EEN ZENDINGSEEEST lï^ DE
HEIDENWEEELD.
TE ROTTERDAM, EU
M. WIJT amp; ZONEN,
Drukker» van het Nederlandsehe Zendelinggenootseliap.
N°. 95.
-ocr page 2-■iquot; '-iv ■ 'lquot;!''.!'
w
f
'mm-
mnbsp;VIquot;quot; gt;
-ocr page 3-VOORBEßIGT.
Gecommitteerden van het Nederlandsche Zen-
delinggenootschap lot het opstellen, verzamelen
en uitgeven van kleine Stukjes ter bevordering
van Evangelische hennis en godzaligheid, ook hij
mingeoef enden; namelijk: — n. beets, Th. Dr.
en Predikant, j. j. van oosterzee, Th. Dr, en
Hoogleeraar te Utrecht, j. moll, Jacobz., Pre-
dikant te 's Gravenhage, e. latjrillard, Th.
Dr., j. f. blaauw, Predikanten te Arasterdam,
c. w. van der pot en m, cohen stuart,
Predikanten te Rotterdam, overeenkomstig hun
-ocr page 4-VÖORftßRiet.
IV
amlt en hunne lediening, dai oogmerk gaarne
willende bevorderen, en in nitzigt op des
Heeren medewerkenden zegen, bieden het nevens-
gaande Stukje hunnen landgenooten aan; erken-
nende intusschen geene uitgave voor echt, dan
welke door een hunner of door de drukkers
deze» onderteekend is.
De kleine stukjes, van tijd tot tijd, van wege
het Nederlandsch Zendelinggenootschap in 't licht
gezonden, staan doorgaans met de zending onder
de Heidenen en hare geschiedenis, in geen dade-
lijk verband. Zij worden uitgegeven „tot be-
vordering van Evangelische kennis en godzalig-
heid ;/ onder leden der christengemeente in het
vaderland, en behooren alzoo eigenlijk meer tot
't geen men onder het gebied der zoogenaamde
//binnenlandsche zendingquot; })leegt te rekenen, eu
dat tot dusver, min of meer, als een zijtak der
werkzaamheid van ons Genootschap is beschouwd.
Toch is het voorzeker niet oneigenaardig, dat
ook die kleine geschriften, van wege het Zen-
delinggenootschap uitgegeven en verspreid, nu
en dan een onderwerp bespreken aan de ge-
schiedenis van de zending ontleend. Waar dat
soms plaats had, bleek het, hoe zulke keuze
viel in den geest en smaak van het publiek,
tot 't welk onze boekjes komen (1). In onze
(1) Getuige de ongemeeue belangstelling opgewekt door het
laitstuitgegeven stukje: Ken nieuwe Jlepdingskaart.
dagen, nu van de eene zijde de belangstelling
voor het zendingswerk kennelijk toeneemt, eu
de begeerte levendiger wordt om daarmede meer
van nabij bekend te worden, terwijl van den
anderen kant die zelfde arbeid meer dan vroeger
veroordeeling en tegenwerking ontmoet, is het
noodig, op allerlei wijze, den aard en de uit-
komsten van het zendingswerk onder de oogen
te brengen van hen, die het tot heden, met
huu gaven en gebeden, hebben ondersteund.
Om die reden heeft ook de schrijver vau dit
opstel aan zoodanig onderwerp de voorkeur ge-
geven. Wat men hier vinden zal, is dus geen
eigenlijk stichtelijke beschouwing, maar een en-
kele losse bladzij uit de zendingsgeschiedenis
van ons Genootschap, een eenvoudig verhaal
uit de Heiden wereld, zoo getrouw e)i waar
mogelijk medegedeeld - niet anders dan de be-
schrijving van een zendingsfeest, vóór een twee-
tal jaren, in een afgelegen boschnegorij aan eeu
uithoek der Minahassa gevierd.
Niet anders dau dat. — Want waarlijk, 't is
niet veel van beteekenis, voor wie aanzien wat
voor oogen is. Enkele honderden Alifoeren,
die daar zamenkomen in een klein kerkje, orn,
onder de leiding van een zendeling, te bidden
en te zingen, en eenige inlanders te hooren
spreken - uiterlijk heeft 4at tooneel al zeer
weinig merkwaardigs. Dagelijks zien wij, Euro-
peërs, in onze beschaafde maatschappij, dingen
die veel meer de oogen trekken en de belang-
stelling boeijen. Maar datzelfde uitwendig ge-
ringe, 't beeft iets groots in de oogen van
Hem, die 't nederige niet voorbijziet en den
dag der kleine dingen niet veracht, iets hart-
verheffend groots voor den Christen, die 't ge-
looft maar ook gaarne zieu wil, dat langzamer-
hand heel de wereld wordt toegebragt tot het
geloof in den gekruisten en verrezen Heer. Een
jeugdige christengemeente van belijders, nog
Heidenen vóór het vierde van eeu eeuw, nu
in een bidstond verzameld om Gods zegen te
vragen voor den arbeid der Heidenboden, -
dat mag wel een schouwspel heeten, waarop
de Engelen Gods met zalige verrukking, waarop
geloovige Christenen en zendingsvrienden met
innige dankbaarheid en blijde hope zien!
Wij vragen dan onze lezers ons te volgen
-ocr page 8-naar dat gedeelte van Celehes, op de kaart van
onze Oost-Indische bezittingen, en ook in de
geschiedenis van onze zending als de Minakassa
van Menado bekend. De naam is zeker geen
onzer lezers vreemd. Het genootschap heeft
dien, sinds de laatste jaren vooral, dikwijls
genoemd. Geen wonder! AVien zal het ergeren
of bevreemden, dat eene moeder dikwijls en
gaarne, dat zij met zekere voorliefde en inge-
nomenheid spreekt over den zoon, die, boven
anderen,. haar kroon en eere is, haar hope en
vreugd? En God heeft het Nederlandsch Zen-
delinggenootschap, in zoo menig opzigt zwaar
beproefd, hier althans zigtbaar gezegend, en
voor de vele teleurstellingen op Java en Amhmi
ondervonden, hier meer dan vergoeding geschon-
ken. Geen Zendinggenootschap welligt, dat roe-
men mag op een meer gezegend arbeidsveld.
Al ware 't enkel om 't geen daar mogt wor-
den gewerkt, - wij zeggen dat met dank aan
Hem, die den wasdom gaf - al wat het Ge-
nootschap heeft gedaan van den dag zijner ves-
tiging, is ruim en rijk geloond. Veel uitge-
strooid zaad viel bij den weg of schijnt althans
vertreden; daar heeft het vrucht gedragen,
dertig en zestigvoud.
De zoogenaamde Mmahasm van Menado (een
deel der uitgestrekte residentie, waarvan Me-
nado of Manado de hoofdplaats is) ligt aan den
noordoostelijken uithoek van het zonderling ge-
vormde eiland Celehes (1). Haar gedaante is
die van een langwerpig schiereiland, dat aan
drie zijden door de Indische zee omspoeld, ten
zuiden door het nog Heidensch Rijk van Bolang
Mogondo begrensd wordt, en van het overig
gedeelte van Celehes gescheiden. Haar uitge-
strektheid zal nagenoeg gelijk staan met die
van de beide provinciën Noord- en Zuid-Hol-
land, en is door ongeveer 100,000 inlanders
bewoond, nevens welke, behalve de zende-
lingen en eenige ambtenaren in de hoofdplaat-
sen , zich slechts zeer enkele Europeanen
bevinden. Ongeveer 60,000 dier inboorlingen
behooren, sinds eenige jaren, door belijdenis
(1) Hoor het onlangs aangekondigd werk van den zendeling
graafland zal het belangstellend publiek eerlang nader be-
kend kunnen worden met de Minahassa cn baar bewoners.
I
lü
of doop, tot de christengemeente, terwij] onge-
veer 10,000 kinderen op een honderdtal Genoot-
schapsscholen onderwijs genieten. De overigen
zijn nagenoeg allen Heidenen, daar het Mo-
hammedanisme hier betrekkelijk weinig ingang
gevonden heeft. Zij maken kennelijk een deel
uit vau het wijd verspreide Maleische ras en
meer bepaald van den stam der Alifoeren.
De kleur van hun huid is bruingeel, soms
afdalend tot den meer blankvalen tint van
Europeanen, die lange jaren in den Oost-
Indischen Archipel hebben geleefd. Hun lig-
chaamsbouw getuigt over het geheel van meer
gespierdheid en kracht dan die van den ja vaa n-
schen Maleijer, terwijl hun gestalte rijziger en
slanker is. De gelaatsvorm is doorgaans edel,
het voorhoofd, vooral bij de maimen, vrij hoog
en gewelfd, de schedel wel gevormd, de uit-
drukking der gelaatstrekken, ondanks het regt-
afhangend zwarte hoofdhaar, de breede neus-
vleugels en eenigzins uitstekende jukbeenderen,
veelal niet onbevallig. Geheel het voorkomeji
teekent die natuurlijk aangeboren goedhartigheid
en schranderheid, die nog wel al te dikwijls
in ligtzinnigheid of sluwheid ontaardt, maar
die toch meer in haar eigenaardige goede zijde
aan 't licht komen, nadat het Christendom het
oorspronkelijk volkskarakter meer gevormd heeft
en geheiligd. Want, het is niet te miskennen
de zuurdecsem des Evangelies is, althans aan-
vankelijk, doorgedrongen tot het wezen en leven
des volks. Niet enkel zendelingen, ook ambte-
naren, geleerden, militairen, reizigers, hebben
het bij herhaling betuigd: de weldadige en ge-
zegende invloed van het Christendom is on-
loochenbaar. Vermeerderde beschaving, welvaart,
zedelijkheid zijn daarvan de in 't oog vallende
vruchten (1) Verbeterde woningen, welaange-
legde en zorgvuldig onderhouden wegen, ge-
schikt huisraad, een voegzamer kleeding, maar
ook een geest van zindelijkheid en orde, een meer
ontwikkelde nijverheid, en reiner zeden onder-
scheiden de christelijke districten van de nog
^l) Wij schrijven de merkbare verbetering van den geheelen
nitivendigen toestand der Minahassa niet uitsluitend aan den
invloed van het Christendom en de Evangelieprediking toe,
maar gelooven toch gaarne en ligt 't geen een der Residenten
zelf verklaard heeft: »wat de Regering ten beste van dn
Minahassa en haar bewoners gedaan heeft, dat ware zonder
Evangelisatie onmogelijk geweest.quot;
heidensche streken. Daar waar het Christendom
zijn invloed heeft doen gelden, zijn het de
ellendige half wilden, de ruwe koppensnellers
van vroeger niet meer. Nog is het maar een
begin. Eenige tientallen jaren zijn niet veel
voor het leven van een volk, en toeh is het hier
reeds bewaarheid: chbistüs maakt alle dingen
nieuw. Waar zijn geest doordrong, ging het oude
voorbij - en ziet: het is alles nieuw geworden!
Eene proeve daarvan zullen wij nu aanschou-
wen. Wij gaan een christelijk zendingsfeest
bijwonen ouder dezelfde menschen, die nog
vóór weinige jaren hun zoogenaamde fosso's
of afgodsfeesten vierden, bij welke wilde dan-
sen en losbandigheden een hoofdrol speelden,
en godspraken van slangen en vogels wer-
den geraadpleegd, terwijl onkiesche en grof-
zinnelijke voorstellingen, door de priesters
zei ven verrigt, een noodzakelijk deel vorm-
den van het godsdienstige feest. Hoe is dat
alles veranderd in de plaats, waar wij uwe
verbeelding willen overbrengen! Vóór 15 jaren
waren bijna alle inboorlingen nog Heidenen;
nu is er het laatste spoor van afgoderij ver-
dweilen. Het is het dorpje Koemetemboeaai,
woonplaats van den zendeling ülfbrs, die zich
hier in 1849 kwam vestigen, en wiens dis-
trict zich uitstrekt over 25 negorijen door 8
of 9,000 menschen bewoond. Zijn arbeidsveld
ligt aan den meest zuidelijken uithoek der
Minahassa, en is daarvan het meest afgelegen,
betrekkelijk minst ontwikkeld gedeelte. Men
vindt er geen enkele hoofdplaats, die in wel-
vaart en beschaving met Menado, Kema, Tm-
dano, Amoerang, Langowang of Tanawangko kau
worden gelijk gesteld; 't zijn slechts eeu aan-
tal kleine negorijen tusschen digte bosschen
als verscholen, en door arme iuboorlingeu be-
volkt. Daarentegen vertoont zich de liefelijke
en prachtige natuur van Celebes, welke, volgens
de getuigenis van alle reizigers, in rijke eu
bevallige verscheidenheid zelfs die van Java's
binnenlanden schijnt te overtreffen, hier in
haar schooristen en weelderigsten tooi. Ner-
gens in onzen geheelen Indischen Archipel is
het landschap meer schilderachtig schoon. Dat
is vooral eeu gevolg van het ontstaan en de
geaardheid des bodems. Geheel Celebes, eu
bepaaldelijk het noordelijk deel, heeft zijn tegen-
woordige gestalte te danken aan de ontzag-
chelijke werkingen van onderaardsche vulcanische
krachten, die zich nog soms in aardbevingen
openbaren. Vandaar ten deele de zonderlinge
vorm van het eiland; vandaar in het noor-
den vooral, en meer nog in de hooge berg-
streek, die rijke afwisseling van den bodem,
overal met lava en trachietsteen bedekt. Het
zijn hooge steilten en diepe ravijnen, rotswanden
en spleten, uitgebrande kraters en bogtige val-
leijen. Nergens is de grond effen en plat;
nieuwe en verrassende uitzigten openen zich
voor den wandelaar bij eiken stap.
Datzelfde karakter vertoont de natuur ook
in de negorij van ui-fers. Koemelemboeaay
beteekent uitvloeijing of afstrooming. De
plaats ontleent haar naam aan de talrijke
beekjes van het helderst stroomend water, die
overal, tusschen digt en welig groen, van de
twee heuvelen, waarop het dorpje is gebouwd,
afgevloeid, met toenemende vaart zich een
weg banen door rotsspleten en scheuren om
straks schuimend en bruischend, in kleine wa-
tervallen, van welke men niet minder dan
achttien telt in de kom van het dorp, neêr
te storten in het diepe dal. Het vlek zelf,
dat 98 gezinnen eu nog geen 600 inwoners
telt, ligt schilderachtig verspreid op de hel-
ling der twoe bergen. Van de honderd huisjes
geen twee op dezelfde hoogte gebouwd, en
geen erf van een enkele woning volkomen
effen en vlak. Als wij het kronkelend berg-
pad volgen, dat door het dorpje leidt, dan
doen zich nu en dan enkele dier woningen
voor, meestal half tusschen digt geboomte ver-
scholen, waar zij zich niet onaardig voordoen,
gebouwd op palen van vier tot zes voet hoogte,
een overblijfsel van vroeger gewoonte, toen
als veiligheidsmaatregel aangenomen, nu nog
gevolgd vooral om de vochtigheid van den
grond. De wanden zijn doorgaans zamengesteld
van gespleten bamboe met witte pijpaarde of
kalk bestreken, terwijl het houtwerk van bindten
en balken soms met beeld— en snijwerk is
versierd. Een trap van buiten aangebragt geeft
den toegang tot het woonvertrek en de galerij
daarvoor, waarboven het schuine dak zich
uitstrekt, met de over elkander gelegde bla-
den van den sagopalm, bij wijze van onze
leijen, gedekt. ïusschen de palen onder het
huisje, en op het kleine belendende erf met een
heg omsloten, bevindt zich de levende have
der bewoners: varkens, kippen en ganzen.
Als gij soms door de open vensters in die
huisjes een blik kondt werpen, zoudt gij wel-
ligt hier en daar een goed bewerkt stuk huis-
raad zien staan, want de zendeling heeft van
zijn gemeenteleden ook bekwame ambachtslieden
weten te vormen, timmerlieden en schrijnwer-
kers, die 't eeu Europeesch werkman niet ge-
wonnen zouden geven. In dezen oogeublik
evenwel is daartoe minder gelegenheid. Bij de
meeste woningen is de trap naar boveu ge-
haald, een teeken, dat de bewoners zijn uit-
gegaan. De bevolking van het dorp bevindt
zich bijna geheel in en om het kleine bede-
huis in het midden der negorij. Het is een
eenvoudig houten kerkje, langwerpig vier-
kant , op palen van enkele voeten hoogte
gebouwd, van binnen geheel wit bepleisterd
en met zitbanken voor ongeveer 250 menschen
voorzien. Als gij het thans zaagt, zoudt gij
waarschijnlijk op een kleinen afstand aan een
paal op het erf de klok zien, die den zen-
deling ULÏERS, in het vorig jaar, als een
geschenk vau een aantal zendingsvrienden werd
toegezonden, en door hem de „ zeven ge-
meentenklokquot; gedoopt is, omdat haar heldere
metaalklank dient om Koemelemhoeaaij met de
zes omliggende negorijen, bij feestelijke gelegen-
heden. den tijd der godsdienstoefeningen aan te
kondigen.
In den oogenblik echter, waarin wij ons
nu verplaatsen, laat zich die klok nog niet
hooren of zien. Het is de Iste Februarij vau
het jaar 1862, eu de zendingsvereeniging van
Koemelemhoeaaij zal een openbare vergadering
houden. Reeds in het jaar 1856 was ui,fers,
op 't voorbeeld van anderen, met name van
den zendeling schwartz, begonnen geregeld
bidstonden te houden in zijn gemeente, en iu
December 1859 had hij een afdeeling opge-
rigt van het zendelinggenootschap, aau 't hoofd
waarvan drie inlandsche Christenen, als eerste
en tweede voorzitter en secretaris waren ge-
2
-ocr page 18-steld. Met zeer grooten ijver hadden die man-
nen gehlelijke bijdragen van de arme inlanders
ingezameld, en den naam van allen, die zich
tot ondersteuning verbinden willen, op het
papier gebragt; en reeds in Januarij 1861
zonden zij aan de Bestuurders te Botterdam
een brief, waarin zij hun o.a. schreven: ,/Door
de liefde van God onzen Vader, en de genade
van onzen Heer jezüs cheistos, en de hulp
van den Heiligen Geest over ons, inwoners
van de Minahassa, hebben wij veel blijdschap
des Evangelies en vertroosting des geloofs.
,/Ons is verschenen de genade van onzen
Heer jezüs christüs tot vergeving van zonden.
God, de Heer van 't heelal, heeft het ons
gegeven, dat wij, die vroeger verloren waren,
en den Satan volgden, nu wedergekeerd zijn
tot onzen Vader in den hemel. De vertroos-
ting van het Evangelie, die wij nu beginnen
te smaken, dringt ons tot dank en weder-
liefde jegens Hem, die ons het eerst heeft lief
gehad. Vl'^ij vergeten niet, dat wij de ver-
troosting der vergeving van zonden hebben
verkregen door u, die werktuigen waart in de
hand van den allerhoogsten God om ons 't
Evangelie te brengen, en daarom is het nu
ons verlangen, om u te helpen en met u mede
te werken tot verlichting van hen, die in de
duisternis wonen. Dit zal onze dank zijn
aan God.
I, .... Niet allen, die Christenen heeten in
dit land, gevoelen de volle kracht van het
Evangelie, maar toch zijn er velen onder ons,
die waarlijk in den naam van onzen Heer
jezus, als onzen Verlosser, gelooven. Het
heeft denzulken goed gedacht, een weinig
geld te verzamelen, om eenigzins mede te
helpen, opdat er Evangelieboden worden uit-
gezonden naar andere menschen. Onze leeraar
heeft ons vele jaren tot dit werk opgewekt;
maar hij wilde niet sterk bij ons aandringen,
omdat wij arm zijn. Wij bezitten geen rijk-
dom in deze wereld. Dit jaar begoimen wij
te gevoelen, dat het niet goed was in dit
heilig werk achter te blijven.....Wij hebben
verzameld eene som van 130 gulden. Inder-
daad, het is slechts weinig geld, maar wij
gaven zoo veel wij kouden, met een verblijd
2*
-ocr page 20-hart. Indien God het toelaat, zullen wij dit
zoo veel mogelijk vermeerderen.
//.... Al de broeders, die met ons zijn,
verzoeken hun groeten en heilbede aan de
vaders en broeders in CHEisrus, die in Hol-
land wonen.quot; —
Had deze echt christelijke brief goede ver-
wachtingen opgewekt, de later uitkomst stelde
deze niet te leur. Daarvan zou ook de al-
gemeene vergadering van 3 Pebr. 1862 getui-
gen. Eeeds op den voorafgaanden Zaterdag,
1 Februarij, waren vele buitengemeenteleden
opgekomen om zich met de inwoners der
negorij des avonds te vereenigen aan de voor-
bereiding voor het avondmaal, dat den daar-
op volgenden dag zou worden gevierd. De
volgende morgen was bestemd om in het
kerkje een plegtige bidstond te houden tot
verootmoediging voor God, en om den Heer
der zending te smeeken om zijn levendma-
kenden Geest bij de voorgenomen dubbele
feestviering.
Des avonds ten zes ure vereenigden allen
zich weder in het kleine kerkgebouw, om
met het vieren van het heilig avondmaal het
zendingsfeest te 0})enen.
De zendeling hield een korte toespraak over
het doel der zamenkomst en het verband vau
het zendingswerk met de verkondiging van
's Heeren dood. Hij herinnerde in eenvoudige
woorden, hoe het koningrijk Gods gegrond is
in den zoendood van christüs, en opgerigt is
in zijn bloed voor arme zondaars vergoten,
hoe niemand onderdaan van dat Godsrijk kan
zijn, tenzij gedoopt in den dood des Verlossers
en met hem opgewekt in nieuwheid des leveus,
en hoe er geen waar gebed kan zijn om Gods
(leest, tenzij het geloofsoog gerigt zij op den
gekruisten en verrezen Heer. Die toespraak,
afgewisseld met herhaald gezang en besloten
door eeu knielend gebed, werd gevolgd door
de avondmaalsviering, waaraan, in eerbiedige
stilte, door ongeveer 300 lidmaten, mannen
en vrouwen, werd deelgenomen, met eene
stichtelijkheid en orde, als in menige vader-
landsche gemeente wordt gemist. Op die wijze
was het zendingsfeest ingewijd en aangevangen.
Des avonds was de geheele negorij, tot ecu
teeken van vreugde, verlicht. Brandende olie-
pitten in uitgeholde kokosschalen waren voor
de huizen geplaatst op paaltjes van bamboe,
en hier en daar aangestoken staken met harst
bestreken langs de erven in den grond gezet.
Zoo 'was op den morgen van Maandag,
3 Eebruarij, de feeststemming gewekt en voor-
bereid. Eeeds vroeg in den ochtend hebben
zich een aantal gemeenteleden uit de omlig-
gende negorijen op weg begeven naar het
kerkje van Koemelemhoeaay. Het is voor de
feestgangers een opwekkende wandeltogt langs
de verschillende landwegen, die nu eens door
het digtst der bosschen voeren tusschen de
slanke sagopalmen met wuivende kroon en
waringieboomen, van wier breede takken
prachtige lianen neerhangen in bevallige festoe-
nen , - dan weêr heenleiden langs welaangelegde
rijstvelden eu zorgvuldig beplante cacaotuinen
of koffijplantaadjes, of langs een erf met
turksche tarwe bepoot of europesche groenten,
want hier in dit zacht en liefelijk klimaat,
waar de hitte der keerkringszon door een zoe-
len zeewind wordt getemperd, hier op deze
berghoogte (15 of 1800 voet boven de o])-
pervlakte der zee) huwt zich de weelderige
rijkdom van den oosterschen bodem aan de
gezonde en frissche lucht van eeu gematigden
dampkring. En levendig is het tooneel, dat
de schaar der bedevaartgangers biedt. Het
zijn mannen en vrouwen met de uitdrukking
van een goedige tevredenheid op het bruin
gelaat, op hun wijze feestelijk uitgedoscht, een-
voudig maar net, de mannen met een breed-
geranden stroohoed op het hoofd, gekleed in
een donker katoenen kabaai of lossen mantel
tot de knieën afhangend over een wit linnen
vest en wijde linnen broek; de vrouwen in een
boute of zwarte kabaija en sarong eu met een
niet onbevallig kapsel vau een koperen of zil-
veren hairnaald voorzien, en kleine muilen aan
de voeten van inlandsch of chineesch maaksel
met zijde en koralen gestikt. Hier of daar ont-
waart gij misschien een hoekoem toewa of
dorpshoofd in half of geheel europesche kleeding,
die gansch niet misstaat, omdat zij met zekere
natuurlijke en eenvoudige losheid wordt gedra-
gen, terwijl nu eu dan tusschen de voetgan-
gers een enkele ruiter gezien wordt. Van alle
kanten klinkt het vriendelijk „ slamatquot; of
welkom! ojj gullen toon gesproken, waar
vrienden en bekenden elkander ontmoeten.
iVaarmate de verschillende groepen het doel
van den togt naderen, neemt de woeligheid
van het tooneel toe. Het is nu half negen in
den morgen, en niet alleen is het kerkje zelf
geheel gevuld; daarbuiten op het erf voor de
deur, en tegen de vensters verdringen zich
velen voor het open latwerk, om te zien en
hooren wat daarbinnen voorvallen zal.
Een der twee hoofden van het genootschap
plaatst zich nu op de kleine verhevenheid, een
paar treden hoog, die in het kerkje de plaats
van een spreekgestoelte vervangt, en heet de ver-
gaderde broeders welkom in naam van den Heer.
Daarop wordt zijn plaats ingenomen door
den waardigen hulpzendeling jozef pangkey,
een vroom en vurig christen, steller van den
schoonen brief, waarvan zoo even een uittrek-
sel is medegedeeld, en die als secretaris een
beknopt verslag doet van het verrigtte.
Nh rijst de zendeling ulfeks van zijn
-ocr page 25-zitplaats. Een aantal anrleren zullen dezen mor-
gen het woord voeren, Avant het zendingswerk
is het werk der gemeente zelve, maar hij
heeft toch ook zijn woord tot de vergaderde
menigte. Aller oogen rigten zich op hem.
Het is een rijzig man in de volle kracht
van het leven, aan wien het wel is te be-
merken, dat hij dertien jaren in on vermoeiden
arbeid, in zorg en strijd, geleefd cn gearbeid
heeft onder de indische zon, maar wien meu
't evenzeer aanziet, dat hij nog dezelfde is in
geestdrift en ijver en dat het lang verblijf onder
de inboorlingen hem slechts naauwer en inni-
ger aan hen heeft gehecht. En 't is aan
hem niet alleen te zien, dat hij zijn gemeente
lief heeft; dat is ook te liooren aan zijn taal.
Hij heeft den Bijbel opgeslagen, eu Jes. 60,
vs. 2 voorgelezen: ;/ duisternis zal de aarde
bedekken en donkerheid de volken, doch over
u zal de Heer opgaan, en zijne heerlijkheid
zal over u gezien worden.quot;
//De arme, gevallen zondaar,quot; zoo ongeveer
sprak hij, met de eigenaardige levendigheid eu
geestdrift van zijn vurig karakter » de arme
zondaar beeft het licht verloren der gemeen-
schap met God. Van Hem vervreemd, doolt
hij nu in digte duisternis om. Licht verlangt hij
met smachtend verlangen, licht voor leven en
hart, maar hij vindt in zich zelf niet meer
dan om hem te doen erkennen, hoe donker
en doodsch het in zijn binnenste is. De vrede
Gods, het licht des harten, en de kennis Gods,
het licht der rede, is hem ontzegd. Hij zoekt
dat, maar op verkeerde wegen, en komt er alzoo
toe het schepsel te- eeren en te aanbidden, ter-
wijl hij den Schepper vergeet, en dient de zonde
in plaats van den eenigen, waarachtigen God.quot;
„ En dat is nog de grootste donkerheid, dat
de mensch die duisternis houdt voor het licht.
Zelfs in 't midden van die donkerheid scheen
nog immer eenig licht der waarheid, maar de
zondaar keerde zich daarvan af, en had de
duisternis liever dan het licht.
//Toen kwam Hij in de wereld, de eenge-
boren des Vaders, die het licht der wereld is,
gekomen om de Verlosser van arme zondaars
te zijn, en hen te verzoenen met God. Die
alles te boven gaande liefde des quot;Vaders kan deu
haat iti het hart van zondaren verwinnen. Toen
de Zon der geregtigheid en der liefde onderging
in dén nacht des doods, ging die als een leven-
wekkend licht op in het hart, dat gelooft, en
de verloste zondaar heeft nu zijn Heiland eu
zijn naasten lief, omdat hij weet en gevoelt,
dat hem het eerst genadige liefde is betoond.
H Hooger en hooger klom het licht des
Evangelies aan den hemel, en steeds nam het
getal van christus belijders toe. Met elke
eeuw gaan er nieuwe scharen uit van predi-
kers en evangelisten, de geringen en verachten
worden koningen en priesters in het koningrijk
Gods. En nu —• een bazuingeklank des eeuwi-
gen levens gaat over al de vijf werelddecleu
van den aardbol. Het is de stem van den
Zoon des Menschen, die zedelijk dooden uit
het graf der zonde roept. In Afrika en Moo-
renland staan er duizenden op, die hun han-
den uitstrekken naar den levenden God. Indoslan
wordt van lieverlede voor christus gewonnen,
en Nieuw-Zeeland wordt eeu parel aan zijne
kroon, terwijl China ook eindelijk zich opent
voor de prediking van Gods woord. En onze
schoone Hollandsclie eilanden? Het heerlijke
Java IS althans niet ganscli meer gesloten voor
het Evangelie. Er is allhans een lichtstraal
van hoop. Op Timor, Ambon, de Molukken
bestond reeds lang een schijnchristendom, maar
ook dfidr begint het ware Evangelie Gods zich
meer te doen gelden. En de Minahassa? —
waar de zendelingen niet maar een offer der
eerstelingen, maar een rijken cogst den Heer
mogen wijden. En Koemelemloeaaij'? — Ja,
met waar? voor ons is het licht van CHiiiSTrs
opgegaan! Maar wandelen wij inderdaad in dat
lichl ? Groote dingen voorzeker heeft de Heer in
nw midden gedaan. Heugt u nog de afgodssteen,
die daar ginds gej,laatst was, eenige fchreden van
de plaats, waar onze kerk nu staat? Waarlijk,
Koning jezus heeft hier op Satan een groote
overwinning behaald. Wie van u ziet en voelt
het, wie bemerkt het niet aan zich zelf, aan
zijn huis, aan zijn negorij, dat hier alles begint
nieuw te worden? Herinnert gij u nog den
moordkreet der koppensnellers, heugt het u
nog, hoe gij zelvcn smaak vondl in het bloed
V!in uw vijanden? Hoe is dat alks veranderd!
Maar is het licht van christüs voor u opge-
gaan, laat het dan ook schijnen voor anderen.
Het schijne hier in onze Minahassa met den
milden vuurgloed der liefde, het schijne in
deze vergadering. Eens, als de Heer der
heerlijkheid iu al zijn luister verschijnen zal,
dan hlijke ook nog de vrucht van deze arme
en geringe vergadering. Dat geve God!quot;
Zoo sprak de zendeling in eenvoudig bevat-
telijke maar tegelijk levendige, bezielde, beeld-
rijke taal, geschikt voor den kinderlijken zin
van zijn gehoor. En dat hij niet alleen nu
verstaan werd, dat zijn Evangelieprediking lang
reeds weerklank gevonden had bij zijn ge-
meenteleden , dat bleek uit de woorden dien
morgen door onderscheiden der aanwezigen ge-
sproken. Niet minder dan negen toespraken
werden in die morgenvergadering gehouden,
en dat op eeu enkele uitzondering na, niet
door hulpzendelingen of meesters, maar door
eenvoudige gemeenteleden, en dat grootcndeels
geheel onvoorbereid. Was het te voren be-
])aald, dat de hoofden en de secretaris van het
genootschap het woord zouden voeren, drie
andere broeders waren eerst een uur vóór de
zarnenkomst, door den zendeling uitgenoodigd
zich te doen hooren, en twee anderen stonden
daarenboven geheel uit eigen beweging in 't
midden der vergadering op om een woord te
spreken. Al deze verschillende toespraken, ge-
durig afgewisseld door een kort toepasselijk
woord van den zendeling, en door het aanheffen
van een gezangvers op welluidende wijs ge-
zongen, al die toespraken getuigen min of
meer van echt christelijken zin en ook van
zekeren aangeboren geest van welsprekendheid,
den Alifoeren eigen, die zich zelfs in 'tgewone
leven los en gemakkelijk plegen uit te drukken.
Wij zouden te uitvoerig worden, wilden wij
ze alle meêdeelen in haar geheel, en de aard
der zaak bragt mede, dat daarin zekere een-
toonigheid moest heerschen, die althans voor
lezers, bij het gemis van de levendigheid en
afwisseling der mondelijke voordragt, langwij-
lig zou worden. Maar enkele uittreksels uit
die toespraken mogen wij niet terughouden,
terwijl zij hoogst belangrijk zijn, omdat zij
ons een juist en getrouw beeld geven van
de godsdienstige ontwikkeling en eliristelijke
kennis, waartoe de eenvoudige en geringe Ali-
foeren het hebben gebragt.
Eerst is het een der broeders, die tot de
aanwezigen zegt: „ Mijn broeders en vrienden,
gij allen weet, dat ik geen onderwijzer en
geen voorganger ben, niets dan een eenvoudig
broeder, die het heilige Boek niet weet te
verklaren. Maar toch wil ik mijn geest voor
u bloot leggen , dat wij nog geen regt begrip
hebben van het liefdegeld, dat wij voor ons
genootschap geven. Wij geven allen een wei-
nig duiten; eenigen geven 5 cent, anderen
2 cent, deze 1 cent of i cent. Dat is slechts
weinig, maar toch is het goed in de oogen
van God en van den Heer jezus Christus ,
opdat het koningrijk worde uitgebreid, en de
eere van God over de aarde verbreid!quot; —
Toen was het een ander, die sprak: „ ge-
liefde broeders in de gemeente des Heeren,
ik ben een arm zondaar en ellendig mensch
voor het aangezigt van God den Heer, en
daarom ben ik niet waardig hier te staan en te
spreken over de liefde Gods jegens u. Maar
omdat ik ben begonnen de genade des Heeren te
voelen en zijn liefde mij dringt, durf ik toch
hier voor u staan. Bedenkt, mijne broeders, hoe
wij in vroeger tijd allerlei booze dingen hebben
gedaan, maar door de genade en hulp van zijn
Heiligen Geest zijn de harten van ons, zondaren
geopend , zoodat wij begonnen zijn God en den
Heer jezüs Christus te leeren kennen. Maar God
de Heer, is veel eer nog begonnen zich te
ontfermen over ons. In 1838 heeft Hij reeds
een leeraar naar de negorij Koemelemboeaaij
gezonden, maar geen enkele heeft toen het
licht willen aannemen. Eerst in 1845 is
Gods liefde duidelijker jegens ons gebleken,
want in dit jaar zijn acht menschen gedoopt.
Ik dank God, dat ik een van die eerste acht
mogt zijn. Wij werden gedoopt door onzen
leeraar hermann te Amoerang. Want wij
hadden toen nog geen eigen leeraar hier. In
1847 waren er nog enkelen, die den Geest
des Heeren begonnen te voelen, en die toe-'
getreden zijn tot de gemeente. Toen werd
voor het eerst het avondmaal met tien leden
gevierd. Mijn broeders, het werk van den
Reer is niet nis dat der menschen. Wat Hij
hegouiien is te werken voor zondaren , dat zet
Hij ook voort eu hrengt het (en einde. In
•Tunij 1849 gaf God aan onze negorij en aan
de geheele streek een eigen leeraar. ïoen hij
kwam, waren er nog maar weinig Christenen.
Vijf dagen vóór de komst van den leeraar,
maakte men een groot fosso, onder gebeden
tot de afgoden om het werk van den zendeling
te verhinderen, maar vier jaren later was er
geen enkele Heiden meer in Koemelemhoeaaij;
allen , grooten en kleinen, waren Christenen
geworden. Dit is door God den Heer gewerkt.quot;
H Daarom, mijne broeders, behooren wij op
dezen dag het werk van Giod onder ons met
veel lof en dank te gedenken, en met mede-
lijden te denken aan de menschen die nog nabij
ons Heidenen zijn , in het land van Mogondo.
Schrijver paxgkey zegt, dat veel geld vergaderd
is in andere negorijen, daarom moet cr ook
veel gedaan worden in deze vergadering om
het liefdegeld te verzamelen, want de Hefde
van onzen God was overvloedig over ons.
»Daarom, mijne broeders, ik vraag u: wilt
3
-ocr page 34-ons helpen, wilt bidden eu duiten verzamelen,
opdat de gunst en genade van den grooten
God en Zaligmaker en de hulp van den Hei-
ligen Geest moge komen over ons allen eu
de menschen rondom ons!quot;
Een oogenblik later is het eeu onder-dis-
triktshoofd vau het distrikt Kiwang Koang,
waartoe ook Koemelemhoeaaij behoort, en die
tot zijn onderhoorigen zegt: //ik weet, mijn
broeders, dat ik een groot zondaar ben voor
God, niet waardig hier te spreken. Hem heb
ik het te danken, dat ik Hoekoem kadoea
en later Hoekoem toeah ben geworden, en
dat de Resident mij daartoe aangesteld heeft.
Maar, mijne broeders, indien ik ooit bevelen
geef die strijden met de godsdienst van deu
grooten God, volgt ze dan niet op. Indien ik
zulke bevelen geef, neme God mij het leven af!quot;
Eindelijk verrijst daar van zijn zitplaats nog
een lidmaat der gemeente, die al onze aan-
dacht trekt. Het is een blinde, maar eeu
blinde, die zieude gemaakt is, en in wiens
ziel het liefelijk licht des Evangelies straalt.
Hermanxjs loemakob ^ spreekt:
„O, mijne broeders, ik verzoek u, dat gij
hier niet naar mij ziet, die een blinde man
ben, maar dat gij naar mijne woorden hoort,
en die in nw hart opneemt. Ja voorwaar,
ik ben niet waardig liier te staan cn ik ben
gering en onkundig, geen onderwijzer of leer-
aar. Maar ik geniet onderwijs omtrent jezus
chbistds even als gij. O mijne broeders, die
iu deze heilige ure in den naam van jezus
cniusTUS hier met mij bijeen zijt, ik moet
een stok bij mij hebben, om te kunnen staan,
etl ik moet geleid worden door een ander,
of moet voelen met mijne handen, waar ik
ben; maar in mijn hart straalt eeu weinig
licht van den Heiligen Geest, en daardoor
heb ik begeerte gekregen naar de komst van
dezen feestdag, opdat ik met luider stem met
mijne vrienden de liefde van onzen Heer zou
kunnen gedenken. Voorwaar, mijne broeders!
de genade en liefde van God zijn groot over
ons, gelijk deze vergadering daarvan een
teeken is. Zoo even hebben wij gehoord van
de liefdegaven, en hebben de waarde daarvan
begrepen en gevoeld. Juist door de penningen
der liefde, die de vrienden van den Heer in
Holland hebben bijeen gebragt, is het Evan-
gelie herwaarts gekomen , daarvoor danken wij
den Heer; want thans is het licht geworden
onder ons, gelijk wij in dit uur zien. O,
mijne broeders, indien wij ons herinneren wat
vroeger gebeurd is, dan vinden wij, dat cr
niets anders onder ons gedaan werd, dan dat
wij toegerust waren met Speeren, hakbijlen en
andere wapenen om onze medemenschen te
dooden. Waarom dat? Omdat het licht en
de rust nog niet in ons hart waren.
//Wij hebben ontvangen het Evangelie van
onzen Heer .iezus christtjs en daarvoor dan-
ken wij met een opregt hart. Op welke wijze
zullen wij toonen, dat wij dankbaar zijn ?
Niet door te dooden onze broeders, die in
de duisternis zijn, maar door hun te brengen
dea naam vau den Heer jezus eu zijn heilig
verbond. Mijne broeders, laat ons niet stil
zitten! Het is behoorlijk, dat ook wij eoi
weinig penningen verzamelen om hulp te bren-
gen aan het land Mogondo, opdat het moorden
üok daar ophoude. Wie onder u zijne pen-
iiingen der liefde nog niet lieeft gegeven, of
die niet genoeg heeft gegeven, hij behoort
dit te doen met spoed. Maar ik vraag u,
mijne broeders, hoe zullen wij geld krijgen?
Wij moeten vlijtig werk zoeken; door de
kracht vau onze handen moeten wij iu de
hitte, de tuinen schoon maken, zoodat er
onze handen vau bloeden; onze rug behoort
regen en hitte uit te staan, opdat wij levens-
onderhoud vinden, namelijk kleedereu en voed-
sel, en het overschot der verdiende penningen
moeten wij geven om de menschen te helpen,
opdat zij mogen komen tot de kennis van
den Heere jezus christüs,
n Nog een woord wil ik spreken tot de
meesters. Schoon en aangenaam is het voor
u, als men eet en palmwijn drinkt, en het
met eerbied aan u geeft. Maar hoe vergeldt
gij dit ? Spreekt hen met zachte woorden toe,
opdat zij komen tot de kennis van den Heer
jezus christus. Deiikt aan de hengelaars.
Als gij visschen wilt vangen met een hengel-
roede , waaraan geen lokaas is, deukt gij dan,
dat de visschen zulleu komen ? Zeker niet.
Indien gij lokaas aan de weerhaken hebt ge-
daan , dan eerst zullen de visschen komen,
zoodat gij ze kunt optrekken en vangen. Is
het nu zoo, dat gij de menschen lokt en leidt
om te komen tot jezus? Gij moet uwe
woorden aangenaam maken, en spreken met den
gloed der liefde, opdat de menschen het in
hunne harten ontvangen. Alzoo moet gij zon-
daars optrekken en vangen, om ze te brengen
tot den Heer jezüs chkistus. Koele en
scherpe woorden zijn een weerhaak, waaraan
geen lokaas is. Uw ambt, o meesters, is
verheven; maar uwe verantwoording is zeer
groot. Denkt daaraan dag en nacht, onder
gebed voor u zelven, eu voor de menschen,
die de Heer wil, dat gij brengt tot zich en
tot het eeuwige leven.quot;
n O mijne broeders! gisteren avond hebben
wij den dood des Heeren gevierd, die gestor-
ven is in onze plaats. Er zijn velen onder
u, die nog geen lidmaten zijn van de ge-
meente van den Heer jezus. Denkt daaraan,
dat de Heer u geroepen heeft om aandeel te
krijgen aan de beide teekenen van zijn lig-
cliaaiii , dat voor ons verbroken is, en van
zijn bloed dat vergoten is tot vergiffenis uwer
zonden. Komt met een nederig hart en met
schuldbewustzijn. De Heer jezus zal u aan-
nemen, en al uwe zouden, uit medelijden,
vergeven; maar herinnert u, broeders, niet
allen die: Heere! Heere! zeggen, zullen ingaan
in de hemelen, maar alleen hij, die den wil
des Heeren gedaan heeft, en die overwonnen
heeft, hij zal het eeuwige leven ontvangen iu
zijnen na£im ! Amen.quot;
Dit en veel meer nog werd gezegd op ne
zendingsvergadering te Koemclemboeaaij. Slechts
enkele proeven deelden wij mede van de ge-
houden toespraken, voorgedragen met de na-
tuurlijke welbespraaktheid, met dc losse eu
levendige gebaren, den Alifoeren eigen. Al
missen wij de uitdrukking van dat levende
woord, zelfs bij het lezen, bemerken wij uit
deze gebrekkige uittreksels, den geest en het
karakter daarvan. Waar zulke woorden van
zelve en onvoorbereid uit het hart zijn ge-
vloeid , blijkt het toch wel, dat het Evan-
gelie niet alleen ingang gevonden heeft, maar
doorgedrongen is tot liart en geweten, tot
merg en been. Wij vernemen hier geen na-
gebootste klanken, maar de eigen taal van het
hart; wij hoorden geen inboorlingen , die half
uit onnoozelheid, half uit gedweeheid of ijdel-
heid, den zendeling naspreken wat zij zeiven
niet verstaan; wij hoorden menschen. Christen
geworden heidenen spreken in de gebrekkige,
maar oorspronkelijke taal van een nog ont-
kiemend maar toch reeds geworteld, niet op-
gelegd geloof. Niet aangebragt slechts , maar
ingebragt is hier het Evangelie; het is reeds
t'huis geworden in de Minahassa, het heeft
zijn weg gevonden tot de harten , tot het
leven, tot de zeden, tot de taal der bevol-
king, nu op weg om een Christenvolk te
worden meer en meer.
Dat was in dit feestuur gebleken. Gods
Heilige Geest was in 't midden der vergade-
ring geweest. Die geest van God had den
zendeling en zijne eenvoudige Alifoereu woor-
den te spreken gegeven van liefde en geloof;
en toen eindelijk, nadat de laatste spreker zich
weder nedergezet had, de zendeling opstond
om eeu vurig dankgebed uit te storteu, waar-
raede de gansche vergadering knielend zameri-
stemde, cn daarop door al de atinwezigen in
en om het kleine bedehuis op nieuw een
maleisch kerklied werd aangeheven, met dat
muzikaal gevoel den inboorling eigen, en dat
nu was opgewekt door hooger en heiliger
stemming, — toen was ook die plaats in do
afgelegen bosch-negorij der Minahassa in waar-
iieid een Bethel, een huis Gods en een puortc
des hemels!
Laat het cliristelijk Nederland zijn God dan-
ken, als het zijn nationale zendiiigsfeesteu
lieeft, maar het verheuae zich dan meê iu
een feest als dat door ui.fers gevierd. God
geve mm Nederlands volk en aau het Neder-
landsche ZendeUiiggeuootschap dezeu zegen, dat
in ouze schoone Oostindische bezittingen nog
menige dag aanbreke als die 'Mquot; 1'ebruarij vau
J8fi2 voor Koemelemhoeaaij is geweest!
fK
Bij M. Wijt amp; ZoWKN, Ufulikers vau het Nederlandsch
Zendelinggenootschap worden ook uitgegeven de
volgende Kleine Stukjes:
Cents.
Kvan^. herin, aan kranken 10
Over het nuttig; kerkg-aan.. 07^
Over h. doen van belijdenis 07-J
Ken woord voor nienschen,
(tie niet ter kerk kunn, gaan 07-^
liet t^lu-isteiid. beschaamd
Kvanjïelische herinneringen
Kvaiigelische Iierin:ierin^pii
ICen woord aan vaders en
moeders over den Uoop.... 03 ' 3ö
Over het allerbeste Boek.. 07§l
Ouderiv. over h. Bijbellezen 20
Het leven V. den ileer Jezus 17^
Iets over het Avondmaal... 12J
Opwekk. tot de huisselijke
Godsdienst.............. 12^
Zamenypr. tuss. drie vrien-
den over de Wedergeboorte 07J
liet leveu v. Wiiliam Kelly 10
Drie zaraenspr. tiissohen ;,.,
een'Leeraar en een Iluisui. 10 i''quot;quot;-
Het dorp Kerenhoef'....... 20-1
liet nadeel van het bij de !._
straat loopen der kinderen. 12-^
46.
Waarsch. teg-en de ontucht —
Iets v.herstelden u.kr.-nikh. 121
Geschenk der christ. liefde
voor kinileren............. 20
Geschenk voor lidmaten der
Heb ik wel senoe^ voor de
eeuwio-heid ?............. 12-}
Tweede geschenk der chris-
telijke liefde voor kinderen 15
Voor dienstboden......... 17-5
Over de feesten........... 12^
Iets voor armen........... 07i
29
30
31
tl.
7.
8.
9.
10.
11.
la.
13.
11.
IT).
16.
Cents.
. Jezus , de geneesmeester
, llvatigelische herinneringen
aau oude lieden........... l.'j
. Verz. van leerzame brieven
en opwekkende verhalen.. ISj
. Opw. tot weltevredenheid. 12i
. Een g. woord aan Christen-
ouders over de opvoeding.. l.'j
. Franke, de kracht des gel.. 13J
, Schets van het leven van
Afrikaner................. 07^
Waarschuwing tegen het
Iets over de zelfkennis____ 15
Ken woord v. onderrigt en
troost in sterfhuizen ...... 20
Slen doet niet wat men kan 12J
Christelijke onderrigt. tot
Waarom word ik nietbeter? 17^
Wie zijn hier oji aarde de
gelukkigste menschen 3 ... 15
Het voorbidd. eeu pligt der
christelijke liefde......... 12i
Opw. tot getrouwe deelne-
ming in het Maandel. Ceb. 17
Troostw. voor Christenen
in alle -.vederwaardigheden. 1.5
Bijbelsch leesb. v. kranken. 15
Iets uit het leven van I'elix
gt;ieff, Tred. der Waldenzen. 20
Het geloof in den Heer .le-
zus Christus, naar Joh. VI. 20
De christelijke oefenschool. 20
Be goede Herder......... 17}
Bijbelsch ouderwijs over
's msvtischen bekeering .... ITJ
Genade en pligt.........
Gesch. aan allen , die Gods
woord mogen hooren...... 17J