T
¦ ’ .r ' J
I
^,;'-
|:^4.quot;:''
K.---gt;rT, ¦.
4^!
-?k::..
'*' .;r' ' '' l • nbsp;nbsp;nbsp;--V A-
C, la Möl / tt o ui)
NATUURKUNDIGE
'DOOR
PROEFNEEMINGEN
BEVESTIG Dj
Tot opheldering van allerley dagelyka voorkomende Zaaken;
DOOR DEïJ Heer Abt
Lij? van de Koninklyke Akademie der Wtt' tenfchappen van Parys en van de Ko-
A. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ •» V»» r *w»- fc'rw lt;
ninklyke Sociëteit Mn Londen, Uit het Franfch vertaald.
E ERS 7quot; E DEEL, eerste stukje.
^e AMSTERDAM,
M D C C L I X
-ocr page 12- -ocr page 13-AAN DEN HEERE
AL.M. PHILOS. MED DOC'J’OR, LID VAN DE KONINGLTKE SO-ClE^EIE' VAN LONDEN,
hoogleeraar
W DE MED ICTNEN, ON^IEED-^ EN HEELKUNDE
T E
AMSTERDAM.
ED. HOOG GELEERDE HEER.
DA.t, volgens het bekende Spreekwoord, geen Lecr-meer voldoet, dan die hetnbsp;* 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan-
-ocr page 14-o P D R J' G T.
aangenaame paart met het nuttige , hebben de Onderwy^ingen, Hoog gel. Heer , welken ÜEd.nbsp;voor eenige Jaaren, geduürendenbsp;den tyd van Uw Hoog'eeraar-Ichap ih de Phdofophle en Proef-Onclervmdel'yke Natuurkunde, opnbsp;dc Pi'Qvinciaale Ackademie yari^nbsp;Vriesland, te Franeker, met zonbsp;veel roem hebt gegeven, tennbsp;overvloede aangetoond. Uwenbsp;tegenwoordige Leffen, in deezenbsp;Stad, over de Ontleed-en Heelkunde, doen dagelyks. zien , dacnbsp;’er geen regt Onderwys plaatsnbsp;kan hebben, ten opzigt der Huis^nbsp;houding van ’t Menfchelyk Lig-
o P D R A G T,
of van de Samenvoeging van deszelfs Deelen, ’t Velk niet op dc Grondflagennbsp;eener goede Natuurkunde ge-Veftigd zy. Immers, hoe kunnen ook de ontfbelde Ledemaa-ten worden te regt gebragt,nbsp;zonder eenige kennis der Werk-tuiglyke beweeging ? ’k Zwygnbsp;als men het Konftige Werktuignbsp;van ’t Gezigt met een goed Gevolg herftellen zal!
Hierom is het, dat men da V ryheid neemt, Hoog geleerde Heer, UEd. innbsp;de Nederduitlche Taal een Werknbsp;* 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op
-ocr page 16-o P D R J G 7\
op te draagen, ’t welk de Gron-« den legt tot kennis van dienbsp;¦Weetenfcliappen, welket nuttige toepalGng op dc Konften,nbsp;die tot Heeling en Geneezingnbsp;der Kwaaien van ’t Menfchelyknbsp;Lighaam ftrekken, UEd, zonbsp;dikwils en zo klaar getoondnbsp;hebt. De kennis der Natuurkunde, erkent ÜE4., is nietnbsp;dan door een gemeenzaamennbsp;Leertrant te verkrygen , voornbsp;Luiden, die geen tyd of gelegenheid hebben, om zig op ee-iie diepzinnige wyze daar in tenbsp;oeffenen. Terwyl dan de Heelkundigen, 20 min als de Genees-
-ocr page 17-*^tesheerea, eene maatige ge-oefendheid in de Natuurkuade kunnen miiTen, zali hunne Konftnbsp;fiiet mank gaan: zo bly kt datnbsp;een Werk als dit, waar in denbsp;gevvigtigfte deelen deezer Wee-tenfchappen op eene verftaan-baare wyze niet alleen verklaard ,nbsp;maar ook door duidelykc en ge-makkelyke Proefneemingen be-^eezen en toegepaft wordennbsp;tot opheldering van aUerley Zaa-ken, die in de Menfchelykenbsp;Samenleeving voorkomen 5 nietnbsp;nalaaten kan, van eene grootenbsp;mjttigheid te zyn voor ’t alge-meen. Zekerlyk draagt liet dc*nbsp;* jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;goed-
-ocr page 18-o P D K J G T.
goedkeuring van UEd., wiens fmaak en kennis in de Natuurkunde zo duidelyk doorftraalt,nbsp;en die Uwe LeiTen altyd opnbsp;een dergelyken trant gefchiktnbsp;hebt.
Indiër^ dan het Algcmeene Nut, met de Vertaaling dernbsp;Natuurkundige hejfen van dennbsp;Heer N o L L E T beoogd, beantwoord wordt door ’t welgevallen onzer Nederlanderen innbsp;dezelvenzo zal hier uit voort-vloeijen, Hoog geleerdenbsp;Heer, dat men Uwe tegenwoordige Onderwyzingen met
meer
-ocr page 19-o P D R A Cr T:
^eer begrip en luft zal aanlioo-, en duidelyker verftaan: bet ’er een Gevolg van zyn, datnbsp;Genees- en Heelkunde grondiger beoefend en met meernbsp;kundigheid in Praktyk gebragtnbsp;\vorde; het doelwit van Uwenbsp;onvermoeide Vlyt, in ’t ver-klaaren der Ontleedkunde, in ’tnbsp;^anwyzen der Heelkunde en innbsp;t bevorderen der Geneeskunde,nbsp;’er te juifter door worden getroffen. Dus zal men het Heilnbsp;'quot;ati ’t algemeen zien toenee-^en uit Leffen, die den Leer-lingen voordeeling en aanfpoo-rende, den Gcoefcnden in de
Na^
-ocr page 20- -ocr page 21-V A N D E N
De Lejfen van den Heer N ol-LET over de Proefondervinde-bke Natuurkunde^ welke wj den Ne-derduitfchen Leezer aanbieden^ ^yn tc wel bekend en by alle Beminnaarsnbsp;der Natuurkennis in te hoog eene Ag-^Ing, dan dat ^ onze Aanprjzing zouden noodig hebben. De voornaamjienbsp;PPaarheden en Deelen der Natuurkun-de worden 'er^ in gefchikte en gevoeg-bke orde., met een by zonder e klaarheid^ voor gefielden in eenen fiyl, dienbsp;kort, net., en zeer verjiaanbaar is.nbsp;Dewyl- 'er geene van de verhevenernbsp;^^Spiegelingen., en., in 't algemeen^nbsp;tveinig omfiag van Meetkonjïige Be^nbsp;toogingen in gebruikt ^ maar alles met
%tgU
-ocr page 22-FOORB E R IG T
%igtbaare
en Ugtbegrjpeljke Proef-neemingen _ geftaafd , en opgehelderd wordt ^ zytize^ daar door van een Vojdnbsp;uitgeft rekte Nuttigheid, en kunnennbsp;voor Kenners met alleen, maar ooknbsp;voor jongere Liefhebbers, of *t in denbsp;Wiskunde minder ervaren, en on-bedreevener %oort van Leezers, groo-teljks van ' dienji _%yn. Inzgt;onderbeidnbsp;munten. %y daar in uit, dat %y, ondernbsp;den naam van o'LQ'e.'», de Be-viee%amp;n waarheden op gewoone en da-gelyks voorkomende shaken toepajfên,nbsp;en overat in 't oog hopende Ferfchjn-zeis der Natuur, wier oorzaaken ennbsp;reden j der gaarne weet en wilde, en dienbsp;'jveeltyyds elders met veel, moe:ite of tenbsp;vergeefs gezogt wordenop. een dui-delyke en 'voor elk bevatbaar e wysnbsp;verklaren en ophelderen.
Kan 'mjne Vcrtaaling' héb ik niets
te
-ocr page 23-’ie zeggen, dan dat ik^ zonder myjuiji '^djd met de firiktjie naauwkettrig-^^id aan de woorden te binden^ inzonderheid des Schrjvers meening gepoogd heb te treffen; dat ik, zoo veelnbsp;^ogelyk was , over al getragt heb dui-deljk en verftaanbaar te zjn, en daarnbsp;zulks, dog zeer zelden, voor onbe-dreevener Leezers tot klaarder Begrip noodig fcheen, wel eens een woordnbsp;tneer gebruikt, of 'er eenige weinigenbsp;uitdrukkingen tot opheldering inge-^oegd hebbe.
dn de Aantekeningen en Byvoegzels, ^oar mede deeze Fertaaling vervorderd is, of nog verder vermeerderd Jiaat te worden, worden zornmUnbsp;zaaken wat breedvoeriger en om-Jieindiger voor gefield, andere nadernbsp;^^trklaard, eenige Jiukken, welke denbsp;d^cbryvepf kortheidshalven, of om dat
-ocr page 24-ro C R B E k l G f.
%y in %jn tegensQOordig bejiek niet vk-Un^ voürbygmggt;, of mei een enkel ^ord aaiimerde^ “er by gemegd^ etinbsp;%omtjds Aanmeridfigen gemaakt, overnbsp;'t een of “t ander ky%onder onderwerp ^nbsp;tot de zaak waar van gefprokennbsp;•wordt betrekkdyks op dat daar doornbsp;dez%e vertadlmg ^ ter bevordering dernbsp;Natmirkennis, van een ulgemeener ennbsp;wyduitgefirekter dknjl en nut zounbsp;zyn.. Ten dien einde is ook reeds bj ditnbsp;eerfie Stufte een nieuwe Plaat byge-
voegd.
Nog moeten wy den Lezer ermne-ren, dat bet Frmfche werk, waar . van dü de Vertaaling is „ dmr. des-: zelfs Autbeur aan des Konings Tjoon ^nbsp;¦den Heer Dauphin van-P^ankryk,nbsp;is opgedragen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
EEn Wectenfchap, die alleen over beuv.clagtige gerchillen handelt: ^ ofnbsp;^ i'aagftukken , die miflehien nog van ee-^^'3 gewigtzyn, uit enkele VVaaifchynlyk-^'eden beQift, en haare bewyzen grondt opnbsp;l'loote Veronderftellingcn, vindt doorgaansnbsp;^eo ts een klein getal van Verflanden,nbsp;‘ile ’er belang in neeinen. Zelden zal zenbsp;algeineenen Smaak voldoen j en,nbsp;allengs befchaafd cn uitgebreid, doornbsp;tyd merkclyken voortgang maaken,,nbsp;V'n 2y 2c van onderwerp verandere: de-de Leerzugt, ons aangebooren , en dienbsp;^^ieen onzen yver kon doen opwakkeren ,nbsp;natuurlyker wyze neigen doet tot hetnbsp;it A RE, en ons een Wectenfchap nietnbsp;luft en onvqrmoeiden vlyt kan doennbsp;behartigen, dan wanneer \vy ’er eenig he-^^*^6 in neemen.
Gefchiedenis der Natiunkunde zal een die zig de veifchciden beuitwiffelin-gen , Welken ze ondergaan heeft, te binnennbsp;E) E EI,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brengt,
-ocr page 26-ir
myn zeg
brengt, van de waarheid van
gen overtuigen kunnen.
Byna twintig Eeuwen lang was deeze Weetenfchap genoegzaam niets anders,nbsp;dan een bloote aaneenfchakeling van kon-ftig uitgedagte Leerftelzelen, het een gebouwd op het ander, en die dik wils regt-draads tegen elkander over ftonden. Ydernbsp;Wysgeer, zig bevoegd en geregtigd oor-deelende, om een dergelyk Gebouv/ dennbsp;nakomelingen tot zyns Naams gedagtenisnbsp;natelaaten, fpande alle zyne kragten in omnbsp;Y zelve op de puinhoopen van die van zyne Voorzaaten te grondveften. Van tydnbsp;tot tyd zag men de eene Waarfchynlykheidnbsp;honderd anderen uitwiflehen.
Deeze Voorbeelden, zoo dikwils vernieuwd , waren niet zeer gefchikt om de gevoelens der Wysgeeren veel gezags by
te zetten. Het natuurlykft gevolg, dat men ’er van te wagten hadt, en dat daar ooknbsp;met ’er daad uit voortvloeide, was, datnbsp;de menfeben in ’t algemeen een wantrouwen
-ocr page 27-in
kreegen op de Leeringeil, welken de Natuurkundigen hen wilden inprenten : eiinbsp;is ook geeiizins te verwonderen, dat hunnenbsp;nieuwsgierigheid maar zeer maatig werdtnbsp;npgewakkerd door Kcnnifien, waar in ze zagen, dat zoo veel Onzekerheden heerfch-len. De duifterheld van de Taal, welke men fprak, moeft hen daarenbovennbsp;Uog meer ftooten. In die tyden van woeftenbsp;onbefchaafdheid, ev^en als hadden de Wee-^enrchappen, over haar jammcrlyken ftaatnbsp;kefchaamd, niet opentlyk voor den dagnbsp;durven komen, maakten zy, die zig voornbsp;derzelver Leeraars en Kenners uitgaven,nbsp;kun v/erk, om zig te bedienen van uitdrukkingen , die niet dan enkel verwaarde denk-heelden voor ’t Verfland bragten, en wiernbsp;heeften volflrckt onverftaanbaar warennbsp;''Oor yder , die nog met hen niet overeenge-kornen was, om zig daar mede te laaten ver-genoegen. Ter verklaaring, zoo ’t hect-^^5 Van een Vraagfluk, gaf men zekerenbsp;Woorden zonder zin, die zig, onderbegun-## anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fti-
-ocr page 28-ïV
ftiging van den een of anderen beroétfi' den Naam, in ’t gebruik hadden inge-dróngen , en welken een kwaslyk begree-pen Leerzaamheid voor goéde munt aannam, maar waar uit een redeiyk Vernuftnbsp;geen het minfte licht kon trekken.
De jNatuurkunde, dus eeuwen agtereeh op zoo averegts een wyze geoeffend, ennbsp;zoo weinig bekend, kwam eindcfyk als innbsp;den helderen dag te voorfchyn, en vondtnbsp;een floet van Minnaars, Zoo dra zy hennbsp;nuttige ontdekkingen en duidelyke waarheden hadt aan te bieden, zoo dra ze zignbsp;beroemen mogt , dat ze een Taal fprak ,¦nbsp;die de gantfche waereld veiftóndt. Descartes, haar eerfte Hervormer, haar uitnbsp;de duifternis en ’t Stof der Schooien, daai*nbsp;ze onder ’t gezag van' A R i s r o t e l e s grysnbsp;geworden was, getrokken hebbende, lietnbsp;haar, om zoo te fpreeken, niéts meer dannbsp;den Naam, dien' ze gewoonlyk droeg ,nbsp;over, en gaf haar zulk eene gedaante,nbsp;dat de Schooien, zig zelven ook allengs
her-»
-ocr page 29-hcrvonr.d hebben.le, zedei t van haar ah Wat ze Nieuws ontfangcn hadt, hebbennbsp;overgeiiomen, en thans haar onderwyzingennbsp;in verftaanbaare bewoordingen.
gedaan te hebben, met haar zoo veel ver
De Hervorming, daar wy van fpreekcn, betrof inzonderheid de wyze, waar opnbsp;^en de Natuur hadt te onderzoeken en nanbsp;ïe vorfchen. In plaats van haar Geheimnbsp;te rraden, gelyk men voorgaf tot nog toe
scheiden oogmerken en byzondere kragteu toe te fchryven, als ’er VeiTchynzels tenbsp;Verklaaren waren, vondt men goed, haarnbsp;Zelve liever, door middel van Ondervinding en Proefneemingen, te ondeivraagen,nbsp;haare geheimen door zorgvuldig bcleide ennbsp;dikwlls herhaalde Waarneemingen uit tenbsp;'^orfchen , en niets, gelyk men zig dit tennbsp;’'''alle wet en regel vooxllelde, in den rangnbsp;der Kundigheden te prlaatzen, dan ’t geennbsp;duidelyk bleek w^aar te zyn. Deeze nieuwenbsp;^-cerwys bragt eerlang regtfehapen Geleerden Voort, en derzelver ontdekkingen van
alle
tl
o o R R E D E N.
alle kanten de aandagt en nieuwsgierigheid opwekkende, zag men wel haait Liefhebbers uit allerhande Sexe en Leevensftandnbsp;geboi en.
De Smaak der Natuurkunde, dus byna algemeen geworden, deedt een verlangennbsp;on titaan, om derzelver grondbeginzels verklaard en voorgcfteld te zien op eeire wyze,nbsp;dat ze van een yder gemakkelyk begree-pen zouden mogen worden, Welhaaft zagnbsp;men ook in verfcheiden taaien Verhandelingen en Beginzelen der Natuurkunde innbsp;’t licht komen , die aan ’t algemeen verlangen in dit fluk voldeeden. IVaar denbsp;Weetenfehap, daar die boeken over fchry-ven, doet dagelyks grooter voortgangennbsp;cn neemt in volmaaktheid toe. Nieuwenbsp;ontdekkingen worden ’er gemaakt, de mis-llagen verbeterd, de twyffelingen opge-heiderd en weggenomen. De zelfde beweegredenen, welke die Beginzels het lichtnbsp;deeden zien, moeten noodwendig dezelvennbsp;van tyd tot tyd doen vernieuwen, om ’er
de
-ocr page 31-VII
voorreden.
Vermeerderingen, de verbeteringen en ophelderingen by te voegen, daar ydcrnbsp;Oïigetwyffeld grootelyks belang in neemt,nbsp;door een pryswaardige Nieuwsgierigheid gedreeven, zig aan de voortgangennbsp;‘^eezer Weetenfehap laat gelegen leggen.
zoorten van Werken, daarenboven, be-‘‘Ooren zoo veel mogelyk is gefchikt te zyn Oaar den aart en ’t begrip van hun , totnbsp;dienft zy gefchreeven worden. Ik kennbsp;er verfcheiden van, die in zig zelve voor-treffelyk zyn, en in Engeland, in Holland^nbsp;Ouiisland^ een grooten opgang maaken ,nbsp;ïtiaar die egter, indien ze in onze taal wa-ren overgezet, miflehien geen groot ge-^2l van Leezers in Frankryk vinden zon-om dat ’er de Beginzels te ingewik-^^sld in worden voorgefteld, en ’er gefta-'^'ger aandagt en naauwer oplettendheid ,nbsp;Om 2e l-g begrypen, vereifcht wordt,nbsp;lt;ia.n menfehen, die zig flegts een nuttigenbsp;en uitfpanning bezorgen v.il-j daar aan verkiezen te koft te leggen ,
en
-ocr page 32-vu I
VOORREDEN.
en oin dat ’e; meer Wiskunde in gcbru'kt Avordt 5 dan menfchen van de waereld doorgaans verflaan.
Het is nu omtrent v^rf jaaren geleeden, dat ikj de algemeene fchets van myn Op-flej van Proefondervindelyke N'atuurkun-dc in ’t licht geevende, teffens verflagnbsp;deed van de manier, op welke ik die on-derneeining hadt ingerigt, en van de voortgangen , avelken ze gemaakt hadt -zedertnbsp;haar geboorte. Ik boodt toen dat kleinnbsp;boekdeeltje het Algemeen aan, als een kortenbsp;Opneeming en Lyft van Stoffen (*), welken ik my voorflelde, in een vry aanzien-lykcr Werk, tot deszclfs dienft, by een tenbsp;zullen verzamelen , indien men voort-
my met goedkeuring te verwaardigen , en ik reden vond om my te vleien, dat myne Leffcn nog van den algcmeenen fmaaknbsp;zonden zyn. Decze V'o wwaarde, v.aar op
ik
C*) Pïogramme, ou Idéé génerale d'im Cours ic PirJ'Hc Pref, p. XJJxm.
-ocr page 33-IX
rnyn.-j Onderncemlncr ruften deedt , heb ik Vervuld gezien, zelfs meer, dan ik zounbsp;ebben kunnen wenfehen. Teen ik dezelve maakte, was ze een Beweegredennbsp;teffens een regelmaat, waar naar iknbsp;dagt te moeten gedraagen ; maar iknbsp;ter dier tyd nog niet verder, dan op ’tnbsp;geen rondsom my was. Op het ooirieel,nbsp;men over myne poogingen en derzel-'’cr uitfiag vellen zou, lettende, bleevennbsp;^yne uitzigten en opmerkingen binnennbsp;omtrek van Parys bepaald. Weinignbsp;'Verbeeldde ik my toen , dan myn geringenbsp;tgt;ekwaarahcden zig zouden doen kennennbsp;^^ifs aan de andere zyde der Alpifche gc-(*), en dat ik de Eer genieten
zou
i'Undf.
te ceeven. Vvar.r rri deJvcning alle de Werk-
In ’t Jaar i'739 werd ik ontbonden aan ’t van Ttiri», daar ik niy omtrent zes maandennbsp;pPy^’-d om aan zyn Koninklyke Hoogheid, dennbsp;t'erg j[e;tog van Saveien, Lelien in de Nstuur-
medegebragc had, in de Vnivtrjiteit clc Pi-ofilfi'ien in ver-'b Van tyjj l3ec{i('i:en ir.ogten, om de Katnur-
* * nbsp;nbsp;nbsp;kun-*
-ocr page 34-zou, om’er gebruik van te maaken aan een vreemd Hof. Ik dagt toen nog niet, datnbsp;myn School ’t eeniger tyd niet alleen toegejuicht, maar zelfs nagevoigd zou wordennbsp;in onze Provintiën (*), door de ivollegiënnbsp;door de üniverfiteiten, door de Akade-miën zelfs. Ik. verwagtte eindelyk geenzins , dat onze Prinfen (t) myne Natuur-
kun-
liiinde te beoeffenen en te onderwyzen door middel van Procfneemingen.
(*) Na het in ’t licht gecven van myn algemcene Schets van Natuurkunde , hebben verfcheiden Kolle-ptn, als de Heeren h l'Omtcire, de la Do^lrintnbsp;ChritUnne, en van Sint Lauims, de gewoonte gemaakt , van in hunne openbsare Oeffeningen de Proef-ondcrvingen der Natuuikunde te vertoonen.
De Vmverfitek van Ribns volgt dc zelfde gewoonte; en ik heb eene Verzameling van Kunidweiktui-gen , die reeds zeer aanmcrkelyk is, - derwaarts gezonden.
De Koninklyke Akr.dcmic der Wectenfehappen te bordeaux heeft tig ook , zedert eenige jaaren, voorzien van een fraai Kabinet van Konfr, en Werktuigennbsp;der Natuurkunde, welkj opregting zy my de Eernbsp;deedt van aan myne zorg te vertrouwen. ,
(t) In ’t Jaar 1738 wilde Mynheer, deHertogvan Ifenthiivre, myne Leden over de Natuurkunde hoo-
ren,
-ocr page 35-XI
kundige Leflen ir.et hunne Tegenwoordig-heidj en met hun Aandagt zouden veree-: dat zy hunne goedkeuring wel by die Algemeen zouden willen voegen, ennbsp;de Proef, die zy van myne manier vannbsp;^laderwyzen genomen hadden, my einde-de Eer zou doen verkrygen, van ondernbsp;oogen en ten dienft van myuefi Heere detinbsp;^^uphin te arbeiden. Dit laatfle Voordeelnbsp;^¦itftak myn yver j maar ik wenfchte ’ernbsp;^oen nog veel eer naar, dan ik ’er op durf-hopen.
Eeeze gebeurteniffen , die ik hier geen-2ins verhaal uit een beginzel van Eerzugt, hoe bekwaam ze ook anders zyn mogten omnbsp;^ezelve in te boezemen, verzekeren my,nbsp;dicker opzigt , van den gelukkigen uit-
flag
bra
' ''^'’elken zyn Doovlngtige Hoogheid ook met veel oplettendheid bywoonde. Weinig tyds daarnbsp;had ik de Eer van dezelven te Verfatlles le doennbsp;zyn Doorlugtige Hoogheid , den Hertog vannbsp;^^artre$. dezelve z.yne LelteroeiTenir.gen vol-
¦“St hadt.
XII
V„:0 O R R E D £ N.
flag van myn Ondernee ning , en goedkeuring , die men daar
aan
van dö wel ’/.al
willen blyven gecven. Oin my dan nii van myn Belofte, die ik onder dccze Voorwaarde deed, te kwyten, geef ik thansnbsp;dit Werk in ’t licht. Ik zal ’er ray niet overnbsp;verontfchuldigen, dat ik het drukken vannbsp;*t zelve vyf jaaren, lang heb uitgelleld; zonbsp;ik eenig verwyt te vreezen heb, is ’t mo-rnbsp;gelyk , om dat ik het al te vroeg heb uitgegeven : want indien het zoo bevondennbsp;wordt, gelyk ik v/enfch dat het zyn zal,nbsp;zullen de Perfoonen, tot wier dienft iknbsp;het gefchikt heb, ’t my niet kwalyk neernbsp;men, dat ik’er al den tyd aan heb belleed,nbsp;dien ik noodighad, om’t hunner waardignbsp;te inaaken.
De Tytel van’t Werk geeft te kennen, wat het behelft. ’t Zyn mytre I-,eflen, zoonbsp;als ik ze, zedert negen Jaaren , gewoonnbsp;ben te doen voor de gczelfchappen, dienbsp;by een komen, om ze gezamentlyk te hoo-ren. Ik vooïondcrftel ’ér altyd in, dat het
groot-
-ocr page 37-gfootfte getal niet in ftaat is, om de uit-drukkirtgen, aafi SteU en Meetkonftemars ‘^'gen, te veiftaan, en zekere byzondevhe-*nbsp;den en dieper navorfchingen te begrypen ,nbsp;die te ver van de eerfte Beginzelen afwy-Het Nut ook , dunkt my, dat mennbsp;’cr vin te wagten liad, zou van weinignbsp;invloed , en , als ongemerkt, verlooren zynnbsp;hen, die ’er zig eertl: in beginnen tenbsp;nefienen, of by de zulken, die aan deezanbsp;cetenfehap niets meer bedoelen op te offeren, dan fiegts eenige oogenblikken vannbsp;U't( panning, welke aan hunne andere en naarnbsp;hun ftaat of fraaak noodzaakelyker bezigheden ,- geen afbreuk doen kunnen. Daarom tny meer kevlytigende , om my fteedsnbsp;'''erftaanbaar uit te drukken, dan vreezen-de voor ’t verwyt, ’t welk men my zounbsp;®'gt;geri doen, dat ik de Taal der Weeten-fchappen, daar men zig veeltyds mede op-tooit, verzaakt hebbe, tragt ik te fpree-hen en te fchryven, gelyk voor my veelenbsp;Mildere Scluyvers gedaan hebben, die men
MV
gemeenlyk voor goed erkent, en wier Werken voor ’t meefte deel met nut san yder-een in handen mogen gegeven worden.
Niet nogtans, dat men hier uit een be-fluit gelieve op te maaken, als of ik geen behoorlyke agting had voor die uitdrukkingen en fpreekwyzcn, die buiten twyffelnbsp;veel netter en naauwkeuriger , of ook veelnbsp;korter zyn, en iemand in ftaat ftellen, omnbsp;een groot gedeelte van de kundigheden, dienbsp;de voorwerpen myner Lelfen zyn, verdernbsp;te volgen en na te vorfchen.. Ik bedien ’ernbsp;my zelfs in tegendeel met veel nut van,nbsp;wanneer ik in ’t byzonder met zulke Per-foonen bezig ben, die van de Natuurkunde een ernltiger oeffening maaken willen,nbsp;en ’er zig toe bereid h€;bben, door de kennis der Wiskunde. Maar hier het groot-fte getal myner Leezers in aanmerking nee-mende, oordeelde ik het niet raadzaam ,nbsp;om in een zelfde Werk ook al die uitrekeningen en byzondere navorfchingen tenbsp;mengen, welken ze zeer gevoeglyk miffen
kon-
-ocr page 39-XV
loonden, en die meer Infpanning of Oplettendheid vereifl'en zouden, dan men van hen kan of moet verwagten. Ik heb ze der-halven liever Avillen fpaaren voor afzonder-b’ke Boekdeeltjes, die ik in ’t vervolg, bynbsp;^'yze van Byvocgzels, zou kunnen uitgee-'^en, of onder den Naam van Aantekeningen.
Hoewel ik my van alle Stelkonftenaars* tiitduikl.ingen en merktekenen der Wiskunde, uit. inz’gt voor een Leezer, dienbsp;zulk eene taal nie: zeer gewoon is te hooien , zorgvuldig onthouden heb, heb iknbsp;zulks egter zoo ver geenzins willen uit-ftrekken, dat ik de vryheid niet zou genomen hebben, om ray van genoegzaamnbsp;hckende en door ’t gebruik als geheiligdenbsp;Konüwoorden te bedienen. Ik heb my innbsp;inyn fchryven gefchikt naar den in ’t algemeen aangenomen en gebruikelyken fpreek-trant, op dat het leezcn van myn Werk als totnbsp;een Inleiding zou kunnen ftrckken tot hetnbsp;leezcn van andere Natuurkundige boeken jnbsp;maar ik heb zorg gedraagen, om die woorden.
-ocr page 40-xvt
zoo naau-wkeurigc v ven, als my mogdyk was.
den, vooral de eerfte reis dat ze gebiulkf worden, met een andere en onderfcheidcnnbsp;Letter te doen drukken, te bepaalen watnbsp;men ’er door te verdaan heeft, cn ’er eennbsp;rklaaring van te gee-Doch om telkens ook’ den draad tnynér redeneering nietnbsp;af te breckcn door geduurige en te menigvuldig voorkomende bcfchryvingen en vcr-klaaringen, voor een groot deel myner Lce-zeren ook ten eenemaal orinoodig, heb iknbsp;aan ’t hoofd van dit eerfte Deel een kleinnbsp;¦Woordenboekje, nevens een Plaat, gevoegd, waarin de nog onbedreeven Leerlingen een verklaaring kunnen vinden vannbsp;de Ronftwoorden, die in dit Werk dikwilsnbsp;zullen voorkomen , en welke ik veronder-field heb, dat aan het grootfie getal vannbsp;myne Leezers* niet onbekend waren.
Ik korae hier niet onder het Livrey van cenigen Wysgeer te voorfchyn. Het is nochnbsp;de. Natuurkunde van Descartes, nochnbsp;die van Newton, noch die van Leibmtz,
welke
-ocr page 41-xvn
gen
\velke ik my ten rsgtfnoer, om ze byzon-deilyk te volgen, voorfchreefj maar het is die Natuurkunde, welke my, zonder eeni-gen Ferzocn den voorrang te geeven , zonder den eenen Naam hcoger te fchatten ,nbsp;dan den anderen, op de algemeene Toe-ftemming en wel beweezen Proeven beftnbsp;gegrondveft feheen. Met diepen Eerbied ,nbsp;en zelfs met Erkentenis voor die grootenbsp;Mannen ingenomen, die ons hunne gedag-ten mededeelen, en ons door hunne ontdekkingen verrykt hebben, van welke Natie zy ook mogen gev/eeft zyn, en in welke tyden zy ook leefden j verwonder ik mynbsp;'^ver hun vernuft, zulks in ’t midden huneer Dwaalingen, en agte my zelven ver-Pkgt, hen die Eer te bewyzen, welke hennbsp;'^öekomt; doch ik neem egter ook niets voornbsp;^’aarheid aan op hun woord , ten zy denbsp;®tidervinding het tcfi'ens door haar getui-ftaave. In ’t ftuk van Natuurkundenbsp;^oet men geen (laaf zyn van ’t gezag j veelnbsp;behoorde men fiaaf te zyn van zyn ei-k Deel,
-ocr page 42-xvni
gen Vooroordeelcn, maar de -waarheid overal, daar men ze aantreft, te erkennen, en te Parys den Newtoniaan niet tenbsp;willen fpeelen, den Cartefiaan te Londen.
Om my te naauwkeuriger binnen de paaien van mynen Tytel te houden, heb ik geoordeeld de vcrfcheiden Gevoelens nietnbsp;te moeten ophaaien, welken men uitgedagtnbsp;heeft ever de vorming en onderlinge werking van ’t Heelal en deszelfs Deelen, ennbsp;Waarover de Wysgeeren, zoo wel Oudenbsp;als Hedendaagfche, met malkanderen ge-twift hebben. Hoewel men zekerlyk zeernbsp;wel ten vollen onkundig mag zyn van alnbsp;die verheven befpiegelingen der Inbeelding , die voor ’t meerendeel het menfehe-lyk Verlland juift de grootfte Eer niet aan-docn, en waar van de fraaift uitgedagte ,nbsp;op haar beft genomen, niet hooger dannbsp;voor een vernuftig Misschien kan doornbsp;gaan} is het egter niet ongevoeglyk datnbsp;men ’er ten minften die van kent, welkenbsp;den meeften opgang gemaakt hebben, en
gaarne
-ocr page 43-gaarne zou ik hier myne Leezers een Denkbeeld willen geeven van ’t geen Descartes en Newton over dit ftuk gedagtnbsp;hebben, indien ik hier in niet was vóórgekomen door een vSchryver, wiens Werknbsp;in yders handen is, en die deeze ftoffe metnbsp;de zelfde bevalligheid behandeld heeft.nbsp;Welke men in al zyn andere Schriften ont-tïioet (t)
Met het zelfde oogmerk, om my enkel aan een taftbaare Natuurkunde, op Proeven gegrond te houden, heb ik met voor-dagt alle overnatum kundige Gefchillen zorgvuldig gemyd, die eenigermaate kondennbsp;hctrekking hebben tot de Sloffen, daar iknbsp;nver handelde. Indien men nieuwsgierigheid heeft, om dit gebrek, daar ik my,nbsp;gelyk ik zeg, met voordagt aan fchuldignbsp;haakte j vervuld te zien, kan men metnbsp;^eer veel voldocnig de Werken leezennbsp;Van Vader Malebranche , en dat inzon-
dcr
(t) Hijloire du Cicl. Livr. II;
# * r,
-ocr page 44-VOORREDEN.
derheid , ’t welk den tytel voert van, Hei Ondenoek dér Waarheid (*),
Ik heb, in ’t fchryven myner I.effen, def zelfde handelwys gevolgd, die ik gewoonnbsp;ben te houden, wanneer ik ze mondelingnbsp;doe. In yder onderv/erp verkies ik d^tnbsp;geen, ’t welk my het merkwaardigft ennbsp;het nicuwft voorkomt, en beft gefchiktnbsp;fchynt, om door Proefneemingen bewee-zen te kunnen worden. Ik verklaar metnbsp;zoo veel netheid ert duidelyke naauwkeurig-heid, als ’t my doenlyk is, den ftaat vannbsp;’t gefchilj verhaal deszelfs oirfprong, ennbsp;wys, voor zoo ver ze my bekend zyn, denbsp;Schryvers aan , die men in ’t a’gemeennbsp;agt, dat ’er beft over gefchreeven hebben.nbsp;Ik betoog vervolgens myn ft uk door Pioef-neemingen, wier tocftel en -werkingen iknbsp;aantoon, doch teffens zorgdragende cm ’ernbsp;alles wat vreemd is en tot de zaak nietnbsp;noodwendig behoort, van te verwyderen ,nbsp;op dat ’er de aandagt niet door verdeeld
worde,
(*) La Recherche ds la Vérjtc.
-ocr page 45-XXI
VOORREDEN.
worde. Eindelyk breng ik , ’t zy|op het ftuk zelf dat ik onder handen heb, ’t zynbsp;op de Proeven, die my tot bewys dienden ,nbsp;alles thuis, vat ’er eenige betrekking opnbsp;h'bb^n kan in de Verfchynzelen der Natuur, in de uitvindingen en handgreepennbsp;der Kontten, en in de Werktuigen, die totnbsp;gemak en dienft van de Burgerlyke Za-menlccving meefl in gebruik zyn. .Op dee-ze wyze ben ik altyd, van dien tyd af aan ,nbsp;dat ik myn Leerfchool van Natuurkundenbsp;eerft opregtte , te werk gegaan j en fchoonnbsp;ik op den fmaak van ’t Gemeen in dit ftuknbsp;naauwkeurig en met zeer veel aandagt gelet heb, heb ik'egter niets bemerkt, datnbsp;my zou kunnen doen befluiten , om van order en gedrag te veranderen j maar meennbsp;in tegendeel gezien te hebben, dat ik daarnbsp;door ten vollen aan de oogmerken voldeed, die ik my vóórhelde te bereiken.nbsp;Het Ghecn my toe, dat Beginzelen, dienbsp;dikwils genoeg afgetrokken befpiegelingennbsp;vereifchen, en welke men niet wel zon-***nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der
-ocr page 46-XKII
der een eenigz'ms nioeielyke infpanning in vervolg agtereen zou kunnen leèren en be-grypen, zig inerkelyk gémakkeiyker in dennbsp;Geeft lieten prenten, wanneer ze diis zom-tyds tuffchen beiden werden afgebroken,nbsp;door optnerkenswaardige Proefneemingen ,nbsp;die ’er de waarheid en nuttigheid van dee-den zien.
Jn de fchikking der Stoffen , die men alg het hoofdftuk en den grondfiag van ditnbsp;Werk moet aanmerken , heb ik iny beyly-tigd om al die oncierwerpeu, die noodzaa-kelyk onderling aan elkanderen verknogtnbsp;zyn, onder den zelfden tytel by een te verzamelen i en ik heb zorg gedragen, om,nbsp;zulke Voorftellen te laaten voorafgaan,nbsp;die ’t gemakkelykft te begrypen waren , ennbsp;als tot beginzels dienen konden om de volgende fe beter te verftaan. Schoon men,nbsp;dus yder Les, des noods , afzonderlyk op.nbsp;zig zelve zou kunnen neemen , en de inees-ten in zeker opzigt als van elkanderen nietnbsp;afhangen, zou ik egter aityd den Leezer,
die
-ocr page 47-XXIU
die ze met het meefte gemak en nut voor zig doorloopen wil, raaden, dat hy ze liever volge in die order , waar in ik ze ge-fchikt hebj om dat hy Kundigheden zalnbsp;vinden in de eerfte, die hem van dienfl: zullen kunneii zyn in de volgende.
De Proeven, daï(.r ik my van bedien, om myn vóórhellen te bewyzen, zyn nietnbsp;altyd noch zoo talryk, noch zoo nieuw,nbsp;als zy wel zouden hebben kunnen zyn. Zynbsp;die, onder ’t byv/oonen van myne Leden ,nbsp;myn Verzameling van Konftwerktuigennbsp;gezien hebben, zullen zig mogelyk verwonderen, dat zy in de Plaaten van dit Werknbsp;llcgts de Afbeeldzels wedervinden vari eennbsp;gedeelte van h geen ze te voren in mynenbsp;Kabinetten hadden opgemerkt; ik agt hetnbsp;derhalven billyk , hun de redenen te melden, die my hebben doen belluiten, om alles agter te houden, wat men niifTchiennbsp;nog meer zou hebben mogen wagten ennbsp;Verlangen, indien ik dit Werk had in ’t
licht
gegeven als een volkomen Verza-
me-
***
-ocr page 48-XXIV
VOORREDEN.
mding van myn Onderwys en Proefnee-mingen.
Zedeit dat ik myn werk gemaakt heb van Leflen over de Proefondervindelykenbsp;Natuurkunde te geeven, heb ik ten allennbsp;tyde gelegenheid gehad, om zeer duidelyknbsp;te erkennen, dat de belle en zekerfte wegnbsp;om de aandagt op te wakkeren, en fchielyknbsp;de gewenrdite denkbeelden te doen vormen , dk is, daar een beroemd Digternbsp;gev/ag van maakt, dan men , naarnelyk ,nbsp;door zigtbaare voorwerpen ah tot de oo-gen fpreeke (t). Hier van ten vollen overtuigd, voorzag ik my van verfeheidennbsp;Werktuigen, die ik uitdagt, om door der-zdver middel myne Denkbeelden duidelyknbsp;en verftaanbaar te maaken voor menfchen ,nbsp;die flegts een zeer maatige en oppervlakkige kennis der Weetenfchappen bezaten.
en
(t) nbsp;nbsp;nbsp;irritant anmot dcmiffa ter aitres,
{^tam funt oculis fubjeHa fidei.bus.
110II .\ T1 u 4 de Arte Poet
-ocr page 49-XXV
en om hun op de gemakkelykfte v/yze , en in den korften tyd, zekere Kundighedennbsp;te doen vevkrygen, zonder welken zy dennbsp;ftaat van ’tGefchil, of de Bewyzen en Proeven, daar't ftuk door geftaafd wordt, metnbsp;wel zouden hebben kunnen begrypen.nbsp;Maar dewyl die Middelen van geen kragtnbsp;zyn , dan wanneer men ’er gebruik vannbsp;maakt, en de deelen , waar uit die zoortnbsp;van Werktuigen zyn zamengefteld , geennbsp;pnderrigtrng van eenig belang geeven kunnen, dan wanneer ze in volle beweegingnbsp;en werking zyn, zou het te eenemaal nutteloos geweeft zyn, dat ik ’er een Afbeelding of Befchryving van gegeven had ;nbsp;daar door zou ik flegts de Plaater^'e^ dienbsp;reeds talryk genoeg zyn, zonder eenig we-zendlyk voordeel hebben doen vermeerderen.
noodig
ne School ziet, in dit Werk te vertoo-nen, was, dat ik in ’t zelve niet meer
Een tweede Reden , waarom ik niet oordeelde alles, wat men in my-
Proef-
-ocr page 50-XXVI
Proefnecmingen dagt te moeten gebruiken, dan ’er vereifcht werden, om de Leerftuk-ken, die het behelft, bondig en duidelyknbsp;genoeg te bewyzen. Nooit heb ik bedoeld, gelyk ik te voren reeds elders (¦]quot;)nbsp;verklaard heb, om van myne Lellen eennbsp;Schouwfpel van enkele Tydkorting te maa-ken , waar in men zondpr Qogmerk en zonder verkiezing een groot getal van Preef-neemingen zag do.en, die alleen maar ge-fchikt w^aren, om de oogen te verlufti-gcn. Ik geloof, dat ik mogelyk beternbsp;dan iemand in gantfeh Frankryk in ha^tnbsp;ben., om de Liefhebbers eg Nieuwsgierigen te voldoen , door de Verzamelingnbsp;vary jfüonftwerktuigcu daar ik van voorzien ben; maar liet zou my inderdaad zeernbsp;•weinig beliaagen, dat racn met geen andernbsp;oogmerk by nty kwam , dan om llegts tenbsp;zien werken. Ik veronderllel altyd in
my-
(t) Pyogramn.ê on lèh Génsruu d'itn Cours di Phy-Prtf. p. 10.
-ocr page 51-xxvn
myne Toehoorders, dat ze door een rede-lyker en pryswaardiger Nieuwsgierigheid gedreeven worden. Ik maak daaiom dannbsp;Ook uit de reeks der Proefneeniingenj dienbsp;ik in ftaat zou zyn ten bewyze van ydernbsp;Voordel te kunnen vertoonen , nooit gebruik , dan van een zeker getal, dat mynbsp;genoegzaam fchynt j en door die fpaar-Zaamheid vrin ik tyd uit, om aan de nood-Zaakelykfte onderwerpen te bededen, ennbsp;del ’er my teffens door in daat, om myne Proefneemingen voor zulke Perfoonen,nbsp;die den gantlchcn loop myner Leden meernbsp;dan eens verkiezen by te wconen, op eennbsp;aangenaame en nuttige rvyze met elkandernbsp;te verwiflelen. Van het zelfde overlegnbsp;heb ik my bedient in ’t fchryven. Ik hebnbsp;Zorgvuldig getragt te verrayden , dat: iknbsp;den Leezer, door een overtollige menigte van Proefneemingen verblind, de Leer-dukken uit het oog deed verliezen , welken ik poogde te daaven, en heb hern,nbsp;door ’t vertoonen van opmerkclyke en 2ym
aan-
-ocr page 52-xxvin
aandagt “waardige -werkingen, alleen zulke Proeven willen doen zien, die hem tot over*'nbsp;tuiging en aanwas van kennis dienftig ennbsp;nuttig wezen konden. Om kort te gaan,nbsp;het is altyd , zoo in ’t oprigten van mynnbsp;School, als in ’t uitgeeven myner Ledennbsp;ten dienft van ’t Algemeen , inyn oogmerknbsp;geweeft, dat men’er een Samenftel in vinden zou van de Proefondervindelyke Natuurkunde, en niet flegts een Reeks vannbsp;Proefneemingen.
Door de Befchryving, die ik van de Werktuigen gegeven heb, onder een naamnbsp;van Toestel, heb ik geenzins bedoeld , om yder, die dezelvon zou willennbsp;namaaken, een duidelyk en volkomennbsp;begrip te doen krygen van devzelver maak-zel en gebruik. In zulk een geval zou iknbsp;tot by zonderheden hebben moeten komen 5nbsp;tot de evenredigheid der deelcn, de keurnbsp;der doffen, de voorzorgen, die mennbsp;hüdt in agt te neemen, en dus zeer dik-
wffis tot verfcheiden Kundigheden.
,, die op nivn
-ocr page 53-xx'tx
myti onderwerp juift de greotfte betrekking niet hadden i waar door de Stukken tnerkelyk in dikte zouden zyn tcege-nomen, zonder eenig weezendlyk Nutnbsp;Voor ’t meerendeel der Leezeren, dien ’tnbsp;genoegzaam voldoet, dat ze flegts in ’t ruu-¦\ve zien en begrypen kunnen, dat een der-gelyk uitwerkzel door een Konlltuig vannbsp;dien aart kan worden voortgebragt, Maarnbsp;dewyl ik ondertufichen ook ligtelyk bezef-fen kan , hoe nuttig eenc zaak het zynnbsp;^ou, dat ’er goede en voldoende berigtennbsp;te vinden waren over de Keur der Natuurkundige Werktuigen , en over de maniernbsp;Om dezelven toe te ftelicn, ten dienft ennbsp;onderfteuning van den yver der Liefhebbers en Geleerden, die zig op deeze Wee-tonfebap uitleggen, en wier getal nog da-gelyks aangroeit 3 ben ik te raade geworden om alles, wat ik door een langduurignbsp;gebruik en ondervinding in dit ftuk geleerdnbsp;en ontdekt mag hebben, in een afzonder-h’k Werk by een te verzamelen. Aan dit
Ont'
-ocr page 54-XXX
Ontwerp ben ik ook reeds met ’ér daad bezig, en men kan ’er ecnige brokken en gedeelten van vinden in de Gedenkfchriften van dé Akadem 'tc der PVeïenfchappen ^ voornbsp;de Jaa rèn 1740 en 1741; waarin ik alleennbsp;de handgreepen, die den Werkman in ’t by-zonder betreffen) heb overgellagen;
Wat verder de byzondere Verkiezing der Proefneemingen aanbelangt; zomtyds hebnbsp;ik zulken, die reeds zedert geruimen tydnbsp;bekend waren, den voorrang gegeven boven anderen van laater uitvinding: ’t zy omnbsp;dat ik dezelven duidelyker en nader betrekking oordeel4e te hebben tot de VoorftcLnbsp;len, die ik bèwyzen moeft:, ’t zy om datnbsp;ze gelegenheid gaven, om ’er merkwaardiger gevolgen uit af te leiden, of ook welnbsp;eindelyk om dat ze my te fraai fcheenen,nbsp;om ze over te flaan. Derzelver ouderheidnbsp;kwam my, in zulk een geval, tc onverfchil-liger voor, om dat de mcellen; gelyk ditnbsp;Werk tog eigentlyk voor Kenners niet zoonbsp;zeer gefchikt is dan wel voor Leerlingen;
om
-ocr page 55-xxxï
öm dat de meeften, zeg ik, wien zy in hetzelve voorkomen zullen ^ nog alle de Bevalligheden der Nieuwigheid in haar zullen vnn-den: en w^at reden is ’er tog, dat de Dingen geen Verdienften zouden hebben , dan naar maate dat ze Nieuw zyn?
Mogelyk zal men my verwyten , dat ik onder myn Gevolgen zomtyds eenigenbsp;aanmerkingen gevoegd heb, daar zeer weinig Nuttigheid in fteekt, ’t zy dat het onderwerp zeifs van dat belang niet, en dienbsp;nioeite niet waerdig, of de zaak zelve kenbaar genoeg wmrde gcagt, als yder vannbsp;7-elf mmetende invallen. Maar men gelievenbsp;hier in aanmerking te neemen, dat ditnbsp;^'V’erk niet enkel en alleen gefchreeven isnbsp;Voor Menfchen, die reeds een geruimennbsp;tyd in de burgerlyke zamenleeving met anderen verkeerd, en zig door ommegang ennbsp;ondervinding eenige Denkbeelden gevormdnbsp;hebben- duifter wel, om de waarheid tenbsp;Zeggen, en verward, maar door wier middel zy egter cenig begrip kunnen krygen
va«
-ocr page 56-XXXIÏ
VOORREDEN.
van de naafte oirzaaken, die deeze zoo gemeene en dagelyks voo ko:nende uit-werkzels voortbrengen. Dog inzonderheidnbsp;is dit Werk gefchikt voor jonge Liedennbsp;van beiden Sexen gt; die de eerfte jaaren hunsnbsp;leevens in Kollegiën of Koftfchoolea doorbrengen , voor wien alles in de Natuurnbsp;Nieuw is, wier geeft doorgaans als vannbsp;zelf en natuurlyker wyze op die zoort vannbsp;kundigheden valt, en welke men, doornbsp;middel van gemakkelyke en gemeenzaamenbsp;Voorbeelden, aan klaare en onderfcheidennbsp;Denkbeelden, en aan nette en verftandigenbsp;Gevolgtrekkingen , behoort te gewennen;nbsp;want, om hier de aanmerking van een metnbsp;regt geagten en waarlyk Agtbaaren Geleerden te gebruiken j het is altyd nuttignbsp;regt te denken, al ware 't zelfs over nutte-looze Onderwerpen, (t)
Verder gelieve men ook wel agt te geé-
ven^
lt;t'' Mr. OK Fontknf.lle. Hi/?, del'Acad, des Sciences 4e 1699. ƒ. II.
-ocr page 57-XXXIH
VOORREDEN.
Ven, dat men ’t uitwerkzel niet verwarde met deszelfs oirzaak. Het een zou den on-bedreevenften Boer bekend kunnen zyn gt;nbsp;terwyl de fchranderfte Wysgeer onkundignbsp;'w'as van de andere; Wie weet niet, datnbsp;een Spons, een weeke Steen, een ftuk Suiker geheel en al doornat wordt, fchoón hetnbsp;noch te eenemaal niet in ’t Vogt is ondergedompeld? maar wie weet ondertuflehennbsp;egter de reden en oirzaak, waarom zulksnbsp;gefchiedt? De verfehynzels, daarenboven ,nbsp;die men ’t meefi; gebeuren ziet, komen onsnbsp;ook niet altyd even gewoon en algemeennbsp;voor, als men ze befchouwt van alle kanten. Yder weet, dat een fteen uit hoofdenbsp;Van zyn zwaarte nedervalt, maar yder weetnbsp;niet, dat hy, onder ’t vallen, ruimten afloopt, die met de Vierkanten der Tydennbsp;¦Welken hy aan zyn Val belfeedt, overeennbsp;ftemmenlt; Indien ik, rfit dit laatfte Uitwerkzel, na het beweezen te hebben, my-ne gevolgen trekkende, zag, dat een viesnbsp;of glas, als men ze vallen laat, ligtelyknbsp;L Deel,-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;««s#
-ocr page 58-broeken kunnen, zeg ik zekerlyk niets j dan ’t geen yder zeer wel weet: indien iknbsp;verder aaninerk, dat de breekbaare Lig-haamen, van hoe grooter hoogte ze neervallen, hoe grooter gevaar loopen om tenbsp;breeken, zal die aanmerking ook niet by-zonder veel Nieuws fchynen te behelzen,-niet meer dan de voorigej maar zoo ik ’ernbsp;byvoeg, dat een zwaar Lighaamj ’t welknbsp;men vallen laat, breekt öit kragt van zynnbsp;vérfnelden val , en dat mén de Hoogtenbsp;van de plaats, van waar hét nèdervalt ,nbsp;moetende, voorzien kan, welke kragt hetnbsp;in ftaat Zal zyn op ’t einde van zyn val ténbsp;óefFenen, dunkt my niet, dat die aanmerking ten eenemaal nutteloos zou zyn voornbsp;allen, dien ik ze voorftelle/ En indien iemand, na dezelve geleezén te hebben, zignbsp;beklaagde, dat ik hem hadt willen leeren,nbsp;dat een glas, als het valt, ligt bréêkennbsp;kan, of dat het zoo veel te gewifler breeken zal, als- men ’t van grooter hoogtenbsp;vallen laat, zou liy duidélyk doen zien j
dat
-ocr page 59-XXXV
dat hy weinig oordeel, of vry wat kv/^aad-W’illigheid bezat.
De goede fmaak j, die zoo gelukkig heerfcht in onze Eeeuw , zou het voor eertnbsp;nutteloos en overtollig werk doen aanzien,nbsp;Zoo ik hier de Nuttigheid der Natuurkunde wilde gaan bewyzen, en aantoonen,nbsp;dat ’er niemand is, die geen deel kan nee-men in de ontdekkingen , waar mede zenbsp;dagelyks vèrrykt Wordt. Al draagt deezenbsp;Weetenfchap een gnekfellen Naam (t)snbsp;men weet thans egter, dat ze geen uitheem fche waaren te koop veilt j dat ze onsnbsp;Kundigheden aanbiedt, daar de gantfehenbsp;''^'aereld belang in hééft, en dat men haarnbsp;*Kaal, wahneer ze door den mond der ondervinding uitfpraak doet, verftaan kan innbsp;Eeuwen, en in alle Landftreekcn.
Het
(t) t Tn’t Tranfch, naamelyk , in welke taal zy cien mam draagt van Fhyfique, die uit het Crkkfcknbsp;oir.rpronkelik is].
# » * * 2
-ocr page 60-XXaVI
VOORREDEN.
Het Onderzoek deT Natuur lag, om zöo te fpreeken , nog in de wieg, de kennis,nbsp;welke men van haar Verfchynzels, en der-zelver olizaaken hadde, verdiende nochnbsp;naauwdyks den naam van Weetenfchap,nbsp;toen.reeds één van de grootfte Mannen dernbsp;Oudheid haar verhief als de trooft en toeverlaat van ’s Menfchen Geeft, als eenenbsp;Bezigheid, die van merkelyk Nut en ge-wigtigen Dienft kon zyn in alle Tyden ennbsp;Omftandigheden des Leevens (t )• Metnbsp;hoe veel grooter Recht en gegronder Reden zou men haar dan nu niet als zoodanignbsp;mogen aanpryzen daar ze thans, by allenbsp;befchaafde Volkeren, gekweekt en ge-koefterd wordt door Gezel fchappen vannbsp;Geleerde Mannen , welken de Vorften met
hun
(t) Hsc ftufHa aijlcfcint'him nïunt, fene^l’itmn oh-teBant; fecuntlas res ornant, adverfis perfugium ac ft-latium pr^hciit- (Uhda'in domi, non impedium Joris •, pernoctant nohifcum, ftregrinantur, rujikantur. Cicero pronbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoëta. n. i6.
-ocr page 61-XXXVII
hun Befchermlng vereeren, cn ondeiiteu-nen door Milddaadigheid; thans, zeg ik, daar. men de voortgangen, die zenbsp;maakt, telken jaare der waereld onder ’tnbsp;oog ziet brengen in gedrukte Schriften,nbsp;¦Waar uit yder, naar zyn behoefte offmaak ,nbsp;Kundigheden haaien kan, wier mindenbsp;voordeel het is, dat ze hen het veiilandnbsp;ophelderen en den geeft verfieren.
Welk een ftandplaats men ook in de waereld bekleede, zeer zelden'zal ’t gebeuren, dat men zig niet nu of dan genoodzaakt zie, om zyn gedagten te laatcn gaan over de kragt der Lighaamen , dienbsp;door hun eigen zwaarte, of anderzins , •nbsp;bew'oogen worden , over die der Dieren ,nbsp;over de perfing, floot, en beweeging vannbsp;’t water; over ’t vermogen en de uitwerk-zcls van een oneindig getal van werktui-S^n, zoo oude als nieuwe, aan wier goede en juifle verkiezing ons zomtyds groo-telyks gelegen legt? Kan iemand die ver-
5 en ’t
Doch het dierbaarfte voordeel Avclk yder Edele Ziel als van zelfs in ’t be-fchouweii der JSatuur in ’t oog heeft, is
de Overtuiging , dat men overal, de Hand des groeten Schepoers te erkennennbsp;heeft, die dit onmeetbaa.r Heelal heeftnbsp;voortgehragt, en zyn eigen Werken metnbsp;zyne Voorzienigheid onophoudelyk gade-flaat, Hoe men verder in dat onderzoeknbsp;vordert, hoe men ontvvyffelbaarder verzekerd wordt, dat ’er niets in de Natuur tonbsp;vinden is, ’t welk een uitwerkzel zou kunnen zyn en voortbrengzel van ’t Geval.nbsp;Alles wat wy daar zien, draagt de kenmerken van een eindeloos Alvermogen,nbsp;dat ons verbaasd doen ftaan ; van de diep-fte Wysheid , waar over wy ons niet genoeg verwonderen kunnen j van heilzaa-me oogmerken en eene Goedheid , die alle onze Dankbaarheid en Erkentenis metnbsp;recht verdient. Die Wonderen, welkenbsp;zy daar aan ons gezigt op eiken flap vertonnen , fpreeken tot ons Hart niet minder klaar en kragtig , dan tot ons Ver-iland j tcrwyl ze het één vcrligten, tref-
XL
VOORREDEN.
fen zy het ander; en ’t geen wy daar uit leeren, en ons wyzer dan ’t gemeene Volknbsp;doet worden, kan ook teffens leevendigernbsp;aandoeningen en verhevener gevoelens innbsp;ons doen baaren , en ons onze pligten metnbsp;grcotcr yver en getrouwheid doen behartigen.
Een doorlugtige Kerkvoogd (1) van de Opvoeding van een Prins, zyn zorg aanbevolen , verflag doende, geeft ray een overtuigend Bewys teflens en voorbeeld aan denbsp;hand van de gelukkige uitwerkzels , dienbsp;men met regt van de beoeffening der Natuurkunde hopen mag, wanneer de Beginzelen van die weetenfchap met Oordeel ennbsp;Verkiezing geleeraard worden, en de Leerling zelf opmerkzaamheid en doorzigt heeft.
Da Heer Bossukt, Biuchop van Meaux, in v;n Latynfchea Brief aan Paus I a' n o c k iv t i u s dennbsp;XI. wegens de opvoeding van deii over’eeden Ilcere,nbsp;den D A o ï’ U i N. p.
-ocr page 65-VOORREDEN. xu
Ik zal myn voorreden fluiten met de Ver-taaling van deszelfs eigen woorden, zoo als men ze vindt in dat gedeelte van zyn v/erken, ’t welk den Titel voert van Staatkunde uit de Heilige Schriftuur getrokken ( t )•nbsp;„ Wat de Proefneemingen, zegthy, overnbsp;„ de dingen der natuur aangaat, wy heb-,, ben de Noodzaakelykfte en Fraaifte vannbsp;dezelven voor de oogen van den Prinsnbsp;laaten doen. Hy heeft ’er geen mindernbsp;Nuttigheid dan verluftiging in gevonden:nbsp;„ zy hebben hem den ónverdrooten arbeidnbsp;„ en gelukkige ontdekkingen van ’t men-j, fchelj k vernuft leeren kennen, en de voor-
„ tref-
(t) Politique tirée de l'Ecrittin Sainte. pag. 41.
Experimenta vero rtrum Naturalium fic exhtberi fe-timus, ut in hit Prmceps ludo fuaviffimo atque utUiJjt-nto, humanit Mentis hifioriam, pr/tclaraque artium in-ttenta, quihus Naturiim V retegerent ü' ornarent, tnterdum adjuvarent ; ipfam denique Natan ariem,nbsp;immo fumnjv Opificis zy patcntijjïmam zy ticcultijjtma}'nbsp;Pfovidsntia)» miraretur.
-ocr page 66-3?UI
„ treffèlyke uitvindingen der koqften,’t2y j, orn de Geheimen der Natuur uit te vor-jj ichen, t zy orn dezelve te verfraaien,nbsp;jj of zomtyds te hulp te komen. Maar hetnbsp;j, voornaamfte en gewigtigfte is, dat hynbsp;5, ’er de konft der Natuur zelve in ontdektnbsp;„ heeft, of liever de Voorzienigheid desnbsp;„ opperften werkmecfters, die zoo zigt-3, bajr teifw-as en zoo verborgen is”.,
VER-
-ocr page 67-VAN EENIGE
MEETKONSTENAARS-
DIE IN DIT Werk gebruikt zyn.
AS {Axt, Axis). Een regte Lyn, welke men zig onbeweeglyk verheelt te blyven, terwylnbsp;het Lighaam, door ’t welk zy heen loopt, zyn omwenteling rondsom dezelve volvoert. De As vannbsp;een Bol of ronden Kloot is een regte Lyn , die doornbsp;bet Middelpunt heen loopt, en uitkomt op tweenbsp;regt tegen elkander over ftaande flippen of plaat-zen van de Oppervlakte, welke men den naam geeftnbsp;van A s pu N T E N, P o olF, N (Vólts, Poli). De Asnbsp;van een Kegel {Conus) is ook een regte Lyn, dienbsp;aan het Toppunt begint, en eindigt in het Middelpunt van den Voet (Bafis) van den Kegel: gelyknbsp;de Lyn IK, Plaat*. Fig. 2.
Aspunt, Pool {Vólt, Ptlus). Het uiterflc Einde van den As, rondsom welken iets draait ennbsp;omwentelt. Door de Aspunten der Waereld {Poles du Monde) verftaat. men die twee onbeweeglykcnbsp;Stippen of Punten, die men zig aan den Hemel verbeeldt ,
-ocr page 68-xt.nr
MEETKON3TEN A ARS-
beeldt, rondsom welken alle 'de Hemelfche Ligha-.-men zig beweegen.
Bolrond (Convexe Convsxxm'). Gekromd , ver-hevenrond, gewelfd; gelyk de bultende Oppeiul.k ¦ te van een ronde Kloot of Bol.
Boog {Are, Arcus). Een gedeelte of Iduk van den oratrek van een Cirkel. Dewjl men die ga: t-fche Lyn, welke den omtvek van den Cirkel uitmaakt , verdeelt in góo gelyke Dcelen , die mennbsp;G n .‘V A D E N ( Vegrés) noemt; zoo worden ook denbsp;Boogen benoemd naar het getal van die Deelen eanbsp;Graaden , welke zy begrypen. Dus zegt men eennbsp;Boog van lo, van 30, van 50 Graaden: dat is eennbsp;Boog, die 10, 30 of 50 Deelen bevat van de 360,nbsp;waarin de gantfche onttrek verdeeld is. Een Boog,nbsp;derhalven, die net 90 Graaden groot is, begryptnbsp;juild een vierde gedeelte van den geheelen oratrek,nbsp;en wordt daarom doorgaans een Cikicf.lv if.ren-D E E L ^lt;irt de Cerde, GUeadrans Circuit) , genoemd ; gelyk de Boog A B D, Fig. i. Een Boognbsp;van 180 Graaden noemt men veeltyds een Halvennbsp;Cirkel, of C I R ic F, L n E lf T , ( Bmicercle, Semicir-chIhs) , AEï'. Men geeft ook dien zeifden naamnbsp;van Boogen, aan de gedeelten van alle andere kromme Lynen, die juift niet Cirkelrond loopen. Zoo
zegt
-ocr page 69-BEWOORDIJMGÊIC. xlt
zegt men de Boog van een B r a n c s n 6 e d e {pa-raboh), de Boog van een Ovaal of Langrond Enz.
Cirkel, Kring {Cerck, Circulus). Een Figuur , bepaald en orafchreeven door een kromme Lyn, wier Deelen of Punten, als A, D, F, G , enz.nbsp;alle even ver af zyn van zeker ander punt C , ’tnbsp;welk net in ’t midden van den Kring (laat, en hetnbsp;Middelpunt {Centrum) geheeten wordt; zienbsp;tig. i.)^. Het is een algemeene Wet en gewoonte,nbsp;dat man alle Cirkels , zonder onderfcheid, ’t i'j zenbsp;groot, ’t zy ze klein zyn, verdeelt in 360 gelykcnbsp;Deelen, welke men den naam geeft van Graaden ,nbsp;(Degrés), zoo dat die Deelen of Graaden altydnbsp;evenredig aan malkanderen blyven, dat is, dat zenbsp;wel grooter zyn in Groote Cirkels, en kleinder innbsp;de Kleine, maar dat ze egter altyd, in de eene zoonbsp;wel als in de andere, in Groote Cirkels zoo wel alsnbsp;in kleine, het zelfde getal van 360, of, zo het halve óf vierendeelen van Cirkels zyn , de helft of vierde gedeelte van dat getal, 180, 90, enz. blyven uft-maaken. Yder Graad verdeelt men wederom in 60nbsp;MIN u u T E N , yder Minuut in 60 S E ic O N D E JV , ennbsp;yder Stkonde in 60 T e r t i F. N {Tierees); enz. In dennbsp;ronden Kloot of Bol onderfcheidt met twee zoortcri
vaM
-ocr page 70-van Cirkels of Kringen; de Grooce en de Kleine. De groote Cirkels zyn, wier Middellyn door hetnbsp;Middelpunt zelf van den Bol doorgaat; gelyk denbsp;E V EN rv' A G T s nY N of Evenaar (VEquatcnr), denbsp;G EZIG T F.! N DE R (Horit.tgt;n), de Dier en ri kmnbsp;{li Zoctiiqui), enz. Kleine Cirkels noeriit men, wiernbsp;Vlak {Plan) den Bol niet verdeelt in twee ge-lyke Deelen, of, het v/elk op écn uitkomt, wiernbsp;Middelpunt het zelfde niet is als dat van den Bol ,nbsp;Van dien aart zyn de Poolkringen of Aspunt-cirkels {Cereles Pelaires) en de twee Keerkrin-GEN {les Tropiques)
Cirkelrond, Kringswys {Circulaire), ’t Geen de gedaante van een Kring of Cirkel heeft ,nbsp;'of het geen befchreeven en gemaakt wordt doornbsp;Tondsom een Middelpunt om te draaien. De Be-weeging, welke een Slinger maakt , als men hemnbsp;ronddraait, is een Cirkelronde of Kringswyze bc-weeging.
DAMPKRING ( Atmosphere, Atmósphira ). Dampen of uitwaaflemingen, die uit een Lighaam komen, en, zig rondsom aan alle kanten eenpaarig verfprei-dende, ’t zelve tot op zekeren afdand omringen. Men verftaat 'er doorgaans de gantfehenbsp;uitgeftrektbeid van Lugt door, die onzen Aardklootnbsp;lan alle zyden omvangt, en waar in alles opryll en
zig
-ocr page 71-xivit
f!g onthoudt, wat uit de Aarde onophoudelyk uit-dampt en uitwaatTeiiit.
Driéiiocic {Triangle, Triangulum). Een Figuur , binnen drie Lynen, vele met raalkanderen drie hoeken maaken, begreepen; als C D E, Fig. 8,nbsp;De Driehoeken neemen naar den verfcheiden aartnbsp;van de Lynen en Hoeken waar uit ze zamengefteldnbsp;zyn, verfchillèndé naamen aan. Dus noemt men hetnbsp;een R e g T l y ni l G E iv Driehoek { Refliligne ) , die uitnbsp;Regte Lynen beftaat; die uit kromme Lynen eehnbsp;K R o ivi L Y NI G F, N ( CurviUgnc) en een G e m e n g-DF. N Driehoek {Mixte), Wiens zyden ten deele Regte , ten deele Kromme I.ynen zyn. Zoo is ’t een Regt-hoekige Driehoek (Rcilangie) die eenen Regtennbsp;Hoek heeft; een Stemphoeüge, {obtus angle), dienbsp;eenen Stompen Hoek, grooter dan een Regten,nbsp;heeft; een Scherphoekige {Acutanglt) wiens hoeken alle drie fcherp, dat is, kleinder dan een Regte hoek, zyn: een Gelykz,ydige {Equilateral) , wiensnbsp;zyden alle even lang, en de hoeken alle even grootnbsp;zyn , (die ook daarom wel eens Gelykhoekig {Èquian-gle) genoemd wordt): een Gelykbeenige ( Ifofie-l‘i), die twee Zyden en twee Hoeken gelyk heeft;nbsp;en een Ongefchikie of Ongelykzydige (Scalene),nbsp;wiens Zyden en Hoeken ongelyk zyn aan malkander.
E F, K-
-ocr page 72-XLVIII MEETKONSTENAARS-
EeNMIDDELPUNTG ( Concentriqe, ConcintrU €us). ’t Geen een zelfde Middelpunt heeft met eennbsp;andere geljltvormige Eiguut. De Cirkel n fgt; h, Tig,nbsp;4, is éetuniddelpuntig met den Cirkel N O H, omnbsp;dat zy beide het Middelpunt C met malkanderennbsp;gemeen hebben, en de eene Cirkel zoo wel als denbsp;ander hetzelve tot zyn Midftelpunt heeft,
EvknwyoiCt {parallel). Dus noemt men een L’in of Oppervlakte , dieoveraj, zoo. ver als ze zignbsp;uitftrekt, even ver van een andere Lyn of Oppervlakte afblyft, en op alle plaatfen den zelfden afftandnbsp;van dezelve behoudt. De Lynen X a; en V « in de 6nbsp;Tigiiur, zyn Evenwydig aan malkanderen.
Gf.LYKZ YDIG (Equilateral). Is een Eiguuf, wier zyden alle aan elkanderen gelyk zyn. Van diennbsp;aart is dc Driebeek {Triangle), CDE, Fig. 8., di'enbsp;uit drie gelyke of even groote Lynen is zamenge-fteld. DeZydé, daar de Driehoek op (laat, wordtnbsp;V ü E T ( Bafis) genoemd , ert • de tegenovefflaandenbsp;Hoek TópIIOF.K, Tejtpmt {Sommet, Vertex triail-‘nbsp;guli'.
Halfrond ( Hemisphere, Hemisphmum). De helft van een ronden Bol of Kloot. Veeltyds ver-¦ ftaat men door dit Woord dat gedeelte van dennbsp;Aardkloot, ’t welk afgeperkt en bepaald wordt door
den
-ocr page 73-dfin Wiikunfiigtn of waaren Zigteindir (Horite?t Rationel). De Zon verligt en befchynt dagelyks onsnbsp;Halfrond.
Hokic (Angle, Angulus). De opening vat) twee Ljnenj die elkanderen ontmoeten, en zamenloopennbsp;in een Punt, als A G, B C, Tig. i. Het Punt vannbsp;den zaménloop, daar de Lynen malkander raaken,nbsp;noemt men het Toppunt (Ie Semmet, la Pointe)nbsp;van den Hoek. Drie zoorten van Hoeken telt mennbsp;inzonderheid; de Schf.rpf. Hoek {l’angle AigHtnbsp;Acutits)i de RegtE Hoek (iangle Droit, Renas),nbsp;en de Stompe Hoek (l’angle Ohtus , obtujas),nbsp;De Scherpe Hoek is , wiens opening minder ruimtenbsp;beflaat dan een Vierendeel van een Cirkel, waar, vannbsp;het Middelpunt zou zyn in het Toppunt van diennbsp;Hoek , gelyk A G B, f i • De Kegte Hoek is,nbsp;wiens opening net een vierendeel van een Cirkelnbsp;bevat, als A C D: de Stompe Hoek, wiens opening grooter is dan het vierendeel van een Cirkelnbsp;gelyk ACE.
Men gebruikt doorgaans in ’t benoemen van een Hoek 4 drie Letters, als ACB, wier middelfte, C,nbsp;het Toppunt van den Hoek, de plaats daar de Ly*nbsp;nen Zamenloopen, te kennen geeft.
Hoekig (Angulaire, Angularh) , 't Welk een of meer Hoeken heefti Dit Woord wordt zomtyds
gébmfkt, óm’ef een Lighaatn, dat aan verfcheideft kanten fcherp en fnydénd is, door te betekenen.
tl o F. IC L Y N (^Diagonaal, DiagondUs Linea)-. Een regte Lyn', die liit den èenen'Hoek dwars dóór denbsp;Figuur heen loopt naar den anderen, we’k ’er regtnbsp;tegen over 'haat, in een Figuur, die verfcheiden zy-dén heeft; ge1yk de Lyn VX in Vig, 6.
Hoek m a a't (sinus). Is eén Kegte Lyn , wélke ftien niet het een of’t ander Punt van den omtrek ofnbsp;vanéén Boog van den Cirkel ióodregr. (ptriundku-lairtrnm) vdllen laat óp de Middtiyn, die de ¦; e'f-de Boog aan hiar ander einde raakt en bepaalt: déé-ze Lyn wordt Re GTE Hóekmaat (Sinus Dtoit, Si-Kus Reflus) genoemd, en , in Fig. i, dóór H K verbeeld. Maar' dat gedeelte vaii de Middelyn, ’tnbsp;vVelk ftaat tUll'chen het punt daar de Regte Hoék-iTiaat op dezelve valt, en tuflehen dén omtrek vannbsp;den Cirkel, naamelyk KG, dtaagd den naam vannbsp;OmgekEERöE Hoek maat {Sinus Verft, Sinus Vet-fus) of ook wel van Pyl {Ftecbe Sagitta. Ennbsp;dé Geheele Straal of halve MiddeÜyn Word G a n t-SGHF. Hoekmiat {Sinus Total) of de Gieötfte , ge-lyk zy is, van alle de Hoekmaaten geheeten,
H o E p, o N D (Gosstave). Alles wat Hol en Rónd teflerts is. Het binnenft , by voorbeeld , van eennbsp;Mutsje öf Hoófdkapje, of v.m den Bol van eennbsp;Hoed, is Holrond.
InV.'G , Stoot {lucidence). Dit bete-kent den val of loopftreek, waar mede een Lyn op èen andere Lyn of up eén Vlak nedervalt en aan-floob Den Hoek , die ’er door dien val gemaaktnbsp;wordt, noemt men Hoek van I n v A l L r iv G ofnbsp;Stoot HOEK {Anglt d*lrgt;ciiende. Annulus Imi-,nbsp;dentioe).
K A N T 7, ü r H (Pnfme , Prifma ). En Vaft Lig-haara, aan zyn twee Einden bepaald door twee veelhoekige Vlakken, die beide even groot, aan el-kanderen voikomen gelyk en evenwydig zyn; en innbsp;zyn lengte, door zoo veeie Raamen {Paraklogram-'.nbsp;ms), als ’er Zyden zyn, aan de twee eeritgemeidcnbsp;Veelhoeken , welke men yder den Voet of Voeijlnknbsp;{Bafis) noemt. Wanneer die twee Voetftukken Dr/e-hoeken {Triangits) zyn, geeft men den Kantzuil dennbsp;naam van een Drichoekigen Kantzuil {^Prifme Triari'nbsp;gulairs; gelyk die. welke ’er in Fig. 12. verbee'dnbsp;Wordt. Alles, w'at de gedaante van een Kantzuil, ofnbsp;tot denzelven betrekking heeft , noemt mennbsp;x.uiiswys of Kantztfils {rrïfmatigt;itlt;e') Kantz.uilgla.~nbsp;!un (verres Prifmatiques) zyn die zoort van Glazen,nbsp;daar men zig van bedient, om de Ligt.draaten t«nbsp;fcheiden; ook geeft men zomtyds den naam vannbsp;KantzjHilkUaren (^Couhurs Prifmatiques) aan de gekleurde Ligtftraalen , welke men door middel vannbsp;***** 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een
-ocr page 76-til
een glazen Kantzuil heeft doen voortkomen en zlgt-
baar gemaakt.
Kec.kl (Cone, Conus). Een vaft Lighaam, afgetekend en gevormd door de Onwenteling en Krings-wyzen Omdraay van een regtê Lyn, die met haar een Eind vaftgemaakt is, en met het ander Eind eennbsp;Cirkel befchryft, wiens halve Middellyn kleinder isnbsp;dan de Lyn zelve. Het is de gedaante, welke mennbsp;doorgaans aan de Zuikerbrooden geeft; zie Fig. 2.nbsp;Het Punt I noemt men het Toppuivt, den Toj*nbsp;van den Kegel (SommetPointe, Vertex Coni); dsnbsp;Lyn IK den As (Axf), en den Cirkei LMK den
K E G E L 3 W Y 7, E (Conique, Cojiieus}. ’t We'k de gé-daante van een Kegel heeft, of tot een Kegel behoort. De verfcheiden Figuuren, die ’er uit de ver-fchillende doorfnydingen van een Kegel ontdaan.
Kloot, Bot (GloBe, sphere-, CloBus, Sphoera). Een regelmaatig vafl Lighaam, de Ihinten en Dealen van wiens Oppervlakte alle even ver af ftaan vannbsp;het Middelpunt, ’t weik ze allen met malkanderennbsp;gemeen hebben. Fig. 6.
Ki^ OOTJE,Bol LET JE (Globule, Globulus). Dit woord gebruikt men dikwils om ’er een klein Lig-haampje, dat zig altyd rondt houdt of maakt, doornbsp;te betekenen. Kwikzilver verdeelt zig tot rondenbsp;Klootjes ot Bolletjes.
Klootsch
-ocr page 77-Llfl
Klootsch {Spherique). ’t Geen de gedaante van een volmaakt ronde Bol of Kloot heeft, gelyknbsp;een Bal, die aan alle kanten volkomen rond is.
Kloot ofBolagTIG (spheroids) noemt men een vaft Lighaam, ’t welk de Klootjche gedaante vry .nbsp;na komt, maar egter niet aan alle kanten volmaaktnbsp;Tond is, en de eene Middellyn langer heeft dan denbsp;andere. Zulk een Bok of Klcotagtig Lighaam, welksnbsp;As langer is dan ?yn Middellyn. als een Citroen ,nbsp;by voorbeeld, noemt men een Eirond of Langwerpig Bolrond {Spheroids alongé, Sposrdis oblongata).
Krokme L'y !v {Courbe, Curva). Dus noemt men een Lyn, wier deelen alle niet in den zeildennbsp;ftreek en naar het zelfde punt loopen: gelyk denbsp;Boog A B D, Fig. I. Men geeft ook den naamnbsp;Van Kromme of Kromlyns Oppervlakte aan de zulke , wier deelen niet alle in ’t zelfde Vlak , of allenbsp;evenwydig en gelyk van legging zyn; als de Oppervlakte van een Kloot, van een Rol, {Cylindrs) ennbsp;dergelyke.
Kromlynig (CurviUgne). Iets dat Uit Kromme Lynen beflaal» en zamen geilek is.
Loodregt, Regtstajvdig (Perperdieuhn-'¦«) Dit word gezegd als men van een Lyn of Oppervlakte fpreekt, dat zy op zulk een wyze ftaat op ven andere Lyn of Oppervlakte, dat zy ’er tweenbsp;***** gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rente
-ocr page 78-Regte Hoeken , of ten minften eenen Rcgten Hoek mede maakt; en dus naar den eenen kant niet meernbsp;overhelt dan naar den anderen. De Ljn Hl, tig.nbsp;II, ftaat Loodregt pp de Lyn LM, en wordt Lood-LYN ( Pirpendiciiliiin genoemd.
Lyn {Ligne, Linea). Wanneer een reeks van agtereenvolgende Stippen alle malkanderen raa-Icen, Indien ze één Streek houden , en regt uit, opnbsp;’t zelfde Punt aan, elkander volgen, maaken ze eennbsp;Rcgte Lya ( Ligne dreite}, als E F, tig. lo, zoonbsp;niet, een Kromme Lyn, als E(ïE. AJle kroininenbsp;Lynen merkt men aan als zamenkoppelingen en volg-reekfen van oneindig kleine Kegte Lyntjes, dienbsp;allen als aan een geknoopt en vaft zyn, en waar vannbsp;yder met die, daar ze aan gehegt is,' een zoort vannbsp;hoekje of bogtje maakt, As F f, f g, g h, h i, ik,nbsp;enz. Fig. IC. Als men de zaak op die wyze be-grypt, is ’er, cm eigentlyk te fpreeken, geen Lyn,nbsp;die men Krom noemen kan.
MidDELLYN( Diametre, Diameter). Dit is een regte Lyn, die een Cirkel in twee gelyke Deelennbsp;deelt; als de Lyn GD, Fig. i. Men geeft diennbsp;naam ook aan de Lynen , die door de Middelpunten van andere Figuuren heen loopen, gelyk denbsp;Lyn S T in tig. 3, en de Lyn V X in tig. 6. Denbsp;MiddeU.vn is de gewogne maat, daar men zig van
be-
-ocr page 79-LV
bedient om 4e Cirkels te meeten, gelyk ook fille an-dere piguoren en allerhande rege’maatige Lighaa-roe-i, ’.velke uit Citkels zamengefteld zyn. Dus vev-ge^yki; en betekent ruen de RoUeit {Cylmdrts) en de. Klfoten {Spheres) tegen elkander, door middel vannbsp;hun.ne Middellynen.
Middelpunt (Centre Centrum). liet Midden, de raiddelfte, of die plaats, welke even ver af isnbsp;Van alle tegen elkander over ftaande gedeelten vannbsp;een zelfde Lighaara. Het Middelpünt van een Cirkel by voorbeeld, is het Punt, dat overal ever»nbsp;ver af is van den onitrek , als C, R'tg. i. Het Middelpunt van een Kloot of van een Bol is het Punt,nbsp;dat van alle kanten even ver af ftaat van de gantfchenbsp;Oppervlakte. Zomtyds geeft men ook den naamnbsp;van Middelpunt aan een Punt, ’twelk niet even vcnbsp;OverJ af ftaat van de Lyn, die de Figuur befchryftnbsp;en derzelver omtrek maakt; maar het is in zulk eennbsp;geval genoeg, dat het Punt alle de Middellynen vannbsp;de Figuur verdeelt in twee gclyke Deelen. Dus kannbsp;men het Punt P aarimerken als het Middelpunt vannbsp;liet Langrond {HHipfisj verbeeld in Fig. 3.
Naderende , Toeschietende (Convergentes') noenjt men twee Ligtilraalen, die. elkander allenskensnbsp;naderende, op een Punt toefchieten, en daar in zignbsp;Uagten te vereenigen en zamen te loopen. Indien
***** 4 nbsp;nbsp;nbsp;dus
-ocr page 80-t,vi
dus, 'by voorbeeld, A C en B C, Tig. i, twee Ligt^ ftraalen waren, die uit de Punten A en B voort-fchooten, zou hun Naderpunt (Convergence) innbsp;C zyn, en de Graad of Hoegrootheid van hunnbsp;(tering uitgedrukt worden door de grootte van dennbsp;HoekACB,
OIW T R E K ( Circonfertnee, Circumferentia ). Een kromme Eyn, die in zig zelve loopt, of wier enden weer in malkander zamenloopen, en v/elke ze^nbsp;kere vlakte of ruimte in zig bevat en influit; gelyk ,nbsp;by voorbeeld, de Lyn ADFG in Tig. i, of de Lynnbsp;QTKS in Tig. 3. Men gebruikt niét zelden onver*nbsp;fchillig den naam van Cirkel of dien van Omtrek!nbsp;maar, ora net en onderfchcidentlyk te fpreeken, denbsp;Omtrek is eigentlyk een Lyn, die de ingeflootennbsp;ruimte bevat en ornfchryft, de Cirkel de ingeflootennbsp;en omfchreeven Ruimte zelve.
Pees {Corde, chorda]. Is in de Taal der Meet-konftenaaren eei) E^egte Lyn , wier beide uiterften aan den Omtrek eindigende, een Boog van een Cirkel affnyden, als NO, Tig. 4. Deeze Lyn noemtnbsp;men ook wel Spanlyn {Soutendante, Subtenfa). Jn-dien den Boog, welke ze fpant en affnydt, de helftnbsp;was van den gantfehen Omtrek, of wel, om my opnbsp;een andere wyze uit te drukken, indien de Lyn
door
-ocr page 81-LVU
door het Middelpunt van den Cirhel doorging, zou ze Middelyn {Diameter) gencen;d worden.
Perk {Aire, 4rea). Pe Oppervlaiae ofRuiTO' te, welke binnen eenige i'iguur, van weike gedaante dezelve ook zy, begreepen is. Het Perk van eennbsp;Ronden Kring, of Ciikelperk . by voo.bee'd, U dienbsp;Vlakte, die Ruimte, welke binnen den Kring be-gteepen is, en rondsom beflooten wordt door desnbsp;Zelfs Omtrek.
P u N T z u I L (Pyramtde), Een vsil Lighram. dat verfcheiden zyden heeft, en naar boven aller.gs fpitsnbsp;toeloopt; zie Fi^. ii. Den Kegel {Cir.t) zou mennbsp;kunnen aanmerken als een Ronden Puntzuil, Hetnbsp;öhderhe Vlak wordt' de Voet (Sajis), het Spits denbsp;Top {Sommst, [Vertex) genoemd. Wanneer le nietnbsp;Volkomen tot een Punt van boven toeloopen. maarnbsp;eindigen met een Vlak, aan het ondenle gc’ykvor-mig en evenwyddig, en dus als onvolmaakte Puutzui-len en Kegels, daar het Spits als afgebroken is, kunnen aangemerkt worden, noemt men ze Gekvottenbsp;Puntzuilen {Pyramides tro»qaées); G*k.\otte; K.eidsnbsp;( Cones ttonquks).
Raam (Parallelcgramme). Een Platte Figuur, wier tegen elkaar over flaande zyden evenwydig zynnbsp;aan raalkanderen, gelfk Fig. 6. In deezen zin is ’tnbsp;«en algemcene Geflagtnaam, waai door allerliande
LVIII
zoorten van vierzydige Figuuren, wier tegenover-flaande zyden evenwydig zjn, betekend worden. Figuur 6, wier zyden, die alle even groot zyn een Kegten Hoek nuaken, dat is, Loodregc op tlkan-deren itaan , ia eigentlyk een Vierkant i^^arré j.nbsp;Indien de Hoeken wel Regt, mr.ar de Zyden nietnbsp;even lang zyn, en Twee devzelven, die tegen elkan-deren over ftaan, korter zyn dan de andere Twee,nbsp;is ’t een REGTHOEKlG-Sdan? {ReftangU) of Lang-tacrpig Vierkant (Shfarré Long'). En wanneer einde-lyk die twee langer en twee korter zyden fchuinsnbsp;op elkander ftaan, dat is, fcherpe en ftompe hoeken maaken, is ’t een Figuur, welke men doornbsp;gaans eigentlyk een ILiia/n { Parallelogramme) noemt.
Reg T H o E IC IG ReLlangle , {ReLlanguium ). Dus noemt men eene Figuur, die een of meer Regtenbsp;Hoeken heeft. De Driehoek V in Fig. 6. isnbsp;Regthoekig, om dat een van deszeifs Hoeken, «,nbsp;een Regte Hoek is.
Regtl YNIJVG {Recliligné). Het geen uit Regte Lynen is zamengefteld. De tw'ee Driehoeken, ofnbsp;het Vierkant van Vig. 6, lyn Regtlynigs Figuuren.
KOh (Cylindre, Cylinder). Een vaft Ligbaam , zamengefteld uit veiTcheiden Rondjes ofquot; Krings-wyze Vlakken, die alle aan elkandaren gelyk en één-middelpuntig zyn. Het eerfte en het laatfte , ofnbsp;het bovenfte cn onden'te Vlak , noemt men den voet
LI*
of Voetfleun , en de Lyn A B, die door alle de iV|id-deJpunten heen loopt, de van den nbsp;nbsp;nbsp;zie
B.olrond (Cylindriquc). ’t Welk de gedsantc, eigenfchsp of afmeetingen van een Rol heeft- Ditnbsp;woord gebruikt men van een Holligheid zoo welnbsp;ah van een vaft Lighaam. De holte of Bui; van eennbsp;Pomp behoort volmaakt Rolrmd te zyn-
S !V y D E R (SeSltur, SeBor }. Dit is een Driehoek, door een Boog en twee Cirkelflraakn of haive Mid-deüynen gevormd: Gelyk ABC, i. De Snyder van een ronden Kloot of d? Bolfnydtrnbsp;ment de Cerek) is een Regte Kegel, wiens voet opnbsp;’t xdak haat van een Snyfiuk.
S N Y s T U K { Segment, Segmcnium ). Is een gedeeC te van een Kromlynige ^’’iguur, door een Boog ennbsp;door een Ptvr of Spaniyn (Cerda ) omfchreeven. Onbsp;Z N, Fig. 4, is een Snyjluk van een Cirkel. Mennbsp;Gebruikt ook den naani van Snylluk van een ronden Kloot, of ( Bolfnyftuk (Segment de Spire ', omnbsp;'er dat deel van den Kloot door te betekenen , 'tnbsp;w elk begreepen is onder een gedeelte van de ] eironde Oppervlakte en onder een Vlak ’t welk foornbsp;het Middelpunt van den Kloot niet heen gaat, maarnbsp;denzelvcn of boven of onder het Middelpunt door-fnydt. Een Snyftuk , welks Vlali door ’t JvJiddd-
punt
-ocr page 84-pant van den Kloot gaat, en deiszeh/en dus in twee geiyke deelen fnydc en verdeelt, heet men Halvennbsp;Kloot of Huiven Bol {Hemisphere)
SpreidENDK {Divergentes) noemt men twee Ligtftraalen, die uit een zelfde punt fchieten ,nbsp;en, al voortloopende, hoe langer hoe verder van elkander verwyderen, gelyk CA, CB, uit het puntnbsp;C beide voortkomende, tig. t. De Hoeveelheidnbsp;der Spreiding {Divergence^ kent men uit denbsp;grootte van den Hoek, welken de llralen met elkander raaaken, terwyl ze zig van een verwydeicn.
Stip {Punt, point). Een uitgeflrektheid of oppervlakte, ,zoo klein, dat men ’er de Afmeetingen van onder imlkandcren verwart, en dezelve aanmerkt , als noch langte, noch breedte, noch dieptenbsp;hebbende.
Stomp (ohtus). Dus noemt men een Hoek , die meer dan 90 graaden, of meer dm een vierde gedeelte van den omtrek van een Cirkel bellaat. Eennbsp;Begte Hoek is van 90, een Scherpe van minder, eennbsp;Stompe van meer dan 90 gnaaden ; zie Hoek.
Stra\i. (Raijon, Radius). Dit is, vranneer men van een Cirkel fpreekt, een Kegte Lyn, die uit hetnbsp;Middelpunt getrokken wordt tot acn den Omtrek:nbsp;gelykCB of CD in Pig. i. Men geeft de Cirkel-firaal ook veelcyds den naam van Haive Middtllynnbsp;( Demidiamitre ).
Ta a n-i
-ocr page 85-uzt
Taarling (Cuie, Cuies). Een regelmaatig vaft Lighaam, door zes vierkante en aan elkander ge-lyke Zyden bepaald. Dobbelfieenen, by voorbeeld,nbsp;zyn kleine Taarlingen; zie Fiy. 5.
Taarlings {Cubique) ’t Welk de jifmeetiiü !,en (^Demenfiins) en eigenfchappen van een Taarling heeft. Een T a ar lin Gs v o É t {Pïi Cübi-‘nbsp;Pes Cubicui) drukt een Lighaaili of hoeveelheid van Stof uit, binnen zes zyden begreepei.nbsp;Waar van yder een voet in ’t vnerkaht heeft; of anders, een Klomp (Mafa).
Toppünt {Point Vertical). Noettit iheri dat: Stip of Plint des Hemels, ’t welk wy regt boveiïnbsp;ons hoofd hebben; en anders ook veelal het Zi-fiith genoemd wordt. Een Lyn, die uit dat Puntnbsp;regtflandig of Loodregt nedervalt , moet noodzaa-kelyk een Regten Hoék znaalcen met den Zigt-êinder, en ’er opftaan als een Loodlyn (Perpendiculaire). Hierom gebruikt men zomtyds dat woordnbsp;van Toppuntig, of Toppuntlyn om ’er een Lyrinbsp;of beweegingsftreek door te betekenen, die metnbsp;regte hoeken valt op een Gezigteinderlyk of Water~nbsp;pus Vlak ( plan Horix.ontal).
UIT Tvr IDD E Lptl N TIG (Excentriqut), ’t Welk bet zelfde Middelpunt niet heeft. De Cirkel o h i,nbsp;bi Eig. is Uitmiddelpuntig met de twee andere-
t-ttt
van de zelfde Afbeelding, ora dat deszelf» Middelpunt D het zelfde niet is tls hun Middelpunt, dat in C is: en de afftand tuiïclieh die twee Middelpunten C en D drukt de maat uit of grootte van diSnbsp;VitmiddeifUittigheid {ExceKcricité, Excémrhitas).
VfMti,HOF.K {Polygons^ Polygonum). Een x-lak-ke Figuur, die vetfeheiden zyden heeft, liet is de algemeene of Geilagtnaam van alle veelzydige Figuu-ren, wier byzondere zoorten zyn; de Driehoeknbsp;{Triangle), het Vierkant {^larfé) de Vyfhoek {Pen-tagone ) i de Zeshoek { Exagone) , de Zevenhoek Epteigene,) vigtheek (Oflogone,) Negenhoek {Enneagohe)nbsp;t'ienhoek {Decagone), Enz.
ViERIlOfiK {^adrilatere, -^adrangulum). Een vlakke Figuur, door vier Kegte Lynen bcpiald. Dezelve word Regelmaatig {Regulier} genoemd, wanquot;nbsp;neer alle vier de zydqn alien even iang zyn ; maarnbsp;sis dé zy den in groote verfchillen , noemt men denbsp;Viei'boek Onregelinaatig {irregulier).
VI e; R K A N T {§liiarré, §uadratum). Een Figuuf met vier zyden, en ,wier vier Hoeken alle Regt zyn,nbsp;of wier Zyden alle Loodregt op elkanderen (laan ennbsp;in den winkelhaak zyn. Indien de vier Zyden evennbsp;groot zyn, noemt men ’t een Volmaakt Vierkantnbsp;{^arre Parfait); maar zoo ’er tw'ee korte en tweenbsp;Urige Z/den zj'n, die wederzyds tegen mallumdcvcn
, nbsp;nbsp;nbsp;over
-ocr page 87-bver ftasn, wofdt hét ten Langwerpig Vierkant (ffluarre Long) , oök wel een Riamp;thóikig Raam (Rei-tangle Re^iatigulufj)) geheeten. Rig, 6, wier Hoé*nbsp;ken Rcgt en de Zyden alle even groot zyn, is eeftnbsp;Vierkant vsn de eerde zoort.
V nbsp;nbsp;nbsp;h A K , V L A K t E {plan, planum). Een platte,nbsp;gclyke en eiFene Uitgeftrekcheid of Oppervlakte,nbsp;door een of meer, 't zy Kegte, ’t zy Kromme Ly*nbsp;nen. omfchrevefi efi bepaald. De i Rig. verbeeldnbsp;een Cirkelvlak {Plan Cinulaire), dè 6 Fig, een Vier^nbsp;kant vlak (Plan ^arré).
Voetstuk, Voet (_Rafe, Rajis). j41!cs W’at cenig Lighaam of Werktuig ten grondveft of voet.nbsp;fteun drekt; alles daar het op ruft, op ftaat. Dennbsp;Voet van een K fc G e l {Cone) of P u n t z u i l {Py-ramide) noemt men het laatfte en onderfte Vlak,nbsp;daar ze meê eindigen, en als op fteunen en ftaannbsp;kunnen; gelyk de Cirkel, verbeeld door L M K ,nbsp;Rk- 2..
V nbsp;nbsp;nbsp;Y F H o E K ( Pentagone). Een platte Figuur, dienbsp;vyf Zyden, en by gevolg ook zoo veel Hoeken heeft.
Wat E UPAS, Gezigteineeriyk {Horizontaal), D;t is Evcnwydig {ParallH) met den Zigteinder, Ditnbsp;w'oord betekent de Legging of Streek van een Vlakt»nbsp;cf van een I.yn.
Zks*
-ocr page 88-Zeshoek {Exagone, Hexagomm). ’t Welk ze* Eyden of zes Oppervlakten heeft, Zeskantig. Dusnbsp;noemt men een zeszydig Vlak of zeszydige Figuurnbsp;een Zeshoek: een zeskantige Pyramied of Puntzuil ,nbsp;een Zeshóek, een zeshoekige Puntzuil.
Zigtrikdes. {Horhon). Dit is een ingebeelde Kring, overal even ver van het Toppunt, bepaalen-de den Halven Bol {Hemisphere) des Heineis , welkènbsp;2ig aan ons Gezigt vertoont, en duar hetzelve nö-derwaards eindigt*
LXVI
Korte Inhoü-d VAN dit
De DeclèaOrhetd tot in't O «eindige y oudazogt ï3
I. nbsp;nbsp;nbsp;Pr o E FN E E M ING. Dienende tot litoogingnbsp;dat de ILighaamen y door tujjchenkomji van anderenbsp;Stoffen y kunnen van een gefcheiden voorden. ., 19
G evolgen toegepajï op de verfcheiden gebruiken va» OUeagtige en vette Stuffen y en by omkeering op hetnbsp;Soldeeren en hymen, ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10
II. nbsp;nbsp;nbsp;Proef N E E M 1K G, De Deelbaarheid der
Idghaamen aangetoond door middel va» Ontbinding. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23
Gevolgen. Verfcheiden zoorten en u'erkingen van Ontbindvogten y Neerjioutingcn, en Jftrckzeh, 27
III. nbsp;nbsp;nbsp;Proef NE E M I N G. De Deelbaarheid dernbsp;highaamen bevoeezen door middel der Reukdeeltjes.
» nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33
GevoIge.n. Ongemeen fyne Reukdeeltjes uit het Aard-ryky Bloemen y Planten, en Dierlyke highaamen uitwajjemende,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07
IV.
-ocr page 93-Lxviij
Eerste Stukje.
IV. Pr OE FNEEMI NG. De Zelfde gfOOte DeeU baarheid der Lighaamcu aangeteond duur middelnbsp;lan de Kleurdeeltjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^2
Gevolgen, //a Verwen eh Schilderen,
De Deelbaarheid der Lighaamen verder leweezen uit de Rekbaarheid der JSletaalen, 4y. Gand Jlaan,nbsp;4*5. en Gouddraadtrekken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4S
Tweebe AÉDEEr-iiTG. nbsp;nbsp;nbsp;De Gedaante en
V'jrmbaarhiid der Lighaamen, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6i
I. ProefnEEMING. De kleinjlé Zandkorreltjes hebben hu» eigen in by zondert gedaante.
• nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6y
Gevolgen. Derzelver nut in verfcheidin gebruik,
, t , nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^9
P R o E F N E E M I M o, De verf hillendi zoor-ten Dan Zoute» beftuan uit Deeltjes Van verfchil-lende gedaante, ' . t nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7^
****ir* 2 nbsp;nbsp;nbsp;Ge-
-ocr page 94-Gevolgen. Hoe V Zout de Ligbaame» voor “’t Be-derf bewaart, nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
l!I. Pro É F NEEM ING. He kleinjle Infekten verfchtllen in gedaante van malkander en, zoo veel_nbsp;en meer dan de grooter Dieren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Gevolgen. De Infekten komen niet voort uitVerm rotting, maar door Voertteeling, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 ^
Derde AfDEELING. DeVaJlheidder Lig-haamen. nbsp;nbsp;nbsp;?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;86
I, nbsp;nbsp;nbsp;ProEFNEEMING. De Haflheid der Logt^
een der minjl in een gedrongen Lighaamen, blykt uit haaren JVeerJland.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Gevolgen, Uitwerking daar van in 't vullen van Fleffen en Haten met enge monden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
II. nbsp;nbsp;nbsp;ProefneemiNG. IVeerJland en Ferjjing
der Lugt beweezen door'middel van een Tafel-fonteintje. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,98
Gc'*’
-ocr page 95-LXI*
Eerste Stukje;
Gevolgen. PerJftKg der Lugi in heurthoudendt Bron-pen ^ omgekeerde Lammen en Inktkokers. loi
TWEEDE LES.
Oveï de Ylheid, Zamenpersbaarheid en Veerkragt der Ligbaamen.
EtrSTE AfdEELING. De Tlheid der Lig-haamtn. nbsp;nbsp;nbsp;i oó
I. P R O E FN E E MING. Tiheid van V Ihut. I lp
Gevolgen, IVerking van't Water en Dampkring op -atlertey Houtwerk, en in 't fplytcn van JMolenfiee-
nen. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;113
n. Proefneeming. Tlheid zan 't Leder en de Huid der Dieren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;119
Gevolgen. Doorwaaffeming der Dierlyke Lighaa^^ snep : derzelver Verfcheidenheid en Uitwerkzelsnbsp;^'quot;¦nte^fiaap va» zottsmige Dieren. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ialt;?
-ocr page 96-ï,xx Korte Inhoüd van dit
IIL Proefne EMING. Tlheld der Eicrfchaa-len beweezen, nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;129
G evolgen, Middelen om Eiers langen tyd verfch te houden en voor 't Bederf te be-jjaareu. .
IV ProefneëMing, Tlheid nan 't Papier getuont door de werking van de Sympathetifchenbsp;Inkt^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13^
Gtxdïgamp;n. Sympathie en Antipathie, en de werking van 't Sympathetifcb Poeder onderZugt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;139
Verfchtl der Tiheden in hoeveelheid^ gedaante en vjyd~ ie, in verjehiUende Lighaamen% .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;146
Het Plaaifnyden, Kleuren van Marmer en Vernls-Jen. nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i5'3
T \v E E D E A f E E E I.! R G. De Zamenpersbaar^ heid en Veerkragt der Lighaamen. .
I. P R O E F'N EE M r N G. Het Water is niet za-r/ienpcrsbaar, endiingt veel eer door een geperflen
Mietaalen Bol heen. , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;162
txxi
Eerste StüKJE^
ir. l’ROE FNEEMING. Het ivardt daar een drievoudige Drukking des Dampkrings niet saigt.nbsp;haar zarnengeperjl. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. lóf
Gevolgen. Gebruik van degeene of weinige Zainen' persbaarheid der Vogten, in 't perjfen van IHyn,nbsp;Olie , if c.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;167
lil. PrOEFNEEMIKj. Dl allerhcirdjie vajle Ligkaamen ygelyk Tvoor en Marmer^ zyn zarnen-persbaar,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, Ipz
Gevolgen. V^erfchillcnde zoorten vanZaraenperJfin-gen en derzelver verfchilicnde Uitwcrkzels. \'j6
Aart en Eigenfchappen van de Veeriragt der Lig~ haamen. ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;178
Verzilver Nut en Gebruik in Rytsiigen, Uurwerken^ Schietgeweer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8a
Zy Wordt door Konji vergroot in Klokhesi, gcfaage» ^hctaal e-n gehard Staal. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, i3(S
Ni/
-ocr page 98- -ocr page 99- -ocr page 100- -ocr page 101-BER PLAATIM.
Plg. II. Gedaante der Diertjes in ’t ITooiwaterj door 't TVlikroshoop gezien ; a Ronde , h Langwor-pige, c Geringde, als Wormpjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7?
tig. 12. Gedaante der Diertjes in Azyn, naar Aaltjes gely kende. nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;78
tig. 13. Gedaante der Diertjes in Oellerwater, 79 Plaat 4.
Tig. 14. Een groot Glas Water, op welks Oppervlakte een Stukje Kurk dryft, ’t welk men in een gbazen Buis tragt neer te pe: fen: ¦ ten bewyzenbsp;van den weêrftand der Lugt. A het Stukje Kurk.nbsp;B de Glazen Buis.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. pi
Fig. 15, Een zoort van Pyp, om Vogt uit een Vat, dat men niet roeren wil, te putten. D de Opening . w'aar door het Vogt inkomt. C de Opening, die men vervolgens met den Duim toe-fiuit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;98
Fig. 16. Afbeelding van een Tafelfonteintje, dat by
tufidie.n-
-ocr page 102-tuflchenpoozen loopt en fi! ftaat. EF een PypJ die onder en boven open is. GH de tak vai ’tnbsp;Fonteintje, wiens bodem omtrent twee Lynennbsp;laager is dan E, en in ’t midden een gaatje heeft,nbsp;IK het Verlaatbakje, tot omtrent drie vierde met »nbsp;Water gevuld: i. 2. 3. 4. 5. kleine Pypjes, daarnbsp;het Water door uitloopt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. pg
Wis- 17. Een omgekeerde Inktpot. L Verlaatbakje, in gedaante van een omgekeerde Fles. M. de on-derfte opening met Inkt. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;104
Plaat I,
jig. I. Afbeelding van een Lugtpomp, gefehikt ter Proefneeming om de Ylheid van ’t Hout aan tenbsp;toonen. O de koperen Plaat der Lugtpomp. N Onbsp;de Glazen Buis, waar uit de Lugt gepompt wordt.nbsp;P de Eikenhouten Nap, op de Buis geplaatft,
welker
-ocr page 103-©ER PtaATÈN. rxxöii
welker water, door periling der Buitenlugt, ’er doordringende, by druppels in de Buis nedervalt.
« nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IIO
rif, 3. Een lange Glazen Buis, op wièr top een Flesje met Kwikzilver geplaatft is, met een bodem van Buffelsleet, daar het Kwikzilver, op d«nbsp;periling der Buitenlugt, door heen dringt, en alsnbsp;een zilveren regen in de Buis nsdervalt. , 119
Jig. a. Een Ei, in den Glas tnet water, onder een Ontvanger op de kooperen Plaat der Lugtpomp geplaatft , geeft Lugtbelletjes en Straaltje* uit. 129
Plaa s.
rig. 4. verbeeldt het Boek , door welks bladen de Sjmj athetifchc Inkt heen dringt. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;136
fis- S‘ Afbeelding van een Pers, die een Metaalen Bol, vol. water, zamendrukt, en ’t zelve doornbsp;de openingen van den Bol doet henendringen. j6a
xxviir
Vn
RKLAAGINC
tig. 1. Een Yvoo’-en Balletje, ’t we’k men op eéi effen ZA-art marnieren TafelbLd , rn:t Oly beftree-Icen, valken laat,’ ten Proeve, dat de allerharddenbsp;Lis'naamen zamenpersbaar zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;171
Plaat 3,
lig. €. Een kromme glazen Pyp, van zeven voet, met Kwikzilver gevuld, in een w'einig w'ater, ternbsp;Proefneeming dat het Water de drievo-dige Drukking van den Dampkring wederftaan kan , zondernbsp;. zamengeperft te worden A B C D de kromme glazen Pyp. ABC het Kwikzilver. C D het Water.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;165
Tig. 8. Twee Glazen, het een met kleine Staalen Kogeltjes van d'e zelfde , het ander met zodanigennbsp;van verfchillende g'ootte: ter opheldering w'aaromnbsp;wel de harde, maat niet de vloeibaare Lighaamennbsp;zamcnpcrsbaar zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;172
» ï P P L A A T E M, IXXIX
9. Een Cirkel, die een regte Lyn flegts in een enkel Punt G raakt. dog daar op plat geperft hetnbsp;raakpunt g indrukt, en het Middelpunt doet nader komen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;175
184
Tig. IC. De Veer,van een Zak-Uurwerk.
Plaat 4.
Tig. II. De Top van den voorflen Vinger, door een Vergrootglas gezien. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;112
Tig. 12. Afbeelding van een Menfchentong, volgens het Kabinet van Kuysch. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;221
Tig. 13. Het inwendig gedeelte of binnenfle van de Neus, volgens R u y s c ii. A het Slymvlies, metnbsp;de Tepeltjes en Monden der Zenuwvezels; denbsp;Adertjes, door het Slymvlies verfpreid, worden aan de andere zyde afgebeeld. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;230
De Verklaaring van Flaat 5 is te vinden bladz, 239,' 240,
NAtüURKUNDiGE
VAN DEN Heer
Over de Uitgefirckthcid, Deelbaarheid, Gedaante en p^ajlhe'.d der Lighaamen,
INLEIDING.
^ANatuurkunde is een Weeten- Natuur-
I D gt; f'^hap, die ous de Ligiwaraea kennen , zy onderzoektnbsp;derzelver Eigenfchappen , denbsp;Uitwerkzels, die ze aan onze zinnen vertoo-) en de Wetten, volgens welke zy' onder-lin^ op elkanderen werken. Hier in verfchiltnbsp;ze inzonderheid van dat gedeelte der Natuurkennis , ’t welk men den naam geeft van Na-tHurlyke Hijiarie ¦, die ons alleen Verhaalt,
Natitrell e
welke
De Eigenschappen der
I. LES
INLEI
DING.
Natuur-lyke Lig-haamen.
Proprie-
tes.
Phrnnoim-
nes.
De kennis van derzel-ver Eigen fchap-pen is
welke voortbrengzels de Natuur uitlevert, en aan welke byzondere merktekens, elk innbsp;zyn Geflagt en Soort, te kennen en van andere re onderfcheiden zy.
Alle Stoffelykezelfftandigheden, die met elkanderen dit gantfch Eleelal uitmaaken,nbsp;noemt men NatuurlykeLighaainen.Het geennbsp;wy merken, dat aan dezelve altyd en overal , onveranderlyk, eenpaarig, en onaffchei-delyk eigen is, geeveu wy den naam vannbsp;Etgcnfchappen dier Lighaaineii; en beoienennbsp;ons daar van, dezelve als zooveele Grondwaarheden valt houdende,om ’er de verfchei-dea Vcr[chynzelen door te verklaaren ; zondernbsp;egter te durven verzekeren, dat het gene wynbsp;voor een EerlleNatuurlyke Oorzaak uitgee-ven, niet mogelyk flegts eenuitwerkzel zynbsp;van een ander ons tot nog toe onbekendnbsp;Grondbeginzel.
Waren wy verzekerd, dat wy de Natuur der Lighaamen doorgrond hadden; warennbsp;wy ontwyffelbaar overtuigd, dat ze geen andere Eigenfehappen meer bezaten, dan welke wy reeds kennen; wy mogten ons met
Lishaamen in ’t algemeen.
fegt vleien, dat wy’er een volkomen Denk-1. LES. beeld,een volmaakte kennis van bezaten,nbsp;en hadden niets meer te doen , dan dieEi-
nog on-
genfchappen op de Verfchynzelstoetepas'yoy fen, om van de Natuurlyke Uitwerkzels die maakt.
Wy onderneemen te verklaaren, reden te gee-''^en. Maar het is’er wel ver van, dat we ons iets diergelyks zouden mogen laaten voorgaan. Niets is ’er, dat ons eenigeii grondnbsp;geeft, om ’er zulk eene vooronderltelling bpnbsp;te bouwen. De Ondervinding, die ons alles,nbsp;wat wy van de Eigenfchappen der Lighaa-men weeten, geleerd heeft, wel ver van tenbsp;2.eggen, dat ze ons niet meer te leeren heeft,nbsp;fchynt ons in tegendeel, door die ontdekkingen Zelve, die wy nog dagelyks doen, eennbsp;oüuitputbaare bron van nieuwe ontdekkingen te belooven
Hoewel zig deNatuurkunde derhalven niet Eerfte beroemen kan, dat ze alles weet, wat de Lig-'^oo''^.
K, nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0
“tarnen onderling met elkanderen gemeens ggnfchap-hebben, of watyderin’tbyzondereigenis,P‘^'^‘ kent Ze egter een zeker getal vanEigenfchap-peu , die 2;^ als oorfpronkelyke aanmerkt.
zoo
-ocr page 110-De Eigenschappen per
1., LES. zoo lang, tot dat zy een Eerfte Oorzaak ont-^NLEi- nbsp;nbsp;nbsp;welker uitwerkzels en gewrogtcnzy
flegts zyn,endievoIftrektelyk,inalIeswat Stoffelyk is, zonder uitzondering, plaatsnbsp;heeft. Zulke bekende eigenfehappen dernbsp;Etendue, Lighaamen, zyii, by voorbeeld Aamp;Uitge-Etgurabi- Jlrektheid ^ de Vormbaarhe ’td ^ of gedaante iunbsp;’t algemeen , de Beweegbaarheid^ en dier-geiyke meer, die alle Lighaamen, in welken ftaat, en onder welke omftandighedennbsp;zy zig ook bevinden mogen, altoos onaf-fcheidelyk verzeilen.
Tweede' Daar zyn ook Eigenfehappen van een miu-Mort van déren rang, die alle Lighaamen niet aftyd en fciuppen. overal, maar alleen in een zekeren Haat ennbsp;by zommige omftandigheden eigen zyn: dee-ze zyn doorgaans niet anders dan famenkop-pelingen van de eerde Eigenfehappen, ennbsp;maaken een tweede orde uit. Vandienaart,'nbsp;Li^imdké. hy voorbeeld, is de FUelbaarheid^ als welke waarfchyniyk van de onderlinge Beweegbaarheid der deelen, van derzelver gedaante,nbsp;grootheid, enz. afhangt. Zyisalleen aannbsp;zulke Lighaamen eigen, welke zig in diennbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftaat
-ocr page 111-LiGHAAMEN in ’T algemeen. 5
ftaat bevinden, die ons hun den naamdoetl. LES. geeven van Vogten. Zy is een Eigenfchap ^ ^nbsp;van ’t Water, dat vlieten cn vloeien
niet van het Ys, fchoon dit een zelf- ^ de Lighaam zy,
I5eeze Eigenfchappen, eindelyk, vanden pgfjjg ^erften en- Tweeden Rang, koppelen en zoort-quot;'quot;ereenigen zig hoe langs hoe meer te za-®ea, en vinden daar door in zo veel kleinder getal van Lighaamen plaats. Zy ftrek-keii zig niet meer tot alle Lighaamen, zonder uitzondering, uit, gelykdeEerfte; zynbsp;verzellenze niet onaffcheidely k; wanneer zenbsp;*ig in fommige ftaaten en byzondere om-.ftandigheden bevinden; gelyk de Tweede;nbsp;maar zy bepaalen zig, tot Gejlagten, tot Zoor- Genresnbsp;ie», tot enkele Lighaamen zelfs afzonderlyk. Efpeces-^an die natuur zyn de meelle Eigenfchappennbsp;¦'^an de Lugt, van het Vuur, het Ligt, denbsp;^letaalen , den Zeillteen, en diergelyke.
De Eerlle en algemeene Eigenfchappen der Lighaamen zullen wy eerlt onderzoeken,'nbsp;en daar na tot de befchouwing overgaan vannbsp;zulken, die alleen aan fommige Lighaamennbsp;eigen zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jV 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;EER-
-ocr page 112-I. LES.
INLEI
DING.
De Uit-geftrekt-hdd.
Etendue.
is alle Lighaa-men eigen-Dimen-fions.
De Uitgestrektheid en
De Uitgeftrektheid en Deelbaarheid der Lighaarnsn,
WAnneer vvy de Natuur derLighaamen, die rondsom ons zyn, onderzoeken,nbsp;is de Eerfre Eigenfchap, die ons in de ge-dagten valt, of ten minlien tig aan onzenbsp;zinnen Yertoonen, AeneUeiUitgeJlrektheid^nbsp;dat is een grootheid, en uitgebreidheid,nbsp;op de eene of andere wyze bepaald, waarnbsp;in men zig eenige van elkanderen onder-fcheideu deelen verbeeld.
De Stoffelyke Uitgeftrektheid, daar wy hier van fpreeken, heeft drie rlfmeetingen,nbsp;Lengte, Breedte, en Dikte of Diepte, welke de Meetkunftenaars, de eene afzonderlyknbsp;van de andere, befchouwen en meeten ; maarnbsp;die in de Natuurkunde niet van elkanderennbsp;gefcheiden mogen worden. V/ant hetailer-kleinfte Lighaam is een vaft en wezendlyknbsp;Lighaam; het heeft ten miuiten twee Oppervlakten, die inet der daad onderfcheiden zynnbsp;van elkander; en dewyl de Dikte of Diepte
van
-ocr page 113-Deelbaarheid der LigiiAAMen ^
van een Lighaam uit verfdieiden opeenge-1. LES. Itapelde oppervlakten beltaat, en de opper- ^ ^nbsp;vlakten 7.elven zamengelteld xyn uit een ling;nbsp;reeks van elkander liggende Lynen, zoonbsp;Volgt, dat ’er geen Lighaam , hoe klein ’t ooknbsp;ïy , wezen kan , dat niet zyn Lengte,
Breedte en dikte heeft.
Alle groote Lighaamen, zulke,meenik, De Deel-^tner uitgeftrektheid groot genoeg is, om ze Baarheid, iigtbaar en tallbaar te doen zyn, kunnennbsp;verdeeld worden in verfdieiden ftukken , dienbsp;telkens naar maate dat men met verdedennbsp;voortgaat, in grootte afneemen, zoo lang,nbsp;tot dat eindelyk yder ftukje buiten het bereik raakt van onze zinnen. Zoo verkleintnbsp;de Vyl een ftukje Metaal,’t welk de Schaarnbsp;Van een grooter (luk hadt afgefneden, eindelyk als tot ftof
Maar hoe klein die Stofdeeltjes ons ook is alle ®ogen toefchynen, men verbeeldt zigegter^^^haa-,nbsp;Bgtelyk ,dat ze nog verder verdeeld zoudennbsp;^'rnnen worden. De konlfen hebben onsnbsp;door duitend verfcheiden handgreepen doennbsp;Zien, dat die kleine Lighaampjes, dieStof-A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelt-
-ocr page 114-De Uitgestrektheid en
I. L E S. deeltjes ïelve, ïaaiengefteld zyn uit Slofjes, of kleiiider deeltjes, die vanelkandeten kuii-LiNG. gefcheiden worden. Een Tarvvegraan,nbsp;Molecules Molen tot Meel gemaalen, wordt totnbsp;nog merkelyk fynder deelen gebragt ia ’t water, ’t welk het aan ’t gillen helpt.
zelfs de kleinftenbsp;ons bekend.
Deeze zelfde Stofjes, die wy niet gewaar wordeu, dan wanneer ’er verfcheiden vqree-nigd zyn, en welke onze oogen eaauwelyksnbsp;met het befte Vergrootglas van elkanderennbsp;onderfcheiden kunnen, verdeelen zig nognbsp;verder in inenigTuldige voorvallen, en doennbsp;ons daar door duidelyk zien, dat ze beftaan uitnbsp;Deelen, die van een gefcheiden kunnen worden , en zeer dikwils weinig overeenkomft:nbsp;onderling hebben met raalkanderen. Een ftuknbsp;Houts, in ’t vuur geworpen, is wel haaltnbsp;geen hout meer: de Stofjes, waar uit het za-mengefteld was, ontbinden zig niet alleen ennbsp;fcfaeiden van één ;maardedeelcjeszelf, wel,nbsp;ke de Natuur aan elkanderen verbonden, ennbsp;daar uit die Stofjes zamengefteld hadt,wykennbsp;voor de werking van het Vuur, en vertoo-iien zig , elk afioudeilyk , onder de ge-
daau-
-ocr page 115-Deelbaarhï.id der Lighaamen. §
dsantevanRook, van Vlam, van Afch, enz. I, LES.
Deeze laatfte Deeltjes eindelyk, dikwils ^e-
onderling in aart verfchillende, maar die met ^ ^ q, elkanderen vercenigd, gelykvormige gedcel-ten uitmaakten van een zelfde geheel; die zelvernbsp;I^eeltjes, zeg ik, zyn nog geen wezens,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
t^iemen als voHlrekt ondeelbaar kan aanmerken. Men noemt hem, ’tis waar, zoratyds ’^‘’'fpronkelyke Deeltjes; dog dit is eer een principesnbsp;Naam, die men hun geeft uit gewoonte,nbsp;dan een Regttitel, waar op men zig zou kunnen beroepen, om hun een Natuurkundigenbsp;ondeelbaarheid toe te fchryven. Men heeftnbsp;reden om te gelooven, dat zy , in dien ftaat,
¦Waar in ze zig doorgaans vertoonen, nog den hoogfl mogelyken trap van Fynheid nietnbsp;bereikt hebben; zy hebben hun Eerjle Begin-Zelea, en die eerfte beginzelen zyn, in Elementnbsp;t'celen, nog vaneen verfchillende Natuur.
I^en Zwavel, by voorbeeld, zag men eertyds 'oor een vandie onveranderlyke Zelfltandig-heden aan, waar van de Natuur, in ’t zamen-ftellen der Lighaamen, zig gewoon was tenbsp;bedienen,maar een beter verligte Natuurkun-, A ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 116-ïo De Uitgestrektheid en
I. LES.de heeft het middel uitgevonden, om den I. AF- zelven van één te fcheiden, en zelfs na tenbsp;inaaken*.
* Mem. Maar wanneer wy nu alle onze kragten om t^^ofnog meerder te verdeelen, hebben uit-3.78. gepnt, wanneer alle onze poogingenen hand-greepen ons mislukken , en de ondervindingnbsp;ons verder weigert te onderrigten, wat moeten wy dan van de Deelbaarheid der Lighaa-men denken, en welke maat houden in onzenbsp;giffingen ? moeten wy gelooven, dat wy allesnbsp;. hebben afgedaan, wat ’er te doen was; datnbsp;wy de Natuur te eenemaal hebben uitgepiit,nbsp;eh datwy eiiidelyk aan de kleine, enkele ennbsp;eenvöudigeLighaaiiipjes gekomen zyn,waar-mede men zou mogen denken, dat zy hetnbsp;werk begon zamen te dellen, ’t welk wy ondernamen los te maaken en van een te fcheiden?
De dee-ling der Lighaa-men
Zig dit te willen laaten voordaan, was
van vermetelheid niet vry te fpreeken. De
totinoeielykheid zelf, die wy in onze poegin-
de uiter- gen ondervonden , moeten ons ten minden
de fyn- eeiivermoedeu van’t tegendeel inboezemen, hem ,13nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°
Als
-ocr page 117-Deelbaarheid der Lighaamen. if
Als wy een Lighaam onderneemeii te verdee- I. LD S. len, wordt de uitwerking hoe langer hoenbsp;nioeilyker,naar maate dat de verdeeldeDeelt- ling.nbsp;jes in grootheid afneenaen. Dit komt daarnbsp;¦''au daan, omdatwy ze vanelkanderenniet jj^oeie-f'cheiden kunnen, dan door een vreemde ftof, lyk.nbsp;die z,e los moet maaken , tnffchen dezelve innbsp;te brengen en te doen werken ; of door hunnbsp;t'an buiten te vatten , om ze te dwingen, datnbsp;Z'O elkaêr verlaaten. Maar hoe ze kleindernbsp;Worden, hoe ze minder ouder het bereik zynnbsp;van de middelen, die men daartoe gebruikennbsp;wil; en hoe de Deeltjes meerder naar elkan-deren gelyken, of de eerde Eenvoudigheidnbsp;Kader komen, hoe defcheiding moeiclyketnbsp;Wordt, ’t zy dat ze dan malkander metge-^ykformiger oppervlakten raaken , ’t zydacnbsp;er dan weinigLighaamea meer te vinden zyn,nbsp;die harder en kleinder zyn dan zy, en dusnbsp;''’at op hun krygen kunnen. Zeer Natuurlyknbsp;is het derhalven te gelooven, dat,wanneernbsp;ecu Ligh^j,^ verder verdeeld kan worden , zulks niet zoo zeer daar uit voortkomt,nbsp;dat dit LLnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dceleu meer heeft, die
van
-ocr page 118-I. i.ES.
1. AF-D HELLING.
Onderzoek , of de Stofnbsp;tot in ’tnbsp;oneindige deelbaar zy.
ïz De Uitgestrektheid EN
van elkander gefcheiden zouden mogen wor-' den ,dan wel om dat ’er niets meer te vindennbsp;is, ’t welk fyn genoeg zou zyn, om derzel-ver vereeniging en zamenhang te breeken.
Is de Stof dan Deelbaar tot in’t oneindige?
Alles wat wy tot nog toe daar van gezegd hebben, verpligt ons niet om ’er dat befluitnbsp;uit op te roaaken; en deeze Vraag , die zoonbsp;veel gerugts maakt in de Geleerde Schooien,fchynt geen zaak van inerkelyk groot belang te zyn, indieu men malkander maar wel-verltaan wil. Want fpreekt men van eene'nbsp;Deelbaarheid, die enkel in verbeelding be-ftaat,eeneDeelingdie wy alleen doen met onze gedagten, geruft zeker mag. men de vraagnbsp;met ja beantwoorden. Want de zaak komtnbsp;dan maar alleen daar op uit, of men een Lig-haam, hoe zeer het ook verdeeld zou mogennbsp;zyn, niet alcyd als deelbaar begrypt en zignbsp;verbeeldt, dat het nog verder verdeeld zounbsp;kunnen worden. Dit is’t denkbeeld, buitennbsp;twyffel, dat wy ons vau een Lighaara. maa-ken. In ’t allerkleinlte en dunlte Itofdeekjenbsp;verbeelden wy onsnogaltyd twee H-elftèu :
de
-ocr page 119-Deelbaarheid der LIgiiaamenI
de oppervlakten, die het influiten, fchoon I. LES, oneindig naby malkanderen, verwarren zig
, , nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- DE E L'
egter nooit tot een: en welke nieuwe en fya- l j ^ g, i dere verdeelingen men ook zou willen ftellen,nbsp;dat Denkbeeld zal nogtans altyd het zelfdenbsp;'^lyven. Deeze Deelbaarheid by verbeeldingnbsp;derhalven heeft geen paaien , en gaat voort ¦»nbsp;tot in ’t oneindige ; zoo dat men , indien Natuur en Konft wilden zaïnenfpannen, om alles , wat we dénken en ons verbeelden kunnen , uit te voeren, in een vleugel van hetnbsp;allerkleinlte vliegje een menigte van Deeltjesnbsp;Zou kunnen vinden, dieeindelykdezandkor-telt jes, welke op de gantfche uitgellrektheidnbsp;der ftranden van den'geheelen Oceaan te vinden zyn, in getal zouden evenaaren. Eenenbsp;llelling, welke niemand ongerymd kan voorkomen, die de vergelyking der getallen metnbsp;alkander ( want daar fpreeken wy hier al-^^on maar van) niet verwart, met die der.nbsp;ftoffelyke grootheden.
Maar is de Natuur zelve, ondertulTchen wel Zo vrugtbaar als onze verbeelding ? Heeftnbsp;het geen wy met onze gedagten, als mogely k,
be-
-ocr page 120-I. LES,
1. AF-
DEE-
LING.
Of de Eerftenbsp;Begin7,e-len dernbsp;Lighaa-men ondeelbaarnbsp;zyn.nbsp;Elemsnsnbsp;Infé cables.
14 De Uitge,strektheid eïï'
• begrypeti, wel plaats inderdaad ? Die kleine Deeltjes der ukgelb'cktheid. die elkanderennbsp;raaken, zonder zig te verwarren, kunnen die,nbsp;om dat ze vzezendlyk teonderfcheidenzyn^nbsp;daarom wel met ’er daad van malkanderennbsp;gefcheiden worden ? Is het één, wel ooit: af-zonderlyk van ’t ander in beftaan en wezennbsp;geweelljenlydt het zelfs hun natuur wel, datnbsp;ze op zig zelf en afzonderlyk kunnen be-üaan. Hier over heeft de ondervinding nognbsp;geen Vonnis gefproken; en dewyl, in ’t ftuknbsp;van Natuurkunde, de bewyzen uitdaadelykenbsp;Proeven gehaald de eenigtte zyn, die ons ver-ligten en overtuigen moeten,zo mag men zeggen, dat het Gefchil nog onbeflift blyft.
Het ontbreekt egter niet aan Wysgeeren. die onderftellcnde, dat deeze Natuurkundige Deelbaarlieid haaré paaien heeft, ver-koozen hebben te beweeren, dat de Eerfïenbsp;begiftzekn der Lighaamen volftrekt onverdeelbaar zyn, en dat de Natuur zolve, toen zynbsp;ze fchiep, zig als een Wet maakte, cm dezelve nimmer te verdeelen. Zy beroepennbsp;zig, ten bewys van liun ftelling, op eene onder-
-ocr page 121-dervinding van zes duizend jaaren. Daarom Z’figgen ze, blyveii alle Dingen akyd in dennbsp;^•elfden natuurlyken ftaat; waar in ze waren ling,nbsp;by haar eerften oirfprong. Een Eikenboomnbsp;is altyd een Eikenboom, een Paard is nu nognbsp;geen het was in den beginne. Indien denbsp;Grondzaadjes, of dat geen waar in de byzon-.nbsp;dere Natuur van elk Ding belfaat, iets deel-iwas, zou dan de Natuur in’i algemeennbsp;niet reeds van gedaante moeten verwÜTeidnbsp;hebben, door de verfcheiden veranderingen,
Welke de byzondere zoorten zouden hebben ondergaan ?
Hoewel ik meer neiging beken te hebben, Ondeelen Om de Ofideelen of onverdeelbaare Lighaamp- overwoo-jes toe te kaan, dan om de ftoffe,Natuur-iger w^yze, deelbaar te keilen totnbsp;het oneindige, kan ik egter niet ontveinzen,nbsp;dat de bewysreden , daar ik zoo aankqudsnbsp;gewag van maakte, hoe fchoonfchynendenbsp;in den eerken opkag, nogtans geen kragtsnbsp;genoeg heeft,om’tGefchil te bekifren,zonbsp;dat men ’er een voldoenend antwoord op gee-ven kan. Want fchoon al eens die kleine
We-
-ocr page 122-ï6
De UlTGEStREKTHEID EN
I. Les. Wezens,de onmiddelyke voortbrengzelsder ¦^1'“ Schepping, zelve niet onverdeelbaar waren,nbsp;l/ng.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men beweert; kon egter de Werk-
\amp;tmn
meelier der Natuur niet kragtdaadiggenoeg gezorgd hebben voor de duurzaamheid vannbsp;zyne Werken, door geen andere middelennbsp;op de waereld te laateu , dan die te zwak ennbsp;buiten Haat waren om derzelver Itandhoudingnbsp;en gewoonen loop te (hemmen Dat mennbsp;onsnubewyze, dat de voUhekte ondeelbaarheid der oirfpronkelyke Deeltjes de ee-niglte weg is, dien de wyshcid des Scheppersnbsp;beeft moeten inflaan, oinyder by zonder zoortnbsp;van dingen onverauderlyk te maaken. Indiennbsp;dan die verwonderenswaardige Eenpaarig-heid, waarmede wy zien dat de Natuur dage-lyks alle werken der Schepping op nieuwsnbsp;voortbrengt, het bedraan der Ondeelen nietnbsp;onwederfprekclyk aanwyll; moet dezelvenbsp;ons ten minden herinneren, dat wy ons nietnbsp;zo ligt moeten vleien met de hope, van naarnbsp;ons believen, en zonder veel moeite de eenenbsp;zoort van (lof in de andere te zullen verwis-felen. Alle middelen, welke ons de kond
tot
-ocr page 123-DEELBAARIIEIt) DER. LlOTIAAMEN.
tot dergelyke bewerkingen aan de hand kon I. LES.' geeven, ïouden niets anders zyn , dan zeernbsp;flaauwe Navolgingen van de Natuur, vannbsp;haare Doorwceking, Giftingcn, Verkalking amp;c. jji^eJli-en indien de Natuurzelve, in weêrwil van «’«Jgt; B’';''-Bile beweegingen, die er m haar eigen boe-zein omgingen, en nog dagelyks omgaan, cïnaüons.nbsp;Z'ig van ’t begin af aan tot nu toe, zonder ee-'^^'quot;-nige de minde verandering en eenpaarig gehouden heeft, durven vvy ons dan nog vleiennbsp;dat wy Mirakelen zullen doen in onze Stook- Labora.-huizen ? De Scheidhande, thans vry bedreeve-ner en kundiger, dan ze ooit geweed is,
^jöt, oin deeze zelfde reden, hoe langer hoe.
Bieer van zulk zoort van harffenfchimmen af,
Êti legt zig uit op werkingen van wezendly-ker Nuttigheid. Zy ontbindt, zoo ver haar ®ogeIyk is, de voortbrcngzels der Natuur,
°ni ’er de Eigenfehappen van te leeren ken-
2y trekt ’er Aftrekzels uit, die ze tot Extrait gebruik doet dienen; en poogt zede Natuur naaf te bootzen, zy doet het niet meernbsp;met oogmerk omStoffenzamen teftellen,diezenbsp;zelfs zig niet eens vleien durft,dat zc welkeat.
B nbsp;nbsp;nbsp;Uit
-ocr page 124-1 LES. I. AF-
33 EEL.
De Deel-taarheid by verbeeldingnbsp;beeftnbsp;gecnenbsp;paaien.
Proef-neemin-gen omtrent de wee-zentlykenbsp;Deel-
quot;iS De Uitgestrektheid eït
Uit het geen wy tot nu toe over de Deelbaarheid clerLighaamen gezegd h^ebben, volgt voor eerft, dat de deelbaarheid by verbeelding , de verdeelingdie wy maaken enkel metnbsp;onze gedagten, en die niets anders inde ftof-fe vereifcht dan een onderfcheiding tuffchennbsp;deelen en deelen, geene paaien heeft. Tennbsp;tweeden; dat de vraag ofdeDeelbaarheid,nbsp;Natuurkundiger wyze, tot in ’t oneindigenbsp;niogelyk zy of niet, een ftuk is’tgeen mennbsp;naar goeddunken ftellen en betwiften kan, erinbsp;zyn waarfchynlykheden voor en tegen heeft.nbsp;Ten derden ;dat men ten minften niet kan ontkennen,dat de ftof deelbaar is in een overgroo-te menigte van Deeltjes, die met ’er daad vannbsp;elkander gefcheiden kunnen worden, en zdnbsp;klein zyn, dat derzelver Getal en Fynheidnbsp;het denkbeeld, ’t welk men ’er doorgaansnbsp;van heeft, ver te boven gaat.
De laatfte van deeze drie Hellingen is de ee-i nigfte,welke onder ’t bereik valt van die zoortnbsp;van bewyzen, waar toe wy ons in dit Werknbsp;bepaalen. Ik beroep myderhalven op de ondervinding , en zal door dit middel van eenige
Deelbaarheid der Lighaamen.' ï^.
fflerk waartligeProefiieemingen doen zien,wat I. L E Sé nien van de waarlykwonderbaareDeelbaar-
keid der Lighaamen denken moet. nbsp;nbsp;nbsp;‘
baar-
Derste Proefneeming. heid. Toejleh
Men legt op drie kleine fpykerties of iets-Pf. t-^ergelyks, een dun ftuk Goud,zilver,ofko-per geld: en menPeekt , onder en boven op het zelve wat bloem van Zwavel aan , gelyknbsp;vertoond word in Plaat i. Figuur i.
Uttwcrkzcls.
Een Puk
Gelds
word
door den
Damp
van
brandende Zwavel verdeeld.
Door deeze Werking, die zekere ffien-fclien misbruiken om de Munt te vervalfchen, verdeelt zig het Puk gelds,in de dikte of volgens zyn vlakte in twee deelen: en zeerdik-laat het een fchelletje of plaatje, zeernbsp;dun en bros zynde, het ander nog zo welnbsp;getekend, dat het niet merkelyk verminderdnbsp;fchynt te zyni
Ophelderingefi',
Een Lighaam wordt verdeeld, wanneer de B anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aa-
-ocr page 126-2Ö Deelbaarheid der, LiGHAAMEir^'
1. LES.zamenhang van deszelfs deelen verbroken I- af- v/ordtdooreeaitoffe, die aan dezelve vreemdnbsp;® ^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is; en van dien aart, dat ze ’er zig niet mede
vereenigen kan : zoo fcheidt het Lemmer van een Mes een ftuk Houtsintwee. Defynftenbsp;deelen van denZwavel.die zig door bet branden ontzwagtelen, en tiiffchen delt;leelen vannbsp;’t Metaal, dat zig door het vuur uitzet, Vannbsp;onder en boven indringen,maakenin’tbin-nenft van het (luk, en volgens deszelfs vlak,nbsp;een laag.van eene ftoffe, dieaanhetMetaalnbsp;vreemd is, en daar van in aart verfchift.nbsp;Deeze Laag veroirzaakt de verdeeling, ennbsp;wordt gezien, als de plaatjes van elkander ge-fcheiden zyn.
Gevolgen,
De tus-fchen-komft van anderenbsp;flofFenbsp;houdtnbsp;fomtydsnbsp;deLig-haamennbsp;Van een.
Dezelfde oirzaak,die de vereenïgde oppervlakten van elkanderen fcheidt, belet ook , dat lighaamen zig onderling vereenigen, aïnbsp;bezitten ze zelfs alle noodige hoedanigheden,nbsp;dietotzulkeeneverbindingvereifchtworden.nbsp;Om die reden gebruikt men Olie en Vee, omnbsp;ck ftoffen', wier menging of vereeiiiging men
voor-
-ocr page 127-Deelbaaiuieid der. Ligkaamen ar
Voorkomen wil, Tan elkandergefcheidenter. LES, Ï5ouden;als ook de eenofandere vogtigheid^*^^^^'nbsp;om het kleeven van vette ftolFen te beletten;nbsp;on tpjlorpende Poeders^ als ’er op de opper-vlakten .der Lighaamen een vloeibaarheidnbsp;teerfcht, waar door ze zig elders aan zouden —nbsp;vaRzetten. Dus kan mea aanmerken, om mynbsp;Van eenige gemeenzaame voorbeelden te bedienen , dat men den Boter koud, en met Jaa-gen gebruikt in het Deeg,’t geen men metnbsp;Bladen of Scheifers w'il doen bakken tot eennbsp;zogenaamde Boterdeegs-Pafiei: dat met hetnbsp;biiuienftdervormen, waariuWafch, Zwavel enz, zal gegooten worden , met het een ofnbsp;ander vogtnatmaakt-endat men nieuwslink-fe gemaakte vaten, van Porfelein of Aardewerk, op droog zand zet. Om de zelfde reden is het ook,dat deKonttenaarszo veel zorgnbsp;draagen, als hun mogelyk is, dat de oppervlakten, die zy tot één Lighaamvall: aan elkander willen doen kleeven^eerll; wel rein ennbsp;^‘^hoon gemaakt zyii.
Het Lymen euSoldeeren,fchoon zulksin-gQj^jtyds
dezelve»
^erdaad nier anders zy, dan een vreemde üof- doet ze
fe
-ocr page 128-22 Deelbaarheid der Lighaamek.
I. LES.fe te leggen tuflchen de deelen,diemen wil, zaïnenvoegen, (Irjidtegtergeeiuins tegen lietnbsp;^eel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezegd hebben.
kander^ De Toornaatnfte reden, waarom een laag vereeni- water, by voorbeeld , tuffchen twee ftukkeiinbsp;Wafch gefteld, doorgaans derzelver zamen-kleeviug belet, is, dat, dewyl het Waternbsp;niet bekwaam ofgefchiktis om ia vette Lig-haainen te dringen, en 2ig niet dan onvol-niaaktelyk aan dezslveu voegt; deszelfs tus-fchenkomfl: hun niet tot eenen band ver-ihekken kan van onderliugen zamenhang.nbsp;Maar op die wyza is’t niet gelegen met eennbsp;Lym , dat min of meer in de Deélen, w'elkeiinbsp;het aan elkander valt moet hegten,doordringt.nbsp;Het is, wanneer men het gebruikt, een vloeibaar Lighaam, en wikkelt zig daar door vannbsp;weerskanten in de ontzigtbaare openingen ennbsp;holten der oppertdakten ; maar’c wordt welnbsp;haalt weder hard en valt; om dat de vog-ten eerlang vervliegen, enhetLymigezelfnbsp;dieper doordringt;tot dat eiadely k al die kleine bandjes en hegtplaatjes, ïöo veelebyuainnbsp;getal als ’er ledige ruimten en hollighedenzyn
tus-
-ocr page 129-Deelbaarheid der Lighaahen. ag
tüffchen de vafte deelen der oppervlakten, I. LES. met malkanderen een vry valten en fterkennbsp;Zamenhanguitinaaken. De zelfde oinlhndig-heden en oirzaaken hegten ook, hoewel metnbsp;een weinig onderfcheid, de Metaalen , dienbsp;men foldeert, aan elkander. Een mengzelnbsp;Van Lood en Tin, by voorbeeid, door’cnbsp;llryken met een heetyzer aan’tfmeltenge-bragt, dringt in de buitenüe oppervlaktennbsp;Van ’c Metaal, ’t welk zig door de zelfde hitte uitzet en opent, en de deelen van’t Metaal, fchielyk weder koud geworden, naderennbsp;weer tot elkanderen: hetSoIdeerzel,’opdeanbsp;zelfden tyd zyn vloeibaarheid verliezende.nbsp;vindt zig van weerzyden vaftgehouden en gezet , ftrekc den deelen ten ouderlingen band,nbsp;van zamenhang, en maakt ze tot een.
II. Proefneeming.
^ueflel.
Men doet in een bierglas eenige kleine pt. i. blaadjesKoper; en in een ander dergelyk glas 3*nbsp;esu weinigYzer-of Staal-Vylzelpnen fclienktnbsp;B 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
-ocr page 130-24 Deelcaari-ieid der Lighaamen.
I. LES.in het een en ’t ander Glas een half Ouce
I. A F- Sterk water. Zie Plaat t. Fig. 2. en q. DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Uitwerkzals.
Blaadjes Koper en king:nbsp;Yzer-Vylzelnbsp;wordennbsp;in Sterknbsp;water
ontbon
den.
In ’teerEe Glas ontftaat een kleine Koo-liet metaal raakt inbeweeging; de Pukjes worden oogenfchynlykkleinder: hetnbsp;Vogt wordtheet; het neemt een groene ko-leur aan: de blaadjes Koper verdwynenein-delyk , en men ziet een Damp zig tot bovennbsp;het Glas verhetfen. In ’t ander Glaswordtnbsp;men genoegzaam de zelfde Uitwerkzels gewaar, maar zyzyn veel fchielyker, veel geweldiger, en de kleur komt het Rood naarby.
Ophelderingen.
De Deeltjes van het Sterkwater, die men als zoo veele kleine Snyraesjes, of zeer fcher-pe jjuntjes kan aanmerken , worden tuffchennbsp;de Deeleti van’t Koper en Yzeringedreevennbsp;door eene kragt,over welker aart en werkingnbsp;de Natuurkundigen het nog niet eens zyn,ennbsp;de ondervinding tot nog toe geen beflilfendnbsp;Vonnis heeft uitgefproken Yder klein Ituk-
-ocr page 131-Deelbaarheid der Lighaamen. 25;
je Metaal, door die Sterkwaterdeelt jes van al-1. LES.
Ie kanten doorboord, verdwynt allenskens^*
'DEEL.
door het losmaaken en wegneemen van des-Zelfs cieelen, die, het een afzonderlykraa ’c ander, in’c Vogtdryven,dat hen van elkander gefdieiden heeft, en zig nu, door hunnbsp;niengzel, onder een andere koleur vertoont,nbsp;dan het voor de werking hadt. De hitte, welke ’er geduureade deO»r^/»lt;//»^ontltaat;is een Dijfolu-natuurly k gevolg van de beweegin^ der Dee-len, en de werking vandeeene lloffe op denbsp;andere ;gelyk de damp ook, die ze v.i'gtbaatnbsp;verheft,een uitwerkzelisvan den vermeerderden graad der hitte.
De zelfde voorvallen ziet men ook in ’tlIetYzer-ander Glas, maar zy gebeuren ’er fchit-lyker, en zyn vee! geweldiger. De voorna- ger dsn nre reden van dat onderfcheid is, dat het^elibad-Sterkwater, daar men zig in beide werkingennbsp;van bedient om de Metaalllukjes te verdee-oin datnbsp;len, beter gelegenheid vindt, om zyn kragtnbsp;ïe oeffeuen op het Yzer, totvyizel gemaakt,nbsp;dan op hec Koper, ’t welk men in blaadjesnbsp;gslaattn heeft. Het doet zoo veel meer wefks
af,
26 Deelbaarheid der Lighaamek,
I. LES.afj als het, op den zelfden tyd, op te meeï I. AF- oppervlakten tefFens werken kan. Maar nunbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ heeft zekerlyk , van twee even groote hoe
veelheden van Itoffe, die de meede oppervlakte , welke het meed verdeeld is, en uit de meede dukken en brokjes bedaat. Stel, bynbsp;Voorbeeld, dat een kieiii rond kogeltje eennbsp;Once Yzer in zig bevat, indien men het doornbsp;zyn midden in twee fuyt, zal men buitennbsp;twyffel zyn oppervlaktevermeerderen; wantnbsp;het behoudt niet alleen de oppervlakte vannbsp;zyn twee halfronden, welke het reeds te voren had , maar’t krygt ’er ook nog daarenboven die by, welke door deszelfsdoorfnydingnbsp;daar aan gegeven wierdt: en ligtelyk zietnbsp;men, dat hoe men meer met fnyden voortgaat, hoe men de uitgedtektheid der oppervlakte meer vergrooten zal.
sis om dat hetnbsp;lig ter is.
Een andere reden, van dat onderfcheid der beide werkingen, kan men ’er nog byvoegen.nbsp;Het Koper, de dukken even groot van omtrek zynde, is zwaarder dan het Yzer: daarnbsp;moeten in dit laatde derhalven meer tulTchen-ïuimtea en holligheden zyn dan in het eerde,
-ocr page 133-Deelbaarheid der. Ligiiaamen. 27
fte, en by gevolg, verleent het ook, alle an-1. LES. ilere omltandigheden gelyk ll;aande,iTieer toe- ^nbsp;gang aan het Sterkwater, datindieopenin-gen indringt.
Wat de kleuren betreft, welke het Vogt, door die ontbindingen, aanneemt: het is hiernbsp;de regte plaats niet om ’er van te fpreeken.
Die zoorten van uitwerkzels zulJen \vy ver-Itlaaren , als wy over het Licht handelen.
Gevolfe'rt.
dgt;
De Ontbinding is eennbsp;zeer algemeennbsp;veifchyn-zel dernbsp;Natuur.
Het gemeen V/ater werkt op een groot getal van Ligliaameu op dezelfde wyze, als het Sterkwater doet op dc Metaalen. Het verdeelt en ontbindt Aarde, Zouten , Sappennbsp;van Planten , enz; het belaadt zig met derzel-ver losgeraaakte deelen, en houdt za van elnbsp;kanderen afgezonderd en gefcheiden,zoo langnbsp;het in een genoegzaaine hoeveelheid bly ft 0111nbsp;te beletten, dat ze zig weertereenigen. Denbsp;Rivieren worden, na zwaaren Regen of hetnbsp;fmelten der Sneeuw,daarom alleen onklaar ennbsp;drabbig , om dat zy dan , in kun bed, wa'nbsp;ter krygei)^ juet: veel zanden aardebe-
ka-
-ocr page 134-1. LES.
1. AFDEEL.
Sources
MineraUs
Zy
brengt de Lighaamennbsp;niet totnbsp;hunnenbsp;eerftenbsp;beginze-en.
2.8 Deelbaarheid der Lighaamen.
laaden is. Tgt;q MynJloffelykeBroMwaatcrsheh' ben hunne byzondere kragt en eigenfchappennbsp;te danken aan den verfcheideu aart der Myn-ftoffen, welke zy in zoo kleine en fytie deeltjes bevatten , dat ’er hunne doorfchynend-heid niet door benadeeld wordt. En de Zeenbsp;is zout, volgens het gemeen enwaarfchyn-lyklt gevoelen, om dat zy de Zoutmynen ,nbsp;die op haareö bodem buiten twyfiel te vindennbsp;zya,gelyk men ze vindt in de andere gedeelten der aarde, ontbindt en fmelten,doet.
Deeze zoorten van Ontbindingen brengen de Lighaamen niet weder tot hun eerlte beginzelen : zy verdeelen alleen de verfcheidennbsp;ftukkeii, waar uit ze zamengelteldzyn,ennbsp;maakeu hunne Stofdeeltjes, dusvaneenge-lclieiden,oüaf hankely k vau malkanderen. Dcnbsp;konlt geeft ons zelfs zeer ligte en eenvoudigenbsp;middelen aan de hand, om zeweêrinhunnenbsp;voorigen haat te herltelleo. Niets meer wordtnbsp;’er doorgaans toe veieifcht, dan dat men hetnbsp;Vogt, ’cwelk hen ontbonden en gefraoltennbsp;houdt,iaat uitwaaflemen: en dit is quot;t gereedltenbsp;middel, wanneer hun deeltjes minder vlug
zyu
-ocr page 135-DekleaArheid der Lighaamen!; 29
zyii en zoo ligt niet in damp vervliegen, als I. LES, die van het Ontbmdvpgt. Van dat middel be-
Jj H P T.«
dient men zig, om het Zout van’t water te
fcheiden in de Zoutpannen; om het Salpeter uit de Loogeo te trekken, die het zelve in zignbsp;hebben; om de Suiker te zuiveren;om de kragtnbsp;der voeizaame en verlterkende Vleefchfop-pen te vermeerderen, en in ’t algemeen om allerhande Itoffeu, die te veel vogts by zig hebben , te itremmen en te verdikken.
Men kan ook, het geen gefraolten en ont- maar bonden is, weder by een vergaderen,door hetnbsp;zelve neer te fio'Aen\\ welk men telkens ziet dezelvennbsp;gebeuren, zoo dikwils als men het Ontbind-vogt een ftoffe aanbiedt, daar het beter innbsp;kan dringen, dan in die, waarmede hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
den is. Want dan laat het, terwylhetzig in ’t nieuwe Lighaam inwikkelt, de anderenbsp;deelen los, die door hun eigen zwaarte opnbsp;den bodem nedervallen. Dit gefchiedt, bynbsp;Voorbeeld, wanneer men Brandcwyn giet opnbsp;^ater, ’t welk men met Suiker verzadigd fatur(nbsp;hadt. Het één vogt dringt in’t ander door,nbsp;en laat de deeltjes van de Suiker vallen,daarnbsp;het mede belaaden was.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wan-
-ocr page 136-go DEEr-Bj^ARHEID DER LtGHAAMEïT.
J. LES,
I. AFDEEL.
zonder dat hetnbsp;eene Li-ghaamnbsp;tot eennbsp;andernbsp;overgjat.
Wanneer men dusde Metaalen neêrRoot, kan men’t doen op eenewyze , dieaardigcilnbsp;zonderling is, en maar al te wel gefchikt,
om rneufehen te bedotten, welke op die zoort
Tan Konftgreepen niet gevat zyn. Men legt, by voorbeeld, een Yzeren plaatje in een glas,nbsp;waar in men Koper, of blaauwe Vitriool,metnbsp;Sterkwat'quot;.- ontbonden heeft, endoenfmel-ten: het Ontbindvogtzal,meteenbyzonde-re voorkeur, op het Yzer vallen,en de Deeltjes van ’tKoper neêrleggen inde plaats vannbsp;die, welke het van ’tYzer losrnaaktt zoonbsp;dat men , ten einde van de werking,een plaatje van opregt en wezendlyk Koper uit hetnbsp;Glas zal kunnen haaien. Maar men misbruiktnbsp;die proefneeming zekerlyk, als men ze voornbsp;een Konftgreep uitvent, omYzeriuKopernbsp;te veranderen ; dewyl men niet anders dannbsp;’t zelfde Koper krygt, dat men te voorennbsp;in het Sterkwater hadt döen fmelcen.
Iitfujlons 'DsAftrekzels zya,eigentlyk gefprokenjook niet anders dan Ontbindingen , die doorgaansnbsp;langzaamer werken, en met dit oaderfcheid,nbsp;dat zy,ia plaats van ’tgantfche lighaain tedoen
4'
-ocr page 137-E^EELBAARHEID der. LiGIIAAMEN 3f
verdwynen, alleen een zeker gedeelte, daar I. L É S.
naar zig neeinen. nbsp;nbsp;nbsp;i. a f-
I^e Lighamen, die men laat Aftrekken
^sllaan meeftal uit deelen van een verfchil-
lende natuur, Het vogt, dat ’er intrekt, be- gen wer-
l^adt zig met die deeltjes, welke voor zyn op Wu I •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I j I j- 1 dergelyke
tnicing wyken: de andere, die zyn kragt manierniet
'^cêrltaan kunnen, blyven vereenigd met het als deOnt-Lighaam, ’t welk genoegzaam ofbynaeven groot Tan omtrek blyft, als het te voren was. . ,nbsp;Brahlien-hout, by voorbeeld, en verfcheidennbsp;andere zoorten van vreemde Houten,in genreen water te wecken gelegd , geeven hetnbsp;^clve zekere Sappen over, welke de Natuurnbsp;tuffchen de V ezels van dat zoort van Houtge-plaatü: heeft; en dat Aftrekzel, ’t welk een ¦nbsp;¦'quot;erfkoleur maakt, doet deüukken, daarlietnbsp;’^itgetrokken is, niet merkelyk van omtreknbsp;''erininderen, of kleinder w'orden.
Het aftrekken gaatvry fpoediger voort,en ^eemt ongelyk meer deelen naar zig , wan-^f^er men ’er heet water toe gebruikt. Denbsp;hitte Vermeerdert de vloeibaarheid van’twa-tsr, en maakt het doordringender Zydoet
de
-ocr page 138-'32 Deelbaarheid der Ligh^amek.
I LES 1. afdeel.
dc vade lighaamen, die men ’erin werpt, zig uitzetten, en dezelve daar door meer openingnbsp;en toegang geeven aan het Trekvogt,om zyitnbsp;kragt te oeffenen. Deeze twee oirzaakeiinbsp;werken beiden tot een zelfde einde. Denbsp;Wortels en Vrugten, die men kookenlaat,nbsp;om ons tot voedzel te dienen, zoudenziginnbsp;koud water nooit ontdoen van de fcherpe ofnbsp;onaangen,aarae fappen en andere onf maakely-ke deeltjes, welke men hun door de kookingnbsp;ontneemt.
Zy ftrek-licn beiden tot veel nuttigheid.
Mine-raux V Vegetaux
Hoewel de Ontbindingen en Aftrekzels, welke niets anders doen dan alleen maar verdeden en uittrekken,de Natuur der Dedtjes,nbsp;die ze van éénfcheidenofnaarzigneemen,nbsp;geenzins veranderen ; maakenzy ze egter bekwaam om ’er dingen mee uit te voeren, waarnbsp;toe men ze vergeefs zou willen gebruiken jnbsp;zonder het ééti of ander van deeze voorbe-reidzds. Wat hulp had men ’t raeeren-deel der Mynftoffen en Plantgewajfen, daarnbsp;men zig in de Geneeskunde van bedient, tenbsp;wagten, indien een vry kleinder en fyndernbsp;verdeeling, dan men met'het fnymes en andere
-ocr page 139-DèËLBAAUHEID RER E'tGHAAMÉK.
re gewoone werktuigen doen kan, aan die I. L E S/ ZelfdeLighaamen geen genoegzaame menigtenbsp;en uitgeftrektheid Tan oppervlakten byzet'nbsp;te, en hun een grootte en gedaante gaf, geschikt naar de inwendige deelen van het be-r.’.eld Lighaam, daar ze op werken moeten ?
I^ie aangenaame verfcheidenheid van kleu-t^n, waar over men zig in de gewerkte Stoffen j en in alles wat geverfd kan worden, verwondert , heeft men die niet voor ’t grootfte gedeelte van Aftrekzels te danken ? De Sappen, die zig in de Planten zelve,v/aar in Ze denbsp;Natuur bereidde, verdikt hebben, en daarnbsp;Voor ons te eenernaal nutteloos blyren zonden , worden weder week, en fpreidenzignbsp;uit in ’t water, dat ’er in doordringt: zy laa-ten zig met het zelve op een wel daar toenbsp;bereide oppervlakte indrukken, het Waternbsp;Vervliegt tot damp,en ’tindrukzel blyft over.
Ilï. Pr OEFNE E M 1 NG-T’oejiel.
vierde Figuur van Plaat l. vertoont-pf- ]• een klem Parfumeerflesje , voor een ge-ï. Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel-
-ocr page 140-S4 Deelbaarheid der LigHaamen.
ï. LES.deelte gevuld zynde met een weinig welrie-
ï. AF- kend Vogt, by voorbeeld gedeftilleerd water
_ \
Deel.
De
Damp
der
Reuk-
deelen ,
uit een
klein
Flefchje
vervult
een
ganfche
Kamer.
van Orai^je-bloefTem, of Geeft van Lavendel, en gezet boven een brandend lampje.
Uitwerkzels.
Als het Vogt begint te kooken , vliegt’ei’ door den hals van ’t flesje een zeer grootenbsp;Damp uit, die zig door de ganfche kamernbsp;verfpreidt, en zig overal van het een tot ander einde ruiken laat, zónder dat menegternbsp;’ in het Vogt zelf een merkelyke verminderingnbsp;gewaar wordt, indien de Proefaeeming flegtsnbsp;twee of drie minuuten duurt.
Ophelderingen.
De Damp , die zyn reuk over de gantfche kamer verfpreidt,is nietsanders dan’tvlugtigftnbsp;en ligft uitwaaiTemend gedeelte van hetVogt,nbsp;door de werking van ’t vuur van zyn Lig-haam gefcheiden,en tot een uitneemendgroo-te fynheid verdeeld. Die kleine Lighaamp-jes, hoe weinig vermindering zy ook in dennbsp;dmtrek van ’t Vogt, dat zy verlieten, mogen
1. LES,
1. afdeel.
V erbaa-zende kleinheid dernbsp;Reukdeeltjes.
Lignes
Ca^ijMes.'
Deelbaarheid der Lighaamen. '55
¦''eroirz.aakt hebben, zyn egter in een genoegzaam groot getal, om zig eenpaarig rondsom te verfpreiden, en tot op een z,eer verren affland te doen gewaar worden.
Wil men deeze verbaatende menigte van Reukdeeltjes wat naaukeuriger weeten, ennbsp;een netter denkbeeld vormen van de metnbsp;^6gt wonderbaare verdeeling, welke de kleinenbsp;hoeveelheid van uitgewaaffemd Vogt heeftnbsp;moeten ondergaan: men heeft dezelve flegtsnbsp;te vergelyken met het ganfche Lighaam vaunbsp;Lugt, ’t welk begreepen is in een kamer, dienbsp;twaalf voet, mogelyk, in ’t vierkant en tiennbsp;in de hoogte heeft. Al bedroeg dat klein gedeelte vogt, daar ik van fpreek, voor denbsp;Proefneeming twee Lynen Taarlings, en alnbsp;bevonden ’er zig naar de UitwaalTeming,nbsp;niet meer dan vier Deeltjes in elke Taar-lingslyn Lugt, (een onderltelling, die mennbsp;maaken kan , als men de zaak op hetnbsp;minft wil neemen) hoe veel millioenen vannbsp;Deeltjes zal men egter door deeze vergely-king niet krygen, indien men ’er de rekening, gelyk gemakkelyk te doen is, vannbsp;C inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;HiaakE
-ocr page 142-gö , DeelbaarIieid der LigiiaameïT
‘ ï. LES. roaakt (tquot;)! Maar hoe dikwils zal men die I. AF-. zelfde MillioenenvanDeehjes nog niet moe-
£ Lt nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
, ten vermenigvuldigen, zo men maanmerking neemt, dat dat geen, ’t welk hier den rondsom verfpreiden Reuk, dien men gewaarnbsp;wordt, veroirzaakt, ver het minfte gedeeltenbsp;uitmaakt van den ganfchen Damp, die ’ernbsp;uitgewaaffemdis ? Wantin een reukgeeven-de Damp moet men de eigen deelen van hetnbsp;Vogt , waaruit dezelve beüaat , onder-fcheiden van die, welken ’er den geur aannbsp;geeven.
Ge-
(t) [Indien men de Lengte, Breedte, èn Hoogte van de Kamer met clkandcren vermenigvuldigt^ xal uien 1440 Taarlingsvoetcn Lugt krygen. Dee-ze tot Duimen en Lynen gebragt , geeven 4:99.nbsp;Si6q6o Taarlitigslynen Lugt., die in de Kamer be-greepen zyn. Indien men nu veider met den Schry-vcr veronderftek , dat ’er in yder van die Taar-linTslynen Lugt maar vier Deeltjes van ’t reukgee-vend vogt zyn , zal dat klein gedeelte vogt , flegtsnbsp;twee Taarlingslynen , voor de Proefneemlng , groot,nbsp;d'oor de uitwaafleming zig verdeeld hebben tot 17199.nbsp;1Ö7840. dati is , zeventien duizend , honderdnbsp;en negen en tnegentig Millioenen , tweehonderdnbsp;zeven en zeftig duizend , agt honderd cn veertignbsp;Deeltjes.]
-ocr page 143-D£ELBAAU,HEID der. Lighaamen. 37.
Gevolgen.
deel.
De verfcheide Reuken,met betrekking op '^iiAeZinnen aangemerkt, zyn indrukzelen of houde-gewaarv/ordingen, die op ons zintuig veroir-^aakt worden door de kleine Lighaampjes, fy^e
'^elke uit de reukverv/ekkende Lighaamen Ueeltjes
uitwaafTemen. Het geen in deProefneeming, ^Ldryk die wy zoo aanflonds verhaald hebben, ia’t opgehe- ¦nbsp;klein gebeurt, ondervinden wy dagelyks innbsp;groot xaan verfcheiden natuurlyke uitwerk-zels. Een zekere graad van warmte heerfchtnbsp;’erop onzen aardbodem, die, naarverfchilnbsp;vanTyden enPlaatzen, afoftoeneemt. Ditnbsp;vuur, altoos door de Natuur onderhouden,nbsp;en waar door alles in beweging gebragt wordt,nbsp;maakt ouophoudely k, door eenige andere oir-2.aaken, daar wy elders van fpreeken zullen,nbsp;geholpen zynde,de fynfte Deeltjes van allenbsp;lighaamen, die de oppervlakte der aarde bedekken , los. Zulken van die Deeltjes, Welkenbsp;door den reuk kunnen doen gewaar worden,in dar gedeelte vandenDampkring,dat’stnbsp;mee belaaden is, even gelyk de andere ver-.
C 3 nbsp;nbsp;nbsp;fpreid,^
-ocr page 144-33 Deelbaarheid der Lighaamen-
(gt;¦
I. L E S.fpreid, en ornclryvende, doen zigzoo veel te leevendiger gevoelen, als ze zig ingrooternbsp;^ meeaigte binnen een bepaalden omtrek vannbsp;Lugt bevinden. Om die reden is het buitennbsp;twyffel, dat de bloemen van een T uin desnbsp;avonds, als de Lugt een weinigkoelderbegint te worden, een aangenaameren ilerkernbsp;geur van zig geeven , dan op het midden vannbsp;den dag en in delTelfs grootfle hitte. Dienbsp;friffe koelheid, welke by’t vallen van den a-%'ondllond en naderenden nagt de lugt verdikt, brengt, terwylzederzelverdeelenxa-nien trekt, daar door ook teffens de uitwaalTe-mingen , daar zy mede bezwangerd is, nadernbsp;by elkander; en alsmen ze, in dien flaat, ina-demr, treft zy ook ons Zintuig met een groo-ter getal teffens van die Reukdeeltjes, die zynbsp;met zig omvoert, en daar wy van fpreeken.
Indien de warmte altyd een meerder of minder hoeveelheid van beweeging in allenbsp;Lighaamen onderhoudt, en daar door, gelyknbsp;men ’er nietaankantwyffelen, onophoude-lyk in dezelven eenig verlies vanZelfitandig-heid veroirzaakt; behoeft men zig dan wel
te
-ocr page 145-Deelbaarheid der Lighaamek,
te verwonderen, dat alles met der tyd ver-1. LES. amp;3at, en dat zommige Lighaarnen vryfciiie-^yk afneetnen en verdwynen? Dusdroogennbsp;eerlang de Vy vers en Moerafleu uit, indiennbsp;^Êgen of Welwater het verlies der L itdam-P“'g niet vergoeden.
^aar, om ons alleen met Voorbeelden, van Ook uit er wekkende Lighaarnen afgenomen,nbsp;te houden: worden wy het zelfde niet op Piantge-Êen zeer merkwaardige wyze gewaarnbsp;Bloemen en inde Planten? Waarom ver-zwakkenze zig geduurende de groote hittenbsp;zelfs tot zoo ver, dat ze onder hun eigennbsp;gewjgt bezwyken en neêrzinken? Waarom ziet men ze des morgens weder innbsp;hunne volle frisheid ? Is ’t niet, om dat hetnbsp;verlies, ’t welk zy over dag lyden, ’ther-ftel, dat hun uit den fchoot der aarde vs'ordcnbsp;toegebragt, te boven gaat ? Maar des nagtsnbsp;heeft juilt het tegendeel plaats; de ledigenbsp;Vaten worden op nieuw gevuld,
men.
Schoon wel de Planten , door haare L^it- Ook uit waaffemingen , een zoo groote hoeveelheidnbsp;van haar zelfitandigheid verliezen, kanmen Lighaa-,
eg-
-ocr page 146-40 Deelbaarheid der Lighaamen.
I. LES.egter niet zeggeii,dat dat gedeelte van dezel-
D E E l' nbsp;nbsp;nbsp;l^eukgeeving geCcliikt is,aan
haar verlies veel deel heeft, en ’er merkelylc door lydt. Uit de befchouwing van alle an-dereLighaaraen van dien aart blykt duideiyk,nbsp;dat de Natuur dezelve met eene zoo wonder-baare Deelbaarheid begaafd heeft,dat zy hunnbsp;kragt blyven behouden enoeffenen,geduu-rende het verloop van zoo lang een tyd , datnbsp;men’erover verbaasd moet ftaan. Yderweetnbsp;dateengreinMuskus zig,twintig jaaren agrer,nbsp;een, op een onaangenaatne wys zal doen gewaar worden, ineen vertrek, daardagelyks_nbsp;friffe Lugt in komt. Weet men ook niet,nbsp;dabde Honden zomtyds een Hert zes uurennbsp;lang op ’t fpoor hebben en vervolgen, zonder eenigen anderen Wegwyzer doorgaans,nbsp;dan de reukdeeltjes, die het agter zig laat ?nbsp;Welk een onbegrypelyk getal van kleineLig-haarapjes moet dan het dier niet uitwaas-femen, om ’er, zoo langen tyd agter een, zynnbsp;fpoor aan te doen kennen door veertig andere dieren, die hem dik wils niet eeas iu ’toognbsp;krygeu ?
De
-ocr page 147-Deelbaarheid der Lighaamtn. 41
Het maak-
De ineefte Dieren, en de Honden inzon-1. LES. derheid , zyn zeer fyn van reuk.
Dc
2el van dat zintuig, wiens voornaamftegedeelte buitenwaarts is, en het onophoudelyk , Sebruik, dat ze ’er van maaken, brengt bui- Dierennbsp;ten twyffel veel toe tot die uitneemende fyn-heid van Reuk,welke wy niet bezitten. Maar reuk,nbsp;de Natuur heeft ons zulks w'eder vergoednbsp;door’t Gevoel,’c welk vry veel fch.erpcrheb-vnbsp;ben. Geen zintuig is’er ook , uitgezondercnbsp;dat van ’tGezigt,w'aar van wy ons in ’t onderzoeken der verfcheiden voorwerpen , die onsnbsp;ontmoeten , meer gewoon zyti te bedienen. Maar de Dieren , die niet dan zeer zelden , by wyze van onderzoek, van’c Gevoelnbsp;gebruü! maaken, tragten door middel van hunnbsp;Neus alles te Icerca kennen, waar in het oognbsp;kun waarfchuwt ,dat ze belang zouden kun-tten hebben. Dewy 1 zy zig byna alleen metnbsp;de zorg voor hun voedzel bezig houden , ennbsp;or een groote overeenkomft en gemeenfchapnbsp;IS tuiTehen den Reuk en Smaak, was hetnbsp;ook dienlligR voor hun, dat ze beter konden ruiken dan voelen.
C 5 nbsp;nbsp;nbsp;IV.
-ocr page 148-I. LES.
I. afdeel.
PL. r.
5-
De Iio-
!eur van
Karmyn
ver-
jfpreidt
zig door
cen
groote
veelheid
Water
4a Deemaarkkid der Ligiiaamen. IV. Proefneeming.
Men mengt, op den bodem van een groote Vaas van Kryftal, een Grein ge-wigts Karmyn, en vult het Glas, ’t welknbsp;tien Pinten , Paryffche maat, houdt, en innbsp;de vyfde Figuur van Plaat i. te zien is,nbsp;Voort met Idaar en zuiver water.
Uitvjcrkzeïs.
De koleur verfpreidt zig doorbet water, zoodanig dat het zelve ’er oogeiifchynlyknbsp;geheel en al door geverfd wordt.
Ophelderingen,
Het Karmyn is een gedroogdefyne Stof, die als Droeffem neerzakt uit hetAftrekzelnbsp;van de Cotichenille, eu andere Plantlloffen, iunbsp;water. De deeltjes, reeds door de voorafgaande menging van een gefcheiden, wykennbsp;zeer ligt voor de werking van het water,nbsp;dat tuffeheii dezelve doordringt , en zenbsp;van eikanderen verfpreidendoetjzcodanig dat
-ocr page 149-Deelbaarheid der Lighaamen, 45
Z'Ê zig evenredig over hetganfdieLighaam I. LES. der vloeiftof verdeelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
Om gemakkelyk te kunnen begrypen, hoe ¦^er deV erf(lof,in deeze laatfte Proefneeming, ^aar fynenbsp;''Verdeeld is, behoeft men flegts deEvenre-yerdee-^igheid te kennen, welke een Grein gewigts.J,nbsp;fieeft tot een van tien Ponden (f): Itaan-de tot hetzelve als één tottweeentnegentignbsp;duizend, honderd en zedig. Maar een li-ghaampje water, ’t wrelk een Grein weegt,nbsp;bellaat een omtrek, die zeer gemakkelyk metnbsp;het oog te onderfdieiden is, en moet, omnbsp;eenpaarig gekleurd te zyn,verfcheiden deeltjes Karmyn in zig bevatten. Stel eens datnbsp;’er maar tien inxyn; dan zal het Getal, datnbsp;wy zoo aanltonds noemden, nog met Tiennbsp;Vermenigvuldigd moeten worden ; en Negennbsp;honderd eenentwintig duizend zeshonderd,nbsp;2.igtbaare Deeltjes gceven, uit een greintjenbsp;Karmyn,een lighaampje zeker van weinig be-
lang,
Ct)[Een Paryfcli Pint is omtrent 16 Oneen: zo (lat dit niet de gemelde tien Finten nagenoegnbsp;overeenkomt.]
-ocr page 150-44 Deelbaarheid der. Lighaamen-
I. LES. lang, eer dat het in ’t water gemengd, en door het zelve verfpreid werdt.
ï) £ EL L«
Gcvnhefi,
Hetzelfde heeft in’t
V erwen en Schilderen ,nbsp;altydnbsp;plaats.
Psrfs
Door middel van zulke Stofdeeltjes, op die wys in zommige Vogten verdeeld en uitge-fpreid, geeveu de Schilders en Verwers aannbsp;de oppervlakten der Lighaamen zekere ko-leuren, die ze \ran natuur niet hebben. Denbsp;oppervlakten, welke gefchilderd zyn, altyd^nbsp;onder het plakzel, dat haar bedekt, verborgen,.zyn niet meerzigtbaardoorzog zelvenbsp;maar door de laagcn , waarmede het Penfeel,nbsp;of de Verfkwalt, haar bekleed heeft. Dochnbsp;met de (toffeu, die men Verft, is ’t op een andere wys gelegen. Men bereidt dezelven daarnbsp;toe, doorgaans, vooraf in een Kuip , alwaar,nbsp;de broeijing door warm Water-, en de werking van zekere zouten, derzelver tuffchen-i'uiuicen en holligheden opent en verwydert,nbsp;en ’er een oneindige menigte van kleine putjes in maakt, bekwaam om in ’t vervolg denbsp;Icleurdeeltjes te ontfangen eu te huisvelden.nbsp;Door deeze voorbereiding inzonderheid,wor-
de:i
-ocr page 151-Deelbaarheid der Lighaameit. 4^^
de kleuren befteudig en duuriaam ge-I. LE^,’ öiaakt.en dezelve belet het verfchietender^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
aJ E« il 1^4
geverfde ftoffen, als ze naderhand gewaffchen ^'orden. Het zyn nogtans altyd dergelykenbsp;kleurdeeltjes niet, waar doordeoppervlak-zomtyds deeze ofgeene verfaanneemeii.nbsp;wy over het Ligt fpreeken , zullen wynbsp;^oen zien, dat de verandering, van kleur dik-tt ils afhangt van een nieuwe fchikking en order , waar in de Deeltjes van de oppervlakten zelve gebragc en verplaatft worden ; ge-lyk wanneer het Sterkwater, by voorbeeld,nbsp;blaauw papier rood maakt, of wanneer denbsp;hitte de Kreeften een roodekoleur doet aan-neemen.
Behalven de Proefneemingen, daar wy ons Ook
Tan bediend hebben, om de Deelbaarheid 1'?
, nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rekbaar
der Lighaamen aan tetoonen, geevenonsdeheid der
Konlten nog verfcheide fraaie uitvindingen en greepen aan de hand, die ons dezelve op,nbsp;geen minder duidelyke onovertuigende wysnbsp;doen zien. Zonder ’erover verbaafd te liaan,nbsp;kan men de wonderbaare Rekbaarheid ^ die.nbsp;ftan ’t Goud en Zilver eigen is, niet ht^chon- DttRiUth
wen.
-ocr page 152-46 Deelbaarheid Der Ligiuamer.
I. LES.
t. AFDEEL.
*Tgt;e Ml-ra fuhttlï-tate Effiu-quot;vïorum. Cap, X.
wen. Een Goudflager en Gouddraadtrekkeï geeveu aan die Mecaalén zoo hoog een trapnbsp;van Uitbreiding en Rekking, dat ze alze^nbsp;dert langen tydde aandagt der wysgeeren totnbsp;ïig getrokken heeft.Boyle is een der eerlten,nbsp;die aangemerkt heeft, dat het gewigt van eennbsp;Grein Gouds, tot bladen geflaagen,eene öp*nbsp;pervlakte van vyftig vierkante duimenbedek-ken kan *. Deeze Waarneemiug geeft onsnbsp;aanleiding, om, door een zeer eenvoudigenbsp;uitrekening , een verbaazend getal van zigt-baare deeltjes, in zoo klein een brokje Metaal , als een Grein Gouds is, te ontdekken.nbsp;Een Duim lengte bevat, op zyn minO:, tweehonderd zigtbaare Deelen, de wyl men dezel-Ye zomtyds op Wiskonftenaars Werktuigennbsp;in honderd afdeeliiigen verdeeld ziet, en eeilnbsp;Waarneemer van eenige naauwkeurigheidnbsp;zeer gemakkelyk de helften van die afdeelin-gen ondeifcheiden en berekenen kand). Volgens
' (t) [Tot beter en diiidciyker begrip , hoe een Tweehonderdfte gedeelte van een Duiin ligtclyk tenbsp;ondcvfcbcideii is , kan men naarzien de 8 Figuurnbsp;de Derde Plaat in DESACül,I6,t.b Nniuurktind^ gt;‘it
-ocr page 153-Deelbaarheid der LighaamenI 4^
amp;ens deeze onderftelling dan, diezeeraan-I. LES, Beemelyk is, zullea uit een blaadje Goud,vannbsp;Duim in ’t vierkant, tweehonderd plattenbsp;fitookjes kunnen gefneeden worden , ennbsp;yder langwerpig Itrookje wedörom twee-^ïoiiderd kleine vierkantjes ; zoo dat hetnbsp;ganfche blaadje , dus verdeeld, veertig dui-Z-end deeltjes zal uitleveren ; want dat getalnbsp;Icrygt men, als men tweehonderd met tweehonderd vermenigvuldigt.
Nu heeft men in een Grein geflaagen Verbaa-; Goud vyftig zulke kleine blaadjes, als daarnbsp;wy van fpreekeii, elk van een Duim in baarheidnbsp;vierkant. Men moet derhalven die veertignbsp;duizend nog met deeze vyftig vermenigvuldigen; en krygt dus twee millioenen voor hetnbsp;ganfche Getal der Deelen, die men met het
oog
Ondervindingen opgemaakt ; alwaar een Duinis leng-5 in Tweehonderd deelen afgedeeld . verroqnd Wordt. In liet Eerlte , Derde en Vyfdc vlakje,nbsp;hy voorbeeld , waar van yder tien Twcehqndcrdltenbsp;Deelen begrypt , kan men de zwarte ftrccvijcs en ’tnbsp;tullchen beiden is , (elk oen Tweelion- ^nbsp;derdlte gedeelte van een Duim, ) zeer geniakkelyknbsp;Woote oog van elkajideren onderlclicidcii ea
-ocr page 154-ijS DEÏ.LBAARHElt) DEfi. LlGÖAAMENi-
t. LES. oog onderfcheiden en tellen kan,iu een klein 1. AF- brokje Itofa, dat flegts het twee en xeventig-fte vaneen Vierde-Loots(-j-) uitmaakt. Ditnbsp;getal, hoe verbaazend groot het ook zy,moetnbsp;nog de helft grooter genomen worden, alsnbsp;men in aanmerking neemt, dat men yder vannbsp;die Deeltjes Goud zien en taRen kan,ten min-tten van tweer.ydeu, de twee tegen elkandernbsp;overftaande oppervlakten, naamelyk, bovennbsp;en onder, welke beide de zelfde afmeetingennbsp;hebben.
Het geen het Gouden Zilver, totbladeri geflaagen , ons van de Rekbaarheid van dienbsp;Metaalen,en de ver wonderenswaardigeDeel-baarheid van derzelver deden leert, mag nognbsp;op verre na niet haaien by ’t geen men zietnbsp;doen van de Konltenaars, die het verguldnbsp;Zilverdraad maaken, daar men zig van bedient , in ’c bewerken van Stoffen, Galonnen,nbsp;Borduurwerk , enz. Deeze Konlt, waarnbsp;het grootlfe deel der menfchen niets in vindtnbsp;dan een bekwaamen tak van Koophandel, of
mid-
ft) [Til 'Vrankryk rekent men 72 Greinen in een Dracliine of Vienle-Eoots , in plaats van by oiis to- 3
-ocr page 155-BeeLBAARHEID der LiGHAAME1lt;. 49
ffiiddeleu tot pragt en overdaad, vertoont aan I. LÊS* liet oog van eenWysgeer wonderen,welke denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
oplettendheid niet ontfnapt zyn van eene Boyle,van Pater Mer SENNE,vanRoHAULTnbsp;en verfcheideii andere Natnuikundigen, zelfsnbsp;in tyden, toen ze nog dien trap van volmaaktheid , daar ze zedert toe gebragt is, niet ver-kreegei) hadt. De Heer de REAUMUR.dienbsp;deeze konft met die naaukeurigheid,welkenbsp;inea weet dat hem eigen is,onderzogt heeft jnbsp;heeft’er, beter dan iemand, de fchoonhedennbsp;Van ontdekt, en hetregte wonderbaare, datnbsp;’er in doorftraalt, leereii kenliell {*). Opnbsp;Zyu geleide ga ik nu een Denkbeeld geeven ,
''au de verbaazende Uitrekking,die het goud lyden kan , als men het tot draad trekt.
Met een deel Bladgoud, ’cwelk men nooit ypof.
Zwaarder neemt dan zes Oneen gewigts, en beeld iii
het
Zomtyds tot byna één toe vermindert, bedekt
flien een ronde Staafzilver,van omtrent twee- dra-d-
trekken
Memoires de VAcademte des Sc. tys^. Eag.
205- ciiz, GcUeiiltfciirifteii van Be Koiiinglylré Akaiiemie ci^r Wctenfdwppen van P.irys , vootnbsp;het jaar
1. Deel,
-ocr page 156-I. LES.entwintigduimenlang,vyfcienLynendik,en I. A F- vyfenveertig Mark zwaar. Me n doet deezennbsp;DE£L. ygrguijjgjj j.qJ 12 nadathy in’t Vuur gegloeidnbsp;is] beurtelings gaan door de'gaten van eennbsp;Itaalen plaat, die telkens in wydteafneemen ;nbsp;200 dat de Staat zig,ten koften van haarmid-dellyn,die telkens kleinder wordt,uitrekken-de en verlengende, eindelyk zoo dun wordtnbsp;als een hair, en eeue lengte krygt van omtrent zeveneutnegentigMylen.yderop tweeduizend halve Roeden gerekend (j)-
^ nbsp;nbsp;nbsp;On-
Ct) C Eeii , weet men , is agt Oneen : cen Once agt Gras ; een Gros twee cn zeventig Grein, Ecunbsp;Franfche Toife beftaat uit zes Voeten', een Voet uitnbsp;twaalf Duimen cn een Duim uit twaalf Lynen, In-dieu men nu , gclyk doorgaans gcftcld wordt , cennbsp;uur gaans op veertien honderd Roeden I’ynland»nbsp;rekent , zo zal de Zilveren Staaf , van 22 Duiineu,nbsp;gerekt zyn tot ecu Draad van byna 70 uuren gaan»nbsp;kiig , eu na zyn plotting byua 70 iiureii gaansnbsp;lang , cn na zyn plctting byna So uuren. Begryptnbsp;men hier nu by , dat die Draad , omtrent een agt-ftc van een Lyn breed zyndc , op ’t oog gemak-Jtelyk in twoen verdeeld kan worden , cn elk Deel,nbsp;lt;ils plat zynde , twee oppervlakten beeft , cn vannbsp;weerskanten gezien kan worden , 7,0 zal ddn enkel Oiicc Goud zig zoo verre bebben uitgerekent,nbsp;dat bet een zigthasïC LcilStS VilU tyna sao uureu
Deelbaarheid der Lighaamen yi
Ondertuffcheu rekt het Goud , dat om den i. le gj veren draad legt, 7.ig,naarmaatedatde-1- Af-ï'èlve langer wordt, mede uit; zoo dat men ^ ^
’t moet aanmerken als een omflag of fcheede,
^'quot;elker deelen, nergens afgebroken, zoo wel ïïiet elkander vereenigd blyven, dat het Zil-^'er nergens doorfteekt. Die vergui de draad,
'velken men, met een gewoon kunftwoord, het Draad noemt, gaat vervolgens tuffchen jmit,nbsp;twee Schyven van gepolyftStaal door,die hetnbsp;plat en teer dun maaken; daar men dan verder een draad Zyde, tot gebruik voor de verscheiden konflen,die ’er zig van bedienen,nbsp;tnede bekleedt. Door dit pletten tuffchen dienbsp;twee Staalen Schyven verlengt zig de Draadnbsp;iiog een zevende gedeelte, zoo dat men ianbsp;plaats van zeventnegentig Mylen,daarwynbsp;deszelfs Lengte op ftelden, wel honderd eanbsp;elf mag rekenen.
Onderftel nu eens het Draad, op het minde, tnet één Once Bladgoud verguld: zig daar vaanbsp;reeds een enkelOnceGoud uirgerekt tot tweenbsp;dunne Strookjes, (de bovenfte en onderfte oppervlakte van den gepletten Draad ) elk hon-D 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derd
-ocr page 158-§2 Deelbaarheid der. LigïiaamEiï*
1. LES. derd eu elf Mylen lang, of belde zamen ge-
nomen tweehonderd en tweeëntwintig met iD £ £ Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
malkander. Maar.zo men hier by nog in aan-
merkinge neemt, dat de Draad door het pletten der Schyven omtrent een agtllegedeelte van een Lyn breed wordt,' en de twee Gouden plaatjes bygevolg , die den Zilverennbsp;Draad van weêrskanten bekleeden, ook denbsp;zelfde breedté krygen , zal men, dewyl eennbsp;Lyn zeer wel in zeltienzigtbareDeelen deelbaar is {*), die Breedte nog eens in tweennbsp;kunnen verdeden. Dus moet men , in plaatsnbsp;van twee Plaatjes, ’er vier tellen,die met mal-kanderen'vierhonderd en vierenveertigMylennbsp;in Lengte uitmaaken, Welk een eindeloosnbsp;getal van Halve Roeden , Voeten, Duimennbsp;en Lynen v-yn ’er niet in zulk eene Uitge-llrektheid ! En, zo men flegts yder Lyn in tienen verdeden wil, welke eene reeks van Talletters zou men niet nodig hebben om de fom
uit
C *3 [Want dewyl een Tw'celionderdfle gedeelte van een Duim zii^tbriar is, (zie de Aruuekeiiing bl*nbsp;47») ? kan een Lyn ook gcniakkelyk iii i6 zigtban.renbsp;Deden verdeeld worden , dewyl yder dan ileg,cs ccanbsp;getlecUe van gcii Duim uitmaakt.]
-ocr page 159-Deelbaarheid der Lighaamen. gj
'lit te drukkea van al de Deeltjes ,dieineenl- LES. enkele Once gouds.door de Trekplaat gerekt i q g g l,nbsp;^•igtbaar zyn ! De verbeelding verwart bynanbsp;in z,ulk een m'enigte van getallen; maar,om ’ernbsp;2.ig een denkbeeld van temaakeu, heeft mennbsp;flegts de oppervlakte van ons Once getrokkennbsp;goud te vergelyken met dievaneeüegelykenbsp;hoeveelheid van ’t zelfde metaal tot bladennbsp;geflaagen. De ecrlte üaat tot de tweede alsnbsp;Tweeduizend driehonderden tagtig totKon-derd xes en veertig : maar dan is de Dikte der Bladen, hoe dun ?y ook wezen mogen , egter akyd nog ongelyk veel grooter,nbsp;dan die van de laag gouds,welke op den Draadnbsp;legt. De eerde wordt naauwelyks tot eennbsp;Dertigduhendfte gedeelte van een Lyn ge-bragt, terwyl de andere dik wils tot een Dunheid gerekt wordt, die het Vyfhonderdvyfnbsp;^n twintig duizendlte Deel van een LynteNatuur-boven gaat.
^ nbsp;nbsp;nbsp;heid van
De Konft volgt, voor 7.00 vee! dc bcwer- de draa-
biog aangaat, in dus de metaalen tot draad te licis.Kea, de Natuur van zeer tiaby. DeZy-men eanbsp;de is, eer dat z.e tot ons gebruik gefponnennbsp;D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt,
-ocr page 160-^“4 Deelbaarheid der Ljghaamen'.
I. LES. worde; reeds door de Infekten, die ons dc-I. AE- xelve leveren, gefponnen en getrokken. De DEEL,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doorgaans den naam geeft van
ZyA'orrn , draagt een natunrlyk Trektuig by lig, waar door zy dien kollbaaren draad ,nbsp;daar zy haar Tonnetje van maakt, vormt ennbsp;2yn gedaantegeefc. Liefhebbers en oplettende befchouwers van de wonderen der Natuur,nbsp;de ougemeene fynheid van dien draad in aanmerking neemeude , maaten’er Driehonderdnbsp;• Ellen van Twee en een halve Grein niet tenbsp;boven gingen (*); en deKeerDE Kt au-MURj'iyne waarneemingen nog verder vooit-zettende, heeft bevonden, dat de draadennbsp;der Spiunekoppeii, zoo als zy dezelven oa-
mid-
C*') Koyle tie mlra fuhtilitate eghtviortim. Gap. 2. Over lie vcrwoiidereiiswaardigc Fynheid cicr L’it-viocizeleii , llooftd. 2:. [ De Nederdiutfdio Lcczcr,nbsp;die goncogeii is om deeze verbaazends Docibaarheidnbsp;der 'stüffe , en de oiibogrypeiyke fyniieid vaii derbnbsp;zelvei' deeltjes , nader opgehelderd cn beveiligd tenbsp;zien , . ';an ’er 'verfeheiden en zeer aanmeriteivkenbsp;voorbeelden van vinden in de vyl'tie Les van Keii.snbsp;Inleiding igf ijs tvaare Natuurkunde , en indenante-keningen , die ’cr de lieer Lulofs heeft byje- •nbsp;voogd.]
-ocr page 161-Igt;EEtBAARHEirgt; PER LiGHAAMENJ ff ^iddelyk voortbrengen,en eer zy ‘lenog aan I. LES.'
alkander kleeven doen, om’er hnnWebbe, van
deel.
lemaaken ; datdieDraaden,zegik, by een ïïair vergeleeken, dunner zyn dan het ge -trokken Gouddraad, in vergelykingmetdenbsp;teerde Rol of Staaf, waar van het getrokkennbsp;^5; en dat de middellynvan dieSpinnekops-draaden de Dikte van die dunne laag goud.
Welke den zilveren Draad bedekt, ter naau-Wer nood kan evenaaren.
De Proeven en Waarneemingen, welke wy tot hier toe hebben bygebragt, leveren eennbsp;voldoenend bewys uit, dat alle Lighaamen,nbsp;die onder het bereik vallen van onze zinnen,
^lets anders zyn dan verzamelingen en opeen-ffapelingen t'an een menigte kleinder Stukjes Lighaampjes, die yder wederom van eennbsp;êofcheiden en gebragt kunnen worden totnognbsp;kleiuder Stofdeeltjes, welke weder deelingennbsp;onderdeeliiigen op hunne beurt ondergaannbsp;kunnen (1).
Wan-4,5 ^^ Wy van de Dcelbaarlicid der Liglianniett “ r-yniicid van derzelvcr Deeltjes alicheiden,
-ocr page 162-D LES
1. AF-X) E E L.
Onder-fchei' ding vannbsp;de wee-zentiykenbsp;cn ingenbsp;beaidenbsp;Deel
baarheid.
^6 Deelbaarheid der Lighaamen.
zal ilt ’er koitelyk deeze aanmerkinj; tot ophelderiuS byvoepen. Jfcn vindt doorgnans , by de Schryvevsnbsp;over de Natuurkunde , Mectkunftenaar.s Retoogin-gcii , Waai- ineê de Deelbaarheid der StoSe tot i.inbsp;bet oneindige bewcczcn wordt : men vindt ’ernbsp;Voorfbellen , die in den eerften opdag als won-derr;)reuken voorkomen ; gclyk , by voorbeeld ,nbsp;dat ’er oiiemdig kleine Deeltjes zyn , die egicr oneindig grooter zyn dan andere ; dat ’er wederomnbsp;r.iidere zyn nog oneindig kleinder dan deeze ; eiinbsp;dat tivis het .een oneindig klein oneindig kleindernbsp;is dan liet -inderc, tot in liet oneindige toe: dat eca_nbsp;gegeven boevcolhcid van vStoïo zoodaanig verdeckl-kan worden, dat zy zpp groot een ruimte, alsnbsp;men wil ; den Loopkring van Saturnns , bynbsp;vno'-beeld , zon kunnen vciviillen ; en dergehdrennbsp;meer. Doch als iiicii de onderfchcicüng , welke;nbsp;de ITeer Nor, let maakt , tufiehcii eeno Verdco-ling met gedagten of by verbeelding , cn tuiTchennbsp;eeiie Verdecliiig die met der daad gefcliiedt , innbsp;ar.iinici-kiu.g neemt ; kan men de zaak gciiiakke-lyk brgryper.. Al die Bctoogiiigen , naamclyk ; alnbsp;die Vi’onr'crfprciikcn , zyn a'lcen betrekkclyk totnbsp;die eerfte zoort van Deelbaarheid , oi' de Verdéelmg,nbsp;wekte wy in onze gedagten , by verbeelding , doen,nbsp;en die zekcriyk geciic paaien heeft- Wanneer mennbsp;zig , by voorbeeld , ecrfl een oneiiiclig klein gedeeltenbsp;van den omtrek van een Cirkel verbeeld beeft,nbsp;kan men ip't de bekende evenredigheden van ge-lylcvonnige Dricliockcn wel Irct befluit opmaaken,nbsp;dat het éé[\ gneintiig klgin oneindig grooter is dan
het
;!h
is voort te zetten, in alle Stofdeeltjes, waar I- LES. uit het zaïneng elfeld is,niets dan Eenpaarig- ^ p,nbsp;iieid en geiy kvormige Deelen gewaar wor-den, geeven wy het den naam van een Enkel- voudigenbsp;^'oudigLighaatn. Wy onderftelleu in zulk eennbsp;geval, dat deszelfs Deelen allen van eenenbsp;ZelfJe Natuur zyn ,' en noemen ze GiljJt- Bmo^é-fiagtig , zonder egter te willen beweeren, dat
ze
het ander ; dewyl een Lyn , die men zig oneindig Idcinder verbeeld liecfc dan een ander , A B, de zelfde evenredigheid heeft tot een Derde , als die A Bnbsp;tot dc Eei'fte ; en die Dei'de bj' gevolg ook weêv oneindig klciiider vveezen moet dan de Eerfte , gelyknbsp;de Eerilc oneindig kkindcr gcftekl werdt dan Anbsp;B. Das kan men ook , by verbeelding , den gantfehennbsp;ïuboüd van den Lqopliring van Saturnus in vierkante vakics of Pvuitjes verdeden , en yder Doeltje vannbsp;die gegeven Ilocvcclheid van Stoffe met zyn gedag-ten tot zulke dunne holle Klootjes uittrekken , datnbsp;yder van dezelve zyn vakje of Ruitje bellaa , ennbsp;zy alle , aan clkand.eren raakende , dc ganfebe ruimte des Loopkrings das eenigermaate vervullen.
Doch dewyl deeze en dergelyke Voorftdlcn zeker-lyk alleen gebragt moeten worden , tot dc Verdce-ling die hy verbeelding gcfchicdt , en dezelve^, gelyk yder toeftaat , tot in ’t oneindige voortgezet kan worden , wordt ’cr de tweede zoort van Ver-deeling , de daadcb'ke Deelbaarheid der Sïoffe totnbsp;in ’t oneindige , niet door bew'cczen ]
58 DEELCA'iKlIEID DER LlGIIAAMEN,
I. LES. ze het voltrekt zyn, en alken maar tot I. AF- ZQo lang, tot dat deeeaaofdeaadereI^eu-^^^’‘'• we ontdekking 0113’et, vroeg of laat, andersnbsp;over doet oordeeleii.
GeT:\eng de Lignbsp;haamezi.
CorJgt;s
Mimes
Gemasgde Lighamen ^ in tegendeel,noemen wy de zulken, wier deelcn,van een gefchei-den en afzonderlyk genomen ,geeuovereea-komll noch gelykenismet malkandereu heb-ben;ge!yk de Plinten,de Dieren,en een grootnbsp;deel Mynftoffen, welker ontleding ons doetnbsp;ïien , dat verfcheideii ftofTeu , iu aart en hoedanigheden ver van elkander verfdiillende,nbsp;Hitiroge-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naam geeft van Ongelyhjlagü-
nes ge ^ tot zaïnciiltelling van een geheel medewerken.
paald.
Duron
Solide
Hard-en De onz'gtbaare Stofjes, die t’zamen een \ a'toeid Lighaampje uitmaaken , zyn dikwilszoo valtnbsp;Viietbaar- elüanderen vereenigd en gehegt, dat mennbsp;heid be- een merkelyke kragt gebruiken moet om zenbsp;van een te fcheideii. Zulkeen gedeelte ftofsnbsp;noemt men een/wriofr^vy'i Lighaarn. Dca-ze hardheid ofvaliheid, die, eigentlyk ge-fproken, niets anders is, dan eenlueerdcrofnbsp;minder kkevibg en valhitting derdeeleii aan
iiial-
-ocr page 165-Deelbaarheid her LtciiAAMEN, gg
^Elkander, en die nooit volmaakt bevonden nbsp;nbsp;nbsp;LES
I. A F-
te zyo , in deLighaatnen,welke wy kennen, dewyl z,e altyd wykt voor een eindige of bepaalde kragr: dee^e vaftheid, zeg ik, neemtnbsp;Py trappen af tot aan de Viocibaarheid toe , Tluidlténbsp;dat is, Z.CO lang tot dat de natuurlykeaan-cenkleeving derDeelen naauweiyks grootge-Poeg is om te beletten, dat xe vryelyk denbsp;kragt en neiging van hun eigen gewigt volgen, wanneer het hen dringt, omzig, hetnbsp;eene deeltje over het ander, in beweegingtenbsp;brengen en het geheel vamgedaante te doennbsp;Veranderen, De Vloeibaarheid, eindelyk,nbsp;die een begin neemt op dat punt, daar mennbsp;ophoudt de Lighaamen langer als hard en vafl:nbsp;aan te merken, neemt toe in trappen tot aannbsp;de Vllethaarheid, die'Aelve ook haare trappennbsp;of graaden heeft. Vlietbaare Lighaamen,nbsp;'''^lietftoffen (waar voor men doorgaans hetnbsp;Woord Vogten gebruikt) noemt men Lighaa-tnen, welke zig in eeuen (laat bevinden, waarnbsp;hunne deelea,het een over ’t ander een vryenbsp;beweging hebbende, meteen wcderzydfchenbsp;onafhankclykhcid den iudruk van hun eigen
zwaar-
-ocr page 166-6o DeEI-BAARHEID DER. LiGHAAMEN.
I. LE
r. A FDEEL,-
Liiu'ur
. Awaarte volgen,of van de geringde kragt,die men gebruikt om ze van een te fcheiden. Denbsp;merktekenen, waar aan ze het bed te kennennbsp;xyu , zyn dat ze geen andere gedaante hebben , dan die men haardoetaanneemenindenbsp;vaten, daar ze in begreepen zyn, nadat zenbsp;haar hovende oppervlakte altyd waterpas,nbsp;eveuwydig met den gezigteinder, houden.nbsp;Het V/ater, by voorbeeld , dat Vlieten ofnbsp;vloeien kan, Is ecaFlietjitf, eznFogt: denbsp;Rook, die zig verheft in de Lugt, enonop-houdeiyk van gedaante verwiffelt, is eennbsp;Vloeijlof; en de Steen, dien men door Hamer-flagen van een fcheidt, iseentity?Lighaain,nbsp;Wy agten ’t genoeg te zyn, dat wyhiernbsp;fiegts eene Bepaaling geeveu van die ver-fcheide daaten, waar in mendeNatuurlykenbsp;Lighaamen vindt; dewyl wy gelegenheidnbsp;zullen hebben om ’er elders breedvoerigernbsp;van te fpreeken, wanneer wy ’er de oir-zaaken vaa onderzoeken.
Gedaante der Lighaamèn. éi
'TWEEDE AFDEELING.
2. AP-
Gedaante en Vormhaarheid der L 'ighaamenP nbsp;nbsp;nbsp;'
A Lie Lighaamen hebben een bepaalde Alle Grootte: de zulken niet alleen,
•A-fmeetingen onder ’t bereik van onze zin- ben eene i^en komen, maar ook alle de Deeltjes van bepaalde^nbsp;die zelfde Lighaamen, tot welkeenentrapnbsp;van fynheid men ook dezelven door verdee-ling brengen mag, en onder welken rang mennbsp;ze ook wil aanmerken. De Kleinheid is geennbsp;voljirekte Hoedanigheid, geen Hoedanigheidnbsp;op zig zelve. Niets is klein, dan in verge-lyking met:iets, dat grooter is; en al verbeeldt men z,ig het aüerkleinlte Lighaampje,
’t welk men zig van alle lloffelyke wezens 2ou kunnen verbeelden,’t zal egter altyd ydernbsp;Van zyn twee Helften in grootte te bovennbsp;gaan.
De Grootte, of, het geen op het zelfde uit Inhoad ' komt, de meerder of minder Uicgeflrektheid^^^jP”*'nbsp;een Lighaam, wordt altydnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doo: Eiendue,
Oppervlakten, die eenHoeveelheid van Stof,
dat
-ocr page 168-fo Gedaante dee. Lighaamen.
i. A F-D E F, h. MoJJè.
Volume
En gedaante.
I. LES.dat lighaam eigen, binnen zig befluiten en omvatten. Deeze hoeveelheid van StofFenbsp;noemt men den Inhoud van dat lighaam: ennbsp;de grooter of kleinder onafgebroKen Oppervlakte , die deszelfs fchynbaare groottenbsp;bepaalt, den Omtrek het Lighaam.
figure.
De order of onderlingefchikking , v/elke de oppervlakten , die den omtrek der Lig-haamen bepaalen, onder malkander aannee-inen, geeft men den naam van de Gedaantenbsp;dier Lighavamen. Pewyl die oppervlaktennbsp;nooit in elkanderen loopen en tot één kunnennbsp;worden, maar altyd door den byzonderennbsp;Itand cn Ihekking, waar in de eenezigtennbsp;opzigt van de andere bevindt, wezendlyknbsp;onderfcheiden bl3n^en,begrypt menduideiyk,nbsp;dat een gedaante te hebben een eigenfehap is,nbsp;die niet minder algemeen zyn, en in allenbsp;Lighamen zonder uitzondering plaats hebbennbsp;moet, dan üitgellrektheid en Deelbaarheid.
De Vorm-baarheid.
Maar deeze oppervlakten kunnen, zoo ten opzigt van haare grootte, als van haar getal,nbsp;en onderlinge fchikkiug ten aanzien van elkanderen, tot in het oneindige verfchillend
zyn
-ocr page 169-Gedaante der Lighaamen. 6^
, nbsp;nbsp;nbsp;deel.
lyk de een of andere gedaante in ’t algemeen , welke het ookzy, hebben moeren , deezc of geene in ’r by zonder aan: en dienbsp;gedaanten zyn al zoo wiiTelbaar in zig zelve,- en met zoo groot eene verfcheidenheidnbsp;ftogelyk onderling van elkander met der daadnbsp;verfchillende , als men de grootte, het getal,nbsp;endeorde en fchikking der oppervlakten, opnbsp;verfchillende wyzenverwiffeien en met malkander zamenkoppelen kan.
Deeze Eigeufehap, welke men deFrrz»-jg .jje baarheid zou kunnen noemen , (trekt zig zoo Lighameranbsp;algemeen en oaaffcheidelyk tot alle Lighaa-men uit, dat zydezelven in allerhande zoor-Ihinbsp;ten van (laat enomftandigheden, waar in zenbsp;zig bevinden kunnen , altoos verzelc. Zynbsp;heeft plaats ia Lighaamen, zoo wel die innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Beweeging, als die in B.ull zyn; zy is de valte Lighaamen niet alleen eigen ; maar denbsp;'Vloeiltoffen en Vogten hebben ook hunnenbsp;gedaante, welke van deBeietzelsafhangt,nbsp;waardoor derzelveruithorting of vervloei jing
64 Gedaante der LiGHAAxtEx.
J. Les.gefluit wordt. De Zee, de MeirenenRi-d'ee* ' nbsp;nbsp;nbsp;krygen hunne gedaante van de ftran-
den en oevers; de Wyn van het Vat, daar hy in is; de Vlam en Rook van de Lugt, dienbsp;dezelve omringt.
Doch met oneindigenbsp;VerfchÈi-denheid.
Wanneer twee lighaamen, bydeneerflen opflag van ’t oog, op de zelfde wyzedoornbsp;hunne oppervlakten bepaald Ichynen , zegtnbsp;men dat ze elkander in gedaante gely ken. Dusnbsp;noemen wy alle de Steenen van een Tiktak-bord TaarVmgen of Taarlingfche Lighaamen,nbsp;om dat yder van dezelveu , op’teerde aau-zien, zig aan ons vertoont met zes gelykenbsp;zyden: zoo zegt men ook van twee Soldaatennbsp;op de zelfde wyze gekleed, dat ze’er eveneens uitzien. Maar deeze eerde gelykheidnbsp;heeft zeer naauwe paaien. Zy drekt zig nietnbsp;verder uit, dan tot eenige algemeeneKenmerken, die naauwelyks het eerfte opflagnbsp;van ’t oog kunnen doordaan. Een naauw-keuriget onderzoek ontdekt wel haalt tot innbsp;de Lighaampjes zelfs van de geringde zoortnbsp;een oneindig getal van verfcheidenhedenizoonbsp;dat men met goed regt zou mogen zeggen,
dat
-ocr page 171-Gebaa^te rgt;ER Lighaamen.’ 65
’cr vvaarfchynlyk in degaatfcheNatuur I. LES. geen tw.ee w'eiens gevonden worden, die el-kanderen volmaakt gelyk zyn ; inzonderheid zo men, by de verfcheidenheden van denbsp;gedaante , nog die van de kleuren,en van denbsp;gJ'Ootte of omtrek der Lighaamen, voe.gt. ¦nbsp;^'V'anneer wy ons oog laten gaan over eennbsp;K-udde Schaopen, dnakt ons, dat ze alle.nbsp;'iialkanderen gelyk zyn; om dat wy aan ’cnbsp;uiterlyk aanzieu ende eerlle fchyngelykheidnbsp;blyven hangen: maar de Herder, wien denbsp;gewoonte het onderling verfchi! heeft leereiinbsp;kennen , weet de eene zeer w'el van de andere te oadcrfcheidea. lu een groote menigtenbsp;''^olks vinden wy geen twee aangezigten , 'dienbsp;elkander volkomen gelyken , en ondeyfchei-den 'er uit Tienduizend de gelaatstrekkennbsp;'''311 iemand,dien we zoeken;door degewoon-5 die wc hebben , van Menfchea tc Zien ,nbsp;cii dezelven niet met malkander te leereu v.er-Warren.
lie Li5-haampjes.
kleeze verbaazende verfcheidenheid van Selfs' in gedaanten daar de naauwkeuriglte Waar-de klem-neemers geen einde aan vinden kunnen,
ès Gedaamte der LigÖaamen.
DEEL,
I. LES,die alleen eigen aan grooteLighaatnen, daê quot;• is aan de zulken, die wy zonder eenigehnlpnbsp;ran de Konft zien en taden kunnen; of moernbsp;le ook op de zelfde wys aan alle ftofdeeltjesnbsp;Tan die zelfde Ligharnen worden toegefchree-Ten ? Strekt ze zig ook uit tot zulken , dienbsp;buiten het bereik zyn van onze Oogen, dienbsp;^y door middel van andere Zintuigen keu-iien, die we niet gew'aar worden, dan wanneer ’er verfcheiden met elkandereu veree-ftigd zyn, en die het vooroordeel zig als t’ee-hernaal gedaanteloos fchynt te verbeelden ynbsp;dewyl men doorgaans niet weet, welke gedaante men ’er aan moet toefchryven ?
Deeze Vraag is door de Bepaaling, die wy van dc gedaante in ’t algemeen gegeven hebben,reeds beflitl. Want indien dezelve nietsnbsp;anders is, dan een vereenigiiig cn zamen-koppeling van oppervlakten, die zeker gedeelte flofs in zig begrypen en omvatten,nbsp;fpreekt het van zelve, dat een Lighaam, hoenbsp;klein het ook wezen mag, altyd door oppervlakten bepaald en ingeüoten zal zyn, ennbsp;bygevolg ook Gedaante moeten, hebben.
Gedaante der LighaamêK. 67
Schoon wel de ondervinding ditbewysofl. LES.’ redeneering in haar ganfche uitge-ftiektheidniet kan ftaaven , en ons ook overalnbsp;ëeen Gedaanten doet zien, daar wy redennbsp;hebben om te gelooven, dat ’er zyn; zal zy ’ernbsp;ous egter zulken van toonen, die langen tydnbsp;^^’bekend geweeO:, en eerft in vervolg vannbsp;‘^yd door de Kond ontdekt zyn geworden»nbsp;^’^eifcheiden merkwaardige voorbeelden zullen ons leeten, dat wy ons zelfs zulke Lighaa-roen niet als gedaantens moeten tragten tenbsp;verbeelden, w'aar in wy door behulp onzernbsp;üiterlyke zinnen geen gedaante kunnen ge-waar worden.
Eerste Proef neeming.
’Toeftel,
Het Mikroïkoop, op de tweede Plaat af- pt. ii geheeld, tegen het daglicht van een vender,
Zo ’t nagt is, voor een laage brandende kaars op die W'yze geplaatd hebbende,dat hetnbsp;Spiegeltje, ’t welk onder de ronde Plaat is,nbsp;dóór weêromkaatzing der lichtdraalen hecnbsp;E znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gatj
-ocr page 174-63 Gedaante dek. LiGHAAMEgt;r.
DEEL.
Porte-Oh-
jets.
ï. LES.gat, daar het Voorwerpglas op valt, Yfefquot; af-j licht, fchuift men ’er het eerfte glaasje vannbsp;de Foorwerpfchyf^ daar men eenige Zandkorreltjes op gedaan heeft, onder, en doet hetnbsp;lighaain A^an.’t Mikroskoop zakken, totdatnbsp;men het juiile gezigtpunt getroffen heeft.
UhuierkzeU.
De Zandkorreltjes ver-toonennbsp;7.ig,nbsp;door ’tnbsp;Mikroskoop ,nbsp;van zeernbsp;verfchil-lende gedaante.nbsp;PL. 3.nbsp;^gt;2- 7-
Het oog boven,en zeer digt by het Oogglas plaatzende, ziet men de Z.iHdkorreltjes door-fchynende, gelyk brokjes kriftal, van grootte als een muskaatnoot,hoekig,en op verfchei-den wyze gefneeden als in Fig. 7., Plaats.
Ofhelderingen.
Wy zullen hiergeene van de Uitwerkzele, die onmiddelyk op de Gezigtkunde betrekking hebben,verklaaren,omdat wy ’er op eennbsp;andere plaats vanfprceken zullen. Maarwynbsp;zullen ons alleen bepaalen tot diezoort vannbsp;üitwerkzels, welke opzigt hebben op de gedaante der Ligbaamen , de eeniglle zaak,nbsp;daar wy hier over handelen.
Wanneer wy het oog (laan op een gemeen
Zand-
-ocr page 175-Gekaakte der Lighaamen. 69
Zandkorreltje, komt het ons voor a!s een en-1. LES, kei Punt, -welks afineetingen wy met ons ge- i-'quot;nbsp;^'gt niet onderfcheiden kunnen, en daaromnbsp;ondereen verwarren. Maarmer. behulp vannbsp;Mikroskoop vertoont tig het Voorwerpnbsp;'¦'¦Oei grooter; men onderfcheidt ’er gemak-kelyk Lynen , Hoeken, Holten,Kanten,nbsp;Oppervlakten; met één -w'oord, eene welnbsp;bepaalde en getekende gedaante in, wier ver-fchil en ongelykheid met die van anderenbsp;Zandkorrels men ligt gewaar wordt, zoo dranbsp;men ze ’er mede vergelykt.
Gevolgen.
Men moet de Zandkorrels aaumerken , als Nuttig-ïoo veele kleine en zeer harde finkjesKritlal, kc'd eu die, door de Natuur bereid zyiide, door de dgrzel-'^nbsp;Kond tot verfcheiden nuttige gebruiken ge- t'en ,^daar.nbsp;bezigd -worden. Om dat ze klein en hoekignbsp;^yn, bedient men ’erzig zeer gevoeglyk van ,
maaken. Men gebruikt ze ia
Om deMetaalen, en andere nog harder Lig-haamen. , daar de Vyl en de Snee ran ’t ^*^331 geen vat meer op heeft,te flypen,fchuu-ob glad te
zul-
-ocr page 176-70 Gedaante der Ligiiaamen.
ï. LES.Zulke gevallen nat, om dezelven gemak' kelyker over malkanderen te doen bewe-ësn, en voor te komen, dat ze, insgelyksnbsp;elkaar affchuurende , met hun kleine fcherpenbsp;en fnydendc hoeken, de bekwaamheid nietnbsp;verliezen, om deallervaftlteenhardlteLig-haamen te vatten.
Hunne nbsp;nbsp;nbsp;doorfchynendheid van ’t wit Zand
doorfchy- maakt het tot andere gebruiken bekwaam: nendheid. het ü de grondllof van alle Glaswerken. Denbsp;vermenging met zommige Zouten, dekragtnbsp;van een xeer gevveldig Vuur , dat het verdeelt, en alle vuiligheden’er van affcheidt,nbsp;ftelc deszelfs deelen in ftaat, om zig aan elkaar te verbinden, en een zoort van Deegnbsp;te maakeu , dat allerhande vormen en gedaanten aaaneemt, en, koud wordende, een valknbsp;en hard Lighaam wordt,zonderzyneDoor-fchynendbeidte verliezen.
II. Pro EFNEEMI NG.
Tucjlel,
?(ïsn fchuift onder het Vergrootglas het
twee-
-ocr page 177-Gedaante der Lighaa^ïen, yf
tweede Glaasjcvande Voorwerpfchyf, waar I. LES. «p men eeuige Druppels zout Water heeftnbsp;laaten vallen , die men vervolgensheeft laa-ten opdroogen,
Uhwerkzels.
Men ziet, het oogdigt aan ’t Mikroskoop De Zout-'hrengende,eenige Stofdeeltjes of kleine Lig-haampjes,die allen eene zelfde gedaantefchy- een ze!f-nen te hebben ; wanneer men, liaamelyk, het zelfde zoort van Zput in ’t water heeft eene zelf-laaren fmelten. Indiem men , by voorbeeld, degedaan-Zeezout, zout dat van Zeewater gemaaktpl. 3.nbsp;Wordt, en dat men doorgaans op Tafel ge-bruikt, genomen heeft,gelyken alle de kleinenbsp;Lighaampjes, die men door’t Vergrootglasnbsp;ziet, naar kleine Taarlingen. Zie Figuur 8.
Ophelderingen,
De Deeltjes van dit Zout, diehet V/ater ¦yygj^oiu ontbonden hadt en van een gefcheiden hieldt, in’tWa-
hebben zig op het glaasje van de Voorwerp-
fchyf
gezet, terwyl het vloeibaar deel in Vervloog. Voor deeze uitdamping \ma
£ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het
-ocr page 178-72’ Gedaante der Lighaamen.
•1. LES. het water is het Vergrootglas niet in fcaatoiii 2. A F- 2,g zigrbaar te maaketi, dewyl ze dan nog -tnbsp;te zeer verdeeld en te klein zyn , om zelfsnbsp;met deszelfs hulp gezien te kunnen worden;nbsp;maar, naar maate dat het Vogt hen verlaat,nbsp;naderen ze allengs meer en meer tot malkau-deren, en inaaktn ze t’zamen lighaampjes uitnbsp;vaa een grooter omtrek: en fchoon ze alnbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eens even klein bleeven , als ze waren in’t
water, zou raeh hen egcér na de uitdamping beter dan te vooren kunnen gewaar worden :nbsp;gelyk wy naderhand op een andere plaats zullen doen zien, dat doorlchynende Ligliaa-inen , van eene zelfde grootte, zigtbaardernbsp;zyu ill de bloote lugt, dan in eenig andernbsp;Vogt, dat meer llofs en zwaarte heeft.
Masr in verfchü-IctiJenbsp;Zouten
'• ¦¦'ver-
dtsiite.
Yder zoort van Zout, dat zig tot Krillal-len zet, neemt doorgaans eene gedaante aan, die hetzelve byzouder eigen is, en waar-fohyulyk van de vorm en gedaante vannbsp;deszelfs kleinfte deeltjes afhangt. Het Zeezout , by voorbeeld , geeft Taarlingeu, hetnbsp;Salpeter Spitsjes of Naalden , de Suiker rond-agng,e Bolletjes, geiyk te zicq is in Figuur 9nbsp;en. 10,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ge'
-ocr page 179-73
Gedaante der Lighaamen.
Gevolgen.
1. nbsp;nbsp;nbsp;LES.
2. nbsp;nbsp;nbsp;A K-
De Eenpaarigheid der Gedaanten in de Stofdeeltjes^ is geen hoedanigheid,die de Zou- paangheïdnbsp;alleen eigen is; men vindt’er elders ook van ge-^6n groote menigte voorbeelden van, iuzon-Verheid in de MynüofFeu. Het Bergkriftal Myndof-de ineelle doorfchyneude Steenen vertoo-hen zig dikwils genoeg, in ’t klein zoo wel MoUtuUsnbsp;sis in ’t groot, onder de gedaante van een •nbsp;Zeshoekige PuKtzuil of Kantzuil. Doch uitnbsp;liet geen eenige byzondere zoorten van Lig- Prijme.nbsp;^laamen eigen is, moet men geen befluit overnbsp;l'Êt algemeen opmaaken, en valt Bellen, datnbsp;Stofjes, de onzigtbaare Deeltjes van allenbsp;I-i-ghaameu, zonder oaderfcheid, als zoo vee-le kle ine vormpjes en fchetsjes zyii , van ’tnbsp;geen ze in ’t groot zy n zullen, en van de ge •nbsp;daante , welke de Lighaainen , in grooternbsp;Omtrek, hebben.
Het Zout dringt, uit hoofde van zya on-Qj„ getiieemeDeeibaarheid,en de hoekige en pun-‘ gelyke re-fnbsp;gedaante 7,ynerdeeltjes,zeergemakkelyknbsp;door , in openingen en tulTcheiiruiinten Zout de ,nbsp;E 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 180-74 Gedaante der Lighaamen.
I. L ES.van alle groeibaare en dierlyke Lighaamen» DE^ELnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;valle of vloeibaare; en wordt oin bis
reden met goed gevolg gebruikt, om detelveE jnén*^voor'-oor Bederf te bewaarcn. Wantdewyl hetnbsp;Bederf. Bederf niets anders is, dan een verplaatzingnbsp;der deelen, die den ftaat en natuurlyke fchik-king der kleiueStofdeeltjes inGemengde Lig'nbsp;haarnen verandert, 2.0 2,al alles, ’t geen dienbsp;Deeltjes in de ordre en Ibnd kan houden, daatnbsp;de Natuur hen in Helde, ookongetwyfteldnbsp;beletten, dat de kleine Lighaainpjes, die uitnbsp;aulke veieenigde Stofdeeltjes zamengelteldnbsp;zyn, niet verbroken, en ontbonden worden ;nbsp;gelyk in tegendeel alles, wat de kleintte deeltjes aan’t beweegen helpen kan, en totver-plaatxing aanleiding geeft,Bederf zal veroor-2aaken. Maar nu vullen de Zoutdeeltjes,nbsp;als zoo vede kleine wiggetjes, de opeaingennbsp;en kleine tulXcheniuimten,zy onderlteunen ennbsp;Hutten de vafte deelen, belemmeren en beletten de uitdamping der vogten, en houden,nbsp;ten minlcen voor eeuigen tyd, aües in zynnbsp;natuuriyken ftaat. DusblyfthetVleefchdernbsp;Dieren, wanneer het gezouten is, langer tot
ons
-ocr page 181-GedaAkte der Ligiiaamen, 75;
gebruik bekwaam, en da Vrugten, inl. LES. duiker ingekgd, houden z,ig, jaareu agternbsp;buiten bederf.
Deeze verbaa^ende verfcheidenheid van Wonder-ë'idsanten, die men in alle onbezielde Lig-
u nbsp;nbsp;nbsp;. j ,, ¦ -o 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ^theiden-
“aamen, en in de kleine Deelen, waar uit ze heid van ^amengeiteld zyn, ontdekt, is niet minder gedaantenbsp;groot, noch minder wonderbaar in de Dier-^yke Lighaamen. Het zalfde Konftwerktuig,
’t welk ons de hoeken en punten der Zoiit-deelen heeft doen zien, ontdekt ons als een liieuwe waereld van kleine leevende Schep-2.elen , van Infekten , daar we mogelylcnbsp;nimmer het mimde vermoeden op zoudennbsp;gehad hebben, w'ier gedaante wy zeker-iyk nooit zouden hebben geraadeu , ennbsp;wier kennis onze nieuwsgierigheid dubbelnbsp;Waardig is. Ik zal’er daarom deeze volgende Proefueemiiignog byvoegen, endusvol-komeotlyk doen zien, met hoe groot eeuenbsp;Verfcheidenheid van gedaanten de Natuur allerhande Lighaamen in alle Gedagten gevormd heeft.
III.
-ocr page 182-J. LES.
2. AFDEEL.
Het Mi-kroskoop ontdektnbsp;een menigte vannbsp;zeei' kleine Diertjes.
in Water daarnbsp;Hooi,nbsp;Stro o,nbsp;Bloemennbsp;of Bladennbsp;in zynnbsp;geweekt;
76 Gedaante der Lichaamem.
III. P11 o E F N E E M 1 N G.
1’oepi.
Onder het Voorvrerpglas van ’t MikroS' koop fchuift men het derde glaasje vannbsp;Voorwerpfchyfje , waar op men , met de puntnbsp;van een Tandeflookcr of ietsdergelyks,eeönbsp;klein drupje heeft laaten vallen van eeudcfnbsp;Vogten, die op deeze volgende wyze daaCnbsp;ïoe te voorea bereid Zyn.
i Men legt in een glas, wiens opening wat vvyd moet zyn, een weinig gehakt Hooi,nbsp;Stroo, Bloeratu van verfcheidehzoorten ,e[inbsp;ftukjes van deeze ofgecae Plantgew^alTen, innbsp;water te tveeken, en zet het, omtrent een-week lang, iii deopenlugt, doch in de fcha-daw, als het heet weer is: of men kannbsp;ook , zonder dat men zoo lang behoeft tenbsp;wagten,iudien.raen.’er goede gelegenheid toenbsp;heeft, flegts een weinig water neemen uitnbsp;den eenen of anderen Sloot of Poel, daarnbsp;veel groen Pflos of andere zoorten van Waterplanten in groeien.
Gedaante der LiGHAAMÉiJ. 77
2.. In een glaazen Flesje, dat men openl. LES/ üelt men op de zelfde wyze wat ge-tteenen Azyn aan de lugt bloot.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inAzyn;
¦ 3' Men bewaart in een Bierglas,of iets j. Sclyks, vier of vyf dagenlang van het water,
Welk gevonden wordt in de Oei'terfchel.pen^ men dezelven open maakt.
Uhwerkzels.
Men ziet in ’t eerfteVogt een oneindige EeDier-ffienigte van kleine Diertjes,die van geheel ''erfchiilende zoorten fchynen, zoo ten op-ter zynnbsp;zigt van hunne gedaante , als van'de v/yze,p^j.j'gj^g^'nbsp;'Waar op ze zig beweegen, waar in een on-gedaante,nbsp;gemeen groote verfcheidenheid plaats heeft, 3-ï)e eene naar kleine ronde klootjes, als by a,nbsp;gelykende, fchieten voort ineenregteiya,
^n maaken, als zy van koers veranderen, sltyd een hoek, die zeer wel te kennen ennbsp;te onderfchciden is. Anderen, als bynbsp;langwerpiger, en van een Ei-of lang-rondenbsp;gedaante, doen niets dan rondsom draaien.
Aan veelen ziet men,onderfcheideatlyk,Poo-ten, een Staart, die dikwils gevorkt is, en
Sjirie-
78 Gedaante der Lishaamen.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Ij'E.'S), Sprieten Anderen weder, als by f, uiffcï'
2. nbsp;nbsp;nbsp;AF- fcheiden Ringen beftaanden, beweegen ziS
DEEL,. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
eveneens als de Wormen , die langs den gron^ Antennes. |^j.yjpgQ ^ gelylc Bloedzuigers. Aan eeni'nbsp;gen onderfcheidt men de voornaamfhe Zin-tuigen, enden omloop der Vogten ; en waU'nbsp;neer men met een weinig meer oplettendheidnbsp;toeziet, ontdekt men welhaailde waarereden en ’t oogmerk, waaronr zy al die bewee-gingen maaken : want men ziet ’er onder,nbsp;die hun werk maaken van anderen te verflin-den, en daar uit begrypt men Jigtelyk, datnbsp;de eene zig beweegen om hunne prooi mee-ller te worden, en de anderen om hunnen vy-and te ontfnappen.
12.
Die in In den Azyn , dieverfcheidedagen lang, ^“l^^y’^by zagt of zoel weer, in de open lugt genaar Aalt-heeft, ziet men Diertjes, die van ge-Rs. daante zeer wel gelyken naar kleineenby-— ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zonder leevendige Aaltjes. Het gebeurt zeer
zelden , dat men ’er Diertjes, die men zou kunnen denken, dat van een andere zoorcnbsp;waren, onder vindt.
Die in’t
de-
-ocr page 185-del daaiit:
Gedaante der Lighaamen. . 79 00s getal van kleine Dieren , die in ge- I. LES.
!• Afdeel.
e eu wyz,e van zig te beweegen met
®alkander overeenkomen. Her klein drup-
Vogts, daar ze in zwemmen , gely kt naar “ ^en Vy ver, die van een verbaazende menigte Karpers.
Karpers zonder Haart eu vinnen krielt, 3-Tv nbsp;nbsp;nbsp;13*
AJe doorfchynendbeid van hun Ligbaam is
Zoo groot, dat men gemakkelyk derzelver
inwendige Deelea ontdekken en onderfchei-
dea- kan.
Ophelderingen.
De Natuur heeft, in’t vormen van de ge- Ellwoort daante der kleinlle Diertjes, zooveel ennbsp;Qogelyk meer verfcheidenheid gebruikt, dan daante.nbsp;in die der groote; maar, by de eece zoo welnbsp;als by deandere,iszealtydzigzelvege!yk ennbsp;behoudt altyd eenpaarig en onveranderlyknbsp;in yder byzonder zoort zyn byzoadere gedaante. Dus doet ons de Azyn, op die wy-ze, als wy gezegd hebben, toebereid, nietsnbsp;dan Aaltjes zien, die alleen maar in groottenbsp;van elkanderen verfchillen; en in’cOelter-water vindt men doorgaans geen andere
die-
-ocr page 186-8o .Gjsdaante tgt;er Ligiiaamek';-
I; LES
2. A F-D E E L.
De ver-fcheiden-heidder K’doiwa-ter-Dier-tjds verklaard.
•dieren, dan daar we aaiiRonds van ken.
Bnfe.
Her eerüe Vogt uogtans vertoont ’er ons, ’t is waar, verfcheiden, die nodi in gedaaU'nbsp;te , noch in wyze van zig te beweegen , naarnbsp;elkander gelyken: maar dit geeft onsegternbsp;geen genoegzasraen grond om tebefluiteo,nbsp;dat de gedaante van die kleine leevendenbsp;fchepzels een uitwerking is van ’t geval;nbsp;en dat een zelfde zoort, cnverfchillig^ nunbsp;deeze dan geene gedaante aanneemt. Hetnbsp;Vogt, daar we nu van fpreekeu , is een af-trekzel van verfcheiden zoorten van Plantennbsp;euGewaffen, waar op veel van elkaar ver-fchillende dieren hun voedzel zoeken, en ’tnbsp;gemeen water, ’t welk ’er d.Q lIoufoij'lofxw is,nbsp;ftrektalstot een middel vogt, daar zoo wei denbsp;dieren, die op Planten aazen, als die ver-flindend zyn, in lecveii kunnen. De Snoeknbsp;leeft in ’tzelfde water, waarin zig de Karper onthoudt; hoewel de een geheel ander zoort van vocdzel gebruikt dan de andere ; en de HiHorie der gekorven Diertjesnbsp;kvert ons menigvuldige voorbeelden uit, die
op
-ocr page 187-Gedaante deii Ligiiaamen, St
'quot;'p deeze'onze Onderfielling nader betrek-king hebben, en dezelve meer regtdraadsoEEL. ^ï-aaven. Maar met den Azyn en ’t Oetlerwa-*^er is ’t niet voUtrekt op de zelfde wyze ge-^*^Sen. Deeze t'.vee Vogtea komen, naarnbsp;fchynt, met den aart van maarzeer wei-^'kge zoorten van die kleine Diertjes óvereen ,nbsp;de middelflof, die ze bewoonen, beledigt hen waarfchynlyk voor vervolgingnbsp;'^'an de anderen. Meer dan eens heb ik eennbsp;1‘roef genomen , om de diertjes van het Zoetnbsp;quot;^Vater, by die van den Azyn ^ of by die vannbsp;^'Gt Oelterwater te voegen; doch de eerftenbsp;^Herven altyd op ’t eertle oogenblik, dat zenbsp;ct in kwamen.
Gevolgen.
Zeer latig heeft men de ïnfeltten aan-Deïn-gemerkt als fchepzels, door ’t bederf de verrotting van andere Lighaamen voort-niet uitnbsp;gebragt. De dwaaling der Ouden ten opzigt^^™’^*nbsp;van hun oorfprong was zóo buitenfpoorig, voort,nbsp;dat zy geloofden , dat zy ze door Konlt konden doen gebooren worden, met zekere han-I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dei-
-ocr page 188-82 Gedaante der Lighaamek.
Deel.
i''
I. LES.del'.vyzen en regels waar te neemen, daar ïS a. AF- 2elfs Voorfchrifcen van hebben durvengeS'nbsp;ven. Het geen’t Vooroordeel des gemeenei^nbsp;Volks onderftelde , tragten de Wysgee-ren door redeneeriugteilaavenjeugaven’ei^nbsp;op hunne wyze reden vatgen de 3telzels,v/e^'nbsp;llt;e door deezen Waan inde waereld gebrag*^nbsp;zyn , hebben hun verdedigers gevonden totnbsp;deeze laatfte tyden toe. Maar kan de fchran-derfte gifiitig, de geefciglte Onderilellingnbsp;Hand houden, daar men wezentlykgebeurde zaaken tegen inbrengt, die openbaar zyn,nbsp;en niet meer geloochend kunnen worden. Denbsp;hedendaagfche Natuurkenners, indeliilLO-lie der gekorven Diertjes vry beter, dan mennbsp;oudtyds was,bcdreeven,hebben dezelven eennbsp;veel edeler en waaragtiger oorfprong toege-fchreeven: zy hebben ontdekt,en door Waar-neemingen, die geen den minH^n twyffelofnbsp;duifterheid meer orerlaten, beweezen , datnbsp;de geboorte en voortplanting van deeze kleine Diertjes al zoo wel geregeld ,en voor elknbsp;byzonderzoortzoo onveraaderlykeenpaarignbsp;ga altyd de zelfde is, als die der Leeuwen,
der
-ocr page 189-GedaAMIE der LiGHAAMEïr. 83
Paarden, en a'ile andere groote gedier- j. LEs»
U F. E i;,.
Zy hebben de bedriegelyke en te wei-'^-^AP-
doorgronddefchynvertooningen, waar op toen het oude Gefoelen velligde, metbeflis'
^Êiide Proefneemingen beantwoord. Deeze die bedorven floffe, zeide men, doet onsnbsp;^''quot;ormen zien en Vliegen ; kan mentwyffe-, of die diertjes Zyn hun beftaan aan datnbsp;bederf verfchuidigd ? Even als of uien zounbsp;tocgen befluiteu, dat een dood Paard Pvaven*nbsp;¦foortbragt, om dat het dikwilsgebeurt, datnbsp;lUen ’er een ineenigte van dat verfcheureninbsp;gevogelte by ziet; of dat een weide Schaa-Pen deedc geboren worden, om dar men ’etnbsp;birdden op ontmoet, die ’ergraazsn. Zulknbsp;eüne Onderltelling zou men nog vergee-'’en kunnen aan iemand, die niet wilt, datnbsp;de Vogels nelben maaken, ©m ’er huri geOagcnbsp;in voort te 'planten, en dat een Lam hetnbsp;Jong is van een Schaap. Indien men dus ooic .nbsp;eenigeriBaate de zulken verfchoonen kan, dienbsp;^ig het cerft door die fchynvertooningen bedriegen lieten, om dat men toen ter tyd nognbsp;geen de miufte kennis hadt van de waare wy-F 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ze,
-ocr page 190-84 Gedaante der Lighaamen.
1. nbsp;nbsp;nbsp;LES.*® 5 waar op die kleine Diertjes, in gedaante
2. nbsp;nbsp;nbsp;Af- en grootte zoo ver van elkander verfchille^^'
de, geboren worden: men mag egtériiuiee-ze Eeuw , waar in men weet, op welk eene wyze zulkenonder hun, die tigtbaar genoegnbsp;zyn om ’er Waarneemingen op te doen,nbsp;voortgeplant worden, zig niet meer verbeelden, dat de Natuur zig zelve overal zoónbsp;gelyk, andere wegen inflaa, om die zoor-ten , welken men om hun ongemeene kleinheid naauwelyks met het Vergrootglas ziennbsp;kan, te vermenigvuldigen, of dat zy de zorg,nbsp;om ze te doen geboren vvorden , aan’t gevalnbsp;óverlaate.
V oort-teeling.
Maar Men moet zig dan weiwagten van tege-W^atuur-quot;^ looven, dat de kleine Aaltjes, die rnen in den lyke Azyn, en de andere Diertjes, die men in denbsp;Aftrekzels van de Planten ziet, verrotte dee-len zyn van die gewaden en groeiftoffen, ianbsp;leevende en bezielde Lighaamen veranderd.nbsp;De ondervinding leert ons, dat, wanneernbsp;men de flesjes, daar de vogteninzyn, ge-flooten houdt, ’er niets in geboren wordt:nbsp;aiaar, als ze open blyven flaan, mag mennbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den-
-ocr page 191-^^nken, dat de JMoeders, in de Lugt ginsl- LES. Ctt herwaarts omgevoerd en7.wquot;evende,daarj^g j,nbsp;Eitjes of Wormtjes in gaan leggen, alsnbsp;°P een plaats, die derzelver Ontzvjagtelhig ennbsp;geboorte begunftigen moet, hun voedzel verschaffen zal en doen groeien. Deezegiffingnbsp;( 2.0 het anders eene genoemd mag worden) isnbsp;'''alt genoeg gegrond op verfcheiden voorbeelden. Hoe veelerhande zoorten van Vlie -gen zien wy niet hun Eitjes leggen in ftil-ftaande waters , daar de Worm, uit dennbsp;ï^op komende, zyn voedzel vindt, en valtnbsp;¦^oortgroeit, tbt dat de tyd van zynnbsp;'^'er-wijfeling gekomen zynde, hy zig op zynnbsp;'¦^eugels onder een nieuwe gedaante , nu zyiinbsp;moeder gelyk geworden,indeLugtverheft?
Hoe verrukkend ook dit onderwerp zy, en OözeNieuwsgierigheid dubbel waardig,moetnbsp;’er egter niet langer op bly ven flilllaan. De ¦nbsp;Leezer,die ’er een omltandiger beri gt van ver-kan de Hltorie der Infekten van dennbsp;Heer dj; Reaumur raadpleegen (*): mennbsp;F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ziet
kroskoop. Amfterd.
-ocr page 192-tS Vastheid der Lighaamen,
I. LES. ziet ze wel,als men ze door ele oogen van zuib *•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eeQ Waarneemer ziet. Ik zal hier nogma^r
^ alleen byvoegen , dat men in die verbaazende
verfcheideuheid van gedaanten , waar mede de Natuur de allerkleinlle Lighaampjes,opnbsp;zoo veel verfchillende wyzeu , gevormdnbsp;heeft, geen geflagt, dat onze nieuwsgierig'nbsp;heid in dit Itaic beter voldoen kan, viU'nbsp;den zal, dan dat der Infekten, waar in wynbsp;ons niet minder over de verfchillende kenmerken, die de zoorteu onderfcheiden, aisnbsp;over de eenpaarigheid , welke’er heeifchtinnbsp;yder zoort, moeten verwonderen.
D E K D E A F D E E L I N G.
Di Vafihehi der Lighaamen.
DeVafi-
heid
Silidité
Volume
De Faftheid van een Lighaam. is niets anders, dan de Hoeveelheid van StotTe* die, ouderling aan elkander verbonden, binnen deszelfs Omtrek begreepen is. Ik zei:,nbsp;aan elkander onderling verbonden: wantin-
dien
-ocr page 193-Vastheid der Lighaamen. 87
DEEL^
'^isn eene vreemde Stof door een Ligliaaml, LES. en onverhinderd dooimina: en daar in haa-3- AF-
‘ nbsp;nbsp;nbsp;p TT t T
bew’egingeii vry en onaf hankelyk van dat ^^baam oeffende; gelyd het Water by voor-^^eld , van een rivier, een hoop Steenen , dienbsp;derielver bodem leggen, doorlhoomt, en,nbsp;binnen befpoelt; zulk eene Stoffe zou totnbsp;Vafcheid, (daar \vy hier van fpreeken),vannbsp;Lighaam niets toebrengen. In tegendeel,
^êter, zou ze dezelve vermeerderen ,indiea binnen den omtrek van dat Lighaam vaft-Eernaakt en ’er meê verbonden werdt; gelyk,
¦'^’anneer het ftroomend water, ’twelk wy tot een voorbeeld bybragten, tot Yswierdnbsp;op het oogenblik, dat het zig tuffchen ciienbsp;opgelioopte Steenen bevondt. Een teenennbsp;^orf, Van alle kanten open en vol gaten, innbsp;vloêiltof gedompeld,heeft niets meer dannbsp;eigen vaftheid, de vaftheidvanzyu ei-gen lighaam , zonder dat ’er de vloeiftofietsnbsp;toe doe; maar een ftuk Houts neemt juift zoonbsp;'’ocl in digtheidtoe, als de hoeveelheid be-draagt van liet water, daar het meê doortrok-F 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken
-ocr page 194-Vastheid der Lighaamen.
I. LES
S- A F-D E E L.
Is eene
onaffchei
delykeEi'
geiiichap
der Lig-
haamen.
, ken is-, en dat het aan zig verbindt en met 2yn ligliaam vereenigt.
Valtheid te hebben is een eigenfchap, die alle Lighaamen, zonder uitzondering,niet alleen gemeen, maar ook onaffeheidelyk ennbsp;uoodzaakelyk eigen is;’t zy men de lighaa-men in hun geheel befchouwe, of alleen flegtsnbsp;zie op de eerde en enkeh'oudigfte Deeltjes,nbsp;waar uit ze zamengedeld zyn. Het is ooknbsp;het mind dubbelzinnig twyffelagtig kenmerknbsp;van hunbedaan. Defchynvertoouingen dernbsp;Gezigtkunde misleiden onze oogen zomtyds,nbsp;en men loopt niet zelden gevaar om zweem-zelsen fchimmen voor waarheden en ietswe-zentlyks aan te zien: maar, door tallen ennbsp;voelen verzekeren vyy ons ten vollen vannbsp;het link; dewy 1 we by ons zei ven ontwy ffel-baar overtuigd zyn , dat alles, wat Lighaamnbsp;is, ook Vadheid heeft ; dat het bygevolgnbsp;wederltand bieden kan, en dat men zyn vinger of iets dergelyks niet brengen kan opnbsp;een plaats, die door de eene of andere dofnbsp;heilagen wordt, zonder eene kragt té gebruiken ,
-ocr page 195-Vastheid der Lighaamen. 89
, groot genoeg om deielve te verfchui-1. LES. ’''en en te verzetten.
deel.
Alle wederltand, derhalven,dienweont-boeten,geeft een minder of meerder V aftheid nbsp;nbsp;nbsp;,
te kennen in dat lighaam , dat onstegenflaat. Weder-l^eeze waarheid wordt zoo algemeen erkend, dat men niets anders tot bewys behoeft by tenbsp;brengen, dan de gewoonte,die wy hebben ,nbsp;om de twee denkbeelden , van de vallheideanbsp;Wederfland der Lighaameü,met elkanderentenbsp;Verwarren; hoewel het een , om net te fpree-ken , eigentlyk de oorzaak, en’t ander het,,nbsp;uitwerkzel uitdrukt. Maar daar zyn gevallen , waar in beide, en vallheid euweder-lland, buiten ’t bereik zyn van onze zinnen,nbsp;of van onze op.merking ten minllen, Zom-mige Lighaameu raaken ons onophoudelyk,nbsp;i'aaken ons van alle kanten op eene zelfdenbsp;wyze aan ; terwyl de gewoonte ons zulksnbsp;^¦oo eigen heeft doen worden , dat wy’er opnbsp;denken moeten , om den daadelyken indruk,nbsp;dien ze op ons 'doen , te erkennen. By Uilnbsp;tvecr, of in een plaats daar de lugt geen mer-kelyke beweeging heeft,denken wcini.g men-F5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fahsii,
-ocr page 196-I. LE
3. AFDEEL.
'Atmosphere.
Die dik werf bynbsp;na on!;;:nbsp;baar u.
go VAStlIEID DER LigIIAAMIN-
S.fcheii, dat ze onophoiidelyk den wederltanJ van een Lighaara overvviiineu moeten, datnbsp;door zyn vadheid hun min of meer in allsnbsp;hunne beweegingen tegenllaud biedt. Wasnbsp;men buiten den Dnmpkrrag., men zou, aisnbsp;men ’er zig weder in begeeven wilde,het aan-ranken van deiugt,_7,onderdatmeuveelop'nbsp;merkzaamheid zou behoeven te gebruiken »nbsp;wei gewaar worden, gelyk men dat van ’tnbsp;Vv’atcr voelt, als men’erzigindompelt.
Een andere reden,d.at de vaftheid der Vloei' (foiFcn rcclal onze aandagt ontfnapt -, is dat
‘‘derzelvcr deden,de een van den anderen onaf-liankolvi: en zoo klein zynde,datzedefcherp' l'.eid onzer zinnen ver te boven gaan, op denbsp;geiingile kragt, die wy gebruiken, wyken ;nbsp;inzonderheid, zo ze in geen grobte hoeveelheid byeen zyn; en wy ons doorgaans nietnbsp;verbeelden , dat we eenige kragt gebruiktnbsp;hebben, als wy maar een geringe of genoegzaam geene pooging hebben gedaan.
DewyldeVloeidoitendeeenigite Lighaa-men zyn , wier vailheid eenigermaatebewys fchynt nsodig te hebben , en de ongemeene
-ocr page 197-Vastheid der Liohaamen. gr
ÊfraakkclvKheid,waar mede wy dezelve voor 1., LES* mialte poogiugen doen wyken, zom-p^EL.
, die cp de zaak niet genoegzaam let-'téu, niogt doen denken, dat die zcorten ¦''an lighaaraen niet in (laat zyn om weêr-ftand te bieden ; zuilen wy ons van dezelvennbsp;alieen bedienen in de Proefneemingen, dienbsp;¦«•e ten bewyze incenen by te brengen,ennbsp;ten dien einde , boven alle anderen , de Lugtnbsp;ver’ciezen, als hot minll vafte lighaam vannbsp;allün, die in een glas of iets dergelyks be-fiooten en gehouden kunnen worden; opnbsp;dat derielver ralrheid, eponwederfpreeke-lyke Proeven gegrond, ons met zoo veel tenbsp;meer reden het zelfde befluit over alle andere lighaamen doe opmaakea.
Eerste Proefneeming.
Tucjlel. ,
In een helder en doorfchynend G!as,gelyk pi ^ Fig. 14, op de vierde plaat, veibeeloJ14-wordt, giet men vyf ofzes pinten zuiverennbsp;klaar V/atcr, en laat op de oppervlakte van ’r
Wa-
-ocr page 198-L LES.
3, Al^-igt; e E E.
Perpen.ii-
culairi-
ment^
De Lugt, in eennbsp;Glazennbsp;Buis be-flootei,nbsp;houdtnbsp;het Water daarnbsp;uit.
92 Vastheid der Ligha-'meu,
, Water een klein HukjuKurk Adryveo: Ter^ volgens iaat loeu de glazen Buis B, lojdrep inbsp;ia ’t V/ater zakken, op dat ds lugt, die in d?nbsp;Buis is , ’er niet uit ontibappe.
UitVJerkzels
Dat gedeelte van de oppervlakte van ’t water, ’c welk tegen de opening van danbsp;glazen Buis B komt, wordt laager, naar maa-te dat ir.en de Buis laager zakken Iaat; ketnbsp;klein üukje Kurk, dat ’er op dryft,maaktnbsp;die verlaaging zigtbaar , eu doet zien, dat’ctnbsp;geen water in de Buis B opkliinc.
Ophilderingcn,
De glazen Buis B bevat een kolom van Lugt, die derzelver ruimte vervult. Ditnbsp;vloeibaar Lighaam, hoewel niet veel ftofsnbsp;in zig begrypende,bcBaat cgteruitdeeleu ,nbsp;die een wezeutlyke vaflheid hebben, en uitnbsp;hunne plaats niet verzet kunnen worden doornbsp;eenig ander Lighaam, ten zy men hun een'nbsp;andere ledige plaats aan wyze, die ze dan opnbsp;uieu'.vs zouden mogen gaan beflaan. Dewyl
de
-ocr page 199-9i
Vastheid der Lighaamen.
Öe Buis Bvan alle kanten qeflooten is, en’tl. LES.
dat zig aan der7,elver opening ^oont, zwaarder is dan de lugt, kan deczenbsp;laatflc Vloeillof niet van de plaats komen,
^aar ze z-ig bevindt: en dewyl derzelver deepen valtheid hebben , gedraagt ze zig ten opligt van’t water , dat ze ontmoet, gelyk alle andere lighaamen zouden doen ; wier deelennbsp;onderling aan elkander verbonden zyn. Daarom verlaagt zig dc oppervlakte van ’c waternaar inaate dat m.en -Je Buis, die de lugtnbsp;in zig bevat, zakken doet; gelyk door hetnbsp;(tukje Kurk,dat ’er op dryft, zigtbaar gemaakt en aangevveczen wordt.
Hoewel de Lugt van de Buis B bet wa-ter, ’t welk zyn kragt dost om ’er ia te geheel, dringen, wederltaat, is egter derzelver we- LugD'an^nbsp;derftand zoo groot niet, dat het ’er t’eenemaal in een ge-door buitengefloottn wordt. Wy zullen opnbsp;een andere plaats doen zien, dat een valnbsp;Lugts een buigzaam, lighaara is, en zig bin-Hen een kleinder omtrek laat zamenperffen, d'airnbsp;als het ’er door eenige vreemde kragt toenbsp;gedwongen wordt. Ook zullen wy zien, dat
cen
-ocr page 200-94
VASTIIEir) DER LIGIIAAMEN'.
I, LES.een Lighaain, in een Vloeilbf gs
S- af-U BEL.
Comprts-
fibiiné.
daar xoo veel re meer in gedrukt wordt, al* liet ’er laagcr in nederdaalt. Uit deeïe cv-’eanbsp;Begiirieleii , die wy hier ilegts onJerRel-lei!, kan niea gemakkelyk begry pen, waarom het water zig, in wecrttal van den tegen-ftaad van de lugt, ee» weinig inde Buis Bnbsp;verheft. ' Het zelfde zou ook gebeuren , indien men cenige andere Stof, die ook buig-zaatn was, en zig met het water niet mengennbsp;kon, in plaats van de lage Belde; gelyk;vynbsp;bewyzen zuilen ,als wy van de ZaKienpen-^nbsp;baarheid van de Lighaameii fpreekea zuilen,nbsp;Maar wat ’er ook gebeuren moge, en totnbsp;welk eene diepte men de Buis B zakken laa-te, nimmer egter zal het water de kolomnbsp;lugts tot niets brengen of derzeh'ergautfchönbsp;plaats inneemen. Wanneet de kragt, die’etnbsp;door het water op geoeiTend wordt ,de deeltjes van ,dc lugteens zoo. digt by elkandertiinbsp;gebragt heeft als ze komen kunnen, is geennbsp;kragt meer in Haat om ze nader byeea tsnbsp;brengen of een kieinder plaats te doen beflaan.nbsp;Het v/eik daidelyk genoeg bewyll:, dat de
Vloei-
-ocr page 201-9S
VASTHEin OER. LlGIIAAMEN.
'^loeidof, (.ven gelyk alle andere lighaamen, I. L E S* ^cu wezendlyk vallheidinderdaad be?.ic, ennbsp;^oor een volllrekc valt lighaam, als anderen ,
Oioet gehouden worden.
Gezwolgen,
L'it de voorgaande Proefneeining kan men Dit belet 2'Cergemakkelyk begrypen, rvaaroinmen eennbsp;i^ot, een Glas, of wat xoort van Vat het zy, nsauwhal-niet met water vullen kan, wanneer men ’cnbsp;I^et deszelfs mond om laag daar in dompelt: of anderenbsp;otn welke reden een Tregeer, wiens pypje te Vaten.
Uet in de.n hals van een Fles pad, het Vo^t niet doorlaat en w volgieten vatide Flesbe-let; en welke de oorzaak zy, dat mennbsp;tot zekere buitengewoone middelen toe-vliigt neemen moet, om Gkazen, die nietnbsp;dan een zeer naauwen mond of halsje hebben, gelyk het glazen Flesje, by voorbeeld,
Yan de derde Proefneeming der cerlle Af-j_-deeling, te vullen, Flet vooroordeel 5 ofde^'S- 4‘ gewoonte liever van in de iugt te Iceven,nbsp;doet ons als volkomen ledig en eenzoortvannbsp;ji/c/aaninerkea, aiies, wat niets anders dan r«/W«
al-
-ocr page 202-96
Vastheid der, Lighaameh.
1. LES.alleen maar die Vloeiftof bevat, en op dat ^ ' öngegroad vertrouwen gelooven wy , dat eennbsp;Vogtzigflegts, op welk eenewyz,ehet ooKnbsp;7.y, aan den mond van een Vat te vertoonennbsp;heeft, om ’er toegang in te krygen ; daarwynbsp;in aanmerking moeiten neemen,dat alle disnbsp;ruimten en ledige plaatzen natuuvlyker wyzsnbsp;met lugt vervuld zyn, gelyk ze vol waternbsp;zouden zyn, indien ze'op den grond van eennbsp;Vyver gemaakt, en nooit boven water ge-weelt waren. Daarby moeiten wy bedenken,nbsp;dat, dewyl de Lugt een üghaam is , dat uitnbsp;Talie deelea beöaat, wy ons niet verbeeldennbsp;kunnen, dat w'y een ander lighaam metnbsp;haar op een zelfde plaats zullen doen huis-Vellen ; en dat ’er daarom,zo men Water,nbsp;Wyn of iets dergelyks, in een F les wil doen,nbsp;ruimte en opening moet wezen tuffehen dennbsp;hals en den Tregter, waardoor de Lugt uitnbsp;de Fles kan uitgaan om voor het Vogt plaatsnbsp;te maaken. Maar wanneer die hals zoo engnbsp;is, dathy op den zelfden tyd aan tvveeVloei-floffen , die een regc Ilrydigen loop hebben,nbsp;dat is, aan het Vogt, dat men ’et in wil
gie-
-ocr page 203-Vastheid der LighaameN. 57
8’eten, en aan de Lugt, die ’er uitmoet,!. LES.
Seen vryen doorgaang verleenen
^'ets anders op , dan dat men zulks beurte-
laat gefchieden. Om die reden, als n-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om een
^gt;en den geelt van Lavendel in’t Parfumeer-jusu-^v-
^efch je daar we hier voor van fpraken*,bren- hal/ug ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;T^Icfch’C
S^iiwil, begint men met hetzelve warm te
hiaken, en , wanneer de werking van ’t vuur te vullen.
*Bladz
een goed deel van de Lugt’eruitgedreeven^„_
^teefr, dompelt men het halsje in ’t Vogt,
’twelk dan derzelver plaats innecint.Wy nee-hien tot nog toe by dit uitwerkzel niets anders in aanmerking, dan maar alleen de ver-Plaatzing van de eena Vloeiltof, die voor ttioet gaan, eer men ’er de andere inbrengt.
Wanneer wy van de Eigeilfchappen derLugt, iu ’t vervolg,fpreeken , zullen wy doen zien ,
Waarom een Fles, door dezelvewarm temaa-Iten , een groot gedeelte van de Lugt,die’er in begreepen was, verlielt.
Wy hebben reeds de reden aangetoond Waarom de Lugt, in de voorgaande Proef-kelaars-neeming, uit de glazen Buis B niet ontfnap-i^'®'^*nbsp;pen kan. De zelfde reden is ook oorzaak,
'L De EL. nbsp;nbsp;nbsp;Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 204-98 Vastheid der Ligiiaameiï.
LES. dat ze blyfc in een Waterduikers-KIok ,
PL. 4. lip 15,
daar, geduureude eenigen tyd, tot ademhaa-ling dient van den Duikelaar. Op den zcli' den grond, fchoon in een geval.van eene regt'nbsp;ftrydige natuur, fteunt het, dat men z,eeïnbsp;gevoeglyk uit een Vat, dat men niet roereunbsp;wil, een V ogt kan pompen of putten metnbsp;een zoort van Pyp, die naar beneden eennbsp;zwelling of buik heeft, gelyk in de 15 Figuur afgebeeld wordt. Want dewyl denbsp;Pyp van boven open is,,wordt de Lugt, naarnbsp;maate dat het Vogt door D inkomt, bovennbsp;uit gedreeven: en de volgende Proefneemingnbsp;zal ons leeren, hoe men dezelve, door behulp van den wederltand van debuitenlugt,nbsp;mids de opening C met den Dijim toeflui-tende, vol Vogt kan overbrengen.
II. P R o E F K E E M 1 N G. ‘ToeJleJ.
Pl. 4-iig. l5.
Öe iC Figuur vertoont eenTafel-Fonteintje, welks PypEF onder en boven open is
zyude het gedeelte £ omtrent twee lynen ver-
99
Vastheid DER Lighaameh.
boven den bodem van den Bak G H, I. LES.’
die een p-aatie in ’c midden heeft. Menvnlc 3- af-. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D E E L
‘'efVerlaatbakje IK, tot omtrent drie vierde
dé’tlen j met Water.
Uitwerkzels,
tie Fontein loopt, met verfcheiden her- Een Ta-
i'aaliu^en en tuffehenpoozen , door de kleine j, ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;teintjc
iypjes I, 2, 3, 4,5,7.00 lang als’er water ge-bewyrt de
koeg daar toein het quot;Verlaatbakie overblyft.
^ , van de
Ofhddermgen. nbsp;nbsp;nbsp;L^gt^
Wanneer de Pyp E F open is, geeft dezel-l'e een vryen doortogt aan de Lugt, die van binnen op de oppervlakte van het Waternbsp;I K haar Drukking oeffeat. Tweeoorzaa-ken zyn’erdaa, die den uitloop van’t Water bevorderen: de Drukking van de Lugcnbsp;Van binnen, en het gewigt zelf van ’t Water.
Van deeze twee oorzaaken wordt deEerÜe opgewoogen door den wederfrand van danbsp;buitenlugt, die op den mond van yder dernbsp;kleine Pypjcs i, 2, 3,4, y, Baat, enzigvaunbsp;buiten tegen den uitloop van ’t water Belt,nbsp;met eene kragt, welke gelyk is aan de Druk-G anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;king;
-ocr page 206-100
Vastheii) der Lighaamer»
ï. LES.kingjdie het van binnen daar toe dringt.
DEEL.
dooitogt
3. AF- tweede oorzaak, het gewigt van’t Waterj blyfc in haar geheel, en is genoegzaam, omnbsp;het door de Pypjes te doen uitloopen. Maatnbsp;als de Pyp EF gellopt wordt, laat de bin-nenlugt, de oppervlakte van ’t Water iK-niet meer drukkende,de buitenlugt haar wet'nbsp;king vry en met volle kragt volvoeren, wietnbsp;wederftand op de zwaarte van ’t Water denbsp;overhand krygt en den uitloop doet ophouden. Men bedient zig , niet onaardig, vaiinbsp;het uitloopend water zelve, om detuffchen-poozingen te vzeeg te brengen. Dewylhetnbsp;lïit den Bak G H , waar in ’t gevangennbsp;wordt , niet uit kan loopeu, dan door hetnbsp;gat, dat in ’t midden van deszelfs bodem is,nbsp;bevindt het ’er zlg wel haaO:, en een gerui-men tyd agtereen, in zoo groot een menigtenbsp;dat het end E van de Pyp onder water, ennbsp;daar door gedopt raakt: en dat water moetnbsp;dan eerlt weet weggeloopen zyn, eer de Pyp,nbsp;op nieuws geopend, de Lugt haar vryennbsp;wedergeeft*
Qs»
-ocr page 207-Vastheid der. Ligiiaamen. ioï
1. LES, 3. AF-D£ E L.
Beurt-
Ccvo^gen,
It verfdi-iden Landftreeken vindt men
^Êurthoudende Bronnen,die bytuffchenpoo-dingen met vloeijen ophouden.Deeze natuur-Bionncii. ^yke uitwerkzeis, die men doorgaans in denbsp;ï'abuurfchap van Bergen ontmoet, hangennbsp;'''eelal van verfcheide oorzaaken af,vvelkentotnbsp;liet zelfde einde met malkanderen medewerken ; maar dewyl de verfchillende uitleggingen , die men ’er van geeft, voor ’t meeren-deel gegrond zyn op zekere eigeufchappennbsp;''fan de Lugt, die wy tot nog toe niet he'bbennbsp;doen kennen ; zo Bellen wy ’t verhaal van de-’zelven tot dien tyd toe uit, wauneerde orde , welke wy ons in dit Werk voorbelden,nbsp;ons gelegenheid geeven zal,om van die Vloei-ftof te fpreeken.Wy ondertteÜen hier maaralleen , ( en dit heeft ze gemeen met alle anderenbsp;Lighaamen, ) dat zy in Baat is om wederBandnbsp;ïe bieden, en op andere Stoffe te werken;nbsp;en hier van zien wy de bewyzen niet alleennbsp;in de Proefneemingen, die wezooaanBondsnbsp;hebben vmorgeBeld, maar daarenboven oor
nog
-ocr page 208-lOJ Vastheid der Ligiiaamem.,
I. LES. nog in verfcheideu uitwerkzelen , die onzs
3- A F' eisien behoeften en ieevensnood\vendi2;heds‘i 3^ E L Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
* ons d-Tigelyks onder ’t oog brengen. Dat naen
te
PL. 4. 15-
het boveufte gedeelte van het werktui
zyu kragt van buiten oefTeiit-et den vingev
voren befchreeven,noodzaakelyk moet opeH' laaten, indien men wil, dat ’er het Waternbsp;door het ander end Dinkoomc, toont klaar-blykelyk den wederltand aan van de Lugt jnbsp;2,0 men haar beflooten houden w’ilde. Maarnbsp;¦w'anneer men nu het Vogt, dat men dus gepompt heeft, vervoeren zal, gelukt het ins-gelyks door middel van een dergelyken we-derlhnd, dh
PL. 4.
Ik- 17-
De opening c van de Pyp Hoppende, geeft men de buitenlugt gelegen’-heid om in öJregenden val van’tingeflootennbsp;Vogt al haar kragt te werk te üsilen. Donbsp;BewysuitLaihpea en Inktpotten, wier Verlaatbakjesnbsp;eri'lnk^- omgekeerde Fleffeu zyn, gelyk in de 17 pi*nbsp;kokers. guur verbeeld werdt, zy’ü voorbeelden , dienbsp;ons, op verfchillenJe vvyzen, een zelfdenbsp;uitwericzel doen zien. Op de minlle opening,welke men in’t boveiiHe gedeelte L vannbsp;de bles maakte, zou het Vogt zigtuffehen
twee
-ocr page 209-Vastheid der Lighaamen. 103
twee gelyke vermogens, beiden even groot I. I. ES-'''au kragt, bevinden: want deLugt, die te-fieriitand biedt in M , doet niets meer dan ^at hy evenwigt maakt met die, welke inLnbsp;druk t; ca das zou de Olyoflnkr de neigingnbsp;t'’oIgen moeten van ijyn eigen zwaarte,welkenbsp;*det toe zon laaten, dat ze boven hun waterpas in de Fles hangen bleeven. Maar, zoonbsp;^ang als het Vetlaatbakje van boven gefloo-ten blyft, heeft de Lugt, die in M werkt,nbsp;kragts genoeg om het Vogt op te houden.
Een volle Ton, fchoon met een fret doorboord, ftelt de verwagting van den Tapper te loor, indien hy vergeet, haar van bovennbsp;bjgt te geevea. Eu ’t vloeit uit de zelfdenbsp;oorzaak voort, dat een Fles, wier hals welnbsp;digt geflooten was, zo men in derzel ver bodem heimelyk een gaatje gemaakt heeft,hem,nbsp;dien men ze ontkurken laat,, nat maakt ennbsp;niet w'einig doet verwonderd ftaan.
Deeze Vaflheid der Lighaamen geeft men, ook den naam \'an Onduordri-rxgbaarhetd; dog door-
dit woord heeft eenige verklaaringnoodig, donshaar-
om de tegenwerpingen voor te komen, èd\c jmfene-G ^ nbsp;nbsp;nbsp;zi-trahilnt.
-ocr page 210-104 Vastheid der Ligha/'men.
J. LES.afgeleid zouden mogen worden van zekere Proefneemingen, waar in ’t fchynt datver-' fcheiden llüfien, met elkanderea gemengd,nbsp;haare grootten in een fmelten, en onderlingnbsp;in elkaar indringen. Een Spons, by voorbeeld , ontfangt en trekt binnen in zig eennbsp;hoeveelheid van water , dat zyn eigennbsp;Viirgeftrektheid fchynt te verliezen ; alzonbsp;de omtrek van dat lighaam , daar ’t water nanbsp;die zoort van doordringing in opgeflooten is,nbsp;niet merkelyk daar door in grootte is toegcr-nomen. Een glas volafchofzaud drinkt nognbsp;een menigte Vogts in, zonder over te loo-pen ; en gclykedeeleiiBrandewyn en Waternbsp;in een glas ondereen gemengd, beflaaii ’ernbsp;minder plaats, dan ze deeden voor dat zenbsp;met clkanderen gemengd waren. Is dan denbsp;Stoffe inderdaad doordringbaar, of, is zy’tnbsp;niet ? Eu iii welken zin moet men haare Ondoordringbaarheid opvattennbsp;Hangt al- Hier komt het ’er op aan, dat men de fchyn-devaTie”*”'^aare grootte der lighaamen zorgvuldig on-iieeitjes. derfcheide van deizelver wezentlyke Vaft-heid. Dc oudeeibaare Deeltjes, (zoze’er
lyi'*))
-ocr page 211-Vastheid der Lighaamen. 105
Xyn,) zyn volftrekt ondoordringbaar. An-I. LES,
deren van een lager rang, die reedszamen-3* af-
deel. ¦
gefielde lighaainpjes beginnen te v7orden,zya Ook waarfchyulyk nooit van eenige vreemdenbsp;Uoffe doordrongen g ewordemmet één woord,nbsp;in alle lighamen, welke en hoedanig zy ooknbsp;''^'ezen mogen, is zeltere hoeveelheid vannbsp;Deeltjes, die alleendeplaatzen, daarzezignbsp;in bevinden, beflaan, en ’er alle andere lighaamen noodwendig en onvermydely k buitennbsp;fluiten. Maar deeze valle en ondoordring-baare deeltjes, die eigentlykdewaareStoffenbsp;Van de Lighaamen uitinaaben , zyn zoonbsp;iiaauw niet aan een gevoegd , dat ze tuffchen 'nbsp;elkandercn geen openingen en ruimten over-laaten, die ledig zyn, of maar vervuld metnbsp;een andere en vreemde Stof,die met het overige verband nochzamenhaugheeft, enhaarnbsp;plaats aan alles, wat ’er haar uitdryven ennbsp;buiten fluiten wil, overgeeft. Zoo dra mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
deeze kleine tuffchenruimten en holligheden,
(die wy in de volgende Les bewyzeu zullen dat ’er met ’er daad zyn , ) toeilaat, begryptnbsp;men zeer gemakkelyk, datdc Oadoordring.
G 5 nbsp;nbsp;nbsp;baar-
-ocr page 212-I. LES. baarheid der Lighaamea zig maar alleen iflO-t uicitrekken tot de vaile Deeltjes, die, biU'nbsp;nen den omtrek van het geheel, onderling aannbsp;elkander verbonden zyn, en geenzins aan dennbsp;gautfehen klomp van ’t lighaam , zoo alsnbsp;het uit die Deeltjes gevormd en zaïnengc'nbsp;Held is.
De Yl- nbsp;nbsp;nbsp;nheid {*) der Lighaamen is niets an-
heid heeft. in Porojité
deis
, dan de ledige ruimte, het Ydel,
dat
[ii- xvect wd, d.v:, oin r.ct te fpreeVen, liet. woorti 'ïlheul ciiïciitlyk ’.’.iet Poroftté^ iiiMr Rc:!\se,nbsp;llaAtCiS i.s, cn tegen i)ée'tbcicl of Denfitd overdant; eitnbsp;ilat liet ook (iooi'giinns in dien zin gebruikt wordt.nbsp;Mr.ar dev.-y! de Oadnitlelic woorden l-orunricul en
/’«•
-ocr page 213- -ocr page 214- -ocr page 215- -ocr page 216- -ocr page 217-Yliiejd der Ligiiaamen. 107
tufTchcii derzel'ver vafle Deden gevon-DES. den wordt. iNiecdatwy, door dit v/oord
plaatfen willen te kennen geevcn, die pjje rdJe Stoüe i’eenemnal ontbloot 2.yn; haamennbsp;Want het is ontwyffdbaar , dat ’er innbsp;groorlle gedeelte van die tulTdienwydteiinbsp;'^’ioeircoffen liuisveRen, die van hunne te-Benwoordigheid zigtbaare blykea geeven, innbsp;^enigerhande Proefueerningen. V/anneeriknbsp;^en drooge Spons, of een zagten cn voozennbsp;Steen , i'* water dompel, zie ik, naar maa-te dat liet water’er in doordringt, veel lugtsnbsp;Daar buiten komen en’eruitgedieeveu worden : en , als men vogtige lighaainen droo»nbsp;gsu iaat, worden zeiigicr, naar inaate zy
dat
^oriïii my ccnigaiiits hard cn {Lootcnde voorhwa-’quot;511 , heb ik do vrylioid gciionioii , (rrant yocii r,c-Vooclykcr fdioot niy in.don zin,) om ’rr dit voor re fifebriiikcn. Do zaak voord: ’cr taauiciyk vrcl doornbsp;quot;itgouriikt ; y.'iint hcc cen Ughaair. incor I'uriCtinbsp;quot;i liever Poret'shcu'. heeft, lioe het ylilCT ; cn ’tnbsp;komt hier maar aan op cen Naam , die door cennbsp;licfcliryviiig , v'.at men ’er door veritaat, cu alsnbsp;quot;icn hem in den zeirden zin gebriiikr, bevatbaar eunbsp;kukle'.yk geiio.g gemaakt wordt, J
-ocr page 222-ïo8 VUïEID DER LiGHAAMEN.
Pores.
II. LES. dat geen, ’t welk hunne ylheid in hunne hol' llgheden en tuöfchenruiinten toegang gege-ven hadt, door de uitdamping verliezeinnbsp;Doch deeze vreemde lighaampjes vervullennbsp;flegts alleen de grootlle openingen en tus-fchenwydten. De Scofïe des Vuur3, endienbsp;van ’t Licht, welke wy door Lighaamen,nbsp;daar de Lugt, het Water, en dergelykeiinbsp;meer, niet kunnen doordringen , heen ziel'nbsp;gaan , laaten ons geen den miniten grondnbsp;over om te twyffelen, dat ’er ook nog andere buisjes of ledige holten zyn van een minderen rang, vervuld met Vlceiltoffen , dienbsp;merkclyk fynder en dunder zyn dan de ande-len.- Maar wanneer men fpreektran de eigen Stof van een lighaam, die Stof, daarnbsp;het eigeirtlyk uitbellaat en zaïnengefieldis,nbsp;komen alle deeze vreemde Deeltjes, die andere wetten volgen, en in deszelfs Aandoe-ningen geen deel neemen, nooit in eenige aan-kiüg, en worden gerekend tot dat lighaam niet te behooren. Niet zoudergrondnbsp;zou men ondertulTchen ook (tellen mogen gt;nbsp;dat ’er bt'halveu deeze eerlte ledige holligheden
-ocr page 223-Ylheid eer Lighaamen;
rfen en ydele ruimten, die, dewyl ze nietj-j_ andere Stoffe vervuld zyn, oneigentlyk i. af-eenoemd worden, nog anderen enveel^^®quot;'^'nbsp;kleiudere in de üghaamen te vinden iyn,vvêl-den naam van ledig en ydel eigentlyk ennbsp;^®Uerlyk verdienen. De vryheid, die ’er totnbsp;beweegingen noodig is, fchynt zulks tenbsp;'’^reifchen: maar, fchoon ze ’eralzyn, zenbsp;^’2llen egter niet onder ’t bereik vaneenigenbsp;^roefneemiogen, waar door wy derzelvcr bestaan zouden mogen doen blyken. Wyltei-^t:n derhalven, de eenvoudige en oorfpron-^'^elyke Deeltjes derLighaamén alleen uitzonderende , als een algemeeue waarheid vad,nbsp;dat alles, wat uit Itoffelyke Deelenzamen-S^lteld is, Tl is en zyn opene tulTchenruim- Ponuxnbsp;beeft;, de harde Lighaamen zoo wel alsnbsp;de VogteHj de Bewerktuigde zoo wel als alle Orj-^‘¦ideren ; en dat al ’tonderfcheid,’t welkinnbsp;dir Ituk tulTchen deeze en geene lighaamennbsp;plaats heeft, alleen voortfpruit uit de ver-^’ahillende grootte, getal, gedaante offehik-vaudietuffchcnwydten euopeniugeiR
Eer-
-ocr page 224-lio
YlHEID BER LiGHAAMEïlé
II. LES.
i. AFDEEL.
'PL. I. Pig. I.
Eerste P roe fn eem i n Gj rpeftel.
De eerPe Figuur vau deezeLesvertoon^ een Lugtpomp, op wier koperen piaarnbsp;een glazen Buis N Ogeplaatflheefc, van bu'nbsp;ven geflooteti met een Eikenhouten Nap P»nbsp;volgens den Draad van ’r hout uitgehold»nbsp;en wier bodem omtrent drie Lynen dik islt;nbsp;Men doet water in die Nap , en begint tenbsp;pompen.
Uitvurkzels,
DcLugt- Na eeuige flagen van den Zuiger begint
pomp nbsp;nbsp;nbsp;water: dat in de houten Nap is, door
doet het , nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, •
Water den bodem te dringen, en valt by druppels lU
doorHoutjjg neder. Het hout zet zig uit, en het heendrin-„, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Glas Ipringt zomtyds aan fluKken.
Ophelderingen.
De Lugtpomp is een werktuig, daar men zig van bedient, cm de Lugt uit een Glas ofnbsp;iets dergely ks, daar ze in beflooten is, uit tcnbsp;pompen, Wy zullen hier van haar maak-
zei j
-ocr page 225-ut
Ylheid üer Lighaamen.
1 en de verfcheiden gebruiken, daar men II. LES.’
toe bezigt, niets zeggen , dewy I zulks tot ^ nbsp;nbsp;nbsp;^
tegenwoordig ondervv’erp geen betrek
ke Oils
heeft, en natuuriyker wyze zynplaats
vinden in de Leffen , waar in wy over de
^^Senfchappen van de Lugtfpreek'en. Ik zal
maar alleen zeggen, dat men,door de Pomp
den Toeltel van de voorgaandcProefnee-
'^dig te doen werken, deLugt,dieindegla-
^£11 Buis NO is,’er uit kan haaien.
Een üuk Hours, in zyn lengte genomen, VerldaartS
is een vergadering of een bondel van kleine
'^’ezcls, ouder de Schors, die hun tot een ge- tigheid
^eeneii oiiiflag verlhekt, beflooten. Men y™
1 nbsp;nbsp;nbsp;/,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , -tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hout.
*aii gt;er zig eenig (hoewel, beken ik, vry
kuuw en gébrekkelyk)denkbeeldvaninaaken,
men zig een bosje Zwavelftokken, in een
i^cheede of kokergettoken,verbeeld.Hoe dun
fyn die Houc-vezekjes ook wezen mo-
Son , nooit zyn dezelven zoo naby en zoo digc
®et elkanderen vereenigd, dat ze niet eenige
i^leine tuffchenw'ydteu overlaaten, die als
Zoo veele pypjes, tulTchen de vezels, uitmaa-
kcn. Toen men dc Nap van de voorgaande
Proef-
-ocr page 226-112 YlHEID der LlGHAANEISf.
I. AF-Xgt;E5E L.
II. LES.Proefueeming uitholde, bragt men de leegte' van die pypjes tot de dikte van dcr7,e!ver bodem , dat is, gelyk we zeiden, tot twee ofnbsp;drie Lynen. Men kan derhaiven dien bodem aanmerken ,a!s een Zeef met een oneindig getal van kleine gaatjes doorboord , dienbsp;van de eene oppervlakte des bodems tot aannbsp;de andere loopen. Die gaatjes en opeuingennbsp;iyn ondertuffehen in hetEikenhout loo klein,nbsp;dat het Water, daar men de Nap meê vult ynbsp;door zyn eigen gewigt .alleen geholpen , daarnbsp;niet door kan dringen, Men moet een vreemde kragt te hulp roepen , die hetzelve innbsp;Haat ftelt om die doorgangen te vergrooten,nbsp;en ’er zig een weg doorheen te baanen ; ennbsp;ten dien einde bedient men zig hier van denbsp;Drukking van de buitenlugt, die altyd v/elnbsp;op de oppervlakte van het Water werkt,nbsp;maar egter geen verandering te weeg kannbsp;brengen, ten zy men eerf: den wederitandnbsp;van de binnenlugr, die in de glazen Buis is,nbsp;en, zoo lang z-y daar blyft, evenwigt metnbsp;haar maakt, vermindere of geheel doe ophouden. Dus zypelt, na eenige flagenvan
den
-ocr page 227-YtHEID DER LiGHAAMEN. H5
^6n Zuiger, het water, van buiten gedrukt, ii. LES.
van binnen in N O niet langertegenge-^^oudeti, door dea bodem van de houten door, en loopt tot Druppels zamen,nbsp;die, nedervalleude, een zoort van Regennbsp;®aaken.
Dewyl de kleine Buisjes, tuffchen de veteU Pores 3 ''^an het Hout, niet grooter en wyder gemaaktnbsp;Jionden worden, zonder dat de valte Deelennbsp;''erder van elkander afgefcheiden en verwy-derd werden, zoo moeit de oppervlakte zignbsp;Doodzaakelyk uitzetten; maar, indien denbsp;Omtrek, daar het water minder in doordringt, zig naar evenredigheid niet zoo veelnbsp;'litZet en rekt als het midden , zal de bodemnbsp;''^an de Nap krom worden, öfdeNapzelvenbsp;kier of daar van een fplyten.
'Gevolgen,
Het Hout, dat meh den naam geeft van Het uit-' nbsp;nbsp;nbsp;zcttGn cn
of week Hout, (om dat het, ylder zyii- feheuren
de dan andere zoorten, zig gemakkelyker van Hout-
fnyden laat,) wordt, indien deszelfs opper-
vlakte met deeeneofandere vetagtigcStofFe
I. Deel, H nbsp;nbsp;nbsp;niet
-ocr page 228-tL LES.niet beüneerd is, vogter,als het drooger i* dan de Lugt, die het omringt; of, zo hetnbsp;vogtiger is dan de Lugt, droogt het uit ecinbsp;verheit zyn vogtigheid: dewyl het de Na*nbsp;tuur der VloeillofFen eigen is, dat ze zignbsp;eenparig naar alle kanten uitzetten en verdeden. Alzoo nu de Itaat van onzen Damp*nbsp;kring geduurig verandert , ondergaat hetnbsp;Hout ook, gelyk alle andere yle en fponsag-'nbsp;tige lighaamen,onophoudelyk de beurtwilTe-lingen van Vogtigheid en Droogte, die iönbsp;hetzelve,en in den omtrek der Werkltukken*nbsp;welken ’er van gemaakt zyn , met weinigenbsp;veranderingen veroorzaaken. Den eenen tydnbsp;zetten de oppervlakten zig uit , die dennbsp;anderen tyd inkrimpen. Daar door gebeurt!nbsp;het, dat het Timmerhout in nieuwe Gebouwen, Zolderingen van Dennenplanken,Lylt-werk, Befchotten en ander Schrynwerkersnbsp;of Timmermans - werk , indien ’t niet gemaakt is van Hout, dat lang onder Dak ge-ftaan heeft en doordroog is,met geknap en gekraak dikwils gaat berlten en van een fplyteu;nbsp;ïodathetgantfebe ftuk zyn netheid en hevigheid
-ocr page 229-lis
YlHEID der Ligiiaamen.
^eid terlieft: dat eea Veufter, ’t welk opll* LES»
’ nbsp;nbsp;nbsp;I • A K—
dëiT eenen tydgemakkelyk fluit, op den an-oEEi,. deren te groot is, en niet dan met veel moeide geopend of geflooten kan worden ; datnbsp;^en Vat, ’t welk lekt, weder toezuigt en digtnbsp;''^ordt, als men ’t in het water ftaan laat.
W ant alle deeze uitwerkzels, en veele ande-l’en van die zoort, moeten alleen tocgefchree-ken worden aan de veranderingen, die de •ighaameu in hun afmeetingen ondergaan doornbsp;Vogt en Droogte, en waar door ze zig aunbsp;Uitzetten, dan weder inkrimpen.
Deeze zoorcen van v;anorders zouden op Het krlm-^'erre na zoo .aanmetkelyk engewigtignietpen en kyn, indien de vermindering of vergrooting,
^'et uitzetten en inkriropen der oppervlakten, Befchot-o'reral eenpaarig en op den zelfden tyd fthiedde. In Werkftukken, die uit een en-ftuk gemaakt zyn, of met lymHerkaannbsp;gehegt , zou flegts eene veranderingnbsp;iti de grootte, welke dikwils van zeer wei-0'g belang en gevolg zou zyu,gebeuren kun*nbsp;iien; maar om dat de eene zyde vogtig, ennbsp;«laardoor grooter wordt, terwyl de .andere
ïi^ Vlheid uér. Lighaamén.
II. LES.pndertuffchen droog en zonder uitzetting I. AF- biyftj ontdaan ’er fcheuren, kromten, e£inbsp;mismaaktheden. Dus krimt een Befchot holnbsp;naar buiten, als de eene oppervlakte van hetzelve, die tegen eeil vogtigen muur ftaat*nbsp;grooter en uitgèbreider blyfc dan de andere ; en een Deur trekt krom, wanneer d®nbsp;Itukhen, waar van dezelve gemaakt is, nietnbsp;allen even vatbaar zyn voor de veranderingennbsp;der Lugt, en het eene min, het andere meergt;nbsp;daar door aangedaan wordt.
Uitwer- Deeze en dergelyke zoorten van ongemak-^ dëOly verf ken kan men door middel van Olyverf ennbsp;en’t Ver- VcrnifTon vry wel voorkomen. De openin-tegèn. gen en ledige tuffehenruimten van het Houtnbsp;op die wyze met een vreemde Stoffe, daarnbsp;het water geen vat op heeft, doppende, belet men niet alleen de Vogtigheid, die vannbsp;buiten komt, ’er in te dringen, maar houdtnbsp;ook die geene , welke nog in ’t Hout was,nbsp;toen men’t verfde ofvernide , daarinopge-flooten en gevangen; en is dus een bekwaamnbsp;middel, om alles in een vaden eneenpaari-gen ftaat te houden, wat alleen door V ogtig-
heid
-ocr page 231-Ylheid der Lighaamen. 117
heid of Droogte van gellelteuis 2011 kunnen II. LES.'
''eranderen. nbsp;nbsp;nbsp;DEtL*.
Het is een Terwonderenswaardige zaak,
huiten twyffel, dat kleine drupjes water, die taare
‘*'ig in een vatte Stoffe weeten in te vakke-kragtvan Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t Water.
*lt;^n, dus door alle hun kleine kragten zamen
hl te fpannen, en als gelykerhand te werken, derzelver uitgetlrektheid vergrooten kunnen,nbsp;m Weerwil van den vervaarlyken tegenttand,nbsp;hie zomtyds dezelve binnen haare///gt;»lt;?^r/«-ge» tragt te doenbly ven. Men heeft Kabel-touwen, met voordagt, ten dien einde natnbsp;lemaakt, zien opzwellen ten kotten van hunnbsp;kngte , en verbaazend groote gevaarten napier aan ’t vatte punt brengen, waar aan zenbsp;'t'areu vattgemaakt. Een Proef-ondervinding van de zelfde natuur, en die onze opmerking niet minder verdient, gebeurt ’ernbsp;dagelyks onder oogen, die ’er al het fraaienbsp;niet van befpeuren noch kennen, in de Steengroeven, daar men Molcntteenen houwt.
Heeze zoorten van Steenen zyn zeer hard , en ’t is geen gewoonte, dat men ze zaagt.
Men kieU ’er een Blok van uit, en geeft’er H 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 232-ii8
Ylheid der Lighaamen.
ÏI. LES.de gedaaine aan vaneen /Jo/van behoorlyl'® middellyn. Terwyl dezelve op zyn voet-DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ruil, verdeelt ineu hem door verfcliei'
Cylindre. rondsomgaande fneeden , die evenwydig aan elkauderen zyn, en zoovervaneen.datnbsp;’er tuffchen beiden Steens genoeg overblyftinbsp;om ’er zoo vecle Molenlleenen van te maa-ken. Maar dewyl deeze fneeden niet tot aan,nbsp;de As van den Rol toe ingehakt kunnen worden, blyft ’er in ’t midden een kern over,nbsp;die men telkens, als men een fneedelos wilnbsp;maaken , breeken moet. Ten dien einde vultnbsp;men alles, wat ineu uitgehakt heeft,met wigquot;nbsp;gen van zagt en wel doorgedroogd hout, (nbsp;wier ointrek men vervolgens vergroot ennbsp;zwellen doet, door ze met water te befpren-gen, of op een andere wyze nat te maaken.nbsp;Het wonderbaarite in diegantfche behandeling is, dat nog de zivaarte noch de hardheid van zulk een Steen de vogtigheid beletten kan , haar gewoon uitwerkzel op hetnbsp;Hout te hebben, en dat door een zooeen-voudig en op het uiterlyk aanzien zwak ennbsp;kragtcloos middel, de Sneede zig affeheide
van
-ocr page 233-iï9
Van de fteenen Rol, daar ze een gedeelte van II. LES. dicmaakte (t),
' ¦ nbsp;nbsp;nbsp;igt; s E n.
Toefiel.
In plaats van de Glazen Buis van de voor-JPI. i. gaande Proefneeming,zetmen’erzulkeene,^^^'nbsp;sis in (ie derde figuur verbeeld wordt,op denbsp;i^operen Plaat. Zy is van boven voorzien metnbsp;een Kriftal-flesje , dat een bodem heeft vannbsp;Buffels-Leder,en waar in men Kwikzilver gedaan heeft, to,t de hoogte van omtrent tweenbsp;Puimen,
Uttwcrkzeh,
Kwikzilver dringt
Op den eerllen of tweeden flag van Het
den
(t) [Niet fflinder Mykt lie wonderbaare kragt Van ’t Water in dit opzigt, uit de manier om denbsp;Cinienvocgingen der Beendertjes van het Hoohl,nbsp;¦n Bekkeneelen , los te maaken : tot welk eimienbsp;'hen zulk een Bekkeneel , door ’t ronde Gat desnbsp;Mevgs , met dvooge Erwten vult, en ’t zelve, nanbsp;‘lat het Gat is toegeilopt, werpt in een Emmer ornbsp;Pot met Water ; want die Erwten , lutzwciiende,nbsp;ieiie'deu de Naaden iles Hoofds , op een zeer een»nbsp;paarige wyze , van een , waar toe anders iiaaujv-lyKs mogélykbcid was. IE]
H 4
-ocr page 234-120 Ylheid der Lighaamem.
II, nbsp;nbsp;nbsp;Zuiger, dringt het Kwikzilver door het
1. AF- Leder heen, en valt in kleine bolletjes, di«
DEEL. Zilveren regen nabootzen, in de Buis
doorbet ngjer.
Leder
ophelderingen.
Pormx.
Het BufFels-Leder, waar van de bodem vag ’t Kriftal-flesje gemaakt is,is,gelyk hetLedernbsp;of de Huid van alle andere Dieren, zeer pl.nbsp;Het Kwikzilver, dat ’er op ruft, is niet innbsp;ge'ioegzaam groote hoeveelheid om door zynnbsp;eigen zv/aarte zig een weg daardoorheen tenbsp;baanen: maar wanneer men’er de Drukkingnbsp;van de Buitenlugt, gelyk in de voorgaandenbsp;Proefneeming,by voegt,dringen deszelfs kleine bolletjes ’er door, en vertoonen zig, ondernbsp;’t vallen, door hun getal en kleur, gelyk eennbsp;Zilveren regen.
Gevolgen.
De Door-
waa/e-
ming der
Dieviyke
Lighaa-
men.
. Het leeven der Dieren wordt door Spys en Draak onderhouden; maar van alles, wat zynbsp;daar toe nuttigen , gebruikt de Natuurnbsp;flegts een zeer gering gedeelte tot voeding
van
-ocr page 235-IXI
Ylheid dek, Lighaamen;
van hetLighaam, dat hetzelve verteert. AlsH* LESf. ty ^er haar Aftrekzels van gemaakt en de-^quot;nbsp;zelven volgens haare inzigten geplaats heeft, Extraïtsnbsp;heeft z,e wegen , waar door ze zig van al hetnbsp;overtollige weetteontlallen. Ligtelykzounbsp;men zig verbeelden, dat de ineeft bekendenbsp;Zoorten van Ontlajlingeu ook de geene zyn, Evama-waar door de grootfte hoeveelheid van die^^^*^'nbsp;overfchietende ftólfen worden weggenomen;nbsp;maar daar zyn andere , die men mindernbsp;gewaar wordt, en die nogtans kragtiger werken, om dat zy hunnen gang voortgaan zonder ophouden. Het geen men den naam geeftnbsp;Van Door'waajTc’mitig. is niets anders dan een
... nbsp;nbsp;nbsp;trnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I, ration.
Uitdamping van overtollige Vogten , welke ten grootften deele gefchiedt door deGaatjesnbsp;of Buisjes van de Huid, Indieuxe zoo overvloedig plaats heeft, dat ze de Oppervlaktenbsp;vaii het Lighaam merkelykvogtig doet worden,noemt men ze Gevoelige Doorwaafeming,nbsp;of liever, gelyk degewoone naam is, Zweet.
I^og zulks geeft te kennen , dat het Lighaam-geftel niet in zyn nacuurlyken (tandis, en uen geweldige oeffeaing en beweeging oii-H 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-
-ocr page 236-122 Yljieio der Ligiiaamen,
n. LES. nbsp;nbsp;nbsp;of de inwendigeDeeleï^
DEE L.
I. A F- buitengewoon beroerd en ontileki zyn.
geen dier leeft ’er, dat, fchoon in volle ruit, volkomen gezond en welgeileld, een enkelnbsp;oogenblik zy zonder door te waafeineu , opnbsp;een wyze , die wel inderdaad zig juiftuietnbsp;zeer gevoelen en bemerken laat, maar egteïnbsp;op den duur van zulk ecnekragten uitwerking is, dat volgens de Proeven door Saw^uri'nbsp;as, den Keer Dudart, en eeuige anderen, metnbsp;groote naauwkeuriglieid genomen, van deagcnbsp;Ponden Voedzel, die een Meufch in den tydnbsp;van vierentwintig uureii genuttigd heeft,dee-ze ongevoelige Dourwaafeming ’er vyfweg-neemt (f).
Men
CtD [ Sanxtovuus heeft wel, uit zyne Waarnee-mir.geii in (talie, opgemaakt, lint van de 8 Ponden, die men aan Sp3’s en Drank in cen Etmaal liadt ge-Tiruikt, 5 Ponden onzigtbaar moeften zyn lütgcwaa.nbsp;fenni, alzo ’er niaraquot; 3 aan nitwerpfelcn waren geloosd: doch in Frankryk heeft Dddart de reden vannbsp;de onzigtbaare Doorwaal'eining tot de zigtbaarenbsp;Ontladingen minder bevonden , naamelyk als 15 totnbsp;in of 10. In koiuler Lantiftreeken fdiynt de Door-tvaafeming nog niine’.er te zyn. Do Heer De Gortkrnbsp;rekent, I;ier in Nedevlasid, va.n de ,91 Oneen, die aannbsp;Spys en Dtank in een Etmaal wordcu gebruikt, de
Door-
-ocr page 237-123
ir. LES.
I. AK-D F, R I^.
Is in de Slaapziekte en zommige Dieren klein.
Lethargi-
quts.
Ylheid der Lichaamen,
Men behoeft lig derhalven geeniius te '’erwonderen over ’c verval van kragcen,nbsp;de flaauwte en magteIoosheid,in menfchen ennbsp;dieren, die te lang aoudereecen geweeftzyn.nbsp;of alleen zulke zoorten van voedzel nuttigen,nbsp;2ls niet gefchikt en in Itaat zyn , oin’t ver-hes, dat 7,y door de Doorwaafeming onop-houdelyk lydeu, weder te vergoeden; maarnbsp;met regt mag men verbaasd Itaan, als mennbsp;Slaapzieker., eii zommige Dieren , by voorbeeld, dc Bergrotten, Hazelmuizen (*)ennbsp;anderen, verfeheide maanden agtereen, zonder eeaig voeizel te nuttigen, ziet door-flaapen.
Yder, die met eenigeopmei king dergelyke
Lig-
DoonvaalTcming op 49 , de Watedoozing op 36 en den Afgang op 6 Onceii. Zo dat dan, hier tc Dandc,nbsp;van de 8 Ponden geen 5, gelyk in ItuUe , maar flegtsnbsp;ten Vv'einig nicer tian 4- Pond door de onzigtbaarcnbsp;L’itwaafetniiig worden gcfpild. ÏI.]
(i) {^Uarnmtlcs cn Loirs heeft Noli.p.t. Dit zyn ten zoort van grooce Ratten cn Ve’d'iunzoii , dienbsp;inzoiideiiiciil in ’t TyantihipJ en Savoieii gevoiidennbsp;Worden; en den gantfdien Winter gewoon zyn doornbsp;te ilaapcn ; even gelyk verfchcideii 'zoorten van gekorven Diertjes , tic Kikvorithen , zoannige Zwaluwen en ainicrc Dkrcii nicer. J
ïJ4 Ylheid der Ligkaameïï.
II. LES. Lighaamen op die wyzelaeeftxienleeven sfi
flaapen, heeftligtelykkannenbefpeuren,dat
D E E. li»
’s Winters gering.
Engow-
dijfiment
de (laat, daar ze zig in bevinden, vrybetet
gelykt naar een algeineene/'erlt;^»ow/gt;^of^«'gt;quot;' Jlyving, die zig over het ganfcheLighaanunbsp;uitllrekt, dan naar een natuiirlyken en gernbsp;woonen flaap. In een Dier, dat, volgens dennbsp;gemeenen loop der Natuur , enkel in flaapnbsp;is, is de AdemhaaiingzigtbaarengeduurigInbsp;.de warmte, zagtheid, en buigzaamheid dernbsp;ledemaaten geeft te kennen dat deVogten vrynbsp;en onverhinderd zig beweegen en omloopen,nbsp;en uit zulk een flaap heeft men, omvootenbsp;fpreeken, maar éénen flap te doen, om wakker te worden. De Doorwaafeming blyftnbsp;derbalven naar gewoonte haaren gang gaan ,nbsp;dewyl der zelver oirxaaken genoegzaam bynanbsp;de zelfde blyven. Maar meteen Slaapziekennbsp;is’tniet eveneens gelegen. Alles is’er bynanbsp;in een volkomen werkeloosheid. Hy ver-fchilt niet van een doodMenfch, dan alleennbsp;door een overblyfzel van Beweeging (*), die
zig
f‘) [OF hswecglykheid, nandoenlykhciil voor Pnk-kciiiK, IrritabilUas, Iiaiiici'S, ’t is niet bewysbaar, bai
in
-ocr page 239-YlHEID der LiGHAAMENi 125
% ter naauwer nood merken laat, en meelt II- LES.
niet wederom telierltellen eninhaarvoo-Qg^'^^_ ’^ige kragt te brengen is: of, zig dezelve alnbsp;öiridelyk nog weder laat herllellen,geeven denbsp;“Ugemeene vermagering en groote magteloos-Iieid van den zieken duidelyk genoeg, by zyanbsp;otitwaaken, het verlies te kennen, dat hynbsp;door eene wel langzaamer maar al te lang-dnurige Doorwaafeming inzynlighaamsge-ftel geleeden heeft. Ik heb meer dan eens dienbsp;ïioorten van Ratten, die men iSerg-- of Slaap- loirlnbsp;rotten noemt, met opmerking befchouwt. Denbsp;verdooving, daar ze mede bevangen waren ,nbsp;niaakt hun de leden zoo Ityf en onbuigzaam,nbsp;als of ze waarlykdood waren geweelt: naau-Welyks fcheenenze warmer,dan deMuur,daarnbsp;men dezelven hadt uitgehaald ; geen tekennbsp;vertoondenze byiu van inwendigebew^eging,nbsp;en lieten zig zoo bezwaarlyk wakker maa-
ken,
'ÏH 2ulke Gevallen de beweeging ftand houdt , zo lang ’er nog bekwaamheid , oni zig weder levendignbsp;te vertoonch , in de Dierlyke Idgtiaamen overbiylt.
Wel waardig is hier omtrent na te zien, de redenee-. ring van Bake r, 'in het Nuttig Gelruik van V UUnbsp;ci'oskgof, Cladzydg 264; 266, IJ.]
-ocr page 240-120
YlHEID der LiGIIAAMESi
ll. LES. ken, dat irea ze op allerhande wyxen foliert
eii fteureu kon, ia zelfs kwetzen. In zulk deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
een (laat kan gewifielykde DoorwaafennnS
en ’t verlies van kragten van ^een groot be-
lang zyn; het Dier kan’tderhalveneenigen
tyd dus zonder voedzel uithouden, en di6
Tyd, waar in hy opdeeze wyzeleeft, isal-
toos die tyd van ’t Jaar, wanneer de Door-
waafemitig op haar allerininlt is, dat is, des
Winters (§),
Ge-
CSD [Dit moet cgtcr niet zo algemeen vetftaarf worden, .als of , in alle Onderwerpen en Omftaiidig.'nbsp;beden , in ’t koiidfre Saizocn dc minlle Doorw.ea-feming van de Huid plaats liad. In tegendeel , cennbsp;gezond , jong , fterk Lighaam, zig by harde Vorft,nbsp;in een frifi’dien Ooftenwind , f by voorbeeld nietnbsp;Scbaatsryden,} zeer llcrk beweegende , heeft, zonbsp;lang de beweeging de koude overwiiit , een zeernbsp;fterke onzigtliaare Doonvaafeming ; gelyk blykt uitnbsp;de flaauwtc of Hongcrightid , daar op volgende. Janbsp;’s Winters , by cen goed Viuir, is de Doorwaafemi’ngnbsp;zo fterk , als des Zomers in de Zonncfdiyn. En dcnbsp;allcrgroorfte Doorwaafeming gefchiedt , wanneernbsp;men uit een zeer koude Lugt fdiielyl; in de Wanii-te komt. Hierom is dc Warmte van ’t lied , in ’tnbsp;Icoudfte wn den Winter, zo aangenaam cn verkwik-kelyk. De vryclykfto Doonvaall’mlng der Menfehe-iyke Ligbaaincn heeft plaats , van Kerstyd af totnbsp;1^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aau ’t .begin van Aj ril. Hier van dan minder Ziek
ten.
-ocr page 241-Ylheid der. Lighaamen.
Gcduurende de grootfte Hitte van denZo- It, LES.' ®er waalTemt men fterker door (*) , en eer ^nbsp;doorgaans minder dan in eenig ander jaarge- ^
De deelen der Maag,’tot verteering van voedzel gefchikt, verllappen zig juitl op ming is
^ien Tyd, wanneer het allernoodigd;7.ouzyn
'^atze haar werking met kragt deeden.Dedie- mer.
^en zyu dan Zo kloek en ilerk niet, om dat zy op dien tyd meer dan op eenigen anderennbsp;'Verliezen, en minder weder winnen. Denbsp;tdonger, en de Noodzaakelykheid van tenbsp;lUoeten eeten ,i3 niet een. zelfde ding (|}.
In-
tcn., 't Gobreic van bewccging , en een :roele dampige Lugt , is , in alle Jaar - Saizoenen een groot Igt;eletzel van de nooru'aareming , daar , in tegendeel , een maatig koele Wind dezelve altoos ver-,nbsp;incerdcrt. H.]
C*) [Dat is, men Zweet mceft of dampt ficrker uit,
Het Zwecten geeft , zo lang het duurt’, wel meer Ontlafting , maar naderhand is de Duorwaafemiiignbsp;Veel minder , dan die anders zou zyn gcwecfl. Dee-Ze Onecnpaariglieid is mogelyk wel de grootflc reden van de Verzwakking dos I.ighaams in de Zomerhitte. H. ]
tti [De Scliryver wil zeggen, fisf is niet altoos ctn zelfde ding- Want zekerlyk is de Apetyt, Eethiftnbsp;of Honger, in een gezond Mcnfch, een der onvenny-delykftc begaafdheden , welken de Schepper in de
Dier-
-ocr page 242-IL LES,
I. AF-I) fi E L.
Zommige
Genecij-
midcielen
dririgen
door de
Huid
heen.
Forofité
Indien het vel der Dieren openingen eO Zweetgaten heeft, diedevogten vanbinnei'nbsp;naar binnen uitlaaten , het heeft ’er ook, dienbsp;aan Stoffen, welke van buiten werken, dei'nbsp;doorgang naar binnen veileenen. De GeneeS'nbsp;konft bedient zig van uitwendige middelen gt;nbsp;die , tot in de binnenUe deelen doordringen'nbsp;de, daar hun werking doen; zo dat ons, noO'nbsp;pens deeze laatlte zoort van ylheid^ geennbsp;twyffeling overblyfti
IlL Proef-
Dicriyke Lighaamen geplaatft heeft , om alle bC'‘ zielde Schepzcls kennis te gevendat het tyd is, otnnbsp;voor de oiiderfteuuing des Lighaams zorg te dragen :nbsp;zo dat de Honger , in een gezond Menfch , zekerlyknbsp;uit de noodzaaklytheid om te Eeten fpfuit. Maafnbsp;die begaafdheid ontbreekt gemeentyk in Verzwakkingen des Lighaams , waar van het verlies van Ap-petyt veelal het eerfte blyk is : em dan zou ook hetnbsp;Lighaam geen of weinig Spyze verteeren kunnen.nbsp;Om die reden is in den Zomer , en in heetc Landen,nbsp;de Eetluft of Honger zo groot niet, als in de Winter of in koude Landen : men eet minder cn blyfcnbsp;niettemin gezond , ja zelfs dikwils gezonder dannbsp;in den Winter. Zo zyn ook eenige heete Kliiiiaatennbsp;weer gezond voor de Inboorlingen ; gelyk in ’tnbsp;algemeen de genen , alwaar men eene eenpaarigheidnbsp;van friflehe en zuivere Liigt heeft , die de Door-vaafeming bevordert. H.]
-ocr page 243-n. LES,
I. AF-D EE r.4
YivIieid der Lighaamenj' ji9 III. Proefneeming.
‘Toejlel.
' legt een Ei in een glas met fchoon^.^' l' 'W.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2..
en ïet hetzelve vervolgens onder . .
^tillen 0»#ï;a;«g-^r op de koperen Plaat van de
'¦^'^eede figuur.
^^gt^pomp, gelyk afgebeeld wordt in de
Uitvjcrkzels.
Wanneer men de Pomp roert, om eenge-DeLugt-
^^elte van de Lugt, die in den
Weg te neemen, wordt deganfche Op-Lugt
Psrvlakte van het Ei bedekt met •k!eine^°P'^
T nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;behaal
^^gtbelletjes, die zigallenskens los maaken van een
iig naar de Oppervlakte van het Water-p' ttt unbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/¦ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dringen
begeeven: en op verfcheiden plaatzeiinaar
het Ei wordt mengeheele ttraakjesvau^biten. gewaar, die door een aaneengefchakeldenbsp;^beks van die Belletjes of blaasjes gemaaktnbsp;2yn.
ophelderingen.
de Schaal, 200 wel als andere ligi-'^aamen, yi zynde, ook haare gaatjes en, ope-H £ E i« nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nia«
-ocr page 244-1^0
YtHEID der LlGITAAMEif»
TI. nbsp;nbsp;nbsp;waafTemt het Ei, binnen
pore
I. A F- riige dagen,een gedeamp;ice van zyi.e zelfdaiidip heiduic, welker plaats wel haal! weder ciootnbsp;delugt, die het omringt, vervuld word'^-Deexe Jugt, in *i Ei beflooten , kan ’ernbsp;citkoineii, 7,00 lang zy door de Perfljugnbsp;de buicenl'-Tgt wordt tegen gehouden;nbsp;wauneei men die Peiiïirg vermindert ofg^'nbsp;Led weg neemt (gelyde gefchiedt, als mennbsp;lugt, die in den Ontvanger is, en hetWatefnbsp;overal tegen de gaufche oppervlakte vannbsp;Eiaandrukc, ’er uithaalt ) begint aanltood*nbsp;deBinnenlugt, dooreen Eigenfehap, welk®nbsp;wy naderhand op zyn plaats vei klaaren zulquot;nbsp;len, haar kragt te oeffeiien om zig ni®nbsp;te letten en naar buiten te begeeven; eCnbsp;doet ons, uit het Ei komende, de oper.ift'nbsp;gen zien van de Schaal, door welke t'fnbsp;’er binnen gekomen was. De incefe van di®nbsp;openingen zyn too klein, dat ’er de leg®nbsp;niet dan in zeer fyne en ouzigtbaarc deeltje*'nbsp;door kan ; dog deftelver onderlinge aanklee-ving houdt ze zoo bnigt; by elkander, tot dat
tal
-ocr page 245-Ylheid der Lighaames;; iji
tal
ideren, grooter van ointrek gewor-II. LES,
genoodzaakt zyn, zig naar de opper-1 nbsp;nbsp;nbsp;C G E L,
'^lakte van’t Water te verheffen; wegens t verfchil der zwaarte, ’t welk ’er is tus-deeze twee vloeiftotfen.
OndL rtuiTchenisdeïi/f/I'f/i van de Schaal nbsp;nbsp;nbsp;'
O'Hara! de zelfde nier. Daar zyn plaatzen , alwaar die kleine openingen wyder zyn ennbsp;doorgangen zoo ruim, dat ’er de higtmecnbsp;genoegzaame vryheid en in zoo groote me-Jdgte teffens door kan, datze eensklaps denbsp;neiging van haar ligtheid, in vergelyking vannbsp;het Water, dat zwaarder is, volgen mag.nbsp;Ifitisdeoirzaak van die lugtllraaltjes, welken men op verfcheiden plaatfen gewaarnbsp;¦Wordt. Het water, darmen in ’t glas doet,nbsp;en waar onder het Ei t’eenemaal bedektnbsp;moet zyn, dient alleen, om de lugtbellet-ies te doen zien , die uit de Schaal Daarbuiten komen, en die men niet zou kunnennbsp;gewaar worden, indienze onmiddelyk in denbsp;van den Ontvanger overgingeiu
CfVal-“
-ocr page 246-II. LES
I. AF-DÉ E L.
De Eiers kunnennbsp;Verfchnbsp;gehouden
worden, doornbsp;der;;el-ver on-zigtbaa-re gaatjes tenbsp;ïluiten.
1*32 VastiiêW der Lighaambh*
Gevolgen,
De Eiers, dien inea de naam van Verfch geeft, zyn eigen tly k de zulke, die dat gedeelte nog niet verlooren hebben, ’t virelk me»nbsp;de Melk üQcmi (f), en, als ze niet te bardnbsp;gekookt zyn, aanltonds by het openen vindt.nbsp;Dus zou men, zonder op den tydagttegee-ven , zelfs zulke Eiers Verfch mogen noemen , die reeds zedert verfcheideii dagen gelegd waren, maar tetfens zoo wel bezorg, dat-ze dat verlies van zelfllandigheid niet haddennbsp;ondergaan, ’t welk maar een gevolg is van denbsp;uitwaafeming, die vry fchielyk door de on-zigtbaare openiugen van de Schaal gefchiedt»nbsp;Niet alleen mag men ’t als iets zonderlingsnbsp;aaninerken, dat men Eiers, reeds oud naar
den
Ci') Een Ei naamelyk bevat, belialven zyn ver» fclicklcn bindzels en vliezen, driededey zoorcen vannbsp;Vogten. Het Geel, doorgaans de Dooier genccnid;nbsp;liet cerilc Wit, ’t welk tien Dooier omringt, en metnbsp;een vlies algefclieideti is- van liet Tweede of Buiten-fte Wit, waar in de Twee andere eerftgemcidcnbsp;vogten dryven. D t laatfte en buitenfte Wit,’t welknbsp;oni'uidJelvk tegen de viie/.cn der Schaal drukt, isnbsp;het vogt, ’t welk de Eranfclien Ie Lait of de MelJtnbsp;van 'c Ei noemen.
-ocr page 247-Ylheid der Lighaamen. ï3f
tyd, ill hun natuur qu hoedanigheden LES, quot;'^erfch doen b!yveil, maar’c is ook eea *• af-^eieutiyk voordeel, dat men xig ten alien *nbsp;^yde eeii goede en geiionde Spyzeof voedsel weet beiorgen, waarop men andersdikrnbsp;Wils geen Haat kan maaken , als ’t wat langnbsp;bewaard is. Op reizen over Zee , en in jaarnbsp;Setyden, waarin de Hoenders of geheel metnbsp;'^f zeer zelden leggen, is een voorraad vannbsp;^iers, die zoo goed zyn, als of ze eerlt verlchnbsp;gelegd waren, eau rechtfehapen behulp ennbsp;toeverlaat. De Heer de Reaumur, dipnbsp;^'g in zyne onderzoekingen nooit bepaalt toenbsp;befpiegelingen van enkele nieuwsgierigheidnbsp;ëoeft ons een middel aan de hand, ’c welknbsp;tiiet minder eenvoudig en ruim zoo zekernbsp;^ohyuc, als eenig ander middel, dat meutenbsp;'^ooren metdat oogmerk hadt uirgedagt, Hynbsp;taadtonsdeonzigtbaareopeningen van het Ei
Hoppen mét eeuig fmeerzel, dat beHaap kan tegen het Water, en eenigevaHheidofnbsp;karnenkleevingheeft, opdat het geen,’twelknbsp;t’au binnen in ’t Ei zyn kragt doet om naarnbsp;buiten uit te waallemen, die ttoffe, welke zignbsp;I 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ia
-ocr page 248-lt;34 Ylïïeid dkr. Ligitaamen.
II. LES. in alleopeningen van de Schaal gezetheefc»
I. AF- en dezelve als met zoo veele (topjes toefluic» niet zou kunnen doen fmelten of wegRooten.nbsp;Twee of drie laageu van het allergeineenltnbsp;Vernis, een dun fmeerzel van Schapenvet;nbsp;of van Wafch, op ’tvuur llegts een weinignbsp;vloeibaar gemaakt, zyn middelen, die alle innbsp;dit Ruk met goed gevolg gebruikt kuiuieanbsp;worden , en by eigen ondervinding weetik,nbsp;dat een Ei, op zulk een wyze vyf of zesnbsp;maanden lang bewaard, nog zyn Melk heeltnbsp;en geen den minften kwaaden finaak gewaarnbsp;doet worden.
Ze'fs dat zy be-bwaimnbsp;bly vennbsp;om irit-gebroednbsp;te worden.
De Eiers, op zulk een wyze, als gezegd hebben , gevernisd of befraeerJ, hebben nietnbsp;alleen het voordeel datze goed bly ven, omnbsp;als Verfch gegeeten te worden; maar dit ooknbsp;nog daarenboven, dat raeu ze geruit ondernbsp;de Hen mag leggen, om ze te laaten uitbroeden ; fchoon ’er zedert het leggen een tydnbsp;verloopen is, die ons zonder ueeze voorzorgnbsp;met reden zou doen vrcezen, dat ze reedsnbsp;bedorven waren. Hier door w'ordt der-haiveneen nieuwe weg aaugeweezen, om te
be-
-ocr page 249-I3S
YlHEID der LlGHAAMEïf
beproeven of men vreemde Vogels, die men (I LES.
niet dan met veel moeite en belemmering,
levend overvoeren kan, en die doorgaans buiten bun Land niet paaren, vou kunnennbsp;aankweeken. Derielver Eiers zouden, ge-Veruisdzyiide, gemakkelykte vervoeren, en,nbsp;fchoo.n een geruimen tyd op reisgeweelt zyn-de, nog bekwaam 7,yn oin uitgebroeid te worden. ii)e eenezoortvan Vogels, weetmen,nbsp;broedt de Eiers uit van de andere: een Hennbsp;brengt Eendvogels, Faifanten, eu dergelykcnbsp;Zoorten meer, uit den Dop. Maar vooralnbsp;aioet men in zulk een geval nietvergeeten,nbsp;dat men Vernis kiell boven alle anderezoor-tenvan fmeerzel, wel ken’er warm opgelegdnbsp;vrorJen, eu het Spruitje mogelyk zoudennbsp;doen llerveu ; gelyk ook, dat men ’t Vernis, ’t welk de S.'haal bedekt, ’er af doet,nbsp;Waaneer men de Eiers onder den Vogel leggen wil, welke die zal uitbroeden. De Door-Waareming, welke men tot nog toe met zoonbsp;^ce! aorgvnldigheid getragchad te belettennbsp;wordt noüdzaakeiyk, als’t op het broedennbsp;aaakoait, en uit de Proefueeminsen van dennbsp;1 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Keer
-ocr page 250-igö* Ylheid der Lighaamen!^
|I. LES.jjggj DE Reaumur blylien deeze twee
I. ak- nbsp;nbsp;nbsp;^
deel. dingen beiden even onbetwiilbaar zeker; f* dat een gevernisd Ei te vergeefs legt ondetnbsp;den Vogel, die het broedt, en nietuitkoint,nbsp;en 2. dat een Ei, ’t welk gevernisd geweeit?nbsp;en weer fchoon gemaakt is, uitgebroednbsp;wordt, en zyn Kuiken geeft, even als ofnbsp;hot nooit gevernisd geweeft ware.
IV, Pro EF N E E MING.
Toefiel.
PZ. 2. Pig. 4.
Deflilé
Litarge,
Op een Ituk wit Papier fchryfrof tekent men iets naar welgevallen meteen Vogt, datnbsp;helder en zonder kleur is, gemaakt van over’nbsp;gehaalden Azyn, en Zilvcrfchuim. Men legtnbsp;het Papier, waarop men, als het droog geworden is, geen Schrift bsfpeuren kan, tus-fchcn de eerde bladen van een Boek, datnbsp;vier honderd of Vvf honderr bladzyden grootnbsp;is, en ftrykt vervolgensmet een kleinfpons-je, op ’t laatile blad van ’t Boek, eenatt-der vogt, dat immer zoo weinig kleur heeft als •nbsp;het voorige, en toebereid is van Opremeni,nbsp;ongeblufchte Kalk, en gemeen Water, Men
houdt
-ocr page 251-YiIheid per Ligiiaamen.'
l’oudt het Boek drie of vier minuteo lang 11. LES.' geflooten. Zie fig. 4. Plaat 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de^/l
Uitwerkzds.
De Sym~ fatifchtnbsp;Inktnbsp;dringtnbsp;door denbsp;Bladennbsp;van eennbsp;Bock.
Als men het ftuk Papier, ’t welk men in Boek gelegd hadt, ’eruit neemt, vindtnbsp;®en dat alles, wat ’er met ’t eerfte vogtopnbsp;gefchreeven of getekend was, een donkernbsp;^tuine kleur heeft aangenomen, terwyl mennbsp;^oor ’t overige nergens in ’t ganfche Boeknbsp;eenig teken van iets dergelyks gewaar kannbsp;¦'vordeti.
Ophelderingen,,
Deeze twee Vogten, welke men doorgaans den naam geeit vau Sympathetifche Inkt, Z'yn van die natuur, dat zy , overal daar zenbsp;•iialkauderen ontmoeten, na hun vermengingnbsp;®en kleur aanneemen, wmlke nog het een nognbsp;l’et ander hadt, voor dat ze rereenigd wer-’t Is een uitwerkzel, ’t welk zy metnbsp;^eel andere vogten gemeen hebben, en daarnbsp;'’'¦y reden van tragte zullen te geeven, alsnbsp;'yy o''er het licht en de kleuren fpreeken.
Is nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 252-138 Yltieid per Lighaamex.
ir. TES. De laatfte van deeze tweevogten
tea zeer Rerk doordringende Damp uit, dit;0 men op de Reak gewaar wordt, en diö i**nbsp;een zeer korten tyd door de bladen vannbsp;Boeic heen dringt. De Damp nu, vannbsp;voat, is niet an.lers dan dat Vogc zelf, innbsp;kleine deeltjes verdeeld eii gefc.'eiden,nbsp;blyft in dien Raat even zo gefchikten be'nbsp;kwaam als voorheen, om zig te vereenigs'^nbsp;met het geen men van ’t eerRe vogt op ’tnbsp;Papier gefchreeven of getekend h.rdt. 2'/nbsp;vermengen zig derhalveu onderling met mal'nbsp;kander, en datmengzel neemt die kleur aatbnbsp;tt'elkezy telkens, als ze onder een gemeng'-lnbsp;vorden, moeten doen geboren -worden: eOnbsp;dewyl die kleur volRrekt enkel en alleen afquot;!nbsp;hangt van beider vereeniging, heeft de dainpinbsp;toen hy door de bladen van, het Boek hectfnbsp;drong, geen de miijRe blykeii en voetRap'nbsp;pen van zyn doortogt moeten agter laateii lnbsp;dewyl’er op geen van die bladen, gelyl^nbsp;onderRcld wordt, iets vaa het eerlte vcglt;^nbsp;te vladen was.
Grw-'-
-ocr page 253-Yliieid der Lighaameüï 139
Gevolgen.
I. A F-
DEEL.
tbit en Ainipii-
2edert men aWePerhorgei^ HoedwalghedeTi^ Sympa-
mede men voorheen gevvoon was al-
op te loffen , maar inderdaad ondertus- thk zyn
^'^hcn niemand, dieklaare en onderfcheideu Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, woor-
^etikbeelden eifchte , eenige voldoenae re- ^jen
van een zaak geeven kou, uit de Na-^’^urlcuude verbannen heeft; behoort men zig *'det meer op Symphaüe en Antipathie, r.l$nbsp;''orz.aaken van eeiiig verfchynzel, te beroepen ; dan alleen in gevallen daar men zig,nbsp;verkorting, van die woorden bedient, oionbsp;werking, welke het ééneLighaam, volgens de wetten van Natuur en beweeging, opnbsp;!'*et ander oerfent,daar door uit te drukken.
zegt men, dat eenzoor-tvan voedzel of Geneesmiddel wel of niet overflemt ftrydtnbsp;'liet het geitel van iemands Lighaam, Maag,nbsp;ï^orlt, amp;c. en gebruikt die fpreekwyzen maarnbsp;'illeen om ’er het goed of kwaad gevolg doornbsp;te kennen te geeven, dat men van zulk eennbsp;Voedzel of Geneesmiddel verwngt, en om de.nbsp;wyze vau derzelver wetkingea niet breed-
vee-
-ocr page 254-140 YLHETB -der LiaHAAMEH,
II. LES. voerigenomlbiii ligtebefchryveii. Maar üi' dien iemand, van de voorgaande ProefneiS'
' ming reden willende geeveu , goed voiuir'^® zeggen, het Tweede Vogt doet hetnbsp;Ite zigtbaar worden, omdat het ’er me-^^nbsp;^ Sygt;fipatizeert, zonde hy voor iemand,
’er een duidelyke en ver.laanb.!:ire vet' klaaring van wagtte, niets gezegd hebbed 5nbsp;men zou met regt hem mogen vergen, da^nbsp;hy ons wat naauwkeuriger wilde onderrig'nbsp;ten. waar in, by dit byzonder geval, ofte^'nbsp;miiiTenin ’talgemeen, dieovereenftemmingnbsp;o(Sympathie btilïondt. Zyiie redenen zoadet*nbsp;ons niet voldoen, dan voor zoo ver hy z®nbsp;afleidde uit bekende grondbeginzels. Wantnbsp;indiea hy in zyne verklaaiiag iets onder-Hellen wilde, ’tgeen een nieuwigheid tva*nbsp;in de Natuurkunde, zouhy’t vooraf bew'y-zen moeten, of dulden, dat men ’c nietnbsp;hooier, dan voor een bloote Onderlhliing»nbsp;zonder kragt, aanzag.
Door de Onkunde Liitge-dagt.
flet geen veelen tot die verborgen neiging en afkeer, genaamd Sympathie en /ntipatk:iinbsp;ter verklaariug van zoaiinige verfchyn/e^^
Ylheid der Lighaamek. 14 I
^'^ntetoevhigtdoetneemen, is doorgaans de II. LES» löoejelykheidcm dcAulveii overeen tebren-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Bea metde gevvoone en bekende wetten der ^'“tuur: maar die zig door de moeite en zwaa-’^^Sbeid, weike ze daar in vinden, overreedeanbsp;^3aten, om op diewyzetewerktegaaigzyanbsp;de kennis van de wetten der Natuur, en ianbsp;gebruik, dat men van die kennis maakehnbsp;^an, dikwils niet zeer bedroeven. Een kundignbsp;Man weet wel, dat deEigenfchappen, die wynbsp;in de Lighaamen kennen, flegts een zeernbsp;klein getal uitmaakeigmaar ook dat ze zig innbsp;’tgebruik zeer tvyd en breed uitftrekken, ennbsp;op eindelooze gevallen toegepalt 'kminennbsp;^'orden: by onrmostze onder zoo veelerhandcnbsp;gedaanten en zoo onophoudeiyk in alles watnbsp;ky doorzoekt, dat hv zig bezwaailyk ver-keeldea k-w, dat het hem ooit in eenigge-quot;'’nl miffen zal haar aan te treffen. Zondernbsp;te willen vleien , dat hy ze allen kent,nbsp;ffiatigt hy zig niet lietelyk de ri)’keid aannbsp;Offi ’er nieuwe tt vciziiu.ea ? maar hy v/ilnbsp;liever gtlooven, dal hy i.e, ffhoonze ’er in-«ifcrdaadzyn, juiliniet altydin ’t oog krygt,
141
Yluieij der LighaameN*
II. LES . en dat het geen, ’t welk hy niet befpeuren ea ontdekken kan, voor gelukkiger of Iclietp'nbsp;zigtiger vernuft is overgelaaten.
En Ligt
geloo-
vigheid.
Maar die verfchynzels en voorvallen zeer dikwils (men moet het bekennen) t’ee-iietnemaal onoplosbaar; om reden, dat zenbsp;•valfch zyn , often minilen vergroot; ennbsp;doetvoorzigtig, dat men eerft de waarheidnbsp;daarvan grondig onderzoeke, eer men 7.ig denbsp;moeite geeve van ze te willen verklaaren. Zynbsp;die ze verbaalen, hebben zig, bygebrek vannbsp;een onderfcheidend oordeel of van genoeg'nbsp;laame oplettendheid, verbeeld iets te zien,nbsp;geen ze v/ezentlyk niet zagen,of veriellenzenbsp;ook wel na, gelyk zy ze van menfehen, dienbsp;’er belang by hadden, of ook anderzins nietnbsp;te geloofwaardig waren , gehoord hebben.nbsp;Komt hier by nog een neiging tot het w'on^nbsp;derbaare en iigtgeloovigheid, en onderfcliraa-gen deeze de onkunde en’t vooroordeel, mennbsp;ncemtgereedelyk en bli!!deliiigs,alszoo veeienbsp;ontwyffelbaare waarheden aan,alle beuzelag'nbsp;tigeenkinderlykeharfenfchimraen, die meanbsp;'iig hoort voortpraateu j alle zwetzeryen eti
YtHEID EER LliHAAMEM, 141
'''si'grootingcn, die van mond tot mond voort- LES. geplant overal oinzwerven, en hoe langernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
^oe agtbaarder en geloofwaardiger worde»
^Qor den Tyd, en door’t gezag van den ee-of den anderen, dien snen voor veel ver-ftandlger aanziet, dan hy w'aarlyk is. Ik zal liier niet fpreeken van de gewaande oninoge-lykheid, om twee üiaaren, de eene vaanbsp;Wolfs-, de andere van Schaapeudarmen ge-tiiaakt, op een fpeclcuig te doen overeen-ftemmen; van’t ingebeelde gevaar, dat ’etnbsp;fteekc in ’t werpen van bloed, pis, enz. in ’cnbsp;^uur; van deGeneezing welke men hocpcnbsp;?an deeze of geene vrugten, dia men in de»nbsp;ïak draagt, of in een Put tverpt; noch va»nbsp;een eindeloos getal vanmeer dergelyku Ge*nbsp;nees-en h.‘h'jlt;’d»:iddc!ea, die ydcr weet, dat Frir/(rvlt;»i|nbsp;dwaas en bclachelyk zyn, en op getuenbsp;roinlte Proeven of ondervindingen fteu-Ben. Maar wie heef: niet hoeren fpreeke»
?an ’c zoo wydberugce Pundre de Sympathie^ cn deszelfs met regt wonderbaare Uitvverk-zels ? Het is, gelykitien weet, niets anders»nbsp;dan Vitriool iade Zon verkalkt toe eencMni
144 YuiEID der LiGIIAAMENi
il. LES ¦ Poeder geinaskt. Die Myutlofisvaneenïa' meiurekkende aart ;a!s men ze op eeii W oü'nbsp;de gebruikt raiu het zelden , of zy doet ee-zeU'e opdroogen; en brengtze binnen ko'''nbsp;ten tyd in een goeden Haat, om te üuï'nbsp;ten en geneezen te worden. Tot hier toenbsp;heeft’er. in dien zin, daar men ’t woordnbsp;neemt, geen Sympathie by plaats, wanneernbsp;men zig, in tegenwoordigheid van den ge'nbsp;wmnden, van dit Poeder bedient op Lifl'nbsp;jien in deszeifs Bloed, nog warm zynde, natnbsp;gemaakt, gebeurt hetzoratyds,dat’erdewondnbsp;eenige aandoening van heeft. Dit is nognbsp;al geen Sympathie, dan alleen in de oegeunbsp;vanzulken, dieniet weeten , dat het Vitriool, tot Poeder gemaakt, metfyne en on-zigtbaare deeltjes uitwaaifemt, w'elke doofnbsp;de nabuurige lugt rondsom gevoerd vvordeihnbsp;en zig op allerhande vogtige plaatzen,nbsp;meerder dan elders, neder zetten. Maar hetnbsp;legt wonderbaare in de werk ing van dit be-rugt Poeder, is, wanneer ’t opeen grooteunbsp;afltand, gelyk van vier, van zes, of vaünbsp;tien Mylen, zyn kragt oelfeiit.
YlHEID der. LlGIIAAMEWr i4f
Ik beken gaarne, dat ik teer wynig hope II» LES, mogclykheid zie, om zulk een verfchyn-pj-g^^nbsp;ooit, met eenige waarfchynlykheid, doornbsp;gewoone en bekende wetten der Natuur bdang.nbsp;verklaaren. Maar waarom zouden we ooknbsp;ioo veel moeite neemen en onze harfens py-''Igen methetoploilen van dat gewaand ver-I'^hynzel, indien ’t in den grond niets andersnbsp;**) dan een buitenfpoorige vergrooting ennbsp;iWetzery van den een of anderen Kwakzalver, door ligtgeloovigheid endwaazezugt,nbsp;het hooren en vertellen van wonderen ennbsp;Verbaazende zeldzaamheden, blindelings om-I^elsd en (taande gehouden ? Ten minde dienbsp;’t oordeel, dat men ’er over vellen moetnbsp;°P ’t getuigenis van zulken, die in dit ftuknbsp;niemand dan hun eigen oogen hebben willennbsp;gelooven (f). Hoe veeleHarfenfchimmen vannbsp;den zelfden aart zouden’er nietverdwynen,
^‘’•dien men in ’t verhaal van gebeurteniffenen derzelver omftandigheden met opregtheid ennbsp;oilzydig tewerk ging!
(tJ Le JVJeev, Cours ie Chymie» p. 49*.
'ff
-ocr page 260-i^6' Ylheid der Lighaamejst.
ri. LES
I. AF-DE E L.
De hoeveelheid der yl-heden isnbsp;onbe-keud.
Relativt
. Zoo zeker nu als \vy overtuigd zyn, dc Tlheid^tu Eigenfchap is, die alls Ligha^'nbsp;men toekorat, zoo onkundig lyn wy ooki'’nbsp;de nette hoeveelheid van die ylheden, en bo®nbsp;veel ledige plaats die tuffchenruimten ine^bnbsp;Lighaarn metelkanderen uitmaakeu. Dct^ylnbsp;alles, wat ftotTeis, zwaar is, eti ’t lioffely'nbsp;ke ook alleen maar zwaarte hebben kan, wee'nbsp;ten wy wel, dat een Lighaam minder ledig®nbsp;tuffchenruimten heeft dan een ander, waO'nbsp;neer ’t, even groot van omtrek zynde, zwaar'nbsp;der weegt dan hetzelve: maar deeze verge'nbsp;lyking leert ons niets meer, dan de Betrekke'nbsp;iyke ylheid van die Lighaamen ; zy zegt oiisnbsp;niet hoe veel wez,entlye doffe yder Lig'nbsp;haam bevat, noch dat ’er in een van de tweenbsp;net zoo of zoo veel vatté deeleii te vindennbsp;zyn ; daar door zouden we ook deszeifs yl'nbsp;heid kennen, eir hoe veel ledige ruimte hetnbsp;binnen zyn omtrek begreep. Het waar ebnbsp;eeniglt middel, om daar van in alle gevallennbsp;grondig onderrigt te worden, zou zyn, dat-wy eene rtoffe, om met alle andere te verge-lykeumagtig waren, die een volkomen digt
Yliieid der. Lighaamek. 147
vaft Lighaam uitmaakte, en waar in groot- II. LES. en zwaarte woorden waren van volftrekt ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
^éne zelfde betekenis. Want wanneer wy ^en deel van zulk eene ftoffe, met eennbsp;'^eel, van dezelfde grootte en omtrek, eenernbsp;andere floffe, vergeleeken, en dit, by voor-l^eeld, de helft minder zwaar woog, zoudennbsp;nietalleen, gelyk wy nu gewoon zyn tenbsp;'^oen, met regt mogen befluiten, dat het denbsp;helft ylder was, de helft minder vafliedeelennbsp;begreep; maar wy zouden ook nogdaarenbo-''^en de juide waarde van dat «z/waVr kennen,nbsp;ontwyfielbaar zeker weeceu, dat die laat- •nbsp;fte dof net zoo yl als valt was, net evennbsp;''^eel ledige tuffchcnruiraten als vafte deelennbsp;binnen haar omtrek begreeprdewyl de zwaar-een Eigenfchap, die men als onaffcheide-^yk van alles, wat ftotfelykis, kan aanmer-ken, ’er juift de helft kleinder van was, dannbsp;^an het ander lighaam van denzelfden omstek, ’cwelk, geiyk w^y onderdelden, ge-heel uit vafte deelen beftondt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doch
Maar een Lighaam van deeze zoort zal al-moet tyd een loutere Onderftelling blyven, diCgjo^jnbsp;K 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyzyn.
-ocr page 262-148
Yuieid der. Lighaameu.
'L'Sau
fte^ale
II. LES.wy nimmer zullen kunnen bcAraarheden ef* ter daadelyke Proef brengen. Inde ganfchsnbsp;Natuur kennen wy niets dergclyks. Van arnbsp;Ie ftoffelykezelfftandigheden, die tot tot nognbsp;toe ontdekt zyn geworden, is het Goud he^nbsp;lighaam, dat het digft in een gedrongen is»nbsp;en de grootfte hoeveelheid van ftofen vaftonbsp;deelen onder een bepaalden omtrek bevat •“nbsp;geen andere (toffe is ’er bekend, waar vannbsp;een taarlings-duim, by voorbeeld, zoonbsp;zwaar weegt, als een talings duim Goud.nbsp;Eu egter is dit Metaal ook yl, en heeft 7,ynnbsp;ledige tuffchenruimten, dewyl ’er het Kwikzilver in een oogenblik in doordringt, en hetnbsp;KmtKgswater, daar men zig van bedient omnbsp;het te ontbinden, van oppervlakte tot oppervlakte met werken voorgaat tot aan denbsp;ïaatftetoe. Verfcheiden Natuurkundigen (f)nbsp;zyn zelfs zoo ver gegaan iji hunne giffingen,nbsp;dat ze geloofden, dat ’er in ’t Goud wel zoonbsp;veel ledige tuffchenruimten als vafte deelen
zouden kunnen zyn. Welk een denkbeeld zullen
(t) Newton , Traité d'OJitiqu!. Livr, II. P. 3» Prop. 8,
-ocr page 263-149
YtHEID DER LiGHAAMEN.
len wy dan niet maaken moeten van de yl- IL LES, heid van andere Lighaamen? Van gemeen
U tl ké
’^ïiter, by voorbeeld, dat omtrent negentien maal minder iwaar weegt dan het Goud; efvan de Lugt, die agt honderd maalligternbsp;dan iret Water.
Het ééneLighaam is iuifl: niet akydylderZy ^er-het ander, om die reden aUeen , om dat ggjj,) ^oo 'ieszelfs opeuingen en tuffchenruiraten wy- wel al«nbsp;zyn: derzelver getal vergoedt dik wils ofnbsp;iiaalt zelfs over in de eene ftoffe, ’t geen hunnbsp;'¦vydce en grootte in de andere doet. Eennbsp;ftop van Kurk, hoe vafl: ook in den hals vannbsp;^en F les bekneld, gedrukt en geperft, zal eg-ter nooit ,een zoo digt famengepakt Lig-liaam worden, als een Itukshout van eenigenbsp;andere zoort. Hoe zeer ook zyn omtreknbsp;door de perffing ingekrompen en verminderd zy, nooit zal hy zoo zwaar weegeanbsp;een (luk Eikenhout, by voorbeeld, vannbsp;dezelfde grootte: hy blyftderhalveu altyd yl-der, en bevat ouder gelyken omtrek meetnbsp;Hdige tuffehenruimte. Egterzal nimmer Ei-jten , noch eeuig ander dergelyk zoort vaanbsp;K 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. hout
-ocr page 264-I JO
Yliieid dee. Lighaamen.
11 LES. hout, zoo wel gefchikt en bekwaam zyn, DK^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitdamping van vogten, in eeii
Fles beflooten, tegen te houden. Men mag hetderhalven meer dan waarfchj/nlyk noemen, dat niet zoo zeer de wydte als wel hetnbsp;getal der openingen en tuffchenruimten dsnbsp;oorzaak is, dat het een meer yle plaats en ledige holligheden binnen zyn orntrek begryptnbsp;dan het ander. Wanneer het Koningswater»nbsp;dat het Goud ontbindt, in ’t Zilver niet tvünbsp;doordringen, zal men, de betrekkelyk®nbsp;zwaarte van dit laatfte Metaal, ’t welk ligternbsp;is, in aanmerking neemende, zeggen, dat desnbsp;Zelfs tuffchenruimten wyder zyn , dan dienbsp;van het eerlte ? Maar waarom dringt ’er daflnbsp;het Koningsv/ater, dat op ’t Goud wel vatnbsp;heeft, niet in door; daar nogtans deszellsnbsp;deelen , zynde, gelykmen onderfl;eIt,verdernbsp;van elkander onderling verwyderd, het Ontbind vogt een vryer en ruimer toegang geeveonbsp;moeften ? Zou ’t niet beter zyn, dat mennbsp;Itelde, dat de kleine openingen en tuffchen-xuimten, van ’t Zilver, wel niet volkomennbsp;zoo groot en wyd zyn als die van ’t Goud»'
Ylheid der. Lighaamek.
®3sr dat ze merkelyktalrykei xyti, en me- II. IjES
Tot hier toe gaat het met deeze verklaa-nog al vry wel naar weafch. Maar als inen ’er tegen inbreugt, dat het gemeennbsp;Sterkwater, ’t welk het Zilver en de meeftenbsp;sndere Metaalen ontbindt en verdeelt, egternbsp;geen de minde vat heeft op Goud; zo rnoeCnbsp;®fcn bel ennen, dat die betrekkelyke wyclte,
¦Van lie openingen en tuflchenruimten, een teJen is, daar men juift den grootften ftaatnbsp;uiet op fchyot te moeten raaaken: want waaroom kan dat geen , ’t welk in een naauwernbsp;tgt;pening toegang weet te vinden, in een ruiger en wyder niet doordringen? Wordt ’etnbsp;ttiiffchien ook een juilteevcnredigheid en o-^ereenkomdvereifcht tuffchendekleinePunt-i^svanhet Onibindvogt ^ en de openingen innbsp;doffe, die ontbonden zal worden! Ofnbsp;®oet men, om deeze Verklaaring te ouder-fchraagen, de gedaante zoo wel als de wyd-der openingen in aanmerking neemen ?
Men kan ’er geenzins aan twyffeleu, dat^^'^^ eeae dolFe van de andere verfchilt in de*
K 4 nbsp;nbsp;nbsp;Torai
-ocr page 266-15* Ylheid der Lighaamen.
II. LES.vorm en geftalte van derzelver kleinfte
I. AF- fynftedeeltjes;endewyldeezeinverfchillen'
de Lighaamen op verfchiilende wyzen fatfoeneert zyn, moeten ook de openingen cOnbsp;tulTchenruimten, in de eene en de andete jnbsp;noodzaakelyk verfchiilende gedaanten aaH'nbsp;neemen. Met behulp van dit grondbegiiizel»nbsp;'t wrelk ontwyffelbaar zeker is, begrypt meOnbsp;ligtelyk, dat een valt Stofdeeltje, om zignbsp;in één van die kleine holligheden te plaatzeOjnbsp;of uit de eene tot in de andere door tcdriO'nbsp;gen, niet alleen een evenredige grootte, maarnbsp;ook een welgefchikte en gevoeglyke gedaante hebben moet, en dat het zeer wel gebeuren kan, dat, wanneer ’eréén van die ver-eifchten ontbreekt, de ander alleen niet genoegzaam is en in ftaat, om zyn uitwerkingnbsp;te doen. Dit is één van die gevallen, waarnbsp;in men gedwongen is te bekennen, dat mennbsp;met zekere en anders algemeen genoeg erkende beginzels nog over de Egtheid der ver-klaaringen in twyffel blyft hangen, als waarnbsp;in men dié beginzels en kei maar by wyzevannbsp;giffing toepalV, en de Ondervinding ons
niet
-ocr page 267-*53
Ylheid eer Lighaamen.
•'¦et zegt, dat wy wel geraaden hebben. H. LES.
Voor ’t overige, fchoon wy juifl: niet wee-•eo of bet eene Evenredigheid en overeen-is van de wydte of van de gedaante der openingen alleen of van beide te zamen, bruik,nbsp;die een ontbindvogt op de ééne doffe beternbsp;doen werken dan op de andere; de zaak ïsnbsp;®gter daarom niet minder bekend en zeker,nbsp;al zedert langen tyd wiften ’er de konttennbsp;^aar voordeel mede te doen.
In
De Plaatfnyder neemt een dunne Koperen piagtfny-^laat, die wel gepolyfl en glad gemaakt is: den beftrykt ze met een dunne laag van eennbsp;^oort van toebereid Wafch, ’t welk hy o-den damp van een toorts of kaars zwartnbsp;••'aakt: hy tekent vervolgens op deeze be-^ïeeken oppervlakte met een Staalen Punt,nbsp;die het Koper in alle de trekken van zyn Afbeelding, naar dat zyn oogmerk vereifcht,nbsp;bloot maakt: hy legt een rand van week ge-fnbsp;•baakt Wafch rondom zyn Plaat, fteltze Wa-^erpas, en bedektze tot op de hoogte vannbsp;drie of vier Lynen met Sterkwater, ’t welknbsp;Voor een derde of de hel^t met gemeen Wa-inbsp;K 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tex
-ocr page 268-ij‘4 Yliieid der Lighaamem.
II. LES.
1. AF-BEEI..
Cjüadre.
In ’t
Loleüren
vass
ii?linasr.
• ter verdund en verzwakt is. Het Koper i door de Punt van’t Staal ontdekt, wykt ionbsp;korten tyd voor de werking van ’t Ontbin‘^'nbsp;Togt, en holt zig min of meer uit, volgeD^nbsp;bet goedvinden en de inzigteii van den KoU'nbsp;ftenaar, die middelerwyl de langduurigbei'-^nbsp;werkinge bepaalt en regelt; terwyl he*-Wafch (’t welk zig in Sterkwater ontbindt)nbsp;bet overige der oppervlakte ondertuffehen ittnbsp;baar geheel bewaart, en ongefchonden doetnbsp;blyven. Op deeze wyze bereidt hy een bla^nbsp;Metaal, dat drie of vier duizend maal dsnbsp;xelfde Prent uitlevert, door het op zoo vee^nbsp;Ic bladen Papier, het een na het ander, metnbsp;een Pers af te drukken.
Het Marmer wederftaat het Wateren eed menigte van andere vogten; maar Brande'nbsp;wyn,Geeft vauT erpentyn,gefmoItenWafcbinbsp;dringen ’er in door. Menfchen van oplettendheid en ichrander Vernaft, hebben zignbsp;die uitzonderingen wecten ten nutte te maa-ken, en zig daar vau als middelen bediend gt;:nbsp;om vreemde kleuren tot in ’t binuenft vannbsp;bet Marmer te brengen, of met het witte
Ylheid der Lighaamen.
andere zoorten, die natuurlyk gekleurd H, LES. ^yn, naar te bootzen. De orerleeden Heer
^ nbsp;nbsp;nbsp;X) Ltik •
Fay, die zig in ’e Verwen van harde Sceenèn zeer geoeflfend hade, en zyne ontdekkingen in dit ftuk aan de Akademie dernbsp;^eetenfehappen (f) heeft mede gedeeld ,nbsp;heeft my dikwils door KunR geverfde Mar-J’iere Plaacenlaaten zien, die zeer wel-nage-'’’olgd , enzoofterk doortrokken waren, datnbsp;^•e zedert gepolyfl: zyn gew'ordeu, zondernbsp;iets van haar koleuren te verliezen,
De VernilTen, daar thans zoo veel gebruik ¦^an wordt gemaakt, zyn niets anders dannbsp;Gommen van verfcheiden zoorten,die mennbsp;door ’t een of ander Ontbindvogt heeft doennbsp;ftnelten, De eene zoort zal zig ontbinden ennbsp;¦’’erdeelen in Brandewyn, terwyize geheelnbsp;hlyft in de Oliën, die men met goed gevolgnbsp;S^bruikt om de andere te fmelten en op tenbsp;ioffen. Dc gantfche KonR beftaat daar maar'nbsp;alleen in, dat men weet in welke Roffeydernbsp;^oort ontbonden kan worden; endeeze keurnbsp;quot;^an de regte ftoffe wordt zonder twylfel alleen
(t) Mém de i'Acad, 1718. pag. 50.
-ocr page 270-156 nbsp;nbsp;nbsp;2 AME NPERSBAARHElO
n. LES. leeti noodzaakelyk om hac onderfcbeid, v bVi^ ’er is tuffchen de ylheid vau de eene en dienbsp;van de andere zoort.
TWEEDE AF DEEDING.
De Omtrek der Lighaa-men isnbsp;grooternbsp;da' hunnbsp;Inhoud.
ds Zamsnpersbaarheid en Veerkragt dif highaarnen.
l^^it het geen wy tot hier toe van de
heid der Lighaamen gezegd hebben» heeft men reeds een befluit kunnen opinaa'nbsp;ken, dat de fchy nbaare grootte van een Lig'nbsp;haam, welke het ook zy , altyd de wezend-lyke veelheid van dcszelfs eigen ftofmoet tenbsp;boven gaan: en ditonderfcheid , tuffchen denbsp;Grootte van den Omtrekeens Lighaams ennbsp;deszelfs ftoffeiyken Inhoud, is inogelyk welnbsp;zoo veel verandering onderworpen, als ’ernbsp;verfchillende zoorten van ftoffe in ’t geheelalnbsp;te vinden zyn: want zelden ontmoet mennbsp;twee Lighaamen, die, even groot van om-trck zynde, even zwaar weegen.
Hun
Digtheid.
Het is deeze Evenredigheid of onderlinge
be-
-ocr page 271-DER LiGHAAMEN. nbsp;nbsp;nbsp;157
l^etrekking van den Inhoud eens LighaamsII. LES. deszelfs Omtrek, ivelke men Digtbtid^-
ooemc. Een Lighaam, zegt men, heeft meer I^igtheid, isDigter, dan een andet, wanneernbsp;wezentlyke veelheid van deszelfs ftoffenbsp;öJipder verfchilt van zyn fchyubaare grootte;
(’t geen op ’t zelfde uitkomt) wanneer het Onder een gegeeven grootte of om trek meernbsp;deelen begrypt. Het Lood is derhalvcanbsp;'ligter dan het Koper; de Lugt heeft min-Digtheid , dan het Water,
Maar ondertuffehen kan een zelfde Lig- Verdik-haam van Digtheid veranderen; dat is, zyn Omtrek kan, terwyl zyn Inhoud dezelfdeperilirg.nbsp;^lyft, grootcrof kleinder worden. Dus wordtnbsp;Oen Lighaam digterdan het te voren was,
Wanneer deszelfs vaüe deelen zig nader en •^^gter by één voegen en minder plaats dannbsp;'doorheen beflaan; ’t zy dat men, (want zulksnbsp;^an op deeze twee wyzen te weeg gebragtnbsp;borden,) een inwendige oorzaak, welke dienbsp;doelen van elkaiideren verwyderd hieldt, wegnbsp;®oeine; 't zy dat men ’er een kragt van bui-tea op gebruike, die hen dwingt om nader
158 2ame nperscaarheid
PEEL.
II. LES.by een te komen. Deeze twee byzóndere I. Af- wyzen, om den omtrek van een Lighaam
kleinder temaaken, kan mengevoeglyk van
Conitn-
fation
Compres-
fion
Compri-
mkr
Bjalkanderen onderfcheiden , met de Eerftö den naata te geeven ran Ferdikkhi;^, en denbsp;Tweede, dien van Zamenferjfing: (hoewe^nbsp;men, om eigentlyk te fpreeken, altyd eenenbsp;ftoffe Digter maakt en dus verdikt, wanneernbsp;men dezelve, op welk eene wvze het ooknbsp;zy, kleinder van omtrek doet worden.) Zoonbsp;zal dan Sneeuw tulTchen zyn handen te druk'nbsp;ken om’er een Sneeuwbal van te maaken»nbsp;Zamenperlfdn zyn, een Vogt koud te laatennbsp;worden, of de hitte, die deszelfsdeelen uit-CorJenferen verwydert, te verminderen; zal genoemd kunnen worden, dat yogtFcrdikk'Hi,nbsp;7yn in ’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ganfehe gefchapen Natuur kennen
eigen.
^tomes
alge- wy geenLighaam) indien men de oorfproti-llofdeeltjes, oiOfideele», zo ze’er zyn, haamen uitzondert) wiens omtrek op één van deezenbsp;twee wyzen, ten minften, niet verkleind zounbsp;kunnen worden; ’t geen inen zelfs vry dik-wils op beide wyzen kan doen Hoe hardnbsp;ook eene ftoffe wezen mag, zy is het egter
nooit
-ocr page 273-DEU. LïGIIAAMEN.
^ooitvolkomen: derzclverkleineftofdeeltjes ^ï- LES.’
quot;Equot;'
2yn aicyd min of meer uitgezet ea verwy-cEei^ '^erd,’t zy door een inwendige beweeging dienbsp;’ïien vertraagen of fluiten kan , ’t zy door denbsp;Werking van een vreemde Vloeiftof, die ’ernbsp;ik doordringt, en welke men door een uit-'s^eadige kragt verwinnen kan of verdryvea.nbsp;i^-en Yzeren Staaf, by voorbeeld, tot gloeiendnbsp;ordens toe heet gemaakt, wordt, naar maa-^2 dat zy wederom koud begint te worden,
¦''‘^cer dunder en harder; om dar haare deelea fie geweldige beweeging, die zy inVatirnbsp;Èekreegen hadden,verliezende, allengs wedernbsp;kirer en meer tot malkander naderen. Eeanbsp;Natgemaakte Spons, uie zig door ’t Water ,nbsp;tiat ze ingetrokken heeft, uitzet, beflaatalsnbsp;'hen’er het Vogt, dat haar holligheden eanbsp;'^uiTchenruiroten vervult, uitpeift, een veelnbsp;^leinderplaatsdan tevoren. Een Marmereanbsp;Glazen Bal, een Diamant zelfs, op iets ,
•iat even hard is, geworpen, fpringt in eea Nogcnblik weder te rug: en wy zullen iu’cnbsp;i^Oït doen zien, dat de beweeging van weêr RtftxU»nbsp;^^‘‘Jittiting een bewys is van de zamenpers^
baar-
-ocr page 274-.baarheid van het weêromftuitend Lighaaffl» Alle Lighaairien zonder onderfcheid,nbsp;welken ftaat zy zig ook aan ons vertooneiinbsp;mogen, ’t zy vafte gt; ’t zy Vloeiftoffen, ’t zynbsp;vogten; zyn in ’t algemeen voor die eerflcnbsp;zoort van Inkrimping of Omtreksverminde*nbsp;ring, welke wy Verdikking noemden, vatbaar.nbsp;Een blok Marmer, inzonderheid zo het zwaftnbsp;Marmer is, zal men merkelyk kieinder bevinden , als het een geruimen tyd op eennbsp;plaats geweelt is, die veel kouder is dan die,nbsp;daar het te voren was, toen men ’er de maatnbsp;van nam. Een Blaas of Lederen Bal, in dennbsp;Zomer met lugt gevuld, worde flap in dennbsp;winter; en het Vogt zakt in den Thermometer niet naar beneden, dan wanneer des-zelfsLighaam, door de koude ingekrompen,nbsp;dat gedeelte van de glazen buis niet meer vul*nbsp;len kan , ’t welk de zelve by een warmer lugtnbsp;befloeg. Maar wy fleilen een breedvoerigernbsp;redeneering over de vvyze, waar op de Lig-haamen zig intrekken en verdikken, tot diennbsp;tyd toe uit, dat wy over’t Vuur cn de hitte,nbsp;die dezelven uitzet en verdunt, fpreeken zul--len.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wat
-ocr page 275-lóf
«ES. Lighaamek.
Wat nu de andere zoort van Omtreks^'er-ii_ jL£S. hindering aangaat, die wy ZamenperlTing^-ak-
doemden; men kan niet zeggen, dat deielve^^
2ttn allerhande Lighaainen , iu welken ftaat®®
” nbsp;nbsp;nbsp;inenpers-
W zig bevinden, zoo algemeen eigen is.fing niet
•^ile vafleLighaaineu zonder onde.ftbeid zyn^°°
gt; nbsp;nbsp;nbsp;, r , itieen.
^amenpersbaar, en tot nog toe nteit ons de
Qudervinding geen uitzondering in, dien ai- f,i;ics
Semeenen Regel aan de hand gegeeven. De
^ügt laat zig op een merkwaardige wys za-
’'lenperlTen, en brengt door die Eigenfehap
'’erbaazende uitwerkzels voort, welke wy op
^Un plaats melden zuilen. Op andere,
als den Rook, de Vlam, en dergely-
*^en, heeft men, met dit oogmerk, nog geen
^toeven gedaan ; zonder twyffel, omdat het
*¦201 moeielyk,en waarfchynlyk onmogelyk
iou zyn, om ydei van dezelve, in ’t byzon-
en alleen, onder het bereik van Proef-
*'^emingen van deezeu aart te brengen. Wat
^^P'ogte» belangt, nimmer hebben die', wat lijusuri
ook heeft mogen doen, regtsdraats ee-
blyken van Zaïnenpersbaarheid gege*
ven: en ’t fchynt, dat men al aaaltonds van
I. Deep, nbsp;nbsp;nbsp;Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’t be~
-ocr page 276-ilt;ja
2 A MENPERSBA A RH EIÖ
2. AFDEEL.
II. LES. [)egiu af alles ten dien einde gedaan heeft* wat in én doen kon. De Proefneeining vannbsp;de Akademie Del Cimento, is zoonbsp;fclirander en vernuftig, als ’er de uitflag vaBnbsp;onverwagt moeit voorkomen; en mennbsp;niet i dat iemand na dien tyd ondernomennbsp;heeft' om het beter te maaken. De Heofnbsp;Newton (*) verhaalt dezelve als iets dafnbsp;zeer zonderling en merkwaardig is; en evennbsp;als of hy bedagt was geweell, dat men zo^nbsp;verbaazend een voorval raogt in twyffel trek'nbsp;ken , veriekert hy, dat hy ze heeft van eennbsp;Ooggetuigen. Wat my belangt, ik beroepnbsp;my in dit Itukop myn eigen 'oogen en On'nbsp;dervin'dillg; en ’t gebruik dat ik van die Proefnbsp;neeming in myn LelTen maak, heeft reedsnbsp;zeer veele Menfchen in Haat gelteld, omnbsp;zig op de zelfdewy ze op te beroepen.Zie hio’^nbsp;de Proef zelve.
Eerste Proefneeming. Toejhl.
PL. 2.
5'
EenMetaalen Bol, wiens Inhoud men
naaiitV'
(*) Traité d'o^tiij. Liv. 2. part. 3. prop. 8.
-ocr page 277-163
ÜER LlCrJIAAMEH^
keurig gemeeten heeft, dun genoeg om II. LES,
Da
'^auvv
2. A V-
*^uigiaain te z,yn, geheel met Water '''uld, en 7.00 digc toegemaakt, dat ’er doornbsp;opening geen het minlle vogc kan uitkotten , legt men onder een kleine Pers, dionbsp;®fgebseid wordt in Figuur 5, Pu.'i.vr 2.
Uitwerkzeh.
Wanneer men de Pers aanzet, wordt de Het wa-
Sol, door dezelve lamengedrukt, een
tig plat: en indien men met perlTen voort door ccn
kaat, komt het Water door de onzigtbaarep^ttaa-
. nbsp;nbsp;nbsp;len Bol,
tpeningeu van ’t Metaal henen dringen, en die ge-
^'ertoout zie: op de oppervlakte met kleine
^ nbsp;nbsp;nbsp;^w'ordt.
ttupjes, gelyk die van den Daauvv.
Ophelderingen,
Plet is een beweezen zaak,dat,van Lighaa-Iten van even groote oppervlakten, een Bol-tond meer ruimte of llotïe bevat, dan een ^211 eenigö andere gedaante. Plier uit volgt,
Sat ecu hol Lighaara, Bolrond van omtrefc ^yude, en met de eene of andere ItorTe op-Stvuld j die gedaante niet verliezen kan, tennbsp;Lanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zy
-ocr page 278-lèj. ZaMENPEUSBA AïlHÉl D
li. LES zy dat een van deeze twee zaaken gebeuts-D e'e* ' nbsp;nbsp;nbsp;grooter van opps'quot;
vlakte worden, om den zelfden Inbond behouden; of die ftof, daar het mede vet-quot;nbsp;vuld is, zal zig, kleinder van omtrek wot'nbsp;dende, verdikken en zamenpetfTen laateti-Als het Water door het Metaal begint heef'nbsp;te dringen, is de Bol een weinig plat gewot'nbsp;den, maar wanneer men deszelfs inhoudnbsp;meet, bevindt men dien net even groof^nbsp;als voor de Proefneeming, Het blykt def'nbsp;Iialven Zonneklaar, dat men deeze Plat'nbsp;wording enkel en alleen moet toefchryvennbsp;DuSlWitc de Rekbaarheid van ’t Metaal, en dat hetnbsp;Water, zoo veel men merken kan , onder denbsp;Pers niet van omtrek verminderd of zameU'nbsp;geperlt is.
B o Y L E, de Ridder Bacon, en eenig^ andereNatuurkundigen, die hetWater in Mc'nbsp;taaien Boffen getragt hebben zaraen te drukken , geloofden, dat ze eenige blyken vannbsp;deszelfs zaroenpersbaarheid zagen; maar hetnbsp;is ten hoogden waarfchynlyk, dat het geennbsp;ze meenden gemerkt te hebben, alleen toe te
DER Lighaamen.' nbsp;nbsp;nbsp;l6f
fchry ven xy geweeft aan de buigiaamheid of II. LES. ''eêragtigheid van het Metaal of wel aan dienbsp;eenige Lugtbelletjes, die met het Waternbsp;de zelfde Metaalen Bos geflooten waren.
II. Proefneemïng.
‘Tuejiel.
In de zesde Figuur, Plaat 3. is ABCD 3:
^en Pyp van zeer dik Glas, zyndevanbin- ^
*'en drie Lynen wyd, zeven voeten hoog, en sls een Hevel gekromd. Men giet ’er eerltnbsp;^en weinig Kwikzilver in, ’twelk de kromde vult, en zig Waterpas zet in B C : vervolgens wordt het gedeelte C D opgevuld metnbsp;^ater, en, de opening van de Pyp in Dwelnbsp;digt toegeflooten zynde, giet men zo veelnbsp;kwikzilver in den arm AB, dat dezelvenbsp;'^aar door geheel vol wordt,
Uitvjerkzeh.
De Kolom Water, welke tufFchen C D is, kedt zoo groot een weêrlland tegen de dru k- zamen-kng van het Kwikzilver, dat ze, zoo rfoor^^eennbsp;L 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men drievop-
-ocr page 280-l6(5 Z AMENPERSBA ARIIEID
II. LES.men merken kan, niet van ointrek vermin-
2. A F- nbsp;nbsp;nbsp;kleiacier wordt.
B F. F. L.
dige
drukking
des
Dainp-
krings.
L’Hydro-
(laHiim
y.tmo-
Jjihére
Ofhelieringcn.
Als wy van de Watervoeegkunie handelen? zullen wy doen zien, dat de Drukking, welke het Kwikzilver tegen het Water in C oef-fentjgelyk is aan ’t gev/igt van de Kolom?nbsp;die in’t gedeelte A B van de Buis begreepennbsp;is. Deeze Kolom Kwikzilver, nu , die omtrent zes voeten en tien duimen hoog is, evenaart in zwaarte driemaal het gewigt vannbsp;den Dampkring^ ’t welk al een zeer grootenbsp;Jcragt uitmaakt; en dewyl die kragt nogtaiisnbsp;niet genoegzaam is, om den omtrek van ’tnbsp;water, w^aar op ze werkt, merkelyk te verminderen en ’t zelve zamen te perffen, isnbsp;zulks een duidelyk kenteken, dat de deeltjes,nbsp;waar uit de Vogten beltaan , zeer hard moeten zyn, en dat de Lighaamen, welke zig innbsp;dien Haat bevinden, zeer weinig buigzaamheid bezitten.
Qevol-
-ocr page 281-167
JD E E. L I G IIA A M E N.
Gevolge».
2. A F-DEE L.
Hoewel het Water in de Proefneeiniiigen,Egter ¦'i'elke wy 7,00 aanftonds deeden, geennbsp;liiiiiltc teken blyken liet van eenige zamen niet vol-drukking, heeft men egtergeen genoegzaa-^jelunbsp;Uien grond om ’er een volkomen befluit uitpgrjbaar.nbsp;op te maaken, dat de Vogten volllrekt nietnbsp;^.ainengeperlt zouden kunnen worden ; maarnbsp;¦'-Vel dit alleen,-dat ze in Haat zyn, om al de,
Icragten, die men tot nog toe op hun geoeffend 1'eeft, te wederftaan. Menigvuldige beden-kingen geeven ons aanleiding om te geloo-'’en, dat wy ze eindelyk op een zigtbaarenbsp;''’^yze voor onze poogingen zouden zien wy-ken, indien ’c mogelyk was, dat wy ze onder Iterker Perskragten brengen en beteuge-^,*^0 konden ; en zelfs, dat ze nu reeds eenig-^'Us voor de Diukkiiigen, die we ’er opnbsp;doen, v.'yken, maar zoo weinig, dat het nietnbsp;^0 merken is. Alle vadeLighaameu laatennbsp;zamenperffen, om dat zy, hunne ledigenbsp;'¦'^d'chenruimten hebbende , der’zelver dee-iig nader by een voegen knnuen; maarnbsp;L 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-wat
l68 nbsp;nbsp;nbsp;¦ 2a MEN PER.SBAA RHEID.
Simples
TI. LES.wat is een Vogt aoders, dan een verzainelioS 2, AF- van kleine vatte Lighaampjes, welke wy7'2'nbsp;kerlyk niet voor Enkelvoudigenbsp;den moeten aanzien, maar veeleer voornbsp;ne brokjes of klompjes, uit verfcheiden deel'nbsp;tjes zamengelteld, die zoo naauw aan elka^^'nbsp;deren niet verecnigd kunnen zyn, of zy laa'nbsp;ten nog wel eenige kleine holligheden ennbsp;ruimten tulfchen malkander over. Indien denbsp;PoruJIié ylheid de groote Lighaamen vatbaar maaktnbsp;voor zamenperlTing, moet de zelfde oorzaaknbsp;dan ook in de kleine Lighaamen het zelfd®nbsp;Uitwerkzel niet vooribrengen!' Alles watnbsp;men hier op zou kunnen zeggen, is, dat denbsp;Zamenpersbaarheid moet afneemen, naatnbsp;maatedatdegrootteder Lighaamen afneemt?nbsp;dat is, met andere woorden, dat de kleinltsnbsp;Lighaampjes ook het minfl. buigbaar zyn, ennbsp;dat de Deeltjes van een Vogt, by gevolg?nbsp;om hun ongemeene kleinheid én fynheid, denbsp;Proef der grootite kragteii eii Perffiugen kunnbsp;nen doorllaan. Maar uit dit zelfde grondbe-giuv.cl volgt dan ook, dat’er niets voldrekt
onzameiipersbaar is, dan
’t geen voUbekt Enkel'
-ocr page 283-169
PER LiGHAAMEK
Enkelvoudig is, gelyk de Ondeelen,hy voor- 11. LES, ^eeld, zyu zouden, of de eerlle oorfpronke-^yke deeltjes der Lighaamcn,daar ouze Proef-‘^semingen geeii vat op hebben.
Het (trekt niet weinig tot ons voordeel, ge-dat alles, wat Vogt is, de PertTingen weder- ons nut ^taaa kan, waar door de andere Lighaamennbsp;'’ermaalen en in een gedrukt worden. Allesnbsp;''^at wy, door utiddel van uitperffing , uit denbsp;^rotiftuffen trekken, de Wyn, de Cyde.ï ^végetauxnbsp;de Oliën en dergelyken, zouden z:g nooit uitnbsp;de vafte deelen , waar in ze beflooten zyn, losnbsp;^aaken, en ’er zig van afzondeven, indiennbsp;de Vogteu, even alsdie,zamcngedrukt konden worden. Alle vrugten zouden onder denbsp;Versniet dan van ointrek veranderen ; en denbsp;êemakkeiykheid, waar mede wy de fappen,nbsp;die de Natuur tot ons gebruik in deztlvebe-^eid heeft,’eruit westen te trekken , isga-^ofcgzaain alleen toe te fchryven, aan dennbsp;¦'^''ederltaud, dien de V ogten bieden, wanneernbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^amenperlt.
¦ zamen-een persbaur-
Men kan xigniet onthouden van verbaasd Lighaa-itaan, als men in aanmerking neemt, dat
-ocr page 284-170 Zamenpersbaa unEiD
n. LES. ecu zelfde Ligliaamzamenpersbaar is of D EiifL,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meerder of minder graalt;i
van hitte hetzelve van ftaat doet verandereu* Een link Ys lean zigtbaar zamengeperitnbsp;ingedrukt worden j men doe hetfmelten toi^nbsp;Water ;hec blyfcaltyd de zelfde llofFe, maa^nbsp;’t Iaat zig niet meer zamenperffen. Wafcbgt;nbsp;Zwavel, Metaal, laaten dezelfde blyken etinbsp;byzouderheden zien, als men ze uit den (iaatnbsp;Liqulditi van valiheid tot dien van Flicthaarheid doe'^nbsp;overgaau, en van valte Lighaamen,Ygeen zsnbsp;zyn , tot Vogtenfmelten laat. Dit verfehyO'nbsp;zel IS merkwaardig, en verdient wel eeiienbsp;verklaaring. By ongeluk hebben we niets tennbsp;dien einde in te brengen, dan eene giiïing'nbsp;maar een giffing egter, die op bekende groiid-beginzels Beunt, en ’er waarfchynelyk doornbsp;gemaakt wordt.
Wanneer ze hard
Men kan 'ieggeu, dat de Natuurlyke Baat van genoegzaam alle Lighaamen is, dat zenbsp;vaBe Lighaamen zyn. Als ze Vogten worden, wordenze het gemaakt door cuirchen-komBvaneen vreemde Botfe, die tot in der-zelver binnsuBe doordringt, en door haar
lioo*
-ocr page 285-DER L I G H A A M E N, Ï7I
hoeveelheid, of door de kragt van haar wer- LES, hing, de deeltjes onderling met elkander eene ^nbsp;beweegbaarheid byxet, waar door deraelvernbsp;haauwe vereeiiiging, en byna allen zaroen-hangwederzyds, verbroken wordt. Dus verandert aarde, door een genoegzaame hoeveel-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
heid water bevogtigd , in flyk , dat van een hellend vlak of fchuinte afloopt. Het waternbsp;Zelf houdt rvel haafl: op Ys te zyn, zo dranbsp;ten fynder vioeiftof, onder den naam vannbsp;des Fuurs btkeüA , met geuosgtaamnbsp;grooie hoeveelheid ’er in doordringt,nbsp;deeltjes aan’t be weegen helpt, en ze daar doornbsp;Van elkandereufcheidende, den ouderlingennbsp;kamenhang vernietigt.
Vraagt men nu, waarom de vatte Lighaa-itien zig laaten zamenperflen, en waarom de niet als ¦'’ogten die zelfde Eigenfebap niet bezitten;
Zou men daarop niet met waarfchynlykheid in.ogen antwoorden , dat in deeerltede Deepen , om zoo te l'preeken, geen tteunzel heb-i'tn, of alleen maar ruiten ineen Vloei ttofnbsp;Zender kragt of werking, en die op de miu-^hefchokking wykt: daarin de Vogcen in
te-
-ocr page 286-'i72 Zamenpersbaarheid
II. LES tegendeel de Stofdeeltjes, veel fynder vet'
PL. 3.
B.
reeds minder buigzaa® gt; op een Vloeillof Hennen , die’er in grootennbsp;overvloed is, en wier deelen, als enkel voudi'nbsp;ge en minder zamengelteld, ook te valter ennbsp;harder zyn. Indien men een zekere menigtenbsp;van kleine Kogeltjes, van kaal of van eenig®nbsp;andere (toffe, die ’er in hardheid niet vootnbsp;week, by elkanderendeedt; zy zouden zignbsp;niet merkelyk hiaten indrukken en zamen-perffen, ’t zy dat ze ’er alleen waren ; indiennbsp;ze maar overal elkaiideren raaken konden ; ’fnbsp;zy dat men’er andere nog kleindere Kogeltjesnbsp;ondermengde, die beletteden, dat ze elkandernbsp;raakten; behoudens egter dat deeze laatftenbsp;Kogeltjes zelf onbuigbaar waren. Zie denbsp;agtfte figtntr.
III. P R O E F N E E M I N G.
Toe/lel.
^ nbsp;nbsp;nbsp;Men last op een zwart marmeren Tafel-
blad, dat volkomen vlak en effen is, en zeer dunnetjes met Oly bellieeken , verfcheideo
rei'
-ocr page 287-»7i
bER LighaAmen.
leizen ageer een, en op verfcheiden plaatzen, II. LES. Van de hoogte van twee of drie voetennbsp;l'dein Yvooren baiietje vallen, dat drie vierde Duiins, of daar omtrent, middellynsnbsp;heeft. Zie de ïevende Figuur.
Uitxvcrkzcls.
Als men fchuins op het Marmer tiet, Een Y-
^erkt men overal, daarliet Yvooren balletje
geraakt heeft, een ronde Vlak, die omtrentmaakt
twee Lynen middellyns heeft, en die vlakken
’^yn de grootflen op de plaatzen, daar het lang,
halletje van de grootile hoogte is gevallen, doot vallen op
Ophelderingen.
Het Yvoor, hoewel een zeer harde en vafte ^otfe, laat zig egter zamenperlTen. Als hetnbsp;het Marmer valt, veroorzaakt debewee-8gt;ng van zyn zwaarte, die het voortdryft,
^2ne perffing, waar door een grooter of klein-gedeelte van het ronde balletje naar des 'telfs middelpunt wordt ingedrukt. Dewyl nunbsp;d'.e ingedrukte en zamengeperfte dealen vannbsp;^^tuurzyn, dat ze zig iu een oogeblik wederom
-ocr page 288-*74
ZAMENPERSBA AR HE ID
Deel.
jr. LES.ileioro lierftellen, blyfc ’er op bet ballen® 2. AF- geea de tniiille blyk vaa die zaïneadiul^'nbsp;king over; inaard 3 vlak , die men in ’tnbsp;iner ziet, is een onweerfpreekelyk keuine‘'^nbsp;van die inpertring en platwording, die vie-*nbsp;der verdweecen is; ten 7,y men mogelyknbsp;ver ftellen wilde, dat het Marmer zelfnbsp;heeft laaten indrukken, en daarop aanltoin^*nbsp;wederom zig herfleld heeft, het welk op h®*nbsp;zelfde uitkomt, en de zamenpersbaarheid vaRnbsp;een zeer hard en va'd Lighaatn niet mindefnbsp;aanwylt. Waarfchynlyk gebeurt het een zoonbsp;wel als’t ander; en de zelfde perfTing druk*^nbsp;het Marmer met een kuiltje in, die het balletje plat maakt; maar van deezetwee uit'nbsp;werkingen, is de laatlle buiten twyficl denbsp;aanmerkelykfte; gelyk men’er, als men denbsp;natuur van de twee zamengedrukteLighaa-men in agt neemt, over fchynt te moetennbsp;oordeelen. Wy zullen ons daarom alleen,nbsp;aan dit laatdc uitwerkzel houden; en allesnbsp;wat wy zeggen zullen, om te doen begrypen,nbsp;hoe, zonder de buigzaamheid van ’t Marmer ia aanmerking te neemen, uit de ronde
vlak
-ocr page 289-der Lighaamen.
^lakdePiacvvording van hec balletje onweer- II. LES. ^preekelyk blykt, xou ook even kragtigdienbsp;kunnen , om de Holdrukking van hetnbsp;^dariner te bewyzen, ingeval men op de Za-'öenpersbaarheid van het Yvoor geen agtnbsp;Wilde geeven.
Men weet immers, dat de Omtrek vaneen Cirkel) met deszelfs Bolrond gedeelte op een convtxtnbsp;^egte Lyn geplaatlb, dezelve flegts raakt in 3'nbsp;lt;^£11 enkel Punt G., (P'ig. 9.) Men weet^feV^^»»nbsp;^olc dat de Klootfche Oppervlakten uit Kringen of Ronde Lynen bettaan, gelyk de platos Oppervlakten iiic Regte; en dat alle Oppervlakten den aart en natuur volgen van denbsp;t-ynen, waar uit ze zamengelteld zyn. Indien nu de Cirkel de Regte Lyn üegts in eetinbsp;enkel Punt raakt, gelyk we zeiden , dan zalnbsp;Ook het Yvooren balletje van onze Proef-öeeming, (welks oppervlakte alleen uit zul-cirkels en ronde lynen belbat) indieu hetnbsp;^aarenkel gelegd wor.k op den Marmeren ta-foljdenzelven niet meer,danin een enkelPuut,
^3aken: maar als men het ’er op vallen laat, het uiteen gemaakte vlak blyk tpJat het deti
tafel
-ocr page 290-jy6 2 AME NPERS3A ARHEIU
Les tafel meteen ronde oppervlakte van tweeiy' deel. ii2n m’ddcllyns geraakt heeft, moetnbsp;noodz,aake!yk toeftaan, dat het eerlienbsp;punt ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9') tloor de kragt der lainefi'
perlTing naar het Middelpunt genaderd is, tiat daar op ook de rondom leggende Punte‘*nbsp;of deelen, de zelfde verplaatzing hebben oU'nbsp;dergaau. Die gaf aan een merkelyk gedeeltenbsp;van de oppervlakte gelegenheid,om het Maf'nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mer te raaken , en op het dunne laagje Oly?
waarmede het beüreeken was,de kentekenen van die raakiug ageer te laaten.
Gevolzen.
Ver-
perlFin-
gen.
Indien men een Lighaam van alle zydcti fchiüen- teffens en over zyn gcheele oppervlaktenbsp;de Uit- Je zelfde kragt rainendrukt, zal ’er, 7,00hetnbsp;van ver- zamenpersbaar Lighaam is, mets andersnbsp;fchillen- op volgen , dan dat het kleiiuler van omtreknbsp;wordt, dewyl alle tegen elkander over Itaaii'nbsp;de Punten en gedeelten dooreen evengroo'nbsp;te kragt gedrukt worden, en dezelfde Itand-plaats en fchikking, ten opzigt van malkaatnbsp;onderling, blyven behouden. In zulk eefl
Itaat
-ocr page 291-177
DER LiGHAAMEN.
^taat beviadeii zig deDieren jdie indeLugtII. LES» in ’t Water keven. Van alle kantennbsp;^ie Vloeilloffen omringd, worden ze derzel-''fcr PerlTing, hoewel zc vry groot en aan-^tierkelyk zy, niet gewaar, om dat ze uit zignbsp;^elve Evenwigt maakt, en niets, van ’t geennbsp;onder haar bereik heeft, uit zyn plaatsnbsp;dringt. Maar indien de zamenperfling van denbsp;cene zyde Iterker vr'ordt, dan van de andere,nbsp;doet ze meer dan den omtrek van een Liganbsp;^aain klein der maaken: zy verandert ook des-^o!fs gedaante: gelyk duidelyk te zien is is aannbsp;®en looden Koogel, die men op ’t een ofnbsp;®oder hard Lighaam vallen laat, en daar doornbsp;^en gedeelte van zyn klootfche gedaante ver-^iefi ; als ook aan een Kolfbal of de Klootnbsp;^30 een Maliebaan, die dikwils aan de Schut-^*0gof Muur zeer kennelyk blyken, dathynbsp;regen plat gedrukt geweefl: is, agter laat.
V^aTt
I. Deel;
-ocr page 292-17* Veeutcragt der LighaAmieitJ
II. LES.
2. AFDEEL.
f^a de Veerkragt der Lighaamen.
De V r quot;VTquot;Lighaamen, die tig laaten z»» kragti ' ' menperflen, behouden zommige dennbsp;ftaat, waar in de perffing hen gebragt heefc*nbsp;Indicn dezelve hen van grootte of g®'nbsp;daante heeft doen veranderen, b!yven zy inbsp;ook na dat reeds de drukking ophoudt, eg'nbsp;ter nog in die nieuwe gedaante of grootte ^nbsp;welke de drukking hen heeft doen aannee'nbsp;men; even gelyk de Looden Kogel na zy®nbsp;val plattfg biyft, en een Sneeuwbal den vor#nbsp;behoudt, dien men hem met de handen gegc'nbsp;ven heeft. Andere Lighaamen in tegendeelnbsp;herftellen zig, en neemen, na dat ze zaatnef'nbsp;gedrukt zyn, en de drukking ophoudt, dcnbsp;HVrnin- zelfde Ajmeetingen en dezelfde gedaante w'S'nbsp;jfom, der aan, die zetevooren hadden. Zoo
het met het Yvooren balletje van de voof' gaande Proefueemiiig; zoo gaat het ook m®*nbsp;een Lugtballetje, dat, zig van den bodem vaOnbsp;een glas vol water verheffende alknsken*nbsp;grooter word, naar maate dat het de op*nbsp;pervlakte nadert.
-ocr page 293-VeEBKRAGÏ 1gt;ER Ll'jHAAMföï. I7J
De Lighaamen van deze laatfte Zoortn. LES. noemt msa/^eeri^e oiVlerkragtige Lighaameu.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ '
Want door Veerkragt Terllaat men niets an
ders, dan die kragt, welke zomrnige zamen-
geperlte Lighaamen oeffenen,oin zig weder Lighaa-
in hun eigen Itaat te herltellen. Deeze
” nbsp;nbsp;nbsp;leen ci-
genfchap onderflelt derhalven, dat die Lig-geh.
haamen zamenpersbaar zyn; en dewyl men Elajiiciti
iuiks tot nog toe van de Vogten niet heeft
kunnen gewaat worden, dient men ’er uit te
Heflüiten, dat hunne Tegenwerking, zoo ze
mogelyk Veerkragt bezitten, te kort van uit-
geftrektheid is, en in te klein een ruimte
'«^erkt, om zigtbaar te zyn of gemerkt te
kunnen worden.
Alle Lighaameu, zelfs ook die lgt;ezitten, bezitten ze niét in den zelfden trap lendenbsp;llerkte. Daar zyn ’er, die zig naauwe''^’^“P*nbsp;lyks en byna geheel niet herltellen; in welknbsp;«en geval men op de Veerkragt geen agtnbsp;Haat , even als of ze ’er in’t geheel niet ware.nbsp;k^ie zoorten van Lighaamen geeft men dennbsp;haam van weéke Lighaamen, ’t welk niet'^'’^^nbsp;anders zeggen wilj dan dat ze geenVeerkragtnbsp;M anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
iSo Veerkragt Der Lighaameu
II. LES. bezitten, die leevendig en kragtig genoeg ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;om ze in aanmerking te neenten.
£ ii Xj nbsp;nbsp;nbsp;^
Ook nooitnbsp;volmaaktnbsp;cn onver an-derlyk.
De Lighaamen , die een merkelyken tf3p van Veerkragt bezitten, werken met minde^nbsp;of meerder kragt te rug , naar maate van d®nbsp;mindere of meerdere Hardheid, Styfheid,nbsp;byzondere gefteltenis van derzelverinwendi'^nbsp;ge Deelen; maar geen is ’er, daar men opnbsp;daadelyken blyken van Proeven en onderviU'nbsp;ding van zeggen kan, dat deszelfs Veerkrag*^nbsp;Volmaakt en Onverandelyk is, Byna doot'nbsp;gaans wordt men gewaar, dat deze Eiget*'nbsp;fchap geheel verloeren gaat of ten minft®*'nbsp;zwakker word door een langduurige oeff®'nbsp;Ring, of door een zamenperffing, dienbsp;Ligbaam een al te langen tyd gekneld doetnbsp;bly ven. Een boog, dien men te dikwils fpaRtnbsp;of te langagter een gefpannen gehouden heeftnbsp;blvft eindelyk in den bogt üaan, dien tnoO-hem heeft gegeeven. Paardshair, Wol, Vee'nbsp;ren, die men gebruikt in Kleederen, Deken*»nbsp;Kuflens of Bedden, verliezen, door den tyd»nbsp;byna al die bekwaamheid, welke zy, oognbsp;lüeaw zynde, hadden tot onzeij dienft»
Veerkragt der Lighaamen. l8l
^erzelver Slapheid is niets anders, dan het on- II. LES,, ''ermydelyk gevolg van een door langduurig j.nbsp;Sebruik verzwakte Veerkragt.
Wy behoeven ons derhalven niet te vleien En daarliet de hope, dat wy ooit de der Veerkragt niet volkomen en volgens den komennbsp;^l^rengflen regel naauwkeurige Proefneemin-gen beveiligd en opgeheldert zullen zien; grond,nbsp;dewyl de Lighaaraen , die dezelve in dennbsp;hooghen trap bezitten, egtei’ernog zoo veelnbsp;iiiet van bezitten, als ze wel moeheii, omnbsp;^ohnaakt Veerkragtigte zyn. Daarenbovennbsp;kunnen wy geen Proeven doen, dan in eennbsp;^liddeljiuf^ die min of meer lighaamelyk is;
®u fchoon men daar toe de Lugt, als het dunlte enligtlle, al verkoor, zy isegter,gelyknbsp;^e voorheen toonden (*),in Haat omweder-ftand te bieden, en daar door, zoo men metnbsp;i'^den verwagten mag, bekwaam om hetuit-^erkzel vooreen gedeelte’hoe gering ook,nbsp;verhinderen en onnafpeurlyk te maaken.nbsp;daarin gevallen, waar in aan de Naauw-
keu-
(*) Zie de I. Les 5. Afdeel.
M 3
-ocr page 296-il2 Veerkragt der Lighaamen.
II. LES. keurigheid byna niets ontbreekt en men aao onvermydelyke beletzels het een en ’t ande^nbsp;moet toegeeven, kan men met eennbsp;naaflen by voldaan. Het gehard Staal ennbsp;Yvoor hebben my vry bekwaam gefcheeiieonbsp;tot de uitwerkzels, war^r door men al he’^nbsp;aanmerkely kite en weetenswaardiglte van dcnbsp;Veerkragt betoogen kan en aantoonen; en il‘nbsp;zal iny derhalven daar van, liever dan van ee*nbsp;nige andere (toffe, in Proefneemingen vannbsp;(lat zoort bedienen. Maar dewyl de ProC’nbsp;ven, die ik ten dien einde verkooren heb, eC'nbsp;nige voorafgaande kenniffe van de voornaa®'nbsp;Ite Eigenfchappen der Be weeging, daarwynbsp;nog niet van gefprooken hebben,vereiiTcheö»nbsp;oordeel ik het gevoeglyker, dat ik ze nognbsp;eenigen tyd uitftelle; te meer, dewyl ze na*nbsp;tunrlyker wys haar plaats zullen vinden onder die, daar we gebruik van maaken zullen,nbsp;om de wetten der Beweeging in de Zameii-botziug der Lighaamen te leeren kennen.
der
Veer-
kragt.
De Konden hebben de Veerkragt tot %oo. veclderhande en verfchelden gebruiken weO'nbsp;ten toe tepairen,datheteenlangdüurigen on-
noo-
-ocr page 297-Veerkragt der Lighaamen^ 185
öoodig werk z.ou lyii, die allen hier te wil- II. LE^. len optellen. Ik ^al ’er maar twee of drienbsp;''Oorbeelden van aaiihaaleii, waar uit mennbsp;over de Nuttigheid van de andere xal kun-hen oQrdeelen,
Is het nuttig en aangenaam op zyn gemak jj, Kytul-'e reizen, dat voordeel is men genoegzaam sem alleen verfchuldigd aan de Scaalen beugels,nbsp;de leeren Riemen, en andere veerkragtigenbsp;ïdghaarnen, daar men de Rytuigen op hangt,nbsp;blonder die voorzorg zou de fraaifta Chats,nbsp;de pragtigfte Karos, niets anders zyn, dannbsp;Oen opgepronkte en verdekte Kar of Boerennbsp;^'^agen, waar op men vry gevoelig gehotltnbsp;On gefchud zon worden. Want indien denbsp;Heelen, waar uit het Rycuig beftondt, allenbsp;oven onbuigbaar waren, zouden de verfchei-:nbsp;den beweegingen en fchuddingen, door denbsp;ODgelykhedeii van den grond veroirzaakt, ennbsp;•het onophoudelyk ftooten vergezeld, tot denbsp;Perzoonen zelve, die ’er in Ziaten, in haarnbsp;Volle kragt orergaan.
Tyd en Uur te weeten, is een zaak daarin Uur-*ile Meufchen zoo veel belang in hebben,
M 4 nbsp;nbsp;nbsp;dat
-ocr page 298-184 Veeukragt der Lighaamen.
II. LES.(^at; ’er weinigezyn, (üe niet een Staand Or-
D*£ E L. nbsp;nbsp;nbsp;ofZak-Uurwerk bezitten, en ’t zelve
ah een onontbeerlyk ftukHuisraads aanzieo-Deeze zoorte van Werktuigen, welke men met regt voor Meefterftukken van de Konitnbsp;houden mag, worden in beweeginggebragtnbsp;door een Veer, van een reep Staal gemaaktnbsp;ƒgt;£. 3. ¦ en om zig zelve opgerold in een Trommel»nbsp;10. jjjgjj 7y,terwyl7.e zigontfpanten herfteld»nbsp;doet omdraaien; en wiens beweeging, doornbsp;middel van getande Radertjes, medegedeeldnbsp;wordt aan de Spillen , die de Wyzertjes draa-gen , en dezelven. op een ten dien einde vernbsp;deelde Wyzerplaat, de Uurenen Minuutennbsp;doen aanwyzen. Wy zullen naderhand bynbsp;een andere gelegenheid aantoonen , op welknbsp;eene wyze men de kragt der Veer, geduuren-de den ganfchen tyd dat ze zig herRelt, al-tydbynaeven flerk en zig zelve gelyk vormig heeft weeten te maaken; want hier doetnbsp;7,ig aanftonds deeze zwaarigheid op , dat de-wyl die kragt, naar maate dat de Veer zignbsp;ontfpant, hoe langer hoe meer verflapt, hetnbsp;ganfche werk ook, dat door dezelve in bc-
wee-
-ocr page 299-Veerkragt der Lighaamen. 185
Weeging gebragt wordt, hoe langs hoe meer II LES, ^iizyn gang vertraagen moet, en de Wyzers^'nbsp;op ’c einde derUuren en Minnuten langzaa-nier gaan zullen dan in ’c begin. Men heeftnbsp;derhalven naar een middel willen zoeken, omnbsp;^it gebrek te verhelpen, en ’er gelukkig eennbsp;aangetroffen door een geeftige en fchranderenbsp;Uitvinding, waar van wy gelegenheid hebben zullen breeder te fpreeken, wanneetnbsp;¦Vi'y over den Hefboom, en de Werktuigen,nbsp;die daar betrekking toe hebben , handelen.
Van hoe groot een dienlt zyn niet de ren in ’t Schietgeweer? Door welk ander geweer,nbsp;iniddel zou menbeweegingen hebben kannennbsp;¦'^eroirzaaken, zoofnel enfehigtig alsdeeze,nbsp;on zoo bezwaarlyk te voorzien en te merkennbsp;¦'^ooreeri Vogel, of een viervoetig Dier, ’tnbsp;vvelk, door ingeevinge der Natuur, voor al-ïes fchrikt, wat zyn Leeven fchynt te dreigen, en door middel van de fynfle Zintuigen ofongemeene vlugheid, de liften en laaien van den Jaager dik wils weet te leur tenbsp;^^ellen. De Haan van een Snaphaan, doornbsp;Oen Veer gedreeven, (laat, zooüieialseennbsp;M 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oog-
-ocr page 300-ïSó Veerkragt der Lighaameï*.
II. LES
a. A F-
3D SS
. oogwenk, een fcherpeii fteen tegen een ftak geh-ird (taal: het Buskruid vat vuur»nbsp;en de Kogel, door deszelfs kragt voortgC'nbsp;dreeven, treft het Dier, eer het door denbsp;vlam of ’t geluid gevvaarfchouwd word, ofnbsp;ten minlten eer het z.ig die waarfchouwiEonbsp;heeft kunnen te nutte maaken.
zy
wordt
door
Konft
vergroot.
Doch niet alleen hebben de Konden van de Veerkragt der Lighaamen bediend rnbsp;en dezelve tot verfcheiden nutte gebruiklt;^i'nbsp;gelukkig weeten toe te paffen ; maar zelf*nbsp;hebben ze ook het middel gevonden , om denbsp;zelve aan Lighaamen, die ze of niet ofnbsp;weinig bezitten, mede te deelen of daar ihnbsp;te vergrooten.
Als in Klokken.
Alle klinkende en geluidgeeven Lighaa-men , gelyk wy by ’t doen van onze Proef' neemingeu over de Lugt breeder zullen aan*nbsp;tooneii, moeten Veerig zyn en Veerkragtnbsp;bezitten. Om die reden maakt men de groo-tc Klokken, gelyk ook de kleindere Uur-werksklokjes, van een raengiel van Kopernbsp;en Tin onder een geunolten; dewy! men gemerkt heeft, dat een gemengd Metaal harder,
-ocr page 301-Veerkragt ber LighAamen, 187
ftyver, en veeriger is, dan de enkelell. LES-Metaalen, waar uit het is, zameugeiteld.
De meefte Metaalen worden zelfs ookjj^ bonder vermengd te zyn , harder en vafter, taaien.
Ecroutr
®n daar door tot een kragtiger wederftand bekwaarn gemaakt, w'anneer ze koud gekloptnbsp;of geflaagen v/orden;’t welk de Werkmeesters gewoon zyn Hameren te noemen. Ditnbsp;Üetraenduidelykaan het keuken- en tafel-gereedfchap: een lepel, een vork, die maarnbsp;slleen gegooteuen opgevylt is, zonder onder den Hamergeweelt te zyn, koft mindernbsp;5an fatzoen of maakloon, maar is teffensoolcnbsp;ïoo üerk en duurzaam niet 5 op de rainftenbsp;kragc, die men ’er op doet, buigen ze zignbsp;krom, en nooit legt’er zoo helder een glansnbsp;op. Een Uurwerkmaaker, Goud- en Zil'
¦''¦erfrait, een vervaardiger van Wiskonüe-haars-Werktuigen, en dergely ken, verzuimen nooit, zoo ze hun arnbagten konfl: verftaannbsp;hunne itukken te Elameren ; niet alleen orunbsp;dezelve daar door rneer vadheid by te zettennbsp;«laar ook om ze door derker glans te verfraaien en een beter oog te geeven, dewyl de
deelt-
-ocr page 302-n. rzs.
2. A F-D E K L.
En inzender heidnbsp;Yzer.
Li trimpt
tot gehard
Staal gemaakt.
ïSS Veer.kr.agt der Lighaamen.
deeltjes van ’t Metaal’er digter door in een gedreeven worden, en de ledige tuffenruiin-ten kleinder gemaakt en verminderd.
Maar onder alle de Lighaamen, wier Veet' kragt men door kond vergroot, is ’er geennbsp;’t welk meer opmerking verdient, dan hetnbsp;Yier tot Staal.gemaakt: en het merkwaar-digde van de ganfche behandeling, die mennbsp;dat Metaal ten dien einde doet ondergaan,nbsp;is het Harden,
Het Staal, dien men i. te weeten,isgeen byzouder zoort van Metaal; geen Metaal op,nbsp;zig zelven; men moet het aanmerken als bereid Yzer; hoewel’er Mynen gevonden worden, die hetzelve onmiddelyk uitleveren.nbsp;Het algemeende en fynde is dat, het welknbsp;men van gefmeed Yzer maakt, door ’er eennbsp;zekere maate van Zoute en Zwavelagtigenbsp;Deeltjes in te brengen, die deszelfs Hardheid'nbsp;vergrooten, en ’t bekwaam maaken om gehard te kunnen worden. Het Staal Har-den noemt men, hetzelve op bet oogenblik»nbsp;dat het gloeiend uit liet vuur komt, fchielyknbsp;koud te maaken, door, het, gelyk men door-
-ocr page 303-VfiERKttAGT BBR LiGHAAMeJT. 189
gaans gewoon is te^doen, in koud Water,II. LES» of in iets van gelyke Natuur, te dompelen.
De voornaamüeuitwetkzels, die het Harden in ’t Staal te v/eeg brengt, en daar Konden het tneelle voordeel mede wee ten te’t Har- ¦nbsp;doen, zyn, dat het hetzelve zeer Hard doet^^^’nbsp;Worden, deszelfs Veerkragr vermeerdert, ennbsp;het duurzaam maakt. Alle fcherpe én fny-dende Werktuigen, de zulke zelfs daar mennbsp;het Land mede bebouwt niet uitgezonderd;nbsp;met één woord, van de Laatvlym af tot denbsp;Spade toe, zyn altemaal hun voornaamilenbsp;verdiende verfchuldigd aan die Hardheid, dienbsp;Zoo w'einig moeite en kond vereifcht, en na*nbsp;deelig worden zou door overmaat, indiennbsp;men geen zorg droeg om dezelve door zeke».nbsp;ren trap van Hitte, dien men op éet Hardennbsp;voigen laat, weder te maatigen, ’t welk mennbsp;Ontlaaien noemt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rrrwi»
De verwonderenswaardige UitwerkzelSjWajj.. die men het Harden in ’t Staal ziet voort-fchyn-hrengen,hebbenniet zonder reden de nieuws-QQ^^^knbsp;gierigheid der bekwaamde Natuurkundigenvsn dienbsp;gaande gemaakt. Alleen hebben ze ’er
OOÏ'
-ocr page 304-igo VEERKRAGt DER LlGHAAMEUTi
II. LES, oorzaaken van willen weeten ^ en iommigeO d e'e^lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewaagd, om ’er verklaaringen van te
lénis
Opperen: doch niemand, dit moet men erkennen, heeft ’er waarfchynlyker en beter ge-ftaafde uitleggingen van aan de handgegee-ven, dandeHeer ReauM u R. Na, vet-fcheiden jaarenagter een, een ganfche reeks van Proefncemingen over deeze ftof gedaannbsp;te hebben, veronderftelt hy, dat de werkingnbsp;vau’t vuur, een groot getal van de Zoutenbsp;en Zwavelagtige Deeltjes uit het binnenftenbsp;^tlecuUs van de Stofklompjes van het Staal, door welken zy overal verfpreid lagen, uitdryft, zonder dezelven nogtans uit het ganfche Lig-haam van het Staal te verdry ven: eene onder-ftelling, die op de gewoone en bekende Uit-werkzels van het vuur en op de ondervinding fteunt; want uit andere voorbeeldennbsp;weel men, dat het vuur, by’t fmelteu vannbsp;Wafch en Ongel^kjlngtige Stoffen, altyd dsnbsp;gelykvormige deeltjes, die van den zelfden aart zyn, met raalkanderen vereenigt,nbsp;en dat het, wanneer deszelfs werking opnbsp;het Staal tot zekeren trap toe vermeerderd
wordt,
-ocr page 305-VffRKRAGT DIR LlRHAAMEN. ipt
Wordt, hetzelve van alle 7.yne Zouten en LESi Zwavel berooft; ’t welk de Werklieden den deel.nbsp;naam geeven vmFerl'rande'ii.'iiet Staal wordtnbsp;derhalven gehard op een Tyd, wanneer des-lelfs oorfproukeiykeDeeltjes, hoewel in Natuur de zelfde blyvcnde, op een verfchillen*nbsp;de en andere wys onder elkanderen gemengdnbsp;iyn. Eer men ’t in ’t vuur bragt, maaktennbsp;de Zoute, deZ wa velagtige, de Metaal-Dcel-tjes enz., uitneemend fyn verdeeld en door ennbsp;door onder één gemengd, een geheel uit vannbsp;een eenpaariger en gelykvormiger Weefzel,nbsp;doch wiens byzondere Stofklompjes onder-tuffcheti ongelykflagciger van aart waren,de-wyl yder van dezelve bezwangerd was metnbsp;cen gelyke hoeveelheid van die drie of viernbsp;Zoorten van Stoffen, waar ui: het Staal i*nbsp;lamengefteld : maar wanneer, door een ge-noegzaamen trap van hitte, de Zouten ennbsp;2 waveldeeltjes van de Metaaldeeleo gefchei-den, en afzouderlyk, om zoo te fpreeken ,nbsp;tot kleine klompjes gekneed zyn, wrordt hetnbsp;geheel wel Gelykjlagtiger in zynnbsp;igt;tofldompjes, maar teffens, als ou uit eei;
Veerkragt der Lighaamén'*
Zgt;££ L.
II. LES. vereenigitig van al die kleine klompjes vaó 2. AF- verfchiilendezoorten beltaande, ook teffeiisnbsp;minder valt verbonden, en met meer hol'nbsp;ligheden of ledige tulTchenruimten bezet.nbsp;Door middel van deze Onderlteliing, (ï°nbsp;liet zelfs een Onderlteliing genoemt moetnbsp;worden,) kan men alle verfchynzels, die uitnbsp;het Harden hun oorfprong hebben, zeer gelukkig ophelderen en verklaaren.
En die aan allenbsp;Ver-ïchyn-zels vol'nbsp;doet.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Het gehard Staal fchynt, als’t gebrokennbsp;is, grover van korl te zyn; om dat de Me'nbsp;taaldeeltjes, die door hun kleur meelt in ’tnbsp;oogloopen,en zigcbaarder zyn dan de anderen, tot kleine klompjes, verder als te vorennbsp;onderling van elkanderefi verwyderd, zamen-gcloopen en vereenigd zyn.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Door het Harden zet het Staal ziguit,nbsp;en bellaat grooter omtrek dan voorheen : ’tnbsp;welk noodwendig daar uit volgen moet, datnbsp;het gehard en tot een valt Lighaam gemaaktnbsp;werdt, juiltopdat oogenblik, toen deszelfsnbsp;deeltjes zoo wel niet onder een gemengd, ennbsp;zoonaaywpn digt met elkanderen niet ver-eenigd waren.
3. Het
-ocr page 307-VeerkraCtT der Lighaamen. I9J
3. nbsp;nbsp;nbsp;Het Staal wordt ’er harder door; om jj_nbsp;datdesielfs Stofklompjesgelykflagtigerzyn, 2- af-«ri beftaati uit deeltjes, die alle van deiuelf- ^
den aart zyn, en daar door bekwaam, om iig digteren naauwer met malkandereu tenbsp;Vereenigen.
4. nbsp;nbsp;nbsp;Het gehard Staal breekt ligter, dan hetnbsp;geen niet, of tot een minder trap gehard is:nbsp;vvant de onderlinge verbintenis enzamenhangnbsp;der byzondere Stofklompjes kan zoo valt ennbsp;groot niet zyn, dewylze uit verfchillendenbsp;ïoorten van ftoffe beltaan j en elkander metnbsp;minder oppervlakte raken.
5. nbsp;nbsp;nbsp;Het Onüaatea, eindelyk, maakt het gehard Staal minder bros en buigzaamcr ; de-Wyl een gemaatigde graad van hitte de onge-lykzoortige envan elkanderafgefcheiden 'deeltjes weder eenigermaate,als te vooren, ondereen vermengt, en het ganfche Lighaam alsnbsp;een zoort van middelftaat doet aauueemen ,nbsp;tuflchen ongehard en overmaatig gehardStaal. De ei-
Maar fchoon wy onze gewiffe en zekere Handgteepen hebben, om de Veerkragt in der Veer-^eel Lighaamen te vergrooten, te verminde-I. DEEn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r'.lijkend.
-ocr page 308-154 Veerkhagt der Lighaamer.
JI. LES.ren, en 7,elfs geheel te vernietigen, kennen ^ wy ’er egter de oorzaak der Veerkragt in ’t
'ij
Geen
Èuiten-
Lugt.
algemeen niet beter door. Alles wat men tot nog toe uitgedagt heeft, om ’er redennbsp;van re geeven, verdient, opzyn beft genomen, geen anderen naam, dan dien van giS'nbsp;fingeii; zommigevan welken zigtbaardoor denbsp;ondervinding wederfproken worden; anderennbsp;dat geen zelf, ’t welk in gefchil ftaat,ver'nbsp;onderftellen; en andere eindelyk, eer fchran-der uitgedagt dan waarfchynlyk, zigopgee-ne Proeven^ tot ftaaving, beroepen kunnen-Dat een Veer, die men fpant door haarnbsp;krom te buigen, haare openingen en ledigenbsp;tuffchenruimten aan de bolle zyde wyder cnnbsp;grooter heeft, dan aan haar hollen kant, i*nbsp;buiten twyffel waar: dat die openingen ennbsp;tuflchenruimten, fchoon w^yder en grooter,nbsp;egter nog niet groot en wyd genoeg zyn, omnbsp;een dikke en grove Lugt toe te laaten, ennbsp;dus ledig en ydel blyven, komt ook nog alnbsp;niet onwaarfchynlyk voor: maar dat, uitnbsp;hoofde van die kleine Lugtledige en ydeJönbsp;ruimten , de drukking der lugt, die op de
tcscn-
-ocr page 309-Veerkragt ökr Lighaameiï 105
tegenovergeftelde of holle lyde werkt, oor^ ir. LES.' iaak zou zyn van de kragt, die men de Veer **af-ïiet doen om zig in haar voongen ftaat tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
herftellen, is iets, ’t geen ons de Reden niet leert, en de ondervinding wel uitdrukkelyknbsp;tegenfpreekt. Want in een plaats van grovenbsp;lugt gezuiverd, ineen LugtledigenOntvanger, by voorbed djVerrigt de Veerkiagt haarnbsp;werkingen eveneens, als elders.
Ik noem veronderftellen ’t geen in gefdiil-Noch ftaat; wanneer men de Veerkragt der Lighaa-itien toefchryft aan de lugt, die binnen in denbsp;I*ighaamen zelfs, en tulTchenderzelver deeltjes, ingeflooten is, en daar zamengedruktnbsp;^ordt; even als of men zoo veele kleinenbsp;blaasjes of leeren balletjes, aan de holle zydenbsp;¦''’au een Stok; dien men krom boog, tegennbsp;Malkander en in een petfte, en dezelve, gc-lykzedoen zouden, tcgenlland booden, zoonbsp;lang tot dat men de Stok weer regtliet fprin-Een; want dan blyft’er altyd die vraag nognbsp;^eer over; welke de oorzaak is van de Veer-Ittagt der Lugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nochrgt;,
fé.
Indien meneindelykteffensmèt deveran-ne Stof^.
dcrinj
-ocr page 310-n, LES,
2. Ar-
D £ Ë L.
Matiere
fubtile
Onze Gewaarwordingen uitnbsp;3e vcr-kkarclenbsp;Eigen-fchap-pen dernbsp;Lighaa-men op-jc lel-derdrf
1^6 Veericrast der Lighaamei^;
deriag van gedaante , welke de openingen en ledige tuffchenruimten van een Veer, alsxenbsp;gefpannen wordt, ongetwyffeld ondergaan;nbsp;ook nog de werking veroadcrltellen wil vannbsp;een Vloeillof, dieoveralte vinden is, gelyknbsp;de Fyne jioffe, by voorbeeld, of iets derge-lyks, dat door 2yn zwaarte werkt; zou mennbsp;’er een verklaaring uit kunnen opmaaken, dienbsp;van allewaarfchynlykheid nietten eenemaalnbsp;ontbloot zou zyn. Maai ik twyffel zeer ofnbsp;ze wel veel ingang vinden zou, zo men geennbsp;Proefneemingen , tot Itaaving, wilt by tenbsp;brengen,en ik zie niet hoe men’er ligtelyk ee-nige zou bekomen , die ten haaien voordeelenbsp;en duidelyk fpraken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
Het geen wy in deeze en in de voorgaande Les gezegd hebben van de Deelbaarheid dernbsp;Lighaainen, van de Fynheid van derzelvernbsp;deeltjes, van de verfcheidenheid van derzel-ver gedaante, van hun ondoordringbaarheidnbsp;of valtheid, en hun ylheid, geeft ons aanleiding en fteltonstetfeus in (laat, om in ’t algemeen te verklaaren, op welk eene wyzcnbsp;wy de voorwerpen, die ons omringen, lee-
Veerkragt der Lighaamen. 197
len kennen. Want alles, wat buiten ons is, II. LES-Zou ons onbekend blvven, indien het niet den een of den andere voelbaaren indruk,nbsp;dien wy merken en gewaar worden konden,nbsp;op ons maakte: en dien Indruk, die ondernbsp;ioo veelerhande en verfchillende vormen opnbsp;ons werkt, z,yn wy byna geheel en alleen ver-fchuldigd aande ongemeene kleinheid en fyn-heid der Deeltjes; die ons aanraaken, en aannbsp;deveifcheidengedaanten,welke dezelven by-Zonder eigen zyn. Alles wat ftoffclyk is,nbsp;doet onze Zinnen aan, en op hun getuigenisnbsp;¦Vellen wy ons vonnis,
Uitvjeidmg over de Zinnen.
ZI K N E N noemt men, die zekere vermo-
nen.
gens van bezielde Lighaamen, door middel Van welken zy betrekking en gemeenfehapnbsp;Verkrygen met de uiterlyke voorwerpen, dienbsp;vondsora hen zyn. ’t Zyn Werktuigen , doornbsp;den wyzen Schepper gefchikc om de Dierennbsp;In Haat te Hellen, om hun voedzel te vin- Hun gc-dea,7,ig te verdedigen, elkanderen hulpen hruik,nbsp;^yftand te doen, en hun geflagc voort tènbsp;N 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p!aagt;
-ocr page 312-198 De UlTE R t-TKE Z INNBK.’
II. LES. Planten. Zonder de Zinnen verfchildeC'i® f.' ter naauwer nood van een Plant, die op
^ Cj £4 nbsp;nbsp;nbsp;^
zelfde plaats blyft groeien, daar de Natuni haar deedt gebooreu worden; die verdort ennbsp;uitdroogt op haar fteel, als ie geen voedselnbsp;meer krygt, en met de zelfde onverfchilbg'nbsp;heid de Spade lydt, die haai aankweekt»nbsp;als de Seiffen, die haar afmaait.
Zoorten en Zin-piigen.
Het gebruik der Zinnen is een oeffeningi die geheel tot de Dierlyke huishouding eUnbsp;haar werkingen behoort. Het is den Dierennbsp;zoo wel als den Menfchen eigen. Zelfs fchy'nbsp;iien verfcheidenzQorten onder dezelven beternbsp;in dit ftuk bedeeld geworden te zyn, dannbsp;wy. Welk een fynheid van Reuk ziet mennbsp;niet in de Honden! welk een fcherpheid vaonbsp;Gezigt in de Roofvogels!
Men telt doorgaans vyf zoorten van ZiO nen: het Gevoel^ den Reuk, den Smaak, hetnbsp;Gehoor en het Gezigt. Weinige Dieren worden ’er gevonden, die ’er dat getal niet vannbsp;bezitten.Mogelyk lyn’er zoorten van Schepsels in deNaatuur,dieeenigcandereZinnennbsp;hebhan, welke wy n’et kennen; maar ’t gaat
daar
-ocr page 313-De UiTERLTKE Zinnen 19;?
(iaar mede, als met alle andere dingen, die inH. LES. zigr-elve juilt niet onmogelyk zyn; men be-hoeft en behoortze niet voor waarheid aan tenbsp;oeemen ’zonder noodzaakelykheiden genoeg-?
2.aam bewys. Yder van onzeZninen heeft zyn byzondere zitplaats in ’t een of ander deelnbsp;des Lighaams, ’t welk men om die redennbsp;den naam van TLintuig geeft. Dus is het Oornbsp;het Zintuig des Gehoors, het Oog dat vannbsp;’t Gezigt. .
Schoon wel yder van onze Zintuigen be- I-lk kvvaim zy, om gewaarwordingen indruk te^y^^eigennbsp;kunnen ontfangen, is het egter niet gefchikt Voorwer-o:n den indruk van allerhande zoortennbsp;Voorwerpen gewaar te worden. Elk heeft,
Pm zoo te fpreeken, zyn byzonder Pvegtsge-bied. Te vergeefs zou zig het Oor naar het Ligt wenden, en het allerfcherpfte gezigtnbsp;merkt het geluid der Klokken niet. Zelfs alnbsp;is het voortverp van dien aart, dat het ondernbsp;’t bereik vallen kan van zyn eigen Zintuig,nbsp;daar het onder behoort, zal egter de Naatuur-kyke gewaarwording nog geen plaats hebben,nbsp;dan wanneer de ludruk, dieu’er’t voorwerpnbsp;N 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op
-ocr page 314-100 D E Uit E R I. YKE Z INNE K.
JI. LES. op maakt, niet al te fterk is noch te zwak.
D E ei' nbsp;nbsp;nbsp;ftraalen der Zon onmiddclyk
op zyn Oog ontfing, zou men niet in Haat zyn om het Beeld of Lighaain van de Zo»nbsp;üüderfcheidentlyk te zien ; en weinige meUquot;nbsp;fchen zullen’er gevonden worden, die kleinnbsp;Schrift by enkel Starrenlicht leezen kunnen.
Gewaarworden in de Mennbsp;fchen.nbsp;^enlir
Wat is dan gebruik maaken van zyn Zinnen of Gewaarwordend Ten opzigt van ’t bezielde Lighaam is het op het een of ander Zintuig een gernaatigden indruk te ont-fangen van eeuig voorwerp, dat of zelf on-middelyk het Zintuig aanraakt, of door behulp en tuffchenkomll van deeze of geenenbsp;middelllof, Ten opzigt van de Ziel is Gewaar worden,zigdeDenkbeelden,welkeze aannbsp;die Indrukzels gewoon was te hegten, te binnen te brengen, of wel zig ’er nieuwen te vormen, indien die Indrukzels nooitnbsp;voorheen gevoeld zyn, Een Menfch, bynbsp;voorbeeld, Haat op den helderen dag her oognbsp;op een hond, de Lichtllralen, waar doornbsp;Ijet Lighaain van het Dier verligt wort, ftui-tentc rug op den aaafebouwer, en tekenen
iP.
-ocr page 315-De Uiterlyke Zinnen, aoi
in ’t binnenfl: van zyn oog een plaats van^^- LSS. dezelfde omtrek en vorm als de gedaante ïSoe ei,.nbsp;Van het Dier, dat de Lichtftraalen wederomnbsp;kaatft: de Ziel brengt zig, by die gelegenheid, het denkbeeld van een Hond, dat haatnbsp;reeds eigen en gemeenzaam geworden is, tenbsp;binnen; en indien ’t geheugen haar teffens hetnbsp;denkbeeld van eenige andere Hond herinnert, oordeelt zy, in vergelyking met den-ïelven, dat deeze groot of klein, vet of mager is: maar hoe en op welke eene wyze hetnbsp;Zintuig door het voorwerp.aangedaan, denbsp;Ziel het befluit doet neemen om overeenkom-ftig met die aandoening te denken, is ietsnbsp;Waar omtrent ons de Natuurkunde niets leert,nbsp;en ’t welk, geloof ik, boven ’t bereik is vannbsp;onze zwakke begrippen. De vereeniging vannbsp;de Ziel met het Lighaam, de wederzydfchenbsp;Werking en invloed van die twee wezens vannbsp;2^00verfcheideii en ongelyk een Natuur, isnbsp;één van die geheimeniffen, daar men zig mo-gelyk wylTelyker over verwondert, dan mennbsp;ïe navorfchen en doorgronden wil.
Maar gelyk een Menfch een Hond ziet,
N S nbsp;nbsp;nbsp;z-oü D.eren,
-ocr page 316-i?oz De Uite r LfKE Zinkek.
Naar ’t Gevoelen vannbsp;Deskartes.
II. LES. zoo ziet ook een Hond een Menfch; en zy» af- bedryven fchynen zig, evenals de onze, tenbsp;fchikken naar ’t geen hy ziet, naar ’t geen hynbsp;hoort, amp;c. Wat gebeurt 'er dan, wat gaarnbsp;’er om in ’t Dier, wanneer een voorwerpnbsp;de eene of andere van zyn Zinnen aannbsp;doet ? Dit is wederom één van die neteligenbsp;gefchiUen,waar in zig de nieuwsgierigheid tenbsp;jammerlyk verwart, en waar op de fchrander-fte Vernuftenalhunne Wysbegeertevrugteloo»nbsp;verfpild hebben. Volgens de Leer van Descartes is een Dier niets anders dan eennbsp;fraai en konlbg Werktuig, waar van de [lukken alle zoo wel en evenredig gefchikt zyonbsp;en met zoo volmaakt een overeenkomft ennbsp;geregelden order op malkander paffen en werken, dk zoo dra één van dezelve door cenignbsp;uitwendig voorwerp, dat ’er vat op heeft,nbsp;geroerd wordt, hetzelve aanftonds de andersnbsp;(tukken op deeze ofgeene wyze in be wee-ging brengt. De zenuwen van yder Zintuig,nbsp;9P behoorlyke wys geraakt, deelen aan denbsp;Ledemaaten de veifcheiden bewegingen mede, daar dit of dat b;dryf uit voorkomt.
Deezö
-ocr page 317-' De Uitïrltke Zinnen, aoj
Deeie gedagtcn lyn groots, lyii ftout ,11. LES, Terleidelyk zelfs, als men ze zonder vooroor-deel inziet. Maar men verlaagt en verzwakt-Ze,wanneer men derzelver waarfchynlykheidnbsp;grondveften wil op voorbeelden of op gely-kenilTen. De veragtelykite van alle bezieldenbsp;wezens, dat ons het alleronvernuftigil: voornbsp;komt, een Oefter, een Slak, is onvergely-kelyk hooger te fchatten, dan het konltigftenbsp;Zak Uurwerk, en alles wat ’s meufchen handen ooit fraai en volmaakt hebben weetennbsp;Voor te brengen. Nooit zal men het Volknbsp;cn de onkundige menigte in ’t hooft praaten,nbsp;dat ly de daaden en bedryven van een Paard,
Tan een Jagthond,enz. flegtsvooruitwerk-zeis moeten aaiizien van een enkel ftoffelyke en tuigwerkelyke Beweegiug. Om in dienbsp;Wysbegeerte fmaak te kunnen hebben, moetnbsp;men zelfs eenigermaate een Wysgeer zyn.
Men zal buiten twy fel liever gelooveu wil- Naar 't
len, dat het Lighaam van een Dier bezield
’ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;len van
en beftierd wordt door een Verftandig We-andaea. ien, ’twelk met hetzelve geboren wordt ennbsp;Hieift, CU het Beginzel is van alle zyne gedag-
ten,
-ocr page 318-204 De Uiterlyke Zinnen.1
II. LES. ten, en van al zyn Oordeelvellingen, waa* 2. AF-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verfcheidenbedrvvenen
t» E £ L. ,
Dat eg-ter ook zyn zwalt;
delingen der Dieren de blyken meent te Dit gevoelen , ’t welk noch tegen de RedeOnbsp;noch tegen de Leerltukken ilesGeloofs ftrydr»nbsp;vind nog heden zyne verdedigers, niet alleeOnbsp;onder ’t gemeen, dat naar den uiterlykcOnbsp;fchyn der dingen doorgaans oordeelt, maatnbsp;zelfs onder Meufchen, die denken, en geeOnbsp;ftellingen gewoon zyn voorwaarheid aannbsp;neeraen, dan na dat zy ze onderzogt en rjf'nbsp;pelyk overwogen hebben.
Maar geenzins moet men zigondertuffchefl rfghe^den eerbeelden, dat men, dien kant kiezende,daarnbsp;heeft. door alle zwaarigheden te boven zy. Wanneernbsp;men de Leerzaamheid van een Huisdier idnbsp;aanmerking neemt, de behendigheid en liJ'nbsp;ten van zoramige verfcheurende Dieren , denbsp;goede order en naarftigheid, die ’er heerfchtnbsp;onder verfchtideii zoovten van Infekten, dienbsp;in maatfchappy met malkander leeven en arbeiden ; Vak het ongetwyffeld zeergemakke-ly k ’er reuen van te geeven , dewyl men maarnbsp;behoeft te zeggen: Het k, cjw dat alle dtt
Dl UiTERLYKi Zinnen, aöj
titer en f^erjiand hebben' defchepper der N^a-IT. LÉS, *a«r heeft hen z.00 gemaakt ^ daarin hunnenbsp;^aamen zulk een zoort van Xiel te doen huis^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
'^eflen^ als gepafi en overeenkomjiig vias met bunnenJlaat. Maar die Ziel, indienie, ge-lyk men beweert, onftofFelyk is, waar blyfenbsp;die, wanneer een Worm, in vyf,intes, «anbsp;2'elfsin meer (lukken gefneeden zynde, ydernbsp;ftuk niet alleen blyft leeven, maar ook wedernbsp;Cen volkomen Dier wordt, en t’eenemaalnbsp;gelyk aan dat Dier, dat men in Hukkennbsp;^^needt? zooalsmenzederteenigen tyd ontdekt en waargenoomen heeft (f). Waren'ernbsp;dan meer dan eene, en veele Zielen te gelyknbsp;in een ekel Ligliaam ? of is iets, ’t welknbsp;Êeen doffe is, egter Deelbaar? Maar laaien wy in een Werk, waar uit wy alle Over^nbsp;^natuurkundige gefchillen gaarne zouden ver-iiannen willen, dit ftuk niet dieper onderfoe-; laateu wy ons blootelyk aan dat geen
hou-
(t) Zie l'Hi/l.' des Infeóles de Mr. de R E a u-Or, Tom. VI. Préf. p. 54- [Of ook Bakers ^uttige gebruik van 't Aiikrotkoop, in de Hifto-*^ieder Pelypen, daar agter by gevoegd].
-ocr page 320-aoö De Ui TERLYKE ZiNïïïw.
Ifi LES. houden, ’t welk door Ondervindingen Wsar-D E EL, neemingenopgehelderd en beweeien kan worden. Laaten wy, voor zoo ver de (tof, di* wy thans ouder handen hebben, aangaat, onsnbsp;liever enkel bezig houden , met de werktuigen en middelen onzer gewaarwordingen tenbsp;befchryven;met het uiterlyk voorwerpofdes-zelfs werking tot aan dat gedeelte des Lig-haams te verzeilen» ’t welk gefchikt is omnbsp;deszelfs indruk te ontfangeu , en de nood-zaakclykevoorwaardenenvereifchteu tezien»nbsp;die plaats moeten hebben in ’t Voorwerp, omnbsp;zig te doen gewaar worden, en in ’t Zintuignbsp;om kragtdaadig aangedaan te kunnenwordec*
H€t Gevoel.
Het Ge- nbsp;nbsp;nbsp;Eerfle en Algemeenfte van alle onze
voel de Zinnen is het Gevoel. Men kan hetzelve meenftc aanmerken als het Geflagt, daar alle de an-eneerfte dere flegts de Zoorten van zyrE Als wy betnbsp;in rang.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ggn Stem of van een Speeltuig
booren, is die gewaarwording niets anders, dan een Trilling, in zeker gedeelte vannbsp;bet Oor verwekt, dooi het aanraaken der
Lugt»
-ocr page 321-Hex Gevoei. nbsp;nbsp;nbsp;a'07
Lugt, die zelve door het geluidgevend Lig- nbsp;nbsp;nbsp;.
haam in bcweeging gebragc is. Wanneer wy ecnig Voorw^erpzien, is’t omdat de Lichtnbsp;ftraalcn, die van hetzelve tot ons overgaaii,nbsp;het binnen ft van ons ook treffen en aanraa-ken. Dus is Smaaken, Zien, Hoor en, Rie^^nbsp;ken, eigentlyk gefproken, niets anders, dannbsp;door zekere ftoffe, aan zeker gedeeltenbsp;des Lighaams, op een voelbaare wys, geraakt te wörden; daar het Gevoel, ’t welknbsp;vry als den Eerften der Zinnen aanmerken ,nbsp;integendeel beftaat, in op eenig gevoelig gedeelte des ganfchen Lighaams, welke hetnbsp;ook zy, den indruk van de eene of de andere ftoffe, welke ze ook zyn mag j zondernbsp;onderfcheid, te outfangen, De andere Zinnen hebben hun eigen byzondere Zintuigen,nbsp;hun eigen Voorwerpen,daar ze alleen vatbaar voor zyn; maar het Gevoel breidt zignbsp;uit over deganfche uitgeftrektheid van ’t bezielde Lighaam, en begrypt onder zyn bereik alles, wat taftbaar is en aanraaken kan»
Dit voordeel heeft het ook nog boven de *ndere Zinnen, dat het teffens werkzaam is en
lydelyk
-ocr page 322-203
Het Gevoee.
II. 'LE.^Jydelyk. Het ftek ons niet alleen in
om te oordeelen over het geen indruk op on5
u £lt; nbsp;nbsp;nbsp;I
maakt, maar ook over ’t geen wederftaiid biedt aan onze poogingen: wy knnnen hetnbsp;Zintuig zelfs op het voorwerp brengen, ennbsp;’t zelve daadelyk aanraaken,en dat werkzaamnbsp;Gevoel, ’t welk wy tajlen en voelen noemen,nbsp;is doorgaans het middel, daar we ons van be'nbsp;dienen , om den ftaat der Lighaamen, waafnbsp;aan ons gelegen legt, te leeren kennen.
Heeft nbsp;nbsp;nbsp;Lighaamen, welke wy aanraaken,
zoorten van Ge-waar-wordin-
gen.
verfchei- die ons aanraaken, maaken verfchillende In' drukzels op ons naar maaten van hun vef'
fchillende grootte, hun gedaante, geltekenis, den trapofzooit van hun bewecging,minder ofnbsp;meerder warmte, enz* Aan al die verfchei'nbsp;den zoorten van indrukzels en wyzen vannbsp;voelen, heeft men naamen gegeeven, die denbsp;werking der Lighaamen op ons, of on^®nbsp;werking op hen, uitdrukken. Stooten,nbsp;ie», Nype», Krabben, Kittelen, zyn als zoOnbsp;veels uitdrukkingen, die’t geen verfchillendenbsp;Lighaamen naar maate van hun geftcltenis»
grootte, gedaante enwyzevan beweeging»
on*
-ocr page 323-Het G evoe t
a'ns doen gewaar worden, te kennen geeven: H. LES» Koud, Heet, Hard,Zagt, Droog, Nat ,hQ'nbsp;tekenen doorgaans de gewaarwording, dienbsp;een (toffe, welke wy betalten en voelen, naarnbsp;den byzonderen (taat waar in derzelverdee'nbsp;len lig bevinden, in ons verwekt, dewyinbsp;de gewaarwordingen van ’t Gevoel tot in ’cnbsp;oneindige verfchillen kunnen, door de ver-fchekienlieid der Voorwerpen lelve , doornbsp;degelteltenisen minder of meerder gevoeligheid van’c Zintuig, en door de verfchillen-de wyz,en, waar op het een en’t ander aandoen kan en aangedaan worden 7.0 heeft mennbsp;nog op verre na, geen woorden genoeg uitgevonden, om yder gewaarwording met haarnbsp;eigen en byionderen naam te benoemen.Dee-te j daar wy too aanltonds melding van maakten, en veele andere, die wy (tihwygendnbsp;Voorby gingen,tynflegts algemeene uitdrukkingen, eiii om zoo te fpreeken,
’ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%eriin-
gt;iaamen, door middel van welke men, met^^^t
hehnipvan de eene of de andere omfchry ving, de verfcheiden Zoorten, die ’er onder hthoo-Effectt.nbsp;ten of ’er toe gebragt kunnen worden, kannbsp;I. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doea
-ocr page 324-ü.io Het G e V o 'e I,.
LES.doen kennen. Dus betekent men, by vóór» beeli!, doo'r het woord Kitteling dat geen,nbsp;welk men ih de keel gewaar wordt, als eeftnbsp;weinig fcherpheids den Hoelb veroorzaakt:nbsp;een Heelmiddel , ZQgt men ^ Jleekt of byt/nbsp;óm’er door te kennen tögeévcn, dat het opnbsp;de. deelen , daar ’t op werken kan, indruldnbsp;maakt en dezeiven aandoet.
Hoewel de voorwerpen'van het gevoel wd doorgaans buiten ons zyn, de verfcheidêfl'nbsp;deelen van één en ’t zelfde Lighaam werkennbsp;cgter ook wedefzyds op elkanderen , zoo vvdnbsp;van buitsn als van binnen. Wanneer dénbsp;Halid den Voêt aanr'aakt, dóetze twee Go'nbsp;waaiwordiiigen ontftaan : 'zy is ter zelfde^nbsp;tyd het voorwerp van deeene', lerwyl ze he-Zintuig'is van andere. Maar wat de ht'nbsp;wendige Werking, diezonder ophóuden had-icu gang gaat, betreft, de gewoonte doet onsnbsp;dezelve niet eens ge v/aar worden de wer-Icing, by voorbeeld, der Vloeiftolfen op dcnbsp;vafte deelen, wordt voor ons niet eerdervod'nbsp;baar, dan wanneérze eeiiige verandering h'nbsp;den Natuurlyken Itaat van ons Lighaam
-ocr page 325-aiï-
Het Gevoel.
Weeg brengt; dan ondervinden wy dat gene II LES, ’t weik wy Magtekoiheid, Ftrzvjakkeit,
Pyn gewoon ayn te noemen.
In ’t algemeen kan men zeggen , dat de Door Zenuwen het voornaamlle en wezendlykftenbsp;gedeelte in yder Zintuig uitmaaken ; het ge-jnzon-
deelte daar de Werking van ’t voorwerp derhe^ fchynt te eindigen of aig te bepaalcn; alzo Zcnn'.nbsp;Wy verder niets W'erktuiglyks meer ontdek-wen.
Iten of gewaar v/orden kunnen. De bodem Van ’t oog, het Nitvlïcs, waar op het gezigt Rrr/Wnbsp;tot volkomenheid gebragt wórd, is niets anders dan een Uitbreiding vaii de Gezigeze-nuw: het Slaagsvjyze plaaije van het Slak- ^nbsp;kenhuis^ ’t welk men voor het Ituk, dat in fpirah dtinbsp;de werkingen vati *t Oor Jiet meelle deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
Ions
yiilsHlons
beeft, aanziet; is uit Zenuwagtig vezels za-ihengelleld: het Zintuig van ’t Gevoel is verfpreid over de ganfche üitgeftrektheid vannbsp;de Huid, en heeft inzonderheid plaats aannbsp;de biiitcnfte oppervlakte, daar men weet datnbsp;al die kleine Zenuwcjesop uit loopen, waarnbsp;nit dat geheeleWeefzel ten grootlten deelenbsp;bellaar. Het zyn die zelfde kleine Ttpehjes,
-ocr page 326-ÏI2
Het GEvdiL.'
LES. welke,inzekere ordernaallelkaidergefchikf, die groefjes eii kringen aan ’t uiteind der vin-
'2. afdeel.
PL. 4. gers maaken, alwaar het gevoel doorgas!''*
Vii- II. fynderis, dan elders. Een behendig enervaa-
ren Onleedkundige heeft, voor eenigen tydj
een beknopte en zeer verftaanbaare befchry-
*Mr Lr nbsp;nbsp;nbsp;deHuid gegeeveh, in een 'Wer'k*»
Cat, met voordagt alleen over de Zinnen gefchree-,
pratte des nbsp;nbsp;nbsp;ȣ w'clk, mvns oordeels, van zeer
Sens, p. nbsp;nbsp;nbsp;•
207. groot nut zou kunnen zyu, voor hun, diC
over deeze Itof breedvoeriger onderrigtiquot;'
gen verlangen (f).
voornaa-
mentljk
afhangt.
Een onwedeifpreekely kbewys, dat de Ze-^“^^l''^''^’’nuwen meer deel, dan eenig ander gedeelte tcnis het des Lighaems, in ’t Gevoel hebben, is, datnbsp;Cevoel jjg 2iin zyne werkingen in meer of minder
volkomenheid veriigt, naar maats de geitel-tenis en toellandis van diedtleine Zenuw-agtige Kwaltjes en Tepeltjes, welke men
o?
Ct1[De Nedcrdiiitfdie Lezer,,dis, tot beter bcgri|gt;t vnn ’t geen de lieer NoUet over de iiiter'yko Zioneiinbsp;zegt, eenig bei'igt zoekt v.’.n de gefteltcnis en ’t gebruik dier Deelcii, kau ’creen bc.kiiopto, nette en dii!-deiyke ilcfcliiyving van vinden in dc 7Viof,nbsp;ïsf.tu.uvkimdige Ontledine -iin liet Menlehcivk T.ig'nbsp;lisiUiij ky A’, yart Tongerlo in’t Janr igyb'uiticfevéioJ
-ocr page 327-213
Het G evoel
cpde oppervlakte van het vel gewaarwordt, II. . cn die alleen maar bedekt 2yn door de 0p~^‘nbsp;ferhuid. Laat het vuur hen verfchroeien ,p£_nbsp;een vreemde Ilotfe hen geheel verbergen, een %• i r-al te groote koude hen doen zamenkrimpen “nbsp;enbeletten dat xe lig niet openen en uitfprei-den kunnen; dat Lighaarasdeel, daarze zyn,nbsp;verlieit bet Gevoel, en krygt het niet weder,nbsp;dan wanneer die toevallen ophouden. Denbsp;Kwaaien der Zenuwen , als ze zoo ver nietnbsp;gaan dat ze derielver Aaudoenlykheid geheel vernietigen, zyn ook de pynlyküe ennbsp;gevoeligde, om dat zy het Zintuig van gewaarwording onmiddelyk aantaften : de Ver-ilyving en de Beroerte,die derzelverWerkingen fchorffen ofltremmen, veroorzaakennbsp;doorgaans ongevoeligheid.
Toevallen,Ziekten of Ouderdom,berooven’t Welk ons dikwils van andere Zinnen. Het is ganfchnbsp;nier. zeldzaam, dat men Blinden of Doovenggjjegjnbsp;ontmoet, en zelfsroenfchen, die hun Smaak^erloo-on Reuk by na geheel verlooren hebbennbsp;oen Menfch, diegeheel of genoegzaam geennbsp;Gevoel heeft, te vinden, is iets dat zeer zeld-O 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zaaiH
-ocr page 328-Het Ge voee.
II. LES. zaarn is. Men zal ’er wel haalt di? reden vaa ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begrypen, als men in aanmerking neemt op,
hoe veel plaazen en met hoe veel deelen des Lighaams mende uiterlyke voorwerpen, alsnbsp;rakende en wederltant biedende, gewaar kannbsp;worden, in vergelyking van het klein getalnbsp;van de Zintuigen, die ons dezelven als ge-luidgeevende, als. gekluerd, als finaak - ennbsp;reuk verwekkende,vertoonen De uitgeltrekt-heid van ’t Gevoel is derhajven een Hulp *nbsp;middel, ’t welk de Natuur ten dienlt van de ,nbsp;zulken gefchikt heeft, die zig door ’t een ofnbsp;ander Toeval of Lighaamsgebre.k van denbsp;andere vermogens beroofd vinden. Dus zietnbsp;men ook inderdaad de Blinden door ’t gevoelnbsp;het gebrek der oogen vervullen; ,en fchoognbsp;wel het gevoel op verre na zoo, fcherpen fynnbsp;lüetzy als de andere Zinnen, nogtans, wanneer ’t door noodzaakelykheidonophoudelyknbsp;gebruikt en door gewoonte allenskeiis rot vol*nbsp;komenheid gebragt is geworden, doet het by-na wonderen. Niet gaarne zou ik egterborgnbsp;willen zyn voor alle zeldzaamheden, wmlkenbsp;men by deeze gelegenheid verhaalt; want by
alles
-ocr page 329-Dg Smaak. nbsp;nbsp;nbsp;aif
jjiHeSjWat naar hetwonderbaare zweemt, heeft II. LE§. doorgaa;;s min of meer Vergrooting plaats. psgL*
De Smaak,
Dew'yl de groei en ’t beftaan der Dieren De yau ’t Vocdzel afhangt, ’tgeen zy nuttigennbsp;en van de keur van die zoort van voedzel tig ennbsp;welke hun dient, betaamde het den Schep-per, volgens zyu welwyre oogmerken, het Zintuig,nbsp;metzulk een aart en gefteltenis voort te brengen, datzeuit zig zelven, door Natuur!ykennbsp;trek, het noodig Leevensonderhoudbegeerden , en onderfcheiden konden, wat hun nuttig was of fchadelyk. Zy moeften hun behoefte, die hun tot eeten ca drinken aan-droag, met ’er daad gevoelen, en vermaaknbsp;fcheppen,als zy dezelve voldecuen; wantnbsp;zonder zulk een voorzorg en v/yze fcliik-king, zou de 7.org voor ’t onderhoud desnbsp;Devens flegts een iafl.geweell zyn. Oordce-Icn wy ’er over, uit het geenoaszeivea innbsp;Zulk eengevalgebeuren zou. Hadden wy, alsnbsp;we aan tafel gingen zitten, niet anders tcnbsp;•poen, dan maar een Pügt waar te neenien ,
O ^ nbsp;nbsp;nbsp;w’ei-
-ocr page 330-2I6
De Smaak:
II. LES 3, afdeel
.weinig menfchen zouden ’er buiten twyffel gevonden worden, die hun Maag overlaadnbsp;deB,dochmogelykzou men ook niet weinigenbsp;door enkele Uitputting en verval van kragteönbsp;zienflerven. De Schepper der Natuur vóórzag die wanorder, en fchiep ons, om dezelve voor te komen, kragtiger drangredenennbsp;in, dan onze traagheid ons aan de hand zoUnbsp;gegeeven hebben. Een ledige en nugterenbsp;Maag port ons door Honger en Dorft totnbsp;eeten en drinken aan, en de Mond , welkenbsp;die behoeften (lilt, vindt de moeite, die hynbsp;doet, van het voedzel ter verteering te bereiden, weder rykelyk vergoed door devet-fcheiden finaakeii, die men gewaar wordt.
Deszelfs
Katuur.
De fmaak beltaat daar in , dat men de indrukzelen van de Smaakvervvekkende Stoffen gevoelt, en dezelve aauneemt of verwerpt,nbsp;volgens deDenkbeelden,die zein ons verwekken,eu’t oordeel,dat wydaar op’er over vellen.
Hangt inzonderheidnbsp;af van denbsp;Zoutdeeltjes.
Alles wat in ons die aandoening, welke wy Smaak noemen , veroorzaakt, is die kragtnbsp;inzonderheid verfchuldigd aan de Zontdeelc-jes, welke ’erin al die zoorten van Stoffen
117
De Sma ak.
gevonden worden,’tzy Dierlyke’tzyGroei-II. LES.’ iloffeii, welke wy of tot Voedzelofals Ge-'^‘nbsp;neesiniddtlen gebruiken-. Die kleine hoekigenbsp;cn fcberpe Lichaampjes zyn veel bckwaainernbsp;dan anderen, om tot aan het Zintuig zelfsnbsp;onmiddelyk door te dringen en 7,ig daar tenbsp;doen gewaar worden. Men kan ’er op denbsp;Proef over oordeelen, als men inaarde moeite wil neemen, van een greintje zuiver Zout.nbsp;van welke Natuur het ook zy, op de tongnbsp;te leggen : het zal ’er een zeer gevoeligen ennbsp;Perken indruk op maaken ; en de Scheikonftnbsp;leert ons, dat, van alle gemengde Lighaainen,nbsp;zy, die het Zintuig het kragtigp aandoen,ooknbsp;het overvloedigP vaii Zouten vooriien zyn.
Men kent flegts een zeer klein getal Zouten , die wezendlyk van elkandereu ver-vermen-fchiilen , of welker deeltjes, door middelnbsp;quot;Water van één gefcheiden en verdeeld, zigftoiFen.nbsp;altyd bePendig onder de zelfde van malkander verfchillende gedaanten verioonen Hiernbsp;uit zou volgen, dat ’er zeer weinig verfchei-denheid iii de gewaarwordingen van dennbsp;Smaak plaats zou moeten hebben, indien danbsp;Ü 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zout*
-ocr page 332-aii
De Smaak.
n. LES. Zoutdeeltjes, iu ’t voedzel begrecpea, allec^» toaVL zonder vermenging op het Zintuig werkten; maar de Natuur heeft ze roet andere beginze s en Stoffen ingelyfd, dienbsp;uit zig zelven geen finaak zouden verwektnbsp;hebb,n,die alleen als voorwerpen van ’t ge'nbsp;voel in’i algemeen werken, en die in getalnbsp;en maat op oneindig verfclieiden wyzen xa*nbsp;meuge oppelJ kunnen worde». Het Water,nbsp;de ;gt;ugr, Aarde, Zwavel, 01 y, zyn zoonbsp;Teele fmaakelooze llorTcn, tvelke de NatuuCnbsp;byna'in alles gemengd heeft, wat den Dierennbsp;totvoedzel verürekt. De mond, die fpyzennbsp;klein maaiende, geeft een vogt uit, dat denbsp;fcheidingder deelen bevordert, en derzelveynbsp;Ccginzels ontbindt; maar dat qntbiudtvogtnbsp;heeft op de eene merkclyk minder vat, dannbsp;op de andere. Oly en Zwavel, by voorbeeld,nbsp;wyken voor deszelfs werking niet, gelyknbsp;Y/ater en z\arde ; en derhalven worden denbsp;Zoutdeeltjes nooit losgemaakieu afgefchei'nbsp;den, dan op een onvolmaakte wys, en naarnbsp;inaate dat de Stof, daar ze zoo naauw medenbsp;yereenigd zyn, zig gemakkelyker of bc'nbsp;swaarlyker ontbinden laat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pe
-ocr page 333-D e S m a a IC.' ai9.
De Eenvoudigfte Smaaken, en over wier^I- Lii-Sy Proef men in ’t algemeen meefl; eens is, 2.yn ^ ^ r'l..nbsp;die, waar in de Zouten het minft verbafterdnbsp;zyn, door vermenging met andere ftoffen. vei-Yder weet v/at Zo««, Z»^r, Zoet^
Scherp is, amp;c. Die vcrfchillende gewaarwor- eenvoudè' dingen zyn zoo kenbaar, dat men ze aanftondsS*^ *nbsp;onderfcheiden kan. Zy zyn als de grondlla-gen van alle de andere, die hoe langer hoenbsp;bezwaarlyker te bepaalen en te befchryveiinbsp;zyn, naar maate, dat ze zig verder van dienbsp;eerite en oirfpronkelyke Eenvoudigheid ver*nbsp;wyderen. Het Bitter van de Koffy, by voor*nbsp;beeld , door de Zoetheid van de Suiker ver-zagt, brengt een gemengde gewaarwordingnbsp;Voort; het Sap der Vrugten, met geeft vannbsp;Wyn gemengd, nepmt een nieuwen fmaaknbsp;aan: de Vleefchfoppen worden bynatenee-nemaal veranderd, en vermommen zig ondernbsp;duizenderley verfcheiden gedaanten ; gelyknbsp;men weet aan dat eindeloos getal van Berei*nbsp;dingen en Mengzels, die de Welluft en Lek-kerny tot regels gebragt heeft, en ze als eennbsp;konft van grpot gewigt, daar m?n zig
}ie-
-ocr page 334-2ao
De Smaak?
II. LES.
2. afdeel.
’t zy ge
mengde
Gewsar-
Wordia-
gen.
hedendaags met yv^er op toelegt j jbehandclt.
Hetgaat met betVoorwerp van den Smaak, als met dat van ’t Gevoel. Dewyl de gemengde Smaakenvan vetfcheideii beginz-el*nbsp;afhangen, die op oneindig verfchillende wy-zen met clkanderen vereetiigd en zamenge-koppeld kunnen worden , zoo is het oniiioge-lyk hen allen,yder met zyn eigen en byzonde-ren Daam, te benoemen. Men geeft ’er eeui-germaate een bcfchryving van, door dezelvenbsp;by eenen of den anderen Smaak, die een-Toudiger en beter bekend is, te vergelyken;nbsp;die f/’rngl, zegt men , is wat fcherp en bitter',nbsp;die Fifcb beeft een Snoekfrnaak ; amp;c.
Desze'fs
Zit
plaats.
Wat nu het Zintuig van den Smaak be- ' tteft;ane Ontleedkundigen komen’er in overeen, dathet voornaamentlyk zyn Zitplaatsnbsp;beeft op de Tong: zeer veeloi van hun ge-looveu, dat het zig uitbreidt over het gau-fehe binnenlle gedeelte van den Mond, ennbsp;rerfcheiden llrekken ’t uit tot den Slokdarm, en zelfs tot aan de Maag: Men kannbsp;het oDgetwyiïelo niet wel tot deTong alleennbsp;bepaalen; yder kan by eigen ondervinding
221
De SmaaïL
2ig oTeriuigea, dar de finaakverwekkende D. LES. deeltjes zig aan ’t Verlieinelte, en totagter
D £ £ L* .
Sn dea Mond, hoewel op een liaauwer ea min gevoelige wys, doen gewaar werdaa;nbsp;maar ’t geen ket gefchil beflift, is, dat men outm.nbsp;menfehen gezien heeft, die geen Tongnbsp;den, en egter in ftaat waren, om denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stiencl
te proeven’*'. nbsp;nbsp;nbsp;1718.
Pu 6%
Her Ayn hier wederom die Uiteinden' vari'^ de Zenuwagtige Vezeltjes, die Tcpeltjes,^quot;g^^'^^'nbsp;daar wy te vooren van gefproken hebben ^de Zenuinbsp;die het omrtiddelyk Zintuig van den Smaak^nbsp;nitmaaken : maar, in plaats dat zy, tot dénbsp;gewaarwording van ’t gevoel, klein zyn, eanbsp;onder een Opperhuid, die vry glad en effeanbsp;is, en tamelyk digu van weefzel, bedekt ;zyanbsp;ze in alle gedeelten van den mond, daarnbsp;men ze ondekt, en inzonderheid op denbsp;Tong, merkelyk grover, minder in een gedrongen , eu als in een koker of zeer yl en 4.nbsp;ondigtbekIeedzelbeflooten(f),enverderge-^”'®' ^nbsp;durigdoordrougen met eenV ogt,dat henweeknbsp;en zagt houdr, en teffens de Smaakdeeltjeg-
der
(f)12, i? de AFbeeklins vnii cen ïfcK-fuiin-Xoiig, ui; de Kabinetten van Ruvscu.
-ocr page 336-221
D £ S M A A K.'
il LES.Spyzen in ftaat üelt, oin h-:n op zulk 2.. AF- eenwyzeaatueraaken,ais’ervcreifcht ¦ ordt,nbsp;DEEL.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gewaar worden. Want dat
vogt verdeelt en fcheidt dieSmaakdeeltjes, en ontzvvagtelt of ontbindt ze zoo ver, dat zenbsp;den noodigen trap van fynheid verkrygen,nbsp;om door die ondigte en yle Huid heen te drin-gen,nietwelkediekieiueZenuwagtigekwalt-jes, waar op de iudruk gefchieden moet, bedekt zyn.
Bederving en yerval,
Het Zintuig van de Smaak bederft aliensquot; kens en verfly t, even gelyk die van de ande -re Zinnen, door een onmaatig gebruik vannbsp;deszelfs verfcheideu Voorwerpen. Al die fter-ke en kragtige Smaaken, gelyk volgeeftigenbsp;dranken, en die kondig uitgedagce Sauffen ,nbsp;thans zoo zeer in gebruik, verminderen mér-kelyk de gevoeligheid van de deelen, dienbsp;dcrzelver indtuk dikwils beproeven moeten.nbsp;De ondervinding doet ons zien, daegemee-he Lieden,geWoon IterkBrandewyn te drinken, den Wyu fmaakeloos vinden, en ’er nietnbsp;haar vraageu. In tegendeel weet men, datnbsp;Waterdrinkers doorgaans gevoeliger en fyh-
der van fmaak zyn, dan anderen.
Die vloei-lï. LES« ftof, daar byna geen fmaak aan te proeven ^nbsp;is,laat hét Zintuig al zyn gevoeligheid, welkenbsp;het betit, behouden, dewyl ’c niet in fiaatnbsp;óm deszelfs maakzel te verbaftércn. Ziektenbsp;én hooge Ouderdom kunnen ook mérkelykenbsp;wanorder in die deelen veroirzaaken. Wan»nbsp;heermen eerft van een Krankheid begindherinbsp;fteld te worden, gebeurt het zeer dikwils,nbsp;dacmenindengewoonen fpysén drank geennbsp;ünaak vindt, oin dat ’er nog hetêen of’t ander ongezonden kwaadvogt is overgebleeven,
^t welk de openingen, daar de Smaakdeeltjes doormoeften,verldopt houdc;ofomdatdévoor-gaande Toevallen deeze of gene veranderingnbsp;te weeggebragt hebben in ’c Zintuig zelve,
^cwelk nog in zyn voorigen en natuurlykea ftaat niet wéder herfteld is. Maar ongevoelig gaa ik hier de Paaien, die ik my voor-fchreef, te buiten. Ik Iaat het aan Ontleed-éu Geneeskundigen, als een werk, dat hen eigen is en toékoint, over, ora’er by te voegen , dat hier ontbreeken mag miffchien hebnbsp;ik ’er reed* te veel van gezegd.
*24
*24
IT. LES.
2. AF-
D EB I.* De
Reut is
naaiiw verbonden metnbsp;den
Smaak ,
D E K. E U Ka De Rcuk,
Den Reuk, dien wyonder de Zinnen,ati men van de iulke, die op het uiterlyk aaii*nbsp;iien deploinrteen grofite fohynen, begint^nbsp;den Derden Kang geeven, zou men in dennbsp;Tweeden plaatzen kunnen, wanneer men agtnbsp;gaf op de order, welke de Natuur in derzel-ver oeffening veeltyds gewoon is telioudeu;nbsp;want dikwlls bedient men zig van den Keuk ,nbsp;eermen van den Smaak gebruik maakt, lietnbsp;geen men ons om te eeten of te drinken aanbiedt, wordt meelt al niet genuttigd, dan nanbsp;dat het eeift door deezenZin onderzogt ennbsp;goedgekeurd is; en de Dieren, die zoo fcherpnbsp;van Gevoel niet zyn a!s wy, noch gewoonnbsp;om *cr zoo veel gebruik van te maaken, bedienen zig vaii de Neus, om over de hoedanigheid van hun Voedrel te oordeelen, innbsp;zonderheid zóo’tvaneen vreemde en voorben nieuwe zoort is, eu zy *er op ’t uiter-lyke geen zweemzcl naar iets, dat hen reedsnbsp;bekend is,aan gewaarworden. Zoo grootnbsp;een overeenkomt eu naauwe verbintenis is
’«ï
-ocr page 339-t)E Pv.EülC.
’eiquot; tuïTchen Smaak en Reuk, zoo wel ten^^- LES, opzigt van de Voorwerpen, als van d^Zin-oEE^.nbsp;tuigen zelve, dat zominige Ontleedkundi-gen den laallen als een gedeelte, of als eennbsp;vervulling en aanhangzel vandeneerlten,hebben aangemerkt; en men ziet ook met ’ernbsp;daad, dat alles, wat aan den eeneu behaagt,nbsp;ook naatuurlyker wyze niet mishaagt aan dennbsp;anderen. Veeltyds voelt men zig als van zelfnbsp;geneigd,iom_'Stoften, die een aangenaamennbsp;reuk uitwaaffemen, aan den mond te brengen , ten zy men weete, dat ze eenige nadee-lige eigenfchappen bezitten, en indien by geval eenig gebruikelyk voedzel aan den reuknbsp;mishaagt, moell; ons eerii de gewoonte, ofnbsp;de een of d’andere gewigtige drangreden, dennbsp;af keer, dien ’t nooit nalaat in ons te verwekken , doen overwinnen j of anders zouden wynbsp;het op ’c enkel getuigenis van de Neus aan-ftonds verwerpen.
Dewyl het inwendig gedeelte van de NeusEn ’éf met den Mond gemeenfehap heeft, gebeurt^™^^*nbsp;het dikwils, dat de gewaarwordingen van denverward.nbsp;Smaak zig vermengen gt; en, om zoo tefpree-
I. Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken,
-ocr page 340-226
ir. LES, ». afdeel.
Wordt inzonderheidnbsp;veroorzaaktnbsp;door denbsp;ïluggenbsp;Zouten.
ken, vervvaFren met die van den Reuk Dit uitwerksel wordt men inzonderheid gewaar;nbsp;wanneer deSmaakdeekjes zeer geekigen vlugnbsp;zyn, en daar uit komt wederom een w'on*nbsp;derbaare verfcheidenheid van verfchilleudenbsp;gewaarwordingen voort, naar maate dat dsnbsp;Reuk, ’er min of meer deel aan heeft. Dewyinbsp;desselfs zintuig gevoeliger is, dan dat vannbsp;den Smaak, verliek: deze, als de Neus, tsnbsp;groot een deel krygende, eeu weinig te kerknbsp;v/ordt aangedaan, voor eenige oogenblikkennbsp;al zyn rcgt, en de geheele gewaarwording knbsp;voor den Reuk. Wie weet niet wat’erge-Jnbsp;beurt, als men een meer dan behoorlyksnbsp;maate van Mokaard te gelyk in den mondnbsp;neemt, of een taraelyke hoeveelheid oud eiinbsp;kerk Bier in eenen teug uitdrinkt ?
De vlugge Zouten fchynen eigeutlyk ds voornaamke Voorwerpen van den Reuk tcnbsp;zyn, eti de verfcheidenheid van deszelfsgewaarwordingen uit de, vermenging en de hoeveelheid voort te fpruiten van de anderebe-ginzels , die’ermeè vereenigdzyn; wantdcnbsp;vake Zouten zyn niet in kaat om by het
DeReük
^itituig te koir.ea en ’t zelve aan te doen, en II, LES» alles wat geen Zout is in gemengde Lichaa-lEen, fchücu het vlug zy, fchynt fmaakeloosnbsp;^00 wel op den Reuk als op den Smaak. Innbsp;tegendeel heeft men opgemerkt, dat alles,
^'at de uitwaaffeming van Stoffen , die van ^lug- Zout overvJ-aedig voorzien zyn, bevordert, alles wmt derzelver beginzels ont-iwagtelt en los maakt, dezelve ook Iterkernbsp;teukdoet van ziggceven» Alsmen Vleefchnbsp;braadt, verdeeld de werking van’t Vuurdenbsp;deeltjes, maaktze fynder, en daar door bekwaam om uit te waaffemen, en de Reuknbsp;Verfpreidtzig eerlang van alle kanten. Wanneer men Armoniakzout, tot poeder gemaakt , met ongeblufchte Kalk, of rnet^/^^'W^/
vermengt, maaken zig de vluggeïitrrr* I’ls'toucen los, ipreidenzig uit, en doen zignbsp;vvelhaaftop een zeer gevoeliger wyz,e gewaarnbsp;Vvorden.
Om de zelfde reden zet ook de Gisüing,
Qf Verrotting de Lighaamen, die in hun na-tuurlyken ftaat weinig of geen reuk hebben, byna altyd een flerken Reuk by, en doetnbsp;P znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meeft-
-ocr page 342-228 nbsp;nbsp;nbsp;De RéüR:,’
IL LES nbsp;nbsp;nbsp;den R.euk zelve van hoedanigheisl
DEEL.
Mclecules
2. AF- veraiidereii: want die iinveadige beweegin^ geeft de deeltjes gelegenheid om zig te ver-plaatzen en van elkander te fcheiden. Indiennbsp;deeze verplaatzing en aflcheiding zoo vetnbsp;niet gaat, dat ’er de Siofklompjes door ont-boadén vi'orden, en de hatüur van ’t gemengde Lighaam^ dat begint te gilden, merkelyitnbsp;wordt veranderd, geeft het alleen een fterkernbsp;reuk van zig dan te vooren, om dat ’er eennbsp;groöter getal van deelen uit wegwaalTemt;nbsp;maar indien de oirfproukelyke deeltjes zelve,nbsp;Waar uit de byz.ondere Stof klompjes, de natuur van dat Lighaam eigen, zamengcltelJnbsp;zyn, van elkandeten bëgiunen te fcheiden ennbsp;zig los te maaken, zal de Reuk niet alleennbsp;flerker en doordringender worden, om datnbsp;het zintuigdóor veelkleinderen fynder deeltjes wordt aangedaan ; maar de gewaartvor-ding zelve zal ook van een geheel anderenbsp;zoort zyn, om dat ze veroirzaakt wordtnbsp;door lighaampjës van een ander en verfohil-fend raaakzel, waarin de Zoutdeeltjes, dienbsp;inzonderheid de werking doen-moeten, min
sap
De Reck.
of meer overvloedig, min of meer ontzwag-II. LES. teld, en los gemaakt lyn. Een Viugt, die^'nbsp;verrot, ’t Vleefch , dat bederft, vvaaffetptnbsp;hoe langer hoe onaangenaamer reuk uit, nietnbsp;alleen om datdezelve hoe langer hoelterker ennbsp;doordringender wordt, maar ook Ifinkender,nbsp;naar maate dat het Bederf voortgang maakt.
' De verfcheiden gewaarwordingen van den Reuk zyn nog minder door eigen merken en verfchei-byzondere naamen onderfcheiden , dannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanquot;'*
worditi'
gen.
van den Smaak. Naauwlyks komt menGewaar-
De
overeen in eenige van de algemeenfle, en ter bepaalingin dit ftuk aanmeikelyklte aandoslt;-°nbsp;ningen ; men vergenoegt zigraet de mindernbsp;bekende te vergelyken by anderen, die meernbsp;bekend zyn, by den reuk van Zwavel, vannbsp;brandend Linnen, van Pis, Vioolen, Citroenen, Ambeigrys, amp;c zonder egter daarnbsp;door te willen betekenen, dat deeze en andere dergelyke verfcliillende uitwaaflemingennbsp;een voudige en ongemengde Reaken zyn.
De Lighaampjes, die ia flaat zyn om Zintuig van den Reuk te prikkelen, en daarv^n zeernbsp;door in ons gewaarwording tenbsp;öosteii voor een ongeloofielyke Verdeelingjjgj.
P 3 nbsp;nbsp;nbsp;vat'
-ocr page 344-11. LES
2. AFDEEL.
’’'Zie cie g Proef-ioeeming,
bl.33,2nz
Op de Zenuwnbsp;vezelinbsp;van denbsp;Neus.
Membra
ne.
Pitaitaire PL. 4.
13.
De Reuk.
.vatbaar lyn. Men kan ’er over oordeelert door een Proefneemingen en verfcheide aanmerkingen en waarneemingeii, welke wyinnbsp;de eerfte Les hebben bygebragt o'm de Deelbaarheid van de Lighaamen in ’t algemeen ennbsp;de fynheid van derielver deeltjes aan té too-nen*. Die kleine uitwaalleinde Deeltjesnbsp;ïweeven ia de Lagt, en ’t 'is die Vloei (tof,nbsp;welken dezelve in ’t binnend van de Neus,nbsp;daar de zitplaats is van’t zintuig, invoert,nbsp;wanneer wy ze, door onze ademhaaling,nbsp;dien weg doen neeinen.
Het binnenft van dj Neus is bekleed met een Valies, ’t welk de Oatleedkundigen hetnbsp;Slymvlies noemeu.Het is’t eenemaal doorv.fee-ven met de uiteidte Vezeltjes van de Reukzenuw,wordende in’t algemeen erkend voot hetnbsp;werktuig van den R.euk (*). D;eZtnuw-Ve-zeltjes loopen aande oppervlaktevanhetVliesnbsp;in de gedaante van kleine Tepeltjes uit, waarnbsp;op de reukdeelen hun indruk maaken. Zie
daar,
(*) Figig.verbee'dhetinwendigevandeNens, volgens Ruysch. A is het Slymvlies, [met de zigfnbsp;baareOpeningenvan de,;'e'fsKliertjes Aande andere zyde vertoonen zig deontelbaare Bloedvaatjes,nbsp;door dit Slymvlies verfpreid. H. Ep. Amtom.YÏiU
-ocr page 345-231
De Reuk;
daar, in ’t ruuwe, het zintuig van denH. LES. Reuk: een naauwkeuriger befchryving zou^* af- jnbsp;hier niet gevoeglyk plaats kunnen hebben, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
die ’er breedvoeriger onderrigting van verlangt , kan naar genoegen te regt raaken by den Heer L e C a T,in zynWerk over de Zinnen^ ’t welk wy hiervoor* aanhaalden , ennbsp;by den Heer WinSLOW in zyn Ontleedkundige zü-f^erklaaringvan 't Mcnfchelyk Lighaam. Wynbsp;zullen ’er alleen by voegen,dat dc fterke Reuken, en derzelven menigvuldig gebruik die -kleine Zenuwagtige Kwalljes of Tepeltjes,nbsp;daar ze op werken, om zoo te fpreeken hardnbsp;¦en vereeld maaken, ea vandaifcherpen fynnbsp;gevoel berooven, ’t welk doorgaans anderenbsp;menfchen bezitten, die geen Snuftabak ofnbsp;iterkriekende dingen gewoon zyn te gebruiken. Zomtyds verliefd men ook voor eennbsp;geruimen tyd het gebruik van dien Zin, wanneer een al te overvloedige of dikke Stoffe,nbsp;in plaats van het Vlies alleen maar zoonbsp;veel tebevogtigenals noodig is om hetzagtnbsp;en gevoelig te houden, hetzelve ia tegendeel geheel vervult en verdopt maakt. Wantnbsp;P 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in
-ocr page 346-231
Aandoenikg
II. LES. in zulk een geval is het Zintuig niet alleen in Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uatuurlyken Ibat niet, noch gefchikt om
zyn werkingen behoorlyk te verrigten, maar de Lugt, die te bezwaarlyk doorgelaatennbsp;wordt, brengt ’er ook deïelfdehoeveelheidnbsp;van Reukdeeltjes niet in; gelyk men ondervindt , en zonder veel moeite bemerken kan ,nbsp;wanneer men dieOngelteldheid des Lighaarasnbsp;heeft, welke men Verkoudheid in’t Hoofdnbsp;noemt.
De fyn-heid der Zin tuinbsp;gen ver-fdrilt innbsp;verfchil-lendenbsp;iTien-feben.
Wyzullen hier niets zeggenvan het Gehoor tVL\Gczigt, dewyl wy naderhand gelegenheid hebben zullen om het zaraenftelzel en denbsp;werkingen van die tvreeZinnenteverklaa-ren, als wy van het Geluid en het Ligt fpree-ken; thans blyft ’er nog maar o ver,dat wy dee-ze Uitweiding befluiten met eenige aanmerkingen, die menover deZinnen in’t algemeen,nbsp;met betrekking tot de menfehen, maaken kan.
I. Schoon ’t wel het algemeen oogmerk der Natuur geweell; zy, dat yder menfeh datnbsp;gebruik van zyne Zinnen maaken zou, waarnbsp;toe ze hen gegeeven zyn, is begterontwyf-felbaar, dat zy allen niet van. de zelfde Ge-
233
DER Z INKEU.
voeligheid, van de zelfde Fynheid zyn in II LES,' alle inenfchen. Men heeft ’er gezien*, wiernbsp;Reuk 200 fcherp was, als die van de Jagt-honden ; anderen kunnen de Voorwerpen on-derfcheiden in een plaats, die donker genoeg Avr. 1667nbsp;is o:n ze buiten ’t bereikte Hellen van ge-
Treveux.
reeene Gezigten; zommige Lekkerbekken fevr. worden in de Spys en Drank een verfchil 1725. jnbsp;van Smaak gewaar, dat andere veelal nietnbsp;proeven kunnen. Zoo groot een trap vannbsp;volmaaktheid in de Zinnen, bei'.oudensegternbsp;dat het niet zy ten koHe van een ander ennbsp;gewigtiger voordeel, moet men als een weldaad der Natuur aanmerken; maar dat denbsp;Gevoeligheid van onze Zintuigen haare paaien heeft, dat onze Gewaarwordingen vannbsp;zoo groot een uitgelhektheid niet zyn,nbsp;als ze mogelyk wel zouden kunnen wezen,nbsp;is geen gebrek, en wy zouden kwaalyk doen,nbsp;datwy ’er ons over beklaagden. Eenmer-kelyk grooter Gevoeligheid vanZinnen, dan-we nu doorgaans bezitten, zou ons in tegendeel aan vry wat on gemakken blootHel-len; ten zy ’er teffens de e;n of anderenbsp;P Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Her.
-ocr page 348-»34
Aandoening
11. LES.
2- AK-EEEI.
Hervorming gefcliiedde in de Voorwerpen, die dezelven gewooalyk aandoen, en wynbsp;ook vau gevoelens en wyze van denken vet-anderden.ïelletk een Li:ht kwetO: ciue oo-geOjZoo als ze nu zyn: waren ze gevoeliger ca fynder van aandoening, een gemeenenbsp;Helderheid zou alcyd een ovennaatig fterkenbsp;glans voor ons zyn, en wy zouden nooitnbsp;zien kunnen zonder Pyn. Zoude het onsnbsp;aangenaam zyn, dat wy alcyd de V'oorwer-.nbsp;pen zoo zagen, gelyk wy ze zien door eennbsp;Vergrootglas? Het fchoonlte en gladfte velnbsp;zou ons niets anders dan een grof en ruwnbsp;weef/el toefchynen, vol van vooren en rimpels; de fraaide Diamant zou uit ongelyknbsp;gefleepen kanten be'taan, zonder veel netheid euevearediglieid. Men kan de zelfdenbsp;aanmerkingen ligteiyk ook op de andere Zinnen tacpaffeó,
Derzd-ver Aandoening verwekt
aityd
geen
Gewaar
wording.
2. In ’t gebruik der Zinnen gebeurt het dikwils, fchoon het Zintuig kragtdaadig genoeg door de Voorwerpen w'ordt aangedaan^nbsp;dat egter de Gewaarwording geen gevolgnbsp;heeft, en de Ziel ’cr niet door aangedaan
wordt.
-ocr page 349-DER 2iNNEH.
wordt Hoe dik wils gebeurt het niet, dat II. LES.' men op eea genoegzaam verlicht Voorwerpt*nbsp;met open oogen üaat te kyken, zonder het *nbsp;te zien •gt; Of dat men luid genoeg tegen iemand, die niet doof is, fpreekt, tonder datnbsp;hy nogtans hoort, wat men hem zegt ? Allenbsp;de Lighaamen, die wy aanraaken , of dienbsp;ons, by geval, raaken, worden wy ze egternbsp;wel juift altyd daarom gewaar? Dit komtnbsp;daar van daan , dat het enkel aanraaken nietnbsp;genoeg is om ze gewaar te worden, maarnbsp;dat men Voelen moet, dat men Befchouweanbsp;moet om te zien , en Luifteren, zomen hoo-ren zal. Maar Voelen, Befchouwen ennbsp;Luifteren is iets meer dan de voorwerpennbsp;flegts telaaten werken op de Zintuigen, hetnbsp;is ’er tefFensop te denken, en de werking dernbsp;Ziel te paaren met de werking van ’c Zintuig, dat aangedaan wordt. Een menfeh,nbsp;die in diepe opgetoogenheid en aftrekkingnbsp;van Zinnen is, gedraagt zigdikwils, als ofnbsp;hydoof, blind of ongevoelig ware. Wiénbsp;keiu de uitwerkzels niet van verltrooidege-dagten ?
236
IT. LE3.
2. AE-DEEE.
Da Gewaarword in -gen ver-f hillen in ver-fahillen-de en innbsp;de zelfde Men-fchen.
AAND OEN 1 NO
3. De Gewaarwordingen, gelykwyfeeds gezegd hebben , doen de Denkbeelden gebo-»nbsp;ren worden, en die Denkbeelden zya of’aangenaam voor de Ziel, die ze vormt, of onaangenaam: maar’c geen hier het merkwaar-digft is, is dat het zelfde Voorwerp, ’twelknbsp;aan den eenen behaagt, mishaagt aan den anderen. Zommige Menfchen hebben fmaaknbsp;in ’t Bittere, maar het grootfte getal heeft ’etnbsp;een af keer van; deeze of geene Reuk fchyntnbsp;zommigen aangenaam en lieiTelyk, terwyl hynbsp;anderen onverdraagIykvoorkomt;endit heeftnbsp;aanleiding gegeeven tot dien algeineeuen ennbsp;bekenden zetregel, dat me» umartdzyn fmaaknbsp;«iet bstwijlen moet. Maar hier Baat nog meernbsp;aan te merken. Het geen ray eenige jaarennbsp;geleeden walgelyb voorkwam , fmaakt mynbsp;-thans zeer wel. Voor iemand die de eerrnbsp;ftemaal niet dan met tegenzin Bier of eenigenbsp;anderen Drank proefde, of Snuiftabak gebruikte, is dezelve in vervolg van tyd eennbsp;1 dckernygewordeh: de Reukvan Muskus, dienbsp;eertyds zoo algemeen in gebruik was, doetnbsp;au ieder Hoüfdpyii krygi. n. Zyn de zintuigen
^57
DER !Z INNEN;
niet van genoegzaam een zelfde maakzel en IL LES. gefteltenis in alleMenfchen , en veranderen a F- ¦nbsp;zy van tyd tot tyd v.an aart in den zelfden ^nbsp;Menfch?
Dewyl het een bekende zaak is, dat dfe QqJj jjj Zintuigen fynder en gevoeliger, enbygevolg ennbsp;voor indrukzelen vatbaarder en aandoenlyket ^nbsp;zyn in zommige Menfchen, dan in anderen,nbsp;èn een al te fterke en overmaatige indruk innbsp;ftaat is om dezelve te kwetzen ,zou het gebeuren kunnen, dat het geen voordeneeiieilnbsp;nietsanders was, dan een gemeene Gewaarwording, voor deri anderen een geweldigenbsp;prkkefing wierdt, laltig en ondraaglyk zyn-de voor de Ziel, die voor de behoudenis van ’cnbsp;Lighaam waakt, en alles af keurt', wat denbsp;Dierlyke Huishouding zou kunnen ftremmennbsp;öf in wanorder brengen.
Maar onget wyffeld moet men toeftaan, dat de Inbeelding ruim zoo veel deel, als cenigenbsp;andere oorzaak, heeft aan al die verfcheiden- Jnbeel-heid en veranderingen. De voorwerpen be-haagen ons of verwekken af keer, naar dat de werkCi^nbsp;Denkbeelden zyn, die vry’eraan hegten;en
dis
-ocr page 352-ijS Aandoening der 2innen*
II. LES die Denkbeelden hangen veelal af vali ciize
2. Al'- Gewoonten , van de Mode, en de Vooroor-‘
D E E L nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
deelen. Men heeft, by^geval, mogelyb Men-fchen ,die men van een goed oordeel gelooft te z,yn , hooreii zeggen , dat deeZe of dienbsp;Stof, als/.e gebrand wordt, een goeden reuknbsp;geeft; dat alleen is genoeg, om dien Reuk,nbsp;als men le riekt ^ aangenaam en lieifelyk tenbsp;vinden. Het Oog doet ons, in den eerftennbsp;opldagjde Oöiters onder vry walglykegelyke-niffen voorkomen; maar die eerlte Denkbeelden verfiaauwen eerlang, en maaken plaatsnbsp;voor anderen die bevalligèr zyn en aangenaa-raer, dan de genen, welke men’erzigvaanbsp;vormde, eer men^e geproefd had. Gelyk denbsp;Gewaarwordingen, derhalven, ten deelenbsp;afhangen van de gedeltenis van ome Zintuigen, zo hangt ook het oordeel, dat wy vervolgens over dezelven vellen, zeer veel afnbsp;van de gelleldheid onzer Ziel.
239
ALzo (ie Zenuwtepelties, lt;iie het uitwen-diie Werktuig zyit van ’t Gevoel, op de voorgaande Plaat niet zeer naauwkeurignbsp;waren argebeeld, zo hebben wy dicnflig geoordeeld , de volgende, uit de Werken vannbsp;RuiscH', ’er by te voegen, op Plaat 5.nbsp;A Iwaar.
1, een der Teen en verbeeldt van eens Menfchen Voet, daar dezelven , na ’t wegnee-men van de Opperhuid, dus in ontelbaare ice-;nbsp;nigte zig vertoon en.
Tig, 2, is een zeer duidelyke afbeelding der-zelven, door een Mikroskoop . en in Tig. 3. ziet men ’t zelfde Voorwerp kleinder , doch niettemin tweeiuaal zo groot als na-tuurlyk.
Tig. 4, vertoont dezelven, in een gedeelte des Tepels van de Uijer eenes Walvifch, B,nbsp;mgt het zogenaamde netsvvyze Lighaam A, ’tnbsp;welk onder de Opperhuid, deeze Tepeltjes bedekt of omkleedt. Dit is een Slymagtig Vlies,nbsp;dat natuurlyk geen gaatjes heeft, gelyk men zignbsp;verbeeldde, maar alleen ingedrukte putjes ofnbsp;holiigheififl.
Jig. 5. is een dcrgeiyk Stukje, iri ’t welké déeie Tepeltjes, doormiddel van weeking innbsp;W ater, zyn ontdaan, om aan te toonen, datnbsp;ïj uit Zenuwdraidjes furaengefteld zyn, gelyknbsp;Kwartjes of Pcnfeeltjes.
Jig. 6, toont derzelver gedaante binnen ia den Mond, aan het baldeadze! van de Wang snbsp;met een Mikroskoop vergroot.
. Tig. 7-, 8, zyn de Zenuwtepeltjes van de Tong 'vergroot, waar uit derzelver verfdiil-lende gedaante Wykt; doch zo fpits, als in
3 gt; vindt men ze zelden.
Tig. 9 , wyft verder aan, de Tepeltjes tot de Smaak behoorende, in de opening desnbsp;Monds, aan de Lippen: en, hoe zy binnen innbsp;’t Lighaam gefteld 'zyn, blykt uit
Fig. 10, een Stukje zynde van ’t binnenftc ¦Vlies der Maag, A, met het 'daar aan gehegtnbsp;bekleedzel der Zenuwtepeltjes, B, in zyncnbsp;waare 'gedaanté*
-ocr page 363- -ocr page 364- -ocr page 365- -ocr page 366- -ocr page 367- -ocr page 368- -ocr page 369- -ocr page 370-