Bos aan het Schijfloop vaft zet-
ten.
F K G is de zelfde Bos overend ver-
toond.
Fig. 7. vertoont de platte grond van één Ptg. 7.
der Schijven van het Schijfloop, geteekend
met de zelfde letters.
€n veertien Duim lang, afgedraaid tot de
dikte van een Duim, ontrent twee Duim
lengte aan beide de enden , gelijk
ae,Ae.
B B is ééne der gemelde Staven, om
welke ijzeren Knoopen gegoten zijn van
2| Duim Middellijn, gelijk E,E, zoodat
het lighaam van de Staaf c c tuflerf E en E
blijve tien Duim lang.
4P
F G H I is de platte grond van een geel-
-ocr page 74-Het Werktuig beftaat uit 14. Raderen, welke alle dienen, om ce
Pompen te doen werken, die het quot;Water opperfen tot boven op den
Toren op den top van den berg, alwaar het, uit verfcheiden Pijpen
komende, zig vereenigt, om te loopen in een Waterleiding, die het
voert naar de Verlaatbakken, die het ontvangen. Dewijl het genoeg
is alles te verftaan, wat tot ééne dezer Raderen behoort, om van de
uitwerking der anderen te konnen oordeelen (waar van de befchrijving
maar een herhaling zijn zou van ontrent de zelfde zaken) zal ik 'er hier
maar één befchrijven, en wel ftuk voor ftuk, om het werk niet te ver-
warren.
PL. V. De eerfte Figuur van Flaat V. vertoont het Plan en Profiel van
één van de Raderen van het Werktuig, en van de algemeenftedeelen,
die 'er toe behooren van het Rad, of de rivier, af tot aan de Water-
leiding. Dit Rad {Flaat V. Fig. 4.) heeft een Watergoot, gefloten
met een Schuif, gelijk naar gewoonte. Des zelfs Beweging brengt
twee uitwerkingen voort. De eerfte is Zuig- en Pers-pompen te doen
gaan, die het Water door de Pijp {Fig. i.) opbrengen ter hoogte
van ifoVoet in den Waterbak 4, die 100 Toifen van de rivier af
is. De tweede uitwerking is de Trek-balanlen, j en ó in Beweging te
brengen, welke Ligt-pompen doen gaan in de gebouwen 7en 8. Die
Pompen, welke betrekking hebben tot den eerften Waterbak 4, nemen
het Water op, dat tot die hoogte opgebragt was, en perfen het door
de Pijp 10 in den tweeden Waterbak 9, die 175 Voet hooger is, dan
de eerfte, en 324 Toifen van de rivier af Daar uit wordt het Water
weer opgenomen door de Pompen, welke zijn in ''t gebou 8 , die het
door de Pijp 11 opperfen tot op het Plat van den Toren 12, die 177
Voet verheven is boven den hoogften Waterbak, en 502 Voet boven
de rivier, van welke hij 614 Toifen af is. Van daar loopt het Water
van zelf door een Waterleiding langs een AfhelHng, die quot;er aan ge-
geven is, tot digt aan het Traliewerk van 't Kafteel van Marly^ van
waar het afloopt in de groote Verlaatbakken, die het uitdeelen aan de
tuinen en boffen.
Eerft is 'er eene goede Fondering gemaakt in het Bed van de rivier,,
zoo masfief, als mogelijk is, van paalwerk en planken, verfterkt met
metfelwerk, gelijk in dergelijke gevallen gefchiedt. Zie Flaat V. Fig,
2 en 3.. Veertien Voet boven deFondering isee n Vloer, of Brug,
gemaakt, om de Pompen tedi-agen, en alles,wat 'er toe behoort,
gelifli
F'g- 4.
Fig. I.
H-
^lijk men kan oordeelen uit de 4de Figuur, welke doet zien, dat'erpi,. v.
2an den As van 'tRad twee Krukken en 14 zijn. De laatfte vat^'^-
een Leier 1 f, die hier zoo wel niet onderfcheiden kan worden, als in
de 2de Figuur, waar in men de ftukken van de 4de na kan zien. Op Fig. s-
elke omdrajing van de Kruk geeft dees Leier een flingerende Beweging
aan den Tuimelaar i6 op zijnen As. Aan dezen Tuimelaar is vaft een
andere hangende Balk 17, die weer valt is aan den Tuimelaar i8,
welke aan zijne enden heeft twee hangende ftijlen 19, elk vier Pomp-
zuigers dragende, die werken in vier Pompen, in 't Plan gemerkt met
het getal 20. Wanneer de Kruk 14 en de Tuimelaar 16 den Balk 17
doen opgaan, brengen de Zuigers, die aan de linker zijde van den
Tuime aar zijn, het Water op door de Pijpen 21, die in de rivier fte-
ken, terwijl die, welke aan de regter zijde zijn, het hgten, om het
te doen oploopen door de Pijp 2 2, waar uit het loopt in den eerften
Waterbak; en wanneer de Kruk den Tuimelaar 16 naar zijn eigen
Middelpunt trekt, gaat deTrek-balans t8 aan den anderen kant over,
waar door de Zuigers aan de hnker zijde het Water ligten, en die van
de regter zijde het zuigen j en dit blijven ze beurtehngs over en weer
doen.
Om te maken, dat de Lugt niet in de Staande-ftukken der Pompen
komt, en dat de Leren van de Zuigers geene ledige ruimte overlaten,
is 'er bij elke verzameling van Pompen, onafhankelijk van de agt Ligt-
pompen, een Zuig-pomp gevoegd, de Foedjler genoemd, om een
Kom 23 op de hoogte van 't bovenfte gedeelte der Staande-ftukken al-
tijd met Water te houden, Zoodat één van de hangende ftukken 19 een
vijfde Pomp drage.
De Kruk 13 geeft Beweging aan de Pompen van den eerften en twee-
den Waterbak, en hoe dit gefchiede, moet men zien in de 3de en óde^']?- s
Figuur met betrekking op de 4de van Flaat V. Daar zal men zien, dat®quot;
de Kruk een flingerende Beweging geeft aan den Tuimelaar 25 door
middel van den Leier 24, die het end 30 naar zig trekt, en van zig
afftoot. Dees Tuimelaar werkt op twee anderen, waterpas ftrekken-
de, welke geplaatft zijn onder de getalen 28 en 25), door de Beweging,
die 'er aan meegedeeld wordt van de Leiers 26,27, die den bovenften
of onderften Tuimelaar ftooten, of trekken, naar den ftand van de
Kruk.
Men ziec in het Plan van Fig. 4- Blaat V., hoe de Tuimelaar 19
G 2nbsp;zig
-ocr page 76-Q
zig kan bewegen op zijnen As 32; en aan het end 31 is een Ketting
31533»nbsp;^oet merken, als een gedeelte uitmakende van de
Ketting 3453fgt; afgebeeld in Fig. 3. Dus behoort de Tuimelaar 28,
die in het Plan niet gezien kan worden, maar die gelijk is aan de on-
derfte, ook tot een Ketting, die een gedeelte uitmaakt van de andere
(Fig 6.). Dus worden die twee Kettingen beurtelings getrokken
door de Tuimelaars 28 cn 29 (^Fig. 3.) om de Pompen van de Water-
bakken te doen werken. Deze Kettingen worden onderfteund door
de Tuimelaars 38. {Fig. 5 en 6.) geplaatft op elke 18 Voet, met een
As in 'tmidden, ruftende op de Schering 39, leggende op de Schra-
gen 40.
De Vijfde Figuur is een Profiel, dat gemeen kan zijn aan den eer-
ften en tweeden Waterbak, dog meer tot den tweeden, dan den eer-
ften behoort, omdat de Kettingen endigen aan de Tuimelaars 42,46;
terwijl ze door den eerften maar doorloopen , nadat ze de Pompen,
die 'er in ftaan, aan den gang geholpen hebben.
Wanneer de Ketting 36,37 van de regter naar de linker hand naar
zig trekt den Tuimelaar 42, ligt die Tuimelaar den Raam 45- op,
welke hangt aan het end 43, en waar aan drie andere Ramen 44 han-
gen, die de Zuigers dragen, welke het Water ligten in de Pompen
fo,f i. Wanneer die Ketting ophoudt van gefpannen te zijn, en de
onderfte Ketting 34,3 f getrokken wordt, dan doet het gewigt van den
Raam 45- en van de aanhangende Ramen en Zuigers het end 43 van
den Tuimelaar 42 neer zakken, en het Water rijft in de drie Pompen
van dezen toeftel. Aan den anderen kant ligt het end 48 van den Tui-
melaar 46 den Raam 49 op, en de Zuigers in de Ramen 5; 2 ligten het
Water in de drie Pompen van dezen tweeden toeftel, welke'gemeen-
fchap hebben, gelijk dc eerfte, met de Pijp 5-0,5'i.
Alle deze Pompen worden onbewegelijk gehouden door ijzeren Sta-
ven, die haar omringen, gelijk men zien kan in het Plan van den Wa-
terbak. Ik zal hier bijvoegen, dat de Pompen, welke bewogen wor-
den door de Kruk 13, in den eerften en tweeden Waterbak het Water
in haren Put ligten, zonder iets gemeens te hebben met den toeftel der
andere Raderen, dat is, dat 'er op het Waterpas van de gebouwen 7
en 8 in de eerfte Figuur een Kom is, die bijna den geheelen inhoud
bevat, afgedeeld door middelfchotten, om de Putten te maken, in elk
van welke zes omgekeerde Pompen zijn, die men het Water maar laat
op-
Pl. V.
Fig. 3.
Fig. 6.
Fig. 3-
Fig. 5'
en 6.
F'g- 5.
Fig. I.
■ -
ff l
■
■
■ : ■ '
( ' ^ quot;
quot; 1,; '
:
- î '
. !
*
m
'l.
■ fe
H-
I
opbrengen, wanneer liet noodig is; en wanneer 'er iets te verftellen is
aan de toeftellen, die ik zoo even befchreven heb, kan men der zeiver
Put droog maken, en 'er het werkvolk in laten khmmen, zonder de
werking der andere Pompen te belemmeren.
Om de Ramen gemakkelijk uic hunne Putten op te halen, wanneer
'er iets aan te verftellen is, bedient men zig van een Werktuig, dat
dit werk zeer ligt maakt. Op de plaats 53 {Fig. 5-.) is een As of Spil, Pt. v.
waar op.' een tou loopt. Aan het ééne end van dezen As is een Rad^'^- 5'
met Tanden, waar bij een Pal is, om het tou te beletten zig verder te
ontwinden, dan noodig is. Van daar loopt het tou over een Schijf
54, en endigt aan het Blok van een andere Schijf ff, welk Blok fchui-
ven kan van het ééne end van den balk 60,60 tot het andere end. Over
deze laatfte Schijf loopt een ander tou, aan welkes end een dubbele
haak f6 hangt. Dit tou loopt vervolgens over de Schijf 57, en endigt
aan een As van een Rad 58, welkes Tanden vatten in de'Staven van
een Schijfloop 59, het welk men omdraait met een Kruk. Door dit
middel kan men den haak fó brengen boven de plaats, daar men hem
wil laten zakken of opgaan.
Dewijl de Pompen, die in de rivier, en die in de Waterbakken ftaan,
in de Figuren, die we befchreven hebben, te klein geteekend zijn, om
der zeiver Zuigers en Klappen te onderfcheiden, zijn ze in 't groot ge-
teekend op de VI. Plaat, ova. ze duidelijker te maken, gelijk ook ee-
nige andere ftukken, die ik ga befchrijven.
De ifte Figuur van Plaat VL vertoont den binnen kant van éénePi.. vr,
der agt Zuig- cn Ligt-pompen, die bewogen worden door de Kruk^'^-
i^vari de 2de en Figuur Plaat V. Wanneer de Zuiger 6 2 (P/^tf?
VI. Fig. j.) opgaat, wordt het Water uit de rivier opgetrokken door
de Zuigpijp lt;5^, opent de Klap 64, en vult de holligheid ój- en een
gedeelte van het Staande-ftuk 66; en wanneer hij neergaat, perft hij
't Water, dat in het Staande-ftuk gerezen was, om het te drijven in
de holligheid ój , en het Water, dat daar is, naar alle kanten zoeken-
de te ontfnappen, fluit de Klap 64 weer toc, en opent de Klap in 67,
om op te klimmen in de Pijp 68; en, wanneer de Zuiger zuigt, fluit
die Klap, en de Klap 64 gaat weer open.
De buitenkant van die Pomp wordt vertoond in de 2de Fig., wel-/gt;^-
ke aanwijft, hoe de Pijpen famengevoegd worden met Borften en
Schroeven. De Pijp 6p vereenigt zig met die van een andere Pomp,
G 3nbsp;wor-
-ocr page 80-wordende beide vereenigd met een andere Pijp, gemerkt A in de 2de
-■ • Figuur van Flaat V., die een bogt heeft in B, om te vereenigenmet
de'Pijp die vier Takken heeft, twee aan de regter en twee aan
de Unker zijde. Het Cirkeltje, dat men ziet boven No. 22, vertoont
den Omtrek van die Pijp. De agt Pijpen 6p maken 'er gevolgelijk,
nadat ze vereenigd zijn, maar vier, en deze vier vereenigen zig weer
tot ééne, die het Water ontvangt van de agt Pompen, om het naar
den eerften Waterbak te voeren.
P VI. De 3 de Figuur van Flaat VI. verbeeldt de binnen zij de van de Ziiig-
pomp, die we de Voedjler genoemd hebben, en de Kom voorziet,
welke op de hoogte is van den mond van de agtStaande-ftukken. De
zelve heeft niets bijzonders in. Haar Ziüger 70 is doorboord, gelijk
die van de gemeene Ziiig-pompen, en heeft een Klap, om 't VV ater te
houden, 't welk hij opbrengt, en een Klap 71, om het opgebragte
Water het te rug loopen te beletten.
Alle de Staande-ftukken, die ik befchreven heb, ender zelver Pijpen
zijn van Metaal, uitgezonderd de Ziüg-pijpen 63 en 72, die van Lood
zijn.
F'g' 4- De 4de Figuur van Flaat VI. vertoont de binnen zijde van ééne der
Ligt-pompen van den eerften en tweeden Waterbak, en wijft aan, dat
elk Staande-ftuk, gelijk 73, gedragen wordt door ijzeren Staven, in
Profiel te zien op de plaatfen 74, en dat anderejStaven 75- die Staan-
de-ftukken beletten opgeligt te worden door den Zuiger, wanneer hij
zijnen ligtenden Slag maakt. Men ziet daar ook, dat de Roede 76,
die den Zuiger draagt, vaft is aan twee dwerfe ftukken van den Raam
77, en dat die Raam en de Zuiger op en neer gaat met den anderen
Raam 45 in de 5de Figuur Plaat V. Hier (in Flaat VI. Fig,^)
zijn Schijven op de plaatfen 78,om de behandeling te verligten, wan-
neer men éénen der Ramen uit wil nemen, of inzetten.
De Zuiger van deze Pomp is hol met een Klap , die , waanneer de
Raam neer gaat, zig opent, om het Water door te laten, en weer
lluit, wanneer hij opgaac. Dan openen zig de Klappen 79 en 80,om
het Water te laten fchieten in de Pijp 81, die, gelijk de zes anderen,
uitloopen op de Pijp fo, fi in de 5de Fig. van Flaat V.
EindeUjk vertoont de fde Figuur van Flaat VI. de buiten zijde van
deze Pomp en de Borften, die dienen, om ze onbewegelijk te houden
op de ijzeren Staven, waar op ze ruft.
Th. V.
tie. 5.
Dedde Ttgmr is het Profiel van een Leipijp, verzeld van één vanPL. vi.
hare enden , gemerkt S, van voren te zien, om de Borften te vertoo-
nen, waar meê de Pijpen met Schroeven aan elkander gevoegd v/orden,
Ringen van Lood en Leer tuffen beide leggende, om ze des te digter
te maken.
De 7de Figuur vertoont een Klap, geplaatft op den bodem van eiken F/,»-, r-
Put, om hem leeg te laten loopen door de Pijp 84, het welk gefchiedt
door het omdrajen van de Kruk, die boven aan de Roede 83 is.
De 8fte Figuur YeïhQeld.t de Klap, die geplaatft wordt boven opdeF/^- 8-
Staande-ftukken 87, om het Water, dat opgebragt is, te beletten weer
neer te fchieten.
De pde, i ode en i ide Figuur vertoonen de verfcheiden Voorkanten F/^.p..i®.
vanhet end van een Tuimelaar, waar aan de ftukken hangen, die de zelve®quot;
in Beweging brengt. Men ziet, dat aan dat end een ijzeren Oor 8J is,
waar van de Staart, die drie Voet in het hout fchiet, verbeeldt wordt
door de geftipte Lijnen. Die Staart is doorftoken met pennen 86,
vaft gezet met ijzeren Spijen. In dat Oor zijn geelkoperen Boffen ge-
werkt , die men verniewen kan, wanneer de Schuring van de Tappen,
die 'er in fpelen, de zelven te wijd gemaakt heeft.
Dewijl het gebeuren kan, dat ééne der ijzeren Staven, waar uit de
Kettingen 5- en 6 van de ifte Figuur van Flaat V. beftaan^ aan ftuk-
ken breke, waar door 'er ook vele anderen konnen breken door de
groote kragt van de Kruk, die haar beweegt, is 'er om de 12 Toifen
een looze ketting, die meegeeft, gelijk de 12de, 13deen 14denbsp;12»
ren in Fiaat VI. in verfcheiden gezigtftanden vertoonen.
Ik zal hier laten volgen een korte algemeene herhaling van de wezen-
lijkfte deelen van dit Werktuig, verzeld van noodige bijvoegfelen tot
de voorgaande verklaring.
De breedte van het Werktuig behelft 14 Watergoten, afgefloten
met Schuiven, die men met Dommekragten opwindt, en neerdrukt,
en in elke dezer Watergoten is een Radf geplaatft. Deze Raderen zijn
gefchaard in drie rijen. In de eerfte naar den boven kant van den Stroom
zijn 'er zeven, in de tweede zes, en in de derde is 'er maar één.
De enden der Asfen van elk Rad fteken uit buiten der zeiver Pannen,
en zijn gebogen tot een Kruk, die een Hefboom maakt van twee Voet..
De Kruk, die aan den kant van den berg is, zuigt en ligt het Water
uit
-ocr page 82-uit de rivier, om het in den eerften Waterbak te drijven, en de andere
Kruk geeft Beweeging aan de Trek-balanfen.
Zes van de Raderen in de eerfte rij geven door ééne van hunne
Krukken beweging aan een toeftel van agt Pompen, zonder de Voed-
jler te rekenen. Deze toeftellen beftaan uit een Trek-balans,
aan elk end van welke een vierkant ftuk hout hangt, het welk vier Zui-
gers draagt en beftiert. De Trek-balans wordt in Beweging
gebragt door twee Leiers, v/aar van de één leggende gehegt is aan de
Kruk van 'tRad en aan een regtftandigen Tuimelaar, en de ander han-
gende gehegt is aan den zelfden Tuimelaar en aan de Trek-balans.
Van de zes Raderen , waar van we fpreken, zijn 'er vijf, die met
hunne andere Kruk de Pompen van den eerften Waterbak doen gaan
door middel van de waterpas leggende Tuimelaars, en Kettingen, dic
de Beweging meedeelen. Het zesde Rad, dat het eerfte is aan de zijde
van den Dam, beweegt een lange Ketting, die de Pompen doet gaan
van éénen der Putten van den hoogften Waterbak , dien men noemt
den Waterbak van de groote Schragen. Wat aangaat het zevende Rad
van de eerfte rij, elke van des zelfs Krukken beweegt een Ketting, die
naar den eerften Waterbak loopt.
De zes Raderen van de tweede rij bewegen met elk van hunne
Krukken een Ketting, die naar den hoogften Waterbak loopt, het
welk 13 Kettingen maakt, daar bij gerekend de Ketting, die van het
zesde Rad van de eerfte rij komt. Deze dertien Kettingen loopen over
éénen Put van den eerften Waterbak, en vijf van de zeiven geven daar
Beweging aan de Zuigers van 30 Pompen, terwijl de overige agt regt
doorloopen naar den loogften Waterbak.
Eindelijk doet het Rad, dat in de derde rij is, met elk van zijne
Krukken een toeftel bewegen van 8 Zuig- en Ligt-pompen, en voor-
ziet alleen ééne Lei-pijp.
De zeven Kettingen van de Raderen van de eerfte rij doen ook in 't
voorbijgaan 8 Zuig-pompen bewegen, die een weinig beneden den
eerften Waterbak ftaan, omdat daar Water is van een aanmerkelijke
Bron, dooreen Waterleiding derwaarts gebragt; en die zelfde Ket-
tingen nemen het Water weer op, om het te perfen in 4.9 Pompen van
den hoogften Waterbak door twee Lei-pijpen van 8 Duim en door drie
van 6 Duim Middellijn.
Het Water, dat de twee Waterbakken onder weg opgebragt hebben,
ont-
-ocr page 83-ontlaft, 2ig in een grooter Verlaatbak, en loopt van daar door twee
Lei-pijpen, elk van een Voet Middellijn in Verlaatbakken van gemeen-
fchap, om verdeeld te worden in eiken van de Putten van den lioog-
ften Waterbak, alwaar het door 82 Pompen door zes Lei-pijpen van
8 Duim Middellijn opgebragt wordt in den Toren, die aan de Water-
leiding is.
De agt Kettingen, die regt doorgaan naar den hoogften Waterbak,
en onder weg met geenen toeftel van Werktuigen belaft worden, doen
16 Zuig-pompen gaan agter den hoogften Waterbak, om in den Ver-
laatbak van den zelfden Waterbak weer te brengen het Water, dat ver-
lor^ wordt iiit de zes Lei-pijpen, die naar den Toren gaan.
De agt toeftellen van Werktuigen, die het Water uit'de rivier zui-
gen en hgten, bevatten 64 Pompen. De twee Putten van den eerften
Waterbak bevatten 'er fimen 79, en de Putten van den hoogften Wa-
terbak 82, waar bij gevoegd zijnde de 8 Zuig-pompen, dÏQWQFoed-
Jters genoemd hebben, en de 8 anderen , die beneden den eerften
Waterbak ftaan, en de 16, die we gezegd hebben agter den hoogften
Waterbak te ftaan, zal men bevinden, dat'er 2gt;-3, aan het Werktuig
De Kom van den Toren, die het Water ontvangt, dat uit de rivier
opgebragt Wordt, en het aan de Waterleiding meedeelt, is 610 Toifen
van de rivier af, en is 5-00 Voet hoog boven het onder-end der Zuig-
pijpen van de laagfte Werktuigen.
De Pompen, die in de rivier ftaan, zuigen het Water 13 Voet hoog
van den grond der Watergoten tot aan de Klappen, en dan wordt
het door vijf Lei-pijpen van 8 Duim Middellijn opgeperft tot den eer-
ften Waterbak.
Het Water, geloopen hebbende door een Waterleiding van 36 Bo'
gen, wordt verdeeld in verfcheiden Lei-pijpen, die het naar Marly
brengen , en voorheen ook naar Ferfailles en Triamn bragten.
^ De Verlaat-bakken van Marly hebben een Oppervlakte van 18700
vierkante Toifen, en zijn 15 Voet diep; die van Luciehne heeft een
Oppervlakte van 24500 vierkante Toifen, en is ook i f Voet diep.
Toen het Werktuig voorheen met zijne volle kragt werkte, en 't
Water van de rivier hoog was, rees de Verlaatbak te Marly in 24
Uren 3 Duim, het welk 77^ teerhngvierkanterw/ra maakt: maar ge-
meenelijk geeft het niet meer, dan de helft.
57
C4) Wanneer iemand, die het Wei-k-
tuig te Marly :komt bezigtigen, ziet, dat
het in de lengte een Mijl gronds beflaat,
en de breedte grooter is, dan die van de
geheele rivier de Seine, kan hij het niet an-
ders, dan voor een verbazend Werktuig
houden ; en , indien hij de Wiskunft ,
Werktuigkunde en Waterleiding verftaat,
zal hij wel haaft befpeuren , dat Ranne-
quin , des zelfs uitvinder , een fchrander
Meefter in het maken van Werktuigen ge-
weeft is, maar geen Wiskun(i:enaar of Fi-
lofoof. Anderfms zou hij in ftaat geweeft
zijn, om het Vermogen van de rivier uit
te rekenen, en geweten hebben, dat het
niet noodig was drie opheffingen van 't
Water te maken, dat uit de rivier door
ijzeren Pijpen in eens aangevoerd had kon-
nen worden. Zijne aanvoerende Beweging
tot een derde, en tot twee derde van de
hoogte van den berg was wonderlijk wel
uitgedagt, indien 'er noodzakelijkheid voor
geweeft was; en daar zijn vele verftandige
toeftellen aan, om eenig gedeelte van 't
werk af te nemen, om liet te verftellen,
of fchoon te maken, terwijl het overige
werk zijnen gang blijft gaan, en veleaardi-
e vindingen om toevallen voor te komen.
)e nadeelige aanlegging van 't Vermogen
kan niet beter aangewezen worden, dan
door vergelijking van d e uitwerking van
't Werktuig te Marly tegen de uitwerking
van het Waterwerk aan de Londenfe Jimg.
Daar zijn te Marly 14 Raderen, elk van
36 Voet Middellijn, die bewogen worden
door een Waterval van drie Voet, die maar
5258 Ton in 24 Uren opbrengen , daar
het Werk van de Lmdenfe Brug'met maar
4 Raderen 11724 Ton in den zelfden tijd
opbrenge , het welk bijna twee en een
vierde meer is.
Ik vevfta hier niet door, dat het Water-
werk van de Londenfe Brug met zijne 4
Raderen twee en een vierde meerde doe,
dan de 14 Raderen te Marly, dewijl het
Brug-werk zijn Water maar 120 Èngelfe:
Voeten hoog brengt, terwijl het Werktuig
te Marly zijn Water 500 Franje Voeten
opbrengt,--die evengehjk zijn aan 533
gelfe Voeten; maar we zullen deze ver-
fchillende hoogtens in aanmerking nemen^
en zoeken, hoeveel Water 4 Raderen van
Daar zijn omtrent feftig werkluiden gedurig bezig aan het onderhol?-
den van dit berugte Werktuig onder het opzigt van den Heer l^Efpi-
ne, c3ie 'er het beftier van heeft.
N. B. De Hoeveelheid van Water, die dit Werktuig opbrengt,
tot EngeJje maat gebragt (tegen 27 Okshoofden in een i^m^y^ teerling-
vierkante 7öife gerekend) beloopt 5258 Ton in 24 Uren, of ten naas-
ten bij 220 Ton in 't Uur, of Ton in 't Minuut.
Ik zal eenige weinige aanmerkingen op dit Werktuig maken in de
onderftaande Aanteekening (4).
Nu ga ik een fraai berigt geven van ééne der befte Boven-flag Mo-
lens van gants Engeland, mij meegedeeld door-den meer gemelden
Heer Be)gbton.
VIII. AFDEELING.
Water- Koorn-molen aan ^^Barr-Pool digt bij de Abdij in
Nun-Eaton in Warwickfhire.
In het teekenen van 't Perlpektief is zorg gedragen.
i.-,nbsp;- r -
t- • . .v»^ • —
(
■ -'-Hl
; i
'■ti
y 1
s
T
■ f .
.'C
: -'il
gt;' f
.f -r
r.nbsp;quot;
J
-P \ :
■ \.
-ocr page 86- -ocr page 87-Boven-Jlag Molen,nbsp;^nbsp;S'9
veel ziet, als noodig is, om het geheele veaband te vertoonen van alle
de gebruik wordende, of bewegende deelen van de Molen: waar toe •
ze open vertoond is, of met zulke Doorfnijdingen, als ik tot dat oog-
merk beft geoordeeld heb. De Plein-fchaal is gefchikt naar de Stand-
teekening, of den Voorkant van 't gebou, terwijl de andere deelen ge-
durig afnemen, in welke Teekening ik het quot;Werktuig met aanwijzingen
op de Plaat belchreven heb.
AB is de As van 't Water-rad, 13 Voet lang,en van 17Duim Mid-pu vii.
dellijn, hebbende
C,C,C zes Spaken, daar in flekende in D, 9 Duim breed en 3 dik.
E E E de Veiling van hetRad is vaft gehegt, zijnde 18 Duim breed, en
de Wangen 14 Duim diep, hebbende 30 Bakjes. Der zeiver breedte
Fl is 17^ Duim, de diepte FG is ip Duim. GH de bogt tot de Vel-
ling 4, Duim.
het Werktuig te Marly, en de 4 Raderen
van het Werktuig van de Londenfe Brug
konnen opbrengen tot de gemelde hoogte
van 533 Voet volgens dequot;tegenwoordige
werking van beide de Werktuigen , het
welk ons een regte vergelijking zal ge-
ven.
5258 C^lc TonnenWaters doorhetWerk-
tuig te Marly opgebragt in 24 Uren) ver-
deeld door 14, geeft 375, het welk weer
vermeenigvuldigd door 4 geeft gt; of
14^00 Tonnen, de Hoeveelheid van Wa-
ter , opgebragt door 4 van de Raderen te
Marly. Behalven dit moet men in aanmer-
king nemen, dat 'er een Water - val van
3 Voet werkt op de Raderen te Marly;
zoodat mien §, of 466 Ton moet afne-
men van de Hoeveelheid van Water, op-
gebragt door de 4 Raderen tG Marly, wel-
ker uitwerking wc onderzogt hebben,om-
dat de Val aan de Londenfe Brug maar 2
Voet is op eene middeldare hoogte; en
dan zal men krijgen i40o-46fr:934 Ton,
het Water door de 4 Raderen opgebragt.
Om te weten, welke Hoeveelheid van
het Werktuig van ^q Londenfe^mg
tot de zelfde hoogte, als het Werktuig te
Marly, op zou brengen, moet men deze
Evenredigheids Rekening maken.
Gelijk 533 Voet, de hoogte van den
Verlaatbak te Marly:
Is tot 120 Voet, de hoogte van den Ver-
laatbak van de Londenfe Brug::
Zoo is 11724 Ton, 120 Voet opgebragt
door het Werktuig van de Londenfe
Brug:
Tot het getal van Tonnen , die het m
den zeiven tijd op zou brengen 533
Voet, of de hoogte vanhet Werktuig
te Marly, namenlijk Ton.
Nu, dewijl 2839 driemaal meer is, dan
934, zoo veel is'de uitwerking van de 4
Raderen van de Londenfe Brug grooter , dan
die van 4 Raderen te Marly.
Het Werktuig te Marly wordt gezegd
over de agt Millioenen Franfe Livres ge-
koft te hebben.
Eenigen van de grootften van onze
Vuurtuigen, die tegenwoordig in Eiigeland
in gebruik zijn , zal zoo veel Water tot
de zelfde hoogte opbrengen, en niet bo-
ven de duizend Ponden Sterlings koftcn.
IK der zeiver affiand van elkander is 17' Duim. De geheele lioog-
te, of Middellijn van 't Rad is 16 Voet. -
L L is een Kam-rad, geplaatft aan den Zelfden As met 4 Spaken in
M, 7 Voet Middellijn, hebbende 48 Kammen, welke omdrajen.
N is een Schijfloop van 19 Duim Middellijn, met 9 Staven , waar
in vaft zit een ijzeren Spil.
NO, gaande door het midden van den onderften Molenfteen P,
en bewegende in een Bos, en waar aan de Rand O vaft gemaakt is,
ingelaten in den bovenften Molen-fteen PP, welken die Spil draagt,
en omdraait. Die bovenfte Steen
P P is over 't Kruis 5-,8 Voeti Tuffen den rand en het midden
dik aan den rand 0,- gt; is de verheven Rondheid ontrent
in 't midden 1,4 —~ J il Duim.
Q is een Schijfloop van 2,4 Voet Middellijn met i f Staven , het
welk naar genoegen aangezet wordt aan het Kam-rad LL. Aan den
Zelfden As is
R, een Kam-rad van $',4 Voet Middellijn, met 40 Kammen, om-
drajende
S, een Schijfloop met 9 Staven, aan welkes Spil
T, een Rand V is, op den top dragende , en omdrajende den
bovenften Molen-fteen
W, welke Steenen gebruikt worden, om Tarwen-bloem te malen.
Ze zijn van 4 Voet Middellijn, si Duim dik aan den buiten kant, i f
in 'tmidden, met de verheven Rondheid tuflen beide van li Duim.
X is de Oppervlakte van 't Water in de Poel, die 7! Voet hoog
legt boven het Waterpas van den top van 't Rad.
YZ een Goot, of Waterleiding, het Water aanvoerende uit de
Poel in Y, en ontlaftende in de Bakjes van het Rad in Z. Deze goot
is 14 Duim vierkant binnens werks, waar op ftaat
ab een Koker. welkes holten even groot is, en heeft
. een opening, icl Duim breed, en 12 hoog, met een Schot-
deurtje om open en toe te doen, 't welk het water doorlaat op het
Rad, en (quot;gemeenlijk; omtrent 2 Duim geligt wordt door middel van
e een Ligter, gehegt aan des zelfs Pen, door den Trekker/.
Deze Molen kan 30 Schepels malen in 12 Uren.
Maar dewijl liet Kragt, Vermogen, Werking en%. is, welker ken-
nis men meeft noodig heeft, en die tot nog toe maar weinig in agt
genomen zijn, zal ik hier der zeiver uitrekening bijvoegen op zoo dui-
delijke wijs, dat ze verftaan kan worden van een ijgelijk, die maar een
weinig in het cijferen bedreven is, fchoon ze in een ftelkunftige, of
(voor een gedeelte) in een Naderings ^ektmng^Fluxionmi Proces) fra-
jer zijn zou, maar zoo algemeen 'niet verftaan, of onderzogt zou wor-
den.
Be Snelheid van V Water en V Rad.
T. Het Water valt 7,5 Voet —90 Duim, welke Ruimte een ïwaar
iighaam doorvalt in 41 Tertiën, en daar loopt een dubbele Water-
kolom uit, namenlijk 1 f Voet. Dan zal 'er in één Minuut in de ope-
ning of den Mond verfpild worden, of uitloopen 135-0 V0et=:ilt;J200
Duim; en dewijl de opening van dat Schotdeurtje is loj^xsr^zi
Duim Perks [^r^öi], zal 'er 1200 Bier G^//omVal w^ezen op het Rad
in een Minuut= ip Okshoofden 5» Gallons, of 1148 Okshoofden in
't Uur.
=:f0,3 Voet,
:8
—--------y
2.nbsp;De Middellijn van het Rad 16
Voet zijnde, is de Omtrek - - -
welk getal vermeenigvuldigd door de
omwentelingen, die het maakt in een
Minuut - - - -- - - --
200 gaat het Rad in een Minuut om, -
of des zelfs Snelheid is - - - - 402,4 Voet.
Gelijk dan 402 :13 f o:: i : 3,? f. Dus is de Snelheid van het Water tot
die van 't Rad, gelijk 3,35- is tot i.
3.nbsp;De Slak, gelijk gemeld is, geeft 1206 Gallons, welke verdeeld
door 8 geven 15-0,7 Gallonsy welke weer verdeeld door 30, het ge-
tal van Bakjes, geven 5,02 Gallon voor elk Bakje, dat is, ten naas-
ften bij 50 Pond gewigt van Water in elk Bakje.
4.nbsp;Maar dewijl 'er maar één Bakje, namenlijk dat met den As wa-
terpas is, werken kan met een Kragt van 50 Pond aan het lange end
van den Hefboom, of den Straal van 't Rad E b (zijnd, het korter end
den Straal van 't Kam-rad L L) zullen der zeiver Kragten naar Even-
H 3nbsp;• redig-
öl
ze noem, afgeleid zijnde, zullen hunne
Kragten zijn fin een minder getal,
dan de helft der Bakjes) gelijk m de
nevensftaande Tafel. De Som der
gewigten in de laatfte Kolom zal zijn
3 honderd en 66 Pond,
5. Maar dewijl een teerlingvier-
kante Duim weegt ji Oneen, en 'er
altijd vallen 37^0 teerlingvierkante
Duimen, zou de ingedrukte Kragt,
indienze gefchiede op de Raaklijn van
het Rad , bedragen 137 Pond. Maar
dewijl de afftand van de Schuif 6 Voet is
van de Poel, zoo .wordt uit hoofde
van de Sluis, en fcheuine ftootingen_________
op de Waterborden of Bakjes bijna 402, 1=3 Hond. 66 Pond.
met een Hoek van 45- Graden (en ik heb 'er Proeven van genomen)
des zelfs Snelheid, en gevolgelijk des zelfs Kragt ontrent de helft ver-
minderd. Derhalve voeg ik maar 60 Pond bij de Som van wegende
Gewigten \_StaticalWdghts'\ en dat maakt 4 Hond. o Vierde. 14 Pond
= 462 Pond.
de Straal van't Kam-rad is 3,^)369 6105-6 Kragt aan de Kammen, of
het Rondfel van den Steen, even gelijk aan 9 Hond. 48 Pond voor den
Weerftand der Steenen, de Maling en de groote Schuring der Stee-
nen en 't Koorn.
Of lOfö
X den Straal van'tRondlèl 375
Straal van den Steen 2,8)792(282,8 Pond Kragt aan den Omtrek
van den Steen == 2 Hond. 2 Vierde en 2 Pond=282 Pond.
redigheid jiunnerZwaarte-pimten verfchillende zijn; vfelke uitgerekend,
en daar uit der zeiver wegende ge^h'ïgten \_Statical-W_eights] gelijk ik
Bakjes
Pond
Honderd
Pond
1,0
2,6
4,3
6,8
7,3
7.2
6,8
6.3
4.4
4,0
2.5
Wegend
Ge wig
Pond
ó,8
17,6
29,2
42,8
46,2
50
49,5
38
33
27
17
7
so
fO
50
50
50
50
50
50
42
40
3Ó
31
22
3
4
5
6
7
8
5»
10
11
12
n
fT
7.nbsp;De Kragt aan de Staven van 't Schijfloop van de Bloem-
molên Q. - - quot; quot; « quot;
X den Straal van dat Schijfloop - 1,2
De Straal van 't naafte Kam-rad 2,4) 1267,2 (f28 Pond
Kragt aan het Schijfloop S, dat de Bloem-molen draait, en 528 X
den Straal van 't Schijfloop 7 Duim = 3^9lt;5, verdeeld door 24 Duim
den Straal van den Steen, geeft i^Pond Kragt aan des zelfs Omtrek.
8.nbsp;De groote Steen doet 5',33 omdrajingen tegen i van 't Rad, en
42,(54 malen in 't Minuut.
Staven Kammen vannbsp;De Snelheid van den
groote Radnbsp;Omtrek van den grooten Steen,
ij)nbsp;48lt;{3,2nbsp;Des zelfs Omtrek 18,23
X 8 Omdrajingennbsp;X
van't Rad innbsp;---
het Minuut.nbsp;777? 3 3 Voet in
Staven Kammen____ee^ Min,
van 't kleine
Radnbsp;2 fi6
Sgt;) 40'!454 X 4^4
1' 2,^4 in't Minuut.
Aldus is de Snelheid van den kleinen 1415,38 Voet in 't Minuut.
9 Het gewigt van de Molen-iteenen.
De groote bevat 22,$ teerlingvierkante Voeten=:ip 12 Pond= 17
Hond. 0 Vierde, 4 Pond.nbsp;, , i 1
Deze Water-molen wordt bij velen voor zoo goed gehouden, als
'er ééne in 't land is, om veel werk in korten tijd, en om het wel te
doen-, fchoon 'er miflchien onder de Liefhebbers eenige tegenwerpin-
gen gemaakt zullen worden tegen der zdvtvFerdeeling (gelijk deOr-
loziemakers het noemen} want die zeggen in 't algemeen, dat het
Rondfel het Rad net moet deelen, of eenig, hoeveelfte gedeelte van
het zelve wezen, het welk hier niet is: want9;48(5)33
maar
-ocr page 92-Soven-Jïag Molen.
maar indien het geweefl was 9)5'4(6, zoo zou dat plaats gehad hebben.
S' '
r ' i
O
Eynwel gaat deze Molen wel; 16 Voet is eeij zeer bekwamehoog-
, de Val van 72 Voet is zeer groot: want indien het Rad 20 Voet
hoog gemaakt was ter plaatfe, daar het ftaat, zou het niet m ftaatge-
weeft zijn, om zoo veel Averk te doen. Van zoo veel meer dienft is
de Aanftooting, Slag, of Momentkragt van het Water, dan des zelfs
enkel wegend gewigt.
N. B. Onze Schepel houdt hier gemeenelijk gedeelte meerdan de
quot;Wincheflerfe.
In de Aanteekening maak ik een vergelijking tuffen deze Molen en
de Onder-llag Molen , die ik uit den Heer .Eelidor befchreven
heb {$).
Cj) De Heer heeft door het om-Vant, indien de Waterborden van deze
ftandige berigt, het welk hy geeft van Onder-flag Molen drie Voet lang zijn, eu
Onder-llag Molens, en derzelver bijzon- 12 Duim in 't Water gaan, en de Slak,
dere gedeeltens, en de Uitrekeningen der quot; quot;nbsp;--o
werkingen van de deelen op zig zelve en
van 't geheel, getoond, dat hij die Mo-
lens wel onderzogt heeft; maar hij heeft
zeer weinig geweten van Boven-flag Mo-
lens, waar van hij zeer oppervlakkig fpreekt,
zeggende, dat 'er de Molenaars weinigag-
ting voor hebben; maar dat moeten Mo-
lenaars zijn, die in een vlak land wonen,
en maar gewend zijn aan Molens in rivie-
ren en groote beken ; maar in bergagtige
landen zijn de Boven-flag Molens van zeer
grooten dienft, en hebben zoo weinig Wa-
ter noodig, dat ze dikwijls goed werk doen
met het Water van Vijvers, die uit l^on-
teinen aangevoerd worden, gelijk in deze
Nuneatonfe Molen met de Verfpilling van
maar 1148 Okshoofden , of 287 Ton [van
4 Okshoofden] in 't Uur 30 Schepels, of
1800 Pond, Koorn gemalen worden in 12
Uren. De Onder-flag Molen, door den
Heer Belidor befchreven, maalt wel ont-
trent derdalf maal meer Koorn, namenlijk
4500 Pond in 12 Uren;maar dat gefchiedt
met gebruik van 24 maal meer Water:
te
of doortogt van het Water tegen de zel-
ven , is in de zelfde Evenredigheid met
een hoogte van Water van 7j Voet boven
't| Middelpunt van de Slak , gelijk in de
Boven-flag Molen, zal de Verfpilling van
Water zijn 6820 Ton in 't Uur in de On-
der-ftag Molen ; daar de Verfpilling van
Water in de Boven-flag Molen door een
Slak van ic| Duim wijdte en twee Duim
hoog niet meer zij, dan 287 Ton in 't
Uur. Om dit te bewijzen , behoeft men
maar na te zien de Regelen , hier voor
bladz. 14,15 en 16 opgegeven.
Ik heb gelegenheid gehad, om vele On-
der-flag en Boven-flag Molens te onder-
zoeken, en heb in 't algemeen gevonden,
dat een wel gemaakte Boven-flag Molen
in den zelfden tijd zoo veel Koorn maalt,
als een Onder-flag Molen, met tien maal
minder Water; onderfteld zijnde, dat de
Val van 't Water van de Boven-flag Mo-
len 20 Voet ft, en van de Onder-flag on-
trent 6 of 7 Voet. Ik heb in 'ti algemeen
waargenomen, dat het Rad van de Boven-
flag Molen was van ij of lö Voet Mid-
del
Wif l'l
r -
■H
; -
f:-. I ■■
■ i .
- i /
i '
\
.. ■-TT,-. . - ■ .
' cr
- f - j.quot; ij
■ r
1: V
gt; : ; •
■•I'-Sil
f-' î
V
—
■ ■ M*^
l 1
(
i
Px,.vin.
Ä
Middel■ß4g Rad mn Dr. B ARKER.
Wanneer men geen genoegzame Hoeveelheid van Water heeft, om
•een Onder-flag Rad te doen gaan, nog hoogte genoeg, om het Wa-
ter te ftorten Sp een Boven-flag Rad, doet men Ift Water vallen m
B^ies van een Rad, het welk een Middel-flag Rad p ^r.^/?-^^^,^/]
genoemd wordt, ontrent op de hoogte yan den As, en door zijne
Iwaarte werken , totdat het beneden neerkome, alwaar t mt hetRad
lZ7ti maar weinigen van deze Raderen zijn ergens goed toe omdat
kleiden hun Water wel ontvangen, en het in 't algemeen te fchie-
m laten vallen, dat is, eer het beneden kome; maar de gfeerde en
ïirftandige Dokter Barker, wiens ervarenheid in de Werktmgkimde
zoo wel, als in alle deelen van de Wiskunft en Natuurkunde, we^^be^-
delliln met een hoogte van Water daar; den voor de MiddelHjn van een Bov^
ïoor vaTvier of ;il?loet,om het Water Molen,.zou een dienftig ^groodte Uiteifte
in de Bakjes te drijven met eenige Moment-
kragt.
Het is moejelijk, en 't vereift eenige
Proeven , om te bepalen , of 'er eenige
Aanftooting gegeven moet worden in een
Boven-flag Molen, of dat men 1'ever een
Rad moet maken van zoo groote Middel-
lijn , dat het zelve het Water ontvangt
zonder eenige Aanbotüng, door welk mid-
del het met minder Water gaan kan. Die
voor deze manier zijn brengen bij , dat
behalve de fcheuinheid van de Aanftooting,
wanneer-men zig van een Val bedient, het
maar 't begin van den Water fprong is ,
't welk iets doen kan , flaande het uit-
fpeuitende Water in 't Water, dat reets
in 't Bakje is, en een fchuim makende.
Wat mij belangt, ik kan hier ontrent niets
zekers bepalen, uit gebrek van genoegza-
me Proeven; maar ik meen evenwel, dat
men eenigen Val kan toeftaan, en dat de
Moment-kragt dienftig zijn lt;can in 't eerft,
terwijl het Water ftoot op 't hout van 't
Bakje , eer het Bakje zoo vol zij, dat het
Water op 't Water flaat. De bepahnghier
van om te weten, welk gedeelte van de
hoogte van den Val genomen moet wor-
65
i, /.UU V-'-ilnbsp;Ö---.nbsp;U t
zijn. Al te groote Aanftooting zou het
Rad zoo fnel konnen doen gaan, dat het
zig als zou konnen onttrekken van de wer-
king van het wegende gewigt.
De Snelheid, die de Heernbsp;be-
paalt in zijn grootte Uiterfte voor het On-
der-flag Rad zou hier mogelijk de befte
zijn , fchoon het niet betoogd zij, dat hec
zoo is: maar in deze Molen is het zoo;
de Snelheid van 't Rad is een derde van
die van 't Water, en de deugd van deze
Molen toont, dat het goed is. . ,
De tegenwerping, die de Heer5egW?«
meent dat gemaakt zou konnen worden in
opzigt van de Verdeeling is hier van gee-
ne kragt: want fchoon in Uurwerken het
getal Wn 't Rondfel het Rad gelijkelijk
moet verdeelen , opdat een Tand van t
Rondfel op den kant van een iand y^an
't radt niet geweldig zou va len , is het
een deugd in Molenwerk, dat het getal
van 't Sclijfloop geen hoeveelfte gedeelte
van 't getal van 't Kam-rad is , pmdat op
die wijs de Staven te fchielijk flijten, wan-
neer de 7.elfde Kammen te dikwijls de
zelfde Staven vatten , en zeer waarfchij-
nelijk is het hier met voordagt gefchied,
l
'Middel-Jïag Rad van Dr. B AR K E IL.
kend is, heeft een verbetering aan dit Rad uitgedagt, die het van ge-
lijke werking maakt, als een Boven-llag Rad.
De Ridder George Savile had een Koorn-molen in LincolnfcMre,
die zoo veel Water verliond, om te werken ,,dat ze zijne vijvers klaar-
blijkelijk deed zakken, waarom hij geen aanhoudend werk kon hebben;:
maar door Dr. Barkers verbetering houdt hec overtollige Water alleen
van den Ridder George''s vijver de Molen op den duur aan 't werk. De
Molen is op de volgende wijs verbeterd.
Pl. VIII. Het Rad {Plaai VIII. Fig. i.} is van 19 Voet Middellijn, met iz
Spaken en 14 Waterborden, en is zoo gemaakt, dat de Waterborden
hun Water ontvangen een weinig boven een waterpaffe Middellijn van
't Rad, en het niet verliezen , voordat ze aan het onderfte gedeelte
van 't Rad komen beneden het Middelpunt, alwaar het Water niet:
alleen van geenen dienft, maar zelf aan de Beweeging nadeelig zijn
zou. De toeftel om dit te weeg te brengen is dusdanig.. Daar is een
cirkelronde Goot GEGH van 't Waterpas van het Middelpunt van 't
Rad geheel tot des zelfs onderfte gedeelte toe, vanbinnen net vierkant;:
dat is, een Doorfnijding van die Goot, gemaakt dooreen Vlakte, die
door het Middelpunt van 't Rad gaat, is een Vierkant van 18 Duim.
elke zijde, gelijk cgGGgc QFig. 2.) alwaar de Doorfnijding van het
hout, die deze Goot maakt, gefchaduwd is.. De Water-borden, die
j8 Duim lang en 18 Duim breed zijn,gaan net door deze Goot,zon-
der te raken, en verliezen naaulijks eenig Water (komende het wei-
nige, dat bij 't eerfte doorloopt, bij het tweede) in het omgaan van
een Vierde van 't Rad, namenlijk van G tot H, wanneer ze het Wa-
ter geheel verlaten. Om dit met des te meer vrugt te doen, fteekt quot;quot;er-
in 't midden van de Velling een Tong uit langs de geheele rondte van
het Rad, ontrent anderhalvenDuim of twee Duim dik,, om de ruimte
te vullen tuffen i- en in de vierkante Goot, en om de flerke ftukken te
onderfteunen, waar op de Waterborden ruften. De 3de Figuur in
aa bbb aa verbeeldt de Doorfiiijding van de Veiling van 't Rad ea
deze Tong, die 'er buiten uitftee.4t, d D is het ruft-ftuk van 't Water-
bord , onder het zelve door de Velling ftekende, met een gat bij ^,om
'er een Wigge in tc flaan aan den binnenkant van de Velling, om dit
ftuk vaft te houden, over wekes end i-i'D het Waterbord vaft ge.
maakt moet worden
\n Figuur 2 v^rh eMt F OF de Doorfnijding van de Vel-
ling van 't Rad cn de fong met het Water-bord Ff.nbsp;N.. B,
66
Fig-
Fi^. 2.
Fig. 3.
Ftg: 2.
' î -
\
i-
'' -'v
J
, gt;
. V
i • «
m -y-ïS^-
/
iii'Vii -
n:
■n
■•O»--
im-
■ it
• * .'•• ' 'quot;V-V. ^
■
'r
/
' - lïï
N B Wanneer de Water-borden aan hun RuJl-Jluk vafl gmaakt
zijn, kan men zegemakkelijk en vaardig in hunne plaatfen brengen
met het gedeelte van het Ruft-jtuk dbbbb T^ig. l.^te Jtekendoorde^^ni.
Tong en Veiling van V Rad, en het op te jluiten met een Wigge m
K op de plaats i een voeinig voor den ingang in de Goot.
Wanneer men geen Water genoeg heeft, om een Molen te doen om-
gaan, gelijk deze, of rfeen Boven-ilag Molen, maar een grooten
Val kan geven aan 't Water, dat men heeft, kan men zeer goed ge-
bruik van dat Water maken, wordende de kleine Hoeveelheid van dat
Water vergoed door de hoogte van den Val. De Heer Francmt is m
't jaar 1668 de eerfte geweeft, die mij bekend is, die een grooten Val
van weinig Water ten nutte gemaakt heeft, het welk federt door an-
deren gevolgd is. Het berigt van 't Werktuig, 't welk hij gebruikte,
heb ik genomen uit de ArcUtedure H)'draulique van den Heer Eeli-
dor Vol II. p. 2^4-
Ketting-pomp van FRANCINL
Zie hier het vernuftige Werktuig, dat de Heer Francinl in 't jaar
1668 uitgedagt, en ter uitvoering gebragt heeft op bevel van den Heer
Colbert m den tuin van 's Konings oude Bibliotheek. Om daar wel
van te oordeelen, moet men weten, dat 'er niet ver van 'thuis een
natuurlijke Fontein is, die voorheen haar Water gewoon was te ontlaiten
ineenKom in'tmiddenvan den tuin, en dat het overtollige Water door
een goot in een put geleid werd, al waar het weg zonk. DeHeer^r^^2-
dni, üg van het overtollige Wtiter en de diepte van den put bedie-
nende, bragt in 't midden van den tuin een door Kunft gemaakten
Waterfprong, die zeer fraai was,.nbsp;, n c 1 j
De ifte eS 2de Figuur van Flaat IX. vertoonen het Profiel en den p .. ix.
Opftal van 't Werktuig , dat hij 'er toe gebruikte, famengefteld uit•
een paar dubbele Kettingen zonder endy beftaande uit ijzeren ftaafjes,
die met Scharnieren aan elkander gehegt zijn. Aan deze Kettingen zi]n
Emmertjes vaft gemaakt, makende twee Ketting-pompen van ongeh]-
ke hoogte, welke omgaan om een Klaau-rad FLDG, met Inkepm-
58nbsp;Ketting.pomp van'iKhKCmi.
gen op de plaatfen, waar in de Kettingen loopen, om ze altijd in den
zelfden Streek te honden, en de tuffenwijdtens der Staven van dit Rad
zijn zoo groot, als ééne Schalm van den Ketting lang is, opdat de
groote Ketting met het Rad omgaande, de an(lere Ketting genood-
zaakt zou worden ook om te gaan.
De As van 't Klaau-rad ruil op twee Poften P, verllerkt met twee
Schoren, die zoo wel, als de Poften gewerkt zijn in een Vang, die
boven den put legt. De Poften worden gehouden door twee Gordin-
gen Q.R. Op de onderfte ruft de Bak A ,waar in het overtollige Wa-
ter van de Kom zig ontlaft.
De Emmertjes B van de groote Ketting-pomp beftaan uit koperen
platen,, makende een vat, dat van boven wijder is, dan van onderen,
om het Water te beter te vangen uit den Bak A, hetwelk geftadig loopt
door deGootX Deze gedaante is des te bekwamer voor de Emmertjes,,
omdat, wanneer 'er één vol is, het Water, dat 'er bij neerloopt, na-
tuurlijk valt in het volgende, en van daar in het derde, en zoo voort,
zoodat 'er geen overloopend Water te loor ga.
De Emmertjes C van de kleine Ketting-pomp (Fig. 2.} hebben de
zelfde gedaante, als de andere, met dit verfchil, dat ze rondom digt
zijn, uitgezonderd in- S, alwaar ze een Hals hebben aan den bodem,
daar de Emmertjes naauft zijn, welke Hals boven is, wanneer de Em-
mertjes met Water opgaan, om het te ontlaften in den Waterbak !VJ I.
Tot beter begrip liebben we tuffen Fig. r. en 2. op zig zelve geteekend
één Emmertje van de groote en één van de kleine Ketting-pomp, wel-
ke der zelver ftand vertoonen, wanneer ze vol Water zijn, zakkende
die van de groote Pomp in den put, terwijl 'er die van de kleine uit op-
gaan , om hun Water te ontlafcen in den bovenften Waterbak.
Schoon de i fte Figuur maar ééne Ketting-pomp vertoone, van ,ter
zijde te zien, kan ze egter dienen, om de werking van beide elk in 't
bijzonder te verklaren. Bij voorbeeld men kan de Emmertjes-B nemen
voor die van de groote Ketting-pomp, wanneer ze naar beneden gaan
in den put, en dé andere H van de zelfde Ketting-pomp , wanneer ze
^eeg opkomen. Integendeel, indien men ze voor Emmertjes van de
kleine Pomp neemt, kan men hunnen ftand in H aanmerken,, als vol
Water opgaande, en in B, wanneer ze leeg neerkomen.
Daar is aan het Klaau-rad een Rad met Tanden O , welke Tan-
den een Rondfel N vatten {Fig. i. en 2.; waar aan een Wind-vleugel
Pu rx.
Fig. I.
Fig. I.
en 2.
Ketting' pomp van^RA^ Cl N I.
fi-PPU nm het Werktuis: in een eenparige Beweging te houden, op-
IShe't nor met horten |a, en de kleinte verfchnkkingen met voele,
te ïeroo'^nbsp;woeden door hinder-palen, die het onderweg
tot^^d epte, die wat grooter is, dan de hoogte, waar toe het Wa e
boVen 't Waterpas van^den grond opgebragt moet worden, zal er
.l^rd een grooteT getal van Emmertjes vol Water naar beneden gaan
Är val de kleine Pomp met Water naar boven zal gaan Dewijl
in de zwarte van 'c Water, dat naar beneden gaat, grooter is dan
te van ha opgaande, moet de groote Pomp noodzakelijk de kleine
amp;mgaan,%elke; Emmertjes'zig vullennbsp;terW ^^o^
den Waterbak A gaan, die daarom een zekere diepte moet hebben,
oodat het Water tijd hebbe, om de Emmertjes te vullen.. _
^De Snelheid, d e dit Werktuig noodig heeft, kan men met bepa--
len dafdoOT ondervinding, met het getal van Emmertjes van de
Lroote Pomp e vermeerderen, of te verminderen, om te weten hoe-
IS ? Vmnogen het Gewigt moet overtrelfen, hetwelk ook af moet
TanUn vaTdf^^^nbsp;Water, die de Bron kan aanbrengen
^'XnSer de Emmertjes van de groote Pomp ^^ fweemquot; 1'zoo
die..n de kleine, en ^e -^/^^-gnbsp;^rnTovenS.
lang IS als denbsp;.^^^^^pnbsp;dat is, daar zal
Tanv^t Indien ien meer dan d7lielft%gebragt wi hebben maar
LTeen kleiner hoogte, dan de Val is, moet men den Inho^^^^^^^^^
Emmertjes van de kleine Pomp grooter n, dan de hm^r^^^^^
dan 'er m den put verloren ga, in een.weerKccu^^-^
kStoft, het WMer. nadat het in d« bovenften Waterbak MI
69
opgebragt IS, door een Lei.pijp naar beneden loopt, om een Water-
fprong m de Kom van den Tuin te doen fpelen, waar uit het weder
keert m den Waterbak A , en zig vereenigt met het Water van de
Brori, om de twee Ketting-pompen te helpen bewegen, zoodat door
behulp van dezen Omloop een Bron, die maar weinig Water geeft,
zoo groote Hoeveelheid van W^ater zonder tuflènpoozing; opbrenge«
dat men 'er een gedeelte van tot een ander gebruik kan hefteden.
De grootfte zwarigheid, die men ontmoet, om zulk een Werktuig
ter mtvoermg te brengen, is het maken van een put, die dieper is, dan
tie hoogte van den Waterval, in een grond, waar in het Water kan
Weg zmken; of men moeft een plaats konnen vinden, die lager was,
dan de grond van den put, om het Water derwaarts te leiden. [Dus
ver de Heer Belidor.]nbsp;'
Demnfbire en Cornwall, alwaar vele Koper- en Tin-mijnen zijn,
IS een zeer bergagtig land, het welk op vele plaatfen gelegenheidgeeft
^t het maken van Gangen (gelijk men ze noemt) of onderaardfe
Goten, of Doorgangen van den grond van de Mijn, alwaar de Mijn-
werkers aan 't werk zijn, tot de ééne of de andere valei, die 'er wat
van afgelegen is, en wat lager legt aan den voet van den berg, omhet
^ Water uit de Mijn weg te voeren, het welk hen anderfins beletten zou
de Erts te krijgen. Deze Gangen worden fomtijds een Mijl of twee
uitgeftrekt, en met grote koften gegraven, als van 2,3,of 4000 Pond
Sterling, inzonderheid wanneer de grond rotfig is; en egter vindt men
dit beter koop, dan het Water geheel tot boven uit de Mijn op te pom-
pen, wanneer het in groote meenigte toevloeit, en de Mijn diep is.
Somtijds kan men geen vlak ftuk gronds digt bij genoeg vinden, be-
kwaam^ , om 'er een Gang onder uit de Mijn naar toe te leiden.
Onderftel, dat de Mijn 50 Tards diep is, en dat ze maar een vlakken
grond konnen vmden 2 f Yards boven den bodem van de Mijn; dan
vinden ze het de moeite nog waardig de helft van de hoogte uit te win-
nen, waar toe het Water opgebragt moet worden, daar door de helft
van de koften fparende, en het Water ontlaftende in de Goot L Z
VI. IX. (Plaat IX. Fig. 3.3 waar uit het onder den grond weg loopt, zonder
3- het naar boven te brengen.
, quot;Wijle Mr. Cojlar (die ik geloof, dat van het Werktuig van Fran-
cini niets gehoord had) overwegende, dat men fomtijds van een klei-
nen Itroom, en fomtijds van kleine Bronnen of vérzatnelingen van
70
Regen-water een goed deel Water boven den grond hebben kan, fchoon
geen genoegzame Hoeveelheid om een Boven-flag Rad te doen om-
gaan, dagt, dat dat Water, indien men een genoegzamen Val kon
krijgen, van gebruik gemaakt kon worden, om het Water onder uit
de Mijn tot de Gang op te brengen , en dus de koften kon fparen
van menfen en paarden, die men 'er anderfins toe gebruikt. De Val,
die 'er noodig toe was, fcheen hem te zijn CL, dat is, van den mond
van den put tot de Gang , welken Val we hier onderftellen zul-
len 2 5quot; Tards te zijn. Toen verzon hij een Klaau-rad R R met zijnen
ketting of Emmer-pomp te plaatfen m den mond van den put in Cf-,
ontrent op de wijs van Francini, welke Emmer-pomp het bovenfte
Water, dat in een Vergaar-bak W gebragt werd, kreeg door een Pijp
A, die het leide in de Emmertjes B. Dat Water doet de Emmertjes
anders om gaan, als op de gewone wijs: want in de gemeene Kettmg-
pomp beweegt het Klaau-Rad de Emmertjes, m.aar hier bewegen de
Emmertjes het Klaau-Rad, en de Emmertjes gaan naar beneden tot aan
de Gang, waar in ze ontlaften in^^, en daar een ander Klaau-
rad r r bewegen, wekes As een Werktuig doet gaan, dat het Water
van onderen opbrengt,. het welk ook ontlaft wordt in de Gang
die beide de Wateren afvoert naar de ontlaftplaats aan den voet van den
berg in Z, die we onderftellen op een grooten afftand te zijn van de
Mijn. Men kan allerlei foort a an Werktuig doen bewegen door dit
onderfte Klaau-rad, welkes As is H f; bij voorbeeld een gemeene Ket-
ting-pomp,. gelijK. in D Fig. 2. met het Klaau-rad diep genoeg te ma-
ken; of Krukken, gelijk ik hier in Fig-^. vertoond heb inG,^, welke
twee Pomp-ftokken K, K bewerken in de Pompen M, M, en haar
Water ontlaften in de (lOot, die naar de Gang loopt. N. B. Daar
moet een Rad zijn aan den As van het bovenjte Klaau-rad in D, om
een Rondfel Dte drajen, waar aan een Wind-vleugel F F om de
beweging van bet geheele Werktuig regelmatig te maken, en het hoV'
ten te beletten.
Men kan door middel van een Gang,, tot eenigerlei diepte in de
Mijn gebragt, van een grooten Val van een kleine Hoeveelheid van Wa-
ter op verfcheiden wijzen een zeer groot voordeel krijgen. Ik heb 'er
inzonderheid twee bedagt, die ïk luer zal melden.
I, De eerfte is het Middel-flag Rad van Dr. Marker te plaatfen een
-ocr page 104-weinig boven den Water-bak van de Gang, waar in het Water
naar beneden geleid moet worden door een regtftandige Buis, welker
onder-end uitloopt op een fterken vierkanten regtftandigen koker,
Pl. Nm.Plaat VUL Fig. 4. het onderfte boven gekeerd zijnde, vertoont, hoe
F'S 4. het vallende Water op het Rad gebragt worde. PCP/gt; is het onder-
end van de regtftandige Buis, neerfchietende tot den mond van de cir-
kelronde goot G, waar in de Water-borden bewegen in den Streek
3,4,5, en het Water verlaten in 6. Een Ketting C O , het Schot-
deurtje Mn fatende fchieten, laat het Water vallen op het eerfte Wa-
ter-bord, dat het bereiken kan naar mate van zijne Hoeveelheid. Het
€verige is zeer duidelijk.
2. Indien de Gang zeer diep onder den grond is /bij voorbeeld
50 Tards) zal de Snelheid van het Water zoo groot zijn, dat de Goot
van 't Rad G 3,4,5,6 het Water niet fchielijlc genoeg zou verlaten om
de Snelheid van des zelfs Val. Derhalve moet 'er dan geen Lei-goot
wezen, waar in de Waterborden bewegen, maar ze moeten gefteld
worden, gelijk die van een Onder-flag Rad, en der zeiver getal moet
kleiner zijn, dan in het Rad van Dr. Barker. De Regel ^an den
Heer Fitot, te voren opgegeven, zal der zeiver getal bepalen, en de
Slag zal regtftandig zijn tegen elk waterpas leggend Bord. N. ß. ï^f
Snelheid van het uitloopende Water, onderßeld zijnde, .dat de Buis
ml gehouden wordt, zal gevonden worden door onzen Regel van
bladz. 15.
Hier zal ze op fo Tards wezen 80,2 Voet in 't Sekunde: want
15-0 Voet door 64,2882 geeft 9643,2300, waar van de vierkante Wor-
tel is8o,2
Wanneer men een Water-val heeft, die in Hoeveelheid niet ge-
noegzaam is, om zelf een Bo-ven-flag Molen te doen gaan (onderftel
dien Val te zijn van 16,20 of 30 Voet) zoo is het mogelijk, dat men
dat Water een niew uitgevonden Molen doet gaan, de eenvoudiglte,
die'er ooit gemaakt is, zonder Wiel, ScJiijfloop, Kam of Staaf. Dr.
jStfr^^er heeft daar gedagten op gehad, en ze mij meegedeeld, zeg-
gende, dat ze een ondervindelijke Proef zou zijn van den Heer i'Ärm'i
I -
-ocr page 106-Pl.X.
Heel.
Stelling (hier voor bladz. wegens het grootfte Uiterfte van dc
Kragt van Water, werkende op een Onder-flag Rad. Ik vatte des
Dokters meening, en heb een werkend Model van zulk een Werktuig
gemaakt, waar van ik de Proef aan het Koninklijke Genootfchap in
des zelfs laatfte bijeenkomft dezen zomer vertoond heb.
Befchrijving van een Werktuig om de Stelling van den Heer Parent
op de Proef te bewijzen, namenlijk dat een Onder-ßag Molen het
mceße werk doet, wanneer het Water-rad maar beweegt met
een Derde van de natuurlijke Snelheid van V Water, V welk
Plaat X. Fig. i. verbeeldt een regt opftaande Doorfnijding van het Pi- x.
Werktuig, welkes Evenredigheden aangewezen worden door een Schaal
van Duimen.
ABCD is een overend ftaande ijzeren Raam, welkes Plan vertoond
wordt in Fig. f.nbsp;Fig. j.
EFGHIK is een overend ftaande blikken Pijp, met een koperen
vierkante Pijp van onderen, drajende om een Spil ON in den Streek
EF, terwijl twee waterpas ftrekkende gaten Water geven, maar met
tegenftrijdigeStreken, aan de zijden van den Bak 1, K ontrent des zelfs
enden, gelijk men zien kan in Y, en onderftellen moet ontrent K aan
den anderen kant van den Bak.
ais het end van een Tuit, Water brengende in het wijde end van
de blikken Pijp met een bekende Snelheid.
N O is een vierkante ijzeren Spil, zoodanig aan de blikken Pijp vaft
gemaakt, dat ze de zelve met zig om doet gaan. Ze is'er op de volgen-
de wjjs aangevoegd.
Figuur 1 vertoont de ijzeren Spil, aan hetboven-end rondgemaaktj^;,, ^
yan R tot O, om te fteken door het bovenfte waterpas leggende lizer
'm Fig 1. Deze Spil door deRol P gaande (welke ze niet raakt, om-/quot;/^. r.
dat het regtftandige gat in de Rol grooter is, dan de dikte van die Spil)
fteekt vaft in den Trommel O, welken ze omdraait, om bij gelegen-
heid het gewigt op te winden door middel van een tou over de Ka-
trol D. Op de plaats W (Fig. 2) is een plaat G H aan deSpilgefcho-^-
ven, en vaft gezet met de Pen W, welke plaat door middel van de
Schroeven G, H (^Fig. i.) vaft gemaakt wordt aan het wijde gedeelte/».
2,
I.
74« Werktuig tot Bewijs van de Stelling van Mr. PARENT.
van de blikken Pijp. De Spil verder in de Pijp neerfchietende, endoor
den bodem van den Bak in S gaande, wordt 'er van onderen aan vaft
gemaakt mee een Moer-fchroer in S. Het overige gedeelte van de Spil
is tapsgewijs gemaakt tot een Taats SN {Fig. 2.) welke, fchietende
door een lizer, dat aan de leggende Staaf C D vall gemaakt is, draagt
op een fluk Koper TV {Fig, 3.) met Schroeven, of op een andere
wijs vafl gemaakt onder tegen de leggende ijzeren Staaf. Wanneer de
Pijp dan omdraait, draait ze ook de Spil om en den Trommel O.
Figuur 3. vertoont het ftuk lizer, vaft gemaakt aan de leggende
ftaaf C D. T is het gat, waar door de Taats fteekt, V het koperen
draag-ftuk, - en S de Schroef, om dezen ijzeren Arm aan de Staaf vaft
te maken boven N in Fig. 1., alwaar we dit niet afgebeeld hebben ,
om verwarring te ontgaan.
Aan weerskanten van den Bak IK is in de regtftandige tegenoverge-
ftelde wan^n een gat, een Duim lang en l Duim breed [aan den kant
van 1] gemerkt YZ,het welk geopend of vernaaud kan worden door
middel van een koperen plaat L YXZ, die 'er over fchuift, en agter-
uit of vooruit wordt getrokkken door middel van de lange Schroef KZ,
omgeklonken, maar rond konnende drajen in Z, alwaar de plaat met
een Winkelhaak opgebogen is, en voor- en agteruit gaat, terwijl de
de Schroef voortgaat en te rug wijkt door de Plaat M m, waar in een
Moer-fchroef is, om de gemelde Schroef te dwingen, terwijl ze haren
Streek behoudt door een andere regtftandige plaat K aan het andere
end van den Bak. Het gat in die plaat heeft geene Schroef. N. B.
Daar is zulk een plaat en Schroef, welkes Kop gemerkt is met de Let-
ter I, om het gat aan den anderen kant van den Bak bij K de behoor-
lijke grootte te geven, vertoont de plaats van diePlaat, en L,X,M,?»
vier platte Platen met Zwaluw-ftaarts groeven, die waterpas leggen, om
de Schuif-platen te leiden.nbsp;_
Dit alles ziet men in Perfpektief in i^i^wwr 4. De gaten, gelijk in Y,
Fig. 1. worden geopend, om Water-fprongen te maken, en van zulk een
wijdte, dat, wanneer 'er het Water uitkomt, de enden lenK bewe-
gen met maar | van de Snelheid van 't Water, dat uit Q. in de Pijp
komt. Dan zal het grootfte gewigt ah door den Trommel O opge-
trokken worden.nbsp;.
Indien men de Schaal verandert van een halven Duim tot een Voet,
zal dit Werktuig een Molen (van weinig koften) zijn, waar in O de
Looper en P de Legger van de Molen-fteenen zijn zal.nbsp;Fi-
Pl.X.
Fig' 2,
Fig. 3.
Fig' 3«
I.
4-
■ : ä.,
;
J -
- ; , ^
/
I ~ i
; -
- '«I
s
..-j-r
' »
S.'jyeel.
Figuur f. is het Plan van den ijzeren Raam van onderen, en A B pl. x,
het Plan van de dwers-ftaaf van boven. N. B. In het maken van een^'^' 5«
wezenlijke Molen, zouden de Molen-fteenen grooter zijn moeten, dan
volgens de Schaal: want ze behooren van 4. of f Voet Middelijn te
wezen. Het ftuk CD in Fig. 4. moet van verend hout gemaakt v/ov-Fig' 4*
den 5 om de Spil en Pijp en gevolgelijk den Looper aan 't boven-end
van de Spil een weinig te doen danfen onder het werken, gelijk bewe-
zen is, in Molens noodig te zijn.
Indien men een Bron heeft, die maar een kleine Hoeveelheid van
Water geeft, dat maar een kleinen Val heeft, onderftel 10 Voet, is
het mogelijk met eenig verlies van 'c Water het overige op te brengen,
om een Heeren huis, of een andere plaats, daar 't noodig is, met Wa-
ter te voorzien, maar in een weinig kleiner Hoeveelheid, dan 't geen
te loor loopt, indien de plaats, tot welke het Water opgebragt moet
worden, hooger is, dan de Val van de Bron laag is. Bij voorbeeld
de Val van één Okshoofd 10 Voet zal zeer na een Okshoofd 10 Voet
opbrengen; één Okshoofd 10 Voet vallende, zal zeer na « van een
Okshoofd 40 Voet opbrengen. Dit is voor vele jaren Schottus in de
gedagten gekomen, en hij heeft 'er een Teekening van gegeven; maar
ik vind niet, dat het ooit ter uitvoering gebragt is (ten minften met
eenige vrugt) voordat wijle George Gerves , een Timmerman, daar
een Werktuig toe opgeregt heeft voor mijnen agtbaren Vriend den Heer
John Chejler, Schildknaap, op zijn huis te Cicheßer mBuckingham»
jhire. Dit quot;Werktuig is niet ontfteld geweeft federt de eerfte opreg-
ting, ontrent if jaren geleden.
Ik zal hier de befchrijving van het zelve geven, opgefteld door den
Heer Beigbton, die 'er ook de Teekening van gemaakt heeft.
Verklaring van het Werktuig G E R V E S, opgeregt voor
den Schildknaap John Chefter te Chichefter.
A iFlaat XI.) is een kleine Bron, 4 Gallons Water in 't Minuut Pl.xi-
gevende, het welk 72 Yards ver geleid wordt in B.
Bis een Waterbak 5 houdende ontrent 12 Gallons^ met een Val
van B tot C.nbsp;^nbsp;C is
7f
C is een Waterbak tien Voet beneden B, alwaar het overtollige
Water afgeleid wordt door D. •
D is een Riool.
E is een platte grond van het gebou volgens een Voetmaat van 8
Voet op een Duim.
E G is een Doorfnijding van 't huis, geboud over den put, of Wa-
terbak, geteekend volgens een Voetmaat van 4. Voet op een Duim,
met drie verdiepingen.
H,J,K, zijn drie Zolderingen om het Werktuig gemakkelijker te
Itellen.
LMN is een Raam van Balken op de bovenfte Zoldering, in wel-
ken Raam het gaande Werk hangt. Daar is in de Teekening een ge-
deelte afgebroken, om het Werk te vertoonen. Dwers in dien Raam
legt O.
O is een leggende As, vierdalve Voet lang, drajende op twee Halzen
in metalen Pannen. Aan dezen As fteken de drie volgende Raderen;
P een Kad van twee Voet Middellijn gewangd, welkes Velling y
Duim breed is, en met ijzer heilagen;
Q_het grootfte Rad van 6 Voet Middellijn, hangende tegen het an-
dere, anderhalven Duim breed op de Vellmg en gewangd.quot; Deze ma-
ken een 8chroef-lijn van twee Duim afwijking;
R een Rad van 3 Voet en 10 Duim Middellijn, vaft gemaakt op
zijde tegen de Spaken van het Rad d, ook met Wangen. Deze ma-
ken een Schroeflijn van | Duim afwijking.
Aan het Rad Pis een Ketting gehegt, plat en zeer buigzaam ge-
maakt , die , nadac ze eens om 't Rad gegaan is, zig in tween ver-
deelt , om aan elke zijde één enkel gedeelte te hebben, om het kawen
en Ichuren te beletten, en om net regtftandig te bhjven.
S S. Aan deze Ketting hangt S Sjcen lange ijzeren Stang,aan wel-
kes onder-end hangt de groote Emmer d.
Aan het Rad dis een kleiner Ketting gehegt, platgemaakt, gelijk de
andere; en wanneer dit Rad ééne omwenteling gedaan heeft van de flin-
ker naar de regter hand, neemt de Ichroefgewijze Veiling dat gedeelte
van de Ketting op, het welk tufl^en T en T2 is. Aan het onderfte
gedeelte van de Ketting, van T2 tot T3, zijn dwerfe ftaafjes, die
op den kant van de Wangen vallen in Inkepingen , die met ijzer zijn
beflagen, het welk door behulp van de Schroef-lijn niet alleen dit ge-
dxl-
7lt;S
deelte van de Ketting belet te rijen tegen de andere, maar ook de ver-
zwaring van 't gewigt van de andere Ketting, of Stang SS in Even-
wigt Jielpt houden.
R V. Aan het Rad R is gehegt een tou R V, welkes één end loopt
over V.
Vnbsp;is een Rad van 2 Voet Middellijn, waar aan dat end van het tou
gehegt is. Aan den zelfden As van dat Rad fteekt een ander Rad W.
quot;W is een Rad van i Voet Middellijn, waar aan een tou gehegt is,
het welk over een Katrol loopt tot aan een fchuivend gewigt in een
kasje in X.
X het Balans-end van Y aa.
Ynbsp;aa h een Kwadrant-rad, of een Vierde van een Rad, drajende
om den As Y. Aan den Omtrek van dit Rad zijn ijzeren platen, tus-
fen welke Katrolletjes loopen, die het tou opnemen.
Z is een gewigt van Lood, daar ter plaatfe vaft gemaakt, tot een
tegenwigt voor de Kettingen, om ze in een net Evenwigt te houden in
allerlei ftand, waar in ze bewegen.
b.nbsp;Aan één end van den As O fleekt een flerk ijzeren Rad, hetwelk
een Wind-vleugel ^ doet omgaan, die de Beweging van het Werk-
tuig regelmatig maakt.
c.nbsp;Aan één end van de Ketting TT hangt een koperen Emmer c,
die ontrent 5 Gallons houdt, met een Klapje in den bodem aan de flin-
ker zijde, en een Loos-pijp aan het boven-end aan de regter zijde.
d.nbsp;Aan het onder-end van de Stang SS hangt een koperen Emmer
d, houdende ontrent ij Gallons. In den bodem van dezen is een
Klapje, dat geopend wordt door een Aftrekker, vallende op een fteuit-
ftuk onder in den put.
i, i zijn ijzeren Staven om de Emmers te leiden, in welker Ooren ko-
peren Rolletjes zijn, die tegen drie zijden van de Staven werken. De
Staven zijn vierkant.
Werkmg.
Wanneer de kleine Emmer naar beneden gaat, valt hij op een Af-
trekker in 4, die vafl is aan een Ligter in f, hier met blinde Lijnen
aangewezen, beweegbaar om een Pen in 6, welke met een Roedje aan
het andere end in 7 een Klapje opent in den bodem van den Water-
K 3nbsp;bak
77
bak B, waar uit het Water door een koperen Kraan met twee Pijpen
van onderen in de twee Emmeren c tvid gebragt wordt.
W anneer de kleine Emmer ontrent Qallon Water ingekregen heeft,
loopt het door de Loos-pijp in een looden Kom, of Bak, waar uit
het door een Pijp geleid wordt onder den Waterbak B in den grooten
Emmer, totdat hij door zijn Üverwigt den kleinen doe opgaan. Zoo
haaft de kleine opgaat, lluit zijn Klapje, en het Water, dat inde Kom
overbüjft, loopt door de Pijp in den grooter Emmer waar door zijn
dalen verfneld wordt. Terwijl die grooter Emmer ï 0 Voet valt, rijft
de kleine 30 Voet [omdat het groote Rad d, waar aan de kleine Eni'
mer hangt, van 6 Voet Middellijn is, terwijl het Rad P, dat den groo-
ten Emmer draagt, maar van 2 Voet Middellijn w.] Wanneer de kleine
Emmer boven komt, ligt hij de Goot/ op, en zijnen Aftrekker ftaan-
de tegen een Steuit-ftuk in e, wordt zijn Klapje geopend, en liet Wa-
ter ontlaft zig in een Water-bakje, geplaatft in ƒ, en loopt naar be-
neden door een Pijp gg, en wordt dus naar de bedoelde plaats geleid.
Ter zelfder tijd wordt door een Steuit-ftuk het Klapje van den grooten
Emmer geopend, waar uit het Water door 't Riool D vveg loopt.^
Wanneer beide de Emmers leeg zijn, weegt de kleine door zijne
groote zwaarte over, en zakt naar den Water-bak, terwijl hij den groo-
ten doet opgaan, waar door ze beide weer gevuld worden.
Om het gewigt van de Kettingen in allerlei ftand, terwijl ze op en
van de Raderen P en Q_ winden, in Evenwigt te houden, helpt de
IchroQfgewijze Omtrek van de Raderen wel eenigermate; maar het
Kwadrant-rad en de Evenaar X met het gewigt Z voltooit dat Even-
wigt , omdat het met de grootfte Kragt werkt in den waterpalfen ftand,
wanneer de Ketting T geheel afgewondenis, en met zijn geheel gewigt
werkt op het Rad d: want wanneer de Ketting opgewonden wordt,
en zijn werkend gewigt daar door wordt verminderd, gaat de Even-
raar X naar beneden naar zijnen regtftandigen ftand, waar in het ge-
wigt Z ophoudt van te werken op het Rad R, wanneer het fchuiven-
de gewigt naar beneden fchiet, om het tou ftrek te houden.
Wanneer de kleine Emmer eerft naar benedenbeginttegaan,fchmft
het gewigt X opwaarts op zijne vlakte; eer 'er eenige Beweging gege-
ven worde aan den Evenaar; maar wanneer de KettingTafwindt van
zijn Rad d, wordt zijn werkend gewigt vergroot, terwijl het wer-
kende gewigt van de Ketting S, die op het Rad P wordt gewonden,
78
Werktuig van 3/r. G E R V E S.
verkl«ind wordt, waar door de Evenaar hooger rijzende de Streek-lijn
van 't gewigt Z verder uit het Middelpunt brengt van het KAvadrant-
rad, en dus een grooter Kragt oefent, om het Rad R te vertragen,
cn een gedurig Evenwigt te houden.
De Wind-vleugel b houdt de Beweging van het Werktuig in een
eenparige Snelheid, en houdt door zijn voortloopen, de Emmers, na-
dat ze geheel boven of beneden zijn, onbewegelijk Uil, totdat ze be-
ginnen gevuld of ontledigd te worden, en maakt, dat ze niet te rug
fleuiten.
Dit Werktuig brengt met zijne traagfte Beweging éénen vollen Em-
mer op in 5 Minuten; maar indien de Bron twee maal zoo veel Water
giif, zou de Emmer tweemaal in den zelfden tijd opgaan; en men zou
een Werktuig van die natuur konnen maken, dat een Okshoofd, of
meer, in 't Minuut opbragt, indien het noodig was. Het te loor gaan-
de Water is het honderdjle gedeelte niet van ''tgeen ''er verloren wordt
door een Water-rad, dat even veel Water tot de zelfde hoogte op'
brengt*
N. B. Ik heb in mijn I. Deel bladz. 6 f en volg. in de Aanteekening
gefproken 'van een IVerktuig met een Los- en een Gaar-emmcr, tot
het zelfde oogmerk, als dit, in Ierland opgeregt, maar op ver mg
na zoo goed niet, als dit.
Wanneer men Water op moet brengen, om een Had of Heeren-huis
te voorzien, of een Mijn moet ontlaften van 't Water, 't welk het Uit-
halen van de Erts belet, en men een rivier, beek, of vergaring van
Bronnen tot zijnen dienft heeft, is het beft, zig van een Onder-Üag,
Boven-ftag, of Middel-Ilag Molen te bedienen, of van een Water-
val op de wijs van Coßar, oft geen ik in de voorgaande Af deeling
van deze Les gemeld heb, indien men een riool heeft, om het vallen-
de Water af te leiden , omdat men, zulk een Vermogen voor niet
hebbende, geene andere koften behoeft te maken, dan een Werktuig
op te regten, en het in ftaat te houden; maar wanneer mengeen Wa-
ter kan bekomen, en de kolen goedkoop zijn, is het Werktuig, dat
72?
met mi het Vuurtuig noemt, of het Werktuig om Water door middel
van Vuur op te brengen, het befte en van de meefte uitwerking. Voor-
al is het, gelijk het nu van algemeen gebruik is, van zeer grooten dienlt
in Kool-mijnen , alwaar het (Vermogen van 't Vuur gemaakt wordt
van het uitfchoi: van de Kolen, dat anderfins niet verkogt kan worden.
Het is tegenwoordig tot een zeer groote volmaaktheid gebragt; maar
hQt is langen tijd in een ftaat van verbetering geweeft. Ik hoop, dat
het den Lezer niet onaangenaam zijn zal, dat ik hem een korte hifto-
rie van het zelve geef, eer ik het befchrijve.
XIV. AFDEELING.
Hißoriemnhet VUCJR-TUIG.
Op het end van de Regering van Koning Karei II. gaf de Markies
van Worcefter Boekin 'tligt, 't welk hij een Honderd-tal van
uitvindingen noemde (te Londen gedrukt in 'tjaar 1C63) welke hij be-
fchreef, als reets eenigen van de zeiven ter uitvoering gebragt hebben-
de, en anderen voorftellende , als mogelijk en voordeelig , waar toe
hij aanmoediging van de wetgevende magt vannooden had Velen
waren maar denkbeelden, en in fommigen tafte hij mis; maar één van
zijne Voorftellen, waar in hij uitdrukkelijkft is, is dat van Water op te
brengen door de Kragt van Vuur, Water tot ftoom makende, om
groote Hoeveelheden van koud Water op te perlèn. De woorden van
den Markies No. 68. zijn de volgende.
„ Een wonderbare en zeer kragtige manier om Water op te drijven
„ door Vuur, riet met het naar boven te pompen of te zuigen: M-ant
„ dat moet, gelijk de Filofofen het noemen, intra Spbaram Aäivi-
3, tat is [hinnen den Kring van Werkzaamheid] zijn, die maar een
5, bepaalden afftand heeft; maar deze manier heeft geene palen, indien
,5 de vaten fterk genoeg zijn: vn'ant ik heb een ftuk van een geheelge-
„ fchut genomen, waar van het end geberften was, en het j deelen
}, met Water gevuld, het gebroken end, als mede hetLaad-gat,ftop-
}, pende en tocfchroevende, en 'er een gedurig Vuur onder makende.
,, In den tijd van 24 Uren berfte het, en gaf een grooten Ilag; zoo-
„ dat ik, mijne vaten zoodanig makende, dat ze verftcrkt werden door
j, de Kragt, die 'er bimien in was, en dat het ééne na het anderege-
lt;, !
vuld werd, het Water, als een geftadige Fontein-ftrcom, 40.Voet
hoog heb zien loopen, Eén vat mec Water , door 't Vmir verdund,
dreef 40 Vaten koud Water op. Een man, die op het werk paft,
heeft maar twee Kranen te drajen , opdat het ééne Vac met Water
verteerd zijnde, een ander beginne te perffen, en met koud Water
gevuld te worden, en zoo vervolgens aan. Hec Vuur moet gefta-
dig opgepafi: en brandende gehouden worden gt; het welk de zelfde
man gemakkelijk doen kan in den tulfentijd van het drajen van de ge-
melde Kranen.
■Kaptein Savery^ het Boek van den Markies \mWorcefter gelezen
hebbende, is de eerfte geweell, die het opbrengen van Water door
middel van Vuur werkftellig gemaakt heeft, het welk hij voorftelde tot het
droog maken van Mijnen. Zijn Werktuig wordt hQkhxtNtn m Harris's
Lexicon op het Woovd Engine. Wanneer mende befchrijvmg ver-
gelijkt met die van den Markies van Worcefter , zal men ligtelijk be-
griipen, dat ze van hem overgenomen is, fchoon Kaptein Savery liet
ontkende, en, om het ftuk te beter te verbergen, alle des Markies
Boeken opkogt, die bij in Pater-Nofter-Ronu en elders kon krijgen,
en ze verbrande in tegenwoordigheid van zijnen Vriend, een Heer,
die mij dit verhaald heeft. Hij zei, dat hij 't Vermogen van Stoom
bij seval gevonden had, en bedagt de volgende vertelling, om het ge-
loof te doen vinden, namenlijk dat hij, in een wijnhuis een fles ^/orm-
iiinfen wijn gedronken,'en de ledige fles op 't vuur gegooid hebbende,
een bekken met Water liet komen , om zijne handen te walfen; dat
hij, befpeurende, dat de weinige wijn, die in de fles was overgebleven,
de fles met Stoom gevuld had, de fles bij den hals nam , en der zelver
mond onder Water ftak in 't bekken , waar op het Water van 't bek-
ken-door de Perfing van de Lugt aanftonds in de fles werd opgedre.
ven. Dat hij zulk een Proef toen ter tijd , of ook naderhand met
voordagtiglijk genomen heeft, kan ik dus bewijzen.nbsp;^
Ik heb de Proef met voordagt genomen met een balt glaasje wijn
in een fles, die ik op 't Vuur lei, totdat de wijn zoo heet werd,
dat hij in Stoom opging. De fles met een dikke handfchoen , om mij
niet te branden, bij den hals nemende, ftak ik den mond onder Water
in een bekken; maar de Perfing van den Dampkring was zoolterk,dat
de fles mij met geweld uit de hand werd geflagen , en tegen den zol-
der vloog Dewijl dit Kaptein Savery ook had moeten overkomen,
IH. Deel.nbsp;Lnbsp;indien
Si
»
j?
5J
J5
55
5gt;
35
indien hi] ooit de Proef genomen had, zou hij niet nagelaten hebben
zulk een merkwaardig toeval te verhalen , het welk zijne yertellingveel
opgefierd zou hebben.
Kaptein Savery heeft vele Proeven genomen, om dit Werktuig tot
volmaakdieid te brengen , en heeft *er verfcheiden opgeregt, die het
Water zeer wel opbragten voor Heeren-huizen; maar kon niet wel
flagen , om Mijnen droog te maken, of Steden van Water te voor-
zien , waar toe het Water zeer hoog in groote Hoeveelheden opgebragt
moefl: worden: want dan moefl; de Stoom tot zulk een fterkte gekookt
worden, dat hij gevaar liep van alle de vaten aan flukken te liaan. De
Jiette, die noodig is, ora Water te koken, Zal Stoom voortbrengen,
Welkes Veerkragt van de zelfde fterkte is, als die van gemeene Lugt j
maar die Stoom, wanneer men den Dampkring wegneemt, en hem
weer laat perfen, is maar in fl:aat, om het Water een weinig hooger,
dan 30 Voet op te brengen; maar voor elke 32 Voet, die het Water
hooger opgebragt moet worden, moet de Stoom zoo vele malen fler-
ker zijn, dan de Lugt. Bij voorbeeld , indien het 90 of 100 Voet
hooger opgeperfl moet worden, dan de vaten, waar in de Stoom op
het zelve werkt, zoo moet de Stoom drie of vier malen fterker zijn,
dan de gemeene Lugt, en zeer veel fterker, dan die (miffchien wel zes
malenj om de volgende reden. De heete Stoom, ftootende tegen de
Oppervlakte van koud Water in de vaten, wordt verdikt, en daardoor
kragteloos, tordat de Oppervlakte van 't Water en een kleine diepte
van het zelve warm genoeg is, om geen meer Stoom te verdikken, en
dan (en niet eer) wijkt het Water voor de Perfing van de Veerkragt
van den Stoom, om het te doen opgaan. Ik weet, dat Kaptein
7y in Tork-Buildmgs Stoom agt of negen malen fterker gemaakt heeft,
dan gemeene Lugt, en toen was deszelfs hette zoo groot, dat ze ge-
meene zagte Soldeer fmolt, en des zelfs fterkte zoo groot, dat ze vele
Voegen van zijn Werktuig open blies, zoo dat hy genoodzaakt waar
de moeite en koften te doen, om alle de Voegen te folderen met Spiau-
ter of harde Soldeer.
_ Deze moedbenemingen fteuiten den voortgang en de verbetering van
dit Werktuig , totdat'Mr. Newcomen , een Smit, en John Cawïey,
een Glazenmaker tenbsp;het tot de gedaante bragten , waar
in het tegenwoordig gebruikt wordt , en bij de 30 jaren gemikt is.
Schoon zijne manier veel van die van Kaptein Savery verfchüle ,
82
■ ■nbsp;r- t»Ï
r;quot; -iX; -
...
■nbsp;ÄS
.......gt;
I
jf'
gt; : , ^ ■
V
1
t,
s
. ...nbsp;iv' - •
■ i
f
't-
■'jd-' i-.' • :
if'*.
■ ;
.. .vS, i'
..Vim',
-.f
na-
wordt het Werktuig evenwel door het zelfde Vermogen bewerkt,
menlijk de Uitzetting van Water tot Stoom, en dat Vermogen wordt
voortgebragt door Vuur.
In mijne befchri jving van dit Werktuig zal ik de verfcheiden trappen
van verbetering niet volgen, maar onderftellen, dat de Lezer onkun-
dig is van eenig dergelijk Werktuig, en hem als bij trappen opleiden
tot de kennis van des zelfs maakfel en gebruik. Vervolgens zal jk too-
nen , dat het Werktuig van Kaptein Savery in vele gevallen niet on-
nut is, inzonderheid wanneer het veranderd wordt in het zeer eenvou-
dige Werktuig, waar toe ik het gebragt heb, liet welk ik ook zal be-
fchrijven.
Befchrijving van V U U R T UIG.
DeXIIde Blaat vertoont eenige weinige hoofd-gedeeltens van het p^. xll.
Werktuig, waar meê wij beginnen zullen, om den Lezer trapsgewijs
van de eenvoudigfte tot de famengefteldfte deelen van het Werktuig te
leiden.
Uit een Wei-put, Groef of Mijn, gelijk P, 5-0 l^^rrt'j diep, moet
het Water gepompt worden met een Pomp, welker Staande-ftuk van
7I Duim Middellijn is; en derhalve weegt de Kolom Water, die op-
gebragt moet worden een rond getaD 3000 Pond. De Pomp-flok
is i, gehegt aan de Ketting iH, welke hangt aan het verfte end van
den Boog 9 hz H,vaft gemaakt aan het ééne end van een grooten Balk
h 2 8 bewegende op een As 8. Indien men nu aan de Ketting HL,
aan het andereend van den Balk vaft gemaakt, honderd touwen voegt
voor zoo vele menfen, om neer te trekken in den Streek / L, zullen
ze het end h van den Balk naar beneden konnen brengen, en dus het
andere end h 2 opligten, op welkes Boog de Ketting H i zig op zal
winden, waar door de Zuiger van de Pomp met des zelfs Stang op zal
gaan in den Streek P/); en daar Zal een Hoeveelheid van Water, even-
redig aan den Slag, opgeligt worden, en uitloopen in P. Dit kan
15- of ló malen in een Minuut gefchieden, dewijl elk man maar 30 Pond
te gelijk neer zou trekken, op de wijs, w^aar op men Klokken luidt;
maar dewijl 'er geen tijd verloren moet gaan , opdat de Mijn door de
Bronnen in den grond niet overftroomdVorde, moet 'er nog 100 man
Zijn, om dezen te verpoozen, wanneer ze moede zijn. Dewijl het
L 2nbsp;al
-ocr page 122-ai een rijke Mijn zou moeten zijn, die zoo veel voordeel gaf , dat 'er-
aan dit werk 200 man gehouden zou konnen worden, moet men het
op die wijs niet bezoeken. We zullen dan eens ziengt; wat 'er door
paarden gedaan kan worden. Dewijl één paard zoo veel doet, als
vijf man, moet men twintig paarden te gelijk laten werken, om hef
vereifte Water op te brengen, en dewijl paarden nog meer verpoosd-
moeten worden, dan menfen, moet men fo paarden houden, om dit
Werk gedürig aan den gang te houden, en het end Jgt; van den Balk.
16 malen in een Minuut neer te brengen , en het noodige getal van .
Slagen te maken in dè Pomp, het gewigt van M^elker Stang na eiken
Slag het end/) 2 neer zal brengen met te trekken langs de Raakrlijn-
i fi Een ijgelijk kan duidelijk begrijpen, dat, fchoon men Paarden
beter koop kan houden, dan menfen, het egter een zeer koftbaar mid-
del zijn zou. Vervolgens zullen we eens onderftellen, dat 'er een Fi-
Ibfoofkomt, en een middel, vindt, om het end h van den Balk neerte
brengen, zonder menfen of paarden, namenlijk op deze wijs. Aan
de Ketting HL, hegt hij een Zuiger en Pomp-llok LC, om te fteken'
in de koperen Buis tCdn, ontrent 8 of p Voetlang, en van 2 2 Duim.
Middellijn binnen 's werks, alwaar de Buis zoo glad geboord is, dat
dé Zuiger C, wel gelederd zijnde, op en neer kan fchuiven, zonder'
Lugt door te laten. We onderftellen, dat deze groote Buis vaft op
hare plaats ftaat, en van onderen een Pijp D heeft met een Kraanm.
dezelve, om in de Buis een opening te maken, en weer toe te fluiten,
wanneer men wil Verder onderftellen we, dat de Filofoof een Lugt-
pomp aan het Werktuig voegt in E, die, eenigen tijd gewerkt heb--
3ende, al de Lugt zal pompen uit de ruimte Cdn van de Buis onder
den Zuiger. Dan zal de Damp-kring met een Kolom, die ontrent
5800 Pond weegt, in den Streek LG den Zuiger C neerperfen tot
dn^ waar door het end /? van den Balk neergetrokken, het andere end-
h 2 gehgt, en een Slag gemaakt zal worden (evengelijk aan de lengte,
die de Zuiger in de groote Buis beweegt) om Water te geven uit de:
Pomp in P. De Kraan in D aanftonds open gedraaid , en*de Lugt
inde lugtledige ruimte van de groote Buis ingelaten zijnde, zal de
Zuiger door de op niew ingelaten Lugt tegen den Dampkring onder-
fteund worden , zoodat hij niets anders, dan zijn eigen gewigt lieb-
be, om neergehouden te worden; maar dewijl dat gewigt veel minder
dan het gewigt van den Pomp-ftok aan het, andere end van den
Bak, zal dat end h i weer vallen,, en den Zuiger optrekken naar L,'
van waar hij neergetrokken kan worden door een tweede Werking van
de Lugt-pomp in Ë, waardoor weer een Slag van de Pomp gemaakt zal
worden. Dit zou zeer wel gaan, indien de Lugt fchielijk genoeg uit-
gepompt kon worden; maar de Buis kan niet boven de twee malen in
een Uur geledigd worden, waar door men maar twee Slagen van de
Pomp kan hebben,daar men 'er 960 in den zelfden tijd moet hebben,
dewijl 'er 16 Slagen in een Minuut noodig zijn, om het Water in de
Mijn het overftroomen van 't werk te beletten. Nu heeft men een
kragtige manier gevonden, om 1.6 malen in een Minuut een lugtledi-
ge ruimte te maken onder den Zuiger C, met zig van den Stoom van
kokend Water te bedienen in plaats van Lugt (want des zelfs Veer-
kragt kan men zoo fterk maken, als die van de Lugt) welke Stoom
zoo veel doet, als de Lugt, in het ligten van den Zuiger C, en dan
weer verdikt, en dus weggenomen wordt door een Straal van koud
Water (zoodat 'er een lugtledige ruimte gemaakt worde) in minder,
dan twee Sekunden; en dit gefchiedt op de volgende wijs.
Daar wordt een groote Ketel B van de gedaante Dooo Ao 00 vaft-
gezet onder de Buis, waar meêhij gemeenfchap heeft door de Pijp EDd.
Een Stoom-kraan, of Beftierder, 10 E fchuift een plaat in E onder de-
Pijp Dd, of trekt ze daar weer van daan door middel van den Sleutel
10 het welk de gemeenfchap van den Ketel met de Buis opent,-of
toeiluit, naardat het noodig zij. Den Ketel met Water.geviüdzijn-
de ter hoogte van Ss , ftookt men een Vuur in A , totdat het Wa-
ter koke, en op zijne Oppervlakte een Stoom doe opgaan, die wat fter-
ker is, dan Lugt, maar i6 of 17 maal ijler. Wanneer men dan (on-
derfteld zijnde, dat de Zuiger C in dn is, aldaar gehouden wordende
door de Perfmg van de Lugt) den Sleutel lo omdraait van 10 naar n.,
wordt'er een doortogt van ontrent 4. Duim eensklaps geopend, otn
een Stoom uit den Ketel in de Buis te laten gaan, alwaar hij onderden
Zuiger werkende, den zeiven zoo veel ophoudt, als gemeene Lugt ge-
daan zou hebben. Die Stoom, de nederwaartfe Perfing van den Damp-
kring op den Zuiger evenarende, geeft aan den Pomp-ftok, die aan
liet andere end van den Balk hangt, vrijheid om neer te vallen , ,en een
Slag Water te halen.nbsp;, ,
Wanneer de Zuiger opgekomen is tot G, of vat hooger, en de
Sleutel 10 te rug getrokken wordt naar O, fluit de plaat van den Be-
flierder E al de gemeenfchap af, zoodat 'er geen Stoom meer in de
Buis kan komen. Dan moet de Ligter O i (gemeenelijk de F genoemd)
geligt worden, zoodat hij met zijne Tanden het Huis van de Infpuit-
kraan in N omdraje. Het Water dus neer konnende komen door de
Pijp ^MN uit den Infpeuit-bak ^, geefc een Sprong van koud Water
door n tegen den onder-kant van den Zuiger, van waar de druppels
weeromfteuitende, en zig door de geheele Buis verfpreidende , den
Stoom weer tot Water verdikken, makende des zelfs Volumen 14000
maal kleiner, dan toen hij Stoom was, hetwelk een lugtledige ruim-
te maakt, die genoegzaam is, om de Perfing van den Dampkring,
die niet meer geëvenaard wordt, weer te doen werken, en het andere
end van den ÏSalk met zijnen Pomp-ftok te ligten, om het Water in
P te ontlaften. Deze werking nu wordt volbragt in twee Sekunden,
't welk het zelfde is, als of een Lugt-pomp in dien tijd de Lugt uit de
Buis kon pompen. Sluit de Infpeuit-kraan, en open den Stoom-be-
ftierder, om den Stoom tegen den Zuiger te laten werken,eer hij laag
genoeg kome, om de Pijp d te verpletteren. Dan zal hij weer opgaan
naar L, een Kom met Water (welkes gebruik hier agter verklaard zal
woorden) van waar hij weer neer gebragt zal worden door het lluiten
van den Stoom-beftierder, en 't openen van de Infpeuit-kraan , gelijk
te voren enz. Dus kan een man', den Stoom-beftierder 10 E en de
Infpeuit-kraan N beurtelings openende en fluitende , dit Werktuig 16
Slagen in een Minuut doen maken.
Dus is het Vuur-tuig in zijnen tegenwoordigen ftaat een zeer een-
voudig Werktuig, dat zeer ligt te begrijpen is, waar mee een over-
groote kragtige Slag, om Pompen te bewerken (want de Beweging
zal even gemakkelijk zijn, al is het Perk IJrea] van de Buis 10 maal
grooter) verrigt wordt alleenlijk met twee Kranen beurtelings om te
drajen. Iemand, die het Werktuig niet kende, en het voor de eerfte
maal zag, zou om het groote getal van deelen, die zig aan 't gezigt
vertoonen, zig verbeelden, dat het zeer famengefteld was; maar men
moet onderfcheid maken tuffen het geen de wezenlijke werkingen vj-
rigt, en 't geen maar tot gemak dient, en de juifte beftieringen van die
Werkingen: want daar wordt het loofte gedeelte van 't Vermogen tot
dit Werktuig (^zijnde één van de Werktuigen te Grif hi] Coventry ,
gelijk het al over de 20 jaren gewerki heeft) of het looofte gedeelte
in zeer groote Vuurtuigen niet befteed, om de Kranen te drajen, enaUe
de Bewegingen te beftieren, gelijk we elk gedeelte, ftuk voor ftuk;
zullen verklaren, eerft volgens de Schets, waar toe we mi wijzen,en
dan volgens Schetfen, die alle de gedeeltens van het Werktuig, het
ééne na 't andere, vertoonen, en gelijk ze bij elkander gezien worden.
1.nbsp;Vooreerft, dewijl men altijd Water moet hebben in den Bak g,
om in den Stoom te fpeuiten, om hem te verdikken, zoo is 'er een
Boog gehegt aan den Balk niet ver van h2,om te dragen een Ketting
met een kléinen Pomp-ftok k, die Water opbrengt uit een kleinen Wa-
ter-bak bij den mond van den put (welke Water-bak voorzien wordt
aooreengedeelte van het Water, dat in P opgebragt wordt) en het
opperft in de Pijp mmm, om den Infpeuit-bak g altijd vol te houden.
2.nbsp;Ten tweeden, dewijl de Zuiger C, die in de Buis op en neer
beweegt, lugtdigt moet wezen, moet 'er een Iedere Ring, of ftuk
Lont, dat op des zelfs Omtrek legt tegen den binnen-kant van de Buis,
nat en met Water doortrokken gehouden worden. Dit Water wordt
aangevoerd uit den Infpeuit-bak door een Pijpje 2:, altijd neerloopende
op den Zuiger, maar in een zeer kleine Hoeveelheid , indien het werk
wel gaat. L is een looden Kom, welkes werk is het Water te houden,
dat ov den Zuiger ftaat, om niet over te loopen, wanneer de Zuiger
in de Buis tot zijne grootfte hoogte rijft, gelijk W, wanneer het Wa-
ter, indien de Kom al te vol is, neer zal loopen door de Pijp L V in
den Loos-put in Y.
2. Tenderden, dewijl het Water in den Ketel B van langzamer
hand moet verminderen, dewijl het geftadig Stoom uitgeeft, en die
Stoom gedurig wordt uitgelaten, om het Werktuig aan den gang te
houden, moet 'er een geftadige toevoer van Water zijn , om te ko-
ken. Dit wordt verrigt door middel van de Pijp F/, ontrent drie Voet
lang, fchietende een Voet beneden S, de oppervlakte van t Water m den
Ketel, met een Tregter F aan het boven-end, die altijd open is, en
Water krijgt uit de Pijp W van den top van den Züiger, welk Water
het voordeel heeft van altijd warm te zijn , en dus de kokmg van 't
M^ater zoo veel niet hindert, als dat het geheel koud waar.
4. Ten vierden, dewijld e Ketel in gevaar zou zijn van af te loo-
pen,
pen, indien, het Water te fchielijk verkokende, de Oppervlakte veel
zakte beneden Si, en, indien hij al te fchielijk aangevuld werd, geene
ruimte boven het Water zijn zou , om'er een genoegzame Hoeveellieid
van Stoom te vergaren, zijn 'er in de plaat G (die fomtijds geopend
wordt, om een man in den Ketel te laten gaan) t wee Peil-pijpen, die met
hare onder-enden de ééne boven, en de andere beneden de Oppervlak-
te van het Water fteken. Het werk van deze Pijpen is aan te wijzen.,
of de Oppervlakte van het Water niet te hoog, of te laag, maar net
inSs zij', omdat dan de Kraan van de kortfte,geopend zijnde,maar
Stoom, en de Kraan van de langfte, geopend zijnde, maar Water
zal geven; maar indien ze beide Stoom geven, is het Water te laag
in den Ketel en indien ze beide Water geven, is het te hoog. Dus
kan de aanvoerende Kraan in F uit de Pijp W zoo veel geopend wor-
^ den, dat ze den Ketel niet te fchielijk, nog te langzaam aanvoere.
f. Ten Vijfden, dewijl 'erop eiken Slag koud Water in de Buis
gefpeuit wordt, en dat Water de Buis met 'er tijd vol zou m.aken, en
de werking van het Werktuig beletten, is 'er onder in de Buis een Pijp
^T Y, de Uitlei-pijp genoemd, waar door het ingefpemte Water naar
beneden loopt, zoo dikwijls, als de Stoom in de Buis wordt ingelaten.
Deze Uitlei-pijp fchiet een Duim of twee onder Water in den Lo^-
put Y. Het onder-end is opgebogen, en geftoten met een Klapje Y,
om 'er de Lugt uit te houden , om niet in de Pijp op te perfen, maar
het ingefpeuite Water, dat van boven komt, te ontlaften^ waar door
de Buis leeg wordt gehouden.
6. Ten iesden, indien de man, die den Stoom-beftierder draait
naar E , en de Infpeuit-kraan N, wanneer de Zuiger neerkomt, den
Stoom-beftierder opent, en den Stoom te fchielijk inlaat, om den Zui-
ger weer te ligten, zal de Slag korter zijn, dan hij behoort te wezen;
ënindien hij den Stoom-beftierder niet fchielijk genoeg opent, zal de
Zuiger, met een vervaarlijke Kragt neerkomende, zeer waarfchijnelijk
ft:ooten tegen de Longe-pijpD^ in d,, en de zelve aan ftukken breken.
Ook zal, wanneer de Stoom-beftierder open is, en de Stooni m de
Buis gaat, en den Zuiger ophgt, de Slag zijne volle lengte niet heb-
ben, indien de Stoom door de Infpeuiting van koud Water te ichielijk
afgewend wordt, en indien de Infpeuiting te laat gefchiede, ^wu^^
Befchrijmng van het V U U R T UIG.nbsp;8$gt;
tStoom den Zuiger wel geheel uit de Buis ftooten boven in L. Om dan
alle zulke toevallen voor te komen, hebben de verbeteraars van dit
Werktuig een middel bedagt, om het Werktuig zelf den Stoom-beftier-
der en de Infpeuit-kraan te doen openen, en lluiten, op de regte tijden
•en plaatfen. Hier toe hebben ze nog een anderen Boog gehegt aan
den grooten Balk naar het end h, waar aan met een Ketting hangt een
'regtftandige Werk-balk (quot;waar van men hier een gedeelte ziet in C^quot;)
•die tot door den vloer neerlchiet beneden het onder-end van de Buis,
en geleid wordt door een gat in den vloer, waar in hij net paft. Dees
Werk-balk, waar in een lleuf is, en waar ia verfcheiden Pennen fte-
ken, geeft beweging aan verfcheiden Ligters, die den Stoom-beftier-
der en de Infpeuit-kraan ter regter tijd openen, en ftuiten, gelijk we
in 't vervolg in een verdere befchrijving zullen toonen.
7.nbsp;Ten zevenden, opdat de Stoom niet te fterk zou worden voor
den Ketel, en hem doen berften, is 'er een Klap gemaakt in b met een
regtftandig ftuk Ijzer- of Koper-draad daar boven op, om 'er looden
gewigten aan te ichuiven, naar de fterkte van Stoom, dien men be-
geert , opdat de Stoom, indien hij fterker is, dan men noodig heeft,
den IQap zou opligten, en weg vliegen. Dees wordt gemeenelijk de
Toppetjes-klap genoemd.
8.nbsp;In het Werktuig van Kaptein Savery werd de Stoom zoo aan-
gezet, dat hij agt of negen malen fterker was, dan gemeene Lugt,
zoodat 'er fomtijds een Kragt van bij de i ? o Pond naar buiten ftoote
tegen eiken vierkanten Duim van de inwendige Oppervlakte zijner Ke-
tels, welke Kragt zij niet weerftaan konden, of ze moeften bolrond
2ijn, en zeer dik; maar hier is de Stoom maar een weinig fterker, dan
Lugt, en de Ketel is van onderen hol, of naar binnen ingebogen, en
met Borften of Vleugels (zie de Figuur) om de hette van 't Vuur te
beter te ontvangen, dat niet grooter behoeft te zijn, dan 't geen het
nat kookt in een brouwerij. Ja de top van den Ketel SD J is gemee-
nelijk van Lood gemaakt, en verdraagt zeer wel al de Perfing van den
Stoom.
9.nbsp;Ten negenden5 de Stoom is in een dobberenden Staat, dan wat
fterker, en dan wat zwakker, dan gemeene Lugt, maar nooit tl fter-
ker, of ^ zwakker, gelijk ik bewijzen zal, en een ijgelijk uit hetwcrk.
kan afleiden.
Wanneer de Stoom-beftierder in D gefloten is, wordt al de Stoom,
bevat in de ruimte S D 5 , en dan werkte, gelijk de Heer Beightonhedt
gevonden, het Werktuig wel, wanneer 'èr het gewigt van i Pond op
eiken vierkanten Duim van de Poppetjes-klap b lei, waar uit bleek,,
dat de Stoom t| gedeelte flerker wasdan de gemeene Lugt. Dewijl
nu de hoogte van de aanvoerende Pijp van den tregter F tot de Op-
pervlakte van 't Water Sj geen drie. Voet is, zou de Stoom, (dewijl;
31 Voet Water even gelijk is aan -é van de Perfing van den Dampkring)
indien hij t§ fl:erker was,, dan Lugt, het Water uitftooten in F ; en de-
wijl hij dit niet doet, kan hij niet fterker zij^n, dan Lugt, zelf in.deze
zijne grootfi:e bepaling.
Wanneer dfe Stoom-befiierder open is, geeft de Stoom een ftoot te-
gen den onder-kant van den Zuiger, die hem wat opligt; De Stoomi
vervolgens, meer plaats bellaande, wordt maar een. Tegenwigt voor
de buiten Lugt ^ en dus doet hij niets meer, dan dat hij den Zuiger op«.
houdt;maar het overwigt van de Pomp-ftokken aan het andere end van
den Balk hz trekt den Zuiger op voorbij C tot aan W. De Stoom
vervolgens zoo uitgezet zijnde,.dat hij de geheele Buis vuile ,,zou^ den
Zuiger niet volkomen ophouden, zonder het gemelde Tegen wigt.. In-
dien dit zoo niet was, zoo zou, wanneer het end ki zoo laag neer-
is, als het gaan moet, en op de balken rufl:, die des zelfs As dragen,,
de Ketting LH boven denZuiger flap worden, en deZuigerizoufom-
tijds uit de Buis geftooten worden,het welk nogthans nooit gefchiedt,.
Wederom, wanneer de Stoom eerfl: in de Buis wordt ingelaten,,
wordt het ingelpeuite Water door den zeiven uitgejaagd in de Uitlei-
pijp dTYi en is geheel uit de Buis,, wanneer de Zuiger opgegaan is;
totC.. Indien dan de'Stoom fterker was, dan Lugt, zou hij na-
het Water uitvliegen in Y, dewijl de Klap Y niet belaft is, het welk.
hij nooit doet. Hierop zou men konnen vragen, indien de Stoom;
Zwakker is,- dan Lugt, hoe komt het dan bij, dat de Klap open gaat,,
om hetingefpeuite Water uit te laten.?: Hier opantwoorden we,..dat de.
■wijl de bodem van de Buis in ^ ten minften vier Voet regtftandige
hoogte legt boven Y, de Stoom, wanneer hij op zijn zv/akfte is (on-
derftel ^ zwakkerj in zijne Perfing geholpen; wordt door een Kolom,
van Water dY van vier Voet regtftandige hoogte, en. dus evengehjk
aan bijna i van 't gewigt van den Dampkring; maar i—jî-4-iis—iiél»
■en derhalve in ftaat, om den Klap Y op te ligten, die maar rieer ge-
houden, wordt door I, het gewigt van den Dampkring, en zijn eigen
gewigt, dat is, niet het fofte gedeelte daar van. Al het ingefpeuite
Water gaat derhalve naar beneden, en loopt uit in Y, totdat des zelfs
Oppervlakte gezakt zij tot T, alwaar het blijft ftaan, wanneer de hoog-
te T YinPerfmg maar evengelijk is aan^van 'tgewigt van den Damp-
kring, welke Perfing, gevoegd bij den nu verzwakten Stoom, hem
in ftai ftelt, om niet meer, nog minder te perfen, dan de gemeene
Lugt-
lo. Ten tienden, dewijl 'er Lugt is in al het Water, dat ingefpeuit
wordt, en 'er die Lugt niet uitgenomen, of met den Stoom verdikt
kan worden door den Straal van koud Water, die in n inkomt, zou
de gantfe werking belemmerd , en maar een onvolmaakte lugtledige
ruimte gemaakt worden; maar daar is een toeftel, om die Lugt kwijt
te raken, het welk met een goede uitwerking gefchiedt op de volgen-
de wijs.
Men moet bedenken, dat Stoom, wanneer hij 2i00 fterk is, als Lugt,
Tuim 16 malen ijler is , zoodat Lugt in Stoom neer zal ftorten, ge-
lijk Kwikzilver in Water zou doen. Derhalve zet al de Lugt, die uit
het ingefpeuite Water uitgewikkeld is, zig neer op den bodem van de
Buis boven de Oppervlakte van zoo veel van 't ingefpeuite Water, als
neergekomen is tot dn. Dan is 'er buiten de Buis in 4 een Bekertje
met een Klapje, en van onder het Klapje komt een Pijp zijlings in de
Buis boven der zeiver bodem , om de Lugt in het Bekertje te van-
gen, die op elke opening van den Beftierder uitgeftooten wordt in het
Bekertje, en door deszelfs Klapje uitvliegt, wanneer de Stoom eerft
infchiet met een Kragt, die fterker is, dan Lugt, waar door al de Lugt
uit de Buis wordt gedreven. De Stoom volgt met, omdat hi] nu zwak-
ker geworden zijnde, dan Lugt, gelijk we bewezen hebben, de buiten
Lugt, die fterker is, hetKlapje in 4, toeiluit. NB. Dit wordt het O^-
fnuif-klapje genoemd, omdat de Lugt, die 'er telkens doorblaajt, een
geluid maakt, gelijk iemand, die door verkoudheid in 't hoofd ver-
dopt is^
11 Indien de Lexer onkundig is van de hiftorie der veelvuldige ver-
M 2nbsp;be-
-ocr page 130-beteringen van het Vuur-tuig, federt è^tMr.Neivcomen eïi Mr. Cawhy
het eerft met een Zuiger häben doen gaan, zal hij zig verbeelden, dat
liet aan groote fchranderheid en grondige kennis van de Natuurkunde
toegefchreven moet worden, dat men om zulke bekwame hulpmidder
len tegen de gemelde ongemakken en moejelijke gevallen gedagt heeft;
maar niets dergelijks heeft 'er plaats gehad. Bijna elke verbetering is
bij geval gevonden,gelijk ik in de Aanteekening zal bewijzen (6) waar
in ik de hiftorie dezer verbeteringen zal opgeven.
Ik zal hier met behulp van andere Figuren voortgaan met-de befchrij-
ving van het Werktuig in zijne tegenwoordige gedaante en manier van,
werken.
ze wel 'haaft' agter de manier om
de Pomp-klappen en Emmers te maken,
waar van ze te voren maar een onvolmaakt
begrip hadden. Eéne zaak was zeer merk-
waardig ; toen ze eerft aan 'tgt; werk waren^
ftonden ze verbaasd, dat ze het Werktuig
verfcheiden Slagen zeer fchielijk op elkan-
der zagen maken, waar op ze, de zaak
onderzoekende i. een gat in ■ den Zuiger
vonden,/t welk het koude Water inliet,
om den Stoom in de Buis aan den binnen
kant te vei-dikken, daar zij het altijd aan
den buiten kant gedaan hadden. Ze waren
te voren gewend te, werken met een Boei
in de Buis, in een Pijp ingefloten, welke
Boei rees, wanneer de Stoom fte-rk was^
en de Infpeuiting opende, en een Slag
maakte 1. Hier door konden ze maar zes,
agt of tien Slagen in een Minuut geven,
totdat 'er een- jongen , Humphry Potter ,
die op het Werktuig pafte, een Pal (die
hij Scoggan noemde) bijvoegde, die den
Balk Q gedurig opende, 'f'oen kon het
IJ of 16 Slagen in een Minuut maken.
Dewijl die Balk met Pallen en touwen ver-
waa-d was, nam de Heer Henry Beighton,
in een Werktuig, dat hij'te Newcajlleaa.n-
de.T}!«^ in't jaar 1718 opgeregt had, de
zeiven alle weg, den Balk alleen alles veel
be-
(6j Berigt van dé Uitvinders of Ferheteraars quot;kvr^en
van de verfcheiden gedeeltens van het
Vuur-tuig.
Tho. Neivcomen, Smit, en ^ohn Cawley
. Glazenmaker tt Dartmouth in 'tGraaficliap
van Southampton, hamp;lde. Doopsgezinden, na-
men in'tjaar 1710 bij zig zeiven vele Proe-
ven met het Vuur-tuig; sn het zoo ver ge-
bragt hebbende,dat het werkte met een Zui-
fer wz., ftelden ze op'tend van'tjaar 1711
'^oorwaarden voor, om het Water te Griff
in WarwichfUre o^ te pompen4.maar hun-
ne uitvinding geene aanneming krijgende,
maakten ze door behulp van Mr. Potter van
Bromsgrave in Woreejlerfhire een verding,
om Water op te brengen voor den Heer
Back van Woolvefhanïpton alwaar_ ze, na.
vele moejelijke pogingen het Werktuig
aan den gang kregen; maar dewijl ze nog
Natuurkundigen warea, om de redenen te
verftaan,nog Wiskunftenaars genoeg, om
de Vermogens uit te rekenen, en de dee-
len hare behoorlijke Evenredigheid' te ge-
ven , vonden ze zesr gelukkig bij toeval,
't geen ze zogten. Ze waren verlegen met
de Pompen; maar dewijl ze zoo digt bij
Birmingham wareru, pn. de hujp hadden yan.
zoo vele brave en fchrandere werkluiden,
1nbsp; Deze manier van werken met een Boei zou eifeh, om ze te verklaren; maar dewijl ZCsna
v^eriirietig zijn, en een bijzondere Figuur ver- buiten gebruik is, is dit onnoodig,,
'r -, . . .
. »
V J ■nbsp;M
■■m...,
î
im
mr ■ ■.
■ quot; Wà
il.'
M
1
'm' ' '
• • ■
■r :
r^ ^ r ^
. yrvV
: f
ff
1
i'
U
~ f '
t ' ■
J-
7 •
î
r
■ i ■
'M--
. jT
S-lieel.
If—
■, gt; ; -s.
h \
'A'/'quot;'
-tSiX®.'
' /
'1
»
î
rquot; V-.
.-..-jé-::..^-
:
A
X
-ocr page 135-12. De regtftandige Werk-balk, waar van maar een gedeelte in de
voorgaande XII. Flaat vertoond was , wordt in Flaat XIII. in ïijnpL.xim.
geheel vertoond, met al zijnen toeftel om den Stoom-beftierder en de
Infpeuit-kraan te openen, en te ftuiten, en is gemerkt Q^Q. Dees
geheele toeftel is bevat binnen den- omtrek van de letteren D 6P J
41 Q.N F E; maar des zelfs deelen zijn hier zoo klein geteekend, dat
men te gelijk voor 't oog moet hebben de volgende XIV. Flaat, die
in de éde Figuur al den gemelden toeftel veel grooter vertoont, en in
andere Figuren elk gedeelte op zig zelve, die we dus volkomen ver-
klaren konnen.
Tuifentwee regtftandige ftukken hout aan weerskanten van P (in
de
beter verrigtende. N. B. Ofitrent het jaar
1717 had ik den Heer Beighton meegedeeld
bet gebruik van den Unfter boven den Pop-
petjes-klap, of Veiligheids Klap, dien hij aan
eenige Werktuigen gevoegd heeft. De ma-
nier om den Zuiger te lederen is bij toeval
ontrent het jaar 1713 gevonden. Daarwas
toen ter tijd een groot breed ftuk Leer
aan den Zuiger gefchroefd, het welk tegen
de wanden van de Buis twee of drie Duim
oprees. Die opftaande rand fleet door in het
werken, en brak van het andere ftuk af, en
Dlat op den Zuiger neervallende , werkte
lij met -Lijnen kant tegen de Buis, en daar
een langen tijd in gebleven zijnde, was hij
zeer fmal geworden. Die rand daar uit
genomen zijnde , hadden ze de gelukkige
ontdekking van te vinden, dat een paarden
toom, of zelf een zagt dik ftuk tou of
lont, op den Zuiger rondom aan den rand
gelegd , hem lugt- en water-digt kon ma-
ken.
Berigt van den Heer Beighton vaneen Proef,
die hij met bet Vmr-tuig beeft genomen, om
te moeten, boe veel Stoom een teerling-
vierkante Duim Water mortbrenge ,
•welke Proef ik hier wel waardig-
geoordeeld heb te melden.
Ik heb door verfcheiden Proeven met
„ een verdeelden Unfter op.dePopof Vei-
ligheids Klap boven op de Ketels te
„ Grijf en Wafingtön gevonden, dat, waif-
,, neer de Veerkragt van den Stoom net
„ één Pond Averdupois was op een vier-
„ kanten Duim, het genoegzaam was, om
„ het Werktuig te doen gaan, en dat on-
trent vijf Pinten in een Minuut den Ke-
tel zoo fchielijk aanvoerden, als hij ver-
, teerde in koken en ftoomen voor de
,, Buis tegen 16 Slagen in een Minuut.
, De Buis te Griff hield 113 Gallojis Stoom
eiken Slag, welke vermeenigvuldigd
door 16 Slagen in een Minuut geven
„ 1808 Gallons. Dus gaven vijf Pinten
„ Water 1808 Gallons Stoom, 38,2 teer-
„ lingvierkante Duimen in ééne Pint. Nu,
„ 38,2 Düim r 1808 Gallons : : i Duim:
„ 47,3 Gallons. Hier uit blijkt, dat één-
„ teerlingvierkante Duim Water door ko-
ken , totdat zijne Veerkragt in ftaat zij,
om ontrent yf gedeelte van den Damp-
kring te overwinnen , 13338 teerling-
vierkante Duimen Stoom zal maken.
Door Proeven heb ik gevonden, dat
„ 'er uit de Uitlei^clap van een 32 Duims
, Buis uitkomt één Gaüora eiken Slag. Hec
is verbazende, hoe die Stoom, die ge-
maakt wordt van ontrent drie teerling-
„ vierkante Duimen' Water een Gallon
koud Water kan verwarmen , zoodac
het kokend heet uitga, gelijk het doet,
en dat de Buis in alle hare bovendee-
_ len,maar warm is,,wanneer de Zuiger
om laag is.quot;
.de XIII. Plaat) is een vierkante ijzeren As, Plaat X[V. Tig-1 en
gemerkt A B, waar aan vier ftukken IJzer zijn, dienende om den Stoom-
beftierder te drajen door het vooruitftooten en te rug trekken van de
Vork, die in de XIII. Plaat gehegt is aan den Sleutel van den Stoom-
beftierder, en Plaat XIV. Fig. 2. gemerkt met de letters NOM, en
Fig. 6. Q^OEL. Daar is een Sleuf in den regtftandig hangenden
Werk-balk, op zulk een wijs gefchikt, dat des zelfs Pennen van voren,
in 't midden en van agteren werken, om de Ligters fen 4 te ligten, en
neer te drukken, die den gemelden ijzeren As bewegen, zoo ver om
i^ijn Middelpunt, als noodig is. Maar de Lezer zal de zaak beter be-
grijpen uit een befchouwing van de ftukken in Plaat XIV.,en dan in
ftaat zijn, om de zelfde zaken in Plaat XIII. volkomen te verftaan.
pL-xiv, ab (Plaat XIV. Fig, i) verbeeldt den reets gemelden ijzeren As.
Daar is een ftuk r ^ D E, de Y genoemd , omdat het met zijne twee
Beenen die letter verbeeldt, alleenlijk omgekeerd neerhangende , met
een gewigt F, om aan het bovenfte gedeelte te fchuiven, alwaar het
hooger of lager , naardat het te pas kome, met een Spij of Wigge
vaft gezet wordt. Deze Y, gefchoven zijnde aan het end B van den
ijzeren As, wordt vaft gezet met een Spij daar agter te liaan in e. Dan
is 'er een foort van Stijgbeugel IKI met een langen Bout L, om bij
gelegenheid te fteken door de gaten in K. De Stijgbeugel wordt met
zijne haken I, I gehangen aan den As in i, i. Dan wordt 'er een Sleu-
tel of Kruk G4 geflagen aan het andere end van den As tot aan g, al-
waar hij vaft zit, en een Winkelliaak maakt met de Y. Vervolgens wordt
'er aan den As een korter Ligter of Sleutel, met den voorgaanden een
halven regten Hoek makende (dat is, tuffen het lange Been van de Y
en G4) aangedreven tot aan alwaar hij vaft gemaakt wordt. Alle
deze flukken, gelijk ze met elkander aan den As zitten, kan men zien
ïnFig.ó., alwaar men befpeuren kan, dat de Werk-balk, wanneer
hij opgaat, door middel van een Katrolletje, in de Sleuf drajende op
de Pen q, den Sleutel H f opligt, die den As zoo ver omdraait, dat
hij de Y met haar gewigt F voortftoot van C naar (5, in welken Streek
2.ij, den regtftandigen ftand voorbij geraakt zijnde, voort zou bewe.
gen naar indien ze niet gefteuit werd door middel van een leren
riem, aan den top gehegt in M, en in de punten m en n op zulk een
wijs vaft gemaakt, dat hij de Y ontrent een Vierde van een Cirkel heen
en weer laat gaan, vooruit en agteruit, nadat ze den regtftandigen
ftand voorbij gegaan is.nbsp;Fi-
Figuur 2. vertoont de waterpas leggende Gaffel M0N5diemethaarPL.xiv.
end O gevoegd moet worden aan den Sleutel van den Stoombeftierder
P^Q_io. Fig. 3. Daar zijn verfcheiden gaten in deze ftiikken, om
eenigerlei gedeelte van het end O te konnen houden in eenigerlei ge-
deelte van de Sleuf in den Sleutel, naardat het noodig zij tot beter be-
weging der twee ftukken. Dit kan men zien in Fig. 6, alwaar het
andere end van de Gaffel valt gemaakt is aan het onder-end van den
Stijgbeugel in EKNL door middel van den langen waterpas leg-
genden feout L , zoodat de Gaffel waterpas kan blijven, wanneer hij,
vooruit geftooten, en te rug getrokken wordt door de Slagen, die E
en D, de Beenen van de Y beurtelings maken ^tegen het voorfte of
agterfte gedeelte van den Bout L, om vooruit te ftooten, of agteruit:
te trekken den Sleutel P 10, om den Stoom-beftierder te fluiten, ofte
openen op zulk een wijs, als verder verklaard zal worden. We zullen
nu maar alleenlijk melden,. dat 'er een waterpas leggend ftuk u ï zoo
geplaatft is, dat het end 10 van den Sleutel daar op kan dragen, ter-
wijl hec vooruit en agteruit fchuift.
De tegenwoordige gefteltenis van het Werktuig, gelijk het nu ver-
toond wordt in deze 6de Fig. van FlaatXlW, is als volgt. De Stoom-
beftierder is open, gehjk blijkt uit zijne Plaat TY,die weg gefchoven
is van onder de Gemeenfchaps of Lugt-pijp SS, die in de Buis fchiet.
De Zuicrer is nu omhoog ontrent de plaats GW boven in de Buis m
Flaat xiii. Gevolgelijk zijn jle groote Balk en de regtftandig hangen-
de Werk-balk nu ten naaften bij op hare grootfte hoogtens, en de Ka-
trol in de Sleuf van den Werk-balk aan de Pen q heeft den Sleutel H f
zoo hoog geligt, dat het gewigt of de Kop van de Y zoo ver van on-
der n gebragt is, dat ze den regtftandigen ftand boven den As voorbij
gegaan zij; en gereed zijnde,, om over te vallen naar m, zal ze met
een hevigen Ilag van haar Been E Haan tegen den Bout L, en de Gat-
fel waterpas trekkende naar den Werk-balk, het end .10 van den Sleu-
tel van den Stoom-beftierder trekken naar /, en hem dus fluiten door
de Plaat Y te fchuiven onder de Pijp S S. Het Werktuig is m F/aat'
Xll. net in dezen ftaat, maar in F/aat XIII. is de flag reets gegeven,.,
en de gemeenfchap afgefneden, gelijk men weten kan, wanneer mem
opmerkt, dat het gewigt aan den Kop van Y gekomen is tot 6,. zoo
ver, als de Riem P 6 (gemerkt n 6 in Flaat XIV. Ftg. 6.) het toelaaf
te gaan.
-ocr page 138-13 Eer we nu voortgaan, zal het niet ondienftig zijn een volko-
men befchnjving te geven van den Stoom-beftierder
Een Kraan van vier Duim WaterJoop, die groit genoeg is, om
nnquot;. hebben'''nbsp;~
Tn^zf. 'nbsp;^^^'oote Kragt van noo-
^^ drajen, inzonderheid demjl hij 22 malen
n een Mmuut open en toe moet gaan. Hierom heeft men den Stoom-
Delüerder verzonnen, m plaats van een Kraan.
S 3nbsp;3') ook mét die letters
S ^fnbsp;en XIIL, en met L in
riaat XV., in t midden yan den top van den Ketel is tot één ftuk
gegoten met de Pijp S S S, die vier Duim wijd en S i aar end onrr
•de plaat glad gewerkt is, om digt geileten te^onn^JlTden ^^^^^^^^^
. .uidere Plaat jYj, daar onder tegen aangevoegd, alwaar Sïe fin^
van den S oom de zelve des te digter hoiidt, wanneer ze geiloten I
■Daar is ook m de Plaat RR een korte Pijp, óf kegelgewijs lat naauft
naar beneden om in te nemen het ftuk V wf, ferwelk
^t er i„ gefchuurd is, daar rond in kan dmjen zonder Stoom of
Lugt door te laten. Daar is een vierkante Stift ZZ , die door dit
iaatfte ftuk wordt geftoken, wanneer het in ^t gat fteekt, en'er aan
hetboven endmet eenSpij aan vaft gezet wordt. Dan wordt de Sleutel
'Van den Stoom-beftierder aan dat ftuk gevoegd in V en W, en daar
Iti^Tr:-nbsp;^^ ^^^^nbsp;de geheele
rnbsp;Stoom-beftierder gaat zeer
gemakke ijk open, en tienmaal gemakkelijker , dan een KraaT van de
zelfde wijdte; en tot nog meer behulp valt het gewkVFvanrY !
wanneer het voorbij de Lood-lijn is, met een goede Kra^t quot; t welk
het Been, dat'er onderis, cen bevigen n,g 00% gele^
nen, of van buiten tegen de Gaffel,'om df Gaffel aan e zetten, en
Stoom-beftierder naar een tegenftnjdigen kant
te tiekken dan werwaarts het gewigt valt ; doendS het geSigt den
Stoom-befticrder fluiten, wanneer het voorover tmmelt, en opengaan!
^•anneer het agterover tiümelt.nbsp;'' ^ ^ '
xle 'lnfaZfT^' f Stoom-beftierder gefloten is, is het volgende werk
rveer lX nnbsp;een lugtledige ruimte te maken, en
iï-onds te lluiten, wanneer de Zuiger begint neer te komen
-ocr page 139-('vvant de lugtledige ruimte wordt gemaakt in den tijd van een Sekun-
de) en dit wordt verklaard door de 4de Figuur van Flaat XIV. d c Pl. xiv.
verbeeldt met twee geftipte Lijnen den bodem van de Buis naar den
kant van de Infpeuit-pijp, en n hetSprong-kapje vande Pijp, komende uit
den Infpeuit-bak, cb dQ Kraan, en ^ het Huisje van de Kraan , waar
in een naau lang regtftandig gat is, in plaats van een rond , om te
fchielijker open te konnen gaan. Aan den top van dit Huisje is gehegt
een Kwadrant-rad I {Figuur f.) dat gedraaid wordt door een ander F/^. 5.
Kwadrant-rad i, hangende aan den As hg, die bewogen wordt door
den Ligter ic k, gemeenelijk de F genoemd. In de 6de Figuur van de- Fig. 6.
2,e Flaat kan men zien, hoe ze op elkander werken, en hoe de regt-
neer hangende Werk-balk de zeiven met zijne Pennen bewege.
Dewijl de Werk-balk op het oogenblik, dat de Stoom-beftierder ge-
lloten is, zijne Beweging naar boven niet: onmiddelijk verlieft, ligt
de Pen s aan des zelfs buiten-kant het end 1 van de F , hier gemerkt
k k I naar boven, en opent de Inlpeuit-kraan; en dew ijl de Water-
Iprong aanftonds een lugtledige ruimte maakt, begint de Werk-balk
naar beneden te gaan, en de Pen r (die men hooger of lager kan fte-
ken) de F neerdrukkende, fluit de Infpeuit-kraan. Den Werk-balk
dan blijvende zakken, trekt de Katrol op den Sleutel G4 perfende,
de Y te rug, welker Been D de Gaffel voortftoot, en den Stoom-be-
ftierder opent, om niewen Stoom in te laten op die wijs, als reets be-
fchreven is, welke Stoom afgefloten wordt door het toefluiten van den
Stoom-beftierder, totdat de Kraan om koud Water in te fpeuitenweer
geopend il],€nz
N. B. Daar is €en manier, om de Infpeuit-kraan open en toe te
drajen, verjchillende van de hier befchreven manier met em Kwa-
drant-rad, welke meer in gebruik, en naar mijne gedagten veel beter
is, omdat ze met een hort beweegt, het welk de beße wijs is, om
Schuring te overwinnen.nbsp;,nbsp;1 11 n
Aan het Beweeg-punt c {Flaat XIV. Fig. 7.) l^^ngt een dubbeld/v^. r.
ftukH, een Hoek makende, om tuflèn zijne klawen te nemen den
Sleutel HG van 't Huisje van de Kraan, die het genoeg om kan dra-
jen, om den Water-loop te openen en te fluiten. Aan het korte end
van de F is een gewigt W gehegt op een halven Duim na aan 't end.
Wanneer de Infpeuit-kraan gefloten moet worden, wordt het end K
van de F geborgen op een uitfteekfel van een neerhangend ftuk K D; maar
m. Deel.nbsp;Nnbsp;wan-
wanneer eenig gedeelte van den toeftel, die van den Werk-balk komt,,
het ftuk KD weg ftoot, valt het end van de F met zijn gewigt W
met Kragt neer op het houten blok B, alwaar hel; blijft leggen, tot-
. dat ééne der Pennen van den Werk-balk, drukkende op het end/ van
de F, het andere end met zijn gewigt Wweer in D plaatfe, daar door
de Infpeuit-kraan fluitende, het welk den volgenden Slag weer ver-
niewd wordt door het wegftooten van D, enz.-.
XIV. 15-. De 8fte Figuur van deze Flaat vertoont, Iioe de ijzeren Roe-
den van de Pompen in den Put famengevoegd worden. AB is één-
ftuk van een vierkante Roede, waar aan een Knop, of kort rolrond,
ftuk is, korter, dan de Staaf dik is, die 'er in den Winkelhaak aan
vaft zit digt aan des zelfs end B in 2 , en daar is een gat in i, en de
Roede is aan het end B wat dunner ,, dan ergens anders. Aan het
end van een ander ftuk van de Roede C is zulk een Knop ï , om te
fchieten in het gat i van 't andere ftuk van de Roede, en 't heeft een
gat in 2, om den Knop 2 van de andere Staaf in te nemen. Wanneer
de enden dezer Staven op elkander leggen, ziet men de Knoppen niet,
en de Staven fchijnen maar een vierkante dikte te hebben, gelijk in F.
Dan wordt de vierkante ijzeren Kraag, of Band, D over de Staven
gefchoven in G, en aangedreven tot in F, alwaar hij vaft zal blijven
zitten , inzonderheid omdat E het laagfte gedeelte van de Roede is^
en de minfte fchokking in F den vierkanten Band eer vafter, dan los-
fèr, zal maken.
16, Wanneer men Water moet opbrengen van een groote diepte,,
gelijk hier vannbsp;men,het met ééne ligting^willende doen,
Se onderfte Pijpen doen berften, tenzij ze van Ijzer zijn , het welk
koftbaar zou wezen; maar men kan het zeer wel ftellen met hout, in-
dien men het werk in drie ligtingen verdeelt, elke van fo Voet._ De
manier om dit te doen is de ijzeren Roede, die naar beneden in de
Mijn gaat, in drien te verdeelen , en drie Pompen te gelijk te doen
gaan met twee Waterbakken onder weg,en den laatften om hoog, ge-
hjk gebruikelijk is. De eerfte, of laagfte Pomp P O (Pto XIV. 9.)
is op de volgende wijs gemaakt. O 0 is de Zuig-koker op den grond
van den put, hebbende zijn Züig-klap digt bij 0. opis het Staande-
ftuk van geel Koper of Ijzer, waar in de Zuiger werkt. P is de boven
Pl.
Fii. 8
Fig. 9-
t
quot;t ■■
■té
• ;
*
i- i
i
Koker, of Ontlaft-koker, waar door het Water opgebragt wordt, en
uitloopt in Z in den Bak Z PQ, in welkes laagfte gedeelte de tweede
Pomp gezet wordt, om het Water, dat daar in gepompt is, op te
brengen in den tweeden Bak SR x.
De Roede ZZ,die 't Water van den grond oppompt, heeft in WY
een Sprant, die 'er van afgehouden wordt door de waterpas leggende
Staaf ZY, en dus gaat door R de Ontlaft-koker, om den Zuiger te
bewegen in het Staande-fluk r, om het Water te pompen uit i door
den Zuig-koker ^, op de wijs, als reets gemeld is. Deze tweede Roe-
de gaat op tot W W , om zig aan de hoofd- of eerfte Roede, die van
den Balk komt, te voegen in V, alwaar ze een Sprant heeft inT, die,
lt;loor den Ontlaft-koker gaande, haren Zuiger beweegt in het Staande,
ftuk t, het welk vaft zit in den Zuig-koker ^S van de laatfte opligtmg,
ftaande in het laagtfte gedeelte van den tweeden Bak S 2.
Het Emmertje, of de Zuiger van deze Pomp (die in het Werktuig
te Grifj een Zuig- en Ligt-pomp is) wordt met de Klappen of Boffen
in de Kokers befchreven in het II. Deel, bladz ip; en 198 , alwaar ik
van Pompen fpreek, en de bijzondere gedeeltens worden daar afgebeeld
in Fig. 7,8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,iSenipvanP/tf^^XlX.
Nu zal ik de bijzondere befchrijving van de Staande-ftukken en ge-
boorde Kokers laten volgen.
De lode Figuur v^nFlaat^W. verbeeldt een Staande-ftuk van ge-Pu
•goten Ijzer of geel Koper, hier van 7I Duim Middellijn van binnen
ontrent 9 Voet lang, zeer glad geboord van P tot O, met Ooren R,R,
gelijk een Stuk Gefchut, om het te beter te konnen beftieren, met een
iJorft in S en CL en tapsgewijs aan de enden van Q.tot P, en van S tot O,
om het onderfte end te drijven in den Zuig-koker (Fig. 11.) in LB,F4-.
alwaar het vaft gehouden wordt door een ijzeren Hoepel, gellagen in
hetend van den Koker, gelijk aangewezen wordt door den geftipten
Cirkel, wordende de geheele wijdte van den Koker daar beneden ook
aangewezen met de geftipte Lijnen aan weerskanten van N en O. H H
is een vierkante ijzeren Band, om den Zuig-koker te beter te beveik-
gen, wanneer het Staande-ftuk ingedreven wordt, of het vierkante
Stopfel KI, het welk een vierkant gat fluit, om bij den Ziug-klap, of
de Bos te konnen komen , welke op de hoogte van H H vait zit.
N. B. Wanneer dit Stopfel in den Koker fteekt, wordt het vaft gezet
mét ijzeren Staven en Schroeven. In het onderend van den Zuig-ko-
^nbsp;N 2nbsp;ker
xiv.
10.
II.
ker wordt een korte ijzeren Pijp GO gedreven, die vol gaten is, om
geen Slijk en Kolen met het Water te laten opgaan, en dan wordt een-
fterke ijzeren Hoepel AG om- het onderfte end van de Pijp gedreven,
om alles digt te honden. Wanneer het Staande-ftuk P d R S O.
{Fig. lo) vaft ftaat op dén Zuig-koker in LB(R;g:. 11.) wordt de Ligt-
PuXIV.koker, ofOntlaft-koker, ZWXTVY Fig. 12. (fomtijds de Fers-
Koker genoemd) met zijnen mond VT gedreven, op het tapfe endP Q.
van 't Staande-ftuk, wordende ook vaft gezet in een ijzeren Band tus-
fen V en T, en met een anderen agtkanten in Y. Door dezen Koker
wordt de Zuiger en Roede van boven neergelaten, de Zuiger tot in
het Staande-ftW. Indien de Zuiger t'eeniger tijd vervuild wordt, wordt
hij opgehaald in dezen Koker tuffen V T en X Y, terwijl 'er een man
in den Put gaat, en hem fchoon maakt door het uitnemen van 'tStop-
fel in X.nbsp;.
Nu zullen we het huis befchouwen, waar m het Werktuig ftaat, de
bijzondere gedaante van den Ketel en de Buis, en de manier om den
eerften in metfelwerk te zetten, en de laatfte ia 't midden van 't huis
vaft te zetten.
p l. xv. De i fte Figuur van Flaat XV. vertoont de plaats van 't Werktuig^
EB CD is de platte grond van de muren van 't huis; ƒƒƒ de platte
Grond van den Ketel ; c de platte grond van de Buis; ab, ah ^
platte grond van de Balken, die de Buis onderftutten, en van de Bal-
ken, tuffen welke de groote Balk beweegt; c J de groote Balk , wel-
kes één end is in c boven de Buis, en het andere boven den Put in d.
De 2de Figuur yw. Flaat XV. verbeeldt denOpftalvan de viermu?
ren van het huis, waar van CD en EB onderfteld worden tegen el-
kander over te ftaan, zijnde de deuren en venfters in die muren. De
twee andere m.uren DE en B C ftaan ook tegen elkander over. In
den muur DE is een ver wulf In k, waar onder de Ketel fcaat, en
de Schoorfteen van \ Fornuis is gemerkt met geftipte Lijnen. Daar
zijn in dezen muur vier gaten, a,a,a,a. In de twee bovenften fte-
ken de enden van de bovenfte Balken, tuffen welke de groote Balk
beweegt: en in de twee onderfte gaten fteken de enden van die Balken,
waar aan de Buis vaft gehegt is. Zie Flaat XIlI. In den anderen muur
BC verbeeldende gaten in het-metfèl werk voor de enden van de
Balken, die de Buis onderfteunen, en in ^ is het Venfter, waar uit het
end van den grooten-Balk fteekt. Des zelfs Halzen drajen in metalen
ran-.
Fig. I.
Fig. 2.
Pannen in de twee Balken In a,a. De loop van de Pijp, die den In-
fpeuit-bak aanvoert, is hier mec geftipte Lijnen verbeeld.
De 2de Figuur vertoont een platte Doorfnijding van 't metfelwerk Pj^xv;
onder den Ketel, a b bis \ voorfte gedeelte van 'c metfelwerk met de ''
deur in't midden; bdcd is het Roofterwerk , waar op de kolen leg-
gen De vlam, zig uitbreidende door de ruimte bdede, gaat in den
Vuürgang in ^, en dus rondom den Ketel in de tulfenwijdte fgh, en
daar verder in den Schoorfteen. N. B. Men heeft gemerkt, dat de
kleine doortogt tuffen d en d uit de groote vlam in den Vuurgang van
^root gebruik is, om de Trekking te vermeerderen.
^ De Ide Figuur NQïtoont denOpllal, of de regtftandige Doorfnij-/-^. 4.
ding van den Ketel en 't metfelwerk (zie Flaat XII. en XIII.) alwaar
rondom denBodem óo en onder de Vleugelen r,i, van 0 tot j de vlam,
van n komende, fcheuin op rondom den Ketel gedreven wordt. 1 us-
fen k en i is de ftijfte van 't metfelwerk , m q de Oppervlakte van t
Water, in l de Stoom-pijp, en in m het As-gat.
De fde Figuur vertoont de manier van het famenvoegen en klinken f/;?. 5.
der ijzeren platen van Mx.Farrots vinding, die veel langer duurt,
en vijfmaal minder koft, dan de Koperen Brou-ketels. uitu^ de bo-
dem, enuvo Xy vertoont, hoe de kanten opgaan, om de Vleugelen
D?Se 'de, en 'è'^x.eFiguren vertoonen de Buis en het bovenfte ge-
deelte van Sen Ketel.
De 6de Figuur BA CD vertoont de Doorfnijdmg van.de Buis, ge-
goten en geboord, abis hare eerfte Borft, glad van boven, om te dra-
gen tegen een Zolder of Balken,- en de Buis tegen te houden, dat ze
niet naar boven geftooten worde -^dc een fterke Borft m 't midden, om
de Buis op te houden, dat ze niet naar beneden fchiete, met uitfteek-
fels in j en Czie 8.) om ze vaft te zetten aan deBalken,waar op
om Schroef-pennen m te nemen, om ze vaft te maken manden bodeni,
doorgefneden vertoond in Fig. ^..alwaar IG de Lugt-pijp is, aanwel-/^^. r-
ker onder end ook een Borft is, om gevoegd te worden aan dergelijke
Borft boven op de Pijp van den Stoom-beftierder, welke te zien is m
Fis: c! en 6. van Flaat XIV. De 8fte Figuur is de Buis m 'tvex-Fig. t-
fchiet van onderen op te zien, om de verfcheiden gedeeltens te ver-
toonen van den bodem en van den onderkant van de^Buis. h, h ver-
toonen de Schroeven en Moertjes aan den boven-kant, die hem aan
de Buis houden, aan welker onder-kant hij digt fluit met een ring van
Lood tuffen beide. E Is de Pijp,die naar de Opfnuif-klap gaat. F gaat
naar de Uitlei-pijp, en G naar den Ketel. H is een niewe verbetering
om den Ketel te beter met Water aan te voeren. Dit gefchiedt op de
volgende wijs.
17. Men heeft gevonden, dat het dienftiger is den Ketel aan te voe-
ren met warm Water, dat boven van den Zuiger komt, dan met koud
Water, 't welk het koken te veel zou verhinderen, en maken, dat men
meer vuur noodig had; maar nadat het Werktuig eenige jaren in
gebruik geweeft is, heeft iemand, die belang had in één der Werktuigen,
waarnemende, dat het ingefpeuite Water, wanneer het uit de Uitlei-
pijp kwam, fchroejend heet was, terwijl het Water, van den top van
den Zuiger komende, maar leuk warm was, bedagt, dat het een groot
voordeel zou geven, dat men den Ketel aanvoerde met Water iiit de
Uitlei-pijp, ofhet ingefpeuite Water, en hij heeft het op de volgende
wijs werkflellig gemaakt, het welk een Slag of twee voordeel gaf aan
*t Werktuig.
Aan een korte Pijp onder den bodem van de Buis, voegde hij de
looden Pijp H (Fig. 8). wat langer, dan een Voet, opgebogen in I,
met een lÓap op 1, om te belaften met 2 Pond Lood op een Duim.
Even onder den Klap maakte hij een Pijp van gemeenfchap in de Aan-
voer-pijp , zoodat de Ketel op elke Inlating van den Stoom gevoed
of aangevuld werd.
r^g. 8.
Hier zou een Natuurkundige konnen vragen,hoe de Stoom (die zoo
fterk moet zijn, indien niet fterker, op de Oppervlakte van't Water in
den Ketel, als de Oppervlakte van het ingefpeuite Water, dat op den
bodem van de Buis ftaat) kan wijken, om eenig Water in den Ketel
te laten komen door de Aanvoer-pijp door de Perflng van den Stoom
in de Buis ? Hier op kan men antwoorden, dat, indien de Stoom op
beide deze Opper-vlaktens even fterk perft, als Stoom , men bij des
^elfs Perfing op het Uitlei-water voegen moet de hoogte van een Ko-
lom van Water h H met de hoogte in de Aanvoer-pijp van I tot de Op-
pervlakte van het Water in den Ketel, en dan heeft men Kragts ge-
noeg, om den Ketel aan te voeren.
18. Om van 't Vermogen van dit Werktuig te oordeelen, moet men
overwegen, w^at het gewigt zij van de Kolom van den Dampkring,
die op den Zuiger perft,. die akijd evenredig is aan 't Vierkant van de
Middellijn van de Buis. Mr. Newcomen's manier om het te vinden
was deze. Van het getal van de gevierkante Middellijn fneed hij de
agterfte Cijferletter af, noemende de Cijferletters aan de linker hand
Kwintalen; en een Nul aan de regterhand zettende, noemde
hij het getal aan die zijde Ponden; en dit rekende hij vrij naaukeurig
Gp een middelbare maat, of liever wanneer de Barometer op 30 Duim
ftond, en de Lugt zwaar was, N. B. Dit maalt tuffen de wen \lt;2.
Fond op eiken oppervlakkïgen ronden Fiuim. Dan gaf hij tuffen § en
I gedeelte toe voor 't geen 'er verloren wordt in de Schuring van de
verfcheiden deelen, en voor toevallen; en dit zal zeer na overeenko-
men met het werk van het Vuurtuig te Griff, wordende daar op eiken
Slag opgeligt tuffen I en ^gedeeltens van de Kolom van den Dampkring,
perfende op den Zuiger. ^ We zullen het hier in ronde getalen geven.
Middellijn van de^Buis —22 Duim. Dk getal gevierkant geeft: 484.
Snij de laatfte Cijferletter af, en gij krijgt 48 Kwintalen.
De Kolom van Water weegt ontrent 27 Kwintalen,. waar bij voe-
gende het gewigt van 73 Tards ijzeren Roeden, namenlijk ontrent
9 Kwintalen, 20U het ge wigt, dat aan het end van den Balk.2 (^Flaat
XII. en XIII.) opgeligt wordt, 36 Kwintalen zijn.
Hier van moet men ontrent 4 Kwintalen aftrekken voor den Zuiger
en 't gewigt aan het andere end van den Balk h, waar door het ge-
bragt wordt tot 32 Kwintalen.
Dus ligt het gewigt van den Damp-kring, 48 Kwintalen, met ge-
mak een gewigt van 32 Kwintalen op met een Snelheid van 6 Voet
in 2 Sekunden: want we befchouwen hier maar alleen den opgaanden
^^ Dit Werktuig aan een Kool-mijn te Griff, waar naar de Teekening
gemaakt is, ondafte zoo veel Water, als voorheen meer, dan yo paar-
^n, aan 't werk hield op een kofte van niet minder, dan 900 Pond
Sterling 's jaars, terwijl het Vuur-tuig aan. kolen , oppallen en verftel- '
len nooit meer, dan 150 Pond, jaarlijks gekoft heeft.
De ode Figuur van Plaat XV. vertoont den Zuiger, gemaakt vanpt.xv
een dikke geelkoperen plaat met een ijzeren Stang DB, die 'er in
midden doorfteekt, en van onderen met een Moer-fchroef, of een Spij,
vaft
-ocr page 148-vaft gezet, en daar lugtdigt gemaakt wordt. Om den Zuiger in
nen Omtrek CA tegen de Buis lugtdigt te maken, wordt 'er een lang
fmal ftuk Leer gelijk een Paarden-toom, rondom gelegd met den
rand tegen de wanden van de Buis aan den buiten kant van de gaten,
•of pennen, op den Zuiger te zien aan den Omtrek CA. Opdat het
Leer de wanden van de Buis niet zou verlaten, of zig famentrekken
naar E., worden 'er 4 of f platte en cirkelronde ftukken Lood, met
opgebogen randen, gelijk GF, zoo op den Zniger gelegd, dat ze
het Leer even raken aan den binnen kant, het welk zij buitenwaarts
fchuiven in het bewegen van den Zuiger, zijnde losjes aan elkander ge-
voegd met pennetjes in F , zoodat ze met elkander een Omtrek van
een CirkeLmaken, die zig gemakkelijk uitzet, of famentrekt, om te
drukken tegen het Leer, of voor het zelve -te wijken, wanneer de Zui-
ger op en neer gaat. N. B. Somtijds gebruikt men maar een lang
ituk Lont, of een zagt Tou, dat wel doorweekt is, in plaats van Leer,
om den Zuiger digt te houden.
De Werking,of de manier om het Vuur-tuig eerU aan den gang
er men het opgaan en vallen van den Werk-balk vertrouwe, om
de Kranen te drajen, en den gang van 't Werktuig te beftieren door
zijne Pennen en Katrollen, helpt de arbeider, die op het Werktuig
paft, het eerft op de volgende wijs aan den gang. De Pennen en Ka-
trollen voor den Werk-balk alle gereed, maar 'er niet in vaft gemaakt
zijnde , voordat hij 'er de bekwame plaatfen voor gevonden hebbe,
merkt hij op, terwijl de Stoombeftierder gefloten is, wanneer de Stoom,
die uit het kokende Water opgaat, fterk genoeg zij, om den Poppe-
tjes-klap een weinig op te ligten, Dan vat hij met zijne regter hand
PL.xiv.den Kruk 4 (Flaat XIV. Fig. d.) van den Sleutel G 4, en drukt
hem neer, waar door hij den As AB een gedeelte van een Slag om-
draait , en dus de Y overbrengt naar n. Het Been D van de Y, ftei''^^
ftaande tegen den Bout L, ftoot den Gaffel vooruit, welke den Sleu-
tel van in Stoom-beftierder voorwaarts ftoot, en hem open draait. De
Stoom, aanftonds in de Buis fchietende, ligt den Zuiger op en te ge-
lijk
(7) Ik kan mijne Aanmerkingen op het den Lezer meê te deelen den Heer Beigh-
Vuur-tmg niet beter endigen , dan met ton's Tafel van het Vermogen van t Vuur-
tuig,
fig. 6.
1
iîl
; F 6 ■ ■
i w
\
.. ■■ -x -It i ■■ ' '
- -K
fi.-
.'t
-1
i
S ..
«
l .
-ocr page 150-PJL .xvi .
-ocr page 151-lijk den grooten B^alk, Wanneer de Zuiger tot zyne volle hoogte opgegaan is 3 gelijk
in C W {Flaat Xlll.) weet de arbeider dit, fchoon hij hem niet zien kan. uit eenige
Merken aan den Werk-balk Q_Q, die nog opgaande is; en den Kruk 4 opligten-
de, ftoot hij de Y over naar?» (zie XIV. Fig. 6.) en fluit den Stoom-beftier-
der; maar hij merkt met krijt ontrent 5 de plaats van een Nagel en Katrol, die de vol-
gende reis den Ligter f H zal overftooten, welke in des zelfs lleuf ig, en die, den
As A B ontrent een Vierde van een Slag omdrajende, de volgende reis de Y zal ftoo-
ten naar;«, en den Stoom-beftierder fluiten. Dan vat de arbeider het end i van de
F, gemerkt k i, ligt het op (merkende den Werk-balk in Sy om 'er de Pen j in te
fteken) en opent de Infpeuit-kraan, het welk een lugtledige ruimte maakt in den tijd
van ontrent één Sekunde. Dan lluit hij de Inlpeuit-kraan, die haar werk verrigt
heeft, en de Zuiger komt zeer fchielijk neer, die (door het openen van den Stoom-
beftierder)den Stoom ontmoet,die hem weer opdrijft. NB. In Flaat XIII. kan
men zien, dat 'er een fterke Stelling F i, F 2 is, waar op twee fterke houten Veren
SI, S1 neerflaan, opdat, indien de Boog van den grooten Balk te laag neer mogt
komen, geene fchade aan den Zuiger toe gebragt zou worden, en de gantfe Slag
gefchieden zou op S i, S 2 door den fterken ijzeren Bout P i P 2, die daar zal fteui-
ten. \^Men moet zig verheelden, dat de Stelling F i, F 2 doorgaat tot aan het an-
dere end van den grooten Balk, en dat 'er op die Stelling ook houten Veren zijn ,
om dien Balk te fteuiten., wanneer hij aan dienkant neer valt, opdat hij door zij-
nen fchielijken val den Zuiger niet uit de Buis zou ligten. Bit is waai^fchijne-
lijk in de Flaat niet verheeld, om geene verwarring in de Teekening te maken.
NB. De Js van den grooten Balk wordt Plaat XII. en XIII. verbeeld \n midden
tvan de dikte van ' t hout, maar is aan den onder kant.1 Maar wanneer de arbeider
alle de Pennen in den Werkbalk wel geftoken heeft, zal de groote Balk zoo regel-
matig bewegen, dat hij zeer digt aan de Veren zal komen, en evenwel van de hon-
derd reizen niet eens zal raken. Dan helpt het Werktuig zig zelven geheel en al,
en de arbeider heeft niets anders te doen, dan op het Vuur te paffen, en toe te zien, dat
'er geene toevallen komen. In de Landen, daar in de kolen gewerkt wordt, laat het
volk, wanneer het gaat eten en drinken, hctWerktuig dikwijls drie of vier uren alleen.
Zoo 2eer is het Werktuig onder bedwang, dat ik een Vuurtuig, welkes Zuiger elke
reis neerkwam meteen Kragt van 2ooooPond, eensklaps heb zien fteuiten meteen-
haair te fpannen tegen de F, en haar end op te ligten, om de Infpeuiting te beletten.
Nu heb ik gedaan met de befchouwing van het Vuvr-tuig (gelijk het werkt in
alle de Mijnen, daar het in gebruik is) met een Ligter [of grooten Balk-] uitge-
zonderd eenige weinige dingen, die ik in deAanteekening zal melden (7).
Om
Proeven, welke federt dien tijd genomen zija»
O
tuig, welke hij in het jaar 1717. heeft in 't
ligt gegeven, omdat ze uitkomt met alle de
IIL Deel,
gt; I
I i'
lOÓ
Om nu te toonen, dat Kaptein Saverfs manier niet geheel onnut is, zal
ik een berigt geven van eenige verbeteringen, die ik 'er aangemaakt heb en
aanwijzen^ in welke gevallen het van meer dienft zij, dan het Werktuig met
den grooten Balk, of Ligter; maar om eerft te toonen, dat het Vuur een veel
grooten Kragt kan geven aan Water, dat in Stoom veranderd is, dan men
'zig doorgaans verbeeldt, zal ikhier de Proef mei den van het berften van gla-
zen Bobbeltjes, halfvol Water, gemeenelijk Kaars-granaten genoemd.
Neem een glazen Bobbeltje G {Plaalt XVI. Fig. 6.) ontrent zoo groot,
als een ert, met een ftifje, een hal ven Duim lang, glas-digt gefloten
aan 't end, en vol Water. Steek het in 't fmeer van een brendende
Pl. XVI.
Fig. 6,
Kaars
Uiti-ekening van 't Vermogen van'liet Vum'-tuig, aanwijzende de Middellijn van de Buis (of 't Staande-ftuk
voor dtn Stoom) en wijdte van dc Pomp, die in ftaat is om eenigerlei Hoeveelheid van Water op
te brengen, van 48 tot 440 Okshoofden in 't Uur, op eenigerlei diepte, van 15 tot :oo Tards.
Mid- |
zal hou- |
zal op- |
weegt |
tegen |
63 Gal- |
in een | |||||||||||||||
dellijn |
den in |
brengen |
in een |
1« Slagen |
lons in |
Uur. | |||||||||||||||
van |
een |
in den |
Tard. |
in cen |
quot;t Oks | ||||||||||||||||
Wijdte |
S Voet;. sl^g. |
.Minuut. |
hoofd. |
Diepte in Tards. | |||||||||||||||||
Pompen. | |||||||||||||||||||||
Duimen-1 G^Wa«. | |
\GalloKs. |PondAvetd.|Gfl«o«.'. jOksh. Ga/. ,jOJïSh.G^/. |
c |
15 1 |
|20 |2J 130 135 I40 145 1^0 |6o I70 |8o I90 1 |
lioo | ||||||||||||||||
12 |
14,4 |
28,8 |
146 |
462 |
7- |
21 |
440 |
e |
I8J |
2I| |
24 |
3ci |
32i |
34j |
37| |
40 | |||||
II |
12,13 |
24 |
123,5 |
338 |
6. |
20 |
3Ö9. 33 |
'3 |
17 |
22 |
34| |
2Ci |
28 |
29| |
3ii |
3Pi |
38i | ||||
IC |
10,02 |
20,04 |
102 |
320 |
5- |
5 |
304. 48 |
I5§ |
18 |
20 |
22 |
231 |
235 |
283 |
3gt;i |
33| |
30 |
40 | |||
9 |
8,12 |
16,2 |
82,7 |
259,8 |
4. |
7 |
247. 7 |
c |
14 |
löi |
18 |
20 |
2li |
23 |
24i |
25 |
28 |
3-i |
.33 |
35 |
ri |
PI |
7,26 |
'4,5 |
73gt;9 |
232,3 |
3- |
43 |
221. 15 |
yi |
I3i |
I4i |
gt;7J |
19 |
20J |
2I| |
23, |
24 |
26J |
285 |
31 |
32f |
35i |
8 |
6,4.1 |
12,8 |
65,3 |
205,2 |
3- |
16 |
195. 22 |
w |
ï^i |
I8i |
19 |
2Cf |
2li |
23 |
25 |
27 |
29 |
3cJ |
325 3if | ||
7l |
6,01 |
12,2 |
ÖI,2 |
192,3 |
3- |
2 |
182. 13 |
u -T—{ |
12 |
14 |
iJi |
I8| |
I5| |
21 |
22 |
24i |
2Ó |
28 |
2Ci. | ||
7i |
5,66 |
57,6 |
188,1 |
2. |
55 |
172. 30 |
u |
13I |
15 |
icf |
ï8 |
19 |
20 |
2.35 |
25 |
27 T |
28| |
3C| | |||
7 |
4,P1 |
9,8 |
50,0 |
:57,i |
2. |
31 |
149. 40 |
gt; |
1C| |
'3 |
14 |
16| |
I8| |
19 |
2Cf |
22 |
24 |
25i |
27 |
28i | |
61 |
4,23 |
8,4 |
43gt;o |
1.35,3 |
2. |
9 |
128. 54 |
10 |
12 |
13 |
14 |
I5i |
18 |
19 |
20 |
2ïJ |
23 |
243. |
26^ | ||
6 |
7,2 |
3'5,7 |
1. |
52 |
IIO. 1 |
XI |
12 |
13 |
14 |
iJi |
16 |
17 |
19 |
2Ci |
22 |
24f | |||||
Ji |
3gt;i3 |
6,2 |
31,8 |
99,2 |
1. |
3Ö |
94- 30 |
Tj |
10 |
!I |
12 |
13 |
'4 |
15 |
151 |
17, |
19 |
20 |
21 |
22J 2Cj | |
5 |
2,51 |
5,0 |
25,5 |
«0,3 |
I. |
7 |
66. 61 |
-ö |
10 |
II |
l'l |
13 |
I3I |
14 |
15§ |
16! |
i8§ | ||||
4i |
■2,02 |
2,4 |
10,T |
64,6 |
I. |
I |
60. 60 |
§ |
10 |
11 |
l'l |
12 |
:l3i |
14 |
16 |
17 |
I8| | ||||
ï,60 |
3,2 |
16,2 |
51,2 |
0. |
50 |
48. 5gt;l |
1 |
9 |
10 |
II |
ni |
12 1 |
|gt;3i |
14 |
15 |
16 |
De Tafel is opgemaakt op dezen grond.
De bier Gallon (houdende 2S2 teerling-
vierkante Duimen) gevuld met helder lob-
pend Water weegt 10 Pond en 3 Oneen
Averdupois, en een oppervlakkige Duim
op een lugtledige ruimte draagt ontrent
14 Pond
-ocr page 153-14 Pond en 13 Oneen van den Dampkring,
wanneer de iGvik in de Barometer op een
middelbare hoogte ftaat.nbsp;.
Maar toegeving ftellende voorverichei-
den Schuringen, en om een aanmerkelij-
ke Snelheid aan het Werktuig te geven,
heeft de ondervinding ons geleerd, dat men
maar weinig meer moet ftellen , dan 8
Pond voor een Duim in den Voetfteun van
de Buis, om ontrent 16 Slagen m't Minuut
te konnen doen, tegen ontrent zes Voet
Dez?êitrekening is maar van het ge-
wooneVermogen in dePraktijk: wantmet
sroote Ketels zal het Werktuig gemeene-
liik 20 of 'gt;T Slagen maken m 't Minuut,
en eiken Slag van 7 of 8 Voet; en dan
zal een Pomp van 9 Duim wijdte meer,
dan ^20 Okshoofden in 't Uur ^brengen,
en vau andere groottens naar Evenredig-
heid.
Een voorbeeld van 't gebruik van de
Tafel.
Onderftel, dat men 150 Okshoofden in
*t Uur moet oppompen op 90 Tards diep-
te In de zevende Kolom vind ik het
raafte p-etal I49 Okshoofden ,en daar tegen
ïva vfnd iic ifde eerfte Kol^Din een 7 Duhns
wijdte, en aan denbsp;n.^rn'
de diepte, ftaat in de zelfde rij 27 Duim
Kaars A, en ftoot het Bolletje digt tegen de vlam van de Kaars. In-
dien-'er in 't geheel geen Water in 't Bobbeltje is, zal het, wanneer
de Kaars tot het zelve afgebrand is, gloejend heet worden, en de Lugt,
nz uitzettende, zal met een klem geluid het glaasje doen berften, ge-
lijk inB, blazende tegen de vlam, en de zelve maar zelden uitblazen-
de; maar indien 'er Water in 't Bobbeltje is, zal het geheel aan fluk-
ken flaan met een flag bijna zoo hard, als van een Piltool , wanneer
het heet genoeg; is, en het lemmer van de Kaars zal neergellagep wor-
den, als of het met een hamer gefchiede, en de vezels zullen zig naar
alle kanten uitftrekken, gelijk in C.
voor de Middellijn van de Buis, die daar
bekwaam toe is.
Hmr. Beighton 17x7-
De Lezer zal hier zien, dat de Heer
BeiglMn in zijne Uitrekeningen zig bedient
van bier Gallons, en ik van wijn Gallons ;
maar dit zal in 't hoofdzakelijke geen ver-
fchil maken , omdat het Okshoofd en de
Ton het zelfde is; en men moet maar m
agt nemen, dat de bier Gallon 282 teer-
lingvierkante Duimen houdt, en de wijn
Gallon 2^1, de bier Fint 38,2Duimen,en
de wijn Pint 28,87 Duimen.
Sommigen gebruiken gegoten ijzeren
Buizen voor hunne Vuur-tuigen ; maar ik
zou niemand raden de zeiven te nemen,
omdat ze, fchoon 'er werkluiden zijn, die
ze zeer glad konnen boren, niet gegoten
konnen worden beneden een Duim dikte,.
en derhalve konnen ze zoo fchiehjk met
heet gemaakt, of verkoeld worden , als
aSLIn? het welk een Slag of twee ver-
fd?n zal maken in eenMinuut, waai- door
een Agtfte of een Tiende minder Water
opgebngtzal worden Een geelkoperen
Svan de grootfte foort is 'er gegoten
Sden eenfeerde van een Duim m dik-
te quot;en mettertijd zal het voordeel van 't
fchielijk heet maken en verkoelen het ver-
fchil van de eerfte onkolten wel vergoe-
den , inzonderheid wanneer men de in-
nerlijke waarde van het Koper in agt neemt.
Wijle ^t^ttx^s Gr ave fände was, eer hij Hoogleeraar waar,
■geland gekomen, als Sekretaris van de Hollandfe AmbalTade, in 't
jaar i/id, en deed mij toen de eer van mijne LelFen over de Natimr-
kimde bij te wonen. Toen we Saverfs Vuurtuig befchouden, ge-
lijk het in Dr. Harris's Lexicon Technicum wordt befchreven, oor-
deelden we, dat 'er een groot verlies van Stoom gefchiede door het
onophoudelijk werken op de Stoom-buis zonder tulfenpoozing, dewijl
hij onnut werd, totdat hij de Oppervlakte in de Stoom-buis verhithad,
en ook tot zekere diepte; en dat, indien 't Werktuig zoo gemaakt
was, dat de Stoom, nadat hij ééne Stoom-buis met Water opgeperfl
had, in plaats van op een andere geftooten, of gebragt te worden, in
den Ketel opgefloten werd, totdat de Stoom-buis door den Damp-
kring weer gevuld waar, en dan op het Water gebragt werd, dat des
zelfs opfluiting hem dan zoo veel Kragt zou geven, dat hij fterk tegen
de Oppervlakte van 't Water zou ftooten, en 'er zelf een groot ge-
deelte van ontlaften zou., eer hij de Oppervlakte verhit had. We oor-
deelden, dat Savery in zijn groot werk * milfchien verkozen had twee
Stoom-buizen te gebruiken , omdat de Markies van Worcefler van
•twee fpreekt in zijne befchrijving. We namen dan het befluit, om
een Model te maken, dat met ééne, en ook met twee Stoom-buizea
kon werken. Dit Model leeide ons wel haaft; dat ééne Stoom-buis
drie malen geleegd kon worden,terwijl 'er twee,die elkander opvolg-
den., elk maar eens geleegd konden worden ; zoodat een Werktuig
op deze wijs zoo eenvoudig zijn zou, dat het gemakkelijker bewerkt
kon worden, bijna de helft minder zou koften, en een Derde meer
Water opbrengen. Hier op heb ik een Werktuig opgeregt op de wij%
als in Flaat XVL vertoond wordt.
VERKLARING van Tlaat XVL
PL.XVI. A is de Stoom-buis van rood Koper, van onderen gemeenfchap
F'S- J • hebbende met de Zuig- en Pers-pijpen tuffen F en G , en van boven met
de Stoom-pijp in D, en de Infpeuit-pijp in 1.nbsp;^
^ lïij had een Werktuig opgeregt voor den Heer Bamp;U op Camden Huis te KmT^-^
ïo8
Mi
i; I
1.1
l;
vr;
' I'
B is de Ketel, ook van rood Koper, ten mmften van vijf maal meer
Inhoud, dan de Stoom-buis. Rondom den Ketel wordt het Vuur en
de vlam geleid in T,T,T,T. Daar is een koperen Dekfel op ge-
fchroefd, het welk bevat CD de Stoom-pijp, die met den Ketel en de
Stoom-buis gemeenfchap heeft. Dat Dekfel bevat ook N « de laagfte
Peil-pijpi als mede O 0 de hoogfte Peil-pijp, en een Klapje F, dat neer
wordt gehouden door den Unfter P Q.en 't gewigt Q.
SS is de Oppervlakte van 't Water in den Ketel, die lager zijn
moet, dan het onder end van de korte Peil-pijp in 0, en hooger, dan
bet onder end van de lange Peil-pijp in n.
D I is de Stoom-kraan met den Sleutel K, neer gehouden wordende
door de naar beneden gaande Schroef L, die gehouden wordt door het
Galgje DL, terwijl de Sleutel K gedraaid wordt, of naar om den
Stoom uit den Ketel in te nemen, of naar K, om den Stoom af te
lluiten,en een Straal koud Water in te laten,komende uit de opgaan-
de PijpE E 2 door de Kraan M., die gedurende de werking open moet
zijn.
N. B. Deze Kraan wordt volkomener vertoond in Fig. 3.
E G Z is het Paard, of de Pijp met verfcheiden Elbogen.; gefol-
deerd aan de Pers-pijp E E x in E,aan de Zuig-pijp ZH in Z, en aan
de Stoom-buis in E. Dit Paard bevat het Klapje in G en het Pers-
klapie in F,daar men gemakkelijk bij kan komen door het affchroeven
van de Schroef i, om den Beugel 2 los te maken; en de Plaat 3 af te
nemen, gelijk in Fig. 2. vertoond wordt.
R is de Water-bak, dic met de Pers-pijp gemeenfchap heeft door
middel van een Kraan en Sprant, gelijk in Y, om de Pers-pijp te vul-
len , wanneer het noodig is.
H is een Kift met gaten, om geene vuiligheid van den bodem van
den Put X met het Water te laten opkomen.
I is de fpreidende Plaat, om den Stoom en 't Water bij beurten in
kleme Stralen te doen verdeelen.
^ is de onderfte Oppervlakte van den Stoom, het Water neer-
ftootende, om het weer op te jagen in de Pers-pijp E E door den Klap E^
V is de Deur van de Vuur-plaats.
Wis het As-gat.
De
ton, dat zeer wel ging met ééne Stoom-Ms.
O 3
-ocr page 156-110
Pl.xvl De toeftel van het Paard van i, 2, 3 Fig, i. wordt in Fig,
P'ë' 2. afzonderlijk vertoond. i is de Schroef, welke, door den Beugel 2
gaande, perft op de gegoten ijzeren Plaat 3 , die met dubbelKane-
fas tegen den rand onder de zelve digt gemaakt wordt, terwijl de op-
ftaande kanten van den Beugel den ring 4, onder den rand optrekken,
om de zelve te onderfteunen.
(Fig. 3.) is het Huisje van de Stoom-kraan, hebbende op-
ï-ij een gat in 6, dat tot onder door het Huisje neer loopt, om den
Stoom en den Straal van Water beurtelings in de Stoom-buis te bren-
gen. Het Huisje heeft een Inkeping in 7, om het Water uit de Pers-
pijp in te nemen, en het naar den Ketel te leiden, wanneer liij weer
met Water geladen wordt.
Figuur 4- en 5- vertoonen twee Doorfnijdingen van de Kraan en 't
Huisje.
Werking mn het Vuur-tuig uit Savery, of liever uit den
Markies van Worcefter verbeterd.
Neem den Unfter af, of draai hem over, en open de Kraan O vati
de korte Peil-pijp Oo. Steek dan een Spijker, of een ander ftukje Ijzer
onder den Klap P, om hem open te houden, en giet Water in quot;den
Klap. Terwijl het Water naar beneden loopt, zal de Lugt uitfchietea
in O, totdat de Oppervlakte van het Water gerezen zij boven het on-
der-end van de korte Peil-pijp in 0, Dan is de Ketel genoegzaam ge-
vuld.
De Stoom-kraan D I dan gefloten hebbende, om de gemeenfchap
met den Ketel af te fluiten, en de twee Peil-kranen boven den Ketel
in N en O ook gefloten hebbende, zoo fteek den Unfter met zijn ge-
wigt Q., aan den Klap bij P, en fteek het vuur aan brand. Om het
Water een kleine hoogte op te brengen, kan het Werktuig wel wer-
ken, wanneer het gewigt zeer na aan P is ^ maar voor een groote hoog-
te moet het verder naar 't end hangen. In het beproeven van den Ke»
tel, om zeker te wezen, of het Unfter gewigt niet te zwaar zij, moec
men het van keepje tot keepje verfchuiven , naardat men het vuur ver-
gtoote , totdat iet zelve het gewigt in 't laatfte keepje in Q.doe op.
gaan.
N. B. Men mag wei een tou vaft maken, om den Unfter bij gele-
gen-
'! I'
ir
(li
I
Fis- 3-
Fig.
en 5.
■1 :l;
'■A
ti,
genheid op te trekken, wanneer men de fterkfte proef neemt, om ver-
zekerd te zijn, dat het gewigt niet te zwaar is. Men moet ook zorg
dragen , dat 'er op het Unfter gewigt geen bijgevoegd gewagt legt.
Wanneer alles gereed is, en de Stoom den Klap begint te ligten,
moet men den Sleutel van de Stoom-kraan op de Stoom-buis omdra-
jen van K naar ^, om den Stoom uit den Ketel in te laten door de
Pijp C D, eerft een klein gaatje openende, en dan de volle wijdte.
De Stoom, zig dan uitbreidende door de gaatjes van de Plaat in I ,
ftoot op de Oppervlakte van 't Water in b c ^ totdat het Water neer-
fchiete tot den Pers-klap F, dien men kan hooren vallen, wanneer al
het Water uit de Stoom-buis geloopen is, welker buiten kant op dien
tijd zeer heet zal wezen. N. B. Ik onderftel, dat de Stoom-buis met
Water gevuld is, eer men aan 't werk ga, het welk gefchiedt door 't
uitnemen van het Huisje van de Kraan onder de Schroef L, die men
wat opfchroeft, en met het Galgje L D afneemt. Men mag het Huisje
wel wat met vet fmeren, wanneer men het weer in de Kraan fteekt.
De Pers-pijp nu vol zijnde, en de Kraan M geopend hebbende,
moet men den Sleutel drajen van k naar K. Dan zal 'er een Straal koud
Water door de Veriprei-plaat I in den Stoom infpeuiten, dien hij aan-
ftonds zal verdikken, en de Lugt, in. den Put op het Water perfende,
zal het in de Stoom-buis opperlên, die aanftonds gevuld , en koud
zal worden tot aan I. Dan draait men den Sleutel weer naar k, ge-
lijk te voren, het welk den Stoom zal inlaten, en het Water uitdrij-
ven tot F, wanneer men den Sleutel weer draait naar K, om een an-
deren Straal in te laten, en zoo voort.
Dit Werktuig kan ontrent 4 of 5 uren aan den gang blijven, eer het
tijd zij, om op te houden, het welk men weten kan, wanneer de Kraan
N zoo wel, als de Kraan O, geopend zijnde Stoom geven , omdat
de Oppervlakte van het Water in den Ketel dan beneden het onder
end van de langfte Peil-pijp zijnde, het Water te laag, en de Ketel in
gevaar is van af te loopen.
Wanneer beide de Kranen Water geven , is 'er te veel Water in
den Ketel, en daar moet een gedeelte van verkookt worden door het
openen van den Klap , totdat de Kraan O Stoom beginne te geven,
wanneer het Water kookt»; zoodat, wanneer de Kraan O geopend
zijnde Stoom geeft, en de Kraan N geopend zijnde Water geeft, de
Ketel in order zij.
Wanneer men den Ketel wil aanvullen, kan men of het Vuur eerll
wegnemen, of den Stoom door de Kranen uitlaten, en ondertulfen op
de volgende wijs voortgaan.
Men ftoot den Sleutel K van zig af agter L, het welk de Inkeping
van het Huisje van de Kraan (in F/g. 3. gemerkt 7) tot zulk een ftand
zal brengen, als men zien kan in Fig. f. Dan zal (de Kraan M nog
open zijnde zoo wel, als de Kraan Y) het Water uit dën Waterbak
door de Pers-pijp en Stoom-pijp in den Ketel loopen, zonder in de
Stoom-buis te gaan (die men vooraf gevuld kan hebben, indien men
wil) terwijl de Unfter van den Klap'af, en de Kraan open is, om de
Lugt uit te laten , terwijl het Water inkomt.
Om te weten, of'er Water genoeg in den Ketel zij, moet men op*
letten, wanneer de Kraan O ophoude met blazen, en de Klap (dien men
nu niet onderftopt moet hebben, om open te blijvenj beginne te dan*
fen. Dan draait men den Sleutel weer te rug naar K, men fluit dé
Kraan Y, en alles is verrigt.
Volgens deze verbetering heb ik zeven van deze Vuur-tuigen doen
opregten federt het jaar 1717 of 1718. Het eerfte was voor wijlen
Czaar Felms I. voor zijnen tuin te Petersburg, alwaar het opgeregt
is. De Ketel van dit Werktuig was bolrond (gelijk ze alle zijn moe-
ten in deze foortenwaar in de Stoom veel fterker is, dan Lugt) en
hield tuffen de vijf en zes OksJioofden. De Stoom-buis hield één Oks*
hoofd, en werd viermaal in een Minuut gevuld en geleegd. Het Wa-
ter werd door Zuiging, of liever de Perfing van den Dampkring, 29
Voet hoog getrokken uit den Put, en dan nog 11 Voet hooger opge-
perft. Alle de Pijpen waren van rood Koper, maar aan htt Paard
gefoldeerd met zagte Soldeer, die ik wift dat het voor zulk een hoog-
te wel doen zou, en ik durfde het niet wagen met een grooter Hoe-
veelheid voor die hoogte, of met een grooter hoogte voor die Hoeveel-
heid:: want , indien de Hoeveelheid grooter was, moeft de Ketel groo-
ter zijn , en de Stoom van de zeffde Kragt zou een grooter Oppervlakr
te hebbenom op te werken, het v/elk den Ketel zou doen berften,
of hij zou veel dikker zijn moeten.
Len ander Werktuig van deze foort, het welk ik ontrent vijfentwin-
tig jaren geleden opgeregt lieb, trok hetWater 2p VoetopuicdenPut,
en toen werd het door de Perfing van den Stoom nog 2 Voet hooger
opgebragt in een Verlaat-bak, die ontrent 30 Ton hield, en geplaatft
'■l
I
; c
;
■ ife
boven op een toren, om door een Lei -pijp weer naar beneden te
loopen, en verfcheiden Water-fprongen m de tiunen te maken. Wan-
neer'er eeene Waterfprongen gemaakt werden , werd het Water fom-
tiids OP de hoogte van ontrent 6 of 8 Voet uit de Pers-pijpen ontlalt,
om de Vijver en Water-kommen in droog Weer te vullen , het welk
gefchiede met een minder flerkte van Stoom , dan die het Water op den
toren perfte; of iridien de zelfde fterkte werd behouden , kon men 8
of O Slagen in een Minuut maken, in plaats van ontrent 6 wanneer
het Water in den Verlaat-bak geperfl werd. Op de Veiligheids - klap
was een Unfter yde plaats van welkes gewigt de fterkte van den Stoom
Tanwees, en hoe hoog de zelve het Water op kon brengen;maar wan-
Ler het gewigt aangt;t end zelfvan den Unfter hing 2ou de Stoom,
dan zeer fterk zijnde, den zelven eer opligten, en door de Klap uit-
vliegen, dan den Ketel befchadigen. Ontrent drie jaren geleden was
'er iemand, die, in 't geheel geene kennis hebbende van de natuur van
't Werktuig, zonder eenige onderregting ondernam het zelve te be-
handelen. Het gewigt aan 't uiterfte end van den Unfter gfiangen
hebbende, ommeer Stoom te vergaren, om zip Werk te fchielijker
te doer gaan, hong hij nog een zeer zwaren Loodgieters Bout aan
het end faTden UnW. Het gevolg daar van was zeer kwaad: want
de Stoom, na verloop van eenigen djd niet in flaat zijnde, om met
Z VeSeids-klap den Unfter op te ligten, die met al dat buitenge-
^fnn^^ rewi^t belaft was, deed den Ketel met een grooten flag berften,
TdeSin, te ^r-afvlogen, dooden den armen hal., die'er bij,
ftond. Anderfins amp; 'er geen gevaar in , omdat de Veiligheids - klap,
wanneer het noodig is, opgeligt wordt, en open gaat.
Deze berigten lelren,hoe hSog,en in welke Hoeveelheid deze foort
van Wir-tui het Water veilig kan opbrengen. Len vuur ontre^zoo
als mfn in een tamenlifk
dit Werktuig te doen gaan, en i f Vat Water in ceu
^en. .indide Watlbak dan vol
Land aten aanfteken, het welk Water zal opbrengen, om! et fpelen
deTstralen te doen aanhouden, eer de Bak ledig xi), zoodat men ze
Sn ton fpringen zoo lang,als het vuur brandt, en geene anderekos^
214;nbsp;Het grootße UITERSTE'
ten behoeft te doen, dan het verftoken van kolen, wanneer men Wa-
ter noodig heeft. Dit Werktuig beftaat volgens mijne manier' uit zoo
weinige deelen, dat het zeer goed koop zij naar de Hoeveelheid van
Water 't welk het opbrengt; maar het heeft zijne palen, gelijk ik ge-
zegd heb.
Het Balans-tuig, dikwijls Newcomen's Werktuig genoemd, heeft zij-
ne palen over een anderen kant, dat is, het moet niet te klein zijn :
want dan zou het veel Schuring hebben naar mate van 't Water, dat
het opbrengt , en het zou te veel koften , omdat het zoo vele gedeel-
tens moet hebben, als de grootfle Werktuigen, die beft en bef^e koop
zijn naar mate van het Water, dat ze opbrengen ,, dewijl de Schuring
altijd is, gelijk de Middellijn, en het opgebragte Water is, gelijk 'tr
Vierkant van de Middellijn van de Buis. Ook wordt'er een veel'grooter
gedeelte van het geheele Vermogen befteed, om al het kleine tuig te
wegen j dan in een groot Werktuig. Ik heb hier een ondervindelijke
Proef van gehad te Weßmunßer in't jaar 1728 of i72p,toenMeefter
Jones (in de wandeling genoemd Gm-Jones) een werkend Model maak-
te van het Balans-tuig in mijnen tuin,'welk Model hij voorhad den Ko-
ning van Spanje aan te bieden. Ik had 'er op dien tijd ook digt bij
de plaats, alwaar hij zijn Werktuig opregte, één op de w.ijs van
tvery, het welk tien Vat in't Uur opbragt ter hoogte van 3 8 Voet.
Hij had zijnen Ketel net van de zelfde grootte gemaakt,, als de mijne,
was, en zijne Buis was zes Duim over 't Kruis wijd, en ontrent twee
Voet lang. Toen zijn Model of Balans-tuig voltooid was, bragt het
maar vier Vat in quot;tUur op in de zelfde Bakken, als het mijne. Het kos-
te hem 300 Pond Sterhng, en 't mijne, waar in alle de Pijpen van:
tood Koper waren, had mij maar 80 Pond gekoft^
XVI. AFDEELING.
Nu komen we tot de befchouwing van de gemeenfte gevallen in de
Wateiieiding, welke die zijn, waar in men Water moet opbrengen;
en men maar menfen of paarden kan gebruiken, om het zelve te weeg
te brengen. Hier ontrent moet men , in plaats van te luifteren naar-
Kwakzalveren van Kunftenaren, die elk hunne eigen Werktuigen boven,
die Van anderen hoog verheffen, met zekerheid weten, hoeveel Water
ێa man (of eenig getal van menfen) tot een. zekere hoogte in een zee-
keren:
i I'
iiif
i';
Ii
Ii ,
t-
Pi , XVII
'U-
E zlïk
ir
[i
11
r
Dj
E
II
Ea
f
II
E Z
■
E 2
itl
!I
II
a,i
■
i:i
n\
E z
11
i:r
Li
i:i
7
I'd
d d
i:i
Cl Cz
d
A.2
Di
d d
pmHij^iiiMiii
^D Z
A.1
-ocr page 163-ïji
keren tijd door behulp van het befle Werktuig op kan brengen. De
kennis van dit groojfte Uiterfte zal aanwijzen, wat men verwagten
kan gedaan te zullen worden door het getal van menfen of paarden,
die men in dit werk kan gebruiken. Dus zal men door bedriegelijke
of onkundige voorgevers niet misleid worden. Hier is een weetniet,
indien hij eerlijk is, gevaarlijker, dan de doortraptfte guit: want de
waan van den weetniet zal hem zulk een vertrouwen bijzetten, dat hij
zulken, die zelf erkennen, dat ze geene kennis van de zaak hebben,
ligtelijk zal doen gelooven, dat hij ze wel verflaat.
Men kan uit die Grondbeginfelen van de Werktuigkunde, die in het
I. Deel geleerd zijn, zoo veel van deze kennis afleiden, dat men met
zekerheid kan weten, hoe veel Water op een middelbare maat een man
in een Uur tot een zekere hoogte kan opbrengen, zonder eenige Proef
in de Waterweging of Waterleiding te nemen, indien men maar zoo
ver kan komen, dat men gelooft, dat het één en 't zelfde is een zeker
getal Ponden Loods, of Pinten Waters, in den zelfden tijd op zeke-
re plaats op te dragen; maar weinige menfen , tenzij ze in de Werk-
tuigkunde bedreven zijn, verbeelden zig,dat het net de zelfde arbeid
2;,en even veel tijds vereift een Ton \bij de Engelfen ^tn gewigt van
2000 PondjTarw op een Koorn-zolder te dragen, als een Ton [bi/ de
Engelfen 4- Okshoofden houdende~] met Water te vullen op de zelfde
plaats , 'tzij men het met Emmers opdrage, of met een goede Pomp
oppompe. Het valfe begrip van fommigen onder de ouden, namen-
lijk dat Water niet weegt in Water ^ of de gedagten dat een Kolom
van Water tot voordeel geëvenaard kan worden, of dat de vloeibaar-
heid van Water des zelfs gewigt vermindert, brengt vele luiden tot
dwaling. Om deze reden heb ik verkozen mijn grootfte Uiterfte van
't geen een mens, of paard, in dit geval doen kan, te bepalen op ge-
beurteniffen in de Waterweging uit waarnemingen van 'cgeen menfen
met 'er daad gedaan hebben met de befte Pomp, of Water-werktuigen,
die in gebruik zijn, waar van ik een middelbare maat zal nemen. Ver-
vokens zal ik bewijzen, dat dit overeen zal komen met de Uitrekening
van'^de Beweegkunde: want een man, die een Kruk draait, om ge-
wigten op te winden, w-erkt niet ligter, of zwaarder,_ dan wanneer
hij Water opwindt; en indien hij geblind was, 2ou hij niet weten,
welk vaii beide hij deed.
P 2
XVII.
-ocr page 164-Het eerfte dezer Werktuigen yd^t ik befchouM'eif Zal, is een vinding
van wijlen Mr. Jo/ua Haskins, om alle Schuring van vafte lighamen.
in Pompen te ontgaan,, door het gebruiken van Kwikzilver in plaats,
van Leer.
Bejclmjving van een Werhuig om Water op te hrengm door
kehuJp van Kwikzilver,uitgevonden door wijlen JofuaHas-
kins 3 en verbeterd door den Schrijver.
Mr. JJaskins bevindende, dat alle Werktuigen van de Waterleiding,,
die met Pompen werken ^^ veel Water verliezen (altijd minder gevenr
de, dan het getal van Slagen behoorde te geven naar den Inhoud der.
Staande-ftukken) en dat,, wanneer de Zuigers niewelings geleerd zijn,,
om dat,verlies voor te komen, de Schuring veel vergroot wordt, en.
de Werktuigen onderhevig zijn. te horten't welk in groote werken
een Werktuig dikwijls een wijl tijds buiten ftaat ftelt van dienft te doen,
door het breken van eenige gedeeltens, heeft een niewe manier uitge-
vonden, om Water op te brengen zonder eenige Sdiuring van vaftei
hghamen door het gebruiken van Kwikzilver in plaats van Leer, om
de Lugt of 't Water te beletten langs de kanten van de Zuigers door
te Hippen in de Staande-ftukken,, waar in ze werken, hopende daar
door alle de gemelde ongemakken voor te komenals mede. Water-
werktuigen te krijgen,, die minder gevaar loopen van ontfteld.te worg-
den dan eenigen, die 'er tot nog toe gemaakt zijn.
Hij nam de eerfte Proef met een Werktuig ,. dat hij ontrent twee,
jaren geleden aan. mijn huis opftelde,, welke Proef ik voor het Konink-
lijke Genootfchap met een Model herhaald heb. Schoon het door de.
kwade toeftelling der deelen die Hoeveelheid van Water niet opbragt,,
daar de uitvinding in ftaat toe is, zal ik het Werktuig egter hier be-
fchrijven , omdat het dienen zal tot heter begrip van ons tegenwoordig.
Werktuig.,
pl.xvii. dddd( flaat. XVII. Tig.^ i.) verbeeldt een pokhouten Zuiger (dien
I' Mr. Haskins een Dompelaar noemde) ontrent zes Voet lang, door
Lood op den top zwaar genoeg gemaakt, om te zinken in Kwik, dia
gegotenis. in het Staande-ftuk D i D 2 ter,hoogte van m m- De Ket-
ting Ei Es, die aan den Zuiger en't Vermogen, dat hem beweegt ^
vaft is, neer gelaten zijnde , totdat de Zuiger kome tot t) 2 , rijft de
Kwik tot de zelfde hoogte in het Staande-ftuk en in de Ontvang-buis
R, die ze vult, namenlijk totnn, gelijk in de Figuur vertoond wordt.
Wanneer de Zuiger dan wordt opgetrokken, totdat zijn onder-end
kome tot maakt de Kwik, die uit de Ontvang-buis neerzakt tot
oö, een lugtledige Ruimte, en 't gewigt van den Dampkring doet het
Water oprijzen in de Zuig-pijp A i A zen door de Klap Vin de Ont-
vang-buis, waar in de Kwik eerft was.. Wanneer de Zuiger weerneer-
wordt gelaten, rijft de Kwik weer in de Ontvang-buis, en drijft het
Water op door den Elboog B, dè Pers-klap en dus opwaarts in de
Pers-pijp ai \ maar wanneer de Pers-pijp (die, hier 46 Voet was)
eens vol is, zoo moet,, eer 'er eenige Kwik in de Ontvang-buis kan
komen, en eenig Water boven uit cle Pijp a i perfen , de Kwik tuffen
den Zuiger en 't Staande-ftuk oprijzen tot ^^ bijna Voet boven het
onder-end van de Ontvang-buis; en wanneer ze voortgaat te rijzen
tot PP, wordt het Water uitgeftooten met een Snelheid,, evenredig
aan de hoogte, die de Kwik geligt wordt boven het 14de gedeelte van
de hoogte van 't Water. ScJioon nu de Schuring; van vafte lighamen
hier ontgaan worde, is-het egter klaarblijkelijk, dat de Kwik moet be-
wegen van 7nm totf^, zonder eenig Water op te brengen,, en dat
%t maar kan perlèn, terwijl ze opgaat van qq tot PP, en maar zui-
^en terwijl ze valt van 0.0 rot mm Daarenboven, indien de Zuiger,
Siet een weinig tijds ftil werd gehouden, wanneer hij op. zijn laagfte
ïs, zou het Water geenen tijd hebben,.om uit te loopen. Op gelijke:
wijs moet de Zuiger ftil gehouden worden, wanneer hij op zijn hoog-
fte is , opdat de Ontvang-buis-tijd hebbe, om vol te loopen.
Mt.Haskim ftelde ook een andere manier voor, afgebeeld ïn Figuur Vh.xsim.
3.5waar in de zelfde letters de-zelfde déelen verbeelden, alleen met dk^'g.
onderfclieid, dat het Staande-ftuk bewegelijk is door middel van de twee
Kettingen E i en E 2, en dat, in plaats van een.maffiven Zuiger, de.
Buis Cl cc vaft ftaat, en de Kwikin der zeiver laagfte gedeelte op en.
neer bewegende, het Water zuigt,, en perft door den Elboog. De-
Figuur vertoont het Werktuig zuigende door, middel van de Kwik,,
hangende van 00 tot mm. Om te periën, moet de Kwik,eer 'er eenig.
Water uitgedreven kan worden, in de binnen Buis zakken van 00 tof-
mn\ en rijzen tot PP tullen die Buis en.het Staanderftuk , zoodat:
P 3.nbsp;lüer:
I'Ü
{lt;.;l|
2.:
hier ook veel tijd verloren worde; en men moet een groote Hoeveel.
■ heid van Kwik gebruiken, het welk zeer koftbaar is, omdat 'er eiken
Slag ^oo veel Kwik wordt bewogen, als 'er Water opgebragt wordt.
Deze zwarigheden maakten Mr. Haskins grootelijks belemmerd, en
deden eenige andere luiden, die agter 't geheim van de uitvinding ge-
komen waren, en iiem voor tragten te komen, den moed geheel op-
geven; maar toen ik het ftuk wat overdagt had, fchoon ik geenen tijd
had, om 'er een Werktuig toe te maken, zei ik hem , dat men een
weinig Kwik een groote Hoeveelheid van Water kon doen opbrengen,
en met minder verlies van tijd, dan in zijne Werktuigen; maar dat ik
wenfte, dat hij 't zelf uitvond, eer ik hem verder hielp. In korten tijd
vond hij den toeftel uit, die inEig^. 4. afgebeeld wordt, en naderhand
den toeftel vani^i^. 3., welke laatfte de zelfde was, daar ik op gedagt
had. Deze beide werden ook uitgevonden door William Vreem, die
een uitmuntend Wei'ktuigmaker was.
PL.xvii. In de 3de Figuur wordt het Staande-ftuk bewogen, gelijk in de 2de
Figuur gefchiedt; maar dewijl de Zuiger ddd veel plaats beilaat, kan
'er geen Kwik meer plaats hebben, dan om een korft, of fchil te ma-
ken tot de hoogte van P P tuffen het Staande-ftuk D i D 2 en de han-
gende Buis Cl C2 wanneer de Slag gefchiedt, om te perfen, en
een korft of fchil tuffen den Zuiger en de hangende Buis C i C2
wanneer de Zuiging gefchiedt. Ik gaf Mr. Haskins de Evenredighe-
den op voor een Werktuig naar deze manier, waar van hij een Tee-
kening maakte, die hij weinige dagen daarna aan zijne Grootagtbaar-
heid den Graaf Macclesfield vertoonde. Ik heb dit hier gemeld, op-
dat niemand zou tragten een Oktrooi te krijgen voor deze uitvinding
tot nadeel van Mr. Haskins's Gemagtigden, die na des zelfs dood mij
verzogt hebben hen in 't voltooijen van het Werktuig te willen
helpen.
In de 4, Figuur wordt het Staande-ftuk met een derde Buis dddd,
in plaats van den Zuiger van Fig. 3.,eiken Slag op en neer bewogen,
en het Water gaat door de Buis dddd, makende de Kwik een korft,
fomtijds tuffende middelfte en binnenfte Buis, gehjk in de Zuiging,
cn fomtijds tuffen het Staande-ftuk en de middelfte Buis, gelijk in den
Slag van Perfing.
Mr. Haskins had een Werktuig uitgedagt, gelijk in deze vierde Fi-
guur vertoond wordt, en de verfcheiden gedeeltens voor zijnen dood
Fig. 3.
Fig- 4-
w.
î.vnbsp;'
Il
V»»..
¥
lî:-
îl
. h
. f
14-
■je
! r
i k-
]t
I (vn
■if
«e; ■
11 -
i* ' fj^
fV;
t s
i.
■ f.'î
i : ifM
-ocr page 168- -ocr page 169-reets befteld. Toen ik derhalve door zijne Gemagtigden verïogtwerd,
om het beftier over 't opregten van het Werktuig op mij te nemen ,
was ik verpligt de ftukken te gebruiken, die reets gemaakt waren, om
de koften van een niew Werktuig uit te winnen. Alles in elkander ge-
fteld zijnde met eenige veranderingen maakt het Werktuig uit J^t in
jP/^ö^^ XVlIl. Figmr 1. vertoond wordt, gelijk het opgeregt is aan Pi-.
mijn huis in We(imunjter. Door de Kragt van éénen man brengt het
een Okshooftl Water op in weinig meer, dan anderhalf Minuut ter^'^quot;
hoogte van 27 Voet. Al het gebrek van 't Werktuig van Fig, j. ig
dat de Slinger F/te lang is , en het onder end van de middeffte Buis
C moet net in 't midden van de hoogte zijn, waar toe het Water op.
gebragt moet worden, onderftellende dat'er drie roodkoperen Buizen
zijn, gelijk ze hier zijn. Indien het Staande-ftuk D i D 2 ook werkte
onder de Pers-pijp, zou,de ligting gemakkelijker wezen. Derhalve zal
ik het Werktuig befchrijven met de kleine verandering, vertoond in.
Figmr 2 .
De Zuig- en Pers-pijp en de Klappen zijn hier in Figuur 2. gemerktr.
met de zelfde letteren, als in de andere Figuren, en de Kettingen E i
E2 moeten onderfteld worden te hangen aan zulke Katrollen, en be-
wogen te worden door zulk een Slinger, als in Fig. i. afgebeeld is..
In het Staande-ftuk D i D 2 (anders ^noemd de buitenfte Buis) is een
andere Buis, de binnen Buis, ofZuiger, genoemd, gelijk dddd (Fig. 3 ).,
tuflen welke twee Buizen een zekere Hoeveelheid van Kwik wordt ge-
goten. Wanneer de hangende Buis C {Fig. 2,) in de Kwik neerkomt j.
kan 'er een Slag van 13 Duim gemaakt worden door de Beweging van
het Staande-ftuk, het welk in zijn neergaan zuigt door het maken van.
een lugtledige Ruimte in C. Wanneer het opgaat, perft het Water
uit boven de Pers-pijp, verrigtende het werk van een gemeenen Zui-
ger, alleen met dit onderfcheid, dat 'er in plaats van Leer, om het te
doen fluiten tegen de Buis C, altijd een. dunne korft van Kwik zij,
of tuffen de middelfte Buis C en de binnenfte dddd (Fig. 3.) gelijk ge-
fchiedt, wanneer de Zuiging gemaakt wordt, o£ tuffen de middelfte
en buitenfte Buis, gejijk gefchiedt in het ligten van 't Staande-ftuk ,
om te perfen^ In de Zuiging is de Kwik in de binnenfte korft hooger,
dan in de buitenftey een weinig meer, dan tI gedeelte van de hoogte
Van 't Staande-ftuk boven 't Water, dat opgebragt moet worden; en
ia de Periing is ze in de buitenfte korft hooge^, óm in de binnenfte,
een.
-ocr page 170-een weinig meer, dan tl van de hoogte van de Kolom van Water, dat
geperft moet worden. Indien derhalve het Water niet boven de
voet opgebragt moet worden, moet het Staande-ftuk zoo bewegen,
dat het het midden van zijnen Slag make op de hoogte van 30 Voet,
of halfwege van de hoogte, die het Water opgebragt moet worden m
de ontlaft-plaats.nbsp;,
De 3de Fi%uur, naar een grooter Schaal geteekend, vertoont de
XVIII- drie Buizen, die hier . van rood Koper gemaakt zijn, in hare nette Everi-
redigheden ;. en ten gevalle van zulken, die het ftuk m den grond wil-
len befchouwen, zal ik hier opgeven der zelver lengtens. Middellijnen,
binnen en buiten's werks, en äikte.
Buitenfte Buis, of Staan- Middelfte of hangen- Binnenfte Buis i
de-ftukDinbsp;de Buis, waar in op Zuiger,vanèo-
de Slag gemaakt ven geßoten met
ixiordt. Cl Cl. cc. een Kap, en op en
neer bewegende
met het Staande-
ftuk i ivaar aan
het quot;oan onderen
4n dd gevoegd is.
Duimen:nbsp;Duimen.nbsp;Duimen.
Lengte ----- 30nbsp;- -nbsp;. 29,0nbsp;-nbsp;-nbsp;- jijï
IVliddellijnbinnen's werks 0,74nbsp;-nbsp;-nbsp;. 6,35-nbsp;-nbsp;-nbsp;- 6,03
Dilvte......0,10nbsp;-nbsp;-nbsp;- 0,08nbsp;-nbsp;.nbsp;- 3,13
Middellijn buiten's werks (gt;,94nbsp;-nbsp;-nbsp;- lt;^,51nbsp;-nbsp;-nbsp;-
Wijdte tuffen de huïtenfte en binnenfte Buis 0,225- Duim.
Diepte van de Kom 5 Duimen.
Middellijn van de Kom 10,f Duimen.
Lengte van den Slinger 9 ^oet.
Slag in de Buis 13 Duim.']
B B verbeeldt hier in Figuur 3 , een gedeelte van den Elboog
n Fig. I, of van de Pers-pijp van Fig. 2.; maar dewijl ae tus-
van
fenwijdtens talTen de Buizen zoo klein zijn, dat ze zelf in een groo-
tv
Pl.
door middel «y^« K WIK ZIL V E R.
te Teekening, naar een groote Schaal gemaakt,niet zigtbaar zijn,heb
ik hier nog drie andere Teekeningen van de dne Buizen gegeven in
Fig. 4,f enö.j waar in de hoogte overeenkomt met de Schaal van de
3de Figuur, maar de Middellijnen van de middelfte en binnenfte Bui-
zen kleiner gemaakt zijn, dan in het Werktuig, om de ruimte tuffen
beide (waar in de Kwik rijft en zakt) zigtbaar te maken ; en de Bui-
zen zelf worden afgebeeld met enkele Lijnen.
De Hoeveelheid van Kwik, in dit Werktuig gebruikt wordende,is
3 61 Pond, welke, gegoten zijnde tuften de buitenfte en binnenfte Buis,
oprijft ter hoogte van i6 Duim.
Wanneer het Staande-ftuk zoo hoog opgetrokken is, gelijk in Fig. vu
dat de middelfte Buis op een Duim na aan den bodem van het^^^quot;^^;
Staande-ftuk rake, zal deKvv'ik aan weerskanten van de middelfte Buis
rijzen tot de hoogte van Duim, dat is, ontrent 2 Duim bene-
den de Kom D i, tot de Lijn qq.
Wanneer het Staande-ftuk naar beneden gegaan is, om de Zuig-
pijp en middelfte Buis te vullen, zal de Kwik in de binnenfte korft
Duim, en in de buitenfte maar 13 Duim hoog ftaan,gelijk in Fig.
f,, alwaar het gefchaduwde gedeelte de Kwik verbeeldt.
Op het laatfte van den Slag van Zuiging is de Kwik tot boven aan Pig. 4.
den top van de binnenfte Buis, en naaulijks een Duim hoog in de bui-
tenfte korft, gelijk in Fi^ 4. ^ - ■ n r ^ -f^ ^
In het ligten van den Zuiger vanZuigmg tot Perhng, drijtt de eer-
fte li Duim de Kv/ik uit de binnenfte korft, en doet ze in de buiten-
fte korft 13,28 Duim rijzen.
De hoogte van een Duim Water in de middelfte Buis boven de bin-
nenfte, of den Zuiger, is evengelijk aan een Ruimte in de buitenfte
korfl van 13,28 Duim, en | van een Duim is evengelijk aan de zelfde
hoogte in de binnenfte korft.
Wanneer de Kwik dan in beide de korften even hoog is, zal een
Beweging van I Duim van 't Staande-ftuk beginnen te laden tot Zui-
ging, dat is, wanneer men het Staande-ftuk maar | Duim laat zakken.
Zal de Perfing van den Dampkring in de buitenfte korft de Kwik in de
binnenfte doen rijzen 13,28 Duim, terwijl hij het Water uit den put
131 Voet opftoot in de Zuig-pijp. Wanneer alle de Pijpen vol zijn,
2al de Kwik, indien ze in beide de korften even hoog ftaat, wanneer
het Staande-ftuk éénen Duim geligt wordt, 13,28 Duim rijzen in de
III. Deel.nbsp;Q.nbsp;bui-
121
buitenfte korft, het welk ik noem laden, om te perfen; omdat men
voortgaande met het Staande-ftuk te ligten, de Pers-klap aanftonds
rijft, en het Water boven uitloopt gedurende het overige van den Slag,
dat 12 Duim is, tïi,v,6*Gallon Water, Wijn maat, uitgeeft.
De öde Figuur vertoont den Pers-flag half om hoog met de Kwik
17Duim in de buitenfte korft, 4 Duim in de binnenfte; en de gehee-
le Ruimte van onderen onder de middelfte Buis 7 Duim.
Hier uit blijkt, dat 'er in den geheelen Slag van 13 Duim in de leng-
te maar ^ Duim verloren wordt, om te laden voor de Zuiging; en in
den volgenden Slag, die ook van 13 Duim is, wordt'er maar één Duim
verloren, om te laden voor de Perfing ; zoodat quot;quot;er in een Beweging
van 26 Duim maar li Duim, of ontrent sS gedeelte , vrugteloos zij.
Dit is toe te fchrijven aan de al te groote Ruimte van de buitenfte korft,
die vier maal meer bevat, dan de binnenfte , omdat de Buizen maar
geflagen, en niet gedraaid waren: want indien de buitenfte Ruimte niet
grooter geweeft was, dan de binnenfte, zoui Duim van den Slag ge-
laden hebben voor de Perftng ; zoodat 'er maar | Duim in 26 , of 5I
gedeelte van den geheelen Slag vrugteloos gev^^eeft zou zijn, en in dat
geval zou t van de Kwik, of een weinig meer, dan 12 Pond genoeg
.geweeft zijn.
Men kan nog minder Kwik gebruiken, indien de middelfte Buis ge-
maakt wordt van geflagen Ijzer, van buiten gedraaid en van binnen
geboord, en tot de buitenfte Buis een geboorde, en tot de binnenfte
een gedraaide genomen wordt; zoodat, indien het werk wel gemaakt
wordt, agt of tien Pond Kwik in dit Werktuig genoeg zal wezen ,
fchoon de wijdte van de middelfte Buis, of de Middellijn van de Kolom
van Water, dat opgebragt wordt, 6,35- Duim zij. Indien de wijdte
van de gemelde Buis maar 8 Duim was, zou men het met minder,
dan 3 Pond, konnen ftellen, en met minder, dan 6 Pond, indien 'er
twee Staande-ftukken waren, om een geftadigen Stroom te houden door
een Pijp van bijna de zelfde Middellijn. Dit zou de koften van Kwik
veel verminderen,die men anders,als een zwarigheidjtegendit Werk-
tuig zou inbrengen; en wanneer men de binnenfte en buitenfte Buis
van hard hout maakt., bij voorbeeld Palm-hout, of Pok-hout, worden de
koften van het Werktuig nog meer verminderd; maar indien het Werk-
tuig zeer groot is, is gegoten Ijzer, dat geboord is, bekwaamft voor
■ée buitenfte Buis, en gegoten Ijzer, dat van buiten gedraaid is, voor
de
Pl.
'XVI It.
Fig. Ö.
de binnenfte Buis, of den Zuiger, en gellagen Ijzer, dat geboord en
gedraaid is, voor de middelfte Buis.
Daar is een tegenwerping, die in 't eerft het beoogde voordeel van
dit Werktuig fchijnt weg tc nemen, namenhjk dat, in plaats van de
Schuring van het Leer van een Zuiger, wanneer men één Staande-
ftuk ligt, om te perfen,. de Weerftand, dien de Kwik ontmoet, om
in de buitenfte korft te rijzen , ten minften zoo groot is, als de Schu-
rine- die men ontgaat; maar die Weerftand is nooit grooter, dan het
jrewi^t van een Buis of korft van Kwik, welker hoogte is de grootfte,
waar toe de Kwik in die korft rijft, cn de Voetfteun is het Park lArea-]
van de korft zelf Dat gewigt is in ons Werktuig evengelijk aan 57,,-
Pond,en daarom zou men denken, dat het grooter was, dan de Weer-
ftand, die gemaakt werd door de Schuring van een Zuiger; maar in-
dien men bedenkt, dat in het dalen van 'tStaande-ftuk, om- te zuigen,
de Kwik aanftonds overgaat in de binnenfte korft, tot de zelfde hoogte
klimmende, en den zelfden Voetfteun blijvende behouden, begrijpt
men dat het gemelde gewigt van 57,5 Pond het Staande-ftuk naarbe-
neden helpt gaan, en 't overwinnen van de Kragt van den Dampkring
des te ligter maakt. Gevolgelijk ftrekt het gewigt van dc Kwik, ge-
ëvenaard wordende, tot.geen verhindering, hetzij men met een enkel
nf dubbel Staande-ftuk werke.nbsp;, . ,
naar bliift dan alleenlijk overig de verhindering door verlies van tijd
ïbe^in van eenSlag; maar ik heb bewezen, dat ditnietmeer, dan
?gedeelte van den Slag is. Ik heb gevonden, dat de befte Werktui-
gen die nu in gebruik zijn, ten naaften bij § van 't Water verhezen,
dat ze zouden moeten geven naar het getal van Slagen: en de Heer
mnr\ Beighton, een fchrander Lid van dit Genootfchap, het Water,
dat door Werktuigen uit Mijnen opgebragt wordt, dikwijls gemeten
hebbende, heeft gevonden, dat fommige Werktuigen ^ verliezen, en
datïr nooit eenigen minder, dan x verhezen yan 't geen ze behoor-
dfn te geven naar het getal der Slagen in der zelver Pompen, met welke
fnorten van bijgevoegS Vermogen ze ook bewogen mogen worden.
Daar zou nog wel een andere zwarigheid tegen ingebragt konnen
worden maar die naaulijks waardig is te melden, namenlijk dat 'er
eeniee Kwik-deeltjes zig zullen vermengen met het Water, dat opge-
bragt wordt, en het zelve ongezond maken; maar niemand, die de
foortonderfcheidende Zwaarte in overweging neemt, zal zig iets der-
IH Een WERKTUIG om Water door middel lt;van K WIKZ. amp;c.
gelijks verbeelden konnen. Om evenwel zulken te voldoen, die daar
vrees voor mogten hebben, hebben ze maar te bedenken, dat 'er geen
l^TvinTf^l^u^^^inbsp;^^ komt: want in de Buis
oifiirl plr, 7 unbsp;«fquot; gedeelte van den Elboog B , is
tfn? A f^^'® Hoeveelheid van Water, 't welk rijft en zakt met het
Tn ^ Avf't'nbsp;de Pers-pijp gaat. Het zelfde gefchiedt ook
n iiet Werktuig van lig. 2. want het Water eens in de Buis C ge-
ioopen zijnde, komt al het geen 'er vervolgens opgebragt wordt, door
«ie Pers-klap, zonder tot de Kwik neer te komen.
Wanneer men zorg draagt, dat het Staande-ftuk met zijnen Zuiger
V a ffu' ^^V^ z^n, dat 'er in langen tijd aan dit Werktuig iets
verfteld behoeft te worden, of daar moeften eenigen van de bijgevoeg-
de Vermogens ontfteld worden,die geene betrekking tot dezen toeftel
hebben. De opgegeven getalen konnen dienen, om de waarhe^ te
onderzoeken van 't geen ik wegens de beweging van de Kwik ^ezep-d
heb; en daar uit kan men Tafelen opmaken , om de Evenredigheden
dezer Werktuigen tot het opbrengen van een zekere Hoeveelheid van
Water tot een zekere hoogte te fchikken naar het Vermogen, dat 'er
Uit dit berigt van de Kwik-pomp is het klaarblijkelijk, dat één man
een Okshoofd Water m een Minuut 18 Voet hoog opbragt fwantéén
Okshoofd 27 Voet anderhalf Minuut komt op één uit) maar toen dit
gefchiede, deed hij zijn uiterfte beft, om de voortreffelijkheid van 't
Werktuig te toonen: want hij kon het op dien Voet geen Kwartier
Uurs uithouden; maar wanneer ik hem op zijn gemak liet werken,ge-
lijk hl] meende dat hij 't zes of agt Uren op een dag zou uithouden ,
bragt hij een Okshoofd maar tuffen de 10 en 11 Voet in een Minuut
op. Ik heb den Heer Lahelye verzogt waarnemingen te doen op Wa-
ter, dat mt zijne Kiften [C^w/öm] of Brug-werktuig gepompt werd,
Wanneer zijne eenvoudigfte Pompen gebruikt werden; en de uitflag
jan vele waarnemingen van 't werk van vele of weinige menfen is daar
O 'vnbsp;dat 'er een Okshoofd met middelmatig werk naaulijks
^pn n??nbsp;Mmuut opgekagt werd. Ik heb ook door Proe-
ven met eenige bijzondere Pompen gevonden, dat ze net op 10 Voet
Pi..
XVIII.
Fig. I.
Fig. 2.
■S'
I
e
-ocr page 176-S-Deel.
-ocr page 177-hoogte uitkwamen , maar iets beneden de Kwik-pomp; zoodat ik dit
grootfte Uiterfte dus bepaald heb :
Een man han met het hefteWater-werktuïgniet hoven éénOkshooJa
Water in een Minuut lo Voet hoog opbrengen, indien hij het den ge-
heelen dag zal uithouden; maar hij kan voor een Minuut of twee ontrent
tweemaal zoo veel doen.
quot;Wanneer men de befte Werktuigen onderzoekt, en die meeft ge-
roemd worden, als wonderen doende (quot;dat is, menfen, die 'er wonde-
ren mee doen: want het bijzondere maakfel van een Werktuig doet'er
niets toe) en men de zeiven naaukeurig befchout, en hec Water meet,
dat ze opgeven, en op welke hoogte ze het opgeven, of de befte ge-
tuigeniften wegens de zeiven ter toets brengt, zal men bevinden, dat
2e dit grootfte Uiterfte niet te boven gaan, fchoon ze fomtijds een zeer
liegt Werktuig overtreflên, waar tegen ze vergeleken worden.
De eerwaardige Vader Cajtel een Jefuit heeft een opgefchikte Lof-
reden uitgegeven van een niew Werktuig van de Waterleiding met
dezen Titel, Dejcription Critique d'une nouvelle Machine Hydrau-
lique, pour T Elévation des Eaux, de V Invention de M.DuPuy, Maî-
tre des Requefles, dat is. Ophelderende Befchrijving yan een nieixj
van de Waterleiding, uitgevonden door wijlen den Heer
Requeft-meefter. In dit gefchrift, dat 34. bladzijden klei-
nen letter beftaat in duodecimo, is de goede Vader loos, fchrander en
welfprekend , haalt dè Schriftuur aan , en brengt de Digtkunde en
jSlatiiurkunde in 't Spel, en vergelijkt dit Werktuig tegen twee zeer
flegte en roemt het boven alle Werktuigen, hoe genoemd, en zegt,
dat het werkt op een niew Grondbeginfel van Beweegkunde. Einde-
lijk zegt hij, 't geen het al is, dat noodig was te zeggen,om iemand,
die eenige kennis heeft, een regt denkbeeld van het zelve te geven ,
j)at 4 man in 20 Sekunden met dit Werktuig een Ohhoofd Water
Voet hoog opbrengen.nbsp;,, n-.,
Indien men dit vergelijkt met de Kwik-pomp, zal het blijken, dat
één man van 't volk van den Heer Du Fuy een Okshoofd Water r8|
Voet hoog in één Minuut kan opbrengen (het welk maar 10 Voet zijn
Zal wanneer een man den geheelen dag werkt) en die de Kwik-pomp
bewerkt brengt een Oks-hoofd maar ib Voet hoog in den Zelfden tijd.
Dit is een blijk, dat het Werktuig van den Heer Du Fuy het grootfte
Uiterfte bereiiit, of liever te boven gaat, en derhalve een zeer goed
Werktuig is , of de goede Vader moeft in zijnen ijver eenigen misflag
begaan hebben, omdat in een berigt van de weduw de hoogte maar
20 Voet gemaakt wordt; maar dan zelf zou iiet nog een goed Werk-
tuig zijn. Ik zal het hier befchrijven naar een Model, dat een Vriend
mij gegeven heeft, en des zelfs deugden en gebreken aanwijzen,, en
kannbsp;gebruik, en waar het van geen gebruik zijn
pl. xix,
Fig. I.
NRMCIKa»^ RBN (Tlaat XIX. Fig. i.) is het houten geftel
van 't Werktuig, waar aan van onderen vaft gemaakt is een houten kift
NO PB, open aan den onder kant, om met het Werktuig te zetten
in 't Water van een vijver, of moerasagtigen grond , die drooquot;- ge-
maakt moet worden. In deze kift zijn twee Blaasbalgen O C en^P C
welker Neuzen C, daar ze bij elkander komen, zoo wijd zijn, als de
andere enden. De bovenfte plank OP van de kift maakt het bovenfte
Bord uit van beide de Blaasbalgen met twee gaten en Pers-klappen V 2
en V3 i om, wanneer het noodig is, het Water door te laten, dat uit
eiken Blaasbalg komt, welke Blaasbalgen hun Water uit de plaats DD,
alwaar het Werktuig ftaat, opnemen door de Zuig-klappen V i, V 4,
die gemaakt zijn in de onderfte Borden van de Blaasbalgen, die beur-
telings in het Water neergeftooten worden , totdat de Blaasbalgen vol
Zijn, en dan geligt worden, om het Water te ontlaften door de Pers-
klappen m de bovenfte Borden in een wijde Buis V 2 Q T t Q V x waar
uit het Water naar de beoogde plaats loopt door de goot ^ T x! Dit
wordt verrigt door de kragt van vier man, die twee aan twee werken
aan elk end van de Balans Vim, bewegende op den As K, welke Ba-
lans de onderfte Borden van de Blaasbalgen optrekt door middel van
de Staven M N en «zB. Aan de regter hand ziet men, hoe het Bord
Van den Blaasbalg opgetrokken zij van B tot A, en zijn Water perfc
door de Klap V 3, zijnde des zelfs Klap V4 gefloten. Aan de linker
hand is de Blaasbalg C V i neergedrukt, zig met Water vullende door
aeKlapV I. Het Bord CNvervolgenslopgetrokken zijnde van N naar
y. Wordt het Water m V 2 in de gemeene Buis uitgeperft enz. Al
ae Weerftand, die hier gemaakt wordt, is naaulijks iets, dan het ge-
wigt van t Water, dat opgebragt wordt; want dewijl de Buis onder-
fteld
fteld wordt zeor wijd te zijn, is 'er maar weinig Schuring tegen der
zelver wanden,en dan blijft 'er alleen overig het buigen van 'tLeervan
de Blaasbalgen, dat nat gehouden wordende zeer gemakkelijk toellaat.
De Buis TQ.Vx behoeft niet zeer fterk te zijn, zijnde het bijna ge-
noeg, dat ze in ftaat is, om het te houden, wanneer ze vol Water is;
en daarom is Blik genoegzaam voor het Werktuig, dat tot een proef
aan 't huis van den Heer Bu Puy vertoond wordt.
' Het befte gebruik van dit Werktuig is aan Scheeps Boord, voor-
eerft omdat 'er één, dat genoegzaam is , maar drie vierkante Voeten
plaats beflaan zal, ten anderen omdat het zoo laag beneden de Op.
pervlakte van het buiten Water .ftaan zal, dat het volk, 't welk 'er aan
werkt, buiten de fchoten van 't Kanon zal wezen: en indien bij geval
een Kanon-kogel de Buis V 2 T, die het Water opbrengt, om door
de goot weg te loopen, mogt breken, is dat verlies gemakkelijk te hel-
pen met 'er een niewe Pijp over heen te fchuiven-; maar het grootfte
voordeel is, dat de Schuring zoo weinig is, dat de helft van 't volk.,
ÓRt aan de gewone Scheeps Pompen te pas komt, het kan bewerken,
en meer Water opbrengen.
Dit Werktuig kan ook van groot gebruik zijn, om overftroomde
landen en moerasfige gronden droog te maken, of om Water over te
brengen uit de ééne vijver in een andere, die hooger legt; maar om
Water te trekken uit een diepe Mijn, of om Water in een hoogen Ver-
laatbak op te perffen, om 'er een Stad meê te voorzien , kan het van
geen grooten dienft zijn, maar Zou wel haaft te niet raken.
Een ijgelijk, die met aandagt leeft ,'t geen ik in de VIL Les, II. Deel
van bladz. 127 tot 13.3 gezegd heb, zal bevinden , dat dit Werktuig
niets anders is, dan het omgekeerde van de Water-wegers Wonder-
ftelling, en dat men , het Water op deze wijs hoog willende opbren-
gen, een veel grooter Perfmg tot Weerftand ontmoet van 't Water.,,
iiat men op wil brengen, dan des zelf gewigt alleen. Hoedanig de
grootte van de opgaande Buis mag wezen, die Kragt, die men over-
winnen moet, is evengelijk aan 't gewigt van een Kolom Water, wel-
ker Voetfteun is de waterpafTe Doorfnijding van de twee Blaasbalgen,
vermeenigvuldigd door de hoogte, waar toe men het Water opbrengt.
Een gemakkelijke Uitrekening zal dit duidelijk maken. Onderftel, dat
de Blaasbalgen 18 Duim vierkant zijn, dan zal de Oppervlakte van
beide aan de onderfte Borden wezen 4 Voet en waar op de hoogte
ï2r
van een Voet Water zal wegen 281,2 f Pond (zijnde .lt;gt;2,f Pond het
gewigc van een teerUng-vierkante Voet Water) en dit gewigt, of deze
Perfing, welke werkt, als gewigt, zal op de hoogte van 10 Voet, of
met het gebruiken van de Buis V 2 T (van welke grootte dc Middel-
lijn van de Buis ook zijn mag) vermeerderd worden tot 28r,2f Pond,
te ligten door vier man, welk gewigt we eens zullen toeftaan dat ze.
in ftaat zijn te ligten door de regte behandehng van de Balans, en 't
maken van een korten Slagj maar indien men het Water hooger wil
ligten, moet men 281,2f Pond ftellen voor elke bijgevoegde Voet in
de opgaande Buis. Bij voorbeeld, indien men 'er een Buis bijvoegt
5*0 Voet hoog en 3 Duim wijd, om het Water 60 Voet op te brengen,
weegt het Water in zulk een Buis, fo Voet hoog gevuld , maar 1^0
Pond; maar dc Perfing, of't gewigt, werkende op het onderfte Bord
van de Blaasbalgen, zou evengelijk zijn aan 140Ó0 Pond , zoodat de
twee man aan eiken kant 7030 Pond te hgten zouden hebben, 't welk
hen eensklaps zou doen ophouden; of indien ze het vermogen konden
krijgen, om het te doen, zou die overgroote Perfing in eenige weini-
ge Slagen de Blaasbalgen aan ftukken rijten.
Daar behoeft niets meer over dit onderwerp gezegd te worden, dan
mij te zuiveren van de befchuldiging van een geheim ontdekt te heb-
ben , waar van de weduw van den Heer Du Puy een groot voordeel
gehoopt lud; maar ik heb geen geheim ontdekt: want ontrent veertien
jaren geleden hebben hier twee menfen verzogt om Oktrooi op dit zelf-
de Werktuig, voorftellende, om 'er Mijnen meê droog te maken. Ik
meen, dat de naam van den éénen was iS^/rm, maar den naam van den
anderen weet ik niet meer. Al het verfchil beftond hier in, dat Ininne
Blaasbalgen vaft gemaakt waren op een wagentje, en dat 'er van on-
deren een korte Zuig-pijp aan was, en dat de Pers-pijp opging van de
twee Blaasbalgen. Ik ftelde mij aan tegen het verleenen van dat Ok-
trooi , omdat ik oordeelde , dat het zeer nadeelig zou zijn voor de
ondernemers, bij de 80 Pond Sterling uit te fchieten voor iets, dat
hen nooit 80 Stuiver aan zou brengen , tenzij ze 'er een bedriegerij
van maakten, en onvoorzigtige luiden tot een ontwerp overhaalden,
geld in te fchrijven.
Het befte Werktuig van deze foort is een Pomp, uitgevonden door
128
POMP vanMrs.GOSSY.renDELk DEUILLE. iip
de Heeren Gosjet m de la Deuille , M^aar in de Zuiger geene Schu-
fnf heS Ontrent agt jaren geleden werd het m de Franfe m En-
™77/niewspapieren hoog geroemd boven zijne wezenlijke verdieniten.
Tnen ik ontrent zes maanden , nadat het eerft opgeregt was, te Pa-
rnfkvvam, liet 'er wijle de Heer du Faye, Intendant van de Konmk-
1L tuinei te Parijs, mij een Proef van zien m den tum Ik zei hem,
wa? m jn grootfte Uiterfte waar , en dat het een goed Werktuig
ZTs ^t welk daar toe kwam. We namen daar op de maat van Wa-
'.n vonden dat het werkte op den voet van een Okshoofd Water
io Voet hooro/te bren in een Minuut, 't welk het volk een ta-
mpnliik langen tijd uithield.nbsp;.
De befcluijving van dezen Zuiger, die zeer ta is, zal ik hier mt
den Heer Belidw meedeelen IJrchifeaure Bydraulique Livr. III.
Chap. 111. OU Tom. II. p. 120-]
Fen Zui'^er %onder Schuring, uitgevonden door de Heeren Goffet
m delia Deuille, en met vrugt gebruikt m den tuin van
den Koning van Vrankrijk te Parijs.
Zuiger kan men Zoo groot maken, als men begeert, zelf tot
n,iim Middellijn; maar ik zal maar if Duim geven aan dien,wel-
l ik ^S befchrijven, omdat deze grootte mij Bekwamer voorkomt
^P^nen die ik in't vervolg voor zal ftellen. Dewijl hij moet werken
^n'^een Pomp, die niets gemeens heeft met die, waar van ik tot nog
nphd) gefproken, zal ik vooraf befchrijven, waar m de zelve beft^ Ze
irfamengefteld uit twee Borden van eiken of olmen hout, 20 Duim
nver't Kruis en 5 Duim dik. In't midden van elk dezer Borden maakt
Ten een rolronde holligheid, i f Duim over 't Kruis en derdhalven Duim
het welk twee doozen m'aakt, die met hare holligheden tegen el.
Swievoegd worden. Der zelver Profiel over de Middellijn ge-
,'worft afgebeeld Plaat ^^^ Fig. door eiken der twee regt-p xi.
innpkiffe Ramen ABCD en Et Gtl.nbsp;t^ • j-, ,
De Zuiger beftaat uit een cirkelrond Bord Y Z, een Dmm dik, wel-
kes Middellijn iets kleiner zijn moet, dan de holte TOQ.V, om des
rL ^neling te ligter te maken. Dit Bord wordt aan een grooten Cir-
ÏS vfn 1 eer, of aan verfcheiden, wanneer één met fterk genoeg is,
OD zulk een wijs vaft gemaakt, dat het Leer in de rondte ó of 7 Duim
I30 POMP mn Mrs. GO^SY.T cn DE LA DEUILLE.
buiten het Bord mtrteke. Vervolgens phatll men het Bord Y2 onder
in de doos ST VX, en 't geen 'er van 't Leer uitfteekt voudt men om
op den rand ESX li van de zelfde doos. Dan legt men de andere doos
ABCD op de eerfte, waar door het Leer tuffen beide geperft wordt.
Om het nog des te fterker te perfen , en opdat de twee doozen maar
eene zouden mt maken, trekt men haar tegen elkander aan door mid-
del van verfcheiden ijzeren Bouten ah, welker benden tot Vaarfchroe-
ven gemaakt zijn, om te vatten in Moerfchroeven. Dus maakt de
Zuiger een foort van Beurs cdef, die zig binnenwaarts keert zoo
dikwijls, als het onderfte gedeelte naar boven wordt getrokken, dat
is te 2;eggen, dat het binnenfle het buitenfle wordt.
Onder in deze beurs is een gat L, gefloten met een Klap K die,
wanneer ze opgeligt wordt, draagt tegen het handvat MWM het
welk vaft gemaakt is aan de Roede N, welke dient, om den Zuiger
op en neer te doen gaan, waar toe een ander gat gh ïn den bodem
van de bovenfte doos is, het welk komt over de opgaande Buis i k,
waar in de Roede opgaat. Dit gat wordt naar beneden verwijderend
gemaakt, opdat het beweegbare Bord zig zou konnen voegen digt te-
gen den top wanneer de Zuiger opgaat. In den onderften bo-
dem van de doos is een ander gat lm, het welk komt over de Zuig-
pijp no, die in het Water fteekt, dat men op wil brengen. Dat gat
wort gefloten met een Klap I, gelijk naar gewoonte.
_ Wanneer de Zuiger opgaat, opent het Water, dat men onderftelt
mdeZuig-pijptezijn, de Klap I, en gaat in de ledige ruimte, die
gemaakt wordt m een hoogte van 4 Duim, welke al de Speling is, die
de Zuiger hebben moet, om het Leer niet te veel te verzwakken 't
welk het met lang uit zou houden, indien het al te langen Slag had,
daar het ten hoogften maar 2! Duim behoevende op te gaan van ^totX,
maar weinig ftijting hebbe. Wanneer de Zuiger neergaat, fluit de
Klap I toe, en de andere K gaat open, en 't Water, dat tuften den
bodem TV en 't Leer cdej\%, fchiet door het gat L, en komt in de
numte OP YZQ, waar uit het geligt wordt in de opgaande Buis,of
^^ers-pijp. Dus ziet men, dat de Zuiger, altijd dobberende tuffen het
onderfte en bovenfte Water, geene Schuring heeft. Ik zal hier bijvoe-
gen , dat de Zuiger, wanneer hij van goed Leer gemaakt is, den tijd
van drie of vier maanden gedurig kan werken, zonder dat men hem
Denoeve te verftellen, gelijk de ondervinding geleerd heeft in de Pom-
Pengt;
-ocr page 183-pen die de Heeren Gosfet en de Ia Beuille hebben laten maken, om
\ Water uit de Mijnen van Bretanje te pompen.
Het eenige gebrek , dat men in dezen Zuiger kan vinden, is, dat,
van welke wijdte de opgaande Buis i k ook zijn mag, het Vermogen
altiid belaft is met het gewigt van een Kolom van Water, die tot Voet-
fteun heeft den Cirkel Oa, en tot hoogte de hoogte van den Verlaat-
bak boven de Bron. 't Is waar, dat men de Middellijn van die Buis
Sn vergrooten, en die van den Zuiger verkleinen, opdat ze even
groot zijnde het Vermogen maar belaft zij met het gewigt, 't welk het
mtuurlijk op moet ligten.
Mifl'chien zou iemand denken, dat dees Zuiger zoo korten Slag heb-
bende, telkens maar weinig Water zal geven; maar dit's pen gebrek,
omdat men zoo veel te meer flagen kan geven, zoodat het geen aan
den éénen kant wordt verloren aan den anderen weer gewonnen worat,
en het on^ebragte Water zooveel zijn zal, als of de Slag langer waar.
Dewiil de Roede van den Zuiger door de Pers-buis gaat, kan men
met deze Pomp het Water tot geen groote hoogte brengen. Evenwel
is de Roede van de Pomp in 's Konings tuin ten minften 2y Voetlang,
en inSen men de zelfde lengte geeft aan de Zuig-pijp, kan men altijd
wZrTo Voet hoog brengen boven des zelfs oorljorong, op een zeer
wijs, en met weinig koften: want indien men houte Ko-
ker^Knbsp;Piftolen koften, en dat
wel il vele gevallen, waar in ze van zoo veel dienft zi)n zal, als een
Pomp van groote koften.
Deze foort van waarnemingen dikwijls gemaakt, en meegedeeld
hebbende aan anderen, die ze gemaakt hadden, nam ik een befluit,
om een man te laten werken, om Water op te brengen, het meefte in
Z kortftentijd, met het wegnemen van Schuring het welk ik op
de voSende wijs deed. Ik nam de Proef met een Model; maar na-
dLhand heb ik een Proef genomen van 't Vermogen, en weet, dat het
^^YncWlhaat XIX. Fig, 3.) is een kamertje, in welkes vloer in
K ^n T M twee openingen zijn, en naar den bmten kant aan de zijde
I^A (va^K tot A) is een Verkat-bak, om het opgebragte Watgquot;'^'
in te nemen, en het te leiden naar de plaats, daar men liet hebben wil.
In K komt een vierkante Emmer HG naar boven, hangende aan twee
touwen een weinig boven zijn Zwaarte-punt in V. Aan den bodem
van deezen Emmer is een groote Klap , om met Water gevuld te kon-
nen worden, wanneer hij beneden komt in een put in W beneden de
trappen. Het Oog H van dezen Emmer (wanneer de Emmer door
zijn Tegenwigt fNN opgetrokken .wordt) vat in den haak K, en
ontlaft zig geheel en al in den Verlaat-bak A. Wanneer hij. leeg is,
is hij Zwaarder, dan zijn Tegenwigt, 'twelk hij tot zijne plaats op-
brengt, terwijl hij zelf weer naar beneden gaat door den vloer PP, om
in den put W gevuld te worden. Het Tegenwigt van dezen Emmer
is een Val-fchuif, of Luik, makende een gedeelte uit van de boven-
fte vloer in LM, maar daar niet door heen gaande. Aan dit Luik,
't welk hier afgebeeld wordtin N N niet hoog boven den onderften vloer „
is een ijzer I, waar van een tou geleid wordt over een Schijf, of Ka-
trop F, waar van het verder gaat tot E, en vaft gemaakt wordt aan
eenig gedeelte van den Omtrek van 't Rad E, vaft gemaakt aan deszelfs
As, die een regten Hoek maakt met den Streek van het tou. Aan beide
deenden van den As is een Rad, zoo groot, als het middelfte, met
een tou, dat van den Omtrek van elk Rad naarjbeneden loopt, om den-
Emmer te vatten in V. Aan de enden van den As van die Raderen ,
die een ijzeren ftaaf is, zijn Tappen van 1 Duim, drajende in metalen
Pannen. Wanneer loet Luik in LM, en de Emmer in den put W is^
ftapt een man (quot;wiens gewigt, te famen met het Luik, ontrent | of 5
Zwaarder iamp;, dan de Emmer, om een genoegzame Snelheid te hebben,
om den Emmer op te brengen) op het Luik, en houdt zig vaft aan
des zelfsjjzer,dat 'er een weinig naar éénen kant opftaat, om den man
plaats te geven, om boven het Zwaarte-punt van 'tLuik te ftaan. Dan
gaat het Luik (door welkes hoeken vier dunne ijzeren Lei-roeden loo-
ien , gelijk L O, MO) met den man aanftonds naar beneden, terwijl
iet tou van I, den top van het dikke Ijzer, over de Katrol F loopen-
de, den As in L met het middelfte Rad omdraait,, terwql de twee Ra*
deren E de touwen opwinden, die den Emmer opbrengen, welke zig
ontlaft in den Bak A, het welk de man om laag hoort, wanneer hij
ïieergekomenistotden vloerPP;en hij gaat niet van zijn Luik NN af,
voordat de Emmer geheel leeg zij. Dan ftapt hij 'er af, en loopt de
trap^ea op zoo fchielijk, als hij kan tot den zolder AB, alwaar hiJ
zijn.
-ocr page 185-ziin Luik Tmiddelerwijl opgebragt door het dalen ,van den Emmer)
gereed vmdt, om hem op te nemen. Hij ftapt 'er weer op, en zakt
Ir meê naar beneden, zijnde dat zakken zijnen tijd van ruften, en zijn
werk beftaat in het oploopen van de trappen. N. B. Een knegt mt
een herberg, die gewend is trappen op en neer te loopen, zou zeer goed
tot dit werk zijn.nbsp;^ ^ • . /-
De 4.de Fimur vertoont dit werk in een anderen Gezigt-ltand. Pl.xlx,
De Raderen moeren van ontrent 15- Duim iMiddellijn wezen, om^'^-'^'
Srluiring te ontgaan.nbsp;, t^ 1
Ik heb een Proef genomen met een man, die 160 Pond woeg, wien
ïk verzogt 40 trappen, elk van 61 Duim (in alles ontrent 22yoet)op
zulk een wijs op en neer te gaan, dat hij 't den geheelen dag kon uit-
houden. Hii ging tweemaal op en neer m een Mmuut. Indien de
Emmer dan m?t een Vierde van een Okshoofd Water in den zelven
14.0 Pond weegt, is hij in ftaat, om hem 22 Voet hoog tweemaal in
een Minuut op te brengen, gevolgelijk een half Okshoofd ssVoeteens
in een Minuut, en derhalve een geheel Oksiioofd 11 Voet in een Mi-
nuut Dit 's een weinig meer, dan mijn grootlte Uiterlte met de
..^mn D02: de hoogte was wezenlijk maar 10, y Voet, omdat
I m^ar Tp trappen waren, die ik eerft 40 genoemd heb, om Gebro-
^TdirSf meer man, te gelijk werkende. Water maar tot een
tlP n^hoogte moeten opbrengen, bij voorbeeld om een vijver leeg te
of om het Water uit de ééne in de andere vijver te brengen,
zullen ze het fchielijker doen met Schoppen, dan met eenig ander Werk-
tuig, of Pomp, hoe genoemd, omdat ze dan geen Schuring te over-
^S^en men uit Proeven van de Waterleiding het grootfle Uiterfte
voor een paard wil weten, of het meefte Water, dat een paard tot een
zekere hoogte m een zekeren tijd kan opbrengen, moet men die een-
voudige Werktuigen onderzoeken, die aan de Kool-putten gebruikt
worden, Barrel Gins genoemd, alwaar een paard, meen genoegzaam
wHd karden-pad omloopende, eenWmd-as omtrekt op welkes As,
dip crroot is, een tou gewonden wordt, om beurtelmgs twee vaten
mL Water uit den grond van de Mijn op te brengen , om leeg ge-
makt te worden, wanneer ze boven zijn gekomen. Met dit Werk-
tuig kan een paard van middelbare fterkte gemakkelijk Water opbren-
R 5nbsp;s®^
-ocr page 186-gen tegen één Okshoofd 5*0 Voet hoog in een Minuut, het welk net
vijf maal meer is, dan een man doen kan, gelijk we reets gezegd heb-
ben. Daar is geene Pomp mij bekend, waar meê het zelfde paard zoo
veel Water op kan brengen tot de zelfde hoogte in den zelfden tijd.
Men moet maar wel zorg dragen, dat de vaten, die opgebragt wor-
den, Zig fchiehjk ontlaften.nbsp;^^ ^
_ Wanneer bijzondere Verfciiijnfels op een bijzondere wijs onderzogt,
eindelijk m 't belluit overeenkomen, is het een teeken, dat men de
waarheid ontdekt heeft.nbsp;'
Ik zal hier een duidelijk blijk van geven met te onderzoeken hoe-
veel een man op den duur kan hgten van drooge gewigten, en dat te
vergelijken tegen het geen we waargenomen hebben, dat hij van Water
kan Ugten, wanneer de Water-werktuigen zoo goed en eenvoudig ^iin'
dat ze maar zeer weinige deelen hebben, die eenige Schuring veroor-
komennbsp;^^^ vinden, dat de twee grootfte Uiterftens overeen-
^ Men ftelle een Wind-as zonder Rad, welkes Kruk 14 Duim lang
is, en dat de houten As met het aanvoegen van ftukken hout zoo dik
gemaakt wordt, dat de Omtrek Zoo groot is, als de Cirkel, die be-
Ichreven wordt door het end van de Kruk, waar aan de man zijne
hand llaat. Indien een zeker gewigt, bij voorbeeld 30 Pond, met een
tou gehangen wordt aan dezen niewen omtrek van den As, beweegt
dc hand van den man met de zelfde Snelheid, als 't gewigt Nu door
ondervinding heeft men geleerd, dat een man niet lang kan werken,
indien hij 30 Pond moet ligten, maar dat hij 2 j Pond Seer wel zes of
agt Uren kan hgten. Laten we dit eens verder onderzoeken.
Dewijl de Kruk 14 Duim lang is, befchrijft de man een Cirkel, wel-
kes Middellijn 28Duim is, en derhalve is des zelfs Omtrek 88Duim.
Die Kruk wordt 30 maal in een Minuut omgedraaid, of eens in
''nbsp;^^ ^quot;ngen tot in de vlam in het
denbsp;gededte van een huis, waar in
omgeSf,®'nbsp;uu beweegt, bi-and is. Deze Snelheid wordt veroor-
dazen in de^-ewfquot;'''^ te hebben, om de zaakt door een Schuring, die men krijgt:
b^nbsp;ae \enfters te breken, en 'er met het V^ater te draadtrekken door de
kegel-
-ocr page 187-■i-squot;
—
2 Sekunden. Dertig maal 8
Voet, delengte
otn^zaTde halve lengte (iio Voet) door geloopen worden met 5o Pond
Fe^Vi^drvan die lengte (ff Voet) met 120 Pond in één Minuut.
Een Agtfte van die lengte (27-,f Voet) met 240 Pond m een Minuut.
eS Zestiende van die lengte (13,7? Voet} met 480 Pond m éenMi-
^quot;mW volgens deze Evenredigheids Rekening 10:480:: i3,7f: 660
zal 660 Pond (wat meer, dan één Okshoofd} 10 Voet opkomen in
een Minuut, wanneer een man onderfteld wordt 30 Pond te U^en
Maar gelijk 30: is tot 2 ^:: 200 zal 660 Pond zijn tot ffo i ond,
ontrent het gewigt van één Okshoofd.nbsp;, , , 1
Het Weramp;uig van wijlen Mr. RkhardNewfhamomht^né te blus-
fen is het laatfte, waar over ik mijnen Lezer zal onderhouden DeTee-
keningen en befchrijving heb ik gekregen van den Heer
NiettegenJlaandedeszeljsverdienJlen M het mjn grootjle Ut-
terde niet ten aanzien vafi' de Hoeveelheid van Water; maar het
Sm ook niet doen, gelijk ik in de Aanteekenmg toon (8).
Befchriji'ing van wijlen Mr. Richard Newfham's Brandfpeuit.
Tt meen dat ik dit Hoofdftuk over Werktuigen niet beter kan flui-
,J San met de befchrijving te geven van een Brandfpeuit, gelijk ze
rfn nn een zeer fterke en wel uitgedagte wijs, en gelijk werkluiden de
Splven behandelen konnen, gemaakt zijn door Mv Richard Newfham,
Xktuigmaker in Cloth-Fair bij Smith-fie/d te Londen.
De volgende befchrijving, bevat m de verklaring van P/^^/ XX.en
Y?1 ^s na een naaukeurige meting van het Perfpek-tief gezigt en alle
de voornaamfte gedeelten! van het Werktuig, op mijn verzoek ge-
maakt door den Heer Charles de Labelje , voorheen mijn disfipeUn
keiïelaewiize Speuit-pijp, temijl de Klap-
[oop nebben, om den S gal aan^te^voei^en,
in zijne grootltenbsp;rAgt;K,.rgt;pft- en het
tnen 'er de Speuit-pijP affhioeft, en het
Water in een Bak laat loopen, zal de
_________2(j4.oDuim, even gelijk aan 220
die in één Minuut door de 30 Pond wordt doorge-
vertraarinff, veroorzaakt door de Schuring
van de Klappen en Buizen zoo groot zijn,
dat de Hoeveelheid niet tot het grootfte
Uiterfte zal komen van een Okshoofd in
één Minuut loVoet hoogte brengendoor
één maa.
hulp, en naderhand aangefteld tot Ingenieur van de werken van dc
IVeßtnunßerfe Brug door de Grootagtbare amp;c. de Kommiffariflen door
Akte van 't Parlement aangefteld tot het bouwen van gemelde Brug.
De ifte Figuur Flaat vertoont een Perfpektkf-gezigt van
het geheele Werktuig, gereed om te werken, gelijk het zig vertoont
aan een oog zeven Voet boven den grond en op zes Voet afftand van
den digtften hoek van 't Werktuig door een overend ftaande doorfchij-
nende Vlakte, die geplaatft moet zijn digt tegen het Werktuig, en
onderfteld worden even veel te hellen (namenlijk met een Hoek van
4T Graden) naar de regter zijde en naar het agterfte gedeelte van 't
zelve.
Men ziet op het eerfte gezigt (en nog duidelijker, indien dezei^^i^wz^r
vergeleken wordt met Figuur 2., die een platten grond van 't Werktuig
vertroont) dat het beftaat uit een Water-bak, ontrent drie maal zoo
lang, als hij breed is. Dees Bak, die Water moet houden, is gemaakt
van oude uitgeloogde Engelfe eiken planken, bij de twee Duim dik,
fterk vaft gemaakt en in elkander gewerkt, en de Voegen belegd met
geel-koperen platen, en gemakkelijk voort te trekken door mid'del van
een Wagen-boom met een dwers ituk (die zig in deze Teekening uit-
geftrekt vertoont aan het verfte end, 't welk het voorfte gedeelte van
't Werktuig is) en vier maffive Wielen, die in 't vervolg omftandiger
befchreven zullen worden. Op den grond aan 't agterfte gedeelte van
het Werktuig ziet men een leren Pijp van ontrent twee Duim Middèl-
lyn, welker end af en aan gefchroefd kan worden aan 'tonder end van
den Waterbak aan een geel-koperen Kraan, die omftandig befchreven
zal worden. Het gebruik van deze Pijp is, dat, wanneer men Water
kan knjgen digt bij de plaats, daar de Brandfpeuit moet werken, ge-
lijk een vijver, goot, of Brandkraan {Fire-Flu^ het onderfte end van
deze leren Fijp, in 't Water geftoken zijnde, een Zuig-pijp wordt,
die de Pompen van 't Werktuig met Water voorziet', zonder dat
men Water in den Bak behoeve te gieten.
PL.XX.
Fiê. I.
Over het bovenfte end van deze Pijp ziet men een houten Trog,
vaft gemaakt aan het agterfte gedeelte van den Bak, met een rood
koperen roofter, om fteentjes, zand en llijk buiten den Bak te
houden , terwijl hij 't Water doorlaat, dat ten dienft van het Werk-
Jjiig gebragt, en op den roofter gegoten wordt, wanneer men de
iijp niet kan gebruiken. Het voorfte gedeelte van den Waterbak
is ook van. het overige van züne holligheid afgefcheiden met een ande-
ren rood koperen roofter, gelijk men in de 2de Figuur belt zien kan,
welk voorfte gedeelte voor een tweeden Tr-og dient, waar in het volk,
it Water voor het Werktuig aanbrengt, het zelve zoo wel, als in
den agterften Trog, gieten kan, zonder eenige belemmering toe te
brengen aan de Pompers, die aan de lange zijden van het Werktuig
ftaan re pompen met de Handvatten, die de Pompen op en neer doen
gaan, in welk werk zij veel geholpen worden door drie of vier man,
die ^ig dan op het Werktuig begeven, en, op twee hangende Treeii
ftaanäe,de zwaarte van hun lighaam beurtelings op éénen van de Treen
brengen, zig met de hand vaft houdende aan twee ronde waterpas
leggende leuningen, die daar toe geftoken zijn in vier regtftandige ftij-
len, gemaakt van twee Duims hout, die tot onder aan den Waterbak
neerkomen, en aan des zelfs zijden wel vaft gemaakt zijn, gelijk in dit
Perfpektief-gezigt duidelijk vertoond worde.
Digt bij den agterften Trog ziet men een ijzeren Sleutel, welke
dient, om een Kraan, die onder de zelve op den bodem van den
Waterbak geplaatft is, open en toe te doen. Het gebruik en 't
maakfel van deze Kraan zal in 't vervolg befchreven worden, Naaft
aan deze Kraan, en regt in het Gezigt-punt van deze Teekening,
ziet men een foort van omgekeerde piramidale Kas, waar van het
gebruik is vooreerft de twee Pompen en de Lugt-buis voor ftof en
vuiligheid te bewaren, wanneer iet Werktuig weg gezet wordt,
het welk indien 't open werd gelaten, daar door wel haaft ontfteld
zijn zou. Ten anderen dient die Kas ook, om een houten Raam te
dragen bijna twee Voet in quot;quot;t Vierkant, waar op een man ftaat, die door
het drajen, opligten, of neerdrukken van de Speuit-pijp , den Straal
beftiert naar de plaats, daar men het Water noodigft oordeelt. Deze
Speuit-pijp beftaat uit twee geel-koperen ftukken, die elk een bogt heb-
ben, gelijk in de Figuur te zien is. Het onderfte ftuk wordt gefchroefd
over den Hals, of 't boven-end van de Pijp, die door de Lugt-buis
gaat,en 't bovenfte ftuk van deze Speuit-pijp fchroeft aan het onderfte
met een Schroef van een goed getal Draden, zoo juiftelijk gedraaid,
dat ze zonder eenig ander behulp in allerlei ftand water-digt zijn.
Aan de agter zijde van de Kas ziet men een Luikje, dat op twee
geel-koperen-Hangen naar boven open gaat. Wanneer het open
is, vertoont het een Blad doorfchijnend Hoorn, waar agter een ge-
drukt
13S bRANDSPEUIT mn Mr. NEWSHAM
drukt papier ftaat, het welk Mr. Neivfham bij zijne Werktuigen voegt,
bevattende nutte onderregtingen om de Werktuigen te gebruiken, en
in ftaat te houden. Dit Blad Hoorn is zeer voorzigtig daar gezet in
Dlaats van een ftuk Glas, het welk groot gevaar zou loopen van te
treken door het fchokken van 't Werktuig, wanneer het over ftraat-
fteenen of een ongelijken grond wordt getrokken.
Agter deze geknotte piramidale Kas ziet men een fterke ijzeren
Staaf, waterpas leggende over het midden van den Waterbak. Deze
Staaf draait in twee iVJetalen, vaft gezet, en ruftende in twee houten
ftutten, waar van 'er één in deze Teekening vertoond wordt tullen
de twee voorfte Stijlen van de bovenfte leuningen. De andere ftut,
waar op de Staaf ruft, is in de Kas verborgen. Aan bekwame vierkan-
te Knobbels van deze Staaf (één aan elk end) fteken twee fterke dwer-
fe Staven, die met twee Klawen aan hare enden met Oogen omvatten
de lange rolronde ftokken., waar aan het volk, dat de Brandfpeuit be-
werkt , hunne fterkte op een zeer voordeelige wijs aanvoegt, rei-
kende de Slagen niet hooger, dan hunnen hals, nog lager, dan hun-
.ne dijen (gelijk in deze manier van werken zijn moet) en waar in ze
gemeenelijk, gelijk reets gezegd is, grootelijks geholpen worden door
Jiet volk, dat de Treen feewerkt.
Deze Treen hangen aan beide de enden aan Kettingen, gemaakt
t)p de wijs van Odozie-kettingen, eiken Schalm ontrent twee Duim
lang., en van een genoegzame fterkte en dikte. Deze Treen krijgen
hunne Beweging te gelijk iriet de Handvatten , die aan de zelfde
zijde van 'r Werktuig zijn, door middel van twee ijzeren Cirkel-
ftukken, die aan elkander vaft zijn, en vaft gezet aaa bekwame vier-
kante Knobbels van de middelfte waterpas leggende Staaf. De twee
voorfte zijn in deze Teekenmg duidelijk te zien, maar de twee agter-
fte zijn in de Kas verborgen. De twee agterfte Cirkel-ftukken zijn van
dezelfde grootte en gedaante, als de voorfte, uicgezonderd in opzigt
van der zeiver dikte: want de voorfte zijn maar gemaakt, ora elk ééne
Ketting te dragen, waar van het ééne end aan der zeiver bovenfte ge-
deelte , en het andere aan de Trê yaft is; maar de rand van de_ twee
agterfte Cirkel-ftukken is breed genoeg gemaakt, om elk twee Kettm-
gen te dragen. Het ééne paar is vaft gemaakt, gelijk de voorite, om
de Treen te bewegen; maar de twee andere Kettingen zijn valt ge-
.maakt met hare ouder enden aan het onderfl:e gedeelte van deze Cir-
.fi;
lê
i; 1'
V ' .
brandspeuit van Mr. newsham. 159-
-ftukken, en met hare boven enden aan de Zuiger-ftaven , om de
zelven Beweging te geven, gelijk in 't groot vertoond wordt in de
Eer ik overga, om de voornaamfte gedeeltens in 't groot te befchrij-
ven behoef ik bij de algemeene befchrijving van deze Brandlpeuit en
de verklaring van dit Perfpektief-gezigt m Figuur i. hier maar bij te
voegen, dat de Wagen-boom met het dwerfe ftuk, aan het voorfte ge-
deelte en verft van het oog te zien, zoo gemaakt is, dat hij agteruit
kan fchuiven onder het dekfel van den Waterbak, wanneer het Werk-
tuig gebragt is ter plaatfe, daar het zijn werk moet doen, en daar blij-
ven kan, om het volk, dat Water in het voorfte gedeelte brengt, niet
in den weg te zijn (konnende het geheele Werktuig in een zeer nawe
plaats gezet worden) en egter kan de Boom weer fchielijk uitgetrok-
ken worden,gelijk hy hier vertoond is,zoo dikwijls als het Werktuig
verplaatft moet worden.
Finiur 2. vertoont den platten grond van deBrandfpeuit, of liever
een waterpaffe Doorfnijding even boven den bodem van den Water-
bak. Maar het zal, eer ik voortga, niet ondienftig zijn hier aan te
merken dat om de maat van de bijzondere gedeeltens (om 'er een regt
denkbee'ld'van te geven) niet gedurig te melden, de 2de, 3de, 4de
en ^de Figuren, net afgeteekend zijn naar de bijgevoegde Schaal, en
dat de Figuren van Plaat XXI, naar een grooter Schaal, die daar ook
bijgevoegd is, naaukeurig geteekend zijn, om ze te beter te vertoonen,
eri den Lezer in ftaat te ftellen, om ze te meten.
Om nu voort te gaan, de letter A {Flaat XX. Fig. 2.) vertoontPl.xx.
het voorfte gedeelte van den Waterbak, het welk, om tot een Trogf^-
te dienen, van de overige holligheid is afgefcheiden door een koperen
roofter, afgebeeld met korte regtftandige ftreepjes.
J3 is de Trog agter het agter end van den Waterbak.
C,D,E, F, gefchaduwd met waterpaffe ftreepjes verbeelden de on-
derfte Vlaktens, of Doorfnijdingen van de vier Stijlen , die de hand.
leuningen dragen.nbsp;_nbsp;1 j , ^
GH en IK, ook met waterpaffe ftreepjes gefchaduwd, verbeelden
ioo veel van de Wagen-affen, als van boven gezien kan worden. De
agterfte I K is overdwers onder aan den bodem van den Water-bak
vaft gemaakt, maar de voorfte G H fteekt aan een fterken Bout N, in een
\vaterpaffen ftand wel vaft gemaakt aan het voor end van den bodem van
S 2nbsp;den
-ocr page 194-140 BPxANDSPEUIT mn Mr. NEWSHAM.
den Waterbak , door welken goeden toeftel de twee voorfte Wie-
len en der zei ver As (wanneer liet te pas komt) een cirkelronde Bewe-
ging krijgen om den Bout N, die dit groot gemak aan 't Werktuig
toebrengt, dat het op een ruwen, oneffen, of zelffcheuinen grond
200 vaft flaat, als of iet waterpas ftond.
L en M, gefchaduwd met regtftandige ftreepjes , verbeelden de
Doorfnijding, of onderfte Vlakte van de twee Stutten, waar op de
middelfte Staaf draait in Metalen. Deze twee Stukken zijn tot groo-
ter ftevigheid zeer fterk vaft gemaakt met ijzeren Staven, M^el^e fchie-
ten door de twee reets befchreven Stijlen, tuffen welke elk dezer Stut-
ten geplaatft is, gelijk men in 't Perfpektief-gezigt 'mFiguur 1. zien
kan.
0,P,Cl5 gefchaduwd met waterpaffe ftreepjes, verbeeldt den platten
grond en de gedaante van een fterk ftuk gegoten geel Koper (of liever
lard Metaal) ontrent drie Duim dik, zoo gewerkt, dat het een hol-
ligheid heeft van ontrent twee Duim vierkant, digt aan welker ééne
end de Kraan wordt geftoken. Op eenigen afftand van deze Kraan
verdeelt de holligheid zig in tween, gelijk in deze Figuur met de blin-
de Lijnen vertoond wordt, en zig opent op de bovenfte Oppervlakte
van dit ftuk net onder de plaatfen, daar de Klappen van de Pompen
geplaatft worden. Dit ftuk Metaal legt plat op den bodem van den
Waterbak, waar aan het fcijfvaft gemaakt wordt in den ftand, die in
deze Figuur te zien is. Het kan hetnbsp;genoemd worden , waar
door W ater aangevoerd wordt aan de Pompen door de Perfing van
den Dampkring, of uit den Waterbak zelf, wanneer de Kraan Q. in
zekeren ftand gedraaid is, of uit eenige afgelegener plaats door middel
van een leren Pijp (die aan hetZuig-ftuk in B onderden agterften Trog
gefchroefd wordt) wanneer de Kraan in zekeren anderen ftand gedraaid
is. Alles, wat 'er in deze Figuur nog te verklaren overfchiet, is, dat
'er tulTen P, O en d een Cirkel van Stippen is, die de middelfte Door-
fnijding en de ftandplaats van de Lugt-buis vertoont, waar van ikter-
ftond zal ipreken, en dat men moet aanmerken , dat de top van den
Waterbak verfterkt wordt met één, twee, of drie dwers-ribbetjes on-
trent twee Duim dik , naar de grootte van het Werktuig. Daar wot-
den 'er in dit Werktuig drie vertoond, één tuffen de letteren C en D,
een ander, waar bij de letter M ftaat, en een derde tuffen deze twee.
Figuur 3. vertoont de bovenfte Vlakte en de gedaante van een ander
i'l,
ii'
:r
PL.XX.
Fig- 3-
i 5-V
kZ-
!
■ H:
'W
s-
quot; ■ ■ ••V
■■■ j:
tS \
y
i-
■ ■ y r'-r-
riü^'-i» ji i
,5-nbsp;;
mr ^
-■if.;-,.—
! ■ lmquot;
I ' ' -
-f-jr-
mK.
■ quot;•.. I
.....^
à
. I'
■nbsp;-Vi
r.'
■nbsp;T-
.nbsp;- quot;Si
ftuk gegoten geel Koper, of hard Metaal ontrent drieDuun dik, heb-
bende twee holligheden, hier gemerkt met blinde Lijnen, bij de twee
Duim vierkant, waar door twee gemeenfchaps wegen geopend wor-
den van de gaten O en P naar de twee andere gaten in de bovenfte
oppervlakte in R en S, boven welke de Lugt-buis ftaat.
Wanneer het Werktuig in order is, legt dit ituk, dat gevoegelijk
het Stuk van Gemeenfchap genoemd kan worden, net boven het Zuig-
ftuk OPQLj waar aan het met verfcheiden Schroeven op zulk een wijs
vaft gemaakt is, dat de gedeeltens, met de zelfde letteren O en P in
deze en in de xde Figuur gemerkt, net boven elkander leggen, en de
gaten R en S in deze 3 de Figuur net leggen boven de Aiiddellijnvan
den geftipten Cirkel in de 2de Fipur. Tulfen hetZuig-ftuk in Figuur
2. en het Stuk van gemeenfchap in deze 3 de Figuur leggen twee lap-
pen Offen-leer,om de twee ftukken waterdigt te maken, endezetwee
appen Leer zijn zoodanig gefatfoeneerd,dat ze de tweeZuig-klappen
maken boven de gaten O en P, gelijk in 't vervolg verklaard zal wor-
den.
Figuur A,. vertoont de geelkoperen Borft, waar aan de Lugt-buis ge-Pl-XX.
foldeerd is.' Wanneer het Werktuig in elkander ftaat, komen de ga--^'^'^-
ten R en S van deze Borft net over de gaten RenS in het Stuk van ge-
meenfchap van de 3de Figuur, waar aan het ook ftijf vaft gezet wordt
met eenige Schroeven. Tuften het gemelde Stuk van gemeenfchap
en deze Borft van de Lugt-buis leggen ook twee lappen Offen-leer,
die de twee Klappen van de Lugt-buis maken, gelijk beter aangewe-
zen zal worden, wanneer ik de Doorfnijdingen van dit Werktuig ver-
Figuur 5. verbeeldt den Opftal en de uitwendige gedaante van een Fig. 5.
groote roodkoperen Lugt-buis, die het Water ontvangt, dat 'er inge-
perft wordt door de Werking van twee Pompen door de twee gaten
in hare onderfte Borft. De letter T vertoont den top van een rood-
koperen Pijp binnen in de Lugt-buis, en boven aan der zeiver hals ge.
foldeerd, welke Pijp tot op eenige weinige Duimen na tot aan denljo-
dem van de Lugt-buis neerfchiet. Wanneer de Brandfpeuit werkt,
wordt het Water met een onafgebroken Stroom en een bijna eenpa-
rige Snelheid geperft door deze Pijp en de Speuit-pijp of Leeren pijp, die
'er aangefchroefd wordt in T, door de Werking van de Zuigers inde
twee Staande-ftukken en de Tegenwerking van de Lugt, in de Lugt-
S 3nbsp;buis
i
buis bevat. Die Lugt-buis, in deze Werktuigen zeer groot zijnde,,
maakt den Stroom veel eenpariger, dan in die, welke of maar kleine
Lugt-buizen hebben, ofin't geheel geene, welke Werktuigen, het
Water met flerfen uitgevende, gemeenelijk, en ook niet oneigenlijk,
Flers-fpeuiten genoemd worden. Evenwel hebben dezen in fommige
gevallen ook hun gebruik , omdat hun Stroom (fchoon hij afgebroken
zij) veel vinniger is, dan waanneer men het Werktuig zijn Water ia
een aanhoudenden Stroom doet uitgeven.
Pi, XXI. Figuur I. van Flaat XXI. vertoont de twee agterfte ijzeren Cirkel-
ftukken, geteekend naar een grooter Schaal, en al hunnen toeftel,ge-
lijk ze zig vertoonen zouden aan iemand, die tulfen de twee voorfte
Wielen ftond, en van daar keek naar het agterfte gedeelte van 't Werk-
tuig. Hec Vierkant boven de Letter A vertoont de Doorfnijdmo- van
de'middelfte Staaf, waar aan regt boven de twee Staande-ftukken der
Pompen geplaatft zijn de twee Cirkel-ftukken BCAenDEA, die
aan elkander gefmeed zijn.
FGHK en aan de andere zijde fghk vertoonen de gedaante van
de twee Pomp-ftokken, of Zuiger-K oeden. De openingen tuffen de
letteren GHnbsp;zijn de plaatfen, waar door de agter enden van
de twee Treen fteken.
L en M vertoonen twee fterke ijzeren Knoppen , omgeklonken aan
de andere zijde der Staven, waar op ze geplaatft zijn. Aan eiken dezer
Knoppen is een Ketting vaft, gelijk een Orlozie-ketting, welker bo-
ven enden vaft zijn aan de boven enden D cn B van de ijzeren Cirkel-
ftukken, die de zeiven beurtelings op en neer trekken. Deze Cirkel-
ftukken geven ook een beurtehngfe Beweging op en neer aan de Zui-
ger-Roeden door middel van twee andere Kettingen, onderfcheids hal-
ve in deze Figuur wit gelaten. De onder enden dezer twee Kettingen
zijn vaft aan de onder enden van de Cirkel-ftukken E en C, en der
zeiver laatfte Schalmen aan hare boven enden zijn gemaakt, gelijk een
ftuk van een vierkante Staaf fjzer, ontrent twee of drie Duim langs
elk uitloopende op een Vaar-fchroef, welke fchieten door de boven en-
den van de Zuiger-Roeden (die ten dien einde omgebogen zijn) en
Vaft gezet worden met de twee Afoeren F en ƒ Men moet wel in agt
nemen, dat de gedaante van de Zuiger-Roeden en de grootte en ftand
der Kettingen, wanneer ze hare Beweging krijgen, zoo gefchikt zijn,
dat de As, of middelfte regtftandige Lijn der Zuigers, net in 't mid-
den
den is van de breedte van 't regtftandige gedeelte der Kettingen en
van het bovenfte gedeelte der Zuiger-Roeden, bij elkander genomen.
PQ_verbeeldtééne der twee Dwers-ftaven, door welker enden de
lange Handboomen fteken, waar aan het volk de handenhoudt, wan-
neer ze het quot;Werktuig doen gaan. Deze Dwers-ftaven zijn ook ge-
fchoven aan de middelfte Staaf (welker Doorfnijding vertoond wordt
boven de letter A) maar op eenigen aflland van de Cirkel-ftukken, ge-
lijk in de Doorfnijdingen beft vertoond zal worden. De Cirkel-ftuk-
ken geplaatft aan het voor end van de middelfte Staaf, zijn van de
zelfde grootte en gedaante, als deze, maar zoo dik niet, omdat ze
elk maar ééne Ketting dragen, om het andere , end der Treen te bewe-
gen.
Figmr 2. verbeeldt een regtftandige Doorfnijding, genomen doorT'L.xxL
de middelfte Lijn van het agterfte gedeelte van 't Werktuig, als mede
de Doorfnijding van de Liigt-buis, en van ééne der Pompen; alsook
de Profielen van de agterfte Cirkel-ftukken, en van eenige andere ge-
deeltens.
ab is de Doorfnijding van den bodem van den Waterbak, waar
onder in C te zien is de Doorfnijding van den agterften Wagen-as,
onder aan dien bodem vaft gemaakt.
D E is de regtftandige Doorlnijding van het Zuig-ftuk , naar een
kleiner Schaal in de 2de Figuur van Flaat XX. geteekend. Het holle
gedeelte, hier wit gelaten,komt van de opening D door de Kraan W,
tn verdeelt zig naderhand, gelijk in de gemelde idtFiguurv?iï\Flaat
XX. te zien is, zoodat het zig opene onder de twee 5taande-ftukken,
waar van 'er in deze Doorfnijding maar één te zien is,ftaande het an-
dere daar net agter.
F G verbeeldt de regtftandige Doorfnijding van het Stuk van ge-
meenfchap, welkes platte grond ook naar een. kleiner Schaal in Plaat
XX Fig' 3- afgebeeld is. Daar zijn in dit Stuk twee holligheden, die
het Water van onder de twee Zuigers aanvoeren naar detweeopenin-
ren van de Borft van de Lugt-buis; dog daar kan maar ééne van die
lolligheden in deze Doorfnijding vertoond worden, leggende de an-
dere daar net agter, fchoon niet in een evenwijdigen Streek, gelijk in
Figuur 3- Plci^t XX. te zien is. Tuften de Doorlnijding van het
Zuiff-ftuk D E en die van het Stuk van gemeenfchap F G kan men de
Doorfnijding ontdekken van één der lappen Leer, dat alles digt maakt,
en
-ocr page 200-en ééne der Zuig-klappen uitmaakt, waar van 'er een andere is net ag-
ter deze onder het andere Staande-ftuk.
rST is de Doorfnijding van de Lugt-buis, en T V is de Doorfnij-
ding van de Lei-pijp. Deze Lugt-buis is gefchroefd aan het agterlle
gedeelte van het Stuk van Gemeenfchap, en is van boven ook valt ge-
maakt met een ijzeren Kraag en Schroeven aan een dwers ftuk hout,
in deze Doorfiiijding niet afgebeeld. Tuffen de Borft van de Lugt-
buis en het Stuk van gemeenfchap kan men ook de Doorfnijding Z'ien
van ééne der lappen Leer, dat alles digt maakt, en ééne der twee
Pers-klappen uitmaakt, waar van 'er ééne net agter deze is,net boven
de andere opening van het Stuk van gemeenfchap naar de Lugt-buis.
H I is de Doorlhijding van één der Staande-ftukken der twee Pom-
pen , die Zuig- en Pers-pompen beide zijn, gelijk blijkt uit den ftand
der klappen en de gefteltenis der Zuigers, elk van welke beftaat uit
twee ijzeren platen, uit twee houten Borden en uit twee platte ftuk-
ken Leer, waar van hec ééne opwaarts en het andere naar beneden
omüaat. Eéne der manieren, waar op men dezen Zuiger in zijn
Staande-ftuk kan brengen, kan de volgende zijn. Breng eerft aan het
onder-end van de Zuiger Roede de bovenfle ijzeren Plaat, digt tegen
een Borfl, die tot dat oogmerk aan de Roede gefmeed is, gelijk in
Figuur I. te zien is. Schuif dan het bovenfle houten Bord digt tegen
de^ijzeren plaat, en fchuif dan daar tegen het bovenfte fluk Leer, in
de rondte groot genoeg, om te konnen opflaan, gelijk de Figuur ver-
toont. Steek dan de Zuiger Roede (dus ver toegeruft) in het boven
end van 't Staande-fluk, waar toe het behoort, en drijf het 'er zoo ver
door, dat 'er aan het andere end van 't open Staande-fluk het onder-
fte fïuk Leer, geheel en al gelijkvormig met het bovenfte, digt tegen
dat bovenfte aangefchoven kan worden. Schuif dan het onderfte hou-
ten Bord digt tegen het onderfte ftuk Leer, en digt tegen dat houten
Bord de onderfte ijzeren Plaat, en zet dan alles valt door middel van
een ijzeren Moer, die aan het onder end van de Zuiger Roede fchroeit,
gelijk in Figuur i. te zien is. Wanneer de Zuiger Roede dan zoo
hoog wordt opgetrokken, dat de geheele Zuiger binnen de rolronae
holligheid van 't Staande-ftuk zij, Zal het onderfte ftuk Leer gedwon-
gen worden zig in 't ronde naar beneden te buigen; en het bovenlte
2;ig naar boven te buigen. Dan zijn de Staande-ftukken, op hunne
plaatfen vaft gefchroefd zijnde, in ftaat om te werken. ^ ^^ ^^^
T K verbeeldt ééne der Zuiger Roeden, op haren kant te zien, ge-
liiV X in deze Doorfnijding moet vertoonen, agter welke eene der
KerHnp Iis, d^e, behalve de Top-fchroef K, in deze Figuur niet ge-
zien kan Moorden. Deze Ketting is de zelfde, als ééne der wit gelate-
quot;^M Sïdt het end van de middelfte Staaf, welke van het agterfte
redeelte doorgaat tot de voorfte Cirkel-flukken. Ze draait m Meta-
fen De Doorfnijding van één der zeiven wordt in dezeFigmu- afge-
hpeld cvefchaduwd met regtftandige ftreepjes tuffen de Ie ters Al en N.
De letter N verbeeldt de Doorfnijding van de agterfte der twee Stut-
ten, waar op de middelfte Staaf draait.
Ó verbeeldt het end van ^t Profiel van ééne der Treen, gaande door
de Zuiger Roeden in regthoekige gaten, in Figuur i. te zien. ^ Het
gewigt van 't volk, dat op deze Treen ftaat, wanneer het Wenituig
San den gang is, brengt de Treen en Zuiger Roeden te gelijk beur-
telings neer en ze worden weer opgeligt door behulp van het andere
paar Kettmgen, waar van'er ééne op haren kant te zien is in deze
Fizuur l-tSende op den rand van een der Cirkel-ltukken, en met
hoor. onrlpr end vaft gemaakt aan een flerken ijzeren Knop, die m het
vl\brën vannbsp;I. reets befchreven is, welkes Profiel in deze Fi-
Innfook te zien is even boven het Profiel van de Tre.
^ P n is een gedeelte van ééne der Dwers-ftaven (waar in de Hand-
ig en fteken) op den kantte zien, het welk aanwijft, hoe ze aan
de middelfte Staaf vaft gemaakt worden.
XY verbeeldt een ijzeren Sleutel, Wc^ar meê de Kraan W gefteld
kan worden in de verfcheiden fchikkingen, die ten dienft van het Werk-
i-nisr noodig zijn, gelijk ik aanftonds zal befchrijven.
Eindelijk ziet men rondom de letter Z de Doorfnijding van den ag-
terften Trog. Wanneer daar Water in gegoten wordt, loopt het in
de holligheid van den Waterbak door een rondkoperen Roofter, waar
Se Doorfnijding indeze Figuur afgebeeld wordt met waterpaffe
ï^.eepjes, terwijl zind, flijk en fteenen voor den Roofter blijven zit-
verbeeldt den platten grond van ééne der Klappen , bijP^ xxi.
voorfeld ééne van die, welke leggen onder de Borf^ van de Lugt-^'- ^
bui? Ze beftaat (gelijk we te voren zeiden) uit een lap Leer, uitge-
fneden gelijk in deze Figuur vertoond wordt, gefchaduwd met wa- .
terpaffe flreepjes. De buigzaamheid van 'tLeer (inzonderheid wanneer
het genat is) in dat gedeelte van den binnenben Cirkel van de Klap,
waar meê der zelver Eiap aan het overige van'tLeer vaft is, verfchaft
een zeer goed koope, bekwame en genoegzame Hange voor de op en
neerwaartlè Beweging van de Klap.
De top van de Flap is, om ze te digter te doen fluiten , belaft met
een brok gegoten Ijzer of Lood, dat een Staart of Tand heeft, van
zijne onderfte Oppervlakte ftekende door de Flap van de Klap, en
daar onder met een Spij vaft gezet. De bovenfte Oppervlakte van
dien brok wordt in de Figuur vertoond met regtftandige ftreepjes ge-
fchaduwd, en de Doorfnijding van den brok met die van zijnen Staart
of Tand en Spi) kan men zien in Fig, 2. Men moet hier aanmerken,
dat in die 2de Figuur beide de Klappen open vertoond zijn (om hare
gedaante en fchikking te beter te vertoonen) fchoon ze nooit beide te
gelijk open zijn: want wanneer het Werktuig niet aan den gang is,
zijn ze beide gefloten door het gewigt der broKken Ijzer of Lood,
die 'er boven op leggen; en wanneer het Werktuig aan den gang is,
zijn 'er altijd twee van de zeiven gefloten, en de twee anderen open
bij beurten door de Beweging der Zuigers en de Werking van den
Dampkring met de Tegenwerking van de Lugt, in de Lugt-buis be-
floten.
De 4de, 5'de en 6de Figuren vertoonen de Doorfnijding van de
Kraan W, die in Fig. 2. met de zelfde letter was gemerkt, in drie ver-
fcheiden ftanden, die ik nu ga verklaren. Daar zijn drie gaten in deze
Kraan in deze drie Fuguren wit, of ongefchaduwd gelaten,
yt- XXI. Figuur 4, vertoont de waterpaffe Doorfnijding van de Kraan, wan-
neer de Sleutel in den ftand is, die verbeeldt wordt in Fig. 2., of in het
Perfpektief-gezigt vznFlaat XX. Fig. t., dat is, wanneer die Sleutel
legt in een Streek evenwijdig met het Stuk van gemeenfchap D E, 01
met de middelfte Staaf. De Sleutel legt op deze wijs, wanneer'er Wa-
ter bij de hand is, om het Werktuig te doen gaan door behulp van
de leren Zuig-pijp, in Pto XX. Fig, i. afgebeeld, in welk geval
men duidelijk ziet, dat het Water, inkomende in D, regtftreeks door
de Kraan W in een regte Lijn doorgaat tot de Klappen onder de twee
Zuigers, en in dien fïand is 'er geene gemeenfchap van de Staande-
ftukken der Pompen met de holligheid van den Waterbak.
^ig. 5. Figuur y. vertoont de waterpaffe Doorfnijding van de zeiwe i-^raan
vv, wan-
Fig. 4,
Fig.
W wanneer de Sleutel (X Y in Fig. 2.) één Vierde van een Slag
omgedraaid is naar het oog uit den laatll gemelden ftand, in welk ge-
val 'er geene gemeenfchap is tulfen de Staande-ftukken en het buitenfte
end van't Zuig-ftuk; maar het Water, dat in den voorften en ag-
terften Trog wordt gegoten (wanneer men het niet anders kan krijgen,
dm van een plaats, die verder is, dan de leren Zuig-pijp reiken kan)
' daar loopende in de holligheid van den Waterbak, komt van ter
l^A. in de Kraan in W in deze Figuur; en met een regten Hoek
drajende door de Kraan naar E, gaat het voort tot de Staande-ftukken
^^fSwr 6. vertoont de waterpaffe Doorfnijding van de zelfde Kraan pl. xxi.
W, wanneer de Sleutel legt in een ftand regt andersom, dan dien
laatft befchreven heb. In dézen ftand van de Kraan is 'er geene ge-
meenfchap tuffen den onder kant der Staande-ftukken en de holligheid
van den Waterbak, of het buiten end van 't Zuig-ftuk; maar dees
ftand verfchaft een gemeenfchap tuffen de holligheid van den Water-
bak met den buiten kant van 't Werktuig. De Kraan wordt gemee-
nelijk in d=en ftand geplaatft, wanneer de Brandfpeuit uitfcheidt met
werken, om het Water, dat in den Bak gebleven was, weg te laten
de befchrijving van dit nutte werktuig befluit, moet ik aan-
ifpn dat 'er f of zes foorten, of verfchillende groottens van zijn,
quot;^quot;^dat zelf het grootfte (wanneer alles gereed is, om te werken) door
ndeur of doortogt, gaan kan, iets minder, dan drie Voet wijd,
^t welk een gemak en voordeel is, dat dit Werktuig in't bijzonder eigen
1 eeft en wel waardig is in aanmerking te nemen;en dat ik het maak-
n en de werkingen der verfcheiden gedeeltens van velen dezer Brand-
Itpniten onderzogt hebbende,het mijn nedrig gevoelen is,dat 'er mets
• de zelven tot verbetering veranderd kan worden. De Brandfpeuit,
Ïp ik hier befchreven heb, is ééne van de tweede grootte, of van die
.motte, die naaft aan de grootfte volgt; maar ^ een vergelijking
£n alle de zelven voor te ftellen, zal ik hier een Tafel laten volgen,
S ontleend is uit de gedrukte papieren van Mr. Newjbam den ma-
ker aan zijne Vrienden omgedeeld.
T 2
Hoe veel man aan elke Brandfpenit gebruikt kan ivorden j en genoeg-
zame plaats overlaten, om Water in te gieten, 't welk een ge-
niak van groot voordeel is,fchoon 'er eenig getal met meer vrugt
aan kan werken, dan in ftaat is, om aan eenige andere foort
van Brandfpeuiten te werken.
4de grootte
jde -—
18
22
H
^ man
14-
\6 -
ifte grootte
2de --
3 de
ifte Tuin-fpemt2
2 de--4
Hand-fpeuit i
■, maar deze is van een ander maakjeh
jjoe -veel Water de
Bak houde in Gal-
lons , Wijnmaat.
Hoe vele Gallons in
't Minuut uïtge-
fpeuit worden.
ifteTuin-fpcuit
2 de
Hand-fpeuit - - ijjHand-fpeuit -
Berigt van tien gemakken, bijzonder eigen aan J/r. NEWSHAM'S
BrandipeuiteiL
I.nbsp;Zijne Brandfpeuiten konnen door een niewen toeftel aan de voor-
fte Wagenalfen op allerlei ongelijken grond ftaan, zonder te fcnquot;^
den , zelf wanneer het volle getal van manfchap op zijn heviglte aa
^t -werk is.nbsp;piloten
II.nbsp;Der zelver Wagenwielen behoeven nooit geremd, of opg^^
te worden, en evenwel ftaat de Brandlpeuit vaft, zondernbsp;^
37
40
4f
48
52
33
ifteTuin-fpeuit -
2de --- -
Hand-fpeuit -
ifte Tuin-lpeuit
2 de
agteruit te fchieten, terwijl de Speuit een geftadigen Stroom waters
in den brand uitgeeft.
TTT 7p fnan vaft op Kruk-aflen, door welke verbetering de Brand-
rj'l; nn grooter Wielen loopt, zonder dat de Waterbak rijze boven
Kpt Vermögen van 't volk, dat 'er aan werkt; en ze loopt minderge-
illr van om te vallen, terwijl ze langs de ftraten w^ordt getrokken.
TV Deze Brandfpeuiten zijn zoo gemaakt, dat de grootfte in een
oogenblik naar zulk een kant, als men wil, m den omtrek waar in
ze ftaat, door één man omgedraaid kan worden, fchoon halfvol Wa-
De OTOotfte kan ftaan op een plek van ééne Tard breedte, en
;n pen volkomen ftaat van werken , zoodat 'er wagens ter zijde heen
Si weer konnen rijden. Integendeel is het bekend , dat een andere
foort van groote Brandfpeuit, die aan de enden van den Waterbak
bewerkt wordt, wanneer ze gefteld is, om te werken zonder de man-
fchap een plaats van negen of den Voet in 't Vierkant beftaat. Dus laat
ze in nawe ftraten geene plaats over voor wagens, om goederen, die
gevaar loopen, weg te voeren.nbsp;_nbsp;_
VInbsp;Ziine Brandfpeuiten zijn voorzien met Zijne niew uitgevonden
Kraan die met een Vierde van een omdrajing éénen doortogt opent,
Pn PPn'nndere fluit, die de oorzaak is van Zuiging, of Spemung mt
Sn w.terbak, naardat het te pas kome. Deze omdrajmg kan ten
.llpndfde gedaan worden,terwijl het volk aan 't werk is,enzoofchie-
r- Snfen geene verandering in den Stroom kan befpeuren; en 'c
^^ n .onderling is, het Werktuig voorziet zig zeiven door deze Kraan
^''t Water en geeft een geftadigen en aanhoudenden Stroom lut,
Sioon 'er geen Water in den Waterbak zij.nbsp;_
VIInbsp;De Handboomen, waar meê het volk pompt, Zijn altijd valt,
zoodat 'er niets af te nemen, of aan te zetten, maar het Werktuig m
len oogenblik gereed zij, of om te werken, of om uit het gevaar weg-
fevoerd te worden. De Handboomen en Ligters zijn ook zeer ligt,
feWk beurtelingfe Bewegingen met fchielijke weerkeermgen vereifen
ff gter nullen ze niet kiigen, of den minften tijd verliezen; rna.^ de
f^tfrs en Handboomen van Brandfpeuiten, die aan de enden van de
wSïken bewerkt worden, zijn met aUeen zwaar, maar zullen
SiSn, of breken,indien ze zoo lang zijn, als voor groote Brand-
fntitm noodig is, wanneer 'er een genoegzaam Vermogen aange-
fn^ wordt- en ze konnen niet vaft zijn, omdat ze altijd uitgeno-
(fchoon 'er ^4 Voet ruimte toe noodig zij)^f
-ocr page 206-1^0 BRANDSPEUIT i/r. NEWSHAM.
een verfchikking ondergaan 5 die met het uitnemen op één uitkomt,
eer zulk een Brandfpeuit door een nawen doortogt gevoerd kan wor-
den.
VIII.nbsp;Opdat het volk het werk een langen tijd zonder ruften zou
konnen uitiouden, heeft hij gerijfelijkheden verzonnen, ora veel volk
te doen werken aan zijne Brandfpeuiten van de 3de, 4.de, fde en lt;5de
grootte, die ook hunne uitvoering vermeerderen. Dus kan *er aan
2:ijne grootfte (fchoon geen negen Voet lang) 24, man met even groot
vermogen en voordeel met handen en voeten te gelijk werken, of naar
Welgevallen 18 man met de handen alleen, en plaats overlaten, om zes
emmeren Water te gelijk in te gieten, dat door groote geelkoperen
Roofteren loopt. Deze gerijfelijkheid is volftrekt noodzakelijk, wan-
neer men geene Zuiging kan bekomen, maar ontbreekt geheel en al
in Werktuigen, die aan de enden van de Waterbakken bewerkt wor-
den , omdat ze geene plaats over konnen laten, om Water in te gie-
ten, terwijl een genoegzaam getal van manfchap ftaat te pompen.
IX.nbsp;De Zuigers van zijne Brandfpeuiten maken door toeftel van een
Rad en geklonken Kettingen (fterk genoeg om driemaal zoo veel ge-
weld te weerüaan , als 'er ooit aan te pas kan komenj een regtftandi-
gen Slag, die een gelijker en digter Stroom voortbrengt, en oorzaak
is, dat 'er meer Water naar hec end voortgeftuwd wordt, en minder
Schuring en llijting der Zuigers veroorzaakt. Door middel van deze
regtftandige Beweging (met de zelfde lengte van Slag in den zelfden
tijd en met een gelijk Vermogen aan zijne Brandlpeui'ten aangevoegd,
als aan die, we ker Zuigers niet regtftandig bewegen) maakt hij een
langer en voordeeliger Slag; maar de Ligters in andere Werktuigen,
die de Beweging aan der zeiver Zuigers geven, een Boog befchrij-
vende, doen hen in de Staande-ftukken met een ongelijke Snelheid be-
wegen, zijnde fnelft en moejelijkft te bewerken in het midden van den
Slag, net ter plaatfe, daar het volk het geringfte werkende Vermogen
kan aanvoegen.
X.nbsp;Zijne grootfte Brandfpeuiten konnen door middel van Zuigjng
haar werk doen met negen of tien man in een doortogt, die maar vier-
dalve Voet wijd is, of met zeven of agt man, en plaats overlaten, om
Water in te gieten met drie Emmeren te gelijk, het welk geen van
beide gedaan kan worden met Brand-fpeuiten, die aan de enden van
de Waterbakken bewerkt worden, omdat der zeiver Zuig-pijpen aan
de ziiden van de Brandfpeiiiten gefchroefd worden ; en dewijl 'er Hoe-
peltji in fteiien, om ze open te houden, hebben ze meer plaats noo-
dip- dan een nawe doortogt toe kan laten; en dewijl dePompersaan
de raden der Waterbakken moeten ftaan, moeten ze gevolgelijk in
zulk een doortogt al de plaats beflaan, zoodat het onmogelijk zij Wa-
ter in te gieten 5 terwijl ze aan 't werk zijn. Geene Brandfpeuiten
ziin ook minder onderhevig, om ontfteld te worden, of zijn ligter te
verhelpen, dan deze. Daar zijn ook bijzondere gedrukte onderrig.
tinzen om het werk te gemakkelijker te maken, op een duurzame
^ifs aan die Brandfpeuiten gehegt
Daar is een zeer gemeene mifflag onder menfen, die geen regte
kennis hebben van de Natuur-wetten en de uitwerkingen van eenvou-
dige Werktuigen, die zig verbeelden, dat, hoe de Ligters meer leng-
te van Slag hebben op de Zuigers in de Staande-ftukken (zonder eenig
opzigt op tiid) hoe de uitvoering ook grooter zal zijn zoo in opzigt
van de lengte van den Stroom, als van de Hoeveelheid van Water;
maar het is wel bekend, dat dat begrip vals is: want hoe grooter de
lengte van Slag zij door het werkende Vermogen verder uit het Mid-
delpunt aan te voegen, hoe trager de Beweging van de Zuigers zijn
ïzal het welk doorgaat in alle uitwerkingen van Werktuigen, zoodat
hetgeen dus in kragt door het Vermogen wordt gewonnen weer in tijd
hardvoor een uitvinder, dat zijne werken door een onregt-
vaardig dwanggebruik nagevolgd , of dat zijne nutte ymdingen op
een bedriegelijke wijs tegengefproken worden, en zulke diefagtige
verongelijkingen veroorzaken dikwijls fchadelijke gevolgen, en kon-
ren nooit aan iemand voordeelig zijn, niet aan den onregtvaardigen
namaker , omdat hij rde prijzen gelijk gefteld) m langen tijd en met
Groote koften zijne Werktuigen zoo goed met kan maken,nogin op-
firt van de waardij der ftoffen, die hij 'er toe gebruikt, nog m deugd
vnn der zeiver toeftelling en uitwerkingen. Derhalve wordt de koo-
Sr bedrogen door deonzigtbare gebrekkelijkheden en men mag
lier ook wel aanmerken, d^t het gemeene ongelukkige lot mn beide
loedZ agting te verliezen gemeenelijk zulke verderfelijke en hagge-
fke oÄemingen verzelt, als deze is van om den prijs te ftrijden
mS iemand, die zoo wel bedreven is in zijne vindingen door langdu-
rTge SvarSeid, 't welk het regte middel is, om alle de befte manie-
ren te kennen om in allen deele wel te Hagen, zoo voor hem zelyen ,
als tot nut van het Gemeen. Alles dan wel ingezien zijnde, laat hi)
de onpartijdige weereld oordeelen, of deperloon, die niewe vindin-
gen aan den dag brengt (en dezelven met een matige winit verdoopt;
Sf die ze maar vkn een ander Heelt, de meelteaanmoedigingverdieue.
W o n D E R S T E L LIN G de Wat er weging
verklaard.
Dewijl mij tegenwerpi^ngen in druk zijn voorgekomen, om door
bedriegelijke redenkavelingen om ver te werpen , ^t geen ik met waar-
heid uit ondervinding gezegd had , verzoek ik hier verlof, om het vol-
rrende voor te ftellen, als een verklaring van de Wonderftelling, d e
een tegenfpreker als een valsheid heeft voorgedragen. Ik had gezegd,
„ dat^ik Cop een ftillen dag) Water regt op had doen fpringen tot den
SprinkLan op den toren van de Koni^nklijke Beurs, die 2 ards
' hoop; is, met mijne Brandfpeuit van de vijfde grootte,die 170 Gal-
/O«/Water in een Minuut geeft.» Dit was gezien door velen, die
iv tegenwoordig waren, en egter kan dit Werktuig het \\ater met
bovelde ,0 rlds regt uit fpeuiten fchoon de Speuit« ^
voordeeligften Hoek geligt worde. Een Steen nu , of Kogel, gaat
zekerhjk verder in lengte, dan in hoogte, wanneer ze met een ^en
groot vermogen geworpen, of gefchoten worden Hierom zegt de
tegenfprekerf „ dat volgens de zelfde Wetten Water veel verder in
lengte, dan in hoogte , moet fpeuiten , quot; tegenftrijdig met mijne
verzekering van de gemelde gebeurtenis. Evenwel is het bekend, d^
wanneer Water met groote kragt waterpas uitgefpeuit wordt, de
Straal naar het end verwijdert, en daarom meer Weerltand van ae
Lugt ontmoetende, fchielijker neervalt gt; maar wanneer een Straal re£
op gefpeuit wordt met de zelfde kragt, en door het zelfde gf op ^^
ftillen warmen dag, hij dan een dunne regtftandige Rol maakt m j
Lugt (welke op die hoogte veel ligter quot;)en dus met een digter K^ in
tot boven toe opgaat; en daarom gaat de Straal tot grooter afltana m
^'quot;quot;l^Mneer een Straal eerft waterpas, en dan regtop f
door het zelfde gat met een even groot Vermogen, iet
ftaat is, om het boven de 30 Tards ver te fpeuiten, zal de
afltand grooter zijn, dan de regtftandige', omdat in Zulk een geval
de Weerftand van deUxgt (welke is, gelijk het Vierkant mh de Snel-
heid) veel minder is tegen den waterpaffen Straal, gelijk blijkt, om-
dat het Water dan aan het end niet verwijdert, gelijk het doet, wan-
neer men grooter Vermogen gebruikt. Dit is mijn nedrig gevoelen,
het welk ik de Liefhebberen voorftel; maar indien ik het mis heb in
mijne oplolTmg, is de gebeurtenis evenwel waar. Dergelijk Verfchijn-
fel is door vele Proeven genoegzaam bewezen.
RICHARD NEWSHAM.
Mogelijk zal de Lezer zig verwonderen, dat ik in de befchrijving
van zoo groote verfcheidenheid van Werktuigen geen berigt geef van
Windmolens, maar ik heb het niet willen doen, omdat de voornaam-
fte zaak in de zeiven ontbreekt, dat is, een manier om haar het Koorn
eenpariglijk te doen malen, wanneer de Wind fchielijk verandert: want
fomtijds wordt van het Koorn naaulijks te kneuzen de Beweging zoo
vermeerderd, en de Steenen gaan zoo fchielijk, dat het Meel gants
heet en bedurven wordt. Het verminderen van de Zeilen wordt dan
wel in 'c werk gefteld; maar dat kan niet altijd fchielijk genoeg ge-
daan worden om het fchielijke opfteken van den wind. Men zou een
toeftel konnen maken, om de Molen meer werk te geven, 't welk ze
van zelf zou konnen opnemen, w-anneer de Wind fchielijk opftak, en
•weer laten fchieten, wanneer de Wind verftapte. Ik heb niet gdioord,
dat iemand zig nog van zulken toeftel bediend heeft. Ik vertrou, dat
het gedaan zou konnen worden, en ik heb het al over de twintig jaren
voorgehad, maar ben door andere bezigheden belet geworden; maar
ik hoop het nog den éénen, of den anderen tijd, te doen, indien ik
nog wat in 't leven blijf. Óndertuffen konnen die genen, die zig te
vreden houden met geen voordeel te doen met de fchielijke toeneming
van de Snelheid van den Wind, en maar verlangen, om voor onge-
mak bevrijd te zijn, zig bedienen van een grooten Wind-vleugel, om
de Lugt te flaan, omdrajende door middel van een klem Rondfel, ge-
lijk in de Hei van Mr. Vauloué'ylÜQv voor bladz. 8. befchreven is. cjm
evenwel van dit onderwerp in 't geheel niet te zwijgen, zal ik de vol-
gende Waarnemingen opgeven mt de Arcbitetlure Hydraulique van
den Heer Belidor, II. Deel 3. Boek, bladz. 3f, 385 40 en 42.
111. DEEL.nbsp;Vnbsp;^ind
-ocr page 210-3f. Wind is nooit aan Molens gebruikt voor het jaar 1280, of on-
trent 1300.nbsp;,nbsp;j
38. De befte Hoek, dien de Zeilen van een Windmolen met den
As konnen maken, is van 55- Graden. Dan is de Kragt evengelijk
aan rf van de Kragt van den Wind,
40. Men maakt ontrent Parijs dien Hoek van jz Graden, en ver-
lieft daar door 7, of krijgt maar een uitwerking, gelijk 5 tot 7.
42. Om de grootfte uitwerking te krijgen , of het meefte werk te
doen, moet de Snelheid van deZeilen in haar Zwaarte-punt even gelij*^
zijn aan § van de Snelheid- van den wind.
AANHANGSEL.
Lugt verwipld 3 gezuiverd y en van de ééne naar de andere plaats
gevoerd door den Schrijver.
De eerwaardige geleerde en fchrandere Dr. Stephen Hales heeft
onlangs een Boek uitgegeven, dat hij The Ventilators , of de
Lugt-hiders, noemt, waar in hij verfcheiden Blaasbalgen van zijne
uitvinding befchrijft, die hij tot nut van het Gemeen aanprijft , om
vervuilde Lugt te zuiveren, en verfe Lugt te brengen in fchepen, ge-
vangenhuizen en hospitalen enz., die, wanneer men ze in gebruik
brengt, het leven zullen fparen van duizenden van menfen , die jaar-
lijks 'door het inademen van ongezonde Lugt omkomen. Ik hoop, dat
hij voor zulk een edel voorftel naar verdienften beloond zal worden;
of indien hij een famenfpanning ontmoet, om het te leur te ftellen (ge-
lijk ik bij de zelfde gelegenheid gevonden heb) zal hij egter geprez^en
worden van wijze en brave luiden, die om het welwezen van 't Ge-
meen wenfen, en dat 's een belooning in 't midden van te leurftelling-
Dewijl ik de laatfte agt en twintig jaren bezig geweeft ben met liet
nemen van Proeven om de Lugt te zuiveren, de zelve van de ééne
naar de andere plaats te leiden , en te verwilfelen tot voordeel van
menft^n, die haar in gefloten plaatfen tot nadeel van hunne gezond-
heid inademen, en tot nog toe in mijn ontwerp te leur gefteld ben,
ik het voor een genoegzame belooning gehouden hebben,
de Hokter, al .waar het nog zoo flaaw geweeft, gemeld had , dat ik
eenige Proeven tot dat oogmerk had genomen, zelf al had hij gezegd,
dat miin Werktuig, o£Blaas-rad (het welk hij te Teddingtonh-^d,
om 'er de Proef van te nemen) op ver nog na 2.00 fterk niet blies, als
Zijne Blaasbalgen, en daarom veel erger zijn moeft, fchoon mijn oog-
merk met dat Werktuig geweeft waar zieke luiden ongevoelig verfe
Lugt te- geven. Hierom heb ik het maar half zoo groot van Middel-
lijn gemaakt, als het Rad, dat boven 't Lager-huis ftaat, en gevolge-
lijk een agtfte gedeelte van dat, het welk Lugt voortvoert door een
vierkante wijdte van zeven Duim, tegen een [Engelfe^ Mijl in 't Mi-
nuut Ik geloof, dat de Dokter zoo grooten haaft gemaakt heeft met
het uitgeven van zijne Ventilators, dat deze overflaging loutere ver-
o-etenheid geweeft is: want hij meldt mij in andere opzigten, en is
too ver af'van de geheele uitvinding aan zig zelven toe te fchrijven,
dat hij zegt, dat 'er iets van die natuur in Zweden in gebruik is.
De eenige zwarigheid, die ik 'er in heb, is dat ik nu verpligt ben
aan't Gemeen een berigt te geven van de voornaamfte Proeven,
die ik ontrent dat onderwerp genomen heb federt het jaar 1715:, om voor
geen roekeloozen fnorker gehouden te worden, waanneer ik zeg, dat ik
de meefte Proeven heb genomen, die in de Ventilators gemeld worden,
als genomen zijnde, en voorgefteld wordende, om ze tc nemen, tenzij
ik een berigt geve van die Proeven en den tijd, wanneer ze genomen zijn.
Tn'tjaar f/if heb ik uit het Frans een Boek vertaald, genoemd
j TiJchanique du Feu, het M-elk ik wift gefchreven te zijn door den
Heer Gaui^er, een zeer fchranderen Heer te Farijs, fchoon hij zijnen
naam verborgen had. Dit Boek, het welk ik noemde JVr^i improved,
oïhetVuurJtokenverheterd,héiQhdiQvMd manieren om verwarm-
de Lugt in een vertrek te brengen, om het te verwarmen , wanneer
het noodig was,door ze te doen omloopen agter geelkoperen of ijze-
ren Zü-poften, of Wanden, die de vuurplaats omrmgen enz. Dit
ftond mi) beter aan, dan de Kagchels, waar door ftilftaande Lugt ver-
warmd wordt, en de zelfde Lugt op niew wordt ingeademd, het welk
een zeer ongezonde manier is. Dewijl nu een Vuur van Steen-kolen
minder plaats beflaat, dan een Vuur van hout, voegde ik bij het Boek
vin den Schrijver een manier, om de inkomende Lugt rondom den
roofter te voeren zeer digt aan het Vuur van Steen-kolen, om het ver-
trek waar in men kolen gebruikt, zoo kragtig te verwarmen, als de Heer
Gamer doet, daar men hout ftookt; maar dewijl vele luiden van ge-
voelen ziin dat 'er in Lugt een levendmakende Geejt is, en dat het
•• 'nbsp;V 2nbsp;bran-
branden van Lugt de zelve onbekwaam zou maken voor de ademha-
ling , door haar van dien geeft te berooven, wilde ik beproeven, of
hec dus met de zaak gelegen waar, of niet, en of het niet liever de
manier vvaar van het branden van de Lugt, die haar fchadelijkmaakte
voor dieren door het mengen van eenige ongezonde Uitvloeifelen met
de gebrande Lugt. Hier toe nam ik dan vele Proeven, waar van ik
'er hier maar eenige weinigen zal melden. Aan de Dekplaat van het
Ontvang-glas van een Lugt-pomp, gelijk in het 11. Deel van dit Werk
Tlaat XL. Fig. 29. vertoond wordt, maakte ik een Kraan vaft, en
een kromme geelkoperen Pijp, endigende in een ijzeren Pijp , opdat
het end van die Pijp, geftoken zijnde in een gloejende metalen Teer- •
Hng, niet zou fmelten, wanneer men de Lugt, die in het gemelde
Ontvang-glas van de Lugt-pomp weer ingelaten zou worden,midden
door de gloejende Teerling liet gaan, eer ze in de Pijp kwam. Wan-
neer de Liigt door de gloejende Teerling, en daar op door de ijzeren
en vervolgens door de geelkoperen Pijp in het uitgepompte Ontvang-
glas was geloopen, kon men (de Kraan boven op de Plaat open ftaan-
de) de Plaat gemakkelijk opligten, hebbende gebrande Lugt zoo veel
Veerkragt, als de Lugt, die te voren uit het Ontvang-glas gehaald
was. Ik heb drie Teerlingen van verfchillend Metaal, elk ^i)f Pond
wegende, tot deze Proeven op de volgende wijs gebruikt.
De ijzeren Teerling gloejend heet gemaakt zijnde in een Vuur van
houtskool, totdat ze zig wit begon te vertoonen , nam ik ze uit het
Vuur, en zette ze op een gebakken fteen, ftekende het ijzeren end
van de Pijp, die naar het uitgepompte Ontvang-glas liep, bijna een
Duim diep in 't gat van de Teerling. De Kraan van de Dekplaat van
het Ontvang-glas omgedraaid hebbende, vulde de buiten Lugt, die
in het loopen door de Teerling gebrand was, het Ontvang-glas, tot-
dat ik 'er de Plaat kon afnemen. Toen ftak ik een Sijsje m het Ont-
vang-glas, en lei 'er een Plaat op, maar het Vogeltje fcheenindentijd
van een half uur niets te lijden.
Ik bezogt de zelfde Proef met een roodkoperen Teerling, en een
tweede Sijsje had geene aandoening van de Lugt, die op dez.e wijs
gebrand was.
Ook nam ik een Proef met een geelkoperen Teerling, niet boven
half zoo heet gemaakt, als de ijzeren, of roodkoperen geweeft was,
£n Ik v€nd niet, dat een Vogeltje van 't zelfde gellagt eenig ongemak
-ocr page 213-leed- maar de koperen Teerling weer heet gemaakt hebbende) en wel
200 ver quot;dat der zelver hoeken begonnen te fmelten , was de Lugt ^00
ver'riftigdmetdendampvandeKalamijnlleen, dat een ander Sijsje j
in het Ontvang-glas gezet zijnde, in twee Minuten ftierf.
Toen zette ik de ijzeren Teerling in een Konfoor met Houtskool,
zoodat de Lugt niet in het uitgeputte Ontvang-glas kon komen, zon-
der eerft door' de brandende kolen te gaan. Een ander Vogeltje gezet
ziinde in de Lugt, die dus vervuild was, ftierf m een oogenbhk, en
een Kaars, in die Lugt neerzakkende, ging aanftonds mt, zuiveren-
de ontrent een Duim van die Lugt. Een ander endje Kaars werd wat
lager neergelaten, en zuiverde de Lugt zoo laag, als het zakte , tot-
dat vijf of zes endjes Kaars na elkander neerzakkende de Lugt ge-
heel zuiverden ; zoodat 'er weer een Vogeltje in gezet werd, zonder
eenig ongemak te ondergaan.
Wanneer de Lugt in het Ontvang-glas werd gelaten door de vlam
van Brandewijn, eer ze in de gloejende Teerling kwam, was ze voor
het Vogeltje zoo doodelijk, als de voorgaande.
De rnanier waar op óeHoer Hauksbee voorheen de Proef genomen
had, was de volgende. In een ftuk geel Koper van de gedaante van
een Aziin-össje een gat geboord hebbende door den hals tot mlietdik-
He fredeelte, lei hij het in een Konfoor met brandende houts-kolen, en
ftak 'er de Éjp in, die van het uitgepompteOntvang-glas komt, wel- '
ke Pijp van geel Koper zijnde hij voor fmelten aan het ftuk geel koper
bewaide met ftukjes IJzer-draad te fteken tulfen de Pijp en het ftuk
koper. De Kraan open gedraaid zijnde, om de Lugt in het Ontvang-
rlas in te laten, is het klaarblijkelijk, dat dit niet eenvoudig was een
branding van Lugt, maar een vermenging van den damp van houts-
kolen en geel-koper met de Lugt.nbsp;»
Wijle ^e Heer Worfier van branden van Lugt gelezen hebbende,
maar niet van mijne manier om het te doen, verklaarde zig aanftonds
tegen de nieuwe vinding, die ik voorhad werkftellig te maken, zon-
der mijn Boek gelezen te hebben: want ik wil niet onderftellen, dat
liij zi2 zoo ftellig zou verklaren tegen mijne manier om kamers te ver-
warnien, indien hij mijn berigt van de gemelde Proeven had gelezen.
De levendmakende Geejl, dien hij zei in de Lugt bevat te zijn, was
maar een bewering van zijne eigen vinding zonder blijk: want Dokter
Üales heeft federt bewezen, dat 'er zulk een ding niet is, als die le-
V 3 ^nbsp;vend-
-ocr page 214-vendmakende Geefl. Andere luiden hebben zig even onbedagt tegen
mijne manier verklaard.
Schoon enkele branding van de Lugt de zelve voor de ademhaling
niet erger make, en men wete, dat de blikfem de Lugt zuivert door
het verbranden van een groote meenigte van zwavelagtige deeltjes, die
dikwijls in al te grooten overvloed in de Lugt drijven, heb ik egter,
om alle tegenwerpingen te ontgaan, de Lugt nooit in een vertrek ge-
bragt door gloejende Pijpen, die door het Vuur gingen; maar (fchoon
ik genoodzaakt waar mijne leiding voor de Lugt te maken rondom een
Vuur van Steen-kolen veel digter in één, dan de Heer Gauger deed
om zijne Vuren van hout, die veel meer plaats belloegen, dan een
Vuur van kolen) maakte ik egter mijne Pijpen, om Lu^t in te bren-
gen , altijd van gefmeed Ijzer (het welk men door ondervinding ge-
leerd heeft niet nadeelig te zijn) en van vijf of zes Duim Middellijn ;
zoodat die Lugt niet heeter gemaakt werd, dan ze door een zomerfen
zonnefchijn geweeft zou zijn; en de ingebragte Lugt kwam onmidde-
lijk van buiten de deuren ; zoodat de Lugt van het vertrek dikwijls
werd verwiffeld in den tijd van een Kwartier Uurs, en niets had van
de oude ongezondheid en het ongemak van Hoogduitfe Kagchels, waar
door de zelfde Lugt verhit wordt, zelf tot ftikkens toe voor luiden ,
die 'er niet aan gewend zijn.
Zijne Genade de Hertog van Chandos heeft twee van deze Kunft-
tuigen ontrent vijf of zes en twintig jaren op zijne Boekerij gehad, en
nooit eenig ongemak van der zelver gebruik ondervonden, gelijk ook
twintig of dertig andere perfonen, die ze gehad hebben van 't begin
af aan, dat ik mijne vinding werkfiiellig gemaakt heb.
Dewijl ik zoo veel moeite en zorg gehad, en ook eenige koften ge-
daan heb, om deze beftiering van Lugt nuttig te maken, kan ik niet
wel nalaten hier te klagen over de genen, die mij daar in getragt heb-
ben te leur te ftellen.
Daar is een man geweeft ,die uit Frankrijk was gekomen, die zon-
der iets te weten van de uitvindingen van den Heer Gauger-,^ m^ar
voorgevende, dat hij de Schrijver van des zelfs Boek was (omdat er
geen naam voor ftond) werd mijne Vertaling y^nGaugefs Boekmag-
'^^g 1 en bragt het bij een berugten Koperftager, om hem te onderreg-
ten, hoe hij één van die Kunft-tuigen moeft maken voor zijne Gena-
de wijlen den Hertog van Kent, voor wien hij beloofd had 'er een te
zullen maken; en bij mij kamende, om nog wat meer ligt ontrent het
ftuk te krijgen, vertoonde hij mij het Franfe Boek, 't welk hij zei,
dat hij geichreven had; maar toen ik hem Monfieur Gauger noemde
(dewijl'iii dien Schrijver nooit gezien had) zei hij, dat hij 't Boek maar
met den fleer Gauger hmm gefchreven had, en bij onderzoek vond
ik, dat hij geene drie bladzijden agter elkander in 't Boek kon lezen.
Dit niet tegenftaande had hij de onbefchaamdheid \ an den Graaf
mar en den Heer Robethon te verzoeken, om hem aan wijle zijne Ma-
jefteit als een arm fchrander man aan te bieden, die een fchoone Zaak
had uitgevonden, die een (Jktrooi verdiende,maar daar hij geen geld
toe had.
Zijne Majefteit en die Heeren waren bereidvaardig, om voor's mans
Oktrooi te betalen; maar toen ik 'er van hoorde, oordeelde ik, dat het
hard was, dat ik dus nittreiloten zou zijn van een uitvinding , die de
Heer Gauger in Frankrijk gemeen gemaakt, en die ik vervolgens in
't Engeh met verlieteringen in 't ligt gegeven had; en daarom heb ik,
fchoon mij de helft in het Oktrooi werd aangeboden. Zonder dat ik
'er iets toe behoefde te betalen, die aanbieding van de hand gewezen
In 't jaar 17^0 dagt ik met mijnen werkman IVilliam F'reem ver-
fcheiden manieren uit, om mout met heete Lugt te droogen, maar
ftelde het verzoeken Van Oktrooi zoo lang uit, totdat ik door bekwa-
me Proeven kon betogen, dat het tot voordeel zou ftrekken van den
handelaar zoo wel, als van een Heer, die van die foort van mout bier*
zou maken uit liefhebberij. (Jndertulfen vernam Kaptein Busby , een
Heer lüt Buckinghamjbire,hl] mij naar mijne Proeven, en zei mij, dat
hij, een Eeft hebbende 'm BuckinghamJhire, indien ik hem mijnen
werkman wilde leenen, eenige verdere Proeven zou nemen, en mij
berigt geven van den uitftag. Ik deed het, en de eerfte tijding, die
ik 'er van kreeg, was een brief van hem, om mij kennis te geven, dat
hij een uitftekende manier had uitgevonden, om mout te droogen door
middel van heete Lugt, waar toe hij een Infchrijving liet doen, en
dat ik welkom zijn zou, om 'er zoo veele porftën in te nemen, als ik
begeerde, daar voor betalende op den zelliden voet, als anderen. Ij^
gaf op zulii een voorftel geen antwoord, maar hoorde korten tijd daar-
na, dat hij met dat ontwerp twintig duizend Pond fterling gewonnen,
€n ook weer in de Zuid-zee verloren had.
In 'tjaar 1723 maakteikeen uitvinding werkftellig om het Lager-
huis
huis yan vuile Lugt te zuiveren, het welk ik op de volgende wijs deed.
In eiken hoek van 't huis is in den zolder een gat, dat het onder end
is van een geknotte Piramide, zes of agt voet opgaande in de Kamer
hoven het huis, opgeregt door den Ridder Chrijïopher Wren, oni de
Lugt (door den adem van zoo vele menfen en den damp van kaarfen,
wanneer ze daar gebruikt worden, vervuild zijnde) uit te laten; maar
de uitkomft was, dat, wanneer de toppen der Piramiden open waren,
de Lugt boven de zelve kouder, en gevolgelijk dikker zijnde, met
weid in 't huis neerfchoot, en zeer hinderlijk was voor de genen, die
onder de gaten zaten. Ik liet twee Selletjes maken aan elk end van de
Kamer boven de Vergaderplaats tulfen twee van de gemelde Piramiden,
en een Koker leidende uit die Piramiden tot de vierkante ijzeren hol-
tens die om een Vuur-haardje liepen, 't welk in de Selletjes ftond.
Zoo'haaft, als ^er in die Haardjes een Vuur was aangeftoken ontrent
des middags te twaalf uren, kwam de Lugt uit de Vergaderplaats door
deze heet gemaakte holtens in de Selletjes op, en vloog verder door
der zeiver Schoorlleenen weg.
Juffrou ;Sw//Z; ,deOpzienfter, die het gebruik had boven de Kamers
van 't Lager-huis, geenen zin hebbende, om in haar gebruik van die
Kamers belemmerd te worden, deed alles, wat in haar vermogen was,
om de werking van die Kunft-tuigen te verijdelen, waar in zij einde-
lijk haar oogmerk bereikte met het Vuur niet aan te fteken , voordat
het Huis eenigen tijd gezeten had, en zeer heet was: want toen kwam
de Lugt, die in de Sélletjes niet heet gemaakt was, naar beneden in't
Huis tegen een dunner en minder Weerftand biedende Lugt, waar
door het Huis, in plaats van te verkoelen, nog heeter werd; maar
toen het Vuur was aangeftoken, eer de Leden bijeen kwamen, gnig
de Lugt uit het Huis naar boven in de Selletjes, en trok door den
fchoorfteen uit, waar door het Huis koel bleef.
Korten tijd daar na maakte ik het Hooger-huis warm door een toe-
ftel, die de Lugt, welke van alle kanten met geweld door het Vuur
kwam inloopen, en de ruggen en beenen deed verftijven van de ge-
nen, die digt genoeg bij 't Vuur ftonden, om hunne fchenen te bran-
den, tegenhield, en maar zoo veel Lugt in den Schoorfteen liet opgaan,
als noodig was, om het Vuur aan 't branden te houden , terwijl
de overige Lugt die verwarmd was, in het Huis te rug wera ge-
dreven, alwaar ze verfpreide, en een ijgelijk op een verkwiisKende
WIJS
-ocr page 217-wiig verwarmde. N. B. Dif Kunft-tuig is in den laatflen Druk mn
mijne FIR^^ IMFROVED bejchreven, en wordt m't Hoo-
In 't jaar 1727 vervaardigde ik een Kunlt-tiiig voor wijlen den Graat
\2LnWeftmore-land, om een Kool-, Lood-, Koper-, of eenige an-
dere Mijn van allerlei dampen te zuiveren , hetzij die dampen Voort-
onderfciieidenlijk ligter, of zwaarder zijn, dan gemeene Lugt, waar
van ik aan het Koninklijke Genootfchap eenige Proeven vertoonde,
waar van het berigt met de volgende woorden in de Transatiions\_^o.
400. pag. 3gt; 3-] gedrukt is.
Berigt van Froeven met een Kunft-tuig^ omdampenof vervuilde Lugt
uit Mijnen te trekken door den Sehr ij ver, genomen mzYNo.4oo.
van de Transaäions van het Koninklijke Genootjchap in V
jaar 1727.
Het Kunfl-tuig beftaat uit een driedubbele Kruk, drie Pompen be-
werkende, welke Lugt: zuigen en perfen door middel van drie Leiers,
en beurtelings aangeveegd worden, om Lugt te drijven in, of te zui-
gen uit eenigerlei bedoelde plaats door vierkante houten kokers, die
gemaakt zijnde van Zaag-deeltjes, binnen's werks tien Duim wijd,
fio-tzijn, om te dragen, en zonder eenige moeite aan elkander ge-
voegd konnen worden.
Ik vulde een hoog rolrond Ontvang-glas met den damp van een
brandende Kaars en brandende Zwavelftokken , zoodat een aange-
ftoken Kaars bijna zoo fchielijk uitging, als ze 'er in neerzakte. De
Kokers vaft gemaakt hebbende aan't Pers-gat van het Kunft-tuig, dreef
ik verfe Lugt onder in het gemelde Ontvang-glas, zoodat de vuile
damp boven uit het glas uitging.
Een ander Ontvang-glas (dat boven digt was) met vuilen damp ,
gelijk het eerfte, gevuld hebbende, lei ik het ontrent waterpas, het
III. Deel.nbsp;^nbsp;ge-
geiloten end maar iets hooger, dan het open end opdat de vulia
damp daar niet van zelf zou uitgaan, wanneer hij foort-onderfcheiden-
■ lijk ligter was, dan gemeene Lugt. Ik maakte de Kokers vaft aan 't
Zuig-gat van het Kunft-tuig, en, hetKunft.-tuig aan den gang gehol.
pen hebbende, trok ik den vuilen damp uit elk gedeelte vanJ'iet Ontr
vang-glas, met'er de Kokers aan te voegen.
Het rolronde open Ont\'ang-glas met vuilen damp gevuld, en over-
end gezet iiebbende, voegde ik de Kokers aan 't zuigende gedeelte
van het Kunft-tuig met der zelver open enden bij het onder-end van 'C
Ontvang-glas. Op het pompen werd al de damp naar benedengetrqkr'
ken, en dus weggevoerd door de Kokers.
Een Kaars in het gemelde rolronde Ontvang-glas gezet hebbendé
zonder het met dampen gevuld.te hebben, en de Kokers in het ünt-
vang-glas geftoken hebbende onder de vlam van de Kaars, lei ik een
nat ftuk Leer over den mond'van het Ontvang-glas,. ontrent een hal-
ven Duim opening latende voor de Lugt, om 'er in te fchieten. Die
niet tegenftaande begon de Kaars te verflawen, en ftond op 't uitgaan; :
maar het Kunft-tuig, met de Kokers aan het Pers-gat gevoegd, aan:
den gang makende, begon de Kaars weer te leven,en brande ten min-
ften zoo wel, als in de open Lugt. Wanneer ik ophield met pom*
j5en,-verminderde de vlam, van de Kaars; maar toen ze op't punt
ftond van uit te gaan, ver wakkerde ze weer op het inperfen van meer
Lugt met het Kunft-tuig.
Wanneer dampen in JVIijnen foort-onderfdieidenlijk ligter zijn, dan
gemeene Lugt, konnen ze volgens de eerfte Proef uit de Mijn gedre-
ven worden.
Wanneer dampen foort-onderfcheidenlijk Zwaarder zijn , dan ge-
meene Lugt, konnen ze volgens de tweede of derde Proef uitge-
zogen worden.
Wanneer 'er een Opening of Gang gegraven worde uit een Mijn
naar een Valei, die 'er een goed end .van afgelegen is, om het Water
(. , gt;
. . 1
f :
I . '
-ocr page 220- -ocr page 221-tc ontlaften, of de moeite te fparen van het geheel tot boven de Mijn
op te brengen, maakt men gemeenelijk Schaften, of regtftandige Put-
ten van de Oppervlakte van de aarde tot aan den gemelden Gang, oir
t-A Vr^mf^n. dat het werkvolk ftikt, terwijl ze den Ganjr graven.
O Onbsp;'
en dat gelcinedt met groote Koiten; maar vui^uno ^.v. ..v^v^o Proef kan
men verfe Lugt tot bij de werkluiden injagen, om hen vn] en onver-
hinderd adem te laten halen, en hunne kaarfen aan brand te houden,
door welk middel men de koften van regtftandige Schaften uit kan win-
quot;^Men heeft door vele Proeven gevonden, dat een man een Gallon
Lugt in een Minuut tot zyne ademhaling noodig heeft, en een kaars
van zes in een Pond brandt ook ten naaften bij zoo lang in de zelf(fe
Hoeveelheid van Lugt, zoodat een groot Kunft-tuig overvloedig Lugt
zal verfchaften voor het branden van kaarfen en het werken van een
groot getal van menfen in een Mijn.
Deze Kunft-tuigen werken met groot gemak, omdat er geene Per-
fmg van den Damp-kring weggenomen, maar alleen een Snelheid ge-
geven moet worden aan ééne foort van Lugt, om ze voor een andere
^^ Vurfftó alle gevallen niet goed, fchoon het in fommige gevallen
^'iiilp T nzt met een goeden uitflag uit Mijnen kan trekken, omdat
verfcheidin foorten van dampen het Vuur uitbluflen, en fommige vlam
vatten, en gevaarlijk zijn , wanneer 'er Vuur nabij komt, en zelf
Vuur in gemeene ftilftaande Lugt het niet lang houden.
Men heeft hier fomtijds groote Blaasbalgen toe gebruikt, maar ze
liebben een veel grooter Vermogen noodig, om de zelfde uitwerking
voort te brengen, en konnen het voordeel niet hebben van aanftonds
van Perfing tot Zuiging verwiffeld te worden. Ook zijn ze zoo
goed kTp niet, al hit voorgeftelde Kunft-tuig, dat geheel van
KgemTakquot; Ln worden, uitgezonderd de Kruk, ^^ -n ^
moeten deStaande-ftukken der Pompen van dun
de Kruk een Voet lang, en de Staande-ftukken anderhake Voet o.er
?t Kruis zijn, kan één°man ontrent 13 rolronde, of 10 Teerling-vier,
k.nte Voeten damp onder uit de Mijn in een Minuut ontlaften.
De Ridder George Beauniont en verfcheiden andere Leden van 't
lagerhuis, merkende dat het oogmerk om 't Huis door middel van
de bovengemelde Vuur-tuigen te verkoelen verijdeld was, vroegen mij
i van de OpperviaRte van de aaroe lul iiau u^^inbsp;Gang, om
or te komen, dat het werkvolk ftikt, terwijl ze den Gang graven,
dat gefchiedt met groote koflen; maar volgens de vierde Proef 1
t f^f k;; A^ ix/prkliiiflftn iniafen. 0111 heil vrii en onv
voor
en
BLAAS-RAD om LUGT te mlt;üeren.
|M
lin
164,
in 't jaarnbsp;niet eenigen toeftel kon verzinnen, om de heete
en vervuilde Lugtdïic het Huis te trekken door middel vaneenperfoon»
die geheel van mij af hing. Toen ik dit beloofde te zullen doen, werd
'er eenKommitté aangefteld, om mij te belaften zulk een Werktuig te
maken, het welk ik ook ter uitvoering bragt, noemende het Rad een
middelpunt-fcbuivend oïBlaas-rad, en denman, die het draaide,een
Lugtdrijver.nbsp;_
Dit Rad, fchoon in fommige opzigten gelijkende naar de Hesjije
Blaasbalgen van F apin, verfchilt egter daar veel van, meer uitwerking
doende, en beter in ftaat zijnde, om de vervuilde Lugt uit te zuigen,
of verfe in te drijven, of het beide te gelijk te doen ,, naardat de Spre-
ker van 't Huis het goedvinde te bevelen, wiens bevel de Lugtdrijver
eiken dag der Zittingen afwagt. Het Rad is nog in gebruik.
Dit Rad wordt in de Fhilofoph. Tranfaä. No. 437. met de volr
gende woorden befchreven.
Berigt van een Kunft-tuig om in korten tijd de Lugt te verwis-
felen in Kamers, waar in zieken leggen, met ''er de ver^
milde Lugt uit te trekken, of'er verfe Lugt in te
drijven, of dit beide, lóet ééne na het andere te
verrigten^zonder deuren of venßers te openen^
N. B. Het Modél van dit Kunß-tuig, gemaakt naar een Schaal van
een Voet op een Duim, is aan het Koninklijke Genootfchap ver-
toond op den 13 Jimij 1734. door Dr. J. T» Defaguliers, Lid van
het Koninklijke Genootfchap^
BCED (Flaat XXIL Fig. i.) verbeeldt een Kas, inhoudende een
Rad van zeven Voet over 't Kruis, en ééne Voet breed of dik, zijnde
een rolronde doos, verdeeld in 12 holligheden door middelfchotten,
ftrekkende van den Omtrek naar het Middelpunt, dog die negen Diuni
Van het zelve af blijven, open naar het Middelpunt, als mede naar den
Omtrek, en aan den Omtrek alleenlijk gefloten door de Kas,
^^et Rad omdraait door middel van een Kruk, gehegt aan des zelfs As
Welke As draait in twee ijzeren Vorken, of halve holle Rohetjes
van Klok-fpijs, gelijk A, ruftende op den Stijl, of Stander A t..
Lit het midden van de Kas aan den anderen kant agter A komt een
Koketj
Ï\A
• y.
li
PL.XXU
F'S- I.
Koker, of Vierkante Pijp uit, die we de Zuig-pijp noemen, welke
doorgaat toc het bovenfte gedeelte van de Kamer van den zieken , het-
zij d? Kamer digt bij, of ver af zij van de plaats, alwaar het Kunlt-
tuiff ftaat, op een hooge of lage verdieping, boven of beneden het
Kifnft-tiiig. Daar is eearondgat in ééne der cirkelrondeVlaktens van
het Kunft-tuig van 18 Duim over 't Kruis rondom den As, alwaar de
Pijp in de Kas fteekt, waar door de Pijp gemeenfchap heeft met alle
rlp holligheden Dewijl het Rad fnel omgedraaid wordt, wordt de
1 nlt die mt desZieken kamer komt, aan 't Middelpunt van 't Rad
Wenomen, en naar den Omtrek gedreven, zoodat ze met groote Snel-
heid uitfchiete in de Blaaspijp B, aan den gemelden Omtrek vaft ge-
quot;^ Terwijl de vervuilde Lugt uit des Zieken kamer weggehaald wordt,
zal de Luo't uit de aangrenzende vertrekken door de naaufte doortog-
ten allengskens inkomen; maar daar is een toeftel, om de Pijpen, die
naar des Zieken kamer loopen, aan te voegen aan de Blaas-pijp B ,
terwijl de Zuig-pijp hare Lugt maar krijgt uit de Kamer, waar in hes
Kunft-tuig ftaat. Door dit middel kan men verfe Lugt drijven in des
Zieken kamer, 'nadat 'er de vuile Lugt uitgetrokken is. _
Dit Kunft-tuig zou van groot gebruik zijn in alle Hospitalen en ge-
van^enhuizen. Het zou ook zeer goed zijn, om warme of koude Lugt
In ein afgelegen kamerte brengen, en zelf om ze, wanneer het noo-
dig- was ongevoelig met reuk te doortrekken.
Figuur 2. vertoont den binnenkant van 't plat van 'tRad,het welkPi.xm
verft af is van de Kruk, en digtft aan de Zuig-pijp.
1,2,3,4 vertoont de holligheid,of't gat, dat de Lugt rondom den
As inneemt. Om dat gat legt een ronde ijzeren plaat, om alles valt
aan elkander te houden^ welke plaat vaft gem?.akt is aan het hout en
't ijzeren Kruis, waar in de As fteekt.nbsp;,
verbeeldt met een blinden Cirkel een fmallen ^ ^^
Baf fdie (met te drukken tegen de buitenfte Kas, terwijl hij vaft ge-
Lakt is tegen het buitenfte |lat van 't Rad) den doortogt om m het
Rad ie komen digt maakt.nbsp;j u •
HHH is een andere Ring van Baai, ook vaft gemaakt aan den bm-
ten kant van 't Rad, en fchurende tegen de Kas, opdat de Lugt, met
geweld o-edreven tegen den binnenften Omtrek van de Kas, geenen
uitgang zou vinden, dan door de Bkas-pijp m B.
i66
Daar is aan den buiten kant van .\et andere plat van 't Rad, alwaar
de Kruk komt, ook een ring van Baai, gelijk HHH, daar regt
tegen over; maar daar is 'er geen tegen over ggg, omdat het
hout daar niet open is, maar t'huis komt, of iluit, digt tegen den As.
,. XXII. Figuur 3. Geeft een regtftandige Doorfnijding van 't Rad en de Kas,
F'ë- 3- een weinig voor den As uic, geteekend naar een Schaal, tweemaal
grooter, dan van de twee andere Figuren.
_ A de As, dragende op twee Ijzers A, half rolrond uitgehold,
uitgezonderd het bovenfte gedeelte, waar in een ijzeren Pen fteekt, om
den As neer te houden.
B D de Kas met de Zuig-pijp S a.
E A de Stut voor één end van den As.
1,2 de Opening in 't Rad.
gg het uitfteekfel van 't hout, waar tegen de ftnalle ring van Baai
vaft gemaakt is.
De vier zwarte plekken, waar van 'er ééne bij H is, verbeelden de
Doorfnijding van de twee andere Ringen van Baai.
N. B. F)aar behoeft geen Baai te zijn om dêu Omtrek mn het Rad *
Pl
* [Daar is in de Philofoph. Tranfaft.
in bet zelfde No. 437., waar in het boven-
gemelde Blaas-rad wordt befchreven, een Uit-
rekening door Dr. Defaguliers gegeven van
de Snelheid, waar mê de Lugt door dat Rad
■ wordt bewogen. Dewijl deze Uitrekening
doet zien, boe veel men met dat Werktuig uit
kan regten, beb ik bet ten gevalle van den
Lezer , di-e de Engelfe tad niet verftaat,
4)f de Philofoph. Tranfadt. niet bezit, en
eenig begrip heeft van wiskunflige Uitreke-
ningen , niet ondienftig geoordeeld de zelve
bier vertaald bij te voegen.']
Uitrekening van de Snelheid van de Lugt,
bewogen door bet niewelings uitgevonden
Blaas-rad van 7 Voet over 't Kruis en
I. Voet breed, het welk een man met
^er- weinig arbeid in Beweging kan
houden op den voet van twee om-
. Mingen in één Sekunde, door
J; Defaguliers, van
tKoninklijke Genootfchap..
AVanneer een Rad op zijnen As omdraait.
het wélk in dit Kunft-tuig eens gefchiedt
in ontrent een halve Sekunde, kan de Lugt
aangemerkt worden, als verdeeld in zoo
vele een-middelpuntige Omtrekken ; als
'er Lugt deeltjes bevat zijn tullèn den klein-
ften- en grootften Cirkel. Gevolgelijk zul-
len de middelpuntfchuwende Kragten zijn,
gelijk de Stralen , dat is, in een Reken-
':unftenaars Trein laritbrneticd Progrejion.']
Laat R den Straal van den groot-
ften Cirkelnbsp;3, 5
r den Straal van den klein-
m- den Straal van den mid-
delften Cirkel 2,125-
^ R-r R r
r De Snelheid, of Ruimte ,I
doorgeloopen in een Sekuquot;quot;^ j
in den middel-ften Cirkel, op ■ _
de onderftelling dat het Rad
tweemaal omgaat in een üe-
kunde.nbsp;-
B L A AS - R A D om LUGT te zuweren.
In den nazomer van 'tjaar 174-0 belaften mij de Lords van de Ad-
miraliteit hen het Modél te laten zien van mijn Blaas-rad en de Lugt«
pijpen. Dit gedaan zijnde, deden eenigen hunner Lordfchappen mij
de Eer van naar het Lagerhuis te gaan, om de werlung te zien van
het Rad, dat daar opgeregt was. ^ïïjacoh Jokworth verzelde hen,
en fcheen het Werktuig zoo wel, als zij, goed te keuren, en ik kreeg
bevel, om een Blaas-rad met zijne Pijpen te maken, om beproefd te
worden aan boord van de Kinfale te /iTocZ-iy/V/^ maar klemer, dan dat
van 't Lagerhuisom niet te veel plaats m 't fchip te bellaan.
Sir Jaeob Helde een dag voor den Heer Ciiitterbuck (eenen van de
Lords van de Admiraliteit) en zig zei ven, om de Proef te gaan zien,
en fchoon ik zei, dat het Kunft-tuig in dien tijd niet gereed zijn kon,
bleef hij op dien dag ftaan. Ik liet den timmerman den gantfen nagt
werkenen egter konden we het Kunft-tuig maar in ftukken afzen-
den,, en de llQQx Clutterbuck kon met w^gtm, om het dien dag in
elkander te zien zetten.nbsp;, „ n
Sir Jakob ftelde een anderen dag, om dé Proet te zien; maar
toen ik met mijnen timmerman, die het Kunft-tuig gemaakt had.
isr
r De Ruimte doorgeloopeny
S-Jin een Sekunde door de wer-5' 16,1
Iking van Zwaarte kragt. ■ J
f De Ruimte, die een Lugt-deeltje
1 afwijkende van 't Middelpunt door
_ j zou loopen in een 'Sekundé door de
^ werking vandemiddelpuntfchuwen-
I de Kragt aan den Omtrek van den
, Uniddeluen Cii-keL.-
z m : V : : V : s* derhalve ■^^rrj'vol-
2 m
gens Huigens Regal. Laat G en c uitdruk-
ken de Kragt van Zwaarte en de middel-
puntfchuwende Kragt in den' middelften
Cirkel. Dewijl de Ruimtens doorgeloopen
in den zelfden tijd door de werking van
twee Kragten zijn, gehjk die fragten ,
in deze Uitdrukking ftellende in de
V V G
■ =:c : en
plaats van j-, krijgt men ^ ^^ ^
—-in de plaats van »i, deszelfs even-
o
V H] G
— c ; zoodat
gelijk, krijgt men
de Reden van Zwaarte-kragt tot de mid-
delpuntfchuwende Kragt in den middel-
v-v tj
ften Cirkel is de Reden vanG tot
R rxS'
V quot;V
=—; het welk ver-
of die van i tot
meenigvuldigd door het getal van de om-
draiende Cirkels R-r-voor de Perfing van
de Lugt-kolom geeft R-r^ voortkomen-
de van de Zwaarte - kragt R - r, en de Per-
fmg voortkomende van de middelpunt-
R-rx-uiD
fchuwende Kragtennbsp;s waar m
R-r-, een Werker [FaÜor] zijnde, die ge-
meen IS aan beide, uit de Uitdrukking ge-
quot;wor-
-ocr page 226-ir
i.y'
f'hi .
^^gnbsp;bL2\AS-RAD om LUGT te zuiveren.
te Wool'wich kwam,had hij eenige verfchooning, waarom hij 'er niet
maar belafte iemand, die tot de Werf behoorde, de Proef tc
^^ïaar was een houten vierkante Koker, welker wijdte was drie en
vijf Duim (die we de Zuig-pijp konnen noemen) reikende quot;it üe nm-
mermansKamer tot aan het Kunft-tuig, dat opgeregt was
ontrent het midden van 't Schip , en een andere Pijp van üe zeiwe
grootte ftak van het Kunft-tuig twee Voet boven het Dek uit.
Een rook in de timmermans Kamer gemaakt zijnde met piK en an-
dere rookende floften, werd het Kunft-tuig aan den gang gemaaK;
Na twee of drie omdrajingen van 't Rad, kon men, het hoofd
den mond van de Pij? boven het Dek houdende, de pik en den Hin-
kenden rook ruiken; en een blad papier over het gat gehouden zijnde
werd met geweld uit de hand geblazen, en de rook kwam 'er zoo zwart
uit, als uit een fchoorfteen , totdat de geheele Kamer van rook en
flank gezuiverd waar.nbsp;i i .. i
De Klappen van liet Kunft-tuig veranderd zijnde van Zuigen tot
perfen (waar toe gefch-reven onderregtingen zijn) werd 'er een rook
en fmook gemaaknn het voorfte gedeelte van 't Schip tufrenDeks,en
daar gingen twintig of dertig menfen naarfDenedenennaar voren, tot.
dat ze in den ftank van den rook, en zeer heet waren. Het Kad ge^
draaid wordende, om voorwaarts te blazen, of te perffen, werd eerit
I' a
1.1' '
i
t
hi'
I ''
I '
.v'orpen kan worden; en dewijl dc Snelhe-
den, voortgebragt door verfchillende Per-
fingen, zijn gelijk de vierkante Wortels
der Peifingen, zaldc Snelheid, die Zwaar-
te-kragt zou geven van het natuurlijke ge-
wigt, of Perfing, van R-r , zijn tot de
Snelheid, die de zelfde Kolom zou heb-
ben van de Perfing, veroorzaakt door de
middelpuntfchuwende Kragt, gelijk h
de middelpunt-fchuwende Kragt ,
ax/ — , of a v V
R rxS
li rxS
a V
of?ir~~-nbsp;dit Kunft-tuis
R-hrxS
Voet in 't Se-
zijn
Si '
\ê ;
I;
V V
of I tot 1/ :
R fxS
Eindelijk, dewijl de Snelheid, voortKO-
mende varf de werking van Zwaaite-kragt
op een Kolom = R-r , altijd een bekende
'Hoeveelheid is, kan'men ze noemen = a (in
dit geval = Voet in 'tSek.)en gcvol-
.gehjk zal de terOng , voortkomende van
1!
V A.QSXlÖ.lnbsp;.. „rrt rip
kunde. Indien men hier dan byvoegt de
Snelheid van den buitenftennbsp;' ,
welkes Raak-lijn de Lugt
welke (op de ondei^ellmg^^^ j
maakt hebhen van twee gekunde .
een Sekunde) 44 ^o^et in 't Sekunde!
Diequot;Äning onderftdt^e
'li'' '
'i ,
de rook en ftank ontmoet door het gezelfchap, en hen voorbij gegaan
zijnde, volgde 'er verfe Lugt, die hen zoo koel maakte, als of ze op
het Dek waren. Een ander gezelfchap agter hen komende op tien
2quot;ards afftand ontmoete eerft den ftank, en vervolgens de verfe Lugt.
Allen, die 'er tegenwoordig waren, prezen het Kunft-tuig. Alleen-
lijk was'er een man of twee, die op Jamaika geweeft waren, die
preutelende tegen mijnen timmerman zeiden , dat fchoon dit het befte
ding was, dat zij ooit gezien hadden, zij zig egter verzekerd hielden,
dat men het nooit in 't werk zou laten ftellen.
Naderhand wagte ik Sir Jacoh Ackworth op , die mij toefcheen op
berigten zin in 't Kunft-tuig te hebben, maar mij zei, dat het niet noo-
dig was, dat ik de volgende reis naar beneden ging, maar dat het
genoeg zou wezen, dac mijn timmerman hem de Proef vertoonde,
flier op ging Ke'mbel Whattley , mijn timmerman, naar beneden ,
om de Proef te nemen, waar van zijn volgende Brief een berigt geeft.
Aan den eerwaardigen jDr. D E S A G U LIE R S.
Mijn Hee r:
Weßmunßer 1740.
wijdte van de Zuig-pijp groot genoeg te
zijn, om zoo veel Lugt aan te voeren,
als 'er volgens deze Snelheid weg zou vlie-
gen ; maar de Zuig-pijp in dit Werktuig
niet grooter zijnde, dan de Blaas-pijp, moet
de Snelheid, voortkomende van de Per-
fing , -veroorzaakt door de middelpuntfchu-
wende Kragt, en van de Snelheid in de
R aak-lijn (welke verbeeld kan worden door
een Lugt-kolom van genoegzame hoogte,
om de Snelheid van 93,67 Voet te geven,
welke is 145,882 VoecJ) verdeeld worden,
in twee evengelijke deelen, de ééne helft
befteed tot zuigen, en de andere helft tot
blazen Derhalve zal de helft van 145,882
Voet, welke is 72,941 Voet, de hoogte
verbeelden van een Lugt-kolom, die de
Gelijk gij mij geboden heb, ben ik naar Woolivich gegaan, om
„ Sir Jacoh Ackworth op te wagten,en heb hem ontmoet aan boord
1nbsp;.. van
van
zelfde Perfmg zou vcvoorzaken, waar meê
de middelpuntfchuwende Kragt en dc cir-
kel-ronde Beweging werken in dit Kunil-
tuig; en een Kolom van deze hoogte eeä
Snelheid voortbrengende van 68,53 Voet
in 't Sekunde. Dit getal zal de vSnelheid
uitdrukken , waar meê de Lugt in 't Rad
gezogen wordt, en het zelfde getal zal
ook de Snelheid uitdrukken van de Lugt
uit de Blaas-pijp, voortkomende van de
middelpuntfchuwende Kragt en de cirkel-
ronde Snelheid van den buitenften Cirkel,
die de ware Snelheid is van den Stroom
van Lugt uit de Blaas-pijp van dit Kunft-
tuig , namenlijk 68, 53 voet in ontrent
77 Sekunden, of ontrent 7nbsp;Mij-
len in 9 Minuten.
-ocr page 228-van de Kinjale, om de Proef te nemen van het Liigt-kimf1--tuig;
en toen hij aan boord kwam, was hij zeer vriendelijk tegen mij,en
vroeg mij, of ik de perfoon waar, die van Dr. Desaguliers gefchikt
was, om hem op te wagten, om de Proef te nemen van het Lugt-
kimft-tiiig, en ik zei, dat ik die perfoon was. Toen zei hij tegen
het volk, hijft de Wind-zeilen op, en de Wind-zeilen werden op-
5, gehijft. Nii,zei hij tegen mij, we hebben twee Liigtpoorten aan elk
„ end van 't Schip, en gij zult zien, wat de Wind-zeilen doen zul-
len, het is onze oude manier, wanneer we op zee zijn; en, ter-
wijl ze de Wind-zeilen ophijften. ging ik naar beneden onder Dek,
om het Kunft-tuig in order re ftellen; maar ik was 'er niet lang ge-
weeft, of ik werd geroepen. Toen ik boven kwam, was het, om
te zien, dat de Wind-zeilen die geftreken waren,_een Kaars zou-
den uitblazen in één van de Poorten. Nu, zei hij, wilde ik wel,
dat gij het Kunft-tuig aan den gang hielp, en zien, of het zooveel
Lugt uit zal brengen , als gij ziet, dat onze Wind-zeilen doen.
Lord, Sir, zei ik, dat, meen ik, was het oogmerk met; het was
de vervuilde Lugt te halen uit eenigerlei gedeelte van het Schip, daar
maar buizen waren, om ze te leiden: is het mogelijk, dat een dmg
van drie en vijf Duim zoo veel Lugt zou inbrengen, als een ding
van derdalf Voet over 't Kruis. Zoo praten w^e een poos, en ein-
delijk zei hij, dat hij niet langer kon vertoeven, maar dat hij 't van
te voren wel gedagt had, endathethemfpeet, dat het Kunft-tuig met
wel uitviel. Sir, zei ik, ik bidje, laat 'er een groote rook gemaakt
worden in de dmmermans Kamer, en zie dan eens, of het Kunft-
tuig, of uwe Wind-zeilen hem eerft verdrijven zullen. Toen zei
hij, dat hij onmogelijk langer kon blijven; maar die Heer, zei hij,
wijzende op een vrij kloek man, die daar ftond, zal brj u blijven,
„ en hij zal met u hetKunft-tuig beproeven,gelijk gij goed vindt, en
.„ ik zal op zijn verftag zoo wel aangaan, als of ik 'er zelf bij geweelt
„ waar. Zoo werd het dan, mijn Heer, aan dien Heer en mij oyer-
5, gelaten de Proef te nemen; en ik brande pik in de timmermans l^a-
„ mer, en maakte een grooten rook, en liet het Kunft-tuig aan den
igt;5 gang helpen, en het trok 'er den rook uit in minder, dan
-95 nuten tijds. Toen keerde ik de Klappen om, en bragt verte Lugt
in; en mij dagt, dat het den Heer volkomen vergenoeging gat: maar
,5 hoe't ook zij, we maakten zoo groot een rook, als te voren, ^ en
55
35
75
35
55
53
-55
53
53
55
53
53
5,
53
5'
5,
55
rs
33
33
53
53
53
gt;»
5gt;
33
ftreken de Wind-zeilen en de rook werd door de verfcheiden ge-
deeltens van het Schip gedreven, en niet half 200 fchielijk, als uw
Kunft-tuig het gedaan jiad, en vervolgens kwam hij boven het Dek
uit. Sir jacoh zei mij naderhand, dat het hem fpeet, dat het niet
beter was uitgevallen, maar hij meende, dat het een zeer fraai ding
zou wezen in een huis. Sir y^ïfö^ verzoekt zijne onderdanige dienft-
prefentaatlie aan u; en wanneer gij in de Stad komt, zal ik u ze-
kerlijk komen onderhouden met het befte berigt van de gantfe 2;aak,
welke ik met fchrijven zoo wel niet kan uitdrukken, en ben
33
Mijn Heer
Uw onderdanige Lienaar tot uwe hevelen
KEMBEL WHATTLEY.'
Laat nu elk onpartijdig mens oordeelen, of ik geene reden heb, om
te klagen: want niet één yan de Lords van de Admiraliteit (die gefpro-
ken hadden van een meenigte van deze Werktuigen te laten maken tot
behoud van de gezondheid der menfen, die toen naar Jamaika gin-
gen) had de Proef zien nemen. Ja, Sir Jacoh zelf, die het ding ver-
oordeelde, had het niet eens gezien, maar deed zijn verflag op het
verllag van een ander, wien iiij had laten blijven, om hem berigt te
geven.
Dus endigde mijn ontwerp, het welk ik gehoopt had van veel dienft
voor het Gemeen te zullen zijn.
Voorleden jaar kwam 'er een man bij het Koninklijke Genootfchap,
en vertoonde een toeftel met koperen Buizen, om al de vervuilde Lugt,
van een Schip in 't vuur te brengen onder den Ketel in de Kombuis,
om op die wijs ontlaft te worden. Ik zei toen, dat ik dat niet goed-
keurde , omdat de Lugt van het Lens-water en alle zwavel-
agtige dampen in gevaar waren van vlam te vatten, en door hunne
afvuring het fchip in gevaar te brengen. Dit had ik al te kennen ge-
geven in mijn eerfte gefchrift, hier voor uit No. 400 van de Tram.
bijgebragt.nbsp;,nbsp;• r v ii •
Ook heeft mij éen van de Lords van de Admiraliteit al berigt, dat
'er een brief aan hun Kollezie gekomen is van een Kaptein buiten 's
Y 2nbsp;Lands,
5J
35
gt;J
J)
33
33
5»
»3
Lands, hen berigtende, dat, toen hij zig van dat Kunft-tuig bedien-
de, de vuile Lugt met een Ilag weg vloog.
De eerwaardige en fchrandere Dr. Hales, die mijn klein Rad te Ted-
dingt on bij zig heeft, heeft Blaasbalgen gemaakt, die veel fterker bla-
zen, waar van hij een befchrijving heeft pgeven in zijn Boek, onlangs
uitgegeven met den naam van Ventilators, lt;£ Lugt-leiders, eea
uitvinding,die ik hoop dat behoorlijke aanmoediging zal vinden, om-
dat ze het leven en de gezondheid van een groot getal menfen in zeer
vele gevallen kan behouden.
4
OP HET
Bladz. 144 tuffen § 39 en 40 het volgende in te voegen,
ndien men de Reden van 't Vermogen tot het Gewigt (wanneer een
Vermogen door middel van een Takel ligt) befchoudt, wordt ze met
deze woorden mtgedrukt. Gelijk één is tot het getal van touwen of
van de gedeeltens van het tou, aangevoegd aan de Onder-katrollen
zoo is 't Vermogen tot het Gewigt. Nu , een beweegbare Katrol,
fchoon ze naar beneden bewege, is de zelfde, als een Onder-katrol,
gelijk in Flaat XXII. Fig. 4 en f. van dit III. Deel met een voorbeeld Pc. xxii.
wordt opgehelderd in twee Takels. Dezen worden alleenlijk gebruikt ^'S'
in koopvaardijfchepen, en fchijnen van een Spaanfe uitvinding te zijn,
wordende Spaanfe Takels genoemd. In het eerfte is 't Vermogen tot
het Gewigt? gelijk i tot f, en in het andere, gelijk 1 tot 4. In het
eerfte zijn 4 gedeeltens van het tou gevoegd aan de Katrol H, die met
het Gewigt opgaat, en twee gedeeltens van het tou fchijnen gevoegd
te zijn aan de Katrol G, die met het Vermogen neer komt, het welk '
6 zijn zou; maar dewijl één gedeelte wezenlijk de Looper zelf is, moet
het buiten de rekening gefloten blijven. Dus is in het Takel vm Figuur
- het Vermogen tot het Gewigt, gelijk i tot 4, zijnde g touwen aan-
gevoegd aan de Onder-katrol ƒ, en nog i gedeelte van het tou aan
de regter zijde van de neergaande Katrol g. Dat de Evenredigheid
van 't Vermogen en 't Gewigt net dusdanig is, kan men vinden door
het toepaffen van de weerkeerige Evenredigheid der Snelheden van
on^eUike Hoeveelheden van Stof, die elkander evenaren.
Sla de Takels aan, en trek den Looper in het ééne vijf Voet neer,
en di zult vinden, dat het Gewigt net ééne Voet rijft. Het Vermo-
gen, in 'tandere Takel vier Voet neerkomende, doet het Gewigt ééne
I
Bladz, ipp. agter Regel 12, in te wegen.
Na de Uitgaaf van mijn 1. Deel en al te voren heeft de Leidfe Pro-
fefTor, de Heer Fetrus van Muffchenhroek zoo vele Proeven genomen
ontrent de Vrijving, of Schuring, dat ik mijnen Lezer wel wü aan-
prijzen 't geen hij over dat onderwerp heeft gefchreven in zijne dikwijls
aangehaalde Beginfelen der Natuurkunde, l^.YLooïd^i.oi^ 262-26^.
Bladz. ^ 15quot;. agter de XXVL Stelling het volgende in te voegen van
den Heer Beighton.
5, Waarde Vriend,
„ Het lezen van uw Traktaat heeft mij groote voldoening gegeven,
niet ver wagt hebbende zoo vele niewe zaken te vinden , nadat 'er
kortehngs zoo .veel over die onderwerpen gefchreven is. De aanmer-
kingen, die ik hier gemaakt heb op dat gedeelte, 't welk gij uit an-
deren bijeengebragt hebt, had ik opgemaakt voor het Koninklijke
Genootfchap. Ik heb deze vrijheid genomen, omdat ik wel weet,
dat gij zoo groot een Beminnaar van de waarheid zijt, dat gij be-
hagen fchept in allerlei verbeteringen op 't geen gij uitgegeven hebt.
Indien 'er iets wetens waardig in is, moogt gij het in uw II. Deel
melden. Hierom heb ik ze u eerft laten lezen. Ik ben
)gt;
3»
)5
33
3»
JJ
33
33
J3
^riff den 28 Febr. 17
i/f
Op het lezen van Dr. Defaguliers 's NatmirJumde in zijne IV. Les
over de Schuring van Werktuigen, heb ik overwogen 't geen hij uit
den Heer de Camus bijbrengt over de Wielen van Wagens, bladz. 21 ^
„ Dat de Affen in alle opzigten regt moeten zijn, omdat de Wie-
5, len, wanneer ze op den grond en van voren nawer flaan, dan van
„ boven en van agteren ('t welk de gemeene en dagelijkfe Praktijk van
,, al de weereld is) moejelijkcr moeten bewegen.quot;
Schoon de Redenering volgens de Wiskunfl goed zij, konnen ^er
egter omftandigheden zijn, welke die Heeren zoo wel niet overwo-
gen hebben, als de genen, wier werk het geweeft is zulke Werktui-
gen te maken,^of te gebruiken: want daar konnen eenige merkelijke
ongemakken zijn in de Praktijk, wanneer men zig naauw aan die Re-
gelen bindt; en de flerkte, het gemak, en de nuttigheid mogen wel
overwogen, en in aanmerking genomen worden.
1.nbsp;Indien Wielen in regte Lijnen moeflen voortgaan, moetik be-
kennen , dat de tegenwerpingen tegen hunne Regelen veel verminderd
zouden worden; maar dewijl rijwegen zelden regte Lijnen zijn (waar
in Wielen, op een waterpaffe vlakte bewegende, altijd loopen zou-
den, indien 'er geen hinderpaal de zelven daar uit bragt) zoo zou,
wanneer de Wagen naar de regter hand moet drajen, het flinker Wiel
drukken tegen het end van den As, en daar fterk tegen de Lens druk-
ken , en het regter W iel zou opfchuiven tegen de Borfl: want dewijl
de As dan in een hoeklijnfen ftand gebragt is tuffen de gemelde even-
wijdige regte Lijnen van de Wielen, moeten de Wielen tot veel groo-
ter affland van elkander gedrongen worden, als de Hoek-lijn grooter
is, dan de regtftandige. Dewijl in zulk een omdrajing naar de regter
hand, het regter Wiel wel aangemerkt mag worden, 'als een Middel-
punt (indien de draai kort is) befchrijft het flinker Wiel een Omtrek,
en tragt in zulk een Streek af te vliegen, of te bewegen in de Raak-
lijn; maar indien de Wielen (gelijk de gemeene Praktijk is) van voren
een weinig nawer zijn, dan van agteren, zal het zijnen natuurlijken
Streek en buiging hebben, om een gedeelte van zulken Omtrek te be-
fchrijven.
2.nbsp;Een tegenwerping van meer belang tegen den Regel is, dat, de-
wijl de Boffen in het binnenfte gedeelte der Naven van groote Wagens
(en in Koetfen naar Evenredigheid) 51 Duim over 't Kruis zijn, ende
Voorfte Bos maar 3I Duim is, en de Armen, waar aan ze bewegen.
Stukken van een Kegel zijn, zouden de Wielen, zelf op een vlakken
grond, altijd tragten van elkander te wijken, en op elke omdrajing ge-
drongen worden, om in de Raak-lijn te loopen.nbsp;vYir
Pl XXII. 5. Indien de Alfen in zulk een regten Streek zijn, als in Flaat
Fig. 6. van dit III. Deel, zouden de Wielen, gedrukt door het onder-
fte gedeelte van den As, gedurig affchietende zijn, en fterk drukken-
de tegen de Lenfen in b, met zoo groote Schuring, als of ze drus-
ten op hellende Vlaktens, om de zelfde reden, als de dubbele Kegel
opwaarts fchijnt te loopen.
4,. Men moet bedenken, datalleSporen van Wagens of Karren door
de zeiven ten naaften bij regt op en neer in den grond gemaakt wor-
den , en indien de AfTen regt waren, moeften dc Wielen regthoekig
met'den As bewegen.
Alle Wielen zijn fterkft, wanneer ze hol, of fchotelgewijs ftaan,
namenlijk wanneer de enden van de Spaken in c in Flaat XX11. Fig.
8. bij de Naaf in het ééne Wiel digter zijn bij die enden in het andere
Wiel, dan de Vellingen. Die Spaken moeten dan [wanneer de As-
fen regt zijn] gedurig fchuren, wanneer ze dieper in den grond gaan,
eil de Sporen in een fcheuine gedaante fhijden, gelijk in 8. ; maar in
den ftand van Fig. 9. zouden ze ingaan, en uitkomen, zonder de vier
volgende ongemakken, die de eerfte verzeilen.
I.nbsp;Dat het de Spaken flijc, en de Steenen in de kanten van de Spo-
ren tuffen de zeiven ingeperft worden in een nawer ruimte, en de zei-
ven dikwijls breken.
II.nbsp;Het zagte of ftijve ftof, of de klei wordt ingeftooten, en als
Wiggen, tot een fmaller gedeelte geperft, en blijft dus aan de Wielen
hangen , zoodat ze als de gedaante van Molen-fteenen krijgen tot
groot nadeel van de paarden, die behalve de Schuring dat bijgevoeg-
de gewigt moeten trekken.nbsp;.
III.nbsp;Wanneer de Wielen ingefchoven worden, en naar buiten Icwe-
ten tot de grootfte uitgeftrektheid van den As, zou 'er een dubDeie
Kragt van nooden zijn, om het rijtuig voort te trekken. j t de
IV.nbsp;En in den laatften ftaat, wanneer het onmogelijk is »
Wielen iets wijder van elkander konnen fchieten, zou het rijtuig og
regts, nog links om konnen drajen.nbsp;, .
5- Uit aanmerking van de hinderpalen, die de Wielen geaurigont-
moeten, moeten ze wat fpelens hebben, en de As moet wat in en uit
Fi,
Fig. 8.
Fig. 9.
de Wielen konnen fchieten. Zie Fig. 7; anderfins zijn ze gedurig in pl.xxii.
gevaar van breken. Dewijl nu deze gemakkelijke fdniiving niet ver- f^s- 7-
kregen kan worden, Zonder het onder- en voor-end van deKegel-ftuk-
ken beide in doorgaande regte Lijnen te hebben (want een Wigge of
Kegel kan niet endelings uitfchieten zonder een groote kragt, terwijl
twee Vlaktens het gemakkelijk doen) zoo moeten de Alfen niet regt
zijn, gelijk de Heer de Camus gefteld heeft.
Het grootfte kenteeken van het wel en ligt loopen vaneenrijtuio-ij
dat de As gedurig heen en weer fchuift in de Naven : want iemands
oor kan hem alleenlijk zeggen, of een Wagen of Koets wel en ligt
ga, door de zeiven beurtelings te hooren ftooten tegen de Borften en
Lenfen. Wanneer ze dat doen, is de trekking meer, dan een vijfde
minder,
ttS- De Affen en Wielen worden bewerkt door twee Kragten, de éé-
ne het gewigt van de vragt bijna loodregt, de andere de trekking bij-
na waterpas. Derhalve is de grootfte ingedrukte Kragt in de Hoek-
lijn tuffen de twee, maar digtft aan die Lijn, welker Kragt de groot-
fte is; en in dat gedeelte, of die Oppervlakte van de Armen van den
As moeten de twee Kegel-ftukken in een doorgaande regte Lijn we.
zen.
AT. B- Indien de Heer de Camus de, Affen en Wielen van Koetfèn
kon meenen, waar van de Affen ijzeren Rollen \Cßinders'\ zijn, zouden
evenwel de meefte redenen, die ik aangedrongen heb, zeer ffcerk te-
gen zijnen Regel zijn, en den zeiven ook in dat opzigt bewijzen vals
te zijn.
Bladz. 225quot;. agter de XXX. Stelling uit den zelfden Heer Beighton
In de XXX. Stelling, bladz. 224 en 225- van trekken fprekende,
„ Dat de Trek-lijn zoo hoog behoort te zijn, als de borft van 't Paard,
3, omdat Paarden, die opwaaVts trekken, eer moê en ftijf in de knien
„ worden.quot;
Ik begrijp, dat dit een mifllag is: want de ondervinding en reden-
kaveling zullen beide het tegendeel leeren, en betogen» want
I. Paarden hebben weinig of geen Vermogen om te trekken buiten
't geen ze hebben van hun gewigt, of hunne zwaarte. Anderfms zou-
ilL DEEL.nbsp;^
rl'
den ze geene vaftigheid aan den grond hebben,en ze zouden uitfchie-
ten, en niets trekken.nbsp;.
De algemeene ondervinding leert ons, dat een Paard, mmen
het een zeker gewigt moet vervoeren (om het te beter te trekken) een
evenredig gewigt op den rug of de fchoften moet hebben. Een Paard
voor een Kar met twee Wielen gefpannen, waar op eenTon [0/
Toni] legt, en 't welk in Evenwigt is, zal niet in ftaat zijn, om net
te trekken;maar wanneer het 5-0 of 60 Pond op de fchoften heeft,zal
het de Vragt gemakkelijk trekken. Indien de vragt beftaat uit twee ot
drie Ton, en 't Paard 100, of 200 Pond op den rug heeft, zal hetin
ftaat zijn, om de vragt te trekken, omdat de Wielen van een Kar
zeer hoog zijn. De rug van Paarden moet beladen zijn naar Evenre-
digheid van 't gewigt, dat ze trekken.
3. Die Schrijver fchijnt niet te weten, dat een Paard, wanneer het
fterk trekt, voorover bukt,en zijne borft nader aan den grond brengt;
en indien de Wielen dan hoog zijn, trekt het Paard het rijtuig naar
den grond.
Een Paard, voor een Wagen gefpannen, 2:al i ot 3 ion trek-
ken , omdat het Trek-punt, of de Trek-lijn beneden des zelts borft
is, uit hoofde dat de Wielen laag zijn.
5.nbsp;Men ziet zeer dikwijls, wanneer één Paard een zware vragt trekt,
dat des zelfs voorfte pooten van den grond rijzen, en dat het bijna over-
end ftaat. Dan is het gebruikelijk, dat men een zwaarte op des zelts
rug brengt, om de voorfte pooten neer te houden, namenlek dat 'er
iemand op ftijgt, 't welk het beeft in ftaat ftelt, om die vragt te trek-
ken, en zonder het welk het te voren niet voort kon komen.
6.nbsp;Het geval is ten naaften bij liet zelfde, wanneer men de fterkte
vaneen man aanvoegt, om een vragt op een Kruiwagen te kruien.
Wanneer de meefte z\^aarte op het Wiel drukt, zal hij uitglijen, en
niet in ftaat zijn, om den Kruiwagen voort te krijgen; maar wanneer
hij 't gewigt nader bij zijne armen brengt, zal hij in ftaat zijn, om den
Kruiwagen voort te kruien. Wanneer iemand een zware Tum-roi
trekt, zou hij, indien de Beweeg-as even hoog was, als dat gedeelte
van zijn lighaam, alwaar zijne armen uitgeftrekt zijn, niet in Itaacwe-
om ze voort te trekken; maar wanneer het Trek-punt laag is,
kan hij het doen.nbsp;. . , .
Indien twee man een geladen Kar, die ontrent in Evenwigt hangt.
-ocr page 237-bij 't Lemoen vatten, zullen ze niet in ftaat zijn, om ze te bewegen;
maar indien de één in 't Lemoen gaat, en de ander agter de Kar, en
den Bak zoo wel opwaarts, als voorwaarts ftoot, legt hij een laft op
den rug van den voorften; en dus beide de voeten tegen den grond
drukkende, zullen ze de Kar voort krijgen.
De gemeene manier van met een Hefboom te werken, om een ftuk
hout, offteen, te fchuiven, of te rollen, is eerft te ligten, en dan
voorwaarts te ftooten.
Indien men in een lang Gefpan van Paarden, waar van het agterfte
maar alleen op den rug draagt, de helft van het getal ontfpant,enaan
een lager Trek-punt vaft maakt, zullen ze in ftaat gefteld worden, om
een veel zwaarder vragt te trekken.
De Jland van Trekken betoogd.
De grootfte moejelijkheid, of het voorname werk van Trekking is
hinderpalen te boven te komen: want op effen Vlaktens is de Trek-
king maar weinig, en daar behoeft de rug van 't Paard maar met een
klein gewikt gedrukt te worden.
De meeile, of alle deze hinderpalen konnen aangemerkt worden ,
als hellende Vlaktens.
Om het Wiel AB (^Flaat XXII. Fig. lo.) te trekken over den hin-
derpaal D, wil De CamuSy dat het Paard zal trekken in de Lijn H C.
Ik zeg, dewijl de hinderpaal isD, en de Raaklijn van de aarde,of
de Lijn van den grond is BS, dat de Lijn, waar in het Wiel bewogen
moet worden, is B T en een hellende Vlakte. Dan is de gemakkelijk-
fte ftand van Trekking, om het Wiel over D te krijgen, te trekken
in den ftand van dis hellende Vlakte BT, of gevoegelijker evenwijdig
met de zelve in de Lijn Qb.
Dewijl alle de Spaken van een Wiel even lang zijn, is het trekken aan
't Middelpunt het zelfde, als een Balans in Evenwigt, namenlijk daar
is de zelfde Kragt in A, als in B; maar in het geval van Trekkmg in
de waterpaffe Lijn HC, wanneer 'er een hmderpaal is in D, is al de
Kragt die een Paard heeft om te trekken aan den korten Hefbooms
Arm/ d, tegen de Kragt of 't gewigt van den langen Arm ƒ D =
C e het welk zeer nadeelig zijn moet. Derhalve moet de Trek-lijn
wezen ^ C, geheel tegenftrijdig met het geen die Heer zoo dikwijls
in zijn Boek ftaande houdt. In dit geval wordt de Kragt aangevoegd
aan een Hefboom Tgt;a, veel langer, dan De.
Hii zegt ook, dat Paarden maar 200 Pond konnen dragen.
In Warwkkfhire was een gemeen Paard ^^^n ^e Kool-puquot;^
Grifft Coventry en op andere plaatfen
en fommige droegen tuffen de 700 en 800 Pond 7 of 8 [Engelfe] Mi]
len ver, zonder dat het Paard eens rufte.nbsp;-o . tt q TVfiilen
Mr. Folefs Paard te Stourbridge droeg 1100 Pond Ijzer 8 MiJien
ver.
BIad%. 437. ägter de 12. Aanteekening hij te voegen.
Het Voorftel wegens de bepaling van het Middelpunt van Slinge-
Vincr of het Slinger-punt is altijd aangezien voor een van de fijnfte
Voorftellen der hedendaagfe Nader-kunft \_Analyßs\ De Heeren Des
Cartes, RobertvaU en vele anderen hebben ^^t overwogen en be-
paald: dog maar alleen in fommige gevallen. De^etxHuig ns was
Lg maar zeer jong, toen VnderMerfennus hem dit Voorf^
geile hij te kennen geeft in zijn voortreffelijk ^^^^^^taat
IscillatoUa, en is de%erfte geweeft die eennbsp;^
gegeven, om dat Middelpunt te vinden _ Na dien tijd l^ebb.n ^
äle de Wiskunftenaars andere onderzoekingen en andere Betogingen
gegeven van den Heer Huigens Regel,
^ De Betoging, die ik hier meê zal deelen, is ligt, en kan gemakke-
lijk verftaan worden van zulken, die in de Kunft van Nadermg en na-
derende Hoeveelheden [Fluxions and Fluents'] met bedreven zijn.
Het Slinger-punt van een lighaam is dat Punt, waar m de geheele
Kragt van een lighaam , dat llingert, verzameld is op de zelfde wijs,
als liet geheele gewigt van dat lighaam, wanneer het m Ruit is, ver-
zameld is in des zelfs Middelpunt van Zwaarte of Zwaarte-punt.
Om dit Punt te bepalen, en 'er nog een klaarder denkbeeld yant.ge
ven, zullen we onderftellen, dat verfcheiden evengroote bghaai^Pjf
t.xxii.A,B,D enz.{FlaatyJd\.Fig. 11.) zoodanig famengevoegd zip,
zeniet anders, dan met elkander te ge^^J^ können bewegen
dusdanig de ondeelbare deeltjes zijn, waar uit een vaft hghaam d ,
ft
Fig
het welk ftingert om een Slinger-as, welke waterpas legt, en e -
kebhaak maakt met het papier, [ of met de Vlakte, v^am ^^^^^
'Aanmerking o/) S LIN G E R - P U N T.
haampjes zig bevinden] wanneer het papier regt overend word gebon-
den; en laat de Kragt, welke dit lighaam doet flingeren, de natuur-
lijke Zwaarte-kragt, of eenige andere ingedrukte Kragt zijn.
„ Nu wordt 'er geëill een Punt te vinden, hetzij In , hetzij bui-
„ ten die lighaam (of deze verzameling van deeltjes) in welk indien
„ al de Stof famengepakt was, de Slingeringen van dat Punt net in
3, den zelfden tijd volbragt zouden worden,als die van het flingeren-
3, de lighaam met 'er daad volbragt worden.quot; Üf om mij op een an-
dere wijs uit te drukken.---,. Daar wordt geëift den afftand te vinden
van den Slinger-as, op welken afftand één lighaampje geplaatft zijn-
de zijne Slingeringen door de Snelheid, die'eraangegevenzoii wor-
den door Zwaarte-kragt, of eenige andere ingedr ukte Kragt, zou
volbrengen in den zelfden tijd, als die van het flingerende lighaam
volbragt worden.quot;quot;
Men moet vooreerft aanmerken, dat, de Punten of lighaampjes AjB, D
enz., fchoon ze hier in de zelfde Vlakte zijn , begrepen konnen wor-
den, als in Vlaktens, die van elkander verfchillen. Het is genoeg,
dat men begrijpt, dat de Lijnen CA, CB, CD enz. der zeiver af-
ftanden van den Slinger-as verbeelden, fchoon deze Afftanden geme-
ten worden uit bijzondere Punten van den As, welkes Doorfnijding
alleenlijk verbeeld Wordt door C.
Laat G het gemeene Zwaarte-punt zijn van 't lighaam, of van de
verzameling van lighaampjes, of Natuur-kenners Punten A,B,D i?;^^;.
Het is vooreerft zeker, dat het Slinger-punt zijn moet in CG, naar
den éénen of den anderen kant verlangd, indien het noodig is, zonder
welk het lighaam, wanneer het tot ruft gekomen is door den Weer-
ftand van de Vloei-ftof, waar in het ftingert, en de Schuring, die het
hebben kan rondom het Hang-punt, niet ftil zou hangen in het laag-
fie Punt van den Boog, dien het befchrijft. Het is ook klaarblijkelijk,
dat dat Slinger-punt aan den zelfden kant van het Hang-punt zijn moet,
als het Zwaarte-punt, dewijl het zonder dat niet in Ruft kan blijven,
en vrijelijk ophangen, het welk gebeurt., wanneer dé Lijn C G gaat
door dat Slinger-punt en door het Middelpunt van de aarde, of liever
door het Middelpunt, naar het welke alle zware lighamen neigen.
Laten we eens onderftellen, dat dit geëifte Slinger-punt is in O, zon-
der nog te bepalen, ofhet Punt O in, of buiten het lighaam zij. Het
is klaarblijkelijk, dat, dewijl de lighaampjes famengevoegd zijn, het-
iSi
55
5J
55
55
J5
zï] ze met hunne Slingeringen groote , of kleine Bogen befchrij.
ven 5 der zelver Snelheden altijd evenredig zijn zullen aan der zel-
ver Afftanden van den Slinger-as, en gevolgelijk zullen die Afftan-
den der zelver Snelheden uitdrukken in alle mogelijke gevallen. Dus
zal de Moment-kragt, of Hoeveelheid van Beweging, van het lig-
haampje A zijn C A X A; en om de zelfde reden zal die van B
zijn C B X B; en die van D zal zijn C D X D, en zoo voort van
de overigen, indien men een groot getal van Punten , of van lig-
liaampjes ftelt.
Dewijl nu alle de Moment-kragten op verfchillende Afftanden
m erken , moet men haar, om de Som harer Kragten te kennen ,
verfchikken, of als overbrengen de ééne na de andere tot een Punt,
't welk hec Punt O zal w^ezen, dat men zoekt, volgens des zelfs Be-
paling [Definition.'] Bij voorbeeld dewijl de Moment-kragt van het
lighaampje A werkt op het end van een Arm van een Hefboom,
gelijk C A , moet die Moment-kragt, gebragt tot O , dat is, de
Moment-kragt, die gevoeld zou worden in O, door middel van
die van A werkende in A, de zelfde zijn, als een Moment-kragt,
die in ftaat zijn zou, om een Evenwigt te maken met de Moment-
kragt van A; en het is klaarblijkelijk uit de Grondbeginfelen van de
Beweegkunde, dat die Moment-kragt zijn moet tot die van A in
een weerkeerige Reden van der zelver Hef-boomen, of der zelver
Afftanden van den As. Gevolgelijk zal ze bevonden worden even-
gelijk te zijn aan het vierde Lid van deze Evenredigheids-Rekening
CO:CA::CAXA: CÄj X A. Om de zelfde Reden zullen de
Moment-kragten van de lighaampjes B en D enz., gebragt zijnde tot
O, wezen ClT^X B en CIdI^ D enz. Dus zal der zelver Som 5
wel-
we-
COnbsp;CO
of de Moment-kragten van alle der zelver deeltjes A, B, D enz
ke gevoeld wordt in, of onderfteld wordt gebragt te zijn tot O,
ien CÄquot;X A .}. Cßfx B CDf X D enz.
CO
Laten we nu zoeken, wat de Hoeveelheid van Stof, of 'tgewigt
Zij, het welk geplaatft zijnde m O (en gevolgelijk, wanneer het ge-
heele
heele lighaam in Beweging is, een Snelheid hebbende evenredig aan
CO) zoo veel Moment-kragt zal hebben, of Hoeveelheid van Bewe-
ging, als die, welke gevoeld wordt in O door de werking der Mo-
menr-kragten ran de deeltjes A,B, D enz. en welker Uitdrukking we
Zoo even gevonden hebben. Het is zeker, dat, indien G het gemee-
ne Zwaarte-punt is van de lighaampjes, der zeiver geheele Hoeveel-
heid van Stof, of der zeiver gewigt onderfteld wordende opgepakt te
zijn in G, en een Snelheid hebbende, als C G ; de zelfde Moment-
kragt zou hebben, of een Moment-kragt evengelijk aan de Som der
Moment-kragten van alle de lighaampjes. Het is niet minder Zeker,
dat een Hoeveelheid van Stof, of gewigt, geplaatft in O (die met
een Snelheid, gelijk CO de zelfde Moment-kragt zou hebben, als de
geheele Stof in G met de Snelheid CG) zijn moet tot de Stof, opge-
pakt in G, of tot hec gewigt van 'c geheele lighaam, of van de ver-
zameling der lighaampjes A,B,p enz. in een weerkeerigeRedenvan
der zeiver Afftanden van den Slinger-as. Dan zal men voor de Uit-
drukking van dat gewigt krijgen het vierde Lid van deze Evenredig-
heids Rekening CO : CG : : A B -i- D :CGX A-f B-f-p
COnbsp;■
Maar dat gewigt, vermeenigvuldigd door de Snelheid, die het heeft
in O (welke is, gelijk CO) geeft voor de Uitdrukking van een Mo-
ment-kragt CG X A B-fD enz ; welke net evengelijk zijn moet aan
die, welke we afgeleid hebben uit de eerfte redenkaveling. Dewijl we
dan twee Uitdrukkingen hebben voor de Som der Moment-kragten ,
welke gevoeld worden in O, zullen we deze Vereffening hebben
CGX ATB ÏW =:cXj'X A-fC^fx B-fCPfXDenz..
CO
waar uit deze Uitdrukking wordt getrokken
CO = CAj X A CB] XB CD|XDlt;?;22;. Men zou den afftand
CGXA B-i-D enz.
C O ook op een andere wijs gevonden konnen hebben: want zoo haaft
men het gewigt gevonden heeft, of een Hoeveeliieid van Stof, welke,
geplaatft zijnde in O, de zelfde Moment-kragt heeft met een Snelheid'
gelijk C O 5 als alle de lighaampjes A, B, D enz., waar ze elk met hun-
n,en door dat gewigt, of die Hoeveelheid van Stof, maar
de Uitdriikkinl van de geheele Moment-kragt, pvoeld m O, die
reets gevonden\'as, en het Hoeveell e za de Snelheid geven van h
Punt O, ofliever den Afltand van den As, namenhjk CO,
deldheden altijd uitgedrukt gex^^^^^^^^nbsp;door de Afltanden van
den As, het welk net de zelfde Uitdrukking geeft.
Indien men nu in plaats van eenigerlei ingedrukte Kragt onderftelt,
y^rte krast Beweging geeft aan dit lighaam, of deze verzaroe-
in of gebragt waar tot O, gelijk we nu zoo even betoogd hebben ,
da't is , dat één eenig lighaampje, geplaatlt op een Afltand van den
sïnger-as, welke zi n zal= CO, zijne Slingeringen zal volbrengen
[n den zelfden tijd, als het lighaam zijne Slingeringen vo brengt; en
gevolgelijk is he Punt O, dSor de voorgemelde Uitdrukking gevon-
den, Wware Slinger-punt. Derhalve is de A^and va^
pont van den Shngelas algemeen evengelijk aan ^eU ^mft [P^
van de Som van de VierkSnten der Afltanden van alle de IN^tuurKen-
na^ PuSpV/^^/Z^ö^-^^^I het lighaam, vermeenigvuldigd door
e'z^e r k^^^^^ van dat hghaam, gelijk men begrijpt te z,n m
één van des zelfs Natuurkenners Punten, verdeeld door de UitKomlt
der gewigten, oï mn de Hoeveelheid mn Stof van t ig-
hZTveLeenigvM^^ den Ajjland van het Zwaarte-punt mt
den Slinger-as.
We hebben in deze Betoging onderfteld, dat aüe de gewigten, «f
alle de lighaampjes, aan de ^de zijde van het Zwaarte-punt ^^^^^^^
maar de Betoging, of der zeiver Uitdrukkmg [Formula-]
der algemeen? v4nt indien men onderftelt, dat 'ernbsp;ge-
weerskanten van het Hang-punt, hoe dan de Hoeveelheid vanJie^
wigten, of van de Stof aan elke zijde van het Hang-punt n^erKom^
aal een Evengelijkheid, hoe de afftand C G van der ^^ j;ei ^
Zwaarte-punt kleiner zijn zal;' zoodat,nbsp;^^q zijn zal
Zijn aan de ééne zijde, als aan de andere, ue atHana o j ^^^
moet
Cü
ne Snelheden geplaatft zijn, namenlijk
\
^Gevolgelijk zal , dewijl de Noemer [Benominator-] van de Uitdrukking
dan evengelijk is aan de Hoeveelheid CO, of de Afltand van het
Slinger-punt oneindig groot zijn, het welk met de onder vindintr over-
eenkomt, omdat het lighaam dan in 't geheel niet zal ilineeren m^i^r
m allerlei ftand, waar in het gefteld wordt, rondom zijnHa^
Zal blijven.nbsp;o i
Daar zijn twee zaken aan te merken, die het beloop van deze R
toging ons aan de hand geeft. De eerfte is, dat de Som der Momenr
kragten van alle de deeltjes van een lighaam, alwaar de geheele Mn
ment-kragt weijct^ oF gevoeld wordt in het Slinger-punt, evengelijk
is aan CG X A B Denz.; dat is, aan het geheele gewikt van 't
hghaam, vermeenigvuldigd door de Snelheid van het Zwaarte-punt:
zoodat ahe de Moment-kragten werken, of gevoeld worden in he^
Slinger-punt, het welk ook gevolgelijk htt Aanbotfing-.punt, of Mid-
del-punt van Aanbotfing zijn zal, dat is, het Punt, het welk den
grootften mogelijken Slag zou geven; maar dit heeft alleen plaats in
f^^f'^^y waar in 't het Shnger-punt is, dat tegen een hinderpaal-
De andere zaak, die aan te merken ftaat is, dat de Kragten van
evengelijke lighamen (gelijk de lighaampjes A, B, D enz. onderfteld zijn
te hebben, omdat ze onderfteld worden gevoeld te worden in het Punt
O, alwaar ze alle verzameld zijn) tot elkander zijn, gelijk de Vier-
kanten der Afftanden van den As, om welken ze bewegen of ilin
geren. Deze twee laatfte aanmerkingen zijn van veel nut in de UitI
rekening van Werktuigen, of van de Kragt van Lighamen, welke
om een Middel-punt bewegen.
Om de toepaflmg te geven van den Regel, dien we nu betoogd
hebben (den zelfden, dien Huigens had gegeven) zouden we moeten
komen tot fpitsvinnigheden vandeNaderings-kunft[i)o(f?rä^ ofFlux-
ions and Fluents] die hier niet te pas zouden komen, en onnut zijn
zouden voor zulken, die in die Kunft niet ervaren zijn. Het zal voor
hen, die ze verftaan, genoegzijn, aan te merken, dat ze om den
Afftand van het Slmgerpunt uit den Slinger-as op een gemakkelijker
en zelf korter wijs, dan die van den Ueev Huigens,te bepalen, bepin!
nen moeten met zig meefter te maken van de waarheid der twee vol
'i
i r
gende Voor-bewijzen[Z:mw^^i] namenlijk „ Dat in een regthoeki^en
- Drie-hoek, welkes Voetfteun waterpas is, en welke Drieloeklood-
Aa
3J
regt
-ocr page 244-reo-t overend flaat (noemende den Voetfteun. ^rZ», en de Loodlijn:
a) de Som der Vierkanten van alle de Lijnen, _die het mogelijk
quot; is te trekken, of zig te verbeelden getrokken te zijn van den Top
quot; van den Driehoek op den Voetfteun, net evengelijk zijn zal aan
deze Uitdrukking quot;nbsp;mt a
Het andere Voor-bewijs, volftrekt noodzakehjk om den
van het Slinger-punt te vinden van Bollen, Bij-bollen [Spheroids^bi]-
kegels [Cörfil Rollen, Kegels enz. (fommigen, of de meeften van
welker Doorfnijdingen Cirkels zijn) komt hier op uit.—„De Som van
„ de Vierkanten der Afttanden van alle de Punten van een Cirkel uit,
een Slinger-as, begrepen in een Vlakte evenwijdig met de Vlakte
quot; van den'Cirkel (noemende den kortften Afftand uit het Middelpunt
quot; van den Cirkel tot den As=a, den Straal van den Cirkel = r, en
quot; de Oppervlakte van den Cirkel C) zal zijn aa-hirrX C.quot;
quot; Door middel van deze tweeVoorbewijzen en deNadering-kunftzal
men den Afftand van het Shnger-punt in den Bol, de Rol net
den zelfden vinden, als Huigens hem opgegeven heeft m zijn Trak-
taat de HoroJogio OsciUatorio , waar toe ik den Lezer moet wijzen,
die genegen is, om het ftuk nader te onderzoeken. Ik zal hier alleen-
lijk bijvoegen, dat volgens deze Regelen het Slinger-punt van eenBol,
opgehangen aan een Punt van zijne Oppervlakte, zijn zal | ^jin deji
Straal beneden het Middelpunt van dien Bol, of op tS van de Mia^
dellijn uit het Hang-punt.
Indien de Bal of Bol aan een draad hangt, zal de Afftand van het
regte Slinger-punt in alle mogelijke gevallen gevonden worden door de
volgende Evenredigheids Rekening.
Gelijk de Afftand tulfen het Hang-punt en 't Middel-punt van den
Bal:
Is tot den Straal, of de halve Middellijn van den Bal : :
Zoo zal die zelfde Straal zijn:nbsp;' .,
Tot een derde evenredige Hoeveelheid : welke het vierde Lia
van de Evenredigheids Rekening zijn zal.
De I van dit vierde'Lid, dat is, het vierde Lid, vermeen igvmajga
door 2', en verdeeld door 5-, zal den Afftand geven van het
punt beneden hec Middelpunt van den Bal, welke gevoegd zijnde Dij
den Afftand van dat Middelpunt uit het Hang-punt, geven zal de ware
lengte van dien Slinger. liier uit volgt,, dat, indien het iigliaam van
3)
53
33
33
den Slinger zeer klein is in vergelijking van de lengte van den draad,
of indien de draad onderfteld wordt zeer lang te zijn in vergelijking
van de Middellijn van den Bal van den Slinger, liet Slinger-punt (in
dat geval alleen) overeen zal komen met het Zwaarte-punt of het
Middel-punt van grootte van den Bal, of Bol.nbsp;'
Door de zelfde Regelen vindt men, dat, indien men een Rol [Cy.
linder'] laat flingeren om ééne der Middellijnen van haren bovenften
Voetfteun (noemende de hoogte of lengte van den As van deRol=rr^
en den Straal van den Cirkel Wn der zeiver Voetfteun ~r) de Afftand
tuffen het Middelpunt va^n den bovenften Cirkel en het Punt van den
As, 't welk het Slinger-punt van de Rol is, zijn zal —, waar
Qé Cl
uit volgt, dat, indien de Rol gebragt wordt tot een regte Lijn, be-
grijpende hare Middellijn, of Straal te zijn
r r
-dan wordende
2a
, zijn zal—0. Dus zal de Afltaod van het Slinger-punt van
een regte Lijn, die om één van hare enden ftingert, zijn in § van de
lengte van die Lijn.
N. B. Dewijl de meeften, die zig op deze foort van Uitrekenin-
gen toeleggen, beginnen met het lezen van 't Boek van den Heer
Carré, genoemd Methode pour Ia Mefure des Surfaces ^c. wenfte
ik wel, dat ze in agt namen, dat het Boek zeer goed is over alle de
andere onderwerpen, die het verhandelt, uitgezonderd dat van het
Slinger-punt, het welk de Schrijver maar alleenlijk in de vier eerfte
Voorftellen van de vierde Afdeeling met naaukeurigheid bepaald heeft.
Dus moeten ze zig niet verwonderen , indien ze vinden , gt;dat de
Heer Carré andere Afltanden, dan de ware geeft (gelijk lê van de
Middellijn, of f van den Straal beneden het Middel-punt) voor den
Afftand van het Slinger-punt van een Bol, opgehangen aan een Punt
van zijne Oppervlakte; en | van den As van een Rol, zoo wel als van
de regte Lijn, welke ook de Middellijn van den Voetfteun zijn mag,
het welk ftrijdig is niet de ondervinding zoo wel, als de redenkave-
linquot;-, dewijl het gemakkelijk te begrijpen is, dat Rollen van verfchil-
lende Middellijnen, fchoon van evengroote hoogtens, niet eveneens
zullen flingeren, nog ook gelijk een regte Lijn, of een zeer dun regt
A a 2nbsp;ftuk
-ocr page 246-188nbsp;JanmerhïngophetSLmGl.'^.VV^T.
ftuk Koper- of IJzerdraad van de zelfde lengte. Dus moeten de Le-
zers van den Heer Carré, ophouden na de vier eerfte Voorftellen van
de vierde Afdeeling.
Gebrek van plaats belet mij meer over dit onderwerp te Zeggen.
Evenwel zal ik 'er nog twee Voorftellen bijvoegen , die ik gevonden
heb in vele gevallen van grooten dienft te zijn, en die zulken van
mijne Lezeren, die in de gemeene Stelkunft \ Algebra] bedreven zijn,
verheugd zullen zijn , hier- te vinden; en die de redenkaveling
niet verftaan-, konnen egter gebruik maken van de.belluiten,,
zig verzekerd houdende, dat ze niet bedrogen worden, omdat alles ge-
boud is op den Regel van den Heer Huigens, die we boven betoogd,,^
en waar uit we deze Gevolgen wiskunftig afgeleid hebben.
Be lengte van een Slinger ^genomen^ tuffen het Hang-punt en het Slin-
ger-punt, gegeven zijnde ,. wordt ''erge'èifl de lengte te vinden,
die bepaald moet mrden tuffkn het -Hang-pmt en de Oppervlakte
van den Bal {welkes Middellijn gegeven is') opdat het Slinger-punt
mn den Bal zijn mag op den gegeven Afjland uit bet Hang-pimp,.
Laat dê gegeven lengte-van den Slinger.zijn=i^
De geëifte lengte =
De btraal van den Bal = r.,
}
yrr
Uit het bovengezegde moet men hebbennbsp;-^-p-
Derhalve is 5- .v i o r rr = x ^ f r ^, waar uit getrok-
ken wordt i^xx-i-ioxr— '^xb—^rb—jr r-, en verdeelende door
2 t'in de plaats van. 2 r—
en-
X.
-rb-
ftellende-, en dki de plaats van rh-
en X — 1 c x-^ c c=d-¥ cc', waar uit men trekt—c^'^d-^.cc^
Het welk te vinden ftond.
Indien men by voorbeeld wil vinden, welke lengte gegeven moet
/rr
f
worden aaneen draad, gehegt aan een Bal van een Duim Middelhjn,
om hem halve Sekunden te doen flingeren, zal men hier hebben r=zo,'),
ennbsp;2 r— èrzz—2 c zal zijnz=—8,782; derhalvef=
7 rr
—---zal zijn =nbsp;, en x zal
vr4,f4i 19,2881 4,3Pi, het welk men vinden zal even gelijk tc
zijn aan 9,271 Duim voor de gezogte lengte.
Op de zelfde wijs voortgaande voor een Bal van een halven Duim-
Middellijn, om hem halve Sekunden te doen llingeren, zal alles op
de zelfde wijs plaats hebben, uitgezonderd r, die dan maar evenge-
lijk zijn zal aan 0,2^ Duim; en (£n zal men den geëiftenafltand vin-
den =9,41 5quot; Duim. Men moet wel in agc nemen, dat, indien men
zig bedient van een draad, om een Slinger te maken, de veranderin-
gen van de Lugt x, de lengte van den draad, dikwijls veranderen,
tenzij men den draad dikwijls mete. Om derhalve in de Praktijk SUn-
gers te hebben, die naaukeurig halve of vierde Sekunden üingeren,
is het beter zig te bedienen van een Speetje, getrokken door een Draad-
trekkers Plaat, om het overal even dik te maken, het welk gevijld
moet worden, gelijk in de 12de, 13de, of 14de Fig.^ Yzn Flaat XXIL, Pl.xxil'
Zoodat 'er een klein gaatje boven in den Top zij , om zijne Slingerin-'^'k-12 quot;
gen te konnen doen om een dunnen As , die wel gepolijft is, zoo ge-
plaatft, dat hij een Middellijn zij van den bovenften Voetfteun van't
Speetje,, of.de Rol. De lengte van het Speetje, bevat tulfen het mid.
den van 't gaatje in den Top en het onder end van't Speetje zal door
het volgende Voorftel gevonden worden.
IL, VOORSTE U
De Middellijn of Straal van een rolronde Staaf gegeven zijnde, wel- •
ke onderfteld wordt hare Slingeringen te doen om ééne der Middel-
lijnen van haren bovenften KoetHem, wordt ''er geëijl te vinden,
hoe lang de Staaf zijn moet, om het Slinger-punt op zulken Affl and
te hebben uit het Hang punt, als men begeert.
Laat de lengte van den enkelen Slinger, of de Afftand van het SHn-
ger.punt tot het Hang-punt zijn — a.
De Straal van 't Speetje, of de rolronde Staaf—r.
-ocr page 248-Janmerking op hetSLlNGZR'f üNT
En de gezogte lengte van de Staafr=A;.
gezeg
— en 4.xx'^3rr=6ax, en door Omzetting
190
IX rrnbsp;j I 1
• hebben reets gezegd, dat dan-;^--!--;— is = ^ ; derlialve is
O 2 AT
2 n
—6ax=i—irr; derhalve is x x — I a xz=i— %rr, en x x-
„ ^^rlll— I r r , waar uit afgeleid wordt | a--
2nbsp;16 ló
vl^^__irr, en eindelijknbsp;--irr-^ la.
16nbsp;^^
Laten we nu onderftellen, dat 'er geëift wordt de lengte te kennen
van een rolronde Staaf, welker Middellijn is rl van een Duim, welke,
ftingerende met haar end, halve Sekunden moet flingeren; dat is, dat
hier r is — 0,1, enö = 9,78x Duim. Dan zal men krijgen aa^
^aa
lt;))-,687524Duim5c?ö^r=8ö,i877ï6Duini,enS24232
Duim, enrr=:,oi, en ïrr—,0075, en dus V—--
Waarom = 7,308 of dewijl «—p,78 2,
53,810732
I^ = 7,33Cj5', en gevolgelijk zal volgens de bovengemelde Uitdruk-
king X
V^--Irr de geëifte lengte zijn 7,308quot;!'7,33-5)
16
— 14,644 5 Duim.
Indien men de lengte zoekt van een Sneetje van de zelfde Middel-
lijn, het welk, met één zijner enden flingerende, Kwart-fekunden
zou flingeren, zal men hebben = 2,4455 Duim,nbsp;i, gehjk te
voren ,'en ^^=5,5)8047029 Duim , en 9^^ = 53,8242322^ 5
9(ta
: IJ- 1
^irr
Yg-=3?3^4oi rgt;cn|rr=:,oo75. Derhalve ^^
V 3^376914^1, het welk even gelijk is aan 1,83^2 Duim, het ^^^^^ ge-
voegd bij I 1,834125, geeft voor de geëifte lengte van de btaat
Toor den Slinger, pm Kwart-fekunden te flingeren,
Duim.
Blad%gt; 481 agter Regel 10 het volgende in te voegen.
Ik was w'eerhouden van mijne Celidographie, of Venus-befchrij-
ving, in mijn L Deel uit te geven, door fommigen onzer Sterren-
kundigen, die Bianchini's ontdekkingen in twijfel trokken; maar de-
wijl onze voortrelfelijke Prefident Martin Polkes mij onderregt heefc,
dat de Heer Bianchini, wien hij zeer wel kende, te naaukeurig was,
om eenige misflagen in flerrenkimdige Waarnemingen te begaan, en
te eerlijk om iets uit te geven, dat niet volkomen met de wprheid
overeenkwam, heb ik het dienftig geoordeeld de zelve hier ge-
meen te maken.
Verhandeling over de Bwaal-fier Venus 'volgens de ontdekkingen
van Bianchini, gelijk ze door middel van een Uur-werk op
een Planetarium vertoond wordt, door den Schrijver.
De Omwenteling om de Zon is, gelijk te voren bekend was,
namenlijk ontrent 215 dagen. . ^ .nbsp;,
De Omwenteling om haren eigen As is 24 dagen, 0 uren, en met
22 dagen, gelijk men te voren gedagt had.
De Aardkloot voor Venus heeft deze aanmerkelijkheden.
1.nbsp;De Hoek van den As met de Vlakte van den Zonne-weg \_Ecliptick'].
is 15 Graden.
2.nbsp;De Keer-kringen zijn 15 Graden van de Pool, of het As-
punt, of 75- Graden van den Evennagt-cirkeL
De Pool-cirkels zijn ly Graden van den Evennagt-cirkel, of
jc Graden van de Polen.
4.nbsp;De Vlakte van een Zonne-kimme voor den langften dag fnijdt
de Vlakte van den Evennagt-cirkel met een Hoek van if Graden.
5.nbsp;De Zons grootfte Afwijking is 75 Graden.
6.nbsp;Elke Omwenteling om de Zon duurt maar pj dag.
7! Om de dagen tot een effen rekening te brengen , moet elk
vierde jaar een Schrikkel-jaar zijn, het welk de vier 'Vierden van
een Omwenteling iniluitende het Schrikkel-jaar van Venus zal doen
beftaan
-ocr page 250-Befchrijving van de Lwaalfcer V E N U S.
beftaan uit tien Venus-dagen evengelijk aan 7! maand van onzen aard-
klootfen tijd.
8. De lange dag voor de Noord Pool zal 4! fchijnbare um\v en-
telingen ^jm de Zon bevatten. Schoon voor iemand , die op de
Noord Pool ftaat, indien men naaukeurig zal fpreken, elk Punt van
de Kimme naar 't Zuiden zij, laten we egter eens een Zuid runt
vaft ftellen , het welk de andere lioofd-ftreken [Cardinal Points]
Zal bepalen voor dezen ftand van den Venus-bol. Laat die Boog
dan de Middag-hnic of Cirkel genoemd worden, welke gaat door
de Zon en 's Hemels-toppunt [.^mVib] wanneer ze op haar hoogfte is»
en de plaats, alwaar die Boog de Kimme fnijdt, het Zuiden genoemd
worden. Dit zal het Ooflen en Weften en Noorden aan de Kim-
me bepalen. Dan zullen de Verfehijnfels zijn, gelijk volgt.
De Zon zal opgaan 21I Graad benoorden het Ooften met een Hoek
van iets minder, dan tien Graden met de Kimme, en bewegende
in een Schroef-lijn, ,zal ze, 112I Graad voortgegaan zijnde (op de
Kimme te meten) door den Middag-cirkel gaan op een hoogte van 10
Graden. Verder ééne geheele Omwenteling doende, zal ze door den
zelfden Middag-cirkcl gaan op een hoogte van 42^ Graad. Nog een
Omwqnteling doende , zal ze weer door den Middag-cirkel gaan ,
op een hoogte van ys Graden, of i f Graden van 's Hemels-toppunt.
Dan zal ze weer dalen in de zelfde Schroeflijn, en in haar dalen door
den Middag-cirkel gaan op de hoogte van 42^ Graad, en eindelijk hare
vijfde Omwenteling doende den Middag-cirkel doorgaan op de hoog-
te van 10 Graden; en 1125 Graden voortgaande, zal ze ondergaan
op een noordehjke Kimme-breedte van 2 2! Graad.
lt;?. De Verfehijnfels zullen aan de Zuid-pool, de noodige verande-
ringen onderfteld zijnde, de zelfde wezen.
10. Laten we nu eens onderftellen , dat de door Kunft gemaakte
Globe, Venus verbeeldende, in order gefteld isnbsp;voor een
plaats op den Keer-kring, alwaar de Zon regtftandig is in hare groot-
fte noordelijke Afwijking in den Kruis-cirkcl der Zonne-ftilftanden,
wanneer een Zonne-kimme, welker Pool is in het Zonne-ftilquot;^quot;quot;®
Punt, ook de wezenlijke Kimmeis, en laten we
dien Kruis-cirkel den]\liddag-cirkel noemen; dan zal men de volgen-
de Verfehijnfelen waarnemen.nbsp;^ ^ ,
E)e Zon zal opgaan met een noordelijke Kimme-breedte van
i'i
'Vl
tfi gedurig bewegende in een zigtbare Schroef-Jijn (in deZe en alle
andere Standen van den Bal) tot den Middag-cirkel komen de eerfte
reis met een Hoogte van 25- Graden, vervolgens, zonder onder te
gaan, de tweede reis tot den Middag-cirkel komen met een Hoogte
van 5 7® Graad; de derde reis zal de Zon tot den Middag-cirkel ko»
men in 's Hemels-toppunt; dc vierde reis zal ze door den Middag-
cirkel gaan met een Hoogte van Graad; de vijftle reis met een
Hoogte van 2 f Graden, en ten laatften ondergaan met een noorde-
lijke Kimme-brcedte van Graad. Het andere halfjaar zal voor deze
plaats nagt zijn.
11.nbsp;In den anderen, of zuidelijken Halven-bol {_Hemifphe?^e'] zal
de plaats in den Keer-kring, alwaar de Zon regtftandig is in denZon-
ne-ftilftand , de zelfde Verfchijnfelen hebben , uitgezonderd dat de
Kruis-cirkel der Zonne-ftilftanden niet in den zelfden Middag-cirkel
zijn zal, waar in hij aan de andere zijde was, maar 45-Graden wefte-
lijker. N. B. In den tijd van een jaar gaan de Zonne-ftilftands Pun-
ten in den Halven-bol po Graden voorwaarts; zoodat de Schroef-lijn,
w^aarin de Zons fchijnbare Beweging gefchiedt, fchoon ze elk jaar
van Venus van dc zelfde foort zij, egter niet net de zelfde zijn zal
(dat is, de Zon zal niet regtftandig over de zelfde plaats gaan) voor-
dat 'er vier jaarlijkfe Omwentelingen van Venus voltooid zijn.
12.nbsp;De Verfchijnfels op den Evennagt-cirkel zullen in elke Graad
van den zeiven de zelfde niet zijn, omdat de, dag zoo groot een ge-
deelte van het jaar uitmaakt. We zullen derhalve hier twee plaat-
fen van den zeiven befchouwen. De eerfté zal die plaats zijn, die ge-
fneden wordt door een Kruis-cirkel, gaande door het Zonne-ftilftani
Punt in den noordelijken Keerkring, en'daar zullen de Verfchijnfels
van de Zon de volgende zijn. Wanneer de Zon in de noordelijke
Hemeis-teekens is, zal ze den eerften dag opgaan met 13 Graden noor-
der Kimme-breedte, en tot den Middag-cirkel komen met ro Graden
Afwijking, of een Hoogte van 80 Graden, en in de vSchroef-lijn voort-
gaande , zal ze met 18 Graden noordelijke Kimme-breedte ondergaan.
Den volgenden dag zal ze opgaan met 35^ Graad noordelijke Kim-
me-breedte, tot den Middag-cirkel komen met 422 Graad Afwijking,
of een Hoogte van 47^ Graad, cn ondergaan met foi Graad noorde-
lijke Kimme-breedte. Den derden dag zal de Zon opgaan met 67
Graden noordelijke Kimme-breedte, tot den Middag-cirkel komen met
III. Deel.nbsp;Bbnbsp;een
-ocr page 252-een Afwijking van 75' Graden (welke hare grootfte Afwijking is, en
op welken tijd de Hoogte in den Middag-cirkel maar van i ƒ Graden
is) en ondergaan met een noordelijke Kimme-breedte van 67 Graden,
te rug komende naar den Even-nagt-cirkel. Den vierden dag zal de
Zon. opgaan met een noordelijke Kimme-breedte van f oi Graad, tot
den Middag-cirkel komen met 4,2! Graad Afwijking, of een Hoogte
van 47f Graad, en ondergaan met 3 5! Graad noordelijke Kimme-
breedte. Den vijfden dag zal de Zon opgaan met 18 Graden noor-
delijke Kimme-breedte, tot den Middag-cirkel komen met een Afwij-
kingvan 10 Graden, of een Hoogte van 80 Graden, en ondergaan
met 3 Graden noordelijke Kimme-breedte. A^. B. Deze vertoonin-
gen van 3 Graden noordelijke Kimme-breedte van de Zon in haar eer-
fte opgaan op den eerften dag tot 3 Graden noordelijke Kimme-breed-
te in haar ondergaan op den vijfden dag vallen voor gedurende § van
een daagfe Omwenteling meer, dan een halve jaarlijkfe Omwenteling
van Venus.
13.nbsp;De zelfde Verfchijnfels zullen, de noodige veranderingen on-
derfteld zijnde, voorvallen, wanneer de Zon in de noordelijke He-
mels-teekens is.
14.nbsp;De Verfchijnfels van die plaats op den Evennagt-cirkel, alwaar
de Zon des middags in 's Hemels-toppunt is, zullen in het eerfte ge-
deelte van haren half-jarigen voortgang de volgende zijn. Den eer-
ften dag zal de Zon opgaan ontrent 81 Graad bezuiden het Ooften,
in den Middag-cirkel komen in 's Hemels-toppunt met geene Afwij-
king , en ondergaan ontrent Graad benoorden het Weften. Den
tweeden dag zal ze opgaan met 24^ Graad noordelijke Kimme-breed-
te, tot den Middag-cirkel komen met 32^ Graad Afwijking , of yjl
Graad hoog, en ondergaan met 40$Graad noordelijkeI^imme-breed-
te. Den derden dag zal de Zon opgaan met Graad noordelijke
Kimme-breedte, tot den Middag-cirkel komen met dj Graden Afwij-
king, of 25 Graden hoog, en ondergaan met 73J Graad noordelijke
Kimme-breedte. Den vierden dag zal de Zon opgaan met Graad
noordelijke Kimme-breedte, tot den Middag-cirkel komen met
Graad Afwijking, of 37^ Graad hoog, en ondergaan met 40! Graad
noordelijke Kimme-breedte. Den vijfden dag zal de Zon opgaan met
a7 Oraden noordelijke Kimme-breedte, tot den Middag-cirkel komen
met 10 Graden Afwijking, of een Hoogte van 70 Graden, en on-
dergaan met iz Graden noordelijke Kimme-breedte.
Dit gefchiedt, wanneer de Zon in de noordelijke Hemels-teekens
is, en 't zelfde zal, de noodige veranderingen onderfteld zijnde 5
ook in de zuidelijke Hemels-teekens gefchieden.
Uit dit alles blijkt, dat 'er op deze Globe geen regte, nog even-
wijdige Aard-bol rsph^era reóia nee obliqua] plaats kan hebben, om-
dat de fchijnbare Beweging van de Zon zeer fcheuin is voor een waar-
nemer op de Fooi en op den Evennagt-cirkel zoo wel, als op eenige
andere plaats.
I f. In opzigt van de jaarlijkfe Beweging zal de Zon zig vertoo-
nen te gaan door elk Teeken van den Dieren-riem in 18 dagen,
en bijna f van onze aardklootfe dagen, het welk iets meer be-
draagt , dan I van éénen Venus dag.
16. Indien ik de eind-oor zaken mag befchouwen, verzoek ik ver-^
lof, om de volgende giffmg te maken.
Vraag. Zou de Helling, of de fcheuine ftand van den As van
Venus, en het oneffen getal van 95 dag in hare jaarlijkfe Omwen-
teling, het welk de Zon zoo groote en fchielijke Afwijking geeft,
niet wel zoodanig gefchikt zijn, om de alte groote uitwerking voor
te komen van dc hette van de Zon (die naar Evenredigheid van
den kleiner afftand van Venus tweemaal zoo groot zijn moet, als
op de Aarde) met de Zon te beletten twee dagen na elkander
over de zelfde landen regtftandig te fchijnen ? want de Zon houdt
hier den zelfden weg maar eens in vier jaren. Daarenboven zijn
de nagten langer, en geven den verhitten grond van de Dwaal-
fter tijd, om te verkoelen.
Indien men dit vergelijkt met Jupiter, en op deze giffende wijs
befchout, zal men den ftand van des zelfs As, en de Snelheid
van zijne Omwenteling om dien As, bekwamelijk gefchikt vinden,
om de hette van de Zon te vergrooten, welker Hoegrootheid om
des zelfs afftand van de Zon zeer veel minder is. De hette van
de Zon op Jupiter is maar -è gedeelte van 't geen ze op den
Aardkloot is; maar, dewijlnbsp;As regtftandig is op deszelfs
Zonne-weg, fchijnt de Zon regtftandig, of ten naaften bij zooda-
nig op het grootfte gedeelte van Jupiters Oppervlakte, zoodat ze
de zelve door hare beftendige fchijning over de zelfde plaats met 'er
B b 2nbsp;tijd
-ocr page 254-tiid genoegiaam moet verwarmen ; en miffchien zijn Jupit^s^zn-
dk wel Dampen, uit zijnen verhitten grond opgeheven. De lnelle
Omwenteling van Jupiter om zijnen As, die de dagen iets mmder,
dan vijf uren lang maakt, geeft die gedeeltens, die over dag ver-
hit waren, geenen tijd, om bij nagt te fchielijk te veJoelen, in-
dien men tegenwerpt, dat het ontrent de Polen van Jupiter zeer
koud moet zijn, kan men daar op antwoorden, dat de Zon daar
alle dagen op fchijnt, het welk niet gefchiedt op onzen Aardkloot,
alwaar de nagten ontrent de Polen een half jaar lang zijn; enmillchien
zijn de landen op en ontrent de Polen vm Jupiter bewoond van die-
ren , die verfchillen van die, welke de brandende en gematigde.
Weereld-ftreken bewonen.
196
I
Befchrijving van de Lwaal-ßer VENUS.
M
VER-
VAN
OVER DE
Genomen uit de Philofbpbical Transaólions, waar toe
de Schrijver den hezer in zijne mrreden wijß '.
Berigt van eenige Proeven ontrent Ligt en Koleuren , voorheen
genomen door Sir Ifaac Newton , en gemeld ifi zijne Gezigtkun^
de onlangs voor het Koninklijke Genootfchap herhaald door
T T. Defaguliers, Lid van 't Koninklijke Genootfchap. [ßhim
lofopii. Transaól. No. 34.8. bladz. 433, en volg,]
De manier om de oorPpronkJijke Koleuren van Ligt zoo te fchei-
den, dat, indien één van de gefcheiden Ligten op zig zeiven
tixjordt genomen, des zelfs Koleur bevonden zal worden onver ander*
lijk te zijn, was niet gemeen , voordat de Gezigtkunde van Sir Ifaac
Islewton uitgegeven waar. Bij gebrek van regt te weten, hoe dit
gedaan moet worden, hebben eemge Heeren van het Èngelfe Kollezie
te Luik, en de Heer Mariotte in Vrankrijk, en eenige anderen die
Koleuren voor oorjpronkelijke genomen, die gemaakt worden doorhet
inlaten van een Bondel [Btam] van 't Zonne-ligt in een donkere ka-
mer door eenkleinrond gaat je enhet hrekenvan den bondel door middel
rjan een driekant glazen Prisma, voorhet gaatje geplaatß.Met de Proef
op deze wijs te bezoeken, hebben ze gevonden, dat de Koleuren, die dus ge»
maakt worden, verandering onderhevig zi]n, en daar op gezegd, dat de
Froef niet ßaagde. Onlangs heeft de Uitgever van de Acla Erudi-
torum voor de maand Oktober 1713 pag. 447 verzogt ^ dat Sir Ifaac:
Newton deze zwarigheid wilde wegnemen. „ De Tegenwerpingen,
33 zegt hy, die geleerde Mannen in Frankrijk en ïn Engeland tegen
die Stelling [wegens de Koleuren] gemaakt hebben, heeft de zeer
fchrandere Newton zeer gelukkig opgeloft, gelijk uit de Engelfe
Transaäions No. 84, 8^, 8B, p6,97,111, 113,118 overvloedig
,, blijkt. Hierom zijn 'er velen, die wenfen, dat'het hem behaagde
33 ^ijne gedagten te openbaren over de zwarigheid, die van den zeer
35 verftandigen Mariotte, in zijn leven een on vermoeiden, en geen
5, ongelukkigen onderzoeker van natuurlijke zaken, in zijn Traktaat
,5 over de koleuren pag. 107 en volg. tegen die Stelling geopperd is.
,3 Te weten op een afftand van ontrent 25- of 30 Voet heeft hij op een
„ papier een maifievenStraal gevangen, door een klein gaatje in een
„ donkere kamer ingelaten, en door een driekant glazen Prisma door-
„ gelaten; en de violette Koleur, meer dan drie Lijnen breedte be-
„ fiaande, en doorgelaten door een fcheurtje van twee Lijnen wijdte,
„ heeft hij gevangen met een ander Prisma, dat zeer fcheuin geplaatft
„ was. Op deze wijs heeft hij waargenomen, dat een gedeelte van
5, de violette Koleur in rood en geel veranderde. Op gelijke wijs
heeft hij ondervonden,dat een gedeelte van het roodeLigt in blaau
3, en violet veranderde. Dat nu, deze verandering toegeftaan wor-
„ dende, de Newtoniaanfe ftelling vervalt, bhjkt uit de Jäa van 't
„ jaar 170(3. pag. 60 en volg. Mariotte heeft een afftand van 30
„ Voet genomen, opdat niemand zou tegenwerpen, dat op een klei-
„ nen afftand de volkomen fcheiding van de ongelijkfoortige {jjete-
„ rogeneus) Stralen nog niet gefchie'd was. De Proef van Mariotte
„ zou ons dan eerft befliffende voorgekomen zijn, indien het geheele.
3, blawe Ligt in een ander veranderd geweeft was.quot; Bus ver de Uit-
gever van de Aóta. Tot antwoord hier op dient men aan te merken,
dat het Rood en Geel, 't welk uit het Violet kwam, en het Blaau
en Violet, dat uit het Rood kwam, wel voortgekomen kon zijn uit
het zeer fchitt er ende Ligt van 't Uitfpanfel om de Zon, en dat ver-
fcheiden foort en van Stralen, die uit verfcheiden gedeeltens van het
lighaam van de Zon komen, gemengd zijn in alle gedeeltens van het
gekoleurde Toover-heeld [Speclrum] 't welk op een papier valt op
eenigen ajfland van het Prisma. Wanneer men op deze wijs de Froef
wel wil doenjlagen, moet het Ligt van de heldere wolken, die de
Zon onmiäddijk omringen, ondetfchept worden door een ondoorfchij.
33
33
3t
33
O
Ó
i -
r
- '■lt;?
.f-'f
rquot;
I.
■M
j
■ -
r
. i ' .î=..i
i, le
!
1) . ■
nende Scherm, buiten in de open Lugt geplaatfl op den afßanä van
tien of twaalf Voet van V gaatje, waar door de Zon in de donkere
kamer fchijnt, en in de Scherm moet een gaatje zijn, waar door de
Zon kan fchijnen. Het gaatje mag rond of langwerpig zijn, en niet
hoven één agtfle of tiende gedeelte van een Duim breed; zoodat de
Scherm niet alleen het fchitterende Ligt onderfcheppe van de Wolken,
die kort om de Zon zijn, maar ook het grootflegedeelte van V Ligt
van de Zon: want dus zullen de Koleuren minder gemengd zijn, Be
lAgt-bondel die door dit gaatje fchiet, moet vervolgens doorhet an-
den gaatje fchieten in de donkere kamer,enhet Frismamoet geplaatß
nvorden evenwijdig met het langwerpige gaatje in de Scherm, en
des zelfs Hoek van Straalbreking van 60 of meer Graden zijn. Op
deze wijs kan de Froef met een goeden uitflag genomen wor-
den, maar men zal minder moeite hebben, wanneer men ze neemt
op zulk een wijs, als befchreven is in de Stelling van hetI.Boek
van de Ligtkunde van Sir Ifaac Newton.
Sir Ifaac 'Newton dan gelezen hebbende *t geen zoo even uit de Aäz
Eruditorum bijgebragt is, verzogt den Defaguliers,ow de Froef
te bezoeken op die wijs, als in de gemelde Stelling befchreven is , waar
op de zelve de Proef met goeden uitflag bezogt Ijeeft in tegenwoor-
di'^beid van verfcheiden Heeren van 't Koninklijke Genootfchap, en
naderhand in V bijzijn van den Heer Monmort en andere Leden van
de Koninklijke Akademie van Wetenfchappen ; en vertoont ze nog
aan luiden, die begerig zijn.,om ze te zien. Hoe deze en andere Proe-
ven, die 'er betrekking toe hebben, onderzogt zijn^ en welgeflaagd
hebben, wordt in het volgende befchreven.
Twee ftukjes lint, elk vier Duim lang, het ééne blaau en \ andere
rood, welker gemeene breedte was | Duim, endelmgs aan elkander
eenaaid hebbende, liet ik dat lint op zulk een wijs vafl houden, dat
het Ligt, 'twelk van de Wolken door het venlterviel, zoo terug
gekaatft werd, dat de Hoek, gemaakt door de Ligt-ftralen, die in 't
midden van'tvenfter inkwamen, met de Vlakte van het lint, ver-
lengd zijnde, evengelijk was aan den Hoek, gemaakt door een Lijn,
getrokken van het lint tot mijn Oog, en de gemelde Vlakte van het
lint. Mijn Oog was zoo ver agter het lint, als het lint van 'C
Venfter afwas, dat is 12 Voet. Toen door een Prisma op het hnt
kijkende, vertoonde het zig aan ftukken gebroken ter plaatfe, daar
de blawe en roode helft aan elkander gevoegd waren. Indien het Pris-
ma met den Hoek van Breking naar beneden (of met ééne zijner Vlak-
tens plat op den neus) werd gehouden, fcheen de blawe helft van 't
lint lager gebragt te zijn, dan de roode, gelijkinBenR(jp/«tf^XXlII.
Fig. 1.) verbeeldende B de blawe en R de roode helft; maar indien
de Hoek van Breking van het Prisma naar boven gekeerd was, fof
ééne der Vlaktens van het Prisma plat tegen het voorhoofd lei) was de
blawe-helft van 't hnt hooger geligt, gelijk in ^ en r in de zelfde
Figuur.
Het Prisma was van wit Glas, en de Hoeken waren elk van feftig
Graden; maar indien men een Prisma van groenagtigGlas gebruikte,
waar van de Voorwerpglazen van Verrekijkers gemaakt worden, heb-
bende den Hoek van Breking, waar door ik keek, van ontrent 48
Graden , was het zelfde Verfchijnfel duidelijker, dewijl dit Glas gee-
ne Draadjes had; maar het Rood en Blaau kwamen nader aan een reg-
te Lijn; zoodat, indien A (Fig. x.) het lint verbeeldt, gezien door
het eerfte Prisma, B het lint zal verbeelden, gezien door het tweede
Prisma. Indien de Hoek van Breking van het laatfte Prisma zoo groot
geweeft was, als die van het eerfte, zoo zou het Ligt door een al te
groot ligliaam van groenagtig Glas doorfchietende, de Proef zoo wel
niet gellaagd hebben.
Het blawe hnt wat te bleek, en het roode wat donker zijnde, heb
ik de Proef herhaald met een ftreen blaau en een ftreen rood wollen
garen in 't midden aan elkander gevoegd, gelijk de linten eerft ge-
weeft waren; en dewijl de Koleuren van beide zeer fterk waren, flaag-
de de Proef beter met beide de Prismaas. Allen, die 'er tegenwoordig
waren, namen de Proef, en bevonden, dat ze wel ftaagde , en dat
alle de omftandigheden overeenkwamen met het berigt, opgegeven
in de i. Stelling, i. Befchouwing van V I. Boek van de Ge%igtkun-
de van Sir Ifaac Newton, zoo ver, als de onderrigtingen^ daar ge-
geven, gevolgd werden. Dus bleek het, dat het lager brengen van
het Blaau, dan het Rood, in 't eerfte geval, en het opligten in het
tweede geval toe te fchrijven was aan de grooter Breking van den bla-
Straal: want fchoon elk gedeelte van het hnt of ftreen wollen
V L.
XXIII.
Fig. I.
Fis. 2-
fOn!'wkT''nbsp;Verfchijnfel zeer
duidelijk. Ook bleek het, dat het blawe lint, of de blawe ftreen
de blawe Stralen overvloediger te rugkaatfte, dan dfrooS StS'
en dat het roode lint, of de roode ft?een , de roode Lra^en mïr ^e
rug kaatlle, dan de blawe, omdat het Rood van de blawe helfi- Lnr
het Prisma gezien, minder Herk was, dan dat van de roode helft en
het Blaau of Purper van de roode helft, door het Prisma zq^T
mmder Itcrk was, dan dat van de blawe helft.nbsp;s^-^^en,
N. B. Indien het lint, of de ftreen wollen garen gelegd wordr
op een verhgt hghaam, zal het Verfchijnfel zoo wel nie! Hagen, ver
mengende zig de Koleuren van het lighaam, door het Prisma gezien
met de Koleuren van het lint, of de ftreen. Zelf is een zwart lig,
Xnnbsp;«^oet een zwa?t
laken zoodanig agter geplaatft zijn, dat geen Ligt, op het zelve val-
lende, zoo te rug gekaatft kan worden, dat het Verfchijnfel belem-
merd worde. Indien iemand, die bijziende is, door het PrisL khS
zal een Verklein-glas tulfen zijn Oog en het Prisma het VeÄ nfel
duidelijker maken, dan het anderfins zijn zou.nbsp;vericmjmei
Eenige dagen daar na, wanneer de Zon fcheen, maakte ik in 't
venfter-lmk Sx {Flaat XXiU Fig. 3.) van een donkere kamer twee Pt
gaatjes H en waar door ik de Zonneftralen in de kamer liet komen. ^^nï.
Door middel van twee Prismaas A en B (één voor elk gaatje) opende
Ik de Stralen, die van de Zon kwamen, tot de twee gefleurde Too-
verbeelden ^ en b, waar in de volgende Koleuren zeer duidelijk wa-
ren namenhjk Rood, Oranje Geel, Groen, Blaau, Purper en
Violet. Dereden, waarom ze duidelijker waren, dan ze gemeene
hjk zijn, w^ dat de Prismaas, die ik gebruikte, van het gemelde
groenagnge Glas waren, het welk zeer vrij is van die Draadjes waar
door de Koleuren te veel onder elkander geftooten worden met de
befte witte Prismaas van de gemeene foort.
De gemelde gekoleurde Tooverbeelden in de Kamer gejaagd ziinde
tot den afftand van ontrent 20 Voet van 't venfter , waar door her
Zonneligt mkwam, het ik een ftuk wit papier p, | Duim breed en -
Dmm lang, m de gebroken Stralen houden (op den afftand van lo
JU. Deel.nbsp;Cc
Voet van 't venfter) het welk deze Koleuren zoodanig uitbragt, dat
ik ni jt de Prismaas om hunne Affen om te drajen den rooden btraal
yan het Tooverbeeld, met het ééne Prisma gemaakt, kon doen val-
len op de ééne helft van't papier, en den purperen Straal vanhet 1 00-
verbeeld, gemaakt door het andere Prisma op de andere helft: want
beide de Tooverbeelden waren regtftandig, en de Lijnen, die der zei-
ver lange zijden bepaalden, waren elkander even rakende, gelijk te
zien is 'mFig-i. Vervolgens op den afftand van9 Voet doorJietPris-
ma C kijkende op het dus gekoleurde papier, vertoonde de roode helft
zig veel afgefcheiden van de purpere, fchijnende de ééne opgeligt van
de andere, vertoonende zig de roode of de purpere helft hoogft, naar-
dat de Hoek van Breking van 't Prism.a naar boven of beneden gehou-
den werd. Het Verfchijnfel is op deze wijs veel duidelijker, dan op
eenige andere wijs: want het papier fchijnt niet alleen intween verdeeld
te zijn, wanneer het gekoleurd is met een rooden en een purperen
Straal, maar ook met een rooden en blaWen (Plaat XXIII. Fig. 4..)
met een rooden en een groenen Straal (Fz^. 5.) en zelf met eenigerlei
twee Koleuren, die verfchillende zijn, hoe digt hare plaatfen m de
Tooverbeelden ook bij elkander zijn mogen. De helften van 't papier,
door het Prisma gezien zijnde, vertoonen zig verder van elkander,
wanneer het papier geverfd is met zulke Koleuren, als verft van el-
kander afzijn in den rang van Koleuren in het Tooverbeeld, en digtlt
aan elkander, fchoon nog gefcheiden, wanneer nabij gelegen Koleu-
ren op het papier vallen, gelijk Geel en Groen, of een ligt en een
hoog Groen; maar het papier vertoont zig geenfms verdeeld, wan-
neer het geverfd is met iet Rood van beide de Tooverbeelden, gelijk
in Fig. 6, indien het Rood beide even flerk is; en dus is't ook gelegen
met de andere Koleuren.
Ik hield een Vergrootglas van ontrent 3 Voet Straal op den afftand
van 6 Voet van het langwerpige papier (waar op een roode en purpe-
re Straal vallende het zelve half rood en half purper vertoonde) en tee-
kende het Beeld van 't gemelde gekoleurde papier op den afltana ^n
ontrent 6 Voet aan de andere zijde van het Vergroot-glas opeenuiaa
wit papier. Het was aanmerkelijk, dat, wanneer de roode
Pl
XXIll.
Fig.^.
ea 5.
delijk geteekend was op het witte papier (het welk men zag, wanneer
de kanten van het Beeld regelmatig bepaald waren) de blawe helft van
het Beeld dan verward was; maar wanneer het witte papier ontrent
twee Duim nader aan het Vergrootglas gebragt werd, werd het Beeld
van de blawe helft duidelijk, en dat van de roode helfc verward.
Ik bezogt de Proef met een papier, dat half rood en half blaau ge-
verfd was, het Rood met Karmijn en 't Blaau metBlaaufel, latende
een kaars het papier verligten (zijnde de kamer anderfms donker) en
de Proef jQaagde op de zelfde wijs. De Proef dus genomen is de zelf-
de , waar van Sir Ifaac Newton een berigt geeft in zijne Gezigt kunde
I. Boek, L Deel. i. Stelling, i. Befchouwing. Alleenlijk heeft men
aan te merken , dat, wanneer het langwerpige papier door middel
van de Prismaas met Rood en Blaau gekoleurd is, de plaats van 't
Brandpimt, alwaar het roode gedeelte van't Beeld duidelijk is, ver-
der af is van de plaats, alwaar het blawe^gedeelte van 't Beeld duide-
lijk is, dan wanneer het papier met verfftoffen gekoleurd is, en veel
leveniger.
Figuur 7. vertoont de Teekening [Frojedion] van 't papier geko- Pt.
leurd door de Stralen, en Figuur 8. de Teekening van 'tzelve, wan-J^'quot;*
neer 't geverfd is, alwaar een zwarte draad gewonden is om het roo-en^^
de en blawe gedeelte , opdat de duidelijkheid van 't Beeld van den
draad zou aantoonen, wanneer het roode, of wanneer het blawe ge-
deelte van 't Beeld van het papier dufdelijkft zij.
N. B. Wanneer de kaars het papier verhgt, moet men een ondoor-^'
fcbijnend lighaam, gelijk B, tuffen de Kaars en het Vergrootglas zet-
ten, opdat het Beeld van de Kaars, die anderfms ook geteekend wordt,
de Proef niet zou belemmeren.
Een gat van I Duim over 't Kruis in het venfterluik van de donkere
kamer gemaakt hebbende, liet ik een Bondel Zonneftralen iii de ka-
mer komen, welken ik onderfchepte met een Prisma op den afftand
van 5 Duim van \ gat; en , nadat hij in zijnen doortogt door het
Prisma gebroken was, vong ik hem op een blad wit papier, alwaar
hij gekoleurd was, makende een langwerpig Beeld van de Zon of
Tooverbeeld van ontrent 9 Duim lang en 2 breed, welke breedte ten
Cc 2nbsp;naaften-
-ocr page 264-. naaftenbij evengelijk was aan de Middellijn van het ronde Beeld van
de Zon, gevangen op een papier op den zelfden aflliand van het gat,
die hier 18 Voet was. Indien de Zon te hoog is, zal een Spiegel,
in de plaats van't Prisma gefteld zijnde, een wit rond Tooverbeelcf
op het papier werpen, het welk, gehouden zijnde op den geme.den
aflland van 18 Voet, een Middellijn zal hebben, even gelijk aan de
breedte van liet gekoleurde Tooverbeeld.
De Koleuren van het Tooverbeeld waren deze. Rood, Oranje,
Geel, Groen, Blaau, Purperen Violet, fchoon het Violet hier zoo
flaau waar, dat men het naaulijks zien kon. Zie Figuur 9
N. B. De As van't Prisma in deze en alle andere Proeven, hier
agter te melden, moet een regten Hoek maken met den Straal, die
'er op valt, en de Vlakte, waar in de Straal gaat , moet in zulken
ftand gehouden worden, dat de Hoek, welken zulk cen Straal miakt
met die Vlakte, wanneer hij 'er ingaat, evengelyk zij aan den Hoek,
die gemaakt wordt door de middelfte Lijn van de Stralen, die uit het
Prisma komen na de Straalbreking aan de andere zijde van den Hoek
van Breking van het Prisma, met de Vlakte, w^aar uit ze uitkomen,
dat is, de Hoek B D G moet zijn A E H.
Indien de Vlakte AC,waar op de Bondel Zonneftralen valt, nader
aan een regten Hoek met den Bondel Zonneftralen gedraaid wordt,
dan te voren, zal het Tooverbeeld veel langer zijn. Indien ze meer
hek naar den Bondel Zonneftralen, zal het Tooverbeeld korter, en
in beide de gevallen min duidelijk zijn. Zie het Tooverbeeld D E en
Fig. 10. de in Fig. 10 en 11, alwaar H en h het gat in 't venfterluik verbeeldt
in elk geval, AC en ö-f de Vlakte van hk Prisma, waarin de Stralen
fchieten, BC en de Vlakte, waar mt ze fchieten, Pen p de Lood-
lijn , en C en den Hoek van Breking.
Indien de Vlakte A C (PlaatXXlW.Fig. 12.) nog grooter fcheuin-
te maakt met H F, zal al het Ligt te rug gekaatft worden, en daar
zal in 't geheel geen gekoleurd Beeld of Tooverbeeld gemaakt worden
door Straalbreking.
Maar indien men de Vlakte AC (Fig. 10.) zoodanig houdt dat zc
nog meer ten naaftenbij een regten Hoek make met den Bondel Z.on-
neftralen, dan deze Figuur, zal de geheele Bondel wel in het 1 nsma
fchieten; maar de onderfte Oppervlakte BC van het Prisma,ot iievcr
de Lugt, die 'er aanraakt, ontmoetende, zal een gedeelte
Pl.
XXIII.
Fig. p.
Fig. 12,
Fsg.\o,
Ligt door de Vlakte BC te rug gekaatft worden naar de, gaande bij-
na loodregt „door A B) en het overige zal uitfchieten door BC, en
door Straalbreking het onvohnaakte Tooverbeeld D E maken.
Indien He Bondel Zonneftralen fchiet in de Vlakte A C (Flaat XXIII. ^ p t..
Fig. 13-) loodregt en in 't raidden van de zelve, zal al het Ligt te^^^'^j^'
rug gekaatft worden, een gedeelte door de Vlakte AB naarR., en
het overige door de Vlakte B C naar r; maar indien de Bondel nader
aan A valt (ook nog loodregt) zal het geheel te rug gekaatft worden
door de Vlakte A B; indien nader aan O, zal het geheel te rug ge-
kaatft worden door de Vlakte B C.
(Jm derhalve het gekoleurde Tooverbeeld zoodanig te krijgen, als
het behoort te zijn, moet men zorg dragen, dat het uitfchietendege-
koleurde Ligt den zelfden Hoek mke met ds Vlakte B C {Fig. 5).)alsF^. 9.
het infchietende Ligt met de Vlakte AC; dat is, de Hoek AEH
moet even gelijk zijn aan den Hoek B D G, gelijk reets gezegd ia, en
ook gezien kan worden aan het verligte ftof in de Lugt. Maar de
befte manier is liet Prisma op zijnen As om te drajen, 'en ter zelfdernbsp;{
tijd te kijken op het gekoleurde Tooverbeeld, het welk zal rijzen ennbsp;'f
zakken, cn langer of korter worden, terwijl men het Prisma draait,nbsp;'
en tuffen het rijzen en zakken zal het zig ftilftaande vertoonen. Dan
moet men het Prisma vaft zetten, en de Terugkaatling zal zoodanig
zijn, als ze vereift wordt voor alle de volgende Proeven.
als verlengd zijnde, en dus lei ik het op twee houten ftijltjes, ie op
den top een Inkeping hadden, om het Koperdraad in te nemen, en
zette het op een fmai plankje, even breed genoeg, om vaft te ftaan.
TJiQ Figuur ij^.
I5gt;
14.
Door het Prisma CD (Flaat XXIII. Fig. if,) keek ik op het ge-/r,gt;
koleurde Tooverbeeld RP, het welk zig toen rond en wit vertoonde,
gelijk S, eveneens als of 't het Zonne-ligt geweeft waar, gevangen
op een papier uit het gat H, en gezien met het bloote Oog. In dic
geval moet liet Prisma C D gehouden worden in den zelfden ftreek
Cc 5nbsp;mpf
-ocr page 266-met AB, en de Hoeken van Straalbreking moeten in beide de Pris-
maas evengelijk zijn. Dit Tooverbeeld zig maar net in één Punt
wit vertoonende is niet gemakkelijk te vinden; maar dc quot;befte wijs is
te kijken door het zelfde Prisma AB, 't welk het Tooverbeeld maakt,
het welk gemakkelijk kan gefchieden, indien het wat lang is , en dan
zal R P zig wit en rood vertoonen, en als in S, als of het regtftreeks
van H kwam.
*
Ik hield een groot Brandglas L / {Tlaat XXIII. Tig. id ) geflepen
tot een Straal van ai Voet, op zulk een wijs, dat 'er het geheele ge-
koleurde Tooverbeeld op viel. Na de Straalbreking vertoonden zig
alle de Koleuren toefchietende [convergents] indien ze gevangen wer-
den op een papier ab; maar wanneer het papier werd gehouden in 't
Brandpunt in F in den ftand van cVd, was iet Tooverbeeld rond en
volmaakt wit door de vereeniging van alle de gekoleurde Stralen. In-
dien het papier werd gehouden in e/, vertoonden zig de Koleuren
IjDreidende [divergents] maar dan was het Rood boven, het welk tc
voren onder was, en zoo voort in een omgekeerde order.
Ik bezogt de zelfde Proef met een Brandglas van een Voet Straal,
met één van 9 Duim, en met een ander van j Duim, en de uitflag
was de zelfde. De letters R,0,G,Gr,B,P,V drukken de Koleu-
ren uit van Rood, Oranje, Geel, Groen, Blaau, Purper en Violet.
N. B. Men moet zorg dragen, dat het uiterfte end van 't Rood
en het uiterfte end van 't Violet door het Brandglas heilagen worden;
anderfms zal het Tooverbeeld niet volmaakt wit zijn in het Brandpunt
van 't Glas,
Daar is voor het Prisma geen vafte afïland van 't Brandglas, maar
het moet zoo digt bij 't Prisma gebragt worden, dat de twee uiterfl:e
enden van het Tooverbeeld nader aan den As, dan aan de kanten,
van het Brandglas vallen, omdat de Straalbreking daar zoo regelmatig
niet is.
Agter het Brandglas L (P/^iZ/XXIII. 17.) het welk de Ko-
leuren deed toefchieten tot Wit in het duidelijke Brandpunt F, zette
ik het Brandglas /, 't welk het Wit bragt in/, het duidelijke Brand-
' Pl.
XXIII.
Fig. ilt;J.
Pl.
XXIII.
Fig-17-
I-.I
( ;;
s -.
c
■ ' ' ■ c.-
V . . .nbsp;■
-fi--
i'T
-ocr page 269-punt van de twee famengevoegde Glazen; en de Proef flaagde, gelijk
te voren.
Wanneer het papier in 't Brandpunt zoo werd gehouden , dat het
het witte Beeld vong van 't gekoleurde Tooverbeeld, door het Brand-
glas geteekend [_projeäed] en ik met een Kaartenblad den rooden Straal
onderfchepte, vertoonde het Wit zig met wat Purper geverfd , en,
wanneer ik den violetten, of purperen Straal, of beide, onderfchep-
te , vertoonde het Wit zig met wat Rood geverfd; en indien het Rood
ter zelfder tijd onderfchept werd, fcheen het Tooverbeeld een meng-
fel te zijn van Geel, Groen en Blaau. Indien men eene enkele Koleur
op het Vergrootglas liet vallen, terwijl de overigen onderfchept wer-
den, bleef'die Koleur de zelfde; alleenlijk was ze in 't Brandpunt
fterker.
Ik nam een plankje gh s {Plaat XXIII. Fig. 18.) dat fcheuin flond Pl.
tegen een ftut t, met een gat van een Kwartier Duim over 't Kruis in
h, en agter het zelve een Prisma B, ruftende op twee ftijltjes, gelijk
hier voor gemeld is, zoodat het gemakkelijk op zijnen As draaide,en
zette dit })lankje met het Prisma d^aar agter in B op den grond. Het
Prisma A G om zijnen As drajende, deed ik eerll den rooden Straal
van het gekoleurde Tooverbeeld fchieten door het gat h, en fcheuin
vallen op het tweede Prisma B. De Straal werd na zijne Breking in
't fchieten door het tweede Prisma gevoerd tot den zolder van de ka-
mer op de plaats, die hier geteekend is R. Toen het ik den purpe-
ren Straal op het plankje vallen, en door het gat h fchieten, gelijk de
roode eerft gedaan had, en na zijne Breking door het Prisma B werd
hij tegen den zolder gevoerd in P. De groene Straal, op de zelfde
•wijs door het tweede Prisma fchietende, ging op tot G. Dus ging
het met alle de tulfen beide gelegen Stralen, die door deze tweede
Breking geftooten werden tot de tufl'en beide gelegen plaatfen aan den
zolder tuffen R en P.
Men moet zorg dragen, dat het tweede Prisma zoo geplaatll zij, dat
het een fcheuinen ftand make met de Stralen, die door het gat
' XXIII. Fig 19} komen , opdat ze niet te rug gekaatft worden , ge-
lijk gefchieden zou, indien, het plankje in den ftand Q.S zijnde, en
het tweede Prisma in den ftand LNM, de Straal van het eerfte Pris-
ma ï%rh: want dan zal hij opwaarts te rug gekaatft, in plaats van
gebroken, worden. Ook moet de Vlakte van Infchietingnietteiciiemn
zijn , opdat 'er de invallende Straal niet naar beneden door te rug
gekaatft worde, gelijk de Straal R h {Plaat XXIII. Fig. 20.) door het
Prisma B naar E geftooten wwdt. Velen hebben mij beleden, dat
ze in 't eerft in deze Proef feilden uit gebrek van het tweede Prisma in
een behoorlijken ftand te ftellen.nbsp;.
Schoon de Koleuren door de tweede Straalbreking zig aan den zol-
der onveranderd vertoonden, wanneer ze met het bloote oog gezien
werden, gaven ze evenwel, door een Prisma gezien, niewe Koleu-
ren (tiitgezonderd eenig gedeelte van het Rood en eenig gedeelte van
het Violet) het welk daar aan toe te fchrijven was, dat ze niet volko-
men gelcheiden waren, om welke reden ik de volgende Proef nam,
om te bewijzen, dat de Koleuren, indiep ze wel zijn gefcheiden ,
waarlijk gelijkfoortig en onveranderlijk zijn.
N. B. Wanneer de Prismaaf? goed, en 'er geene wolken ontrent
de Zon zijn, zal het uitende van 't Rood of Violet in deze Proef on-
gemengde Koleuren verfchaffen; maar anderftns niet.
In 't venfterluik een gat van twee Duim wijdte gemaakt hebbende
(Plaat^y^W .F'ig. i.) zette ik daar een blikken plaatje voor, liet welk
op en neer fchuivende dit geheele gat in 't hout bedekte, en maar een
kleinen Eondel doorliet door zijn eigen gat H, elkes Middellijn was
Duim. Dezen Bondel deed ik door middel van den Spiegel L,
geplaatft op den kant van de venfterbank X W, waterpas te rug kaat-
fen tot het andere end van de kamer. Om de onregelmatigheid van
de terugkaatfing van den Spiegel te verbeteren, gebruikte ik een .^^ajinP-
je van bordpapier Pp, waar in een gat h was, ook van xs Duim M^ quot;
dellijn. Ik plaatfte het in P/gt;, en liet 'er eenigen van de teruggekaa-
fte Stralen doorfchieten, zoodat ze vielen op het Vergrootgla^^^
lt;aan beide zijden verheven rond, en geftepen tot eei Straal van H l
op den aötand van 9 Voet, zoodat het Beeld van 't gat
werd in nog 9 Voet verder aan de andere zijde van 't
■ ■nbsp;......)or middel van een Schroef m den
Knaap
—- j ^ ^ ---- ------ —
agter het Vergrootglas (het welk door middel
xxui.
Fig. 30,
Pl.
XXIV.
l'tg' I'
Knaap S open neer kon fchuiven, zoodat het den Straalbondel al-
tijd langs zijnen As kon vangen) plptfte ik een Prisma A (regt over-
end op zijn één end, en gemakkehjk bewegende om zijnen As, om-
dat zijn ftuk Koperdraad vrijehjk draaide in een gat in het houten plank-
je T, het welk op een anderen Knaap ftond agter het Vergrootglas)
200 digt, als ik kon, bij het Vergrootglas EF, zoodat het Beeld van
in plaats van rond, wit en geteekend te zijn in/, op zij werd ge-
worpen op een wit papier, op een Raamptje gelpannen, en zig
koleiird vertoonde, en 30 of 40 maal zijne eigen breedte had, gelijk
in M N. De Koleuren waren in dit geval zeer levend en wel gefchei-
den; alleenlijk had het Violet eenig bleek Ligt , 't welk aan het end
affchitterde, omdat 'er eenige Draatjes in 't Prisma A waren, en het
Ligt niet regtftreeks van de Zon kwam, maar te rug gekaatft werd,
het welk niet zou hebben behoeven te gefchieden, indien de Zon laag
genoeg geweeft was, om de Stralen een goed end in de kamer te fchie-
ten zonder behulp van een Spiegel. _
Om te toonen, dat de Koleuren in dit Tooverbeeld eenvoudige en
gelijkfoortige Ligten Vv'aren, nam ik de volgende Proeven.
Een gat h {Tlaat XXIV. Fig. 2.) gemaakt hebbende in 't papier, pl,
'c welk het gekoleurde Tooverbeeld vong, liet ik 'er het roode Ligt^xiv.
doorgaan, het welk, door een tweede Prisma gebroken zijnde, viél^'^'
op een ander papier in T, altvaar het zig nog rood vertoonde, hetzij
gezien met het bloote Oog, hetzij door Prismaas van verfchillende
Hoeken van Breking. Aan een Oog, 't welk het zag door het Pris-
ma V vertoonde het zig wel lager, namenlijk in t, maar rood, rond
en onveranderd. Ik nam de Proef met alle de Koleuren, die zig door
dit middel eenvoudig en gelijkfoortig vertoonden. In deze Figuur wij-
zen de zelfde letters, als in de voorgaande,-het Vergrootglas, het Pris-
ma en t eerfte papier aan.
Door het zelfde Vergrootglas en Prisma deed ik het Tooverbeeld
vallen op een boek. Door het Prisma F (Plaat XXIV. Fig. 3.) ver-fe. 3.
toonde het zig onveranderd, en de letters in het boek , die het Beeld
kruiften, waren zoo duidelijk, als of ze met het bloote oog gezien
werden.
N. B. De As van't Prisma F moet een Loodlijn maken met derj;,
langen As van het Tooverbeeld M N, op 't boek geworpenhetwelk.
2ig vertoonen zal, als 'mm n, en 't Prisma moet zijn in den Itand,.
die afgebeeld wordt in F met zijne platte zijde naar den neus: want
dat is de gemakkelijkfteftand, om in deze Proeven op- het Toover-
beeld te ki ken.nbsp;, ^
Jk liet den purperen Straal alleen door het gat h g^zn(FIaatAMy ^
Fig. 4.) en vallen op een boek in P, waar van de letters zig vertoon-
den in p, en zoo duidelijk waren, wanneer ze door het Prisma Q.ge-
zien werden gt; als wanneer men ze met het bloote Oog zag. Het zeil-
de gebeurde ook met alle de andere Stralen.
Maar indien een Bondel Zonneftralen, gelijk r (FlaatXXiV. Fig.
komt door het gat H regtftreeks op het boek in W, zal een Oog,, da^r
op kijkende door het Prisma X, dezen Straalbondel zien m Y lang-
werpig en gekoleurd, en de letters, waar op hij valt, vervvard. ^
A'. B. Het Vergrootglas moet zeer goed zijn, zonder Draadjes of
Blaasjes, en geflepen tot geen korter Straal, dan ik in de Proef ge-
meld heb, fchoon een Straal van een Voet of twee langer geenkwaad
kan. Het Prisma moet van 't zelfde Glas zijn, als de Voorwerpgla*
zen van Verrekijkers, zijnde het witte,Glas, waar van men gewoon
is de Prismaas te maken, gemeenelijk vol Draadjes. De kamer moet
in deze laatfte Proeven zeer donker zijn.
Eenige weinige dagen, daarna zeer goede Prismaas gekregen heb--
bende, met voordagt van het gemelde Glas gemaakt, heb ik alle de
Proeven weer herhaald in tegenwoordigheid van verfcheiden Leden van.
't Koninklijke Genootfchap met beter, uitllag, en kreeg het Toover-
beeld zeer regelmatig bepaald, zonder eenig bleek Ligt aan des zelfs
enden uit te fchieteix
Die een verder berigt begeert van Proeven, tot dit oogmerk geno-
men, kan ze vinden in de Gezigtkunde v2inS'\x JfaacNewton,l.^oQ^
L Deel, waar toe ik den Lezer wel in 't geheel had mogen wijzen»,
indien ik niet genegen geweeft M'as, om die zaken omftandig te mei-
den, die in het nemen van de gemelde Proeven, gemijd
den, omdat fommige Heeren buiten 's lands geklaagd hadden, da ^
de Proeven niet wel hadden zien Hagen, uit gebrek van
onderregtingen in Sir Ifaac Newton's.. Gezipkunde, fchoon ik g
andere onderregtingen gehad heb, dan ik daar heb gevonden.
Vl.
XXIV.
/■gt;;?. 4-
^en duidelijke en gemakkelijke Proef tot bevejliging van Sir Ifaac
Newton's Stelling wegens de verfchillende Breekbaarheid van
Ligtjlfalen,door den zelfden. [Philofoph.Transaft. Joet zelfde
No. 348. bladz. 448 en volg.]
JSTa de Bellisproef, met twee Prismaas genomen, zou ik de volgen-nbsp;\
de Proef niet opgeven, indien ze niet zoo gemakkelijk te nemen waaf,
dat zulken, die den toeftel niet hebben (of niet genegen zijn de moei-
te doen) om de Beflisproef te nemen, door deze Proef zig zeiven ten
allen tijde voldoen konnen ontrent de waarheid van de gemelde Stel-
Laat de kaars A (JlaatXJlW. Fig. 6.) gezet worden voor den ge- Pt.
'liepen Band van een Schoorfteenfpiegel, gelijk afgebeeld wordt in ó'.
HH, het welk een ftuk vlak Spiegelglas is, beftaande uit vier Vlak-
tens, te zien in een Doorfnijding van het zelve afdb nariienlijk db,
't welk van agteren verfoelijd is, f a een Vlakte evenwijdig met het
zelve , fd één van de Zijvlaktens, ingezet naar d b , ot hellende
naar het zelve met een Hoek van ontrent40 Graden (fchoon een Hoek
van 30 tot 40 Graden het wel doen kan, maar hoe grooter de Hoek
zij, hoe beter, indien hij niet boven de 45 quot;Graden is) ^ ^ de andere
■-Zijvlakte met den zélfden Hoek hellende naar b d.
De Stralen van de kaars, die van A naar^ komen, vallen fcheuin
op de Vlakte , zoodat ze in plaats van door te gaan tot c , door
Breking gedwongen worden meer te hellen naar deLood-lijnjOp,na-
menlijk om voort te gaan in de Lijn^Z?; en dan worden ze te rug ge-
kaatft van het Punt h op de verfoehjde Oppervlakte in den Streek h k
200dat zc den Hoek khd evengelijk maken aan gh b. Dewijl nu de
Stralen, die naar k zouden gaan, indien ze niet gebroken werden,
fcheuin uitfchieten van de Vlakte ah, verlaten ze den Streek hk,tn
wijken af van de Loodlijn /1, en verfciieidenlijk gebroken wordende,
openen ze zig in vier bijzonderlijk gekoleurde Stralen, namenlijk h R,
een rooden Straal, i^GO een Straal, famengefteld uit Oranje en Geel,
jbGB een Straal, famengefteld uit Groen en Blaau of Zee-groen, en
^P een purperen Straal.
Indien men van de plaats E e volkomen kijkt op het Punt h, zal
het Tooverbeeld of het Beeld van de kaars in h zig dubbeld vertoonen,
maar niet yerraengd, dat is, daar zal zig een Zee-groen plekje en
D d 2nbsp;een
-ocr page 274-proef ontrent de Breekbaarheid mn Ligtjiralen.
een rood plekje vertoonen, als op elkander, maar zoo niet: dat ze
een gemengde of middel Koleur voortbrengen. Indien dan het regter
Oog, of het Üog E geiloten wordt, zal zig maar een groen plekje
vertoonen aan het Oog in e. Indien het Oog e geiloten wordt, zal
het Oog E maar een rood plekje zien.
Indien men nader komt aan h, zoodat de Oogen in E i , ei^
meefte en de minft breekbare Stralen ontvangen, zal 'er een dubDei
Tooverbeeld zijn, namenlijk een rood en een purper, elkander even
rakende, of op elkander, en het Verfchijnfel zal flagen, gelijk te vo-
ren.
Indien men, beide de Oogen open houdende , der zelver Affen
rigt naar O (Plaat XXIV. Fig. 7O een Punt, 't welk nader bij is,
dan de gewone plaats van 't famengeftelde Tooverbeeld S, welk Punt
in een Lijn is, die van dennens N loopt tot het Punt S; of met andere
woorden, indien men volkomen kijkt op O, of op het end van zijnen
vinger, gehouden in O, zal de roode en blawe (of de purpere plek)
8. zig vertoonen als van elkander gefcheiden, gehjk m pr QFig 8. = al-
waar het Rood zig zal vertoonen aan de regter en het Blaau aan de
flinker hand.nbsp;„nbsp;j j 1
Om duidelijk te doen begrijpen, wat 'er verftaan worde door het
Zien van de Tooverbeelden p en r, terwijl men volkomen kijkt op O,
verzoek ik verlof om het onderfcheid te verklaren tulTchen kijken en
%ien, om te beter te konnen toonen, hoe dit Verfchijnfel bewijze, dat
de gewaarwording van verfchillende Koleuren veroorzaakt wordt door
Stralen, die op een verfchillende wijs gebroken worden»
L B E P A L I N G.
De Cyezigt-as is een Lijn, die door het Middelpunt van de Verlie-
venrondheid van alle de Vliezen en Vogten van het Oog gaande, vaic
Fig. 9. op het Netvlies \Ketina~\ gelijk B ^ of A ^ {Fig. 9)
Te kijken op eenig Punt is beide de Oogen op ^^Ji'jilquot;
waarts te drajen, dat de Gezigt-aflen een Hoek makende m ë
Punt, gelijk a, deStralen, die van ö-komen, denGezigt-as col mu^-
z
n eneigen As hebben, en Cdoor hunne Toefchieting op het Netvhes
na de Straalbreking in 't Oog) het Beeld yan 't gemelde Punt
teekenen op het midden van 't Netvlies van elk Oog, alwaar de
Gezigt-as in elk Oog valt.
Zien zonder kijken is de Gezigt-affen rigten naar eenige andere plaats
dan naar het Punt, het welk dan gezien wordt; en in zulk een geval
zal het Beeld van het gezien Punt geteekend worden op een gedeelte
van het Net-vlies van elk Oog, alwaar de Gezigt-as niet valt, namen-
lijk of digter naar den neus N gelijk in Figuur 7. in de Pimten van pu
het Netvlies, gemerkt;?, n, of verder van den neus, dan het
den van 't Netvlies, gelijk in 0, 0 in Figuur 10.nbsp;ló.
Al wat gezien wordt met 'er op te kijken met beide de Oogen, ver-
toont zig altijd enkel uit hoofde van de gemeenfchap tulfen het mid-
den van't Netvlies in 't ééne Oog en 't midden van 't Netvlies inliet
andere Oog; maar daar is geene zulke gemeenfchap tuffen eenig an-
der gedeelte van het Netvlies in 't ééne Oog en het overeenkomftige
gedeelte van 't Netvlies in het andere Oog , wanneer deze over-
eenkomftige gedeeltens even ver af zijn van den neus.
Fiaar is wel een gemeenfchap tuffen de zenuwagtige Vezeldra-
den aan de regter zijde van H Netvlies van het ééfie Oog en de
zenuwagtige Vezeldraden aan de regter zijde van V Netvlies van
het andere Oog, en dus ook tuffen die aan de linker zijde; maar
geen enkel voorwerp kan zoo gejchilderd worden in elk Oog, dat
des zeljs Beeld aan het regter of linker gedeelte van één Net-
vlies , het welk gemeenfchap heeft met het regter of linker ge-
deelte van het andere, van de zelfde grootte zij, en op den zelf-
den tijd plaats hebbe in het andere, omdat het voorwerp in wat
ßand het zijn mag, nader zijn moet aan het ééne Oog, dan aan
het andere, uitgezonderd wanneer het juiß in een Lijn is, die zig
•^an den neus tuffen de twee Oogen regt voorwaarts uitjlrekt.
Hier komt Ipt van daan, dat, indien 'er twee kaarfen voor iemand
gezet worden, de één op den afftand van ééne Voet, en de andere
cip den afftand van twee Voet van de Oogen, hij, die op de tweede
kaars kijkt in B {Tlaat XXIV. Fig, 10.) de zelve enkel zien zal,maar10,.
Dd 3nbsp;de
-ocr page 276-i 1Fr oef ontrent de Breekbaarheid van Lipflralen.
de tweede, of de kaars A, dubbeld zal zien, zijnde de ééne vertoo^
ning in de Lijn o A D, en de andere in o A E, omdat ze^^S
fchildert in o en o op liet Netvlies van elk Oog, welke 1 unten de
middellle niet zijn, maar verder van den neus, dan de middeUten m
en m.
Indien B de eerfte, .en C de tweede kaars is, zal iemand, die op
B kijkt, C dubbeld zien in^ en r, omdat ze op het Netvlies gelcliu-
derd wordt in de Puntén n en n, die digter aan den neus zijn, dan
dus zullen ze zig in den zelfden ftand vertoonen, als p en
r in de 8fte Figuur.nbsp;, -i. j ^
Pt, Indien r en r {Fig. lo.) de tv/ee kaarfen zijn, zoo geplaatlt, dat
-xxi.v. ^ door de tuffenkomft van een doorboorde plank FF zig maar in het
P'ë- 'io. ^ ^ i^an fchilderen, en r in het Oog L, en men de Gezigt-affen
doet famenkomen in B., en voortloopen naar r en^, zal r en ^ elk
een Beeld fchilderen op het midden van 't Netvlies van elk Oog door
hare Stralen te kruiffen in B; en dus zullen de twee kaarfen zig maar
als ééne vertoonen, of liever op ééne plaats fchijnen te zijn, uit hoof-
de van de gemeenfchap van 't midden van het Netvlies, indien, in
plaats van de kaarfen , r een ftukje roode zijde is, en g een ftukje
groene Zijde., zal de zelfde ftand van de Oogen een Beeld maken
in B , zig vertoonende gelijk een roode en groene plek te gelijk-,
zonder een vermenging van Koleuren. Indien r een gloejend Ijzer
is, en^ een kaars van Zwavel, zal het Verfchijnfel duidelijker zijn.
Indien de Gezigt-aflen regtftreeks gekeerd worden naar g en r, als ot
'er geen plankje FF in den weg waar, zullen zig twee gaten in het
plankje vertoonen, met het gloejend Ijzer in 't ééne, en de kaars in
't andere gat.nbsp;, n. i
Indien nu van de gebroken Stralen van de kaars in het eerfte gevai
Fig 6. fFig. .6.) die, welke zoo van elkander fpreiden, dat ze in 'tOog val-
len, dezelfde gewaarwoordingen veroorzaken, elk de hare, geljF
de Stralen, die van een gloejend Ijzer, en die, welke van een bla-
we kaars komen, is het klaarblijkelijk, dat de kaars in liet eerlte ge-
val roodmakende en blaaumakende Stralen voortbrengt na de btraai-
breking, en dat die Stralen op een verfchillende wijs hreekb^r zija,
de roode ^R de minft breekbare, als minft afwijkende van de ^ooj
lijn //; en de purpere, gelijk h P, meeft afwijkende van die i^ooa-
Het zelfde zal (al het overige even eens gefteld zijnde) waar bevon-
den worden in de tiilfenbeide leggende Stralen; en, ora verzekerd te
Zijn 5 dat de Proef zoodanig is, als ik ze verhaald heb, kan men de
twee Vlaktens af en f ß' van den Band met papier bedekken.
Berigt van eenige Troevengenomen met een Brand-fpiegel t^an
den Heer Villette in Junij 1718, door de Eeriv. Dr. J. Harris
en Dr. J. T. Defaguliers, Leden van V Koninklijke Genoot-
fchap. [Philof Transaét. No. 360. bladz. 976 en 977.]
Het is een holle Spiegel van 47 Duim over 't Kruis, en is een ge-
deelte van een Bol van 76 Duim Straals: zoodat des zelfs Brandpunt
ontrent 38 Duim af is van den Top. van den Spiegel. Het Metaal,
waar van hij gemaakt is, is een mengfel van rood Koper, Tin en Bis-
muut. Welke weerfchijn iets van een gele Tint heeft. De holle Op-
pervlakte heeft naaulijks eenige fouten, en die 'er nog in zijn, zijn
zeer klein; maar in de verheven Oppervlakte, die
ook gepolijft iSf,
zijn eenige putjes.
Verfcheiden 'lighamen in het Brandpunt van dezen Spiegel houden-
de, merkten we op, wat'er aan de zei ven gebeurde, terwijl ze aan
deze groote hette bloot gefteld, waren, en met een Halve-fekundea
Slinger teekenden weden tijd aan, waar in ze eenige verandering
van belang ondergingen.
De Proeven waren de volgende, en genomen van, 's morgens ten
negen uren tot den middag toe.
l^l.i. Een rood ftuk van een Romeinfe Tat era, het welk in 3 Sekunden
begon te fmelten, ftond op het druipen in 100 Sekunden.
2:. Een ander zwart ftuk fmolt in 4 Sekunden, en ftond op het druif
pen in lt;gt;4 Sekunden,
3.. Krijt, genomen uit een Echinus Spatagus , alleen metquot; Krijt
gevuld, vervloog in 23 Sekunden.
4.nbsp;Een opgedolven of Aardfchulp werd, gekalcineerd in 7 Sekun-
den, en niet verder in ($4.
5.nbsp;Een ftuk van de Kolom van Tompejus te Jlexandrije werd tot
Glas gemaakt in het zwarte gedeelte in 50 Sekunden, en in. het
witte gedeelte üi 54 Sekunden.
5nbsp;■nbsp;Proeven met een Brandfpiêgeïimmtn.
N 6 Koper-erts, dat geen zigtbaar' Metaal meer imhaa , werd tot
Glas gemaakt in 8 Sekunden.nbsp;, .
7. Afyal van het oude Ijzer-werk dat men zegt ^^^
gewerkt te zijn, ftond op het loopen in Sekunden.
Be spiegel heet wordende brande met minder kragt.
H CÄ'Ä] Zeftlmlf fmolt innbsp;.
t Een Koningnbsp;-odkoperen Ha vefai^e. fmo m
' JO Sekunden, en liep met een gat daar m m 31 t-ekim
amp;n'Koning Gewg^s Halve-ftuiver faolt in lä Sekunden,
en liep in 34, Sekunden. ^
17. Tin fmolt in 3 Sekunden^
Gegoten Ijzer finolt in ï6 Sekunden.
ip. Lei fmolt in 3 Sekunden, en kreeg een gat in lt;J Sekun-
20. Tegelbakkers tegeltje fmolt in 4 Sekunden ,nbsp;een
frat en was. geheel tot Glas- gemaakt m 80 Sekunden.
leen kaldneele in 4 Sekunden, en werd tot Glas gemaakt
L'^EfmÄolttot een zelfftandigheid, gelijk een Tur-
f i
IS^ÈSand , 4 Grein wegende, verloor i vao haar ge^
wigt.
Mid^
-ocr page 279-il
V
- • »
I
-ocr page 280-••t
3.2W.
Middel voor Bijzienden om Verrekijkers te gebruiken zonder
■Oogglazen, wordende een Voorwerpglas alleen hen zoo dien-
ftig, en fomtijds dienftiger, dan een famenvoeging van Gla-
zen, aan het KoninUijke Genootfchap meegedeeld door
den eerwaardigen Heer J. T. Desaguliers, Dokter in
de Regten , en Lid van 't Koninkl. Genootfchap.
Pliilo£ Transaót. No. ^61. bladz. 1017. en volg.
Het geen 'er tot een Verrekijker vereift wordt is een groot en dui-
-delijk gezigt te geven; dat is, het Voorwerp (gelijk in Galileus Ver-
rekijker) of des zelfs Beeld (gelijk in Verrekijkers, die uit verheven-
rond gellepen Glazen beftaan) zig onder een grooten Hoek te doen
vertoonen, en alle de Stralen van die Straalpenfeelen, die in 't Oog
komen, in een punt op 't Netvlies van het Oog elkander te doen
ontmoeten elk op hunne Allen.
De ifte Figuur van Plaat XXV. verbeeldt de famenvoeging van Pu
twee verhevenrond geftepen Glazen voor den Verrekijker van Sterren-
kundigen, of die de Voorwerpen omgekeerd vertoont, waar in alle
de gemelde vereiftens te vinden zijn. A B is het Voorwerp , onder-
fteld zijnde op zoo grooten afftand te wezen van het Voorwerpglas
LL, dat de Stralen, die van het uitende A van 't Voorwerp komen,
op het Voorwerpglas L L op de zelfde wijs vallen, als of ze evenwij-
dig waren met hunnen As A X. Nadat ze door het Glas gegaan zijn,
vereenigen ze zig in a, alwaar ze het Beeld van 't Punt A teekenen.
Van daar zig fpreidende, vallen ze op het Oogglas / /; en daar door
gegaan zijnde, loopen ze evenwijdig aan elkander voort, en gaan in
't Hoornvlies van een gemeen Oog in E, het welk die evenwijdige
Stralen op zijn Netvlies RRR vereenigt in c, alwaar het Beeld van
ö geteekend wordt. Het zelfde kan men zeggen van de Stralen, die
van B komen, en na hunne verfcheiden Brekingen door de twee Gla-
zen en de Vliezen en vogten van het Oog elkander op het Netvlies
ontmoeten in het Punt d, alwaar ze het duidelijke Beeld teekenen van
het Punti'. De Stralen, die van alle de Punten komen van het Voor-
werp AB op de zelfde wijs aangedaan wordende, geven een duide-
III. DEEJL.nbsp;Eenbsp;lijk
\
ai8 Verrekijkers zonder Oogglazen mor JSijzienden.
lijk Beeld van die Punten op het Netvlies, en daarom vertoont het
Voorwerp zig duidelijk.
Het Voorwerp zal zig ook vergroot vertoonen ui de zeilde ^ven-
redigheid, als de Hoek lel=b Ma (onder welken des zelfs Beeld
gezien wordt) grooter is, dan de Hoek A ^ B, onder welken het Voor-
werp A B door het bloote oog gezien zou worden, gelijk door Schrijd
veren over de Straalbreking omftandig betoogd is.
%
Indien evenwijdige Stralen vallen op het Hoornvlies van eenBijzien-
den zullen ze zig in het Oog vereenigen in V (Flaat XXV. Fig^
2.) eer ze tot het Netvlies komen,, en wel zoo veel verder van het zel-
ve, als het Oog verhevenronder is; maar, indien de Stralen, die op
het Hoornvlies vallen, fpreiden naar Evenredigheid van de al te groo-
te Verhevenrondheid van het Oog, gelijk van D (^Fig. 3.} zullen die
Stralen zoo gebroken worden door de Vhezen en Vogten van het
Oog, dat ze op het Netvlies RR in èén Punt famenkomen. Ik heb
in deze Figuren niet in agt genomen de Breking der Stralen, terwijl
ze uit de kriftallijne Vogt K overgaan in de glasagtige Vogt V,.gelijk,
ik ook in de andere gevallen niet gedaan heb.
Dit Voorbewijs is ook door Schrijveren over de Sti-aalbrekmg be-
toogd.
Indien twee Straalpenfeelen, in elk van welke alle de Stralen even-
wijdig zijn aan de Alfen ^Zi? Qndc {Flaat XXV. Fig. 4.) vallen op
onderfcheiden gedeeltens van het Hoornvlies op den grootften afltand
van elkander, die aan de Stralen toegeftaan kan worden, om in den
Oogappel pp te komen, zullen der zelver AlTen, nadat ze in de wa-
teragtige Vogt komen, toefebieten, en elkander ontmoeten of m ^^
glasagtige Vogt V , of in de kriftallijne Vogt K, naar mate van ae
Verhevenrondheid van het Hoornvlies,, waar door ze gegaan waren,
en weer fpreiden, eer ze tot het Netvlies komen, de Stralen van e ic
Penfeel toefchietende, elk op huJine AiTen, na^u: de plaats, alwaar de:
Aifen elkander kruilTen..nbsp;g ^
Pu
XXV.
F/g. 2.
Fig. 3.
Verrekijkers 'zonder Oogglazen voor Bijzienden.
BETOGING.
De AITen ac en d c , fcheuin op hét Hoornvlies vallende in c
en c, en uit de Lugt in de wateragtige Vogt komende, zullen gebro-
ken worden naar de Loodlijn naar kcnk, alwaar ze regtftreekfer val-
len op de kriftallijne Vogt, en daarom voortgaan zullen tot a en d
op het Netvlies RRRR,kruifende in V binnen in de glasagtige Vogt.
De andere Stralen r, r, en i, s vallen na hunne Breking in de water-
agtige Vogt fcheuiner op de kriftallijne Vogt, en daarom worden ze
weer zoo gebroken, dat ze elkander ontmoeten in V, alwaar de As-
fen ook bijeenkomen, en gaan vandaar voort naar het Netvlies in
RRRR,
Maar indien de Asfen van de gemelde Penfeelen evenwijdig zijn,
eri de Stralen, die de zelven verzeilen, fpreiden van een Pimt, zoo
na aan 't Oog, dat de Spreiding evenredig zij aan de al te groote Ver-
hevenrondheid van het Oog, dan zullen alleenlijk de Alfen elkander
ontmoeten in het Oog, eer ze tot het Netvlies komen (volgens Voor-
bewijs 111.) maar de andere Stralen zullen niet vereenigen, elk op zij-
nen As, voordat ze tot het Netvlies komen, volgens Voorbewijs II.
STELLING,
Ik onderftel het Oog van een Bijzienden zoo verhevenrond, dat hij
niet verder zien kan, dan een gemeen Oog, het welk een Oogglas
van een Verrekijker voor zig heeft. Dan zal het oog van den Bijzien-
den, de plaats van een Oogglas vervullende, de Stralen, zig fprei-
dende van dé bijzondere Punten van het Beeld (door het Voorwerpglas
in zijn Brandpunt geteekend) op zulk een wijs ontvangen, dat ze na
hunne verfcheiden Brekingen, elk in hunne Punten, bijeen zullen ko-
men op het Netvlies; en de Affen der Penfeelen, die van de uitenden
van het Voorwerp komen, zullen in het Oog den Hoek B V A (Tlaat p l.
XXV. Fig. f.) evengelijk maken aan den Hoek bca, onder welken
het Beeld a h gezien wordt, volgens Voorbewijs IV. Het Hoorn-
vlies en de wateragtige Vogt vervullen hier de plaats van het Oogglas,
lil
'iJ
My
W'.
iJi^i
1
2 20 Verrekijkers zonder Oogglazen mor Btjzimden»
en de kriftallijne en glasagdge Vogt de plaats van een gemeen Oog„
R is hier het Netvlies, V de glasagtige Vogt en ^ yè de kriitallijne
Vogt, en 't Beeld b a wordt onderfteld uit Figuur i., die de Verre,
kijker der Sterrenkundigen verbeeldt, hier overgebragt te zijn; de al
te groote Verhevenrondlieid van het Oog liier de plaats vervullende,
van een Oogglas.
iMcn zou hier tegen konnen inbrengen, dat de Oogappel klem;
zijnde maar een zeer klein Beeld,, of een klein gedeelte van 't Voor-
werp, zal inlaten; dog, indien het Oog maar bewogen wordt van:
het ééne gedeelte tot het andere van de ruimte, waar in het Oogglas^
anderfins geplaatll is, kan liet allerlei gedeelte van het Voorwerp in-
laten. Indien men ook een groot Voorwerpglas neemt, het welk ge-
makkelijker te maken is, dan een groot Oogglas, en de Buis een Voet
wijd maakt, of nog wijder, kan men bij gedèeltens zooveel van een
Voorwerp inlaten, als of men een Oogglas van een Voet Middellijn
kon. gebruiken. Een wemig oefeningquot; zal een Bijzienden zoo vaardig
maken, dat hij een Voorwerp het welk hij eens gevonden heeft, in,
't gezigt zal blijven houden, fchoon de plaats, daar hij ftaat, gefchud
worde. Het zou niet ondienftig zijn een Glas in de hand te houden,
('t welk voor een Oogglas kon dienen) om in 't eerft het Voorwerp te
vinden,, totdat de gewoonte het zonder Glas gemakkelijk gemaakt;
hebbe. Wanneer het Voorwerp eens gevonden is, kan men het ge-
makkelijk in 't gezigt houden.
Een Oog, dat meer bijziende is, dan ik onderlleld heb , Zal het
werk verrigten van een verhevenronder Oogglas, indien het nader
gebragt wordt aan den Voetfteun IBaJis]-van het Voorwerpglas; en
een minder verhevenrond Oog \_of dat minder bijziende is~\ het werk
van een minder verhevenrond Oogglas,. alleenhjk met dit onderfcheid,
dat, hoe verhevenronder het Oog zij, hoe gemakkehjker eenig gedeel-
te van 't Voorwerp gevonden kan wordenden hoe het grooter enJiel-
derder zal vertoonen.
Ik heb den Ring van Saturnus met een Voorwerpglas van iets meer j
dan zes Voet Straaïs zeer klaar gezien zonder een Oogglas. [Dr.
aguliers was zeer bijziende].nbsp;/ / 1
Ik heb ook een middel gevonden voor Verafzienden [Preshuta\
om een Voorwerpglas te gebruiken, met hun Oog zoo veel nader te
brengen aan het Glas, dan des zelfs Brandpunt,, als hun Oog platter
Verrekijkers zonder Oogglazen mor Bijzienden.
is, dan een gemeen Oog, zoodat 'er als een Verrekijker van Galile-
KJ door gemaakt werd, doende het platte Oog zooveel, als een ge-
meen Oog, voorzien met een holrond Glas. Ik heb den Verrekijker
zoo geftelddat eenVerafziende kleine letters op een grooten afftand
kan lezen. De waarheid hier van zou gemakkelijk betoogd konnen
worden, indien het noodig was.
Indien men deze Proef nam op zee met een zeer wijde Buis, groot
genoeg, om 'er het hoofd in te fleken,.en om te drajen, en het Voor-
werpglas ook groot was, zou het misfchien niet moejelijk zijn de Eklip-
fen waar te nemen van de Omloopers van Jupiter , welk ik wel in
overweging wil geven aan zulken, die de. Lengte der plaatfen door
dergelijke Waarnemingen zoeken.
Berigt van een Proef in de Gezigtkunde, genomen voor hef Ko-
ninklijke Genootfcliap op Donderdag den 6. en herhaald den 13.
Decemb. van 'tfaar 1722. Boor den Eerwaar digen Heer
J. T. Desaguliers, Dokter in dc Regten en Lid van 't Ko-
ninklijke Genootfchap. [Philofoph. Transaót. No. 374,.
bladz. 206 en. volg.]
Sir Lfaac Newton geeft in zijne Gezigtkunde (/. Boek. I. Deel.
's^ Proef.) berigt van een Proef, genomen met een Kaart, of een ftuk
papier, de ééne helft rood en de andere blaau geverfd. Deze Kaart
met een kaars verligt zijnde, wordt het Beeld door tulTgnftelling van
een Vergrootglas zoo geteekend. op een wit papier, aan de andere zij-
de van het Vergrootglas gehouden, dat de plaats , alwaar de blawe
helft zig duidelijk vertoont (of, gelijk de Gezigtkundigen het noemen j
de duidelijke Voetfteun \Bafê] van de blawe helft) veel nader zij aan
het Vergrootglas, dan de plaats van 't Beeld van de roode helft. Dit
is zeer klaarblijkelijk, omdat men op één dezer Beelden de zwarte dra-
den ziet,, die om de Kaart gewonden zijn, terwijl ze op het andere
niet zigtbaar zijn. Dit 's op de gemelde plaats in de Gezigtkunde van
Sirnbsp;omftandig befchreven, en egter heeft een buiten-
lands Heer de Proefin twijfel getrokken, en het feit ontkend, zeg-
gende, dat hij de Proef niet heeft konnen doen flagen, en fielt een
pag.
130» 131-
* Act. Erudit. Lipf. Supplem. Tom. VIII. §.,3;
21J.
'Wi
lt;t:
'quot;ui
V'tjl
«1
a
tM'l
2 22 Troeven ontrent dè Breekhaarheid van Ligt [Ir alen.
Proef van zig zelven voor, om de verfcheiden Breekbaarheid der Stra.
len te weerleggen.
Hier op ben ik verzogt, de Proef op niew te nemen voor het Ko-
ninklijke Genootfchap, en ze viel wel uit; maar dewijl men zorg moet
dragen in het nemen van de zelve, zal ik alle de bijzonderheden mel-
den, die 'er in waargenomen moeten worden. Deze behoorlijk in't
werk gefteld zijnde, zullen de Proef altijd Avel doen uitvallen.
Ik beftreek de ééne helft van de Kaart R B {Tlaat XTV. Fig. 6-)
namenlijk B met Ultramarijn, verdonkerd mei een klein mengfel van
Indigo ; de andere helft R beftreek ik met Vermiljoen, verhoogd met
wat Karmijn. De Lijn, die hec Rood van 't Blaau fcheide , maakte
een Winkelhaak met de lange zijden van de Kaart.
Toen wond ik een draad zwarte Zijde vier dik om het midden van
elk beftreken gedeelte van de Kaart, gelijk in Fig. 7. vertoond wordt.
Op een vierkant zwart geverfd borretje 8.) regtftandig tegen
een muur gehangen, ftak ik mijne geverfde Kaart met een fpel vaft,
en de kamer zeer donker gemaakt hebbende , verligte ik de Kaart met
een fterk Ligt, daar op gebragt uit een Dievenlantaarntje, Waar in
twee verhevenronde Glazen ftonden. Vervolgens het Vergrootglas
L L (afzonderlijk vertoond in Fig. p.) zoo gezet hebbende, dat des
zelfs As loodregt door het Beeld van de Kaart ging, op den afftand
van negen Voet van de Kaart, werd het Beeld van de Kaart gevan-
gen op een wit papier op den afftand van negen Voet aan de andere
zijde van het Vergrootglas. De blawe helft vertoonde zig duidelijk
in B met het Beeld van den zwarten zijden draad regtftandig langs
hare Vlakte, terwijl 'er geene vertooning van de zwarte Zijde op ^e
roode helft te befpeuren was. Het papier ontrent twee Duim verder
van't Glas houdende in R, ftond 'er op de roode helft van 't Beeld een
duidelijke zwarte ftreep, terwijl ze op de blawe helft onzigtbaar was.
Dit was nog duidelijker, wanneer men het fterkfte Ligt van de kaars
bragt op die helft van de Kaart, welker Beeld onderzogt werd. Wan-
neer het papier gehouden werd midden tuffen R en B, was de zwar-
te ftreep op beide de Koleuren zigtbaar, maar niet duidelijk.
B. Men moet zorg dragen, dat de Koleuren fterk zijn , omdat
ik hij toeval wat van het Blaauw afgevreven hebbende,de widieid van
de Kaart onder het Blaau des zelfs Beeld verder agteruit deed fchieten,
ten naaften bij zoo ver, als het Rood.
Fros'
Pl.
XXV.
Fig. 6.
Fig. 7.
Fig. 8.
Fig.-^.
Troeven ontrent de Breekbaarheid mn LigtßraJen, 225
Troeven in de Gezigtkunde, genomen in V begin van Auguftus 1728.
'in tegenwoordigheid van den Trefident en verfcheiden Leden van
het Koninklijke Genootfihap en andere Heeren van verfiheiden
Naatfiën, ter gelegenheid van de Gezigt kunde, vanSignior
Rizzetti, met een berigt van dat Boek, door
aguliers, Dokter in de Regten, en Lid van't Konink-
lijke Genootjchap. [Pbilofoph. Transaét. No. 4.06.
bladz. ')C,6 en volg.\
In 't jaar 1722 liet Signior Gizlanzoni, een Italiaans Heer , mij-
een gefchrift zien van Signior Joannes Rizzetti, waar in hij de ver-
fchillende Breekbaarheid der Ligtftralen ontkende, omdat een Proef,
in de Gezigtkunde van Sir Ifaac Newton (i. Boek, L Stelling, 2.
Proef, gemeld) wegens een langwerpig ftuk papier, half blaau en
halfrood geverfd (welkes Beeld, door een Vergrootglas op een wit
papier geteekend, op een grooten afltand duidelijk werd in zijne bla-
we lielft digter aan het Vergrootglas,dan in zijne roode helft) bij hem
niet gellaagd had, fchoon verfcheiden malen bezogt. Sir Ifaac New-
ton, dit gehoord hebbende, verzogt mij zijne Proef te herhalen, het
welk ik deed aan mijn eigen huis 'in tegenwoordigheid van hem en
Signior Gizlanzoni en eenige andere perfonen, die voldaan waren van
den uitflag overeenkomftig met de beveftiging van Sir Ifaac Newton.
Naderhand heb ik de Proef op den 13. necember 1722. herhaald voor
het Koninidijke Genootfchap met den zelfden goeden uitflag, waar van
het omftandige berigt gedrukt is in de Philof Transaä. No. 374-
Daarna las Signior Gizlanzoni mij een brief voor van Signior Rizzetti,
waar in hij zei, „ Dat hij begerig was te weten, of dè Proef ook zou
gelukken, indien het papier zoo omgedraaid werd, dat de roode
'' helft op de plaats van de blawe gebragt werd; en indien ze geluk-
te, dat hij dan evenwel het ftuk nog niet zou toeftaan, maar 'er
nog wat tegen in te brengen zou hebben. Verder dat hij wel wen-
fte te weten,. wat 'er gezegd kon worden op verfcheiden andere
quot; tegenwerpingen (ik geloof, dat 'er twaalf waren in het gefchrift,
quot; dat mij vertoond werd) tegen vele andere Proeven in de Gezigt-
quot; kunde van Sir IJaac Newton, waar van hij zei, dat hij het groot-
quot; fjg gedeelte anders had zien uitvallen, dan Sir Ifaac gefchreven had;
en dat hij niet toeftond, dat de gevol genregtmatig waren, diege-
^nbsp;„ trok-
ii:
■ iilt;
.(iiï
gt; t;-'
«i ■
• iiquot;«
■ quot;■i^.C
, I,
■nbsp;.J-'i I
■
■
■ f :quot;•
5J
J5
»
3gt;
I
' I» ij;
% 2 4 Prosven ontrent de Breellaarheid van Ligtßralen:
„ trokken werden uit de andere Proeven, die hij met zijne onderzoe»
„ kingeh bevonden had overeen te komen.quot;quot; Hier op fchreef ik aan
Signior Gizlanzoni in een brief, welke ik hem verzogt aan Signior
Rizzetti mee tc deelen, „ Dat, dewijl Signior Rizzetti debeililüng
„ van het gefchil gefteld had in den uitflag van een Proef, die na her-
3, liaalde onderzoekingen uitgevallen was tegenftrijdig met zijn ge-
,gt; voelen, hij zijnen misflag behoorde te erkennen, en dat ik dan
3, gaarne alle de Proeven zou herhalen, die hij in twijfel getrokken
3, had,en zijne andere zwarigheden zou tragten weg te nemen. Dat,
.„ indien het de waarheid en niet overwinning was, waarom het iiem
„ te doen was, ik niet twijfelde,, of hij het met mij eens zijn zou in
.„ dat gene, waar op ik aandrong; en dat ik dan bereid was, om al-
„ lerlei Proeven te nemen, of allerlei zwarigheden, die de Leer van
de Koleuren betroffen, zoo goed op te lolfen, als ik kon.quot; Dog
ik heb federt niets meer van Signior Rizzetti vernornen; maar men
heeft mij gezegd, dat hij zeer verftoord was op Signior Gizlanzoni^
,cn gezegd had, dat hij zig tot de partij van Sir IJaac Newton had la-
ten overhalen.
Nu heeft Signior Rizzetti eindelijk een Boek uitgegeven, tot op-
fchrift hebbende Luminis Jffeäionibus Specimen Phyftco-mathe-
maticum \qï Natuur- en Wiskundige Proef over de eigenfchappen van
V Ligt] opgedragen aan den Kardinaal Polignac, en gedrukt te Tre-
■vifoQn Venetië IJ2J. Dit Boek aan het Koninklijke Genootfchap
aangeboden, en door 't Genootfchap mij aanbevolen zijnde, om 'er
een berigt van te geven, hoop ik, dat niemand mij zal berispen, dat
ik 'er getrouwelijk verflag van doe.
De Schrijver heeft in zijne Voorreden 3 en het gantfe Boek door,
den grootften Wijsgeer, die deze of eenige andere eew voortgebragt
heeft, op een zeer trotfe wijs bejegend, triumferende over 't geen hi'j
meent misflagen te zijn van Sir Ifaac Newton en zijne eigen ontdek-
kingen. Had hij een zedig verhaal gedaan van de feiten, gelijk z®
hem waren voorgekomen , en van zijne redenen , om gevolgen te
trekken, verfchillende van die van Sir Ifaac, de weereld zou gedag
hebben, dat hij 'er toe gedrongen was door liefde tot de waarheid la
tienjarigen arbeid *, en zijne misflagen zouden verfchoond zya
Zie zijne Voorreden pag. 38.
-ocr page 289-op quot;'t geen hij zegt \nu]neVoontdLm,Indienikmil]'chienbedroge^beHy
een dwaling in een fluk, waar in Natuur- en tPiskunde gemengd is,
is niet fchandelijk, en een ijgelijk verdedigt zig met groote voorbeel-
den. Ook zou het zijne agting niet verminderd hebben (indien hij m
2iine|Proeven en redekaveÜngen gelijk gehad had) dat hij zijne partijen
op een beleefde wijs gehandeld, en waarlijk gedaan had, t geen hij op
het end van zijne Voorreden zegt, taß de Leerfl.ukken van Schrij-
veren welaan, 7naar voor de Schrijveren zelf heb ik Hoogagting
en Eerbied: want kwade Zeden konnen nooit verfchoond worden op
\ geen hij tVijsgeerige Vrijheid noemt. Niets minder nu dan een be-
kentenis, dat een gretige begeerte om een naam te maken, en een
hardnekkigheid om ßaande houden, 't geen hij eens ah zijn gevoelen
ter neer gefteld heeft, hem zo ver vervoerd heeft, kan hem bij de
geleerde weereld verfchoonen. We hooren wel in een brief van Sir
Thomas Lereham aan Sir Hans Sloane, Prefident van 't Koninklij-
ke Genootfchap, dat Signior Rizzetti nu bijbrengt, „ dat hij in zij-
ne Proeven misleid is door de llegtheid van de Prismaas , die hij
quot; van Venetië gekregen had, quot; dog dit's maar een gedeekelijke erken-
tenis van zijne dwaling, en alleenlijk voldoende voor zulken , die zijti
Boek niet gelezen, en ook geene kennis hebben aan de Gezigtkunde
van Sir Ifaac Newton: want Signior Rizzetti gebruikt op de j/lte
ennbsp;bladzijde van zijne Voorreden deze woorden , „ Laten
allen , die mijne Proeven konnen herhalen , hunne eigen oogen
gelooven: maar indien de uitkomft de verwagtmg met aanltonds
beantwoordt, laten ze mij dan niet terftond van valsheid befchul-
di^en rgelijk een beroemd man gezegd wordt al te haaftig gedaan
te hebben) maar laten ze eerft alle de bepalingen van mijne Proeven
opmerken: want indien ze daar agt op geven, zullen mijne partij-
en zelf tegen wil en dank bekennen, dat ik met ruw, met geene
gebrekkehjke Prismaas [gelijk anderen voorgeven] maar met naau-
keurige oplettcnheid en bekwame Inftrumenten die zaken onderzogt
heb.quot; Wat de Proeven van Sir Ifaac Newton belangt, velen van
Je, welke Signior Rizzetti in twijfel trekt, konnen genomen wor-
den met zeer gemeene Prismaas. Van die natuur zijn de Proeven,
die ik na de Uitgaaf van het Boek in 't begin vmJuguflus laatftleden
aan mijn eigen huis genomen heb in tegenwoordigheid van den Pre-
fident en verfcheiden'Leden van 't Koninklijke Genootfchap en eeni-
III. Deel.nbsp;^^nbsp;S®
ïl
'i
I
I;
i
f:v.
:i!f
5gt;
?gt;
5gt;
gt;5
53
J5
??
5)
57
f
2 2d Troeven ontrent de Breekhaarheid van Ligtßralen.
ge byjtenlandfe Heeren. Maar eer ik een berigt geve van de Proeven,
verzoek ik verlof, om eenigen van 'Signier Rizzetti's uitdrukkingen
tegen Sir Ifaac aan te halen; anderiins zou ik geoordeeld konnen wor-
den de zelfde fout begaan te hebben, die ik hem te laft gelegd heb.
Hij zegt in de Voorreden, bladz. 13. Ik ben verwonderd, dat de
zeer Jcbrandere Newton niet geweten heeft, dat het witte Ligt an-
ders door een Trisma, dan door een Vergrootglas verfpreid wordt,.
Wie, die ooit de Gezigtkunde van Sir Ifaac Newton gelezen heeft,
kan van zulke gedagten zijn, dan onze Schrijver. Voorreden bladz..
8t. Een Leer, waar in zoo vele Onderflellingen zijn , als 'er Ver-
fchijnfels verklaard moeten worden. Daar het nogthans bekend zij,
dat Sir Ifaac geene Onderftellingen maakte, om Verfchijnfelen te ver-
klaren, maar duidelijke Gevolgen uit Verfchijnfelen afleide. In het
Boek zelf, bladz. ff. zegt hij vm Richterus zijne partij. Indien hij
de verfchillende Straal-breking der Koleuren met fnappen zoekt te
verdedigen, — en van Sir Ifaac — Indien l^Qv^-ton misgetafi heefty
omdat hij in ééne foort van Troeven op de bedriegelijkheid van ééne,
en dat wel de moejelijkfle, aangegaan heeft; wij leeren, eer we
Gevolgen trekken, alle Proeven van de zelfde foort te doorkruiffen^
beginnende met de gemakkelijkßen, Bladz. j6. van Sir IJaac fpreken-
kende, zegt hij, Ik beveßig nu met meer vertrouwen, dat de Sehr ij.-
ver meer Gevolgen uit de Verfchijnfelen getrokken beeft, dan hij bad
behooren te doen, Bladz. 90. IVie zou den Regel van zoo grooten
man hebben durven beftrijden, daar allen, die den zelventotnogtoe^
als in een jchaal hebben gewogen, daar reets uitgefcheiden zijn enz.
Blad. 91. is deze uitdrukking in 't bijzonder aanmerkelijk — Newton
fchijnt met deze manier van redenkavelen het zelfde gedaan te heb-
ben , als de Lesbiërs, die wanneer de gebouwen niet naar den Maat':
ßok gemaakt worden, den Maat ft ok naar de gebouwen maakten.
Ik kan niet wel overflaan 't geen hij \mRichterus zegt bladz. i ooi
omdat het zoo toepaflelijk is op hem zelf; Ikheb Richterus vermaandr
dat hij volgens zijn eigen begrip, 't geen anderen verzuimd haddeny.
zou verrigten; maar hij die vermaning in den wind ßaande wil, tn
plaats van te zien, 'wat 'er van de natuur gedaan worde, dat ^
tuur dat gene doet, het welk hij oordeelt te moet en gefchieden.
127- tVanneer de Schrijver dit voor den dag brengt, fchijnt hij wei.
nig bedreven te zijn in 't geen 'er in het poUjften mn Glazen vom*
komt..
Troeven ontrent de BreekhaaHoeïd van Ligt flr alen. , ilt;ij
Om niet verdrietig tc worden door zulke onaangename aanhalingen,
ga ik over tot het geven van een kort berigt van 't Boek zelf, om te
toonen, hoeveel moeite de luiden konnen nemen, om ongelijk te lieb-
ben , dewijl 'er geene van de Proeven van Sir Ifaac Nevjton in twij-
fel getrokken wordt, dan die waar is, en 'er geen Gevolg te vinden
is, het welk verfchilt van die van Sir Ifaac in de Proeven, die hij ge-
vonden heeft wel te flagen, dan 't geen vals is, gelijk duidelijk zal
blijken aan een ijgelijk,quot;die des zelfs Gezigtkunde leeft met opmerking
genoeg, om zeWverftaan, en bekwame Inftrumenten en genoegza-
me handigheid en naaukeurigheid heeft, om de Proeven te nemen.
Onze Schrijver (fchoon hij zig uitgeve voor een vijand van Onder-
ftellingen) begint zijne eerfte Stelhng al met een Betoging, getrokken
uiteen valfe Onderllelling: want hij onderftelt, dat elke Ligt-ftraal
als een Raam [Tarallelogrammum] is van eenige breedte , gelijk een
Lint, als of de Stralen famenhingen, gelijk de lange draden van het
Ligt. Een fmalle zijde van den Kaam (die hij de Doorfnijding van
den Ligtftraal noemt) als een onbuigbare Lijn aanmerkende, neemt
hij veel moeite, om 'er een Gevolg uit te trekken, het welk door Proe-
ven blijkt vals te zijn, namenhjk dat Ligt bezwaarlijker door een dig-
te, dan door een ijle Middelftof gaat. Hij beveftigt, Bat wit Ligt
nooit Koleuren voortbrengt door Terugkaatfmg.
Bat de vereeniging van alle Joorten van Stralen geen Wit
maakt.
Bat Ligt, teruggekaatfl van een wit voorwer\gt;i en gezien door
een duijlere Middelftof, geel of rood wordt, naardat de Middelftof
Jlerker, of zwakker zij, dat z-^^xt, gezien door een ligte Middel-
ftof zig blaau of violet vertoont; en groen , zegt hij, wordt ge-
maakt van een
voorwerp f ligte quot;ïnbsp;^duifterel
'gezien eerft lt; duiftere ? dan door een 4 ligte Middelftof.
J door een l Jnbsp;L J
Bat eenig Ligt, door een ftraalhrekende Middelftof gaande, vei'-
fpreid wordt, bet welk hij noemt meer dan gebroken worden, en
dus Koleuren voortbrengt.
Tot onderftcuning zijner Onderftellingen van Middelftof en , als
Bekkleeden [Veils o/Vela] om de Koleuren te veranderen van voor-
werpen, die men befchouwt) merkt hij in de Voorreden bladz. 31.
Ff 2nbsp;de
iS
f
i
Aii
.ft
;!lt; :
ii::
zwart
wit
f!l
2x8 Froeven ontrent de 'Êreelhaarheid\vün Ligtjlralen:
de Beelden in het Oog aan, als een voorwerp, dat befchoud wordt,
het welk andere werktuigen van 't gezigt zoii onderftellen , om in de
Oogen te kijken, daar de fchilderijen van voorwerpen van buiten, ver-
toond op het agterfte gedeelte van een Oog, 't welk in een gat in
venfter van een donkere kamer geplaatft is, alleenlijk zoodanig zyn
voor degenen, die de Proef zien ; maar in het dier, 't welk ziet,
zijn die fchilderijen een groot getal kleine ftooten, of indrukkingen
op de Vezeldraden van 't Netvlies door de aanftooting van vele Stra-
len, verzameld in de Toppen der Ligt-kegels binnen in het Oog,
overeenkomende met zoo vele andere Kegels, die voortkomen van de
zigtbare Punten van voorwerpen van buiten, en dat gene maken, het
welk de Gezigtkundigen Straalpenfeelen noemen.
Dat de IFeerJtand van Water, uit des zelfs Vafthoudendheid
ontftaande, grooter is, dan uit des zelfs Digtheid.
Dewijl een dunne draad, halfhl-mx en half rood, door het naak-
te Oog duidelijk gezien wordt, dat dat Verfchijnfel de Leer van de
verfchillende Straalbreking om verfioof,m-m de Schrijver overweegt
hier niet, dat het Brandpunt van 't Oog 200 kort is, dat de afltand
van den duidelijken Voetfteun van het blawe en roode Beeld van zul-
ke draden zoo groot niet is, als de dikte van het Netvlies,
Dat de Froef van het tweekokurige papier, zijjt Beeld door een
Vergrootglas teekenende (welke ik op ^e gemelde wijs in 't jaar 1722
fomtijds hij hem flaagde, en fomtijds niet, en dat ze
daarom de verfchillende Straalbreking niet bewijll ; maar dut de
verfchillende plaats van den duidelijken Voet [leun van het blawe en
roode Beeld toe te fchrijven is aan de verfchillende fcheuinheid van
de deelen. van het geverfde papier met betrekking tot de Oppervlak-
te van het Vergrootglas; maar in mijn berigt van de Proef in de PM-
lofoph. FransaÈ. heb ik uitdrukkelijk gemeld, dat de As van het Ver-
grootglas regtftandig was op het Beeld van de Kaart. Derhalve kon
*er geene verfchillende fcheuinheid plaats hebben, gelijk tegengewor-
pen wordt. — Dat, fchoon hij het Tooverbeeld van Koleuren, door
het Frisma in een donkere kamfer voortgebragt, wel bij trappen zag
verkort en, en eindelijk rond en koleur eloos(fi-At is,vjit) worden, wan-
neer het gezien'werd door een ander Prisma, op de zelfde wij^:gt; als
Sir Ifeac Halton de Proef genomen had, dit hem evenwel nog niet
omrtuigde van de verfchillende StaalbreMng, omdat gt; wanneer bij
Troeven ontrent de Breekbaarheid mn Ligtßralen, 22-9
op een papier een Beeld had laten fchilderen, gelijk het Tooverbeeld
van 't Prisma, enhet zelve met-het re^ßreekfe Ligt van de Zon
verligt had, het niet rond en wit werd, toen hij het zag door een
Prisma, gelijk het Tooverbeeld gedaan had. Maar hij. dagt met op
de onvolmaaktheid van Schilders koleuren, en bragt zig met te binnen,
dat de Oppervlaktens van hghamen , hetzij van een natuurhjke, het-
zij van een gefchilderde, of m den ketel geverfde Koleur feulke. als
hij vaße Koleuren noemt) bloot gefteld aan eenig gekoleurd Ligt, die
Koleur te rug zullen kaatfen, die 'er op valt, en zig van geene ande-
re Koleur vertoonen, maar dat zc alleenlijk levendiger zullen Ichijnen
te zijn in die Koleur, die ze in den vollen dag hebben; en derhalve
dat, indien het Zonne-ligt beftaat uit Stralen, die op een verfchillen-
de wijs breekbaar zijn, en verfchillende Koleuren voortbrengen (vol-
gens Sir Ifaac Newton) het Prisma het Ligt moeft fcheiden, dat te-
ruggekaatft wordt van elk van de gefchilderde Koleuren , en de zei-
ven niet famen kon brengen, omdat ze geenfms eenvoudige Koleuren
waren. Indien hij derhalve behoorlijk geredenkaveld had , zou de
eerfte Proef Sir Ifaac's Leer bewezen, en de laatfte zou ze beveftigd
hebben. Indien hij ook in zijne eigen Proef op het gefchilderde Too-
ver beeld gekeken had, houdende den Breek-hoek van het Prisma eerft
naar boven en dan naar beneden met de zelfde fcheuinheid (of 'tgeen
jremakkelijkeris, het Toover-beeld op zij gedraaid had, terwijl het
Prisma ftil bleef) zou hij zijn Toover-beeld m het ééne geval korter
gezien hebben, dan in het andere.nbsp;ttt^ 1/
Dat Sir lfaac Newton's ^ße Proef van het 1. Boek. 11. Deel (waar
in het Prismatife Rood en Blaau agtervolgens vallende op de zei de
plaats van een Boek, een verichillend Brandpunt hebben m het teeke-
nen hunner Beelden door een VQxgvootglzs) onbefksfende is, enKich-
terus antwoord tegenfpreekt, namenlijk — Dat de Koleuren, van het
Boek teruggekaatft, omdat het een ruwe Oppervlakte heeft, altijd met
de zelfde fcheuinheid op het Vergrootglas vallen, in welken Streek ze
ook van het Prisma op het Boek mogen komen — daar bijvoegende,,
dat hij Richterus berigt had, dat vafte Koleuren, verligt door regt-
ßreeks Ligt in eenigerlei verfchillende fcheuinheid, altijd met de zelf-
de fcheuinheid op het Vergrootglas vielen-,maar datfcljijn-koleuren,
die door Straalbreking met een Prisma voortgebragt waren, van
ii
jquot;«
i
rils
* !■
li
R
I
i''
■lil
y;
i
2^0 Proeven ontj-ent de Breekbaarheid van Ligtftralen.
vafte Koleuren verfchild en'in hunne Opvalling [Incidence]: maar
dat Richterus het met voofdagt verzwegen bad.
N. B. Het is niet waarfchijnelijk, dat hij 't verzwegen zou hebben,
indien het waar geweeft
Dat de 'Proeven van den Heer Mariotte de verfchillende Breek-
baarheid van Koleuren weerleggen,khoon hij, het berigt van de Proe-
ven , die ik voor het Koninklijke Genootfchap op des zelfs bevel ge-
nomen heb'(zie Philofoph. Transaä. No. 348. hier voor bladz. 197.
cn volg. befchreven) met aandagt en onpartijdigheid gelezen hebben-
de, zoo wel overtuigd had konnen worden, als verfcheiden Heeren
van de Franje Koninklijke Akademie, die den Heer Mariotte zijne
Proeven hadden zien nemen, cn betuigden voldaan te zijn, toen ze
mij de Proeven van Sir Ifaac in 't jaar 171J zagen herhalen.
Dat in de eerße Proef van Sir Ifaac (I. Boek, II. Deel.)quot;j^;y nooit
ééne Koleur te niet kon doen, terwijl de^ overige bleven; en dat bii
met een grooter hinderpaal het Geel en Blaau wel te niet kon doen ,
maar niet het Geel en Groen — dat hij wel het Groen , maar niet
hetGed digtft aan de Jchaduw kon brengen — en het Groen wel al-
leen over kon laten blijven maar niet het Geel. Dit 's een gemak-
kelijke Proef; maar onnaaukeurigheid, een zeer liegt Prisma en voor-
oordeel tegen een gevoelen, of tegen een tegenpartij kan iemand
grootelijks misleiden.
Dat, wanneer de Koleuren, door het Prisma voortgebragt, en
naderhand door het Vergrootglas vereenigd, Wit voorbrengen op
een papier, in V Brandpunt gehouden, geenefcheuinheid van pa-
pier den witten plek met Koleuren zal verwen.
Dat een geel papier in het blawe Ligt zig groen vertoont, gelijk
ook eenhhm papier in het gele Ligt doet; maar dit gefchiedt niet, wan-
neer de Kamer wel verdonkerd, en het Ligt gelijkfoortig is.
Dat Sir Ifaac Newton valjelijk beveßigt, dat Ligt, infchietende
in een evenwijdzijdig Blok, en 'er dan weer uitfchietende , geene
Koleuren voortbrengt.
Dat de 6de Proef van Sir Ifaac, (I. Deel, I. Boek) waar is, maar
dat 'er geene verfchillende Straalbreking door bewezen wordt,fchoon
de Koleuren agtervolgens van het eerße Prisma tot het tweede ko*
mende met den zelfden Stoot-hoek [Incidence] door het laatße Pris^
ma tot verfchillende hoogtens gevoerd worden. Het gevolg nu is
--fs
tiV
■ 'ti
■ !
J
•■quot;fi
a»
.ii.-
lt;r i si
2
1
I
( î
5
: i
î !
si'-'-:
s:
■•-v.f: s-nbsp;■ V.--
lt; 'i
■ f
: gt;yr
■ ^^
•i-i«»--
Froeven ontrent de Breèkhaarheid van Ligtftralen. 231
hier zoo klaarblijkelijk , dat dit op mij Lord Bacon's manier, een Ex-
per imentum Crucis^'oi Beflis-proef gtnotmó. worde.
Ik zou met mijn berigt van dit Boek voortgaan, indien het van ee-
nig nut zijn kon, of tot verdediging van Sir IJaac Newton , of tot
overtuiging van den Schrijver en zijn aanhangeren, mdien hij 'er ee-
nigen heeft;nbsp;Ifaac's Gezigtkunde heeft geene verdediging,
of verklaring van nooden, en wanneer de Schrijver te overtuigen is,
zullen tien maanden, wel befteed in het lezen van Sir Ifaac's Boek
hem zijn tienjarig met vooroordeelen bezet onderzoek wel vergoe-
den.
Ik verzoek nu verlof, om de befchrijving te geven van eenige wei-
nige Proeven, die ik bij deze gelegenheid heb genomen. Eenigen
zijn net eveneens , als S\ï Ifaac Newton de zelven genomen heeft,
eenigen zijn de zijne, maar eeniglins op een andere wijs genomen,
en eenigen geheel de mijne.
Ik ftelde een kasje van ontrent drie Voet hoog ééne Voet wijd bin-
nen's werk (welkes gedaante was een geknotte Piramide) op de vol-
gende wijs toe. Ik verfde het van binnen zwart, en in de agterfte
zijde één Voet boven den bodem maakte ik een vierkant gat van drie
Duim (welkes Doorfnijding is rr {Flaat XTVL Fig i.) om 'er Pu
een fluk hout R in te fteken, het welk 'cr digt in floot met een Borfl.
De Oppervlakte van dit ftuk hout, die door het gat flak, was geheel
bedekt met het geverfde papier, waar op de Proef genomen moefl
worden. Tegen over r r in de voorzijde van 't kasje was een deur-
tje, dat open ging met een Buis daar in, vier Duim wijd en vijf Duim
lang, welker Doorfnijding isnbsp;opdat twee kaarfen gezet op
de plaatfen k, om het papier in rr te verligten, geen regtftreeks
Ligt zouden uitgeven uit het kasje, welkes Doorfnijding vertoond
wórdt 'm abc d. De kamer volmaakt donker gemaakt hebbende ,
zette ik liet kasje op een tafel, om op ééne plaats te konnen blijven.
Agt Voet van r r zette ik het Vergrootglas L L van vier Voet Brand,
punt in een ftellinkje zoo op een andere tafel, dat des zelfs As ging
midden door r r. Agt Voet voorbij het Vergrootglas zette ik de.
Scherm of 't Raamptje van papier S. In het gat r r ftak ik een ftuk
ftijf.
■
■■
^ il
i't
O
^ m
: (:lï
iiH'l
ifiiii
i wi
232 Troeven ontrent de, BreeUmarheid van Liitpalen.
ftiif papier dat met Vermiljoen beftreken, en daar ^en jva^
d i amp;d vier en een half maal omgewonden was,
fs R. Dat papier door de kaarfen in f, ^ verligt 2jnde, wera
et beeld van 't Ude papier geteekend op If. ^^er^
en de duidelijkfte plaats gevonden zijnde, wierd^^
gezet. Een papier met Ultramarijn bef reken vaft .f hegt lie^
ars het gat^r r, was deszelfs Beeld zoo onduidelijk m ^ ^
me'de Bfelden der zijden draden met zien kon ; -ar een ^
vanfe zijden Lden z^^g op het blawe
vfnlV -.^ren dS vin 't llawe papier. Het geen verfcheiden
te waquot; w^ n de zijden draden zigtbaar een Duim aan weers
meen was aarb^ide, zou het roode alleen zig duidelijk vertoond
Sen eHp een Duim na aan die plaats zou het
Se'kfl vertLnd hebben, en duiddijk f - ' ^^^^', J J^fp-
nader aan het Glas. In plaats van Vermiljoen k^n het roode p
p?er bekeken worden me? Karmijn,
^el met gaan , gelijk toen bezogt is ;, f ^h^-^^jf^^^^^^
Blaau zoo wel niet, als met Ultramarijn, ^e befte w^nbsp;,,
miljoen met wat Karmijn ie hoogen ennbsp;^^^^.vijdte
veel JVit in heeft , met Indigo : en dan za er ;en tuüe^
tuffen de twee duidelijke ^'oetfteunen, aW ^
dm onduidelijk zijn zullen. N. B. Ik nam de Troef met ^^^
Proeven ontrent de Breekbaarheid van Ligtftralen,
'wen in 't jaar 1722- ? maar nu heb ik zulke mengfels niet gebruikt -
opdat een ijgelijk de Froef zou konnen herhalen.nbsp;'
Flaat XXVi. Fig. i.) vertoont het kasje, waar uit ééne zijde uit- Pr.,
genomen is, welker plaats km db n, e g is het gat voor de Buis in^^^^-
het detirtje van de voorzijde p c dm-, rr het gat in de agterzijde om
'er het ftuk R met zijn geverfd papier in te zetten.nbsp;'
' De 3 de Figuur vertoont het kasje van voren open met dc kaarfen F/v 3
en het papier daar m, zijnde de zelfde gedeeltens met de zelfde let-
teren gemerict, als in de andere Figuren.
•nbsp;genomen, eer SimlovRizzet.
//de verfchillende Brandpunten der Koleuren toefchreef aan dc ver-
fchillende fchemnheden, hetwelk hier met tegen ingebrap-t kon wor-
worden, dewijl het Rood en Blaau, gelijk hij geëift ha^, het ééne
na het andere op de zelfde plaats gehegt was: en hij zegt rbladz. 6±.)
ik heb er bijgevoegd, dat vajie Koleuren, door een regtjlreeks Ligt
met bijzondere fcheuinheden verligt, met een beftendige fcheuinheid
op het Vergrootglas vallen. Ja in deze Proef was nog meer gedaan:
want dewijl de kaarfen vaft ftonden, viel het Ligt op 't geverfde pa-
pier altijd met den zelfden Stoot-hoek.
In plaats van het roode, of blawe papier in rr (Fig. t. 2, en 3.)
hegte ik op het ftuk R een papier half rood en half blaau, gelijk
RB, Flaat XXVI. Fig.i^. Over het gat in de voorzijde van 't kasje
maakte ik een vierkante plaat p nc d vaft met een langwerpiggatdaar '
in, vier Duim lang in zijnen waterpaffen ftand, en éénen Duim hoog.
waar door men het tweekoleurige papier zien kon , als of het maar
van de grootte en gedaante van deze opening waar, en fterk verligt
door de kaarfen, die in 't kasje verborgen w^aren, zijnde het overige
van de kamer zeer donker. N, B. Ik maakte deze voorbereiding,
omdat Rizzetti tegen Sir Ifaac Newton's eerfte Troef van het eerfte
.So^/è tegenwerpt, dat zwarte laken voorbij het tweekoleuris-e
papier niet koleureloos was, en dat derhalve de Proef niet be/liffin-
de was, als bijzonderlijk betrekking hebbende tot het papier.
RB (Plaat XXVL Fig. f.) is het papier ineencretrokken'in leng-Pv
te en breedte door de opening van de plaat. Op dit papier gekeken
III. Deel.nbsp;Ggnbsp;^
233
quot;I'
j.quot;
lil
i 'i
C
234 Tnmn ontrent k UreeUaarheid vm Ligtftrakn.
blinde op den afTtand van vijfVoet door het Prisma . 'J^rtoonde het
Sloek naar boven werd gehouden, gehjk in f , was het Blaau
jf Ir het Rood r lt;; maar indien men geen behoorlijke zorg
llS het d^^^^^^nbsp;kan men li/elijk een Tenigkaat-
hn^fe Le Llhk voor een Breking nemen, geli|k m 4. en dan za
] efnbsp;iL. waarlijk even hoog zijn, gelijk in T Dit moet
Q iTRiLzetti's misflag geweeft zi n,wanneer hij (bladz. 38.)zegt,
IfréfnelX'weell^
nffiand van tien Voet, maar in 't geheel met op viit Voet. want
Seiden p?rfonen,'die bij mijne'Proeven teg-woord^ waren
begingen in 't eerft den zelfden misftag, eer ze de i roet op ^
Sfe wiis konden nemen, hetwelk ze eindelijk deden, en von-
ieTde iJlS^nbsp;gefcheiden op den grootften, en minft op den
k eintn ^ Dez? miftafting van een Terugkaathng voor e n
Kng is de gelegenheid geweeft van ve e andere misl agen en
zwarfgyden, die men in sVor RizzetU's^oeV onlvnoeU
Een kaars K {Tlaat XXVI. Tig. ó.) te rug gekaatft van de Op-
nervlakte AB van 't Prisma ABC, vertoonde zig aan het Oo^,
Fn Enbsp;^eer flaau, als een -w^kBeeld in omdat van de
Strakn die in l vallen, de meeften door het Prisma fchieten en
VOO tl^an ^ R , van elkandef fcheidende naar hunne verfchü
Sraden\.n Bree^nbsp;terwijl eenige je^en ^an de
zelven te rug gekaatft worden naar het Oog
Maar indili het Prisma gehouden wordt mnbsp;^,Wnde
XXVI. Tig. 1) worden de meefte Stralen van de tos ^ gegaan
in 1 op de Vlakte A B (nadat ze loodregt door de Vlakte ^^^^ ^^
zijn) te rug gekaatft; en loodregt door AC^^^ ^iet in k,
het Oog in E, het welk een zeer fterk Beeld van de kaar
Pl.
XXVI.
6.
Fis- 7'
Proeven ontrent de Breekbaarheid van Ligtjlralen. i^f
terwijl zeer weinige Stralen naar beneden gaan naar R, om Koleuren
voort te brengen.
Dit bewijft, dat de Ligtftralen gemakkelijker door Glas, een digte
Middelftof, dan door de Lugt, een ijle Middelftof gaan, tegenftrij-
dig met Rizzetti's bewering.
Om dit des te duidelijker te maken, en de gemakkelijkheden, waar
meê Ligt door de twee Middelftoffen fchiet, met elkander te verge-
lijken , nam ik een glazen Teerling van drie Duim vierkant Kab^dTgt;C,
(P/^^/XXVI. Fig. 8) welkes Doorfnijding is ABCD,en 'er op kij- pl.
kende van E, om door Terugkaatfmg de kaars K te zien, zag ik 'er™
twee Beelden van, één in k zeer flaau, en te rug gekaatft van de bo-
venfte Oppervlakte AB, en het andere in ^ 2 zeer fterk, en te rug
gekaatft van de onderfte Oppervlakte CD, Nu, het is klaarblijkelijk,
dat de levendigheid of helderheid van 't Beeld ^ 2 is tot de helderheid
van 't Beeld gelijk de gemakkelijkheid, waar nleê de Stralen in deze
omftandigheden of door het Glas, of door deLugt gaan, en deze kan
men gemakkelijk tegen elkander vergelijken, omdat men beide de Beel-
den te gehjk ziet.
De Lijn PI (Plaat XXVI. Fig. p.) loodregt vallende op de te rug/gt;^.
kaatfende Vlakte AB van het Prisma ACB, bragt ik de kaars van
langzamer hand zoo digt bij P, dat de Stoot-hoek K I P zeer
veel verkleind werd, 't welk het Beeld of de vertooning van de kaars
van langzamer hand deed verilawen, en ten laatften zoo flaau maakte,
als in Figuur 6.
VI.nbsp;PROEF.
De Proef genomen hebbende, gelijk in Figuur 7. drukte ik een ander
Prisma DFG (Pto XXVL Fig. 10.) digt tegen het Prisma ABC, vis-^*-
en wanneer ik ze maar zagtjes tegen elkander neep, gingen eenige
Stralen van de kaars K door het onderfte Prisma, die, op een papier
Gg 2nbsp;in
t'
i..
i
•i'
3 6 Proeven ontrent de Breekbaarheid mn Ligtftralen.
in R vallende, een roode plek maakten; maar wanneer ik ze zeer ftijf
neep, ferd de plek breeder, wit in 't midden, en aUeenUlk rood a^
de kanten. Ter zelfder tijd zag het Oog een zwarte plek t ^
van de kaars in k. Een bijftander, fcheuin kijkende op de P^f
waar de Glazen elkander raakten) zag als een gaatje door ietjns™^
zoo groot, als het plekje k. Dog indien de Prismaas maar
gen elkander gedrukt worden, verdwijnen alle de andere Vericinjn-
fels, uitgezonderd het eerfte kleine plekje, gelijk in Ftgmr i i.
Wanneer de kaars gezien wordt door Terugkaatfing van de o^er-
fte Oppervlakte van een Prisma, gelijk in de /de, 9de en i ode Figuren.
gaan de Stralen geheel door die Oppervlakte, en worden door de
Aantrekking van de zelve weer opgebogen m kromme Lijnen, zoo
S zrweer, m het Prisma gaan, en dan (weer door de Oppervlakte
A C gainde) opgaan naar het Oog in E. In dit geval maken de meeft
breekbare Stralen, die gemakkelijkft gebogen worden , de kleinfte.
kmmme Lijnen, ielker Toppen digter aan het Qas zijn, dan die.
van de grootere kromme Lijnen, die gemaakt worden door de minft
breekbare Stralen. Dit wordt bewezen door de VL
het onderfte Prisma van de Terugkaatfing van het bavenrte Pmma al-
leenlijk neerwaarts trekt de rood makende Stralen, gelijk in ^ 1 r-,
alwaar het plaat e Lugt tuffen de Prismaas van eenige kleine dikte is.
Mlar wTunSe Prifmaas, welker Oppervlaktens een we—^
ven rond zijn, ftijf tegen elkander gedrukt worden, ^^^^^[ond^'^
Prisma nabh genoeg, om Stralen van een groote Graad van Breek-
Keid aan te trekken; en daarom wordt de plek dan witinhet mid-
den en maar rood om de kanten, welke voortgebragt worden door
zulke gedeeltens van het onderfte Prisma, als zoo nabij met zijn aan
het bovenfte Prisma.nbsp;^
Daar zijn twee omftandigheden in de VI. Proef, wdke RizzetU S
bewering Cbladz. 125,} namenlijk dat 'er een gewaarwordelijke le-
rugkaatling is, zelf daar de Glazen elkander raken, wederleggen,
want wanneer de Glazen raken m 1 {Fig. 10,) zoo toont de zwarte
plek , in het Beeld van de kaars k gezien wordende , dat er in
een gebrek is van die Stralen, die, van 't midden van de kaar« ko
mende, gewoon zijn opwaarts te riig .gekaatft te worden naar het u^
m E, ^n^derhalve dat AB, de te rug k^^tfende Oppervlakte va^
bovenfte Prisma ophoudt van te rug te ka^fen m een kleine ruimt^c
Pl.
XXVI.
•Ft£. I I.
1 i II
■ li
; ^it
1 4
# ■ *
J '
i'i-
f
i i
V
t-
il.
»
i
i-
...
'I A
gt; gt; ' . Vi .
- 1 ■nbsp;J
'^r-i'i:
ff-:-'
■nbsp;cvr- .
• j.nbsp;'s'.quot;nbsp;i ^a^ij' .-
.•'7-f':' *
\ .
f-
\
--- - i-
L i
iC.y.
i r '
V i '
.Deel.
J
/ x/ |
i |
- , \/ \ | |
ä |
rondom I, alwaar de bovenfte Oppervlakte D F van het onderfte Pris-
ma de zelve raakt , gaande de Stralen, die te voren te rug gekaatft
werden, nu naar beneden, om de plek in R te maken. De andere
omftandigheid is deze, dat, daar een papier in k onzigtbaar zij voor
een Oog in E door de tuffenftelling van het Prisma DFG, wanneer
'er een ander Prisma ACB opgelegd, en ftijf tegen gedrukt wori,
zig een gaatje vertoont van ontrent § Duim (wat grooter, of kleiner,
naardat de Oppervlaktens van de Prismaas meer, of min plat zijnj
waar door het papier in k zigtbaar wordt, zijnde dit de plaats van Aan-
raking, alwaar de Terugkaatfing naar beneden (van de Oppervlakte
DF) ophoudt.
Dit gefchiedt, omdat de Stralen, die (van de kaars K komende)
gebogen worden tot kromme Lijnen onder de Oppervlakte A B van
't bovenfte Prisma rondom eenige Punten bij I, door de nabijheid van
de Oppervlakte D F van het onderfle Prisma neerwaarts gebragt wor-
den naar R, in plaats van weer opgebogen te worden naar het Oog
in E, terwijl de Stralen, die (van het papier in k komende door de
Oppervlakte G F van het onderfte Prisma, en door des zelfs bovenfte
Oppervlakte F D gaande) gebogen werden tot kromme Lijnen om
eenige Punten bij 1, belet worden weer neer te buigen naar R, en op-
gebragt worden tot het Oog in E, het welk gevolgelijk zien moet
een rond gedeelte van quot;quot;t papier in k, ngt zoo groot, als de plaats van
Aanraking, het welk zig als een gat vertoont, of als of de tweePris-
maas, in een evenwij dzijdig Blok [Parrallelopidid'] veranderd zijn-
de, bedekt waren met een donker papier, waar in maar een klein gaat-
je was.
Maar om dit wat duidelijker te maken, inzonderheid voor zulken ,
die niet zeer bedreven zijn in Sir IJaac Newton's Gezigtkunde, ver-
zoek ik verlof, om de manier te verklaren van het buigen der Stralen,
wanneer ze gebroken, of te rug gekaatft worden.
Van het huigen der Stralen in hunne Breking.
Laat DD {Plaat XXVII. Fig. i.) verbeelden een digte Middelftof -
(bij voorbeeld Glas) welker Oppervlakte is GG, en laat AA een ijlej^'^^^
Middelftof (bij voorbeeld Lugt) verbeelden. Laten we nu eens on-
derftellen, dat een Vermogen zig uitftrekt overal over de Oppervlak-
Gg 3nbsp;te
Pl.
te GG, werkende van AA naar DD in Lijnen, die
op% Óppervlakte GG, zeer fterk in de Aanraking , ^laar o^ie
L^ar op e^en kiemen aflbnd van die Oppervlakte quot;quot;r r fonderb
Toemen zullen de Aantrekking van de Oppervlakte
aanmerking te nemen, of het een wezenlijke Kragt in die O operU^^
^rzf of de werking van een Middelftof derwaarts voortftootendu
La^ 'ei Lünen ^tdd worden 11,22,33 ,/ie de Lynen u t-
token waardin de Aantrekking werkt, en de Li,n M M (ten
uSfen nabt aan GG) de fcheidpalen van de Aantrekking v^or-
b welke een Ligtftraal geene aandoening kan geven Laat do
LltTraal R I, bewegende uit een ijle Middelftof in een d.£e m de
S rtek R r naar de Oppervlakte G G komen met zulken IloeK, d^
l'gtbroke'n worde. nneer de St.al komt tot . -Hu, oor de
Aantrekking in a bewerkt worden in de Lijn en (volgens de be-
kende ^ deBeweegkunde) uit den weg gebogen worden in
den Stik in plaats van^ r. Wanneer hij gekomen s tot^
zal dewijl hij bewerkt wordt m den Streek b^, zijn niev^e b reek
bf. in . zal hij door/t Vermogen, werkende in |n
r -r 7iinen Streek veranderen m f en in d zal hij e ndvlijk m 1 et
Gksgarin den^tree^^ in dit regte Lijn blijvende, terwijl h,
in die Middelftof beweegt.nbsp;nnpindig din
Indien nu de Lijnen i i, .2 2, 3 3, ^ .H^n f ïin^ zi
hii elkander ziin, (gelijk ze onderfteld moeten worden te ziinj zal
de S nï i^ plaats van gebroken te worden in verfcheiden regte
LhneïïV, bctncd, gebogen worden tot de kromme Lijn ^ b c d,
^nruitfchietendeSt aal^ zal den zelfden Hoek maken met den
nva^S, of ftootenden Straal Rr, als of ^^ Breking m eens ^^
frhipd waar in 'iet Punt 72, welk Punt aangemerkt kan worden, ais
f de Opp rvM G G, omdat M M onderfteld is ten uiterften nabij
t2 zmi aan dt Oppervlakte. Men kan dan ook Straalbrekingen , e^
nagefpoo de Stralen m alle Stelhngen van de Gezigtkunde, m tgros
LmSen, als of ze zulk een kromme Lijn met maakten, als we zoo
XXVII. deiftof, of Glas, en A de Middelftof, of Lugt, ^R^^
quot; ftraal, 'komende uit de digte in de i,le Middelftof in ^^
waar m hij gebroken kan worden. Laat hij met de Loodlijn r ^een
Hoek maken, bij voorbeeld van 30 Graden. Laat M M de Lijn we-
zen, welke de Aantrekking van de Oppervlakte GG bepaalt, welke
Aantrekking werkt in Lijnen, die loodregt van M M naar G G loo-
ien. Zoo haaft de Ligtftraal iiitgefchocen [emerged] is in a, wordt
lij aangetrokken in den Streek a P, en derhalve afgetrokken van de
Lijn ar in den niewen Streek a e-, ïn b wordt hij gebogen tot de
Lijn b ƒ; in.f tot de Lijn eg, en in J tot de Lijn dh, zoodat de uit-
fchietende Straal zijn zal d h, als of de Straalbreking gefchied waar
in het Punt en dat Punt in de Oppervlakte G G waar, zonder ee-
nige kromme Lijn in abcd; én al het overige zijn zal , gelijk we het
200 even befchouden, alleen met dit onderfcheid, dat de Straal gebo-
gen wordt, juift wanneer hij komt (ofliever gekomen is) uit de digte
Middelftof, daar wc zoo even zijne Buiging befchouden, eer hij 'er in
kwam.
Van de Buiging van Stralen in hunne Terugkaatfing.
Maar indien de Straal R^? (TlaatT^W. Fig. 3.) uit Glas in Lugt ^ Pl.
komende, in zuk een Streek komt, dat hij geheel te rug gekaatft
worde, gelijk hij doen zal, wanneer de Hoek R^?P van 45 Graden
is, zeg ik, dat de Terugkaatfing niet zal gefchieden op de Opper-
vlakte G G, nog boven de zelve in het Glas, maar onder die Opper-
vlakte in de Lugt, of zelf in het Lugtledige, of eenigerlei Middelitof,
ijler, ofliever minder ftraalbrekende, dan Glas.
MM verbeeldt de fcheidpalen van de Aantrekking van het Glas,
gefchiedende in een Streek, die loodregt loopt.van M M op G G,ge-
lijk we zoo even zeiden.
De Straal R a, bewegende in den Streek Rr,wordt op zijne Uit-
fchieting [Enierfton] in a om de ftraks gegeven redenen gebogen in
den Streek an, 'mhm den Streek bo, in in den Streek cp, in d
in den Streek dq, in ^ in den Streek es, en in ƒ in den Streek ft
evenwijdig met G G. Lt g wordt de Straal weer naar het Glas gebo-
gen, door welke Aantrekking agtervolgens veranderende in alle de
Streken^«? hv, iw, / hij teri laatften weer in het Glas gaat
in den Streek m z, makende den zelfden Hoek met de Loodlijn m P,
dien gemaakt had met aV. Dewijl nu de Lijnen, van M M lood-
regt getrokken op GG, oneindig nabij zijn, moet de Lijn abc
defghiklm een kromme lijn wezen jen dewijl M M en G G ten
ui-
■t
!:llt;
uiterften nabij zijn, zal de Top van de kromme Lijn (welker Raaklijn
•g evenwijdig met GG) zoo na aan het Punt I wezen , aat ze
aangemerkt kan worden, als op de zelve vallende [_coinci^ng\ wan-
neer men den Stoothoek met den ^teuithoek vergelijkt. Dan zaï ook
de tulTenwijdte tuITen de evenwijdige Lijnen VmenFa zoo ver ver-
kleind worden, dat die twee Lijnen aangemerkt konnen worden, ais
op elkander vallende, zijnde de Hoeken zm? en R^P evengelijk,
hetzij de drie Punten mla elkander vallen, of met.
Om deze redenen kan men voor het gemeene gebruik de 1 erugkaac-
fing van de onderfte Oppervlakte van het Glas aanmerken, als ineens
gefchiedende in die Oppervlakte in het Punt 1. Maar wanneer men
de zaak naaukeurig onderzoekt, zullen Proeven zoo wel, als de ge-
melde redenkaveling bewijzen, dat 'er zulk een kromme Lijn is, als
we gemeld hebben. Zie de VI. Proef, en Plaat XXVI. Tig. 7. en
II., en we zullen nog andere Proeven melden. _ , 7 gt;
N, B. Indien eenig Punt van de kromme Lijn a b cd ef enz.
(Tlaat XXVU. Tig. 3^) tuffen ^ en /quot;valt beneden (of voorbij j de
Lijn MM, zoo zal de Straal voortgaan in een regte Lijn , die de
Raaklijn zal wezen van de kromme Lijn in dat Punt, waar m ze de
Lijn M M verlaat.nbsp;^ icj^ 7?;
Laten we nu eens onderftellen, ÓRtUs^ponrUm de idtde ±1-
PUur Glas is, of eenige andere digte Middelftof, en s 1 PR Lugt,
of eenige andere ijle Middelftof, en R ^ een Ligtftraal bewegende m
de ijle naar de digte Middelftof in den Streek R a naar r. Indien er
dan in plaats van een Aantrekking op de Oppervlakte van het Glas
mm een te rug drijvende Kragt onderfteld wordt, welker fcheidpa-
len zijn GG, dan zal de Straal door de Terugdrijving van de Opper-
vlakte M M gebogen worden tot de kromme Lijn ab cdejgbi kim
op de zelfde wijs, als we getoond hebben, dat gefchieden zou onder
de Oppervlakte GG, wanneer GPPG aangemerkt wordt, als een
digte Middelftof. Hier uit volgt, dat een Straal, in de Lugt bewe
galde, te rug gekaatft wordt van een fpiegelfe Opperv akte van was,
of eenigen anderen Spiegel, ondoorfchij nende of doorfcliijnende, zon-
der die Oppervlakte te raken.nbsp;^,„rtandie:he
N. K Dat het zelfde Vermogen onder verfchillende
den kan aantrekken naar, en te rug drijven van de ze^
vlakte, zal inhet overige gedeelte van dit gefchrtjt uewe^en wor.
li''
XXVII
den; maar %ulk een Vermogen nu voor toegeftaan nemende, zullen '
we voortgaan in het befchouwen van de Buiging van Ligtftralen,
Laten we onderftellen, dat in een Prisma ABC (PÏaat XXVII. Pr-
Fig. 4.) het aantrekkende Vermogen van des zelfs onderfte Opper-
vlakte zig uitftrekt tot de Lijn m m, en dat een ander Prisma G D F
(de aantrekkende Kragt van welkes bovenfte Oppervlakte zig uitftrekt
tot de Lijn nn) zeer digt bij het eerfte gebragt wordt. Ter plaatfe,
daar de aantrekkende Vermogens van de Prismaas tegen elkander ko-
men, zullen ze elkander te niet doen, omdat ze in tegenftrijdigeStre-
ken w^erken , en daar door zullen de fcheidpalen van beide de
Oppervlaktens ingekort worden , en het Vermogen van A B
zig niet verder uitftrekken de, dan nn, en het Vermogen van DF
niet verder, dan mm, terwijl de ruimte «i^mw; al de kragt verlieft,
die ze had (en hebben zou op het wegnemen van één van beide de
Prismaas) om een Ligtftraal, die fcheuin beweegt, uit zijnen Streek
te wenden.
In dezen ftand nu van de Prismaas zal een Ligtftraal, loodregt in-
gaande in de Oppervlakte CB, ook loodregt door het tweede Prisma
gaan (niet net in de zelfde Lijn, maar) in een Lijn, evenwijdig met
den invallenden Straal. Bij voorbeeld laat de Straal R a (niet gebro-
ken wordende op de Oppervlakte CB, omdat hij 'er loodregt op valt)
uitfchieten uit het eerfte Prisma in a in den Streek a r. Dan zal des
zelfs veranderde Streek in a worden a e, en in ^ zal ze worden b f;
of liever de Straal zal gebogen worden tot de kromme Lijn enin
b buiten het Vermogen gerakende van de Aantrekking van de Opper-
vlakte AB, zal hij (om de gegeven redenen) bewegen in een regte
Lijn van b tot c, alwaar hij weer naar den anderen weg zal gebogen
worden tot de kromme Lijn c d van de zelfde foort, -aX^ ab, en ein«
delijk uitfchieten in den Streek dh, evenwijdig met den eerften Streek
R r. Hier uit volgt, dat, wanneer de Prismaas zoo digt bij elkander
gebragt worden, dat ze raken, waar door der zeiver onderlinge Aan-
trekking te niet gedaan wordt, de Ligtftralen niet gebogen zullen wor-
den, maar door de twee Prismaas (welke in dit geval het werk van een
evenwijdzijdig Blok doen) gaan in den zelfden Streek, waar meê ze
in het eerfte Prisma kwamen, en gevolgelijk geene Koleuren voort-
brengen, tegenftrijdig met het geen van Rizzetti (bladz. 78, 79 en
volg.) beveftigd wordt j en wanneer de Stralen Rlt;« fcheuin vallen op
24a Van de Buiging vm Stralen in hunne Terugkaatfmg.
Ae Oooervlakte CR, wordt de uitwerking van iiunne Breking in hun-
Te inlSting in S , om Koleuren te maken, weggenomea door
de Breking, die ze ondergaan m hunne Uitfchietmg m L^
Ik nam den Teerling van Tlaat XXVI. Fig. 8, en fcheuin door
den zeiven kijkende op het
kamer (de Zon fchijnende, of niet fchijnende) vertoonde he gat
z g geheel koleureloos, gelijk ook een kaars ^ee^ , d^ ^^
meteen rand van Koleuren vertoonden, wanneer ze door het Prisma
^ezifn weX Twee Prismaas tegen elkander houdende, gehjk in
r- %iLf yxvi Fiz. 10.) indien het gat van de donkere kamer is ky
tf/fofnflferz\3t Jnbsp;maar indien de Hoeken der
Fr smaas in B,F een weinig van elkander gefcheiden zijn, terwijl de
Hoeken A en D raken, zal het gat zig gekoleurd vertoonen. Wan-
neer dc Oppervlaktens gefcheiden zijn in A, D, en raken in B, F,
ïertoonen de Koleuren'zig in een omgekeerde order ~
de Oppervlaktens AB en DF evenwijdig zijn , hetzij ze raken , ot
riet raken zal het gat zig wit vertoonen.
N Bnbsp;geval moeten de Frismaas gelijkvormig %ijn, opdat
de Óppervlakte F G evenwijdig zij aan A C • anderfms snoeten ^
en u i zoo fcheuin tot elkander gehouden worden Jatnbsp;....
evenwijdig maken. Het is waar, dat indien het ééne Fruma zeer
ver van het andere wordt gehouden , het ongelijkfoortige Ligt,
het ivelk inkomt in ^G, zoo ver gefpreid kan worden door de fchei-
ding van de op een verfchillende wijs breekbare Stralen, dat het
Prismanbsp;het zelve niet geheel zal innemen; ^^^f^ff^fl^H
agter het tweede Prisma Koleuren zien, gelijk ik onderjtel, dati^^^
ïtm gedaan heeft. Zie bladz. 75? van zyn Boek.
Indkn de Ligtftraal R^^r^KP/^fXXVlI. Fig. 4^) op debo^
ven gemelde wijs zijnen Streek veranderende , een Hoek maakt
45 Graden met de Loodlijn Pa, zal hij op het wegnemen van
derfte Prisma weer opgebogen worden, gehjk m Fig. 3-, ^
dien de Hoek P^R grooter is, zal de Syaal nog f °P|f/J„rtaande
den in een kromme Lijn, gehjk a b c de f (Ftg.
het onderfte Prisma zij in D F G; maar indien datPrisma g^ b ^
Pl.
3CXVI.
Fig. 8.
Pl.
xxvli.
Fig. 4.
I
digter aan de Oppervlakte AB, zullen de kromme Lijnen te met ge-
daan worden ter plaatfe, daar de Prismaas raken, en alle de Stralen
zullen op de plaats van Aanraking naar beneden gebragt wordendoor
het onderfte Prisma.
De meeft breekbare Stralen beftaan mt klemer deeltjes, dan de mmft
breekbare, en derhalve moeten ze minder Momentkragt hebben, om-
dat de Snelheid van alle Stralen de zelfde is; en gevolgelijk worden
ze gemakkelijk uit den weg gebogen door Aantrekking ot Vvegdrij.
ving, het welk de kromme Lijnen, gemaakt door de purpere en vio.
lette Stralen onder de Oppervlakte AB, kleiner en digter doet zijn
aan die Oppervlakte, dan de kromme Lijnen, gemaakt door roode
en oranje Stralen.
Onderftel, dat een violette Straalnbsp;XXVH. Ftg.
wegende in den Streek Rr, zoo gebogen wordt onder de Oppervlak-
te A B, dat 'er op den Top van de kromme Lijn, of daar hare Raak-
lijn ci evenwijdig is aan AB, nog een kleine tuffen wijdte overblijve
tuffen de kromme Lijn en de Lijn n n, alwaar de fcheidi^alen van
Aantrekking (ingetrokken door de nabijheid van het onderfte Prisma
DFG) endigen, dan zal die Straal weer opgebogen worden^in de
kromme LijnV^/,en dus te rug gekaatft worden indeLijn ƒ zijn-
de de Streden, de één na den anderen veranderd, gelijk in Fig. 3.
Maar een roode Straal, met de zelfde fcheuinheid vallende, zou voort-
gaan in het onderfte Prisma, gelijk in Fig. 4. verklaard is, omdat de
de Momentkragt van den rooden Straal grooter zijnde, dan die van
den violetten, de zelfde Graad van Aantrekkmg hem de zeilde Bui-
ging niet zou konnen geven.nbsp;1 r ■ rgt; •
Dit wordt door Proeven beveftigd: want wanneer het onderite Pns-
ma niet fterk gedrukt word tegen het bovenfte, gelijk (Plaat XXVI.,
Fig. II.) maken de Stralen , die neer gebragt worden tot R een plek
van Koleur, voornamenlijk beftaande uit roode en oranje Stralen ;
maar wanneer de Prismaas digter tegen elkander gedrukt worden,
wordt de plek grooter en volmaakt wit in het midden, omdat alle de
foorten van Stralen tot de plek neergcbragt worden; maar ze is ron-
dom bezet met een roodagtigen rand, veroorzaakt door de deelen van
het Prisma, die zeer na aan elkander zijn, maar met raken, of ten
minften niet genoeg, om de groene, blawe, purpere en violette Stra-
len neer te brengen. Dit bewijft dat de Terugkaathng met gemaakt
244 Fan de Buiging van Stralen in hunne Terugkaatfing,
wordt door de binnenfte vafte deelen van het Glas, nog door de dee-
len in de Oppervlakte, gelijk Rizzetti beweert; maar dit zal door de
volgende Proef duidelijker blijken.
Een kaars in den ftand K {Tlaat XXVIII. Tig. 6.) het Oog in E,
en't Prisma in ABC zijnde, werd 'er een fterk Beeld van de kaars ge-
zien in k, gelijk in Tiguur^. vm Tlaat XXVI.; maar een bakje met
Water V S S V opligtende, totdat de Oppervlakte van 't Water V V
raakte aan A B, de onderfte Oppervlakte van het Prisma, werd het
Beeld van de kaars bijna onmerkbaar, dewijl het Oog alle de Stralen
verloor, die nu aangetrokken werden in het W^ater. Tot nog ver-
der bewijs, dat de Terugkaatfing gefchiedt onder de Oppervlakte, en
niet in de zelve, ftrekt, 'dat het Prisma, toen 't uit het\Vater was ge-
nomen, aan zijne onderfte Oppervlakte nat zijnde, of een laagje Wa-
ter (welkes Oppervlakte was V V Tig. 7.) onder A B hangende,het
Beeld van de kars weer kragtiger werd, wordende de Stralen weer
opgebogen onder VV. Het Beeld evenwel vertoonde zig in dit ge-
val, fchoon fterk, zoo bepaald niet om de oneffenheid van de wate-
rige Oppervlakte V V Fig. 7.
Ik zie wel te gemoet, dat Rizzetti hier miffchien zal antwoorden,
dat het geen ik boven gezegd heb zijne begrippen eenigermate beves-
tigt , en dat de Stralen, welke (in Plaat XXVI. Fig. 7. gegaan zijn-
de door A B, de onderfte Oppervlakte van het Prisma) weer opge-
bogen worden tot het Oog in E, geene Terugkaatfing ondergaan,
maar een nieuwe Infchieting: want hij zegt bladz. 12 f. — „ Een
„ Engelsman (meenende Sir Ifaac Newton) voegt 'er ten tweeden
bij, Indien het Ligt in zijnen doortogt uit Glas fcheuiner in Lugt
valt, dan met een Hoek van 40 Graden, wordt het in geheel
„ te rug gekaatjl. Maar ik antwoord , dat uit het geen ik in
5, 4de Stelling van het ifte Hoofdftuk geleerd heb, volgt, dat dit
,5 geen ware Terugkaatfing van Ligt is, maar veel eer een niewe In-
gt;, fchieting, en daarom ontken ik, dat uit dat Verfchijnfel volgt
55 Ligt van de vafte deelen van lighamen , eenige tuffenwijdte daar
„ tuffen beide zijnde, te-rug gekaatft wordt.quot; Een weinig verder aan-
gehaald hebbende, wat Sir Ifaac Newton zegge aangaande het Wawe
(
Pu
XXVII.
Fig. 6.
53
»
M
Ligt, het welk, van 't ééne Prisma fcheuin op de verlle Oppervlakte
van het andere komende, geheel te rug gekaatft wordt met de zelfde
fchetiinheid, waarmeê het roode Ligt geheel wordt doorgelaten,zege
hij, „ Het zij genoeg wederom te antwoorden, dat 'er ook in ditge-
„ val een niewe Infciieting van Ligt is, die van den Schrijver Te-
„ rugkaatfmg genoemd wordt.quot;nbsp;j t • n
Maar dit 's alleen vitten over woorden: want indien de Ligtltraal,
die, in een digte Middelftof bewegende, fcheuin valt op de Opper-
vlakte, welke gemeen is aan die en een ijler Middelftof, weer zoo te
rug gebogen wordt in de digte Middelftof, dat hij den Hoek, waar
meê^iij te rug keert van die Oppervlakte , evengelijk maakt aan den
Hoek, waar meê hij tot de zelve was gekomen, zoo kan deze weder-
keering van den Straal eigenlijk een Terugkaatfinggenotrndwoxazn,
hetzij de Straal te rug gebogen worde in het Punt van Invalling op de
Oppervlakte, of om het Punt van InvaUing gevoerd worde in een klei-
ne kromme Lijn, welker overweging overgeflagen kan worden in het
nafporen van den weg van een Ligtftraal in zijnen doortogt, in het
nemen van Proeven in de Gezigtkunde. Een ijgelijk, die de Stel-
ling van het II. Deel van 't II. Boek van Sirnbsp;Gezigtkunde leeft,
kan zeer gemakkelijk zien, dat hij niet onkundig was van het te rug
keeren van den Straal onder de Oppervlakte van het Glas,eer hij daar
in weder keer^: en fchoon de Terugkaatfing in dit geval nietgefchie-
de door het ftooten op de vafte deelen van het Glas, is het egter aan
de zeiven toe te fchrijven, dat het Ligt (op eenigen afftand bewerkt
wordende) weer opgebogen wordt, gelijk bewezen is door verfchei-
den van de voorgemelde Proeven. .
Laten we nu eens zien,hoe Rizzetti's berigt van de niewe Infchie-
tine: overeenkome met Verfchijnfelen.
Laat alles boven de Lijn P P (Flaat XXVII. Fig. 8 ) een digte Pr
Middelftof zijn, gelijk Glas, en alles beneden dezelve een ijle Mid-^.^^^^gi-
dclftof, gelijk Lugt. ABCD is een Bondel van Ligt, ongewaar-
wordelijk in dikte, maar van eenige breedte, welkes Stralen aan el-
kander iamenhangen, en welkes Doorfnijding, of eerlte Lijn, is BC.
Indien de Middelftof, waarin BC is, met veranderde, zou BC be-
wecken evenwijdig aan zig zelve in de Lijnen B^z en Qd\ niaar dewijl
hetend C van de Lijn B C uit een digte in een ijle Middelftof komt,
die minder Weerftand biedt aan Ligt (want dat onderftelt hij) zoo
Hh 3nbsp;be-
-ocr page 314-24lt;gt;
befchrijft het Punt C, gemakkelijker bewegende, dan het Punt B, de
kromme Lijn CF El, terwijl B, in de digte Middelftof moejelijKer be-
wegende, de kleiner kromme Lijn BEG befchrijft. Het Punt C,
gekomen zijnde tot H,.lchiet weer op niew in, en de Lijn bC, ge-
komen ziinde tot HG, gaat voort in den Streek HK, G L , even-
wijdig aan zig zelve, trekkende den Bondel Ligtftralen na zig ineen
regtlijnigen Streek, nadat een gedeelte van den zei ven gebogen is m
het Glas, en een gedeelte buiten het zelve.
Nu, indien dit waar is, en Pp P een Prisma is , verzoek ik te
mogen weten, wat 'er worde van de Lijn in EF, die de Stralen van
den Bondel vereenigt om het Stootpunt, of het Punt van Invalling
I, wanneer men Water de Oppervlakte' P P doet raken, gelijk in A B
Fiz. Indien men zegt, dat, dewijl Water een grooten Weerftand
biedt, ithoon zoo groot niet, als Glas, de kromme Lijn BEG zoo
weinig afwijkt van'de Lijn B^, dat het Punt E kome beneden I,
en de Bundel geheel gebroken \refralled] worde; zoo vraagLk,waar
van daan het ilawe Beeld kome in k Fig. 6. ? indien men antwoordt,
dat een gedeelte E1 van de Lijn EF (Fig. 8 ) opgebogen wordt tot
het Oog in E (Fig. 6.) wat wordt 'er dan van de zijhngfe Samenhan-
ging van Ligtwaar op Rizzetti zijne voornaamfte Stelling bout,
en waar uit iiij zijne Gevolgen trekt ?nbsp;„ • •
Het zou verdrietig en nutteloos zijn alle de misftagejivan ic/^s^m
elk in 't bijzonder aan te toonen, en derhalve zal ik nog maar ééne
Proef uit Sir lfaac Newton melden, welke ik herhaald heb om'tgeen
in de Voorreden vannbsp;bladz. i6. gezegd is, namenlijk dat
^er, indien (volgens Sir lfaac) Stralen op een verfchillende wijs te rug
gekaatft konnen worden, ook Koleuren voortgebragt moeten worden
door Terugkaatfing van een platte Oppervlakte ; maar dit, zegt
onze Schrijver, is ftrijdig inet de Ondervinding. Deze bewering nu
wordt door de volgende Proef weerlegd.
Dewijl deze Proef net op de wijs van Ifaac Newton is geno-
nien, en met den zelfden uitllag, zal ik het berigt van ^ie zelve
2ijne eigen woorden voorftellen. [/. Boek. IL Deel.
„ Laat HFG (Tlaat XXVIL Fig. p.) verbeelden een Pnsma m
v\
gt;i
ij,
fï
Pl.
XXVIL
Fig. p.
i gt;'i
de open Lugt, en S het Oog van den befchouwer, ziende de wol-
leen door haar Ligt, in het Prisma komende aan. de platte zijde
F1G K, en in het zelve te rug gekaatft door de zelfs V^oetfteun
HEIG, en van daar uitgaande door des zelfs platte zijde HEFK
naar het oog: Wanneer het Prisma en 't Oog behoorlijk geplaatft
zijn, zoodat de Stoot- en Steuit-hoek elk van ontrent 40 Graden
zijn, zoo zal de befchouwer een Boog MN zien van een blawe
Koleur, loopende van het ééne end van den Voetfteun tot het an-
dere , met de holronde zijde naar zig toe, en het gedeelte van den
Voetfteun IMN G voorbij dien Boog zal helderder zijn, dan het
andere gedeelte E M N H aan de andere zijde van den Boog. —■
Om nu de reden hier van te begrijpen,zoo onderftel, dat de Vlak-
te ABC de platte zijde en den Voetfteun van het Prisma loodregt
doorfnijdt. Trekt van het Oog tot de Lijn B C, waar in die Vlak-
te den Voetfteun fnijdt, de Lijnen Sp en S ? zoodanig , dat de
Hoek S^C van fo^ Graad zij, en de Hoek S/C van 495^. Dan
zal het Punt p de fcheidpaal zijn , voorbij welken geene van de meeft
breekbare Stralen door den Voetfteun van het Prisma konnen gaan,
en weer gebroken worden, welker Invalling, of Stooting, zooda-
nig is, äat ze naar het Oog te rug gekaatft konnen worden. Het
Punt t zal zulk een fcheidpaal zijn voor de minft breekbare Stralen,
dat is, voorbij welken geenen der zulken door den Voetfteun kon-
nen gaan, welke Invalling zoodanig is , dat ze door Terugkaat-
fing tot het Oog konnen komen. Het Punt r, midden tullen p
enV genomen, zal dergelijke fcheidpaal zijn voor de Stralen van
een middelbare Breekbaarheid. Derhalve zullen alle de minft breek-
bare Stralen, die op den Voetfteun voorbij t vallen, dat is, tulfen
^ en B, en van daar tot het Oog konnen komen, derwaarts te rug
gekaatft worden; maar aan deze zijde van t, dat is, tuffen iTenC,
zullen velen van die Stralen door den Voetfteun doorgelaten wor-
den. Op gelijke wijs zullen alle de meeft breekbare Stralen, die op
den Voetfteun vallen voorbij p , dat is, tuffen p en B , en
„ door Terugkaatfing van daar tot het Oog konnen komen, derwaarts
quot; te rug gekaatft worden, maar overal tuffen p en C zullen velen
van die Stralen door den Voetfteun doorgelaten, en te rug gekaatft..
„ worden. Het zelfde moet men begrijpen van de op een middelba-
55 re wijs breekbare btralen aan weerskanten van het Punt r. Hier
,, uit
»
55
5gt;
55
55
55
Jgt;
55
55
5)
55
?5
gt;»
55
55
55
5^
55
55
55
55
55
55
55
J5
55
JJ
5»
55
55
55
24-8 Van de Buiging van Stralen in hunne TerugkMtfmg.
uit volgt, dat de Voetfteun van het Prisma overal tu (Ten ƒ en B
door een gantfelijke Terugkaatfing van alle foorten van Stralen naar
het Oog, wit en helder moet fchijnen, en dat in tegendeel de Voet-
fteun overal tuffen p en C uit hoofde van de Doorlatmg van vele
Stralen van elke foort bleeker, duifterder en donkerder moet fchij-
nen. Maar in r en op alle andere plaatfen tuffen pent, alwaar
alle de meeft breekbare Stralen naar het Oog te rug gekaatft wor-
den, en velen van de min breekbare doorgelaten worden, moet de
al te groote overvloed van de meeft breekbare in het te rug gekaat-
fte Ligt dat Ligt met der zeiver Koleur aandoen, welke is de vio-
lette en de blawe. Dit zelfde gefchiedt, waar men de Lijn CprtB
op den Voetfteun van het Prisma tuffen de enden HG en EI ook
Indien dit^enige verdere verklaring noodig heeft, zoo onderftelle
men, d^tC ABQPlaat XXVII. Fig. lo.) een Doorfnijding is van
het Prisma in Fig. 9., overgebragt tot Fig. 10. Indien Ko een roo-
de Straal is, met een Loodlijn op AB een Hoek makende van meer,
dan 4.1 of 42 Graden, zoo zal hij op zijne Uitfciiietmg onder de Op-
pervlakte AB opgebogen worden in de kromme Lijn onmt^en dus
weer opgaan tot het Oog in E; maar een andere roode Straal, ko-
mende in den Streek r 0, een genoegzaam kleinen Hoek makende met
de Loodlijn, zal na zijne Uitfchieting ino, maar zoo veel gebogen
worden, dat hij van zijnen weg afgewend, en gebroken wordt naar
d met een Hoek, die overeenkomftig is met de Breekbaarheid van rood
Liquot;-t Maar V «, een violette Straal, zal met de zelfde fcheuinheid,
aÄ laatfte roode ro, niet gebroken, maar opgebogen worden in
de kromme Lijn np, en dus gaan tot het Oog in E. Een andere vio-
lette Straal v n , wat kleiner Hoek makende met de Loodlijn, zal
door het Glas gaan, en gebroken worden in de Lijn ^ ^ Uit dien
hoofde zal het gantfe gedeelte van den Voetfteun van het Prisma (waar
van AB de Doorfnijding is) tuffen A en/gt; dmfter, of flaau ligtenae
zijn, en het gantfe gedeelte tuffen p en 0 geverfd zijn met een blaau-
agtige Koleur, en alles tuften 0 en B zal helder Wit zijn.
jgt;
3J
3gt;
55
J5
JJ
35
35
li ■
5)
gt;3
3gt;
\h
I n'
35
Pl.
Xxvn.
Fig. 10.
li ;
^ i?
■ ) .
®
■S''
H^l'
\
-'S-».
Pl.. XXVIII,
-ocr page 319-De Buiging van Ligtftralen juift op het oogenblik, wanneer ze
te rug gekaatft , of gebroken worden , kan gemakkelijk verftaan
worden van -zulken, die kennis hebben van die eigenfchappen van
Ligt, welke Sir Ifaac Newton noemt der zelver Beurten van ge-
makkelijke Terugkaatfmg, en Beurten van gemakkelijke Doorfchie-
ting, zonder eenige Onderftelling, maar door Gevolgen, regtma-
tig getrokken uit Proeven en Waarnemingen; maar dewijl Signior
Rizzetti (in zijn Boek) het minfte begrip niet fchijnt te hebben
van ie eigenfchappen van Ligt , en de naaukeurige Waarnemin-
gen , waar op ze gegrond zijn , én vele anderen geenen tijd heb-
ben , om dat gedeelte van de Gezigtkunde met genoegzame op-
merking te lezen, zoo zal ik, om te bewijzen, hoe het zelfde Ver-
mogen van de Oppervlakte van een digte Middelftof onder ver-
fchillende omftandigheden kan aantrekken, en te rug kaatfen , mij
hier vergenoegen met het opgeven van de Onderftelling van'tgeen
Sir Ifaac doet, eer hij tot dat gedeelte van zijn Boek kome, waar
in hij de gemelde Beurten betoogt.
Indien GG (P/^«? XXVII. Fig. ii.) de Oppervlakte is van een p^,.
digte Middelftof G D D G, waar op een drilling veroorzaakt is doorjpn.
de warmte, aan dezelve meegedeeld door de Ligtftralen, zoodat
'er een golfgcwijze Beweging gegeven worde aan de Middelftof,
die onmiddelijk de naafte is aan de Oppervlakte GG, zoo ftoot,
terwijl die drillende Beweging gefchiedt, de Middelftof het Ligt
van de Oppervlakte af, en trekt het 'er weer naar toe bij beurten
(gelijk door den ftand der pijltjes in de Figuur afgebeeld wordt)
zoodat ze het te rug kaatfe, wanneer de drilling tegenftrijdig is
met den Streek van' 't Ligt, maar het zelve neer brenge, om ge-
broken te worden, wanneer de drilling met de Beweging van 't
Ligt overeen komt. Zie een nader berigt hier van in Sir Ifaac
Newton's Gezigtkunde. IL Boek. IIL Deel 12 Stelling.
Deperfonen, die bij de bovengemelde Proeven tegenwoordig ge-
weeft ziiquot;? hebben ze zoo wel bezogt, als ik zelf; en van den uit-
llag voldaan zijnde heben ze mij vrijheid gegeven, om 'er in dit be-
riet melding van te doen met bijvoeging hunner namen.
^nbsp;linbsp;r^n
2 5 0 Troeven ontrent de Breekbaarheid van Lîgtftraîen.
Van het KONINKLIJKE GENOOTSCHAP.
Sir Hans Sloane ^ Prefident.
Dr. Scheutzer,
Mr. Grey.
M.X.Georges,
Mr. Bugooâ.
T'
¥
Iii
M
ni
! gt;
Andere HEEREN,
Kolonel Spotswoöd.
Mr. Haily.
Mr. Graham.
Mr. He wet.
BUITENLANDERS.
De Abt Lercari een Genuëes Edelman, Neef van den Kardinaal
Lercari.
De Abt Cuzzoni.
De Abt Rolli, en zijn broedei?.
register
VAN
hemvens der zeher FERKL ARINGEN.
NR De Fkuren, waar toe gewezen wordt, zijn altijd Figuren van Pk^ XXVUL
van dk III. Deel, dat is fdie, welke onmiddelijk voor deze Verklaring ge-
p aatll is indien 'er geene andere Plaat bi uitgedrukt ftaat.
A anhotRim . Percusfio , is de Stooting of
Ä eene lighaam, tegen het an-
LDeel, bladz.
__ ^an Samenbang , Attraólio Co-
zie /. Deel, bladz, 23.
/rJ )Sphsrarèaa is een ftand van
•^^ÄSbol: wanneer de Polen N en Z
S fi zijn in de K^me Z N.
_nbsp;(Scbeuine) Sphaera obliqua , wan-
^ r,ppr fle As NZ. Fis:. 22. fcheuin helt naar
TKim^t LM ,o/deééne Pool N boven
en de andere Z beneden de Kimme L M
is, een zeker getal van Graden beneden
_ ^^ ( evenwijdige) Sphsra parallela,
de éé^e'Pool ^^
Toppunt, Zenitb,IS, en de andere Z m
Voetpunt, Nadir.nbsp;npanv-
Jardens middelpuntig, Geocentncus Deaai
dens-middelpunt^e plaats van een Dwaal
fter is een Punt in de Ecliptica of Zons
weg, waartoe een Dwaal-fter gebragt
wordt, gezien zijnde van de Aarde.
Aams Mulus khcrpe Hoek, zie H.ek.
JEquatio, zie Fereffenmg.
Ainnnfar zie Ltme-cirkek
der zeiver afftand van ^^^ Linie-cirkel ge-
meten in een Boog van een grooten Cirkel,
regtftandig op den Linie-cirkel-
Algebra, zïq Stelkunft.
Altitudo Solis amp;c. zie Hoogte.
Ampbifci, zie Twee-Jchadwwigen.
Amplitudo, zie Kimme-breedte.
Analogia, zie Evenredigheids Rekening.
Analyfis infinüorum , zie Naderkunft.
Scherpe Hoek jzieiï.^,
- iieftiix, regte Hoek J
Angulus Incidentice, zie Stootboek.
—I- RefieStionis, zie Stemthoek.
Angulus Traitionis, zie Trek-boek.
AnJcB Saturni, zie Ooren.
Antoeci, zie Tegennsoonders.
Apbelion is dat punt van dra \\ andelknng
van de Aarde, of een andere Dwaal-fter,
waar in de zelve verft van de Zon af is,
zoodat ze daar niet verder van afzijn kan.
Zie ook Dwaalfterren en Staartjterren in
het Regifter van zaken.
Arcus, zie Boog.
Area, zie Perk.
ArecË Mronomiae, Sterrekunftenaars Perken,
zie Perken.
Areometrum, zie Dun-meter.
Aries, zie Ram.
As, Axis is een regte Lijn, of Spil, gaande
of verbeeld wordende te gaan midden door
eenig Lighaam, en om welke dat hghaam
draait. Dus is de As van de Aarde N Z
Fig. 21, 22 en 23 , of van een andere
Dwaal-fter, een verbeelde Lijn, om welke
de Aarde , of de Dwaal-fter onderfteld
wordt te drajen. Dte uitenden N en Z van
die Lijn' wordpn de Jspunten., of Polen,.
genoemd;
Ss van een Cirkel is des zelfs Middellijn, A B,
ofCD, II.
—nbsp;van een Kegel, namenlijk vaneen reg
te,is een Lijn AD Fig. 12. loopende mid-
den door de Kegel van der zeiver Top
punt tot in. he.t midden van der zeiver
Voetfteun.
—nbsp;van een Ovaalrond of Eirond, ElHpfis, is
des zelfs lange Middellijn CD, Fig. 13.
As van een Parabool, Axis ParabolcE , zie
Parabool.
Afcii, zie Scbaduwl'ooten.
Aspiint, zie As.
AJ'ymptota Linea, zie Mijlooper:
Atomi, zie Ondeelbare Deeltjes. ^
Attraéio, zie Aantrekking.
-—- Cohcejionis, zm-Aantrekking van Sa-
menhang.
Axis Coni, zie As of Kegel.
Axis Gravitatis, zie Zwaarte-as.
--- Opticus, zie Gezigt-as.
Parabolse, As vau een Parabool, zie
M.
Hi
fll
i'
Parabool..
Alk (Driekante) zie Prisma;
I^afis, zie Voetfiem.
bepaling, Definitio, is een bepaalde bedui-
ding van een zaak, of een optelling van
die bekende dingen van een zaak, die ge-
noeg zijn , om de zelve van alle andere
zaken te onderfcheiden.
■Befcbouwijig, Theoria, is de enkele kennis
van een zaak, zonder de zelve werkftellig
te maken , of ergens op toe te paffen.
in de Meetkunde is een befchou-
wende Stelling, betogende de eigenfchap-
pen van een onderwerp.
Bejcbrijvende, Generans, Lijn of Figuur, is
JIJ de. Meetkunde die Lijn of. Figuur, wel-
ke door hare Keweging, of Omwenteling
een andere Figuur befchrijft. Bij voor-
beeld een regte Lijn, evenwijdig met zig
zelve bewogen, befchrijft een Raam; oe-
wogen rondom een'Punt, waar aan zc
met het ééne end valt gemaakt isbe-
fchrijft ze een Cirkel, Een Cirkel, eens
geheel omwentelende op. de zelfde Vlax:
te, befchrijft een Cirkel-trek.
!
Bejlis-proef, Experimentum-Crucis, is een
Proef, welke iemand gt; zonder verdere
twijfeling over te laten, leidt tot dc regte
kennis van de Waarheid, naar welke hij
zoekc.
Beweeg-bemd' (Eerfte) Primum MoMe, is
naar de Stelling van Ptolemeüs een vafte
BolV welkes Middelpunt het Middelpunt;
van de Weereld is, en welke alle dc ove-
rige Bollen bevat en be-weegt, zig zel-
ve en alle de overige omdrajende in, 24
uren.
Beweegkunde, Mechanica. Dit woord wordt'
veel al door Weegkunde of Werktuigkunde
vertaald,- maar de Weegkunde (Stmc^) en
de Werktuigkunde zijn maar gedeeltens van
de Mechanica, welke de Regelen van Be-
v/eging leert,, waar op de Weegkunde err
Werktuigkunde gegrond zijn.
Beweeg-punt, Centrum Motus, is dat Punr,
om het welk een lighaam, of Werktuig in
't ronde bewogen wordt, of tragt te be-
wegen , wanneer het niet geheel kan rond
dralen , of niet met 'er daad rond draait.
Zie verder L Deel, bladz. 61.
Binnen • cirkeltrek , Epicyclois. Zie. de Be-
fchrijving van deze Figuur I. DeeZ, bladz..
440. in de Aanteekening.
Binnen Tegen-boek ,, Angulus interne oppolT-
tus j .zie Hoek.
Bij-fcbaduw, Penumbra , een ftawe of on-
volkomen Schaduw, welke in een Maan
Eklips gezien wordt tuften de volkomen
Schaduw en het volkomen Ligt, zoodat
het zeer moejelijk zij te bepalen , wpi'
Schaduw beginne, en het Ligt eindige-
Bol, SphïEra , een vaft lighaam ,nbsp;'
door een geheele Omwenteling yan een
halven Cirkel om zijne Middellijn gt; or
een, Lighaam, aUe welkes P^^'^^oppej.
REGISTER VAN K U N S T W O O R B' E
Oppervlakte even ver af zijn van een ge-
meen Middelpunt. Fig. 14.
Bolagtig Rond, Sphsrois, een vaft lighaam,
gemaakt door een geheele Omwentehng
van een hSïf Ovaalrond om zijnen As.
Bol-deel, Segmentum SphcerjEj een gedeelte
van een Bol, door een Vlakte, of Vlak,
afgefneden, zoodat de Voetfteun van een
Bol-deel altijd een Cirkel zij.
Bolrond, Sphxricus, de gedaante hebbende
van een Bol, of Kloot.
Boog, Arcus, een gedeelte van een krom-
me Lijn, maar wordt meeft gebruikt voor
een oedeelte van den Omtrek van
een Cfrkel', bij voorbeeld AF, EC
of eenig ander gedeelte , Fig. ii. De-
wijl die geheele Omtrek verdeeld wordt
in 360 Graden, worden de Bogen van een
Cirkel van elkander onderfcheiden door
het getal van Graden , die- ze bevatten.
Dus zegt men bij voorbeeld een Boog van
20, 3o'of 40 Graden.
Boverißag-Rad, een Rad , het welk bewo-
gen wordt door een Stroom van Water,
welke van boven op deszelfs Bladen valt,
gelijk IIL Deel. Pl. VIL , , . .
Bmidpunt, Focus, van een Brandg as ishet
Punt waar in de Ligtftralen , door het
Glas gebroken, en tot elkander fchietende
gemaakt, bij een komen. P^. XXII Fig.
Ï6. van het IIL Deel, is F het Brandpunt
van het Glas L
____ of Navelpunt van een Eirond , zie
Eirond.
Brandfteen-kragt, Eleftricitas, een kragt van
Aantrekking en W^egdrijving. Dus heb ik
deze kragt genoemd om de zelfde reden,
waarom ze in 't Latijn EleStricitas ge-
■ noemd is naar het woord Eleärum, Brand-
lleen, waar aan de kragt van Aantrekking
en Wegdrijving bij uitftek eigen is.
Breedte op den Aardkloot, Latitudo,. is de
afftand van een plaats van den Linie-cir-
. kei,ten Noorden of ten Zuiden,,en wordt
eetneten door een Boog van den Middag-
^irVfl. vervangen tuffen den Linie-cirkel
m de plaats. Dus is de Breedte van C
vjp 02 ten Noorden den Linie-cirkel de
Boog'CE; de Breedte van G ten Zuiden
den Linie-cirkel is de Boog GE, en is de-
zelfde, als Polus Hoogte.
Breking, van Ligtftralen, Refraftio, is de af-
wijking van Ligtftralen van die regte Lijn,,
waar in ze doorgefchoten zouden zijn, in-
dien 'er niet een dikker Middelftof geweeft
waar, welke de zeiven ter zijde af geleid
had. Bij voorbeeld de Straal Rr, IIL
Deel, Pl. XXVII. Fig, 4. v/ordt gezegd te
breken in a , omdat hij niet doorfchiet
naar r, maar afwijkt naar b e.
Buiging van Ligtftralen , Infleaio , is der
zelver ombuiging tot een kromme Lijn,
wanneer ze digt. bij een lighaam heen
fchieten.
Buiten-middelpuntig, excentricus , het zelf-
de Middelpunt niet hebbende. De Cirkel
GMH Fig. 12. is buiten-middelpuntig ten
aanzien van de twee andere ABLC en-
FGH, omdat des zelfs Middelpunt K
het zielfde niet is, als dat van de andere,,
het welk in D is.
Buiten - middelpuntigheid, Excentricitas, een
Hoedanigheid van Buiten-middelpuntig te-
zijn.
Buiten Tegen-boek, Angulus externus oppo»-
fitus, zie Hoek.
c.
c
__ancer, zie Kreeft.
Capricornus, zie Steenbok.
Centner van de Engelfen. is bij' ons 112-.
Pond:
Centrales Fires, zie Middelpunts Kragten.
Centrifvga Vis, zie Middelpunt-jcbu'wende-
Kragt.^
Centripeta Vis, zie Middelpunt-trekkende
Kragt.
Centrum, zie Middelpunt.
Centrum Gravitatis, zie Zwaarte-punt.
.......... Motiis, zie Benxeeg'punt.
Centrum Ofcillationis , Slinger-punt.
Charakters van de Stelkunft, zie Merktest
kens.
Chorda, zie Pees.
Circuli Polares, zie Poolcirkels,.
Circulw, zie Cirkel.
Circumferential zie. OmtreL.
li 3nbsp;Cirkel
-ocr page 324-Cirkel Circulus, een platte Figuur, bepaald
door ééne kromme Lijn, de Omtrek ge-
noemd , alle welkes Funten A , E , C,,
B, D enz. Fig- H- even ver af zijn van
een ander Punt F in 't midden van den
Cirkel, het Middelpimt genoemd. Alle
Cirkels, kleine en groote vvorden verdeeld
in 360 evengelijk^e deden, Graden ge-
noemd , zoodat die deelen in alle Cir-
kels evenredig zijn, in de groote Cirkels
gi;ooter, in de kleine kleiner , maar al-
tijd even veel in getal. Een Lijn uit het
Middelpunt getrokken tot den Omtrek ,
gelijk FA, FB,FCofFD enz. wordt de
Straal genoemd ; en een Lijn, door het
Middelpunt gaande aan weerskanten tot
den Omtrek gelijk AB of CD wordt de
Middellijn genoemd.
Cirkels (Groote) op de Aard- of Hemel-Glo-
be zijn die , welker Vlaktens door het
Middelpunt van de Globe gaande , de
zelve in twee even groote deelen verdee-
len. De zulken zijn zes in getal de Mid-
dag-cirkel, Kimme, Linie-cirkel, Zons-
weg en de twee Kruis-cirkels.
----(Kleine) zijn die , welker Vlakte niet
gaat door het Middelpunt van de Globe,
en welke derhalve de zelve niet in twee
even groote deelen verdeelen , maar e-
venwijdig zijn met groote Cirkels, als de
Keerkringen, de Pool-cirkels, etiz.
— (^Kruis-) zie Kruis-cirkels.
---(Pool-) zie Pool-cirkels.
Cirkel-deel, Segmentum Circuli , een Figuur,
welke van een Cirkel afgefneden, en be-
vat wordt tuffen een Pees , Chorda, en
een Boog van den zelfden Cirkel. ABC
Fig. 12. is een Cirkel-deel, bevat tuffen
de Pees BC en den Boog BAC.
Cirkel - trek , Cyclois , zie L Deel. bladz.
CüsMfio, zie Aantrekking mn Samenhang.
Coluri, zie Kruis cirkels.
Cornplementum, zie l^oltooijel.
— ' —. Sinus Complementi, zie Hoek-
rnaat,
Concavus, zie Holrond.
Concentricus, zie Eénmiddelpuntig.
Conicns, zie Kegels, of Kegelsgewijs,
Conjtrutiio, zie Gereedviaking.
Contigua Latera, zie Rakende Zijden.
Conus, zie Kegel.
Co7iverge7ites Radii, zie toefchietende Stralen
Cofinus, Mede - Hoekmaat, zie Hoekmaat.
Corollarium, zie Gevolg.nbsp;®
Cuhicus, zie Teerling-merkant.
Cubus, zie Teerling.
Cycloïs, zie Cirkel trek.
Cylindricus, zie Rolrond,
Cylindrus, zie Rol.
D.
_ ata, zie Gegeixen.
Declinatio Solis, Stellas, zie Afwijking,
Definitie, zie Bepaling.
Diameter, zie Middellijn.
Dier en-riem, Zodiacus, een Riem, of Strook ,
verbeeld in den Hemel , in twee even
breede Stroóken verdeeld door den Zons-
weg (Ecliptica) en aan weerskanten be-
paald door een Cirkel, evenwijdig met den
Zonsweg, op den afftand van 8 Graden;
of is één van de groote Cirkels, verbeeld
in den Hemel, fcheuin loopende tuffen de
Polen van de Weereld. Hij wordt in
twee even groote deelen verdeeld door
den Linie-cirkel, bevattende het ééne ge-
deelte de zes noordelijke Hemelsteekens,
en het andere de zes zuidelijke. Deze
twaalf Hemelsteekens of Gefterntens wor-
den genoemd Aries , de Ram , Taurus,
de Stier , Gemini, de Tweelingen, Can-
cer , de Kreeft , Leo, de Leew , Virgo
de Maagd , Libra , de Waag of Weeg-
fchaal, Scorpio, de Schorpioen, Sagitta-
rius , de Boogfchutter , Capricornus , de
Steenbok, Aquarius , de Waterman, Pi-
jces , de Viffen.
Divergentes Radii, zie Spreidende Stralen.
- Linea Diredtionis, zie Streeklijn.
Direäio, zie Streek.
Dodecagonum, zie Twaalfhoek.
Doorfnijding, Seftio, ook wel Smde en Snij'
ding genoemd, beteekent in de Wiskquot;quot;quot;
de Doorfnijding van de ééne Lijn door
een andere, of van dc ééne Vlakte door
een and re Vlakte, of van een valt lig-
haam door een Vlakte,
DoorfniidingCGemeeney Interfedlio ,is akijd ecn
regte Lijn, of die Lijn, welke onderlteld
wordt getrokken te zijn op de ééne Vlak-
te door de Doorfnijding van de andere.
—— van een Gebou , Werktuig enz. be-
teekent het Profiel, en de Afteekening
van des zelfs hoogtens en dieptens, gemaakt
op een Vlakte, als of het doorgefneden
.^sraar, om het vanbinnen te zien.
Draadtrekking_ van Water;- zie III. Deel,
bladz. 34. in de Aanteekening.
J)raaikolk, Vortex, is volgens asKartifianen
een Samenllel van Stofdeeltjes, welke,als
een Draaikolk, bewegen, en geene ledi-
ge Ruimtens tuffen beide hebben.
Dnehoek, Triangulum , een Figuur,, welke
drie zijden en drie Hoeken heeft.
___( Platte) Planum,, wordt bevat van
drie regte Lijnen.
--- {Klootje) Sphaericum , wordt bevat
van drie Bogen van een grooten Cirkel van
een Bol.nbsp;„ ^,
i-- (Regthoekige') Reftangulum, welke éé-
nen regten Hoek heeft ABC Fig. 5.
-_ ( Stompboekige) Obtufangulum , welke
éénen Stompen Hoek heeft, C A B fïg 8.
.nbsp;(Scberpboekige) Acutangulum, welkes
Hoeken alle drie fcherp zijn, AüC,Fig.
(Gelijkheemge) Ifofceles, welkes Bee-
nen , of twee Zijden even lang zijn, A B C
Fig- 4'
_ (Gelijkzijdige) .Squilaterum welkes
Zijden alle drie even groot zijn, ABC.
Fig' 3-
____ ( Gelijkboekige ) .^quiangulum, welkes
Hoeken alle drie even groot zijn, A B C
fig. 3. Een gelijkhoekige is altijd gelijk-
zijdig , en een gelijkzijdige is altijd gelijk-
Driebleks Tafels, TabulEe Trigonometric£E,
zijn Tafels, waar in de Hoekmaten en
Raaklijnen voor alle Graden van een vier-
de van een Cirkel en alle Minuten van
een Graad uitgerekend zijn.
Duim is een twaalfde gedeelte van een Voet;
dog de Ainjterdamfe Voet heeft maar elf
DéSri'^xQomeanm , een Waterweger;
waarom van fommigen dus genoemd, zfe
II. Deel, bladz. 223.
E.
_én-middelpunfig, Concentrieus. Een Cir^
kei FGH Fig. 12. wordt gezegd één-mid-
delpuntig te zijn met den Cirkel BACL,
omdat zij één en \ zelfde Middelpunt
D hebben.
Eén-fchaduwigen, Heterofcii, worden die-
bewoonders van de Aarde genoemd, wier
fchaduw op den middag altijd naar ééne
en de zelfde zijde valt. Dusdanigen zijn
die, welke wonen tuffen de Keerkringen
en Pool-cirkels, wier Schaduw op Noor-
der Breedte tuffen den Keerkring van den
Kreeft CD, Fig. 22, en den Pool-cirkel
AB, des middags altijd naar het Noorden
valt, des morgens naar het Noordweften,
en des avonds naar het Noordooften, maar
nooit naar het Zuiden, omdat de Zon nooit
buiten den Keerkring komt. Het tegen-
geftelde gefchiedt bij de zulken, die tus-
fen den Zuider, of Keerkring van den
Steenbok G H en den Pool - cirkel I K
wonen.
Eigen making , zie Gereedmaking.
Eirond, Ellipfis, een platte Figuur, bepaald
door een kromme Lijn , influitende een
langwerpig Rond, cn getrokken uit twee
Middel - punten E, F, Fig. 13., de Foei
Brandpunten , of Navelpunten genoemd!
Het Eirond is de gemeene Kegel-fnê, of
fcheuine Doorfnijding van een Kegel. Twee
regte Lijnen, elke uic één der Navel-pun.
ten getrokken , en elkander ontmoetende
in eenig Punt van den Omtrek, bijvoor-
beeld EG en FG^ zijn te famen evenge-
lijk aan de lange Middellijn CD; dus oek
de Lijnen E H en F H. enz.
Elafticitas, zie Veerkragt.
Electricitas, zie Brandfieen kragt.
Ellipfis, zie Eirond.
Elongatio Planetse, zie Verwijdering,
Emerfio, zie Uitgang.
Epicycloïs, zie Binnen-cirkeltrek,
Equatie, zie Vereffening.
Even
quot;ïi;
li
IjiT
Evennagt-Ltpinbsp;Linie-cirkel.
---Cirkel C . . ^
Evenredigheid, Proportio, is een Gelijkheid
vmi Redens,nbsp;,
Evenredigheids Rekening, Analogia,CQn Ver-
gelijking van verfcheiden Redens ofEven-
redighe'den tegen eik-ander.
■ Evemvijdig , Parallelus. Lijnen en Opper-
vlaktens werden gezegd evenwijdig te
zijn , wanneer ze in hare geheele uitge-
ftrektheid even wijd van elkander af zijn,
of wanneer Loodlijnen, tuffen de zelven
getrokken, even lang zijn; bij voorbeeld
de Lijnen AB en CD Fig. 6 , 7 en 6; en
de Oppervlakten ABCD en EFG zijn
evenwijdig.
Excentricitas, zie Bmten-middelpuntigbeid.
Excentriciis, ■ zie Buiten-middelpuntig.
Experimentum, zie Proef.
-- -- Crucis, zie Beflis-proef.
Exponens, zit Uitwijzer.
ExtraStio, extrahere, zie Uittrekking.
quot;^luxionum Metbodiis, zie Naderkwift.
Focus, zie Brandpunt.
•--- Ellipfeos, zie Eirond.
FraStiones decimales, zie Gebrokens vm Tienen.
Friamp;io, zie Sciiuring.
G.
gaatjes, zie Poriën.
Gallon is twee Scoop, of ontrent drie Am-
Jierdarnfe Mengelen.nbsp;_
Gebrokens van Tienen, Fractiones decimales,
zijn die, welke 10, ico , 1000, loooo,
enz. tot haren Noemer hebben, bij voor-
beeld , ïio , Tö§l , Tölll- De'Iellers
worden gemeenelijk kortheids en gemaks
halve uitgedrukt met eenPunt of Komma aan
de flinker hand voor de zelven te zetten. iJat
is,,5beteekentï§ jóbeteekent toiijöjS
beteekentro-55«»2i'Lelkunfl:igeBewerKingen
wordenveelic;hielijker verrigt door de Ge-
brokens van Tienen , dan door de ge-
meene Gebrokens , omdat de Noemers
(Overgeilagen wordende , de Regels van
Additie, Subtraftie, Multiplicatie en Dl-
vifie gebruikt worden , gelijk met heele
Getalk, mits men maar agt geeft cp de
Punten of Kommaas.nbsp;.
Gegeven , of gefteld , data , worden in de
Wiskunft genoemd dingen. Hoegroothe-
den , of Hoeveelheden, welke toegeltaan
of bekend zijn-, om daar door andere din-
gen te vinden, welke onbekend zijn.
Gdijkbeenige Driehoek, Triangulum libfceles,
zie Drielmhnbsp;..
Gelijkheid van dag .en nagt is het juifte tijd-
ftip, wanneer de Zon komt in her begm
van Aries, den Steenbok, en Libra, de
Weeglchaal, twee HemeJsteekens in dec
Dierenriem.
Gelijkbeenige T
Gelijkhoekige VDriehoek, zie Driehoek.
Gelijkzijdige J
Gemini, zie Tweelingen,
Generans, zie Befchrijvende.
Geocentricus, zie Aardens-middelpuntig.
Gereedmaking , Conftruftio , is de 'Irekking
van Lijnen, die vooraf noodig zijn, om
een Betoging duidelijker en onwederfpre-
kelijk te maken.
Geregelde Lijn , Ordinata , wordt genoemd
een Lijn, welke bepaald wordt aan de en-
den door een kromme Lijn, en door den
As, of de Middellijn , van die kromme
Lijn in twee even groote Deelen verdeeld
wordt. Bij voorbeeld, in een Parabool
(zie L Deel Pl. XXXIL Fig. i.) zijn de
Lijnen fd, ge en bb geregelde Lijnen;
dog gemeenelijk wordt de helft van zulk
een Lijn , te weten ƒ i , of g 2 , of è 2
een Geregelde genoemd.
Gefield, zie Gegeven.
Geven, zie Gegeven.
Gevolg , Corollarium , is een Waarheid ,
welke uit een andere, die reets betoog»
is , getrokken wordt.
Gezigt-As, Axis opticus, is een Lijn, quot;^vei-
ke, door het Middelpunt van de '
ven rondheid van alle de Vliezen en wog-
ten van het Oog gaande,valt opnbsp;'
vlies, gelijk IlL Deel, Pl. XXlV.
Ba of Aa, , ,
Gezigtkunde, Optica, beteekent wel ui.^^^
-ocr page 327-eiivenliiken zin de Wetenfchap van regt-
ftreei'fe ziening , maar in cen ruimer zin
de geheele Wetenfchap van Ligt en Ko-
leuren, waarom men de zelve eigenlijker
rnogt noemen Ligtkunde.
Graad, Gradus, is een söofte gedeelte van
een Cirkel, en worde verdeeld in 60 Mi-
nuten. .
Granitare, zie Wegen,
Granjitas, zie Znxai
GraDitas fpecifica ,
Znoaarte.
Groote Cirkels, zie Cirkels.
--- Kring, xxc Kring.
aemifpbaericus, zie Half-kloots.
;iifly'-^^oob,Haemifphacricus,het welk de ge-
daante heeft van een halven Kloot, of
Bol
Hals. De Halzen van een Rol worden ge-
noemd de dunne rolronde enden, waar op
een Rol draait. Zie L Deel Pl. XXIlt
Fig. 6. Gen g; Fig. 8. C en C
Heliocentricus, zie Zons-rniddelpuntig.
Hemelsteekens, Signa Zodiaci, zie Dieren-
^'iêvi-
Hemeü Topppunt, Zenith, een Punt van den
Hemel, juift boven een Lijn , getrokken
door het Middelpunt van de Aarde en het
Middelpunt van de Kimme; 't welk het
hoogfte Toppunt is, dat 'er zijn kan.
JJctcroJcii, zie Eénfcbaduwigen.
jiittemeUr , Pyromctrum , een Inftrument,
om de Uitzetting der Metalen, door Hit-
te veroorzaakt , te meten. Zie /. Deel,
bladz. 446, A.
Hoek, Angiïlus, is de opjening van twee Lij-
pen , diequot; elkander in één Punt raken, maar
200 niet, dat ze famen ééne regte Lijn
maken, of de Ruimte, bevat tuften twee
Lijnen, welke elkander ontmoeten in één
Punt, gelijk de Lijnen AG en EG Fig. 2.
of de Lijnen E G en G B.
- (Regtlijnige) Redülineus , wanneer
twee regte Lijnen elkander dus ontmoeten.
^ (Kromlijnige^ Curvilineus, wanneer
twee kromme Lijnen elkander dus ont
moeten.nbsp;„ . ,, , „
___ i^Regte) Reftus, is een Hoek, welke
zie Zwaarte-kragt.
zie Soortonderfcheicl-ende
gemaakt wordt door een Lijn , welke lood-
regt, of perpendikulaar valt op cen ande-
re , gelijk de Lijn AD vallende op BC
Fig. I. een regten Hoek ADB of ADC
maakt; of een regte Hoek is, welke on-
dcrfpannen wordt door cen Boog van een
Cirkel van 90 Graden, of een Vierde van
een Cirkel, gelijk AFD Fig. u.
Hoek (Scherpe) acutus, is een Hoek, welke
kleiner is , dan een regte Hoek , gelijk
EGB Fig. 2. of kleiner, dan van co Gra-
den, gelijk AFG Ftg. 11.
- (Plompe of Sto?npe) obtufus, is een
Hoek, welke grooter is, dan een regte
gelijk EGA Fig. 2., of welke van meer',
dan po, Graden is, gehjk Gt B. Pig^
---(Tegen-Hoeken of Top-hoeken} Anguli
oppofiti , vel vcrticales, zijn die, welke
gemaakt worden door twee regte Lijnen,
welke elkander kruiflén, gelijk Bg c;. de
Hoeken AGE en HGB, of EGß en
AGa
■- Binnen - Tegenbcek , Angulus interne
oppofitus. Indien cen Lijn'E F Fig. 2.
twee andere Lijnen, die evenwijdig zijn
fiiijdt, wordt de Hoek G H D dc Binnen.
Tegenhoek genoeiTjd van den Hoek EGB
-- Buiten - Tegenboek , Angulus cxternè
onpofitus wordt Fig. 2 genoemd de Hrv^i-
EGB van den Hoek G D.
0-verbandJe Hoeken, Anguli altcrni.
Indien twee evenwijdige Lijnen A B cti
CD Fig. 2. cen derde quot;Lijn EF fnijden
worden dc Hoeken AGHcn GHD, als
mede EGB en GHC overhandfe Lheken
genoemd.
- 'van Aanraking , Angulus Contaftus
is de Hoek, welke gemaakt vvordt door
een Cirkel, of een andere kromme Lijn in
het Punt, waar in.de Raaklijn den Cii-kpl
raakt, gelijk IA B of K A C Fig. 12.
- Stoot-Hoek, zie Stootboek.
Steuithoek, zie Steuitboek.
Hoeklijn, Diagorahs, is een I,ijn, welke in
een Figuur van meer, dan drie , Ziiden
midden door de Figuur loopt van der! éé-
nen tot den anderen Hoek,en heeft voor-
namenlijk plaats in Vierhoeken of Ra-
men. Zie CB/?gö, 7, 8 en 9.
Hoek-.
-ocr page 328-Hoekmaat, Sinus, is een regte Lijn EHJF^.
II. getrokken van een Punt van een Boog
van een Cirkel regtftandig op de Middel-
liin Deze w^ordt dc regte Hoekmaat, ói-
misrectus, genoemd.
_nbsp;(Omgekeerde) Sinus verfus, oo.^ cic.
Pijl genoemd, is de Lijn HC Fig, n.
of het gedeelte van de Middellijn, van de
regte Hoekmaat af tot aan den Omtrek
van den Cirkel.
--- mn 't Foltooifel,Sims Complemen-
ti, ook Mede ■ hoekmaat, Co-finus, ge-
noemd is de Hoekmaat van den Boog
van het Voltooifel van den Boog , waar
van men eerft een Hoekmaat heeft g;e-
fteld. Bij voorbeeld EI Fig. i; d^
Hoekmaat van 't Voltooifel, of Mede-
Hoekmaat van EH.
Hol-rond, concavus , 't geen de gedaante
heeft van een hollen Kloot, of van een
gedeelte van een Kloot.
Hoogte , Altitudo , van de Zon , een Ster ,
Dwaal-fter, of eenig Punt m_ den Hemel,
is een Boog van een Top - cirkel (of een
Cirkel welke gaat door 's Hemels Top-
punt regtftandig met de Kimme) gaande
door het Middelpunt van de Zon
te rekenen van de Kimme tot het Mid-
delpunt van de Zon enz. De Hoogte van
dc Zon H Fig. i9. is de Boog HL van de
Kimme E F tot de Zon H.nbsp;..
_ (Middag) wordt op de zelfde wijs
gerekend in een Middag-cirkcl.
Horizon, fenfibilis {enapparensKim-
me; iiróowafe^ feu i;em,ware Kimme,zie
Kimme.
Horizontalis, zie Waterpas.
Hjdroftatica, zie Waterweging.
Hydraulica, zie Waterleiding. ^
Hyperbola, ook wajfende Kegel/nee genoemd,
quot;is een kromme Lijn, welke gemaakt wordt,
wanneer een Kegel doorgefneden wordt
door een vlakte , welke valt binnen den
Voetfteun van de Kegel , welke vlakte
niet evenwijdig is met de zijde van de
Kegel, en ook niet door den Top gaat,
maar verlengd zijnde een tweede Kegel,
met den Top op den Top van de eerfte
gslleld zijnde, zou fnijden.
Hypothemifa, zie Span-zij,
L
Ijjffw , Immeifio. Wanneer een Dwaal,
fter begint te komen in de Schaduw van
een andere in het eklipferen wordt zulks
de Ingang, of Ingang in de Schaduw ge-
noemd.
Ingedrukte Kragt,
Vis inlita ,
Ingelijfde.....gt;zïe 1. Dee\ bladz. 34
Vis Imprefla.
Immerfio, zie Ingang,
Inertia , zie Werkeloosheid.
Inflectio Radiorum Lucis , £ic Buiging van
Stralen.
Innata Fis / Ingedrukte Kragt.
Infita — \
Interceptus, zie Vervangen.
Intenfitas, zie Kragtigheid.
Interßäio, zie Gemeene Doorfnijding.
InterfeStionis PunCta, zie Snijptmten.
Inverfio Rationum, zie Omkeering.
Ifofceles Triangulum , zie Drieboe,^.
Jaard, of Yard , is een maat. van 36 Dui-
men lengte.
K.
:^amiren. Een Pomp wordt gezegd te
kameren, wanneer het gedeelte, waarin
de Zuiger beweegt , wijder wordt , dan
boven of beneden die plaats.
Kam-rad, wat dit voor een Rad zij, zie IIL
Deel van dit Werk, Pl. IL Fig. E.
Karakters van de Stelkunft, zie Merkteekens.
Keerkringen, Tropici, zijn twee Cirkels op
de Aard- en Hemel-bol getrokken even-
wijdig met den Linie-cirkel op den afftana
van 23 Graden en 30 Minuten. De een
aan 't Noorden wordt de Keerkring
den Kreeft genoemd CU Fig, , '^f ™
23.; de ander aan 't Zuiden de Keerkring
van den Steenbok G H.nbsp;quot; ,
Kegel, Conus, een vaft Hghaam ,
door de omdrajing van een regte Mn , vait
gehegt aan het ééne end, enbefchiijven^
de met het andere end een Cirkel, welkes
Straal veel kleiner is , dan die Lijn zelve.
7\e ¥1^16. A B E C is de Kegel; het Punt
A wordt genoemd de Top van de Kegel,
deT^fn ad derzelver As, en de Cirkel
B E C derzelver Voetfleun.
Kesels, Kegelsgewys, Conicus, de gedaante
hebbende van een Kegel, of tot een Ke-
ppel behoorende.
ïrOmi (Middel-) zie Parabola,
(ÏVaJfende) zie Hyperbola,
itrn , Nucleus, van een Staart-fter is het
lighaam, of de Kloot van zulk een Ster.
Kimme, Horizon, een groote Cirkel, welke
den Hemel en de Aarde in twee deelen
verdeelt, een bovenfte en een onderfte
gedeelte, ZN- Fig, 21. LM. Flg. 22. EF
i'Tg. 13.
----- (^Zigtbare) fenfibilis vel apparens,
welke ons gezigt bepaalt, en welke i^en
zig verbeelden kan gemaakt te worden
door een groote Vlakte op de Oppervlak-
te van de Aarde of de Zee CD Fig. 19.
C Ware ) rationalis vel verus, welk'e
V.nbsp;y . ,___rimi-in
Aarde net in hec midden omringt, EF
gïande door het Middelpunt van
JAarde G, en welkes Polen zijn het
T miunc A en 't Voetpunt B.
(Zonne) Horizon folaris , zie Zonne-
Amplitudo, is een Boog van
5
de
de Kimme,bevat tuffen het Ooft of Weft
Punt van de zelve en het Middelpunt van
de Zon, een vafte Ster, of Dwaal-fter m
haar opkomen of ondergaan.
Klaaurad-, zie HL DeelPl. IX. Fig. i en 2.
FEDG.
Kleinmeter , Micrometrum, is een Jnltru-
mert, in groote Verrekijkers, geplaatft
in 't Brandpunt van het Voorwerp Glas,
om de fchijnbare Middellijnen van Hemel-
fe lighamen te meten, of kleine afftanden,
welke niet grooter, dan ééne of anderhal-
ve Graad zijn. _
Vlnnt. Globus, zie Bol.
vZd-maand, Menfis penodlcus, is de tijd
^^^.l /p verloopt, terwijl de Maan van d
tóne Koppeling, of Konjunkfie , met de
g'n^ot een tweede Koppeling weder-
keert ; dst is, ap dagen, i2,^uren en 45
minuten.
Koppelpimten, Syzygia, zijn de Punten, waaiquot;
in twee vafte Sterren , of Dwaal-fterren,
konjungeren. .
Kragtigbkd, Intenfitas, van een Vermogen;
wat dit woord beteekene in de Beweeg-
kunde, zie L Deel, bladz. jg.
Kreeft, Cancer, Hemelsteeken in den Die-
renriem.
Kring (Groote) Magnus Orbis, is de Wan-
delkring van de Aarde iu hare jaarlijkfe
Beweging om de Zon.
Kring-tijd , Periodus, de tijd , welken een
Ster befteedt, in haren Loop in haren
Wandelkring tc volbrengen , of tot het
zelfde Punt in den Hemel weder tc kee-
ren.
Kringtijdfe Maand
tijd. Via
uj.nbsp;, Menfis pcnodicus , de
, , vfaar in de Maan haren Loop om de
Aarde volbrengt, dat is 27 dagen, 7 uren-
en 45 Minuten.
Kruis '(over 't) beteekent de maat genomen
midden door een Figuur ; bij voorbeeld
ecn Cirkel of Kloot van ecn Duim over 't
Knus beteekent een Cirkel of een Kloot,
welkes Middellijn een Duim lang is.
Kruis-cirkels, Coluri, zijn twee groote Cir-
kels , welke men zig verbeeldt te gaan
door de Polen van de Weereld, den éénen
door twee Punten van den Zons weg, A-
ries en Libra, wanneer dag en nagt even
lang is, en den anderen door twee Punten,
van den Zons-weg , Cancer en Capricomiis,
wanneer de langfte cn de kortfte dag is'.
Ze worden Kruis-cirkels genoemd, omdat
ze elkander in de Polen van de Weereld
Kruiffen.
Kuip in eenKoorm.olen; wat die zij, zie III,
Deel, bladz. 24.
Kwaart houdt een halve Stoop, of ander-
half Amflerdamfe Mengelen.
Kwintaal van de Engeljen is bij ons 112 ®
bij gevolg een vierde Kwintaal 28 '
L.
,_ jatitud'o, 7Ae Breedte.
Leden, Termini, in een Treiö zijn des zelfs
Kk 2nbsp;bij-
bijzondere gedeeltens, of Evenredige Ge-
talen of Hoegrootheden.
Ledige Ruimte of Holligheid, Vacuum, een
Ruimte, waar in geene lighamen zijn.
Leering , Scholium, is een Aanmerking in 't
voorbijgaan , bij voorbeeld , wanneer na
het betogen van een Stelling worde aan-
gewezen , hoe ze op een andere wijs be-
toogd had konnen worden; eenige onder-
regting om een misflag voor te komen, of
afleiding van eenig gebruik uit die Beto-
ging , of een bijzondere toepaffing van de
zelve.
l^egger in een Molen is de onderfle der twee
Molen Steenen.
Lemma, zie F'oorbe'vcijs.
Lengte , Longitudo , van een plaats op de
Aarde wordt genoemd de afftand van den
Middag-cirkel van die plaats van den eer-
ften Middag - cirkel, gemeten dooreen
Boog van den Linie-cirkel vervangen tus-
fen den Middag-cirkel van die plaats en
den eerften Middag cirkel.
Lid, zie Leden.
Ligtkunde, Optica, zie Gezigtkunde.
Ligtftralen-, der zei ver Breking, zie Breking.
—nbsp;quot;nbsp;Buiging, zie Buiging.
--- ■ Spreiding, zie Spreidende
Stralen.
kaatfing.
— Tei-ugkaatfmgjzie Terug-
Toefchieting, zie Toe-
fchieting.
Lijn, een twaalfde gedeelte van een Duim.
in de ÏViskunft, Linea Mathematica, is
een Hoegrootheid, alleen in lengte uitge-
ftrekt , en wordt onderfteld geene breedte
of dikte te hebben.
Linea DireStionis, zie Str eeklij n.
•—Mathematica, ziequot; Lijn in de Wiskunfl.
—perpendicularis, zie Loodlijn.
Linie ■ cirkel, iEquator , ook wel Evermagt-
Lijn, m Evejinagt-cirkel genoemd, is een
.groote Cirkel op de Aarde EF Fig. 21, 22
cn 23, ook in den Hemel, de Polen van
weltcn Cirkel de Polen van dc VVe(yeld
zijn. Hij verdeelt dc Aarde, ook den He-
mel , in twee even groote deelen, namen-
}ijk dc haivQ Nooroer cn Ziiidcr L'ollers.
Llij gaat door het Ooft en Weft Punt van
de Kimme, en is in den Middag-cirkel zoo
hoog boven de Kimme, als het Voltooi-
fel van de Breedte van dc plaats. Wan-
neer de Zon in dezen Cirkel komt, maakt
ze dag en nagt over de geheele Aarde
even lang, omdat ze dan juift in het Oo-
ften opkomt, en ia het VVeften onder-
gaat.
Longepijp, een Pijp in 't Vuurtuig. Zie IIL
Deel, bladz. 88.
Longitudo, zie Lengte.
Looa-lijn, Linea perpendicularis. Wanneer
een Lijn zoo op een andere ftaat, dat de
Hoeken aan weerskanten even groot, of
regte Hoeken zijn , wordt die Lijn een
Loodlijn genoemd, of Loodregt, of regt op
en neer, of in den Winkelhaak op de andere
te ftaan. Zie Fig. i. alwaar AD een Lood-
lijn is op B C, of Loodregt op de zelve
ftaat. Dus ftaan de Lijnen AC en BD
Fig. 6 en 7. ook Loodregt op CD.
Loodregt, zie Loodlijn.
Loopbeen van een Hevel is dat Been, waar
door het Water, of een andere Vogt, uit-
loopt.
Lüoper,^Q bovenfte der twee Molenfteenen.
Lugtledige, Vacuum, een Ruimte, waaruit
de Lugt gepompt is.
, _aagd , Virgo , Hemelsteeken in derï
Dierenriem.
Maan. Manen , Satellites , ook Omkopers
genoemd, worden die kleine Dwaal-fter-
ren genoemd, welke om Jupiter en Sa-
turnus in Wandelkringen bewegen.
Maand (Koppel-) Menfis Synodicus , zie
' Koppel maand.
— (Kringtijdfe} Menfis periodicus, zi®
KrlngtijdJ'e Maand.
Èiaximum, zie Uiterfte.
Mechanica, zie Beiveegkuride,
Mede ■ Hoekmaat, Co-fin us, zie Hoekmaat-
Meniskus Glas k een Glas, het welk aan
ééne zijde bolrond en aan de andere hol-
rond gellepen is. Gelijk het verichil der
halve Middellijnen van de Bolrondhp^d
cn Holrondheid is coc de halve Middel-
lijn van Holrondheid zoo is de halve
Middellijn van de Bolrondheid toe de
Brandpunts lengte.
Menfis periocUcus, zie Koppelmaand.
_L- Synodicui, zie Kringtijdje Maand.
Meridianus, zie Middag cirkel.
Merkteekens van de Stelkunft, Signa Alge-
braica zijn in de Stelkunft de Karakters,
welke gebruikt worden om te beteekenen
Additief Subtraktie enz. De gebruikelijk-
fte zijn de volgende
X Merkteeken van Vergaring of Additie,
6 lo beteekent, dat 6 vergaard moet
worden met io,makend3 i6. a 4- amp; be-
teekent de Som van de twee Hoegroot-
heden, uitgedrukt door a en b,
— eenMerkteeken van Aftrekking,ofSub-
traftie. 10—6 betcekent,dat 6 afgetrokken
moet worden van lo, blijvende 4. a-b
beteekent het Verfcbil van de twee Hoe-
grootheden a en ft, of dat ö afgetrokken
moet worden vannbsp;.
X Een Merkteeken van Vermeenigvuldi-
'^ingofMulcipIicatie. 10x 10 beteekent,
dat 10 door 10 vermeenigvuldigd moet
worden,makende 100. ax b beteekent,
dat de Hoegrootheid a vermeenigvuldigd
moet worden door de Hoegrootheid b.
—- een Merkteeken van Evengelijkheid. 10
g — 12 6, is het zelfde, als dat
10 en 8 of 18 evenveel is,als 12 en ö,
ook 18. of a b — b rfbeteekent,
dat de twee Hoegrootheden a en b even
groot zijn, als c en d.
; :: : een Merkteeken van Evenredigheid.
'10; 6 ::2o: 12,beteekent,datgelyk lo
is tot 6, zoo ook 20 is tot 12. a : b :: c
: d, beteekent, dat a is tot ö, gelijk c
tot d.nbsp;, . _ ,
een Merkteeken van Vierkanting 6| - be-
teekent het Vierkant van 6, of 6 door
ziquot;- zelve vermeenigvuldigd ,, gt;dat is ,
quot;6. If beteekent het Vierkant van
a ' of Cl door zig zelve vermeenig-
vuldigd , het welk gemeenelijk maar
nitaedrukt wordt met a a, wordende
het IV'erkteeken -[' gefteld bij meerder
letteren, gelij'^nbsp;of
~ï® Een Merkteeken van Teerlingvierkan-
ting. beteekent het Teerlingvier-
kancvanöjofó tweemalen door zig zel-
ve vermeenigvuldigd, dat is ö door 6 of
36 , nog eens door 6 , dat is 245. Dus ook
quot;met de Letteren van 'c A B C.
j/eenMerkteekenvanWortel-trekking. Dit
Merkteeken alleen gefteld, of dus V voor
een Getal of Hoegrootheid beteekent den
vierkanten Wortel van dat Getal , of
die Hóegrootheid. V , of y 16,
yaa of yaa beteekent den vierkanten
Wortel van 16, of van aa, dat is, 4,
of a.
y of V ^ een Merkteeken van Teerling-
viei-kanten Wortel. Dus )/V 2 of y g.
of y'\f aaa ofy aaa beteekent den Teer-
ling vierkanten Wortel van 8 of van aaa,
dat is q; of a.
9,88 beteekent 9 en x||.
Meteor on, zie Verbeveling.
Micrometruin, zie Kleinmeter.
Middag - cirkel, Meridianus, vel Circulus.
Meridianus, een groote Cirkel gaande door
de Polen van de Weereld en 's Hemels
Toppunt en Voetpunt, kruiffende den
Evennagt-cirkel loodregt, en verdeelende
den Hemel- of Aard-bol in twee even
groote deelen, het ééne aan 't Ooften en
't andere aan 't Weften, en welkes Polen
zijn in het Ooft en WeftPuntvan de Kim-
me. Hij wordt de Middag-cirkel genoemd
omdat het Middag is , wanneer de Zon
in het Zuiden van dien Cirkel komt. De
Middag-cirkels zijn verfchillende naar de
I.cngte der plaatfen op den Aardbol; zoo-
dat elke plaats zijnen bijzonderen Middag-
cirkel heeft. De Middag-cirkel voor een
plaats in CFig. 23. is NACEGIZKHFDB,
voor een plaats in L is hij N L O Z voor
een plaats in M is hij N MP Z enz. Even-
wel is 'er, of behoort 'er, een vafte, of
eerfte te zijn , van waar de Lengte der
K k 3nbsp;plaat-
plaatfen op de Aarde gemeten word. De
Aardrijksbefchrijvers zijn alle hier ontrent
niet overeengekomen. Onder de Ouden
heeft Ptolemeüs den eerfttn Middag-cirkel
geplaatii op de Gelukkig Eilanden, nu de
^Kanarife genoemd. Naderhand hebben
fommigen hem geplaatft op de Ooflelijkfte
der Flaamfe Eilanden S. Maria en 5, Mi-
cbiel, anderen op de Wcftelijkfle, Korvo
cn Flores. Stevijn en de Hollanders ftellen
hem op den Piek van Teneriffa.
Middellijn , Diameter , is een regte Lijn,
welke regelmatige Figuren in twee even
groote deelen vWdeeTt, gaande door het
Middelpunt , en aan beide de enden be-
Ï)aald wordende door den Omtrek van de
^'iguur. Dit woord wordt meeft gebruikt
van Cirkels, Eironden en Bollen. In een
Cirkel is ze Fig. ji. AB of CD; in een
Eirond Fig. 13. sv?-ordt CD de lange Mid-
dellijn genoemd, en A B de korte. In een
Bol is de Middellijn de zelfde , als van
éénen der groote Cirkels, welke den Bol
in twee even groote deelen verdeelen. In
regtlijnige Figuren wordt ze de Hoeklijn
genoemd, zie C B Fig, 6, 7, 8 en y.
Middelpunt, Centrum, van een Cirkel is een
Punt binnen den Cirkel, waar uit alle reg-
te Lijnen, getrokken tot den Omtrek ,even
lang zijn, In Fig. 11. is F het Middel-
punt, en alle de regte Lijnen FA, FD,
FB, FC enz. tot den Omtrek AECBDG,
zijn even lang.
»-- van een Bol is dat Punt binnen den
Bol, waar uit alle Lijnen , tot den Om-
trek 'getrokken, even lang zijn.
—-^ van een Ovaal of Eirond is dat
Punt binnen het zelve, waar in de lange
en korte Middellijn elkander kruiffen, of
het welk ééne der Middellijnen in twee
even groote deelen verdeelt. Fig. 13. is
I dat Middelpunt, omdat dc Middellij-
nen A B en C D elkander aldaar kruiffen,
of omdat het die Middellijnen elke in twee
even groote deelen verdeelt.
— ■ ■ —■ van Benzeging, van Slingering, van
Z'waarte , zie Betxeegpmt, Slinger-punt,
Zviaarte-punt,
Middelpunts Kragten , Vires Centrales, zie
Middelpmt-fcbwwende en Middelpunt-trek-
kende Kragt.
Middelpunt-jcbwaende Kragt, Vis centrifuga,
zie 1. Deel, bhdz. ^22.
Middelpunt trekkeMe Kragt, Vis centripeta,
zie L Deel, Wadz. 18. in dc Aanteeke-
ning.nbsp;')
Middel-ßag Rad is een Rad , het welk om-
gedreven wori^É door een Waterval, ge-
bragt op des zelfs Bladen midder hoogte
van het Rad , of ontrent op de hoogte
van 't Middelpunt. Zie UI. DeelPi-
VUL I.
Min, Minus, een Merkteeken van Subtrac-
tie of Aftrekking , uitgedrukt door —-
Dus 6—4, is 6 min 4.
Minuut een 6ofte gedeelte van een Graad.
Mislooper , Afymptota Linea , is een regte
Lijn , welke een Kromme , waar van zij
de Mislooper genoemd wordt, nader en
nader komt, maar egter de zelve nooit
ontmoet.
Moment-kragt ,Mcmentum, of gantfe Kragt,
zie I. Deel, bladz. 44.
Momentum, zie Momentkragt.
R
. „yi aderkunjl, Analyfis inflnitorum , Me-
thodus Fluxionum, is een manier om cen
oneindigmalige, of oneindig kleine Hoe-
grootheid te quot;vinden, welke oneindigmaal
genomen even gelijk wordt aan een gege-
ven Hoegrootheid.
Nagel in een Katrol is de Pen, Spil, of As,
waar op de zelve draait.
Natuurkenners Punt, zie Punt.
Na^el-punten van een Eirond , Foei, zie
Eirond.
Negativus, zie Ontkennende,
Nodi, zie Snijpunten.
de
Algehraicce,
zie Merkteekens van
NotCE
Stelkunlt.
Nonius P^erdecUng beftaat in twee even groo-
te lengtens te verdeelen in deelen v^m ver-
fchillende grootte. Bij voorbeeld tt^-
is op dc Barometer Plaat AB een Duim
Jengte CD verdeeld in 12 Lijnen en-een
iS lenste op het Plaatje CD is ver-
S fn even groote deelen. Dan is
^fne Verdeeling van het laatje CD een
twaalfde gedeelte van een :.ijn grooter,
dan een Lijn op de Barometer Plaat. Twee
Verdeelingen op het Plaatje C J maken
OP dc Barometer Plaat 2 i^ijnen en twee
twaalfde gedeeltens van een Lijn enz. Men
maakt aan de Barometer Plaat een derge-
lijk Plaatje, als het gemelde CD-, ook m
ji even groote Verdeelingen verdeeld,
dog het welk verfchuif baar is; en waar op
de Verdeelingen van boven af beginnen,
eelijk EF , met een vooruitfchietenden
onder kant, om een Wijzertje W te ma-
ken. Wanneer men dan weten wil, hoe-
veel twaalfde gedeeltens van een Lijn de
• Kwik in de Barometer fta boven een ge-
fneden Lijn op de Barometer Plaat, bij
voorbeeld in het punt a; dan fchuifc men
het Plaatje EF zoo veel op of neei, dit
■ hS WHrertje W net fta vooi-het punt a
Het n3S op dit Plaatje EF,het we k
iTet teaen een gefneden Lijn op de groote
net tegen ^iib .nbsp;^^^^ twaalfde
SeeS vquot;n ee'n^Ujn aan, als de Kwik
lonr hoven de 28 Duim en twee Lijnen,
rfpwiil NommerShier regt tegen over een
Sen Liin van de groote Plaat komt,
lof3 dil aan, dat'de Kwik in de Ba-
Setef Pijp ftaat op 28 Duimen, 2 Lijnen
pn aat twaalfde gedeeltens van een
Liin Deze Verdeeling heeft den naam van
ppn Nonius Verdeeling naar PetruslNonius, of
%nnes , in de XVL Eew. Hoogleeraar
tn de Wiskunft op de Hoogefchool van
Conimhra in Portugal, omdat hi] de zelve
u^itgevonden, en op Kwadranten gebruikt
heeft.nbsp;.
^'acleus Cometa, zie Kern.
O
■ hieBimm Fitrum, zie Voorwerp Glas,
nndare Vitnm, zie Oog-glas.
Omkeerde Hoekmaat,' binus verfus , zie
oSfvan Redens, Inverfio Rationum,
is wanneer het volgende Lid genometr
wordt voor het voorgaande. A: B :: C: D
of 2:4 : : 8; 16 , wordt door Omkeering
B:A :: D;C pf 4:2 :: 16: 8.
Omloop, Revolutio , van een Dwaal-fter is
der zeiver Loop van eenig Punt in den
Dierenriem, totdat ze tot het zelfde
Punt wederkeere.
Omkoper, Satelles, zie Maan.
Omtrek, Circumferentia , Peripheria , Peri-
meter , de buitenfte bepalende Lijn , of
Lijnen van een platte Figuur.
Omwoonders, Perioeci, zijn bewoonders vati
de Aarde, welke wonen onder da zelfde
evenwijdige Cirkels, maar in tegenover-
geftelde halve Cirkels ,van den Midda
cirkel, en gevolgelijk in het zelfde K]
maat.nbsp;. . , ^
Omzetting, Tranfpofitio, is in de Stelkunft
het overbrengen van een Lid van een Ver-
effening aan'de andere zijde^Bij voor-
beeld in de Vereftening a b — c, wordt
b op deze wijs omgezet, a ~ c — h.
Ondeelbare Deeltjes zi'jn allerkleinfte deeltjes,
welke de famenftellen de of uitmakende
deelen van de natuurlijke lighamen ge-
noemd worden.
Onderjlag Rad is een Rad, het welk oiti9;e-
dreven wordt door een Stroom, welke van
onderen tegen des zelfs Bladen ftoot, oq]^
wel een Stroom-molen genoemd. Zie UI
Deel, Pl. II. Fig. 2, 3 en 4.
Onder/pannen, fubtendere , een Lijn wordt
gezegd een Boog te onderfpannen, wan-
neer ze getrokken is van het ééne end van
den Boog tot het andere. Dus onderfpant
in Fig. 12. de Lijn BC den Boog BAC
als mede den Boog BLC. In een Drie-
hoek wordt die zijde gezegd dien Hoek te
onderfpannen, tegen welken ze overftaat
De zijde A B Fig. 3. onderfpant den Hnpi-
ACB, de zijde BC den Hoek BAC enz
Eigenlijk xrordt de Spm-m genoemd in
een regten Driehoek ABC lig, j ^q ^üde
AB, welke den_regten Hoek onderfpant.
Ontkennende,ÏS egditiwis.OntkennendeEozéoo'^'
heden worden in de Stelkunft genoemd zul-
ke,waar voorhet ontkennende Merkteeken,
of
.1-
ofhet Merkteeken van Mm-ftaat, cn v^el-
ke onderfteld worden minder , dan niets
te zijn.nbsp;. .
.Ontvang-glas , Recipiens , .wordt genoemd
het Glas, waar in , of waar onder men
eenig lighaam plaatft, waar ontrent men
een quot;Proef wil nemen met de Lugt pomp,
van hoedanige gedaante het Glas ook zijn
mag.nbsp;^^
Odgglas Vitrum oculare, is in een v erre-
kijker, of Mikroskopiuni met een Buis,
het Glas, dat digtft naar 't Oog is. Dus
is IIL Deel, Pl. XXV. Ftg. i J i het Ooggals
van den Verrekijker II LL , omdat het
digtft isnaar het oog RRR.
Ooren, Anfas, van Saturnus, zijn de gedeel-
tens van des zelfs Ring, welke, door een
Verrekijker-gezien, zïg aan weerskanten
van die Dwaal-fter vertoonen , wanneer
de Ring zig wat open vertoont. Zie J.
Beel, Plaat XLl.
Ooft en Weft vinden, is te zeggen, te vinden
op welke Graad van Lengte,of afftand van
een vaften Middag-cirkel of hoe ver ooft-
waards of weftwaards an een bepaalde
plaats een Schip zig op Zee bevinde. Zie
ook Lengte.
Optica, zie Gezigtkunde.
Orbis Magnus, zie Kring.
Orbita, zie Wandel-kring.
Ordinata , zie Geregelde Lijn,
Orrery eed Kunft-tuig om de beweging der
Hemelfe lighaamen te vertoonen.
Ovaalrond, Ellipfis, zie Eirond.
Overbandfs Hoeken, Anguli altcrni, zie Hoe-
ke7i.
P
ardhola, Parabool, of Parabolifc Figuur
ook Middel - Kegelfné genoemd , is een
kromme Lijn, welke gemaakt wordt,wan-
neer een Kegel worLÜ; doorgefneden met
een Vlakte, welke evenwijdig is met ééne
der zijden van de Kegel ,• of een Lijn, wel-
ke gemaakt wordt door een voortgewor-
pen lighaam. Zie een omftandige Befchrij-
ving van deze Lijn, L Deel, bladz. 31J.
j^ct behulp van Pl, XXXIL Fig, 1.
ihgfed ckA is de Parabolife Lijn. e^h
der zeiver Js. e de Top; fd,gc enhb zijn
der zeiver geregelde Lijnen. De Raaklij,
nen zijn pf, Zg, Kh, cupd, Zeen K/.?.
Parallaxis, zie VerfcUlvgt.
Paralldogrammum. zie Raam.
Pas, een Inftrument in een Koornmolen, Zie
IIL Deel, bladz. 22.
Pees, Chorda, een regte Lijn BC F!g. 12.
getrokken van het ééne end B tot het an-
dere end C van éen Boog EAC.
Penicillum, zie Straalpenfeel.
Pentagonum, zie Vijfhoek.
Penumbra, zie Bijjchaduw.
Percuffto, zie Aanbotfing.
Perihelion, digtfte Punt naar de Zon, is dat
Punt van den Wandelkring van de Aarde
of een andere Dwaal-fter, of Staait-fter,
waar in ze digter naar de Zon is.
Perimeter, zie Omtrek.
Periodus, zie Kringtijd.
Perimci, zie Omuooonders.
Peripheria, zie Omtrek.
Perk, Area, is de inhoud, 6f ruimte, be-
vat binnen den Omtrek van de Linie of
Linien, welke een Figuur bepalen.
Perken (Sterrekunftenaars') Arex Aftronomi-
C£e, zie I T)eel, bladz. 38p.
Perpendiciilaris , perpendicular it er, zie Lood-
lijn.
Pbafis, zie Scbijngeftalte.
Pbcenomenon, zie Verfchijnfel.
Pijl, Sinus verfus, zie Hoekmaat.
Pirometer, zie Hittemeter.
Pifces, zie Vi [fen.
Planetarium een Kunfttuig om de beweging
der Dwaal-fterren om de Zon te vertoo-
nen.
Planum, Figuraplma, zie Plakke Figuur.
Planum Gravitatis, zie Zvoaarte-vlakte.
Polares Circuli, zie Pool-cirkels.
Pollis, zie Pool.
Pokes Hoogte, I.atitudo , de zelfde , a'®
Breedte van een plaats op den Aardldioot,
zie Breedte.
Polygonum, zie Veelhoek,
Pool is het uiteinde van een As, zie As.
Pool-cirkels, Circüïi polares, twee kleine
Cirkels op den Aard- of Hemel-boI, wel.
ke
-ocr page 335-■ke evénwijdig zijn met den Linic-cirkel,
en midden tuffen de Polen van de Wee-
reld en de Keerkringen op den afftand
van 24 Graden en éen halve van de Po-
len, één tenNoorden A B, Fig.zi, 22 en
23, en één ten Zuiden IK.
Pond, een Engels Pond gewigt is tuften xf
-en t5 ligter, dan het Hollandfe ; en een
Frans, ten minften een PanyxPond,komt
overeen met een Hollands.
Poriën, Pori, zijn kleine tuffenwijdtens, of
ruimtens, of holligheden, tuffen de deelt-
jes van Stof, waar uit lighamen beftaan.
Primum Mobile , zie Beweeg-Hemel.
Prisma, fomtijds vertaald driekante Balk, is
een ftuk Glas, bepaald aan de enden door
twee even groote en evenwijdige Drie^
hoeken ABC en DE F Fig. 18. en drie
vlakke en wel gepolijfte zijden ABED,
AD FC en B CE F, welke famen komen
in drie evenwijdige Lijnen, BE, A D, en
CF, welke loopen van de drie Hoeken van
den éénen Driehoek tot de drie Hoeken
van den Driehoek aan het andere ende,
Problema, zie Voorftel.
Proef, Experimentum, allerlei Proefnemmg
van de uitwerking , of de uitkomft van
fchikkingen, aanyoegingen en bewegingen
van natuurlijke lighamen, om iets van de
Wetten of eigenfchappen van de zei ven te
ontdekken.
Profiel. Iets in 't Profiel vertoonen is het
zelve van ter zijde vertoonen , naar de
Regelen van de Doorzigtkunde afgebeeld.
Progreffio, zie Trein.
proportio, zie Evenredigheid.
propojitio, zie Stelling.
Punctum Mathematicum, Pbjficum , zie
Punt.
_____PimSta InterfeSlionis, zie Snijpunten.
Punt (Natuurkenners) Punftum Phyficum,
js een wezenlijk Punt, of Stip, in tegen-
ftelling van een Punt in de Wiskunde, Pun-
^um Mathematicum, het welk onderfteld
wordt nog breedte, nog lengte, nog dik-
te te hebben.
^uadratmn, zie Vierkant:
Quart houdt een halve Stoop, of anderhalf
Amjterdamje Mengelen
__aak-hoeken, zie Hoek.
Raaklijn, Tangens , van een kromme Lijn
is een regte Lijn, welke de kromme zoo
ontmoet, dat ze de zelve niet fnijde maar
alleen in één Punt rake.nbsp;'
..nbsp;van een Cirkel is een regte Lijn
regtftandig getrokken op een Straal , of
halve Middelijn aan den buiten kant van
den Cirkel, en vervangen tuffen den Straal
FC Fig, II. en de Snij-lijn FK. Dus is
CK eigenhjk de Raaklijn van den Boog
C E.
Raam , Parallelogrammum , een regtlijnige
vierzijdige Figuur , welker twee tegcno-
vergefte de zijden AB en CD alsmede AC
en BD evenwijdig en even groot zijn
Fig, 6, 7, 8 en 9.nbsp;'
- (Regthoekige) Reftangulum, het welk
vier regte Hoeken heeft , Fig. 6 en 7
dog wanneer de Vier Zijden even groot
zijn, wordt het een Vierkant genoemd
gelijk Fig. 6,nbsp;*
Radius Circuli, zie Straal van een Cirkel.
Radius VeEtor , zie Sleep-ftraal.
Radix cuhica, Teerlingvierkante 'Wortel
zie Wortel.nbsp;*
Li
- quadrata, vierkante Wortel , y,-»
Wortelnbsp;'
Rakende Zijden van een Raam , Latera con-
tiguazijn twee Zijden , welker enden
elkander raken, bij voorbeeld in Fig 7
zijn AC en AB rakende Zijden, zoo ook
A B en B D enz.nbsp;^
Ram, Aries, Hemelsteeken in dea Dieren-
riem,
Rammelfchijf is de Schijf, waar over de
Reep van een Hei-blok loopt.
Reaäioi, zie Tegenwerking.
Recipiens, zie Ontvang-glas.
Redm, Ratio; wanneer twee Hoegroothe-
den of Hoeveelheden , tegen elkander
vergeleken worden , wordt die vergelij-
king de Reden genoemd, welke tuffen de
zeiven plaats heeft.
- (anderhalfredige} Sesquialtera Ratio ,
is wanneer de ééne Hoegrootheid, of Hoe-
veelheid, de andere anderhalf maal bevat,
gelijk 9 en 6.nbsp;. . r
( door zig zelve vcrmeenigvuldigde 0}
vierkante Reden') Ratio duplicata, is een
Reden van 't \'ïcrkant van de ééne Hoe-
grootheid tot het Vierkant van de andere.
Bij voorbeeld de door zig zelve vermec-
nigvuldigde Reden van a tot è, is aa rot
bb, of van 4 tot 2 , is van 16 tot 4.
- (omgekeerde) Ratio inverfa, is, wan-
neer het volgende Lid genomen wordt
voor het voorgaande. In de Evenredig,
heid A:B:: C:D:of 2: 4::4--8, is bij
Omkeering B: A : : D : C of 4:2 : : 8 :4-
(^regte of regtfireekfe) Ratio direc-
ta, is, v/anneer 'er geene 0'mkeering
plaats heeft.
-- vierkante Wortel ■ reden, Ratio fubdu-
plicata, is een Reden van den vierkanten
Wortel van de ééne Hoegrootheid tot den
vierkanten Wortel van de andere. Bij
voorbeeld de vierkante Wortel Reden van
a tot b is Va tot yb; of van 16 tot 25,
is 4 tot 5.
ReduStio, zie Verfcbikking. _
R.eeks, vSerics, een Rij of 1 rem van Hoe-
grootheden , toenemende of afnemende,
of vergrootende of verkleinende in een
beftendige Reden, of Evenredigheid,wel-
ke in haren voortgang nader en nader
komt aan een gezogte zaak.
RefleStio , Terugkaatfing van Stralen , zie
Terugkaatfing.
Refraéio, zie Breking van Stralen.
Regthoekige Driehoek, zie Driehoek.
Regt op en neer, zie Loodlijn.
Repulfio, zie Wegdrijving.
Refiftentia, zie Weerftand.
Retrogradus, Retrogradatio, zie Teruggang.
Rcvolutio, zie Omloop.
Rbombois, Ongeregelde Ruit Izje Rui*,
Rhombus, Ruitnbsp;f
Rol, Cylindrus, een vaft lighaam ACDB
Fig. 17., gemaakt door de Omwenteling,
van eenIRaam om ééne van des zelrs Zij-
den , of door een Lijn , welke om ee«
Cirkel evenwijdig met zig zelve beweegt,
totdat ze weer gekomen zij tot de plaats,
van waar ze begon te bewegen , zowat
een Rol befta uit een groot getal van Cir-
kels. Dus is de Voetfteun van een Rol era
Cirkel CD, en omgekeerd zijnde, de Cir-
kel AB. De Lijn EF, midden door de
Cirkels loopende, wordt dc As van de Rol
genoemd.
Rolrond, Cylindricus, de gedaante vati cea
Rol hebbende.
Rondfel in een Uurwerk, of dergelijk Werk»,
tuig, is een klein Rad, welkes Tanden of
Bladen door de Tanden van een grooter Rad
gevat worden , waar door het ééne Rad
het andere omdraait. Bij voorbeeld LDeelf
Pl. XIX. Fig. I. is C een'Rondfel, welkes
Tanden of Bladen gevat worden door de
Tanden yan het Rad F G.
Ruit , Rhombus, een vierzijdige Figuur,
welker zijden even groot, en welker te-
genovergeftelde Hoeken even groot zijn»
Zie Fig.
u (Ongeregelde) Rhomboides, een vier-
zijdige Figuur , welker Zijden niet alle,
maar alleen de tegenovergeftelde Zijden ,
en ook tegenovergeftelde Hoeken even
groot zijn. Fig. 9.
S.
Samenhang, CohEefio,zie Aantrekkingvzn
Samenhang.
Samenftooting, Collifio, zie Aanbotfing.
Satellites, zie Manen.
Scbadtmloozen, Afcii,menfen,welke op den
brandenden Weereld-riem wonen, of
fen de Keerkringen, welke twee _
's jaars de Zon op den middag in 's « ■
mels Toppunt hebben, of regt bo^^n
hunne hoofden, wanneer hunne Jigquot; ,
geene fchaduw maken, waar van
naam van Schaduwloozen gekr^S^a.P^^
Scberpi
-ocr page 337-Scherpe Hoek, zie ^ek
yïö T^rifihoBh.
SXrif in'Änquot;werk hec kleine Rad,
Salen gevat worden d-r de Tan-
den van een groot Rad. Zie UI. Deel. Fl.
Scïijnï$Jtedo Maan is de
verfcheiden ftand, of geftalte, waar m de
Maan zig aan ons vertoont, als donker,
gehoornd, half verligt en geheel verligt.
Dit wordt ook waargenomen m de Dwaal-
fter Venus.
Scholium, zie Leenng.
Schroef-lijn,nbsp;Slang-lwi.
Schuring, Friftio, is de Weerftand, welke
ontftaat uit de Beweging van twee Opper-
vlaktens op elkander.
Secans, zie Snij-lijn.
Seäio, zie Doorfnijding.
SesmntumCirculi, zie CirM-deti,
— Spb(Brlt;B, zie Bol-deel.
Sekunde, een öofte gedeelte van een Mi-
nuut, ook van een Graad.
Series, zie Rteks. . M.rUeeken'f
Complementi, zie Hoek-
^Um-m, Linea Spiralis, ook Schroef-lijn
^ ^r^nemd wordt op deze wijs gemaakt.
fnÄn rlg^ LijS P C (zie^ 7. Deel Pl.
XXXII Fig. 7) welker eén end vaft is in
C zoo' eenparig rond gedraait wordt, dat
het andere end P den Omtrek van een Ci^
kei befchrijft, en te gelijk het Punt C
eenparig voorwaarts bewege naar P ui de
regte LÏjn CP, dan zal het Punt C door
die twee Bewegingen de kromme Lyn,
ä Skng lijn cBeFP befchnjven. Die
Liin kan ook befchreven worden met het
doortrekken van een regte Lijn uit C naar
P, terwijl de Tafel, waar op ze ge trok-
Jen wordt, omdraait. Zie I. Deel, bladz.
SU^l'jkaal, Radius Veftor, zie 1. Deel,
'^nltr^^^l Centrum OfcilIacionis,zic III.
SfJ, bladz. 180.
Slingering f Vibratie , zie 1. Deei, bladz.
430.
Snede, Seftio, zie Doorfnijding.
Snijding, Seftio, zie Doorfnijding.
Snij-lijn, Secans, is in een Cirkel een Lijn F K
Fig. II , welke uit het MiddelpuntF van
den Cirkel door den Omtrek, alwaar ze
denOmtrek fnijdt in E,getrokken wordt,tot-
dat ze de Raak-lijn CK ontmoet in K.
Sniipimtefi, JSfodi, Punfta Interfeftionis, zijn
de Punten van Doorfnijding , alwaar de
Wandelkring van de Zon, of van een
Dwaal-fter,de Ecliptica ofZonswegdoor-
fnijdt. Het Punt, waar in de Dwaal-fter
over den Zonsweg gaat mt een Zuidelijke
in een Noordelijke Breedte, wordt het
JSfoorder opklimmende Snij-punt genoemd:
en het Punt, waar in ze van het Noor-
den naar bet Zuiden gaat, net Z.uider of
dalende Snij-punt genoemd.
Solftitium, zie Zonne-Jlilfiand.
Soortonderfcheidende Zwaarte , Gravitas -fp;,
cifica, 'zie Zwaarte.
Span-zij, Hypothenufa, wordt genoemd de
Zijde A C Fig. 5, welke den regten Hoek
van den Driehoek onderfpant.
Specifica Gravitas, Soortonderfcheidende
Zwaarte, zie Zwaarte.
Sphcera, zie Bol.
Sphcera reSta, obliqua, parallela , zie Aarbol.
regte, fcheuine, evenwijdige.
Sphcericus, zie Bolrond.
Spbosrois, zie Bolagtig Rond.
Spiralis Linea, zie Slang lijn.
Sprant. Spranten van een Buis, of Pijp^ zijn
de afleidingen, die uit de groote Buis
voortkomen , of waar in de groote Buis
verdeeld is. Zie III. Deel Pl. IIL Fig. u
mn en mn.
Spreidende Stralen , Radii divergentes , zijn
Ligtftralen, welke van een voorwerp, bij
sa
Stm-
LI 2
Slaande Stuk van een Pomp is dat gedeelte
van de Pijp, waar in de Zuiger beweegt.
Statica, zie Weegkunde.
Statio Planetïe, zie Stilftand van een Dwaal-
fter.
Steenbok, Capricornus, een Teeken in den
Dieren riem,
Stelkunfl , Algebra, is een algemeene Re
kenkunft, of een foort van Redeneerkun-
de , in de Oplosflng, Vinding en Betoging
van Stellingen , betreffende de Evenge-
lijkheid of Ongelijkheid van Getalen, of
eenige andere 'Hoegrootheden in zuivere
en gemengde Wiskunft, en dat wel door
middel van kunftigeSchikkingen, Samen-
knoopingen en Vereenigingen van Geta-
len ; of de Letteren van 't ABC (ver-
beeldende Getalen of Hoegrootheden)
met Merkteekenen , beteekenende Som
men, Verfchillen, Uitkomften, Hoeveel-
tens, Vierkanten , Teerlingvierkanten
enz. afgeleid uit vafte Regelen , welke
naar de overeenkomft , die ze hebben
met Additie of Vergaring , Subtraftie of
Aftrekking, Multip ieatie of Vermeenig
vuldiging, en Divifle of Verdeeling, ge-
noemd worden Stelkunftige Additie enz.
Stelling, Propoficio , een algemeene bena-
ming van het geen wordt opgegeven van
een zaak. In de Wiskunft wordt een Stel-
lina: onderfcheiden in een Ëefchoiming en
^ Voirftel.
Sterrenkmftenaars Perken, Ares, Aftronomi-
cae, zie 1. Deel, bladz. 389,.
Sleuit-boek, Angulus Refleftionis , is een
Hoek , welke gemaakt wordt door een
Lijn, waar in een lighaam , een Bal of
Ligtftraal, van een Oppervlakte , waar
tegen het aan gebonsd had, terug fteuit,
en een Loodlijn op die zelfde Oppervlak-
te getrokken in het Punt, waar in de Aan-
botfing gefchiedt. jPi^g-. i.isADF de Steuit-
hoek, terwijl EDA de Stoothoek is.
Stijgbeugel een Inftrument aan 't Vuurtuig.
Zie UI Beel. bladz. 94.
Stilftand van een Dwaal-fter, Statio, is,
wanneer ze in den Dierenriem eenigen
tijd fchijnt te blijven in de zelfde Graad
jeondcr voort te gaan naar haar digfte Punt
aan de Aarde, of naar hec verfte Punt af
te wijken.
Stilftand van de Zon , zie Zotineftilftand.
Stompe Hoek, Angulus obtufus, zie Hoek.
Stornpboekige Driehoek, zie Driehoek.
Stoot-boek, kngnXus Incidentiffi, is een Hoek,
welke gemaakt wordt door een Lijn,waar
in een lighaam, een Bal of Ligtftraal te-
gen een Oppervlakte ftoot, cn een Lood-
, lijn, op die zelfde Oppervlakte getrokken
in het Punt, waar in de Stoot gefchiedt,
Fig. I. is EDA de Stoot-hoek.
Straal van een Cirkel, Radius Circuli, is een
Lijn uit het Middelpunt getrokken tot den
, Omtrek, of de halve Middellijn. Zie Fig,
' II. FA, FC, FB, FDêkz.
Straal-breking, Refraftio, zie Breking.
Straal-buiging, Infledhio, zie Buiging.
Straal-penjèel, Penicillum, is in de Gezigt-
kunde een dubbele Kegel van Ligtftralen
de Top van ééne van dewelke is in het
Voorwerp HL Deel. PL XXVI. Fig.
en de Voetfteun in het Glas L L, terwijl
de Voetfteun van de andere Kegel is het
zelfde Glas LL en de Top in het Punt
van Toefchieting midden tullen r en r.
Streek, Direótio, f
Streek-lijn , Linea Di- izie J. Deel, hh^z. (So^
redlionis.nbsp;J
Stroom-rad, zie Onderjlag Rad.
Subtendere, zie Onder/pannen.
Syftema folare, zie Zonne Weereld»
Syzygia, zie Koppel-punten.
T.
aanrond, Ecliptica, zie Zonsweg.
Tabulae trigonometriae, zie Driehoeks Tafels,.
Tafels (Driehoeks) zie Driehoeks Tafels.
Tangens, zie Raaklijn.
Teekens van den Dierenriem, Signa Zodiaci,
zie Dierenriem.
--vmde Stelkunft, zie Merkteekens.
Teerling , Cubus, een regelmatig vaft lig-
haam bepaald door zes vierkante en evefl
groote Oppervlaktens. Zie Fig. 15.
Teerlingvierkant, Cubicus, het welk de ge-
daante heeft van een Teerling.nbsp;,
in Getalen is een Getal,
twee
twee malen door zig zelve vermeenigvul-
digd. Dus is 6 i:et Teerlingvierkant
van 2.
Tegen-boek, Angulus oppofitus, zie Hoek.
Tegenvoeters, Antipodes , zijn inwoonders
van de Aarde, \lt;^elke op twee tegenover-
gefielde enden van een Middellijn van de
Aarde wonen ; of die met de voeten te-
gen elkander over komen; dat is, indien
van de Voeten van de éénen een Lijn ge-
trokken werd door het Middelpunt van
de Aarde, zoo zou de zelve tegen de Voe-
ten van de anderen komen. Bij voorbeeld
Fig- 22. wonen menfen in C ; der zeiver
Tegenvoeters wonen in H; of de Tegen-
voeters van A wonen in K. Wanneer het
bij de éénen Zomer is, is het bij de ande-
ren Winter, bij de éénen Dag, en bij de
anderen Nagt.
Tegenwerking , Readio, is de werking van
een lighaam tegen het lighaam, het welk
op het zelve werkt. Zie I. Deel, bladz.
Tegenwoonders , Antoeci , zijn bewoonders
van de Aarde, v/elke wonen in den zelf-
den Halven-cirkel van den zelfden Mid-
dag cirkel, maar aan verfchillende zijden
van den Linie-cirkel, de éénen ten Noor-
den en de anderen ten Zuiden, dog even
ver van den Linie-cirkel.
Termini Progreffionis, zie Leden.
Teruggaande Staart-fter, Cometa retrogradus,
zie Teruggang.
Teruggang, Retrogradatio, van een Dwaal-
»iler , of Staart-fter, is wanneer de zelve
in den Dieren-riem te rug beweegt, of
tegen het beloop der Hemels Teekenen
in dien Riem, bij voorbeeld van de twee-
de Graad van Aries naar de eerfte. Deze
Teruggang is maar fchijnbaar, en vertoont
zig zoodanig , omdat de Waarnemer op
de Aarde is, daar in tegendeel de Dwaal-
eer, of Staart-fter zig aan een Waarne-
mer, in-de Zon geplaatft, zig altijd voor-
waarts gaande zou vertoonen.
Terugkaatfing van Stralen, Refleótio, is een
Terugfteuiting van Ligtftralen van een
vaft lighaam, bij voorbeeld Glas, Zie IL
Deel, Pl, H- Fig. 9. De Ligtfti-aal La,
ftootende op het Glas AB, in a, wondt
yan dat Punt teruggekaatft naar l, en dus
IS de teruggekaatfteLiexftraal geworden aL
loejcbietende Stralen, konvergentes Radii,
zijn die Stralen, welke van verfcheiden Pun-
ten van een Voorwerp naar elkander in een
Punt toefchieten, of door een Brandglas,,
of Vergrootglas tot een Punt vergaard
worden. Dus zijn deftralen bc cn ac, IIL
Deel, Pl. XXV. Fig. 5. van het voorwerp
b a komende in c toejcbietende, als mede
Fig. i. op die zelfde Plaat^E, iE door
het Glas II vergaard in E.
Ton gev/igts is bij de Engelfen cidco, dat is,
van ons Gewigt 3240^ Pond.
—nbsp;Waters, zie Vat,
Tooverbeeld, Speftrum, is het beeld van de
Zon , door een Prisma vertoond op een
Vlakte, agter het Prisma gehouden.
Top, Vertex, van een Kegel, zie Kegel.
—nbsp;van een Cirkel-trek, zie Cirkel-trek.
—nbsp;van een Parabool, zie Parabool.
Top-Hoeken, Anguli Verticales, zie Hoek.
Toppimt Qs Hemels') zie Hemels Toppunt.
TrajeStoria, zie Wandelkring.
Transpofitio, zie Omzetting.
Trein , Progreffio, is een doorgaande Reke-
ning van Hoegrootheden ; is tweederlei
namenlijk van de Meetkunftenaars of Re-
ken-kunftenaars.
—nbsp;QMeetkunftenaars) Progreffio Geometri-
ca , is wanneer de Getalen , of andere
Hoegrootheden, voortgaan met de zelfde
Evenredigheid , of Redens , dat is, naar-
een gemeene Reden, of een Reden, die
voor alle de Getalen of Hoegrootheden
de zelfde is, hetzij toenemende , of af.
nemende, gelijk 1,2,4,8, 16, 22 enz.
of 32 , 16 , 8 , 4, 2, 1 ; of I ^ 4 ,
256 ÊKZ. of 255, 16, 4, I.
—nbsp;CRekenkunJtenaars) Progreffio Arithme-
tica , is wanneer de Getalen, of andere
Hoegrootheden , voortgaan met even groo
te Verfchillen, hetzij toenemende of af
nemende; gelijk 2, 4, 6, 8, iq.
10, 8, 6, 4, 2: of 4, 8, 12,. 16 enz of
\6, 12, 8, 4-
Trekboek, Angulus Traftionis, is de Hoek,
dien de Streeklijn van 't Vermogen maakc
LI 3nbsp;met
1 1
1
verdeeld wordt. Bij voorbeeld de Ust-
wijzer van de Reden van 3 tot 2 is
van 1 tot q is |.nbsp;.
Umbilicus Ellipfeos, Navelpunt, zie Ei-
rond.
U
. iterfie (G^ootjie) Maximum, iS het Ui-
terfte of het meefte, waar toe een Ver-
Werktuig enz, gebragt kan wor-
mogen ,
UitgaM, Emerfio, van een Dwaal-ftet wordt
genoemd, wanneer de zelve uit de Scha-
duw komt, welke door een Taning, of
Eklips veroorzaakt was.nbsp;, . ,
Uittrekking, Extraaio, van Wortelen is de
vinding van den Wortel van een Oetal,
of de Waarde van een onbekende Hoe-
grootheid van een Vereffening.
Vitwijzer, Exponens, is een Getal, het
welk geplaatft boven een letter , welke
cen Getal verbeeldt, aanwijft, hoemee-
nigmaal het door zig zelve vermeenig-
vuldigd moet aangemerkt worden op eéne
Vermeenigvuldigifigna; bij voorbeeld a'
beteekent, dat a door zig zelve vermee-
nigvuldigd wordt aangemerkt; a» dat a
twee malen door zig zelve vermeenigvul-
digd wordt aangemerkt. Indien a zoo
veel is, als 4j zoo is a^ 16 , en a'quot; is 04,
---van een Reden , Exponens Ratio-
nis, of van de Evenredigheid van twee
Getalen of Hoegrootheden, is het Hoe-
veelfte, het welk men krijgt, wanneer
liet voorgaande Lid door het volgende
V.
acmm, zie Ledige Ruimte , en Lugtli-
'dige.nbsp;-
Vat Waters , of Ton , houdt 4 Oxhoof-
den, of3 , 3Ö Teerlingvierkante Voeten
Waters,
Veelhoek, Polygonum, is een Figuur van
vele Zijden en Hoeken, maar die naam
wordt niet gegeven , dan aan Figuren ,
welke meer , dan vier of vijf , Zijden
hebben.
Feerkragt, Elafticitas, zie IL Deel, bladz.
2 en 3.
Vereffening, iEquatio, beteekent in de Stel-
kunft een Vergelijking van verfcheiden
Redens met elkander.
Verheveling, Meteoron, alle Verfchijnfel in
de Lugt of hooger, dog wel meeft van
ligtende Verfchijnfelen.
Vermogen, Potentia, wat dit Woord in de
Beweegkunde beteekene , Zie I- Deel,
bladz. 59. Dit woord wordt oneigenlijk
gebruikt , om eenvoudige Werktuigen te be-
teekenen. Zie het zelfde Deel, bladz. 92.
in de Aanteekening.
Verfte Punt van de Zon, zie Aphelion.
Verfchijnfel, Phaenomenon, alle vertooning
van natuurlijke lighamen, die zig aan de
befchouwing van een Natnurkundigen op-
doet.
Verfcbikking, Reduftio beteekent in de
Stelkunft een Vereffening te zuiveren van
alle overtoHige Hoegrootheden , en dC
bekende Hoegrootheden van de onbekefl'
de te fcheiden, om een Vereffening
delijk tot de minfte en eenvoudige L^a
te brengen, en zoo te fchikken,
bekende Hoegrootheden aan den 11
en dc onbekende aan den anderen Kant
'fthiS'crfietecBr.wJi
met de Vlakte , waar op iets getrokken
wordt.nbsp;... ,
Triangulum, TAcPneboetnbsp;_nbsp;,nbsp;_
Trigmometricae Tabulae, zie Driehoeks Ja-
Tropki, keerkringen.
Twaalfhoek, Dodecagonum, cen regelma-
ti£re Figuur, beftaande uit twaalf even
groote Zijden , en twaalf even groote
Hoeken.nbsp;,
Tweelingen , Gemini, Teeken m den Die-
renriem,nbsp;. , ,
Twee-fchaduwigen, Amphilcn , zijn de be-
woonders van den brandenden Weereld-
riem, dus genoemd , omdat de Schaduw
Van de Zon op den Middag op den éénen
tijd van 't jaar naar het Noorden, en op
den anderen naar het Zuiden valt.
u.
daar voor genomen kan worden) het ver-
fchil tuffen de ware plaats K van de Ster
H «ezien uit twee bijzondere plaatfen,
hii' voorbeeld uit het Middelpunt van de
Aarde G, cn de fchijnbare plaats 1 van de
H, gezien van de Oppervlakte van
de A^de M. Zie ook het 1. Deel, bladz.
ooo in de Aanteekening.
Vertex Coni, Top van een Kegel,zie Kegel.
- Cycloidis, Top van een Cirkel-trek,
zie Cirkel-trek.
^ ParabolaCjTop van een Parabool,zie
Parabool.
Vervangen , interceptus , bevat, begrepen
of iDepaald;bij voorbeeld in Fig. ii. wordt
de Boog AG gezegd vervangen te zijn
tuffen de uitenden A en G van de Stralen
FA en FG, De Lijn IF wordt gezegd
vervangen te zijn tuffen den Straal F C en
de omgekeerde Hoekmaat E I.
Ferwijdering van een Dwaal-lter , Elonga-
do, is de afltand van de aardensmiddel-
puntige plaats van die Dwaal-fter van de
ware plaats van de Zon.
Vibratio, Slingering, zie Slingering. _
Vierhoek ( Omeregelde) Irapezium , is een
Sur amp;nbsp;ongelijke regte
Lifnen. Zie Fig. lo..
Vkrkant, Quadratum , is een t iguur, we -
Ver vilr Zijden even groot zijn, en wel-
ke vier regte Hoeken heeft. Fig 6.
J^ - van een Getal is het Getal door
zig zelve vermeenigvuldigd. Dus is i6
he\ Vierkant van 4.
Vierkante Wortel, Radix quadrata, zie Wor-
tel.
Vierkante-wortel Reden, Ratio fubduplicata,
zie Reden.
Viifboek, Pentagonum, een Figuur, welke
vijf Zijden, en vijf Hoeken heeft. Wan-
neer ze alle de Zijden even groot heeft,
en ook alle de Hoeken even groot, wordt
ze een regelmatige Vijf hoek genoemd.
Virgo, zie Maagd.
Vis centralis, zie Middelptmts Kragt.
1. Centrifuge , zie Middelpunt - fchimende
. ^rSripeta,z\Q Middelpunt-trekkende Kragt.
Z Imprejja, zie Ingedrukte Kragt.
Vis innata, infita, zie Ingelijfde Kragt.
Viffen , Pifces, Hemelsteeken in den Die-
renriem.
Vitrum objeEtivum, zie Voorwerp Gl as.
- oculare , zie Oog-glas.
Vlakke Figuur, Figura plana, is zoodanig
eene, waar in men van allerlei punten in
de zelv e tot eenig ander punt in de zelve
een regte Lijn kan trekken.
Voerbeen van een Hevel is dat Been, waar
door ihet Water, of eenige andere Vogr,
opklimt.
Voerftraal, Radius V^eftor , ook Sleepjlraaf-
genoemd; zie I. Deel, bladz.
Voet. Het verfchil tuften Engelfe of Lon-
denfe , Franfe of Parijje , Rijnlandfe en
Amfterdamje Voeten en Duimen. Indien een
Londenfe Voet verdeeld wordt in 1000
even groote deelen, zoo houdt een Pa-
rijfe van die deelen i0ö8, een Rijnland/s
1033 , een Amflerdamfe 942.
Voet, Voetfteun, Bafis, van een vlakke Fi-
guur is de Lijn , welke evenwijdig mec
iet Waterpas is. In vlakke Figuren wordt
het woord Voetfteun wel meeft gebruikt
van Driehoeken. Dus is Fig. 3, 4 en yj
de Lijn BC de Voetfteun van de Drier
hoeken ABC.
van een vaft lighaam is de onder
fte vlakke Zijde , of die, waar op het lit/,
haam ftaat. Van de Kegel Fig. 16. is rilT
Voetfteun de Cirkel BE CD. Van de
Rol Fig. 17. is de Voetfteun de Cirkel
CFD; van den Teerling Fig. ij. de oh-
derfte Zijde EFG. In zulke lighamen
welke twee tegenovergeftelde vlakke en
evenwijdigeZijden hebben,wordt de boven-
fte Oppervlakte ook wel de Voet/leun ge-
noemd, naardat men de zelve dus of ^ö
geplaatft aanmerkt,
Voltooifel, Cornplementum, wordt meeft ge-
bruikt van Hoeken of Bogen , en \an
Ramen.
--— van een Hoek, of Boog van een
Cirkel, is het geen aan een Hoek of Boos
ontbreekt, om 90 Graden of een relt;^ten
Hoek uit te maken. Dus is Fig- \ tquot; de
Hoek GFD het Voltooifel van üênHoek
AFG. De Boos; GD is het Voltooifel
van den Boog A G.
Voltooifel van Ramen. In den Raam ACDB
Fis 7 worden Voltooifels genoemd de
kleihequot;Ramen AEIG en IHDE, welke
gemaakt worden door twee regte Lijnen
E F en G H , getrokken door een Punt 1
in de Hoeklijk CB, en wel zoo, dat die
twee Lijnen evenwijdig zijn met de te-
genovergeftelde Zijden van den Raam.
Voorgangers, Antecedentes Termini, zijn in
een Vereffening de eerfte Leden, of die
welke tegen dc andere vergeleken wor-
den. ln^a:b::c:d; of 2:4::8: 16. zijn
a en c, of 2 en 8, de Voorgangers.
Voorbeiaijs , Lemma , een SteUing, welke
dient, om den weg te banen toteenge,
makkelijker begrip van de Betogng van
een Befchouwing , of de Oploffing van
een Voorftel.
Voorftel, Problema, is een Stelling, welke
betrekking heeft tot de Praktijk, of wel-
ke iets voorftelt, om te doen, in tegen-
ftelling van een Befchouwing, welke iets
ter neer ftelt, het welk betoogd moet
worden,
Voorwerp Glas , Vitrum objeftivum , is in
een Mikroskopium met een Buis , of in
ecn Verrekijker, het voorfte Glas, ofhet
Glas, het welk digtft naar 't Voor-
werp is.
Vortex, zie Draaikolk.
Vrijving, Friélio, zie Schuring.
w.
, j andel-kring, Orbita of Trajedloria, van
een Dwaal-fter is de kromme Lijn, of het
Ovaal-rond , het welk de zelve in haren
Loop befchrijft.
Waterleiding, Hydraulica , of Kunft van
Waterleiding, is de Wetenfchap van de
Beweging van Vloeiftoffen, inzonderheid
■van Water, waar onder begrepen is de
Toeftel van Fontein - werk , en andere
Kunfttuigen om Water op te brengen,
of welke door Water bewogen worden.
}faterpas, Horizontalis, wordt een Lijn of
Oppervlakte genoemd , wanneer een
Loodlijn met de zelve twee regte Hoe-
ken maakt, omdat het Water dien üand
houdt.nbsp;■ TT n t
Waterweging , Hydroftadca , zie 11. ueei,
bladz. 112.
Weegkunde, Statica, is een gedeelte vande
Beweegkunde , kerende de Eigenlchap-
pen van Zwaarte of Ligtheid , of Even-
wigten van lighamen.
Weereldriem, Zona , is een ruimte of plek
op den Aardkloot , bevat tuffen twee
evenwijdige Cirkels. Dj geheele Opper-
vlakte van de Aarde wordt verdeeld m
vijf Weereldriemen. De middelfte , be-
vat tuffen de twee Keerkringen CD en
GH Fig. 21, 22 en 23 , wordt de hran-
dejide^tgenoemd, omdat de Zon, daar regt-
ftandiger op de Aarde fchijnende, de Lugt
heeter maakt, dan in de gematigde Wee-
reldriemen. Daar zijn twee Gematigde
Weereldriemen , één noordelijke en eén
zuidelijke. De noordelijke wordt bevat
tuffen den Keerkring van den Kreeft C D
en den noorder Pool-cirkel AB. De
zuidelijke wordt bevat tuffen den Keer-
kring van den Kreeft G H en den zuider
Pool-cirkel IK. Ze worden de Gematig.
de genoemd, omdat het 'er , uit hoofae
van fcheuiner fchijning van de Zon, zoo
heet niet is, als op de brandende, en zoo
koud niet, als op de koude Weereldrie-
men, alwaar de Zon nog fcheuiner fchij-
nende , en een gedeelte van het jaar in
't geheel niet fchijnende , het veel kou-
der is, waarom ze de koude Weereldrie-
men genoemd worden. Ze zijn ook twee
in getal de noordelijke, buiten den Pool-
cirkel AB leggende tot aan de Noord-
Pool N , en de zuidelijke buiten den
Pool-cirkel IK tot aan de Zuid-Pool Z.
Weerftand, Refiftentia , is de tegenftand ot
verhindering, welke een lighaam in z'J'
ne Beweging ontmoet.
Wegdrijving , Repulfio , is een Kragt va
tegengeitelde werking , als de Kragt vd
Aantrekking, of waar door het ééne s
Tinofvi Tifif onr^ovc ir^in -zity nfflnift. ^ '
haam het andere van zig afdrijft. ^^ •
DffiZ. bladz. 34.nbsp;«f nmr
Wegen, gravitare, isnaar beneden, ox naar
-ocr page 343-het Middelpunt van de Aarde drukken, of
eenerft worden door de Zwaarte - kragt.
llUelmbeid.XKragt'imi) Vis Incrtiae; zie
L Deel, bladz. 294. A.
IVezenlijke Kimme, Horizon rationalis , zie
Winkeibciek (in den) Pcrpcndiculariter, zie
Loodlijn.nbsp;, „ „
ff/oriel (Vierkante) Radix quadrata. Wanneer
een Getal door zig zelve wordt vermee-
nigvuldigd, wordt de Uitkomll, of 't Pro-
dukt, hk Vierkant van dat eerfte Getal
genoemd, en het Getal zelf is de vier-
kante Wortel van dat Produkt. Neem het
Getal 4 ; dit vermeenigvuldigd door zig
zelve geeft 16. Dan is 16 het Vierkant
van 4 j en 4 is de vierkante Wortel
van 16.
' (Teerlingvierkante) Radix cubica.
Een Getal twee malen door zig zelve ver-
meenigvuldigd maakt een_ teerling-vier-
kant; en he? eerfte Getal is de Teerling.
vierkante Wortel van dat teerhng-vier-
kant. Het getal 4 door zig zelve ver-
meeni^vuldild geeft 16; en 16 nog eens
doo?4quot;gSt^4- D^quot; het Teerl.ng-
viS-k«nt, en 4 is de teerhng - vierkante
^ÄSÄS. Êxtraaio Radicis, zie Uit-
trekking.nbsp;,
quot;^[quot;ard is cen i^'^^iat van 36 Duimen lengte.
Z.
Xjenitb, zie Hemels Toppunt,
^thare Kimtne, Horizon ienfibilis, zie
Kimme.
Zodiacusy zie Dierenriem, j
Zona, zie Weereld-riem.
Zonne Kimme, Horizon folaris, zie I. Deel,
bladz. 471.
Zonne-Weereld, Syftema folare, is het Sa-
menftel vari de quot;Zon met alle de Dwaal-
fterren, welke om de zelve drajen.
Zons - middelpuntig , Heliocentricus. Een
Zons-middelpuntige plaats van een Dwaal,
fter is dat Punt van de Ecliptica, of Zons-
weg, waar toe de Dwaal-fter, uit de Zon
gezien, gebragt wordt.
Zonne-JiilJtand, holftitium, is de tijd, wan-
neer de Zon aan éénen van de Keerkrin-
gen komende verft van l.den Linie-cirkel
af is, en eer ze weer naar den zei ven te
rug keert, nawehjks éenige andere Lijnen
maakt, dan volkomen Cirkels , en dus
eenigen tijd niet zuidelijker of noordelij-
ker fchijnt voort te gaan.
Zons-moeg, Ecliptica, ook wel Taanroni ge-
noemd, is een groote Cirkel in den He-
mel CH, Fig. 21, 22 en 23. onderfteld
getrokken te zijn midden door den Dje,
ren-riem, en een Hoek makende met den
Linie cirkel EF (in de Punten van Arigs
en Libra) van 23 Graden en 30 Minuten
welke de grootfte Afwijking van de Zon
is. In de niewe Sterrekunde is de Eclip.
tica die weg, welken de Aarde aan een ooiT
in de Zon geplaatft, fchijnt te loopen.
Zwaarte (Soort-onderfcbeidende) Gravitas fpe.
cifica, zie LL Deel, bladz. 118. ^ '
Zwaarte-as, Axis Gravitatis, zie /. L)eeJ
bladz. 66.nbsp;'
Zwaarte-kragt, Gravitas, zie L. DeeZ, bladz.
14.
Zwaarte-punt, Centrum Gravitatis, zie ƒ
Deel, bladz. öi.
Zwaarte-vlakte, Planum Gravitatis, zie ƒ
Deel, bladz. lt;58. in de Aanteekenin«-!
! quot;t
iil
Mm
VA N
ZAKEN
NB. I, II, of III. beteekent het eerfte , tweede of derde Deel ; het. Cijfergetal
de Bladzijde; A de Aanteekening op die Bladzijde; « of Zgt; de eerfte of tweede
Kolom van die Aanteekening.
'f
ïi';
ri-
ff;
Aanhotßng, regte cn fcheuiiie , dikwijls
verkeerdelijk de ééne voor de andere ge-
nomen.nbsp;I' Bladz. 196 A. b.
—- Nuttigheid van de Verhandeling
over de Aanbotfing van lighamen in het
maken van Werktuigen.nbsp;H- i-
van lighamen, ilte algemeene Re-
II. 21.
- wat het te zeggen z!j,dat een lighaam
regtftreeks tegen een ander flaat, of ftoot.
over de Aanbotfing van lighamen ,
die geene Veerkragt hebben; ede Regel.
te bepalen, welke de Beweging
van lighamen, die geene Veerkragt leb-
ben , zijn zal , nadat ze regtftreeks tegen
elkander geftooten hebben.
nbsp;—....... 7de en 8fte Regel.
--9de en 10de Regel.
—nbsp;Ilde Regel.
Proeven met zagte
.30
33-
35-
41.
.. ...........Kleiballen tot
opheldering van de Aanbotfing van ligha-
men, die geene Veerkragt hebben. 37. en
——- van veerkragtige lighamen. 41-
—- op wat wijs te bepalen de Regelen
van Aanbotfing in volmaakt veerkragtige
lighamen.nbsp;42.
lt;1
I'
I ■
gel.
iv
ii,
Aanbotfing; Der zeiver Regels met Proeven be-
veftigd.nbsp;45. en volg.
---fcheuine Aanbotfing van veerkrag-
telooze lighamen. 50.
——------ van veerkragtige
lighamen.nbsp;57.
Beweegkragt van aangeborfte lig-.
hamen, zie Beweegkragt.
Aanbotfing punt, Cmtnim Perciijionis. I. 438.
Aanlokkende Kragt, zie Brandfteen-kragt.
Aantrekking, AttraStio.nbsp;__ I. ij.
- O.. Attraäio,
is onderling cn evenredig aan de
meenigte van Stof.nbsp;15.
dit wordt opgehelderd door een Proef
met het ligt van een kaars.nbsp;22.
- onderling tufll'n de Aarde en hare
deelen.nbsp;414. A.
is geen verborgen eigenfchap. 42«
Aantrekking van Samenhang, Attraaio Cohce-
fionis,nbsp;I. 23.
--- is fterkft in de Aanraking.nbsp;23-
- bewezen door een Proef met een
druppel van Olij van Oranje.
........ door een Proef met glazen pijpjes»
brood en broodfuiker.nbsp;28-
- met een vogt, rijzende tuflïen twee
glazen platen, cn een hyperbohfe Figquot;quot;quot;^
28.
29.
33^
hare Kragt.
Aan-
makende.
—— met Kwikzilver.
- met foldcren.
—-- de Evenredigheid
van
-ocr page 345-/^r,nfrpTiUnlt;f zeer merkwaardig in looden
^B^nbsp;43-
.nbsp;voegz. en i88.
_ in Waterdeeltjes.nbsp;II. 443.
___ hoe ver de zelve zig uitftrekke.
.444-
_nbsp;en Wegdrijving , Repulfio , in de
zelfde lighamen. 'nbsp;I. 35-
_____ de zelfde deeltjes , die elkander
fterk wegdrijven , trekken andere deeltjes
zeer fterk aan,nbsp;H- 4- A.
_nbsp;alleen de oorzaak niet van Veer-
kragt , maar mogelijk te famen met Weg-
drijvings Kragt.nbsp;6. A.a enö.
_nbsp;van den Brandfteen.nbsp;I. 36.
- Zeilfteen, en de Evenre-
„ipaMMH^^vnbsp;_----------j ---
digheid van hare Kragt.
Jantre'Kki7ig, zoo van Zvmrte,_
34^
ïanireKKin^} iuu vau ijvvaciinj, als vau Sa-
menhang , en Wegdrijving zijn twee al-
gemeene Werkers in de Natuur. Ver-
fcheiden Vragen hier ontrent. IL 504 en
°nbsp;volg.
Aarde, Voorftel om de Aarde te bewegen.
__ Uitweiding over de gevoelens van
de Filofofen wegens de B^eging of On-
1 O diikhcid van de Aarde. 299- A.
^quot;'quot;quot;'hTre Beweging eerft door Sir Ifak
quot;^^ton bewezen uit de Wetten ^van
nfderhand door den Heer Bmd-
'quot;^rTuit fterrekundige Waarnemingen.
^nbsp;302. A.
____ beweegt 56000 Engelfe Mijlen in een
quot; uur, en egter nog 10210 maal langzamer,
dan het Ligt. .nbsp;303- A. h.
___ Tegenwerping tegen hare Beweging,
dat een Kogel opgefchoten niet weêr op
de zelfde plaats zou neêrvallen, opgeloft.
309.
__hare gedaante. Ze is hooger op den
T inie-cirkèl, dan op de Polen, gehji van
den Ridder Ifak Newton bewezen is uit
Waarnemingen ontrent Slingers. , 453-
____ dit wordt door een Proef opgehel-
^^^^'quot;Siet gevoelen, dat ze op hare Polen
quot;Twó^er is, dan op den Linie-cirkel, weêr-
kgd°nbsp;454. A.
Aarde en Maan; haar gemeen Zwaartc-
^punt.nbsp;I. 78.
Aarde, Zon en Maan ; hare Verfchijnfelen
op 't Planetarium vertoond,nbsp;1. 470.
Aas (ftinkend), AlTa foetida; des zelfs Uit-
vloeifels zeer fijn.nbsp;I, 10. A. b.
Abelye (Charles des zelfs wederlegging
van het Vertoog van Fr. Wüb. Stiibner.
^ .. , IL 91. e» volg.
Allen (Ralpb) zijne verbeterde Kraan.I. 177.
— zijne Wagens van een bijzondere foort',
en haar Wagen-weg befchreven. 37« a b.
Amborftigbeid. Reuk van Zwavel en Buskruit
aangenaam voor Dr. Desaguliers; maar in
-zijne Amborftigheid onaangenaam. H. jiq,
Amontons, aangehaald wegens de Vrijvino-
- zijne Barometer.nbsp;II. 329,
Arbeiders. Vijf Engelfen zoo fterk , als zéven
Hollanders of Franfen, dog maar half zoo
fterk, als de Turken.nbsp;I. 260. a
Arcbimedes ; Zijn voorftel
om de Aarde te
bewegen.nbsp;I. 52. A.
———— zijn Voorftel en vinding om te ontl
dekken, hoeveel Zilver onder het Goud
van de Kroon van Koning Hiëro gemengd
waar.nbsp;IL 231
------ I— .. uitgerekend. 232. a'
Areometer.nbsp;if. 220
Ariftoteles , aangehaald wegens de foorten
van Hef boomen.nbsp;i.
Arm; Werking en kragt van des zelfs Spiel
ren.nbsp;L 124.131. a. b
—en Schouder. Kr
agt van hare Spic-
ren.nbsp;264. a
As, Axis; Drukking van twee lighamen on
den As van een Katrol en Wind-as, f
As van Zwaarte.
Aßn van Rijtuigen moeten noodzakelijk
gefineerd worden, vooral in regcnafftiquot;-
I.
eer.
- moeten in alle opzigten rcgtquot;'en°m
df/Vmkd-haak wezen met het^emoea
of den Dmelboom.nbsp;^ i f.
- dit wordt verbeterd, en getoond,'
dat ze met regt moeten zijn. Hl 175.
- moeten watfpelens hebben, 170-177.
Affen kan men minder doen vrijven met ze
quot;dunner te maken,en in koperen Bollen te
doealoopen. ^ ,nbsp;2io. A.
____ van ander Raderwerk , die men op
Rollen kan laten loopen , kan men nog
minder doen vrijven. 212 en 230. A.
At'-weWs verklaring van Bronnen, die ebben
en vloejen.nbsp;II. 182, A. en volg.
Jal Cijvoren) des zelfs Veerkragt be-
fchoud.nbsp;•nbsp;IL u.
de kragt van den Ilag tegen zulken
B.
Bal reikt totin het Middelpunt, ir. envi
veerkragtige Ballen op een rij aan
draden opgehangen zijnde, en éénen Bal
tegen den^agreriten van de rij aanbotsen-
de , zal de eerfte alleen voortgaan enz. 53.
Balans. Hare deelen.nbsp;I. 105.
•- haar gebruik.nbsp;93-
-- 't is evenveel, of de gewigten digt
aan de Hang-punten hangen , of 'er ver
van af, tc weten in 't Lood te rekenen.
met Schalen.nbsp;107.
-- het Beweegpunt van den Balk moet
een weinig boven het Zwaarte-punt zijn.
106. A.
« -- dog niet boven de Hangpunten
der Schalen.nbsp;108. A. a.
-- wordt bedriegelijk , fchoon de Ar-
men even lang zijn, wanneer men het
Beweeg-punt van den Balk ftelt boven de
Hang-punten der Schalen.nbsp;108. A
'hoe nader het Zwaarte-punt aan t
Beweeg punt kome, hoe de Balans juifter
zal wezen. Manier om dit te doen. 109-
A. a.
——^ werkende Afftand harer gewigten.
108.
moet weinig Vrijving liebben. 100.
A, a.
—— hare gemeene gebreken. loi. A. a.
---hoe een zeer juifte te maken, 101.
A. b.
—-lïiet ongelijke Armen , dat is, de
Ünfter,nbsp;108.
1«, ■
(X
ïl'
Balans; Gewigten, de fom van v/elker gantfe
Kragten aan de ééne zijde van hci:_ Be-
weeg-punt van een Balans evengelijk is
aan de fom dier Kragten van de Gewigten
aan de andere zijde , maken een Even-
wigt.nbsp;1.129.
-- verfcheiden Voorftellen ontrent de
Balans.nbsp;110-113.
• uitwerking van Vermogens, fcheuin
aan een Balans gevoegd.nbsp;112. A.
——— —- fcheuin trekkende. 113-116. A.
--- li -- ftootende. ■ 117. A.
—— met een vaft Gewigt aan 't ééne end,
en een vrijelijk hangend Gewigt of Ver-
mogen , dat in 't Lood drukt aan 't ande-
re end.nbsp;1 lö. A. a,
- voorbeeld, waar in dc gantfe Kragt
niet wordt opgemaakt uit de Mafta ver-
meenigvuldigd door den werkenden Af-
ftand, maar de regtftandige Snelheid. 118-
119. A.
uitwerking van fcheuine Kragten ver-
klaard door de Samenvoeging cn Scheiding
van Beweging.nbsp;119. A.a.
—— gebragt tot een Hefboom. 124.
■ Waterwegers Balans, zie Waterwe-
gers Balans.
Banden van Wagen-wielen; zie Wielen,
BarkerMiddelflag Rad van Dr. Barker. III.
65-66.
Barometer, waarom Water of Kwik houde.
dat de Kwik in de Barometer ^oor
de Perfing van de Lugt opgehouden wordt,
en net naar Evenredigheid van die Per-
fing, door een Proef bewezen. 307.
■■nbsp;door middel van de zelve de dikte
van de Lugt te meten op verfchillende
hoogtens van den Dampkring.nbsp;311-
gt;——— Tafels hier van.nbsp;313.
Kwik rijft hooger in de Barometer
in een diepen put, dan op de oppervlakte
van de aarde.
- fcheuine Barometer van S. Mof^'
land.
-- manier om de Kwik te zuiveren.
320-32
Wiel-barometervanDr.
Barometer van Huigens.
„ van De la Hire.
van Amontons.
_____ van Caßnisn Bernouilli of de Win
kclhaak Barometer.nbsp;331
van Caswell.nbsp;333
---de gemeene is de befte met een No-
nius Verdeeling op de Plaatfchaal. 334.
toebereiding van de Barometer. 33Ö.
en volg.
---Proef van een groote hoogte van Kwik
in een Barometer Pijp.nbsp;34.0.
redenen van 't rijzen en zakken van
de Kwik in de Barometer, door Dr. Hal-
ley.nbsp;341. en volg.
—— Mr. Patricks regels ora 't Weer te
voorzeggen uit de Barometer. 348.
-- gedagten van den Heer Leibnitz over
de Verandering van de Barometer. 350.
en volg.
- aanmerking van den Schrijver over
die gedagten.nbsp;353«'^quot;Ig.
antwoord van den Schnjver
aan Rajlius over het gevoelen van Leib-
nitz.nbsp;358. A. en volg.
de hoogte van Bergen niet naaukeu-
rig bepaald door Proeven met de Barome-
ter.nbsp;„nbsp;. 360.
__ draagbare Barometer.nbsp;365.
___ Baro'meter gemaakt van een Lugt- en
Geeft-Tliermometer.nbsp;389-
___Zee Barometer van Dr. Hooke. 391,
----- van Mr. Patrick.nbsp;395.
.—— van een Kwik Thermometer gemaakt
door Farenheit.nbsp;399. A. a.
Beek. Reden gegeven van het waflen en
vallen van 't Water in Beken en Poelen.
IL igo.
Beeldhceft zijn Zwaarte-punt niet op de zelf-
de plaats, als een mens. I. 62. A.b.
Glazen Beeldjes in 't Water te doen
rijzen en dalen. II. 260. en 263. A. a.
Beenen vm dieren befchoud, als Hef boomen.
L 124-131, A. b.
en Dijen, Kragt van hare Spieren.
262. A. en 287. A.
._..„- van een Hevel, zie Hevel.
Beigbton CHenry) zijne befchrijving van het
IL 323. en volg.
328.
329.
Waterwerktuig van Mr. Holland te Wan.
Jlead.nbsp;III. 2(5.
-- van het Waterwerk aan de Londenfe
Brug.nbsp;. 34.
- van een Bovenflag Koornmolen te
Nmi-eaton,nbsp;jg.
van Gerves Waterwerktuig. 75-
Beker {_ Tantahis-') zie Tantalus.
Belidor, des zelfs aanmerking over de He-
veis. _nbsp;11. 177.
-- zijne Klapjes.nbsp;aco. A. a.
- zijne Zuigers en Emmertjes. 201. A.b.
- Befchrijving vaneen Koornmolen IIL
20.
- . van het Waterwerk te Marly.
Berlijnen voor de paarden moejelijker, dan
Koetfen,nbsp;I. 235.
Bernouilli; zijne Barometer.nbsp;II. 33-r.
Beweeg-kragt, Vis movens. I. 19. A. 44.
het gefchil tuften het oude en nie-
we gevoelen over de zelve omftandig o^i-
derzogt.nbsp;II. 60. en volg.
—- gevoelen van den Heer's Gravefan'.
de.
Hiftorie van dit gefchil.nbsp;Ca.
......gevoelen van den Schrijver , oiii
het oude met het niewe gevoelen overeen
te brengen.nbsp;65. en voIp-
- oplofling der tegenwerpingen van
den Heer P. van Muffchenbroek. 69. envolff
- gevoelen van den Schrijver niet
nieuwe Proeven beveftigd. 73. en doU
— gedeelte van het Vertoog van den
Heer Mac-Laurin over de maat der Kra«--
ten van bewegende lighamen. 77. en voW-
gevoelen van den Heer Frid. Wijjj'
Stübner, overwogen door Clmrles l'Abeh'e
in een bi-ief aan den Schrijver, yi. ^n vola-
- befluiten, getrokken uit Putten ui
Klei gemaakt, overwogen. 107, en vols
Beweeg-kunde , Mechanica, zie Bewennp
Werktuigeji.nbsp;^ ^
Bevüeeg-punt.nbsp;j g^..
Beweging, wat zijinbsp;jquot; '
- is onderfcheiden van Snelheid i 44.
- een klein lighaam kan zooveel'be-
weging hebben, als een groot, I. 47.
Mmsnbsp;Bewe-
Blaasbalg; door middel van Blaasbalgen Wa-
ter op te pompen.nbsp;III- 126.
Blaasrad, om Lugt te zuiveren. Ui- 164.
en volg.
—— uitrekening van de Snelheid van de
Lugt, door dat Blaasrad bewogen. löö. A.
- dit Blaasrad beproefd aan Scheeps
boord.nbsp;1Ö7. en volg.
Bloed. Daar is Lugt in 't Bloed, II.
Bloed-bolletjes. Hare grootte. I. ii. A.
Bloemen, hoe in 't Lugtledige te bewaren. II•
477•
Blok. Zie Takel.
Bolletjes in 't Water dieper en ondieper te
doen drijven naar welgevallen. II. 254.
en volg.
'nbsp;Glazen Bolletjes , Kaarsgranaten
genoemd.nbsp;m. iqö.
Bom met Water gevuld door de Vorft ge-
berften.nbsp;_ II. 289. A. 3.
Boog, Arcus Circuli. Lighamen vallen in
kleine Bogen en Pezen niet net, maar-
oogenfchijnelijk in den zelfden tijd. I. /j.32
Boog. Uitrekening van de werking van dit.
Inftrument.nbsp;I. 457.
Borden, zie Waterborden.
Borelli (Alfonfus'). Zijne uitrekening van de
Kragt der Spieren.nbsp;I. 124. A. b.
Boren. In 't boren van Metalen kan men
groote Kragt doen met een Schroef zon-
der end, aangevoegd aan een Rad , aan
welkes As een Snij-tuig is.nbsp;I. 174.
Borft. Daar is Lugt in de Holligheid van
de Borft.nbsp;II. 499,
Bos in de Pijp van een Pomp, hoe te maken.
II. 199.
— volgens de manier van den Heer Belidor.
register van zaken.
BemnZ-, hare Wetten volgens den Ridder
Newton befchoud. Eerfte Wet. I. 294.
__ famengeftelde Bewegmg,
ook
29Ö. A. en 419.
____ fcheuine en loodregte Beweging , dik-
wiils de ééne voor de andere genomen.
29Ö. A. h.
___ van voortgeworpen lighamen. 310.
___van lighamen, die een middelpunt-
trekkende en een middelpunt-fchuwende
Kragt hebben.nbsp;322.
---hare- tweede Wet,nbsp;340.
-- veroorzaakt door twee of meer Krag-
ten in den zelfden Streek. ■ 34
—— in een tegenftrijdigen Streek. 342
- in cen Streek in den Winkel-haak.
343-
— in een fcheuinen Streek.nbsp;344-
-- verfnelde van vallende lighamen. 346-
355-
-- vertraagde van lighamen , loodregt
naar boven geworpen.nbsp;355'
——. van lighamen op hellende Vlaktens.
366.
—. hare derde Wet.nbsp;414.
de zelfde Hoeveelheid van Bewe
ging wrordt niet altijd in de Weereld on-
derhouden.nbsp;n. 32.
— wordt door de Aanbotfing van ligha-
men niet vergroot van cen kleine tot een
veel grooter Moment-kragt, waar van men
zig in Werktuigen zou konnen bedienen.
II. 50. en volg.
-- Eewigdurende Beweging ; hare onmo-
gelijkheid bewezen.
w__- --- is niet te vinden door
de vergrooting van Moment-kragt van
aanbotftnde lighamen. II. 50. en volg.
Bewegende lighamen ; maat van der zelver
Kragt. Het oude en niewe gevoelen on-
derzogt.nbsp;II. 60. en volg.
Bijzienden; middel voor hen om Verrekijkers
te gebruiken zonder Oog-glazen. III. 217.
Binnen-cirkeltrekken, Epicycloïdes, Hare be-
fchrijving en verfcheiden eigenfchappen.
I. 440. A.
Blaasbalg beftaat uit twee Hefboomen van
de tweede foort.nbsp;I. 123. A. a.
Boven-Jlag Molen, zie Molen.
Bradley (James) Savilies Hoogleeraar in de
Sterrekunde te Oxford , heeft de Bewe-
ging van de Aarde bewezen uit Waarne'
mingen van vafte Sterren. 1. 302. [
Brand bluffen. Manier om aan een Zu'g'
pomp een toeftel te maken tot het bluii^
van brand in een huis.nbsp;H- -l'
goed.
I. 274.
Brand.
Brand-fpeuiten van Mr. Newfham zeer
-ocr page 349-Brand-fpeuiten-, Befchrijving yan de Brand-
fpeuiten van Newjham. III. 136. en volg.
„ ^ der zelver bijzondere gedeeltens.
130-
___ Tafel van Brandfpeuiten van ver-
fchillende groottens.nbsp;148.
_ voordeden boven andere Brand-
ijs.
eenige
215'
Brandfteen. Des zelfs Aantrekking en Weg*
drijVing.nbsp;I.
Brandfteen-kragt , Eleäricitas , is eigen aan
vele lighamen, bij uitftek aan Glas. 1. 36.
---hoe men de glazen buis moet be-
handelen, om ze Biandftcen-kragt te ge-
ven. 37.
—- vele Proeven met zulk een buis ge-
nomen. 38-
--- werkt in het Lugtledige.nbsp;40.
^nbsp;werkt op zeer groote afftan-
den, en wordt meêgedeeld aan veler-
lei lighamen, zelf aan den Zeilfteen.
Werkt op den zelfden tijd verfcheiden
wegen heen. Is niet_ evenredig aan de
Hoeveelheid van Stof in lighamen. Werkt
ook in een Cirkel, en wordt meêgedeeld
aan bladeren van boomen , aan vogten cn
dieren, en van het ééne lighaam verder
en verder aan anderen , cn werkt door vafte
en digte lighamen heen.nbsp;I. 41. A.
__ Belchrijving van die Kragt. II. 413-
waar in eerft ontdekt; moet opge-
wekt worden door Vrijving; alle ligha-
men zijn uit zig zelven brandfteen-krag-
tig, of brandfteenkragteloos.nbsp;414.
...__ verfcheiden manieren, om te we-
ten , wanneer brandfteenkragtelooze lig-
hamen Brandfteenkragt gekregen hebben.
415.
glazen Buis in brandfteenkragtige
Proeven gebruikelijk; hoe men weten kan
of de Buis genoeg gevreven zij. 416.
--Proeven met de gevreven Buis;
beurtelingfe Aantrekking en Wegdrijving
yan kleine lighaampjes op een Gerridont-
je geplaatft.nbsp;4'7-
tuffen twee plankjes. 420..
■ „.— op een groote tafel. 421.
fpeuiten.
Brandfpiegel van den Heer Villette;
proeven met den zeiven genomen.
Brandfteen-kragt; Aantrekking en Wegdrijving.
van de Vezels van een Donsveertje ^ onder
een glazen Klok.nbsp;II. 418.
——— gevoel van de Uitvloeifelen van de
Buis.
—— wanneer de Lugt uit de Buis gehaald
IS.nbsp;420.
- met een vogtige Lugt flaagt de Proef
niet; wat 'er gebeure met een half nat ge-
maakte Buis.nbsp;42,.
- heft het Water in een Glas op • geeft
Ligt in het donker.nbsp;421.
-^ trekt een fijn Fontein Straaltje aan
hghamen , die uit
meêgedeeld aan
zig zelve brandfteen-kragteloos zijn, door
middel van een Leier, die brandfteen-
kragteloos is, en ruft op Schoren,die uit
zig zelve brandfteen-kraglig zijn , tot een
zeer groote lengte.nbsp;^22.
in bogten; in de gedaante van een
_-----r„u een
iter; een ijzeren itaat met drie punten geeft
ligt en gevoelige Uitvloeifelen uit de drie
punten.nbsp;423,
----een mens , aan haairftrengen opge-
hangen , wordt brandfteen-kragdg door het
bijbrengen van de Buis. 4^24
- de Buis deelt Brandfteenkragt meè
aan een hoepel, waar door de Leier aaat.-
aan een Fontein Straaltje; aan drie ijzeren
ikven; aan een tak van een boom mec
zijne bladeren,
-- maakt een mens, op een koek van.
Hars en Was ftaande, brandfteen-kragtig
welke die Kragt meê kan deelen aan'ver^
fcheiden menfen, op Harskoeken ftaande
Brandfteen-kragtige lighamen wor^
den brandfteen-kragteloos, indien m-^n
natmaakt.nbsp;quot;
- fommige lighamen fchijnen uit ziV
zelve brandfteen-kragteloos, ixig-n-
gedroogd zijnde worden ze brandfteen-
kragtig..
— daar .[chijnt in de Verfehijnfelen era
zekere ^ilhgheid te wezen, dog die wel
op te loflen is..
--onderfchei^d tuffen Brandfteen-kTasjü
van Glas en Lak,nbsp;.
Mrand'
-ocr page 350-MrandPen-kragt, verklaring van eenige vreem-
de omftandigheden in de Proeven. 1 431-
___giffin g over de oorzaak, van Brand-
quot;quot;ftecn-kragt. , ^ , ..
___ berigt van de Schnjveren , die over
de Brandfteen-kragt geft:hreven hebben.
--aanhangfel van dat berigt. 438.
en volg. A.
__- vlamverwekkendc Proeven. 43e-
— Werktuig om Proeven van de Brand-
fteenkragt te'nemen.nbsp;44°- A. b.
-- Lugt is brandftepn-kragtig.nbsp;451.
Bron. Berigt van Dr. Jo. Atwell van Bron-
nen, die ebben en vloejen mz. II. löo.
. Buizen., zie Pijpen.
Bus-kruit, Zie Kruit.
I'
1.
,1
Ij ;
i ■
Camw. Zijne Proeven wegens de Vrij-
ving enz.nbsp;I-
Cartefius, zie Kmefius.
Cafjlni. Zijne ftelling, dat de Aarde op de
Polen hooger is, dan op den Linie-cirkel,
weêrlegd. I- 454. A.
—— zijne Barometer. 11. 33,^-
Casvoell; een Voorftel van hem ontrent de
Waterweging. U- 256.
-- zijne Barometer.nbsp;333-
Cawley en iVe«)C07Be« , verbeteraars van 't
Vuurtuig.nbsp;III. 82.
Celidografie, zie Venuslejcbrijving.nbsp;.
Cirkel-Jlinger , Pendulum circulare. Manier
van werken van dit Inftrument. I. 372.
Cirkel-trek, (Cycloïs) des zelfs befchrijving
en verfcheiden eigenfchappen. I.
is onder anderen de Lijn van de fnel-
fte daling.nbsp;^nbsp;^ I- 444-
Clarke (Samuel) aangehaald wegens de gant-
fe Kragt van lighamen e?iz. I. 365. A. b.
—— C Kunftdrajer; zijn Waterweger.
IL 224. A.
^ ■ ~ ,nbsp;zijne Staven in een Schijf-
loop.nbsp;IIL 47- -A..^-
Cowley Stroom; meting van de Hoeveelheid
van Water, die de zelve geeft in een be-
paalden tijd,nbsp;IIL IJ.
TOa-t van een huis met Lood, Koper of
Hout te dekken. Uitrekening hoeveel
Lood, Koper of Hout men noodig heobe.
Dampen; I. Verhandeling over de oorzaak
van der zeiver opklimming. 11. 4C0.
volg.
_ IL Verhandeling.nbsp;44°- ««
_ beftaan niet uit kleine Waterbelletjes.
453-
— Proeven om Dampen uit Mijnen te trek-
ken.nbsp;.nbsp;Ifl- 161.164.
Dampkring, wz.t diQ zj].nbsp;11. löl.
___ beftaat uit oneindig bijzondere
deeltjes.nbsp;160. A. a.
wordt verdund door de warmte van
het Aardrijk; is niet altijd beneden koudft.
is dikft kort bij de aarde, wanneer
de aarde niet merkelijk verhit is. 161.
DaudeCPieter). Zijne Uitrekening van de
Drukking op den As van een Katrol en
Windas.
Deelbaarheid van Stof in 't oneindige, Ichoon
de Stof niet met 'er daad in 't oneindige
verdeeld worde.nbsp;1-
___van Stof door Kunft.nbsp;ic. A.
De la Deuille en Gojjet hunne Pomp mee
een Zuiger zonder Schuring. • HL 129.
Deskartes, zie Kartejius.
Deur, aangemerkt als een Hefboom van de
tweede lbort, gelijk ook de Klink van een
Deur.nbsp;L 123. A. b.
Diamanten met welk Weer zwaarft wegen.
IL 238. A-
Dieren worden onderhouden en gevoed door
Lugt in een vaftgelegden en veerkragti-
gen ftaat.nbsp;II. 490.
- zeer teedere dieren zelf, fchoon z^
in een lugtledige plaats niet konnen
ven, konnen egter een verdikte Lugt ve
dragen.nbsp;H'
waarom in ftilftaande Lugt fl^'^'^Jog,
Diertjes meêr in de Hom van een Kabelg^^J''
dan 'er menfen op den aai-dbod^m
register van ZAKEN.
De onbefchrijfelijke kleinheid van hare
bloed-bolletjes , die egter nog onverbeel-
deliik grooter zijn, dan de Ligtdeeltjes.
••nbsp;I. II. A. a.
Diien en Beenen. Kragt van hare Spieren.
I. 262. A.
Dommekragt.nbsp;I. 181.
DoOTpê/aar in een Perspomp. II. 211 en 218
en 219.
een Zuiger , dus genoemd , in de
?an Mr. Hatkins.nbsp;III. 116,
I. 426,
Pomp van- _
J)oode Kragt-, zie Kragt.
Doode Tijen. Hare oorzaak.
Dotcbins. Zie Unfter.
Draadtrekking van Water , wat zij; is niet
altijd nadeelig. 111. 34. A. a, en volg.
Draaikolken, Vortices. Hare Werking op
lighamen, die 'er in bewegen. 1. 330. A.
---van Kartefius onbekwaam om de
beweging der Dwaal-ften-en te verklaren.
328.
weêrlegd door de beweging der
Dwaal-fterren en Staart-fterren. 402-
Draai-taf el.nbsp;, , 332-
Drosen Hoe veel een man kan dragen. I.
önbsp;202 en 27a.
__ Menfen konnen naar Evenredigheid
' van hunne fterkte meêr dragen, dan paar-
nfZrs (Turkfe-) zeer fterk. I. 262. A.'
vin zware vragten.nbsp;288. A. b.
T)rillinKen-, zie Snaar en Slingering.
BrukkSig. Onderfcheid, dat men maakt tus-
{en Kragt en Drukking, overwogen. I.
359. A.
Druppel waters wordt tot een Bolletje ge-
maakt door de Aantrekking. 1. 24. A.
- van Olij van Oranje, rijzende tuften
twee fcheuin leggende glazen Platen. I.26.
Duikelen. Kunft van duikelen , om goederen
van den grond onder Water op te halen.
II. 264.
_ , - de oude Duikelaars Klok, en der zei-
ver gebreken.nbsp;266 en 267.
^ Duikelaars Harnas, en des zelfs ge-
breken.nbsp;267 en 268.
Duikelaars Ton van Kapitein Rowe.
2Ó9.
Duikelen-, Duikelaars Klok van Dr. Halley.
Il.270.ef2 volg.
--van Mr. Trievaald. ■ 274. en
Dunmeter.
Du Puy-, zijn Werktuigj.of Pomp, om Wa'
ter op te brengen.nbsp;m, ' en volg.
Dwaalfterren QPlanetce) worden niet om ge-
voerd door de Kragt van Draai-kolkert. I.
.323. en 330. A. en 402-
-hebben ook geene knftalüjnen Ból-
-- hare Kring-tijden. C^enolo 330-
.....worden door de Zwaarte-kragPen
voortwerpende Kragt omgevoerd in hare
Wandel kringen.
- hare beweging verder befchoud.quot;
33fgt;- en 338. A.
-- bewee;en in hare Wandel • kringen
fnelft in 't Perihelion en langzaamft in 'c
Apbelion.nbsp;^gj^
---- worden in hare Wandelkririgeri
gehouden , omdat, hare Snelheid ver-
grootende , hare middelpunt-fchuwende
Kragt ook vergroot.nbsp;392.
- die digtft aan de Zon zijn, waar-
om fneller bewegen, d^n die 'er verder
van af zijn.
- hoe door de werking van Zwaar-
te-kragt in hare buitenmiddel-puntige
Wandel-kringen eenpariglijk verfneld en
vertraagd worden.nbsp;^Od.
- moeten eenigen Weêrftand ont-
moeten.
- befchrijven met een Straal , gel
trokken uic de Zon, Perken , evenredig
aan de tijden.
die door een Werktuig vertoond!
■■ I hare Afftanden, Kring - tijden''
Middel lijnen , Hoeveelheden van Stof'
Snelheden om de Zon, en Evenredigheid
van haar ligt en hette van de Zon ter ne^r
gefteld. 1. op Plaat XLI.
Nn
E. Ecin:es
-ocr page 352-E.
I:* ames (Joljn) aangehaald wegens de Sa-
Tnenftoo uig van lighamen. 1. A. a.
Ebbe en VUd. Zie Getijen.
Edenburg. Waterleidmg van die Stad. 11
140 A. CL»
Eew'gdurende Beweg ng bewezen onmoge-
lijk tc zijn.
Eigenfchappen (verborgen) Zie Verborgen Ei
genrclianpen.nbsp;,
Ekilpzen van Zon en Maan op t Planeta
mm vertoond. ^ ,nbsp;J- 47p.-
Ele:^riciteit, 7Aê Brandfteen-kragt.
Emmer van de gedaante van een geknotte
Kesïel heeft zijn Zwaarte punt niet op dc.
Se plaats, wanneer hij vo , als wan-
Jüüïi^ïkan aan een (l^k blij^er;
hangen zonder vallen, fchoon de ftok,
waaraan hij hangt, op zig zeiven gelaten,
vallen zou.nbsp;^ .
Emmertjes, in kleine en groote Zuigpompen-
____van den Heer Belidor. 201. A. b-
-- in Ligtpompen.nbsp;208.
___ van een Kettmgpomp. Hl- 68._
Enzelfen met hun vijven zoo fterk, als ze-.
ven Hollanders, of Franfen. 1. 260. A.
Evenwigt wat dit zij in Gewigten. 1. ioü^
___- in Vermogens.
........ Punten van Evenwigt; Punten van
Evenwigt tot Ruft in een Veer. 11. A. a.
F een Inftrument de F genoemd, aan 't
Vuurtuig.nbsp;^ lil. 97.
Farenbeif, Kwik - Thermometer door hem
gemaakt tot een Barometer. II. 399- A. a.
Fire Engine, zie Vuurtuig.
Flap aan de Klap in Newfhams Brandfpeuit.
III. 146.
Fonteinen, die ebben envloeijen, verklaard
uit de werking van Hevels. II. 182. A. en
volg.
i——— Regels voor der zelver Water-
^ fprongen,nbsp;II. 141. A. b. m volg.
'S
Fontein-werk zonder Verlaatbak, door-ften
VVaterwerktuig van den H cr Holland.
lil. 2'-. en .A. a-ook 37,,
Fonteintje-, Fonteintjes, die fpringen door
ingcperlie Lugt. Een , dat omgekeerd
248.^
249^
250..
250.
251.
2^2-
zijnde, op nieuw fpringt.nbsp;il-
--op de Kommando.
- met ingefpeuite Lugt^
- van Hero.
- met verborgen holtens.
—- door Verdunning van de Lugt.
____ van Dr. Desaguliers, het welk werkc
( door de Veerkragt van de Lugt, vergroot
door de hette van de Zon , en een Uur-
wijzer verbeeldt.nbsp;253.
Francini-, des zelfs Kettingpomp. III. 67.
Franfen of Hollanders , met hun zevenen
zoo fterk , als vijf Engelfen. L 260. A.
\-faan; manier van 't gaan der dieren. ï.
82. A.-
Gaffel, een Inftrument aan 't Vuurtuig. III.
95-
Galilms-, zijne bewering, dat de Aarde be-
weegt.nbsp;, I- 309.
__manier om de Zv/aarte-kragt van
vallende lighamen uit te rekenen. 352.
Gedaante van een gedeelte van een Vloei-
ftof kan niet veranderd worden door de
drukking van een andere Vloei-ftof van
buiten.nbsp;I- 24 25. en A. o.
Geld door middel van de Waterwegers Ba-
lans te beproeven , of het vervalft zij. II.
241.
Geïijkloeid vnn dag en nagt (Mquinoxium)
Tijen , op dien tijd voorvallende, be-'
fchoud.nbsp;I- 428-
Geluid is fcherper van een korter Snaar, dan
van een lange.nbsp;■^'v'm
Gerves (John) Waterwerktuig door hem
op-i^eregt.nbsp;Wisl
Gefchillen ontftaan 'er niet in zmvere y ^
kunft..nbsp;crhori
Gefchut wint het ver in Kragt van de ^^
pioenen van de Ouden.
- fpringt in het affteken te rug- ^^
-- iragt, waar meê op des zelfs Bro^ek
-ocr page 353-cewerkt wordt, wanneer 't een Kogel van
t ® fchiet. .nbsp;I. 415^417. A.è.
betijen verklaard uit de Wetten van Bewe-
gina en Zwaarte-kragt.nbsp;I. 420.
,, ^ - eenige Tegenwerpingen opgeloft.
421.
_____waarom dagelijks vertragen. 425.
- Spring-tijen en Doó-tijen.nbsp;42.:«.
____waarom overal niet even regel matig.
427.
_ ontrent de Gelijkheid van dag en
na^-t, en de Stil-ftanden van de Zon, 428.
Ge'^it ■van lighamen op de Oppervlakte van
de Maan.nbsp;I. W- b.
___ grooter op de Oppervlakte van klei-
ne Dwaal-fterren naar mate van hare Hoe-
veelheid van Stof, dan op de Oppervlak-
te van grooter. ao. A b.
...--wat dic woord beteekene in de Be-
weegkunde , of in dat gedeelte van de
zelve, dat zijn opzigt heeft op de Werk
tuigen.nbsp;,
Gewigten zijn niet waarlijk, het geen ze ge-
noemd worden. ,nbsp;j h
Gezigtkunde. Verhandeimg van den Schrij
ver over de Gezigtkunde genomen uit
de Bbaof. Transact. 1'j- 1^7-
Glas heeft een groote Brandfteen-kragt. 1.
Bais om Brandfteen kragt te geven. Zie
ook Brandfteen.
_ Ból van Glas gevreven, maakt Zegel-
was doorfchijnend.nbsp;4-- A.
_ _ Platen van Glas worden moejelijker o-
ver elkander getrokken, dan houten Pla-
ten , om de fterker Vrijving uit hoofde
van hare gladheid,nbsp;)88.
^ ]jan door een Slag of Stoot van binnen
gebroken worden, terwijl het van buiten
geheel blijft.nbsp;H- .H-
— de reden hiervan.nbsp;14. A.
^ des zelfs Drillingen befchoud. II. 14-
en volg.
van een koets, befiagen zijnde, worde,
quot;^adat het eens afgeveegd is , niec weêr
beflagen.nbsp;50
Clazetk Twee drink-glazen of Roemertjes
meC water, een ftok mec zijne enden op
haren randen hebbende, zullen met bre-
ken , en geen water ftorten , fchoon de
ftok in ftukken geflagen worde. I. 280.
A. b.
Glazen Polletjes, met Water gevuld, in - C
fineer van een Kaars geftoken. Ui. 106.
Glijende lighamen op een hellende Vlakte.
Gods Goedheid, dat de Aantrekking van Sa-
menhang op Water op een andere wijs
werkt, dan op vafte lighamen quot;om het
maken van Re^;en te bevorderen. 11. 508.
Goot. Hoe de Goten in de Straten gemaakt
behooren te worden.nbsp;1.241.
Goffet en De la Deuille-, hunne Poi-np met
een Zuiger zonder Schuring. ii|_
Goud; des zelfs Kekbaarheid. ' T. tqquot; A. a.
— in wat Weer gewerkt Goud met voor-
deel tc koopen.nbsp;H. 238. a.
Graham (George). Zijne groote Naaukeu-
righeid in het maken van 't Inftrument
waar meê de Heer Bradley de Beweging
van de Aarde uit Waarnemingen van vafte
Sterren ontdekt heeft.nbsp;I 305. A. b.
- zijn Uur werk, om den tijd te meten
tot een i'-^de deel van een Sekunde. 438.
--heeft naaukeurige Proeven genomen
wegens de lengte van Sekunde flingers.
- (George en Richard) hunne uitvinding
van een Inftrument om de fterkte te vin-
den van verfcheiden leden van een mens.
A. a
Granaten (Kaars-)nbsp;IH. loö'
V Gravefande (Gulielinus Jacobus) aan, ehaald
wegens de Deelbaarheid van - Cn-ootheid
in 't oneindige.nbsp;I. ó. A. a.
wegens de Wegftooting der Ligt-
A. a.
38- A.
ftralen.
de Brandfteen kragt. .. ^^^
de Iclieuine Trekking Van
1-7- b.
tomven.nbsp;, ^
--- zijn Kunft-tuig om de pYrabolifê
Beweging van vcórtgeworpen lighamen
te vertoonen.nbsp;° ,
-- zijne Proef wegens de gantfe Kragt
van h-,hamen.nbsp;36 . A. en 171
- verdedigd tegen Clarks. 36 A. b.
- ues zelfs gevoelen ovor de iTiaat
derKra gt;t van bewegende lighamen. 1' ^ ^
Nn 2nbsp;Qray
tquot;
Gray (Steven') heeft zeer veFe Proeven ge-
nomen ontrent dc Brandrteen-kra«. I. 41.
Gregory (Dr ) zijne manier om het Verfc'iil-
zigt der vaile Sterren te vinden. I. s^i-
A b.
rH ï^ifóv de Uitvinder van den toeftel om
hec Water-rad aan de Londenfe brug te
doen rijzen en zakken. III. A. a.
Halesi Dr.; zijne Zee -peilder. II. 279 en
282. A. en volg.
Halley , aangehaald wegens de Rekbaarheid
van 't goud.
—— wegens de Staart-fterren. 402. A.
.,nbsp;de Getijen.nbsp;42B.
___het verfchil van de lengte van
Shnsjers in noordelijke Landfchappen en
ontrent den Unie-cirkel.nbsp;451.
^ zijne Tafels van de hoogte vah de
Kwik in de Barometer op verfchillende
hooatens boven de Aarde.nbsp;II. 313.
___ ^iijne gedachten over het rijzen en
zakken van de Kwik in de Barometer. 341.
en volg.
Haken of Aften, op Lood of Tin loopen-
de, ontmoeten grooten Weêrftand. I. 210.
-- zie ook Affen.
Hamer-, manier van des zelfs werking. I.371.
-- des zelfs gantfe Kragt.nbsp;377-
r in 't fmeden kan men met een Hand-
hamer meêr werks doen , dan met een
Voor-hamer.nbsp;. , ,nbsp;^375- A.
__ jji 't algemeen is t beter te flaan met
een ligten Hamer en mêer Snelheid, dan
met een zwaren en minder Snelheid. 378.
Hand-fpaak Zie Hefboom. _ _
Hflrtsboorn bevat veel Lugts m zig. II. 3.
A. b.
Haskin ijofua) zijne Pomp met Kwikzilver,
in plaats van Leer.nbsp;III. 116-124.
Hefboom (FeStls) van hout een Hand-fpaak,
van ijzer een Koevoet, is de zelfde Even-
redisheden onderworpen, als de Balans.
1. 114-
^nbsp;derde.nbsp;125.
i'l.
■ft
'Si
.11
%
'f'
Hefboom {VeStis) des zelfs verfcheiden foor-
ten volgens de Ouden.nbsp;A. a.
---tebelpeuren in de Inftrumeaten, die
men dagelijks gebruikt.nbsp;12a. A.è.
- wordt van de eerfte of tweede loore
in het zelfde Werktuig, naardat hetyer-
fcheidenlijic aangevoegd wordt. 124
- van de derde foort duidelijk te be-
fpeuren in de Leden van dieren. 124-13
^ A. h.
- Evenredigheden van de Gewigten
en Vermogens tot elkander.nbsp;128.
- des zelfs gebruik.nbsp;93, A.
hoe alle eenvoudige Werktuigen tot
een Piefboom gebragt konnen worden
- heeft weinig Vrijving. loc. A. b.
- Uitwerking van een Vermogen, daar
fcheuin aangevoegd.nbsp;112-116. A.
—— met een vaft Gewigt aan 't ééne
end , en een Vermogen , dat Loodregt
drukt, aan 't andere end, heeft een ver-
fchillende uitwerking, naardat het Ge-
wigt boven, of onder den Hefboom zij.
- aan een Schroef gevoegd, moet met
de Schroef te gelijk aangemerkt worden,
als een Wind-as.nbsp;i?4'
—— (famengeftelde)nbsp;129.
--(gebogen)nbsp;T33.
hier door verfcheiden gevallen
verklaard van de Wigge en hellende Vlak-
te.nbsp;132. A.
Hei. Manier van hare Werking en gantfe
Kragt. I. 374.
—- wanneer de paal fcheuin wordt inge-
heid. 376.
—nbsp;onderfcheid tuflTen het heijen in eea
harden of zagten grond. I. 375. A. a.
—nbsp;van Mr. Vauloué.nbsp;III. 6.
Hellende lighamen (Corpora inclinata) vallen *
wanneer de Streek-lijn buiten haren Voet-
fteun valt, maar blijven ftaan , zoo lang
de Streek-lijn valt binnen haren Voet-
fteun.nbsp;I. 83-
Hellende Vlakte (Planum inclinatum).
- lighamen, op de zelve geleg'^!,^quot;^'
len naar beneden glijen, of rollen, quot; *
-ocr page 355-dat hare Streek-lijn binnen of buiten den
Voet-fteun j'alle.nbsp;88.
Hellende Vlakte,een lighaam wordt de hellende
Vlakte allerligtft opgewerkt, wanfieer de
Streek-lijn van 't Vermogen evenwijdig is
met de Vlakte; onderzoek van de Even-
redio-heid van 't Vermogen tot het Ge-
wigt.nbsp;I- 155-158
__ -- hffar gebruik. 95- A. b.
____ tot een Hefboom gebragt. 97- A. a.
, hare Vrij ving.nbsp;104. A. a.
__ hare manier van werken verklaard
door een gebogen Hefboom. 132. A. a.
Hevel, wat die zij; des zelfs Beenen, Voer-
. been en Loopbeen,nbsp;II. 171.
kan gemaakt worden, dat het niet noo-
! dig zij de Lugt daar uit te zuigen. 171 en
iFo. A.
—nbsp;oorzaak van 't loopen van den H.evel is
. de Perfing van de Lugt. 172- en volg.
i— tegenwWping, dat een Hevel ook loopt
■ in het Lugtledige, opgeloft. 173* A.
—nbsp;Kwik loopt ook in een Hevel, maar
' met een bogt van den Hevel van bepaalde
^quot;omgekeerde wordt een Sprong-pijp in
1 aanmerkmg van den Heer Belidor hier
, Hevel gebruikt tot een Tantalus Beker.
178.
door de zelfde werking reden gegeven van
Bronnen, die ebben en vloejen 182. A.
en volg
. der zelver werking toegepail: op de wer-
king van Pompen.nbsp;202. A.
Hette, zet de Lugt uit. II. 167.
^ werkelijke of wezenlijke is tot de ge-
waarwordelijke, gelijk Beweging is tot
Snelheid II. 381. ra volg.
___ voegt Veêrkragt bij Vloeiftoffen; werkt
]{vagti'ger op Vv ater , dan op gemeene
Lugt.nbsp;11- 40:^.
r- h are uitwerking op de metalen Roeden
vanSlinge^
Hette-rMUr (Pyovietrum^ om de Uitzettin-
gen van Metalen te meten, door den Heer
Muffchenbroek uitgevonden. L 44Ö. A.
—- eénige verbeteringen van dit In-
ftrument door den Schrijver voorgefteld.
452. A.
Hiè'ro. Door ArcUmedes ontdekt, hoeveel
Goud en Zilver in de Kroon van Koning
Hiëro gemengd waar.nbsp;H. 231.
Hire(de%). Zijne Memorij wegens de'kragt
van menfen en paarden.nbsp;262. A. a.
- zijne Barometer.nbsp;o'ag.
Hitte, zie Hette.
Hoedanigheden (verborgen). Zie verborgen
Eigenfchappen.
Hoegrootheid en tloeveelheid (Quantitas)
deelbaar in 't Oneindige. I. 0 en 6. A.
Holland, Waterwerktuig van den Heer Hol-
land bij den Lord Tinley. III. 2(5. en voIe.
- - bij den Graaf van Pembro-
ke. . 37. A. b. en volg.
quot; die Heer werd fomtijds bedrogen.
30. A. a[
Hollanders met hun zevenen zoo fterk, ab
vijf Engelfen, dog even fterk, als de Fran-
fen.nbsp;I. 260. A.
Hom van een Kabeljaauw, zie Kabeljaauvo.
Hoogerhuis te Londen met warme Lugt voor-
zien door Dr. Desaguliers.nbsp;III. iCq,
JfooAe; zijne Barometer.nbsp;II. 022',
Hout; des zelfs Weêi-ftand fomtijds minder'
dan die van water.nbsp;I. 382383. a!
Hugrometer-, verfcheiden foorten, II.
—-— kan geen jaren agter een goedblijl
389.
Hugroskoop, zie Hugrometer.
Huigens (Krifliaan) aangehaald wegens de
457.
Slingers.nbsp;I.
---- zijne Barometer,nbsp;nquot;. 023
Llyperbola gemaakt door 't rijzen van vog-
ten tuflen twee glazen platen. ]. ^
--ook door Kwik , maar andersom '
dan door water.nbsp;31. A a'
I.
ideï (Vacuum) bewezen uic de foort-on-
,3.
I
derfcheidende Zwaarte.
- bewezen uit de inbuigingen der
Lagen van vcerkrageige lighamen II.
—— zie ook jLft^fge Holligheid.
JN n 3nbsp;•nbsp;Jizer
-ocr page 356-Iizer zet door de Hette minder uit, dan an-
dere Metalen.nbsp;,nbsp;451- A- a.
^ in 't fmeden van heet ijzer kan een
' Hand-hamer meêr werks doen , dan ecn
Voor-hamer. 3?/- ^ '[■
Medrukte, ingeh]fde Kragt, Vu infita, Vis
■ Wß, wat die zij. i 344-
Jnjlrimenten, die men dagelijks gebruikt,,
crebragt tot Hefboomen van verfcheiden
foorten. l. 122. A. b.
Jnjpeiiit Kraan, een Inftrument aan 't Vuur-
tuig. 111
bij een Kaapftand gevoegd. I. 95- A. a.
■— zie ook Takel.
Joyce, een fterk man uit het Graaffchap
Kent.nbsp;I' 279. A. a.
de klein-
wegens
menhang.
wigt met een neergaande Katrol, of Spaans
Takel.nbsp;lü. 173.
- zie ook Takel.
Kegel (Conus) des zelfs Zwaarte-punt ta
vindemnbsp;L 04. A. L
(^knotte ) een vat van zulk een ge-
de Aantrekking van Sa-
28'. A.
van Glas en Kwikzilver. 30. A.
. Jupiter met zijne Manen op 't Planetarium
verbeeld.nbsp;!• 47°-
-- zijne Manen bewegen in cirkel-ronde
Wandel-kringen.nbsp;39o.
f- Kring-tijden en Afftanden van zijne
Manen , terneêr gefteld op Plaat XLI.
daante heeft zijn Zwaarte punt niet op de
zelfde plaats, wanneer het vol, als wan-
neer het leeg is.nbsp;05. A. b.
- (^dubbele) opwaartsrollende. 72 en
72. A.
Keil (John) aangehaald wegens de Deel-
baarheid van Hoeveelheid m 't oneindige.
L 7. b.
wegens de Slingers.nbsp;4.T7-
Kepierus is de eerfte geweeft , die ontdekt
heeft, dac de Dwaal - fterren met een
Straal, getrokken uit de Zon, Perken be-
fchr.jven , evenredig aan de tijden. 1. 393'
Ketting pomp, z\q Pomp.
Kijken ; onderfcheid tuffen zien en kijkequot;-
111. 2IS.
Klappen in de Pijp van een Pomp,
'quot;'Kit
I. Deel.
^^aapftand; des zelfs gebruik. I, A. a
—■nbsp;met een Jijn.nbsp;95- A. a.
Kaars-granaten.nbsp;IH-
Kalamtjnfteen-, des zelfs uitwaafiemiiigen on-
gezond,nbsp;^57'
Kanon, 7äq Gefcbut.
Kanon-kogel; des zelfs Kragt vergeleken bij
die van een Storm-ram. 1. 47- en 4Ö. A.
Karren mdeeligQT, dan Wagens. 1. 222
230,, en 2'-. 8-240.
-— Tafel van Vrijvingen harer Aften met
Wielen van verfcheiden hoogte en op
verfcheiden gronden.nbsp;220,
•-- breken de wegen en ftraten meêr
dan Wagens.nbsp;,nbsp;r46.
Kartefius; zijne ftelling wegens de Volheid
(P/CTMm) weerlegd;nbsp;L 12. A.b.
—• zijue ftelling wegens de fijne Stof is
onbegaanbaar met zig zelve. T. 4^. A. a.
iTarfeto zijne Draaikolken weerlegd. 328. en
A.
- zijne Wet van Beweging , ftellende,
dat de zelfde ! 'oeveeiheid'van iieweging
akijd in de Weereld onderhouden wordt,
is vals.nbsp;U- 32.
Katrol.nbsp;I. 134-
Boven - katrol zet het Vernrogen gee-
ne Kragt bij, maar komt de Vrijving voor,
en wel naar mate dat ze grooter over C
Kruis is.nbsp;137'
---Drukking van twee lighamen op den
As van een enkele Katrol uitgerekend..
'37. A.
- Onder-katrol beneemt de helft van
het Gewigt.nbsp;142.
- haar gebruik.nbsp;94. A. a.
—— hoe tot een Hefboom gebragt kan
worden.nbsp;96. A. a.
- is veel Vrijving onderhevig; hoe te
bewaren, en de Vrijving te verminderen.
loj. A. a.
Reden van 't Vermo£ ten tot het Ge-
f'il
Jurin CJames) aangehaald wegens
heid der Bloed-bolletjes.
1/ ,r:
Ml;
-ocr page 357-mappen, volgens de manier van den^ He^-
Klif in 'Newfhams Brandfpeait. lU?
(-poppetjes- ) of Veiligheids-Klap, een
Klap aan 't Vuurtuig.nbsp;. ül. 89-
___ ( Opjhidf- ^ mede aan t Vuurtuig. 91.
Kleiballen hoe te maken , om 'er i^roeven
meê te nemen ontrent de Aanbotfing van
lighamen; en Proeven met de zelven ge
nómen.nbsp;I| V- en volg.
Klink van een Deur is een Hefboom van
de tweede foort.nbsp;1. 123. A. b.
Klok (Glazen) geOagen zijnde verandert van
hare cirkel-ronde gedaante.nbsp;II. 16.
Koet/en dienen wel vier of zes paarden te
hebben, om te reizen.nbsp;1. 234.
---- zie ook Wagens..
Koevoet, zie Hefboom.
Kogel,- gefchoten op water en op hout. Des
zelfs verfchillende uitwerking naar mate
van zijne Snelheid.nbsp;I. 382. A.
naar beneden gefchoten , waarom
JZ'l^n 24 des zelfs Snelheid, wat'
neer hij gefchoten wordt.nbsp;A. b.
J: zie ook Foortgeworpen hghaam.
Vr.ih« ri ^ ziin VVindroer.nbsp;II. 492,
f its Eenige Proeven van den Ridder
^tSw« ontrent de Koleuren.. IIL
_nbsp;zie ook Ligtflralen,
Kommen va.n Fonteinen, hoe te maken, dat
de Leipijp ten aller tijde fchoon gemaakt
kan worden.nbsp;!!• i55- A. b.
Koorde-danfers; hoe zij maken, dat ze met
vallen.nbsp;^ , ^ „ A Vl '
Koornmoïen met een Onderaag Rad befchre-
III. 20. en volg.
-- Bovenflag Rad. 58. en
volg.
JTotór, gefmolten in Geeft van Sal Ammoniak
verft'een groote Hoeveelheid van vogt.
I. 10, A. b.
Koude; hare uitwerking op de metalen Roe-
den van Slingers.nbsp;j. 447-
;_ verdikt dc Lugr. ,nbsp;I!. 167.
Kraan-, waar haar Zwaarte-punt moet zijn.
i» Oo« O'
Kraan; van tweederlei foort:L 79-8r. en 175.
—^—- verfcheiden verbeteringen aan dc
gemeene..nbsp;176. A.
Kraan in Newjhams Brandfpeuit, 111. 146,
—- (itoom-kraan) aan het Vuurtuig van
Savery.nbsp;III. 109.
----des zelfs Huisje.nbsp;no.
--- een Lugt-kraan, die van zelf open
en toegaat.nbsp;n. 138. A. k
Kraan-halzen of Bogen nadeelig aan'Koetfen.
jnbsp;1. 235.
Kragt kan men door geen Werktuig win-
nen, zonder tijd te verliezen. J, 54, A.
--Beweeg-kragt.nbsp;19. A.
- (gantfe) Momentum, het zelfde, als
Hoeveelheid van Beweging en Beweeg-
kragt-nbsp;, • , ^, 44.
- wordt opgemaakt uit de Maifa, ver-
meenigvuldigd door de Snelheid.
- van vallende lighamen.nbsp;25-].
—^— - is niet evenredig aan de höo-)--
te van haren val, maar hare Snelheid,
--overweging van het oude en nieuwe
gevoelen ontrent dit ftuk. 358. A. en volg.
—het oude beveftigd door de Proef
met de Balans, het onderfcheid tulfen
doode en levende Kragt , tuften Kragt en
Drukking. 358-359. a.
----- door een Proef met een platten
Slinger, of flingerende plaat. 359-362. a./;,
- Proef voor het nieuwe gevoelen.'
362-363.'^
- een opheldering van dit gefchil. 374!
- het woord Kragt van alle de Fiiófol
fen niet in den zelfden zin gebruikt, jf
60. A. b. en volg.
- in den zelfden zin genomen, als hec
woord Moment kragt.nbsp;^^
zie verder Beweeg-kragt.
- ingedrukte of ingelijfde, Vis impreffa
vel Vis infita, wat die zij.nbsp;1. ^44.
middelpunt • fchuwende , zie Middel-
punt fchuwende Kragt.
middelpunt - trekkende ; zie Middel'
punt-trekkende Kragt.
--op zig zelve.nbsp;18. A. a.
- van Werkeloosheid, Vis Inertie- =94'
—— verfncllende,nbsp;jg. A. b.
Kragt
-ocr page 358-KraRt (fcheuine), zie Verviopns.
hécdlijnen Knoopjes zeer Iterk aanéénhan-
rK^van Koning mro; hoe de Hoeveel-
heid van Goud cn Zilver in de zelve ont-
dekt zij.nbsp;. , ^ ij- 231-
Kruk Kragt van een man m het drajen van
een Kruk. I. 266 271. en 267, A.,
.„, wanneer 'er twee man aan werkt, moe-
ten de Bogten niet regt tegen elkander
overltaan, maar een Winkel-haak maken,
271.
Kruit i hoe verbazende Kragt een kleine
Hoeveelheid doen kan, I. 3B4-385. A.
•- des zelfs Kragt op den Broek van
een fluk Gefchut, dat 24 m fchiet. 4»5-
417. A. b.
Ktefibius heeft de Pomp uitgevonden.
Kuip in een Koornmolen.nbsp;IH. 24,
Kwik-pomp, zie Pomp.
Kwikzilver ; des zelfs Zwaarte en Weêr-
ftand.nbsp;4- A. b.
____ wordt van Glas aangetrokken,
' maar nog meêr van Kwikzilver zelf. 30. A.
_jahelye (Charles de) zijne ftellingen we-
gens het rollen van een belafte Rol te-
gen een hellende Vlakte op. I. 77. A. b.
zijne befchrijving van de Wagens
cn den Wagen-weg van den Heer Alleri.
273. A. b.
zijne Wederlegging van de Ver-
handeling van G. F. Stübner o\ex de Kragt
van bewogen lighamen. W. 91. en volg.
i.- zijne Teekeningen Befchrijving van
de Brandfpeuiten van Mr. Neivfham. I I.
135. en volg.
Lagerhuis te Londen van vuile Lugt gezui-
verd door middel van Vuur. 111. 159-
.nbsp;_nbsp;dcor een Blaasrad. 164.
jLamp (rollende).nbsp;I. 81.
Landwind, zie Wind.
Léér, zie Ladder.nbsp;__
Ledige Holligheid, Ruinitc (Vacuum. Va-
cuitaO bewezen.
'Ledige Holligheid is 'er meer, dan Stof, in
de lighamen.nbsp;, .. ,
_ afkeer van het Ledige bij de Ou-
den de oorzaak van het opklimmen van t
Water in Pompen. l'-
Leeuwenhoek (Antoni mn) aangehaald, w^
gens de meenigte van diertjes in de Hom
van een Kabeljaauw. enz. H- A.
Le^Pier, of onderfte Molenfteen. lll. 20.
Lemüz, de eerfte, die hec oude gevoelen
wegens de gantfe Kragten van lighamen
verworpen heeft. I. 338. A.
zijne gedagten over de verande-
ring van de Barometer.nbsp;II. 35®-
' - aanmerkingen van den Schrijver
op die gedagten. 253.
Leipijp, zie Pijpen.
Lenden; Kragt van hare Spieren. I. 264.
Lengte op Zee', hoe ze eindelijk gevonden
zal moeten worden uit het konjungeren
van de Maan met vafte Sterren. I. 480.
Levende Kragt, zie Kragt.
Lighamen, waar uic beltaan.nbsp;I. 2.
__ zijn deelbaar.nbsp;ö.
_ hebben alle vele ledige tufTenwijt-
tens.nbsp;, »2,
__ hebben alle een Zwaarte-kragt of
Aantrekking.nbsp;.. M*
___ vele hebben ook een wegdrijven-
de Kragt. 34-
____ vele ook een Brandfteen-kragt. 36.
haar gewigt op de Oppervlakte
van de Maan, op kleine en groote Dwaal-
fterren.nbsp;20. A.
- konnen niet vallen, wanneer haar
Zwaarte punt onderfteund wordt. 66.
■, , het Zwaarte-punt van een lighaam
of lighamen kan men verplaatfen. 80.
_ hellende, wanneer ze zullen val-
len, of ftaande blijven.nbsp;2?..
— een lighaam of een. Samenftel van
lighamen valt niet, wanneer een gedeel-
te van het zelve, dat in de Streek-lijn is,
onderfteund wordt.nbsp;^ '
om haar Zwaarte-punt bewogci»
I uui naar /jwaartc - (juulnbsp;-Ton
wordende , zullen opgehouden wor^-
op de zelfde wijs, als of ze in ruit
ren.nbsp;i^igbi.
-ocr page 359-Ljgbameno]-) cen hellende Vlakte glijendc,
üf rollende.nbsp;*nbsp;88-
.nbsp;volharden in een ftaat van ruft, of
van gelijkvormige beweging in een regte
Lijn, tenzij ze door ingedrukte Kragten
eenoodzaakt worden dien ftaat tc veran-
deren.nbsp;294-
hare famengeftelde Beweging. 256.
A. a en b.
voortgeworpen : Hare Beweging.
310.
_ vallende. Hare VerfneUing door
de Zwaarte-kragt.nbsp;340.
die niet veren , wijken voor een
ftag van een aanbotfend lighaam in een
Evenredigheid van 't Vierkant van des
zelfs Snelheid.nbsp;361.
zie ook Stof, Beweging , Voortge-
worpen lighamen, en Zwaarte-punt.
I geene lighamen zijn volmaakt
hard, of volmaakt zagt, maar konnen als
zoodanig veilig aangemerkt worden in de
befchouwing der Aanbotfing. II. 19.
Ligt; deszelfs Weêrftand.nbsp;I. 4-
- des zelfs Digtheid vermmdert, ge-
lijk' de Vierkanten van de Afftanden der
verligte lighamen vergrooten. 22 en 23. A.
, voortgebragt door 't vrijven van een
glazen buis.nbsp;j , .
wordt van de Zon tot de Aarde be-
wogen in den tijd van 8 Minuten en 13
Sekunden.nbsp;303. A.
eenige Proeven ontrent Ligt en Ko-
leuren, door den Ridder iVéTOtow. III. T97.
en volg.
Ligten. Hoe een mens zware laften kan lig-
ten.nbsp;I- 264-265. A.
„._ manier om iets zwaars een kleine
hoogte gemakkelijk te ligten door middel
van een riem en haak.nbsp;289. A. a.
ygtpomp,Pomp.
l,igt-ftralen worden weggedreven van Glas
en andere gepolijfte lighamen. I. 35 A
^nbsp;der zelver Beurten van gemakke-
lijke Doorfchieting en gemakkelijke Te-
rugkaatfing.nbsp;II. 14. A.
, —. Proeven ontrent de Scheiding van
I igtftralen en onderregtingen om ze wel
te nemen. UI. \91.envolg.
, Proeven ontrent der zelver fchei-
ding, met twee ftukjes Lint, het ééne
blaau en 't andere rood.nbsp;III. 199.
met het Tooverbeeld van de Zon.
201 en 203. en volg.
- met een papier, half rood cn half
blaau geverfd.nbsp;203.
droeven ontrent de verfchillende
king.
IH
■lü. 20.
tI'
, . n. 160.
' maakt met het geen er m drijft
den Dampkring uit; des zelfs hoogte;
waar dikft.nbsp;jgj'
-— heeft een volmaakte Veerkrao-t'
wanneer ze zuiver is, welke jaren lang op-
gefloten beftendig kan blijven. 4 en 163.
- hare verbazende Verdunning. 164.
- hare Dikte is even gelijk aan hare
Samenperfing.nbsp;164.
O Onbsp;Lugt
Breekbaarheid van Ligtftralen. zïien volg.
en 221,
--— die Breekbaarheid verdedigd tegen
y. Rizzetti.nbsp;223. en volg.
der zelver Buigmg in hunne Bre-
-- in hunne Terugkaatfing.
239.
Lijm moet men voor allerlei foorten van
lighamen de zelfde niet nemen, maar naar
de valtheid der lighamen, die men lijmen
wil.nbsp;I. 23 en 24. A. a.
Lombe (Thomas cn John) hun Werktuig om
Zijde te twijnen.nbsp;I. 56. A.
Londenfe Brug; Waterwerktuig onder de
zelve, zie ïVaterwerktuig.
Long. Werktuig om de Werking van de
zelve te verbeelden.nbsp;II. I69.
Berigt van 'c geen de Longe in op.
zigt van de Lugt betreft.nbsp;JI. 500.
Longe-pijp, een Pijp in 't Vuurtuig. III. 88*.
Lood veroorzaakt grooten Weerftand aari
Halzen of Tappen , die 'er op drajen
I- 210.
wat zwaarft zij , een Pond lood of
een Pond veren.nbsp;II. 237.
Looden Ballen, fterk aanéén hangende.
Loopbeen, zie Hevel.
Looper van een Katrol.
- bovenfte Molenfteen.
Lugt-, haar Weêrftand.
heeft Veerkragt.
-ocr page 360-Lugt is op het zelfde Waterpas even dik,
tenzij 'er eenig toeval verandering in ma
ke. .nbsp;II. 165
—— kan in een open vat door hare Veer
kragt het geheele gewigt van den Damp
kring dragen.nbsp;164
-- wordt door hette uitgezet, en door
dikke Lugt zal een meêgevend vafl
lighaaam drijven in een ruimte, die met
een dunne 'Lugt bezet is.nbsp;168.
werkt in allerlei ruimte door hare
Veerkragt zoo fterk, als de Dampkring
door zijn gewigt doet.nbsp;168.
hoe op de Long werke.nbsp;169.
hare werking op Water door Ver-
quot; quot;quot; ' ■ ■ Kunft-fontei-
246. en volg.
254-
260.
dikking of Verdunning in
nen.
- in glazen Bolletjes
Beeldjes
haar Gewigt of regtftandige Perfmg
bij de ouden onbekend.
ontdekt door Torricelli.
^01.
302.
is een lighaam ; is zwaar; en perft
naar 't Middelpunt van de aarde, en op
alle lighamen, die onder haar zijn, en wel
met de geheele Perfmg van den Damp-
kring en naar mate van de grootte der
Oppervlaktens van de lighamen. 304.
---perft in allerlei Streken; hare zijling-
fe Perfmg.nbsp;308.
— hare Perfing op het menfelijke lig-
haam.nbsp;309.
-- —— op de geheele Oppervlakte
van de Aarde.nbsp;310. A.
—— waarom de menfen zig verbeelden,
dat de Lugt in mooi Weer ligt zij enz.
310 A. b.
- is niet overal even dik of digt. 311.
■—- hare waterpaflTe Beweging vermin-
dert hare regtftandige Perfing niet. 344. A.
--— Tafel van hare Dikte op verfchillen-
de hoogtens.nbsp;313.
Proef om de afnemende Dikte quot;van
de Lugt opwaarts te bewijzen. 313 en 314.
—:— zet zig in diervoege uit, dat haar
Volumen altijd is in de omgekeerde Reden
van de gewigten, die haar famenperfen.
315. en volg.
' M
I
k
't ■
fVu
i-
Lugt; hare Uitzetting volgens de Algebra uit-
gerekend. •nbsp;11. 316 A. en 317.
———— hare Uitzetting kan wel niet be-
paald worden ; maar kan in het ééne geval
20000 maal grooter ruimte beflaan , dan
iu het andere. 318.
- beftaat uit deeltjes, die eikander
niet aanraken , en elkander wegdrijven^
319:
de reden van deze Wegdrijving is
onbekend ; de Kragt, waar meê ze van
elkander afwijken, vergroot in de zelfde
Reden, als de Afftanden van de Middel-
punten der deeltjes verkleinen. 320.
--------- Proeven om de Uitzetting van de
Lugt door hare Veerkragt te vertoonen.
465-468.
-- Proeven om de Veerkragt van de
Lugt te vertoonen in de Poriën van een
lighaam. ^nbsp;468-470.
--om de Perfing van de Lugt te too-
nen.nbsp;470-475.
—— Proeven van verfcheiden foorten.
J V7nbsp;1 •nbsp;T 475-480.
- van de Verdikking van Lugt door
Kunft.nbsp;481.
—— Proeven van \ erdikking van Lugt.
482.
— Peilbuis om de Dikte van de Lugt
in een Glas te meten.nbsp;485.
Lugt is fomtijds in een vaftgeleg-
den en fomtijds in een veerkragtigen ftaat;
Dieren en planten worden onderhouden
en gi-oejen door Lugt in deze twee ftaten.
498.
' wat het te zeggen zij, dat Iigha-
men Lugt opflurpen en voortbrengen. 6.
A. a.
.....daar is Lugt in de Holligheid van
de Borft en in 't Bloed.nbsp;499.
-------- werking van de Lugt in de Longe.
5C0-
- verfcheiden Vragen en Waarne-
mingen ontrent de Lugt. 506. en volg-
iet zeiver Samennerfng door ver-
fchillende dieptens van Water te meten.
^nbsp;279.
-..... ■ grootelijks fiimengeperft.
280-
is brandfteenkragtig. 11.434
-ocr page 361-LuKt: manier om Lugt te zuiveren en te
verwiffelen; verfcheiden Proeven hier
ontrentnbsp;en volg.-
Proeven ontrent het branden van
Lu2t tot gebruik van kamers; waar uit
blijkt, dat 'er geen levendmakende Geejt in
de Lugt is.nbsp;150-158.
_ - manier om mout te droogen door
heete Lugt.nbsp;ijp-
__het Lagerhuis te Londen, van vuile
Lugt gezuivbd. . , „ , .
__^ warme Lugt in 't Hoogerhuis ge-
brao-t
_I Proeven meteen Kunft-tuig om Dam-
pen, of vervuilde Lugt uit Mijnen te trek-
cen.nbsp;1Ö1-164.
een man en een kaars van zes in een
pond hebben in den zelfden tijd evenveel
Lugt noodig, namenlijk een Gallon in^t
Minuut^^^^^ een Blaasrad genoemd,
• ^ T ____X.nbsp;—,/TV» 1/i« »«-ï
IVUUiL-LUJ5 ,nbsp;—nbsp;'-'•/T- 1
om in korten tijd Lugt te verwiflelen in
kamers amp;c.nbsp;en volg.
__ dit beproefd aan boord van een Oor-
1 r i-iquot;
loglcnip. ^^^^^^ warmte of koude aange-
quot;quot;^en door Thermometersi zie Tbermome-
droogte of vogtigheid aangewezen
door Hugrometers, zie Hugrometers,
Lugtbuis van Newjhams Brandfpeuit. IIL
___aan een Ligtpomp.nbsp;IL 215.
Lugtleiders, Ventilators, van Dr. Hales. III.
Lugt-ledige (Yamp;cnum) in het zelve vallen
alle lighamen met de zelfde Snelheid. I.
12.
Lugtperjer.nbsp;IJ- 490.
Lugtpomp befchreven. n. 4öo-
verbetering aan de zelve door JV.
Fream. , ^ 4ö3-
___verfcheiden Proeven met de Lugt-
pomp genomen. 4^5 • «« ''^olg.
Lvgtprangen wat dit zij in het leiden van
vv ater door Buizen. IL 136. A. 6.
Lugtfpeuit befchreven. JL 481.
aan. Gewigt van lighamen op hare
Oppervlakte.nbsp;L 19. A. b,
--- hare beweging om de Aarde afge-
leid uit de beweging van voortgeworpen
lighamen. 320-322.
ligt het water van de Zee op, al-
waar ze regt boven ftaat, als mede bij de
Tegen-voeters.nbsp;420.
-- hare Werking op de Zee befchoud
volgens de Waterweging.nbsp;.„o.
Tegenwerpingen , hier tegen in-
423-
punt.
gebragt, beantwoord.
en Aarde. Haar gemeen Zwaarte-'
-- hare Verfehijnfelen met die van
de Zon en den Aard-kloot, vertoond op
't Planetarium.nbsp;4^7.
—— hare Eklipfen op 't Planetarium
vertoond.nbsp;475.
Manan CSatellites) van Jupiter bewe-
gen in cirkel-rondc Wandel-kringen. 1.390.
Maat. Maten van Ellen en Voeten behoo-
ren van ijzer gemaakt te worden, om ze
winter cn zomer zoo veel te netter even
lang te hebben.nbsp;1- 451- A.
Mac-Laurin. Des zelfs Vertoog over de
maat der Kragt van bewegende lighamen.
II. 77. en volg,
Mairan, aangehaald wegens de gedaante
van de Aarde.nbsp;L 455.' a. b.
Man; één kan een Okshoofd Water 10
Voet hoog opbrengen in een Minuut. HL
124.
-- kan ook zoo veel gewigt met een
eenvoudig Werktuig opwinden. j,,,.
Mannetjes TGlazen) die in 't Water op de
Kommando rijzen en dalen, II. 260 en
263. A. a.
Marly. Waterwerktuig aldaar, zie'Water-
moerktuig.
Maften van fchepen zijn Hefboomen van
de tweede foort.nbsp;I.
Menjen. Hunne manier van gaan, L 82. A.
—.....van ongelijke fterkte gelijkelijk tc
doen dragen aan een Bóóm.nbsp;13t.
Oo 2nbsp;Mei Jen
îl E Cx I s T E R VAK ZAKEN.
Menfin en paarden. Hunne fterkte tegen el-
kander vergeleken. I. 261 en 263. A.
——. doen weinig kragt, wanneer ze
waterpas trekken.nbsp;262.
nbsp;—............ huiine kragt in 't ligten. 264. A.
M. I. —— in het trekken van een fchuit.
264.
- - in het dragen.nbsp;205. A.
I -- in het waterpas trekken en
ftootenjbefchoud in het drajen van een Kruk.
266 en 207-269. A.
nbsp;—- - in't roejen,beft aangevoegd
met Riemen.nbsp;278.
—nbsp;■ ■ doen een verbazende kragt met de
Spieren van de Beenen en Dijen. 279. ook
288 289.
.1 ■ — Werktuig om hunne fterkte met
. !v
! 'iï
VIquot;
' 1 '''
betrekking op verfcheiden leden tegen el-
kander te vergelijken.nbsp;292.
te vinden, hoeveel Kurk een men-
■ felijk lighaam noodig hebbe, om in Wa
ter te drijven.nbsp;II. 235.
Merjenms, aangehaald wegens het fchieten.
1. 415. A. b.
Mes, op een droogen fteen gewet, neemt
minder af, dan op een natten, en glijdt
ligter, nadat het 'er een reis of twee over
geftreken is.nbsp;I. 210.
Metaal kan men zoo zeer polijften, dat zijne
Vrijving vergroot worde.nbsp;L 187.
-- Tafel van Vrijvingen voor verfchei-
den Metalen.nbsp;202.
—— hoe men een Inftrument kan maken
van groote kragt, om harde Metalen te
boren.nbsp;i.74-
-- hoe men de geringfte Uitzettmg,
die ze door de hette ondergaan, meten
kan, door den Heer MuJJcbenbroek voor-
gefteld.nbsp;446.- A.
nbsp;—- de Uitzettingen van verfcheiden Me-
talen tegen elkander vergeleken. 450. A.
—— hoe men het in Water kan doen cli-ij-
ven.nbsp;II. 124. A.
-—- indien 'er twee Metalen onder el-
kander gemengd zijn,de Hoeveelheid van
elk te ondekken.nbsp;231.
Middel-pmts Kragten (Vires cerairaZw) Werk-
tuig oiu de zelyen te verklaren. I. 332
en 338quot;. A-
I
rJ^':
' gt;'
ii?
Middelpunt-fcbuwende Kragt (Vis centrifugay
I- 322.
— wordt grooter , naar mate dat het
lighaam fneller bewogen worde.
—— Proeven, ora die Kragt te verkla-
ren.nbsp;323-
zie ook Middel-pmts Kragten-
Middelpunt-trekkende Kragt (Vis centripeta)
I. 18. A. en 322-
- wordt grooter, naar mate dat een
lighaam fneller bewogen worde in zijpen
Kringnbsp;323-
.11nbsp;de regte Evenredigheid van de
Verfnelling dier Kragten.nbsp;348.
zie ook Middel-punts Kragten.
Onderflag Rad , ook wel
genoemd. Hoe het Water
Rad werke. II. 3. A.
een Molen om Koorn te ma-
len , befchreven.nbsp;HL 20. en volg,.
- met een Bovenflag Rad om Koorn te
malen.nbsp;Hl. 58. en volg.
- de Snelheid van 't Water en 't Rad.
61.
Middel/lag Rad, zie Rad.
Middel-jloffen (Media) haaiquot; Weêrftand in 't
voorbijgaan befchoud.nbsp;1. 380.
Mijnen; in de zelve kan een Ketting-pomp
fomtijds van veel dienft zijn. 111. 7c. m
volg.
- verfcheiden Proeven om Dampen of
vervuilde Lugt uit Mijnen te trekken. IIL
T61-164.
MoMs, met paarden bewerkt, moeten groo-
te Paarde-paden hebben.nbsp;I. 260.
Mülen met een
Stroom-molen
op der zelver
zulk
--vergelijking van deze met de Boven-
flag Molen. 'nbsp;A. 64-65.
- met een Middelflag Rad. 65-66.
- zonder Wiel , Schijfloop , Kam of
Staaf.nbsp;72-75-
Molenfteenen van een Koornmolen; wat daar
in op te merken zij; hare Werking. III-
21, en volg-
——— hai-dfte en fponfleufte de befte.
16. ■
Molineux ( Samuel) zijne manier om 't Ver-
fchil-zigt der vafte Sterren te vinden.
302
A. b^
Moment-
-ocr page 363-Moment -kragt, zie Kragt.
Moreland; zijne Barometer.nbsp;11. 321,
Mout, manier om iret te droogen door hee-
te Lugt.nbsp;■nbsp;159-
Muffchenbroek {Petrus van) hech ztex
naaukeurig gefchreven over den Zeilfteen.
L 43. Bijvoeg/.
_nbsp;zijne Proef wegens de gantfe Kragt
van lighamen.nbsp;3(52. A.
- wederom aangehaald, 374- A.
___ verdedigd tegen Clarke. 365. A. b.
__zijne Pyrometer befchreven. 446. A.
__ Antwoord op de tegenwerpingen
van dien Heer tegen het oude gevoelen
ontrent de maat der Kragt van bewegende
lighamen.nbsp;H. 69 en volg:
IN atuurkunde is in haren voortgang veel
gefteuit door de Twiftzugt.nbsp;1. i.
Newconien en Cawley Verbeteraars van ^ t
Vuurtuig.nbsp;^
Newjham {Richard) zijne Brand-fpemten be-
ter, dan anderen.nbsp;L 274
______ Befchrijving van de zelven. 111.
135. en volg.
^nbsp;een V^^'onderftelling in de Water-
weging door hem verklaard.nbsp;ijo.
zijn Geregtsgeding over het ver-
ftellen van eenig werk voor het Shaducell
Genootfchap. ' III. 34- A. b. en volg.
Newton (Sir Ifaac) aangehaald wegens de
Zwaarte-kragt.nbsp;L 18 A.b.
-- wegens de drukking van Vloei-ftof-
fen.nbsp;24. A.a.
__- de Kragt van Aantrekking van een
druppel van olij van Oranje. 26. A, a.
-- de Wegftooting van lighamen. 35.
nbsp;—- zijn arbeid in het nemen van Proe-
ven en zijne agting voor de zelven. 55.
A. b.
nbsp;—- aangehaald wegens het drajen ' van
lighamen om haar Zwaarte-punt. 69. A. b.
___zijn berigt van alle de eenvoudige
Werktuigen in ééne Schets.nbsp;183-
heeft eerft de Beweging van de Aar-
de bewezen uit de Wetten van Zwaarte-
.kragt.nbsp;3°'- h.
Newton ( Sir Ifaac ) zijne Stellingen wegens
de Draaikolken.nbsp;I- 33o- A,
- aangehaald wegens bewogen ligha-
men , aangezet in evenwijdige Lijnen.
362. A.
——— -- wegens de Perken, die omloo-
pende Jighamen befchrijven 392. A.
zijn berigt van de Staart-fterren. 402.
A. b.
— aangehaald wegens de Getijen. 428.
,—--wegens de gedaante van de
Aarde.
- zijne Stelling ontrent de verfchillen-
de Breekbaarheid van Ligtftralen verde-
digd tegen J. Rizzetti. III. 224. en volg.
Nijptang beftaat uit twee Hefboomen vari
de eerfte foort,nbsp;I. 122. A. 6.
Noorder Ligt; des zelfs damp gaat- onver-
hinderd door alle lighamen. 1. i j., a. b^
C^lij en Vet noodig aan Werktuigen ,
fchoon fomtijds in zeker opzigt nadeelig.
I. 200.
— van Oranje; Een. Druppel rijzende tus«
fen twee glazen platen. 26. en 26. A. a.
Ondeelbare deeltjes (Atomi)..nbsp;g'
Onderfiag Molen-, zie Molen.
- Rad; zie Rad.
Oneindigheden niet alle even groot. I. 6. A
Onruft -vetr -, hare W^erking in ïafel - wer-
ken en Zak-orlozies.nbsp;I.
Oorlogfchip ; Proef met een Blaas-rad oni
de Lugt te zuiveren in een Oorlogfchip.
Ooft en Weft; Hoe het eindelijk gevondra
zal moeten worden uit het konjungeren
van de Maan met vafte Sterren. I. ^go
Oppervlakte (zigtb are) van lighamen ver-
mindert ^ gelijk de Vierkanten harer Af-
ftanden vergrooten.nbsp;j .26
Opfnuif-klapje, een Klapje aan 't Vuurtuig!
Orlozies, zelf Zak-orlozies moeten olij'heb-
ben , en fchoon gehouden worden. I.
207.
Orrerijen, Kunft-tuigen , om de Verfchijn-
, felen van hemelfe lighamen te vertoonen,
O O 3nbsp;creve:
geven
-ocr page 364-geven gemeenelijk valfe begrippen van die
Verfchijnfelen. ..nbsp;I. 4Ö4-
Over-wegen. Wat dit zij.nbsp;I, 104.
quot;Paard kan niet veel dragen, maar wordt
beft gebruikt, om te trekken. I. 273.
nbsp;■.....- Stérkte van fommige Paarden in het
dragen van gewigten.nbsp;111. 180.
— kan 2CO ffi trekken agt uren op een
dag.nbsp;1. 260.
——^ in een Molen, of ander Werktuig ,
loopende , moet een groot Pad hebben
260.
■nbsp;in fterkte gelijk aan vijf Engelfe, of
zeven Hollandfe of Franfe arbeiders. 261.
des zelfs fterkte in verfcheiden op-
zigten vergeleken bij die van menfen. 2Ö2.
—- trekt moejelijk fcheuin op. 262.
tegen een fcheuinte op moetende
trekken, trekt gemakkelijkft, wanneer de
Strengen evenwijdig zijn met de fcheuin-
te,nbsp;134-135- A.
— deze ftelling wordt verbeterd in
het IIL Deel, alwaar getoond wordt, dat
Paarden voordeeligft trekken, wanneer de
Treklijn zoo hoog niet is,als hunne borft,
111. 177-
——. krijgen voordeel in hét wekken van
een zwaar gewigt, wanneer 'er een even-
redig gewigt op de fchoften gelegd wordt.
—— de ftand van trekken betoogd. 179.
- manier van gaan van een paard. I.
83. A. fc.
Paarden van ongelijke fterkte gelijke-
'1.
' ri
i !''
1
lijk aan een Wagen te doen trekken 131.
—- die voor de Koets geloopen hebben,
deugen niet, om te berijden.nbsp;224.
—-—- een Inftrument aan 't Vuurtuig van
Kaptein Savery.nbsp;III. 109 en iio.
Padmore. Ziine verbetering aan een Kraan.
1. 177. A. b.
Pees van een Cirkel (Chorda) Lighamen val-
len in Pezen van Cirkels niet net, maar
oogenfchijnelijk, inden zelfden tijd, als
ia hare Bogen.nbsp;L 432.
iJ;
1,'
gt; ■
Pemherton (Henry) aangehaald wegens eea
. Katrol-gefteLnbsp;I. 144- A. a.
■nbsp;wegens de gantfe Kragt van ligha-
men.nbsp;364. A. b..
Perken (Sterrekunftenaars) Are(Baftronomica,
wat die zijn, en wat het te zeggen zij,
dat omloopende lighamen om het'Middel-
punts lighaam Perken befchrijven even-
redig aan de tijden.nbsp;I. 389-391-
- dit 's eerft van Kepierus ontdekt. 393-
- bewezen door A^etuJew,nbsp;392. A•
—— hoe de Dv/aal- en Staart-fterren met
een Straal, getrokken uit de Zon, Perken
befchrijven evenredig aan de tijden, door
een VVerktuig vertoond.nbsp;48 J.
Perrault; zijn niew Wind-as.nbsp;I. 24Ó.
........... erger , dan het gewone. 248 en
247. A.
Perspijp, zie Pomp.
Perspomp, zie Pomp.
Perszuigers, verfcheiden manieren om ze te
maken.nbsp;IL 210 en 211,
——- worden beft geleerd met dun Leer.
HL 46. A. a.
Picard, aangehaald wegens de meting van
Graden van de Aarde.nbsp;1. 454. A.
Pijpen (Water-) moeten wijd zijn, om het
Water van een grooten afftand te leiden.
—- hoe van Lugt te ondoen, wanneer
7.Q gelugtprangd zijn.nbsp;I[, 13(5. A. b.
——de Leipijp , die het Water regt-
ftreeks van een Werktuig opvoert ineen
Verlaatbak, moet niet van Lood zijn. II.
140. A. b.
- Tafel van de Middellijnen derLei-
pijpen en de bijzondere Sprongen , vol-
gens de hoogte der Verlaatbakken. 149.
—- Proef om dit na te gaan. 154. A.a.
de Leipijpen konnen wel van Ol-
menhout gemaakt worden ; wat daar in
waar te nemen zij.nbsp;II. 150. A.
— - toegerolde Looden Leipijptf-
150.
—— op wat wijs hare fterkte te beproe-
ven.nbsp;ijoeniji-^.'
—— in het onderfte gedeelte van de Lei-
pijp moet een Prop wezen; alle de Jvra-
^ 'nbsp;nen
0
nen moeten even groote Waterloopen
hebben, als de Leipijp zelvenbsp;151.
A. b.
Pijpen C Water-) moeten geene hoekige El-
bogen hebben, en nergens tot een nawer
wijdte ingetrokken worden ; en aan den
Sprong, daar de Leipijpen opgaan, moe-
ten ze geen regten Hoek maken. 152. A.
_nbsp;moeten diep in den grond leggen.
153. A. a.
_ Kommen, waar in ze loopen, hoe-
danig te maken , om de Pijpen altijd te
konnen zuiveren. . _
___ moeten gefchikt zijn naar de Hoe-
veelheid of Snelheid van 't Water , dat
'er door opgebragt moet worden. III, 32.
A. en volg.
Planetarium,nbsp;I. 463.
het algemeene Weereld-geftel op
het zelve vertoond.nbsp;400.
het Geftel van Jupiter met zijne
Manen enz.nbsp;^, ^ ^ 47°-
_ de Verfchijnfels van de Zon en den
Aardkloot.nbsp;, ^ ^ ,470-
,nbsp;- van de Zon, de Maan
en den Aardkloot.nbsp;477-
, • - de Eklipfen van de Zon en Maan.
479-
— wat de Veifchil-zigten zijn. 480.
-—. hoe de Lengte op zee, of Ooft en
Weft, gevonden zal moeten worden uit
het konjungeren van de Maan met vafte
Sterren.nbsp;, ^^ ^480.
_nbsp;een Toeftel, om 'er de Verfchijn-
felen van Venus op te vertoonen. 480.
Planten worden onderhouden en gevoed
door Lugt in een vaftgelegden en veer-
kragtigen ftaat.nbsp;II- 490.
Poelen, zie Beken.
Polenus, aangehaald wegens de gantfe Kragt
van lighanien. I. 3Ö3. A- b. en 374-. A.
Polijjiingal te fterke vergroot de Vnjving
in Metalen.nbsp;L 187
Pomp is uitgevonden door Ktefibius. II. 301.
Pomp-, wat die zij.nbsp;11. 183. en volg.
__— Staande Stuk.nbsp;192 en 203.
__— drie foorten van Pompen; de Zuig-
pomp befchreven.nbsp;X92.
Pomp-, hoe het Emmertje lager in de Pijp
ga, hoe beter.nbsp;11. 193-
--- wat 'er in agt genomen moet wor-
den , wanneer de Pomp niet boven den
Put kan ftaan. 197.
- Emmertjes in kleine Pompen. 190.
- TTI—iquot; gi'oote Pompen. 197.
-- Klapjes of Bos.
---volgens den Heer Belidor.
^nbsp;100. A.
- werking van Pompen verklaard uit
de werking van Hevels.nbsp;202. A.
- hoe het Water door eene fcheuine
Pijp moet opgaan.
—— Ligtpomp befchreven; der zelver
Emmertjes.nbsp;n. 208.
Perspomp^ beichreven^; der zelver
Staande Stuk, Perszuiger, Zuigpijp^ pgj-g.
P'jP* .j . -n 209.
- verfcheiden manieren om Perszuigers
te maken.
—. de befte manier met een Dompelaar'
2i I.
■—— uitrekening van de hoogte, waar toé
het Water in Zuigpompen en Perspompen
zal rijzen op eiken flag van den'Zuiger.
612. A. en vol^
—— werking van een Ligtpomp afgebeeld.
- befchrijving vau een Lugtbuis aan^dfê
Pomp.nbsp;2j
—• voordeel van die Lugtbuis. 216
—- werking van een Zuigpomp afgebeeldquot;.
- Zuigpomp en Ligtpomp tegelijk, of
middel om door een Zuigpomp Water
hoog op te brengen, om in een huis brand
te bïiiJTen, afgebeeld. _nbsp;217
Leer.
Werking van een Perspomp afse-
beeld ; als mede van de Pomp met een
Dompelaar, en der zelver bijzondere ge-
deeltens.nbsp;218 en 210'
- Pompen konnen zoo veel Waters niet
opbrengen, als overeenkomt met de Hoe-
veelheid van Water, die de Pomp bevat
m de lengte van de Beweging van den
Zuiger.nbsp;quot; jjj
Pomp met Kwikzilver, in plaats van
111. 116-124
Pomp
Fomp van Dii Piiy inet Blaasbalgen. III. 125.
en volg,
' —— Gojjet en De la Deuille. 129.
—— Ketting - pomp van i^rawnm.nbsp;67.
en V olg.
—- deze Pomp gebruikt in Mijnen. 70.
•- Zuig- en Perspomp van New/hams
Brandfpeuiten.nbsp;HS- en 144-
Poppetjes Klap een Klap aan 't Vuurtuig- III.
Pot met water, fnel omgedraaid v/ordende,
zal geen water ftorten, fchoon de mond
naar beneden zij.nbsp;I- 324-
Pozmi, aangehaald wegens een Waarneming
ontrent Jupiter.nbsp;I-
Prisma van groen Glas beter, dan van wit
Glas , om Proeven te nemen in de Ge-
zigtkunde.nbsp;ill- 200.
Pyrometer, zie Hettemeter.
R.
^ad {Onderjlag) hoe het Water werke
op een Onderftag Rad.nbsp;II. 3. a.
__ doet het meefte werk, wanneer
des zelfs Snelheid even gelijk is aan
het derde Deel van de Snelheid van 't
Water, 't welk het omdrijft. III. 16 en
73-
........ hoe vele Waterborden het moet
hebben.nbsp;I7-««
_ - aan een Koornmolen. 20. en volg.
^nbsp;aan het Waterwerktuig van den
Heer Holland.nbsp;2Ö. en volg.
r- (Bovenjlag) aan een Koornmolen. 58.
en volg.
—— {Middeljlag) van Dr. Barker. 6j. en
mlg.
—— omgekeerd zijnde kan van dienft we-
zen in Mijnen.nbsp;7'-
Rajlius Brief over de gedagten van Leibnits
wegens de Verandering van de Barometer,
door den Schrijver beantwoord. II. 358.
A. en volg.
Regen , nagegaan in verfcheiden verande-
ringen , die hij ondergaat.nbsp;I. 3. A.
—— het vallen van den Regen maakt de
X.ugt niet ligter; maar wordt veroorzaakt
door de vermindering van Zwaarte van de
Lugt.nbsp;II. 358. A. en volg.
Regen V^erhandeling over het vallen van Re-
gen.nbsp;II. 400. en volg.
- Gods Wijsheid en Goedheid in de
eigenfchap van 't Water om Regen te
makennbsp;11 508.
Rekbaarheid van 't Goud.nbsp;I. 10. A.
Richer; Zijne Waarnemingen ontrent Slin-
gers.nbsp;•nbsp;1. 452-
Riemen van een fchuit zijn Hefboomen van
de tweede foort.nbsp;1. 123. k.h.
Rijtuigen omftandig befchoud. I. 212. en
volg.
—— met vier Wielen zijn voordeeliger,
dan met twee.nbsp;222.
---beft met hooge Wielen, en alle
vier ontrent even hoog.nbsp;224.
■■ Tafel van Vrijvingen van verfchei-
den Rijtuigen , en op verfcheiden gron-
den,nbsp;226.
wanneer ze onder het rijden fte-
ken, moet men ze niet laten inzinken.
zie ook Wielen en AJJen.
Roeijen gefchied beter met Riemen, dan op
eenige andere wijs.nbsp;I. 278.
—-....... de manier van roeijen verklaard.
Rivier; manier om te weten hoe veel Wa-
ter een Rivier in een bepaalden tijd aan-
voere.nbsp;111. 10. en volg.
Rizzetti {Joannes) Uittrekfel van deszelfs
Boek , genoemd Natuur- en Wiskundige
Proef over de eigenfcloappen van 't Ligt, en
wederlegging van het zelve. 111. 224 en
■ volg.
Roemertjes; zie Glazen.
Roer van een Vaartuig is een Hefboom van
de tweede foort.nbsp;I. 123. A. b.
Rol, Cylindrus, ( belafte ) opwaarts rollen-
de.nbsp;1. 73-
de hoogte van deze oprolling
A.
door de Wiskunft uitgerekend.
zet het Vermogen geene kragt bij,
maar komt de Vrijving voor , en wej naar
mate dat ze grooter over 't Kruis zij.
Wl',
-ocr page 367-Hol- de Vrijving van Kollen kan men ver-
minderen door middel van Halzen. 1.
192.
;_ zie ook Kruk.
Rollende Lamp.nbsp;. ,, , T/fi.quot;
_nbsp;lighamen op een hellende Vlakte.
Romeinen (Oude) v^iften niet, dat het Wa-
ter door Buizen tot zijn eigen Waterpas
opklimt.nbsp;II. 134-
Rook; reden van des zelfs opgaan, en neer-
ilaan.nbsp;II- 2J8.
ammoniak. Koper, in Geefl van Sal
ammoniak gefmolten , verft een groote
hoeveelheid van vogt.nbsp;I. 10. A. b.
Samfans, zie Sterke mannen.
Saturnus. Kring-tijden en Afflanden zijner
Manen, Afftand en breedte zijner Ring,
terneêr gefteld op Plaat XLI. I. Deel.
Sa-üeryi zijn voorftel ontrent het Vuurtuig
ontleend uit het Boek van den Markies
van Worcefter.nbsp;, ^nbsp;-IH- 81.
_ ziin Vuurtuig verbeterd. 108. en
^^ Jnbsp;volg.
_ - des zelfs werking.nbsp;110.
^ verfcheiden van die Werktui-
opgerigt door den Schrijver. 112.
gebruik, uitwerking, en koften van
, Vuurtuig.nbsp;113-114-
dans.
Schaar, gemeene , als mede de Koper-, of
Blikflagers Schaar, gebragt tot twee Hef
boomen van de eerfte foort. L 122. A. b.
___ Schaapfcheerders Schaar beftaat uit
twee Hefboomen van de derde foort. 124.
A. a.
Scbeuine Kragten of Vermogens , zie Ver-
mogens.
Schiijloop in een Koornmoïen, hoe te ma-
ken.
met drajende Staven van Mr. Clar-
48. A.b. en volg.
Schiiven. Indien men ééne Schijf rolt tegen
de agterfte van een rij metalen Schijven
OP een gladde tafel geplaatft, zal de voor-
fte alleen voorttollea.nbsp;IL 53.
zijn . -
Schaal, zie Ba
Schild-pad van de Romeinfe Soldaten. Gis-
fmg, hoe die gemaakt werde. I. 289. A.a.
Schip. Een geheel Schip met al zijnen laft
weegt zoo zwaar, als een Volumen van
Water, zoo groot als het ingezonken
gedeelte van het Schip.nbsp;H- 228.
—nbsp;gaat in zoet Water dieper, dan in zout
Water; vlot zoo wel in een Dok, als in
de volle Zee.nbsp;229.
Schoorfteenen; reden van het opo-aan en neêr-
ftaan van den Rook in Schoorfteenen. II.
Schoppen, zijn de befte Werktuigen,om een
Vijver leeg te maken, of het Water uit
de ééne Vijver in de andere te brengen,
omdat 'er geene Schuring plaats heeft.
III- 133.
———. zie ook Waterhorden.
Schorpioenen QKviigs-tuigenJ hare Kragt ver-
geleken bij die van het Gefchut. I. a.
Schouders en Armen. Kragt van hare Spie-
ren.nbsp;1. 264. A. a.
Schroef, hoe gemaakt worde.nbsp;I. jgo,
—nbsp;onderfcheiden in fcherp- en vierkant-
drade.nbsp;igj.
—nbsp;fcherp-drade beft in hout, maar vier-
kant-dradein Metalen.nbsp;164. A.
—nbsp;hare Kragt verklaard, als werkende op
de wijs van een Wigge.nbsp;jgi^
--op de wijs van een hellende Vlak-
te. 107
—- heeft groote Vrijving. 104 A.amp;. en i^v.'
—nbsp;deze Vrijving wordt van dienft in dé
Praktijk.
—nbsp;hare Kragt vergroot naar mate , dat de
Draad digter fluite.
—nbsp;Aanbotfing gebruikt, om ze aan te zet-
ten.
—nbsp;kan niet onmiddelijk op een andere
Schroef werken , maar wel door tuflen-
komft van een ander eenvoudig Werk-
tuig.
—nbsp;met een Hef boom, of Sleutel gedraaid'
. moet aangemerkt worden, als een Wind-
174.
aangezet met een Slinger-boom, heeft
groote Kragt.nbsp;072.
deze Kragt uitgerekend.nbsp;379.
Ppnbsp;Schroef
i
i u
1
m
Schroef zonder end in Uurwerken niet te ge-
bruiken buiten noodzakelijkheid. I. 105.
gevoegd aan een Wind-as doet
groote-Kragt.
Sjeezen nadeeliger, dan vierwielde Rijmi-
Slas^veer van een Snaphaan-flot. Hare Wer-
king.nbsp;, I-
Sleen behoort men maar te gebruiken, al-
waar de Straten te naaw zijn voor Kar-
ren. }93-
•- Vrijving van Sleen van verlcheiden
gedaante op verfcheiden zelfftandigheden,
èn aanmerkingen daar op.nbsp;199- 211.
Slegge. Manier van hare Werking. 1. 371-
-----zie ook Hamer.
Slingers, Pendula.nbsp;^ , .
—hare Werking afgeleid uit de be-
we?in£ï van lighamen op hellende Vlak-
tens.nbsp;,
r- in groote Bogen flingerende, zijn
hare Slingeringen zoo gelijkmatig met,
als in kleine Kogen. 43.2-
„ van de zelfde lengte , Ichoon m
ftof en gedaante verfchil ende , hebben
gelijktijdige Slingeringen. f^^ fSji-
—_ klimmen na haar dalen tot de zelfde
hoogte, waarvan ze gevallen waren, op
zoo veel na, als men voor den Weer-
ftand van de Lugt moet aftrekken , in
allerlei foorten van kromme Lijnen. 434-
435-
inbsp;hare nette lengte om Sekunden te
flingeren.nbsp;......43ö.
hare tijden van Slingering zijn, ge-
liik de vierkante Wortels harer lengtens.
_ haar Middelpunt van Shngering,
ofSlingerpunt.nbsp;,nbsp;437-43B-
_ — manier om het te vinden en
Tll. i8o. en volg.
Betoging.
_ „iingers aan Uurwerken gevoegd,
hoe ze de zeiven beftieren.nbsp;I. 438-
•-- hare Slingeringen zijn gelijk-tijdig
in een Cirkel-trek.nbsp;. 44 o..
__________middel om ze daarin te doen
flingeren.nbsp;. 442.
_ indien ze lang zijn, en in Kleme
Bogen flingeren , hebben ze het zelfde
en meêr voordeel.nbsp;\ 443-
Slingers. Hare metalen Roeden zijn t ver-
liSigen en verkorten door hette en koude
onderhevig.nbsp;. 447.
zijn ook verandering in den tijd
harer Slingeringen onderhevig uit hoofde
van de gedaante van de Aarde.nbsp;448-
_ hare Roeden worden beft van ijzer
gemaakt.nbsp;451'
Slinger - boom kan aan vele Werktuigen met
voordeel gevoegd worden , dog geetC
- 2en niew Vermogen.nbsp;1.271.
_ manier van des zelfs Werking. 371.
- des zelfs Kragt.nbsp;378.
_ aangevoegd aan een Schroef. 37a,
__des zelfs Kragt.nbsp;379.
Slingering (Vibratio} wat zij.nbsp;L 430.
__ hoe vele Slingeringen van een Snaar
in een Sekunde vereift worden , om ge-
luid te geven, en den hoogften of laagften
toon te maken.nbsp;H- 18 en 19. A.
Slot in de Pijp van een Pomp, hoe te ma-
ken. „ II- 199
_volgens de manier van den Heer Beli-
dor. 200. A.
Smeden, z\e Jizer.
Snaar. Hare Veerkragt befchoud. 11. 3- ««
volg.
hare Slingeringen deelen een dril-
lende Beweging meê aan de Lugt; en ge-
ven een fcherper geluid, hoe de Snaar
korter zij.nbsp;H-
getal van hare Slingeringen om den
grofften en fcherpften Toon te geven.
T5- A.
Snaphaan. Werking van de Slag-veer van
des zelfs Slot.nbsp;. I. 150.
Snelheid, Velodtas, wat die zij. 1. 44.
_ is onderfcheiden van de beweging.
45. en 4i. A.
van een Vermogen moet men niet
op de zelfde wijs aanmerken, als die vao
een Gewigt.nbsp;61. A-
Snij-mes van Droogiften, Klomphouwers
gebragt tot een Hefboom van de^twee
f{
1. 123
foort.nbsp;J- ■quot;•^'A-aan
Sorocold de opregter van het Waterwcri-^ i
da Londenje Bïüg.nbsp;^^ Spaak-
-ocr page 369-Spaken van Wielen moeten fcheuinj
ftaan op de Naven.nbsp;I..215.
zie ook fFzt/^J.
Spaans Takel; des zelfs werkmg. I . i73-
deuit, eer bekend, dan de Pomp. II. 301 •
Speuitpijp van de Brandlj^emt van Mr New-
quot;^fham.nbsp;, ^ 111. 137.
Spier£n; hoe ze op de beenderen werken,
en hai-e Kragt uit Borelli. 1. 124-131. A. b.
__van de Beenen. Hare Kragt. 263. A.
en 288. A. b.
._ dc Krast van die van de Lenden.
265. A.
^ .. „ .. van dc Schouders en Armen.
264. A.
__ Beweging der Spieren opgehelderd
door een Keten van blazen. II. 483'
Spoor. Op een Zand weg is 'c altijd beft in
't Spoor te rijden.nbsp;L 237.
Spring-tijen. Hare oorzaak.nbsp;i- 420.
Sprongen ; vooraf de proef te nemen met
plaatjes van verfchillende wijdte, eer
mende Kapjes make, om op de Leipijp te
fchroeven; middel hier toe. IJ. 153. A.
, . Xafei van de Middellijnen der Spron-
gen volgens de hoogte der Verlaatbakken.
, Proef om dit na te gaan. 154- A. a.
___ moeten geen rolronde of kegelgewijze
pijpen zijn, maar Plaatjes met goten,wel-
eer dikte wordt opgegeven. _ 152. A. .^.
Staaf van welk hout de Staven m het Schijt-
loop van een Koornmolen te maken. III.
26.
Staven in het SchijBoop drajende, III. 47.
A. b. en volg.
Staande-fluk van een Pomp.nbsp;H. 192.
^— van wat ftof te maken.nbsp;203.
Staart-flerren bewegen zeer fnel in haar Pe-
ribelion, maar zeer langfaam in haar Ap!»
lion.
I. 391.
hoe door de Werking van Zwaarte-
Icragt in hare buiten-middelpuntige Wan-
del-kringen eenpariglijk verfneld en ver-
traagd worden.nbsp;394-
algemeen berigt van dezelven. 402.
__voor de laatft voorgaande eew niet
naar behooren waargenomen. 404- A. a.
Staart-flerren-, haar getal. Kring-tijden en
grootte.nbsp;.1. 404. A. a.
—— hare Wandel - kringen afgebeeld op
Plaat XLI. I. Deel.
——' ■'' maken groote Hoeken met
de Vlakte van den. Zonne-weg. I. 405.
A.a,
—' zijn geene dampen of uitwafemingen,
maar vafte lighamen.nbsp;^06. A. b.
dog zijn ijlder van Stof, dan de
Dwaal-fterren.nbsp;A. a.
oorfprong van haren Staart, die uic
hare Hoofden opgeheven wordt door de
hette van de Zon. 405. A. b. en 40-'. A. b.
hebben de langfte en helderfté Staar-
ten , nadat ze de Zon gepaffeerd zijn.
■ ..j , 407. A. b'.
manier om den tijd te bepalen, waar
in de damp van het Hoofd tot het end
van den Staart geklommen is. 408. A. a.
hare Staarten moeten allengskens ïfer-
Ik.
'k-
^ — - — — — ----» ^^«
dwijnen , en worden waarfchijnelijk van
de Dwaal - fterren aangetrokken, om hare
uitwafemingen tc vergoeden. 409. A; b. en
410. A. a.
- hare Damp-kringen verkleinen in haar
dalen naar de Zon.nbsp;410. A. b.
- bewegen in een ruimte zonder Stofi
. , , 4CT. A.
——lt; moeten egter in hare bewegmg met
'er tijd wat vertragen.nbsp;41
- konnen met 'er tijd op de Zon val-
len , en dienen miflchien, om de Uit,
vloeifelen van de Zon te vergoeden. 412.
--hoe ze met een Straal , getrokke.i
uit de Zon , Perken befchrijven evenre-
dig aan de tijden , door een Werktuig
vertoond.nbsp;^g j _
- een afbeelding van ééne. 406. A. a.
——— die van 'tjaar 1680 en löSi.laefchrc-
ven uit den Ridder Nevoton.nbsp;a. b.
--teruggaande wederfpreekt de Draai-'
kolken van Kartefius.nbsp;407-408.
Steen uit menlén Blazen beftaat ontrent uic
twee derde deelen Lugt.nbsp;]i lt;5. A.
Steng (groote) Middel-om de zelve met
weinig volk te regten, of te fchieten. I.
28p. A. b.
-ocr page 370-Sterren Cvafle) zijn zoo ver van ons af, dat
haar Verfchil zigt niet wel waargenomen
kan worden door middel van Inltrurnen-
tennbsp;A. a.
_nbsp;de vSter in 't hoofd van den Draak
is meêr dan 400000 malen verder van ons
af, dan de Zon.nbsp;. 303- A a.
_nbsp;(niewe) waar miffchien van daan
komen.nbsp;. 4quot;- A. b.
Sterke jongeling. Zijne mamer van ligten
befchoud.nbsp;l- 265. A b.
-- mannen. Hunne Kunft-grepen be-
fchoud.nbsp;279» A. a. en b.
___hunne manier van werken
met een Riem enz. kan dikwij.ls van ge
bruik zijn.nbsp;^ f 9- A-
___ _ ware daden van fterkte. 290.
Sterkte. Werktuig om de fterkte van ver-
fcheiden menfen tegen elkander te verge-
gelijken.nbsp;I- 292. A. a.
Stijgbemel van 't Vuurtuig. _ tV 'r?^*
Stil lianden. van de Zon , Solftitia. De Ge
tijen, die op dien tijd vallen, befchoud.
Stof. Wat hier door verftaan worde. 1. 2.
wat zij, volgens de Kartefianen, wier
fteUing weêrlegd wordt.nbsp;2.
-— is in alle lighamen de zelfde.nbsp;2.
_nage^-'aan in de verfcheiden verande-
ringen °van lighamen , door Natuur en
Kunft te weeg gebragt, om te bewijzen,
dat ze in alle lighamen de zelfde is 3. A.
. een kleine hoeveelheid kan den Bol van
Saturnus vervullen.nbsp;7- A. b.
. is 'er minder in de weereld, dan ledi-
ge Holligheid.nbsp;,nbsp;12.
- vervult alles niet, gehjk de Kartefianen
zelt;'gen. 12. A.b.
—nbsp;?s deelbaar in 't oneindige. 6 en 6. A
—nbsp;door Kunft maar deelbaar, tot zekere
wordt door Kunft- in onbegrijpelijk fij-
ne deeltjes verdeeld.nbsp;lO- A-
heeft een Kragt van Werkeloosheid.
294-
' - zie ook Lighamen.
(fijne) van de Kartefianen is geen be-
wijs van Volheid, fchoon ze al waarlijk
in wezen waar.nbsp;1?quot; o^'
Stoom kan Water op perfen. lll. 81-83.
- hoe veel Stoom qen teerling-vierkan-
te Duim Water kan geven.nbsp;93-
--des zelfs kragt bewezen met een
Proef van Kaarsgranaten. • Hl.
Stoom - beftierder , een Inftrument aan. het
Vuurtuig, befchreven.nbsp;111. 95-
Stoombuis van 't Vuurtuig van Kapitein Save-
ry.nbsp;111. 108-
Stoomkraan van 't Vuurtuig van Kaptein Sa-
very..nbsp;II
Stooten. Kragt van menfen in waterpas va»
zig af te ftooten. I- 267. A. a.
Storm-ram; des zelfs Werking. 1. 3^9-
- des zelfs Kragt vergeleken bij die
van een Kanon-kog'eL 1. 47. en 46. A-
- des zelfs gantfe Kragt. 376. en 375.
Straal van Fonteinen, zie Waterfprongen.
Straat. Hoe de Goten in Straten behoorsn
te wezen.nbsp;I. 24T-
— behoeven geene Dwers-gootjes. 242.
- lijden.meer van Karren, dan van Wa-
gens. 243»
Str eek-liin, Linea Dir eBionis. Wat die zij.
-van een-^ Vermogen kan verfchillen,
maar van een Gewigt is ze altijd de zelfde.
—— van een lighaam. binnen- des zelfs
Voet - fteun vallende , blijft het lighaam
ftaande.nbsp;83*
- zoo lang een gedeelte van een lig-
haam of famenftel van lighamen, 't-welk
in de Streek-lijn is, onderfteund wordt,
zal het niet vallen.nbsp;86.
Stroom-moleny. zie Molen met een Onderftag
Rad.
Stübner. Des zelfs Vertoog over de maat
der Kragt van bewegende lighamen, we-
derlegd door Ch. VAbelye. II. 91. en volg-
akel
De Werking van Takels is deze» Geli)^
T
-ocr page 371-éên is tot bet getal van touwen, of deelen
van het tou, aan de Onder-katrollen, in één
Blok rijzende, gevoegd, zoo is bet Vermogen
tot het Gewigt. ^ , , „1- '43-
Takel; wanneer de Onder -katrohen op ei-
kander werken.nbsp;, , , r^^f
^ in alle Katrollen en Takels heeft de
overhandfe Evenredigheid plaats tuflen
de Vermogens en Gewigten , wanneer
'er een Evenwigt is. 146. en 144- A. a.
indien de touwen aan het Blok, dat
' met de Gewigten rijft, fchemn gevoegd
zijn, wordt 'er Kragt verloren naar Even-
redigheid van de fcheuinte. i4ö- A.
fchoon uit vele Schijven beftaande, zijn
^ geen famengeftelde Werktuigen, wanneer
het zelfde quot;tou o\^er en onder haar allen
heen gaat.
— van drien. Vrijving van zulk een 1 a-
kel, en de Weerftand van de touwen.
254-258.
het zelfde befchoud in een Takel van
Vijven.nbsp;..nbsp;259.
zie ook Katrol, Jijn.
_ Spaans Takel; des zelfs Werking. III.
^nbsp;173-
Tnmr • des zelfs Beenen zijn Hefboomen
vSi'de derde foort.nbsp;I. 124. A, a.
Tawfflto Beker.nbsp;II. 178.
Tappen of Halzen, op Lood of i in loopen-
de, ontmoeten grooten Weêrftand. 1.210.
- zie ook Affen.
Taylor (Brook) zijne Proeven wegens de
Evenredigheid van de Kragt van den
Zeilfteen.nbsp;L 34- A. a.
Tegen-werking, ReaSiio, is evengelijk aan de
VX'erking, maar in een tegenftrijdigen
Streek ênz.nbsp;1. 414.
--- — zie ook Werking.
Thermometer; de uitvinding wordt aan ver-
fcheiden perfonen toegefchreven. II. 367.
--- eerfte , of Lugt-Thermometer, ge-
brekkelijk.nbsp;368.
- Lugt-Thermometer gemaakt tot een
Barometer.nbsp;389-
^ tot een Barometer en Waterpas. 394.
, ^ Florentijnfe, of Geeft-Thermometer.
369.
Thermometer (Florentijnfe) gevoegd bij een
Lugt-Thermometer, tot een Barometer
gemaakt.nbsp;II. 389.
-- manier om de Brandewijn Thermo-
meter te maken. 370.
- van Reaumur.nbsp;372,
—^— — aanmerkingen van Dr. G. M ar-
tine op de zelve. ^nbsp;373.
- Thermometer van Ne-wton, of Lijn-
olij Thermometer. 375,
-- Kwik-Thermometer ; Fahrenheit mag
wel voor den uitvinder gehouden worden.
377.
- door hem tot een Baro;-neter ge-
maakt.nbsp;pïpp, A. a.
- drie foorten van Kwik-Thermome-
ters. 378.
een rolronde Bol aan de zelve veel
beter, dan een klootronde; reden, waar-
om de Thermometer met een klootronden
Bol in het Water geftoken, eerft zakke,
eer ze rijze.nbsp;373.
-- Tafel van 15 verfchillende Thermo^
meters bij elkander vergeleken. 379.
Waterwegers Thermometer,zie Wa-
■i.
Ij!
ugt in de Thorax. II. ^gg^
gedeelte van tijd net af té
i Inftrument, dat befchre-
8.
lil.
m
terwegers Thermometer.
Thorax. Daar is Lugt in de Thorax. II.
Tijd. Een klein
meten met een
ven wordt.nbsp;I. ^
Tijen, zie Getijen.
Tin biedt grooten Weêrftand aan .Aften of
Tappen, die 'er op loopen.nbsp;ï. 210.
Topham {Thomas) ware daden van fterkte
door hent verrigt.nbsp;1. 290. A. a.
Torricelli ontdekker van 't Gewigt of dé
regtftandige Perfing van de Lugt. II. 002.
- Pijp van Torricelli, zie Barometer,
Torens (belhnds)- die niet vallen. 1/ g«
Touwen. Tafel van Weêrftanden in 't bui-
gen van touwen van verfcheiden dikte-
om Rollen van verfcheiden dikte. I.
- geweven Touwen hebben meêr Weêr-
ftand in 't buigen, dan gedraaide. 254..
--onder of over een Rad of Schijf
gaande , is de moejelijkheid in 't buigen
zoo groot, als of ze 'er geheel rondom
gingen.nbsp;254..
Pp 3nbsp;ïW
-ocr page 372-Toiiwsv. Manier om een toa met de han-
den te breicen, zonder de handen te kwet-
fen.nbsp;I' 288. A.
Trap. Manierom met het oploopeno •gt; Trap-
pen Water op te brengen.nbsp;III. 131.
Trek-Koek, Angulus Traäionis. I. 133. A.
Trekken. Kragt van menfen in het water-
pas Trekken.nbsp;I. 267. A. a.
Trê rad van groote Kragt. I. 94- A. b.
Troebele Vogten, zie Vogten,
Twift zugt heeft den voortgang van de Na-
tuurkunde veel vertraagd.nbsp;1. i.
Veer i hoe ze gemaakt worde. II. 9. A.
--wat de Punten van Evenwigt zijn in
een Veerhet Funt van Evenwigt tot Ruft.
— wat zwaarft zij, een Pond veren, of
een Pond lood?nbsp;237.
---zie ook Onruft veer, en Slagveér.
Veerkragt van lighamen , wac die zij. II.
2 en 3-
■ ■ hare oorzaak onbekend.nbsp;3.
giftingen over hare oorzaak. 3. A.
- verklaard in een Snaar.nbsp;3.
--verklaard in een Hal.nbsp;11.
ü.
U
^ itvloeifels (Effluvia') van ftinkend Aas
enz. onverbeeldelijk klein. I. ic. A. b.
Uitwaaffemingen. I. Verhandeling van den
Schrijver over hec opgaan van Uitwaaffe-
mingen in de Lugt. II. 400. en volg.
- ■ II. Verhandeh'ng. 440. en volg.
Uitzettingen van Metalen, zie Metalen.
Unfter; des zelfs Maakfel en gebruik. 1.
108.
Uurwerk door den Heer G. Graham ge-
maakt , om den tijd te meten toe een lóde
deel van een Sekunde.nbsp;1. 438.
Uurwijzer. Een Fonceintje , dat een Uur-
wijzer verbeeldt.nbsp;IL 253.
I 346.
357
, acuum, zie Ijlheid.
Val van Water, zie JVater.
Vallende lighamen; hare Snelheid.
-- hare gantfe Kragt.
quot; is niec eve'nredig aan de hoogte
van haren val, maar aan hare Snelheid. 358.
—• hare beweging op hellende Vlaktens.
366.
hoe veel vertraagd worden door'den
Weérftand van de Lugt, en verfchei-
den gevolgen daar uit gecrokken. 348-
388.
— ■ quot;■ zie ook Zwaarte kragt.
Vauloué; zijne niewe Hei.nbsp;IIL 6.
Veér. Uitrekening van hare Werking. I. 457
(Stalen) hare Veerkragc befchoud. II.
heefc zoo wel plaats in Ballen van
Ijvoor, Scaal, Glas eriz. als in lange Stroo-
ken Staal enz. en hare gedaante verandert
door Aanbotfing. *nbsp;13.
- hec verfchil van Veerkragc in Glas,
Staal en Ijvoor. Veerkragc van eeniger-
lei Zelfftandigheden te vinden.nbsp;55.
— wordt aan Vloeiftoffen bijgezet door
Hette. 407.
»Veerkragtige lighamen mag men aanmerken,
als beftaande uit Snaren, of liever uit
veerkragtige Lagen. IL 11
-- hebben tweederlei Slingeringen.
■ 17.
......... de Inbuiging van de Lagen van
veerkragtige lighamen bewijzen een ledige
Ijlheid, of/^acawm.nbsp;18.
der zelver Aanbotfing, zie Aanbot-
fing.
Veiligheids Klap, of Poppetjes Klap , een
Klap aan 't Vuurtuig.nbsp;III. 89.
Vellingen van Wielen moeten in den Haak
wezen met de Naven naar de Heiling
van de Spaken.nbsp;I. 214.
■nbsp;van een Kam-rad in een Koornmo-
ïen, hoe te maken.nbsp;III. 25,
- zie ook Wielen.
Ventilators van Dr. Hales.nbsp;III. 154.
Venus. Een Toeftel om hare Verfehijnfe-
len op't Planetarium te vertoonen. L 480.
Venus-befchrijving, of Verhandeling over de
Dwaal-fter Venus, volgens de ontdekl^i^'
geviy vm BianchinL- III.
Verborgen eigenfchappen niet aangenomen 1
de Newmiaanfe Filofofie. I. en 4-*
hr-
-ocr page 373-FerlaathaBen-, wat daar• ontrent vvaar e ne-
men' zij, om het Water aan elk, die er
• uit voorzien wordt, het geen hem toe-
komt, uit te deelen.nbsp;II. 15Ö. A. a.
_ Tafel van de verfchillende hoog-
tens van Verlaatbakken voor de verfchil-
lende hoogtens van Stralen. II. 145- A.
_nbsp;Tafel van de hoogtens van Stra-
len, gemaakt voor Verlaatbakken van al-
lerlei hoogtens tullen de 5 en 150 Voet.
146. A.
van de Middellijnen der Sprongen,
11 _ ? .5____XXTquot;«»-/-»», Af^t- rjr» mffyf^-
^gm^iaaiaaa^BWHt Vfili Vl.w J.TXAnbsp;j —nbsp;—nbsp;ynbsp;»
en Hoeveelheid van Water, dat ze uitge-
ven met een hoogte van den Verlaatbak
8 Voet en 4 Duim.
Proef om de netheid van de Tafel
na te gaan.nbsp;.nbsp;A.
Vermogen , Potentia , in de Beweeg-kunde.
gt;nbsp;de uitwerking van Vermogens ,
fcheuin gevoegd aan een Balans, die ook
toepalTelijk is op den Hefboom en ande-
re Wktuigen.nbsp;^ U2 A.ö.
hebben de meefle uitwerking,
• wanneer ze in den Winkel-haak weAen.
116. A. a.
.nbsp;uitwerking van fcheuin aangevoeg-
■ de Vermogens verklaard door de Samen-
voeging en Scheiding van Beweging. 119.
J\., Cl»
jTerreUikers zonder Oogglazen voor Bijzien-
den.nbsp;in- 217-
Verfchil-zigt, Parallaxis, der vafle Sterren.
1. 3C0. A. a.
....... kan door middel van Inftrumen-
ten niet naaukeurig genoeg waargeno-
men worden.nbsp;A.
............ kan geen één Sekunde halen. 303.
A.a.
__ wat de Verfchil-zigten zijn, op 't
Planetarium, vertoond.nbsp;480-
Verfnellende Kragt, Vis acceleratrix. I. 18.
Fi, u,
ferfnelling van middelpunt-trekkende Krag-
ten. Hare regte Evenredigheid. I. 34'^-
J^et en olij nodig in Werktuigen , fchoon
fomtijds in zeker opzigt .nadeelig. I. 200.
Vijver wordt beft leeg gemaakt met Schop-
pen.nbsp;'33.
Vlam-, wat die zij.nbsp;II. 37p. A. en volg.
Vliegen van vogelen verklaard. I. 4.«,
Vloed en Ebbe. Zie Getijen.
Vloeiftof, wat dezelve zij; alle deelen van
een Vloeiftof zijn zwaar, en wegen in
een Vloeiftof. 1|. H2.
- verbeelde Oppervlaktens en Kolom-
men in de zelve. 1
- alle de gedeeltens van cen gelijkfoor-
tige Vloeiftof zijn in ruft,nbsp;n^-,
- - alle de Oppervlaktens, ware en ver-
beelde , worden evengelijkelijk geperft.
- de Oppervlakte van een VloeiftS
heeft een Waterpas ftand, wanneer ze aan
zig zelve wordt overgelaten.nbsp;j
- Vloeiftoften perfen naar alle kanten'.
118
perfen in allerlei Streken , en wel'
111
i
|il
ï
I
I
- jjwiwi ... — ------ , ^u wet
met een Kragt, die evenredig is aan de
hoogte van de Vloeiftof.nbsp;jjq,
- wat 'er gebeure aan lighamen , die
foortonderfcheidenlijk ligter , zwaarder
of even zwaar zijn, als de Vloeiftof, waar
in ze geplaatft worden.nbsp;] 22
- zullen in onderfcheiden verzamel-'
plaatfen , die gemeenfchap met elkander
lebben , op het zelfde Waterpas ftaan
- konnen in vaten van verfcheiden*p-er
daante, maar evengroote Voetfteun hebl
bende , en van de zelfde hoogte zijnde'
dog van verfchillende Inhouden , op der
zelver bodems evengelijkelijk perfen. 127
-- een gedeelte van een Vloei-ftof^k;m
niet van gedaante veranderen door de
drukking van een Vloeiftof van buiten. I
24 en 2J-. en 24., i a'
-—-— hoe veel een lighaam, foortonder-
fcheidenlijk zwaarder, dan een Vloeiftof
van zijn gewigt in die Vloeiftof verlieze'
en hoe veel gewigc de Vloeiftof winnet
--hoe de foortonderfcheidende Zwaarte
van verfcheiden Vloeiftoffen te vinden r
en hoe de foortonderfcheidende Zwaarte
van vafte lighamen door middel van Vloei-
ftoffen te vinden.nbsp;22'3,.
Vkü.
-ocr page 374-Vloeiftoffen-, Waterweger om de foortonder-
fcheidende Zwaarte van Vloeiftoffen te
kennen.nbsp;223 en 224. A.
.__nbsp;met welke Kragt een lighaam, loort-
onderfcheidenlijk ligter, dan een Vloei-
ftof, in die Vloeiftof geplaatft, oplcnie-
te.nbsp;226.
een Volumen van Waterzoo groot,
als het ingezonken gedeelte van een Schip.
weegt zoo zwaar, als het geheele Schip.
223.
in welke Evenredigheid van Gewigt
twee lighamen van verfchillende Zwaarte
gemengd moeten werden , om te famen
de zelfde foortonderfcheidende Zwaarte
te krijgen , als een Vloeiftof.nbsp;234.
lighamen van verfchillende foort-
onderfcheidende Zwaarte, die m een Vloei-
ftof even zwaar wegen, zullen m Zwaar-
te verfchillen ineen ligter Vloeiftof. 230.
hare foortonderfcheide Zwaarte te
vinden door de Waterwegers Balans. 238.
__ __ door de zelve op elkander te
laten perfen in een omgebogen Pijp. 242.
een ligter Vloeiftof dooreen zwaar-
Glas te gieten zonder vermenging.
_ Weerftand van Vloeiftoffen.
der heen naar boven te doen opgaan. 257.
verfcheiden Vloeiftoffen in een
259.
284-
en volg.
_ de Beweging van Vloeiftoffen uit,
vaten loopende.nbsp;297- en volg.
der zeiver waterpafte Beweging
kan niets afnemen van hare regtftandige
Perfmg.nbsp;, .. ^ 344- A
____ hebben een wegdrijvende Kragt.
406.
■■ ■ wordt Veerkragt bijgezet door Het-
te.nbsp;407-
Voerbeen, zie Hevel.
Vogelen; haar vliegen verklaard. I. 418.
Vogten, van verfchillende foort-onderfchei-
dende Zwaarte , onderéén gemengd door
fchudden , zullen door fnel omdraaijen
elk op hare plaatfen komen. L 3:'4.
— troebele, kan men met fnel omdraaijen
êer doen zettèn , dan dat het vat, waar
in ze zijn, ftil overend gezet worde. 326.
^ ook Vloeiftoffen,
iTT.--------------
Volftrelite Kragt. •nbsp;I. 18. A.
Voortgeworpen lighamen, corpora proje£ta.
Hare Beweging.
—- waterpas voortgeworpen, befchrij-
ven e.en parabolife Lijn.nbsp;SU-
...--dit doen ze ook , wanneer ze
fcheuin naar boven geworpen worden.
• 311-
hare Wetten van Beweging toe-
gepaft op de Beweging van de Maan ora
de Aarde.nbsp;321-
——V- in 't Lood,of fcheun op, naar bo-
ven geworpen. Hare vertraagde Bewe-
ging- . . , 355-
- manier om uit te rekenen, hoe
hoog ze geklommen zijn. _nbsp;357.
«—— verfcheiden aanmerkingen omtrent
de zelven , afgeleid uit den Weêrftand
van de lugt.nbsp;384.
Voortwerpende Kragt, Vis- projeStrix , en
Zwaarte-kragt doen de Dwaal-fterren
haren Loop behouden.nbsp;L 332.
Var li, doet een Bom met Vl^ater berften.
Vriezen, zie Vorft.
Vrijving (Friäio) niet genoeg m agt geno-
men van Werktuig-makers. 1. Ö9. A.
- van de eenvoudige Werktuigen elk ia
't bijzonder befchoud.nbsp;100. A. b.
- omftandiger overwogen. 187. en volg.
- is ontrent een derde van 't gewigt,
en ontftaat uit het gewigt, dat de deelen
famendrukt, en niet uit het getal der dee-
len, die raken.nbsp;189. en 230. A.
- is niet altijd net een derde, maar ver-
fchilt fomtijds. ip8.
- vergroot, wanneer de vrijvendé dee-
len Iheller bewegen , en vermindert,
wanneer ze langzamer bewegen , dan 't
Vermogen, ipo*
- hare Hoeveelheid in een Balk , langs
den grond getrokken.nbsp;191.
- van Rollen kan men verminderen
door middel van Halzen.nbsp;192-
in Wielen van Rijtuigen kan men ze
verminderen met de Aften dunner te ifi^quot;
ken, en in koperen BofTea te doen io^'
pen.
Vrijving; 1'an nog meêr verminderd wor-
den in Rader-werk, welkes Aflen men op
Rollen kan laten loopen. 1. 230. A.
-nbsp;Regels om ze in Werktuigen uic
te rekenen.nbsp;I93-
, - door ecn voorbeeld opge-
helderd. • 194'
nbsp;—- nawer uitrekening.nbsp;196.
hoe men de zelve kan beproeven
ontrent verfcheiden Zelfftandigheden door
middel van Sleen.nbsp;I99.
- Tafel hier van.nbsp;202-204.
aanmerkingen op de zelve
en Gevolgen daar uitgetrokken. 205-211.
--in Rijtuigen omftandig befchoud.
212.
- Tafel van Vrijvingen voor Wa-
gens en Karren.nbsp;226.
in Metalen , kan men vergrooten
door al te fterke Polijfting.nbsp;187.
—kan men ook vergrooten met de
bewegende deelen te klein te maken.
209.
- of Weêrftand uit hoofde van de
ftijf heid van touwen.nbsp;245.
—— Tafel van zulke Weêrftanden,
253-
- in een Takel van Drien met de
moejelijkheid van 't buigen der touwen
uitgerekend.nbsp;254-25 .
—— in een Takel van Vijven. 259.
.nbsp;maakt Zegel - was doorlchijnendc.
40, A.
Vrugten, hoe in 't Lugtledige te bewaren.
ii. 477-
Vuur kan met geene zekerheid gezegd wor-
den een Hoofdftof te zijn. 11. 378. A. en
volg.
—— zie ook Hette.
Vuur-meter, Pyrometrum, z\e Hette-meter.
Vuurpijl; reden van des zelfs opgaan. IL
262. A.
Vuurtuig-, of Werktuig om Water door mid-
del van Vuur op te brengen; de koften om
één van de grootften op te regten be-
loopenniet boven de duizend Ponden Ster-
lings.nbsp;Ill- 59- A. b.
de koften van onderhoud. 103.
- des zelfs Hiltorie.nbsp;80.
Vutirtuig ; Hiftorie van des zelfs Verbete-
ringen.nbsp;III. 92. A.
—-— befchrijving.nbsp;83. en volg.
---—- manier , om den Infpeuicbak van
Water te voorzien ; den Zuiger digt te
houden; den Ketel van Water te voor-
zien , en op een gepafte hoogte te hou-
den.nbsp;87.
- hoe de Buis, of 't Staande-ftuk van
het ingefpeuite Water ontlaft worde; hoe
de Stoombeftierder door den Werk-balk
geregeerd worde.
--middel om den Stoom uit den Ke-
tel te laten, wanneer hij te fterk wordt•
fterkte van den Ketel; van den Stoom!
fchreven.
middel om de Lugt, die met het
Water in de Buis gefpeuit wordt, ce ont-
laften.
91.
de Werk-balk met zijnen toeftel.
, .nbsp;, ,,nbsp;93- en volg.
- de As met de Y, om den Stoom-
beftierder te bewegen.nbsp;q^^
- de Gaff^el; werking van de zelve
en van de Y. ■ 'nbsp;• 9r.
- de Stoombeftierder.nbsp;qq'
' Infteuitkraan.nbsp;96-98°
- hoê de ijzeren Roeden der Pompeti
famengevoegd worden.
- de Pompen konnen wel van houc
zijn, en in groote dieptens het Water in
drie reizen opbrengen; hoe dit gefchiede
98-99
Staande-ftukken der Pompen be-
het Huis , waar in het Vuurt
ftaat.
de Ketel met het Metfelwerk. jo,'
Buis en Zuiger.nbsp;jqj'
de Buis van Koper te maken.
manier om den Ketel
Water aan te vullen.
107.
A. b.
met heet
uitrekening van 't Vermogen l°n'
dit Werktuig.nbsp;103 en 106. A.
——~ de Zuiger befchreven.nbsp;10?
de Werking, of manier om het
Vuurtuig eerft aan den gang te helpen.
Qqnbsp;Vuur.
Vuurtuig ; Tafel aanwijzende de Middellij-
nen der Buizen en wijdte der Pompen,
om eenigerlei Hoeveelheid van ater op
te brengen van 48 tot 440 Okshoofden
in 't uur, op eenigerlei diepte van 15 tot
100 Yards.nbsp;^ III- A.
___ van Savery, of van den Markies
. xariiJVorcefler, veïhetei-d. 10%. en volg.
\\aajjem aan het Glas in een befloten
Koets eens afgeveegd zijnde, wordt het
Glas niet weêr beflagen.nbsp;ik 502.
Wagen met ijzer kan zonder vallen meer op-
zij hellen, dan met hooi geiaden. 1^88-
- wordt gemakkelijkft getrokken, wan-
neer de Streek-lijn van 't Vermogen e-en-
wiidig is met de Vlakte ,waar op bijloopt.
J «nbsp;114-135. A.fc.
-- dit wordt tegengefproken en verbe-
terd.nbsp;,,nbsp;II/- ^77-
mgens voordeeliger dan Karren. 1. 222.
230 en 238-24C.
-- beft met hooge Wielen en ten naa-
. ' ften bij alle even hoog.
-- Tafel van Vrijvingen voor Wielen
van verfcheiden hoogte en op veiichei-
den gronden.nbsp;, 220.,
- op reis doet men beter, dat men ze
van agteren , dan van voren belaft._ 236.
. breken de wegen en ftraten minder,
dan Karren.nbsp;„nbsp;243-
_ die door hare eigen Zwaarte met een
aanmerkelijke vragt fteens van een berg
naar beneden loopen. 273-279. A. b.
Wagen-weg, een fraaije om Wagens door
hare eigen Zwaarte van een berg te laten
afloopen enz.nbsp;' 1- 273. A. b.
Wagentie of Kari'etje met twee Wielen, in
't bonwen zeer gebruikelijk, gebragt tot
een Hefboom van de eerfte foort. I. 123.
A. a.
--- het zelfde, op een andere wijs ge-
bruikt, wordt een Hefboom van de
tweede foort.nbsp;124. A. a
M^allis, aangehaald wegens het vinden van
\ Zwaarte-punt. L 63. A.. b..
u
i
Was, doorfchijnend gemaakt door Vrijving.
Water ; des zelfs Weerftand fomtijds gi-oo-
ter, dan die van hout, enz I. 382-385. A»
—nbsp;weegt in Water.nbsp;II. 112. en volg.
—nbsp;kan niet famengeperft worden. IL 112. A.
.—■ gewigt van een pond Rivier Water. 142»
des zelfs verfpilling door Speuitgaten
is, gelijk de vierkante Wortels der hoog-
tens' boven de Speuitgaten.nbsp;134.
-— hoe ver het fpringen zal op een Vlakte,
ergens beneden des zelfs Oppervlakte ge-
plaatft.nbsp;138. mTO/g,
—nbsp;welke des zelfs Perfing zij tegen eenige
Oppervlakte onder Water.nbsp;156.
—nbsp;het welk van een grooten afftand ge-
leid moet worden , te kiden door wijde
Buizen.nbsp;13Ö. A a.
—nbsp;wat het zij dat Water gelugt-prangd ge-
noemd worde; en hoe dit voor te komen.
136. A. a en volg..
—nbsp;Tafel van de Verfpilling van Water
door een gat van een Duim vierkant, en
een fteuf van een Duim wijd cn van ver-
fchillende diepte..nbsp;143. A.
—nbsp;Tafel van de Verfpilling van Water in
een Minuut uit Verlaatbakken van ver-
fchillende hoogtens door een Sprong van
een Kwartier Duims over 't Kruis. 148. A.
^ kan zoo wel in een wijder, als in een
nawer Pijp vertraagd worden.. 152. A. cu
_ des zelfs foortonderfcheidende Zwaarte
■ van fommigen door het te proeven onder-
fcheiden ; het ligtfte, het zuiverfte en ge-
zondfte.nbsp;225-. A. b,.
—nbsp;werking van Lugt op Water door ver-
dikking of verdunning van de Lugt. 24Ö.,
en volg.
—nbsp;graad van hette van 't Water doorko-
ken , in open en befloten vaten» 374.
_ Wegdrijvende Kragt van Water is oor-
zaak van des zelfs onfamenpersbaarheid.
375- ^
—nbsp;manier om te weten ; hoe -l eel Water
een Rivier in een bepaalden- tijd aanvoe-
re.nbsp;111- 10-
—nbsp;'de regtftandige hoogte van den
-ocr page 377-WVcr o-esreven zijnde in Voeten om Tien-
den Van een Voet,de Snelheid te vinden,
die het zal verkrijgen elke Sekunde uit-
gedrukt in Voeten en Tienden. III. 12.
mter-, de Snelheid gegeven zijnde, te vin-
den de hoogte, welke noodig is, om die
Snelheid te veroorzaken.nbsp;i3-
__ des zelfs Werking op een Onder-
-iïi moet in Pijpen niet fneller loopen,
dan tegen vier Voet in een Sekunde. 32.
A. d-
kan fomtijds met voordeel door een
Pijp gedraadtrokken worden ; maar dik-
wijls gefchiedt het tot nadeel. 34- A. h.
' quot;nbsp;en volg.
- weinig Water met een grooten Val
tot gebruik te maken.nbsp;67. en volg.
- hoe veel Stoom een teerlingvierkan-
te Duim Waters geve. 93- A.
hoe veel Waters door eén of meer
menfen ongewerkt kan worden , onder-
zogt met verfcheiden Werktuigen- 114- f»
^nbsp;volg.
één man kan één Okshoofd Water in
mmmmmmm. CCll lUo-Llnbsp;------- -
een Minuut 10 Voet hoog op brengen.
124.
een Paard kan één Okshoofd in den
HWMH* CCll X V4.M.Xnbsp;---------
zelfden tijd joVoet hoog opbrengen. 133-
134-
__Werktuig om het meefte Water op te
brengen in den kortften tijd zonder fchu-
ring, door een man, die trappen oploopt,
en met het Werktuig neer zakt. 131.
een Vijver leeg te maken , of het
——T .j '— ---O 7nbsp;, ' 1
■Water uit de ééne in de andere te bren-
gen, gefchiedt beft met Schoppen. 133.
__ op te brengen door middel van Kwik-
zilver.
__ 1'nbsp;door middel van Blaasbal-
gen
' door middel van Vuur op te pompen.
zie Vuurtuig.nbsp;_nbsp;„ ., .
__waarom in fommige gevallen mee het
zelfde Vermogen in de hoogte tot grooter
afftand gefpeuit worde, dan regt uit in de
.ïï'^Gods. Wijsheid en Goedheid, dat de
Aantrekking van Samenhang op een ande-
re wijs werkt op Water, dan op vafte lig-
hamen, om het maken van Regen te be-
zorgen.nbsp;II. 508-
Waterdeeltjes hebben een wegdrijvende Kragt-
II. 442.
- ■ een Aantrekking van Sa-
menhang.nbsp;443.
- hoe ver die Aantrekking zig uit-
ftrekke. 444.
Water, zie ook Vloeiftof.
Water - bal kan in 't flaan een verbazende
Kragt doen. 384-387. A.
Waterborden; het voordeeligfte getal aan
een Onderflag Rad. III. 17. en volg.
Waterleiding. Onkunde der oude Romeinen
ontrent het opklimmen van Water door
Buizen tot zijn eigen Waterpas, n.
—- te Edenburg.nbsp;140. A. a.
Watermolen. Hoe het Water werke op het
Rad van een Molen, die door een Stroom
bewogen wordt.nbsp;II. i. a.
Waterpas van een Vloeiftof is niet naaukeu-
rig , maar genoegzaam tot de Waterwe-
ging.nbsp;II. 116. A.
————' gemaakt van een Lugt-Thermo-
meter.nbsp;II. 394. A. en volg.
Water-rad, zie Rad.
Waterfprongen; Regels voor de zeiven. IJ.
141. A. b. en volg'.
---waarom ze niet fpringen tot cfe
144. A.
a en b.
——— Tafel van de verfchillende hoog-
tens van Verlaatbakken, naar de verfchil-
lende hoogtens van Stralen. 145. a.
— Tafel van der zelver hoogtens voor
Verlaatbakken van allerlei hoogte tuflTen de
5 en 150 Voet.nbsp;146. a.
- zonder Verlaatbak, door een
Werktuig van den Heer Holland. III. 26.
en 37, A. a.
Waterweger.nbsp;ll. 223.
—.— verbetering aan dit Inftrument.
Waterwegers Balans, om de foortonderlchei-
dende Zwaarte van lighamen te ontdek-
ken.nbsp;IL 238.
Waterwegers Thermometer. u. 25-0.
Waterweging, v{Z.t ^ïehditlzQ, H. Ti2.
Qq 2 Water-
volle hoogte der Verlaatbakken.
Waterizeging ; Wonderftelling , dat de bo-
dems van verfcheiden vaten van den zelf-
den Voetfteun en de zelfde hoogte, maar
van zeer verfchillende Inhouden , met
Water gevuld zijnde , evengelijkelijk ge-
perft worden.nbsp;U. 12-]. en mlg.
. - andere .Wonderftelling van de Wa-
terweging verklaard. UI. iJo-
Waternioerktuig. Het vermogen van 't Wa-
ter aan zulke Werktuigen uit te rekenen.
III. IG. en volg.
_nbsp;van den Heer Holland bij den Lord
Tinley.nbsp;en volg.
------- aanmerkingen op hetzelve. A.
en volg.
__ van den Heer Holland bij den Graaf
. van Pembroke,nbsp;37- A. b. en volg.
.nbsp;van de Londenfe Brug. 35. e« '^olg-
__uitrekening van't Water, het wek
dit Werktuig opbrengt.nbsp;42-
^nbsp;het Vermogen, waar door de Ra-
»nbsp;aanmerkingen van den Heer Beigb-
ton op dat Werktuig.nbsp;45«
,nbsp;-- van den Schrijver. 46. A.
en volg.
1nbsp;W'aterwerktuig te Marly. 48- en
volsr.
ynbsp;des zelfs bijzondere gedeeltens 55.
en volg.
„-nbsp;aanmerkingen van den Schrijver op
het zelve; vergelijking van het zelve met
dat van de Londenfe Brug. j8. A. en jg.
___ van J. Gerves, om Water met zeer
weinig verlies op te brengen met twee
Emmers..nbsp;, .nbsp;75-
,nbsp;zie meer Waterwerktuigen op de
Artikelen, Molen, Pomp , Knoik-pomp,
Water op brengen, en Vuurtuig.
Weegfcbaal; zie Balans..nbsp;_
Weer. Regels van Mr. Patrick om uit de
Barometer het Weer te voorzeggen. ti.
348. en volg.
Weereld^ Dat de zelve niet eewig is, kan
bewezen vrorden uit den Loop der Dwaal-
fterren.nbsp;i. 412-
__________ manier om het Zwaarte-punt van
en^e Weereld te vinden.nbsp;80. A,
.11
I
Weereld-geßel {Syfiemay het algemeene be-
fchoud op 't Planetarium. Planetar. I. 406.
WeerJjuisjes ; hare werking is die van een
Hugrometer meteen draad. 1). 3pJ'
Weerftand, Refiftentia, waarom in het ééne
lighaam grooter, dan in het andere. i. 4-
i- ■ \'an het Ligt.nbsp;4-
- — Kwikzilver.nbsp;4- A. b..
nbsp;—- Weerftanden , uit de Vrijving ont-
ftaande, zijn tot elkander in een Reden,
die famengefteld wordt uit de drukkin;
gen der vrijvende deelen en de tijden of
Snelheden van hare beweging.nbsp;190.
- in 't buigen van touwen. Tafel
hier van.nbsp;253-.
-— ■ van Middel - ftoffen in 't voorbij-
gaan befchoud-nbsp;380..
--van de Lugt.nbsp;383-388.
. ' van een Vloei-ftof fomtijds zoo
groot, ja grooter, dan die van vafte lig-
hamen.nbsp;r-82. A.
— van water, vergeleken bij dien
van hout.nbsp;382. A.
Weg. Welke de befte wegen zijn , om te
rijden.nbsp;I- 236^
—nbsp;op een Zand-weg is 't altijd beft in 't
fpoor te rijden.nbsp;237.
—nbsp;lijden meêr van Karren, dan van Wagens.
243-
—nbsp;de zelven wel in ftaat te houden is voor-
deelig voor 't Gemeene-beft.nbsp;243.-
Wegdrijvende Kragt in Waterdeeltjes. 11.
442.
f T-quot;
—— dé zelfde deeltjes , die elkander
wegdrijven , trekken anderen zeer fterk.
449. A.
34-
A.
men..
aan.
van den Zeilfteen.
van de Ligtftralen.
van de Ligtltralen.nbsp;3^. A.
en Aantrekking in de zelfdequot; hgha-
35.
-— - in zouten.nbsp;35.
.. Inbsp;lugt en dampen. 35-
— ------- aanmerkelijk in den Brand-,
fceen en vele andere hghamen. 36. en.
velg-
-- geen verborgen eigenfchap. 42«
■.. en Aantrekking zoo van
als van Samenhang, twee algemeene Wct-
kers in de Natuur. Verfcheiden Vragen
hier ontrent.nbsp;H. 504- «« ï'ffe-
Werk-balk van 't Vuurtuig met zijn toebe-
hooren.nbsp;Hl. 93. en volg.
Werkeloosheid, Inertia. Hare Kragt. I. 294.
Werking en Tegen-v/erking zijn evengelijk
en in tegenftrijdige Streken.nbsp;I. 4'4-
__nbsp;__ hebben plaats zoo wel m
Wegdrijvingen, als Aantrekkingen. 4'5-
416.
Werktuigen; door de zei ven kan men geene
Kragt winnen, zonder tijd te verliezen.
.. eenvoudige, wat die zijn.-nbsp;92.
inbsp;- zijn zeven.nbsp;93-
«—- zijn van verfcheiden gedaante ge-
maakt naar 't werk, dat men 'er meê
doen moet.nbsp;92- A. b.
hoe ze alle tot één eenig, nam.
den Hefboom gebragt konnen worden.
96. A. a.
Onderftellingen , in 't befchouwen
van Werktuigen noodzakelijk te maken.
97. en volg.
-- verliezen in hare uitwerking door de
Vrijving.nbsp;, ^ , , . .
__ deze Vrijving befchoud in- de eenvou-
dige Werktuigen. ico. A. b
___1. eenvoudige, alle in één famengefteld
Werktuig vereenigd.nbsp;182.
^ ■■ uitrekening der Kragten van alle een-
voudige Werktuigen door behulp van ééne
Figuur.nbsp;184.
. (eenvoudige ) waar in het Vermogen
vergaard, en dan eensklaps in 't werk ge-
fteld wordt.nbsp;309.
——^ (famengeftelde). 17°-
— ---- voorbeelden. 172. en volg.
. moeten gefineerd worden. 2QÖ-208.
velen konnen voordeel hebben van
een Slinger boom.nbsp;271.
■- een zeer künftig te Derby om Zijde
te twijnen..nbsp;A. b.
■— een zeer eenvoudig om water op te
brengen.nbsp;5Ö. A. b.
hare Vrijving en andere Weêrftan-
den, als mede hare bewerking door men-
fen of paarden. Z\c Vrijving, Weêrftand,
Menfen y Baarden.
Werktuigen ; in het werkftellig maken van
Werktuigen zijn zekere palen. III. i.
velerlei bedrog en onkunde in het
maken.nbsp;2-3.
- Kwakzalverij in het maken van Wa-
terwerktüigen.nbsp;4-.5.
—^— 't geen in de Befchouwing goed is,,
is ook goed in dePraktijk, mits in de Be-
fchouwing her noodige in agt genomen
zij.nbsp;. 6-7.
- in Waterwerktuigen het Vermogen
van 't Water uit te rekenen. 10. en volg.
-- zie verder Waterwerktuigen.'
Werktuig-makers behooren in de Beginfelen
van de Wiskunft bedreven te zijn. I. 55.
Werp-flinger, Funda. Hare manier van wer-
ken.nbsp;I. 374..
Wetten van Beweging; zie Beweging.
Wbifton (Guil.) aangehaald wegens de Staart-
fterren. 1- 404. A. t.
....... wegens het vallen van een lighaam
van dte Oppervlakte van de Aarde tot haar
Middelpunt.nbsp;443. A. a.
zijne Zbnne - weereld vertoond r-.
op Plaat XLl. en aanmerkingen op de zel-
ve.nbsp;464.
Wi^e. Hare befchrijving en Evenredigheid
tuffen 't Vermogen en Gewigt. I. ijg_
- met ééne Oppervlakte werkende. 100'.
..... ■ met beide de Oppervlaktens. igQ^
- heeft veel Vrijving.nbsp;104. a. b.
- in de Praktijk moet men veel nieêr
kragt gebruiken, dan in Evenredigheid van
de halve of heele dikte van de Wigge tot
hare lengte , uit hoofde van de groote
Vrijving.nbsp;161,
——' werking van de Wigge met een Proef
beveftigd.nbsp;162.
- haar gebruik.nbsp;95. a. b.
—— tot een Hefboom gebragt. 97. a. b.
verfcheiden van hare gevallen ver-
klaard door een gebogen Hefboom. 132. A..
Wielen van Rijtuigen moeten net rond en ha-
re Vellingen in den Haak wezen met de
Naven naar de Helling der Spaken. L
212.
- hare Spakenmoeten hellen, of fcheuin-,
Qq 3.nbsp;ftaani'
-ocr page 380-ilaan op de Naven , opdat de Wielen
fchocels-gewijs zouden wezen.nbsp;1. 215.
Wielen; de agterfte ftuwen de voorfte niet
voort, hoe hoog de agterfte, en hoe laag
de voorfte ook zijn mogen. 217.
——' het onderfcheid tuften hooge en lage,
wanneer ze op een oneff'en grond loopen,
of over een Heuvel moeten. 154-157. A.
__ hooge geven veel voordeel aan Kar-
ren. 193-
hooge zijn altijd voordeeliger om te
jfollen in allerlei ftand en op allerlei grond.
220. en 234-2^6.
—— ontrent alle vier van de zelfde
hoogte zou beft wezen.nbsp;224.
—— behooren nooit kleiner, dan vier en
een half, of vijf voet over 't Kruis, te we-
zen.nbsp;, 244-
- voordeeligft met ijzeren Banden te
beleggen.nbsp;214.
_ moeten geen fmalle Banden hebben.
230. en 241.
■- de Banden behooren niet fmaller, dan
drie duim te zijn.nbsp;244-
— hare Vellingen behooren drie en eenj
vierde duim hoog te zijn voor Koetfen, en
vier duim voor Wagens en Karren. 244
de Nagels van de Banden moeten
zondeï Koppen wezen, en omgeklonken.
240. en 244.
-- moeten noodzakelijk gefmeerd wor-
den.nbsp;207.
- der zelver Aften moeten niet regt
zijn.nbsp;lil. 175-
- moeten hol of fchotelgewijs ftaan.
176.
— en aan de ATTen wat fpelens heb-
ben, en wat heen en weer konnen fchuiven.
17Ó-177.
Wïpi (Roode) door Water naar boven te
doen gaan.nbsp;H- 257-
Wijsheid van God, dat de Aantrekking van
Samenhang op Water en waterige Vloei-
ftoffen op een andere wijs werkt, dan op
vafte hghamen, om het maken van Regen
te bevorderen.nbsp;II-' 508.
Wilkens (BilTchop) aangehaald wegens een
Raderwerk om de aarde te bewegen. I.
Wilkens ^aangehaald wegens de Schorpioenen,
1.57. A.amp;.
of Dommekragt.nbsp;I. 18 r.
Wind; waar een Landwind en Zeewind door
veroorzaakt worde.nbsp;IL 164. A.
Wind-as.nbsp;I. 148.
——— Evenredigheid van 't Vermogen tot
het Gewigt.nbsp;gt;48-149-
■nbsp;iinbsp;wanneer 't Vermogen fcheuin trekt
aan de Spaken.nbsp;149.
linbsp;heeft weinig Vrijving.nbsp;104.
A. a.
...i' des zelfs gebruik.nbsp;94. A. a.
—nbsp;drukking van twee gewigten op des
zelfs As, uitgerekend.nbsp;i39-i43- A.
———~ des zelfs werking toegepaft op de
Onruft-veer van een Uurwerk.nbsp;150.
--- -op de Werking van de Slag-
veer van een Snaphaan-flot. 150-152.
--(famengefteld).nbsp;152.
...... .. ——. 'is van groote Kragt.94. A.b.
m.nbsp;met een Schroef zonder end. 95.
■ —— is van groote kragt. 174.
-- hoe tot een Hefboom gebragt kan
worden.nbsp;96. A. b.
-■- een niew van den Heer Perault.
246.
-— erger, dan het gewone. 248. A.
Wind-molen ; waar haar Zwaarte-punt moet
zijn.nbsp;1. ö8. en 68. A.
-nbsp;■ quot; eenige weinige aanmerkingen op
Wind-molens.nbsp;III. 153-154.
Windroer; het oude.nbsp;II. 491.
■nbsp;'■ van Mr. Cölbe.nbsp;492.
■■■ Lugtin VVindroersjaren lang opge-
ftoten zonder hare Veerkragt te verliezen.
11. 4. A. en 163.
Windvleugel aan de Hei van Mr. Vaidoui'.
IIL 8.
■II ■ zou ook aan Windmolens van dienft
konnen zijn.nbsp;153.
Winters halfjaar waarom korter voor volke-
ren , die in de noorder helft van den Aard-
kloot wonen, dan het zomer halfjaar. L
393-
Wiskunfl (zuivere) vrij van gefchillen. 1-
- behoort van Werktuigmakersgeleeia
te. worden , en Wiskunftenaars
-ocr page 381-wat méér werks te maken van Werktui-
gen
Wolken ; Verhandeling over het Verfchijn-
fel van 't maken van Wolken. H. 400. en
volg.
II Verhandeling. 440- «« ''^olg.
Wonderftelling van de Waterwegmg ver-
klaard.nbsp;II. 127. en volg. en III. 150.
Woorden ( niewe ) behooren altijd verklaard
te worden.
Worcefier (Graaf van) aangehaald wegens een
eewigdurende beweging. I. 172. A. a.
.nbsp;(Markies van) heeft eerft aan de
hand gegeven het Vuurtuig. Hl. 80.
Wren (Cbriftopb.) aangehaald wegens het
rammen van muren.nbsp;L 370' A. b.
Y, een Inftrument, de Y genoemd , aan't
Vuurtuig.nbsp;94-
T
ÜJ..
. XAak-orlozies moeten olij hebben, en fchoon
gehouden worden.nbsp;. I. 207.
^ ^ hare Tappen moeten niet te klem
o^p,
Zee-Peilder van Dr. Desaguliers en Dr. Hales.
^nbsp;11. 27p.
' _ niewe van Dr. Hales. 282. A.. en volg.
Zegel-was door Vrijving doorfchijnend ge-
maakt..nbsp;40quot; A.
Zeewind, z\e Wind..
Zeilfteen-, des zelfs Aantrekkmg en de Even-
redigheid van hare Kragt. I. 34. en 34. A.
-.........- drijft ook weg,nbsp;34.
__ een goede heeft maar twee Polen.
35. A. a.
____ van de zelfde Zwaarte, als een ftuk
ijzer, of ftaal , wordt met gelijke kragt
aangetrokken van het ijzer of ftaal, als hij
zelf het ijzer of ftaal aantrekt.nbsp;413.
...--naawkeurig onderzogt van den ! leer
Petrus van Muffchenbroek.. 1. 43. Bij
quot;voegz.
Zien-y onderfcheid tuflen zien m kijken. l!l.
21''.
Zolder, doorzakkende gt; te rijzen doormid-
delvan een Wigge..nbsp;L 95. A. b
Zomer halfjaar waarom in de noorder helft
van den Aardkloot langer, dan het winter
halfjaar.nbsp;J, gpr,.
Zon heeft een merkelijken Dampkringén
hare Uitvloeifels worden miflthien vergoed
door Staart-fterren, die 'er op vallen. I.
—nbsp;Maan en Aardkloot. Hare VerfchijnfeS
op t Planetarium vertoondnbsp;470.
—nbsp;hare Eklipfen op 't Planetarium ver-
toond.
Zuigers van den Heer Belidor. n 201 A. b..
--beft geleerd met dun Leer.quot; jlj. 4(5quot;
A a.
Zuiger met Kwik in de Pomp van Mr Has-
, , , .nbsp;. III. 116..
-—- zonder Schurmg van Goffet en De la
Deuille.nbsp;j 29.
- zie ook Emmertje en Perszuiger.
Zuigpomp, zie Pojiip.
Zuigpijp, in een Perspomp, zie Persfomp
Zwaarte (Soort-onderfcheidende).. . H. fjn
■- van lighamen, die in het Water
drijven, is gelijk der zelver gedeeltens, die
in het Water gedompeld leggen. 120
- van Vloeiftoffen door middel vaiï
vafte lighamen, en die van vafte lighamen
door middel van Vloeiftoffen te vinden
- van de onregelmatigfte- vafte
hamen zelf.
- van gemengde lighamen.- 231. ^
li
,1 1
- m welke Evenredigheid van Gewifc
twee hghamen gemengd moeten worden
om de zelfde foortonderfcheidende Zwaar',
te te hebben, als een Vloeiftof. 2nl'
- lighamen, van verfchillende foórtl
onderfcheidende Zwaarte, die in
Vloeiftof even zwaar wegen , zullen in
zwaarte verfchillen in een ligter Vloeiftof.
- foortonderfcheidende ZwaavtP
Vloeiftoffen en vafte lighamen te vtdeS
door de Waterwegers Balans.nbsp;quot;ïiT
-- - ~ _ door de zei ven op elkander te
doen perfen in een oir,g;ebogen Pijn. 242.
-nbsp;^erlchillende foorton-
derfcheidende Zwaartens van verfcheiden-
vafte lighamen en Vloeifloffen. . 24.!^
Zwaarte
-ocr page 382-Zwaarte (Soort-onderfcheidende) glazen Bollet-
jes,fbortonderfcheidenlijk zwaarder en ligter
te maken, terwijl ze in Water drijven. 11.254.
— ' dit zelfde te doen ontrent glazen
Beeldjes.nbsp;260 en 263. A.
Zwaarte-as.nbsp;I. 66.
Zwaarte-kragt, Gravitas, wat die zij. I. 14.
en 18. A.
....... ' ■■ van lighamen op de Oppervlakte
van de Maan.nbsp;19. A. b.
---- grooter op de Oppervlakte van klei-
ne Dwaal-fterren naar mate van hare Hoe-
veelheid van Stof, dan op de Oppervlakte
van grooter Dwaalfterren. 20. A. b.
vermindert van de Oppervlakte van
€en Dwaal-fter naar het Middelpunt, ge
lijk de Afftand uit het Middelpunt. 20.
A, b.
■nbsp;hare werking op vallende ligha-
men. 346.
■nbsp;Evenredigheid van hare Verlnel-
ling. 348.
----uitgerekend door de Drie-
hoeken van Galileiis.nbsp;352
!
I
op lighamen, in't Lood naar boven
geworpennbsp;355-
----hare uitwerking op lighamen langs
een hellende Vlakte.nbsp;366.
— de zelfde met de middelpunt-trek-
kende Kragt.nbsp;396. A. a.
en voortwerpende Kragt doen de
Dwaal-fterren haren Loop behouden. 332.
■- hare werking om de Dwaal-fterren
in hare Wandel-kringen eenpariglijk te
verfnellen, en te vertragen.nbsp;394-
--- onderling tuften de Aarde en hare
deelen.nbsp;414«
Zwaarte-kragt is geen verborgen Eigenfchap.
I. 42.
Zwaarte-punt,nbsp;1. 61.
—— daalt zoo laag, als het kan. 61-63.
- van een lighaam volgens de Beweeg-
kunde te vinden. 63 en 6?. A.
---— volgens de Wiskunïl. 63. A. b.
---- — van twee lighamen.nbsp;73.
--- van méér lighamen. 79.
- van een mens is niet op de zelfde
plaats, als in een beeld.nbsp;62. A.
---is in een vat van de gedaante van een
geknotte Kegel niet op de zelfde plaats,
wanneer het vol, als wanneer het leeg is.
65. A.
- in een voer hooi, en in een vragt ijzer.
88. A. b.
- gemeen van de Aarde en de Maan.
- manier om het Zwaarte-punt van onze
Weereld te vinden.nbsp;80. A. a.
--waar te plaatfen in een Kraan en in
een Wind-molen.nbsp;68. A.
- van een lighaam onderfteund worden-
de, kan het lighaam niet vallen. 66. °
--lighamen, rondom haar Zwaarte-punt
bewegende, zullen opgehouden worden op
de zelfde wijs, als of ze in ruft waren. 8lt;5.
--van een lighaam of van een Samenftel
van lighamen kan men verplaatfen. (80. o
Zwavelquot; Reuk van Zwavel aangenaam aan
Dr. Desaguliers, maar in zijne Amborftig-
heid onaangenaam.nbsp;II. 510.
Zwaveldeeltjes. fchoon ze elkander wegdrij-
ven, trekken de Lugt zeer fterk aan. II.
■ 5. A.
Zwemmen vsïkhaxd. •nbsp;i, 418-
t
Ü;
r.
ir
Kol. Reg. ^
_ 21. ftaat ongeverfden m
_ 15. - Beftigen
_ li —DEofCB
-1. 9. - 15 X ïfi
_2.ond.r. — dcnbsp;doe uit
16.
26.
29.
23-
13'
ECDK
buiftendc
00
00
00
00
00
Schaa
Plaat IX.
Plaat IX.
fprincen
10110, 62.
I9S. -
Bladz.
13-
20.
32-
67.
113'
129.
134-
135-
144-
I4lt;5.
Schaal
Plaat XI.
Plaat XI.
' fpringen
, 10|9, 68. NB. Dit getal is inde
twreede Kolom uitgevallen en
in die zelfde Kolom moet '10
62 ftaan tegen over n jn ^^
eerfte Kolom; en dus moeten
alle de Getalen in de tweede
Kolom elk éénen Regel zakken
zoodat eindelijk 26, 63 , tegen
over 29 in de eerfte fta.
ECDF
buitenfte
SS
SS
SS
SS
SS
la
Iö*
lees geverfden m
beveiligen
—nbsp;DE of CD
—nbsp;15
if
2.r. 4. |
— |
tI 11. |
10. 2l3.Kol.l.r.28. 31- |
— |
—X -48 25—X S.S—X |
Kol.2.r.iö. |
—- |
X
X
—— —
28—X 3-
8uo—32X 28X—X''
x»-—28X = — 96
—100
a; — 14 — 10
Rr
I
55-
X
sTquot;
16.x'^
-48^
25
25
X
32
28—-t;
800 2SX'-XX.
XX mm (5ca: 96 — 0
XX — 60X 4- 900—804
a; — 3CIZ28,352 of 648
Bladzgt;
-ocr page 384-C
284. — I. —
3^7-
319.
328.
329.
414.
465.
'bi. 213. Kol. 2. reg. 24. ftuat x = 24 door Vergaring;
■ ° ■nbsp;of 4 door Aftreklsing.
4 en 24 Voet
27.
21.
9.
27-
28.
8.
10.
30*
zefde
AE I
2000
BK
HN
^^ ^ 14. ^ Plaat XXXVIIL
I Li]n
— Kwik
—. lighaam
leis X rr: 58, door Vergaring,
of 1, 648 door Aftrekking.
—nbsp;I, 648 en58, 352 Voet
—nbsp;zelfde
^ AE — d
KN
—nbsp;2cooo
-nbsp;BH Z=
~ i| Lijn
—nbsp;Vogt
—nbsp;lighaam, dat brandfteen - kragtig
gemaakt ig,
—nbsp;Plaat XXXIX.
Bijvoegfels en Verbeteringen in het III. Deel.
Reg.
7. ftaat Fig. i en 2.
23. — ^g
13, — Goodmg
- fe
53. Kol. I.nbsp;mrJdng
50, reg. 2. van ond. —ise en
109. — 2, van ond. — Wis
114. — JJ.nbsp;wegen
Bladz.
9.
21.
27.
lees Fig. i en 3.
—nbsp;zeg
—nbsp;Gording
—nbsp;H^erktuïg
—nbsp;is een
—nbsp;W is
—nbsp;bewegen
Bij den Drukker van dit Werk is Insgelijks gedrukt.
De Natimrhmde uit Ondervindingen opgemaakt, door Dr. J. Th. Desaguliers, Lid van
de Koninklijke Sociëteit van Londen enz. uit het Engels vertaald door een Liefhebber
van de Natuurkunde, en met vele keurlijke Platen opgehelderd , in gr. 4°. K en IL.
Deel. En ten dienfte van de Liefleibers zijn ook eenige Exemplaren, opfchom Rojaal Schrijf-
papier met de eerjte Plaatdrukken, gedrukt.
Korte Inhoud der Philofopbifche Lejfen van Dr. J. Th. Desaguliers , vervattende een kort
Begrip van de Beginfelen en Gronden der Proefondervindelijke Natuurkunde, in gr.
8°. met Fig.
Filozoofifche Onderwijzer, of Algemeene Schets der Hedendaagfche Ondervindelijke Na-
tuurkunde. In 't Engclfch befchreeven en met veele Plaaten opgehelderd door B. Mar-
tin. Twreede Druk, door den Schrijver verbeterd en met veele Bijvoegfels en Plaaten
vermeerderd, in gr. 8°.
derzelver gedaante, beweging en beftaanlijkheid , en in het verwonderlijk geftel des
Menfchelijken Lighaams, en dat van andere Dieren ,• en vervolgens in de voortteeling
enz. met Beantwoordingen op fommige Tegenwerpingen ; in 't Engelfch befchreeven
door John Ray, in zijn leven Lid van de Koninklijke Societeit tc Londen, en nu vol-
gens den IX^quot;' Druk vertaalt, in 8°.
■Uitgeleeze Natuurkundige Verhandelingen, waar in berigt gegeeven word van veele voornaa-
me deelen der Natuurkunde en Natuurlijke Hiftorie, als mede van nieuwe Ontdekkin-
gen , Proeven en Waarneemingen , door voorname Natuurkundigen in verfcheide. ge-
deeltens des Aardrijks genomen of befchreven, gr. 8°. 5 ftukken. In dezelve vind men
eenige uitmuntende Verhandelingen over verfcheiden deelen der Natuurkunde van de
Heeren ReaUmur, Hales, Sloane, Boerbaave, Desaguliers, Muffchenbroek, de Gorter, Lu.
lofs. Centen, de Wind, Martens, Marcel, Steenwyk, Nettis, Noppe, Rega en verfcliei-
den andere.
Inleiding tot de Algeineene Geographie, benevens eenige Aftronomifche en andere Verhan-
delingen, zoo over de Komeeten, Eclipzen, den Loop van jupiter , de Grootte der
Aarde, als mede over de Lyfrenten en den Staat des Menfchelijken Geftagtsenz,, door
Nicolaas Struyck gr. 4quot;. met Figunren.
Wysgeeri^e Verhandeling^ van de Werken der Natuure. Waar in verfcheide trapswijze Op-
khmmmgen, in de bijzondere Deelen der Schcppinge, als Mijnftoff'en, Plantgewaflen
cn Dieren aangetoond worden. Hier is bijgevoegd een berigt van den Tegenwoordigen
Staat der Tuinen, zo van Groot Brittannien, als van ganfch Europa. Als meede nieu-
we Ondervindingen ter verbetering van onvrugtbaare Gronden , en aankweeking van
Houtgewas, Vrugtboomen, Wijngaarden, Zalaade , Peulvrugten en alle foorten van
Graanen; benevens eenige Aanmerkingen over den Landbouw der Vlaamingen in het
Zaaijen van Vlas. Door Richürd Bradley, Lid van 't Koninklijk Genoodfchap en Pro-
feftbr in de Kruidkunde te Cambridge. Met veele Afbeeldingen opgehelderd. Na den
Tweeden Druk uit het Engelfch vertaald.
Rr 2nbsp;Het
-ocr page 386-Het Microscoop gemaklijkgemaakt: of I. De Aart, het Gebruik en Vergrootend vermogen
der befte foorten van Microscoopen befchreeven, berekend, en verklaard: ter Onder-
wvzinge van zulken in 't bijzonder, die de wonderen der kleine fcheppinge begeeren te
onderzoeken, fchoon zij inde Gezigtkunde onbedreven zijn. Waarbij gevoegd is een vol-
komene Onderrigting, hoe men allerleije foorten van Voorwerpen moet bereiden ,voor
het Microscoop quot;brengen, onderzoeken en bewaren, en welke omzigtigheden men dient
tc gebruiken in dezelven te befchouwen. II. Een Berigt van de verbaazende Ontdek-
kingen die reeds door het Microscoop gedaan zijn; met nuttelijke Aanmerkingen daar
over. Als mede een groote verfcheidenheid van nieuwe Proeven en Waarneemingen:
den 'weetgierigen veele ongewoone Onderwerpen ter onderzoek aanwijzende. Door
Hendrik Baker, Lid van'het Koninklijk Genootfchap en van de Maatfchappije der
Oudheids-Onderzoekers te Londen. Verfierd met Koperen Plaaten en naar den twee-
den Druk uit het Engelfch vertaald in gr. 8°.
Reize rondsom de Weereld gedaan in de Jaaren 1740 tot 1744 door den Heere George Ais*-
ïON, Opperbevelhebber van een Esquader Engelfche Schepen op een Expeditie naar de
Zuidzee, opgefteld uit de Journaalen en andere Papieren van den Hoog Ed. George
Lord Anson zei ven, en onder zyn opzigt uitgegeven door Richard Walter, Kapellaan
op 't Schip de Centurion, geduurende die Expeditie. Opgehelderd met zeer veele Plaa-
ten en Kaarten. Uit het Engelfch vertaald. Tweede Druk op nieuws met het Origineel
vergeleken en mcrkelyk verbeterd, in gr. 40.
Rivierkundige Verhandeling , afgeleid uit Waterwigt- en Waterbeweegkundige Grondbe-
ginfelen, en toepaflelijk gemaakt op de Rivieren, den Rhijn , de Maas, de Merwede,
en de Lek: waar in de Aloude en Tegenwoordige Toeftand der Rivieren overwogen;
de Gevaaren, die men uit derzelver Verandering te dugten heeft, aangewezen, en Mid-
delen ter Verbeteringe derzelver en ter Voorkominge van Overftroomingen voorgefteld
worden. Door Cornelis Velsen, Geadmitteerd Landmeeter. Opgehelderd door naau-
keurige Kaarten en Plaaten. in gr. 8°.
Behalven andere foorten van Boeken zijn insgelijks bij den Drukker deezes te bekomen de
befte Werken over de Natuurkunde, als die van Nieuwentijd, Derbam, Swammerdamt
Mujjchenbroek, Keil enz. als mede veele anderen in de Latijnjcbe, Franfche en EngeU
Jcbe Taaien.
y
k:
s..--nbsp;, ■
f
■V'-
.1-
C --I■
....
) igt;
I y-
J-
• 1 ..
ai-.-
-ocr page 388-. 1 ,'
gt; ■
gt; .
: /■ -,
■ /
■
.Y
' \
\
; ,
i
// .
i'î
/
Jî,
Hif
(V^T. !prtù^ ^WMSCquot;