-ocr page 1-

NIET IN TEL.

te botterdam, bij

M. WIJT amp; ZONEN,

Drukkers van het Nederlandsche Zendelinggenootschap.
1860.

a

-ocr page 2- -ocr page 3-

VOOHBERIGÏ.

Gecommitteerden van het Nederlandsche
Zendelinggenootschap tot het opstellen, ver-
zamelen en uitgeven van Meine Stukjes ter
l^evordering van Evangelisehe kennis en god-
zaligheid , ook bij mingeoef enden; namelijk: —
H. e. vinke, Th. Dr. en Hoogleeraar,
N.
beets, Th. Dr. en Predikant te Utrecht,
lt;•■ Moll, Jacobz., Predikant te 's Gravenhage,
f. blaauw, Predikant te Amsterdam,
aduiani en j. j. van oosterzee, Th. Dr.,

-ocr page 4-

voorberigt.

iv

Predikanten te Rotterdam , overeenkomstig hun
ambt en hunne bediening, dat oogmerk gaarne
willende bevorderen, en in uitzigt op des Heeren
medeicerkenden zegen, bieden het nevensgaande
Stukje hunnen landgenooten aan; erkennende
intusschen geene uitgave voor echt, dan welke
door een hunner of door de drukkers dezes
onderteekend is.

-ocr page 5-

NIET IN TEL.

Onlangs buiten de stad langs een openen
weg gaande, ving ik onwillekeurig eenige
Woorden op van een gesprek, dat my op
mijne verdere wandeling voor langen tijd stof
tot ernstig nadenken gaf.

'-Weet gy wat het is?quot; riep een man, die
aan de linkerzijde van den weg bezig was
een stuk aardappelland om te spitten, en hy
scheen zich daarby tot iemand te richten, die
aan mijne rechterhand takkebossen opmaakte;
quot;Weet gy wat het is?quot; riep hy, een oogen-
blik het werk stakende en op zijne spade
rustende: »Een arm mensch is niet in tel!quot;

» Daar hebt gy het!quot; andwoordde de man

Van de takkebossen, »en dat is wat ik altijd
zeg.quot;

-ocr page 6-

» Niet in tel!quot; herhaalde die van het aard-
appelland. » Niet in telzeide hy ten derden
male. » Het zou wei ongelukkig wezen
voegde hy er by, »indien het er voor hem
in de andere wareld ook zoo uitzag.quot;

» Daar behoeft gy in 't geheel niet bang voor
te wezenhervatte die van de takkebossen zijn
hakmes nederleggende, en op den toon der
volmaaktste gerustheid: » daar zal het net
andersom zijn.quot;

Deze laatste woorden en de toon van oe-

O

rustheid, waarop zy waren uitgesproken,
maakten op dat oogenblik een diepen indruk
op mijn gemoed.

»Dierbaar Evangelie!quot; sprak ik by my
zeiven, » dat alle treurigen vertroost en den
armen verkondigd zijt! Welk een licht spreidt
gy uit op donkere wegen! welk een staf reikt
gy toe op de oneffene! Met u vertroost zich
lazarus aan de poort van den rijken mensch;
met u de daglooner rijk aan kroost, arm aan
werk, en misschien beknibbeld in z^n loon!
Wie weet welk een treurig verhaal van be-
toonde minachting of ondervondene verstoo-

-ocr page 7-

ting, welke nieuwe ervaring van de oude
hardvoclitiglieid by deze arme lieden aanlei-
ding gegeven heeft tot dat mistroostig » niet
in tel!quot; Welk rechtmatig beklag ook ditmaal
niet verhoord, welke billijke aanspraak ook
ditmaal niet in aanmerking genomen, welk
hartverscheurend beroep op medelijden of
geduld ook nu met wreede onverschiiïigheid
is beandwoord, ora deze lippen voor den hon-
dersten maal tot de sombere slotsom te bren-
gen : igt; Niet in tel!quot;.... Maar ook om deze
oogen hooger te doen opzien en uitzien naar
die andere wareld, waar het »net andersomquot;
wezen zal!

»Welk een oogenblik, welk een verandering,
welk een nieuw leven, welk een gewaarwor-
ding voor deze arme sukkels, als de laatste
hoon verslonden, de laatste ontbering doorge-
staan zal zijn, en zy uit hunne schamele wonin-
gen , en van dat harde stroobed, waar mogelijk
niemand naar hon omziet, worden overgebracht
in het ruime huis des Vaders, in den hel-
dei-licLten hemel, waar niet dan vriendelijke
aangezichten op hen nederzien, en waar geen

-ocr page 8-

genietingen zijn, waarin ook zy niet zullen
deelen!quot;....

Doch de menschen en ook de armen ken-
nende was het my toch waarlijk niet ver-
gund my onvoorwaardelijk in deze aangename
voorstellingen te blijven verdiepen. Of zouden
er onder degenen die in deze wareld met in
tel waren, niet ook dezulken zijn, over wie
het, schoon ook zy het net andersom in
den mond gevoerd hadden, in de andere
wareld met dit net andersom op niet dan
eene treurige teleurstelling nederkomen zal?
»God beware u, arme slovers, wier stem ik
zoo even gehoord heb! God beware u voor
deze teleurstelling, en my om ze u toe te
denken! Niets denk ik liever dan dat gy,
en op goede gronden, zeker zijt van uw
zaak. Maar onder uw gelijken zijn er veel,
die zich vleien rijk en geëerd te zullen
wezen in den hemel, om geen andere reden
dan omdat zy op aarde tot de armen en ver-
getenen hebben behoord. Ja, dit zelfbedrog
IS maar al te algemeen, en heeft diepe wor-
telen. Want zonderling zijn over de recht-

-ocr page 9-

vaardigliekl Gods de heimelijke harts-gedach-
ten van zijne menschenkinderen Zy is, naar
het hun toeschijnt, vergoeding schuldig voor
het lijden van den tegenwoordigen tijd, als
of het eene Onrechtvaardigheid geweest ware
dit lijden op te leggen.quot;

In de andere wareld, het tegendeel der
tegenwoordige! Net andersom. De armen
tel; de rijken niet in tel. De armen
aan de rechterhand des rechtvaardigen Rech-
ters, de rijken aan zijne linker; tot de armen:
quot;Komt; gy gezegenden mijns Vaders!quot; tot
de rijken: » Gaat weg van my, gy ver-
vloekten!quot;... Ach indien de een of andere
schamele en verachte, in de donkere hut,
Waarin hy de dagen zijner ellende had door-
geleefd , op den harden stroozak waarop hy
Van deze dagen het einde komen zag, zich
quot;iet dan met de voorstelling van zulk eene
andere wareld getroost had; indien hy zich by
vooi-raad te goed had gedaan op de vernedering
dier rijken, die hy levenslang benyd, dier
aanzienlijken die hy altijd ontzien maar altijd
gehaat had, en op zijne eindelijke verhooging

-ocr page 10-

uit eeu toestand welken hy niet dan mor-
rende had doorgestaan: wie kan zich een
oogenblik voorstellen dat een zoodanige zijne
oogen sluitende in den dood, door de Enge-
len Gods opgenomen en in den schoot
abrahams gedragen worden zoude?

Helaas! wy sidderen het lot van dien on-
gelukkigen in te denken! Maar ook over
dien beklagenswaardigen zijn wy geenszins
gerust die gedurende zijnen gantschen levens-
dag voor de ontberingen en verdrietelijkheden
der armoede geen anderen troost gehad heeft
dan deze » dat het beter is in deze wareld
af te lijden wat is opgelegd, dan het nog
te goed te hebben in de anderequot;, terwijl
het hem nooit ernst geweest is zich te be-
kommeren over den weg langs welken men
van een eeuwig geluk zeker worden kan.

Neen, neen! het geluk des hemels en de
smarten der eeuwige rampzaligheid worden
door God niet uitgedeeld naar mate zijne
menschenkinderen hier op aarde al of niet
in tel geweest zijn, maar naar een anderen
regel. Niet of de mensch, die voor zijn ge-

-ocr page 11-

richt verschijnen moet, by den mensch,
maar of Hy, Hyzelf by dien mensch in
tel gev/eest is: zie daar waar het op aan-
komt. Van den Rijktm Mensch in de gelij-
kenis heeft de Heer ons geen ander kwaad
gezegd dan » dat hy alle dagen vrolijk en
prachtig leefde.quot; Zoo min als die farizeër
in eene andere gelijkenis, was hy een roo-
ver, een onrechtvaardige, een overspeler;
maar nog veel minder dan by dien farizeër
was God by hem in tel; en hy gevoelde
volstrekt niet als de tollenaar dat hv voor
God een zondaar was en, zonder zijne ge-
nade, zou omkomen! — »Hy leefde alle dagen
vrolijk ïn prachtigquot;; dit was zijn leven; hy
had niet anders te doen ; dit bezat zijn hart
2n zijne gedachten. Aan God dacht hy niet
weiu'g; gewis niet gaarne; zeker niet met
eotmoed of liefde; maar wel nu en dan
met schrik en angst, als aan dengene die
het in zijne hand had, in een oogenblik aan
zijn vrolijk en prachtig leven een einde te
maken. Voor het overige was God by hem in
geen tel. Hy bezat zijn woord; hy had
mozes

-ocr page 12-

en de Profeeten; dezen, dit wist hy, leerden
hem dat hy zich had te bekeeren; maar hy
liet zich niet gezeggen; hy bleef die hy
was. Alle dagen goede sieri alle dagen nieuw
voedsel voor ijdelheid en hoogmoed! Daar-
om; en niet omdat hy op aarde als man
van aanzien en vermogen zoo zeer in tel
was geweest, door zijne tafelvrienden op de
handen gedragen, door de purper- en lijn-
waadverkoopers en alle leveranciers van het-
geen tot zijn vrolijk en prachtig leven noodig
was, in hoog eeere gehouden was, en er door
deze lieden »veel aan hem gemist werdquot;
by zijn dood; daarom was het voor dezen
armen Rijke zoo geheel anders, ja net
andersom als hy zijn oogen opende in
de andere wareld! God was levenslang
by hem niet in tel geweest; daarom

was zijn deel by de van God veriatenen____

Maar evenzeer zou dit het deel van den
armen
lazarus geweest zijn , indien ook by
hem God niet in tel ware geweest, indien
ook hy, van den eenen dag op den anderen,
maar aan niets anders gedacht had dan aan

-ocr page 13-

den hem onthoudenen rijkdom des rijken,
en aan de brokken welke van diens tafel
Vielen, — indien het goede der wareld, dat
hy niet had, en het kwade, dat zijn deel
Was, hem zoo zeer vervuld hadden j dat tus-
schen klagen en benijden geen plaats geweest
Was in zijn hart voor boetvaardigheid en
godsvertrouwen !

O voorstelling, afschuwelijker, hartver-
scheurender dan eenige andere! Een
laza-
rus
in de plaats der eeuwige rampzaligheid!
Een arme mensch, een bedelaar, in lompen
gekleed, met zweeren overdekt, levende alle
dagen smartelijk en ellendig! Hy gestorven;
hy begraven; hy zijne oogen opheffende in
de hel, zijnde in de pijn! Van verre ziet
hy de rijken in God, tot welker getal, in-
dien hy het gewild had, niets hem had kunnen
beletten te behooren ; van verre ziet hy de
rijken in God in den schoot
abrahams ; maar
van den disch, die hier is aangericht, vallen
Voor hem geene kruimkens, en van de smar-
ten die hy in de vlammen lijdt is geen ver-
zachting by de tong der honden ; te vergeefs

-ocr page 14-

gejammerd, te vergeefs geklaagd, te vergeefs
vader
abrahams ontferming ingeroepen ! hier
is geen redding, geen verzachting, geen
hoop; het leven in armoede, versmaadheid,
krankheid, is niet weggenomen dan om plaats
te maken voor een grooter, voor een eeuwig
leed! Op aarde zegt iemand: »hy is uit
zijn lijden!quot; maar hy zelf verzucht ter plaatse
der rampzaligheid: » och ! dat het nog maar
dat lijden ware!....quot; O! dat dan toch
allen die nog maar in dit lijden zijn, die
in dit hun leven het kwade ontfangen, die
met armoede en gebrek, met krankheid en
versmaadiieid worstelen, die niet gevoed wor-
den dan van de kruimkens die van de tafels
der rijken vallen; dat zy (indien er ook nog
heden ten dage zulke ongelukkigen zijn) die,
by de menschen in geen tel, hun vrienden
by de dieren zoeken moeten, zich toch niet
voor één oogenblik met deze ellende zelve
troosten, alsof zy eenigzins voor hen de
waarborg kon in zich bevatten van een toe-
komstig geluk! maar dat zy zich behoeden
voor een toekomstig ongeluk, dat grooter, on-

-ocr page 15-

eindig grooter, en hun deel zal zijn, indien
zy den eenigen weg niet inslaan welke alleen
tot het eeuwig heil leiden kan. Niet die
lijdt kan zalig worden, maar die zalig wordt
kan lijden. En om zalig te worden zijn
geloof en bekeering onmisb,aar. Geloof
quot;1 dien God, die 's menschen zaligheid wil;
die ze zoo ernstig wil dat hy ook het leed,
dat hy hem in dezen jammerdale toeschikt,
Uit geene andere oorzaak wil, dan opdat hy naar
die uitkomst en naar die vertroosting zoude vra-
gen , welke in de zekerheid zijner zaligheid
gelegen is; die ze zoo ernstig wil dat Hy
zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar
Iieeft Hem aan het grievendst lijden en den
schrikkelijksten dood overgegeven, opdat ook
de zondigste mensch niet aan zijne zaligheid
zou behoeven te vertwijfelen. Bekeering
tot dien God; boetvaardigheid voor hem;
Waardoor het beschuldigen van de menschen
plaats maakt voor een beschuldigen van zich-
zelven, en het klagen over het leed verstomt
Voor het klagen over de zonde. Door deze boet-
vaardigheid wordt niet de wegneming van het

-ocr page 16-

loed, maar de verzoening der schuld gezocht;
niet de verbetering van het moeilijke lot;
maar de verandering van het arglistig hart. —
Arme, verachte, verdrukte, kranke, die dit
leest! — is het by u tot dit Geloof en deze
Bekeering gekomen? Indien ja, zoo zijt gy,
ondanks al uw lijden, niet, indien neen,
zoo zijt gy dubbel te beklagen.

Verder ging mijn eenzame wandeling en
nog altijd bleef ik nadenken over de be-
driegelijke stelling: »In deze wareld niet
in tel; in de andere wereld net anders-
om!quot; Ook uit een ander oogpunt be-
schouwd, heb ik haar valsch bevonden.
Immers hy, die in die andere wareld in tel
zal zijn, is het in deze wareld ook geweest,
namelijk by Dienzelfden, die alle degenen
by wie Hy in tel is bemint als den appel
zijner oogen.

Zekerlijk by de menschen was de man
niet in tel, welke vol zweren lag aan de
poort des Rijken, wachtende op het over-

-ocr page 17-

schot van zijnen wclvoorzienen disch, en die
geene andere vrienden had dan de honden
die zijne wonden lekten. Maar was hy het
niet by God? Was hy het niet by dien
God, »nevens wien hy niemand had in den
hemel, nevens wien hem ook niets lustte op
de aarde, en die by 't bezwijken van zijn
vleesch en hart de rotssteen zijns harten en
zijn eeuwig deelquot; was ? Gewis, die God zag,
kende, onderscheidde dezen bedelaar; hield
. hem in 't oog; telde zijne kruimkens, zijne
zweren, zijn tranen, zoo wel als de hairen
zijns hoofds, waarvan geen enkel zonder zijn
Wil ter aarde vallen kon. Niet voor het
eerst trok hy zich zijner aan, toen hy hem
' opnam in heerlijkheid,quot; en door zijne en-
gelen liet dragen in den schoot
abrahams,
Hy had hem ook wel van dag tot dag ge-
troost, verkwikt, ondersteund, kracht naar
kruis gegeven, » door zijn raad geleiden
liem onder het lijden en door het lijden
gezegend. Het kwade, o ja! het kwade
Volgens het spraakgebruik dezer wareld, had
V hem toebedeeld^ in dit leven, maar geens-

-ocr page 18-

zijis omdat hy by hem in geen tel was ;
veeleer omdat hy hem onder de zonen on
niet onder de bastaarden telde, onder de
zonen, die hy uit liefde kastijdt (1), en door
lijden voor het genot van eene heerlijkheid
opvoedt, by welker uitnemendheid het zwaar-
ste lijden dezes tegenwoordigen tijds niet in
aanmerking komen kan.

Met dat al is het niet onmogelijk, dat ook
lazarus wel eens oogenblikken van mis-
troostigheid, van moedeloosheid, van klein-
geloovigheid gehad heeft; niet onmogelijk
dat hem, aan de poort des rijken nederlig-
gende, wel eens gedachten door de ziel ge-
gaan zijn, die eenen
azaf hadden doen
Ijelijden: » My aangaande, mijne voeten
waren byna uitgeweken; mijne treden waren
byna uitgeschoten; want ik was afgunstig
van de dwazen, ziende der goddeloozen
vrede. Want er zijn geene banden tot
hunnen dood toe, en hunne kracht is frisch.
Zy zijn niet in de moeite als andere men-
schen, en worden met andere menschen niet

(I) Hebr. XII.

-ocr page 19-

geplaagd. Daarom omringt hen de hoovaardv
als een keten, het geweld bedekt hen als
een gewaad; hunne oogen puilen uit van
^et, zy gaan de inbeeldingen des harten to
boven (1). Zy mergelen de lieden uit, en
spreken booslijk van verdrukking. Zy spre-
ken uit de hoogte. Zy zetten hunnen mond
tegen den hemel (2) en hunne tong wan-
delt op de aarde. (3) Daarom keert zich
Zijn volk hiertoe, ais hun wateren eens vol-
len bekers worden uitgedrukt; dat zy
zeggen: Hoe zou hel God weten, en zou
er wetenschap zijn by den Allerhoogsten?
Immers heb ik te vergeefs mijn hart gezui-
verd en mijne handen in onschuld gewasschen,
dewijl ik den gantschen dag geplaagd ben,
en mijne straffing is er alle morgens.quot; Ja
dit mag ook
lazarus wel eens, als azaf,
gedacht hebben! Maar gewis zal hy dan
toch ook, als diezelfde
azaf, den vestoor-
den vrede zijns harten wederom terug gevon-

(1) De inbeeldingen hnns harten zijn een overstroomen-
y® vloed.

d. i. Zy spreken als of zy Goden waren.

v^) En hunne tong verwoest op aarde.

-ocr page 20-

(len hebben by de overtuiging: s Indien ik
zou zeggen: ik zal alzoo spreken; ziet, zoo
zou ik trouweloos zijn aan het geslacht uwer
kinderen;quot; en ook voor hem zal by al wat
er in de wegen Gods raadselachtig overbleef,
de slotsom aller overw-egingen altijd wel weder
geweest zijn: » My aangaande het is my
goed naby God te wezen ; ik zet mijn be-
trouwen op den Heere
hkere, om alle uwe
werken te vertellen (1).quot; Waar dit de slot-
som is, daar houdt alle beklag op; daar
wordt, door het gelukkig bewustzijn van by
God in tel te wezen, elke gewaarwording
van smart verdrongen. Gelukkige
AZAf!
Gelukkige lazarus! — Gelukkig elke arme,
hoe ellendig ook, van wien zulk eene stem-
ming kan worden verwacht!

Gewis! de godvruchtige is altijd in tel;
indien niet by de menschen, des te meer by
God; maar indien er behalve dit in tel
zijn, hetwelk, ook te midden van de grootste
ontberingen en de grievenste smarten, de
zaligste genoegens in zich sluit, indien er
(1) Op te tellen. Ps. Lxxni.

-ocr page 21-

behalve dit in tel zijn, nog sprake zijn
kon van eene byzondere inlating Gods met
sommige zijner menschenkinderen boven de
anderen, dan zou men geneigd wezen te zeg-
gen dat juist zy er de voorwerpen van zijn,
Wier levenslot by eene oppervlakkige beschou-
wing aanleiding geeft tot de klachte: Niet
in tel!

Met vyelk eene ontferming, met welk een
deernis wordt in het Woord Gods van de
armen en geringen gesproken; met welk
een innig medegevoel het eigenaardig leed
^an hun toestand geschc .st; met name ook
^at pijnlijke van het »niet in tel zijnquot; om
geen andere reden dan om het gemis van
aardsche goederen. »AI de broederen des
armen haten hem, hoe veel te meer gaan
2yne vrienden verre van hem.quot; (Spr. xix: 7)
De arme spreekt smeekingen, maar de rijke
andwoordt harde dingen.quot; (Spr. xviii: 27.)

Niet alleen zien wy onder de Oude Be-
eehng, voor het recht, de tegemoetkoming,
e bulp en onderstand der armen met wijze
milde wetten gezorgd; niet slechts is,

-ocr page 22-

onder de Nieuwe Bodeeling de armenzonre
een der eerste dingen geweest aan welke de
Heilige Geest de pasgeborene Gemeente in
chiustus op de nadrukkelijkste wijze deed
indachtig zijn — maar de gantsche Heilige
Schrift vloeit over van de schrikkelijkste be-
dreigingen tegen de verdrukkers, en van de
overvloedigste beloften voor de weldoeners en
beschermers der behoeftigen. »Die zyn oor
stopt voor het geschrei der armen, die zal
ook roepen, en niet verhoord wordenquot; (Spr.
xxi: 13). »Die den armen verdrukt, om het
zijne te vermeerderen — komt zekerlijk tot
gehrekquot;. fSpr. xxii: IS). »Hoort dit, gy
die den nooddrnftigen opslokt, en dat om
te vernielen de ellendigen des lands! De
Heer heeft gezworen by
jakobs heerlijkheid:
Zoo ik al hunne werken in eeuwigheid zal
vergeten!quot; (Amos viii: 4—7.) »Welaan, nu,
gy rijken! weent en huilt over uwe ellen-
digheden , die over u komen — gy hebt
schatten vergaderd in de laatste dagen —
Ziet, de loon der werklieden die uwe landen
gemaaid hebben, welke van a verkort is,

-ocr page 23-

i'oept; en het gesclirei dergenen die geoogst
hebben is gekomen tot in de ooren van den
Heere Zebaoth !quot; (Jak. v : 1-4). » Die den
armen verdrukt smaadt deszelfs Maker, maar
die zich des nooddruftigen ontfermt eert
Hem.quot; (Spr. xiv: 31.) .Die zich den
armen ontfermt, leent den Heere, en hy
zal hem zijne weldaad vergelden.quot; (Spr. xix:
17.) »Die den armen geeft, zal geen ge-
brek hebben; maar die zijne oogen verbergt
(voor de ellende) zal veel vervloekt wor-
den (1). (Spr.
XXVIII: 27.) »Welgelukzalig
IS hy die zich verstandiglijk gedraagt jegens
een eliendigen; de Heer zal hem bevrijden
ten dage des kwaads; de Heer zal hem be-
daren, en zal hem by het leven behouden;
hy zal op aarde gelukzalig gemaakt worden.quot;
(Psalm XLi: 1, 2.)

Door de geheele Schrift heen hooren wy
den Allerhoogsten spreken en geprezen wor-
den, als de toevlucht, het hoog vertrek, de
sterkte der verdrukten; » die het geroep
der eliendigen niet vergeetquot; (Ps. ix); » die
(') Laadt grooten vloek op zich.

-ocr page 24-

de moeite en het verdriet aanschouwt opdat
men het in zijne hand gevedie » den wees
en verdrukten recht doetquot; (Ps. x) en op
wie de weduwe vertrouwen mag (Jer.
xlix);
ja als een »Vader der weezen en een Rechter
der weduwen, God, in de woonstede Zijner
heiligheid (Ps. Lxviii: 6).quot; — Als de hoogste
eer van den Koning der Koningen wordt
van hem voorzegd, »dat Hy den nooddruf-
tigen zal redden, die daar roept, mitsgaders
den ellendigen en die geen' helper heeft;
dat Hy de armen en nooddruftigen verschoo-
nen, en de zielen der nooddruftigen verlossen
zal; dat Hy hunne zielen van list en geweld
zal bevrijden, en dat hun bloed dierbaar zal
zijn in Zijne oogen (Ps. Lxxii: 12-14).quot; —
5gt; Den armen wordt het Evangelie verkondigd !quot;
Dit behoorde tot de alles afdoende, tot de
eervolle kenteekenen van Hem i die komen
zoudequot; en gekomen is, de Gezalfde Gods,
de Behouder van zondaren. En hoe uitnemend
heeft Deze, boven alle rijken en aanzienlijken,
boven alle vorsten en wareldgrooten, de armen
en geringen en die in geen tel waren ge-

-ocr page 25-

eerd, door op deze wareld plaats te nemen
'n hunnen kring, te deelen in hunne ont-
beringen , en uit hen te kiezen de eersten
Zijner belijders en de uitnemendsten Zijner
wei'ktuigen. By niemand bekende herders
Vernamen het eerst, en uit Engelenmond,
Zijne komst in de wareld; geringe visschers
®n tollenaars, by niemand in tel, waren Zijne
eerste getuigen en verkondigers der blijde
boodschap; en de kenschets Zijner eerste ge-
meente was overal »niet vele machtigen,
niet vele edelen,quot; want God had » het on-
edele der wareld en het verachte uitverkoren.quot;
(1 Kor. i: 26-28). — Gewis, indien in het
Koninkrijk Gods van een bevoorrechten stand
spraak kan zijn, de arme stand, de stand
der geringen, is die bevoorrechte. Van de
aanwending ook van dit zijn voorrecht zal
by rekenschap moeten geven. God ziet. God
telt. God zoekt de armen. Hy zoekt ze door
bunne armoede zelf; en indien zy tot hun
eeuwig heil en levenslange vertroosting niet
door Hem gevonden worden, het is doordien
Hem moedwillig ontvluchten.

-ocr page 26-

AlHZó'I^S

i

Ik wenschte wel van God dal zoowel allen
die verkeerdelijk meenen niet in tel te zijn,
als
zy die zich met een valsche hoop op
het net andersom der toekomende wareld
troosten, door de lezing van dit blaadtjen tot
andere gedachten komen konden.