y, • | |
I
quot;fcquot; -
)
h
O«-.-
-ocr page 4-•tS
-ocr page 5-zy
OF
TE ROTTERDAM,
BIJ M. WYT amp; ZON'EN,
Drukkers van hot Xederlandsclie Zendelinggenootschap.
187,1
No. 109.
-ocr page 6-i , i
ÜUgeyivsn door de ti.lï. b. j. adriani en e. laukii.lakd
ie Amsterdam, ii. brouwer le Zwolle, m. d. DEELEMan
ie Rotterdam, a. drost,, DZ., te Delft, c. P. hofstede
DE GltooT ie Kam|.en, B. CH. ledeboer te Loenen aan de
. Vecht, en c. SEPP te Leiden, Gecommilteerden van het
Nedffrlmdsc/.e Zendelinggenoolschap tot het opstellen, ver-
zamelen en uitgeven van kleine Stukjes Ier bevorderivg van
£camjelist:iie kennis en godzaligheid, ook bij mingeoefevden.
'k Weet niet, of gij nog al t'huis zgt in
de Bijbelsche Geschiedenis, inzonderheid in
die van het Oude Testament. Misschien
schikt dit nog al wel. En dit zou mij zeer
verblijden, vooral om u zeiven. 't Is toch
zoo waar, wat ergens geschreven .staat, dat
»de heilige schriften wijs kunnen maken tot
zaligheid, door het geloof, dat in christüs
jezus is.quot; En wat däär van de oud-testa-
men tische schrift in 't algemeen wordt gezegd,
het geldt zoo ten volle van de verhalen,
daarin vervat, dat zij »nuttig zijn tot leering,
tot wederlegging, tot verbetering, tot op-
voeding in de gerechtigheid, opdat de mensch
Gods volmaakt zy, tot alle goed werk vol-
komen toegerust.quot; (l)
Toch kan ik mij wel voorstellen, dat deze
(1) ^ Tim. S : 15, Ifi.
-ocr page 8-of gene, het opschrift gelezen hebbende, dat
aan het hoofd van dit opstel staat, zich een
wyle bedacht, doch zonder dat zijn geheugen
hetn te hulp kwam, om de inlichting te
geven, die hij begeerde.
Welnu, ik denk er niet aan, om daarvan
een verwyt te maken. Zoo iets kan meer
gebeuren, ook met dezulken, die waarlyk
geen vreemdelingen in den bybel zgn. De
geschiedenissen toch, die in de boeken des
O. V. staan opgeteekend, zijn gelijk aan een
statig woud. Wij bewonderen de stoutste
van zijn partijen. Wij kennen de uitste-
kendste van zijne exemplaren. Maar terwijl
het oog naar boven en in 't ronde ziet,
vertreedt de voet soms onwillekeurig de
bloem, de nederige maar schoone bloem, die
eveneens onze aandacht vraagt, en deze ook
ten volle verdient. Of wilt gij een ander
beeld? Die geschiedenissen zijn gelijk aan
een menigte schelpen, door de hand van den
parelvisscher uit de diepte omhoog gehaald.
Er zijn er onder in 't oog vallend schoon.
En er zijn er onder van onoogelijke gedaante.
Toch schuilt ook in deze laatste soms een
parel van groote waarde. En wat den op-
pervlakkigen beschouwer van weinig of geene
waarde toeschijnt, ontsluit den onderzoeker
een schat,' dien hij niet moede wordt te
aanschouwen en te bewonderen.
Een dergelyke ervaring had menig op-
merkzaam en ernstig bijbellezer, - ook bg
het lezen van het een en twintigste hoofd-
stuk van het tweede boek van Samuel.
Het is een schrikkelijk tafereel, hetwelk
dat hoofdstuk ons maalt, een tafereel, dat
wg na een vluchtigen blik liefst zoo spoedig
mogelgk voorbg zouden willen gaan. En
toch is er in dat tafereel één groep, en in
die groep weder één beeld, waarbg wij niet
stil kunnen staan, zonder diep getroffen en
tot reine, verheven gevoelens opgewekt te
worden. 't Is de groep, waarin rizpa , de
dochter van aja , de eerste plaats inneemt;
't is het beeld der moeder, wakende bg de
Igken harer kinderen. Ik vraag u: indien
wg ons nu door het ontzettende van der
Gribeonieten wraak (vs. 1-9) lieten afschrik-
keu, om het glanspunt van het verhaal, de
trouwe moederliefde van eizpa (vs. 10, 11)
van naderbg in oogenschouw te nemen, zou
dat wel verstandig van ons zijn? zou dat
tot voordeel zijn van ons geestelijk leven V
Het antwoord ligt, dunkt mij, voor de hand.
En zoo noodig ik u dan ook met volle vrij-
moedigheid uit, om een wijle aandachtig
stil te staan by het tafereel, dat in 't ver-
melde hoofdstuk geschetst wordt.
Het was in de dagen van koning david,
dat er eens drie jaren achtereen een buiten-
gewone droogte was, zoodat er alom in den
lande gebrek ontstond, en het grootste
deel van het volk door hongersnood werd
bedreigd. Wy weten, dat dergelijke ver-
schynselen in een land als Palaestina zoo
vreemd niet waren; denkt slechts aau de
dagen van elia , den profeet. Maar eveneens
is het ons bekend, dat het volk zulke voor-
vallen gewoonlijk in verband bracht met het
een of ander misdrijf, door het hoofd van den
staat of een zijner onderhoorigen bedreven,
en dat tot dusver ongestraft gebleven was.
Nu had david, de lieveling des volks, die
bij dit voorval nog slechts kort aan de
regeering schgnt geweest te zijn, tot hiertoe
in de oogen der natie niet anders dan goed
gedaan. De oorzaak van het onheil moest
dus onder de vorige dynastie, in het huis
vau satil, worden gezocht. En ziet! daar
lag het velen nog versch in het geheugen,
hoe deze zich eens in zijn dollen ijver aan
de Gibeonieten vergrepen had, een Kanaü-
nescheu stam, die, krachtens een verbond,
indertijd met josua gesloten, reeds sints
eeuwen in vrede onder Israël had gewoond.
En die trouweloosheid van saul , waarbij hij
zich zelfs niet ontzien had, de arme weer-
looze vreemdelingen op 't wreedst te laten
mishandelen, was ongestraft, ongewroken
gebleveu. Het gepleegde ongelijk was nog
door niemand hersteld. Wat was dus natuur-
lijker, dan dat men, getrouw aan het Gods-
begrip van die dagen, de gruweldaad van
saul als de oorzaak beschouwde van al flea
tegenwoordigen druk?
Tu dien zin liet ook de godspraak zich
nit, door den koning geraadpleegd. En het
strekt tot eer van david, dat hij terstond
op middelen zon, om het bedreven kwaad te
hei-stellen of te verzoenen. De voornaamste
der Gibeonieten worden uitgenoodigd, om
voor den koning te verschgnen, Zg mogen
zeggen, wat zij begeeren. Zg hebben slechts
een zoengeld of anderen lospi-gs te noemen.
Wat zij verlangen, zal hun gegeven worden.
Het koninklijk woord .strekt hun tot onder-
pand.
Een koninklgk aanbod! zoo denkt ge wel-
licht, een aanbod, zoo als wij van david
verwachten konden! En ik stem het u toe -
tot op zekere hoogte. Want ik twijfel, of
DAVID wel dat onbeperkte aanbod gedaan zou
hebben, wanneer hij bedacht had, dat het
hier een bloedschuld gold, die naar het recht
van die dagen slechts door bloed te ver-
zoenen was.
Wg kunnen het ons dan ook gemakkelgk
voorstellen, hoe pgnlp het den koning moet
hebben aangedaan, toen hij den eisch der
Gibeonieten veruam; een eisch, die niets
minder inhield, dan dat zeven mannen uit
SAüLS geslacht zouden uitgeleverd worden,
om als een rechtvaardig zoenoffer te Gibea,
den voormaligen koninklijken zetel, te wor-
den opgehangen. Aan terugnemen van het
eens gegeven woord was echter niet te
denken. En zonder aarzeling, al is het ook
met leedgevoel in het hart, geeft david dan
ook ten antwoord: »ik zal ze u geven.quot;
En de koning houdt woord. Twee zonen
van saul, bij rizpa , een zgner vrouwen,
verwekt, en vgf zyner kleinzonen, kinderen
van merab, zgn oudste dochter, worden ter
beschikking der Gibeonieten gesteld. En de
strafoefening wordt voltrokken. De zeven
mannen worden op den berg van Gibea op-
gehangen. Het zoenoffer wordt gebracht.
Wg huiveren by dit ontzettend tooneel, zoo
geheel in strgd met de helderder en zachter
denkbeelden, die. wij aan 't evangelie van
jezüs christus te danken hebben. Wg
achten de wraak onheilig, en verwerpen een
rechtsbegrip, waarbg het nageslacht wordt
gestraft voor de zondeja, door de vaderen
bedreven. Wij weten, dat God geen God
is des bloeds, wiens toorn slechts door men-
schen- of dierenoffer zou te stillen zyn,
gelijk ook ons inzicht in den zamenliang der
natuurverschynselen een ander dan dat van
Israël is. Maar zullen wy daarom de mannen
veroordeelen, die ook in deze zaak dachten
en handelden als kinderen van hunnen tijd?
Danken wij veel liever den barmhartigen
God, die ons met het licht eener zuiverder
kennis bedeelde, en zien wy toe, dat geen
vooroordeel noch bijgeloof van vorige tijden
dat licht voor onze oogen verduistere!
En nu naar de hoogten van Gibea, waar
de lijken van saüls zonen hangen. Het is
een ontzettende tocht, maar die toch de
moeite wel loonen zal ... . Ziet gij die
rots, die hoog boven de andere uitsteekt?
Däär moeten wij zijn. Däär vinden wij ze,
de jeugdige slachtoffers vau der Gibeonieten
wraak. Herkent gij ze niet? Die twee
daar, die reeds den mannelijken leeftijd ge-
naderd waren, zijn de zonen van eizpa. Die
andere, blijkbaar jonger van jaren, hebben
MERAB tot moeder gehad. Maar hetzij zg
zonen of kleinzoons van saul waren, thans
deelen zij in eenzelfde lot, en hangen
smadelijk ten toon, de koninklijke telgen,
die eens in weelde geboren werden.
Welk een schouwspel! Zeven m.enschen,
in den bloei hunner jaren uit het leven weg-
gerukt, aau balken opgehangen, als of zij
het uitvaagsel van Israël waren, en met hun
verglaasde oogen en blauwe gelaatskleur
ieder levend mensch uit hun nabijheid ver-
bannende. Is het wonder, dat den bezoeker
een kille huivering door de leden vaart? Is
het wonder, dat reeds het kraken van een
tak hem ontzetten doet, het ritselen van een
blad hem schrik aanjaagt?
En toch vinden wij hier een levend wezen,
en wel eene vrouw, in wie de gedachte
zelfs niet opkomt, om deze plaats met een
ander te verwisselen. Ach, haar verschrikt
die doodsehe eenzaamheid niet. Haar is het
goed, haar is het een behoefte bij deze
dooden te toeven. Waar zou zij liever gaan?
Hier is het laatste overblyfsel van wat haar
hart eens met vreugde en zaligheid vervulde.
Hier staart ze op de laatste schaduwen van
een geluk, dat zich voor altgd, voor altgd
aan hare blikken onttrok. Ziet, hoe ze zich
dan ook tegenover die doodenrg een plaats
heeft gekozen, waar ze nederzit met han-
gende haren en starende blikken, waarin
namelooze droefheid te lezen staat, - om
straks daarop in heftige gemoedsbeweging
naar de opgehangenen heên te snellen, wier
voeten zij kust en met heete tranen besproeit.
Ach, welk een smart, welk een Ijjden!
Voorwaar, die vrouw moet een moeder zijn!
roept ge uit. Zg is het. Het is rizpa ,
treurende over den dood harer zonen.
Arme rizpa. Dat had zg niet gedacht,
toen zg zich zoo gelukkig prees, wgl zg de
moeder van koningskinderen mocht wezen,
en wellicht voor een van haar zonen reeds
van een koningstroon, een koningscepter
droomde, - want waarvan droomt soms een
moeder niet! -, dat zooveel geluk op zulk een
wijze zou eindigen. Wat voelde zij zich eens
rgk, als zij aan haar kinderen dacht. Hoe
verkwikte haar toen hun aanblik. Hoe ver-
lustigde zg zich in hun ontwikkeling. Hoe
trotsch was zij, - gelijk een moeder kan
wezen dat deze haar zonen waren. En
toen later het huis van saül gevallen was
en de onbezorgde dagen voor haar voorbij
waren, wat was het haar toen nog tot een
troost en een vreugde, dat zij zeggen kon:
»maar ik heb toch mijn jongens nog!quot; ...
En nu - voorbij zijn haar zoete droomen,
maar ook voorbij is de tijd van haar geluk.
Achter Gibea's hoogten ging voor altijd de
zon harer vreugde ouder. Zij kent geen
geluk, want zij heeft geene zonen meer.»
O, men moet oudervreugde gekend, men
moet moederweelde gesmaakt hebben, om
iets te verstaan- van dat woord: »ik werd
van kinderen beroofd!quot; En dan beroofd te
worden, gelijk rizpa werd! Arme rizpa.
Maar ziet nu ook in haar, waartoe moe-
derliefde in staat is. Neen, zij is niet een
van die weeke naturen, gelijk onze tijd er
zoovele heeft, voor wie het zien vau een
doode een waagstuk, en het alleen blijven
met een doode een volstrekte onmogelykheid
is. Zi] deukt er niet aan, een plaats te
verlaten, waar al wat haar dierbaar op aarde
was, aan schandhouten hangt. Reeds de
enkele gedachte, dat die dierbare lijken daar
alleen zouden blijven, onbewaakt, onbe-
schermd , ten prooi van de vogelen des hemels
en van de dieren des velds, - terwyl zy
rustig in hare woning zat: reeds die enkele
gedachte is voor haar gevoel onuitstaanbaar.
En ziet! nu neemt zij haar rouwkleed, een
ruweu hairen zak, gelyk treurenden in die
dagen gewoon waren zich om te hangen,
, en spant dat boven zich uit, en zet er zich
onder neder. Het zal het dak zijn, dat
haar tegen de hitte des daags en de koude
van den nacht beschut. En de arenden strij-
ken neder, en het wild gedierte sluipt rond:
maar of het dag is en of het nacht is, de
trouwe MZPA is op haar postquot; en laat niet
toe, dat de dierbare dooden aangeraakt worden.
Zoo gaat de eene dag na den anderen,
-ocr page 19-de eene week na de andere, de eene maand
na de andere voorbg. Maar kizpa wordt
het waken niet moede. En wie in den loop
van den zomer de eenzame rots bg Gibea
bezocht, hij vond er altijd de moeder weêr,
het wegterend overschot van hare kinderen
bewakende.
En ook de zomer ging voorbij. En van
de lijken der gehangenen was het vleesch
reeds grootendeels verteerd. Maar nog kou
Rizpa niet vau dat oord der verschrikking
scheiden. En wie weet, hoe lang zij daar
nog zou gebleven zijn, indien david niet
had gehoord, gelijk wij lezen, wat rizpa ,
de dochter van aja, sauls bijvrouw had
gedaan. Want nu maakte de koning zich
op, - en wij herkennen daarin weêr het edel
karakter van david - en liet de beenderen
van SAULS zonen verzamelen, en tot loon
vau de trouw der moeder viel aan het ge-
beente der kinderen nog een eerlijke begra-
fenis ten deel.
Zóó deed rizpa, de dochter van aja. Welk
-ocr page 20-een edele, verheven, eerbiedwaardige gestalte,
waarin die trouwe moeder zich hier aan
onze blikken vertoont. Voorwaar, indien de
naam van een hanna nog altijd met eere
wordt genoemd, ook die van een rizpa ver-
dient in gedachtenis en eere te blijven. In
haar zien wij, wat de liefde eener moeder
is. Geen moeder, die krachtiger bewezen
heeft, hoe de liefde zwakken tot helden maakt,
die voor geen dood noch verderf terngdeinzen.
Wij aanschouwden in rizpa de liefde eener
moeder; en - niet waar? - wij behoefden
niet meer te doen dan ons het beeld van
de dochter van aja voor den geest te roe-
pen, om het als in een spiegel te zien,
wat de moederliefde is en vermag. Ik acht
het dan ook geheel overbodig, om van den
aard en de kracht dier liefde een nadere
beschrijving te geven. Waar zulke feiten
spreken, daar is veelheid van woorden een
weelde. En wie na een blik op rizpa nog
niet weet, wat de liefde eener moeder is en
kau doen, hem zou ook mgu beschryving
niet baten.
Welnu dan, kinderen! - want ik vertrouw,
dat ook g^ dit opstel eens lezen zult, -
hoedanig is de indruk, dien de aanschou-
wing van die bizpa op u maakte?
Wat had die moeder hare kinderen lief,
niet waar? wat had zij veel voor hen over!
hoe vergat zy om hunnentwil zich zelve!
Welnu, ziet hier als in eeu beeld, hoedanig
de liefde is, die van uw geboorte af ook
uwe moeder voor u in 't hart droeg. Ziet,
hulpbehoevend kwaamt gij ter wereld, eu
de eerste kreet, dien gij slaaktet, was een
kreet van behoefte of smart. Maar daar was
een moeder, wier hart voor u klopte, een
moeder, wier borst u laven v/oü. O, wat
betoonde zij u een liefde, nog voordat gij
wist, dat gij haar »moederquot; mocht noemen!
Geen moeite was haar te groot, geen op-
offering haar te zwaar, geen nachtwaken
haar te lang, wanneer het u tot welzyu
kon strekkeu. Om uwentwil getroostte zij
zich ontbering. Om uwentwil ontzeide zij
109nbsp;2
zich geuot. Ora uwentwil kon zg doen en
dragen eu lijden, wat zij nooit gedacht
had te kunne'n doen, te kunnen dragen,
te kunnen Igden, - maar 't was ook ora
uwentwil!
O Zoete dagen der kindsheid! van waar,
dat gg ons 'bg 't terugzien een paradgs
schynt te wezen, waarin wij geen moeiten
noch zorgen kenden, en het zonnetje van
geluk steeds hoog aan den hemel stond?
Omdat wi] een moeder hadden, die ons als
een engel omringde, eeu moeder, wier oog
ons bewaakte, wier hand ons bestuurde,
wier streven het was, om ons het leven on-
bezorgd en vroolyk te maken. Ja, en daarom
kon het ons later zoo bang zgn, zoo be-
nauwd en bang om het hart, omdat wg
naar moeders stem niet geluisterd, moeders
liefde met ongehoorzaamheid vergolden had-
den , zoodat zij weende, - zg, die alles deed,
om ons gelukkig te maken. Maar ook dan, -
wat was zg goed, en sloot ons op nieuw in
hare armen, en zag ons aan met een blik,
die on.s van schaamte deed nederzien, wan-
neer wy met berouw tot haar wederkeerden,
en onder tranen beloofden, gehoorzaam te
zullen zijn!
Ja, zij had u lief, de moeder, die God
u schonk, zg had u lief met niet minder
liefde dan eens het hart van eizpa vervulde.
Of wanneer hadt gy smart, dat zy geen
deel nam in uw lijden? wanneer waart gy
krank, dat zy niet waakte aan uwe sponde?
wanneer vloodt gy tot haar, om het volle
hart voor haar uit te storten, dat zy u
geen moederlyken troost, geen moederlijke
hulpe bood? En zoo de trouw en de moed
harer liefde nog nooit zoo treffend aau 't
lieht kwam als by eizpa op den berg van
Gibea: o dankt er God, den ontfermenden
God voor, die u eu haar voor omstandigheden
bewaarde, als die de moeder van sauls zonen
van droefheid wegteren deden.
En nu, kinderen! - en het zyu uiet slechts
de kleinere, maar ook de grootere, aan wie
ik denk, - hoe hebt gy tot hiertoe aan die
moederlyke liefde beantwoord? hoe hebt gij
haar vergolden? Kinderen! vergeet het niet:
wg hebben maar eenmaal in ons leven een
moeder; en wat wij in haar verliezen, dat
vinden wij nimmer weêr, al wilden we 't
met al het goud van de wereld betalen.
O Bij de ontfermingen Gods, die u nog
een moeder liet, hebt haar dan lief! Eert
haar, niet slechts in uvv woorden, maar ook
door uw daden. Eert haar, ook als zij u
verbiedt, wat gij gaarne zoudt doen, of u
onthoudt, wat gg zoo graag zoudt bezitten.
Eert haar, ook als gij nw eigen meester
reeds zijt, en uw eigen brood kunt verdie-
nen. Eert haar, ook als hare jaren ge-
klommen zijn, en zij niet meer voor u,
maar gij voor haar tot hulp eu steun moet
wezen. Vergeet nooit, dat zij uw moeder
is. Vergeet nooit, wat zg voor u gedaan
heeft, en nog zou doen, indien de omstan-
digheden het eischten. Gg weet althans,
wat een moeder is. En dat weten niet alle
kinderen. Daar zgn er, die nopit een moeder
gekend hebben, die hun moeder reeds missen
moesten in de eerste lentedagen van hun
leven . . .
Kinderen, van wie ik hier spreek! indien
uwe moeder nog leefde, - niet waar? gij
zoudt haar ook tot vreugd willen zgn. Welnu,
laat het zijn, alsof zij nog in leven ware;
laat het zgn, alsof haar vriendelijk oog uit
den hemel op u nederzag, en zij getuige ware
van alles, wat gg deedt. Haar geluk zoudt
gg toch niet verstoren willen ? Haar zoudt gg
toch geen verdriet willen doen ? Nu, eert
ze dan ook, die de plaats eener moeder hg
u vervullen willen. Verlicht hun taak door
uw gehoorzaamheid. Verblgdt hun hart met
uwe dankbare liefde. En eert uw vader,
die u zoo lief heeft, al kau hij ook geen
moeder voor u wezen. Dit is de beste hulde,
die gij der nagedachtenis uwer moeder
brengen kunt
O Het is zoo zalig, ouders te bezitten,
van wie wij weten, dat zij ons hartelgk
liefhebben. Maar nog zaliger is het, daar
binnen een stem te vernemen: gg hebt uwe
ouders lief! gij zgt hun vreugd en hun roem!
Kinderen! streeft naar dat voorrecht, en
bidt God, dat Hij u daartoe helpe. Want
hoe ontzettend het schouwspel bg Gibea ook
was van die moeder bg de lijken harer
kinderen, ik ken een tooueel, dat nog ont-
zettender is. Het is dat van een kind, bg
het Igk zijner ouders de handen wringende
en iu wanhoop uitroepende: ik heb mgn
ouders verdriet aangedaan! Ware ik anders
geweest, een beter, eeu gehoorzamer kind,
zg zouden nooit zooveel tranen hebben ge-
stort, zg zouden kalmer zgu gestorven! ....
En daarvoor beware u de genadige God!
Ouderliefde, moederliefde! wg aanschouw-
den haar in rizpa , de dochter van aja. Eu
inderdaad! met haar voor oogen mogen wg
wel vragen: waar is een liefde, aan de
moederliefde gelgk, een liefde zoo innig en
teeder, zoo geduldig en opofferend, zoo vol-
hardend en tot alles in staat! Neen, geen
nauwer en vaster band op aarde, dan de
band, waarmee het harte der moeder ver-
bonden is aan haar kind. Een vidend kau
ontrouw worden aan zgn vriend, wanneer
het eigenbelang de vriendschap verdringt in
zgn binnenste. De man kan vrouw en kin-
derea vergeten, wanneer hij toegeeft aau
een zondigen hartstocht of drift. Maar kan
een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zg
zich niet ontfermt over den zoon van haar
schoot? kan een moeder ontrouw worden
aan haar kind, het kind, dat zij liefheeft
als deu appel harer oogea? Moeders! zoudt
gg dat kunnen ?
Maar zoo neen, laat dau ook uw liefde
een zuivere, eeu heilige, een waarachtig
christelijke liefde zijn, een liefde, door wijs-
heid bestuurd, door godsdienst geheiligd,
een liefde, waardoor het wezenlgk welzgn
van uw kiaderen bevorderd wordt. Is ze
dat bij u? Ach, mijn hart wordt week,
wanneer ik er aan denk , wat sommige oudérs,
ook sommige moeders doen met de kinderen,
die God aau hun zorg toevertrouwde. En
als ik dau verder naga, wat de vracht vaa
zulk een opvoeding zal wezeu, dan zou ik
traneu kunaen storten als waterbeken, indiea
de Heer mg niet zeide: sta op en getuig
tegen de zonde van uw tijd!
O Neen, ik acht het niet geving, wat er
Tooral ook in onze dagen in 't belang van
de jeugd bedacht en gedaan wordt. Ik stel
er prgs op. Ik ben er dankbaar voor. Maar
dit heb ik tegen onzen tyd, dat onder de
vele dingen, die nuttig zgn, het allernoo-
digste wordt verwaarloosd. Dit heb ik tegen
onzen tgd, dat men meer bedacht is, om
de jeugd voor de wereld op te voeden dan
voor den Heer; in de wereld te doen schit-
teren dan in het rgk van waarheid en ge-
rechtigheid; naar de wereld rgk te maken
dan rgk in geloof en in liefde. Maar gelooft
gij dau waarlijk, ouders! dat men op deze
wijs toont, zijne kinderen waai-achtig lief
te hebben?
Komaan, ik stel mg voor, dat zg alles
weten, wat zij voor de wereld van noode
hebben. Maar weten zg dan ook genoeg,
om er het leven meê in te gaan, het leven
met al zijn moeite en strijd? Genoeg, niet
slechts om een maatschappelpe betrekking,
maar ook het levenskruis op zich te nemen?
genoeg, niet slechts om verschillende men-
schelgke talen, maar ook de sprake Gods te
verstaan? genoeg, niet slechts om te weten,
hoe ze rgk, maar ook hoe ze waarlijk ge-
lukkig zullen worden ? Arme jeugd! wanneer
gij niets meer in de wereld meêbrengt dan
dat! Een zee van hartstochten bruischt in
uw binnenste, en - gij hebt geen licht boven
u, dat u voor dwalen behoeden kan. Een
maalstroom van genietingen trekt u aan, en -
'gij hebt geen grond beneden u, waarin gg
veilig kunt ankeren. Een weg vol bergen
en steilten ligt vóór u, en - gij hebt geen
staf in de hand, die u voor bezwijken be-
waren kan.
En zóó zendt gij hen de wereld in, ouders,
die zegt, dat gij uwe kindereu liefhebt!?
Maar dan is het ook uwe schuld, wanneer
zg vroeg of laat op de levenszee schipbreuk
Igden. Dan is het ook uwe schuld, wan-
neer die teedere plant straks door de stormen
wordt neergeworpen. Dan is het ook uwe
schuld, wanneer uwe kinderen straks geen
hooger beginsel kennen dan zelfzucht, geen
hooger doel dan hun eigenbelang, geen
hooger bestemming dan om het goed in de
wereld te hebben.
Eu zoo zgt gg het dan óók, die de on-
godsdienstigheid van de jeugd bevordert, het
ongeloof van onzen tgd in de hand werkt,
het rijk van waarheid en gerechtigheid on-
dermijnt.
O Bij het heil uwer zielen, bg het heil
uwer kinderen! zoekt hun dan wat beters
te geven.
Vaders! weest de vrienden, de vertrouw-
den van uwe zonen. Omdat er geen vertrou-
wen tusschen ouders en kinderen is, gaat zoo
menig kind zijn eigenen weg, doolt zoo menig
zoon af op paden, die ten verderve voeren.
Moeders! weest de vriendinnen, de beste
vriendinnen van uwe dochters. Omdat er
zoovele moeders zgn, die hare dochters iu
niet veel meer onderrichten dan hoe zij zich
in de zamenleving te gedragen hebben, hoe
ze zitten moeten, eu hoe ze spreken moeteu,
en hoe ze loopen moeteu en zoo, daarom
zgu er ook zoo vele dochters, die, als het
er op aankomt, schier voor alles ongeschikt
bevondea worden, behalve om te zitten en
te spreken en te loopen langs de straten.
Neen, glimlacht niet. De zaak is er te
ernstig voor. Bidt liever, dat gij getrouw
moogt zgn, gelgk christelijke vaders en
moeders moeten wezeu. Want ziet wederom,
hoe ontzettend het schouwspel bg Gibea ook
Was van die moeder bg de lijken harer kin-
dereu: ik ken een tooneel, dat nog ontzet-
tender is. Het is dat van een moeder of
een vader, die bg de gedachte aan het ver-
derf, waarin hun kind zich stortte, zich
zei ven verwijten moet: dat heb ik gedaan!
Ik heb mgn kind ongelukkig gemaakt. Ware
ik een beter vader, een betere moeder ge-
weest, 't zou nooit zoo ver met mijn kind
zija gekomen!____ En ook daarvoor moge
God u bewaren!
Nog eens, wg hebbeu in rizpa de liefde
eeaer moeder gezien; en wg erkenden het:
geen liefde op aarde, die de moederliefde
te boven gaat.
Toch ken ik een liefde, die nog reiner,
nog teederder, nog getrouwer, nog machtiger
is dan deze.
Vraagt gij, welks?
De liefde van God.
Kan ook een vrouw haar zuigeling verge-
ten , dat zij zich niet ontfermt over den zoon
van haren schoot? Al kon die ook vergeten,
Ik zal u niet vergeten, spreekt de Heer, de
Almachtige. (Jes. 49: 15).
Liefelijk Godswoord, begeerlijker dan goud
en zoeter dan honig! Liefelijk Godswoord,
waarvan wij de waarde en heerlijkheid leeren
kennen door het geloof in jezus Christus,
in wien de liefde Gods op 't heerlgkst is
geopenbaard!
Wat zegt gij dan, o Jakob! en wat spreekt
gg, O Israël! mgn weg is voor deu Heer
verborgen, en mgn recht gaat van mijnen
God voorbij! Heft 't oog omhoog, al werdt
gij ook door allen vergetenHij zal u uiet
vergeten.
Wat klaagt gij dan, treurende Christen!
dat nw pad zoo eenzaam is, dat gij zoo
alleea op de wereld staat, dat gg niemand
hebt, voor wien gg uw hart eens kunt
uitstorten! Heft 't oog omhoog! al was er
geen schepsel, dat naar u hüsterde, Hg zal
u niet vergeten.
Wat zucht ge dan, bezorgde broeder of
zuster! is de last zoo zwaar ? is het kruis
zoo drukkend? is de toekomt zoo donker?
Heft 't oog omhoog! hebt gg het niet ge-
hoord , dat de Heer de eeuwige God is, de
schepper van de einden der aarde ? al dreigen
Dioed en kracht u te ontzinken, Hg zal u
niet vergeten.
O, zalig hg, die in dit leven dien God
zgn God, dien Vader zgn Vader noemen
mag! Een moeder kan vermoeid worden:
maar de Heer wordt nimmer moede of mat.
ï'öu moeder kan door slaap bevangen worden:
maar Israels wachter sluimert niet. Een
moeder kan verzwakken en sterven: maar
de Heer leeft in eeuwigheid. Ja, wat ver-
lag zelfs de beste moeder, waar het onze
hoogste, dringendste behoeften geldt? Kan
^ij Waren vrede, blijvenden troost, eeu-
wig leven aan onze zielen geven? Maar
wat geen moeder kan, dat kan de Heer.
Zgne liefde is meer dan moederliefde, Hg kan
ons gelukkig maken voor een eeuwigheid.
Zoo dan, laat ons dankbaar zijn, dat
God ons een moeder gaf; maar dankbaar
bovenal, dat wij in christüs God onzen
Vader mogen noemen. Zijn kinderen te
zijn, zij onze hoogste eer, onze hoogste
zaligheid, ons hoogste streven.
Bij M. WiJï amp; ZONEN, Drukkers vati het JJederlandsch
Zeudeiiiiggeuootschap worden ook uiigegeven de
volg:ende Kleine Stukjes:
Cents. !
1.nbsp;Kvangr. herin, aau kranken 10 l29.
2.nbsp;Over het nuttig kerkgaan..
3.nbsp;Orer h. doen van belijdenis
i Een noord voor menschen, .
die niet ter kerk kunn. gaan
5. iiet Christen^l. beschaamd
door Heidenen............ 10
ti. Evangelische herinneringen
aan bedroefden........... 15
7. Evangelische herinneringen
aan vatlers en moeders..... 15 35.
K. Een woord aan vaders en
moeders over den Ooop..., 03 36.
9. Over het allerbeste Boek.. 07^
Onderw. over h. Bijbellezen 20 j^''''
Hetlevenv. den Heer Jezus
Iets over het Avondmaal... IS^'^jj
Üpwekk. lot de huisselijke i.«'
Godsdienst..............
Zamenspr. tuss. drie vrieu-
den over de Wedergeboorte 07^
Het leveii v. ^Yilliam Kelly U)
Drie zaroenspr. tusschen
ecu' Leetaar en een iiuism. 10
Het dorp Eerenhoef.......20
Hel nadeel van het bij de
straat loopen der kinderen.
Waarsch. tegen de ontucht —
lets Y.herstelden u.krankh. 12^
Geschenk der christ. liefde
Geschenk voor lidmaten der
Heb ik wel cenoeg voor de
Tweede ffpschenk der chris-
leiijke liefde voor kinderen 15
Over de feesten........... 12^
10.
li.
18.
U.
14.
15.
IC.
17,
ly.
■n.
83.
23.
24,
25.
26,
87.
SR,
Centp.
Jezus, de geneesmeester
Kvangelisctie herinneringen
Verz. van leerzame brieven
en opwekkende verhalen.. 18^
Opw. tot weltevredenheid. 12^
Eeu g. woord aan Christen-
ouders over de opvoeding.. 15
Franke, de kracht des gel.. 12^
Schets van het leven van
Afrikaner................. 07i
Waarschuwing tegen het
Iets over de zelfkennis .... 15
Een woord v. onderrigt en
Men doet niet wat men kan 12^
Christelijke onderrigt. tot
Waarom word ik niet beter? 17^
Wie zijn hier op aarde tie
gelukkigste menschen 1 ... 15
Het voorbidd. een pligt der
christelijke liefde........ 12^
Opw. tot getrouwe deelne-
ming in het Maandel. Geb. 17
Troostw. voor Christenen
iu alle wederwaardigheden. 15
Bijbelsch leesb. v. kranken. 15
Iets uit het leven van i'elix
Neff, Pred. der Waldenzen. 20
Het geloof in den Heer Je-
zus Christus, naar Joh. VI. 20
De christelijke oefenschool. 20
Bijbelsch onderwijs over
's menschen bekeering .... 17^
. Gesch. aan allen , die Gods
woord mogen hooren...... I7i
Cents
55.nbsp;De Zelfbeproeving........ 17^
56.nbsp;Het wandelen ais kinderen
des lichts...............17^
57.nbsp;Het oeste voorbeeld.......I7i
58.nbsp;Iets over het geweten..... 17^
59.nbsp;Christel, godsvrucht geen
dweeperij................ T7i
60.nbsp;Het leven van Jüh. Eliot.. nj
61.nbsp;Een woord over onzen gees-
telijken wasdom.........12^
63. De Christen.............. 15
63.nbsp;Aanprijzing van een god^
vruchtig huiselijk leven... 15
64.nbsp;Herin, van een dorpsleeraar 12^
65.nbsp;Wenken omtrent het gebrek
aan schuldgevoel......... 15
66.nbsp;Handl. tot de algem. kaart
der christ. zendingsposten. 30
67.nbsp;De wederzijdsche pligten in
het chiistelijk leven....... 17^
68.nbsp;De ware vooruitgang...... 10
69.nbsp;Gods hoogheid en der men-
schen geringheid.......... 10
70.nbsp;Hoe wil de Heer dat zijne
discipelenomtrentHem zul-
len gezind zijn en handelen 10
71.nbsp;Godsdienstigheid uit nood. 10
72.nbsp;Bidt zonder ophouden,.., 12^
73.nbsp;Het beste Avondmaalskleed
74.nbsp;Daniël...................20
75.nbsp;De beste fakkel..........10
76.nbsp;De vriendschap der wereld 08
77.nbsp;Wat doet men »oor Israël?. 12^
78.nbsp;Maria, de moeder d.Heeren 17^
79.nbsp;Oe levensav. v. vad. Jacob. 12^
80.nbsp;Hetliefhebb. der verschij-
ning van Christus......... 09
CeuM.
81.nbsp;Geef ens heden ons dage-
lijksch brood.............
82.nbsp;Uitwendige godsdienatigh.
zonder godsd. des harten ,
83.nbsp;Het vertrouwen op God.. 12^
84.nbsp;De oudste psalm.......... UJ
85.nbsp;Gebedsverhooring........ 12^
86.nbsp;Zelfverloochening.........
87.nbsp;De hooge , alles te boven
gaande waarde der liefde.. 15
88.nbsp;Drie eischen des christe-
lijken levens*........... iü
89.nbsp;Niet in tel.. .. .......... 7^
90.nbsp;Onze aardsche levenstaak. 10
91.nbsp;Xalatigheid............ 10
92.nbsp;Bethanië................ 12%
93.nbsp;Een deksel op het hart.. 10
94.nbsp;Een Nieuwe Zendingkaart. 40
95.nbsp;Een Zendingleest in de
Heidenwcreld............. 10
96.nbsp;Zaligheid................. 10
97.nbsp;God, on^e Heilige Vader... U\
98.nbsp;Gods lankmoed. ons behoud 74
99.nbsp;De parel vau g:roote waarde. 7J
100.nbsp;Leef ik als een christen? 7è
101.nbsp;Terugbl.vaueene Zendingz. 7^
102.nbsp;Een werk Gods.......... 10
lü3. Uit de gesch.van een Gezang 7i
101. Christend.opdeSandw-Eil.lO
105.nbsp;Tweedracht'over Jezus ... 7t
106.nbsp;Nederl. Oost-Indie eu bet
Ned. Zeudelioggenootschap 45
107- Saul, een treurig br^eldv.d.
ontwikkeiinjjsgaugderzoiide 10
108. Ned. Oost-Indie en het Ned.
Zeudeliiiggen. 2est., Ipged. 10